DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met...

24
DE NIEUWE ARCHITECT ONDERZOEK NAAR DE RECENTE VERANDERINGEN BINNEN DE NEDERLANDSE BOUW EN DE POSITIE VAN DE ARCHITECT ATELIER KEMPE THILL ARCHITECTS AND PLANNERS

Transcript of DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met...

Page 1: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

DE NIEUWE ARCHITECT ONDERZOEK NAAR DE RECENTE VERANDERINGEN BINNEN DE NEDERLANDSE BOUW EN DE POSITIE VAN DE ARCHITECT

ATELIER KEMPE THILL ARCHITECTS AND PLANNERS

Page 2: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

2

Deze studie is een product van Atelier Kempe Thill Architects And Planners. Interviews en uitwerking zijn uitgevoerd door André Kempe en Oliver Thill persoonlijk. De interviews hebben plaatsgevonden in de tijd van september 2009 tot januari 2010. De studie is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Stimuleringsfonds voor Architectuur Rotterdam.

Met grote dank voor de ondersteuning en zeer constructieve bijdrages en commentaren aan alle interviewpartners, waarbij in het bijzonder: Juriaan van Stigt (LEVS architecten), Albert Herder (HVDN Architecten), Ronald Schleurholts (CEPEZED Architecten), Liesbeth van der Pol (Rijksbouwmeester), Alex Vermeulen (Rijksgebouwendienst) © Atelier Kempe Thill Architects And Planners, Maart 2010

Page 3: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

3

DE NIEUWE ARCHITECT INTRODUCTIE In de Nederlandse bouwketen zijn tegenwoordig structurele veranderingen gaande met grote gevolgen voor de positie en werkwijze voor architecten. De veranderingen ontstaan met name door de introductie van nieuwe contractvormen en samenwerkingsconstellaties die sterk afwijken van de zogenaamde klassieke werkwijze. In de klassieke wijze werkt een architect in opdracht van een opdrachtgever een ontwerp uit, vervolgens stuurt de architect de uitvoerende aannemer op de bouw aan. Inmiddels is er een onderscheid tussen het “traditionele proces”, waar met een iets afdoende toon de klassieke werkwijze me wordt bedoeld, en “vernieuwend proces” ontstaan. Onder goedkeuring van de Nederlandse overheid worden alle “vernieuwende processen” die afwijken van de klassieke werkwijze van een positief imago voorzien. Deze studie probeert de wezenlijke vragen naar voren te brengen die ontstaan rond deze veranderingen. Hoofdzakelijk draaien alle vragen om:

1. Welke consequenties ontstaan uit de veranderingen voor de architectuur? 2. Welke consequenties ontstaan uit de veranderingen voor de architecten?

De vraagstukken hebben een veel diepere culturele dimensie dan op het eerste gezicht mogelijkerwijs helder wordt. Deze dimensie valt ten eerste nader te onderzoeken aan de architecten zijde - Hoe moeten architecten zich opstellen gezien deze veranderingen? Ten tweede richt het onderzoek zich duidelijk tot de overheid als opdrachtgever:

Zijn de lopende veranderingen werkelijk dwingende gevolgen van een veranderende maatschappij? Is de liberalistische strategie van de Rijksoverheid, verantwoording te delegeren door nieuwe contractvormen, de enige gangbare weg? Wordt de verantwoording bij de juiste partijen weggelegd?

Om grip te krijgen op deze materie is de studie gebaseerd op een “interviewmarathon”. Argumenten, opmerkingen, ideeën van de geïnterviewden worden verdicht en samengevat tot een omvattend beeld. Aan het einde wordt een conclusie geformuleerd. De serie interviews is uiteindelijk geordend in drie inhoudelijke delen. In het vierde deel worden conclusies getrokken.

Page 4: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

4

INHOUD DEEL 1: KORTE GESCHIEDENIS VAN DE VERHOUDINGEN IN DE BOUW PAG.5 - Dr. Guido Steenmeijer, de fabryck, Utrecht - Dr. Freek Schmidt, VU Amsterdam - Dr. Coert Krabbe, Bureau Monumenten Amsterdam - Wilfred van Leeuwen, Bureau Mille Colonnes, Amsterdam - Erik Budiner, Architektenkammer Bayern - Klaus Jan Philipp, Universität Stuttgart - Gerard Heijke, Amsterdam DEEL 2: ARCHITECTEN EN VERANDERINGEN IN DE HUIDIGE BOUW PAG.7 architecten: - Robert Winkel, Mei Architecten, Rotterdam - Albert Herder, HVDN, Amsterdam - Floor Arons, Arnoud Gelauff, Arons en Gelauff architecten, Amsterdam - Bjarne Mastenbroek, SeARCH, Amsterdam - Frits van Dongen, de Cie, Amsterdam - Haiko Meijer, Onix Architecten, Groningen / Gøteborg - Hans van der Heijden, biq stadsontwerp, Rotterdam - Jan Peter Wingender, Wingender Hovenier Architecten, Amsterdam - Juriaan van Stigt, Jan Jonkers, LEVS architecten, Amsterdam - Jurien van der Meer, De Zwarte Hond, Groningen / Rotterdam - Roel Bosch, DKV Architecten, Rotterdam - Dirk Jan Postel, Kraaijvanger Urbis Architecten, Rotterdam opdrachtgevers: - Brigitte de Maar, Delta Forte / Rochedale Amsterdam - Job Posner, Synchroon Ontwikkeling Utrecht - Aldo van Kleef, toen Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, nu Mitros projecten Utrecht - Peter van der Gugten, Proper Stok Ontwikkeling, Rotterdam DEEL 3: TWEE ICONEN VOOR DE RIJKSOVERHEID – DBFMO VERSUS “TRADITIONEEL” PAG.13 Rijkswaterstaat Westraven Utrecht versus Ministerie van Financiën Den Haag case Westraven: - Ronald Schleurholts, CEPEZED Architecten, Delft case Ministerie van Financiën: - Do Janne Vermeulen, Meyer en van Schooten Architecten, Amsterdam algemene interviews - Liesbeth van der Pol - RGD / Rijksbouwmeester, Atelier Rijksbouwmeester - Hennes de Ridder, TU Delft, Hoogleraar Civiele Techniek, TU Delft - Alex Vermeulen, Directeur Advies en Architecten VROM, Den Haag - Mels Crouwel, Benthem en Crouwel Architecten, Amsterdam - Sietske Bergsma, Ministerie van Financiën, Opdrachtgeefster Ministerie van Financiën, Den Haag - Piet Vollaard, Archined, Rotterdam DEEL 4: CONCLUSIE EN AANBEVELING – OPROEP AAN DE OVERHEID PAG.23

Page 5: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

5

DEEL 1: KORTE GESCHIEDENIS VAN DE VERHOUDINGEN IN DE BOUW INTERVIEWREEKS GESCHIEDENIS Om het heden werkelijk te kunnen verstaan en voorspellingen te kunnen maken voor de toekomst is de kennis van het verleden van fundamenteel belang. Om die reden is voor deze studie een kort historisch onderzoek gedaan om ten minste van de 17e eeuw tot op heden de relaties die de bouw bepalen nauwkeuriger te kunnen begrijpen. Per eeuw hebben een of twee kenners te woord gestaan – voor de 17e eeuw Dr. Guido Steenmeijer, voor de 18e eeuw Dr. Freek Schmidt, voor de 19e eeuw. Dr. Coert Krabbe en Wilfred van Leeuwen, voor de 20e eeuw en als levende getuige Gerard Heijke. Voor vergelijkende analyses tussen de Nederlandse en de Duitse situatie zijn Erik Budiner en Klaus Jan Philipp geïnterviewd. VAN ALMACHTIGE NAAR MACHTLOZE OPDRACHTGEVERS Van de opdrachtgevers is in de geschiedenis redelijk weinig gedocumenteerd en daarom weinig bekend. Terwijl ze in de 17e eeuw nog een soort almacht hadden, zijn er met de toenemende democratisering structuren ontwikkeld als prijsvraagsystemen met regels voor de toewijzing van opdrachten. Een heel belangrijk aspect is een redelijk recente: Opdrachtgevers waren door de hele geschiedenis heen tot jaren tachtig van de 20e eeuw behartigers van hun eigen belangen met rechtstreekse beslissingsstructuren. Met de groei en de toenemende complexiteit van de maatschappij in de laatste twee decennia van de 20e eeuw is in veel overheidsstructuren en bij grote woningbouwverenigingen een nieuwe managementtussenlaag ontstaan. De extra laag schijnt de duidelijke reden te zijn voor een vergroting van de afstandelijkheid en de complicering in besluitvorming, kortom voor een flinke breuk. Directeuren van professionele opdrachtgeverorganisaties gingen zich vanaf dat moment niet meer zelf bezig houden met de bouw, maar hun werk delegeren in een steeds veelkoppigere interne structuur. De opdrachtgeverorganisaties hebben bovendien een hoge percentage ingehuurd personeel met weinig of geen binding met het bedrijf. DE ARCHITECT: SPECIALISERING EN ONTSTAAN VAN EEN ONGEKEND CULTUREEL BEWUSTZIJN Het architectenberoep in zijn moderne betekenis is in een geleidelijk proces de afgelopen 400 jaar ontstaan; vooral vanaf het midden van de 19de eeuw heeft het door de stedelijke en maatschappelijke modernisering vorm gekregen. Nog in de 17e eeuw bestaan uitzonderlijk weinig architecten, per stad één of hooguit twee. Slechts ongeveer 5% van de bouwproductie was ontworpen door architecten. De architect had een zwakke positie, hij mocht adviseren waarbij hij bij de kleinste meningsverschillen met de opdrachtgever werd ontslagen. Zijn sociale status was laag, op geruime afstand van het rijke opdrachtgeverschap. De architect was eerder vergelijkbaar met een timmerman. Zijn werk ontstaat uit liefhebberij zonder officiële status of rechtsgelding en zonder opleiding. De architecten werken bijna altijd in dienst van een gemeente, waarbij zij zorg dragen voor alle bouwzaken. Ontwerpen is enkel een klein percentage van het werk en vindt meestal plaats in de avonduren. De herkomst van de architecten is meestal buiten de bouw, zij hebben voornamelijk een schildersachtergrond. In de 18e eeuw komen zij uit de beeldhouwerei – mensen die door hun tekenvaardigheid een positie in de bouw kunnen veroveren. De architect levert meestal tekeningen, maar voert geen directie. In de 18e eeuw bestaan heel weinig prestige projecten waarbij sprake kan zijn van architectenwerk. Naast dat de eerste Nederlandse architecten op aanbeveling en door financiering van hun vorsten gaan studeren aan de École des Arts van Blondel in Parijs werken er nog grotendeels amateurs. In deze eeuw ontstaat ook de zogenaamde “dessinateur”, een architect die voor woningbouwprojecten alleen maar een gevel ontwierp. Al deze architecten hebben op de bouw esthetische verantwoordelijkheid, maar geen technische. Alleen bij grote prestigeprojecten houdt de architect toezicht op de bouw. Pas in de 19e eeuw werd de waarde van de architect als vertrouwensman en bemiddelaar tussen aannemer en opdrachtgever en als diegene die de bouw in een bredere maatschappelijke context kon plaatsen in toenemende mate erkend. Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt, in de laatste drie, vier decennia van de 19de eeuw weet hij zijn positie te versterken en neemt het aantal architecten fors toe.In Amsterdam bijvoorbeeld waar in 1860 nog maar 8 architecten bestonden, was het aantal rond 1890 naar 100 – 150 gestegen. De eerste architecten ontstonden die met hun vrije beroepsuitoefening hun levensonderhoud konden verdienen en tegen het einde van de eeuw kwamen de eerste grotere bureaus. Het gevecht om de positie tussen architect en aannemer kwam rond die tijd op volle gang.

Page 6: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

6

Bij alle overheidsprojecten controleren de architecten de bouw, duidelijke contractuele afspraken leggen de verhoudingen vast, bestekken werden “dichtgetimmerd” en ook de kostenbeheersing wordt aan architecten overgedragen. Als resultaat van het moeizame, honderden jaren durende, loskomen van de feodale en vroegstedelijke verhoudingen in de Middeleeuwenwas een belangrijke basis voor de moderne burgerlijke cultuur ontstaan. De leidende rol in de bouw van middeleeuwse gildebazen was overgegaan naar de architect als omvattend belangenbehartiger van de wensen van de opdrachtgever en het publieke domein tegelijkertijd. Als onderdeel van deze groeiende burgerlijke cultuur ontstond het zelfbegrip van het openbare karakter van de stad. In toenemende mate werd de stad van haar puur pragmatische betekenis als huisvesting van allerlei activiteiten meer als collectieve ruimte gezien, als bewust ontworpen omgeving, als weerspiegeling van een burgerlijk zelfbewustzijn, tot uiteindelijk een wezenlijk onderdeel van het Nederlandse zelfbegrip. De meest dienstbare en geëngageerde adviseur omtrent vragen van de stad en de architectuur werd de architect. Architecten werden door hun vaardigheden trekker van het ontwerp en de uitwerking van openbare gebouwen en de publieke ruimte. Later in de 20e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog verzorgde de architect voor een groot deel ook van de uitwerking van de woningbouwproductie. De architect als beroep was dus het resultaat van een moderne ontwikkeling binnen de maatschappij, van kapitalisme, industrialisering en democratie, een vakmatige specialisering, een weerspiegeling van een schaalsprong na een ongekend cultureel bewustzijn. DE ONTWIKKELING VAN MODERN “BOUWEND NEDERLAND” Net als de beroepsgroep van architecten heeft de moderne aannemerij zich in de loop van de laatste 400 jaar ontwikkeld vanuit een randgroep van de maatschappij tot de machtige economische drager van het moderne Nederland. Bepaalde eigenschappen – zoals de primaire bedrijfsmatige doelstelling om vooral winst te maken - zijn door de hele geschiedenis dezelfde gebleven. Een aantal aspecten die in de loop der decennia veranderden zijn opmerkelijk. Nog in de 17e eeuw waren bouwbedrijven financieel flink uitgeknepen en hadden weinig rechten en lobby. Juridische procedures werden bijna altijd verloren. Nog in de 18e eeuw was het een groot geluk voor een aannemingsbedrijf om in vaste dienst te treden van een overheid. Pas aan het einde van de 19e eeuw heeft zich een flinke emancipatiestap voltrokken, gekoppeld aan de “bouwboom” eind 19e eeuw verbeterde de rechtspositie enorm . De eerste buiten de grenzen van grote steden als Amsterdam werkende bouwbedrijven ontstonden in de 17e eeuw met een bereik tot in Friesland. Met de “bouwboom” in de 17e eeuw begonnen structurele standaardiseringen. In de 18e eeuw werd in heel veel projecten gewerkt met hoofdaannemerstructuren waarbij de volledige coördinatie van de onderaannemingen bij één van de bedrijven lag. In die tijd werkte al 20% (!) van de bevolking in de bouw. Onderlinge fusies vonden al frequent plaats waarbij er onderling getrouwd werd om de machtsposities te versterken. In de 19e eeuw domineerde de hoofdaannemerstructuur feitelijk de hele bouw. In eigen coördinatie hadden architecten alleen specialistische onderdelen die een grote mate aan engineering behoeften die in de bouw niet bestond. De woningbouw werd hoofdzakelijk door ontwikkelende aannemers beheerst. Tegen diens slechte kwaliteit gingen de architecten in de 19e eeuw in hun nieuw ontstane tijdschriften – ook soms polemisch overdreven - flink tekeer. Aannemers daarentegen schreven niet, sterker nog ze waren tot diep in de 19e eeuw grotendeels analfabeten. Het einde van de 19e eeuw bracht een enorme schaalsprong in de bouwbedrijven teweeg. Ook ontstond in die tijd het eerste tijdschrift – “de aannemer”. In 1895 werd de stichting “Aannemersbond” opgericht met als primair doel belangenbehartiging en versterking van de rechtspositie tegenover opdrachtgever en architectmaar ook als podium voor lobbywerk te hebben en om daarnaast prijsafspraken te kunnen maken. In 1910 vond nog eens een grote schaalsprong plaats. Omstreeks die tijd gingen ook de eerste in Delft opgeleide ingenieurs in de aannemerij werken.In 1920 is sprake van een beduidende verbetering van de rechtspositie, voor het eerst worden juristen ingehuurd om meer kans te maken bij rechtszaken. De tijd na de tweede wereldoorlog, met de explosieve toename van het werk en de onmogelijkheid voor de architecten dit allemaal te coördineren, heeft de definitieve grondslag gelegd voor de ongekende machtspositie van bouwend Nederland van vandaag.

Page 7: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

7

DEEL 2: ARCHITECTEN EN VERANDERINGEN IN DE HUIDIGE BOUW INTERVIEWREEKS ARCHITECTEN EN OPDRACHTGEVERS Om de situatie en meningen te polsen over de veranderingen in de contractuele verhoudingen, het zeggenschap en de verantwoording in de huidige bouwketen is een serie interviews gevoerd met zowel architecten zelf als ook met hun directe aanspreekpersonen, de opdrachtgevers. De geïnterviewde architecten opereren zowel in de woningbouw alsmede gedeeltelijk in de utiliteitsbouw en behoren tot de nationale “top 50”. De beste bureaus met relevante publicaties zoals bijvoorbeeld regelmatig in het architectuurjaarboek. Het resultaat van de interviews is geordend naar aspecten van hoofdzakelijk procesmatige aard. PERCENTAGE “TRADITIONELE” EN ANDERE CONTRACTEN De aangegeven percentages zijn op te vatten als globale verhoudingen. De verhoudingen zijn gerelateerd aan het tijdstip van het interview en zijn aan veranderingen onderhevig. Alle interviews hebben plaats gevonden tussen begin september 2009 en eind oktober 2009. Architect Bureau Tradit. VO VO/DO DB DBFMO Albert Herder HVDN 70% 0% 15% 15% 0% Floor Arons, Arnoud Gelauff AronsGelauff 100% 0% 0% 0% 0% Bjarne Mastenbroek SeArch 100% 0% 0% 0% 0% Dirk Jan Postel Kraaijvanger U. 90% 0% 0% 10% 0% (wel acquisitie) Frits van Dongen Cie 100% 0% 0% 0% 0% (wel acquisitie) Haiko Meijer Onix 75-80% 0% 10-15% 10-15% 0% Hans van der Heijden biq stadsontw. 60% 0% 40% 0% 0% Jan Peter Wingender Wing. Hov. Arch. 80% 0% 10% 10% 0% Juriaan van Stigt LEVS architecten 100% 0% 0% 0% 0% Mels Crouwel Benthem Cr. 70% 0% 0% 30% 0% (wel acquisitie) Robert Winkel Mei Architecten 10% 10% 50% 30% 0% (wel acquisitie)

Roel Bosch DKV architecten 85% 0% 0% 15% 0% (wel acquisitie) Ronald Schleurholts CEPEZED 100% 0% 0% 0% 0% (wel benaderd) Legende Tradit. Traditioneel: architect werkt in opdracht van de opdrachtgever, de opdracht omvat een

percentage van 85 t/m 100% conform SR 1997. VO Voorlopig Ontwerp DO Definitief Ontwerp VO/DO Opdrachten die beperkt zijn tot Voorlopig Ontwerp t/m Definitief Ontwerp DB “Basistype” van de zogenaamde geïntegreerde contractvormen. Design & Build, soms ook

DC (Design and Construct) genoemd of EC (Engineering and Construct). Contractvorm, waar vaak vanaf begin van het traject de uitvoerende aannemer niet alleen verantwoordelijk is voor de uitvoering maar ook voor het ontwerp. De architect en de andere adviseurs werken hierbij in dienst van de aannemer. Soms wordt een DB contract ook gesloten na het Definitief Ontwerp van een tot op dat moment onafhankelijk werkende architect.

DBFMO Meest ver gaande van de zogenaamde geïntegreerde contractvormen. Deze methode verenigd Design, Build, Finance, Maintain and Operate. Dat houdt in dat niet alleen werkzaamheden die traditioneel door de architect worden uitgevoerd, maar ook werkzaamheden van de opdrachtgever zoals onderhoud en financiering door een consortium van commerciële partijen wordt uitgevoerd.

Page 8: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

8

HOUDING De verschillende bureaus hebben zeer uiteenlopende meningen omtrent de veranderende contractvormen voor de architecten. Een redelijk doorgaande rode draad binnen de meerderheid van de geïnterviewde architecten is dat:

- De architectonisch beste resultaten ontstaan voornamelijk binnen de “traditionele” werkwijze. Dit uit zich bijvoorbeeld in het aantal publicaties van projecten. Projecten waar de architecten minder zeggenschap hebben, zijn in vergelijking tot een “traditioneel” traject kwalitatief meestal minder sterk, hiermee willen de architecten eerder niet in verbinding worden gebracht. Om die reden worden deze projecten vaak niet gepubliceerd.

- Als de architecten VO/DO opdrachten aangeboden krijgen wordt bijna altijd sterk geprobeerd de opdracht in een volledig opdracht te veranderen, ten miste inclusief bestek en werktekeningen.

- Ervaringen met DBFMO bestaan nog nauwelijks, omdat een beperkt aantal projecten überhaupt op die manier ontwikkeld wordt

- Ervaringen met DB opdrachten zijn redelijk summier, bij de bureaus die hiermee ervaring hebben is door een goed samenspel met aannemers wederzijds begrip ontstaan tussen architect en aannemer

architect bureau traditioneel VO//VO/DO DB DBFMO Albert Herder HVDN ++++-- +----- ++---- … Floor Arons, Arnoud Gelauff AronsGelauff ++++++ ------- … … Bjarne Mastenbroek SeArch ++++++ ------ ------ ------ Dirk Jan Postel Kraaijvanger U. ++++++ ------ ++---- ------ F. van Dongen Cie ++++++ ------ ------ ------ Haiko Meijer Onix +++--- +----- … … Hans van der Heijden biq stadsontwerp ++++-- +----- … … Jan Peter Wingender Wing. Hov. Arch. ++++-- +----- ++---- … Juriaan van Stigt LEVS architecten ++++++ ------ ++---- ++---- Jurien van der Meer De Zwarte Hond ++---- ++---- ++---- ++---- Mels Crouwel Benthem Cr. ++++++ ------ ++---- ++---- Robert Winkel Mei Architecten ++---- ++---- ++---- ++---- Roel Bosch DKV architecten ++++++ ------ ++---- … Ronald Schleurholts CEPEZED ++++++ ------ ------ ------ Do Janne Vermeulen Meijer v.Schoten ++++-- +----- ++---- ++---- Legende ++++++ beste resultaten met deze methode ++++-- beste resultaten met deze methode, maar geen principiële houding ten opzichte van deze methode +++--- geen principieel afwijzende of positieve houding ten opzichte van deze methode ++---- positief kritische houding ten opzichte van deze methode +----- deze methode kan wel, maar heeft niet de voorkeur ------- principieel afwijzend tegen deze methode / geen interesse … (nog) geen ervaring in deze methode JURIDISCHE CONSEQUENTIES Algemeen constateren zowel architecten alsmede opdrachtgevers dat de werksfeer in de laatste 15 jaar juridisch een heel stuk ingewikkelder, harder en zakelijker is geworden. De wens om steeds meer risico’s te willen elimineren heeft een cultuur van contracten laten ontstaan waar men geen kant meer op kan. Deze hele trend is in wezen gedreven door de wens om geld te besparen. Woningbouwcorporaties lijken over het algemeen meer juridisch te dichten dan bijvoorbeeld overheden, simpelweg doordat woningbouw een massaproduct is met potentieel een grotere kans op claims. Er is een toename van aansprakelijkheidsgevallen bij voornamelijk aannemers maar mede bij architecten. De geschillen worden in toenemende mate harder gespeeld. Betreffende de rol van architecten is het absurd te constateren dat enerzijds het aantal aansprakelijkheidsgevallen is toegenomen terwijl anderzijds tegelijkertijd een duidelijke krimp van hun zeggenschap in de bouw heeft plaatsgevonden. De architect wordt enerzijds niet meer enkel als creatieveling gezien maar als een omvattende adviseur anderzijds wordt de architect steeds meer als een conceptmaker voor een goede marketing beschouwd.

Page 9: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

9

DNR. De DNR heeft over het algemeen zowel vanuit het perspectief van de architecten alsmede van de opdrachtgevers geen verbetering of opheldering van de verhouding opdrachtgever / architect teweeg gebracht. Verzekeringsrisico’s zijn sinds de invoering van de DNR groter geworden. Inmiddels wordt bij ieder project een aparte discussie gevoerd over contractuele vraagstukken met als gevolg dat iedere keer een aanvullende aparte beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten moet worden. Hierdoor ontstaan hogere extra kosten, die door opdrachtgevers apart vergoed moeten worden. Auteursrecht. Het auteursrecht wordt steeds meer uitgekleed, waarover de meningen onder de architecten verschillen. Veel architecten willen geen afstand van hun auteursrecht doen, sommige architecten vinden bijvoorbeeld dat het “auteursrecht voor losers” is. Anderen kijken er genuanceerder naar en stellen aan opdrachtgevers voor vijf jaar na oplevering afstand van het recht te doen. Juridisch blijft de vraag in hoe verre het überhaupt mogelijk is dat een architect afstand doet van zijn auteursrecht. Doorverkoop van projecten (woningbouw). Binnen de wereld van commerciële ontwikkelaars ontstaan soms problemen van contractuele aard met architecten door de scheiding tussen ontwerp en uitvoering. Omdat bij ontwikkelaars vaak geen mensen werken die ervaring in de uitvoering hebben worden projecten aan aannemers doorverkocht. Vervolgens probeert de aannemer soms de uitwerking aan een andere partij (tekenbureau) over te dragen dan aan de architect, die een contractuele verbinding met de opdrachtgever heeft . Hierdoor is niet alleen de kwaliteit waarborging van het project in het geding, maar wordt daarnaast het recht van de architect op de opdracht geschonden. DB / DBFMO. Binnen DB, DBFMO en andere zogenaamde geïntegreerde contracten is de opdrachtgever voor de architect veranderd. Niet de eigenlijke gebruiker van het gebouw, maar een aannemer, een consortium uit bank of een aannemer in combinatie met andere partijen neemt de rol van opdrachtgever voor de architect over. In zoverre is de beroepsaansprakelijkheid dezelfde, alleen de opdrachtgever is van volstrekt andere aard. In zijn geheel zijn de juridische consequenties nog niet te overzien omdat de in een “traditioneel” proces duidelijke constellatie van architect en opdrachtgever ontbreekt. Dit is met name van belang na de gunning van de opdracht aan een consortium bij DBFMO contracten. De architect heeft puur door zijn gebondenheid aan het consortium een veel moeilijkere positie om de kwaliteit te bewaken. Nog niemand heeft werkelijk het overzicht over de juridische gevolgen in dit soort opdrachtstructuren omdat de ervaring nog te gering is. INVLOED OP HET ONTWERPPROCES Algemeen. Een algemeen verschijnsel zowel bij “traditionele” als bij “vernieuwende” vormen van samenwerking tussen architecten, aannemers en opdrachtgevers is dat werkzaamheden steeds verder naar het begin van het traject worden verschoven. Om op een vroeger tijdstip zekerheid te hebben in kosten en technische haalbaarheid is het inmiddels normaal geworden dat een VO eigenlijk een DO is en dat binnen het DO een bestekachtige uitwerking plaats vindt. In die samenhang is het moeilijk in te schatten hoe serieus planningen werkelijk bedoeld zijn. De druk op planningen wordt kunstmatig opgevoerd met als gevolg dat de uitwerking schijnbaar erg snel moet worden verzorgd. Wat achteraf vaak niet noodzakelijk blijkt. Puur ontwerp - inhoudelijk zijn de meningen verdeeld. Sommige architecten zien het ontwerpen als autonome bezigheid, waarbij een veranderd proces geen invloed op ontwerp strategieën, zwaartepunten of thema’s heeft. Andere architecten gaan bewust andere richtingen op, zoals ontwikkelen van meer prefab – elementen om kwaliteit veilig te stellen. Een andere hierop inspelende insteek is het “hufterproeve” ontwerp. Door een grofheid in de detaillering probeert men resistent te zijn tegen de wijzigingen in het ontwerp ten tijde van de uitvoering. Door de geringe zeggenschap van de architect worden de wijzigingen binnen de “hufterproeve” tactiek als onoverkomelijk beschouwd. Alle elementen van een ontwerp moeten op een veelvoud manieren te beargumenteren zijn. De architect moet veel meer denken als een aannemer, ontwerpen wordt zakelijker en het verschuift in sterke mate in de richting van dienstverlening. Puur pragmatische vraagstukken van het bouwen domineren vanaf begin het proces, culturele vraagstukken zijn ondergeschikt. Design & Build. DB – opdrachten worden normaliter aanbesteed via selectieprocedures en prijsvragen. Hierdoor begint de ontwerpfase al tijdens de selectie. Binnen de intensieve prijsvraagrondes bestaat aan de zijde van de trekker van het team – meestal een aannemingsbedrijf – meer ambitie om kwalitatief iets goeds te maken in vergelijking tot een “traditioneel” proces zonder concurrentie. Ook duurzaamheid maakt op die manier meer kans. De maakbaarheid wordt binnen een DB – project al in de prijsvraagronde één van de

Page 10: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

10

beslissende criteria. Ten onrechte wordt met name door projectmanagers de DB – constellatie gezien als tijdsbesparend. Een integraal ontwerp duurt uiteindelijk net zo lang binnen een DB – contract dan in een “traditioneel” proces, omdat de nodige werkzaamheden dezelfde blijven. Het DB – proces biedt ook kansen hiervoor in de praktijk, zoals het maken van proefopstellingen en 1:1 modellen, de ervaring van de bureaus is dat tot op heden de kansen niet worden benut. De architect dient zich professioneel en breed op te stellen, daarbij is interesse in aspecten als onderhoud en financiering vereist. Na de selectiefase bestaat de neiging aan de zijde van de aannemer om de architect buiten de besluitvorming te houden, de rol van de architect als “conceptmaker” en als marketing instrument is volbracht in de ogen van de aannemer. Design Build Finance Maintain Operate (DBFMO). De opdrachtgever/gebruiker binnen een DBFMO proces levert een nauwkeurige outputspecificatie in plaats van een “traditioneel” programma van eisen. Vanwege de enorme complexiteit van de gehele contractconstellatie duurt de prijsvraagfase een jaar. Het product aan het einde van het jaar is in alle facetten en onderdelen een contractstuk. Om die reden wordt de uitwerking in het prijsvraagjaar opgevoerd, het bereikt bijna het niveau van een Definitief Ontwerp met veel details, een kleur - en materiaalstaat, een technische omschrijving, renderings etc. De intensiteit van het contact met de gebruikers is in het prijsvraagjaar afhankelijk van de gekozen procedure. Bij een goede voorbereiding (Ministerie van Financiën) kan met twee vergaderingen worden volstaan. Bij een concurrentiegerichte dialoog vinden soms maandelijks overlegsessies plaats, vergelijkbaar met een “traditioneel” traject. Onderhoud en energiebesparing spelen een belangrijke rol in het ontwerpproces doordat exploitatie en onderhoud onderdeel zijn van de opdracht. Het consortium heeft baat bij een bepaalde kwaliteit. Inherent aan de procedure wordt duurzaamheid bevorderd. Innovatie wordt door de methodiek niet bevordert. Er worden bewezen technieken toegepast omdat de aannemer in het consortium het risico dat innovatie met zich meebrengt vermijdt. De architect moet in ieder opzicht competent zijn en in staat zijn voorstellen te doen betreffende alle technische, budgettaire en bouwmethodische kwesties. POSITIE EN ROL VAN DE ARCHITECT Zichtwijze architecten In hoe verre de architect niet alleen de regisseur is van het ontwerpproces, maar tevens van de bouw zijn de meningen verdeeld. Het meest voorkomende zelfbegrip onder de geïnterviewde architecten is

- de architect als totaaladviseur voor de opdrachtgever in ieder opzicht - de architect als regisseur van het hele ontwerpproces inclusief de uitwerking

HVDN neemt een dienstverlenende houding aan en geeft advies over het gehele proces. De architect moet de expertise in huis hebben om het hele (ontwerp)proces inclusief technische uitwerking, planning, kostbeheersing en bouwmethodieken te controleren. HVDN experimenteert met andere samenwerkingsvormen tussen opdrachtgever/architect/aannemer, soms door een grotere samenwerking met de aannemer (Design en Build) of juist door de rol van de hoofdaannemer over te nemen. Arons en Gelauff beginnen in ontwerpprocessen meestal als dienstverlener en eindigen als bouwheer. Zij werken procesgericht en proberen altijd in het begin met de opdrachtgever een doel te definiëren. Ze proberen te laten zien dat hun inbreng financieel interessant is voor de opdrachtgever. Ze zien zich beslist niet als bouwkunstenaar, waarbij projecten soms alsnog aan het einde zo worden gezien. SeArch ziet de architect als generalist en adviseur en regisseur over het geheel. SeArch zou liefst de aannemer als onderaannemer van de architect zien. Dirk Jan Postel ziet de architect als auteur met een totaal visie inclusief de volledige technische expertise. Niet het concept telt, maar het gebouw als leefomgeving. Het is een verlies dat de architect geen toezicht meer doet op de bouw, vroeger werd Kraaijvanger Urbis zelfs door aannemers hiervoor gevraagd. Kraaijvanger Urbis werkt soms als generaal planner. Meijer Van Schooten werken geïntegreerd en als totaal adviseur. Frits van Dongen werkt als totaaladviseur en ziet zichzelf als straatvechter. Voor Onix moet de architect multidisciplinair werken, het proces kennen en een slimme psycholoog zijn. biq stadsontwerp ziet zich als adviseur in de meest omvattende zin, die vooral strategisch opereert en niet in eerste instantie operationeel. Wingender Hoevenier Architecten vindt dat de rol van bouwmeester per definitie achter de architecten ligt. Het is één van de rollen die een architect zich kan aanmeten, per geval moet de architect strategisch kiezenwat zijn rol in het krachtenspel is. LEVS architecten ziet zich als volwaardig architectenbureau, totaal adviseur in alle facetten rond het bouwen en wil liefst 110% opdracht in plaats van 100%.

Page 11: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

11

Voor De Zwarte Hond is de architect de regisseur van het ontwerp proces terwijl de aannemer regisseur is van het bouwproces. De architect moet kennis hebben van alle facetten van het vak. Benthem Crouwel is als architect binnen bijna alle projecten de meest belangrijke factor. Zij hebben vaak minder zeggenschap dan vroeger. Als reden hiervoor ziet Benthem Crouwel dat door specialisering meer mensen in processen aan tafel zitten. De rol van Benthem en Crouwel groeit meestal tijdens het proces. Mei architecten vindt dat de architect onmisbaar is in het proces. DKV ziet de architect in een heel brede rol, als adviseur in de meest omvattende zin. De architect is dirigent van het proces door zijn kennis van de hoofdlijnen. CEPEZED werkt als totaaladviseur, soms zelfs als hoofdaannemer of ten minste als general planner Zichtwijze opdrachtgevers Aldo van Kleef / toen Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, nu Mitros projecten Utrecht. De architect is geen kunstenaar, dat is één van de grootste misvattingen onder sommige architecten. De architect moet technieken en materialen omvattend beoordelen, niet alleen esthetisch. De architect moet over de grenzen van zijn eigen discipline denken, innovatief zijn en zich als een meewerker tonen zonder een ja – knikker te zijn. Geen autisme maar een brede oriëntatie. Job Posner / Synchroon. Synchroon sluit een raamovereenkomst met architecten voor een totale opdracht die gefaseerd wordt verstrekt. De architect heeft voor Synchroon de grootste toegevoegde waarde tijdens het VO en het DO traject. De architect is interessant vanuit zijn creatief – strategisch vermogen. Afhankelijk van de kunde van de architect of het toe te passen bouwsysteem worden verdere ontwerpfases opgedragen aan de architect. Niet iedere architect kan even goed detailleren. Zo kan de aannemer een bouwsysteem hebben waarbij hij zelf de bouwvoorbereiding verzorgt. In aanvulling op het VO en DO worden architecten meestal betrokken bij de esthetische begeleiding. Peter van der Gugten / Proper Stok: De architect moet strategisch kunnen denken en vanuit creatief denken onderscheidende producten leveren die maakbaar zijn. Proper Stok kiezen een architect die in hun beleving bij een opgave past. KWALITEITSWAARBORG Binnen een steeds complexere constellatie in de bouw - door de toename van het aantal specialistische partijen en door de toename van afstandelijkheid en hiërarchieën bij zowel opdrachtgevers, aannemers en in geringere mate architectenbureaus - is één van de steeds relevantere vragen van de afgelopen jaren hoe kwaliteit bewaakt kan worden. Bepaalde structuren functioneren in die samenhang redelijk goed zoals de kwaliteitsbewaking op stedelijk niveau door de samenwerking van gemeentelijke stedenbouwkundigen en welstandstoezicht. De kwaliteitswaarborg heeft een relatie met wijzigingen die zonder goedkeuring door aannemers worden doorgevoerd tijdens de uitvoering. De wijzigingen hebben niet alleen esthetisch minderwaardige resultaten als gevolg maar veroorzaken veelal technische problemen. Het toenemend aantal bouwfouten brengt het belang van kwaliteitsborging aan het voetlicht, het is een aanbeveling de samenhang met de krimpende rol van architecten te onderzoeken. Bij de interviews kwamen de volgende aspecten centraal naar voren:

- geïnterviewde architectenbureaus hechten doorgaans waarde aan de volledige uitwerking van hun ontwerpen tot en met het opvragen van offertes, het deelnemen aan de onderhandeling met aannemers enz. Sommige architecten gaan wel in op de vraag van opdrachtgevers om een beperkte opdracht uit te werken. De bureaus wijzen de opdrachtgever erop dat de uitwerking niet verzekerd is, of ontwikkelen strategieën als “hufterproef” ontwerpen of het aanpassen van het concept op de faalstatistiek van de aannemer. Feitelijk wordt het niveau van hun ontwerp verlaagd omdat duidelijk is dat binnen een beperkte opdracht sowieso van alles mis gaat.

- In toenemende mate leeft onder opdrachtgevers de misvatting dat ontwerp – en uitwerkingfasen volledig bespaard kunnen worden, zoals soms bij VO/DO opdrachten. Uiteindelijk zijn alle onderdelen van het uitwerkingsproces noodzakelijk. Als de architecten het niet verzorgen zal iemand anders het doen waarbij de kosten nog immer ontstaan.

- De rol van de architecten in de uitvoeringscontrole is al langer gemarginaliseerd. Volledige directievoering met toezicht komt nog maar zelden voor en menig architectenbureau heeft nog directievoerders in loondienst. Architecten moeten vechten om zelfs esthetische directievoering te mogen uitoefenen.

- De eis om kosten te besparen wordt sterker ondanks de toename van partijen in processen. Deze trend is tegenstrijdig en leidt naar een enorme spanning die kwaliteitsverlies bijna onvermijdelijk tot

Page 12: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

12

gevolg moet hebben. Hierbij gaat het zowel om de kwaliteit van de ontwerpen als om de kwaliteit van de uitvoering.

- Bij het toezicht op de bouw is sinds het verdwijnen van de toezichthoudende architect een groeiend structureel gat te constateren. Soms wordt het toezicht inmiddels volledig aan de uitvoerende aannemers overgelaten. De eigenlijke reden van dit ontstaande gat ligt in de steeds verder verspreide mening binnen professionele opdrachtgevers dat op toezicht structureel bezuinigd kan worden. In het verleden hebben architecten directie gevoerd, vervolgens de opdrachtgevers zelf en inmiddels wordt het toezicht vanuit opdrachtgevers achterwege gelaten of wordt het met een zeer geringe urenbesteding verzorgd.

- Opdrachtgevers beseffen niet dat een onafhankelijke uitvoeringscontrole van aannemers ook voor de aannemer zelf van cruciaal belang is om te voorkomen dat hij later zelf met klachten wordt geconfronteerd. Het is een misvatting dat controle voornamelijk door aannemers zelf toereikend is. De complexiteit van een gebouw is dermate groot dat door controle door enkel aannemers geen verantwoorde werkstructuur bestaat.

- Kwaliteit is inmiddels een vies woord geworden, het gaat steeds meer alleen om rendabiliteit. - In het proces is niemand meer “proceseigenaar” behalve de architect, die desondanks in zijn rol

steeds meer gemarginaliseerd wordt. De architect is vaak de enige continue factor binnen een ontwerp – en bouwtraject, hij is betrokken van het prille begin tot en met uitvoering. Daarnaast speelt het toenemende “jobhopping” een rol, dat bij aannemingsbedrijven en opdrachtgevers veel vaker voorkomt dan bij architecten. De eigenlijke potentie ligt in de versterking van de rol van de architect.

- Er is onder professionele opdrachtgevers een groeiend geloof in de probleem oplossende gave van de uitvoerende partij. Dit naïeve geloof lijkt te berusten op het feit dat de aannemer diegene is die het gebouw daadwerkelijk gaat maken. Door de steeds afstandelijkere hoofdaannemerstructuren en zelfs binnen de onderaannemingen ontstaande managementtussenlagen is een groot kennisverlies ontstaan. Grote hoofdaannemers zijn vandaag niet meer dan inkopers die grote moeite hebben de onderaannemers te coördineren en beperkte kennis kunnen toevoegen in het ontwerpproces.

Page 13: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

13

DEEL 3: TWEE ICONEN VOOR DE RIJKSOVERHEID – DBFMO VERSUS “TRADITIONEEL” ALGEMEEN Deel 3 probeert een vergelijkende analyse op te stellen tussen de “traditionele” contractvorm en de meest nieuwe en meest gediscuteerde contractvorm: de “geïntegreerde” contractvorm DBFMO (Design, Build, Finance, Maintain, Operate). Als case studies dienen daarbij twee recent opgeleverde en succesvolle Rijksoverheidsprojecten: Westraven ontworpen door CEPEZED Architecten en Ministerie van Financiën ontworpen door Meijer en Van Schooten Architecten. Essentieel in de vergelijking van de beide methodes is de door de overheid geprezen pragmatische voordelen van DBFMO (en de pragmatische nadelen die de overheid door contractuele vastleggingen meent te kunnen oplossen) en de mogelijk op den duur veel grotere prijs van culturele aard die hiervoor betaald moet worden. De negatieve gevolgen van DBFMO op de lange termijn zijn in al zijn opzichten nog niet bekend en kunnen het kader van deze studie alleen geschetst worden. Of de stap naar “geïntegreerde” opdrachten zoals DBFMO op den duur in een groter cultureel kader “pennywise / poundfoolish” te noemen is kan men zich afvragen. Wegen de nadelen van projecten die doorgevoerd zijn binnen de “traditionele” methode werkelijk op tegen de culturele nadelen van “geïntegreerde” methodes. Kortom wordt het kind niet met het badwater weggegooid. MINISTERIE VAN FINANCIEN - DBFMO Interview met Do Janne Vermeulen, Meijer van Schooten Architecten Rolverdeling. Het Ministerie van Financiën is opgeleverd in 2008. Opdrachtgever was de Rijksgebouwendienst, gebruiker is het ministerie zelf. Het consortium dat de opdrachtnemer vormt is Safire, bestaand uit Strukton, Burgers Ergon, GTI, ISS facilities services en een investment fonds bestaande uit DFI en ABN Amro. Het architectenbureau Meijer en Van Schooten werd ingehuurd door het consortium. De rolverdeling tussen architect, opdrachtgever en aannemer wordt binnen het contract volstrekt anders gedefinieerd dan binnen de “klassieke driehoek” bij een “traditioneel” contract. Er is een zeer verkleinde opdrachtgever en een enorm vergrootte opdrachtnemer.

“traditionele” rolverdeling rolverdeling binnen DBFMO

Vergeleken met de “traditionele” opzet loopt de grens tussen opdrachtgever en opdrachtnemer dwars door de verdeling heen zoals op de schets te zien is. De architect werkt hierbij niet in opdracht van de opdrachtgever / gebruiker, maar in opdracht van het consortium. Werkomvang. Meijer en Van Schooten kregen binnen het consortium een (bijna) volledige ontwerp- en uitwerkingsopdracht vergelijkbaar met het “traditionele” model. Zij hebben vanaf begin bedongen bestek-, werktekeningen en esthetische begeleiding te verzorgen. Kostenbeheersing was geen onderdeel van hun opdracht, wel kregen zij inzage in de besteksbegroting. Ze kregen geen inzage in de uitvoeringsbegroting. De andere adviseurs werken naast Meijer en Van Schooten met separate contracten met het consortium.

Page 14: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

14

Duurzaamheid / exploitatie. Energieverbruik en onderhoud spelen al tijdens de ontwerpfase een belangrijke rol. Omdat het consortium het project voor 25 jaar volledig moet beheren, uitbuiten en onderhouden heeft het baat bij maatregelen die kostenbesparingen op de middelbare en lange termijn bewerkstelligen. Dit proces bewerkstelligt een aanmoediging voor duurzaamheid in tegenstelling tot “traditionele” processen. In traditionele processen ontstaat een korte termijn denken door de 4 jaarlijkse politieke cyclus. Meijer en Van Schooten hebben in grote mate bijgedragen aan duurzaamheid maatregelen, sterker nog bepaalde architectonische keuzes zoals het atrium zijn op die manier überhaupt bespreekbaar geworden. Integraal ontwerp. Meijer Van Schooten hebben een integrale ontwerpmethodiek toegepast zoals die voor hun vanzelfsprekend is. Al tijdens de prijsvraagronde is hiervoor de grondslag gelegd, wel is waar niet tot op een uitwerkingsniveau van bestek – of werktekeningen. Zo zijn de luchtinstallaties langs de buitengevel gevoerd, waardoor binnen veel kanaalwerk bespaard kon worden. Een ander positief voorbeeld is de extra investering in het atrium, een voorstel van Meijer Van Schooten. Desalniettemin was deze investering enkel mogelijk door de energiebesparingen die het op de lange termijn oplevert. Aanbesteding. De nadruk lag op een lage prijs. Omdat Meijer en Van Schooten heel veel kwalitatieve aspecten in de contractdocumenten van de bidfase konden vastleggen en alle partijen van start zijn gegaan met een groot bewustzijn iets goeds te maken kon de kwaliteit gewaarborgd worden. Directievoering. Meijer en Van Schooten hebben de esthetische directievoering verzorgd. Innovatie. In de natuur van DBFMO ligt dat alleen bewezen technieken worden gebruikt. Technieken zoals Warmte – Koude – opslag of een tweede huid gevel zijn ingezet doordat deze hun sporen reeds verdiend hebben. Echte innovatie is niet mogelijk omdat de aannemer door zijn contractuele verplichtingen tot onderhoud risico’s mijdt. Zo worden er geen projectspecifieke bouwdelen ontwikkeld, maar er wordt gebruik gemaakt van standaard materialen en toepassingen. 1 RIJKSOVERHEID: KANSEN EN GEVAREN VAN “GEÏNTEGREERDE” OPDRACHTEN Interviews met Liesbeth van der Pol, Alex Vermeulen en Sietske Bergsma, Binnen de Rijksoverheid zijn continu analyses van bestaande aanbestedingsmethoden en contractvormen gaande, er wordt constant over mogelijke aanpassingen en verbeteringen in het beleid nagedacht. De Rijksoverheid probeert op deze manier een voorbeeldig opdrachtgeverschap op te zetten.2 Een belangrijke beweegreden om naar DBFMO over te stappen zijn de projecten in de jaren 90 waarbij hinder is ontstaan door te hoge kosten en tijd overschrijdingen. Juist de architectonisch vaak gewaardeerde projecten uit deze periode zijn gekenmerkt door tijdsvertragingen en kosten die veel hoger zijn uitgevallen dan gebudgetteerd. De overschrijdingen hebben de overheid veel slechte publiciteit opgeleverd.3 De Rijksoverheid probeert met “geïntegreerde” contracten zoals DBFMO de ineffectiviteit van de met de “traditionele” opzet ontwikkelde projecten te verbeteren. Doel is “de markt uit te dagen” om met de beste producten naar voren te komen. Van de volgende pragmatische kansen maar ook gevaren van de DBFMO methode is de overheid zich bewust. De overheid vermoedt alle risico’s binnen DBFMO te kunnen opvangen door doordachte contractuele vastleggingen.4 Een van de strategieën om hiermee om te gaan is om tal van elementen uit de “traditionele” methode in DBFMO te integreren. DBFMO heeft in die zin naar mening van de Rijksoverheid de kans om succesvol te zijn binnen de grenzen die inherent aan het model zijn. Kans – lange termijn denken inherent aan proces: De contractueel verplichte 25 jaar durende exploitatie maakt lange termijn denken binnen DBFMO attractief. Dit in tegenstelling tot de “traditionele” trajecten waar de politiek – treurig genoeg –door het 4 jarige verkiezingsritme niet in staat is een lange termijn denken en een daaraan gekoppeld investeringsgedrag te ontwikkelen.5 Onderwerpen zoals bijvoorbeeld lifecycle – costing, duurzaamheid enz. blijken eerder in de natuur van “geïntegreerde” contracten te liggen dan in huidige “traditionele” contracten.6

1 Interview Do Janne Vermeulen, 23 september 2009 2 Interview Alex Vermeulen 02 december 2009 3 Interview Liesbeth van der Pol 06 januari 2010 4 Interview Liesbeth van der Pol 06 januari 2010 5 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 6 Interview Alex Vermeulen 02 december 2009

Page 15: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

15

Kans – strakke planning: DBFMO heeft het voordeel dat de onwil van de politiek om beslissingen te nemen positief onderuit gehaald wordt. In de “traditionele” werkwijze vertroebelen processen omdat door moeizame beslissingen enorm veel tijd, en daarmee geld, verspild wordt. Deze verspilling is nooit onderwerp van discussie en wordt nooit afgeprijsd. De planning bij DBFMO wordt strak gehouden door de F in DBFMO, de bank, die erop toeziet dat geen geld in rente wordt verspild. Bij toepassing van DBFMO wordt onder andere hierdoor een potentiële bezuiniging van 10% op den duur verwacht.7 Kans – vermindering van de rol van de RGD: De Rijksgebouwendienst wil af van zijn huidige rol als professionele huisvester, zoals zij wordt beschouwd door overheidsinstanties waarvoor de RGD projecten ontwikkelt. Het groeiende aantal claims, maar ook de steeds toenemende bureaucratische rompslomp van aanbestedingen, bewaken van kosten tijdens ontwerp – en uitvoeringstrajecten enz. overstijgt de mogelijkheden van de RGD. Kans – verlaging faalkosten: Door de aannemer een actievere rol te geven verwacht de overheid de verlaging van faalkosten te kunnen stimuleren8, die bij een “traditioneel” traject rond 25% liggen. Kans voor de architecten: De Rijksoverheid ziet kansen voor architecten binnen de DBFMO: geïntegreerd ontwerpen lijkt inherent aan de methode omdat het lange termijn denken door het 25 – jaar contract met het consortium. Ontwerpoplossingen die op den duur zinvol zijn maar in het begin meer investering vergen worden haalbaar. De procedure dwingt architecten tot een zekere professionaliseringsslag die tot op heden binnen de “traditionele” werkwijze niet mogelijk bleek. Kans – de verhoudingen in de bouw veranderen: De Rijksoverheid heeft het voornemen de basisconstellatie in de bouw, namelijk dat de ontwerpende partij, de architect, in opdracht van de opdrachtgever opereert revolutionair te wijzigen. De Rijksoverheid wil een proces in gang zetten waarbij de architect zoals in andere branches van de economie onder verantwoordelijkheid van de uitvoerende partij valt.9 De overheid wil daarmee ongeveer 5000 jaar geschiedenis van de verhoudingen in de bouw beëindigen en veranderen. Kans – geen beslag op leenfaciliteit: Een andere reden voor de introductie van “geïntegreerde” opdrachten is dat de leenfaciliteit van Nederland niet wordt aangetast in de DBFMO constellatie. De staatsschuld van Nederland wordt niet verhoogd door de afwikkeling van overheidsprojecten omdat de kosten door een zogenaamde beschikbaarheidsvergoeding worden verspreid, vergelijkbaar met leasing raten. Het geld wordt wel uitgegeven, maar het komt uit een andere pot. Dit aspect blijkt bijvoorbeeld in Engeland een van de redenen – misschien de meest belangrijkste, dat het model wordt toegepast. Met name in tijden van de kredietcrisis, ondanks de bekende mediocre kwaliteit van Britse overheidsgebouwen10. Een laatste financieel gunstig effect van DBFMO is dat de betaling van de opdrachtgever pas begint als het project opgeleverd is. De opdrachtnemer is zeer gemotiveerd de planning te halen.11 Gevaar: zeer complexe procedure: DBFMO contracten zijn heel erg gecompliceerd, veel complexer dan “traditionele” contracten. Een overheid die al moeite heeft de complexiteit van een “traditioneel” traject te overzien zou niet aan een DBFMO moeten beginnen. Voor een consortium dat een DBFMO opdracht aanvaard is het belangrijk de ver reikende consequenties te overzien. Om die reden heeft de Rijksoverheid de conclusie getrokken, dat alleen projecten boven 25 Mln. Euro bouwsom in aanmerking komen.12 Gevaar: te grote snelheid: Het voordeel van de strakke planning is tegelijkertijd een nadeel. Een van de conclusies is dat de processen te snel gaan. Doordat het financieel noodzakelijk is de planning te halen kan de kwaliteitsbewaking in het geding komen. 13 Ook het inherent aan DBFMO vroegtijdige vastleggen van alle wensen van de gebruiker in de outputspecificatie pakte niet enkel voordelig uit. Want niemand kan werkelijk alles op dag één voorspellen. Een mogelijkheid om in bepaalde marges bij te kunnen stellen ontbreekt tot nu toe. 14 Gevaar: de rol van de architect is in gevaar: De rol van de architect moet door implementatie van het “traditionele” contract in de DBFMO systeem gewaarborgd blijven. In de tot nu toe opgestarte trajecten is dit contractueel niet het geval. 15 Het Ministerie van Financiën is vooral een succes geworden omdat alle

7 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 8 Interview Alex Vermeulen 02 december 2009 9 Interview Alex Vermeulen 02 december 2009 10 commentaar Atelier Kempe Thill 11 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 12 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 13 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 14 Interview Mels Crouwel 30 september 200915 Interview Liesbeth van der Pol 06 januari 2010

Page 16: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

16

deelnemende partijen met een hoog bewustzijn voor kwaliteit hebben gewerkt, niet omdat zij contractueel niet anders konden.16 Een hoog bewustzijn alleen is geen duurzame werkbasis, de kans op nalatigheid is veel te groot. Dat neemt niet weg dat goede partijen in een ontwerptraject altijd belangrijk zijn in welke contractvorm dan ook. De architect is voor het consortium essentieel in de bidfase om de opdracht binnen te halen. Na de gunning is de architect belangrijk om partijen door de complexiteit van de coördinatie van ontwerp en uitvoering etc. te coachen. Een scherpe kwaliteitsbewaking zoals in een “traditioneel” systeem is voor het consortium lastig en minder welkom. Het gevaar voor een verschraling van de uitstraling van de gebouwen is aanwezig. In samenhang hiermee bestaat het reële gevaar dat ontwerpfases bij de architect weggehaald worden.17 Gevaar: te lage inschrijvingen: Een ander gevaar van DBFMO is van strategische aard binnen het consortium. Om de opdracht te krijgen zal het consortium zo laag mogelijk inschrijven. Omdat niet alles van tevoren te voorspellen is in de bidfase moet de aannemer een zekere buffer inbouwen om discussies over onvoorzien later überhaupt mogelijk te maken. In die samenhang staat ook de opleverprocedure die vergeleken met een “traditioneel” proces heel erg uitgebreid moet zijn.18 Gevaar: ontbreken van Europese marktwerking: Niet de opdrachtgever kiest de architect, maar het consortium. Hierdoor wordt de door de EU gewenste opening van de markten van architectendiensten ontweken omdat het consortium niet hoeft te voldoen aan de wetgeving van Europese aanbestedingen.19 Gevaar: ontbreken van een inhoudelijke jurering: Tot op heden zijn projecten beoordeeld zonder een grondige beoordeling door een vakjury, een fenomeen dat ook bij veel “traditionele” aanbestedingen een vervelende rol speelt. Om gebruikers integraal te kunnen adviseren is een vakjury in DBFMO trajecten van cruciaal belang.20 DBFMO EN ZIJN DIEPERE CULTURELE IMPACT Analyse door Atelier Kempe Thill Architects and Planners De Rijksoverheid geeft een redelijk omvattende analyse van de voor – en nadelen van “geïntegreerde” contracten. Bij nader inzien zijn alle genoemde aspecten van zeer pragmatische aard. Kern van de argumenten is om de “marktwerking te bevorderen”. Deze drijfveer is utilitaristisch van aard. Een van de pragmatische argumenten – de kostenoverschrijdingen in “traditioneel” ontwikkelde projecten roept de vraag op op welke wijze de overheid heeft gebudgetteerd bij de genoemde projecten met kostoverschrijding. Budgetten van overheidsprojecten worden - bewust of onbewust - te laag gesteld om de start van projecten door democratische procedures te loodsen. Op deze manier wordt de wind uit de zeilen van met name de politieke oppositie genomen. Dit is een bekend verschijnsel in de politiek, niet alleen in Nederland. Als culturele aspecten belicht worden gaat het vooral om kwaliteitsbewaking in eerder pragmatische zin. De grotere culturele visie vanuit de Rijksoverheid is om de architect onderdeel te laten worden van de uitvoerende partijen zoals in andere industriële branches. De overheid is van mening dat de bouw net als andere takken van de industrie zouden moeten werken. Hiermee ontkent ze de wezenlijke verschillen tussen de bouw en bijvoorbeeld de productie van auto’s. Juist in deze “culturele visie” gaat een enorm gevaar voor de bouwcultuur schuil die vele malen zwaarder weegt dan alle genoemde pragmatische voordelen. Het DBFMO proces haalt simpelweg de basis onderuit. Op een bepaalde manier is de visie vergelijkbaar met de verhoudingen in communistische landen waarbij architecten bewust als een onderdeel werden gezien van de productieketen. Met alle gevolgen van dien. Een aantal van de diepere en binnen de overheid niet of onvoldoende gereflecteerde aspecten van culturele aard worden in het vervolg belicht:

16 Interview Sietske Bergsma 20 oktober 2009 17 Interview Do Janne Vermeulen, 23 september 2009 18 Interview Do Janne Vermeulen, 23 september 2009 19 Interview Liesbeth van der Pol 06 januari 2010 20 Interview Liesbeth van der Pol 06 januari 2010

Page 17: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

17

De opdrachtgever verdwijnt. Om het nogmaals in alle duidelijkheid te noemen voert de Rijksoverheid naast argumenten zoals bevorderen van geïntegreerd ontwerpen, duurzaamheid enz. drie redenen aan om in plaats van de “traditionele” werkwijze over te gaan op “geïntegreerde” contracten zoals DBFMO:

1. De Rijksgebouwendienst wil en kan niet langer de druk tegenhouden van zijn klanten die hem als professionele “huisvester” beschouwen en continu claimen.

2. De Rijksgebouwendienst wil de bouw anders structureren, af van bestekken, aanbestedingen en bouwbewaking. Hij wil naar een constellatie zoals in alle andere takken in de economie, waar de ontwerpende partij in dienst van de uitvoerende partij is.

3. Met DBFMO – projecten wordt de leenfaciliteit van Nederland niet belast. In andere woorden: Het geld om het project te financieren komt simpelweg uit een ander pot en wordt over de tijd verdeeld.

De overheid is in essentie aan het “outsourcen”. De overheid wil gedeeltelijk van haar opdrachtgeverschap af. De drijfveer hiertoe blijkt – ondanks de genoemde beoogde positieve aspecten – vooral van financiële aard. Om processen te verbeteren en tot slot om geld te besparen wordt de verantwoording voor publieke belangen in private handen van consortia gegeven. De kostenbesparing heeft niet alleen invloed op de bewaking van kwaliteit in de directe zin, maar daarnaast beïnvloedt de besparingsdrift het beheren, onderhouden, verder ontwikkelen van cruciale onderdelen van het publieke domein op de lange termijn. Met als gevolg dat het publieke domein langzaam weg wordt gegeven. Burger – overheid – behartigen van publieke belangen: Door het private consortium een agerende rol te geven in het creëren van het publieke domein worden de democratische procedures van

1. burgers kiezen hun belangenbehartigers (politiek, regering) 2. belangenbehartigers nemen beslissingen in naam van die burgers voor die burgers, dus ook voor

het publieke domein vertroebelt of sterker nog - gedeeltelijk onderuit gehaald. Als de democratisch gekozen volksvertegenwoordiging zijn werk niet meer of alleen maar nog gedeeltelijk wil doen en het delegeert aan een commerciële partij vervult deze zijn kernfunctie niet meer. De bewaking van de beeldkwaliteit van het publieke domein die zich proceduretechnisch uit in de keuze van de architect vindt niet meer plaats. Ook de welstandstoets als een democratisch instrument wordt gepasseerd. De mogelijkheid om binnen het proces nog te kunnen ingrijpen verdwijnt omdat het werk in één keer in zijn geheel is aanbesteed. Waar in een “traditioneel” proces in een tijdsbestek van 1 a 2 jaren ontwerp en uitwerking ingegrepen kan worden, zit men contractueel verbonden aan hetgeen in de bidfase is vastgelegd. Met de architect die in opdracht van het consortium werkt is bovendien geen onafhankelijke, publieke discussie meer mogelijk. De architect kan na de gunning op grond van zijn minder interessante positie voor het consortium de belangen van het publieke minder sterk behartigen, simpelweg doordat hij minder te zeggen heeft. Liberalisme en de teloorgang van het openbare. In samenhang met het verdwijnen van de opdrachtgever staat het gehele overheidsbeleid van de laatste jaren ter discussie. Het liberalistische gedachtegoed dat het principieel beter gaat als de overheid zich uit de economie terugtrekt en inzet op deregulering is de bron van de DBFMO opzet. Deregulering gaat principieel uit van een situatie van onbeperkte groei, een luxe situatie. De kredietcrisis met alle gevolgen van dien heeft laten zien dat het succes van deze politiek zijn grenzen heeft bereikt. Het is geen goede basisinstelling van de overheid zich overal vooral terug te trekken. Juist het ontbreken van een doelmatige controle op de markt is de oorzaak van de kredietcrisis. In plaats van deregulering is het de hoogste tijd dat de overheid met hernieuwd enthousiasme de voordelen van een “good governance” herontdekt en hiervoor eigentijdse middelen ontwikkelt. Herstructurering van de bouwketen. De door de Rijksoverheid aangevoerde tweede reden voor het overstappen naar DBFMO – een verandering te stimuleren zodat de ontwerpende partij in dienst van de uitvoerende partij komt te werken - lijkt een naïef revolutionair voornemen à la Don Quichote. De bouw zit om een aantal duidelijk te benoemen redenen zo in elkaar zoals die in elkaar zit:

- Een gebouw is ondanks alle aanzetten tot andere interpretatie (zoals met name sinds de Moderne) nog steeds primair gebonden aan de grond waarop die staat, en dat in ieder opzicht. Het ontwerp van een gebouw wordt hierdoor automatisch een zeer individueel, een uniek voornemen. De locatie bepaalt voor een belangrijk deel het gebouw door invloedfactoren zoals klimaat, politieke gevoeligheden, bodemcondities, welstandsaspecten, de juridische basis enz.. Een stap in de richting dat gebouwen vergelijkbaar worden met een productontwerp is om die reden nooit werkelijk overtuigend maar in marginale vernieuwingen en deelaspecten blijven steken.

- Omdat een gebouw een grote investering is, bestaat zelfs bij de kleinste opdrachtgever voor een eengezinswoning – die door cataloguswoningen of seriematige rijtjeshuizen in de buurt komen van

Page 18: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

18

een productontwerp – desondanks een enorme wens naar een toegesneden product met allerlei opties. Hoe groter een gebouw is, des te unieker en des te noodzakelijker wordt een individueel toegesneden ontwerp. Een gebouw met een bouwsom van 25 Mln. Euro is per definitie uiterst uniek in alle opzichten. De aanzetten voor “mass costumization” in de laatste jaren zijn op geen enkele relevante wijze boven een beperkte experimenteel kader gekomen om het maken van gebouwen met een sterkere integratie tussen ontwerper en producent te verwachten.

De constellatie waarbij de architect de meest belangrijke adviseur is van de opdrachtgever en gezamenlijk de uitvoerende partij selecteert en gefaseerd naar het eindresultaat – het gebouw – toe werkt is door de hierboven genoemde gevaren tot op heden de meest optimale. Het voornemen van de Rijksoverheid is hierdoor gevaarlijk naïef. De DBFMO constellatie speelt vooral de financiële interesses van de grootste spelers van bouwend Nederland in de handen, zeker niet een kwaliteitsgedreven werkwijze. Het geloof in de “markt”. Het naïeve geloof in de zogenaamde “markt”, in deze vertegenwoordigd door de aannemerij, is één van de redenen om ontwikkelprocessen te verschuiven naar meer zeggenschap voor bouwbedrijven. Deze verschuiving van verantwoordelijkheid is te herkennen bij overheid en semi-overheidsinstanties als woningbouwcorporaties en bevordert de switch van de Rijksoverheid richting DBFMO. Het geloof in het innovatie- en ontwikkelingsvermogen van de bouw speelt een niet te onderschatten rol. Dit geloof berust op een misverstand, ontwikkeling en innovatie in de bouw is historisch gezien voornamelijk gestimuleerd vanuit de aansturing van de opgaven door architecten en zijn grensoverschrijdend analytisch denkvermogen. De geëngageerde architecten zijn de uitgewezen counterpart van de aannemer. Door de haat – liefde relatie zijn architecten naast een belangrijk controle instrument voor de prijs – kwaliteitsverhouding – ook de motor van innovatie in de bouw. De architect en de aannemer staan in een soms lastige, maar in wezen positieve en vruchtbare relatie tot elkaar die door de nieuwe opdrachtstructuren gedeeltelijk of bijna geheel onderuitgehaald wordt. Vanzelfsprekend professionaliseren aannemingsbedrijven, een indrukwekkend voorbeeld is de Koninklijke Bam Groep, de drijfveren zijn echter primair van financiële en niet van kwalitatieve aard. Hoe twijfelachtig een vermeend innovatievermogen vanuit de bouw is, wordt duidelijk uit de opgeheven instanties als de “innovatiepool” PSI bouw of de Regieraad Bouw. Deze, door de overheid gesubsidieerde, instellingen die - helaas - niet meer waren dan werkverschaffing voor het overtollig personeel, verdwenen meteen bij aanvang van de kredietcrisis. Wegval van innovatie: Eén van de grootste gevaren voor de bouwcultuur is het ontbreken van stimulatie voor innovatie in twee verschillende betekenissen: 1. Als kenmerk van hoogwaardige architectuur: Hoogwaardige architectuur gaat altijd samen met een individueel op een project toegesneden optimum aan geïntegreerde oplossingen en specifieke bouwdelen. Dit optimum wordt bereikt uit een maximale synthese tussen gebruik, technische duurzaamheid en schoonheid (Firmitas Utilitas Venustas). Alleen dan kan sprake zijn van bouwkunst in de werkelijke zin. Alle spraakmakende gebouwen zowel in de geschiedenis als in het heden zijn erdoor gekenmerkt. 2. Als één van de motoren van vooruitgang in de bouw in het algemeen De DBFMO methode zal altijd naar standaard leiden. Juist projecten met een grote omvang zijn noodzakelijk om de ontwikkeling van nieuwe technologie, methodes etc, kortom de innovatie in de bouwindustrie verder te brengen. Zoals het voorbeeld van Westraven toont, worden in grootschalige projecten nieuwe bouwdelen en materialen ontwikkeld, die vervolgens standaard worden en op deze wijze voor een stuk vernieuwing zorgen. In de neiging naar standaard ligt een bouwculturele dimensie die als gevolg heeft dat Nederland - dat met de verkeerd opgezette Europese aanbestedingen van architectendiensten al internationaal flink achter loopt – nog een stap verder gaat in de richting van verschraling van architectonische kwaliteit. Voor Nederland speelt architectuur een ongekend grote rol. Kenmerkend is het innovatievermogen dat zich in de laatste decennia herhaaldelijk heeft bewezen en dat Nederland internationaal op de kaart heeft gezet. DBFMO projecten zullen op de stand van kennis voortborduren, maar niets nieuws toevoegen. Te verwachten is dat DBFMO – projecten in de internationale perceptie geen rol gaan spelen. Minder marktwerking: Zowel voor architecten als ook voor aannemers binnen de consortia betekent de stap naar DBFMO een duidelijke stimulatie in de richting van monopolisering. Het resultaat is niet het openbreken van markten, maar juist een vernauwing, een trechtervorming van kansen. De beperking wordt veroorzaakt door de enorm complexe organisatiestructuur en de zwaardere eisen aan zowel consortia alsmede aan architecten om überhaupt deel te nemen in vergelijking met een “traditioneel” proces. Niet

Page 19: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

19

alleen op landelijk maar vooral op Europees niveau is de DBFMO structuur een flink contraproductief mechanisme dat de gewenste marktwerking juist tegenhoud. Door de monopolisering zal op middelbare termijn het beoogde prijsvoordeel automatisch verdwijnen. Door de zeer beperkte mogelijkheid tot deelname aan DBFMO is er te weinig sprake van concurrentie. Als voorwaarde om deel te nemen bij inschrijvingen voor projecten met nieuwe contractvormen wordt een gigantische hoeveelheid ervaring vereist. Als gevolg komen enkel een zeer beperkt aantal architecten – laat staan jonge en kleine of zelfs middengrote bureaus - en aannemers voor overheidsprojecten van deze omvang in aanmerking. Op cultureel vlak gaat Nederland zich hierdoor meer afsluiten in plaats van openen voor internationale invloeden. De kans is nihil dat een consortium een niet Nederlands architect vraagt om in te schrijven voor een DBFMO. (Te) lange termijn van 25 jaar: Het voordeel dat de vaste contractlengte van 25 jaar duurzaamheid bevordert lijkt tegelijk een nadeel. Het is volstrekt onduidelijk of de ruimtebehoefte van de gebruiker van een DBFMO project binnen de vastgelegde tijd van 25 jaar niet dermate ingrijpend verandert dat het hele project twijfelachtig wordt. Ter vergelijking is het in de “gewone” kantorenmarkt eerder een uitzondering dat een bedrijf zich bindt aan een huurcontract van 10 jaar. Gebruikelijk zijn termijnen van maximaal 5 jaar, soms zelf 3 jaar, om in het geval van structurele organisatorische veranderingen van het contract af te kunnen. De vastlegging voor 25 jaar brengt een maat van starheid met zich mee die op den duur extra kosten tot gevolg kan hebben. Kosten waarvoor de belastingbetaler voor opdraaid. De beoogde kostenbesparing van 10% op den duur is te betwijfelen. Vooral bij de Maintenance en Operate – gedeeltes van het contract doordat niemand op dag één kan overzien wat binnen de komende 25 jaar wijzigt. Doordat de kans aanwezig is dat een bestek in een “traditioneel” proces “gaten” heeft, is door de grotere complexiteit de kans groter dat een outputspecificatie van een DBFMO contract gaten heeft. OP ZOEK NA EEN GEAVANCEERD “TRADITIONEEL” MODEL: WESTRAVEN Cepezed Architecten hebben met het in 2007 opgeleverde project Westraven in opdracht van de Rijksoverheid een bewijs geleverd hoe binnen een “traditionele” opzet een project van een dergelijke grootte en complexiteit voorbeeldig binnen planning en kosten gebouwd kan worden. De architecten hadden samen met het hele planteam een enorm grote en beslissende rol. Niet alleen in vroege fases, maar tot aan de oplevering. Zij hadden een onafhankelijk positie ten opzichte van de uitvoerende partijen, als vrije architect. Cepezed is met zijn manier van werken een voorbeeld van een architectenbureau dat de bouw in zijn geheel overziet en beheerst. Bij voorkeur neemt de Cepezed met een geïntegreerd team van andere adviseurs als general planner de volle verantwoording in de meest omvattende zin van het woord neemt. Interview met Ronald Schleurholts, CEPEZED architecten Rolverdeling. Westraven werd opgeleverd in 2007. Opdrachtgever is de Rijksgebouwendienst, gebruiker Rijkswaterstaat. Als aannemer komt na een in delen gesplitste aanbesteding een consortium voort uit BAM, Ballast Nedam, Homij en Imtech. CEPEZED werkte in een “traditionele” contractverhouding, zij hadden de prijsvraag voor de architectenopdracht voor ontwerp en uitwerking van het project gewonnen. Een clausule in het contract over een mogelijke betrekking van een aannemer na het Definitief Ontwerp werd mede door hun afraden niet door de Rijksgebouwendienst benut. Werkomvang. CEPEZED had een volledige architectenopdracht met de gehele uitwerking inclusief bestek - en werktekeningen. Het schriftelijke bestek en de kostenbeheersing waren tevens onderdeel van hun opdracht. CEPEZED had esthetische directievoering die later is uitgebreid met de technische directievoering vanwege de complexiteit van het werk. Alle andere adviseurs werkten naast CEPEZED in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Duurzaamheid / exploitatie. Het is CEPEZED ondanks dat de opdracht binnen een “traditionele” structuur is opgezet duurzaamheid maatregelen toe te passen met een Terug Verdien Tijd van 15 jaar. De overheid heeft de aanvankelijk hogere kosten, die zich op een langere termijn terugbetalen, toegepast. Dit was onderdeel van het Programma Van Eisen. Levensduurbestendig en exploitatiebewust ontwerpen: Bij aanvang van het ontwerpproces zijn door de ontwerpers en opdrachtgever de uitvoerbaarheid, gebruiksflexibiliteit en het minimaliseren van het materiaalgebruik centraal gesteld. Dit is vervolgens voortdurend bewaakt. Ontwerp uitgangspunt vormde faseerbaarheid en een hoge mate van demontabelheid van gebouw en bouwdelen. Het bouwproces is schoon en efficiënt door de vrijwel volledige prefabricage en droge montage van het gebouw. Voor deze uitvoeringswijze zijn de randvoorwaarden geschapen tijdens het ontwerpproces en verwerkt in de aanbestedingsdocumenten. Afgezien van een efficiënte en schone bouwplaats levert het goede

Page 20: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

20

arbeidsomstandigheden op en flexibiliteit na de bouw. Het vervangen en uitbreiden is eenvoudig te realiseren door de demontabele bouwmethodiek. In materiaalgebruik is gezocht naar duurzame en slijtvaste materialen De nieuwe gevel is duurzaam en eenvoudig reinigbaar waarna de gevel er als nieuw uitziet. Het onderhoud van gevels en daken is geïntegreerd in het ontwerp. Alle installaties zijn bereikbaar en uitbreidbaar. Er zijn geen dragende binnenwanden; alle binnenwanden zijn modulair en demontabel. Het hele gebouw is vrijer indeelbaar dan de markt wenst: op elke 1200mm kan er een binnenwand geplaatst worden met een minimale kantoorbreedte van 2.4m (de markt verlangt 1800mm, met een minimale kamergrootte van 3600mm). De fijnmazige structuur maakt een grotere indelingsflexibiliteit en aanpasbaarheid mogelijk. In het ontwerp zijn diverse maatregelen genomen waarbij investeringskosten en exploitatie kosten afgewogen zijn en waar energiezuinige maatregelen genomen zijn. Dit is mede mogelijk geweest door de grote betrokkenheid van de opdrachtgever en gebruiker en de minimale huurovereenkomst van 15 jaar. Integraal ontwerp. Binnen de samenwerking is tussen alle ontwerpende disciplines synergie ontstaan met een integratie tot op het uiterste. Westraven is in twee opzichten 'Integraal Ontworpen'. Ten eerste is een hoge mate van synergie tussen de ontwerpdisciplines ontstaan, ten tweede is de totale levensduur van het gebouw. Van bouwfase tot gebruiksfase zijn bouwmethodiek, flexibiliteit, duurzaamheid en energieverbruik alsmede de uitbreidbaarheid en sloop beschouwd en leidend in het ontwerp. Multidisciplinair ontwerp: Tussen de ontwerpende disciplines bestond een hoge mate van synergie. De verschillende disciplines hebben vanaf de schetsfase met elkaar aan tafel gezeten. Hierdoor is niet enkel een geïntegreerd proces ontstaan, de verschillende gebouwaspecten in het zijn daarnaast vergaand met elkaar verweven. Voorbeelden van deze integratie zijn: -De installatietechnieken in de laagbouw zijn nagenoeg weggewerkt in de vloersegmenten; een oplossing die veel engineering vergt, waarvoor een speciale 1:1 testopstelling gemaakt is. -Er is een testopstelling is gemaakt voor de niet eerder toegepaste textiele tweede huid façade. -Voor de lucht- en leidingvoerende staalconstructie van de buitengevel is in nauwe samenwerking met de constructeur een buitengewoon rank constructieprofiel ontworpen -Om grip te krijgen op het vele installatiedoorvoeren zijn voor de diverse verbindingen een familie van knopen is uitgedacht en uitgetekend. -Ten behoeve van de licht- en warmtewering in de serres is een minimalistisch doeksysteem analoog aan technieken gebruikt in de kassenbouw ontworpen. -Akoestische voorzieningen zijn opgenomen in te openen geveldelen. -De serres worden grotendeels verwarmd met lucht uit de kantoren en een indeling in verschillende klimaatzones koppelt de klimatisering van de ruimten aan hun daadwerkelijke gebruik. Binnen een dergelijk integraal ontwerp bestaat weinig tolerantie in de maatvoering of ruimte voor ad hoc oplossingen tijdens de realisatie. Het project is dan ook tot op de meest verfijnde detaillering uitgewerkt. Met Cepezed als regisseur zijn binnen het project meer dan 1000 tekeningen vervaardigd. De aannemer is voorzien van zeer complete en nauwgezette set uitvoeringstekeningen. De zeer zorgvuldige voorbereiding heeft geleid tot een prachtig resultaat en maakte de kwaliteitsbewaking eenvoudig mogelijk. In het gebouw zijn architecturale, constructieve, installatietechnische en bouwfysische oplossingen nauwelijks van elkaar te onderscheiden. De integratie van de disciplines en bouwdelen zijn door de ontwerpende partijen vergaand doorgevoerd en verwerkt in een integraal bestek. Voor aanbesteding zijn het bestek en de bouwkundige tekeningen gemaakt waarin uitvoeringsaspecten volledig zijn meegenomen. Door de architect en de constructeur zijn gezamenlijk alle constructieve knopen en verbindingen uitgetekend en gecoördineerd. In samenwerking met de installatieadviseur zijn er installatietechnische coördinatie tekeningen gemaakt welke gebaseerd zijn op de testopstellingen en onderzoeken in de ontwerpfase. Het algemene probleem van te slordige uitwerkingen van installaties is met grote inspanning vermeden. CEPEZED heeft bereikt dat de installaties qua uitwerkingsniveau gelijk is getrokken aan het niveau van de bouwkundige uitwerkingen. De uitwerking was op een voorbeeldig niveau waardoor er zeer weinig fouten zijn ontstaan in de uitvoering. Aanbesteding. De aanbesteding is door de Rijksgebouwendienst als innovatief experiment in eerste instantie per perceel aanbesteed omdat men bang was dat de klus in één geheel te groot was. Voorwaarde was dat de winnende aannemers in tweede instantie een consortium moesten vormen. Het gevormde consortium kreeg de gelegenheid de offertes bij te werken en gaten tussen de onderdelen/percelen te dichten. Achteraf is bij toeval gebleken dat in de aanbestedingsfase onderlinge afspraken hebben plaats gevonden, met het risico op prijsafspraken. Later zijn discussies rond deze aanbestedingssystematiek

Page 21: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

21

opgelaaid, de aannemers verwijten de Rijksgebouwendienst van “cherry picking”. Diverse juridische discussies rond dit probleem hebben de deur geopend voor de DBFMO experimenten. Directievoering. De Rijksgebouwendienst heeft de Brink Groep voor de directievoering ingeschakeld. CEPEZED deed alleen de esthetische directievoering. Later kregen zij ook opdracht voor de technische directievoering door complexiteit van het werk. Innovatie. De integrale ontwerpmethodiek tezamen met de ambitie en opstelling van opdrachtgever alsmede ontwerpers hebben het mogelijk gemaakt om een groot aantal innovatieve technieken toe te passen. Zowel qua coördinatie, techniek als materiaalgebruik. Door de volledige zeggenschap van CEPEZED over alle documenten (van tekening tot begroting en bestek) tot en met de uitvoeringsfase is een aanzienlijk aantal specifieke onderdelen ontwikkeld zoals dat in een DBFMO – traject niet mogelijk was geweest. Voorbeelden zijn: integraal klimaatconcept met serres, verlijmde stalen hoofddraagconstructie (onderzoek ontwerpteam, TU Einhoven, TNO), doorontwikkelen van een kantoorscheidingswanden systeem tot een binnengevel systeem met parallel te openen geveldelen, technieken uit de tuinbouw in een gelaagde glasgevel, voor het eerst is dynamische verlichting op grote schaal toegepast, zon- en windwerend teflon gecoat glasvezeldoek als tweede huid façade. Ook gekende technieken zijn op ongekend grote schaal toegepast en doorontwikkeld: betonkern activering, droge montage, geïntegreerde vloeropbouw. Bruto is een hoogte bespaard van 23% per bouwlaag, hierdoor was een vrije hoogte van 2,75m mogelijk.21 VERGELIJKING “TRADITIONEEL” PROCES MET DBFMO De volgende tabel probeert de in de interviews genoemde aspecten te vergelijken en een waardering toe te kennen met soms een verklarend commentaar. ONDERWERP DBFMO TRADITIONEEL OPMERKING Bewaking kwalitatief van minder goed goed DBFMO: welstandstoets is moeilijk omdat de publieke belangen het werk al aanbesteed is Bewaking financieel van goed minder goed DBFMO: of het financieel werkelijk de publieke belangen gunstiger is moet zich nog bewijzen op lange termijn

TRAD: dezelfde energie die in DBFMO is gestopt kan ook in de “traditionele” werkwijze geïnvesteerd worden om deze te verbeteren

Contractcondities arch. goed goed DBFMO: contracten laten zich zo opstellen

dat condities vergelijkbaar met traditionele contracten mogelijk zijn

Werkcondities architect goed goed voor de gunning Werkcondities architect minder goed goed DBFMO: de opdracht is “binnengehaald”, de na de gunning architect wordt in een sterkere mate als

lastig ervaren Basis voor energieverbruik goed minder goed TRAD: opdrachtgever moet bewust kiezen voor aanvullende maatregelen die bij aanvang extra kosten veroorzaken Kwaliteitsbewaking goed goed DBFMO: voor technische aspecten Innovatie minder goed goed DBFMO: afgeleide van bestaande

standaards Mogelijkheid integraal goed heel goed TRAD: uitwerking tot werktekeningen beter ontwerp mogelijk omdat architect meer zeggenschap

21 Interview Ronald Schleurholts, CEPEZED Architecten, 15 januari 2010

Page 22: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

22

heeft Aanbesteding werk eenvoudig ingewikkelder DBFMO: lastige omschrijvingen van

producten conform EU regels vallen weg, specifieke omschrijvingen en merkbenoemingen zijn mogelijk door niet – Europese aanbesteding

SAMENVATTING De meest belangrijke vraag die blijft; waarom het binnen de structuren van de overheid niet mogelijk kan zijn kwalitatieve argumenten die gebruikt worden voor de introductie van “geïntegreerde” contracten in “traditionele” processen te integreren. De “geïntegreerde” contracten worden in hun diepere culturele impact door de overheid schijnbaar ongereflecteerd toegejuicht. De enorme moeite die gedaan wordt, om de pragmatische kinderziektes van geïntegreerde contracten te verhelpen kan net zo goed in de verbetering van het “traditionele” model gestopt worden. Waarom? Omdat het traditionele model de onafhankelijkheid van de architect en het onafhankelijke tot stand komen van architectuur behoudt. Deze basis is vele male belangrijker dan de gewenste marktwerking. Het lijkt erop dat – bewust of onbewust – kostengedreven argumenten in combinatie met de wil vanuit de overheid zich terug te willen trekken als drijfveer sterker wegen, dan de positie van de onafhankelijke architect cq een geïntegreerd planteam te versterken. Dus: Is de kern van de introductie van DBFMO niet voornamelijk kostengedreven? En: Ligt de switch naar DBFMO ondanks de beloftes een goede opdrachtgever te willen zijn niet in de trend van de zich terugtrekkende overheid. Een overheid die minder wil sturen en liever meer “aan de markt” overlaat? En tot slot: Is DBFMO niet voor een deel een lobbygedreven model van de grote aannemers?

Page 23: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

23

DEEL 4: CONCLUSIE EN AANBEVELING – OPROEP AAN DE OVERHEID OPDRACHTGEVER: HET GEHEEL NIET UIT HET OOG VERLIEZEN De veranderingen in de bouwketen en de veranderende rol van architecten zijn duidelijk een gevolg van grotere maatschappelijke verschuivingen, zoals toename aan complexiteit, specialisering en financiële druk. Binnen professionele opdrachtgevers – zowel uit de woningbouwsector als binnen overheden – wordt op dit moment de oplossing voor de groeiende druk gezocht in de zogenaamde “marktwerking”. Dit uit zich in Design en Build opdrachten, tot op Voorlopig Ontwerp beperkte architectenopdrachten van woningbouwcorporaties en in DBFMO contracten van de overheden. Feitelijk wordt van de noodzaak van een structurele switch uitgegaan waarbij de consequenties in zijn geheel niet duidelijk zijn. Deze switch wordt niet gebaseerd op een omvattende analyse van het geheel, maar op inzichten van deelaspecten. OPDRACHTGEVER: VERBETER DE “TRADITIONELE” WERKWIJZE Wordt met de stap naar “alternatieve” contractvormen zoals DBFMO niet het kind met het badwater weggegooid? Is de vermeend noodzakelijke “revolutionaire” stap niet een overdreven conclusie om uit de huidige problemen te komen? Wordt niet een eeuwen bewezen werkmethodiek door een iets te beperkte analyse van de problemen van vandaag te snel met het stigmatiserende label “traditioneel”, als ouderwets afgedaan en een discussie hierover meteen gekapt? Wordt niet onder opdrachtgevers op dit moment een iets te hippe “vernieuwing” uitgeroepen, die vooral afleid van een zekere culturele achteruitgang die hiermee samengaat? Een volstrekt onderbelichte discussie is de mogelijke structurele verbetering van de “traditionele” werkwijze. OPDRACHTGEVER: GEEF DE ONAFHANKELIJKE ARCHITECTEN MEER PLICHTEN Wat spreekt er tegen de “traditionele” werkmethode te verbeteren? Veel professionele opdrachtgevers blijken te vaak teleurgesteld door architecten. Eén van de sleutels tot verbetering van de “traditionele” werkwijze ligt daarom in de versterking van de plichten van architecten. De overheid zou de onafhankelijke architecten kunnen verplichten een belangrijkere rol in de bouwketen te spelen. Een versterking van technische kennis, bewustzijn over kosten, onderhoud, financiering enz. bij de architecten is van cruciaal belang. De overheid zou de succesvolle samenwerking met bijvoorbeeld CEPEZED tot uitgangspunt kunnen nemen en kunnen analyseren waardoor aspecten die in “traditionele” projecten mis kunnen gaan in bijvoorbeeld dit project wel goed zijn gegaan. De werkmethodiek kan worden aangepast waarbij van architecten een volwassen integrale houding wordt geëist. Bij deze wijziging hoort ook de stimulering van de ontwikkeling van ontwerptechnieken zoals bijvoorbeeld BIM, waardoor meerwerk door ontwerpfouten nagenoeg kan worden uitgesloten. Ook zouden bepaalde duurzaamheidlabels zoals BREEAM verder geïmplementeerd kunnen worden. De overheid en de andere professionele opdrachtgevers moeten hogere eisen stellen aan procesbeheersing, planning beheersing, kostenzekerheid, technische vaardigheden, samenwerkingsvormen, standaards en rechtszekerheid van architecten. Opdrachtgevers moeten van architecten eisen dat ze zich niet alleen als “conceptuele ontwerpers” manifesteren, maar als een breed in de bouw gepositioneerde partij. De architecten hebben – nog steeds – het potentieel deze rol te vervullen of deze weer toe te eigenen. De architecten moeten hun individualistische hoek verlaten, zich professionaliseren, ophouden alleen te klagen, maar hun vaardigheden aanbieden. Architectuur is een vak in de meest ruime zin van het woord, de architecten zijn genoodzaakt dat zó, en niet anders, te zien. OPDRACHTGEVER: VERSTERK DE ROL VAN DE ONAFHANKELIJKE ARCHITECT Ondanks de geconstateerde erosieverschijnselen van architecten hebben zij alsnog een sleutelpositie in de bouw. Zij vervullen een maatschappelijke rol van een beduidende dimensie. De architect is inmiddels de enige “bewaker” van het publieke belang sinds opdrachtgevers zich gaan veranderen in veelkoppige structuren waar de essentie, namelijk een waardige leefomgeving te creëren is vertroebeld. De architect vervult de maatschappelijke rol op een “Don Quichote achtige” manier, zonder reden die voor een

Page 24: DE NIEUWE ARCHITECT - Ontwerpwedstrijden · Moet hij in Nederland aanvankelijk nog concurreren met de ingenieur die behalve bruggen en spoorwegen ook utiliteitsgebouwen ontwerpt,

24

buitenstaander te begrijpen is. De opdrachtgever is al lang niet meer de “bewuste bouwheer” die in staat is de consequenties van zijn beslissingen volledig te overzien, waarvoor de architect zoals in het verleden alleen maar een “technisch verstandig verlengstuk” van de opdrachtgever is. Door de terugtrekkende opdrachtgever zou de rol van de architect versterkt moeten worden. Het is uitermate cruciaal dat juist in de positie van de architect geïnvesteerd wordt, dat contractvormen op dit aspect worden toegesneden. Het “gevecht” tussen architect en aannemer dat in zijn zuiverste vorm in de “traditionele” methode wordt gevoerd is een strijd voor de beste kwaliteit voor een zo scherp mogelijke prijs. Het is een “gevecht” voor cultuur, daarmee is het uitermate productief en wenselijk voor de maatschappij. Alle pogingen om de architect in dienst van de aannemer te laten treden door nieuwe contractuele verhoudingen zijn gekenmerkt door een cultureel misverstand. Als dit aspect niet voldoende gewaardeerd wordt, brengt dit zeker een culturele teloorgang op gang. Cultureel betekent het uithollen van de positie van de architect het beëindigen van het eerder geschetste eeuwenlange emancipatieproces binnen de burgerlijke maatschappij, het einde van het zo moeizaam bereikte culturele bewustzijn in de bouw. OPDRACHTGEVER: “GENERAL PLANNING” IPV DBFMO Een alternatief ontwerpproces die een direct afgeleide is van de “traditionele” werkstructuur die in andere landen de laatste jaren sterk is ontwikkeld, is “general planning”. Een heel ontwerpteam werkt hierbij integraal samen onder de verantwoording van de architect. De overheid/opdrachtgever wordt structureel van een deel van haar coördinerende taken ontlast. In dit geval is de opdrachtgever gevrijwaard van alle contractuele en honorariumtechnische vraagstukken rond de adviseurs omdat de architect het team in de aanbestedingsfase rechtstreeks inhuurt. Daarnaast is een onafhankelijke adequate controle gewaarborgd door de scheiding tussen ontwerp en uitvoering. Mogelijk is het een idee alle Rijksoverheidsprojecten in de “General Planning” structuur te ontwikkelen wat een aanzienlijke hoeveelheid kosten bespaart op interne structuren, in plaats van alle projecten boven de 25 Mln. in een DBFMO structuur te ontwikkelen. OPDRACHTGEVER: VERSTERK DE PLICHTEN VAN DE OPDRACHTGEVER Het vertroebelen van processen door de onwil van politici om beslissingen te nemen zou door een strakkere werkstructuur voorkomen kunnen worden. Hierdoor zouden ook de financiële gevolgen van mogelijke procesvertroebeling onder de aandacht kunnen komen en als integraal onderdeel worden opgenomen in de contractuele verplichtingen van de opdrachtgever. Door de DBFMO opzet kan geleerd worden met welke middelen een “traditioneel” proces beter onder controle te krijgen is. Het is bijvoorbeeld mogelijk duurzaamheid en exploitatie in een “traditioneel” programma van eisen in op te nemen. Uiteindelijk definieert alleen de vraag van de opdrachtgever wat hij krijgt. Hiertoe kunnen van tevoren gestructureerde analyses gemaakt worden waarop budgetteringen afgestemd worden.