DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer...

124
DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie Clocheret Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master of Laws in de rechten Academiejaar : 2017-2018

Transcript of DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer...

Page 1: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

DE INVESTERINGSAFTREK

Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie Clocheret Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master of Laws in de rechten Academiejaar : 2017-2018

Page 2: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

2

DANKWOORD

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn vijf jaar aan de Universiteit Gent. Een tijd waar ik

steeds met een glimlach aan zal terugdenken. Een bewogen tijd die niet in enkele zinnen valt samen

te vatten. Voor mij begint volgend jaar een nieuw, buitenlands avontuur.

Vooreerst wil ik prof. dr. Inge Van De Woesteyne bedanken voor het wekken van de interesse in het

fiscaal recht en het aanreiken van dit onderwerp. Uiteraard gaat mijn dank ook uit naar mevrouw

Angie Clocheret die steeds gerichte en hulpzame feedback heeft gegeven gedurende het schijfproces

van deze masterproef.

Tot slot wens ik mijn vrienden te bedanken voor vijf onvergetelijke jaren en mijn ouders voor hun

onvoorwaardelijke steun.

Drongen, 10 mei 2018

Elewaut Bart

Page 3: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

3

INHOUDSOPGAVE

1. Algemene inleiding .................................................................................................... 5

2. Situering investeringsaftrek ....................................................................................... 6 2.1 Wat is een investering? ................................................................................................... 6 2.2 Het fiscale beleid als tool om investeringen te stimuleren ................................................ 6 2.3 Historische evolutie van de investeringsaftrek : een toelichting bij de belangrijkste

ontwikkelingen ......................................................................................................................... 7

3. Toepassingsgebied rationae personae ...................................................................... 12 3.1 Algemene inleiding ........................................................................................................ 12 3.2 Kleine vennootschappen ............................................................................................... 12

3.2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 12 3.2.2 Criteria voor de beoordeling grootte van vennootschap : vennootschapsrechtelijk ....... 13 3.2.3 Criteria vóór 1 januari 2016 .............................................................................................. 13 3.2.4 Criteria sinds 1 januari 2016 ............................................................................................. 14 3.2.5 Fiscale benadering voor beoordeling grootte vennootschap ........................................... 22

4. Welke investeringen? ............................................................................................... 22 4.1 Algemeen ...................................................................................................................... 22 4.2 Materiële of immateriële vaste activa ............................................................................ 23 4.3 In nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht............................................................. 28 4.4 Tijdens het (boek)jaar verworven .................................................................................. 30 4.5 Uitsluitend in België gebruikt ter uitoefening van de beroepswerkzaamheid ................... 30 4.6 Uitsluitingen .................................................................................................................. 31

4.6.1 Vaste activa die niet uitsluitend voor beroepsdoeleinden gebruikt worden ................... 31 4.6.2 Vaste activa met overdracht gebruiksrecht door leasing, erfpacht, opstal e.d.m. .......... 33 4.6.3 Vaste activa met overdracht gebruiksrecht anders dan door leasing e.d.m. ................... 34 4.6.4 Niet-afschrijfbare vaste activa en vaste activa waarvan de afschrijving over minder dan 3

belastbare tijdperken is gespreid .................................................................................................. 41 4.6.5 Personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en lichte vrachtauto's ................................ 41 4.6.6 Bijkomende kosten bij de aankoopprijs en onrechtstreekse productiekosten ................ 42

5. Grondslag van de investeringsaftrek ......................................................................... 43

6. Soorten investeringsaftrek ....................................................................................... 43 6.1 De eenmalige investeringsaftrek .................................................................................... 45

6.1.1 Gewone eenmalige investeringsaftrek ............................................................................. 45 6.1.2 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek ......................................................................... 49 6.1.3 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek investeringen in oplaadstations voor

elektrische voertuigen (2010-2012) .............................................................................................. 61 6.1.4 Verhoogde, eenmalige investeringsaftrek investeringen in beveiliging ........................... 63 6.1.5 Bijzondere eenmalige investeringsaftrek herbruikbare verpakkingen............................. 68 6.1.6 Bijzondere eenmalige investeringsaftrek zeescheepsvaart ............................................. 70

6.2 Gespreide investeringsaftrek ......................................................................................... 71 6.2.1 Gewone gespreide investeringsaftrek .............................................................................. 71 6.2.2 Verhoogde gespreide investeringsaftrek milieuvriendelijke investeringen in onderzoek

en ontwikkeling ............................................................................................................................. 73

Page 4: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

4

6.2.3 Verhoogde gespreide investeringsaftrek hoogtechnologische producten ...................... 74

7. Overdracht of buitengebruikstelling van de vaste activa ........................................... 75 7.1 Fiscale meer- of minderwaarde ...................................................................................... 75 7.2 Aanvullende aftrek bij keuze gespreide investeringsaftrek ............................................. 75 7.3 Terugname investeringsaftrek verhoogde eenmalige investeringsaftrek O&O ................. 76

8. Overdracht van de investeringsaftrek ....................................................................... 77 8.1 Algemeen ...................................................................................................................... 77 8.2 Controlewijziging binnen de vennootschap .................................................................... 77

8.2.1 Algemeen .......................................................................................................................... 77 8.2.2 Controle over een onderneming ...................................................................................... 78 8.2.3 Rechtmatige financiële of economische behoeften ......................................................... 79

9. De hervorming van de vennootschapsbelasting ........................................................ 83 9.1 De hervorming : een inleiding ........................................................................................ 83 9.2 De investeringsaftrek binnen de hervorming vennootschapsbelasting ............................ 84 9.3 Gevolgen voor de fiscale besparing ingevolge de hervorming ......................................... 87 9.4 Investeringsaftrek voor natuurlijke personen : halen zij het grootste voordeel uit de

hervorming ? .......................................................................................................................... 88 9.5 Effect van de hervorming van de notionele interestaftrek op de investeringsaftrek ......... 89

10. Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling .................................................. 92 10.1 Algemeen.................................................................................................................... 92 10.2 Situering belastingkrediet ............................................................................................ 93 10.3 Welke investeringen ? ................................................................................................. 94 10.4 Soorten belastingkrediet ............................................................................................. 95

10.4.1 Eenmalig belastingkrediet .............................................................................................. 95 10.4.2 Gespreid belastingkrediet .............................................................................................. 96

10.5 Overdracht van belastingkrediet .................................................................................. 96 10.6 Verhouding tussen de investeringsaftrek en belastingkrediet O&O ............................... 98

10.6.1 Algemene vergelijking .................................................................................................... 98 10.6.2 Overschakelen van de investeringsaftrek naar het belastingkrediet ........................... 100

11. Besluit ........................................................................... Error! Bookmark not defined.

Page 5: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

5

1. Algemene inleiding

1. Een onderneming zal steeds de voor- en nadelen afwegen alvorens over te gaan tot een

investering. Wanneer de wetgever het nodig acht om (bepaalde) investeringen aan te moedigen kan

zij daar op verschillende manieren toe aansporen.1 De investeringsaftrek vormt een dergelijke

stimulans om het voor ondernemingen aantrekkelijker te maken investeringen daadwerkelijk door te

voeren. Ze bestaat eruit het de belastingplichtige in bepaalde gevallen mogelijk te maken de

belastbare basis te verminderen met een percentage van de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van

de aangeschafte of tot stand gebrachte investeringen.2

2. De investeringsaftrek wordt echter niet voor eender welke investering toegekend. De investering

moet voldoen aan bepaalde, bij wet gestelde, voorwaarden. Zo moet het in beginsel steeds gaan om

een tijdens het belastbaar tijdperk gedane investering in afschrijfbare materiële of immateriële vaste

activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en die in België voor het uitoefenen

van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.3 De belastingplichtige kan ervoor kiezen de

investeringsaftrek in eenmaal of gespreid over de afschrijvingsperiode van de vaste activa toe te

passen.

3. De investeringsaftrek is doorheen de jaren reeds vele malen gewijzigd. Recent is ingevolge de wet

van 25 december 2017 betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting opnieuw duidelijk

geworden dat de investeringsaftrek voor de wetgever een handige tool is om investeringen te

stimuleren op momenten waarop zij dat nodig acht.

4. In deze masterscriptie wordt uiteraard de investeringsaftrek inhoudelijk besproken en zal tevens

de invloed van de recente wijziging van de vennootschapsbelasting op de investeringsaftrek worden

behandeld. Ook wordt het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in deze masterscriptie

besproken daar deze in sommige gevallen een alternatief vormt voor de investeringsaftrek.

1 Zo kan de wetgever voorzien in verscheidene fiscale voordelen zoals aftrekbare uitgaven, belastingverminderingen of belastingkredieten. 2 S. VAN CROMBRUGGE, Beginselen van de vennootschapsbelasting, Kalmthout, Biblo, 1992, 112. 3 Art. 68 WIB.

Page 6: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

6

2. Situering investeringsaftrek

2.1 Wat is een investering?

5. Een onderneming wordt op verschillende momenten in de tijd geconfronteerd met de nood om te

investeren. In de ruime zin van het woord kan onder investeren worden begrepen het vastleggen van

vermogen van een onderneming in actiefbestanddelen waarmee men in de toekomst een opbrengst

wenst te genereren die hoger ligt dan de uitgave voor de investering zelf.4 Dit zal zich voornamelijk

uiten in investeringen in duurzame productiemiddelen zoals machines waarmee men andere

goederen of diensten kan produceren.5 Ook investeringen in andere vaste activa zijn uiteraard

mogelijk, zoals investeringen in terreinen, kantoorgebouwen en kantoormeubels. Investeren is dus

mogelijk in materiële vaste activa, maar ook in immateriële en financiële vaste activa. In het kader

van de investeringsaftrek komen investeringen in financiële vaste activa echter niet in aanmerking.

6. Een onderneming zal uiteraard moeten investeren bij haar oprichting. In vele gevallen zal de

onderneming bij deze oprichtingsinvesteringen geconfronteerd worden met een beperkte

financieringsmogelijkheid.6 Andere momenten waarop een onderneming zal moeten investeren zijn

o.a. wanneer men wenst uit te breiden of een vervanging van een vast activum dient door te

voeren.7 Deze investeringen kunnen gefinancierd worden met eigen of extern vermogen.

2.2 Het fiscale beleid als tool om investeringen te stimuleren

7. Onder een belasting wordt begrepen een heffing die eenzijdig door de Staat, de gewesten, de

gemeenschappen, de provincies of gemeenten wordt opgelegd op de middelen van de personen die

op het grondgebied wonen of er belangen hebben teneinde deze middelen te verschaffen om in

uitgaven van algemeen belang te voorzien.8 Uit deze definitie kan worden afgeleid dat de belasting

voornamelijk een financiële functie heeft, nl. het dekken van de overheidsuitgaven. Toch is het niet

langer correct te stellen dat de belasting een louter financiële functie heeft. Doorheen de jaren is

omwille van ontwikkelingen op zowel sociaal, economisch en politiek vlak het takenpakket van de

4 H. DE MUYNCK, Inleiding tot de bedrijfskunde, Tielt, Lannoo, 2005, 171. 5 I. DE CNUYDT, Bedrijfseconomie, een inleiding, Gent, Academia Press, 2008, 125. 6 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C. VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE, G. VAN LIL, Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2015, 73. 7 H. DE MUYNCK, Inleiding tot de bedrijfskunde, Tielt, Lannoo, 2005, 171. 8 A. TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht 2015-2016, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 3 ; J. COUTURIER, B. PEETERS, N. PLETS, Belgisch belastingrecht (in hoofdlijnen), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2013, 1 ; L. MAES, H. DE CNIJF, Belastingrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2012, 3 ; M. MAUS, A. SPRUYT, Basisbegrippen fiscaal recht, Brugge, die Keure, 2010, 33.

Page 7: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

7

overheid behoorlijk uitgebreid. De belasting is onder meer een middel geworden om de economische

en sociale politiek van een overheid te bewerkstelligen en heeft bijgevolg naast een financiële ook

een economische en sociale functie.9 Zo kan de overheid bepaalde zaken zwaarder belasten omwille

van economische of sociale redenen. Het omgekeerde is uiteraard ook mogelijk. De overheid kan

ervoor kiezen zaken, omwille van economische of sociale redenen, minder (zwaar) te belasten. De

investeringsaftrek kan worden gezien als een fiscale maatregel die kadert binnen het economische

takenpakket van de overheid, nl. het aanmoedigen tot investeren via een fiscale stimulans.10

8. Vaak worden maatregelen die investeringen aanmoedigen, genomen in periodes van

laagconjunctuur.11 Deze periodes worden veelal gekenmerkt door (een hoge graad van)

werkloosheid, productieoverschotten met grote voorraden tot gevolg, deflatie, een daling van de

consumptie en toename van de wil om te sparen. Verder zullen ondernemingen niet investeren

wegens overcapaciteit en een lage bezettingsgraad.12 Om ondernemingen alsnog aan te zetten om te

investeren in periodes van laagconjunctuur is de fiscale politiek een belangrijke tool.13 De

investeringsaftrek is een fiscale maatregel die ontstaan is in economisch moeilijke tijden. Doorheen

de tijd is de investeringsaftrek soms sterk afgebouwd of zelfs op nul gebracht. Op momenten waar de

overheid het opportuun achtte, werd de investeringsaftrek terug versterkt. Zo is ingevolge de

hervorming van de vennootschapsbelasting de investeringsaftrek recentelijk terug versterkt.

2.3 Historische evolutie van de investeringsaftrek : een toelichting bij de

belangrijkste ontwikkelingen

9. Met de wet van 2 februari 1982 werd aan de Koning heel wat macht toegekend om maatregelen te

nemen met het oog op economisch en financieel herstel, de vermindering van de openbare lasten,

de gezondmaking van de openbare financiën, het scheppen van werkgelegenheid, het aanwakkeren

van de arbeidszin van de bevolking en tot slot de bevordering van de investeringen in de

ondernemingen. Na de oliecrisis zat de Belgische economie begin jaren ’80 nog steeds in het slop.

9 J. COUTURIER, B. PEETERS, N. PLETS, Belgisch belastingrecht (in hoofdlijnen), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2013, 2 ; J. VAN HOUTTE, Beginselen van het Belgisch belastingrecht, Gent, E. Story-Scientia, 1979, 20. 10 Het spreekt voor zich dat de investeringsaftrek niet kan gezien worden binnen de financiële functie van het belastingstelsel, daar ze er net voor zorgt dat de belastbare basis wordt verminderd. 11 J. COUTURIER, B. PEETERS, N. PLETS, Belgisch belastingrecht (in hoofdlijnen), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2013, 11. 12 N. HOUTHOOFD, R. BRACKE, Algemene economie, Gent, Academia Press, 2006, 164. 13 Merk op dat hiermee geenszins bedoeld wordt dat de overheid enkel maatregelen zou nemen die het investeringsklimaat bevorderen louter in periodes van laagconjunctuur. Ook in periodes van hoogconjunctuur is het perfect mogelijk dat de overheid overgaat tot het nemen van maatregelen die investeren aantrekkelijker maken.

Page 8: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

8

Een herstelbeleid drong zich op.14 Tussen 1980 en 1990 kende België maar liefst 9 verschillende

regeringen, 8 regeringen daarvan onder leiding van Wilfried Martens. In de wet van 2 februari 1982

werd uitdrukkelijk aangehaald dat maatregelen nodig zijn om de investeringen terug aan te

zwengelen en in het bijzonder voor energiebesparende investeringen en investeringen die onderzoek

en ontwikkeling van nieuwe producten en technologieën ontwikkelen.15 De investeringsaftrek werd

in economisch uitdagende tijden in het leven geroepen door een genummerd Koninklijk Besluit.16

Centraal stond de bedoeling ondernemingen toe te laten een deel van de aanschaffings- of

beleggingswaarde van bepaalde investeringen af te trekken van de belastbare grondslag en op die

manier investeringen aan te moedigen waar de economie wel zou bij varen.

10. Een eerste wijziging van de regeling volgde al snel. Met de wet van 7 december 1988 poogde men

de belastingdruk op het arbeidsinkomen te verlagen.17 In de memorie van toelichting werd

beargumenteerd dat de overdreven belasting een negatieve invloed heeft op de ondernemingszin

van de bevolking en bijgevolg “groeiremmend” zou werken daar deze indirect belastingontduiking en

–ontwijking in de hand werkte.18 Een eerste reeks maatregelen strekte er dus toe om de belasting op

de arbeidsinkomen te verlagen. Een tweede reeks diende als compensatiemaatregelen die de eerste

reeks aan maatregelen financieel mogelijk moesten maken.19 Een verlaging van de investeringsaftrek

was één van de genomen budgettaire compensatiemaatregelen. De wetswijzigingen aan de

investeringsaftrek werden beargumenteerd als zijnde nodig omwille van het feit dat de percentages

van de investeringsaftrek waren ingevoerd in 1982 rekening houdend met de toenmalige inflatie. De

inflatie ten tijde van de wetswijzigingen verantwoordde het behoud van die percentages niet

langer.20 Er werd een basispercentage dat gold voor investeringen in “overige vaste activa” ingevoerd

dat voortaan als volgt werd berekend : het basispercentage is gelijk aan het afgeronde percentage

van de inflatie, vastgesteld voor het jaar dat aan de investering voorafgaat, verhoogd met drie

14 Jerry van Waterschoot, “Wilfried Martens zette de Belgische economie weer op de kaart”, https://www.tijd.be/dossier/mobiliteit/Wilfried_Martens_zette_de_Belgische_economie_weer_op_de_kaart/9417925.html (geraadpleegd op 1 april 2018). 15 Art. 2, 6° Wet van 2 februari 1982 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, BS 4 februari 1982. 16 Art. 6 KB nr. 48 van 22 juni 1982 tot wijziging van het W.I.B. inzake investeringsaftrek, meerwaarden en afschrijvingen, BS 26 juni 1982. 17 Wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijksgestelde taksen, BS 16 december 1982. 18 R. DEBLAUWE, D. LEJEUNE, S. VAN CROMBRUGGE, J. VAN DYCK, De belastinghervorming. Wet van 7 december 1988, Kalmthout, Biblo, 1989, I-5. 19 V. SALIËN, De belastinghervorming in de praktijk. Wet van 7 december 1988, B.S. 16 december 1988, Brussel, Ced-Samson, 1989, 23-24. 20 Verslag namens de Commissie voor Financiën bij het wetsontwerp houdende de hervorming van de inkomstenbelasting en wijzgiging van de met zegel gelijkgestelde taksen, Parl.St. Kamer 1998-1989, nr. 597/7, 128.

Page 9: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

9

percentpunten zonder dat het verkregen percentage minder mag zijn 5% noch meer dan 12%.21 Het

voorheen geldende vaste percentage van 13% voor investeringen in “overige vaste activa” als

gewone, eenmalige investeringsaftrek werd dus gewijzigd. Ook het specifieke percentage van 5%

voor investeringen in kantoormaterieel en meubelen werd geschrapt en ondergebracht onder de

investeringen in “overige vaste activa”.22 Met betrekking tot de verhoogde eenmalige

investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling en energiebesparende investeringen werd ervoor

gekozen om niet langer met een vast percentage van 20% te werken, maar wel het basispercentage,

zoals hiervoor besproken berekend, met 10 procentpunten te verhogen voor deze investeringen.

Daarnaast werd aan de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling een bijkomende

voorwaarde ingevoerd, nl. dat het moest gaan om een investering die geen nadelige effecten had op

het milieu of ten minste beoogde de negatieve effecten op het leefmilieu te beperken.23 Indien men

niet voldeed aan deze nieuwe vereiste kon enkel gebruik gemaakt worden van de gewone, en niet de

verhoogde, investeringsaftrek. De gespreide investeringsaftrek voor investeringen in

kantoormaterieel en meubelen van 5% werd geschrapt en het vast percentage van 20% voor

investeringen in overige vaste activa werd ook vervangen door een percentage dat voortaan door

een verhoging van 7 procentpunten van het basistarief werd bepaald.24 Belangrijk is dat ingevolge de

wet van 7 december 1988 beoefenaars van vrije beroepen evenzeer recht kregen op de

investeringsaftrek. Voorheen was het voor de beoefenaars van vrije beroepen enkel uitzonderlijk

mogelijk om te genieten van de investeringsaftrek, daar het voor hen enkel mogelijk was om van de

investeringsaftrek te genieten voor de investeringen in het jaar waarin ze voor de eerste maal één of

meer hoofdarbeiders aanwierven.25

11. Met de wet van 28 juli 1992 werd de investeringsaftrek opnieuw onder de loep genomen.26 Voor

de natuurlijke personen wijzigde er niets.27 De grootste wijziging kwam er in het kader van de

vennootschapsbelasting. De gewone, eenmalige investeringsaftrek werd voor vennootschappen

21 R. DEBLAUWE, D. LEJEUNE, S. VAN CROMBRUGGE, J. VAN DYCK, De belastinghervorming. Wet van 7 december 1988, Kalmthout, Biblo, 1989, II-55. 22 Dit omdat men het onderscheid achterhaald vond en het soms aanleiding gaf tot discussie. Zo werd bijvoorbeeld geoordeeld door het hof van beroep te Brussel dat de aankoop van het gebruiksrecht van software niet als aankoop van kantoormaterieel kan worden beschouwd. (Brussel 13 maart 1992, Bull. 740, 1484 en www.monkey.be). 23 V. SALIËN, De belastinghervorming in de praktijk. Wet van 7 december 1988, B.S. 16 december 1988, Brussel, Ced-Samson, 1989, 132. 24 Wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijksgestelde taksen, BS 16 december 1982. 25 N. PLETS, L. MAES, Handboek personenbelasting 2011, Mechelen, Kluwer, 2011, 985. 26 Wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 31 juli 1992. 27 Enkel in de berekening van het basispercentage van de gewone investeringsaftrek werd “(…) en verhoogd met 3 percentpunten zonder dat het verkregen percentage minder mag zijn 5% noch meer dan 12%” vervangen door “(…) en verhoogd met 1,5 percentpunten zonder dat het verkregen percentage minder mag zijn 3,5% noch meer dan 10,5%”.

Page 10: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

10

anders dan de binnenlandse vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft

toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht

vertegenwoordigen en die geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum

immers tot nul herleid. Toen was het nieuw dat deze KMO-vennootschappen de gewone eenmalige

investeringsaftrek enkel konden toepassen op de eerste schijf van 200 miljoen frank28 aan

investeringen per belastbaar tijdperk. Vennootschappen die aldus niet aan deze criteria voldeden,

kwamen enkel nog in aanmerking voor de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling en de

energiebesparende investeringen. Deze opnulzetting van de gewone, eenmalige investeringsaftrek

voor de vennootschappen werd in de memorie van toelichting verantwoord “daar voor de

vennootschappen het fiscale voordeel van de investeringsaftrek geen doorslaggevend element is bij

het nemen van investeringsbeslissingen”.29 Men wees er ook uitdrukkelijk op dat de gewone

eenmalige investeringsaftrek voor vennootschapen niet afgeschaft werd zodanig dat, indien de

economische omstandigheden dat zouden vragen, de aftrek opnieuw zou kunnen worden ingevoerd

bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. De gespreide investeringsaftrek en de verhoogde

investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling en de energiebesparende investeringen bleven

ongewijzigd.

12. In het kader van een reeks compensatiemaatregelen naar aanleiding van de invoering van de

notionele interestaftrek30 werd vanaf aanslagjaar 2007 de gewone eenmalige investeringsaftrek

binnen de vennootschapsbelasting voor alle vennootschappen op nul gezet.31

13. Daar men merkte dat kleine vennootschappen op een minder effectieve wijze de notionele

interestaftrek konden benutten, werd besloten om voor investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht in 2014 en 2015 voor kleine vennootschappen in de zin van het oude art. 15 W. Venn. de

gewone eenmalige investeringsaftrek opnieuw, weliswaar tijdelijk, in te voeren.32 Daarbij werd een

nieuwe voorwaarde gesteld die stelde dat de verkregen of tot stand gebrachte vaste activa

rechtstreeks verband moesten houden met de bestaande of geplande economische werkzaamheid

die werkelijk door de vennootschap uitgeoefend werd.

14. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 geldt, zowel binnen de

personen- als vennootschapsbelasting, een vast basispercentage van 8%. Voorheen kon dit

28 Dit bedrag werd jaarlijk geïndexeerd. 29 MvT Wet 28 juli 1992, Parl.St. Kamer 1991-92, nr. 444/1. 30 MvT, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1778/001, 8. 31 Art. 3 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni 2005 ; H. DE MUYNCK, K. DE MUYNCK, Fiscaal recht in België, Gent, Academia Press, 2016, 169. 32 Art. 51 Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013 ; C. BUYSSE, “KMO-vennootschappen : kiezen tussen investeringsaftrek of notionele interest”, Fiscoloog 2013, afl. 1364, 3 ; C. CHEVALIER, Vademecum Vennootschapsbelasting : een resultaatgerichte benadering, Gent, Larcier, 2008, 1228.

Page 11: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

11

basispercentage jaarlijks variëren in functie van de evolutie van het indexcijfer van de

consumptieprijzen. Dit variabel basispercentage wordt vanaf 1 januari 2016 enkel nog gebruikt in het

kader van de verhoogde investeringsaftrek. Wel geldt de gewone eenmalige investeringsaftrek nog

steeds enkel voor de kleine vennootschappen naar art. 15, § §1 tot 6 W. Venn. maar ditmaal betreft

het een permanente regeling.33 In de Memorie van Toelichting wordt niet meer gezegd dan dat de

verhoging van het basispercentage dient om de investeringen opnieuw aan te moedigen en de

economie op die manier te relanceren.

15. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019

wordt opnieuw voorzien in een verhoging naar 20% van het basistarief voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek.34 Ditmaal betreft het echter opnieuw een tijdelijke regeling. Zowel natuurlijke

personen als kleine vennootschappen kunnen van dit verhoogd percentage genieten. Grote

vennootschappen zijn nog steeds uitgesloten van de gewone, eenmalige investeringsaftrek.35

16. Naast de eerder besproken wijzigingen aan de regeling van de investeringsaftrek kan uiteraard

gewezen worden op de uitbreiding van de investeringsaftrek met betrekkign tot de investeringen in

bepaalde vaste activa die doorheen de tijd is ontstaan. Het betreft steeds een investeringsaftrek die

in afwijking van de gewone, eenmalige investeringsaftrek bestaat. Zo kan worden gewezen op de

komst van de investeringsaftrek voor octrooien36, beveiliging37, rookafzuigsystemen in rookkamers

voor de horeca38, oplaadstations voor elektrische voertuigen (voor investeringen gedaan tussen 2010

en 201239) en digitale investeringen.40 Daarnaast wijs ik op de vaste eenmalige investeringsaftrek

voor investeringen ter bevordering van herbruikbare verpakkingen41 en zeeschepen.42 Tot wordt

gewezen op de komst van de verhoogde, gespreide investeringsaftrek voor onderzoek en

ontwikkeling. Al deze categorieën, maar ook deze die reeds van bij de start van de regeling van de

33 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 34 Wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, BS 29 december 2017. 35 De hervorming van de vennootschapsbelasting en de gevolgen voor de investeringsaftrek worden besproken in deel 9. 36 Wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, BS 23 december 1995. 37 Programmawet van 8 april 2003, BS 17 april 2003. 38 Wet van 7 december 2006 betreffende de investeringsaftrek ten gunste van de horecasector, BS 22 december 2006. 39 Programmawet van 23 december 2009, BS 30 december 2009 ; Deze investeringsaftrek werd echter opnieuw opgeheven ingevolge de wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 40 Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015. 41 Wet van 4 mei 1999 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 12 juni 1999. 42 Programmawet 2 augustus 2002, BS 29 augustus 2002.

Page 12: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

12

investeringsaftrek bestonden zoals de verhoogde eenmalige investeringsaftrek voor onderzoek en

ontwikkeling, worden in deze masterscriptie uitvoerig behandeld.43

3. Toepassingsgebied rationae personae

3.1 Algemene inleiding

17. Voor de investeringsaftrek komen in principe alle nijverheids-, handels- of

landbouwondernemingen, geëxploiteerd door een natuurlijke persoon of door een vennootschap,

die winst behalen zoals bedoeld in art. 23, § 1, 1° WIB in aanmerking. Daarnaast kunnen ook

beoefenaars van vrije beroepen die baten realiseren zoals bedoeld in art. 23, § 1, 2° WIB mogelijks

genieten van de investeringsaftrek.44 Wat betreft de vennootschappen bestaat er een onderscheid

tussen wat men kwalificeert als grote vennootschappen, kleine vennootschappen en

microvennootschappen.45 Dit onderscheid is ook in het kader van de investeringsaftrek belangrijk

daar voor enkele investeringsaftrekken een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen deze kleine

en grote vennootschappen.46 Zo komen bijvoorbeeld enkel kleine vennootschappen in aanmerking

voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek.

3.2 Kleine vennootschappen

3.2.1 Inleiding

18. De groottecriteria voor vennootschappen zijn ingevolge de wet van 18 december 2015

aangepast.47 Of een vennootschap als klein wordt gekwalificeerd wordt voortaan aan vernieuwde

voorwaarden worden getoetst. De voornaamste wijzigingen die door de wet worden doorgevoerd,

43 Ook de investeringsaftrek voor hoogtechnologische producten -die de facto nooit in werking is getreden- wordt besproken. 44 Com.I.B. 68/3 ; Er wordt nogmaals aan herinnerd dat dit niet steeds het geval was. Vóór aanslagjaar 1990 was het voor beoefenaars van vrije beroepen enkel mogelijk te genieten van de investeringsaftrek voor de investeringen in het jaar waarin ze voor de eerste maal één of meer hoofdarbeiders aanwierven. 45 De groottebeoordeling gebeurt op basis van art. 15 en 15/1 W.Venn. 46 Merk op dat in het kader van de investeringsaftrek een microvennootschap op dezelfde wijze zal worden behandeld als een kleine vennootschap, daar het een subcategorie is van de kleine vennootschappen. Er wordt dus niet dieper ingegaan op deze subcategorie op zichzelf. 47 Wet van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015.

Page 13: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

13

zijn wijzigingen aan de criteria voor de jaaromzet en het balanstotaal, de komst van de zogenaamde

microvennootschappen, de berekening van het aantal werknemers op basis van een Dimona-aangifte

in plaats van het personeelsregister en het niet langer beoordelen van de groottecriteria op

geconsolideerde basis in hoofde van niet-moedervennootschappen. Daarnaast wordt een kleine

vennootschap enkel gekwalificeerd als een grote vennootschap wanneer deze twee boekjaren na

elkaar de groottecriteria overschrijdt en is het overschrijden van de grens van 100 werknemers geen

absoluut criterium meer.48

19. Het dient reeds te worden onderstreept dat de groottebeoordeling van vennootschappen vanuit

vennootschapsrechtelijk oogpunt49 niet volledig wordt overgenomen in de groottebeoordeling van

vennootschappen op fiscaal vlak.

3.2.2 Criteria voor de beoordeling grootte van vennootschap : vennootschapsrechtelijk

3.2.3 Criteria vóór 1 januari 2016

20. De nieuwe criteria zijn van toepassing op de boekjaren die hun aanvang nemen na 31 december

2015. Daar in deze masterscriptie soms wordt verwezen naar de voorwaarden zoals ze voor 1 januari

2016 gehanteerd werden, wordt een summiere definitie gegeven van de groottecriteria voor de

boekjaren vóór 1 januari 2016.

3.2.3.1 Oude definitie

21. Een vennootschap zal als “kleine vennootschap” worden gekwalificeerd indien deze

rechtspersoonlijkheid heeft en op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één

van de volgende criteria overschrijdt:

- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50

- jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 7.300.000 euro

- balanstotaal: 3.650.000 euro

tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, met andere woorden

is het niet mogelijk om als “kleine vennootschap” te worden gekwalificeerd zodra men dit cijfer

overschrijdt. Indien de vennootschap aldus enkel het jaargemiddelde van het personeelsbestand

48 CBN-advies 2016/3 van 13 april 2016. 49 De groottebeoordeling van een kleine vennootschap gebeurt a.d.h.v. art. 15, §§ 1 tot 7 W.Venn.

Page 14: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

14

overschrijdt en dit met bijvoorbeeld 101, zal de vennootschap niet als kleine vennootschap kunnen

worden gekwalificeerd ook al overschrijdt zij in principe slechts één van de voorgaande criteria.

3.2.4 Criteria sinds 1 januari 2016

3.2.4.1 Nieuwe definitie : artikel 15 W. Venn.

22. Als kleine vennootschap zal worden gekwalificeerd de vennootschappen met

rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van

de volgende criteria overschrijden:

- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50

- jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 9 000 000 euro

- balanstotaal: 4 500 000 euro

3.2.4.2 Personeelsbestand

23. Meteen dient te worden opgemerkt dat het niet langer een doorslaggevend criterium is, dat

wanneer het jaargemiddelde van het personeelsbestand van een vennootschap meer dan 100

betreft deze niet als kleine vennootschap kan worden gekwalificeerd.

24. Het gemiddelde personeelsbestand moet worden berekend als het gemiddelde van het aantal

werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten dat is geregistreerd in de DIMONA-databank per

einde van elke maand van het boekjaar. Indien (een deel van) de tewerkstelling in de vennootschap

niet moet worden geregistreerd in de DIMONA-databank dient men het gemiddelde aantal

tewerkgestelde werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten van de in het algemene

personeelsregister of een gelijkwaardig document ingeschreven werknemers per einde van elke

maand van het beschouwde boekjaar te nemen.50

25. Het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten is gelijk aan het arbeidsvolume

uitgedrukt in voltijds tewerkgestelde equivalenten, te berekenen voor de deeltijdse werknemers op

basis van het conventioneel aantal te presteren uren, gerelateerd ten opzichte van de normale

arbeidsduur van een vergelijkbare voltijdse werknemer (referentiewerknemer).51

50 S. VLAMINCK, Het boekhoudkundig en fiscaal gunstregime voor kmo-vennootschappen toegelicht, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 30. 51 Art. 15, §5, lid 1 en 2 W. Venn.

Page 15: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

15

3.2.4.3 Jaaromzet

26. Onder omzet wordt verstaan het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van

diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap, onder

aftrek van de op de verkoopprijs in de handel toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat). Dit

bedrag omvat niet de belasting over de toegevoegde waarde, noch enige andere rechtstreeks met de

omzet verbonden belasting. Onder die post moeten eveneens worden opgenomen de

tegemoetkomingen van de overheid in het kader van een tariferingspolitiek als compensatie voor

lagere ontvangsten.52 In het CBN-advies van 13 april 2016 wordt volgend voorbeeld gegeven met

betrekking tot de algemene regel zoals gesteld in art. 96, I.A K.B. W.Venn.53 :

De resultatenrekening bevat de volgende gegevens:

- omzet: 3.300.000 euro;

- andere bedrijfsopbrengsten: 200.000 euro;

- financiële opbrengsten: 700.000 euro; en

- niet-recurrente financiële opbrengsten: 550.000 euro.

Volgens de algemene regel, vervat in artikel 96, I.A. KB W.Venn., bedraagt de omzet 3.300.000 euro.

27. Artikel 15, § 5, derde lid W.Venn. stelt dat indien de opbrengsten die voortspruiten uit het

gewoon bedrijf van een vennootschap voor meer dan de helft bestaan uit opbrengsten die niet aan

de omschrijving beantwoorden van de post "omzet", moet voor de beoordeling van de grootte van

de vennootschap onder omzet worden verstaan: het totaal van de bedrijfs- en financiële

opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten.54

28. Enerzijds zal dus naast de omzet zoals we die terugvinden in rubriek 70 M.A.R.55 ook de toename

of afname van de voorraad goederen in bewerking, gereed product, onroerende goederen bestemd

voor verkoop en bestellingen in uitvoering in rekening moet worden gebracht samen met de

geactiveerde intern geproduceerde vaste activa en de andere bedrijfsopbrengsten in aanmerking

genomen worden voor de bedrijfsopbrengsten.56 Onder de andere bedrijfsopbrengsten moet worden

begrepen de van derden ontvangen en met de bedrijfsuitoefening verbonden opbrengsten die van

52 Art. 96, I. A. KB W. Venn. 53 CBN-advies 2016/3 van 13 april 2016. 54 L. MAES, H. DE CNIJF, L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek directe belastingen 2016-2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2016, 8. 55 De rubriek 70 Omzet wordt onderverdeeld in : 700 tot 707 Verkopen en dienstprestaties ; 708 Toegekende kortingen, ristorno’s en rabatten. 56 P. SALENS, C. TAGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2017 (Reeks Beroepsvereniging voor Boekhoudkundige Beroepen, nr 3), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 1279.

Page 16: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

16

oorsprong niet voortvloeien uit een verkoop of een dienstverlening aan derden binnen het kader van

de gewone bedrijfsuitvoering van de vennootschap én niet als een financiële of niet-recurrente

opbrengst kunnen worden aangemerkt. Verder bestaat ze uit de subsidies of compenserende

bedragen bij in- of uitvoer, de exploitatiesubsidies alsook de meerwaarden die werden verwezenlijkt

bij de realisatie van handelsvorderingen.57

29. Anderzijds zullen de financiële opbrengsten in aanmerking worden genomen. Deze bestaan uit de

opbrengsten uit financiële vaste activa, vlottende activa, meerwaarden op de realisatie van vlottende

activa, kapitaal- en interestsubsidies, wisselresultaten, resultaten uit de omrekening van vreemde

valuta en andere financiële opbrengsten.58 Deze “andere financiële opbrengsten” bestaan uit de

meerwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan handelsvorderingen, van

geldbeleggingen en van liquide middelen, de als opbrengst geboekte kapitaal- en interestsubsidies,

de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek

verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening; in dit laatste geval mogen ze onder

die post worden opgenomen, en alle opbrengsten van financiële aard die geen verband houden met

welbepaalde activa.59

30. De niet-recurrente bedrijfsopbrengsten zijn die opbrengsten opgenomen die een bedrijfskarakter

hebben maar geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap, zoals

de terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste

activa, de terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten die tijdens een vorig

boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat om voorzieningen die werden

gevormd voor risico's en kosten die verband houden met het gewone bedrijf van de vennootschap

en de meerwaarden die worden verwezenlijkt bij de realisatie van vaste activa. Gaat het om

materiële vaste activa, dan mogen deze meerwaarden onder de post "andere bedrijfsopbrengsten"

worden opgenomen wanneer de realisatie kadert in de gewone bedrijfsuitoefening van de

vennootschap. Dit zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het

normale karakter ervan en de andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten.60

3.2.4.3.1 Boekjaar korter of langer dan twaalf maanden

31. Heeft het boekjaar uitzonderlijk een duur van minder of meer dan twaalf maanden, waarbij deze

duur niet langer kan zijn dan vierentwintig maanden min één kalenderdag, dan wordt het bedrag van

57 Artikel 96, I.D. KB W.Venn. 58 M.A.R. rubriek 75. 59 Artikel 96, IV.C. KB.W.Venn. 60 Art. 96, I. E. KB W. Venn.

Page 17: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

17

de omzet vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller het aantal

maanden van het betrokken boekjaar, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt

geteld.61

3.2.4.4 Balanstotaal

32. Onder het balanstotaal wordt begrepen de totale boekwaarde van de activa zoals ze blijkt uit het

balansschema dat vastgesteld is in het KB/W. Venn.62

3.2.4.5 Afwijking : de moedervennootschap

33. Een "moedervennootschap" is een vennootschap die een controlebevoegdheid uitoefent over

een andere vennootschap.63 Het betreft de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende

invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van bestuurders of zaakvoerders of op

de oriëntatie van het beleid. In enkele gevallen wordt de controle in rechte onweerlegbaar

vermoed64 :

- Wanneer zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan

het totaal van de aandelen van de betrokken vennootschap;

- Wanneer een vennoot het recht heeft de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders

te benoemen of te ontslaan;

- Wanneer een vennoot krachtens de statuten van de betrokken vennootschap of krachtens

met die vennootschap gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid beschikt;

- Wanneer op grond van een overeenkomst met andere vennoten van de betrokken

vennootschap, een vennoot beschikt over de meerderheid van de stemrechten verbonden

aan het totaal van de aandelen van die vennootschap;

- In geval van gezamenlijke controle.

61 Art. 15, §4 W. Venn ; S. VLAMINCK, Het boekhoudkundig en fiscaal gunstregime voor kmo-vennootschappen toegelicht, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 36. 62 P. SALENS, C. TANGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2017, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 1280. 63 Art. 6 W. Venn. ; De vennootschap ten opzichte waarvan de controlebevoegdheid bestaat is bijgevolg de dochtervennootschap. 64 Art. 5, § 2 W.Venn.

Page 18: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

18

34. Onder controle in feite wordt begrepen een controle die niet volgt uit een van bovenstaande

factoren.65 Wel wordt een vennoot vermoed controle in feite te hebben66 wanneer hij op de

voorlaatste en laatste algemene vergadering van deze vennootschap stemrechten heeft uitgeoefend

die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten verbonden aan de op deze algemene

vergaderingen vertegenwoordigde aandelen.67 Het feit dat er geen controle in rechte bestaat, neemt

niet weg dat er steeds kan worden besloten dat er een controle in feite is. Dit zal zoals de

bewoording doet vermoeden steeds worden beoordeeld aan de hand van de concrete feiten.68

35. Ingeval van een moedervennootschap dient men de beoordeling van de criteria inzake omzet en

balanstotaal zoals eerder beschreven te berekenen op geconsolideerde basis.69 Wel kan de

moedervennootschap ervoor opteren een andere, vereenvoudigde methode te gebruiken.

36. Wat betreft de beoordeling van de groottecriteria worden vennootschappen die zijn opgericht

met als enig doel de verslaggeving van bepaalde informatie te ontwijken en vennootschappen die

een consortium vormen gelijkgesteld met een “moedervennootschap”.70 Onder een consortium dient

te worden begrepen wanneer een vennootschap enerzijds, en één of meer andere vennootschappen

naar Belgisch of naar buitenlands recht anderzijds, die geen dochtervennootschappen zijn van elkaar,

noch dochtervennootschappen zijn van één en dezelfde vennootschap, onder centrale leiding

staan.71 Vennootschappen worden onweerlegbaar vermoed onder centrale leiding te staan wanneer

de centrale leiding van deze vennootschappen voortvloeit uit tussen deze vennootschappen gesloten

overeenkomsten of uit statutaire bepalingen of wanneer hun bestuursorganen voor het merendeel

bestaan uit dezelfde personen.72

37. Deze beoordeling geldt dus enkel voor de moedervennootschap of de daarmee gelijkgestelde

vennootschappen en niet voor de andere daarmee verbonden vennootschappen indien deze zelf

geen moedervennootschappen zijn.73

65 Art. 5, § 3, lid 1 W.Venn. 66 Behoudens bewijs van het tegendeel. 67 Art. 5, § 3, lid 1 W.Venn. 68 S. VAN CROMBRUGGE en C. BUYSSE , “Verbod verliesverrekening : wanneer is er sprake van ‘controlewijziging’ ?”, Fiscoloog 2017, afl. 1511, 8. 69 C. DE BACKERE, "Omzetting Boekhoudrichtlijn : wetsontwerp ingediend in Kamer", Fisc.Act. 2015, nr. 39, 6-8. 70 Art. 15, §7 lid 1 en 2 W. Venn. 71 Art. 10, § 1 W.Venn. 72 Art. 10, § 2 W.Venn. 73 Art. 15, §7 lid 1 W. Venn.

Page 19: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

19

3.2.4.5.1 Berekeningsmethoden

3.2.4.5.1.1 Geconsolideerde berekening

38. De groottecriteria worden beoordeeld op basis van de cijfers van de volledige groep waartoe

deze moedervennootschap behoort. In principe vindt de berekening van de geconsolideerde omzet

en het geconsolideerd balanstotaal plaats volgens de consolidatiebepalingen van het KB W.Venn.

hetgeen onder meer betekent dat de weglatingen en verrekeningen vermeld in de artikelen 137 en

144 KB W.Venn. worden toegepast.74

39. De beoordeling op basis van de cijfers van de volledige groep geldt niet alleen voor de

uiteindelijke moedervennootschap maar ook voor alle andere vennootschappen die behoren tot de

groep en die zelf ook een moedervennootschap zijn.

40. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door

elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.75

3.2.4.5.1.2 Vereenvoudigde methode

41. Een vennootschap binnen een groep van beperkte omvang als in art. 16 W. Venn. is niet verplicht

een geconsolideerde jaarrekening op te maken (en te publiceren).76 Bijgevolg zou de vennootschap

een geconsolideerde jaarrekening moeten berekenen louter voor de beoordeling van de

groottecriteria. Om te vermijden dat dergelijke vennootschap een extra administratieve last zou

worden opgelegd heeft de wetgever voorzien in een tweede methode. De vereenvoudigde methode

is het optellen van de totalen van de omzet en de balanstotalen van al de verbonden

vennootschappen. Indien men voor deze berekeningsmethode kiest zullen de grensbedragen van het

balanstotaal en de netto-omzet met twintig percent worden vermeerderd.77 De verhoogde

grensbedragen van artikel 15, § 1 W.Venn. zijn dan als volgt:

- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50

- jaaromzet, exclusief btw: 10.800.000 euro

- balanstotaal: 5.400.000 euro

74 CBN-advies 2016/3. 75 Art. 15, §6, lid 1 W. Venn. 76 Artikel 112 W.Venn. 77 Artikel 15, § 6, lid 2 W.Venn

Page 20: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

20

Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk

van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.78

42. De beoordeling op basis van de cijfers van de volledige groep geldt niet alleen voor de

uiteindelijke moedervennootschap maar ook voor alle andere vennootschappen die behoren tot de

groep en die zelf ook een moedervennootschap zijn. Voor de beoordeling van de groottecriteria

volgens de vereenvoudigde methode dient men zich dus te baseren op de geaggregeerde cijfers van

de moedervennootschap die aan het hoofd van de groep staat.

43. In het CBN-advies van 13 april 2016 wordt volgend voorbeeld aangehaald79 :

De vennootschap B, die zelf geen moedervennootschap is, is een dochtervennootschap van

vennootschap A. De omzet van vennootschap B omvat een bedrag van 300.000 euro gefactureerd

aan vennootschap A. In de balanstotalen van de vennootschappen A en B is in totaal een bedrag

begrepen van 400.000 euro dat door de verrekeningen en weglatingen bedoeld in de artikelen 137 en

144 KB W.Venn. niet wordt opgenomen in de geconsolideerde balans van vennootschap A.

Vennootschap A Omzet 1.000.000 Balanstotaal 3.000.000 Aantal werknemers: 10

Vennootschap B Omzet 8.500.000 Balanstotaal 2.000.000 Aantal werknemers: 24

Beoordeling van de groottecriteria op geconsolideerde basis

Omzet 1.000.000 + 8.500.000 - 300.000 = 9.200.000 > 9.000.000

Balanstotaal 3.000.000 + 2.000.000 - 400.000 = 4.600.000 > 4.500.000

Aantal werknemers: 10 + 24 = 34 < 50

Besluit: Op geconsolideerde basis wordt meer dan één van de criteria overschreden. Bijgevolg kan

vennootschap A, een moedervennootschap, niet worden aangemerkt als een kleine vennootschap.

Vennootschap B is zelf geen moedervennootschap, bijgevolg geschiedt de beoordeling van de

groottecriteria voor vennootschap B op enkelvoudige basis. Op enkelvoudige basis overschrijdt

vennootschap B geen van de criteria zodat vennootschap B wordt aangemerkt als een kleine

vennootschap.

78 Art. 15, §6, lid 1 W. Venn 79 CBN-advies 2016/3 van 13 april 2016.

Page 21: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

21

Beoordeling van de groottecriteria volgens de vereenvoudigde methode

Omzet 1.000.000 + 8.500.000 = 9.500.000 < 10.800.000

Balanstotaal 3.000.000 + 2.000.000 = 5.000.000 < 5.400.000

Aantal werknemers: 10 + 24 = 34 < 50

Besluit: Op geconsolideerde basis, berekend volgens de vereenvoudigde methode, is geen van de

criteria overschreden. Bijgevolg zijn zowel vennootschap A als vennootschap B aan te merken als

kleine vennootschappen.

3.2.4.6 Consistentiebeginsel

44. Om te vermijden dat een kleine vennootschap die een uitzonderlijk jaar gehad zou gehad hebben

direct deze kwalificatie zou verliezen voorziet de wetgever in een vereiste van consistentie. Wanneer

meer dan één van de groottecriteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft

dit slechts gevolgen wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet.80 De

gevolgen gaan in dat geval in vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk meer

dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden

overschreden.81 Voor alle boekjaren die hun aanvang voor 31 december 2015 kenden mocht niet

meer dan één van de groottecriteria worden overschreden gedurende het afgesloten boekjaar en het

voorlaatste boekjaar. Per boekjaar mocht dus maximaal één criterium overscheden worden. Dit

betekende dat indien je maximaal één criterium in boekjaar 2011 en maximaal één criterium in

boekjaar 2012 overschreed je in boekjaar 2013 erkend zou worden als kleine vennootschap. Met

andere woorden werd men enkel als kleine vennootschap erkend indien men het afgesloten boekjaar

en voorlaatste boekjaar niet meer dan één criterium overschreden had. Nu zal een kleine

vennootschap door een éénmalige overschrijding van meer dan één van de groottecriteria niet per

direct haar kwalificatie als kleine vennootschap verliezen.

45. Voor vennootschappen die met hun onderneming starten, worden voor de toepassing van de

groottecriteria, deze cijfers bij het begin van het boekjaar te goeder trouw geschat. Indien uit deze

schatting blijkt dat meer dan één van de criteria zullen overschreden worden gedurende het eerste

boekjaar, moet daar voor dat eerste boekjaar meteen rekening mee worden gehouden.82

80 L. MAES, H. DE CNIJF, L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek directe belastingen 2016-2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2016, 12. 81 Art. 15, §2 W. Venn. 82 Art. 15, §3 W. Venn.

Page 22: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

22

3.2.5 Fiscale benadering voor beoordeling grootte vennootschap

46. Op fiscaal niveau gebeurt de beoordeling van de grootte van een vennootschap op basis van art.

15, § §1 tot 6 W.Venn. Met andere woorden vindt art. 15, §7 W.Venn. geen toepassing bij de

beoordeling van de grootte van een vennootschap vanuit fiscaal oogpunt.83 Art. 15, §7 W.Venn.

bepaalt dat de beoordeling van de groottecriteria op geconsolideerde basis moet gebeuren voor

moedervennootschappen, vennootschappen die zijn opgericht met enig doel de verslaggeving van

bepaalde informatie te ontwijken en vennootschappen die een consortium vormen. Met andere

woorden moet vanuit fiscaal oogpunt ook voor dochtervennootschappen de beoordeling van de

groottecriteria gebeuren op grond van de geconsolideerde berekeningsmethode.

4. Welke investeringen?

4.1 Algemeen

47. In beginsel komen voor de investeringsaftrek in aanmerking investeringen in afschrijfbare84

materiële of immateriële vaste activa die in nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht zijn en die

in België uitsluitend85 worden gebruikt voor de beroepsactiviteit.86 Daarnaast sluit de wetgever

enkele vaste activa uitdrukkelijk uit van het toepassingsgebied.87

48. Voor bepaalde investeringen in vaste activa wordt voorzien in een verhoogde, eenmalige of

gespreide, investeringsaftrek.88 Ook voor deze vaste activa geldt dat zij aan deze basisvoorwaarden

moeten voldoen om in aanmerking te komen.

83 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek vennootschapsbelasting 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2017, 24 ; J.

VAN DYCK, “Kan vennootschap die tot ‘consortium’ behoort wel ‘microvennootschap’ zijn?”, Fiscoloog 2016,

afl. 1475, 13 ; C. DE BACKERE, “Omzetting van de Europese boekhoudrichtlijn gebeurt fiscaal (bijna) neutraal,

Fisc.Act. 2015, nr. 25, 1-5. 84 Art. 75, 4° WIB ; Het is overigens niet voldoende dat de vaste activa afschrijfbaar zijn. De afschrijving moet over minstens 3 belastbare tijdperken kunnen worden gespreid. 85 Art. 75, 1° WIB. 86 Art. 68 WIB. 87 Art. 75 WIB. 88 Art. 69, § 1, 2° en 3° WIB.

Page 23: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

23

4.2 Materiële of immateriële vaste activa

49. Voor een invulling van deze begrippen dient te worden gekeken naar de betekenis die eraan

wordt gegeven door het boekhoudrecht, in bijzonder door het KB van 30 januari 2001.89 Aangezien

het enkel materiële of immateriële vaste activa betreft, kan worden geconcludeerd dat investeringen

in financiële vaste activa niet in aanmerking komen voor de investeringsaftrek. Oprichtingskosten90

en herstructureringskosten vallen niet onder het toepassingsgebied.91

50. De materiële vaste activa bestaan uit92 :

- De terreinen en gebouwen. Het dient echter wel te gaan om terreinen, bebouwd of

onbebouwd, en gebouwen waar de onderneming eigenaar van is en die duurzaam voor de

bedrijfsactiviteiten worden gebruikt. Daarnaast gaat het ook om andere zakelijke rechten van

de onderneming die ze heeft op een onroerend goed indien men de vergoedingen heeft

vooruitbetaald. Ook bij deze laatste categorie dient het te gaan om een onroerend goed dat

bestemd werd om duurzaam deel uit te maken van de bedrijfsactiviteiten.93 Terreinen en

gebouwen die niet voldoen aan de bovenstaande voorwaarden zullen bijgevolg elders

moeten worden geboekt, met name onder de “overige materiële vaste activa”.

- De installaties, machines en uitrusting. Wederom gaat het om vaste activa waarvan de

onderneming eigenaar is en die ze aanwendt bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit.

- Het meubilair en het rollend materieel. Ook hier gaat het om vaste activa waarvan de

onderneming eigenaar is en die ze aanwendt bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteit.

- De leasing en soortgelijke rechten. In het K.B. van 30 januari 2001 wordt een verdere

toelichting bij deze post gegeven.94 Onder de post leasing en soortgelijke rechten wordt

89 Com.I.B. 68/7 ; K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek vennootschappen, BS 6 februari 2001. 90 Waaronder de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de onderneming, in het bijzonder de kosten van oprichting of kapitaalverhoging en de kosten bij uitgifte van leningen. 91 Com.I.B. 68/12. 92 Com.I.B. 68/8 ; Art. 88 KB W. Venn ; E. DE LEMBRE, P. EVERAERT, J. VERHOEYE, Handboek boekhouden.

Dubbel boekhouden – Basisbeginselen, Intersentia, Antwerpen, 2013, 45 ; E. DE LEMBRE, P. EVERAERT, J. VERHOEYE, Handboek boekhouden. Vennootschapsboekhouden (inclusief vereningen en stichtigen), Intersentia, Antwerpen, 2011, 362-363. 93 Com.I.B. 68/8 ; Art. 95 § 1, III, A. KB W. Venn. 94 K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek vennootschappen, BS 6 februari 2001.

Page 24: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

24

opgenomen “de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen

waarover de vennootschap beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke

overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten

van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever

in het gebouw heeft geïnvesteerd” en “de gebruiksrechten op roerende goederen waarover

de vennootschap beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de

contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij

optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de

verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het

goed heeft geïnvesteerd. Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten,

komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van

het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd”.95

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat vaste activa die zijn verkregen of tot stand

gebracht met het doel het recht van gebruik ervan bij leasingcontract of bij overeenkomst

van erfpacht of opstal, of enig gelijkaardig onroerend recht aan een derde over te dragen,

ingeval die vaste activa kunnen worden afgeschreven door de onderneming die het recht

heeft verkregen bij wet worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de

investeringsaftrek.96

- De overige materiële vaste activa. Hieronder worden de materiële vaste activa begrepen die

niet thuishoren in de overige besproken posten, o.a. worden onroerende goederen bedoeld

die worden aangehouden als onroerende reserve, de woongebouwen, de buiten gebruik of

buiten de gebruik gestelde materiële vaste activa, evenals de roerende en onroerende

goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, behalve

wanneer de uit de overeenkomsten voortvloeiende vorderingen geboekt worden onder

“vorderingen op meer dan 1 jaar” of “vorderingen op ten hoogste één jaar”.97

- De materiële vaste activa in aanbouw en de vooruitbetalingen op materiële vaste activa.

Onder deze post worden enerzijds de roerende of onroerende materiële vaste activa

95 Art. 95, § 1, III, D KB W. Venn. ; Com.I.B. 68/10. 96 Art. 75, 2° WIB ; Zie deel 4.6.2. 97 Artikel 95 § 1, III, E., lid 1 KB W. Venn. ; Onder deze post zullen dus vaak materiële vaste activa voorkomen die niet in aanmerking komen voor de investeringsaftrek. Zo wordt een buiten gebruik gesteld materieel vast activum niet langer gebruikt voor (uitsluitend) beroepsdoeleinden en is deze dus ingevolge art. 75, 1° WIB uitgesloten van het toepassingsgebied.

Page 25: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

25

geboekt waarvan de bouw nog niet is voltooid. Anderzijds worden de vooruitbetalingen op

de uiteindelijke aanschaffingswaarde van die onvoltooide materiële vaste activa geboekt.

De vooruitbetalingen op materiële vaste activa en de materiële vaste activa in aanbouw

geven recht op een investeringsaftrek voor het jaar of boekjaar tijdens hetwelk deze

vooruitbetaling of deze materiële vaste activa in aanbouw moeten worden geboekt als

bestanddelen van de materiële vaste activa, en dit ongeacht de keuze die aan de

belastingplichtige wordt gelaten inzake de aanvang van de afschrijvingen.98 Wat betreft de

activa in aanbouw en vooruitbetalingen op materiële vaste activa heeft de belastingplichtige

immers de keuze om de afschrijvingen te starten op het moment dat de activa geactiveerd

worden of te wachten tot de voltooiing van de investering.99

51. De immateriële vaste activa bestaan uit100 :

- De kosten van ontwikkeling. Daaronder wordt begrepen de kosten van vervaardiging en

ontwikkeling van prototypes en producten, uitvindingen en know-how die nuttig zijn voor de

verdere ontwikkeling van de vennootschapsactiviteiten.101

Kosten van onderzoek kunnen sinds de omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn van 26

juni 2013 in het Belgisch boekhoudrecht102 niet langer geactiveerd worden. Daardoor komen

voor “nieuwe” kosten vanaf 1 januari 2016 enkel kosten van ontwikkeling en geen kosten

van onderzoek boekhoudkundig voor op de balans. Om negatieve fiscale gevolgen te

vermijden heeft men in het Verslag aan de Koning bij de KB van 18 december 2015 toch

toegelaten dat kosten van onderzoek boekhoudkundig kunnen geactiveerd worden indien ze

onmiddellijk en integraal worden afgeschreven in het jaar van de activering zelf.103 Bijgevolg

98 Circulaire nr. Ci.RH.421/357.067 van 18.04.1986 ; X., “Investeringsaftrek klimt tot 8%”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 1-2. 99 L. MAES, H. DE CNIJF, L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek directe belastingen 2016-2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2016, 13. 100 Com.I.B. 68/11 ; art 95 § 1, II, lid 1 KB W. Venn. ; E. DE LEMBRE, P. EVERAERT, J. VERHOEYE, Handboek boekhouden. Vennootschapsboekhouden (inclusief vereningen en stichtigen), Intersentia, Antwerpen, 2011, 328-329. 101 Artikel 95 § 1, II, lid 1 KB W. Venn. 102 K.B. van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015. 103 A. ASSEZ et al., Europese boekhoudrichtlijn en omzetting ervan in Belgisch recht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 6 en 12.

Page 26: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

26

aanvaardt de administratie dat de kosten van onderzoek in aanmerking komen voor de

investeringsaftrek. De administratie merkt op dat art. 63 WIB het volgende bepaalt : “Met

uitzondering van de investeringen in audiovisuele middelen worden de immateriële vaste

activa afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan 3 mag

bedragen wanneer het investeringen in onderzoek en ontwikkeling betreft en niet minder dan

5 in de andere gevallen.“ dit houdt in dat “de immateriële vaste activa niet in éénmaal of

degressief mogen worden afgeschreven en alleen de afschrijving met vaste annuïteiten (of

lineaire afschrijving) is toegestaan en de afschrijvingsperiode ten minste drie jaar bedraagt

wanneer het gaat om investeringen in onderzoek en ontwikkeling.” De belastingplichtige

neemt in het jaar waarin hij de kosten van onderzoek doet, de kosten op onder de

onzichtbare reserve ‘overdreven afschrijvingen’ ten belope van het gehele bedrag en die

onzichtbare reserve wordt geleidelijk op nul gebracht in verhouding tot de afschrijvingen die

voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode fiscaal worden aangenomen.104

- Concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten. Men

maakt hierbij een opsplitsing tussen “enerzijds de octrooien, licenties, know-how, merken en

andere gelijkaardige rechten waarvan de vennootschap eigenares is en anderzijds de rechten

tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige

rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het recht van de

vennootschap om van derden dienstverleningen van know-how te verkrijgen, wanneer die

rechten door de vennootschap ten bezwarende titel werden verworven.”105

- Goodwill waarmee men doelt op de prijs die betaald wordt voor de verwerving van een

onderneming of een bedrijfsafdeling voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de

actief – passiefbestanddelen van die verworden onderneming of bedrijfstak.106

- Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. Het betreft de contractuele verbintenis van

de onderneming om immateriële vaste activa aan te schaffen waarbij ze een som

vooruitbetaalt ter waarborg van de uitvoering van het contract. Indien de onderneming

overgaat tot eigen productie of verwezenlijking van de immateriële vaste activa worden de

reeds geëngageerde kosten als vooruitbetaling aangemerkt.107

104 Circulaire. nr. Ci.701.947 van 15 juni 2016. 105 Artikel 95 § 1, II, lid 3 KB W. Venn. 106 Artikel 95 § 1, II, lid 4 KB W. Venn. 107 E. DE LEMBRE, S. PODEVIJN, P. EVERAERT, Boekhoudzakboekje 2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2017.

Page 27: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

27

Net zoals bij de voorafbetalingen voor wat betreft de materiële vaste activa geldt, kan ook

hier de belastingplichtige kiezen wanneer hij de afschrijvingen laat aanvangen. Opnieuw zal

de belastingplichtige de investeringsaftrek moeten toepassen voor het jaar waarin men de

vooruitbetalingen boekt als immateriële vaste activa, ongeacht de keuze van aanvang van

afschrijvingen.108

52. De aanschaffingswaarde van zowel de materiële als de immateriële vaste activa kan de

intercalaire interesten109 omvatten van leningen aangegaan ter financiering van deze

investeringen.110.

53. De investeringen dienen te gebeuren in materiële of immateriële vaste activa die afschrijfbaar

zijn. Daarnaast dient de afschrijving te gebeuren over minstens drie belastbare tijdperken.111 Dit

brengt met zich mee dat gronden112 en kunstwerken die geen waardevermindering ondergaan niet in

aanmerking komen voor de investeringsaftrek, daar ze niet kunnen worden afgeschreven.113

54. Met betrekking tot investeringen aangeschaft of tot stand gebracht in 2010 tot 2012 in

oplaadstations voor elektrische voertuigen mocht de belastingplichtige de afschrijving spreiden over

twee vaste annuïteiten. Alleen vaste activa rechtstreeks betrokken bij het elektrisch opladen van een

voertuig kwamen in aanmerking, zo ook individuele oplaadpalen- of punten. Indien men opteerde

voor deze versnelde afschrijving en het oplaadstation bijgevolg lineair over twee jaren werd

afgeschreven kon de belastingplichtige niet langer opteren voor de verhoogde investeringsaftrek,

daar deze over minstens drie jaar moet worden afgeschreven om aan de voorwaarden te voldoen.114

108 Circulaire nr. Ci.RH.421/357.067 van 18.04.1986. 109 Intercalaire interesten kunnen enkel betrekking hebben op een financiering met vreemd vermogen. In dat

geval mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering ervan enkel worden opgenomen voor zover deze rente betrekking heeft op de periode die de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat. De periode waarvoor de rente in de aanschaffingswaarde van de vaste activa wordt opgenomen, moet een normale periode zijn die overeenstemt met een redelijke, vooraf uitgestippelde bedrijfseconomische planning, rekening houdend met het uitzonderingskarakter van artikel 38 KB W.Venn. en met de beginselen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw (CBN-advies 2015/9 van 9 december 2015). 110 Parl.Vr. nr. 3 van 7 januari 1992 (ANTHUENIS), Bull.Bel., nr. 719, 2300 ; Parl.Vr. nr. 314 van 20 september 1989 (DE CLIPPELE), Bull.Bel. 1990, nr. 693, 1035 ; CBN-advies 126/11. 111 Art. 75, 4° WIB. 112 Een grond kan overigens ook nooit als nieuw beschouwd worden en voldoet dus ook niet aan de voorwaarde dat het om een in nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht vast activa dient te gaan. 113 Com.I.B. 68/28. 114 Circ. nr. Ci. RH. 243/603.387 van 21 maart 2011, nr. 12.

Page 28: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

28

Indien de belastingplichtige het oplaadstation echter over de werkelijke gebruiksduur afschreef,

ongeacht de wijze van afschrijving, kon hij wel genieten van de investeringsaftrek.115

4.3 In nieuwe staat verkregen of tot stand gebracht

55. Voor de investeringsaftrek komen uitsluitend investeringen in aanmerking die “nieuw” zijn. De

wetgever definieert echter niet wat onder “nieuw” dient te worden begrepen. In beginsel kan echter

worden gesteld dat vaste activa die reeds bestaan of gebruikt zijn niet in aanmerking komen.

56. De investeringsaftrek niet van toepassing op gronden, reeds bestaande gebouwen,

tweedehandsmaterieel en demonstratiematerieel.116 Met betrekking tot de gronden komen ook

ontginningsgronden niet in aanmerking.117 Indien de overdrager van een ontginningsgrond zelf de

natuurlijke rijkdommen nooit eerder heeft afgeschreven, kunnen deze natuurlijk rijkdommen echter

gekwalificeerd worden als nieuwe materiële vaste activa.118

57. Aangaande de immateriële vaste activa worden kosten van onderzoek en ontwikkeling,

concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten en

vooruitbetalingen op die immateriële vaste activa die onder bezwarende titel zijn verkregen als

nieuw aanvaard indien ze nog niet eerder in België werden gebruikt in het kader van een

beroepsactiviteit.119 Een klantenbestand dat wordt overgedragen door een derde en dus elders

geleidelijk werd opgebouwd, wordt niet als een nieuw immaterieel vast activa beschouwd.120 Het is

hierbij van geen enkel belang dat het klantenbestand ten aanzien van de belastingplichtige als nieuw

wordt ervaren, daar het klantenbestand an sich niet als nieuw kan worden beschouwd. Een octrooi

dat wordt aangeschaft maar gebruikt wordt door een andere onderneming wordt uitgesloten.121 Ook

een verzekeringsportefeuille122, handelsfonds of goodwill die in een andere onderneming geleidelijk

zijn opgebouwd, worden niet als nieuw aanvaard.123

115 De investeringsaftrek voor oplaadstations wordt besproken in deel 6.1.3. 116 Com.I.B. 68/15. 117 Vr .nr. 37 MEYNTJENS, Vr. en Antw. Senaat 1985-1986, 14 januari 1986, 58, Bull. Bel. 1986, nr. 650, 1037. 118 Gent 19 januari 2000, T.F.R. 2000, nr. 179, 349-350, noot onder F. VANBIERVLIET, “Ontginningsgronden : nieuwe materiële vaste activa waarop de investeringsaftrek kan worden toegepast?”. 119 Com.I.B. 68/16. 120 Antwerpen 9 september 1997, F.J.F. nr. 97/257 ; Brussel 19 oktober 1989, AFT 5/1990, 168. 121 Luik 24 december 1997, aangehaald in Com.I.B. 68/16.1. 122 Brussel 20 februari 1998, aangehaald in Com.I.B. 68/16.1. 123 Com.I.B. 68/16.

Page 29: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

29

58. Wat wel in aanmerking komt voor de investeringsaftrek :

- Gebouwen gekocht door een onderneming waarvan de verkoper deze heeft gebouwd met

de bedoeling ze te verkopen en deze gebouwen niet heeft gebruikt voor zijn

beroepsactiviteiten, noch heeft verhuurd of afgeschreven.124 Indien een onderneming het

gebouw eerst verhuurd heeft en het vervolgens verkoopt aan de huurder zonder het gebouw

zelf te hebben gebruikt voor beroepsactiviteiten, noch afgeschreven te hebben kan de koper

niet genieten van de investeringsaftrek. Het feit dat de koper het gebouw kan aankopen met

toepassing van de BTW en het gebouw inzake de BTW-regeling dus als nieuw wordt

beschouwd doet niet terzake. Met andere woorden is het niet zo dat inzake de regeling van

de investeringsaftrek men dezelfde invulling geeft aan het begrip “nieuw” als in de BTW-

regeling.125

- Nieuwe bijgebouwen en verbeteringswerken aan bestaande gebouwen die een toename van

de waarde van de vaste activa betekenen126 en waarvoor geen recuperatiematerialen zijn

gebruikt.127

- Werken aan aangekocht tweedehandsmaterieel of aan reeds in de onderneming aanwezige

vaste activa, indien voor die werken nieuwe onderdelen zijn gebruikt en de werken een

waardevermeerdering van de vaste activa tot gevolg hebben.128 Indien men zich beperkt tot

onderhouds- of herstellingswerken en deze geen waardevermeerdering van de vaste activa

met zich meebrengen, kan men niet genieten van de investeringsaftrek.129

124 Com.I.B. 68/15 ; X., “Een ‘nieuw’ gebouw is niet noodzakelijk “nieuw”, Fiscoloog 1997, afl. 631, 8 ; Parl.Vr.

nr. 867 van 25 april 1997 (ANTHUENIS), Vr. en Antw. Kamer 1982-83, 29 maart 1983, 1684. 125 Parl. Vr. nr 608 van 12 november 1997 (DELCROIX), Vr. en Antw. Kamer 1996-97, nr. 1-62, 3190, 12 november 1997, Bull.Bel., nr.781, 802. 126 Com.I.B. 68/9. 127 Parl.Vr. nr. 229 van 15 mei 1987 (WAUTHY), Vr. en Antw. Kamer 1986-87, Bull.Bel. 1987 nr. 667, 2579 ; voor de aanleg van een totaal nieuwe parking met gerecupereerde kasseien werd echter wel door het hof van beroep te Gent de investeringsaftrek aanvaard (Gent 7 oktober 1999, Fiscoloog 732, 11). Dit omdat het gebruik van recuperatiemateriaal niet verhindert dat men een volledig actiefbestanddeel in nieuwe staat verkrijgt. Zie P. SALENS, C. TAGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2007 (Reeks Beroepsverenigingen voor Boekhoudkundige Beroepen BBR nr.3), Antwerpen, Maklu, 2007, 588. 128 Com. IB 68/15 129 Com. IB 68/9

Page 30: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

30

- De natuurlijke rijkdommen onder terreinen indien deze nooit werden ontgonnen of

voorwerp waren van afschrijvingen van de overdrager.130 Dit neemt niet weg dat de

terreinen zelf niet als nieuw worden beschouwd.

- Bestaande goederen die de onderneming in nieuwe staat aankoopt uit het faillissement van

de fabrikant.131

4.4 Tijdens het (boek)jaar verworven

59. De investeringsaftrek is van toepassing voor het aanslagjaar verbonden aan het jaar of boekjaar

waarin de vaste activa tot stand worden gebracht of verkregen worden. . Wat de leasinggoederen

betreft mag de leasingnemer de investeringsaftrek toepassen in het jaar waarin hij de

gebruiksrechten verworven heeft.132

60. Wat betreft de vooruitbetalingen op materiële of immateriële vaste activa is het mogelijk de

investeringsaftrek te gebruiken in het (boek)jaar waarin de vooruitbetalingen als activa geboekt

worden. Voor vaste activa in aanbouw geldt hetzelfde.133 Het maakt hierbij niet uit wat de

belastingplichtige beslist met betrekking tot de aanvang van de afschrijvingen.134 Met betrekking tot

de toepassing van de gespreide investeringsaftrek geldt dit echter niet en moet de aanvang van de

investeringsaftrek gekoppeld worden aan de aanvang van de afschrijvingen.135

4.5 Uitsluitend in België gebruikt ter uitoefening van de beroepswerkzaamheid

61. De investeringen in vaste activa komen slechts in aanmerking voor de investeringsaftrek indien ze

in België uitsluitend136 worden gebruikt binnen de beroepsactiviteit van de belastingplichtige. De

administratie merkt op dat het van geen belang is of de activa in België of in het buitenland zijn

aangeschaft.137

130 Gent 19 januari 2000, T.F.R. 2000, nr. 179, 349-250, noot F. VANBIERVLIET, “Ontginningsgronden : nieuwe materiële vaste activa waarop de investeringsaftrek kan worden toegepast?”. 131 Parl.Vr. nr. 180 van 21 februari 1983 (DETERMMERIE), Vr. en Antw. Kamer 1982-1983, 29 maart 1983, 1684. 132 Com.I.B. 68/17. 133 Com.I.B. 68/17. 134 Parl.Vr. nr. 811 van 5 augustus 1991 (LISABETH), Bull.Bel. 1991, nr. 716, 1415. 135 Parl.Vr. nr. 1403 van 30 januari 1995 (DE CLIPPELE), Vr. en Antw. Kamer 1994-95, Bull.Bel. 752, 2443. 136 Art. 75, 1° WIB ; Wat onder “uitsluitend voor“ dient te worden begrepen wordt behandeld in deel 4.6.1. 137 Com.I.B. 68/18.

Page 31: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

31

62. Wat onder inherent aan de beroepsactiviteit dient te worden begrepen kan tot discussies leiden.

Zo sprak het hof van beroep te Gent zich in 2011 uit over een zaak waarin een gynaecoloog de kosten

met betrekking tot een zwembad als beroepskosten wou kwalificeren en tevens wou genieten van de

investeringsaftrek.138 Het hof van beroep oordeelde echter dat het “louter ter beschikking stellen aan

de eigen patiënten en de kinesitherapeuten van het zwembad tegen betaling, ook al wordt de

behandeling door de appellant voorgeschreven, niet tot gevolg heeft dat deze terbeschikkingstelling

inherent wordt aan de beroepsactiviteit van de appellant”. Bijgevolg kon de gynaecoloog de kosten

met betrekking tot het zwembad niet als beroepskost aftrekken, noch genieten van de

investeringsaftrek.

4.6 Uitsluitingen

63. Er zijn echter ook heel wat investeringen in vaste activa die uitgesloten worden van het

toepassingsgebied. Zo komen uitgaven om niet, niet in aanmerking voor de investeringsaftrek, zelfs

wanneer die uitgaven door de belastingplichtige als afschrijfbare materiële vaste activa worden

behandeld. Onder uitgaven om niet wordt begrepen, uitgaven die de waarde van de activa niet

verhogen en derhalve niet kunnen worden aangemerkt als sommen die zijn aangewend om de

onderneming uit te breiden of om de waarde van de activa te verhogen.139 Ook wanneer de winst of

de baten worden bepaald volgens forfaitaire grondslagen van aanslagen waarin de afschrijvingen

forfaitair zijn opgenomen, behalve voor vaste activa vermeld in art. 69, $1, lid 1, 2° WIB, waarvoor

van overheidswege geen financiële steun tot aanmoediging van energiebesparing is verleend.140

64. Een uitsluiting van de investeringsaftrek dient restrictief te worden geïnterpreteerd daar het

aldus een uitzondering op de regel is.141

65. Hierna worden de uitsluitingen zoals bepaald in art. 75 WIB behandeld.

4.6.1 Vaste activa die niet uitsluitend voor beroepsdoeleinden gebruikt worden

66. Vaste activa die niet uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden

gebruikt worden uitgesloten van de investeringsaftrek.142

138 Gent 18 oktober 2011, Fisc.Koer. 2011/532 en www.monkey.be ; Hiermee werd de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg te Gent bevestigd (Rb. Gent 8 januari 2004, www.monkey.be). 139 Com.I.B. 68/9. 140 Art. 74 WIB. 141 Rb. Brugge 8 januari 2002, T.F.R. 2004, afl. 253, nr. 2004/N 3 ; Rb. Brugge 2 juni 2003, www.monkey.be.

Page 32: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

32

67. Deze uitzondering heeft reeds tot heel wat geschillen met betrekking tot gebouwen met een

gemengd gebruik geleid. Voorheen was de administratie van mening dat met betrekking tot

onroerende goederen deze voorwaarde moest worden beoordeeld per kadastraal perceel.143 De

rechtspraak was echter van oordeel dat wanneer een gebouw deels werd gebruikt voor andere

doeleinden dan beroepsactiviteiten de investeringsaftrek kon worden toegepast ten aanzien van die

lokalen die duidelijk afgescheiden zijn van de privé-lokalen en die uitsluitend voor de

beroepsactiviteit werden gebruikt.144 Ook het hof van beroep te Gent was van mening dat door de

beoordeling per kadastraal perceel de administratie de facto een extra voorwaarde oplegde, daar

deze niet door de wet vereist werd.145 Dit neemt niet weg dat het gemengd gebruik van een lokaal

nog steeds de toepassing van de investeringsaftrek in de weg staat.146 De administratie volgde de

bestaande rechtspraak en aanvaardt nu dat de investeringsaftrek niet geweigerd mag worden voor

lokalen of andere ruimten van een gebouwd onroerend goed die uitsluitend voor het uitoefenen van

de beroepswerkzaamheid worden gebruikt én duidelijk afgescheiden zijn van het gedeelte van het

onroerend goed dat als privé wordt gebruikt.147 Wanneer men dus niet sluitend kan vaststellen dat

het privé-gedeelte en het beroepsgedeelte “werkelijk volledig gescheiden goederen” omvatten, zal

men geen gebruik kunnen maken van de investeringsaftrek.148

68. Wat betreft de vennootschappen wordt tevens verondersteld dat alle activa waarover een

vennootschap beschikt louter in het kader van haar beroepsdoeleinden worden aangewend.149

69. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen heeft geoordeeld dat wanneer een vennootschap

overgaat tot de bouw van een veranda op de grond van de zaakvoerder en zijn echtgenote én deze

tevens tegen de privé-woning wordt gebouwd, de investeringsaftrek toepassing moet kunnen vinden

142 Art. 75, 1° WIB. 143 X., “Wel voor uitsluitend beroepsmatig gebruikte lokalen“, Fiscoloog 2004, afl. 924, 5. 144 Antwerpen 14 april 1994, F.J.F. 94/208 ; Antwerpen 2 maart 1999, Fisc.Koer. 99/311 en www.monkey.be ;

Brussel 23 juni 2000, Fiscoloog 2000, nr. 771, 9 ; Gent 17 oktober 2000, Fisc.Koer. 2000/533, F.J.F. 2001/45 ; Gent 24 april 2001, F.J.F. 2001/284 en www.monkey.be ; Gent 25 oktober 2001, Fiscoloog 2002, nr. 831, 13 ; Antwerpen 24 september 2002, F.J.F. 2003/45 en www.monkey.be ; contra Antwerpen 9 november 1993, www.monkey.be ; Luik 14 december 1988, www.monkey.be ; F. DESTERBECK, “Toch investeringsaftrek op gedeeltelijk beroepsmatig gebruikt gebouw”, Fisc.Act. 2000, afl. 37, 2-4 ; F. DESTERBECK, “Investeringsaftrek ook voor gemengd gebruikt onroerend goed”, Fisc.Act. 2001, afl. 39, 7. 145 Gent 26 april 2000, Fiscoloog 2000, nr. 760, 10 ; S. VAN CROMBRUGGE, “Investeringsaftrek“, Fiscoloog 2001,

afl. 822, 10 ; Gent 20 september 2001, TFR 2002, 140 ; Gent 24 april 2001, Fiscoloog 2001, afl. 801, 11 ; S. VAN CROMBRUGGE, “Investeringsaftrek“, Fiscoloog 2002, afl. 831, 13 ; C. BUYSSE, “Twee gebouwen : één kadastraal perceel“, Fiscoloog 2000, afl. 771, 9 ; Brussel 23 juni 2000, F.J.F. 2000/222. 146 X., “Gemengd gebruikte gebouwen : nooit investeringsaftrek ?”, Fiscoloog 1995, afl. 532, 1. 147 Circ. nr. Ci. RH. 242/561.087 (AOIF 4/2004), 19 januari 2004 ; Gent 20 juni 2007, besproken in S. VAN CROMBRUGGE, “Investeringsaftek en gedeeltelijk beroepsgebruik“, Fiscoloog 2007, afl. 1091, 11. 148 Antwerpen 16 november 1999, Fiscoloog 1999, afl. 734. 149 Gent 30 januari 1997, F.J.F. 97/225 ; Parl.Vr. nr. 382 van 29 november 1989 (DE CROO), Bull.Bel. nr. 696, 2014. Parl.Vr. nr. 438 van 19 februari 1993 (DE CLIPPELE), Bull.Bel. nr.728, 1720-1721.

Page 33: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

33

wanneer het de vennootschap is die de oprichting van de veranda volledig heeft gefinancierd en deze

kosten heeft geactiveerd en afgeschreven en de veranda volledig beroepsmatig gebruikt wordt door

de vennootschap (met instemming van de grondeigenaars). De grondeigenaars hadden immers de

intentie om stilzwijgend te verzaken aan het recht van natrekking en de veranda was eigendom van

de vennootschap. Er werd dus ook geen voordeel van alle aard toegekend aan de zaakvoerder.150

70. In 2005 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dat het gedeeltelijk privé-gebruik

van een motorfiets (wat een actiefbestanddeel was van een vennootschap) geen beletsel vormde

voor de toepassing van de investeringsaftrek en het toestaan van afschrijvingen in hoofde van de

vennootschap.151 Het feit dat er een voordeel van alle aard werd toegekend152, nam haar inziens niet

weg dat motorfiets binnen de vennootschap zelf voor beroepsdoeleinden werd aangewend.

4.6.2 Vaste activa met overdracht gebruiksrecht door leasing, erfpacht, opstal e.d.m.

71. Van het toepassingsgebied worden uitgesloten de vaste activa die zijn verkregen of tot stand

gebracht met het doel het recht van gebruik ervan bij leasingcontract of bij overeenkomst van

erfpacht of opstal, of enig gelijkaardig onroerend recht aan een derde over te dragen, ingeval die

vaste activa kunnen worden afgeschreven door de onderneming die het recht heeft verkregen.153

72. Deze uitsluiting betreft enkel contracten waarbij krachtens zowel de boekhoudwetgeving als de

fiscale wetgeving het de economische eigenaar is die de vaste activa kan afschrijven.154 De uitlsuiting

van de juridische eigenaar neemt niet weg dat het het de leasingnemer, als economische eigenaar,

toegelaten is gebruik te maken van de investeringsaftrek indien deze aan alle overige bij wet gestelde

voorwaarden voldoet.155 Het is niet de bedoeling dat zowel de leasinggever, als juridische eigenaars,

en de leasingnemer, als economische eigenaar, voor dezelfde investering zouden kunnen genieten

van de investeringsaftrek.

150 Rb. Antwerpen 15 juni 2012, Fisc.Koer. 2012/618, later bevestigd in Antwerpen 17 december 2013, Fisc.Koer. 2014/341. 151 Rb. Brussel 18 februari 2005, Fisc.Koer. 2005/405. 152 Wat zal bijdragen tot het tot het bepalen van het bedrag van zijn belastbare bezoldigingen ; P. SALENS, C. TAGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2016, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 960. 153 Art. 75, 2° WIB. 154 Y. VERDINGH, Fiscaal compendium – Vennootschapsbelasting 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 507. 155 P. SALENS, C. TAGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2014, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2014, 866; Com.I.B. 68/21.

Page 34: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

34

73. De uitzondering “vormt evenmin een beletsel - mits eveneens aan de terzake gestelde

voorwaarden is voldaan - voor de toepassing van de investeringsaftrek op : gebouwen die door een

belastingplichtige worden opgericht op een terrein dat hij niet in eigendom heeft maar waarover hij

beschikt ingevolge een recht van opstal en als activa geboekte kosten voor inrichting van gehuurde

gebouwen.”156

4.6.3 Vaste activa met overdracht gebruiksrecht anders dan door leasing e.d.m.

74. Verder worden van de investeringsaftrek uitgesloten de vaste activa waarvan het recht van

gebruik ervan anders dan op de wijze als vermeld in deel 4.6.2 is overgedragen aan een andere

belastingplichtige, tenzij de overdracht gebeurt aan een natuurlijke persoon of aan een

vennootschap, die zelf aan de voorwaarden, criteria en grenzen voor de toepassing van de

investeringsaftrek tegen eenzelfde of een hoger percentage voldoet, die de vaste activa in België

gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het recht van gebruik daarvan geheel, noch

gedeeltelijk aan een derde overdraagt.157

75. Zowel deze als de vorige uitsluiting doelen erop om misbruiken te vermijden. Een eerste misbruik

dat de wetgever wenst te vermijden door deze uitsluiting zijn de situaties waarbij een Belgische

dochtervennootschap de investeringsaftrek toepast maar de gebruiksrechten overdraagt aan de

buitenlandse moedervennootschap. Een tweede te vermijden misbruik is de situatie waarin

vennootschappen die zelf niet van de investeringsaftrek kunnen genieten overgaan tot het oprichten

van zogenaamde “investeringsvennootschappen” die er louter toe dienen om de investeringsaftrek

toe te passen voor de gewenste investeringen en vervolgens de gebruiksrechten van die

investeringen per direct af te staan aan een vennootschap die geen recht heeft op de

investeringsaftrek en op die manier deze toch –indirect- van de investeringsaftrek geniet.

76. Bij de vorige uitsluiting wordt echter uitdrukkelijk in de wetsbepaling opgenomen dat er rekening

moet worden gehouden met het doel waarmee de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht.

De wetsbepaling van deze uitsluiting stelt echter niet uitdrukkelijk dat rekening moet worden

gehouden met dit doel.158 Het hof van beroep te Gent is van oordeel dat ook voor deze

uitsluitingsgrond rekening gehouden dient te worden met het doel waarmee de vaste activa zijn

156 Com.I.B. 68/21. 157 Art. 75, 3° WIB. 158 S. VAN CROMBRUGGE, " Investeringsaftrek", Fiscoloog 2011, afl. 1267, 12.

Page 35: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

35

verkregen of stand gebracht.159 Eerder was hetzelfde hof van beroep echter een andere mening

toegedaan en stelde dat de wettekst zeer strikt diende te worden geïnterpreteerd.160

77. Wanneer een vennootschap overgaat tot een investering in vaste activa, zoals een onroerend

goed, en waarvan ze dus eigenaar is en vrijwel onmiddellijk het gebruiksrecht ervan overdraagt aan

de bedrijfsleider die ze vervolgens voor privé-doeleinden gebruikt, zal men onder de uitsluiting

vallen.

78. Naar analogie met het bovenstaande zou dus de verhuur van een hotelkamer normaliter buiten

de toepassing van de investeringsaftrek vallen. Echter omwille van de “kortstondige en

arbeidsintensieve diensten die hoteliers aan hun klanten verstrekken en, naast het verschaffen van

onderdak, gepaard gaan met talrijke andere verstrekkingen zoals het opdienen van ontbijt en andere

maaltijden, het aanbieden van dranken, het onderhoud en schoonmaken van de kamer, het

verschaffen en het onderhoud van linnen en dekens, het gebruik van telefoon, radio, TV, overdekt

zwembad, sauna, zonnebank enz.”161 wordt aanvaard dat hoteliers toch onder toepassing van de

investeringsaftrek kunnen vallen.162 Wat betreft een kamer in een rusthuis wordt een gelijke

redenering toegepast. Indien het beheer van het tehuis zich echter beperkt tot het louter verhuren

van wooneenheden zonder enige verdere dienstverlening zal men niet kunnen genieten van de

investeringsaftrek. 163 Ook de verhuur van studentenkamers waarbij er naast de loutere verhuur van

de wooneenheid geen of nauwelijks sprake is van een bijkomende dienstverlening zal van de

investeringsaftrek worden uitgesloten.164

79. Met betrekking tot de verhuur van tenten stelt het Com.I.B. dat “het verhuren van tenten niet kan

worden vergeleken met de doorlopende en arbeidsintensieve dienstverlening die in hotels en

rusthuizen aan de er verblijvende personen wordt verstrekt.” De investeringsaftrek is aldus niet

toegelaten voor ondernemingen die tenten verhuren aan particulieren bij de aanschaffing van

nieuwe tenten.165 Het hof van beroep te Gent besloot dat aan een vennootschap die tenten

159 Gent 28 juni 2011, Fiscoloog 2011, afl. 1267, 12 ; Het hof van beroep te Antwerpen stond in 1996 de investeringsaftrek toe aan een vennootschap die boten verkocht en verhuurde. De investeringsaftrek werd initieel geweigerd door de administratie maar het hof was van mening dat de investeringsaftrek van toepassing was daar het verhuur van zeiljachten deel uitmaakte van het doel van de vennootschap en de zaakvoerder de huurprijs effectief betaalde (Antwerpen, 18 maart 1996, Fisc.Koer. 96/330). 160 Gent 8 januari 2008, Fiscoloog 2008, afl. 1113, 12. 161 Parl.Vr. nr. 169 (VAN HOOLAND), Vr. en Antw. Senaat 1990-91, Bull.Bel. 699, 3146. 162 Rechtspraak in dezelfde zin : Rb. Hasselt 26 mei 2004, www.monkey.be ; Antwerpen 28 februari 2006, www.monkey.be. 163 Parl.Vr. nr. 60 van 10 december 1990 (PEETERS), Vr. en Antw. Senaat 1990-91, Bull.Bel. 707, 1791. 164 Com.I.B. 68/23. 165 Com.I.B. 68/23 ; Parl.Vr. nr. 212 van 15 december 1992 (DE ROO), Vr. en Antw. Senaat 1992-93, 26 januari 1993, 1775 en Bull.Bel. nr. 727, 1304.

Page 36: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

36

verhuurde aan particulieren die deze tenten zelf niet beroepsmatig gebruikte geen investeringsaftrek

kon worden toegestaan.166 De beroepsactiviteiten van de vennootschap bestonden uit het verhuren

en opbouwen van tenten en het verlenen van bijhorende materialen voor feesten. Het Hof van

Cassatie oordeelde dat de bedoeling van de wetgever het vermijden was dat twee belastingplichtige

de investeringsaftrek zouden kunnen toepassen voor dezelfde vaste activa.167 Het Hof van Cassatie

verbrak het arrest daar ze oordeelde dat in dit geval geen mogelijkheid bestond tot misbruik daar de

particulier in casu überhaupt niet in aanmerking kwam voor de investeringsaftrek en dit dus niet in

lijn met de bedoeling van de wetgever was.168 Op een parlementaire vraag met betrekking tot dit

arrest antwoordde de minister van Financiën dat het arrest niet als vaste rechtspraak kon worden

beschouwd en argumenteerde dat “in tegenstelling tot wat het Hof aanhaalt en zoals overigens uit

de wetsgeschiedenis van artikel 75, 3° WIB 1992 kan worden afgeleid, heeft die bepaling immers niet

tot doel te verhinderen dat twee verschillende belastingplichtigen de investeringsaftrek zouden

toepassen op dezelfde vaste activa (wat wel de bedoeling is van artikel 75, 2° WIB 1992) maar strekt

zij ertoe te vermijden dat belastingplichtigen die zelf geen recht hebben op de investeringsaftrek het

voordeel daarvan toch onrechtstreeks zouden kunnen genieten door de investering te laten verrichten

door een andere belastingplichtige die wel recht heeft op investeringsaftrek en die het recht van

gebruik op deze investering vervolgens afstaat aan de eerste belastingplichtige.” 169 De zaak werd

verwezen naar het bof van beroep te Brussel die het niet eens was met de benadering van het Hof

van Cassatie. Het hof van beroep volgde dezelfde mening als de minister van Financiën en oordeelde

ook dat de investeringsaftrek niet kon worden toegepast voor vaste activa die werden verhuurd aan

particulieren.170 Daarnaast oordeelde het hof van beroep te Brussel dat de verhuur van de tenten

niet kaderde in een globale dienstverlening waarvoor een uitzondering op de uitsluiting wordt

gemaakt. Zij stelde dat bij de verhuur van tenten alle overige diensten “worden uitgevoerd in functie

van de verhuring van de tent en op zich niet een afzonderlijke dienst uitmaken (…) zodoende verschilt

de verhuring van tenten fundamenteel van dienstverlening die in hotels en rusthuizen wordt verstrekt,

nu in die gevallen de verhuring van een kamer slechts een onderdeel is van een geheel van

arbeidsintensieve diensten”. Het hof van beroep te Antwerpen had wel reeds geoordeeld dat een

verhuurder van de tenten wel recht had op investeringsaftrek aangezien de verhuring van de tenten

kaderde in een globale dienstverlening daar uit de loonkosten bleek dat de verhuurkosten slechts

166 Gent 8 juni 2000, FJF 2001/257. 167 J. VAN DYCK, "Verhuur en investeringsaftrek : slaat Cassatie de bal mis ?", Fiscoloog 2002, afl. 835, 6. 168 Cass. 22 november 2001, FJF 2002/74 en www.monkey.be ; rechtspraak in dezelfde zin : Rb. Antwerpen, 15 december 2004, Fisc.Koer. 2005/304. 169 Parl.Vr. nr. 535 van 12 november 2004 (DOUIFI), Vr. en Antw. Kamer 2004-05, 20 december 2004, 9107. 170 Brussel 21 september 2006, www.monkey.be ; J. VAN DYCK, "Verhuur van tenten: dan toch geen

investeringsaftrek ?", Fiscoloog 2006, afl. 1045, 3.

Page 37: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

37

ondergeschikt waren aan de globale dienstverlening in zijn totaliteit.171 Het Hof van Cassatie was

echter een andere mening toegedaan en verbrak het arrest.172 Het Hof besluit dat zelfs wanneer de

hoofdactiviteit van de onderneming die de investeringsaftrek wil genieten bestaat uit het ter

beschikking stellen van vaste activa aan derde-particulieren en deze terbeschikkingstelling gepaard

gaat met het verstrekken van bijkomende diensten de investeringsaftrek geweigerd dient te

worden.173 In 2011 verbreekt het Hof van Cassatie wederom, op grond van dezelfde redenen, een

arrest van het hof van beroep te Antwerpen. Ditmaal stond er geen tentenverhuur ter discussie maar

wel de terbeschikkingstelling van auto’s. Opnieuw concludeerde het hof van beroep dat de

autoverhuurder zich niet louter beperkte tot de verhuur van de auto’s, maar daarnaast voorzag in

een globale dienstverlening die niet van gering belang was en daarom de investeringsaftrek kon

worden toegepast.174 Het Hof van Cassatie stelde echter opnieuw dat het van geen belang is dat de

overdrager van het gebruiksrecht bijkomende diensten verstrekt.175

80. Wanneer de belastingplichtige standen maakt voor een klant die deze gebruikt op een beurs kan

deze genieten van de investeringsaftrek in zover het materiaal van de standen eigendom blijft van de

belastingplichtige en wederom zal worden gebruikt voor andere opdrachten of doeleinden én in

geen geval aan de klant een recht toekomt op de stand. Het betreft dan geen huur, maar een dienst

daar de belastingplichtige naast de aankoop van de materialen ook de stand maakt en monteert op

de beurs.176

81. Vaste activa die normaliter aan beroepsmensen worden verhuurd en slechts eerder toevallig of

uitzonderlijk worden verhuurd aan particulieren die de activa niet aanwenden voor het uitoefenen

van hun beroepswerkzaamheid zullen van de investeringsaftrek worden uitgesloten.177 Ook de

aankoop van videofilms met de bedoeling deze te verhuren aan particulieren en strandstoelen

waarvan het gebruik wordt afgestaan aan particulieren vallen onder de uitsluiting. 178

171 Antwerpen 4 mei 2004, www.monkey.be ; C. BUYSSE, "Verhuur van tenten", Fiscoloog 2004, afl. 945, 10. 172 Cass. 20 mei 2010, Fisc.Act. 2011, afl. 17, 3-6 ; C. BUYSSE, "Toch geen investeringsaftrek bij verhuur met ‘globale dienstverlening’?", Fiscoloog 2010, afl. 1229, 9. 173 Later nogmaals bevestigd in Cass. 11 maart 2011, FJF 2011/226 en www.monkey.be. 174 Antwerpen 4 december 2007 175 Cassatie 11 maart 2011 ; C. BUYSSE, "Autoverhuurder ondergaan zelfde lot als tentenverhuurder", Fiscoloog

2011, afl. 1248, 12. 176 Brussel 11 oktober 2001, F.J.F. 2002/104. 177 Parl.Vr. nr. 110 van 29 januari 1991 (CAPOEN), Vr. en Antw. Senaat 1990-91, Bull.Bel. 708, 2101. 178 Parl.Vr. nr. 483 van 5 februari 2001 (COVELIERS), Vr. en Antw. Kamer 2000-01, 6691 ; Parl.Vr. nr. 268 van 12 mei 1989 (ANNEMANS), Vr. en Antw. Kamer 1989-89, Bull.Bel. 691, 467 ; Parl.Vr. nr. 309 van 27 februari 1996 (DAEMS), Bull.Bel. 1996, afl. 764, 1994.

Page 38: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

38

82. Het verhuren van paardenstallen wordt echter ook uitgesloten van het toepassingsgebied van de

investeringsaftrek. Nochtans kan worden geargumenteerd dat in het geval van verhuur van

paardenstallen mogelijks sprake is van meer dan louter het verhuren van een paardenstal op zich en

er ook bijkomende dienstverlening aanwezig is. In elk geval is het verhuur van een paardenstal

uitgesloten.179

83. In 2004 sprak de rechtbank van eerste aanleg te Brugge zich uit over de toepassing van de

investeringsaftrek door een onderneming die containers verhuurde en in de verwerking van het afval

voorzag.180 Voor de investeringen in de containers, wat materieel vaste activa zijn, wenste men

gebruik te maken van de investeringsaftrek. De rechtbank merkte op dat ongeacht dat de term

“verhuur” in de contracten werd opgenomen, in relatie met klanten deze niet effectief het

gebruiksrecht over deze containers verkregen, daar de klanten deze containers enkel konden

gebruiken om hun afval in kwijt te kunnen. De rechtbank was van oordeel dat de container louter

diende “tot het verwezenlijken van de afvalophaaldienst” en dat het containerbedrijf zelf gebruik

maakte van de containers in het kader van een ruimere dienstverlening zodanig dat de

investeringsaftrek van toepassing was.

84. Het hof van beroep te Antwerpen heeft zich in 2011 uitgesproken over de bewijslastverdeling in

het kader van de investeringsaftrek, meer bepaald inzake deze uitsluitingsgrond.181 Zo komt het

vooreerst aan de belastingplichtige die wenst te genieten van de investeringsaftrek toe te bewijzen

dat niet alleen hij, als belastingplichtige, maar ook de vaste activa waarvoor hij de investeringsaftrek

aanvraagt voldoen aan de bij wet gestelde voorwaarden inzake de investeringsaftrek. Indien de

administratie zich wenst te beroepen op een uitsluiting van de investeringsaftrek zoals voorzien in

art. 75 WIB zal zij daarvan het bewijs moeten leveren. Met betrekking tot deze uitsluitingsgrond

bestaan er echter twee uitzonderingen. Wanneer de administratie succesvol een uitsluitingsgrond

heeft ingeroepen, is het aan de belastingplichtige om alsnog te bewijzen dat zijn investering onder

één van de uitzonderingen van de uitsluiting valt.182

4.6.3.1 Eerste uitzondering : Overdracht aan bepaalde natuurlijke personen of rechtspersonen

85. De uitsluiting zoals bepaald in art. 75, 3° WIB vindt echter geen toepassing indien men overgaat

tot een overdracht aan een natuurlijke persoon of een vennootschap, die zelf aan de voorwaarden,

179 Parlementaire vraag nr. 184 van 24 januari 1997. 180 Rb. Brugge 24 februari 2004, Fisc.Koer. 2004/460 en www.monkey.be. 181 Antwerpen 11 januari 2011. 182 C. BUYSSE, "Investeringsaftrek : wie bewijst wat ?", Fiscoloog 2011, afl. 1239, 14.

Page 39: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

39

criteria en grenzen voor de toepassing van de investeringsaftrek tegen eenzelfde of een hoger

percentage voldoet, die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die

geheel, noch gedeeltelijk het recht van gebruik daarvan aan een derde overdragen.

86. Voorheen waren het enkel de overdrachten aan een natuurlijke persoon die in aanmerking

kwamen.183 Een overdracht aan een vennootschap was bijgevolg uitgesloten.184 Het was naar

aanleiding van een prejudiciële vraag dat het Grondwettelijk Hof oordeelde dat er inzake een

schending van het gelijksbeginsel was in die mate dat de regeling tot gevolg had dat een

vennootschap geen recht had op de investeringsaftrek wanneer ze het gebruiksrecht van de

investering aan een andere vennootschap overdroeg én deze vennootschap zelf de investeringsaftrek

had kunnen genieten indien zij zelf tot investering zou zijn overgegaan. Het Grondwettelijk Hof

oordeelde dat de uitsluiting niet in lijn was met de ratio legis van uitsluitingsgrond, namelijk het

vermijden dat een investering door middel van een “investeringsvennootschap” zou worden gedaan

om zo een vennootschap die geen recht heeft op de investeringsaftrek toch onrechtstreeks te laten

genieten van de voordelen van investeringsaftrek doordat de gebruiksrechten op deze investering

onmiddellijk zouden worden overgedragen aan de vennootschap die geen recht heeft op de

investeringsaftrek.185

87. De wetgever wijzigde vervolgens de bepaling met ingang van aanslagjaar 2013 zodanig dat het nu

naast natuurlijke personen ook voor vennootschappen mogelijk is om in aanmerking te komen voor

deze uitzondering op de uitsluiting. Ook vaste activa waarvan het gebruik wordt afgestaan aan een

vennootschap die bovendien zelf voldoet aan de voorwaarden, criteria en grenzen voor de

toepassing van de investeringsaftrek kunnen voortaan voor de investeringsaftrek in aanmerking

komen indien aan alle overige bij wet gestelde voorwaarden is voldaan.

88. In 2016 spreekt het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uit over de desbetreffende uitzondering op

de uitsluitingsgrond. Ditmaal wordt gevraagd in hoeverre het gelijksheidsbeginsel geschonden wordt

wanneer een vennootschap die als KMO-vennootschap in aanmerking komt voor de

investeringsaftrek en de door haar verkregen vaste activa overdraagt aan een andere vennootschap

die zelf niet aan de criteria voldoet en vervolgens onder de uitsluiting van de investeringsaftrek valt.

De vennootschap die de vaste activa overdraagt oefent immers een controle uit op de andere

vennootschap. De overdragende vennootschap wordt dus geenszins gecontroleerd door de andere

183 Gent 17 maart 2004, www.monkey.be ; Cass. 10 december 2009, www.monkey.be ; Cass. 27 juni 2002, F.J.F. 2003/226. 184 X., "Verhuur aan vennootschappen : aftrek altijd uitgesloten", Fiscoloog 2002, afl. 863, 3. 185 GwH. 1 septemer 2008, nr. 127/2008 ; C. BUYSSE, “Uitsluiting bij overdracht gebruiksrecht : wanneer discriminerend?“, Fiscoloog 2008, afl. 1129, 9 ; C. BUYSSE, “Overdracht tussen KMO’s : discriminerende uitsluiting“, Fiscoloog 2008, afl. 1127, 12.

Page 40: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

40

vennootschap en wordt niet gebruikt om de andere vennootschap een onrechtstreeks voordeel te

laten genieten zoals voorheen besproken. Het Hof verwijst naar haar eerder arrest dd. 1 september

2008 en stelt dat de uitsluiting van de investeringsaftrek wanneer de vaste activa worden

overgedragen aan een vennootschap die niet in aanmerking komt voor de investeringsaftrek geen

schending van het gelijkheidsbeginsel betreft. Het feit dat de overdragende vennootschap controle

uitoefent op de andere vennootschap beïnvloedt deze uitspraak niet en het Hof concludeert dat

wanneer men ervoor kiest om in het kader van een juridische constructie meerdere rechtspersonen

op te richten men de voor- en nadelen heeft afgewogen.186

4.6.3.2 Tweede uitzondering : Audiovisuele werken

89. Een tweede uitzondering met betrekking tot de uitsluiting van de investeringsaftrek betreft

sommige audiovisuele werken waarvan de distributierechten, met uitsluiting van alle andere

rechten, tijdelijk worden overgedragen aan derden voor het uitzenden van deze werken in het

buitenland.187

90. Het betreft nieuwe vaste activa betreffende Belgische filmproducties waarvan de rechten door de

eigenaar in België voor zijn beroepswerkzaamheid worden gebruikt en waarvan enkel de

distributierechten tijdelijk aan derden worden afgestaan met het oog op het uitzenden van die

producties in het buitenland.188 Daarnaast komen alleen audiovisuele werken die als Belgisch zijn

erkend en voldoen aan de vereisten van art. 3 K.B. van 23 oktober 1963 tot hulpverlening aan de

Belgische filmnijverheid in aanmerking. Tot slot gaat het enkel over dramatische films, fictie- of

animatiefilms en documentaire filmcreaties, met uitsluiting van filmjournaals en reclamefilms,

waarvan de vertoning ten minste 60 minuten duurt in een enkele projectie of door samenvoeging

van de projectietijden van een reeks episodes die samen een homogeen werk vormen.189

186 GwH. 24 maart 2016, FJF 2017/46 en www.monkey.be. 187 Art. 76 WIB ; Com.I.B. 68/24. 188 Com.I.B. 68/25. 189 Art. 76, lid 2 WIB.

Page 41: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

41

4.6.4 Niet-afschrijfbare vaste activa en vaste activa waarvan de afschrijving over minder

dan 3 belastbare tijdperken is gespreid

91. Vaste activa die niet kunnen worden afgeschreven worden uitgesloten van de

investeringsaftrek.190 Zoals eerder aangehaald zijn dus al dan niet bebouwde gronden en

kunstwerken van de investeringsaftrek uitgesloten.191

92. Bovendien moeten het vaste activa betreffen die niet alleen afschrijfbaar zijn, maar waarvan de

afschrijvingsperiode over minstens drie belastbare tijdperken gespreid wordt. Het maakt overigens

niet uit voor welk afschrijvingsstelsel de onderneming opteert.192 Hierbij dient er wel aan te worden

herinnerd dat ingevolge de hervorming van de vennootschapsbelasting het regime van de

degressieve afschrijvingen echter afgeschaft wordt vanaf aanslagjaar 2021. Bijgevolg zal iedere

vennootschap lineair dienen af te schrijven. Ook kleine vennootschappen zullen pro rata temporis

dienen af te schrijven.

93. Het dient te worden onderstreept dat het geenszins een verplichting is dat de vaste activa

daadwerkelijk worden afgeschreven. Het volstaat dat ze kunnen worden afgeschreven over ten

minste 3 belastbare tijdperken.193 Het spreekt voor zich dat dit niet geldt wanneer de

belastingplichtige gebruik wenst te maken van de gespreide investeringsaftrek. De gespreide

investeringsaftrek wordt immers berekend op de afschrijvingen die elk belastbaar tijdperk van de

afschrijvingsperiode worden aangenomen.194

4.6.5 Personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en lichte vrachtauto's

94. Investeringen in personenauto's en auto's voor dubbel gebruik zoals omschreven voor de

reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen én sinds 1 januari 2006 lichte vrachtauto’s

worden in principe van de investeringsaftrek uitgesloten.195

95. Een personenauto is elke auto waarvan de binnenruimte uitsluitend is opgevat en gebouwd voor

het vervoer van personen en die, bij gebruik voor het bezoldigd vervoer van personen, ten hoogste

acht plaatsen mag bevatten, zonder die van de bestuurder. Een auto voor dubbel gebruik is elke auto

190 Art. 75, 4° WIB. 191 Com.I.B. 68/28. 192 Com.I.B. 68/29. 193 Parl.Vr. nr. 8 VANSTEENKISTE, Vr. en Antw. Kamer 1986-87, 23 december 1986, 448, Bull Bel. 1987, 1547. 194 Art. 70, lid 2 WIB. 195 Art. 75, 5° WIB.

Page 42: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

42

opgevat en gebouwd voor het vervoer van personen en zaken die, bij gebruik voor het bezoldigd

vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mag bevatten, zonder die van de bestuurder.196

96. Tevens geldt een uitsluiting van de investeringsaftrek voor lichte vrachtauto’s die in de zin van

art. 4, §3 W.I.B.G.197 voor de verkeersbelasting als personenauto of auto voor dubbel gebruik

worden beschouwd.

97. Er wordt een uitzondering gemaakt voor voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor een

taxidienst, verhuring met bestuurder of praktisch onderricht en daartoe speciaal zijn uitgerust in

erkende autorijscholen.198 Voor deze laatste categorie dient de personenauto met andere woorden

speciaal te zijn omgebouwd tot ”lesauto” en die daarbij moet beschikken over dubbele bediening,

dubbele elektrische installatie e.d.m.199

4.6.6 Bijkomende kosten bij de aankoopprijs en onrechtstreekse productiekosten

98. Tot slot sluit de wetgever de bij de aankoopprijs komende kosten200 en onrechtstreekse

productiekosten wanneer deze kosten niet samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben

worden afgeschreven van de investeringsaftrek uit.201

99. Kleine vennootschappen naar art. 15, §§ 1 tot 6 W. Venn. kunnen kiezen om de bij de

aankoopprijs komende kosten en de onrechtstreekse productiekosten op dezelfde wijze als de

aankoopprijs of rechtstreekse kosten af te schrijven, deze kosten in hun geheel in het belastbaar

tijdperk waarin deze kosten gemaakt zijn af te schrijven of ze kunnen ervoor opteren bij gelijke

fracties zonder onderbreking gespreid over het aantal jaren dat de belastingplichtige bepaalt.202

100. Vennootschappen die niet als klein worden gekwalificeerd naar art. 15, §§ 1 tot 6 W. Venn.

moeten de het totale bedrag van de bij de aankoop komende kosten op dezelfde wijze afschrijven als

de hoofdsom van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de desbetreffende vaste activa.203

196 Com.I.B. 68/30. 197 Voor het Vlaams Gewest dient te worden gekeken naar art. 1.1.0.0.2, lid 3, 2° Vlaamse Codex Fiscaliteit. 198 Art. 75, 5° WIB. 199 Com.I.B. 68/30. 200 Zoals bijvoorbeeld de niet-aftrekbare BTW-kosten (Parl.Vr. nr. 269 van 18 september 1990 (WINTGENS), Bull.Bel. nr. 702, 485). 201 Art. 75, 6° WIB. 202 Art. 62 WIB. 203 Art. 196 §2, 2° WIB.

Page 43: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

43

5. Grondslag van de investeringsaftrek

101. Het percentage van de investeringsaftrek wordt toegepast op de aanschaffings- of

beleggingswaarde van de investering die in aanmerking komt voor de investeringsaftrek.204 Het is

ten belope van dat gedeelte, het getal dat men verkrijgt door het toepasselijk percentage te

vermenigvuldigen met de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investering, dat de winsten of

baten worden vrijgesteld.

102. Deze aanschaffings- of beleggingswaarde wordt niet verminderd met mogelijke

kapitaalsubsidies die door de Staat werden verleend voor de investering.205

103. De bijkomende kosten naast de aankoopprijs of de onrechtstreekse productiekosten komen

enkel in grondslag voor de investeringsaftrek wanneer deze kosten samen met de vaste activa

waarop zij betrekking hebben worden afgeschreven.206

6. Soorten investeringsaftrek

104. In beginsel wordt de investeringsaftrek in éénmaal toegepast. Het betreft een bepaald

percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investering dat in mindering wordt

gebracht van de belastbare winsten of baten.207 Voor bepaalde investeringen in vaste activa bestaat

een verhoogd maar ook eenmalig percentage. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden voor

sommige belastingplichtigen mogelijk om de investeringsaftrek te spreiden. In dat geval wordt de

investeringsaftrek gespreid over de gebruikte afschrijvingsperiode van de investeringen 208

105. In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting is een belangrijke wijziging

doorgevoerd aan het basispercentage van de gewone, eenmalige investeringsaftrek, daar ze van 8%

naar 20% is gestegen voor investeringen in vaste activa aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1

januari 2018 tot en met 31 december 2019.209 Deze en overige wijzigingen ingevolge de hervorming

204 In deel 6 worden de soorten investeringsaftrek besproken. Het toe te passen percentage van de investeringsaftrek verschilt naargelang de categorie waaronder de investering valt. 205 N. PLETS, L. MAES, Handboek personenbelasting 2011, Mechelen, Kluwer, 2011, 994 206 Art. 75, 6° WIB. 207 Com.I.B. 68/57 en 68/58. 208 Art. 70 WIB. 209 Wet van 25 december 2017 betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting, BS 29 december 2017.

Page 44: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

44

van de vennootschapsbelasting die een effect hebben op de werking van de investeringsaftrek

worden verder uitvoerig behandeld.210

106. Wat betreft de te vervullen formaliteiten volstaat het te verwijzen naar artikel 47 KB/WIB.211

107. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de percentages voor de

investeringsaftrek toepasselijk voor aanslagjaar 2019.212

Aanslagjaar 2019

Natuurlijke

personen

Kleine

vennootschappen

Andere

vennootschappen

Eenmalige investeringaftrek

Overige vaste activa 20 % 20%

Recyclage verpakkingen 3 %

Octrooien 13,5 % 13,5 % 13,5 %

Energiebesparende investeringen 13,5 % 13,5 % 13,5 %

Rookafzuig- of verluchtingsysteem

voor de horeca

13,5 % 13,5 % 13,5 %

Milieuvriendelijke investeringen

O&O

13,5 % 13,5 % 13,5 %

Digitale investeringen 13,5 % 13,5 %

Beveiliging 20,5 % 20,5 %

Zeeschepen 30 % 30 %

Gespreide investeringsaftrek

Overige vaste activa 10,5 %

Milieuvriendelijke investeringen in

O&O

20,5 % 20,5 % 20,5 %

210 Zie deel 9 m.b.t. de hervorming van de vennootschapsbelasting. 211 Het artikel wordt als bijlage I opgenomen in deze masterscriptie. 212 Hierbij kan worden opgemerkt dat de investeringsaftrek voor hoogtechnologische producten niet in dit kader werd opgenomen daar deze geschrapt is (en de facto nooit in werking is getreden).

Page 45: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

45

6.1 De eenmalige investeringsaftrek

6.1.1 Gewone eenmalige investeringsaftrek

6.1.1.1 Binnen de personenbelasting

108. Voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek is het ‘basispercentage’ van toepassing. Het

basistarief voor de natuurlijke personen bedraagt 20% voor investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 en niet langer het basistarief van 8%.213 Hoewel

deze verhoging van de gewone, eenmalige investeringsaftrek dus kadert binnen een hervorming van

de vennootschapsbelasting is ze ook van toepassing op de natuurlijke personen. Oorspronkelijk was

voorzien in een koppeling aan aanslagjaar 2019, respectievelijk 2020. Deze koppeling stootte tijdens

de parlementaire behandeling op protest en bijgevolg werd deze geschrapt.214

109. Het (vast) basispercentage bedraagt 8% voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht

vanaf 1 januari 2016.215 Aangezien het nieuwe percentage van 20% uitdrukkelijk wordt gekoppeld

aan investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 zal

voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2020 opnieuw het

basispercentage van 8% gelden. Beide percentages zijn vaste percentages. Voor investeringen

gedaan vóór 1 januari 2016 kan het basispercentage jaarlijks variëren in functie van de evolutie van

het indexcijfer van de consumptieprijzen.216 Het kan echter niet minder dan 3,5% en meer dan 10,5%

bedragen.217 Deze berekeningswijze van het basispercentage, ook het variabel basispercentage

genoemd, wordt voor investeringen in vaste activa vanaf 1 januari 2016 echter enkel nog gebruikt in

het kader van de verhoogde investeringsaftrek.218

213 Nieuw art. 69, § 1, al. 1, 1° WIB ; Circ. 2018/C/18 van 7 februari 2018. 214 Zoals reeds eerder aangegeven wordt in deel 9 “de hervorming van de vennootschapsbelasting” dieper ingegaan op alle aspecten m.b.t. deze hervorming. 215 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 216 L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9. 217 Oud art. 69, § 1, 1° WIB. 218 Art. 69, § 1, 2° WIB ; L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9.

Page 46: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

46

6.1.1.2 Binnen de vennootschapsbelasting

6.1.1.2.1 Algemeen

110. De gewone, eenmalige investeringsaftrek is binnen de vennootschapsbelasting enkel mogelijk

met betrekking tot vaste activa aangeschaft of tot stand gebracht door een vennootschap die als

kleine vennootschap wordt gekwalificeerd naar art. 15, §§1 tot 6 W. Venn. voor het aanslagjaar dat

verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de investeringen gebeuren. Het basistarief bedraagt

voor investeringen tussen 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019, net zoals voor natuurlijke

personen, 20% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de nieuwe vaste activa.219

6.1.1.2.2 Historische groei

111. Vanaf aanslagjaar 2007 werd de gewone eenmalige investeringsaftrek binnen de

vennootschapsbelasting voor alle vennootschappen op nul gezet.220 Dit als gevolg van een reeks

compensatiemaatregelen naar aanleiding van de invoering van de notionele interestaftrek vanaf

aanslagjaar 2007.221

6.1.1.2.2.1 Tijdelijke regeling

112. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht in 2014 en 2015 werd voor kleine

vennootschappen in de zin van het oude art. 15 W. Venn. de regeling van de gewone, eenmalige

investeringsaftrek opnieuw, weliswaar tijdelijk, ingevoerd.222 De wetgever stapte dus af van de

voorheen gehanteerde KMO-definitie. Tot voor aanslagjaar 2007 kwamen voor de gewone,

eenmalige investeringsaftrek immers enkel de KMO-vennootschappen in aanmerking.223 Onder een

KMO-vennootschap diende te worden begrepen een Belgische vennootschap waarvan de aandelen

voor meer dan de helft toebehoorden aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van

219 Nieuw art. 201, §1, 1° WIB. 220 Art. 3 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni 2005. 221 MvT, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1778/001, 8. 222 Art. 51 Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013 ; C. BUYSSE, “KMO-vennootschappen : kiezen tussen investeringsaftrek of notionele interest”, Fiscoloog 2013, afl. 1364, 3. 223 Dit omdat ingevolge de wet van 28 juli 1992 de gewone, eenmalige investeringsaftrek voor vennootschappen op nul werd gezet maar in een uitzondering werd voorzien voor deze KMO-vennootschappen (wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 31 juli 1992).

Page 47: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

47

het stemrecht vertegenwoordigde(n) en die geen deel uitmaakten van een groep waartoe een

coördinatiecentrum behoorde.224

113. In de memorie van toelichting werd gesteld dat in een gedifferentieerde behandeling van de

kleine vennootschap werd voorzien omwille van het feit dat de kleine vennootschappen op een veel

minder effectieve manier gebruik konden maken van de aftrek voor risicokapitaal en men een

evenwaardig alternatief wou aanreiken voor deze aftrek. In dat kader vond men het “noodzakelijk

om deze kleine vennootschappen te steunen omdat deze vennootschappen het over het algemeen

moeilijk hebben om hun economische rol te vervullen en zich staande te houden in deze moeilijke

economische tijden. Deze vennootschappen kunnen immers meestal geen gebruik maken van

schaalvoordelen en andere voordelen welke grote vennootschappen wel kunnen verkrijgen. Deze

maatregel ligt dan ook in de lijn van de zoektocht naar het heffingsevenwicht tussen grote en kleine

vennootschappen”.225 De tijdelijke herinvoering van de gewone, eenmalige investeringsaftrek

voorzag in een vast percentage van 4% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de vaste

activa. Deze investeringsaftrek kon enkel in éénmaal worden gebruikt en bijgevolg was een gespreide

investeringsaftrek uitgesloten. De overdracht van deze investeringsaftrek was enkel mogelijk in het

eerstvolgende belastbare tijdperk indien er geen of onvoldoende winst was om de investeringsaftrek

toe te passen. Tot slot diende de kleine vennootschap voor het belastbare tijdperk waarin de

investering gedaan werd onherroepelijk te verzaken aan de aftrek voor risicokapitaal zoals bedoeld in

art. 205bis tot 205novies WIB.226 Een nieuwe voorwaarde stelde dat de aangeschafte of tot stand

gebrachte vaste activa rechtstreeks verband moesten houden met de bestaande of geplande

economische werkzaamheid die werkelijk door de vennootschap uitgeoefend werd. De memorie van

toelichting stelde dat de bijkomende, nieuwe en strengere voorwaarde geen afbreuk deed aan de

toepassing van alle algemene voorwaarden inzake de investeringsaftrek voor wat deze regeling

betrof.227 Bovendien was het niet voldoende dat de vaste activa passen in het maatschappelijk doel

van de vennootschap. In de memorie van toelichting werd als voorbeeld aangehaald dat een

artsenvennootschap de hier bedoelde investeringsaftrek niet kan verkrijgen bij de aankoop van een

224 Oud art. 201, § 1, 1° WIB ; De rechtbank van Bergen oordeelde in 2005 dat het voldoende was dat de meerderheid van de aandelen in handen waren van natuurlijke personen die louter het vruchtgebruik hebben op deze aandelen. Het was bijgevolg niet vereist dat de natuurlijke personen deze aandelen in volle eigendom hadden. De rechtbank oordeelde dat aangezien de economische rechten van de aandelen aan de natuurlijke personen toekwam, deze aandelen ook aan hen “toebehoorden” (Rb. Bergen 19 mei 2005, F.J.F. 2006/76, bevestigd door Bergen 9 januari 2008, www.monkey.be). Voorheen stelde de administratie immers dat de aandelen voor meer dan de helft in volle eigendom van de natuurlijke personen moesten zijn. Zie hiervoor : Y. VERDINGH, Jaarboek vennootschapsbelasting 2001, Gent, Mys & Breesch, 2001, 490-492. 225 Ontwerp van Programmawet (I), Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3147/001, 36. 226 Art. 51 Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013. 227 MvT, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3147/001, 36.

Page 48: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

48

appartement aan zee, zelfs als het maatschappelijk doel van de betreffende vennootschap een

dergelijke investering toelaat of omschrijft. Voor een doktersvennootschap behoort de aankoop van

een of meerdere appartementen aan zee die al dan niet later worden verkocht, immers niet tot haar

bestaande of geplande economische werkzaamheid die ze werkelijk uitoefent of zal uitoefenen. Op

dezelfde wijze zal de aankoop of de oprichting van een woongelegenheid voor de zaakvoerder en zijn

gezin evenmin de hier bedoelde investeringsaftrek kunnen verkrijgen. Een dergelijke investering

behoort normaal gezien immers nooit tot de bestaande of geplande economische werkzaamheid die

de vennootschap werkelijk uitoefent of zal uitoefenen.228

114. Met betrekking tot een investering in een gebouw met gemengd gebruikt, d.w.z. gedeeltelijk

voor de bestaande of geplande economische werkzaamheid die de vennootschap werkelijk uitoefent

of zal uitoefenen en gedeeltelijk voor privé-doeleinden van de zaakvoerder, kan de belastingplichtige

de investeringsaftrek eventueel toepassen op delen van het gebouw die uitsluitend voor de

bestaande of geplande economische werkzaamheid die ze werkelijk uitoefent of zal uitoefenen. Als

voorbeeld geeft de memorie van toelichting de investering in een gebouw met op de

benedenverdieping een winkel en op de eerste verdieping een woongelegenheid. In dat geval is de

investeringsaftrek enkel mogelijk met betrekking tot het winkelgedeelte.229

115. Het moet dus niet noodzakelijk om een bestaande economische werkzaamheid gaan. Het kan

evenzeer een geplande economische activiteit betreffen. Onder een investering met rechtstreeks

verband op een geplande activiteit wordt onder meer begrepen een investering in een belendend

pand om daar in de toekomst een andere handelszaak uit te baten dan dewelke waarin de

vennootschap reeds haar bestaande activiteit uitbaat.

6.1.1.2.2.2 Permanente regeling

116. Net zoals voor de natuurlijke personen wordt met de wet van 26 december 2015 voorzien in

een vast basispercentage van 8% voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek voor investeringen

aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016.230 Het betreft nu echter, in tegenstelling tot

de regeling met betrekking tot de investeringen gedaan in de jaren 2014 en 2015, een permanente

228 MvT, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3147/001, 37. 229 Voor dit principe kan verwezen worden naar de circulaire nr. Ci.RH.242/561.087 (AOIF 4/2004) van 19 januari 2004. 230 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015.

Page 49: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

49

regeling.231 Voor vennootschappen geldt echter nog steeds dat het moet gaan om een kleine

vennootschap zoals bedoeld in art. 15, §§1 tot 6 W. Venn.232 en moet de investering nog steeds

rechtstreeks verband houden met de bestaande of geplande economische activiteit die door de

vennootschap werkelijk wordt uitgeoefend. Daarnaast is er enkel overdracht mogelijk naar het

eerstvolgende belastbare tijdperk indien er geen of onvoldoende winst is om de investeringsaftrek

op toe te passen en dient de kleine vennootschap voor het belastbare tijdperk waarin de investering

wordt gedaan onherroepelijk te verzaken aan de aftrek voor risicokapitaal zoals bedoeld in art.

205bis tot 205novies WIB. Tot slot komen vaste activa die bij de berekeningsgrondslag van de

notionele interestaftrek in mindering worden genomen niet in aanmerking daar ze niet geacht

worden vaste activa te zijn die betrekking hebben op de economische activiteit. 233

117. Zoals reeds eerder aangegeven geldt als basistarief voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31

december 2019 20% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de nieuwe vaste activa voor

kleine vennootschappen naar art. 15, §§1 tot 6 W. Venn.234

Wanneer een kleine vennootschap met een belastbare winst van €200.000, die per kalenderjaar

boekhoudt, op 1 januari 2018 investeert in een machine met een aanschaffingswaarde van € 10.000

die in aanmerking komt voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek levert dit de vennootschap een

investeringsaftrek op van € 2000. Voor aanslagjaar 2019 geldt als standaardtarief binnen de

vennootschapsbelasting 29,58% waardoor de vennootschap een belastingsvoordeel van €2.958 kent

(nl. € 10.000 genoten tegen 29,58%).235

6.1.2 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek

118. Voor wat betreft enkele specifieke investeringen voorziet de wetgever in een verhoogde

eenmalige investeringsaftrek. Het basispercentage van deze aftrek is “de percentsgewijze uitgedrukte

stijging van het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het Rijk van het

231 L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9 ; X. “Investeringsaftrek klimt tot 8%”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 1-2. 232 Hierbij kan worden herinnerd dat vanaf 1 januari 2016 de nieuwe criteria worden gehanteerd inzake de groottebepaling van een vennootschap (zie deel 3.2) 233 Art. 201 WIB. 234 Nieuw art. 201, §1, 1° WIB ; Ingevoerd door de wet van 25 december 2017 betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting, BS 29 december 2017. 235 Merk op dat de kleine vennootschap mogelijks in aanmerking komt voor het verlaagd tarief van 20,4% op de eerste schijf van € 100.000. Aangezien de kleine vennootschap echter een belastbare winst van € 200.000 heeft zal de investeringsaftrek worden genoten tegen het standaardtarief.

Page 50: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

50

voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, waaraan het

belastbare tijdperk is verbonden waarin de investering is verricht, ten opzichte van het gemiddelde

van de indexcijfers van het eraan voorafgaande jaar, afgerond tot de hogere of lagere eenheid

naargelang de breuk al dan niet 50% bedraagt en verhoogd met 1,5 percentpunten zonder dat het

verkregen percentage minder mag zijn 3,5% noch meer dan 10,5%”.236 Voor deze investeringen wordt

het basispercentage verhoogd met 10 percentpunten. Voor aanslagjaar 2019 bedraagt het

percentage voor de verhoogde, eenmalige investeringsaftrek dus 13,5%.237

119. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vóór 1 januari 2016 varieert het

basispercentage jaarlijks in functie van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.238

Het kan echter niet minder dan 3,5% en meer dan 10,5% bedragen.239 Voor de verhoogde, eenmalige

investeringsaftrek wordt dit basispercentage verhoogd met 10 procentpunten. Het percentage

bedraagt dan ook 13,5%. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016

wordt echter een vast basispercentage bepaald voor de investeringen in “overige vaste activa”.240

Het variabel basispercentage wordt echter behouden in de regeling van de eenmalig, verhoogde

investeringsaftrek.241

120. Het betreft investeringen in :

- Octrooien

- Milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en de ontwikkeling

- Energiebesparende investeringen

- Rookafzuigsystemen of een verluchtingssysteem die wordt geïnstalleerd in een rookkamer

van een horeca-inrichting

- Digitale vaste activa

121. De verhoogde eenmalige investeringsaftrek geldt zowel binnen de personen- als de

vennootschapsbelasting. Investeringen in digitale vaste activa komen echter enkel in aanmerking

indien ze gedaan zijn door een kleine vennootschap of een natuurlijke persoon die op

236 Art. 69, § 1, 2° WIB. 237 De verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging wordt besproken in deel 6.1.4

en de bijzondere, eenmalige investeringsaftrek voor investeringen in herbruikbare verpakkingen in deel 6.1.5, daar voor beide een ander percentage van toepassing is dan voor de investeringen besproken in dit deel. Ook de investeringsaftrek voor oplaadstations wordt elders besproken, nl. in deel 6.1.3. 238 L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9. 239 Oud art. 69, § 1, 1° WIB. 240 Art. 69, § 1, 1° WIB. 241 Art. 69, § 1, 2° WIB ; L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9 ; I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek vennootschapsbelasting 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2017, 326.

Page 51: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

51

overeenkomstige wijze overeenkomt met de groottecriteria zoals gesteld in art. 15, § §1 tot 6

W.Venn.

122. Een vennootschap die op onherroepelijke wijze ervoor heeft gekozen gebruik te maken van het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling242 kan geen aanspraak maken op de verhoogde

eenmalige investeringsaftrek voor octrooien of voor milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en

ontwikkeling.243

123. Ingevolge de hervorming van de vennootschapsbelasting zal het voor een onderneming vaak

niet meer nuttig zijn gebruik te maken van de eenmalige, verhoogde investeringsaftrek daar het

percentage voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31

december 2019 lager ligt dan het percentage dat geldt voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek. Grote vennootschappen kunnen echter geen gebruik maken van de gewone,

eenmalige investeringsaftrek van 20% en dus zal de verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor

hen wel nodig blijven.

6.1.2.1 Octrooien

124. Sinds aanslagjaar 1997 komen, zowel binnen de personen- en de vennootschapsbelasting,

investeringen in octrooien in aanmerking voor de verhoogde eenmalige investeringsaftrek.244 Voor

aanslagjaar 2019 bedraagt het percentage 13,5%.245

125. Aangezien de fiscale wetgeving geen definitie van een octrooi bevat, moet worden gekeken naar

de betekenis die eraan wordt gegeven in het gemeen recht. Bijgevolg dient onder een octrooi te

worden begrepen “een uitsluitend en tijdelijk recht van exploitatie verleend voor iedere uitvinding die

nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de

nijverheid”.246 In het wetboek van economisch recht wordt deze definitie (licht aangepast)

242 Art. 289quater WIB. 243 Art. 201, § 1, lid 9 WIB ; het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt besproken in deel 10. 244 Art. 5 Wet 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, BS 23 december 1995 ; vóór aanslagjaar 1997 kwamen octrooien enkel in aanmerking voor een verhoogde, eenmalige investeringsaftrek indien ze onder de verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling vielen (Com.I.B. 68/32.1). 245 Art. 69, §1, lid 1, 2°, a) WIB. 246 Art. 2 Wet op de uivindingsoctrooien van 28 maart 1984, BS 9 maart 1985 (opgeheven door de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van boek XI, ‘Intellectuele eigendom’ in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde wetboek, BS 12 juni 2014) ; H. VANHEES, Handboek intellectuele rechten, Antwerpen, Intersentia, 2017, 449-519.

Page 52: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

52

overgenomen. Er wordt verduidelijkt dat het gaat om een uitsluitend en tijdelijk recht dat aan derden

de exploitatie verbiedt op alle gebieden van de technologie.247

126. In het kader van de investeringsaftrek voor octrooien moet de belastingplichtige overigens

voorzien in een afschrift van het contract op grond waarvan de onderneming het octrooi of het recht

tot exploitatie heeft aangeschaft en het bewijs dat het octrooi of het recht tot exploitatie ervan nooit

door een onderneming voor het uitoefenen van haar beroepswerkzaamheid in België is gebruikt.248

127. Daarnaast moet er rekening mee gehouden worden dat er voor investeringen in octrooien de

mogelijkheid voor vennootschappen en vaste Belgische inrichtingen van buitenlandse

vennootschappen bestaat om onder bepaalde voorwaarden te genieten van het belastingkrediet

voor onderzoek en ontwikkeling.249 Een vennootschap die op onherroepelijke wijze ervoor kiest

gebruik te maken van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan geen aanspraak

maken op de verhoogde eenmalige investeringsaftrek voor octrooien, daar het belastingkrediet niet

gecumuleerd kan worden met de investeringsaftrek.250

6.1.2.2 Milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling

128. Investeringen in materiële en immateriële vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van

het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die

geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel

mogelijk te beperken komen in aanmerking voor de eenmalige verhoogde investeringsaftrek.251 Deze

eenmalige, verhoogde investeringsaftrek bestaat zowel voor natuurlijke personen als voor

vennootschappen en bedraagt 13,5% voor het aanslagjaar 2019.252

247 Art. XI.3, lid 1 WER ; voor informatie over de inhoudelijke aspecten van een octrooi wordt verwezen naar Boek XI, titel 1 WER. 248 Art. 47bis KB/WIB. 249 Art. 289quater WIB. 250 Art. 201, § 1, lid 9 WIB ; het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt besproken in deel 10. 251 Art. 69, §1, lid 1, 2°, b) WIB. 252 De belastingplichtige moet moet de in art. 47 2° KB/WIB vermelde opgave staven. Art. 48, §4 KB/WIB bepaalt hoe deze staving dient te gebeuren. Dit artikel wordt als bijlage II bij deze masterscriptie opgenomen.

Page 53: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

53

129. Artikel 48 KB/WIB verduidelijkt wat wordt beschouwd als zijnde gebruikt ter bevordering van

het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en van toekomstige technologieën en

maakt daarbij een onderscheid tussen investeringen in materieel vaste activa en immaterieel vaste

activa :

A. Met betrekking tot materiële vaste activa : 1° die welke worden gebruikt bij de exploitatie van onderzoekscentra die een bedrijfsafdeling of een

tak van werkzaamheid vormen in de zin van (artikel 46, § 1, eerste lid, 2°,) van hetzelfde Wetboek en

waarvoor een afzonderlijk stel rekeningen wordt gehouden, in zover ze niet dat overtreffen wat

noodzakelijk is voor de goede werking van die centra.

2° die welke niet voor de exploitatie van de sub 1° vermelde onderzoekscentra worden gebruikt maar

die voldoen aan een van de navolgende voorwaarden :

a) het voorwerp zijn of geweest zijn van een tegemoetkoming verleend :

- door de Staat krachtens hetzij de artikelen 3, a, vierde lid, of 7, van de wet van 17 juli 1959

tot invoering en ordening van maatregelen ter bevordering van de economische expansie en

de oprichting van nieuwe industrieën, hetzij de artikelen 7, eerste lid, derde streepje, of 25

van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, hetzij artikel 4, b,

van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering met het oog op de

financiering van andere investeringen dan markt- en organisatiestudies en

commercialisatiemethodes, hetzij een contract voor opzoeking gesloten door de Minister die

bevoegd is voor het wetenschapsbeleid

- door het Agentschap Innoveren en Ondernemen of de Direction générale opérationnelle de

l'Economie, de l'Emploi et de la Recherche (DGO6)

b) worden gebruikt voor :

- het tot stand brengen of het ontwikkelen van nieuwe produktietechnieken, nieuwe

apparatuur, nieuwe fabricatieprocédés, nieuwe produkten of grondstoffen;

- het verbeteren van bestaande technieken, apparatuur en fabricatieprocédés;

- uitbreiding van ontdekkingen die voortvloeien uit onderzoekingen en theorieën van

wetenschappelijke of technische aard, tot praktische toepassingen met experimentele en

bewijsvoerende doeleinden, met inbegrip van de experimentele produktie en het nemen van

proeven met nieuwe toestellen, apparatuur, materialen en procédés.

Page 54: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

54

Worden hier in het bijzonder bedoeld :

- de apparaten of uitrustingen die aangewend worden voor het meten van fysische grootten ;

- de proeftoestellen waarvan het produktievermogen a priori niet kan volstaan om een

normaal rendement te geven;

- de proefserie-bestanddelen die bestemd zijn om het onderzoeksprodukt te testen en definitief

af te werken voor zijn commercialisatie.

Daarentegen zijn uitgesloten, de apparaten of uitrustingen die, in het kader van de normale produktie

van de onderneming, voor routinewerkzaamheden of steeds terugkerende werkzaamheden dienen

die zich als dusdanig in het produktieproces inschakelen, zoals : proeven, werkzaamheden van studie-

en tekenbureaus en kwaliteitscontrole.

c) wanneer niet aangetoond is dat ze aan de ene of de andere van de hierboven in a of b vermelde

voorwaarden voldoen, gezamenlijk erkend zijn door de Minister van Economische Zaken of de

Minister die bevoegd is voor de Middenstand en de Minister die bevoegd is voor het

Wetenschapsbeleid, als noodzakelijk voor de verwezenlijking van een programma voor

wetenschappelijk onderzoek dat bijdraagt tot de technologische vernieuwing;

3° de onroerende goederen die nodig zijn om, eensdeels, de in 2° vermelde vaste activa, en,

anderdeels, de vorsers en het rechtstreeks eraan verbonden personeel in onder te brengen.

B. Met betrekking tot immateriële vaste activa : de kosten van onderzoek en ontwikkeling,

licenties en know-how, alsmede de vooruitbetalingen op deze vaste activa.

130. Het bedrag van de afschrijvingen met betrekking tot de in A vermelde materiële vaste activa, dat

eventueel als immateriële vaste activa op het actief van de balans voorkomt, komt niet in

aanmerking om de investeringsaftrek te berekenen.253

131. De kosten van onderzoek en ontwikkeling die een onderneming doet buiten een

onderzoekscentrum als vermeld in A, 1°, komen slechts in aanmerking in zover zij ofwel in

aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming die door de Staat of door het Instituut tot

aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in nijverheid en landbouw is verleend, ofwel

gezamenlijk erkend zijn door de Minister van Economische Zaken of de Minister die bevoegd is voor

de Middenstand en de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid, als noodzakelijk voor de

253 Art. 48, § 1, lid 2 KB/WIB.

Page 55: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

55

verwezenlijking van een programma voor wetenschappelijk onderzoek dat bijdraagt tot de

technologische vernieuwing.254

132. De milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling waarvoor men de

verhoogde eenmalige investeringsaftrek gekregen heeft, moeten gedurende de gehele

afschrijvingsduur voor dat gebruik aangewend blijven door de belastingplichtige die de

investeringsaftrek heeft verkregen of door de belastingplichtige die de activa heeft verworven

ingevolge verrichtingen als vermeld in de artikelen 46 en 211 tot 214 van het WIB.255 Onder deze

laatste belastingplichtige moet dus worden begrepen een belastingplichtige die de vaste activa heeft

verkregen door belasting-neutrale verrichtingen, meer bepaald ingevolge de inbreng van een

bedrijfstak of algemeenheid van goederen, fusie, splitsing of het aannemen van een andere

rechtsvorm.256

133. Wanneer men echter niet voldoet aan bovenstaande voorwaarde wordt een deel van de

verleende investeringsaftrek belast als winst of baat van het belastbare tijdperk waarin het niet

naleven van die verplichting zich heeft voorgedaan. Het betreft 1% van de aanschaffings- of

beleggingswaarde van de vaste activa, vermenigvuldigd met het product van volgende factoren :

- Wanneer de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht in een belastbaar tijdperk

verbonden aan aanslagjaar 1989 of een vorig : 15 voor meubels en kantoormaterieel en 7

voor andere bestanddelen. Wanneer het betreffende vaste activa is aangeschaft of tot stand

gebracht in een belastbaar tijdperk verbonden aan het aanslagjaar 1990 of aan een later

aanslagjaar : 10. Voor wat betreft de investeringsaftrek die is verleend aan een vennootschap

voor vaste activa aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 1991 is deze factor gelijk

aan 10,5 en dus niet 10 zoals ze wel voor nog steeds voor de natuurlijke personen geldt.

- Een breuk met als noemer het aantal van de belastbare tijdperken waarover de

afschrijvingsduur van het betreffende vaste activa zich uitstrekt en met als teller het aantal

van die tijdperken die nog niet verstreken zijn op het ogenblik waarop het niet naleven van

de verplichting zich voordoet.257

134. Daarnaast moet er rekening mee gehouden worden dat er voor milieuvriendelijke investeringen

in onderzoek en ontwikkeling de mogelijkheid voor vennootschappen en vaste Belgische inrichtingen

van buitenlandse vennootschappen bestaat om onder bepaalde voorwaarden te genieten van het

254 Art. 48, § 1, lid 3 KB/WIB. 255 Art. 48, §2 KB/WIB. 256 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek vennootschapsbelasting 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2017, 330. 257 Art. 48, §3 KB/WIB.

Page 56: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

56

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.258 Een vennootschap die op onherroepelijke wijze

ervoor kiest gebruik te maken van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan geen

aanspraak maken op de verhoogde eenmalige investeringsaftrek voor octrooien, daar het

belastingkrediet niet gecumuleerd kan worden met de investeringsaftrek.259

6.1.2.3 Energiebesparende investeringen

135. In aanmerking komen de investeringen in vaste activa die dienen voor een rationeler

energieverbruik, voor de verbetering van de industriële processen uit energetische overwegingen en

voor de terugwinning van energie in de industrie.260 Deze eenmalige, verhoogde investeringsaftrek

bestaat zowel voor natuurlijke personen als voor vennootschappen en bedraagt 13,5% voor het

aanslagjaar 2019.

136. De investering dient te gebeuren in vaste activa die voorkomen op de lijst van bijlage II van het

K.B. bij het WIB. De in aanmerking komende investeringen worden opgedeeld in verschillende

categorieën.261

137. De belastingplichtige moet een attest dat wordt afgeleverd door het Gewest waar de

investering plaatsvindt bekomen om te staven dat het gaat om een vast actief dat voorkomt op de

voornoemde lijst. Dit attest moet op straffe van verval binnen 3 maanden na de laatste dag van het

belastbare tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht en door middel van

een formulier dat schriftelijk moet worden gevraagd bij de Executieve, waaraan het behoorlijk

ingevuld, gedagtekend en ondertekend moet worden teruggezonden.262 De aanvraag van dit attest

binnen de vooropgestelde termijn vormt een voorwaarde voor de toekenning van de

investeringsaftrek zelf.263 Indien het Gewest alsnog een attest aflevert, weliswaar na een laattijdige

aanvraag, kan de administratie de verhoogde investeringsaftrek bijgevolg weigeren. Het is de

toekenning van de verhoogde investeringsaftrek en dus niet het recht op aanvraag van het attest zelf

dat afhankelijk is van de tijdige aanvraag van het attest.264

258 Art. 289quater WIB. 259 Art. 201, § 1, lid 9 WIB ; het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt besproken in deel 10. 260 Art. 69, § 1, eerste lid, 2°, c) WIB. 261 Bijlage II KB/WIB wordt als bijlage III aan deze masterscriptie toegevoegd. 262 Art. 49 KB/WIB. 263 Cass. 14 oktober 2016, F.J.F. 2017/70 en www.monkey.be ; Rb. Brugge 27 november 2012, F.J.F. 2013/166 ; Gent 29 april 2014, www.monkey.be ; 264 C. BUYSSE, “Geen tijdig aangevraagd attest, geen verhoogde investeringsaftrek”, Fiscoloog 2016, afl. 1496, 11 ; Gent 29 april 2014, www.monkey.be.

Page 57: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

57

6.1.2.4 Rookafzuig- of verluchtingsystemen (horeca)

138. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht in een rookafzuigsysteem of een

verluchtingssysteem dat wordt geïnstalleerd in de rookkamer van een horeca-inrichting wordt vanaf

1 januari 2016 voorzien in een verhoogde eenmalige investeringsaftrek.265 Deze eenmalige,

verhoogde investeringsaftrek bestaat zowel voor natuurlijke personen als voor vennootschappen en

bedraagt 13,5% voor het aanslagjaar 2019.

139. De reden waarom de wetgever ervoor gekozen heeft investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht vanaf 1 januari 2016 in aanmerking te nemen is omwille van het feit dat vanaf 1 januari

2016 in beginsel een algeheel rookverbod op gesloten plaatsen266 die voor het publiek toegankelijk267

zijn van kracht is, waarvan de horeca-inrichtingen kunnen afwijken indien in een rookkamer met

rookafzuig- of verluchtingssysteem wordt voorzien.268

140. Onder “horeca-inrichting” wordt begrepen een plaats of lokaal toegankelijk voor het publiek,

ongeacht de toegangsvoorwaarden, met als belangrijkste en permanente activiteit het voorbereiden

en/of aanbieden van maaltijden en/of dranken ter consumptie, al dan niet ter plaatse en/of

kosteloos.269 Dit omvat o.a. restaurants, broodjeszaken, theesalons, kantines, ijssalons, snackbars,

cafeteria’s.270 Ook een horeca-inrichting die enkel voorziet in meeneemmaaltijden komt in

aanmerking.

141. Een “rookkamer” is een ruimte waarin gerookt mag worden en die afgesloten is door wanden en

een zoldering.271 In deze ruimte mag enkel drank worden geserveerd en zij moet duidelijk worden

aangeduid als lokaal voor rokers. Voorts moet er een rookafzuig- of verluchtingssysteem worden

geïnstalleerd. De ongemakken die gepaard gaan met de rook moeten ten opzichte van niet-rokers

maximaal verminderd worden en de ruimte mag geen doorgangszone betreffen. Deze rookkamer

dient maximaal een vierde van de totale oppervlakte te zijn van het lokaal waarin maaltijden en/of

dranken ter consumptie opgediend worden.272

265 Wet 7 december 2006 betreffende investeringsaftrek ten gunste van de horecasector, BS 22 december 2006. 266 Dit is een plaats door wanden afgesloten van de omgeving en voorzien van een plafond. 267 Dit is een plaats waarvan de toegang niet beperkt is tot de gezinssfeer. 268 K.B. van 13 december 2005 tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen, BS 22 december 2005 ; MvT, Parl.St. Kamer, DOC 51, nr. 2665/001, 4. 269 Art. 69, 3°, lid 4 WIB. 270 F. VANDENBERGHE, Bronnenboek personenbelasting 2009, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 577. 271 Art. 2, 7° Wet 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, BS 29 december 2009. 272 Art. 6 Wet 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, BS 29 december 2009.

Page 58: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

58

142. “Het rookafzuigsysteem of verluchtingssysteem moet zo functioneren dat het minimale debiet

van verversing of zuivering van de lucht in deze plaats, berekend in kubieke meter lucht per uur,

minstens het volgende bedraagt : S x 15 waarbij S = de totale oppervlakte van de plaats in vierkante

meter, afgerond naar de bovenste eenheid. Het aldus verkregen debiet van luchtverversing of

zuivering wordt afgerond tot op het laagste honderdtal. Worden niet in aanmerking genomen voor de

berekening van de totale oppervlakte van de plaats, de ruimtes voorzien voor vestiaires, opberging,

de gangen, de trappenhuizen en de toiletten. Het debiet van luchtverversing of zuivering kan worden

verworven door de debieten toe te voegen van de verschillende toestellen in eenzelfde plaats”.273

143. Het rookafzuig- of verluchtingssysteem moet dus in een rookkamer worden geplaatst. De

inrichting van de rookkamer an sich komt niet in aanmerking. Daarnaast zal de installatie van

dergelijk systeem in een horeca-inrichting maar niet in een rookkamer bijgevolg ook niet aanmerking

komen.

6.1.2.5 Digitale vaste activa274

144. Vanaf aanslagjaar 2016 komen investeringen in digitale vaste activa die dienen voor een

integratie en exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen en de systemen die dienen

voor de beveiling van informatie- en communicatietechnologie in aanmerking voor de verhoogde

eenmalige investeringsaftrek.275 Deze eenmalige, verhoogde investeringsaftrek bedraagt 13,5% voor

het aanslagjaar 2019.

145. Het is echter enkel mogelijk voor vennootschappen die voor het aanslagjaar verbonden aan het

belastbaar tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand worden gebracht gekwalificeerd

worden als kleine vennootschap naar artikel 15, §§1 tot 6 W. Venn. gebruik te maken van deze

eenmalige verhoogde investeringsaftrek. Ook voor natuurlijke personen geldt dat ze als kleine

onderneming moeten worden aangemerkt op overeenkomstige wijze met artikel 15, §§1 tot 6 W.

Venn. voor het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn

aangeschaft of tot stand worden gebracht.276

273 Art. 3 K.B. 28 januari 2010 betreffende vaststelling en voorwaarden ventilatiesysteem, BS 11 feburari 2010 ; toestellen die de lucht filteren door middel van een luchtfilter of een elektrostatisch of ioniserend systeem worden eveneens als rookafzuigsysteem beschouwd. 274 Ingevoerd door Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015; X., “Programmawet brengt investeringsaftrek voor digitale beveiliging”, Fisc.Act. 2015, nr. 17, 8. 275 Art. 69, §1, al. 1, 2°, f) WIB. 276 Art. 69, §1, al. 5 WIB ; J. VAN DYCK, “Juridische constructies : eerste “uitgebreide” vragenlijsten zijn verstuurd”, Fiscoloog 2015, afl. 1140, 1.

Page 59: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

59

146. In het verslag aan de Koning bij het KB van 2 december 2015277 wordt eraan herinnerd dat “op

basis van advies 138/5 CBN, software een digitale investering vormt in de mate dat ze als een

duurzaam element van de vennootschap wordt beschouwd, bedoeld om op duurzame wijze de

activiteit van de vennootschap te dienen, en dat ze aldus onder de vaste activa wordt vermeld.”

147. De vaste activa die in aanmerking komen worden opgedeeld in drie categorieën278 :

A. Digitale vaste activa die dienen voor de integratie en exploitatie van digitale betalings- en

facturatiesystemen :

1. investeringen in systemen (software of apparatuur) die de elektronische betaling

vergemakkelijken.

2. investeringen in systemen (software of apparatuur) voor elektronische facturatie,

handtekening of archivering.

B. Met betrekking tot investeringen in systemen die dienen voor de beveiliging van informatie-

en communicatietechnologie (ICT) :

1. investeringen in systemen (software of apparatuur) voor de beveiliging van informatie,

netwerken en ICT-installaties.

2. investeringen in monitoring- en auditinstrumenten voor de beveiligingssystemen van

ICT.

3. investeringen in systemen (software of apparatuur) die een veiliger beheer van de door

de onderneming verzamelde persoonsgegevens mogelijk maken.

C. Aanvullende investeringen nuttig bij de uitvoering van de investeringen in digitale betalings-

en facturatiesystemen of in systemen die dienen voor de beveiliging van ICT :

1. de kosten voor softwareontwikkeling die verband houden met de investeringen onder

punt A, 1 tot B, 3, en die samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben,

worden afgeschreven.

2. investeringen in systemen (software of apparatuur) die de interfacing van de in punten

A, 1 tot C, 1, beoogde systemen met systemen van de onderneming of naar systemen

buiten de onderneming mogelijk maken, met inbegrip van de investeringen voor

interfaces tussen systemen voor facturatie, betaling en boekhoudkundige

programma's.

277 Verslag aan de Koning bij het K.B. tot wijziging van het KB/WIB wat de investeringsaftrek voor digitale investeringen betreft van 2 december 2015, BS 8 december 2015. 278 Art 49/1, §1 KB/WIB ; X., "Verhoogde investeringsaftrek voor digitale beveiliging en facturering : uitvoerings-KB”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 15-16.

Page 60: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

60

148. Alle bovenstaande dienstverrichtingen moeten aan de belastingplichtige, die gebruik wenst te

maken van deze eenmalige verhoogde investeringsaftrek, worden verleend en gefactureerd.279

Wanneer deze worden opgenomen in een globale factuur waarop ook zaken staan die niet in

aanmerking komen voor de eenmalige verhoogde investeringsaftrek voor digitale investeringen,

komt enkel de reële waarde van deze apart op de factuur vermelde vaste activa in aanmerking als

aanschaffings- of beleggingswaarde.280

149. Het is aan de leverancier van de dienstverrichtingen om te garanderen dat de goederen of

diensten comform de criteria zoals gesteld in bijlage IIter/1 KB van 2 december 2005 zijn.281 Daarom

moet de leverancier op de factuur of de bijlage bij deze factuur vermelden282 :

- De bedoelde categorie van investering

- De volgende formule bevatten :

"Verklaring met toepassing van artikel 49/1 van het KB/WIB 92 betreffende de

investeringsaftrek voor digitale investeringen bedoeld in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°, f, van

het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 :

Ik, ondergetekende ........., bevestig dat :

- ... (per categorie de vermeldingen overnemen die worden opgelegd door bijlage IIter/1 van

het KB/WIB 92)

- ...

... (datum)

... (naam)

... (handtekening).".

150. De belastingplichtige die de investeringsaftrek voor digitale investeringen wenst, moet de

facturen over de investeringen in de vaste activa ter beschikking houden van de Federale

Overheidsdienst Financiën.283

279 Art 49/1, §2 KB/WIB ; J. VAN DYCK, “Digitale” investeringen van KMO met recht op verhoogde investeringsaftrek, Fiscoloog 2015, afl. 1451, 4. 280 Art 49/1, §3 KB/WIB. 281 Art 49/1, §4, lid 1 KB/WIB. 282 Art 49/1, §4, lid 2 KB/WIB. 283 Art 49/1, §5 KB/WIB.

Page 61: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

61

6.1.3 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek investeringen in oplaadstations voor

elektrische voertuigen (2010-2012)

151. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht in oplaadstations voor elektrische

voertuigen in de jaren 2010 tot 2012 is voorzien in een verhoogde, eenmalige investeringsaftrek.284

Deze investeringsaftrek van 13,5% geldt zowel binnen de personen- als de vennootschapsbelasting

en komt in mindering van de winst of de baten van het belastbare tijdperk waarin de vaste activa zijn

aangeschaft of tot stand gebracht. Vanaf 1 januari 2016 is deze investeringsaftrek echter

geschrapt.285

152. Daarnaast wordt ook voorzien in een andere maatregel, namelijk de mogelijkheid om de

oplaadstations voor elektrische wagens waarin geïnvesteerd wordt in de jaren 2010 tot 2012 over

twee vaste annuïteiten lineair af te schrijven.286 Dit houdt in dat de belastingplichtige, ongeacht de

werkelijke gebruiksduur, het oplaadstation versneld mag afschrijven. Merk op dat indien de

belastingplichtige ervoor opteert om het oplaadstation af te schrijven over 2 jaar hij per definitie niet

kan genieten van de investeringsaftrek daar hij zal vallen onder de uitsluitingsregel die stelt dat enkel

vaste activa in aanmerking komen die afschrijfbaar zijn over ten minste 3 belastbare tijdperken.287

Omgekeerd kan de belastingplichtige uiteraard ook niet genieten van de versnelde afschrijving

wanneer hij voor de investeringsaftrek opteert. Beide zaken kunnen dus niet gecumuleerd worden

en de belastingplichtige dient aldus een keuze te maken.288

153. Indien gemengd gebruik gemaakt wordt van het oplaadstation, d.w.z. het oplaadstation wordt

deels gebruikt voor privé- en deels voor beroepsdoeleinden gebruikt, vormt dit een beletsel om

gebruik te kunnen maken van de verhoogde investeringsaftrek. Wel is het mogelijk om voor het deel

dat beroepsmatig wordt gebruikt, gebruik te maken van de versnelde afschrijving. Ingevolge de

uitsluiting zoals vermeld in art. 75, 1° WIB komen echter enkel vaste activa in aanmerking die

uitsluitend voor beroepswerkzaamheden worden aangewend. Bijgevolg is een oplaadstation dat

deels wordt gebruikt voor privédoeleinden uitgesloten van de verhoogde investeringsaftrek.289

154. Binnen de personenbelasting is het mogelijk dat de natuurlijke persoon gebruik maakt van de

belastingvermindering voor de uitgaven die werkelijk zijn betaald gedurende de belastbare

284 Art 118 Programmawet van 23 december 2009, BS 30 december 2009. 285 Art. 86, 6° Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 286 Art 116 Programmawet van 23 december 2009, BS 30 december 2009. 287 Art. 75, 4° WIB. 288 Circ. Nr. Ci.RH.243/603.387 (AAFisc 15/2011), 21 maart 2011, nr. 12. 289 J. VAN DYCK, "Oplaadstations : het ene voordeel sluit het andere uit", Fiscoloog 2011, afl. 1244, 4.

Page 62: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

62

tijdperken 2010 tot 2012 met het oog op de installatie van een aan de buitenkant van een woning

geplaatst oplaadpunt voor elektrische voertuigen. Indien de belastinplichtige gebruik maakt van deze

belastingvermindering heeft hij in geen geval recht op de versnelde afschrijving of de verhoogde

investeringsaftrek.290

155. De administratie heeft toegelicht wat onder een oplaadstation dient te worden begrepen. Zo

komen niet enkel de centrale oplaadstations in aanmerking maar ook individuele oplaadpalen- of

punten. De administratie onderstreept dat “enkel de vaste activa die rechtstreeks betrekking hebben

op het elektrisch laden van voertuigen” in aanmerking komen. Hiermee wordt onder andere bedoeld

technologieën eigen aan het opladen, het kaartlezen, het leveren van elektriciteit, en dergelijke.

Bijgevolg komen vaste vaste activa of infrastructuren die niet rechtstreeks bijdragen tot het

elektrisch opladen (carports, overkappingen van stations, shops, enz.) niet in aanmerking. Ook

investeringen gedaan voor het opwekken van stroom, zoals zonnepanelen, komen niet in

aanmerking, ook niet wanneer deze geïntegreerd worden in de infrastructuur waarvan de

oplaadstations deel van uitmaken.291

156. Tot slot merkt de administratie op in haar circulaire van 21 maart 2011 dat natuurlijke personen

die op de eerste dag van het aan een bepaald aanslagjaar verbonden belastbare tijdperk minder dan

20 werknemers tewerkstellen mogelijks kunnen opteren voor de gewone, gespreide

investeringsaftrek voor de investering in oplaadstations. In dat geval wordt in casu de aftrek voor de

beoogde oplaadstations die tijdens een aan het aanslagjaar 2011 of 2012 verbonden belastbare

tijdperk zijn verkregen of tot stand gebracht, eenvormig bepaald op 10,5 % van de afschrijvingen die

voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen.

290 J. VAN DYCK, "Venn.B. : aangifteplicht bij betalingen naar belastingparadijzen", Fiscoloog 2009, afl. 1184, 1 ; J. VAN DYCK, "Oplaadstations : het ene voordeel sluit het andere uit", Fiscoloog 2011, afl. 1244, 4. 291 Circ. Nr. Ci.RH.243/603.387 (AAFisc 15/2011), 21 maart 2011, nr. 12.

Page 63: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

63

6.1.4 Verhoogde, eenmalige investeringsaftrek investeringen in beveiliging

6.1.4.1 Percentage en in aanmerking komende belastingplichtigen

157. Voor investeringen in materieel vaste activa met als doel de beveiliging van beroepslokalen en

de inhoud ervan292 of de beveiliging van bedrijfsvoertuigen293 zoals bedoeld in artikel 44bis, §1, lid 3

WIB wordt voorzien in een verhoogde, eenmalige investeringsaftrek.294 Deze eenmalige, verhoogde

investeringsaftrek bedraagt 20,5% voor het aanslagjaar 2019.

158. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vóór 1 januari 2016 varieert het

basispercentage jaarlijks in functie van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.295

Het kan echter niet minder dan 3,5% en meer dan 10,5% bedragen.296 Voor de verhoogde, eenmalige

investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging wordt dit basispercentage verhoogd met 17

procentpunten. Het percentage bedraagt dan 20,5%. Voor investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht vanaf 1 januari 2016 wordt echter een vast basispercentage bepaald voor de gewone,

eenmalige investeringsaftrek.297 Het variabel basispercentage wordt echter behouden in de regeling

van de eenmalig, verhoogde investeringsaftrek.298 Met betrekking tot de investeringen in beveiliging

wordt dit nog steeds verhoogd met 17 percentpunten.

159. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tot en met 31 december 2015 komen

volgende vennootschappen in aanmerking :

a) Belgische KMO-vennootschappen zoals was beschreven in oud artikel 201, lid 1 WIB. Het

betreffen binnenlandse vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft

toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht

292 Vanaf aanslagjaar 2004 ingevolge de programmawet van 8 april 2003, BS 17 april 2003. De regering zag een toenemend aantal ‘gewelddadige aanslagen’ op kleine en middelgrote ondernemingen (wat verklaart waarom grote vennootschappen van deze verhoogde, eenmalige investeringsaftrek zijn uitgesloten) en stelde vast dat het politioneel optreden op zich niet volstond. Daar de installatie van dergelijke doeltreffende beveiligingsinvesteringen duur zijn, wou de regering voorzien in een fiscale stimulans (MvT, Parl.St. Kamer, DOC 50, nr. 2343/001, 50). 293 Vanaf aanslagjaar 2010 ingevolge de wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009 ; Als gevolg van de invoering van de investeringsaftrek voor beveiliging in beroepslokalen kwam vanuit de hoek van de transportsector de vraag om ook in een verhoogde investeringsaftrek voor de beveiliging van beroepsvoertuigen te voorzien (MvT, Parl.St. Kamer, DOC. 52, nr. 2170/001, 8). 294 Art. 69, §1, eerste lid, 3° WIB. 295 L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9. 296 Oud art. 69, § 1, eerste lid, 1° WIB. 297 Art. 69, § 1, eerste lid, 1° WIB. 298 Art. 69, § 1, eerste lid, 2° WIB ; L. MAES, “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9 ; I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek vennootschapsbelasting 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2017, 326.

Page 64: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

64

vertegenwoordigen. Het is voldoende dat de natuurlijke personen de aandelen voor meer

dan de helft in vruchtgebruik en niet (volledig) in volle eigendom bezitten. De natuurlijke

personen met deze aandelen moeten de aan deze aandelen verbonden stemrechten kunnen

uitoefenen. Dit staat los van het feit of ze deze in volle eigendom bezitten of in

vruchtgebruik.299

b) Vennootschappen die naar oud artikel 15 W. Venn. als klein worden aangemerkt.

160. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 komen in aanmerking

vennootschappen die, voor het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de

investering wordt verricht, in de zin van artikel 15, §§1 tot 6 W. Venn. als klein worden

gekwalificeerd. Wat betreft de natuurlijke personen geldt geen dergelijke vereiste.

6.1.4.2 Beroepslokalen

161. Vanaf aanslagjaar 2004 voorziet de wetgever voor investeringen in materieel vaste activa met

als doel de beveiliging van beroepslokalen en de inhoud ervan in een verhoogde eenmalige

investeringsaftrek.300 De materieel vaste activa die in aanmerking komen betreffen301 :

1. materieel dat de toegang tot beroepslokalen door misdadigers verhindert of vertraagt of hun

vlucht na het plegen van een strafbaar feit vertraagt, namelijk:

a) materieel dat inbraken, inzonderheid met een ramvoertuig, (of pogingen daartoe),

verhindert of vertraagt

b) materieel en systemen die een toegangscontrole tot het beroepslokaal toelaten

c) materieel dat de toegang of de vlucht van voertuigen uit een parking vertraagt

d) specifiek inbraakwerend glas

e) specifiek inbraakwerende rolluiken

f) beveiligingssystemen voor deuren en poorten, ramen, luiken, garagepoorten, lichtkoepels,

dakvensters, keldergaten en hekken zoals veiligheidssloten, slotbeveiligingssystemen,

grendelbeveilingssystemen en kierstandhouders

g) gepantserde deuren en poorten

299 Cass. 25 september 2014, F.J.F. 2015/79 en www.monkey.be. 300 Art. 69, §1, lid 1, 3° WIB 301 Art. 491, §1 KB/WIB.

Page 65: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

65

Indien het een bouwwerf betreft, moet tevens rekening worden gehouden met hekkens voor

werfafsluiting.

2. materieel dat de diefstal van goederen uit de beroepslokalen voorkomt of detecteert, namelijk:

a) materieel voor het uitrusten van roerende goederen tegen diefstal;

b) materieel voor detectie van diefstal van goederen;

c) kluizen met inbraakvertragend slot.

Indien het een bouwwerf betreft, moet tevens rekening worden gehouden met het volgende

materieel: sloten en andere beveiligingssystemen van het materieel of materiaal aanwezig op de

bouwwerf.

3. materieel dat de diefstal van giraal of chartaal geld of waardepapieren waarvoor geen wettelijk

verzet mogelijk is in de beroepslokalen vertraagt of voorkomt, namelijk:

a) kluizen uitgerust met een inbraakvertragend slot.

b) kassa's met beschermkap of anti-diefstal kassa's.

c) neutralisatiesystemen van waarden zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 april 2003

houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het

vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor

waardevervoer, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 mei en 6 december 2005.

4. materieel dat de inbraak of geweldsuitoefening in de beroepslokalen detecteert, verifieert of

registreert, namelijk:

a) alarmsystemen ter beveiliging van goederen of ter bescherming van personen en aan het

alarmsysteem verbonden componenten, zoals bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 10

april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid in zoverre de alarmopvolging

geschiedt door een krachtens dezelfde wet vergunde alarmcentrale.

b) camerasystemen uitgerust met registratiesysteem en camerasystemen die zijn uitgerust om

beelden door te sturen naar een krachtens de wet van 10 april 1990 tot regeling van de

private en bijzondere veiligheid, vergunde alarmcentrale.

c) volgsystemen, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 17 mei 2002 tot regeling van de

methodes van bewakingscentrales die volgsystemen gebruiken, in zoverre de opvolging na

vermissing geschiedt door een daarvoor krachtens de wet van 10 april 1990 tot regeling van

de private en bijzondere veiligheid, vergunde alarmcentrale.

Page 66: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

66

162. Voorheen was vereist dat de materiële vaste activa die dienen voor een beveiliging van de

beroepslokalen en waarvan de installatie werd aanbevolen, werden goedgekeurd door de ambtenaar

belast met de adviezen inzake technopreventie in de politiezone waar die activa worden gebruikt.302

Vanaf aanslagjaar 2008 is deze voorafgaande goedkeuring niet langer vereist om in aanmerking te

komen voor deze eenmalige verhoogde investeringsaftrek.303

163. Een beroepslokaal is de plaats waar de belastingplichtige normaal zijn beroepsactiviteiten

uitoefent. Dit zijn fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen en magazijnen, bergplaatsen, garages en de

terreinen die als werkplaats, werkhuis of opslagplaats van voorraden dienst doen, de kabinetten van

geneesheren en tandartsen, wachtzalen, kantoren van architecten. In ieder geval gaat het om elke

plaats waar de belastingplichtige zijn beroepsactiviteit(en) uitoefent als hoofd- of bijberoep.304

164. Ingeval een handelaar boven zijn winkel woont en op die manier ook deels in privé-gelegenheid

geniet van de beveiliging die geïnstalleerd wordt in het handelspand, vormt dit geen beletsel om in

aanmerking te komen voor de investeringsaftrek in zoverre de beveiliging van de beroepslokalen

enkel op onrechtstreekse wijze de privé-gelegenheden mee beschermt.305

6.1.4.3 Bedrijfsvoertuigen

165. Ook investeringen in materieel vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tijdens een

belastbaar tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2010 of een later aanslagjaar en die tot doel hebben

te voorzien in de beveiliging van bedrijfsvoertuigen zoals bedoeld in artikel 44bis, §1, lid 3 WIB

komen in aanmerking.306 Bedrijfsvoertuigen zijn307 :

- Voertuigen aangewend voor bezoldigd personenvervoer, met name autobussen, autocars en

de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend hetzij tot een taxidienst, hetzij tot

verhuring met bestuurder.

- Voertuigen aangewend voor goederenvervoer, met name trekkers en vrachtwagens, en

aanhangwagens en opleggers met een maximum toegelaten massa van minstens 4 ton.

302 Art. 106 Programmawet van 8 april 2003, BS 17 april 2003. 303 Art. 2 Wet van 25 april 2007 houdende wijziging van de bepalingen inzake de investeringsaftrek, BS 10 mei 2007. 304 Art. 319 WIB ; F. VANDENBERGHE, Handboek personenbelasting 2014, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2014, 1234. 305 Parl.Vr. nr. 3-249 van 5 september 2003 (DE DECKER), Vr. en Antw. Senaat 2003-04, 2 december 2003, nr. 3-5, 367 ; X. , “Onrechtstreekse beveiliging privé-vertrekken mag wel, Fiscoloog 2004, afl. 919, 6. 306 Art. 11 juncto art. 35 Wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009. 307 Art. 44bis, §1, lid 3 WIB.

Page 67: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

67

166. De materieel vaste activa die in aanmerking komen betreffen308 :

1. materieel dat de toegang tot bedrijfsvoertuigen, bedoeld in artikel 44bis, § 1, derde lid, van het

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, door misdadigers detecteert, verhindert of

vertraagt of hun vlucht na het plegen van een strafbaar feit vertraagt, namelijk:

a) immobilisatiesystemen die het starten van het bedrijfsvoertuig beletten

b) alarmsystemen die de inbraak of geweldsuitoefening in het bedrijfsvoertuig detecteren

c) alarmsystemen die door de chauffeur van het bedrijfsvoertuig kunnen worden

ingeschakeld bij het opmerken van een poging tot inbraak of geweldpleging

d) nadiefstalsystemen die erop gericht zijn te verhinderen dat een gestolen voertuig

verdwijnt of die een gestolen bedrijfsvoertuig kunnen positioneren en volgen

e) sloten en andere beveiligingssystemen die de toegang tot het bedrijfsvoertuig

verhinderen of vertragen.

6.1.4.4 Verplichtingen inzake de dienstverrichtingen

167. Alle eerder besproken dienstverrichtingen309 moeten aan de belastingplichtige, die gebruik

wenst te maken van deze eenmalige verhoogde investeringsaftrek, worden verleend en

gefactureerd.310

168. De dienstverrichtingen die betrekking hebben op alarmsystemen en de daarmee verbonden

componenten moeten worden uitgevoerd door een erkende beveiligingsonderneming.311 Het betreft

een onderneming die “diensten aanbiedt, of uitoefent of zich als dusdanig bekend maakt, van

conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van alarmsystemen, de onderdelen ervan en de er op

aangesloten componenten voor zover deze alarmsystemen bestemd zijn om misdrijven tegen

personen of onroerende goederen te voorkomen of vast te stellen".312

169. Het is aan de aannemer of, indien het alarmsystemen betreft, de bovenstaande erkende

beveiligingsonderneming om te garanderen dat de materieel vaste activa comform de criteria zoals

308 Art. 491, §1 KB/WIB. 309 Zoals omschreven in art. 491, §1 KB/WIB. 310 Art. 491, §2 lid 1 KB/WIB. 311 Art. 491, §2 lid 2 KB/WIB. 312 Art. 6 Wet 2 oktober 2017 tot regeling van private en bijzondere veiligheid, BS 31 oktober 2017.

Page 68: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

68

gesteld in bijlage IIquater KB/WIB zijn. Daarom moet de aannemer of erkende onderneming op de

factuur of de bijlage ervan vermelden313 :

- het adres van het beroepslokaal of de werf waar de werken worden uitgevoerd.

- en de volgende formule bevatten:

" Ik, ondergetekende........, bevestig dat:

- (per maatregel de vermeldingen overnemen die worden opgelegd door bijlage IIquater van

het KB/WIB 92)

- ...

... (datum)

... (naam)

... (handtekening). "

170. De vermeldingen die verplicht moeten worden opgenomen op de factuur (of in de bijlage

ervan) verschillen per categorie.314

171. De belastingplichtige die de investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging wenst, moet de

facturen over de investeringen in de vaste activa en het betalingsbewijs van de bedragen die

voorkomen op die facturen ter beschikking houden van de Federale Overheidsdienst Financiën.315

6.1.5 Bijzondere eenmalige investeringsaftrek herbruikbare verpakkingen

172. Investeringen in materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van het

productieproces van herbruikbare verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten, zoals vermeld

in boek III "Milieutaksen" van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale

staatsstructuur komen in aanmerking voor deze eenmalige investeringsaftrek. Het percentage

bedraagt 3% voor aanslagjaar 2019.316

173. Vanaf aanslagjaar 2017 wordt deze investeringsaftrek opgeheven binnen de

personenbelasting.317 Sindsdien is deze enkel van toepassing binnen de vennootschapsbelasting. De

313 Art. 491, §3 KB/WIB 92. 314 Bijlage IIquater KB/WIB. 315 Art. 491, §4 KB/WIB. 316 Art. 201, §2, lid 1 WIB. 317 Art. 87 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015 ; X., "Investeringsaftrek klimt tot 8%”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 1-2 ; Voorheen was deze investeringsaftrek de facto reeds zonder voorwerp binnen de personenbelasting daar het basispercentage voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek –toen nog het variabele basispercentage- niet minder mocht

Page 69: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

69

gewone eenmalige investeringsaftrek voor vaste activa verkregen of tot stand gebracht tussen 1

januari 2018 en 31 december 2019 bedraagt voor kleine vennootschappen naar art. 15, § §1 tot 6 W.

Venn. echter 20%.318 Deze vennootschappen zullen zich dus uiteraard niet beroepen op deze

bijzondere investeringsaftrek, maar wel op het hogere basispercentage van de gewone, eenmalige

investeringsaftrek.319 Vennootschappen die niet als klein worden gekwalificeerd naar art. 15, §§1 tot

6 W. Venn. kunnen zich echter niet op deze gewone eenmalige investeringsaftrek van 20% beroepen

en zullen bijgevolg gebruik maken van deze eenmalige investeringsaftrek. Het is in geen geval

mogelijk voor eenzelfde investering gebruik te maken van zowel de gewone, eenmalige als de

verhoogde, eenmalige investeringsaftrek.320 Wanneer een belastingplichtige wil genieten van de

investeringsaftrek voor hebruikbare verpakkingen betreft dit immers duidelijk een afwijking van de

gewone, eenmalige investeringsaftrek die aldus niet gecumuleerd kan worden.321

174. Ook materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van de terugname

in de verkooppunten, de tussentijdse stockage, de verzending naar de afvuller of een

distributiecentrale met het oog op de verdere sortering en reiniging en de sortering en reiniging met

het oog op de terugzending naar de respectievelijke afvullers van de in bovenvermelde herbruikbare

verpakkingen.322 Het productieproces omvat het geheel van verrichtingen dat uitsluitend dient om

een productiesysteem te installeren, te vervangen, te verbeteren, of in stand te houden.323

175. De investeringen die in aanmerking komen zijn324 :

1. investeringen in de materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn en worden gebruikt

voor de volgende doeleinden:

- het afvullen of conditioneren van dranken in herbruikbare verpakkingen

- de terugname, het spoelen en de voorbereiding van het afvullen van gebruikte

herbruikbare verpakkingen

bedragen dan 3,5% en de eenmalige investeringsaftrek voor hebruikbare verpakking slechts 3% bedroeg. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 geldt echter een vast percentage van 8% voor de gewone, eenamlige investeringsaftrek en voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 geldt een basispercentage van 20%. Beide zijn ook steeds hoger is dan 3%. 318 Art. 201, § 1, 1° WIB. 319 X., ”Investeringen hergebruik verpakkingen : enkel voor vennootschappen”, Fiscoloog 2007, afl. 1091, 9. 320 Circ. Nr. Ci.RH.242/569.548 (AOIF 37/2007) van 19 oktober 2007. 321 Parl.Vr. nr. 93 van 10 november 2003 (PIETERS), Vr. en Antw. Kamer 2002-03, 22 december 2003, nr. 13, 1823-1825. 322 Art. 201, §2, lid 2 WIB. 323 Art. 49bis, §1 KB/WIB. 324 Art. 49bis, §2 KB/WIB.

Page 70: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

70

- de specifieke behandelingen van de beoogde dranken en nijverheidsproducten voor

en/of na de vulling in een herbruikbare verpakking

2. de investeringen in herbruikbare verpakkingen, zowel primaire, als secundaire en tertiaire,

en de matrijzen en de specifieke machines voor de productie ervan, alsook de aanvullende

bouwwerken, installaties en werktuigen voor goederenbehandeling die uitsluitend bestemd

zijn en worden gebruikt voor de opslag van herbruikbare verpakkingen.

6.1.6 Bijzondere eenmalige investeringsaftrek zeescheepsvaart

176. Tot slot heeft de wetgever voorzien in een verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor

investeringen in zeeschepen. Ingevolge deze bepaling is het zowel voor binnenlandse

vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die uitsluitend

activiteiten uitoefenen zoals omschreven in artikel 115 van de programmawet van 2 augustus 2002

met betrekking tot zeeschepen mogelijk om een investeringsaftrek van 30% te genieten op de

aanschaffingsprijs van zeeschepen.325

177. Niet enkel nieuwe zeeschepen komen in aanmerking maar ook tweedehands zeeschepen die

voor het eerst in het bezit van een Belgische belastingplichtige komen.

178. Wel kan de belastingplichtige tijdens de periode in dewelke de winst uit zeescheepvaart wordt

vastgesteld aan de hand van de tonnage geen gebruik maken van deze verhoogde eenmalige

investeringsaftrek.326 Het is aan deze vennootschappen immers vrij om te verzoeken om de in België

belastbare winst uit zeescheepvaart op forfaitaire wijze vast te stellen op basis van tonnage van de

zeeschepen waarmee de winst wordt behaald.327 Deze uitsluiting ligt in lijn met de algemene

uitsluiting van de investeringsaftrek die geldt wanneer de winsten of baten worden bepaald volgens

forfaitaire grondslagen van aanslagen.328

179. Ook voor deze investeringsaftrek voorziet de wetgever in een overdracht van het niet-benutte

deel van de investeringsaftrek indien een belastbaar tijdperk geen of onvoldoende winst oplevert. De

niet-verleende investeringsaftrek wordt onbeperkt overgedragen naar de volgende belastbare

tijdperken. Wanneer de eerste winst uit zeescheepvaart van de vennootschap wordt vastgesteld aan

de hiervoor besproken tonnage, kan het niet-verrekende gedeelte van de investeringsaftrek na

325 Art. 123, § 1 Programmawet 2 augustus 2002, BS 29 augustus 2002. 326 Art. 123, § 2 Programmawet 2 augustus 2002, BS 29 augustus 2002. 327 Art. 116 Programmawet 2 augustus 2002, BS 29 augustus 2002. 328 Art. 74 WIB.

Page 71: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

71

afloop van de periode waarin de winst op dergelijke forfaitaire wijze wordt vastgesteld in mindering

worden gebracht.329

180. De wetgever heeft er dus voor gekozen om de verhoogde investeringsaftrek voor zeeschepen

niet op te nemen in de lijst van investeringsaftrek zoals gesteld in het WIB. De programmawet van 2

augustus 2002 verwijst niet naar de uitsluitingsgronden van de investeringsaftrek zoals gesteld in art.

75 WIB. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen oordeelde dat aangezien niet verwezen wordt

naar art. 75 WIB er geen reden is om aan te nemen dat deze uitsluitingsgronden rechtskracht

ontnomen werd. Met andere woorden stelt zij dat ook ingeval van de investeringsaftek voor

zeeschepen rekening moet worden gehouden met de uitsluitingsgronden zoals ze bestaan voor alle

investeringsaftrekken.330

6.2 Gespreide investeringsaftrek

6.2.1 Gewone gespreide investeringsaftrek

181. Voor natuurlijke personen die op de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin deze vaste

activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers tewerkstellen bestaat de

mogelijkheid om ervoor te opteren de investeringsaftrek te spreiden over de afschrijvingsperiode van

diezelfde vaste activa.331 Het percentage van deze gewone gespreide investeringsaftrek bestaat uit

het basispercentage zoals bepaald naar art. 69, § 1, eerste lid, 2° WIB verhoogd met 7 percentpunten

en wordt berekend op de afschrijvingen die elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode

worden aangenomen.332 Voor aanslagjaar 2019 bedraagt dit basispercentage 3,5% en verhoogd met

7 procentpunten levert dit dus een percentage van 10,5% voor de gewone, gespreide

investeringsaftrek. Het toepasselijk percentage blijft gedurende de gehele afschrijvingsperiode

ongewijzigd ongeacht het inflatiepeil in de jaren na de investering.333 Ook voor investeringen vóór 1

januari 2016 bedraagt het percentage 10,5% aangezien ook een basispercentage van 3,5% geldt.

329 Art. 123, § § 3 en 4 Programmawet 2 augustus 2002, BS 29 augustus 2002. 330 C. BUYSSE, ”Bareboat charter’ : uitsluiting bijzondere investeringsaftrek ?”, Fiscoloog 2015, afl. 1429, 13 ; Rb. Antwerpen, 27 februari 2015. 331 Een werknemer die deeltijdse arbeid verricht, wordt voor deze beoordeling gerekend als één eenheid ; Com. I.B. 68/70. 332 Art. 70, lid 3 WIB. 333 Com. I.B., nr. 68/72.

Page 72: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

72

182. Het is voor vennootschappen niet mogelijk gebruik te maken van deze gewone gespreide

investeringsaftrek.334 Ook kleine vennootschappen naar art. 15, §§1 tot 6 W.Venn. kunnen geen

gebruik maken van deze gewone, gespreide investeringsaftrek. Het percentage voor gewone,

gespreide investeringsaftrek werd immers, als compensatiemaatregel voor de komst van de

notionele interestaftrek, op nul gezet.335

183. Toch is het voor vennootschappen wel mogelijk om voor investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht vóór 1 januari 2006 en waarvoor ze gekozen hebben voor een gewone, gespreide

investeringsaftrek, deze verder in rekening te brengen.336

In onderstaand voorbeeld wordt door een eenmanszaak geïnvesteerd in een machine met een

aanschaffingswaarde van € 10.000. Er wordt voor gekozen deze machine lineair af te schrijven over 5

jaar. Een vergelijking wordt gemaakt voor aanslagjaar 2018 tussen de situaties waarin de

belastingplichtige zou kiezen voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek dan wel voor de gewone,

gespreide investeringsaftrek.

Gewone, eenmalige

investeringsaftrek

Gewone, gespreide

investeringsaftrek

Aanschaffingswaarde van de

investering

€ 10.000 € 10.000

Investeringsaftrek voor

aanslagjaar 2018

(€ 10.000 x 8%)

€ 800

( (€ 10.000 / 5 ) x 10,5%)

€ 210

Totale investeringsaftrek na 5

jaar

(€ 210 x 5)

€ 1.050

334 Art. 201, § 1, lid 8 WIB. 335 Wet 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni 2005. 336 Art. 528 WIB ; E. WARSON, D. VERSCHAEVE, "eindejaarsplanning in het teken van de NIA”, Fisc.Act. 2005, nr. 44, 6-8.

Page 73: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

73

In onderstaand voorbeeld worden dezelfde gegevens als in het vorige voorbeeld gebruikt. Ditmaal

wordt echter een vergelijking gemaakt voor aanslagjaar 2019 tussen de situaties waarin de

belastingplichtige zou kiezen voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek dan wel voor de gewone,

gespreide investeringsaftrek.

Gewone, eenmalige

investeringsaftrek

Gewone, gespreide

investeringsaftrek

Aanschaffingswaarde van de

investering

€ 10.000 € 10.000

Investeringsaftrek voor

aanslagjaar 2019

(€ 10.000 x 20%)

€ 2000

( (€ 10.000 / 5 ) x 10,5%)

€ 210

Totale investeringsaftrek na 5

jaar

(€ 210 x 5)

€ 1050

184. De keuze voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek levert de belastingplichtige een

bijkomend voordeel op van €950, wat bijna een verdubbeling inhoudt van het voordeel dat de

belastingplichtige kan doen mocht deze opteren voor de gewone, gespreide investeringsaftrek. De

keuze tussen de eenmalige of gespreide investeringsaftrek wordt dus door de hervorming van de

vennootschapsbelasting behoorlijk beïnvloed, omwille van de tijdelijke verhoging van het percentage

dat geldt voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek voor investeringen aangeschaft of tot stand

gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019.

185. Welke keuze de belastingplichtige maakt hangt daarnaast o.a. ook af van het feit of deze het

interessanter acht om het volledige genot van de investeringsaftrek slechts na enkele jaren te

genieten of deze liefst de investeringsaftrek direct volledig wil genieten.

6.2.2 Verhoogde gespreide investeringsaftrek milieuvriendelijke investeringen in

onderzoek en ontwikkeling

186. Voor investeringen in vaste activa die worden gebruikt om op een milieuvriendelijke manier

onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën te bevorderen

is voorzien in een verhoogde gespreide investeringsaftrek.337 De belastingplichtige kan de

investeringsaftrek spreiden over de afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte

vaste activa. Het percentage van deze gewone gespreide investeringsaftrek bestaat uit het

337 X., ”Verhoogde gespreide aftrek voor ”O&O-investeringen”, Fiscoloog 1996, afl. 566, 3.

Page 74: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

74

basispercentage zoals bepaald naar art. 69, § 1, eerste lid, 2° WIB verhoogd met 17 percentpunten

en wordt berekend op de afschrijvingen die elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode

worden aangenomen.338 Het toepasselijk percentage blijft gedurende de gehele afschrijvingsperiode

ongewijzigd ongeacht het inflatiepeil in de jaren na de investering.339

187. Deze verhoogde gespreide investeringsaftrek geldt zowel binnen de personen- als de

vennootschapsbelasting en bedraag 20,5% voor aanslagjaar 2019. Om ervoor in aanmerking te

komen is het, in tegenstelling tot voor de gewone gespreide investeringsaftrek, echter niet vereist

dat de natuurlijke persoon minder dan 20 werknemers tewerkstelt op de eerste dag van het

belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht.

188. De voorwaarden en vaste activa waarin dient te worden geïnvesteerd om in aanmerking te

komen voor de verhoogde, gespreide investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling zijn

dezelfde als deze voor de verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling.

Er kan dan ook worden verwezen naar deel 6.1.2.2.

189. Wederom dient erop te worden gewezen dat er voor milieuvriendelijke investeringen in

onderzoek en ontwikkeling de mogelijkheid voor vennootschappen en vaste Belgische inrichtingen

van buitenlandse vennootschappen bestaat om onder bepaalde voorwaarden te genieten van het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.340 Een vennootschap die op onherroepelijke wijze

ervoor kiest gebruik te maken van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan geen

aanspraak maken op de verhoogde gespreide investeringsaftrek voor octrooien, daar het

belastingkrediet niet gecumuleerd kan worden met de investeringsaftrek.341

6.2.3 Verhoogde gespreide investeringsaftrek hoogtechnologische producten

190. Voor investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 in vaste activa in

productiemiddelen van hoogtechnologische producten was voorzien in een verhoogde, gespreide

investeringsaftrek.342

191. Deze invoering was echter onder voorwaarde van goedkeuring van de Europese Commissie die

moest oordelen of dergelijke investeringsaftrek geen verboden staatssteun betreft naar art. 107

338 Art. 70, lid 1 en 2 WIB. 339 Com.I.B. 68/72. 340 Art. 289quater WIB. 341 Art. 201, § 1, lid 9 WIB ; het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt besproken in deel 10. 342 Wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015.

Page 75: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

75

VWEU.343 De goedkeuring is er echter nooit gekomen en de bepaling is de facto nooit van kracht

geweest. Deze investeringsaftrek werd bijgevolg door de wet van 25 december 2017 tot hervorming

van de vennootschapsbelasting geschrapt. Er werd, rekening houdende met het bovenstaande, dan

ook gekozen om de inhoudelijke invulling van “hoogtechnologische producten” niet te bespreken in

het kader van deze masterscriptie.

7. Overdracht of buitengebruikstelling van de vaste activa

7.1 Fiscale meer- of minderwaarde

192. De investeringsaftrek komt niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meer- of

minderwaarden op de vaste activa waarvoor hij is verleend.344

7.2 Aanvullende aftrek bij keuze gespreide investeringsaftrek

193. De mogelijkheid bestaat dat een belastingplichtige ervoor kiest om de vaste activa, waarvoor hij

de investeringsaftrek heeft genoten, buiten gebruik te stellen of over te dragen. Wanneer in dat

geval de belastingplichtige voor die vaste activa gebruik heeft gemaakt van de gespreide

investeringsaftrek en deze lager is dan de aftrek die de belastingplichtige had kunnen genieten indien

deze zou geopteerd hebben voor de eenmalige investeringsaftrek wordt in een aanvullende aftrek

voorzien ten belope van het verschil tussen de twee bedragen.345 In dit kader kan eraan worden

herinnerd dat de eenmalige investeringsaftrek wordt berekend op de aanschaffings- of

beleggingswaarde van de investeringsaftrek en de gespreide investeringsaftrek wordt berekend op

de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen.346

In volgend voorbeeld wordt door een eenmanszaak een machine aangekocht met een

aanschaffingswaarde van € 10.000 in boekjaar 2015. De belastingplichtige boekhoudt per

kalenderjaar en schrijft de machine lineair over 10 jaar af. Men heeft geopteerd voor de gespreide

investeringsaftrek, maar al snel blijkt dat de machine niet voldoet aan de belastingplichtige zijn

verwachtingen en dus doet hij deze van de hand in boekjaar 2016. Voor boekjaar 2015 heeft de

belastingplichtige een gespreide investeringsaftrek genoten van € 105. Indien hij gekozen zou hebben

voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek had de belastingplichtige € 350 aan investeringsaftrek

343 X., "Fiscale steun voor hoogtechnologische investeringen”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 3-4. 344 Art. 73 WIB. 345 Art. 71 WIB. 346 Art. 70, lid 2 WIB.

Page 76: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

76

gehad. Ingevolge art. 71 WIB krijgt de belastingplichtige een aanvullende aftrek van € 245 voor

boekjaar 2016.

Gewone, gespreide

investeringsaftrek

Gewone, eenmalige

investeringsaftrek

Aanschaffngswaarde

van de investering

€ 10.000 € 10.000

Investeringsaftrek

aanslagjaar 2016

(€ 10.000 x 10% x 10,5%)

€ 105

(€ 10.000 x 3,5%)

€ 350

Aanvullende aftrek

aanslagjaar 2017

€ 245

7.3 Terugname investeringsaftrek verhoogde eenmalige investeringsaftrek O&O

194. Er kan in dit kader aan worden herinnerd dat wat betreft de investeringsaftrek voor

milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling waarvoor men de verhoogde

eenmalige investeringsaftrek genoten heeft, deze gedurende de gehele afschrijvingsduur voor dat

gebruik aangewend blijft door de belastingplichtige die de investeringsaftrek heeft verkregen of door

de belastingplichtige die de activa heeft verworven ingevolge verrichtingen als vermeld in de

artikelen 46 en 211 tot 214 van het WIB.347 Wanneer men echter niet voldoet aan bovenstaande

voorwaarde wordt een deel van de verleende investeringsaftrek belast als winst of baat van het

belastbare tijdperk waarin het niet naleven van die verplichting zich heeft voorgedaan.

195. Het volstaat hierbij te verwijzen naar het eerder besproken deel 6.1.2.2 waar deze situatie

uitvoerig wordt besproken.

347 Art. 48, §2 KB/WIB.

Page 77: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

77

8. Overdracht van de investeringsaftrek

8.1 Algemeen

196. In beginsel kan de belastingplichtige die gebruik maakt van de investeringsaftrek het gedeelte

dat hij niet heeft kunnen benutten, omdat deze in het belastbaar tijdperk waarin hij de

investeringsaftrek toepast geen of onvoldoende winsten of baten heeft gerealiseerd om de

investeringsaftrek op te kunnen toepassen, overdragen op de winsten of baten van de volgende

belastbare tijdperken.348 Met betrekking tot de gewone, eenmalige investeringsaftrek van toepassing

voor kleine vennootschappen naar art. 15, §§1 tot 6 W. Venn. dient echter te worden opgemerkt dat

het niet benutte bedrag van de investeringsaftrek enkel wordt overgedragen naar het volgend

belastbaar tijdperk.349 Er geldt daarnaast een beperking op de overgedragen investeringsaftrek. Zo

mag de aftrek van de overgedragen investeringsaftrek van de volgende belastbare tijdperken niet

meer bedragen dan € 620.000 of 25% van het totale bedrag van de overgedragen investeringsaftrek

wanneer deze op het einde van het vorige belastbare tijdperk € 2.480.000 overtreft.350

197. Binnen de vennootschapsbelasting bestaat echter de mogelijkheid om voor octrooien en

milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling te kiezen voor het belastingkrediet

voor onderzoek en ontwikkeling. Wanneer de vennootschap voor dit belastingkrediet kiest heeft dit

gevolgen voor de bovenstaande grensbedragen. De grensbedragen voor de investeringsaftrek

worden dan teruggebracht op respectievelijk € 310.000 en € 1.240.000.351

8.2 Controlewijziging binnen de vennootschap

8.2.1 Algemeen

198. Wanneer er echter sprake is van een verwerving of een wijziging van de controle over een

vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, wordt de

investeringsaftrek noch aftrekbaar van de winst van dat tijdperk, noch van deze van enig later

belastbaar tijdperk.352

348 Art. 72, lid 1 WIB. 349 Art. 201, § 1, lid 5 WIB. 350 Art. 72, lid 2 WIB ; Geïndexeerd voor aanslagjaar 2018 : € 970.860 en € 3.883.430. 351 Art. 201, lid 9 WIB. Geïndexeerd voor aanslagjaar 2018 : € 485.430 en € 1.941.720. 352 Nieuw art. 207, lid 8 WIB ; J. VAN DYCK, “Tantièmes en VZW’s ontspringen de dans”, Fiscoloog 1996, afl. 595, 1.

Page 78: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

78

199. De bepaling kwam er ingevolge het volmachten-KB van 20 december 1996353 en wou de strijd

aangaan met de handel in verliesvennootschappen.354 Deze praktijk bestaat eruit dat een

vennootschap een andere vennootschap overneemt met het doel deze te strippen en er een eigen

activiteit in onder te brengen waarbij ze verliezen van de vorige boekjaren van de overgenomen

vennootschap gebruikt. Hiermee werd aankoppeling gezocht met het arrest dd. 18 december 1995

waarin het hof van beroep te Antwerpen de verliesverrekening van een vennootschap verworpen

had omdat er na de overname van de aandelen van de vennootschap de oorspronkelijke activiteit

van de vennootschap niet langer werd uitgeoefend maar wel een totaal nieuwe activiteit die totaal

verschillend was van de voorheen uitgeoefende activiteit.355 Het Hof oordeelde dat er in casu niet

gesproken kan worden van eenzelfde belastingplichtige daar de overnemende vennootschap niet de

voortzetter is van de voorheen uitgeoefende activiteiten.356

8.2.2 Controle over een onderneming

200. De regeling geldt voor alle vanaf 1 januari 1997 tot stand gekomen verwervingen of wijzigingen

van de controle van een vennootschap. De bepaling is echter enkel van toepassing op vrijwillige

overdrachten en zodus zal ze niet worden toegepast ingeval van controlewijziging ingevolge een

erfenis.357 In het verslag aan de Koning bij het KB van 20 december 1996 wordt voor een invulling van

het begrip "controle over een onderneming" verwezen naar het KB van 8 oktober 1976 met

betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen.358 Het betreft de bevoegdheid in rechte of in

feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van

bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid. In enkele gevallen wordt de controle

in rechte onweerlegbaar vermoed :

- Wanneer zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan

het totaal van de aandelen van de betrokken vennootschap;

353 K.B. van 20 december 1996 houdende diverse fiscale maatregelen met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, BS 31 december 1996. 354 P. HINNEKENS, “Verliesverrekening na controlewijziging : soepele interepretatie”, Fiscoloog 2009, afl. 1145,

7 ; G. GEMIS, “De identiteitsvereiste inzake de verrekening van bedrijfsverliezen”, AFT 1997, afl. 5, 209-245. 355 E. VAN DER BRUGGEN, “Klampt de Administratie zich vast aan een omstreden arrest?”, Fiscoloog 1996, afl.

553, 6. 356 Antwerpen 18 december 1995, Fisc.Koer. 96/188 ; contra Gent 13 juni 1989, Fiscoloog 266, 4 en Luik 6 februari 1991, F.J.F. 91/97. 357 Verslag aan de Koning bij het KB van 20 december 1996, BS 31 december 1996. 358 K.B. van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, BS 19 oktober 1976 opgeheven door het K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, BS 6 februari 2001.

Page 79: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

79

- Wanneer een vennoot het recht heeft de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders

te benoemen of te ontslaan;

- Wanneer een vennoot krachtens de statuten van de betrokken vennootschap of krachtens

met die vennootschap gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid beschikt;

- Wanneer op grond van een overeenkomst met andere vennoten van de betrokken

vennootschap, een vennoot beschikt over de meerderheid van de stemrechten verbonden

aan het totaal van de aandelen van die vennootschap;

- In geval van gezamenlijke controle.

201. Onder controle in feite wordt begrepen een controle die niet volgt uit één van bovenstaande

factoren. Wel wordt een vennoot vermoed controle in feite te hebben359 wanneer hij op de

voorlaatste en laatste algemene vergadering van deze vennootschap stemrechten heeft uitgeoefend

die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten verbonden aan de op deze algemene

vergaderingen vertegenwoordigde aandelen.360 Het feit dat er geen wijziging van controle in rechte

bestaat, neemt niet weg dat er steeds kan worden besloten dat er een controlewijziging in feite is, dit

zal zoals de bewoording doet vermoeden steeds worden beoordeeld aan de hand van de concrete

feiten.361 In 2017 sprak het hof van beroep te Gent zich uit over een zaak waarin één aandeel van de

750 werd verkocht aan een nieuwe zaakvoerder.362 De belastingplichtige merkte op dat aangezien er

slechts één aandeel verkocht werd er geen sprake kan zijn van het onweerlegbaar vermoeden van

controle in rechte aangezien deze wordt verbonden aan het bezit van de meerderheid van de

stemrechten.363 Het hof van beroep te Gent was van mening dat de belastingplichtige geen rekening

hield met het feit dat er mogelijks een controle in feite bestond en vervolgde dat zij meende dat de

nieuwe zaakvoerder wel degelijke controle in feite had verkregen over de vennootschap.

8.2.3 Rechtmatige financiële of economische behoeften

202. Op de vraag wat er precies dient te worden verstaan onder “rechtmatige financiële of

economische behoeften” is geen eenduidig antwoord te geven, daar de wetgever geen concrete

359 Behoudens bewijs van het tegendeel. 360 Art. 5 Wetboek van vennootschappen ; aangezien het fiscaal recht geen invulling geeft aan het begrip ‘onderneming’ geldt het principe dat het boekhoudrecht primeert op het fiscaal recht tenzij het zou afwijken. 361 S. VAN CROMBRUGGE en C. BUYSSE , “Verbod verliesverrekening : wanneer is er sprake van ‘controlewijziging’ ?”, Fiscoloog 2017, afl. 1511, 8. 362 Gent 3 januari 2017, www.monkey.be. 363 S. VAN CROMBRUGGE en C. BUYSSE , “Verbod verliesverrekening : wanneer is er sprake van ‘controlewijziging’ ?”, Fiscoloog 2017, afl. 1511, 8.

Page 80: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

80

invulling van het begrip heeft opgenomen in het K.B. van 20 december 1996.364 Wel worden er in het

verslag aan de Koning bij het KB van 20 december 1996 enkele voorbeelden opgesomd. Het is in

ieder geval vrij aan elke vennootschap om in het geval van belangrijke wijzigingen inzake het

aandeelhouderschap of een vervanging van een belangrijk aantal zaakvoerders of bestuurders, een

voorafgaand akkoord te bekomen met de administratie, opdat de vennootschap rechtszekerheid

verkrijgt dat de wijzigingen (al dan niet) als rechtmatige financiële of economische behoeften kunnen

worden beschouwd. Voorts wordt er verondersteld dat de controlewijziging aan rechtmatige

financiële of economische behoeften voldoet “in geval van wijziging van de controle over een

onderneming in moeilijkheden met behoud, zelfs gedeeltelijk, van de tewerkstelling en van de

werkzaamheden uitgeoefend door deze onderneming vóór de verwerving of de wijziging van de

controle of in geval van wijzigingen van de controle ingevolge overdrachten van aandelen of van

bedrijfsleiders binnen een geheel samengesteld uit ondernemingen opgenomen in de

boekhoudkundige consolidatie”.365

203. Daar het verslag aan de Koning bij het K.B. van 20 december 1996 enkel voorbeelden bevat zijn

de rulings en rechtspraak dan ook van groot belang om een invulling te geven aan het begrip

“rechtmatige financiële of economische behoeften.”

204. Met betrekking tot de bewoording “onderneming in moeilijkheden” heeft de administratie zich

lange tijd vrij strikt aan die bewoording zoals die bestaat in het verslag aan de Koning gehouden.366

Ingevolge de rechtspraak367 heeft de administratie haar visie bijgeschaafd en kan ook tot een

overname omwille van rechtmatige financiële of economische behoeften worden besloten wanneer

de overgenomen vennootschap niet in moeilijkheden verkeert.368 Ook het behoud van activiteiten

en tewerkstelling werd door de administratie op strikte wijze geïnterpreteerd en was zo goed als een

absolute voorwaarde om tot een positieve ruling te besluiten.369 Tot op heden spelen het behoud

364 J. VAN DYCK, “Controlewijziging : wat zijn rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2013, afl. 1331, 1. 365 Verslag aan de Koning bij het KB van 20 december 1996, BS 31 december 1996. 366 Beslissing nr. Ci. COM/420 CDB dd. 19.07.1999, www.fisconet.fgov.be; Beslissing nr. Ci. COM/439 CDB dd. 18.10.1999, www.fisconet.fgov.be; Beslissing nr. Ci. COM/441 CDB dd. 17.11.1999, www.fisconet.fgov.be ; Beslissing nr. Ci. COM/490 CDB dd. 28.04.2000, www.fisconet.fgov.be; Beslissing nr. Ci. COM/489 CDB dd. 28.04.2000, www.fisconet.fgov.be. 367 Gent 9 september 2008, Fisc.Koer. 2008/ 644 ; contra Gent 30 oktober 2012, Fisc.Act. 2013, nr. 20, 2. Dit laatste arrest deed nogal wat stof opwaaien binnen de rechtsleer. Algemeen werd aangenomen dat het arrest niet veralgemeend diende te worden en het eerder een zeer specifieke zaak betrof. Zie : F. DELEPIERE, D. VAN BORTEL, P. MOREAU, “Hof Gent weigert aftrek overgedragen verliezen van winstgevende vennootschap na controlewijziging“, Fisc.Act. 2013, nr. 20, 2-6 ; J. VAN DYCK, “Controlewijziging : wat zijn rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2013, afl. 1331, 1. 368 Voorafgaande beslissing nr. 2010.331 dd. 21.12.2010, www.fisconet.fgov.be; Voorafgaande beslissing nr. 2010.334 dd. 11.01.2011, www.fisconet.fgov.be. 369 Beslissing nr. Ci. COM/420 CDB dd. 19.07.1999, www.fisconet.fgov.be; Beslissingen nrs. Ci. COM/489 CDB

en Ci.COM/490 CDB dd. 28.04.2000, www.fisconet.fgov.be; Voorafgaande beslissing nr. 500.097 dd.

Page 81: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

81

van activiteiten en tewerkstelling nog steeds een centrale rol in de beoordeling van de

administratie370, doch wordt de zeer strikte interpretatie gemilderd waar nodig. De administratie is

dan ook van mening dat wanneer er geen naakte ontslagen in de toekomst vallen er behoud van

tewerkstelling is, eveneens wanneer de tewerkstelling wordt uitgebreid.371 Daarnaast kan de

administratie akkoord gaan met een louter gedeeltelijk behoud van de tewerkstelling of activiteiten

indien dit voor de onderneming in se noodzakelijk is om te overleven. Wanneer er echter vóór de

wijziging van controle überhaupt geen sprake was van tewerkstelling kan deze uiteraard niet

“behouden” blijven.372

205. Aan de hand van de bestaande rechtspraak is het echter ook niet mogelijk een eenduidige

invulling te geven aan de bewoording “rechtmatige financiële of economische behoeften”. In de

rechtspraak houdt men er soms een vrij strikte visie op na die ingeval van wijziging van activiteiten

en/of tewerkstelling besluit dat er geen rechtmatige financiële of economische behoeften kunnen

zijn.373 Zo wordt door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven besloten dat er geen rechtmatige

economische of financiële behoeften voorhanden zijn daar er in hoofde van de overnemende

vennootschap nooit de intentie was om de activiteiten zoals ze voorheen bestonden te behouden,

maar wel een volledige herstructurering door te voeren.374 Dat de overname kadert in een

economisch en strategisch objectief in hoofde van de overnemende vennootschap speelt voor de

rechtbank geen rol. Andere rechtspraak wijst er echter, terecht, op dat de omschrijving zoals ze

bestaat in het verslag aan de Koning louter voorbeelden betreft en het dus geen wettelijke

voorwaarden zijn, daar deze niet zijn opgenomen in de wet zelf.375 De rechtbank van eerste aanleg te

Bergen oordeelde dat de vereiste van continuïteit geen wettelijke vereiste is maar dat er met het

14.07.2005, www.fisconet.fgov.be; Voorafgaande beslissing nr. 500.104 dd. 11.08.2005, www.fisconet.fgov.be. 370 Voorafgaande beslissing nr. 2015.051 dd. 10.03.2015, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslssing nr. 2017.020 dd. 21.03.2017, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslissing nr. 2017.418 dd. 06.07.2017, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslissing 2017.104 dd. 11.07.2017, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslissing 2017.490 dd. 22.08.2017, www.fisconet.fgov.be. 371 Voorafgaande beslissing nr. 700.127 dd. 08.05.2007, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslissing nr.

800.349 dd. 25.11.2008, www.fisconet.fgov.be. 372 Voorafgaande beslissing nr. 2012.237 dd. 27.11.2012, www.fisconet.fgov.be ; Voorafgaande beslissing nr. 2011.073 dd. 17.05.2011, www.fisconet.fgov.be. 373 Rb. Brugge 7 maart 2006, FJF 2007/135 ; Rb. Brugge 28 februari 2006, Fisc.Koer. 2006/448 ; Rb. Luik 3 juni 2013, www.monkey.be ; P. VAN DEN BERGHE, P. WOUTERS, ”Verliesverrekening na controlewijziging : Antwerps hof van beroep slaat en zalft”, Fisc.Act. 2014, afl. 8, 2-7. 374 Rb. Leuven 2 september 2011, FJF 2012/104 en www.monkey.be ; S. VAN WAEYENBERGHE, “Afbouw activiteit na controlewijziging : geen rechtmatige behoeften”, Fisc.Act. 2011, nr. 41, 5-8. 375 Gent 9 september 2008, Fisc.Koer. 2008/ 644 ; Rb. Brugge 27 juni 2011, FJF 2012/225 ; Rb. Bergen 23 juni 2011, FJF 2013/17 ; Antwerpen 27 maart 2012, FJF 2013/16 ; Antwerpen 12 februari 2010, Fisc.Act. 2011, 12/8 ; Antwerpen 18 december 2012, FJF 2013, nr. 165, 1 ; Hasselt 31 oktober 2013, Fisc.Koer. 2013, nr. 16, 639 ; Rb. Leuven 1 oktober 2010, Fiscoloog 2011, afl. 1236, 9 ; Antwerpen 18 juni 2013, Fisc.Koer. 2013, nr. 11, 507. Merk echter wel op dat in dit laatste arrest alsnog de verliesaftrek geweigerd werd door het Antwerps hof van beroep maar dit omwille van het feit dat er geen andere rechtmatige financiële of economische behoeften voorhanden waren.

Page 82: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

82

behoud van de activiteiten en/of tewerkstelling wel rekening kan worden gehouden als feitelijk

element om te beoordelen of de controlewijziging gebeurt omwille van rechtmatige financiële en

economische behoeften. In deze zaak werd geoordeeld dat de controlewijziging louter op basis van

fiscale motieven is gebeurd en er geen rechtmatige financiële of economische behoeften in het spel

zijn.376 Wanneer de activiteiten niet enkel behouden, maar tevens worden uitgebreid met een

activiteit die werkelijk is en economisch verantwoord is voldaan aan rechtmatige financiële of

economische behoeften.377

8.2.3.1 In wiens hoofde gebeurt de beoordeling?

206. Of de overname voldoet aan rechtmatige financiële of economische behoeften moet volgens de

rechtbank van eerste aanleg te Brugge worden beoordeeld in hoofde van de vennootschap die wordt

overgenomen en niet in hoofde van de overnemende partij.378 Andere rechtspraak is echter van

mening dat bij de beoordeling ook het belang van de onderneming die de controle verwerft in

rekening mag worden gebracht.379 Zodus moet bij een controlewijziging steeds worden nagegaan of

de overgenomen vennootschap er belang bij heeft, maar mag ook rekening worden gehouden met

het belang van de verkrijgende vennootschap.380 Ook met de belangen van de nieuwe

aandeelhouders kan rekening worden gehouden.381 Ook de rechtbank van eerste aanleg te Luik

oordeelde in 2016 dat de controlewijziging ingevolge de overdracht van aandelen voldeed aan

rechtmatige financiële of economische behoeften. Het betrof de overname van een vennootschap

die in se niet in liquiditeitsproblemen verkeerde maar louter een controlewijziging onderging omwille

van de leeftijd van de aandeelhouder-bestuurder. De rechtbank is van mening dat de beoordeling

van de rechtmatige economische of financiële behoeften niet enkel in hoofde van de overgenomen

vennootschap dient te worden beoordeeld maar rekening moet worden gehouden, op globale wijze,

of de activiteiten en tewerkstelling van de overgenomen vennootschap werden verdergezet.382

376 C. BUYSSE, “Overname lege schelp : geen rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2011, afl. 1263, 12 ; Rb. Bergen 23 juni 2011, FJF 2013/17. 377 Antwerpen 26 oktober 2010, FJF 2011/198. 378 Rb. Brugge 28 februari 2006, Fisc.Koer. 2006/448. 379 Antwerpen 27 maart 2012, FJF 2013/16. 380 J. VAN DYCK, “Controlewijziging : wat zijn rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2013, afl. 1331, 1. 381 Rb. Hasselt 31 oktober 2013, Fisc.Koer.2013, 639 ; Cass. 21 december 2017, www.monkey.be. 382 Rb. Luik 14 juni 2016, FJF 2017/196 en www.monkey.be ; R. MESSIAEN, “Een decennium verbod van verliesverrekening na controlewijziging (art. 207, derde lid WIB 92). Een stand van zaken”, AFT 2007.11, 32-33.

Page 83: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

83

9. De hervorming van de vennootschapsbelasting

9.1 De hervorming : een inleiding

207. De vennootschapsbelasting ondergaat een ingrijpende wijziging ingevolge de wet van 25

december 2017 betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting. In de memorie van

toelichting383 wordt gesteld dat de Belgische vennootschapsbelasting dringend nood heeft aan

vernieuwing daar ze opgebouwd is rond een hoog nominaal tarief en verschillende posten, aftrekken

en systemen om de reële belastingvoet te verlagen. Met deze hervorming poogt men de Belgische

vennootschapsbelasting niet enkel te vereenvoudigen maar ook meer rechtvaardigheid en

rechtszekerheid te bieden. Om deze doelstelling te bereiken wordt het nominale tarief verlaagd en

worden enkele speciale regimes, aftrekposten, e.d. onder handen genomen.

208. Het standaardtarief is vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdstip dat ten

vroegste start vanaf 1 januari 2018 gelijk aan 29% en dus niet langer 33% en de aanvullende

crisisbijdrage zakt van 3% naar 2%.384 Ook het verlaagd opklimmend tarief wordt gewijzigd. Er geldt

vanaf aanslagjaar 2019 voor kleine vennootschappen in de zin van art 15, §§1 tot 6 W. Venn. een

verlaagd tarief van 20% op de eerste schijf van € 100.000.385 Het is echter niet voldoende een kleine

vennootschap te zijn naar art. 15, §§1 tot 6 W. Venn. daar ook moet voldaan zijn aan de

voorwaarden gesteld in art. 215, derde lid, 1°, 2°, 4° en 6° WIB. De regel dat wanneer men een

dividenduitkering uitvoert die meer dan 13% van het fiscaal gestort kapitaal bedraagt men

uitgesloten wordt van het verlaagd opklimmend tarief wordt geschrapt bij deze nieuwe regeling

inzake het verlaagd tarief. Het verlaagd tarief is niet van toepassing “op vennootschappen, andere

dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, en andere

dan de in artikel 219quinquies, § 5, bedoelde vennootschappen, die niet aan ten minste één van hun

bedrijfsleiders een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die

ten minste gelijk is aan 45.000 euro. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 euro, moet

deze bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk minstens gelijk zijn aan het

resultaat van het belastbaar tijdperk”.386 Iedere vennootschap die dus voldoet aan bovenstaande

voorwaarden kan gebruik maken van het verlaagd tarief en dus is het niet langer vereist dat het

383 MvT, Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54 nr. 2864/001, 3-7. 384 Vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdstip dat ten vroegste start vanaf 1 januari 2020 daalt het standaardtarief verder naar 25% en verdwijnt de crisisbijdrage van 2% voor alle vennootschappen. 385 Ook op dit verlaagd tarief wordt een crisisbijdrage van 2% toegepast. 386 Art. 215, derde lid, 4° WIB.

Page 84: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

84

belastbaar inkomen niet meer bedraagt dan € 322.500, zoals nodig bij de toepassing van het

verlaagd opklimmend tarief.387

209. De verlaging van het gewone tarief binnen de vennootschapsbelasting wordt gefinancierd door

wijzigingen door te voeren aan de speciale regimes, aftrekposten en andere elementen die de

belastbare grond beïnvloeden. Zo worden enkele bijzondere fiscale gunstmaatregelen geschrapt,

doch worden bepaalde specifieke troeven behouden of zelfs versterkt. Zo kunnen we concluderen

dat de regering ervoor gekozen heeft de regeling inzake de (gewone, eenmalige) investeringsaftrek

te versterken. Hieruit blijkt dat men een blijvend belang hecht aan het voorzien in fiscale stimuli voor

investeringen.388

9.2 De investeringsaftrek binnen de hervorming vennootschapsbelasting

210. Met betrekking tot vaste activa die verkregen of tot stand zijn gebracht tussen 1 januari 2018 en

31 december 2019 geldt niet het basispercentage van 8%, maar wel een basispercentage van 20% als

gewone, eenmalige investeringsaftrek. Dit geldt echter niet enkel voor kleine vennootschappen naar

art. 15, §§1 tot 6 W. Venn. maar ook voor eenmanszaken en beoefenaars van vrije beroepen.

Hoewel de maatregel dus kadert in de hervorming van de vennootschapsbelasting, kan deze

verhoging van de gewone, eenmalige investeringsaftrek dus ook genoten worden binnen de

personenbelasting.389 Grote vennootschappen zijn nog steeds uitgesloten van deze gewone,

eenmalige investeringsaftrek.

In volgend voorbeeld wordt door eenzelfde kleine vennootschap een investering gedaan met een

aanschaffingswaarde van € 50.000 die in aanmerking komt voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek. Voor aanslagjaar 2018 wordt de vennootschap belast aan het standaardtarief

daar het belastbaar inkomen meer dan € 322.500 bedraagt. Ook voor aanslagjaar 2019 wordt de

investeringsaftrek genoten tegen het standaardtarief daar het verlaagd tarief enkel van toepassing is

op een eerste schijf van € 100.000.390

387 Oud art. 215, tweede lid WIB. 388 Eén van de doelstellingen van het aanmoedigen van investeringen is om door de daarmee gepaarde stijgende werkgelegenheid te kunnen saneren in de publieke financiën. 389 Nieuw art. 69, § 1, 1° en 201, § 1, 1° WIB 92. 390 Het is inzake dus irrelevant of de vennootschap überhaupt in aanmerking komt voor het verlaagd tarief.

Page 85: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

85

Aanslagjaar 2018 Aanslagjaar 2019

Belastbaar inkomen € 500.000 € 500.000

Aanschaffingswaarde van

de investering

€ 50.000 € 50.000

Investeringsaftrek € 4.000 € 10.000

Belastingvoordeel (4.000 x 33,99%)

€ 1.359,6

(10.000 x 29,58% )

€ 2958

211. Oorspronkelijk was voorzien in een regeling waarin het niet volstond dat de investering

gebeurde tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019. Deze diende te worden gedaan in een

boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2019 en 2020.391 Door deze bijkomende voorwaarde was

het dus niet langer voldoende dat de investering tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 werd

gedaan of tot stand gebracht. Deze bijkomende voorwaarde vormde een struikelblok voor

vennootschappen met een gebroken boekjaar. Deze zouden mogelijks benadeeld kunnen worden

indien investeringen werden gedaan in een bepaalde periode in 2018 wanneer de vennootschap een

gebroken boekjaar hanteerde. Concreet zou bij wijze van voorbeeld een vennootschap met een

gebroken boekjaar en die als afsluitdatum 31 oktober 2018 had, de investeringen gedaan tussen 1

januari 2018 en 31 oktober 2018 niet kunnen laten genieten van dit verhoogde tarief daar dit

boekjaar nog verbonden was aan het aanslagjaar 2018. Deze vennootschap zou dus voor een

investering, die in beginsel gedurende de vereiste periode is gebeurd, niet kunnen genieten van dit

verhoogd percentage omwille van het feit dat het boekjaar waarin ze de investering deed niet

gekoppeld is aan aanslagjaar 2019, ondanks dat de investering gebeurde in een periode tussen 1

januari 2018 en 31 december 2019. Deze koppeling aan het aanslagjaar 2019 en 2020 werd

weggelaten door een op het nippertje goedgekeurd amendement.392 Merk op dat het Grondwettelijk

Hof in het verleden reeds heeft geoordeeld dat vennootschappen met een gebroken boekjaar niet

mogen worden gediscrimineerd inzake fiscale gunstmaatregelen.393

391 Wetsvoorstel tot hervorming van de vennootschapsbelasting van 20 december 2017, Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54 2864/001. 392 Amendement op het wetsvoorstel tot hervorming van de vennnootsbelasting, Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54 2864/002, 2-5. 393 GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017, BS 3 maart 2017.

Page 86: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

86

In onderstaand voorbeeld wordt de situatie toegelicht waarbij in een koppeling aan aanslagjaar 2019

(respectievelijk 2020), zoals hierboven wordt besproken, zou worden voorzien. Er wordt door

eenzelfde vennootschap een investering gedaan die in aanmerking komt voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek. De vennootschap heeft als afsluitdatum 31 oktober 2018.

4 maart 2017 4 maart 2018 4 december 2018

Belastbaar inkomen € 500.000 € 500.000 € 500.000

Aanschaffingswaarde

van de investering

€ 50.000 € 50.000 € 50.000

Investeringsaftrek € 4.000 € 4.000 € 10.000

Belastingvoordeel (4.000 x 33,99%)

€ 1.359,6

(4.000 x 33,99%)

€ 1.359,6

(10.000 x 29,58% )

€ 2958

212. De kleine vennootschappen met een gebroken boekjaar kunnen nu echter “dubbel voordeel”

genieten. Bovenstaande vennootschap met een afsluitdatum van 31 oktober 2018 kan bijvoorbeeld

voor investeringen gedaan of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 oktober 2018 genieten

van het verhoogde percentage van 20% voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek tegen het

oude basistarief binnen de vennootschapsbelasting van 33,99% (of tegen de oude verlaagd,

opklimmende tarieven394).

In onderstaand voorbeeld wordt door twee verschillende vennootschapen een investering met een

aanschaffingswaarde van € 50.000 gedaan die in aanmerking komt voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek. Vennootschap A heeft een afsluitdatum van 31 december 2018 en vennootschap B

heeft een afsluitdatum van 31 oktober 2018, m.a.w. vennootschap B heeft een gebroken boekjaar. De

investering gebeurt bij beide vennootschappen op dezelfde datum, nl. 4 maart 2018.

Vennootschap A Vennootschap B

Belastbaar inkomen € 500.000 € 500.000

Aanschaffingswaarde van

de investering

€ 50.000 € 50.000

Investeringsaftrek € 10.000 € 10.000

Belastingvoordeel (10.000 x 29,58% )

€ 2958

(10.000 x 33,99% )

€ 3399

394 Ingeval een kleine vennootschap uiteraard zou voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het verlaagd opklimmend tarief.

Page 87: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

87

9.3 Gevolgen voor de fiscale besparing ingevolge de hervorming

213. De totale netto besparing die een investering kan opleveren wordt echter niet louter door de

investeringsaftrek bepaald. Ook de fiscale besparing op de afschrijvingen moet in rekening worden

genomen. Door het dalende tarief van de vennootschapsbelasting zal de fiscale besparing immers

genoten worden tegen een lager tarief dan voorheen. Naast de fiscale compensatie die wordt

gerealiseerd door afschrijvingen wordt dus de investeringsaftrek toegekend. Op die manier is het

mogelijk om meer dan 100% van aanschaffings- of beleggingswaarde van de investering in mindering

te brengen van de belastbare basis.395

In onderstaande tabel wordt een investering met een aanschaffingswaarde van € 2.000 gedaan en

wordt deze vervolgens lineair afgeschreven over 5 jaar. De afschrijving gebeurt over een volledig jaar.

Een vergelijking van de mogelijke totale netto-besparing wordt gemaakt aan de hand van het gewone

tarief (het standaardtarief en het verlaagd opklimmend tarief) zoals voorheen van toepassing en het

gewone tarief (het standaardtarief en het verlaagde tarief) zoals dat geldt binnen de

vennootschapsbelasting vanaf aanslagjaar 2019.

Toegepast percentage Voordeel investeringsaftrek

Voordeel afschrijving Totale netto-besparing

33,99 % 54,38 135,96 191,34

24,98 % 39,97 99,92 139,89

31,93 % 51,09 127,72 178,81

35,54 % 56,86 142,16 199,02

29,58 % 118,32 118,32 236,64

20,40 % 81,6 81,6 163,2

214. De verhoging van de gewone, eenmalige investeringsaftrek naar 20% houdt in dat zowel kleine

als grote vennootschappen genieten van een op zich groter voordeel inzake de investeringsaftrek,

ook al wordt de investeringsaftrek genoten tegen het nieuwe, lagere tarief in de

vennootschapsbelasting. Indien de vennootschap zowel voorheen, als in aanslagjaar 2019 belast

wordt tegen het standaardtarief van 33,99%, respectievelijk 29,58% zien we dat de hervorming van

de vennootschapsbelasting een grotere totale netto-besparing van de investering oplevert. Wat

betreft de kleine vennootschappen dient men echter vast te stellen dat de hervorming van de

395 M. MAUS, Personenbelasting. Materiële en formele beginselen, Brugge, die Keure, 2018, 124.

Page 88: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

88

vennootschapsbelasting, ondanks de verhoging van het basispercentage van investeringsaftrek naar

20%, niet steeds een positief verhaal kent. Zo is de totale netto-besparing voor een kleine

vennootschap die voorheen in de tweede schijf van het verlaagd opklimmend tarief belast werd,

lager indien ze ook geniet van het nieuwe, verlaagd tarief binnen de vennootschapsbelasting. Er

dient echter op te worden gewezen dat, zoals hiervoor reeds besproken, vennootschappen die

voorheen in aanmerking kwamen voor het verlaagd opklimmend tarief niet per se in aanmerking

komen voor het nieuwe verlaagde tarief van 20,4% op de eerste schijf van € 100.000 daar de

voorwaarden inzake veranderd zijn.396

9.4 Investeringsaftrek voor natuurlijke personen : halen zij het grootste voordeel uit

de hervorming ?

215. De natuurlijke personen die in aanmerking komen voor investeringsaftrek genieten deze tegen

de progressieve tarieven zoals die gelden binnen de personenbelasting. De stijging van het

basispercentage van de gewone, eenmalige investeringsaftek heeft tot gevolg dat deze

belastingplichtigen voor de investeringsaftrek dus een groter deel van de aanschaffings- of

beleggingswaarde van de vaste activa waarin wordt geïnvesteerd mogelijks tegen 50% genieten.

216. Hierbij kan eraan worden herinnerd dat in het kader van de tax shift de inkomenschijf die belast

wordt aan 30% volledig verdwijnt vanaf aanslagjaar 2019. Bijgevolg wordt de schijf belast aan 25%

uitgebreid. Ook wordt voor aanslagjaar 2019 meer belast aan 40% en minder aan 45%.397 Vanaf

aanslagjaar 2020 wordt de schijf belastbaar aan 40% wederom uitgebreid en minder aan 45%.398

Samenvattend zien de veranderingen er zo uit :

396 C. VAN BIERVLIET, “Kmo’s stellen investeringen uit, maar is dat altijd verstandig?”, Fisc.Act. 2017, afl. 41, 1-4. 397 Art. 142/B juncto 153 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 398 Art. 142/C juncto 153 Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015.I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2016-2017, Antwerpen, Intersentia, 2016, 607.

Page 89: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

89

Belastingtarief

Niet-geïndexeerde

inkomenschijven voor

aanslagjaar 2018

Niet-geïndexeerde

inkomenschijven voor

aanslagjaar 2019

Niet-geïndexeerde

inkomenschijven voor

aanslagjaar 2020

25% € 0,01 tot € 7070 € 0,01 tot € 8120 € 0,01 tot € 8120

30% € 7070 tot € 8120

40% € 8120 tot € 13.530 € 8120 tot € 13.940 € 8120 tot € 14.330

45% € 13.530 tot € 24.800 € 13.940 tot € 24.800 € 14.330 tot € 24.800

50% > € 24.800 > € 24.800 > € 24.800

217. Daar waar voor aanslagjaar 2019 kleine vennootschappen dus de gewone, eenmalige

investeringsaftrek genieten tegen 29,58% of 20,4% kunnen natuurlijke personen mogelijks de

gewone, eenmalige investeringsaftrek genieten tegen 50%. De verhoging van de gewone, eenmalige

investeringsaftrek dient dus voor wat betreft de vennootschappen deels te worden genuanceerd

door de verlaging van het gewone tarief binnen de vennootschapsbelasting, daar waar de tarieven

binnen de personenbelasting gelijk zijn gebleven.399 Het merendeel van de eenmanszaken en

beoefenaars van vrije beroepen zullen zich immers in de inkomenschijf belast aan 50% bevinden en

dus de investeringsaftrek aan dit tarief genieten.400

9.5 Effect van de hervorming van de notionele interestaftrek op de

investeringsaftrek

218. Als één van de voornaamste compenserende maatregelen401 voor de daling van het gewone

tarief van de vennootschapsbelasting voorziet de wetgever in een ingrijpende wijziging wat betreft

de berekeningswijze van de notionele interestaftrek, ook aftrek voor risicokapitaal genoemd.

219. De aftrek voor risicokapitaal werd ingevoerd om een antwoord te bieden aan de ongelijke

fiscale behandeling die bestond inzake de keuze van financieringsvorm van de onderneming.402

Wanneer een onderneming voornamelijk beschikte over een vreemd vermogen leverde dit een

oneerlijke fiscale behandeling op t.a.v. ondernemingen met voornamelijk eigen vermogen.403 Vreemd

399 Mits de voorheen besproken nuances in aanmerking te nemen. 400 Het belastingstarief van 50% wordt voor aanslagjaar 2019 toegepast wanneer de belastingplichtige een belastbaar inkomen van meer dan € 39.660 (geïndexeerd) heeft. 401 MvT, Parl.St. Kamer 2017-18, DOC 54 nr. 2864/001, 6. 402 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni 2005. 403W. VANDENBERGHE, De notionele intrestaftrek. Een denkbeeldige werkelijkheid, Gent, Larcier, 2006, 3.

Page 90: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

90

vermogen wordt geleend bij derden en dus ontstaat een schuld waarop interesten dienen te worden

betaald. Deze interesten kunnen fiscaal worden afgetrokken als beroepskost.404 Wanneer een

onderneming zich echter voornamelijk financiert met eigen vermogen, door inbreng van kapitaal of

autofinanciering, geeft de dividendenuitkering echter geen recht op fiscale aftrek. Het tarief van de

aftrek voor risicokapitaal is in de voorgaande jaren reeds sterk gedaald.

Aj. 2013 Aj. 2014 Aj. 2015 Aj. 2016 Aj. 2017 Aj. 2018 Aj. 2019

Standaardtarief 3% 2,742% 2,630% 1,63% 1,131% 0,237% 0,746%

Verhoogd

tarief405

3,5% 3,242% 3,130% 2,13% 1,631% 0,737% 1,246%

220. Vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdstip dat ten vroegste aanvangt op 1

januari 2018 is het voor de in notionele interestaftrek in aanmerking te nemen risicokapitaal gelijk

aan een vijfde van het positieve verschil tussen “het jaarlijkse bedrag van risicokapitaal dat, onder

voorbehoud van de bepalingen van de §§ 2 tot 6, overeenstemt met het bedrag van het eigen

vermogen van de vennootschap, aan het eind van het belastbare tijdperk, en dat overeenkomstig de

wetgeving betreffende de boekhouding en de jaarrekening van ondernemingen werd bepaald en voor

het bedrag waarvoor die bestanddelen op de balans voorkomen en het jaarlijkse bedrag van

risicokapitaal dat, onder voorbehoud van de bepalingen van de §§ 2 tot 6, overeenstemt met het

bedrag van het eigen vermogen van de vennootschap, aan het eind van het vijfde voorgaande

belastbare tijdperk, en dat overeenkomstig de wetgeving betreffende de boekhouding en de

jaarrekening van ondernemingen werd bepaald en voor het bedrag waarvoor die bestanddelen op de

balans voorkomen”. 406 De notionele interestaftrek wordt dus niet langer berekend op basis van het

totaal bedrag aan eigen vermogen van de vennootschap bestaande op het eind van het voorgaande

belastbare tijdperk407 verminderd met een aantal correcties408, maar wel op grond van de

gemiddelde jaarlijkse groei aan eigen vermogen van de afgelopen 5 jaar.409 De correcties die dienen

te worden doorgevoerd op het eigen vermogen aan het eind van het belastbaar tijdperk blijven

404 Art. 52, 2° WIB. 405 Dit verhoogd tarief geldt enkel voor vennootschappen die naar art. 15, §§1 tot 6 W. Venn. als klein worden gekwalificeerd voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de aftrek voor risicokapitaal wordt genoten (art. 205 quater §6 WIB). 406 Nieuw art. 205ter, § 1 WIB. 407 Oud art. 205ter, § 1, lid 1 WIB. 408 Oud art. 205ter, § 1, lid 2, a) en b) WIB én oud art. 205ter, §§ 2 tot 4 WIB ; A. TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht 2016-2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 555-556. 409 Ook incrementeel eigen vermogen genoemd.

Page 91: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

91

ongewijzigd410 alsook de voorziening in een hoger tarief voor kleine vennootschappen411 en de

berekeningswijze waarop het tarief jaarlijk wordt bepaald blijven bestaan.412

221. De stijging van het standaardtarief alsook van het verhoogd tarief voor kleine vennootschappen

van de notionele interestaftrek voor aanslagjaar 2019 ten opzichte van aanslagjaar 2018 (zie

bovenstaande tabel) dient dus te worden genuanceerd door de nieuwe berekeningswijze van het in

aanmerking te nemen risicokapitaal.

222. Aangezien een kleine vennootschap die een investering doet in vaste activa die in aanmerking

komen voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek voor het belastbare tijdperk waarin de

investering wordt gedaan onherroepelijk dient te verzaken aan de aftrek voor risicokapitaal413 is het

belangrijk na te gaan wat het mogelijk effect van de hervorming van de notionele interestaftrek op

keuze inzake de investeringsaftrek is. Aangezien de gewone, eenmalige investeringsaftrek verhoogd

wordt tot 20% voor kleine vennootschappen die investeren in vaste activa tussen 1 januari 2018 en

31 december 2019 en het voordeel dat diezelfde kleine vennootschap kan genieten op basis van

aftrek voor risicokapitaal merkelijk afneemt, kan het voor heel wat meer kleine vennootschappen

interessant zijn de investeringsaftrek toe te passen in plaats van de aftrek voor risicokapitaal.

Voorgaande wordt geïllustreerd door volgend voorbeeld.

In onderstaand voorbeeld wordt door een vennootschap die als kleine vennootschap wordt

aangemerkt naar art. 15, §§ 1 tot 6 W. Venn. een investering gedaan met een aanschaffingswaarde

van € 10.000 die in aanmerking komt voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek. De

vennootschap boekt per kalenderjaar.

Boekjaar 2017

Aanschaffingswaarde investering € 10.000

Investeringsaftrek € 800

(Gecorrigeerd) eigen vermogen op 31.12.2016 € 108.548, 17

410 Nieuw art 205ter, §§ 2 en 3 WIB. 411 Art. 205 quater §6 WIB. 412 A. HUYGHE, “Aftrek voor risicokapitaal” stelt na hervorming nog weinig voor”, Fiscoloog 2018, afl. 1550, 1. 413 Art. 201, § 1, lid 3 WIB ; C. BUYSSE, “KMO-vennootschappen : kiezen tussen investeringsaftrek en notionele interest”, Fiscoloog 2013, afl. 1364, 3.

Page 92: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

92

223. De kleine vennootschap dient over een (gecorrigeerd) eigen vermogen van € 108.548,17 te

beschikken om een notionele interestaftrek te bekomen die gelijk is aan de investeringsaftrek die

door een investering van € 10.000 ontstaat.

Boekjaar 2018

Aanschaffingswaarde investering € 10.000

Investeringsaftrek € 2000

Gemiddelde groei (gecorrigeerd) eigen vermogen

laatste 5 jaar

€ 160.513,64

224. Door de nieuwe regeling dient de kleine vennootschap voor dezelfde investering van € 10.000

voor de laatste vijf jaar een gemiddelde jaarlijkse toename van het (gecorrigeerd) eigen vermogen

van € 160.513,64 te kennen indien deze een notionele interestaftrek gelijk aan de investeringsaftrek

wil genieten.

225. Uit bovenstaand voorbeeld blijkt duidelijk dat het voor heel wat kleine vennootschappen

wellicht interessant is om minstens te overwegen (en te berekenen) of het voor hen niet

interessanter is om over te schakelen van de notionele interestaftrek naar de investeringsaftrek.

10. Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

10.1 Algemeen

226. Het is in het kader van deze mastersciptie onontbeerlijk om dieper in te gaan op het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Dit belastingkrediet vormt immers een alternatief

voor de (eenmalige en gespreide) investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling en de

eenmalige, investeringsaftrek voor octrooien.414 Daar de belastingplichtige in principe vrij is om te

kiezen welke regeling deze wenst te genieten, kunnen beide niet gecumuleerd worden.415 Bijgevolg

dringt zich een keuze op voor de in aanmerking komende belastingplichtige.416 Voor de volledigheid

valt meteen op te merken dat de regeling van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

uiteraard enkel geldt binnen de vennootschapsbelasting.

414 X., ”Belastingkrediet maakt investeringsaftrek terugbetaalbaar”, Fiscoloog 2006, afl. 1015, 2. 415 Art. 201, §1, lid 9 WIB. 416 J. SOETAERT, D. DARTE, Y. NOËL, Vennootschapsbelasting onder de knie, Luik, Edi.Pro, 2008, 374 ; K. DE WAEGENAERE, Nieuw belastingkrediet voor R&D, Fisc.Act. 2015 nr. 41, 1-5.

Page 93: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

93

10.2 Situering belastingkrediet

227. Voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling of octrooien kunnen vennootschappen en

vaste Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen onder bepaalde voorwaarden

genieten van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.417 Deze regeling werd in het leven

geroepen vanaf aanslagjaar 2007418 en werd voor het eerst aangepast met de wet van 22 december

2008 daar initieel niet voorzien was dat Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen

konden genieten van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.419

228. Niet onbelangrijk in dit kader zijn de Europese impulsen die sinds 2000 gegeven worden aan

onderzoek en ontwikkeling. Reeds in de Lissabonstrategie werd de nadruk gelegd op het belang van

onderzoek en ontwikkeling. De uitgaven die aan onderzoek en ontwikkeling werden besteed binnen

de Europese Unie moesten verhogen zodat ze ongeveer 3% van het Europees BBP zouden beslaan

tegen 2010.420 Een doelstelling die ook op de Europese Raad van 22 en 23 maart 2005 werd herhaald.

Één van de manieren om deze doelstelling te bereiken is het gebruik van fiscale maatregelen om het

investeringsklimaat in onderzoek en ontwikkeling aantrekkelijker te maken. De Belgische wetgever

voorziet in meerdere fiscale gunstmaatregelen om investeringen in onderzoek en ontwikkeling aan te

moedigen. Zo kan naast de investeringsaftrek en belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

onder andere ook gedacht worden aan de aftrek voor octrooi-inkomsten.

229. De komst van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt gemotiveerd als volgt

“met het oog op een correctere voorstelling van de Belgische kostprijs inzake onderzoek en

ontwikkeling in de internationale rapportering van de vennootschappen en waarbij internationale

vergelijkingen duidelijker en zichtbaarder worden inzake investeringsaftrekken stelt dit wetsontwerp

aan de vennootschappen de mogelijkheid voor onherroepelijk te kiezen voor een nieuw

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in plaats van de huidige investeringsaftrek ter

zake”.421 Ze wordt dus duidelijk voorgesteld als een maatregel die naast de bestaande verhoogde

investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling komt te staan. Hoewel het de belastingplichtige in

beginsel vrij staat te kiezen voor het belastingkrediet of de investeringsaftrek voor onderzoek en

ontwikkeling, kunnen beide niet gecombineerd worden. Wanneer de belastingplichtige gebruik

wenst te maken van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling dient deze echter

417 Art. 289quater WIB. 418 Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, BS 30 december 2005. 419 Wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I), BS 29 december 2008. 420 Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002. 421 Amendement van 2 december 2005 bij wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St. Kamer, nr. 51-

2128/003, 19.

Page 94: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

94

onherroepelijk voor deze optie te opteren vanaf het belastbaar tijdperk waarvoor men het wil

gebruiken.422 De belastingplichtige die bijgevolg onherroepelijk voor deze keuze heeft geopteerd, kan

niet genieten van de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling en/of octrooien.423

Daarnaast heeft de keuze voor het belastingkrediet ook gevolgen voor de overdracht van de overige

investeringsaftrekken (zie supra).

230. In een recent CBN-advies van 21 maart 2018 wordt verduidelijkt hoe het belastingkrediet voor

kosten van onderzoek en ontwikkeling moet worden opgenomen in de jaarrekening.424

10.3 Welke investeringen ?

231. De investeringen in octrooien en vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van

milieuvriendelijk onderzoek en ontwikkeling zoals die zijn beschreven in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°,

a) en b) WIB komen in aanmerking.425 De invulling van deze begrippen zoals die binnen de

investeringsaftrek bestaat, geldt onverminderd binnen het belastingkrediet en dus kan worden

verwezen naar deel 6.1.2.1 en 6.1.2.2.

232. De uitsluitingen die bestaan binnen de investeringsaftrek426 worden evenmin onverminderd

toegepast binnen de regeling van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.427

233. Een aanvullende belasting428 wordt geheven wanneer de belastingplichtige die gekozen heeft

voor het eenmalig of gespreid belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling “de materiële vaste

activa en van derden verkregen immateriële vaste activa andere dan octrooien die worden gebruikt

om het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en van toekomstgerichte technologieën

te bevorderen en waarvoor op grond van dat gebruik het belastingkrediet voor onderzoek en

ontwikkeling is verkregen” niet gedurende de volledige afschrijvingsperiode voor dat gebruik blijft

gebruiken.429

422 Art. 289quater, lid 3 WIB. 423 Art. 201, §1, lid 9 WIB 424 Zie daarvoor het CBN-advies 2018/2 van 21 maart 2018. 425 Art. 289quater, lid 1 WIB. 426 Art. 75 en 76 WIB. 427 Art. 289octies WIB. 428 Een deel van het verleende belastingkrediet wordt op deze manier teruggenomen. 429 Art. 82, § 2 en § 3 KB/WIB.

Page 95: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

95

10.4 Soorten belastingkrediet

10.4.1 Eenmalig belastingkrediet

234. Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt in beginsel in eenmaal toegepast,

m.a.w. wordt het standaardtarief binnen de vennootschapsbelasting toegepast op een deel van de

aanschaffings- of beleggingswaarde van de vaste activa die in aanmerking komen voor het

belastingkrediet.430 Het in aanmerking te nemen deel komt overeen met het percentage dat voorzien

is voor de verhoogde eenmalige investeringsaftrek voor octrooien, respectievelijk onderzoek en

ontwikkeling en bedraagt 13,5% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investering voor

aanslagjaar 2019. Zoals reeds eerder aangehaald is het standaardtarief binnen de

vennootschapsbelasting vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdstip dat ten

vroegste start vanaf 1 januari 2018 gelijk aan 29% en dus niet langer 33% en de aanvullende

crisisbijdrage zakt van 3% naar 2%. Vanaf aanslagjaar 2021 bedraagt het standaardtarief 25% en

wordt de crisisbijdrage geschrapt.

In onderstaand voorbeeld wordt gebruik gemaakt van het eenmalig belastingkrediet voor onderzoek

en ontwikkeling voor een in aanmerking komende investering in vaste activa gedaan in boekjaar 2018

verbonden aan aanslagjaar 2019.

Geen belastingkrediet Mét eenmalig belastingkrediet – aj. 2019

Belastbare winst € 100.000 € 100.000

Investering in O&O € 10.000 € 10.000

Belastingkrediet

€ 10.000 x 13,5% = € 1350 € 1350 x 29,58% = € 399,33

Verschuldigde vennootschapsbelasting

€ 29.580 € 29.180,67

430 Art. 289quater, lid 1 WIB.

Page 96: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

96

10.4.2 Gespreid belastingkrediet

235. Wat betreft de investeringen in vaste activa ter bevordering van milieuvriendelijk onderzoek en

ontwikkeling bestaat echter de mogelijkheid het belastingkrediet over de afschrijvingsperiode van de

vaste activa te spreiden.431 Indien de vennootschap voor het gespreid belastingkrediet kiest, wordt

het standaardtarief binnen de vennootschapsbelasting toegepast op de afschrijving die voor elk

belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode wordt aangenomen, vermenigvuldigd met het

percentage dat geldt voor de gespreide investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling.432

236. Overigens wordt bij overdracht of buitengebruikstelling van een vast activum én het totaal van

het toegepast gespreid belastingkrediet lager is dan het belastingkrediet dat had kunnen worden

verrekend op basis van het eenmalig belastingkrediet, voor het verschil een aanvullend

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling verleend.433

10.5 Overdracht van belastingkrediet

237. Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan door de vennootschap of de Belgische

inrichting van een buitenlandse vennootschap worden verrekend met de te betalen belasting.434

Wanneer het te verrekenen bedrag hoger is dan de te betalen belasting wordt het niet verrekende

bedrag overgedragen naar het volgend belastbaar tijdperk, waarbij het bedrag van het overgedragen

belastingkrediet van het oudste aanslagjaar als eerste wordt verwerkt.435 Het belastingkrediet voor

onderzoek en ontwikkeling is echter niet onbeperkt overdraagbaar. Het gedeelte dat na verrekening

met de belasting van vijf opeenvolgende aanslagjaren niet kan worden gebruikt, wordt

terugbetaald.436 Daarnaast mag de verrekening van het overdragen belastingkrediet per aanslagjaar

niet meer bedragen dan € 105.400 of wanneer het totale overgedragen bedrag op het einde van het

vorig aanslagjaar € 421.600 overtreft, 25% van dat totale bedrag.437 Wanneer er echter sprake is van

een verwerving of een wijziging van de controle over een vennootschap die niet beantwoordt aan

431 Art. 289sexies, lid 1 WIB. 432 Art. 70, lid 2 WIB ; J. SOETAERT, D. DARTE, Y. NOËL, Vennootschapsbelasting onder de knie, Luik, Edi.Pro, 2008, 374. 433 Art. 289sexies, lid 2 WIB. 434 Art. 292bis, § 1, lid 1 WIB ; Ter vervollediging kan worden verwezen naar het Antwerpen 9 december 2014, C. BUYSSE, “Belastingkrediet O&O : niet verrekenbaar met bijzondere aanslag”, Fiscoloog 2015, afl. 1418, 10 waar het Hof van Beroep te Antwerpen heeft geoordeeld dat onder “verrekening met de vennootschapsbelasting” dient te worden verstaan de eigenlijke vennootschapsbelasting en geen rekening wordt gehouden met bijzondere aanslagen. 435 Art. 292bis, § 1, lid 4 WIB. 436 Art. 292bis, § 1, lid 5 WIB. 437 Art. 292bis, § 1, lid 3 WIB ; Geïndexeerd voor aanslagjaar 2018 : € 165.050 en € 660.180.

Page 97: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

97

rechtmatige financiële of economische behoeften wordt de mogelijkheid om het belastingkrediet

over te dragen bij wet uitgesloten.438 De controlewijziging binnen een vennootschap werd reeds in

deel 8.3 besproken in het kader van de investeringsaftrek. Een analoge redenering kan gemaakt

worden met betrekking tot het belastingkrediet.

238. De administratie heeft in 2010 verduidelijkt, omwille van het feit dat het bedrag van de

belastbare basis van de vennootschapsbelasting niet beïnvloed mag worden door het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling, hoe de boekhoudkundige verwerking en fiscale

bewerkingen in dit kader verlopen opdat fiscale neutraliteit zou worden gewaarborgd.439

Samenvattend wordt door de administratie volgende werkwijze vooropgesteld440 :

- in de mate dat de rekening 67 wordt gebruikt voor de boeking van het verrekende

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling, zijn de op deze rekening geboekte bedragen

geen verworpen uitgaven.

- voor het bedrag van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (debetsaldo van de

rekening 491) dat op het einde van een boekjaar niet kan worden verrekend met de

vennootschapsbelasting, wordt een negatieve belaste reserve gevormd op het einde van het

belastbare tijdperk.

- bij de terugbetaling van een bedrag van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

wordt de begintoestand van de belastbare reserves in vak I.A Belastbare gereserveerde winst

verhoogd als compensatie voor de vermindering (of het verdwijnen) van de negatieve reserve

voor het bedrag dat met die terugbetaling overeenstemt.441

239. Indien men opteert voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling en dus niet langer

gebruik kan maken van de investeringsaftrek heeft dit gevolgen voor de grensbedragen inzake de

overdracht van de investeringsaftrek.442

438 Art. 292bis, § 2 WIB. 439 Circ. nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) van 10 september 2010 ; Y. VERDINGH, Aangifte vennootschapsbelasting 2015, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 422. 440 X., “Belastingkrediet onderzoek en ontwikkeling“, Fiscoloog 2010, afl. 1219, 13. 441 Er is in het kader van deze masterscriptie voor gekozen enkel de principes uiteen te zetten, daar een gedetailleerde behandeling van dit onderwerp geen belang heeft voor het centraal besproken thema, nl. de investeringsaftrek. Voor een uitgebreidere behandeling van deze boekhoudkundige en fiscale verwerking kan worden verwezen naar P. SALENS, C. TANGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2017, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 1261-1262 ; H. ANDRIES, A. ALAERTS, “Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling“ : een fiscaal-technische analyse na de circulaire, Fisc.Act. 2011, nr. 29, 2-6 ; Circ. nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) van 10 september 2010. 442 Zie randnummer 197.

Page 98: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

98

10.6 Verhouding tussen de investeringsaftrek en belastingkrediet O&O

10.6.1 Algemene vergelijking

240. De belastingplichtige dient een keuze te maken tussen de investeringsaftrek of belastingkrediet

voor onderzoek en ontwikkeling. Beide cumuleren is bij wet uitgesloten.443 Het belastingkrediet is

een aftrek van de verschuldigde belasting, daar de investeringsaftrek de belastbare grondslag

vermindert.

In onderstaand voorbeeld wordt door een grote vennootschap in boekjaar 2018 dat verbonden is aan

aanslagjaar 2019 voor € 30.000 geïnvesteerd in een milieuvriendelijk vast activum ter bevordering

van ontwikkeling dat voldoet aan alle overige voorwaarden en bijgevolg in aanmerking komt voor

zowel de investeringsaftrek als het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Het fiscaal

resultaat is dat zoals het na de eerste bewerking bestaat en verder zijn geen bewerkingen van

toepassing bij de vennootschap.

Grote vennootschap kiest voor

investeringsaftrek

Grote vennootschap kiest voor

belastingkrediet

Fiscaal resultaat € 100.000 € 100.000

Investeringsaftrek € 30.000 x 13,5%

= € 4050

Belastingkrediet € 30.000 x 13,5% = € 4050

€ 4050 x 29,58% = € 1197,99

Verschuldigde belasting ( € 100.000 - € 4050 ) x 29,58%

= € 28.382,01

€100.000 x 29,58% = € 29.580

€ 29.580 - € 1197,99

= 28.382,01

241. Er kan geconcludeerd worden dat, ondanks de verschillende berekeningswijzen, de uiteindelijk

verschuldigde belasting bij beide opties dezelfde is. Dit ligt echter anders in het kader van de kleine

vennootschappen. Wanneer een kleine vennootschap in aanmerking komt om gebruik te maken van

het verlaagd tarief van 20,4% op de eerste schijf van € 100.000 levert dit de vennootschap een

bijkomend voordeel op indien ze kiest voor het belastingkrediet, daar het belastingkrediet wordt

berekend tegen het standaardtarief van 29,58% voor aanslagjaar 2019.

443 Art. 289quater, lid 3 en art. 201, § 1, lid 9 WIB.

Page 99: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

99

In onderstaand voorbeeld wordt door een kleine vennootschap naar art. 15, § §1 tot 6 W. Venn. die

in aanmerking komt voor het verlaagd tarief van 20,4% in boekjaar 2018 dat verbonden is aan

aanslagjaar 2019 voor € 10.000 geïnvesteerd in milieuvriendelijke vaste activa ter bevordering van

ontwikkeling dat voldoet aan alle overige voorwaarden en bijgvolg in aanmerking komt voor zowel de

investeringsaftrek of het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Het fiscaal resultaat is dat

zoals het na de eerste bewerking bestaat en verder zijn bewerkingen van toepassing bij de

vennootschap.

Verhoogde

investeringsaftrek O&O

Gewone, eenmalige

investeringsaftrek

Belastingkrediet

Fiscaal resultaat € 75.000 € 75.000 € 75.000

Investeringsaftrek € 10.000 x 13,5%

= € 1350

€ 10.000 x 20%

= € 2000

Belastingkrediet € 10.000 x 13,5% = € 1350

€ 1350 x 29,58%

= € 399,33

Verschuldigde

belasting

€ 73.650 x 20,4%

= € 15.024,6

€ 73.000 x 20,4%

= € 14.892

€75.000x20,4%= € 15.300

€ 15.300 - € 399,33

= € 14.900,67

242. Vooreerst kan worden opgemerkt dat de kleine vennootschap die gebruik maakt van het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling een lagere belasting verschuldigd is dan wanneer ze

zou gekozen hebben voor de verhoogde investeringsaftrek voor milieuvriendelijke O&O. Het staat

een kleine vennootschap echter vrij om te kiezen voor het percentage zoals dat geldt voor de

gewone, eenmalige investeringsaftrek.444 Daar dit percentage voor investeringen gedaan of tot stand

gebracht vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 naar 20% gebracht is, levert dit een

groter voordeel op dan wanneer de vennootschap zou gekozen hebben voor het belastingkrediet of

de verhoogde, eenmalige investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling.

243. Er kan worden opgemerkt dat de daling van het standaardtarief binnen de

vennootschapsbelasting naar 29,58% betekent dat het voordeel dat een kleine vennootschap heeft

ingevolge het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling verkleint t.a.v. aanslagjaar 2018. Het

444 Art. 69, § 1, 1° WIB.

Page 100: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

100

deel van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investering waarop het standaardtarief wordt

toegepast wordt immers bepaald op grond van het percentage dat geldt voor de verhoogde,

eenmalige investeringsaftrek voor octrooien, respectievelijk onderzoek en ontwikkeling445 en niet het

percentage voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek.

244. De meest optimale keuze hangt dus steeds af van de vennootschap in kwestie. Bij haar keuze

spelen de verschillen in de overdracht van de investeringsaftrek en het belastingkrediet mogelijks

ook een belangrijke rol, net zoals de mogelijkheid tot terugbetaling van het belastingkrediet.

245. Voor de volledigheid kan worden vermeld dat het overgedragen gedeelte van het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling wordt uitgesloten van de berekening van het

risicokapitaal voor de notionele interestaftrek.446 Men kan zich echter de vraag stellen in hoeverre dit

nog een rol zal spelen in het keuzeproces van een vennootschap daar de notionele interestaftrek –

zoals reeds besproken- vanaf aanslagjaar 2019 sterk aan belang verliest ingevolge de hervorming van

de vennootschapsbelasting.

10.6.2 Overschakelen van de investeringsaftrek naar het belastingkrediet

246. De wetgever heeft voorzien in de mogelijkheid om wanneer men reeds geopteerd heeft voor de

investeringsaftrek te kunnen overschakelen naar het belastingkrediet. Indien de vennootschap

“vanaf een bepaald aanslagjaar voor het in artikel 289quater voorziene belastingkrediet heeft

geopteerd, wordt van het totaal van de overgedragen investeringsaftrek op het einde van het

voorafgaand aanslagjaar het gedeelte van het totaal dat verband houdt met de op grond van de

artikelen 69, § 1, eerste lid, 2°, a) en b), en 70, tweede lid, bepaalde investeringsaftrekken, voor de

drie voorafgaande aanslagjaren in mindering gebracht”. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht

wordt omgezet in belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling en wordt geacht gekoppeld te

zijn aan het aanslagjaar voorafgaand aan dit waarvoor werd geopteerd voor het belastingkrediet. In

dit geval is het belastingkrediet echter niet terug-betaalbaar, maar wel onbeperkt overdraagbaar in

tijd. 447 Ingeval de belastingplichtige gebruik maakt van de gespreide investeringsaftrek gedurende de

periode dat niet geopteerd werd voor het belastingkrediet, komt voor elk aanslagjaar dat verband

houdt met een nog te lopen belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode het gespreid

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in de plaats.448

445 Art. 289quinquies WIB ; Dit percentage bedraagt, net zoals voor aanslagjaar 2018, 13,5%. 446 Nieuw art. 205ter, § 2, 6° WIB. 447 Art. 530, § 1 WIB. 448 Art. 530, § 2 WIB.

Page 101: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

101

11. Besluit

247. De regering Michel heeft ervoor gekozen de regeling inzake de investeringsaftrek te versterken.

Aangezien voor de gewone, eenmalige investeringsaftrek een percentage van 20% geldt voor

investeringen aangeschaft of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 zal het

voor heel wat eenmanszaken, beoefenaars van vrije beroepen en kleine vennootschappen de moeite

waard zijn om gedurende deze periode te investeren. Voor grote vennootschappen verandert er in

principe niets. Deze kunnen geen gebruik maken van de gewone, eenmalige investeringsaftrek.

248. Voor kleine vennootschappen die gebruik maken van de notionele interestaftrek is het

opportuun te herberekenen of het ingevolge de hervorming niet interessanter is geworden om

gebruik te maken van de gewone, eenmalige investeringsaftrek in plaats van de aftrek voor

risicokapitaal, daar beide regelingen niet gecumuleerd kunnen worden. De aftrek voor risicokapitaal

wordt namelijk heel wat minder interessant terwijl het percentage voor de gewone, eenmalige

investeringsaftrek sterk wordt verhoogd.

249. De verhoogde, eenmalige investeringsaftrekken verliezen ingevolge de wijziging aan de

investeringsaftrek (tijdelijk) aan belang daar zowel de natuurlijke personen als kleine

vennootschappen gebruik zullen maken van de gewone, eenmalige investeringsaftrek, daar het

percentage van 20% uiteraard hoger is dan de 13,5% die geldt voor de verhoogde, eenmalige

investeringsaftrekken.449 Voor grote vennootschappen is het niet mogelijk om de gewone, eenmalige

investeringsaftrek toe te passen en zij zullen dus wel nog steeds gebruik blijven maken van de

verhoogde, eenmalige investeringsaftrekken.

250. De belastingplichtigen die de investeringsaftrek toepassen binnen de personenbelasting

genieten dus mee van de hervorming van de vennootschapsbelasting daar de wijzigingen inzake de

investeringsaftrek ook van toepassing zijn op natuurlijke personen. Het is voor deze

belastingplichtigen zeer interessant om tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019 te investeren

daar deze veelal de investeringsaftrek genieten tegen 50%.

449 Met uitzondering van de investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging waarvoor voor aanslagjaar 2019 een percentage van 20,5% geldt.

Page 102: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

102

Page 103: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

103

BIBLIOGRAFIE

I. Rechtspraak

GwH. 1 septemer 2008, nr. 127/2008. GwH. 24 maart 2016, FJF 2017/46 en www.monkey.be. GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017, BS 3 maart 2017. Cass. 22 november 2001, FJF 2002/74. Cass. 27 juni 2002, FJF 2003/226. Cass. 10 december 2009, www.monkey.be. Cass. 20 mei 2010, Fisc.Act. 2011, afl. 17, 3-6. Cass. 11 maart 2011, FJF 2011/226 en www.monkey.be. Cass. 25 september 2014, FJF 2015/79. Cass. 14 oktober 2016, FJF 2017/70 en www.monkey.be. Cass. 21 december 2017, www.monkey.be. Antwerpen 14 april 1994, FJF 94/208. Antwerpen 9 november 1993, www.monkey.be. Antwerpen 18 december 1995, Fisc.Koer. 96/188. Antwerpen 2 maart 1999, Fisc.Koer. 99/311 en www.monkey.be. Antwerpen 24 september 2002, FJF 2003/45 en www.monkey.be. Antwerpen 4 mei 2004, www.monkey.be. Antwerpen 28 februari 2006, www.monkey.be. Antwerpen 12 februari 2010, Fisc.Act. 2011, 12/8.

Antwerpen 26 oktober 2010, FJF 2011/198. Antwerpen 27 maart 2012, FJF 2013/16. Antwerpen 18 december 2012, FJF 2013, nr. 165, 1. Antwerpen 18 juni 2013, Fisc.Koer. 2013, nr. 11, 507.

Page 104: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

104

Antwerpen 17 december 2013, Fisc.Koer. 2014/341.

Bergen 9 januari 2008, www.monkey.be. Brussel 13 maart 1992, Bull. 740, 1484 en www.monkey.be. Brussel 23 juni 2000, Fiscoloog 2000, nr. 771, 9. Brussel 11 oktober 2001, FJF. 2002/104. Brussel 21 september 2006, www.monkey.be. Gent 13 juni 1989, Fiscoloog 266, 4. Gent 30 januari 1997, FJF 97/225. Gent 19 januari 2000, T.F.R. 2000, nr. 179, 349-350. Gent 26 april 2000, Fiscoloog 2000, nr. 760, 10. Gent 8 juni 2000, FJF 2001/257. Gent 17 oktober 2000, Fisc.Koer. 2000/533, F.J.F. 2001/45. Gent 24 april 2001, FJF 2001/284 en www.monkey.be. Gent 20 september 2001, TFR 2002, 140. Gent 25 oktober 2001, Fiscoloog 2002, nr. 831, 13. Gent 17 maart 2004, www.monkey.be. Gent 8 januari 2008, Fiscoloog 2008, afl. 1113, 12. Gent 9 september 2008, Fisc.Koer. 2008/ 644. Gent 28 juni 2011, Fiscoloog 2011, afl. 1267, 12. Gent 18 oktober 2011, Fisc.Koer. 2011/532 en www.monkey.be. Gent 30 oktober 2012, Fisc.Act. 2013, nr. 20, 2. Gent 29 april 2014, www.monkey.be. Gent 3 januari 2017, www.monkey.be. Luik 14 december 1988, www.monkey.be. Luik 6 februari 1991, FJF 91/97.

Page 105: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

105

Rb. Antwerpen, 15 december 2004, Fisc.Koer. 2005/304.

Rb. Antwerpen 15 juni 2012, Fisc.Koer. 2012/618. Rb. Bergen 19 mei 2005, FJF 2006/76. Rb. Bergen 23 juni 2011, FJF 2013/17. Rb. Brugge 8 januari 2002, T.F.R. 2004, afl. 253, nr. 2004/N 3. Rb. Brugge 2 juni 2003, www.monkey.be. Rb. Brugge 24 februari 2004, Fisc.Koer. 2004/460 en www.monkey.be. Rb. Brugge 28 februari 2006, Fisc.Koer. 2006/448.

Rb. Brugge 7 maart 2006, FJF 2007/135.

Rb. Brugge 27 juni 2011, FJF 2012/225.

Rb. Brugge 27 november 2012, F.J.F. 2013/166. Rb. Brussel 18 februari 2005, Fisc.Koer. 2005/405. Rb. Gent 8 januari 2004, www.monkey.be. Rb. Hasselt 26 mei 2004, www.monkey.be. Rb. Hasselt 31 oktober 2013, Fisc.Koer.2013, 639. Rb. Leuven 1 oktober 2010, Fiscoloog 2011, afl. 1236, 9.

Rb. Leuven 2 september 2011, FJF 2012/104 en www.monkey.be.

Rb. Luik 3 juni 2013, www.monkey.be. Rb. Luik 14 juni 2016, FJF 2017/196 en www.monkey.be.

Page 106: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

106

II. Rechtsleer

i. Boeken

DE WIELEMAKER E., ASSEZ A., BLOMME H., DARVILLE C., DE BLAUWE S., DEGROOTE K., DE WOLF M.,

DUPONT T., KROES D., OLIVIER H., et al., Europese boekhoudrichtlijn en omzetting ervan in Belgisch

recht, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 234 p.

BRACKE R., HOUTHOOFD N., Algemene economie, Gent, Academia Press, 2006, 171 p. CHEVALIER C., Vademecum Vennootschapsbelasting : een resultaatgerichte benadering, Gent, Larcier, 2008, 1690 p.

DARTE D., NOËL Y., SOETAERT P., Vennootschapsbelasting onder de knie, Luik, Edi.Pro, 2008, 449 p.

DEBLAUWE R., LEJEUNE D., VAN CROMBRUGGE S., J. VAN DYCK, De belastinghervorming. Wet van 7 december 1988, Kalmthout, Biblo, 1989, 95 p.

DE BROECK L., DE CNIJF H., MAES L., Fiscaal praktijkboek directe belastingen 2016-2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2016, 588 p.

DE CNIJF H., MAES L., Belastingrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2012, 608 p.

DE CNUYDT J., Bedrijfseconomie, een inleiding, Gent, Academia Press, 2008, VIII + 245 p.

DE LEMBRE E., EVERAERT P., PODEVIJN S., Boekhoudzakboekje 2017, Wolters Kluwer, Mechelen, 2017, 1010 p.

DE LEMBRE E., EVERAERT P., VERHOEYE J., Handboek boekhouden : dubbel boekhouden : basisbeginselen, Intersentia, Antwerpen, 2013, 673 p. DE LEMBRE E., EVERAERT P., VERHOEYE J., Handboek boekhouden. Vennootschapsboekhouden (inclusief vereningen en stichtigen), Intersentia, Antwerpen, 2011, 895 p. DE MUYNCK H., Inleiding tot de bedrijfskunde, Tielt, Lannoo, 2005, 272 p. DE MUYNCK H., DE MUYNCK K., Fiscaal recht in België, Gent, Academia Press, 2016, 293 p.

Page 107: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

107

COUTURIER J., PEETERS B, PLETS N., Belgisch belastingrecht (in hoofdlijnen), Antwerpen, Maklu, 2010, 1252 p. GILLEMON P., KEYMEULEN G., TACK, T., VAN BIERVLIET H., VANDENBERGHE F., VAN LIL G., Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2015, 508 p.

MAES L., PLETS N., Handboek personenbelasting 2011, Mechelen, Kluwer, 2011, 1670 p.

MAUS M., Personenbelasting. Materiële en formele beginselen, Brugge, die Keure, 2018, 254 p. MAUS M., SPRUYT A., Basisbegrippen fiscaal recht, Brugge, die Keure, 2010, 186 p. SALIËN V., De belastinghervorming in de praktijk. Wet van 7 december 1988, B.S. 16 december 1988,

Brussel, Ced-Samson, 1989, 248 p.

TAGHON C., SALENS P., Aangifte vennootschapsbelasting 2016 (Reeks Beroepsvereniging voor Boekhoudkundige Beroepen, nr. 3), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2016, 1183 p.

TAGHON C., SALENS P., Aangifte vennootschapsbelasting 2017 (Reeks Beroepsvereniging voor Boekhoudkundige Beroepen, nr. 3), Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 1303 p. TIBERGHIEN A., Handboek voor fiscaal recht 2015-2016, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 2000 p.

TIBERGHIEN A., Handboek voor fiscaal recht 2016-2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 2281 p.

VANDENBERGHE F., Bronnenboek personenbelasting 2009, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 783

p.

VANDENBERGHE F., Handboek personenbelasting 2014, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2014, 1387 p.

VANDENBERGHE W., De notionele intrestaftrek. Een denkbeeldige werkelijkheid, Gent, Larcier, 2006,

113 p.

VAN DE WOESTEYNE I., Handboek vennootschapsbelasting 2017-2018, Antwerpen, Intersentia, 2017,

XXIV + 522 p.

VANHEES H., Handboek intellectuele rechten, Antwerpen, Intersentia, 2017, 619 p.

Page 108: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

108

VAN HOUTTE J., Beginselen van het Belgisch belastingrecht, Gent, E. Story-Scientia, 1979, XXII + 521 p.

VERDINGH Y., Aangifte vennootschapsbelasting 2015, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 467 p.

VERDINGH Y., Fiscaal compendium – Vennootschapsbelasting 2017, Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 1200 p. VERDINGH Y., Jaarboek vennootschapsbelasting 2001, Gent, Mys & Breesch, 2001, 1049 p.

VLAMINCK S., Het boekhoudkundig en fiscaal gunstregime voor kmo-vennootschappen toegelicht,

Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, 164 p.

ii. Tijdschriften

ALAERTS A., ANDRIES H., “Het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling“ : een fiscaal-

technische analyse na de circulaire, Fisc.Act. 2011, nr. 29, 2-6.

BUYSSE C., “Twee gebouwen : één kadastraal perceel“, Fiscoloog 2000, afl. 771, 9. BUYSSE C., "Verhuur van tenten", Fiscoloog 2004, afl. 945, 10. BUYSSE C., “Overdracht tussen KMO’s : discriminerende uitsluiting“, Fiscoloog 2008, afl. 1127, 12. BUYSSE C., “Uitsluiting bij overdracht gebruiksrecht : wanneer discriminerend?“, Fiscoloog 2008, afl. 1129, 9. BUYSSE C., "Toch geen investeringsaftrek bij verhuur met ‘globale dienstverlening’?", Fiscoloog 2010, afl. 1229, 9. BUYSSE C., “Overname lege schelp : geen rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2011, afl. 1263, 12. BUYSSE C., "Investeringsaftrek : wie bewijst wat ?", Fiscoloog 2011, afl. 1239, 14.

BUYSSE C., "Autoverhuurder ondergaan zelfde lot als tentenverhuurder", Fiscoloog 2011, afl. 1248, 12.

Page 109: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

109

BUYSSE C., “KMO-vennootschappen : kiezen tussen investeringsaftrek en notionele interest”,

Fiscoloog 2013, afl. 1364, 3.

BUYSSE C., “Belastingkrediet O&O : niet verrekenbaar met bijzondere aanslag”, Fiscoloog 2015, afl. 1418, 10

BUYSSE C., ”Bareboat charter’ : uitsluiting bijzondere investeringsaftrek ?”, Fiscoloog 2015, afl. 1429,

13.

BUYSSE C., “Geen tijdig aangevraagd attest, geen verhoogde investeringsaftrek”, Fiscoloog 2016, afl. 1496, 11.

BUYSSE C., VAN CROMBRUGGE S. , “Verbod verliesverrekening : wanneer is er sprake van ‘controlewijziging’ ?”, Fiscoloog 2017, afl. 1511, 8.

DE BACKERE C., “Omzetting van de Europese boekhoudrichtlijn gebeurt fiscaal (bijna) neutraal, Fisc.Act. 2015, nr. 25, 1-5.

DE BACKERE C., "Omzetting Boekhoudrichtlijn : wetsontwerp ingediend in Kamer", Fisc.Act. 2015, nr. 39, 6-8.

DELEPIERE F., MOREAU P., VAN MORTEL, “Hof Gent weigert aftrek overgedragen verliezen van winstgevende vennootschap na controlewijziging“, Fisc.Act. 2013, nr. 20, 2-6

DESTERBECK F., “Toch investeringsaftrek op gedeeltelijk beroepsmatig gebruikt gebouw”, Fisc.Act. 2000, afl. 37, 2-4. DESTERBECK F., “Investeringsaftrek ook voor gemengd gebruikt onroerend goed”, Fisc.Act. 2001, afl. 39, 7.

DE WAEGENAERE K., Nieuw belastingkrediet voor R&D, Fisc.Act. 2015 nr. 41, 1-5. GEMIS G., “De identiteitsvereiste inzake de verrekening van bedrijfsverliezen”, AFT 1997, afl. 5, 209-245. HINNEKENS P., “Verliesverrekening na controlewijziging : soepele interepretatie”, Fiscoloog 2009, afl. 1145, 7. HUYGHE A., “Aftrek voor risicokapitaal” stelt na hervorming nog weinig voor”, Fiscoloog 2018, afl.

1550, 1.

Page 110: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

110

MAES L., “Hoe ziet de investeringsaftrek eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl.

1462, 9.

MESSIAEN R., “Een decennium verbod van verliesverrekening na controlewijziging (art. 207, derde lid WIB 92). Een stand van zaken”, AFT 2007.11, 32-33.

VAN DYCK J., “Tantièmes en VZW’s ontspringen de dans”, Fiscoloog 1996, afl. 595, 1.

VAN DYCK J., "Verhuur en investeringsaftrek : slaat Cassatie de bal mis ?", Fiscoloog 2002, afl. 835, 6.

VAN DYCK J., "Verhuur van tenten: dan toch geen investeringsaftrek ?", Fiscoloog 2006, afl. 1045, 3.

VAN DYCK J., "Venn.B. : aangifteplicht bij betalingen naar belastingparadijzen", Fiscoloog 2009, afl.

1184, 1.

VAN DYCK J., "Oplaadstations : het ene voordeel sluit het andere uit", Fiscoloog 2011, afl. 1244, 4.

VAN DYCK J., “Controlewijziging : wat zijn rechtmatige behoeften ?”, Fiscoloog 2013, afl. 1331, 1.

VAN DYCK J., “Juridische constructies : eerste “uitgebreide” vragenlijsten zijn verstuurd”, Fiscoloog 2015, afl. 1140, 1.

VAN DYCK J., “Digitale” investeringen van KMO met recht op verhoogde investeringsaftrek, Fiscoloog 2015, afl. 1451, 4. VAN DYCK J., “Kan vennootschap die tot ‘consortium’ behoort wel ‘microvennootschap’ zijn?”, Fiscoloog 2016, afl. 1475, 13. VAN DYCK J., ”Grondwettelijk Hof snelt ‘vergeten’ vennootschappen te hulp”, Fiscoloog 2017, afl. 1510, 1.

VAN BIERVLIET J., “Kmo’s stellen investeringen uit, maar is dat altijd verstandig?”, Fisc.Act. 2017, afl.

41, 1-4.

VAN DEN BERGHE P.,WOUTERS P., ”Verliesverrekening na controlewijziging : Antwerps hof van beroep slaat en zalft”, Fisc.Act. 2014, afl. 8, 2-7. VAN DER BRUGGEN E., “Klampt de Administratie zich vast aan een omstreden arrest?”, Fiscoloog 1996, afl. 553, 6.

Page 111: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

111

VAN WAEYENBERGHE S., “Afbouw activiteit na controlewijziging : geen rechtmatige behoeften”, Fisc.Act. 2011, nr. 41, 5-8. VERSCHAEVE D., WARSON E., "eindejaarsplanning in het teken van de NIA”, Fisc.Act. 2005, nr. 44, 6-8.

VAN CROMBRUGGE S., “Investeringsaftrek“, Fiscoloog 2001, afl. 822, 10. VAN CROMBRUGGE S., “Investeringsaftrek“, Fiscoloog 2002, afl. 831, 13. VAN CROMBRUGGE S., “Investeringsaftek en gedeeltelijk beroepsgebruik“, Fiscoloog 2007, afl. 1091,

11.

VAN CROMBRUGGE S., " Investeringsaftrek", Fiscoloog 2011, afl. 1267, 12. X., ”Belastingkrediet maakt investeringsaftrek terugbetaalbaar”, Fiscoloog 2006, afl. 1015, 2.

X., “Belastingkrediet onderzoek en ontwikkeling“, Fiscoloog 2010, afl. 1219, 13.

X., “Een ‘nieuw’ gebouw is niet noodzakelijk “nieuw”, Fiscoloog 1997, afl. 631, 8.

X., "Fiscale steun voor hoogtechnologische investeringen”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 3-4.

X., “Gemengd gebruikte gebouwen : nooit investeringsaftrek ?”, Fiscoloog 1995, afl. 532, 1.

X., ”Investeringen hergebruik verpakkingen : enkel voor vennootschappen”, Fiscoloog 2007, afl. 1091, 9.

X., “Investeringsaftrek klimt tot 8%”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 1-2.

X. , “Onrechtstreekse beveiliging privé-vertrekken mag wel, Fiscoloog 2004, afl. 919, 6.

X., “Programmawet brengt investeringsaftrek voor digitale beveiliging”, Fisc.Act. 2015, nr. 17, 8.

X., ”Verhoogde gespreide aftrek voor ”O&O-investeringen”, Fiscoloog 1996, afl. 566, 3. X., "Verhoogde investeringsaftrek voor digitale beveiliging en facturering : uitvoerings-KB”, Fisc.Act. 2015, nr. 42, 15-16.

Page 112: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

112

X., "Verhuur aan vennootschappen : aftrek altijd uitgesloten", Fiscoloog 2002, afl. 863, 3. X., “Wel voor uitsluitend beroepsmatig gebruikte lokalen“, Fiscoloog 2004, afl. 924, 5.

Page 113: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

113

BIJLAGE I

Artikel 47 KB/WIB

Om de in de artikelen 68 tot 70 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde investeringsaftrek te kunnen verkrijgen moeten de belastingplichtigen :

1° bij hun aangifte in de inkomstenbelastingen van het belastbare tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht, een ingevuld, gedateerd en ondertekend formulier voegen, waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgelegd;

2° per categorie van de in de artikelen 69 en 70 van hetzelfde Wetboek vermelde vaste activa, een opgave ter beschikking van de Administratie houden die voor elk activum vermeldt :

a) de datum van aanschaffing of totstandkoming;

b) de juiste benaming;

c) de aanschaffings- of beleggingswaarde;

d) de normale gebruiksduur en de afschrijvingsduur.

Page 114: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

114

BIJLAGE II

Artikel 48, §4 KB/WIB.

§ 4. De belanghebbende belastingplichtigen moeten de in artikel 47, 2°, vermelde opgave staven

door:

1° indien het materiële vaste activa betreft:

- ofwel een rechtvaardigende nota die, met verwijzing naar § 1, A, 1, 2, a of b, of 3, aantoont dat de

vaste activa voldoen aan de ene of de andere van de gestelde voorwaarden;

- ofwel een aanvraag tot het verkrijgen van de in § 1, A, 2, c, vermelde erkenning; die aanvraag moet

met redenen omkleed zijn en tevens alle gegevens vermelden die nodig zijn om over de gegrondheid

ervan te oordelen.

Voor de in § 1, A, 2, b en c, vermelde vaste activa moeten bovendien de onderzoeksdoeleinden

waarvoor die activa noodzakelijk zijn, worden omschreven door het verstrekken van de volgende

bijzonderheden:

a) het doel van de werkzaamheden waarvoor het vaste activum wordt gebruikt;

b) de beginselen of hypothesen die aan de basis liggen van die werkzaamheden;

c) de technische moeilijkheden die met die werkzaamheden moeten worden overwonnen;

d) het innoverend karakter van die werkzaamheden voor de onderneming;

e) de technische en economische voordelen die de onderneming uit die werkzaamheden denkt te

kunnen halen;

f) de kenmerken van het vaste activum.

2° indien het van derden verworven immateriële vaste activa andere dan octrooien betreft:

a) de verantwoording van het potentiële vermogen van die activa om het onderzoek en de

ontwikkeling van nieuwe produkten of van toekomstgerichte technologieën te bevorderen; op dat

stuk kan de Minister van Financiën een gezamenlijk attest eisen dat uitgaat van de Minister van

Page 115: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

115

Economische Zaken of van de Minister die bevoegd is voor de Middenstand en van de Minister die

bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid;

b) een afschrift van het contract op grond waarvan de onderneming het vaste activum heeft

aangeschaft;

c) het bewijs dat het vaste activum een immaterieel goed is dat nooit door een onderneming voor

het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid in België is gebruikt.

3° indien het immateriële vaste activa betreft die de onderneming in een onderzoekscentrum heeft

tot stand gebracht:

a) het in § 1, A, 1, vermelde afzonderlijk stel rekeningen dat het mogelijk maakt de kosten van dat

onderzoekscentrum te bepalen; de Minister van Financiën kan de vorm en de inhoud van die

rekeningen vastleggen en eventueel de waarmerking ervan eisen;

b) de uiteenzetting van de regelen die de onderneming ertoe gebracht hebben haar kosten voor

onderzoek te behandelen als immateriële vaste activa;

c) de gedetailleerde berekening van het gedeelte van de materiële vaste activa dat overeenkomstig §

1, B, tweede lid, uit de berekeningsgrondslag van de investeringsaftrek moet worden gesloten.

4° indien het immateriële vaste activa betreft die door de onderneming buiten een

onderzoekscentrum zijn tot stand gebracht:

a) het bewijs dat de kosten voor onderzoek die onder de vaste activa zijn opgenomen, in aanmerking

zijn genomen voor een in § 1, A, 2, a, vermelde tegemoetkoming;

b) een aanvraag tot het verkrijgen van de in § 1, B, laatste lid, vermelde erkenning; die aanvraag

moet met redenen omkleed zijn en tevens alle gegevens vermelden om over de gegrondheid ervan

te oordelen;

c) de rekeningen die het mogelijk maken het bedrag van de gedane kosten te bepalen; de Minister

van Financiën kan de vorm en de inhoud van die rekeningen vastleggen en eventueel de

waarmerking ervan eisen;

d) de gedetailleerde berekening van het gedeelte van de materiële vaste activa dat overeenkomstig §

1, B, tweede lid, uit de berekeningsgrondslag van de investeringsaftrek moet worden gesloten.

Page 116: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

116

5° een attest van de bevoegde Gewestregering waaruit blijkt dat de nieuwe produkten

en toekomstgerichte technolo- gieën die resulteren uit het onderzoek en de ontwikkeling waarvoor

de desbetreffende vaste activa worden gebruikt, geen effect hebben op het leefmilieu of het

negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk beogen te beperken.

Page 117: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

117

BIJLAGE III

Bijlage II KB/WIB

Categorie 1. - Doelmatiger isolatie van gebouwen opgericht voor 1 januari 1980.

De volgende investeringen komen in aanmerking, mits materialen worden gebruikt waarvan de

warmtegeleidbaarheid volgens de Belgische normen NBN van de reeks B 62 of volgens bijzondere

Belgische normen of dito technische goedkeuringen, kleiner is dan of gelijk is aan 0,080 watt per

meter en per Kelvin :

a) opspuiten van spouwmuren met isolatiemateriaal;

b) isoleren van buitenmuren, van buitendeuren en -poorten, van schuine of platte daken, van

vloeren en muren die de scheiding vormen tussen een verwarmd en niet-verwarmd vertrek of van

vloeren die de scheiding vormen tussen een verwarmd vertrek en de buitenlucht, met materiaal

waarvan de thermische weerstand groter is dan of gelijk is aan 1,2 vierkante meter Kelvin per watt,

evenals het aanbrengen van de nodige bescherming of van een bekleding om het isolatiemateriaal

tegen het binnendringen van stof, lucht of waterdamp te beschermen, materiaal en loonkosten voor

afwerking en versiering niet inbegrepen;

c) vervangen van enkel vensterglas door dubbel of drievoudig vensterglas waarvan de

warmtetransmissiecoëfficiënt k kleiner is dan of gelijk is aan 3,2 watt per vierkante meter en per

Kelvin, evenals het aanpassen van de ramen of het vervangen ervan door houten of kunststoframen

of door aluminiumramen met thermische onderbreking;

d) plaatsen van voorzetramen in onbuigzaam materiaal met toebehoren.

Categorie 2. - Beperking van energieverlies in bestaande broeikassen of bij de vervanging van oude

door nieuwe broeikassen.

De volgende investeringen komen in aanmerking (voor een aanschaffings- of beleggingswaarde

waarin het bedrag van de loonkosten tot dat van de materiaalkosten wordt en, bij vervanging van

oude door nieuwe broeikassen, voor een beglaasde oppervlakte die niet groter is dan die van de te

vervangen broeikassen, noch groter dan die van de broeikassen die de belastingplichtige heeft

aangegeven voor de land- en tuinbouwtelling van 15 mei van het jaar dat de oprichting van de

nieuwe broeikassen voorafgaat) :

a) plaatsen van dubbel glas of van glas waarvan het isolatievermogen is verhoogd door het

aanbrengen van metaaloxydelagen met een laag emissievermogen;

b) plaatsen van wegneembare schermen die een scheiding vormen tussen kweekruimte en dak.

Page 118: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

118

Categorie 3. - Terugwinnen van energie door het herinrichten van bestaande

ruimteverwarmingssystemen in broeikassen opgericht voor 1 januari 1980.

In aanmerking komen, de investeringen om de vaste verwarmingselementen langsheen de wanden

of tussen kweekruimte en dak, in de onmiddellijke nabijheid van planten of wortels te brengen,

evenals om kweektafelverwarming te plaatsen.

Categorie 4. - Beperking van energieverlies door in gebruik zijnde apparaten, leidingen, afsluiters en

kanalen te isoleren of in gebruik zijnde warme of koude vloeistofbaden af te dekken.

Alleen investeringen komen in aanmerking waarbij isolatiemateriaal is gebruikt waarvan de

warmtegeleidbaarheid volgens de Belgische normen NBN van de reeks B 62 of volgens bijzondere

Belgische normen of dito technische goedkeuringen, kleiner is dan of gelijk is aan 0,080 watt per

meter en per Kelvin.

Categorie 5. - Beperking van energieverlies in bestaande ovens.

Alleen investeringen voor het binnenin bijkomend isoleren van de ovens komen in aanmerking,

waarbij het vervangen van vuurvaste bekleding als energiebesparend wordt geteld in verhouding tot

de erdoor bekomen vermindering van warmteverlies.

Categorie 6. - Beperking van ventilatieverlies in gebouwen opgericht voor 1 januari 1980.

De volgende investeringen komen in aanmerking :

a) aanbrengen van tochtsluizen, tochtgordijnen of automatisch sluitende deuren en poorten tussen

de binnen- en buitenkant van het gebouw;

b) aanbrengen van automatisch sluitende deuren tussen bestaande koel- of diepvrieskamers en de

rest van het gebouw.

Categorie 7. - Terugwinnen van afvalwarmte.

De volgende investeringen komen in aanmerking wanneer zij het, in een bestaand systeem voor het

bedrijf mogelijk maken eigen afvalwarmte op te vangen en aan derden te leveren of afvalwarmte van

derden op te vangen :

a) plaatsen van geïsoleerde leidingen en circulatiepompen voor het transport van de

teruggewonnen warmte;

b) plaatsen van geïsoleerde opslagvaten die uitsluitend dienen voor het tijdelijk opslaan van de

teruggewonnen warmte;

Page 119: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

119

c) plaatsen van warmtewisselaars voor warmterecuperatie, toestellen om teruggewonnen warmte

rechtstreeks aan te wenden niet inbegrepen.

Categorie 8. - Terugwinnen van afvalwarmte van in gebruik zijnde produktie- of

klimaatregelingsapparatuur.

De volgende investeringen, andere dan het plaatsen van warmterecuperatoren van

krachtopwekkingsinstallaties met stoom die een onderdeel vormen van de krachtopwekkingscyclus,

komen in aanmerking wanneer zij niet nodig zijn voor het produktie- of klimaatregelingsproces :

a) plaatsen van warmtewisselaars die nodig zijn om afvalwarmte terug te winnen, toestellen om

teruggewonnen warmte rechtstreeks aan te wenden niet inbegrepen;

b) aanbrengen van apparatuur voor :

- het opnieuw in circulatie brengen van afvallucht of -vloeistof;

- het terugwinnen van condensaat;

c) plaatsen van :

- naverdampingsvaten voor condensaat of spuiwater;

- geïsoleerde opslagvaten die uitsluitend dienen voor het tijdelijk opslaan van teruggewonnen

warmte;

- geïsoleerde leidingen voor het transport van teruggewonnen warmte;

- warmtepompen.

Categorie 9. - Rendementsverhoging van in gebruik zijnde verbrandingsapparatuur.

De volgende investeringen komen in aanmerking :

a) aanbrengen van automatische brandstof- en luchtregelingen werkend op basis van de in de

rookgassen gemeten O2 - of CO2 -concentraties of met behulp van een opacimeter;

b) vervangen van atmosferische branders en van branders met ventilatoren door recuperatieve

branders;

c) plaatsen of verbeteren van schakel-, meet- of regelapparatuur.

Categorie 10. - Aanwenden van expansieënergie die vrijkomt bij bestaande produktieprocessen of bij

ontspanning van vloeistoffen onder druk gebracht voor transport.

In aanmerking komen, de investeringen om bestaande installaties en systemen voor het aanwenden

van die expansieënergie aan te passen door het plaatsen van :

- tegendrukturbines;

Page 120: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

120

- stoommotoren;

- expansieturbines;

- generatoren, met inbegrip van snelheidsreductoren, waarin de opgewekte mechanische energie

wordt omgezet in elektrische energie.

Categorie 11. - Apparatuur waarin krachtopwekking en warmteproduktie zijn gecombineerd.

De volgende investeringen komen in aanmerking, mits de gelijktijdig voortgebrachte kracht en

warmte voor eigen behoeften worden aangewend en de produktie van elke energiesoort (kracht en

warmte) gemiddeld ten minste 25 pct. bedraagt van het totaal ontwikkelde vermogen :

a) plaatsen van krachtwerktuigen (gasturbines, gas-, diesel- en stoommotoren evenals stoomketels

gecombineerd met tegendrukstoomturbines of aftapcondensatieturbines) waarin thermische energie

wordt omgezet in mechanische energie;

b) plaatsen van generatoren, met inbegrip van de snelheidsreductoren, waarin opgewekte

mechanische energie wordt omgezet in elektrische energie;

c) plaatsen van warmtewisselaars of recuperatiestookketels (met inbegrip van branders voor

verhoging van de stoomproduktie) die met uitlaatgassen werken;

d) plaatsen van warmtewisselaars voor het terugwinnen van de warmte van krachtwerktuigen;

e) investeringen voor :

- het opslaan van brandstof binnen de inrichting;

- het transport van brandstoffen, verbrandingslucht, uitlaatgassen, koelwater, koellucht of

ketelvoedingswater binnen de inrichting;

f) het plaatsen van :

- geluidsisolering;

- rookgasreinigingsapparatuur;

- apparatuur ter behandeling van ketelvoedingswater;

- elektrotechnische apparatuur voor aansluiting op het interne elektriciteitsnet.

Categorie 12. - Opvangen van directe of diffuse zonnestraling.

Als investeringen komen in aanmerking, mits zij uitsluitend voor het opvangen van die zonnestraling

dienen, het plaatsen van :

a) zonnecollectoren;

b) geïsoleerde opslagvaten, met inbegrip van de warmtewisselaars;

c) circulatiepompen in de collectorkringlopen;

Page 121: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

121

d) beveiligingsapparatuur tegen bevriezing of oververhitting;

e) apparatuur die met een fotovoltaïsch systeem zorgt voor rechtstreekse produktie van

elektriciteit, met name :

- foto-voltaïsche cellen;

- spanningsregelaars;

- ondulators en gelijkrichters;

- batterijen voor het opslaan van de geproduceerde elektrische energie;

- elektrotechnische uitrusting voor aansluiting op het interne elektriciteitsnet.

Categorie 13. - Aanwenden van windenergie.

Als investeringen komen in aanmerking, het plaatsen van :

a) windturbines;

b) spanningsregelaars;

c) ondulators en gelijkrichters:

d) batterijen voor het opslaan van de geproduceerde energie;

e) generatoren en elektrotechnische uitrusting voor aansluiting op het interne elektriciteitsnet.

Categorie 14. - Waterkrachtcentrales om energie voort te brengen met een vermogen van maximum

1 MW.

Als investeringen komen in aanmerking het plaatsen, de nodige infrastructuurwerken daarin niet

begrepen, van :

a) turbines;

b) spanningregelaars;

c) ondulators en gelijkrichters;

d) generatoren en elektrotechnische uitrusting voor de aansluiting op het interne elektriciteitsnet.

Categorie 15. - Aanwenden van steenkool als brandstof.

Met uitsluiting van investeringen om steenkool te gebruiken in krachtopwekkingscentrales die

werken met stoomcondensatie, komen in aanmerking :

1° de investeringen opgesomd in categorie 11, voor zover steenkool wordt aangewend voor de daar

bedoelde warmte- en krachtopwekking;

2° investeringen in :

a) uitrusting, binnen de inrichting :

Page 122: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

122

- voor het opslaan, vermalen, drogen en transporteren van steenkool;

- voor afvoer of verwerking van as of ander afval ontstaan bij het verbranden van steenkool in de

inrichting;

- voor de aansluiting op een bestaand warmtedistributienet;

b) stookketels, met inbegrip van oververhitters, brandstofbespaarders en voorverwarmers van

verbrandingslucht;

c) rookgasreinigingsapparatuur en schoorstenen.

Categorie 16. - Produktie van energie door verbranding van afvalstoffen.

In aanmerking komen, de investeringen in :

a) uitrusting, binnen de inrichting :

- voor het bewerken, opslaan en transporteren van de te verbranden afvalstoffen;

- voor as- of slakkenafvoer;

b) verbrandingsapparaten en aangepaste branders of vuurhaarden;

c) recuperatiestookketels aangesloten op verbrandingsapparaten;

d) schoorstenen en apparatuur om rookgas te reinigen;

e) warmtewisselaars;

f) meet- of regelapparatuur.

Categorie 17. - Aanwenden van gassen ontstaan uit anaërobe fermentatie van afval.

In aanmerking komen, de investeringen in :

a) uitrusting, binnen de inrichting, voor voorbewerking, opslag en transport van het afval;

b) fermentatietanks, met inbegrip van materiaal en apparatuur om ze te isoleren en te verwarmen;

c) gasopslagtanks;

d) ketels, of het ombouwen ervan, om het gebruik van biogas mogelijk te maken;

e) meet- of regelapparatuur;

f) krachtwerktuigen om biogas te verbranden.

Categorie 18. - Energiebesparend vervoer.

In aanmerking komen, de investeringen, binnen de inrichting, in nieuwe los- en laadinrichtingen voor

vervoer via spoor- of waterweg of in nieuwe uitrustingen voor aansluiting op het spoorwegnet.

Categorie 19. - Verbetering van het energetisch rendement van in gebruik zijnde installaties.

Page 123: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

123

Als investeringen komen in aanmerking, het aanbrengen of verbeteren, uitsluitend met het oog op

een betere controle van het energetisch rendement, van meet- en regelapparatuur.

Categorie 20. - Verbetering van het energetisch rendement van bestaande verdampings- of

distilliatietoestellen en stoomdistributienetten gebruikt bij produktieprocessen.

In aanmerking komen, de investeringen :

- in apparatuur voor thermocompressie of mechanische recompressie van stoom;

- om het aantal verdampingstrappen te verhogen;

- om in de distillatie-installaties het aantal droogplaten te verhogen of het refluxgehalte te

verminderen;

- om meet- of regelapparatuur te plaatsen of te verbeteren.

Categorie 21. - Verbetering van het energetisch rendement van bestaande droogtoestellen gebruikt

bij produktieprocessen

In aanmerking komen, de investeringen om :

- systemen van indirect drogen te vervangen door systemen van direct drogen;

- systemen voor mechanische voordroging toe te voegen;

- de hoeveelheid drooglucht te regelen door het meten van de relatieve vochtigheid;

- meet- en regelapparatuur te plaatsen of te verbeteren.

Categorie 22. - Verbetering van het energetisch rendement van bestaande koel-, pasteurisatie- of

sterilisatietoestellen gebruikt bij produktieprocessen.

In aanmerking komen, de investeringen om :

- meet- en regelapparatuur te plaatsen of te verbeteren;

- toestellen te plaatsen waarmee omgekeerde osmose kan gerealiseerd worden.

Categorie 23. - Verbetering van het rendement van bestaande toestellen van elektrochemische of

elektrometallurgische aard gebruikt bij produktieprocessen

In aanmerking komen, de investeringen om :

- nieuwe types van elektroden of membranen te plaatsen;

- meet- en regelapparatuur te plaatsen.

Categorie 24. - Energiebesparing bij vacuümpompen.

Page 124: DE INVESTERINGSAFTREK - Ghent University€¦ · DE INVESTERINGSAFTREK Elewaut Bart Studentennummer : 01308663 Promotor : Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris : Mevr. Angie

124

In aanmerking komen de investeringen om vacuümstoomstraalpompen door vacuümpompen te

vervangen.

Categorie 25. - Regeling van de aandrijving van machines.

In aanmerking komen, de investeringen voor het toevoegen van elektronische toerentalregelaars en

van systemen voor automatisch stoppen waardoor nullastwerking van draaiende machines wordt

vermeden.