DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het...

29
DE PRAKTISCHE OPDRACHT: MOTIVATIEBEVORDEREND? Een onderzoek naar de invloed van de praktische opdracht op de motivatie gevoeld door leerlingen

Transcript of DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het...

Page 2: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

2

DE PRAKTISCHE OPDRACHT: MOTIVATIEBEVORDEREND?

Een onderzoek naar de beïnvloeding van de motivatie gevoeld door leerlingen bij het toetsen van

leerstof middels een geschiedkundige praktische opdracht

Lieneke Westerink

Studentnummer: 3007073

Meesterproef vakdidactiek

Vakdidacticus Björn Wansink

Master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs

Universiteit Utrecht

11 juni 2012

Page 3: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

3

Inhoudsopgave

1) Inleiding 4

2) Motivatie en de verschillende vormen van intelligentie 4

2.1 In de voetsporen van Howard Gardner: het aanspreken van verschillende 5

intelligenties

3) Motivatie en de verschillende fasen van denken 6

3.1 In de voetsporen van Kieran Egan: welke denkfasen worden er aangesproken? 6

4) De praktische opdracht ‘Kijk en vergelijk’ 7

5) Verslag van de interviews met leerlingen 10

6) Conclusie 15

7) Literatuurlijst 16

8) Feedback ervaren docenten Eric van der Donk en Floor de Ronde 17

9) Appendix

9.1 Praktische opdracht ‘Kijk en vergelijk’ 19

9.2 Beoordelingsformulier PO ‘Kijk en vergelijk’ 21

9.3 Handouts behorende bij de PO ‘Kijk en vergelijk’ 22

9.4 Foto’s van de eindresultaten van de 3 geïnterviewde groepjes 26

Page 4: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

4

1. Inleiding

Op mijn stageschool Lek & Linge in Culemborg is het de gewoonte om in de vierde klas van het vwo

de leerlingen een praktische opdracht te laten maken bij geschiedenis voor een schoolexamencijfer.

De te toetsen stof is de stof die behandeld wordt binnen tijdvak 8, oftewel de Tijd van burgers en

stoommachines (1800-1900). Mijn stagebegeleider Eric van der Donk vroeg mij om naast de

bestaande opdracht ‘Vers van de pers’ een tweede praktische opdracht (PO) te ontwerpen, zodat de

leerlingen een keuze zouden hebben. Omdat dit mij de gelegenheid bood me te verdiepen in het

ontwikkelen van toetsingsmateriaal in de bovenbouw, greep ik deze kans met beide handen aan.

Niet lang nadat ik in het onderwerp gedoken was, werd mij duidelijk dat het maken van een PO

andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen

(SE). Dit riep bij mij de vraag op of de motivatie die door leerlingen gevoeld wordt bij het maken van

een PO verschilt van de motivatie die gevoeld wordt bij het toewerken naar een regulier SE en zo ja,

hoe uit dit verschil zich dan? Voor deze meesterproef zal de volgende vraag dan ook centraal staan:

In hoeverre beïnvloedt het toetsen van leerstof middels een geschiedkundige praktische

opdracht (PO) de motivatie van leerlingen ten opzichte van de motivatie die gevoeld wordt

bij het volgen van reguliere lessen, getoetst via een schoolexamen (SE)?

Mijn benadering zal vierledig zijn: ten eerste zal de theorie omtrent dit onderwerp aangehaald

worden, waarbij met name gekeken zal worden naar de leerpsychologische theorieën van Howard

Gardner en Kieran Egan. Ook het hoofdstuk over motivatie in het boek Psychology in Education,

geschreven door onder andere Anita Woolfolk, professor op het gebied van educatieve psychologie

aan de Ohio State University, zal ingezet worden. Ten tweede zal ik zelf een PO gaan ontwerpen,

waarbij ik inhoudelijk zoveel mogelijk rekening ga houden de theorieën van Gardner, Egan en

Woolfolk. Deze praktische opdracht, getiteld ‘Kijk en vergelijk’, zal gaan dienen als casestudy. Ten

derde zal ik de groepjes leerlingen die de PO gemaakt hebben via een interview gaan vragen naar

hun ervaringen en de motivatie die zij ervaren hebben. Ten vierde zal ik twee ervaren docenten, Eric

van der Donk en Floor de Ronde, vragen feedback te geven op de PO ‘Kijk en vergelijk’.

Ik verwacht uiteindelijk een positieve beïnvloeding van motivatie te constateren. Het is mijn

bedoeling dat uit mijn onderzoek naar voren komt waar deze positieve beïnvloeding vandaan komt,

zodat de didactische elementen van de PO die bijgedragen hebben aan de positieve beïnvloeding van

de motivatie wellicht ook vertaald kunnen worden naar de dagelijkse onderwijspraktijk.

2. Motivatie en de verschillende vormen van intelligentie

Het is bekend dat er deskundige onderwijspsychologen zijn die van mening zijn dat ons huidige,

westerse onderwijssysteem verbeterd zou kunnen worden. Sterker nog, de Amerikaanse psycholoog

Howard Gardner is van mening dat het huidige onderwijssysteem faalt.1 Zijn theorie: het huidige

systeem ondersteunt de meervoudige intelligenties waarover leerlingen beschikken niet. Gardner

onderscheidt zes vormen van intelligentie: linguïstisch, musisch, logisch-mathematisch, visueel-

ruimtelijk, lichamelijk-kinesthetisch en persoonlijk.2 Naar zijn mening krijgen leerlingen pas de kans

hun capaciteiten volledig te benutten wanneer het onderwijs dat zij ontvangen al deze vormen van

1 Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, in: Geschiedenisdidactiek, Handboek

voor de vakdocent (2004) 84. 2 Ibidem.

Page 5: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

5

intelligentie aanspreekt. Hij maakt zich er dan ook hard voor dat onderwijs al deze vormen van

intelligentie gaat aanspreken. Critici dragen echter aan dat het overdreven aan kan doen wanneer

men gaat trachten alle intelligenties binnen één schoolvak aan te spreken; wanneer men te dien

einde werkvormen gaat creëren, wordt het dan niet creëren om het creëren, waarbij het eigenlijke

doel voorbijgeschoten wordt?3 Niet alles uit de theorie van meervoudige intelligenties lijkt dan ook

even direct toepasbaar te zijn in de praktijk. Desalniettemin biedt de theorie van Gardner een

handvat om te kijken naar een werkvorm als de PO en is het interessant zijn theorie al tijdens het

creëren van de opdracht in te zetten.

2.1 In de voetsporen van Howard Gardner: het aanspreken van verschillende intelligenties

De vraag rijst wat voor verschil er is wat betreft welke intelligenties aangesproken worden bij

respectievelijk het maken van en voorbereiden op een SE en het maken van een PO. Wanneer via de

bril van Gardner gekeken wordt naar geschiedenisonderwijs, wordt het al snel duidelijk dat leerlingen

bij geschiedenis vooral bevraagd worden op hun linguïstische intelligentie. Met andere woorden:

geschiedenis is een talig vak. Goed kunnen lezen en goed kunnen schrijven is van essentieel belang

om een goed cijfer te kunnen halen voor het SE bij geschiedenis. In de lessen voorafgaand aan het

toetsmoment krijgen leerlingen veel hoorcolleges, waarbij ze aantekeningen moeten maken en

luisteren tegelijk. Ook moeten er tekstbronnen ontcijferd worden en daarbij opdrachten gemaakt:

allemaal vaardigheden die vallen binnen het linguïstische domein. In mindere mate zijn er tijdens een

gewone les rollen weggelegd voor de musische en de visueel-ruimtelijke intelligenties: bijvoorbeeld

bij het analyseren van propagandafilmpjes of spotprenten. Toch blijft dit verreweg ondergeschikt aan

het inzetten van de linguïstische intelligentie. Sterker nog, op de toets zelf worden leerlingen vrijwel

uitsluitend bevraagd op hun linguïstische intelligentie.

Wanneer de te leren stof getoetst wordt via een PO, lijkt er meer ruimte te zijn om verschillende

intelligenties aan te kunnen spreken.4 De fantasie van de docent als didactisch expert kan wat meer

de ruimte krijgen en naast schrijven staan historische vaardigheden als inleving en

standplaatsgebondenheid centraal. Wanneer we naar de PO kijken via de bril van Gardner, zien we

dat naast de linguïstische intelligentie ook de visueel-ruimtelijke, logisch-mathematische en

persoonlijke intelligenties aangesproken kunnen worden. Dit kan op velerlei manieren gebeuren

wanneer van leerlingen gevraagd wordt zich in te leven in een historische periode: bijvoorbeeld bij

het schrijven van een krantenartikel uit een bepaald tijdvak, het logisch beredeneren hoe een

bepaald persoon op een bepaalde gebeurtenis gereageerd zou hebben in een brief, of het zelf

ontwerpen en tekenen van een spotprent of propagandaposter. Uit de theorie van Gardner valt op te

maken dat hoe meer intelligenties er aangesproken worden, hoe beter de capaciteiten van een

leerling benut zullen worden. Hier valt logischerwijs uit te deduceren dat hoe meer capaciteiten er

succesvol ingezet kunnen worden, hoe rijker en bevredigender het leerproces voor de leerling zal

zijn. Zou hier dan ook uit volgen dat de motivatie die door de leerlingen gevoeld wordt bij het maken

van een PO groter is dan bij het volgen van reguliere lessen, getoetst door een SE? Bij het ontwerpen

van mijn eigen PO heb ik getracht rekening te houden met de theorie van Gardner door een rijke

variatie aan opdrachten erin te verwerken die de verschillende intelligenties bevragen, zie paragraaf

4 voor een beschrijving van hoe ik dit gedaan heb. Ook zijn de groepjes leerlingen bevraagd op de

3 Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, 85.

4 Dit baseer ik op het bekijken van de PO ‘Vers van de pers’ die de sectie geschiedenis van O.R.S. Lek & Linge al

enige tijd inzet, alsmede ook het voorbeeld van een PO die via de site van Hanneke Tuithof (http://www2.ivlos.uu.nl/geschiedenis/) te downloaden is.

Page 6: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

6

motivatie die ze voelden bij het maken van de PO (zie de uitwerking van de interviews bij paragraaf

5), hierover later meer.5

3. Motivatie en de verschillende fasen van denken

Nog een onderwijspsychologisch deskundige is de Canadees Kieran Egan. Hij heeft een theorie

opgesteld waarin hij zich niet richt op het niveau van vakinhoud, maar op het niveau van denkwijze.

Zijn theorie is ontstaan omdat ook hij zich, net als Gardner, zorgen maakt over de volgens hem

‘vrijwel totale mislukking van het westerse onderwijs’.6 Met zijn recapitulatietheorie richt hij zich op

de ontwikkelingen binnen de geschreven en gesproken cultuur. Volgens Egan kan het hedendaagse

onderwijs profiteren van kennis over leerprocessen die in de afgelopen eeuwen is opgedaan:

“education, I am proposing, can best be understood as a process in which the individual recapitulates

the kinds of understanding developed in the culture’s history.”7 De denkwijzen die in de loop der tijd

zijn ontstaan noemt Egan achtereenvolgens mythisch denken, romantisch denken, filosofisch denken

en ironisch denken.8 Vandaag de dag herhaalt dit eeuwenoude patroon zich in versneld tempo bij

kinderen; achtereenvolgens ontwikkelen zij de vier verschillende denkwijzen.9 Bij de eerste fase, het

mythische denken, is de wereld dichtbij en vertrouwd. In deze fase komen kinderen terecht tussen

hun tweede en zevende levensjaar. Bij de daaropvolgende fase, het romantische denken, draait het

om steeds meer op zichzelf staande objectieve kennis over de wereld. Hierin komt een kind terecht

tussen het achtste en vijftiende levensjaar. Bij de derde fase, waarin kinderen terechtkomen tussen

het vijftiende en achttiende levensjaar, draait het om het streven naar kennis van algemeen

geldende waarheden. Deze fase van het filosofische denken is de fase waarin de leerling uit vwo-4

zich bevindt. De laatste fase, die van het ironisch denken, waarbij de denkwijze ontstaat die oog

heeft voor de beperkingen van het menselijke kennen en theoretiseren, ontstaat na het achttiende

levensjaar en is voor dit onderzoek wat minder relevant.

3.1 In de voetsporen van Kieran Egan: welke denkfasen worden er aangesproken?

Bij de voor dit onderzoek meest interessante fase, die van het filosofische denken, ontstaat er bij de

leerling een voorkeur voor abstracte, samenvattende begrippen.10 Een filosofische denker gelooft

dan ook dat de waarheid uiteindelijk vast te stellen is. Bij het toewerken naar en het maken van een

SE komt de filosofische denker ruimschoots aan zijn trekken. Over het algemeen is er op het SE

namelijk slechts één antwoord mogelijk of goed: het zijn meestal convergerende vragen. De

werkwijze bij een PO is echter geheel anders; leerlingen zijn vaak veel vrijer in het opbouwen naar

een antwoord en bovendien zijn er vaak meerdere antwoorden of interpretaties goed of voldoende.

De aanpak bij een PO is dan ook meer divergerend te noemen. Bij de leerling die zich in de

filosofische denkfase bevindt, bestaat er echter een lichte afkeer (al dan niet onbegrip) voor

divergerende vragen. Het feit dat er geen eenduidig antwoord mogelijk is op een vraag, wil er bij hen

op deze leeftijd vaak niet in. Betekent dit echter ook dat binnen de motivatie die zij voelen om aan

de slag te gaan voor een PO ten opzichte van het volgen van reguliere lessen, getoetst door een SE,

minder is? Bij het ontwerpen van mijn eigen PO heb ik getracht met convergentie en divergentie

5 Interviews met drie groepjes leerlingen uit vwo-4 die mijn PO ‘Kijk en vergelijk’ gemaakt hebben.

6 Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, 86.

7 Kieran Egan, The Educated Mind: How Cognitive Tools Shape Our Understanding (Chicago: University of

Chicago Press, 1997) 73. 8 Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, 87-90.

9 Ibidem.

10 Idem, 89.

Page 7: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

7

rekening te houden door de opdracht zo helder mogelijk te maken en af te kaderen. Uit de

interviews met de leerlingen zal moeten blijken of ik hier ook in geslaagd ben. De leerlingen uit vwo-

4 bevinden zich echter pas net in de filosofische denkfase, wat wil zeggen dat de invloed en het

belang van de voorafgaande romantische denkfase nog groot is. Leerlingen die nog romantisch

denken hebben de neiging om de werkelijkheid uitputtend verkennen, op zoek naar details en

feiten.11 Deze manier van denken is nodig om de uitzonderingen op de grote, algemeen geldende

waarheden te kunnen ontdekken en begrijpen. Dit is dan ook de reden dat het filosofische denken zo

vanzelfsprekend voortborduurt op het romantische denken. De leerlingen zullen het romantische

denken dan ook in moeten zetten om deze PO tot een goed einde te brengen; romantische details en

feitenkennis zullen van groot belang zijn. Het inzetten van het romantische denken zou naar

verwachting dan weer motivatieverhogend moeten werken. Bij het ontwerpen van mijn PO ‘Kijk en

vergelijk’ zal ik rekening houden met beide denkfasen. Ik zal trachten de werkzaamheden die

leerlingen moeten verrichten voor de PO hierbij goed aan te laten sluiten. Het is tijd om een kijkje te

gaan nemen naar deze door mij ontwikkelde PO: Kijk en vergelijk.

4. De praktische opdracht ‘Kijk en vergelijk’

Educatief psychologe Anita Woolfolk geeft aan dat mensen pas kunnen leren wanneer aan een aantal

voorwaarden voldaan wordt: “in order to learn, individuals must be cognitively, emotionally and

behaviourally engaged in productive class activities.”12 Om deze betrokkenheid te kunnen voelen

speelt motivatie een grote rol. Motivatie wordt door Woolfolk gedefinieerd als een innerlijk gevoel

dat bepaald gedrag oproept, stuurt en behoudt.13 Aan de leraar de taak de intrinsieke motivatie te

bemoedigen en te verzorgen, terwijl hij of zij er tegelijkertijd voor zorgt dat extrinsieke motivatie het

leren ondersteunt. Extrinsieke motivatie bestaat meestal uit belonen of straffen: wanneer een

leerling bijvoorbeeld zijn huiswerk niet af heeft, krijgt hij extra werk, of wanneer een leerling zijn

huiswerk altijd netjes op orde heeft, krijgt hij een bonuspunt op het tentamen. Bij extrinsieke

motivatie is de leerling niet echt geïnteresseerd in die activiteit zelf, hij geeft alleen om wat hij

behaalt wanneer hij deze activiteit volbrengt.14 Wanneer een leerling echter intrinsiek gemotiveerd

is, heeft hij geen beloningen of straffen nodig om aan de slag te kunnen gaan, omdat de activiteit zélf

belonend is. Volgens Woolfolk vraagt een leerling zich alvorens te beginnen aan een taak altijd het

volgende af: wat is de waarde van een taak? Deze vraag valt vervolgens uiteen in vier aspecten: 1)

belangrijkheid (heb ik deze kennis nodig om te kunnen slagen?), 2) interesse (wat voor voldoening

haal ik hieruit?), 3) nut (welk doel bereik ik hiermee?), 4) kosten (wat kost het me? Oftewel: wat had

ik anders kunnen doen in deze tijd dat ik nu hier mee bezig ben geweest?).15

Bij het maken van ‘Kijk en vergelijk’ heb ik deze vier stappen in mijn achterhoofd gehouden,

aangezien ze direct invloed hebben op de motivatie die door een leerling gevoeld wordt. Ik heb

getracht een balans te vinden tussen alle vier de aspecten. Bij ‘Kijk en vergelijk’ draait het om het

creëren van een eigen tentoonstelling over twee van de volgende politiek-maatschappelijke

stromingen: liberalisme, socialisme en/of confessionalisme. Het doel dat de leerlingen te allen tijde

in het oog moeten houden is als volgt: door het bezoeken van de tentoonstelling moet de bezoeker

voor zichzelf een beeld kunnen vormen van de belangrijkste aspecten van de twee stromingen én de

11

Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, 88. 12

Woolfolk, Hughes & Walkup, Psychology in Education (2008) 437. 13

Idem, 438. 14

Ibidem. 15

Idem, 468.

Page 8: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

8

belangrijkste verschillen daartussen. De tentoonstelling is pas compleet wanneer er per stroming het

volgende in de tentoonstelling te vinden is:

- 1 spotprent

- 1 propagandaposter

- Een brief van de grondlegger van de ideologie aan zijn achterban

- Een krantenartikel uit die tijd over de stroming

- Onder- en bijschriften bij elk tentoongesteld stuk

Ter verduidelijking: al dit materiaal wordt door de leerlingen zelf gecreëerd. Daarnaast leveren ze

ook een flyer en een website aan met informatie voor bezoekers over hun tentoonstelling: er

moeten immers wel bezoekers geworven worden voor een tentoonstelling. Wanneer we teruggaan

naar de vraag wat de waarde van een taak is, en dit meteen koppelen aan de theorieën van Gardner

en Egan, valt daar het volgende op te antwoorden:

1) belangrijkheid

De PO telt mee als een SE en biedt een goede kans om eens andere talenten te laten zien dan de

linguïstische intelligentie. Voor leerlingen die linguïstisch niet heel sterk zijn, biedt de PO een mooie

kans om hun gemiddelde cijfer eens op te halen. Leerlingen die linguïstisch juist heel sterk zijn en dit

graag in willen zetten, kunnen kiezen voor de alternatieve PO: ‘Vers van de pers’ (waarbij een krant

met ten minste zes artikelen gecreëerd moet worden).

2) interesse

Ten eerste mogen de leerlingen zelf een keuze maken tussen de twee PO’s: ‘Vers van de pers’ of ‘Kijk

en vergelijk’. Kiezen ze voor ‘Kijk en vergelijk’, dan mogen de leerlingen vervolgens zelf een keuze

maken voor de twee stromingen die hen het meest aanspreken. De volgende stap is dat ze de taken

verdelen; onderling wordt afgestemd wie een voorkeur heeft voor het schrijven van een brief of

krantenartikel, wie liever een spotprent of propagandaposter ontwerpt of wie de website en de flyer

in elkaar zet. Al deze stappen zorgen ervoor dat elke leerling dichter op zijn of haar interesse in kan

zoomen. Zodoende kunnen verschillende typen leerlingen hun ei kwijt in de zeer verschillende

opdrachten. Om met Gardner te spreken: vrijwel alle typen intelligenties die hij onderscheidt komen

terug in deze PO, zodat leerlingen die op andere vlakken dan het linguïstische vlak sterk zijn dit ook

eens kunnen laten zien voor een SE cijfer.

3) nut

De leerlingen verdiepen zich in twee politiek-maatschappelijke stromingen en leren de belangrijkste

verschillen daartussen kennen. Bovendien wordt van hen gevraagd om zich te verplaatsen in

respectievelijk de grondlegger van elke stroming, de tekenaar van een spotprent en de ontwerper

van een propagandaposter. Om met Egan te spreken: beheersing van de romantische denkfase (op

zoek gaan naar details) is hier heel belangrijk. Daarnaast is ook het filosofische denken van belang,

aangezien er van de leerlingen gevraagd wordt om met de tentoonstelling duidelijk te maken wat de

belangrijkste aspecten van de twee stromingen zijn en de belangrijkste verschillen daartussen.

Hoewel het een divergerende opdracht is, is het te behalen einddoel heel duidelijk. Dit sluit goed aan

bij het filosofische denken.

4) kosten

De leerlingen moeten in de eerste les een planning maken, die door de docent goedgekeurd moet

worden. Zodoende hebben ze, voor ze aan de opdracht beginnen, een helder beeld van de

taakverdeling en de tijd die ze zichzelf daarvoor gegeven hebben. Of deze taakverdeling en planning

Page 9: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

9

realistisch is, wordt door de docent beoordeeld alvorens ze met de PO mogen starten. Ze krijgen een

aantal lessen lang veel vrijheid en in ruil daarvoor moet er zelfstandig aan de slag gegaan worden.

Wanneer tijdens de lessen goed gewerkt wordt, is het niet nodig nog thuis tijd aan de opdracht te

besteden. Op die manier levert de PO direct een aantal weken zonder huiswerk op.

Woolfolk leert ons ook dat de meest motiverende doelen die je kunt stellen, doelen zijn die

specifiek zijn, gemiddeld lastig en waarbij het zeer waarschijnlijk is dat ze in de nabije toekomst

behaald zullen worden.16 Het feit dat een doel snel behaald zou kunnen worden, zorgt er dan ook

voor dat deze doelen minder gemakkelijk opzij gezet kunnen worden. De leerlingen kregen in totaal

vijf lessen van 70 minuten de tijd (verspreid over vier weken) om aan de opdracht te werken. Voor de

meeste groepjes bleek dit ook voldoende te zijn; slechts een paar groepjes hebben nog als huiswerk

aan de PO zitten werken. De leerlingen kregen de PO op 19 maart uitgelegd en op 13 april moest de

opdracht worden ingeleverd. Dit betekent dat het een zeer overzichtelijke en korte periode was

waarin aan de PO gewerkt kon worden, wat volgens de theorie van Woolfolk motivatie verhogend

zou moeten werken.

Gezien het feit dat ik in mijn PO getracht heb zowel de theorieën van Gardner als Egan als

Woolfolk te verwerken, die allemaal gericht zijn op het verbeteren van onderwijs en ten volle

benutten van de capaciteiten van leerlingen, zou de verwachting zijn dat de motivatie die door

leerlingen gevoeld wordt om aan de slag gegaan met de PO hoger is dan de motivatie die gevoeld

wordt bij het volgen van reguliere lessen, getoetst via een SE. Is dit ook zo? Ik heb drie groepjes

leerlingen die de PO ‘Kijk en vergelijk’ gemaakt hebben geïnterviewd en hun onder andere bevraagd

op de motivatie die zij voelden tijdens het maken van de PO.

16

Woolfolk, Hughes & Walkup, Psychology in Education 448.

Page 10: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

10

5. Verslag van de interviews met leerlingen

De input van ervaringsdeskundigen – in dit geval de groepjes leerlingen uit vwo-4 – mag natuurlijk

niet ontbreken. Ik heb drie groepjes een tiental vragen gesteld over hoe zij het vonden om aan deze

PO te werken. Het cijfer was op het moment van het interview nog niet bekend. Zie hieronder de

uitwerking van de interviews, afgenomen op 23 en 24 april 2012.

Merel, Emelye, Sanne en Naomi (cijfer: 6,5)

1. Waarom hebben jullie voor de PO ‘Kijk en vergelijk’ gekozen en niet voor ‘Vers van de pers’? Omdat het gevarieerder was en je niet alleen maar hoefde te schrijven. Dit leek ons leuker.

2. Waren jullie gemotiveerd om aan de slag te gaan? Waar lag dat aan? Ja, want normaal – misschien niet helemaal de goede instelling – is het zo dat als je een PO moet maken dat je pas tegen het eind begint, maar nu waren we gewoon vanaf les 1 al goed begonnen. Dit omdat we het goed konden verdelen en iedereen wat anders kon doen; het was overzichtelijk. Je kon goed apart je ding doen; je het niet steeds het ene nodig voor het ander.

3. Heeft de PO aan jullie verwachtingen voldaan? Nee. Uiteindelijk hadden we sommige dingen verkeerd begrepen. Het was uiteindelijk veel meer dan we dachten. Onze planning was wel goed, maar we hadden dingen onderschat.

4. Zouden jullie, achteraf gezien, nog steeds voor ‘Kijk en vergelijk’ gekozen hebben? Ja.

5. Zijn jullie tevreden over het eindresultaat? Mwah, kon beter, omdat we sommige dingen verkeerd hadden begrepen en we daardoor stress hadden. Dit kwam ook omdat heel veel lessen uitvielen. Vijf lessen zou wel genoeg zijn, maar nu was het dat niet omdat er heel veel uitvielen. Dat je niet echt door kon werken aan wat je vorige les gedaan had, omdat er dan opeens 4 lessen tussen zaten ofzo.

6. Vinden jullie dat jullie door het maken van de PO meer inzicht hebben gekregen in de te behandelen stof (tijdvak 8)? Nee, totaal niet. Je hebt niet echt veel verdieping nodig om de poster te kunnen maken. Beetje oppervlakkig allemaal. Nou, voor de krantenartikelen nog wel een beetje, maar voor de spotprenten…

7. Wat is wat jullie betreft de leeropbrengst geweest van de PO? Toepassen. En wel de begrippen, dat je wel het socialisme en liberalisme kunt onderscheiden. Dat je dat kent.

8. Wat vinden jullie er van om een les aan een PO te werken? Is dit leuker, spannender of juist saaier dan een normale les? Leuker, veel leuker. Omdat je meer vrijheid hebt en dat je niet de hele tijd hoeft te luisteren. Je kunt je tijd besteden aan je eigen ding en de tijd gaat snel.

9. Wat is volgens jullie het grootste verschil tussen een PO-les en een normale les? Dat je zelf meer aan het werk bent.

10. Hebben jullie tot slot wellicht nog tips voor verbetering? Meer lessen om eraan te werken. Voor meer verdieping: noem de begrippen in je krantenartikel, of een lesje ervoor even een analyse van een spotprent of even dieper ingaan op de stof. En waarom je misschien (……) 4:26 hebt gebruikt. Meer afrastering van alle dingen ook, het is wel goed dat we zoveel vrijheid hebben maar misschien is het ook wel goed om wat meer dingen te hebben om ons aan vast te houden. Dan heb je wel minder vrijheid, maar dan weet je tenminste zeker dat het goed is. Dit was best wel… ‘maak een krantenartikel!’ ja… hoe? Wat moet erin enzo?

Page 11: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

11

Celine, Sarah en Rijk (cijfer: 8,4)

1. Waarom hebben jullie voor de PO ‘Kijk en vergelijk’ gekozen en niet voor ‘Vers van de pers’? Rijk: Ja, het is toch wel leuker om zelf een website te kunnen maken en zelf te tekenen enzo in plaats van alleen artikelen schrijven. Sarah: Ja, en artikelen schrijven is ook echt heel erg hetzelfde de hele tijd, want de andere PO was zegmaar alleen maar artikelen.

2. Waren jullie gemotiveerd om aan de slag te gaan? Waar lag dat aan? Sarah: Nou, ik niet echt zo heel erg, want ik vind het echt een stom hoofdstuk deze, dus ik vond het echt heel saai. Burgers en stoommachines vind ik echt het saaiste hoofdstuk van allemaal. Wel lekker dat we dan dit hoofdstuk in een PO konden afhandelen, want dan was het tenminste snel voorbij. Rijk: Nou, ik vond het wel leuk om met die website aan de slag te gaan. Maar verder… die ouwe mensen die allang dood zijn…

3. Heeft de PO aan jullie verwachtingen voldaan? Celine: Ik had eigenlijk geen verwachtingen. Sarah: Ja ik eigenlijk ook niet echt. Ik vond sommige dingen toch saaier dan ik had gedacht, eigenlijk. Brief schrijven vond ik eigenlijk heel saai. Maar de spotprenten waren leuk om te maken. Rijk: Ja de spotprenten waren leuk om te doen.

4. Zouden jullie, achteraf gezien, nog steeds voor ‘Kijk en vergelijk’ gekozen hebben? Unaniem: Ja.

5. Zijn jullie tevreden over het eindresultaat? Celine: Nee. We hadden niet echt veel tijd om de poster goed in te delen. Alles snel opgeplakt. Rijk: ja maar dat vinden zij alleen. Ik vind hem namelijk wel mooi geworden.

6. Vinden jullie dat jullie door het maken van de PO meer inzicht hebben gekregen in de te behandelen stof (tijdvak 8)? Sarah & Celine: ja. Rijk: ja ik weet wel beter wat socialisme en liberalisme is. Maar meer dan dat ook niet. Sarah: ja maar eigenlijk is het zo wel fijn, want anders hadden we daar nooit naar gekeken.

7. Wat is wat jullie betreft de leeropbrengst geweest van de PO? Rijk: ja, normaal ga je er een beetje boven hangen, maar nu was het wel zo van: die persoon, die had heel veel daar mee te maken. Nu moest je meer inzoomen om een beter voorbeeld te kunnen geven. Sarah: ja en het is zegmaar best wel fijn ook voor in 5vwo, daar heb je van die dingen over liberalen, dat komt best wel vaak terug, dus dat is best wel fijn dat ik me daar nu even in verdiept heb.

8. Wat vinden jullie er van om een les aan een PO te werken? Is dit leuker, spannender of juist saaier dan een normale les? Celine: Saaier. Sarah: Ja. Celine: In een gewone les worden er ook echt verhalen omheen verteld, nu moet je alleen maar informatie opzoeken op de computer. Rijk: ja. Sarah: ja en op school doe ik altijd veel minder dan thuis, dus ik heb altijd het idee dat die lessen een beetje voor niets zijn bij mij.

9. Wat is volgens jullie het grootste verschil tussen een PO-les en een normale les? Celine: ja dan wordt je zelfstandig. Meestal ga je niet altijd vragen aan een docent wat je moet doen en of die er een heel verhaal bij wil verzinnen. Rijk: ja, gewoon doen. Je bent helemaal op jezelf aangewezen.

Page 12: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

12

10. Hebben jullie tot slot wellicht nog tips voor verbetering? Rijk: ja misschien kan beter de leraar de lessen indelen, van: deze les moet je dit doen en deze les dat. Zodat je zelf geen planning hoeft te maken. Want ik merk wel in sommige groepjes dat ze niet weten wanneer ze wat gaan doen. Als je dan gewoon zegt: les 1 dan kun je het beste hiermee beginnen en dan, ja. Sarah: of een goed voorbeeld laten zien. Want het is een beetje onduidelijk, vond ik, wat je nou precies moest doen met die poster. Gewoon volgend jaar eentje uitkiezen die je heel goed vond en die laten zien.

Guido, Martijn en Max (cijfer: 6,7)

1. Waarom hebben jullie voor de PO ‘Kijk en vergelijk’ gekozen en niet voor ‘Vers van de pers’? Guido: nou ja voor mij is de reden heel simpel: ik vind een krantenartikel schrijven sowieso al niet heel interessant, dus die keuze viel sowieso voor mij af. Maar ik vind allebei niet echt mijn favoriet want bij Kijk en vergelijk moest je zelf heel veel dingen maken en dan ga je zelf, vind ik, niet zo heel erg diep in op de onderwerpen. Als je het zelf doet blijf je nooit helemaal correct zegmaar dus dan wijk je toch wel weer af dus dan vind ik het jammer dat je zelf allemaal losse dingetjes moet maken voordat je één mooi geheel hebt.

2. Waren jullie gemotiveerd om aan de slag te gaan? Waar lag dat aan? Max: ja wel redelijk denk ik. Ik bedoel, ik vond het leuk om al die verschillende dingen te doen zegmaar en kijken hoe het eruit komt, maar het was wel even kijken of het ook echt zo leuk eruit komt want het was niet echt een leuk idee om van die hele lange brieven te schrijven, maar uiteindelijk viel het wel mee omdat het maar een half kantje was. Martijn: nou, voor mij was het meer dat ik niet zo veel zin had om te beginnen omdat ik zoiets had van: we moeten dit doen, we moeten dat doen dat doen dat doen dat doen… je moest zoveel verschillende dingen doen dat het echt voor mij heel onoverzichtelijk werd. Daardoor leek het een beetje teveel, terwijl het uiteindelijk reuze meeviel. Max: ja, best wel.

3. Heeft de PO aan jullie verwachtingen voldaan? Unaniem: ja het was makkelijk dan we gedacht hadden. Guido: ja, want we hadden eerst zoiets van: er was een beetje miscommunicatie en Max was toen in de laatste week ook nog ziek. Uiteindelijk hebben we woensdagavond een beetje besloten van dat gaan we doen. Omdat Max ziek was heb ik alvast een beetje die rol overgenomen. Alleen kwamen we pas bij het geschiedenislesuur achter dat we ook nog twee krantenartikelen moesten schrijven. Martijn: ik denk dat wij driekwart van alles wat we moesten doen nog in de laatste les hebben gedaan. Max: uiteindelijk hebben we het ook allemaal goed opgenomen en goed verdeeld. Guido: gelukkig hadden we Yannick die goed kan tekenen dus spotprenten, die hadden we al. En als je dan eenmaal de spotprenten en de propagandaposters hebt dan ben je eigenlijk al heel ver.

4. Zouden jullie, achteraf gezien, nog steeds voor ‘Kijk en vergelijk’ gekozen hebben? Unaniem: ja. Martijn: ik vond het op zich wel leuk om al die posters te maken. Max: ja wat ik ook heb gehoord van groepjes met de andere PO is dat dat ook wel een beetje eenzijdig was met al die krantenartikels. Martijn: ja, het waren wel veel dingen die je moest doen, maar wel veel verschillende dingen, dat was wel leuk. Maar wat ik dan wel jammer vond, is dat het niet aanvoelde als één geheel. Guido: dingen lopen allemaal zo uiteen; je hebt dat, je hebt dat, je hebt dat. En dat maakt het een beetje onoverzichtelijk.

Page 13: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

13

5. Zijn jullie tevreden over het eindresultaat? Unaniem: ja. Martijn: voor hoeveel tijd we eraan hebben besteed, ben ik zeer tevreden.

6. Vinden jullie dat jullie door het maken van de PO meer inzicht hebben gekregen in de te behandelen stof (tijdvak 8)? Guido: nou, niet echt. Max: nou een beetje, maar niet heel veel nee. Guido: omdat je zelf dingen moest maken en dan kies je toch wel voor de makkelijke dingen. Als je dan twee spotprenten zelf moet opzoeken, dan zie je ook echt moeilijkere dingen of juist hele kenmerkende dingen en als je het zelf behandelt dan denk je van: oja en nu ga je denken van wat is nou effe iets simpels. Martijn: maar ik vond het wel goed dat je de dingen weer ziet. Het lijkt mij het handigst dat je het alle twee doet: zelf tekenen en opzoeken.

7. Wat is wat jullie betreft de leeropbrengst geweest van de PO? Guido: leren plannen. Martijn: ja, dat sowieso. Guido: en dan niet zozeer echt van de dingen want we hebben van tevoren wel een paar aantekeningen gehad en wat je in de aantekeningen kreeg zat ook in de PO, er was niet iets extra’s toegevoegd vond ik zelf. Martijn: ja, wel spotprenten leren tekenen. Daar ben ik wel voor; wat we zelf bedacht hebben vond ik wel mooi toegevoegd. Max: ja, ook dankzij Yannick zijn ze wel goed gelukt, maar het was wel moeilijk ze te verzinnen in het begin.

8. Wat vinden jullie er van om een les aan een PO te werken? Is dit leuker, spannender of juist saaier dan een normale les? Max: ja, op zich wel leuker. Martijn: ja ik vind het sowieso wel leuker. Guido: ja, ik vind geschiedenis ook wel leuk, maar het ligt er bij mij wel aan wat voor PO ik heb. Zoals de lessenserie over Europese expansie vond ik persoonlijk echt heel leuk, omdat ik het zelf ook leuk vind om les te geven. Maar bij sommige PO’s denk ik echt van: ik heb er geen zin in, geef mij maar gewoon aantekeningen. Martijn: ja, dat had ik ook. Ik vond Europese expansie echt wel heel erg leuk om te doen. Max: tja, het is ook een beetje je stemming, waar je nou echt net zin in hebt. Maar op zich, het was wel een leuke PO. Het was wel leuk om te doen, maar af en toe had je wel een beetje van: geef mij maar een aantekening want ik heb nu geen zin om achter de computer te gaan zitten.

9. Wat is volgens jullie het grootste verschil tussen een PO-les en een normale les? Martijn: dat je meer vrijheid hebt denk ik. Vooral dat je eigenlijk alleen maar voor jezelf aan het werken bent en dat je niet in de klas zit om aantekeningen te maken en dat de leraar dingen vertelt en dat je daar maar naar moet luisteren. Guido: en vaak bij een PO is het ook nog zo dat bij sommige onderwerpen je echt heel veel van zo’n paragraaf afweet dus dan weet je wel veel meer kennis en dan is het leuk om te weten dat je echt…

10. Hebben jullie tot slot wellicht nog tips voor verbetering? Martijn: ja, meer diepgang. Guido: ik zou iets minder onderdelen doen, dus bijvoorbeeld alleen over één stroming doen, zodat je er ook wat dieper in kan gaan. Martijn: en misschien het aantal dingen dat je moet doen wat minder maken, maar de dingen die je dan moet doen wat groter maken, zodat je wel dezelfde tijd eraan kwijt bent. Guido: dan krijg je echt één mooie poster die hartstikke netjes op elkaar aansluit en dan zien ze er ook, als in een museum, wat netter uit zegmaar. Misschien elk groepje in de klas een andere stroming geven en dan zo op de vergelijking uitkomen.

Page 14: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

14

Max: ik vond alleen de website een beetje afgeraffeld, omdat je dan nog moet gaan verzinnen van ja, hoe zou je dat dan gaan doen en wat voor tijden. Een beetje heel anders en een beetje afgeraffeld vergeleken met de rest van de PO. Het was een beetje een underdog, van: ow, dat moet ik ook nog doen.

Page 15: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

15

6. Conclusie

Kan ik concluderen dat het maken van een PO zoals vooraf verwacht ook daadwerkelijk een positieve

beïnvloeding heeft gehad op de motivatie die door leerlingen gevoeld wordt ten opzichte het volgen

van reguliere lessen, getoetst via een SE? Gebaseerd op bovenstaand theoretisch kader en de

interviews met en observaties van leerlingen kan ik deze vraag overwegend met ‘ja’ beantwoorden.

Alle drie de groepjes die voor ‘Kijk en vergelijk’ gekozen hadden, deden dit omdat ze de opdracht

gevarieerd vonden. Ze vonden het leuk om met de website aan de slag te gaan, om al die

verschillende dingen te creëren en te kijken hoe het eindresultaat eruit zou komen te zien. Wat

regelmatig terugkwam, is dat leerlingen van mening waren dat de variëteit aan taken goed te

verdelen was, zodat iedereen iets anders kon doen. Volgens de leerlingen kon je “goed apart je ding

doen, je had niet om het ene ding te doen iets nodig van een ander”.17 Dit betekende dat naast

samenwerken, ook apart doorwerken goed mogelijk was. Wat de leerlingen ook regelmatig

aangaven, was dat zij van hun klasgenoten die met de PO ‘Vers van de pers’ bezig waren gehoord

hadden dat deze PO een “stuk eenzijdiger” was dan ‘Kijk en vergelijk’. Daarnaast viel het me op dat

leerlingen het leuk vonden om zelf eens een keer een spotprent of propagandaposter te ontwerpen,

in plaats van alleen te analyseren, wat ze normaal gesproken doen bij geschiedenis. Opvallend was

dat vooral veel jongens het ook enorm interessant vonden om zelf een website op te zetten. De

ervaren docenten Floor de Ronde en Eric van der Donk (SB) vonden vooral de vergelijking die

leerlingen moesten maken tussen twee stromingen een meerwaarde hebben. Floor: “dat er bij deze

PO per se twee stromingen gekozen moeten worden, dat vind ik echt een plus.”18

Toch hadden zowel de leerlingen als de ervaren docenten ook wel kanttekeningen bij de PO. Zo

vonden van de leerlingen vooral de jongens het onoverzichtelijk wat ze allemaal moesten doen; ze

vonden dat het niet één geheel vormde. Ook vonden de leerlingen, hoewel ze aangaven dat ze nu

wel goed het verschil wisten tussen de twee stromingen die ze gekozen hadden om te bestuderen,

de activiteiten enigszins oppervlakkig. “We hebben niet veel meer inzicht in de leerstof van tijdvak 8

gekregen.” Als dit zou kloppen zou dit natuurlijk een serieus probleem zijn, maar ik zou hierbij graag

willen opmerken dat deze opmerking kwam van het groepje jongens wat pas drie dagen voor de

deadline echt constructief begonnen was aan de opdracht. Wanneer je niet de tijd die er voor staat

steekt in de opdracht, valt natuurlijk ook niet de beoogde verdieping te behalen. Toch merkten ook

Eric en Floor op dat er gezocht zou kunnen worden naar het inpassen van meer diepgang in de

opdracht. Eric: “ik kan me ook nog voorstellen, dat als je die posters wel doet, er beeldmateriaal bij

komt maar dat je er dan ook een soort catalogus bij kunt schrijven. Dan kun je daarin meer diepgang

plaats laten vinden door artikeltjes of weet ik veel wat. Dan kun je het inhoudelijk ook wat meer

sturen.” Op zich een prima plan, waarbij ik wel meteen wil opmerken dat ook dit weer inspeelt op de

linguïstische intelligentie van leerlingen. Het zou eerder mijn streven zijn om meer verdieping te

behalen middels het bevragen van leerlingen op hun andere intelligenties.

Tips voor verbetering hadden de leerlingen ook: zo waren ze van mening dat meer verdieping

bereikt zou kunnen worden wanneer niet twee stromingen maar slechts één stroming onderwerp

zou zijn van de PO. Toch zou ik deze tip niet snel gebruiken, aangezien het bij deze PO draait om ‘Kijk

en vergelijk’; wanneer de leerlingen slechts op één stroming zouden inzoomen, verdwijnt het hele

17

Alle quoten van leerlingen in deze conclusie zijn afkomstig uit mijn interviews met de leerlingen, gehouden op 23 en 24 april 2012. Voor een transcriptie van deze interviews, zie paragraaf 5. 18

Alle quoten van Eric en Floor in deze conclusie zijn afkomstig uit mijn interview met hen, gehouden op 4 juni 2012. Voor een transcriptie van dit interview, zie paragraaf 8.

Page 16: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

16

vergelijkingsprincipe, wat naar mijn mening een verarming zou zijn van de opdracht en de

verdieping. Uit wat ze hierboven al aangegeven hebben, blijkt dat Floor en Eric het hiermee eens zijn.

Wel een goede tip was de tip van een leerling die zei: laat eerst in de klas een goed voorbeeld zien.

Mocht de PO volgend jaar nogmaals ingezet worden, laat dan een tentoonstelling zien van een

groepje dat een hoog cijfer gehaald heeft, zodat leerlingen enigszins een beeld hebben bij een goed

eindresultaat. Ook nog verder afkaderen zouden de leerlingen prettig gevonden hebben, in hun

eigen woorden: “dan heb je misschien wel minder vrijheid, maar dan weet je tenminste zeker dat het

goed is.”

Het inzetten van de theorieën van Gardner, Egan en Woolfolk bij het creëren van mijn PO heeft

mijns inziens me zeker geholpen om een PO te maken waarvan veel leerlingen het leuk vonden om

mee aan de slag te gaan. Alle drie hebben de psychologen met hun theorieën verschillende handige

handvatten geboden om de inhoud van een PO aan op te hangen. Het meenemen van hun theorieën

zorgde ervoor dat ik de verschillende elementen van mijn PO theoretisch kon onderbouwen en dit

heeft zeker ook voor een aantal aardige ervaringen en uitspraken van leerlingen gezorgd. Ik kon

bijvoorbeeld goed merken dat de gemiddelde vwo-4 leerling zich duidelijk in de filosofische denkfase

bevindt, waardoor ze het wat meer divergerende karakter van een PO lastig vonden. Niet voor niets

gaven leerlingen tijdens de interviews aan dat ze de opdracht voortaan graag wat meer afgekaderd

zouden zien.

Afsluitend kan ik stellen dat er bij dit onderzoek aardig wat vakdidactische elementen voorbij

gekomen zijn die bijgedragen hebben aan het verhogen van de motivatie die door leerlingen gevoeld

wordt. Een aantal van deze elementen zijn ook goed te vertalen naar de dagelijkse onderwijspraktijk.

Daarom zou ik graag eindigen met een concreet rijtje tips die elke (geschiedenis)docent in zijn of

haar les kan inzetten om de motivatie van leerlingen tijdens de les vast te houden en/of te verhogen:

- Houd rekening met de denkfase waarin je leerlingen zich bevinden, kader bijvoorbeeld voor

leerlingen die zich in de filosofische denkfase bevinden ook een PO goed af

- Wees overzichtelijk, zowel in je uitleg als bij een instructie

- Leerlingen zelfstandig zaken laten vergelijken met elkaar geeft hen veel inzicht in verschillen

en overeenkomsten, meer dan wanneer jij het voor hen uiteen zet

- Geef leerlingen een zekere mate van vrijheid en zelfstandigheid bij het uitvoeren van taken

- Geef leerlingen niet te veel, maar ook niet te weinig tijd voor het uitvoeren van een

opdracht; een overzichtelijke tijdspanne motiveert

- Appelleer aan de verschillende intelligenties die leerlingen kunnen hebben

- Geef inzicht in het gewenste eindresultaat (zo ongeveer moet het worden)

- Varieer in je didactiek, wees veelzijdig

- Benader de analyse van een spotprent of propagandaposter eens van de andere kant: hoe

zou jij, als je zelf de tekenaar was, de gebeurtenis kunnen bespotten?

7. Literatuurlijst

- Egan, Kieran, The Educated Mind: How Cognitive Tools Shape Our Understanding (Chicago:

the University of Chicago Press, 1997)

- Sectie geschiedenis van O.R.S. Lek & Linge, Praktische Opdracht ‘Vers van de pers’ (2009)

- Wilschut, Van Straaten en Van Riessen, “Het perspectief van de leerling”, in:

Geschiedenisdidactiek, Handboek voor de vakdocent (2004)

- Woolfolk, Hughes & Walkup, Psychology in Education (2008)

Page 17: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

17

8. Feedback ervaren docenten Eric van der Donk en Floor de Ronde (interview afgenomen 04-06-2012)

1. Wat vinden jullie van de duidelijkheid van het instructieblad? Eric: het was heel erg afgeleid van al een bestaande opdracht, dus het was al eens uitgeprobeerd. De meeste vragen die van leerlingen kwamen gingen over de website. Floor: ja, en het spotprent maken. Het blad zelf was duidelijk genoeg, totdat ze kwamen bij al die onderdelen die ze zelf moesten gaan maken en toen werd het voor hun: wat zijn nou daarvan de eisen precies. Daar kwamen de vragen over; dus niet over de instructie zelf, dat snapten ze wel. Lieneke: hebben jullie toen ook de checklist uitgedeeld, en was dat dan genoeg? Beide: ja. Eric: Maar het hielp niet genoeg. Wat hielp was naar die site gaan en dan dingen aanwijzen. Dus jouw voorbeeldsite werkte als een tierelier. Toen begrepen ze ook wel dat dat zeg maar binnen twee uur te doen zou zijn. Floor: en bij mij, de website was niet interessant voor hun, want ik had allemaal leerlingen die sowieso al geïnteresseerd waren over een website maken, dus dat liep eigenlijk vanzelf. Bij mij was het met name die spotprent, dat ze eigenlijk voor het eerst moest gaan nadenken over niet wat betekent een spotprent, maar hoe ga ik het doen. Dat vonden ze lastig. Eric: er was ook nog verwarring over het woord ‘kaartjes’. Zij dachten aan toegangskaartjes, terwijl het natuurlijk ging om onder- en bijschriften. Lieneke: dus daar moet een ander synoniem voor bedacht. Floor: ja, ik denk dat gewoon onder- en bijschriften prima is.

2. Hoe vinden jullie de puntenverdeling van het beoordelingsformulier? Floor: het nakijken ging prima. Eric: tja, het geldt voor allebei de opdrachten dat je al gauw aan een redelijk hoog cijfer zit. Floor: ja dat is iets waar we wel aan kunnen werken ook bij vers van de pers. Het blijft lastig een onvoldoende uit te geven als er twee mooie papieren inzitten, en een mooie kop, dan hebben ze eigenlijk al vijf punten binnen. En als ze dan ook nog eens de plaatjes en artikelen goed plakken, dan is het ook al weer 10 punten. Lieneke: dus voor lay-out misschien te veel punten? Eric: ja maar de inhoud doen ze ook niet slecht vind ik. Floor: het blijft elke keer zoeken naar hoe zorg je nou dat de inhoud echt duidelijk hier komt en de lay-out duidelijk daar. Eric: het discrimineert gewoon niet genoeg. Er is een hele grote middengroep die gewoon tussen de zeven en de acht scoort. Er zijn er maar weinig die echt een negen scoren, vrijwel niet eigenlijk, en ook vrijwel niemand die een onvoldoende haalt. En als een onvoldoende halen, is het gewoon omdat ze de helft niet gedaan hebben. Floor: hier moeten we inderdaad zeker nog een keer naar kijken, want nu krijg je leerlingen die zeggen: ik kan het vak, terwijl wij denken: nou, ja… je zat bij die en die persoon in het groepje… het liften is een probleem bij de praktische opdracht.

3. Wat is wat jullie betreft de leeropbrengst geweest van de PO? Eric: het inleven. Het inleven in een politieke groepering of maatschappij of maatschappelijke stroming die opkomt in de 19e eeuw. En vanuit een ideologie een antwoord geven op de sociale kwestie, of de kiesrechtstrijd. Floor: specifiek aan jouw opdracht vind ik dan wel leuk dat voor die groepjes nou veel duidelijker wordt wat de tegenstellingen eigenlijk zijn, of juist niet. Ik heb leerlingen gehoord die dan zeiden van “ja maar dat hebben ze allebei” en dan kwamen ze vragen en dan kun jij ze gericht gaan wijzen van heb je dit al bedacht, of heb je hier al naar gekeken? En dan hadden ze websites, dan bleek GroenLinks opeens liberaal te zijn en dat hadden ze helemaal niet verwacht. Dus dat vond ik wel mooi.

4. Zijn jullie van mening dat leerlingen gemotiveerder aan de slag gaan met een praktische opdracht dan met een reguliere les die naar een schoolexamen toewerkt? Eric: niet per definitie. Floor: nee.

Page 18: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

18

Eric: naarmate de deadline nadert, gaan ze de uren wel efficiënter gebruiken en worden ze zelfstandiger. Floor: dan gaan ze harder werken, en wordt het ook leuker voor de docent. Eric: Dat is ook de reden dat we altijd zoeken naar een mengeling van klassikale lessen en wat zelfwerk lessen.

5. Merkten jullie verschil in motivatie tussen de groepjes die aan ‘Vers van de pers’ werkten en de groepjes die aan ‘Kijk en vergelijk’ werkten? Beide: nee. Eric: niet gemerkt; en dat verwachtte ik ook eigenlijk niet, want ze hebben zelf de keuze mogen maken tussen de twee PO’s, dus het is eigenlijk helemaal aan hun zelf.

6. Heeft ‘Kijk en vergelijk’ aan jullie verwachtingen voldaan? Eric: ja, jawel. We hebben natuurlijk ook ervaring met die andere opdracht en deze vraagt wat meer creativiteit, vraagt misschien iets minder van de inhoud van leerlingen, maar hij voldeed wel. Floor: die vraag naar creativiteit vond ik leuk. De tegenstelling met de andere opdracht is dat er bij deze PO per se twee stromingen gekozen moeten worden, dat vind ik echt een plus. Wel zouden we kunnen zeggen dat die website eigenlijk niet echt meerwaarde biedt, dus dan die laten zitten, en dan doen we daarvoor in de plaats nog wat diepgaande krantenartikelen. Ik had ook leerlingen die echt een fantastische website in elkaar draaiden, maar ja daar krijg je natuurlijk maar zo weinig punten voor.

7. Zijn jullie tevreden over de eindresultaten? Beide: ja.

8. Hebben jullie tot slot wellicht nog tips voor verbetering? Floor: of alles evenveel gewicht gegeven, of de opdracht wat meer gaan inperken. Als je de website wil houden, dan moet deze ook echt een meerwaarde hebben en er in passen. Eric: of een soort digitale tentoonstelling gaan maken in plaats van posters. Ik ben gewoon niet zo weg van dat geknip en geplak op die posters. Het zou misschien kunnen dat als ze zo vaardig zijn dat… Floor: nou ja, als je kijkt naar die meiden van mij, als je ziet dat die hele poster gewoon nog een keer op de website stond, ja dat zag er fantastisch uit. Lieneke: ik denk dat ze dat zonder meer zouden moeten kunnen hoor. Het is meer dat de docent het vaak fijn vindt om dingen op papier na te kunnen kijken. Floor: het is wel makkelijker inderdaad, maar een PowerPoint nakijken doe je ook gewoon op de computer. Dus je zou inderdaad de opdracht kunnen verdigitaliseren. Eric: ik kan me ook nog voorstellen, dat als je die posters wel doet, er beeldmateriaal bij komt maar dat je dan ook een soort catalogus bij kunt schrijven. Dan kun je daarin meer diepgang plaats laten vinden door artikeltjes of weet ik veel wat. Dan kun je het inhoudelijk ook wat meer sturen. Floor: bij kijk en vergelijk is het zo, dat als je het een beetje handig aanpakt je dus een dikke voldoende haalt, omdat je iedereen op zijn kracht in kan zetten. Dus een iemand maakt de spotprenten, een andere de website, enzovoort. Lieneke: ik vind het wel leuk dan dat er uitkomt, want dat was wel de insteek van de opdracht die ik gemaakt heb. Geschiedenis is een heel echt talig vak, en als jij als leerling talig niet zo heel erg sterk bent, is het misschien leuk om een keer met geschiedenis aan de gang te kunnen binnen jouw expertise zeg maar. Floor: ja maar alleen met het bouwen van zo'n website, ben je niet echt meer met geschiedenis bezig, dus dat is het lastige. Lieneke: maar bij zelf spotprenten ontwerpen dan weer wel. Floor: ja, zeker. Dat moet er ook zeker in blijven. Lieneke: ik denk alleen wel wat er eerst even klassikaal met leerlingen doorgelopen moet worden, hoe je dat nou aanpakt: het ontwerpen van een spotprent.

Page 19: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

19

De Tijd van Burgers en Stoommachines

Praktische Opdracht: ‘Kijk en vergelijk’

De opdracht: Je gaat in groepjes van drie à vier leerlingen een museumtentoonstelling opzetten die alles te maken heeft met tijdvak 8, De tijd van burgers en stoommachines. Via het opzetten van deze tentoonstelling gaan jullie je verdiepen in twee politiek-maatschappelijke stromingen die genoemd worden in hoofdstuk 8.

De taakverdeling: Binnen het groepje heb je verschillende taken. Zo heb je een directeur (zorgt voor coördinatie en controleert spelling), een conservator (zorgt voor de collectie en heeft de eindredactie over de tentoon te stellen stukken), een tentoonstellingsmaker (zorgt voor beeldmateriaal en lay-out van de tentoonstelling) en een medewerker publieksservice (zorgt voor PR en de website). In het geval van dit bijzondere museum creëren jullie het meeste tentoongestelde materiaal zelf; je hebt dus allemaal ook nog de rol van medewerker collecties (zorgt voor het aanleveren van interessant tentoonstellingsmateriaal). Voor het vastleggen van de taakverdeling krijg je een apart formulier waarop je deze gegevens kunt invullen.

De bronnen: Je vindt de informatie grotendeels in het boek. Natuurlijk mag je er extra bronnen bij zoeken in de bibliotheek of op het internet. Pas echter op met bepaalde bronnen (bijvoorbeeld Wikipedia) en controleer dan ook de betrouwbaarheid van je bron. Een bronvermelding voor alle tentoonstellingsstukken is verplicht en wordt ingeleverd op een aparte A4.

De keuzes: Kies voor twee van de volgende drie stromingen uit paragraaf 8.2 en 8.4: liberalisme, socialisme en/of confessionalisme. Kies vervolgens een land waarin deze stromingen voorkwamen. (Let op: kies je voor het confessionalisme, kies dan ook voor Nederland). Voor twee van deze stromingen gaan jullie een gezamenlijke tentoonstelling opzetten. Kies een titel voor jullie tentoonstelling. Het doel dat jullie te allen tijde in het oog moeten houden is: door het bezoeken van de tentoonstelling moet de bezoeker voor zichzelf een beeld kunnen vormen van de belangrijkste aspecten van de twee stromingen én de belangrijkste verschillen daartussen.

De inhoud: Uiteraard is het hebben van bezoekers voor een museum van groot belang. Deze bezoekers zullen dus op de hoogte gesteld moeten worden van jullie tentoonstelling via een flyer en een website. In een museum zijn weloverwogen keuzes van wat er allemaal te zien is, heel belangrijk. Voor de bezoeker moet er niet te veel maar vooral ook niet te weinig te zien zijn. Nietszeggend materiaal is uit den boze; elk stuk op jullie tentoonstellingswand moet wat

Page 20: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

20

bijdragen aan de beeldvorming over de twee door jullie gekozen stromingen. Een socialist bijvoorbeeld zal anders over kinderarbeid schrijven dan een liberaal. Een confessioneel staat anders tegenover kiesrechtuitbreiding dan een liberaal. Zorg voor een zorgvuldig uitgebalanceerde mix tussen beeldmateriaal en tekstuele bronnen. Elk tentoongesteld stuk heeft ook een tentoonstellingskaartje erbij hangen, waarop voor de bezoeker duidelijk gemaakt wordt wat ze aan het bezichtigen zijn. Omvang en presentatie: De tentoonstelling moet uiteindelijk 2x een A2-pagina groot worden; één A2 per stroming. Op deze twee ‘tentoonstellingswanden’ is per wand tenminste het volgende te vinden:

- 1 spotprent - 1 propagandaposter - Een brief van de grondlegger van de ideologie aan zijn achterban - Een krantenartikel uit die tijd over de stroming - Tentoonstellingskaartjes bij elk tentoongesteld stuk

Ter verduidelijking: het bovenstaande materiaal creëren jullie zelf. Daarnaast leveren jullie ook een flyer en een website aan met informatie voor bezoekers over jullie tentoonstelling. Voor het maken van de website gebruiken jullie simpsite.nl (voeg de link naar de website toe aan de A4 met bronvermeldingen). Let natuurlijk op verzorgd taalgebruik en kleed het geheel mooi aan met functionele afbeeldingen, schema’s, symbolen, etc. Dit is jullie PR materiaal en het moet mensen naar jullie tentoonstelling lokken! Je krijgt van je docent een checklist waarop staat wat er tenminste te vinden moet zijn op je flyer en website. Besteed aan de website niet meer tijd dan hoogstens één dagdeel. Aan het einde van de eerste les moet je het volgende doorgeven aan je docent:

- Met wie werk je samen? - Voor welke twee stromingen en welk land hebben jullie gekozen? - Hoe is jullie taakverdeling? - Wat is jullie planning?

Dit vul je in op het taakverdelingsformulier en lever je aan het einde van de eerste les in.

Inleverdatum: 13 april, voor 13.00 uur Deze PO telt 1x mee in je examendossier. Veel succes! Lieneke Westerink Floor de Ronde Eric van der Donk Sectie Geschiedenis

Page 21: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

21

Beoordeling PO “Kijk en vergelijk” Namen:

Tentoonstellingswand (58 pt)

Maximaal te behalen punten

Behaalde punten

Lay-out Titel tentoonstelling Spotprenten Propagandaposters Tentoonstellingskaartjes Diepgang brieven Diepgang krantenartikelen

6 2 9 9 6

13

13

Flyer (6 pt)

Lay-out Volledigheid checklist

2 4

Website (11 pt)

Lay-out Volledigheid checklist

3 8

Algemeen (25 pt)

Taalgebruik Behalen hoofddoel (diepgang behandeling belangrijkste ideologische aspecten) Bronvermelding

10

10 5

Totaal

100

Algemene indruk van de kwaliteit van de tentoonstelling: Datum: Paraaf docent: Cijfer:

Page 22: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

22

Taakverdelingsformulier bij PO “Kijk en vergelijk” Hoofdstuk 8

Namen: Ideologieën: Land: Taakverdeling groep: Planning:

Page 23: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

23

Checklist flyer en website voor de docent

Flyer (6 punten)

1 pt Wat

1 pt Wanneer

1 pt Wie

1 pt Waar

Eventueel: waarom

2 pt Visueel aantrekkelijk

Tip: loop eens een VVV-kantoor of een bibliotheek binnen ter inspiratie; dit zijn plekken waar meestal

tientallen flyers te zien zijn.

Website (11 punten)

2 pt Nieuws (wanneer en waarom opent deze nieuwe tentoonstelling)

2 pt Informatie over beide stromingen (korte, globale introductie over beide stromingen)

1 pt Interactief (gastenboek)

1 pt Bezoekersinformatie (o.a. openingstijden, entreekosten, adres en routebeschrijving)

1 pt Contactinformatie (waar kunnen mensen terecht voor vragen)

1 pt Organisatie (wie werken er allemaal in het museum)

3 pt Visueel aantrekkelijk (relevant beeldmateriaal, goede leesbaarheid, logische opbouw)

Tip: bezoek eens websites van bestaande musea; wat voor keuzes hebben zij gemaakt wat betreft het

aanbieden en de vormgeving van hun website?

Page 24: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

24

Handleiding spotprent maken

Bij geschiedenis maak je vaak gebruik van spotprenten. Spotprenten (ook wel

‘cartoons’ genoemd) zijn tekeningen over een bepaalde (historische) gebeurtenis.

Maar het zijn geen gewone tekeningen. De maker van de spotprent heeft vaak

een heel duidelijke mening over die gebeurtenis. Die mening zie je terug in zijn

tekening. De tekening kan grappig, spottend, cynisch, kritisch of beledigend

bedoeld zijn.

Je gaat nu zelf een spotprent maken bij een politiek-maatschappelijke

stroming uit tijdvak 8, de tijd van Burgers en stoommachines. De industrialisatie

in de 19e eeuw leidde tot een sterke groei van de burgerij en de arbeidersklasse.

Hiermee gepaard ging de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen.

Voor je aan de slag gaat met tekenen, beantwoord je eerst de volgende vragen.

Ze zullen je helpen om stap voor stap een goede spotprent in elkaar te zetten.

Veel succes en plezier!

Vragen 1. Noem drie kenmerken van een spotprent

2. Bedenk twee verschillende gebeurtenissen (onderwerpen) uit de tijd van

Burgers en stoommachines waarover je een spotprent zou kunnen maken.

Noteer de gebeurtenissen hier.

3. Kies de beste gebeurtenis uit. Hiervan ga je een cartoon maken.

4. Bedenk wat jouw mening is over de gebeurtenis. Schrijf hem hier op.

Page 25: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

25

5. Over welk jaar/jaartal of over welke tijd gaat je spotprent?

6. Welke personen komen er op voor?

7. Welke voorwerpen komen er op voor? Op een spotprent staan vaak

symbolen!

8. Begin nu aan je tekening.

Inleveren: de spotprent zelf komt op jullie tentoonstellingswand. Deze

handleiding lever je op 5 april vóór 13.00 uur in samen met de A4 met

bronvermeldingen.

Page 26: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

26

Page 27: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

27

Page 28: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

28

Page 29: DE PRAKTISCHE OPDRACHT - WordPress.com › ...andere vaardigheden van leerlingen vraagt dan het leren voor en het maken van een schoolexamen ... derde zal ik de groepjes leerlingen

29