De impact van regulatieve focus als moderator bij ...
Transcript of De impact van regulatieve focus als moderator bij ...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
De impact van regulatieve focus als moderator bij leereffecten van mere
exposure en evaluatieve conditionering
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
Joeri Vander Vaet
onder leiding van
Prof. dr. Mario Pandelaere
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
De impact van regulatieve focus als moderator bij leereffecten van mere
exposure en evaluatieve conditionering
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
Joeri Vander Vaet
onder leiding van
Prof. dr. Mario Pandelaere
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd
en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Joeri Vander Vaet
i
Voorwoord
Graag zou ik iedereen willen bedanken die mij gedurende deze studies Bedrijfseconomie
geholpen en gesteund hebben.
Mijn promotor, Prof. dr. M. Pandelaere, wens ik te bedanken om me de mogelijkheid aan te
reiken me te verdiepen in de concepten regulatieve focus, evaluatieve conditionering en het
mere exposure effect. Katrien Meert wens ik te bedanken voor de goede begeleiding van deze
Masterproef, om de tekst volledig door te lezen en constructieve aanmerkingen en tips te
leveren.
Verder zou ik graag de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Gent in haar
geheel bedanken om me op te leiden tot Master in de Bedrijfseconomie.
Tevens zou ik ook graag mijn dank betuigen aan de mensen die meegewerkt hebben aan de
data-inzameling van deze Masterproef en aan de participanten om aan het experiment deel te
nemen.
Ook mijn vrienden wens ik te bedanken om gedurende dit jaar het nuttige aan het aangename
te koppelen tijdens de lessen en groepswerken.
Ten slotte zou ik graag mijn ouders, mijn broer en Inte bedanken om me de mogelijkheid te
geven nog een extra masteropleiding aan te vatten, om me volledige vrijheid te geven en me
te steunen in mijn keuzes.
Gent, 11 augustus 2010.
Joeri Vander Vaet
ii
Inhoudsopgave
Abstract 1
Inleiding 2
Literatuurstudie 4
Mere exposure effect 4
Mere exposure effect: onderliggende processen 4
Evaluatieve conditionering 7
Evaluatieve conditionering: onderliggende processen 8
Regulatieve focus 10
Het gevoel bij discrepantie 12
Strategische keuzes 13
Gedragsimplicaties 14
Regulatieve focus: regulatieve fit 16
Regulatieve fit: onderliggende processen 16
Het mere exposure effect en regulatieve focus 18
Evaluatieve conditionering en regulatieve focus 19
Methode 21
Participanten 21
Instrumentarium 21
Design 21
Pretest 23
Procedure 24
Resultaten 26
Beschrijvende statistieken 26
Relaties 26
Interne correlaties BIS/BAS schaal 28
Interne correlaties Lockwood schaal 30
Correlaties tussen de symbolen 30
Verbanden tussen symbolen en regulatieve focus 32
Verbanden tussen schattingen en regulatieve focus 32
Schattingen 33
Ronde en hoekige symbolen 34
Hoofdeffecten van mere exposure en evaluatieve conditionering 34
Hoofdeffecten van mere exposure 34
iii
Hoofdeffecten van evaluatieve conditionering 35
Hypothesetoetsing 35
Hypotheses 1a en 1b 35
Hypotheses 2a en 2b 37
Bevindingen en conclusies 38
Beperkingen van het onderzoek 43
Aanbevelingen voor verder onderzoek 46
Referenties 48
Bijlagen
iv
Tabellenlijst
Tabel 1: Beschrijvende statistieken van de BIS/BAS en de Lockwood schalen (p26)
Tabel 2: De verklaringen van de gebruikte afkortingen (p27)
Tabel 3: Beschrijvende statistieken van de verschillende types symbolen en de
schattingen (p28)
Tabel 4: Alpha-coëfficiënten en correlaties tussen de BIS/BAS schaal en de Lockwood
schaal (p29)
Tabel 5: Correlaties tussen de scores op aangenaamheid van de types symbolen (p30)
Tabel 6: Correlaties tussen de scores op aangenaamheid van de combinaties van de
types symbolen (p31)
v
Figurenlijst
Figuur 1: Het mere exposure effect (p5)
Figuur 2: De onderliggende processen van het mere exposure effect (p6)
Figuur 3: Overizcht van de onderliggende processen van regulatieve focus (p12)
Figuur 4: Samenvattend schema van de gevolgen van regulatieve focus (p15)
Figuur 5: Schematisch overzicht van regulatieve fit (p17)
vi
Bijlagenlijst
Bijlage 1: Papieren deelnemersformulier
Bijlage 2: PC-taak: uitlegschermen
Bijlage 3: PC-taak: Strategietaak preventiefocus
Bijlage 4: PC-taak: Strategietaak promotiefocus
Bijlage 5: PC-taak: Voorbeelden van gebruikte items (één per type item)
1
Abstract
Bevindingen met betrekking tot interpersoonlijke verschillen in motivatie worden in dit
onderzoek gebruikt om betere inzichten te verwerven op vlak van leereffecten van mere
exposure en evaluatieve conditionering. Regulatieve focus wordt hierbij als conceptueel kader
voor motivaties gebruikt en het onderscheid tussen preventie- en promotiegerichte regulatieve
focus wordt gemaakt. De hypothese met betrekking tot het mere exposure effect is dat
individuen die een regulatieve fit met de aangeboden stimuli ondervinden, een groter effect
van mere exposure vertonen dan individuen die geen regulatieve fit ondervinden. De
hypothese rond evaluatieve conditionering houdt in dat promotiegerichte individuen een
groter effect van positieve evaluatieve conditionering vertonen dan preventiegerichte
individuen en dat preventiegerichte individuen een groter effect van negatieve evaluatieve
conditionering vertonen dan promotiegerichte individuen.
2
Inleiding
Kunnen robuuste en algemeen erkende effecten zoals het mere exposure effect en evaluatieve
conditionering beïnvloed worden door de intrinsieke motivatie van de mensen waarop ze
toegepast worden?
Mensen verschillen van elkaar op vele vlakken. De oorzaken en de redenen ervan zijn niet
te omvatten, mogelijks zijn deze talrijker dan mensen zelf. Wat wel uitvoerig onderzocht is, is
wat men een centrum van het menselijk handelen zou kunnen noemen, motivatie.
Het hedonistisch principe dat mensen plezier opzoeken en pijn vermijden wordt
beschouwd als een basisprincipe in motivationele modellen. Modellen uit de
persoonlijkheids- en sociale psychologie baseerden zich hierop om het onderscheid te maken
tussen het motief om een begeerde status te bereiken en het motief om zich te verwijderen van
een ongewenste status (Bandura, 1986). De processen waardoor men een begeerde status
probeert te bereiken (promotiefocus) of een ongewenste status probeert te ontwijken
(preventiefocus) zijn continu verwikkeld in de onderlinge strijd om dominantie. Dit proces in
zijn geheel noemt men regulatieve focus (Higgins, 1998). De promotiegerichte regulatieve
focus en de preventiegerichte regulatieve focus ontstaan uit zelfgidsen die mensen hebben. Er
zijn twee zelfgidsen beschreven, een gids naar het zelf dat men wil en een gids naar het zelf
hoe het zou moeten zijn (Higgins, 1989).
Deze latente zelfgidsen zijn relatief stabiel over de tijd, maar de strijd om de dominantie
van de promotie- en preventiefocus is gevoelig voor impulsen van de omgeving en men kan
tijdelijk een regulatieve focus induceren (Brendl, Higgins & Lemm, 1995).
De verschillen tussen de regulatieve foci manifesteren zich op allerlei vlakken, dit kan gaan
van het gevoel dat de individuen hebben wanneer ze geconfronteerd worden met discrepanties
tussen de eigenlijke status en een gewenste status, over strategische keuzes die mensen maken
tot concrete verschillen in het gedrag van mensen. Een ander vlak waar deze regulatieve foci
zich van elkaar kunnen onderscheiden, is op vlak van leereffecten.
Een van de leereffecten die mensen bijna dagelijks ondergaan, is het mere exposure effect.
Het mere exposure effect is het verband tussen de affectieve connotatie die mensen aan
objecten, situaties of gedachten toekennen en de frequentie waarmee deze via loutere
blootstelling aan deze mensen aangeboden worden (Zajonc, 1968).
Een ander leereffect dat ook een invloed op affectie heeft, is evaluatieve conditionering.
Evaluatieve conditionering is een verandering in affect tegenover een stimulus, door de
koppeling van deze stimulus aan een andere stimulus met een uitgesproken affectieve
3
connotatie. Het geconditioneerde affect heeft dezelfde valentie als dit van de
ongeconditioneerde stimulus met de sterke affectieve connotatie.
Op methodologisch vlak lijkt evaluatieve conditionering sterk op klassieke conditionering.
Hierbij is de stimulus met de uitgesproken affectieve connotatie de ongeconditioneerde
stimulus. De andere stimulus noemt men de geconditioneerde stimulus en het resultaat van
deze conditionering, het resulterende affect van de geconditioneerde stimulus, noemt met de
geconditioneerde reactie (Levey & Martin, 1975). Op theoretisch vlak verschilt evaluatieve
conditionering op een aantal vlakken sterk van de klassieke conditionering zodat ze als een
afzonderlijke vorm van conditionering beschouwd dient te worden (De Houwer, Thomas &
Baeyens, 2001).
In de literatuur met betrekking tot evaluatieve conditionering is er tot nu toe slechts beperkt
onderzoek gebeurd naar de oorzaken van interpersoonlijke verschillen in effecten van deze
conditionering en hoe men hierop zou kunnen inspelen om het effect van de conditionering te
manipuleren. Ook in de literatuur met betrekking tot het mere exposure effect bleek de
oorzaak van interpersoonlijke verschillen minder aandacht gekregen te hebben. Om in te
spelen op deze tekorten tracht dit onderzoek na te gaan of interpersoonlijke verschillen in
motivatie aan de basis kunnen liggen voor de verschillen in leereffecten van mere exposure en
evaluatieve conditionering.
In de literatuurstudie wordt eerst het kader van het mere exposure effect en evaluatieve
conditionering geschetst. Hierbij komt de nadruk te liggen op de onderliggende processen van
deze fenomenen. Daarna wordt dieper in gegaan op regulatieve focus en de belangrijkste
implicaties van de dominantie van elk van de twee regulatieve foci. Het proces van
regulatieve fit wordt daarna belicht. Regulatieve fit is de overeenstemming tussen de
dominante regulatieve focus van een individu en de onderliggende regulatieve focus die
geïmpliceerd wordt door een stimulus uit de omgeving van dit individu (Cesario, Grant &
Higgins, 2004). De literatuurstudie wordt afgerond door de onderliggende processen van elk
van de drie kernconcepten met elkaar te vergelijken en hypotheses te formuleren met
betrekking tot de gevolgen van gelijkenissen tussen deze onderliggende processen.
In de methode wordt op elk aspect van de operationalisatie van de hypothesetoesting
ingegaan om een zo duidelijk mogelijk beeld van het onderzoek te scheppen. Daarna worden
de resultaten gedetailleerd besproken en conclusies geformuleerd. Tenslotte worden de
beperkingen van dit onderzoek overlopen worden suggesties voor verder onderzoek gegeven.
4
Literatuurstudie
Mere exposure effect
De effecten van mere exposure werden voor het eerst bestudeerd door Zajonc (1968). Met
mere exposure bedoelde Zajonc dat een stimulus toegankelijk was voor de perceptie van de
persoon. Nieuw aan dit concept was dat stimuli niet nadrukkelijk in de aandacht werden
gebracht, maar louter toegankelijk voor de aandacht. Er bleek een verband te zijn tussen de
affectieve connotatie die participanten van woorden rapporteerden en de frequentie waarmee
deze via loutere blootstelling aangeboden werden aan de participanten. Er bleek ook een
effect te zijn van de frequentie van mere exposure op de affectieve connotatie van non-sense
woorden en symbolen. Naast de correlatie tussen frequentie van mere exposure van woorden
met de attitude tegenover wat dat de woorden betekenen, werd ook evidentie gevonden voor
het effect van frequentie van mere exposure op de attitude tegenover wat de woorden
betekenen.
Om de bevindingen van Zajonc verder te specificeren onderzocht Grush in 1976 de effecten
van mere exposure van woorden die reeds van nature een positieve of negatieve connotatie
hadden. De positieve woorden werden met meer mere exposure als positiever ervaren en
negatieve woorden als negatiever. Fishbeim formule om attitudes op te tellen werd gebruikt
om exposure-effecten te voorspellen (Fishbeim, 1967). Grush kwam eveneens tot de
conclusie dat deze mere exposure vorm van attitudeformatie geen artefact is (Grush, 1976). Er
werden namelijk verschillende verklaringen voor de resultaten gezocht zoals competitie van
responsen, mentale sets, attitude conditionering, hypotheses van de subjecten en de
vraagstelling. Geen enkele daarvan kon de effecten van mere exposure verklaren als een
artefact.
Mere exposure effect: onderliggende processen Om het mere exposure effect te verklaren
worden er in de literatuur twee verschillende paden bewandeld. De eerste verklaring is het
perceptuele vloeiendheid / misattributie model (PV/M). Dit model maakt gebruik van een
cognitief perspectief en suggereert dat individuen conclusies of metacognities maken op basis
van de ervaren vlotheid van verwerking van de stimulus (Bornstein & D’Agostino, 1994). Dit
zou resulteren in een meer uitgesproken positief of negatief gevoel bij een stimulus. De
achterliggende verklaring is de volgende: Wanneer een persoon zich niet bewust is van de
reden van de vloeiende verwerking van een stimulus, kan deze persoon dit verkeerdelijk
5
Figuur 1. Het mere exposure effect volgens Zajonc (1968)
toeschrijven aan het aangenaam vinden van de stimulus. Wanneer de persoon zich echter
bewust is van de eerdere perceptie van de stimulus, ontstaat er een corrigerend proces waarbij
de persoon de vloeiende verwerking niet meer aan de stimulus toeschrijft maar aan de eerdere
blootstelling. Waardoor, als gevolg, de cognitieve beoordeling van de stimulus bijgeregeld
wordt. De affectieve respons op de stimulus bleek echter niet onderhevig aan deze correctie
en verminderde de affectieve reactie van het mere exposure effect niet (Lee, 2001).
Een ander verklarend model is het hedonistisch vloeiendheidsmodel (HVM). Dit model
voorziet een affect-gerelateerde verklaring waarbij vloeiende verwerking positief affect
oproept, wat de evaluatie van de stimulus positief kleurt (Winkielman, Schwarz, Fasendeiro
& Reber, 2003). Een achterliggende verklaring hier is dat eigenschappen van de stimulus
overeen kunnen stemmen met persoonlijke voorkeuren waardoor vloeiende verwerking
ontstaat. Deze vloeiende verwerking leidt tot positieve affectieve reacties, die tot een
positieve evaluatie van de stimulus leiden. Het is mogelijk dat vloeiende verwerking een
gevoel van familiariteit opwekt, wat een ongevaarlijke situatie aanduidt.
Een derde mogelijke verklaring voor het mere exposure effect is dat affect een invloed
uitoefent op de vloeiendheid van verwerking van de stimulus en de interpretatie ervan (Pham,
Cohen, Pracejus & Hughes, 2001). In sommige situaties zou affect bepaalde gedachten
kunnen faciliteren.
Fang, Singh en Ahluwalia onderzochen de verklaring van het mere exposure effect en
vond ondersteuning voor de hypothese dat vloeiendheid van verwerking affect genereert en
dat dit gegenereerd affect een invloed uitoefent op de cognities en interpretaties die volgen op
de vloeiende verwerking (Fang, Singh & Ahluwalia, 2007). Na onderzoek van de bestaande
literatuur concludeerden Fang et. al. dat affect waarschijnlijk als input bij besluitvorming en
bij de interpretatie van andere input gebruikt wordt, wanneer dit affect als diagnostisch gezien
wordt. Wanneer affect niet als diagnostisch gezien wordt, kunnen individuen andere theorieën
6
en metacognities genereren om de vloeiende verwerking te verklaren, op basis van
onvolledige stukjes informatie uit de evaluatiesituatie.
Figuur 2. De onderliggende processen van het mere exposure effect
Noot: het proces bovenaan: PV/M model (Bornstein & D’Agostino, 1994)
Het proces in het midden: HVM model (Winkielman et. al., 2003)
Het proces onderaan: het alternatief model van Pham et. al. (2001)
Om het effect van mere exposure te vergroten kan men volgens deze modellen verschillende
acties uitvoeren. De eerste, meest voor de hand liggende actie is het verhogen van het aantal
aanbiedingstrials. Men dient er echter wel voor op te letten dat het mere exposure effect
daardoor niet terug afneemt. In een onderzoek door Forster (2009) bleek dat wanneer men een
stimulus 15 keer aanbood, men een groter effect van mere exposure had dan bij 10 trials. Bij
40 trials echter, was het totale mere exposure effect kleiner dan bij 15 trials. Een andere
potentiële methode, volgens het PV/M en het HVM model, is de verwerking van de stimulus
vloeiender te laten gebeuren. Volgens het PV/M model zou dit voor een grotere misattributie
van affect aan de stimulus kunnen zorgen. Volgens het HVM model zou dit de affectieve
connotatie van de stimulus rechtstreeks kunnen beïnvloeden.
7
Volgens deze modellen kunnen interpersoonlijke verschillen in het effect van mere exposure
voornamelijk verklaard worden door interpersoonlijke verschillen in de ervaring van de
vloeiende verwerking. Tot nu toe is er nog geen onderzoek gebeurd dat expliciet de link
tussen interpersoonlijke verschillen in de ervaring van vloeiende verwerking en het mere
exposure effect gebeurd. Dit onderzoek probeert in te spelen op het tekort in de literatuur door
de interpersoonlijke verschillen in het effect van het mere exposure te onderzoeken. Verder in
deze literatuurstudie gaan we hier dieper op in, maar eerst worden de concepten evaluatieve
conditionering en regulatieve focus besproken.
Evaluatieve conditionering
Evaluatieve conditionering verwijst naar een verandering in de aangenaamheid van een
stimulus, als gevolg van het aanbieden van deze stimulus samen met andere positieve of
negatieve stimuli. (De Houwer et. al., 2001). Evaluatieve conditionering verschilt in dit
opzicht van mere exposure omdat personen niet zonder meer blootgesteld worden aan de
stimulus, maar deze stimulus expliciet aan een andere stimulus gekoppeld wordt. In de
typische studies waarin evaluatieve conditionering toegepast wordt, koppelt men een
ongeconditioneerde stimulus met een duidelijke positieve of negatieve evaluatie (de
ongeconditioneerde reactie) aan een stimulus die geen uitgesproken evaluatie heeft, de
geconditioneerde stimulus. De evaluatieve conditionering is geslaagd als de geconditioneerde
stimulus een reactie teweeg brengt die in lijn ligt met de ongeconditioneerde reactie, de
geconditioneerde reactie. De grondleggers van de evaluatieve conditionering zijn Levey en
Martin, die in 1975 de eerste basis voor onderzoek naar evaluatieve conditionering legden.
Bij de methode om evaluatieve conditionering tot stand te brengen wordt meestal gebruik
gemaakt van voorwaartse conditionering waarbij eerst een ongeconditioneerde stimulus
gepresenteerd wordt en daarna pas de geconditioneerde. Deze methode heeft een groter effect
dan een achterwaartse conditionering maar het effect van achterwaartse conditionering is ook
reeds significant (Stuart, Shimp & Engle, 1987). Niet enkel de volgorde van de stimuli, maar
ook het aantal conditioneringstrails spelen een rol. In verschillende studies werd gevonden dat
een toename van evaluatieve conditionering gerelateerd is aan een toename van het aantal
koppelingen van de ongeconditioneerde en geconditioneerde stimuli. Er werd echter ook
gevonden dat bij hoge koppelingen (20) de evaluatieve conditionering afnam (Baeyens,
Eelen, Crombez & Van den Bergh, 1992).
8
De methode om evaluatieve conditionering tot stand te brengen is sterk te vergelijken met
deze in de klassieke conditionering. Op vlak van extinctie verschillen beide vormen van
conditionering echter. De Houwer et. al. concludeerden dat de klassieke vorm van extinctie,
het enkelvoudig aanbieden van een stimulus zonder gevolgen, weinig impact had op de
aangeleerde evaluatieve conditionering van de stimulus (De Houwer et. al., 2001). Om de
verworven evaluatieve reactie te veranderen bleek het effectiever om de stimulus te koppelen
aan een andere evaluatieve reactie of aan de tegenovergestelde evaluatieve reactie. Een andere
mogelijkheid is het herevalueren van de ongeconditioneerde affectieve stimulus die gepaard
werd met de geconditioneerde stimulus.
Waarop evaluatieve conditionering nog verschilt van de klassieke conditionering is het
verschillend effect van verschillende ongeconditioneerde stimuli. Uit onderzoek is gebleken
dat het effect van de een negatieve ongeconditioneerde stimulus vaak groter is dat dan van de
positieve ongeconditioneerde stimulus (De Houwer et. al., 2001). Ondanks deze mogelijks
beperkende factor, is evaluatieve conditionering een robuust effect te noemen, daar het in
allerlei contexten induceerbaar is. Enkele voorbeelden zijn conditionering via visuele
aanbieding van stimuli (Levey & Martin, 1975), via manipulatie van verschillende smaken
(Zellner, Rozin, Aron & Kulish, 1983), door manipulatie van verschillende gewaarwordingen
van tast (Hammerl en Grabitz, 2000) en door observaties van andere individuen die
evaluatieve conditionering ondergaan (Baeyens, Vansteenwegen, De Houwer & Crombez,
1996).
Evaluatieve conditionering: onderliggende processen De Houwer et. al. concludeerden
uit een uitgebreide literatuurstudie van 2001 dat de effecten van evaluatieve conditionering
robuust en alomtegenwoordig zijn, maar dat deze effecten ook gebonden zijn aan een aantal
beperkingen waarvan de onderliggende processen nog niet duidelijk zijn. Evaluatieve
conditionering verschilt op verschillende vlakken van klassieke conditionering, maar het is
niet duidelijk of deze verschillen toeschrijfbaar zijn aan processen die onderliggend zijn aan
deze vormen van conditionering, of aan procedurele verschillen in de typische uitvoering van
de studies van de verschillende vormen van conditionering. Er werden verschillende
verklarende modellen onderzocht, zoals een conceptuele-categorisatie verklaring (Davey,
1994), een holistische verklaring (Martin & Levey 1978) en een referentiële verklaring
(Baeyens & De Houwer, 1995).
De conceptuele categorisatie verklaring stelt dat wanneer twee stimuli tegelijk of vlak na
elkaar aangeboden worden, de gemeenschappelijke kenmerken van deze stimuli meer salient
9
worden. De koppeling van een negatieve of positieve ongeconditioneerde stimulus met een
neutrale geconditioneerde stimulus zou de negatieve of positieve gemeenschappelijke
kenmerken van de geconditioneerde stimulus meer saliënt maken. Op deze wijze zou men de
respectievelijk negatieve of positieve kenmerken van een stimulus saliënter kunnen maken,
wat in deze theorie de verklaring voor evaluatieve conditionering aanbiedt.
De holistische verklaring gaat er van uit dat stimuli die samen aangeboden worden, als
een geheel ervaren worden. Dit geheel bestaat uit de kenmerken van zowel de
geconditioneerde als ongeconditioneerde stimulus, net als de evaluatieve kenmerken van de
ongeconditioneerde stimulus. De geconditioneerde stimulus die daarna alleen aangeboden
wordt, activeert deze holistische representatie, samen met haar evaluatieve kenmerken. Dit
zorgt voor een verandering in de valentie van de geconditioneerde stimulus in de richting van
de ongeconditioneerde, wat ook in de evaluatieve conditionering gebeurt.
De referentiële verklaring ten slotte, maakt een duidelijk onderscheidt tussen klassieke en
evaluatieve conditionering. Waar de geconditioneerde stimulus in klassieke conditionering
ervaren kan worden als een signaal dat de ongeconditioneerde stimulus volgt, is er volgens
Baeyens et. al. in evaluatieve conditionering geen sprake van een signaalwaarde van de
geconditioneerde stimulus (Baeyens et. al., 1992). Ze opperen dat in er in evaluatieve
conditionering eerder sprake is van een referentiële waarde van de geconditioneerde stimulus.
Deze stimulus zorgt voor de (bewuste of onbewuste) herinnering van de ongeconditioneerde
stimulus, zonder dat men deze ook effectief verwacht. Bij klassieke conditionering zou men
zich bewust zijn van de relatie tussen de stimuli, waar dit bij evaluatieve conditionering niet
steeds het geval zou zijn. De reactie dat men positief geconditioneerde stimuli zou benaderen
en negatief geconditioneerde stimuli zou willen vermijden, zou volgens de referentiële theorie
een gevolg zijn van de referentiële waarde van deze geconditioneerde stimulus.
Van deze drie theorieën zou de referentiële theorie het meeste observaties kunnen
kaderen, maar geen enkel van de theorieën biedt inzichten in de onderliggende processen of
geeft een verklaring voor de interpersoonlijke verschillen in het effect van evaluatieve
conditionering (De Houwer et. al., 2001).
Concluderend, indien men het effect van evaluatieve conditionering wil vergroten, kan men
volgens deze literatuur slechts enkele dingen doen. Een eerste is het aantal trials verhogen
waarbij evaluatieve conditionering toegepast wordt. Dit kan echter niet onbeperkt gebeuren,
Baeyens et. al. toonden aan dat het conditioneringseffect bij 20 trials begon af te nemen
(Baeyens et. al., 1992).
10
Een andere mogelijkheid is gebruik te maken van ongeconditioneerde stimuli die een
duidelijke connotatie hebben. Evaluatieve conditionering verloopt nauwkeuriger wanneer de
verschillende ongeconditioneerde stimuli duidelijk positief of negatief zijn, vanaf de eerste
blootstelling eraan (De Houwer, Baeyens, Vansteenwegen & Eelen, 2000). Interpersoonlijke
verschillen in het effect van evaluatieve conditionering zouden zich met andere woorden
kunnen manifesteren in de ervaring die mensen hebben bij de ongeconditioneerde stimuli en
meer bepaald, of ze de positieve ongeconditioneerde stimuli duidelijk kunnen onderscheiden
van de neutrale en negatieve. Wanneer proefpersonen meer op positieve of negatieve stimuli
letten, zou er mogelijks een groter effect van deze positieve of negatieve conditionering
kunnen optreden.
Verder in deze literatuurstudie wordt hier dieper op in gegaan, nadat het conceptueel
kader rond regulatieve focus geschetst is.
Regulatieve focus
Het hedonistisch principe dat mensen plezier opzoeken en pijn vermijden wordt beschouwd
als een basisprincipe in motivationele modellen. Modellen uit de persoonlijkheids- en sociale
psychologie baseerden zich hierop om het onderscheid te maken tussen het motief om een
begeerde status te bereiken en het motief om zich te verwijderen van een ongewenste status
(Bandura, 1986). Onderzoek naar hoe het hedonistisch principe werkt kreeg voornamelijk
aandacht door een reeks studies van Higgins. Het hedonistisch principe werkt volgens hem
via twee processen, met een promotiegerichte focus of met een preventiegerichte focus
(Higgins, 1998). Plezier benaderen werd promotiefocus genoemd en pijn vermijden werd
preventiefocus genoemd. Deze wijze om plezier en pijn te reguleren wordt regulatieve focus
genoemd.
Carver en Scheier (1990) noemden het benaderen van plezier een
discrepantieverminderend systeem waarbij men de huidige status zo dicht mogelijk wil
krijgen tot de gewenste eindstatus en noemde het vermijden van pijn een
discrepantievergrotend systeem waarbij men de huidige status zo ver mogelijk wil
verwijderen van de ongewenste eindstatus. Volgens Carver en Scheier was het hebben van
een dominant discrepantievergrotend systeem relatief zeldzaam.
Een andere theorie om motivatie te verklaren werd de zelfdiscrepantie-theorie genoemd en
onderscheidt net zoals de theorie van regulatieve focus twee doelen. Deze doelen worden hier
11
zelfgidsen genoemd (Higgins, 1989). Ideale zelfgidsen (ideal self-guides) zijn representaties
van attributen die iemand of iemand anders zou willen bezitten, dit kan gaan om hoop,
wensen of aspiraties. Gidsen van het zelf hoe het zou moeten zijn (ought self-guides) zijn
representaties van attributen die iemand of iemand anders zou moeten bezitten, dit kan gaan
om taken, plichten of verantwoordelijkheden. De zelfdiscrepantie-theorie zegt dat mensen
gemotiveerd zijn om beide zelfgidsen te willen opvolgen. Desondanks dezelfde onderliggende
basis voor de twee zelfgidsen zijn ze wel beschouwbaar als twee aparte constructen (Higgins,
1989). Brendl et. al. voegden daaraan toe dat de beide processen tegelijk actief zijn en elkaar
continu trachten te inhiberen en te domineren (Brendl et. al., 1995).
Het verband tussen de theorie van regulatieve focus en de zelfdiscrepantie-theorie werd
onderzocht en men kwam tot de conclusie dat ideale zelfgidsen betrekking hebben op een
promotiefocus, omdat een promotiefocus gerelateerd is aan aspiraties en de aan- of
afwezigheid van positieve resultaten. Zelfgidsen met betrekking tot het zelf hoe het zou
moeten zijn, had betrekking op een preventiefocus omdat een preventiefocus gerelateerd is
aan verantwoordelijkheden en de aan- of afwezigheid van negatieve resultaten (Higgins, Shah
& Friedman, 1997). Volgens Higgins et. al. zou de kracht van de promotiefocus vergroten
wanneer de kracht van de ideale zelfgids vergroot, en de kracht van de preventiefocus
vergroten wanneer de kracht op de gids van het zelf hoe het zou moeten zijn vergroot.
De twee regulatieve focussen verschillen op vlak van de zelfregulatie die deze
beïnvloeden, maar zijn onafhankelijk van de individuele zelfgidsen op zich (Higgins, 1998).
Men zou kunnen stellen dat zelfgidsen het algemeen chronische denkkader schetsen en dat
zelfregulatie een korte termijnmiddel is om de ervaringen af te stellen op deze doelen. Het zou
bijgevolg mogelijk moeten zijn om tijdelijk een regulatieve focus te induceren bij individuen
door hun aandacht te vragen voor situaties die een specifieke zelfregulatie vereisen. Brendl et.
al. bevestigden in 1995 dat zelfregulatie sterk beïnvloedbaar is door de omgeving. Op lange
termijn echter, is regulatieve focus voornamelijk gebaseerd op de persoonlijke zelfgidsen, die
moeilijk te beïnvloeden zijn. Stepper, Strack en Higgins (1997) bevestigde de nauwe relatie
tussen regulatieve focus en zelfregulatie.
12
Figuur 3. Overzicht van de onderliggende processen van regulatieve focus (Brendl et. al.,
1995; Carver en Scheier, 1990; Higgins, 1989; Higgins, 1998; Higgins et. al., 1997; Stepper
et. al., 1997)
Het gevoel bij discrepantie Wanneer individuen geconfronteerd werden met een verschil
tussen hun eigenlijke en gewenste status, ervoeren individuen met een dominante
promotionele regulatieve focus een gevoel van ontmoediging, terwijl individuen met een
dominante preventieve regulatieve focus een gevoel van ergernis of spanning ervoeren
(Higgins & Tykocinski, 1992).
Higgins et. al. (1997) voorspelden dat de toename in positieve en afname in negatieve
emoties na succes en de afname in positieve en toename in negatieve emoties na falen
verschillend waren voor individuen met een promotie of preventiefocus. De emoties van
participanten met een promotiefocus varieerden voornamelijk op vlak van vrolijkheid, waarbij
deze bij participanten voornamelijk varieerden op vlak van rustigheid. Daarnaast vonden ook
13
Roney, Higgins en Shah (1997) dat participanten met een promotiefocus zich meer vrolijk
voelden na het behalen van een doel, waar participanten met een preventiefocus zich meer
rustig voelden. Na het niet halen van een doel voelden individuen met een promotiefocus zich
meer teneergeslagen en voelden individuen met een preventiefocus zich meer geërgerd.
Gevoeligheid voor gebeurtenissen met betrekking tot de aan- of afwezigheid van positieve
resultaten zou groter zijn wanneer ideale zelfgidsen domineren en gevoeligheid voor
gebeurtenissen met betrekking tot de aan- of afwezigheid van negatieve resultaten zou groter
zijn wanneer gidsen van het zelf hoe het zou moeten zijn domineren (Higgins & Tykocinski,
1992).
Strategische keuzes In situaties waarbij strategische keuzes gemaakt dienen te
worden, is promotionele regulatieve focus geassocieerd met een voorkeur voor strategieën die
een match met gewenste eindstatussen bewerkstelligen, waar preventieve regulatieve focus
geassocieerd is met een voorkeur voor strategieën die een mismatch met de gewenste
eindstatus vermijden (Higgins, Roney, Crowe & Hymes, 1994). Wanneer we kijken naar de
schillen in strategische handelingen bij individuen met een andere regulatieve focus dan zien
we dat participanten met een promotiefocus zich in een staat van begerigheid bevinden. Deze
participanten willen “hits” scoren en willen vermijden van potentiële “hits” te laten liggen, dit
zorgt bij deze participanten voor een neiging om “ja” te zeggen. Men zou kunnen zeggen dat
ze de neiging hebben risico’s te nemen. Individuen met een preventiefocus bevinden zich in
een staat van waakzaamheid, deze participanten willen fouten correct ontmaskeren en willen
vermijden van zich hierin te vergissen en valse alarmen te veroorzaken. Van deze individuen
zou men kunnen zeggen dat ze zich eerder conservatief opstellen (Crowe & Higgins, 1997).
Shah en Higgins (1997) suggereerden dat het maken van een strategische keuze met een
promotiefocus gepaard zou gaan met het zoeken naar maximale waarde van de oplossing en
de hoogste verwachte bruikbaarheid, die de expectancy x value verhoogt. Dit positieve
interactieve effect tussen expectancy en value, concepten uit de klassieke expectancy x value
modellen (Fishbeim, 1967), zou vergroten naarmate de promotiefocus vergroot. Omdat
preventiefocus andere strategische implicaties inhoudt verwachten we dat er een andere
interactie ontstaat tussen expecancy en value. Ze onderzochten deze hypothese en vonden dat
wanneer de promotiefocus toenam, het interactieve effect van expectancy en value op
prestaties positiever was. Bij een preventiefocus bleek de interactie een negatief effect te
hebben op prestaties. Individuen met een dominante promotiefocus hechtten volgens deze
14
bevinding, aldus meer waarde aan prestaties dan individuen met een dominante
preventiefocus.
Gedragsimplicaties De cognitieve tuning theorie (Friedman & Förster, 2002)
suggereert dat focussen op positieve statussen, wat promotiegerichte individuen doen, ervoor
zorgt dat deze individuen hun huidige status als goed zien en geen nood hebben aan
specifieke acties. Dit zorgt ervoor dat deze individuen meer geneigd zijn tot verkennend
gedrag. Dit zou ondermeer in kunnen houden dat deze individuen vrij relaties leggen tussen
verschillende items en op deze wijze tot hogere abstracties komen. Wanneer men zich echter
op negatieve statussen richt, wat preventiegerichte individuen doen, ziet men de huidige status
eerder als problematisch waardoor specifieke acties nodig zijn om dit te verbeteren. Deze
individuen evalueren zaken voorzichtig en nauwlettend, waarbij ze mogelijks dieper ingaan
op slechts één item. Zhu en Meyers-Levy (2007) onderzochten deze cognitieve tuning theorie
en kwam tot de verschillende conclusies. Individuen met een promotiefocus doen meer aan
relationele elaboratie, wat integratief denken vereist. Individuen met een preventiefocus doen
meer aan itemspecifieke elaboratie, wat itemspecifiek denken vereist. Deze conclusies liggen
perfect in lijn met wat de cognitieve tuning theorie voorspelde. Een bijkomend resultaat was
dat individuen met een promotiefocus ambigue beelden beter begrepen en er beter op
reageerden dan individuen met een preventiefocus. Deze laatste begrepen en reageerden dan
weer beter op duidelijke beelden.
Wanneer gekeken wordt naar de motivatie om te verbeteren, vonden Crowe en Higgins
(1997) dat individuen die op dat moment een promotiefocus hebben verschillen met deze met
een preventiefocus op vlak van motivatie. Wanneer participanten geconfronteerd werden met
het falen op een, in se onoplosbare, opdracht presteerden individuen met de promotiefocus
beduidend beter op een volgende opdracht dan individuen met een preventiefocus. Algemeen
is te stellen dat motivatie en prestatie op een taak verbeteren naarmate de strategie die nodig is
om de taak succesvol af te ronden, in lijn ligt met de regulatieve focus van de deelnemers
(Shah, Higgins & Friedman, 1998).
15
Figuur 4. Samenvattend schema van de gevolgen van regulatieve focus (Brendl et. al., 1995;
Carver & Scheirer, 1990; Crowe & Higgins, 1997; Higgins, 1989;Higgins, 1998; Higgins et.
al., 1997; Shah et. al., 1998; Zhu & Meyers-Levy, 2007).
16
Regulatieve focus: regulatieve fit
Individuen kunnen een dominante promotiegerichte of een dominante preventiegerichte
regulatieve focus hebben, en sommige situaties of taken vereisen specifieke acties of
denkpatronen die eveneens categoriseerbaar zijn als eerder promotiegericht of eerder
preventiegericht. Wanneer er sprake is van een overeenstemming tussen de dominante
regulatieve focus van een individu en een actie of denkpatroon, spreekt men van regulatieve
fit (Cesario, Grant & Higgins, 2004). Creatie van regulatieve fit in een advertentie bleek een
goed middel te zijn om de evaluatie die mensen van een geadverteerd merk hebben, te
verhogen (Cesario et. al., 2004). Om inzicht te krijgen in de relatie tussen regulatieve fit en
evaluaties, is het nodig om de onderliggende processen te onderzoeken.
Regulatieve fit: onderliggende processen In een onderzoek naar de gevolgen van
regulatieve fit vonden Lee en Aaker (2004) dat verwerkingsvlotheid een sleutelrol in de
onderliggende processen speelt. Lee en Aaker (2004) tonen aan dat het effect van regulatieve
fit op gunstigere evaluaties gemedieerd wordt door verwerkingsvlotheid. Meer concreet,
boodschappen met een hogere regulatieve fit zouden makkelijker te verwerken zijn dan deze
met een lagere regulatieve fit. Concreet komt het erop neer dat acties of achterliggende
gedachten van boodschappen bijdragen aan de snelheid waarin de boodschap verwerkt wordt,
ten gevolge van de dominante regulatieve focus van de personen die de boodschap ontvangen.
Deze snelheid waarmee de boodschap verwerkt wordt, beïnvloed het gevoel dat de personen
er bij krijgen.
Deze verwerkingssnelheid blijkt ook een gunstige invloed te hebben op de merkkeuze die
mensen maken (Lee, 2002), omdat snellere verwerking er voor zorgt dat de merken in de
boodschappen sneller deel uitmaken van de consideratieset (Nedungadi, 1990). Blootstelling
aan reclame met een regulatieve fit blijkt dus invloed te hebben op evaluaties die mensen
daarna van het merk maken (Labroo & Lee, 2006).
Naast regulatieve fit, kan er ook sprake zijn van een boodschap en een regulatieve focus die
eerder tegengesteld aan mekaar zijn. In dit geval treedt er moeilijkere verwerking op en de
evaluatie van het betrokken merk bleek daardoor minder gunstig te worden (Labroo & Lee,
2006).
Freitas, Azizian, Travers en Berry (2005) poneerden de hypothese dat evaluatieve
voorkeuren voor vloeiend verwerkte stimuli groter zouden zijn bij participanten die gericht
zijn op het vermijden van negatieve resultaten dan bij participanten die gericht zijn op het
17
benaderen van gewenste resultaten. Dit omdat vloeiende verwerking positieve evaluaties kan
faciliteren via het gevoel van familiariteit (Garcia-Marques & Mackie, 2000). De resultaten
van de studie toonden aan dat participanten met een preventiefocus, maar niet deze met een
promotiefocus, congruent geprimede afbeeldingen positiever beoordeelden dan niet congruent
geprimede afbeeldingen. Verder vonden ze dat een voorkeur voor snel verwerkte stimuli meer
uitgesproken was bij participanten met een preventiefocus dan participanten met een
promotiefocus.
Samengevat kan gesteld worden dat de dominante regulatieve focus die individuen
hebben bij het verwerken van een boodschap een invloed heeft op de verwerking van deze
boodschap. Wanneer de regulatieve focus overeen komt met de impliciete acties of gedachten
van de boodschap, is er sprake van regulatieve fit en verloopt de verwerking van deze
boodschap sneller. Deze vlottere verwerking zorgt ervoor dat de boodschap aangenamer
bevonden wordt en men makkelijker terugdenkt aan de boodschap.
Figuur 5. Schematisch overzicht van regulatieve fit (Cesario et. al., 2004; Labroo & Lee,
2006; Lee & Aaker, 2004)
18
Het mere exposure effect en regulatieve focus
In de literatuur met betrekking tot het mere exposure effect is er tot op heden minder aandacht
besteed aan interpersoonlijke verschillen in het effect van mere exposure en factoren die dit
effect kunnen faciliteren. Om beter inzicht te verwerven in welke factoren een modererende
impact hebben, biedt het kader van de onderliggende processen enkele belangrijke inzichten.
De mate van vloeiende verwerking van de stimulus blijkt namelijk een sleutelrol te spelen
(Bornstein & D’Agostino, 1994; Winkielman et. al., 2003; Pham et. al., 2001). Sneller
verwerkte stimuli zorgen er in het algemeen voor dat de stimuli aangenamer bevonden
worden. Om het mere exposure effect te versterken zou men met andere woorden kunnen
inspelen op deze mate van vloeiende verwerking.
De literatuur in verband met regulatieve focus toont aan dat situaties waarin regulatieve
fit, een overeenstemming tussen de dominante regulatieve focus van het individu en de
impliciete actie of gedachte van een stimulus, plaats heeft, deze stimuli sneller verwerkt
worden en daardoor positiever geëvalueerd worden.
Concluderend, wanneer een mere exposure effect geïnduceerd wordt bij stimuli waarvan
de impliciete actie of gedachte in lijn ligt met de dominante regulatieve focus van het
individu, dan zou het effect van mere exposure groter moeten zijn omdat de verwerking van
de stimulus nog sneller gebeurt.
Om dit te kunnen onderzoeken is er nood aan stimuli die ofwel verbanden vertonen met de
promotiegericht regulatieve focus, ofwel met een preventiegerichte regulatieve focus. Volgens
Zhang, Feick en Price (2006) is het mogelijk symbolen te gebruiken die geassocieerd worden
met conflictvermijding, andere symbolen worden geassocieerd met conflicten aangaan. Het
verschil tussen deze twee groepen symbolen is hun vorm. Symbolen met voornamelijk ronde
lijnen worden geassocieerd met conflictvermijding, waar symbolen met voornamelijk hoekige
lijnen geassocieerd worden met conflicten aangaan (Zhang et. al., 2006). Er zou sprake zijn
van een regulatieve fit wanneer individuen met een dominante preventieve regulatieve focus
ronde symbolen aangeboden krijgen. Wanneer individuen met een dominante promotionele
regulatieve focus hoekige symbolen aangeboden krijgen zou dit ook het geval zijn.
De hypotheses met betrekking tot facilitatie van het mere exposure effect die dit onderzoek
naar voor schuift zijn:
19
Het mere exposure effect van personen met een preventiegerichte regulatieve focus is groter
bij herhaaldelijke aanbieding van ronde symbolen dan bij herhaaldelijke aanbieding van
hoekige symbolen (H1a).
Het mere exposure effect van personen met een promotiegerichte regulatieve focus is groter
bij herhaaldelijke aanbieding van hoekige symbolen dan bij herhaaldelijke aanbieding van
ronde symbolen (H1a).
Evaluatieve conditionering en regulatieve focus
Indien we evalueren welke factoren een impact hebben op het effect van evaluatieve
conditionering, dan heeft men het in de literatuur in de eerste plaats over technische factoren
zoals de methodologie van de conditionering en het aantal trials dat doorlopen wordt. Minder
aandacht werd er tot nu toe besteed aan interpersoonlijke verschillen in het effect van de
conditionering of hoe men via de afstemming van stimuli op personen grotere effecten kan
bekomen.
Het onderzoek naar regulatieve focus heeft als voornaamste conclusie dat er steeds twee
processen zijn die tot motivaties leiden. Deze processen inhiberen en domineren elkaar
(Brendl et. al., 1995) en leiden tot een dominante promotiegerichte regulatieve focus of een
dominante preventiegerichte regulatieve focus (Higgins, 1998). Individuen die eerder
promotiegericht zijn, zijn op zoek naar aangename ervaringen en individuen met een
preventiegerichte regulatieve focus zijn voornamelijk gericht op het vermijden van
onaangename ervaringen.
Concluderend, omdat individuen met een promotiefocus gericht zijn op het bereiken van
aangename dingen zouden we kunnen verwachten dat deze individuen meer aandacht zullen
hechten aan duidelijk positieve woorden en is er een mogelijkheid dat conditionering met
duidelijk positieve woorden een groter effect heeft dan conditionering met neutrale of
negatieve woorden. Individuen met een preventieve regulatieve focus zijn gericht op het
vermijden van onaangename dingen en men zou dus kunnen verwachten dat deze individuen
meer aandacht zullen hechten aan duidelijk negatieve woorden. Daardoor is het mogelijk dat
conditionering met duidelijk negatieve woorden een groter effect heeft dan conditionering met
neutrale of positieve woorden.
20
De hypotheses die in dit onderzoek met betrekking tot de facilitatie van evaluatieve
conditionering naar voor geschoven zijn:
Evaluatieve conditionering met negatieve ongeconditioneerde stimuli zal een groter effect
hebben bij individuen met een preventiegerichte regulatieve focus dan bij individuen met een
promotiegerichte regulatieve focus (H2a).
Evaluatieve conditionering met positieve ongeconditioneerde stimuli zal een groter effect
hebben bij individuen met een promotiegerichte regulatieve focus dan bij individuen met een
preventiegerichte regulatieve focus (H2b).
21
Methode
Participanten
De groep participanten die deelnam aan het onderzoek bestond uit studenten aan de
Faculteiten Economie en Bedrijfskunde en de faculteit Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen van de Universiteit Gent. De participanten bestonden uit mannen en vrouwen
met een leeftijd tussen de 18 en 25 jaar oud. Gedurende een week werden toevallige
voorbijgangers in de hal gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Om hen te motiveren
deel te nemen aan het onderzoek werd een multimedia-aankoopcheque verloot onder de
participanten. In totaal hebben 102 participanten deelgenomen aan het onderzoek.
Instrumentarium
Om de chronische regulatieve focus van de deelnemers na te gaan werd gebruik gemaakt van
twee schalen die het construct op verschillende manieren benaderen. De eerste gebruikte
schaal was de Behavioral Inhibition / Behavioral Activation (BIS/BAS) schaal van Carver en
White (1994). De BIS/BAS schaal meet de affectieve reacties die mensen vertonen wanneer
ze een beloning of straf kunnen krijgen en deze schaal wordt gebruikt om chronische
regulatieve focus te meten. Individuen die hoog scoren op de inhibitieschaal zijn eerder
inhibitiegericht en leggen de nadruk op preventie. Individuen die hoog scoren op de
activatieschaal zijn eerder activiteitsgericht en leggen de nadruk op promotionele doeleinden
(Carver & White, 1994). Daarnaast werd ook de Lockwood schaal gebruikt om de chronische
regulatieve focus te meten (Lockwood, Jordon & Kunda, 2002). Ook de Lockwood schaal
maakt het onderscheid tussen promotie- en preventiegerichte regulatieve focus.
Design
Het design van het onderzoek heeft tot doel om de effecten van een regulatieve focus die
mensen hebben op leereffecten van mere exposure en evaluatieve conditionering na te gaan.
Hierbij wordt regulatieve focus als een onafhankelijke variabele beschouwd en leereffecten
van mere exposure en evaluatieve conditionering als afhankelijke variabelen.
Het experiment bestond uit twee delen, namelijk een blootstellings-fase en een fase
waarin de leereffecten gemeten werden. In de blootstellings-fase kregen de participanten via
een PowerPoint voorstelling een reeks van 300 items aangeboden. De PowerPoint kon niet
onderbroken worden door de respondenten. Elk item bestond uit een symbool en een woord.
De items werden telkens in een vaste volgorde aangeboden die op voorhand ad random
samengesteld was.
22
In totaal werden 20 verschillende symbolen gebruikt, waarvan er een deel ronde lijnen
hadden en een deel hoekige lijnen hadden. In totaal werden er 225 verschillende woorden
gebruikt. 75 van deze woorden hadden een positieve connotatie, 75 ervan hadden een
negatieve connotatie en 75 een neutrale connotatie. De combinatie van de types symbolen en
woorden leidde tot verschillende types van items. Ronde of hoekige symbolen werden
gekoppeld aan woorden met een positieve, negatieve of neutrale connotatie om achteraf
evaluatieve conditionering na te gaan. Daarnaast werden er ook symbolen aangeboden werden
zonder dat ze gekoppeld werden aan woorden, dit om het mere exposure effect na te gaan.
“Rond / hoekig” x “positief / negatief / neutraal / geen woord” leidt aldus tot acht
verschillende types van items.
De koppeling binnen elk type van item gebeurde als volgt: elk symbool (hoekig of rond)
werd 15 keer aangeboden met telkens andere woorden met dezelfde connotatie (positief,
negatief, neutraal). Er werd gekozen voor 15 keer aangezien eerdere studies bewezen dat de
conditionering vanaf een frequentie van hoger dan 15 kan beginnen afnemen (Forster, 2009).
Elk woord werd in het experiment slechts een maal aangeboden. Met andere woorden,
symbolen werden herhaaldelijk aangeboden, met telkens andere woorden die wel dezelfde
connotatie hadden.
In dit opzet fungeren de woorden met hun welbepaalde connotatie als ongeconditioneerde
stimuli. De connotatie van de woorden is hier de ongeconditioneerde respons. De symbolen
hadden vooraf geen duidelijke connotatie en werden als geconditioneerde stimuli ingezet. De
symbolen werden telkens voor een seconde getoond, waarna het symbool verdween en op
dezelfde plek gedurende 2,5 seconden een woord met een bepaalde connotatie aangeboden
werd. In het tweede deel van het experiment werden de geconditioneerde responsen op de
symbolen gemeten om de effecten van evaluatieve conditionering na te gaan. Wanneer de
symbolen de connotatie van de woorden waarmee ze gekoppeld werden overnamen, dan is er
sprake van een correcte geconditioneerde respons en is de evaluatieve conditionering
geslaagd.
Om effecten van mere exposure te induceren werden de symbolen gebruikt die niet
gekoppeld werden aan woorden. Nadat deze symbolen gedurende een seconde op het scherm
aangeboden werden, verdwenen de symbolen maar kwam er geen woord in de plaats. Deze
leegte duurde even lang als de normale aanbiedingstijd van de woorden. Er is sprake van een
mere exposure effect wanneer de symbolen die zonder woorden aangeboden werden, een
positievere connotatie hadden dan controlesymbolen die in de blootstellings-fase niet getoond
werden.
23
Om een bepaalde regulatieve focus tijdelijk te activeren werden deelnemers gevraagd om op
vaste momenten een taak te maken, namelijk vóór het eerste item, na 100 items en na 200
items. De aanbieding van de stimuli werd hiervoor telkens onderbroken voor zolang nodig
was om de korte taak te maken. De taak bestond eruit om enkele strategieën te noteren in
verband met bepaalde topics. De deelnemers werden hiervoor ad random in twee groepen
ingedeeld. De ene groep diende strategieën te geven over hoe ze succes zouden bereiken met
betrekking tot studies, financiën en gezondheid. De andere groep diende strategieën te
formuleren over hoe ze kunnen vermijden van te falen met betrekking tot dezelfde topics. Bij
de eerste groep werd met andere woorden tijdelijk een promotionele regulatieve focus
geactiveerd, bij de tweede groep een preventiegerichte regulatieve focus. Het aantal
participanten in beide condities was ongeveer gelijk, namelijk 50 in de promotie-conditie en
52 in de preventie-conditie. Op deze manier werd bovendien de inspanning van 300 items na
elkaar te bekijken verlicht, zodat ze na het invullen van een dergelijke taak terug
geconcentreerd de PowerPoint verder konden bekijken
De inducering van een tijdelijke regulatieve focus in combinatie met de meting van de
chronische regulatieve focus via de BIS/BAS en de Lockwood schalen laat toe om te
controleren of individuen waarbij hun chronische regulatieve focus in lijn ligt met de tijdelijk
geïnduceerde regulatieve focus, al dan niet verschillen in antwoordtendensen van individuen
waarbij de chronische en tijdelijke regulatieve focus niet met elkaar in lijn liggen.
Pretest
Voorafgaand aan het experiment werd een pakket van 60 symbolen, waarvan de helft rond en
de helft hoekig was, getest op hun intrinsieke connotatie. 21 Deelnemers vulden een
vragenlijst in waarbij gevraagd werd elk symbool te scoren op aangenaamheid. Er werd
gebruik gemaakt van een 7-punten Likertschaal die varieerde van “hoogst onaangenaam
symbool” tot “hoogst aangenaam symbool”. Van deze 60 werden 24 symbolen gebruikt
waarvan hun gemiddelde score het dichtst het vierde punt van de 7-punten schaal benaderde,
zodat enkel de neutrale symbolen in aanmerking kwamen.
Naast de symbolen werden ook de woorden via een pretest geselecteerd voor het
onderzoek. Uit een set van 1074 woorden, getest op een stanineschaal van negatief tot positief
gevoel, werden 75 negatieve, de 75 meest positieve en de 75 meest neutrale woorden
geselecteerd om op te nemen in het onderzoek.
24
Procedure
Aan toevallige voorbijgangers in de hal van de faculteit werd gevraagd deel te nemen aan
het experiment. Er werd hen verteld dat ze woorden aangeboden gingen krijgen en dat ze
dienden te schatten hoe lang het woord ongeveer was. Dit werd hen verteld als afleiding van
de reële opzet van het onderzoek. Onder de deelnemers werd een multimedia-aankoopcheque
verloot om hen te motiveren deel te nemen aan het onderzoek, alsook om hen aan te
moedigen het onderzoek goed in te vullen. De proefpersonen namen individueel plaats achter
een computer, ze kregen een potlood en een invulblad ter beschikking. Ze kregen de uitleg dat
ze woorden aangeboden gingen krijgen en dat ze, gebruik makend van het invulblad, voor elk
woord dienden aan te duiden of de geziene woorden korter of langer waren dan acht letters.
Om het schatten moeilijker te maken, werden de woorden telkens op andere locaties van het
scherm getoond. Op voorhand kwam er steeds een symbool op de plaats waar het volgende
woord ging verschijnen. Respondenten beschouwden de verschijning van dit symbool als een
indicatie van waar het woord zou verschijnen, en hadden bijgevolg de opzet van het
onderzoek, dat het eigenlijk om conditionering of mere exposure ging, niet door. De
symbolen werden telkens een seconde getoond en de woorden 2,5 seconden zodat er drie en
ene halve seconde over een item gingen.
Naast deze taak werden ze gevraagd om op aangeduide tijdstippen de tijd te nemen om
een taak te maken over strategieën over hoe ze bepaalde problemen in het leven zouden
aanpakken. De woordlengte-taak werd er op het juiste moment vanzelf voor onderbroken en
er stond geen tijdslimiet op deze taak.
Na deze blootstellings-fase werden de respondenten gevraagd om via de computer het
tweede deel van het experiment te voltooien, namelijk om enkele vragenlijsten in te vullen.
Als eerste werd hen gevraagd om alle symbolen te scoren op aangenaamheid. Dit waren alle
geziene symbolen, maar ook enkele ongeziene. Deze ongeziene symbolen werden gebruikt als
controleconditie voor het mere exposure effect. Daarna vulden de proefpersonen de BIS/BAS
en de Lockwood schaal in. Tenslotte werd hen gevraagd om enkele schattingen te maken. Ten
eerste dienden de respondenten het aantal positieve en negatieve woorden die ze gezien
hebben tijdens de PowerPoint proberen inschatten. Ten tweede werd hen gevraagd om drie
schattingen te maken van de lengte van een rivier van de Verenigde Staten, de Mississippi. Er
werd hen verteld dat enkel de meest correcte schatting meetelde. De antwoorden op deze
schatting laten toe om inzichten te verwerven in de wijze waarop individuen met een
verschillende regulatieve focus omgaan met verschillende onzekere antwoorden. Volgens de
literatuur zouden we kunnen verwachten dat individuen met een promotiefocus meer gerichte
25
schattingen zouden doen dan individuen met een preventiefocus (Crowe & Higgins, 1997).
Na deze schattingen eindigde het experiment en kregen de proefpersonen individueel uitleg
over het ware opzet van het experiment.
26
Resultaten
Beschrijvende statistieken
De beschrijvende statistieken van de schalen van chronische regulatieve focus bevinden zich
in Tabel 1. Het gemiddelde op de BIS inhibitieschaal is 3.81 op een 7-puntenschaal, SD =
0.73. De mediaanscore op de BIS inhibitieschaal is 3,86. Op de BAS activatieschaal is het
gemiddelde 3.72 op een 7-puntenschaal met een standaarddeviatie van 0.40. De mediaanscore
op de BAS activatieschaal is 3.77. Het gemiddelde op vlak van inhibitie ligt bij de BIS/BAS
schaal iets hoger dan op vlak van activatie. Bij het evalueren van de gemiddelden van de
Lockwood schaal voor chronische regulatieve focus komt een ander patroon naar voren. Op
het preventieluik van deze test scoorde men gemiddeld 4.09 op de 7 puntenschaal, SD = 1.00.
De mediaanscore was hierbij 4.00 op de 7-puntenschaal. Het promotionele luik een tekende
een gemiddelde van 5.21 met SD = 0.61 op. De mediaanscore op het promotiegerichte luik
van de Lockwood schaal was 5.11. Bij de Lockwood ligt het gemiddelde op het preventieluik,
in tegenstelling tot bij de BIS/BAS schaal, lager dan het gemiddelde op het promotieluik.
Tabel 1 . Beschrijvende statistieken van de BIS/BAS en de Lockwood schalen
Variabele N minimum maximum M SD Mediaan
BIS 102 1,71 5,00 3,81 0,73 3,86
BAS 102 2,69 4,62 3,72 0,40 3,77
BAS RR 102 3,00 5,00 4,16 0,43 4,20
BAS Dr 102 2,00 5,00 3,45 0,68 3,38
BAS FS 102 2,25 4,75 3,45 0,58 3,50
LW E 102 1,78 6,89 4,09 0,97 4,00
LW O 102 4,00 6,67 5,21 0,61 5,11
Relaties
De correlaties tussen de preventieve en promotionele luiken van de BIS/BAS en de
Lockwood schaal bevinden zich in Tabel 4 en leveren volgende resultaten op: de correlatie
tussen de promotionele luiken bleek positief en significant met r = .328, p < .01. De correlatie
tussen de preventieve luiken bleek eveneens positief en significant met r = .670, p < .01.
Tussen de BAS schaal en het preventieve luik van de Lockwood bleek een negatieve
significante correlatie te zijn van r = -.246, p < .05. Deze drie correlaties werden verwacht en
zijn een indicatie voor de betrouwbaarheid van de instrumenten om de chronische regulatieve
focus te meten. De correlatie tussen de BIS schaal en het promotionele luik van de Lockwood
bleek niet significant negatief gecorreleerd te zijn. De andere correlaties en bevindingen
worden in de volgende paragrafen per luik besproken.
27
Tabel 2. De verklaringen van de gebruikte afkortingen
Variabele Verklaring
BIS De score op de inhibitieschaal van de BIS/BAS schaal
BAS De score op de activatieschaal van de BIS/BAS schaal
BIS/BAS
split De mediaansplit van de BIS/BAS schaal
BAS-BIS De score op de activatieschaal, verminderd met deze op de inhibitieschaal van
de BIS/BAS
BAS RR De score op de Reward Responiveness subschaal van de BAS
BAS DR De score op de Drive subschaal van de BAS
BAS FS De score op de Fun Seeking subschaal van de BAS
LW E De score op de Lockwoodschaal met betrekking tot preventiegerichte
regulatieve focus
LW O De score op de Lockwoodschaal met betrekking tot promotiegerichte
regulatieve focus
LW split De mediaansplit van de Lockwood schaal
LW O-E De score op promotiegerichte regulatieve focus, verminderd met
preventiegerichte regulatieve focus van de Lockwood schaal
GI RF De regulatieve focus die via de strategietaak geïnduceerd werd
Sym _R De score op aangenaamheid van de ronde symbolen
Sym _H De score op aangenaamheid van de hoekige symbolen
Sym Neg_ De score op aangenaamheid van de negatief geconditioneerde symbolen
Sym Neu_ De score op aangenaamheid van de neutraal geconditioneerde symbolen
Sym Pos_ De score op aangenaamheid van de positief geconditioneerde symbolen
Sym Nie_ De score op aangenaamheid van de niet geconditioneerde symbolen
Sym OzR De score op aangenaamheid van de ongeziene ronde symbolen
Sym NegR De score op aangenaamheid van de negatief geconditioneerde ronde symbolen
Sym NegH De score op aangenaamheid van de negatief geconditioneerde hoekige
symbolen
Sym NeuR De score op aangenaamheid van de neutraal geconditioneerde ronde symbolen
Sym NeuH De score op aangenaamheid van de neutraal geconditioneerde hoekige
symbolen
Sym PosR De score op aangenaamheid van de positief geconditioneerde ronde symbolen
Sym PosH De score op aangenaamheid van de positief geconditioneerde hoekige
symbolen
Sym NieR De score op aangenaamheid van de niet geconditioneerde ronde symbolen
Sym NieH De score op aangenaamheid van de niet geconditioneerde hoekige symbolen
Sch Neg De schatting van het aantal aangeboden negatieve woorden
Sch Pos De schatting van het aantal aangeboden positieve woorden
28
Tabel 3. Beschrijvende statistieken van de verschillende types symbolen en
de schattingen
Variabele N minimum maximum M SD
Sym _R 102 1,13 6,38 4,27 1,01
Sym _H 102 1,17 5,50 3,66 0,82
Sym Neg_ 102 1,80 5,80 4,00 0,74
Sym Neu_ 102 1,60 6,00 3,87 0,77
Sym Pos_ 102 1,00 5,60 3,95 0,82
Sym Nie_ 102 1,20 5,60 3,80 0,84
Sym OzR 102 1,25 7,00 4,20 1,19
Sym NegR 102 1,00 7,00 4,63 1,21
Sym NegH 102 1,33 5,67 3,58 0,96
Sym NeuR 102 1,00 7,00 4,09 1,31
Sym NeuH 102 1,33 6,00 3,73 1,03
Sym PosR 102 1,00 7,00 4,12 1,37
Sym PosH 102 1,00 6,00 3,84 1,04
Sym NieR 102 1,00 6,00 4,24 1,10
Sym NieH 102 1,00 6,00 3,50 1,03
Sch Neg 101 1,00 250,00 127,11 49,10
Sch Pos 101 10,00 297,00 127,62 50,67
Interne correlaties BIS/BAS schaal De BIS/BAS schaal bestaat uit een BIS luik en
een BAS luik dat uit Reward Responsiveness, Drive en Fun Seeking bestaat. De
activiteitsschaal wordt met andere woorden opgedeeld in een gedeelte over het effect van
beloningen, een gedeelte over de invloed van motivatie op het gedrag en ten slotte een deel in
verband met het benaderen van plezier en sensatie.
Er bleek geen significante negatieve correlatie te zijn tussen de inhibitieschaal en de
activatieschaal in haar geheel. Enkel tussen de inhibitieschaal en de Drive (r = -.287, p < 0.01)
en Fun Seeking (r = -.201, p < .05) subschalen bleken er significante negatieve correlaties te
bestaan. Reward Responsiveness correleerde niet significant negatief met de inhibitieschaal.
De drie activatiesubschalen correleerden alle drie positief met elkaar (zie Tabel 4).
29
Tabel 4 . Alpha-coëfficiënten en correlaties tussen de BIS/BAS schaal en de Lockwood schaal
Variabele 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
1. BIS (,866)
2. BAS -,191 (,691)
3. BIS/BAS split -,767** ,807**
4. BAS-BIS -,900** ,600** ,830**
5. BAS RR ,121 ,702** ,412** ,214* (,582)
6. BAS Dr -,287** ,766** ,674** ,575** ,320** (,683)
7. BAS FS -,201* ,696** ,605** ,473** ,280** ,253(*) (,407)
8. LW E ,670** -,246* -,682** -,655** -,149 -,124 -,268** (,794)
9. LW O ,125 ,328** ,030 ,044 ,313** ,344** ,046 ,070 (,627)
10. LW split -,482** ,333* ,734** ,516** ,215 ,354* ,150 -,784** ,799**
11. LW O-E -,516** ,396** ,645** ,596** ,303** ,298** ,259** -,834** ,491** ,871**
12. GI RF -,078 ,130 ,181 ,122 ,146 ,057 ,091 -,074 ,026 -,058 ,079
Noot. De alpha-coëfficiënten bevinden zich op de diagonaal.
* p < .05. ** p < .01. *** p < .001.
30
Interne correlaties Lockwood schaal De correlatie tussen het preventiegedeelte en het
promotionele gedeelte van de Lockwood schaal bleek niet significant gecorreleerd.
De algemene afwezigheid van de significante correlaties tussen de inhibitie en
activatieschalen zou als ondersteuning kunnen dienen voor de stelling dat inhibitie en
activatie geen uiteinden zijn van eenzelfde continuüm, maar dat het om twee afzonderlijke
constructen gaat die elkaar niet uitsluiten (Brendl et. al., 1995).
Tenslotte bleek er geen enkele variabele, noch van de BIS/BAS schaal, noch van de
Lockwood schaal, significant te correleren met de tijdelijke regulatieve focus die geïnduceerd
werd via de taak waarbij de participanten promotionele of preventieve strategieën dienden te
geven over mogelijke problemen. Gegeven dat de tijdelijke regulatieve focus, in tegenstelling
tot de chronische zelfgidsen, sterk beïnvloedbaar is door de omgeving (Brendl et. al., 1995),
was de afwezigheid van een significante correlatie tussen tijdelijk geïnduceerde regulatieve
focus en de chronische regulatieve focus te verwachten.
Correlaties tussen de symbolen (Tabel 5 en 6) Bij de symbolen bleken de scores op
aangenaamheid van de negatief, positief en neutraal geconditioneerde symbolen zowel
onderling als met de niet geconditioneerde symbolen significant positief te correleren (Zie
Tabel 3 voor de beschrijvende statistieken). Daarnaast bleken geconditioneerde ronde
symbolen niet significant te correleren met geconditioneerde hoekige symbolen, maar de
ongeconditioneerde ronde symbolen bleken wel significant positief te correleren met de
ongeconditioneerde hoekige symbolen (r = .236, p < .05). De aan of afwezigheid van
conditionering lijkt volgens deze correlaties een modererende invloed te hebben op de relatie
tussen ronde en hoekige symbolen.
Tabel 5. Correlaties tussen de scores op aangenaamheid van de types symbolen
Variabele 1. 2. 3. 4.
1. Sym Neg_
2. Sym Neu_ ,619**
3. Sym Pos_ ,469** ,522**
4. Sym Nie_ ,455** ,481** ,671**
5. Sym OzR ,349** ,417** ,326** ,268**
* p < .05. ** p < .01. *** p < .001.
31
Tabel 6. Correlaties tussen de scores op aangenaamheid van de combinaties van de types symbolen
Variabele 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. Sym NegR
2. Sym NegH -,031
3. Sym NeuR ,569** -,030
4. Sym NeuH ,0466 ,579** -,087
5. Sym PosR ,612** -,057 ,489** ,050
6. Sym PosH -,141 ,507** -,112 ,545** -,029
7. Sym NieR ,474** ,059 ,491** ,140 ,648** ,102 .
8. Sym NieH -,037 ,499** -,041 ,458** ,075 ,652** ,236*
* p < .05. ** p < .01. *** p < .001.
32
Verbanden tussen symbolen en regulatieve focus Bij de correlaties tussen de verschillende
categorieën van symbolen en de schalen die chronische regulatieve focus meten, valt op dat
de meeste correlaties betrekking hebben op ronde symbolen. Het promotionele luik van de
Lockwood schaal correleert significant positief met neutraal geconditioneerde ronde
symbolen (r = .233, p < .05) en positief geconditioneerde ronde symbolen (r = .205, p < .05).
De correlaties met ronde symbolen in het algemeen bleek net niet significant (r = .192, p =
.053), net zoals de correlatie met ongeziene ronde symbolen (r = .175, p = .078). Wanneer
enkel participanten in beschouwing worden genomen die op de BIS schaal lager en op de
BAS schaal hoger scoren op de respectievelijke mediaanwaarden van de steekproef, dan
correleert deze mediaansplit van de BIS/BAS schaal met neutraal (r = -.339, p < .05) en
negatief geconditioneerde ronde symbolen (r = -.311, p < .05). Deze mediaansplit is hier een
categorische variabele waarbij een positieve score op deze mediaansplit een dominantie van
de activatieschaal ten opzichte van de inhibitieschaal vertegenwoordigt en een negatieve score
de dominantie van de inhibitieschaal op de activatieschaal voorstelt. Ook met ongeziene
ronde symbolen was er een significante negatieve correlatie (r = -.368, p < .01). Deze
correlaties zijn mogelijks een gevolg van de significante negatieve correlatie tussen deze
mediaansplit en ronde symbolen in het algemeen (r = -.287, p < .05).
Tenslotte bleek de BAS subschaal Reward Responsiveness significant negatief te
correleren met negatief geconditioneerde symbolen (r = -.202, p < .05). Individuen met een
hogere focus op beloningen blijken aldus gevoeliger te zijn voor negatieve evaluatieve
conditionering.
Verbanden tussen schattingen en regulatieve focus Bij de correlaties met schattingen
is de correlatie tussen de schatting van het aantal positieve aangeboden woorden en de
schatting van het aantal negatieve aangeboden woorden significant positief (r = .220, p < .05).
Sommige proefpersonen maakten met andere woorden voornamelijk lage schattingen, waar
anderen in het algemeen hogere schattingen gaven.
Er bleken geen significante correlaties te zijn tussen schattingen van het aantal positieve
of negatieve aangeboden geconditioneerde woorden en schalen van chronische regulatieve
focus. Wat echter wel significant was, was de positieve correlatie tussen preventieve
regulatieve focus van de Lockwood schaal en de spreiding van de verschillende schattingen
van de Mississippi rivier (r = .220, p < .05). Dit werd berekend door de hoogste schatting te
verminderen met de laagste schatting. De eenheid van deze schattingen was deze die de
proefpersonen zelf gebruikten (meter, kilometer, …). Mensen met een dominante preventieve
33
regulatieve focus pasten met andere woorden een grotere spreiding toe in hun schattingen.
Dit spreidend gedrag zou gezien kunnen worden als het vermijden van grote fouten. De
proefpersonen werd verteld dat slechts een antwoord meetelde, dit spreidend gedrag zou men
kunnen verklaren als het spreiden van het risico op grote fouten. De verwachting dat
promotiegerichte individuen meer gerichte schattingen zouden doen werd niet bevestigd.
Als laatste was er nog een positieve correlatie tussen de schatting van het aantal
aangeboden positieve woorden en de score op aangenaamheid van positief geconditioneerde
symbolen (r = .256, p < .01). Proefpersonen die het aantal positieve woorden hoger
inschatten, bleken dus ook een groter effect van positieve evaluatieve conditionering te
ondervinden. Er bleek ook een positieve correlatie tussen de schatting van het aantal
aangeboden negatieve woorden en de score op aangenaamheid van ongeziene ronde symbolen
(r = .236, p < .05).
Als extra variabelen werd regulatieve fit in rekening gebracht, dit is een categorische
variabele die de overeenstemming tussen chronische en de geïnduceerde regulatieve focus
vervat. Deze categorische variabele correleerde niet significant met een andere variabele.
Andere toegevoegde variabelen waren een schaal die berekend werd door de score op de BAS
schaal te verminderen met de score op de BIS schaal en een schaal door de score op
promotionele regulatieve focus van de Lockwood schaal te verminderen met de score op
preventieve regulatieve focus van deze schaal. De BAS min BIS score correleerde negatief
met de score op het preventieve luik van de Lockwood (r = -.655, p < .01) en positief (r =
.516, p < .01) met de mediaansplit van de Lockwood (berekend zoals de mediaansplit van de
BIS/BAS schaal), dit is zoals verwacht werd. De score door de promotionele Lockwood met
de preventieve Lockwood schaal te verminderen correleerde negatief met de BIS schaal (r = -
.516, p < .01), positief met de BAS schaal (r = .396, p < .01), positief met de BIS/BAS
mediaansplit (r = .645, p < .01) en positief met de afzonderlijke subschalen van de BAS (zie
Tabel 4). Ook deze correlaties bevestigen de relaties tussen de gemeten constructen.
Correlaties tussen deze extra schalen en scores op symbolen of schattingen werden niet
significant bevonden.
Schattingen De schattingen die proefpersonen dienden te maken over het aantal aangeboden
positieve en negatieve symbolen werden geanalyseerd door middel van t-toetsen om de relatie
met regulatieve focus te onderzoeken. Ook de drie schattingen die proefpersonen dienden te
maken over de lengte van de Mississippi van de Verenigde Staten werden geanalyseerd op
vlak van het aantal beduidende cijfers die proefpersonen gebruikten, de spreiding van hun
34
schattingen en de vertaling van deze spreiding naar de werkelijke afstand in meter. Geen
enkel van de uitgevoerde twintig t-toetsen bleek een significant resultaat aan te geven.
Ronde en hoekige symbolen Bij de analyse van het verschil in gemiddelde score op
aangenaamheid van de ronde en hoekige symbolen bleken er enkele opvallende resultaten
aanwezig te zijn.
De score op ronde symbolen in het algemeen bleek hoger te zijn dan de score op hoekige
symbolen in het algemeen (t(101)=4.73, p=.001). Deze trend zette zich ook verder na controle
voor negatieve, neutrale of positieve conditionering of geen conditionering: negatief
geconditioneerde hoekige symbolen werden lager gescoord dan negatief geconditioneerde
ronde symbolen (t(101)=-6.84, p=.001). Neutraal geconditioneerde hoekige symbolen werden
lager gescoord dan neutraal geconditioneerde ronde symbolen (t(101)=2.13, p<.05). Tenslotte
werden niet geconditioneerde hoekige symbolen lager gescoord dan niet geconditioneerde
ronde symbolen (t(101)=5.63, p=.001).
Hoofdeffecten van mere exposure en evaluatieve conditionering
Hoofdeffecten van mere exposure Om te onderzoeken of de experimentele manipulatie op
vlak van mere exposure geslaagd was, werden twee verschillende methodes gebruikt. De
eerste methode vergeleek de gemiddelde score van symbolen in de pretest met de score van
deze symbolen na de herhaaldelijke blootstelling in het experiment. Er is sprake van een
geslaagd effect van mere exposure als de symbolen na herhaaldelijke blootstelling een hogere
score op aangenaamheid kregen. Bij slechts één symbool van de vijf gebruikte symbolen
bleek het verschil tussen de twee gemiddelden significant, maar niet in de verwachtte richting
(t (121) = 2.032, p < .05).
De andere methode die gebruikt werd om het effect van mere exposure na te gaan was het
vergelijken van de herhaaldelijk aangeboden symbolen met andere symbolen met dezelfde
kenmerken die niet herhaaldelijk aangeboden werden. De gemiddelde score van de symbolen
die herhaaldelijk aangeboden werden (M= 4.24; SD: 1.10; op een 7-puntenschaal) was hoger
dan deze die slechts eenmaal aangeboden werden (M= 4.20, SD: 1.19), maar dit verschil
bleek in de t-toets niet significant te zijn.
Volgens deze data is er in het experiment geen sprake van een duidelijk effect van mere
exposure.
35
Hoofdeffecten van evaluatieve conditionering In het experiment werd getracht om een
evaluatieve conditionering te verwezenlijken door symbolen te koppelen aan woorden met
een duidelijke positieve, negatieve of neutrale connotatie. Er is sprake van een effect van
evaluatieve conditionering als positief geconditioneerde symbolen een hogere score halen op
aangenaamheid dan negatief en neutraal geconditioneerde symbolen en als de negatief
geconditioneerde symbolen een lagere score halen dan positief en neutraal geconditioneerde
symbolen. Dit werd onderzocht door middel van een aantal t-toetsen.
De eerste t-toets vergelijkt de gemiddelde scores op negatief geconditioneerde symbolen
met neutraal geconditioneerde symbolen. Er bleek een marginaal significant verschil tussen
de gemiddelden te zijn, dit was niet in de gewenste richting (t(101)=1.89, p=.062). Het
gemiddelde van de negatieve symbolen (M=4.00, SD= 0.74) bleek hoger te zijn dan het
gemiddelde van de neutraal geconditioneerde symbolen (M=3.87,SD=0.77). Het gemiddelde
van de positief geconditioneerde symbolen was gelijk aan 3.95, SD= 0.82. Verschil tussen de
positief en de neutraal geconditioneerde symbolen was net zoals het verschil tussen de
positief en negatief geconditioneerde symbolen niet significant.
Om dieper op deze resultaten in te gaan werd gecontroleerd voor het type vorm van de
symbolen. Negatief geconditioneerde hoekige symbolen bleken marginaal significant lager te
scoren dan neutraal geconditioneerde hoekige symbolen (t(101)=-1.70, p= .092). Negatief
geconditioneerde ronde symbolen bleken daarentegen significant hoger te scoren dan neutraal
geconditioneerde ronde symbolen (t(101)=4.65, p = .001). De trend van de hogere
aangenaamheid voor ronde symbolen zet zicht dus blijkbaar ook hier door. Daarnaast bleken
negatief geconditioneerde hoekige symbolen significant lager te scoren dan positief
geconditioneerde hoekige symbolen (t(101)=-2.73, p< .01) maar negatief geconditioneerde
ronde symbolen bleken significant hoger te scoren dan positief geconditioneerde ronde
symbolen (t(101)=4.50, p= .001). De vergelijkingen tussen de verschillen van neutraal en
positief geconditioneerde ronde en hoekige symbolen bleken niet significant.
Deze data in haar geheel geven aanleiding tot de conclusie dat de evaluatieve
conditionering in dit experiment niet gelukt is.
Hypothesetoetsing
Hypotheses 1a en 1b De hypotheses in verband met het mere exposure effect werden getest
door gebruik te maken van het concept dat men regulatieve fit noemt. Een regulatieve fit zou
de leereffecten van mere exposure vergroten. In dit experiment is er sprake van een
36
regulatieve fit wanneer individuen met een dominante preventieve regulatieve focus in contact
komen met hoekige symbolen omdat deze volgens Zhang et. al. (2006) geassocieerd worden
met conflictvermijding. Bij individuen met een promotionele regulatieve focus daarentegen, is
er sprake van regulatieve fit wanneer zij geconfronteerd worden met ronde symbolen omdat
deze volgens Zhang et. al. (2006) geassocieerd worden met conflictconfrontatie.
Personen die volgens de BIS/BAS, Lockwood of door de tijdelijke inductie een dominante
preventieve regulatieve focus hadden, zouden hoekige symbolen een hogere score op
aangenaamheid geven dan ronde symbolen. Bij positief geconditioneerde symbolen was dit
effect volgens de t-toetsen niet significant. Bij zowel neutraal geconditioneerde symbolen
(t(26)=2.64, p<.05), negatief (t(26)=6.73, p=.001) of niet geconditioneerde symbolen
(t(26)=2.80, p=.01) bleken de ronde symbolen bij personen met een dominante preventieve
focus volgens de BIS/BAS mediaansplit hoger te scoren op vlak van aangenaamheid.
Opnieuw zet de trend van een hogere aangenaamheid voor ronde symbolen zich door.
Hetzelfde resultaat werd bekomen wanneer de geïnduceerde regulatieve focus gebruikt werd
als maatstaf voor regulatieve focus, dit zowel bij negatief (t(51)=5.30, p=.001) of niet
geconditioneerde symbolen (t(51)=3.62, p=.001).
Personen die volgens de BIS/BAS, Lockwood of door de tijdelijke inductie een dominante
promotionele regulatieve focus hadden, zouden ronde symbolen een hogere score op
aangenaamheid geven dan hoekige symbolen. Bij positief en neutraal geconditioneerde
symbolen was dit effect niet significant. Voor negatief geconditioneerde symbolen werd dit
effect bevestigd bij zowel het gebruik van de mediaansplit van de Lockwood schaal
(t(29)=4.00, p=.001) als de tijdelijke inductie van de promotionele regulatieve focus
(t(49)=4.53, p=.001). Bij ongeconditioneerde symbolen werd dit effect ook gevonden. Dit bij
de mediaansplit van de Lockwood schaal (t(29)=3.82, p=.001), de mediaansplit van de
BIS/BAS (t(23)=2.13, p<.05) en bij tijdelijke inductie van een promotionele regulatieve focus
(t(49)=4.31, p=.001).
Naast deze t-toetsen werden de moderatoreffecten van regulatieve focus op leereffecten
van mere exposure ook getest door middel van lineaire regressies. Enkel de lineaire regressie
met het promotionele luik van de Lockwood schaal als afhankelijke variabele en de score op
aangenaamheid van neutraal geconditioneerde hoekige en neutraal geconditioneerde ronde
symbolen bleek significant te zijn (F (2,99)=3.64, p < .05). De Bèta van de ronde neutraal
geconditioneerde symbolen was 0.22 en bleek significant (t(101)=2.28, p<.05). De Bèta van
hoekige neutraal geconditioneerde symbolen was -.012 maar bleek niet significant.
37
Deze resultaten bij elkaar genomen valt op dat het telkens de ronde symbolen zijn die als
aangenamer gescoord worden dan de hoekige. Deze resultaten zouden met andere woorden
beschouwd kunnen worden als gevolgen van het eerder aangehaalde effect dat ronde
symbolen algemeen hoger beoordeeld worden dan hoekige symbolen. Doordat ronde
symbolen in het algemeen als aangenamer beoordeeld werden dan hoekige symbolen zijn de
resultaten moeilijk toeschrijfbaar zijn aan de impact van regulatieve focus op het mere
exposure effect. Het is niet mogelijk om op basis van deze bevindingen conclusies te trekken
in verband met hypotheses 1a en 1b.
Hypotheses 2a en 2b Om het moderatoreffect van regulatieve focus op leereffecten van
evaluatieve conditionering na te gaan werden de scores van de geconditioneerde symbolen
met elkaar vergeleken, waarbij gecontroleerd werd voor zowel vorm als conditionering van de
symbolen. Wanneer er sprake is van een regulatieve fit, zou de conditionering volgens de
hypothese beter verlopen. De vergelijking tussen personen met een promotionele regulatieve
focus en personen met een preventiegerichte regulatieve focus gebeurde bij zowel positief
geconditioneerde ronde, positief geconditioneerde hoekige, negatief geconditioneerde ronde
en negatief geconditioneerde hoekige symbolen. De dominantie van een regulatieve focus
werd via vier methodes gemeten. Via de mediaansplit van de Lockwood of de BIS/BAS, via
de geïnduceerde regulatieve focus die men via de strategietaak stimuleerde, of door middel
van lineaire regressies.
Het geheel van deze berekeningen bevatte slechts een significante t-toets. Op de negatief
geconditioneerde ronde symbolen scoorden individuen met een dominante preventieve
regulatieve focus, gemeten via de BIS/BAS mediaansplit, hoger dan individuen met een
dominante promotionele regulatieve focus. De t-toets had een waarde van t(38)=2.23, p< .05.
Dit resultaat biedt tegenevidentie voor de aangehaalde hypothese.
38
Bevindingen en conclusies
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de impact van de regulatieve focus op
leereffecten. Meer specifiek werd ingegaan op leereffecten van mere exposure en van
evaluatieve conditionering omdat het verband ervan met regulatieve focus in de literatuur nog
niet concreet onderzocht is.
De verwachte impact van regulatieve focus op het mere exposure effect werd uitgedrukt in
hypothese 1: Indien individuen herhaaldelijk blootgesteld worden aan stimuli zal hun
affectieve reactie op deze stimuli positiever worden als gevolg van het mere exposure effect.
Indien de aangeboden stimuli hierbij deel uitmaken van een boodschap die in lijn ligt met de
regulatieve focus van het individu, dan zal het effect van mere exposure groter zijn dan bij
stimuli die deel uitmaken van een boodschap die niet in lijn ligt met de regulatieve focus van
het individu. Samengevat komt dit erop neer dat het effect van mere exposure groter is
wanneer er sprake is van regulatieve fit. Deze regulatieve fit wordt bekomen wanneer
individuen met een preventiegerichte regulatieve focus symbolen aangeboden kregen die rond
zijn. Dit komt omdat ronde symbolen vaak geassocieerd worden met compromissen of
conflictvermijding (Zhang et. al., 2006), wat in lijn ligt met een eerder preventieve regulatieve
focus. Bij individuen met een promotionele regulatieve focus was er sprake van regulatieve fit
wanneer deze proefpersonen hoekige symbolen aangeboden kregen. Hoekige symbolen
worden volgens Zhang et. al. (2006) geassocieerd met een conflictbenaderende oriëntatie, wat
in lijn ligt met een eerder promotionele regulatieve focus. Concreet zouden personen met een
preventiegerichte regulatieve focus de herhaaldelijk aangeboden ronde symbolen een hogere
score op aangenaamheid dan hoekige symbolen geven (H1a) en zouden personen met een
promotionele regulatieve focus de herhaaldelijk aangeboden hoekige symbolen een hogere
score op aangenaamheid geven dan de ronde symbolen die ze herhaaldelijk aangeboden
kregen (H1b).
De verwachte impact van regulatieve focus op leereffecten van evaluatieve conditionering
werd uitgedrukt in hypothese 2. Omdat individuen met een promotiefocus gericht zijn op het
bereiken van aangename dingen en individuen met een preventieve regulatieve focus gericht
zijn op het vermijden van onaangename dingen, kunnen als hypothesen vooropgesteld worden
dat negatief geconditioneerde symbolen door individuen met een preventiefocus als
onaangenamer zullen worden beoordeeld dan individuen met een promotiefocus (H2a) en dat
positief geconditioneerde symbolen door individuen met een promotiefocus als aangenamer
beoordeeld zullen worden dan individuen met een preventiefocus (H2b).
39
Als eerste werden hoofdeffecten van mere exposure en evaluatieve conditionering getest.
Er bleek geen significant hoofdeffect te zijn van mere exposure. De symbolen die
herhaaldelijk aangeboden werden, werden niet aangenamer beoordeeld dan symbolen die
slechts eenmalig getoond werden. Daarnaast werd onderzocht of er hoofdeffecten van
evaluatieve conditionering zichtbaar waren. Positief geconditioneerde symbolen bleken niet
significant hoger op aangenaamheid te scoren dan negatief of neutraal geconditioneerde
symbolen. Het enige significante resultaat bood tegenevidentie met het resultaat dat negatief
geconditioneerde symbolen significant aangenamer beoordeeld werden dan neutraal
geconditioneerde symbolen.
Deze resultaten tonen aan dat er geen hoofdeffecten van mere exposure of evaluatieve
conditionering optraden. De experimentele manipulatie lijkt niet geslaagd te zijn.
Naast de hoofdeffecten werden ook interactie-effecten onderzocht om dieper in te gaan op de
rol van regulatieve focus, als moderator, op effecten van mere exposure en evaluatieve
conditionering. Uit de resultaten hiervan bleek dat individuen met een preventiegerichte
regulatieve focus ronde symbolen aangenamer vonden dan hoekige symbolen wanneer
gecontroleerd werd voor evaluatieve conditionering. Enkel bij positief geconditioneerde
symbolen kwam dit effect niet terug. Bij individuen met een promotionele focus bleek dat zij
hoekige symbolen niet aangenamer beoordeelden wanneer gecontroleerd werd voor
evaluatieve conditionering. Dit effect was significant bij negatief geconditioneerde en
ongeconditioneerde symbolen.
Conclusies uit deze resultaten trekken is moeilijk aangezien ronde symbolen in het
algemeen als aangenamer beoordeeld werden dan hoekige symbolen en de resultaten daarom
moeilijk toeschrijfbaar zijn aan de impact van regulatieve focus op het mere exposure effect.
Het is niet mogelijk om op basis van deze bevindingen conclusies te trekken in verband met
hypotheses 1a en 1b.
Om dieper in te gaan op de hypotheses van de evaluatieve conditionering werden de scores
van mensen met een dominante promotionele en dominante preventiegerichte regulatieve
focus met elkaar vergeleken, waarbij gecontroleerd werd voor de vorm en de conditionering
van de symbolen. Bij negatief geconditioneerde ronde symbolen bleken individuen met een
preventiegerichte regulatieve focus een hogere score op aangenaamheid te geven dan
individuen met een promotionele regulatieve focus. Deze gegevens zijn strijdig met H2a die
40
stelt dat individuen met een preventiegerichte regulatieve focus meer gevoelig zijn aan
negatief geconditioneerde symbolen. De resultaten in verband met H2b, waarbij mensen met
een promotiegerichte regulatieve focus meer gevoelig zouden zijn aan evaluatieve
conditionering met positieve woorden, bleken niet significant te zijn.
Bij de data-analyse van de gegevens die verzameld werden voor het onderzoek, bleken nog
een aantal zaken significant, die geen rechtstreekse invloed hadden op de hypothesen.
Als eerste bleek de relatie tussen Reward Responsiveness en de score op negatief
geconditioneerde symbolen significant negatief te zijn. Individuen die gevoelig zijn voor
beloningen blijken aldus ook gevoelig te zijn voor negatieve evaluatieve conditionering. Dit
resultaat ligt niet in lijn met de verwachtingen. Van individuen met een promotionele focus,
(reward responsiveness is een subschaal van de activatieschaal van de BIS/BAS) werd
verwacht dat ze een hoger effect van positieve evaluatieve conditionering zouden ervaren, niet
van negatieve evaluatieve conditionering. Als kanttekening dient hier gemaakt te worden dat
de alpha van de reward responsiveness subschaal (.582) net niet voldoende hoog was om de
schaal als betrouwbaar te zien. Ook de evaluatieve conditionering bleek onvoldoende
geslaagd om goed gefundeerde conclusies te maken. Andere resultaten bleken echter wel
betrouwbaar.
Zo bleken ronde symbolen in het algemeen significant hoger te scoren op aangenaamheid
dan hoekige symbolen. Dit gegeven past in het kader dat Zhang et. al. schetsten in hun
onderzoek van 2006. Ronde symbolen worden volgens deze studie geassocieerd met
conflictvermijding en verzoening, terwijl hoekige symbolen eerder geassocieerd werden met
conflictbenadering. De pretest van dit onderzoek zou dit effect echter hebben moeten
verhinderen, enkel de meest neutrale symbolen uit de pretest werden in dit onderzoek
gebruikt.
Een andere bevinding was dat bij hoekige symbolen de negatief geconditioneerde
symbolen ervan significant lager scoorden dan de positief geconditioneerde symbolen, maar
bij ronde symbolen scoorden de negatief geconditioneerde hoger op aangenaamheid dan de
positief geconditioneerde. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat hoekige
symbolen, die geassocieerd worden met confrontaties, de evaluatieve conditionering
bevorderde en dat ronde symbolen, die geassocieerd worden met verzoening, de evaluatieve
conditionering in die mate verhinderden dat de negatief geconditioneerde symbolen een score
op aangenaamheid verkregen die zelfs hoger was dan deze van de positief geconditioneerde
symbolen.
41
Verder werd gevonden dat de scores op ronde ongeconditioneerde symbolen correleren met
de scores op hoekige ongeconditioneerde symbolen, maar dat deze correlatie niet significant
is voor de symbolen die wel geconditioneerd zijn. Ondanks het feit dat er geen hoofdeffecten
gevonden werden voor de evaluatieve conditionering, is er volgens deze bevinding mogelijks
wel een deel van de conditionering dat een effect had op de antwoordtendensen van de
proefpersonen. Er zijn ook significante en uitsluitend positieve correlaties gevonden tussen de
negatief, positief, neutraal en ongeconditioneerde symbolen onderling, wat de afwezigheid
van een hoofdeffect van de evaluatieve conditionering extra bevestigt.
Om de validiteit van de meting van regulatieve focus te evalueren werden de correlaties
tussen de BAS en BIS en de subschalen van de Lockwood geanalyseerd. De scores op de
BAS schaal correleerden positief met de scores op het promotieluik van de Lockwood schaal
en negatief met de scores op het preventieluik van de Lockwood schaal. Deze convergente
constructvaliditeit valt binnen de verwachtingen omdat de schalen dezelfde latente concepten
dienen te meten. Daarnaast correleerden de scores op de BIS positief met de scores op het
preventieluik van de Lockwood, maar niet significant negatief met deze op het promotieluik
van de Lockwood. De correlatie tussen de BIS en BAS, en tussen de Lockwood-subschalen
promotie en preventie bleek eveneens niet significant negatief. Deze divergente
constructvaliditeit kan als evidentie geïnterpreteerd worden voor de stelling dat de
promotionele en preventieve regulatieve foci geen uitersten op een continuüm zijn, maar
eerder twee aparte latente constructen die niet noodzakelijk tegenpolen van elkaar zijn
(Brendl et. al., 1995)
De analyse van de correlaties tussen de maten van chronische regulatieve focus en de types
van symbolen geeft resultaten die zichzelf in eerste instantie tegenspreken. Ondanks de
positieve correlaties tussen de BAS en de promotionele kant van de Lockwood schaal,
correleert de BIS/BAS mediaansplit negatief en de promotiezijde van de Lockwood positief
met ronde symbolen in het algemeen. Wanneer de correlaties van nabij bekeken worden,
bestaat de negatieve correlatie tussen de BIS/BAS mediaansplit en de ronde symbolen voor
een deel uit een negatieve correlatie met negatief geconditioneerde symbolen, en bestaat de
positieve correlatie tussen het promotionele luik van de Lockwood en de ronde symbolen
voor een deel uit een positieve correlatie met positief geconditioneerde symbolen. Er lijkt met
andere woorden een tendens te zijn dat individuen met een promotionele regulatieve focus een
42
groter effect van evaluatieve conditionering ondervinden bij ronde symbolen omdat er een
positieve correlatie is met de positief geconditioneerde symbolen en een negatieve correlatie
met de negatief geconditioneerde symbolen. Deze tendens wordt echter meteen ontkracht
door de aanwezigheid van tegengestelde correlaties bij neutrale ronde symbolen en het gebrek
aan significante resultaten bij de rechtstreekse toetsing van deze hypothese.
De belangrijkste bevindingen in verband met de schattingen die proefpersonen op het einde
van het experiment dienden te maken, zijn dat de schattingen van het aantal aangeboden
positieve en negatieve symbolen met elkaar correleren, dat de score op het preventieve luik
van de Lockwood positief correleert met de spreiding van de schattingen en dat de score op
aangenaamheid van positief geconditioneerde symbolen correleert met de schatting van het
aantal aangeboden positieve symbolen. Het verband tussen de schattingen van de positieve en
de negatieve woorden zou verklaard kunnen worden door een verwachting van de
proefpersonen dat er evenveel positieve als negatieve symbolen gebruikt werden. Alle
proefpersonen waren studenten en mogelijks bestond de verwachting van een gebalanceerd
design.
Met betrekking tot het verband tussen de preventieve regulatieve focus en de spreiding
van de verschillende schattingen van de lengte van de Mississippi, verwachten we van
individuen met een preventieve regulatieve focus dat ze willen vermijden te falen. Ze zouden
dus meer dan individuen met een dominante promotionele focus gericht zijn op het beperken
van grote fouten. In dit geval komt het erop neer door bij een onzeker antwoord, de
verschillende schattingen ver uit elkaar te leggen, zodat steeds één ervan relatief dicht in de
buurt van de werkelijke waarde ligt. Men zou dit spreiding van het risico op een grote fout
kunnen noemen, er werd namelijk aan de proefpersonen verteld dat enkel het beste antwoord
waarde zou hebben. Individuen met een promotionele focus zouden in vergelijking met
individuen met een dominante preventieve regulatieve focus, meer gericht zijn om een zo
correct mogelijk antwoord te geven. Dit vertaalt zich in het geven van schattingen die licht
van elkaar verschillen, teneinde de kans groter te maken om een hit te scoren wanneer hun
schatting correct zou zijn.
Aan de laatste bevinding, dat de score op aangenaamheid van positief geconditioneerde
symbolen gerelateerd is aan de schatting van het aantal aangeboden positieve symbolen, kan
men de verklaring geven dat er sprake is van een representativiteitseffect op de schatting. Aan
het positiever beoordelen van de positief geconditioneerde symbolen kan een grotere
gevoeligheid voor positieve woorden aan de basis liggen. Deze grotere gevoeligheid maakt
43
deze woorden meer opvallend, waardoor men het aantal ervan hoger zou kunnen inschatten
(Higgins, 1996).
Samengevat bleek er uit de resultaten dat er geen hoofdeffect van mere exposure of
evaluatieve conditionering aanwezig was in het onderzoek. De resultaten met betrekking tot
hypothese 1, die stelt dat het mere exposure effect groter was wanneer er sprake was van een
regulatieve fit, waren niet interpreteerbaar omdat de ronde symbolen in het onderzoek over
het algemeen een hogere score op aangenaamheid kregen dan de hoekige symbolen. Dit,
ondanks de uitvoerige pretest van de symbolen. De hypothese 2a die stelt dat individuen met
een preventiegerichte regulatieve focus gevoeliger aan negatieve woorden zouden zijn en dus
een groter effect van de evaluatie conditionering met deze negatieve woorden zouden
vertonen werd door de data ontkracht. De hypothese H2b, die stelt dat individuen met een
promotiegerichte regulatieve focus gevoeliger zouden zijn voor positieve woorden en dus een
groter effect van de evaluatie conditionering met deze positieve woorden zouden vertonen
werd ook niet significant bevonden.
Verder werd er een interactie-effect waargenomen waarbij evaluatieve conditionering
optrad, maar enkel bij de hoekige symbolen. Bij ronde symbolen niet, daar bleek de
conditionering in de tegengestelde richting te werken. Een mogelijke verklaring hiervoor was
dat hoekige symbolen geassocieerd worden met confrontatie, terwijl ronde symbolen gelinkt
worden aan compromis. Daarnaast bleken de correlaties tussen de verschillende types van
symbolen beïnvloed te zijn door de conditionering, maar de conditionering bleek niet sterk
genoeg om significante resultaten in de hypothesen teweeg te brengen.
Bij de analyse van de convergente en divergente constructvaliditeit binnen het
testmateriaal werd een duidelijk patroon zichtbaar waarbij promotiegerichte en
preventiegerichte regulatieve foci zich op twee verschillende dimensies bevinden en het
mogelijk is dat een persoon op beide hoog of laag scoort.
Tenslotte werden resultaten gevonden die zouden kunnen aantonen dat individuen met een
preventiegerichte regulatieve focus, wanneer ze meerdere kansen hebben om een onzeker doel
te bereiken, uiteenlopende antwoorden geven om op die manier een grotere kans te hebben dat
één ervan in de buurt van het werkelijke antwoord ligt.
Beperkingen van het onderzoek
In wetenschappelijk onderzoek is het belangrijk meetfouten tot een minimum te herleiden. Dit
kan bewerkstelligd worden door verschillende methoden, maar één van de voornaamste is
44
deze van herhaalde meting. Concreet komt het erop neer voldoende participanten te hebben
die aan het onderzoek meewerken en de te meten constructen door voldoende items te meten.
De gebruikte instrumenten in deze studie zijn oorspronkelijk voldoende gevalideerd en
bijgevolg schuilen hierin weinig problemen.
Het aantal participanten kan echter een mogelijk probleem vormen. In deze studie waren er
102 deelnemers, een cijfer dat aan de lage kant ligt. Er is met andere woorden minder
herhaalde meting in deze studie waardoor de meetfouten groter gebleven zijn (Herzog, 1996).
Om een indicatie te hebben van de betrouwbaarheid werden voor alle gemeten constructen
Cronbach alpha-coëfficiënten berekend. Deze voert een automatische correctie uit voor kleine
aantallen via de Spearman-Brown formule om een onderschatting van de betrouwbaarheid te
voorkomen. Bij de Lockwood zijn beide alpha’s groter dan .60. Bij de BIS en BAS schalen
eveneens maar bij de subschalen met betrekking tot reacties op beloningen en deze met
betrekking tot het opzoeken van plezier, kwam de alpha uit onder de .60, wat de subschalen
an sich onvoldoende betrouwbaar maakt om resultaten op te baseren. In dit onderzoek werden
er ongeveer 25 proefpersonen per conditie gebruikt, maar mogelijks zou de meting als meer
betrouwbaar bevonden worden wanneer er meer participanten waren voor de studie.
Een andere mogelijke aanmerking is dat er bovenop het standaard gebruik van de BIS/BAS en
Lockwood schalen ook een mediaansplit van gemaakt is. Dit heeft als voordeel dat men enkel
personen met een duidelijke voorkeur voor één van de regulatieve foci betrekt en zo een
steekproef kiest waarbij de effecten van dominantie van één van de twee regulatieve foci
groter zijn. Een nadeel ervan is dat de steekproef daardoor aanzienlijk verkleind wordt en de
resultaten die eruit voortvloeien niet kan doorgetrokken worden naar de rest van de
steekproef. Bovendien is er met een kleinere steekproef meer kans dat random meetfouten
zich manifesteren en dus minder kans op significante resultaten. Een instrument gebruiken
waarvan het gebruik als mediaansplit gevalideerd is, zou mogelijks voor duidelijkere
resultaten gezorgd hebben.
Een andere beperking van deze studie ligt in de gebruikte schalen bij de
meetinstrumenten. Zowel bij de BIS/BAS schaal van Carver en White (1994) en de
Lockwood schaal van Lockwood et. al. (2002) werden de items gescoord op likertschalen. In
essentie is een likertschaal een ordinale schaal. Maar omdat ordinale data moeilijker te
analyseren zijn, werd verondersteld dat deze data op intervalniveau geschaald zijn. De
afstanden tussen opeenvolgende antwoordcategorieën zijn echter niet noodzakelijk gelijk aan
elkaar, maar hier werd wel vanuit gegaan. Om dit probleem te beperken werden de items van
45
de BIS/BAS schaal op een 7-punten schaal in plaats van een 4-punten schaal geschaald. Des
te meer punten de schaal heeft, des te beter de verwerking op intervalniveau benaderd wordt.
Daarenboven is de random meetfout kleiner bij een fijnere schaal dan bij een ruwere schaal
(Herzog, 1996).
Enkele tekortkomingen aan het onderzoek waren deze in verband met het invullen van de
vragenlijsten. Het is mogelijk dat participanten, ondanks de nadruk dat alle gegevens anoniem
verwerkt worden, toch geneigd waren om sociaal wenselijk te antwoorden op de vragenlijsten
die peilden naar de chronische regulatieve focus.
Bij het geven van een score op aangenaamheid aan de symbolen bestaat de kans dat men
aan sommige symbolen gewoon geen score op aangenaamheid kon geven. De symbolen
hadden normaalgezien, de evaluatieve conditionering buiten beschouwing gelaten, geen
enkele betekenis wat het bemoeilijkt er toch een score te moeten aan geven.
Wanneer individuen minder naar waarheid kunnen antwoorden en minder naar waarheid
willen antwoorden wordt de validiteit van de meting ondermijnd (Herzog, 1996) en gegeven
het voorgaande, betekent dit een beperking van deze studie.
Een ander gebrek aan de uitvoering van het onderzoek was dat de proefpersonen de
opdracht kregen om de lengte van woorden te schatten en de antwoorden daarvan op een blad
te noteren. Doordat de aandacht van de proefpersonen daardoor steeds tussen het
computerscherm en hun blad wisselde, is de kans reëel dat proefpersonen hun aandacht niet
steeds tijdig terug op het scherm richtten en het symbool misten dat vlak voor elk woord
aangeboden werd. De resultaten die afwezige of zwakke effecten van mere-exposure en
evaluatieve conditionering rapporteerden geven deze stelling meer kracht omdat effecten van
mere exposure en evaluatieve conditionering relatief robuuste effecten zijn (zie onder andere
De Houwer et. al., 2001).
Bij het invullen van de opdrachten met betrekking tot strategieën over hoe de proefpersonen
bepaalde problemen zouden aanpakken, kregen de deelnemers onbeperkt de tijd. Ondanks het
feit dat er geen proefpersonen waren die deze tijd aanwendden om andere activiteiten te doen,
is het mogelijk dat door deze twee pauzes in het midden van de evaluatieve conditionering,
deze conditionering een deel van haar kracht verloor als gevolg van de tijdspanne. Een ander
mogelijk probleem bij de evaluatieve conditionering is dat er mogelijks teveel symbolen
tegelijk onderworpen werden aan de conditionering. Doordat er 15 verschillende symbolen
door elkaar geconditioneerd werden is er een mogelijkheid dat de conditionering erdoor
46
vertraagde. Daarnaast is er ook een kans dat men de verschillende symbolen moeilijk van
elkaar kon onderscheiden. De Houwer et. al. toonden aan dat door onvoldoende perceptuele
verschillen in aangeboden stimuli, de effecten van evaluatieve conditionering verstoord
konden worden (De Houwer et. al.,2000).
Er kon gekozen worden om de symbolen langer aan te bieden dan een seconde. Op deze
manier was de blootstelling aan de symbolen groter en was er meer tijd voorhanden om de
verschillen tussen de symbolen waar te nemen. Dit was echter geen mogelijkheid omdat het
design van het experiment dit niet toeliet omwille van het grote aantal combinaties dat
onderzocht werd. Indien elk van de 300 items langer getoond zou worden, dan zou het
experiment waarschijnlijk te lang duren om de aandacht van de respondenten te blijven
behouden.
Een kanttekening bij het induceren van het mere exposure effect is dat teveel blootstelling
er voor zorgt dat de mate van aangenaamheid terug daalt. In een studie van Forster (2009)
vond men bij een blootstelling van 15 trials, wat overeenkomt met dit onderzoek, nog steeds
een positief effect. Bij een blootstelling van 40 trials daalde de mate van aangenaamheid. De
omstandigheden van de onderzoeken verschillen te sterk om er zeker van de te zijn dat de
aangenaamheid bij 15 trials nog stijgt. Mogelijks was het beter om een grotere marge in te
bouwen en de symbolen slechts 10 keer aan te bieden.
Een laatste beperking van deze studie is de getrokken steekproef. De steekproef bestond
nagenoeg uitsluitend uit toevallige passanten en was met andere woorden niet gestratificeerd.
Om verdere structurele steekproeffouten te vermijden werd erop gelet dat iedereen die in de
hal passeerde evenveel kans had in de studie betrokken te worden. Zo werd nagenoeg
iedereen die in de hal passeerde gevraagd deel te nemen aan het onderzoek, dit op
verschillende momenten van de dag, op verschillende dagen van de week. Een andere
mogelijkheid is dat er naast random fouten ook systematische fouten in de sampling geslopen
zijn. Statistisch zijn deze fouten niet meetbaar, dus het is niet bekend of deze studie hiermee
te maken heeft. Samengevat zijn de conclusies uit deze studie niet naar zomaar alle contexten
en populaties generaliseerbaar.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Als voornaamste aanbeveling naar de toekomst toe, kan gesteld worden dat het van cruciaal
belang is dat de proefpersonen hun aandacht op de aangeboden stimuli richten. Het gebruik
van een interface waarbij de aandacht uitsluitend naar het computerscherm gaat is met andere
47
woorden van groot belang om de evaluatieve conditionering en effecten van mere exposure
tot hun recht te laten komen.
Een andere aanbeveling is dat er voldoende proefpersonen deelnemen aan het experiment.
In dit onderzoek werden er vier condities gedefinieerd, één per vorm van evaluatieve
conditionering. Binnen elke conditie werd gecontroleerd op het onderscheid tussen ronde en
hoekige symbolen. De ronde symbolen blijken een ander reactiepatroon van de respondenten
met zich mee te brengen dan de hoekige symbolen, vandaar dat het naar de toekomst toe beter
is om de verschillende types symbolen ook als condities te benaderen. Als gevolg heeft het
onderzoek nood aan meer proefpersonen.
Deze aanbevelingen in acht genomen, lijkt het opportuun om dit onderzoek conceptueel te
repliceren teneinde meer duidelijke conclusies te kunnen trekken met betrekking tot de rol van
regulatieve focus als moderator op de leereffecten van mere exposure en evaluatieve
conditionering. De literatuur schetst op dit moment slechts beperkte inzichten in deze relatie,
die een belang kan hebben in de ontwikkeling van efficiëntere persuasieve communicatie.
Een voorbeeld van een praktische toepassing waar onderzoek naar deze relatie van belang kan
zijn, is in de zogenaamde banner-reclame op het internet. Deze boodschappen verschijnen op
het scherm zonder dat men er bewust aandacht aan hecht en de blootstelling eraan kan gezien
worden als een vorm van mere exposure. Wanneer er duidelijkheid is omtrent de relatie
tussen regulatieve fit en het effect van mere exposure, kan men deze banner-reclame
vormgeven op een zodanige wijze dat regulatieve fit met een doelpubliek optreedt. Deze
regulatieve fit kan er dan voor zorgen dat het geadverteerd product een grotere mate van
positief affect van de potentiële klant ontvangt.
De relatie tussen regulatieve focus en evaluatieve conditionering kan onder meer gebruikt
worden in advertering die meer aandacht vereist dan bij mere exposure. Een voorbeeld
hiervan zouden aantrekkelijke internetfilmpjes kunnen zijn, waarbij aan een doelpubliek
interessante en positieve ervaringen getoond worden. Dit kan in een kader gebeuren waarin
een tijdelijke regulatieve focus geïnduceerd wordt die de evaluatieve conditionering met
duidelijk aanwezige producten of diensten positief beïnvloedt.
48
Referenties
Baeyens, F., Eelen, P., Crombez, G., & Van den Bergh, O. (1992). Human evaluative
conditioning: Aquisition trials, presentation schedule, evaluative style and contingency
awareness. Behaviour Research and Therapy, 30, 133-142
Baeyens, F. & De Houwer, J. (1995). Evaluative Conditioning is a Qualitatively Distinct
Form of Classical Conditioning: A Reply to Davey (1994). Behaviour Research and
Therapy, 33, 825-831.
Baeyens, F., Vansteenwegen, D., De Houwer, J., & Crombez, G. (1996). Observational
conditioning of food valence in humans. Appetite, 27, 235-250.
Bandura, A. (1986). Social Foundations of Thought and Action: A Social Cognitive Theory.
Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
Bornstein, F & D’Agostino, R. (1994). The Attribution and Discounting of Perceptual
Fluency: Preliminary Tests of a Perceptual Fluency/Attributional Model of the Mere
Exposure Effect. Social Cognition, 12, 103-128.
Brendl, C. M., Higgins, E. T. & Lemm, K. M. (1995). Sensitivity to Varying Gains and
Losses: The Role of Self-Discrepancies and Event Framing. Journal of Personality and
Social Psychology, 69, 1028-1051.
Carver; C. S. & Scheier, M. F. (1990). Principles of Self-Regulation: Action and Emotion. In
Handbook of Motivation and Cognition: Foundations of Social Behavior. 2, 3-52. Eds.
Higgins, E. T. & Sorrentino, R. M. New York: Guilford.
Carver, C. S. & White, T. L. (1994). Behavioral Inhibition, Behavioral Activation, and
Affective Respones to Impending Reward and Punishment: The BIS/BAS Scales. Journal
of Personality and Social Psychology, 67(2), 319-333
Cesario, J., Grant, H. & Higgins, E. T. (2004). Regulatory Fit and Persuasion: Transfer From
‘Feeling Right’. Journal of Personality and Social Psychology, 86, 388-404.
Crowe, E. & Higgins, E. T. (1997). Regulatory Focus and Strategic Inclinations: Promotion
and Prevention in Decision-Making. Organizational Behavior and Human Decision
Processes, 69, 117-132.
Davey, G. (1994). Defining the Important Questions to Ask About Evaluative Conditioning:
A reply to Martin and Levey (1994). Behaviour Research and Therapy, 32, 307-310.
De Houwer, J., Baeyens, F., Vansteenwegen, D. & Eelen, P. (2000). Evaluative conditioning
in the picture-picture paradigm with random assignment of conditioned stimuli to
unconditioned stimuli. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Processes,
26, 237-242.
49
De Houwer, J., Thomas, S. & Baeyens, F. (2001). Associative Learning of Likes and Dislikes:
A Review of 25 Years of Research on Human Evaluative Conditioning. Psychological
Bulletin, 127 (No. 6), 853-869.
Fang, X., Singh, S. & Ahluwalia, R. (2007). An Examination of Different Explanations for
the Mere Exposure Effect. Journal of Consumer Research, 34, 97-103.
Fishbeim, M. (1967). Attitude and the Prediction of Behavior. In Readings in attitude theory
and measurement. Ed. Fishbeim, M., New York: Wiley, 1967.
Forster. J. (2009). Cognitive consequences of novelty and familiarity: How mere exposure
influences level of construal. Journal of Experimental Social Psychology 45 (2009), 444–
447
Freitas, A. L., Azizian, A., Travers, S. & Berry, S. A. (2005). The Evaluative Connotation of
Processing Fluently: Inherently Positive or Moderated by Motivational Context? Journal
of Experimental Social Psychology, 41, 636-644.
Friedman, R. S. & Förster, J. (2002). The Influence of Approach and Avoidance Motor
Actions on Creative Cognition. Journal of Experimental Social Psychology, 38, 41-55.
Garcia-Marques, T. & Mackie, D. M. (2000). The Positive Feeling of Familiarity : Mood as
an Information Processing Regulation Mechanism. In The Message Within: the Role of
Sujective Experience in Social Cognition and Behavior, 240-261. Eds. Bless, H. & Forgas,
J. Philadelphia: Psychology Press.
Grush, J. (1976). Attitude Formation and Mere Exposure Phenomena: A Nonartifactual
Explanation of Empirical Findings. Journal of Personality and Social Psychology, 33 (no.
3), 281-290.
Hammerl, M., & Grabitz, H.-J. (2000). Affective-evaluative learning in humans: a form of
associative learning or only an artifact? Learning and Motivation, 31, 345-363.
Herzog, T. (1996). Research Methods in the Social Sciences. New Jersey: Prentice Hall
Higgins, E. T. (1989). Self-Discrepantytheory: What Patterns of Self-Beliefs cause people to
suffer? In Avances in Experimantal Social Psychology, 22, 93-136. Ed. Berkowitz L. New
York: Academic Press.
Higgins, E.T. (1996). Knowledge activation: Accessibility, applicability, and salience. In E.T.
Higgins & A.W. Kruglanski (Eds). Social psychology: Handbook of basic principles (133-
168).
Higgins, E. T., (1998). Promotion and Prevention: Regulatory Focus as a Motivational
Principle. Advances in Experimental Social Psychology, 30, 1-46.
50
Higgins E. T., Roney, C., Crowe, E. & Hymes, C. (1994). Ideal versus Ought Predilections
for Approach and Avoidance: Distinct Self-Regulatory Systems. Journal of Personality
and Social Psychology, 66. 276-286.
Higgins, E. T., Shah, J. & Friedman, R. (1997). Emotional Responses to Goal Attainment:
Strenght of Regulatory Focus as Moderator. Journal of Personality and Social
Psychology, 72, 515-525.
Higgins, E. T. & Tykocinski, O. (1992). Self-Discrepancies and Biographical Memory:
Personality and Cognition at the Level of Psychological Situation. Personality and Social
Psychology Bulletin, 18, 527-535.
Labroo, A. A. & Lee, A. Y. (2006). Between Two Brands: A Goal Fluency Account of Brand
Evaluation. Journal of Marketing Research, 43, 374-385.
Lee, A. Y. (2001), The Mere Exposure Effect:An Uncertainty Reduction Explanation
Revisited. Personality and Social Psychology Bulletin, 27 (10), 1255–1266.
Lee, A. Y. (2002). Effects of Implicit Memory on Memory-Based Versus Stimulus-Based
Brand Choice. Journal of Marketing Research, 39, 440-454.
Lee, A. Y., Aaker, J. L. (2004). Bringing the Frame into Focus: The Influence of Regulatory
Fit on Processing Fluency and Persuasion. Journal of Personality and Social Psychology,
86, 205-218.
Levey, A. & Martin, I. (1975). Classical Conditioning of Human ‘Evaluative’ Responses.
Behaviour Research and Therapy, 4, 205-207.
Lockwood, P., Jordon, C. H. & Kunda, Z. (2002). Moviation by Positive or Negative Role
Models: Regulatory Focus Determines Who Will Best Inspire Us. Journal of Personality
and Social Psychology, 83(4), 854-864.
Martin, I. & Levey, A. (1978). Evaluative Conditioning. Advances in Behaviour Research and
Therapy, 1, 57-102.
Nedungadi, P. (1990). Recall and Consumer Consideration Sets: Influencing Choice Without
Altering Brand Evaluations. Journal of Consumer Research, 17 (3), 263-276.
Pham, M., Cohen, J., Pracejus, J. & Hughes, D. (2001). Affect Monitoring and the Primacy of
Feelings in Judgment. Journal of Consumer Research, 28, 167-188.
Shah, J. & Higgins, E. T. (1997). Expectancy X Value Effects: Regulatory Focus as
Determinant of Magnitude and Direction. Journal of Personality and Social Psychology,
73, 447-458.
51
Shah, J., Higgins, E. T. & Friedman, R. (1998). Performance Incentives and Means: How
Regulatory Focus Influences Goal Attainment. Journal of Personality and Social
Psychology.
Stepper, S., Strack, F. & Higgins, E. T. (1997). The Memory Systems: A Self-Regulatory
Perspective. Unpublished Manuscript, Wurzburg University.
Stuart, E. W., Shimp, T.A., & Engle, R. W. (1987). Classical conditioning of consumer
attitudes: Four experiments in an advertising context. Journal of Consumer Research, 14,
334-351.
Winkielman, P., Schwarz, N., Fasendeiro, T. & Reber, R. (2003). The Hedonic Marking of
Processing Fluency: Implications for Evaluative Judgment. In The Psychology of
Evaluation: Affective Processes in Cognition and Emotion. Ed. Musch, J., Klauer, K.,
Mahwah, NJ: Erlbaum, 189-217.
Zajonc, R. (1968). Attitudinal effects of mere exposure. Journal of Personality and Social
Psychology Monograph Supplement, 9 (No. 2 Part 2), 1-27.
Zellner, D. A., Rozin, P., Aron, M., & Kulish, C. (1983). Conditioned enhancement of
human’s liking for flavor by pairing with sweetness. Learning and Motivation, 14, 338-
350.
Zhang, Y., Feick, L., & Price, L.J. (2006). The Impact of Self-Construal on Aesthetic
Preference for Angular Versus Rounded Shapes. Personality and Social Psychology
Bulletin, Vol. 32 No. 6. 794-805
Zhu, R. & Meyers-Levy J. (2007). Exploring the Cognitive Mechanism that Underlies
Regulatory Focus Effects. Journal of Consumer Research, 34, 89-96.
Bijlage 1
Deelnemersformulier
Deelnemernummer:
77
Permutatiecode: E
woord
kort
er
dan
8 letters
langer
dan
8 letters
geen
woord
woord
kort
er
dan
8 letters
langer
dan
8 letters
geen
woord
woord
kort
er
dan
8 letters
langer
dan
8 letters
geen
woord
woord
kort
er
dan
8 letters
langer
dan
8 letters
geen
woord
8 49 90 132
9 50 91 133
10 51 92 134
11 52 93 135
12 53 94 136
13 54 95 137
14 55 96 138
15 56 97 139
16 57 98 140
17 58 99 141
18 59 100 142
19 60 101 143
20 61 102 144
21 62 103 145
22 63 104 146
23 64 105 147
24 65 106 148
25 66 107 149
26 67 109 150
27 68 110 151
28 69 111 152
29 70 112 153
30 71 113 154
31 72 114 155
32 73 115 156
33 74 116 157
34 75 117 158
35 76 118 159
36 77 119 160
37 78 120 161
38 79 121 162
39 80 122 163
40 81 123 164
41 82 124 165
42 83 125 166
43 84 126 167
44 85 127 168
45 86 128 169
46 87 129 170
47 88 130 171
48 89 131 172
Bijlage 1
Deelnemersformulier
Deelnemernummer:
77
woord
kort
er
dan 8
letters
langer
dan 8
letters
geen w
oord
woord
kort
er
dan 8
letters
langer
dan 8
letters
geen w
oord
woord
kort
er
dan 8
letters
langer
dan 8
letters
geen w
oord
woord
kort
er
dan 8
letters
langer
dan 8
letters
geen w
oord
173 215 256 297
174 216 257 298
175 217 258 299
176 218 259 300
177 219 260 301
178 220 261 302
179 221 262 303
180 222 263 304
181 223 264 305
182 224 265 306
183 225 266 307
184 226 267 308
185 227 268 309
186 228 269
187 229 270
188 230 271
189 231 272
190 232 273
191 233 274
192 234 275
193 235 276
194 236 277
195 237 278
196 238 279
197 239 280
198 240 281
199 241 282
200 242 283
201 243 284
202 244 285
203 245 286
204 246 287
205 247 288
206 248 289
207 249 290
208 250 291
210 251 292
211 252 293
212 253 294
213 254 295
214 255 296
Bijlage 1
Deelnemersformulier
Deelnemernummer:
77!
Het formuleren van een aantal strategieën die u in uw dagelijkse leven toepast.
Deel 1
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Deel 2
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Deel 3
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Bijlage 2
1
Beste,
U neemt weldra deel aan een experiment van de vakgroep Marketing.
Dit experiment draagt bij aan de Masterproefvan Joeri Vander Vaet.
Klik om verder te gaan
2
• Het experiment bestaat uit drie delen:
– Het schatten van de lengte van een reeks woorden
– Het formuleren van een aantal strategieën die u in uw dagelijkse leven toepast
– Het invullen van een vragenlijst
Klik om verder te gaan
Bijlage 2
3
• Het schatten van de lengte van verschillende woorden– U zal gedurende tien minuten geconfronteerd worden met een
reeks woorden.
– Bij elk woord dient u op uw formulier aan te geven of het woord korter is dan 8 letters, of niet.
– U zal niet de tijd krijgen om de letters te tellen, het is de bedoeling dat u telkens snel een schatting maakt.
– Om het schatten moeilijker te maken, verschijnen de woorden telkens op andere locaties op het scherm. Symbolen geven aan waar het volgende woord zal verschijnen.
Klik om verder te gaan
4
• Het formuleren van een aantal strategieën
die u in uw dagelijkse leven toepast.
– Deze taak zal een drie-tal keer op het scherm verschijnen, de woordlengte-schattingstaak wordt dan automatisch gepauzeerd om u de nodige tijd te geven.
Klik om verder te gaan
Bijlage 2
5
Samengevat
• Geef voor elk aangeboden woord aan of het korter is dan 8 letters, of niet. Gebruik daarvoor het aangeboden formulier.
• Wanneer u gevraagd wordt een aantal strategieën te formuleren, noteer deze dan op het aangeboden formulier. Daarna klikt u om verder te gaan met de woordlengte-schattingstaak.
• Klik om te beginnen met twee test-trials
6
ફTEST 1
TEST 2ફ
De twee test trials zijn doorlopen,
Als u klaar bent voor het experiment klikt u hier en kan u meteen beginnen met de taak. Het is mogelijk dat u meteen dient te beginnen
met het formuleren van enkele strategieën voordat u begint met de woordlente-schattingstaak.
Bijlage 3
7
Strategieën om problemen te vermijden deel 1:
Noteer drie strategieën die u in uw
dagdagelijkse leven toepast om
problemen op vlak van uw studies te
vermijden .
Klik om verder te gaan met de woordlengte-
schattingstaak
108
Strategieën om problemen te vermijden deel 2:
Noteer drie strategieën die u in uw dagdagelijkse leven toepast om problemen op financieel vlak te
vermijden.
Klik om verder te gaan met de woordlengte-
schattingstaak
Bijlage 3
209
Strategieën om problemen te vermijden deel 3:
Noteer drie strategieën die u in uw
dagdagelijkse leven toepast om te
vermijden van ongezond te leven.
Klik om verder te gaan met de woordlengte-
schattingstaak
Bijlage 4
7
Successtrategieën deel 1:
Noteer drie strategieën die u in uw dagdagelijkse leven toepast om succes te bereiken op vlak
van uw studies.
Klik om verder te gaan met de woordlengte-schattingstaak
108
Successtrategieën deel 2:
Noteer drie strategieën die u
in uw dagdagelijkse leven toepast om succes op
financieel vlak te bereiken .
Klik om verder te gaan met de woordlengte-
schattingstaak
Bijlage 4
209
Successtrategieën deel 3:
Noteer drie strategieën die u
in uw dagdagelijkse leven
toepast om gezond te leven.
Klik om verder te gaan met de woordlengte-
schattingstaak
310
• U heeft de woordlengte-schattingstaak
met succes beëindigd.
• Gelieve op onderstaande URL te klikken
om door te gaan naar het laatste deel van
het experiment:
• http://ghentmarketing.qualtrics.com/SE?SI
D=SV_cTRbUdJiahmtqqE&SVID=Prod