DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

203
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 DE PROBATIE NADER BEKEKEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’ Ingediend door Louise BERRIER (studentennr. 01005593) Promotor: Prof. dr. Philip TRAEST Commissaris: Dhr. Jan ROELANDT

Transcript of DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Page 1: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Academiejaar 2015-2016

DE PROBATIE NADER BEKEKEN

Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’

Ingediend door

Louise BERRIER

(studentennr. 01005593)

Promotor: Prof. dr. Philip TRAEST

Commissaris: Dhr. Jan ROELANDT

Page 2: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

     

Page 3: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

                                                                         

“For a punishment to be just it should consist of only such gradations of intensity as suffice to deter men from committing crimes.”

   

- Cesare BECCARIA, Delitti e delle pene -

Page 4: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

I

Verklaring inzake toegankelijkheid

Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef rechten Ondergetekende,

BERRIER Louise (01005593)

geeft hierbij aan derden,

zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of

leden van de examencommissie van de master in de rechten, de toelating, om deze

masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een

elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen

naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledige de bron vermelden.

Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de

masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk

na het titelblad.

Datum: 17 mei 2016

Handtekening:

Page 5: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

  II

Dankwoord Deze masterproef vormt het sluitstuk van de academische opleiding rechten. De totstandkoming

van dit werk heeft vanzelfsprekend vele uren en energie gekost. Niettemin was het een zeer

leerrijke ervaring die zonder twijfel een noemenswaardige bijdrage leverde aan mijn vorming tot

een bekwaam en kritisch jurist. Zonder hulp was het mij waarschijnlijk niet gelukt om tot dit

eindresultaat te komen. Een woord van dank mag dan ook niet ontbreken.

Ten eerste wil ik mijn promotor professor Philip TRAEST bedanken voor het aanleveren van het

boeiende onderwerp en de begeleiding. Daarnaast verdient ook mijn commissaris, de heer Jan

ROELANDT een bedanking voor de zeer uitgebreide feedback en raadgevingen die hij steeds

bereid was te verschaffen.

Vervolgens verdienen mijn ouders een bijzondere vermelding. Ik wil hen bedanken voor alle

kansen en onvoorwaardelijke steun die zij mij ten allen tijde geboden hebben. Zonder hen was

het in de eerste plaats niet mogelijk geweest om deze studie aan te vangen noch op een

succesvolle wijze af te ronden. Bovendien wil ik hen bedanken voor het zorgvuldig nalezen van

mijn werk. In dit kader komt ook aan mijn vriend, Alexander D’HAVÉ een woord van dank toe.

In het kader van deze masterproef had ik bovendien de kans om zowel leden van de zittende als

staande magistratuur te interviewen. Daarom kunnen de heer Jean-Luc COTTYN, de heer Jorn

DANGREAU, de heer Hans DE WAELE, de heer Bert SALEMBIER en mevrouw Gerda

WEYMIENS evenmin ontbreken in dit dankwoord. Zij stonden mij bij met hun wijsheden uit de

praktijk en vormden bijgevolg een niet te onderschatten meerwaarde voor mijn masterproef.

Tot slot bedank ik graag nog Arne SCHREEL voor het op uitstekende wijze verzorgen van de

lay-out van dit werk.

Louise Berrier

Gent, 17 mei 2016

Page 6: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

  III

Abstract De probatie heeft sinds kort heel wat meer om het lijf gekregen. Sedert 1 mei 2016 is zij niet

enkel nog een modaliteit maar ook een zelfstandige hoofdstraf. Over beide vormen is reeds veel

inkt gevloeid. Bijgevolg is het nader bekijken van de probatie een zeer omvangrijk onderwerp.

Om orde te scheppen in het kluwen van het rijkelijke arsenaal aan wetten, rechtspraak en

rechtsleer met betrekking tot de probatie is onderhavig werkstuk onderverdeeld in vier centrale

onderzoeksvragen. Het antwoord wordt aangereikt door middel van een grondige literatuurstudie

alsook een kritische noot onder meer verkregen door interviews af te nemen van leden van de

zittende en staande magistratuur.

Vooreerst wordt een schets gegeven van het ontstaan en evolutie van de probatie. Zij vindt haar

wortels in de Angelsaksische rechtssystemen. Binnen België ontstond zij als praktijk van het

Openbaar Ministerie. Later kwamen enkele wetgevende initiatieven die uiteindelijk uitmondden

in de Probatiewet van 29 juni 1964. Dit vormt meteen het tweede deel van dit werkstuk. Deze

wet heeft betrekking op de probatie als modaliteit bij de opschorting en het uitstel. De

doelstellingen, toepassingsvoorwaarden, uitvoeringsprocedure, bevoegde instanties en zwakke

punten worden toegelicht. Deze wet vormde echter geen eindpunt in de evolutie van de

probatie. Met de Wet Autonome Probatie van 10 april 2014 werd, zij het op een ietwat

onbeholpen wijze, een poging gewaagd om tegemoetgekomen aan de minpunten van de

eerstgenoemde wet. Het derde deel geeft op dezelfde wijze zoals gehanteerd voor de probatie

als modaliteit in het tweede deel, toelichting bij de autonome probatiestraf. Een vergelijking

tussen beide figuren dringt zich dan ook op en ligt vervat in het vierde deel van deze

masterproef. Het rechtsvergelijkend deel vormt uiteindelijk het slotstuk.

Door dit onderzoek wordt aangetoond dat de probatie een erg nuttig figuur uit ons strafrecht

blijkt. Toch kent zij nog veel gebreken. De Wet Autonome Probatie negeerde vele van de

kritieken en werkpunten waardoor het enthousiasme van de personen uit het werkveld over de

autonome probatiestraf niet steeds even groot is. Het welslagen ervan zal dan ook afgewacht

moeten worden.

Page 7: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

IV

Inhoudstafel  

DANKWOORD ................................................................................................................. II  

ABSTRACT ..................................................................................................................... III  

INHOUDSTAFEL ............................................................................................................. IV  

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN ................................................................... VIII  

INLEIDING ........................................................................................................................ 1  

DEEL 1:   HISTORIEK EN EVOLUTIE ........................................................................... 4  

HOOFDSTUK 1.   ANGELSAKSISCHE OORSPRONG ..................................................................... 4  

Afdeling 1.   Engeland ........................................................................................................ 7  

Afdeling 2.   Verenigde Staten ........................................................................................... 9  

HOOFDSTUK 2.   ONTSTAAN EN EVOLUTIE IN BELGIË .............................................................. 10  

Afdeling 1.   Praetoriaanse probatie ................................................................................ 13  

Afdeling 2.   Totstandkoming Probatiewet ....................................................................... 15  

Afdeling 3.   Totstandkoming van de Wet Autonome Probatie ........................................ 18  

Afdeling 4.   Potpourri II-wet ............................................................................................ 24  

Onderafdeling 1.   Veralgemening van de correctionaliseerbaarheid ............................. 24  

Onderafdeling 2.   Wijzigingen aan de Probatiewet ........................................................ 25  

DEEL 2:   DE PROBATIE ALS MODALITEIT .............................................................. 27  

HOOFDSTUK 1.   TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................. 27  

Afdeling 1.   Opschorting ................................................................................................. 29  

Afdeling 2.   Uitstel ........................................................................................................... 31  

Afdeling 3.   Probatie-opschorting en probatie-uitstel ...................................................... 31  

Onderafdeling 1.   Probatie ............................................................................................. 31  

Onderafdeling 2.   Bepaling van de voorwaarden ........................................................... 33  

HOOFDSTUK 2.   DOELSTELLING ............................................................................................ 37  

Afdeling 1.   Op proefstelling ............................................................................................ 37  

Afdeling 2.   Strafmatiging ................................................................................................ 39  

HOOFDSTUK 3.   TOEPASSINGSVOORWAARDEN ..................................................................... 39  

Page 8: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Inhoudstafel

  V

Afdeling 1.   Schuldigverklaring ....................................................................................... 40  

Afdeling 2.   Instemming .................................................................................................. 41  

Afdeling 3.   Informatie- en hoorplicht .............................................................................. 44  

Afdeling 4.   Strafrechtelijke antecedenten ...................................................................... 46  

Onderafdeling 1.   Drempels ........................................................................................... 46  

Onderafdeling 2.   Eigenschappen van de in aanmerking te nemen beslissing ............. 51  

Afdeling 5.   Objectieve zwaarwichtigheid van het misdrijf .............................................. 52  

Afdeling 6.   Proeftermijn ................................................................................................. 54  

Afdeling 7.   Rechterlijke beslissing ................................................................................. 57  

Afdeling 8.   Geheel of gedeeltelijk opschorten of uitstellen en samenloop ..................... 59  

HOOFDSTUK 4.   PERSOON EN LEVENSSITUATIE VAN DE BEKLAAGDE ...................................... 60  

Afdeling 1.   Gelijkvormig verklaard afschrift .................................................................... 61  

Afdeling 2.   Maatschappelijke enquête ........................................................................... 61  

Afdeling 3.   Beknopt voorlichtingsverslag ....................................................................... 64  

Afdeling 4.   Specialistisch onderzoek ............................................................................. 65  

HOOFDSTUK 5.   UITVOERING ................................................................................................ 66  

Afdeling 1.   De justitieassistent ....................................................................................... 67  

Onderafdeling 1.   Definitie ............................................................................................. 67  

Onderafdeling 2.   Materiële bevoegdheid ...................................................................... 68  

Onderafdeling 3.   Territoriale bevoegdheid .................................................................... 71  

Afdeling 2.   De probatiecommissie ................................................................................. 71  

Onderafdeling 1.   Materiële bevoegdheid ...................................................................... 71  

Onderafdeling 2.   Territoriale en temporele bevoegdheid ............................................. 72  

Onderafdeling 3.   Administratieve aard .......................................................................... 72  

Afdeling 3.   De uitvoeringsprocedure .............................................................................. 73  

Afdeling 4.   Uitvoering in andere lidstaten van de EU .................................................... 73  

HOOFDSTUK 6.   HERROEPING .............................................................................................. 77  

Afdeling 1.   Nieuw misdrijf .............................................................................................. 80  

Afdeling 2.   Schending van de probatie(voorwaarden) ................................................... 81  

Afdeling 3.   Procedure en termijnen ............................................................................... 82  

Afdeling 4.   Gevolgen van de herroeping ....................................................................... 85  

HOOFDSTUK 7.   ACCESSOIRE VEROORDELINGEN .................................................................. 87  

HOOFDSTUK 8.   VERJARING ................................................................................................. 89  

HOOFDSTUK 9.   KRITISCHE REFLECTIE ................................................................................. 89  

Page 9: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Inhoudstafel

  VI

Afdeling 1.   Bepaling van gepaste en werkbare voorwaarden ........................................ 90  

Afdeling 2.   Tijdsverloop tussen vonnis en start van de maatregelen ............................. 93  

Afdeling 3.   Gunstmaatregelen onderworpen aan de appreciatie van de rechter ........... 94  

DEEL 3:   DE AUTONOME PROBATIESTRAF ........................................................... 95  

HOOFDSTUK 1.   EIGENSCHAPPEN ......................................................................................... 95  

Afdeling 1.   Toepassingsgebied ratione personae .......................................................... 95  

Afdeling 2.   Kenmerken van de straf ............................................................................... 96  

HOOFDSTUK 2.   TOEPASSINGSVOORWAARDEN ..................................................................... 98  

Afdeling 1.   Instemming en informatie- en hoorplicht ...................................................... 98  

Afdeling 2.   Soorten feiten en misdrijven ...................................................................... 100  

Afdeling 3.   Gerechtelijke antecedenten ....................................................................... 102  

Afdeling 4.   Duur ........................................................................................................... 102  

Afdeling 5.   Vervangende straf ..................................................................................... 107  

HOOFDSTUK 3.   BESLISSING VAN DE RECHTER .................................................................... 108  

Afdeling 1.   Informatie over de beklaagde .................................................................... 108  

Afdeling 2.   Motivering .................................................................................................. 109  

Afdeling 3.   Invulling van de autonome probatiestraf .................................................... 110  

Afdeling 4.   Centraal Strafregister ................................................................................. 112  

HOOFDSTUK 4.   UITVOERING .............................................................................................. 113  

Afdeling 1.   Bevoegdheid ratione loci ........................................................................... 113  

Afdeling 2.   De uitvoeringsprocedure ............................................................................ 115  

Afdeling 3.   Prerogatieven van de probatiecommissie .................................................. 116  

Afdeling 4.   Niet naleven van de autonome probatiestraf ............................................. 118  

HOOFDSTUK 5.   KRITISCHE REFLECTIE ............................................................................... 119  

Afdeling 1.   Samen bestaan van beide probatievormen ............................................... 120  

Afdeling 2.   Concrete invulling van de probatievoorwaarden ........................................ 122  

DEEL 4:   VERGELIJKING TUSSEN BEIDE PROBATIEVORMEN .......................... 125  

HOOFDSTUK 1.   CONCRETE INVULLING ............................................................................... 125  

Afdeling 1.   Kenmerken ................................................................................................ 125  

Afdeling 2.   Bepaling van de voorwaarden ................................................................... 125  

Afdeling 3.   Duur ........................................................................................................... 126  

Afdeling 4.   Instemming en informatie- en hoorplicht .................................................... 126  

HOOFDSTUK 2.   BELETSELS VOOR HET OPLEGGEN VAN DE MODALITEIT OF STRAF ................ 127  

Page 10: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Inhoudstafel

  VII

Afdeling 1.   Objectieve zwaarwichtigheid van het misdrijf ............................................ 127  

Afdeling 2.   Gerechtelijke antecedenten ....................................................................... 128  

HOOFDSTUK 3.   UITVOERING .............................................................................................. 128  

HOOFDSTUK 4.   TUSSENBESLUIT ........................................................................................ 129  

DEEL 5:   RECHTSVERGELIJKEND DEEL ............................................................... 130  

HOOFDSTUK 1.   VERENIGD KONINKRIJK .............................................................................. 131  

Afdeling 1.   Community order ....................................................................................... 131  

Afdeling 2.   Suspended sentence of imprisonment ...................................................... 133  

Afdeling 3.   Deferred sentence ..................................................................................... 134  

HOOFDSTUK 2.   FRANKRIJK ................................................................................................ 135  

Afdeling 1.   (Probatie-)opschorting ............................................................................... 136  

Afdeling 2.   Gewoon uitstel ........................................................................................... 137  

Onderafdeling 4.   Drempels ......................................................................................... 137  

Onderafdeling 5.   Gevolgen ......................................................................................... 139  

Afdeling 3.   Het probatie-uitstel ..................................................................................... 140  

Afdeling 4.   Autonome probatiestraf ............................................................................. 142  

HOOFDSTUK 3.   NEDERLAND .............................................................................................. 144  

Afdeling 1.   Dualistisch sanctiestelsel ........................................................................... 144  

Afdeling 2.   Taakstraf .................................................................................................... 145  

Afdeling 3.   Strafrechtelijke opvang van verslaafde ...................................................... 146  

Afdeling 4.   Opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf ................................... 147  

Afdeling 5.   Uitstel van vonniswijzing ............................................................................ 149  

Afdeling 6.   Reclassering .............................................................................................. 151  

HOOFDSTUK 4.   TUSSENBESLUIT ........................................................................................ 152  

BESLUIT ....................................................................................................................... 153  

BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................ 156  

BIJLAGEN .................................................................................................................... 175  

Page 11: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

VIII

Lijst van gebruikte afkortingen

BUPO Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake Burgerrechten en

Politieke Rechten

CEP Confederation of European Probation

C.pén. Code pénal (FR)

Drugswet Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen,

slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen,

ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt

worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en

psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921, 1834.

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EVRM Europees Verdrag van 4 november 1950 voor de Rechten van de Mens

en de Fundamentele Vrijheden

EU Europese Unie

FOD Federale Overheidsdienst

Gw. Wet van 17 februari 1994 houdende de gecoördineerde Grondwet, BS

17 februari 1994, 4054.

NOMS National Offender Management Service

Potpourri II-wet Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de

strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19

februari 2016, 13130.

Page 12: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Lijst van gebruikte afkortingen

  IX

Probation

Framework Decision

Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel

van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met

het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen

van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102

(2008).

Probatiewet Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de

probatie, BS 17 juli 1964, 7812.

Slachtofferfonds Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden en aan de occasionele redders

SPIP Service Pénitentiaire d’Insertion et de Probation

Sr. Wetboek van Strafrecht (NL)

Sv. Wet van 17 november 1808 houdende het Wetboek van Strafvordering,

BS 27 november 1808, 0.

Sw. Wet van 8 juni 1867 houdende het Strafwetboek, BS 9 juni 1867, 3133.

V.T.Sv. Wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het

Wetboek van Strafvordering, BS 25 april 1878, 1265.

Wegverkeerswet Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, BS

27 maart 1968, 3146.

Wet Autonome

Probatie

Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in

het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en

de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de

probatie, BS 19 juni 2014, 46200.

Wet Bescherming

Persoon

Geesteszieke

Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van

de geesteszieke, BS 27 juli 1990, 14806.

Page 13: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Lijst van gebruikte afkortingen

  X

Wet Franchimont Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het

stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS

2 april 1998, 10027.

Wet Lejeune Wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke

invrijheidsstelling in het strafstelsel, BS 3 juni 1888, 1605.

Wet Strafuitvoering Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de

veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer

toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS

15 juni 2006, 30455.

Wet Verzachtende

Omstandigheden

Wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, BS 5

oktober 1867, 5505.

Page 14: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

1

Inleiding1. In deze masterproef wordt het leerstuk van de probatie behandeld. Tot op heden is dit

instrument van grote waarde. Er moet een delicaat evenwicht gevonden worden tussen

enerzijds het zoveel mogelijk beschermen van de samenleving en geen gevaar te creëren door

schadelijke individuen vrij te laten bewegen in onze maatschappij. Anderzijds moeten ook de

belangen van de delinquent in acht genomen worden. De nefaste gevolgen die een periode

binnen de gevangenismuren met zich kan meebrengen, staan in de weg van de sociale re-

integratie. Door de delinquenten op een adequate wijze te begeleiden, voorkomt men de

neerwaartse spiraal die kan ontstaan door het plegen van misdrijven, de daaropvolgende straf

met een contact binnen een crimineel milieu en die uiteindelijk zal leiden tot nog meer

gepleegde misdrijven. Het belang van de probatie behoeft dan ook geen verder betoog.

2. De probatie als modaliteit werd ingevoerd door de wet van 29 juni 1964 1, hierna

‘Probatiewet’ genoemd en kan gesitueerd worden binnen het materieel strafrecht. Door deze wet

werd aan de strafrechter voor het eerst de mogelijkheid tot een meer geïndividualiseerde

bestraffing geboden. De uitspraak over de straf kon uitgesteld worden of de rechter kon

opschorting van de strafuitvoering bevelen. Dit al dan niet gekoppeld aan begeleidings- of

politionele (probatie)voorwaarden. Doorheen de jaren werden geregeld kritieken geuit op de

desbetreffende regelgeving. De wet werd dan ook meerdere malen gewijzigd. Toch kwamen

deze wetswijzigingen niet op afdoende wijze tegemoet aan de kritieken. Met de wet van 10 april

2014 2 , hierna ‘Wet Autonome Probatie’ genoemd, werd de probatie als autonome straf

ingevoerd waardoor de mogelijkheden van de strafrechter verder uitgebreid worden. Op 1 mei

2016 is deze wet in werking getreden. Op die manier hoopte men aan de minpunten van de

probatie als modaliteit te verhelpen. Door het gebrek aan betrokkenheid van deskundigen en

actoren uit het werkveld bij het ontstaan van deze wet alsook het bijna volledig naast zich

neerleggen van de adviezen van de Hoge Raad voor de Justitie en de Raad van State, wordt de

invoering van de autonome probatiestraf niet overal even enthousiast ontvangen.

                                                                                                               1 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 17 juli 1964, 7812. 2 Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 19 juni 2014, 46200.

Page 15: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Inleiding

  2

3. Het voorliggend onderzoek waarbij de probatie van naderbij bekeken wordt, bestaat uit

verschillende delen. Eerst wordt geschetst hoe de probatie ontstaan is en hoe zij verder

evolueerde doorheen de tijd. Het Angelsaksische rechtssysteem was hiervoor van groot belang.

De voorloper van de probatie zoals wij haar in België kennen is afkomstig uit de Verenigde

Staten en Engeland. Later waaide deze figuur over naar het Europese vasteland. In België

ontstond eerst een vorm van praetoriaanse probatie in de praktijk van het Openbaar Ministerie.

Pas later kwamen de wetgevende initiatieven. Het volledige verloop wordt geschetst zodat ook

de achterliggende bedoelingen van de invoering van deze maatregel en straf duidelijk worden.

4. Binnen de toelichting bij de historiek en evolutie staan twee wetten centraal. Ten eerste

de Probatiewet van 29 juni 1964 en ten tweede de Wet Autonome Probatie van 10 april 2014.

Deze twee wetten vormen de fundamenten waarop het volledige Belgische probatiestelsel geënt

is. Daarom is een uitgebreide uiteenzetting van beide wetten van primordiaal belang. Het

tweede en derde deel worden dan ook respectievelijk gewijd aan de Probatiewet en de Wet

Autonome Probatie. De verschillende elementen van de probatie als modaliteit, zoals bepaald in

de Probatiewet, en de autonome probatiestraf, waarop de Wet Autonome Probatie van

toepassing is, worden één voor één beschreven. Meer bepaald gaat het om de doelstellingen

die beide figuren beogen, de toepassingsvoorwaarden, de uitvoeringsprocedure, de bevoegde

instanties en de gevolgen van een al dan niet succesvolle beëindiging van de proeftermijnen.

Uiteindelijk ligt het in de ambitie van deze masterproef om ook een kritische noot toe te voegen

als slotstuk van beide delen.

5. De probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf vertonen grote gelijkenissen.

Door de verschillende aard van beide figuren, enerzijds een modaliteit bij een straf en een

anderzijds een autonome hoofdstraf, is het onvermijdelijk dat er ook heel wat verschillen tussen

de twee bestaan. Uit het tweede en derde deel blijken deze verschillen reeds. Het vierde en

voorlaatste deel van dit werkstuk geeft op overzichtelijke en samenvattende wijze deze

verschilpunten aan.

6. Ten slotte wordt toegelicht hoe de probatie, of gelijkende figuren, in andere landen

geregeld is. Om een samenhangend doch beknopt rechtsvergelijkend onderzoek te voltrekken,

werd ervoor gekozen om de meest relevante buurlanden van België te bestuderen.

Vanzelfsprekend is in dit kader het Verenigd Koninkrijk, meer bepaald Engeland, hier van niet te

onderschatten belang omdat het ontstaan van de probatie zich daar situeert. Ook Frankrijk en

Page 16: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Inleiding

  3

Nederland verdienen bijzondere aandacht vermits deze rechtstelsels nauw aanleunen bij het

Belgische recht. Naast grote gelijkenissen gaat er eveneens een zekere beïnvloedende werking

van deze landen uit. In het vijfde en laatste deel van dit werkstuk komen de figuren uit zowel

Engeland, Frankrijk en Nederland aan bod die een verwantschap vertonen met de Belgische

probatie. Deze figuren, die weliswaar niet noodzakelijk dezelfde naam dragen of in dezelfde

vorm voorkomen als in België, worden kort toegelicht en vergeleken met de Belgische regelen.

7. Dit onderzoek bestaat hoofdzakelijk uit een literatuurstudie van het overvloedig aanbod

dat de rechtsleer over dit onderwerp aanreikt. Daarnaast werden ook inzichten verworven door

interviews met zowel personen uit de zittende als de staande magistratuur. Ook het deelnemen

aan een studieavond over de recente wijzigingen aangebracht door de Potpourri II-wet3 bracht

verheldering met betrekking tot de meest recente wijzigingen. Op de valreep werd een blik op de

vooruitzichten met betrekking tot de praktische toepassing van de autonome probatiestraf door

de justitiehuizen mogelijk gemaakt door het bijwonen van een vergadernamiddag over dat

specifieke element. Dit in het bijzijn van personen uit alle verschillende echelons die in

aanraking kunnen komen met de nieuwe autonome probatiestraf, zoals rechters,

justitieassistenten, leden van de probatiecommissies en het Openbaar Ministerie.

Door het samenvoegen van al deze elementen, biedt dit werkstuk een overzicht van zowel de

klassieke probatie als modaliteit als van de autonome probatiestraf. De historische en

(rechts)vergelijkende elementen zorgen voor een bredere kijk op het geheel.

                                                                                                               3 Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13130.

Page 17: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

4

DEEL 1: Historiek en evolutie

HOOFDSTUK 1. Angelsaksische oorsprong

8. De figuur van de probatie is geen Belgische uitvinding. De eerste sporen van een vorm

van probatie zijn terug te vinden in het middeleeuws en vroegmodern Europees recht. Dit was

weliswaar nog geen echte probatie waarbij de voorwaardelijke opschorting van de straf

gecombineerd wordt met een persoonlijk toezicht op de overtreder gedurende een proefperiode.

Het ging eerder om een opschorting van de straf afhankelijk van goed gedrag.

De probatie zoals zij de dag van vandaag gekend is, vindt haar wortels in het Angelsaksische

rechtssysteem en is een goed voorbeeld van de pragmatische mentaliteit die eigen is aan dit

stelsel.4 De herkomst moet bijgevolg hoofdzakelijk in Engeland en de Verenigde Staten worden

gezocht. De praktijk van de probatie ontstond in de hoven en rechtbanken. Op die manier wilde

men het mechanisch toepassen van de harde en wrede straffen uit het strenge en repressieve

strafrecht milderen. Er waren verschillende gerechtelijke ‘redmiddelen’ die een uitweg konden

bieden. Hierbij wordt voornamelijk gedacht aan het judicial reprieve, the recognizance,

provisional release on bail, provisional ‘filing’ of cases en benefit of clergy. Hierna worden deze

figuren kort toegelicht met het oog op een volledig en goed begrip van de juridische oorsprong

van de probatie. 5

1. Judicial reprieve

9. Onder judicial reprieve wordt de tijdelijke schorsing door de rechtbank van ofwel de

oplegging, ofwel de uitvoering van een straf begrepen. Dit kon in sommige gevallen zelfs tot de

stopzetting van de vervolging leiden. Deze maatregel werd voor specifieke doeleinden gebruikt

zoals bijvoorbeeld gevallen waarin het bewijs verdacht was, de rechter niet tevreden was met

het vonnis of om de overtreder de mogelijkheid te geven om genade te vragen.6

2. The recognizance

10. De figuur van recognizance, ook wel binding-over genoemd, wordt omschreven als “de

verplichting voor personen waarbij er een waarschijnlijke grond is om hen te verdenken of

waarbij toekomstige foutieve gedragingen waarschijnlijk zijn, om een volledige zekerheid te                                                                                                                4 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 22-23. 5 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 4. 6 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 5; M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 24.

Page 18: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  5

geven aan het publiek dat de gevreesde overtreding niet zal gebeuren”. Hierbij wordt een schuld

(met of zonder borgtocht) ten aanzien van de Staat gecreëerd die enkel afdwingbaar is indien de

opgelegde voorwaarden niet nageleefd worden. Meestal zal de recognizance onder borgtocht

aangegaan worden. Hierbij moet de recognizor een derde persoon vinden die zich garant stelt

voor zijn goede gedrag.7 Van diegene die zich borg stelt, wordt verwacht om een zeker toezicht

te houden op de schuldige en hem alsnog voor de rechter te brengen in geval van recidive.8 De

recognizance kan bovendien maar voor een bepaalde tijdspanne gelden.

Deze figuur had twee doelstellingen: ten eerste het verzekeren dat een overtreder op de

afgesproken toekomstige datum voor het gerecht zou verschijnen en ten tweede was het (deel

van) een juridische beschikking waarbij de overtreders veroordeeld werden. De recognizance

evolueerde uiteindelijk naar een bijna-exclusieve toepassing in de strafprocedure. Het gebruik

als preventief middel werd verlaten.9

11. Kleine overtreders werden eeuwenlang voor de Engelse gerechten vrijgelaten onder de

voorwaarde van recognizance met of zonder borgtocht. Ook in de Amerikaanse kolonies dook

dit gebruik op en werd ook na de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten daar toegepast. De

eerste geregistreerde zaak waarin toepassing gemaakt werd van dit principe was

Commonwealth v. Chase10 uit 1830. In 1836 werd de recognizance mét borgtocht zelfs wettelijk

erkend in de staat Massachusetts.11

In de figuur van de recognizance liggen reeds kenmerken van de moderne Angelsaksische

probatie vervat, zoals de opschorting van de uitspraak van het vonnis en de vrijlating van de

delinquent onder de voorwaarde van goed gedrag. Zij heeft ook hetzelfde doel voor ogen als de

moderne probatie, namelijk de schadelijke gevolgen van een gevangenisstraf vermijden door het

uitstel ervan mits goed gedrag.12

3. Provisional release on bail

                                                                                                               7 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 24; K. HAMAI, R. VILLÉ, R. HARRIS, M. HOUGH, U. ZVEKIC, Probation round the world. A comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 28. 8 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 12. 9 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 5. 10 Municipal Court of Boston (USA) 1830, Commonwealth v. Chase. 11 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 5-6. 12 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 25.

Page 19: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  6

12. De mogelijkheid om een overtreder vrij te laten onder de voorwaarde van recognizance

kan gekoppeld zijn aan een borgtocht maar dit is niet altijd het geval. Een vrijlating zonder

recognizance en louter met een borgtocht is ook mogelijk. Hierbij zal de borgsteller zich garant

stellen voor de verschijning voor het gerecht van de delinquent op een toekomstige datum.13

Zowel in Engeland als in de Verenigde Staten is de vrijlating op borgtocht van groot historisch

belang geweest voor de evolutie van de probatie.14

4. Provisional ‘filing’ of cases

13. In het geval van provisional ‘filing’ of cases wordt het opleggen van de straf opgeschort

na het schuldig bevinden van de overtreder. Een onmiddellijke oplegging van een straf wordt

hier niet nodig geacht, bijvoorbeeld omdat een rechtsvraag in een soortgelijke zaak voor een

hoger rechtscollege hangend is of er toepassing gemaakt wordt van verzachtende

omstandigheden. Het bleef wel steeds mogelijk voor de hoven en rechtbanken om op een later

tijdstip verdere stappen te ondernemen met betrekking tot de zaak. Deze praktijk was typerend

voor de staat Massachusetts.15

5. ‘Benefit of clergy’

14. Het benefit of clergy is een middeleeuws privilege voorbehouden voor de leden van de

geestelijkheid dat vooral werd aangewend als middel om de doodstraf te vermijden. Dit privilege

is ingegeven door het feit dat de Kerk wou dat haar leden door kerkelijke rechtbanken berecht

werden. Later werd de toepassing echter ook uitgebreid naar andere, niet geestelijke,

overtreders.

Door de toepassing van dit privilege konden bepaalde categorieën overtreders, na veroordeling

maar vóór de uitspraak van het vonnis, om een vrijstelling of vermindering van de straf

verzoeken. Daar het benefit of clergy uiteindelijk in onbruik raakte, is het twijfelachtig of er enige

directe invloed op de probatie is.16

15. Het is duidelijk dat er gedurende de 19de eeuw meerdere middelen bestonden om zowel

de oplegging van de straf als de uitvoering ervan tijdelijk op te schorten.

                                                                                                               13 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 25. 14 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 7. 15 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 8; M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 25. 16 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 5; M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 23.

Page 20: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  7

Over de mogelijkheid om de oplegging of uitvoering van de straf voor onbepaalde tijd op te

schorten bestond geen eensgezindheid. De Engelse hoven en rechtbanken stelden dat er in de

common law géén mogelijkheid was om een straf voor onbepaalde tijd op te schorten. In de

Verenigde Staten werd voor een ruimere toepassing dan loutere recognizance of borgtocht

gepleit waardoor eventueel wel opschorting van straf voor onbepaalde tijd mogelijk leek. In de

Killits Case17 werd de discussie uiteindelijk door the United States Supreme Court beslecht.

Chief Justice WHITE stelde dat uit de Engelse common law geen grond af te leiden was waarop

schorsing van de straf voor onbepaalde tijd mogelijk zou zijn. De hierboven besproken

rechtsfiguren die aan de grondslag van de probatie lagen bestonden namelijk buiten de wet

om.18

16. Er dient ten slotte opgemerkt te worden dat de mogelijkheid tot sociale reclassering

ontbreekt in al deze figuren. Pas in de eerste helft van de 19de eeuw kwamen er private

initiatieven tot invoering van een toezicht op in vrijheid gestelde overtreders gedurende hun

proeftijd. Deze initiatieven ontwikkelden zich voornamelijk in het Engeland en de Verenigde

Staten.19 In wat volgt wordt de het ontstaan en de evolutie van de probatie in beide gebieden

van naderbij bekeken.

Afdeling 1. Engeland

17. John HOWARD was de spilfiguur die in Engeland aan de basis van de initiatieven lag. In

1820 werd een probatiesysteem georganiseerd door de magistraten van Warwickshire dat

bestond uit de opsluiting voor één dag in een gevangenis van jonge delinquenten voordat zij

teruggestuurd werden naar hun ouders. Gelijkaardige initiatieven werden later genomen door

Matthew DAVENPORT HILL en Edward William COX.20

Uiteindelijk ontstond de probatie zoals wij haar nu ongeveer kennen in 1878 in de handen van

de Police Court Missionairies. Dit waren vrijwillige agenten die zich om alcoholisten

bekommerden. Wetgevend initiatief volgde niet veel later door de Summary Jurisdiction Act van

1879, waardoor rechters de mogelijkheid kregen om zich te onthouden van de uitspraak van een

straf. Deze regel kon enkel toegepast worden voor vergefelijke en dus lichte misdrijven en nadat

de in vrijheid gelaten delinquent zich verbonden had tot een recognizance zoals hierboven

                                                                                                               17 Supreme Court (USA) 4 december 1916, Killits Case. 18 R. CARTER, L. WILKINS, Probation and Parole. Selected Readings, New York, John Wiley&Sons, 1970, 9-10. 19 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 25-26. 20 K. HAMAI, R. VILLÉ, R. HARRIS, M. HOUGH, U. ZVEKIC, Probation round the world. A comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 32.

Page 21: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  8

besproken21. Bovendien voorzag geen enkele wettelijke bepaling in de verplichting om toezicht

te houden op deze in vrijheid gelaten delinquenten.

De term ‘probation’ werd voor het eerste gebruikt in 1887 in de Probation of First Offenders Act.

Op grond van deze wet werd voorzien in een opschorting van de strafoplegging voor first

offenders die een betrekkelijk licht misdrijf hadden gepleegd. Hierbij werd nog steeds toepassing

gemaakt van de recognizance met of zonder borgstelling.22 In deze wet werden bovendien

enkele verfijningen aangebracht ten opzichte van de wet van 1879. Zo werd vanaf dat moment

niet enkel rekening gehouden met de ernst van de inbreuk, maar onder andere ook met de

leeftijd van de delinquent, zijn normbesef en de omstandigheden waarbinnen de inbreuk begaan

werd.23

18. De werkelijke mijlpaal voor het ontstaan van de probatie in het Engeland situeert zich in

1907 met de Probation of Offenders Act24. In deze wet werd het formeel bestaan van de probatie

erkend. Ook werden reclasseringswerkers, probation officers, ter beschikking van de rechter

gesteld. De rechter had de mogelijkheid om de strafoplegging voorwaardelijk op te schorten voor

delicten strafbaar met een gevangenisstraf. 25 Er werden drie vormen van invrijheidstelling

uitgewerkt waartussen de rechter de keuze had alvorens hij de straf uitspreekt. De eerste

maatregel, ‘dismissal’ genaamd, bestond uit het schrappen van de oorzaak van de rol, wat een

absolute kwijting inhield. Bij de tweede maatregel, ‘binding over’, werd de delinquent in vrijheid

gelaten onder de voorwaarde van goed gedrag en waarbij een recognizance, die drie jaar gold

en al dan niet onder borgtocht was, moest afgelegd worden voor de rechter. Door de derde en

laatste maatregel werd de praktijk van de probatie echt wettelijk bekrachtigd. Hierdoor kreeg de

rechter de mogelijkheid om een probation order op te nemen binnen de recognizance. Binnen

dat probation order kon gesteld worden dat de delinquent zich aan bepaalde gedragsregelen

moet houden en onder toezicht van een probation officer geplaatst zal worden. Dit laatste vormt

de grondslag van de probatie. Uiteindelijk werd de Probation of Offenders Act in 1908 uitgebreid

door de Children Act die op haar beurt in 1948 vervangen werd door de Criminal Justice Act.26

                                                                                                               21 Supra 4, nr. 10 e.v. 22 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 13. 23 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 28-29. 24 An act to permit the release on probation of offenders in certain cases, and for other matters incidental thereto, 21 augustus 1907. 25 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 13. 26 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 29-30.

Page 22: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  9

19. Door de invoering van de Criminal Justice Act in 1948 werd het stelsel van de probatie

grondig gewijzigd. De procedure van de recognizance werd definitief afgevoerd. De rechter moet

nu enkel nog in klare en duidelijke taal aan de delinquent de draagwijdte van de probatie

uitleggen die hij heeft uitgesproken. Er moet rekening gehouden worden met de aard van de

inbreuk en de persoonlijkheid van de delinquent om te kunnen oordelen over de opportuniteit

van het opleggen van de probatiemaatregel. Voortaan moet ook een beslissing over de schuld

aan het opleggen van de probatiemaatregel vooraf gaan. De mogelijkheid voor een derde

persoon om in te staan voor het goede gedrag van de delinquent blijft wel bestaan onder de

Criminal Justice Act, behalve voor feiten die bestraft worden met een levenslange

gevangenisstraf of met de doodstraf. Bovendien kan de rechter nu bepaalde maatregelen

opleggen aan de delinquent om zo zijn goed gedrag te verzekeren en recidive te vermijden. Als

voorbeeld van dergelijke maatregel kan het verblijf van een minderjarige tussen 15 en 21 jaar

van maximaal één jaar in een probation home of probation hostel aangehaald worden.

De probatie wordt voor minstens één jaar en maximum drie jaar uitgesproken. Er staan

meerdere sancties ter beschikking van de rechtbank om op te treden tegen inbreuken op de

probatievoorwaarden. In het ergste geval wordt de probatie herroepen. Dit kan nooit

automatisch gebeuren. De rechter heeft ook de mogelijkheid om een voorafgaandelijke

waarschuwing te geven aan de delinquent waarbij hij de mogelijkheid krijgt om zichzelf te

verantwoorden. Het is bovendien geen verplichting voor de rechter om bij de herroeping van de

probatie de delinquent te veroordelen voor de voorafgaande inbreuk.27

Afdeling 2. Verenigde Staten

20. In de Verenigde Staten werden de eerste stappen gezet door John AUGUSTUS en later

Rufus COOK. In 1878 werd het bestaan van zogenaamde probation officers verankerd in de

Massachusetts Probation Act. Zij stonden in voor het toezicht op de in vrijheid gelaten

delinquenten alsook voor het aan hem verlenen van bijstand.28 Al snel volgden de rest van de

staten en werd de probatie een nationaal erkende figuur. In 1925 werd een zogenaamde

probatiewet opgenomen in the Code of Federal Regulations waarbij de algemene principes van

de probatie vastgelegd werden. Toch speelde hier nog een gebrek aan uniformiteit omdat elke

staat ook zijn eigen wetgeving behield waardoor de federale regelen op verschillende wijze

toegepast werden afhankelijk van staat tot staat. 29

                                                                                                               27 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 30-32. 28 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 12. 29 K. HAMAI, R. VILLÉ, R. HARRIS, M. HOUGH, U. ZVEKIC, Probation round the world. A comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 29-31.

Page 23: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  10

21. De probatie heeft in de Verenigde Staten twee verschijningsvormen. Enerzijds is het een

onafhankelijke maatregel die uitgesproken wordt op hetzelfde moment waarop de rechter de

uitspraak over de veroordeling opschort, anderzijds gaat het om een aanvullende maatregel bij

de opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf. Over het algemeen hadden de

Amerikaanse hoven en rechtbanken een grote appreciatiemarge bij de toepassing van de

probatie. Kenmerkend voor de Amerikaanse probatie was dat de delinquent bepaalde

voorwaarden die opgelegd werden door de hoven en rechtbanken in acht moest nemen.30

HOOFDSTUK 2. Ontstaan en evolutie in België

22. Vooreerst is het van belang om de probatie in het straffenarsenaal te situeren om zo een

beter zicht te verkrijgen op de manier waarop zij ontstaan is in het Belgisch strafrecht. Zoals

hoger reeds werd weergegeven, is de probatie een manier voor de strafrechter om op een meer

individueel aangepaste wijze op te treden ten aanzien van de beklaagde. Hierin verhelpt zij aan

de starheid van de gewone bestraffingsmogelijkheden. De rechter had voor de invoering van de

Probatiewet namelijk enkel de keuze tussen de gevangenisstraf, een geldboete of de

voorwaardelijke veroordeling.31 Deze klassieke bestraffingsmogelijkheden willen vooral de norm

bevestigen en het aangedane leed en veroorzaakte kwaad als het ware ‘wreken’. Met de

afschrikkende kracht die uitgaat van deze straffen poogt men recidive te vermijden.32 Op het

Europese vasteland was de recidive namelijk een groot probleem. Korte gevangenisstraffen

bleken geen effectief middel om aan deze kwestie te verhelpen en waren zelfs schadelijk.33 Zo is

het niet mogelijk om op korte tijd op adequate wijze een penitentiaire behandeling te geven om

zo de sociale re-integratie van de delinquent te bekomen. De gevangenisstraf op zich brengt

eveneens enkele ongunstige gevolgen met zich mee in de persoonlijke levenssfeer van de

delinquent waardoor de reclassering bemoeilijkt wordt.34 Hierbij kan gedacht worden aan sociale

ontwrichting, verlies van werk en familiale en relatiestoornissen. Bovendien kan het contact met

andere, vaak uit een crimineel milieu afkomstige, veroordeelden zorgen voor morele

besmetting.35 Samenvattend kan gesteld worden dat een stigmatiserende bestraffing van de

                                                                                                               30 M. BASLER-PIERSON, La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant, 1980, 26-28. 31 E. PEETERS, “Het ontstaan van de probatie in België. Een poging tot historische reconstructie”, Panopticon 1982, (99) 99. 32 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 13. 33 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 15. 34 Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opproefstelling worden ingevoerd, Parl.St. Kamer 1956-1957, nr. 598/1, 3. 35 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 507-508.

Page 24: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  11

delinquent in sommige gevallen de desocialisering meer in de hand werkt dan het gepleegde

misdrijf zelf. Vandaar zijn maatregelen zoals de probatie erg nuttig.36

23. Een straf is een bekrachtiging van een regel of een middel om de naleving van een norm

te waarborgen, maar dan met een punitief karakter. De bestraffing wordt opgelegd als gevolg

van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag en moet bijgevolg stigmatiserend zijn en leed

toebrengen aan de beklaagde. Naast deze vorm van boetedoening voor het onaangepast

gedrag moet de straf er ook voor zorgen dat de gestrafte achteraf opnieuw gesocialiseerd kan

worden en zich zo terug op een correcte wijze in de samenleving kan bewegen. 37 Het

(im)materieel nadeel ondergaan door de gestrafte moet onderscheiden worden van het herstel

van de tot bestraffing aanleiding gevende gedraging. De rechterlijke macht staat in principe in

voor de bestraffing, de uitvoerende macht voor de resocialisering. Toch is het ook mogelijk om

reeds in de fase van de bestraffing de aanzet tot resocialisering te geven.38

Voor de straftoemeting houdt het Strafwetboek voornamelijk rekening met de objectieve

zwaarwichtigheid van het misdrijf. De strafmaat wordt enkel uitgedrukt in geldboetes en

gevangenisstraffen. Deze aanpak heeft echter een weinig persoonlijk karakter waardoor de

behoefte aan een meer geïndividualiseerde en gecontextualiseerde toepassing van de strafwet

zich opdrong.39 Deze wijde maatschappelijk kijk op criminaliteit wordt in de rechtsleer “het

rehabilitatief en restoratief model” genoemd. Deze visie en de alternatieven voor de straffen die

hieruit ontstaan, zijn op de toekomst en de lange termijn gericht. 40

24. De invoering van de Wet Lejeune van 31 mei 188841, opgegeven in 199842, was een

eerste stap in de richting van de individualisering van de straf. Deze wet handelde over de

                                                                                                               36 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 527. 37 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 323. 38 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 1-2. 39 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 324 40 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 13-14. 41 Wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in het strafstelsel, BS 3 juni 1888, 1605.

Page 25: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  12

voorwaardelijke invrijheidsstelling en de voorwaardelijke veroordeling. Onder de opschorting van

uitvoering van veroordeling, zijnde de voorwaardelijke veroordeling zoals voorzien in het

toenmalige artikel 9 van die wet, wordt het uitstel van de uitvoering van de straf begrepen.43 De

veroordeling zelf was onvoorwaardelijk en bleef telkens wel bestaan maar de straf kon niet meer

uitgevoerd worden. De wettelijke gevolgen ervan waren definitief vervallen. Het was evenwel

vereist dat de beklaagde niet veroordeeld mocht zijn tot een correctionele of criminele straf om

van dit gunstregime te kunnen genieten. Bovendien mocht gedurende de proeftijd, die maximaal

vijf jaar kon bedragen, geen nieuw misdrijf gepleegd worden.44 Voor het eerst werd beroep

gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel van de dader en kreeg zijn persoon een centrale

plaats. Zo werd deels afstand genomen van de idee van de volledige tenuitvoerlegging van de

opgelegde straf.45

Met de wet van 14 november 1947 46 werden de toepassingsmogelijkheden van de

voorwaardelijke veroordeling vergroot.47 Indien de hoofdstraf niet langer was dan twee jaar, kon

de uitvoering van de opgelegde straf opgeschort worden. 48 Hierbij diende geen rekening

gehouden te worden met een eventuele uitgesproken vervangende gevangenisstraf. Het was

wel vereist dat de opgelegde straf minstens één maand bedroeg. Zo kon een veroordeling tot

een geldboete het uitstel niet in de weg staan, enkel gevangenisstraffen waren bepalend. Ook

was het sinds de invoering van deze wet mogelijk om enkel één van de opgelegde straffen, en

niet het geheel van de bestraffingen, uit te stellen. Dit leidde ook tot initiatieven van het

Openbaar Ministerie om de strafvervolging of –uitvoering te onderwerpen aan een proefstelsel.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        42 Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 2 april 1998, 10017. 43 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 529; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 407; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 507. 44 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 4; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 325. 45 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 15-17. 46 Wet van 14 november 1947 tot wijziging van de wetgeving betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorwaardelijke veroordelingen, BS 28 november 1947, 11036. 47 Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opproefstelling worden ingevoerd, Parl.St. Kamer 1956-1957, nr. 598/1, 2. 48 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 407.

Page 26: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  13

Door de naleving van de opgelegde voorwaarden kon er tot seponering of niet-uitvoering van de

bestraffing besloten worden. 49 Wat betreft de gerechtelijke antecedenten, mocht er geen

veroordeling geweest zijn tot en criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie

maanden om nog voor het uitstel in aanmerking te komen.50

Met deze wet was het nog niet mogelijk om voorwaarden en toezicht aan het uitstel te

verbinden.51 Bovendien had de rechter nog geen gelegenheid om voldoende informatie over de

persoon van de dader te verwerven. Toch bestond er al een zekere vorm van probatie, meer

bepaald de vrijheid onder toezicht 52 waarbij afgevaardigden ter kinderbescherming een

gelijkaardige functie als de huidige justitieassistenten vervulden53.54

25. Daarnaast werd ook inspiratie gehaald uit de figuur van de praetoriaanse probatie zoals

hieronder uitgelegd55. Deze figuur kwam reeds tegemoet aan de bovengenoemde gebreken van

de wet van 14 november 1947 56 . De meerdere wetsontwerpen die aan de Probatiewet

voorafgingen kwamen er bovendien onder meer door het grote succes van de praetoriaanse

probatie.

Afdeling 1. Praetoriaanse probatie

26. De praetoriaanse probatie heeft geen wettelijke basis en is in 1946 ontstaan uit de

praktijk.57 Het Openbaar Ministerie, meer specifiek de Procureur des Konings, is bevoegd om,

rekening houdend met het opportuniteitsbeginsel58, de strafvordering in te stellen en uit te

oefenen.59 Er kan bijgevolg beslist worden om niet te vervolgen. Dit wordt de ‘seponering’

                                                                                                               49 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 325-326. 50 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 407. 51 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 407. 52 Wet van 15 mei 1912 op de kinderbescherming, BS 27 mei 1912, 3457. 53 Infra 67, nr. 104 e.v. 54 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 5. 55 Infra 13, nr. 26 e.v. 56 Wet van 14 november 1947 tot wijziging van de wetgeving betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorwaardelijke veroordelingen, BS 28 november 1947, 11036. 57 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 407. 58 Cass. 24 september 1951, Pas. 1952, I, 17. 59 Art. 1 V.T.Sv. en art. 28quater, lid 2 Sv.

Page 27: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  14

genoemd. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen het technisch sepot en het

opportuniteitssepot. Respectievelijk is de vervolging praktisch onmogelijk of is het op grond van

het strafrechtelijk beleid zoals bepaald door de Minister van Justitie niet wenselijk om te

vervolgen. Samenvattend kan de praetoriaanse probatie als volgt omschreven worden: “een

regime van preventief toezicht op diegenen die, alhoewel zij een misdrijf gepleegd hebben,

slechts in beperkte mate als sociaal-gevaarlijk of –ontaard voorkomen”.60

Als middenweg tussen het vervolgen of niet vervolgen, bestaan er nog drie andere

mogelijkheden, namelijk de minnelijke schikking 61 , de bemiddeling in strafzaken 62 en het

voorwaardelijk sepot.63

27. Het voorwaardelijk sepot is een andere benaming voor de praetoriaanse probatie en is,

zoals eerder gezegd, als enige van de drie bovengenoemde categorieën niet wettelijk geregeld.

De praetoriaanse probatie bestaat erin om de seponeringsbeslissing afhankelijk te maken van

officieuze voorwaarden die nageleefd moeten worden. 64 Om toch enige transparantie te

behouden moet de Procureur des Konings sinds de invoering van de Wet Franchimont65 zijn

uiteindelijke seponeringsbeslissing wel motiveren. 66 Het Openbaar Ministerie zal op een

efficiënte wijze hulp proberen bieden aan de probant die wil reclasseren door een actieve

behandeling te starten. Zij zullen dit doen door middel van toezicht, leiding en preventieve

bijstand.67

28. De inhoud van de Probatiewet van 196468 was dus niet helemaal nieuw. Door deze wet

werd een bestaand systeem in het straffenarsenaal ingevoerd. Het was echter niet de bedoeling

                                                                                                               60 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 960; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 6 en 74. 61 Art. 216bis Sv. 62 Art. 216ter Sv. 63 T. DECAIGNY, “Plea-bargaining in België: een koekoeksei?”, Jura.Falc. 2002-03, (457) 468-469. 64 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 408. 65 Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998, 10027. 66 T. DECAIGNY, “Plea-bargaining in België: een koekoeksei?”, Jura.Falc. 2002-03, (457) 471. 67 R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 418. 68 Infra 15, nr. 30.

Page 28: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  15

om de praetoriaanse probatie te vervangen.69 Het gebruik ervan bestaat namelijk nog steeds bij

de parketten.70 Beide systemen bestaan derhalve naast elkaar. Er dient wel opgemerkt te

worden dat de gunstmaatregelen zoals voorzien in de Probatiewet de voorkeur genieten omdat

er rechterlijke controle mogelijk is bij de toepassing van de Probatiewet.71

29. Er zijn enkele verschillen tussen de probatie ingesteld door de wet en die ingesteld door

het Openbaar Ministerie. De wettelijke probatie vloeit voort uit een rechterlijke beslissing. Er gaat

een tegensprekelijk debat aan vooraf, de beslissing wordt in beginsel in openbare terechtzitting

uitgesproken. Het is bovendien mogelijk om deze beslissing aan te vechten met rechtsmiddelen.

De praetoriaanse probatie vloeit daarentegen voort uit een beslissing van het Openbaar

Ministerie. Deze beslissing is volledig geheim en niet bindend. Er kan dus steeds op

teruggekomen worden zelfs al werden alle voorwaarden nageleefd. Het is niet mogelijk om met

rechtsmiddelen op te komen tegen de beslissing. Zij heeft geen invloed op de publieke vordering

en zal dus de verjaring ervan niet kunnen schorsen. Deze laatste vorm is bijgevolg veel soepeler

en persoonlijker.72

Afdeling 2. Totstandkoming Probatiewet

30. De Probatiewet van 29 juni 1964 staat vanzelfsprekend centraal in de schets van het

ontstaan van de figuur van de probatie. Door deze wet werden naast de drie klassieke

bestraffingsmogelijkheden73 ook de mogelijkheid tot gewone opschorting van de veroordeling,

het gewoon uitstel, de probatie-opschorting en het probatie-uitstel, ingevoerd. Er dient

opgemerkt te worden dat het gewoon uitstel van de tenuitvoerlegging van de bestraffing geen

werkelijke innovatie was. Dit was eigenlijk de voorwaardelijke veroordeling in een nieuw jasje.

De naam veranderde en de regeling werd versoepeld.74 Door deze wet wordt de voorwaardelijke

veroordeling uit de Wet Lejeune bovendien afgeschaft.75

                                                                                                               69 Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opproefstelling worden ingevoerd, Parl.St. Kamer 1956-1957, nr. 598/1, 5. 70 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 552. 71 R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 419; P. HOET, Alternatieve bestraffing: Opproefstelling en begeleiding. Opschorting, uitstel en probatie-werkstraf, Gent, Larcier, 2006, 42. 72 R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 419-420. 73 Supra 10, nr. 22. 74 E. PEETERS, “Het ontstaan van de probatie in België. Een poging tot historische reconstructie”, Panopticon 1982, (99) 99. 75 Art. 20, §1 Probatiewet; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 7.

Page 29: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  16

De rechter krijgt de mogelijkheid om maatregelen van reclassering op te leggen door de

veroordeelde op de proef te stellen. Deze mogelijkheid kan gecombineerd worden met

begeleidings- of politionele voorwaarden. Dit wordt dan de ‘probatie’ genoemd. Op dat moment

was het nog niet mogelijk om de probatie als zelfstandige maatregel uit te spreken. Het

oorspronkelijk doel van de wet, namelijk individualisering van de straftoemeting, werd hierdoor

niet volledig bereikt. Het nadeel dat een korte gevangenisstraf kan berokkenen en de beperkte

gevangeniscapaciteit waren de voornaamste beweegredenen die aan de grondslag lagen van

de invoering van de Probatiewet.76 Strafrechtelijke interferentie werkte met andere woorden

vaak contraproductief door de negatieve gevolgen die vrijheidsberoving kan hebben op de

betrokkene en zijn naaste omgeving.77

31. Aan de Probatiewet ging zeer veel voorbereiding en discussie vooraf daar de idee om de

probatie in te voeren in België reeds ontstaan was vóór de Tweede Wereldoorlog. Er waren drie

wetsontwerpen nodig voordat de wet het levenslicht kon zien. Het initiatief hiertoe werd

voornamelijk genomen als gevolg van het succes van de pretoriaanse probatie78.

Een eerste stap werd gezet door het wetsontwerp van 18 mei 194879 ingediend door de

toenmalige Minister van Justitie Paul STRUYE. In dit wetsontwerp werd het stelsel van de

probatie gekoppeld aan de reeds bestaande voorwaardelijke veroordeling waaronder het uitstel

van de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf begrepen wordt. Door de toepassing van

het stelsel van de probatie werden aan dat uitstel voorwaarden verbonden die nageleefd

moesten worden door de probant en waarbij een ‘probation-agent’ instond voor de naleving van

die voorwaarden. Hierdoor werd een tussenstap ingebouwd tussen de voorwaardelijke

uitvoering en de voorwaardelijke invrijheidstelling zoals voorzien in de Wet Lejeune80 uit 1888 en

later gewijzigd in 199881 en 200682. Door de ontbinding van de Wetgevende Kamers verviel dit

wetsvoorstel.

                                                                                                               76 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 326-327. 77 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 10. 78 Supra 13, nr. 26 e.v. 79 Wetsontwerp waarbij het probation-regime in het strafstelsel wordt ingevoerd, Parl.St. Kamer 1947-48, nr. 469. 80 Wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in het strafstelsel, BS 3 juni 1888, 1605. 81 Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 2 april 1998, 10017.

Page 30: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  17

Léonce LAGAE, die in 1952 Minister van Justitie was, diende op 11 november 195283 een nieuw

wetsontwerp in dat, weliswaar geamendeerd, sterk geleek op het voorgaande wetsontwerp. Het

feit dat de probatievoorwaarden steeds gekoppeld werden aan een (voorwaardelijke)

veroordeling stuitte op veel bezwaar. Als gevolg hiervan werd op 20 november 195684 door

Albert LILAR, eveneens een Minister van Justitie, een laatste wetsontwerp ingediend waarin de

mogelijkheid voorzien werd om de uitspraak van de veroordeling op te schorten. In dit

wetsontwerp werd de loutere voorwaardelijke veroordeling eveneens behandeld. Deze

mogelijkheid was tot op dat moment enkel maar geregeld in de wet van 14 november 194785. De

voorwaardelijke veroordeling stond vanaf dan bekend als “uitstel van tenuitvoerlegging”. Het was

uiteindelijk dit wetsontwerp dat resulteerde in de Probatiewet van 29 juni 1964.86 Deze wet trad

in werking op 1 september 1964.87

32. Al deze wetsontwerpen hadden de gemeenschappelijke bedoeling om een

probatiestelsel in te voeren. Deze wens bestond dus al van vóór het wetsontwerp van 1948. De

spilfiguur hierbij was Paul CORNIL. Hij maakte op een studiereis naar de Verenigde Staten

kennis met de probatie en zette dit stelsel uiteen in een artikel “La mise en probation aux Etats-

Unis”88. Er waren in die periode verschillende initiatieven tot proefneming en onderzoek naar de

probatie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Procureurs-generaal door twee

omzendbrieven, verzonden in 1940 door toenmalig eerste minister Paul-Emile JANSON,

gemachtigd om de probatie toe te passen voor personen die tot een korte gevangenisstraf zijn

veroordeeld. Dit was eerder een noodzaak dan een vrije keuze daar er in die periode

manschappen en plaats te kort waren om de korte gevangenisstraffen naar behoren uit te

voeren. In 1946 werd een nieuwe omzendbrief uitgevaardigd door de Procureur-generaal van

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       82 Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006, 30455. 83 Wetsontwerp waarbij het probation-regime in het strafstelsel wordt ingevoerd, Parl.St. Kamer 1952-53, nr. 11. 84 Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opdeproefstelling worden ingevoerd, Parl.St. Kamer 1956-1957, nr. 598. 85 Wet van 14 november 1947 tot wijziging van de wetgeving betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en de voorwaardelijke veroordelingen, BS 28 november 1947, 11036. 86 E. PEETERS, “Het ontstaan van de probatie in België. Een poging tot historische reconstructie”, Panopticon 1982, (99) 101-102. 87 Art. 1 Koninklijk Besluit van 29 augustus 1964 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 september 1964, 9397; R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 393. 88 P. CORNIL, “La mise en probation aux Etats-Unis”, RDPC 1928, (724) 724-726.

Page 31: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  18

Gent die hiermee toelating gaf om in zijn rechtsgebied de probatie toe te passen op

delinquenten die aan bepaalde vereisten voldoen.89

Binnen de Belgische Vereniging voor Strafrecht wordt ten slotte een ontwerp tot wetsvoorstel

met betrekking tot de probatie uitgewerkt waarop een speciale commissie samengesteld werd

om zich te buigen over de problematiek van de probatie. In 1947 werd de tekst van het ontwerp

uiteindelijk goedgekeurd door de Vereniging voor Strafrecht en dit mondde uit in bovengenoemd

wetsontwerp van 18 mei 1948.90

33. Ondanks de lange voorbereidingstijd die het ontstaan van de Probatiewet voorafging,

werd deze wet ondertussen al enkele malen gewijzigd. De wet van 10 februari 199491 reikt twee

nieuwe mogelijkheden tot probatievoorwaarden aan, namelijk het volgen van een bepaalde

vorming en de dienstverlening. Ook werd de strafdrempel door deze wet verlaagd. Uiteindelijk

voerde de wet van 22 maart 199992 een tweede verlaging van de strafdrempel door. De probatie

kan op steeds zwaardere misdrijven toegepast worden. Daarnaast staat het strafrechtelijk

verleden steeds minder in de weg om van het gunstregime van de Probatiewet te kunnen

genieten.93 De Potpourri II-wet94 bracht zeer recent nog enkele wijzigingen aan.95

Afdeling 3. Totstandkoming van de Wet Autonome Probatie

34. Ondertussen wordt in de probatie als autonome straf voorzien door de wet van 10 april

2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek. Deze wet trad pas

kort geleden in werking op 1 mei 2016.96 Ook aan deze wet werden zeer recent nog wijzigingen

aangebracht door de Potpourri II-wet97. Verder wordt dieper ingegaan deze wet.98

                                                                                                               89 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 520. 90 E. PEETERS, “Het ontstaan van de probatie in België. Een poging tot historische reconstructie”, Panopticon 1982, (99) 103-107. 91 Wet van 10 februari 1994 houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, BS 27 april 1994, 11195. 92 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 93 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 7-8; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 327. 94 Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13130. 95 Infra 23, nr. 40 e.v. 96 Art. 6 Wet van 8 mei 2014 tot wijziging van de artikelen 217, 223, 224 en 231 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 19 juni 2014, 46205; J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5

Page 32: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  19

35. De idee om de probatie als autonome straf in te voeren, werd in de jaren ’70 reeds

geopperd door professor Roger MERLE.99 Deze idee kreeg een concrete gestalte 2003 in de

subcommissie ‘Straftoemeting’ binnen de ‘Commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe

rechtspositie van gedetineerden en straftoemeting’100, in het kort de ‘Commissie Holsters’,

genoemd naar haar voorzitter Denis HOLSTERS. Toen was het de bedoeling om de probatie als

modaliteit bij de opschorting of het uitstel te vervangen door de autonome probatiestraf.

Bovendien zou zij enkel mogelijk zijn indien er een psychosociale problematiek bestaat in

hoofde van de beklaagde die aanleiding gaf tot het misdrijf en de rechter een

voorlichtingsrapport ter beschikking heeft. De concrete invulling zou door de rechtbank gebeuren

en niet door de probatiecommissie zoals in de huidige wetgeving het geval is. Het doel van de

autonome probatiestraf was volgens de Commissie Holsters tweeledig: ten eerste wordt

rehabilitatie nagestreefd en ten tweede wordt de verantwoordelijkheidszin ten aanzien van de

maatschappij en de slachtoffers gestimuleerd.101 De autonome probatiestraf was geïnspireerd

door de werkstraf waardoor er tussen beide figuren gelijkenissen zijn.102

Het was uiteindelijk wachten tot 8 januari 2014 103 op een wetsontwerp neergelegd door

toenmalig Minister van Justitie Annemie TURTELBOOM waaruit dan uiteindelijk de Wet

Autonome Probatie van 10 april 2014 ontstond. Hierin blijft de probatie als modaliteit bestaan

naast de probatie als autonome straf. 104 De inwerkingtreding van deze wet werd herhaaldelijk

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 5. 97 Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13130. 98 Infra 23, nr. 40 e.v. 99 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 524. 100 Koninklijk Besluit van 27 juni 2000 houdende oprichting van een Commissie “starfuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerden en straftoemeting”, BS 13 juli 2000, 24563. 101 H. LAMON, N. STAESSENS, “De voorstellen van de subcommissie Straftoemeting becommentarieerd” in I. AERTSEN, K. BEYENS, S. DE VALCK, F. PIETERS (eds.), De Commissie Holsters buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 34; M. ROZIE, “De voorstellen van de subcommissie Straftoemeting” in I. AERTSEN, K. BEYENS, S. DE VALCK, F. PIETERS (eds.), De Commissie Holsters buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 24. 102 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 986. 103 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001. 104 E. GILBERT, “Het wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf”, Panopticon 2014, (162) 162; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289)

Page 33: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  20

uitgesteld. Zij werd afhankelijk gemaakt van de inwerkingtreding van de wet van 8 mei

2014105.106 Uiteindelijk trad de Wet Autonome Probatie dan toch in werking op 1 mei 2016.107

36. De noodzaak aan alternatieve bestraffingsmogelijkheden kaderde binnen de ruimere

opvatting om de vrijheidsstraf enkel als ultimum remedium te behouden. Deze idee was niet

nieuw. Zo pleitte Koninklijk Commissaris voor de hervorming van het Strafwetboek Robert

LEGROS in 1985 al voor de afschaffing van de korte gevangenisstraffen.108 Ook stimuleerde de

Hoge Raad voor de Justitie in 2002109 reeds de alternatieve straffen en maatregelen. De

Commissie Holsters stelde dat binnen het strafrecht herstel en probleemoplossing betracht moet

worden. Deze visie van herstelrechtelijk denken wordt omschreven als “een nieuwe en

omvattende visie over strafrecht en strafprocesrecht, binnen de welke de noden van het

slachtoffer prioritair worden gesteld en de verantwoordelijkheid van de dader van strafbare feiten

op een positieve wijze wordt benadruk”. Een misdrijf wordt gezien als een conflict tussen

individuen dat door middel van participatie van de dader, het slachtoffer en de maatschappij

weggewerkt moet worden. Ook zou de vrijheidsstraf er enkel zijn ter bescherming van de

maatschappij. 110 Het is moeilijk om het herstelrechtelijk denken te bewerkstelligen als de

vrijheidsstraf de dominante straf blijft daar zij een nefaste werking kan hebben. Hiertoe moest

het straffenpallet uitgebreid worden waarbij in vier categorieën voorzien werd: de

schuldigverklaring, de patrimoniale straffen, de vrijheidsbeperkende straffen en de

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       289-290; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 141. 105 Wet van 8 mei 2014 tot wijziging van de artikelen 217, 223, 224 en 231 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 19 juni 2014, 46205. 106 Art. 27 Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 19 juni 2014, 46200. 107 Art. 6 Wet van 8 mei 2014 tot wijziging van de artikelen 217, 223, 224 en 231 van het Gerechtelijk Wetboek, BS 19 juni 2014, 46205; J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 5. 108 R. LEGROS, Voorontwerp van strafwetboek, Brussel, Belgisch Staatsblad, 1985, 162. 109 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Advies over het wetsontwerp inzake de verscherping van de controle van veroordeelde gedetineerden die de gevangenis verlaten, inzake de verbetering van de positie van het slachtoffer wanneer de dader de gevangenis verlaat en inzake de optimalisering van de penitentiaire capaciteit, 29 mei 2002, www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications /a0012n.pdf, 3. 110 H. LAMON, N. STAESSENS, “De voorstellen van de subcommissie Straftoemeting becommentarieerd” in I. AERTSEN, K. BEYENS, S. DE VALCK, F. PIETERS (eds.), De Commissie Holsters buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 28-29.

Page 34: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  21

vrijheidsontnemende straffen. De autonome probatiestraf bevindt zich in de categorie van de

vrijheidsbeperkende straffen.111

Merk op dat uit het bovenstaande geenszins mag afgeleid worden dat het steeds aangewezen

zou zijn om de vrijheidsstraf als ultimum remedium te beschouwen. De vrijheidsstraf is namelijk

zodanig verweven in alle regelen met betrekking tot de straftoemeting dat een wijziging

hieromtrent een verregaand cascade-effect zou bewerkstelligen. Er moet niet ver gezocht

worden naar een voorbeeld van een de mate van incorporatie van de vrijheidsstraf in ons

straftoemetingssysteem. Zo zal de mogelijke toepassing van de (probatie-)opschorting en het

(probatie-)uitstel steeds afhankelijk zijn van het gerechtelijk verleden van de betrokkene. Meer

bepaald zullen eerdere veroordelingen tot vrijheidsstraffen in rekening gebracht worden112.113

37. De bedoeling achter de invoering van de autonome probatiestraf was het nog meer

individualiseren van de straftoemeting en het verder verbreden van het straffenarsenaal. De

autonome probatiestraf creëert namelijk een alternatief naast de klassieke vrijheidsberovende

straf.114 Er werd ook verholpen aan de situatie waarin de drempels115 voor het opleggen van de

probatie als modaliteit overschreden zijn en er bijgevolg in principe geen probatievoorwaarden

meer mogelijk waren terwijl dit wel aangewezen kon zijn.116 Toch dient de klemtoon te worden

gelegd op het strafcomponent daar de sociale begeleiding eerder ondergeschikt is aan de

justitiële begeleiding. Op dit vlak verschilt de autonome probatiestraf van de probatie als

modaliteit waar de hulpverlening wel centraal staat.117

                                                                                                               111 M. ROZIE, “De voorstellen van de subcommissie Straftoemeting” in I. AERTSEN, K. BEYENS, S. DE VALCK, F. PIETERS (eds.), De Commissie Holsters buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 23; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 291; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 86. 112 Infra 46, nr. 70 e.v. 113 M. ROZIE, “De voorstellen van de subcommissie Straftoemeting” in I. AERTSEN, K. BEYENS, S. DE VALCK, F. PIETERS (eds.), De Commissie Holsters buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 21 en 27-28 en 33; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 290; J. ROZIE, “Naar de vrijheidsstraf als ultimum remedium: een weg bezaaid met wolfijzers en schietgeweren”, NC 2015, (1) 3-4. 114 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 986. 115 Infra 46, nr. 70 e.v. 116 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 211; D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1083. 117 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 212.

Page 35: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  22

Toch beoogt de autonome probatiestraf nog steeds de bewustwording, de responsabilisering en

de sociale re-integratie van de veroordeelde.118 Bovendien is het onderscheid tussen justitiële

begeleiding en sociale begeleiding, respectievelijk toepasselijk op de autonome probatiestraf en

de probatie als modaliteit, dat door de wetgever gemaakt wordt louter formeel. Inhoudelijk

gezien zijn beide vormen van begeleiding hetzelfde.119

38. De invoering van de Wet Autonome Probatie gebeurde niet zonder kritiek. Er werden

bovendien geen deskundigen of actoren uit het werkveld betrokken bij het opstellen van de

wet.120 De Hoge Raad voor de Justitie formuleerde in 2013 een ambtshalve advies waarin

gesteld werd dat er geen noodzaak zou zijn tot de invoering van een autonome probatiestraf

maar wel eerder aan het optimaliseren van de bestaande (probatie)wetgeving.121 Het naast

elkaar bestaan van de probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf zou bovendien tot

rechtsonzekerheid en incoherentie leiden. Ook de financiële implicaties werden in vraag gesteld.

Ten slotte werd de grote bevoegdheid van de probatiecommissie eveneens in vraag gesteld.122

Ook de Raad van State123 stelde zich in haar advies vragen bij het ontwerp van de autonome

probatiestraf. Voornamelijk met betrekking tot de coherentie tussen de probatie als modaliteit en

de autonome probatiestraf werden opmerkingen geformuleerd. Het is namelijk onlogisch dat

eenzelfde maatregel zowel bestaat als straf en als modaliteit van een straf124. De Minister van

Justitie oordeelde dat het toch opportuun was om ook de probatie als modaliteit te behouden. Zo

kreeg de rechter de mogelijkheid om op een zo aangepast mogelijke wijze op te treden ten

aanzien van elke individuele omstandigheid. Ook is het zo nog steeds mogelijk om de

schadelijke gevolgen van de openbare debatten te vermijden en eveneens niet nodeloos een

                                                                                                               118 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 986; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 131. 119 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 151. 120 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 87. 121 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 111. 122 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Ambtshalve advies over het voorontwerp van wet tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, 6 december 2013, http://www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications/ a0090b.pdf, 1-12. 123 Adv.RvS nr. 53.967/1/V bij het wetsontwerp van 8 januari 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 30-41. 124 Infra 121, nr. 183.

Page 36: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  23

echte straf op te leggen. Er werd ook gepleit om de autonome probatiestraf een sui generis-

karakter te geven125.

Er werd bij de stemming van de Wet Autonome Probatie echter bijna geen rekening gehouden

met deze opmerkingen. Daar deze wet nog maar zeer recent in werking getreden is, moet

afgewacht worden of deze aanvulling van het straffenarsenaal daadwerkelijk opportuun was.

Artikel 26 van de Wet Autonome Probatie voorziet in een evaluatie van de toepassing van de

wet en de invloed op de toepassing van de Probatiewet. Deze evaluatie zal plaatsvinden

achttien maanden na de inwerkingtreding. In principe zou dit dus op 1 november 2017 moeten

gebeuren.126

39. Volledigheidshalve wordt nog verwezen naar twee andere autonome straffen die

eveneens een aandeel hadden in de verdere modernisering van het strafrecht. Meer bepaald de

werkstraf, ingevoerd door de wet van 17 april 2002127, en het elektronisch toezicht, ingevoerd

door de wet van 7 februari 2014128. De werkstraf als autonome straf is al in werking sinds de

publicatie van die wet in het Belgisch Staatsblad. Het elektronisch toezicht als autonome straf

trad, samen met de autonome probatiestraf, in werking op 1 mei 2016. Een verdere uitwerking

van deze twee figuren zou te ver leiden binnen het bestek van deze masterproef. Zij verdienen

toch een korte vermelding daar zij, samen met de autonome probatiestraf, bijdragen aan een

verdere individualisatie van de straftoemeting en pogen een oplossing te bieden voor de

problematiek van het blijvend en voortdurend te kort aan gevangeniscapaciteit.129

                                                                                                               125 Infra 97, nr. 147. 126 E. GILBERT, “Het wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf”, Panopticon 2014, (162) 163-164; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 986-987; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 142; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 87. 127 Wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken, BS 7 mei 2002, 19021. 128 Wet van 7 februari 2014 tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf, BS 28 februari 2014, 17402. 129 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 8.

Page 37: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  24

Afdeling 4. Potpourri II-wet 40. De Potpourri II-wet130 bevat de meest recente wijzigingen met betrekking tot beide

vormen van probatie en is hiermee het voorlopig eindpunt van de veranderingen inzake de

probatie. Deze wet maakt deel uit van een reeks van vier wetsontwerpen binnen het Justitieplan

van de Minister van Justitie. Zij handelt voornamelijk over het strafrecht en de strafprocedure.131

Binnen de wet zijn er verschillende elementen die een weerslag hebben op de probatie.

Onderafdeling 1. Veralgemening van de correctionaliseerbaarheid 41. Sinds de inwerkingtreding van de Potpourri II-wet op 29 februari 2016 komen alle

misdaden in aanmerking voor correctionalisering. 132 De correctionele rechtbank wordt zo

bevoegd voor alle misdaden. De veralgemeende correctionalisering is van toepassing op “alle

zaken die nog niet in beraad zijn genomen inzake de regeling van de rechtspleging door de

kamer van inbeschuldigingstelling op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel”.133 Deze

veralgemening van de correctionalisering wordt bewerkstelligd door toepassing van de

verzachtende omstandigheden met het oog op denaturatie van het misdrijf. In artikel 2 van de

Wet Verzachtende Omstandigheden 134 werd de limitatieve lijst met misdaden die niet

gecorrectionaliseerd konden worden, afgeschaft. 135 De correctionalisering gebeurt quasi-

automatisch. Enkel de verplichte motivering van de redenen die tot verzachtende

omstandigheden leiden136, staat een volledig automatisme in de weg.137

De beslissingsbevoegdheid over het effectief correctionaliseren ligt bij de onderzoeksgerechten,

het Openbaar Ministerie of de correctionele rechtbank138 zelf. Principieel is het echter nog

steeds het hof van assisen dat bevoegd is voor de berechting van misdaden. Bijgevolg zullen de

                                                                                                               130 Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13130. 131 J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 2. 132 Art. 121 Potpourri II-wet. 133 Art. 143, lid 3 Potpourri II-wet. 134 Wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, BS 5 oktober 1867, 5505. 135 J. ROZIE, “Hof van assisen en correctionalisering na Potpourri II: kunst- en vliegwerk of dankbare ingreep van de wetgever?”, NC 2016, (91) 91-92. 136 Cass. 21 maart 2007, AR P.07.0213.F, Le roi procureur du Neuf-Château/O.J., F., E., G., e.a., Arr.Cass. 2007, afl. 3, 666. 137 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 49-50. 138 Art. 9 Wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (II), BS 16 juni 2008, 30562.

Page 38: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  25

misdaden die de facto niet gecorrectionaliseerd worden, toch voor het hof van assisen

behandeld worden.139 Omdat de correctionele rechtbanken zo voor meer misdaden bevoegd

zullen zijn, was er bovendien nood aan een hogere strafmaat. In artikel 9 en 11 van het

Strafwetboek wordt op heden voorzien in een strafmaat van dertig tot veertig jaar opsluiting of

hechtenis. 140

42. Noodzakelijkerwijs heeft deze verhoging van de strafmaat tot gevolg dat de limitatieve

lijst met uitgesloten misdrijven voor de gunst van de opschorting en de autonome probatiestraf

uitgebreid diende te worden. De lijst die onderverdeeld kan worden in vier categorieën van

misdrijven werd integraal overgenomen van de lijst voorzien voor de werkstraf.141 Opmerkelijk is

dat de probatie-opschorting en het probatie-uitstel, mits voldoening aan de

toepassingsvoorwaarden, wel mogelijk zijn voor die misdrijven.142

43. Daarnaast heeft deze hogere strafmaat tal van andere gevolgen binnen het strafrecht

wiens bespreking te ver zou leiden en bijgevolg ook niet behandeld worden in dit werkstuk. Het

doel van deze veranderingen was het nastreven van een coherente regeling voor alle

gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen.143

Onderafdeling 2. Wijzigingen aan de Probatiewet 44. Voorheen werden er geen misdrijven uitgesloten van het toepassingsgebied van de

(probatie-)opschorting. De wetgever achtte het nodig om toch misdrijven uit te sluiten van een

sanctionering door middel van de opschorting. Vroeger was hier geen nood aan daar het hof van

assisen niet bevoegd was de opschorting te verlenen. Niet-correctionaliseerbare misdaden

kwamen bijgevolg niet in aanmerking voor de opschorting. Door de veralgemening van de

                                                                                                               139 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 49. 140 J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 3-4; J. ROZIE, “Hof van assisen en correctionalisering na Potpourri II: kunst- en vliegwerk of dankbare ingreep van de wetgever?”, NC 2016, (91) 99; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 52. 141 Infra 101, nr. 152. 142 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 92-93. 143 J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 6.

Page 39: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Historiek en evolutie

  26

correctionalisering drong zich deze verandering op, verwezenlijkt door de Potpourri II-wet144.

Feiten die strafbaar zijn met een correctionele gevangenisstraf van meer dan twintig jaar worden

uitgesloten 145 . 146 Op die wijze komen bepaalde misdrijven die vroeger wel in aanmerking

kwamen voor (probatie-)opschorting door hun opname in de ondertussen geschrapte

uitzonderingenlijst van artikel 2, derde lid van de Wet Verzachtende Omstandigheden, nu niet

meer in aanmerking hiervoor. Een voorbeeld hiervan is de poging tot moord147.148

45. Met betrekking tot het (probatie-)uitstel brengt de Potpourri II-wet twee fundamentele

veranderingen aan. Enerzijds wordt de regel over de gerechtelijke antecedenten 149

versoepeld.150 Anderzijds komen er vandaag de dag minder straffen in aanmerking voor het

uitstel151.152 De laatste wijziging vloeit voort uit de bedoeling om de combinatie van straffen en

gemeenschapsgerichte maatregelen zoals de (probatie-)opschorting en het (probatie-)uitstel

onmogelijk te maken. De versoepeling van de antecedentenregel, die een louter technische

verandering met zich meebrengt, wordt gezien als een gemiste kans. Het was namelijk veel

logischer geweest om de volledige antecedentenregel af te schaffen zodat er een zekere

eenheid gevormd zou worden met de autonome probatiestraf waar gerechtelijke antecedenten

irrelevant zijn153.154

                                                                                                               144 Art. 36 Potpourri II-wet. 145 Art. 3, lid 1 Probatiewet. 146 Infra 53, nr. 80. 147 Art. 394 juncto 52 Sw. 148 J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 13; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 58 en 103. 149 Art. 8, §1, lid 1 Probatiewet; Art. 37 Potpourri II-wet; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 110. 150 Infra 47, nr. 72. 151 Art. 8, §1, lid 3 Probatiewet; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 114-115. 152 Infra 54, nr. 81. 153 Infra 103, nr. 154. 154 J. DECOKER, L. GYSELAERS, P. HOET, J. COPPENS, F. VROMAN, M. VANDERMEERSCH, T. DECAIGNY, T. BAUWENS, C. VAN DE HEYNING, B. DE SMET, G. SCHOORENS, B. MEGANCK, H. VAN BAVEL, E. BAEYENS, I. MENNES, J. MILLEN, “De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, (2) 13-14.

Page 40: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  27

DEEL 2: De probatie als modaliteit

HOOFDSTUK 1. Toepassingsgebied

46. De Probatiewet bevat twee mechanismen. Enerzijds kan de uitspraak van de

veroordeling opgeschort worden en anderzijds is het mogelijk de tenuitvoerlegging van de

straf(fen) uit te stellen. 155 Beide methodes kunnen vergezeld worden door bijzondere

voorwaarden. In dat geval is er sprake van de probatie.156

De rechter beschikt over vier maatregelen teneinde deze individualisatie te kunnen

bewerkstelligen. Deze zijn de opschorting, het uitstel, de probatie-opschorting en het probatie-

uitstel.157 Voornoemde maatregelen proberen een effectieve bestraffing te vermijden en zijn dus

geen straffen op zich. Het is bijgevolg niet de bedoeling om een afschrikkende werking te

creëren of bijkomend leed toe te voegen.158 Sinds kort is de probatie evenwel mogelijk als

autonome straf.159 Bovendien vormen deze maatregelen géén recht van de beklaagde. Zij

worden als gunst of voordeel beschouwd en worden door de rechter op discretionaire wijze aan

de beklaagde toegekend.160 Er bestaat dan ook geen enkele verplichting voor de rechter om die

maatregelen toe te staan, ook al voldoet de beklaagde aan alle wettelijke

toepassingsvoorwaarden.161 Sinds 1994 is, in tegenstelling tot wat aanvankelijk het geval was,

wel een formele motivering162 vereist bij het toestaan of weigeren ervan.163

Vroeger werden deze maatregelen als inferieur gezien binnen het straffenarsenaal. Dit onder

meer omdat zij geen autonoom statuut hadden en gezien werden als gunstmaatregelen die

                                                                                                               155 Art. 1, §1 Probatiewet. 156 Art. 1, §2 Probatiewet. 157 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 524. 158 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 202-203; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 11. 159 Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 19 juni 2014, 46200. 160 Cass. 15 mei 2001, AR P.99.1478.N, S./H., Arr.Cass. 2001, afl. 5, 889; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 505. 161 Cass. 8 oktober 1980, AR 1334, Fourneau, Arr.Cass. 1980-81, 135; Cass. 29 oktober 2002, AR P.01.1103.N, B.J. e.a./D.M., Arr.Cass. 2002, afl. 10, 2304. 162 Art. 3, lid 4 Probatiewet. 163 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 17.

Page 41: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  28

verworven moesten worden.164 De toekomst zal moeten uitwijzen of deze minderwaardige

positie zal verdwijnen door het toekennen van een autonoom statuut aan de probatie.

47. De dag van vandaag is het geen uitzondering meer, maar is het eerder gebruikelijk om

de probatie toe te kennen. De gevangenisstraf is geëvolueerd naar een ultimum remedium voor

de gevallen waarin andere straffen en maatregelen tekortschieten.165 Daarenboven worden

korte gevangenisstraffen tegenwoordig in principe niet meer uitgevoerd door vrijheidsberoving

maar door een elektronische enkelband.166 In dit opzicht is een van de voornaamste initiële

motiveringen voor de invoering van deze maatregelen, namelijk het vermijden van de nadelige

gevolgen van de uitvoering van korte gevangenisstraffen, voorbijgestreefd.167

Het in stand houden van een ‘blanco’ strafregister is een van de belangrijkste beweegredenen

om te kiezen voor een alternatieve bestraffingsmethode. Zo wordt bij het toekennen van de

opschorting hiervan geen melding gemaakt op het uittreksel van het Centraal Strafregister168.169

De vonnissen en arresten waarbij de opschorting toegestaan is mogen evenmin bekendgemaakt

worden als bijkomende straf170.171

48. De toepassing van deze technieken is zowel mogelijk voor natuurlijke personen als voor

rechtspersonen. Rechtspersonen kunnen sinds de wet van 4 mei 1999172 eveneens bestraft

worden. De strafdrempels zoals bepaald in de Probatiewet voor natuurlijke personen worden in

artikel 18bis van diezelfde wet173 aangepast voor de toepassing op rechtspersonen.174 In wat

volgt worden deze vier maatregelen verder in detail toegelicht.

                                                                                                               164 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 22. 165 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 537; J. ROZIE, “Naar de vrijheidsstraf als ultimum remedium: een weg bezaaid met wolfijzers en schietgeweren”, NC 2015, (1) 3. 166 http://justitie.belgium.be/nl/nieuws/persberichten/news_pers_2013-04-11 (consultatie 9 mei 2016). 167 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 337-338. 168 Infra 37, nr. 58. 169 Art. 595, 1° Sv. 170 Art. 37bis Sw. 171 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 370. 172 Wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen, BS 22 juni 1999, 23411. 173 Ingevoerd door art. 21 van de wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen, BS 22 juni 1999, 23411.

Page 42: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  29

Afdeling 1. Opschorting 49. De opschorting is een van de meest voordelige maatregelen die aan een beklaagde

toegekend kan worden. Enkel de eenvoudige schuldverklaring is nog gunstiger.175 Door de

gewone opschorting wordt de uitspraak van de straf opgeschort gedurende een door de

strafrechter te bepalen termijn. Hij doet enkel uitspraak over de schuldvraag en niet over de

straf.176 Op het moment waarop deze termijn afgelopen is, verdwijnt de mogelijkheid om nog een

straf op te leggen. Dit betekent echter niet dat de veroordeling ook zou verdwijnen.177 De

beslissing tot opschorting heeft als gevolg dat de vervolging voorlopig beëindigd wordt,

behoudens het geval waarin zij wordt herroepen. 178 De rechter heeft op dat moment eigenlijk

zijn rechtsmacht volledig uitgeput. Hij heeft immers de zwaarwichtigheid van het misdrijf

onderzocht en het al dan niet opleggen van een straf overwogen. De herroeping is het enige

geval waarin de strafrechter opnieuw gevat kan worden en bijgevolg een nieuwe straf kan

opleggen. Dit mechanisme vormt een uitzondering op twee algemene rechtsbeginselen, meer

bepaald de verplichting voor de strafrechter om een straf op te leggen en het beginsel waardoor

de rechter in één vonnis of arrest uitspraak moet doen over de schuldvraag en de

straftoemeting179.180 De uitputting van de rechtsmacht van de rechter heeft daarnaast als gevolg

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       174 P. HOET, Alternatieve bestraffing: Opproefstelling en begeleiding. Opschorting, uitstel en probatie-werkstraf, Gent, Larcier, 2006, 5; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 11; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 329-330. 175 Cass. 25 april 2007, AR P.06.1597.F, C.A.G., J.R., L., F., Arr.Cass. 2007, afl. 4, 887; J. ROZIE, “De ene schuldigverklaring is de ander niet”, RABG, 2008, (816) 817-818; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 15. 176 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 525; C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 966; S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 63-64; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 506; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 179. 177 A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 203; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 329-330. 178 Art. 3 in fine Probatiewet; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 181. 179 Cass. 18 mei 1993, AR 6224, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent/Della riva, Arr.Cass. 1993, 509; R. DECLERCQ, Beginselen van Strafrechtspleging, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium NV, 2014, 985.

Page 43: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  30

dat bij het aantekenen van hoger beroep, de appelrechters de zaak niet meer kunnen

terugverwijzen naar de eerste gerechten om zo een strafmaat te bepalen in het geval waarin zij

de opinie toegedaan zijn dat er geen opschorting meer mogelijk is.181 Indien de beslissing over

de opschorting later vernietigd wordt door het Hof van Cassatie, houdt dit niet noodzakelijk in

dat die vernietiging ook de schuldvraag omvat182.183

Indien de opschorting gelast wordt, zal de verdachte worden veroordeeld tot het betalen van de

kosten en desgevallend tot de teruggave. Ook kan de bijkomende straf van de

verbeurdverklaring uitgesproken worden, ondanks het feit dat geen veroordeling uitgesproken

wordt. Wel wordt er uitspraak over de burgerlijke vordering gedaan.184

50. De eenvoudige schuldverklaring houdt in dat de rechter de mogelijkheid heeft om een

straf uit te spreken die lager is dan de minimumstraf of om enkel te veroordelen bij eenvoudige

schuldverklaring. Deze mogelijkheden bestaan in de situatie waarin de strafvervolging onredelijk

lang heeft geduurd. Op grond van artikel 6 EVRM185 heeft eenieder namelijk het recht op een

berechtiging binnen een redelijke termijn. In het geval van een eenvoudige schuldverklaring is er

enkel een veroordeling tot de gerechtskosten. Eventueel is ook een bevel tot teruggave of

bijzondere verbeurdverklaring mogelijk.186 De (effectieve) bestraffing wordt door deze techniek

verhinderd omdat zij niet meer relevant zou zijn daar er reeds een lange periode verlopen is

sinds de feiten.187 De eenvoudige schuldigverklaring is onvoorwaardelijk, in tegenstelling tot de

opschorting of het uitstel. Op deze definitieve beslissing kan niet meer teruggekomen worden

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       180 P. HOET, Alternatieve bestraffing: Opproefstelling en begeleiding. Opschorting, uitstel en probatie-werkstraf, Gent, Larcier, 2006, 6; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 12. 181 Cass. 24 maart 1969, Pas. 1969, I., 651. 182 Cass. 27 februari 1985, AR 3986, Debacker/Spinoy, Pas. 1985, I., 787. 183 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 13. 184 Art. 6 Probatiewet; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 181. 185 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950, http://www.echr.coe.int/Documents/Convention_NLD.pdf. 186 Art. 21ter V.T.Sv; Cass. 9 december 1997, AR P.96.0448.N, Faillissement Forever B.V.B.A./Vandamme, Arr.Cass. 1997, 1333; Cass. 25 april 2007, AR P.06.1597.F, C.A.G, J.R., L., F., Arr.Cass. 2007, afl. 4, 887. 187 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 330.

Page 44: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  31

eens zij in kracht van gewijsde is gegaan.188 De eenvoudige schuldigverklaring is zoals gezegd

de enige maatregel die gunstiger is dan de gewone opschorting.

Afdeling 2. Uitstel

51. Het uitstel is een maatregel die de tenuitvoerlegging van de straf, en niet een maatregel

waarbij het karakter van een straf ontbreekt189, tot voorwerp heeft. Zij is de derde meest

gunstige maatregel voor de beklaagde, onmiddellijk na de eenvoudige schuldverklaring en de

opschorting zoals hierboven uiteengezet.190 Toch is een effectieve straf die in de plaats van het

uitstel komt, niet steeds een strafverzwaring. De strafmaat van die effectieve straf moet dan wel

lager zijn bij het verdwijnen van het uitstel of bij vermindering van het uitstel zal in de praktijk een

hogere effectieve straf uitgevoerd worden. In de praktijk zal dit voor de veroordeelde wel als een

strafverzwaring aanvoelen zolang het uitstel niet herroepen wordt.191

Door de verlening van het uitstel wordt de tenuitvoerlegging van een deel of het geheel van de

straf(fen) tijdelijk uitgesteld. Na afloop van die proefperiode zal de mogelijkheid tot

tenuitvoerleggen van de straf definitief vervallen, mits er geen herroeping was. Net zoals bij de

opschorting blijft de veroordeling evenwel bestaan.192

Afdeling 3. Probatie-opschorting en probatie-uitstel

Onderafdeling 1. Probatie 52. De probatie is een modaliteit van de opschorting of het uitstel. Zij moet steeds aan één

van beiden verbonden worden. Meer specifiek gaat het om bijzondere voorwaarden die als doel

                                                                                                               188 M. ROZIE, “Schuldigverklaring bij overschrijding van de redelijke termijn”, RW 1998-1999, (2) 4. 189 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 182. 190 Supra 29, nr. 49. 191 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 983; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 15-16. 192 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 64; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 408; P. HOET, Alternatieve bestraffing: Opproefstelling en begeleiding. Opschorting, uitstel en probatie-werkstraf, Gent, Larcier, 2006, 7; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 505-506; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 206; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 12-13; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 330; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 182-183.

Page 45: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  32

hebben recidive te vermijden en de nodige bijkomende hulp aan de veroordeelde te verschaffen

in zijn proces van re-integratie en resocialisatie. Het genot van deze modaliteit is afhankelijk van

het al dan niet naleven van de opgelegde voorwaarden door de probant.193 Sinds 1 mei 2016

bestaat de probatie echter ook als autonome straf194, naast de probatie als modaliteit.

Als er probatievoorwaarden gekoppeld worden aan de maatregel van de opschorting is er

sprake van ‘probatie-opschorting’. Worden deze voorwaarden aan het uitstel verbonden, spreekt

men van ‘probatie-uitstel’.195

Samenvattend kan de probatie omschreven worden als “een vorm van ambulante behandeling

van de delinquent in zijn gewone milieu, in de hoop dat deze behandeling, eerder dan het

ondergaan van een gevangenisstraf, zijn sociale re-integratie zou bevorderen”.196 De probatie

biedt een oplossing in gevallen waar van de gewone opschorting en het gewoon uitstel

onvoldoende dreigende werking uitgaat om de resocialisering te bewerkstelligen en recidive te

vermijden.197

53. Van de probatie op zich geeft de wetgever geen definitie. Wel worden er in artikel 1,

§2bis van de Probatiewet drie verplicht op te leggen voorwaarden vooropgesteld.198 Ten eerste

mogen gedurende de proeftijd geen strafbare feiten gepleegd worden. Ten tweede moet de

probant een vast adres hebben waarvan de eventuele wijziging onmiddellijk aan de

justitieassistent meegedeeld dient te worden. Ten derde moet steeds gevolg gegeven worden

aan de oproeping van de probatiecommissie en die van de justitieassistent die met de

begeleiding belast is.199

                                                                                                               193 J. DAUTRICOURT, “De Techniek en de Aanwijzing van de Belgische Probatie”, RW 1965-66, (1377) 1378. 194 Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 19 juni 2014, 46200. 195 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 65; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 409; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 506; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 9 en 18; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 131, 179 en 185. 196 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 507. 197 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 531. 198 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 75. 199 F. SCHUERMANS, “Verplicht op te leggen voorwaarden bij probatieopschorting”, T.Strafr. 2014, (322) 322; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 185.

Page 46: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  33

Naast deze drie voorwaarden dienen ook twee doelstellingen in acht genomen te worden. De

probatievoorwaarden worden opgelegd met het oog op het voorkomen van recidive en de

omkadering van de begeleiding.200 Voor het overige kunnen de voorwaarden vrij ingevuld

worden zonder verdere beperkingen. Dit is een noodzakelijkheid daar de probatievoorwaarden

flexibel moeten zijn in functie van de individualiteit van elke zaak. Op die manier kan er rekening

gehouden worden met de persoonlijkheid van de dader. Zo wordt een aangepast hulpmiddel

geboden zodat zich geen nieuwe feiten zouden voordoen en wordt op een passende manier aan

rechtsherstel en resocialisatie gedaan. 201

Onderafdeling 2. Bepaling van de voorwaarden 54. De invulling van de voorwaarden werd initieel aan de rechter overgelaten.202 Met de

wetswijziging van 1994203 werden twee georganiseerde probatievoorwaarden ingevoerd, meer

bepaald de dienstverlening en de opleiding.204 Doordat beide voorwaarden aan verschillende

wettelijke toepassingsvoorwaarden onderworpen waren, verkregen zij toch voor een deel het

karakter van een straf.205

Thans is de dienstverlening vervangen door de werkstraf als autonome, afzonderlijke straf.206 Zij

kan bijgevolg niet meer als probatievoorwaarde opgelegd worden.207

De opleiding 208 is op heden de enige wettelijk voorgeschreven, georganiseerde

probatievoorwaarde.209 In de wet wordt enkel bepaald dat de duur van ervan minstens twintig

uur en maximaal tweehonderdveertig uur kan bedragen. Zij moet bovendien gevolgd worden

                                                                                                               200 Art. 1, §2bis in fine Probatiewet. 201 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 333-334. 202 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 65. 203 Wet van 10 februari 1994 houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, BS 27 april 1994, 11195. 204 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 511. 205 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 75. 206 Wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en politiezaken, BS 7 mei 2002, 19021. 207 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 185. 208 Art. 1, §3 en art. 1bis Probatiewet. 209 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 185.

Page 47: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  34

binnen twaalf maanden na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of arrest.210 Voor het

overige wordt er geen definitie of omschrijving van de opleiding aangereikt. De verdere

uitwerking van de figuur ligt vervat in het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1994.211

De rechter selecteert een bepaalde opleiding uit het bestaande aanbod dat voornamelijk uit

leerprogramma’s bestaat die gericht zijn op attitudes en sensibilisering. Op die manier is de

duurtijd, aard en plaats reeds grotendeels vastgelegd.212 De uiteindelijke aard van de opleiding

wordt door de probatiecommissie bepaald. Zij moet aansluiten bij de lichamelijke en

verstandelijke geschiktheid van de probant. Ook de plaats waar zij gevolg moet worden, wordt

bepaald door de probatiecommissie. De opleiding moet gevolgd worden bij de openbare

diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten of bij

verenigingen zonder winstoogmerk of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel

doel.213

Er dient opgemerkt te worden dat de opleiding enkel mogelijk is in een situatie waarbij de

volledige gevangenisstraf of geldboete opgeschort of uitgesteld wordt. Hieronder wordt de reeds

ondergane voorhechtenis niet begrepen. Wordt de gevangenisstraf maar gedeeltelijk uitgesteld,

zal de rechter rekening moeten houden met de duur van de opgelegde gevangenisstraf bij de

bepaling van het aantal uren opleiding. 214

55. Enkel de rechter kan beslissen over het al dan niet opleggen van probatievoorwaarden.

Hij beschikt hierbij over een grote vrijheid om op creatieve wijze niet-georganiseerde

probatievoorwaarden te bepalen 215 of om de voorgeschreven probatiemaatregel van de

                                                                                                               210 Art. 1, §3, lid 1 Probatiewet. 211 Koninklijk Besluit van 6 oktober 1994 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de dienstverlening en de opleiding, BS 15 oktober 1994, 26153. 212 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 87. 213 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 85. 214 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 207-208; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 331-332. 215 Cass. 14 september 2005, AR P.05.0450.F, L.A., D. J., L./ R.C., R.T., E.M.-C., Arr.Cass. 2005, afl. 9, 1637; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 410; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 10 en 18.

Page 48: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  35

opleiding op te leggen. De mogelijkheid om niet-georganiseerde probatievoorwaarden op te

leggen, wordt niet uitgesloten door de toepassing van de opleiding.216

Bij het bepalen van de niet-georganiseerde probatievoorwaarden kan de rechter eveneens

rekening houden met de belangen van het slachtoffer door in probatievoorwaarden te voorzien

die het herstel van de aangerichte schade beogen. Door het opleggen van probatiemaatregelen

worden daders gedurende geruime tijd geconfronteerd met hun daden en hun slachtoffers. Het

slachtoffer verkrijgt op deze manier ook een betere garantie over de opvolging na de loutere

strafuitvoering dan het geval is bij een burgerrechtelijke veroordeling. Bovendien zullen de

slachtoffers zich vaak meer inschikkelijk opstellen ten opzichte van de dader. Dit kan van groot

belang zijn voor de reclassering van de probant. 217 Op deze manier kan de straf

geïndividualiseerd worden en wordt de delinquent actief bij zijn eigen sociale re-integratie

betrokken. Voorbeelden van probatievoorwaarden zijn het verbod alcoholische dranken te

gebruiken, het verbod op het uitoefenen van een bepaald beroep, de verplichting zich periodiek

te onderwerpen aan een medische controle en dergelijke meer.218

Er staan twee categorieën van voorwaarden ter beschikking van de rechter: de politionele

voorwaarden of controlemaatregelen en de begeleidings- of behandelingsvoorwaarden. Beide

groepen hebben een andere rol. Binnen de eerste categorie wordt een gebod of verbod om een

bepaalde handeling of gedraging te stellen, opgelegd. De uitvoering van deze voorwaarden zal

gecontroleerd worden door de justitieassistent. De tweede categorie staat in voor de

behandeling van het probleem dat aan de basis lag van het gedrag van de probant. De rol van

de justitieassistent zal hier logischerwijze groter zijn daar deze behandeling of begeleiding

uitgevoerd wordt door een gespecialiseerde instelling in samenwerking met de

justitieassistent.219

56. Bij het opleggen van de probatie moet vervolgens het werkbare, wettige en proportionele

karakter ervan steeds in acht genomen worden om zo de kans op succes van de probatie te

                                                                                                               216 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 91. 217 F. VAN HENDE, “De alternatieven doen het wel!”, Orde Dag 2001, afl. 16, (83) 87. 218 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 511. 219 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 208; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 91.

Page 49: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  36

verhogen.220 Ook moet de probant bekwaam zijn om de voorwaarden na te kunnen leven.221 De

probatiecommissie beschikt in dit kader over de mogelijkheid om kwalitatief onvoldoende

probatievoorwaarden op te schorten of aan te passen.222 Zij kan de opgelegde voorwaarden

echter nooit verzwaren.223

Opdat probatievoorwaarden nuttig en werkbaar zouden zijn, moeten zij aan bepaalde

voorwaarden voldoen. Zij moeten ten eerste eenvoudig zijn en voldoende openheid hebben ten

opzichte van hun concrete uitvoering. Door geen onmogelijke, al te moeilijke of overvloedige

voorwaarden op te leggen, kan verwarring vermeden worden.

Bovendien moeten de voorwaarden voldoende nauwkeurig geformuleerd worden door de

rechter. Hij mag zijn bevoegdheid tot het bepalen en opleggen van de voorwaarden niet

delegeren. Enkel aanvullende precisering bij de uitvoering is toegelaten. Bijgevolg moet de

formulering van de voorwaarden voldoende bewegingsruimte bieden voor de praktische

uitvoering.

Vervolgens moeten de voorwaarden wettig en regelmatig zijn. 224 Hiermee wordt de

overeenstemming met het EVRM bedoeld. Meer bepaald voorziet artikel 8 van het EVRM in het

recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven. Op grond van deze bepaling is de niet

verantwoorde inmenging in deze grondrechten uitgesloten.225 Het loutere opleggen van het

probatie-uitstel of het herroepen daarvan is geen voldoende grond om te besluiten tot een

onevenredige inmenging in het privé-, familie-, en gezinsleven.226

Tot slot moeten de probatievoorwaarden evenredig, noodzakelijk en nuttig zijn in het licht van de

feiten of de aan de feiten ten grondslag liggende problemen. Niettegenstaande het gegeven dat

de probatie geen straf is, moet het proportionaliteitsbeginsel toch in acht genomen worden. Op

grond van dit beginsel dient de rechter de straf te bepalen in evenredigheid met de zwaarte van

                                                                                                               220 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 93. 221 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 546. 222 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 335. 223 Art. 12, §1, lid 1 Probatiewet; P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 209. 224 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 93-94. 225 L. VERHAERT, “Het slachtoffer en de straftoemeting”, NC 2013, (53) 82. 226 Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0428.F, V.S., Arr.Cass. 2004, afl. 6-8, 1085.

Page 50: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  37

het misdrijf dat bewezen geacht werd, alsook binnen de in de wet vastgestelde grenzen.227 De

probatiemaatregelen mogen met andere woorden niet onevenredig zwaar zijn.228 De rechter

moet er bij het bepalen van de voorwaarden ook over waken dat hij zijn bevoegdheid niet te

buiten gaat. Hij kan zich geen bevoegdheid toe-eigenen die normaalgesproken aan een

administratieve overheid toekomt. Dit sluit niet uit dat sommige maatregelen zowel als straf of

beveiligingsmaatregel als in de vorm van een probatievoorwaarde uitgesproken kunnen

worden.229

Voorwaarden die reeds verplicht na te leven zijn door de probant op basis van de wet of een

rechterlijke uitspraak zijn niet noodzakelijk nutteloos of overbodig. In dat geval moet er steeds

opgelet worden dat de voorwaarden geen grotere of zwaardere verplichting opleggen dan in de

wet of door de rechterlijke beslissing is voorzien. Een voorbeeld van dergelijke voorwaarde is de

verplichting om de burgerlijke partij te vergoeden in de mate en de wijze waarop een voldoening

door de probant mogelijk is.230

HOOFDSTUK 2. Doelstelling

57. Het opzet van de Probatiewet is tweevoudig. Enerzijds wordt de op proefstelling, al dan

niet gekoppeld aan probatiemaatregelen, van de veroordeelde beoogd. Anderzijds gaat het om

een strafvermindering tot onder het wettelijk bepaalde minimum.231

Afdeling 1. Op proefstelling 58. Zoals hoger reeds aangehaald232 is het één van de voornaamste doelstellingen van de

Probatiewet om een uitweg te bieden voor de onevenredig nadelige gevolgen van een

                                                                                                               227 J. ROZIE, “Over de toetsingsbevoegdheid van de strafrechter bij onredelijke straffen” in J. ROZIE, A VAN OEVELEN, S. RUTTEN, Toetsing van sancties door de rechter, Antwerpen, Intersentia, 2011, 38. 228 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 209-211. 229 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 336. 230 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 95. 231 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 20. 232 Supra 10, nr. 22.

Page 51: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  38

vrijheidsberoving. Zowel de (probatie-)opschorting als het (probatie-)uitstel komen hieraan

tegemoet.233

59. De gewone opschorting belet de openbaarmaking van de veroordeling. Het betreffende

vonnis of arrest wordt wel ingeschreven op het Strafregister234 maar zal niet vermeld worden op

het uittreksel ervan. 235 Hierdoor wordt declassering vermeden. Het gewone uitstel heeft

daarentegen zwaardere gevolgen voor de veroordeelde. De declasserende uitwerking van de

strafoplegging speelt hier wel maar door het uitstel van de strafuitvoering worden de de-

socialiserende effecten ervan toch afgewend. Deze veroordeling wordt bovendien wél op het

uittreksel van het Strafregister vermeld.236 De rechter zal moeten oordelen of het louter dreigen

met een straf zal volstaan om te verhoeden voor recidive. Bovendien moet hij de afweging

maken tussen aan de ene kant de zwaarwichtigheid van de feiten, alsook de persoonlijkheid van

de dader en aan de andere kant de nadelige effecten op de reclassering en resocialisatie die

een strafrechtelijke interventie met zich meebrengt. Er moet kortom geoordeeld worden of een

bestraffing geen overdreven maatschappelijke reactie uitmaakt. Het uitstel biedt een verder

actiemiddel als blijkt dat het afschrikkend effect van de opschorting niet voldoende groot is.237

Als het uitsluitend op de proef stellen van de veroordeelde door toekenning van opschorting of

uitstel niet volstaat, kunnen probatiemaatregelen door hun ondersteunende werking een

toegevoegde waarde bieden. De probatie is in de eerste plaats een behandelingsmethode. Zij

veronderstelt dus een actieve sociale tussenkomst.238 De probatie verschilt van de penitentiaire

behandeling door het feit dat de veroordeelde niet van zijn vrijheid beroofd wordt. Voor het

overige staan beide behandelingsmethoden in voor de reclassering van de veroordeelde. De

doeltreffendheid van de probatie schuilt in het achter de hand houden van de mogelijkheid om

                                                                                                               233 Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opproefstelling worden ingevoerd, Parl.St. Kamer 1956-1957, nr. 598/1, 3. 234 Art. 590, 2° Sv. 235 Art. 595, 1° Sv; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 181. 236 Art. 590, 1° Sv; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 512-513. 237 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 21-22; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 341. 238 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 77.

Page 52: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  39

toch tot vrijheidsberoving over te gaan. Er moet bijgevolg een reële dreiging met een straf zijn

opdat de probatie een effectieve werking zou hebben.239

Afdeling 2. Strafmatiging

60. De tweede doelstelling van de Probatiewet is het matigen van de op te leggen straf.

Vooral het gewoon uitstel is hiervoor een nuttige techniek. Vaak wordt de geldboete in

verkeerszaken geheel of gedeeltelijk met uitstel opgelegd. Aanvankelijk was er geen herroeping

mogelijk in geval van herhaling. In 2014 werd deze problematiek verholpen door de invoering

van de mogelijkheid voor de politierechters om een opschorting of uitstel opgelegd wegens een

verkeersovertreding te herroepen indien een nieuw verkeersmisdrijf begaan werd tijdens de

proeftijd240.241

HOOFDSTUK 3. Toepassingsvoorwaarden

61. Voordat een van de vier bovengenoemde (probatie)maatregelen opgelegd kan worden,

is het noodzakelijk dat aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is. Deze voorwaarden

verschillen op sommige vlakken naargelang het om (probatie-)opschorting of (probatie-)uitstel

gaat. Het is niet mogelijk voor de rechter om tot het opleggen van probatievoorwaarden over te

gaan als niet voldaan is aan de voorwaarden. Dit kan zelfs niet in het geval waarin hij van

mening is dat de probatie meer opportuun zou zijn dan een effectieve bestraffing.242 Toch heeft

het niet-naleven van de toepassingsvoorwaarden niet noodzakelijk de nietigheid van de gehele

uitspraak als gevolg. Voor de gewone opschorting zal de uitspraak enkel vernietigd worden

                                                                                                               239 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 204; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 339-342. 240 Art. 28 en 29 Wet 9 maart 2014 tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen en van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, BS 30 april 2014, 35420. 241 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 23-24; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 342. 242 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 200.

Page 53: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  40

indien de grond voor die nietigheid betrekking heeft op de veroordeling zelf. 243 Indien de

onregelmatigheid enkel verband houdt met de wettelijke voorwaarden voor de toekenning van

de opschorting, zal er geen nietigverklaring van de gehele uitspraak zijn. De beslissing waarbij

de rechter het misdrijf bewezen acht, blijft zo buiten schot244.245 Ook voor het gewoon uitstel is

de nietigheid van de volledige veroordeling geen noodzakelijk gevolg van het niet-naleven van

één van de toepassingsvoorwaarden. Er zal enkel een vernietiging zijn van de beslissing over

de opgelegde bestraffing, hieronder ook de bijdrage tot het Slachtofferfonds begrepen246, indien

de onwettigheid betrekking heeft op het uitstel. Deze opvatting werd echter niet steeds gevolgd.

Vroeger was het Hof van Cassatie van oordeel dat het uitstel een bestanddeel van de hoofdstraf

was. Zodoende zou een onwettigheid die betrekking heeft op de beslissing in verband met het

uitstel, de nietigheid van de gehele veroordeling op de strafvordering met zich

meebrengen247.248In wat volgt worden de verschillende toepassingsvoorwaarden overlopen en

toegelicht.

Afdeling 1. Schuldigverklaring 62. Feiten die niet bewezen zijn, moeten niet worden bestraft. Bijgevolg kan er enkel

opschorting verleend worden als de schuld van de betrokkene vaststaat. Zo is het vereist dat hij

schuld- en strafbekwaam is. Een jeugdige leeftijd of een internering staat deze bekwaamheid

bijvoorbeeld in de weg. De rechter is in geval van opschorting verplicht om een uitspraak te

doen over de schuld en zal de tenlastelegging dus voor bewezen verklaard moeten achten.249

Enkel de uitspraak over de straftoemeting wordt opgeschort.250

                                                                                                               243 Cass. 16 februari 2000, P.99.1553.F, J./S. Arr.Cass. 2000, afl. 3, 439; Cass. 16 januari 2002, P.01.0948.F, J./B., Arr.Cass. 2002, afl. 1, 156. 244 Cass. 22 november 2000, AR P.00.1256.F, S., Arr.Cass. 2000, afl. 9, 1826; Cass. 7 november 2001, AR P.01.0924.F, Procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel/E., Arr.Cass. 2001, afl. 9, 1876. 245 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 25. 246 Cass. 15 februari 2005, AR P.04.1658.F, Le procureur général près la Cour de Cassation/V.H., J., R., X., Arr.Cass. 2005, afl. 2, 388. 247 Cass. 11 december 1991, H., RDPC 1992, 430; Cass. 20 juni 1995, AR P.95.149.N, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen/Cochet, Arr.Cass. 1995, 647. 248 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 44. 249 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 64; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 179. 250 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 967; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 28.

Page 54: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  41

Afdeling 2. Instemming 63. De instemming van de beklaagde is vereist alvorens de opschorting uitgesproken kan

worden. 251 Uit deze instemming kan geenszins afgeleid worden dat de beklaagde de ten laste

gelegde feiten bekent. Voor het gewoon uitstel is geen instemming vereist.252

Ook voor de probatie is de voorafgaandelijke instemming van de beklaagde een noodzakelijke

voorwaarde, nadat hij werd ingelicht en gehoord.253 Dit is logisch daar de probatie enkel

succesvol kan zijn indien de veroordeelde zelf het nut van deze maatregel inziet. Om de

voorwaarden uit te voeren hangt veel af van de bereidwilligheid van de veroordeelde. Er kan

hiertoe namelijk geen rechtstreekse dwang uitgeoefend worden. Het Hof van Cassatie

oordeelde dat de verbintenis van de probant om de bepaalde probatievoorwaarden na te leven,

vereist is voor het wettelijk opleggen van de probatie. De instemming moet eveneens de wil tot

verbetering omvatten en aantonen dat de beklaagde op een actieve wijze aan zijn reclassering

zal (mee)werken.254 De volledige veroordeling wordt vernietigd indien de veroordeelde zich niet

vooraf heeft verbonden om de probatievoorwaarden in acht te nemen.255

Merk op dat de instemming mogelijks niet steeds even vrijwillig gegeven wordt. De drang van de

betrokkene om een gevangenisstraf te vermijden, kan zodanig groot zijn dat er met om het even

wat ingestemd zou worden. De houding van de rechter is hierbij cruciaal. Er moet een

                                                                                                               251 Art. 3, lid 1 Probatiewet; Cass. 7 november 2001, AR P.01.0924.F, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel/E., Arr.Cass. 2001, afl. 9, 1876; S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 63-64; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 409; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 204; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 180. 252 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 969; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 25 en 44; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 183. 253 Art. 1, §2 juncto art. 3, lid 1 en art. 8, §2 Probatiewet; R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 537; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 10 en 18; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 81. 254 R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 394; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 26. 255 Cass. 29 november 1988, AR 2309, Arr.Cass. 1988-89, 377; Cass. 31 mei 1995, AR P.94.868.F, Philippot/Elsen en Vanslambroeck, Arr.Cass. 1995, 552; Cass. 22 november 2000, AR P.00.1256.F, S., Arr.Cass. 2000, afl. 9, 1826; Cass. 7 november 2001, AR P.01.0924.F, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel/E., Arr.Cass. 2001, afl. 9, 1876.

Page 55: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  42

evenwichtig dialoog tussen de rechter en de beklaagde zijn om zo tot uitvoerbare

probatievoorwaarden te komen.256

64. Uit de vereiste van de instemming van de beklaagde volgt dat het toekennen van de

opschorting of probatie niet bij verstek van de beklaagde kan gebeuren. Niettemin is het

mogelijk dat deze instemming gegeven wordt door de vertegenwoordigende advocaat.257 Dit kan

in gevallen waarin de wet de persoonlijke verschijning van de beklaagde niet oplegt of er een

wettelijke machtiging is op grond waarvan de advocaat zijn cliënt kan vertegenwoordigen. Een

persoonlijke verschijning van de beklaagde is in principe niet vereist.258 Ondanks dat het hier

niet om een wettelijke verplichting gaat, kan het in de praktijk evenwel nuttig zijn om als

advocaat toch een geschreven document te hebben dat uitgaat van de cliënt om latere

betwisting over zijn instemming via vertegenwoordiging te vermijden.259

Daarenboven blijkt de mogelijkheid tot het geven van de instemming via de

vertegenwoordigende raadsman eveneens uit een interpretatieve lezing van artikel 6.3.c van het

EVRM, gebaseerd op rechtspraak van het EHRM. De vertegenwoordiging door een advocaat

ligt luidens dat artikel in het recht van verdediging vervat.

De tekst van deze bepaling klinkt als volgt: “Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld,

heeft in het bijzonder volgende rechten: (c) zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te

hebben van een raadsman naar eigen keuze, …”. In het Belgische recht wordt een onderscheid

gemaakt tussen de term ‘bijstand’ en de term ‘vertegenwoordiging’. Indien er louter sprake is

van bijstand, is de persoonlijke aanwezigheid van de beklaagde nog steeds noodzakelijk terwijl

dit bij vertegenwoordiging niet het geval is. Het EHRM260 oordeelde echter dat het begrip

‘vertegenwoordiging’ zoals bedoeld in het Belgische recht eveneens onder de notie ‘bijstand’

                                                                                                               256 Bijlage 1, (174) 179. 257 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 84-85. 258 Cass. 4 juni 2013, AR P.12.1137.N, F.A.R.B., Pas. 2013, afl. 6-8, 1233; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 26-27; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 343-344; C. VAN DEUREN, “Schitterend door afwezigheid. Over de mogelijkheden van de afwezige beklaagde om zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman” in L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, F. DERUYCK, F. VAN VOLSEM, Na rijp beraad, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 455. 259 P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T.Strafr. 2000, (205) 210. 260 EHRM, 23 november 1993, nr. 14032/88, Poitrimol/France; EHRM 22 september 1994, nr. 14861/89, Lala/Nederland; EHRM 22 september 1994, nr. 16737/90, Pelladoah/Nederland.

Page 56: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  43

valt zoals gebruikt in het EVRM. De enge Belgische interpretatie moest bijgevolg verlaten

worden.261

Over de mogelijkheid om de instemming via de raadsman te geven bestaat geen

eensgezindheid. Zo verdedigen bepaalde auteurs de strekking dat de instemming met de drie

vaste en verplicht op te leggen voorwaarden uit artikel 1, §2bis van de Probatiewet

probleemloos door de raadsman bij vertegenwoordiging gegeven kan worden. Door de opname

van deze voorwaarden in de wet zijn zij ten allen tijde voorzienbaar voor de beklaagde. De

geïndividualiseerde voorwaarden moeten echter ontstaan in samenspraak met de rechter en de

beklaagde. Bij het volgen van deze gedachtegang is de persoonlijke aanwezigheid van de

beklaagde vanzelfsprekend aangewezen. Toch lijkt het aannemelijker om de eerste zienswijze

waarbij de instemming in elk geval door de raadsman gegeven kan worden, te laten prevaleren.

Het Hof van Cassatie bevestigde dit uitgangspunt262.263

65. De instemming is niet aan bijzondere pleegvormen onderworpen. Het akkoord van de

beklaagde moet ondubbelzinnig uit de procedurebundel blijken. 264 Het acteren van de

instemming van de beklaagde in het proces-verbaal van de rechtszitting of in het vonnis of

arrest op zich, volstaat.265 Het is evenwel vereist dat de instemming afzonderlijk gegeven wordt.

Zij kan daarom niet impliciet afgeleid worden uit een instemming gegeven voor bijvoorbeeld een

opschorting. Het is aangewezen om de probatievoorwaarden concreet in te vullen zodat een

akkoord met probatievoorwaarden in het algemeen vermeden wordt. Dit is van belang om een

akkoord gegeven in eerste aanleg mee te kunnen nemen in graad van beroep. Enkel indien

dezelfde probatievoorwaarden in aanmerking genomen wordt, is dit toegelaten266.267

                                                                                                               261 P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T.Strafr. 2000, (205) 206-207. 262 Cass. 4 juni 2013, AR P.12.1137.N, F.A.R.B., Pas. 2013, afl. 6-8, 1233. 263 C. VAN DEUREN, “Schitterend door afwezigheid. Over de mogelijkheden van de afwezige beklaagde om zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman” in L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, F. DERUYCK, F. VAN VOLSEM, Na rijp beraad, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 455. 264 Cass. 4 januari 1989, RDPC 1989, 426. 265 P. TRAEST, “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T.Strafr. 2000, (205) 209; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 27; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 344. 266 Cass. 9 november 1977, Pas. 1978, I, 288. 267 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 205.

Page 57: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  44

Ten slotte moet er geen herhaling of bekrachtiging van de instemming zijn in graad van beroep

eens de instemming gegeven werd. Het feit dat de rechter in eerste aanleg geen opschorting

toestond, doet geen afbreuk aan deze regel. Indien er door in graad van beroep andere

voorwaarden in overweging genomen worden, dient de instemming wel te worden herhaald.268

Afdeling 3. Informatie- en hoorplicht

66. De informatie-en hoorplicht is van primordiaal belang om op een dienstige wijze de

instemming van de beklaagde te bekomen. Zoals eerder aangehaald269 heeft de probatie enkel

kans op slagen als de delinquent zelf ook het nut van de betrokken maatregelen inziet. Het

behoeft geen betoog dat dit inzicht enkel bekomen kan worden door de beklaagde voldoende in

te lichten.270 Vóór de wetswijziging van 22 maart 1999271 was een dergelijk dialoog tussen de

rechter en de toekomstige probant geen evidentie. Hierdoor was de kans op mislukking van de

probatie veel groter dan nu het geval is omdat de probant niet altijd de bedoeling van de

maatregelen begreep. Het dialoog draagt bij aan het individualiseren en detailleren van de

informatieplicht.272

67. Artikel 1, §2 in fine van de Probatiewet voorziet sinds 1999273 in de verplichting voor de

onderzoeks- of vonnisgerechten om “de verdachte voor de sluiting van de debatten in te lichten

over de draagwijdte van de probatiemaatregel en hem te horen in zijn opmerkingen”. Met het

laatste onderdeel van deze bepaling wordt bedoeld dat de betrokkene moet kunnen reageren op

de verschafte informatie, verheldering moet kunnen vragen aan de rechter en eventueel

elementen moet kunnen aanvoeren waardoor de voorgestelde probatievoorwaarden meer

gemoduleerd worden of door andere voorwaarden vervangen worden. 274

                                                                                                               268 Cass. 12 november 1996, AR P.95.0950.N, De Vlieger/Van Autryve, Arr.Cass. 1996, 1038; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 27 en 83. 269 Supra 41, nr. 63. 270 Art. 1, §2 in fine Probatiewet; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 83. 271 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 272 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 206. 273 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 274 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 10-11.

Page 58: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  45

Deze verplichting speelt zowel in het geval waarin de rechter ambtshalve de probatie voorstelt,

als in het geval waarin de beklaagde zelf hierom verzoekt. 275

68. Er moeten geen vormvoorschriften in acht genomen worden met betrekking tot de

informatie- en hoorplicht. Naar analogie met de werkstraf kan besloten worden dat een

vermelding op het zittingsblad van het vervullen van deze vereiste niet noodzakelijk is276.277 In

tegenstelling tot wat geldt voor het verlenen van de instemming, is de persoonlijke verschijning

van de betrokkene wel degelijk vereist voor de correcte naleving van de informatie- en

hoorplicht.278

69. Ten slotte dient er nog een opmerking gemaakt te worden met betrekking tot de

toepasselijkheid van de informatie- en hoorplicht voor het hof van assisen. Daar artikel 3, lid 1

van de Probatiewet bepaalt dat de hoven van assisen niet de mogelijkheid hebben om de

opschorting te gelasten, is de toepasselijkheid in het kader van de opschorting duidelijk. In het

kader van het verlenen van het uitstel kan daarentegen wel twijfel rijzen. In artikel 8 van de

Probatiewet wordt het hof van assisen namelijk niet in het bijzonder uitgesloten van de

vonnisgerechten die de gelegenheid hebben om het uitstel te verlenen. Uit een letterlijke lezing

van de wettekst zou dan ook kunnen afgeleid worden dat het uitstel wel degelijk tot de

prerogatieven van het hof van assisen behoort. De gezamenlijke lezing met artikel 1, §2 van de

Probatiewet, dat bepaalt dat “de verdachte voor de sluiting van de debatten” ingelicht moet

worden, leidt echter tot een andere conclusie. In de rechtspleging voor het hof van assisen is het

zo dat de straftoemeting nog niet aan bod komt vóór de sluiting van de debatten. De debatten

worden gesloten na de verklaringen van de getuigen, het horen van de burgerlijke partij of haar

raadsman en de procureur-generaal, en tot slot na de antwoorden en replieken van de

beschuldigde, zijn raadsman en wederom de procureur-generaal en de burgerlijke partij. De

beschuldigde en zijn raadsman zullen steeds het laatste woord hebben.279 Vanzelfsprekend is

het dan ook onmogelijk om op dat moment reeds informatie aan te reiken over de mogelijke

probatievoorwaarden.

                                                                                                               275 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 11. 276 Cass. 8 september 2004, AR P.04.0581.F, Arr.Cass. 2004, afl. 9, 1332. 277 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 345. 278 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 12. 279 Art. 320 Sv; R. DECLERCQ, “Het hof van assisen” in R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2014, 1112.

Page 59: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  46

Ook in verdere stadia van de procedure voor het hof van assisen lijkt er geen ruimte voor de

informatie- en hoorplicht. De beslissing over de schuldvraag wordt genomen door de twaalf

juryleden, ook wel gezworenen genoemd, aan de hand van ja of neen antwoorden op de

vragen.280 Ook in de latere fase waarin enkel gediscussieerd kan worden over de straftoemeting,

mag het hof van assisen geen standpunt innemen over de draagwijdte van de

probatiemaatregel.281

Afdeling 4. Strafrechtelijke antecedenten

Onderafdeling 1. Drempels 70. Enkel occasionele of primaire delinquenten komen in aanmerking voor één van de vier

gunstmaatregelen. Van hen wordt verwacht dat zij niet met ernstige aanpassingsproblemen te

kampen zullen hebben.282 Deze gelegenheidsdelinquenten kunnen omschreven worden als

“diegene die zijn misdrijf heeft begaan, onder de verleiding van een gunstige omstandigheid,

van een vluchtige bekoring, prikkeling of aanzetting en die - eenmaal tot bezinning gekomen –

oprecht zijn misdrijf betreurt, het vast voornemen heeft van niet te hervallen en van de

schandelijke gevolgen van het misdrijf, in heel de maat van het mogelijke, te herstellen; maar

die vooral, over de vereiste verstandelijke en zedelijke krachten beschikt om bij deze

voornemens stand te houden”. 283 Voor sommigen volstaat de gewone opschorting of het

gewoon uitstel maar anderen hebben nood aan bijstand en raad. Deze laatsten worden in hun

leefmilieu immers blootgesteld aan druk, prikkels en invloed die een aanhoudende bron van

delinquentie zijn waaraan zij op eigen kracht niet kunnen weerstaan.284

Voor de opschorting en het uitstel werden verschillende drempels met betrekking tot het

strafrechtelijk verleden gesteld. Omdat de probatie een modaliteit van beide maatregelen kan

zijn, moeten ten aanzien van de probatie dezelfde toepassingsvoorwaarden als voor de

opschorting en het uitstel in acht genomen worden. Voor de autonome probatiestraf vormen de

gerechtelijke antecedenten geen obstakel voor de toepasbaarheid.285

                                                                                                               280 R. DECLERCQ, “Het hof van assisen” in R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2014, 1113. 281 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 11-12. 282 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 28. 283 J. DAUTRICOURT, “De Techniek en de Aanwijzing van de Belgische Probatie”, RW 1965-66, (1377) 1379. 284 J. DAUTRICOURT, “De Techniek en de Aanwijzing van de Belgische Probatie”, RW 1965-66, (1377) 1379. 285 Infra 103, nr. 154.

Page 60: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  47

71. De (probatie-)opschorting kan enkel toegekend worden aan beklaagden die nog niet

veroordeeld werden tot “een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes

maanden of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig

artikel 99bis van het Strafwetboek”.286 Vóór 14 oktober 1995287 lag deze grens op amper één

maand. Vanaf die datum kwam een hoofdgevangenisstraf van twee maanden reeds in

aanmerking voor opschorting. Sinds 10 april 2000 288 geldt de huidige drempel van zes

maanden.

Voor rechtspersonen wordt die grens bepaald op “twaalfduizend euro in plaats van zes

maanden”289.290

72. Het probatie-uitstel is mogelijk voor beklaagden die tot op heden niet veroordeeld werden

tot “een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie jaar of tot een

gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het

Strafwetboek”.291 Tot voor kort lag de drempel hier op twaalf maanden. Na de inwerkingtreding

van de Potpourri II-wet292 op 29 februari 2016 werd de grens door artikel 37 van die wet

verhoogd tot drie jaar. Rechtspersonen komen in aanmerking voor uitstel indien zij nog niet

veroordeeld werden tot een geldboete van 72.000 euro in plaats van drie jaar

gevangenisstraf293.294 Dit regime is gunstiger dan voorheen daar het probatie-uitstel nu ook

mogelijk is, zelfs met veroordelingen tot drie jaar gevangenisstraf. Dit is een beduidend

zwaardere veroordeling dan de eerder geldende duur van twaalf maanden. De algemene regel

                                                                                                               286 Art. 3, lid 1 Probatiewet; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 204. 287 Art. 3 Wet van 10 februari 1994 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 27 april 1994, 11197. 288 Art. 6 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 289 Art. 18bis Probatiewet. 290 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 199; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 29. 291 Art. 8, §1, lid 1 Probatiewet. 292 Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 12130. 293 Art. 18bis Probatiewet. 294 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 199.

Page 61: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  48

stelt dat een lichtere straf, maar geen zwaardere straf, retroactief opgelegd mag worden.295

Deze mildere bepaling met betrekking tot het probatie-uitstel kan zodoende retroactief toegepast

worden op feiten die gepleegd werden vóór de inwerkingtreding van de Potpourri II-wet.296

Voor het gewoon uitstel is de drempel nog steeds bepaald op twaalf maanden.297 Merk op dat

een duur van twaalf maanden verschilt van de duur van één jaar. Een periode van twaalf

maanden is vijf dagen korter dan een periode van één jaar. Twaalf maanden is 360 dagen (30298

maal 12) en één jaar is 365 dagen. Om die reden is het cruciaal voor rechters om zorgvuldig om

te springen met de opgelegde straffen. Door een straf van één jaar wordt de mogelijkheid van

het gewoon uitstel namelijk volledig ontnomen. Het Grondwettelijk Hof299 besloot dat hierin geen

schending van het gelijkheidsbeginsel gevonden kon worden.

Ook voor rechtspersonen werd een onderscheiden drempel voorzien, meer bepaald mogen zij

niet veroordeeld zijn tot een geldboeten van 24.000euro300.301

73. Bij de bepaling of de beklaagde onder deze drempels valt mag enkel de hoofdstraf in

acht genomen worden. Het moet steeds om een gevangenisstraf gaan waarbij het niet

noodzakelijk is dat de gevangenisstraf effectief opgelegd werd. Zelfs in het geval waarin de

uitvoering van de straf onmogelijk werd door verjaring, moet de veroordeling wel nog in

aanmerking genomen worden. Indien er reeds verschillende veroordelingen waren, worden zij

niet opgeteld. Elke veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf moet bijgevolg apart in rekening

gebracht worden. Het is bovendien irrelevant welke periode verlopen is sinds de eerste

veroordeling.302

                                                                                                               295 Art. 7 EVRM; Art. 15 BUPO; Art. 2 Sw; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 34; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 22. 296 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 111. 297 Art. 8, §1, lid 2 Probatiewet. 298 Art. 25 in fine Sw. 299 Arbitragehof 14 januari 2008, nr. 2/98, RW 1998-99, 190. 300 Art. 18bis Probatiewet. 301 Cass. 9 december 2014, AR P14.0537.N, C.A.D., T.Strafr. 2015, 78;. B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 110-111. 302 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 29 en 45; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 347.

Page 62: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  49

74. Over het moment waarop het strafrechtelijk verleden beoordeeld moet worden, bestaat

geen eensgezindheid. Bij de letterlijke lezing van de wet is het tijdstip van de beslissing over de

nieuwe feiten doorslaggevend. De klassieke lezing bepaalt daarentegen dat het tijdstip van de

nieuwe feiten zelf bepalend is. In dit laatste geval is het moment waarop de beslissing over die

nieuwe feiten genomen wordt irrelevant. Het Hof van Cassatie303 sluit zich aan bij de klassieke

lezing terwijl het Grondwettelijk Hof304 eerder in de richting van de letterlijke lezing oordeelt.305

Dit probleem stelt zich enkel als de vervolging en de beoordeling van verscheidene feiten in een

andere chronologische volgorde gebeurt dan de volgorde waarin de feiten zich voordeden.

Voor beide strekkingen bestaan pro en contra argumenten. Zo betoogt het Grondwettelijk Hof

dat afbreuk kan gedaan worden aan de doelstelling van de wetgever om personen met een

zwaar gerechtelijk verleden niet te laten genieten van de gunst van het uitstel. Dit is het geval

indien de rechter veroordelingen voor andere feiten niet in rekening kan brengen door het

loutere feit dat deze veroordeling dagtekent van na de feiten die hij moet beoordelen. Het

vermoeden van onschuld zou daarentegen geschonden worden indien gepleegde feiten zonder

veroordeling waarbij de schuld een vaststaand karakter verkrijgt, kunnen meespelen in de

afweging voor het al dan niet toekennen van de gunstmaatregel. Artikel 8 van de Probatiewet

verlangt niet dat de eerder opgelegde straf effectief was. Deze vaststelling pleit dan weer in het

voordeel van de visie van het Hof van Cassatie.306 Door de bevoegdheidsverdeling tussen het

Hof van Cassatie, dat instaat voor de interpretatie van de wet, en het Grondwettelijk Hof, dat

instaat voor de grondwettigheid ervan, is het wel mogelijk dat beide arresten naast elkaar blijven

bestaan. Omdat het Grondwettelijk Hof enkel beoordeelt of wetten in overeenstemming zijn met

de Grondwet, bevestigt het arrest van 28 oktober 2010 enkel de conformiteit van artikel 8 van de

Probatiewet met de Grondwet. Dit sluit niet uit dat er naast de in het arrest vervatte interpretatie

nog andere grondwettelijk aanvaardbare interpretaties bestaan. Als de grondwettige interpretatie

slechts zijdelings in de motieven opgenomen wordt zoals hier het geval is, in plaats van in het

dispositief, worden andere interpretaties niet uitgesloten. 307 Beide strekkingen kunnen dus

toegepast worden in de praktijk, al lijkt het dat de interpretatie van het Hof van Cassatie meer

                                                                                                               303 Cass. 13 oktober 2010, AR P.10.1208.F, NC 2011, afl. 1, 61; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 111. 304 GwH 28 oktober 2010, nr. 125/2010, A.GrwH 2010, afl. 4, 1937. 305 F. VAN VOLSEM, “Het tijdstip waarop aan de antecedentenvereisten voor opschorting of uitstel voldaan moet zijn”, NC 2011, (51) 52-53. 306 P. HOET, “Wanneer wordt men uitgesloten van de gunst van het uitstel van straf?”, RABG 2011, (611) 612 en 617. 307 K. VANDORMAEL, Het Grondwettelijke Hof: rechter of regelgever. Analyse van de draagwijdte van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, Gent, Larcier, 2015, 49.

Page 63: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  50

gevolgd zal worden.308 Mijns inziens lijkt het al te voorbarig om de gunstmaatregelen reeds te

blokkeren bij het plegen van nieuwe feiten. Het vermoeden van onschuld is zodanig

fundamenteel dat hier moeilijk aan voorbijgegaan kan worden. Bovendien kan bezwaarlijk een

voorspelling gemaakt worden met de betrekking tot de straf die voor de nieuwe feiten opgelegd

zal worden. In sommige gevallen zou deze straf zelfs nog onder de drempels kunnen blijven.

Zonder een definitieve veroordeling lijkt het mij prematuur om te oordelen over de mogelijke

toepassing van de gunstmaatregelen.

75. Artikel 9 van de Drugswet309 bepaalt sinds 2003310 dat bovengenoemde drempels uit

artikel 3 en 8 van de Probatiewet niet van toepassing zijn op bepaalde drugsmisdrijven louter

gepleegd met het oog op eigen gebruik. Ook de voorbereidende handelingen gesteld met het

oog op aanmaak, verkoop, levering of illegale verschaffing van de bedoelde stoffen, of met het

oog op de verbouw van planten waaruit deze stoffen kunnen worden onttrokken, vallen sinds

2014311 onder deze uitzonderingsbepaling. De ratio van deze bepaling is dat druggebruikers

eerder slachtoffers zijn dan daders. In dergelijke gevallen is een behandeling van de verslaafde

meer aangewezen dan een effectieve gevangenisstraf.312 Bovendien bepaalt het Enkelvoudig

Verdrag van New York inzake verdovende middelen313 dat deze personen een behandeling,

opvoeding, nabehandeling, revalidatie en wederaanpassing moeten krijgen.314

Bijgevolg vallen misdrijven gepleegd met het oog op winst niet onder deze regeling. In het geval

waarin de verzwarende omstandigheden uit art. 2bis, §2, b), §3 en §4 van de Drugswet van

toepassing zijn, vervalt de mogelijkheid van de rechter om buiten de drempels om toch

                                                                                                               308 P. SCHOLLEN, “Het strafverleden als obstakel voor het bekomen van een uitstel van tenuitvoerlegging van een nieuwe straf: een kwestie van grondwettigheid of van interpretatie?”, Ad Rem 2011, afl. 3, (84) 85-86. 309 Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921, 1834. 310 Art. 14 Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, BS 2 juni 2003, 29917. 311 Art. 6 Wet van 7 februari 2014 tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 10 maart 2014, 20376. 312 J. DANGREAU, A. SERLIPPENS, “Drugwetgeving”, NJW 2007, (482) 487. 313 Art. 36, §1, b) Enkelvoudig Verdrag van New York inzake verdovende middelen van 30 maart 1961, United Nations Treaty Series, vol. 520, 151. 314 W. MAHIEU, “Drugs: opschorting, uitstel en probatie” in A. VANDEPLAS, P. ARNOU, S. VAN OVERBEKE (eds.), Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2004, afl. 45, 22.

Page 64: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  51

toepassing de maken van de maatregelen. Hieronder vallen onder meer de misdrijven die een

ongeneeslijke ziekte tot gevolg hebben of gepleegd zijn op de persoon van een minderjarige.315

Dit verschil in behandeling werd niet als discriminerend aangemerkt door het toenmalige

Arbitragehof.316

Onderafdeling 2. Eigenschappen van de in aanmerking te nemen beslissing 76. De in aanmerking te nemen beslissing dient over enkele eigenschappen te beschikken.

Het is vanzelfsprekend dat die beslissing nog moet bestaan. Indien zij teniet gedaan werd door

uitwissing, herstel in eer en rechten of amnestie kan er geen rekening meer mee gehouden

worden. Er dient opgemerkt te worden dat de veroordeling wel blijft bestaan bij kwijtschelding

door genade.317

Het is voor betwisting vatbaar of de veroordeling reeds in kracht van gewijsde moet getreden

zijn op het moment van de feiten waarvoor de beklaagde wordt vervolgd.318

77. Op grond van artikel 99bis van het Strafwetboek worden veroordelingen uitgesproken

door strafgerechten van andere lidstaten in de Europese Unie onder dezelfde voorwaarden in

aanmerking genomen als de veroordelingen uitgesproken door Belgische strafgerechten. Deze

veroordelingen moeten bovendien gelijkwaardige rechtsgevolgen hebben als de Belgische. Dit

houdt niet in dat de behandeling volledig gelijk moet zijn. De strafrechter mag de buitenlandse

beslissing niet doorkruisen, intrekken of herzien. Merk op dat de retroactieve toepassing van

een zwaardere strafwet verboden is.319 Bijgevolg kan de Belgische rechter enkel buitenlandse

veroordelingen in rekening brengen in procedures voor feiten begaan na 24 mei 2014. Dit is de

                                                                                                               315 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 968; F. VANDER LAENEN, F. DHONT, “Zalven en slaan. Een eerste analyse van de nieuwe drugwetgeving”, T.Strafr. 2003, 244-245; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 510-511; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 30-32 en 46; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 347. 316 Arbitragehof 21 december 2005, nr. 197/2005, BS 13 februari 2006, 7633. 317 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 33 en 47. 318 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 33-34 en 47-49. 319 Supra 47, nr. 72.

Page 65: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  52

datum van inwerkingtreding van de wet van 25 april 2014320 die bovengenoemde regel invoerde

in artikel 99bis van het Strafwetboek.321

78. Als sluitend bewijs van de eerdere rechterlijke beslissing wordt enkel rekening gehouden

met een officieel afschrift of uittreksel van die beslissing. 322 De door het Strafregister

meegedeelde gegevens zijn krachtens artikel 600 van het Wetboek van Strafvordering geen

voldoende bewijs van de rechterlijke beslissing waarop zij betrekking hebben.323 Deze opvatting

behoort eveneens tot de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie.324 Het Hof oordeelde

bovendien dat een onderzoek van de vereiste feitelijke gegevens noodzakelijk is voor het

onderzoek naar het gerechtelijk verleden van de beklaagde.325 In de praktijk zal de beoordeling

van het al dan niet voldoen aan de hierboven beschreven drempels met betrekking tot de

strafrechtelijke antecedenten toch vaak gebeuren op basis van het inlichtingenbulletin of een

uittreksel uit het Strafregister. 326

Afdeling 5. Objectieve zwaarwichtigheid van het misdrijf 79. De objectieve zwaarwichtigheid van de te beoordelen feiten is een tweede drempel die in

acht moet genomen worden voor de bepaling of toepassing kan gemaakt worden van de

(probatie-)opschorting en het (probatie-)uitstel.

80. De opschorting is enkel mogelijk voor feiten die “niet strafbaar zijn met een correctionele

gevangenisstraf van meer dan twintig jaar, en het niet van die aard schijnen te zijn dat het

gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan vijf jaar correctionele

                                                                                                               320 Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 14 mei 2014, 39045. 321 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 36 en 50; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 349; C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 9-10 en 13. 322 Cass. 25 februari 1998, AR P.97.1439.F, Geerinckx, Arr.Cass. 1998, 245. 323 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 349. 324 Cass. 27 januari 1958, Pas. 1958, I., 567; Cass. 22 februari 1960, Pas. 1960, I., 724.; Cass. 9 juni 1964, Pas. 1964, I, 1083. 325 Cass. 19 oktober 2005, AR P.05.1041.F, Arr.Cass. 2005, afl. 10, 1978; Cass. 14 februari 2007, AR P.06.1473.F, Le procureur du Roi à Charleroi/C.D., A., G., Arr.Cass. 2007, afl. 2, 375. 326 F. VAN VOLSEM, “Het tijdstip waarop aan de antecedentenvereisten voor opschorting of uitstel voldaan moet zijn”, NC 2011, (51) 55.

Page 66: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  53

gevangenisstraf”. 327 De feiten moeten eveneens bewezen verklaard zijn. Voorheen lag de

drempel opmerkelijk hoger: in 1964 ging het om twee jaar correctionele gevangenisstraf. Deze

drempel werd vervolgens in 1994 verlaagd naar vijf jaar.328 Door de invoering van de Potpourri

II-wet nam deze evolutie een (voorlopig) einde en ligt de grens sinds kort op twintig jaar

correctionele gevangenisstraf. Deze laatste wijziging kadert binnen de veralgemening van de

correctionalisering.329 De ratio van deze verandering is dat het niet passend geacht wordt dat de

zwaarste misdaden nog voor opschorting in aanmerking zouden komen.330

Uit deze bepaling kan afgeleid worden dat de opschorting niet mogelijk is voor criminele straffen

en dus niet door het hof van assisen toegestaan kan worden.331 Meer specifiek is het hof van

assisen zelfs niet bevoegd om de opschorting toe te staan ook al zou zij slechts tot een

correctionele straf besluiten.332

Voor rechtspersonen mag het misdrijf niet van die aard zijn dat het gestraft moet worden met

een geldboete van 120.000 euro opdat zij in aanmerking kan komen voor de opschorting.333

Bij eventuele herroeping van de opschortingsmaatregel kan bovendien géén hogere straf dan

vijf jaar correctionele gevangenisstraf in concreto meer opgelegd worden.334

Als de door de rechter in overweging genomen hoofdstraf geen gevangenisstraf is maar

bijvoorbeeld een werkstraf of probatiestraf, ken er geen enkel bezwaar gemaakt worden met

betrekking tot de zwaarte van de straf om de opschorting toe te staan. Ook bij misdrijven die

enkel met een geldboete gesanctioneerd kunnen worden, kan de opschorting probleemloos

toegepast worden.335

                                                                                                               327 Art. 3, lid 1 Probatiewet; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 204. 328 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 37. 329 Supra 25, nr. 42. 330 J. ROZIE, “Hof van assisen en correctionalisering na Potpourri II: kunst- en vliegwerk of dankbare ingreep van de wetgever?”, NC 2016, (91) 107. 331 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 64; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 506; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 19. 332 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 37-38. 333 Art. 18bis Probatiewet. 334 Art. 13, §4, lid 1 Probatiewet; P. HOET, “De vordering tot herroeping van de probatie-opschorting of het probatie-uitstel wegens niet-nakoming van de probatie, NC 2013, 256. 335 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B.

Page 67: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  54

81. Het geheel of gedeeltelijk uitstel is mogelijk indien er niet veroordeeld wordt tot één of

meer hoofdvrijheidsstraffen van meer dan vijf jaar gevangenis. Bovendien is het uitstel nooit

mogelijk in geval van een straf van verbeurdverklaring, een werkstraf of een vervangende

straf.336 Ook deze grens lag oorspronkelijk niet op vijf jaar. Vóór de wetswijziging van 1994 lag

zij op drie jaar. Voor de correcte toepassing van deze drempel mogen de verschillende straffen

niet opgeteld worden. De beperking geldt voor elke gevangenisstraf afzonderlijk.

Ten slotte is het uitstel van criminele straffen van minder dan vijf jaar, in tegenstelling tot wat

geldt voor de opschorting, wel mogelijk337.338

Voor rechtspersonen wordt de drempel bepaald op “honderdtwintigduizend euro in plaats van

vijf jaar”339.340

Afdeling 6. Proeftermijn 82. De duur van de proeftermijn moet bepaald worden in de beslissing waarbij de

opschorting of het uitstel toegekend wordt. De strafrechter kan bij het stipuleren van deze

proeftijd onder meer rekening houden met de periode die hij nodig acht voor de reclassering van

de beklaagde. De proeftijd mag niet te lang zijn om een ontmoedigende werking te

voorkomen.341

Voor beide maatregelen bedraagt de minimumduur één jaar en de maximumduur vijf jaar, te

rekenen vanaf de datum van het vonnis of arrest.342 Voor geldstraffen en gevangenisstraffen van

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 350. 336 Art. 8, lid 1 Probatiewet; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 207. 337 Cass. 10 februari 2010, AR P.09.1746.F, V.G., Le procureur général près la Cour d’appel de Mons/S.H., V.G., e.a., JT 2010, 239. 338 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 351. 339 Art. 18bis Probatiewet. 340 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 200; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 64. 341 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 202. 342 Art. 3, lid 4 en art. 8, lid 3 Probatiewet; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 408-409; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 512; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 204 en 207; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union,

Page 68: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  55

minder dan zes maanden mag de duur van het uitstel niet meer dan drie jaar bedragen. Deze

regeling gold aanvankelijk ook voor de werkstraf maar dit veranderde door invoering van de

Potpourri II-wet.343

De gehele opgelegde gevangenisstraf, en niet enkel het uitgestelde deel, dient in rekening

gebracht te worden om de maximale duur te bepalen.344

83. De duur van de proeftijd komt niet altijd overeen met de werkelijk tijd die nodig is voor de

uitvoering van de probatievoorwaarden. Zij kan te lang of te kort zijn. In het eerste geval heeft de

probatiecommissie de mogelijkheid om de probatie op te schorten. 345 Hierdoor wordt de

bevoegde justitieassistent van haar taak ontheven en wordt verdere belasting zo vermeden. Het

voorgaande wil niet zeggen dat de probant niet meer op proef gesteld zou zijn. De opschorting

of het uitstel kan nog steeds herroepen worden. De tweede situatie zal meer complex zijn en

doet zich vooral voor als de probant zijn probatievoorwaarden niet (volledig) heeft nageleefd.346

De proeftijd kan niet verlengd worden wegens gebrek aan wettelijke grondslag. De verlenging

zou nochtans nuttig zijn om zo toch nog de mogelijkheid te bieden aan de delinquent om de

(eventueel bijgewerkte) voorwaarden uit te voeren. Indien een vordering tot herroeping ingesteld

wordt wegens het niet-naleven van de voorwaarden347, is de rechter niet verplicht te herroepen.

Hij kan dan beslissen om andere voorwaarden op te leggen of bepaalde van de oorspronkelijk

opgelegde voorwaarden te schrappen.348 Op die manier kan mogelijks toch nog besloten

worden tot een op voldoende wijze naleving van de voorwaarden en een succesvolle re-

integratie.349

84. Opmerkelijk is dat de datum waarop een vonnis of arrest in kracht van gewijsde treedt

niet het moment is waarop de proeftermijn aanvangt. De regel dat het startpunt van de proeftijd

samenvalt met de datum van het vonnis of arrest, bestond al in de Wet Lejeune van 1888 die

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 9-10 en 18; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 38 en 65; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 183. 343 Art. 8, lid 4 Probatiewet; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 512. 344 Cass. 5 maart 2002, AR P.00.1222.N, V./G., Arr.Cass. 2002, afl. 3, 687. 345 Art. 12 Probatiewet. 346 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 202. 347 Infra 81, nr. 124 e.v. 348 Infra 85, nr. 130. 349 P. HOET, “Verwijtbare niet-nakoming van probatie”, T.Strafr. 2013, (120) 123.

Page 69: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  56

onder meer over de voorwaardelijke veroordeling gaat. Dit was de voorloper van het huidige

uitstel van tenuitvoerlegging. In 1914 nuanceerde het Hof van Cassatie350 deze bepaling door te

stellen dat als op een ontvankelijke wijze hoger beroep aangetekend wordt tegen een

voorwaardelijke veroordeling, de proeftijd van start gaat op de datum van het arrest over het

aangetekende beroep. Deze regel wordt ook toegepast indien er enkel een bevestiging was van

de beslissing van de eerste rechter. Later oordeelde het Hof van Cassatie351 in diezelfde lijn

door te bepalen dat de rechters die in graad van beroep enkel de opgelegde straf bevestigen en

toch bepalen dat de proeftijd zal ingaan op de datum van hun arrest, de proeftijd niet verlengen

en bijgevolg de straf evenmin verzwaren. De proeftijd neemt wel een aanvang op de datum van

de beslissing van de eerste rechter in de gevallen waarin geen beroep aangetekend wordt of het

beroep onontvankelijk was. Deze zienswijze werd recent nog bevestigd door het Hof van

Cassatie.352 Het Hof bepaalde dat de proeftijd ingaat op de datum van een bestreden vonnis of

arrest indien het (cassatie)beroep wordt verworpen.353

In het geval waarin een uitspraak vernietigd wordt, moet een onderscheid gemaakt worden

tussen de situatie waarin de vernietiging in het bijzonder betrekking heeft op de straf met uitstel

en de situatie waarin dat niet het geval is. De eerste hypothese behoeft weinig uitleg. De straf

zal zonder uitstel blijven bestaan aangezien het uitstel op zich onwettig werd bevonden.354

Indien er een nieuwe beslissing zal genomen worden omtrent de straf die opnieuw een uitstel

bevat, zal de proeftermijn in dat geval vanzelfsprekend starten op de datum van die nieuwe

beslissing.

De tweede hypothese is minder eenvoudig. In het algemeen wordt aangenomen dat een

vernietigingsarrest enkel de toestand van voorheen herstelt binnen de perken van de

vernietiging. De proeftermijn blijft dus aanvang nemen op het moment van de oorspronkelijke

beslissing als de hervorming gedaan door de nieuwe beslissing geen betrekking heeft op de

straf. Dit is bijvoorbeeld het geval als enkel de burgerlijke vordering en niet de strafvordering,

geraakt wordt door de vernietiging. Heeft de vernietiging toch betrekking op de straftoemeting,

dan zal de feitenrechter in principe opnieuw moeten oordelen over de gehele bestraffing. De

                                                                                                               350 Cass. 15 juni 1914, Pas. 1915-16, I, 2. 351 Cass. 18 oktober 1977, Pas. 1978, 209. 352 Cass. 8 juni 2010, AR P.10.0561.N, J.C.K.J., Pas. 2010, afl. 6-8, 1777. 353 J. VANDEUREN, “Aanvang van de proeftijd: behoefte aan duidelijkheid”, RW 2010-11, (1723) 1723-1723. 354 Cass. 14 juni 1989, AR 6135, Belgische Staat/Mawet, Arr.Cass. 1988-89, 1230; Cass. 11 oktober 1989, AR 6540, Belgische Staat/Sikier, Arr.Cass. 1989-90, 191.

Page 70: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  57

proeftijd zal in dat geval ingaan op het moment van de nieuwe beslissing in de veronderstelling

dat er opnieuw een straf met uitstel opgelegd wordt.

Deze laatste regeling kan niet altijd onverkort toegepast worden. Er moet namelijk steeds binnen

de perken van de vernietiging gebleven worden. Als voorbeeld in dit kader kan de situatie

aangehaald worden waarin de vernietiging enkel op de bijkomende straf slaat terwijl het uitstel

enkel voor de hoofdstraf toegekend werd. In geval van dergelijke gedeeltelijke vernietiging zal

de proeftermijn voor de hoofdstraf nog steeds beginnen op de datum van de oorspronkelijke

beslissing.355

Afdeling 7. Rechterlijke beslissing 85. Enkel beslissingen van de rechterlijke macht, meer specifiek van strafrechters, kunnen in

aanmerking genomen worden. Administratieve geldboetes en tuchtsancties kunnen niet

opgeschort of uitgesteld worden op grond van de Probatiewet. Ook niet indien het strafrechtelijk

karakter van deze sancties zou vaststaan.356

86. Artikel 5 van de Probatiewet regelt de behandeling van het verzoek tot opschorting. In de

regel worden deze verzoeken in openbare terechtzitting door de vonnisgerechten behandeld. In

sommige gevallen zou de openbaarheid van het debat toch de declassering van de beklaagde

in het gedrang kunnen brengen.357 Een oplossing voor dit probleem werd geboden door §2 van

datzelfde artikel. Op schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie of op schriftelijk verzoek

van de beklaagde kan er in de raadkamer kennis genomen worden van het verzoek tot

opschorting. Deze behandeling in de raadkamer is enkel mogelijk als de reclassering van de

beklaagde in gevaar zou gebracht worden door de openbaarheid van de debatten.358 De

rechterlijke beslissing die de opschorting toekent, wordt in beide gevallen in openbare

rechtszitting uitgesproken.359

                                                                                                               355 J. VANDEUREN, “Aanvang van de proeftijd: behoefte aan duidelijkheid”, RW 2010-11, (1723) 1723-1724. 356 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 39. 357 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 526; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 180. 358 Art. 3, lid 2 Probatiewet; C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 972. 359 Art. 149 Gw; Art. 6, lid 1 Probatiewet; S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 64.

Page 71: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  58

De raadkamer is een onderzoeksgerecht en geen vonnisgerecht. Het gegeven dat de

opschorting, in tegenstelling tot het uitstel360, niet enkel voor de vonnisgerechten kan toegestaan

worden, vormt een uitzondering op het algemeen principe dat de onderzoeksgerechten geen

uitspraak doen over de grond van de zaak.361

87. In tegenstelling tot wat geldt voor de opschorting, kan het uitstel enkel door de

vonnisgerechten verleend worden.362 Hieronder worden ook de politierechtbank en het hof van

assisen begrepen363.364

88. Niet alle straffen komen in aanmerking voor uitstel. Tot voor kort werd echter wel

aangenomen dat, in de regel, alle straffen konden uitgesteld worden. Hieronder werden

gevangenisstraffen, werkstraffen, straffen van elektronisch toezicht, geldboeten maar ook

bijkomende straffen begrepen. Thans is het voor de werkstraf, sinds de invoering van de

Potpourri II-wet, niet meer mogelijk om uitstel te verlenen. Samengevat kunnen de werkstraf, de

verbeurdverklaring 365 en de autonome probatie op heden niet uitgesteld worden. Ook

vervangende straffen zijn niet vatbaar voor uitstel. Deze wijziging vormt een verstrenging van de

strafwet. Hierdoor is het niet mogelijk om deze regelen retroactief toe te passen366.367

Daartegenover staat dat tal van bijkomende veroordelingen het karakter van een straf

verkrijgen368 en zo wel uitstel mogelijk is. Indien deze maatregelen als veiligheidsmaatregel

opgelegd worden is evenwel geen uitstel mogelijk.

Voor beveiligings- of politiemaatregelen, herstelmaatregelen en civielrechtelijke gevolgen is het

uitstel niet mogelijk.369

                                                                                                               360 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 65. 361 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 506. 362 Art. 8, §1 Probatiewet; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 183. 363 Supra 45, nr. 69. 364 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 353. 365 Art. 52 Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken, BS 8 april 2014, 29894. 366 Supra 47, nr. 72. 367 Naar analogie: Cass. 13 mei 2015, AR P.15.0217.F, N.G., T.Strafr. 2015, 250; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 115-116. 368 Art. 7 en 7bis Sw.

Page 72: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  59

Afdeling 8. Geheel of gedeeltelijk opschorten of uitstellen en samenloop 89. De opschorting wordt telkens uitgesproken voor het geheel van de misdrijven waarvoor

de beklaagde schuldig bevonden werd. Enkel in het geval van meerdaadse samenloop kan er

twijfel ontstaan. Bij eendaadse samenloop is daarentegen geen enkele discussie mogelijk.370

Er is sprake van samenloop als er zich meerdere misdrijven voordoen die elk afzonderlijk

strafbaar zijn. Eendaadse samenloop bestaat als eenzelfde feit verschillende strafbare feiten

uitmaakt en het dus om een samenloop van strafbaarstellingen gaat.371 Deze verscheidene

strafbare feiten zullen onder meer dan één strafbepaling vallen. De meerdaadse of materiële

samenloop wordt omschreven als de situatie waarin “een persoon schuldig bevonden wordt aan

verscheidene strafbare feiten die ieder het gevolg zijn van een feit en omtrent geen ervan een

definitieve veroordeling is uitgesproken”. 372 Het gaat hier met andere woorden om een

samenloop van misdrijven en niet van strafbaarstellingen, zoals bij eendaadse samenloop het

geval is.373

Theoretisch zou het mogelijk zijn om bij meerdaadse samenloop de opschorting toe te staan

voor een deel van de feiten terwijl een straf uitgesproken wordt voor het andere deel ervan.

Vanzelfsprekend is die hypothese uitgesloten als één misdrijf gezien wordt in toepassing van

artikel 65, lid 1 van het Strafwetboek. Aanwending van deze redenering in de praktijk zou

contradictorisch zijn en ervoor zorgen dat het beoogde doel van de opschorting mislopen wordt.

Kenmerkend voor de opschorting is meer bepaald het ontbreken van een uitspraak met

betrekking tot de straf. Als er deels wel en deels geen straf uitgesproken is, wordt aan dit

element voorbijgegaan.

Bij de opschorting wordt de straftoemeting, waarop de leerstukken van de herhaling en

samenloop betrekking hebben, opgeschort. Om die reden is artikel 65, lid 2 van het

Strafwetboek evenmin van toepassing op de opschorting. Daar dit artikel uitdrukkelijk bepaalt

dat rekening moet gehouden worden met “de reeds uitgesproken straffen”, moet een eerder

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       369 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 55; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 356-358. 370 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 13. 371 Art. 65 Sw. 372 H. FRANSEN, “Samenloop van misdrijven”, X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2001, S 10/2-5. 373 A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 192; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 168.

Page 73: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  60

uitgesproken opschorting niet in rekening gebracht worden.374 Een eerder opgelegde straf staat

wel in de weg van de toepassing van de opschorting op nieuwe feiten. De opschorting is met

anders gezegd steeds volledig ten aanzien van alle misdrijven die aan de rechter voorgelegd

worden.375

90. Het uitstel is, in tegenstelling tot de opschorting, mogelijk voor slechts een deel van de

bestraffing en moet dus niet noodzakelijk betrekking hebben op het geheel van de straffen.376

Soms voorziet de wet zelf in een gedeeltelijk uitstel zoals bijvoorbeeld artikel 41 van de

Wegverkeerswet377.

HOOFDSTUK 4. Persoon en levenssituatie van de beklaagde

91. Zoals eerder aangehaald 378 is het van belang dat de beklaagde het nut van de

opgelegde probatiemaatregelen inziet opdat zij succesvol zouden zijn. Ook het al dan niet

verhelpen van het probleem dat aan de grondslag van de delictuele situatie ligt, hangt af van de

aangepastheid van de maatregelen aan de persoon van de beklaagde en aan zijn economische,

sociale en familiale leefsituatie.

Het streven naar een meer individuele aanpak, een van de drijfveren achter de probatie, wordt

gerealiseerd door inzicht in het milieu en de persoonlijkheid van de beklaagde. De strafrechter

heeft verscheidene hulpmiddelen om zich te informeren en het nodige inzicht te verwerven

zodat hij geschikte maatregelen kan bepalen. In de eerste plaats wordt gestart met de informatie

over de gerechtelijke antecedenten van de beklaagde. Dit volstaat op zich niet om zich een

afdoende beeld van de beklaagde te vormen. Vervolgens biedt de Probatiewet de mogelijkheid

tot een maatschappelijke enquête379 of een beknopt voorlichtingsverslag380 waarover verder

                                                                                                               374 Cass. 6 november 2007, AR P.07.1056.N, G.I.B.S./J.G., Pas. 2007, 1951; Cass. 25 november 2008, AR P.08.1108.N, G.L., Pas. 2008, 2666. 375 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 13-14; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 354. 376 S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 65; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 508; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 13 en 61; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 182. 377 Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, BS 27 maart 1968, 3146. 378 Supra 41, nr. 63. 379 Art. 2, §2 Probatiewet. 380 Art. 2, §1 Probatiewet.

Page 74: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  61

meer.381 Het is ook mogelijk dat de beklaagde om bepaalde onderzoeksmaatregelen verzoekt of

dat de rechter deze maatregelen ambtshalve oplegt. Hierbij wordt voornamelijk gedacht aan een

gespecialiseerd psychologisch of psychiatrisch onderzoek. Deze hulpmiddelen zijn een

mogelijkheid, maar geen verplichting voor de strafrechter.382

Het is niet de bedoeling om met deze onderzoeksmaatregelen een onderzoek te voeren naar de

schuld van de beklaagde met betrekking tot de hem ten laste gelegde feiten. 383

Afdeling 1. Gelijkvormig verklaard afschrift 92. Artikel 17 van de Probatiewet voorziet in de behoefte aan informatie over de gerechtelijke

antecedenten van de beklaagde. Op grond van dit artikel wordt een gelijkvormig verklaard

afschrift van voorafgaande beslissingen van opschorting of uitstel aan het dossier toegevoegd.

Ook het verslag van de probatiecommissie over het gedrag van de op probatie gestelde persoon

wordt bij dit dossier gevoegd indien de beklaagde reeds eerder aan probatiemaatregelen

onderworpen werd. Zo de herroeping van de (probatie-)opschorting of het (probatie-)uitstel

gevorderd wordt, zullen de processtukken met betrekking tot de misdrijven die tot deze

maatregelen aanleiding gaven, automatisch aan het dossier van de nieuwe vervolging

toegevoegd worden. Als er geen sprake is van herroeping kunnen deze stukken nog steeds op

verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie, en dus niet als automatisme, aan het

dossier worden toegevoegd.384

Afdeling 2. Maatschappelijke enquête 93. Onder de maatschappelijke enquête wordt “een sociaal onderzoek waarbij de

justitieassistent, samen met de beklaagde, de feiten in een bredere psycho-sociale context

plaatst, om een geïndividualiseerde maatregel voor te stellen, die toekomst- en herstelgericht is”

                                                                                                               381 Infra 61, nr. 93 en infra 64, nr. 97. 382 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 359. 383 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 358-360 384 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 359-360.

Page 75: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  62

begrepen. 385 Het Openbaar Ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeks- en

vonnisgerechten, behalve het hof van assisen, hebben de mogelijkheid om deze maatregel te

bevelen.386 Zij zal enkel bevolen worden in de gevallen waarin er reeds een mogelijkheid tot

probatie in het verschiet ligt.387

De maatschappelijke enquête is onder andere bedoeld om informatie te verschaffen over de

gezinssamenstelling. De ten laste gelegde feiten zullen eveneens in rekening gebracht worden,

net als de persoon van de verdachte. Het eindproduct zal veelal een voorstel tot een

geïndividualiseerde maatregel omvatten. In deze conclusie wordt rekening gehouden met de

belangen van de maatschappij, die van de burgerlijke partij en van de beklaagde en zijn familie.

Er worden ook nauwkeurig omschreven voorwaarden opgenomen die ontstaan uit een overleg

met de probant. Zonder zijn instemming is er namelijk geen kans op slagen.388

Het onderzoek dat de justitieassistent in dit kader zal uitvoeren, strekt zich uit tot de beklaagde,

zijn familie en het leefmilieu waarin zij zich bevinden. Dit onderzoek is niet louter gebaseerd op

de feiten zoals het geval is bij een politieonderzoek.389

94. De mogelijkheid om een maatschappelijke enquête uit te laten voeren, wordt voorzien in

artikel 2, §2 van de Probatiewet. Zoals eerder gezegd, is dit géén verplichting. Er heeft zelfs

nooit een algemene verplichting tot voorafgaandelijk sociaal onderzoek bestaan. Wel bestond er

vóór de wetswijziging van 2000390 een verplichting tot het uitvoeren van een maatschappelijke

enquête in de gevallen waarin de dienstverlening of de opleiding bevolen werd. Sindsdien is het

aan de onderzoeksrechter of het Openbaar Ministerie om te bepalen of zij al dan niet een

justitieassistent hiermee belasten. De tijdrovende en soms overbodige aard van de enquête

lagen aan de grondslag van de idee om de enquête facultatief te maken en te vervangen door

het initieel verplichte beknopt voorlichtingsrapport391.392 Toch is dit een nuttige manier voor de

                                                                                                               385 Art. 3 Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000, 20541. 386 Art. 2, §2 Probatiewet; S. SNACKEN, De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 65. 387 R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 854. 388 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 91001-1002; R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 853; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 361. 389 R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 853. 390 Art. 9 Wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken, BS 1 april 2000, 10323. 391 Art. 5 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318.

Page 76: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  63

rechter om achtergrondinformatie over de dader te bekomen. Vele magistraten stonden echter

weigerachtig tegenover de maatschappelijke enquête omdat zij de ter hand gestelde informatie

vaak overbodig vonden voor het bepalen van de straf. Hieraan werd zoals gezegd,

tegemoetgekomen door de invoering van het beknopt voorlichtingsrapport dat een meer

beperkter en concreter oplossing biedt voor de behoefte van de rechter aan informatie.393

Bovendien blijkt uit de praktijk dat de maatschappelijke enquête een belangrijke uitwerking heeft

op de strafmaat. Bij een goede uitvoering ervan zou de strafmaat erg dalen. Zo draagt zij op

onrechtstreekse wijze ook bij aan de doelstellingen van de Probatiewet.394

Sommige auteurs, zoals Joseph-Yves DAUTRICOURT, stellen zelfs dat de probatie

wetenschappelijk onverantwoord is als zij zonder enquête en onderzoek naar de persoon van de

delinquent opgelegd wordt. De probatie wordt door deze auteur namelijk op een criminologische

wijze gedefinieerd als “een gerechtelijk gelaste en gehandhaafde ambulatoire behandeling van

de delinquent bedoeld als medisch verantwoorde, maatschappelijk gesteunde, actieve en

individuele reclassering”. Omdat er vier blijvende oorzaken zijn van delinquentie, meer bepaald

maatschappelijke gevallen, conflictgevallen, medische en karakteriële gevallen, is het

noodzakelijk om kennis te hebben van de achterliggende problemen en de persoon van de

delinquent. Meer bepaald zal voor deze vier categorieën de begeleiding en de rol van de

justitieassistent telkens anders zijn waardoor een maatschappelijke enquête geen overbodige

luxe uitmaakt. 395

95. Tot 1999 396 was de instemming van de beklaagde vereist opdat de beoogde

onderzoeksmaatregel uitgevoerd kon worden. In de parlementaire voorbereidingen werd het als

een hindernis beschouwd om de mogelijkheid tot opleggen van deze maatregel te laten

afhangen van de instemming van de betrokkene.397 Op heden kan de beklaagde enkel om een

maatschappelijke enquête verzoeken.

Wel moet aan de betrokkene de mogelijkheid geboden worden om zijn visie over de

opschorting, uitstel of probatiemaatregel naar voor te brengen. Van deze opmerkingen wordt

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       392 M. ROZIE, “De bijgeschaafde probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 8. 393 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 21. 394 F. VAN HENDE, “De alternatieven doen het wel!”, Orde Dag 2001, afl. 16, (83) 88. 395 J. DAUTRICOURT, “De Techniek en de Aanwijzing van de Belgische Probatie”, RW 1965-66, (1377) 1380-1386. 396 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 397 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 1233/1, 3.

Page 77: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  64

door de justitieassistent melding gemaakt in het verslag.398 Het doel hiervan bestaat erin te

vermijden dat de rechter het verslag in twijfel zou trekken. De betrokkene heeft namelijk de

mogelijkheid gehad om op te komen tegen sommige conclusies voordat het verslag definitief

werd. Ook kan de justitieassistent zo eventueel bijkomende elementen in zijn onderzoek

betrekken.399

96. Het verslag van de maatschappelijke enquête moet neergelegd worden binnen een door

de opdrachtgever bepaalde termijn. Deze termijn kan nooit korter zijn dan één maand en kan

verlengd worden met instemming van de opdrachtgever.400 De termijn begint te lopen vanaf de

kennisgeving aan het justitiehuis van de volledige opdracht, de identificatiegegevens en de

verblijfplaats van de betrokkene. Er bestaat geen sanctie voor de niet-naleving van de termijn.401

Afdeling 3. Beknopt voorlichtingsverslag 97. Het beknopt voorlichtingsverslag wordt gedefinieerd als “een verslag, waarbij de

justitieassistent slechts bevraagt en rapporteert in functie van de specifieke vraag van de

opdrachtgever, naar de haalbaarheid van een dienstverlening, een opleiding of een andere

specifieke maatregel”.402 Het verslag kan bevolen worden door de onderzoeksrechter403 of het

Openbaar Ministerie404. Respectievelijk zal dit bevel moeten gegeven worden vóór het afsluiten

van het gerechtelijk onderzoek of tijdens het opsporingsonderzoek en vóór het aanhangig

maken van de zaak bij het vonnisgerecht. In tegenstelling tot wat geldt voor de maatschappelijke

enquête kunnen de onderzoeks- en vonnisgerechten geen bevel tot uitvoering van deze

maatregel geven.405

                                                                                                               398 Art. 7 Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000, 20541. 399 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 1233/4, 18. 400 Art. 10 Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000, 20541. 401 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 360-361. 402 Art. 2 Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000, 20541. 403 Art. 2, §1, lid 1 Probatiewet. 404 Art. 2, §1, lid 2 Probatiewet. 405 M. ROZIE, “De bijgeschaafde probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 9.

Page 78: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  65

98. In het beknopt voorlichtingsverslag wordt een antwoord geformuleerd op een gestelde

vraag met betrekking tot de haalbaarheid van een opleiding of een andere specifieke maatregel.

Het is ook mogelijk dat een advies geredigeerd wordt. Tot slot wordt ook van de opmerkingen

van de betrokkene melding gemaakt. Daar dit verslag minder omvangrijk is dan de

maatschappelijke enquête, zou het mogelijk moeten zijn om het verslag eerder ter beschikking

te kunnen stellen dan de enquête. Dit is meer bepaald binnen de termijn van één maand.406 Ook

hier gaat de termijn van start op het moment van de kennisgeving van dezelfde gegevens als

voor een maatschappelijke enquête. Er werd evenmin een sanctie bepaald voor overschrijding

van de termijn.

Voor het overige is het beknopt voorlichtingsverslag gelijkaardig aan de maatschappelijke

enquête. Zij beroepen zich beiden op dezelfde bronnen van inlichtingen en omvatten beiden de

identificatiegegevens. Beide instrumenten worden opgemaakt door justitieassistenten van het

justitiehuis van de verblijfplaats van de verdachte. 407 Ook hier is de instemming van de

betrokkene niet vereist maar zal de betrokkene wel zijn visie kunnen formuleren.408

Afdeling 4. Specialistisch onderzoek

99. Artikel 9bis van de Probatiewet voorziet in de verplichting om bij gespecialiseerde

diensten een met reden omkleed advies in te winnen voor de gevallen waarin bepaalde feiten

gepleegd zijn op de personen van minderjarigen of met hun deelneming.409 Meer bepaald gaat

het om feiten van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting410, bederf van jeugd en

prostitutie en openbare schennis van de goede zeden 411 . Deze verplichting rust op de

vonnisrechter voor het geval waarin hij een probatiemaatregel zal opleggen.412

                                                                                                               406 Art. 9 Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000, 20541. 407 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 361-362. 408 M. ROZIE, “De bijgeschaafde probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 9. 409 Cass. 22 mei 2007, AR P.07.0212.N, M.J.M.D.G./F.D.D., C.D.V., F.T., Arr.Cass. 2007, afl. 5, 1086; C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 512. 410 Art. 372-377, 377quater Sw. 411 Art. 379-387 Sw. 412 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 362.

Page 79: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  66

HOOFDSTUK 5. Uitvoering

100. Uit de aard van de probatie volgt dat voor haar uitvoering meer inspanning moet

geleverd worden dan voor de uitvoering van de gewone opschorting of het gewoon uitstel. Bij

deze laatste twee maatregelen moet enkel nagegaan worden of er al dan niet recidive bestaat in

hoofde van de veroordeelde.

Omdat zijn vrijwilligheid aan de basis van de probatie ligt, is begeleiding noodzakelijk om hem

aan te sporen de opgelegde voorwaarden na te leven. De mogelijkheid tot herroeping dient als

stok achter de deur.

101. De justitieassistenten zijn verantwoordelijk voor de concrete uitvoering van de

probatievoorwaarden en de sociale begeleiding van de veroordeelde. De probatiecommissie

staat in voor het toezicht hierop. 413 De probatievoorwaarden moeten wel bepaald en

omschreven worden door de rechter die hiervoor exclusief bevoegd is.

102. De Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie, waarbinnen de justitieassistenten actief

zijn, en de probatiecommissies worden ingericht per gerechtelijke arrondissement. Het is ook

mogelijk dat er meerdere justitiehuizen bestaan per gerechtelijk arrondissement. Dit is het

gevolg van de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen waarbij verschillende

arrondissementen samengevoegd werden. In dat geval zal de opdrachtgevende overheid

telkens het bevoegde justitiehuis aanduiden.414 Bij elke rechtbank van eerste aanleg moet een

probatiecommissie ingesteld415 worden. Sinds 2014416 kan zij, indien dit vereist is door de

behoeften van de dienst, in verschillende kamers over een of meer afdelingen van de rechtbank

gesplitst kan worden. De probatiecommissie bestaat uit een voorzitter, werkend of eremagistraat

die aangewezen is door de eerste voorzitter van het hof van beroep van het ressort van de

betrokken rechtbank, een door de Minister van Justitie gekozen advocaat en een ambtenaar

aangewezen door de Minister van Justitie.417

                                                                                                               413 Art. 9 Probatiewet. 414 Art. 135 Wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, BS 10 december 2013, 97957; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 152. 415 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 1004. 416 Art. 23 Wet van 12 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (II), BS 19 mei 2014, 39863. 417 Art. 10 Probatiewet; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 151.

Page 80: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  67

103. Op het eerste zicht lijkt het dat de strafuitvoeringsrechtbank en de probatiecommissie in

elkaars vaarwater zouden kunnen komen. De strafuitvoeringsrechtbank werd in 2006 opgericht

door de Wet Strafuitvoering418. Zij staat als onafhankelijk en onpartijdig rechtscollege in voor de

beslissingen aangaande de externe rechtspositie van gedetineerden.419

In werkelijkheid zijn er nochtans weinig concurrerende bevoegdheden tussen de

strafuitvoeringsrechtbanken en de probatiecommissie. De enige situaties waarin problemen

kunnen rijzen zijn die waarin de strafrechter een deel van de gevangenisstraf met uitstel oplegt

of de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank420 wordt bevolen als bijkomende

straf.421

Afdeling 1. De justitieassistent

Onderafdeling 1. Definitie 104. De justitieassistent, vroeger ‘probatieassistent’ genaamd, is een actor binnen de Dienst

Justitiehuizen die zijn opgericht in de schoot van de FOD Justitie.422 In 1999 verkreeg de Dienst

Justitiehuizen een wettelijke grondslag door de invoering van een wet423 en een koninklijk

besluit424. Het Ministerieel Besluit van 23 juni 1999425 omschrijft de basisopdrachten van de

justitiehuizen. Haar takenpakket is vijfledig. Zij staat in voor het slachtofferonthaal, burgerlijke

opdrachten, bemiddeling in strafzaken, bepaalde strafrechtelijke opdrachten en

                                                                                                               418 Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006, 30455. 419 M. DE SWAEF, M. TRAEST, “Een jaar strafuitvoeringsrechtbanken: overzicht van cassatierechtspraak”, RW 2007-08, (1570) 1570. 420 Art. 34bis e.v. Sw. 421 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 161-162; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 362-363. 422 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 11 en 19. 423 Wet van 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 mart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 29 juni 1999, 24383. 424 Koninklijk Besluit van 13 juni 1999 houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie, BS 29 juni 1999, 24386. 425 Ministerieel Besluit van 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor justitiehuizen, BS 29 juni 1999, 24426.

Page 81: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  68

eerstelijnsonthaal van slachtoffers. Het toezicht op alternatieve strafuitvoering, waaronder de

probatie begrepen kan worden, valt onder het luik van de strafrechtelijke opdrachten. Door de

oprichting van de justitiehuizen poogde men om tot een meer coherent beleid en tot een

deugdelijke organisatie van de justitiële begeleiding en voorlichting te komen.426

Onderafdeling 2. Materiële bevoegdheid 105. De taak van de justitieassistent is drieledig: de uitvoering van de maatschappelijke

enquête en het beknopt voorlichtingsverslag 427 , de begeleiding van de probant 428 en het

controleren van de opgelegde probatievoorwaarden429.430 Zij zal steeds in opdracht van een

rechterlijke instantie werken.431

106. De justitieassistent staat in voor de concrete uitvoering van de probatievoorwaarden en

het toezicht erop.432 Zij is de intermediair tussen enerzijds de veroordeelde en anderzijds de

probatiecommissie en de rechter en vervult dus een begeleidende rol. Zij zal ook een

controlebevoegdheid hebben met betrekking tot de effectieve naleving van deze voorwaarden.

Het is noodzakelijk voor de goede uitvoering om een vertrouwensband met de probant op te

bouwen. Deze relatie is gebouwd op tolerantie, begrip en empathie. Er moet morele steun

geboden worden en inzicht bijgebracht worden over het nut van de probatievoorwaarden. Het zij

duidelijk dat de rol en bekwaamheid van de justitieassistent cruciaal is voor het slagen van de

probatie.433 De probatie is onderbouwd door de vorming, de persoonlijke en professionele

                                                                                                               426 K. BEYENS, “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, (9) 14-15; W. VANDENBRUWAENE, “Justitie: strafrechtelijk beleid, jeugdsanctierecht en justitiehuizen” in J. VELAERS, J. VANPRAET, W. VANDENBRUWAENE, Y. PEETERS, De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2014, 310. 427 Art. 2 Probatiewet. 428 Art. 9 Probatiewet. 429 Art. 11 Probatiewet. 430 R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 851. 431 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 212; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 363-364. 432 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 11; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 150. 433 R. CHARLES, “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie – Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, (393) 416-417.

Page 82: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  69

ervaring, het kritische analysevermogen, de persoonlijke kwaliteiten en de visie die de

justitieassitent op het strafrecht heeft.434

Als er geen wederkerig engagement is tussen de probant en de justitieassistent kan de

behandeling niet als criminologisch gekwalificeerd worden. Bij dergelijke behandeling wordt

voornamelijk gedacht aan een behandeling waarbij de aangewende middelen gekozen zijn

rekening houdend met de persoonlijkheid van de delinquent en met zijn leefmilieu. Zij is gericht

op preventie van crimineel gedrag en recidive.435 Er moet met andere woorden sprake zijn van

een therapeutische houding. Samenwerking tussen de justitieassistent en de probant is

noodzakelijk. De tussenkomst van de justitieassistent is voornamelijk gericht op het samen met

de delinquent vinden van een oplossing voor zijn psychosociale problematiek.

Niettemin heeft deze relatie een zeker tegenstrijdig karakter daar de justitieassistent enerzijds

een hulpverlenende en vertrouwensfunctie vervult en anderzijds een controlefunctie met

daaraan gekoppeld een meldingsplicht. Het is belangrijk voor de justitieassistent om objectief te

blijven, niet te oordelen indien de voorwaarden niet nageleefd worden en de probant te blijven

motiveren.436 Op die manier vormt deze beperkte tegenstrijdigheid naar mijn mening geen

probleem.

107. De justitieassistent is gehouden tot een discretieplicht. Artikel 10 van het Koninklijk

Besluit houdende het Statuut van het Rijkspersoneel437 legt meer specifiek de discretieplicht

vast voor rijksambtenaren. 438 Over de gehoudenheid van de justitieassistent tot het

beroepsgeheim 439 bestaat geen eensgezindheid. Peter HOET oordeelt bijvoorbeeld dat de

relatie met de justitieassistent niet valt onder het beroepsgeheim.440 Johan PUT is daarentegen

van mening dat de justitieassistent als ‘noodzakelijke confident’, ook wel ‘noodzakelijke

vertrouwensfiguur’, wel gehouden is tot het beroepsgeheim. De ‘noodzakelijke confident’ wordt

                                                                                                               434 R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 851; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 157. 435 www.law.kuleuven.be/linc/onderzoek/OnderzoekslijnCriminologischediagnostiekengedragsinterventies. pdf (consultatie 10 mei 2016). 436 P. LIEVENS, “Des relations dans le cadre de la probation”, RDPC 1983, (865) 865-868 en 872; R. MICHEL, “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, (851) 856-859; B. AERTS, “We kunnen onze taken dankzij grote flexibiliteit [Justitiehuizen]”, Juristenkrant 2009, nr. 200, (10) 11. 437 Koninklijk Besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, BS 8 oktober 1937, 6074. 438 J. PUT, “De kar of het paard? Justitieassistenten en beroepsgeheim”, NC 2012, (286) 288. 439 Art. 458 Sw. 440 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 153.

Page 83: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  70

door het Hof van Cassatie 441 beschreven als “een persoon die een noodzakelijke

vertrouwensfunctie uitoefenen of aan wie wettelijk of volgens vaste gebruiken geheimen worden

toevertrouwd”.442 Bovendien pleit ook artikel 601, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering in het

voordeel van de toepasselijkheid van het beroepsgeheim op justitieassistenten. Luidens dat

artikel zijn personen die in de uitoefening van hun ambt meewerken aan het verzamelen,

verwerken of toezenden van de in artikel 590 bedoelde gegevens, gebonden door het

beroepsgeheim.443

Het beroepsgeheim kan omschreven worden als “de geheimhoudingsplicht die van toepassing

is op allen die uit hoofde van hun staat of hun beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn

toevertrouwd”. De discretieplicht wordt in de rechtsleer omschreven als “de verplichting om bij

het uitoefenen van een ambt of functie geen vertrouwelijke gegevens vrij te geven aan andere

dan degene die gerechtigd zijn om er kennis van te nemen”.444 Het onderscheid tussen beide

plichten om informatie geheim te houden situeert zich op verschillende vlakken. Zo zal alle

informatie, onafhankelijk van het geheim karakter ervan, onder de discretieplicht vallen. Het

beroepsgeheim slaat enkel op de geheime informatie. De discretieplicht is louter ingesteld ter

bescherming van de desbetreffende opdracht of ambt waardoor zijn niet kan tegengeworpen

worden aan een hiërarchisch overste. Het beroepsgeheim vloeit voort uit een

vertrouwensrelatie. Daarnaast ontslaat de discretieplicht, in tegenstelling tot het beroepsgeheim,

de betrokkene niet van zijn plicht om mee te werken aan de bewijsvoering en zich bijgevolg te

onthouden van getuigenissen.445

108. De opdracht van de justitieassistent neemt een einde samen met het aflopen van de

proeftermijn. Na dit moment mag zij niet meer optreden. Er is geen verlenging van de termijn

door de rechter mogelijk.446

                                                                                                               441 Cass. 20 februari 1905, Pas. 1905, I., 141. 442 J. PUT, “De kar of het paard? Justitieassistenten en beroepsgeheim”, NC 2012, (286) 289 e.v. 443 J. PUT, “De kar of het paard? Justitieassistenten en beroepsgeheim”, NC 2012, (286) 290. 444 J. PUT, “De kar of het paard? Justitieassistenten en beroepsgeheim”, NC 2012, (286) 286. 445 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-04, (1) 2. 446 Antwerpen 28 september 2011, NC 2013, 253, noot P. HOET; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 364-365.

Page 84: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  71

Onderafdeling 3. Territoriale bevoegdheid 109. Op territoriaal vlak zal steeds het justitiehuis van de verblijfplaats van de verdachte,

beklaagde of veroordeelde op het moment van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis

of arrest, bevoegd zijn.447 In het geval waarin de betrokkene geen verblijfplaats heeft binnen

België zal de bevoegdheid bij het justitiehuis van de plaats waar de veroordeling in eerste

aanleg uitgesproken werd, gelegd worden.448 Door deze bewoording uit de wettekst kunnen

onduidelijkheden ontstaan. In de eerste plaats is er in het geval van een probatie-opschorting

geen sprake van een veroordeling. Daarnaast is het niet onbetwistbaar wat de bevoegdheid

ratione loci zou zijn indien de betrokkene in eerste aanleg vrijgesproken wordt maar in graad

van beroep wel een veroordeling oploopt. Door een redenering naar analogie kan besloten

worden dat in het eerste geval de probatiecommissie van de plaats van de rechtbank van eerste

aanleg die de probatie-opschorting oplegde, bevoegd is. In het tweede geval zal de

bevoegdheid bepaald worden door de plaats van de zetel van de appelinstantie.449

De territoriale bevoegdheid staat evenwel niet in de weg van de uitvoering van de probatie

buiten het bevoegde gerechtelijk arrondissement.450

Afdeling 2. De probatiecommissie

Onderafdeling 1. Materiële bevoegdheid 110. Overeenkomstig artikel 12, §1 van de Probatiewet worden verschillende mogelijkheden

geboden aan de probatiecommissie om op te treden wanneer er zich moeilijkheden voordoen.

Zij kan “de bij rechterlijke beslissing gestelde voorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader

omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden. Zij kan die voorwaarden evenwel niet

verscherpen”.451 Indien de probatiecommissie gebruikt maakt van de prerogatieven die zij op

grond van eerder genoemd artikel heeft, is het noodzakelijk dat de veroordeelde gehoord wordt.

Er moet bijgevolg een tegensprekelijk debat georganiseerd worden.

Als blijkt dat deze voorzieningen geen soelaas meer kunnen bieden, zal de probatiecommissie

de zaak aan het Openbaar Ministerie meedelen. Zij is hiertoe niet verplicht en heeft dus een

                                                                                                               447 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 154. 448 Art. 10, lid 9 Probatiewet. 449 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 14. 450 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 155. 451 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 549.

Page 85: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  72

appreciatiebevoegdheid hieromtrent. Het is mogelijk om de probant nog een kans te bieden en

veranderingen aan te brengen aan de probatie.452

Onderafdeling 2. Territoriale en temporele bevoegdheid 111. Ratione loci en ratione temporis gelden dezelfde bevoegdheidsregels als voor de

justitieassistenten.453 De probatiecommissie blijft, eens zij gevat is, voor de volledige duur van

de proeftijd bevoegd. Het feit dat veroordeelde zijn verblijfplaats wijzigt of er nieuwe

probatievoorwaarden opgelegd worden, verandert niets aan haar bevoegdheid. Hierdoor wordt

de continuïteit van de opvolging gewaarborgd.454

In uitzonderlijke gevallen is het evenwel mogelijk om het dossier toch over te dragen aan de

probatiecommissie van de nieuwe verblijfplaats van de betrokkene. Hiertoe moet een

gemotiveerde aanvraag ingediend worden door de verdachte of de veroordeelde. De

oorspronkelijk bevoegde probatiecommissie zal dan haar gemotiveerde beslissing nemen

binnen twee maanden na het verkrijgen van een eensluidend advies van de andere

probatiecommissie.455 Deze procedure is ook van toepassing op personen zonder verblijfplaats

binnen België. Hierbij zal de nieuwe bevoegde probatiecommissie logischerwijze niet die van de

nieuwe verblijfplaats van de betrokkene moeten zijn.456

Onderafdeling 3. Administratieve aard 112. De probatiecommissie is géén rechtscollege, wel een administratief college. Dit neemt

niet weg dat zij haar beslissingen neemt volgens een tegensprekelijke procedure. Bovendien

zijn die beslissingen vatbaar voor hoger beroep bij de rechtbank van eerste aanleg.457 Merk op

dat de redelijke termijn niet in acht dient genomen te worden voor gerechten waar een vordering

tot herroeping van het probatie-uitstel wegens niet-naleving van de voorwaarden aanhangig is.

                                                                                                               452 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 212 en 215; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 364 en 366. 453 Supra 71, nr. 109. 454 Art. 10, lid 11 en 12 Probatiewet; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 365; M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 14. 455 Art. 10, lid 11 Probatiewet. 456 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 14-15. 457 Art. 12, §2, lid 1 Probatiewet.

Page 86: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  73

Het gerecht beslist in dat geval namelijk niet over de burgerlijke rechten en verplichtingen of de

gegrondheid van een ingestelde strafvordering458.459

Afdeling 3. De uitvoeringsprocedure

113. De procedure tot uitvoering van de probatiemaatregelen ligt vervat in artikel 11 van de

Probatiewet. Binnen de 24 uur na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke beslissing

die de probatiemaatregelen oplegt, is de taak van de griffier tweevoudig.460 Ten eerste zal hij

een uitgifte van de rechterlijke beslissing aan de voorzitter van de bevoegde probatiecommissie

bezorgen. Ten tweede zal ook een afschrift van de rechterlijke beslissing aan de

arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen binnen de FOD justitie afgeleverd

worden. Hierop zal de Dienst Justitiehuizen een justitieassistent aanduiden die zal instaan voor

de controle van de naleving van de opgelegde voorwaarden.

Vervolgens zal de justitieassistent een maand na zijn aanwijzing verslag uitbrengen bij de

probatiecommissie over de naleving van de voorwaarden. Zij blijft verslag uitbrengen telkens zij

dit nuttig acht of op verzoek van de probatiecommissie en dit minstens om de zes maanden.

Indien de justitieassistent bepaalde maatregelen noodzakelijk acht, doet zij hierover een

voorstel. Door dit uitgebrachte verslag heeft de probatiecommissie de mogelijkheid om op een

nuttige wijze ambtshalve tussen te komen in de uitvoeringsprocedure. Het is echter niet mogelijk

dat de probatiecommissie gevat zou worden door de probant zelf of door het Openbaar

Ministerie.461

Afdeling 4. Uitvoering in andere lidstaten van de EU 114. Voor de uitvoering van vonnissen en probatiebeslissingen binnen de lidstaten van de

Europese Unie is de wet van 21 mei 2013462 van belang. Deze wet vormt de omzetting van een

kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie463 en zorgt voor de erkenning en uitvoering van

onder andere probatiebeslissingen op het grondgebied van andere lidstaten dan die lidstaat                                                                                                                458 Cass. 6 oktober 2004, AR P.04.0919.F, B.F., R., G., Arr.Cass. 2004, afl. 10, 1540. 459 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 549. 460 Art. 11 Probatiewet. 461 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 365. 462 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 463 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008).

Page 87: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  74

waar de beslissing genomen werd. Het doel van deze wetgeving is de bevordering van de re-

integratie en resocialisatie van de betrokkene door de familiale, culturele, taalkundige of andere

banden in stand te houden.464

115. Het toepassingsgebied van deze wet wordt beperkt tot limitatief opgesomde

probatievoorwaarden. Voorbeelden hiervan zijn de verplichting om contact met bepaalde

personen te vermijden en de verplichting houdende beperkingen van het recht om het

grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten. 465 Indien een toegezonden

uitvoeringsbevel voorwaarden uit de limitatieve lijst bevat, zal er in de lidstaat van ontvangst

verplicht toezicht moeten gehouden worden op die maatregelen en voorwaarden.466 Ook omvat

de wet enkele gronden op basis waarvan de erkenning van een vonnis of probatiebeslissing

geweigerd kan worden.467 Deze weigering is niet verplicht. Zo heeft de Minister van Justitie de

keuze om het toezicht al dan niet te weigeren als de voorwaarden niet op de limitatieve lijst

staan. In dat geval bestaat de mogelijkheid wel degelijk om toch tot erkenning over te gaan.468

116. De wet voorziet in een dubbel stelsel voor de toezending van de probatiebeslissing. Het

onderscheid situeert zich in het voorafgaand akkoord van de tenuitvoerleggingsstaat.469 Het

kaderbesluit schaft de vereiste van het systematisch akkoord van de uitvoerende lidstaat af.470

Het stelsel zonder voorafgaand akkoord geldt voor toezendingen aan de lidstaat waar de

betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft. Gebeurt de toezending naar een andere

                                                                                                               464 C. VAN DEUREN, “Wederzijdse erkenning van vonnissen en probatievoorwaarden binnen de Europese Unie”, RABG 2013, (972) 972. 465 Art. 4 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 466 C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 7. 467 Art. 11-13 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 468 J. VAN GAEVER, “Wordt Michelle Martin straks opgenomen in een Kroatisch klooster? Een toelichting bij het Kaderbesluit Probatie”, T.Strafr. 2014, (91) 94; C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 7. 469 Art. 5 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 470 Art. 5.2 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008); P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 176.

Page 88: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  75

lidstaat, zal het voorafgaandelijk akkoord van die lidstaat nodig zijn. De Minister van Justitie

neemt in België de beslissing over dit akkoord. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met

de contributie aan de reclassering en de maatschappelijke re-integratie en of er een bepaalde

band is met de staat waarin de straf of maatregel ten uitvoer gelegd zal worden. Bovendien kan

aan de Dienst Justitiehuizen de opdracht gegeven worden een beknopt voorlichtingsrapport of

een maatschappelijk onderzoek in dit kader op te stellen471.472

Het voorafgaand akkoord belet niet dat er later toch nog een weigering van de overdracht kan

zijn indien er zich een verplichte weigeringsgrond473 voordoet. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht

worden aan een medische of therapeutische behandeling vervat in de probatiebeslissing waarop

in België geen toezicht kan gehouden worden omwille van het Belgische rechts- of

gezondheidssysteem. Naast de verplichte weigeringsgronden bestaan er ook vier facultatieve

weigeringsgronden474.475

Binnen elke lidstaat zal een volgens haar nationaal recht bevoegde autoriteit aangeduid worden.

Deze autoriteit zal tevens het certificaat ondertekenen dat een noodzakelijke aanvulling van het

vonnis of de probatiebeslissing uitmaakt. Het certificaat verklaart dat de inhoud ervan correct

is.476

117. Door het definitief worden van de beslissing tot erkenning en de inlichting hierover van de

bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat, verliest de beslissingsstaat haar bevoegdheid tot

                                                                                                               471 Art. 9, §3 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 472 C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 7-8. 473 Art. 12 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 474 Art. 13 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 475 C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 8. 476 Art. 3, 10° Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896; J. VAN GAEVER, “Wordt Michelle Martin straks opgenomen in een Kroatisch klooster? Een toelichting bij het Kaderbesluit Probatie”, T.Strafr. 2014, (91) 94-95.

Page 89: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  76

toezicht op de probatievoorwaarden en tot het nemen van vervolgbeslissingen.477 Het recht van

de tenuitvoerleggingsstaat zal toepasselijk zijn op de maatregel en in voorkomend geval op de

beslissingen die moeten genomen worden bij niet-naleving van de voorwaarden of bij het plegen

van een nieuw misdrijf.478 In België werd een uitzonderingsbepaling ingevoerd waardoor het

Openbaar Ministerie dat zich beriep op een facultatieve weigeringsgrond, in samenspraak met

de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, in België toezicht kan houden op de

probatievoorwaarden. Dit kan zonder dat zij verantwoordelijk zijn voor eventuele latere

beslissingen wegens niet-naleving van de voorwaarden of wegens het plegen van een nieuw

misdrijf479.480 Het Openbaar Ministerie van de wettige verblijfplaats van de betrokkene of waar hij

zich wenst te vestigen zal bevoegd zijn voor het toezicht. De duur van de straf of maatregel kan

gewijzigd worden in het geval van onverenigbaarheid met de interne rechtsregels. Hiervoor is

het bovendien vereist dat de veroordeling zwaarder is dan de maximale straf die op

vergelijkbare strafbare feiten in België gesteld is. Dit zal een reductie tot de Belgische maximale

duur tot gevolg hebben481.482

118. Indien de overdracht gebeurt naar een staat die bovengenoemd kaderbesluit niet naar

interne wetgeving heeft omgezet, zullen de bepalingen uit hoofdstuk V van de wet van 23 mei

1990483 van toepassing blijven. 484 De wet van 23 mei 1990 vormt een omzetting van de het

Verdrag betreffende het toezicht op de voorwaardelijke veroordeelde of in vrijheid gestelde

                                                                                                               477 Art. 7, lid 1 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008). 478 Art. 13, lid 1 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008). 479 Art. 21 juncto Art. 16, §5 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896; C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 9. 480 J. VAN GAEVER, “Wordt Michelle Martin straks opgenomen in een Kroatisch klooster? Een toelichting bij het Kaderbesluit Probatie”, T.Strafr. 2014, (91) 101. 481 Art. 17 Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013, 36896. 482 C. VANTHIENEN, R. VERCAEMST, F. VERBRUGGEN, “Europese stukjes in de Potpourri” in in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 8. 483 Art. 15-17 Wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, BS 20 juli 1990, 14304. 484 C. VAN DEUREN, “Wederzijdse erkenning van vonnissen en probatievoorwaarden binnen de Europese Unie”, RABG 2013, (972) 972.

Page 90: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  77

persoon van 1964485. Het kaderbesluit heft het laatstgenoemde verdrag enkel op tussen de

lidstaten van dat kaderbesluit. Hieruit volgt dat het verdrag van 1964 van kracht blijft in relatie

met niet-lidstaten.486

HOOFDSTUK 6. Herroeping

119. Zoals hoger reeds bepaald487, wordt er een stok achter de deur gehouden door de

mogelijkheid om de opschorting en het uitstel te herroepen. De maatregelen zijn namelijk steeds

voorwaardelijk maar dit voorwaardelijk karakter is wel beperkt in de tijd. Eens deze vooraf

bepaalde periode afgelopen is én alle voorwaarden nageleefd werden, verliezen de maatregelen

hun voorwaardelijk karakter en zijn zij op definitieve wijze verworven. De definitieve verwerving

van de opschorting houdt in dat de strafvordering definitief vervalt. In het geval waarin het uitstel

verleend werd, zal de straf geacht worden te zijn ondergaan.488

De herroeping staat in de weg van dat definitief verwerven en zal zo een aanmoedigende en

dreigende werking hebben ten opzichte van de probant om zijn probatie zo goed mogelijk te

doorlopen. Dit drukkingsmiddel kan in sommige gevallen een goede motivatie vormen daar de

maatregelen gefundeerd zijn op de vrijwilligheid van de betrokkene.489

120. De herroeping is ofwel automatisch en verplicht ofwel facultatief. Zij kan twee mogelijke

gevolgen teweeg brengen: de onmiddellijke en effectieve bestraffing of het opleggen van een

andere maatregel.490

                                                                                                               485 Europees Verdrag van 30 november 1964 betreffende het toezicht op de voorwaardelijk veroordeelde of in vrijheid gestelde personen, BS 31 oktober 1970, 11022. 486 Art. 23.1 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008). 487 Supra 66, nr. 100. 488 Cass. 15 juli 1997, AR P.97.0805.F, Arr.Cass. 1997, 750; C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 980; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 205 en 207; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 203. 489 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 211; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 370-371. 490 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 549; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 204; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B.

Page 91: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  78

De herroeping van rechtswege is enkel mogelijk voor het gewoon uitstel491 indien het nieuw

misdrijf bestraft wordt met “een criminele straf of een hoofgevangenisstraf van meer dan zes

maanden, of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig

artikel 99bis van het Strafwetboek”. 492 Deze herroeping is verplicht en automatisch. Er is

bijgevolg geen tussenkomst van de rechter nodig voor de vaststelling ervan. Daar de rechter

niet tussenkomt is het onmogelijk om een bijkomende straf op te leggen.493 De oorspronkelijk

opgelegde straf zal in dat geval effectief uitgevoerd worden. Zij wordt van rechtswege

uitvoerbaar door het in kracht van gewijsde treden van het vonnis uitgesproken voor de nieuwe

feiten.494

Indien er veroordeeld wordt tot een effectieve hoofdgevangenisstraf van minimaal één maand

maar minder dan zes maanden, zal de herroeping van het uitstel niet verplicht maar facultatief

zijn. 495 Deze mogelijkheid werd ingevoerd door de wet van 22 maart 1999 496 als

tegemoetkoming aan de beperkte werking van de herroeping van rechtswege. De herroeping

van de (probatie-)opschorting en het probatie-uitstel is steeds facultatief.497 Het initiatief tot de

facultatieve herroeping ligt bij het Openbaar Ministerie dat over een appreciatiebevoegdheid

beschikt.498

In het geval van eerdere veroordelingen wegens verkeersmisdrijven dient geen rekening

gehouden te worden met de aard of de maat van de straf om de opgelegde maatregel te kunnen

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 371. 491 C.J. VANHOUDT, W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 996; A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 408; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 184. 492 Art. 14, §1 Probatiewet; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 208. 493 Cass. 6 maart 1984, AR 8497, Arr.Cass. 1983-84, 852. 494 F. VERBRUGGEN, R. VERSTRAETEN, Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors. Deel II, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu-Uitgevers, 2012, 459. 495 Art. 14, §1bis Probatiewet. 496 Art. 9 Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318. 497 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 13; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 374. 498 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 213; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 208-209.

Page 92: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  79

herroepen indien zich een nieuwe verkeersmisdrijf voordoet tijdens de proeftijd. 499 Met

verkeersmisdrijven worden de overtredingen van de Wegverkeerswet 500 en haar

uitvoeringsbesluiten bedoeld.

121. Er kunnen verschillende oorzaken aan de basis van de herroeping liggen. Ten eerste kan

de (probatie-)opschorting en het (probatie-)uitstel herroepen worden wegens het plegen van een

nieuw misdrijf gedurende de proeftijd.501 De op proefstelling had namelijk als doel om recidive te

vermijden. Het niet-naleven van de probatievoorwaarden is een tweede grond waarop de

probatie-opschorting of het probatie-uitstel kan herroepen worden. 502 Het feit dat de op

proefstelling op een vruchtbare wijze volbracht werd en de veroordeelde niet in herhaling viel,

staat de herroeping niet in de weg. Beide opties worden in wat volgt nader toegelicht503.504

Recent werd ook een derde grond tot facultatieve herroeping ingevoerd. De herroeping van de

(probatie-)opschorting of het (probatie-)uitstel is mogelijk mits zij toegekend werd naar

aanleiding van een inbreuk op de Wegverkeerswet of haar bijhorende uitvoeringsbesluiten en de

betrokkene bovendien opnieuw een inbreuk op die wet pleegt gedurende de proeftermijn. Deze

laatste inbreuk moet eveneens tot een nieuwe veroordeling leiden.505

Volledigheidshalve dient ook vermeld te worden dat de herroeping niet noodzakelijk gekoppeld

is aan de probatie. Ook voor de gewone opschorting en het gewoon uitstel zal de herroeping

mogelijk zijn. In dat geval gaat het eerder om een sanctie voor het falen van de op

proefstelling.506 Bovendien mag de strafvordering in het geval van opschorting nog niet vervallen

zijn en moet er bij het uitstel nog een bestaande straf zijn die herroepen kan worden. Daarnaast

                                                                                                               499 Art. 13, §1bis en art. 14, §1ter Probatiewet. 500 Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, BS 27 maart 1968, 3146. 501 Art. 13, §1 en art. 14, §1 Probatiewet. 502 Art. 13, §3 en art. 14, §2 Probatiewet. 503 Infra 80, nr. 122 e.v. 504 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 11; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 371; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 181. 505 Art. 13, §1bis Probatiewet; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 181 en 184. 506 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 213.

Page 93: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  80

staan andere gronden van verval, zoals het overlijden van de veroordeelde en de genade,

eveneens in de weg van een herroeping.507

Afdeling 1. Nieuw misdrijf

122. Opdat een nieuw misdrijf tot herroeping aanleiding zou kunnen geven, moet aan

bepaalde voorwaarden voldaan zijn. Het is noodzakelijk dat de feiten waarvoor een nieuwe

veroordeling uitgesproken wordt, zich binnen de proeftijd voordeden. Nieuwe misdrijven

gepleegd buiten het Belgisch grondgebied of veroordelingen door een buitenlandse rechter

worden op grond van artikel 99bis van het Strafwetboek eveneens in aanmerking genomen om

de herroeping te vorderen.508

Enkel een veroordeling tot een gevangenisstraf geeft aanleiding tot herroeping. Een

veroordeling tot een werkstraf of een geldboete en de eenvoudige schuldigverklaring kunnen

nooit de herroeping teweeg brengen. De geldboetes opgelegd aan rechtspersonen

overeenkomstig artikel 41bis van het Strafwetboek vormen hierop een uitzondering.509 Het moet

minstens om een veroordeling van een maand hoofdgevangenisstraf die hoofdzakelijk effectief

opgelegd dient te worden. Enkel voor de facultatieve herroeping van de (probatie-)opschorting is

dit niet vereist.510 Ten slotte moet de veroordeling definitief en dus in kracht van gewijsde

gegaan zijn.511

123. Vanzelfsprekend kunnen rechtspersonen niet veroordeeld worden tot

gevangenisstraffen. Dit houdt echter niet in dat de regelen met betrekking tot de herroeping niet

op hen kunnen toegepast worden. Art. 41bis van het Strafwetboek voorziet namelijk in de

omzetting van gevangenisstraffen in geldboetes voor de misdrijven gepleegd door

rechtspersonen.512

                                                                                                               507 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 204-205. 508 Art. 13, §1 Probatiewet; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 205. 509 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 206. 510 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 213. 511 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 372. 512 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B.

Page 94: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  81

Afdeling 2. Schending van de probatie(voorwaarden) 124. Een tweede grond tot herroeping van de probatiemaatregelen, is de niet-naleving van de

opgelegde voorwaarden.513 De probatiecommissie moet bovendien van mening zijn dat de niet-

naleving voldoende ernstig is om het Openbaar Ministerie ervan op de hoogte te brengen.

Het plegen van een nieuw misdrijf, ook al voldoet de bestraffing ervan niet aan bovengenoemde

drempels, is een voorbeeld van de niet-naleving van de probatievoorwaarden. Artikel 1, §2bis,

1° van de Probatiewet bepaalt namelijk dat het niet plegen van een strafbaar feit een van de

voorwaarden is om probatiemaatregelen te kunnen opleggen. Hierbij moet het vermoeden van

onschuld514 steeds in acht genomen worden. De schuld aan de nieuwe feiten moet vastgesteld

worden in een definitieve beslissing alvorens tot de niet-nakoming van de probatievoorwaarden

op deze grond besloten wordt.515

Het gebrek aan reactie op de oproepingen en berichten van de probatiecommissie en van de

justitieassistenten is een ander voorbeeld van het niet-naleven van de probatievoorwaarden.

Ook deze verplichting vindt haar grondslag in de Probatiewet, meer bepaald in artikel 1, §2bis,

3°.516

125. De niet-nakoming van de probatievoorwaarden moet vastgesteld worden door de

probatiecommissie.517 De procedure van artikel 12 van de Probatiewet518 is hierbij niet van

toepassing.519Het Openbaar Ministerie kan, zonder tussenkomst van de probatiecommissie,

weliswaar steeds besluiten tot de voorlopige opsluiting van de veroordeelde bij niet-naleving van

de voorwaarden.520 Het louter constateren dat de probatie is mislukt, volstaat niet om tot de

herroeping over te gaan. Zelfs met naleving van alle voorwaarden is het nog steeds mogelijk dat

de betrokkene niet volledig re-integreert. Het is namelijk niet de bedoeling om het mislukken van                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 371-372. 513 Art. 13, § 3 en art. 14, §2 Probatiewet. 514 Art. 6.2 EVRM. 515 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 209-210. 516 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 375. 517 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 211. 518 Supra 71, nr. 110. 519 Cass. 17 januari 2012, AR P.11.1996.N, A.M.B., Pas. 2012, afl. 1, 126. 520 Art. 15 Probatiewet; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 185.

Page 95: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  82

de probatie te sanctioneren door de herroeping.521 De probatievoorwaarden moeten wel degelijk

geheel of gedeeltelijk niet nagekomen zijn. Hierbij volstaat het dat één van de opgelegde

voorwaarden niet nageleefd werd.522 De herroeping is met andere woorden slechts een laatste

redmiddel dat gebruikt wordt voor het geval waarin geen andere voorwaarden in de plaats van

de niet-nageleefde voorwaarden gesteld kunnen worden.523

Zoals eerder aangehaald, staat het feit dat de veroordeelde niet meer recidiveerde en dus op

een succesvolle wijze zijn re-integratie bekomen heeft, niet in de weg van de herroeping. De

probatie heeft immers geen vrijblijvend karakter. Bovendien spelen niet enkel de belangen van

de probant zelf mee, ook de maatschappij is gebaat bij het vermijden van recidive. In sommige

gevallen worden ook de belangen van de slachtoffers in rekening gebracht.524

Het is vanzelfsprekend dat probatievoorwaarden die onmogelijk uitgevoerd kunnen worden en

om die reden niet nageleefd werden door de probant525, geen basis kunnen vormen voor de

herroeping.526

De vaststelling van het niet-naleven van de opgelegde voorwaarden leidt niet automatisch tot

een herroeping. De probatiecommissie en in voorkomend geval het Openbaar Ministerie,

behouden steeds de mogelijkheid om te seponeren.527

Afdeling 3. Procedure en termijnen

126. In het geval waarin de van rechtswege herroeping zich voordoet, hoeven er geen

procedurevoorschriften nageleefd te worden. Dit is logisch omdat de tussenkomst van de

rechter niet vereist is en de herroeping derhalve automatisch gebeurt.

Bij de facultatieve herroeping wordt de zaak wederom voor de rechter gebracht op initiatief van

het Openbaar Ministerie, dat weliswaar niet verplicht is om de herroeping te vorderen. De

                                                                                                               521 Antwerpen 29 november 2007, RABG 2008, 447. 522 Cass. 6 oktober 2004, AR P.04.0919.F, B.F., R., G., Arr.Cass. 2004, afl. 10, 1540. 523 L. DELBROUCK, “Herroeping van een probatie-uitstel is geen sanctie, wel een ultimum remedium”, RABG 2008, (452) 453. 524 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 214-215. 525 Supra 37, nr. 58. 526 Antwerpen 12 januari 2011, T.Strafr. 2013, 119; P. HOET, “Verwijtbare niet-nakoming van probatie”, T.Strafr. 2013, (120) 120. 527 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 375-376.

Page 96: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  83

bevoegde rechtbank zal, afhankelijk van het geval, de rechtbank van eerste aanleg van de

verblijfplaats van de betrokkene of de politierechtbank van de plaats van het misdrijf zijn.528

Indien die rechtbank dezelfde zou zijn als deze die oordeelde over de (probatie-)opschorting of

het (probatie-)uitstel, zou aangevoerd kunnen worden dat de onpartijdigheid en

onafhankelijkheid van het gerecht in gedrang komt. Dit is immers een vereiste om te kunnen

spreken van een eerlijk proces zoals gewaarborgd door artikel 6.1 van het EVRM. Het Hof van

Cassatie529 oordeelde dat er in dit geval niet tot een schending besloten kan worden.

Opdat de bevoegde gerechten met kennis van zaken zouden kunnen oordelen, worden de

processtukken betreffende de misdrijven die aanleiding hebben gegeven tot de maatregelen aan

het dossier van de nieuwe vervolging toegevoegd530.531

De procedure zoals omschreven in artikel 14, §2 van de Probatiewet zou moeten gelden voor

zowel het gewoon uitstel, als voor het probatie-uitstel. De tekst van de wet is echter niet

aangepast aan de herroeping van het gewoon uitstel. Bij het gewoon uitstel worden geen

probatievoorwaarden opgelegd waarbij een probatiecommissie bevoegd is voor de controle

ervan. Het is evident dat bij gebrek aan bevoegde probatiecommissie, het Openbaar Ministerie

niet door hen aangesproken kan worden om de probant te dagvaarden en zo de herroeping te

vorderen. In overeenstemming met de ratio legis van de wet zal het Openbaar Ministerie dan

ook op eigen initiatief, zonder tussenkomst van de probatiecommissie, oordelen over de

wenselijkheid van het dagvaarden van de betrokkene.532 Voor het overige moeten alle andere

voorschriften uit artikel 14, §2 van de Probatiewet wel in acht genomen worden voor de

herroeping van het gewoon uitstel. Vanzelfsprekend geldt de mogelijkheid tot opleggen van

nieuwe voorwaarden hier evenmin.

Ook in artikel 17 van de Probatiewet werd het gewoon uitstel over het hoofd gezien. Dit is een

loutere nalatigheid van de wetgever waardoor er wel van uitgegaan kan worden dat dit artikel

eveneens van toepassing is op het gewoon uitstel.533

                                                                                                               528 Art. 13, §4 en art. 14, §2 Probatiewet. 529 Cass. 8 juni 2010, AR P.10.0561.N, J.C.K.J., Pas. 2010, afl. 6-8, 1777; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 212-213. 530 Art. 17, in fine Probatiewet. 531 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 377-378. 532 Omz. COL 13/2000 18 december 2000 van het College van procureurs-generaal bij de Hoven van beroep, 2. 533 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 13.

Page 97: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  84

127. De vorderingen tot herroeping wegens nieuwe misdrijven zijn net zoals alle andere

vorderingen aan een bepaalde verjaringstermijn onderworpen. Deze termijn verschilt voor de

opschorting en het uitstel. Er moet bovendien een onderscheid gemaakt worden naargelang de

vordering tot herroeping ingesteld wordt naar aanleiding van een nieuw misdrijf of op grond van

het niet-naleven van de probatievoorwaarden.

In het geval waarin opschorting toegekend was maar er een nieuw misdrijf gepleegd werd, moet

de vordering ingesteld worden binnen de drie jaar na de dag waarop de veroordeling wegens

het nieuwe misdrijf in kracht van gewijsde gegaan is. Deze verjaringstermijn is vatbaar voor

stuiting en schorsing.534

Ligt de niet-naleving van de opgelegde voorwaarden echter aan de basis van de herroeping,

dan wordt de vordering ingesteld uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de bepaalde

duur van de proeftijd.535 Dit is een vervaltermijn.

Voor het uitstel zijn geen verjaringstermijnen in de wet opgenomen indien de herroeping

gevorderd wordt wegens het plegen van een nieuw misdrijf. Indien de probatievoorwaarden niet

nageleefd werden, moet de vordering tot herroeping uiterlijk binnen het jaar na het aflopen van

de proeftermijn ingesteld worden. Ook hier gaat het om een vervaltermijn. De vordering zal

verjaren één jaar na de dag waarop zij voor het bevoegde gerecht aanhangig gemaakt is.536

Deze verjaringstermijn is eveneens vatbaar voor stuiting en schorsing537.538 De bewoording van

de Franse tekst van de wet, voornamelijk de woorden “une année révolue” zaaiden hieromtrent

verwarring. Het was niet duidelijk of deze termijn voor stuiting en schorsing in aanmerking kwam

of dat het om een vervaltermijn ging. Nergens, ook niet in de memorie van toelichting of in de

parlementaire besprekingen, werd hierover iets bepaald. Als oplossing werd besloten om het

gemeen strafrecht toe te passen zoals toepasselijk op alle strafvorderingen. Bijgevolg is stuiting

en schorsing van deze verjaringstermijn mogelijk.539

                                                                                                               534 Cass. 9 maart 1993, AR 6222, Verbeke, Arr.Cass. 1993, 272. 535 Art. 13, §6 Probatiewet. 536 Art. 14, §3 Probatiewet. 537 Cass. 9 mei 2007, AR P.07.0272.F, D.B.V., P., Arr.Cass. 2007, afl. 5, 986. 538 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 378-379. 539 Cass. 12 april 2005, AR P.05.0249.N, P.J.A.G., Arr.Cass. 2005, afl. 4, 856; A. VANDEPLAS, “De herroeping van het probatieuitstel”, RW 2005-06, 1379.

Page 98: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  85

128. Voor de vordering tot herroeping moet de redelijke termijn540 in acht genomen worden.541

Voor de beoordeling of de redelijke termijn in acht werd genomen, is het irrelevant hoe oud de

feiten zijn. Op deze grond kan de vordering tot herroeping dan ook niet afgewezen worden.542

129. Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat niets belet dat de herroeping reeds

plaatsvindt tijdens de proeftijd zelf. Hierdoor wordt de kans geboden om nieuwe of andere

voorwaarden te gelasten.

Uit het feit dat de herroeping ook mogelijk is tijdens de proeftijd, kan afgeleid worden dat de

probant niet zelf kan bepalen op welk moment gedurende die termijn hij zijn

probatievoorwaarden zal uitvoeren543.544

Afdeling 4. Gevolgen van de herroeping 130. De rechter die moet oordelen over de vordering tot herroeping heeft verschillende

mogelijkheden. Hij kan de maatregel al dan niet herroepen, de bestaande probatievoorwaarden

veranderen, nieuwe voorwaarden bijvoegen en bestaande voorwaarden weglaten als zij niet

meer noodzakelijk zijn.545

In de rechtsleer bestaat geen eensgezindheid over de vraag of de instemming van de

betrokkene opnieuw gegeven moet worden bij het opleggen van nieuwe voorwaarden. Peter

HOET546 is van mening dat de instemming wel degelijk vereist is. Armand VANDEPLAS547

oordeelt hier anders over. Naar mijn mening is het logisch om opnieuw de instemming met de

                                                                                                               540 Art. 6.1 EVRM. 541 Cass. 6 oktober 2004, AR P.04.0919.F, B.F., R., G., Arr.Cass. 2004, afl. 10, 1540. 542 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 379. 543 Cass. 27 maart 2001, AR P.99.0949.N, R., Arr.Cass. 2001, afl. 3, 488. 544 P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 215; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 379. 545 Antwerpen 19 december 2001, RW 2002-03, 663; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 215-216. 546 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 380. 547 A. VANDEPLAS, “Over de herroeping van de probatieopschorting”, RW 2002-03, (664) 664.

Page 99: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  86

nieuwe voorwaarden te verkrijgen. Om de probatie succesvol te beëindigen, is een zeker

engagement van de probant vereist. Indien hij plots nieuwe voorwaarden zal krijgen waarmee hij

niet ingestemd heeft, zal het goede verloop van de probatie mogelijks in het gedrang kunnen

komen.

De opgelegde proeftermijn kan niet worden gewijzigd.548 Dientengevolge moet de rechter bij het

opleggen van nieuwe voorwaarden de duur van de proeftermijn zoals zij eerder bepaald werd, in

acht nemen. De uitvoering van deze voorwaarden moet mogelijk zijn gedurende deze periode.

Het enige geval waarin er toch nieuwe voorwaarden met een nieuwe proeftermijn opgelegd

kunnen worden, is het geval waarin de eerder toegekende probatie-opschorting herroepen wordt

en er een straf met uitstel opgelegd wordt.549

131. Indien de rechter de (probatie-)opschorting of het (probatie-)uitstel herroept, houdt dit

een verzwaring van de toestand van de betrokkene in.550 Dit is logisch daar er op die manier een

gunstmaatregel ingetrokken wordt en een straf in de plaats komt.

Bij de herroeping van het uitstel volstaat het dat de rechter het uitstel eenvoudig herroept. De

oorspronkelijk opgelegde straf, waarvan de uitvoering weliswaar uitgesteld werd, zal dan

effectief worden. Het aard of voorwerp van die straf kan echter niet gewijzigd worden door de

rechter. Wel mogen deze straffen onbeperkt samengevoegd worden met de straffen die

eventueel uitgesproken worden wegens een nieuw misdrijf.551 Uit het feit dat de mogelijkheid tot

opleggen van nieuwe voorwaarden bestaat, mag niet afgeleid worden dat de rechter maar zou

kunnen herroepen wanneer geen nieuwe voorwaarden mogelijk zijn.552

In de situatie waarbij de opschorting herroepen wordt, kan men niet terugvallen op een eerder

opgelegde straf. Er zal dus nog een straf moeten bepaald worden waarbij die straf mogelijks met

uitstel kan uitgevoerd worden, eventueel gekoppeld aan probatievoorwaarden. De straf zal nooit

                                                                                                               548 Cass. 20 juni 2007, AR P.07.0759.F, L.G., E., C., R., Arr.Cass. 2007, afl. 6-7-8, 1392. 549 P. HOET, “De vordering tot herroeping van de probatie-opschorting of het probatie-uitstel wegens niet-nakoming van de probatie, NC 2013, 257; P. HOET, “Werkbare probatie en herroeping” in P. TRAEST, J. LECLERCQ, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J. ROZIE, R. VERSTRAETEN, F. DERUYCK, M. ROZIE, Amicus Curiae. Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 216; P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 379-380. 550 Cass. 8 februari 2005, AR P.05.0010.N, VLH, Arr.Cass. 2005, afl. 2, 331. 551 Cass. 11 september 2013, AR P.13.0706.F, A.C., Pas. 2013, afl. 9, 1629; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 184. 552 Cass. 4 juni 2013, AR P.12.1137.N, F.A.R.B., Pas. 2013, afl. 6-8, 1233.

Page 100: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  87

meer dan vijf jaar gevangenisstraf kunnen bedragen daar de opschorting in de eerste plaats

maar overwogen kan worden als het feit niet van die aard lijkt te zijn dat een hoofdstraf van

meer dan vijf jaar gevangenisstraf noodzakelijk is553.554

132. Artikel 16 van de Probatiewet bepaalt dat alle straffen die uitgesproken of uitvoerbaar

worden als gevolg van de herroeping, zonder beperking samengevoegd worden met de straffen

die uitgesproken worden voor een nieuw misdrijf. De reeds ondergane voorhechtenis in het

kader van een straf die door de herroeping effectief wordt, moet niet vermeld worden.555 Uit dit

artikel volgt ook dat geen toepassing gemaakt kan worden van de regelen met betrekking tot

samenloop.556

Deze regel kan onverhoopte gevolgen hebben voor de veroordeelde. Door de samenvoeging

van de straffen kan de drempel van een straftotaal van minstens drie jaar bereikt worden,

waardoor de strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd worden.557

133. Logischerwijze zal een aanhouding zich opdringen bij het opleggen of effectief worden

van een straf. De rechter die de herroeping van het uitstel beveelt zal echter geen onmiddellijke

aanhouding kunnen bevelen. Er moet immers een onderscheid gemaakt worden tussen de

beslissing tot herroeping en de eerdere beslissing waarmee een straf opgelegd werd.558 Deze

mogelijkheid bestaat wel bij de beslissing tot herroeping van de opschorting.559

HOOFDSTUK 7. Accessoire veroordelingen

134. De maatregelen van de (probatie-)opschorting en het (probatie-)uitstel hebben enkel

betrekking op de straf. Er zijn nog veel andere veroordelingen mogelijk, naast de veroordeling

tot een straf. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten, de burgerlijke rechtsvordering, de                                                                                                                553 Art. 3, lid 1 en art. 13, §4 Probatiewet. 554 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 380. 555 Cass. 16 november 2004, AR P.04.0917.N, M.M.F. en L.J.L.M., Arr.Cass. 2004, afl. 11, 1841. 556 Art. 58-65 Sw. 557 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 381. 558 Cass. 14 maart 2001, AR P.01.0322.F, W., Arr.Cass. 2001, afl. 3, 420. 559 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 381.

Page 101: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  88

vordering tot teruggave en de verbeurdverklaring.560 Ook op grond van andere wetten dan de

Probatiewet is de strafrechter in sommige gevallen verplicht of heeft hij de mogelijkheid om

andere bijkomende veroordelingen uit te spreken.

Onder de kosten561 waartoe de beklaagde, in wiens hoofde de opschorting toegekend is,

veroordeeld wordt, worden ook de kosten van brief- en pakketport gerekend. Deze kosten

mogen weliswaar niet meer dan 10% van de gezamenlijke kosten bedragen. Bovendien moet

elke veroordeelde een vergoeding van 50 euro betalen voor elke criminele, correctionele of

politiezaak.562 Algemeen omvatten de gerechtskosten onder meer alle kosten veroorzaakt door

de strafrechtspleging in de fase van het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek en de

uitspraak, elke rechtspleging waarin het parket ambtshalve optreedt.563

De bijdrage van 25 euro564 die betaald dient te worden aan het “bijzonder Fonds tot hulp aan de

slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders”, kortweg

“Slachtofferfonds”, dat opgericht werd in 1985565 en sinds 2004566 die naam draagt, is enkel

verschuldigd voor veroordelingen tot een criminele of correctionele straf. Omdat enkel bij de

toekenning van het (probatie-)uitstel een straf bepaald wordt, kan die vergoeding dan ook enkel

in die gevallen verschuldigd zijn.567

135. Het is van belang om dit leerstuk van naderbij te bekijken omdat de accessoire

veroordelingen die tot doel hebben een bijkomende straf op te leggen, niet bij de beslissing

waarin de opschorting toegestaan wordt, kan worden uitgesproken. Doorslaggevend is het al

dan niet aanwezig zijn van het karakter van een straf.568

                                                                                                               560 Art. 6, lid 2 en 3 Probatiewet. 561 Art. 162 Sv. 562 Art. 91 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, BS 30 december 1950, 9095. 563 Art. 2 Programmawet (II) van 27 december 2006, BS 28 december 2006, 75262. 564 Art. 29, lid 2 Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985, 11305. 565Art. 28 Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985, 11305. 566 Art. 459 Programmawet van 27 december 2004, BS 21 december 2004, 87006. 567 P. ARNOU, “Bijdrage ten behoeve van het slachtofferfonds” in A. VANDEPLAS, P. ARNOU, S. VAN OVERBEKE, Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2010, 95-98. 568 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 367.

Page 102: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  89

HOOFDSTUK 8. Verjaring

136. Artikel 18 van de Probatiewet handelt over de verjaring. Er moet een onderscheid

gemaakt worden tussen de regelen die gelden voor de (probatie-)opschorting en diegene die

gelden voor het (probatie-)uitstel.

Het ogenblik waarop de uitspraak waarbij het voordeel van de opschorting verleend werd, in

kracht van gewijsde gaat, is eveneens het ogenblik waarop de verjaring van de publieke

vordering geschorst wordt.569 Als er zich een grond tot herroeping van de opschorting voordoet,

voorziet de Probatiewet in artikel 13, §6 in een bijzondere verjaringstermijn zoals hierboven

reeds aangehaald. Op dat moment zal de publieke vordering teniet gaan.570

Voor het (probatie-)uitstel geldt een verschillende termijn naargelang het om een herroeping van

rechtswege wegens het plegen van een nieuw misdrijf gaat of de herroeping wegens het niet-

naleven van de opgelegde probatievoorwaarden. In het eerste geval zal de verjaring van de

straf ingaan op het moment van de verjaring van de straffen die voor het nieuw misdrijf

uitgesproken werden. In het andere geval verjaren de straffen op de datum van het arrest van

herroeping of op de dag waarop het vonnis van herroeping niet meer vatbaar is voor hoger

beroep.571

De wet bepaalt niets over de verjaring in de situatie van de facultatieve herroeping van het

uitstel wegens een nieuw misdrijf. Doet deze situatie zoals omschreven in artikel 14, §1bis van

de Probatiewet zich voor, zal de verjaring van de straf geschorst worden als zich een wettelijk

beletsel met oorsprong in de Probatiewet zich voordoet.572

HOOFDSTUK 9. Kritische reflectie

137. Na bovenstaande analyse van de werking van de probatie als modaliteit, blijkt dat binnen

deze regeling nog ruimte voor verbetering is. In het licht van haar doelstellingen kunnen enkele

punten van kritiek geformuleerd worden. Sommige elementen zijn echter reeds achterhaald door

het ontstaan van de autonome probatiestraf vandaar dat een uitgebreide inbreng van mijn

mening hier minder goed geplaatst zou zijn. Niettemin is het nuttig om de verschillende                                                                                                                569 Art. 18, §1, lid 1 Probatiewet; Cass. 9 maart 1993, AR 6222, Verbeke, Arr.Cass. 1993, 272. 570 Art. 18, §1, lid 2 Probatiewet. 571 Art. 18, §2 Probatiewet. 572 P. HOET, “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de bestraffing” in P. ERNST, P. HOET, D. MERTENS, B. PEETERS, B. PONET, V. SAGAERT, K. SALOMEZ, B. VANLERBERGHE, H. VERSCHUEREN, P. WAETERINCKX, CBR Jaarboek 2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 369-370.

Page 103: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  90

bemerkingen op de klassieke probatie van naderbij te bekijken. Op die manier wordt duidelijk in

welke mate de autonome probatiestraf, die weliswaar een andere finaliteit heeft, daaraan

tegemoet gekomen is.

Om de kritieken goed te begrijpen, is een recapitulatie van de drie doelstellingen van de probatie

als modaliteit essentieel. Ten eerste werd de integratie van de veroordeelde in de maatschappij

beoogd zonder dat het vervreemdend effect van een vrijheidsberovende straf hieraan afbreuk

doet. Vervolgens moest de straf geïndividualiseerd worden. Ten slotte werd er een concreet

alternatief voor de korte gevangenisstraf aangeboden.573

Afdeling 1. Bepaling van gepaste en werkbare voorwaarden 138. Op het vlak van het bepalen en invullen van de voorwaarden hebben de kritieken

betrekking op meerdere elementen.

Het opstellen van werkbare, haalbare en uitvoerbare voorwaarden is cruciaal voor het succesvol

doorlopen van de probatie.574 De voorwaarden moeten naar de geest van de wet ontstaan door

middel van onderhandelingen tussen de rechter en de delinquent om zo het individueel karakter

ervan te optimaliseren. In de praktijk zijn zij echter vaak vaag geformuleerd en bijgevolg

stereotiep.575 Vage probatievoorwaarden kunnen daarenboven het perverse gevolg hebben een

te grote mogelijkheid tot inmenging van de probatiecommissie en de justitieassistenten in alle

aspecten van het leven van de probant te creëren. Dit kan leiden tot een krenking van de

vertrouwensrelatie tussen de justitieassistent en de probant. 576 Bovendien zou dergelijke

inmenging de reeds zeer grote werklast die op de justitiehuizen en de probatiecommissies rust,

vergroten.

139. De maatschappelijke enquête577 en het beknopt voorlichtingsverslag578 dragen eveneens

bij tot de bepaling van goede voorwaarden. In de praktijk bestaat er echter geen samenhang in

de beslissingen om al dan niet een maatschappelijke enquête in te stellen. Zo wordt

bijvoorbeeld wel een enquête bevolen in een alledaagse zaak terwijl dit voor een meer ernstige

zaak dan niet zou gebeuren. Vaak is het zo dat maatschappelijke enquête gevraagd wordt in

                                                                                                               573 K. TIMMERMAN, F. HUTSEBAUT, K. COENEGRACHTS, “Rubriek: Strafuitvoering en justitiële hulpverlening’”, Panopticon 1984, (70) 70. 574 Supra 36, nr. 56. 575 K. TIMMERMAN, F. HUTSEBAUT, K. COENEGRACHTS, “Rubriek: Strafuitvoering en justitiële hulpverlening’”, Panopticon 1984, (70) 70. 576 De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in problemen”, Panopticon 1982, (58) 62. 577 Supra 61, nr. 93. 578 Supra 64, nr. 97.

Page 104: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  91

een zaak met ongewone feiten aan de grondslag. Het is daarentegen het vermoeden dat een

mogelijke persoonlijke problematiek of een gebrek aan begeleiding of hulpverlening aan de

grondslag van de feiten ligt dat de aanzet zou moeten geven tot het vragen van een

maatschappelijke enquête.579 Door dit gebrek aan inzicht in de persoonlijke levenssituatie van

de betrokkene worden vaak goede kansen om een nuttige probatie op te leggen onbenut

gelaten. Daartegenover staat dat de justitieassistenten, die in vele gevallen reeds overbelast

zijn, nodeloos nog meer belast worden met onwerkbare probatievoorwaarden.580 Om aan dit

probleem te verhelpen zou het nuttig kunnen zijn om de maatschappelijke enquête in bepaalde

gevallen verplicht te stellen.581 Een algemene verplichting is echter niet aangewezen daar de

maatschappelijke enquête toch een interventie met een niet te onderschatten impact in het

privéleven met zich meebrengt. Zo zouden collega’s of familieleden van de delinquent die (nog)

niet op de hoogte waren van het misdrijf, toch kennis kunnen krijgen ervan. Dit is niet alleen

ongewenst maar kan ook schadelijk zijn.582

140. Een andere mogelijke oplossing om zeker goede en uitvoerbare voorwaarden te bepalen

bestaat erin om de voorwaarden te laten bepalen door de probatiecommissie na een verslag

van de justitieassistenten. Omdat de justitieassistent in principe niet gehouden is tot het

beroepsgeheim583 kan hij zo de tekortkomingen van de betrokkene aanwijzen. Deze zienswijze

kan onderbouwd worden door het gegeven dat de tenuitvoerlegging van de vonnissen en

arresten een taak van de uitvoerende macht is, zoals bijvoorbeeld de probatiecommissie als

administratief college. Bovendien heeft vooral de justitieassistent een persoonlijker contact met

de betrokkene waardoor er vanzelfsprekend een betere inschatting met betrekking tot de nuttige

voorwaarden gemaakt kan worden. Op die manier wordt ook tegemoetgekomen aan de vrees

dat de in het vonnis voorziene probatiebegeleiding dode letter zal blijven omdat de

probatiecommissie maar beperkte mogelijkheden heeft om de door de rechter bepaalde

voorwaarden aan te passen. Zij kan de voorwaarden immers niet verstrengen584.585

                                                                                                               579 De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in problemen”, Panopticon 1982, (58) 59. 580 Bijlage 3, (183) 185; De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in problemen”, Panopticon 1982, (58) 59; R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 541. 581 K. TIMMERMAN, F. HUTSEBAUT, K. COENEGRACHTS, “Rubriek: Strafuitvoering en justitiële hulpverlening’”, Panopticon 1984, (70) 71. 582 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 542-543. 583 Supra 68, nr. 106. 584 Supra 71, nr. 110. 585 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 547-548.

Page 105: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  92

Meteen moet ook de keerzijde van deze zienswijze opgemerkt worden. Enerzijds kan betwist

worden of het bepalen van de voorwaarden wel tot de tenuitvoerlegging van het vonnis behoren.

Door de rechter aanwijzingen omtrent de voorwaarden te laten opnemen in zijn vonnis zoals bij

de autonome probatiestraf het geval is586, kan nog aannemelijk gemaakt worden dat het verder

invullen van de concrete voorwaarden tot de tenuitvoerlegging behoort. Anderzijds komt de

straftoemeting uitsluitend toe aan de rechterlijke macht waardoor het invullen van de

probatievoorwaarden door een administratieve instantie zoals de probatiecommissie een

flagrante schending van dit beginsel als onderdeel van de rechtsstaat inhoudt.587 Daarenboven

zou de vereiste instemming van de delinquent in het gedrang komen indien de concrete

voorwaarden pas in de fase voor de probatiecommissie bepaald zouden worden. Het geven van

de instemming in de fase voor de rechter, wordt tot op zekere hoogte uitgehold daar de

delinquent op dat moment eigenlijk niet weet met wat hij concreet instemt. Ondanks het reeds

formuleren van deze kritiek in de jaren ’70 werd hier toch aan voorbijgegaan bij de invoering van

de autonome probatiestraf.588

Mijns inziens zou hier enig soelaas kunnen geboden worden door bijvoorbeeld de

probatiecommissie de probatievoorwaarden te laten opstellen maar deze toch nog ter

bevestiging, verlenging of aanpassing voor te leggen aan de rechter. Deze mogelijkheid is

geïnspireerd op het Franse systeem waar de onderzoeksrechter de probatievoorwaarden oplegt

en de rechter de maatregel, na kennisname, kan bevestigen, verlengen of stopzetten.589

Er dient opgemerkt te worden dat de probatiecommissie in het kader van de autonome

probatiestraf op heden wel degelijk bevoegd is voor het bepalen van de probatievoorwaarden.

De rechter kan enkel nog de duurtijd van de straf bepalen en aanwijzingen geven omtrent de

voorwaarden.590

141. Hierbij aansluitend moet ook het belang van de betrokkenheid van de potentiële probant

aangestipt worden. Enerzijds zal de rechtbank zo beter zicht hebben op de nood aan

gespecialiseerde of georganiseerde hulp voor de delinquent. Anderzijds zal de delinquent zelf

de reële werking en consequenties van de voorwaarden en hulpmaatregelen beter kunnen

inschatten. Op die manier wordt verholpen aan het soms louter formele en fictieve karakter van

                                                                                                               586 Infra 110, nr. 165. 587 Bijlage 1, (174) 176. 588 Infra 122, nr. 185. 589 K. TIMMERMAN, F. HUTSEBAUT, K. COENEGRACHTS, “Rubriek: Strafuitvoering en justitiële hulpverlening’”, Panopticon 1984, (70) 70-71. 590 Infra 110, nr. 165.

Page 106: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  93

de instemming van de delinquent met zijn probatievoorwaarden. Ook zal de betrokkenheid van

de delinquent in het beslissingsproces motiverend werken. De op gunstige wijze volbrenging

van de probatievoorwaarden zal hierdoor vanzelfsprekend in de hand gewerkt worden.591 Het

belang van een ernstige dialoog tussen de rechter en de potentiële probant mag dan ook niet

miskend worden.592

Afdeling 2. Tijdsverloop tussen vonnis en start van de maatregelen

142. Het tijdsverloop tussen het opleggen van de probatie en het effectief in werking treden

van de probatievoorwaarden kan op heden vaak één à drie maanden bedragen. Dit is

problematisch omdat gedurende deze periode een bepaalde categorie van delinquenten, de

zogenaamde ‘veelplegers’, steeds opnieuw misdrijven plegen. Zij komen dan opnieuw voor de

rechter voor nieuwe feiten gepleegd nog vóór hun begeleiding naar aanleiding van de vorige

feiten van start gaat. Deze problematiek ontstaat doordat het vonnis waarin de probatie

opgelegd werd eerst in kracht van gewijsde moet gaan voordat de justitiehuizen in actie zullen

treden. 593 De beste oplossing hiervoor zou een wetswijziging zijn waarbij de vereiste dat het

vonnis eerst in kracht van gewijsde moet gegaan zijn, geschrapt wordt. Een minder ingrijpende,

maar tegelijk ook minder standvastige methode zou zijn om door middel van vrijwillige

initiatieven de hulpverlening en begeleiding onmiddellijk na de zitting waarop het vonnis

uitgesproken werd, aan te laten vangen. 594 In de praktijk zou het mogelijk moeten gemaakt

worden om het vonnis met de probatievoorwaarden dadelijk samen met de veroordeelde door te

sturen naar de justitiehuizen zodat er geen tijdsverloop is tussen het moment waarop de

voorwaarden opgelegd worden en het moment waarop zij daadwerkelijk in werking treden. Een

goed initiatief hiervoor kan geïnspireerd worden op de Community Courts uit onder andere de

Verenigde Staten.595 Dit zijn rechtbanken die dicht bij de burger staan en waar alle diensten,

zoals bevolkingsdienst en de politiedienst, zich in één gebouw bevinden.596

143. Vele van deze knelpunten werden reeds decennia geleden geformuleerd.597 Het is dan

ook frappant dat sommige ervan nog steeds actueel zijn. Door de invoering van de autonome

                                                                                                               591 De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in problemen”, Panopticon 1982, (58) 61. 592 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 545. 593 Bijlage 1, (174) 174-175. 594 De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in problemen”, Panopticon 1982, (58) 62. 595 www.nycourts.gov/courts/problem_solving/cc/home.shtml (consultatie 7 mei 2016). 596 Bijlage 1, (174) 174-175 en 177. 597 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 513-560.

Page 107: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De probatie als modaliteit

  94

probatiestraf werd enerzijds, zij het op een ietwat onbeholpen manier, getracht om tegemoet te

komen aan deze kritieken. In deze opzet werd niet volledig geslaagd. Sommige pijnpunten

werden zelfs aangescherpt terwijl er evengoed nieuwe punten van kritiek boven kwamen. In wat

volgt 598 wordt eveneens een kritische toets met betrekking tot de autonome probatiestraf

toegevoegd. Uit deze toelichting blijkt dat de invoering van de autonome probatiestraf maar met

een matig enthousiasme onthaald werd. Velen zijn dan ook de mening toegedaan dat het meer

opportuun zou geweest zijn om de Probatiewet van 1964 aan te passen en te moderniseren in

plaats van aan de kritieken tegemoet proberen te komen door de creatie van een nieuwe wet,

zijnde de Wet Autonome Probatie van 2014.599

Afdeling 3. Gunstmaatregelen onderworpen aan de appreciatie van de rechter 144. De toekenning van de (probatie)maatregelen is steeds onderworpen aan de appreciatie

van de rechter. Een delinquent heeft geen recht op die toekenning van de (probatie-)opschorting

of het (probatie-)uitstel. Ook indien aan alle toepassingsvoorwaarden voldaan is, kan de rechter

nog steeds op discretionaire wijze besluiten om de gunst van deze maatregelen niet te

verlenen.600 Hierdoor wordt een zeker risico gecreëerd op een ongelijke toepassing die niet op

objectieve gronden berust. De vrees bestond dat de maatregelen enkel toegekend zouden

worden aan betrokkenen uit een bepaald sociaal milieu. Dit kon eventueel in een schending van

het gelijkheidsbeginsel resulteren. 601 Naar mijn mening is het verplicht toestaan van de

gunstmaatregelen in de gevallen waarin aan alle toepassingsvoorwaarden voldaan werd, een

minder goed idee. Niet elke persoon is bekwaam om een probatietraject tot een goed einde te

brengen. Indien dit gegeven reeds door de rechter kan vastgesteld worden lijkt het mij overbodig

om de justitieassistenten nodeloos te belasten met de begeleiding van een probant die, door zijn

ongeschiktheid voor de maatregelen, zijn probatie toch niet op een succesvolle wijze kan

doorlopen.

                                                                                                               598 Infra 120, nr. 182 e.v. 599 Bijlage 1, (174) 176; Bijlage 2, (181) 181. 600 Supra 27, nr. 46. 601 R. VERHEYDEN, “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, (513) 527-528.

Page 108: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  95

DEEL 3: De autonome probatiestraf

145. De wet van 10 april 2014 voert de autonome probatiestraf in in de artikelen 37octies en

volgende van het Strafwetboek. Een autonome probatiestraf impliceert “de verplichting

bijzondere voorwaarden na te leven gedurende een bepaalde termijn, die door de rechter wordt

bepaald”. 602 Zij bestaat naast de probatie als modaliteit. Achttien maanden na haar

inwerkingtreding, de dato 1 mei 2016603, zal de autonome probatiestraf en haar bestaan naast

de probatie als modaliteit geëvalueerd worden door de Minister van Justitie.604 In wat volgt,

wordt toelichting gegeven bij de kenmerken, toepassingsvoorwaarden, werking en gevolgen van

de autonome probatiestraf.

HOOFDSTUK 1. Eigenschappen

Afdeling 1. Toepassingsgebied ratione personae

146. In tegenstelling tot de probatie uit de Probatiewet van 1964, is de probatie als autonome

straf niet toepasbaar op rechtspersonen. Artikel 7 van het Strafwetboek bepaalt de straffen voor

natuurlijke personen.605 De autonome probatiestraf is hierin opgenomen als mogelijke straf in

correctionele zaken en politiezaken.606 De Wet Autonome Probatie voorzag echter niet in een

wijziging van artikel 7bis van het Strafwetboek dat de straffen toepasselijk op misdrijven

gepleegd door rechtspersonen vaststelt. Aldus behoort de autonome probatiestraf niet tot de

mogelijkheden voor bestraffing van rechtspersonen.607

                                                                                                               602 Art. 37octies, §1, lid 2 Sw; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 987; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 131-132; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 292; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 88. 603 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 96. 604 Art. 26 Wet Autonome Probatie; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 292. 605 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 101. 606 Art. 7, 4° Sw. 607 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 989; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 350;; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 143; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 93.

Page 109: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  96

Afdeling 2. Kenmerken van de straf 147. De autonome probatiestraf kan enkel als hoofdstraf opgelegd worden, nooit als

bijkomende straf. Hoofdstraffen kunnen autonoom en zelfstandig opgelegd en dus afzonderlijk

uitgesproken worden. Bijkomende straffen moeten daarentegen altijd gepaard gaan met een

hoofdstraf.608 Artikel 7 van het Strafwetboek bepaalt bovendien dat de autonome probatiestraf

niet gecumuleerd mag worden met de andere drie straffen zoals bepaald in voornoemde artikel:

de gevangenisstraf, de straf onder elektronisch toezicht en de werkstraf. De combinatie met

bijkomende straffen is daarentegen wel toegestaan.609

Uit de plaatsing van de autonome probatiestraf binnen dit artikel kan afgeleid worden dat deze

straf minder zwaar is dan bijvoorbeeld de gevangenisstraf of de werkstraf maar zwaarder dan de

geldboete. Het is namelijk zo dat de volgorde waarin de straffen in artikel 7 van het Strafwetboek

hun onderlinge zwaarte weerspiegelt.610 Met de onderlinge zwaarte van straffen wordt hun

relatieve gewicht in hun onderlinge relatie bedoeld.611 De bepaling van de zwaarte van de straf

is relevant voor de werking in de tijd, voor de samenloop en voor uitwerking van de

rechtsmiddelen.612 De rechtspraak van het EHRM brengt een nuance aan op deze redenering.

De zwaarte van straffen moet volgens het arrest van 18 juli 2013613 in concreto beoordeeld

worden en niet in abstracto. Het is mogelijk dat een werkstraf, zoals zij in de individuele

omstandigheden van een zaak toegepast wordt, toch lichter is dan een autonome

probatiestraf.614 Hierover bestaat echter geen eensgezindheid. Het Hof van Cassatie oordeelde

                                                                                                               608 A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 155. 609 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1084; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 102; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 987 en 1003. 610 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001; Antwerpen 28 juni 2002, RABG 2003, 293; M. ROZIE, “De werkstraf als nieuwe hoofdstraf” in A. DE NAUW (ed.), Strafrecht van nu en straks, Brugge, die Keure, 2003, 163; A. MONSIEURS, “De zwaarte van de straf volgens het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens”, NC 2008, (225) 227; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 101. 611 L. DUPONT, “De relatieve zwaarte van de werkstraf”, T.Strafr. 2002, (203) 204. 612 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1084. 613 EHRM, 18 juli 2013, nr. 2312/08, 34179/08, Maktouf en Damjanovic/Bosnië en Herzegovina, RW 2014-15, 1277. 614 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 351; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 145.

Page 110: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  97

bijvoorbeeld dat de correctionele autonome probatiestraf als zwaarder ervaren moet worden dan

een gevangenisstraf van zeven dagen en beoordeelt dus aan de hand van de aard van de

straf.615 Het Grondwettelijk Hof stelt daarentegen dat het consensuele karakter van de autonome

probatiestraf er steeds voor zorgt dat zij een gunstigere straf is dan de gevangenisstraf en de

geldboete.616 Het Grondwettelijk Hof617 hanteert, in tegenstelling tot de objectieve beoordeling

aan de hand van de aard van de straf door het Hof van Cassatie, een subjectieve beoordeling in

concreto. Deze beoordeling gebeurt met in achtneming van de wil van de wetgever en de

aangevoelde zwaarte van de straf door de veroordeelde.618

De Raad van State 619 meent dat het aanbevelingswaardig was om aan de autonome

probatiestraf eerder een sui generis-karakter toe te schrijven. De opvolging berust namelijk niet

bij de strafuitvoeringsrechtbanken die normaal gesproken instaan voor de uitvoering van de

straffen, maar bij de probatiecommissie. Deze zienswijze werd niet gevolgd omwille van

pragmatische en budgettaire redenen waardoor tot op heden de strafuitvoeringsrechtbanken niet

bevoegd zijn voor de autonome probatiestraf. 620 Hieruit kan niet afgeleid worden dat de

autonome probatiestraf niet het karakter van een straf zou hebben.621

                                                                                                               615 Cass. 11 oktober 2005, AR P.05.0988.N, Procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven/S.J.P., Arr.Cass. 2005, afl. 10, 1892; Cass. 9 februari 2011, AR P.10.1344.F, K.H., Pas. 2011,, afl.2, 458; E. MAES, “Is een effectieve straf altijd zwaarder dan een straf met uitstel? De invloed van bestraffingsmodaliteiten op de relatieve zwaarte van straffen”, T.Strafr. 2015, (251) 252. 616 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 216; D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1085; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 989;; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 96-98. 617 Arbitragehof 23 februari 2005, nr. 45/2005, BS 8 april 2005, 14825; Arbitragehof 11 januari 2007, nr. 4/2007, BS 9 maart 2007, 12376. 618 E. MAES, “Is een effectieve straf altijd zwaarder dan een straf met uitstel? De invloed van bestraffingsmodaliteiten op de relatieve zwaarte van straffen”, T.Strafr. 2015, (251) 255-256. 619 Adv.RvS nr. 53.967/1/V bij het wetsontwerp van 8 januari 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 31. 620 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 7. 621 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1084.

Page 111: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  98

148. Het uitstel van de autonome probatiestraf is niet mogelijk.622 Mocht dit wel het geval zijn,

zou de autonome probatiestraf een replica van het probatie-uitstel zijn. De strafuitvoering wordt

in dat geval namelijk gewoon geheel of gedeeltelijk uitgesteld.

De strafuitvoering van bijkomende straffen bij de autonome probatiestraf kan wel geheel of

gedeeltelijk uitgesteld worden behoudens de gevallen waarin de wet iets anders bepaalt. 623

HOOFDSTUK 2. Toepassingsvoorwaarden

Afdeling 1. Instemming en informatie- en hoorplicht

149. De autonome probatiestraf is, net zoals de probatie als modaliteit van de opschorting en

het uitstel, een consensuele straf. De beklaagde moet zijn instemming te kennen geven, hetzij in

persoon, hetzij bij wege van zijn advocaat.624 Opdat de instemming op een nuttige en correcte

wijze gegeven kan worden, is het ook bij deze vorm van probatie noodzakelijk om de beklaagde

op een adequate wijze de informeren en hem te horen in zijn opmerkingen. 625 Dit moet

gebeuren vóór het sluiten van de debatten. Omdat het bij de autonome probatiestraf de

probatiecommissie is die instaat voor het bepalen van de concrete inhouden van deze staf626, is

de informatieplicht van de rechter hier beperkt. Zij kan enkel inlichtingen verstrekken over wat de

autonome probatiestraf in abstracto is, de duur ervan, wat zij als aanwijzingen gegeven heeft

aan de probatiecommissie voor de concrete invulling, de geldboeten en gevangenisstraf die

opgelegd zullen worden bij inbreuk en de aanwijzingen over het in rekening brengen van de

belangen van de slachtoffers.627

De instemming van de beklaagde is substantieel zodat een gebrek daaraan de nietigheid van de

veroordeling tot gevolg zal hebben. De ratio voor de verplichting tot het geven van een

                                                                                                               622 Art. 8, §1, lid 3 Probatiewet zoals gewijzigd door art. 19 Wet Autonome Probatie en art. 58 Potpourri II-Wet; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1002; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 353. 623 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 102; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 149-150. 624 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 132; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94. 625 Art. 37octies, §3, lid 1 Sw. 626 Infra 110, nr. 165. 627 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 350-351 en 353; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 151-152.

Page 112: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  99

instemming is dezelfde zoals bij de probatie als modaliteit.628 Het welslagen van de probatie

hangt steeds af van de coöperatie van de betrokkene. De instemming moet blijken uit het vonnis

of arrest of uit gelijk welk ander stuk.629

Er dient opgemerkt te worden dat het geven van de instemming door de betrokkene steeds

ingegeven kan zijn door zijn wens om te ontsnappen aan een gevangenisstraf en de instemming

bijgevolg op een bevooroordeelde en louter formele wijze gegeven werd.630 Ook houdt de

gegeven instemming in geen geval een bekentenis van schuld in. Het is eerder een voorwaarde

die bijdraagt aan het al dan niet slagen van het systeem.631

Het consensualisme komt eveneens tot uiting in de executoriale fase waarbij de justitieassistent

een overeenkomst zal sluiten met de veroordeelde over de concrete invulling van de autonome

probatiestraf. Hierop wordt verder dieper in gegaan.632

150. Uit de formulering van artikel 37octies, §3 van het Strafwetboek kan afgeleid worden dat

de beklaagde aanwezig of vertegenwoordigd moet zijn op de terechtzitting. Meer specifiek is dit

noodzakelijk tijdens de debatten over de autonome probatiestraf. Hieruit mag niet

geconcludeerd worden dat de beklaagde enkel aanwezig of vertegenwoordigd zou moeten zijn

op het moment dat zijn instemming gegeven wordt. Aanwezigheid of vertegenwoordiging is

eveneens vereist op het moment waarop de rechter zijn intentie tot het opleggen van de

autonome probatiestraf doet blijken. Ook op het ogenblik waarop het Openbaar Ministerie de

vordering voor de autonome probatiestaf instelt of de beklaagde om de toepassing ervan

verzoekt en het moment waarop de rechter de noodzakelijke informatie aanreikt, is

aanwezigheid of vertegenwoordiging vereist. In de overige stadia van het proces vormt de

afwezigheid van de beklaagde of haar advocaat geen probleem.633

                                                                                                               628 Supra 41, nr. 63. 629 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 989-990; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 144. 630 P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293. 631 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 990. 632 Infra 115, nr. 173. 633 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 353; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 151.

Page 113: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  100

Afdeling 2. Soorten feiten en misdrijven 151. Enkel feiten van die aard dat zij bestraft worden met een politiestraf of een correctionele

straf komen in aanmerking voor de autonome probatiestraf.634 Op feiten strafbaar met criminele

straffen kan de autonome probatiestraf niet toegepast worden. De beoordeling hiervan gebeurt

na aannemen van eventuele verzachtende omstandigheden en verschoningsgronden. De straf

in concreto en dus niet de straf in abstracto, zal met andere woorden doorslaggevend zijn. Voor

gecorrectionaliseerde misdaden 635 , zijnde wanbedrijven in concreto, is de autonome

probatiestraf wel mogelijk.636 Ook kan er geen bezwaar gemaakt worden tegen de toepassing

van de correctionele autonome probatiestraf voor het hof van assisen.

Voor bijzondere misdrijven behandeld in de artikelen 101 en volgende van het Strafwetboek is

de autonome probatiestraf eveneens mogelijk. 637

152. Sommige misdrijven zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de Wet Autonome

Probatie ook al zouden zij, wegens poging of andere redenen, strafbaar zijn met een

correctionele of politiestraf. Het gaat meer bepaald om gijzeling638, verkrachting639, bederf van

jeugd, prostitutie en openbare schennis van de goede zeden waarbij een minderjarige betrokken

was640, doodslag, moord en vergiftiging641 en roofmoord642. De wetgever was voor deze op

limitatieve wijze opgesomde feiten van mening dat een gevangenisstraf hier de regel moest

zijn.643 Ook voor feiten die strafbaar zouden zijn met een maximale straf van meer dan twintig

                                                                                                               634 Art. 37octies, §1, lid 1 Sw; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 987 en 991; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 350; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 92. 635 Supra 24, nr. 41 e.v. 636 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 217; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 351; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 131. 637 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1085; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 991-992; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 144-146. 638 Art. 347bis Sw. 639 Art. 375-377 Sw. 640 Art. 379-387 Sw. 641 Art. 393-397 Sw. 642 Art. 475 Sw. 643 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 8; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 351-352.

Page 114: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  101

jaar opsluiting en die niet in wanbedrijven omgezet worden, mag de autonome probatiestraf niet

uitgesproken worden.644

Er kan aangenomen worden dat de rechtspraak645 met betrekking tot toepasselijkheid van de

werkstraf naar analogie toegepast kan worden op de autonome probatiestraf. Bijgevolg kan ook

voor poging tot bovengenoemde misdrijven of voor medeplichtigheid aan die misdrijven de

autonome probatiestraf niet toegepast worden. Het bestaan van strafverminderende

verschoningsgronden of verzachtende omstandigheden in hoofde van diegene die het misdrijf

beging, belet eveneens het opleggen van de autonome probatiestraf.646

Tijdens de parlementaire behandeling647 van het wetsontwerp voor de Wet Autonome Probatie

werd er op gewezen dat het juist nuttig zou zijn om de autonome probatiestraf mogelijk te maken

voor seksuele delinquenten. Door de specifieke problematiek die aan de grondslag van deze

soort misdrijven ligt, lijkt het dat therapie en begeleiding hier van grote waarde kan zijn.648

De keuze van de wetgever om bepaalde zedenfeiten uit te sluiten van het toepassingsgebied

staat in schril contrast met de probatie als modaliteit. In artikel 9bis van de Probatiewet wordt

meer bepaald voorzien in de verplichting om een met redenen omkleed advies in te winnen van

een dienst gespecialiseerd in begeleiding en behandeling van seksuele delinquenten.649 Op die

manier wordt de therapie en begeleiding juist nog meer toegespitst op het individu en zijn

onderliggende problematiek. Zo zou de kans op recidive en resocialisatie nog vergroot kunnen

worden.

153. Als de duur van de strafvordering met betrekking tot één van bovengenoemde

uitgesloten misdrijven de redelijke termijn, zoals gewaarborgd door artikel 6.1 van het EVRM en

                                                                                                               644 Art. 37octies, §1, lid 4 Sw; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 991; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 146-147. 645 Cass. 15 november 2006, AR P.06.1221.F, K.G., A./H.F., Arr.Cass. 2006, afl. 11, 2308. 646 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 217. 647 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 4 maart 2014, nr. 3274/005, 11. 648 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086. 649 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 217.

Page 115: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  102

artikel 21ter van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering overschrijdt, zal de

autonome probatiestraf evenmin mogelijk zijn.650

Afdeling 3. Gerechtelijke antecedenten

154. In tegenstelling tot wat geldt voor de probatie als modaliteit651, vormen gerechtelijke

antecedenten geen belemmering voor het opleggen van de probatie als autonome straf.652 In

situaties waarbij het gerechtelijk verleden van een beklaagde soms in de weg staat van de

toepassing van andere (gunst)maatregelen, biedt de autonome probatiestraf nu een alternatief

voor de werkstraf die eveneens geen vereisten stelt met betrekking tot de gerechtelijke

antecedenten. Dit werkt de reclassering in de hand en vermindert de kans op recidive.653

Het voorgaande sluit niet uit dat de feitenrechter de antecedenten toch meeneemt in zijn

beoordeling en zo een andere en eventueel zwaardere straf zal verkiezen boven de autonome

probatiestraf.654

Afdeling 4. Duur

155. De duur van de autonome probatiestraf wordt bepaald in artikel 37octies, §2 van het

Strafwetboek. Zij mag niet minder dan zes maanden en niet meer dan twee jaar bedragen. Als

de duur minder dan twaalf maanden bedraagt, gaat het om een politiestraf. Deze straf is

mogelijk voor overtredingen of gecontraventionaliseerde wanbedrijven. Als de duur langer is dan

één jaar, zal het om een correctionele straf gaan die toegepast wordt op wanbedrijven en

gecorrectionaliseerde misdaden. 655 In sommige gevallen zou deze maximale duurtijd

                                                                                                               650 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 147. 651 Supra 46, nr. 70 e.v. 652 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 93. 653 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 6; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 992; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 352; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 292; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 147. 654 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 992. 655 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 132.

Page 116: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  103

ontoereikend kunnen zijn om bepaalde voorwaarden, zoals een medische behandeling of

therapie, goed te volbrengen.656

In het geval waar een persoon in staat van wettelijke herhaling verkeert, zal een maximale duur

van twee jaar mogelijk zijn, in tegenstelling tot een duurtijd van vier jaar die verwacht zou

worden. Deze bovengrens van twee jaar werd door de Potpourri II-wet657 opgelegd.658 Onder

(wettelijke) herhaling wordt de situatie begrepen waarin een beklaagde die reeds een

onherroepelijke veroordeling tot een criminele straf heeft opgelopen, opnieuw een wanbedrijf

pleegt (en waarbij de wettekst uitdrukkelijk de voorwaarden en gevolgen vaststelt). Als gevolg

hiervan is in principe een veroordeling tot het dubbele van de maximumstraf toepasselijk op dat

wanbedrijf mogelijk.659 Dit is een toepassing van de algemene regelen met betrekking tot

wettelijke herhaling.660

Er dient opgemerkt te worden dat twee opeenvolgende veroordelingen tot een autonome

probatiestraf geen aanleiding geven tot de staat van wettelijke herhaling. Voor de toepassing

van de regelen van de wettelijke herhaling is namelijk een vrijheidsberovende straf vereist.661

156. Voor de bepaling van de duur door de rechter zal waarschijnlijk geen rekening moeten

gehouden worden met de periode die de beklaagde eventueel reeds in voorlopige hechtenis

heeft doorgebracht. De duur moet overeenkomen met de tijd die noodzakelijk is voor de

resocialisatie en noodzakelijkerwijze dus ook voor het oplossen van het probleem dat aan de

basis van de delictueel handelen van de beklaagde lag.662 Dit is niet logisch daar zij toch in de

eerste plaats een straf is en ook zo ervaren wordt door de betrokkene ondanks het feit dat zij

vertrekt vanuit een sociaal en herstellend oogpunt. Bijgevolg zou het voor de betrokkene

                                                                                                               656 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 103; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 350; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 144. 657 Art. 14 Potpourri II-wet; Art. 56, lid 4 Sw. 658 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94. 659 Art. 56, lid 1 Sw; A. DE NAUW, Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 186 en 188. 660 Art. 54-57bis Sw. 661 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1003; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 352-353; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 143-144 en 149. 662 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086.

Page 117: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  104

rechtvaardiger aanvoelen mocht de reeds ondergane periode in voorlopige hechtenis ook mee

in rekening gebracht worden.663

Het feit dat de betrokkene reeds een periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, staat

vanzelfsprekend niet in de weg van de mogelijkheid van de rechter om een autonome

probatiestraf als hoofdstraf op te leggen.664

157. De duur van de correctionele autonome probatiestraf kan worden verminderd tot minder

dan twaalf maanden indien er verzachtende omstandigheden665 zijn. Zij mag echter niet lager

zijn dan een politiestraf. 666 Bijgevolg kan de duur nooit minder dan zes maanden bedragen.667

Dit is, zoals hierboven gezegd, het wettelijke minimum voor een politiestraf. Door deze

formulering lijkt het dat de correctionele autonome probatiestraf eigenlijk een politiestraf is. Er

kan aangenomen worden dat dit niet de bedoeling van de wetgever was. De wetgever poogde

enkel te stellen dat de correctionele autonome probatiestraf tot onder haar minimum van één

jaar gereduceerd kan worden. Bovendien kan deze bepaling mogelijks haaks staan op het doel

dat men betracht door het respecteren van de opgelegde voorwaarden zijnde het vermijden van

recidive en het bewerkstelligen van sociale re-integratie. Indien de duurtijd te kort zou zijn, zou

de autonome probatiestraf gebeurlijk ineffectief zijn om zopas genoemde resultaat te bekomen.

Voor bijzondere misdrijven zal bovenstaande regeling enkel gelden indien artikel 85 van het

Strafwetboek uitdrukkelijk van toepassing verklaard werd, rekening houdend met artikel 100 van

het Strafwetboek.668

Voor de toepassing van verzwarende omstandigheden werd niets bepaald in de wet. De

autonome probatiestraf kan dan ook niet verzwaard worden door de mogelijke vaststelling van

verzwarende omstandigheden. De rechters moeten zich bijgevolg aan de minima en maxima uit

artikel 37octies, §2 van het Strafwetboek houden.669

                                                                                                               663 P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293. 664 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 988. 665 Art. 79-85 Sw. 666 Art. 85, lid 1 Sw. 667 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94. 668 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1002-1003; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 352; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 147-148. 669 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1003.

Page 118: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  105

158. In het geval van meerdaadse samenloop van overtredingen en wanbedrijven kan er geen

onbeperkte samenvoeging zijn van de straffen. De duur van de autonome probatiestraf mag

nooit meer dan twee jaar bedragen.670 Bovendien worden de autonome probatiestraffen die van

politionele aard zijn als het ware opgeslorpt door die met een correctioneel karakter. Hierbij

mogen die straffen bij cumulatie het dubbel van het maximum van de zwaarste straf niet

overschrijden waarbij ook de maximale termijn van twee jaar gerespecteerd moet worden.671

Vanzelfsprekend is samenloop van en met niet-gecorrectionaliseerde misdaden steeds

uitgesloten voor de autonome probatiestraf wegens haar correctionele en politionele karakter.

Samenloop met gecorrectionaliseerde misdaden is wél mogelijk ook al werd hierin niet voorzien

in de tekst van de wet. Aannemelijk lijkt dat in dat geval ofwel artikel 60 van het Strafwetboek

ofwel artikel 82 van datzelfde wetboek toegepast kan worden. Respectievelijk zullen alle straffen

dan samen opgelegd worden zonder dat de totale duur twee jaar mag overschrijden of zal er

maar één straf uitgesproken worden. Dit zal dan de zwaarste straf zijn die niet meer dan twee

jaar kan bedragen.672

Opmerkelijk is dat de wetgever door middel van artikel 59 van het Strafwetboek de mogelijkheid

creëerde om geldboeten, autonome probatiestraffen, werkstraffen en straffen onder elektronisch

toezicht te combineren in het geval van meerdaadse samenloop. Artikel 7 van het Strafwetboek

legt echter een verbod op om deze straffen te combineren voor de bestraffing van eenzelfde

feit.673

De behandeling van de eendaadse samenloop werd door de wetgever over het hoofd gezien.

Hierdoor is het onduidelijk hoe men in de praktijk zal moeten handelen. Enerzijds zou artikel 65,

eerste lid van het Strafwetboek een oplossing kunnen bieden. In dat geval wordt vertrokken

vanuit de zwaarste straf die aan de hand van de wettelijke minima en maxima berekend zal

worden. Indien dit leidt tot een correctionele of een politiestraf, zal naargelang het geval een

autonome probatiestraf van twee jaar of twaalf maanden opgelegd kunnen worden. Anderzijds

moet vastgesteld worden dat de autonome probatiestraf geen modaliteit is. Hierdoor moeten de

desbetreffende regelen niet toegepast worden vóór de toepassing van de regelen met

                                                                                                               670 Art. 58-60 Sw; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 994; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 352. 671 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 994; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94-95. 672 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086-1087. 673 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 148.

Page 119: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  106

betrekking tot samenloop. Indien deze laatste zienswijze gevolgd wordt, zal de rechter de

afweging moeten maken tussen de straffen die mogelijk zijn voor de verscheidene misdrijven die

omvat worden door het collectieve of voortgezette misdrijf.674

De laattijdige vaststelling van eenheid van opzet kan eveneens voor moeilijkheden zorgen.

Hierdoor ontstaat een complexe eendaadse samenloop waarop artikel 65, tweede lid van het

Strafwetboek van toepassing is. Eenzelfde misdadig opzet kan bij laattijdige vaststelling van

eenheid van opzet als het ware opgesplitst worden in misdrijven die reeds het voorwerp waren

van een in kracht van gewijsde gegane beslissing en nieuwe aanhangige feiten. De rechter zal

in dat geval rekening houden met de reeds uitgesproken straffen en heeft bijgevolg de keuze om

zich te beperken tot de schuldvraag of om een straf op te leggen. Het totaal van de straffen mag

het maximum van de zwaarste straf in geen geval overschrijden. Net bij het bepalen van wat dat

maximum inhoudt, situeert zich de moeilijkheid. Er zijn namelijk geen omzettingsregelen

aangaande de onderlinge verhouding van de hoofdstraffen uitgewerkt.675

159. Artikel 37decies, §1, lid 1 van het Strafwetboek biedt de mogelijkheid aan de

probatiecommissie om de probatietermijn eenmalig te verlengen met maximaal één jaar.

Hiervoor is wel vereist dat de veroordeelde door een omstandigheid buiten zijn wil, in de

onmogelijkheid verkeerde om een voorwaarde niet te verwezenlijken binnen de oorspronkelijke

probatietermijn. De betrokkene in staat stellen om de voorwaarde alsnog na te leven, kan dan

ook het enige doel van deze verlenging zijn. Als voorbeeld kan hierbij gedacht worden aan de

voorwaarde die voorziet om een cursus te volgen die tijdelijk niet georganiseerd wordt.676

Toepassing van deze bepaling kan tot gevolg hebben dat een autonome probatiestraf die initieel

een politiestraf was, uiteindelijk het karakter van een correctionele straf zal verkrijgen door het

oplopen van de duurtijd.677 Over de aanvaardbaarheid hiervan kan betwisting ontstaan. De straf

zal op die manier verzwaard worden door omstandigheden die buiten de wil van de

veroordeelde plaatsvonden.

                                                                                                               674 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1086. 675 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 223. 676 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 15; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 993. 677 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 357; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 159.

Page 120: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  107

De mogelijke verlengingstermijn van maximaal één jaar lijkt behoorlijk star. De vertraging die

buiten de wil van de probant opgelopen wordt bij het uitvoeren van de voorwaarden kan namelijk

ook meer dan één jaar bedragen. Daarom zou het aangewezen zijn om een meer soepele

regeling te bepalen zodat de duur van de verlenging gelijk kan zijn aan de duur van de

vastgestelde vertraging.678

Indien de probatiecommissie daarentegen van oordeel is dat de autonome probatiestraf

uitgevoerd is, kan zij beslissen dat zij beëindigd is, zelfs indien de door de rechter bepaalde duur

nog niet verlopen is. 679 Deze situatie doet zich voor als alle opgelegde voorwaarden nageleefd

werden en er geen nuttige additionele voorwaarden zich opdringen teneinde de sociale re-

integratie te bewerkstelligen en recidive te vermijden.680

Afdeling 5. Vervangende straf 160. Artikel 37octies, §1, derde lid van het Strafwetboek legt de verplichting op aan de rechter

om een vervangende geldboete of gevangenisstraf te bepalen voor de gevallen waarin de

autonome probatiestraf niet wordt uitgevoerd.681 De rechter moet hierbij “binnen de perken van

de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem

werd gebracht” blijven. Hierdoor wordt een zekere dreiging gecreëerd die de veroordeelde moet

aansporen om zijn autonome probatiestraf correct uit te voeren.682

Artikel 40 van het Strafwetboek voorziet in de mogelijkheid om een vervangende

gevangenisstraf op te leggen in de gevallen waarin een eerder opgelegde geldboete niet betaald

wordt. In de hierboven omschreven situatie is dit artikel niet van toepassing omdat het hier niet

om een geldboete als hoofdstraf of bijkomende straf gaat. 683 Waar artikel 40 van het

Strafwetboek in een matiging voorziet door een maximale duur van de vervangende

gevangenisstraf op te leggen, ontbreekt dergelijk mechanisme voor de autonome probatiestaf.

Het evenwicht tussen de duur van de autonome probatiestraf en de zwaarte van de

vervangende geldboete of gevangenisstraf wordt met andere woorden niet verzekerd. De lege

                                                                                                               678 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 993. 679 Art. 37decies, §1, lid 3 Sw. 680 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 993. 681 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 132. 682 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1004. 683 Naar analogie met de werkstraf: Cass. 19 mei 2004, AR P.03.1550.F, Procureur des Konings te Namen/W.J., Arr.Cass. 2004, afl. 5, 884.

Page 121: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  108

ferenda is het dus aangewezen om, naar Frans voorbeeld684, ook hier in een maximum te

voorzien.685 Bij de bepaling van de vervangende straf zal de rechter weliswaar beperkt zijn tot de

mogelijkheden die de wet hem biedt.686

De regelen betreffende het opdeciemen van strafrechtelijke geldboetes 687 zijn wel van

toepassing op de vervangende geldboete.688

De vervangende straf heeft drie eigenschappen. Zij is in de eerste plaats verplicht maar dit

houdt niet in dat het Openbaar Ministerie ook verplicht is om deze vervangende straf ten uitvoer

te leggen bij niet naleving van de autonome probatiestraf.689 Daarnaast moet zij van dezelfde

aard, meer bepaald politioneel of correctioneel, zijn als de opgelegde probatiestraf. Ten slotte

zal zij ook bepaald moeten zijn.690

161. Opmerkelijk is dat het opleggen van een vervangende straf tot incoherentie kan leiden.

De autonome probatiestraf kan maximaal twee jaar bedragen maar voor sommige misdrijven is

het bijvoorbeeld wettelijk verplicht om een minimale gevangenisstraf van drie jaar op te

leggen.691

HOOFDSTUK 3. Beslissing van de rechter

Afdeling 1. Informatie over de beklaagde

162. In tegenstelling tot wat voorzien is in de Probatiewet, is in de Wet Autonome Probatie

geen bepaling opgenomen die stelt dat de rechter een beknopt voorlichtingsverslag en een

                                                                                                               684 Art. 19 Loi n° 2014-896 (FR) 15 augustus 2014 relative à l’individualisation des peines et renforçant l’efficacité des sanctions pénales, JO 17 augustus 2014, 13647, www.legifrance.gouv.fr. 685 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 34-35; Adv.RvS nr. 53.967/1/V bij het wetsontwerp van 8 januari 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 34-35; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 355-356; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 155-156. 686 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1004. 687 Wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april 1952, 2606. 688 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1005. 689 Infra 118, nr. 180. 690 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1004-1005. 691 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 218.

Page 122: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  109

maatschappelijke enquête kan vragen.692 Zoals hoger693 reeds uitvoerig beschreven, is dit

nochtans een zeer nuttig instrument voor de rechter om de persoonlijkheid, het leefmilieu en het

probleemveld in kaart te brengen. Op die manier kan de straf op adequate wijze aan de

individuele omstandigheid aangepast worden. Als argument voor dit gebrek werd onder meer

gesteld dat het toch de probatiecommissie is die de concrete inhoud van de autonome

probatiestraf zal vaststellen. 694 Zij zal zich hiervoor baseren op het verslag van de

justitieassistent over de materiële, familiale en sociale situatie van de veroordeelde alsook over

zijn persoonlijkheid. Hierdoor zouden het beknopt voorlichtingsverslag en de maatschappelijke

enquête geen toegevoegde waarde meer bieden. Ook zou de zitting van de rechtbank zo niet

naar een andere dag verdaagd moeten worden in afwachting van het opstellen van deze

documenten.695

De rechter kan evenwel via het achterpoortje van de probatie-opschorting, het probatie-uitstel of

de werkstraf toch een maatschappelijke enquête of een beknopt voorlichtingsverslag bekomen

om dan ten slotte op basis van deze bevindingen toch een autonome probatiestraf op te leggen.

Dit is echter een praktijk contra legem en lijkt derhalve niet aan te bevelen.696

Afdeling 2. Motivering

163. Bij weigering door de rechter van de autonome probatiestraf gevorderd door het

Openbaar ministerie of gevraagd door de beklaagde zelf, moet de rechter zijn beslissing met

redenen omkleden.697 Indien de rechter in de loop van de behandeling van de zaak zelf de

autonome probatiestraf in beraad nam en dit aan de beklaagde bekendmaakte om later toch

voor een andere straf te kiezen, zal geen motivering vereist zijn.698

                                                                                                               692 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 103; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94. 693 Supra 62, nr. 94. 694 Infra 110, nr. 165. 695 P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293. 696 D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1088; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 353; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 150-151. 697 Art. 37octies, §3, lid 2 Sw; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 103; A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 132. 698 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 152-153.

Page 123: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  110

164. Als de rechter wel beslist om de autonome probatiestraf op te leggen zal hij op grond van

artikel 195 van het Wetboek van Strafvordering ook moeten motiveren waarom hij voor deze

straf kiest zoals hij ze in concreto wenst op te leggen. De rechter zal enerzijds de aard van de

straf en anderzijds de hoogte ervan moeten motiveren en dit afzonderlijk voor elke straf of

maatregel699.700 Voor de politierechtbank en voor de correctionele rechtbank in graad van

beroep geldt deze verplichting enkel in het geval waarin ook “het verval tot het recht tot besturen

van een voertuig, luchtschip en het geleiden van een rijdier wordt uitgesproken”701.702

Afdeling 3. Invulling van de autonome probatiestraf 165. De concrete invulling van de probatiestaf gebeurt, zoals eerder aangehaald703, door de

probatiecommissie en niet door de rechter. De rechter zal enkel de duur bepalen en

aanwijzingen geven omtrent de invulling van de autonome probatiestraf.704In de parlementaire

voorbereidingen werd bepaald dat deze aanwijzingen niet de concrete nadere regels voor de

uitvoering van de bedoelde straf kunnen betreffen. Een voorbeeld van een aanwijzing is om zich

te laten begeleiden voor een agressieprobleem of een verslaving.705 Het uitvoeren van een

bepaald werk is daarentegen uitgesloten als voorwaarde binnen de autonome probatiestraf daar

de werkstraf deze mogelijkheid reeds biedt.706

Hierbij kan door de rechter eveneens rekening houden worden met de belangen van de

slachtoffers en op dit vlak ook aanbevelingen doen aan de probatiecommissie. Het is niet vereist

                                                                                                               699 Cass. 14 mei 1996, AR P.96.0390.N, De Maesschalck, Arr.Cass. 1996, 458. 700 D. DE WOLF, Handboek correctioneel procesrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2013, 143. 701 Art. 163, lid 2 en art. 195, lid 4 Sv. 702 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 354; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 153. 703 Supra 98, nr. 149 en supra 108, nr. 162. 704 Art. 37octies, §4 en art. 37novies, §3 Sw; P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 104; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 987; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 95. 705 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 11. 706 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 33; D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1089; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 996-997.

Page 124: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  111

dat de slachtoffers zich burgerlijke partij gesteld hebben of zich al benadeelde persoon hebben

opgegeven opdat rekening kan gehouden worden met hun belangen.707

De ratio hiervan bestaat erin dat de concrete maatregelen moeten kunnen evolueren en

bijgevolg niet definitief in een vonnis of arrest vastgelegd kunnen worden.708 Ook zouden niet

alle strafrechters over dezelfde kennis met betrekking tot mogelijke therapieën en opleidingen

beschikken al de probatiecommissies waardoor deze laatsten beter geplaatst zouden zijn om

invulling te geven aan de voorwaarden.709

166. Deze delegatie van de concrete invulling aan de probatiecommissie, dus de

straftoemeting, zou volgens de Hoge Raad van Justitie ongeoorloofd zijn.710 Er moet namelijk

een strikt onderscheid gemaakt worden tussen het opleggen van de straf en de uitvoering van

de straf. De bevoegdheid tot het opleggen van de straf behoort louter toe aan de strafrechter

maar bij de autonome probatiestraf zal de invulling dus gebeuren door de probatiecommissie,

die vanzelfsprekend geen strafrechter is maar een administratief college.711 Als tegenargument

hiervoor kan gezegd worden dat de probatiecommissie steeds gebonden is door de dwingende

aanbevelingen van de rechter en er daarom geen sprake kan zijn van een ongeoorloofde

delegatie van de straftoemeting.712 Het was voornamelijk op dit punt dat het oorspronkelijke

wetsontwerp gewijzigd werd. Initieel was er enkel een mogelijkheid en geen verplichting voor de

rechter om “aanwijzingen omtrent de invulling van de autonome probatiestraf te geven”.713

                                                                                                               707 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 995; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 354-355; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 153-154. 708 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 8; D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1087. 709 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 995. 710 B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 96. 711 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Ambtshalve advies over het voorontwerp van wet tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, 6 december 2013, http://www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications/ a0090b.pdf, 2. 712 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 355; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 154-155. 713 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 214.

Page 125: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  112

Ook met betrekking tot de verenigbaarheid met het legaliteitsbeginsel bestaat onduidelijkheid.

Het legaliteitsbeginsel in het strafrecht wordt uitgedrukt door het adagium “nullum crimen, nulla

poena sine lege”. Er kan geen straf opgelegd worden zonder achterliggende wetsbepaling die

een bepaalde gedraging strafbaar stelt en de straf beschrijft.714 Het legaliteitsbeginsel heeft

vooral een rechtsbeschermende functie en veruitwendigt zich op verschillende vlakken. Zo moet

de strafwet restrictief geïnterpreteerd worden en zal de wetgever zo nauwkeurig, duidelijk en

precies mogelijk het misdrijf en de straf moeten omschrijven. De bewoording van de strafwet

moet elke persoon op het moment waarop hij zich strafbaar gedraagt, in staat stellen de

mogelijke straf in te schatten. Op die manier wordt willekeur op het vlak van straftoemeting en

strafuitvoering door de rechterlijke of uitvoerende macht vermeden. In het geval van de

autonome probatiestraf worden slechts bepaalde grenzen en aanwijzingen aangegeven door de

rechter. Omdat de concrete invulling later door de probatiecommissie bepaald wordt, lijkt het

moeilijk om op voorhand de precieze straf die het gevolg van een bepaalde gedraging is, in te

schatten. Het feit dat de beklaagde steeds zijn instemming moet geven met de opgelegde

probatiestraf en de gelijkenissen met het kader van de werkstraf werden als argumenten

aangehaald om de zogezegde onverenigbaarheid met het legaliteitsbeginsel te weerleggen. 715

Afdeling 4. Centraal Strafregister

167. Het Centraal Strafregister is “een systeem van geautomatiseerde verwerking gehouden

onder het gezag van de Minister van Justitie waarin, overeenkomstig de bepalingen van dit

hoofdstuk, gegevens betreffende beslissingen genomen in strafzaken of ter bescherming van de

maatschappij worden geregistreerd, bewaard en gewijzigd”. 716 De in artikel 593 van het

Wetboek van Strafvordering opgesomde personen hebben toegang tot het Centraal Strafregister

in het kader van hun bij wet bepaalde opdrachten. Artikel 594, 6° van het Wetboek van

Strafvordering sluit de administratieve overheden uit van de toegang tot het Centraal

                                                                                                               714 A. DE NAUW, F. DERUYCK, Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2015, 13. 715 Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 32-34; E. CLAES, Legaliteit en rechtsvinding in het strafrecht. Een grondslagentheoretische benadering, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 15; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293. 716 Art. 589, lid 1 Sv.

Page 126: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  113

Strafregister. Enkel gerechtelijke instanties en de politie hebben met andere woorden

toegang.717

De veroordeling tot een autonome probatiestraf wordt niet vermeld op het uittreksel van het

Strafregister718 behalve in de gevallen waarin het uittreksel over activiteiten met minderjarigen

handelt en de veroordeling betrekking heeft op feiten ten aanzien van minderjarigen. Het is

eveneens vereist dat de betrokkenheid van minderjarigen een constitutief bestanddeel van het

misdrijf uitmaakt of het om een verzwarende omstandigheid gaat719

168. De informatie in het Centraal Strafregister wordt aangeleverd door veroordelingsbulletins.

Hierin worden straffen van een vonnis of arrest vermeld maar wordt geen melding gemaakt van

figuren zoals meerdaadse samenloop. Door dit gebrek aan nuance is het mogelijk dat er toch

onbedoelde vermeldingen op de uittreksels staan. Deze hypothese is denkbaar in situaties waar

bijvoorbeeld een autonome probatiestraf en een geldboete beiden als hoofdstraf opgelegd

worden. De veroordeling tot een geldboete als hoofdstraf wordt namelijk wel vermeld op het

uittreksel. Door onnauwkeurigheden zo toch ongewilde mededelingen op het uittreksel kunnen

voorkomen.720

HOOFDSTUK 4. Uitvoering

169. De justitieassistenten van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie zijn bevoegd voor

de uitvoering van de autonome probatiestraf. De probatiecommissie staat in voor het toezicht op

tenuitvoerlegging.721

Afdeling 1. Bevoegdheid ratione loci

170. De territoriale bevoegdheid van de justitieassistent wordt bepaald in artikel 37novies, §1

van het Strafwetboek. Meer bepaald zal het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats

van de veroordeelde hier doorslaggevend zijn. Voor de territoriale bevoegdheid van de

probatiecommissie moet volgens §2 van datzelfde artikel gekeken worden naar “de verblijfplaats

van de veroordeelde op het ogenblik van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of

                                                                                                               717 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 224; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1005. 718 Art. 595, lid 1, 1° Sv. 719 Art. 596, lid 2 Sv; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1006. 720 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 224. 721 Art. 37novies, §1 Sw.

Page 127: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  114

arrest”. Voor de gevallen waarin de veroordeelde geen verblijfplaats binnen België heeft, zal de

territoriale bevoegdheid zich bevinden op de plaats waar de veroordeling in eerste aanleg

gebeurde.

Tussen de bevoegdheid ratione loci van de justitieassistent en van de probatiecommissie kan

mogelijks een discrepantie vastgesteld worden. De wettekst legt de bevoegdheid van de

justitieassistent vast op “het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats”. Er wordt niet

gespecifieerd of dit de verblijfplaats is op het moment van het in kracht van gewijsde gaan van

het vonnis waarmee de autonome probatiestraf opgelegd wordt, zoals het geval is voor de

bevoegdheid van de probatiecommissie, of dit de verblijfplaats is zoals op het moment van de

aanduiding van de bevoegde justitieassistent.

De jongste veranderingen met betrekking tot de hervorming van de gerechtelijke

arrondissementen722 hebben geen invloed gehad op de bevoegdheid van de probatiecommissie.

Het is namelijk zo dat probatiecommissies bij een rechtbank van eerste aanleg, die door de

wijziging van de gerechtelijke arrondissementen opgaan in een nieuwe rechtbank, bevoegd

blijven voor de afdeling die de opvolger is van de rechtbank van eerste aanleg. Deze regeling

geldt tot het moment waarop de probatiecommissie hernieuwd wordt.723.724

Omdat de verblijfplaats van de veroordeelde op het moment van het in kracht van gewijsde gaan

van het vonnis of arrest bepalend is voor de territoriale bevoegdheid van de probatiecommissie,

zal de griffier moeten controleren dat deze verblijfplaats niet verandert in de tijd die verloopt

tussen de behandeling van de zaak en het in kracht van gewijsde gaan.725

171. Om de continuïteit van het probatietoezicht te bevorderen, zal er slechts in uitzonderlijke

gevallen en mits een gemotiveerde aanvraag van de veroordeelde een overdracht van het

dossier mogelijk zijn. Voor het overige gelden dezelfde voorwaarden als voor de overdracht van

het dossier zoals voorzien in de Probatiewet, zoals hierboven726 besproken727.728

                                                                                                               722 Wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, BS 10 december 2013, 97957. 723 Art. 40 Wet van 12 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (II), BS 19 mei 2014, 39836. 724 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 224. 725 M. ROZIE “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, (8) 14; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 356; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 156-157. 726 Supra 72, nr. 111. 727 Art. 37novies, §2, lid 2 Sw.

Page 128: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  115

Afdeling 2. De uitvoeringsprocedure 172. Artikel 37novies, derde lid van het Strafwetboek bepaalt dat de griffier binnen de 24 uur

na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke beslissing die de autonome probatiestraf

oplegt, een uitgifte van die beslissing moet bezorgen aan de voorzitter van de bevoegde

probatiecommissie en de bevoegde arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van

de FOD Justitie. Hierop zal ogenblikkelijk een justitieassistent aangewezen worden die een

verslag zal opstellen op basis waarvan de probatiecommissie de concrete inhoud van de

autonome probatiestraf kan stipuleren. De justitieassistent zal dit verslag opstellen nadat zij de

veroordeelde gehoord heeft en zijn opmerkingen in rekening gebracht heeft. Binnen een maand

na haar aanwijzing zal de justitieassistent eveneens verslag moeten uitbrengen aan de

probatiecommissie over het naleven van de opgelegde voorwaarden. Vervolgens zal er om de

zes maanden en telkens de justitieassistent dit nuttig acht, verslag uitgebracht worden aan de

probatiecommissie. 729 Hierop kan de probatiecommissie de oorspronkelijk opgelegde

voorwaarden adapteren of de veroordeelde aansporen tot correcte uitvoering van de autonome

probatiestraf.730

173. Zoals eerder gezegd731, zal de probatiecommissie concrete invulling geven aan de

autonome probatiestraf. Dit gebeurt op basis van het verslag van de justitieassistent en rekening

houdend met de aanwijzingen van de rechter met betrekking tot die concrete invulling en met

betrekking tot de belangen van de slachtoffers.732 De justitieassistent zal ook steeds overleggen

met de veroordeelde welke voorwaarden hij nodig acht en waarbij hij zichzelf capabel acht voor

de naleving ervan.733

De veroordeelde zal de overeenkomst moeten ondertekenen waarin de concrete invulling

vastgelegd wordt en waarvan hij tevens een kopie zal ontvangen. Binnen de drie werkdagen zal

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       728 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 157-158. 729 Art. 37novies, §1, lid 3-4 Sw. 730 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 998-999; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 356; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 156; B. SPRIET, J. RAEYMAKERS, “Recente ontwikkelingen inzake hoofdstraffen en inzake opschorting en uitstel” in F. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 94. 731 Supra 98, nr. 149 en supra 110, nr. 165. 732 Art. 37novies, §3, lid 1 Sw. 733 P. HOET, Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie, werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 159-160; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 997.

Page 129: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  116

ook een kopie bezorgd worden aan de probatiecommissie.734 Tegen de beslissing van de

probatiecommissie is hoger beroep mogelijk ingesteld bij vordering door het Openbaar Ministerie

of bij verzoekschrift door de veroordeelde persoon. Het hoger beroep heeft in principe

schorsende werking en moet ingesteld worden bij de rechtbank van eerste aanleg waarbij de

probatiecommissie ingesteld werd. 735

De opgelegde voorwaarden kunnen erg verschillend zijn en hangen af van talrijke factoren,

waaronder de soort verslaving van de veroordeelde, de organisaties die instaan voor de

begeleiding, de uurregeling en de duur van opleidingen en dergelijke meer. Al deze

verschillende elementen worden mee in rekening gebracht om zo tot een globaal

begeleidingsplan in samenspraak met de justitieassitent en de probant te komen.736

Afdeling 3. Prerogatieven van de probatiecommissie 174. De probatiecommissie mag de autonome probatiestraf geheel of ten dele opschorten,

nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden. Dit kan hetzij ambtshalve, hetzij op

vordering van het Openbaar Ministerie of op verzoek van de veroordeelde zelf. 737 Indien de

probatiecommissie van mening is dat de straf is uitgevoerd, kan zij deze op definitieve wijze

beëindigen zelfs vóór het verstrijken van de door de rechter bepaalde termijn.738 Hierin schuilt

het verschil met de eerst genoemde bevoegdheid tot opschorting van de opgelegde

voorwaarden. De opschorting is namelijk steeds voorlopig waardoor de voorwaarden opnieuw

van kracht kunnen worden mocht dit nodig blijken.

Vanzelfsprekend moet de probatiecommissie bij het uitoefenen van bovenstaande

bevoegdheden ook de door de rechter gegeven aanwijzingen in acht blijven nemen. Hierbij is

het bovendien mogelijk om de voorwaarden te verstrengen wat niet mogelijk was bij de

toepassing van de Probatiewet. Het is echter niet volledig duidelijk of dit een bewuste keuze was

van de wetgever of eerder een vergetelheid ondanks het feit dat tijdens de parlementaire

voorbereidingen gepleit werd voor een aanpassing op dit vlak739.740

                                                                                                               734 Art. 37novies, §3, lid 2 Sw. 735 Art. 37decies, §2 juncto art. 37novies, §3 Sw; D. DE WOLF, “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, (1082) 1089. 736 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 998. 737 Art. 37decies, §1, lid 1 Sw; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 999. 738 Art. 37decies, §1, lid 3 Sw; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 357; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293. 739 Parl. St. Kamer 8 januari 2014, Doc. 53 3274/001, 40.

Page 130: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  117

175. Als de probatiecommissie één van de bovengenoemde maatregelen741 nodig acht, zal de

voorzitter de betrokkene oproepen bij aangetekend schrijven of op een door de Koning te

bepalen elektronische wijze. Dit moet meer dan tien dagen voor de datum van de behandeling

van de zaak gebeuren. De betrokkene en eventueel zijn advocaat kunnen gedurende tien dagen

inzage verkrijgen in het dossier van de probatiecommissie.742

De betrokkene en in voorkomend geval zijn raadsman worden eveneens gehoord tijdens de

behandeling van de zaak voor de probatiecommissie en in beginsel in aanwezigheid van het

Openbaar Ministerie. Dit werd echter niet met zoveel woorden voorzien in de tekst van de wet.

Uiteindelijk zal de probatiecommissie haar beslissing nemen die zij met redenen moet omkleden

en waarvan de betrokkene en het Openbaar Ministerie binnen de drie dagen in kennis zullen

worden gesteld respectievelijk via aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen

elektronische wijze en bij gewone brief.743

176. Tegen deze beslissing van de probatiecommissie kan, zoals voor de beslissing van de

probatiecommissie tot concrete invulling van de voorwaarden 744 , eveneens hoger beroep

ingesteld worden door de veroordeelde bij verzoekschrift of door het Openbaar Ministerie bij

vordering.745 De regelen die in acht moeten genomen worden voor het instellen van het beroep,

alsook het verloop van de procedure worden omschreven in artikel 37decies, §2, tweede en

derde lid van het Strafwetboek. Zij lopen volledig parallel met de regels die gelden voor het

hoger beroep tegen de beslissing van de probatiecommissie om de voorwaarden in het kader

van de probatie als modaliteit te wijzigen.746

Indien de rechtbank het beroep inwilligt, heeft zij de mogelijkheid om de beslissing van de

probatiecommissie te wijzigen. Er is enkel cassatieberoep mogelijk tegen deze beslissing van de

rechtbank.747 Er kan geen hoger beroep of verzet aangetekend worden.748

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       740 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 158-159. 741 Supra 116, nr. 174. 742 Art. 37decies, §1, lid 2 Sw; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 357-358. 743 Art. 37decies, §1, lid 4 Sw; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 159-160. 744 Supra 115, nr. 173. 745 Art. 37decies, §2, lid 1 Sw. 746 Art. 12, §2 Probatiewet. 747 Cass. 16 januari 2008, AR P.07.1249.F, C.D., Pas. 2008, afl. 1, 119. 748 Art. 37decies, §2, lid 4 en 5 Sw; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 357-358; M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 160-161.

Page 131: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  118

Afdeling 4. Niet naleven van de autonome probatiestraf 177. In het geval van niet-naleving van de autonome probatiestraf zal het mogelijk zijn om de

door de rechter bepaalde vervangende gevangenisstraf of geldboete749 ten uitvoer te leggen.750

178. Artikel 37undecies van het Strafwetboek beschrijft de procedure die gevolgd wordt als

de autonome probatiestraf niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd werd. In dat geval zal de

bevoegde justitieassistent dit feit onverwijld ter kennis brengen van de probatiecommissie. De

veroordeelde wordt meer dan tien dagen voor de behandeling van de zaak opgeroepen bij

aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze. Bovendien

krijgt de veroordeelde en eventueel zijn raadsman gedurende vijf dagen inzage in het dossier.

Op de zitting, waarop het Openbaar Ministerie afwezig is, zal de probatiecommissie vervolgens

een met redenen omkleed verslag opstellen met betrekking tot de toepassing van de

vervangende straf. Het enige doel van dit verslag is om het Openbaar Ministerie op de hoogte te

stellen van de redenen waarom de autonome probatiestraf niet uitgevoerd werd en van de

omstandigheden waarin dit gebeurde. Ten slotte wordt dit verslag bij gewone brief ter kennis

gebracht van de veroordeelde, het Openbaar Ministerie en de justitieassistent.751

Het is logisch dat het Openbaar Ministerie niet aanwezig is op de zitting daar zij de ontvanger is

van het gemotiveerde verslag van de zitting en bovendien niet gebonden is door dit verslag. Het

is bijgevolg redelijkerwijze verantwoord dat het Openbaar Ministerie afwezig blijft op de

betreffende zitting. Er werd door het Grondwettelijk Hof752 hieromtrent dan ook geen schending

van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vastgesteld.753

179. Op basis van een aanbeveling van de Hoge Raad van Justitie mag ervan uitgegaan

worden dat op de probatiecommissie geen verplichting rust om bovengenoemd verslag op te

stellen. Zij kan eveneens besluiten om de veroordeelde nog een kans te bieden om de

begeleiding toch op succesvolle wijze te beëindigen.754 Dit is enkel mogelijk in de hypothese

waarin de oorspronkelijke probatietermijn nog niet verstreken is.755

                                                                                                               749 Supra 107, nr. 160. 750 Art. 37undecies in fine Sw. 751 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1000; M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 358; P. MARY, “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, (289) 293-294. 752 GwH 30 maart 2011, nr. 46/2011, A.GrwH 2011, afl. 2, 813. 753 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 221-222. 754 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Ambtshalve advies over het voorontwerp van wet tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van

Page 132: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  119

180. Finaal rust de eigenlijke beslissingsbevoegdheid over het al dan niet uitvoeren van de

vervangende straf als gevolg van de niet-naleving van de autonome probatiestraf bij het

Openbaar Ministerie. De concrete omstandigheden kunnen meespelen bij het nemen van deze

beslissing maar het is niet volledig duidelijk of dit een verplichting is of niet.756 Bij deze uitvoering

kan het onderdeel dat door de veroordeelde werd uitgevoerd in rekening gebracht worden. In de

meeste gevallen zal het om een reeds uitgevoerde voorlopige hechtenis gaan.757 In welke mate

hiermee rekening moet gehouden worden is echter niet in de wet bepaald. Naar analogie met

wat geldt voor de werkstraf kan besloten worden dat de proportionaliteit ook hier geëerbiedigd

moet worden. Onverkorte toepassing van de regelen met betrekking tot de werkstraf op het

bepalen van de mate een autonome probatiestraf reeds werd uitgevoerd door een veroordeelde,

kan evenwel voor problemen zorgen. Het is voor een werkstraf veel eenvoudiger om die

vaststelling te doen omdat het aantal gepresteerde uren objectief vastgesteld kan worden. De

autonome probatiestraf vormt daarentegen een ondeelbaar geheel waardoor deze bepaling van

de duur en hoogte van de vervangende straf moeizamer zal verlopen. Zij zal namelijk

omgekeerd evenredig moeten zijn aan het reeds uitgevoerde deel van de autonome

probatiestraf.758

181. Het feit dat het hier niet de rechter is die beslist, maakt, eveneens naar analogie met de

werkstraf, geen schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 6 van het

EVRM uit. Het is namelijk de rechter geweest die de strafmaat van de vervangende straf

bepaalde waardoor het Openbaar Ministier slechts over een beperkte beslissingsruimte

beschikt759.760

HOOFDSTUK 5. Kritische reflectie

182. De invoering van de autonome probatiestraf is theoretisch gezien erg lovenswaardig. Zij

vormt een bijkomende mogelijkheid in de toolbox van de strafrechter. Dit komt de verdere

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       strafvordering en tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, 6 december 2013, http://www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications/ a0090b.pdf, 12. 755 M. ROZIE, “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, (349) 358. 756 F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1000-1001. 757 Art. 30, lid 1 Sw. 758 T. DECAIGNY, “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, (211) 222; F. KUTY, “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, (986) 1002. 759 GwH 30 maart 2011, nr. 46/2011, A.GrwH 2011, afl. 2, 813. 760 M. ROZIE, “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in J. LEYSEN, Alternatieve geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 161-162.

Page 133: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  120

individualisatie van de straf alleen maar ten goede waardoor de straftoemeting als het ware

haute couture-werk wordt in plaats van prêt-à-porter.761 Hoe de autonome probatiestraf in de

praktijk zal uitpakken kan alleen maar afgewacht worden. Naast het feit dat rechters hun eigen

wijze van bestraffing en straftoemeting doorheen hun jaren van ervaring hebben ontwikkeld en

er zo enige traagheid zal zitten op de opkomst in de praktijk762, kwam de Wet Autonome

Probatie niet zonder enige kritiek tot stand.763

Afdeling 1. Samen bestaan van beide probatievormen 183. Een veel gemaakte bedenking heeft betrekking op het naast elkaar bestaan van de

probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf. Zoals eerder gezegd kan een uitbreiding

van het straffenarsenaal in beginsel alleen maar toegejuicht worden om zo tot een meer gepaste

en individuele straf te komen. Daartegenover staat de mogelijke creatie van meer

rechtsonzekerheid. Door de toevoeging van een bijkomende straf, waarvan de concrete invulling

op voorhand niet bekend is, wordt het steeds moeilijker voor de burger om in te schatten welke

consequenties zijn strafbare gedraging zal hebben. Naar mijn mening primeert het belang van

de uitgebreide mogelijkheid tot individualisatie van de straf hier. De niet te onderschatten

bedoeling van het strafrecht en de straffen is, naast het repressief optreden tegen laakbare

gedragingen, om gedragsverbeterend te werken. Mijns inziens zal deze doelstelling beter bereikt

worden met een straf die bepaald kan worden met inachtneming van de eigenheid van elke

situatie. Op die manier worden niet enkel de belangen van de delinquent gediend maar

evenzeer die van de maatschappij. Daarom lijkt de beperktere voorzienbaarheid van de straf mij

ondergeschikt aan het behouden van een leefbare en veilige samenleving.

Het naast elkaar bestaan van de probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf heeft,

zoals de Raad van State terecht opmerkte764, als gevolg dat eenzelfde voorwaarde afhankelijk

van de toepassing van de probatie als modaliteit dan wel de autonome probatiestraf, zowel

opgelegd kan worden als modaliteit of als straf. Deze situatie is echter niet uniek. Zo kan tot op

een zekere hoogte een vergelijking gemaakt worden met de strafrechtelijke geldboete en de

gemeentelijke administratieve sanctie765 in de vorm van een administratieve geldboete766. Beide

                                                                                                               761 Bijlage 3, (183) 184. 762 Bijlage 3, (183) 187. 763 Supra 22, nr. 38. 764 Adv.RvS nr. 53.967/1/V bij het wetsontwerp van 8 januari 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 31. 765 Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, BS 1 juli 2013, 41293.

Page 134: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  121

figuren hebben voor de betrokkene concreet de betaling van een geldsom tot gevolg. Toch heeft

de strafrechtelijke geldboete het karakter van een straf en zal de gemeentelijke administratieve

sanctie in principe geen strafrechtelijk karakter hebben.767 Volledigheidshalve moet opgemerkt

worden dat het EHRM administratieve sancties wel als straffen aanmerkt wat betreft de naleving

van de vereisten voor een eerlijk proces uit artikel 6 van het EVRM.768 Deze vergelijking kan

enkel gemaakt worden voor zover eenzelfde feit zowel een strafrechtelijke geldboete als een

administratieve geldboete tot gevolg kan hebben. In principe kan geen administratieve sanctie

toegepast worden op eenzelfde inbreuk waarvoor reeds een straf wordt bepaald. 769 Voor

bepaalde, op limitatieve wijze opgesomde misdrijven waarvoor onder meer een strafrechtelijke

geldboete voorzien is, kan de administratieve sanctie echter toch ook toegepast worden.770 Een

voorbeeld hiervan is het misdrijf van de opzettelijke slagen en verwondingen.771

Hierbij aansluitend kan de vraag gesteld worden waarom er dan geopteerd werd de stelsels op

bepaalde vlakken die , naar mijn mening niet strikt noodzakelijk waren, te laten verschillen. Zo

verviel de mogelijkheid tot het vragen van een beknopt voorlichtingsverslag of een

maatschappelijke enquête. Bij de oplegging van de probatie als modaliteit kan dit wel nog

steeds.772Dit is nochtans een erg nuttig instrument om inzicht te verkrijgen in de persoonlijke

leefsituatie van de potentiële probant. Door het vragen van de relatief kleine inspanning aan de

justitieassistenten om een beknopt voorlichtingsrapport of een maatschappelijke enquête op te

stellen, kan het grote ongemak dat onwerkbare en onuitvoerbare probatievoorwaarden met zich

meebrengen, vermeden worden. 773 Het schrappen van de mogelijkheid van het beknopt

voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête staat dan ook haaks op de doelstelling van

het verder individualiseren van de bestraffen. Een inzicht in de persoonlijke levenssituatie van

de betrokkene is hiervoor immers cruciaal. Dit lijkt mij een betreurenswaardige verandering.

Ook de uitsluiting van seksuele delinquenten van het toepassingsgebied van de autonome

probatiestraf kan bezwaarlijk een verbetering genoemd worden. Het zijn net die personen die bij

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       766 Art. 4, §1, 1° Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, BS 1 juli 2013, 41293. 767 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 417-418. 768 EHRM 25 augustus 1987, nr. 9912/82, Lutz/Germany. 769 Art. 2, §1 Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, BS 1 juli 2013, 41293. 770 Art. 3 Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, BS 1 juli 2013, 41293. 771 Art. 398 Sw. 772 Supra 61, nr. 93 e.v. en supra 64, nr. 97 e.v. 773 Bijlage 3, (183) 185.

Page 135: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  122

een begeleiding en opvolging gebaat zouden zijn774.775 Daartegenover staat dat zij in de praktijk

wel vaak weigerachtig staan tegenover probatievoorwaarden. 776 Door de vereiste van de

instemming van de betrokkene, is het niet ondenkbaar dat in vele gevallen de autonome

probatie toch nog belemmerd zou worden voor seksuele delicten. Niettemin zou het geen

slechte zaak zijn om de mogelijkheid toch te voorzien.

184. De irrelevantie van de gerechtelijke antecedenten777 is een positief punt waarop het

stelsel van de autonome probatiestraf afwijkt van de probatie als modaliteit. Op die manier wordt

de rechter niet gedwongen om bijvoorbeeld een gevangenisstraf met alle ongunstige gevolgen

van dien, op te leggen waar probatievoorwaarden een nuttiger effect zouden hebben, omdat de

betrokkene misschien wel decennia geleden een veroordeling opgelopen heeft die boven de

toepasselijke drempels uit steeg. Merk op dat het steeds mogelijk is om herstel in eer en

rechten778 te vragen, waardoor een veroordeling niet meer vermeld wordt op het uittreksel van

het Strafregister en bijgevolg niet meer in rekening moeten gebracht worden voor de probatie als

modaliteit. 779 Om het herstel in eer en rechten te kunnen vragen moet aan bepaalde

voorwaarden voldaan worden en vrij omslachtige procedure doorlopen worden.780

Afdeling 2. Concrete invulling van de probatievoorwaarden

185. Het grootste nadeel van de autonome probatiestraf, dat weliswaar ook beperkte

voordelen kent, is mijns inziens de bevoegdheid van de probatiecommissie om de voorwaarden

concreet in te vullen781, om de duur van de autonome probatiestraf met één jaar te verlengen of

om de vroegtijdige beëindiging vast te stellen782. Zoals eerder aangehaald bestaat twijfel over de

geldigheid van deze bevoegdheidsdelegatie.783

Er kan geargumenteerd worden dat de bevoegdheid van de probatiecommissie, in samenspraak

met de justitieassistenten, om een concrete invulling te geven aan de probatievoorwaarden juist

een stap in de goede richting is naar de verdere individualisering van de straffen. De

probatiecommissie en de justitieassistenten zouden, door hun dichtere relatie en beter inzicht in

                                                                                                               774 Supra 100, nr. 152. 775 Bijlage 1, (174) 177. 776 Bijlage 3, (183) 184. 777 Supra 102, nr. 154. 778 Art. 621 Sv. 779 Supra 50, nr. 76. 780 C. VAN DEN WYNGAERT, S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 553-554. 781 Supra 110, nr. 165. 782 Supra 106, nr. 159. 783 Supra 111, nr. 166.

Page 136: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  123

de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene, beter geplaatst zouden zijn om gepaste,

uitvoerbare en werkbare voorwaarden te bepalen. Ook zouden de concreet opgelegde

voorwaarden zo nog kunnen evolueren omdat zij niet definitief vastgelegd zijn in een vonnis of

arrest.784 Doch zorgt dit alles voor een vergroting van de reeds enorme werklast die op de

schouders van de justitieassistenten rust. Een te grote werklast zou de goede begeleiding en

opvolging van de probanten in het gedrang kunnen brengen wat schadelijk zou kunnen zijn voor

de goede re-integratie van de delinquent. Bovendien zou de instemming van de delinquent die

verplicht moet bekomen worden785 zo fictief en louter formeel kunnen worden. Op het moment

van het geven van de instemming liggen er immers nog geen concrete probatievoorwaarden

vast waardoor de delinquent eigenlijk de exacte draagwijdte van hetgeen waarmee hij instemt

nog niet kent. Deze bemerking werd reeds in de jaren ’70 opgeworpen.786

De splitsing van de bevoegdheid om enerzijds de duur van de autonome probatiestraf te

bepalen en anderzijds de concrete invulling te geven aan de probatievoorwaarden brengt ook

met zich mee dat de vastgelegde duur niet altijd aangepast zal zijn aan de opgelegde

voorwaarden. Bovendien is de maximale duurtijd van twee jaar niet steeds voldoende voor het

op afdoende wijze doorlopen en volbrengen van de voorwaarden zoals bijvoorbeeld een

ontwenningsbehandeling.787 Naar mijn mening staat deze beperkte maximale duur dan ook

lijnrecht tegenover de bedoeling van de autonome probatiestraf om de delinquent te verbeteren

en zo niet alleen zijn belangen maar ook die van de maatschappij te dienen. Ook begint deze

duurtijd reeds te lopen vanaf de datum van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis.

Pas daarna kan de probatiecommissie actie ondernemen met betrekking tot de concrete

invulling van de voorwaarden. Het lijk niet onrealistisch dat er zelfs een paar maanden kunnen

verstrijken tussen dat moment en het moment van ondertekening van de overeenkomst met

betrekking tot die voorwaarden. Gedurende deze periode blijft de duurtijd echter lopen wat

ervoor zorgt dat er uiteindelijk een nog beperktere periode overblijft voor de werkelijke uitvoering

van de probatievoorwaarden.

Daarnaast getuigt dit systeem ook van een zeker wantrouwen in de rechterlijke macht. Het zou

in de toekomst ook niet verrassend zijn dat strafrechters de toepassing van de autonome

                                                                                                               784 Supra 110, nr. 165. 785 Supra 98, nr. 149. 786 Supra 91, nr. 140. 787 Supra 102, nr. 155.

Page 137: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

De autonome probatiestraf

  124

probatiestraf zullen schuwen waardoor de invoering van de autonome probatiestraf wel eens

een slag in het water zou kunnen zijn.788

                                                                                                               788 Bijlage 2, (181) 182.

Page 138: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  125

DEEL 4: Vergelijking tussen beide probatievormen

186. Nadat in de twee voorgaande delen zowel de probatie als modaliteit waarop de

Probatiewet van 1964 van toepassing is, als de autonome probatiestraf zoals ingevoerd bij de

Wet Autonome Probatie van 2014 op uitvoerige wijze beschreven werden, is het nuttig om beide

figuren te vergelijken. Zij vertrekken beiden uit dezelfde bedoeling, meer bepaald het

individualiseren van de straf en de reclassering van de betrokkene bewerkstelligen. Een veel

geuite kritiek is dan ook dat meer aangewezen was geweest om de oorspronkelijke Probatiewet

aan te passen en te moderniseren in plaats van een nieuwe wet te creëren. Beide figuren

vertonen op bepaalde vlakken gelijkenissen maar er zijn ook vele verschillen. In wat volgt

worden die gelijkenissen en verschillen nader toegelicht.

HOOFDSTUK 1. Concrete invulling

Afdeling 1. Kenmerken 187. Het eerste verschil situeert zich in de aard van de figuren. De probatie-opschorting en het

probatie-uitstel zijn modaliteiten bij een straf, terwijl de autonome probatiestraf een zelfstandige

hoofdstraf is. Het principe is bij beiden wel hetzelfde. Er moeten voorwaarden nageleefd worden

gedurende een bepaalde periode. Bij niet-naleving ervan of het plegen van een nieuw misdrijf

gedurende die periode, kan in het eerste geval de gunst van de probatie-opschorting of het

probatie-uitstel herroepen worden789 terwijl er in het tweede geval geen herroeping zal zijn maar

een vervangende straf zal uitgevoerd worden790. Bovendien is de probatie als modaliteit mogelijk

voor zowel natuurlijke als rechtspersonen. 791 De autonome probatiestraf kan enkel aan

natuurlijke personen opgelegd worden.792

Afdeling 2. Bepaling van de voorwaarden 188. De bevoegdheid voor het bepalen van die voorwaarden ligt voor de probatie als

modaliteit volledig bij de rechter.793 De probatiecommissie kan wel haar bevoegdheid uitoefenen

om de door de rechter bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk op te schorten, nader te

omschrijven of aan te passen. In het kader van deze bevoegdheid kunnen de

                                                                                                               789 Supra 77, nr. 119 e.v. 790 Supra 107, nr. 160 en supra 118, nr. 177 e.v. 791 Supra 28, nr. 48. 792 Supra 95, nr. 146. 793 Supra 33, nr. 54 e.v.

Page 139: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Vergelijking tussen beide probatievormen

  126

probatievoorwaarden nooit verscherpt worden.794 In beginsel zal de rechterlijke macht instaan

voor het vastleggen van de voorwaarden. Voor het bepalen van de voorwaarden heeft de

rechter een beperktere bevoegdheid. Hij zal hieromtrent enkel aanwijzingen geven maar de

concrete invulling van de voorwaarden gebeurt door de probatiecommissie. 795 De

probatiecommissie is een administratief college en behoort dus tot de uitvoerende macht.

Bij het bepalen van de voorwaarden moet voor beide probatievormen rekening gehouden

worden met de persoon en de levenssituatie van de betrokkene. Om een beter inzicht hierover

te verwerven is bij de probatie als modaliteit in de mogelijkheid voorzien om een beknopt

voorlichtingsverslag796 of een maatschappelijke enquête797 te vragen. Deze mogelijkheid werd

echter niet voorgeschreven in het kader van de autonome probatiestraf.798

Afdeling 3. Duur 189. De rechter bepaalt de duurtijd voor zowel de probatie als modaliteit, als voor de

autonome probatiestraf. In het eerste geval mag de duur niet minder bedragen dan één jaar en

niet meer dan vijf jaar.799 In het tweede geval ligt het minimum op zes maanden en het maximum

op twee jaar.800

Afdeling 4. Instemming en informatie- en hoorplicht

190. De instemming van de betrokkene is vereist voor zowel de probatie als modaliteit801, als

voor de autonome probatiestraf802. Hieraan gekoppeld heeft de rechter steeds een informatie-

en hoorplicht.803 De invulling van deze verplichting zal toch licht verschillen. Bij de probatie als

modaliteit is de rechter bevoegd voor het bepalen van de voorwaarden. Zijn informatieplicht zal

dan ook veel ruimer en concreter zijn dan bij de autonome probatiestraf. Omdat de

probatiecommissie in dat laatste geval instaat voor de concrete invulling van de voorwaarden,

zal de rechter enkel kunnen informeren over de probatiestraf in het algemeen. Over de concrete

voorwaarden kan op dat moment nog niets gezegd worden.

                                                                                                               794 Supra 71, nr. 110. 795 Supra 110, nr. 165 e.v. 796 Supra 64, nr. 97 e.v. 797 Supra 61, nr. 93. 798 Supra 108, nr. 162. 799 Supra 54, nr. 82. 800 Supra 102, nr. 155. 801 Supra 41, nr. 63. 802 Supra 98, nr. 149. 803 Supra 44, nr. 66 e.v. en supra 98, nr. 149.

Page 140: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Vergelijking tussen beide probatievormen

  127

HOOFDSTUK 2. Beletsels voor het opleggen van de modaliteit of straf

191. De gevallen waarin een probatie als modaliteit of een autonome probatiestraf opgelegd

kunnen worden, zijn beperkt op verschillende vlakken.

Afdeling 1. Objectieve zwaarwichtigheid van het misdrijf

192. De probatie-opschorting is enkel mogelijk voor feiten die niet strafbaar zijn met een

correctionele hoofdgevangenisstraf van meer dan twintig jaar en niet van die aard zijn dat zij

gestraft moeten worden met een hoofdstraf van meer dan vijf jaar correctionele gevangenisstraf.

Er wordt bijgevolg een onderscheid gemaakt tussen de straf in abstracto en de straf in

concreto.804 Het probatie-uitstel kan enkel opgelegd worden indien de vonnisgerechten niet

veroordelen tot één of meer hoofdgevangenisstraffen van meer dan vijf jaar. Bovendien zijn

enkele straffen uitgesloten van het toepassingsgebied van het probatie-uitstel. Meer bepaald is

het uitstel nooit mogelijk voor de verbeurdverklaring, de werkstraf, de straf onder elektronisch

toezicht, de autonome probatiestraf en voor een vervangende straf.805

De autonome probatiestraf is mogelijk voor misdrijven strafbaar met een politionele of een

correctionele straf. De straf in concreto zal van belang zijn. Gecorrectionaliseerde misdaden

komen bijgevolg ook in aanmerking. 806 Zo is een autonome probatiestraf mogelijk voor

gecorrectionaliseerde misdaden of wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van

veertig jaar. Het aantal misdrijven dat in aanmerking komt voor een autonome probatiestraf is zo

beduidend groter dan het aantal misdrijven die vatbaar zijn voor de probatie-opschorting of het

probatie-uitstel.

Het toepassingsgebied op vlak van de misdrijven wordt, wat de autonome probatiestraf betreft,

toch enigszins ingeperkt. Voor bepaalde, op limitatieve wijze opgesomde misdrijven is geen

autonome probatiestraf mogelijk. Het gaat onder meer om zedenmisdrijven.807 De probatie als

modaliteit kent deze beperking niet. In het kader van deze probatievorm is zelfs voorzien in een

verplichting voor het inwinnen van een met redenen omkleed advies van een dienst

gespecialiseerd in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten.808 Hieruit kan a

fortiori afgeleid worden dat seksuele misdrijven wel degelijk in aanmerking komen voor de

probatie-opschorting en het probatie-uitstel.

                                                                                                               804 Supra 52, nr. 80. 805 Supra 54, nr. 81. 806 Supra 100, nr. 151. 807 Supra 100, nr. 152. 808 Supra 65, nr. 99.

Page 141: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Vergelijking tussen beide probatievormen

  128

Afdeling 2. Gerechtelijke antecedenten 193. Het gerechtelijk verleden van de betrokkene kan een beletsel vormen voor de

mogelijkheid tot opleggen van de probatie-opschorting en het probatie-uitstel. De probatie-

opschorting mag meer bepaald enkel uitgesproken worden indien er geen eerdere veroordeling

geweest is tot een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden.809

Voor het probatie-uitstel geldt dat er geen veroordeling mocht geweest zijn tot een criminele

straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie jaar.810 In beide gevallen mag er ook geen

veroordeling geweest zijn tot een gelijkwaardige straf, die op grond van artikel 99bis van het

Strafwetboek in aanmerking moet genomen worden. Voor de autonome probatiestraf wordt er

geen enkele drempel met betrekking tot de gerechtelijke antecedenten bepaald.811

HOOFDSTUK 3. Uitvoering

194. Op vlak van de uitvoering loopt de autonome probatiestraf gelijk met de probatie als

modaliteit. In beide gevallen zal de justitieassistent binnen de Dienst Justitiehuizen van de FOD

Justitie instaan voor de uitvoering. De probatiecommissie is belast met het toezicht op die

tenuitvoerlegging.

195. De gevolgen die het niet correct uitvoeren van de probatie met zich meebrengt, verschilt

enigszins voor de probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf. In het eerste geval is het

mogelijk om de gunst van de probatie-opschorting of het probatie-uitstel te herroepen bij het

plegen van een nieuw misdrijf gedurende de proefperiode 812 of het niet-naleven van de

probatievoorwaarden813. De rechter die zal oordelen over de vordering tot herroeping heeft de

mogelijkheid om de maatregel al dan niet herroepen, de bestaande probatievoorwaarden te

veranderen, nieuwe voorwaarden bij te voegen en bestaande voorwaarden weg te laten als zij

niet meer noodzakelijk zijn. De herroeping van de probatie-opschorting houdt in dat er een straf

bepaald zal moeten worden. In het geval waarin een probatie-uitstel herroepen wordt, zal de

oorspronkelijk opgelegde straf gewoon ten uitvoer gelegd worden.814

                                                                                                               809 Supra 47, nr. 71. 810 Supra 47, nr. 72. 811 Supra 102, nr. 154. 812 Supra 80, nr. 122 e.v. 813 Supra 81, nr. 124 e.v. 814 Supra 85, nr. 130 e.v.

Page 142: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Vergelijking tussen beide probatievormen

  129

Deze laatste situatie leunt het dichtst aan bij de gevolgen van de niet-naleving van de autonome

probatiestraf. In plaats van een herroeping zal de tenuitvoerlegging van de ab initio voorziene

vervangende gevangenisstraf of geldboete gevorderd worden.815

HOOFDSTUK 4. Tussenbesluit

196. De probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf vertonen, ondanks hun

verschillende aard, toch enkele gelijkenissen. Zo vertrekken zij uit dezelfde bedoeling, namelijk

het bewerkstelligen van de sociale re-integratie van de delinquent en het vermijden van recidive.

Deze doelstelling wordt betracht door het individualiseren van de maatregel of straf en door de

delinquent te onderwerpen aan probatievoorwaarden met daaraan gekoppeld toezicht.

Het grootste verschil tussen beide figuren bestaat uit de beperktere bevoegdheid van de rechter

op het vlak van de autonome probatiestraf. Het opleggen van deze straf bestaat voor de rechter

namelijk enkel uit het bepalen van een duur en het geven van aanwijzingen omtrent de op te

leggen voorwaarden die later concreet ingevuld worden door de probatiecommissie. Daarnaast

zijn de irrelevantie van de gerechtelijke antecedenten en de beperktere maximale duurtijd van

de autonome probatiestraf ook twee niet te onderschatten onderscheidingspunten met de

probatie als modaliteit.

 

                                                                                                               815 Supra 118, nr. 177 e.v.

Page 143: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  130

DEEL 5: Rechtsvergelijkend deel

197. Binnen dit rechtsvergelijkend deel wordt de figuur van de probatie afkomstig uit slechts

een beperkte selectie van lidstaten van de Europese Unie vergeleken met de Belgische

probatie. Een rechtsvergelijkend onderzoek buiten Europa zou te ver leiden binnen het bestek

van deze masterproef. Om deze vergelijking te maken, worden eerst de regelen uit de

desbetreffende buurlanden omschreven om uiteindelijk de Belgische regeling daarnaast te

plaatsen om zo de gelijkenissen en verschillen te signaleren.

198. In 2009 werd een project gelanceerd ter implementatie van de Probation Framework

Decision816. De Belgische FOD Justitie nam het initiatief hiertoe maar het project werd samen

gefinancierd met de Europese Commissie. Bovendien werd samengewerkt met andere landen

zoals Frankrijk, Duitsland, Hongarije en de Confederation of European Probation (CEP)817. Dit

project kaderde binnen de ruimere doelstelling om de gerechtelijke samenwerking op het vlak

van vrijheid, veiligheid en justitie te verbeteren. De hoeksteen bestaat uit de wederzijdse

erkenning van beslissingen van gerechtelijke instanties binnen de lidstaten. Het was de

bedoeling dat de Probation Framework Decision opgenomen werd in de nationale wetten tegen

6 december 2011. Door de implementatie van dit instrument werd gestreefd naar een erkenning

en toezicht door een lidstaat op een beslissing van een andere lidstaat.818 In het kader van dit

project werd in april 2010 eveneens een vragenlijst aan de lidstaten toegezonden. Op die manier

poogde men de nationale probatiemaatregelen en alternatieve sancties in kaart te brengen.819

199. Niet alle landen hebben de probatie en de alternatieve straffen op dezelfde wijze en in de

vorm van dezelfde figuren in hun nationale rechtsstelsels ingevoerd. Om van probatie te kunnen

spreken zouden vier elementen aanwezig moeten zijn: de betrokkene moet geschikt bevonden

worden, er is een voorwaardelijke opschorting van de straf, er moet persoonlijk toezicht zijn en

ten slotte moet er begeleiding of behandeling van de betrokkene zijn. Deze elementen worden

afgeleid uit de definitie van “probatie” gegeven door de Verenigde Naties: “probation is a method

                                                                                                               816 Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november 2008), Pb.L. 337/102 (2008). 817 http://cep-probation.org/ (consultatie 2 mei 2016). 818 Supra 51, nr. 77. 819 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 1-2 en 5.

Page 144: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  131

of dealing with specially selected offenders and … consists of the conditional suspension of

punishment while the offender is placed under personal supervision and is given individual

guidance of ‘treatment’”.820 In wat volgt worden de voorziene maatregelen uit drie lidstaten van

de Europese Unie, meer bepaald Nederland, Frankrijk en Engeland als deel van het Verenigd

Koninkrijk, toegelicht.

HOOFDSTUK 1. Verenigd Koninkrijk

200. Het Verenigd Koninkrijk bestaat uit vier gebieden: Engeland, Schotland, Wales en Noord-

Ierland. Daar de probatie ontstaan is in Engeland wordt in principe enkel dit gebied van het

Verenigd Koninkrijk toegelicht. De regelen toepasselijk in Engeland, zijn dezelfde als de regelen

geldend in Wales. Achtereenvolgens komen het community order, de suspended sentence of

imprisonment en de deferred sentence aan bod.

Afdeling 1. Community order 201. Het community order821 houdt in dat de rechter de mogelijkheid heeft om bij een

veroordeling voor een misdrijf één of meerdere community requirements, te vergelijken met de

Belgische probatievoorwaarden, op te leggen. Voorbeelden van dergelijke community

requirements zijn activity requirement, curfew requirement, mental health treatment requirement

en dergelijke meer. Als gevolg hiervan zal de straf in de gemeenschap uitgevoerd worden in

plaats van in de gevangenis.822 Deze alternatieve sanctie kan enkel opgelegd worden aan

personen die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf. Voor het overige zijn er geen vereisten met

betrekking tot de aard van het misdrijf of de gerechtelijke antecedenten opgenomen op het

strafblad. De instemming van de veroordeelde is enkel vereist voor volgende drie requirements:

mental health treatment, drug rehabilitation en alcohol treatment requirement. In artikel 177 van

de Criminal Justice Act 2003 wordt een opsomming gegeven van de overige mogelijke

requirements. Voor enkelen van deze lijst is het vereist om de geschiktheid en beschikbaarheid

te controleren alvorens deze requirements opgelegd kunnen worden.

Het community order kan gecumuleerd worden met een geldstraf maar niet met een

vrijheidsstraf of een voorwaardelijke straf. Het National Offender Management Service (NOMS)

is een uitvoerend agentschap van het Ministerie van Justitie. Binnen het National Offender

Management Service zijn er 35 probation trusts opgericht. Zij staan rechtstreeks in voor de

                                                                                                               820 K. HAMAI, R. VILLÉ, R. HARRIS, M. HOUGH, U. ZVEKIC, Probation round the world. A comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 4. 821 Section 177 Criminal Justice Act 2003. 822 www.londoncrc.org.uk/what-we-do/community-order/ (consultatie op 2 mei 2016).

Page 145: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  132

beoordeling, risico management en toezicht op de veroordeelden. Deze taak wordt volbracht

door offender managers die verbonden zijn aan de probation trust die op geografisch vlak

gekoppeld zijn aan het adres van de veroordeelde. Bij gebrek aan een adres binnen Engeland of

Wales zal de probation trust van de plaats waar de betrokkene voor het gerecht verschenen is,

bevoegd zijn. De offender managers dragen op operationeel vlak de verantwoordelijkheid voor

de veroordeelde en de straf. Doen er zich veranderingen voor omtrent de omstandigheden

waarin de veroordeelde zich bevindt, dan kan de offender manager aan de rechter vragen om

de bestaande requirements te wijzigen of te vervangen. Indien de doelstelling van het

community order, zijnde de bescherming van het publiek en het verminderen van het risico op

recidive, bereikt is, kan eveneens gevraagd worden om het community order vroegtijdig te

herroepen. Bij inbreuk heeft de rechter drie mogelijkheden. Ten eerste kan het community order

gewijzigd worden door bijkomende requirements toe te voegen. Ten tweede is het mogelijk om

het community order in te trekken en de betrokkene te veroordelen tot eender welke

gemeenschapsstraf die opgelegd kon worden ten tijde van de veroordeling. Als laatste kan de

rechter het community order herroepen en een vrijheidsberovende straf opleggen. Dit zal

gebeuren als er opzettelijke en aanhoudende inbreuken zijn.823

202. Het community order leunt het dichtste aan bij de Belgische autonome probatiestraf. In

beide gevallen zal de betrokkene voorwaarden moeten naleven gedurende een bepaalde

periode in plaats van een gevangenisstraf (of geldboete in België) uit te zitten. De gerechtelijke

antecedenten spelen zowel in België824 als in Engeland geen rol. In Engeland komen enkel

personen die gestraft worden met een gevangenisstraf in aanmerking voor het community order.

In België wordt het toepassingsgebied van de autonome probatiestraf bepaald afhankelijk van

de straf die op de gepleegd feiten staat. Enkel misdrijven strafbaar met een politionele of

correctionele straf komen in aanmerking.825 Dit is niet noodzakelijk een gevangenisstraf.

De autonome probatiestraf is een consensuele straf. De instemming van de betrokkene moet

anders gezegd steeds bekomen worden. 826 In het kader van het community order is de

instemming slechts voor drie requirements vereist. Bovendien voorziet de Criminal Justice Act

2003 in een opsomming van de mogelijke requirements terwijl de probatiecommissie in België

                                                                                                               823 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 451-455. 824 Supra 102, nr. 154. 825 Supra 100, nr. 151. 826 Supra 98, nr. 149.

Page 146: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  133

volledig vrij, weliswaar binnen de perken van de aanwijzingen gegeven door de rechter, de

probatievoorwaarden kan bepalen.827

De offender managers binnen de probation trusts kunnen vergeleken worden met de

justitieassistenten binnen de Dienst Justitiehuizen.828 De gevolgen van een inbreuk gedurende

de opgelegde periode zijn iets anders in Engeland dan in België. Een eerste verschil situeert

zich binnen de bevoegde instantie. In Engeland zal de rechter oordelen over de gevolgen van

de inbreuk. In België ligt de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij het Openbaar Ministerie.

Waar de rechter in Engeland bovendien drie keuzemogelijkheden heeft, kan het Openbaar

Ministerie in België enkel beslissen om de vervangende straf, zijnde een gevangenisstraf of een

geldboete, al dan niet ten uitvoer te leggen.829

Afdeling 2. Suspended sentence of imprisonment 203. De suspended sentence of imprisonment830 is een alternatieve sanctie die neerkomt op

een opgeschorte gevangenisstraf. Deze straf kan opgelegd worden aan personen die

veroordeeld worden tot een korte vrijheidsstraf van minimaal 28 en maximaal 51 weken. Voor

het overige worden geen vereisten gesteld met betrekking tot de aard van het misdrijf of het

gerechtelijk verleden. Gedurende een periode vast te leggen door de rechter zal de betrokkene

zich moeten houden aan bepaalde community requirements. Bovendien zal hierop toezicht

uitgeoefend worden. Bij inbreuken op de community requirements of nieuwe misdrijven zal de

betrokkene opnieuw voor het gerecht gebracht worden. De rechter kan dan de oorspronkelijke

vrijheidsstraf alsnog uitvoeren. Daarnaast kan hij een kortere vrijheidsstraf dan eerst opgelegd

uitspreken of strengere community requirements stipuleren. Net zoals bij het community order is

de instemming van de betrokkene voor drie requirements vereist. Ook hier zullen de probation

trusts en daarbinnen de offender managers verantwoordelijk zijn voor de begeleiding en het

toezicht op de betrokkene831.832

204. Het Belgische probatie-uitstel vertoont grote gelijkenissen met de suspended sentence of

imprisonment. De strafuitvoering wordt in beide gevallen uitgesteld gedurende een periode

                                                                                                               827 Supra 110, nr. 165. 828 Supra 115, nr. 172. 829 Supra 119, nr. 180. 830 Section 189 Criminal Justice Act 2003. 831 Supra 131, nr. 201. 832 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 455-457.

Page 147: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  134

waarin voorwaarden nageleefd moeten worden. Het probatie-uitstel is, in tegenstelling tot de

suspended sentence of imprisonment, mogelijk voor langere vrijheidsstraffen. Meer bepaald

mag er geen veroordeling zijn tot een hoofdvrijheidsstraf van meer dan vijf jaar gevangenis.833 In

België worden dan weer wel drempels opgelegd met betrekking tot de gerechtelijke

antecedenten terwijl het gerechtelijk verleden in Engeland irrelevant is op dit vlak. Om in

aanmerking te komen voor het probatie-uitstel mag er geen eerdere veroordeling geweest zijn

tot een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie jaar of een gelijkwaardige

straf die op grond van artikel 99bis van het Strafwetboek in aanmerking moet genomen

worden. 834 Ook zal in België steeds de instemming van de betrokkene moeten bekomen

worden835 terwijl dit in Engeland enkel voor drie specifieke requirements het geval is.

Net zoals bij het community order, heeft de Engelse rechter enkele mogelijkheden in het geval

waarin de voorwaarden geschonden worden. De Belgische rechter kan bij het plegen van een

nieuw misdrijf of het schenden van de voorwaarden het probatie-uitstel herroepen. Daarnaast

heeft hij de mogelijkheid om de bestaande probatievoorwaarden veranderen, nieuwe

voorwaarden bijvoegen en bestaande voorwaarden weglaten als zij niet meer noodzakelijk

zijn.836 Op vlak van de begeleiding en het toezicht geldt hetzelfde als voor het community

order837 en kan de vergelijking gemaakt worden met de justitieassistenten binnen de Dienst

Justitiehuizen in België.838

Afdeling 3. Deferred sentence

205. De deferred sentence839 of uitgestelde straf is een alternatieve sanctie waarbij de straf

uitgesteld kan worden om op die manier het gedrag van de betrokkene of gewijzigde

omstandigheden in rekening te brengen. De rechter zal een afgevaardigde van een probation

trust, of een andere persoon die daarmee instemt, aanduiden om toezicht te houden gedurende

die periode van uitstel. Bovendien kunnen ook requirements opgelegd worden die nageleefd

dienen te worden gedurende die periode. In dit geval is er geen lijst voorzien van requirements,

de rechter heeft hier bijgevolg meer vrijheid om op creatieve wijze requirements te bepalen. Er is

geen cumul mogelijk met andere orders zoals bijvoorbeeld hierboven840 omschreven. Wederom

staan de offender managers binnen de probation trusts in voor de controle en begeleiding van

                                                                                                               833 Supra 54, nr. 81. 834 Supra 47, nr. 72. 835 Supra 41, nr. 63. 836 Supra 85, nr. 130. 837 Supra 132, nr. 202. 838 Supra 67, nr. 104 e.v. 839 Section 278 juncto schedule 23 Criminal Justice Act 2003. 840 Supra 133, nr. 203 en Supra 134, nr. 134.

Page 148: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  135

de betrokkene. Inbreuken op de verbintenis die de betrokkene ten aanzien van het gerecht

aangegaan is, moeten door de offender manager aan het gerecht gemeld worden. Hij zal

eveneens actuele informatie moeten verschaffen aan de rechter om op basis daarvan de straf te

kunnen bepalen.841

206. De vergelijking tussen de deferred sentence en de probatie-opschorting kan beknopt

blijven. Op het eerste zicht lijken beide figuren op elkaar maar bij nader inzien hebben zij toch

een andere doelstelling. In het geval van een op succesvolle wijze volbrachte probatie-

opschorting zal er namelijk helemaal geen straf uitgesproken worden.842 Wordt de deferred

sentence op een bevredigende manier beëindigd, zal het goede gedrag en het naleven van de

eventuele voorwaarden een gunstige invloed hebben op de straftoemeting. Niettemin zal er nog

steeds een straf uitgesproken worden.

Het probatie-uitstel vertoont dan ook grotere gelijkenissen met de deferred sentence. Niettemin

verschilt zij toch op het vlak van de straftoemeting. In het geval van het probatie-uitstel zal de

mogelijke straf reeds op voorhand bepaald zijn843, in tegenstelling tot wat hier het geval is.

HOOFDSTUK 2. Frankrijk

207. De evolutie naar de individualisering van de straffen en het ontstaan van de probatie

gebeurde ongeveer gelijklopend in België en Frankrijk. De rechter verkreeg een grotere vrijheid

op het vlak van de straftoemeting en er werd meer aandacht besteed aan de persoon van de

dader. Het voorstel van de Franse senator René BÉRENGER van 26 mei 1884 dat voorzag in

een voorwaardelijke opschorting van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen voor first

offenders paste dan ook goed in het veranderende strafrechtelijk landschap. Het voorstel lag

aan de basis van de wet van 1891844.845 In België werd de Wet Lejeune846, de eerste stap in de

richting van de individualisering van de straf in ons land, op dit voorstel gebaseerd.847 De grote

gelijkenissen tussen het Belgische en het Franse probatie-stelsel kunnen onder meer verklaard

worden doordat het Belgische Strafwetboek van 1867 een grote invloed van de Franse Code

                                                                                                               841 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 457-458. 842 Supra 29, nr. 49 en supra 32, nr. .52. 843 Supra 31, nr. 51-52. 844 Loi (FR) 26 maart 1891 sur l’attenuation et l’aggravation des peines, JO 27 maart 1891, 1433. 845 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 211. 846 Wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in het strafstelsel, BS 3 juni 1888, 1605; Supra 11, nr. 24. 847 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 16-17.

Page 149: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  136

Pénal van 1810 kende.848Dit Frans-Belgische systeem lag aan de basis van de verspreiding van

de probatie over continentaal Europa.849

Net zoals in België zijn de maatregelen van de (probatie-)opschorting en het (probatie-)uitstel

gunstmaatregelen. De veroordeelde zal hier met andere woorden nooit recht op hebben.850

Afdeling 1. (Probatie-)opschorting

208. De gewone opschorting of ajournement simple851 houdt in dat de uitspraak over de straf

opgeschort wordt. Er wordt wel uitspraak over de schuldvraag gedaan. Dit is mogelijk in de

gevallen waarin het reclasseren van de dader bereikt kan worden door de schade te herstellen

en de inbreuk te stoppen.852

209. De probatie-opschorting of ajournement avec mise à l’épreuve853 is een voorwaardelijke

straf die mogelijk is indien de verdachte aanwezig is op de terechtzitting. Krachtens de wet is

zijn instemming, in tegenstelling tot in België854, niet vereist maar in de praktijk zal dit wel

gebeuren. De uitspraak over de straf kan dan voor maximaal één jaar en onder voorwaarden

opgeschort worden nadat de betrokkene schuldig bevonden werd. Na het verstrijken van die

periode bepaald door de rechter zal de betrokkene weer voor het gerecht moeten verschijnen

met het oog op een uitspraak van een straf. Hij zal gedurende de proefperiode bepaalde

verplichtingen moeten vervullen onder toezicht van de strafuitvoeringsrechter. Deze rechter is

bevoegd voor het bepalen van de modaliteiten en het toezicht erop. Vaak zal hij de Service

Pénitentiaire d’Insertion et de Probation (SPIP) belasten met het toezicht op de naleving van de

opgelegde verplichtingen. Hij kan eveneens de bepaalde verplichtingen wijzigen of nieuwe

toevoegen. Eventuele inbreuken op deze verplichtingen zullen mee in beraad genomen worden

op de datum waarop de betrokkene opnieuw moet voorkomen voor de bepaling van de straf.855

Het feit dat de betrokkene na de periode bepaald door de rechter nogmaals moet voorkomen

                                                                                                               848 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 395. 849 K. HAMAI, R. VILLÉ, R. HARRIS, M. HOUGH, U. ZVEKIC, Probation round the world. A comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 45. 850 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 181. 851 Art. 132-60 C.pén. 852 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 187. 853 Art. 132-63 C.pén. 854 Supra 41, nr. 63. 855 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 187; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 171-173.

Page 150: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  137

voor de bepaling van de staf, verschilt van de regeling in België. In België wordt in het geheel

geen straf uitgesproken na het op succesvolle wijze volbrengen van de probatie-opschorting.856

Het ajournement avec mise à l’épreuve moet onderscheiden worden van het ajournement avec

injonction857 . In het eerste geval wordt de betrokkene onder het regime van de probatie

geplaatst terwijl in het tweede geval een precies bevel kan gegeven worden aan de

betrokkene.858

Afdeling 2. Gewoon uitstel 210. Frankrijk kent zowel het gewoon uitstel of sursis859 als het probatie-uitstel860.861 Onder het

uitstel wordt de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de strafuitvoering indien er zich geen

reden tot herroeping voordoet, begrepen. Er werd bijgevolg wel een veroordeling

uitgesproken.862

Onderafdeling 4. Drempels 211. Op het vlak van de drempels met betrekking tot de gerechtelijke antecedenten situeert

zich een verschil met de Belgische regeling. In België is het irrelevant welke periode er reeds

verlopen is tussen de oude veroordeling en de nieuwe feiten. In Frankrijk wordt voor het gewoon

uitstel gekeken naar de veroordelingen die zich voordeden in de vijf jaar vóór de nieuwe feiten.

Bovendien wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds gemeenrechtelijke veroordelingen

en anderzijds politieke misdaden of wanbedrijven. Ook verschillen de in acht te nemen drempels

naargelang de straf waarop het uitstel betrekking heeft een gevangenisstraf of een andere straf

is. Het gewoon uitstel is mogelijk voor alle soorten misdrijven behalve overtredingen van de

eerste tot de vierde klasse.863

Is de straf die potentieel uitgesteld zal worden een gevangenisstraf, dan mag de natuurlijke

persoon geen veroordeling voor een misdaad of wanbedrijf tot een gevangenisstraf of opsluiting

binnen het gemeen recht opgelopen hebben in de afgelopen vijf jaar. Veroordelingen wegens

overtredingen of wegens politieke misdaden en wanbedrijven vormen met andere woorden geen                                                                                                                856 Supra 29, nr. 49 en Supra 32, nr. 52. 857 Art. 132-66 tot 132-70 C.pén. 858 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 174. 859 Art. 132-29-39 C.pén. 860 Art. 132-40-53 C.pén. 861 Infra 140, nr. 216 e.v. 862 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 181. 863 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 211.

Page 151: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  138

beletsel voor het gewoon uitstel. Gaat het om het eventueel uitstellen van een andere

correctionele straf dan een gevangenisstraf, bijvoorbeeld een geldboete of een ontzetting uit

bepaalde rechten, dan mag er in de vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe feiten geen

veroordeling tot die specifieke straf (met of zonder uitstel) geweest zijn. Contraventionele

straffen kunnen uitgesteld worden ongeacht de voorafgaande veroordelingen. Voor criminele

straffen is het uitstel niet mogelijk.864

Rechtspersonen mogen geen niet veroordeeld zijn tot een geldboete van minstens 600.000 euro

wegens een misdaad of wanbedrijf binnen het gemeenrecht om nog te kunnen genieten van het

gewoon uitstel. Voor overtredingen begaan door rechtspersonen ligt die drempel op een

veroordeling tot een geldboete van minstens 15.000 euro. Ook voor rechtspersonen wordt enkel

gekeken naar de veroordelingen van de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe feiten.865

In België mag er geen veroordeling tot een criminele straf of hoofdgevangenisstraf van meer dan

drie jaar geweest zijn voor natuurlijke personen om in aanmerking te komen voor het gewoon

uitstel, ongeacht de duur die reeds verstreken is tussen de eerdere veroordeling en het nieuwe

feit. Voor rechtspersonen gaat het om een geldboete van maximaal 72.000 euro.866

212. De veroordeling wegens een nieuwe misdaad of wanbedrijf mag geen gevangenisstraf

van meer dan vijf jaar zijn om vatbaar te zijn voor gewoon uitstel. Het gewoon uitstel is

eveneens van toepassing op geldboetes, ontzetting uit bepaalde rechten en bijkomende straffen

zoals omschreven in artikel 131-10 van de Franse Code Pénal. In het geval van een nieuwe

veroordeling wegens een overtreding kan het gewoon uitstel toegepast worden op ontzetting uit

bepaalde rechten opgesomd in artikel 131-14 van de Franse Code Pénal, voor de bijkomende

straffen uit artikel 131-16, 1°, 2° en 4° van de Franse Code Pénal, de bijkomende straf van het

verbod op de uitgifte van cheques867 en voor geldboetes uitgesproken voor een overtreding van

de vijfde klasse.

Rechtspersonen komen eveneens in aanmerking voor het gewoon uitstel in criminele en

correctionele zaken voor de geldboete en voor de straffen opgesomd in artikel 131-39 van de

Franse Code Pénal (bijvoorbeeld een beroepsverbod, de uitsluiting van openbare

aanbestedingen, etc.). Voor nieuwe veroordelingen wegens een overtreding kan het gewoon

uitstel ook voor rechtspersonen uitgesproken worden in het geval waar de staf van het verbod

                                                                                                               864 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 211. 865 Art. 132-30 C.pén; J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 183-184. 866 Supra 47, nr. 72. 867 Art. 131-17, al. 1 C.pén.

Page 152: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  139

van uitgifte van cheques of voor het verbod een betaalkaart te gebruiken. Ook de geldboete voor

een overtreding van de vijfde klasse is vatbaar voor gewoon uitstel.868

Het Belgische gewoon uitstel kan niet toegepast worden op veroordelingen tot

hoofdvrijheidsstraffen van meer dan vijf jaar gevangenis.869

Onderafdeling 5. Gevolgen 213. Zoals reeds aangehaald, wordt de uitvoering van de straf geheel of gedeeltelijk

opgeschort. Zij wordt definitief als er zich geen redenen tot herroeping hebben voorgedaan. De

veroordeling blijft evenwel in al haar andere aspecten bestaan en zal dus in de toekomst

desgevallend in rekening kunnen gebracht worden voor de toepassing van de regelen met

betrekking tot de herhaling.870 Op dit vlak verschilt de Frankrijk niet van België.

214. Ook in Frankrijk zijn er verschillende gronden tot herroeping voorzien. Een veroordeling

wegens een misdaad of wanbedrijf kan gedurende vijf jaar herroepen worden. Voor een

veroordeling wegens een overtreding geldt een termijn van twee jaar. Het plegen van een nieuw

misdrijf met een nieuwe veroordeling tot gevolg, is een grond van herroeping. Afhankelijk van

welke straf uitgesteld werd bij de eerste beslissing, zal de nieuwe beslissing een veroordeling tot

een gevangenisstraf of opsluiting zonder uitstel of een andere straf dan de gevangenisstraf of de

opsluiting zonder uitstel moeten bevatten. De herroeping gebeurt in principe van rechtswege

maar de rechter kan door middel van een bijzondere en gemotiveerde beslissing echter afzien

van de herroeping. Het gevolg ervan bestaat erin dat de veroordeelde de opgelegde

oorspronkelijk straf toch zal moeten ondergaan, alsook de straf voor het nieuwe misdrijf

gepleegd gedurende de proefperiode. Desgevallend zal het verzwarende effect van de herhaling

hier spelen.871 De herroeping in België komt grotendeels overeen met de herroeping in Frankrijk.

In België is het weliswaar vereist dat een veroordeling wegens een nieuw misdrijf een

veroordeling tot een gevangenisstraf is872, terwijl in Frankrijk ook nieuwe veroordelingen tot

andere straffen dan de gevangenisstraf of de opsluiting als grondslag voor een herroeping

kunnen dienen.

215. Indien er na vijf jaar (voor veroordelingen wegens wanbedrijven en misdaden) of twee

jaar (voor veroordelingen wegens overtredingen) geen herroeping is geweest, vervalt de

                                                                                                               868 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 184-185. 869 Supra 54, nr. 81. 870 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 185. 871 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 185-187. 872 Supra 80, nr. 122.

Page 153: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  140

veroordeling. Dit houdt in dat de straf op definitieve wijze haar mogelijkheid tot uitvoering verliest

en de veroordeling doorgehaald wordt. Door het verdwijnen van de veroordeling is het mogelijk

voor de betrokkene om later opnieuw de gunst van het uitstel te genieten.873 Op dit vlak

contrasteert Frankrijk met België. In België blijft de veroordeling namelijk wel bestaan.874

Afdeling 3. Het probatie-uitstel

216. Om in Frankrijk in aanmerking te komen voor het probatie-uitstel of sursis avec mise à

l’épreuve of probation875 mag men in de beslissing waarin het probatie-uitstel toegekend wordt,

niet veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar voor een misdaad of

wanbedrijf van gemeen recht.876 Het probatie-uitstel kan met andere woorden niet toegepast

worden op criminele straffen, geldboetes, straffen uitgesproken in de plaats van gevangenisstraf

en overtredingen.877 Bovendien is het probatie-uitstel niet mogelijk voor personen die reeds

tweemaal veroordeeld werden tot een uitgestelde straf wegens gelijke of gelijkaardige

misdrijven. Er moet, in tegenstelling tot wat geldt in België878, geen instemming bekomen worden

van de veroordeelde. 879

217. In Frankrijk staat de strafuitvoeringsrechter in voor het opvolgen van het probatie-uitstel.

Daarnaast zal hij de uitvoeringsmodaliteiten bepalen. De vastgelegde verplichtingen kunnen

gedurende de proeftermijn gewijzigd worden. Het behoort eveneens tot zijn mogelijkheden om

de duurtijd te verlengen of zelfs vroeger te beëindigen. Het is gebruikelijk dat hij de uitvoering

van de probatiemaatregelen doorspeelt aan de Service Pénitentiaire d’Insertion et de Probation.

Dit zijn de administratieve diensten op het niveau van de departementen die belast zijn met de

controle en opvolging van veroordeelde personen.880 Zij kunnen vergeleken worden met de

Belgische probatiecommissies. 881 De territoriale bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter

                                                                                                               873 J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 212; J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 187. 874 Supra 31, nr. 51. 875 Art. 132-40-53 C.pén. 876 Art. 132-41 C.pén; J. BORRICAND, A-M. SIMON, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 213; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 161. 877 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 188. 878 Supra 41, nr. 63. 879 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 162. 880 www.justice.gouv.fr/prison-et-reinsertion-10036/insertion-et-probation-un-accompagnement-personnalise-20858.html (consultatie 4 mei 2016). 881 Supra 71, nr. 110.

Page 154: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  141

wordt bepaald aan de hand van de gewone verblijfplaats van de veroordeelde. Bij gebrek

daaraan zal de plaats van de veroordeling doorslaggevend zijn.882

218. Als gevolg van het probatie-uitstel wordt de tenuitvoerlegging van (een deel van) de straf

onmiddellijk opgeschort maar blijven de overige gevolgen van de veroordeling, zoals de

schadevergoeding, wel van kracht.883 Wat het onderdeel van de probatie betreft, zal de rechter

een duur bepalen die niet minder dan twaalf maanden en niet meer dan drie jaar mag bedragen

te rekenen vanaf het uitvoerbaar worden van de veroordeling.884 De opgelegde probatie-

voorwaarden kunnen bestaan uit maatregelen ter controle en hulp.885 In voorkomend geval

worden ook bepaalde verplichtingen opgelegd uit de limitatieve lijst van artikel 132-45 van de

Franse Code Pénal.886 Voorbeelden hiervan zijn de verplichting zich op een bepaald tijdstip aan

te melden bij een bepaalde autoriteit of het verbod om zich op bepaalde plaatsen te begeven.887

De Belgische figuur van het probatie-uitstel vertoont wederom grote gelijkenissen. Waar de

rechter in Frankrijk relatief beperkt is in zijn vrijheid tot het bepalen van de voorwaarden, kan de

rechter hier creatiever zijn daar er in België maar één voorwaarde, zijnde de opleiding, door de

wet omschreven wordt (Supra 33, nr. 54).888

219. Als het probatie-uitstel tot een goed einde gebracht wordt, mogelijks nog vóór het einde

van de bepaalde duur, kan de veroordeling doorgehaald worden en bijgevolg verdwijnen.889 De

gevolgen zijn dezelfde als voor het gewoon uitstel. Zodoende is ook hier een verschil met

België. In het geval waarin de uitvoering van de probatie niet naar behoren gebeurde kunnen

verschillende gevolgen optreden. Ten eerste kan de proefperiode van de probatie verlengd

worden en ten tweede kan het probatie-uitstel (geheel of gedeeltelijk) herroepen worden.890 De

herroeping door de strafuitvoeringsrechter is mogelijk wegens het niet-naleven van de

opgelegde voorwaarden of het plegen van een nieuw misdrijf gedurende de proeftijd.891 De

                                                                                                               882 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 164. 883 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 161. 884 Art. 132-42 C.pén. 885 Art. 132-44 en 46 C.pén. 886 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 188-190. 887 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 162. 888 Supra 33, nr. 54. 889 Art. 132-52 C.pén. 890 J. LARGUIER, Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 190-191. 891 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 164.

Page 155: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  142

rechter die de oorspronkelijke vrijheidsstraf uitsprak, kan herroepen in het geval waarin een

nieuw misdrijf gepleegd wordt gedurende de proefperiode én mits de strafuitvoeringsrechter een

opinie vormde over de mogelijkheid tot herroeping.892

Afdeling 4. Autonome probatiestraf

220. Sinds 1 oktober 2014893 bestaat de autonome probatiestraf in Frankrijk onder de naam ‘la

contrainte pénale’. Dit is net zoals in het Belgische strafrecht een hoofdstraf die enkel aan

natuurlijke personen opgelegd kan worden. 894 Enkel misdrijven strafbaar met een

gevangenisstraf van maximaal vijf jaar komen in aanmerking voor deze straf.895Het is een

correctionele straf. Hieruit kan afgeleid worden dat de autonome probatiestraf in Frankrijk niet

mogelijk is voor overtredingen en misdaden. 896 In België komen overtredingen wel in

aanmerking.897

Er wordt rekening gehouden met de persoonlijkheid van de veroordeelde alsook met zijn

familiale en sociale situatie. De gepleegde feiten mogen bovendien niet te ernstig zijn waardoor

een geïndividualiseerde sociaalpedagogische ondersteuning verantwoord is. Er is geen cumul

mogelijk met de gevangenisstraf.898

221. De autonome probatiestraf houdt in dat de veroordeelde zich gedurende een periode die

niet minder dan zes maanden en niet meer dan vijf jaar mag zijn, moet houden aan opgelegde

voorwaarden. Deze voorwaarden kunnen maatregelen van controle en hulp zijn maar ook

limitatief opgesomde verplichtingen. De strafuitvoeringsrechter staat in voor het toezicht op de

naleving hiervan. De correctionele rechter zal de duur en de voorwaarden vastleggen. De

Service Pénitentiaire d’Insertion et de Probation zal de betrokkene evalueren en verslag

uitbrengen bij de strafuitvoeringsrechter. Op grond hiervan kan de strafuitvoeringsrechter de

opgelegde voorwaarden wijzigen, na het horen van de betrokkene en zijn advocaat. Hij dient

zich hierover uit te spreken binnen de vier maanden. In het geval van niet-naleving van de

                                                                                                               892 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 164-165. 893 Loi n° 2014-896 (FR) 15 augustus 2014 relative à l’individualisation des peines et renforçant l’efficacité des sanctions pénales, JO 17 augustus 2014, 13647; L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 1. 894 Art. 131-4-1 C.pén; L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 1. 895 W. ROUMIER, “Présentation de la contrainte pénale”, Dr. pén. 2014, afl. 11, (1) 1. 896 L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 2. 897 Supra 100, nr. 151. 898 Art. 131-9 C.pén.; L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 1.

Page 156: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  143

voorwaarden kan de strafuitvoeringsrechter de voorwaarden in herinnering brengen,

verstrengen of nieuwe voorwaarden toevoegen Als de betrokkene zijn verplichtingen nog steeds

niet naleeft, kan het gerecht die de oorspronkelijke beslissing nam, de in die beslissing bepaalde

gevangenisstraf opleggen. Deze gevangenisstraf bedraagt maximaal twee jaar. Zij mag

bovendien nooit hoger zijn dan de gevangenisstraf voorzien voor het gepleegde misdrijf. De

betrokkene kan in afwachting van de uitspraak hieromtrent voor ten hoogste vijftien dagen

voorlopig opgesloten worden. Pleegt de betrokkene een nieuw misdrijf gedurende zijn

proefperiode, dan kan de sanctie voor dit nieuw misdrijf samengeteld worden met de sanctie

zoals bepaald in de oorspronkelijke beslissing tot de autonome probatiestraf.899

Het is mogelijk om de autonome probatiestraf vervroegd te beëindigen als de betrokkene zijn

verplichtingen volledig nageleefd heeft voor minstens één jaar, zijn reclassering verworven lijkt

en een er geen opvolging meer noodzakelijk blijkt.900

222. De Franse autonome probatiestraf verschilt op enkele punten van de Belgische. Zo is de

mogelijke maximumduur in Frankrijk, vijf jaar, langer dan het maximum van twee jaar in

België. 901 In België is de autonome probatiestraf mogelijk voor misdrijven strafbaar met

politionele en correctionele straffen. Bijgevolg kan een misdrijf strafbaar met 40 jaar

gevangenisstraf door de veralgemening van de correctionalisering in België nog steeds in

aanmerking komen voor de autonome probatiestraf.902 In Frankrijk is de autonome probatiestraf

niet meer mogelijk voor misdrijven strafbaar met meer dan vijf jaar gevangenisstraf. Ook op het

vlak van wie bevoegd is voor het bepalen van de voorwaarden situeert zich een onderscheid. In

het kader van de Belgische autonome probatiestraf zal de strafrechter enkel aanwijzingen geven

omtrent de op te leggen voorwaarden maar gebeurt de concrete invulling door de

probatiecommissie, zijnde een administratief college dus de uitvoerende macht.903 In Frankrijk

worden de voorwaarden eerst bepaald door de correctionele strafrechter en kunnen zij later

gewijzigd worden door de strafuitvoeringsrechter. 904 Beide instanties die instaan voor het

bepalen van de voorwaarden zijn hier wel onderdeel van de rechterlijke macht. Tot slot is in

                                                                                                               899 L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 5-6; W. ROUMIER, “Présentation de la contrainte pénale”, Dr. pén. 2014, afl. 11, (1) 1-2; www.service-public.fr/particuliers/vosdroits/F32312 (consultatie 4 mei 2016). 900 www.service-public.fr/particuliers/vosdroits/F32312 (consultatie 4 mei 2016). 901 Supra 102, nr. 102. 902 Supra 100, nr. 151. 903 Supra 110, nr. 165. 904 L. GRIFFON-YARZA, “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén. 2014, afl. 10, (1) 4.

Page 157: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  144

Frankrijk enkel een gevangenisstraf mogelijk als vervangende straf die uitgevoerd wordt bij

gebrekkige uitvoering van de autonome probatiestraf. In België heeft de rechter de keuze tussen

een geldboete en een gevangenisstraf.905

HOOFDSTUK 3. Nederland

223. In Nederland bestaat geen figuur die precies hetzelfde omvat als wat wij onder de

probatie begrijpen. Om toch een goede vergelijking tussen de probatie zoals zij in België geldt

en de gelijkaardige figuren uit Nederland mogelijk te maken, is het belangrijk om eerst het

systeem van de straffen in Nederland kort te schetsen.

Vervolgens is het penitentiair recht, zijnde het recht dat de tenuitvoerlegging van de straffen en

maatregelen beheerst, van belang. De rechter heeft hier namelijk de mogelijkheid om een straf

voorwaardelijk op te leggen. Deze beslissing heeft als gevolg dat de tenuitvoerlegging van een

straf opgeschort wordt.

Afdeling 1. Dualistisch sanctiestelsel 224. Het Nederlandse sanctiestelsel is een dualistisch stelsel of een tweesporenstelsel

opgesplitst in straffen en maatregelen de door de rechter opgelegd kunnen worden.906 Straffen

kunnen enkel opgelegd worden naar aanleiding van een veroordeling. Maatregelen zijn in

beginsel ook mogelijk bij andere einduitspraken.907 Binnen de straffen wordt, net zoals in België,

een onderscheid gemaakt tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen.908 In Nederland is het, in

tegenstelling tot in België909 , wel mogelijk om in bepaalde gevallen een bijkomende straf

afzonderlijk, niet gekoppeld aan een hoofdstraf, op te leggen. De vier hoofdstraffen zijn de

gevangenisstraf, de hechtenis, de taakstraf en de geldboete. De mogelijke bijkomende straffen

zijn de ontzetting van bepaalde rechten, de verbeurdverklaring en de openbaarmaking van de

rechterlijke uitspraak.910 In het kader van de vergelijking met de probatie is vooral de taakstraf

van belang.911

                                                                                                               905 Supra 107, nr. 160. 906 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 668; T. KOOIJMANS, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 10. 907 D. VAN DER LANDEN, Straf en maatregel, Arnhem, Gouda Quint BV, 1992, 10. 908 Art. 9.1 Sr. 909 Supra 96, nr. 147. 910 Art. 9.1, a en b Sr. 911 CH.J. ENSCHEDÉ, Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 187-188.

Page 158: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  145

In de categorie van de maatregelen kan een onderverdeling gemaakt worden tussen de

vermogensrechtelijk en de niet-vermogensrechtelijke maatregelen. De onttrekking aan het

verkeer912, de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel913 en de schadevergoeding914

zijn de vermogensrechtelijke maatregelen. De niet-vermogensrechtelijke maatregelen zijn de

plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis915, de terbeschikkingstelling916 en de strafrechterlijke

opvang van verslaafden917. De probatie in België wordt erg vaak gebruikt voor drugsdelicten.

Bovendien wordt er voor dergelijke delicten zelfs een versoepeld regime voorzien. In dit kader is

de vergelijking met de strafrechtelijke opvang van verslaafden aangewezen.918 In wat volgt

worden zowel de taakstraf als de strafrechtelijke opvang van verslaafden van naderbij bekeken.

Afdeling 2. Taakstraf 225. De taakstraf is een alternatieve sanctie en kan in Nederland opgelegd worden voor

misdrijven die bestraft kunnen worden met een vrijheidsstraf of geldboete. Ook in het geval van

overtredingen waar normaal een vrijheidsstraf op staat, kan een taakstraf in de plaats opgelegd

worden. Onder een taakstraf wordt enerzijds een werkstraf begrepen, dit is het onbetaald

uitvoeren van arbeid919 , en anderzijds een leerstraf, hieronder wordt het volgen van een

leerproject begrepen. Een combinatie van beiden is ook mogelijk. 920 Het eerste component komt

overeen met de werkstraf zoals wij haar in België kennen.921 Het tweede onderdeel van de

leerstraf is in het kader van de vergelijking met de probatie van groter belang. Zij vertoont

immers grote gelijkenissen met de opleiding, de enige probatievoorwaarde die door de wet

voorzien is. De leerstraf een opmerkelijk langere duurtijd beslaan dan de opleiding. Meer

specifiek kan zij maximaal 480 uur bedragen922 terwijl de opleiding maar ten hoogste 240 uur923

kan zijn924.925 Bovendien is geen instemming van de betrokkene vereist voor het oplegging van

de taakstraf onder de vorm van een leerstraf in Nederland. In de praktijk wordt de instemming

                                                                                                               912 Art. 36b-d Sr. 913 Art. 36e Sr. 914 Art. 36f Sr. 915 Art. 37 Sr. 916 Art. 37a e.v. Sr. 917 Art. 38m e.v. Sr. 918 CH.J. ENSCHEDÉ, Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 189. 919 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 329. 920 Art. 9.2 Sr. 921 Art. 37quinquies e.v. Sw. 922 Art. 22c Sr. 923 Art. 1bis, §1 Probatiewet. 924 Supra 33, nr. 54. 925 CH.J. ENSCHEDÉ, Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 188-189.

Page 159: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  146

over het algemeen toch bekomen.926 In België heeft de probatie een consensueel karakter en is

wel instemming vereist krachtens de wet.927

Afdeling 3. Strafrechtelijke opvang van verslaafde

226. Een van de doelstellingen van de Nederlandse maatregel van de strafrechtelijke opvang

van verslaafden is om een oplossing te vinden voor de individuele (verslavings)problematiek.

Minstens moet het probleem beheersbaar gemaakt worden. Op die manier probeert men een

terugkeer in de samenleving vlot te laten verlopen en recidive te vermijden. Deze doelstelling

moeten gerealiseerd worden door het gedwongen afkicken van de verslaafde. 928 De

versoepelde regeling voor de drugsdelicten die in België geldt 929 , vertrekt uit diezelfde

doelstelling. Druggebruikers zijn eerder slachtoffers dan daders dus is een oplossing voor de

onderliggende (verslavings)problematiek meer aangewezen dan een vrijheidsberovende staf.930

227. De strafrechtelijke opvang voor verslaafden kan gedefinieerd worden als “de gedwongen

plaatsing van een bepaalde groep verslaafden in een speciale inrichting waar deze verslaafden

een specifiek programma krijgen aangeboden dat is gericht op het breken met verslaving en

criminaliteit en het bieden van een perspectief, namelijk re-integratie”.931Centraal staat de dwang

waarmee de opname gebeurt. Dit element staat haaks op het consensueel karakter van zowel

de probatie als modaliteit en de autonome probatiestraf in België. Er is namelijk steeds een

instemming vereist van de betrokkene met de opgelegde maatregelen. 932 De gedwongen

opname is in België weliswaar niet onmogelijk. Zij is voorzien voor geesteszieke personen. De

voorwaarden die hiertoe gesteld worden, zijn opgenomen in artikel 2 van de Wet Bescherming

Persoon Geesteszieke 933 . 934 In de Belgische rechtsspraak bestaat er discussie over de

kwalificatie van personen met een verslavingsproblematiek als geesteszieken. Een volledige

toelichting van dit leerstuk zou te ver leiden in het kader van deze masterproef. Samenvattend

kan gesteld worden dat er drie strekkingen zijn in de rechtspraak. Een eerste strekking stelt dat

                                                                                                               926 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 330. 927 Supra 41, nr. 63 e.v. en Supra 98, nr. 149 e.v. 928 CH.J. ENSCHEDÉ, Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 190. 929 Art. 9 Drugswet. 930 Supra 50, nr. 75. 931 T. KOOIJMANS, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 179. 932 Supra 41, nr. 63 e.v. en 98, nr. 149. 933 Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, BS 27 juli 1990, 14806. 934 F. SWENNEN, Geestesgestoorden in het Burgerlijk Recht, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2000, 37.

Page 160: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  147

een verslavingsproblematiek nooit een geestesziekte kan zijn.935 Een tweede opvatting zegt

daarentegen dat dergelijke problematiek een geestesziekte is. 936 Ten slotte is de laatste

strekking de meest genuanceerde, een verslavingsproblematiek zou onder omstandigheden een

geestesziekte kunnen zijn937.938 Vervolgens heeft de gedwongen opname van een geesteszieke

in het Belgische recht een subsidiair karakter. Er mogen met andere woorden geen alternatieven

voor de opneming noch voor de dwang voorhanden zijn.939

Op het eerste zicht zou gedacht kunnen worden dat het gedwongen karakter van de

Nederlandse figuur van de strafrechtelijke opname van verslaafden in de weg staat van het

trekken van een parallel met de Belgische probatie in het kader van drugsproblematiek. De

voorwaardelijke variant940 van de strafrechtelijke opname van verslaafden vertoont echter toch

gelijkenissen met de probatie in het kader van drugsproblematiek. In dit geval zal de verdachte

een vrijwillige behandeling ondergaan om zo te verhelpen aan de onderliggende problematiek

en om nieuwe overlast en misdrijven te vermijden.941

Afdeling 4. Opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf 228. De rechter heeft in Nederland de mogelijkheid om een “voorwaardelijke veroordeling” uit

te spreken. Dit houdt, zoals de term wel doet vermoeden, niet in dat de straf voorwaardelijk

opgelegd wordt. Wel wordt een onvoorwaardelijke straf uitgesproken waarvan de

tenuitvoerlegging opgeschort wordt, nadat de rechter heeft vastgesteld dat een strafbaar feit

gepleegd werd.942 De rechter zal hierbij een proeftijd bepalen en de voorwaarden opleggen.943

Eén van die voorwaarden wordt steeds van rechtswege opgelegd en bestaat erin dat geen

                                                                                                               935 Rb. Namen 16 september 1985, J.L. 1985, 642; Rb. Brussel 30 juni 1992, T.Vred. 1994, 100. 936 Wetsontwerp betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieken, Parl.St. Kamer 1974-75, nr. 279-8, 5; Rb. Brussel 31 juli 1991, R.V. 10779/92, onuitg. 937 Luik 9 januari 1992, Rev.trim.dr.fam. 1993, 195; Vred. Charleroi 27 maart 1996, JLMB 1997, 1007. 938 F. SWENNEN, “Kan alcoholisme een geestesziekte zijn die tot dwangopname leidt?”, RW 1998-99, (1386) 1387; F. SWENNEN, Geestesgestoorden in het Burgerlijk Recht, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2000, 58-62. 939 F. SWENNEN, Geestesgestoorden in het Burgerlijk Recht, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2000, 83. 940 Art. 38p Sr. 941 T. KOOIJMANS, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 181-182. 942 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1992, 691; T. KOOIJMANS, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 290. 943 Art. 14b, 1 Sr; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 331.

Page 161: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  148

strafbare feiten meer gepleegd mogen worden tot het einde van de proeftijd.944 Uit deze

algemene voorwaarde vloeit het dreigend effect van de voorwaardelijke veroordeling voort.

Daarnaast kunnen ook bijzondere voorwaarden opgelegd worden die vrij te bepalen zijn door de

rechter.945 In tegenstelling tot wat geldt in België reikt de Nederlandse wetgever een overzicht

aan van mogelijke bijzondere voorwaarden.946 Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een

schadevergoeding, onthouding van het gebruik van alcohol en het bezoeken van herbergen

enzovoort.947 De proeftijd bij de voorwaardelijke veroordeling kan opmerkelijk langer zijn dan bij

de figuur van de probatie in België. In beginsel zal zij voor maximaal drie jaar opgelegd worden

maar in sommige gevallen kan een duurtijd tot tien jaar bepaald worden.948 Vergelijk met de

maximale duurtijd van twee jaar voor de autonome probatiestaf en maximaal vijf jaar voor de

probatie als modaliteit.949 Net zoals voor de taakstraf950 is het krachtens de Nederlandse wet niet

verplicht om de instemming van de betrokkene ter verkrijgen. Ook hier zal de instemming in de

praktijk echter wel gevraagd worden. Zoals hierboven reeds aangegeven is de instemming in

België wel een wettelijke vereiste voor het opleggen van het probatie-uitstel.951

De voorwaardelijke veroordeling kan niet toegepast worden op de taakstraf en de voorlopige

hechtenis. Zij is bovendien niet mogelijk voor gevangenisstraffen van meer dan twee jaar. Voor

veroordelingen tot een gevangenisstraf van minstens twee jaar en maximaal vier jaar is een

gedeeltelijke opschorting, van maximaal twee jaar, van de straf mogelijk.952 Voor het overige

worden geen beperkingen opgelegd met betrekking tot de strafbare feiten en de soorten

veroordeelden 953 . Dit in tegenstelling tot wat geldt in België. De opschorting van

tenuitvoerlegging kan door de rechter ongedaan gemaakt worden indien de opgelegde

voorwaarden niet nageleefd worden. 954 Dit ongedaan maken kan gezien worden als het

                                                                                                               944 Art. 14c, 1 Sr; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 331. 945 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 332. 946 Art. 14c, lid 2 Sr; L. VERHAERT, “Het slachtoffer en de straftoemeting”, NC 2013, (53) 83. 947 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 65 en 68-69. 948 Art. 14b Sr; D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 331. 949 Supra 54, nr. 82. 950 Supra 145, nr. 225. 951 D. FLORE, S. BOSLY, A. HONHON, J. MAGGIO (eds.), Probation Measures and Alternative Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 331. 952 Art. 14a Sr. 953 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 45-46. 954 Art. 14a e.v. Sr; CH.J. ENSCHEDÉ, Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 192-193.

Page 162: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  149

equivalent van de herroeping bij de probatie als modaliteit955 en de vervangende straf bij de

autonome probatie956.

229. Als deze voorziening in het Nederlandse strafrecht vergeleken wordt met de figuren uit

het Belgische strafrecht, kan besloten worden dat dit eigenlijk grosso modo overeenkomt met

wat in België onder het probatie-uitstel 957 begrepen wordt. Zij mag door de gebruikte

terminologie niet verward worden met de Belgische probatie-opschorting. In het geval van de

probatie-opschorting wordt geen straf uitgesproken.958

De figuren vertrekken vanuit dezelfde bedoeling, meer bepaald een gedragsbeïnvloeding van de

veroordeelde en het nastreven van een conflictoplossing. 959 Volgens een rapport van de

Commissie Vrijheidsbeperking 960 , ook wel de Commissie-Otte genaamd, stoelt de

voorwaardelijke straf op speciaal-preventieve overwegingen. Door de dreigende werking van de

mogelijkheid om de straf ten uitvoer te leggen en de begeleidende bijzondere voorwaarden,

tracht men nieuwe strafbare feiten te vermijden.961

Afdeling 5. Uitstel van vonniswijzing 230. Onder het uitstel van vonniswijzing moet de opschorting of de onderbreking door de

rechter van het onderzoek ter terechtzitting begrepen worden. De bedoeling van deze figuur is

tweevoudig en beoogt vooral om een beter zicht te krijgen op de persoon van de verdachte en

zijn kans op rehabilitatie.962 Enerzijds biedt zij rust aan de procespartijen en het rechterlijk

college. Dit kan in het belang van het onderzoek zijn om nieuwe informatie te vergaren door

bijvoorbeeld de oproeping van een getuige of de verdachte een psychiatrisch onderzoek te laten

ondergaan. Anderzijds kan de verdachte gedurende de periode van de opschorting of

onderbreking ertoe aangezet worden om een bepaalde prestatie, eventueel een ‘alternatieve

sanctie’, te volbrengen. Op die manier kan de straftoemeting op een gunstige wijze beïnvloed

                                                                                                               955 Supra 77, nr. 119 e.v. 956 Supra 107, nr. 160 en Supra 118, nr. 177 e.v. 957 Supra 32, nr. 51-52. 958 Supra 29, nr. 49. 959 T. KOOIJMANS, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 290. 960 COMMISSIE VRIJHEIDSBEPERKING, Vrijheidsbeperking door voorwaarden; de voorwaardelijke veroordeling en haar samenhang met de taakstraf, de voorlopige hechtenis en de voorwaardelijke invrijheidstelling, maart 2003. 961 J. DE HULLU, Recidive en straftoemeting, Deventer, Kluwer, 2003, 70-71. 962 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 697.

Page 163: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  150

worden.963 Vooral deze laatste functie van het uitstel van vonniswijzing is in het kader van de

vergelijking met de probatie relevant. Het sanctiekarakter staat hier meer centraal. Het

eindvonnis word pas gewezen nadat men zicht heeft op de wijze waarop de prestatie door de

verdachte verricht werd. Gebeurde dit op een deugdelijke wijze dan kan de rechter zelfs

besluiten tot een voorwaardelijke veroordeling met een symbolische proeftijd. Er wordt bijgevolg

geen echte straf meer opgelegd. Er dient opgemerkt te worden dat de rechter hiertoe geenszins

verplicht is. Zelfs bij het volledig verrichten van de gewenste prestatie, zal de verdacht nog geen

zekerheid hebben over de uiteindelijk opgelegde straf. Ook indien de rechter aan de verdachte

een aanwijzing geeft omtrent de straftoemeting, zal hij hierdoor amper gebonden zijn. Het recht

op een eerlijk proces uit artikel 6 EVRM moet steeds in acht genomen worden. Een te grote

discrepantie tussen de rechtmatige verwachting van de verdachte en de effectieve

straftoemeting moet bijgevolg vermeden worden.964

231. Het bovenstaande impliceert dat de rechter zich bij het verwachten van het volbrengen

van een prestatie of alternatieve sanctie door de verdachte, reeds een oordeel moet gevormd

hebben over de schuld van de verdachte. Hij moet meer bepaald overtuigd zijn van het feit dat

de verdacht strafbaar is aan het in casu ten laste gelegde feit. Hier situeert zich een gelijkenis

met de (probatie-)opschorting uit het Belgische strafrecht. Bij de (probatie-)opschorting zal de

rechter eveneens oordelen over de schuld van de verdachte zonder hierbij een straf op te

leggen. De (probatie-)opschorting krijgt een definitief karakter na het aflopen van de proeftijd.965

Bij de Nederlandse figuur van het uitstel van vonniswijzing heeft het oordeel van de rechter over

de schuld van de verdachte een essentieel voorlopig karakter. Het wettelijk stelsel vereist in

Nederland meer bepaald dat er geen splitsing kan zijn van de einduitspraak.966 Het definitieve

vonnis zal in Nederland met andere woorden pas geveld worden nadat de prestatie of de

alternatieve sanctie al dan niet op een bevredigende wijze verricht werd. In België wordt dit

vonnis vóór dit moment uitgesproken maar vervalt de strafvordering pas op definitieve wijze na

het succesvol doorlopen van de proeftijd.

Het uitstel van vonniswijzing is geen zelfstandige sanctie maar wel een voorbereiding op het

vaststellen van een sanctie. Er mogen geen wettelijke sancties gekoppeld worden als

‘voorwaarden’ aan die schorsing of onderbreking van het onderzoek. De schadevergoeding

                                                                                                               963 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 211-212. 964 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 212. 965 Supra 29, nr. 49. 966 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 212.

Page 164: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  151

vormt de enige uitzondering op deze regel.967 De (probatie-)opschorting heeft in België evenmin

het karakter van een straf. Zij is meer bepaald een modaliteit bij een straf.968 De autonome

probatie is daarentegen wel een hoofdstraf.969 Samenvattend kan gesteld worden dat het uitstel

van vonniswijzing enkele raakvlakken vertoont met de Belgische probatie maar toch geen

volwaardig equivalent ervoor is.

Afdeling 6. Reclassering

232. Tot slot mag de reclassering niet over het hoofd gezien worden. Dit is een grotendeels

private dienstverlening die voor het overgrote deel onafhankelijk en los van het gezag van het

gerechtelijk systeem kan opereren.970 Onder reclassering wordt “een vorm van maatschappelijk

werk die onder meer door individuele beïnvloeding de sociale aanpassing of heraanpassing

beoogt van personen die zich onmaatschappelijk hebben gedragen, inzonderheid van

strafrechtelijk meerderjarigen die zich aan enig strafbaar feit hebben schuldig gemaakt”

begrepen.971 In Nederland zijn er drie zelfstandige organisaties die hiervoor instaan, namelijk

“Reclassering Nederland”, “de Stichting Verslavingsreclassering GGZ” en “het Leger des Heils

Jeugdzorg & Reclassering”. Zij worden bijna volledig gefinancierd door het Ministerie van

Justitie.972 Op die manier kwam er een samenwerking tussen de ambtelijke strafrechtspleging en

de particuliere instellingen op het vlak van het verlenen van nazorg, voorlichtingsrapportage,

gevangenisbezoek en de voorbereiding van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.973

233. De functies uitgeoefend door de reclasseringsmedewerkers komen in zekere mate

overeen met de taken die de justitieassistenten binnen de Justitiehuizen in België vervullen.974

Zo hechten de rechters vaak belang aan de voorlichtingsrapportage opgesteld door de

reclasseringsmedewerkers. Bovendien krijgen zij in sommige arrondissementen de mogelijkheid

om op de zitting toelichting te geven bij het rapport. Er is zodoende een evolutie merkbaar naar

een getuigendeskundige rol van de voorlichtingsrapportage. Aan de hand van de deskundigheid

                                                                                                               967 F.W. BLEICHRODT, Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 212-213. 968 Supra 46, nr. 46. 969 Supra 96, nr. 147. 970 A. VAN KALMTHOUT, P. TAK, Sanctions-systems in the member-states of the council of Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 761. 971 J.P.A.L. BORSTEN, I.A. DIEPENHORST, , H. VAN HAAREN, J. HK. HOORNWEG, W.H. OVERBEEK, J.G. VAN DER SPEK, E.J. SCHRAVEN, M.E. TJADEN, Reclassering in Nederland, Utrecht-Antwerpen, Uitgeverij Het Spectrum, 1963, 22. 972 B.A.M. VAN STOKKOM, J.C.J. BOUTELLIER, P.B.A. TER VEER, De markt van reclassering en straf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1994, 9-10. 973 C.J.C.F. FIJNAUT, Reclassering: Horizon 2000. Ontwikkelingen in het strafrecht en samenleving en de rol van reclassering, Arnhem, Gouda Quint BV, 1998, 21-22. 974 Supra 67, nr. 104 e.v.

Page 165: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Rechtsvergelijkend deel

  152

van de reclassering zou een beeld moeten gevormd worden van de dader en zijn situatie.975

Zoals eerder gezegd vervullen het beknopt voorlichtingsverslag en de maatschappelijke enquête

een gelijkaardige rol in België.976 Voor het overige zijn de functies van de justitiehuizen en

bijvoorbeeld Reclassering Nederland relatief gelijklopend. Zo kunnen zij beiden toezicht houden

op de betrokken personen. Bij niet-naleving van de afspraken en voorwaarden zal het Openbaar

Ministerie (of een andere justitiële instantie ingelicht worden). 977 Tot slot worden dezelfde

doelstellingen beoogd door de takenpakketten van beide instanties. Zo poogt men een bijdrage

te leveren aan het sociaal functioneren van de betrokkene om zodoende zijn re-integratie in de

maatschappij te bevorderen. Op die manier wil men ook de recidive beteugelen.978

HOOFDSTUK 4. Tussenbesluit

234. Uit dit rechtsvergelijkend deel kan besloten worden dat zowel Engeland, Frankrijk als

Nederland figuren kennen van waaruit een parallel kan getrokken worden naar de Belgische

probatie. Deze gelijkenissen zijn op verschillende wijzen te verklaren. Zo werd de inspiratie voor

de Belgische regelgeving uit de Angelsaksische rechtsstelsels, waaronder Engeland, gehaald.

Frankrijk en België waren binnen continentaal Europa de koplopers op het vlak van probatie.

Een voorstel tot invoering van de probatie werd eerst in Frankrijk geformuleerd maar uiteindelijk

bewandelde België als eerste het wetgevend pad naar de grotere individualisering van de

straffen. Bovendien werd de wisselwerking tussen het Belgische en Franse recht alleen maar

versterkt door de grote invloed van de Franse Code Pénal van 1810 op het Belgische

Strafwetboek van 1867. Daar Frankrijk en België de rol van pioniers vervulden, is het logisch dat

deze regelen een invloed hadden op de verspreiding van de probatie over het Europese

vasteland. Bijgevolg ontsnapte ook Nederland niet aan deze beïnvloeding.

 

                                                                                                               975 C.J.C.F. FIJNAUT, Reclassering: Horizon 2000. Ontwikkelingen in het strafrecht en samenleving en de rol van reclassering, Arnhem, Gouda Quint BV, 1998, 98 en 103-104. 976 Supra 61, nr. 93 e.v. en 64, nr. 97 e.v. 977 www.justitiehuizen.be/veroordeelde (consultatie 28 april 2016); www.reclassering.nl/wat-wij-doen/verdachten-en-veroordeelden/onder-toezicht (consultatie 28 april 2016); . 978 B.A.M. VAN STOKKOM, J.C.J. BOUTELLIER, P.B.A. TER VEER, De markt van reclassering en straf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1994, 28-29.

Page 166: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  153

Besluit235. Deze masterproef ving aan met een uitvoerige beschrijving van het ontstaansproces van

de probatie binnen België. Het bleek dat de probatie geen puur Belgische creatie was. Zij is

meer bepaald geïnspireerd op Angelsaksische figuren. Het werd eveneens duidelijk dat de

implementatie van de probatie in het Belgische strafrecht een werk van lange adem was. De

basiswettekst waarin de klassieke probatie als modaliteit vervat ligt is de Probatiewet van 29 juni

1964. Deze wet omvatte twee modaliteiten bij een straf: de opschorting en het uitstel. Beiden

kunnen vergezeld gaan van door de rechter opgelegde voorwaarden die de delinquent moet

naleven gedurende een proeftermijn. In deze laatste situatie is de term ‘probatie’ toepasselijk.

Het doel van deze figuur was het individualiseren van de straf. Bovendien hoopte men een

gedragssturend effect te genereren en de nefaste gevolgen van een vrijheidsstraf te vermijden

om zo de sociale re-integratie te bevorderen en recidive te vermijden. Niet alleen de delinquent

zelf is gebaat bij de begeleiding die hij zo krijgt, maar ook de maatschappij zal hier vruchten van

plukken daar de delinquent zich met verbeterd gedrag terug in de samenleving kan begeven.

Dit is theoretisch gezien een verdienstelijk initiatief en bewees ook in de praktijk zeker zijn nut.

Toch was de Probatiewet op enkele punten vatbaar voor verbetering. Er werden geregeld

wijzigingen aangebracht, met als voorlopig eindpunt de Potpourri II-wet van 5 februari 2016.

236. De wetgever poogde ook tegemoet te komen aan de kritieken met betrekking tot de

Probatiewet, alsook aan de nieuwe noden van het strafrechtelijk landschap door de invoering

van de probatie als autonome straf door de Wet Autonome Probatie van 10 april 2014. Deze wet

trad pas zeer recent, op 1 mei 2016, in werking. Zij omvat de mogelijkheid om de autonome

probatiestraf op te leggen als hoofdstraf. Ook hier worden voorwaarden opgelegd die de

delinquent moet naleven gedurende een bepaalde proeftermijn. Het grootste verschil met de

probatie als modaliteit situeert zich in de bevoegdheid van de rechter. De rechter kan in de

gevallen waarin hij een autonome probatiestraf oplegt namelijk enkel de duur ervan bepalen en

aanwijzingen geven omtrent de voorwaarden. De concrete invulling van die voorwaarden

gebeurt door de probatiecommissie. Bijgevolg verliest de rechter een groot deel van zijn

bevoegdheid ten voordele van de probatiecommissie. Uit een bevraging van enkele personen uit

het juridische werkveld bleek dan ook dat deze nieuwe straf maar met een beperkt

enthousiasme onthaald werd door de zittende magistratuur. Bovendien blijven sommige

Page 167: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Besluit

  154

kritieken op de probatie als modaliteit nog steeds actueel bij de autonome probatiestraf.

Daarnaast werden ook nieuwe bemerkingen geopperd.

In het kader van dit werkstuk kon de werkelijke impact van de autonome probatiestraf in de

praktijk niet onderzocht worden gezien de slechts zeer beperkte periode die verlopen is sinds de

inwerkingtreding. Logischerwijze zal het eventuele (gebrek aan) succes afgewacht moeten

worden. De toekomst zal uitwijzen of de gevreesde voorspellingen en kritieken terecht zullen

blijken. Is de invoering van de Wet Autonome Probatie een gemiste kans om de Probatiewet te

moderniseren en aan te passen in plaats van twee gelijkaardige en toch op vele vlakken

verschillende figuren naast elkaar te laten bestaan?

237. De probatie is geen puur Belgische figuur. Ook in andere (Europese) landen is zij

wijdverspreid, weliswaar onder andere benamingen en in andere vormen gegoten. Het principe

om een gunst te verlenen waardoor de delinquent op de proef gesteld wordt door middel van

voorwaarden en zo het goede gedrag aan te moedigen, is alom aanwezig. Omdat op vele

vlakken een wisselwerking bestaat tussen het Belgische rechtssysteem het Nederlandse en het

Franse rechtssysteem, werden de figuren uit die rechtsstelsels die het dichtst aanleunden bij de

Belgische probatie beknopt toegelicht. Vooral met Frankrijk is de gelijkenis onmiskenbaar daar

zowel het Franse als het Belgische Strafwetboek dezelfde oorsprong hebben. Omdat de

probatie oorspronkelijk ontstaan is in Engeland en de Verenigde Staten werd ook Engeland

opgenomen in het rechtsvergelijkend onderzoek om zo tot een coherent geheel te komen van

de, naar mijn mening, voornaamste Europese landen op vlak van de figuur van de probatie.

238. Samenvattend kan gesteld worden dat zowel de probatie als modaliteit en de autonome

probatiestraf op zich erg waardevolle en nuttige figuren zijn in het Belgische strafrecht. Zij laten

toe om op een humane en op maat gemaakte manier de delinquent bij te sturen, te begeleiden

en te behandelen waar nodig. Zo kan hij op die manier opnieuw de juiste weg binnen onze

samenleving bewandelen. Door het individuele karakter van de probatie is het ook mogelijk om

de maatregel of straf zo in te vullen dat zij in elk afzonderlijk geval juist zwaar genoeg is om

recidive tegen te gaan en gedragssturend te werken zonder dat zij zo zwaar is dat eventueel

een averechts effect bekomen wordt en de maatregel of straf zijn doel voorbijstreeft.

Ondanks de vele positieve elementen die aan de probatie toe te schrijven zijn, is een kritische

noot toch onvermijdelijk. Het valt af te wachten wat de toekomst zal brengen, of de oude en nog

Page 168: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Besluit

  155

steeds niet verholpen bemerkingen, alsmede de nieuwe opmerkingen daadwerkelijk de

gevreesde gevolgen met zich mee zullen brengen. Het staat buiten kijf dat er op bepaalde

vlakken nog ruimte voor verbetering is. Hoe en door wie deze ruimte ingevuld zal worden, zal

afgewacht moeten worden. Zal de wetgever oor hebben naar de kritische stemmen die

weerklinken vanuit het werkveld of zal datzelfde werkveld als vangnet dienen en een uitkomst

moeten bieden voor de praktische problemen die ongetwijfeld zullen rijzen?

Page 169: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  156

Bibliografie

Wetgeving Internationaal

Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4

november 1950, http://www.echr.coe.int/Documents/Convention_NLD.pdf.

Enkelvoudig Verdrag van New York inzake verdovende middelen van 30 maart 1961, United

Nations Treaty Series, vol. 520, 151.

Europees Verdrag van 30 november 1964 betreffende het toezicht op de voorwaardelijk

veroordeelde of in vrijheid gestelde personen, BS 31 oktober 1970, 11022.

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van 19 december 1966, BS 6

juli 1983, 8815.

Kaderbesluit nr. 2008/947/JHA inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse

erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op

proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen van de Raad van de Europese Unie (27 november

2008), Pb.L. 337/102 (2008).

Wet (NL) van 3 maart 1881 houdende het Wetboek van Strafrecht, Stb. 5 maart 1881.

Loi (FR) 26 maart 1891 sur l’attenuation et l’aggravation des peines, JO 27 maart 1891, 1433.

Loi n° 2014-896 (FR) 15 augustus 2014 relative à l’individualisation des peines et renforçant

l’efficacité des sanctions pénales, JO 17 augustus 2014, 13647, www.legifrance.gouv.fr.

Nationaal

Wet van 17 februari 1994 houdende de gecoördineerde Grondwet, BS 17 februari 1994, 4054.

Wet van 17 november 1808 houdende het Wetboek van Strafvordering, BS 27 november 1808,

0.

Wet van 8 juni 1867 houdende het Strafwetboek, BS 9 juni 1867, 3133.

Page 170: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  157

Wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, BS 5 oktober 1867, 5505.

Wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, BS

25 april 1878, 1265.

Wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in het strafstelsel,

BS 3 juni 1888, 1605.

Wet van 15 mei 1912 op de kinderbescherming, BS 27 mei 1912, 3457.

Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en

verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen

die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en

psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921, 1834.

Wet van 14 november 1947 tot wijziging van de wetgeving betreffende de voorwaardelijke

invrijheidstelling en de voorwaardelijke veroordelingen, BS 28 november 1947, 11036.

Wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april

1952, 2606.

Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 17 juli 1964,

7812.

Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, BS 27 maart 1968, 3146.

Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985, 11305.

Wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de

overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in

vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van

vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, BS 20 juli 1990, 14304.

Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, BS 27

juli 1990, 14806.

Wet van 10 februari 1994 houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in

strafzaken, BS 27 april 1994, 11195.

Page 171: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  158

Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de

wet van 9 april 1930 tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet

van 1 juli 1964, BS 2 april 1998, 10017.

Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het

opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998, 10027.

Wet van 22 maart 1999 tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het

uitstel en de probatie, BS 1 april 2000, 10318.

Wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van

rechtspersonen, BS 22 juni 1999, 23411.

Wet van 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het

Wetboek van strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande Titel van

het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de

maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1

juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van

de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 mart 1998

betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot

bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers,

vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 29 juni 1999, 24383.

Wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in

strafzaken, BS 1 april 2000, 10323.

Wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken

en in politiezaken, BS 7 mei 2002, 19021.

Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen

van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica,

BS 2 juni 2003, 29917.

Programmawet van 27 december 2004, BS 21 december 2004, 87006.

Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een

vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de

strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006, 30455.

Page 172: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  159

Programmawet (II) van 27 december 2006, BS 28 december 2006, 75262.

Wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (II), BS 16 juni 2008, 30562.

Wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op

vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en

de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie, BS 13 juni 2013,

36896.

Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, BS 1 juli 2013,

41293.

Wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging

van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de

rechterlijke orde, BS 10 december 2013, 97957.

Wet van 7 februari 2014 tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf, BS 28

februari 2014, 17402.

Wet van 7 februari 2014 tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het

verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen,

ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale

vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 10 maart 2014, 20376.

Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van

de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken, BS 8 april 2014, 29894.

Wet 9 maart 2014 tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer,

gecoördineerd op 16 maart 1968, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het

uitstel en de probatie, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk

voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten

voldoen en van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte

aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, BS 30 april 2014, 35420.

Wet van 10 april 2014 tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot

wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de

opschorting, het uitstel en de probatie, BS 19 juni 2014, 46200.

Page 173: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  160

Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 14 mei 2014,

39045.

Wet van 8 mei 2014 tot wijziging van de artikelen 217, 223, 224 en 231 van het Gerechtelijk

Wetboek, BS 19 juni 2014, 46205.

Wet van 12 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (II),

BS 19 mei 2014, 39863.

Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016, 13130.

Koninklijk Besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, BS 8 oktober

1937, 6074.

Koninklijk Besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten

in strafzaken, BS 30 december 1950, 9095.

Koninklijk Besluit van 29 augustus 1964 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 29 juni

1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 1 september 1964, 9397.

Koninklijk Besluit van 6 oktober 1994 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de

dienstverlening en de opleiding, BS 15 oktober 1994, 26153.

Koninklijk Besluit van 13 juni 1999 houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het

Ministerie van Justitie, BS 29 juni 1999, 24386.

Koninklijk Besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van

de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken, BS 10 juni 2000,

20541.

Koninklijk Besluit van 27 juni 2000 houdende oprichting van een Commissie

“starfuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerden en straftoemeting”, BS 13

juli 2000, 24563.

Ministerieel Besluit van 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor justitiehuizen,

BS 29 juni 1999, 24426.

Page 174: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  161

Voorbereidende documenten en pseudo-wetgeving Internationaal

COMMISSIE VRIJHEIDSBEPERKING, Vrijheidsbeperking door voorwaarden; de

voorwaardelijke veroordeling en haar samenhang met de taakstraf, de voorlopige hechtenis en

de voorwaardelijke invrijheidstelling, maart 2003.

Nationaal

Wetsontwerp waarbij het probation-regime in het strafstelsel wordt ingevoerd, Parl.St. Kamer

1947-48, nr. 469.

Wetsontwerp waarbij het probation-regime in het strafstelsel wordt ingevoerd, Parl.St. Kamer

1952-53, nr. 11.

Wetsontwerp waarbij in het strafstelsel de opschorting van de uitspraak der veroordeling, het

uitstel van de tenuitvoerlegging der straffen en de opdeproefstelling worden ingevoerd, Parl.St.

Kamer 1956-1957, nr. 598/1.

Wetsontwerp betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieken, Parl.St. Kamer

1974-75, nr. 279-8.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en

de probatie, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 1233/1.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en

de probatie, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 1233/4.

Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging

van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964

betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr.

3274/001.

Wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging

van het Wetboek van strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964

betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, Parl.St. Kamer 4 maart 2014, nr.

3274/005.

Page 175: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  162

Adv.RvS nr. 53.967/1/V bij het wetsontwerp van 8 januari 2014 tot invoering van de probatie als

autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het

Gerechtelijk Wetboek en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de

probatie, Parl.St. Kamer 8 januari 2014, nr. 3274/001, 30-41.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Advies over het wetsontwerp inzake de verscherping

van de controle van veroordeelde gedetineerden die de gevangenis verlaten, inzake de

verbetering van de positie van het slachtoffer wanneer de dader de gevangenis verlaat en

inzake de optimalisering van de penitentiaire capaciteit, 29 mei 2002,

www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/press_publications /a0012n.pdf.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE (HRJ), Ambtshalve advies over het voorontwerp van wet tot

invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek, tot wijziging van het Wetboek

van strafvordering en tot wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het

uitstel en de probatie, 6 december 2013, http://www.csj.be/sites/5023.b.fedimbo.belgium.be/files/

press_publications/a0090b.pdf, 1-12.

Omz. COL 13/2000 18 december 2000 van het College van procureurs-generaal bij de Hoven

van beroep, 1-4.

Rechtspraak Internationaal

Municipal Court of Boston (USA), 1830, Commonwealth v. Chase.

Supreme Court (USA) 4 december 1916, Killits Case.

EHRM 25 augustus 1987, nr. 9912/82, Lutz/Germany.

EHRM, 23 november 1993, nr. 14032/88, Poitrimol/France.

EHRM 22 september 1994, nr. 14861/89, Lala/Nederland.

EHRM 22 september 1994, nr. 16737/90, Pelladoah/Nederland.

EHRM, 18 juli 2013, nr. 2312/08, 34179/08, Maktouf en Damjanovic/Bosnië en Herzegovina,

RW 2014-15, 1277.

Page 176: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  163

Nationaal

Arbitragehof 23 februari 2005, nr. 45/2005, BS 8 april 2005, 14825.

Arbitragehof 21 december 2005, nr. 197/2005, BS 13 februari 2006, 7633.

Arbitragehof 11 januari 2007, nr. 4/2007, BS 9 maart 2007, 12376.

Arbitragehof 14 januari 2008, nr. 2/98, RW 1998-99, 190.

GwH 28 oktober 2010, nr. 125/2010, A.GrwH 2010, afl. 4, 1937.

GwH 30 maart 2011, nr. 46/2011, A.GrwH 2011, afl. 2, 813.

Cass. 20 februari 1905, Pas. 1905, I., 141.

Cass. 15 juni 1914, Pas. 1915-16, I, 2.

Cass. 24 september 1951, Pas. 1952, I, 17.

Cass. 27 januari 1958, Pas. 1958, I., 567

Cass. 22 februari 1960, Pas. 1960, I., 724.

Cass. 9 juni 1964, Pas. 1964, I, 1083.

Cass. 24 maart 1969, Pas. 1969, I., 651.

Cass. 18 oktober 1977, Pas. 1978, 209.

Cass. 9 november 1977, Pas. 1978, I, 288.

Cass. 8 oktober 1980, AR 1334, Fourneau, Arr.Cass. 1980-81, 135

Cass. 6 maart 1984, AR 8497, Arr.Cass. 1983-84, 852.

Cass. 27 februari 1985, AR 3986, Debacker/Spinoy, Pas. 1985, I., 787.

Cass. 29 november 1988, AR 2309, Arr.Cass. 1988-89, 377.

Cass. 4 januari 1989, RDPC 1989, 426.

Cass. 14 juni 1989, AR 6135, Belgische Staat/Mawet, Arr.Cass. 1988-89, 1230.

Page 177: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  164

Cass. 11 oktober 1989, AR 6540, Belgische Staat/Sikier, Arr.Cass. 1989-90, 191.

Cass. 3 januari 1990, AR 7571, Belgische Staat/Decourcelle, Arr.Cass. 1989-90, 570.

Cass. 11 december 1991, H., RDPC 1992, 430.

Cass. 9 maart 1993, AR 6222, Verbeke, Arr.Cass. 1993, 272.

Cass. 18 mei 1993, AR 6224, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent/Della riva,

Arr.Cass. 1993, 509.

Cass. 31 mei 1995, AR P.94.868.F, Philippot/Elsen en Vanslambroeck, Arr.Cass. 1995, 552.

Cass. 20 juni 1995, AR P.95.149.N, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te

Antwerpen/Cochet, Arr.Cass. 1995, 647.

Cass. 14 mei 1996, AR P.96.0390.N, De Maesschalck, Arr.Cass. 1996, 458.

Cass. 12 november 1996, AR P.95.0950.N, De Vlieger/Van Autryve, Arr.Cass. 1996, 1038.

Cass. 15 juli 1997, AR P.97.0805.F, Arr.Cass. 1997, 750.

Cass. 9 december 1997, AR P.96.0448.N, Faillissement Forever B.V.B.A./Vandamme, Arr.Cass.

1997, 1333.

Cass. 25 februari 1998, AR P.97.1439.F, Geerinckx, Arr.Cass. 1998, 245.

Cass. 16 februari 2000, P.99.1553.F, J./S. Arr.Cass. 2000, afl. 3, 439.

Cass. 22 november 2000, AR P.00.1256.F, S., Arr.Cass. 2000, afl. 9, 1826.

Cass. 14 maart 2001, AR P.01.0322.F, W., Arr.Cass. 2001, afl. 3, 420.

Cass. 27 maart 2001, AR P.99.0949.N, R., Arr.Cass. 2001, afl. 3, 488.

Cass. 15 mei 2001, AR P.99.1478.N, S./H., Arr.Cass. 2001, afl. 5, 889.

Cass. 7 november 2001, AR P.01.0924.F, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te

Brussel/E., Arr.Cass. 2001, afl. 9, 1876.

Cass. 16 januari 2002, P.01.0948.F, J./B., Arr.Cass. 2002, afl. 1, 156.

Cass. 5 maart 2002, AR P.00.1222.N, V./G., Arr.Cass. 2002, afl. 3, 687.

Page 178: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  165

Cass. 29 oktober 2002, AR P.01.1103.N, B.J. e.a./D.M., Arr.Cass. 2002, afl. 10, 2304.

Cass. 19 mei 2004, AR P.03.1550.F, Procureur des Konings te Namen/W.J., Arr.Cass. 2004, afl.

5, 884.

Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0428.F, V.S., Arr.Cass. 2004, afl. 6-8, 1085.

Cass. 8 september 2004, AR P.04.0581.F, Arr.Cass. 2004, afl. 9, 1332.

Cass. 6 oktober 2004, AR P.04.0919.F, B.F., R., G., Arr.Cass. 2004, afl. 10, 1540.

Cass. 16 november 2004, AR P.04.0917.N, M.M.F. en L.J.L.M., Arr.Cass. 2004, afl. 11, 1841.

Cass. 8 februari 2005, AR P.05.0010.N, VLH, Arr.Cass. 2005, afl. 2, 331.

Cass. 15 februari 2005, AR P.04.1658.F, Le procureur général près la Cour de Cassation/V.H.,

J., R., X., Arr.Cass. 2005, afl. 2, 388.

Cass. 12 april 2005, AR P.05.0249.N, P.J.A.G., Arr.Cass. 2005, afl. 4, 856

Cass. 14 september 2005, AR P.05.0450.F, L.A., D. J., L./ R.C., R.T., E.M.-C., Arr.Cass. 2005,

afl. 9, 1637.

Cass. 11 oktober 2005, AR P.05.0988.N, Procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste

Aanleg te Leuven/S.J.P., Arr.Cass. 2005, afl. 10, 1892.

Cass. 19 oktober 2005, AR P.05.1041.F, Arr.Cass. 2005, afl. 10, 1978.

Cass. 15 november 2006, AR P.06.1221.F, K.G., A./H.F., Arr.Cass. 2006, afl. 11, 2308.

Cass. 14 februari 2007, AR P.06.1473.F, Le procureur du Roi à Charleroi/C.D., A., G., Arr.Cass.

2007, afl. 2, 375.

Cass. 21 maart 2007, AR P.07.0213.F, Le roi procureur du Neuf-Château/O.J., F., E., G., e.a.,

Arr.Cass. 2007, afl. 3, 666.

Cass. 25 april 2007, AR P.06.1597.F, C.A.G, J.R., L., F., Arr.Cass. 2007, afl. 4, 887.

Cass. 9 mei 2007, AR P.07.0272.F, D.B.V., P., Arr.Cass. 2007, afl. 5, 986.

Cass. 22 mei 2007, AR P.07.0212.N, M.J.M.D.G./F.D.D., C.D.V., F.T., Arr.Cass. 2007, afl. 5,

1086.

Page 179: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  166

Cass. 20 juni 2007, AR P.07.0759.F, L.G., E., C., R., Arr.Cass. 2007, afl. 6-7-8, 1392.

Cass. 6 november 2007, AR P.07.1056.N, G.I.B.S./J.G., Pas. 2007, 1951.

Cass. 16 januari 2008, AR P.07.1249.F, C.D., Pas. 2008, afl. 1, 119.

Cass. 25 november 2008, AR P.08.1108.N, G.L., Pas. 2008, 2666.

Cass. 10 februari 2010, AR P.09.1746.F, V.G., Le procureur général près la Cour d’appel de

Mons/S.H., V.G., e.a., JT 2010, 239.

Cass. 8 juni 2010, AR P.10.0561.N, J.C.K.J., Pas. 2010, afl. 6-8, 1777.

Cass. 13 oktober 2010, AR P.10.1208.F, NC 2011, afl. 1, 61.

Cass. 9 februari 2011, AR P.10.1344.F, K.H., Pas. 2011,, afl.2, 458.

Cass. 17 januari 2012, AR P.11.1996.N, A.M.B., Pas. 2012, afl. 1, 126.

Cass. 4 juni 2013, AR P.12.1137.N, F.A.R.B., Pas. 2013, afl. 6-8, 1233.

Cass. 11 september 2013, AR P.13.0706.F, A.C., Pas. 2013, afl. 9, 1629.

Cass. 9 december 2014, AR P14.0537.N, C.A.D., T.Strafr. 2015, 78.

Cass. 13 mei 2015, AR P.15.0217.F, N.G., T.Strafr. 2015, 250.

Antwerpen 19 december 2001, RW 2002-03, afl. 17, 663.

Antwerpen 28 juni 2002, RABG 2003, 293.

Antwerpen 29 november 2007, RABG 2008, 447.

Antwerpen 12 januari 2011, T.Strafr. 2013, 119.

Antwerpen 28 september 2011, NC 2013, 253, noot P. HOET.

Luik 9 januari 1992, Rev.trim.dr.fam. 1993, 195.

Rb. Brussel 31 juli 1991, R.V. 10779/92, onuitg.

Rb. Brussel 30 juni 1992, T.Vred. 1994, 100.

Rb. Namen 16 september 1985, J.L. 1985, 642.

Page 180: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  167

Vred. Charleroi 27 maart 1996, JLMB 1997, 1007.

Rechtsleer Boeken, verzamelwerken en reeksen

ARNOU, P., “Bijdrage ten behoeve van het slachtofferfonds” in VANDEPLAS, A., ARNOU, P.,

VAN OVERBEKE, S., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht

van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2010, 95-106.

AERTSEN, I., BEYENS, K., DE VALCK, S., PIETERS, F., (eds.), De Commissie Holsters

buitenspel? De voorstellen van de commissie Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie

van gedetineerde en straftoemeting, Brussel, Politeia, 2004, 159 p.

BASLER-PIERSON, M., La probation en Belgique, Brussel, Etablissements Emile Bruylant,

1980, 366 p.

BLEICHRODT, F.W., Onder voorwaarde, Deventer, Gouda Quint BV, 1996, 331 p.

BORRICAND, J., SIMON, A-M, Droit pénal. Procédure Pénal, Parijs, Dalloz, 2002, 419 p.

BORSTEN, J.P.A.L., DIEPENHORST, I.A., VAN HAAREN, H., HOORNWEG, J. HK.,

OVERBEEK, W.H., VAN DER SPEK, J.G., SCHRAVEN, E.J., TJADEN, M.E., Reclassering in

Nederland, Utrecht-Antwerpen, Uitgeverij Het Spectrum, 1963, 128 p.

CARTER, R., WILKINS, L., Probation and Parole. Selected Readings, New York, John

Wiley&Sons, 1970, 693 p.

CLAES, E., Legaliteit en rechtsvinding in het strafrecht. Een grondslagentheoretische

benadering, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, 521 p.

DECLERCQ, R., Beginselen van Strafrechtspleging, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium NV,

2014, 1892 p.

DE HULLU, J., Recidive en straftoemeting, Deventer, Kluwer, 2003, 84 p.

DE NAUW, A., Inleiding tot het algemeen strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 236 p.

DE NAUW, A., DERUYCK, F., Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, die

Keure, 2015, 213 p.

Page 181: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  168

DE WOLF, D., Handboek correctioneel procesrecht, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2013,

294 p.

ENSCHEDÉ, CH.J., Beginselen van het strafrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 236 p.

FIJNAUT, C.J.C.F., Reclassering: Horizon 2000. Ontwikkelingen in het strafrecht en

samenleving en de rol van reclassering, Arnhem, Gouda Quint BV, 1998, 273 p.

FLORE, D., BOSLY, S., HONHON, A., MAGGIO, J. (eds.), Probation Measures and Alternative

Sanctions in the European Union, Cambridge/Antwerpen/Portland, Intersentia, 2012, 621 p.

FRANSEN, H., “Samenloop van misdrijven”, X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2001, S 10/1-10.

HAMAI, K., VILLÉ, R., HARRIS, R., HOUGH, M., ZVEKIC, U., Probation round the world. A

comparative study, Londen-New York, Routledge, 1995, 233 p.

HOET, P., Alternatieve bestraffing: Opproefstelling en begeleiding. Opschorting, uitstel en

probatie-werkstraf, Gent, Larcier, 2006, 124 p.

HOET, P., “Werkbare probatie en herroeping” in TRAEST, P., LECLERCQ, J., GOETHALS, E.,

HUYBRECHTS, L., ROZIE, J., VERSTRAETEN, R., DERUYCK, F., ROZIE, M., Amicus Curiae.

Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 197-218.

HOET, P., Gemeenschapsgerichte straffen en maatregelen. Opschorting, uitstel, probatie,

werkstraf en elektronisch toezicht, Gent, Larcier, 2014, 248 p.

HOET, P., “Vijftig jaar probatiewet. Verleden en toekomst van de individualisatie van de

bestraffing” in ERNST, P., HOET, P., MERTENS, D., PEETERS, B., PONET, B., SAGAERT, V.,

SALOMEZ, K., VANLERBERGHE, B., VERSCHUEREN, H., WAETERINCKX, P, CBR Jaarboek

2013-2014, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2014, 319-389.

KOOIJMANS, T., Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de

strafrechtelijke maatregel, Deventer, Kluwer, 2002, 434 p.

LARGUIER, J., Droit pénal général, Parijs, Dalloz, 2003, 266 p.

LEGROS, R., Voorontwerp van strafwetboek, Brussel, Belgisch Staatsblad, 1985, 231 p.

Page 182: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  169

MAHIEU, W., “Drugs: opschorting, uitstel en probatie” in VANDEPLAS, A., ARNOU, P., VAN

OVERBEKE, S. (eds.), Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht

van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2004, afl. 45, 19-29.

ROZIE, J., “Over de toetsingsbevoegdheid van de strafrechter bij onredelijke straffen” in ROZIE,

J., VAN OEVELEN, A., RUTTEN, S., Toetsing van sancties door de rechter, Antwerpen,

Intersentia, 2011, 37-66.

ROZIE, M., “De werkstraf als nieuwe hoofdstraf” in DE NAUW, A. (ed.), Strafrecht van nu en

straks, Brugge, die Keure, 2003, 157-179.

ROZIE, M. “De probatie: vanaf 1 december 2015 ook stand-alone” in LEYSEN, J., Alternatieve

geschillenbeslechting, Brussel, Larcier, 2015, 141-162.

SNACKEN, S., De korte gevangenisstraf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1986, 342 p.

SWENNEN, F., Geestesgestoorden in het Burgerlijk Recht, Antwerpen-Groningen, Intersentia,

2000, 879 p.

VANDENBRUWAENE, W., “Justitie: strafrechtelijk beleid, jeugdsanctierecht en justitiehuizen” in

VELAERS, J., VANPRAET, J., VANDENBRUWAENE, W., PEETERS, Y., De zesde

staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen – Cambridge,

Intersentia, 2014, 295-313.

VAN DEN WYNGAERT, C., VANDROMME, S., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen.

Deel I: Strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 665 p.

VAN DER LANDEN, D., Straf en maatregel, Arnhem, Gouda Quint BV, 1992, 524 p.

VAN DEUREN, C., “Schitterend door afwezigheid. Over de mogelijkheden van de afwezige

beklaagde om zich te laten vertegenwoordigen door zijn raadsman” in HUYBRECHTS, L.,

ROZIE, J., DERUYCK, F., VAN VOLSEM, F., Na rijp beraad, Antwerpen-Cambridge, Intersentia,

2014, 445-460.

VANDORMAEL, K., Het Grondwettelijke Hof: rechter of regelgever. Analyse van de draagwijdte

van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, Gent, Larcier, 2015, 117 p.

VANHOUDT, C.J., CALEWAERT, W., Belgisch Strafrecht, Antwerpen, Story 1976, 1114 p.

Page 183: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  170

VAN KALMTHOUT, A., TAK, P., Sanctions-systems in the member-states of the council of

Europe Part II, Deventer-Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers,1992, 880 p.

VAN STOKKOM, B.A.M. BOUTELLIER, J.C.J. TER VEER, P.B.A., De markt van reclassering en

straf, Arnhem, Gouda Quint BV, 1994, 104 p.

VERBRUGGEN, F., VERSTRAETEN, R., Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors. Deel II,

Antwerpen-Apeldoorn, Maklu-Uitgevers, 2012, 590 p.

VERBRUGGEN, F. (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 194 p.

Bijdragen in tijdschriften

AERTS, B., “We kunnen onze taken dankzij grote flexibiliteit [Justitiehuizen]”, Juristenkrant

2009, nr. 200, 10-11.

ALLEMEERSCH, B., “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van

het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-04, 1-19.

BEYENS, K., “De alternatieven doen het nog steeds niet”, Orde Dag 2001, afl. 16, 9-28.

CHARLES, R., “Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie –

Overzicht – Toepassingsmodaliteiten”, RW 1964-65, 393-426.

CORNIL, P., “La mise en probation aux Etats-Unis”, RDPC 1928, 724-726.

DANGREAU, J., SERLIPPENS, A., “Drugwetgeving”, NJW 2007, 482-489.

DAUTRICOURT, J., “De Techniek en de Aanwijzing van de Belgische Probatie”, RW 1965-66,

1377-1394.

DECAIGNY, T., “Plea-bargaining in België: een koekoeksei?”, Jura.Falc. 2002-03, 457-476.

DECAIGNY, T., “Nieuwe correctionele hoofdstraffen: de straf onder elektronisch toezicht en de

autonome probatiestraf”, T.Strafr. 2014, 211-225.

DECOKER, J., GYSELAERS, L., HOET, P., COPPENS, J., VROMAN, F., VANDERMEERSCH,

M., DECAIGNY, T., BAUWENS, T., VAN DE HEYNING, C., DE SMET, B., SCHOORENS, G.,

MEGANCK, B., VAN BAVEL, H., BAEYENS, E., MENNES, I., MILLEN, J., “De wet van 5

Page 184: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  171

februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse

bepalingen inzake justitie (Potpourri II), gewikt en gewogen”, T.Strafr. 2016, 2-158.

DELBROUCK, L., “Herroeping van een probatie-uitstel is geen sanctie, wel een ultimum

remedium”, RABG 2008, 452-453.

De probatieassistenten en –inspecteurs van het Vlaamse landsgedeelte, “De probatie in

problemen”, Panopticon 1982, 58-64.

DE SWAEF, M., TRAEST, M, “Een jaar strafuitvoeringsrechtbanken: overzicht van

cassatierechtspraak”, RW 2007-08, 1570-1584.

DE WOLF, D., “Twee nieuwerwetse sancties in het Strafwetboek: de invoering van de probatie

en het elektronisch toezicht als autonome straffen”, RW 2014-15, 1082-1101.

DUPONT, L., “De relatieve zwaarte van de werkstraf”, T.Strafr. 2002, 203-205.

GILBERT, E., “Het wetsontwerp tot invoering van de probatie als autonome straf”, Panopticon

2014, 162-165.

GRIFFON-YARZA, L., “La contrainte pénale: premiers éléments d’analyse pratique”, Dr. Pén.

2014, afl. 10, 1-9.

HOET, P., “Wanneer wordt men uitgesloten van de gunst van het uitstel van straf?”, RABG

2011, 611-619.

HOET, P., “De vordering tot herroeping van de probatie-opschorting of het probatie-uitstel

wegens niet-nakoming van de probatie, NC 2013, 254-257.

HOET, P., “Verwijtbare niet-nakoming van probatie”, T.Strafr. 2013, 120.

KUTY, F. “La peine de probation autonome”, RDPC 2014, 986-1008.

LIEVENS, P., “Des relations dans le cadre de la probation”, RDPC 1983, 865-880.

MAES, E., “Is een effectieve straf altijd zwaarder dan een straf met uitstel? De invloed van

bestraffingsmodaliteiten op de relatieve zwaarte van straffen”, T.Strafr. 2015, 251-261.

MARY, P., “La peine de probation autonome ou la diversification à tout prix”, JT 2015, 289-294.

MICHEL, R., “La pratique des assistants de probation”, RDPC 1983, 851-864.

Page 185: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  172

MONSIEURS, A., “De zwaarte van de straf volgens het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof

en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens”, NC 2008, 225-244.

PEETERS, E., “Het ontstaan van de probatie in België. Een poging tot historische reconstructie”,

Panopticon 1982, 99-122.

PUT, J., “De kar of het paard? Justitieassistenten en beroepsgeheim”, NC 2012, 286-296.

ROZIE, J., “De ene schuldigverklaring is de ander niet”, RABG, 2008, 816-821.

ROZIE, J., “Naar de vrijheidsstraf als ultimum remedium: een weg bezaaid met wolfijzers en

schietgeweren”, NC 2015, 1-14.

ROZIE, J., “Hof van assisen en correctionalisering na Potpourri II: kunst- en vliegwerk of

dankbare ingreep van de wetgever?”, NC 2016, 91-114.

ROZIE, M., “Schuldigverklaring bij overschrijding van de redelijke termijn”, RW 1998-1999, 2-6.

ROZIE, M., “De bijgeschaafde Probatiewet”, T.Strafr. 2001, 8-15.

ROZIE, M., “De probatie kan voortaan ook op eigen vleugels vliegen”, NC 2014, 349-358.

ROUMIER, W., “Présentation de la contrainte pénale”, Dr. pén. 2014, afl. 11, 1-3.

SCHOLLEN, P., “Het strafverleden als obstakel voor het bekomen van een uitstel van

tenuitvoerlegging van een nieuwe straf: een kwestie van grondwettigheid of van interpretatie?”,

Ad Rem 2011, afl. 3, 84-86.

SCHUERMANS, F., “Verplicht op te leggen voorwaarden bij probatieopschorting”, T.Strafr.

2014, 322.

SWENNEN, F., “Kan alcoholisme een geestesziekte zijn die tot dwangopname leidt?”, RW

1998-99, 1386-1388.

TIMMERMAN, K., HUTSEBAUT, F., COENEGRACHTS, K., “Rubriek: Strafuitvoering en

justitiële hulpverlening’”, Panopticon 1984, 70-75.

TRAEST, P., “De vertegenwoordiging van de afwezige beklaagde”, T.Strafr. 2000, 205-210.

VANDER LAENEN, F., DHONT, F., “Zalven en slaan. Een eerste analyse van de nieuwe

drugwetgeving”, T.Strafr. 2003, 227-245.

Page 186: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  173

VANDEPLAS, A., “Over de herroeping van de probatieopschorting”, RW 2002-03, 664.

VANDEPLAS, A., “De herroeping van het probatieuitstel”, RW 2005-06, 1379.

VAN DEUREN, C., “Wederzijdse erkenning van vonnissen en probatievoorwaarden binnen de

Europese Unie”, RABG 2013, 972-973.

VANDEUREN, J., “Aanvang van de proeftijd: behoefte aan duidelijkheid”, RW 2010-11, 1723-

1725.

VAN GAEVER, J., “Wordt Michelle Martin straks opgenomen in een Kroatisch klooster? Een

toelichting bij het Kaderbesluit Probatie”, T.Strafr. 2014, 91-105.

VAN HENDE, F., “De alternatieven doen het wel!”, Orde Dag 2001, afl. 16, 83-89.

VAN VOLSEM, F., “Het tijdstip waarop aan de antecedentenvereisten voor opschorting of uitstel

voldaan moet zijn”, NC 2011, 51-55.

VERHAERT, L., “Het slachtoffer en de straftoemeting”, NC 2013, 53-93.

VERHEYDEN, R. “De probatie tussen toekomst en verleden”, RW 1975-76, 513-560.

Online bronnen

www.justitiehuizen.be/veroordeelde (consultatie 28 april 2016).

www.reclassering.nl/wat-wij-doen/verdachten-en-veroordeelden/onder-toezicht (consultatie 28

april 2016).

http://cep-probation.org/ (consultatie 2 mei 2016).

www.londoncrc.org.uk/what-we-do/community-order/ (consultatie op 2 mei 2016).

www.justice.gouv.fr/prison-et-reinsertion-10036/insertion-et-probation-un-accompagnement-

personnalise-20858.html (consultatie 4 mei 2016).

www.service-public.fr/particuliers/vosdroits/F32312 (consultatie 4 mei 2016).

www.nycourts.gov/courts/problem_solving/cc/home.shtml (consultatie 7 mei 2016).

Page 187: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bibliografie

  174

http://justitie.belgium.be/nl/nieuws/persberichten/news_pers_2013-04-11 (consultatie 9 mei

2016).

www.law.kuleuven.be/linc/onderzoek/OnderzoekslijnCriminologischediagnostiekengedragsinterv

enties.pdf (consultatie 10 mei 2016).

Page 188: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

 

  175

Bijlagen

BIJLAGE 1: Interview met dhr. Jorn DANGREAU (rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent) van 19 april 2016

Wat vindt u van de invoering van de autonome probatie?

J.D.: “Theoretisch gezien is de autonome probatie een goed systeem en kan je er niets tegen

hebben. Personen krijgen zo de kans om een aantal voorwaarden na te leven gecontroleerd

door een justitieassistent. Zij worden ook begeleid om bepaalde problemen aan te pakken en zo

een gevangenisstraf te vermijden.

Maar als strafrechter krijg je ook ‘veelplegers’ voor je. In het geval van veelplegers wordt elke

daad die gesteld wordt voor de rechtbank gebracht. Meestal is een veelpleger iemand die

bijvoorbeeld dagelijks in de winkel een fles Whiskey steelt, ook iemand met een onderliggende

problematiek. Het frustrerende als strafrechter is dat deze personen bijvoorbeeld op moment X

voor de rechtbank worden gebracht en dat er dan vastgesteld wordt dat er inderdaad een groot

probleem aan de orde is. De beste aanpak hiervoor is het verlenen van een probatiestructuur.

Je maakt een vonnis en in het beste geval is dit vonnis klaar en kan het onmiddellijk

uitgesproken worden. De veroordeelde zal op dat moment nog steeds zijn probleem hebben en

vaak ook instabiele huisvesting. Het vonnis en het dossier verdwijnt in de griffie omdat het

vonnis in kracht van gewijsde moet zijn alvorens het overgemaakt kan worden aan het

justitiehuis. Dit houdt in dat je de facto minstens één maand na de uitspraak kwijt bent.

Strafrecht zou eigenlijk moeten aanzetten tot gedragsverandering. Iemand pleegt herhaaldelijk

feiten en wordt hiervoor veroordeeld. Bij het toekennen van de probatie gaat de betrokkene

akkoord met bepaalde voorwaarden maar gaat dan weel onbegeleid uit de zittingszaal. Daarna

duurt het minstens één maand, vaak drie maanden voordat de probatie opgestart wordt.

Hierdoor zal de betrokkene in die periode opnieuw voor de rechtbank verschijnen voor nieuwe

feiten die gepleegd worden nog vóór zijn oproeping door het justitiehuis. De probatie is

theoretisch gezien dus fantastisch maar in de praktijk werd de fout gemaakt dat de justitiehuizen

een administratieve eenheid zijn met enorm veel procedures waardoor de probatie voor een

bepaalde doelgroep een nutteloos gegeven blijft. Het systeem moet beter afgestemd zijn op de

doelgroep. Voor personen die werken, bijgevolg veel te verliezen hebben en bijvoorbeeld

partnergeweld plegen zullen de probatiemaatregelen perfect werken. Maar voor een persoon die

in de marginaliteit leeft en vaak ook psychische, huisvestings-, tewerkstellings- en/of

Page 189: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  176

verslavingsproblemen heeft, werkt de probatie erg moeilijk. Evident zal voor de autonome

probatie gebotst worden op hetzelfde probleem.

Het justitiehuis treedt mandaatgericht op. Dit wil zeggen dat zij een vonnis dat in kracht van

gewijsde is, moeten hebben alvorens zij kunnen geld krijgen en dus kunnen werken.

Empirisch is het een feit dat als iemand akkoord gaat met probatievoorwaarden, die persoon in

95% van de gevallen geen beroep zal aantekenen. Vaak worden de voorwaarden ook op

instigatie van het Openbaar Ministerie opgelegd, ook van deze kant moet geen beroep verwacht

worden. Waarom moet er dus zo’n log gegeven aan gebreid worden alvorens de probatie

opgestart kan worden.

Ik werk nu een systeem uit samen met de justitiehuizen waarbij de betrokkene onmiddellijk na

de zitting doorverwezen wordt naar het justitiehuis en het vonnis ook onmiddellijk doorgestuurd

wordt. Maar met het mandaatgericht werken is dit een beetje dode letter gebleven. De

probatiemaatregelen zijn zodanige rigide dat dit systeem zijn merites heeft gehad in het verleden

maar eigenlijk niet meer van deze tijd is.”

De autonome probatiestraf is met andere woorden dus geen verbetering?

J.D.: “De autonome probatiestraf gaat nog veel verder en is dus nog veel desastreuzer. In een

klassiek verhaal van probatie zullen de strafrechters, eventueel voorgelicht met een beknopt

voorlichtingsrapport van het justitiehuis, ook op de zitting overgaan tot probleemdetectie. De

strafrechter zal duidelijk afspreken met de betrokkene of hij akkoord gaat met de concreet

opgesomde voorwaarden. Het moet ook duidelijk gemaakt worden dat er een gevangenisstraf,

dit kan tot vijf jaar oplopen, opgelegd kan worden als de voorwaarden niet nageleefd worden.

Bij de autonome probatie kan de rechter geen voorwaarden meer opleggen, de

probatiecommissie staat hiervoor in. Maar voor we op het moment zijn van de bepaling van de

voorwaarden door de probatiecommissie moet de strafrechter wel een vervangende

gevangenisstraf opleggen. De instemming met de autonome probatiestraf moet wel bekomen

worden maar eigenlijk zijn de voorwaarden op dat moment nog niet concreet bepaald. Het

bekomen van die instemming houdt dus enkel in dat de rechter het akkoord van de betrokkene

kan verkrijgen met het feit dat de voorwaarden door de justitieassistent samen met de

betrokkene de voorwaarden zal bepalen. Er moet ook zeer voorzichtig omgesprongen worden

met de instemming die de betrokkene heeft. Er moet voldoende uitleg gegeven worden want

vaak zullen personen met gelijk wat instemmen om toch maar een gevangenisstraf te vermijden.

In principe zal de betrokkene dus akkoord moeten gaan met voorwaarden die hij nog niet kent,

Page 190: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  177

anders zal hij blootgesteld worden aan een gevangenisstraf. De strafrechter moet een abstract

gegeven formuleren aan personen maar daar wel een gevangenisstraf aan koppelen. Dit is

waanzin. De persoon moet akkoord gaan met iets dat hij niet kent op straffe van gevangenis.

Dit getuigt bovendien van weinig vertrouwen in de rechter. Het enige dat de strafrechter nog kan

doen is de duurtijd bepalen (tussen één jaar en twee jaar voor een correctionele straf, dit is een

belachelijke termijn). De bepaling van de duur wordt ook losgeweekt van de inhoud van de

voorwaarden. De strafrecht legt een straf op die eigenlijk louter uit een termijn bestaat. Maar de

probatiecommissie kan, als administratief college, deze termijn dan uiteindelijk nog aanpassen.

Dit komt er op neer dat een duurtijd bepaald door de rechter op basis van een afweging van alle

elementen van het dossier, toch nog door een beslissing en van de probatiecommissie

veranderd kan worden. De mogelijkheid om te bestraffen komt echter enkel toe aan de

rechterlijke macht en niet aan de probatiecommissie. Dit is gedoemd om compleet vernietigd te

worden, dit is een aanfluiting van de rechtsstaat. Wat zit de strafrechter dan nog te doen? Het

enige dat hij nog kan bepalen is de termijn en zelfs dat kan achteraf nog gewijzigd worden door

de probatiecommissie. Daarnaast zal het Openbaar Ministerie de beslissingsbevoegdheid

hebben over de uitvoering van de vervangende gevangenisstraf waar zij ook nog eens de door

de rechter bepaalde duur van de gevangenisstraf kunnen wijzigen indien de betrokkene reeds

een deel van zijn voorwaarden heeft nageleefd.

Uiteindelijk zal zich bij de autonome probatiestraf bovendien nog eens hetzelfde probleem

stellen als bij de probatie als modaliteit. Het dossier verdwijnt na het vonnis van de rechter terug

in de kast.

Dit is eigenlijk jammer omdat dit weer fortuinen zal kosten aan de maatschappij om dit in zijn

werk te stellen terwijl er met kleine ingrepen ervoor gezorgd kon worden dat de klassieke

probatie gemoderniseerd werd. Het is ook absurd dat beide systemen naast elkaar bestaan. Het

is een gemiste kans om op een deftige manier een systeem te creëren dat ten dienste kan zijn

van de maatschappij door ten dienste te zijn van de personen zelf die in dat systeem verzeild

geraken.

Had u specifieke voorstellen of ideeën van hoe de autonome probatie dan wel moest zijn?

J.D.: “Mijn enige vrees was het probleem dat iemand die reeds veroordeeld was tot meer dan

één jaar gevangenisstraf niet meer in aanmerking kwam voor de klassieke probatiestraf maar hij

mag dan wel autonome probatiestraf hebben. De autonome probatiestraf wordt in de

rangschikking van de straffen als laagste, lichtste straf gezien maar de zwaarste crimineel komt

Page 191: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  178

ervoor in aanmerking. Als beroepsgroep zijn wij al jaren vragende partij dat de probatiewet

aangepast zou worden en flexibeler zou zijn. Wij zij namelijk niet ongevoelig voor de

onderliggende problematieken. Er moet eerder gekeken worden naar de problematiek die een

persoon drijft tot een bepaald gedrag dan naar het strafverleden. Dit kan dan eventueel

gekoppeld worden aan een verplichte verslaggeving van een psychiater zodat er een duidelijk

zicht is op de problemen en eventueel een duidelijke oplossing komt voor het probleem.

Hiermee zou je veel verder geraken dan personen die reeds één jaar gevangenisstraf gehad

hebben uit te sluiten van het verhaal. Dit is nu aangepast, voor probatie-uitstel mag je nu reeds

een veroordeling tot drie jaar gehad hebben. Dit zal er waarschijnlijk toe leiden dat een rechter

eerder geneigd zal zijn om de klassieke probatie op te leggen dan de autonome probatiestraf.

Hierdoor denk ik dat de autonome probatiestraf een doodgeboren kind zal zijn en slechts

minimaal zal toegepast worden. Het absurde is dat de autonome probatiestraf dan waarschijnlijk

meer zal toegepast worden voor iemand die reeds een veroordeling van meer dan drie jaar

gevangenisstraf gehad heeft. Dit is dan een uitweg.

Ook de exclusies, de seksuele misdrijven, die voorzien zijn voor de autonome probatiestraf zijn

niet doordacht. Het is juist op dit vlak dat geïnvesteerd moet worden. Dit is blind, in de Dutroux-

nasleep, overgenomen van de werkstraf. Als er dan eens een nieuwe vorm van bestraffing

ingevoerd wordt mag er toch beter over nagedacht worden. Er is nergens een objectieve reden

te vinden waarom deze misdrijven uitgesloten zijn. Het is een pure copy-paste van de werkstraf.

Het is erg frustrerend om zoveel mensen ten onder te zien gaan door het systeem. Hoe kunnen

wij nu op zo’n middeleeuwse manier met strafrecht, mensen en straffen omgaan? Dit is

onmenselijk, onze maatschappij is al zo complex. De tegenstelling tussen arm en rijk begint hier

ook op te komen. Het is dan juist die arme groep die in dat systeem verdwalen en zich niet

bewust zijn van de consequenties. Deze personen moeten eigenlijk ab initio, vanaf de zitting bij

de hand genomen worden. Persoonlijk ben ik een voorstander van de community courts zoals in

de Verenigde Staten. De rechtbank is in hetzelfde gebouw als waar de administratieve diensten

en hulpverlening zitten. Dit is naar mijn mening een moderne manier van strafrecht en van

mensen benaderen. Onze capaciteit zou dan beter ingezet worden op de grote criminelen en de

witte boordcriminelen dan op de kleine garnalen.”

Door het ontstaan van de autonome probatiestraf wordt er nog meer rechtsonzekerheid

gecreëerd omdat de strafrechter nu een nieuwe bestraffingsmogelijkheid heeft. Dit draagt

Page 192: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  179

bij aan de individualisatie van de straf maar aan de andere kant komt de voorzienbaarheid

van de straf nog meer in het gedrang. Wat vindt u hier van?

J.D.: “Hoe meer bestraffing die je hebt, hoe meer instrumenten de advocaat heeft om de

verdediging van zijn cliënt te gaan voeren. Dit vind ik op zich wel positief. Het moeten natuurlijk

wel naast elkaar bestaande systemen zijn. Als rechter heb je je informatieplicht maar het

onderscheid tussen de klassieke probatie en de autonome probatie is moeilijk uit te leggen. Op

den duur zullen de betrokkenen niet meer weten waaraan zij beginnen. Bovendien is de

autonome probatiestraf eigenlijk geen individuele straf (dit was wel de bedoeling). De

betrokkene heeft eigenlijk geen al te grote onderhandelingspositie meer omdat er toch steeds de

dreiging van de gevangenisstraf is. Eens je in het systeem geraakt, kan je de zaak toch nog

laten voorbrengen voor de rechtbank indien je niet akkoord bent met de voorwaarden. Er is een

beroepsmogelijkheid bij de voorzitter van de rechtbank.

Het is dramatisch als je als strafrechter niet meer de mogelijkheid hebt om voorwaarden op te

leggen terwijl je ziet dat iemand zo ten onder aan het gaan is door zijn problematiek. Binnen de

drugbehandelingskamer zie ik wekelijks personen die de draad kwijt zijn en waarvoor de

klassieke probatie niet werkt. Ik ben voorstander van een wetgevend initiatief waarbij de

voorwaarde dat een vonnis in kracht van gewijsde gegaan is alvorens de justitiehuizen in actie

treden, geschrapt wordt.

Ik heb onlangs nog een zaak uitgesproken van een persoon die al zeven maanden in

voorhechtenis zat, dit is uitzonderlijk. Het grote probleem was dat deze persoon geen adres had.

Ik heb probatiemaatregelen gemaakt wetende dat dit waarschijnlijk zou foutlopen omdat die

persoon geen adres had. Aan dit probleem zou verholpen kunnen worden door de mogelijkheid

te creëren om personen rechtstreeks naar het justitiehuis te sturen en hun gsm-nummer daar

achter te laten. Op die manier kan het justitiehuis hen toch contacteren zonder dat zij een adres

hebben. Zij kunnen zo helpen om een huisvesting te zoeken. Twee weken na die uitspraak lees

ik dat er een gewelddadige overval gepleegd is. Die persoon zit weer in de gevangenis. Dit is

voor een bepaalde doelgroep een groot probleem.

Voor personen die een hoge nood hebben aan ondersteuning werkt de probatie niet. Personen

die iets te verliezen hebben, een bedrijf hebben en/of werken, zal de probatie wel succesvol zijn.

Het enige positieve punt aan de Wet Autonome Probatie is dat er geen rekening moet gehouden

worden met het gerechtelijk strafverleden. Dit maakt het ook absurd in het licht van het geheel

Page 193: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  180

van de bestraffingen. Het was beter geweest om de oude probatiewet te hervormen en te

moderniseren

Ik heb ook de indruk dat er een noord-zuid tegenstelling is. Daar is ook de kiem gezaaid van

deze wet. Het zuiden van het land maakt bijna geen gebruik van beknopte voorlichtingsrapport

en maatschappelijke enquêtes. De rechter zal daar minder geïnformeerd voorwaarden opleggen

die onuitvoerbaar zijn. Hierdoor wordt een justitiehuis geconfronteerd met een vonnis met

onuitvoerbare maatregelen. Hieruit is de idee gegroeid dat de maatregelen eigenlijk

hulpverleningswerk zijn, die na grondige screening moeten gebeuren. Daarom werd besloten

om de jusititieassistent de voorwaarden te laten invullen. Zo weten ze zeker dat het goede

voorwaarden zijn. Dit kon ook ondervangen worden om de rechters te verplichten om in

bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als iemand al meer dan één jaar gevangenisstraf zou hebben

gehad in het verleden, advies in te winnen bij het justitiehuis. Zo zou de justitieassisten in

gesprek met de betrokkene een verslag kunnen opmaken waarin hij de voorwaarden

suggereert. Dit gebeurt nu ook. De rechter gaat op zitting een eerlijk gesprek aan met de

betrokkene en toetst af of alles wel klopt. De overeenkomst over de voorwaarden komt dan

eigenlijk op de zitting tot stand.”

Is er dan geen gevaar dat de betrokkene met gelijk welke voorwaarden zal akkoord gaan

omdat die dreiging van de gevangenisstraf steeds als stok achter de deur blijft?

J.D.: “Als je als rechter daar een heel eerlijk debat van maakt lukt dit wel. Je ziet al zeer veel

aan de mimiek van de personen. Je moet geen voorwaarden opleggen waarvan je al kan

inschatten dat ze eigenlijk niet akkoord gaan. Dan is het al gedoemd om te mislukken. De

houding van de rechter en de tijd die ervoor uitgetrokken wordt is zeer belangrijk. De rechter

heeft ook zijn informatieplicht. Er moet duidelijk gemaakt worden dat de betrokkene zal

overgebracht worden naar de gevangenis als de voorwaarde niet of zeer moeilijk vervuld kan

worden. Deze informatieplicht wordt ons nu ontnomen.

Als de voorwaarden mis lopen is dit ook nog een drama in het klassieke verhaal. Dit is een

heikel punt naast de instroom naar het justitiehuis. Bij foutlopen van de probatie duurt het te lang

tegen dat de voorwaarden kunnen herroepen worden. Ik ben wel voorstander van een

mengvorm van hetgeen nu voorgesteld was. De probatiecommissie zou zelfstandig moeten

kunnen zeggen dat de voorwaarden niet nageleefd worden en dit dan overmaken aan hetzij de

rechtbank hetzij het Openbaar Ministerie (zoals bij de werkstraf en de autonome probatie) om

dan de bestraffing die effectief wordt door het schenden van de voorwaarden, te laten uitvoeren.

Page 194: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  181

Omdat het klassieke systeem een straf met uitstel betreft, moet dit terug naar de rechtbank.

Deze cirkel duurt soms jaren. Het moet allemaal veel sneller gaan.

Vanuit die frustraties zijn wij in Gent begonnen met de drugbehandelingskamer waarbij het

systeem nog radicaler is in die zin dat de hulpverlening aanwezig is op de zitting. Er wordt op

zitting nog geen straf bepaald, onmiddellijk wordt de betrokkene met de hulpverlening

meegestuurd om een plan te ontwikkelen. Dit vind ik een goed systeem.”

Ik zag dat u ook voorzitter was van de probatiecommissie. Hoe gaat het daar in de praktijk

allemaal in zijn werk?

J.D.: “In de praktijk wordt de justitieassistent belast met de opvolging van de cliënt en nodigt

hem uit en bespreekt de voorwaarden met hem. Hij verwijst de cliënt door en leidt hem toe naar

de juiste hulpverlening. Als er problemen zijn kunnen de cliënten de justitieassistenen opbellen.

Als zij vinden dat zij tot een onwerkbare situatie gekomen zijn of dat de cliënt aangemaand moet

worden om zich te gedragen, zal de cliënt moeten verschijnen voor de probatiecommissie. De

probatiecommissie bestaat ofwel uit een emeritus of een jonge rechter met een advocaat en

iemand van de administratie. De zaak wordt opgeroepen waarop de justitieassistent de

problemen zal uitleggen. De probatiecommissie zal de cliënt waarschuwen en als hij zich dan

niet gedraagt zal er een voorstel tot herroeping gedaan worden. Als het helemaal foutloopt zal

het dossier aan het einde van de rit meegedeeld worden aan het Openbaar Ministerie. Zij zullen

de zaak opnieuw dagvaarden voor de rechtbank. Meestal zal de cliënt op het moment dat hij

voor de rechtbank komt goed proberen naleven waardoor de rechter in sommige gevallen niet

zal herroepen en dan wordt het dossier terug overgemaakt aan de justitieassistent.”

Page 195: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  182

BIJLAGE 2: Interview met dhr. Hans DE WAELE (rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent) van 19 april 2016

Wat is uw visie op de invoering van de autonome probatiestraf?

H.D.: “Het is een gemiste kans in die zin dat er volgens mij beter een algemene aanpassing was

van de wet van 1964. We hebben enerzijds de basiswet van 1964 en anderzijds hebben we een

nieuw stuk in het strafwetboek met een nieuwe straf, de autonome probatie. Wat die autonome

probatie betreft, zijn de toepassingsvoorwaarden compleet anders. Dit begrijp dit ook niet.”

Verwacht u dat de autonome probatiestraf veel zal toegepast worden in de praktijk?

H.D.: “We zullen dit moeten afwachten. Vroeger was het zo dat wij geen probatie konden geven

aan personen die in het verleden reeds tot minimaal één jaar gevangenisstraf veroordeeld

waren. Deze drempels zijn nu ook opgetrokken in de Potpourri II-wet. Artikel 8 van de

Probatiewet is aangepast in die zin dat het nu mogelijk is om probatievoorwaarden op te leggen

voor personen die reeds een veroordeling tot drie jaar gekregen hebben. De autonome

probatiestraf zal bijgevolg in de praktijk wellicht enkel toegepast worden voor personen die in het

verleden reeds een straf hebben gekregen van meer dan drie jaar. Maar eigenlijk is de

autonome probatiestraf een lichtere straf. Dan stelt zich weer de vraag hoe dit zich verhoudt?”

Door het ontstaan van de autonome probatiestraf wordt er nog meer rechtsonzekerheid

gecreëerd omdat de strafrechter nu een nieuwe bestraffingsmogelijkheid heeft. Dit draagt

bij aan de individualisatie van de straf maar aan de andere kant komt de voorzienbaarheid

van de straf nog meer in het gedrang. Wat vindt u hier van?

H.D.: “Dit hadden ze eigenlijk kunnen verhelpen door de oude probatiewet aan te passen.”

Wat vindt u van het feit dat de instemming van de beklaagde nog steeds moet bekomen

worden maar de probatievoorwaarden eigenlijk niet door de rechter maar door de

probatiecommissie bepaald worden?

H.D.: “Wat nu gebeurt is eigenlijk het maken van een afspraak op zitting. Op het moment

waarop de probatievoorwaarden afgesproken worden, worden alle voorwaarden effectief één

voor één overlopen. Dit wordt bekeken in het ligt van de problematiek die aan de oorsprong ligt

van de feiten. Op het moment waarop je een straf oplegt aan mensen probeer je daar als

strafrechter verschillende overwegingen in rekening te brengen. Een van die overwegingen is de

toekomst. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de samenleving beschermd wordt maar ook dat de

Page 196: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  183

betrokkene ‘verbeterd’ kan worden, dat zijn gedrag gecorrigeerd kan worden. Hoe doe je dit op

het moment dat je die voorwaarden niet meer kan opleggen? Met de autonome probatie kan de

rechter enkel aanwijzingen geven over de voorwaarden, maar de voorwaarden worden

uiteindelijk wel in een latere fase door de probatiecommissie bepaald Dit geeft ons als

strafrechter een hachelijk gevoel.

Voor het overige met betrekking tot de autonome probatie zit ik op dezelfde lijn als dhr. Jorn

DANGREAU. Ik verwacht dat het grotendeels een slag in het water zal zijn. Het was

interessanter geweest moest de oude probatiewet aangepast geweest zijn. Bijvoorbeeld

personen die in de jaren ’60 of ’70 een gevangenisstraf hebben gekregen van minimum één jaar

komen op vandaag niet meer in aanmerking voor gewoon uitstel. Dit kan een drama zijn,

waarom passen ze dan dit niet aan?

De probatiestructuur is op zich een goede maatregel. Dit werkt ook goed. Waarom passen ze

dan die goed werkende machine niet aan in plaats van een nieuwe machine te creëren die

eigenlijk ook voorbij gaat aan het doel dat wij altijd gehad hebben.”      

Page 197: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  184

BIJLAGE 3: Interview met dhr. Jean-Luc COTTYN (Advocaat-generaal gedetacheerd bij het College van Procureurs-generaal; Gewezen voorzitter Hoge Raad voor de Justitie) en dhr. Bert Salembier (rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brugge) van 22 april 2016

Wat zijn uw verwachtingen van de autonome probatiestraf in de praktijk?

B.S.: “Ik zal eerst overlopen wat ik er vandaag mee doe. Ik koppel vaak de probatie aan een

gevangenisstraf of een werkstraf gekoppeld aan een gevangenisstraf maar dit mag straks niet

meer. Dit in uitzonderlijke gevallen waarin iemand een kemel schiet die een brug te ver is voor

de opschorting maar waar toch geprobeerd wordt om het blanco strafregister te vrijwaren maar

de betrokkene zal dit dan zelf in handen hebben. Op dat moment worden een aantal zeer

strenge voorwaarden opgelegd met betrekking tot drug- en drankgebruik, zinvolle dagbesteding,

… gekoppeld aan een zware werkstraf die effectief zal worden indien de voorwaarden niet

nageleefd worden. Deze laatste mogelijkheid is nu uitgesloten, de autonome probatiestraf kan

niet gecumuleerd worden met een werkstraf. Op heden is de probatie altijd toepasbaar tenzij er

reeds een eerdere gevangenisstraf van meer dan 12 maanden opgelegd werd.”

J-L.C.: “De drempel ligt dus op 12 maanden, niet op één jaar. Dit is een verschil: één jaar is

langer dan 12 maanden.”

B.S.: “Als ik iemand 12 maanden geef, weet ik dat die persoon nog steeds gunsten kan krijgen.

Als ik één jaar, zelfs met uitstel geef, betekent dit in de praktijk dat ik alle gunsten afneem voor

de toekomst. Maar dit zal veranderen met de nieuwe Minister van Justitie. De probatie-

opschorting heb ik nog maar zeer zelden uitgesproken, dit is de grootst denkbare cadeau van de

correctionele rechtbank.”

J-L.C.: “Het dossier moet natuurlijk steeds op zijn geheel gezien worden. Je kan nooit oordelen

als je de feiten niet kent. Dit is een gulden regel”

B.S.: “Opschorting gekoppeld aan probatievoorwaarden heb ik eigenlijk enkel nog maar gedaan

in drugszaken. In dat geval vond ik dit af en toe zinvol. Ik liet de betrokkene vaak terugkomen in

drugszaken. Als zij elke keer opnieuw een negatieve drugstest hebben, kan aan het einde van

de rit wel eens gedacht worden aan een probatie-opschorting. Dit ook omdat artikel 20 van de

Drugswet de verruimde mogelijkheid voorziet om toch nog uitstel mogelijk te maken ook al was

er reeds een veroordeling van meer dan 12 maanden.”

J-L.C.: “Dit is hetgeen de Drugkamer deed met de heer Jorn DANGREAU en mevrouw Annemie

SERLIPPENS. Zij volgen continu op. Bijvoorbeeld met 5 à 10 jaar geleden was het niet

Page 198: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  185

denkbeeldig om effectief zoiets te geven. Nu zal het parket en de rechtbank steeds het dossier

van zeer nabij blijven opvolgen. Het feit dat de persoon blijft opgevolgd worden is natuurlijk het

kenmerk van de probatie. Dit heeft zijn voordelen. We zien dikwijls dat personen die veroordeeld

worden voor zedendelicten dat zij dit niet graag hebben. In het geval van de autonome

probatiestraf vallen zedendelicten zelfs buiten het toepassingsgebied. Zij hebben liever dat zij 5

of 10 jaar straf uitzitten. Na die periode heb je geen vat meer op de betrokkene terwijl je bij de

probatievoorwaarden wel nog controle had.”

Er zijn veel voorstanders om de autonome probatiestraf toch nog mogelijk te maken voor

seksuele delicten.

B.S.: “Hoe meer tools je in handen hebt als rechter, hoe beter. Als kamervoorzitter moet je je

handen vrij hebben binnen een dossier. Op den duur ken je wel het klappen van de zweep en

vind ik het vervelend dat er tools uit handen genomen worden die hun nut bewezen hebben.

In Brugge hebben wij een soort standaardlijst met voorwaarden van waaruit ik steeds vertrekt.

Dit is organisch zo gegroeid in samenwerking met de justitiehuizen. Deze voorwaarden worden

dan aangepast naargelang de individuele situatie.”

J-L.C.: “Het is geen prêt-à-porter werk meer maar eerder haute-couture”.

B.S.: “Het is natuurlijk relevant om te weten hoe een persoon desgevallend in het verleden zijn

voorwaarden heeft volbracht om zo in te schatten of nieuwe probatievoorwaarden succesvol

zouden zijn. Het is gebruikelijk om een verslag te vragen aan de probatiecommissie. De

justitieassistenten volgen het naleven van de voorwaarden steeds op. Als de inbreuken op de

voorwaarden ernstig genoeg waren, worden zij voorgelegd aan de probatiecommissie. Op het

moment dat niet herroepen wordt, gaat alles verder zijn gang. Indien er wel herroepen wordt,

komt de betrokkene terug voor de strafrechter. Dit gebeurt meestal op vordering van het

Openbaar Ministerie die de intrekking van de gunst vordert. Dit is opnieuw een soort van

waarschuwende maatregelen. De strafrechter is in bepaalde gevallen niet verplicht om op deze

vordering in te gaan. Op dat moment kan de strafrechter nog beslissen om de betrokkene op te

volgen maar er zijn nog steeds dwingende termijnen die lopen die niet steeds in het voordeel

zijn van gedegen opvolging. Daar kan soms creatief mee omgesprongen worden. Bijvoorbeeld

als de dagvaarding tot herroeping te laat is (dit moet binnen het jaar gebeuren) en de

betrokkene beseft dit niet kan je hem toch nog een tijdje in de gaten houden.”

Page 199: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  186

B.S.: “Aan de ene kant heb je het repressief karakter van een straf maar aan de andere kant

moet de betrokkene terug in de maatschappij kunnen komen. De maatschappij heeft er ook

belang bij dat er rehabilitatie is, ook hier kan probatie zinvol zijn.

De vonnissen zullen vaak op verstek zijn, dit is soms de manier van leven van die mensen. Zij

zullen dan een zware veroordeling krijgen en da tekenen zij verzet aan. Zo weten zij wat er

boven hun hoofd hangt, hoe de rechter denkt en op die manier krijg je vaak wel goodwill om een

goed dialoog aan te gaan.

De capaciteit van de justitieassistenten en de justitiehuizen zijn, zoals alle middelen van justitie,

beperkt. Eenmaal per jaar zitten wij samen met de justitieassistenten. Zij geven dan hun visie op

hoe de strafrechters de voorwaarden omschrijven, hoe vaak en hoe gemakkelijk

probatievoorwaarden en/of een werkstraf opleggen en wat hun ervaringen daarmee zijn. Op

basis daarvan heeft ons informeel bereikt dat het niet de bedoeling kan zijn om maar blind al die

betrokkenen door te sturen. Vaak zijn ze niet gemotiveerd of medisch niet geschikt om een

voorwaarde op te volgen. Om al die redenen is het gebruikelijk om, op het moment op de zitting

waarop het debat blijkt te gaan in de richting van probatievoorwaarden en/of een werkstraf, die

voorwaarden niet blind op te leggen. Op de inleidingszitting vraagt de rechter dan vaak aan de

justitieassistent om het levensdomein van de betrokkene in kaart te brengen. Dit omvat de

vrijetijdsbesteding, de dagbesteding, de relationele omstandigheden, tewerkstelling, eventuele

psychische problematiek, … In dat geval wordt een beknopt voorlichtingsrapport gevraagd. Het

heeft geen zin om een justitieassistent voor jaren ver te belasten als je op voorhand al weet dat

het toch verkeerd zal aflopen.”

J-L.C.: “Het is zelden dat het Openbaar Ministerie de probatie zal vorderen. Meestal wordt er

zwaar doorgevorderd en kan er uiteindelijk wel een gunstig advies omtrent de probatie gegeven

worden. Op eigen initiatief de probatie voorstellen, gebeurt zelden.”

B.S.: “De probatie groeit op een zitting. Ik vind het dan ook niet slecht dat het Openbaar

Ministerie de rol van de geriefde maatschappij op zich neemt door een zware straf te vorderen.

Dit is nuttig om indruk te maken.”

J-L.C.: “Er komen al zeer zware delicten in aanmerking voor probatie.”

B.S.: “Je merkt op een zitting dat dit zo groeit. Op den duur ken je ook wel de procureur en de

procureur kent de strafrechter. Natuurlijk zijn wij onafhankelijk en onpartijdig van elkaar maar

door elkaar wekelijks te zien, kan je beter inschatten in welke richting gedacht wordt. Op het

einde van de rit vraag ik altijd de mening van het Openbaar Ministerie. Het is niet zelden zo dat

wij dan op dezelfde golflengte zitten.”

Page 200: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  187

J-L.C.: “Je kan gaan tot een straf van vijf jaar om nog voor probatie-uitstel in aanmerking te

komen. Dit is al veel. Bij de autonome probatiestraf is er zelfs geen drempel meer met

betrekking tot het gerechtelijke verleden.”

B.S.: “Bij de huidige rechters zal er waarschijnlijk toch wel nog een reflex blijven om voor feiten

waar meer dan vijf jaar gevangenisstraf gegeven wordt en men aanvoelt dat de betrokkene zo

lang mogelijk uit de maatschappij moet gehaald worden en de maatschappij zo goed mogelijk

beschermd moet worden, de autonome probatiestraf niet op te leggen ondanks de irrelevantie

van het gerechtelijk verleden.”

J-L.C.: “ Een misdrijf waar de rechter effectief vijf jaar uitspreekt zijn al zware misdrijven.”

B.S.: “Dat klopt, ik geeft dit vrij frequent in mensenhandel en mensensmokkel omdat daar echt

met levens gespeeld wordt. Ik geef daar maximum 10 jaar maar dit is uitzonderlijk.”

J-L.C.: “Het nadeel is dat als de rechter 10 jaar geeft dat de betrokkene niet effectief 10 jaar in

de gevangenis zal zitten. Dit is altijd ons probleem als Openbaar Ministerie en de rechtbank.

Strik gezien mogen we ons daar niet door laten leiden maar het speelt wel mee. De drempel

voor de bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechtbank is 3 jaar. Vaak zie je dan ook een

veroordeling van 37 maanden, dit is net boven die drempel. Op die manier is de Minister van

Justitie niet meer bevoegd met alle automatismen van dien. Je moet een

strafuitvoeringsrechtbank passeren voordat je terug vrij kan komen.”

B.S.: “Ik denk dat er vandaag bij vele praktizerende mensen een soort tolerantie bestaat, en fout

in het systeem, waarbij er zich veel kleine straffen opbouwen. De betrokkenen voelen op die

manier niet veel van wat ze mispeuterd hebben of de bestraffing die uitgesproken wordt. Een

belangrijke horde daarin is eens er een straf van een jaar wordt uitgesproken. Daarna is geen

uitstel meer mogelijk. Als er dan nog eens een veroordeling gebeurt zal er een soort domino

effect zijn, alles wat vroeger mispeuterd werd valt nu in één keer. Deze mensen verdwijnen niet

zelden voor 4 of 5 jaar in de cel. De idee van straffeloosheid die leeft in België klopt dus niet

helemaal maar het is wel zo dat er wat vertraging op zit.”

J-L.C.: “Er zijn zoveel mogelijkheden voorzien zoals de probatie en de werkstraf omdat men er

vaak van overtuigd is dat de gevangenisstraf niet de ideale straf is. Je mag niet vergeten dat er

na 7 jaar effectieve gevangenisstraf geen verbetering meer mogelijk is. Alles wat je langer doet

dan 7 jaar zullen geen verbeteringen meer met zich meebrengen als je dan nog niet tot inzicht

gekomen bent. In sommige gevallen is het gewoon een kwestie van de personen zo lang

mogelijk binnen de gevangenismuren te houden om de maatschappij te beschermen. Dit is

moeilijk want alle straffen zijn gemaakt om de persoon in kwestie terug te rehabiliteren in de

maatschappij.”

Page 201: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  188

B.S.: “In sommige strafdossiers heb je geen antwoord. Je hebt niets in je arsenaal zitten dat

passend is.”

J-L.C.: “Je moet ervoor zorgen dat de maatschappij ermee gediend is en dat de persoon in

kwestie de straf aanvaard en wil inzien.”

Dit is dan ook het probleem met de probatie, als de betrokkene niet wil meewerken loopt

het hoe dan ook mis.

J-L.C.: “Als je iemand hebt die zijn voeten veegt aan de probatie zal het inderdaad niet gaan.

Dan wordt er herroepen omdat de voorwaarden niet nageleefd worden. De autonome

probatiestraf is in dat opzicht geen verbetering want uiteindelijk zal de betrokkene toch in de

gevangenis moeten. Dit is dan toch een omweg om uiteindelijk tot een gevangenisstraf te

komen. De probatie is goed voor mensen die meegaand zijn en willen meewerken. Het is

cruciaal dat personen opgevolgd worden, ook na de vrijlating uit de gevangenis maar je kan niet

iemand continue dagdagelijks volgen.”

B.S.: “Er worden erg veel kansen geboden, wij hebben een zeer tolerant gerecht. Maar eens je

al die kansen verspeeld hebt, krijg je meteen ook een zeer zware straf. Ik vraag me af of het

ontradend effect van de drempel van één jaar gevangenisstraf nu misschien zal verdwijnen. Er

kan nu, door het verdwijnen van de drempels met betrekking tot het gerechtelijk verleden, geen

gunst meer afgenomen worden. Strafrechters zullen dus misschien geneigd zijn om sneller

harder te slaan.”

Door het ontstaan van de autonome probatiestraf wordt er nog meer rechtsonzekerheid

gecreëerd omdat de strafrechter nu een nieuwe bestraffingsmogelijkheid heeft. Dit draagt

bij aan de individualisatie van de straf maar aan de andere kant komt de voorzienbaarheid

van de straf nog meer in het gedrang. Wat vindt u hier van?

B.S.: “Ik kan me voorstellen dat dit een perceptie is maar als strafrechter vind ik het goed dat er

ons zo veel mogelijk tools aangereikt worden. De rechter is namelijk niet enkel de bouche de la

loi. Het is niet zo dat de feiten aangereikt worden en daar altijd een gepaste straf aan gekoppeld

is. Straftoemeting is mensenwerk.”

Wat is uw mening over het feit dat de autonome probatiestraf naast de probatie als

modaliteit blijft bestaan. Hadden ze niet beter de oude wet aangepast en

gemoderniseerd?

Page 202: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  189

B.S.: “Het lijkt mij wel verdedigbaar om te stellen dat beide opties hun eigen finaliteit hebben.

Hoe ruimer de toolbox die we krijgen, hoe gepaster de straf zal zijn aan het einde van de rit. We

moeten natuurlijk afwachten hoe het in de praktijk zal uitdraaien. De wetgever kan niet

voorspellen hoe de evolutie op het werkveld zal zijn.

Je zal ook merken dat er een bepaalde traagheid op de toepassing van de autonome

probatiestraf zal zitten. Rechters hebben hun gebruikelijke manier van omgaan met bepaalde

dossiers en het is niet altijd gemakkelijk om daarvan af te wijken. Ik ben a priori niet tegen de

autonome probatiestraf maar ik denk dat je tussen de regels door ziet dat het waarschijnlijk niet

vaak zal toegepast worden.”

Verwacht u dat de autonome probatiestraf een oplossing zal bieden aan de overbevolking

van de gevangenissen terwijl de werkstraf daar niet echt aan verholpen heeft?

B.S.: “Als je spreekt over de overbevolking van de gevangenis is de grote olifant in de kamer

eigenlijk de voorlopige hechtenis. Bovendien is ongeveer de helft van de personen in de

gevangenis van allochtone afkomst.”

J-L.C.: “We zitten nu met een gevangenispopulatie van ongeveer 11.000 personen in de

gevangenis. Dit is te veel want we hebben maar een capaciteit voor 9.000 à 10.000 personen.

We huurden capaciteit in Nederland maar dit is nu niet meer nodig want nu hebben we

voldoende capaciteit in België.”

B.S.: “Je mag niet verwachten dat de autonome probatie zal verhelpen aan dit probleem. Het

effect van de autonome probatie zal marginaal zijn.”

J-L.C.: “We willen steeds mensen uit de gevangenis trekken. Het kost veel geld. In ons

gevangeniswezen wordt er betaald voor de gevangenen, er moet eten en drinken gegeven

worden. In sommige andere landen is dit niet zo.”

B.S.: “De werkstraf vind ik soms wel zinvol. Bij sociale fraude zou je een voorwaarde op kunnen

leggen dat personen die altijd thuis zitten en verschillende uitkeringen cumuleren, een deftige

job moeten zoeken. Zij zullen dan eerder een werkstraf willen doen om zo hun sociale schuld als

het ware af te kopen van de samenleving om daarna en ‘s avonds gewoon weer thuis te gaan

zitten. Een werkstraf voor werkende mensen zal zwaarder aanvoelen omdat zij dit werkelijk in

hun vrije tijd naast de reguliere job moeten doen.”

Zal de autonome probatiestraf niet zorgen voor nog meer overbelasting van de reeds

overbelaste justitieassistenten?

Page 203: DE PROBATIE NADER BEKEKEN - Universiteit Gent

Bijlagen

  190

B.S.: “Dit sluit aan bij het opmaken van werkzame en mogelijke voorwaarden zodat de

justitieassistenten niet gebombardeerd worden met onuitvoerbare voorwaarden en dus

gedemotiveerde mensen. Je vraagt hiertoe wel de kleine inspanning van het beknopt

voorlichtingsrapport want op die manier kan het justitiehuis zeggen wat ze al dan niet zien zitten.

Als er dan een persoon doorverwezen wordt naar hen, kunnen ze moeilijk nog klagen. Het is

een samenwerking met het justitiehuis.”

Op dat vlak is de autonome probatiestraf dan een verbetering omdat de

probatiecommissie en de justitieassistenten zelf de concrete invulling van de

voorwaarden in handen hebben?

B.S.: “Maar dan gebeurt er wel zeer veel buiten het toezicht van de rechter om.”

J-L.C.: “Leg ook nooit geen voorwaarden op die je niet kan controleren. Er kunnen geen

wereldvreemde voorwaarden opgelegd worden zoals bijvoorbeeld een absoluut caféverbod. Dit

kan niet gecontroleerd worden tenzij er zich een probleem voordoet waardoor je bijvoorbeeld

een proces-verbaal hebt.”

B.S.: “Als je bijvoorbeeld naar de communie van een neefje gaat of ’s middags een koffie drinkt,

valt dit strikt genomen ook onder cafébezoek. Er mogen geen wereldvreemde voorwaarden

opgelegd worden en er moet vertrouwen zijn in de justitieassistenten.”

J-L.C.: “Justitieassistenten zijn goed opgeleid, dat zijn over het algemeen maatschappelijk

assistenten die soms bovendien criminoloog of socioloog zijn. Het zijn zeer gemotiveerde

mensen. Er moet een goede samenwerking en samenhorigheid zijn met de justitieassitent en de

betrokkene.”