DE ROL VAN RELIGIE ALS ONDERDEEL VAN CROSS-CULTURAL … · 2017. 8. 3. · SB Sammelbuch...

116
DE ROL VAN RELIGIE ALS ONDERDEEL VAN CROSS-CULTURAL TRADE TIJDENS DE ROMEINSE KEIZERTIJD Margot Arnaert Studentennummer: 01300022 Promotor: Prof. Dr. Peter Van Nuffelen Leescommissarissen: Mevr. M. Conterno en Mevr. A. Brüsewitz Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis Academiejaar: 2016 2017

Transcript of DE ROL VAN RELIGIE ALS ONDERDEEL VAN CROSS-CULTURAL … · 2017. 8. 3. · SB Sammelbuch...

  • DE ROL VAN RELIGIE ALS

    ONDERDEEL VAN CROSS-CULTURAL

    TRADE TIJDENS DE ROMEINSE

    KEIZERTIJD

    Margot Arnaert Studentennummer: 01300022

    Promotor: Prof. Dr. Peter Van Nuffelen

    Leescommissarissen: Mevr. M. Conterno en Mevr. A. Brüsewitz

    Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis

    Academiejaar: 2016 – 2017

  • 2

    De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie

    beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van

    het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te

    vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

    Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het

    auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft

    benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van

    de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren.

    De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele

    doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.

  • 3

    DANKWOORD

    Een masterproef wordt niet op één moment geschreven, maar eigenlijk ook niet door één persoon.

    Daarom wil ik hier graag even de ruimte en de tijd nemen om enkele personen te bedanken zonder

    wie deze scriptie nooit tot een goed einde was gekomen.

    Uiteraard gaat mijn dank uit naar mijn promotor, professor Van Nuffelen. Dankzij professor Van

    Nuffelen bleef ik het bos door de bomen zien en vond ik steeds de weg weer terug naar de essentie

    van deze scriptie. Zonder zijn kennis, ideeën en inzichten was deze paper niet geworden wat ze

    nu is en zonder zijn kennis van het Grieks en het Latijn waren bovendien enkele bronnen voor mij

    onbereikbaar gebleven. Speciale dank gaat evneens uit naar doctor Broekaert die mij hielp in het

    prille begin met de opzet van de paper, de uitbouw van het thema en de vele aangereikte titels aan

    nuttige literatuur. Daarnaast wil ook de andere professoren, doctors en assistenten Klassieke

    Oudheid van wie ik les heb gekregen bedanken omdat zij hun liefde en kennis over de oudheid

    met mij wilden delen in de voorbije vier jaar.

    Maar ook vrienden en familie mogen hier niet vergeten worden. Mama bedank ik omdat ze mij de

    kans gaf om geschiedenis te studeren en omdat ze steeds paraat stond met raad en daad tijdens

    mijn studies en bij het schrijven van deze scriptie. Rony wil ik graag bedanken omdat hij mij de

    liefde voor het vak geschiedenis verder bijbracht. Mijn zus, Fran, stond dan weer altijd klaar met

    een bemoedigend woordje en zorgde voor leuke pauzes tussen het schrijven door. Maar ook

    enkele vrienden verdienen hier een plaatsje voor alle steun, gesprekken en leuke momenten,

    bedankt Jolien, Audric, Elyn en Astrid. Tenslotte wil ik uiteraard ook mijn partner Alexander

    bedanken voor zijn enorme geduld en steun wanneer ik het even niet meer zag zitten, maar ook

    voor de ontspannende momenten die mij de energie gaven om elke dag opnieuw aan deze scriptie

    te werken.

  • 4

    INHOUDSTAFEL

    DANKWOORD 3

    LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN 6

    DEEL 1: INLEIDING 7

    Hoofdstuk 1: Het onderwerp: religieuze cross-cultural trade......................................................... 8

    1.1 Voorstelling van het onderwerp............................................................................................ 8

    1.2 Status quaestionis van het onderzoek ................................................................................. 9

    Hoofdstuk 2: Methodologie........................................................................................................... 11

    2.1 Bronnenmateriaal ............................................................................................................... 11

    2.2 Thematische benadering van de cross-cultural functies van religie.................................. 13

    2.3 Aandacht voor het comparatieve aspect............................................................................ 14

    Hoofdstuk 3: Cross-cultural trade ................................................................................................. 16

    Hoofdstuk 4: De Romeinse religie in de keizertijd ....................................................................... 19

    4.1 Wat houdt de Romeinse religie in? .................................................................................... 21

    4.2 Interpretatio Romana van andere culturen ........................................................................ 23

    4.3 Interpretatio door andere culturen van de Romeinse religie ............................................. 25

    DEEL 2: ANALYSE 27

    Hoofdstuk 1: Religie verbindt ....................................................................................................... 28

    1.1 Inleiding............................................................................................................................... 28

    1.2 Sociaal kapitaal en netwerken............................................................................................ 29

    1.3 Vreemde handelaars in de maatschappij........................................................................... 32

    1.4 Casus: religieuze invloeden uit de Provincia Syria ............................................................ 34

    1.4.1 Tyrus ............................................................................................................................. 34

    1.4.2 Berytus .......................................................................................................................... 36

    1.4.3 Palmyra ......................................................................................................................... 37

    1.4.4 Conclusie ...................................................................................................................... 43

    1.5 Handelsinteractie tussen vreemdelingen en plaatselijke bewoners .................................. 45

    1.5.1 Het Sulpicii-archief ........................................................................................................ 45

  • 5

    1.5.2 Het aandeel van peregrini in het archief ...................................................................... 46

    1.5.3 Banden tussen peregrini en de Sulpicii ........................................................................ 47

    1.5.4 Conclusie ...................................................................................................................... 53

    Hoofdstuk 2: Religie verdeelt ....................................................................................................... 55

    2.1 Inleiding............................................................................................................................... 55

    2.2 The dark side of social capital ............................................................................................ 55

    2.3 Restrictie op handel met andere culturen: Romeinse handelaars in India........................ 58

    2.3.1 De aanwezigheid van Romeinen in India ..................................................................... 59

    2.3.2 Literaire bronnen........................................................................................................... 63

    2.3.3 Kritiek op de Romeinse handel in India........................................................................ 67

    2.3.4 Wisselwerking van religieuze invloeden....................................................................... 70

    2.3.5 Indische handelaars in het Romeinse rijk .................................................................... 75

    2.4 Conclusie ............................................................................................................................ 80

    Hoofdstuk 3: Religie verbindt over religieuze grenzen heen ....................................................... 84

    3.1 Inleiding............................................................................................................................... 84

    3.2 Religieuze adaptatie bij andersgelovigen .......................................................................... 85

    3.2.1 De keizerscultus............................................................................................................ 85

    3.2.2 Interpretatio Romana .................................................................................................... 89

    3.3 Afwezigheid van een specifieke religie .............................................................................. 92

    3.4 Conclusie ............................................................................................................................ 94

    DEEL 3: BESLUIT 96

    BIBLIOGRAFIE 101

    1. Bronnen .................................................................................................................................. 102

    1.1 Literatuur ........................................................................................................................... 102

    1.2 Epigrafie ............................................................................................................................ 103

    1.3 Papyrologie ....................................................................................................................... 104

    1.4 Bronnenuitgaven............................................................................................................... 104

    2. Literatuur ................................................................................................................................. 106

  • 6

    LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN

    CIL Corpus Inscriptionum Latinarum

    IG Inscriptiones Graecae

    IGRR Inscriptiones Graecae ad Res Romanas Pertinentes

    IGUR MORETTI (L.). ‘Inscriptiones Graecae Urbis Romae.’ Rome, Istituto italiano

    per la storia antica, 1968-1990.

    ILS Inscriptiones Latinae Selectae

    OGIS Orientis Graeci Inscriptiones Selectae

    P. Vindob. Papyrus Vindobonensis

    SB Sammelbuch Griechischer Urkunden aus Ägypten

    SEG Supplementum Epigraphicum Graecum

    TPSulp. CAMODECA (G.). ‘Tabulae Pompeianae Sulpiciorum (TPSulp.): edizione

    critica dell’archivio puteolano dei Sulpicii.’ Rome, Quasar, 1999.

  • 7

    DEEL 1: INLEIDING

  • 8

    Hoofdstuk 1: Het onderwerp: religieuze cross-cultural trade

    1.1 Voorstelling van het onderwerp

    Was er sprake van een religieuze interactie tussen verschillende culturen tijdens de klassieke

    periode? Het is een vraag die met een simpele ja beantwoord kan worden, maar toch veel meer

    implicaties met zich meebrengt dan men op het eerste gezicht zou verwachten. Veel meer vragen

    stijgen naar de oppervlakte over hoe deze interacties ontstonden, maar ook hoe ze de culturen

    hebben beïnvloed aan beide kanten van het spectrum. De relatie tussen het economische aspect

    van handelaars en de cultuur en de religie is een relatief onbekend terrein in de vele studies die al

    verschenen zijn over het economische functioneren van de handel tijdens de antieke tijden.

    Nochtans is de economie een belangrijk domein met verregaande invloeden op culturele

    interacties.1

    In deze scriptie gaan we op zoek naar sporen van cross-cultural trade met een nadruk op het

    religieuze niveau voor de periode die bekend staat als het principaat. Daarbij zullen we focussen

    op de aanwezigheid, wisselwerking, relaties en uitwisselingen tussen handelaars van verschillende

    origine zowel binnen als buiten de grenzen van het Romeinse rijk. We besteden aandacht aan de

    vorm van aanwezigheid van vreemde handelaars binnen de Romeinse maatschappij, maar ook bij

    diezelfde aanwezigheid van Romeinse handelaars in een vreemde omgeving. Wanneer die

    handelaars (semi-)permanent aanwezig blijken te zijn dan kunnen we speuren naar sporen van

    religieuze invloeden die ze met zich meenamen of zich eigen maakten in de vreemde streken waar

    ze zich bevonden. Ten slotte staan we stil bij de invloeden die de religieuze verschillen tussen de

    handelaars gehad kunnen hebben op de handelsvoering en hoe men problemen die hieruit

    voortsproten probeerde op te lossen waarbij men onder andere poogde religieuze verschillen te

    overbruggen.

    In de volgende onderdelen belichten we het ruimere onderzoek naar deze thematiek en waar deze

    scriptie past binnen de reeds bestaande traditie. Daarna gaan we dieper in op de gehanteerde

    methodologie om tenslotte meer informatie te verschaffen over de cross-cultural trade en de

    Romeinse religie in het algemeen.

    1 CURTIN (P.D.). ‘Cross-cultural trade in world history.’ Cambridge, Cambridge University Press, 1984, p. 1.

  • 9

    1.2 Status quaestionis van het onderzoek

    De religie uit de klassieke oudheid van zowel de Romeinen als de Grieken en andere volkeren

    werd al uitvoerig bestudeerd en vanuit allerlei mogelijke perspectieven benaderd. Eén van de

    uitgangspunten van dit onderdeel van religieuze geschiedenis is de vraag naar wat zorgde voor

    veranderingen binnen de religie. Nadat er jarenlang vooral werd gefocust op de rites en rituelen en

    daarbij vaak teveel werd gewerkt vanuit een christelijk perspectief probeert men vandaag

    veranderingen vooral te verklaren aan de hand van sociale processen en interactie.2

    Daarbij vertrekt men weleens vanuit het concept competitie. Zo zien we dat North stelt dat de

    bepalende factor voor religieuze verandering schuilt in de verschuiving van trouw aan de burgerlijk

    openbare rites naar religieuze groepsidentiteiten in de vorm van cultussen en verschillende

    associaties. Tussen deze groepen van burgerlijke en private religieuze beleving ontstaat er

    competitie, men gaat met elkaar concurreren om het geloof van de mensen.3 Rüpke gaat hier

    tegenin en stelt dat een vorm van competitie tussen individuen de drijfveer was voor religieuze

    vernieuwing en dat deze competitie en religieuze beleving dus niet steeds een onderdeel hoeven

    te zijn van een groepsidentiteit.4 In dat opzicht worden het religieuze leven en de vele mogelijke

    keuzes weleens vergeleken met een marktplaats waar men maar te kiezen heeft uit de vele

    verschillende mogelijkheden.5 De idee van deze marktplaats is vooral populair bij sociologen

    waarbij men vertrekt vanuit de stelling dat de mens een homo oeconomicus zou zijn.6 De metafoor

    van de marktplaats brengt ons ook bij de zogenaamde religionomics,7 dit zijn studies naar

    religieuze veranderingen die vertrekken vanuit economische modellen.8 Hoewel we hier zien dat

    2 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ In: VAN NUFFELEN (P.)

    en ENGELS (D.), eds. Religion and Competition in Antiquity. Brussel, Latomus: Société des Etudes latines, 2014, p. 10.

    3 NORTH (J.). ‘The Development of Religious Pluralism.’ In: LIEU (J.), NORTH (J.) en RAJAK (T.), eds. The Jews among

    Pagans and Christians in the Roman Empire. Londen, Routledge, 1992, pp. 174-193.

    4 RÜPKE (J.). ‘Pantheon: Geschichte der Antiken Religionen.’ München, Beck, 2016, p. 559.

    5 NORTH (J.) en PRICE (S.R.F.), eds. ‘Religious History of the Roman Empire. Pagans, Jews and Christians.’ Oxford, Oxford

    University Press, 2011, p. 3.

    6 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ P. 27.

    7 STARK (R.). ‘Religious Competition and Roman Piety.’ In: Interdisciplinary Journal of Research on Religion. 2006, 2,

    pp. 1-30.

    8 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ P. 11.

  • 10

    academici ook een link leggen tussen religieuze en economische veranderingen werd er niet eerder

    stilgestaan bij de rol van handelaars in dit proces. Enkel de zogenaamde handelsdiaspora van

    Curtin doen hiertoe een poging, maar zijn focus ligt niet bij de klassieke oudheid (cf. infra).9 Ook in

    het verzamelwerk van Van Nuffelen en Engels wordt er stilgestaan bij het concept competitie. Er

    wordt daarbij gefocust op het feit dat religieuze competitie en veranderingen nooit enkel religieus

    zijn, maar ook een rol speelden in etnische en culturele verschillen, sociale distinctie en politieke

    conflicten.10 Hierbij wordt het economische aspect slechts kort en vooral theoretisch aangehaald

    als één van de mogelijke narratieven en modellen om te kunnen spreken over religieuze

    veranderingen.11 Deze studie probeert echter het religieuze en het economische aspect duidelijker

    met elkaar te verbinden en gaat op zoek naar hoe religieuze verandering werd veroorzaakt door

    de mobiliteit van de handelaars en de interactie tussen handelaars met verschillende culturele en

    religieuze achtergronden.

    Dit idee van mobiliteit en hoe de interactie tussen personen, die vreemden voor elkaar zijn,

    veranderingen teweegbrengen op het religieuze niveau is niet nieuw. Rüpke hanteerde de focus

    op mobiliteit al eerder, maar richtte zich enkel op het militaire. De rol van het leger als een

    overbrenger van religie, vooral de centrale religieuze cultussen, mag niet onderschat worden aldus

    Rüpke.12 Hij brengt dit in verband met het feit dat het leger het inzetbare middel was om de

    Romeinse macht in het hele rijk en vooral in de grensgebieden te vertegenwoordigen. Met dit leger

    reisden veel religieuze invloeden mee die werden opgepikt door de plaatselijke bevolking. Voor

    Rüpke is deze manier van verspreiding van religieuze ideeën bovendien ook de weg die de

    keizerscultus heeft afgelegd doorheen het rijk.13

    Met de religieuze en economische marktplaats vol handelaars die vele duizenden kilometers

    doorheen het Romeinse rijk hadden gereisd voor ogen, poogt dit onderzoek een nieuwe weg in te

    slaan waarbij de focus komt te liggen op de handel en de religie en de wederzijdse invloeden die

    beiden op elkaar veroorzaakten.

    9 CURTIN (P.D.). ‘Cross-cultural trade in world history.’ P. 75-120.

    10 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ P. 14.

    11 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ P. 27-29.

    12 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ Oxford, Oxford

    University Press, 2014, p. 12.

    13 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 273.

  • 11

    Hoofdstuk 2: Methodologie

    2.1 Bronnenmateriaal

    De gebruikte bronnen in deze scriptie zijn naast literair voornamelijk epigrafisch van aard. En

    hoewel religiositeit zich op veel verschillende vormen manifesteerde, zijn de inscripties de meest

    geattesteerde en bewaarde vorm. Specifieker gaat het vaak om inscripties die aangebracht zijn op

    altaars of votiefbeelden.14 Studies naar het religieuze leven binnen het uitgestrekte Romeinse rijk

    gelieerd aan het handelsimperium zijn niet de enige studies die voornamelijk te maken krijgen met

    epigrafische bronnen. De epigrafie is dan ook een zeer belangrijk onderdeel voor de studie van de

    klassieke oudheid in het algemeen.15 Toch zijn er ook enkele problemen die moeten vermeld

    worden vooraleer aan de slag te gaan met de epigrafische bronnen.

    Ten eerste moeten we er ons altijd van bewust zijn en blijven dat epigrafische restanten vaak enkel

    attestaties zijn van personen met een meer dan gemiddeld inkomen. Wel is het natuurlijk zo dat er

    ook inscripties werden opgesteld door groepen waarin zich hoogstwaarschijnlijk individuen

    bevonden die zich geen persoonlijke inscriptie konden veroorloven, maar wel in groepsverband

    konden bijdragen tot een inscriptie. De goedkoopste vormen van religieuze giften bestonden dan

    ook vaak uit vergankelijke materialen zoals voedsel of metaal die zelden of nooit bewaard zijn

    gebleven.16 Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat de rol van afbeeldingen niet onderschat mag

    worden, aangezien het grootste deel van de bevolking zeer waarschijnlijk niet geletterd genoeg

    was om elke inscriptie te lezen en te begrijpen. Zo krijgen afbeeldingen bij inscripties een beetje

    dezelfde functie als glasramen in middeleeuwse kerken, namelijk de geschreven boodschap

    overbrengen met beelden.17

    Ten tweede bevatten inscripties weinig tot geen details wat betreft de rituelen die zo belangrijk

    werden geacht binnen de Romeinse religie (cf. infra), met uitzondering van de Fratres Arvales.18

    14 COOLEY (A.). ‘The Cambridge Manual of Latin Epigraphy.’ Cambridge, Cambridge University Press, 2012, p. 178.

    15 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ New York, Cambridge University

    Press, 2013, p. 65.

    16 COOLEY (A.). ‘The Cambridge Manual of Latin Epigraphy.’ P. 183.

    17 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 67.

    18 COOLEY (A.). ‘The Cambridge Manual of Latin Epigraphy.’ P. 182.

  • 12

    Wel worden vaak de namen van godheden vermeld en bovendien ook de namen van de personen

    die de inscriptie hebben opgesteld wat toelaat om een prosopografisch onderzoek op te stellen.19

    Losstaand van inhoudelijke problemen met inscripties zijn er ook enkele praktische addertjes onder

    het gras terug te vinden. Zo is het steevast moeilijk tot onmogelijk om inscripties precies te gaan

    dateren, met uiteraard enkele uitzonderingen. Daarbovenop moet men er ook rekening mee

    houden dat de datering van de oudste gevonden en gedateerde inscriptie zeer waarschijnlijk niet

    overeenkomt met het eerste voorkomen van de eerste vormen van de cultus, personen of goden,

    die vermeld worden in de tekst. Naast de datering is ook de vindplaats vaak een bron van vragen

    in plaats van antwoorden. Er zijn namelijk gebieden waar er geen inscripties werden opgesteld.

    Maar dat wil uiteraard niet zeggen dat er in deze gebieden geen enkele vorm van Romeinse

    aanwezigheid of beïnvloeding aanwezig was, ze is gewoon niet geattesteerd.20

    Dat brengt ons bij het fenomeen van de epigraphic habit dat werd beschreven door MacMullen. Hij

    vertrekt vanuit de centrale vraag waarom men in het Romeinse rijk en bij uitbreiding Griekenland

    bepaalde zaken op steen liet vastleggen. MacMullen kent en geeft echter geen antwoord op deze

    vraag.21 Er worden wel enkele mogelijkheden aangeboden waarbij er hoofdzakelijk wordt ingegaan

    op de stelling dat de epigrafische trend gezien wordt als een teken van romanisering, het publiceren

    van zaken op steen was een karakteristiek element van het Romeinse leven aldus MacMullen. 22

    Andere onderzoekers waaronder Macdonald leggen de nadruk op de geografische context en de

    aanwezigheid van schrijfmaterialen in de directe omgeving als verklaring waarom epigrafische

    vondsten in de ene regio zo talrijk aanwezig zijn in tegenstelling tot in epigrafisch arme gebieden.23

    Ondanks de focus op de Romeinse keizertijd geldt de uiteindelijke conclusie ook voor de Griekse

    wereld en andere culturen die een epigrafische gewoonte hadden. MacMullen stelt namelijk dat

    vaak door onderzoekers wordt aangenomen dat een bepaalde activiteit of gewoonte binnen een

    cultuur afneemt of toeneemt wanneer er respectievelijk minder of meer inscripties over te vinden

    zijn. Maar dan gaat men ervan uit dat het geheel van het aantal inscripties over een bepaalde

    19 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 65.

    20 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 65-66.

    21 MACMULLEN (R.). ‘The Epigraphic Habit in the Roman Empire.’ In: The American Journal of Philology. 103(1982), 3,

    p. 233.

    22 MACMULLEN (R.). ‘The Epigraphic Habit in the Roman Empire.’ P. 238.

    23 MACDONALD (M.C.A.). ‘Some Reflections on Epigraphy and Ethni city in the Roman Near East.’ In: Identitities in the

    Eastern Mediterranean in Antiquity. 1998, 11, p. 178-179.

  • 13

    activiteit niet kan stijgen of dalen, wat een verkeerde veronderstelling is. Ook wordt er geen enkele

    rekening gehouden met een andere graad van bewaring voor de ene periode en ruimte ten opzichte

    van een andere, wat betreft het epigrafische bronnenmateriaal.24

    Wanneer men dus aan het werk gaat met epigrafische bronnen dan moet men er rekening mee

    houden dat veel bronnen niet onmiddellijk wijzen op het veelvuldig voorkomen van wat op de steen

    werd geattesteerd. Ook het omgekeerde is hier uiteraard waar, namelijk dat een bronarme periode

    niet automatisch wil zeggen dat een bepaald fenomeen in deze periode of ruimte helemaal niet

    voorkwam.

    Bij dit alles mag men echter niet vergeten dat inscripties niet enkel een geschreven bron zijn, maar

    ook een archeologische vondst inhouden. Het is daarbij zeer belangrijk om de archeologische

    context van de inscriptie niet over het hoofd te zien zodat de waarde van een epigrafische bron ten

    volle tot zijn recht komt en er niet alleen gefocust wordt op de tekst zelf.25

    2.2 Thematische benadering van de cross-cultural functies van religie

    Er werd gekozen om te werken met een thematische indeling waarbij de cross-cultural trade op het

    religieuze niveau in drie grote hoofdstukken behandeld zal worden. Deze thematische indeling laat

    toe om met verschillende casussen te werken die geografisch niet meteen met elkaar gelinkt

    hoeven te zijn. Een andere mogelijkheid was geweest om voor elk deel van het Romeinse rijk,

    zowel oost als west als het centrum van het rijk, op zoek te gaan naar sporen van de rol van religie

    als onderdeel van cross-cultural trade tussen handelaars. Maar deze invalshoek liet niet toe om de

    grenzen van het Romeinse rijk over te steken en in de, voor Romeinen, vreemde gebieden te

    onderzoeken wat de aanwezigheid van een vreemde religie voor invloed had op de handel.

    De gekozen thematische indeling concentreert zich op de rol, de functie die religie zou kunnen

    spelen bij het handelsvoeren. Ten eerste focussen we ons op de verbindende rol die religie kan

    spelen tussen personen van eenzelfde culturele regio op een vreemde handelsplaats. Religie kan

    een verbindend element zijn net omdat men verwacht van personen met eenzelfde religie en

    cultuur dat ze meer geneigd zijn om met elkaar zaken te doen dan met derden. Zo kunnen er

    binnen deze groepen van religieus gelijkgestemden diepgaandere relaties worden uitgebouwd, wat

    voordelen met zich kan meebrengen op het niveau van de handel.

    24 MACMULLEN (R.). ‘The Epigraphic Habit in the Roman Empire.’ P. 244.

    25 MACDONALD (M.C.A.). ‘Some Reflections on Epigraphy and Ethnicity in the Roman Near East.’ P. 177.

  • 14

    Ten tweede zullen we de religie benaderen als een element dat zorgt voor verdeling. Want wanneer

    er groepen ontstaan die enkel met elkaar handel voeren dan is men natuurlijk ook geneigd om

    personen met een andere overtuiging uit te sluiten. Dit zou nadelig kunnen zijn voor de handel

    binnen het rijk, maar ook voor de interculturele handel. Het is op deze laatste vorm van handel dat

    we ons zullen focussen door de grenzen van het Romeinse rijk over te steken naar het Indische

    subcontinent. Daarbij gaan we op zoek naar elementen die erop wijzen dat de religieuze verschillen

    tussen de handelaars zorgden voor belemmeringen om vlot te handelen en voor eventuele

    opgelegde handelsbeperkingen.

    Ten derde staan we stil bij religie als een middel om culturele en religieuze verschillen te

    overbruggen. Religie wordt dus opnieuw benaderd als een middel tot verbinding, maar dan tussen

    personen uit verschillende culturele contexten en met andere religieuze achtergronden. We gaan

    in op enkele manieren waarop men trachtte een overkoepelende gelijkenis te stimuleren die de

    religieuze verschillen kon overbruggen zodat men ondanks de variërende origine van de

    handelaars toch een groepsgevoel kon ontwikkelen.

    2.3 Aandacht voor het comparatieve aspect

    De focus op handelaars in verband met de religie mag dan wel een nieuwe invalshoek vormen

    voor het studiegebied van de klassieke oudheid, voor andere tijdsperiodes werd dit perspectief

    eerder al gehanteerd en uitgewerkt. Daarom wordt voor deze studie dan ook gebruik gemaakt van

    een concept dat stamt uit de sociologische wetenschappen en al werd aangehaald in studies over

    de middeleeuwen en de vroegmoderne periode.

    Heel concreet gaat het om het concept sociaal kapitaal. Om ons een beeld te vormen van wat er

    verstaan wordt onder deze term zoeken we onze toevlucht in moderne lexica en werken over

    recentere periodes. Daarbij zal vooral het werk van economisch historica Ogilvie een belangrijke

    rol spelen.26 Zij onderzocht koopmansgilden, die worden beschouwd als de toonvoorbeelden van

    sociaal kapitaal, en hun invloed op de handel tijdens zowel de middeleeuwen als de vroegmoderne

    periode. Daarbij wordt er afstand gedaan van de typische vooronderstelling dat deze gilden

    26 OGILVIE (S.). ‘Institutions and European Trade. Merchant Guilds, 1000-1800.’ New York, Cambridge University

    Press, 2011, p. 493.

  • 15

    voordelig waren voor de economische ontwikkeling. Ogilvie introduceert in dat opzicht de term the

    dark side of social capital. Met deze negatievere houding ten opzichte van de groeperingen die met

    elkaar verbonden zijn op verschillende niveaus waaronder het religieuze, trekken we onder andere

    naar India om na te gaan of er ook ten tijde van de Romeinse keizers sprake was van nadelige

    gevolgen van sociaal kapitaal.

    In deze studie wordt enkel gefocust op het concept en het denkkader dat wordt aangereikt in het

    werk van Ogilvie, maar men zou eveneens de middeleeuwse bronnen bij de hand kunnen nemen

    om een vergelijking op te stellen waarbij men zich afvraagt of sociaal kapitaal op dezelfde manier,

    zowel positief als negatief, werd aangewend tijdens de middeleeuwen en de oudheid.

  • 16

    Hoofdstuk 3: Cross-cultural trade

    Cross-cultural trade is een relatief onbesproken aspect van het economische en breder sociale

    leven tijdens de klassieke oudheid. Werken die wel aan cross-cultural trade worden gewijd,

    besteden zelden aandacht aan de oudheid, maar focussen op recentere tijdsperiodes. Cross-

    cultural trade wordt bovendien vaak gezien als een grote puzzel binnen het historische schrijven

    net omdat het zo alomtegenwoordig was en tegelijk ook zo ongrijpbaar blijft voor historici.27 Er zijn

    dan ook veel verschillende perspectieven op cross-cultural trade mogelijk. De pioniers op het vlak

    van dit studiegebied zijn de antropologen. Later verkregen deze studies steeds meer aanhang bij

    economen en sociologen, vooral in onderzoeken naar vertrouwen.28 Tegenwoordig zijn er echter

    ook steeds meer historici die zich aan een poging wagen om cross-cultural trade historisch te

    benaderen.

    Curtin doet een faire poging om in zijn wereldgeschiedenis van de cross-cultural trade toch ook

    even stil te staan bij de Grieken en Romeinen.29 Maar ook zijn poging is zeker niet volledig, ondanks

    de opzet om zijn geschiedschrijving te starten met de oudheid. In het werk wordt al snel duidelijk

    dat Curtins grote interesse niet bij de klassieke Grieken en Romeinen ligt, enkel de Romeinse

    handel met India en China worden uitvoerig aangehaald. Curtin slaagt erin de antieke handel

    binnen het Middellandse Zeegebied vooral te negeren aangezien hij er vanuit gaat dat deze handel

    in de Romeinse periode voornamelijk gehomogeniseerd was.30

    Ondanks de kritische opmerkingen die gegeven kunnen worden op het werk van Curtin is het toch

    een nuttige bijdrage om een te hanteren definitie voor cross-cultural trade op te stellen die ook

    hanteerbaar is voor dit schrijven. Curtin houdt vast aan wat hij beschouwt als één van de eerste

    vormen van cross-cultural trade doorheen zijn hele werk. Deze eerste vorm beschrijft hij als

    handelsnederzettingen. Handelaars gaan zich fysiek in een andere samenleving vestigen. Curtin

    neemt deze handelsposten nog verder mee doorheen zijn uiteenzetting en spreekt over een heuse

    27 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.). en ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges in world history,

    1000-1900.’ Oxford, Oxford University Press, 2014, p. 4.

    28 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 7.

    29 CURTIN (P.D.). ‘Cross-cultural trade in world history.’ P. 75-120.

    30 WILL (E.L.). ‘Review: Cross-cultural trade in world history by Philip D. Curtin.’ In: The Classical World. 80(1986), 1,

    pp. 53-54.

  • 17

    handelsdiaspora, waarbij een volledig netwerk ontstaat van handelaars die in het buitenland

    werken en leven.31

    Cohen voegt hier nog een aspect aan toe en stelt dat een groep van handelaars met elkaar

    verbonden zijn door verschillende vormen van wederzijdse solidariteit. Eén van deze vormen van

    solidariteit is religie.32 Om dit te onderzoeken gaat men vaak kijken naar belangrijke

    handelsplaatsen, dikwijls gelegen in grote kustgebieden, waar de grote religies met elkaar en met

    andere polytheïstische geloofsovertuigingen in contact kwamen. Soms ziet men daar religieuze

    conflicten ontstaan. Deze conflicten werden dus onder andere mede gevormd door commerciële

    uitwisselingen van zowel goederen als van mensen, met andere woorden door handel.33 Hier zien

    we dus een eerste link tussen handel en religie opduiken, maar tijdens de oudheid zal blijken dat

    er niet zo vaak sprake was van religieuze conflicten, zeker niet door toedoen van handelaars.

    Uiteraard kunnen we dan de vraag stellen of religie wel een invloed had op cross-cultural trade.

    Dit is één van de vijf vragen die ook door Trivellato worden geformuleerd. Zij stelt dat cultuur

    aanwezig is op twee niveaus. Ten eerste duidt cultuur de grenzen aan over dewelke er handel

    gevoerd werd. Want uiteraard moet er sprake zijn van verschillende culturen die afgegrensd zijn

    van elkaar voordat men kan spreken over cross-cultural trade. Ten tweede duidt diezelfde cultuur

    er ook op dat er een gedeeld begrip in verband met uitwisseling moet hebben bestaan dat op zijn

    beurt toeliet dat de cultuurgrenzen werden overgestoken.34 Daarbij merkt Barth terecht op dat een

    wederzijds economisch begrip niet per se alle reeds bestaande culturele grenzen wegvaagt.35

    Bovendien moet er ook worden nagegaan welke rol religie precies speelde bij het vastleggen van

    de grenzen van een groep en het aandeel dat religie speelde binnen de politieke economie van

    cross-cultural trade, aldus Trivellato. Daarbij stelt ze onmiddellijk dat religieuze overtuigingen en

    geloofssystemen niet onveranderlijk waren of de meest dominerende factor vormden binnen cross-

    cultural trade. Dan komt er uiteraard een nieuwe vraag bovendrijven, namelijk wanneer en hoe

    religie dan wel de voornaamste factor werd van de groepsidentiteit. Daarbij komt de moeilijkheid

    31 CURTIN (P.D.). ‘Cross-cultural trade in world history.’ P. 2-3.

    32 COHEN (A.). ‘Cultural Strategies in the Organization of Trading Diasporas.’ In: MEILLASSOUX (C.), ed. The

    Development of Indigenous Trade in West Africa. 1971, pp. 266-281.

    33 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 8.

    34 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 12-13.

    35 BARTH (F.). ‘Ethnic Groups and Boundaries: The Social Organization of Culture Difference.’ Bergen en Londen,

    Universitetsforlaget en Allen&Unwin, 1970, s.p.

  • 18

    om de hoek gluren dat religieuze grenzen niet per se samenvallen met talige of politieke grenzen.36

    Men kan uiteraard ook gaan kijken of handel tussen verschillende religies zorgde voor meer

    tolerantie ten opzichte van de andere gelovigen binnen de handel en of deze mogelijke tolerantie

    al dan niet werd gecompenseerd door meer vijandschap op andere niveaus.37

    Dat brengt ons naadloos tot de kwestie van vertrouwen die zo vaak de reden was voor

    onderzoekers om hun aandacht te richten op cross-cultural trade. Algemeen wordt er aangenomen

    dat er meer vertrouwen is tussen verwanten en personen met dezelfde religie. Religie zou dus

    kunnen zorgen voor een sterk interne cohesie in een handelsdiaspora en bijhorende nederzetting.

    Maar dit verklaart niet automatisch de succesvolle allianties met buitenstaanders, personen uit de

    zogenaamde gastmaatschappij.38 Het succes om deze handelsbanden aan te halen ligt volgens

    Curtin alweer in het specifieke vermogen van de handelsdiaspora om te bemiddelen tussen

    verschillende culturele groepen. De manieren waarop deze bemiddeling gebeurde, verschilden

    echter enorm en worden niet verder toegelicht in het werk van Curtin.39 Sommige historici gaan

    ervanuit dat het aangaan van succesvolle handelsrelaties over verschillende culturen en religies

    heen een algemeen kenmerk vormt van het menselijke gedrag.40 Zo zou men dus kunnen spreken

    van een menselijke universele economische rationaliteit in navolging van Adam Smith.41

    Algemeen kunnen we aan de slag gaan met de definitie uit het toonaangevende werk van Curtin.

    Deze definitie stelt dat cross-cultural trade bestaat uit handel die gedreven wordt tussen

    verschillende culturele samenlevingen waarbij de culturen in contact komen met elkaar en

    eventueel elkaar gaan beïnvloeden.42 De verschillende gemeenschappen die aldus verspreid zijn

    over verafgelegen gebieden, vervullen belangrijke functies als commerciële en culturele

    bemiddelaars, ook wat de religie betreft.43

    36 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 13.

    37 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 14.

    38 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 15.

    39 CURTIN (P.D.). ‘Cross-cultural trade in world history.’ P. 3.

    40 CHAUDHURI (K.N.). ‘Trade and Civilization in the Indian Ocean: An Economic History from the Rise of Islam to

    1750.’ Cambridge, Cambridge University Press, 1985, p. 5.

    41 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 17.

    42 WILL (E.L.). ‘Review: Cross-cultural trade in world history by Philip D. Curtin.’ P. 53.

    43 TRIVELLATO (F.), HALEVI (L.), ANTUNES (C.). ‘Religion and Trade: cross-cultural exchanges.’ P. 3.

  • 19

    Hoofdstuk 4: De Romeinse religie in de keizertijd

    De Romeinse religie is een zeer brede term die op veel verschillende manieren kan worden

    geïnterpreteerd. Zo is er de religie die we sterk verbinden aan de stad Rome, maar alle lokale,

    regionale en provinciale verwante religies en hun karakteristieken maken van de religie in het

    Romeinse rijk een lappendeken aan religieuze mogelijkheden. Wanneer men spreekt over de

    Romeinse religie dan spreekt men dus strikt genomen enkel over de religie van de stad Rome,

    maar die toch verschillende lokale connotaties kende in de rest van het rijk. Dit hoeft niet te

    verbazen aangezien Rome als hoofdstad van het rijk vaak werd gezien als het te imiteren voorbeeld

    voor de provincies.

    De Romeinse religie is dus bovenal een concept dat onder andere religieuze tekens, praktijken,

    zoals offers en de algemene religieuze ideeën omvat, en bijkomend lokaal een andere invulling

    kan krijgen.44 Dit concept valt bovendien uiteen in twee grote spectra, de publieke religie en de

    private religie. De publieke religieuze aangelegenheden worden gereguleerd vanuit de staat, religie

    en politiek kunnen daarbij niet van elkaar gescheiden worden en vormden een geheel in het

    openbare leven tijdens de oudheid.45 Maar naast deze standaard religieuze beleving boden private

    religieuze groeperingen en samenkomsten een andere, intiemere mogelijkheid aan de burgers van

    het Romeins rijk om hun geloof te uiten.46 Want naast de publieke religieuze beleving die werd

    uitgedragen vanuit de stad Rome waren er ook allerlei aanvullende culten aanwezig in het rijk.

    Enkele van deze culten werden als algemeen beschouwd en werden als het ware opgenomen in

    de Romeinse religie, we denken daarbij bijvoorbeeld aan de cultus van Magna Mater.47 Andere

    culten bevonden zich op een zeer bescheiden lokaal niveau, daarbij kan de cultus van Jupiter

    Heliopolitanus uit de stad Berytus (cf. infra) worden aangehaald als één van de vele voorbeelden.

    Maar deze culten, die vaak als een vorm van vrijwillige associatie worden beschouwd,48 en wel

    44 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P.3.

    45 GRADEL (I.). ‘Emperor Worship and Roman Religion.’ Oxford, Oxford University Press, 2009, p. 12.

    46 GRADEL (I.). ‘Emperor Worship and Roman Religion.’ P. 9-11.

    47 TAKACS (S.A.) en UGGERI (G.). ‘Mater Magna.’ In: CANCIK (H.) en SCHNEIDER (H.), eds. Brill’s New Pauly. Antiquity

    Volumes. , geraadpleegd

    op 20/05/2017.

    48 KLOPPENBORG (J.S.) en WILSON (S.G.). ‘Voluntary Associations in the Graeca-Roman World.’ Londen, Routledge,

    1996, p. 3.

  • 20

    over het hele rijk verspreid waren, kunnen plaatselijk ook sterk verschillen ook al gaat het om de

    cultus van dezelfde godheid, denk maar aan de lokale varianten van de Dionysische

    mysteriecultus.49 Bij deze culten uit de private religieuze sfeer moet echter ook de opmerking

    worden gemaakt dat niet alle banden met het politieke aspect van de maatschappij werden

    doorgeknipt, ondanks het private karakter ervan.50

    De Romeinse religie in al zijn varianten en de cultussen waar mensen al dan niet vrijwillig toe

    behoorden, vormden evenwel niet de enige religieuze geloofssystemen binnen het Romeinse rijk

    tijdens het principaat. Zo kwam men ook in aanraking met het jodendom en de prille beginselen

    van het christendom.51 Dit gebreidelde monotheïsme zonder de bekende offers van de klassieke

    religie vormde een groot contrast met de andere religieuze mogelijkheden voor de inwoners van

    het uitgestrekte Romeinse rijk. Toch waren ook de zogenaamde religies van het boek een optie

    voor de gewone mensen om voldoening te putten uit het spirituele aspect van hun leven.

    Gezien de grote hoeveelheid aan mogelijkheden, keuzes en opties in verband met religie die aan

    de bevolking werden aangereikt binnen het Romeinse rijk, kunnen we al afleiden dat er geen

    specifiek religieus beleid werd gevoerd in het rijk.52 De inwoners kregen de vrijheid zelf een keuze

    te maken uit het grote aanbod aan religieuze praktijken, overtuigingen en cultussen.53 In deze

    context wordt er wel eens gesproken over een religieuze marktplaats waar men naar believen kon

    shoppen en kiezen tussen de verschillende aangeboden religieuze opties.54 In deze studie zullen

    49 NORTH (J.A.) en PRICE (S.R.F.), eds. ‘The Religious History of the Roman Empire. Pagans, Jews and Christians.’ P.

    270.

    50 KLOPPENBORG (J.S.) en WILSON (S.G.). ‘Voluntary Associations in the Graeca-Roman World.’ P. 2.

    51 CHADWICK (H.). ‘The Early Christian Community.’ In: Mc MANNERS (J.), ed. The Oxford Illustrated History of

    Christianity. Oxford, Oxford University Press, 2001, pp. 21-61.

    52 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 16.

    53 Met uitzondering natuurlijk van de periodes van christenvervolgingen of wanneer culten werden verboden zoals

    gebeurde met de Bacchanalia. Voor meer informatie over de christenvervolgingen zie: CHADWICK (H.). ‘The Early

    Christian Community.’ P. 41-46, voor meer informatie over de Bacchanalia zie: FRATEANTONIA (C.). ‘Bacchanal(ia).’

    In: CANCIK (H.), SCHNEIDER (H.) en LANDFESTER (M.), eds. Der Neue Pauly.

    , geraadpleegd op

    20/05/2017.

    54 VAN NUFFELEN (P.) en ENGELS (D.). ‘Religion and Competition in Antiquity. An introduction.’ P. 27.

  • 21

    we ons echter focussen op één aspect van het rijk gevulde religieuze leven tijdens het principaat,

    namelijk de religie van Rome en de varianten die opduiken in alle uithoeken van het rijk. Daarom

    zullen we eerst even stilstaan bij de belangrijkste kenmerken van de Romeinse religie die

    nagenoeg overal in het rijk hetzelfde bleven, ondanks de grote variaties.

    4.1 Wat houdt de Romeinse religie in?

    De Romeinse religie werd frequent voorgesteld in kunst, literatuur en steekt zelfs nog vaak de kop

    op in hedendaagse vormen van entertainment. Veel personen leggen onmiddellijk de link met de

    vele Romeinse goden zoals Jupiter, Neptunus, Venus en de talrijke andere leden van de

    uitgebreide godenfamilie. Een opvallend kenmerk is dan ook het feit dat de Romeinen voornamelijk

    het polytheïsme kenden, een geloofssysteem waarin meerdere goden werden aanbeden en

    vereerd.55

    De Romeinse religie is naast polytheïstisch ook geen geloofssysteem zoals we dat vandaag vaak

    definiëren. Zo ligt de nadruk sterk op orthopraxis, dit betekent dat men zeer veel belang hechtte

    aan het correct uitvoeren van rituelen. Deze rituelen vormden nu eenmaal de brug tussen de goden

    en de mensen die contact met deze goden zochten via gebeden, offers en divinatie.56 Rituelen

    kunnen echter ook een onderdeel vormen van politieke propaganda, maar dat verandert niets aan

    de intrinsieke waarde van het ritueel zelf. Zolang er sprake was van orthopraxis stond het elk

    individu vrij om de spirituele wereld te beleven zoals hij/zij dat wenste. Er bestond dus een sterk

    onderscheid tussen het geloof zelf, dat vrij was, en de bijkomende praktijken, rituelen die wel

    volledig volgens het boekje moesten verlopen. Men kan dus stellen dat de Romeinse religie sterk

    gericht was op het gemeenschappelijk uitvoeren van rituelen en niet op de individuele beleving van

    het geloof.57 Traditionele verering aan de hand van rituelen stond dus eigenlijk los van de filosofie

    die achter de religie schuilging of van de vele mythologische verhalen.58

    55 BURKHARD (G.). ‘Polytheism.’ In: VON STUCKRAD (K.), ed. The Brill Dictionary of Religion.

    , geraadpleegd

    op 04/01/2017.

    56 GRADEL (I.). ‘Emperor Worship and Roman Religion.’ P. 15.

    57 SCHEID (J.). ‘An introduction to Roman Religion.’ Bloomington, Indiana University Press, 2003, p. 18-19.

    58 GRADEL (I.). ‘Emperor Worship and Roman Religion.’ P. 3.

  • 22

    Een zeer belangrijk onderdeel van de vele rituelen waren de offers. Ze vormden het hart van zowel

    de Griekse als de Romeinse godsdienst en worden gezien als de kern van de godenverering.59

    Hoe offers precies plaatsvonden is een studiegebied dat een belangrijk onderdeel vormt binnen de

    religiegeschiedenis van de oudheid. Algemeen gaan offers vaak samen met het doden van een

    offerdier, dat speciaal werd uitgekozen en versierd, naargelang de geïnterpreteerde wensen van

    een godheid. Ook giften werden geofferd en aangeboden aan de goden zowel door

    gemeenschappen als door individuen. Votiefbeelden zijn een passend voorbeeld van dergelijke

    giften.60

    Naast het belang van de offers was er ook een speciale rol weggelegd voor de waarzeggerij binnen

    de Romeinse religie. Bij het uitvoeren van waarzeggerij gaat men op zoek naar de mening van de

    goden bij allerlei ondernemingen. De divinatie was daarbij sterk gelinkt aan de burgerlijke

    autoriteiten en de magistraten want zij waren het die de rol van waarzeggers en voorspellers

    vervulden. Zo gingen de auspices de vlucht van vogels waarnemen en hieruit het goeddunken van

    de goden afleiden. Tijdens de keizertijd kwam er echter een verandering op til en kregen de

    auspices steeds meer een politieke rol toegewezen, omdat zij instonden voor de legitimiteit of

    illegitimiteit van de keizer naargelang de tekens van de goden die ze afleidden uit de vlucht van de

    vogels.61

    De link met magistraten kan niet enkel gemaakt worden op het niveau van de waarzeggerij, maar

    in het algemeen uitgebreid worden naar bijna alle priesters. Er was namelijk geen sprake van een

    dominerende priesterklasse binnen de Romeinse religie. Vaak werd het priesterschap beschouwd

    als een openbaar ambt en bovendien was het niet de enige manier om de goden te bereiken. Zoals

    hierboven al aangegeven konden ook individuen zonder probleem rituelen en offers plegen zolang

    de orthopraxis werd gerespecteerd. Deze afwezigheid van een priesterklasse was niet dominerend

    in alle provinciale culturen waarmee de Romeinen in contact traden, denk maar aan de Keltische

    druïden, en was dan ook een typische karakteristiek van de Romeinse religie.62

    59 GRADEL (I.). ‘Emperor Worship and Roman Religion.’ P. 2.

    60 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 55-56.

    61 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 56.

    62 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 63.

  • 23

    Ten slotte moeten we toch nog even benadrukken dat de Romeinse religie sterk gelinkt werd aan

    de stad en de stad Rome in het bijzonder. Zo was de stad verantwoordelijk voor de samenstelling

    van de religieuze kalender en de verdeling van de stadsruimte onder de verschillende cultussen

    en goden. De rol van een eengemaakte religieuze kalender voor het hele rijk mag niet over het

    hoofd worden gezien, de talloze lokale kalenders werden stap voor stap gelijk waardoor er een

    geografische eenheid werd geschapen op het gebied van de religieuze communicatie.63 Ook

    werden er openbare heilige plaatsen voor officiële vereringen en offers gebouwd in naam van de

    stad. Deze Romeinse tempels kenden vaak een vaste architectuur die echter niet gold voor

    vreemde, buitenlandse culten die vaak de eigen architectuur van het moederland van de cultus

    behielden. Naast deze tempels waren er ook natuurlijke vereringsplaatsen voor de goden zoals

    rivieren of grotten waarvan men geloofde dat er een godheid huisde.64

    4.2 Interpretatio Romana van andere culturen

    Tijdens de Romeinse keizertijd onderging de Romeinse religie grote veranderingen. De expansie

    die zich onder meer richtte naar het oosten bracht Rome in contact met een rijkdom aan nieuwe

    godheden, religieuze systemen en gebruiken. Sommige van deze werden enorm populair zoals de

    cultus voor de Egyptische godin Isis.65 Religieuze gebruiken en vereringen vormden een

    fundamenteel aspect van de Romeinse samenleving en hoe deze functioneerde. Tegelijk werden

    de Romeinen altijd al gezien als een volk dat zeer welwillend stond tegenover andere religieuze

    tradities. Deze welwillendheid ging zelfs nog een stuk verder, waardoor vreemde religieuze

    invloeden vaak in de Romeinse religie werden geïncorporeerd.66

    De redenen voor een dergelijke gemakkelijke incorporatie van vreemde religieuze invloeden zijn

    zeer divers van aard. Enkele zaken speelden hierin een belangrijke rol, zoals de aantrekkelijkheid

    van de vreemde culten, de flexibiliteit van het polytheïsme, de vloed aan vreemde personen in

    Rome die de invloeden met zich meenamen en hierbij de overeenkomstige gewaarwording van de

    aanwezigheid van al deze vreemde volkeren.67 In deze studie zal de nadruk komen te liggen op

    63 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 9.

    64 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 55.

    65 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 40-41.

    66 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 53.

    67 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 57-58.

  • 24

    het belang van de mobiliteit van vereerders68 voor de religieuze integratie in het rijk van vreemde

    religieuze invloeden en meer specifiek de mobiliteit van handelaars.69 Collar benoemt twee factoren

    als de belangrijkste voor de religieuze integratie, meer bepaald de identificatie van goden op

    verschillende plaatsen als dezelfde god en de rol van de keizer en zijn cultus.70

    Vaak spreekt men in het opzicht van culturele en religieuze integratie van andere culturen door de

    Romeinen van de interpretatio Romana. Toch kan ook deze term in vraag gesteld worden. In de

    Latijnse literatuur wordt interpretatio Romana slechts eenmaal letterlijk vermeld. Het was Tacitus

    die de term in zijn Germania gebruikte.71 Veelal wordt een dergelijk gebruik van de term

    interpretatio Romana gedefinieerd als een brede identificatie door Romeinen van een buitenlandse

    godheid met een lid van hun eigen pantheon.72

    Maar we kunnen natuurlijk de vraag stellen hoever deze interpretatie gaat en wat Tacitus nu

    specifiek bedoelde wanneer hij de term interpretatio Romana neerpende. Onderzoek vertrekt vaak

    vanuit de naamgeving van de goden omdat dit uiteraard een relatief makkelijk uitgangspunt is

    wanneer men gebruik gaat maken van vooral epigrafisch bronnenmateriaal. Daarbij wordt volgens

    Ando te restrictief gebruik gemaakt van de term interpretatio Romana en wordt er enkel aandacht

    gevestigd op het vertalen van godennamen naar het Latijn.73 Ando gaat verder zeer uitgebreid in

    op een al dan niet correctere toepassing van de interpretatio in tegenstelling tot de interpretatio die

    wordt gehanteerd door de historici die zich enkel vastpinnen op de naamgeving van de goden. Hij

    stelt namelijk dat het gemak waarmee vreemde termen vaak worden vertaald diepere culturele

    verschillen gaan maskeren op een problematische manier.74 Bovendien moeten de verschillen

    68 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 18.

    69 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 13.

    70 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 58.

    71 TACITUS, Germania, 43.4

    Valentissimas nominasse sufficiet, Harios, Helveconas, Manimos, Helisios, Naharvalos. Apud Naharvalos

    antiquae religionis lucus ostenditur. praesidet sacerdos muliebri ornatu, sed deos interpretatione Romana

    Castorem Pollucemque memorant.

    72 ANDO (C.). ‘Interpretatio Romana.’ In: Classical Philology. 100(2005), 1, p. 41.

    73 ANDO (C.). ‘Interpretatio Romana.’ P. 42-43.

    74 ANDO (C.). ‘Interpretatio Romana.’ P. 44.

  • 25

    tussen de verschillende godheden, die worden genegeerd bij het gelijkstellen aan een Romeinse

    god, op een ander niveau dan taal worden gecommuniceerd, vaak is dat dan de iconografie.75

    Dus ook al kunnen we stellen dat de Romeinen niet weigerachtig stonden tegenover andere

    culturen en elementen van deze culturen makkelijk integreerden in hun eigen Romeinse cultuur en

    religie, toch moeten we voorzichtig omspringen met het begrip interpretatio Romana. De term wordt

    enerzijds amper gebruikt door de Romeinen zelf en wanneer men enkel focust op naamgeving van

    de goden dan worden vele andere verschillen of net gelijkenissen sterk afgezwakt.

    4.3 Interpretatio door andere culturen van de Romeinse religie

    De Romeinse religie was dus, zoals eerder al gesteld, zeer sterk geconcentreerd op en in de stad,

    vooral Rome. Hierdoor werd de religie vaak niet als een volledig pakket in de vorm van een soort

    staatsgodsdienst opgelegd aan de provincies. De plaatsen waar het bronnenbewijs aantoont dat

    de Romeinse religie wel als een geheel werd overgenomen, bevonden zich in een zeer sterke en

    specifieke Romeinse context zoals de zogenaamde coloniae en de legerkampen. Opvallend is,

    naar mening van Collar, dat er vooral in het westen van het rijk een grote verspreiding was van

    culten die ook door de Romeinen zelf als vreemd en buitenlands werden beschouwd.76 Daarbij

    denken we bijvoorbeeld aan de verspreiding van voor Romeinen vreemde oosterse culten in het

    westen van het rijk.

    Volgens MacMullen werd de overname van de Romeinse cultuur en de adaptatie naar een steeds

    verdere romanisering niet opgelegd aan de inwoners van de provincies van bovenaf. Er zou eerder

    sprake geweest zijn van een bottom-up beweging waarbij het de wens was van de inwoners van

    de ingelijfde gebieden om deel te nemen aan de Romeinse cultuur.77 Toch zijn er doorheen het rijk

    ook veel voorbeelden van verzet tegen de romanisering terug te vinden. Dat verzet kon zowel actief

    als passief verlopen. Zo waren er gewelddadige opstanden die uitbraken tegen de Romeinse

    (culturele) overheersing, een bekend voorbeeld hiervan is de opstand in Judea door de joden. Als

    vorm van passief verzet kon een volk, een cultuur ook gewoon weigeren om de Romeinse

    75 ANDO (C.). ‘Interpretatio Romana.’ P. 45.

    76 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 59.

    77 MACMULLEN (R.). ‘Romanization in the Time of Augustus.’ In: CHAMPION (C.), ed. Roman Imperialism: Readings

    and Sources. Oxford, Blackwell, 2004, p. 225.

  • 26

    standaard over te nemen en verder te integreren in het grote rijk. Doch zijn er evenzeer regio’s

    waar de Romeinse cultuur en religie zonder problemen werden aanvaard en waar de Romeinse

    gebruiken en namen zelfs maatstaven werden voor status en politieke trouw aan de keizer en zijn

    gevolg.78

    Woolf haalt Gallië aan als voorbeeld van een gebied dat zich volledig aanpast aan de Romeinse

    cultuur en gebruiken. Zo stelt hij dat vooral de Gallische aristocratie zich gaat aanpassen en zo

    een soort nieuwe klasse van aristocraten gaat vormen naar Romeins voorbeeld waarbij het verschil

    met de boerenklasse groter wordt. Maar ‘Romein worden’ was geen uniform proces dat in elke

    streek en provincie dezelfde vormen aannam. Er was dan ook geen ideaaltypische Romein wiens

    voorbeeld iedereen kon volgen. Woolf poneert een andere definitie van ‘Romein worden’ en

    formuleert hierbij dat dit zoveel betekende als een positie verwerven in een complex van

    gestructureerde verschillen waarin de Romeinse macht berustte. Hieruit leiden we ook af dat de

    mensen in de provincies zelf kozen welke elementen van de romanisering ze opnamen in hun

    cultuur en religie en welke ze links lieten liggen.79

    Op deze manier zou de romanisering eerder bekeken kunnen worden als een uitbreiding van

    plaatselijke culturen in plaats van een volledige vervanging van de eigen lokale culturen.80 Dit zou

    zeker het geval zijn geweest voor wat de religie betreft,81 want we kunnen stellen dat er nooit sprake

    was van een centraal geleide opzettelijke export van de Romeinse religie.82 Wanneer er wel sprake

    was van een zekere religieuze overdracht dan werd er enkel een opvatting doorgegeven aan de

    provinciale culturen. Dit religieuze concept bestond vooral uit een daad en niet uit een theorie. Dit

    is ook één van de redenen waarom plaatselijke goden zo makkelijk werden opgenomen in het

    Romeinse pantheon.83

    78 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 2.

    79 WOOLF (G.). ‘Becoming Roman: The Origins of Provincial Civilization in Gaul.’ In: CHAMPION (C.), ed. Roman

    Imperialism: Readings and Sources. Oxford, Blackwell, 2004, p. 236.

    80 COLLAR (A.). ‘Religious Networks in the Roman Empire: the spread of new ideas.’ P. 50.

    81 BENDLIN (A.). ‘Peripheral Centres – Central Peripheries: Religious Communication in the Roman Empire.’ In: RÜPKE

    (J.). en CANCIK (H.), eds. Römische Reichsreligion und Provinzialreligion. Tübingen, Mohr Siebeck, p. 53.

    82 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 12.

    83 RÜPKE (J.). ‘From Jupiter to Christ. On the History of Religion in the Roman Imperial Period.’ P. 282.

  • 27

    DEEL 2: ANALYSE

  • 28

    Hoofdstuk 1: Religie verbindt

    1.1 Inleiding

    In dit hoofdstuk zal er dieper worden ingegaan op het verbindende element dat religie kan zijn. Dit

    wil zeggen dat men verwacht van personen met eenzelfde religie, dat ze meer geneigd zijn om

    zaken met elkaar te doen dan met derden buiten de eigen groep van cultureel gelijken. Binnen

    dergelijke groepen kan men diepgaandere relaties verwachten tussen de verschillende leden en

    dat kan ook voordelen met zich teweegbrengen op het niveau van de handel. Men wordt namelijk

    gebonden door verschillende elementen zoals afkomst, cultuur en religie.

    Wanneer deze personen zich gaan verenigen wordt er vaak gesproken over een collegium, dit is

    een associatie, in dit geval van handelaars, dat samenkomt met het oog op een gezamenlijk doel

    of actie, namelijk handelen.84 Een collegium wordt vaak gezien als de methode waarmee Romeinse

    handelaars omgingen met de moeilijkheden die de antieke handel met zich meebracht. Omdat men

    zich gaat verzamelen en samenkomt, is het mogelijk om informatie met elkaar uit te wisselen over

    zakenpartners, maar ook om elkaar financiële steun aan te bieden waar dat nodig was.85 Zo

    ontstonden er als het ware commerciële netwerken binnen de collegia die zorgden voor een vorm

    van bescherming tegen de vele risico’s die het beroep van handelaar met zich meebracht.86 Vaak

    wordt de commerciële rol van dergelijke collegia echter op de achtergrond geplaatst in studies ten

    voordele van de focus op de gedeelde culturele en religieuze waarden en normen. Toch zorgden

    associaties van handelaars zoals de collegia ook voor ondersteuning van de leden in hun

    professionele leven.87

    84 KOHN (M.). ‘The Origins of Western Economic Success: Commerce, Finance, and Government in Preindustrial

    Europe.’ Onuitgegeven, 2003, p. 2. , geraadpleegd op

    22/02/2017.

    85 KOHN (M.). ‘The Origins of Western Economic Success: Commerce, Finance, and Government in Preindustrial

    Europe.’ P. 42.

    86 BROEKAERT (W.). ‘Partners in Business: Roman Merchants and the Potential Advantages of Being a Collegiatus.’ In:

    Ancient Society. 41(2011), p. 221.

    87 BROEKAERT (W.). ‘Partners in Business: Roman Merchants and the Potential Advantages of Being a Collegiatus.’ P.

    225.

  • 29

    Concreet in dit hoofdstuk zal er worden stilgestaan bij het concept sociaal kapitaal en hoe dit ervoor

    zorgt dat er stevige sociale netwerken ontstaan tussen cultureel gelijken. Dit wordt gelinkt aan de

    vraag of religieus geïnspireerde groepen in het keizerlijke Rome ook een economische functie

    vervulden met betrekking tot de handel. Heel specifiek wordt er gewerkt met een casus van

    handelaars uit de Romeinse provincie Syria, meer bepaald uit de steden Palmyra, Berytus en

    Tyrus. Om na te gaan of er sprake is van makkelijker verleende hulp aan personen uit hetzelfde

    sociale netwerk duiken we in het archief van de Sulpicii op zoek naar sporen van leningen voor

    handelsbetrekkingen die verleend werden aan zogenaamde vreemden.

    1.2 Sociaal kapitaal en netwerken

    Voordelen die dergelijke groeperingen van gelijkgestemden kunnen teweegbrengen zijn

    voornamelijk gebaseerd op vertrouwen. Omdat de handel veel risico’s met zich meebracht, gingen

    de handelaars op zoek naar netwerken waarbinnen er meer vertrouwen werd geschonken aan de

    personen binnen het netwerk dan de handelaars en personen buiten het eigen netwerk van het

    collegium.88 Om dieper in te gaan op het gegeven van deze sociale netwerken kunnen we ons

    richten op de sociologie en hun theorie over sociaal kapitaal en de werking van sociale netwerken.

    Uiteraard doet dit de vraag rijzen naar wat sociaal kapitaal nu precies inhoudt.

    Binnen de sociologie zijn er vaak verschillende definities gegeven aan dit fenomeen. Nemen we

    een standaardlexicon bij de hand dan worden we omgeleid naar het begrip politieke cultuur, onder

    dat lemma kunnen we de volgende definitie afleiden:

    ‘Sociaal kapitaal is… de attitudes die de bevolking heeft ten opzichte van het politieke

    proces. Het zijn m.a.w. de normen en waarden van de bevolking…’89

    Bovenstaande betekenis van sociaal kapitaal wordt zeer sterk gekoppeld aan het politieke leven.

    Ook bij Putnam is dat het geval, maar hij gaat als socioloog ook echt aan de slag met het begrip

    en werpt een duidelijker licht op wat sociaal kapitaal nu daadwerkelijk is. Putnam verrichtte als

    88 KOHN (M.). ‘The Origins of Western Economic Success: Commerce, Finance, and Government in Preindustrial

    Europe.’ P. 28.

    89 VANDEPITTE (P.) en DEVOS (C.). ‘Lexicon. Een verklaring van historische en actuele maatschappelijke concepten.’

    Gent, Academia Press, 2010, p 63.

  • 30

    politicoloog en socioloog jarenlang onderzoek naar de burgerlijke traditie in modern Italië en hoe

    deze burgerlijke tradities bijdroegen tot de goede en efficiënte werking van de politieke

    democratie.90 Met deze studie voor ogen geeft Putnam ook een definitie van sociaal kapitaal. Hij

    definieert sociaal kapitaal als de kenmerken van de maatschappelijke organisaties zoals

    netwerken, normen en sociaal vertrouwen die de coördinatie en samenwerking voor een wederzijds

    voordeel vergemakkelijken.91

    Maar laat ons ook zeker eens kijken naar wat sociaal kapitaal kan betekenen in het werk van

    historici en met betrekking tot de handel in het verleden. Ogilvie onderzoekt als economisch

    historica onder andere de koopmansgilden uit de middeleeuwen en hun rol binnen de maatschappij

    (cf. infra). Daarbij vermeldt ze dat dergelijke gilden vaak worden gezien als schoolvoorbeelden van

    sociaal kapitaal. Dat sociale kapitaal is dan weer het aandeel van gedeelde normen, informatie,

    wederzijdse sancties en collectieve actie. Deze worden gecreëerd door hechte, sociale netwerken

    die meerdere aspecten gemeenschappelijk hebben. Bovendien worden ze verondersteld om veel

    voordelen bij te dragen tot de economische ontwikkeling.92

    We krijgen dus te maken met maatschappelijke organisaties en netwerken waarin vertrouwen en

    samenwerking een belangrijke rol spelen. De collegia passen dus duidelijk in dit plaatje en zijn een

    voorbeeld van sociaal kapitaal. Maar we kunnen de denkoefening nog even doortrekken en verder

    ingaan op de theorie van sociale netwerken gezien deze netwerken noodzakelijk zijn om te kunnen

    spreken van sociaal kapitaal. Binnen sociale netwerken onderscheidt men twee factoren die

    bijdragen tot wederzijds vertrouwen: afsluiting en veelvoudige betrekkingen.

    De afsluiting staat voor het feit dat het lidmaatschap van een netwerk wordt beperkt en duidelijk

    wordt gedefinieerd. Dit wil zeggen dat de personen binnen een netwerk dezelfde belangen,

    waarden, sociale regels en overtuigingen delen. Dit aspect van een sociaal netwerk brengt voor

    handelaars al een mogelijk voordeel met zich mee. Het is namelijk zo dat leden van een dergelijk

    90 Voor meer informatie over het werk en de studie van R. Putnam, zie ook: ARNAERT (M.). ‘Bestuur en organisatie

    van religieuze verenigingen in de klassieke en postklassieke polis. Democratische principes buiten het politieke

    bestel.’ Gent (onuitgegeven bachelorscriptie Universiteit Gent) 2016, p. 56. (promotor: A. Zuiderhoek)

    91 PUTNAM (R.). ‘Making democracy work. Civic traditions in modern Italy.’ Princeton, Princeton University Press,

    1993, p. 89.

    92 OGILVIE (S.). ‘Institutions and European Trade. Merchant Guilds, 1000-1800.’ P. 6.

  • 31

    netwerk sterk worden gecontroleerd door elkaar waarbij normoverschrijdend gedrag wordt gestraft

    en goed gedrag wordt beloond door de groep.93 Dit zorgt ervoor dat handelaars binnen een netwerk

    een reputatie kunnen uitbouwen, maar ook de reputatie van hun collega’s kennen en dus kunnen

    afwegen wie er al dan niet te vertrouwen is als handelspartner.94

    De veelvoudige betrekkingen verwijzen naar de mogelijkheid van het netwerk om ervoor te zorgen

    dat de leden van het netwerk met elkaar verbonden worden op meerdere niveaus dan enkel het

    sociale netwerk. Hiervoor maakt men gebruik van connecties en banden die bestaan buiten het

    sociale netwerk dus in dit geval anders zijn dan het beroep van handelaar. Daarbij kan men denken

    aan het delen van eenzelfde geloof, de afkomst, de sociale achtergrond, enzovoort. Men zou

    kunnen spreken van een grensoverschrijdend lidmaatschap.95 Hoe meer dergelijke relaties er

    worden gesmeed tussen de verschillende leden, hoe beter de personen elkaar zullen leren kennen.

    Uit deze kennis is het aannemelijk dat de personen elkaar meer zullen willen helpen, beschermen

    en vertrouwen.96

    Hulp tussen de handelaars uit eenzelfde netwerk die we kunnen verwachten, kan zich uiten op

    verschillende manieren. Zo zou het vertrouwen kunnen leiden tot het sneller en makkelijker

    verkrijgen van financiële hulp bij het op poten zetten van een handelsmissie. Deze financiële hulp

    zou zich dan kunnen voordoen in de vorm van gratis of voordelige leningen. Maar ook andere

    vormen van wederzijdse hulp zijn denkbaar, vooral wanneer er problemen de kop op steken. Denk

    maar aan rechtszaken, verloren goederen, gezonken schepen, enzovoort. Een logisch nadeel dat

    hieruit lijkt voort te vloeien is het feit dat het moeilijker wordt voor personen buiten de groep om

    hulp te krijgen van de groep. Maar ook dat het niet zo eenvoudig moet zijn geweest voor een

    vreemdeling, die al dan niet tot het sociale netwerk behoorde, om hulp te verkrijgen bij een persoon

    met de traditionele Romeinse cultuur. Om dat na te gaan zal er eerst ingegaan worden op de

    93 ASLANIAN (S.). ‘Social capital, ‘trust’ and the role of networks in Julfan trade: informal and semi -formal institutions

    at work.’ In: Journal of Global History. 1(2006), p. 385.

    94 BROEKAERT (W.). ‘Partners in Business: Roman Merchants and the Potential Advantages of Being a Collegiatus.’ P.

    238.

    95 ASLANIAN (S.). ‘Social capital, ‘trust’ and the role of networks in Julfan trade: informal and semi -formal institutions

    at work.’ P. 385-386.

    96 BROEKAERT (W.). ‘Partners in Business: Roman Merchants and the Potential Advantages of Being a Collegiatus.’ P.

    227.

  • 32

    vreemde handelaars en hun aanwezigheid binnen de Romeinse maatschappij. Daarna wordt er

    specifiek gekeken naar de casus voor Syrische handelaars waarbij de focus zal liggen op hun

    religieuze aanwezigheid en de mogelijkheden tot cross-cultural trade. Financiële hulp wordt dan

    weer opgespoord aan de hand van het Sulpicii archief aangezien er geen interne documenten van

    vreemde collegia bewaard zijn gebleven.

    1.3 Vreemde handelaars in de maatschappij

    Om na te gaan of er een cross-cultural trade plaatsvond tussen de Romeinen en hun geannexeerde

    gebieden, is het natuurlijk van belang om eerst stil te staan bij de vraag of er wel degelijk vreemde

    handelaars aanwezig waren in belangrijke handelssteden zoals de havenstad Puteoli en de

    hoofdstad Rome. Het lijkt uiterst waarschijnlijk dat er uiteraard handelaars aanwezig waren in het

    centrum van een dergelijk rijk, maar er zijn verschillende uitgangspunten mogelijk, vandaar dat er

    even wordt bij stilgestaan.

    De aanwezigheid van handelaars kan echter op zeer uiteenlopende manieren worden ingevuld. Zo

    heb je de handelaar die rondreist en steeds verder trekt zonder een echte vaste stek (zogenaamde

    kustvaart)97, maar er zijn ook handelsposten (stationes) waar handelaars van vreemde origine

    langere tijd of zelfs permanent verbleven.98 In dat opzicht wordt er ook wel eens gesproken over

    handelskolonies waarbij de leden van deze gemeenschap heel erg op zichzelf leven zonder veel

    sociale interactie met lokale inwoners, een soort van buitenlands collegium.99 Terpstra gaat zelfs

    zo ver dat hij concludeert dat deze handelsposten dienden als waarborgen tegen oneerlijk gedrag

    ex ante. Daarbij was het zeer belangrijk dat de stationari een goede naam en reputatie opbouwden

    in de gaststad.100 Zo konden dergelijke handelsposten een liaison vormen voor doorreizende

    handelaars uit de moederstad en daarbij genieten van dezelfde goede reputatie als die van de

    handelspost.101 Het lijkt uiteraard aannemelijk dat het vooral deze handelaars binnen de

    handelsposten waren die vooral aan culturele kruisbestuiving onderhevig waren gezien het feit dat

    97 TERPSTRA (T.). ‘Trading communities in the Roman world. A micro-economic and institutional perspective.’ In:

    HARRIS (W.V.), ed. Columbia Studies in the Classical Tradition. Boston, Bril l , 2013, p. 53.

    98 TERPSTRA (T.). ‘Trading communities in the Roman world.’ P. 67.

    99 KOHN (M.). ‘The Origins of Western Economic Success: Commerce, Finance, and Government in Preindustrial

    Europe.’ P. 43.

    100 TERPSTRA (T.). ‘Trading communities in the Roman world.’ P. 68-70.

    101 TERPSTRA (T.). ‘Trading communities in the Roman world.’ P. 80-81.

  • 33

    zij veel langer aanwezig waren binnen de Romeinse maatschappij. Of zoals Broekaert het stelt, de

    moeilijkheid voor de handelaars is dat zij in een totaal nieuwe context terechtkomen waar ze

    worden geconfronteerd met de andere cultuur, religie, talen en gewoontes op het sociale niveau. 102

    Maar dat lijkt mij nu ook net het mooie van de vreemde handelaars, net omdat ze op zoek gaan

    naar hun eigen identiteit binnen de gastmaatschappij kon er sprake zijn van cross-cultural trade

    zowel op het religieuze niveau als op talrijke andere niveaus.

    Het is niet altijd makkelijk om vast te stellen wanneer men kan spreken over een handelspost en

    louter individuele, vreemde handelaars, peregrini, in Italië. Daar kan echter de religie een

    verhelderende rol spelen. Het is namelijk zo dat overzeese settlers die handel voerden, vaak hun

    eigen goden in lokaal opgerichte tempels en schrijnen gingen vereren.103 Daarover stelt Terpstra

    dat religie een factor is voor de coherentie van zakelijke coalities zoals de stationes. Het vereren

    van specifieke goden is dan ook sterk verweven met de geografische oorsprong van de

    handelaars.104 Terpstra gaat er echter vaak nogal eenzijdig vanuit dat de aanwezigheid van een

    vreemde religie ook wijst op de aanwezigheid van een permanente handelspost die deze religie

    aanhing en de cultussen onderhield. Het kan uiteraard ook altijd zo zijn dat de zeer fragmentarisch

    overgeleverde epigrafische bewijzen, net deze van een rondreizende handelaar zijn. In andere

    gevallen is de bewijslast echter te overweldigend en moet er wel sprake zijn van de aanwezigheid

    van peregrini in grote getalen. Of deze personen ook altijd handelaars waren is dan weer een

    andere vraag die aan de oppervlakte komt. Toch is het duidelijk dat er religieuze gebouwen waren

    van en voor peregrini die voorzagen in hun religieuze behoeftes.105

    De directe band tussen stationes, handelaars en cross-cultural trade op het religieuze niveau zit

    hem er dus in dat binnen handelsposten de eigen lokale goden van de moederstad vaak werden

    vereerd. Dat kadert natuurlijk binnen het fenomeen van het sociaal kapitaal dat wordt uitgebouwd

    aan de hand van meerdere relaties waaronder het delen van een gemeenschappelijke religiositeit.

    102 BROEKAERT (W.). ‘Going mental. Cultural, exchange and compromise in Rome’s trade with the East.’

    Onuitgegeven, p. 1. Online beschikbaar via

    , geraadpleegd op 31/03/2017.

    103 BROEKAERT (W.). ‘Going mental. Culture, exchange and compromise in Rome’s trade with the East.’ P. 13.

    104 TERPSTRA (T.). ‘Trading communities in the Roman world.’ P. 100.

    105 BROEKAERT (W.). ‘Going mental. Culture, exchange and compromise in Rome’s trade with the East.’ P. 13.

  • 34

    Andere inscripties wijzen echter ook op de religieuze integratie in de plaatselijke Romeinse

    maatschappij waar de handelaars lange tijd verbleven.

    In de volgende hoofdstukken wordt stilgestaan bij de oosterse religieuze invloeden uit de Provincia

    Syria die aanwezig zijn binnen verschillende steden in het centrum van Italië, dit wordt gedaan aan

    de hand van enkele onderzoeksvragen. Uiteraard moeten we er eerst bij stil staan of het wel zo is

    dat er religieuze invloeden meereisden met de vreemde handelaars. Daarna kunnen we ons de

    vraag stellen of deze invloeden openbaar zichtbaar waren voor de plaatselijke Romeinen of deze

    vreemde handelaars eerder op zichzelf bleven in een afgesloten groep. Tenslotte rijst natuurlijk

    ook de vraag of de religieuze groeperingen van deze handelaars ook echte collegia waren met een

    economische functie. Uiteindelijk zal er ook aandacht worden besteed aan de vraag of er sprake

    was van een adaptatie naar de plaatselijke cultuur en religie, zelfs of er een ondersteuning was

    van de lokale Romeinse gebruiken.

    1.4 Casus: religieuze invloeden uit de Provincia Syria

    Over de religieuze aanwezigheid in Italië van de Romeinse provincie Syria zijn er veel bronnen

    overgeleverd. Zowel voor de stad Puteoli als Rome zijn er aanwijzingen dat de Syrische personen

    hun eigen religie en cultussen met zich meebrachten en verder aanhingen in hun nieuwe

    thuishaven. Dit hoofdstuk is geografisch ingedeeld op basis van drie Syrische steden die zullen

    worden behandeld in respectievelijke volgorde: Tyrus, Berytus en Palmyra.

    1.4.1 Tyrus

    Eén van de bekendste inscripties die een duidelijk verband toont tussen de Syrische stad Tyrus en

    Puteoli is de brief van de Puteolische statio aan de thuisstad Tyrus.106 Deze inscriptie brengt nog

    steeds, ondanks de goede status waarin de steen bewaard is gebleven, discussies met zich mee.

    De interpretatie van bedragen en de opeenvolging van gebeurtenissen wordt vaak door academici

    op verschillende manieren geïnterpreteerd.107 Wat de uitkomsten van deze discussies ook mogen

    worden, de inscriptie toont ook een duidelijke relatie met het religieuze leven in de stad Puteoli

    aan. Zo lezen we dat de statio in Puteoli voorzag in de offers en diensten voor de voorvaderlijke

    106 OGIS 595 = IG XIV 830 = IGRR I 421

    107 SOSIN (J.D.). ‘Tyrian ‘Stationarii’ at Puteoli.’ In: Tyche. 14(1999), p. 275.

  • 35

    goden die werden vereerd in tempels in Puteoli zelf.108 De inscriptie geeft dus duidelijk het idee

    weer dat de Tyriërs hun eigen goden vereerden in de gaststad.

    Maar er wordt niets gezegd over welke goden er al dan niet vereerd werden, andere inscripties

    laten hun licht wel over deze vraag schijnen. Zowel een Griekse109 als een tweetalige Grieks-

    Latijnse inscriptie110 vermelden de stad Tyrus en de heilige godheid. Het is de tweetalige inscriptie

    die ons het meeste informatie verschaft. De godheid Σαρεπτηνό̣ς wordt namelijk vermeld, deze

    godheid wordt vaak gelinkt aan de stad Sarepta. Zo spreekt Lipinski zelfs over de godheid van de

    stad Sarepta. Hij trekt hier meteen de conclusie uit dat er dus wel degelijk ook een maritieme relatie

    moet hebben bestaan tussen Puteoli en Sarepta.111 Maar ook hij kan uiteraard niet om het feit heen

    dat ook Tyrus in deze inscriptie wordt vermeld en bovendien ook in de Griekse inscriptie. In deze

    laatste is er geen sprake van Sarepta, maar de steen heeft dan ook veel minder goed de tand des

    tijds doorstaan.

    Wanneer we nog even onze blik richten op brief van de Tyreense statio in Puteoli112 dan is het

    mogelijk om hier wat informatie te destilleren over de ondersteuning van de Romeinse religieuze

    gebruiken en imperiale cultus door vreemdelingen. Zo vermelden de Tyriërs dat zij ook hebben

    ingestaan voor de kosten voor de restauratie van hun statio ter ere van het heilige festival voor

    keizer Marcus Aurelius.113 Maar ook dat zij financieel hebben bijgedragen tot de spelen in Puteoli

    door te voorzien in de offerstier.114 We zien dus duidelijke aanwijzingen dat de Tyriërs niet enkel

    instonden voor het onderhoud van hun eigen tradities binnen de religie zoals volgens de theorie

    van het sociaal kapitaal verwacht zou worden, maar ook financieel bijdroegen aan de plaatselijke

    gebruiken in Puteoli. De vraag in hoeverre de Tyriërs ook de plaatselijke goden aanbaden, is echter

    onmogelijk te beantwoorden. De bronnen vermelden hier niets over en door de schaarste aan

    108 …καὶ θρησκείας τῶν πατρίων ἡμῶν θεῶν ἐκεῖ ἀφωσιωμένων ἐν ναοῖς…

    109 CIL X 1601 = IG XIV 831

    110 OGIS 594

    111 LIPINSKI (E.). ‘Studia Phoenicia XVIII Itineraria Phoenicia.’ Leuven, Uitgeverij Peeters en Departement Oosterse

    Studies, 2004, p. 296.

    112 OGIS 595 = IG XIV 830 = IGRR I 421

    113 …ποιήσσθε· τὰ γὰρ ἕτε|ρα ἀναλώματα καὶ τὰ γεινόμενα εἰς ἐπισκευὴν τῆς στατίωνος εἰς τὰς ἱερὰς ἡμέρας

    τοῦ || κυρίου Αὐτοκράτορος συνπεσούσης ἑαυτοῖς ἐλογισάμεθα…

    114 …μάλιστα ᾗ καὶ τὰ ἀναλώματα εἰς τὸν ἀγῶνα τὸν ἐν Ποτιόλοις τῆς βουθουσίας…

  • 36

    bronnenmateriaal is het niet aangewezen om conclusies te baseren op een argumentum ex

    silentio.

    De algemene indruk die de inscripties nalaten is dat zowel de loyaliteit aan de moederstad Tyrus

    als aan de gaststad Puteoli wordt benadrukt door de Tyriërs. De collectieve identiteit van de Tyriërs

    wordt aangehaald zoals deze uiteraard wordt onderhouden in een handelspost, maar er wordt

    evenzeer aandacht besteed aan hun betrokkenheid in het openbare leven van Puteoli.115 De

    Tyriërs bleven dus niet op hun eilandje zitten binnen de stad Puteoli, maar in welke mate er sprake

    zou kunnen zijn van een religieuze assimilatie is moeilijk te zeggen op basis van de weinige

    bronnen die er zijn. Zeker is in ieder geval dat er sprake is van een cross-cultural trade van Tyrus

    naar Puteoli toe aangezien de Tyreense goden meereisden met de handelaars en vereerd werden

    ver weg van huis.

    1.4.2 Berytus

    Uiteraard is Tyrus niet de enige stad met inwoners die aanwezig zijn in Puteoli. Ook Berytus,

    eveneens gelegen in de Provincia Syria, heeft zijn sporen nagelaten in de Italiaanse stad. Drie

    Latijnse inscripties leren ons iets meer over deze inwoners van Berytus.

    Een eerste inscriptie vermeldt de inwoners van Berytus die resideren in Puteoli als aanbidders van

    de god Jupiter Heliopolitanus die wordt gelijkgesteld met de god Baalbek.116 Het is dus duidelijk

    dat de Berytiërs onmiddellijk in verband worden gebracht met een religieuze factor. Hieruit zouden

    we kunnen stellen dat het voor de modale inwoner van Puteoli duidelijk moet zijn geweest dat zij

    die uit Berytus kwamen deze god vereerden.

    De vraag rijst dan natuurlijk wat deze inwoners van Berytus kwamen doen in Puteoli. Het lijkt

    aannemelijk om te stellen dat zij inderdaad een link hadden met handelsvoering. Zo lezen we in

    een tweede inscripties hoe zij die de god Baalbek vereerden en lid waren van de bijhorende

    corporatie een stuk land kregen toegewezen met een regenput en enkele winkeltjes.117 Hier wordt

    door academici de