DE HOFNAR - dbnl.org · weg : Pieter La Brosse, barbier en chirurgijn van 's konings voorzaat, was...

34
VUIS'rJE DE HOFNAR

Transcript of DE HOFNAR - dbnl.org · weg : Pieter La Brosse, barbier en chirurgijn van 's konings voorzaat, was...

VUIS'rJE DE

HOFNAR

)4--.1 X•

Vuistje, de Hofnar.

Marcus Braels.

XX

VUISTJE, DE HOFNAR en MARIA VAN BRABANT, zuster van Jan den Overwinnaar en echtgenoote van Philips den Stoute, koning van Frankrijk.

VUISTJE, DE HOFNAR.

MARCUS BRAELS.

Twee verhalen uit de geschiedenis onzer voorouders,

DOOR

I. STROBBE.

STEENBRUGGE.

A.-J. WITTERYCK, Drukker.-Uitgever, Grootc Laan, 136

1930.

EIGENDOM VAN DEN UITGEVER.

Yll!StjO, de ilolilar. (.Taal' 1271).

Het was een schoone lentedag van het ,jaar 1271. I)e warmte, ofschoon de hemel wolkeloos was, beloofde

niet to drukkend to zullen worden ; de veldvruchten en de bloemen door den nachtelijken dauw verkwikt, hieven weer nloedig him koppen ten hemel. Ook (le vele landlieden, die, in lam beste gewaad gekleed, kings alle zijden naar Ißrussel stroomden, schellen in (lien frisschen lllol'genstond te herleven en trokken ltu(lruchtig pratende of '/.ingende kings de smalle aal'dwegell naar ßrabants hoofdstad.

I)aar hadden lnlnlers groote feesten plaats ter gelegen- heid van het huweli,jk van Marla, zuster van hertog Jan (lell Ovel'wlnllaal', met Philips den Stotite, koning van I'1'allki'i,jk, wedtlwlltlal' in eerste htlwell .]k van Isabella van Arragon.

Deze luisterrijke eclltverbintenis vervulde het hart der 131'abandel's met groote vreugde, waaronder niet weinig f1E'.l'- heid Onl een zoo groote eel' genlengd was. En loch zagen zij hin geliefde prinses niet gaarne vertrekken, want weinig 1)1'lnsen hebben '/.ich zoo l)emind wetell to makell

^ vUIS'I'JE, DE HOFNAR.

van hun onderdanen als hertog Jan, die de spiegel der

volmaakte ridders genoemd werd, en Maria, zijn zuster, zoo befaamd om haar engelachtior zoetaardigheid, als om de wijze bescherming, die ze -verleende aan alles wat kunst en geleerdheid kon bevorderen. 13ij haar aan het hof was al wat maar dichten, zingen of schrijven kon, steeds welkom ; het was daar, onl zoo te zeggen, een

gedurig feest, waar de zingers, hun fraaiste liederen, de

vermaardste muzikanten, hun welluidendste aria's en de

befaamdste sprekers, hun wonderbaarste legenden lieten hooren.

Hertog Jan keurde chit alles niet alleen goed, maar hij zelf beoefende de dichtkunst en het gebeul'de niet zelden dat een feestje met een lied eindigde, dat hij zelf ge-maakt had.

Ditmaal moest het feest alles overtreffen wat tot clan

toe te zien was : de gezanten van den Franschen honing

waren immers te Brussel aangekomen om hun nieuwe koningin of te halen en tot bij haar toekomstigen gemaal te leiden.

Het ware boven onze krachten naar behooren die luisterrijke feesten te beschrijven, want de rij kdom, die toen in Brabant heerschte, liet toe werkelijk wonderer to

verrichten. Wij verzoeken den lezer ons to willen volgen in een

kleine, doch zeer sierlijke achterkamer van het prächtige hertogelijk paleis. I)aar was een nog zeer schoone

vrouw van omtrent veertig jaar in een armstoel ge-zeten ; zij droeg een zwart kleed en een wit hoofddeksel,

over hetwelk nog een zwarte kap geslagen was, nagenoeg

de kleeding eener huidige begij n. Zij scheen daar ten

volle op haar gemak als in haar eigen huis, en veran-derde niet het rainst van kleur noch van houding, als de van vreugde stralende hertogin, voor een oogenblik het feest ontloopen, langs een kleine verborgen deur

vt'IS'1'.lI-:, 1)F. IIOFNAII. %

binnentrad en haar harden vattende, uitriel) : O dat is goed Isabella ! dat is wee van u 1 Het zou mij waarlijk gedeer(i hebben u op dit feest riet te zien !

---- Zet ii nevens mij, Maria, zei de vrouw op een ontzagwekkeiuleii doch tevens goedaardigen toon ; er bli j ven mij maar weinige stonden nicer over on u te aanschouwen, en gij weet hoe innig lief ik u lieb ; doch het is beslist dat gij van hier inoest verwijderd worden. Luister, gij zult gelukkig zijn, zoo gelukkig dat gees schepsel zich op aarde zoo gelukkig zal kunnon noemen; doch wees voorzichtig : na vier jaar zal ti • een groote slag treffen ; ik zie een slang in het duister rond u waren ; zij zal bogen u te bijten en door haar venijn te doo(len ; doch vrees niet, gij zult onschuldig zijn en lit bewijzen, en de verraderlijke slang zal den kop vermorzeld worden ; weder zal de heerlijkste gelukszon uw levenspad beschijnen ; ga, mijn kind, waar de vreugde u roept ; blijf braaf, onschuldig en zoet en vergeet uw Isabella niet 1

De laatste woorden scheren niet goed Hit de keel der vreemde vrouw te willen, maar reeds was de hertogin, die eerst 1)leek als linnen geworden was, maar zich nu reeds eenigermate herstelde, rechtgesprongen ; zij vatte Isabella 's handele en sprak :

--- Isabella, Isabella ! zoudt ge denken dat ik u ver-geten kan ? 1 T die van niijn teederste jeugd, van bij of van verre op mij waaktet : gij liebt nimmer het lninste Beschenk van niij willen aannenlen, doch niijn hart zal steeds bij u zijn ; nooit zal ik Isabella vergeten.

En dit zeggende omhelsde zij de vrouw irret tranen in de oogen.

---- t) ! gij zijt goed, Maria, doch ga nit, men zou u daar missen en ik heb u toch nog eens Mogen ann-schouwen ; als de donkere lagen komen, reken Op mij, ik . zal u helpen.

8 VUISTJE, I)E HOFNAR.

Isabella stond op en verliet het kamertje even statig als zij gekomen was, terwijl Maria, na zieh wat hersteld te hebben, zieh bij haar gasten begaf. Er gingen dien dag weinig minnten voorbij zonder dat zij aan de zon-derlinge voorzegging van Isabella dacht ; maar het ge-woel dat rund haar heerschte, de eerbewijzen, waar-mede zij overladen werd, fielen haar slechts toe in haar slaapkamer over Isabella's woorden diep na te denken.

Des anderendaags vertrok zij nit I3russel, een groot deel van den weg door hertog Jan vergezeld, en opgeleid door een prachtigen hofstoet, en kwam zes Jagen later te Parijs aan, waar zij nog geen maand de echtgelioote van den grooten koning was, toen zij reeds door allen die haar kenden, ge eerd werd. Door haar tusschenkomst stroomden zangers, kunstenaars, sprekers en goochelaars aan het Fransche hof toe, waar er voor den Koning en zijn gevolg een gansch nieuw leven - begon.

Voor een man alleer liep de vorstin deerlijk in den weg : Pieter La Brosse, barbier en chirurgijn van 's konings voorzaat, was nu tot de waardigheid van minister en geheime raad van den vorst geklommen ; hij was de kwade geest die Philips bestuurde en hem door zijn huichelarij en zijn booze ingevingen, dwaasheden deed begaan, welke de Ii ranschen, die de goede inborst van den koning kenden, niet weinig verbaasden.

Het duurde echter niet lang of hij werd gewaar, dat die invloed zachtjes aan daalde en dat Maria, die, door een ingeboren vernuft, de moeilijkste staatkilndige zaken oploste, hem allengs nit het hart van den vorst verdreef. Daar was hij woedend om en besloot in het geheim te werken om Maria ten verderve te 1)rengen.

vU1S'1'JE, DE HOFNAR. ^

Gelukkig had Maria, zonder het to weten, een trou-wen vriend aale het hof, een engel bewaarder, die over

haar waakte. `Vi j willen help den lezer voorstellen. Het is 1111 een jaar geleden dat i\Iaria in het Fransche

hof aankwanl ; de prachtige meizon schijnt in de heel'-1ijke tiliilen van het koninklijk 1)aleis ; in de schaduw van een reusachtigen elk is de koningin islet haar gevoig gezeten ; vOO1' haar bevindt zieh in een eerbiedige hon

-ding (le verinaardste dichter van dien tijd : de groote Adenees, hijgenaamd («de koning der zangers. » Op een

teeken van Maria \•erlieft hij de stem, eerst zackt en zoetluidend, dan sterker, en nit zijn illond rollen als parelen de welluidendste tonen : de toeschouwers hangen aan zijn lippen, geen blaadje verroert en opgetogen doet

de zanger steeds voort. Maar zie eens achter den zetel der koningin I zie wel

toe, want het is moeilijk om in dien kronkelenden, westelenden 1)01, die daar heen en weer over het gras rolt, iets bepaalds te herkennen. Al met eens stuift de

bot uiteen en met gejank neemt een groote zwartharige

hond de vlucht, terwijl, hestoven en bezweet, een

vreemdsoortig wezen op twee kleine voetjes terecht komt en beschaamd achter den zetel der vorstin gaat

staan. Dunne kromme beentjes, een ineengedrongen lijfje, een reusachtig hoofd met van vernuft pinkelende oogjes,

twee dunne armpjes en een misvormd gelaat, dat alles semen nog geen meter hoog : ziedaar het portret van dat

zonderlinge schepsel, waarin men gemakkelijk den hof-nar of zot herkennen kan, aan de koddige veelkleurige

kleeding en aan de kap met groote veer en belletjes. Het

deert hem zichtbaar door een ruwen zweepslag van den

eersten minister Pierre La 13rosse, van zijn besten vriend gescheiden te zijn en zijn lievel i iigsvermaak to moeten missen. Diepdenkend stoat hij daar.

VUISTJE, DE HOFNAH. 9

Gclukkig had Maria, zonder het le weten, een lrou­wen vriend aan het hof, een engel bewaarder, die over haar waakle. \Yij willen hem dcn Iezer voorstellen.

Hel is nu cen .iaar geleden dat Maria in hct Franschc hot' aankwam ; de prachtige mei7.0n schijnt in de heer­lijkc tuinen van hel koninklijk paleis; in de schaduw van cen rellsachtigen eik is de koningin met haal' gevoIg gezetcn ; yoM haar bevindt zich in een eerbiedige hou­ding de ycrmaardsle dichtcr van dien tijd: de groote Adenecs, hijgenaamd ee de koning del' zangers.» Op een teeken van Maria vcrhefl hij de stem, eerst zacht en zoetluidend, dan slerker, en uit zijn mond rollen als parelen de welluidendste tonen: de toeschouwers hangen aan zijn lippen, geen blaadje verroert en opgetogen doet de zanger sleeds voort.

Maar zie eens achter den zetel del' koningin I zie weI toe, want het is moeilijk om in. dien kronkelenden, wentelenden hoI, die daar heen en weer over het gras roIt, iets hepaalds te herkennen. Al met eens stuift de bol uiteen en met gejank neemt een groote zwartharige hond de vlucht, terwijI, bestoven en bezweet, een vreemdsoortig wezen op twee kleine yoetjes terecht komt en beschaamd achter den zetel der vorstin gaat staan. Dunne kromme beentjes, een ineengedrongen lijfje, eell reusachtig hoofd met van vernuft pinkelende oogjes, twee dunne armpjes en een misvormd gelaat, dat alles samen nog geen meter hoog: ziedaar het portret van dat zonderlinge schepseI, waarin m~n gemakkelijk den ho1'­nar of zot herkennen kan, aan de koddige veelkleurige kleeding en aan de Imp met groote veer en belletjes. Het deert hem zichtbaar door een ruwen zweepslag van den eersten minister Pierre La Brosse, yan zijn beslen vriend gescheiden te Zijll en zijn lievelings\'ermaak te moeten missen. Diepdenkend staat hij daar.

veiSTJE, i)I•: HOFNAIi. 10

Het lied is intusschen geeindigd, de zanger nadert dc vorstin en zegt haar in heusciie taal :

- Doorluchtige Koningin, stralende zoll der zangers, U' zij dit lied gewijd ! Wij bidden den Heer, dat Hij U veel gelukkige jaren schenke !

- Dat is ook de wensch van nli jn goeden vriend La Brosse ! zegt de nar goed hoorbaar.

Niet wetende of men om die vrijpostiglicid lachen of zich ergeren nloet, ziel iedereen verl)a'asd om, n uiar met eenige tuimelingen over het gras is de nar reeds verre weg en verdwenen. De vorstin echter is plotseling nadenkend geworden : dat is nu reeds de derde nlaal dat dc hofnar, Wien God under het lllisvorin(l masker van een dwerg een scherpzinnigen opmerkingsgeest had geschonken, haar bedektelijk aannlaant Oln op haar hoede te voor den eersten minister.

La Brosse, van zijn kart, weet dat de nar llenl niet genegen i , maar hij zou heal niet dllrven nlisdoen, want hij weet hoeveel invloed de narren op hun meesters hebben, islet doze in treurige omstandigheden op te beuren e11 in goede dagen te verltistigen ; overigens hadden de vorsten hun nar niet zelden goeden mad te danken. l'uistje, dit was de naam van Philips hofnar, had weldra de wraaklust in de huichelende oogen van La krosse gelezen en was vast besloten op zijn geliefde meesteres te waken en zijn leven desnoods voor haar te geven.

Het stadje Nijvel was to dien tijde nog teer onbe-duidend ; het bestond nit een groep huisjes onregel-matig rond een kerk of beter een kapel geschaard, terwiji een enkele strait of aardeweg door het doi•pje fiep. Op korten afstand van de kerk, beyond zieh hangs

V U 1•7, l ,.l E, DE i l 1 O Fl ^IT A 11 . 11

den weg een huis, dat door zijn bouwtrant, door zijn kraakzindelijkheid en door zijn bevalligen hof riet weinig afstak bi j de nahurige woningen. De vrouw die Niet een Jong illeisje het hüls bewoont, verlaat het zel-den, tenzij olle zieh ter this te begeven. "I'och wordt zij druk bezocht : al de behoeftigen der streek wenden zieh tot haar in den nood en niemand gaat ongetroost been ;

het verbalist o11(lertusschcn niemand nleer dat nu en

dan rijke lieden aan het hek stil louden en langen tied binnen het huis vertoeven ; doch stellig zeggen, wie de l)ewoonstel' is ell van waar zij kohlt, zoliden de 1)llUl'-lieden niet kennen. • Op een kouden regenachtigen avond van het jaar

1278, hield eels zwaar doch prachtig rijtuig vOOr het hek stil ; nauwelijks was dit vertrekken of een tweede

kwam in de plaats staan en verwijderde zieh slechts te lniddernacht. Twee weken nadien hield, teer vroeg in Iden morgen, een heerlijke koets opnieuw stil vOor het

hek en ditrnaal stegen een grijze krijgsman en een

eerbiedwaardige geestelijke af. Langen s tijd verbleven zij in het huis en toen zij eindelijk gingen vertrekken, kwam de vrouw inede tot aan het hek, drukte de hand

van den krijgsman en kuste doze van den Priester. Nu herkent gij gemakkelijk de vrouw zeker ? IIerinnert gij 11 niet ze in het Aaleis van den hertog,gezien te hebben `l

Wei zeker, het is Isabella ! Zij ziet er teeurig uit, niet waar ! Maar de goede

vrouw heeft er ook redens toe : haar voorzegging is lettel'lijk de waarheid geworden : haar lievelijlge, de brave, on.schuldige Maria zit in den onderaardschen

kerker van het Louvre te trettreu. La Brosse heeft het zoover weten te breiigen den koning te doen gelooven, dat zijn geralin er op nit is, zijn oudste kinderen uit den weg to helpen, om haar eigen zoon op den • troon te plaatsen ; en, nu biet oudste zoontje aan vergiftiging

12 VUIS'rJE, 1)E HOFNAR.

gestorven is, neemt de koning alles voor waar aan en wil van geen genade voor de vorstin hooren.

(.ielukkig is de stimme filar aan het liof oiitsnapt en brengt to Brussel de akelige tijding aan hertog .tan, die den vorst zijn aanstaande kohlst veldt en Maria alzoo (ten tijd geeft om haar onschuld te bewijzen.

De koning om zijn geweten te bedaren, (tat lienl geen oogenblik rust liet, besloot een vrouw to raadplegen, die te dien tijde uren wijd bekend stond om haar-groote godsvrucht en haar gave van toekomen d e din-gen to voorspellen of ten minnte veel verholen Taken te kennen.

Bet was Isabella van Spalbeek, de begijn. Eerst fond hij haar, om haar over de schuld van Maria to rand-plegen, den bisschop van Bayeux, benevens den alit Mathieu van St Denis, doch de bisschop, die een bloed-verwant van L,a Brosse was, was alleen op reis gegaan en had reeds Isabella gesproken, toen de onparlijdige abt aankwam. Deze priester kwam dan ook niets te weten en beklaagde zieh daarover Gall den vorst, die, Coen de bisschop hem verklaarde niets te mogelt zeggen van hetgeen hij vernomen had, toornig nitric') : Heer Bis-schop, ik lieb u niet gezonden Om een bieclit of te nemen, maar om een Gending to vervullen.

En opnieuw stuurde de vorst . nu twee genanten, dit-maal heel onaf hankelij k van La Brosse : den hoogwaar-den heer Thibolt, bisschop van Dol en heer Aernoud, tempelridder, die door de vrouw allerbest ontvangen werden.

Gnat, neide zij, na hen aanhoord te hebben, zegt aan uw meester dat zijn gemalin nu gelijk vroeger al zijn liefde en achting waardig is, dat zij onplichtig is aan de haar ten laste gelegde misdaad, die het werk is van een man die dagelijks met den vorst verkeert

Deze woorden verblijdden en ontstelden tevens • de

vtTlST.lE, DE HoFNA11. 13

beide gezanten, die niet vreugde hun geliefde vorstin hoorden onschuldig noemen, inaar toch niet konden denken wie de misdadiger zijn mocht.

Tom zij verslag over hun tending gaven aan den koning, herinnerde de vorst zieh nu zekere omstandig- heden, waarop hij in den beginne geen acht gegeven had, en sloeg nu nauwkeuriger de handelwijze van La Bl'osse gade, en Coen, twee dagen nadien, hertog Jan aan het hransche hof verscheen, liet hij dezen onmid- (Ielli j k toe I.a Brosse op een tweegevecht te dagen om alzoo te hewijzen dat Maria onschuldig was.

De dag, voor het tweegevecht bepaaid a beak aan. 1)e koning was nog te bed en lag in gepeinzen verzonken, Coen al met eens de schildwacht, die aan de deur der kamer half ingeslapen stond, vrij onzacht op zijde gestooten werd en Vuistje tamelijk luidruchtig binnen

-sprong tot groote verbazing van den vorst. Sire, sprak hij zacht, den koning gemeenzaam op

den schouder kloppend, ik ben tot nu toe de nag' van den koning geweest, ik lieb lust om nu eens de koning del' narren to worden ; kleed n spoedig aan, ik nloet 11 lets toonen, (tat u nog meer Ball mijn kohlst vel'-bazen zal.

L)e Lolling, ondanks zieh zelven l)eheerscht door de ovel'ttliging, waarmede Vuistje sprak, kleedde zieh aale en volgde ge(iwee (.Ten mir fangs een geheigne gang naar de kamer van L.a Brosse, aan de andere zijde van het Aaleis gelegen. Hier gekomen, haalde Vuistje een kleinen sleutel to voorschijn, opende een geheime deur en bracht van achter een zwaren Steen een pakje voor den dag, dat hij op de tafel legde en waarin de

\,(,1 ST.IE , DE tIOFNAPI. 13

beide gezanten, die met vreugde hun geIiefde vorstin hoorden onschuldig noemen, maar toch niet kondcn dcnken wie de misdadiger zijn mocht.

Toen zij verslag over hun zending gavell ann den koning, herinnerde de vorst zich nn zekere omstnndig­heden, wnnrop hij in den beginne geen arht gegeven had, en sloeg nu nauwkeuriger de handelwijze van La Brosse gade, en toen, twee dagen nadien, hertog Jan aan het Fransche hof verscheen, liet hij dezen onmid­dellijk toe La Brosse op een tweegevecht te dagen om alzoo te hewijzen dat :\faria onschuldig was.

* • •

De dag, voor het tweegevecht bepaald, hrak aan. De koning was nog te hed en lag in gepeinzen verzonken, toen al met eens de schildwacht, die aan de deur der kamer half ingeslapen stond, vrij onzacht op zijde gestooten werd en Yuistje tamelijk luidruchtig binnen­sprong tot groote verhazing van den vorst.

Sire, sprak hij zacht, den koning gemeenzaam op den schou del' kloppend, ik ben tot nu toe de nar van den koning geweest, ik heh lust om nu eens de koning del' narren te worden; ldeed u spoedig aan, ik moel 1I iets loonen, dat u nog meer dan mijn kOl11st ver­bazen zaI.

De koning, ondanks zich zehren heheerscht door de overtuiging, waarmede Yuislje sprak, kleedde zich aan en volgde gedwee dell nar langs een geheime gang naar de kamer van La 13rosse, aan de andere zijde van het paleis gelcgell. Hier gekomen, haalde Yuistje eell kleillen sleutel te yoorschijn, opende een geheime dellr en hracht van achter een zwaren steen een pakje voor den <lag, dat hij op de tafel legde en waarin de

14 VUISTJE, 1)E fIUF NAII.

koning een vel papier en een kleine hoeveelheid bruin poeder vond. De vorst, die raadde . wat dit beteekende, werd Meek als linnen en had nauwelijks eenige regelen van het schrift gelezen, toen hij zich bid na ademloos moest nederzetten ; wijd sparde hij de oogen open terwijl Vuistje 1_)edaard toezag.

Als vernietigd zat daar de lichtgeloovige vorst te staren op het noodlottige schrift, waarin een, toen zeer be-kende kwakzalver, aan La Brosse de zending van zekere bereiding meldde, die • niet genoemd werd, maar waarvan het gebruik uitgelegd werd ; het schrift eindig-de ,met deze woorden : « Ik houd uw brief als waarborg van uw stilzwijgen en laat u van mijn kant dit geschrift voor uw zekerheid. »

Al met eens sprong de vorst recht ; hij scheen een krachtig besluit genomen to hebben, doch Vuistje nam hem eerbiedig bij den arm en sprak : « Welnu ! vergeet gij mij dan, sire ? »

- LT vergeten, Vuistje ? Nooit zal ik den dienst ver- geten, dien gij mij heden bewijst en gij zult er u, zoo-lang gij leeft, niet over beklagen, dat gij aan mij de rust en aan mijn geliefde vrouw de eer hebt terug-geschonken.

- En ben ik nu werkelijk de koning der narren ? - wel zeker ! doch spoeden wij ons van hier ; alle

oogenblikken die heenvlieden, zijn voor een teergeliefd wezen een eeuw van angst.

De vorst en Vuistje waren nauwelijks met de akelige bewijsstukken in de kamer van . den koning terug, toen La Brosse zieh liet aanmelden.

De vorst stelde echter dien dag het verhoor nit tot het middaguur, en was op het punt in persoon naar den kerker te vliegen, om Maria te verlossen, toen Vuistje zich vOOr de deur plaatste en Philips met een smeekenden blik aanziende, sprak : Sire, gij hebt mij

^

vt'IS'1'JI:, DE HoFNAß. 1^7

veel gunsten beloofd, sta mij enkel een pede . toe : het voegt den koning van Frankrijk niet zulke plaats le Betreden ; laat dit aan den koning der narren, die met een woord van uw hand dc taken wel zal weten te

regelen. De koning, in de ziel geroerd door de verknochtheid

van Vuistje, kon de vraag niet afslaan en een unr later bracht de trouwe dienaar zijn geliefde vorstin in haar kainer, waar eenige minnten daarna hertog Jan bij haar was ; wij zieh er van af deze bijeenkomst te beschrijven.

Men kan zieh moeilijk een denkbeeld vormen van de uiterste verbazing en den schrik van La Brosse, toen hij de verhoorzaal 1_)innenlrad en dear den koning, oingeven door de voornaamsten van het rijk, tusschen hertog

Jan en Maria zag zitten. Hij was op het punt terug te keeren, toen vier hellebardiers hem den, weg ver-sperden.

lieh eenigszins vermannende en denkende met trotsch-heid het gevaai af te keeren, dat hij boven zijn hoofd raadde, vroeg hij den vorst stoutmoedig de reden van die handelwijze.

In plaats van hem te antwoorden, richtte Philips zieh tot de . omstaande edellieden en sprak met een van woede trilfende stem :

\Vat dankt u heeren ? \Vat heeft de man verdiend, die de weldaden van den vorst beloont met diens zoon te vergiftigen en de schuld dien misdaad op zijn koningin te werpen?

I)e edellieden, die van de zaak niets wisjen, en met

verbazing dit tooneel gadesloegen, konden eerst van

ontsteltenis geen woord uitbrengen, doch weldra waren allen het eens om de doodstraf op den booswicht toe to passen. En zoo luidde werkelijk het vonnis : acht en veertig Uren nadien hing zijn lijk, ten prooi der raven,

16 VUISTJE, DE HOFNAR.

aan de galg van Montfaucon te bengelen. Dit was het rechtvaardigste loon voor sluipmoord en verraad.

Een jaar is sedert deze leelijke gebeurtenis voorbij. Op een heerlijken zomermorgen, zit de koning van Frankrijk tusschen zijn geliefde vrouw en haar door-luchtigen broeder in den twin van het koni nklij k Aaleis lustig te prates. Op eenige stoppen van daar is Isabella bezig met een tweejarig knaapje heen en weer over bet grastapijt te leeren loopen, terwijl twee knapen een van zeven en een van elf jaar vroolijk heen en weer stoeien. Rustiger en lieflijker tooneel kon men zieh niet inbeelden.

Maar zie ! al met Bens gaan allen, zelfs de kleine aan het schaterlachen dat de trauen over de wangen ollen. Immers, van achter een rozenl)erk komen Vuistje en Troll, de groote zwartharige hond, de eene op den andere gezeten statig over bet gras gewandeld ! En be-merk wel dat Vuistje de bovenste niet is en dat de zotskap (titmaal zijn schedel niet bedekt !

De kleine klagt in de handen en tracht le vergeef's door het hooge gras bij de zonderlinge groep to gera-ken, om in hun spel te deelen. Al met eens rollen Vuistje en zijn boezemvriend elkander broederlijk om-armend tot bij den kleine, die het prachtige dien streelt en aan de belletjes der zotskap schudt. Nu bemerkt gij aan de kleine hand van den dwerg een juweel van over-groote waarde, een allerprachtigsten ring, die hem u i t erkentenis door hertog Jan geschonken werd.

MARCUS BRAELS. (Jaar 1467).

I)e hei lige Livinus stierf den marteldood te Essche in 't land van Aalst op 12 November 653, en werd in het naburig dorpje Sint-Lievens-Hauthem begraven. I)e Noren en Denen eerbiedigden het graf van den Heilige, maar de Soldaten van den I)uitschen keizer Hendrik ontheiligr-den zijn grafstede, doch zonder zijn stoffelijke overblijf-seien te versirooien. Om in het vervolg zulke wandaden te voorkomen, deed I rembold, abt van St-Baafs en heer van Hauthehl, de doodkist naar Gent overvoeren, na de plechtige belofte afgelegd to hebben, die religuieen elk jaar eens l)rocessiewijze naar Hauthem te doen over- brengen, om ze daar een nacht in hun eerste verblijf- plaats to laten rusten. Het was echter slechts in 1039, (mat men de eerste maal deze plechtige belofte volbracht, met (me rell(luiekas naar Hauthem te dragen, met grooten luister en gevolgd van een ontelbare biddende menigte. Alle jaren vernieuwde zieh die plechtige optocht. Voorop gingen te paard twee schepenen, de baljuw en de proost van Sint-Baafs, benevens een groep edelen en rijke burgers, daarna kwamen te voet en in benden verdeeld, de ambachten met hun dekens, een massa l)roeder-

18 MARCUS 1311t1i:r.S.

schappen met hun hoofdmannen en eindelijk de bidden-de schare, die uit honderden en honderden nederige pelgrims bestond.

Dit gebruik ontaarde evenwel, ondanks al de pogiil-gen van adel en geestelijkheid in een wereldsch feest, waar baldadigheid en sleinperij heerschten ; immers onder de welmeenende christenen die . de processie volgden, slopen van lieverlede een menigte volgelingen, vow wie bidden de laatste bezigheid was. Deze trokken onderweg alle kroeg j es binnen, dronken, tierden, voch-ten, maar wachtten lieh intusschen wel te dicht bij de hoofdgroep to komen, waar men hen spoedig tot zwijgen had weten te brengen ; zoo ver ging het, dat men ge-«apende benden moest ontbieden om de pachthoeven, langs den weg te doen eerbiedigen en dat eindelijk in 1540 de processie voor altijd moest verboden worden, om groatere onheilen to voorkomen.

De pelgrimsstoet van 27 Juni 1 =167 was bijzonder woe-lig : de eerlooze muiters, die zieh aan het hoofd van het Gentsche schuim gesteld hadden, hadden deze ge-legenheid te baat genomen om op de Sint-Lievensbaan hun aanhangers te vereenigen en op te maken om bij de intrede van Karel den Stoute, de vaan des o1)s:ands te verheffen en den vorst te dwingen de ingekorte voor-rechten terug te schenken. Wandaar dat de Sint-I.ievens-zotten, zooals men die zonderlinge pelgrims noemde om hun ongeregeldheden, dit jaar nog woeliger en luid-ruchtiger te werk gingen dan op andere jaren.

*

Het was rond drie ure van den namiddag, te oor-deelen naar den zandlooper, die zieh bevond in de

Bovenstaande bijzonderlIeden was ik zoo gelukkig aan to treffen in het schoone werkje « St-Lievcns-zotteii », omstreeks 18611, door den Baron de Saint-Genois in het licht gegeven.

rIfl,DD.I Dv1 •

ti

--^

■■

1

CC

^..

a.) U

r-y

..^

G

^-.

C.)

•..+

KAREL DE STOllTE MET LODEWI.JI{ XI, TE LUIK .

De her tog was een alles behalve Yriendelijk mensch, - de Luikenaars weten er van te spreken, - voor wal het uHzicht

belrof. (Biz. 2H).

20

MARCUS I31iAEI.S.

kroeg « Driewege » op korten afstand van de toenmalige kapel van Rode. Het was stikkend heet en de pachten Marcus Braels stakte hei herberg j e binnen, om zijn bran-denden dorst te lesschen, alhoewel hij maar twee boog-st boten meer van zijn hoeve verwijderd was.

Hij was een kloek, hreedgeschouderd man, van om-trent vijftig jaren, een echte Vlaming, wien het goed aan te ziere was, dat hij voor twee gewone kerels geen haarbreed nit zijn weg zou gegaan zijn, een goede brave zie l . nogtans, die zijn worst en zijn familie een ware liefde toedroeg ; die, tevreden met zijn nederig lot, 4jn armoedige hoeve bebouwde zoo goed hij maar kon, en met de regste moeite drie kloeke tonen en drie struische dochters had opgebracht en hierin krachtig bijgestaan werd door de pachteres, Martientje Bauwens.

Op dit oogenblik echter ziet de man er niet vroolijk nit ; hij heeft, toen hij voor eenige stonden nog door de v:elden dapper aanstapte, de Sint-Lievensprocessie hooren voorbijgaan en twijfelt er geenszins aan of zijn boomgaard zal weer door dc eerlooze naloopers ge-plunderd zijn.

Mismoedig bestelde hij een glas bier en plaatste zieh "bij een der lage onbeduidende venstertjes, die ter-nauwernood de helft van de kroeg verlichtten. Hij kon nauwelijks eenige minnten met de waardin over een en ander gepraat hebben, toen drie halfdronken Gentsche ambachtslieden binnentraden en onder gevloek en getier drank vroegen. Evenals Marcus, namen zij elk een der houten driepikkels, die toen te lande voor stoelen dien

-den en begonnen, rond een kleine tafel geschaard, luid-ruchtg, te redekavelen. Nu kon Marcus, dien zij scheuen niet gezien te hebben, ze op zijn gemak opnemen ; het waren woeste dierlijke wezens, die er als echt galgenaas uitzagen, van die kerels, die men liefst aan den hoek van een bosch niet zou ontmoeten.-

20 MAHCtTS BHAELS.

kroeg « Driewege» op korten afstand van de toenmalige kapel van Rode. Het was stikkend heet en de pachler Marcus Braels stapte hel herbergje hinnen, om zijn b1'an­den den dorst te lesschen, alhoewel hij maar lwee hoog­&choten meer van zijn hoeve verwijderd was.

Hij was een kloek, hreedgeschouderd man, yan om­trent vijftig .laren, een echte Vlaming, wien het goed aan te zien was, dat hij voor twee gewone kcrels geen haarbreed uit zijn weg zou gegaan zijn, een goede brave ziel nogtans, die zijn vorst en zijn familie een ware liefrle toedroeg; die, tevreden met zijn nederig lot, zijn armoedige hoeve bebouwde zoo goed hij maar kon, en met de meeste moeite drie kloeke zonen en d1'ie struische dochter.s had opgeb1'acht en hierin krachtig b~jgestaan werd door de pachteres, Ma1'tientje Bauwens.

Op dit oogenblik echler ziet de man e1' niet vrooli.ik uit; hij heeft, toen hi.l voor eenige stonden nog door de velden dapper aanstapte, de Sint-Lievenspl'ocessie hoo1'en voorbi.lgaan en twijfelt er geenszins aan of zijn boomgaard zal weer doo\' de eerlooze naloopers ge­plunderd zijn.

Mismoedig bestelde hij een glas bier en plaatste zich 'bi.1 een del' lage onbeduidende venstert.les, die ler­riauwernood de heUt van de kroeg verlichtlen. Hij kon nauwelijks eenige minuten met de waardin over cen en ander gepraat hebben, toen drie halfd1'onken Gentsche ambachtslieden binnent1'aden en onder gevloek en getier drank vroegen. Evenals Marcus, namen zi~ elk een del' houten driepikkels, die toen te lande voor stoelen dien­dell en begonnen, rond een kleine tafel geschaard, Inid­ruchti-g. te redekavelen. Nu kon Marcus, dien zij schenen niet gezien te hebben, ze op zijn gemak opnemen; het waren woeste dierlijke wezens, die e1' als echt galgenaas uitzagen, van die ke1'els, die men lief'st aan den hoek van een bosch niet zou ontmoeten.

MA RCUS 13i3AELS.

/.i j sl)raken clriftig, doch met gedempte stem, over het oproer dat 's anderendaags zou plaats grijpen in Gent, over de genomen maatregelen, over de kansen van ge-lukken, enz. tot groote verwondering van Marcus; gestadig den naam van den nieuwen vorst en van een klein meisje, Maria, in him gesprekkeli mengende.

Iensklaps dl'aaide zieh een der gasten om en bemerkte Marcus lintels ; zijn gelaat verduisterde.

--- Ei, zeg Bens, lumpe boar, wat hebt gij daar zoo stil te zitten en ons af to luisteren ?

1)e pachter gewaardigde zieh niet te antwoorden, maar toes zij hem cell Spion van den hertog noemden en liens niet allerlei gewelddaden bedreigden, stored de man kalni op, naderde de tafel en sprak :

- Floor Bens, ik weet niet Juist, wat gib daar aan bet 1)eranlen zijt, mar dat bet niets goed is, dat ziet men genoeg aan uw galgentronie ; maar ik voeg erbij dat zoo gij let op onzen hertog Karel geinunt liebt, gij u in acht nloet nenien, want hid is geen -kat om zonder handschoenen te vatten.

1)e drie kerels bromden, doch een blik op de hooge gestalte van den pachter geworpen, was voldoende one hen te bedaren ; zij vertrokken al vloeken, zonder betalen, maar niet zonder Marcus bedreigd te hebben, hens te zullen vinden.

1)e pachten gaf hier niet Bens acht op, betaalde zijn gelag en vertelde eenige minuten later aan de gezellige huistafel, zijn wedervaren in de kroeg.

"Twee dagen nadien, den 29 Juni, zaten de pachter, zijn vrouw en zij n kinderen vriendelijk te praten vöör de huisdeur op een bank van zoden, het weder was warm gebleven en de landslieden zochten na een stikkend

22 MARCUS BRAELS.

heeten dag wat verkwikking buiten ; died avond bleef Marcus met zijn gezin wel een uur langer op dan naar gewoonte ; immers er was in twee dagen zooveel voor-gevallen : een slachtersknaap van Gent, die 's namiddags op de hoeve was geweest, had hem wijd en breed ver-haald hoe de Sint-Lievenszotten, bij hun terugkomst to Gent het bureel der lastenontvangers onlvergeworpen hadden ; welke stoute taal zij hadden durven voeren Legen den hertog, hoe zij hem hedreigd eil zelfs de ge-wapende hand tegen hem opgeheven hadden ! `vat ging van dat alles geworden ? De hertog had voor dc over-macht moeten zwichten, maar iedereen kende zijn wreede, niets ontziende inborst. Vol woede was hij weder zijn gasthof Ter -Walle bij Gent binnengetrokken, bet ergste vreezende voor zijn klein dochtertje Maria, dat hij onvöorzichtig met zieh had genomen. Over dit alles hadden de pachter en zijn familie veel te spreken.

Intusschen was het tien ere geworden en zwarte wol-ken aan den gezichteinder merkbaar, voorspelden een aanstaande onweder. Allen trokken evenwel naar hun bed-stede. Maar allen rustten niet. Wei is wear na eenige minuten lagen de kindereil te ronken, doodmoede van den -ganschen dag te arbeiden, (loch vadev en nioeder, wier heele bezitting nit wat vee en wat vruchten bestond, konden de oogen niet sluiten hij het onweder dat in aantocht was ; beiden waren opgestaan, hadden zieh weder aangekleed en in de woonkamer bege `ren, Om desnoods Nereid te zijn onl de anderen te wekken, die zij in hen weldoenden slaap niet wilden stored.

Het kon toen kwart vOOr iniddernacht zijn ; de wind huilde ; de hliksein flikkerde zonder ophouden in het luchtruim en toch bleven zonen en dochters slapen. Al met eens wordt het leek aan de straat met geweld opengeworpen en een gai.sche ruiterbende steift den

`iAliCt'S Br.rA1~,1.S. 23

I)OOnlgaa .r'd ill. Deze die zich aale het hc)ofd der miters scheen te 1)evrnden, kiopte Gau de dew', doch deze ging juist open ell Marcus sprak : « «Velkonl in (lit siechte weder ! holt binnen ! » Men liet het zich gees tweenlaaI zeggen ; in eenige stonden waren twaalf mannen l)illnen-gesprongen gevolgd van vier anderen, die in cell sier-lijke (lraagbaar, tevens tot roshaar dienende, een bevallig ineisje van O11ltl'e11t twaalf jareli droegen ; een lichtstraal school Marcus door den geest ; bij het schijllsel der lamp, die Martientje aangestoken had, bekeek hij aan-(lachtig de l)innellgekomen gasten en dan het slapende ineisje, hief zijn S1aap11lt1ts of en sprak bewogen

« Heer, is dat de doorluchtige dochter van onzen ge eerdell hertog `I »

« Ja, brave Man, » sprak de beer van Comen, de opleider der berede, minzaam, « de doorluchtige prinses zelve, voor wie wij 0111 schuilplaats bidden. »

« \\'el, wee, voor allen ! voor allen ! » kneten Marcus en Martientje half schreiend, half lachend ; lagt de overige manschappen in de schuur trekker ; in zulk een llondeilweer moet niemand buiten 1)lijven ! »

l)ezonen intusschen ontwaakt, hadden ern hand bijgestoken en Coen eenige stonden later (le regen in stroomen neerplaste, was niemand meer huiten te ziert, tenzij twee Schildwachten, die in dichte mantels gehuld, voorbij het leek op en nee]' wandelden.

Ili gezelligen kout bracht de hoofdnian een half nur over bij de eenvoudige pachtersfamilie, alhoewel • dit OpOrlthOUd heal zienlijk tegenstak ; hij schaainde zieh riet met Marcus een glas mee te drinken.

Ondertusschen bedaarde het onweder, de lucht was weder fielder en nadat de ]leer van Comen de land-lieden gulhartig bedankt lead, en een kruik mee voor de kleine prinses had medegenomen, trok de bende met overhaasting .\rer'der.

24 MARCUS ISRAELS.

Het was zeker beslist, dat de pachter dien nacht niet mocht slapen, want nauwelijks was men weder te bed of een tweede, maar veel luidruchtiger betide kwanl razend en vloekend paar de huisdeur ; men sloeg er op dat ze dreunde en dat iedereen in een oogenblik te been was en in de woonkamer. Marcus ging bedaard haar de deur en opende.

Daar stormden een tiental woeste kerels de kamer binnen, terwijl hun aanleider tierde :

« Lomp beest ! moet dat hier zoolang duren dan ! Spoedig een man met ons mede, om ons aan te wijzen in welke richting de krijgslieden met de dochter van den hertog gevlucht zijn. Doch vooreerst moeten wij hier weten hoeveel mannen de ruiterbende telde en hoelang zij reeds voorbijgetrokken zijn.

Niemand antwoordde. Deze houding verbitterde dell aanleider, die nog mannen binnenriep ; dan gaf hij aan zijn lieden een teeken en in eenige stunden lagen al de huisgenooten gebonden op den leemen vloer. Hij herhaalde toen zijn vraag en daar niemand sprak, deed hij aanstonds het vuur in den breeden haard aansteken.

Nu rezen de haren der ongehikkige landlieden te berge. Zij wisten maar al te wel wett dit beduidde, doch niet een opende den mond, ieder oogenblik dat voorbijging was kostbaar voor den heer van (omen.

Nog eens zijn vraag zonder gevolg herhaald hebbende, deed de aanleider de moeder vastgrijpen om haar met de bloote voeten boven het vuur te houden en aidus te dwingen van hun te zeggen, welken weg de eerste bende ingeslagen was.

Nu steeg een afgrijselijk gehuil uit de borsten der machtelooze huisgenooten, een geschreeuw te schrikke- lijk om te. beschrijven ; maar niet een woord inlichting.

Nog 66n stond en de voeten der teergeliefde moeder zullen deerlijk verbrand worden ! De jongste dochter

MARCUS I;liAEl.s. 25

slaakte een verschrikkelijken kreet en viel in onmacht. Marcus opent reeds den mond, om den aanleider te

antwoorden, toen plotseling de deur op den grond vliegt en twaalf good gewapende mannen binnenstormen, die boxen de lichamen der gebonden huisgenooten een vreeselijk gevecht beginnen ; ondertusschen is de oudste zoon losgeraakt ; hij ontdoet ook wader en moeder, broeders en zusters van hun boeien ; de malmen nerven elk lets, het eerste het gereedste, om zieh te verwegen en de nieuw aangekomenen krachtig l)ij te staan ; al strijdend is men op het voorhof geraakt, waar het gerecht voort-duurt. 1Vlaar de deugnieten zijn te zwak en te laf ; eenige nerven in allerhaast de vlucht, de lijken van lien hen- ner makkers op de Koeve achterlatende.

Deze werden voorloopig in de schnur gelegd, de bloedsporen zooveel mogelijk uitgewischt en de wan-orde hersteld ; intusschen was het Oosten met een zachte rozetint overtogen en de dag ging allicht aan-breken.

Deze die het bevel over den reddenden troep voerde, trad binnen en vond moeder en dochters weenend neergeknield vOör een Lieve-Vrouwbeeldje ; de eenvoudige zielen konden niets anders denken dan dat God hun een bende engelen in menschengedaante gezonden had, om hen van eels vreeselijke pijniging en misschien van den dood te redden.

Het waren evenwel geen engelen Irraar eenvoudig een afdeeling van de eerste keurbende, door den heer van Cornell ohgeleid ; hij had deze mannen, daar bet grootste gevaar van ingehaald to worden voorbij was, terug-gestuurd naar Gent, met uitdrukkelijk bevel hin ver-vervolgers, zoo zij er ontmoetten, op welke wijze ook bezig to houden, om alzoo aan de ,jonge hertogin den tijd to gunnen, veilig islet haar gevolg binnen Brussel te geraken.

26 MARCUS BRAEi,S.

Zij waren op hun terugtocht bij de hoeve van Marcus gekomen, Coen zij ter goeder ure dien verschrikkelijken kreet hoorden, door de jongste dochter in doodsangst geslaakt. De opleider der afdeeling had, het zij • tee' zijner eer gezegd, geen oogenblik geaarzeld en wij hebben gezien hoe de brave huisgenooten, dank aan die o11Ver-wachte hulp op wonderbare wijze ontsnapten. Hij deed zieh nu alles verteilen, wat sedert het onweder op de hoeve was voorgevallen, doch wilde van geen bedanking noch belooning hooren ; hij en zijn mannen mitten enkel wat brood met gekookte eieren en trokken, toen de eerste zonnestralen de velden besehenen, de baan naar Gent op. Hij gaf Marcus nogtans eerst de ver-zekering, dat hij weinig van zijn vervolgers ging te vreezen hebben, al had hij onder deze, de drie boos-wichten herkend, die hem in Driewege bedreigd hadden.

's Anderendaags kwam een bezetting van twaalf man-nen, overvloedig van mondbehoeften voorzien, op de hoeve aan ; zij verbleven er tot dat de opstand in Gent ge-dempt en de oproerlingen onderworpen waren.

* 1, *

Die woelige voorvallen hadden het gemoed der een-voudige landlieden te diep geschokt om zoo spoedig nit het gehengen te gaan ; de moeder en de jongste dochter werden zelfs ernstig ziek en het duurde nog eenige wehen eer zij op hun gemak waren en hun geest weer in orde was.

op zekeren dag, dat het jonge meisje op dell boom-gaard wandelde en er genoegen in vond de vlinders te zien om haar heen fladderen en de bloerpj es in het gras te bewonderen, trof een sierlijke met vier paarden bespannen koets haar oogen ; het gespan naderde lang

-zaam op de baan van Brussel "en het kind zag dat eenige soldaten in schitterend gewaad aan het her-

MAlleus BHAELS.

Zij waren op hun terugtocht bij de hoeve van Marcus gekomen, toen zij tel' goeder nre dien verschrikkelijken kreet hoorden, door de jongste dochter in doodsangst geslaakt. De opleider del' afdeeling had, het zif tel' zijner eer gezegd, geen oogenblik geaarzeld en wij hebben gezien hoe de brave huisgenooten, dank aan die onvcr­wachte hulp op wonderbare wijze ontsnapten. Hij deed zich nu alles verteIlen, wat sedert het onweder op de hoeve was voorgevallen, doch wilde van geen bedanking no.ch belooning hooren; hij en zijn mann en nultcn enkel wat brood met gekookte eieren cn trokken, toen de eerste zonnestralen de velden beschenen, de baan naar Gent op. Hij gaf Marcus nogtans eerst de ver­zekering, dat hij weinig van zijn vervolgers ging te vreezen hebben, al had hij onder dcze, de drie boos­wichten herkend, die hem in Driewege bedreigd hadden.

's Anderendaags kwam een bezetting van twaalf man­nen, overvloedig van mondbehoeften voorzien, op de hoeve aan; zij verbleven er tot dat de opstand in Gent ge­dempt en de oproerlingen onderworpen waren.

Die woelige voorvallen hadden het gemoed del' cen­voudige landlieden te diep geschokt om zoo spoedig uit het geheugen te gaan; de moeder en de jongste dochter werden zelfs ernstig ziek en het duurde nog ecnige weken eel' zij op hun gemak waren cn hun geest weer in orde was.

Op zekeren dag, dat het jonge meisje op den boom­gaard wandel de en er genoegen in yond de vlinders te zien om haar heen fladderen en de bloempjes in het gras te bewQnderen, trof een sierlijke met vier paarden bespannen koets haar oogen; het gespan naderde lang­zaam op de baan van Brussel -en het kind zag dat eenige soldaten in schitterend gewaad aan het her-

MARCUS ßiIAEI.S. 27

bergje « I)riewege » bleven misten. Het meisje nette niet weinig haar I)lauwe kijkers open, en lieg dan zoo snel zij kon aan haar huisgenooten verteilen wat zij gezien had, niet zonder daarna even spoedig naar het hei: te loopen Onl haar nieuwsgierigheid to voldoen.

\Maar hoe vel'baas(1 stonden allen te kijken toen het prachtige rijtuig aan het hek stilhield en daaruit een bejaarde dame, een kostelijk gekleede heer en eindelijk een lieftallig meisje stal)ten.

Hoewel hij van aandoening bijna geen woord kon spreken, ontdekte Marcus zijn hoofd en naderde schijn-l)aar kahl tot bij de vreemdelingen.

« `velnu ! Marcus ! wat is dat? » sprak de heer van Comen, « wat staat ge daar zoo bedremmeld te kijken, beste vriend ? Hebt gij uw oude kennis dan zoo spoedig vergeten ? (zij ziet dat het toch met ons zoo niet is, want hier is de jonge hertogin in persoon, die ons geen oogenblik rust liet eer zij u gezien had, u, uw vrouw en uw kinderen ! »

Zeggen dat de pachter nu op zijn gemak was, zou de volstrekte waarheid niet zijn, maar het duurde slechts enkele miauten en de heer van Comen en de gezel-schapsdame taten weldra met Marcus en zijn vrouw vriendelijk te praten bij de nederige boerentafel.

En de jonge hertogin? wie op dit oogenblik door het venster had gekeken, zou de lieve princes algauw bespeurd hebben, aan den arm van de jonge Martha, en lachend en pretend op den boomgaard dartelen, hier een bloom plukkend, daar naar een vlinder snappend, dan weder twee kleine zwij ntj es naloopend, die haar door hun koddige sprongen niet weinig vermaakten. Nooit had het kind in het koude, stijve hof te ßrussel zooveel reine ongedwongen vreugde genoten, als nu in eenige stonden.

In huis koutte men intusschen zonder ophouden voort,

28 MARCUS BRAELS.

ondei' het drinken van die smakelijke mec, die Mar-tientje zelf gemaakt had, en pachten en pachteres, ver-heugd om de hooge eer, die hun aangedaan werd, waren zoo gelukkig als irren maar zijn kau, want, wij hebben het gezegd : hun wettige vors-ten benhinden zij uitel'11iate.

I)e zaak veranderde echter, Coen (le leer van Comm hun verfocht lain zondagpak aan to trekken, en hun mededeelde dat hertog Karel er Tin held hen op zijn Aaleis te ontvangen. Gaarne rou Marcus, hoe geoleid hij over die eer was, er voor bedankt hebben, doch hij kende het onbuigzaanl en streng karakter van Karel den Stoute en durfde daarom ook niet weigeren.

Met tegenzin scheidden ook beide meisjes van elkan-der en nu gebeurde er iets dat op dit tijdstip verbazend mocht heeten, toen de verschillende standen der maat-schappij zieh Zoovier van elkander verwijderd hielden ; het jonge prinsesje, na met haar vrien(lin eels sober maal genut te hebben, omhelsde doze hartel i j k met tranen in de oogen, groette minzaam de broeders en zusters van Martha, had voor ieder eels goed woord, droeg een ruiker madeliefjes en boterbloemen mede en nail met een beklenld hart plants in het rijtuig, waar de heer van (,omen, de gezelschapsdanle, Marcus en Martientje haar weldra vervoegden.

Nog een laatste groet voor Martha, wie (le tranen in de oogen kwamen, en het rijtuig trok de l)aan we(lel' op, aan het herbergje opnieuw gevolgd (cool' de groep soldaten, die daar uitgerust hadden. Een kl'ijgel' to paal'd reed voorop.

wij zullen niet trachten te beschl'ijven welke gevoelens vale allerlei acrd het hart van Marcus en zijn brave huisvrouw bestormden, tuen lasen de stad Iil'ussel under-de. Gelukkig liet de gezelschapsdanle, Mai'tientje, en de heer van Comen, Marcus, geen oogenblik met rust en was er altijd nog iets to verhalen of bij te voegen, want

29 MARCUS l3NAELS.

het gebeul'(le in den leelijken onweersnacht illaakte bijlla llltsluitelld het VOOr\VC1'1) van hull onderhoud tilt.

'I'Oen (le kocls (ioO1' (l e groote 1)OOrt van het 1)aleis reed, tl'ac'htte (1c' heci' van (,omen lloglllaals dc beide

lalldlie(1e11 o1) hull genlal: le stellen, verzocllt hin een weinig in de voor•r.aa1 tc wachten, onder voorweildsel dat hij den hcrlog g in g vcrwittigen, lllaal' inderdaad 0111

(lezell eel'1)ic(lig tc vei'ioeken Marcus en Martielltje niet ic verschrikken, want (1e llertog was een alles l.)ehalve vrielldelijk llleliscll, de I.uikellaars weten er an te s1)rekell, -- vool' wat het uitzicht betrof. Daar waren ook de vroegere gebeurtenissen in zijn leven, en vooral de ongehoorde kuiherijen van I.odewijk XI, Koning van hrankrijk niet vreemd aan gebleven.

Hoe stonden dan ook de hovelingen en inzonderheid de heer van Cornell tc k i j ken, toen Karel de Stoute de groote zaal binnentrad, zieh rechtuit en zonder de minste

:\IAI{Cl'S BHAELS. 29

hel geheunle in den leelijken onweersnHcht lllHakLe hijnH uiLsluilend hel voorwerp van hUll onderhoud uit.

Toen de koels door de groole poorl van het paleis reed, Irachlle de heel' van Comen nogmaals dc heide landlieden op hun gemak Ic slellcn, verzochl hun een weinig ill dc yoorzaal Ie wachtell, onder voorwcndsel <lal hij dcn herlog gillg vcrwilligen, maar inderdaad om dczcn eerhiedig It' yerzoeken MarCLIS en l\larlientjc niet Ie wrschrikkcn, wanL de herlog was een alles hehalve vriendelijk mensch, de Luikenaars weten er van te sprekcn, voor waL he! uitzicht beLrof. Daar waren ook de vroegere gebeurtenissen in zijn leven, en YOO1'al de ongehoorde kuiperijen vun Lodewijk XI, Koning van Frankrijk nie! neemd aan gehleven.

Hoe stonden dan ook de hovelingen en inzonderheid de heel' van Comen te kijken, Loen Karel de Stoute de groote zaal binnenLrad, zich rechLuit en zonder de minste

30 MARCUS BIlAELS.

11icht1)legingeW naar Marcus begaf, hem vriendelij k de

hand schudde, Martientje een tikje op de wang gaf, hnn

oh een broederlij ke wijze naar den Staat van hu Il ge-zondheid vragende, tot zijn hulp inroel)ende al de

'Vlaainsche woorden, die hij hier en daar samengeraapt had ; hij bracht ze beiden met den arm in de aangreli-zende spijskamer, waar hij hun eenvoudige spitzen deed voorzetten en met hen gezellig mede at, nu eens Fransch

en clan weer Vlaamsch sprekende en alles dooreen-mengende en door allerlei gebaren bekrachtigende. Er was zelfs een oogenblik dat de anders zoo hardvochtige man, wien de heer van Comen alles breedvoerig ver-haald had, een traan nit zijn oog vaagde, bij het naieve

\'erhaal der dorpelingen, dat hij nogtans inaar half en

half verstond. wat Marcus en Martientje bij hull intrede in de zaal

meest vale al getroffen had, was de me ^^ krnik, die zij aan den heer van Comen Op dien hengelijken nacht lnede-gegeven hadden, en die op de tafel prijkte en met lne& gevuld was.

Toen de eenvoudige iiaalti .jd afgeloopen was, tract op

bevel van den hertog een klein i annetje binnen met een rieten peil achter het oor en eels gi'oot bled per-kament in de hand, en inaakte zieh gereed oii le zing te geven van lletgeen daarop geschreven was, tuen de heer van Comen het heia afnam en hens met een teeken

der hand henenzond. En zieh weder bij lien vervoe-gende, vroeg hij eerbiedig aan den hertog, om het sink

zelf te mogen lezen. Karel stemde hier vriendelijk in toe, en nu las de goedhartige hoveling luidop de vol-gende regelen :

« Om de goede diensten to beloonen aan ons, en in het bijzonder aan onze teergeliefde dochter Maria be-wezen, door onzen goeden en getrouwen . Marcus Braels,

zoo staan wig hem in vollen Eigendom af, al de lande-

31 MARCUS 13llAELS.

rijen van onze kroon afhangende, en gelegen te Rode, en een oppervlakte beslaande van 30 builders (nu ruin

36 Ha. in het land van Aalst) hens tevens de toelating gevende daar op onze kosten een Koeve te laten bouwen naai' beliefte.

Van hetgeen de heer van Cornell verder las, verston-den Marcus en Martientje geen woord ; zij zaten daar

als vernietigd met den mond open, hun ooren niet ge-loovende, nu eens den lezer en dan weer den hertog verbaasd aanziende.

Deze laatste schiep een bijzonder behagen in hun veri'assing, en verklaarde ronduit aan zijn hovelingen,

Coen de gelukkige dorpelingen het paleis verlaten had-den, Illet het kostbaar perkament in de hand, dat hij in heel zi j u leven zulk geen zalig genof gesmaakt had als thans ; hij had overigens twee zijner dienaren last gegeven

Marcus en zijn vrouw in een rijtuig terug . Haar hun

wooing te voeren. ^

4, 4,

Wij hebben hier maar weinig bij te voegen, tenzij dat, als Maria van Burgondie te Brugge ingehuldigd werd, Martha Braels bij haar was, en later bij haar verbleef, en door lustig gepraat meer dan eens de zwarte wolken verdreef, welke de eerste jaren van haar bestuur verduisterden.

Voor dezen, die deze groote welwillendheid van Her-tog Karel jegens een eenvoudigen pachter wat zonderling

zouden kunnen vinden, zullen wij hier zeggen, dat de strenge onverbiddelijke vorst zijn dochter Maria een grenzenlooze liefde toedroeg, een liefde zoo groot en zoo

sterk, dat zij al zijn driften overheerschte en hem, meer dan eens, een vastgenomen besluit deed wijzigen.

INHOLID.

Bi .. Vuistje, de Hofna r 5

Marcus Braels 17

{

Van den zelfden sehrijver en in deze reeks zijn versehenen :

1. Een adellijk Rooversslot.

2. De Brugsche Zwanen.

3, Van den Reus Antigoon.

4. Het Slot van Borgendael.

5. Nervo de Menapier.

6. Ridder Dirk.

7. De Ruwaard van Vlaanderen.

8. Vuistje, de Hofnar.