De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke...

141
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-12 De rol van de gemeenten in de handhaving van de ruimtelijke ordening Masterproef in de opleiding “Master in de rechten” Maarten Balthau (studentennummer: 00601002) Promotor: prof. dr. Geert Van Hoorick Commissaris: dhr. Lode Dekimpe

Transcript of De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke...

Page 1: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2011-12

De rol van de gemeenten in de handhaving

van de ruimtelijke ordening

Masterproef in de opleiding “Master in de rechten”

Maarten Balthau

(studentennummer: 00601002)

Promotor: prof. dr. Geert Van Hoorick

Commissaris: dhr. Lode Dekimpe

Page 2: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

I

Woord vooraf

Gedurende mijn opleiding aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Gent is mijn interesse

steeds uitgegaan naar het publiekrecht, en meer in het bijzonder naar de ruimtelijke ordening. De

interactie tussen burger en overheid heeft mij altijd aangesproken. Het was mij dan ook snel duidelijk

dat ik mijn masterproef over deze materie wilde schrijven.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om enkele mensen te bedanken. Eerst en vooral mijn

promotor, prof. dr. Geert Van Hoorick, voor zijn hulp bij het verder afbakenen van mijn onderwerp,

en mijn commissaris, dhr. Lode Dekimpe, voor het nalezen van mijn voorlopige versies en voor het

beantwoorden van mijn vragen. Bij deze bedank ik ook dr. Carole Billiet voor haar hulp bij het

opstellen van de enquête.

Daarnaast wil ik ook enkele mensen uit de praktijk bedanken, namelijk meester Jo Van Lommel,

advocaat bij GSJ Advocaten, voor zijn verhelderende uitleg over het stakingsbevel, dhr. Wim Vanheel,

vast secretaris bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, voor zijn bereidheid de werking van de

Hoge Raad toe te lichten en zijn reactie op de conclusies uit mijn enquête, en dhr. Hubert Bloemen,

administrateur-generaal bij het Agentschap Inspectie RWO, en dhr. Piet Vanhoutte, afdelingshoofd

bij datzelfde Agentschap, voor het interview en de reacties op de conclusies uit mijn enquête. Ik

moet ook de colleges van burgemeester en schepenen en de gemeentelijke ambtenaren en

functionarissen bedanken omdat zij zo massaal mijn enquête hebben willen beantwoorden.

Tenslotte mag ik zeker mijn familie niet vergeten. Zonder hun steun was deze masterproef niet

mogelijk geweest.

Page 3: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

II

Inhoudstafel

Woord vooraf ........................................................................................................................................... I

Inhoudstafel ............................................................................................................................................ II

Lijst van afkortingen ................................................................................................................................ V

Inleiding ................................................................................................................................................... 1

Hoofdstuk 1. Handhaving in het algemeen: evolutie en juridisch perspectief ....................................... 3

1.1 Subsidiariteit als basis van handhaving ................................................................................... 3

1.2 Modernisering en uitbreiding.................................................................................................. 4

1.3 Doorbraak van de gemeentelijke handhaving ........................................................................ 5

1.4 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: bijkomende nieuwe accenten voor handhaving ....... 6

1.4.1 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid .................................................................... 6

1.4.2 Principale herstelmaatregel ............................................................................................ 7

1.4.3 Verjaringstermijnen ......................................................................................................... 7

1.4.4 Minnelijke schikkingen .................................................................................................... 8

1.5 Handhavingsplan ..................................................................................................................... 8

Hoofdstuk 2. De handhavingspartners .................................................................................................. 10

2.1 Inleiding ................................................................................................................................. 10

2.2 De diensten van de Vlaamse Overheid ................................................................................. 10

2.2.1 Algemeen ....................................................................................................................... 10

2.2.2 Bevoegdheden ............................................................................................................... 11

a) Ondersteunende rol .......................................................................................................... 11

b) Bouwtoezicht en vaststellen van een bouwmisdrijf.......................................................... 11

c) Geven en bekrachtigen van een stakingsbevel ................................................................. 11

d) Vorderen van een herstelmaatregel ................................................................................. 11

e) Uitvoeren van een herstelmaatregel ................................................................................ 12

2.3 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid .......................................................................... 12

2.3.1 Algemeen ....................................................................................................................... 12

2.3.2 Bevoegdheden ............................................................................................................... 13

a) Advies over een herstelvordering ..................................................................................... 13

b) Advies in het kader van de uitvoering van de herstelmaatregel ....................................... 15

c) Beslissingsbevoegdheid betreffende dwangsommen ....................................................... 16

d) Bijkomende bevoegdheden ............................................................................................... 16

2.4 De lokale besturen................................................................................................................. 17

2.4.1 Algemeen ....................................................................................................................... 17

Page 4: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

III

2.4.2 Bevoegdheden ............................................................................................................... 17

a) Informatieverstrekking ...................................................................................................... 17

b) Bouwtoezicht en vaststellen van een bouwmisdrijf.......................................................... 17

c) Vorderen van een herstelmaatregel ................................................................................. 18

d) Uitvoeren van een herstelmaatregel ................................................................................ 19

2.5 De lokale politie en parketten ............................................................................................... 19

2.5.1 Algemeen ....................................................................................................................... 19

2.5.2 Bevoegdheden ............................................................................................................... 20

a) Opsporen en vaststellen van een misdrijf ......................................................................... 20

b) Aanhangig maken van een strafzaak ................................................................................. 20

Hoofdstuk 3. De rol van de gemeenten in de handhaving van de ruimtelijke ordening ...................... 21

3.1 Algemeen ............................................................................................................................... 21

3.1.1 Lokaal handhavingsbeleid ............................................................................................. 21

3.1.2 De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar ...................................................... 23

3.2 Preventieve handhaving ........................................................................................................ 26

3.2.1 Informatieverstrekking en bewustmaking .................................................................... 26

a) De loketfunctie .................................................................................................................. 27

b) Het plannenregister ........................................................................................................... 28

c) Het vergunningenregister.................................................................................................. 29

d) Het stedenbouwkundig attest ........................................................................................... 31

3.2.2 Toezicht en controle ...................................................................................................... 32

a) Vaststelling van het bouwmisdrijf: het proces-verbaal, de waarschuwing en de

aanmaning ................................................................................................................................. 32

b) Het stakingsbevel .............................................................................................................. 34

c) De administratieve geldboete ........................................................................................... 37

d) De stakingsvordering ......................................................................................................... 39

3.3 Rechtsherstellende handhaving ............................................................................................ 40

3.3.1 De regularisatievergunning ........................................................................................... 40

3.3.2 Het as-builtattest ........................................................................................................... 43

3.3.3 De minnelijke schikking en de bemiddeling .................................................................. 47

3.4 Curatieve handhaving ............................................................................................................ 52

3.4.1 De strafrechtelijke vervolging........................................................................................ 52

3.4.2 Vorderen van een herstelmaatregel ............................................................................. 54

a) Algemeen ........................................................................................................................... 54

Page 5: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

IV

b) Herstelvormen ................................................................................................................... 55

3.4.3 Uitvoeren van de rechterlijke uitspraak ........................................................................ 63

3.4.4 De dwangsom ................................................................................................................ 67

3.4.5 Ambtshalve uitvoering .................................................................................................. 69

Hoofdstuk 4. Gemeentelijke handhaving in de praktijk ........................................................................ 72

4.1 Algemeen ............................................................................................................................... 72

4.2 Gemeentelijke bevraging ...................................................................................................... 72

4.2.1 Algemeen ....................................................................................................................... 72

4.2.2 Relatie met de handhavingspartners ............................................................................ 77

a) De lokale politie en parketten ........................................................................................... 78

b) De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur ............................................................. 79

c) De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ...................................................................... 80

4.2.3 Handhaving in het algemeen ......................................................................................... 82

a) Handhavingsbeleid en handhavingsplan ........................................................................... 82

b) De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar .......................................................... 86

c) Preventieve of curatieve handhaving? .............................................................................. 89

4.2.4 Preventieve handhaving ................................................................................................ 90

a) Informatieverstrekking ...................................................................................................... 91

b) Toezicht en controle .......................................................................................................... 93

4.2.5 Curatieve handhaving .................................................................................................... 98

a) Herstelvorderingen ............................................................................................................ 98

b) Alternatief handhavingsinstrument ................................................................................ 102

4.3 Reacties ............................................................................................................................... 105

4.3.1 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ................................................................ 105

4.3.2 Agentschap Inspectie RWO ......................................................................................... 111

Besluit .................................................................................................................................................. 114

Bibliografie ............................................................................................................................................... i

1. Wetgeving..................................................................................................................................... i

2. Rechtspraak ................................................................................................................................. iv

3. Rechtsleer .................................................................................................................................... ix

4. Andere ......................................................................................................................................... xi

Bijlagen .................................................................................................................................................. xiii

Bijlage 1. Enquête .............................................................................................................................. xiii

Bijlage 2. Deelnemende gemeenten ................................................................................................ xvii

Page 6: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

V

Lijst van afkortingen

- Awb.: (Nederlandse) Wet van 4 juni 1992 houdende algemene regels van bestuursrecht,

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005537/geldigheidsdatum_27-04-2012.

- Besluit Administratieve Geldboete: Besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 betreffende

de administratieve geldboete voor het overtreden van een bekrachtigd stakingsbevel, BS 13 mei

2000.

- Besluit Minnelijke Schikking: Besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de

minnelijke schikking inzake ruimtelijke ordening, BS 24 augustus 2009.

- Besluit Voorwaarden GSA: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de

voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te

kunnen worden aangesteld, BS 28 juli 2000.

- Decreet Ruimtelijke Ordening (of DRO): Decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de

ruimtelijke ordening, BS 8 juni 1999.

- Handhavings- en Verjaringsdecreet: Decreet van 4 juni 2009 houdende wijziging van het decreet

van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid

betreft, BS 22 augustus 2003.

- Handhavingsplan: Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening 2010 van 16 juli 2010, BS 5 augustus

2010.

- Meerwaardebesluit: Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 betreffende de berekening en

de betaling van de meerwaarde, BS 20 mei 2000.

- Milieustakingswet: Wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming

van het leefmilieu, BS 19 februari 1993.

- Plannings- en Vergunningendecreet: Decreet van 27 maart 2003 tot aanpassing en aanvulling van

het ruimtelijke plannings-, vergunningen en handhavingsbeleid, BS 15 mei 2003.

- SARO: Strategische Adviesraad Ruimtelijke ordening en Onroerend erfgoed.

- Stedenbouwwet: Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van

de stedenbouw, BS 12 april 1962.

- Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (of VCRO): Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei

2009, BS 20 augustus 2009.

- VVSG: Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten.

Page 7: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

1

Inleiding

In de literatuur wordt handhaving algemeen gedefinieerd als “het afdwingen van regelconform

gedrag door het uitoefenen van toezicht en desgevallend het sanctioneren van inbreuken op de

regels”1. Van de wetgever wordt verwacht dat hij de regels zo opstelt en communiceert dat ze zo

veel mogelijk spontaan worden nageleefd. Waar dit echter niet lukt, moet de overheid zorgen voor

controle en voor sanctionering.

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening vermeldt handhaving als één van de drie pijlers van

ruimtelijke ordening die samen moeten bijdragen tot de realisatie van een belangrijke

basisdoelstelling, namelijk het creëren van een duurzame ruimtelijke leefomgeving2. Het

handhavingsbeleid moet erop gericht zijn de VCRO uit te voeren. Handhaven verdient net als plannen

en vergunnen de nodige aandacht. Het plaatselijk ruimtelijk ordeningsbeleid dient hierop afgestemd

te zijn. Decretaal is voorzien dat de lokale overheid in de drie fasen betrokken wordt. De gemeente

heeft naast een informatieplicht de taak op te treden als plannende en vergunnende overheid maar

ook de rol binnen het handhavingsbeleid mag niet uit het oog verloren worden.

Dat handhaving stilaan een volwaardige plaats inneemt in het ruimtelijk ordeningsbeleid wijst

hopelijk op een groeiend maatschappelijk besef van het nut ervan. In het verleden was dat zeker

geen evidentie. Handhaving is echter geen doel op zich maar een middel om de basisdoelstelling te

bereiken. De handhaving is een poging om de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening te doen

naleven. Dit houdt zowel een preventieve als een curatieve aanpak van misdrijven in. Door een

goede communicatie, door informatieverstrekking en door afradend te werken, kan de overheid

voorkomen dat mogelijke overtreders inbreuken plegen. De gemeentelijke overheid vervult hierbij,

gezien de beperkte afstand tot de burger, een centrale rol. Wanneer ondanks de preventieve

inspanningen toch een inbreuk wordt vastgesteld, is het de bedoeling vanuit het handhavingsbeleid

zo snel mogelijk en zo goed mogelijk een rechtsherstel te verwezenlijken. Hiervoor is het

noodzakelijk goede afspraken te maken tussen de verschillende handhavingspartners.

In navolging van artikel 6.1.4 VCRO stelde de Vlaamse Overheid een Handhavingsplan Ruimtelijke

Ordening op met de beleidsregels in verband met de uitoefening van bevoegdheden van de

stedenbouwkundige inspecteurs en aangestelde ambtenaren. Het Handhavingsplan bevat bovendien

aanbevelingen betreffende een preventieve en curatieve aanpak van misdrijven en betreffende de

bekostiging van het lokale handhavingsbeleid. Er dient echter te worden opgemerkt dat de vermelde

bevoegdheidsverdelende regels niet bindend zijn, maar enkel richtinggevend3. Het Handhavingsplan

wordt met het oog op verfijningen jaarlijks geëvalueerd, en is geldig tot de implementatie van een

nieuw Handhavingsplan.

1 L. DEBEN, K. VAN AECKEN, C. BILLIET, P. POPELIER, Straf- en administratieve sancties in Vlaamse regelgeving. Aanbevelingen voor een sterker handhavingsbeleid, ICW, 7 december 2009, 11. 2 Art. 1.1.4 VCRO: “De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.” 3 Memorie van toelichting bij het voorontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk

plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, 26 juni 2008, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 244.

Page 8: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

2

In deze bijdrage wordt de rol van de gemeenten inzake handhaving ruimtelijke ordening doorgelicht.

Vooreerst wordt onderzocht hoe de plaats van de lokale overheden in het handhavingsbeleid

historisch gegroeid is. De lokale overheden worden gesitueerd tussen de andere

handhavingspartners. Er wordt verder ingegaan op de diverse taken van de plaatselijke overheid

inzake handhaving. Aan de hand van een gemeentelijke bevraging wordt er nagegaan hoe de

gemeenten omgaan met hun sterk gewijzigde positie in het handhavingsbeleid ruimtelijke ordening

en in welke mate ze hun actieve rol kunnen waarmaken. Tot slot belichten we kort de reacties van de

Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid en het Agentschap Inspectie RWO op de tendensen in de

enquête.

Page 9: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

3

Hoofdstuk 1. Handhaving in het algemeen: evolutie en juridisch perspectief

1.1 Subsidiariteit als basis van handhaving

1. De basis van de huidige regelgeving voor het handhavingsbeleid in de ruimtelijke ordening is terug

te vinden in de Stedenbouwwet van 29 maart 1962.

In het Decreet Ruimtelijke Ordening van 18 mei 1999 werd de basiswetgeving ruimtelijke ordening

grondig vernieuwd. In dit decreet werd onder andere meer de nadruk gelegd op het

subsidiariteitsprincipe. Op het vlak van vergunningen kregen de lokale overheden maximale

verantwoordelijkheden. Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde

gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de vergunningverlening.

2. Decretaal werden vijf voorwaarden opgelegd die dienen als indicatie voor maturiteit: de opmaak

van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan4, de aanwerving van een gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar en de opmaak van een plannenregister5, een vergunningenregister6

en een inventaris onbebouwde percelen7. Gemeenten die aan al deze voorwaarden voldoen kregen

de benaming “ontvoogde gemeente”. Vanaf de eerste dag van de tweede maand na de vaststelling

daarvan in het Belgisch Staatsblad moest de gemeente de procedure volgen die vastgelegd was in

het DRO8. De gevolgen voor de gemeente waren niet gering. Zo was de gemeente niet langer

verplicht advies te vragen aan de gemachtigde ambtenaar. Advies vragen kon wel nog op vrijwillige

basis, zij het dat de gemeente dan niet langer verplicht was het advies of de geformuleerde

voorwaarden over te nemen. Ook noodzakelijke adviezen van andere overheidsdiensten waren voor

ontvoogde gemeenten niet langer bindend. Daarentegen waren de vroeger louter richtinggevende

termijnen voor het afleveren van een vergunning geëvolueerd tot bindende vervaltermijnen9. Als de

termijnen niet gehaald werden, stond dit gelijk aan een weigering van de aanvraag. Voor de

aanvrager was er dan de mogelijkheid in beroep te gaan bij de Bestendige Deputatie10. De

beroepsmogelijkheid bij de minister werd voor ontvoogde gemeenten afgeschaft. Ook burgers die

hinder ondervonden van de vergunde werken, konden tegen de beslissing over de aanvraag van de

vergunning beroep aantekenen bij de Deputatie11.

Oorspronkelijk voorzag het decreet een periode van 5 jaar na 1 mei 2000 om te voldoen aan de

gestelde eisen. Aanvankelijk werd zelfs een sanctieregeling voorzien voor gemeenten die niet op tijd

aan alle voorwaarden zouden voldoen. De belangrijkste sancties waren het verlies van de

bevoegdheid om vergunningen te verlenen op 1 mei 2007, het verlies van bepaalde subsidies of het

niet uitbetalen van het gemeentelijk aandeel in de planbatenheffing. Deze sancties werden echter

reeds in 2005 bij decreetwijziging12 geschrapt13.

4 Art. 31 DRO.

5 Art. 15 DRO.

6 Art. 96 DRO.

7 Art. 62 DRO.

8 Art. 193, §1 DRO.

9 Art. 113, §1 DRO.

10 Art. 115 DRO.

11 Art. 116, §1 DRO.

12 Decreet van 22 april 2005 tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de

ruimtelijke ordening en van het decreet van decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, BS 29 april 2005. 13

X. BUIJS, “Gemeenten op 1 mei ontvoogd?”, Lokaal 16 april 2007, 29-31.

Page 10: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

4

3. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening neemt het begrip ontvoogde gemeente en de daaraan

gekoppelde voorwaarden over14. De VCRO voorziet wel dat wanneer een gemeente, nadat voldaan is

aan eerder genoemde voorwaarden15, deze voorwaarden niet langer blijft vervullen, of wanneer ze

de registers niet bijhoudt zoals in deze codex voorzien, dit op voorstel van de gewestelijke

stedenbouwkundige ambtenaar vastgesteld wordt door de Vlaamse Regering. Hetzelfde gebeurt

wanneer de stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen die worden verleend door het college

van burgemeester en schepenen aanleiding geven tot het inwilligen van een beroep voor een

significant aandeel van de afgeleverde vergunningen, of wanneer de gemeente op enige andere wijze

blijk geeft van onbehoorlijk bestuur in het kader van de taken die haar krachtens de VCRO worden

opgedragen. Deze vaststelling wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad16.

Tot op heden zijn niet alle gemeenten ontvoogd. Niet alle gemeenten waren voldoende voorbereid.

Ondersteunende maatregelen vanwege de Vlaamse overheid blijven een absolute noodzaak.

1.2 Modernisering en uitbreiding

4. Op het vlak van handhaving was er in het DRO een aanzet tot modernisering. Speciaal opgeleide

ambtenaren moesten ervoor zorgen dat de opgelegde regelgeving werd gerespecteerd. De

gemeenten speelden hierbij echter in de praktijk nog een ondergeschikte rol.

5. Ondanks alle goede bedoelingen van de decreetgever waren de bepalingen in het DRO vaak

onnauwkeurig. Er was aanvankelijk een gedoogbeleid, later een streng handhavingsbeleid. Een aantal

zonevreemde woningen werd daadwerkelijk afgebroken, andere vonnissen werden echter niet

uitgevoerd. Men kwam terecht in een jarenlange strijd en onduidelijkheid. Het groeiend ongenoegen

in verband met de rechtsonzekerheid van de burger was een aanzet tot een nieuw decreet. Over een

periode van ongeveer tien jaar werd het DRO meer dan vijftien keer gewijzigd.

6. In het Handhavings- en Verjaringsdecreet van 4 juni 2003 werden een aantal nieuwe klemtonen

met betrekking tot het handhavingsbeleid gelegd om te komen tot een daadwerkelijke uitvoering.

Tot dan kende men de onverjaarbaarheid van stedenbouwkundige misdrijven. Met het Handhavings-

en Verjaringsdecreet werd de strafbaarstelling van het in stand houden van bouwmisdrijven echter

opgeheven, behalve voor misdrijven bij bouwwerken in ruimtelijk kwetsbare gebieden of wanneer de

misdrijven onaanvaardbare hinder voor de omwonenden veroorzaakten of in geval van ernstige

inbreuken op essentiële bouwkundige regels17.

De onduidelijkheid van de opgesomde uitzonderingen veroorzaakte echter al snel nieuwe problemen

en werd scherp bekritiseerd door het vroegere Arbitragehof in verscheidene arresten18.

Het instituut de Hoge Raad voor het Herstelbeleid was een autonoom en onafhankelijk orgaan dat

werd opgericht los van politieke beïnvloeding. De Hoge Raad was bedoeld als overgangsmaatregel

om de beslissingen van de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs te evalueren en te toetsen

14

Art. 7.2.1 en 7.4.7 VCRO. 15

Art. 7.2.1, §1 VCRO. 16

Art. 7.2.1, §4 VCRO. 17

Art. 146, §1, lid 3 Handhavings- en Verjaringsdecreet. 18

Arbitragehof 22 juli 2004, nr. 136/2004, APM 2004, afl. 7, 141 en TROS 2004, afl. 35-36, 180; Arbitragehof 19 januari 2005, nr. 14/2005, AA 2005, afl. 1, 171 en RW 2005-06, afl. 3, 94.

Page 11: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

5

aan het gelijkheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel19 en om eenduidigheid en een grotere

transparantie te verzekeren voor bouwmisdrijven die dateren van voor 1 mei 2000. Die datum werd

echter niet goedgekeurd door het Arbitragehof omwille van de ongelijke behandeling van

bouwmisdrijven gepleegd voor of na 1 mei 200020. In een later arrest werd in artikel 149 §1 , eerste

lid Handhavings- en Verjaringsdecreet de passage “voor 1 mei 2000”, vernietigd21.

In de daarop volgende jaren bleek dat de nood groot was om de bevoegdheden en de vormgeving

van een instituut als De Hoge Raad voor het Herstelbeleid, alsook de te volgen procedures, beter te

omschrijven. Een herstructurering van het instituut drong zich op. In de VCRO heeft de decreetgever

daar werk van gemaakt.

7. Geleidelijk aan groeide ook de nood aan de opwaardering van de figuur van de minnelijke

schikking in het handhavingsrecht. Het Comité van de Raad van Europa stelde in haar aanbevelingen

van 5 september 200122 reeds dat het de taak van de lidstaten was om het gebruik van Alternative

Dispute Resolutions23 aan te bevelen voor geschillen tussen de overheid en private partijen door in

hun wetgeving en praktijk bepaalde beginselen op te nemen24.

1.3 Doorbraak van de gemeentelijke handhaving

8. De meest ingrijpende verandering op het vlak van ruimtelijke ordening in het algemeen en van de

handhaving in het bijzonder, kwam er in 2009. Bij Besluit van 15 mei 2009 werd de Vlaamse Codex

Ruimtelijke Ordening goedgekeurd. Ze werd van kracht op 1 september 2009. De

verantwoordelijkheden voor de lokale overheid op het vlak van de handhaving werden hierbij

uitgebreid.

9. In het kader van de voorbereiding van de VCRO kan men in het antwoord van toenmalig minister

DIRK VAN MECHELEN op een vraag in verband met de bevoegdheidsverdeling betreffende het

handhavingsbeleid ruimtelijke ordening de te volgen filosofie terugvinden25.

Hij verwijst naar een herstelbeleid dat vooral preventief moet zijn en naar inspecties die vlotter

moeten verlopen in het belang van de burger. Het preventieve beleid, dat zeer arbeidsintensief is

omdat een verhoogde aanwezigheid op het terrein nodig is, vraagt een betere en duidelijke

taakverdeling tussen gewestelijke inspectie en lokale overheid. Handhaven moet, naast plannen en

vergunnen, meer een actieve opdracht zijn van de gemeenten.

Het was dus duidelijk de bedoeling van de decreetgever en van de Vlaamse Regering dat, door een

aanpassing van de regelgeving en het daaropvolgend Handhavingsplan Ruimtelijke ordening26, de

gewestelijke inspectie en de lokale overheden inzake handhaving van de ruimtelijke ordening

19

S. LUST, “Het handhavingsdecreet terug naar af”, TROS 2004, 202. 20

Arbitragehof 22 juli 2004, nr. 136/2004, APM 2004, afl. 7, 141 en TROS 2004, afl. 35-36, 180. 21

Arbitragehof 19 januari 2005, nr. 14/2005, AA 2005, afl. 1, 171 en RW 2005-06, afl. 3, 94. 22

Rec (2001) 9 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, 5 september 2001, https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=220409&Site=COE. 23

Alternative Dispute Resolutions zijn mechanismen die het mogelijk maken en toelaten dat juridische conflicten anders worden opgelost dan door middel van gerechtelijke procedures. 24

Memorie van toelichting bij het voorontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings- vergunningen- en handhavingsbeleid, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 6. 25

Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 243-244. 26

Art. 6.1.4 VCRO.

Page 12: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

6

parallelle bevoegdheden zouden krijgen: het opstellen van processen-verbaal, het instellen van

herstelvorderingen en het uitvoeren van herstelmaatregelen. Dit komt uiteindelijk neer op het

verder doortrekken van het subsidiariteitsprincipe van het DRO naar het domein van de handhaving.

1.4 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: bijkomende nieuwe accenten voor handhaving

1.4.1 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

10. Met het decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings-,

vergunnings- en handhavingsbeleid werd de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, het eerder vermeld

adviesorgaan in verband met herstelvorderingen, omgevormd tot een orgaan van actief bestuur, “de

Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid”, met een meer uitgebreide bevoegdheid27.

Het inleiden van een herstelvordering voor de rechter of het ambtshalve uitvoeren van een

herstelmaatregel door de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en

schepenen is slechts mogelijk wanneer de Hoge Raad een positief advies heeft verleend28. Ook

wanneer een stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en schepenen een

herstelvordering heeft voorgelegd aan het Openbaar Ministerie, kan de stedenbouwkundige

inspecteur of het college van burgemeester en schepenen slechts een herstelvordering inleiden voor

een burgerlijke rechter, na voorafgaandelijk positief advies van de Hoge Raad. Hetzelfde geldt

wanneer een herstelvordering eerst voor de burgerlijke rechter werd ingeleid en vervolgens bij het

Openbaar Ministerie aanhangig wordt gemaakt29. Bovendien dient door de stedenbouwkundige

inspecteur of het college van burgemeester en schepenen het advies ingewonnen te worden van de

Hoge Raad bij sommige betekeningen van vonnissen en arresten waarin de rechter het bestuur

gemachtigd heeft om ambtshalve in de uitvoering ervan te voorzien30. In overeenstemming met

artikel 6.1.6, §2, tweede lid VCRO moeten het advies en de beslissing van de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid gesteund zijn op motieven ontleend aan het recht en de algemene beginselen

van behoorlijk bestuur en op de weerslag van de inbreuken op de rechten van derden en op de

plaatselijke ordening, zijnde het niveau van de goede ruimtelijke ordening van naburige percelen dat

zou worden behaald indien zich geen schade ingevolge een misdrijf zou hebben voorgedaan.

De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ziet erop toe dat bij herstelvorderingen redelijke

termijnen in acht genomen worden.

Ze krijgt bovendien een speciale bevoegdheid inzake de invordering van dwangsommen. De Hoge

Raad kan beslissen dat een dwangsom, op gemotiveerd verzoek en rekening houdend met het

schriftelijk advies van het bestuur dat instaat voor de invordering ervan, slechts gedeeltelijk

ingevorderd wordt, of dat de invordering tijdelijk wordt opgeschort31.

Tevens zijn voor de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid een aantal bemiddelingsopdrachten

voorzien32. Zo kan bij een totstandkoming van een minnelijke schikking de Hoge Raad bemiddelend

optreden.

27

Art. 6.1.6, §2 VCRO. 28

Art. 6.1.7 VCRO. 29

Art. 6.1.13 VCRO. 30

Voor de voorwaarden, zie art. 6.1.17 VCRO. 31

Art. 6.1.21 VCRO. 32

Art. 6.1.22 VCRO.

Page 13: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

7

Tenslotte kan de Hoge Raad op eigen initiatief of op het verzoek van het Vlaams Parlement of de

Vlaamse Regering inzake het handhavingsbeleid adviezen of opmerkingen geven of voorstellen

doen33.

De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid komt als handhavingspartner aan bod in deze

masterproef. Haar bevoegdheden worden uitgebreider besproken in Hoofdstuk 2.

1.4.2 Principale herstelmaatregel

11. Artikel 6.1.41, §1, eerste lid VCRO voert aan dat voor misdrijven die een inbreuk zijn op de

bestemmingsvoorschriften of die gepaard gingen met het doorbreken van een stakingsbevel, het

herstel in de vorige staat de principieel te vorderen herstelmaatregel is. Bouw- en

aanpassingswerken zijn enkel nog mogelijk als dit kennelijk volstaat om de plaatselijke ruimtelijke

ordening te herstellen. Het vorderen van meerwaarde is in deze gevallen in principe uitgesloten.

In alle andere gevallen is in principe de betaling van de meerwaarde de toe te passen

herstelmaatregel, behalve als de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en

schepenen aantoont dat de plaatselijke ordening hierdoor onevenredig zou worden geschaad34.

1.4.3 Verjaringstermijnen

12. In de VCRO zijn bijzondere verjaringstermijnen voor herstelvorderingen opgenomen, namelijk

tien jaar voor inbreuken in ruimtelijk kwetsbare gebieden en openruimtegebieden en vijf jaar in de

overige gebieden, te rekenen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd35.

Vroeger waren er verschillende definities in omloop van het begrip “ruimtelijk kwetsbaar gebied” en

dat leidde tot verwarring. Het Plannings- en Vergunningendecreet van 27 maart 2009 voerde één

algemene omschrijving in36. Vanaf 1 september 2009 omvatten de ruimtelijk kwetsbare gebieden:

- de volgende gebieden aangewezen op een plan van aanleg: agrarische gebieden met

ecologisch belang, agrarische gebieden met ecologische waarde, bosgebieden,

brongebieden, groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke

waarde, natuurontwikkelingsgebieden, natuurreservaten, overstromingsgebieden,

parkgebieden, valleigebieden;

- de volgende gebieden, aangewezen op een ruimtelijk uitvoeringsplan onder één van de

volgende categorieën of subcategorieën van gebiedsaanduiding: bos, parkgebied, reservaat

en natuur;

- het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), bestaande uit de gebiedscategorieën: Grote

Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO);

- de beschermde duingebieden en de voor de duingebieden belangrijke landbouwgebieden37.

De landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, de gemengde openruimtegebieden en de

erfgoedlandschappen staan niet (meer) op de lijst. De overstromingsgebieden werden toegevoegd.

Openruimtegebieden omvatten de landelijke en recreatiegebieden van de plannen van aanleg, en de

gebieden van de ruimtelijke uitvoeringsplannen die vallen onder de categorieën “landbouw” en

33

Art. 6.1.23 VCRO. 34

Cf. infra, onderdeel “3.4.2 a) Algemeen” van deze masterproef. 35

Art. 6.1.45, §3 VCRO wijkt hiermee af van art. 2262bis, §1, lid 2 BW. 36

Art. 2, 16° Plannings- en Vergunningendecreet. 37

Art. 1.1.2, 10° VCRO.

Page 14: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

8

“recreatie” en de subcategorie “gemengd openruimtegebied”, evenwel met uitsluiting van de

ruimtelijk kwetsbare gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk38.

1.4.4 Minnelijke schikkingen

13. In de VCRO wordt de minnelijke schikking als herstelmodel naar voor geschoven39. De minnelijke

schikking is enkel nog uitgesloten als meer dan drie misdrijven worden vastgesteld, in geval van

recidive, of bij misdrijven die een inbreuk zijn op een bestemmingsvoorschrift of gepaard zijn gegaan

met het doorbreken van een stakingsbevel. Bovendien is niet meer vereist dat de legaliteit op het

ogenblik van de minnelijke schikking al is hersteld.

De minnelijke schikking zoals bepaald in de VCRO strekt tot de betaling van een geldsom en/of de

uitvoering van bouw- of aanpassingswerken door de overtreder in ruil voor het verval van de

strafvordering en de herstelvordering. Ingevolge de minnelijke schikking wordt de constructie

waarop het vergelijk betrekking heeft, gedoogd40.

1.5 Handhavingsplan

14. Artikel 6.1.4, §1 VCRO legt aan de Vlaamse Regering op binnen de 6 maanden na haar aantreden

een Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening op te stellen. Het is een beleidsplan dat tot stand dient te

komen op basis van een ontwerpplan, opgemaakt door het Agentschap Inspectie RWO41en na advies

van de VVSG, van de SARO en van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid42.

Het eerste Handhavingsplan werd op 16 juli 2010 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Het blijft 5

jaar geldig of zelfs langer tot een nieuw Handhavingsplan is vastgesteld43. Het kan te allen tijde

geheel of gedeeltelijk worden herzien44. Het bevat de beleidsvisie en prioriteiten van de Vlaamse

Regering op het vlak van handhaving ruimtelijke ordening en stelt tot doel dat het beleid voor alle

betrokken handhavingspartners en voor de burger toegankelijk wordt45. De Vlaamse Regering hoopt

hiermee het maatschappelijk draagvlak voor handhaving binnen het beleidsvlak Ruimtelijke Ordening

te vergroten, wat zou moeten leiden tot een betere naleving van de regelgeving46.

15. De lokale overheden komen in het Handhavingsplan, als handhavingspartner, ruim aan bod. Zo

wordt er duidelijkheid geschapen betreffende de bevoegdheid van de lokale stedenbouwkundige

ambtenaar en zijn er aanbevelingen vermeld betreffende een preventieve en curatieve aanpak van

misdrijven en in verband met de bekostiging van het lokaal handhavingsbeleid.

38

Art. 6.1.41, §5, lid 3 VCRO. 39

Art. 6.1.51 e.v. VCRO. 40

Cf. infra, onderdelen “3.3.3 Minnelijke schikking en bemiddeling” en “3.4.2 Vorderen van een herstelmaatregel” van deze masterproef. 41

Art. 6.1.4, §2, 1° VCRO. 42

Art. 6.1.4, §2, 2° VCRO. 43

Handhavingsplan, nr. 1.1 Situering, 4. 44

Art. 6.1.4, §3, 2° VCRO. 45

Handhavingsplan, 1.2 Doel & Strekking, 4. 46

Handhavingsplan, Krachtlijnen, 2.

Page 15: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

9

16. Overeenkomstig artikel 6.1.4, §1, lid 2 VCRO omvat het Handhavingsplan onder andere:

1° beleidsregels betreffende een strategische, programmatische en onderling afgestemde

uitoefening van bevoegdheden van de stedenbouwkundige inspecteur en de door de Vlaamse

Regering of gouverneur aangewezen ambtenaren, vermeld in art 6.1.5, 1° lid.

2° beleidsregels die door de stedenbouwkundige inspecteurs en de ambtenaren, vermeld in het

eerste lid, in acht worden genomen bij de uitoefening van hun toezichts- en handhavingstaak en van

de overige bevoegdheden die hun krachtens deze titel worden opgedragen.

3° eventuele beleidsregels betreffende de eenvoudige afdoening van adviesvragen, vermeld in artikel

6.1.9.

4° aanbevelingen betreffende een preventieve en curatieve aanpak van misdrijven, vermeld in artikel

6.1.1.

5° aanbevelingen betreffende de bekostiging van het lokale handhavingsbeleid.

De opgenomen bevoegdheidsverdelende regelen zijn echter enkel richtinggevend en niet bindend47.

17. In het huidige Handhavingsplan kiest men dus in functie van het realiseren van de doelstellingen

van de VCRO voor zowel een preventieve als een curatieve aanpak48. Men acht het noodzakelijk dat

de betrokken handhavingspartners op elkaar worden afgestemd49. Men spreekt van een

partnerschapsmodel met “gelijkwaardige partners op het niveau van lokale beturen en op het niveau

van het Vlaamse Gewest”. Dat impliceert natuurlijk de nood aan goede afspraken over de

taakverdeling.

47

Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 244. 48

Handhavingsplan, 2.1 Beleidsviesie, 4. 49

Handhavingsplan, 6.4 Samenwerkende Overheden, 32.

Page 16: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

10

Hoofdstuk 2. De handhavingspartners

2.1 Inleiding

18. Het Handhavingsplan maakt melding van vier handhavingspartners die zich elk vanuit hun eigen

verantwoordelijkheid engageren en bereid moeten zijn samen te werken aan een efficiënt

handhavingsbeleid, waarin de gemaakte beleidskeuzes transparant en duidelijk zijn. Het

Handhavingsplan stelt “een coöperatief partnerschap tussen alle betrokken handhavingspartners” als

belangrijke doelstelling50.

2.2 De diensten van de Vlaamse Overheid

2.2.1 Algemeen

19. Het Handhavingsplan formuleert gezamenlijke prioriteiten van de handhavende besturen, op

basis waarvan zal worden opgetreden51. Zowel het lokale bestuur als het Agentschap Inspectie RWO,

waaronder de stedenbouwkundige inspecteurs ressorteren, kunnen de taken op zich nemen, alleen

of gezamenlijk. De gezamenlijke prioriteiten zijn:

- het optreden tegen overtredingen in ruimtelijk kwetsbaar gebied en open ruimte;

- het gebiedsgericht optreden in specifieke (bestemmings)zones vanuit een duidelijke

beleidskeuze;

- het thematisch optreden vanuit een duidelijke beleidskeuze zoals bijvoorbeeld de illegale

permanente bewoning van weekendverblijven, wanneer deze thematiek een bovenlokaal

karakter vertoont.

Daarnaast formuleert het Handhavingsplan ook aangelegenheden die prioriteit zijn voor het Vlaamse

Gewest alleen52, namelijk:

- het ondersteunen van het lokale handhavingsbeleid;

- het optreden bij zware en complexe dossiers, waarbij ervaring noodzakelijk is;

- het optreden tegen inbreuken van overheden.

20. De VVSG stuurt erop aan dat de praktische taakverdeling tussen lokale overheid en gewest, per

gemeente wordt vastgelegd in een afspraaknota over handhaving ruimtelijke ordening53.

21. Volgens de afspraken in het vermelde Handhavingsplan neemt het Agentschap Inspectie RWO

het voortouw zowel wat betreft de beleidsvoorbereidende en beleidsondersteunende taken als wat

betreft de uitvoering van het handhavingsbeleid54. Ze is actief zowel in de preventieve, de

rechtsherstellende als de curatieve fase.

50

Handhavingsplan, 2.1 Beleidsvisie, 4. 51

Handhavingsplan, 7.6.1 Parallelle bevoegdheden, 52. 52

Handhavingsplan, 7.6.2 Prioriteiten op het gewestelijke niveau, 53. 53

VVSG, Het Vlaams Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten, 25 januari 2010, http://admin.vvsg.be/cmsmedia/XBdms34237%20Het%20Vlaams%20hand havingsplan%20Ruimtelijke%20Ordening.pdf?uri=ff808081267797b101267a90b7940019&action=viewWorkingAttachement, 4. 54

Handhavingsplan, 4.1 Diensten van de Vlaamse Overheid, 14.

Page 17: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

11

2.2.2 Bevoegdheden

a) Ondersteunende rol

22. De stedenbouwkundige inspecteurs hebben preventieve taken. Zo is hun ondersteunende rol

voor de lokale besturen niet onbelangrijk. Gemeenten die een lokaal handhavingsbeleid uitbouwen,

hebben de mogelijkheid beroep te doen op de ervaring van het Agentschap Inspectie RWO voor

operationele en logistieke ondersteuning. Het Handhavingsplan geeft een opsomming van mogelijke

ondersteuningsthema’s55:

- bewustmaking en informatieverstrekking;

- bestuurlijke informatie voor het vergunningenregister;

- bekrachtiging van door de lokale verbalisanten opgelegde stakingsbevelen;

- ambtshalve uitvoering van vonnissen en arresten waarbij een herstelmaatregel wordt

bevolen.

b) Bouwtoezicht en vaststellen van een bouwmisdrijf

23. De positie van stedenbouwkundige inspecteur is een functie die onder meer in het leven

geroepen is in het kader van de handhaving van de ruimtelijke ordening. Het opsporen en het

vaststellen van bouwmisdrijven behoort tot zijn takenpakket56.

De stedenbouwkundige inspecteur krijgt de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie,

hulpofficier van de procureur des Konings om de misdrijven vast te stellen in een proces-verbaal57.

Hij heeft toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen

te verrichten. Als deze verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze enkel

worden uitgevoerd op voorwaarde dat de politierechter daartoe een machtiging heeft verstrekt58.

c) Geven en bekrachtigen van een stakingsbevel

24. Misdrijven zoals opgesomd in artikel 6.1.1, eerste lid, 1° tot 7° VCRO kunnen aanleiding geven tot

het stilleggen van het werk. Dit kan gebeuren door de stedenbouwkundige inspecteur zelf, door de

politiediensten of door speciaal aangestelde verbalisanten59. De stedenbouwkundige inspecteur

moet bovendien een bevel tot stilleggen van werken door opsporingsambtenaren bekrachtigen60. De

processen-verbaal waarin de in titel VI aangegeven misdrijven worden vastgesteld gelden tot bewijs

van het tegendeel61.

d) Vorderen van een herstelmaatregel

25. De stedenbouwkundige inspecteur kan met het oog op herstel van de goede ruimtelijke ordening

herstelmaatregelen vorderen62, echter niet zonder een voorafgaand positief advies van de Hoge Raad

voor het Handhavingsbeleid63.

55

Handhavingsplan, 7.4.2 Relatie tussen de lokale besturen en het Agentschap Inspectie RWO, 45. 56

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 57

Art. 6.1.5, lid 4 VCRO. 58

Art. 6.1.5, lid 2 & 3 VCRO. 59

Art. 6.1.47, lid 1 VCRO. 60

Art. 6.1.47, lid 5 VCRO. 61

Art. 6.1.5, lid 1 in fine VCRO. 62

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 63

Art. 6.1.7 VCRO.

Page 18: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

12

Voor de diverse onderdelen van eenzelfde misdrijf kunnen verschillende herstelmaatregelen worden

gevorderd, indien deze voldoende individualiseerbaar zijn64.

Als de vorderingen van de stedenbouwkundige inspecteur en van het college van burgemeester en

schepenen niet overeenstemmen, heeft de vordering van de stedenbouwkundige inspecteur

voorrang65.

Als de herstelvordering van de burgerlijke partij enerzijds en die van de stedenbouwkundige

inspecteur of het college van burgemeester en schepenen anderzijds niet overeenstemmen, bepaalt

de rechtbank de gevorderde herstelmaatregel die ze passend acht66.

e) Uitvoeren van een herstelmaatregel

26. Het betekenen van een door de rechter opgelegde dwangsom is een hulpmiddel om de nakoming

van de rechterlijke uitspraak af te dwingen. Wanneer dit toch niet het verhoopte resultaat oplevert,

is de procedure voor ambtshalve uitvoering van de aan de veroordeelde opgelegde herstelmaatregel

vaak de enige mogelijkheid om het bevel van de rechter te doen naleven. De stedenbouwkundige

inspecteur kan net als het college van burgemeester en schepenen hiervoor gemachtigd worden67.

De veroordeelde heeft de kans om vrijwillig zelf het rechterlijke vonnis uit te voeren. Indien hij dit

nalaat, wordt de procedure tot ambtshalve uitvoering gestart met een betekening van de titel tot

kennisgeving dat het bestuur na het verstrijken van een bepaalde termijn zal overgaan tot het

ambtshalve uitvoeren van het gerechtelijk bevel. Nuttig om te vermelden is nog de verplichte

adviesaanvraag door de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en

schepenen aan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid68.

Het opstarten van een ambtshalve uitvoering staat omschreven in artikel 6.1.46, tweede lid VCRO

als:

1° hetzij het aanvatten van een gunningsprocedure tot aanwijzing van een particulier die het vonnis

of het arrest zal uitvoeren;

2° hetzij het schriftelijk of mondeling belasten van een particulier, binnen een raamovereenkomst,

tot uitvoering van het vonnis of het arrest;

3° hetzij het geven van de nodige instructies aan een ambtenaar of een dienst tot uitvoering van het

vonnis of het arrest.

2.3 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

2.3.1 Algemeen

27. Aanvankelijk was de Hoge Raad voor het Herstelbeleid een advies- en toezichtorgaan dat

controle uitoefende op de manier waarop de overheid haar bevoegdheden uitoefende betreffende

herstelvorderingen voor inbreuken op de regelgeving betreffende de ruimtelijke ordening die plaats

vonden vóór de inwerkingtreding van het Decreet Ruimtelijke Ordening. Een al dan niet bindende

adviesaanvraag bij de Hoge Raad was verplicht voor het inleiden van een herstelvordering met

64

Art. 6.1.41 VCRO. 65

Art. 6.1.41, §2 VCRO. 66

Art. 6.1.42 VCRO. 67

Art. 6.1.46 VCRO. 68

Art. 6.1.17, lid 1 VCRO.

Page 19: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

13

betrekking tot inbreuken gepleegd vóór 1 mei 200069 en voor de ambtshalve uitvoering van

vonnissen of arresten met betrekking tot inbreuken gepleegd vóór dezelfde datum van 1 mei 200070.

De adviesbevoegdheden van de Hoge Raad kregen echter een permanent karakter na rechtspraak

van het toenmalige Arbitragehof, waarbij de datum 1 mei 2000 ongrondwettelijk werd bevonden71.

28. Als gevolg van de decreetwijziging van 27 maart 2009 en de invoering van de VCRO werd de Hoge

Raad voor het Herstelbeleid omgevormd tot de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid72, een orgaan

van actief bestuur met een uitgebreide bevoegdheid en een actieve rol in het handhavingsproces73.

Volgens art 7.7.10 van VCRO zal de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid haar bevoegdheden ten

volle uitoefenen nadat de Vlaamse Regering het procedure- en werkingsreglement heeft vastgelegd.

Dit gebeurde op 1 oktober 201074.

29. De VCRO, de memorie van toelichting en het Handhavingsplan schenken bijzonder veel aandacht

aan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, wat een indicatie is voor het belang van deze

handhavingspartner. Het aantal toegekende bevoegdheden aan de Hoge Raad en de impact van die

bevoegdheden zijn niet gering. Ze zijn medebepalend voor een vlot handhavingsbeleid van de andere

handhavingspartners.

In een hoorzitting over het handhavingsbeleid ruimtelijke ordening in het Vlaams Parlement stelt de

VVSG bij monde van dhr. XAVIER BUIJS dat heel wat gemeenten een veeleer moeizame relatie hebben

met de Hoge Raad. Hij wijst erop dat de slaagkansen om een positief advies bij de Hoge Raad te

bekomen ontmoedigend laag zijn. Voor de gemeenten is de bijhorende administratie tijdsintensief.

De VVSG pleit voor een meer ondersteunende en aanmoedigende rol van de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid75.

2.3.2 Bevoegdheden

a) Advies over een herstelvordering

30. Overeenkomstig artikel 6.1.7 VCRO kunnen de stedenbouwkundige inspecteur en het college van

burgemeester en schepenen slechts overgaan tot het inleiden van een herstelvordering voor de

rechter of tot het ambtshalve uitvoeren van een herstelmaatregel op voorwaarde dat de Hoge Raad

voor het Handhavingsbeleid daartoe een positief advies verleent.

69

Vroeger art. 149, §1, eerste lid DRO, dat vernietigd werd door het Arbitragehof. 70

Vroeger art. 153 , lid 2 DRO, dat vernietigd werd door het Arbitragehof. 71

Arbitragehof 19 januari 2005, nr. 14/2005, AA 2005, afl. 1, 171 en, RW 2005-06, afl. 3, 94; Arbitragehof 7 maart 2007 nr. 34/2007, Amén. 2007, afl. 3, 131 en TMR 2007, afl. 4, 360; zie ook B. ROELANDTS en H. VAN

LANDEGHEM, “Het Arbitragehof als scherprechter in de handhaving en een frisse blik op de verjaring van stedenbouwmisdrijven” in S. LUST e.a., Het Arbitragehof en het ruimtelijk ordeningsrecht, Brugge, Die Keure, 2006, 225-228. 72

Art. 7.7.1, lid 1 VCRO. 73

Art. 6.1.6, §2, lid 1 VCRO. 74

B.Vl.Reg. van 1 oktober 2010 houdende de vaststelling van het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, BS 31 december 2010. 75

Hoorzitting over het handhavingsbeleid inzake ruimtelijke ordening. Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, uitgebracht door dhr. Wilfried Vandaele, Parl.St. Vl.Parl., 2009-2010, nr. 647/1, 11.

Page 20: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

14

31. Bij de adviesaanvraag, per beveiligde zending ingediend76, dient een informatiedossier

toegevoegd met feitelijke en juridische gegevens. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid spreekt

zich uit binnen de zestig dagen na de dag van de betekening van de adviesaanvraag77. Als de

vermelde termijn van zestig dagen door de Hoge Raad wordt overtreden, mag de adviesvereiste

genegeerd worden78. De Hoge Raad dient zijn adviezen te steunen op motieven die ontleend worden

aan het recht79, met inbegrip van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals deze specifiek

gelden binnen de ruimtelijke ordening, en aan de weerslag van de inbreuken op de rechten van

derden en op de plaatselijke ordening, zijnde het niveau van de goede ruimtelijke ordening van

naburige percelen dat zou worden behaald indien zich geen schade ingevolge een misdrijf, vermeld

in art 6.1.1 VCRO zou hebben voorgedaan.

De stedenbouwkundige inspecteur en een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en

schepenen van een gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is, kunnen de

vergadering van de Raad bijwonen en stemadvies geven80. Als het nodig is voor een zorgvuldige

feitenvinding of voor het eerbiedigen van het verdedigingsbeginsel kunnen belanghebbenden, zoals

beschreven in artikel 6.1.34 VCRO, door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid schriftelijk

worden gehoord.

Als het voorwerp van het betrokken misdrijf gelegen is in ruimtelijk kwetsbaar gebied, dient de Hoge

Raad de adviesaanvraag bij voorrang te behandelen.

32. Een positief advies geldt voor twee jaar vanaf de datum van adviesverlening81. Het advies moet

bij een herstelvordering worden gevoegd en mee worden verstuurd aan de procureur des Konings,

ingeval de herstelvordering ingediend wordt voor de strafrechter, of met een dagvaarding worden

betekend, als het gaat om een herstelvordering voor de burgerlijke rechter82. Een positief advies is

noodzakelijk voor een de ontvankelijkheid van een herstelvordering.

Bij negatief advies bestaat voor het betrokken bestuur of een derde-belanghebbende die

rechtstreeks persoonlijk belang heeft, de mogelijkheid een gemotiveerd verzoek in te stellen tot

heroverweging van het advies.

Wanneer de stedenbouwkundige inspecteur en/of het college van burgemeester en schepenen de

herstelvordering heeft ingediend bij het parket, is een nieuw advies nodig om dezelfde vordering

voor de burgerlijke rechter te brengen en vice verca83.

Voor weinig betwistbare zaken die bijkomend geen antwoord vragen op een algemene rechts- of

beleidsvraag was overeenkomstig artikel 6.1.9 VCRO geen advies van de voltallige Hoge Raad meer

nodig. Een advies van de voorzitter of een door hem aangewezen lid volstond. Men sprak dan over

de rechtsfiguur van de eenvoudige afdoening. De mogelijkheid tot eenvoudige afdoening van een

adviesaanvraag werd intussen echter geschrapt84.

76

Art. 6.1.8, lid 1 VCRO. 77

Art. 6.1.10, lid 1 VCRO. 78

Art. 6.1.10, lid 2 VCRO. 79

Art. 6.1.6, §2 , lid 2, 1° en 2° VCRO. 80

Art. 6.1.31 VCRO. 81

Art. 6.1.11, lid 2 VCRO. 82

Art. 6.1.1, §6 VCRO. 83

Art. 6.1.13, lid 1 & 2 VCRO. 84

Decreet van 16 juli 2010 houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid, BS 9 augustus 2010.

Page 21: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

15

b) Advies in het kader van de uitvoering van de herstelmaatregel

33. De adviesverplichting bij de Hoge Raad voor het Herstelbeleid voor de ambtshalve uitvoering van

de herstelmaatregel als de veroordeelde in gebreke, reeds ingevoerd in het Handhavings- en

Verjaringsdecreet, blijft behouden in de VCRO85.

34. Nieuw sinds de inwerkingtreding van de VCRO is de verplichte adviesaanvraag door de

stedenbouwkundige inspecteurs en het college van burgemeester en schepenen aan de Hoge Raad

voor het Handhavingsbeleid voor het betekenen van een rechterlijke beslissing waarbij zij

gemachtigd worden te voorzien in de ambtshalve uitvoering van de aan de veroordeelde opgelegde

herstelmaatregel86. Het betreft enkel gerechtelijke bevelen waarbij de hersteltermijn op datum van

de betekening reeds tien jaar of meer verstreken is, waarbij het voorwerp waarop de

herstelmaatregel betrekking heeft, niet gelegen is in een ruimtelijk kwetsbaar gebied, waarbij het

misdrijf geen betrekking heeft op het verrichten van handelingen in strijd met een stakingsbevel of

met de stedenbouwkundige voorschriften betreffende de voor het gebied toegelaten bestemmingen

en waarbij aan de veroordeelde na de rechterlijke beslissing geen nieuwe strafrechtelijke of

bestuurlijke sancties of verplichtingen tot schadevergoeding als gevolg van een inbreuk zoals bedoeld

in artikel 6.1.1 VCRO opgelegd zijn.

Het vonnis of arrest kan dus in bovenvermeld geval van adviesverplichting enkel worden betekend na

positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. De procedure en de

rechtsbescherming zijn gelijklopend met deze van adviesaanvraag en adviesverlening bij een

herstelvordering87.

35. Bij de adviesaanvraag dienen de gewestelijke inspecteur of het college voor burgemeester en

schepenen in het informatiedossier te vermelden of de overtreder reeds handelingen heeft gesteld

om te voldoen aan het vonnis of arrest. Tegen de adviezen van de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid over de uitvoeringsfase van de herstelmaatregel is geen beroep bij de Raad van

State mogelijk88.

36. Er dient dus zelfs reeds advies worden ingewonnen voor het opstarten van een administratieve

procedure die moet leiden tot de uiteindelijke uitvoering van de herstelmaatregel89.

De adviesbevoegdheid van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is eigenlijk een vorm van

bestuurlijk toezicht op het handhavend beleid van onder andere de lokale besturen. Deze vorm van

toezicht is het rechtstreeks gevolg van de decentralisatie en het subsidiariteitsprincipe binnen de

ruimtelijke ordening. Coördinatie, beleidsbewaking en kwaliteitsbewaking zijn de belangrijkste

motieven90. Men wil voorkomen dat de lokale besturen een zeer verschillend handhavingsbeleid

zouden voeren en men wil er over waken dat het lokale handhavingsbeleid afgestemd is op de

prioriteiten en bevoegdheidsverdelende regels van het Handhavingsplan. Bovendien zijn niet alle

gemeenten reeds ontvoogd en hebben niet alle gemeenten reeds een sterk uitgebouwd

85

Art. 6.1.7 VCRO. 86

Art. 6.1.17, lid 1 VCRO. 87

Art. 6.1.18 – 6.1.20 VCRO. 88

Advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid bij het voorontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings- vergunningen- en handhavingsbeleid, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 645. 89

P. FLAMEY en G. VERHULST, Ruimtelijke Ordening herbekeken. Analyse van de Vlaamse Codex R.O. en het Decreet Grond- en Pandenbeleid, Brugge, Vanden Broele, 2010, 272. 90

Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/1, 262.

Page 22: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

16

handhavingsstelsel. Toch kunnen we ons de vraag stellen of de autonomie van de lokale overheid

door de verplichte en bindende adviesaanvragen bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid niet

in grote mate aan banden wordt gelegd. Ook volgende kritische vraag dringt zich op: valt een

toezichtfunctie te combineren met daadwerkelijke coöperatief partnerschap tussen de betrokken

handhavingspartners, zoals in het Handhavingsplan uitdrukkelijk als doelstelling voorop wordt

gesteld?91

c) Beslissingsbevoegdheid betreffende dwangsommen

37. Artikel 6.1.21, §1, eerste lid VCRO voorziet dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid op

gemotiveerd verzoek kan beslissen dat een opeisbaar geworden dwangsom slechts gedeeltelijk

ingevorderd wordt of dat deze invordering tijdelijk wordt geschorst. Door wie het verzoek moet

ingediend zijn, is niet opgenomen in de VCRO. De veroordeelde is wellicht de belangrijkste partij.

Het gemotiveerd advies moet op straffe van onontvankelijkheid bij beveiligde zending aan de Hoge

Raad bezorgd worden en aan het bestuur dat instaat voor de invordering van de dwangsom. Het

bestuur dat instaat voor de invordering van de dwangsom dient binnen een termijn van twintig

dagen na de betekening van het verzoek, een schriftelijk advies over te maken aan de Hoge Raad. Bij

gebrek hieraan, mag de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid voorbij gaan aan de adviesvereiste.

De Hoge Raad neemt een beslissing binnen een termijn van zestig dagen.

38. Terecht kan hier de bemerking gemaakt worden dat in plaats van de gemeenteraad de Hoge Raad

voor het Handhavingsbeleid bevoegd is gesteld om te oordelen over kwijtschelding, vermindering of

opschorting van dwangsommen die opeisbaar zijn geworden in hoofde van de gemeente92.

d) Bijkomende bevoegdheden

39. Overeenkomstig artikel 6.1.22 VCRO krijgt de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid naast haar

advies- en beslissingsbevoegdheden ook bemiddelingsopdrachten. Dit gebeurt als de gewestelijke

inspecteur, om een of andere reden, anders dan het niet-akkoord van de procureur des Konings, een

minnelijke schikking weigert93 of wanneer de rechter bij wie de herstelvordering aanhangig is een

bemiddeling door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid beveelt94.

De Hoge Raad kan zijn bemiddelingsopdrachten uitoefenen als college maar ze kan ook een

bemiddelaar aanduiden onder de leden van de Raad of onder de leden van het permanent

secretariaat95.

40. Artikel 6.1.23 VCRO geeft de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid tenslotte ook de

bevoegdheden om op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering of op eigen

initiatief advies te verlenen betreffende alle aanhorigheden met betrekking tot het

handhavingsbeleid. Ze kan ook opmerkingen formuleren en voorstellen doen.

Zo wordt de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid bijvoorbeeld gecontacteerd voor advies bij het

opmaken van een Handhavingsplan96.

91

Handhavingsplan, 2.1 Beleidsvisie, 4. 92

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 131. 93

Art. 6.1.52 en 6.1.53 VCRO. 94

Art. 6.1.54 VCRO. 95

Art. 6.1.22, lid 2 VCRO. 96

Art. 6.1.4, §2, lid 1, 2° VCRO.

Page 23: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

17

2.4 De lokale besturen

2.4.1 Algemeen

41. Volgens de VCRO en het daarop volgende Handhavingsplan zijn de gemeenten volwaardige

partners voor de handhaving ruimtelijke ordening. De bevoegdheden van de lokale besturen en de

daarmee samenhangende verantwoordelijkheden binnen het handhavingsbeleid zijn uitgebreid. Het

is de bedoeling dat het college van burgemeester en schepenen zich profileert als actief handhavend

bestuur. Decretaal zijn de gemeenten verplicht minstens één eigen stedenbouwkundig ambtenaar in

dienst te nemen om hun taken grondig aan te pakken97. De gemeenteraad stelt de ambtenaren

aan98. Dit kan eventueel ook intergemeentelijk99.

In wat volgt geven we een korte beschrijving van de belangrijkste bevoegdheden van de gemeente

als handhavingspartner100.

2.4.2 Bevoegdheden

a) Informatieverstrekking

42. Op het vlak van communicatie en informatie is de verantwoordelijkheid van de lokale overheid

fundamenteel. De gemeente is immers het belangrijkste en eerste aanspreekpunt voor de burger

met vragen en klachten inzake vergunningen en regels in verband met de ruimtelijke ordening. Het

plannenregister en vergunningenregister zijn essentiële informatiebronnen. Ze worden verplicht

bijgehouden door de lokale overheid101. Het plannenregister, het vergunningenregister en de

inhouden van beide registers, worden beschouwd als een bestuursdocument, vermeld in artikel 3, 4°

van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur102. Beide registers zijn

toegankelijk voor het publiek in het gemeentehuis103.

b) Bouwtoezicht en vaststellen van een bouwmisdrijf

43. Artikel 6.1.5, eerste lid VCRO geeft een opsomming van de personen die bevoegd zijn om een

bouwmisdrijf vast te stellen:

- alle agenten en officieren van de gerechtelijke politie:

- de stedenbouwkundige inspecteurs;

- de andere door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren

- de door de gouverneur aangewezen ambtenaren van de provincie en van de gemeenten in

zijn provincie.

Alle opgesomde personen104 beschikken over de principiële toelating de bouwplaats en de gebouwen

waar het misdrijf zich situeert, te betreden en er de nodige vaststellingen te doen, die echter niet de

kenmerken van een huiszoeking mogen dragen105. Indien de verrichtingen toch de kenmerken van

97

Art. 1.4.6, §2, lid 1 VCRO. 98

Art. 1.4.6, §1 VCRO. 99

Art. 1.4.6, §2, lid 2 VCRO. 100

Voor een meer uitgebreide bespreking van de gemeente als handhavingspartner, zie Hoofdstuk 3. 101

Art. 5.1.1, §2 en 5.1.2, §2 VCRO. 102

Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, BS 1 juli 2004. 103

Art. 5.1.6 VCRO. 104

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 105

Art. 6.1.5, lid 2 VCRO.

Page 24: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

18

een huiszoeking zouden aannemen, mogen ze door de bevoegde ambtenaren enkel gebeuren op

voorwaarde dat de politierechter daartoe de machtiging verstrekt106.

De bovenvermelde ambtenaren kunnen van hun bevindingen, zijnde objectieve, materiële feiten die

de verbalisant persoonlijk heeft vastgesteld, een proces-verbaal opmaken dat geldt tot het bewijs

van het tegendeel107.

Volgens het Handhavingsplan is het de opdracht van elke verbalisant, dus ook van de gemeentelijke

verbalisant, om een proces-verbaal op te stellen wanneer een inbreuk op de regelgeving wordt

vastgesteld. De VVSG formuleert in een kritische opmerking108 de bedenking dat het

Handhavingsplan weinig ruimte laat voor de zachte aanpak waarbij door de gemeente gekozen wordt

voor communicatie met de overtreder waarin wordt gewezen op eventuele volgende stappen

alvorens te opteren voor een stakingsbevel of de opmaak van een proces-verbaal109.

44. Alle personen vermeld in artikel 6.1.5, eerste lid VCRO beschikken naast de bevoegdheid om een

bouwmisdrijf vast te stellen ook over de bevoegdheid om met een stakingsbevel, in geval van een

misdrijf zoals opgesomd in artikel 6.1.1, eerste lid, 1° tot 7° VCRO of als niet voldaan is aan artikel

4.7.19, §4 VCRO110, de werkzaamheden stil te leggen111. Omdat de gemeenten zelf het preventieve

aspect duidelijk naar voren schuiven112 kunnen we stellen dat de aangestelde gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar hierbij een grote verantwoordelijkheid draagt.

Om geldig te blijven moet het stakingsbevel bekrachtigd worden door de stedenbouwkundige

inspecteur113.

c) Vorderen van een herstelmaatregel

45. Herstelmaatregelen vorderen behoort ook tot de bevoegdheid van de lokale overheden114. In

beginsel is het ook aan die lokale overheid om de keuze te maken van de te vorderen

herstelmaatregel. Hierbij echter enkele bedenkingen. De keuzevrijheid van de gemeentelijke

overheid betreffende de te vorderen herstelmaatregel is beperkt door artikel 6.1.41, §1 VCRO. De

VCRO bepaalt per categorie van misdrijven de te vorderen herstelmaatregel115.

De herstelvordering is bovendien een bestuurshandeling die onderworpen is aan de verplichting tot

formele en materiële motivering116. Op basis van de juridische en de feitelijke motieven zal de

rechter de wettigheid van de herstelvordering moeten beoordelen.

Het college van burgemeester en schepenen kan net als de stedenbouwkundige inspecteur slechts

een herstelvordering inleiden bij een strafrechter of een burgerlijke rechter na voorafgaandelijk 106

Art. 6.1.5, lid 3 VCRO. 107

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 108

VVSG, Het Vlaams handhavingsplan ruimtelijke ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten, 25 januari 2010, 7. 109

Hierop wordt in Hoofdstuk 4 verder ingegaan. 110

Art. 4.7.19, § VCRO: “Een door de gemeente gewaarmerkt afschrift van de vergunning en het bijbehorende dossier ligt tijdens de duur van de werkzaamheden in uitvoering van de vergunning ter beschikking op de plaats die het voorwerp uitmaakt van de vergunning.” 111

Art. 6.1.47, lid 1 VCRO. 112

VVSG, Het Vlaams handhavingsplan ruimtelijke ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten, 25 januari 2010, 2. 113

Art. 6.1.47, lid 5 VCRO. 114

Art. 6.1.7 VCRO. 115

Cf. infra, randnr. 141. 116

P. POPELIER, “De toepassing van de Uitdrukkelijke Motiveringswet in het domein van de ruimtelijke ordening en stedenbouw”, TROS 1997, 349-350.

Page 25: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

19

gunstig advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid117. Nieuw sinds de VCRO is dat het

college van burgemeester en schepenen een vertegenwoordiger kan afvaardigen om de

vergaderingen van de Hoge Raad bij te wonen voor de agendapunten met betrekking tot de

betrokken gemeente118. De strafrechtelijke vervolging van een stedenbouwkundige overtreding, en

de verschillende mogelijke herstelvorderingen komen later nog aan bod119.

d) Uitvoeren van een herstelmaatregel

46. Wanneer op basis van een publieke rechtsvordering tot herstel een herstelmaatregel wordt

toegewezen aan de lokale overheid, kan de gemachtigde overheid niet aan de uitvoering ervan

verzaken. De gemachtigde overheid is wel vrij in de keuze van de middelen waarmee de uitvoering

kan worden verzekerd en in het tijdstip waarop ze wordt ingesteld. Artikel 6.1.7 VCRO bepaalt wel

dat de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en schepenen slechts kunnen

overgaan tot het ambtshalve uitvoeren van de herstelmaatregel, wanneer de Hoge Raad daartoe een

positief advies heeft verleend. Negatief advies zal enkel worden verleend als het door het rechterlijk

bevel beoogde rechtsherstel reeds werd bereikt door het uitvoeren van de opgelegde

herstelmaatregel of het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning in combinatie met de

uitvoering van de daaraan desgevallend verbonden voorwaarden120.

De actieve rol van de lokale besturen als handhavingspartner komt verder uitgebreid aan bod.

2.5 De lokale politie en parketten

2.5.1 Algemeen

47. Volgens het Handhavingsplan moet een sterk bestuurlijk partnerschap uitgebouwd worden

tussen alle betrokken handhavingspartners121. Dit vereist een samenwerking, zonder afbreuk te doen

aan het eigen en autonoom karakter van sommige partners. Ook een onderling vertrouwen en een

open en directe communicatie zijn noodzakelijk.

Dit geldt zeker binnen de relatie tussen de politiediensten en de lokale overheid. Zij vormen samen

de motor voor een sterk lokaal handhavingsbeleid. Het was de uitdrukkelijke wens van de VVSG dat

politie en parketten als partners op het vlak van handhaving verder en gezamenlijk zouden betrokken

worden bij de uitwerking van het Vlaams Handhavingsplan122.

48. Het is de taak van de lokale handhavingsambtenaar, in opdracht van de gemeentelijke overheid,

om in samenwerking met de politie het uitgezette traject inzake de aanpak van handhaving op het

grondgebied van de gemeente in te vullen123.

117

Art. 6.1.41, §6 VCRO. 118

Art. 6.1.31 VCRO. 119

Cf. infra, onderdelen “3.4.1 Strafrechtelijke vervolging” en “3.4.2 Vorderen van een herstelmaatregel” van deze masterproef. 120

Handhavingsplan, 7.3.2.2 Beleidsregels inzake ambtshalve uitvoering, 44. 121

Handhavingsplan, 6.5 Kritische succesfactoren, 33. 122

VVSG, Het Vlaams Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten, 25 januari 2010, 3. 123

Handhavingsplan, 7.4.1 Sterke lokale besturen, 45.

Page 26: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

20

De rol van de lokale politie en de parketten in het handhavingsbeleid situeert zich echter vooral op

het vlak van toezicht en op het vlak van het opstellen van processen-verbaal bij bouwovertredingen.

Daarnaast kan de politie, net als de bijzondere ambtenaren, overeenkomstig artikel 6.1.47 VCRO de

onmiddellijke staking van de werken bevelen124.

2.5.2 Bevoegdheden

a) Opsporen en vaststellen van een misdrijf

49. Bouwmisdrijven kunnen worden opgespoord en vastgesteld door speciaal daartoe aangewezen

ambtenaren, maar ook door de politiediensten met hun algemene opsporingsbevoegdheid, zowel

officieren als agenten van de gerechtelijke politie125. Alle politieambtenaren zijn immers bevoegd om

klachten, aangiften, verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen betreffende misdrijven op te

nemen in processen-verbaal die aan de bevoegde gerechtelijke overheden worden toegezonden126.

Toegang tot de werf om een controletaak uit te oefenen is verzekerd127, zolang de verrichtingen niet

de kenmerken van huiszoekingen dragen. In dat geval is in principe een machtiging door de

politierechter vereist128. Wanneer echter een officier van de gerechtelijke politie van op de openbare

weg vaststelt dat niet-vergunde bouwwerken aan de gang zijn, kan hij zonder machtiging van de

politierechter overgaan tot een huiszoeking vermits het dan gaat om een op heterdaad ontdekt

misdrijf129.

De politieambtenaren hebben de mogelijkheid om mondeling ter plaatse de onmiddellijke staking

van de wederrechtelijk uitgevoerde werken te bevelen130. Dit is ook het geval als de vergunning en

het bijhorend dossier niet ter plaatse ter inzage ligt.

b) Aanhangig maken van een strafzaak

50. Het proces-verbaal waarbij een stedenbouwkundige overtreding wordt vastgesteld, wordt

overgemaakt aan de procureur des Konings van het arrondissement waar de overtreding zich

voordoet. Met dit proces-verbaal wordt op het parket een strafdossier aangelegd.

In het verleden hebben de parketten de stedenbouwkundige dossiers vaak niet ernstig behandeld.

Niet zelden werd erop aangedrongen om de zaak te regulariseren, zelfs waar dit wettelijk niet

mogelijk was. Als gevolg daarvan kwamen de dossiers pas vele jaren later voor de rechtbank131. Het

zou goed zijn dat het parket, nadat het de herstelvordering ontvangen heeft, de verdachte één maal

aanmaant om zelf over te gaan tot herstel. Bij gebrek aan gevolg moet het dan de zaak onmiddellijk

aanhangig maken.

124

Art. 6.1.47 VCRO. 125

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 126

Art. 40 Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992. 127

Art. 6.1.5, lid 2 VCRO. 128

Art. 6.1.5, lid 3 VCRO. 129

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 653; deze bevinding wordt geargumenteerd aan de hand van art. 41 Sv. 130

Art. 6.1.47 VCRO. 131

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 660.

Page 27: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

21

Hoofdstuk 3. De rol van de gemeenten in de handhaving van de ruimtelijke

ordening

3.1 Algemeen

3.1.1 Lokaal handhavingsbeleid

51. Het “vrijwaren van de toekomstige ruimtelijke ordening” en het “rechtvaardig omgaan met het

verleden” zijn inhoudelijke prioriteiten van het Handhavingsplan132. De Vlaamse Regering wijst in

haar Handhavingsplan aan gemeenten en aan het Agentschap Inspectie RWO en de daaronder

ressorterende stedenbouwkundige inspecteurs een aantal gezamenlijke prioriteiten met een

parallelle bevoegdheid toe133:

- het optreden tegen overtredingen in ruimtelijk kwetsbare gebieden en open

ruimtegebieden;

- het gebiedsgericht optreden in specifieke (bestemmings)zones vanuit een duidelijke

beleidskeuze;

- het thematisch gericht optreden vanuit een duidelijke beleidskeuze.

52. Wat deze prioriteiten betreft kunnen de beide handhavingspartners naast elkaar of samen met

elkaar optreden. Het optreden door de lokale overheid hoeft het optreden door een

stedenbouwkundige inspecteur niet uit te sluiten. Als de lokale overheid gebruik maakt van haar

bevoegdheid om op te treden, kan ze rekenen op ondersteuning van het Agentschap Inspectie RWO

bijvoorbeeld door de stedenbouwkundige inspecteur te laten aansluiten bij de herstelvordering. De

stedenbouwkundige inspecteur kan zich laten machtigen door de rechter en treedt dan ook in een

gerechtelijke procedure op als eiser tot herstel134. De gemeente kan echter ook aan de rechter

vragen om de stedenbouwkundige inspecteur te machtigen tot ambtshalve uitvoering zonder dat de

stedenbouwkundige inspecteur als eiser tot herstel optreedt.

53. De Vlaamse Regering wijst er uitdrukkelijk op dat het de taak is van zowel de lokale overheid als

het Agentschap Inspectie RWO om de visie op handhaven zoals het opgenomen is in het

Handhavingsplan verder te verfijnen, enerzijds door het formuleren van handhavingsthema’s en het

toepassen van een risicoanalyse op de geformuleerde handhavingsthema’s, anderzijds door het

toekennen van prioriteiten en het bepalen van ambitieniveaus per prioriteit135. Hierbij is het de

bedoeling dat de lokale overheid zelf haar verantwoordelijkheid neemt en dat ze komt tot een eigen

lokaal handhavingsniveau.

Zo kan de lokale overheid zelf bepalen of zij haar klemtonen vooral legt op preventieve,

rechtsherstellende of op curatieve handhaving. Ze kan ook een eigen handhavingsthema of een

lokale problematiek als prioriteit in haar handhavingsbeleid opnemen. Daarnaast kan er bijvoorbeeld

ook een systeem van klachtopvolging en klachtregistratie worden uitgewerkt.

In het Handhavingsplan geeft de Vlaamse Regering de gemeenten de raad een

handhavingsambtenaar in te zetten136 om, vertrekkend van de beleidslijnen in het Handhavingsplan

132

Handhavingsplan, 7.6 Inhoudelijke prioriteiten, 52. 133

Handhavingsplan, 7.6.1 Gezamenlijke prioriteiten, 53. 134

Cf. infra, randnr. 153. 135

Handhavingsplan, 7.2 Krachtdadige en gedifferentieerde handhaving, 37. 136

Handhavingsplan, 7.4.1 Sterke lokale besturen, 45.

Page 28: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

22

en van de gezamenlijke en specifieke prioriteiten137, een traject voor de aanpak van handhaving van

de ruimtelijke ordening op het grondgebied van de gemeente in te vullen. Samenwerking met de

politie is hierbij aangewezen.

54. De beleidsprioriteiten inzake handhaving door de lokale overheid moeten in principe ook door

die lokale overheid zelf autonoom worden aangepakt. De gemeenten kunnen indien nodig wel een

gefundeerd verzoek voor ondersteuning richten aan het Agentschap Inspectie RWO. Ook wanneer

een lokaal probleem zo omvangrijk is dat het lokaal bestuur alleen er niet meer het hoofd aan kan

bieden, kan het lokaal bestuur in principe rekenen op hulp van het Agentschap Inspectie RWO. Het

kan echter niet de bedoeling zijn om moeilijke of minder aangename taken door te schuiven138.

55. Aan lokale handhaving hangt uiteraard ook een kostenplaatje vast. Zo vraagt het

Handhavingsplan de lokale overheid bijvoorbeeld een specifieke handhavingsambtenaar in te zetten

met een ombudsfunctie en voor het uitwerken en concretiseren van een lokaal handhavingsplan in

samenwerking met de politie139. Dit alles is echter niet gratis.

Het Vlaams Handhavingsplan zou normaal gezien aanbevelingen moeten bevatten betreffende de

bekostiging van het lokale overheidsbeleid140. Het Handhavingsplan blijft echter eerder vaag op dit

vlak. Principieel voorziet men voor handhaving geen extra middelen vanuit de Vlaamse Overheid141.

Alleen de inkomsten die de DAB Herstelfonds ontvangt van de overtreders kunnen ook voor

handhaving aangewend worden. Daarnaast spreekt men over een vorm van beloning voor

gemeenten die inspanningen leveren op het vlak van handhaving. Alleen is het zeer twijfelachtig of

hier ook inspanningen op het vlak van preventieve handhaving mee bedoeld worden142.

Toch zou zo’n vorm van subsidiëring voor gemeenten een extra stimulans kunnen zijn om te komen

tot een efficiënt handhavingsbeleid. De Vlaamse overheid voorziet echter wel in een zekere

tegemoetkoming in de vorm van de aanstelling en de bekostiging van een advocaat in die zaken waar

de stedenbouwkundige inspecteur zich heeft aangesloten bij de herstelvordering van het college van

burgemeester en schepenen143.

56. De middelen die de lokale overheid beschikbaar heeft voor lokale handhaving zijn dus beperkt,

zowel wat betreft geld, als personeel, als tijd. Het is dan ook noodzakelijk dat men voor het

handhavingsbeleid keuzes maakt. Alleen is het niet zo evident te komen tot een adequaat

handhavingsniveau binnen de mogelijkheden van de gemeente en waarbij het maatschappelijk

rendement zo hoog mogelijk is. De gemeente zal moeten afwegen in welke situaties men zal

handhaven en op welke manier. Er is nood aan een duidelijk beleidskader voor lokale handhaving

inzake ruimtelijke ordening, vastgelegd in een “lokaal handhavingsplan”.

Het Handhavingsplan blijft bijzonder vaag op dit vlak. We lezen in het Handhavingsplan wel dat door

zowel het Agentschap Inspectie RWO als de lokale overheid “bewuste keuzes” moeten gemaakt

worden, dat er “een beleidsmonitoring” moet gebeuren, dat er “duidelijke beleidsprioriteiten”

gesteld moeten worden, dat er “goede operationele afspraken” moeten gemaakt worden tussen de

137

Handhavingsplan, 7.6 Inhoudelijke prioriteiten, 52. 138

Handhavingsplan, 7.6.3 Prioriteiten op het lokale niveau, 54. 139

Handhavingsplan, 7.4.1 Sterke lokale besturen, 45. 140

Art. 6.1.4, §1, lid 2, 5° VCRO. 141

Handhavingsplan, 8.2 De financiering van het Handhavingsplan, 60. 142

Zie ook SARO, Advies over het handhavingsplan ruimtelijke ordening, 27 januari 2010, 9 en Parl.St. Vl.Parl., 2009-2010, nr. 647/1, 13. 143

Handhavingsplan, 8.2 De financiering van het Handhavingsplan, 61.

Page 29: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

23

handhavingspartners144 en dat de beschikbare mensen en middelen “optimaal” moeten worden

aangewend alsook de beschikbare procedures145.

3.1.2 De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

57. Reeds sinds de inwerkingtreding van het Decreet Ruimtelijke Ordening is elke gemeente verplicht

om minstens één gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar in dienst te hebben146. Het is de

gemeenteraad die de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren benoemt en het is ook de

gemeenteraad die bepaalt hoeveel stedenbouwkundige ambtenaren de gemeente in dienst

neemt147. Enkel statutaire of op proef statutaire ambtenaren kunnen worden aangesteld als

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Het in dienst hebben van een gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar is ook één van de vijf voorwaarden om erkend te worden als

ontvoogde gemeente148.

58. Het principe dat elke gemeente minstens één gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

moet hebben, is in de VCRO wel versoepeld. Nu is het mogelijk voor twee of meer gemeenten om

een intergemeentelijk samenwerkingsverband te belasten met de aanstelling en het loopbaanbeheer

van één of meer gezamenlijke stedenbouwkundige ambtenaren. Elke ambtenaar moet in totaal wel

een voltijdse opdracht krijgen. Voor de financiële en administratieve rechtspositie van deze

gezamenlijke ambtenaren moet gekeken worden naar de regeling die van toepassing is op de

personeelsleden van de gemeente waar de zetel van het intergemeentelijk samenwerkingsverband is

gevestigd149.

Het ambt van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar is onverenigbaar met het ambt van

secretaris of ontvanger zoals bedoeld in de wetgeving op de gemeentelijke instellingen150.

Eventueel kan de gemeenteraad een waarnemend stedenbouwkundig ambtenaar aanstellen,

bijvoorbeeld bij hoogdringendheid of indien de vacature niet snel genoeg ingevuld raakt151. Het

Besluit Voorwaarden GSA bepaalt de voorwaarden om als waarnemend stedenbouwkundig

ambtenaar te kunnen worden aangesteld152.

59. De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft een verantwoordelijkheid binnen het

ruimtelijk ordeningsbeleid in het algemeen. Hij heeft vooral een belangrijke rol te vervullen op het

vlak van vergunningen, zowel wat procedurele aspecten betreft als wat betreft de voorbereiding van

de beslissingen door het college van burgemeester en schepenen. Zo moet de gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar onder andere de volledigheid van een stedenbouwkundige

144

Handhavingsplan, 6.5 De kritische succesfactoren, 33. 145

Handhavingsplan, 6.5 De kritische succesfactoren, 34. 146

Art. 15, §2 DRO; huidig art. 1.4.6, §2, lid 1 VCRO. 147

Art. 9 Decreet van 21 november 2003 houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996,, BS 29 januari 2004; huidig art. 1.4.6, §1 VCRO. 148

Art. 7.2.1, §1, lid 1 VCRO. 149

Art. 1.4.6, §2, lid 2 VCRO. 150

Art. 20 Besluit Voorwaarden GSA. 151

Art. 1.4.6, §3 VCRO. 152

Art. 21 Besluit Voorwaarden GSA.

Page 30: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

24

vergunningsaanvraag controleren153, het openbaar onderzoek afsluiten154, de nodige adviezen

verkrijgen in verband met de vergunningsaanvraag155, …

60. Ook voor het realiseren van het handhavingsbeleid kan de gemeentelijke stedenbouwkundige

ambtenaar een takenpakket toebedeeld krijgen, zowel preventief als curatief. Immers, enkel de

bevoegdheden inzake de vergunningsprocedure zijn geëxpliciteerd in de huidige regelgeving. De

gemeente mag zelf het takenpakket van haar gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

aanvullen op basis van haar eigen behoeften en inzichten156. Één van de meest voorkomende extra

taken is bijvoorbeeld de opmaak en het actueel houden van het plannenregister en het

vergunningenregister157. Deze actualisering zal ertoe bijdragen dat steeds correcte informatie wordt

doorgegeven aan de belanghebbenden en dat bouwmisdrijven worden voorkomen. Andere taken die

aan de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar kunnen worden gegeven zijn onder andere:

- het opvolgen van het ruimtelijk beleid op gewestelijk en provinciaal niveau,

- het voorbereiden van gemeentelijke adviezen over de ontwerpen van gewestelijke en

provinciale ruimtelijke plannen,

- het opmaken van de gemeentelijke ruimtelijke plannen,

- het informeren van de bevolking over stedenbouwkundige aangelegenheden, …

De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar kan ook de taak van verbalisant op zich nemen,

doch enkel indien hij hiertoe gemachtigd is door de gouverneur van zijn provincie158. De

decreetgever159 en de Vlaamse Regering160 hebben er immers voor geopteerd de gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar niet expliciet als verbalisant op te nemen in hun respectievelijke

regelgeving.

61. Gezien de eisen wat betreft het takenpakket van een gemeentelijke stedenbouwkundige

ambtenaar, heeft de Vlaamse Regering de nodige aandacht besteed aan de aanstellingsvoorwaarden.

De gemeenten hebben echter wel steeds zelf de bevoegdheid om bijkomende eisen te stellen

wanneer ze de vacature van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar uitschrijven.

De Vlaamse Regering maakt een onderscheid tussen gemeenten met meer en gemeenten met

minder dan 20.000 inwoners. Dit onderscheid heeft betrekking op het diploma van de kandidaat-

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren. In gemeenten met meer dan 20.000 inwoners

moeten de kandidaten een diploma hebben dat toegang geeft tot niveau A161. In gemeenten met

minder dan 20.000 inwoners volstaat een diploma voor niveau B, hoewel niveau A wel

153

Art. 4.7.14 VCRO. 154

Art. 4.7.15 VCRO. 155

Art. 4.7.16 VCRO. 156

M. BAUWENS, “Functie, profiel en aanstelling van de gemeentelijk stedenbouwkundige ambtenaren”, http://www.vvsg.be/Omgeving/ruimtelijke_ordening/Documents/XB%20d826%20gemeentelijk%20stedenbouwkundig%20ambtenaar.doc, laatst geraadpleegd 2 mei 2012, 4; Dit artikel is een geactualiseerde versie van M. BAUWENS, “De gemeente in het nieuwe decreet ruimtelijke ordening (2): het personeel. De stedenbouwkundig ambtenaar wordt spilfiguur”, De Gem. 1999, nr. 10, 18-24. 157

Dit voorbeeld werd onder andere gegeven in de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl.Parl., 1998-1999, nr. 1332/1, 19. 158

Cf. art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 159

Art. 6.1.5, lid 1 VCRO. 160

Besl.Vl.Reg. van 28 april 2000 houdende de aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en stedenbouw op te sporen en vast te stellen, BS 13 mei 2000. 161

Art. 13, lid 1 Besluit Voorwaarden GSA.

Page 31: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

25

aangemoedigd wordt162. Daarenboven kan men nooit tot gemeentelijke stedenbouwkundige

ambtenaar worden benoemd indien men geen diploma van een opleiding ruimtelijke ordening heeft

behaald.

62. Er is wel voorzien in een aantal overgangsmaatregelen. Deze overgangsregeling is noodzakelijk

opdat gemeenten hun eigen personeel zouden kunnen behouden, en niet massaal nieuwe mensen

zouden moeten aanwerven.

In gemeenten met 20.000 of meer inwoners kunnen personen die houder zijn van een diploma dat

toegang geeft tot niveau A en van een diploma van een opleiding ruimtelijke ordening, toch als

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar worden aangesteld, indien ze op 1 mei 2000 reeds in

dienst waren van de gemeente163.

Daarnaast kunnen ook personen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of

B164, maar niet het vereiste diploma van een opleiding ruimtelijke ordening hebben, als

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar worden aangesteld, indien ze op 1 mei 2000 reeds 6

jaar werkzaam waren bij een gewestelijke, provinciale of gemeentelijke administratie, en indien zij

kunnen aantonen dat zij tijdens die periode in hun hoofdtaken betrokken waren bij de beoordeling

van vergunningsaanvragen en/of de opmaak en beoordeling van ruimtelijke plannen165. Bovendien

moeten deze personen voor 5 mei 2004 geslaagd zijn voor een test op basis van een speciaal

opleidingsprogramma, of moeten zij binnen zes jaren na hun eerste aanstelling een diploma van een

opleiding ruimtelijke ordening hebben behaald. Indien zij niet aan deze bijkomende voorwaarde

voldoen, vervalt de aanstelling bij het verstrijken van de betreffende termijn166.

Personen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of B167, maar die niet over

het vereiste diploma van een opleiding ruimtelijke ordening beschikken, noch minstens zes jaar

relevante ervaring hebben opgedaan bij gewestelijke, provinciale of gemeentelijke administraties,

kunnen desondanks toch als gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar worden aangesteld. Zij

moeten wel binnen zes jaar na hun aanstelling een diploma van een opleiding ruimtelijke ordening

hebben behaald. Indien zij deze voorwaarde niet vervullen binnen de termijn, vervalt de

aanstelling168.

Tot slot kunnen in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners ook personen die houder zijn van

een diploma dat toegang geeft tot niveau C, als gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

worden aangesteld. Zij moeten op 1 mei 2000 wel reeds minstens 12 jaar relevante ervaring hebben

opgedaan bij een gewestelijke, provinciale of gemeentelijke administratie. Daarnaast moeten ook zij

voor 1 mei 2004 geslaagd zijn voor een test op basis van een specifiek opleidingsprogramma. Indien

ze niet aan deze vereiste voldoen binnen de gestelde termijn, dan vervalt de aanstelling169.

162

Art. 16, lid 1 Besluit Voorwaarden GSA. 163

Art. 14, lid 1 iuncto art. 23 Besluit Voorwaarden GSA. 164

Afhankelijk van de grootte van de gemeente. 165

Art. 14, lid 2 en art. 17, lid 1 Besluit Voorwaarden GSA. 166

Art. 14, lid 3 en art. 17, lid 2 Besluit Voorwaarden GSA. 167

Ook hier afhankelijk van de grootte van de betreffende gemeenten. 168

Art. 15 en 18 Besluit Voorwaarden GSA. 169

Art. 19 Besluit Voorwaarden GSA.

Page 32: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

26

63. De diploma’s betreffende opleidingen van ruimtelijke ordening, die nodig zijn voor de aanstelling

tot gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, zijn vastgesteld bij Ministerieel Besluit170. Het

gaat hierbij vooral om opleidingen tot ruimtelijke planner en/of stedenbouwkundige.

Het specifieke opleidingsprogramma waarvan eerder sprake wordt niet langer georganiseerd. In de

praktijk zal men dus moeten beschikken over een diploma ruimtelijke ordening dat behaald is via

normale opleidingen.

Gemeenten kunnen in bepaalde omstandigheden financiële steun krijgen van de Vlaamse Regering

voor de opleiding van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Dit moet evenwel binnen de

perken van de begrotingskredieten van de Vlaamse Regering passen. Kleinere gemeenten kunnen

ook extra subsidies aanvragen om een stedenbouwkundig ambtenaar te betalen171. De Vlaamse

Regering heeft van haar bevoegdheid gebruik gemaakt om dienaangaande de voorwaarden en

bijkomende regels vast te leggen172.

3.2 Preventieve handhaving

64. Een van de strategische doelstellingen van het huidig Handhavingsplan is een “effectieve,

doelmatige en efficiënte handhaving”173. Om te voorkomen dat overtreders beloond worden en dat

de plichtsbewuste burger ontmoedigd wordt, is het noodzakelijk dat de handhavingsniveaus

voldoende hoog liggen. Het gewenste niveau moet bereikt worden met een optimale inzet van

middelen en personeel. Effectieve handhaving vraagt een gedifferentieerde aanpak. Maar het

nastreven van een optimaal handhavingsniveau eist op de eerste plaats een bijzondere inzet ten

aanzien van het voorkomen van inbreuken: een ‘zachte handhaving’ die een ‘harde handhaving’

moet afwenden.

3.2.1 Informatieverstrekking en bewustmaking

65. In een handhavingsbeleid dat in de eerste instantie kiest voor een preventieve aanpak neemt de

informatieverstrekking een belangrijke plaats in. Zowel de controledienst als de burger heeft er

belang bij snel de juiste informatie te bekomen over vergunningen en voorschriften maar ook over

reeds opgestelde processen-verbaal en rechterlijke beslissingen, om zo bouwmisdrijven te

voorkomen, ze te herkennen of om indien nodig adequaat in te grijpen.

Titel V van de VCRO vermeldt de verplichting voor elke gemeente om een plannenregister174 en een

vergunningenregister175 op te maken, te actualiseren, ter inzage te leggen en er uitreksels uit af te

leveren volgens de bepalingen van de Codex Ruimtelijke Ordening.

170

MB van 4 juni 2009 tot bepaling van de diplomavoorwaarden voor de functies van gedelegeerd planologisch ambtenaar, gedelegeerd stedenbouwkundig ambtenaar en gewestelijk, provinciaal en gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en tot aanwijzing van de diploma’s die voldoen om te kunnen worden geregistreerd als ruimtelijk planner, BS 13 juli 2009. 171

Art. 1.4.8, lid 1 VCRO. 172

B.Vl.Reg. van 23 november 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opleiding van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren en voor de betaling van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren in kleine gemeenten, BS 28 december 2001. 173

Handhavingsplan, 6.2 Een effectieve, efficiënte en doelmatige handhaving, 31; PH. MUYTERS, Beleidsnota ruimtelijke ordening 2009-2014. Een ruimtelijk beleid voor en op het ritme van de maatschappij, 2009. 174

Art. 5.1.1, §2 VCRO. 175

Art. 5.1.2, §2 VCRO.

Page 33: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

27

a) De loketfunctie

66. Voor preventieve handhaving is er geen echte algemene wettelijke of decretale regeling.

Preventie komt wel aan bod in het Vlaams Handhavingsplan als eerste stap binnen het

handhavingsbeleid. Men wijst er ondermeer op de noodzaak een modern communicatiebeleid te

voeren en men motiveert de preventieve handhaving als volgt: “Door middel van een goede

informatieverstrekking kan een bewustmaking van de burger worden bereikt. In een aantal gevallen

worden overtredingen immers begaan uit onwetendheid of onkunde, of omdat burgers verkeerd zijn

ingelicht. Verder heeft het verspreiden van informatie een grote preventieve werking, die (potentiële)

overtreders ervan weerhoudt de reglementering te overtreden.”176 Het geven van informatie, het

aanmanen tot herstel en het creëren van een maatschappelijk draagvlak voor handhaving situeert

zich als takenpakket dus vooral op het niveau van de gemeentelijke overheid.

67. Preventie is niet alleen essentieel in de fase van de handhaving. Reeds tijdens de planning wordt

vaak al een beslissende stap gezet. Het opmaken van een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan

vraagt een grondige studie van de gevolgen van huidige en toekomstige bouwmisdrijven voor

bestaande en toekomstige bebouwingen. Het Handhavingsplan wijst erop dat bij de opmaak van een

plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan, vooral wat betreft de bestemming van de bodem,

er voldoende aandacht moet zijn voor het ondubbelzinnig formuleren van de functies en de

activiteiten die al dan niet binnen een bepaalde bestemming zijn toegelaten177.

Bij het opmaken of bij een aanpassing van een lokaal ruimtelijk structuurplan kan men de lokale

handhavingsvisie opnemen. Men kan ook een overzicht vermelden van gekende bouwmisdrijven en

men kan informatie geven in verband met de strafvorderingen.

68. De wortels van een preventieve handhaving dringen ook door tot het vergunningenbeleid. In het

Handhavingsplan lezen we dat “wanneer een stedenbouwkundige vergunning of een

verkavelingsvergunning wordt afgeleverd, vermeden moet worden dat het goedgekeurd

verkavelingsplan of bouwplan voor interpretatie vatbaar is”178.

De preventie op dit niveau eist een snelle, duidelijke en klantvriendelijke aanpak. Lokale overheden

hebben een begeleidende taak bij stedenbouwkundige aanvragen. Ze kunnen informatie verstrekken

inzake ruimtelijke handhaving en ze kunnen de regelgeving verduidelijken. Dankzij een degelijk

uitgebouwde loketfunctie bezorgt de lokale overheid de kandidaat-bouwer een gefundeerd advies

betreffende de bouwmogelijkheden op het betreffend perceel, bespreekt ze het dossier in geval van

problemen en helpt ze zoeken naar aanvaardbare oplossingen, rekening houdend met de

voorschriften en de vragen van de kandidaat-bouwer.

69. Wanneer door de gemeentelijke overheid een vergunning wordt afgeleverd, is het de plicht van

de gemeente de opgelegde voorwaarden grondig toe te lichten. De ondoorzichtigheid van

procedures en regelgeving tasten immers het vertrouwen van de burger aan. Het is niet mogelijk snel

op te treden tegen bouwmisdrijven als de burger niet op de hoogte gebracht is van de

vergunningsprocedure en de toepasselijke voorschriften. Van de burger wordt verwacht in alle

omstandigheden rekening te houden met de stedenbouwkundige verordeningen, en de regelgeving

176

Handhavingsplan, 7.2.1 Inzetten op preventie, 2., 38. 177

Handhavingsplan, 7.2.1 Inzetten op preventie, 3., 38. 178

Handhavingsplan, 7.2.1 Inzetten op preventie, 4., 38.

Page 34: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

28

betreffende de bijzondere plannen van aanleg, de gewestplannen en de ruimtelijke

uitvoeringsplannen na te leven.

70. In het bijzonder zijn, met de invoering van de VCRO, een aantal belangrijke vernieuwingen

ingevoerd op het vlak van vereenvoudigde en meer transparante procedures. Deze worden best wel

goed gecommuniceerd aan de burger om zo het beoogde doel, namelijk een grotere efficiëntie en

rechtszekerheid voor de burgers en de lokale besturen, te bereiken. We denken bijvoorbeeld aan de

‘meldingsplichtige werken’179, een nieuwe categorie naast de ‘vergunningsplichtige werken’ en de

‘vrijgestelde werken’, waar na een periode van 20 dagen na een melding van de uit te voeren

werkzaamheden aan het gemeentebestuur met de uitvoering kan gestart worden. Deze

stedenbouwkundige meldingsplicht is onder andere van toepassing op werken die vrijgesteld zijn van

aanstelling van een architect, zoals een garage of veranda, of werken in een verkaveling met

duidelijke voorschriften die niet voor interpretatie vatbaar zijn of voor kangoeroewoningen in het

kader van zorgwonen180.

71. Ook rekent het beleid op een degelijke lokale begeleiding van de ingevoerde vernieuwing in

verband met het beter op elkaar afstemmen en het gelijktijdig laten verlopen van verschillende

procedures voor het bekomen van de stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen181.

b) Het plannenregister

72. Het plannenregister is een gegevensbestand dat een overzicht bevat van de bestemmingen en

voorschriften die gelden voor het grondgebied van de gemeente182. Het is een bijzonder waardevol

instrument in het handhavingsbeleid. Immers, de meeste inbreuken op de voorschriften van de

plannen en verordeningen in het plannenregister zijn rechtstreeks strafbaar183. Het plannenregister

moet kunnen geraadpleegd worden bij elke vraag naar de mogelijkheden van het gebruik van grond

of gebouwen184.

73. Overeenkomstig artikel 5.1.1, §1 VCRO bevat het plannenregister ten minste volgende gegevens:

- de grafische plannen en de daarbij horende stedenbouwkundige voorschriften van de

ruimtelijke uitvoeringsplannen en de plannen van aanleg, evenals van de niet-vervallen

ontwerpen van dergelijke plannen;

- de aanduiding van de delen van de vigerende plannen waarop een verkooprecht, vermeld in

artikel 2.4.1, geldt;

- de aanduiding van de percelen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een planologische

bestemmingswijziging die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in

artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een bestemmingswijzigings-

compensatie, vermeld in boek 6, titel 2, van het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het

grond- en pandenbeleid;

- de rooilijnplannen;

179

Art. 4.2.2 VCRO. 180

B.Vl.Reg. van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 10 september 2010. 181

Art. 4.7.3 VCRO. 182

Art. 5.1.1, §1 VCRO; G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 318. 183

Art. 6.1.1, 2° en 6° VCRO. 184

Parl.St. Vl.Parl, 1998-99, nr. 1332/1, 51.

Page 35: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

29

- de onteigeningsplannen.

74. De Vlaamse Regering heeft sindsdien vastgesteld dat de inventaris van de plannen, die deel

uitmaakt van het plannenregister, door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en

Onroerend Erfgoed moet ter beschikking gesteld worden aan de gemeente, als het register digitaal

en conform de technische normen is opgesteld185. Het is de bedoeling dat op langere termijn het

plannenregister uitgewerkt wordt in een Geografisch Informatie Systeem186.

75. De actualisering van het plannenregister door de lokale overheid wordt mogelijk gemaakt door

artikel 5.1.1, §3 VCRO. Overheden die belast zijn met het opmaken van stedenbouwkundige

voorschriften dienen ambtshalve, uiterlijk vijfenveertig dagen na de voorlopige vaststelling, de

definitieve vaststelling of de goedkeuring, een afschrift van het deel dat betrekking heeft op het

grondgebied van de gemeente naar het college van burgemeester en schepenen te sturen. Het

college van burgemeester en schepenen zorgt dan binnen de veertien dagen na ontvangst voor de

opname van de bovenvermelde gegevens in het plannenregister. Ook andere gegevens uit artikel

5.1.1, §1 VCRO dienen binnen een termijn van veertien dagen na de beslissing van de gemeenteraad

te worden opgenomen in het register. Het college van burgemeester en schepenen is

verantwoordelijk voor de correctheid van de opgenomen gegevens.

76. Artikel 5.1.1, §2 VCRO vermeldt nog dat de Vlaamse Regering nadere regels kan bepalen voor de

opmaak en de actualisering van het plannenregister. Ze kan ook de specifieke wijze bepalen waarop

artikel 260 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005187 geoperationaliseerd wordt indien de

gemeente zich niet gedraagt naar de bij of krachtens deze afdeling voorgeschreven regels.

c) Het vergunningenregister

77. Het vergunningenregister is een digitaal gemeentelijk gegevensbestand dat voor het hele

grondgebied van de gemeente per kadastraal perceel de stand van zaken bevat met betrekking tot

vergunningen, overtredingen en procedures over vergunningen, zowel de administratieve

beroepsprocedures als de procedures voor de rechtscolleges188. Elke gemeente is verplicht om een

vergunningenregister op te maken189. Het moet vastgesteld zijn bij ontvoogding van de gemeente

waardoor deze zelfstandig vergunningen kan afleveren190.

Het vergunningenregister is, net als het planningenregister, een belangrijke informatiebron voor het

handhavingsbeleid191.

78. In het vergunningenregister dient van elk kadastraal perceel de juridische stedenbouwkundige

toestand van elke constructie worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 5.1.2, §1 VCRO moet het

vergunningenregister per kadastraal perceel ten minste de volgende informatie bevatten:

185

Art. 1 B.Vl.Reg. van 5 juni 2009 houdende bepalingen van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister, BS 26 augustus 2009. 186

Parl.St. Vl.Parl, 1998-99, nr. 1332/1, 50. 187

Art. 260 Gemeentedecreet van 15 juli 2005, BS 31 augustus 2005. 188

Art. 5.1.2, §1 VCRO; . VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 313. 189

Art. 5.1.2, §2 VCRO. 190

Art. 7.2.1, §1 VCRO. 191

Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 1332/1, 53; Handhavingsplan, 5.2 Vergunningenregister en het as-built attest, 20.

Page 36: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

30

- het kadastraal nummer, het huisnummer en de straatnaam;

- de afgegeven stedenbouwkundige en planologische attesten;

- elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning en de identiteit van de aanvrager;

- elke aanvraag voor een verkavelingsvergunning en de identiteit van de aanvrager;

- elke administratieve beslissing en rechterlijke uitspraak met betrekking tot die

vergunningen, en de identiteit van de personen die beroep aantekenen;

- elke melding en de identiteit van de persoon die de melding verricht;

- de gevalideerde as-builtattesten;

- het verval van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning;

- de vermelding van elk proces-verbaal dat opgemaakt wordt met betrekking tot inbreuken

op deze Codex, het verdere gevolg dat aan deze processen-verbaal gegeven wordt, iedere

gerechtelijke uitspraak ter zake en de uitvoering van de herstelmaatregelen;

- de vermelding van elk rechtsmiddel dat tegen de gerechtelijke uitspraken, vermeld in 9.,

aangewend wordt, de daaropvolgende uitspraken en het gevolg dat daaraan gegeven wordt;

- het verschuldigd zijn van een planbatenheffing en bewijs van betaling van de

planbatenheffing;

- in voorkomend geval het declaratief attest van het bestaan of verval van woonrecht.

79. De actualisering van het vergunningenregister door de lokale overheid wordt mogelijk gemaakt

door artikel 5.1.4, §1 VCRO, waardoor overheden die beslissingen nemen in verband met het

verlenen van vergunningen in het kader van de VCRO, ambtshalve een afschrift van elke beslissing

moeten sturen naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het

betrokken onroerend goed gelegen is. Ook overheden die betrokken zijn in een procedure die

betrekking heeft op een betwisting in het kader van VCRO, sturen ambtshalve een afschrift van elke

dagvaarding of verzoekschrift, elke voorziening in hoger beroep of in cassatie, naar het college van

burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is.

De gegevens moeten door de lokale overheid worden geregistreerd in het vergunningenregister

binnen de vijf dagen na de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of na de

ontvangst ervan192. Wanneer er bij een bouwovertreding een proces-verbaal bestaat, moet dit

vermeld worden. Ook de gebruikte rechtsmiddelen en alle andere relevante gegevens worden geacht

te worden opgenomen193.

80. Art 5.1.3, §1 VCRO wijst erop dat bestaande constructies, met uitzondering van

publiciteitsinrichtingen of uithangborden, waarvan aan de hand van een toegelaten bewijsmiddel in

de zin van boek III, titel III, hoofdstuk VI van het Burgerlijk Wetboek is aangetoond dat ze gebouwd

zijn vóór 22 april 1962, in het vergunningenregister opgenomen worden als “vergund geacht”. Als

motivering voor de beslissing tot opname als “vergund geacht” in het vergunningenregister gelden

de vaststelling van de aanwezigheid van een geldig bewijs dat de betreffende constructie vóór 22

april 1962 gebouwd werd samen met de omschrijving van de aard van het bewijs. De gemeentelijke

overheid heeft de plicht actief onderzoek ter zake te verrichten.

Een weigering tot opname als “vergund geacht” kan gemotiveerd worden door de vaststelling van

het feit dat de constructie niet meer bestaat, van de afwezigheid van een geldig bewijsmiddel, of van

het feit dat het geleverde bewijsmiddel aangetast is door aangegeven onregelmatigheden. Het

192

Art. 5.1.5 VCRO. 193

Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 1332/1,52.

Page 37: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

31

Handhavingsplan typeert het vergunningenregister als een onontbeerlijk instrument om rechtvaardig

te kunnen omgaan met het verleden194.

81. Het vergunningenregister is net als het plannenregister een bestuursdocument dat voor het

publiek toegankelijk moet zijn in het gemeentehuis195. Ambtenaren krijgen op verzoek onmiddellijk

een uitreksel. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid hun handelingen aan te passen dankzij de

informatie uit het vergunningenregister. Weten wat de vergunningstoestand is van een goed kan

bijvoorbeeld belangrijk zijn voor een toekomstige koper of voor een optredende

handhavingspartner.

d) Het stedenbouwkundig attest

82. Wanneer een particulier van plan is een vergunningsplichtige handeling uit te voeren, kan hij

naast de gewone informatie die te verkrijgen is via plannen- en vergunningenregisters, ook een

aanvraag doen om een stedenbouwkundig attest te verkrijgen. Het stedenbouwkundig attest geeft

op basis van een plan aan of een overwogen project in redelijkheid de toets aan de

stedenbouwkundige voorschriften, de eventuele verkavelingsvoorschriften en de goede ruimtelijke

ordening zal kunnen doorstaan. Het wordt principieel afgeleverd door het college van burgemeester

en schepenen. De decreetgever voorziet wel in een uitzondering voor het geval waarin een

publiekrechtelijke rechtspersoon het attest aanvraagt, maar over het algemeen is het

stedenbouwkundig attest een bevoegdheid van de gemeenten196.

83. Het stedenbouwkundig attest is een informatie-inwinning voorafgaand aan de eigenlijke

vergunningsaanvraag. In het attest zal eerst en vooral de objectieve informatie uit de plannen- en

vergunningenregisters te vinden zijn. Daarnaast komt de aanvrager ook te weten of hij met

betrekking tot het perceel in kwestie bepaalde adviezen moet inwinnen.

Een gunstig stedenbouwkundig attest is 2 jaar geldig197. De inhoud van het stedenbouwkundig attest

kan niet worden gewijzigd of tegengesproken in het beslissende onderzoek over een aanvraag tot

stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning198, omdat de decreetgever aan het attest een

karakter van gezaghebbend advies heeft verleend199. Hierop zijn wel enkele uitzonderingen. Indien er

zich na de aflevering van het stedenbouwkundig attest bijvoorbeeld substantiële wijzigingen aan het

betrokken perceel of de stedenbouwkundige voorschriften hebben voorgedaan, dan moet het

beslissende onderzoek over de vergunningsaanvraag toch worden overgedaan. Hetzelfde geldt in het

geval er tijdens het openbaar onderzoek of bij het inwinnen van adviezen voor de vergunning nieuwe

elementen aan het licht komen waarmee men bij de aflevering van het stedenbouwkundig attest

geen rekening heeft gehouden. Tot slot mag het attest uiteraard niet aangetast zijn door manifeste

materiële fouten.

84. Een afgeleverd gunstig stedenbouwkundig attest ontslaat de particulier echter niet van de

verplichting om een effectieve stedenbouwkundige vergunning aan te vragen200. Dit is noodzakelijk

194

Handhavingsplan, 5.2 Vergunningenregister en het as-built attest, 20. 195

Art. 5.1.6 VCRO. 196

Art. 5.3.1, §1 VCRO. 197

Art. 5.3.1, §3 VCRO. 198

Art. 5.3.1, §2 VCRO. 199

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 229. 200

Art. 5.3.1, §1, lid 2 VCRO.

Page 38: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

32

omdat het attest enkel betrekking heeft op de stedenbouwkundige voorschriften,

verkavelingsvoorschriften en de goede ruimtelijke ordening. Dit is ook terug te vinden in de memorie

van toelichting: “Het stedenbouwkundig attest kan geen zekerheden verlenen aangaande de

overeenstemming van het geattesteerde met de sectorwetgeving, aangezien de daartoe vereiste

adviezen ontbreken.”201 Het attest heeft dus weliswaar enige juridische waarde, maar deze waarde is

beperkt.

Het stedenbouwkundig attest kunnen we dus eigenlijk aanzien als een soort vereenvoudigde

vergunningsaanvraag, op basis waarvan de aanvrager zijn kansen te weten komt om een werkelijke

stedenbouwkundige vergunning te verkrijgen.

3.2.2 Toezicht en controle

85. Na de informatieve preventie komen het toezicht en de controle in de praktijk. Onder toezicht en

controle verstaan we de actieve maatregelen die de bestuurlijke overheid kan nemen bij haar

preventiebeleid. Het proces-verbaal, de waarschuwing, de aanmaning, het stakingsbevel en de

administratieve geldboete maken deel uit van deze administratieve maatregelen.

a) Vaststelling van het bouwmisdrijf: het proces-verbaal, de waarschuwing en de aanmaning

86. Het Handhavingsplan wijst op een gedeelde verantwoordelijkheid van diverse opsporings- en

handhavingsambtenaren om toezicht op bouwwerken uit te voeren en om inbreuken op te sporen

met het oog op de instandhouding van de goede ruimtelijke ordening202.

Ook ambtenaren van gemeenten kunnen belast worden met de bevoegdheid om bouwmisdrijven op

te sporen en door een proces-verbaal vast te stellen203. Ze hebben voor hun controletaak op elk

moment toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen

te doen. Enkel als het om een huiszoeking gaat mogen ze hun verrichtingen slechts uitvoeren als de

politierechter daartoe een machtiging heeft verstrekt. Ze worden in principe geacht elke inbreuk te

melden aan de procureur des Konings met een proces-verbaal204.

87. Het opgestelde proces-verbaal van het omschreven bouwmisdrijf wordt door de verbalisant

voorzien van een volgnummer. Het proces-verbaal dient overgemaakt te worden aan de procureur

des Konings van het arrondissement waar het goed gelegen is. Het is de basis voor een strafdossier,

opgemaakt door het parket205. Elk strafdossier van een stedenbouwmisdrijf krijgt een notitienummer

dat samengesteld is uit het codenummer 66, gevolgd door het codenummer van de verbaliserende

instantie en het volgnummer van het proces-verbaal. De verbalisant dient het notitienummer van het

strafdossier mede te delen aan de belanghebbenden zodat deze naderhand bij het parket informatie

over het dossier kunnen bekomen206.

88. Het door de verbalisant opgestelde proces-verbaal van het vastgesteld misdrijf bewijst haar

dienst als opstart van een gerechtelijke procedure. Daarnaast is ze vooral bewijstechnisch belangrijk.

De bewijskracht geldt tot het tegendeel bewezen is207. Het Agentschap Inspectie RWO somt in haar

201

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 229. 202

Handhavingsplan, 5.1 Toezicht en Controle, 19. 203

Art. 6.1.5 VCRO. 204

Art. 29 Sv. 205

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 652. 206

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 652. 207

Art. 6.1.5 VCRO; Corr. Gent (19de k.) 2 december 2002, TMR 2003, afl. 4, 415 en TROS 2004, afl. 33, 63.

Page 39: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

33

“Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening”208 nog een reeks voordelen van de

opmaak van een proces-verbaal op209: de verjaring van een inbreuk wordt door een proces-verbaal

gestuit, het proces-verbaal is een nuttig element in de beoordeling van een vermoeden van

vergunning, en het bevat nuttige informatie die terecht komt in het vergunningenregister210.

Daarnaast mogen we mijns inziens het nut van het proces-verbaal als positieve stimulans voor de

overtreder om het misdrijf te stoppen niet miskennen.

89. Steunend op vooraf vastgelegde prioriteiten heeft de gemeente ook de mogelijkheid het

opstellen van een proces-verbaal te laten voorafgaan door een intern verslag en door een aanmaning

gericht aan de overtreder met de vraag zich alsnog in regel te stellen, wat bij gunstig gevolg de

gemeentelijke administratieve last beperkt houdt. Als blijkt dat hier geen gevolg aan gegeven wordt,

kan alsnog een proces-verbaal worden opgemaakt211. Ook in het Handhavingsplan wordt gewezen op

de noodzaak om duidelijke afspraken of onderrichtingen te maken omtrent op welk ogenblik er een

proces-verbaal wordt opgesteld in combinatie met een waarschuwing of een aanmaning212.

90. Over de inhoud van een proces-verbaal is niets terug te vinden in de VCRO. Inhoudelijk kan het

proces-verbaal best door de gemeenten in het kader van een lokaal handhavingsbeleid en de daarbij

gestelde prioriteiten worden behandeld. Volgens het Handhavingsplan moet het proces-verbaal

zoveel mogelijk gegevens betreffende de overtreding bevatten zoals het tijdstip van de overtreding

en de bewijselementen betreffende de datering213. De gegevens die het bewijs van de datering

kunnen ondersteunen zijn belangrijk om na te gaan of de overtreder zich kan beroepen op het

vermoeden vergund te zijn en of er verjaring is ingetreden. Daarnaast is het nuttig in het proces-

verbaal de betrokkenheid van de opdrachtgever, eigenaar, uitvoerder, aannemer, architect, … op te

nemen214, alsook een beschrijving van de overtreding, de kadastrale gegevens van het onroerend

goed, een aanduiding op een kadastraal plan en de planologische voorschriften in het betrokken

gebied. Ook een kopie van het gewestplan en foto’s worden best als bijlage toegevoegd215.

Het Handhavingsplan geeft aan dat het tot de taken van het Agentschap Inspectie RWO behoort om

modellen van processen-verbaal ter beschikking te stellen van de lokale overheden en opleidingen te

voorzien betreffende het opstellen van een proces-verbaal216. Modeldocumenten voor het

overmaken van een proces-verbaal aan het parket, de gemeente en de overtreder werden door het

Agentschap Inspectie RWO als bijlage bij de “Code van goede praktijk” gevoegd.

91. In het Handhavingsplan worden twee met elkaar verwante preventieve

handhavingsinstrumenten aangehaald, namelijk de waarschuwing en de aanmaning. De

waarschuwing wordt er gedefinieerd als een formele herinnering van het plegen van een inbreuk. De

208

Het Agentschap Inspectie RWO bracht in mei 2011 een code van goede praktijk uit waarin het ‘modeltraject voor handhaving’ vanaf de vaststelling van een overtreding wordt vastgelegd. Het is de bedoeling hiermee te vermijden dat verschillende gemeenten andere maatregelen treffen bij vergelijkbare overtredingen. 209

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 13. 210

Art. 5.1.2 VCRO. 211

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 13. 212

Handhavingsplan, 5.4 Processen-verbaal, 22. 213

Handhavingsplan, 5.4 Processen-verbaal, 22. 214

M. Bockstaele, Processen-verbaal, Antwerpen, Maklu, 1994, 49 e.v.; G. VAN HOORICK, Stedenbouwvademecum, Antwerpen, Kluwer, 1996, 19. 215

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 652-653. 216

Handhavingsplan, 5.4 Processen-verbaal, 22.

Page 40: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

34

aanmaning gaat een stap verder. Met dit instrument wordt de overtreder omwille van het plegen van

een inbreuk verzocht deze zelf ongedaan te maken217.

De beslissing in verband met het al dan niet geven van een waarschuwing of aanmaning, als middel

om de druk te verhogen en te komen tot vrijwillig herstel, wordt best opgenomen in het lokaal

handhavingsbeleid en de daarbij horende prioriteiten.

92. De waarschuwing die uitgaat van de gemeentelijke overheid en gericht is naar de overtreder, kan

gegeven worden naar aanleiding van het opstellen van een proces-verbaal, bij de bekrachtiging van

een stakingsbevel, naar aanleiding van de herstelvordering of na de afgifte van een

regularisatievergunning met opgenomen voorwaarden. Ze dient vooral informatie te bevatten over

de steeds verder gaande mogelijke negatieve gevolgen van de voortzetting of instandhouding van de

overtreding218. Een afschrift van de waarschuwing wordt best aan de procureur des Konings

overgemaakt, zodat het kan toegevoegd worden aan het dossier. Gezien het ontbreken van elke

wettelijke grond, is de waarschuwing volledig vrijblijvend. De betrokkene bepaalt zelf hoe hij ermee

omgaat en of hij er gevolg aan geeft.

93. Hoewel wettelijke regels over de aanmaning ontbreken, gaat het Agentschap Inspectie RWO in

zijn “Code van goede praktijk” verder in op dit instrument219. Wanneer de gemeentelijke overheid

overgaat tot het opsturen van een aanmaning naar de overtreder, probeert ze de overtreder te

wijzen op diens verantwoordelijkheid en hem te bewegen tot spontaan rechtsherstel. Ook hier is het

verstrekken van informatie over mogelijke negatieve gevolgen van het in stand houden van een

illegale situatie op zijn plaats. De aanmaning bevat best een vraag om binnen een maand na

ontvangst van de brief schriftelijk te reageren en om daarna binnen de drie maanden tot

rechtsherstel over te gaan. Deze manier van werken na het opstellen van een proces-verbaal legt het

Agentschap Inspectie RWO zichzelf op220. Een kopie van de aanmaning wordt bezorgd aan de

procureur des Konings. Wanneer binnen de gestelde termijn geen positief gevolg aan de aanmaning

gegeven wordt, kan er een herstelvordering worden opgesteld en een gerechtelijke burgerlijke of

correctionele procedure worden opgestart. Het Agentschap Inspectie RWO vraagt de lokale overheid

haar op de hoogte te houden van de verstuurde aanmaningen.

b) Het stakingsbevel

94. Eén van de belangrijkste actieve preventieve maatregelen die een lokale overheid kan nemen, is

het bevel tot staking van de in overtreding verrichte werken of handelingen. Deze mogelijkheid

bestaat voor alle personen die bevoegd zijn om overtredingen op de ruimtelijke ordeningswetgeving

vast te stellen221. In het geval van gemeentelijke handhaving zullen het dus de gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar of de lokale politie zijn die het stakingsbevel opleggen.

95. Het stakingsbevel kan worden opgelegd voor alle werken, handelingen of wijzigingen die een

inbreuk vormen in de zin van artikel 6.1.1 VCRO, of wanneer niet voldaan is aan de verplichting van

artikel 4.7.19, §4 VCRO222. Het artikel in kwestie legt een bijkomende verplichting op dat een door de

217

Handhavingsplan, 5.3 Waarschuwing en aanmaning, 22. 218

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 16. 219

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 15. 220

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 15. 221

Art. 6.1.47, lid 1 iuncto art. 6.1.5 VCRO. 222

Art. 6.1.47, lid 1 VCRO.

Page 41: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

35

gemeente gewaarmerkt afschrift van de vergunning en het bijbehorende dossier gedurende de

uitvoering van de ve²rgunning aanwezig en ter beschikking moet zijn op de plaats die het voorwerp is

van de vergunning. Wanneer men met andere woorden op de bouwwerf geen exemplaar van de

vergunning en het dossier kan voorleggen, dan kunnen de werken principieel gestaakt worden.

De inbreuken van artikel 6.1.1 VCRO zijn de volgende:

1° de bij de artikelen 4.2.1 en 4.2.15 bepaalde handelingen uitvoeren, voortzetten of in stand

houden, hetzij zonder voorafgaande vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval,

vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de

vergunning;

2° handelingen uitvoeren, voortzetten of in stand houden in strijd met een ruimtelijk uitvoeringsplan,

met een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan of met de stedenbouwkundige en

verkavelingsverordeningen, tenzij de handelingen vergund zijn of tenzij het gaat om

onderhoudswerken aan een hoofdzakelijk vergunde constructie of om handelingen die vrijgesteld

zijn van de vergunningsplicht;

3° als eigenaar toestaan of aanvaarden dat één van de onder 1° en 2° vermelde strafbare feiten

worden gepleegd, voortgezet of in stand gehouden;

4° een inbreuk plegen op de informatieplicht van artikelen 5.2.1 tot 5.2.6;

5° handelingen voortzetten in strijd met het bevel tot staking, de bekrachtigingsbeslissing of de

beschikking in kortgeding;

6° na 1 mei 2000 een inbreuk plegen op de plannen van aanleg en verordeningen die tot stand zijn

gekomen volgens de bepalingen van het DRO, of dit voortzetten of in stand houden, tenzij de onder

2° vermelde uitzonderingen;

7° handelingen uitvoeren, voortzetten of in stand houden die een inbreuk zijn op de bouw- en

verkavelingsvergunningen die verleend zijn krachtens het DRO.

Bij elk van deze inbreuken kan dus een bevel tot staking van strijdig gebruik of van de in overtreding

verrichte handelingen of werken opgelegd worden.

96. We moeten wel opmerken dat de bevoegde ambtenaren en de lokale politie niet verplicht

worden om een stakingsbevel op te leggen223. Zij kunnen dit doen, maar moeten niet. Deze distinctie

geeft lokale overheden de mogelijkheid om bij de planning en uitvoering van hun handhavingsbeleid

keuzes te maken welke overtredingen zullen worden aangepakt en welke niet.

Ook kunnen verbalisanten ervoor kiezen om overtreders eerst de kans te geven om de inbreuk te

herstellen. In dit geval zal er slechts een eerste proces-verbaal van vaststelling opgemaakt worden.

Pas wanneer de overtreder weigert zich binnen een bepaalde termijn in regel te stellen, zal er

effectief overgegaan worden tot een stakingsbevel.

97. De verbalisant kan de staking mondeling bevelen aan elke persoon die ter plaatse wordt

aangetroffen op de bouwwerf224. Dit mondelinge stakingsbevel zal dan achteraf worden bevestigd in

een schriftelijk proces-verbaal. Deze schriftelijke bevestiging is echter niet noodzakelijk voor de

geldigheid en de onmiddellijke geldingskracht van het mondelinge stakingsbevel225. Het proces-

verbaal van vaststelling is wel nodig om bij aangetekende brief het onmiddellijke stakingsbevel

binnen de acht dagen ter kennis te brengen aan de opdrachtgever, de architect, de aannemer die de

223

J. VAN LOMMEL, Het stakingsbevel, Beter voorkomen dan genezen, Brussel, Politeia, 2009, 15. 224

Impliciet af te leiden uit art. 6.1.47, lid 2 VCRO. 225

Gent 21 januari 2011, nr. 2007/AR/652, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting R. VEKEMAN), afl. 3, 24.

Page 42: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

36

werken uitvoert of de gebruiker van het goed226. Eenzelfde aangetekende brief moet worden gericht

aan de burgemeester van de gemeente op wier grondgebied de in overtreding verrichte werken of

handelingen worden uitgevoerd, alsook aan de stedenbouwkundige inspecteur227.

98. Het stakingsbevel moet daarenboven worden bekrachtigd door de gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteur. De stedenbouwkundige inspecteur heeft acht dagen om zich uit te

spreken over het stakingsbevel228. Indien hij van oordeel is dat het stakingsbevel gerechtvaardigd is,

dan moet hij binnen de twee werkdagen na zijn beslissing de opdrachtgever, de architect, de

aannemer die de werken uitvoert of de gebruiker van het goed in kennis brengen van de

bekrachtiging door middel van een aangetekend schrijven.

Indien de stedenbouwkundige inspecteur echter van oordeel is dat het stakingsbevel niet nodig of

gerechtvaardigd is, dan hoeft hij niets te doen. Wanneer hij geen bekrachtigingsbeslissing heeft

genomen binnen de acht dagen na ontvangst, dan vervalt het stakingsbevel van rechtswege229. Dit

verval van rechtswege betekent niet dat het stakingsbevel als nietig beschouwd wordt. Het betekent

enkel dat het bevel vanaf het verstrijken van de termijn haar geldigheid verliest. De beslissing van de

stedenbouwkundige inspecteur om het stakingsbevel niet te bekrachtigen mag echter niet gezien

worden als een impliciete toelating om inbreuken of wederrechtelijke werken te blijven uitvoeren230.

99. De verplichting voor de stedenbouwkundige inspecteur om zijn bekrachtigingsbeslissing ter

kennis te brengen, geldt enkel ten overstaan van de opdrachtgever, de architect, de aannemer of de

gebruiker van het goed. Decretaal gezien bestaat er voor de inspecteur geen enkele verplichting om

de bekrachtiging ook ter kennis te brengen aan de verbalisanten. Indien men een goede handhaving

wil verzekeren is controle op de naleving van het stakingsbevel en de bekrachtigingsbeslissing echter

onontbeerlijk. Om deze reden is het dan ook aangewezen dat de bekrachtigingsbeslissing ook wordt

betekend aan de verbalisant.231 Bepaalde auteurs geven verbalisanten de raad om in een

begeleidend schrijven bij het PV van staking, een uitdrukkelijk verzoek op te nemen om een afschrift

van de bekrachtigingsbeslissing te mogen ontvangen voor de volledigheid van het dossier232.

100. Bovendien hebben de verbalisanten de bevoegdheid om elke maatregel te nemen die

noodzakelijk is om het stakingsbevel onmiddellijk toepasselijk te maken233. Deze maatregelen zijn

onder andere verzegeling en inbeslagname van materiaal en materieel.

101. Het stakingsbevel geldt voor het hele perceel. Alle werken op het perceel in kwestie moeten

gestaakt worden. Ook werken die zouden kunnen uitgevoerd worden in overeenstemming met de

vergunning, en werken waarvoor geen vergunning nodig is mogen niet meer uitgevoerd worden234.

De overtreder kan wel een schriftelijk gemotiveerd verzoek richten aan de gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteur om bewarende en voorlopige maatregelen te nemen ter voorkoming

226

Art. 6.1.47, lid 3 VCRO. 227

Art. 6.1.47, lid 4 VCRO. 228

Art. 6.1.47, lid 5 VCRO. 229

Art. 6.1.47, lid 5 VCRO. 230

I LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 655. 231

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 103. 232

J. VAN LOMMEL, Het stakingsbevel, Beter voorkomen dan genezen, Brussel, Politeia, 2009, 18. 233

Art. 6.1.48 VCRO. 234

J. VAN LOMMEL, Het stakingsbevel, Beter voorkomen dan genezen, Brussel, Politeia, 2009, 21.

Page 43: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

37

van schade aan het onroerende goed235. Pas na toestemming van de inspecteur mogen dergelijke

maatregelen uitgevoerd worden. Ook andere maatregelen zoals beveiliging tegen diefstal en

veiligheidsmaatregelen hebben op voorhand toestemming van de gewestelijke stedenbouwkundige

inspecteur nodig.

102. Uiteraard kan het stakingsbevel niet oneindig blijven duren. Er bestaan voor de overtreder drie

mogelijkheden om het stakingsbevel te beëindigen.

Hij kan ten eerste overgaan tot vrijwillig herstel van de strafbare situatie. Dit betekent bijvoorbeeld

dat de overtreder de foutieve werken verwijdert en ervoor zorgt dat verdere werken volledig in

overeenstemming met de vergunning zullen verlopen. Uiteraard vormt een dergelijke verwijdering

van de foutieve werken een inbreuk tegen het stakingsbevel. De overtreder maakt daarom best

vooraf melding van het vrijwillig herstel bij de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur.

Ten tweede kan hij trachten een regularisatievergunning te bekomen voor de inbreuken. Op de

regularisatievergunning zal verder in dit werk nog teruggekomen worden236.

Tot slot heeft de overtreder ook nog de mogelijkheid om het stakingsbevel te laten opheffen via een

procedure in kortgeding237. Deze vordering moet ingesteld worden bij de voorzitter van de rechtbank

van eerste aanleg in het ambtsgebied waarin het werk en de handelingen werden uitgevoerd.

Wanneer uit de feiten blijkt dat de maatregel in kwestie kennelijk onredelijk is, moet de rechter de

opheffing van het stakingsbevel bevelen238. Ook een gedeeltelijke opheffing is mogelijk239. De

voorzitter zetelend zoals in kortgeding mag zich enkel uitspreken over het stakingsbevel zelf. Hij

heeft echter niet de bevoegdheid om bijvoorbeeld een schadevergoeding wegens onwettige

handeling of gedraging toe te kennen ten voordele van degene die de opheffing vraagt240. Pas

wanneer de opheffing is bevolen door de rechter, mogen de werken verder gezet worden.

103. Het gebeurt dat de overtreder in kwestie zich niets aantrekt van het stakingsbevel of de

bekrachtigingsbeslissing. Deze doorbreking van het stakingsbevel kan natuurlijk niet zonder sanctie

blijven. De VCRO bepaalt dat op de doorbreking van een stakingsbevel een strafsanctie staat, met

name een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of een geldboete van 26 euro tot 400.000

euro241.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een administratieve boete op te leggen.

c) De administratieve geldboete

104. De administratieve geldboete is de tweede mogelijkheid om een doorbreking van een

stakingsbevel te bestraffen. Een administratieve sanctie kan worden gedefinieerd als “een door of

krachtens de wet vastgestelde maatregel die door een administratieve overheid wordt getroffen om

de niet-naleving van een publiekrechtelijk voorschrift te bestraffen”242. Dit betekent dus dat er geen

strafrechter aan te pas komt. Bepaalde ambtenaren en personen aangeduid door de regering kunnen

235

O.a. Antwerpen 31 augustus 2010, onuitg.: het leggen van een dak kan niet als bewarende en voorlopige maatregel worden beschouwd. 236

Cf. infra, onderdeel “3.3.1 De regularisatievergunning” van deze masterproef. 237

Art. 6.1.47, lid 6 VCRO. 238

Antwerpen 13 april 2011, nr. 2010/RK/170, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting J. VAN LOMMEL), afl. 6, 17. 239

Gent 11 februari 2011, nr. 2010/AR/2890, TRSOS-Nieuwsbrief 2011, afl. 4, 11. 240

Gent 1 april 2011, nr. 2009/RK/316, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting R. VEKEMAN), afl. 6, 16. 241

Art. 6.1.1, 5° VCRO. 242

A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 10.

Page 44: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

38

de boete zelf opleggen zonder dat deze aan geldigheid inboet. De bevoegdheid om een

administratieve sanctie op te leggen wordt beschouwd als een bevoegdheid die toekomt aan de

uitvoerende macht243.

105. De administratieve geldboete van 5.000 euro kan opgelegd worden aan de persoon die de

handelingen, werken of wijzigingen voortzet in strijd met een bekrachtigd stakingsbevel244.

De Vlaamse Regering moet bepalen wie de bevoegdheid heeft om deze administratieve geldboete op

te leggen, en welke procedure moet gevolgd worden245. De Vlaamse Regering heeft de verbalisanten

die vernoemd zijn in artikel 6.1.5 VCRO aangeduid als bevoegd voor het opleggen van een

administratieve geldboete246.

Afschriften van zowel de bekrachtigingsbeslissing van het stakingsbevel als het PV tot vaststelling van

de doorbreking moeten opgestuurd worden naar de rekenplichtige van het Herstelfonds247. Deze

rekenplichtige handelt dan de verdere procedure af. Hij legt de administratieve geldboete van 5.000

euro op aan de degene die het stakingsbevel doorbroken heeft. Dit kan iedere overtreder zijn die

werd opgenomen in het oorspronkelijke stakingsbevel248. De betrokkenen moeten op de hoogte

gesteld worden van de geldboete door middel van een aangetekende brief249.

106. De overtreder heeft wel de mogelijkheid om een gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding,

vermindering of uitstel van betaling te richten aan de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur

van het Agentschap Inspectie RWO250. De persoon aan wie het verzoek gericht is, mag niet dezelfde

inspecteur zijn die het eerdere stakingsbevel heeft bekrachtigd.

Voor de ontvankelijkheid van het verzoek is het noodzakelijk dat het verzoek tot kwijtschelding,

vermindering of uitstel van betaling aan de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur wordt

gericht binnen de 15 dagen vanaf de datum van de afgifte ter post van de aangetekende brief waarbij

de administratieve geldboete werd opgelegd251.

Het verzoek schorst de beslissing om een administratieve geldboete op te leggen252. Daarom moet de

rekenplichtige van het Herstelfonds op de hoogte gebracht worden van het verzoek.

De inspecteur neemt dan binnen een termijn van 30 dagen een beslissing betreffende het verzoek,

waarna hij zijn beslissing bij aangetekende brief ter kennis brengt aan de indiener van het

verzoekschrift253. Indien de beslissing niet ter kennis is gebracht binnen 30 dagen na de indiening van

het verzoek, dan wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd254. De administratieve geldboete wordt

dan kwijtgescholden, verminderd of moet niet direct betaald worden, afhankelijk van wat de

indiener van het verzoek heeft gevraagd.

243

J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Inleiding tot het publiekrecht, Deel 2 Overzicht publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, 425. 244

Art. 6.1.49, §1, lid 1 VCRO. 245

Art. 6.1.49, §2, lid 1 & 3 VCRO. 246

Art. 1, 3° Besluit Administratieve Geldboete. 247

Art. 2 Besluit Administratieve Geldboete. 248

Art. 6.1.47, lid 3 VCRO; J. VAN LOMMEL, Het stakingsbevel, Beter voorkomen dan genezen, Brussel, Politeia, 2009, 27. 249

Art. 3 Besluit Administratieve Geldboete. 250

Art. 6.1.49, §3 VCRO. 251

Art. 6.1.49, §4 VCRO. 252

Art. 6.1.49, §3 VCRO. 253

Art. 6.1.49, §5 VCRO. 254

Art. 6.1.49, §6 VCRO.

Page 45: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

39

d) De stakingsvordering

107. Naast het stakingsbevel dat voorzien is in de VCRO, bestaat er ook nog de aparte

stakingsvordering voor de bescherming van het leefmilieu. De Milieustakingswet voorziet voor het

Openbaar Ministerie, de administratieve overheden en bepaalde rechtspersonen een

vorderingsrecht op basis waarvan zij zo snel mogelijk een beslissing ten gronde kunnen bekomen

betreffende een situatie of activiteit die het leefmilieu in gevaar brengt255.

Een procedure op basis van een vorderingsrecht voor de bescherming van het leefmilieu moet

gevoerd worden zoals in kortgeding256. De procedure wordt ingesteld door middel van een

verzoekschrift bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg257.

108. De vordering op basis van de Milieustakingswet heeft enkele grote voordelen ten opzichte van

het stakingsbevel van artikel 6.1.47 VCRO met bijbehorende latere gerechtelijke afhandeling. Bij een

stakingsvordering kan uitermate snel een beslissing worden afgedwongen. Aangezien de vordering

moet worden behandeld zoals in kort geding, geldt een korte dagvaardingstermijn van twee

dagen258, waarna de rechter zo snel mogelijk uitspraak zal doen. Bovendien kan de burgerlijke

rechter bij wie de stakingsvordering wordt ingesteld onmiddellijk een beslissing ten gronde nemen,

terwijl een gewoon stakingsbevel slechts een voorlopige maatregel is.

109. Hoewel in de Milieustakingswet steeds enkel gesproken wordt over “bescherming van het

leefmilieu”, heeft het Hof van Cassatie in haar eerste arrest over de toepassing van deze wet

geoordeeld dat de wet ook beoogt een goede ordening van de ruimte te beschermen, en zij dus ook

van toepassing is op de ruimtelijke ordening259. Daarnaast oordeelde het Hof dat artikel 1, lid 2

Milieustakingswet de rechter toelaat te bevelen dat reeds uitgevoerde werken ongedaan worden

gemaakt, wanneer dit nodig wordt geacht om verdere schade aan het leefmilieu te voorkomen. Het

herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand kan dus bevolen worden om milieuschade te

voorkomen260.

We moeten wel opmerken dat bij instandhoudingsmisdrijven de staking van het misdrijf

verstrekkende gevolgen heeft. Immers, zoals door toenmalig staatssecretaris van Leefmilieu MIET

SMET werd aangehaald, “Wie een onwettig bouwwerk opgetrokken heeft, … blijft inderdaad door de

loutere instandhouding een onwettige daad stellen. Bij deze voortdurende misdrijven is stopzetting

van een onwettige daad synoniem met herstel in de vorige toestand: de enige wijze om de

onwettigheid te staken is inderdaad het verwijderen van de fysische ingreep. Bij dergelijke gevallen

zal de toepassing van het huidig ontwerp dus onvermijdelijk impliceren dat herstel in de vorige

toestand kan worden bevolen.”261 De decreetgever heeft echter de situaties waarin een

instandhoudingsmisdrijf strafbaar is, in de VCRO beperkt tot misdrijven die gepleegd worden in

ruimtelijk kwetsbaar gebied262.

255

Art. 1, lid 1 Milieustakingswet. 256

Art. 3, lid 1 Milieustakingswet. 257

Art. 1, lid 1 Milieustakingswet. 258

Art. 1035 Ger.W. 259

Cass. 8 november 1996, TMR 1997, 30; zie ook later Cass. 31 maart 2008, TMR 2008, afl. 4, 506 en Brussel (1

ste kamer) 30 juli 2009, TMR 2010, afl. 2, 290.

260 Voorz. Dendermonde 25 juni 1997, TMR 1997, 394; Voorz. Brussel 22 december 2003, TMR 2007, afl. 5, 554.

261 Verslag namens de Commissie voor de Justitie, uitgebracht door dhr. Van Rompuy bij het ontwerp van wet

betreffende een vorderingsrecht van milieuverenigingen, Parl.St. Senaat, nr. 1232/2, 11. 262

Art. 6.1.1, lid 3 VCRO.

Page 46: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

40

De ruimtelijke kwetsbare gebieden zijn strikt omschreven in de VCRO.

110. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan dus de staking bevelen van handelingen

waarvan de uitvoering reeds is begonnen, wanneer hij van oordeel is dat er een inbreuk is op de

milieuwetgeving, of hiervoor een ernstige dreiging bestaat263. Hij kan maatregelen opleggen ter

preventie van de uitvoering van dergelijke handelingen of om schade aan het leefmilieu te

voorkomen.

De rechter kan bijvoorbeeld de verwijdering bevelen van stedenbouwkundig niet-vergunde

gebouwen, reliëf- en vegetatiewijzigingen, achtergelaten of zonder vergunning gestort afval, … Hij

kan als staking ook de wederopbouw bevelen van een gebouw dat gesloopt werd zonder

sloopvergunning264.

Als er met betrekking tot dezelfde feiten ook een vordering voor de strafrechter hangende is, dan

wordt de uitspraak in de strafrechtelijke procedure uitgesteld tot over de stakingsvordering een

beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan265. De verjaringstermijn van de

strafvordering wordt geschorst266.

Tegen de uitspraak over de stakingsvordering staat hoger beroep open267. Het hoger beroep schorst

de uitvoering van het vonnis echter niet. Het is onmiddellijk uitvoerbaar268.

3.3 Rechtsherstellende handhaving

3.3.1 De regularisatievergunning

111. Een regularisatievergunning is de meest bekende manier om een wederrechtelijke situatie toch

in recht te herstellen. De regularisatievergunning wordt in de VCRO gedefinieerd als een vergunning

die tijdens of na het verrichten van vergunningsplichtige handelingen wordt afgeleverd269. Elke

overtreder kan proberen een regularisatievergunning te verkrijgen.

De procedure voor een regularisatievergunning is dezelfde als de procedure voor een gewone

stedenbouwkundige vergunning270. Dit betekent onder andere dat bij de beoordeling van de

regularisatieaanvraag de administratie moet uitgaan van de huidig geldende regels271. De regels die

golden op het ogenblik dat de wederrechtelijke feiten gepleegd werden, doen niet ter zake. De

motiveringsplicht bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning is wel strenger bij een

regularisatievergunning, in de zin dat uit de motivering moet blijken dat de beoordeling door de

overheid niet is ingegeven door het voldongen feit van de reeds bestaande illegale constructie272.

263

Voorz. Gent 16 juni 2004, TMR 2005, afl. 22, 232. 264

Antwerpen 9 december 2002, TMR 2003, afl. 4, 404. 265

Art. 3, lid 6 Milieustakingswet. 266

Art. 3, lid 7 Milieustakingswet. 267

Art. 4, lid 2 Milieustakingswet. 268

Art. 4, lid 1 Milieustakingswet; I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 658. 269

Art. 4.2.24, §1, lid 1 VCRO. 270

Art. 4.2.24, §4 VCRO. 271

Art. 4.2.24, §1, lid 2 VCRO. 272

RvS 5 oktober 2004, nr. 135.761, Tilmans, APM 2004, afl. 9, 205; RvS 24 september 2008, nr. 186.459, Avala, www.raadvst-consetat.be; RvS 22 april 2009, nr. 192.567, Van Mellaert; www.raadvst-consetat.be.

Page 47: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

41

112. Het niet vervolgen of niet sanctioneren van een inbreuk door de overheid betekent echter niet

dat de regularisatie aanvaard is273. Het omgekeerde is ook waar: het recht van de overtreder om een

regularisatie aan te vragen doet niets af van de taak van de overheid om inbreuken te bestraffen. Het

feit dat de overtreder zijn regularisatieaanvraag heeft ingediend betekent niet dat hij niet meer

gestraft kan of zal worden voor de overtredingen die reeds bij proces-verbaal zijn vastgesteld. Ook

hier geldt het omgekeerde: het feit dat inzake een bouwmisdrijf een proces-verbaal van overtreding

werd opgemaakt274, of er zelfs al een strafprocedure aan de gang is275, vormt geen beletsel voor het

verlenen van een regularisatievergunning.

Eens de aanvrager zijn regularisatievergunning heeft bekomen, is hij uiteraard beschermd tegen

strafrechtelijke vervolging wegens het in stand houden van zonder vergunning uitgevoerde

bouwwerken, en tegen herstelmaatregelen276.

113. Tot voor een aantal jaren gingen zowel rechtspraak277 als bepaalde rechtsleer278 ervan uit dat

het niet ongewenst of abnormaal was een rechterlijke uitspraak uit te stellen tot het moment dat de

administratie had geoordeeld over de regularisatieaanvraag. Deze visie zorgde er echter vaak voor

dat parketten en rechtbanken er niet in slaagden om binnen een redelijke termijn279 een uitspraak te

doen280. Om die reden is deze praktijk verlaten. Een rechter die zich moet uitspreken over

overtredingen op de wetgeving van de ruimtelijke ordening, mag nu geen rekening meer houden met

het feit dat de overtreder al dan niet een regularisatieaanvraag heeft ingesteld281. De actuele situatie,

zowel wat betreft de wetgeving als wat betreft de aanwezigheid van vergunningen, mag de enige

beoordelingsfactor zijn282. Als er op het ogenblik van de uitspraak geen vergunning aanwezig is, is het

opleggen van een herstelmaatregel volstrekt gewettigd283.

114. De regularisatie moet dus eerst voltooid zijn. Dit is ook bevestigd door het Hof van Cassatie284.

Het Hof besliste ook dat een onwettige weigering tot regularisatie ten opzichte van de

herstelvordering “irrelevant” is, voor zover de vervolging gebaseerd is op het niet naleven van de

vergunningsplicht285. De onwettigheid van een overheidsbeslissing waarin een regularisatie wordt

273

Art. 4.2.24, §3, lid 1 VCRO. 274

RvS 13 oktober 2009, nr. 196.881, Slembrouck, www.raadvst-consetat.be. 275

RvS 14 april 2008, nr. 182.036, Muylle, www.raadvst-consetat.be 276

RvS 1 april 1977, nr. 18.213, Nelis, www.raadvst-consetat.be; RvS 27 maart 1986, nr. 26.321, Deroep, Arr.RvS 1986, z.p.; Rb. Gent 9 januari 2001, TMR 2002, 174; Brussel 18 november 2003, TMR 2004, 582 en CDPK 2005, 203; RvS 24 januari 2005, nr. 139.669, Tommissen, www.raadvst-consetat.be; Gent 4 maart 2005, TMR 2005, 535. 277

Brussel 8 maart 1994, RW 1993-94, 1366, noot A. VANDEPLAS; Cass. 12 april 1994, RW 1994-95, 191, met noten A. VANDEPLAS en R. DECLERCQ; Cass. 9 december 1997, A rr.Cass. 1997, 1329 en Pas. 1997, I, 1407; Cass. 11 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2141, Pas. 2001, afl. 12, 2071, TMR 2002, afl. 3, 244, noot P. VANSANT en TROS 2002, afl. 26, 130, noot. 278

D. D’HOOGHE, “De herstelmaatregelen inzake stedebouw”, RW 1988-89, 1004. 279

Art. 6, 1. EVRM. 280

De bekendste uitspraak hieromtrent is het arrest Hamer: EHRM (2e afd.) 27 november 2007, nr. 21861/03,

Hamer vs. België, TROS 2008 (weergave S. BOULLART), afl. 49, 71. 281

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 297. 282

Art. 4.2.24, §1, lid 2 VCRO. 283

Gent 8 juni 1973, RW 1975-76, 2370. 284

Cass. 12 mei 1998, RW 1998-99, 674. 285

Cass. 11 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2141, Pas. 2001, afl. 12, 2071, TMR 2002, afl. 3, 244, noot P. VANSANT en TROS 2002, afl. 26, 130, noot.

Page 48: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

42

geweigerd brengt immers niet automatisch met zich mee dat de uitgevoerde werken nu plots als

vergund moeten worden gezien. De vernietiging van een overheidsbeslissing doet louter de

voorafgaande rechtstoestand herleven, waarin de uitgevoerde werken nog steeds onvergund zijn, en

waarin de vervolging nog steeds gerechtvaardigd is. Zolang de regularisatie niet voltooid is, mag dus

steeds een herstelmaatregel gevorderd worden, en mag de rechter deze herstelmaatregel dus

bevelen286.

115. Wanneer de vervolging echter gebaseerd is op het niet naleven van bepaalde voorwaarden in

de vergunning, dan moet de rechter bij wie de vervolging aanhangig is zelf onderzoeken of die

voorwaarden wettig zijn als onderdeel van de overheidsbeslissing die de basis vormt voor de

tenlastelegging287. Wanneer het gaat om een rechter bij de Raad van State, kan deze uiteraard de

overheidsbeslissing vernietigen wanneer de voorwaarden onwettig zijn288. In het geval van een

andere rechter bestaat er nog de exceptie van onwettigheid289. Een rechter die geconfronteerd

wordt met een bestuursbeslissing moet ambtshalve de wettigheid onderzoeken van deze

bestuursbeslissing, indien hij van plan is de bestuursbeslissing toe te passen in zijn beoordeling van

een rechtszaak. De rechter in kwestie mag zijn beslissing over de straf- en/of herstelvordering niet

uitstellen tot het moment dat de Raad van State uitspraak gedaan heeft over de desbetreffende

bestuursbeslissing. Hij zou zich schuldig maken aan rechtsweigering, aangezien artikel 159 GW hem

niet enkel de bevoegdheid, maar ook de verplichting geeft om zelf onmiddellijk te oordelen over de

bestuursbeslissing290.

116. Ook over de vraag of een regularisatievergunning geldig kan geweigerd worden omdat op het

gebouw een rechterlijk bevolen herstelmaatregel rust, was tot voor kort een grote discussie. Immers,

het lijkt onbetwistbaar dat de vergunbaarheid van bepaalde werken of handelingen enkel kan en

mag beoordeeld worden door de daartoe bevoegde administratieve overheid of overheden. Een

strafrechtelijke uitspraak waarbij het herstel wordt bevolen omwille van de vaststelling dat geen

vergunning voorhanden is, kan in principe aan deze bevoegdheid geen afbreuk doen291.

De Raad van State trok de onbetwistbaarheid van die bevoegdheid in twijfel. In een eerste fase

oordeelde de Raad dat geen regularisatie mogelijk was voor verbouwings- of renovatiewerken aan

een gebouw waarvan de afbraak bij een in gezag van gewijsde getreden gerechtelijke uitspraak was

bevolen292. Verder bouwend op deze rechtspraak besliste de Raad later in het algemeen dat de

afgewezen aanvrager van een regularisatievergunning geen belang meer kan laten gelden bij de

aanvechting van de weigeringsbeslissing indien de constructie toch moet worden afgebroken

ingevolge een definitief geworden vonnis of arrest waarbij het herstel van de plaats wordt bevolen.

De Raad was van oordeel dat een regularisatie in die omstandigheden een probleem zou zijn van

286

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 297. 287

Cass. (2de

k.) 9 november 1999, Arr.Cass. 1999, 1403, Juristenkrant 2000 (weergave I. Larmuseau), afl. 1, 7, RW 2000-01, 728 en TMR 2000, 44. 288

Art. 14 Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, BS 21 maart 1973. 289

Art. 159 GW. 290

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 298. 291

RvS 2 oktober 2001, nr. 99.377, Mottet, APM 2001 (samenvatting), afl. 8-9, 199; T. DE WAELE, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest, UGent, 2011, 250. 292

RvS 3 maart 2005, nr. 141.537, NV Immabel, TROS 2005 (verkort), afl. 38, 189, noot P. BARRA; RvS 19 juni 2007, nr. 172.406, Ooms, CDPK 2008 (samenvatting), afl. 3, 656, TBP 2009, afl. 3, 177, noot J. NEUTS en TROS 2007 (samenvatting A. VAN MINGEROET), afl. 47, 299, noot A. VAN MINGEROET.

Page 49: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

43

scheiding der machten, en dat een dergelijke regularisatie “een aanmoediging zou inhouden voor de

personen die door de rechter werden veroordeeld tot een herstelmaatregel, om het arrest naast zich

neer te leggen”293.

De decreetgever heeft ingegrepen, waardoor de discussie nu beslecht is. In de VCRO is nu bepaald

dat een regularisatie niet uitgesloten is nadat de inbreuk al is gesanctioneerd294.

117. Het Handhavingsplan wijkt voor het grootste deel niet af van wat in de VCRO geregeld is. Enkele

nuances moeten echter wel gemaakt worden295. Enerzijds wordt terecht bevestigd dat “omwille van

de nieuwe verjaringsregels en omwille van de gevolgen van het arrest Hamer … tegen recente

inbreuken tijdig, d.w.z. alert en diligent moet worden opgetreden” en dat “er over moet worden

gewaakt dat, als blijkt dat de overtreder niet goedschiks of vrijwillig tot herstel wenst over te gaan, zo

weinig mogelijk tijd verloren gaat tussen het eerste politionele of justitiële contact en de verdere

handhavingsdaden”296. Uit deze citaten zou men kunnen afleiden dat de Vlaamse Regering haar

handhavingspartners aanmoedigt om zich hoofdzakelijk te concentreren op een curatieve aanpak.

Anderzijds echter bevat het Handhavingsplan in haar modeltraject voor curatieve aanpak

verscheidene afwegingsmomenten waar men, zoveel als mogelijk, de rechtsherstellende

mogelijkheden van regularisatie, vrijwillig herstel of minnelijke schikking moet gebruiken297. Deze

impliciete voorkeur voor fases met een rechtsherstellende aanpak lijkt op het eerste gezicht niet

onverzoenbaar met de algemene aanmoediging om curatieve maatregelen te gebruiken. Uit de

gemeentelijke rondvraag blijkt dat het merendeel van de Vlaamse steden en gemeenten hun aanpak

niet ziet in een hoofdzakelijk curatieve rol298. Er zal in de komende jaren zeker verder onderzoek

moeten gedaan worden naar welke aanpak het meest efficiënt is in de praktijk.

3.3.2 Het as-builtattest

118. Het as-builtattest is een attest waarin wordt verklaard dat handelingen betreffende een

constructie of een gebouwencomplex niet of slechts marginaal afwijken van de plannen die het

voorwerp uitmaken van de stedenbouwkundige vergunning of de melding299.

Het attest kan worden beschouwd als een soort kleine regularisatievergunning, die enkel kan worden

afgeleverd voor marginale afwijkingen. Van marginale afwijkingen is volgens de VCRO slechts sprake

wanneer de afwijkingen niet op kennelijke300 wijze afbreuk doen aan bepaalde essentiële

bestanddelen van de vergunde of aangemelde plannen301. Onder essentiële bestanddelen verstaat

de decreetgever indicaties op het vlak van verhoudingen, vlakverdelingen en karakter 293

RvS (10de

k.) 29 april 2009, nr. 192.820, Raymaekers, TROS-Nieuwsbrief 2009, afl. 5, 12; RvS 22 juni 2009, nr. 194.539, NV Etablissements Monseu, www.raadvst-consetat.be; RvS (10

de k.) 7 september 2009, nr. 195.768,

Luyck, TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 8, 13; RvS 10 september 2010, nr. 209.662, Valcke & Deleersnijder, www.raadvst-consetat.be;RvS 5 oktober 2010, nr. 207.898, BVBA Thijs, www.raadvst-consetat.be; zie ook T. DE WAELE, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest, UGent, 2011, 250. 294

Art. 4.2.24, §3, lid 2 VCRO. 295

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 302. 296

Handhavingsplan, 5.1 Toezicht en opsporing, 19. 297

Handhavingsplan, 7.2.2 Modeltraject voor curatieve aanpak, 38-40. 298

Cf. infra, randnr. 202. 299

Art. 4.2.7, lid 1 VCRO. 300

“Kennelijk” moet gelezen worden als “voor elk normaal zorgvuldig beoordelaar manifest”; Parl. St. Vl. Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 101. 301

Art. 4.2.7, lid 2 VCRO.

Page 50: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

44

(materiaalkeuze, textuur, kleur en licht)302. Daarenboven kan de Vlaamse Regering bijkomende regels

uitwerken voor de beoordeling van het marginaal karakter van de afwijkingen303, hoewel zij tot op

heden van deze bevoegdheid nog geen gebruik gemaakt heeft.

Voor grotere afwijkingen op de stedenbouwkundige en verkavelingsvoorschriften is een echte

regularisatievergunning noodzakelijk304, net als voor beperkte afwijkingen in de zin van artikel 4.4.1

VCRO. Een gerealiseerde afwijking van een verkregen zonevreemde vergunning zal dus in geen geval

kunnen geregulariseerd worden met een as-builtattest305.

119. Op dit moment is het as-builtattest nog niet volledig geregeld. Zoals reeds gezegd heeft de

Vlaamse Regering nog niet gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om verdere regels op te stellen

met betrekking tot het attest. Het is bijvoorbeeld nog een groot vraagteken wie het as-builtattest zal

afleveren. Echter, ongeacht wie als afleverende instantie zal worden aangeduid, de beslissing inzake

het as-builtattest moet sowieso worden genomen binnen een ordetermijn van 30 dagen, ingaand de

dag na deze van de indiening van de aanvraag306.

120. In ieder geval is in de VCRO bepaald dat een afgeleverd attest zeker nog moet gevalideerd

worden. Deze validering is noodzakelijk omdat anders wordt voorbijgegaan aan de taken en

opdrachten van de vergunningverlenende bestuursorganen307.

Op het vlak van de validering is een grote rol weggelegd voor de lokale overheden. Het college van

burgemeester en schepenen moet beslissen over de validering van het as-builtattest, of moet ten

minste iemand aanstellen die gemachtigd is om over de validering te oordelen308. Het is de bedoeling

van de decreetgever dat het college van burgemeester en schepenen bij de valideringsbeslissing een

inhoudelijke controle uitoefent op het attest, en nagaat of dit niet ten onrechte werd verleend309.

Het attest kan pas na de validering door het college van burgemeester en schepenen worden

opgenomen in het vergunningenregister. De datum van de validering moet uitdrukkelijk worden

opgenomen in het register310.

Tegen elke beslissing met betrekking tot de validering, zowel in positieve als in negatieve zin, kan

beroep worden aangetekend bij de Raad voor Vergunningenbetwistingen311, aangezien het gaat om

een bestuurshandeling. Opmerkelijk hierbij is dat een rechtstreeks beroep bij de Raad mogelijk is,

zonder dat eerst het beroep bij de deputatie van de provincie moet uitgeput zijn. Dit is volgens de

decreetgever verantwoord, omdat bij een valideringsbeslissing het bestuur slechts een zeer kleine

discretionaire beoordelingsmarge heeft. Daarom is een extra beoordeling door de deputatie van

zowel wettigheid als opportuniteit van de beslissing niet noodzakelijk. Het is voldoende dat enkel de

wettigheid wordt getoetst door de Raad voor Vergunningenbetwistingen312.

302

Art. 4.2.7, lid 2 VCRO; Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 1011/1, 101. 303

Art. 4.2.13, §1, 2° VCRO. 304

Art. 4.2.7, lid 3 VCRO. 305

T. DE WAELE, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest, UGent, 2011, 255. 306

Art. 4.2.8, §3 VCRO. 307

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 106. 308

Art. 4.2.9 VCRO. 309

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 102. 310

Art. 4.2.9, §2 VCRO. 311

Art. 4.2.11, §2 VCRO. 312

Amendementen bij het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/3, 27.

Page 51: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

45

121. De validering van een as-builtattest heeft als gevolg dat het attest in de plaats komt van eerder

vergunde of aangemelde plannen313. Er komt een onweerlegbaar vermoeden tot stand dat alle

handelingen betreffende de constructie of het gebouwencomplex op planconforme wijze zijn

uitgevoerd vanaf de aanvang van de uitvoering van de werkzaamheden314. In tegenstelling tot

bijvoorbeeld de uitvoering van de minnelijke schikking, zorgt de validering echter niet voor de

vervallenverklaring van de strafvordering en de herstelvordering die betrekking hebben op de door

het attest geregulariseerde marginale afwijkingen315. Het onweerlegbaar vermoeden dat tot stand

komt door de validering brengt enkel met zich mee dat de straf- en herstelvorderingen door de

rechter niet langer gegrond zullen kunnen verklaard worden, omdat “de kwestieuze constructie ab

initio werd opgericht conform de vergunde of aangemelde plannen, zodat er nooit sprake was van

een stedenbouwkundig misdrijf uit hoofde van enige niet conforme uitvoering”316.

Het onweerlegbaar vermoeden treedt echter niet onmiddellijk in werking. De VCRO bepaalt dat het

vermoeden principieel slechts kan worden ingeroepen vanaf de eenendertigste dag na de opname

van het gevalideerde as-builtattest in het vergunningenregister317. Deze termijn is gebaseerd op de

termijn voor het indienen van een annulatieberoep tegen de valideringsbeslissing bij de Raad voor

Vergunningenbetwistingen. Immers, indien een dergelijk beroep werd ingesteld voor de datum van

opname van het attest in het vergunningenregister, dan geldt het vermoeden vanaf het ogenblik

waarop de Raad voor Vergunningenbetwistingen tot de gegrondheid van de valideringsbeslissing

heeft besloten318.

122. Het Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen wordt door de decreetgever belast met de

controle van de kwaliteit van de valideringsprocessen aan de hand van steekproeven319. Het

Agentschap moet van deze controle verslag uitbrengen bij de Vlaamse Regering. Indien

wanpraktijken worden vastgesteld320, of als de kwaliteit van de valideringsprocessen in een bepaalde

gemeente ondermaats is, dan kan die gemeente vanwege de Vlaamse Regering bindende

aanwijzingen krijgen over de te nemen remediërende maatregelen. Aangezien de uitvoeringsregels

met betrekking tot het as-builtattest door de Vlaamse Regering nog niet zijn vastgesteld, en er zelfs

nog geen as-builtattesten zijn afgeleverd, gebeurt deze controle op dit moment nog niet.

123. De decreetgever heeft de Vlaamse Regering gemachtigd om naast de andere

uitvoeringsmaatregelen ook een regeling uit te werken met betrekking tot de gevallen waarin en de

wijze waarop men tijdens de uitvoering van werken aan een constructie, aan het college van

burgemeester en schepenen een advies kan vragen over het al dan niet marginaal karakter van

bepaalde afwijkingen321. Een dergelijk advies moet mogelijk zijn omdat het college het validerend

orgaan is dat zich uiteindelijk toch moet uitspreken over het marginaal karakter van de werken,

alvorens het as-builtattest kan worden ingeschreven in het vergunningenregister322. De in het advies

313

Art. 4.2.9, §3 VCRO. 314

Art. 4.2.9, §4 VCRO. 315

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 306. 316

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 102. 317

Art. 4.2.9, §4, lid 2, 1° VCRO. 318

Art. 4.2.9, §4, lid 2, 2° VCRO. 319

Art. 4.2.10 VCRO. 320

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 102. 321

Art. 4.2.13, §2, lid 1 VCRO. 322

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 104.

Page 52: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

46

opgenomen aanwijzingen en interpretaties zijn bindend voor zowel de attesterende instantie bij de

beslissing over de afgifte van een attest, als voor het college bij de latere valideringstoets323.

124. Uiteraard is het ook mogelijk dat de instantie die bevoegd is voor het afleveren van het as-

builtattest, weigert een dergelijk attest af te leveren, bijvoorbeeld omdat de afwijkingen in kwestie

niet marginaal zijn maar een volwaardige regularisatievergunning vereisen. In dat geval heeft de

aanvrager van het attest verschillende mogelijkheden. Ten eerste bestaat er de mogelijkheid om

tegen de beslissing tot weigering van aflevering van een as-builtattest een beroep aan te tekenen bij

het college voor burgemeester en schepenen324. Het college zal het beroep beoordelen met volle

rechtsmacht, en kan na analyse van het volledige dossier beslissen om toch het attest af te leveren.

Om geen tijd te verliezen is het college verplicht om op hetzelfde moment het attest ook te

valideren.

Ten tweede kan hij, logischerwijze, de nodige aanpassingen doen aan het gebouw, zodat de

constructie in kwestie terug in overeenstemming is met de vigerende vergunde plannen. Deze

aanpassingshandelingen zijn nooit vergunnings- of meldingsplichtig. Hierna kan hij dan opnieuw een

aanvraag indienen voor een as-builtattest325.

Tot slot beschikt de aanvrager ook over de mogelijkheid om een regularisatievergunning aan te

vragen326. Als het vergunningverlenende bestuursorgaan vaststelt dat de afgifte van het as-builtattest

terecht geweigerd werd, kan het toch een regularisatievergunning afleveren, maar enkel wanneer

het van oordeel is dat aan alle wettelijk en decretale voorwaarden daartoe is voldaan. Wanneer het

orgaan de mening is toegedaan dat de afgifte van het as-builtattest onterecht werd geweigerd, dan

spreekt het voor zich dat ze steeds een regularisatievergunning zal afleveren327.

Indien de aanvrager van geen van deze mogelijkheden gebruik maakt, loopt hij steeds het risico op

een mogelijke vervolging in overeenstemming met het ruimtelijk handhavingsbeleid, omdat de

uitgevoerde handelingen niet conform de vergunde plannen zijn en hij dus een stedenbouwkundige

overtreding begaat in de zin van artikel 6.1.1 VCRO328.

125. Uit de parlementaire voorbereiding en de VCRO blijkt dat de decreetgever voor de invoering van

het as-builtattest een duidelijk gefaseerd tijdspad voor ogen heeft 329. In de eerste fase, vanaf een

nog bij uitvoeringsbesluit te bepalen datum, zal het attest te allen tijde op vrijwillige basis kunnen

worden aangevraagd door de eigenaar van een constructie, of door de overdrager of overnemer van

zakelijke of persoonlijke rechten erop330.

In een tweede fase, opnieuw vanaf een nog bij uitvoeringsbesluit te bepalen datum, zal het attest

verplicht moeten worden aangevraagd door de verkrijger van een stedenbouwkundige vergunning

voor een constructie, en later ook door de persoon die het eigendomsrecht of andere zakelijke

rechten op een constructie overdraagt aan een ander331. De Vlaamse Regering kan ook afwijkingen

bepalen op de aanvraagplicht, rekening houdend met de eventuele aanwezigheid van een eerder

323

Art. 4.2.13, §2, lid 2 VCRO. 324

Art. 4.2.11, §1, lid 3 VCRO. 325

Art. 4.2.11, §1, lid 2 VCRO. 326

Art. 4.2.11, §1, lid 4 VCRO. 327

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 103. 328

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 103. 329

Art. 4.2.12 VCRO; Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 103. 330

Art. 4.2.12, §1 VCRO. 331

Art. 4.2.12, §2, lid 1 VCRO.

Page 53: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

47

aangevraagd as-builtattest, de ruimtelijke impact van de constructie in kwestie, of de aard van de

overgedragen zakelijke rechten332.

Uit dit gefaseerd tijdspad, dat van het as-builtattest langzamerhand een verplichting maakt, kan een

duidelijke conclusie worden getrokken. De Vlaamse decreetgever ziet het as-builtattest voor de

toekomst als een belangrijk element bij de overgang van zakelijke rechten. Het attest moet een vast

bewijselement worden, waarmee de koper van een onroerend goed de garantie wordt geboden dat

de constructie die hij koopt tot in de kleinste details in overeenstemming is met de vergunde

plannen. Situaties waarbij tegen een particulier een herstelvordering wordt ingesteld voor een

gebouw dat hij net gekocht heeft, kunnen zo in de toekomst vermeden worden.

126. Zoals reeds gezegd heeft de Vlaamse Regering de bevoegdheid gekregen om bijkomende regels

op te stellen met betrekking tot de materiële, methodologische en procedurele aspecten van het as-

builtattest333. Hoewel de decreetgever reeds een redelijk uitgebreid algemeen kader heeft

vastgelegd, ontbreken nog de regels inzake onder andere de vormen en termijnen voor de aanvraag,

afgifte en validering van het attest, de wijze van beoordeling van het marginaal karakter van de

afwijkingen waarvoor een as-builtattest bedoeld is, de maatregelen van kwaliteitszorg, …

Het belangrijkste aspect echter dat de decreetgever nagelaten heeft te regelen, is het aanduiden van

de instantie die bevoegd is voor het afleveren van een as-builtattest. Mijns inziens zou wat dat

betreft een grote rol kunnen weggelegd zijn voor de gemeentelijke besturen. Aangezien het college

van burgemeester en schepenen reeds bevoegd is gemaakt voor de validering van het as-builtattest

en voor het beroep tegen de afleveringsweigering, kan het moeilijk ook bevoegd worden gemaakt

voor de aflevering in eerste aanleg van het attest. De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

lijkt mij de best aangewezen persoon om zich uit te spreken over het al dan niet afleveren van een

as-builtattest. Aangezien elke Vlaamse gemeente verplicht is een gemeentelijke stedenbouwkundige

ambtenaar in dienst te hebben334, zou de aanwezigheid van een dergelijke ambtenaar geen probleem

mogen zijn. Ook de geschiktheid van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar mag in

principe geen probleem zijn, aangezien voor de aanstelling tot stedenbouwkundig ambtenaar een

grondige kennis van de ruimtelijk ordening noodzakelijk is335. Bovendien staat de gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar dicht genoeg bij de aanvrager om eventueel te controleren of de

afwijkingen waarvoor een as-builtattest wordt aangevraagd effectief ook marginaal genoeg zijn.

Uit de rondvraag bij de verschillende steden en gemeenten blijkt echter dat vele gemeenten op dit

moment reeds te veel werk hebben336, en dat zij niet zitten te wachten op nog een extra

bevoegdheid.

3.3.3 De minnelijke schikking en de bemiddeling

127. Een overtreder van de wetgeving ruimtelijke ordening mag altijd trachten een minnelijke

schikking te treffen337. Hij kan tot een vergelijk proberen komen met de bevoegde instanties. Dit

vergelijk bestaat uit de betaling van een bepaalde geldsom en/of de uitvoering van bepaalde

aanpassingswerken in ruil voor een garantie dat zowel de strafvordering als de herstelvordering

332

Art. 4.2.12, §2, lid 2 VCRO. 333

Art. 4.2.13 VCRO. 334

Art. 1.4.6, §2 VCRO. 335

Art. 13-19 Besl.Vl.Reg. 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten doen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld, BS 28 juli 2000. 336

Zie Hoofdstuk 4. 337

Art. 6.1.51, §1 VCRO.

Page 54: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

48

vervallen338. De uitvoering van aanpassingswerken kan niet worden gevraagd aan overtreders die al

een regulatievergunning hebben verkregen, of aan overtreders die voorafgaandelijk al zijn overgaan

tot het herstel van de plaats in de oorspronkelijke staat of tot de staking van het strijdig gebruik339.

De minnelijke schikking, met bijbehorende bemiddeling door de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid340, is een bevoegdheid van de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur. De

lokale overheden worden in de VCRO nergens expliciet vermeld tijdens de procedure, en kunnen

hieromtrent dus weinig tot geen formele invloed uitoefenen.

128. In principe heeft elke overtreder het recht om een minnelijke schikking aan te vragen. Er zijn

echter drie uitzonderingen: gevallen van recidive, gevallen waarin meer dan drie misdrijven worden

vastgesteld, en gevallen waarin het misdrijf bestaat, of onder meer bestaat, uit het verrichten van

handelingen in strijd met een stakingsbevel of in strijd met de stedenbouwkundige voorschriften

aangaande de voor het gebied toegelaten bestemmingen341.

In het strafrecht wordt bij recidive of wettelijke herhaling verondersteld dat er reeds een eerdere

Belgische veroordeling tot straf bestaat, die al in kracht van gewijsde is getreden nog voor het

nieuwe misdrijf is gepleegd342. De decreetgever heeft echter nagelaten een definitie van de term

“recidive” op te nemen in de VCRO. Het is dus onduidelijk of in het ruimtelijk ordeningsrecht dezelfde

definitie geldt als in het strafrecht. Bepaalde rechtsleer is van oordeel dat in het ruimtelijk

ordeningsrecht een ruimere definitie van wettelijke herhaling van toepassing is, omwille van het

sterk administratieve karakter van de VCRO. Ook andere instrumenten dan straffen, zoals een eerder

aangegane minnelijke schikking, of een administratieve geldboete opgelopen omwille van een

andere bouwinbreuk, zouden dan onder de term “recidive” moeten worden begrepen. Als

argumentatie voor deze mening haalt men aan dat de uitsluiting van minnelijke schikking als

gunstmaatregel niet betekent dat er sprake is van een strafverzwaring. Bovendien is de minnelijke

schikking net als alle andere uitsluitingsgronden volledig onafhankelijk van een definitieve

rechterlijke beoordeling343.

Ook de tweede uitsluitingsgrond, “gevallen waarin meer dan drie misdrijven vastgesteld worden”, is

verre van duidelijk. In de parlementaire voorbereiding staat wel dat “de minnelijke schikking wordt

beperkt tot eenvoudige delicten. Zodra een complex van inbreuken wordt geconstateerd is geen

sprake van eenvoudige delicten”344.

129. Naast de uitsluitingsgronden bevat de VCRO nog twee andere voorwaarden. Eerst en vooral

mag de stedenbouwkundige inspecteur pas ingaan op het verzoek tot minnelijke schikking, als hij een

voorafgaand schriftelijk akkoord van de procureur des Konings verkrijgt345. Deze toestemming is

absoluut noodzakelijk, aangezien de minnelijke schikking de strafvordering doet vervallen346. De

toestemming is niet nodig indien zij tot stand komt na een door de strafrechter bevolen

338

Art. 6.1.51, §2 VCRO. 339

Art. 6.1.51, §2, 2° VCRO.. 340

Art. 6.1.52 VCRO. 341

Art. 6.1.51, §1 VCRO. 342

L. DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 448-449. 343

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 162. 344

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 292. 345

Art. 6.1.51, §3, lid 1 VCRO. 346

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 292.

Page 55: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

49

bemiddelingspoging347. Dit alles impliceert ook dat, indien de bemiddelingspoging wordt bevolen

door een burgerlijke rechter, zij enkel de herstelvordering doet vervallen348. De strafvordering kan in

die situatie wel nog vervallen als de procureur zich akkoord verklaart met de minnelijke schikking.

De laatste voorwaarde is een stedenbouwkundige toetsing zoals voorgeschreven in een

protocolakkoord tussen de gewestelijke stedenbouwkundige inspectie en het Agentschap RO

Vlaanderen. Zonder een dergelijke toetsing kan de stedenbouwkundige inspecteur niet instemmen

met een minnelijke schikking waarbij bouw- of aanpassingswerken worden opgelegd349. Volgens de

decreetgever is een dergelijke toetsing nodig opdat de stedenbouwkundige inspecteur via de

minnelijke schikking geen divergenties zou toestaan tussen enerzijds het vergunningenbeleid en

anderzijds het handhavingsbeleid350. Het protocolakkoord werd intussen afgesloten351. Het protocol

voorziet in vier situaties, waarin de stedenbouwkundige inspecteur hetzij zelf oordeelt, hetzij advies

vraagt aan het Agentschap RO Vlaanderen. Indien het advies negatief is, moet de minnelijke

schikking altijd geweigerd worden.

130. De Vlaamse Regering heeft in een uitvoeringsbesluit de bijkomende regels inzake de minnelijke

schikking vastgelegd352. De geldsom van de minnelijke schikking bestaat uit twee delen: een som voor

het verval van de strafvordering en, voor zover het een niet-geregulariseerd misdrijf betreft, een

bijkomende som voor het verval van de herstelvordering353.

De som voor het verval van de strafvordering bedraagt 150 tot 5.000 euro in hoofde van elke

aanvrager afzonderlijk. De stedenbouwkundige inspecteur moet bij de bepaling van het bedrag wel

rekening houden met de zwaarte van het stedenbouwmisdrijf en de omstandigheden waaronder het

misdrijf is begaan354. Voor professionelen wordt het minimumbedrag opgetrokken van 150 naar

1.000 euro355. De bedragen moeten wel jaarlijks worden aangepast aan de evolutie van de

gezondheidsindex356.

De som voor het verval van de herstelvordering bij niet-geregulariseerde misdrijven moet worden

berekend volgens de regels die gelden voor de berekening van de meerwaarde, zoals ze werden

vastgesteld door de Vlaamse Regering357. Daar waar de som voor het verval van de strafvordering

door elke overtreder moet betaald worden, moet de som voor het verval van de herstelvordering

slechts eenmaal worden betaald, ongeacht het aantal aanvragers. De minnelijke schikking is in haar

geheel echter pas uitgevoerd voor alle overtreders wanneer ook de som voor het verval van de

herstelvordering volledig is betaald358. Als er bouw- of aanpassingswerken worden voorgesteld, dan

geldt de situatie die daardoor tot stand komt als berekeningsbasis voor de som tot verval van de

347

Art. 6.1.54, §1, lid 2 VCRO. 348

Art. 6.1.54, §1, lid 2 in fine VCRO. 349

Art. 6.1.51, §3, lid 2 VCRO. 350

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 293 351

Protocolakkoord van 1 september 2009 tussen het Agentschap Inspectie RWO en het Agentschap RO Vlaanderen over de stedenbouwkundige toetsing bij het aangaan van een minnelijke schikking. 352

Besluit Minnelijke Schikking. 353

Art. 2 & 3 Besluit Minnelijke Schikking. 354

Art. 2, lid 1 Besluit Minnelijke Schikking. 355

Art. 2, lid 2 Besluit Minnelijke Schikking. 356

Art. 2, lid 4 Besluit Minnelijke Schikking. 357

Art. 3, lid 1 Besluit Minnelijke Schikking; B.Vl.Reg. van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde, BS 20 mei 2000. 358

Art. 3, lid 3 Besluit Minnelijke Schikking.

Page 56: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

50

herstelvordering. Indien de uitvoering van deze werken ervoor zorgt dat het misdrijf geregulariseerd

is, dan is de som niet meer verschuldigd359.

De bouw- of aanpassingswerken die opgenomen zijn in de minnelijke schikking beogen het herstel

van de legaliteit, of minstens de modulering van de illegale situatie naar een met de goede

ruimtelijke ordening verenigbare toestand. De werken mogen echter geen aanleiding geven tot een

verdere uitbreiding van de illegale situatie. De toestand die tot stand komt na de werken mag niet in

strijd zijn met de ruimtelijke ordening of andere regelgeving360.

131. De minnelijke schikking moet door de overtreder worden aangevraagd bij de gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteur361. Men moet hierbij gebruik maken van speciaal daartoe opgestelde

aanvraagformulieren362. De aanvrager moet vermelden of hij al dan niet bereid is om bouw- of

aanpassingswerken in het kader van de minnelijke schikking te aanvaarden. Hij kan eventueel zelf

bepaalde werken al voorstellen op het aanvraagformulier, alsook de termijn waarbinnen hij de

werken kan uitvoeren. Deze termijn mag niet langer zijn dan één jaar363. Wanneer het gaat om een

aanvraag met betrekking tot een niet-geregulariseerd misdrijf, moet de architect worden betrokken

in de aanvraagprocedure364. Wanneer de aanvraag onvolledig of onregelmatig is, kan er geen

minnelijke schikking worden getroffen. Dit neemt niet weg dat de overtreder een nieuwe, volledige

en regelmatige aanvraag mag indienen365.

132. De minnelijke schikking komt tot stand wanneer de stedenbouwkundige inspecteur zich al dan

niet voorwaardelijk akkoord verklaart met de aanvraag366.

Wanneer de stedenbouwkundige inspecteur de minnelijke schikking weigert om een andere reden

dan het niet-akkoord van de procureur des Konings, dan heeft de overtreder het recht om de Hoge

Raad voor het Handhavingsbeleid te verzoeken een bemiddelingspoging te ondernemen367. Het

gemotiveerd verzoek moet op straffe van onontvankelijkheid binnen de 30 dagen via beveiligde

zending overgemaakt worden368. Zowel de verzoeker als de stedenbouwkundige inspecteur moeten

op de hoogte gebracht worden van de beslissing van de Hoge Raad betreffende het

bemiddelingsverzoek, ongeacht het feit of er al dan niet wordt ingegaan op het verzoek369. De

bemiddeling kan op twee manieren tot een einde komen, hetzij wanneer de overtreder en de

stedenbouwkundige inspecteur toch tot een overeenkomst komen, hetzij wanneer de inspecteur laat

weten dat hij ondanks de bemiddelingspoging toch vasthoudt aan zijn weigeringsbeslissing. Los

daarvan kan de Hoge Raad altijd zelf het bemiddelingsproces beëindigen wanneer niet meer aan de

randvoorwaarden voor een geslaagde bemiddeling is voldaan370.

359

Art. 3, lid 1 Besluit Minnelijke Schikking. 360

Art. 4 Besluit Minnelijke Schikking. 361

Art. 6.1.51, §1 VCRO. 362

Art. 5, §1 Besluit Minnelijke Schikking; MB van 4 juni 2009 houdende vaststelling van de modelaanvraagformulieren voor minnelijke schikkingen inzake ruimtelijke ordening en van het modelakkoord van de stedenbouwkundige inspecteur, BS 10 juli 2009. 363

Art. 5, §2 Besluit Minnelijke Schikking. 364

Art. 5, §3 Besluit Minnelijke Schikking. 365

Art. 5, §4 Besluit Minnelijke Schikking. 366

Art. 6, §1 Besluit Minnelijke Schikking. 367

Art. 6.1.52, §1, lid 1 VCRO. 368

Art. 6.1.52, §1, lid 2 VCRO. 369

Art. 6.1.52, §2 VCRO. 370

Art. 6.1.52, §3 VCRO.

Page 57: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

51

De aanvraag tot minnelijke schikking schorst de verjaring van zowel de strafvordering als de

herstelvordering. Ook de aanvraag tot bemiddeling door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

schorst de verjaring van de strafvordering en de herstelvordering371.

133. Vanaf het moment van het gedinginleidende exploot, verliest de overtreder zijn recht om een

minnelijke schikking aan te vragen372. Dit neemt niet weg dat de rechter bij wie de zaak hangende is,

in elke stand van het geding een minnelijke schikking tot stand kan proberen brengen. De rechter

mag een bemiddelingspoging door de Hoge Raad bevelen, zolang de zaak niet in beraad is

genomen373. De rechter moet de duur van de bemiddelingspoging vastleggen. Deze termijn mag

maximaal drie maanden bedragen. De zaak wordt verdaagd tot de bemiddelingsopdracht is

verstreken374. Indien de partijen niet tot een vergelijk gekomen zijn, wordt de gerechtelijke

procedure voortgezet op de door de rechter vastgestelde dag. De rechter heeft wel de mogelijkheid

om de bemiddelingsopdracht nog te verlengen375. De rechter blijft uiteraard wel geadieerd

gedurende de bemiddeling. Hij blijft dan ook bevoegd om op elk ogenblik noodzakelijk geachte

maatregelen te treffen, of vroegtijdig een einde te maken aan de bemiddelingsprocedure376. Tegen

beslissingen van de rechter die de bemiddeling bevelen, verlengen of beëindigen staan geen

rechtsmiddelen open377.

134. Nadat de minnelijke schikking tot stand gekomen is, wordt het akkoord van de

stedenbouwkundige inspecteur overgemaakt aan de overtreder, alsook aan de gemeente op wiens

grondgebied het betreffende onroerend goed gelegen is378. Het akkoord van de stedenbouwkundige

inspecteur betreft het misdrijf zoals het omschreven is door de overtreder in zijn aanvraag, en heeft

verder betrekking op de overeengekomen uit te voeren bouw- of aanpassingswerken en/of op de

betaling van de geldsom. Ook de uitvoerings- en/of betalingstermijn moet opgenomen zijn379. Indien

één van de termijnen is overschrijden, vervalt de minnelijke schikking onherroepelijk en van

rechtswege, hoewel de stedenbouwkundige inspecteur het verval wel bijkomend kan vaststellen in

een declaratieve akte380. Ook de betaling van de geldsom als al dan niet gedeeltelijke uitvoering van

de minnelijke schikking moet worden vastgesteld door de stedenbouwkundige inspecteur in een

declaratieve akte381.

De uitvoering van de bouw- of aanpassingswerken moeten door de aanvrager zelf worden gemeld

aan de stedenbouwkundige inspecteur, en dit binnen de uitvoeringstermijn die vastgelegd is in het

akkoord van de inspecteur. Een tijdige melding schorst de uitvoeringstermijn. Bij niet-tijdige melding

krijgt de overtreder de kans om alsnog te bewijzen dat hij de werken tijdig heeft uitgevoerd. In geval

van tijdige melding of het leveren van afdoend bewijs van tijdige uitvoering, controleert de

371

Art. 6.1.53 VCRO. 372

Art. 6.1.51, §1 VCRO. 373

Art. 6.1.54, §1, lid 1 VCRO. 374

Art. 6.1.54, §1, lid 3 VCRO. 375

Art. 6.1.54, §2, lid 2 VCRO. 376

Art. 6.1.54, §3 VCRO. 377

Art. 6.1.54, §4 VCRO. 378

Art. 6, §2 Besluit Minnelijke Schikking. 379

Art. 6, §3 Besluit Minnelijke Schikking. 380

Art. 6, §4 Besluit Minnelijke Schikking. 381

Art. 6, §5 Besluit Minnelijke Schikking.

Page 58: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

52

stedenbouwkundige inspecteur zelf ter plaatse de uitvoering, waarna een proces-verbaal wordt

opgesteld en de minnelijke schikking is afgesloten382.

135. Zoals reeds gezegd worden de gemeentelijke overheden wat betreft de minnelijke schikking

nergens expliciet vermeld in de VCRO. Hun rol in de procedure is dus vrij klein. De gemeentelijke

overheid staat wel in voor de aflevering van de formulieren noodzakelijk voor de aanvraag van de

minnelijke schikking383. Bovendien kunnen we van de gemeenten verwachten dat zij via hun

loketfunctie de burger informeren dat, en in welke omstandigheden, hij een minnelijke schikking kan

aanvragen bij de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur384.

Daarnaast moet de gemeente afschriften toegestuurd krijgen van allerhande beslissingen, zoals het

akkoord van de stedenbouwkundige inspecteur met de minnelijke schikking385, de vaststelling van

het verval van de minnelijke schikking386, de vaststelling van de betaling van de geldsom387, etc. Dit is

van belang omdat de processen-verbaal en rechterlijke uitspraken met betrekking tot een minnelijke

schikking opgenomen moeten worden in het vergunningenregister388.

3.4 Curatieve handhaving

3.4.1 De strafrechtelijke vervolging

136. Indien zowel preventieve als rechtsherstellende handhaving niets uithalen, dan kan de persoon

die een stedenbouwkundig misdrijf pleegt strafrechtelijk vervolgd worden. De VCRO laat nagenoeg

geen variatie toe wat betreft de strafsanctie. Alle stedenbouwkundige misdrijven moeten bestraft

worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 26 tot

400.000 euro, of met één van deze straffen alleen389. De geldboeten moeten uiteraard verhoogd

worden met de wettelijke opdeciemen. Voor misdrijven vanaf 1 maart 2004 gelden vijftig

opdeciemen, hetgeen betekent dat de geldboeten dus vermenigvuldigd moeten worden met een

factor van zes390.

137. De decreetgever heeft wel voorzien in een verzwaring van de strafmaat. De VCRO bevat een

algemene definitie en opsomming van de personen die onder deze verzwarende omstandigheid

vallen: instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening

van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten,

verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen, of

personen die bij verrichtingen professioneel als tussenpersoon optreden391. Voor deze

382

Art. 6, §6 Besluit Minnelijke Schikking. 383

Art. 5, §1 Besluit Minnelijke Schikking. 384

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 33. 385

Art. 6, §2 Besluit Minnelijke Schikking. 386

Art. 6, §4 Besluit Minnelijke Schikking. 387

Art. 6, §5 Besluit Minnelijke Schikking. 388

Art. 5.1.2, §1, 9. VCRO. 389

Art. 6.1.1, lid 1 VCRO. 390

Art. 1 Wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april 1952, laatst gewijzigd door art. 2 Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie (II), BS 30 december 2011, in werking getreden op 1 januari 2012. 391

Art. 6.1.1, lid 2 VCRO.

Page 59: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

53

“professionelen” geldt een minimumstraf van vijftien dagen gevangenisstraf en een geldboete van

2.000 euro, of één van deze straffen alleen.

Omwille van de ruime omschrijving vallen vrij veel beroepscategorieën onder de noemer

“professioneel”: immobiliënmakelaars, architecten, aannemers, en zelfs bestuurders van

vennootschappen die als statutair doel hebben het aankopen van gronden of het plaatsen van

reclamepanelen. Meer zelfs, het is niet noodzakelijk dat de bezigheid met onroerend goed de

hoofdactiviteit is: elke activiteit terzake volstaat392. De verzwarende omstandigheid voor

professionelen is ook van toepassing op personen die onroerend patrimonium beheren en daar enig

inkomen uit halen, bijvoorbeeld door het verhuur van woningen393.

138. De strafprocedure moet aanhangig gemaakt worden bij de correctionele rechtbank. De

vordering wordt normaliter ingesteld door het Openbaar Ministerie, maar kan ook gebeuren bij

rechtstreekse dagvaarding door een benadeelde derde. Hier is een rol voor de gemeente weggelegd.

De gemeente kan in principe als benadeelde derde zelf een vordering instellen. Dit betekent echter

ook dat de gemeente zelf de bewijslast moet dragen, iets waar de meeste gemeenten niet voldoende

tijd en mankracht voor hebben394. Het starten van de strafprocedure wordt daarom meestal

overgelaten aan het parket. Dit was vroeger een probleem, omdat ruimtelijke ordening niet echt als

domein beschouwd werd waar veel tijd in mocht worden gestoken, en daarom vaak genegeerd werd.

Tegenwoordig wordt deze visie steeds meer verlaten, en gaan de parketten toch over tot vervolging,

al dan niet in samenspraak met de lokale diensten.

De dagvaarding moet sowieso door de gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding betekent, worden

overgeschreven op het hypotheekkantoor van de plaats waar het onroerend goed gelegen is395, net

als de eindbeslissing396 en het proces-verbaal waarbij vastgesteld is dat het vonnis is uitgevoerd397.

Ook in het vergunningenregister van de gemeente is een vermelding van de dagvaarding, de

eindbeslissing en het proces-verbaal van vaststelling van uitvoering nodig398. Een uitzondering hierop

is de dagvaarding wegens stakingsvordering op grond van de Milieustakingswet399. Deze moet niet

overgeschreven worden op het hypotheekkantoor of in het plaatselijke vergunningenregister.

139. Wat het element van de verjaring betreft, hebben stedenbouwmisdrijven altijd een apart

statuut gehad. Immers, het uitvoeren van verboden handelingen of werken zijn zogenaamde

“aflopende misdrijven”. Dit wil zeggen dat op het moment dat de uitvoering voltooid is, de

verjaringstermijn begint te lopen. Daarnaast zijn er echter ook de “voortdurende misdrijven” of

instandhoudingsmisdrijven. Dit houdt in dat het in stand houden van een wederrechtelijke situatie

op zichzelf ook een misdrijf uitmaakt. Aangezien de verjaringstermijn pas begint te lopen vanaf het

moment dat het misdrijf beëindigd is, verjaren voortdurende misdrijven in principe niet zolang de

wederrechtelijke situatie bestaat. De verjaring neemt slechts een aanvang van de dag waarop de

onwettige toestand ophoudt te bestaan400.

392

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 665. 393

Gent (10de

kamer) 1 april 2000, TMR 2000/3, 253; Corr. Gent (19de k.) 2 december 2002, TMR 2003, afl. 4, 415 en TROS 2004, afl. 33, 63. 394

Cf. infra, onderdeel “Hoofdstuk 4. Gemeentelijke handhaving in de praktijk” van deze masterproef. 395

Art. 6.2.1 VCRO. 396

Art. 6.2.1, lid 2 VCRO. 397

Art. 6.2.1, lid 3 VCRO. 398

Art. 6.2.2 VCRO. 399

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 660. 400

Cass. 30 september 1968, Arr.Cass. 1969, 119; Cass. 19 januari 1971, Arr.Cass. 1971, 387.

Page 60: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

54

Vooral in de ruimtelijke ordening komt de figuur van voortdurende misdrijven vaak voor. Immers,

louter het bewonen van een gebouw zonder stedenbouwkundige vergunning zou een voortdurend

misdrijf uitmaken. Onder andere om te vermijden dat nieuwe eigenaars gestraft zouden worden voor

hun loutere eigendom van een onvergunde constructie, heeft de decreetgever ervoor geopteerd om

niet alle instandhoudingsmisdrijven strafbaar te maken. Zoals al eerder werd gezegd401: op dit

ogenblik is een instandhoudingsmisdrijf slechts strafbaar voor zover het misdrijf zich niet voordoet in

ruimtelijk kwetsbaar gebied402. Dit moet volgens het Grondwettelijk Hof zo geïnterpreteerd worden

dat de strafbaarstelling van instandhoudingsmisdrijven die niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied liggen,

wordt opgeheven403.

Stedenbouwkundige misdrijven vallen onder de algemene verjaringstermijn van minimaal vijf jaar

voor wanbedrijven die behandeld worden door de correctionele rechter404, met dien verstande dat

instandhoudingsmisdrijven in ruimtelijk kwetsbare gebieden dus pas beginnen te verjaren vanaf het

moment dat aan de instandhouding een einde komt.

3.4.2 Vorderen van een herstelmaatregel

a) Algemeen

140. Naast een strafsanctie of een burgerlijke sanctie405, kan de strafrechter, respectievelijk de

burgerlijke rechter, ook een herstelmaatregel opleggen. Dit zal gebeuren wanneer aan het algemeen

belang van de samenleving een dergelijke schade wordt toegebracht die niet kan worden uitgewist

door het opleggen van een geldboete en/of gevangenisstraf. De herstelvordering wordt soms

omschreven als de actio popularis “ter dekking van de schade toegebracht aan de ruimtelijke

ordening”406. Er zijn drie mogelijke vormen van herstelvorderingen: het herstel in de oorspronkelijke

toestand407, het uitvoeren van aanpassingswerken en de betaling van de meerwaarde.

141. Deze keuzevrijheid van de vorderende instantie met betrekking tot de te vorderen

herstelmaatregel is sinds de inwerkingtreding van de VCRO sterk verminderd. De betaling van de

meerwaarde is sinds de inwerkingtreding van de VCRO de herstelmaatregel die bij voorrang moet

worden gevorderd408.

In tweede orde kunnen bouw- of aanpassingswerken gevorderd worden voor misdrijven die bestaan,

of onder meer bestaan, uit het verrichten van handelingen in strijd met een stakingsbevel, of

handelingen in strijd met de stedenbouwkundige voorschriften aangaande de voor het gebied

toegelaten bestemmingen, voor zover daar niet op geldige wijze van is afgeweken.

401

Cf. infra, randnr. 109. 402

Art. 6.1.1, lid 3 VCRO. 403

Art. 6.1.2 VCRO; Arbitragehof 19 januari 2005, nr. 14/2005, AA 2005, afl. 1, 171 en RW 2005-06, afl. 3, 94. 404

Art. 92 Sw. 405

Lees: een schadevergoeding voor de benadeelde derde. 406

Memorie van toelichting bij het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, Parl.St. Senaat, 1968-1969, nr. 559, 48; Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw. Verslag namens de Commissie voor de Openbare Werken (I), uitgebracht door dhr. De Seranno, Parl.St. Kamer, 1970-1971, nr. 773/2, 39. 407

Ook bekend als “staking van het strijdig gebruik”. 408

Art. 6.1.41, §1, lid 1, 2° VCRO.

Page 61: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

55

Het herstel in de oorspronkelijke toestand is pas de laatste optie, indien de bouw- of

aanpassingswerken kennelijk niet volstaan om de plaatselijke ordening te herstellen409.

Bovendien moet de vorderende instantie, indien zij bouw- of aanpassingswerken of herstel in de

oorspronkelijke toestand wil vorderen, bijzonder motiveren waarom de betaling van de meerwaarde

als herstelmaatregel onvoldoende zou zijn, of waarom de plaatselijke ordening hierdoor kennelijk op

onevenredige wijze geschaad zou zijn410.

b) Herstelvormen

1. Herstel in de oorspronkelijke toestand

142. Het herstel in de vorige of oorspronkelijke toestand werd vroeger aanzien als de

herstelmaatregel bij uitstek. Men vond dat de illegale situatie zoveel mogelijk terugdraaien naar de

situatie van voor het misdrijf, de beste manier was om de schade die de maatschappij en het

algemeen belang was aangedaan, te herstellen. Men wilde komen tot een herstel in legaliteit. Dit

herstel is lange tijd strikt geïnterpreteerd als “sloping van het onwettig uitgevoerde bouwwerk”411.

Deze sloping als zogenaamde negatieve handeling412 verantwoordde men vroeger met het argument

dat verboden positieve handelingen, zoals het bouwen of verbouwen zonder vergunning, of het

instandhouden van een wederrechtelijke situatie, inbreuken op de ruimtelijke ordening uitmaken die

op een negatieve manier moeten worden hersteld. In de loop der jaren is men echter beginnen

beseffen dat “herstel in de vorige toestand” ook positieve handelingen kan betekenen, zoals het

herbouwen van een illegaal gesloopte kapel413, of het heraanplanten van illegaal verwijderde

bomen414. Herstel in de vorige toestand kan dus bestaan uit een wijd assortiment van

maatregelen415: het ongedaan maken van illegale verbouwingswerken, opruimen van zonder

vergunning opgeslagen materialen, het ongedaan maken van een reliëfwijziging, het verwijderen van

aan een vergunde constructie bijgebouwde delen416, ... Ook het staken van strijdig gebruik is een

vorm van herstel in de oorspronkelijke toestand, die expliciet is opgenomen in de wet417.

We moeten wel opmerken dat aanpassing van een illegale situatie, waarbij wederrechtelijke werken

slechts gedeeltelijk worden weggenomen tot de constructie als vergunbaar of in overeenstemming

met de goede ruimtelijke ordening kan worden geacht, niet onder herstel in de vorige staat valt418.

143. Door de jaren heen is er discussie gegroeid over de draagwijdte van het begrip herstel in de

vorige of oorspronkelijke toestand. Niet alleen over de mogelijke positieve en negatieve

interpretaties zijn verschillende meningen gerezen. Vooral de vraag of herstel in de vorige toestand

niet enkel de afbraak van de illegale constructie inhoudt, maar ook de heropbouw van wat zonder

vergunning gesloopt is om plaats te maken voor deze illegale constructie, is een groot twistpunt.

409

Art. 6.1.41, §1, lid 1, 1° VCRO. 410

Art. 6.1.41, §1, lid 1, 2° in fine VCRO. 411

Parl.St. Senaat, 1968-1969, nr. 559, 48; Parl.St. Kamer, 1970-1971, nr. 773/2, 39. 412

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 773. 413

Corr. Gent 31 januari 1995, TMR 1996, 59. 414

Cass. 25 september 1990, RW 1990-1991, 887; Corr. Turnhout 17 september 1996, TMR 1998, 48. 415

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 773. 416

Cass. 4 april 2000, Arr.Cass. 2000, 221 en Pas. 2000, I, 221; Cass. 5 juni 2000, rolnr. P991455N, www.cass.be; Cass. 18 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2220, Pas. 2001, afl. 12, 2151 en TMR 2002 (verkort), afl. 6, 541. 417

Art. 6.1.41, §1, lid 1, 1°, a) VCRO. 418

Concl. procureur des Konings bij Cass. 25 mei 1858, Pas. 1858, 194.

Page 62: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

56

Bepaalde rechtsleer ziet deze interpretatie als een volledige uitvoering van het herstel en als de

enige correcte toepassing van de wettelijke of decretale regels. Zo zegt een auteur dat “een

interpretatie die beweert dat hetgeen in overtreding werd opgericht moet worden afgebroken,

zonder dat hetgeen er voorheen stond, moet worden hersteld, iets aan de tekst van het decreet

[toevoegt] en derhalve onwettelijk is”419.

Anderen zijn dan weer van mening dat een dergelijke interpretatie de handhaving van een verbod op

herbouwen in bepaalde zones zo goed als onmogelijk zou maken. Zij gaan ervan uit dat het misdrijf

van herbouwen zonder vergunning een samengestelde handeling is van enerzijds het afbreken van

een bepaalde constructie, en anderzijds het opbouwen van een nieuwe constructie. Beide

bestanddelen hebben niet noodzakelijk dezelfde schadelijke effecten ten aanzien van de

maatschappij of het algemeen belang. Om het met het voorbeeld van deze rechtsgeleerden te

zeggen: de afbraak van een oude schuur in agrarisch gebied doet geen of weinig afbreuk aan de

goede ruimtelijke ordening, en brengt dus geen plicht tot herstel met zich mee. Bij de bouw van een

nieuwe woning in de plaats van die schuur is de afbreuk aan de goede ruimtelijke ordening veel

groter, en zal er dus wel een plicht tot herstel zijn420. Bovendien heeft het Hof van Cassatie

geoordeeld dat de rechter slechts verplicht is om het herstel te bevelen voor zover dit noodzakelijk is

om de gevolgen van de overtreding te doen verdwijnen. Hieruit volgt dat herstel in de vorige

toestand niet betekent dat de plaats moet worden hersteld in een materiële toestand die identiek is

aan de toestand die vóór de bouwovertreding bestond, maar dat het herstel van de plaats in de

vorige toestand ook kan inhouden dat enkel de illegale constructie volledig of gedeeltelijk wordt

afgebroken, ook al stond er vóór de bouwovertreding op die plaats een andere constructie421.

De vorige constructie moet dus niet noodzakelijk worden heropgebouwd, maar dit kan wel door de

rechter worden opgelegd. Het is uiteraard logisch dat, wanneer de rechter deze heropbouw van de

vorige constructie beveelt, men niet zomaar de illegale constructie mag vervangen door een nieuwe

constructie met dezelfde functie. Dit zou immers betekenen dat men de rechterlijke uitspraak naast

zich neer legt, en het herstel in de vorige staat niet wordt uitgevoerd422.

144. Wanneer de vorderende overheid en de verweerder het niet eens zijn over de modaliteiten van

het herstel, is het aan de rechter om te oordelen over wat verstaan moet worden onder “de vorige of

oorspronkelijke toestand”. Hij is bij het opleggen van de herstelmaatregel niet gebonden door

hetgeen voorgesteld wordt door de vorderende overheid423.

Indien het herstel in de perfecte vorige fysieke staat niet meer mogelijk is, dan moet de rechter

rekening houden met het eigenlijke doel van het herstel in de vorige toestand als middel, namelijk

het herstel van de legaliteit424. Een illegaal gekapte honderdjarige boom bijvoorbeeld kan weliswaar

niet werkelijk herplant worden, maar de rechter kan wel de aanplanting van nieuwe, jongere bomen

bevelen. Dit is ook bevestigd door het Hof van Cassatie425.

419

M. BOES, “Kroniek ruimtelijke ordening en stedenbouw (1993-1998)”, RW 1998-1999, 813. 420

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 774. 421

Zie o.a. Cass. 4 april 2000, Arr.Cass. 2000, 221 en Pas. 2000, I, 221; Cass. 5 juni 2000, rolnr. P991455N, www.cass.be; Cass. 18 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2220, Pas. 2001, afl. 12, 2151 en TMR 2002 (verkort), afl. 6, 541. 422

Gent 5 februari 2002, RW 2003-2004, 105, noot F. VAN NUFFEL; Beslagr. Antwerpen 30 oktober 2002, rolnr. 01-7922-02-3406-A, onuitg. 423

Cass. 25 september 1990, RW 1990-1991, 887. 424

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 776. 425

Cass. (2de

k.) 13 september 2005, Arr.Cass. 2005, afl. 9, 1627 en Pas. 2005, afl. 9-10, 1631.

Page 63: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

57

145. Omdat het herstel in de vorige of oorspronkelijke toestand de enige herstelmaatregel is die

effectief de fysieke gevolgen van het schadeverwekkend bouwmisdrijf wegneemt, en de legaliteit

herstelt, is men er in zowel de wetten of decreten, de rechtspraak als de rechtsleer steeds van

uitgegaan dat dit de principale herstelmaatregel is426. Ook in de parlementaire voorbereiding van de

VCRO wordt nog aangehaald dat het herstel in de oorspronkelijke toestand de maatregel is die de

plaatselijke ordening op de meest volkomen wijze herstelt427. Desondanks heeft de decreetgever er

voor geopteerd om in de VCRO het herstel in de vorige toestand niet meer als algemene principale

herstelmaatregel te bevestigen. Deze herstelmaatregel kan enkel nog worden gevorderd voor

misdrijven die bestaan, of onder meer bestaan, uit het verrichten van handelingen in strijd met een

stakingsbevel of in strijd met de stedenbouwkundige voorschriften aangaande de voor het gebied

toegelaten bestemmingen, voor zover daar niet op geldige wijze is van afgeweken428.

2. Bouw- en aanpassingswerken

146. Waar bij herstel in de oorspronkelijke toestand nog redelijk wat discussie was over de

interpretatie van de term “oorspronkelijke toestand”, is men het in de rechtsleer eens over wat

onder “bouw- en aanpassingswerken” moet worden verstaan. Aanpassingswerken dienen om de

wederrechtelijke werken, wijzigingen of handelingen terug te brengen naar een vergunbare staat, of

minstens een met de goede ruimtelijke ordening verenigbare staat429. Ze zullen worden gevorderd

wanneer de betrokkene zonder of in strijd met een verleende vergunning bepaalde werken heeft

uitgevoerd, en de gevolgen van het misdrijf kunnen worden weggenomen door het louter uitvoeren

van bouw- en aanpassingswerken430. Bouw- en aanpassingswerken krijgen de voorkeur op het

volledig herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand, indien zij kennelijk voldoende zijn om

de plaatselijke ordening te herstellen431.

De aanpassingswerken zijn gelijkaardig aan het herstel in de oorspronkelijke toestand, in de zin dat

zowel positieve432 als negatieve handelingen433 kunnen worden opgelegd. Het grootste verschil is

echter dat aanpassingswerken minder verregaand zijn434: de wederrechtelijke handelingen blijven

minstens voor een deel bestaan. Dit is ook de reden waarom het aanpassen van de constructie aan

een eerder afgeleverde vergunning een aanpassingswerk is, en geen vorm van herstel in de vorige

staat435.

147. De handhavende overheid moet zich bij haar vordering tot aanpassingswerken steunen op de

huidige situatie, zowel wat het ruimtelijk ordeningsrecht als wat de feitelijke situatie en de ernst van 426

Zie o.a. Decreet Ruimtelijke Ordening; Cass. (2de

k.) 25 april 2006, NC 2007, afl. 2, 14, Pas. 2006 (samenvatting), afl. 4, 945, TMR 2006 (verkort), afl. 6, 689, TROS 2006 (samenvatting D. LINDEMANS), afl. 43, 273 en T.Strafr. 2006, afl. 5, 268; Cass. 6 juni 2006, Pas. 2006, afl. 5-6, 1338; RW 2009-10 (samenvatting), afl. 19, 797 en TBP 2007 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 7, 435; Cass. (2

de k.) 25 november 2008, Pas. 2008, afl. 11,

2656, TBP 2009 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 10, 627 en TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 1, 12, noot D. LINDEMANS. 427

Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr. 2011/1, 288. 428

Art. 6.1.41, §1, lid 1, 1° VCRO. 429

D. D’HOOGHE, “De herstelmaatregelen inzake stedebouw”, RW 1988-1989, 1008. 430

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 142. 431

Art. 6.1.41, §1, 1° b) VCRO. 432

Lees: verbouwingen of bijkomende werken; vb: aanleg van een groenscherm. 433

Lees: sloping van bepaalde delen. 434

Parl.St. Senaat, 1968-1969, nr. 559, 48-49. 435

Gent 16 juni 1994, RW 1994-1995, 887; Corr. Namen 13 februari 1995, Amén. 1995, 48.

Page 64: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

58

de overtreding betreft. Zij mag zich niet zuiver baseren op het oordeel dat de vergunningverlenende

overheid eerder heeft geveld. Aangezien het stedenbouwkundig oordeel van de handhavende

overheid in de plaats komt van het eerder oordeel van de vergunningverlenende overheid over de

aangevraagde vergunning, kan de overtreder niet meer op zijn stappen terugkeren en zijn

constructie toch nog aanpassen aan de vergunde plannen. Van het moment dat er een definitief

rechterlijk bevel is, moet dit gevolgd worden, en is het vroegere oordeel van de

vergunningverlenende overheid niet meer van tel. Slechts indien de vergunningverlenende overheid

na de betekening van het rechterlijk bevel een nieuw oordeel velt dat effectief met dit bevel rekening

houdt, zal de veroordeelde zich op dit oordeel kunnen beroepen436.

Bij het beoordelen van de herstelmaatregel zelf heeft de rechter niet de mogelijkheid om te kiezen

tussen het oordeel van de vergunningverlenende overheid en het oordeel van de handhavende

overheid437. De beslissing om aanpassingswerken te vorderen kan niet gescheiden worden van de

beslissing welke aanpassingswerken moeten worden verricht. Beide beslissingen maken deel uit van

hetzelfde stedenbouwkundig oordeel. De rechter kan dus geen andere aanpassingswerken opleggen

dan deze die gevorderd zijn door de handhavende overheid. Indien hij zich toch baseert op iets

anders dan het stedenbouwkundig oordeel van de handhavende overheid, dan schendt hij het

beginsel van de scheiding der machten438. De rechter heeft dus niet de bevoegdheid om zelf vrij te

oordelen over de modaliteiten van de uit te voeren aanpassingswerken.

3. Betaling van de meerwaarde

148. De betaling van de meerwaarde is een herstelmaatregel die de gevolgen van de

wetsovertreding teniet doet door het opleggen van de betaling van een geldsom “gelijk aan het

voordeel dat de overtreder uit de overtreding heeft kunnen halen”439. Hoewel het door de overtreder

onrechtmatig verkregen geldelijk voordeel wordt teniet gedaan440, blijft de door het misdrijf tot

stand gekomen wederrechtelijke situatie bestaan.

149. Verschillende auteurs zijn van mening dat de betaling van de meerwaarde niet als

herstelmaatregel in de werkelijke zin van het woord kan worden beschouwd441. Deze herstelvorm

brengt immers geen positieve effecten tot stand ten aanzien van de goede ruimtelijke ordening, en

zou dus eigenlijk slechts mogen worden toegepast op inbreuken die de goede ruimtelijke ordening

niet aantasten442. De betaling van de meerwaarde wordt aanzien als een “oneigenlijke maatregel van

teruggave, die billijkheidshalve en bij wijze van uitzondering kan worden toegepast in die gevallen

436

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 792. 437

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 792. 438

D. D’HOOGHE, “De herstelmaatregelen inzake stedebouw”, RW 1988-1989, 1008; S. LUST, “De herstelvordering in het stedenbouwrecht. Een poging tot synthese”, TROS 1997, 237; I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 792. 439

Ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw. Verslag namens de verenigde Commissies voor de Justitie en de Openbare Werken (1), uitgebracht door de heren Hambye en Merchiers, Parl.St. Senaat, 1969-1970, stuk 525, 79. 440

Cass. 13 december 1977, Arr.Cass. 1977-1978, 443; Antwerpen 12 juni 1981, RW 1982-1983, 1011; Gent 14 februari 1985, RW 1986-1987, 462; Cass. 11 februari 1992, Arr.Cass. 1991-92, 538 en Pas. 1992, I, 513; Cass. 25 februari 1992, Arr.Cass. 1991-1992, 602. 441

Zie onder andere R. VEKEMAN, Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Antwerpen, Kluwer, 1983, 288 en L. DE GEYTER, “De aansprakelijkheid van de koper van een stedenbouwmisdrijf en de vaststelling van de meerwaarde door de rechter”, AJT 1999-2000, 494. 442

Cass. 24 november 2008, rolnr. P080884N, www.cass.be.

Page 65: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

59

waarin de goede ruimtelijke ordening niet in gevaar wordt gebracht en het [werkelijk] herstel van de

overtreding al te zware gevolgen zou hebben voor de overtreders en/of de eigenaars van het

kwestieuze onroerend goed”443.

Deze redenering is ook de reden waarom de wetgever er vroeger steeds voor geopteerd heeft om de

toepassing van de meerwaarde te beperken tot de grenzen van de verenigbaarheid met de goede

(plaatselijke) ruimtelijke ordening444. Onvergunde werken konden worden geduld indien voldaan was

aan drie voorwaarden. Ten eerste mocht het behoud van de onvergunde werken de goede

plaatselijke ruimtelijke ordening niet in het gedrang brengen. Ten tweede moest bewezen zijn dat

het werkelijke herstel van de overtreding dusdanige ernstige gevolgen met zich meebracht voor de

overtreders, dat de overheid billijkheidshalve geneigd zou zijn genoegen te nemen met enkel een

strafmaatregel. Tot slot werd van de overtreder verwacht dat hij een som stortte waarvan het bedrag

vrijwel gelijk was aan de waardevermeerdering die hij uit zijn overtreding had verkregen445.

Bovendien heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat de meerwaarde gecombineerd werd met

aanpassingswerken die de constructie terugbrachten tot een situatie die vergunbaar was446, of toch

ten minste verenigbaar met de goede plaatselijke ruimtelijke ordening447.

150. De functie en toepassingsradius van de meerwaarde is echter in de loop der jaren grondig

veranderd. Waar zij aanvankelijk slechts toepasselijk was op een beperkt aantal gevallen, namelijk

indien de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang kwam, is de toepassing van deze

herstelmaatregel langzamerhand geëvolueerd. De eerste grote verandering kwam er met het

Handhavings- en Verjaringsdecreet, waarbij de toepassing van de meerwaarde als herstelmaatregel

werd uitgebreid tot bepaalde gevallen waarin het behoud van de illegale constructie nochtans tot

een werkelijke aantasting van de goede ruimtelijke ordening zou leiden. De decreetgever is echter in

de VCRO nog een stap verder gegaan, en heeft de betaling van de meerwaarde de status van

principieel te vorderen herstelmaatregel verleend.

151. De Vlaamse Regering heeft het Meerwaardebesluit uitgevaardigd dat de richtlijnen bevat voor

de bepaling van het bedrag van de meerwaarde. Het Meerwaardebesluit had als grootste doel een

meer uniforme en geobjectiveerde toepassing van de figuur van de meerwaarde te bekomen448.

Het Meerwaardebesluit bevat een berekeningsformule449 waarin rekening wordt gehouden met

verschillende factoren: de kosten voor het uitvoeren van de betreffende wederredelijke handelingen,

de verschillende voorschriften die gelden voor het gebied waarin de handelingen werden uitgevoerd,

de bestemming waaraan deze handelingen beantwoorden, en de verbetering van de welstand450. De

kosten voor het uitvoeren van de wederrechtelijke handelingen zijn forfaitair bepaald volgens

verschillende categorieën, waarbij een jaarlijkse indexatie voorzien is451. Daarenboven heeft de

443

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 780. 444

Parl.St. Senaat, 1969-1970, nr. 525, 68; Parl.St. Senaat, 1969-1970, nr. 525, 73; Parl.St. Senaat, 1969-1970, nr. 525, 79; Parl.St. Kamer, 1970-1971, nr. 773/2, 39. 445

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 781. 446

Parl.St. Senaat, 1968-1969, nr. 559, 48; Parl.St. Senaat, 1969-1970, nr. 525, 67. 447

Recent nog toegepast in Cass. (2de

k.) 25 november 2008, Pas. 2008, afl. 11, 2656, TBP 2009 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 10, 627 en TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 1, 12, noot D. LINDEMANS. 448

D. VAN MECHELEN, “Verslag aan de Vlaamse Regering inzake het Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde”, BS 20 mei 2000, 16795. 449

Art. 2, lid 2 Meerwaardebesluit. 450

Art. 2, lid 1 Meerwaardebesluit. 451

Art. 3 Meerwaardebesluit.

Page 66: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

60

decreetgever voor bepaalde planologische gebieden coëfficiënten ingevoerd die het bedrag van de

meerwaarde vergroten452.

Hoewel het Meerwaardebesluit een berekeningsmethode bevat, is deze enkel bedoeld als leidraad

voor de overheid die de meerwaardevordering inleidt453, zijnde de stedenbouwkundige inspecteur of

het college van burgemeester en schepenen. De rechter zelf beslist nog steeds soeverein over de

grootte van het bedrag van de meerwaarde454.

Eens het bedrag van de meerwaarde is vastgesteld door de rechter, en de herstelmaatregel is

opgelegd, brengt de vorderende overheid de rekenplichtige van het Herstelfonds op de hoogte van

de gerechtelijke uitspraak455. De veroordeelde moet het bedrag storten bij het Herstelfonds. Eens de

storting gebeurd is, brengt de rekenplichtige van het Herstelfonds de vorderende overheid op de

hoogte. Indien de storting niet gebeurt binnen de door de rechter opgelegde termijn, kan de

rekenplichtige van het Herstelfonds het bedrag van de meerwaarde invorderen via

deurwaardersexploot. Eventuele moratoire interesten zijn van rechtswege verschuldigd, zonder dat

een ingebrekestelling moet hebben plaatsgevonden456.

c) Instellen van de herstelvordering

152. Een herstelmaatregel kan principieel slechts door een rechter worden opgelegd indien zij wordt

gevorderd door hetzij de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur, hetzij het college van

burgemeester en schepenen of hun aangestelden457. Hoewel de VCRO niet omschrijft wie juist

bedoeld wordt met “aangestelden”, ligt het voor de hand dat men vooral doelt op de schepen van

ruimtelijke ordening, ambtenaren van de bevoegde lokale dienst, de advocaat van de gemeente, …

De belangrijkste vereiste is dat de aangestelde over een duidelijk mandaat of machtiging beschikt458.

De vordering kan enkel worden ingesteld op bindend advies van de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid459.

De vordering wordt normaal gezien ingesteld bij de correctionele rechter, maar kan eventueel ook bij

een rechtbank in eerste aanleg, zetelend in burgerlijke zaken, worden aanhangig gemaakt460. Indien

ze wordt ingesteld bij de strafrechter, dan volstaat een gewone brief aan de procureur des

Konings461. Een vordering voor de burgerlijke rechter vereist een dagvaarding van de overtreder aan

de hand van een deurwaardersexploot. Zowel de gewone brief als het deurwaardersexploot zijn

onderhavig aan de publiciteitsvereisten van de artikelen 6.2.1, eerste lid en 6.2.2, eerste lid VCRO462.

452

Art. 4 Meerwaardebesluit. 453

Art. 6.1.47, §7, lid 3 VCRO iuncto art. 6, lid 1 Meerwaardebesluit. 454

Art. 6.1.41, §7, lid 1 VCRO. 455

Art. 6, lid 2 Meerwaardebesluit. 456

Art. 7 Meerwaardebesluit. 457

Art. 6.1.41, §1 VCRO. 458

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 152. 459

Voor een uitgebreidere bespreking van de bevoegdheid van de Hoge Raad dienaangaande, zie eerder onderdeel “2.3 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef. 460

Art. 6.1.43 VCRO. 461

Art. 6.1.41, §4 VCRO. 462

Deze artikelen vereisen de overschrijving van de dagvaarding op het hypotheekkantoor en in het vergunningenregister van de gemeente.

Page 67: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

61

Indien zowel de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur als het college van burgemeester en

schepenen een herstelvordering hebben ingesteld, en beide vorderingen komen niet overeen, dan

heeft de vordering van de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voorrang463.

153. Het feit dat de herstelvordering zowel voor een burgerlijke als voor een strafrechter kan worden

gevorderd, betekent echter nog niet dat zij door de bevoegde instanties kan worden gevorderd via

burgerlijke partijstelling. Integendeel, het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat een

herstelvorderende overheid haar vordering niet aanhangig kan maken via een burgerlijke

partijstelling indien zij met de vordering geen ander belang dan het algemeen belang nastreeft464.

Anders gezegd, als het algemeen belang dat reeds beschermd wordt door de uitoefening van een

strafvordering door het OM, samenvalt met het belang dat de overheid nastreeft via haar

herstelvordering, dan mag deze overheid geen gebruik maken van de burgerlijke partijstelling465.

Indien de overheid echter kan aantonen dat ze met de burgerlijke partijstelling een eigen persoonlijk

nadeel wil bestraft zien, dan zal deze burgerlijke partijstelling wel toegestaan worden.

Hoewel er enige tijd discussie geweest is over de vraag of een college van burgemeester en

schepenen vrijwillig mag tussenkomen in het kader van de strafprocedure waarin een uitspraak

wordt gedaan over haar herstelvordering466, is deze discussie intussen beslecht door het Hof van

Cassatie. Het Hof oordeelde dat een overheid het recht heeft om tussen te komen in een procedure

die als voorwerp een vordering heeft die eerder door deze overheid was aangevraagd. Het feit dat de

vordering uiteindelijk wordt uitgeoefend door het OM op verzoek van deze overheid, doet niets af

aan het recht van de overheid om vrijwillig tussen te komen in de strafprocedure467. Deze uitspraak is

niet onlogisch, aangezien een bestuur de haar wettelijk opgelegde opdracht, namelijk het algemeen

belang inzake ruimtelijke ordening waarnemen, gemakkelijker kan uitoefenen indien zij ook de

rechtsmiddelen heeft om onder andere herstel te vorderen468. De herstelvorderende overheid krijgt

daarom het apart statuut van “eiser tot herstel” toegemeten, iets wat ook bevestigd is door het

Grondwettelijk Hof469.

154. De keuze van de te vorderen herstelmaatregel komt principieel toe aan de vorderende

instantie470. De rechter kan geen andere herstelmaatregel opleggen dan deze die gevorderd is door

het college van burgemeester en schepenen of de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur.

463

Art. 6.1.41, §2 VCRO. 464

Cass. 20 januari 1993, Arr.Cass. 1993, 74 en Pas. 1993, I, 67. 465

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 152. 466

G. DEBERSAQUES, “De vrijwillige tussenkomst voor de strafrechter van de gemachtigde ambtenaar en/of het College van Burgemeester en Schepenen”, TROS 1998, 597; Arbitragehof 28 maart 2002, nr. 57/2002, BS 1 juni 2002, 23343, Juristenkrant 2002 (weergave F. Judo), afl. 47, 6 en RW 2002-03, afl. 30, 1171; Arbitragehof 15 oktober 2002, nr. 152/2002, BS 13 november 2002. 467

Cass. 24 februari 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 2, 290, concl. M. DE SWAEF, Pas. 2004, afl. 2, 313, TBP 2005 (verkort), afl. 3, 185, TROS 2004, afl. 35-36, 207, concl. M. DE SWAEF en TMR 2004, afl. 4, 419, concl. M. DE

SWAEF. 468

Cass. 24 februari 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 2, 290, concl. M. DE SWAEF, Pas. 2004, afl. 2, 313, TBP 2005 (verkort), afl. 3, 185, TROS 2004, afl. 35-36, 207, concl. M. DE SWAEF en TMR 2004, afl. 4, 419, concl. M. DE

SWAEF. 469

GwH 19 maart 2008, nr. 59/2008, Amén. 2008 (weergave M. BOES), afl. 4, 282, BS 21 mei 2008, 26487, TBP 2009 (weergave F. DE BAEDTS), afl. 2, 95 en TROS 2008 (weergave S. VERBIST), afl. 50, 167. 470

P. FLAMEY, G. VERHELST (ed.), Ruimtelijke Ordening herbekeken. Analyse van de Vlaamse Codex R.O. en het Decreet Grond- en Pandenbeleid, Brugge, Uitgeverij Vanden Broele, 2010, 236.

Page 68: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

62

De herstelvordering is echter wel een bestuurshandeling, waardoor zij onderworpen is aan de

verplichting tot formele en materiële motivering. In de vordering moeten dus de belangrijkste

feitelijke en juridische motieven zijn opgenomen waarom de instantie voor die specifieke

herstelmaatregel gekozen heeft. De rechter bij wie de herstelvordering aanhangig is, moet deze

vordering dus toetsen aan allerhande criteria, zoals bijvoorbeeld ook het redelijkheidsbeginsel en de

andere beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter heeft dus enkel een marginaal

toetsingsrecht471.

155. De rechter velt dus geen volledig oordeel over de opportuniteit van de gekozen

herstelvordering, maar hij oefent wel een marginaal (redelijkheids)toezicht uit op de keuze van de

herstelmaatregel472. Een beslissing van het college van burgemeester en schepenen om een bepaalde

herstelmaatregel te vorderen moet immers genomen zijn uitsluitend met het oog op de goede

ruimtelijke ordening. De rechter zal een vordering die steunt op motieven die vreemd zijn aan de

ruimtelijke ordening of op een opvatting van goede ruimtelijke ordening die kennelijk onwettig is,

zonder gevolg laten473. Hij beoordeelt dus enkel of de keuze rechtmatig en op de juiste manier tot

stand is gekomen474. De rechter moet onder andere afwegen of er geen andere herstelmaatregel

noodzakelijk is, op grond van ondermeer de aard van de overtreding, de omvang en de aantasting

van de goede ruimtelijke ordening, en het voordeel dat voor de ruimtelijke ordening ontstaat door

het herstel van de toestand in de oorspronkelijke toestand tegenover de last die daaruit voor de

overtreder voortvloeit475. Ook het Hof van Cassatie heeft zich in die zin uitgesproken476.

Indien de herstelvordering deze marginale toetsing niet doorstaat, dan moet de rechter haar op

grond van de exceptie van onwettigheid477 buiten beschouwing laten. De rechter heeft zelf geen

mogelijkheid om ambtshalve een eigen maatregel in de plaats op te leggen478.

Het Hof van Cassatie heeft intussen verduidelijkt dat de rechter wel degelijk kan vaststellen dat ook

met een minder ingrijpende maatregel dan het gevorderde herstel in de oorspronkelijke toestand de

goede ruimtelijke ordening kan worden hersteld479. De marginale toetsing van de herstelvordering

aan het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel mag immers niet gebruikt worden om te

ontsnappen aan de decretale toewijzingsregels voor herstel. Dit betekent dat de rechter die vaststelt

dat er sprake is van een kennelijk onevenredige schade ten laste van de persoonlijke belangen van de

overtreder, eerst moet nagaan of het bestuur binnen de decretale grenzen wel kon opteren voor een

andere, voor de overtreder minder belastende vorm van herstel, vooraleer hij het gevorderde herstel

471

Cass 1 juni 1994, Arr.Cass. 1994, nr. 309, 618; Arbitragehof 28 maart 2002, nr. 57/2002, BS 1 juni 2002, 23343, Juristenkrant 2002 (weergave F. Judo), afl. 47, 6 en RW 2002-03, afl. 30, 1171; Arbitragehof 15 oktober 2002, nr. 152/2002, BS 13 november 2002 472

Cass. 15 juni 2004, TMR 2004, afl. 4, 419, concl. M. DE SWAEF. We moeten wel opmerken dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid wel een volwaardig opportuniteitstoezicht uitoefent op de herstelvordering, cf. supra, onderdeel “2.3 Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef. 473

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 689. 474

Cass. 4 november 2008, Amén. 2008 (weergave M. BOES), afl. 1, 132, Pas. 2008, afl. 11, 2462, RW 2008-09, afl. 32, 1352 en TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 1, 7, noot D. LINDEMANS. 475

P. FLAMEY, G. VERHELST (ed.), Ruimtelijke Ordening herbekeken. Analyse van de Vlaamse Codex R.O. en het Decreet Grond- en Pandenbeleid, Brugge, Uitgeverij Vanden Broele, 2010, 237. 476

Cass. 4 februari 2003, TMR 2003, 389; Cass. 10 februari 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 2, 454, Pas. 2009, afl. 2, 407, TBO 2009, afl. 4, 183 en TROS 2009, afl. 55, 259, noot S. BOULLART. 477

Art. 159 GW. 478

Cass. 3 juni 2005, TMR 2006, 74. 479

Cass. 18 maart 2008, Amén. 2008 (weergave M. BOES), afl. 4, 296, Pas. 2008, afl. 3, 752 en TROS 2008 (samenvatting), afl. 51, 263.

Page 69: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

63

als kennelijk onredelijk kan afwijzen. Het gevorderde herstel kan met andere woorden pas als

kennelijk onredelijk worden bevonden, in het geval de overheid de keuze had tussen verschillende

herstelvorderingen480. Dit is intussen ook bevestigd in een recenter arrest met betrekking tot een

zwaarwichtige en onherstelbare inbreuk op de essentiële bestemmingsvoorschriften. In een dergelijk

geval volstaat de loutere vaststelling van de inbreuk om een vordering tot herstel in de vorige

toestand niet disproportioneel te achten481.

156. De herstelvordering heeft een burgerlijk karakter, aangezien ze in werkelijkheid een bijzondere

vorm van teruggave beoogt. Daarom gelden de verjaringstermijnen uit het strafrecht niet voor

herstelvorderingen482.

Principieel zouden de verjaringstermijnen van artikel 2262bis, §1, lid 2 BW van toepassing zijn. De

decreetgever heeft er echter voor gekozen om een afwijkende regeling voor herstelvorderingen te

voorzien in de VCRO. Het recht van het college van burgemeester en schepenen en van de

gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur om een herstelmaatregel te vorderen, verjaart

principieel na vijf jaar483. Er bestaat echter een verjaringstermijn van tien jaren484 voor ruimtelijk

kwetsbare gebieden485 en openruimtegebieden486.

Het feit dat de VCRO aparte verjaringstermijnen instelt, ontneemt de herstelvordering echter niet

haar burgerlijk karakter. Dit brengt onder andere met zich mee dat de herstelvordering niet kan

verjaren vooraleer de strafvordering verjaard is487. Zo zullen bijvoorbeeld daden van onderzoek

tijdens de strafprocedure de verjaring van niet enkel de strafvordering, maar ook van de

herstelvordering stuiten. Ook bij overtredingen in ruimtelijk kwetsbaar gebied kan dit van belang zijn.

Indien een overtreder bijvoorbeeld vijftien jaar lang een onvergunde constructie in stand heeft

gehouden, dan zal de overheid nog steeds een herstelvordering kunnen instellen. Immers, zelfs als

een burgerlijke vordering volgens privaatrechtelijke regels al verjaard zou zijn, is die rechtsvordering

toch nog ontvankelijk zolang de strafvordering niet is verjaard488.

3.4.3 Uitvoeren van de rechterlijke uitspraak

157. Een goed handhavingsbeleid staat of valt met een vlotte uitvoering van rechterlijke uitspraken.

Straffen mogen nog zo zwaar zijn, als ze niet worden uitgevoerd hebben ze volstrekt geen

afschrikwekkend effect. Dit is zo in alle takken van het recht, dus ook in het ruimtelijk

ordeningsrecht. In het ruimtelijk ordeningsrecht zijn echter enkele punten die voor problemen of

discussies kunnen zorgen.

480

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 690-691. 481

Cass. 5 januari 2010, Pas. 2010, afl. 1, 12, RW 2010-11, afl. 11, 456, noot, TBO 2010, afl. 2, 55 en TROS-Nieuwsbrief 2010 (samenvatting D. LINDEMANS), afl. 3, 3. 482

Cass. 13 mei 2003, Arr.Cass. 2003, afl. 5, 1150, Pas. 2003, afl. 5-6, 970 en RW 2003-04 (verkort), afl. 31, 1219; Cass. (1

ste k.) 9 september 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 9, 1344 en RW 2004-05, afl. 41, 1617; Cass. 6 mei

2008, Pas. 2008, afl. 5, 1098, TMR 2009, afl. 1, 57 en TROS 2008 (samenvatting D. LINDEMANS), afl. 52, 349. 483

Art. 6.1.41, §5, lid 1, 3° VCRO. 484

Art. 6.1.41, §5, lid 1, 1° & 2° VCRO. 485

Voor wat verstaan wordt onder ruimtelijk kwetsbaar gebied, zie eerder en art. 1.1.2, 10° VCRO. 486

Voor wat verstaan wordt onder openruimtegebieden, zie art. 6.1.41, §5, lid 3 VCRO. 487

Art. 26 V.T.Sv.; Cass. 6 mei 2008, Pas. 2008, afl. 5, 1098, TMR 2009, afl. 1, 57 en TROS 2008 (samenvatting D. LINDEMANS), afl. 52, 349. 488

I. CLAEYS, “De nieuwe verjaringswet: een inleidende verkenning”, RW 1998-1999, 384.

Page 70: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

64

158. Eerder bespraken we al de draagwijdte van het herstel in de oorspronkelijke toestand, en de

discussies die hieromtrent gevoerd zijn489. We gaan hier dan ook niet verder op in.

159. Normaal gezien is voor handelingen als sloping van en bouw- of aanpassingswerken aan een

onroerend goed een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk490. Dergelijke

handelingen worden vaak opgelegd als herstelmaatregel, en zouden dus normaal gezien een

stedenbouwkundige vergunning vereisen. Anderzijds zou het vereisen van een vergunning voor het

uitvoeren van een herstelmaatregel een grote rem plaatsen op het handhavingsbeleid. Over dit

onderwerp is vroeger veel discussie geweest491, onder andere omdat de Stedenbouwwet

dienaangaande niets expliciets bepaalde.

De decreetgever heeft dit probleem gelukkig aangepakt. De VCRO bepaalt nu uitdrukkelijk dat bouw-

of aanpassingswerken zoals ze bedoeld zijn in titel VI “Handhavingsmaatregelen” van de VCRO nooit

vergunnings- of meldingsplichtig zijn492. De vrijstelling van vergunningsplicht geldt dus voor alle

maatregelen van herstel in de oorspronkelijke staat of het uitvoeren van aanpassingswerken die

opgelegd zijn naar aanleiding van de publieke vordering tot herstel, zelfs indien deze publieke

vordering samen gebeurd is met een private vordering tot herstel van een derde-benadeelde493. Van

zodra er tijdens de procedure samenloop was tussen de publieke en private herstelvordering, is er

geen stedenbouwkundige vergunning vereist, noch voor de publieke noch voor de private

herstelvordering.

De uitdrukkelijke vrijstelling geldt echter niet noodzakelijk wanneer de bouw- of aanpassingswerken

worden opgelegd louter wegens een private herstelvordering, dus zonder tussenkomst van een

herstelvorderende overheid. Indien de bestreden werken onvergunbaar zijn wegens strijdigheid met

de op het perceel van toepassing zijnde stedenbouwkundige voorschriften, of de loutere

instandhouding van deze werken is verboden door de wet, dan is de tenuitvoerlegging van een

rechterlijk bevel tot herstel in de oorspronkelijke legale toestand nooit onderworpen aan een

voorafgaande stedenbouwkundige vergunning494. Er is wel een stedenbouwkundige vergunning

nodig wanneer enkel wegens een private herstelvordering aanpassingswerken worden bevolen die

een illegale situatie minstens gedeeltelijk doen blijven bestaan495.

160. Principieel zijn alle wegens eenzelfde misdrijf veroordeelde personen hoofdelijk gehouden tot

teruggave en schadevergoeding496. Aangezien de herstelmaatregel beschouwd wordt als een

teruggave in de brede zin van het woord, is elke deelnemer aan het bouwmisdrijf gehouden tot het

volledig herstel, zelfs voor de delen van de wederrechtelijke constructie die hij zelf niet heeft

489

Cf. supra, randnr. 143. 490

Art. 4.2.1 VCRO. 491

Zie o.a. F. HAUMANT, noot onder Rb. Brussel 12 mei 1967, Amén. 1977, 89; S. LUST, “De herstelvordering in het stedenbouwrecht. Een poging tot synthese”, TROS 1997, 251; D. D’HOOGHE, “De herstelmaatregelen inzake stedebouw”, RW 1988-89, 1012; M. ROOSEMONT, “Ambtshalve uitvoering van afbraakvonnissen en –arresten overeenkomstig art. 68 §2 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening”, TROS 1998, 624. 492

Art. 6.1.57, lid 2 VCRO. 493

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 175. 494

Rb. Gent 9 december 2003, NJW 2004, 770, noot S. LUST. 495

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 175. 496

Art. 50, lid 1 Sw.

Page 71: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

65

opgericht497. Deze hoofdelijkheid moet zelfs niet door de rechter uitdrukkelijk worden uitgesproken,

zij werkt van rechtswege498.

De hoofdelijkheid vereist wel dat de veroordeelden aansprakelijk zijn geacht op grond van hetzelfde

misdrijf of dezelfde gezamenlijke fout. Er kan echter geen sprake zijn van eigenlijke hoofdelijkheid in

geval van onderscheiden misdrijven, zelfs niet indien tussen beide misdrijven een nauw verband

bestaat499, zoals bijvoorbeeld wanneer twee veroordeelden worden veroordeeld voor een

instandhoudingsmisdrijf voor twee verschillende periodes met betrekking tot dezelfde

wederrechtelijk constructie500. In dit geval is er enkel een veroordeling tot aansprakelijkheid in

solidum mogelijk.

Ondanks het feit dat hoofdelijke aansprakelijkheid en aansprakelijkheid in solidum verschillende

rechtsfiguren zijn, zijn de basisgevolgen dezelfde501. Elke veroordeelde is gehouden voor het geheel

van de uitvoering, en de uitvoeringsgerechtigde kan elke veroordeelde aanspreken. De uitvoering

van de opgelegde maatregel en/of betaling van de door de uitvoeringsgerechtigde gemaakte

uitvoeringskosten door een veroordeelde, bevrijdt alle andere veroordeelden van hun plichten.

161. De rechter heeft de bevoegdheid om zelf soeverein de termijn te bepalen waarbinnen de

opgelegde herstelmaatregel moet worden uitgevoerd502. Dit is vroeger anders geweest. De wetgever

dicteerde in 1970 dat de hersteltermijn die de rechter oplegde “één jaar niet mag overschrijden”503.

Men wilde de vrijwillige uitvoering van rechterlijke bevelen aanmoedigen. Een termijn van één jaar

moest ruim voldoende zijn voor de veroordeelde om de opgelegde maatregelen uit te voeren.

Bovendien gaf dit de handhavende overheid de mogelijkheid om een gedwongen uitvoering te

starten in het geval dat de veroordeelde in gebreke bleef.

Het feit dat de decreetgever er intussen voor gekozen heeft om de maximumtermijn van één jaar uit

de tekst van het decreet te halen504, wil echter nog niet zeggen dat de rechter heel lange termijnen

zal uitspreken. De decreetgever wilde eerder de rechter de kans geven om, rekening houdende met

“sociaal dwingende redenen of bij permanente bewoning”, de termijn iets langer te maken505. De

rechter mag zich dus weliswaar baseren op bepaalde feitelijke gegevens om een langere termijn toe

te kennen, maar dit betekent niet dat de rechter de bevoegdheid heeft om tijdelijke toelatingen voor

de instandhouding van onvergunbare situaties te geven. Daarvoor is een regularisatievergunning

nodig506.

162. De maximale uitvoeringstermijn van één jaar is weliswaar niet meer de algemene regel, zij is wel

in een afgezwakte vorm behouden als kwijtingstermijn. Immers, een veroordeelde die is veroordeeld

tot de betaling van een geldsom gelijk aan de meerwaarde kan zich “op een geldige wijze kwijten

497

Gent 26 september 1969, RW 1969-70, 728. 498

Cass. 15 oktober 2002, T. Strafr. 2004, 122; Luik 29 april 2003, RRD 2003, 299. 499

Cass. (2de

k.) 20 april 1999, Arr.Cass. 1999, 528 en RW 1999-00, 1159. 500

Bijvoorbeeld wanneer de oorspronkelijke eigenaar de wederrechtelijke constructie heeft overgedragen aan nieuwe eigenaars. 501

Voor het onderscheid tussen hoofdelijke aansprakelijkheid en aansprakelijkheid in solidum: zie o.a. J. PERILLEUX, “L’obligation in solidum – Entre passé et avenir”, Rev.Dr.Ulg. 2004, afl. 2, 197-223. 502

6.1.41, §3 VCRO. 503

Vroeger art. 65, §1, lid 2 Stedenbouwwet. 504

Art. 8 Handhavings- en Verjaringsdecreet tot wijziging van art. 149, §1 DRO; overgenomen in art. 6.1.41, §3 VCRO. 505

Voorstel van decreet tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft, Parl.St. Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1566/7, 16. 506

S. WYCKAERT, “De stedenbouwkundige regularisatie (vergunning): algemene beginselen”, TROS 2003, 306.

Page 72: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

66

door binnen een jaar na de uitspraak de plaats te herstellen in de oorspronkelijke toestand, of het

strijdige gebruik te staken”507. De veroordeelde krijgt dus de keuze tussen hetzij de opgelegde

meerwaardesom betalen, hetzij de illegale constructie in haar oorspronkelijke staat herstellen508. Dit

is verantwoord aangezien het herstel in de vorige/oorspronkelijke staat de meest complete vorm van

herstel is509, en als dusdanig ook de beste manier is om aan het algemeen belang tegemoet te

komen. Het is uiteraard logisch dat de veroordeelde die niet (langer) eigenaar is van het onroerend

goed de facto de keuze tussen uitvoering of kwijting niet heeft, tenzij hij de toestemming verkrijgt

van de eigenaar510.

De mogelijkheid tot kwijting is een recht voor elke persoon die veroordeeld is tot een

herstelmaatregel. Zij kan niet worden verboden of gemoduleerd door de rechter511.

Het is logisch dat het keuzerecht van de veroordeelde omgekeerd niet geldt voor de handhavende

overheid. De administratie moet zich aan haar oorspronkelijk gevorderde vorm van herstel

houden512. Zij heeft in geen enkele omstandigheid de mogelijkheid om alsnog tot bijvoorbeeld het

herstel in de oorspronkelijke toestand over te gaan wanneer de veroordeelde het

meerwaardebedrag niet betaalt. Dit neemt niet weg dat een vergunningverlenende overheid wel de

toekenning van een nieuwe stedenbouwkundige vergunning voor bijvoorbeeld stabiliteitswerken

afhankelijk kan maken van de betaling van de eerder door de rechter opgelegde

meerwaardevergoeding513.

De decreetgever was van mening dat het bestaande kwijtingsrecht voor personen die veroordeeld

waren tot betaling van een meerwaardesom, moest uitgebreid worden in de VCRO. Immers,

aangezien herstel in de vorige of oorspronkelijke toestand de meest complete vorm van herstel is,

moet de kwijtingsmogelijkheid bij alle vormen van herstel bestaan, in plaats van enkel bij betaling

van de meerwaarde. Om die reden bestaat de kwijting ook bij bouw- of aanpassingswerken514. De

gevolgen van deze uitbreiding zijn echter niet zo groot515.

Het keuzerecht van de veroordeelde vervalt na het verstrijken van de kwijtingstermijn van één

jaar516.

163. De plicht om de rechterlijke uitspraak uit te voeren bestaat niet enkel in hoofde van de

veroordeelde. Ook de overheid aan wie de uitvoering van de herstelmaatregel is toegewezen, is

verplicht deze uitvoering te realiseren, aangezien een op publieke rechtsvordering tot herstel

507

Art. 6.1.41, §7, lid 2 VCRO. 508

Cass. 13 februari 1996, Arr.Cass. 1996, 193 en Pas. 1996, I, 207; Cass. (2de

k.) 25 november 2008, Pas. 2008, afl. 11, 2656, TBP 2009 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 10, 627 en TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 1, 12, noot D. LINDEMANS. 509

Cf. supra, randnr. 142. 510

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 785. 511

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 786; J. HAMBYE e.a., L’aménagement du territoire et l’urbanisme, Namen, Société d’études Morales Sociales et Juridiques, 1972, 170. 512

Parl.St. Senaat, 1969-1970, nr. 525, 74. 513

Cass. 2 juni 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 6-7-8, 1535, Pas. 2009, afl. 6-8, 1398, TBP 2010 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 8, 477 en TBP 2010 (weergave F. MEERSSCHAUT), afl. 9, 557. 514

Art. 6.1.41, §7, lid 2 in fine VCRO. 515

Voor verdere uitdieping, zie I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 793. 516

I. LEENDERS, F. VAN ACKER, e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 786.

Page 73: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

67

uitgesproken herstelmaatregel een maatregel van openbare orde is517. De veroordeelde kan dus uit

het louter stilzitten van de gemachtigde overheid nooit een gerechtvaardigde verwachting afleiden

dat deze overheid geen gebruik meer zal maken van haar recht om het rechterlijke bevel uit te

voeren, want zij kan hier niet aan verzaken518.

In de VCRO is nu bepaald dat de stedenbouwkundige inspecteur, het college van burgemeester en

schepenen en eventueel de burgerlijke partij ambtshalve in de uitvoering van de herstelvordering

kunnen voorzien, mits zij hiertoe gemachtigd zijn door de rechter, en de veroordeelde zelf het

rechterlijk bevel niet heeft uitgevoerd. Deze bepaling heeft veel discussie in de rechtsleer

veroorzaakt. Volgens verschillende auteurs houdt deze passage in dat de decreetgever de bevoegde

overheden heeft ontslagen van hun verplichting om zelf de herstelmaatregel uit te voeren indien de

veroordeelde dit heeft nagelaten519. De overheden zouden nu vrij zijn in hun beslissing al dan niet de

rechterlijke uitspraak uit te voeren. Andere auteurs interpreteren de tekst dan weer in de zin dat de

gemachtigde overheid weliswaar nog steeds verplicht is om te zorgen voor de uitvoering van het

vonnis, maar dat zij vrij is in de beslissing welke middelen zij hiertoe aanwendt520. Zo kan de overheid

er ook voor kiezen om andere opties, zoals aanmaningen of dwangsommen, uit te putten alvorens

het vonnis ambtshalve uit te voeren. Ook het feit dat een bindend positief advies moet verkregen

worden van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid alvorens de overheid tot ambtshalve

uitvoering kan overgaan, doet geen afbreuk aan haar verplichting om de uitvoering van het vonnis te

verzekeren521.

3.4.4 De dwangsom

164. De decreetgever heeft uitdrukkelijk vastgelegd dat de rechter die uitspraak doet over de

herstelvordering, een dwangsom kan opleggen522 voor het geval de veroordeelde nalaat of weigert

de opgelegde herstelmaatregel uit te voeren. Een dergelijke dwangsom wordt meestal opgelegd per

dag dat de overtreding, in dit geval de weigering tot herstel na de termijn voor vrijwillige uitvoering,

zich blijft voordoen. Het spreekt voor zich dat de rechterlijke beslissing eerst moet betekend worden,

517

GwH 15 januari 2009, nr. 5/2009, BS 25 februari 2009, 16339, TMR 2009, afl. 2, 183 en TROS-Nieuwsbrief 2009, afl. 1, 3; G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 219. 518

S. DE TAEYE, “Het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel”, in B. HUBEAU en S. POPELIER, Behoorlijk ruimtelijk ordenen. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, Brugge, Die Keure, 2002, 142-143. 519

Zie o.a. R. PEREMANS, “Sancties”, in R. DERINE (ed.), Het onroerend goed in de praktijk, Antwerpen, Kluwer, 1980, losbl, VI.F.9-2; P. De CORDIER en H. LIEVENS, “Sancties en herstelmaatregelen. Juridisch rapport”, in B. SEUTIN en J. VANDE LANOTTE (ed.), De recente evoluties en knelpunten in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, Brugge, Die Keure, 1988, 57; M. ROOSEMONT, “Ambtshalve uitvoering van afbraakvonnissen en –arresten overeenkomstig art. 68, §2 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening”, TROS 1999, 622; zie ook RvS (10

de k.) 5 maart 2004, nr. 128.874, APM 2004 (samenvatting), afl. 4, 72, TBP 2005 (samenvatting), afl.

8, 562 en TROS 2004, afl. 3, 133, noot P. BARRA 520

Zie o.a. P. VANSANT, “(Gedwongen) uitvoering van gerechtelijke uitspraken”, in G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 220; B. DE TEMMERMAN, “De Herstelmaatregelen inzake ruimtelijke ordening” in A. DE NAUW, P. FLAMEY en J. GHYSELS (ed.), Milieustraf- en Milieustrafprocesrecht. Actuele vraagstukken, Gent, Larcier, 2005, 476. 521

GwH 15 januari 2009, nr. 5/2009, BS 25 februari 2009, 16339, TMR 2009, afl. 2, 183 en TROS-Nieuwsbrief 2009, afl. 1, 3; voor een uitgebreidere bespreking van de bevoegdheden van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, zie onderdeel “2.3 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef. 522

Art. 6.1.41, §3 in fine VCRO.

Page 74: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

68

alvorens de dwangsom verbeurd is523. Het feit dat een partij berust heeft in een rechterlijke uitspraak

doet geen afbreuk aan deze betekenisvereiste524.

Desondanks is het niet vereist dat er een aanmaning of bevel tot nakoming voor het aflopen van de

termijn van vrijwillig herstel gebeurt. De loutere betekening van de rechterlijke beslissing is

voldoende om de dwangsom verbeurd te maken525. Het kan evenwel voor de bevoegde overheden

toch nuttig zijn om de veroordeelde aan te manen. Immers, de veroordeelde beseft vaak niet hoe

zwaar de dwangsom kan uitvallen indien hij het vrijwillig herstel langdurig laat aanslepen. Bovendien

heeft de dwangsom meestal geen bijkomend effect meer wanneer het totale bedrag niet meer in

verhouding is met de financiële draagkracht van de veroordeelde.

165. Het is ook niet vereist dat er een vaststelling van niet-uitvoering is gebeurd alvorens de overheid

de dwangsom kan invorderen. Het komt aan de veroordeelde toe om de uitvoering van de

herstelmaatregel te bewijzen. Hij moet zelf de stedenbouwkundige inspecteur en het college van

burgemeester en schepenen op de hoogte brengen van de uitvoering van het herstel, waarna een

controle ter plaatse zal gebeuren526. Zolang de veroordeelde de bevoegde instanties niet op de

hoogte heeft gebracht, mogen zij ervan uitgaan dat het herstel niet is uitgevoerd. Immers, enkel het

proces-verbaal van vaststelling geldt als bewijs en datum van het herstel527. Deze regel is een

uitzondering op de algemene regel dat de bewijslast van het verbeuren van de dwangsom principieel

berust op de schuldeiser van de dwangsom528.

Er bestaat geen verplichting ten aanzien van de veroordeelde om de uitvoering van het herstel ook te

melden aan de burgerlijke partij, zelfs niet indien de dwangsom werd opgelegd op basis van een

burgerlijke vordering tot herstel. Dit hoeft echter geen groot probleem te zijn, aangezien zowel de

melding van de uitvoering van het herstel als het proces-verbaal van vaststelling van het herstel

moeten worden opgenomen in het gemeentelijke vergunningenregister529 en in het register van de

hypotheekbewaarder530. De burgerlijke partij kan dus steeds langs deze weg controleren of het

herstel is uitgevoerd en zij al dan niet de dwangsom kan invorderen.

166. Voor de dwangsom geldt een vrij korte verjaringstermijn van zes maanden. Zij moet ingevorderd

zijn binnen de zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is531. De verklaring voor deze korte

termijn moet gezocht worden in het feit dat de wetgever bang was dat het bedrag van de dwangsom

door het stilzitten van de schuldeiser extreem hoog zou oplopen. Dit moet absoluut vermeden

worden, aangezien de schuldeiser niet meer belang mag hebben bij de dwangsom dan bij de

uitvoering van de hoofdveroordeling op zich532. In de stedenbouwwetgeving bestaat deze

hoofdveroordeling uit de opgelegde herstelmaatregel.

523

Art. 1385bis, lid 3 Ger.W. 524

Brussel 10 oktober 1995, JLMB 1996, 459; Beslagr. Verviers 18 december 1998, JLMB 1999, 424. 525

E. DIRIX, Beslagrecht. Kort begrip van het beslag- en executierecht, Leuven, Acco, 1994, 18. 526

Art. 6.1.45, lid 1 VCRO. 527

Art. 6.1.45, lid 3 VCRO. 528

Cass. 28 januari 2010, Pas. 2010, afl. 1, 275, TMR 2010 (verkort), afl. 4, 485 en TROS-Nieuwsbrief 2010 (samenvatting), afl. 3, 4. 529

Art. 5.1.2, §1, lid 2, 10° VCRO. 530

Art. 6.2.1, lid 3 VCRO. 531

Art. 1385octies Ger.W. 532

E. DIRIX, “Executieproblemen met betrekking tot de dwangsom” in JURA FALCONIS LIBRI (ed.), De Dwangsom, Leuven, Jura Falconis, 1999, 54.

Page 75: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

69

De verjaringstermijn van zes maanden begint te lopen op de dag waarop de dwangsom verbeurd

is533, zijnde nadat de gerechtelijke beslissing die de dwangsom oplegt, is betekend, en de termijn

voor vrijwillig herstel is afgelopen.

De verjaring wordt geschorst door faillissement van de veroordeelde, door de andere wettelijke

beletselen voor tenuitvoerlegging, en indien degene die de veroordeling verkregen heeft

redelijkerwijze niet bekend kon zijn met het verbeuren van de dwangsom534. Ook de

gemeenrechtelijke bepalingen in verband met schorsing zijn op de dwangsom van toepassing535. Het

instellen van een vordering tot opheffing, opschorting en vermindering van de dwangsom, in de zin

van artikel 1385quinquies Ger.W., daarentegen schorst de verjaring van de dwangsom niet536.

De verjaring wordt gestuit door een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, of een

beslag dat betekend wordt aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen537. Dit betekent

echter niet dat de loutere betekening op zich van de latere gerechtelijke beslissing de verjaring

verder stuit538. Vanaf de betekening van de nieuwe gerechtelijke beslissing geldt een nieuwe termijn

van zes maanden. Ook wat betreft de stuiting zijn de gemeenrechtelijke bepalingen van toepassing

op de dwangsom539.

De verjaring zorgt ervoor dat de schuldeiser geen eis tot betaling meer kan instellen ten belope van

de verbeurde dwangsommen540. Dit betekent echter niet dat er geen nieuw recht op betaling kan

ontstaan wanneer de veroordeelde blijft weigeren tot herstel over te gaan.

167. De bevoegde overheden, dus ook de gemeenten, hebben sowieso het vereiste belang om een

dwangsom te vorderen, aangezien zij belang hebben bij de effectieve uitvoering van de opgelegde

herstelmaatregel541. Aldus hebben zij na het opleggen van de dwangsom door de rechter de rechten

van elke schuldeiser van een dwangsom. Dit houdt onder andere in dat de gemeente zelf kan kiezen

om al dan niet het verbeuren van de dwangsom te gebruiken als stok achter de deur om de

veroordeelde te dwingen zelf de herstelmaatregel uit te voeren, in plaats van zelf tot de ambtshalve

uitvoering over te gaan. Het feit dat de overheid dienaangaande nog geen advies bij de Hoge Raad

voor het Handhavingsbeleid heeft ingewonnen, kan geen rechtmatige verwachting wekken in hoofde

van de veroordeelde dat hij zelf niet tot vrijwillig herstel moet overgaan542.

3.4.5 Ambtshalve uitvoering

168. De dwangsom is echter niet altijd een effectief middel. Er kunnen zich immers situaties

voordoen waarbij de dwangsom te laag is, of juist te hoog, waardoor het aanmoedigend karakter van

de dwangsom om vrijwillig tot uitvoering van het herstel over te gaan, verdwijnt. In situaties als deze

bestaat de mogelijkheid om tot ambtshalve uitvoering van het rechterlijk bevel over te gaan. Ook bij

533

Art. 1385octies Ger.W. 534

Art. 1385octies, lid 2 & 3 Ger.W. 535

E. DIRIX, “Executieproblemen met betrekking tot de dwangsom” in JURA FALCONIS LIBRI (ed.), De Dwangsom, Leuven, Jura Falconis, 1999, 56. 536

Gent (1ste

k.) 10 november 2000, TMR 2001, 196. 537

Art. 2244 BW. 538

Beslagr. Brussel, 18 januari 2000, AJT 1999-2000, 654-655. 539

E. DIRIX, “Executieproblemen met betrekking tot de dwangsom” in JURA FALCONIS LIBRI (ed.), De Dwangsom, Leuven, Jura Falconis, 1999, 56. 540

G. BALLON, “Dwangsom” in APR, Story-Scientia, 1980, 96-97. 541

Cass. 7 november 1995, Arr.Cass. 1995, 977 en Pas. 1995, I, 1009. 542

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 245.

Page 76: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

70

de ambtshalve uitvoering is geen voorafgaande aanmaning of vaststelling van nalatigheid vereist,

omwille van de reeds besproken plicht van de veroordeelde om zijn vrijwillig herstel aan te melden

bij de bevoegde overheden543. De aanmaning kan echter wel nuttig zijn544.

169. Omwille van het burgerlijk karakter van de herstelmaatregelen, zijn we voor de procedure voor

de ambtshalve uitvoering verplicht om te kijken in het burgerlijk recht. De ambtshalve uitvoering van

herstelmaatregelen moet gebeuren volgens de gemeenrechtelijke procedure voor gedwongen

uitvoering545. Dit houdt onder meer in dat de bevoegde overheid pas tot ambtshalve uitvoering kan

overgaan indien ze daartoe gemachtigd is bij rechterlijke beslissing, en indien ze deze beslissing eerst

heeft betekend aan de betrokken veroordeelde546. Deze voorafgaande betekening is noodzakelijk

omdat de veroordeelde het recht heeft zich te mogen verdedigen tegen de op handen zijnde

executie547. Aangezien de ambtshalve uitvoering van een vonnis in het ruimtelijk ordeningsrecht

zware gevolgen kan hebben voor niet-veroordeelde (nieuwe of mede-) eigenaars van een onroerend

goed, moet de betekening ook ten aanzien van hen gebeuren548.

De VCRO bevat wel enkele specifieke bepalingen die we niet over het hoofd mogen zien. Zo moet de

overheid die een gerechtelijke procedure voor ambtshalve uitvoering van een herstelmaatregel wil

opstarten, eerst een bindend positief advies verkrijgen van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid549.

Ook de verplichte betekening van het vonnis waarbij men de machtiging tot ambtshalve uitvoering

heeft verkregen is aan deze adviesverplichting onderworpen550.551

170. Wanneer openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde

gedwongen zijn om zelf het vonnis uit te voeren, is hun schuldvordering gewaarborgd door een

wettelijke hypotheek. Deze moet worden ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of

gedeeltelijk doorgehaald overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken IV en V van de

Hypotheekwet552.

171. De eigenlijke tenuitvoerlegging dient uiteraard te gebeuren door een gerechtsdeurwaarder. De

gemachtigde overheid mag onder geen beding zelf overgaan tot werkelijke dwanguitvoering, door

bijvoorbeeld met geweld de toegang tot het onroerend goed te verzekeren en zelf de

herstelmaatregel uit te voeren553. De gerechtsdeurwaarder kan zich uiteraard laten bijstaan door

allerhande hulppersonen, zoals slotenmakers, bouw- of sloopaannemers, …

De tenuitvoerlegging mag niet plaatsvinden tussen negen uur ’s avonds en zes uur ’s morgens, en

evenmin op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag. De beslagrechter kan hier mits

dringende noodzakelijkheid wel een uitzondering op maken554.

543

Art. 6.1.45 VCRO 544

Cf. infra, randnr. 164. 545

Art. 1494 e.v. Ger.W. 546

Art. 1485, lid 1 Ger.W. 547

Cass. 14 januari 2010, TROS-Nieuwsbrief 2010, afl. 3, 4. 548

EHRM (1ste

afd.) 8 juli 2004, TMR 2004, 537. 549

Art. 6.1.7 VCRO. 550

Art. 6.1.17, lid 1 VCRO. 551

Voor een uitgebreidere bespreking van de bevoegdheden van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid dienaangaande, zie onderdeel “2.3 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef. 552

Art. 6.2.1, lid 6 VCRO. 553

E. DIRIX en W. BROECKX, “Beslag”, APR 1992, 8-9. 554

Art. 1387 Ger. W.

Page 77: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

71

Ook zijn er bijkomende formaliteiten ten aanzien van het plaatselijke OCMW indien de gedwongen

tenuitvoerlegging de uitzetting van de bewoners uit hun woning impliceert555.

172. Het spreekt voor zich dat de overheid die tot ambtshalve uitvoering van de herstelmaatregel

overgaat, niet zelf de kosten voor deze uitvoering moet dragen. Zij mag bijvoorbeeld de kosten

trachten te recupereren door de materialen en voorwerpen die afkomstig zijn van de herstelling van

de plaats in de oorspronkelijke toestand, te verkopen. Van deze mogelijkheid wordt echter weinig

gebruik gemaakt, aangezien meestal geen bruikbare materialen worden gerecupereerd. De

ambtshalve uitvoering gebeurt immers vrij snel, binnen een tijdspanne van maximaal enkele uren.

Het feit dat de overheid de mogelijkheid heeft om bruikbare materialen te recupereren, betekent

echter niet dat zij de plicht heeft om extra tijd en manschappen in te zetten om het herstel

voorzichtiger uit te voeren en aldus meer bruikbare materialen te vrijwaren. Integendeel, de

ambtshalve uitvoering is een gevolg van de nalatigheid van de veroordeelde, en deze moet in

principe genoeg hebben aan de hersteltermijn om het goed in optimale opstandigheden te

ontmantelen556.

De overheid heeft weliswaar de mogelijkheid om gerecupereerde materialen te gebruiken om de

kosten van de ambtshalve uitvoering te betalen, dit betekent nog niet dat zij de uiteindelijke drager

van de kosten is. Integendeel, de overtreder die in gebreke blijft is verplicht alle uitvoeringskosten,

verminderd met de opbrengst van de verkoop van de materialen en voorwerpen, te vergoeden op

vertoon van een staat, opgesteld door de overheid, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de

beslagrechter in de burgerlijke rechtbank557. Deze kostenstaat omvat niet enkel de factuur van de

aannemer die het herstel feitelijk uitvoert, maar ook de nog openstaande betekenings-, uitvoerings-

en vaststellingskosten van de gerechtsdeurwaarder, alsook alle verder noodzakelijk gebleken kosten

zoals bijvoorbeeld de tussenkomst van een slotenmaker558.

555

Art. 1344sexies Ger.W. 556

Beslagr. Brussel, 18 januari 2000, AJT 1999-2000, 654-655; Beslagr. Turnhout 19 april 2001, rolnr. 99/186/A onuitg. 557

Art. 6.1.46, lid 4 VCRO. 558

G. VAN HOORICK, P. VANSANT en F. VAN ACKER, Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 269.

Page 78: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

72

Hoofdstuk 4. Gemeentelijke handhaving in de praktijk

4.1 Algemeen

173. De regelgeving betreffende de handhaving vormt het sluitstuk van de VCRO. Het is een wettelijk

kader dat vrij ambitieus is, net als het door de Vlaamse Regering opgestelde Handhavingsplan. Vraag

is of het aangereikt beleid haalbaar is en of in de praktijk het beoogde doel bereikt wordt.

In het laatste hoofdstuk van deze masterproef gaat onze aandacht in het bijzonder naar de

praktische gevolgen van de regelgeving voor de gemeenten. De verwachtingen ten opzichte van de

lokale overheden op vlak van handhaving zijn niet gering. Kunnen zij aan die verwachtingen voldoen?

Zien zij door de bomen het bos nog? Zijn zij in staat een kwalitatief goed handhavingsbeleid te

plannen en te realiseren? Kunnen zij door hun handhavingsbeleid een regelconform gedrag

afdwingen bij de burgers? Hebben zij het vereiste geschoolde personeel? Hoe zien ze hun relatie met

de andere handhavingsactoren? Zijn het echt handhavingspartners? En is er bij de lokale overheden

echt de wil om te handhaven?

In dit hoofdstuk proberen we een stap vooruit te zetten in het vinden van antwoorden op

bovenstaande vragen door het analyseren en interpreteren van het uitgevoerd empirisch onderzoek

in de vorm van een gemeentelijke bevraging, en het toetsen van de resultaten van het onderzoek

aan eerdere resultaten en bevindingen. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van statistische

informatie om bevindingen te duiden.

4.2 Gemeentelijke bevraging

4.2.1 Algemeen

174. Om te komen tot een grondige analyse van het huidig lokaal handhavingsbeleid en om inzicht te

krijgen in de knelpunten, werd naast een literatuurstudie in de brede zin van het woord dus

overgegaan tot het organiseren van een gemeentelijke bevraging. Er werd gekozen voor een

volledige populatiebevraging, wat de representativiteit van de steekproef ten goede komt. In

november 2011 werden alle 308 Vlaamse gemeenten per brief en per mail aangeschreven en werd

hen gevraagd een enquêteformulier in te vullen, hetzij elektronisch, hetzij per brief. Aan het invullen

van de enquête werd geen specifiek voordeel verbonden, behalve de belofte dat de resultaten van

het onderzoek later elektronisch zouden worden doorgestuurd. Half januari 2012 werd nog eens een

herinneringsmail gestuurd en half februari 2012 werd de enquête definitief afgesloten.

175. In totaal kwamen er 186 reacties binnen, van 175 verschillende gemeenten. Op een totaal van

308 gemeenten betekent dit een vertegenwoordigingsgraad van 56,82% . Bij 10 gemeenten werd de

enquête dubbel ingevuld, zij het dan door verschillende personen. Één gemeente vulde de enquête

zelfs drie keer in. Drie gemeenten lieten weten niet te kunnen ingaan op de vraag om de enquête in

te vullen wegens tijdsgebrek, hoewel uiteindelijk slechts één van deze gemeenten ook effectief de

enquête niet ingevuld heeft. Van twee schepenen kwam het bericht dat de enquête doorgegeven

was aan de bevoegde instantie, maar werd er verder geen gevolg aan gegeven. Gezien de grote

respons en de goede verdeling van de respondenten over gemeenten met veel en weinig inwoners559

559

Zie tabel 1.

Page 79: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

73

en over verschillende categorieën van gemeenten560, kunnen we ervan uitgaan dat de verkregen

informatie relatief weinig vertekeningen bevat. De grote deelname aan de enquête wijst mijns

inziens in de eerste plaats op een grote verantwoordelijkheidszin van de gemeenten, maar ook op

een belangstelling voor het onderwerp en misschien ook wel op een uitgesproken mening ten

aanzien van een aantal gevoeligheden betreffende de handhaving ruimtelijke ordening. Het

merendeel van de respondenten (56,45%) waren gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren.

Slechts 5,91% van de enquêteformulieren werd ingevuld door iemand die deel uitmaakt van

beleidsvoerende organen561.

Bij 107 van de 186 ingevulde enquêteformulieren (57,53%) drukte men het verlangen uit de naam

van de gemeente uit de bespreking te houden.

Tabel 1 Responsgraad volgens het aantal inwoners van de gemeenten

Aantal inwoners Aantal

gemeenten

Respons Percentage

Minder dan 30.000

Minder dan 5.000

5.000 – 9.999

10.000 – 19.999

20.000 – 29.999

262 148 56,49%

14 9 64,29%

72 35 48,61%

134 80 59,70%

42 24 57,14%

30.000 – 59.999 35 20 57,14%

60.000 – 89.999 7 5 71,49%

90.000 – 119.999 2 1 50,00%

Meer dan 120.000 2 1 50,00%

Totaal 308 175 56,82%

560

Zie tabel 2. 561

Burgemeester of bevoegde schepen.

Page 80: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

74

Tabel 2 Responsgraad per categorie volgens de socio-economische typologie van de gemeenten

ontwikkeld door Dexia562.

6 subgroepen 16 clusters Aantal

ge-

meenten

Res-

pons

Percen-

tage

Woongebieden Cluster V1: in de stadsrand 27 15 55,56%

Cluster V2: in landelijke zones 25 13 52,00%

Cluster V10: agglomeratiegemeenten met

tertiaire activiteiten

17 12 70,59%

Cluster V11: residentiële randgemeenten

met hoge inkomens

14 12 85,71%

Landelijke gemeenten

(of verstedelijkte

plattelandsgemeenten):

erg lage verstedelijking

Cluster V3: erg landelijk met een sterke

vergrijzing

33 18 54,55%

Cluster V9: kleine landbouwgemeenten 27 15 55,56%

Cluster V12: landelijke of verstedelijkte

plattelandsgemeenten met een sterke

demografische groei

37 18 48,65%

Gemeenten met een

concentratie van

economische activiteit :

grote economische,

vooral industriële

activiteit

Cluster V4: landelijke en

landbouwgemeenten met industriële

activiteit

20 8 40,00%

Cluster V8: steden en

agglomeratiegemeenten met industrieel

karakter

8 5 62,50%

Cluster V13: verstedelijkte

plattelandsgemeenten met industriële

activiteit en demografische groei

12 7 58,33%

Semistedelijke of

agglomeratiegemeen-

ten: stedelijke of

semistedelijk karakter

met een lage

centrumfunctie en

economische activiteit

en laag inkomensniveau

Cluster V6: weinig verstedelijkte gemeenten

met demografische achteruitgang.

21 10 47,62%

Cluster V7: sterk verstedelijkte gemeenten

met lage inkomens

21 12 57,14%

562

Met de bedoeling de diversiteit van de gemeenten in kaart te brengen werd in 2007 door Dexia een typologie ontwikkeld op basis van de socio-economische omgevingsfactoren: demografische evolutie, inkomensniveau van de inwoners, economische dynamiek, … De verzamelde informatie was afkomstig van officiële statistische bronnen (NIS, ECODATA, regionale statistische diensten, …). Na statistische analyse werden er voor Vlaanderen 16 clusters opgemaakt, onderverdeeld in 6 subgroepen. De gevormde categorieën van gemeenten hebben verschillen in levensstandaard, in sociale en professionele positie van de bevolking, maar ook in verstedelijkingsgraad, zowel morfologisch (belang van bebouwing) als functioneel (aantrekkingskracht, centrumfunctie voor economische en culturele activiteiten). De ontwikkelde typologie had als onderliggend doel een referentiekader uit te werken om de financiële aspecten van de gemeenten te kunnen vergelijken. Gezien de financiële toestand van de gemeenten vaak een bepalende factor is voor de dienstverlening, is deze typologie ook interessant met betrekking tot het herstelbeleid van de lokale overheid.

Page 81: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

75

Centrumgemeenten:

grote

aantrekkingskracht en

centrumfunctie

Cluster V5: middelgrote steden 24 16 66,67%

Cluster V14: regionale steden 8 5 62,50%

Cluster V15: grote en regionale steden -

hoofdplaatsen

6 3 50%

Toeristische gemeenten Cluster V16: kustgemeenten 8 6 75%

Totaal 308 175 56,82%

176. Indicatief voor de deelnemende gemeenten is misschien ook het aantal verleende

vergunningen. In 2009 werden in heel Vlaanderen 96.127 stedenbouwkundige vergunningen voor

nieuwbouw en renovatie toegekend, in 2010 waren het 108.244 vergunningen en in 2011 waren het

er 91.765563.

We geven in onderstaande tabellen een overzicht van de gegevens in verband met de verleende

vergunningen van de deelnemende gemeenten. Wel moeten we opmerken dat voor de meeste

gemeenten voor het jaar 2011 de gegevens maar verwerkt zijn tot de maand november. De

deelnemende gemeenten vertegenwoordigen respectievelijk 51.16% in 2009, 42.60% in 2010 en

41.96% in 2011 van het totaal aantal verleende vergunningen564.

Uit analyse van de respondenten blijkt dat we de resultaten van de enquête als zeer indicatief

kunnen beschouwen.

Tabel 3 Aantal verleende stedenbouwkundige vergunningen door de deelnemende gemeenten

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 49.179 op

167

gemeenten

294,49 11 163 249 355 1665 222,53

2010

46.115 op

167

gemeenten

276,14 14 150 224 330 1736 217,72

2011

38.502 op

162

gemeenten

237,67 9 130 190 282 1589 201,26

563

Cijfers van VRIND, de studiedienst van de Vlaamse regering, met betrekking tot het aantal bouwvergunningen voor nieuwbouw en renovatie, 1996-2011, http://www4.vlaanderen.be/sites/svr/cijfers/ Exceltabellen/woonbeleid/woningmarkt/woonbouw003.xls, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012. 564

Deze percentages kunnen nog iets lager liggen, gezien in de totalen over heel Vlaanderen enkel de bouwvergunningen voor nieuwbouw en renovatie zijn opgenomen.

Page 82: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

76

Tabel 4 Aantal gemeenten per klasse van 100 verleende vergunningen

Aantal verleende

vergunningen

2009 2010 2011

0-100 14 13 23

101-200 51 55 67

201-300 45 49 38

301-400 27 27 16

401-500 13 10 8

501-600 4 3 4

601-700 5 3 1

701-800 1 2 0

801-900 2 0 1

901-1000 1 1 1

1001-1100 2 2 1

1101-1200 0 0 0

1201-1300 1 1 1

1301-1400 0 0 0

1401-1500 0 0 0

1501-1600 0 0 1

1601-1700 1 0

1701-1800 1

1801-1900

Totaal 167 167 162

177. In de enquête waren zowel kwantitatieve als kwalitatieve vragen opgenomen. Zo werd er

bijvoorbeeld gepeild naar het aantal stakingsbevelen en het aantal herstelmaatregelen met de

bedoeling de evolutie van het cijfermateriaal verder te analyseren en in de mate van het mogelijke te

toetsen aan de resultaten van eerder onderzoek, voor zover die voor handen zijn. Bij een

kwantitatief onderzoek is de ruimte voor interpretatie eerder beperkt. De antwoorden bij de

kwantitatieve vraagstelling zijn gezien de mogelijke toetsing wel vrij betrouwbaar en goed

vergelijkbaar. De resultaten ervan lenen zich gemakkelijk tot een voorstelling in een diagram.

De enquête bevatte daarnaast echter ook kwalitatieve vragen waarop beschrijvende antwoorden

verwacht werden en waarbij de mening van de geënquêteerde doorslaggevend was. Er werd onder

andere gepeild naar de gemeentelijke inspanningen op het vlak van preventieve handhaving en naar

de mening in verband met de relaties van de lokale overheid met de andere handhavingspartners.

Een subjectief antwoord bracht dan ook vaak de plaatselijke gevoeligheden naar voor.

We proberen in wat volgt de resultaten van de enquête te analyseren, ze in een breder perspectief te

plaatsen en conclusies te formuleren.

Page 83: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

77

4.2.2 Relatie met de handhavingspartners

178. Het eindrapport “Straf- en administratieve sancties in Vlaamse regelgeving. Aanbevelingen voor

een sterker handhavingsbeleid” van een studie over het handhavingsbeleid die in 2009 werd

uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Bestuurszaken, gaf aan dat op

dat moment een gebrek aan transparantie en communicatie als rode draad binnen de knelpunten

vast te stellen was565. Een van de zestien aanbevelingen om tot een beter communicatiebeleid inzake

handhaving te komen was “Faciliteer de horizontale samenwerking tussen de handhavers.” Ook het

Handhavingsplan spreekt voortdurend over een “gelijkwaardig partnerschap” tussen de

handhavingsactoren, wat kan geïnterpreteerd worden als “teamwork, waarbij elke partner

evenwaardig is” binnen de handhaving.

Een goede communicatie is de basis voor een goede samenwerking, zowel tussen de

inspectiediensten en de burgers, als tussen de inspectiediensten onderling, als tussen de

inspectiediensten en de overheid en de gerechtelijke diensten566.

179. Nu, meer dan twee jaar later, moeten we vaststellen dat het begrip “handhavingspartners” toch

niet de correcte lading dekt en dat mede door de regelgeving zelf, de evenwaardigheid tussen de

actoren niet evident is. Zo is bijvoorbeeld een stakingsbevel pas geldig wanneer het bekrachtigd werd

door de bevoegde stedenbouwkundige inspecteur567. Vooraleer een herstelvordering door het

college van burgemeester en schepenen kan ingeleid worden voor de rechter of voor dat men kan

overgaan tot het ambtshalve uitvoeren van een herstelmaatregel, moet eerst een positief advies van

de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid bekomen worden568. Bij samenloop tussen

herstelvorderingen van de stedenbouwkundige inspecteur enerzijds en het college van burgemeester

en schepenen anderzijds, heeft de vordering van de stedenbouwkundige inspecteur voorrang569. Het

optreden tegen inbreuken, gepleegd door bijvoorbeeld een lokale overheid, is een gewestelijke

prioriteit570, en ga zo maar door.

Op 1 juli 2011 werd daarom als uitvloeisel van het Vlaams Handhavingsplan de

“Handhavingscommissie ruimtelijke ordening” opgericht. Het is een platform waar regelmatig

overleg gepleegd wordt tussen de verschillende handhavingspartners met de bedoeling elkaar beter

te leren kennen, de communicatie te verbeteren en te komen tot een beter handhavingsbeleid. De

gemeenten worden er vertegenwoordigd door de VVSG.

180. In wat volgt bespreken we de relaties tussen de lokale overheid en de andere

handhavingspartners, zoals die uit de bevraging en uit andere onderzoeken naar voor komen.

565

L. DEBEN, K. VAN AECKEN, C. BILLIET, P. POPELIER, Straf- en administratieve sancties in Vlaamse regelgeving. Aanbevelingen voor een sterker handhavingsbeleid, ICW, 7 december 2009, 6-7. 566

Zie ook L. DEBEN, K. VAN AECKEN, C. BILLIET, P. POPELIER, Straf- en administratieve sancties in Vlaamse regelgeving. Aanbevelingen voor een sterker handhavingsbeleid, ICW, 7 december 2009, 13: “De centrale onderzoeksvraag luidt: hoe gebeurt de informatieuitwisseling tussen de administraties onderling, en met de gerechtelijke diensten?” 567

Art. 6.1.47, lid 5 VCRO. 568

Art. 6.1.7 VCRO. 569

Art. 6.1.41, §2 VCRO. 570

Zie ook Handhavingsplan, 7.6.2 Prioriteiten op gewestelijk niveau, 54.

Page 84: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

78

a) De lokale politie en parketten

181. Sinds 7 december 1998 kunnen de gemeenten in principe geen beroep meer doen op een eigen

gemeentelijke politiedienst om vaststellingen van bouwovertredingen te doen en om processen-

verbaal op te stellen. Dit kan een mogelijke verklaring zijn voor het wat moeilijker op gang komen

van de handhaving in sommige gemeenten. Vanaf dat moment werd de politiedienst hervormd, niet

alleen de structuur, maar ook de organisatie en de verhoudingen met de overheden571. De lokale

politie is georganiseerd in politiezones572, die wat omvang en bereik betreft, gaan van één grotere

gemeente tot een aantal kleinere gemeenten573. De lokale politie heeft vooral gebiedsgebonden

taken: bestuurlijke en gerechtelijke politietaken binnen het grondgebied van de politiezone. Elk

lokaal politiekorps staat onder de leiding van een korpschef, die verantwoordelijk is voor de

uitvoering van het lokale politiebeleid. De korpschef staat onder het gezag van de burgemeester.

182. Noodzakelijk in verband met toezicht en controle van stedenbouwkundige werken, is een goede

samenwerking en communicatie tussen de lokale overheid en de lokale politie. In het

Handhavingsplan wordt aanbevolen dat gemeenten het lokaal uitgezette traject inzake aanpak van

handhaving op het grondgebied van de gemeente in samenwerking met de politie invullen574.

Afhankelijk van de vooropgestelde prioriteiten kunnen vaststellingen bij voorkeur gebeuren door de

bevoegde stedenbouwkundige ambtenaar of door de lokale politiediensten, zowel na een klacht van

een burger als bij een routinecontrole. Bij 65,71% van de bevraagde gemeenten575 bestaan op dit

ogenblik op het vlak van handhaving afspraken tussen de gemeente en de lokale politiediensten.

571

Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 572

Vlaanderen heeft 118 politiezones, verdeeld over de 308 steden en gemeenten. 573

W. BRUGGEMAN, L. DE WITTE, J. DELMULLE, F. KOEKELBERG e.a., Evaluatierapport tien jaar politiehervorming, 29 mei 2009, http://www.infozone.be/biblio/fedpol/cg/2009-05-28/2009-05-28-advies-5-n.pdf, 8. Voor de opsomming van de politiezones, zie de verschillende KB’s van 28 april 2000 houdende de indeling van de respectievelijke Vlaamse provincies in politiezones, BS 29 juli 2000. 574

Handhavingsplan, 7.8.1 De lokale besturen: eerstelijns loket functie, 57. 575

175 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

afspraken 66%

geen afspraken

34%

Afspraken met de lokale politie

Page 85: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

79

183. Opmerkelijk is dat 52 respondenten (28,26%) geen weet hebben over het aantal opgestelde

processen-verbaal door de lokale politie. Over werkelijke samenwerking en goede communicatie

kunnen we dus nog niet echt spreken. Ook in het “Evaluatierapport tien jaar politiehervorming”,

door de Federale Politieraad, lezen we dat “de informatiedoorstroming, zowel van de wijkwerking

naar andere, politionele functionaliteiten en niet-politionele diensten en omgekeerd” op veel plaatsen

nog onvoldoende is uitgebouwd576.

Een aantal gemeenten geeft wel aan dat de laatste jaren de samenwerking met de politie de goede

kant uitgaat. Zo kunnen er afspraken gemaakt worden hoe het toezicht gebeurt, wie voor het verslag

van de controle zorgt, wie het proces-verbaal opstelt en wie er verantwoordelijk is voor de

administratieve afhandeling. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij het stilleggen van de werken,

wordt de assistentie van de politie als bijzonder positief ervaren.

184. Ondanks het feit dat de communicatie tussen de gemeente en de lokale politie soms beter kan,

is er zeker geen sprake van een vijandige houding. De relatie met de parketten daarentegen zouden

we echter op basis van de commentaren bij de enquête eerder als “koel” kunnen omschrijven. Er zijn

geen concrete afspraken op vlak van handhaving. Van echte samenwerking is dan ook geen sprake.

De parketten houden er een eigen vervolgingsbeleid op na, dat blijkbaar over het algemeen niet

overeenstemt met het handhavingsbeleid van de lokale overheid. Vooral het feit dat de parketten de

herstelvorderingen niet vlot doorsturen naar de rechtbank en dat zo veel overtredingen geseponeerd

worden, wordt door de gemeenten als problematisch ervaren. Een gemeente stelt dat “het beleid

hierdoor niet meer als geloofwaardig wordt ervaren”. Een andere gemeente merkt in dit verband op

dat dit vooral niet motiverend werkt gezien de geïnvesteerde tijd en het geleverde werk alsook de

financiële kost die de vaststelling en afhandeling van bouwovertredingen met zich meebrengt.

We kunnen ons dan ook de vraag stellen of er bij het opstellen van het Handhavingsplan voldoende

overleg geweest is met de parketten. Het zou misschien geen slecht idee zijn dat de Vlaamse

Regering bij een toekomstige herziening van het Handhavingsplan ook voor de parketten een eigen

plaatsje zou voorzien in de handhavingsketen.

b) De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur

185. Het Handhavingsplan vermeldt de rol van het Agentschap Inspectie RWO als “trekker van de

handhaving binnen het Vlaamse Gewest”577. De stedenbouwkundige inspecteurs hebben zowel in de

preventieve, als de rechtsherstellende en de curatieve fase een belangrijke functie te vervullen op

vlak van sturing, coaching en ondersteuning van de lokale besturen578. In het Handhavingsplan zijn in

navolging van artikel 6.1.4, §1 & §2 VCRO ook beleidsregels opgenomen in verband met de

bevoegdheden van de stedenbouwkundige inspecteurs en beleidsregels die door de

stedenbouwkundige inspecteurs in acht moeten genomen worden bij het uitoefenen van hun

toezichts- en handhavingstaak en van de overige bevoegdheden die hun worden opgedragen579.

186. Dat het Agentschap Inspectie RWO haar ondersteunende taak ten volle opneemt, blijkt uit de

gemeentelijke bevraging: 87,14% van de bevraagde gemeenten580 ervaart de samenwerking met de

576

W. BRUGGEMAN, L. DE WITTE, J. DELMULLE, F. KOEKELBERG e.a., Evaluatierapport tien jaar politiehervorming, 29 mei 2009, http://www.infozone.be/biblio/fedpol/cg/2009-05-28/2009-05-28-advies-5-n.pdf, 60. 577

Handhavingsplan, 4.1 De diensten van de Vlaamse overheid, 14. 578

Handhavingsplan, 6.5 De kritische succesfactoren, 33. 579

Handhavingsplan, 7.6.2 Prioriteiten op het gewestelijk niveau, 53. 580

140 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

Page 86: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

80

stedenbouwkundige inspectie positief. Commentaren als “aanspreekbaar”, “goede hulp”, “kennis

van zake”, “steeds ter beschikking”, “bereid voor inlichtingen en juridisch advies”, ”vlot en

constructief”, “goede verstandhouding”, “goede informatie-uitwisseling”,… illustreren dit.

Ook via de website van de Vlaamse overheid wordt informatie ter beschikking gesteld van de burger

of de lokale overheid581.

Slechts enkele gemeenten hebben klachten in verband met het gebrek aan begrip voor de beperkte

kennis bij de lokale ambtenaar van de wetgeving, de rechtspraak en de praktische handelingen op

het terrein, of in verband met een moeilijk verlopen bespreking, of in verband met recente

problemen met werken die worden uitgevoerd door de gemeente.

c) De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

187. In 2003 werd de Hoge Raad voor het Herstelbeleid door het Handhavings- en Verjaringsdecreet

opgericht als adviesorgaan. In de VCRO is het orgaan omgevormd tot de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid. De bevoegdheden werden serieus uitgebreid582. Voor de lokale besturen hebben

de adviezen van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid een bindend karakter. Het valt op dat

veel gemeenten de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid dan ook niet als een echte partner in de

handhaving ervaren.

In het Handhavingsplan kunnen we een oproep lezen van de Vlaamse Regering aan de Hoge Raad om

de lokale besturen te ondersteunen zodat die niet ontmoedigd raken door de adviespraktijk van de

Hoge Raad583. In het beleidsadvies voor het ontwerp van het Handhavingsplan van 29 januari 2010

belooft de Hoge Raad aan de lokale besturen elk advies te ondersteunen wat betreft de te kiezen

herstelvordering. De Hoge Raad belooft ook de autonomie van de lokale besturen niet te

581

Zie bijvoorbeeld AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011. 582

Cf. supra, randnr. 10. 583

Handhavingsplan, 7.4.4 De relatie tussen de Hoge Raad en de lokale besturen, 47.

Page 87: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

81

doorkruisen584. In de praktijk is er volgens de meeste gemeenten weinig van die ondersteuning te

merken.

188. Slechts 25,66% van de respondenten585 geeft aan een positieve relatie te hebben met de Hoge

Raad voor het Handhavingsbeleid. Meerdere (vooral kleinere gemeenten) zeggen echter wel nog

geen of slechts zeer beperkte ervaring te hebben met de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, wat

blijkt uit het gevoelig lager aantal respondenten dat de betreffende vraag beantwoordde. De houding

tegenover de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid hangt dan ook af van de soms geringe

ervaringen bij ingediende dossiers. Toch merken we dat er enige frustratie ten opzichte van de Hoge

Raad voor het Handhavingsbeleid is. Sommige gemeenten vinden dat ze door de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid worden tegengewerkt in hun handhavingstaak.

Vaak uit men zijn ongenoegen over de houding van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid bij de

adviesaanvraag over een herstelvordering door de gemeente, over het feit dat zo vaak negatief

wordt geadviseerd of nog bijkomende motivatie wordt gevraagd. De Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid wordt als “hinderpaal” ervaren bij het opmaken van herstelvorderingen. Dit zou

de ambtenaren demotiveren om zelfs nog maar een proces-verbaal op te maken.

189. Ook op de hoorzitting van 5 mei 2010 in het Vlaams Parlement over het handhavingsbeleid

inzake ruimtelijke ordening586 kwam de mistevredenheid van de lokale besturen over de moeilijke

communicatie met de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de vereiste motivatie van de adviezen

en de gebrekkige ondersteuning, geboden door de Hoge Raad, reeds ter sprake. Ook de SARO had in

584

RAAD VOOR HET HANDHAVINGSBELEID, Advies inzake de adviesaanvraag van dhr. Philippe Muyters over het ontwerp van Handhavingsplan ruimtelijke ordening, 29 januari 2010, rolnr. 002989/A/000004, http://www.rwo.be/Portals/100/HRH/advies%20HR_3006.pdf, 17. 585

113 respondenten hebben deze vraag beantwoord. 586

Parl.St. Vl.Parl., 2009-2010, nr. 647/1, 7.

eerder positief 26%

eerder negatief

74%

Ervaring met Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

Page 88: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

82

haar advies over het Handhavingsplan587 een belangrijke bedenking: de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid is een adviesorgaan maar geen echte handhavingspartner!

4.2.3 Handhaving in het algemeen

a) Handhavingsbeleid en handhavingsplan

190. In de meeste gemeenten leeft bij de ambtenaren ruimtelijke ordening wel de overtuiging dat

handhaving een onafscheidelijk onderdeel is van de wetgeving en dus de nodige aandacht verdient.

Een gestructureerde visie over het lokaal handhavingsbeleid lijkt dan ook logisch. In de realiteit is dit

echter niet steeds even gemakkelijk.

Wanneer we bijvoorbeeld de gemeenten bekijken waarbij de enquête meerdere keren, en door

verschillende personen werd ingevuld, valt een belangrijk aspect onmiddellijk op. De verschillende

gemeentelijke diensten communiceren onvoldoende met elkaar. Zelfs de beleidsdoelen zijn niet

altijd door iedereen gekend. Waar de schepen van ruimtelijke ordening van een bepaalde gemeente

bijvoorbeeld de gemeentelijke rol in handhaving vooral als preventief beschouwt, laat de

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar van diezelfde gemeente deze vraag open, en schrijft

er als commentaar bij dat er in de betreffende gemeente “geen gestructureerde aanpak, noch

vastgelegde visie omtrent handhaving ruimtelijke ordening” bestaat.

Aangezien slechts enkele gemeenten de enquête meer dan één keer hebben ingevuld, kunnen we uit

deze discrepanties uiteraard geen algemene conclusies trekken. We moeten ons echter wel afvragen

of gemeenten waar de ambtenaren niet weten op welke manier het lokale ruimtelijk ordeningsbeleid

is uitgestippeld door het college van burgemeester en schepenen wel op een consequente en

effectieve manier aan handhaving kunnen doen.

191. Gebrek aan tijd en aan politieke wil wordt door meerdere ambtenaren uitdrukkelijk als reden

aangebracht voor het ontbreken van een lokaal handhavingsbeleid. Ambtenaren ruimtelijke ordening

krijgen meestal een takenpakket toebedeeld dat veel uitgebreider is dan enkel handhaving inzake

ruimtelijke ordening. Bovendien is het niet altijd gemakkelijk om volledig onafhankelijk te kunnen

werken. Voor de stedenbouwkundige ambtenaar, die enerzijds advies- en dienstverlenende taken

heeft is het niet evident om daarna als controleur en “bestraffer” op te treden. Beide taken zijn niet

altijd gemakkelijk met elkaar te verzoenen. Een gemeente geeft aan dat de burger zich vrij moet

voelen om eventuele overtredingen te bespreken met de gemeentelijke diensten zonder bang te

moeten zijn om daarna door diezelfde diensten geverbaliseerd te worden.

Enkele gemeenten zijn dan ook van mening dat betreffende de handhaving inzake ruimtelijke

ordening te veel verantwoordelijkheden worden doorgeschoven naar de lokale overheid en dat ze

liever zouden zien dat handhavingstaken vooral op provinciaal of gewestelijk niveau worden

uitgevoerd, of dat een onafhankelijke intergemeentelijke dienst (intercommunale, lokale politie,…)

de handhaving inzake ruimtelijke ordening zou op zich nemen. Voorwaarde is wel dat hiervoor

genoeg middelen en personeel wordt uitgetrokken.

Reden voor een gebrekkig lokaal handhavingsbeleid is ook dat de lokale beleidsvoerders niet altijd

mee willen gaan in het verhaal. De politici, die de beslissingen nemen, staan te dicht bij de burgers.

Het gebeurt dat ze worden benaderd en/of beïnvloed door de overtreders. Bovendien zijn er zelden

met zware handhavingsdossiers veel stemmen te verdienen. Handhaving is dus politiek gezien een

moeilijk onderwerp. Een stedenbouwkundig ambtenaar geeft aan dat enkel als het niet anders kan,

587

SARO, Advies over het handhavingsplan ruimtelijke ordening, 27 januari 2010, 6.

Page 89: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

83

er door het college van burgemeester en schepenen maatregelen zullen worden opgelegd. Het is

daarom niet altijd even gemakkelijk om een echt handhavingsbeleid uit te stippelen.

192. Meerdere gemeenten bekennen dat er zelfs nog geen stappen gezet zijn in de richting van het

opstellen van een lokaal handhavingsplan. Er ontbreekt vaak een goede inventaris van de stand van

zaken. Gegevens over herstelmaatregelen of herstelvorderingen zijn niet of moeilijk beschikbaar.

Men is vaak ook niet op de hoogte hoeveel en welke processen-verbaal werden opgesteld door de

politie binnen het grondgebied van de gemeente. Een goede monitoring waarbij gegevens over de

opsporingen, de vaststelling en de opvolging van misdrijven in kaart gebracht worden, en een

grondige analyse van de huidige handhaving zijn dus essentieel voor een goed handhavingsbeleid.

Ook een personeelstekort en een gebrekkige kennis en ervaring zijn voor de lokale overheid

argumenten om van het handhavingsbeleid geen prioriteit te maken. Verschillende gemeenten

klagen over de toenemende juridisering. Handhaving is een specialisatie op zich. De bedenkingen dat

voor iedere gemeente minstens één handhavingsambtenaar zou moeten beschikbaar zijn en dat

meer degelijke opleidingen omtrent handhaving, het opstellen van processen-verbaal en het omgaan

met agressieve mensen noodzakelijk zijn, kunnen we volkomen onderschrijven. De praktijk is echter

vaak anders. Een kleinere gemeente geeft aan dat het toch ook niet de bedoeling kan zijn dat

gemeenten een gespecialiseerde jurist in dienst moeten nemen om een handhavingsbeleid te

kunnen voeren.

Op de vraag of er in de gemeente een lokaal handhavingsplan is, al dan niet in samenwerking met

een naburige gemeente, antwoordt slechts 2,27% van de bevraagde gemeenten588 positief en 6,25%

antwoordt dat een lokaal handhavingsplan in de maak is.

193. Een gemeente noemt het lokaal handhavingsplan zelfs een “doodgeboren kind”, zeker in een

kleine landelijke gemeente. Maar we lezen ook andere meningen. Een respondent formuleert de

bedenking dat een gemeentelijk handhavingsplan, waarin de visie en de prioriteiten op lokaal niveau

588

176 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

2%

92%

6%

Een lokaal handhavingsplan

bestaat reeds bestaat nog niet is in de maak

Page 90: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

84

worden vastgelegd, zich toch opdringt. Hij geeft hierbij als argumentatie dat zo’n handhavingsplan de

parketten in de mogelijkheid zou stellen te vervolgen op basis van de gemeentelijke doelstellingen.

Het gemeentelijk handhavingsplan zou ook kunnen dienen als basis voor de lokale politie of de

gemeentelijke of gewestelijke ambtenaar bij het vaststellen van een bouwovertreding. Hiermee zou

men ook voorkomen dat handhaving wordt toegepast op banale bouwovertredingen die dikwijls aan

het licht komen ingevolge een burenruzie die haar oorzaak vindt op een ander domein dan deze van

de ruimtelijke ordening.

Een andere gemeente maakt de bedenking dat momenteel het handhavend optreden op lokaal

niveau te vrijblijvend is. Een duidelijker gemeentelijk handhavingsbeleid, eventueel gestuurd door

het Vlaamse Gewest, zou dan ook positief zijn.

194. Bovendien is er voor het opstellen van een handhavingsplan de mogelijkheid om beroep te doen

op een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Intergemeentelijke samenwerking, eventueel per

politiezone, kan een oplossing zijn voor de financiële lasten van een goed handhavingsbeleid. Zo is

het ook mogelijk een intergemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar aan te stellen589, die de

kans krijgt volledig onafhankelijk op te treden, los van de politiek. Dat de tijd hier echter nog niet rijp

voor is, blijkt uit de resultaten van de enquête. Slechts 6.25% van de bevraagde gemeenten590

spreekt over enige vorm van samenwerking met andere naburige gemeenten op het vlak van

handhaving ruimtelijke ordening.

195. Ook in Nederland is de ervaring met de handhaving van het ruimtelijk ordeningsrecht, waarbij

de lokale overheid een belangrijke bevoegdheid heeft, nog eerder beperkt591. Toch vinden we er

inspiratie voor het opstellen van een lokaal handhavingsplan, gesteund op verantwoorde

beleidskeuzes. We moeten wel opmerken dat de verder voorgestelde methode en vooral de

589

Art. 1.4.6, §2 VCRO. 590

176 respondenten hebben deze vraag beantwoord. 591

(Nederlandse) Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet, http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181/ geldigheidsdatum_27-04-2012, nogmaals gewijzigd in 2007.

er is enige samenwerking;

6,25%

er is geen enkele

samenwerking; 93,75%

Intergemeentelijke samenwerking

Page 91: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

85

bijhorende gids niet gewoon over te nemen is maar zou moeten aangepast worden aan onze

specifieke doelstelling betreffende handhaving ruimtelijke ordening.

De methodiek van het “programmatisch handhaven” is een structurele en integrale aanpak die

handhaven efficiënter probeert te maken en waarbij meer aandacht uitgaat naar een actieve

handhavingsrol van de gemeente. De handhaving is gebaseerd op een handhavingsprogramma

waarin prioriteiten gesteld worden en een daarop afgestemd actieplan. Het positief of negatief

gedrag van de mens vormt het uitgangspunt. Dat gedrag is immers bepalend voor de te bereiken

beleidsdoelen. Programmatisch handhaven ziet beleid, uitvoering en handhaving als onafscheidelijk.

Het is de bedoeling dat hierdoor de regelgeving en het beleid uiteindelijk meer effect hebben592.

196. Om overheden te steunen bij het opstellen van een handhavingsprogramma werd in opdracht

van het Nederlandse ministerie van Justitie een “Gids Programmatisch Handhaven”593 ontwikkeld

met een stappenplan, een inventarisatiemodel handhavingstaken, een risicoanalysemodel en een

aantal methoden van aanpak. Daarnaast is er voor gemeenten ondersteuning voorzien door de

afdeling Nalevingsexpertise van het Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid.

In een eerste fase van het proces gaat men de risico’s inschatten van niet-naleving van de wettelijke

reglementering en op basis daarvan de prioriteiten vaststellen. Vervolgens kiest men aan de hand

van de resultaten van een doelgroepenanalyse de meest geschikte interventiestrategie. In een

volgende fase worden acties gepland en uitgevoerd. De effecten ervan worden gemeten en tenslotte

geëvalueerd. Indien nodig worden de interventies nog bijgestuurd.

Kenmerkend is dat handhaving in het hele verhaal gezien wordt als een middel om de naleving van

regels te stimuleren. Het komt er dus als lokale overheid vooral op aan die interventie te kiezen die

het meeste resultaat heeft en die het best blijkt in te werken bij de burger op het zich eigen maken

van normbesef. Pas later komt het handhaven in de vorm van controles, met de mogelijkheid om te

sanctioneren als stok achter de deur.

592

Zie ook L. MICHIELS en E. MULLER (ed.), Handhaving. Bestuurlijk handhaven in Nederland, Deventer, Kluwer, 2006, 207-218. 593

http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/Nalevingsexpertise/Programmatisch+handhaven/Gids_programmatisch_handhaven_rijk.pdf.

Page 92: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

86

Figuur: Handhavingspiramide, gebruikt door het programma Nalevingsexpertise van het Centrum

Criminaliteitspreventie Veiligheid dat in Nederland gemeenten ondersteunt bij het opstellen van een lokaal

handhavingsplan.

b) De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar

197. Zoals we reeds eerder aanhaalden, is iedere gemeente verplicht ten minste één gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar in dienst te hebben594. Twee of meer gemeenten kunnen ook een

intergemeentelijk samenwerkingsverband595 belasten met de aanstelling van één of meer

gezamenlijke stedenbouwkundige ambtenaren. Het is de opdracht van de gemeenteraad om de

stedenbouwkundig ambtenaar aan te stellen. Enkel statutair personeel kan aangewezen worden als

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar596.

198. Uit officiële cijfers van de Vlaamse overheid blijkt dat 270 van de 308 Vlaamse gemeenten

intussen een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar hebben597. Dit komt ook naar voor in de

enquête, waar bijna alle deelnemende gemeenten598 hebben aangegeven ten minste één

stedenbouwkundig ambtenaar in dienst te hebben599, conform de opgelegde voorwaarden uit artikel

1.4.6 VCRO. Enkele gemeenten geven aan dat de vacature nog lopende is. Sommige gemeenten

wijzen er nog uitdrukkelijk op dat naast de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar ander

594

Art. 1.4.6, §2 VCRO. 595

Voor de statistieken in verband met intergemeentelijke samenwerking, cf. supra, randnr. 194. 596

Art. 1.4.6, §1 VCRO. 597

http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/vergunningen/vijfvoorwaarden/voorwaarden_overzicht_1.html, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012. 598

175 respondenten hebben deze vraag beantwoord. 599

Het gemiddelde is 1,29 gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar per gemeente.

Page 93: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

87

personeel, soms niet-statutair, bijspringt. 19 gemeenten op 175 geven aan sinds de invoering van de

VCRO in 2009 extra ambtenaren te hebben aangeworven.

199. De hoge werkdruk en het gebrek aan professionaliteit wordt door meerdere gemeenten uit de

enquête aangegeven als pijnpunten binnen het lokaal handhavingsbeleid. Het duurt vaak lang

vooraleer de vacature van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar ingevuld raakt. Één

bepaalde gemeente geeft zelfs een situatie aan waar de gemeenteraad de vacature vier keer heeft

moeten uitschrijven vooraleer er nog maar een kandidaat zich kwam aanmelden. Enkele maanden

nadat deze persoon was aangeworven, werd deze echter weggeplukt door de provinciale

administratie. Deze gemeente zit op dit ogenblik nog steeds zonder gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar.

Uit eerder praktijkonderzoek van andere auteurs kunnen we gelijkaardige conclusies trekken600.

600

Zie bijvoorbeeld M. BAUWENS, “Functie, profiel en aanstelling van de gemeentelijk stedenbouwkundige ambtenaren”, http://www.vvsg.be/Omgeving/ruimtelijke_ordening/Documents/XB%20d826%20gemeentelijk%20stedenbouwkundig%20ambtenaar.doc, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012, 11-12; Dit artikel is een geactualiseerde versie

8

1

133

25

4 1 1 1 1

0

20

40

60

80

100

120

140

0 0,5 1 2 3 4 6 10 11

aantal gemeenten

aantal gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaren

Aantal gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren

Page 94: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

88

200. Bovendien blijkt uit de bevraging dat de ambtenaren vaak een probleem hebben met het

juridische jargon. Commentaren als “te omslachtige procedures”, “te juridische ingesteldheid”,

“onbegrijpelijke beslissingen”, … over onder andere de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid zijn

meer regel dan uitzondering. Het vermoeden dringt zich op dat het hier gaat om een echt structureel

probleem, en niet louter om enkele gefrustreerde ambtenaren.

Mijns inziens zijn voor dit probleem twee mogelijke oplossingen. Een eerste mogelijkheid bestaat

erin de juridische organen en procedures te veralgemenen. Waar bijvoorbeeld de Hoge Raad voor

het Handhavingsbeleid en andere juridische organen momenteel nog op elk ogenblik van de

procedure echt juridische taal eisen en gebruiken601, zou men afspraken kunnen maken waarbij deze

organen zich ertoe verbinden ook verzoeken opgesteld in “gewone taal” te behandelen, of waarbij zij

garanderen om een voor niet-juristen meer begrijpelijke “vertaling” of parafrasering van hun

beslissingen ter beschikking te stellen. Deze mogelijkheid is reeds ten dele benut in het

procedurereglement van de Hoge Raad602 met bijbehorend verslag aan de Vlaamse Regering603,

waarin men onder andere stelt dat op de website van de Hoge Raad aanstiplijsten, fiches, en

dergelijke meer ter beschikking zullen gesteld worden om te toegankelijkheid te verbeteren. Het feit

dat het merendeel van de Vlaamse gemeentelijke ambtenaren de Hoge Raad nog steeds

onbegrijpelijk en ontoegankelijk vindt, bewijst dat dergelijke maatregelen onvoldoende zijn. Intussen

heeft de Hoge Raad wel reeds enkele concrete maatregelen genomen om haar beslissingen meer

leesbaar te maken604.

Als tweede mogelijkheid zou men de opleiding voor gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar,

kunnen herbekijken. Op dit ogenblik vereist de Vlaamse Regering dat, om in aanmerking te komen

voor de positie van gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, de persoon beschikt over een

licentiaats- of masterdiploma “Stedenbouw en ruimtelijke ordening/planning”605. Wanneer we deze

opleidingen nader bestuderen, komen we tot de vaststelling dat de vakken in deze opleidingen

vooral gericht zijn op het tekenen en begrijpen van ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen. Wat

de juridische inslag betreft komen de studenten ervan af met enkele basisvakken. Het is dan ook niet

verwonderlijk dat afgestudeerden uit deze richting niet over voldoende juridische kennis of inzicht

beschikken om het jargon te begrijpen, dat door juridische instellingen wordt gevraagd bij de

formulering van herstelvorderingen.

We kunnen ons dan ook de vraag stellen of de opleiding die nodig is voor de functie van

stedenbouwkundige ambtenaar, niet moet worden herdacht. Dienaangaande bestaan twee opties.

Ten eerste zou de Vlaamse Regering bijvoorbeeld ook afgestudeerden Master in de Rechten kunnen

toelaten tot de vacatures van gemeentelijk stedenbouwkundige ambtenaar. Dit zou echter op

termijn gelijkaardige problemen kunnen opleveren, aangezien rechtenstudenten dan weer

onvoldoende kennis hebben van ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen. Om deze reden is de

van M. BAUWENS, “De gemeente in het nieuwe decreet ruimtelijke ordening (2): het personeel. De stedenbouwkundig ambtenaar wordt spilfiguur”, De Gem. 1999, nr. 10, 18-24. 601

Cf. infra, randnr. 216. 602

Besl.Vl.Reg. van 1 oktober 2010 houdende de vaststelling van het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, BS 31 december 2010. 603

http://www.rwo.be/Portals/100/HRH/VERSLAG%20VR.pdf. 604

Cf. infra, randnr. 235. 605

Art. 1 iuncto art. 3 MB van 4 juli 2009 tot bepaling van de diplomavoorwaarden voor de functies van gedelegeerd planologisch ambtenaar, gedelegeerd stedenbouwkundig ambtenaar en gewestelijk, provinciaal en gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en tot aanwijzing van diploma’s die voldoen om te kunnen worden geregistreerd als ruimtelijke planner, BS 13 juli 2009.

Page 95: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

89

tweede optie structureel beter. De hoofden van de betreffende opleidingen zouden best regelmatig

overleg plegen met vertegenwoordigers van de lokale overheden en andere organen waar de

afgestudeerde ruimtelijke planners terecht komen. Op die manier kunnen de problemen besproken

worden die men in de praktijk heeft ondervonden met de kennis uit de opleiding, waarna de

verantwoordelijken eventueel de structuur van de opleiding kunnen herbekijken. Een louter

herschikken of toevoegen van bepaalde vakken zou op die manier het probleem van te weinig

juridische kennis of inzicht bij gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren op termijn moeten

kunnen oplossen.

201. Een andere oplossing om de hoge werkdruk op de gemeentelijk stedenbouwkundige

ambtenaren te verminderen, is het aanstellen van extra handhavingsambtenaren. Het

Handhavingsplan geeft dienaangaande reeds als aanbeveling een specifieke handhavingsambtenaar

aan te stellen, die enerzijds een ombudsfunctie heeft en daardoor toegankelijk is voor de burger, en

anderzijds in samenwerking met de politie de lokale beleidslijnen inzake handhaving probeert uit te

zetten606. Op curatief vlak moeten herstelvorderingen worden voorbereid voor ze door het college

van burgemeester en schepenen worden gevorderd bij de rechtbank.

Enkele gemeenten geven in de enquête te kennen dat zij wel degelijk het nut inzien van bijkomende

specifieke handhavingsambtenaren. Één gemeente vindt dit zelfs vrij noodzakelijk, aangezien in de

huidige regelgeving de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar zowel advies- en

dienstverlener als controleur en bestraffer is. Burgers zouden zich niet echt vrij voelen om met de

dienstverlenende ambtenaren eventuele overtredingen te kunnen bespreken, aangezien ze soms

door diezelfde ambtenaren kunnen geverbaliseerd worden.

De gemeenten vragen voor deze specifieke handhavingsambtenaren wel bijkomende steun van de

Vlaamse overheid, vooral op financieel vlak. Daarnaast wordt ook hulp gevraagd bij het vaststellen

van de administratieve rechtspositieregeling van de handhavingsambtenaren, aangezien de

decreetgever nergens deze ambtenaren vermeldt, en er dus ook geen leidraad is.

c) Preventieve of curatieve handhaving?

202. Op de vraag of gemeenten hun handhavingstaak vooral preventief of curatief zien, antwoordt

42,69% van de bevraagde gemeenten607 dat ze hoofdzakelijk preventief proberen te handhaven en

36,84% van de gemeenten meent zowel preventief als curatief te moeten optreden. Slechts 20,47%

van de respondenten ziet haar taak als hoofdzakelijk curatief. Het Handhavingsplan ziet de

handhavingstaak voor de lokale overheid ook als een combinatie van preventieve en curatieve

elementen608.

606

Handhavingsplan, 7.4.1 Sterke lokale besturen, 45. 607

171 gemeenten hebben deze vraag beantwoord. 608

Handhavingsplan, 4.2 De lokale besturen, 15.

Page 96: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

90

Een vlotte dienstverlening en een uitgebreide informatieverlening worden aangegeven als

voornaamste preventieve initiatieven. Dat moet de burger ervan overtuigen de wettelijke regels

correct na te leven.

203. Een bepaalde gemeente geeft aan dat ze vooral preventief werkt door geen nieuwe

vergunningen af te leveren indien de bestaande toestand op het perceel niet volledig vergund is.

Bijkomend overweegt die gemeente zelfs om de aanvrager een borgsom te doen betalen door in

verband met het uitvoeren van de voorwaarden die opgelegd worden in de vergunning.

Andere gemeenten geven aan dat ze door het volgen van een traject (brief, gesprek met overtreder)

gerechtelijke vervolging probeert te vermijden en een oplossing probeert te bekomen in de vorm van

een regularisatie of herstel in de oorspronkelijke staat vooraleer de gerechtelijke procedure op te

starten. Dat sommige regio’s in de stad met minder passage wel eens door de mazen van het net

kunnen glippen, wordt als probleem erkend.

204. Daarnaast geeft ook 89,02% van de ondervraagde gemeenten609 aan dat, indien een inbreuk op

de ruimtelijk ordeningswet wordt vastgesteld, de overtreder nog een aanmaning krijgt met de vraag

zich alsnog in overeenstemming te stellen met de wet.

205. Dat veel gemeenten in de praktijk er ook niet toe komen curatief te handhaven, blijkt duidelijk

wanneer we een studie maken van het aantal door de colleges van burgemeester en schepenen

ingediende herstelvorderingen. Het instrument van de herstelvordering wordt door veel gemeenten

slechts gezien als het ultieme middel voor handhaving610.

4.2.4 Preventieve handhaving

206. Gemeenten staan dicht bij de burgers en bij de plaatsen waar de bouwovertredingen zich

situeren. Zij lijken het meest aangewezen voor een doeltreffend handhavingsbeleid. Toch blijkt dat

de korte afstand tussen de burger en de lokale politiek vaak een belemmering is om handhavend op

609

164 respondenten hebben de vraag beantwoord. 610

Zie ook onderdeel “4.2.5 a) Herstelvorderingen” van deze masterproef.

42,69%

36,84%

20,47%

Preventieve of curatieve handhaving?

Hoofdzakelijk preventief

Ongeveer even veel preventief als curatief

Hoofdzakelijk curatief

Page 97: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

91

te treden. De gemeenten zelf benadrukken de preventieve, positieve rol van de gemeenten inzake

handhaving611. Ze zien preventie ook best te verenigen met het principe van het lokaal bestuur als

meest burgernabije bestuur. Ook volgens het Handhavingsplan zijn de gemeenten in partnerschap

“de eerstelijnsverantwoordelijken op het vlak van preventie door sensibilisering en communicatie”612

alsook voor klachten van bezorgde burgers over eventuele inbreuken613.

Het is ook wenselijk dat gemeenten, in samenspraak met politie, werk maken van een lokaal

handhavingsbeleid, dat afgestemd is op de beleidslijnen van het Handhavingsplan Ruimtelijke

Ordening.

a) Informatieverstrekking

207. Om bij de burger een draagvlak voor het naleven van de regels betreffende de ruimtelijke

ordening te creëren is vooral een goede en open communicatie met die burger nodig, onder andere

ook over het lokaal handhavingsbeleid en de gestelde prioriteiten, en moet men overbodige

formaliteiten vermijden. Op het vlak van stedenbouwkundige inlichtingen en informatie heeft de

gemeentelijke administratie een doorslaggevende rol. Zowel kandidaat-kopers, als kandidaat-

verkopers, als kandidaat-bouwers richten zich tot de lokale overheid. De burger heeft recht op

informatie over de gevolgen van een bouwovertreding, maar ook over de mogelijkheden om

bouwovertredingen te vermijden of te remediëren. Ook elders lezen we dat het informatiebeleid

voldoende aandacht moet hebben voor het sensibiliseren van burgers over de gevolgen van het

overtreden van de wettelijke regels. Men kan waarschuwen en eventueel aanmanen om vrijwillig

herstel te realiseren614.

208. In de gemeentelijke bevraging zegt dan ook 88,46% van de respondenten615 dat de loketfunctie

een essentiële rol speelt in de preventieve handhavingstaak, 42,95% van de gemeenten biedt

informatie via de website van de gemeente en 41,03% geeft aan ook via het plaatselijke infoblad

haar burgers over de regelgeving betreffende de handhaving van de ruimtelijke ordening te

informeren. Enkele gemeenten organiseren een informatievergadering of nemen persoonlijk contact

op met betrokkenen.

611

Parl.St. Vl.Parl., 2009-2010, nr. 647/1, 10; VVSG, Het Vlaams handhavingsplan ruimtelijke ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten, 25 januari 2010, 2. 612

Handhavingsplan, 7.8.1 De lokale besturen: eerstelijns loket functie, 56. 613

Handhavingsplan, 7.4.1 Sterke lokale besturen, 45. 614

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 3. 615

156 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

Page 98: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

92

209. Een belangrijke informatiebron is het vergunningenregister. Tegen vergoeding kan elke burger

een stedenbouwkundig uitreksel opvragen uit het register. Men kan zo voor elk kadastraal perceel te

weten komen welke stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen er werden afgeleverd, welke

vergunningen er geschorst zijn, of er bouwovertredingen werden vastgesteld, of er as-builtattesten

werden afgeleverd,… In gemeenten met een conform verklaard plannen- en vergunningenregister

moet de koper zo’n stedenbouwkundig uittreksel krijgen bij de aankoop van een onroerend goed.

Voor de gemeente zelf is het hebben van een vergunningenregister ook een van de voorwaarden om

zelfstandig vergunningen te mogen afleveren, zonder de tussenkomst van de gewestelijke

stedenbouwkundige ambtenaar. De gemeente moet voor 15 januari en 15 juli van elk jaar de

wijzigingen die gedurende de voorbije zes maanden in het vergunningenregister aangebracht zijn,

met een aangetekend schrijven of digitaal tegen ontvangstbewijs overmaken aan de gewestelijke

stedenbouwkundige ambtenaar616.

Heel wat gemeenten deden de laatste jaren inspanningen om een goedgekeurd

vergunningenregister op te bouwen. Het totaal aantal Vlaamse gemeenten met een goedgekeurd

vergunningenregister op 1 januari 2012 is 185, dat is 60% van alle gemeenten617.

616

Art. 3 B.Vl.Reg. van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het vergunningenregister, BS 20 mei 2000. 617

Driemaandelijkse bekendmaking in toepassing van artikel 7.6.4 van de VCRO, BS 25 januari 2012.

41,03% 42,95%

6,41%

88,46%

7,05%

0,00%

10,00%

20,00%

30,00%

40,00%

50,00%

60,00%

70,00%

80,00%

90,00%

100,00%

De gemeente informeert de burger

Page 99: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

93

b) Toezicht en controle

210. De basis van een goed handhavingsbeleid is het streven naar een goede ruimtelijke kwaliteit618.

Dit houdt in dat elke mogelijke inbreuk op de goede ruimtelijke ordening moet worden onderzocht.

Toezicht is het toezien of de regelgeving wordt nageleefd. Gemeenten rekenen vaak op de burgerzin

van hun inwoners om bouwovertredingen te melden. De burgers van hun kant verwachten echter

ook van de lokale overheid een gepaste reactie op gemelde problemen.

211. Bij de bevraagde gemeenten619 blijkt inderdaad dat na klacht van een burger wordt opgetreden

hetzij door de gemeentelijke stedenbouwkundige verbalisant (bij 67,26% van de gemeenten), hetzij

door de lokale politie (bij 77,38% van de gemeenten) en dat indien nodig een proces-verbaal wordt

opgesteld. Na vaststelling van een bouwovertreding bij een routinecontrole door een ambtenaar van

de gemeente wordt bij 29,17% van de bevraagde gemeenten tussengekomen, bij een

routinecontrole van de lokale politie is dat 12,50%.

Hieruit blijkt dat in vele gemeenten routinecontroles slechts zelden worden uitgevoerd, noch door

gemeentelijke diensten, noch door lokale politiediensten.

618

Art. 1.1.4 in fine VCRO. 619

168 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

Page 100: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

94

212. Logischerwijze zou men er kunnen van uitgaan dat na het vaststellen van een bouwmisdrijf ook

verdere stappen van handhaving volgen. Het Agentschap Inspectie RWO heeft de te volgen

procedure bij het vaststellen van een bouwmisdrijf omschreven, hetzij na een klacht, hetzij na een

routinecontrole620.

620

AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei 2011, 7-8.

67,26%

29,17%

6,55%

77,38%

12,50%

4,17%

0,00%

10,00%

20,00%

30,00%

40,00%

50,00%

60,00%

70,00%

80,00%

90,00%

Toezicht en controle

Page 101: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

95

In het Handhavingsplan wil men sterke lokale besturen, die een duidelijk, krachtig en zichtbaar

handhavingsbeleid voeren en die op een efficiënte manier en binnen en korte termijn optreden

tegen bouwovertredingen621. Een zorgzame uitoefening van de handhavingstaak creëert vertrouwen

ten aanzien van de gemeente en de overheid in het algemeen.

Uit het jaarverslag 2010 van de Vlaamse Ombudsdienst blijkt echter dat klachten in verband met

handhaving ruimtelijke ordening, geuit bij de Vlaamse Ombudsdienst, vooral betrekking hebben op

het onvoldoende optreden van gemeenten tegen kleinere bouwovertredingen622. De Vlaamse

Ombudsdienst vraagt gemeenten, als eerste aanspreekpunt voor de burger, klachten au serieux te

nemen, ze niet als burenruzies af te doen en indien ze gegrond zijn ook kordaat op te treden. Een

zorgzaam efficiënt623 handhavingsbeleid is volgens de Vlaamse Ombudsdienst enkel mogelijk als men

ter plaatse de toestand gaat bekijken en minstens een proces-verbaal opstelt van de

bouwovertredingen. Ook in het Handhavingsplan lezen we: “Het is de opdracht van elke verbalisant,

ongeacht of het een ambtenaar of een politieagent betreft, om een proces-verbaal op te stellen

wanneer een inbreuk op de regelgeving wordt vastgesteld.”624

213. Zoals reeds eerder vermeld mag het nut van een proces-verbaal niet onderschat worden. Het

kan de overtreder ertoe aanzetten de bouwovertreding te stoppen. Het kan ook belanghebbenden

die juridische stappen willen zette, sterken in hun argumentaties. De opgestelde processen-verbaal

worden ook opgenomen in het vergunningenregister. Latere kandidaat-kopers kunnen dan correcte

informatie krijgen over de stedenbouwkundige toestand van het onroerend goed.

Wanneer we de gegevens uit de enquête in verband met het aantal opgestelde processen-verbaal

door een gemeentelijke verbalisant bestuderen, stellen we een stijgende trend vast in vergelijking

met vroegere jaren, terwijl het aantal opgestelde processen-verbaal door de lokale politie licht

dalend is. Bij meer dan de helft van de gemeenten (112 op 150 gemeenten in 2009, 111 op 150

gemeenten in 2010 en 109 op 151 gemeenten in 2011) wordt echter nooit een proces-verbaal

opgesteld door een gemeentelijke verbalisant. Dat is niet onlogisch gezien uit de enquête ook blijkt

dat slechts 76 op 183 deelnemende gemeenten (41,53%) over een stedenbouwkundige ambtenaar

met verbaliserende bevoegdheid beschikt. Verder blijkt nog uit de individuele cijfergegevens dat het

aantal opgestelde processen-verbaal sterk stijgt als het aantal gemeentelijke verbalisanten

toeneemt. In 2009 was het aantal gemeenten waar door de politiediensten geen enkel proces-

verbaal werd opgemaakt 39 op 133 gemeenten, in 2010 was dit 34 op 132 gemeenten en in 2011

was dit 33 op 135 gemeenten.

We moeten echter wel nog opmerken dat niet bij alle deelnemende gemeenten de gegevens

beschikbaar waren. Vooral de gegevens van het aantal opgestelde processen-verbaal door de lokale

politie op het grondgebied van de gemeente waren onvolledig bij de antwoorden van de enquête.

Bovendien zijn voor het jaar 2011 de meeste gegevens maar verwerkt tot november 2011.

We vatten de gegevens samen in onderstaande tabellen.

621

Handhavingsplan, 7.2.2 Modeltraject voor curatieve aanpak, 38. 622

VLAAMSE OMBUDSDIENST, Jaarverslag 2010, stuk 41/1, 29 juni 2011, http://www.vlaamseombudsdienst.be/ ombs/nl/documentatie/pdf/jaarverslag2010stuk411.pdf, 16-17. 623

Volgens het Handhavingsplan betekent een efficiënte handhaving dat de handhavingsniveaus voldoende hoog liggen zodat de overtreder niet wordt beloond en de burger die de regelgeving volgt, niet wordt ontmoedigd; Handhavingsplan, 6.2 Een effectieve, efficiënte en doelmatige handhaving, 31. 624

Handhavingsplan, 5.4 Processen-verbaal, 22.

Page 102: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

96

Tabel 5. Aantal processen-verbaal opgesteld door de gemeentelijke verbalisant

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 750 op 150

gemeenten

5 0 0 0 1 177 18,67

2010

883 op 150

gemeenten

5,89 0 0 0 1 215 24,32

2011

1227 op

151

gemeenten

8,13 0 0 0 1 525 48,49

Tabel 6. Aantal processen-verbaal opgesteld door de lokale politie

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 745 op 133

gemeenten

5,60 0 0 3 7 65 8,50

2010

727 op 132

gemeenten

5,51 0 0 3 7 95 9,92

2011

653 op 135

gemeenten

4,84 0 1 2 6 66 7,56

In totaal werden er door de gemeenten en lokale politie voor heel Vlaanderen 2.153 processen-

verbaal opgesteld in 2009, 2.014 in 2010 en 2.144 in 2011625.

Dat het aantal processen-verbaal na een routineonderzoek door een verbaliserend ambtenaar of de

lokale politie beperkt is, hoeft niet noodzakelijk negatief te zijn. Immers, een handhavingsbeleid dat

streeft naar een goede ruimtelijke ordening, moet niet in de eerste plaats gericht zijn op bestraffing.

De gemeentelijke overheid kan zelf haar handhavingsbeleid uitstippelen. Het geven van een

waarschuwing werkt vaak ontradend en aanmaningen zijn belangrijke instrumenten binnen het

preventief handhavingsbeleid die rechtsherstellend kunnen werken. Wel mag men hierbij de

verjaringstermijn voor het vorderen van herstel niet uit het oog verliezen.

625

Statistische gegevens overgenomen van H. Bloemen, “Handhaving in theorie en praktijk” uit het symposium “50 jaar Wet op de Stedenbouw” van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning, Brussel, 22 maart 2012, http://www.vrp.be/gallery/documents/presentaties-50jw/50jW_15S_BloemenHubert2.pdf, 12.

Page 103: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

97

214. Om de toekomstige goede ruimtelijke ordening te vrijwaren, wordt ook steeds vaker

overgegaan tot het stilleggen van illegale werken. Het stakingsbevel is hiervoor het aangewezen

instrument. We peilden in het onderzoek ook naar het aantal uitgevaardigde stakingsbevelen. We

kunnen duidelijk een stijgende trend waarnemen. We berekenden ook de verhouding tussen het

aantal toegekende stakingsbevelen en het aantal opgestelde processen-verbaal. We moeten wel

opmerken dat bij drie kwart van de ondervraagde gemeenten de voorbije drie jaren geen

stakingsbevelen werden uitgevaardigd door de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar.

We geven de gegevens weer in onderstaande tabellen.

Tabel 7. Aantal stakingsbevelen opgelegd door de stedenbouwkundige ambtenaar van de

gemeente

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 177 op 139

gemeenten

1,27

0 0 0 0 47 4,93

2010

252 op 140

gemeenten

1,80 0 0 0 0 85 8,21

2011

305 op 141

gemeenten

2,16 0 0 0 0 140 12,37

Tabel 8. Aantal stakingsbevelen opgelegd door de lokale politie

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 190 op 119

gemeenten

1,60 0 0 0 2 16 2,91

2010

166 op 120

gemeenten

1,38 0 0 0 2 14 2,30

2011

159 op 123

gemeenten

1,29 0 0 1 2 8 1,83

Page 104: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

98

Tabel 9. Gemiddeld aantal stakingsbevelen in verhouding tot het gemiddeld aantal processen-

verbaal

Door gemeentelijke ambtenaar

Door lokale politie

2009 1,27/5,00 of 25.40 %

1,60/5,60 of 28,57 %

2010 1,80/5,89 of 30.56 %

1,38/5,51 of 25,05 %

2011 2,16/8,13 of 26.57 %

1,29/4,84 of 26,65 %

We kunnen vaststellen dat bij iets meer dan één op vier opgestelde processen-verbaal op lokaal

niveau ook een stakingsbevel wordt bevolen.

In totaal werden er door de gemeenten en lokale politie voor heel Vlaanderen 1.001 stakingsbevelen

opgesteld in 2009, 922 in 2010 en 953 in 2011626, wat in verhouding tot het aantal opgestelde

processen-verbaal respectievelijk 46,49%, 45,78% en 44,44% is. Deze resultaten liggen nog

opmerkelijk hoger dan de resultaten van de respondenten van de enquête.

4.2.5 Curatieve handhaving

a) Herstelvorderingen

215. Het valt op dat niet veel gemeenten geloven in het nut van herstelvorderingen. Bemerkingen als

“tijdrovend”, “ niet efficiënt”, “stroeve manier van werken” komen meerdere keren als bemerkingen

in de enquête naar voor.

Slechts 19,49% van de bevraagde gemeenten627 staat positief ten opzichte van de huidige procedure.

626

Statistische gegevens overgenomen van H. Bloemen, “Handhaving in theorie en praktijk” uit het symposium “50 jaar Wet op de Stedenbouw” van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning, Brussel, 22 maart 2012, http://www.vrp.be/gallery/documents/presentaties-50jw/50jW_15S_BloemenHubert2.pdf, 12. 627

118 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

Page 105: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

99

216. De administratieve last, de duur van de procedure en de toenemende juridisering zijn

aangebrachte grieven. Elke herstelmaatregel moet ingegeven zijn door een goede ruimtelijke

ordening628. Het college van burgemeester en schepenen dient de herstelmaatregel in die zin te

motiveren. Een herstelvordering waarbij louter de vaststelling van de bouwovertreding omschreven

wordt en waarbij de argumentatie ontbreekt voor het voordeel van een herstel voor de goede

ruimtelijke ordening, moet als onwettig worden geweerd629.

217. De eerder negatieve houding ten opzichte van de procedure om een herstelvordering in te

leiden en de gespannen relatie tussen de lokale besturen en de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid630 liggen waarschijnlijk ook grotendeels aan de basis van het feit dat door de

colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten een zeer beperkt aantal

herstelvorderingen gevorderd worden. Gemeenten zetten alles in het werk om het niet tot een

procedure te moeten laten komen. Een bevraagde gemeente is vooral opgelucht dat niet zelden de

procedure voor het indienen van een herstelvordering op een bepaald moment kan stopgezet

worden omdat de overtreder bijvoorbeeld een regularisatievergunning heeft verkregen.

Het beperkt curatief optreden van gemeentelijke overheden is een zeer complex probleem. De

meeste gemeenten willen wel een snel en grondig handhavingsbeleid voeren, maar moeten hiervoor

langs de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid passeren. De Hoge Raad vraagt een uitgebreide

motivering van de ingediende herstelvorderingen, iets waar de gemeentelijke administraties niet de

juridische kennis voor hebben, noch de tijd willen in steken. Omdat de gemeenten huiverig staan

tegenover de juridische procedures, trachten ze zoveel mogelijk andere rechtsmiddelen uit te putten,

zoals bijvoorbeeld het aanbevelen van minnelijke schikkingen. Als de andere rechtsmiddelen falen,

moet men toch via de Hoge Raad naar de rechtbank. Aangezien de gemeenten de procedures niet

gewend zijn, is het opdoen van ervaring een probleem en wordt de stap om zaken via de rechtbank

op te lossen steeds groter.

628

Art. 1.1.4 VCRO. 629

Gent 26 februari 2010, nr. 1128/07, onuitg. 630

Zie ook onderdeel “4.2.2 c) Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef.

19,49%

80,51%

Indienen van een herstelvordering

procedure is goed

procedure is slecht

Page 106: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

100

218. Het gemiddelde aantal door het college van burgemeester en schepenen ingediende

herstelvorderingen bleef bij de bevraagde gemeenten de laatste jaren vrij constant (bijna twee

herstelvorderingen per jaar per gemeente). Voor de meeste gemeenten werden de gegevens voor de

maand december van het jaar 2011 echter nog niet meegerekend. Het valt op dat meer dan 70 % van

de gemeenten die de betreffende vraag uit de enquête invulden, de laatste drie jaar geen enkele

herstelvordering hebben ingediend en dat enkele gemeenten zeer veel herstelvorderingen

indienden. In 2009 dienden 94 van de 132 gemeenten geen herstelvordering in, in 2010 was dat 96

op 135 gemeenten en in 2011 was dat 96 op 136 gemeenten.

Tabel 10 Aantal herstelvorderingen betreffende overtredingen op de wetgeving ruimtelijke

ordening, ingediend door het college van burgemeester en schepenen

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 251 op 132

gemeenten

1,90 0 0 0 1 103 9,73

2010

257 op 135

gemeenten

1,90 0 0 0 1 125 11,16

2011

261 op 136

gemeenten

1,92 0 0 0 1 138 12,02

219. Over het aantal door de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur ingediende

herstelvorderingen betreffende overtredingen op de wetgeving ruimtelijke ordening op het

grondgebied van de gemeente, is bij de gemeenten niet veel informatie beschikbaar. Slechts iets

meer dan de helft van de bevraagde gemeenten kon op de betreffende vraag van de enquête een

antwoord geven. Het bekomen gemiddelde ligt op ongeveer één herstelvordering per gemeente en

blijft de laatste drie jaren nagenoeg constant. In 2009 werd door de gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteur in 55 op de 96 gemeenten geen enkele herstelvordering ingediend.

In 2010 is dat in 56 van de 101 gemeenten en in 2011 is dat 62 op de 101 gemeenten.

Page 107: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

101

Tabel 11 Aantal herstelvorderingen betreffende overtredingen op de wetgeving ruimtelijke

ordening op het grondgebied van de gemeente, ingediend door de gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteur

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 94 op 96

gemeenten

0,98 0 0 0 2 7 1,48

2010

102 op 101

gemeenten

1,01 0 0 0 1 20 2,36

2011

93 op 101

gemeenten

0,92 0 0 0 1 10 1,83

Het totaal aantal ingediende herstelvorderingen in Vlaanderen is de laatste twee jaren iets hoger dan

de jaren ervoor, maar is een pak lager dan bijvoorbeeld 10 jaar geleden631. In 2001 werden nog 1105

herstelvorderingen ingediend, in 2002 zelfs 1203. Als we het aantal herstelvorderingen van de laatste

jaren bekijken, zijn dat 211 voor 2009, 341 voor 2010 en 325 voor 2011. Voor 2011 betekent dat dus

een daling met 70,59% in vergelijking met tien jaar geleden maar een stijging met 54,03% in

vergelijking met het aantal ingediende herstelvorderingen in 2009, het moment van de invoering van

de VCRO.

220. We voerden ook onderzoek naar het aantal effectief door de gemeente ambtshalve uitgevoerde

herstelmaatregelen, die door de rechter werden opgelegd. Opvallend is het bijzonder klein aantal

uitgevoerde herstelvorderingen. In 2009 voerde 116 gemeenten op 121 geen enkele

herstelvordering uit, in 2010 waren dat 118 van de 123 gemeenten en in 2011 werd er bij 121 van de

124 geen enkele herstelvordering uitgevoerd.

631

Statistische gegevens overgenomen van H. Bloemen, “Handhaving in theorie en praktijk” uit het symposium “50 jaar Wet op de Stedenbouw” van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning, Brussel, 22 maart 2012, http://www.vrp.be/gallery/documents/presentaties-50jw/50jW_15S_BloemenHubert2.pdf, 12.

Page 108: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

102

Tabel 12 Aantal ambtshalve door de gemeente uitgevoerde herstelvorderingen, die door de

rechter werden opgelegd

Aantal Gemid-

delde

Mini-

mum

Eerste

kwartiel

Mediaan

Med

Derde

kwartiel

Maxi-

mum

Standaard-

afwijking

σ

2009 6 op 121

gemeenten

0,05 0 0 0 0 2 0,25

2010

5 op 123

gemeenten

0,04 0 0 0 0 1 0,20

2011

3 op 124

gemeenten

0,02 0 0 0 0 1 0,15

Voor heel Vlaanderen werden in 2009 in totaal 423 vonnissen en arresten uitgevoerd, in 2010 waren

het er 401, wat merkelijk meer is dan de jaren voor 2007. Voor het jaar 2011 zijn tot op heden geen

cijfers bekend. In 2007 en 2008 was er een inhaalbeweging met respectievelijk 554 en 1241

uitgevoerde vonnissen en arresten632.

b) Alternatief handhavingsinstrument

221. Reeds in 2007 pleitte dhr. LEX MICHIELS, hoogleraar bestuursrecht en meer in het bijzonder

handhavingsrecht aan de Universiteit van Tilburg, in zijn betoog over zijn waarnemingen inzake de

ontwikkeling in de handhaving in Vlaanderen voor het bespreekbaar maken van de wettelijke

toekenning en regeling van de figuur van de bestuurlijke last onder dwangsom in het ruimtelijk

bestuursrecht633. Het is volgens hem het meest gebruikte en meest effectieve middel in de

Nederlandse bestuursrechterlijke handhaving.

222. In de Nederlandse wetgeving wordt de last onder dwangsom omschreven als een herstelsanctie,

bestaande uit enerzijds een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en anderzijds

de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd634.

De last onder dwangsom bestaat dus uit twee elementen: enerzijds het bevel tot herstel van de

overtreding en anderzijds de betaling van een geldsom. De verplichting tot het betalen van een

geldsom is voorwaardelijk. Zij ontstaat pas als de last niet volgens de afspraken wordt uitgevoerd. De

bedoeling van een last onder dwangsom is juist dat zoveel dreiging uitgaat van de last dat de

overtreder de overtreding beëindigt635.

632

Cijfers van VRIND, de studiedienst van de Vlaamse regering, met betrekking tot de evolutie van de processen-verbaal, vonnissen en arresten bij de vaststelling van bouwovertredingen, 1998-2010, http://www4.vlaanderen.be/sites/svr/cijfers/Exceltabellen/ruimte/handhaving/RUIMHA001.xls. 633

L. MICHIELS, “IV. Een Hollands drieluik” in I. LARMUSEAU (ed.), Geboeid door omgevingsrecht. VVOR Verslagboek 2007/1, Vlaamse Vereniging voor Omgevingsrecht, 8 februari 2007, http://www.omgevingsrecht.be/sites/default/files/2007_geboeid_door.pdf, 29. 634

Art. 5:31, d Awb. 635

D. VAN DER MEIJDEN, Handhaving. Naleving, toezicht en sanctionering na de Wabo, Amsterdam, Berghauser Point Publishing, 2010, 145.

Page 109: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

103

In het ruimtelijk ordeningsrecht mag de last onder dwangsom echter niet worden opgelegd, indien

en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ordening zich ertegen verzet, bijvoorbeeld een

overtreding waar onmiddellijk feitelijk ingrijpen noodzakelijk is gezien de grote maatschappelijke

gevolgen van de overtreding of situaties waar de overtreder feitelijk of juridisch niet in staat is de

overtreding te doen stoppen. Met last onder dwangsom moet dus een einde kunnen gemaakt

worden aan de vastgestelde overtreding636.

De bevoegdheid tot de last onder dwangsom is binnen het ruimtelijk ordeningsrecht een afgeleide

bevoegdheid van de dwangsombevoegdheid637. De gemeenten hebben zo’n algemene

bestuursdwangbevoegdheid gekregen638.

223. In België kennen we het instrument van de gemeentelijke administratieve sancties sinds de wet

van 13 mei 1999639. Intussen werden reeds verscheidene wetswijzigingen doorgevoerd en werd het

toepassingsgebied uitgebreid. De doelstellingen van de wetgever met het systeem van gemeentelijke

administratieve sancties waren drievoudig, namelijk ten eerste aan de gemeente een grotere

autonomie toekennen, ten tweede de gemeenten in staat stellen sneller en efficiënter de strijd aan

te gaan tegen de “kleine criminaliteit” op hun grondgebied en het gevoel van straffeloosheid dat

leeft bij de bevolking tegen te gaan, en ten derde de werkoverlast bij de parketten te verminderen.

Een gemeente kan echter geen administratieve sanctie opleggen wanneer een wet of decreet

dezelfde overtreding al sanctioneert640. Dit is het geval bij stedenbouwkundige overtredingen641. De

invoering van administratieve boetes zou momenteel dus in strijd zijn met artikel 119bis van de

Nieuwe Gemeentewet.

224. Bij milieuhandhaving kennen we wel een vergelijkbaar systeem van administratieve handhaving.

In het Milieuhandhavingsdecreet642 maakt men een onderscheid tussen de kleinere “milieu-

inbreuken” die administratief kunnen worden afgehandeld met bestuurlijke maatregelen (bevel tot

staking, bevel tot regularisatie, bestuursdwang) en bestuurlijke geldboetes en de “milieumisdrijven”

die in principe strafrechtelijk gesanctioneerd worden tenzij de procureur des Konings beslist binnen

een bepaalde termijn om het misdrijf niet strafrechtelijk te behandelen.

225. In de gemeentelijke bevraging vroegen we of onze Vlaamse gemeenten een systeem van

administratieve boetes voor bouwovertredingen zien zitten. 63,5% van de bevraagde gemeenten643

staat positief tegenover het invoeren van een gemeentelijke administratieve sanctie voor

bouwovertredingen. Dit is buiten alle verwachtingen behoorlijk veel, rekening houdend dat bij een

bevraging door de VVSG naar aanleiding van de wijziging op 1 december 2010 betreffende de

meldingsplicht en vrijgestelde handelingen werd gepeild naar het voornemen van de gemeenten om

een gemeentelijke administratieve sanctie in te voeren tegen het niet melden van meldingsplichtige

636

D. VAN DER MEIJDEN, Handhaving. Naleving, toezicht en sanctionering na de Wabo, Amsterdam, Berghauser Point Publishing, 2010, 147. 637

Art. 5:32, lid 1 Awb. 638

Art. 125 (Nederlandse) Wet van 14 februari 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenten, http://www.st-ab.nl/wetten/0093_Gemeentewet_Gemw.htm. 639

Wet van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, BS 10 juni 1999. 640

Art. 119bis, §1 Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, BS 3 september 1988. 641

Art. 6.1.1 e.v. VCRO. 642

Decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen”, BS 29 februari 2008. 643

137 respondenten hebben deze vraag beantwoord.

Page 110: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

104

handelingen. Slechts 4% van de gemeenten zei toen dat ze van plan was of reeds had besloten dit te

doen644.

Door de gemeenten aangevoerde argumenten pro zijn:

- het sneller en efficiënter optreden bij kleinere overtredingen, die gemakkelijk weg te

nemen zijn (b.v. overtredingen in verband met schotelantennes, reclames, afsluitingen,…);

- de procedure kan naar analogie met de reeds bestaande (en dus reeds gekende)

gemeentelijke administratieve sancties;

- het kan een reden zijn voor personeelsuitbreiding;

- de extra inkomsten voor de gemeenten;

Toch zijn er ook enkele bedenkingen bij het administratief afhandelen van bouwmisdrijven

geformuleerd:

- het “afkopen” van een bouwovertreding is niet wettelijk en niet wenselijk;

- in bepaalde “rijke” gemeenten zou een administratieve boete te gemakkelijk betaald

worden, tenzij het gaat om een aanzienlijk bedrag;

- voor een gemeentelijke administratieve sancties in het ruimtelijk ordeningsrecht zijn

bijkomende voorwaarden nodig. In veel gevallen is een antwoord moeilijk met ja of neen te

geven en is de regelgeving een aanleiding tot discussies.

Een gemeente merkt niet onterecht op dat een administratieve boete wel nuttig kan zijn op

voorwaarde dat ze gevorderd wordt naast een herstelvordering of naast aanpassingswerken om het

ruimtelijke evenwicht te herstellen.

644

VVSG, Meldingsplicht en vrijgestelde handelingen. Resultaten ondervraging, 13 december 2010, 1.

Page 111: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

105

4.3 Reacties

226. Uit de rondvraag bij de verschillende Vlaamse steden en gemeenten hebben we dus

verscheidene conclusies kunnen trekken, vooral met betrekking tot de relatie ten opzichte van de

andere handhavingspartners. Slechts een kwart van de respondenten staat positief tegenover de

Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid645. Het Agentschap Inspectie RWO doet het op dat vlak veel

beter: bijna negen op de tien gemeenten heeft positieve ervaringen met gewestelijke

stedenbouwkundige inspecteurs.

Om volledig te zijn hebben we ervoor geopteerd om deze instanties de kans te geven op deze

conclusies te reageren, alsook op enkele opmerkingen die door individuele gemeenten werden

gemaakt. Bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid gebeurde de reactie door dhr. WIM VANHEEL,

vast secretaris bij de Hoge Raad646. Bij het Agentschap Inspectie RWO werd gereageerd door dhr.

HUBERT BLOEMEN, administrateur-generaal van het Agentschap, en door dhr. PIET VANHOUTTE,

afdelingshoofd van de afdeling Inspectie647.

4.3.1 De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

227. Uit het gesprek met dhr. VANHEEL bleek dat, hoewel veel gemeenten niet positief staan

tegenover de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de Hoge Raad over het algemeen wel tevreden

is over de gemeenten. Gemeenten vinden dat de Hoge Raad hoge eisen stelt voor een

herstelvordering en dat de Hoge Raad de procedure verzwaart, maar de Hoge Raad is van mening dat

gemeenten over het algemeen wel goed meewerken en meedraaien in de procedure, eens ze die

gewend zijn. Vooral grote steden zoals Antwerpen en Gent, maar ook kleinere gemeenten, maken

goede herstelvorderingen op. De vele negatieve reacties zijn, volgens de Hoge Raad, vooral te wijten

aan de onervarenheid van veel gemeenteambtenaren op het vlak van het doorlopen van de

procedure voor het instellen van herstelvorderingen, en op het vlak van de rol die de Hoge Raad in

deze procedure speelt.

De Hoge Raad staat zelfs positiever tegenover de samenwerking met de gemeenten dan tegenover

de samenwerking met de stedenbouwkundige inspectie. Het Agentschap Inspectie RWO is volgens

de Hoge Raad hardleers. De inspectie is te rechtlijnig in haar herstelvorderingen, in de zin dat zij bij

zowat elke stedenbouwkundige overtreding het herstel in de oorspronkelijke toestand vordert. Deze

opvatting is uiteraard niet onbegrijpelijk, aangezien het herstel in de oorspronkelijke toestand in het

verleden steeds als de meest complete vorm van herstel is aanzien648, maar ze is wel sterk

verouderd, gezien de veranderingen die de decreetgever recent heeft aangebracht in de

keuzevrijheid met betrekking tot de herstelmaatregelen649.

228. Dhr. VANHEEL tracht zijn mening dat de gemeenten betere herstelvorderingen indienen te

bestendigen met enkele cijfers650.

Wanneer we het totaal aantal adviesaanvragen in 2011 bekijken, blijkt dat, op een totaal van 584

herstelvorderingen, het overgrote deel (61%) wordt ingediend door de stedenbouwkundige

645

Cf. supra, onderdeel “4.2.2 c) Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid” van deze masterproef. 646

Het gesprek vond plaats te Brussel op dinsdag 24 april 2012. 647

Het gesprek vond plaats te Brussel op woensdag 25 april 2012. 648

Cf. supra, randnr. 142. 649

Art. 6.1.41, §1 VCRO; zie ook onderdeel “3.4.2 a) Algemeen” van deze masterproef. 650

Het gaat hier om officiële cijfers van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, die (nog) niet gepubliceerd zijn.

Page 112: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

106

inspectie. De gemeenten zelf zijn goed voor 39%. Deze 39% kunnen we opsplitsen in procedures die

colleges van burgemeester en schepenen volstrekt zelfstandig hebben voltooid (25%) en procedures

waar er sprake was van een gezamenlijke aanvraag (14%), namelijk waarbij het college van

burgemeester en schepenen zelf het onderzoek heeft gevoerd en de herstelvordering heeft

ingesteld, waarna de stedenbouwkundige inspectie zich heeft akkoord verklaard met de juridische

procedure en zich erbij heeft aangesloten.

229. In verband met de beoordeling van de 584 herstelvorderingen door de Hoge Raad blijkt dat 72%

een positief of gedeeltelijk positief advies kreeg. Over 149 vorderingen werd negatief geoordeeld,

wat neerkomt op 26%. Bij 8 herstelvorderingen was er volgens de Hoge Raad geen aanleiding om een

uitspraak te doen over de adviesaanvraag. Het gebeurt namelijk dat betrokkenen tussen het moment

van adviesaanvraag door het handhavende bestuur en het moment van advisering spontaan

overgaan tot het ongedaan maken van de inbreuk. Indien dit wordt gesignaleerd door het

handhavende bestuur, dan stelt de Hoge Raad vast dat er geen aanleiding meer is tot het verlenen

van een advies, bij gebrek aan een (bestaande) inbreuk. Tot slot waren 7 herstelvorderingen

onontvankelijk, bijvoorbeeld omdat het voorwerp van de herstelvordering niet tot de bevoegdheid

van de Hoge Raad behoorde, of omdat in de herstelvordering geen correcte herstelmaatregel te

vinden was, maar de vorderende instantie eerder zelf een nieuwe herstelmaatregel had uitgevonden.

Beide laatste categorieën zijn elk goed voor 1% van het totaal aantal vorderingen.

61% 25%

14%

Totaal aantal adviesaanvragen (2011)

Stedenbouwkundige inspectie

College van burgemeester en schepenen

Gezamenlijke aanvraag

Page 113: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

107

230. Wanneer we de vorderingen van het Agentschap Inspectie RWO bekijken, blijkt dat in totaal

70% van deze vorderingen een positief of gedeeltelijk positief advies kreeg. Bij 28% van de

vorderingen werd een negatief oordeel uitgebracht, terwijl in slechts een vijftal gevallen er geen

aanleiding was om een advies uit te brengen. Er waren geen ingediende vorderingen die

onontvankelijk werden verklaard.

231. Bij de herstelvorderingen die uitgebracht werden door de verschillende colleges van

burgemeester en schepenen, blijkt dat 72% van deze vorderingen een positief of gedeeltelijk positief

advies verkreeg. Ruim een kwart van de vorderingen (28%) werd negatief beoordeeld, en 3% werd

onontvankelijk verklaard.

64% 8%

26%

1% 1%

Resultaten uitgebrachte adviezen (alle adviezen) (2011)

Positief

Positief/negatief

Negatief

Geen aanleiding tot advies

Onontvankelijk

63% 7%

28%

1% 0

Resultaten herstelvorderingen stedenbouwkundige inspectie (2011)

Positief

Positief/negatief

Negatief

Geen aanleiding tot advies

Onontvankelijk

Page 114: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

108

232. We maken dezelfde berekeningen bij de vorderingen die uitgebracht zijn door het college van

burgemeester en schepenen, en waarbij de stedenbouwkundige inspectie zich heeft aangesloten.

Het valt op dat van deze gezamenlijke vorderingen een aanzienlijk hoger percentage een positief of

gedeeltelijk positief advies kreeg (78%). We kunnen dit verklaren door het feit dat het meestal de

heel goed opgestelde herstelvorderingen zijn, die door de stedenbouwkundige inspectie worden

gekozen om zich bij aan te sluiten. Dit bespaart hen immers veel werk. Toch kreeg nog 15% een

negatief advies, en was er bij 6% geen aanleiding om een advies te formuleren. Één geval was

onontvankelijk.

62% 10%

26%

0% 3%

Resultaten herstelvorderingen colleges van burgemeester en

schepenen (2011)

Positief

Positief/negatief

Negatief

Geen aanleiding tot advies

Onontvankelijk

68%

10%

15% 6%

1%

Resultaten herstelvorderingen gezamenlijke aanvragen (2011)

Positief

Positief/negatief

Negatief

Geen aanleiding tot advies

Onontvankelijk

Page 115: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

109

233. Tot slot proberen we deze methode ook toe te passen op de som van de gezamenlijke

aanvragen en de vorderingen van de colleges van burgemeester en schepenen. Immers, bij de

gezamenlijke aanvragen gaat het meestal om zaken waarbij de gemeenten zelf het volledige

onderzoek hebben gedaan en de vordering hebben geformuleerd. Het Agentschap Inspectie RWO

heeft in deze zaken weinig tot geen inbreng. Het lijkt ons, for the sake of argument, dan ook

interessant om deze gezamenlijke vorderingen als louter gemeentelijke herstelvorderingen te

beschouwen. Op deze manier kunnen we de slaagkans van de gemeenten op het vlak van

herstelvorderingen bestuderen, alsook de vraag beantwoorden of er effectief een groot verschil is

met het slaagpercentage van de vorderingen die door de stedenbouwkundige inspectie zijn

ingediend.

Uit de cijfers blijkt dat precies 73% van de betreffende herstelvorderingen een positief of gedeeltelijk

positief advies kreeg. In 22% van de gevallen was er sprake van een negatief advies. Bij 2% was er

geen aanleiding om een advies te formuleren, en bij 3% was de vordering onontvankelijk.

234. De stelling die dhr. VANHEEL formuleerde, namelijk dat de vorderingen van het Agentschap

Inspectie RWO een lagere slaagkans hebben, onder andere wegens gebrekkige motivering, blijkt dus

wat overtrokken. Immers, er is geen merkbaar verschil tussen het slaagpercentage van de

vorderingen van de stedenbouwkundige inspectie enerzijds (70%), en dat van de vorderingen die

door de gemeenten zijn opgesteld en waar de inspectie zich al dan niet bij heeft aangesloten

anderzijds (73%).

235. De grootste grieven van de gemeenten zijn dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

enerzijds te veel technisch-juridische eisen stelt ten opzichte van de herstelvorderingen, en

anderzijds dat zij te veel technisch-juridische taal gebruikt in haar adviezen, waardoor deze

onleesbaar zijn. Het eerste wordt pertinent door de Hoge Raad ontkend. De commentaar dat “enkel

herstelvorderingen opgesteld door juristen of advocaten een kans hebben om een positief advies van

de Hoge Raad te krijgen” klopt niet. De Hoge Raad vraagt wel dat alle relevante gegevens met

63% 10%

22%

2% 3%

Resultaten herstelvorderingen colleges + gezamenlijke aanvragen

(2011) Positief

Positief/negatief

Negatief

Geen aanleiding tot advies

Onontvankelijk

Page 116: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

110

betrekking tot de betrokken herstelvordering eerst verzameld worden door de adviesvragende

administratie vooraleer ze naar de Hoge Raad worden verzonden, zodat de Hoge Raad vrij vlug haar

kwaliteitscontrole kan voltooien. Gemeentelijke administraties zijn dus wel quasi verplicht zelf reeds

een groot deel van het onderzoekswerk te verrichten. Dit is een vrij drastische vernieuwing ten

opzichte van de vroegere situatie, waarbij men gewoon de herstelvordering instelde bij het parket,

waarna het Openbaar Ministerie het verdere onderzoek deed. We kunnen ons echter afvragen of

deze vernieuwing ongewenst is. Immers, in het verleden werden herstelvorderingen vaak niet

opgevolgd door de parketten, wegens onoverzichtelijk opgesteld of te weinig mankracht voor een

eigen onderzoek. Nu hebben de parketten zelf nog slechts een beperkt onderzoek te voeren,

aangezien de beoordeling van de herstelvordering reeds door de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid gebeurt, en er een duidelijk advies over wordt gegeven.

236. De tweede klacht, de (on)leesbaarheid van de adviezen met betrekking tot de

herstelvorderingen, blijkt welbekend te zijn bij de Hoge Raad. De “ingewikkelde” adviezen hebben

echter een reden. In de beginjaren van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid waren de adviezen vrij

summier, met een loutere opsomming van de partijen, de gebruikte stukken, en het oordeel van de

Hoge Raad. Sinds de inwerkingtreding van de VCRO heeft de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid

er echter voor geopteerd om een meer uitgebreide juridische motivering op te nemen in haar

adviezen, onder meer om de gemeentelijke ambtenaren te “onderwijzen” en hen meer vertrouwd te

maken met de nieuwe stedenbouwkundige regelgeving. Er blijken wel ook aparte onderdelen in de

adviezen te staan, specifiek bedoeld om de juridische motivering leesbaar te maken voor niet-

juristen.

De Hoge Raad is er zich echter van bewust dat haar adviezen vrij ingewikkeld geworden zijn door de

opname van lange wetteksten en motiveringen. Bovendien zouden de regels van de VCRO intussen

wel gekend moeten zijn door de betrokken instanties. Daarom werd begin 2012 besloten om een

nieuw model voor de adviezen te implementeren. De Hoge Raad heeft gekozen voor een gulden

middenweg tussen de summiere eerste adviezen en de zwaar juridisch onderbouwde latere

adviezen. Het gevaar bestaat echter wel dat in deze modellen de motivering minder onderbouwd is,

en dat de adviesaanvragende administraties niet meer zullen kunnen afleiden waarom hun

herstelvordering is toe- of afgewezen.

237. Een derde grief dat door de gemeenten naar voren wordt gebracht, is dat de tussenkomst van

de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid de herstelprocedure onnodig vertraagt. Deze opmerking

blijkt echter totaal onterecht. De Hoge Raad heeft steeds zowat al haar zaken binnen de opgelegde

termijn van 60 dagen behandeld. In haar bijna tienjarige bestaan blijkt slechts één zaak van de ruim

4.500 adviesaanvragen buiten termijn te zijn behandeld651. De gemiddelde duur van een procedure

bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ligt tussen de 35 en de 38 dagen, grotendeels omwille

van het feit dat de Hoge Raad elke maand een zitting organiseert. D adviesaanvragen worden dus vrij

snel beoordeeld.

238. Men wilde bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ook nog reageren op de opmerking dat

de Hoge Raad geen gelijkwaardige handhavingspartner is, maar meer een onbereikbare “ivoren

toren” die zich boven de gemeenten plaatst en waarmee quasi geen overleg mogelijk is. De Hoge

651

Dhr. VANHEEL voert als verdediging aan dat deze laattijdige behandeling het gevolg was van uitzonderlijke omstandigheden, zijnde het verscheidene malen heen en weer versturen van het dossier wegens onvolledigheden.

Page 117: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

111

Raad erkent dat zij gezien haar functie in zekere zin wel boven de gemeenten staat, en op die manier

dus ook geen evenwaardige handhavingspartner is. Dhr. VANHEEL noemt de Hoge Raad zelfs “de

schoonmoeder van de gemeenten en de stedenbouwkundige inspectie”. Hij vindt echter wel dat deze

iets hogere positie van de Hoge Raad noodzakelijk is om haar bevoegdheid inzake herstelvorderingen

op een degelijke manier te kunnen uitoefenen. Gelijkwaardigheid is niet vereist om een goede

handhavingspartner te kunnen zijn. Bovendien zouden de gemeenten en het Agentschap Inspectie

RWO wel degelijk de kans krijgen om overleg te plegen met de Hoge Raad op studiedagen en atriums

die specifiek voor dit doel worden georganiseerd.

Tot slot zegt de Hoge Raad er alles aan te proberen doen om meer bereikbaar te zijn, zowel voor

overheidsinstanties als voor particulieren. Dit is ook de reden waarom de Hoge Raad intussen de

regel heeft ingevoerd dat particulieren tegen wie een herstelvordering wordt ingeleid de kans krijgen

om binnen de acht dagen schriftelijk te reageren en hun eigen versie van de feiten te geven652. Dit is

de tegenhanger van de decretale mogelijkheid voor gemeenten en stedenbouwkundige inspectie om

aanwezig te zijn op de zitting van de Hoge Raad en stemadvies te geven over adviesaanvragen die zij

hebben ingediend. Op dit vlak blijkt trouwens dat de gemeenten veel gebruik maken van de

mogelijkheid tot stemadvies, terwijl volgens dhr. VANHEEL nog nooit iemand van het Agentschap

Inspectie RWO op een zitting van de Hoge Raad toelichting kwam geven bij een adviesaanvraag.

4.3.2 Agentschap Inspectie RWO

239. Ook bij het Agentschap Inspectie RWO is het gevoel dat de gemeenten hebben niet wederzijds.

Hoewel bijna 90% van de gemeenten positief staan tegenover de stedenbouwkundige inspectie,

vindt men bij de inspectie dat de ervaring met de gemeenten niet algemeen positief is. Het grootste

probleem is volgens dhr. BLOEMEN dat er geen algemene bereidheid is bij de gemeenten om werkelijk

aan handhaving te doen. De mate van handhavingsbereidheid is niet noodzakelijk afhankelijk van de

grootte van de betrokken gemeente, maar de stedenbouwkundige inspectie stelt wel een mindere

politieke bereidheid vast bij landelijke gemeenten.

240. De inspectie heeft wel positieve ervaringen met het plegen van overleg met de gemeenten.

Vaak worden afspraken gemaakt over wie welke zaken behandelt. Meestal spreekt men af dat het

Agentschap Inspectie RWO haar eigen prioriteiten behandelt, en dat de gemeenten de resterende

zaken afhandelen653. Ondanks deze afspraken is er echter geen algemeen overkoepelend

handhavingsbeleid, iets wat volgens de stedenbouwkundige inspectie echt wel noodzakelijk is gezien

de extra problemen die de VCRO soms veroorzaakt654. Om deze reden is dan ook op 1 juli 2011 de

Handhavingscommissie ruimtelijke ordening655 opgericht, die een overlegplatform wil zijn waar

meerdere gemeenten samen met de stedenbouwkundige inspectie op een hoger niveau de krijtlijnen

van een algemeen beleid kunnen vastleggen.

De gemeenten doen ook vaak een beroep op de juridische kennis en de praktische hulp van de

stedenbouwkundige inspectie. Dit kan over allerlei onderwerpen gaan. Ook stelt de inspectie

geregeld haar vaste advocaten ter beschikking van individuele gemeenten, indien zij een advocaat

652

Dit is een effectieve uitvoering van de mogelijkheid die reeds decretaal vervat zit in art. 6.1.34 VCRO. 653

Mijns inziens is het dus niet onterecht dat bepaalde gemeenten opmerken dat de stedenbouwkundige inspectie de gemakkelijke zaken nemen, en dat de gemeenten hun plan moeten trekken met de moeilijke zaken. 654

Dhr. VANHOUTTE geeft de meldingsplicht van bepaalde kleine werken als voorbeeld. Bij veel gemeenten zou het niet altijd duidelijk zijn op welke manier ze inbreuken op de meldingsplicht kunnen bestraffen. 655

Cf. supra, randnr. 179.

Page 118: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

112

nodig hebben voor stedenbouwkundige procedures. De ondersteuning van de gemeenten door de

inspectie blijft evenwel noodzakelijk, onder andere omdat gemeenten zelf niet genoeg middelen

hebben.

241. Ook op het vlak van lokale handhavingsplannen wil het Agentschap Inspectie RWO een rol

spelen. Dhr. BLOEMEN vindt dat het concept niet mag worden ontmoedigd, maar wil de specifieke

term “lokaal handhavingsplan” niet in de mond nemen. Volgens hem is een werkelijk

handhavingsplan niet strikt noodzakelijk voor handhaving.

Tot voor kort vroegen de gemeenten weinig of geen hulp bij het uitstippelen van hun lokaal

handhavingsbeleid en bij het opstellen van hun lokaal handhavingsplan. Door de steeds grotere

bereidheid bij de stedenbouwkundige inspectie om extra hulp te bieden, beginnen de gemeenten

geleidelijk aan wel meer hulp te aanvaarden. Desondanks merkt men een trend waarbij gemeenten

ook vaak aan advocatenkantoren hulp vragen bij het opstellen van hun lokaal handhavingsplan. Dhr.

BLOEMEN vindt dat dit eigenlijk niet noodzakelijk is, aangezien een lokaal handhavingsplan niet echt in

juridische termen moet geformuleerd zijn. Een korte lijst met prioriteiten zou voldoende kunnen zijn

als praktisch handhavingsinstrument656.

242. De stedenbouwkundige inspectie probeert dus op zoveel mogelijk manieren de gemeenten te

helpen bij de uitvoering van hun handhavingstaken. Dit vertaalt zich onder andere ook in het aantal

bekrachtigde stakingsbevelen. Volgens dhr. BLOEMEN worden ruim 99% van de stakingsbevelen

bekrachtigd door de inspectie. Slechts occasioneel wordt een bekrachtiging geweigerd, bijvoorbeeld

als het Agentschap niet bevoegd is657, of als men laattijdig van het stakingsbevel kennis heeft

genomen. Één van de redenen waarom stakingsbevelen zo massaal worden bevestigd, is dat

gemeenten op die manier worden bevrijd van eventuele schadeclaims van particulieren. Eens de

bekrachtiging is gebeurd dienen particuliere schadeclaims tegen het Agentschap Inspectie RWO te

worden ingesteld, en niet langer tegen de betrokken gemeente. Op deze manier kunnen gemeenten

zonder vrees hun handhavingsbeleid voeren.

Bovendien wordt de invoering van gemeentelijke administratieve geldboetes voor de doorbreking

van een stakingsbevel door de inspectie als een goede zaak beschouwd.

243. Het Agentschap Inspectie RWO komt heel goed overeen met de gemeenten wat de houding ten

opzichte van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid betreft. Beide vinden dat de Hoge Raad een

onnodige verzwaring van de herstelprocedure veroorzaakt. Vooral in het argument van de

gemeenten dat de Hoge Raad te hoge technisch-juridische eisen stelt, kan de inspectie zich goed

vinden. Er is volgens dhr. BLOEMEN te veel juridisering en te weinig transparantie. “De Hoge Raad

moet meer zeggen wat ze wel en niet wil” is een conclusie die tijdens het gesprek meerdere keren

naar voor kwam. De Hoge Raad zou met andere woorden meer argumenten en motivering moeten

opnemen in haar advies, zodat de vorderende instanties niet enkel weten waarom een

adviesaanvraag negatief is beoordeeld, maar vooral waarom een andere herstelvordering wel een

positief advies meekrijgt.

Daarnaast wil de Hoge Raad het zich, volgens de stedenbouwkundige inspectie, te gemakkelijk

maken. Bepaalde aspecten waarvan de Hoge Raad verwacht dat ze bij de herstelvordering zijn

656

Deze mening werd ook geformuleerd door meester J. VAN LOMMEL, advocaat bij GSJ Advocaten, op de VVSG-studiedag “Beter voorkomen dan genezen: handhaving ruimtelijke ordening op lokaal vlak” van 23 september 2011 te Torhout. 657

Bijvoorbeeld bij meldingen van kleine werken.

Page 119: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

113

gevoegd, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, zijn openbaar. Het Agentschap Inspectie

RWO vindt het dan ook onnodig dat dergelijke elementen nog bijkomend moeten worden

opgenomen bij de herstelvordering.

Positief aan de Hoge Raad is wel dat zij tijdig werk levert. Het verhaal van dhr. VANHEEL, dat op meer

dan 4.500 adviesaanvragen nog slechts één herstelvordering niet tijdig werd behandeld, wordt door

de stedenbouwkundige inspectie bevestigd. Dhr. VANHOUTTE merkt echter wel op dat de Hoge Raad

steeds meer tijd nodig heeft om een advies uit te brengen. Waar zij vroeger slechts twee tot drie

weken nodig had, zou men nu toch steeds meer opschuiven naar de volle 60-dagentermijn. De

stedenbouwkundige inspectie vreest dan ook dat het slechts een kwestie van tijd is vooraleer de

Hoge Raad effectief voor verschillende zaken haar termijn van 60 dagen zal overschrijden.

244. Tot slot heeft de stedenbouwkundige inspectie vooral problemen met het standpunt dat de

Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid inneemt ten opzichte van herstelvorderingen tegen

overtredingen waarvoor toch een (weliswaar onwettige) vergunning verkregen is. Vroeger hanteerde

de inspectie een praktijk waarbij ze een herstelvordering instelde, en ze de rechter vroeg om zich

eerst door middel van de exceptie van onwettigheid uit te spreken over de vergunning. Pas daarna

kon en moest de rechter zich uitspreken over de herstelvordering op zich. De Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid laat deze praktijk echter niet langer toe. Wanneer zij zich uitspreekt over de

uitgebrachte herstelvordering gaat zij uit van de huidige toestand, zowel in feite als in rechte. Indien

er dus een vergunning bestaat, dan mag de inspectie die niet zomaar naast zich neer leggen, hoe

onwettig ze ook is. De inspectie zal eerst moeten trachten via een annulatieberoep bij de Raad voor

Vergunningenbetwistingen de vernietiging van de (al dan niet onwettige) vergunning te bekomen,

vooraleer ze een herstelvordering instelt. Aangezien particulieren niet de verplichting hebben om bij

het instellen van een herstelvordering bij de burgerlijke rechter langs de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid te passeren, heeft een burger dus meer juridische mogelijkheden dan de

overheid. Dhr. BLOEMEN vindt het dan ook niet kunnen dat de overheid op een dergelijke manier

beperkt wordt in haar handhavingsmogelijkheden.

Mijns inziens heeft de Hoge Raad het echter bij het juiste eind. De Hoge Raad moet immers de

herstelvorderingen van de bevoegde overheden controleren op hun juistheid en volledigheid. Een

afgeleverde vergunning moet, ook door de overheid, gerespecteerd worden tot het moment dat ze

door de Raad voor Vergunningenbetwistingen is vernietigd. De discrepantie tussen de

handhavingsmogelijkheden van overheden en particulieren zou eventueel kunnen worden

weggewerkt door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ook bevoegd te maken voor de controle

op particuliere vorderingen tot herstel, maar het is nog maar de vraag of dit wenselijk is.

Page 120: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

114

Besluit

245. De wetgever heeft met zijn regelgeving in verband met de handhaving van de ruimtelijke

ordening als sluitstuk van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening duidelijk veel goede bedoelingen

gehad. Het heeft immers geen zin wetten te maken, indien men ze niet handhaaft wanneer het nodig

is.

De VCRO bevat enkele grote vernieuwingen in vergelijking met eerdere regelgeving. Zo zijn er

bijvoorbeeld de veranderingen op het vlak van de verjaringstermijnen en de decretaal bepaalde

voorkeur wat betreft de te vorderen herstelmaatregel. In het bijzonder krijgt de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid een grote rol toebedeeld, omwille van haar uitgebreid takenpakket met

betrekking tot het uitbrengen van een herstelvordering. De bevoegdheden van de lokale overheden

in de handhavingsprocedure liggen op een ander niveau, en zijn soms minder expliciet verwoord in

de VCRO.

246. De rol van de gemeenten op het vlak van handhaving ruimtelijke ordening is door de Vlaamse

Regering vooral uitgewerkt in het Handhavingsplan. In dit handhavingsinstrument worden de

gemeenten aanzien als een van de vier grote handhavingspartners, naast de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid, het Agentschap Inspectie RWO en de parketten en lokale politiekorpsen.

Wat de gemeenten betreft spreekt men over een toegankelijke lokale overheid als eerste

aanspreekpunt voor de burger, een informatieverstrekker en een kordaat optredende

handhavingsactor, al dan niet gesteund vanuit de Vlaamse Overheid. De gemeenten worden

daarenboven gestimuleerd om de prioriteiten wat betreft handhaving op gemeentelijk vlak vast te

leggen in een lokaal handhavingsplan. Het Handhavingsplan stuurt er ook op aan dat elke gemeente

een handhavingsambtenaar in dienst heeft, al dan niet intergemeentelijk.

247. Globaal gezien hebben gemeenten een vijftal bevoegdheden in verband met de handhaving

ruimtelijke ordening: informatie verstrekken aan de burger, toezicht houden op bouwwerken,

vaststellen van bouwmisdrijven, herstelmaatregelen vorderen en door de rechter opgelegde

herstelmaatregelen uitvoeren. Om deze taken optimaal te kunnen vervullen, beschikken zij dan ook

over verschillende instrumenten, zowel op preventief, rechtsherstellend als curatief vlak.

Om de gemeenten meer onafhankelijk te maken in hun vergunningenbeleid, heeft de decreetgever

opgelegd dat elke gemeente een eigen gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar moet

aanwerven. Hoewel de taken van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar zich vooral

situeren in het vergunningenbeleid, kan hij ook functies vervullen in verband met de handhaving van

de plaatselijke ruimtelijke ordening, indien de gemeenteraad hem daarvoor bevoegd maakt. De

gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar moet wel aan bepaalde aanstellingsvoorwaarden

voldoen, zoals in het bezit zijn van een diploma van een opleiding ruimtelijke ordening.

248. Preventieve handhaving is zeer belangrijk. Wanneer burgers goed geïnformeerd zijn over wat

hun rechten en plichten zijn op het vlak van ruimtelijke ordening, zal de overheid in de curatieve fase

veel minder tijd, geld en energie moeten investeren. Dankzij de gemeentelijke loketfunctie krijgt de

burger alle nuttige informatie en wordt er een maatschappelijk draagvlak gecreëerd. Daarnaast is

elke gemeente verplicht om een plannenregister en een vergunningenregister aan te leggen, waarin

de ruimtelijke plannen die van toepassing zijn op de gemeente, en de ruimtelijke

ordeningsgeschiedenis van de individuele percelen op het gemeentelijk grondgebied zijn

Page 121: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

115

gecentraliseerd. Het bijhouden en actualiseren van deze registers zal meestal aan de gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaar worden toevertrouwd.

Elke burger die van plan is een vergunningsplichtige handeling uit te voeren, kan een

stedenbouwkundig attest aanvragen bij de gemeente, op basis waarvan hij zijn kansen om effectief

een vergunning te verkrijgen kan inschatten.

249. Op rechtsherstellend vlak zijn de gemeenten vooral belangrijk in het kader van de toekenning

van regularisatievergunningen en as-builtattesten. De VCRO geeft dienaangaande redelijk wat

bevoegdheden aan het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse Regering heeft tot nu

toe echter verzuimd om een uitvoeringsbesluit uit te vaardigen, waardoor de decretale

bevoegdheden van de gemeenten in het kader van het as-builtattest voorlopig nog een lege doos

zijn.

In de procedure van minnelijke schikking hebben de gemeenten geen echte bevoegdheden. Er wordt

wel van de gemeenten verwacht dat zij de formulieren voor de aanvraag van een minnelijke

schikking afleveren, en dat zij via de loketfunctie hun burgers informeren dat, en in welke

omstandigheden, zij een minnelijke schikking kunnen aanvragen bij de stedenbouwkundige inspectie.

250. Op het vlak van curatieve handhaving delen de gemeentelijke overheden veel bevoegdheden

met de gewestelijke stedenbouwkundige inspectiediensten. Gemeentelijke ambtenaren kunnen

echter zelf pas overtredingen verbaliseren indien zij hiertoe door de gouverneur van hun provincie

zijn gemachtigd. De werkelijke herstelvorderingen moeten door het college van burgemeester en

schepenen worden ingediend.

Het college van burgemeester en schepenen heeft de mogelijkheid om de overtreder strafrechtelijk

te laten vervolgen via een strafprocedure bij de correctionele rechtbank. Bij de strafvordering zal

normaal gezien een herstelvordering begrepen zijn, indien deze de toets van de Hoge Raad voor het

Handhavingsbeleid heeft doorstaan. De herstelmaatregel kan ook via een procedure voor de

burgerlijke rechtbank worden gevorderd. Het is steeds de rechter die beslist of de herstelmaatregel

al dan niet effectief wordt opgelegd.

De decreetgever heeft de keuzevrijheid van de vorderingsgerechtigde instanties met betrekking tot

de te vorderen maatregel wordt, sterk verminderd. Waar vroeger het herstel in de oorspronkelijke

toestand als principale herstelmaatregel werd aanzien, omdat het de meest complete vorm van

herstel betekent, is sinds de inwerkingtreding van de VCRO de betaling van de meerwaarde de

herstelmaatregel die bij voorrang moet worden gevorderd. Bouw- of aanpassingswerken zijn als

herstelmaatregel voorbehouden voor bepaalde misdrijven. Het herstel in de oorspronkelijke

toestand is pas de laatste optie, die bovendien voorbehouden is voor het geval waarin bouw- of

aanpassingswerken kennelijk niet volstaan om de plaatselijke ordening te herstellen.

Wanneer de uitspraak van de rechter door de veroordeelde niet uit eigen beweging binnen de

opgelegde termijn wordt uitgevoerd, beschikt de gemeentelijke overheid over enkele instrumenten

om de uitvoering toch te verzekeren: het betekenen van een door de rechter opgelegde dwangsom

en, mits positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de ambtshalve uitvoering van

het vonnis en de daarin vervatte herstelmaatregel.

251. Om een beter beeld te krijgen over hoe gemeenten in de praktijk omgaan met deze taken en

bevoegdheden, werd naar alle 308 Vlaamse steden en gemeenten een vragenlijst opgestuurd. Er

werd vooral gepeild naar hun eigen visie en ervaringen met betrekking tot de handhaving van de

ruimtelijke ordening.

Page 122: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

116

We kunnen bij gemeenten heel wat verschillen vaststellen wat betreft de visie op lokale handhaving

van de ruimtelijke ordening. Wat door sommige gemeenten ervaren wordt als een kans, wordt door

de meeste gemeenten nog gezien als een vloek.

252. De pijnpunten wat de handhaving van de ruimtelijke ordening op lokaal niveau betreft die

duidelijk in de bespreking naar voor kwamen kunnen we als volgt samenvatten:

- Gemeenten hebben nog onvoldoende het gevoel een volwaardige handhavingspartner te

zijn.

- Het lokaal handhavingsbeleid is nog te weinig transparant zowel voor de

handhavingspartners als voor de burgers. Te weinig gemeenten gaan het engagement aan

werk te zullen maken van een lokaal handhavingsplan waarbij de prioriteiten expliciet zijn

vastgelegd.

- Het communicatiebeleid tussen de verschillende handhavingspartners is nog voor

verbetering vatbaar. De doorstroom van informatie over inbreuken op de regelgeving

verloopt meer dan eens moeilijk.

- De samenwerking met de andere handhavingspartners is in vele gevallen te stroef. Het zal

wellicht nog enige tijd vragen eer de werking van de verschillende handhavingspartners op

elkaar is afgestemd.

- Bij de gemeenten is vaak een gebrek aan professionaliteit. Er is nood aan verregaande

bijscholing, vooral op juridisch vlak.

- De samenwerking met andere naburige gemeenten is op vlak van handhaving vrijwel

onbestaand. De mogelijkheid om met een aangrenzende gemeente een gezamenlijk

handhavingsplan op stellen en/of één of meer gezamenlijke stedenbouwkundige

ambtenaren aan te stellen blijft zo goed als onbenut.

- Handhaven is arbeidsintensief. De procedure voor het indienen van herstelvorderingen

wordt als moeilijk en tijdrovend omschreven. De taakbelasting voor gemeentelijke

stedenbouwkundige ambtenaren is zeer groot. Personeelsuitbreiding dringt zich op. Vooral in

kleinere gemeenten zijn nog geen lokale ambtenaren aangesteld met de bevoegdheid om de

ruimtelijke ordening te handhaven.

- Aan handhaving hangt voor de gemeenten een zwaar kostenplaatje vast, wat vooral voor

kleinere gemeenten moeilijk te dragen is. De financiële gevolgen van een volwaardige

handhaving zijn dan ook een teer punt. Geldelijke ondersteuning vanuit Vlaanderen kan

leiden tot een hoger handhavingsniveau.

- De politieke moed om te handhaven ontbreekt nog in een behoorlijk aantal gemeenten. De

nabijheid tot de burger en mogelijk ook de electorale belangen worden hiervoor als oorzaak

genoemd.

Het is dan ook niet onlogisch dat we soms de indruk krijgen dat op lokaal niveau een

handhavingstekort kan worden vastgesteld. Toch moeten we voorzichtig zijn met deze conclusie. De

commissie-Michiels die in Nederland werd samengesteld om een beeld te krijgen van het

handhavingsbeleid, schreef in 1998 in haar rapport onder de titel “Handhaven op niveau” dat “de

omvang van handhavingstekorten pas kunnen worden bepaald als is vastgesteld wat een

Page 123: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

117

aanvaardbaar niveau van handhaven is.”658 Juist dat is een van de belangrijke elementen die op

lokaal niveau kunnen worden besproken binnen het kader van de bestaande regelgeving.

253. Toch kwamen in de bespreking ook een aantal sterke punten naar voor die duidelijk aantonen

dat stappen in de goede richting haalbaar zijn.

- Bij de meeste stedenbouwkundige ambtenaren is de wil aanwezig om te handhaven.

- Het belang van preventieve handhaving wordt vrij algemeen erkend. Verschillende

gemeenten doen duidelijk inspanningen om burgers goed te informeren en normconform

gedrag af te dwingen.

- Veel gemeenten doen ook grote inspanningen om een goedgekeurd vergunningenregister

op te bouwen.

- De samenwerking met de lokale politie op het vlak van toezicht en controle is de laatste

jaren verbeterd.

- De samenwerking met de gewestelijke stedenbouwkundige inspectie wordt door de meeste

gemeenten als positief ervaren.

- Een behoorlijk aantal gemeenten heeft haar personeelsbestand uitgebreid met extra

stedenbouwkundige ambtenaren.

- Er wordt al heel wat begeleiding voor handhaving voorzien door het Agentschap Inspectie

RWO. Deze begeleiding wordt door de gemeenten bijzonder geapprecieerd. Met de

publicatie van de “Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening” streeft

men naar eenvormigheid in het handhavend optreden.

- Ook bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is de wil aanwezig haar taak als

adviesorgaan in brede zin op te nemen. Er is een bereidheid vast te stellen om gemeenten te

begeleiden in hun handhavingstaak.

254. Handhaven op lokaal niveau moet gebeuren door mensen die overtuigd zijn van de het nut van

hun opdracht. Het is aan de Vlaamse overheid om hen te ondersteunen in een niet evidente

opdracht en hen vooral te motiveren vanuit handhavingstrategieën op lange termijn en vooral vanuit

de doelstelling van een goede ruimtelijke ordening. Een aan de gang zijnde mentaliteitsverandering

gericht op een grotere betrokkenheid en een verregaande professionalisering zijn hiervoor

noodzakelijk voorwaarden. Als alle gemeenten nu ook nog het nut inzien van een goed lokaal

handhavingsplan, dan zou men al een heel eind op weg zijn.

658

L. MICHIELS en E. MULLER (ed.), Handhaving. Bestuurlijk handhaven in Nederland, Deventer, Kluwer, 2006, 200.

Page 124: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

i

Bibliografie

1. Wetgeving

1.1 Europa

- Rec (2001) 9 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, 5 september 2001,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=220409&Site=COE.

1.2 België

1.2.1 Wetten en decreten

- Grondwet.

- Gerechtelijk Wetboek.

- Strafwetboek.

- Wetboek van Strafvordering.

- Wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april 1952.

- Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw,

BS 12 april 1962.

- Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, BS 21 maart 1973.

- Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, BS 3 september 1988.

- Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.

- Wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu,

BS 19 februari 1993.

- Decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, BS 15 maart 1997.

- Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op

twee niveaus, BS 5 januari 1999.

- Wet van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, BS 10 juni 1999.

- Decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, BS 8 juni 1999.

- Decreet van 4 juni 2003 houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de

organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft, BS 22 augustus 2003.

- Decreet van 21 november 2003 houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de

organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening,

gecoördineerd op 22 oktober 1996, BS 29 januari 2004.

Page 125: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

ii

- Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, BS 1 juli 2004.

- Decreet van 22 april 2005 tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie

van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd

op 22 oktober 1996, BS 29 april 2005.

- Gemeentedecreet van 15 juli 2005, BS 31 augustus 2005.

- Decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene

bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen”,

BS 29 februari 2008.

- Decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-,

vergunningen- en handhavingsbeleid, BS 15 mei 2009.

- Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, BS 20 augustus 2009.

- Decreet van 16 juli 2010 houdende aanpassing van de Vlaamse Codex ruimtelijke Ordening van 15

mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke

ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid, BS 9 augustus 2010.

- Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie (II), BS 30 december 2012.

1.2.2 Uitvoeringsbesluiten

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van de provincie Antwerpen in

politiezones, BS 29 juli 2000.

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van het administratief arrondissement

van Brussel-Hoofdstad in politiezones, BS 29 juli 2000.

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant in

politiezones, BS 29 juli 2000.

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen in

politiezones, BS 29 juli 2000.

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van de provincie Limburg in

politiezones, BS 29 juli 2000.

- Koninklijk Besluit houdende de indeling van het grondgebied van de provincie West-Vlaanderen in

politiezones, BS 29 juli 2000.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 houdende de aanwijzing van ambtenaren die

bevoegd zijn om de misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en stedenbouw op te

sporen en vast te stellen, BS 13 mei 2000.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 betreffende de administratieve geldboete voor

het overtreden van een bekrachtigd stakingsbevel, BS 13 mei 2000.

Page 126: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

iii

- Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de

meerwaarde, BS 20 mei 2000.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het

vergunningenregister, BS 20 mei 2000.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan

personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld,

BS 28 juli 2000.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de minnelijke schikking inzake

ruimtelijke ordening, BS 24 augustus 2009.

- Ministerieel Besluit van 4 juni 2009 houdende vaststelling van de modelaanvragen voor minnelijke

schikkingen inzake ruimtelijke ordening en van het modelakkoord van de stedenbouwkundige

inspecteur, BS 10 juli 2009.

- Ministerieel Besluit van 4 juni 2009 tot bepaling van de diplomavoorwaarden voor de functies van

gedelegeerd planologisch ambtenaar, gedelegeerd stedenbouwkundig ambtenaar en gewestelijk,

provinciaal en gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en tot aanwijzing van de diploma’s die

voldoen om te kunnen worden geregistreerd als ruimtelijk planner, BS 13 juli 2009.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende bepalingen van de nadere regels voor de

opmaak en de actualisering van het plannenregister, BS 26 augustus 2009.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen

stedenbouwkundige vergunning nodig is, BS 10 september 2010.

- Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening 2010 van 16 juli 2010, BS 5 augustus 2010.

- Besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 houdende de vaststelling van het procedure-

en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, BS 31 december 2010.

1.2.3 Voorbereidende stukken

- Memorie van toelichting bij het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 maart 1962

houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, Parl. St. Senaat, 1968-

1969, nr. 559, 97 p.

- Verslag namens de verenigde Commissies voor de Justitie en de Openbare Werken (1), uitgebracht

door de heren Hambye en Merchiers bij het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 maart

1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, Parl. St. Senaat,

1969-1970, nr. 525, 108 p.

- Verslag namens de Commissie voor de Openbare Werken (I), uitgebracht door dhr. De Seranno bij

het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de

ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, Parl. St. Kamer, 1970-1971, nr. 773/2, 45 p.

- Verslag namens de Commissie voor de Justitie, uitgebracht door dhr. Van Rompuy bij het ontwerp

van wet betreffende een vorderingsrecht van milieuverenigingen, Parl.St. Senaat, nr. 1232/2, 72 p.

Page 127: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

iv

- Voorontwerp tot decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl.Parl.,

1998-1999, nr. 1332/1, 370 p.

- Voorstel van decreet tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de

ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft, Parl.St. Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1566/7, 44

p.

- Voorontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-,

vergunningen- en handhavingsbeleid, Parl.St. Vl.Parl. 2008-2009, nr. 2011/1, 1057 p.

- Amendementen bij het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke

plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (12 februari 2009), Parl.St. Vl.Parl., 2008-2009, nr.

2011/3, 76.

- Hoorzitting over het handhavingsbeleid inzake ruimtelijke ordening. Verslag namens de Commissie

voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, uitgebracht door dhr. Wilfried

Vandaele, Parl.St. Vl.Parl., 2009-2010, nr. 647/1, 118 p.

1.3 Nederland

- Wet van 14 februari 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenten,

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/geldigheidsdatum_27-04-2012.

- Wet van 4 juni 1992 houdende algemene regels van bestuursrecht,

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005537/geldigheidsdatum_27-04-2012.

- Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet,

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181/ geldigheidsdatum_27-04-2012.

2. Rechtspraak

2.1 Europees

- EHRM (1ste afd.) 8 juli 2004, TMR 2004, 537.

- EHRM (2e afd.) 27 november 2007, nr. 21861/03, Hamer vs. België, TROS 2008 (weergave S.

BOULLART), afl. 49, 71.

2.2 België

2.2.1 Arbitragehof en Grondwettelijk Hof

- Arbitragehof 28 maart 2002, nr. 57/2002, BS 1 juni 2002, 23343, Juristenkrant 2002 (weergave JUDO,

F.), afl. 47, 6 en RW 2002-03, afl. 30, 1171.

- Arbitragehof 15 oktober 2002, nr. 152/2002, BS 13 november 2002.

Page 128: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

v

- Arbitragehof 22 juli 2004, nr. 136/2004, APM 2004, afl. 7, 141 en TROS 2004, afl. 35-36, 180.

- Arbitragehof 19 januari 2005, nr. 14/2005, AA 2005, afl. 1, 171 en RW 2005-06, afl. 3, 94.

- Arbitragehof 7 maart 2007 nr. 34/2007, Amén. 2007, afl. 3, 131 en TMR 2007, afl. 4, 360.

- GwH 19 maart 2008, nr. 59/2008, Amén. 2008 (weergave BOES, M.), afl. 4, 282, BS 21 mei 2008,

26487, TBP 2009 (weergave DE BAEDTS, F.), afl. 2, 95 en TROS 2008 (weergave VERBIST, S.), afl. 50, 167.

- GwH 15 januari 2009, nr. 5/2009, BS 25 februari 2009, 16339, TMR 2009, afl. 2, 183 en TROS-

Nieuwsbrief 2009, afl. 1, 3.

2.2.2 Hof van Cassatie

- Cass. 25 mei 1858, Pas. 1858, 194.

- Cass. 30 september 1968, Arr.Cass. 1969, 119.

- Cass. 19 januari 1971, Arr.Cass. 1971, 387.

- Cass. 13 december 1977, Arr.Cass. 1977-1978, 443.

- Cass. 25 september 1990, RW 1990-1991, 887.

- Cass. 11 februari 1992, Arr.Cass. 1991-92, 538 en Pas. 1992, I, 513.

- Cass. 25 februari 1992, Arr.Cass. 1991-1992, 602.

- Cass. 20 januari 1993, Arr.Cass. 1993, 74 en Pas. 1993, I, 67.

- Cass. 12 april 1994, RW 1994-95, 191, met noten VANDEPLAS, A. en DECLERCQ, R.

- Cass 1 juni 1994, Arr.Cass. 1994, nr. 309, 618.

- Cass. 7 november 1995, Arr.Cass. 1995, 977 en Pas. 1995, I, 1009.

- Cass. 13 februari 1996, Arr.Cass. 1996, 193 en Pas. 1996, I, 207.

- Cass. 8 november 1996, TMR 1997, 30.

- Cass. 9 december 1997, Arr.Cass. 1997, 1329 en Pas. 1997, I, 1407.

- Cass. 12 mei 1998, RW 1998-99, 674.

- Cass. (2de k.) 20 april 1999, Arr.Cass. 1999, 528 en RW 1999-00, 1159.

- Cass. (2de k.) 9 november 1999, Arr.Cass. 1999, 1403, Juristenkrant 2000 (weergave LARMUSEAU, I.),

afl. 1, 7, RW 2000-01, 728 en TMR 2000, 44.

- Cass. 4 april 2000, Arr.Cass. 2000, 221 en Pas. 2000, I, 221.

- Cass. 5 juni 2000, rolnr. P991455N, www.cass.be.

Page 129: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

vi

- Cass. 11 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2141, Pas. 2001, afl. 12, 2071, TMR 2002, afl. 3,

244, noot VANSANT, P. en TROS 2002, afl. 26, 130, noot.

- Cass. 18 december 2001, Arr.Cass. 2001, afl. 10, 2220, Pas. 2001, afl. 12, 2151 en TMR 2002

(verkort), afl. 6, 541.

- Cass. 15 oktober 2002, T. Strafr. 2004, 122.

- Cass. 4 februari 2003, TMR 2003, 389.

- Cass. 13 mei 2003, Arr.Cass. 2003, afl. 5, 1150, Pas. 2003, afl. 5-6, 970 en RW 2003-04 (verkort), afl.

31, 1219.

- Cass. 24 februari 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 2, 290, concl. DE SWAEF, M., Pas. 2004, afl. 2, 313, TBP

2005 (verkort), afl. 3, 185, TROS 2004, afl. 35-36, 207, concl. DE SWAEF, M. en TMR 2004, afl. 4, 419,

concl. DE SWAEF, M.

- Cass. 15 juni 2004, TMR 2004, afl. 4, 419, concl. DE SWAEF, M.

- Cass. (1ste k.) 9 september 2004, Arr.Cass. 2004, afl. 9, 1344 en RW 2004-05, afl. 41, 1617.

- Cass. (2de k.) 13 september 2005, Arr.Cass. 2005, afl. 9, 1627 en Pas. 2005, afl. 9-10, 1631.

- Cass. 3 juni 2005, TMR 2006, 74.

- Cass. (2de k.) 25 april 2006, NC 2007, afl. 2, 14, Pas. 2006 (samenvatting), afl. 4, 945, TMR 2006

(verkort), afl. 6, 689, TROS 2006 (samenvatting LINDEMANS, D.), afl. 43, 273 en T.Strafr. 2006, afl. 5,

268.

- Cass. 6 juni 2006, Pas. 2006, afl. 5-6, 1338; RW 2009-10 (samenvatting), afl. 19, 797 en TBP 2007

(weergave MEERSSCHAUT, F.), afl. 7, 435.

- Cass. 18 maart 2008, Amén. 2008 (weergave BOES, M.), afl. 4, 296, Pas. 2008, afl. 3, 752 en TROS

2008 (samenvatting), afl. 51, 263.

- Cass. 31 maart 2008, TMR 2008, afl. 4, 506.

- Cass. 6 mei 2008, Pas. 2008, afl. 5, 1098, TMR 2009, afl. 1, 57 en TROS 2008 (samenvatting

LINDEMANS, D.), afl. 52, 349.

- Cass. 24 november 2008, rolnr. P080884N, www.cass.be.

- Cass. (2de k.) 25 november 2008, Pas. 2008, afl. 11, 2656, TBP 2009 (weergave MEERSSCHAUT, F.), afl.

10, 627 en TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 1, 12, noot LINDEMANS, D.

- Cass. 10 februari 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 2, 454, Pas. 2009, afl. 2, 407, TBO 2009, afl. 4, 183 en

TROS 2009, afl. 55, 259, noot BOULLART, S.

- Cass. 2 juni 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 6-7-8, 1535, Pas. 2009, afl. 6-8, 1398, TBP 2010 (weergave

MEERSSCHAUT, F.), afl. 8, 477 en TBP 2010 (weergave MEERSSCHAUT, F.), afl. 9, 557.

Page 130: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

vii

- Cass. 5 januari 2010, Pas. 2010, afl. 1, 12, RW 2010-11, afl. 11, 456, noot, TBO 2010, afl. 2, 55 en

TROS-Nieuwsbrief 2010 (samenvatting LINDEMANS, D.), afl. 3, 3.

- Cass. 14 januari 2010, TROS-Nieuwsbrief 2010, afl. 3, 4.

- Cass. 28 januari 2010, Pas. 2010, afl. 1, 275, TMR 2010 (verkort), afl. 4, 485 en TROS-Nieuwsbrief

2010 (samenvatting), afl. 3, 4.

2.2.3 Raad van State

- RvS 1 april 1977, nr. 18.213, Nelis, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 27 maart 1986, nr. 26.321, Deroep, Arr.RvS 1986, z.p.

- RvS, 2 oktober 2001, nr. 99.377, Mottet, APM 2001 (samenvatting), afl. 8-9, 199.

- RvS (10de k.) 5 maart 2004, nr. 128.874, APM 2004 (samenvatting), afl. 4, 72, TBP 2005

(samenvatting), afl. 8, 562 en TROS 2004, afl. 3, 133, noot BARRA, P.

- RvS 5 oktober 2004, nr. 135.761, Tilmans, APM 2004, afl. 9, 205.

- RvS 24 januari 2005, nr. 139.669, Tommissen, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 3 maart 2005, nr. 141.537, NV Immabel, TROS 2005 (verkort), afl. 38, 189, noot BARRA, P.

- RvS 19 juni 2007, nr. 172.406, Ooms, CDPK 2008 (samenvatting), afl. 3, 656, TBP 2009, afl. 3, 177,

noot NEUTS, J. en TROS 2007 (samenvatting VAN MINGEROET, A.), afl. 47, 299, noot VAN MINGEROET, A.

- RvS 14 april 2008, nr. 182.036, Muylle, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 24 september 2008, nr. 186.459, Avala, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 22 april 2009, nr. 192.567, Van Mellaert; www.raadvst-consetat.be.

- RvS (10de k.) 29 april 2009, nr. 192.820, Raymaekers, TROS-Nieuwsbrief 2009, afl. 5, 12.

- RvS 13 oktober 2009, nr. 196.881, Slembrouck, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 22 juni 2009, nr. 194.539, NV Etablissements Monseu, www.raadvst-consetat.be.

- RvS (10de k.) 7 september 2009, nr. 195.768, Luyck, TROS-Nieuwsbrief 2009 (samenvatting), afl. 8,

13.

- RvS 10 september 2010, nr. 209.662, Valcke & Deleersnijder, www.raadvst-consetat.be.

- RvS 5 oktober 2010, nr. 207.898, BVBA Thijs, www.raadvst-consetat.be.

2.2.4 Andere rechtscolleges

- Rb. Brussel 12 mei 1967, Amén. 1977, 89, noot HAUMANT, F.

- Gent 26 september 1969, RW 1969-70, 728.

Page 131: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

viii

- Gent 8 juni 1973, RW 1975-76, 2370.

- Antwerpen 12 juni 1981, RW 1982-1983, 1011.

- Gent 14 februari 1985, RW 1986-1987, 462.

- Brussel 8 maart 1994, RW 1993-94, 1366, noot VANDEPLAS, A.

- Gent 16 juni 1994, RW 1994-1995, 887.

- Corr. Gent 31 januari 1995, TMR 1996, 59.

- Corr. Namen 13 februari 1995, Amén. 1995, 48.

- Brussel 10 oktober 1995, JLMB 1996, 459.

- Corr. Turnhout 17 september 1996, TMR 1998, 48.

- Voorz. Dendermonde 25 juni 1997, TMR 1997, 394.

- Beslagr. Verviers 18 december 1998, JLMB 1999, 424.

- Beslagr. Brussel, 18 januari 2000, AJT 1999-2000, 654-655.

- Gent (10de kamer) 1 april 2000, TMR 2000/3, 253.

- Gent (1ste k.) 10 november 2000, TMR 2001, 196.

- Rb. Gent 9 januari 2001, TMR 2002, 174.

- Beslagr. Turnhout 19 april 2001, rolnr. 99/186/A, onuitg.

- Gent 5 februari 2002, RW 2003-2004, 105, noot VAN NUFFEL, F.

- Beslagr. Antwerpen 30 oktober 2002, rolnr. 01-7922-02-3406-A, onuitg.

- Corr. Gent (19de k.) 2 december 2002, TMR 2003, afl. 4, 415 en TROS 2004, afl. 33, 63.

- Antwerpen 9 december 2002, TMR 2003, afl. 4, 404.

- Luik 29 april 2003, RRD 2003, 299.

- Brussel 18 november 2003, TMR 2004, 582 en CDPK 2005, 203.

- Rb. Gent 9 december 2003, NJW 2004, 770, noot S. LUST.

- Voorz. Brussel 22 december 2003, TMR 2007, afl. 5, 554.

- Voorz. Gent 16 juni 2004, TMR 2005, afl. 22, 232.

- Gent 4 maart 2005, TMR 2005, 535.

- Brussel (1ste kamer) 30 juli 2009, TMR 2010, afl. 2, 290.

Page 132: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

ix

- Gent 26 februari 2010, nr. 1128/07, onuitg.

- Antwerpen 31 augustus 2010, onuitg.

- Gent 21 januari 2011, nr. 2007/AR/652, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting VEKEMAN, R.), afl. 3,

24.

- Gent 11 februari 2011, nr. 2010/AR/2890, TROS-Nieuwsbrief 2011, afl. 4, 11.

- Gent 1 april 2011, nr. 2009/RK/316, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting VEKEMAN, R.), afl. 6, 16.

- Antwerpen 13 april 2011, nr. 2010/RK/170, TROS-Nieuwsbrief 2011 (samenvatting VAN LOMMEL, J.),

afl. 6, 17.

3. Rechtsleer

3.1 België

- BALLON, G., “Dwangsom” in APR, Story-Scientia, 1980.

- BAUWENS, M., “De gemeente in het nieuwe decreet ruimtelijke ordening (2): het personeel. De

stedenbouwkundig ambtenaar wordt spilfiguur”, De Gem. 1999, nr. 10, 18-24.

- BAUWENS, M., “Functie, profiel en aanstelling van de gemeentelijk stedenbouwkundige

ambtenaren”, http://www.vvsg.be/Omgeving/ruimtelijke_ordening/Documents/XB%20d826%20

gemeentelijk%20stedenbouwkundig%20ambtenaar.doc, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012, 13 p.

- BOCKSTAELE, M., Processen-verbaal, Antwerpen, Maklu, 1994, 195 p.

- BOES, M., “Kroniek ruimtelijke ordening en stedenbouw (1993-1998)”, RW 1998-1999, 793-815.

- BUIJS, X., “Gemeenten op 1 mei ontvoogd?”, Lokaal 16 april 2007, 29-31.

- CLAEYS, I., “De nieuwe verjaringswet: een inleidende verkenning”, RW 1998-1999, 377-403.

- DE GEYTER, L., “De aansprakelijkheid van de koper van een stedenbouwmisdrijf en de vaststelling van

de meerwaarde door de rechter”, AJT 1999-2000, 491-494.

- DE NAUW, A., FLAMEY, P. en GHYSELS, J. (ed.), Milieustraf- en Milieustrafprocesrecht. Actuele

vraagstukken, Gent, Larcier, 2005, 576 p.

- DE WAELE, T., Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest, UGent, 2011, 570 p.

- DEBERSAQUES, G., “De vrijwillige tussenkomst voor de strafrechter van de gemachtigde ambtenaar

en/of het college van burgemeester en schepenen”, TROS 1998, 594-597.

- DERINE, R. (ed.), Het onroerend goed in de praktijk, Antwerpen, Kluwer, 1980, losbl.

- DIRIX, E., Beslagrecht. Kort begrip van het beslag- en executierecht, Leuven, Acco, 1994, 111 p.

- DUPONT, L. en VERSTRAETEN, R., Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 930 p.

Page 133: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

x

- D’HOOGHE, D., “De herstelmaatregelen inzake stedebouw”, RW 1988-89, 1001-1015.

- FLAMEY, P. en VERHULST, G., Ruimtelijke Ordening herbekeken. Analyse van de Vlaamse Codex R.O. en

het Decreet Grond- en Pandenbeleid, Brugge, Vanden Broele, 2010, 393 p.

- HAMBYE, J. e.a., L’Aménagement du territoire et l’urbanisme, Namen, Société d’études Morales

Sociales et Juridiques, 1972, 204 p.

- HUBEAU, B. en POPELIER, S., Behoorlijk ruimtelijk ordenen. Algemene beginselen van behoorlijk

bestuur in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, Brugge, Die Keure, 2002, 240 p.

- JURA FALCONIS LIBRI (ed.), De Dwangsom, Leuven, Jura Falconis, 1999, 205 p.

- LEENDERS, I., VAN ACKER, F., e.a., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2011, Mechelen, Kluwer, 2010, 911

p.

- LUST, S., “De herstelvordering in het stedenbouwrecht. Een poging tot synthese”, TROS 1997, 223-

257.

- LUST, S, “Het handhavingsdecreet terug naar af”, TROS 2004, 194-205.

- LUST, S., e.a., Het Arbitragehof en het ruimtelijk ordeningsrecht, Brugge, Die Keure, 2006, 266 p.

- MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M. en VANDE LANOTTE, J., Overzicht van het Belgisch Administratief

Recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 1130 p.

- PERILLEUX, J., “L’obligation in solidum – Entre passé et avenir”, Rev.Dr.Ulg. 2004, afl. 2, 197-223.

- POPELIER, P., “De toepassing van de Uitdrukkelijke Motiveringswet in het domein van de ruimtelijke

ordening en stedenbouw”, TROS 1997, 346-362.

- ROOSEMONT, M., “Ambtshalve uitvoering van afbraakvonnissen en –arresten overeenkomstig art. 67

§2 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening”, TROS 1998, 620-629.

- SEUTIN, B. en VANDE LANOTTE, J. (ed.), De recente evoluties en knelpunten in de ruimtelijke ordening

en de stedenbouw, Brugge, Die Keure, 1988, 277 p.

- VAN HOORICK, G., Stedenbouwvademecum, Antwerpen, Kluwer, 1996, 132 p.

- VAN HOORICK, G., VANSANT, P. en VAN ACKER, F., Handhavingszakboekje Ruimtelijke Ordening 2011,

Mechelen, Kluwer, 2010, 390 p.

- VAN LOMMEL, J., Het stakingsbevel. Beter voorkomen dan genezen, Brussel, Politeia, 2009, 59 p.

- VANDE LANOTTE, J., en GOEDERTIER, G., Inleiding tot het publiekrecht, Deel 2 Overzicht publiekrecht,

Brugge, Die Keure, 2007, 1576 p.

- VEKEMAN, R., Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Antwerpen, Kluwer, 1983, 360 p.

- WYCKAERT, S., “De stedenbouwkundige regularisatie (vergunning): algemene beginselen”, TROS

2003, 305-320.

Page 134: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xi

3.2 Nederland

- MICHIELS, L. en MULLER, E. (ed.), Handhaving. Bestuurlijk handhaven in Nederland, Deventer, Kluwer,

2006, 707 p.

- VAN DEN BROEK, J., Wegwijzer. Toezicht en handhaving omgevingsrecht, Alphen Aan de Rijn, Kluwer,

2010, 236 p.

- VAN DER MEIJDEN, D., Handhaving. Naleving, toezicht en sanctionering na de Wabo, Amsterdam,

Berghauser Point Publishing, 2010, 198 p.

4. Andere

- VAN MECHELEN, D., “Verslag aan de Vlaamse Regering inzake het Besluit van de Vlaamse Regering

d.d. 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde”, BS 20 mei 2000.

- LARMUSEAU, I. (ed.), Geboeid door omgevingsrecht. VVOR Verslagboek 2007/1, Vlaamse Vereniging

voor Omgevingsrecht, 8 februari 2007, http://www.omgevingsrecht.be/sitesdefault/files/

2007_geboeid_door.pdf, 45 p.

- EXPERTISECENTRUM RECHTSPLEGING EN RECHTSHANDHAVING, NEDERLANDS MINISTERIE VAN JUSTITIE,

Programmatisch handhaven. Een gids voor de praktijk bij het rijk, september 2007,

http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/Nalevingsexpertise/Programmatisch+ha

ndhaven/Gids_programmatisch_handhaven_rijk.pdf, 101 p.

- MUYTERS, P., Beleidsnota ruimtelijke ordening 2009-2014. Een ruimtelijk beleid voor en op het ritme

van de maatschappij, 2009, http://www.kenniscentrumvlaamsesteden.be/overhetkenniscentrum/

Nieuwsbrief/Documents/2010/Synthese%20beleidsnota%20Ruimtelijke%20ordening.pdf, 26 p.

- BRUGGEMAN, W., DE WITTE, L., DELMULLE, J., KOEKELBERG, F. e.a., Evaluatierapport tien jaar

politiehervorming, 29 mei 2009, http://www.infozone.be/biblio/fedpol/cg/2009-05-28/2009-05-28-

advies-5-n.pdf, 89 p.

- Protocolakkoord van 1 september 2009 tussen het Agentschap Inspectie RWO en het Agentschap

RO Vlaanderen over de stedenbouwkundige toetsing bij het aangaan van een minnelijke schikking,

onuitg.

- DEBEN, L., VAN AECKEN, K., BILLIET, C., en POPELIER, P., Straf- en administratieve sancties in Vlaamse

regelgeving. Aanbevelingen voor een sterker handhavingsbeleid (Eindrapport), ICW, 7 december

2009, 315 p.

- VVSG, Het Vlaams Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening. Standpunt Vereniging Vlaamse Steden en

Gemeenten, 25 januari 2010, http://admin.vvsg.be/cmsmedia/XBdms34237%20Het%20Vlaams%

20handhavingsplan%20Ruimtelijke%20Ordening.pdf?uri=ff808081267797b101267a90b7940019&act

ion=viewWorkingAttachement, 8 p.

Page 135: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xii

- SARO, Advies over het handhavingsplan ruimtelijke ordening, 27 januari 2010,

http://www.rwo.be/LinkClick.aspx?fileticket=eCyiRusOaPM%3D&tabid=15423&mid=21839, 10 p.

- HOGE RAAD VOOR HET HANDHAVINGSBELEID, Advies inzake de adviesaanvraag van dhr. Philippe Muyters

over het ontwerp van Handhavingsplan ruimtelijke ordening, 29 januari 2010, rolnr.

002989/A/000004, http://www.rwo.be/Portals/100/HRH/advies%20HR_3006.pdf, 27 p.

- HOGE RAAD VOOR HET HANDHAVINGSBELEID, Verslag aan de regering (betreffende het Besluit van de

Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 houdende de vaststelling van het procedure- en

werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, BS 31 december 2010),

http://www.rwo.be/Portals/100/HRH/VERSLAG%20VR.pdf, 16 p.

- AGENTSCHAP INSPECTIE RWO, Code van goede praktijk. Aanpak inbreuken ruimtelijke ordening, mei

2011, 38 p.

- VLAAMSE OMBUDSDIENST, Jaarverslag 2010, stuk 41/1, 29 juni 2011, http://www.vlaamse

ombudsdienst.be/ombs/nl/documentatie/pdf/jaarverslag2010stuk411.pdf, 72 p.

- VVSG-studiedag, Beter voorkomen dan genezen: handhaving ruimtelijke ordening op lokaal vlak,

Torhout, 23 september 2011, met als gastspreker VAN LOMMEL, J.

- BLOEMEN, H., “Handhaving in theorie en praktijk” uit het symposium “50 jaar Wet op de Stedenbouw” van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning, Brussel, 22 maart 2012, http://www.vrp.be/gallery/documents/presentaties-50jw/50jW_15S_BloemenHubert2.pdf, 14 p.

- Gesprek met dhr. VANHEEL, W., vast secretaris bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid,

Brussel, 24 april 2012.

- Gesprek met dhr. BLOEMEN, H., administrateur-generaal van het Agentschap Inspectie RWO, en dhr.

VANHOUTTE, P., afdelingshoofd bij het Agentschap Inspectie RWO, Brussel, 25 april 2012.

- Cijfers van VRIND, de studiedienst van de Vlaamse Regering, met betrekking tot de evolutie van de

processen-verbaal, vonnissen en arresten bij de vaststelling van bouwovertredingen, 1998-2010,

http://www4.vlaanderen.be/sites/svr/cijfers/Exceltabellen/ruimte/handhaving/RUIMHA001.xls,

laatst geraadpleegd op 2 mei 2012.

- Cijfers van VRIND, de studiedienst van de Vlaamse Regering, met betrekking tot het aantal bouwvergunningen voor nieuwbouw en renovatie, 1996-2011, http://www4.vlaanderen.be/ sites/svr/cijfers/Exceltabellen/woonbeleid/woningmarkt/woonbouw003.xls, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012

- Lijst van gemeenten die beschikken over vergunningsautonomie (zgn. “ontvoogde gemeenten”),

http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/vergunningen/vijfvoorwaarden/index.html, laatst

geraadpleegd op 2 mei 2012.

- Tabel vijf voorwaarden voor ontvoogding, http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/vergunningen/

vijfvoorwaarden/voorwaarden_overzicht_1.html, laatst geraadpleegd op 2 mei 2012.

Page 136: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xiii

Bijlagen

Bijlage 1. Enquête

Algemene informatie

1. Naam van de deelnemende gemeente?

_________________________________________

2. Wenst u de naam van uw gemeente uit de bespreking te houden?

0 Ja

0 Nee

3. Hoeveel inwoners heeft uw gemeente?

_____________________

4. Functie van de individuele persoon die de enquête invult?

_________________________________________

Algemene vragen

5. Hoeveel stedenbouwkundige ambtenaren heeft uw gemeente in dienst?

_____________________

6. Zijn er sinds de invoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in 2009 extra

stedenbouwkundige ambtenaren aangeworven? Zo ja, hoeveel?

0 Ja, ________________

0 Nee

7. Hoeveel stedenbouwkundige vergunningen zijn er door uw gemeente afgeleverd?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

8. Is er op het vlak van handhaving ruimtelijke ordening samenwerking met één of meerdere

naburige gemeenten?

0 Ja

0 Nee

9. Bestaan er op het vlak van handhaving ruimtelijke ordening afspraken tussen de bestuurlijke

administratie en de lokale politie?

0 Ja

0 Nee

10. Hoe ziet uw gemeente haar rol inzake de handhaving van ruimtelijke ordening?

0 Hoofdzakelijk preventief

0 Ongeveer even veel preventief als curatief

0 Hoofdzakelijk curatief

Page 137: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xiv

11. Bestaat er in de gemeente een lokaal handhavingsplan, al dan niet in samenwerking met de

lokale politie?

0 Ja

0 Nee

0 Er is een lokaal handhavingsplan in de maak

Preventieve handhaving

12. De plaatselijke overheid informeert haar burgers over de regelgeving betreffende handhaving

ruimtelijke ordening: (meerdere antwoorden mogelijk)

0 Via het plaatselijke infoblad

0 Via de website van de gemeente

0 Via informatievergaderingen

0 Via haar loketfunctie

0 Op een andere manier, namelijk ____________________________________________

13. Hoeveel stedenbouwkundige ambtenaren nemen actief de taak van verbalisant op zich?

_____________________

14. Toezicht en controle van stedenbouwkundige werken binnen het grondgebied van de gemeente

gebeurt: (meerdere antwoorden mogelijk)

0 Door ambtenaren van de gemeente na klacht van een burger

0 Door ambtenaren van de gemeente bij routineonderzoek

0 Niet door ambtenaren van de gemeente

0 Door de lokale politie na klacht van een burger

0 Door de lokale politie bij routineonderzoek

0 Niet door lokale politie van de gemeente

15. Indien een inbreuk op de ruimtelijke ordeningswetgeving wordt vastgesteld, krijgt de overtreder

een verwittiging met de vraag zich alsnog in overeenstemming te stellen met de wet?

0 Ja

0 Nee

16. Hoeveel processen-verbaal van overtreding op de wetgeving ruimtelijke ordening werden

opgesteld door stedenbouwkundige ambtenaren van de gemeente?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

17. Hoeveel processen-verbaal van overtreding op de wetgeving ruimtelijke ordening werden

opgesteld door de lokale politie van de gemeente?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

Page 138: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xv

18. Hoeveel stakingsbevelen werden opgelegd door stedenbouwkundige ambtenaren van de

gemeente?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

19. Hoeveel stakingsbevelen werden opgelegd door de lokale politie van de gemeente?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

Curatieve handhaving

20. Hoeveel herstelvorderingen betreffende overtredingen op de wetgeving ruimtelijke ordening

werden ingediend door het college van burgemeester en schepenen?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

21. Hoeveel herstelvorderingen betreffende overtredingen op de wetgeving ruimtelijke ordening op

het grondgebied van uw gemeente werden ingediend door de stedenbouwkundige inspectie?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

22. Hoeveel herstelmaatregelen die door de rechter werden opgelegd zijn effectief ambtshalve

uitgevoerd door de gemeente?

In 2009: ________________

In 2010: ________________

In 2011: ________________

23. De lokale overheid ervaart de samenwerking met de stedenbouwkundige inspecteur:

0 Eerder positief, want _______________________________________________________

0 Eerder negatief, want ______________________________________________________

24. De lokale overheid ervaart de samenwerking met de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid:

0 Eerder positief, want _______________________________________________________

0 Eerder negatief, want ______________________________________________________

25. De lokale overheid ervaart de procedure voor het indienen van een herstelvordering:

0 Eerder positief, want _______________________________________________________

0 Eerder negatief, want ______________________________________________________

Page 139: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xvi

26. Het invoeren van administratieve boetes, op te leggen door lokale overheden bij overtredingen

op de wetgeving ruimtelijke ordening:

0 Zou positief zijn

0 Zou negatief zijn

27. Heeft u nog bijkomende vragen of opmerkingen aangaande het onderwerp van deze enquête?

__________________________________________________________________________

______________________________________________________________________

________________________________________________________________________

Page 140: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xvii

Bijlage 2. Deelnemende gemeenten

Aalst

Aalter

Aarschot

Aartselaar

Affligem

Antwerpen

Ardooie

As

Asse

Assenede

Avelgem

Baarl-Hertog

Balen

Beernem

Beersel

Begijnendijk

Beringen

Berlare

Bertem

Bever

Beveren

Bierbeek

Bilzen

Blankenberge

Bonheiden

Boortmeerbeek

Borgloon

Bornem

Borsbeek

Boutersem

Brasschaat

Brecht

Bredene

Brugge

Damme

De Haan

De Panne

De Pinte

Deerlijk

Deinze

Denderleeuw

Dessel

Destelbergen

Diepenbeek

Diest

Diskmuide

Duffel

Gavere

Geel

Genk

Geraardsbergen

Gingelom

Glabbeek

Gooik

Grobbendonk

Haaltert

Halen

Halle

Hasselt

Hechelt-Eksel

Heers

Hemiksem

Herenthout

Herk-de-Stad

Heusden-Zolder

Hoeilaart

Holsbeek

Hooglede

Horebeke

Houthalen-Helchteren

Houthulst

Ichtegem

Ingelmunster

Kalmthout

Kapellen

Keerbergen

Koekelare

Kontich

Kortenberg

Kortessem

Kortrijk

Kruishoutem

Kuurne

Laakdal

Laarne

Lanaken

Lede

Leopoldsburg

Lichtervelde

Liedekerke

Lier

Lille

Linkebeek

Linter

Londerzeel

Lo-Reninge

Lubbeek

Maarkedal

Maasmechelen

Machelen

Maldegem

Mechelen

Meeuwen-Gruitrode

Meise

Melle

Menen

Merksplas

Mesen

Middelkerke

Neerpelt

Nevele

Nieuwpoort

Nijlen

Ninove

Olen

Oostrozebeke

Opglabbeek

Opwijk

Oudenaarde

Oudenburg

Oud-Heverlee

Oud-Turnhout

Overijse

Overpelt

Peer

Pepingen

Poperinge

Ranst

Retie

Page 141: De rol van de gemeenten in de handhaving van de …...Een zekere maturiteit in de ruimtelijke planning werd echter als voorwaarde gesteld voor een meer actieve en autonome rol in de

xviii

Riemst

Ronse

Rotselaar

Rumst

Schelle

Scherpenheuvel-Zichem

Schilde

Schoten

Sint-Genesius-Rode

Sint-Katelijne-Waver

Sint-Laureins

Sint-Lievens-Houtem

Sint-Martens-Latem

Sint-Truiden

Stabroek

Staden

Temse

Ternat

Tervuren

Tessenderlo

Tielt

Tongeren

Turnhout

Voeren

Vosselaar

Waarschoot

Wellen

Wemmel

Wervik

Wetteren

Wevelgem

Wezembeek-Oppem

Wichelen

Wijnegem

Willebroek

Wommelgem

Wortegem-Petegem

Zaventem

Zemst

Zomergem

Zonnebeke

Zottegem

Zoutleeuw

Zuienkerke

Zwevegem

Zwijndrecht