De nota van informateur Bart De Wever

download De nota van informateur Bart De Wever

of 19

description

Informateur Bart De Wever liet zijn nota afleveren bij de partijvoorzitters van CD&V, MR en CDH.

Transcript of De nota van informateur Bart De Wever

  • Verslag aan de Koning 1

    CONTOUREN VAN EEN FEDERAAL REGEERAKKOORD

    BART DE WEVER, INFORMATEUR

  • Verslag aan de Koning 2

    Brussel, 25 juni 2014

    Sire,

    Met het oog op de vorming van een nieuwe federale regering, hebt U mij op 27 mei een

    informatieopdracht toevertrouwd. De reikwijdte daarvan werd door U als volgt omschreven: "Een

    informatieopdracht om na te gaan onder welke voorwaarden snel een regering tot stand gebracht

    kan worden".

    Gelet op Uw wens om snel een regering tot stand te zien komen, heb ik in het kader van mijn

    opdracht hoofdzakelijk gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de belangrijkste politieke

    partijen. Sedert woensdag 28 mei sprak ik met onder anderen Elio Di Rupo en Paul Magnette (PS),

    Charles Michel (MR), Wouter Beke en Kris Peeters (CD&V), Gwendolyn Rutten (Open Vld), Bruno

    Tobback (sp.a), Benot Lutgen (cdH), Wouter Van Besien (Groen), Olivier Deleuze en Emily Hoyos

    (Ecolo), Gerolf Annemans (VB), Peter Mertens en David Pestieau (PVDA-PTB), Olivier Maingain (FDF),

    Mischal Modrikamen (PP) en Ben Weyts (N-VA).

    Daarnaast had ik contact met de volgende administraties en instellingen, om na te gaan welke

    uitdagingen en prioritaire beleidsdoelstellingen zij definiren voor de nieuwe regering: Nationale

    Bank van Belgi (NBB); Federaal Planbureau; FOD Sociale Zekerheid; FOD Werkgelegenheid, Arbeid

    en Sociaal Overleg; FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; POD

    Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid; FOD

    Financin; FOD Budget en Beheerscontrole; FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie; POD

    Wetenschapsbeleid; FOD Binnenlandse Zaken; FOD Justitie; FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse

    Handel en Ontwikkelingssamenwerking; Ministerie van Defensie; FOD voor Informatie- en

    Communicatietechnologie (Fedict); FOD Mobiliteit en Vervoer; FOD Personeel en Organisatie;

    Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; Rijksdienst voor Pensioenen;

    Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst; Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid; Rijksinstituut

    voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der

    Zelfstandigen; Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers; Pensioendienst voor de

    Overheidssector; Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; Federaal Agentschap

    voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten; de Federale Politie; Fedasil; Belgacom; Regie der

    Gebouwen.

    Het verslag van mijn werkzaamheden dat ik U aanbied, begint met een bondige beschrijving van de

    sociaaleconomische toestand van ons land. Daarna komen achtereenvolgens de recente Europese

    aanbevelingen aan bod en de kernthemas die, naar ik meen, de basis kunnen zijn voor het beleid van

    de te vormen federale sociaaleconomische herstelregering. In een laatste deel trek ik enkele

    persoonlijke conclusies.

    Bart De Wever

    Informateur

  • Verslag aan de Koning 3

    Sociaaleconomische toestand en vooruitzichten

    Bijna zes jaar na het begin van de bankencrisis en de daaruit voortvloeiende economische crisis, zijn

    de gevolgen ervan voor de rele economie nog steeds zicht- en voelbaar.

    Zoals in andere Europese landen, is de economische bedrijvigheid in Belgi vanaf het tweede

    kwartaal van 2013 beginnen aan te trekken. Zoals de Nationale Bank er in haar jaarverslag op wijst,

    groeide de economie als gevolg van het negatieve overloopeffect van de krimp in 2012 evenwel met

    amper 0,2 %. Het herstel was te zwak om voor een opleving van de werkgelegenheid te kunnen

    zorgen. Deze laatste slonk met nog eens 11.000 eenheden en aan het einde van het jaar was de

    werkloosheidsgraad opgelopen tot 8,4%.

    Hoewel Belgi een van de weinige landen van het eurogebied is waar de bedrijvigheid opnieuw het

    peil van vr de crisis heeft bereikt, heeft die crisis sporen nagelaten in het productiepotentieel, de

    werkgelegenheid en de overheidsfinancin. Bovendien, zegt de Nationale Bank nog, wijzen het

    verloop van de lopende rekening en van het concurrentievermogen, alsook de lage potentile groei

    op fragiliteit in het creren van welvaart.

    Er zijn de laatste jaren pensioen- en arbeidsmarkthervormingen ingeleid en maatregelen genomen

    om de mededinging in de netwerkindustrien te verscherpen en de concurrentiekracht van de

    bedrijven te verbeteren. Niettemin blijven volgens de Nationale Bank, in een moeilijke budgettaire

    omgeving, de uitdagingen groot en moet de toekomst verder worden voorbereid in een context die,

    zelfs zonder de crisis, rekening moet houden met de toenemende mondialisering, de

    klimaatverandering en, vooral, de kosten van de vergrijzing die in Belgi bijzonder hoog zijn.

    Naast andere belangrijke opdrachten, zoals de voorzetting van de hervorming van justitie en politie,

    de verdere bijsturing van het asiel- en migratiebeleid, en het streven naar een meer efficinte

    overheid ten dienste van de burgers en de bedrijven, wachten het op 25 mei verkozen parlement en

    de te vormen regering enkele bijzonder grote uitdagingen. Te vermelden zijn onder meer: de

    beheersing en vermindering van de arbeids- en energiekosten en, meer algemeen, de noodzaak om

    de algehele competitiviteit te versterken; de verhoging van de te lage werkzaamheidsgraad door

    meer mensen aan de slag te krijgen; de verlenging van de loopbaan van werknemers en ambtenaren,

    waarvan de duurtijd in Belgi significant onder die van andere EU-landen ligt; een versterking van de

    koopkracht door de fiscale en parafiscale druk, vooral op arbeid, te verlichten; de vergrijzing met

    haar impact op de duurzame financiering van het pensioenstelsel en op de organisatie van een meer

    efficinte en toegankelijke gezondheidszorg; het toenemend armoederisico van kinderen vooral in

    (het groeiend aantal) huishoudens met een lage werkintensiteit, en het hoge armoederisico van

    eenoudergezinnen en niet-EU-burgers.

    Onder invloed van de crisis zijn de sociale uitgaven aanzienlijk gestegen. In 2007 vertegenwoordigden

    de uitgaven voor sociale uitkeringen 25,5% van het bruto binnenlands product (bbp), in 2013 was dat

    al 26,4%. De houdbaarheid van de sociale bescherming wordt beschreven door de Studiecommissie

    voor de Vergrijzing. Voor de periode 2012-2018 bedragen de budgettaire meerkosten 0,8% van het

    bbp. Over de periode 2012-2060 wordt de totale meerkost van de vergrijzing geraamd op 5,4% van

    het bbp.

    De (para)fiscale druk in Belgi bedraagt meer dan 45% van het bbp, het tweede hoogste cijfer in de

    EU. Belgi is zowat de kampioen inzake lasten op arbeid; alle internationale instellingen zien dit als

  • Verslag aan de Koning 4

    d hoofdoorzaak voor onze tanende concurrentiepositie en de achteroplopende jobcreatie in de

    private sector. Sinds de Loonnormwet van 1996 is de loonkostenhandicap, ondanks

    regeringsmaatregelen, nog verder toegenomen.

    Een en ander heeft een negatieve impact op de overheidsrekeningen. Belgi heeft een

    begrotingsobjectief goedgekeurd om het structureel tekort te beperken tot -1,4 % van het bbp voor

    2014. Dit komt overeen met een nominaal tekort van -2,15 % van het bbp. De budgettaire realiteit

    leert echter dat het monitoringcomit en de Europese commissie voor 2014 een tekort van 2,7%

    verwachten. Dit terwijl in april nog werd uitgegaan van een begrotingstekort dat zou uitkomen op

    2,2%. Hierdoor moet nog dit jaar een verschil van bijna 1,3 miljard euro structureel worden

    weggewerkt. Vanaf 2015 zou, volgens het stabiliteitsprogramma, het structureel saldo elk jaar

    moeten verbeterd worden met bijkomend 0,7 % van het bbp. Alleen al tegen 2015 moet 5,9 miljard

    euro worden bespaard om de begrotingsdoelstellingen te halen.

    Nog volgens de Nationale Bank zouden de tekorten voornamelijk en in 2014 zelfs uitsluitend

    geconcentreerd zijn bij de federale overheid. De sociale zekerheid zou (dankzij de toenemende

    alternatieve financiering) in 2014 een licht overschot vertonen, maar vanaf 2015 zou ze ook deficitair

    worden. De rekeningen van de Gemeenschappen en Gewesten zouden in 2014 opnieuw in evenwicht

    afsluiten, maar in 2015 en 2016 zouden ze bij ongewijzigd beleid tekorten laten optekenen. Dit

    laatste is een rechtstreeks gevolg van de zesde staatshervorming die de Gemeenschappen en

    Gewesten verantwoordelijk maakt voor een belangrijk deel van de sanering van de

    overheidsfinancin.

    De Nationale Bank merkt op dat een zeer omvangrijk consolidatieprogramma van 10 miljard euro

    vereist is om terug te kunnen aanknopen met een structureel begrotingsevenwicht (13 miljard euro

    indien medium-term budgetary objective (MTO) van 0.75% wordt bereikt). Het zal de taak zijn van de

    regering om te beslissen over het te volgen begrotingstraject, binnen het kader uitgetekend door en

    in nauw overleg met de Europese Unie.

    Aanvullend kan verwezen worden naar het Economisch Tijdschrift van de Nationale Bank van juni

    2014 waarin wordt opgemerkt:

    Bij ongewijzigde ontvangsten, zou het scenario waarin de nominale uitgaven worden

    gestabiliseerd, leiden tot een begrotingssurplus dat aanzienlijk groter zou zijn dan de voor 2017

    aanbevolen doelstelling. Daartoe zouden echter maatregelen met een zeer hoog onmiddellijk

    rendement moeten worden genomen. Het scenario waarin de uitgaven in rele termen worden

    bevroren, zou in 2017 leiden tot een begrotingsevenwicht, wat betekent dat in dit scenario ten

    belope van 0,6 % bbp extra ontvangsten zijn vereist.

    In hetzelfde artikel wordt gesteld:

    De gezondmaking van de overheidsfinancin in Belgi moet in de eerste plaats berusten op

    een afremming van de groei van de primaire uitgaven. Deze laatste zijn sedert het begin van

    het millennium immers fors gestegen in verhouding tot het bbp. Ze liggen ook hoger dan in de

    meeste andere landen van het eurogebied, in het bijzonder wat de sociale uitkeringen, de

    bezoldigingen van het overheidspersoneel en de subsidies betreft. ()

    Uitgaven om de arbeidsmarktparticipatie aan te moedigen zijn vanuit dit oogpunt zeer

    doeltreffend. Werken ondersteunt immers niet enkel de economie, maar biedt ook de beste

    garantie tegen armoede en sociale uitsluiting. De investeringen en de uitgaven voor onderzoek,

    waarvoor Belgi internationaal gezien niet goed scoort, moeten dan weer maximaal worden

    gevrijwaard en zelfs, zo mogelijk, worden gestimuleerd vanwege hun nut voor het

    groeipotentieel.

  • Verslag aan de Koning 5

    Ten slotte dienen die inspanningen te worden aangevuld met hervormingen van de

    pensioenstelsels waarbij de gemiddelde loopbaanduur verder wordt verlengd. Gelet op de

    vertraging waarmee die hervormingen zich doen gevoelen, zouden ze best zo snel mogelijk

    worden uitgetekend en goedgekeurd. Tevens dienen maatregelen te worden genomen om de

    toename van de uitgaven voor gezondheidszorg onder controle te houden. Enkel op deze

    manier kan het stelsel van sociale bescherming zowel adequaat als betaalbaar worden

    gehouden.

    Ten slotte is er de overheidsschuld. Na een onafgebroken daling sinds 1993, tot 84,2% in 2007, nam

    de schuld vanaf 2008 opnieuw toe. De schuldgraad zou, zonder rekening te houden met de aan de

    gang zijnde herkwalificatie door Eurostat, volgens de NBB in 2014 groeien tot 101,7% bbp en zou

    verder blijven stijgen tot 101,9% bbp in 2015. In 2016 zou ze zeer licht teruglopen tot 101,5% bbp.

  • Verslag aan de Koning 6

    Europese aanbevelingen

    Het beleid in ons land wordt in belangrijke en toenemende mate bepaald door de Europese Unie. Het

    past dan ook te verwijzen naar de aanbevelingen dd. 7 juni 2014 van de Raad over het nationale

    Hervormingsprogramma 2014 en over het Stabiliteitsprogramma 2014. Daarin wordt aanbevolen dat

    ons land in de periode 2014-2015 actie onderneemt om:

    1. Na het corrigeren van het buitensporige tekort, krachtigere begrotingsmaatregelen voor

    2014 te nemen gelet op het zich aftekenende verschil van 0,5% van het bbp op basis van de

    voorjaarsprognose 2014 van de Commissie die wijst op het gevaar van aanzienlijke afwijking

    ten opzichte van de stabiliteits- en groeipactverplichtingen. In 2015 de begrotingsstrategie die

    de vereiste aanpassing van 0,6% van het bbp in de richting van de

    middellangetermijndoelstelling moet waarborgen, waarmee ook aan de schuldregel zou

    worden voldaan, aanzienlijk te versterken. Daarna, totdat de middellangetermijndoelstelling is

    verwezenlijkt, de voorgenomen jaarlijkse structurele aanpassing in de richting van de

    middellangetermijndoelstelling voort te zetten, overeenkomstig het vereiste van een jaarlijkse

    structurele aanpassing van ten minste 0,5% van het bbp, en een grotere aanpassing te

    realiseren als de economische omstandigheden meezitten of zulks nodig is om aan de

    schuldregel te voldoen, teneinde de hoge schuldquote van de overheid op een duurzaam

    neerwaarts traject te brengen. Te zorgen voor een evenwichtige bijdrage van alle

    bestuursniveaus aan het nakomen van de begrotingsregels, met inbegrip van de regel inzake

    structureel begrotingsevenwicht, door middel van een bindend instrument waarvan een

    uitdrukkelijke uitsplitsing van de doelstellingen in een planningperspectief op middellange

    termijn deel uitmaakt.

    2. Het belastingsysteem in zijn geheel evenwichtiger en billijker te maken en in te zetten op een

    grootschalige fiscale hervorming die gericht is op het verlichten van de belastingdruk op arbeid,

    het vereenvoudigen van het systeem als geheel, het efficinter maken van de btw, het

    verruimen van de belastinggrondslagen, het verminderen van het aantal aftrekmogelijkheden,

    het dichten van achterpoortjes in de wetgeving en het geleidelijk laten uitdoven van subsidies

    met schadelijke milieugevolgen.

    3. De toekomstige stijging van de overheidsuitgaven in verband met de vergrijzing, met name

    voor pensioenen en langdurige zorg, te beheersen door meer inspanningen te leveren om de

    kloof tussen de werkelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te verkleinen, de mogelijkheden om

    vroeger met pensioen te gaan vervroegd af te bouwen, actief ouder worden te bevorderen, de

    wettelijke pensioenleeftijd en de duur van de loopbaan aan te passen aan de ontwikkeling van

    de levensverwachting, en de langdurige institutionele zorg kostenefficinter te maken.

    4. De arbeidsmarktparticipatie te verhogen, met name door de negatieve financile prikkels om

    te gaan werken te beperken, de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen voor outsiders

    zoals jongeren en personen met een migratieachtergrond, de beroepsmobiliteit te vergroten,

    en discrepanties tussen aangeboden en gevraagde vaardigheden en het probleem van

    vroegtijdig schoolverlaten aan te pakken. Overal in het land de partnerschappen tussen de

    overheid, openbare arbeidsbemiddelingsdiensten en onderwijsinstellingen te versterken om in

    een vroeg stadium gepersonaliseerde bijstand aan jongeren te verlenen.

  • Verslag aan de Koning 7

    5. Het concurrentievermogen te herstellen door de hervorming van het

    loonvormingsmechanisme, met inbegrip van de loonindexering, voort te zetten in overleg met

    de sociale partners en conform de nationale praktijken, om ervoor te zorgen dat de

    loonevolutie aansluit bij de productiviteitsontwikkelingen op sectoraal en/of bedrijfsniveau en

    bij de economische toestand, en voorziet in daadwerkelijke automatische correcties waar zulks

    nodig is; door de mededinging te versterken in de detailhandelssectoren, excessieve

    beperkingen op het verlenen van diensten, met inbegrip van professionele diensten, te

    elimineren en het gevaar van verdere stijgingen van de energiedistributiekosten in te dijken;

    door innovatie te stimuleren via geharmoniseerde steunregelingen en minder administratieve

    barrires; en door een gecordineerd onderwijs- en opleidingsbeleid te voeren dat de

    hardnekkige discrepanties tussen aangeboden en gevraagde vaardigheden en de regionale

    verschillen inzake vroegtijdig schoolverlaten aanpakt.

    6. Het nodige te doen om de 2020-doelstellingen voor het terugdringen van de emissies van

    broeikasgassen van niet-ETS-activiteiten, in het bijzonder van gebouwen en het vervoer, te

    halen. Erop toe te zien dat de bijdrage die van het vervoer moet komen, aansluit bij de

    doelstelling om de verkeerscongestie te verminderen. Duidelijke afspraken te maken over de

    verdeling van de inspanningen en lasten tussen de federale en de regionale entiteiten.

    De nieuwe regering dient uitvoering te geven aan deze Europese aanbevelingen.

  • Verslag aan de Koning 8

    Prioritaire principes op basis waarvan een federale regering kan gevormd worden

    Uit alle beschikbare cijfers en parameters blijkt dat onze welvaart en ons welzijn onder druk staan en

    dat de sociaaleconomische realiteit ons dwingt om ernstige en structurele maatregelen te nemen.

    Dat bleek onlangs opnieuw met de aankondiging van de saneringsplannen bij de winkelketen

    Delhaize.

    Ons land heeft nood aan een krachtig sociaaleconomisch herstelbeleid om de overheidsfinancin

    grondig te saneren en de begroting opnieuw in evenwicht te brengen, teneinde terug economische

    groei mogelijk te maken en onze sociale zekerheid ook op lange termijn veilig te kunnen stellen.

    Ambitieuze maatregelen zijn niet alleen nodig, maar zijn ook haalbaar. De verkiezingsvrije periode tot

    de zomer van 2019 afgezien van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van oktober 2018

    biedt een window of opportunity om dergelijke ambitieuze maatregelen te nemen.

    De sociaaleconomische uitdagingen kunnen worden samengevat in tien algemene principes en

    doelstellingen, die de basis kunnen vormen van een federaal regeerakkoord. Over deze algemene

    principes blijkt een consensus te bestaan en is er voldoende convergentie om in een volgende fase

    na te gaan in welke mate verdere overeenstemming te vinden is. Deze principes zijn al vermeld in het

    voortgangsrapport dat ik U op dinsdag 17 juni heb voorgelegd.

    Om ons sociaaleconomisch model, met zijn hoge graad van welvaart en welzijn, te kunnen veilig

    stellen, moeten meer mensen aan de slag en moeten we ook langer werken. Bijgevolg is het

    noodzakelijk om:

    1. De werkzaamheidsgraad te verhogen 2. De koopkracht te vrijwaren

    Deze twee doelstellingen zullen we enkele kunnen realiseren wanneer de economie opnieuw kan

    groeien en er meer jobs worden gecreerd. Bijgevolg moet de focus ook liggen op:

    3. De competitiviteit versterken 4. Een toekomstgericht klimaat- en energiebeleid voeren

    De uiteindelijke doelstelling van het sociaaleconomisch herstelbeleid is niet enkel onze welvaart

    verhogen, maar ook en bovenal ons welzijn garanderen. Hervormingen zijn in de eerste plaats dus

    nodig om:

    5. De sociale zekerheid veilig te stellen 6. De armoede aan te pakken

    Om een duurzaam herstelbeleid te garanderen en ook de toekomst van onze (klein)kinderen veilig te

    stellen, is het noodzakelijk de overheidsfinancin gezond te maken en te houden:

    7. Begroting op orde binnen een Europese context

    Naast deze belangrijke sociaaleconomische prioriteiten, zijn er drie beleidsdomeinen die een

    bijzondere aandacht verdienen, gelet op hun specifiek maatschappelijk belang:

  • Verslag aan de Koning 9

    8. Een veilige en rechtvaardige samenleving (politie, justitie) 9. Het samen-leven versterken (migratie) 10. Efficint(er) bestuur

    In deze nota licht ik de tien doelstellingen waarover convergentie bestaat nader toe. Daarbij worden

    tegelijk mogelijke wegen en instrumenten aangegeven die tot de realisatie van die doelstellingen

    kunnen bijdragen. Deze instrumenten zijn tijdens mijn informatieopdracht voorgesteld door n of

    meer gesprekspartners en zouden het onderwerp kunnen vormen van de eigenlijke

    coalitieonderhandelingen.

    1. WERKZAAMHEIDSGRAAD VERHOGEN

    Ons land staat voor de dwingende opdracht om de werkzaamheidsgraad, in het bijzonder in de

    private sector, te verhogen. Dat betekent niet alleen dat meer mensen aan het werk moeten, maar

    ook dat de mensen langer zullen moeten werken.

    Een verlenging van de rele beroepsloopbaan is immers een absolute voorwaarde om, in het licht

    van de vergrijzing, de duurzame financiering van de pensioenen en de gezondheidszorg te

    verzekeren. Een hogere werkzaamheidsgraad is niet enkel nodig ter wille van een solide sociale

    zekerheid, werken verhoogt de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van een persoon en is de beste

    garantie om uit de armoede weg te raken en te blijven.

    Daarbij kan worden gewerkt op n of meer van volgende sporen:

    1.1. Een ander loopbaanmodel: flexibele arbeidsmarkt, werkbaar werk,

    Om een loopbaanverlenging te realiseren, zal een ander loopbaanmodel ontwikkeld moeten worden,

    zodat we werk, gezin en zorg beter op elkaar kunnen afstemmen. In dit kader zouden onder meer

    volgende elementen het voorwerp kunnen uitmaken van coalitieonderhandelingen:

    - De tijdspaarrekening, de werkrekening of het rugzakje: een systeem waarin werknemers tijd

    en/of geld kunnen opsparen. Ze kunnen die tijd en/of dat geld gebruiken om hun loopbaan

    tijdelijk te onderbreken, om een periode tussen twee jobs te overbruggen (aanvulling op de

    werkloosheidsuitkering), om het wettelijk pensioen aan te vullen.

    - Een meer flexibele arbeidsmarkt, met onder meer een hogere mobiliteit tussen de publieke

    en private sector, mogelijkheden voor telewerk,.

    - Een verloning die meer dan vandaag aansluit op de competenties en minder gebaseerd is op

    leeftijd of ancinniteit.

    - Maatregelen om levenslang leren aan te moedigen en stages tijdens en na de schoolse

    opleiding, met respect voor de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de deelstaten.

    1.2. Een versterkte activering van werkzoekenden

    Het activeringsbeleid moet worden voortgezet en versterkt. Onder meer volgende elementen

    kunnen in dit kader worden besproken:

    - De werkloosheidsverzekering moet meer dan vandaag een chte verzekering zijn tegen het

    inkomensverlies bij ontslag. Tegelijk moeten we de betrokkenen aanzetten om werk te

  • Verslag aan de Koning 10

    zoeken en te aanvaarden, waarbij in eerste instantie de werkloosheidsval moet worden

    aangepakt.

    - Tegelijk maakt het beleid de omslag naar een versterkte investering in de activering van,

    controle op en, waar nodig, sancties ten aanzien van werkzoekenden. In dat verband wijzen

    verschillende gesprekspartners op de nieuwe bevoegdheid die de Gewesten op dit vlak

    hebben verworven met de zesde staatshervorming.

    - Wie ondanks een intensieve activering langdurig werkloos blijft, kampt doorgaans met een

    aantal andere problemen die de stap naar betaalde arbeid onmogelijk maken. Het huidige

    systeem leidt ertoe dat die mensen niet langer betrokken blijven bij de arbeidsmarkt, sociaal

    gesoleerd raken en hun eigenwaarde verliezen. In het kader van de

    coalitieonderhandelingen zal worden nagegaan onder welke voorwaarden de plicht om

    gemeenschapsdienst te verrichten dat zou kunnen verhelpen.

    - De impact van de activerende prikkel die door de vorige regering werd ingevoerd in de vorm

    van een sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkering kan verder worden bestudeerd

    en gevalueerd. Daarbij wordt ook nagegaan in welke mate de werkloosheidsval wordt

    tegengegaan.

    1.3. Vervroegde uittrede ontmoedigen

    We moeten onze sociale zekerheid garanderen in het licht van de toenemende kosten van de

    vergrijzing. Daarom is het van essentieel belang om de komende jaren meer mensen langer aan het

    werk te krijgen en te houden.

    - In dit kader is het absoluut noodzakelijk dat de federale regering een akkoord sluit over een

    structurele pensioenhervorming, en hierover ook in overleg treedt met de sociale partners.

    Het recente rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 biedt hiervoor een

    belangrijke wetenschappelijke basis.

    2. KOOPKRACHT VRIJWAREN

    Meer dan vandaag, moet wie werkt en spaart daarvoor aangemoedigd worden en daar de vruchten

    van kunnen plukken. Ter zake kunnen onder meer volgende suggesties besproken worden:

    - We kunnen de prikkel om te werken verhogen door werken meer lonend te maken en, dus,

    door de marginale en gemiddelde belastingdruk (werknemersbijdragen en

    personenbelasting) op bruto arbeidsinkomens te verminderen. Bijzondere aandacht kan

    worden besteed aan middelen om de koopkracht te verhogen voor mensen met een laag of

    gemiddeld loon. Daarbij moet er over gewaakt worden dat dergelijke maatregelen geen

    impact hebben op de loonkosten. Cruciaal is dat de werkloosheidsval wordt aangepakt en elk

    gewerkt uur ook effectief lonend wordt gemaakt. Voorstellen die in dit verband door de

    gesprekspartners worden geformuleerd zijn onder meer het werken via de belastingvrije

    som, een sociale werkbonus, het verlagen van bepaalde tarieven in de personenbelasting,

    het gelimiteerd vrijstellen van belastingen voor bepaalde lonen,

    - De roerende voorheffing op kapitaalinkomsten is weinig overzichtelijk en samenhangend.

    Een harmonisering van de tarieven en van de belastbare grondslag dringt zich op. De fiscale

    vrijstelling voor spaarboekjes kan behouden blijven. Door de vrijstelling voor inkomsten uit

    sparen te veralgemenen, kunnen we rechtszekerheid bieden en het spaargeld activeren

  • Verslag aan de Koning 11

    zodat het zijn weg kan vinden naar ondernemingen en naar waardevolle maatschappelijke

    projecten.

    - Burgers hebben recht op een eenvoudige en rechtszekere fiscaliteit. Een fiscaal pact lijkt

    daarvoor een geschikt instrument.

    3. COMPETITIVITEIT VERSTERKEN

    De concurrentiekracht van Belgi staat onder druk. Vooral de hoge loonkosten tasten onze

    concurrentiepositie aan. Ook de energieprijzen en de bedrijfsbelastingen zijn, in internationaal

    perspectief, hoog.

    De vraag naar een sterk en proactief beleid vanwege de Belgische federale regering met als doel de

    competitiviteit te herstellen, de publieke financin veilig te stellen en het investeringsklimaat

    structureel te verbeteren, weerklonk opnieuw toen de Europese Centrale Bank (ECB) onlangs

    negatieve depositorentes invoerde.

    De nieuwe federale regering moet het autonome groeivermogen van de Belgische

    economie versterken. Enkel door de algehele competitiviteit van onze ondernemingen te versterken

    en te bewaken, kunnen we de voor ons land belangrijke exportpositie behouden en verbeteren, de

    werkgelegenheid optrekken en onze welvaart en ons welzijn veilig stellen.

    De hieronder opgelijste maatregelen kunnen inspirerend zijn voor het te voeren beleid.

    3.1. Wegwerken loonkostenhandicap

    Ook sinds de inwerkingtreding van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid

    en tot preventieve vrijwaring van de concurrentiekracht, zijn de gemiddelde loonkosten blijven

    stijgen in verhouding tot onze drie belangrijkste handelspartners (Nederland, Frankrijk en Duitsland).

    Om de loonkostenhandicap op korte termijn weg te werken en een nieuwe ontsporing in de

    toekomst te vermijden, zouden onder meer volgende maatregelen verder besproken kunnen worden

    tijdens coalitieonderhandelingen:

    - Het deel van de loonkostenhandicap dat er is bijgekomen sinds 1996 (ca. +4%), moet zo

    spoedig mogelijk tijdens deze legislatuur worden weggewerkt. Dit gebeurt door uitvoering

    van de reeds genomen beslissingen vervat in het concurrentiepact en bijkomende

    soortgelijke maatregelen (bv. verdere loonmatiging). Daarnaast zal er in een gelijkaardige

    grootteorde een inspanning geleverd worden via een hervorming van het

    indexeringsmechanisme, bijvoorbeeld via maatregelen in een logica van de hervormingen die

    de laatste jaren werden doorgevoerd. Dergelijke hervormingen kunnen niet los gezien

    worden van de mate waarin en de manier waarop de koopkracht van lonen gegarandeerd

    kan worden, met specifieke aandacht voor de laagste inkomenscategorien (zie voorstellen

    met betrekking tot het vrijwaren van de koopkracht). Tevens moet er oog zijn voor het

    verbeteren van onze competitiviteit.

    - De aanpassing van de Wet van 1996. Deze wet schrijft een bijsturing voor wanneer de

    loonkostenontwikkeling in ons land hoger is dan in de referentielanden. Wanneer de wet

    haar geloofwaardigheid niet wil verliezen, is een correctie onvermijdelijk (m.n.

    afdwingbaarheid garanderen, preciezere internationale vergelijkingsbasis vaststellen).

  • Verslag aan de Koning 12

    3.2. Fiscaal pact met de ondernemingen

    Volgende maatregelen kunnen bijdragen aan een eenvoudige, competitieve en rechtszekere

    ondernemingsfiscaliteit als middel om een stabieler investeringsklimaat te garanderen. Zij kunnen

    aan bod komen in de te voeren coalitiebesprekingen:

    - Een grondige vereenvoudiging en harmonisering van de verschillende fiscale procedures.

    Deze procedures moeten de administratieve last voor de belastingbetalers drastisch

    verlichten en tevens afgestemd zijn op de nieuwe benadering vanuit de administratie:

    digitaal en gericht op doelgroepen in plaats van op soort belasting.

    - Gelet op de omvang van de "zwarte" en "grijze" economie en de niet te ontkennen

    ontwijking en ontduiking van belastingen, is er een unaniem verlangen om de fiscale en

    sociale fraude en sociale dumping efficint te bestrijden. Binnen de context van een

    algemeen fiscaal en sociaal pact is het wenselijk te expliciteren dat wetgeving en controles er

    moeten zijn voor iedereen, zonder onderscheid. Tegelijk moeten echter zinloze controles

    worden vermeden. Zo zouden inspectiediensten zich in de eerste plaats meer als partner van

    de ondernemingen kunnen opstellen, zeker wanneer er sprake is van een eerste overtreding.

    - Voor een budgetneutrale hervorming van de notionele intrestaftrek zouden volgende

    alternatieven in aanmerking kunnen worden genomen, erover wakend dat de hervorming

    onze positie als hub voor internationale investeringen niet mag hypothekeren: behoud in

    grote lijnen van het stelsel, maar bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik; dan wel een

    algehele uitdoving en de aanwending van de vrijgekomen middelen om de bedrijven op een

    andere manier te ondersteunen, m.n. door een (sterk) verlaagd tarief van

    vennootschapsbelasting, al dan niet met een mogelijke focus op KMOs. Aanvullend kunnen

    maatregelen worden genomen opdat ons land een aantrekkelijke locatie zou blijven voor

    onderzoekscentra, hoofdkwartieren, financieringscentra en andere belangrijke

    beslissingscentra.

    - Het terugdraaien van,bijvoorbeeld, de verhoogde liquidatiebonus van 10 naar 25%, de

    buitensporige 309%-boetes, de belastingverhoging voor voordelen van alle aard.

    3.3. Een modern economisch beleid

    Een nog krachtiger beleid moet de productiviteit verhogen en ons industrieel weefsel vernieuwen.

    Voor de competitiviteit van een bedrijf zijn immers niet alleen de loonkosten van belang, maar ook

    de ontwikkeling van producten en diensten, de zoektocht naar nieuwe afzetmarkten en de

    gecreerde meerwaarde.

    Bij coalitiebesprekingen zouden bijvoorbeeld volgende elementen aan bod kunnen komen:

    - Met een modern economisch beleid kunnen we ons economisch (vooral industrieel) weefsel

    versterken, de concurrentie aanwakkeren, toegang tot de markt bevorderen, en

    consumenten verzekeren dat ze kwalitatieve producten kunnen genieten.

    - Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de Gewesten en Gemeenschappen, die over de

    bevoegdheden en instrumenten met betrekking tot innovatie, onderwijs en vorming

    beschikken. Een gericht innovatiebeleid moet de soms matige prestaties inzake productmix

    van onze bedrijven opkrikken. Ook onderwijs, vorming en opleiding kunnen bijdragen aan

    een verhoging van de kwaliteit en een versterking van de concurrentie van onze

    economische productie.

  • Verslag aan de Koning 13

    4. TOEKOMSTGERICHT KLIMAAT- EN ENERGIEBELEID

    Ter wille van de bevoorradingszekerheid en uit milieuoverwegingen moet worden gestreefd naar een

    realistische, betaalbare en duurzame energiemix, die er toe bijdraagt de gevolgen van o.m. vervuiling

    en overconsumptie op ons klimaat in te perken. Daarbij kunnen volgende aandachtspunten naar

    voren worden geschoven die als basis kunnen dienen voor verdere gesprekken:

    - Het beleid zou voldoende, zekere en betaalbare elektriciteit en verwarming moeten kunnen

    garanderen voor de gezinnen en de bedrijven. Voorstellen die ter zake circuleren zijn onder

    meer het inzetten op een meer transparante energiefactuur voor de eindconsument; een

    verdergaande vrijmaking van de energiemarkt; de nood aan een stabiel investeringsklimaat

    dat potentile exploitanten aanzet om hun investeringen in nieuwe productiecapaciteit in

    ons land te plaatsen; het bestuderen op welke termijn de nucleaire uitstap gerealiseerd kan

    worden in functie van bevoorradingszekerheid en van de energieprijs; en de invoering van

    een energienorm zodat een internationale vergelijking van de prijzen mogelijk wordt (cfr.

    logica van de loonnorm in de wet van 1996).

    - Belgi moet als loyale partner meewerken aan de uitvoering van de EU-klimaatdoelstellingen

    in het kader van de EU2020-strategie. In dat opzicht is bijvoorbeeld te wijzen op het belang

    van energie-efficintie, op de wens hernieuwbare energiebronnen te stimuleren en op de

    mogelijkheid om lasten op arbeid te verschuiven naar lasten op milieuvervuiling.

    5. SOCIALE ZEKERHEID VEILIG STELLEN

    Onze sociale bescherming is verworden tot een complex geheel, een vereenvoudiging van het

    systeem dringt zich op. Dat is ook nodig om op een meer adequate wijze te kunnen omgaan met de

    uitdagingen waarvoor onze samenleving staat (globalisering, informatisering, individualisering,

    duurzame ontwikkeling,).

    Bij de vrijwaring van de sociale bescherming die ons land gaandeweg heeft uitgebouwd, moet de

    aandacht vooral gaan naar de pensioenen, de gezondheidszorg en de aanpak van armoede. Volgende

    denksporen kunnen verder besproken komen:

    5.1. Pensioenen structureel garanderen

    - Met het oog op een duurzame financiering van de eerste pijler (het wettelijk pensioen), zal

    de nieuw te vormen regering de begonnen hervorming van onze pensioenstelsels moeten

    voortzetten en voltooien, zodat de uitbetaling van de pensioenen ook in de toekomst

    verzekerd kan worden. In dit kader is het absoluut noodzakelijk dat de federale regering een

    akkoord sluit over een structurele pensioenhervorming, en hierover ook in overleg treedt

    met de sociale partners. Het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 biedt

    hiervoor een belangrijke wetenschappelijke basis.

    5.2. Toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg op topniveau

    Doelstelling van elk federaal beleid moet zijn om een betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg

    op topniveau te garanderen, ook op lange termijn. Om die doelstelling te realiseren, kunnen n of

    meer van volgende wegen bewandeld worden:

  • Verslag aan de Koning 14

    - Verdere hervormingen zouden moeten worden doorgevoerd waarbij tal van processen van

    bedrijfsvoering worden gewijzigd teneinde de budgettaire groeinorm meer in lijn te brengen

    met de rele economische groei en met de rele noden (zie punt 7.1. Besparingen hieronder)

    - In het bijzonder zullen daarbij volgende elementen aanbod komen: een modernisering van

    de financiering van ziekenhuizen (onder meer om medische overconsumptie tegen te gaan)

    en een optimalisering van het aanbod ziekenhuisdiensten, alsook een grotere

    responsabilisering van de betrokken actoren (zorgverleners, instellingen, ziekenfondsen,

    geneesheren en patinten).

    6. ARMOEDE AANPAKKEN

    - Een ruime consensus blijkt te bestaan over de wenselijkheid de sociale uitkeringen te

    herwaarderen op het niveau van de Europese armoedegrens (60% van het equivalent

    mediaan inkomen). Daarbij dienen de sociale voordelen die met die vervangingsinkomens

    samengaan in aanmerking te worden genomen om op termijn de drempel van het

    armoederisico te bereiken. Verschillende gesprekspartners geven aan dat het wenselijk is de

    beschikbare middelen bij voorrang, zo niet uitsluitend, aan te wenden om de laagste

    pensioenen op te trekken, zowel bij werknemers als bij zelfstandigen. Bij het optrekken van

    het leefloon dient aandacht te worden besteed aan het vermijden van inactiviteitsvallen en

    dient er dus te worden op toegezien dat in het kader van het gehele regeringsbeleid het

    verschil tussen vervangingsinkomen en arbeidsinkomen niet kleiner wordt.

    - Andere aandachtspunten zijn: de automatische toekenning van rechten, het garanderen van

    een automatische indexering van de uitkeringen,

    7. BEGROTING OP ORDE BINNEN EEN EUROPESE CONTEXT

    Het moet duidelijk zijn dat we voor een sanering van de overheidsfinancin staan die haar weerga

    niet kent. Tegelijk zullen we, conform de aanbeveling van de Europese Commissie, moeten blijven

    investeren in groeistimulerende maatregelen. Daarbij zou in de coalitieonderhandelingen vertrokken

    kunnen worden van volgende vijf basisprincipes:

    (1) We moeten prioritair saneren door de uitgaven te beheersen en door maximaal in te

    zetten op groei-ondersteunende uitgaven. Zo kunnen we tegelijk het deficit verminderen;

    (2) We dienen te kiezen voor een globale verlichting van de (para)fiscale druk, zeker op

    werken en ondernemen;

    (3) De sociaaleconomische realiteit dwingt ons tot structurele maatregelen, zeker ook gelet

    op het feit dat een groot deel van het tekort van structurele aard is. Daarbij zullen eenmalige

    maatregelen zoveel als mogelijk vermeden worden;

    (4) Het herstelbeleid wordt verder uitgetekend binnen het kader van de hierboven

    geciteerde Europese aanbevelingen. De nieuwe regering zal, in overleg met de Europese

    Unie, de doelstellingen van het Stabiliteitsprogramma moeten herdefiniren rekening

    houdende met het Europese saneringspad (in 2015: 0.6% bbp besparen, en vervolgens

    minstens 0.50% structureel per jaar tot de medium-term budgetary objective (MTO) bereikt

    is). Bovendien dient de schuldratio te evolueren zoals gevraagd door Europa;

  • Verslag aan de Koning 15

    (5) De onderscheiden beleidsniveaus nemen verantwoordelijkheid voor de impact van het

    eigen beleid. De lasten worden gedragen door de overheid die ze instelt; evenzeer komen de

    lusten van het eigen beleid het betrokken bestuursniveau toe. Zo dient de federale overheid

    de steden en gemeenten te compenseren wanneer deze ingevolge federaal beleid extra

    taken moeten opnemen.

    Tegen deze achtergrond is het van groot belang dat het totale pakket maatregelen evenwichtig

    wordt samengesteld, dat geen enkel domein wordt ontzien en dat de inspanningen op een sociaal

    rechtvaardige wijze over de bevolking gespreid worden. Belangrijk daarbij is dat ook de uitgaven van

    de sociale zekerheid onder controle worden gebracht. Deze maken meer dan 75% uit van de primaire

    uitgaven van Entiteit I (de federale overheid en de sociale zekerheid). Indien deze buiten

    beschouwing worden gelaten, is de besparingsinspanning die door de EU is vastgelegd, niet

    realiseerbaar.

    Het verdient aanbeveling om tijdens de coalitieonderhandelingen een meerjarenplan voor de

    gezondmaking van de overheidsfinancin op te stellen. Dat meerjarenplan zal een pakket

    geloofwaardige maatregelen moeten bevatten. Indien dat niet het geval is, moet worden gevreesd

    voor een aantasting van onze groei en concurrentiekracht, alsook voor negatieve reacties van de

    financile markten die de kredietwaardigheid van ons land in het gedrang zouden kunnen brengen,

    met alle nefaste gevolgen van dien. 7.1. Besparingen

    Met het oog op de beheersing en vermindering van de overheidsuitgaven kan verder worden

    gebouwd op volgende, niet-exhaustieve lijst van maatregelen:

    - De federale overheid kan en moet efficinter werken. Dat wil zeggen: een betere

    dienstverlening verstrekken tegen een lagere kostprijs. Een substantieel deel van de

    efficintiewinst kan worden gerealiseerd door een selectief personeelsbeleid. Om met

    minder personeel een betere dienstverlening te verzorgen, zal in heel wat domeinen de

    wetgeving moeten worden vereenvoudigd. De sociale rechtvaardigheid moet blijken uit de

    structuur van het beleid en niet uit zijn detail. Het spreekt vanzelf dat de politieke

    instellingen bij dit alles het voorbeeld geven.

    - Bij het uittekenen van een budgettair traject voor de gezondheidszorg dient verder

    onderzocht te worden hoe een beter evenwicht kan worden gerealiseerd tussen de noden en

    de economische groei. Belangrijke besparingen zijn mogelijk, waarbij de patint maximaal

    moet worden ontzien. Enkele ideen die in dit verband circuleren, kunnen als volgt worden

    samengevat: de groeinorm wordt verminderd; na sanering groeit de gezondheidsbegroting in

    een tempo dat de draagkracht van de economie en de rele noden in rekening neemt.

    Besparingen in de gezondheidszorg kunnen worden gerealiseerd door onder meer: alle

    actoren te responsabiliseren; de overconsumptie en misbruiken te bestrijden; opvallende

    verschillen in medische praktijkvoering en in de behandeling van aandoeningen weg te

    werken; goedkopere geneesmiddelen te gebruiken en/of de prijs van geneesmiddelen te

    drukken; het financieringsstelsel van de ziekenhuizen te herzien; de administratieve lasten

    voor artsen en medisch personeel te verminderen; de eerstelijnsgeneeskunde te versterken;

    meer in te zetten op preventie (gezondheid in plaats van gezondheidszorg);

    - Andere besparingsmogelijkheden in de sociale zekerheid hangen onlosmakelijk samen met

    het passief arbeidsmarktbeleid, meer bepaald het verhogen van de werkzaamheidsgraad (cfr.

    supra).

  • Verslag aan de Koning 16

    7.2. Ontvangsten

    Wat de vraag naar de ontvangsten betreft, kunnen volgende punten de basis vormen van de te

    voeren onderhandelingen:

    - Zoals eerder in deze nota vermeld, dienen we te kiezen voor een verlichting van de globale

    (para)fiscale druk. Daarbij is zeker een verlichting van de fiscale en parafiscale lasten op

    arbeid en ondernemen absoluut noodzakelijk. Elk uur werken moet lonend zijn en

    ondernemen moet worden beloond.

    - Een lastenverschuiving (tax shift) is mogelijk, waarbij de indirecte en/of andere belastingen

    zouden kunnen worden verhoogd. Een dergelijke lastenverschuiving moet uiteraard een

    werkelijke verschuiving zijn om de lasten op arbeid te verminderen en kan dus geen

    verhoging van de algemene belastingdruk inhouden. Met betrekking tot de belasting op

    consumptie laat een internationale vergelijking een beperkte ruimte zien om de opbrengst

    van de btw en accijnzen te verhogen en nauwer te laten aansluiten bij andere Europese

    landen. Een mogelijk spoor is dat van gedragsturende verhogingen. Bij een eventuele

    verhoging van de btw mag de weerslag ervan op het indexcijfer van de consumptieprijzen, en

    bijgevolg op de loonevolutie, niet uit het oog worden verloren.

    Wat de belasting op vermogen en kapitaal betreft, is op te merken dat Belgi al een hoge

    vermogensbelasting heeft, in de vorm van onroerende voorheffing, registratierechten en

    successierechten. Ook is er het risico op delokalisatie van de belastbare grondslag. Sommige

    gesprekspartners willen de mogelijkheid onderzoeken om speculatieve meerwaarden hoger

    te belasten.

    7.3. Budgetbeheer

    Met het oog op een verdere responsabilisering kan, binnen de afgesproken meerjarenbegroting, het

    model van de enveloppefinanciering een interessant instrument zijn waarover verder onderhandeld

    kan worden.

    Daarbij wordt een enveloppe bepaald aan de hand van de door de regering te beslissen inspanningen

    die verder worden geconcretiseerd in duidelijke en becijferde afspraken omtrent opdrachten,

    middelen en opvolging. De bestuursovereenkomst geeft hieraan een zekere uitdrukking. Dit kan in de

    praktijk worden ingevoerd voor de federale overheidsdiensten en zou, waar mogelijk, ook kunnen

    gelden voor bepaalde instellingen van openbaar nut.

    Dit instrument creert ruimte voor beheersautonomie en laat een grotere responsabilisering van de

    verantwoordelijken toe. Dergelijke hervorming dient samen te gaan met een aangepaste

    rapportering, met een duidelijke procedure waarbij leidinggevenden verantwoording afleggen,

    gesteund op een uitgebouwde interne controle met een interne audit, en met een grondige

    beleidscontrole van output en outcome.

    * *

    *

    Naast deze zeven belangrijke sociaaleconomische prioriteiten, zijn er drie beleidsdomeinen die een

    bijzondere aandacht verdienen gelet op hun specifiek maatschappelijk belang. Deze domeinen

    worden hierna behandeld.

  • Verslag aan de Koning 17

    8. EEN VEILIGE EN RECHTVAARDIGE SAMENLEVING (POLITIE, JUSTITIE)

    Om een veilige en meer rechtvaardige samenleving mogelijk te maken, zal de volgende regering het

    beleid inzake politie en justitie verder moeten hervormen.

    Op het vlak van de veiligheid zijn volgende maatregelen te overwegen:

    - Preventie dient het uitgangspunt te blijven voor het veiligheidsbeleid. De strategische

    veiligheids- en preventieplannen zouden verder gebruikt kunnen worden als impuls voor

    lokale acties ter voorkoming van criminaliteit, overlast en onveiligheid.

    - De organisatie, taken en methoden van de gentegreerde politie, inlichtingen- en

    veiligheidsdiensten, de private sector en hun controlerende instanties zouden verder kunnen

    worden afgelijnd en geoptimaliseerd. Privacy blijft hierbij een centrale bekommernis.

    - Terrorisme en radicalisme vallen nog efficinter te bestrijden onder meer door een betere

    informatiebeheersing binnen de politie; door een vereenvoudiging van de informatie-

    uitwisseling tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en zijn partners (waaronder politie en

    justitie), en een hogere betrokkenheid van de lokale besturen met o.m. samenwerking en

    steun voor de steden waar deze problemen zich centraliseren; door een betere cordinatie

    van de (preventieve) maatregelen met betrekking tot gewelddadige radicalisering; en door

    de integriteit van identiteitsgegevens te verhogen, bvb. via het ontwikkelen van een

    biometrisch paspoort en het verbeteren van de documenten van vreemdelingen.

    - De nieuwe hulpverleningszones kunnen worden geoperationaliseerd. De positie van de

    civiele bescherming in dit geheel is aan evaluatie toe. De opleidingen zouden kunnen worden

    hervormd en de interventieprocedures gestandaardiseerd. De nodige maatregelen kunnen

    worden genomen opdat de vrijwillige brandweerlieden hun engagement kunnen combineren

    met werk en gezin. Ook kan de performantie en dienstverlening door de noodoproepcentra

    112 beter en is het mogelijk om het crisisbeheer bij rampen te optimaliseren.

    Op het vlak van justitie is de nood hoog aan een beleid dat het vertrouwen in de rechtsstaat

    versterkt. In dat opzicht kunnen onder meer volgende elementen verder besproken worden:

    - Een moderne, rechtvaardige en kordate justitie moet leiden tot een snellere en correcte

    rechtspraak en een meer geloofwaardige strafuitvoering. Daartoe is een voorspelbare,

    efficinte en stabiele wetgeving nodig, zou werk moeten worden gemaakt van een

    werklastmeting bij alle rechtbanken, moeten extra detentiecapaciteit worden gecreerd en

    moet Justitie open en toegankelijk zijn en getuigen van een menselijke aanpak.

    Communicatie, informatie en transparantie naar de burger zijn onontbeerlijk.

    - Bij de correcte uitvoering van zijn wettelijke verplichtingen staat ook het Gerecht voor

    budgettaire uitdagingen. Daarbij kan onder meer ook worden ingezet op onder meer de

    uitbouw van een efficint beheerscontrolesysteem, een overkoepelend aankoopbeleid en

    facility management, en zal een nieuwe kijk moeten gelden op de uitgavencyclus van de FOD

    en het gebruik van de beschikbare IT-applicaties.

    - De juridische tweedelijnsbijstand dient hervormd te worden om het systeem betaalbaar te

    houden en advocaten degelijk te kunnen vergoeden.

  • Verslag aan de Koning 18

    - Tijdens de vorige legislatuur werden enkele hervormingswetten goedgekeurd: de

    hertekening van de rechtbanken in grotere arrondissementen, de mobiliteit van de

    magistratuur en gerechtspersoneel, de hervorming van de beheersstructuur en de invoering

    van beheersovereenkomsten. Het zal de volgende regering toekomen om deze hervorming

    van het gerechtelijke landschap af te werken en te corrigeren waar nodig.

    - Bijzondere aandacht zal in elk geval moeten worden besteed aan het versnellen van de ICT-

    ondersteuning. Dit is een essentieel onderdeel om een veel efficintere Justitie mogelijk te

    maken, met rechtspraak volgens veel kortere doorlooptijden. Centraal zullen daarbij moeten

    staan: standaardisering, centralisering, herbruikbaarheid van data en functionaliteiten, en

    kostenefficintie.

    9. SAMEN-LEVEN VERSTERKEN (MIGRATIE)

    Uit internationaal onderzoek blijkt dat in geen enkel Europees land de houding tegenover migratie zo

    negatief is als in Belgi. Om van migratie een positief verhaal te maken, moet de nieuwe federale

    regering een visie ontwikkelen en keuzes durven maken. Daarbij moet het asielbeleid in elk geval de

    Conventie van Genve ten volle respecteren en onze solidariteit gestalte geven; het migratiebeleid

    moet in de eerste plaats gericht zijn op de versterking van de migrant en van onze samenleving.

    Volgende instrumenten kunnen aan de realisatie van deze doelstellingen bijdragen:

    - De huidige migratiewetgeving is complex. Er is nood aan eenvoudige en eenduidige regels.

    De bestaande wetgeving kan worden gerationaliseerd en administratief vereenvoudigd,

    zodat snelle en degelijke procedures kunnen worden verzekerd.

    - Voor de asielprocedure moet de Conventie van Genve ten volle worden gerespecteerd.

    - In vergelijking met het Europees gemiddelde, ligt de focus van onze migratie op de

    zogenaamde passieve migratiekanalen (gezinshereniging, asiel, regularisatie). Het lijkt

    aangewezen de klemtoon meer te leggen op actieve migratie (arbeids- en studiemigratie)

    teneinde tot een gezond evenwicht te komen.

    - Een humaan, correct en kordaat terugkeerbeleid moet het sluitstuk zijn. Dat beleid vertrekt

    van het principe: vrijwillig vertrek als het kan, gedwongen terugkeer als het moet. Daarbij

    zou prioritair kunnen worden ingezet op de verwijdering van criminele illegalen.

    10. EFFICINT(ER) BESTUUR

    De huidige omstandigheden vereisen onmiddellijk een doortastend sociaaleconomisch optreden.

    Derhalve wordt gestreefd naar een coalitie met een gewone meerderheid en met een maximale

    sociaaleconomische convergentie. Het streven naar een regeringscoalitie die kan steunen op een

    bijzondere parlementaire meerderheid met oog op institutionele hervormingen is niet aan de orde.

    Het dient evenwel duidelijk te zijn dat het herstelbeleid gepaard moet gaan met een hervorming van

    de federale overheid tot een efficinte, transparante, slagkrachtige en klantvriendelijke organisatie.

    De federale overheid kan en moet efficinter werken. Dit wil zeggen: een betere dienstverlening

    verstrekken tegen een lagere kostprijs. Daarbij staat de federale overheid ten dienste van de burger

    en van de deelstaten waarmee ze intens samenwerkt.

  • Verslag aan de Koning 19

    Conclusies en aanbevelingen

    Aan het eind van mijn informatiewerkzaamheden, is het meer dan ooit duidelijk dat de nieuw te

    vormen federale regering, naast andere opdrachten zoals de hervorming van Justitie, het energie- en

    klimaatbeleid, en de verdere bijsturing van het migratie- en asielbeleid, voor drie uiterst belangrijke

    uitdagingen staat om onze welvaart en ons welzijn veilig te stellen.

    Deze uitdagingen vormen in de feiten een drieluik. Enkel wanneer deze punten worden gerealiseerd,

    kunnen we onze welvaart en ons welzijn veilig stellen en een duurzame sociale zekerheid

    garanderen:

    - een chte versterking van het vertrouwen realiseren. De grote onzekerheid die er in de

    sociale en economische omgeving heerst, maakt dat te veel bedrijven investeringen

    schrappen of elders uitvoeren en dat te veel consumenten bestedingen uitstellen;

    - de competitiviteit bevorderen zodat we ons economisch weefsel kunnen versterken en onze

    sociale bescherming kunnen verstevigen. Cruciaal hierbij zal het streven naar rechtszekerheid

    zijn. Zo zou de nieuwe regering snel een aantal maatregelen kunnen nemen en zich

    engageren om daar de rest van de regeerperiode niet meer op terug te komen;

    - de sanering van de openbare financin dat wil zeggen: het in evenwicht brengen van de

    inkomsten en uitgaven, waardoor ook de overheidsschuld afgebouwd kan worden. In dit

    verband zou de nieuwe regering een realistisch meerjarenplan voor de gezondmaking van de

    overheidsfinancin binnen de Europese krijtlijnen, kunnen opstellen, zodat mogelijke

    negatieve reacties van de financile markten die de kredietwaardigheid van ons land in het

    gedrang zouden kunnen brengen, worden afgewend.

    Gelet op de onderscheiden visies en meningen, zal uit de vele voorstellen die ter zake zijn gedaan,

    een evenwichtig pakket maatregelen moeten worden samengesteld die ons economisch weefsel

    versterken en onze sociale bescherming verzekeren. De standpunten die daarover zijn geformuleerd

    en de voorstellen die ter zake zijn gedaan, bevatten verschillende elementen van convergentie.

    * *

    *