De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede...

192
De familie Beyens Een Vlaams-Gaditaanse handelaarsfamilie in de 18 de eeuw Wout Van Putten Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis Promotor: Prof. Dr. R. Vermeir Universiteit Gent Academiejaar 2006-2007

Transcript of De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede...

Page 1: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

De familie Beyens

Een Vlaams-Gaditaanse handelaarsfamilie in de 18de

eeuw

Wout Van Putten

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het behalen van de graad van

Licentiaat in de Geschiedenis

Promotor: Prof. Dr. R. Vermeir

Universiteit Gent

Academiejaar 2006-2007

Page 2: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

II

INHOUDSTAFEL

WOORD VOORAF VIII

INLEIDING IX

BIBLIOGRAFIE XIII

1. Archiefbronnen

2. Literatuurlijst

AFKORTINGEN XVIII

MONETAIRE WAARDEN XIX

DEEL I HISTORISCHE CONTEXT 1

Hoofdstuk I : De Atlantische ruimte 1

1.1. Definitie van de Atlantische ruimte 1

1.2. De Atlantische oceaan in de geschiedenis 1

1.2.1. Het Atlantische obstakel 1

1.2.2. Het commerciële tijdperk 2

1.2.2.1. De Late Middeleeuwen 2

a) de Noord-Italiaanse handel 2

b) de Noord-Europese handel 4

1.2.2.2. De 16de

-eeuwse maritieme expansie 4

a) de Zuid-Europese expansie 4

b) de Noord-Europese handel 5

1.2.2.3. De zeventiende eeuw 6

a) de Zuid-Europese handel 6

b) de Noord-Europese handel 7

Hoofdstuk II : De Atlantische commerciële verhoudingen in de 18de

eeuw 9

2.1. Ontwikkelingen in de 18de

eeuw 9

2.1.1. Een nieuwe soort handel 9

2.1.2. Commerciële belangenconflicten 10

2.1.3. De uitkomst van de conflicten 12

2.2. Ontwikkelingen op het einde van de 18de

eeuw 12

2.2.1. De suprematie van Frankrijk 12

2.2.2. De tanende Franse macht 14

2.2.3. Een nieuwe internationale machtsverhouding 15

Page 3: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

III

DEEL II DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN EN WEST-ANDALUSIË 17

Hoofdstuk I : De Zuidelijke Nederlanden en de handel 17

1.1. Het tijdskader 17

1.2. Brabant en de internationale handel 18

1.2.1. Antwerpen 19

1.2.1.1. Algemene evoluties op handelsgebied 19

1.2.1.2. De Antwerpse burgerij 22

1.2.1.3. De handel op Spanje en haar kolonies 23

1.3. Vlaanderen en de internationale handel 26

1.3.1. Gent 26

1.3.1.1. Algemene evoluties op handelsgebied 26

1.3.1.2. De Gentse internationale handel 28

1.3.1.3. De handel op Spanje en haar kolonies 29

1.3.2. Oostende 31

1.3.2.1. Algemene evoluties 31

1.3.2.2. Het Oostendse konvooi 32

Besluit 34

Hoofdstuk II : West-Andalusië en de handel 36

2.1. De Andalusische maatschappij 36

2.1.1. Een rurale maatschappij 36

2.1.2. Cádiz als uitzondering op de regel 36

2.2. De Gaditaanse handelswereld 37

2.2.1. De creatie van Cádiz als metropool 37

2.2.1.1. De praktische voordelen van de Cádizbaai 37

2.2.1.2. Sevilla onttroond 38

2.2.2. Het Gaditaanse monopolie 39

2.2.3. De handelsmaatschappij te Cádiz 40

2.2.3.1. Demografie en handel 40

2.2.3.2. De Gaditaanse burgerij 42

2.2.4. De buitenlandse aanwezigheid 52

2.3. De Vlaamse natie te Cádiz 55

2.3.1. ‘la Antigua y Noble Nación flamenca’ 56

2.3.2. Organisatorische structuur 58

2.3.3. De Vlaamse handelsgemeenschap te Cádiz 59

2.3.4. Elementen van cohesie 62

Page 4: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

IV

DEEL III DE FAMILIE BEYENS 67

Hoofdstuk I : Vlaamse achtergrond 67

1.1. Historische achtergrond van de families Beyens, Bruggemans en Huwijn 67

1.1.1. De familie Beyens 67

1.1.2. De familie Bruggemans 68

1.1.3. De familie Huwijn 68

1.2. Genealogie van de generatie voor Cádiz 69

1.2.1. Josef Beyens Van Beren en Ana Torrekens Verhoeven 69

1.2.2. Cornelio Sprangers en Maria Verbrugge 70

1.2.3. Arnaldo Huwijn Vanheestere en Judoca Vanhoucke Reiniers 70

1.2.4. Juan Batista van Herk de Wilde en Catalina de Winter Simons 71

Hoofdstuk II : De generatie in Cádiz : Genealogie en biografie 72

2.1. De eerste generatie 72

2.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggeman 72

2.1.2. José Beyens Torrekens en Ana Sprangers Verbrugge 75

2.1.3. Ana Beyens Torrekens 76

2.1.4. Juan Huwijn en Flora Verónica Hercq Winter 76

2.2. De tweede generatie 79

2.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en Micaela Geraldino 79

2.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Joséfa Huwin Hercq 81

2.3. De derde generatie 83

2.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino 83

2.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn 87

2.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola 87

2.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo 89

2.3.5. Rafael Beyens Huwijn 90

2.3.6. Felix Beyens 91

2.4. De vierde generatie 92

2.4.1. Kinderen van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens 92

a) José Vicente

b) María de los Dolores

c) Vicente Lorenzo

d) María de los Dolores

Page 5: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

V

e) María Lorenza

f) Joséf María Beyens

g) Lorenzo Joséf Beyens

h) Francisca de Paula

i) Miguel Rafael

2.4.2. Kinderen van Alexandro Beyens en María Margareta Barnolo 99

Hoofdstuk III : De handel 100

Inleiding 100

3.1. De handel in de eerste helf van de 18de

eeuw 101

3.1.1. De firma Beyens Brabander y co 101

3.1.1.1.De oprichting 101

3.1.1.2.De uitgestrektheid van de handel 102

3.1.1.3.De handelscontacten 103

3.1.1.4.Conclusie 108

3.1.2. De firma Beyens Hijo y co 108

3.1.2.1.Oprichting 108

3.1.2.2.De uitgestrektheid van de handel 109

3.1.2.3.De handelspartners 110

3.1.2.4.Conclusie 114

3.2. de handel in de tweede helft van de 18de

eeuw 115

3.2.1. José Juan Ignacio Beyens 115

3.2.2. Lorenzo Beyens 116

3.2.3. De vierde generatie 117

3.3. Andere bedrijvigheden 118

3.3.1. De leden van de firma Beyens Brabander als geldschieters 118

3.3.2. Lorenzo Beyens als geldschieter 120

3.3.3. huizenspeculatie 120

Conclusie 121

Hoofdstuk IV: Sociale integratie 123

Inleiding 123

4.1. De eerste generatie 123

4.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggeman 123

4.1.2. Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127

Page 6: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

VI

4.2. De tweede generatie 128

4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en Micaela Geraldino 128

4.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Joséfa Huwin Hercq 129

4.3. Derde Generatie 130

4.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino 130

4.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn 136

4.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola 138

4.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo 138

4.3.5. Rafael Beyens Huwijn 139

4.3.6. Felix Beyens 140

4.4. De vierde generatie 141

4.4.1. Kinderen van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens 141

a) María de los Dolores

b) María Lorenza

c) Joséf María Beyens

d) Lorenzo Joséf Beyens

e) Francisca de Paula

f) Miguel Rafael

Conclusie 144

Hoofdstuk V : Het patrimonium 146

Inleiding 146

5.1. De eerste generatie 146

5.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggeman 146

5.1.2. Juan Huwijn en María Flora Verónica Hercq Winter 147

5.2. De tweede generatie 148

5.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en Micaela Geraldino 148

5.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Joséfa Huwin Hercq 150

5.3. Derde Generatie 151

5.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino 151

5.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn 157

5.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola 158

5.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo 158

5.3.5. Rafael Beyens Huwijn 159

5.3.6. Felix Beyens 159

Page 7: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

VII

5.4. De vierde generatie 160

5.4.1. María de los Dolores 160

5.4.2. María Lorenza 163

5.4.3. Josef María Beyens 164

5.4.4. Lorenzo Joséf Beyens 165

5.4.5. Francisca de Paula 166

5.4.6. Miguel Rafael 166

Conclusie 167

BESLUIT 169

PRENTEN 173

Page 8: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

VIII

WOORD VOORAF

In de eerste plaats zou ik graag mijn promotor Prof. Dr. René Vermeir willen

bedanken voor het aanrijken van dit interessante scriptieonderwerp en voor de tips en

ondersteuning doorheen mijn onderzoek.

Daarnaast wil ik uitdrukkelijk de warmhartige persoon Manuel Ravina Martín,

directeur van het provinciaal archief van Cádiz, ten zeerste bedanken, niet alleen voor

zijn advies maar ook voor de gezellige babbels.

Ook Prof. Dr. Manuel Bustos Rodríguez, docent aan de universiteit van Cádiz, wil ik

bedanken voor zijn literatuurtips en voor de interessante lessen van ‘España en la

Edad Moderna’ die ik bij hem heb kunnen volgen.

De persoon Ana Crespo Solana, auteur van één van de basisboeken waarvan ik gretig

gebruik heb kunnen maken, wil ik ook graag bedanken voor haar tips en haar

vriendelijkheid.

Ludo Somers, archivaris van de heemkring van Merksem, verdient hier ook een

woord van dank omwille van zijn tips i.v.m. het Oud Archief van de parochie van Sint

Bartolomeus van Merksem.

Mijn student-collega Farah Laporte bedank ik graag voor haar sympathie en haar

luisterend oor op de momenten wanneer ik niet achter de computer zat.

Ook mijn vriend Stijn de Vriese bedank ik hier voor het nalezen van één van de

hoofdstukken en voor de gezellige momenten.

En tot slot nog een woordje van oprechte dank aan mijn vader en moeder die mij

steeds doorheen mij studies en ervaringen hebben gesteund.

Page 9: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

IX

INLEIDING

Dankzij mijn verblijf in Spanje, meerbepaald in Cádiz, in het kader van het

Erasmusprogramma heb ik de kans gekregen aan de Vlaamse geschiedschrijving een

bijzondere bijdrage te leveren. Ik noem het bijzonder, want niet iedere Vlaamse

(student) historicus is zomaar in staat een onderzoek in het buitenland te voeren. Deze

bijdrage is verruimend in die zin dat ze een bredere en geografisch uitgebreidere kijk

op de Moderne geschiedenis van Vlaanderen en haar inwoners biedt. Vooral de

hispanisten onder ons zullen dit zeker weten te waarderen.

De periode van de Moderne geschiedenis betekende voor de Vlamingen een lange

periode onder Spaanse vleugels. Vlaanderen was deel van het Spaanse rijk en de

Vlamingen waren daarom onderdanen van de Spaanse vorst. Hoewel deze speciale

relatie niet altijd van een leien dakje liep, zeker niet in de eerste eeuw, zijn er toch

momenten waarop het beter ging. We spreken hier van de periode van de 17de

eeuw,

voornamelijk de tweede helft, waar de handelsbetrekkingen met Spanje een nooit

gezien hoogtepunt hadden gekend. Cádiz bezat op dat moment het monopolie op de

handel met de Spaanse overzeese kolonies en was uitgegroeid tot een

wereldhavenstad waar men zich van heidenen en ver kwam vestigen, eenieder met het

idee een deeltje van de Amerikaanse rijkdommen die daar toekwamen mee te pikken.

Vele buitenlandse handelaars migreerden naar Cádiz of reisden op en af, en het

verbaast ons niet dat de Vlamingen, met hun rijke handelsverleden, ook daar

aanwezig waren. Het is inderdaad zo dat de Vlaamse handelsnatie, een institutionele

groepering die de belangen van de Vlaamse (handels)maatschappij te Cádiz

beschermde, in de tweede helft van de 17de

eeuw haar reputatie had waargemaakt. Op

de Fransen na was ze niet de meest numerieke, maar wel de economisch belangrijkste

natie.

Toen de successieoorlog tussen het Spaanse en het Oostenrijkse rijk losbarstte, vielen

de Zuidelijke Nederlanden vanaf 1713 onder Oostenrijks bewind. De periode van

twee eeuwen Spaans regering was nu voor goed voorbij en dit had haar gevolgen voor

de Vlaamse handelaars. Vermits deze nu officieel geen onderdanen meer waren van

de Spaanse vorst, verloren ze ook een reeks prerogatieven die nog het meest tot uiting

Page 10: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

X

kwamen binnen de commerciële sector. Zo zag Antwerpen, die de vorige eeuw

verantwoordelijk was geweest voor het grootste aandeel van Zuid-Nederlandse

handelaars in Spanje en ook Cádiz, haar florerende Spanjehandel grotendeels

verdwijnen. Het is binnen deze nieuwe politieke context van de 18de

eeuw dat ons

onderzoek zich situeert. Hoewel we ons in belangrijke mate hebben toegespitst op de

Atlantische handelsruimte in de 18de

eeuw en de handelsrelaties tussen Cádiz en de

Zuidelijke Nederlanden is dit niet het enige aspect dat we hebben onderzocht.

Meer concreet hebben we ons toegespitst op één familie, de familie Beyens. Het

betreft hier m.a.w. een casusstudie. Deze familie was oorspronkelijk van Merksem,

vlakbij Antwerpen en op het einde van de 17de

eeuw verhuisden twee van haar leden,

Cornelio Beyens Torrekens en Cornelio Antonio Beyens, naar Cádiz, waar ze hun

dynastie zullen verder zetten. De reden waarom deze uitweken, is een belangrijke

vraag die naar onze mening enkel na de studie van de alomvattende context kan

worden beoordeeld. De tijdsspanne waarin we ons onderzoek hebben afgebakend,

loopt theoretisch van 1700 tot 1800, maar in de praktijk bleek dat het opportuun was

om in sommige gevallen over deze grenzen heen te kijken. Omdat we het concept van

een familie vanuit de meest ruime zin van het woord hebben benaderd wordt het

duidelijk waarom we niet alleen in haar handelsactiviteiten geïnteresseerd waren.

Zowel haar genealogische – essentieel bij de studie van een familie – als sociale en

economische karakteristieken hebben we gepoogd te reconstrueren. Zo stelde we ons

de vraag of de familie Beyens sociaal en economisch was geïntegreerd in zowel de

Vlaams-Gaditaanse als in de Gaditaanse (handels)maatschappij en daarbuiten, en

hebben we getracht haar directe sociale omgeving te reconstrueren. We onderzochten

of er sprake was van een economische en/of sociale huwelijksstrategie en poogden

haar economische evolutie doorheen de 18de

eeuw te reconstrueren.

De studie m.b.t. de handel van de familie Beyens bleef beperkt tot een periode van

zevenentwintig jaar, lopende van 1723 tot 1750, de periode waarin enkele leden van

de familie Beyens hun eerste twee handelsfirma’s te Cádiz hadden opgericht en

beëindigd. Voor de tweede helft van de 18de

eeuw hebben we ook gegevens maar

daarvoor hebben we geen structureel onderzocht gevoerd. De nadruk voor deze eerste

periode lag op de uitgestrektheid van hun handel, minder dan op de aard van hun

handel, of de producten die ze verhandelden. We wilden weten met wie ze handelden

en vanwaar deze personen afkomstig waren. Daarnaast hebben we gekeken of er nog

Page 11: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XI

andere economische bedrijvigheden bestonden waaraan de leden van de familie

Beyens deelnamen.

Op deze manier menen we een totaalbeeld te hebben gecreëerd van de familie Beyens

in de 18de

eeuw. Zowel haar genealogische, professionele, sociale en economische

realiteit zal hierdoor aan het licht worden gebracht. Dit maakt het mogelijk voor

verschillende historici van verscheidene subdisciplines, zoals de economische-, de

sociale- en de handelsgeschiedenis, etc. dit werk te raadplegen en te gebruiken.

Praktische gezien is dit soort onderzoek enkel mogelijk wanneer met werkt op

Spaanse bronnen. In hoofdzaak hebben wij ons toegespitst op de notariële bronnen

bewaard in het provinciaal archief van Cádiz (AHPC). Daarnaast hebben we

aanvullend beroep gedaan op bronnen die zowel in het municipaal archief van Cádiz

(AHMC) als in nationaal archief van Spanje te Madrid (AHN) en het Diocesearchief

(ADC) zaten. Ook hadden we het voorrecht om met een nagezant van de familie

Beyens te spreken die ons een kijk in zijn private archieven gunde. Aanvullend

onderzoek werd voorts nog gedaan te België in het Rijksarchief van Antwerpen

(RAA) en het Oud Archief van de parochie van Sint Bartolomeus te Merksem

(OASB).

Deze verhandeling werd opgedeeld in drie delen. Het eerste deel behandeld de

Atlantische ruimte, haar kenmerken, zowel doorheen de Middeleeuwen als door de

16de

en de 17de

eeuw. Hier wordt dieper ingegaan op de politiekcommerciële evoluties

doorheen de 18de

eeuw. Het betreft hier een globaal kader. In het tweede deel ligt de

nadruk op de handelskenmerken van de Zuidelijke Nederlanden in de 17de

eeuw, maar

vooral in de 18de

eeuw. Hierbij werd vooral gekeken naar haar relatie met de

Spanjehandel en gingen we dieper in op de Zuid-Nederlandse burgerij, meerbepaald

die van Gent, Antwerpen en werd het belang van de Oostendse haven in kaart

gebracht. Daarnaast werd gekeken naar de West-Andalusische context, voornamelijk

doorheen de 18de

eeuw. Hierbij hebben we ons sterk geconcentreerd op de rol van

Cádiz, haar (handels)gemeenschap en de Vlamingen in Cádiz. Het derde deel tenslotte

is de eigenlijke vrucht van het onderzoek naar de familie Beyens. Zij is onderverdeeld

in vijf hoofdstukken die respectievelijk gaan over de familie Beyens vóór de 18de

eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, de familie Beyens tijdens de 18de

eeuw in Cádiz,

Page 12: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XII

de familie Beyens en haar handel, de familie Beyens en haar sociale integratie en de

familie Beyens en haar patrimonium.

Page 13: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XIII

BIBLIOGRAFIE

1. Archiefbronnen

Antwerpen, Rijksarchief

Klooster van de Urbanisten te Antwerpen

nr. 6

Cádiz, Diocese archief

Expediente Matrimonial

30 oktober 1726, 22 oktober 1726 & 21 november 1743 &

Cádiz, Municipaal archief

Cabildo

Jaar 1757, fol. 306

Acta Capitular

Jaar 1778, 4v.

Cádiz, Provinciaal archief

Protocolos notariales

CA (Cádiz)

159, 410, 412, 413, 420, 421, 422, 431, 481, 452, 461,1564, 1582,

1586, 1587, 1588, 1589, 1590, 1591, 1592, 1594, 1595, 1596, 1597,

1598, 1599, 1600, 1602, 1604, 1605, 1608, 1624, 1625, 1630, 2204,

2193, 2195, 2197, 2204, 2235, 2243, 2247, 2251, 3227, 5340, 5349,

5352, 5358, 5359, 5360,

PR (Puerto Real)

180

Madrid, Archivo Histórico Nacional

Estado, Carlos III, Expediente 58

Merksem, Oud Archief Sint-Bartholomeus

Kerkarchieven 1800-1986

1.01.01, , bundel 112, fol. 5

5.02.01, fol. 123, 137, 140, 146, 156, 158, 160

5.02.02, fol. 15

Historiek der pastorij van Sint-Bartolomeus

1.02.01, , fol. 2

Sevilla, Privaat archief van de familie de Loaysa Lizaur ([email protected])

Papeles de la Muy Noble Casa de Beyens

Expediente de Nobleza de Beyens

Page 14: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XIV

2. Literatuur

− 1200 jaar Antwerpen, de Antwerpenaar en hun handelaars, in: Kint, A., van

der Laan, M., Marinus, M.J., et.al., Waar is de tijd: Antwerpen, Zwolle, 1997, vol 11

− Anes, L., Comercio con América y títulos de nobleza: Cádiz en el siglo XVIII,

in: Cuadernos Dieciochistas, 2 (2001), pp. 109-149

− Angiolini & Roche (eds), Cultures et Fromation négotiantes dans l’Europe

Moderne, Ecole des hautes études en sciences sociales, Parijs, 1995

− Baetens, R., De nazomer van Antwerpse welvaart : de diaspora en het

handelshuis De Groote tijdens de eerste helft der 17de eeuw, Gemeentekrediet van

België, 2 vols., 1976 (Serie: Gemeentekrediet van België. Historische uitgaven. Reeks

in 8 : 45)

− Beetemé, Anvers, métropole du commerce et des arts, Nouvelle edition, I,

Leuven, 1892

− Blom, J.C.H. & Lamberts, E. (eds), Geschiedenis van de Nederlanden, HB

uitgevers, Baarn, 2001

− Bustos Rodríguez, M., Andalousie, Pré-Amerique flamande, in: E. Stolz & R.

Bleys (eds.), Flandre et Amérique Latine, Antwerpen, Fons Mercator, 1993

− Bustos Rodriguez, Manuel, La burguesía mercantil en el Cádiz del siglo XVII:

origen, nombres y estructura, in: Homenaje a Antonio de Bethencourt Massieu, Las

Palmas de Gran Canaria, 1996

− Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema Atlántico. La ciudad, sus

comerciantes y la actividad mercantil (1650-1830), Silex, Cádiz, 2005

− Butel, Paul, The Atlantic, Londen, Routledge, 1999

− Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración del Atlántico, Editorial

Mapfre, Madrid, 1991

− Chaunu, Seville et l’Atlantique (1504-1650), Parijs, 1955-1960

− Comellas García-Llera, J.L., Historia de España moderna y contemporánea,

Madrid, Rialp, 1995

− Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie van de gegoede burgerij te Gent in

de XVIIIe eeuw. De vorming van een nieuwe sociaal-economische Stand ten tijde van

Maria Theresia, Paleis der Academiën, Brussel, 1952

− Crespo Solana, Ana, Cádiz, flandes y la república holandesa: burguesía

mercantil y comercio, 1713-1778, Cádiz, UC (onuitgegeven doctoraatsverhandeling),

1999

Page 15: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XV

− Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos. Una comunidad

mercantil en la ciudad de la ilustración, Ayuntamiento, Fundación municipal de

cultura, Cádiz, 2001

− Cruz Valdovinos, José Manuel, Otras obras artísticas, in: Cruz Valdovinos,

José Manuel (ed.), La Santa Cueva de Cádiz. Monumentos restaurados, Fundación

caja Madrid, Madrid, 2001

− Davis, R., The Rise ot the Atlantic Economies, Londen, Weidenfeld en

Nicolson, 1973

− Degryse, Karel, De Antwerpse financiële elite in de 18de

eeuw. Een sociaal-

economische studie, Gent: RUG. Departement voor lerarenopleiding, 1994

− Degryse, Karel, De Antwerpse fortuinen: kapitaalsaccumulatie, -investering

en -rendement te Antwerpen in de 18de eeuw, Antwerpen, Genootschap voor

Antwerpse Geschiedenis, 2005

− Domínguez Ortiz, Antonio, Comercio y blasones. Concesiones de habitos de

ordenes militares a miembros del consulado en Sevilla en el siglo XVII, in; Anuario

de Estudios Americanos, 33 (1976), p. 217

− Everaert, J., L’hispanisation d’une bourgeoisie mercantile : Les immigrés

flamands et wallons a Tenerife (1670-1745), in : Congreso americanista de Granada

− Everaert, J., De internationale en koloniale handel der Vlaamse firma’s te

Cádiz 1670-1700, De Tempel, Brugge, 1973

− Fernández Pérez, Paloma, El rostro familiar de la metrópoli. Redes de

parentesco y lazos mercantiles en Cádiz, 1700-1812, Siglo veintiuno editores,

Madrid, 1997

− García-Baquero González, Antonio, Cádiz y el Atlántico (1717-1778). El

comercio colonial español bajo el monopolio gaditano, Escuela de estudios hispano-

americanos de Sevilla, Sevilla, 1976

− García-Baquero González, A., Comercio y burguesía mercantil en Cádiz de la

Carrera de Indias, Lipper, Cádiz, 1991

− Garcia Fuentes, L., El comercio español con América, 1650-1700, Sevilla,

Diputacion Provincial de Sevilla, 1980

− Glamann, Kristof, Dutch Asiatic Trade, 1620-1740, Kopenhagen, 1985

− Glesener, Thomas, Poder y sociabilidad: las élites flamencas en España a

través de los expedientes de las órdenes militares (siglo XVIII), in: Crespo Solana, A.

& Herrero Sánchez, M. (eds.), España y las 17 provincias de los Países Bajos (XVI-

XVIII), Unversidad de Córdoba, Cordoba, 2002

Page 16: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XVI

− Hye-Hoys, Isidore, Fondations pieuses et charitables des marchands flamands

en Espagne. Souvenirs de voyages dans la péninsule ibérique en 1844 et 1845,

Brussel, Vromant, 1882

− Laerhoven, J. Van, De kanthandel te Antwerpen in de 18de eeuw. De firma

Van Lidth de Jeude, in Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude

hertogdom Brabant, 54, 1971, p. 173-190.

− Mauro, F., Towards an ‘Intercontinental Model’: European Overseas

Expansion between 1500 and 1800, in: The Economic History Review, serie 2,

14(1961)

− Michielsen, Leo, De handel, in: Antwerpen in de XVIIIde

eeuw. Instellingen,

economie, cultuur, De Sikkel, Antwerpen, 1976

− Michielsen, Leo, Het kapitalisme te Antwerpen in de XVIIe en XVIIIe eeuw,

in: Nederlandsche Historiebladen, 2, 1939

− Michielsen, Leo, Nota’s over den Rijkdom en den Boekhandel der Moretussen

in de 18de

eeuw, de Gulden passer, XIV, Antwerpen, 1936

− Ozanam, Didier, La colonie française de Cadix au XVIIIe siècle d’après un

document inédit (1777), in : Mélanges de la Casa de Velázquez, vol 4, 6(1968)

− Pedro de Abreu, F., Historia del saqueo de Cádiz por los ingleses en 1596,

escrita por - , religioso de la órden de San Francisco, Cádiz, Imprenta de la Revista

Médica, 1866 (heruitgegeven door M. Bustos Rodríguez, Cádiz, Universidad, 1966)

− Prims ,F., Geschiedenis van Antwerpen. XI. Met Oostenrijk en onder de

Franschen (1715-1814), dl 23, Antwerpen, 1947

− Pró Ruiz, S., Callejero gaditano (anecdotario), Cádiz, Establecimientos

Cerón, 1933

− Ravina Martin, M., Las Finanzas del segundo Marqués de Valde-Iñigo, in:

Cruz Valdovinos, José Manuel (ed.), La Santa Cueva de Cádiz. Monumentos

restaurados, Fundación caja Madrid, Madrid, 2001

− Ruiz Rivera, J. & García Bernal, M.C., Cargadores a Indias, Madrid, Mapfre,

1992

− Sancho de Sopranis, Hipolito, Las naciones extranjeras en Cádiz en el siglo

XVII, in: Estudios de Historia social de España, Madrid, deel IV, vol 2, 1960

− Sombart, W., Der moderne Kapitalismus, II, München en Leipzig, 1928

− Tas, Marlies, Vier generaties Coghen in Andalusië. Een studie van een

Vlaamse handelaarsfamilie in de 17de

en 18de

eeuw, Gent, UG (onuitgegeven

licenciaatsverhandeling), 2006

Page 17: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XVII

− Tracy, James D. (ed.), The rise of merchant empires: long-distance trade in

the early modern world, 1350-1750, Cambridge University Press, Cambridge, 1990

(Serie: Studies in Comparative Early Modern History)

− Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz (1665-1700). Een socio-

culturele benadering, Gent, RUG (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), 2000

− Veluwenkamp, J.W. Ondernemersgedrag op de Hollandse stapelmarkt in de

tijd van de Republiek: de Amsterdamse handelsfirma Jan Isaac de Neufville & comp.

1730-1764, Meppel, 1981

− Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto de los expedients de la orden de

Carlos III. 1771-1847, dl II, letra B-Cardi, Madrid, Hidalguía, 1981

− Watts, David, The West Indies: Patterns of development, culture and

environmental change since 1492, Cambrigde University Press, Londen, 1987

− Wee, H. van der, Opkomst van een wereldstad: handel en nijverheid te

Antwerpen van de veertiende tot de achttiende eeuw, Paleis der Academiën, Brussel,

1987 (overdruk uit Academiae analecta)

Page 18: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XVIII

AFKORTINGEN

1) Archieven en fondsen

ADC = Archivo Diócesano de Cádiz

AHMC = Archivo Histórico Municipal de Cádiz

AHN = Archivo Histórico Nacional

EM = expediente matrimonial

Exp. = expediente

OASB = Oud Archief Sint-Bartholomeus Merksem

prot. not. = protocolos notariales

RAA = Rijksarchief Antwerpen

2) Andere

CA = Cádiz

co = compañia/firma/onderneming

CR = Codicilio recíproco

dl. = deel

fol. = folio

Ibid. = ibidem

IP = inventario post-mortem

mvs = maravediés

p. = pagina

Patr. = patrimonio

pp. = pagina's

PR = Puerto Real

PSM = Puerto Santa Maria

PT = poder para testar

PTR = Poder para testar recíproco

rs = reales

T = Testamento

TVP = Testamento en virtud de poder

vta = ommezijde

Page 19: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

XIX

MONETAIRE WAARDEN

In 1762 fungeerde te Cádiz volgende muntsoorten, gekoppeld aan hun goudwaarde in

gram;

1 Doblon (de plata) = 4,9584 gram fijn goud

1 Ducado = 1,7136 gram fijn goud

1 Peso = 1,2384 gram fijn goud

1 Real (de plata) = 0,1548 gram fijn goud

1 Quarto = 0,009675 gram fijn goud

1 Maravedíes = 0,0045529 gram fijn goud

De waarde van deze muntensoorten t.o.v. elkaar:

1 Doblon = 4 Pesos = 32 Reales = 512 Quartos = 1088 Maravedíes

1 Ducado = 11 Reales = 176 Quartos = 375 Maravedíes

1 Peso = 8 Reales = 128 Quartos = 272 Maravedíes

1 Real = 16 Quartos = 34 Maravedíes

Bron:

Janssens, Leonard H., De pariteit van munten in de postgeschiedenis 1700-1875,

Bocholt, 2001, p. 248

Page 20: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

1

DEEL I HISTORISCHE CONTEXT

Hoofdstuk I : De Atlantische ruimte

1.1. Definitie van de Atlantische ruimte

De Atlantische ruimte is een begrip geworden in de historiografie. Zij gaat verder dan

de louter geografische betekenis. Veeleer wordt hiermee verwezen naar het netwerk

van economische relaties tussen beide kanten van de oceaan. Soms strekten die zich

ook verder uit tot de Stille of de Indische oceaan1. Dit soort relaties verbond meerdere

havensteden die aan de kust van de Atlantische oceaan waren gelegen. Deze relaties

die de Europese maar ook de Amerikaanse- en de Afrikaanse-Atlantische omgeving

verbonden, waren voor het grootste deel tijdens de Moderne Tijd gebaseerd op

mercantilistische en protectionistische verhoudingen. De staatse belangen die ermee

gemoeid gingen veroorzaakten soms ongelijke interacties waarbij verschillende naties

werden bevoordeeld of benadeeld. Hun invloed op de Europese ontwikkeling wordt

nog bediscussieerd. Zeker is wel dat deze situatie verantwoordelijk is geweest voor

het ontstaan van ‘een mercantiele cultuur’ dewelke invloed had op de ontwikkeling

van het kapitalisme2.

1.2. De Atlantische oceaan in de geschiedenis

1.2.1. Het Atlantische obstakel

Door de Middeleeuwse tijdgenoot werd de Atlantische oceaan gezien als een obstakel,

als iets waar beter niet aan geraakt werd. Zelfs de Arabische handelaars, de meest

ervaren van toen, vonden de Atlantische oceaan schrikwekkend. Deze werden misleid

door het foute wereldbeeld dat toen fungeerde. De wereld was vlak en eens men de

horizon voorbij was gevaren viel men eraf. Nochtans werd de Atlantische oceaan wel

1 Davis, R., The Rise of the Atlantic Economies, Londen, Weidenfeld en Nicolson, 1973

2 Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema Atlántico. La ciudad, sus comerciantes y la actividad

mercantil (1650-1830), Silex, Cádiz, 2005, p. 20

Page 21: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

2

bevaren, zij het dan via de kusten. De zeilvaart van de Vikings is hierop een

uitzondering. Zij sloegen erin zich eerst in Ijsland, daarna Groenland en later op de

kusten van Labrador in Canada te vestigen ongeveer rond het jaar 1000. Maar de

echte ontdekking en het losbarsten van een hele nieuwe commerciële relatie met het

Amerikaanse continent liet nog vijfhonderd jaar op zich wachten. De toenemende

handelconcurrentie in de Late Middeleeuwen zorgde ervoor dat steeds meer nieuwe

ontdekte gebieden in kaart werden gebracht. De wetenschappelijke kennis die de

Grieken en de Romeinen m.b.t. de geografie van de aarde hadden vergaard, werd pas

in de Renaissance herontdekt. Het is op deze kennis dat Christofol Columbus zich had

gebaseerd en waardoor hij het Amerikaanse continent in 1492 had kunnen ontdekken.

Ook Vasco Da Gama opende nieuwe horizonten toen hij via Afrika een nieuwe

zeilweg naar Azië had ontdekt. Deze waren van dermate groot belang geweest dat ze

later werden gelijkgesteld met het begin van een nieuwe historische periode in de

geschiedenis, de Moderne Tijd3.

1.2.2. Het commerciële tijdperk

De ontdekking van Amerika in 1492 luidde een nieuw economische tijdperk in.

Mauro spreekt van het commerciële kapitalisme of het handelskapitalisme dat vanaf

1500 zijn intrede deed en zou duren tot 1800. De periode van het mercantilisme was

hiermee in gang gezet en zou duren tot de tweede helft van de 18de

eeuw, wanneer de

gedachte rond vrijhandel meer veld won. Deze werd definitief in 1778 afgekondigd.

Sindsdien zal zich stilaan een nieuw soort economische kapitalimse manifesteren, het

industriële kapitalisme4.

1.2.2.1. De Late Middeleeuwen

a) de Noord-Italiaanse handel

Het begin van het commerciële tijdperk waarin Europa de leiding zal nemen begint in

de Noord-Italiaanse staten, meerbepaald bij Venetië. Deze Middellandse zeehaven zal

3 Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración del Atlántico, Editorial Mapfre, Madrid, 1991, p.

14-20 4 Mauro, F., Towards an ‘Intercontinental Model’: European Overseas Expansion between 1500 and

1800, in: The Economic History Review, serie 2, 14(1961), p. 1

Page 22: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

3

in een eerste fase handel met de Levant (Libanon, Syrië) voeren. Hoofdzakelijk

voerde ze graan en hout aan en exporteerde ze glas en aluin. Maar deze

handelsactiviteit was weinig lucratief, zo getuige de negatieve handelsbalans. Hun

kennis van de Middellandse zee en ervaring als zeevaarders bracht hen ertoe nieuwe

producten te zoeken. Deze vonden ze in eerste instantie in de Afrikaanse slaven5.

Een tweede fase in de Venetiaanse handel zal zich kenmerken door de handel in

luxegoederen (zijde, specerijen, edelstenen). Deze waardevolle producten werden uit

het Midden-Oosten en Syrië aangevoerd en opnieuw geëxporteerd naar de rest van

Europa. Ook vanuit Afrika importeerde de Venetianen o.a. goud, slaven en ivoor en

ruilden deze tegen zout net zoals ze met de handelsgebieden in het Midden-Oosten en

Syrië deden. Venetië won steeds meer aan belang in de Middellandse Zee en op de

Europese markt6.

In de 13de

eeuw werd haar rol grotendeels ingenomen door de Genuezen. Deze zullen

hun plaatsje veroveren vooral in het Oosten van de Middellandse zee. Door hun

uitvinding van de kogge, een schip met meer diepgang dan de Venetiaanse Galei,

konden ze meer vervoeren. De Genuezen waren m.a.w. in staat massa-producten aan

te voeren. Door hun graanaavoer vanuit Oekraine konden ze de hele Italiaanse en ook

Iberische markt aan zich binden. Hun relaties met het Iberische schiereiland (Spanje

en Portugal) zullen intenser worden en Genua zal het schiereiland in contact brengen

met de internationale handel. Door bijstand te verlenen in de Iberische

reconquistastijd, verwierven de Genuezen een goede reputatie bij de Portugese en

Spaanse vorsten. Omdat de Genueese navigatiekennis verder ontwikkeld is zullen ze

een zeer belangrijke rol spelen in de ontdekking van Afrika door Portugal vanaf de

14de

eeuw. De ontdekking van de Canarische eilanden gaf Portugal de gelegenheid

nieuwe producten te kweken en te exporteren. Vooral de suikerplantages op Madeira

waren van belang. De suiker werd naar Lissabon geëxporteerd en deze vond haar

afzetmarkten vooral in Italië en Iberië, maar ook in Vlaanderen en Brabant. Sinds

1450 zal Brugge haar belangrijkste Noordwest-Europese afzetmarkt worden7.

5 Wee, H., van der, Structural changes in European long-distance trade, and particularly in the re-export

trade from south to north, 1350-1750, in: Tracy, James D. (ed.), The rise of merchant empires: long-

distance trade in the early modern world, 1350-1750, Cambridge University Press, Cambridge, 1990,

pp. 18-22 (Serie: Studies in Comparative Early Modern History) 6 Ibid., pp. 18-23

7 Ibid., pp. 22-31

Page 23: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

4

b) de Noord-Europese handel

Het aandeel van de Noord-Europese gebieden in de maritieme expansie zal pas vanaf

het einde van de 16de

eeuw op gang komen. Hoewel in de 15de

eeuw reeds een

toename van de handel werd geconstateerd. Brugge zal de belangrijkste

handelsmetropool van Noord-West Europa worden en had contacten met Engeland,

Schotland, Frankrijk, Castillië, Pruisen, het Balticum en Zuid- en Centraal-Europa.

De relatie met Spanje werd meer intens wanneer de wolprijzen in Engeland stegen. Zo

werd naast wol ook een nieuwe variëteit aan producten (zuidervruchten, ertsen, ivoor,

rietsuiker,...) op de Noord-Europese markten geïntroduceerd. Naast Brugge zou

Antwerpen zich steeds meer als havenstad ontpoppen. Een reeks overstromingen

zorgden er in het begin van de 15de

eeuw voor dat de Westerschelde bevaarbaar werd

voor zware schepen. Vele vreemde handelaars die te Brugge resideerden trokken

daarom massaal uit naar Antwerpen.

De expansie van de Hollandse zeevaart drong steeds dieper door tot de Oostzee en de

Noord-Duitse steden. Deze handel zal later de ‘Hollandse moedernegotie’ worden

genoemd8. Zij bedreigde hiermee de Hanze-handel

9.

1.2.2.2. De 16de

-eeuwse martitieme expansie

a) de Zuid-Europese expansie

Op het einde van de 15de

eeuw had Portugal een nieuwe zeeroute naar Indië ontdekt.

Deze liep via de West-Afrikaanse kust om Kaap de Goede hoop en zo via de

Arabische zee naar de Indische oceaan. Dit krediteerde Spanje’s handelspositie in

grote mate, waardoor ook zij begon uit te kijken naar een nieuwe handelsroute op

Indië. De reis van Christoffel Columbus was eigenlijk een experiment, een poging de

wereld rond te varen om in de Indische oceaan terecht te komen. Maar de

geografische kennis van toen was beperkt en men kende het Amerikaanse continent

nog niet. Zo gebeurde het dat Colombus de Atlantische oceaan overstak en terecht

8 Blom, J.C.H. & Lamberts, E. (eds), Geschiedenis van de Nederlanden, HB uitgevers, Baarn, 2001, p.

81-83 9 Butel, Paul, The Atlantic, Londen, Routledge, 1999, pp. 96-97

Page 24: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

5

kwam in de huidige Dominicaanse Republiek. Het duurde drie decennia vooraleer het

nieuwe Amerikaanse continent werd gekoloniseerd en vooraleer we kunnen spreken

van een echte handel. In Spanje werd Sevilla het monopolie op de Amerikahandel

toegezegd. Sindsdien werden ook haar voorhavens San Lúcar de Barrameda en Cádiz

belangrijk. De goederen die Spanje vanuit haar kolonies invoerde bestonden

voornamelijk uit goud en zilver10

.

Elk jaar en op verschillende tijdstippen zouden twee konvooien vertrekken vanuit

Spanje. De eerste, de flota de Nueva España vaarde op Veracruz. De tweede, de

galeones de Tierra Firme, zouden varen op Cartagena en hadden als eindbestemming

Portobelo. Deze vaarroutes waren door de Spaanse kroon vastgelegd en

gecontroleerd. Daar zou pas verandering in komen met het decreet van de vrije handel

in 177811

.

b) de Noord-Europese handel

In de 16de

eeuw zal Antwerpen de rol van Brugge overnemen en fungeren als

belangrijkste Noord-Europese havenstad. Ze ontving zowel koloniale producten

(specerijen, suiker) vanuit het Zuiden als metalen producten (ijzer, koper) vanuit

Zuid-Duitsland en stond in contact met het Balticum. Maar dit liedje zou niet lang

duren. In 1585 wordt na een religieuze oorlog met Spanje de Schelde gesloten.

Sindsdien verschoof het voornaamste economische centrum van Noordwest-Europa

naar Holland, meerbepaald naar de havenstad Amsterdam12

. Stilaan begonnen de

Lage Landen de Atlantische handel in hout en graan vanuit het Balticum te

domineren. Ook in de handel in Portugees zout, wol uit Castillië en Engeland en de

export van afgewerkte producten (in metaal en textiel) was Amsterdam

toonaangevend13

.

Ondanks de verschuiving van de handel van Antwerpen naar Amsterdam, hadden de

Vlamingen toch geen klagen. In 1517 waren ze deel geworden van de Spaanse kroon.

Keizer Karel V gunde hen vele handelsvoordelen waardoor de handel met het Spaanse

moederland aantrekkelijk werd14

.

10

Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración …, p. 200-205 11

Ibid., p. 206 12

Blom, J.C.H. & Lamberts, E. (eds), Geschiedenis....,p. 83-84 13

Butel, Paul, The Atlantic…, pp. 93 14

Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración …, p. 202

Page 25: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

6

Naar het einde van de 16de

eeuw toe zullen de Hollanders op het internationale

handelsdecor verschijnen. Vooreerst zullen ze expansiepogingen ondernemen naar

Oost-Indië. Daarmee kwamen ze in competitie te staan met Engeland dat sinds het

midden van de 16de

eeuw ook haar zinnen op Oost-Indië had gezet. Beide zeemachten

wilden via Archangelsk Oost-Indië bereiken15

.

Frankrijk bleef in de 16de

eeuw op de achtergrond, hoewel hun visvangst voor de

kusten van Newfoundland doorheen deze eeuw belangrijk waren. Hun expedities naar

Noord-Amerika hadden voorlopig weinig succes. De eerste vond plaats in 1534. Even

later, in 1562 slaagden ze erin een vestiging in Charlesfort in Florida te bemachtigen,

maar deze werd drie jaar later door de Spanjaarden verwoest. Sinsdien ging het land

gebukt onder religieuze oorlogen waardoor het in grote mate van het Atlantische

toneel verdween16

.

1.2.2.3. De zeventiende eeuw

a) de Zuid-Europese handel

De 16de

-eeuwse Atlantische handel verandert in de 17de

eeuw van karakter. Van een

handel in edele metalen zou ze overgaan in een plantage-economie (eerst tabak, dan

suikerriet, en daarna slaven)17

. Dit was mede het gevolg van een verzadiging van de

markt van de edele metalen, maar ook van de nieuwe opkomende concurrentie van

andere Europese zeemogendheden. Spanje ging gebukt onder een demografische en

economische crisis, iets waar de concurrentie gretig van profiteerde. Er kwam

competitie voornamelijk vanuit Noordwest-Europa. Zowel Engelse, Franse en

Hollandse piraten zullen vooral rond de kleine en grote Antillen circuleren en

pogingen ondernemen om Spaanse schepen te kapen. De handel op de Spaanse

Amerikaanse kolonies was in theorie nog steeds het monopolie van Spanje, maar in de

praktijk was dit niet meer het geval18

.

15

Steensgaard, Niels, Growth and composition of the long-distance trade of England and the Dutch

Republic before 1750, in: Tracy, James D. (ed.), The rise of merchant empires: long-distance trade in

the early modern world, 1350-1750, Cambridge University Press, Cambridge, 1990, p. 108 (Serie:

Studies in Comparative Early Modern History) 16

Butel, Paul, The Atlantic…, pp. 113-114 17

Ibid., pp. 102-103 18

Ibid., pp. 96-102

Page 26: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

7

b) de Noord-Europese handel

Het zijn voornamelijk de Noordwest-Europese zeemogendheden die verantwoordelijk

zijn voor het doorbreken van het Spaanse monopolie. De eerste Noordwest-Europese

migratie naar Amerika had plaats en door middel van raids en piraterij zullen eerst de

Atlantische Mediterrane en Afrikaanse kusten en later de Caraïbische onveilig worden

gemaakt.

De Hollandse zeevaarders zullen met de West-Indische Compagnie (W.I.C.),

opgericht in 1621, hiertoe hun steentje bijdragen, hoewel ze reeds vanaf 1590

regelmatig expedities voerden op het Spaanse Amerikaanse vasteland en op Brasillië

(kust van Guyana) 19

. In 1624 sloegen de Hollanders erin Bahía in Brazillië te

bezetten, maar dit zou slechts tot 1627 duren. Nochtans waren de Atlantische

expedities niet hun grootste zorg. De Hollanders waren voornamelijk op Oost-Indië

gericht. Daartoe werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) opgericht in

1602. Hun handelsimperium zal tot 1680 over Indië, de Molukken tot in Japan en

China rijken. Daarmee hadden ze het Portugese handelsimperium in het Oosten

volledig verdrongen. De Hollandse expansie van de 17de

eeuw is duizelingwekkend.

Daarnaast hadden ze hun moedernegotie van in de 16de

eeuw kunnen handhaven en

verstevigen, hoewel die in de 17de

eeuw toch in zekere mate moest wijken voor deze

nieuwe naar het Oosten gerichtte handel20

.

Maar de Hollandse suprematie taande mede ten gevolge van de oorlog met Frankrijk

in 1650-1672. Nu was het de beurt aan de Engelsen. Hun handel was meer gericht op

Zuid- en Noord-Europa. Het is met de oprichting van de East Indian Compagnie

(E.I.C.) in 1600 dat zij zich steeds meer naar het Oosten is beginnen richten. Maar

haar piraterij van de vorige eeuw had hen een basis in Barbados, the Leeward Isles en

Jamaica bezorgd. Hier werd vooral suikerriet gekweekt. Enkel op Barbados

produceerde ze ook tabak, katoen en Indigo. Bovendien lieten de Portugezen hen toe

19

Ibid., pp. 98-102 20

Steensgaard, Niels, Growth and composition …, pp. 102-103

Page 27: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

8

Madeira en Bahía in hun Brazilliaanse kolonie, alsook hun Antilliaanse eilanden te

bevoorraden reeds vanaf 160021

.

Met de regering van Richelieu zal Frankrijk openlijk oorlog voeren tegen Spanje in

1635. Ze slaagde erin Martinique en Guadeloupe te veroveren22

. Later, in 1664 richtte

Colbert de Franse Compagnie des Indes Occidentales op. Hiermee had hij een politiek

ter stimulering van de Atlantische handel in gang gezet. Maar zij was tevens een

wapen tegen de Hollandse suprematie. Zo gebeurde het dat er in de jaren zeventig

zich een oorlog tegen Holland ontketende. Desondanks richtte de Franse havens zich

steeds meer op de Antillen, voornamelijk vanaf de jaren tachtig. Sindsdien werd er

suikerriet op Martinique en Guadeloupe gecultiveerd23

. Een speciaal geval is dat van

Santo Domingo. Reeds sinds de jaren dertig hadden de Fransen een basis in het eiland

Tortue, vlak boven Santo Domingo. Van daaruit organiseerden ze verschillende

expedities naar dit eiland, maar ook naar het Spaanse vaste land en Veracruz24

. Vanaf

het jaar 1665 werd de Franse aanwezigheid in het Westelijke deel van Santo Domingo

actueler en werd er een actieve plantagepolitiek opgestart (eerst tabak dan suikerriet).

Het Oostelijke deel bleef in Spaanse handen25

.

21

Butel, Paul, The Atlantic…, pp. 114-115 22

Ibid., pp. 117-120 23

Ibid., pp. 121-123 24

Ibid., pp. 123-124 25

Watts, David, The West Indies: Patterns of development, culture and environmental change since

1942, Cambrigde University Press, Londen, 1987, p. 155

Page 28: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

9

Hoofdstuk II : De Atlantische commerciële verhoudingen in de 18de

eeuw

2.1. Ontwikkelingen in de 18de

eeuw

2.1.1. Een nieuwe soort handel

De demografische aangroei die zich in Europa vanaf het begin van de 18de eeuw

voordoet, is ook voelbaar aan de andere kant van de Atlantische oceaan. De

economische vooruitgang die deze met zich meebracht deed de vraag naar

Amerikaanse goederen toenemen. Technische verbeteringen in de scheepsbouw

beantwoordde deed het laadvermogen toenemen waardoor meer goederen vervoerd

konden worden. De schepen werden ook sneller en beter, waardoor het minder

risicovol was om in de Amerikahandel te investeren26

.

De piraten die in de vorige periode vooral het Caraïbische gebied hadden geteisterd

verdwenen daarom in het begin van de 18de

eeuw. De handel bleek meer rendabel dan

geweld. Met de nieuwe zekerdere en goedkopere navigatie werd de warenhandel

steeds rendabeler. Men vervoerde een groter volume tegen een goedkopere prijs27

.

De meest voorname goederen die vanuit Amerika naar Europa werden vervoerd

waren in dalende orde van belangrijkheid edele metalen en suiker. De edele metalen

werden in de 18de

eeuw hoofdzakelijk in Nueva España, of Mexico ontgind, terwijl de

suiker afkomstig was van voornamelijk de Franse en Engelse Caraïbische kolonies.

Deze specialiseerden zich zodanig in de suikerproductie dat ze noodgedwongen

levensmiddelen moesten invoeren. Hierin schuilt de voorspoed van de Noord-

Amerikaanse Engelse kolonie. Zij moest deze nieuwe vraag naar vis, hout en

levensmiddelen inwilligen28

.

Tropisch Amerika (van Noord-Virginia tot het Zuiden van Brazilië) begon steeds

meer gewassen te kweken om ze uit te voeren naar Europa: grana, añil en andere

kleurstoffen, tabak, cacao, koffie en katoen. Koeienhuiden voerde men in vanuit het

gebied rondom Rio de la Plata, maar ook sebo en andere producten29

.

26

Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración …, p. 230 27

Ibid., p. 230-231 28

Ibid., p. 231-232 29

Ibid., p. 231- 232

Page 29: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

10

Deze toename van de handel is te merken in de multiplicatie van de maritieme

handelswegen. Tijdens de Spaanse successieoorlog, verkondigde Filips V de vrije

toevaart van Franse schepen op Amerika. Dit was tegen de wil van de Spanjaarden die

kost wat kost hun monopolie op de Amerikavaart wilden behouden.

De route die de Franse bevoeren vertrok in Frankrijk en voer rechtstreeks op Kaap

Hoorn met tussenstoppen in Buenos Aires, Chileense havens, e.a. om via de Stille

Oceaan in Perú aan te meren. Deze aanvankelijk Spaanse route kende steeds meer

succes in de 18de

eeuw, hoofdzakelijk op commercieel vlak. Vanaf 1740 is dit meer

dan duidelijk.

Daarnaast zien we de verdere ontwikkeling van de driehoekshandel. De meest

gekende hiervan is de handel in negerslaven. Men reisde naar de ene of de andere

Afrikaanse factorij met Europese afgewerkte producten en ruilden die daar in tegen

slaven, om vervolgens naar de Caraïben te reizen, daar de slaven te verkopen en terug

te keren naar Europa met een lading suiker30

.

2.1.2. Commerciële belangenconflicten

Het verbaast niet dat deze ‘nieuwe’ voorspoedige handel voor ongenoegen zorgde in

Spaanse kringen. Zij wilden kost wat kost hun privilegies in de Amerikahandel

behouden, terwijl de Fransen en de Engelsen een agressieve mercantiele politiek

voerde. Een confrontatie tussen deze laatste twee en Spanje leek onvermijdelijk. De

uiteindelijke uitkomst van de Spaanse successieoorlog werd besloten in het voordeel

van Engeland. Zij sloeg erin aanzienlijke privilegies te verkrijgen in de handel op

Spaans Amerika: Zo kreeg Engeland de hoofdzetel van de slavenhandel en had ze het

monopolie op haar import. Daarnaast kreeg ze toestemming om op de Spaanse

kolonies te varen, mits elke vloot vergezeld werd van een Spaanse en mocht ze haar

lading op de desbetreffende markt verkopen. De Engelsen respecteerden de

privilegies niet en maakten er misbruik van. Dit ging zo ver dat de Spaanse

autoriteiten guardacostas, of kustwachten in de Caraïben lieten installeren. Zij

moesten de smokkelhandel aan banden leggen. Deze conflictsituatie zal ontaarden in

een eerste korte opwelling in 1726-172731

, maar vooral in 1739. Deze maritiem-

30

Ibid., p. 232 31

Comellas García-Llera, J.L., Historia de España moderna y contemporánea, Madrid, Rialp, 1995, p.

209.

Page 30: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

11

commerciële oorlog zou navolging krijgen in Europa (1740-1784) in de Oostenrijkse

successieoorlog. Hierin schaarde Frankrijk zich naast Spanje met het tweede

familiepact (1743)32

.

Vanuit het Spaanse standpunt was deze commerciële oorlog om het Caribische gebied

lang en onbeslist. In 1750 gaf ze toe en beloofde geen inspecties meer uit te voeren op

de Engelse schepen. Engeland van haar kant zweerde enkele van haar privilegies af,

m.n. die van de zetel van de slavenhandel en de gelegitimeerde scheepvaart op de

Spaanse kolonies. Deze vrede van Aquisgrán loste in feite niets op. Het was eerder

een wapenstilstand.

In 1756 laaiden de vijandigheden weer op en brak de zevenjarige oorlog uit. Deze

oorlog tussen Frankrijk en Engeland zal in vier continenten worden uitgevochten en

werd bezegeld in het voordeel van Engeland. Dit was te wijten aan vier factoren. Ten

eerste was het de fout van de Fransen om zich te veel op de oorlog op het Europese

vasteland te concentreren. Zij besteedde hieraan haar grootste en beste middelen. Ten

tweede was de getalenteerde William Pitt (the elder) zo slim om alle Engelse

middelen in de overzeese oorlog in te schakelen. Op die manier wou hij een koloniaal

imperium uit de grond stampen waarin Engeland een schakelfunctie zou krijgen in de

handel met alle grote wereldhavens. Ten derde was het Britse leger superieur aan dat

van de Fransen. Zowel organisatorisch als combattief. En ten slotte, de minder goed

doordachte handelingen van Karel III van Spanje die op de verkeerde moment het

derde familiepact met Spanje sloot (1761) en zich in de oorlog mengde wanneer

Frankrijk reeds verslagen was (1792)33

De vrede van Parijs (1763) gaf Engeland de totaliteit van de Franse gebieden in

Noord-Amerika (uitgezonderd West-Luisiana dat Spaans werd) en het Spaanse gebied

van Florida. Frankrijk verloor ook enkele eilandjes in de Kleine-Antillen en in Indië.

Deze maatregel riep om wraak. In Frankrijk deed de Graaf van Choiseul daarom een

inspanning om de beste en de snelste schepen te bouwen. Zolang Frankrijk de

zeevaart kon domineren, hadden ze hun positie op de zeehandel nog niet verloren.

In 1778, wanneer dertien Britse kolonies in Noord-Amerika de onafhankelijkheids-

oorlog inluidde sloot Frankrijk zich bij hen aan. Ondertussen profiteerde Spanje en

viel Portugal aan te Sacramento in het Zuiden van Brasillië – een plek waar veel

Brits-Portugese smokkelhandel plaats vond – en dwong Portugal het verdrag van San

32

Céspedes del Castillo, Guillermo, La exploración …, p. 232 33

Ibid., p. 233

Page 31: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

12

Ildefonso (1777) en El Pardo (1778) te ondertekenen. Hiermee stemde Portugal

officieel in met de afstand van Engeland en moest ze zich neutraal opstellen tijdens de

komende kritieke jaren. Spanje sloeg erin nadien haar overzeese provincies militair te

beschermen en haar zeemacht te versterken. In 1779, toen Engeland zich in een

hachelijke situatie bevond en zonder bondgenoten viel, profiteerde Karel III van

Spanje ervan om wraak te nemen en trok ten oorlog met Frankrijk aan zijn zij34

.

2.1.3. De uitkomst van de conflicten

Uit deze reeks conflicten en oorlogen was Noord-Amerika er nog het best vanaf

gekomen. Zij kregen hulp van het buitenland en werden gesteund in hun

onafhankelijkheid. Spanje had haar minimumprogramma gerealiseerd en kreeg

Florida en Menorca terug. Groot-Britannië kwam als verslagen partij uit de strijd.

Haar Amerikaanse rijk had zich losgemaakt en ging nu haar eigen weg. Holland dat

gedwongen werd in 1781 om aan de zijde van de Engelsen mee in de oorlog te

stappen, zal nooit meer de schade die deze aan haar maritieme en commerciële

potentie had teweeg gebracht kunnen herstellen35

. Frankrijk als overwinnaar, had

enkele beperkte voordelen behaald. Zij had nu enkele gebieden in de kleine Antillen

en in Afrika bemachtigd. Ze verloor daarentegen de gelegenheid om Engeland te

overtreffen. In plaats van met hun superieure eskader die van de Engelsen te

vernietigen, stelde ze deze ter beschikking van de Noord-Amerikaanse

onafhankelijkheidsstrijd en wendde ze die aan om Britse Eilandjes in de Antillen te

veroveren36

.

2.2. Ontwikkelingen op het einde van de 18de

eeuw

2.2.1. De suprematie van Frankrijk

Tussen 1793 en 1815 vond de meest beduidende oorlog tussen Frankrijk en Engeland

plaats. Deze was het gevolg van de onbevredigende en diverse oorlogen die zich in de

34

Ibid., p. 233-234 35

Ibid., p. 234 36

Ibid., p. 234

Page 32: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

13

loop van de 18de

eeuw hadden voorgedaan. Frankrijk zal zich laten leiden door een

uitgesproken patriottisme, ondersteund door de revolutionaire ideologie en de

verplichte militaire dienst van alle Franse mannelijke onderdanen. Dit nieuw leger zal

het voorgaande, meer professionele leger vervangen en zou een succes voor Frankrijk

zijn37

.

De reactie van Engeland op deze nieuwe dreiging beperkt zich tot het zoeken naar

bondgenoten tegen Frankrijk. Engeland was er ondertussen in geslaagd haar zeemacht

tot één van de meest superieure van Europa te maken. Dit werd mogelijk gemaakt

door haar hegemonie op zee en werd gefinancierd door de commerciële opbrengsten

die ze hieruit had gehaald38

.

Het zag er naar uit dat de langdurig aanslepende oorlog op zijn eindpunt was

gekomen. Geen enkele van de West-Europese monarchieën was nog in staat de andere

volledig in de pan te hakken.

Met de incorporatie van de Lage Landen in het Franse staatsapparaat (1795) en

Spanje dat nu als satellietstaat dienst deed, had Frankrijk voldoende basis om haar

zeemacht te verstevigen. Met deze troef en de korte wapenstilstand die werd ingeluid

met de vrede van Amiens (1802), zag Napoleon de gelegenheid schoon om een leger

in de Caraïben te installeren. Dit leger zou in de eerste plaats de rebellie van de slaven

van St. Domingue – of Haïti zoals de rebelse slaven de kolonie noemden – moeten

onderdrukken en in de tweede plaats het oorspronkelijke Franse imperium in Amerika

herstellen. In 1803 was de uitkomst van dit ambitieuze plan alles behalve positief voor

de Fransen. Napoleon had te laat ingezien dat zijn militaire strategie enkel in Europa

werkte en niet in de Caraïben. Hij moest noodgedwongen Haïti in de handen van de

rebellen laten en verkocht Luisiana aan de Verenigde Staten van Amerika. Hij vergat

hierbij echter dat hij verplicht was dit laatste gebied dat Spanje voordien aan Frankrijk

had afgestaan, terug aan Spanje te schenken39

.

Napoleon had ook zijn pijlen op de Indische kolonies van Engeland gericht. Achter dit

plan schuilde de wil om het Middellandse Zeegebied onder zijn controle te krijgen.

Daarom veroverde hij Egypte om van daaruit naar Indië te trekken. Tot zover ging het

goed, maar wanneer de Engelse admiraal Nelson het Franse eskader vernietigde,

dwong hij het leger van Napoleon geïsoleerd achter te blijven in Egypte (1798). Twee

37

Ibid., p. 235 38

Ibid., p. 235 39

Ibid., p. 236-237

Page 33: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

14

jaar later bezette de Engelsen het eiland Malta en herwonnen daarmee hun belangen

in het Middellandse Zeegebied. Ze profiteerde ervan om meteen de Hollandse kolonie

in Kaap de Goede Hoop te veroveren, waardoor Engeland haar handel op Azië

opnieuw kon consolideren40

.

Frankrijk was ten einde raad en besloot door middel van het decreet van Berlijn in

1806 Europa af te sluiten van de Engelse handel. Alle geallieerde en neutrale handel

met Engeland was sindsdien strafbaar. Engeland op haar beurt liet het er niet bij en

verkondigde de Orders in Council. Hiermee hadden ze een steeds strenger wordende

blokkage op de handel met Napoleontisch Europa afgekondigd41

.

Het decreet van Berlijn was een grote streep door de Engelse rekening. Haar

traditionele handel gebaseerd op de heruitvoer van geïmporteerde koloniale waren

naar Europa was nu plots onmogelijk geworden. Desondanks konden de Britten zich

handhaven. Ze beschikten over een andere handel, die van de uitvoer van afgewerkte

producten, dewelke slechts voor 35% op Europa was gericht en in grote mate op

Amerika. Daarom werden de banden met de Spaanse overzeese provincies meer

actueel. Maar Spanje was nog steeds een bondgenoot van Frankrijk, waardoor in deze

nieuwe handel de kiemen van een mogelijke rebellie verscholen zaten. Toch kwam

het niet zover. In 1808 liet het Portugese hof – dat ondertussen naar Brazilië was

gevlucht – onbeperkte handel toe met Engeland. De Engelse economie, ondanks de

verwoedde pogingen van Napoleon zat opnieuw in de lift42

.

Engeland was verplicht op zoek te gaan naar nieuwe afzetgebieden en nieuwe

handelsroutes en had deze gevonden. Maar wou ze de oorlog winnen moest ze haar

landmacht voldoende kunnen emanciperen en bondgenoten zien te vinden tegen

Frankrijk43

.

2.2.2. De tanende Franse macht

Alsof het hen vanuit de hemel werd geschonken ontstonden er zich onverwachte

opstanden in Spanje tegen het Franse leger (1808). Deze laatste hadden hun

oorspronkelijke houding als geallieerden omgeruild voor die van bezetters. Maar

Engeland profiteerde niet van deze interne verwikkelingen. In plaats van een

40

Ibid., p. 238 41

Ibid., p. 237-238 42

Ibid., p. 238 43

Ibid., p. 238

Page 34: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

15

Europees blok tegen Frankrijk te vormen stuurde ze troepen naar Spanje die daar de

opstandelingen bijstonden. In plaats van de vrede te bewerkstelligen, verzekerde

Engeland haar handel met de Spaans-Amerikaanse kolonies, terwijl de Spaanse

opstandelingen hun bloed vergoten om van het Franse juk bevrijd te zijn. In 1812 had

deze oorlog van ‘de wederzijdse blokkages’ twee belangrijke gevolgen teweeg

gebracht. Ten eerste, de strijd tussen de Verenigde Staten van Amerika en Engeland,

geprovoceerd door de te strenge maatregelen van de Engelse blokkade en de sluiting

van de Europese havens voor Amerikaanse producten. Ten tweede, de beslissing van

Rusland om Engelse producten wel te ontvangen, waarmee ze de blokkade van

Napoleon negeerde. Deze laatste was van doorslaggevend belang en zou het einde van

het Napoleontisch tijdperk betekenen44

.

Vanaf 1812 kent het Napoleontische rijk, gaande van Spanje tot Rusland een

neerwaartse evolutie, in de hand gewerkt door de eerste nederlagen die hij leed in

Europa. Reeds sinds 1810 was zijn financiële toestand ontoereikend. Daarom ging hij

zo ver om in het geheim licenten te verkopen om met Engeland te kunnen handelen.

Hij ondermijnde m.a.w. zijn eigen strategie. Als gevolg hiervan ontstond er in Europa

een ‘zwarte markt’ die traag maar zeker de Europese economie zou ondergraven. De

uiteindelijke nederlaag van Frankrijk met Napoleon aan kop, had plaats in 1815. Deze

Britse overwinning was een totaaloverwinning. Frankrijk kreeg een milde

behandeling en behielden grote delen van hun kolonies, vermits Engeland niet zozeer

op grondgebied, maar op economische handelsvoordelen aasde45

.

2.2.3. Een nieuwe internationale machtsverhouding

De grootste verliezers van de oorlog van 1793-1815 waren de Spanjaarden en de

Portugezen. Deze laatste zag zich gesplitst in twee: enerzijds Portugal dat dankzij

Engelse hulp haar Aziatische en Afrikaanse kolonies kon behouden, anderzijds

Brazilië dat in grote mate haar onafhankelijkheid had te danken aan de ‘goede

diensten’ van de Engelse regering en aan de efficiënte Britse marinesoldaten. Het kon

ook niet anders dan dat Portugal en Brazilië economische en politieke satellietstaten

van Engeland werden. De gevolgen voor de Spaanse monarchie waren desastreuzer.

Ze had het zwaar te verduren gehad vooral tijdens de periode 1808-1815, wanneer

44

Ibid., p. 238 45

Ibid., p. 238-239

Page 35: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

16

veel Spaans bloed had gevloeide in de strijd tegen de Franse troepen. Spanje had

definitief haar wereldse betekenis verloren, waarmee haar rol zo goed als uitgespeeld

was, ook in Europa. Haar overzeese gebieden verloren reeds het commercieel contact

met Spanje vanaf 179646

.

In 1810, wanneer Frankrijk de praktische overwinning op Spanje had behaald,

reageerde men in Spaanse kolonies op een gewelddadige manier. Sindsdien eiste de

ene kolonie na de andere haar onafhankelijkheid. De situatie werd er niet beter op en

burgeroorlogen braken uit47

.

Noord-Amerika daarentegen hield zich gehandhaafd in haar neutraliteit. Tussen 1793

en 1801 zag zij haar export vervijfvoudigd en bleef stijgen tot 1807. Hetgeen ze niet

produceerden importeerden ze, om nadien terug te exporteren voornamelijk naar

Europa. Noord-Amerika genoot van een ongelofelijke economische groei, wat hen de

eerste plaats bezorgde in de continentale handel. Europa zou pas in 1993 deze kunnen

evenaren48

.

46

Ibid., p. 239-240 47

Ibid., p. 240 48

Ibid., p. 240-241

Page 36: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

17

DEEL II : DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN EN

ANDALUSIË

Hoofdstuk I : De Zuidelijke Nederlanden en de handel

1.1. Het tijdskader

Sinds de regering van Keizer Karel V van Habsburg behoren de Zuidelijke

Nederlanden tot de Spaanse monarchie. De Zuid-Nederlanders waren m.a.w.

onderdanen van de Spaanse vorst geworden. Deze conditie bood hen enkele

voordelen. Het binnenlandse bestuur werd vrijwel uitsluitend aan ingezetenen

overgelaten en de handel met Spanje werd hen gemakkelijker gemaakt49

. Spanje had

immers vele overzeese kolonies waar vele rijkdommen uit voortvloeiden. Met de

‘geprivilegieerde’ positie van onderdanen konden de Zuid-Nederlanders daar mee van

profiteren. Zo gebeurde het dat vele Zuid-Nederlanders zich langst de kusten van de

Atlantische oceaan gingen vestigen50

. Velen daarvan, hoofdzakelijk Antwerpenaars,

zouden zich vestigen op de Spaanse Zuid-Atlantische kust in de steden San Lúcar de

Barrameda, Sevilla en Cádiz51

.

In deze situatie zou weinig verandering komen, tot wanneer de Spaanse vorst Karel II

in 1700 overleed. Zijn ondoordachte testament zou een opvolgingsoorlog in Europa

teweeg brengen, ook wel de Spaanse successieoorlog genoemd. Zowel Aartshertog

Karel II van Oostenrijk en Maximiliaan Emmanuel van Frankrijk waren kandidaat

troonopvolgers. Maar Karel II van Spanje had de soevereiniteit van al zijn gebieden

nagelaten aan Filips van Anjou, kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. Deze

liet zich dan ook als Filips V in Madrid inhuldigen. Al in 1701 verleende hij een

volmacht aan Lodewijk XIV om over de Zuidelijke Nederlanden te regeren. Franse

troepen trokken naar de Zuidelijke Nederlanden en vielen zonder slag of stoot binnen.

Engeland en de Verenigde Provinciën weigerden de nieuwe vorst Filips V te erkennen

en schaarden zich achter Aartshertog Karel II van Oostenrijk. De Engelse troepen

49

Blom, J.C.H. & Lamberts, E. (eds), Geschiedenis ..., p. 186 50

Michielsen, Leo, De handel, in: Antwerpen in de XVIIIde

eeuw. Instellingen, economie, cultuur, De

Sikkel, Antwerpen, 1976, p. 116 51

Bustos Rodríguez, M., Andalousie, Pré-Amerique flamande, in: E. Stolz & R. Bleys (eds.), Flandre

et Amérique Latine, Antwerpen, Fons Mercator, 1993

Page 37: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

18

samen met die van de Verenigde Provinciën veroverden grote delen van de Zuidelijke

Nederlanden, m.n. Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. In 1711 zou Filips V het

bestuur van de Nederlanden op Maximiliaan Emmanuel overdragen. Zijn regering

was echter van korte duur. Twee jaar later maakte de vrede van Utrecht er een eind

aan. Het duurde tot 1715 wanneer met het Barrièretraktaat de Spaanse Nederlanden

aan Oostenrijk werden overgedragen. Dit was een strategische zet van de Europese

zeemogendheden. De Zuidelijke Nederlanden zouden fungeren als een buffer tegen

Frankrijk zodat deze laatste haar macht niet verder zou kunnen uitbreiden. Het beleid

dat Karel VI, de nieuwe vorst van de Zuidelijke Nederlanden, zou voeren werd aan

banden gelegd door diens zwakke internationale positie. Hij zou tot 1740 regeren.

Toen brak de Oostenrijkse successieoorlog uit en trok Frankrijk opnieuw de

Zuidelijke Nederlanden binnen. Deze zouden onder Franse bezetting blijven, tot

wanneer in 1748 vrede werd gesloten met Oostenrijk. Sindsdien was het Maria

Theresia die het bestuur van de Zuidelijke Nederlanden waarnam. Haar

regeringsperiode duurde tot 1780 en betekende voor de Zuidelijke Nederlanden een

periode van vrede52

. Vanaf 1784 zou de Oostenrijkse Jozef II de Zuidelijke

Nederlanden onder zijn beheer krijgen. Hij was een verlicht en ambitieus leider en

had grootse hervormingsplannen. Deze schoten bij de Zuid-Nederlandse onderdanen

in het verkeerde keelgat wat resulteerde in de Brabantse Omwenteling (1798-1790).

Zijn opvolger, Keizer Leopold II zal Jozef’s hervormingen opnieuw afschaffen.

Nadien zouden de Zuidelijke Nederlanden onder Frans bewind komen tijdens de

zogenaamde Franse periode (1794-1814)53

.

1.2. Brabant en de internationale handel

In het Hertogdom Brabant was het gros van de handelsactiviteiten gelokaliseerd in

Brussel en Antwerpen. We hebben besloten enkel uit te wijden over de Antwerpse

handel, m.n. haar burgerij, en haar handel op Spanje omdat we in Cádiz slechts zeer

zelden Brusselse kooplui hebben aangetroffen. De overgrote meerderheid van de

Brabantse en ook Vlaamse kooplieden in Cádiz wordt gevormd door Antwerpenaars.

52

Blom, J.C.H. & Lamberts, E. (eds), Geschiedenis...p. 187-191 53

Ibid. p. 235-237

Page 38: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

19

Vandaar deze overweging om Antwerpen, meer dan Brussel in de schijnwerpers te

plaatsen.

1.2.1. Antwerpen

1.2.1.1. Algemene evoluties op handelsgebied

Het lijkt erop dat Antwerpen sinds haar glorieperiode in de 16de

eeuw steeds een stad

is geweest met aanzien. Niet alleen op commercieel, industrieel en financieel vlak

stond ze bekend als Europees en zelfs internationaal knooppunt54

, maar ook op

intellectueel en cultureel vlak was zij haantje de voorste. Ook al bereikte Antwerpen

in de 17de

, en nog minder in de 18de

eeuw niet datzelfde elan, toch hield zij voet bij

stuk. In de 17de

eeuw bleef de stad sterk actief als financiële draaischijf en

Dispositionsplatz55

of beschikkingsplaats en ontketende er zich een bloei in de

tapijtindustrie, de meubelmakerij, de diamantbewerking, de edelsmeedkunst, etc.56

.

Vele elementen wijzen erop dat de Antwerpse handel toen uitermate sterk gericht was

op Spanje, meerbepaald op de Spaanse kolonies. Deze handel werd gemakkelijker

gemaakt doordat de Zuidelijke Nederlanden officieel deel waren van de Spaanse

kroon. Daardoor werden ze niet werden getroffen door de strenge protectionistische

maatregelen die de Spanjaarden hadden opgesteld t.o.v. buitenlandse handelaars. De

Zuidelijke Nederlanden waren toen nog ‘geprivilegieerd’.

Deze Spanjehandel had een zeker familiaal karakter. Firma’s werden binnen dezelfde

familie opgericht, correspondenten zijn in vele gevallen familieleden, etc.57

Uit de kapitaalsbesteding van de Antwerpse handelaars kunnen we duidelijk een hang

naar de adellijke levensstijl ontwaren. Ze investeerden in een luxueus ingerichtte

patriciërswoning, buitengoed – een soort van buitenverblijf, ook wel hof van

plaisantie genoemd - , huurhuizen, grondbezit en persoonlijke renten. Wat betreft de

54

Michielsen, Leo, De handel, ... p. 97 55

Sombart, W., Der moderne Kapitalismus, II, München en Leipzig, 1928, p. 506 56

Wee, H., van der, Opkomst van een wereldstad: handel en nijverheid te Antwerpen van de veertiende

tot de achttiende eeuw, Paleis der Academiën, Brussel, 1987 (overdruk uit Academiae analecta), pp. 6-

10 ; Everaert, J., De internationale en koloniale handel der Vlaamse firma’s te Cádiz 1670-1700, De

Tempel, Brugge, 1973, p. XXI ; 1200 jaar Antwerpen, de Antwerpenaar en hun handelaars, in: Kint,

A., van der Laan, M., Marinus, M.J., et.al., Waar is de tijd: Antwerpen, Zwolle, 1997, vol 11, p. 265 57

Michielsen, Leo, Het kapitalisme te Antwerpen in de XVIIe en XVIIIe eeuw, in: Nederlandsche

Historiebladen, 2, 1939, p. 244-252

Page 39: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

20

huurhuizen, gaat het hier niet om bewuste beleggingen zoals in de 18de

eeuw meer het

geval zal zijn, maar eerder op goederen die werden verkregen door een erfenis58

.

In de 18de

eeuw zal Antwerpens handel plaats ruimen voor meer financiële

activiteiten. Antwerpen werd een kapitaalmarkt met internationale betekenis59

. Maar

de Schelde bleef nog steeds gesloten en het systeem van ongunstige tarieven werd bij

het verdrag van 1715 nogmaals bevestigd. De traditionele 17de

eeuwse handel in

luxegoederen, kunsttapijten, schilderijen en kunstmeubelen zal worden vervangen

door een meer tipische 18de

eeuwse handel in boeken60

, diamant61

en zijde62

.

De Spanjehandel moet evenzeer aan belang inboeten. Leo Michielsen spreekt van een

voortzetting, zij het op een lager pitje63

, terwijl Karel Degryse aantoont dat de handel

met Spanje minder lucratief was en dat zij stilaan op minder Antwerpse intresse kon

rekenen. Bovendien verloren de Antwerpse handelaars die zich in Cádiz, Sevilla,

Malaga en Lissabon hadden gevestigd in de 18de

eeuw de affiniteit met Antwerpen.

De verspaansing nam stilaan de bovenhand64

. Een bewijs hiervan vinden we in de

gefaalde handelsondernemingen die vooral door Antwerpenaren in Spanje werden

opgericht in de 18de

eeuw. Het betreft hier de Spaanse Kompagnie van Caracas,

gesticht in 1729 en de Kompagnie van San Ferdinando van Sevilla, gesticht in 1749.

Beide zijn gericht op Amerika. Vooral deze laatste verging het niet goed, zo getuige

de nooit uitbetaalde dividenden65

.

Ook als Dispositionsplatz zal Antwerpen in de 18de

eeuw aan belang moeten inboeten.

Waar in de 17de

eeuw de Antwerpse handelaars via handeltechnieken zoals de

consignatie, het aankooporder en de participatie andermans goederen verhandelden

van op een afstand, zullen deze handelaars in de 18de

eeuw hun actieve rol moeten

inruilen voor een meer passieve. Het is niet meer de Antwerpenaar die het initiatief

neemt, maar de buitenlander. De Antwerpse handelaar was nu correspondent

58

Michielsen, Leo, De handel ..., p. 99 59

Michielsen, Leo, Het kapitalisme ..., p. 252 60

Michielsen, Leo, Nota’s over den Rijkdom en den Boekhandel der Moretussen in de 18de

eeuw, de

Gulden passer, XIV, Antwerpen, 1936. 61

Beetemé, Anvers, métropole du commerce et des arts, Nouvelle édition, I, Leuven, 1892, p.52 62

Prims ,F., Geschiedenis van Antwerpen. XI. Met Oostenrijk en onder de Franschen (1715-1814), dl

23, Antwerpen, 1947, pp. 123, 133 en 135. 63

Michielsen, Leo, De handel..., p. 102 64

Degryse, Karel, De Antwerpse fortuinen: kapitaalsaccumulatie, -investering en -rendement te

Antwerpen in de 18de eeuw, Antwerpen, Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis, 2005, p. 43 65

Michielsen, Leo, De handel.....p. 114

Page 40: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

21

geworden in plaats van diegene die de orders plaatst66

. Het zijn vooral de Hollandse

zakenlui die deze rol zullen overnemen67

.

Toch zullen er in de 18de

eeuw verwoedde pogingen worden ondernomen om de

actieve handel weer leven in te blazen. In 1723 wordt de Oostendse Compagnie

opgericht met hoofdzakelijk Antwerps kapitaal. Zij was gericht op handel met het

Oosten. Haar hoofdzetel was gevestigd in Antwerpen. In 1727 werd deze compagnie

reeds geschorst en in 1744 vond haar uiteindelijke liquidatie plaats. Ondanks haar

korte levensduur was deze compagnie voor enkelen toch een winstgevende belegging

geweest68

. Direct na de liquidatie van deze compagnie werd de Aziatische Associatie

van Triëst opgericht. Later, in 1781, zal haar naam omgevormd worden in de

Keizerlijke Aziatische Compagnie van Triëste. Deze onderneming was evenzeer

gericht op de handel met het Oosten. De Antwerpse groothandelaars Charles de Proli,

Borrekens en Nagels zullen naast de Amsterdammer Bolts hierin een belangrijke rol

spelen69

.

Naast deze binnenlandse ondernemingen investeerden de Antwerpse handelaars ook

in buitenlandse ondernemingen. Deze ondernemingen zijn gevestigd in tal van landen

waaronder Spanje, Frankrijk, Engeland, Holland, Pruisen, Denemarken, Zweden en

Oostenrijk70

.

Nu Antwerpen meer op de financiële wereld was geconcentreerd, stellen we een

toegenomen bankwezen vast. Deze is nog niet volledig gespecialiseerd en we zien dat

de meeste bankiers daarom tevens groothandelaar, industrieel, assuradeur, etc. zijn.

De meeste Antwerpse banken gingen staatsleningen aan met vreemde landen,

waardoor zij internationale faam verwierven71

.

Samenvattend kunnen we stellen dat de internationale betekenis van Antwerpen meer

op financieel vlak kwam te liggen. Ze is een kapitaalmarkt voor koloniale

ondernemingen en een financiële markt voor staatsleningen. De Scheldestad is

financieel verbonden met de hele wereld72

.

66

Ibid., p. 102-103 67

Ibid., p. 103 68

Ibid., p. 104-105 69

Ibid., p. 104-114 70

Ibid., p. 114-117 71

Ibid., p. 118-119 72

Ibid., p. 122

Page 41: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

22

1.2.1.2. De Antwerpse burgerij

Omdat de Spanjehandel na het verdrag van Utrecht in 1713 niet meer winstgevend

genoeg was, was deze handel niet langer een optie voor de Antwerpse groothandelaar.

Deze Spanjehandelaars probeerden toen hun activiteiten te verleggen naar Oost-indië,

wat uiteindelijk resulteerde in de oprichting van de Oostendse Compagnie in 172273

.

De voornaamste groothandelaars in het Antwerpen van de 18de

eeuw zijn de families

De Pret, Cloots, Moretus, Schilders, Vernimmen, Bosschaert, Van Colen, Le Candele,

Guyot, Peeters, Van Havre, Geelhand en Van Susteren. Opmerkelijk is dat zij reeds

vanaf de eerste decennia de handel vaarwel zeggen. Dit is eerder een gevolg van de

kering van de conjunctuur dan van wat men het verraad van de burgerij heeft

genoemd. Het was immers niet verstandig de handel voort te zetten als deze

verlieslatend was. Opdat deze groothandelaars hun kapitaal veilig konden stellen,

waren ze verplicht een toevlucht te zoeken tot niet-risicodragende beleggingen

(gronden, renten, overheidsobligaties) en dus te gaan rentenieren74

.

Enkel de kooplieden die het zich financieel niet konden veroorloven te gaan

rentenieren bleven noodgedwongen actief. Meestal kwamen deze terecht in diverse,

wisselende sectoren zoals de commissiehandel, de industrie of de financies. Dit

belette hen niet om doorheen de 18de

eeuw een adellijke titel te verwerven. De

belangrijksten hieronder zijn de families Henssens, de Wael, Wellens, Vermoelen en

Mols75

.

In de 18de

eeuw zullen vooral nieuwe mogelijkheden worden gecreerd in de

industriële en financiële sector. Vooral de katoen en suiker- en zoutraffinaderijen

brachten geld in het laatje. In het financiewezen traden vooral de boekhouders,

kassiers en makelaars in buitenlandse leningen op de voorgrond. Het betreft hier de

families Cogels, Os, Van Ertborn, Smets en De Wolf. Hun opkomst verliep parallel

met de opkomst van de renteniers waarover we reeds spraken76

.

In vergelijking met de 17de

eeuw is het opmerkelijk hoe in de 18de

eeuw de ex-

koopliedenfamilies erin slaagden met veel gemak geadeld te worden. In tegenstelling

73

Degryse, Karel, De Antwerpse financiële elite in de 18de

eeuw. Een sociaal-economische studie,

Gent: RUG. Departement voor lerarenopleiding, 1994, p. 4 74

Ibid. 75

Ibid. 76

Ibid.

Page 42: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

23

tot de 17de

eeuw was het voor deze ex-kooplieden niet meer nodig om eerst een

carrière aan het stadsbestuur te beginnen om vervolgens geadeld te kunnen worden77

.

1.2.1.3. De handel op Spanje en haar kolonies

Speciale aandacht willen we hier besteden aan de evolutie in de Spanjehandel. Deze

was vorige eeuw van groot belang geweest voor Antwerpen, en zal in de 18de

eeuw

een fikse neerwaartse beweging kennen. Van doorslaggevend belang is de periode

1707-1712 geweest. De handel op Spanje werd toen voor de Antwerpse kooplui alles

behalve lucratief. De belangrijkste reden hiervoor is de verlamming van de handel

tussen Spanje en Amerika geweest ten gevolge van de Spaanse successieoorlog.

Ondanks de verliezen die vele Antwerpse kooplui leden in deze periode, was het niet

zomaar vanzelfsprekend de Spanjehandel te laten vallen. Verwoedde pogingen

werden nog door velen ondernomen om onverkochte goederen in Sevilla en Cádiz

aldaar nog verkocht te krijgen. In de jaren van de successieoorlog evolueerde de

Spanjehandel naar een eenrichtingshandel. Het in Spanje gerecupereerde kapitaal

werd in Spaanse of koloniale goederen belegd en zo naar Antwerpen doorgesluisd. In

de omgekeerde richting was zo goed als geen activiteit meer. Geen enkele Antwerpse

handelaar waagde het nog om goederen naar Spanje te zenden78

.

Toen in 1713 de langverwachte vrede aanbrak, kwamen de Spaanse Nederlanden

definitief onder Oostenrijks gezag. Dit betekende de definitieve breuk met Spanje.

Hiermee viel de handel die Spanje, ondanks haar mercantilistische ingesteldheid, goed

had beschermd, in één klap weg. Het zou tot 1720 duren vooraleer de politieke

betrekkingen tussen Spanje en Oostenrijk opnieuw normaal waren. Maar toen was het

al te laat. De concurrentie had niet stilgezeten en had de Antwerpse Spanjehandelaars

naar haar markten gelokt79

.

Wanneer in de jaren twintig de politieke spanningen tussen Spanje en Oostenrijk van

de baan waren, rees er in Antwerpen nieuwe hoop. Maar die hoop was slechts van

korte duur wanneer in 1723 in Cadix eene pragmatique is gepubliceert, daerbij

verboden het draghen van goude en silveren gallonen, oock vlaemsche en fransche

77

Ibid., p. 5 78

Degryse, Karel, De Antwerpse fortuinen..., p. 32-33 79

Ibid., p. 33-34

Page 43: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

24

witte gaeren canten, tensij aen persoonen van edeldom en getituleerde80

. Dit noopte

de Antwerpse Spanjehandelaars tot alternatieve middelen. Karel Degryse

onderscheidde er drie, rechtstreekse smokkelhandel, bodemarijen en beleggingen via

Franse en Engelse tussenpersonen.

De smokkelhandel in Cádiz was geen nieuw verhaal. Reeds sinds de 16de

eeuw

smokkelden buitenlandse handelaars op de haven van Cádiz. Het voordeel hiervan

was dat de zware tollen en rechten die in Cádiz werden geheven konden worden

omzeild en dat men niet langer met tussenpersonen hoefden te werken. Bovendien

waren de winsten aanzienlijk eens een smokkeloperatie was geslaagd. P.J. Cloots

sloeg er bijvoorbeeld in om in het begin van de jaren twintig van de 18de

eeuw voor

zijn drie reizen gemiddeld 83 % winst te maken.

Het tweede alternatief hield het iets langer uit dan het eerste. Het bodemarijcontract is

een Spaans-Amerikaanse beleggingsvorm, ook wel contrat à la grosse fortune de la

mer genoemd, welke haar oorsprong vindt in het tekort aan kapitaal van hoofdzakelijk

de cargadores. Dikwijls konden zulke personen met hun beperkt kapitaal niet op

eigen houtje een handelszaak beginnen. Daarom werd hen geld geleend à la

bodemarie. Daarbij werd de gevraagde som door meer gefortuneerde personen

voorgeschoten tegen een intrest van 30 tot soms zelfs 100%. Deze beleggingsvorm

was weinig risicovol voor de cargador, want wanneer deze door overmacht zijn

lading verloor moest hij niets terug te betalen. Wel droeg hij het commerciële risico.

Bovendien kon het maritieme risico worden verzekerd. Deze beleggingsvorm was

daarom zeer populair in periodes van onzekerheid. Het zou tot 1739, met het

uitbreken van de Engels-Spaanse oorlog, duren dat de bodemarij haar succes kende.

Door de toenemende Engelse dreiging op zee, werd het verzekeren er niet

gemakkelijker op. Deze belegginsvorm moest daarom aan belang inboeten81

.

Het derde en laatste alternatief waarnaar de Antwerpse Spanjehandelaars grepen

waren de beleggingen via Franse en Engelse tussenpersonen. De reden hiervoor was

de toenemende Franse handel op Spanje die in de 17de

eeuw, maar vooral in de 18de

eeuw een hoogtepunt kende. Uiteraard speelt hier de politieke toenadering tussen

beide landen een grote rol. De Engelsen van hun kant slaagden erin om tijdens de

succesieoorlog enkele commerciële toegevingen van Spanje af te dwingen. Dit zorgde

ervoor dat de Angelsaksische handelaars in Spanje sinds 1714 van een bevoorrechte

80

Ibid. 81

Ibid., p. 39-41

Page 44: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

25

positie genoten. Als we weten dat het Vlaamse textiel zwaarder werd belast dan het

Franse of het Engelse, ligt de keuze voor dit alternatief voor de hand82

.

Ondanks deze verwoedde herstellingspogingen, kunnen we in geen geval spreken van

een heropleving van de Antwerpse Spanjehandel in de 18de

eeuw. De rol van

Antwerpen was zo goed als uitgespeeld83

. Noodgedwongen moesten deze

Spanjehandelaars op zoek naar een alternatief. Dit kwam er in de tweede helft van de

18de

eeuw. De nazanten van de 17de

-eeuwse Spanjehandelaars vinden we in de 18de

eeuw vooral terug in de wijn-, laken-, huiden-, en koloniale handel. In de wijnhandel

was het Ferdinand van Pruyssen (1710-1780) die de plak zwaaide als één van de

grootste importeurs84

. De lakenhandel kende vooral succes in de jaren zeventig,

wanneer ook de Spaanse afzetmarkt aan belang herwon85

. Maar vanaf 1785 ging het

bergafwaarts ten gevolge van de Franse bezetting en zal ze volledig van het decor

verdwijnen86

. Deze sector stelde de meeste Antwerpse handelaars te werk87

. De

belangrijkste familie in de lakensector met banden met de vroegere Spanjehandel is de

familie Vermoelens. Daarnaast zijn nog de kanthandelaars Reyns, Lidth de Jeude,

Buyens, weduwe van Eupen, Baudouin, de Claessens, Geerts en Scherpenbergs

belangrijk. Het verschil is dat zij geen banden hadden met de vroegere

Spanjehandel88

.

De handel in Zuid-Amerikaanse en Ierse huiden werd in 1771 volledig gedomineerd

door een vijftal kooplieden die meestal ook in andere branches actief waren: de Wael,

J.P. d’Henssens, J. Van Eersel, H. Heesmans en weduwe Gilbert. De eerste twee

stamden af van succesrijke Spanjehandelaars. De overigen hadden zich meestal pas in

het begin van de 18de

eeuw in Antwerpen gevestigd89

.

Talrijker waren de kooplieden actief in de koloniale handel, d.i. de handel in thee,

koffie en porselein. De belangrijksten onder hen, zoals A.Veydt, Eg. Carolus, N.F.

van Lerius, G. Gilliams, J. Bastijns en J. Van den Bogaert hebben aan deze handel

82

Ibid., p. 42-43 83

Ibid., p. 43 84

Ibid., p. 91 85

Laerhoven, J. Van, De kanthandel te Antwerpen in de 18de eeuw. De firma Van Lidth de Jeude, in

Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant, 54, 1971, p. 173-190.

p. 180 86

Degryse, Karel, De Antwerpse fortuinen..., p. 90 87

Ibid., p. 88 88

Ibid., p. 90 89

Ibid., p. 91- 92

Page 45: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

26

geen groot fortuin overgehouden, behalve Grigis en Pieters. Deze laatste twee

stamden af van handelaarsfamilies die reeds enig kapitaal had kunnen verzamelen90

.

Karel Degryse meent te kunnen besluiten dat sommige sectoren slechts door enkele

kooplieden werden gedomineerd. Deze waren meestal heel wat kapitaalkrachtiger dan

hun collega’s. Opvallend is dat zij bijna allemaal voortkwamen uit koopliedenfamilies

die rond 1700 rijk waren geworden met de Spanjehandel91

.

1.3. Vlaanderen en de internationale handel

De internationale handel van Vlaanderen centreerde zich in de 18de

eeuw rond Gent,

waar de voornaamste handelaars-ondernemers gevestigd waren. Maar ook Oostende

was belangrijk als voornaamste havenstad van zowel Vlaanderen als Brabant. In wat

volgt bespreken we de handelskenmerken van zowel Gent als Oostende en gaan we

dieper in op de internationaal-gerichte Gentse burgerij en bekijken we de Oostendse

havenactiviteiten van dichterbij.

1.3.1. Gent

1.3.1.1. Algemene evoluties op handelsgebied

De Oostenrijkse overheid was Gent goedgezind. Zij deed moeite om het Gentse

commerciële leven weer nieuw leven in te blazen. Een goed voorbeeld hiervan is de

aanleg van de Coupure die op 27 december 1753 officieel werd geopend. Sindsdien

was Gent ook bereikbaar voor zeeschepen92

. Ook de eerdere oprichting van de Gentse

handelskamer in 1729 was een initiatief dat de gemeenschappelijke handelsbelangen

van de Gentse handelaars ten goede was gekomen93

.

Gent is in de 18de

eeuw de belangrijkste lijnwaadmarkt van de hele Zuidelijke

Nederlanden en wat betreft de industriële onderneming was zij een voorbeeldstad

voor de rest van de Nederlanden. Ze zal enkele nieuwe nijverheidstakken introduceren

90

Ibid., p. 92 91

Ibid. 92

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 19 93

Ibid., p. 188

Page 46: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

27

zoals de speelkaartenfabricage, ijzersmederij, vitrioolproductie, suikerraffinaderij,

katoendrukkerij e.a. Deze ontwikkeling zal vooral op het einde van Maria Theresia’s

regeerperiode een hoge vlucht nemen94

. Opmerkelijk is dat de meeste van deze

Gentse industriëlen voordien actief waren als handelaars. Zij investeerden hun

handelswinsten later in de nieuwe industriële bedrijven95

.

Wat betreft haar handelscompetitiviteit was Gent een stad met aanzien. In 1751

werden er te Gent 218 groothandelaars geteld. In 1771 telde men er nog een 140-tal.

Gent was hiermee de derde grootste handelsstad van de Oostenrijkse Nederlanden,

voorafgegaan door Brussel, de eerste en Antwerpen, de tweede96

. We kunnen m.a.w.

spreken van een goed ontwikkelde koopmansstand te Gent. Ook ontwikkelde zich te

Gent een bankwezen maar deze valt in geen geval te vergelijken met Brussel of

Antwerpen die een veel beter ontwikkelde bankiersklasse hadden97

.

De Gentse handel is in de periode van Maria Theresia voornamelijk gericht op Spanje

omdat zij de meest winstgevende handel was. Ook met naburige landen zoals

Frankrijk, de Verenigde Provinciën en Engeland onderhielden de Gentse

groothandelaars intense betrekkingen. Deels hadden ze dit te danken aan hun

geografische positie die hen tot een ideale transithaven maakte tussen Frankrijk en de

Verenigde Provinciën.

Het kapitaal van de gegoede Gentenaars uit de kooplieden- en nijverheidsklasse,

wordt praktisch steeds in gronden geïnvesteerd. Dit was nog steeds de meest veilige

belegging. Daarnaast vloeit het geld ook naar hoeves, landerijen en huizen, maar ook

de aankoop van renten spelen een belangrijke rol. Eerder terughoudend is de

Gentenaar wanneer het om geldbelegging en speculatie gaat. Ook de aankoop van

ambten, meestal die van Schepen, vonden de Gentenaren een waardevolle investering.

Het betreft hier m.a.w. niet-risicovolle investeringen.

De hang naar de adel zoals we het noemen is ook aanwezig bij de Gentse

groothandelaars. Door de aankoop van adellijke titels, een geplande huwelijkspolitiek,

de bewoning van weelderige huizen en het aannemen van een adellijke levensstijl,

poogde de Gentse burgerij zich stilaan in de adelstand te laten opgaan98

.

94

Ibid., p. 188 95

Ibid., p. 189 96

Ibid., p. 23-24 97

Ibid., p. 189 98

Ibid., p. 190

Page 47: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

28

Coppejans-Desmet onderscheidde drie groepen binnen de klasse van de Gentse

handels- en nijverheidsburgerij. Een eerste groep, die van de hoge burgerij, wordt

samengesteld door de families Maelcamp, Soenens, de Potter, Goethals, Morel, de

Coninck, de Wulf, de Loose en Huyttens. Zij zijn het meest toonaangevend op

economisch- en op sociaal gebied. De tweede groep wordt gevormd door de

opkomende krachten of de middenburgerij. Zij zullen erin slagen zich op te werken en

tot de meest vooraanstaande kringen door te dringen. We spreken hier over de

families Schamp, Hamelinck en Clemmen, maar ook Speelman, Poelman, Tricot,

Villiot, e.a. Deze laatste drie families zullen pas in een latere periode opklimmen. De

derde groep is de groep van de kleine burgerij. Zij blinken noch economisch noch

sociaal uit, maar leveren wel hun bijdrage aan het dynamische economische leven van

Gent.

1.3.1.2. De Gentse internationale handel

Het is opvallend hoe groot het aandeel van Spanje in de Gentse internationale handel

is. Zij wordt gevolgd door Engeland, Frankrijk en de Verenigde Provinciën. De

overige gebieden, zoals Portugal, de Oostenrijkse Erflanden, Italië, de Levant, het

Ottomaanse Rijk en het Verre Oosten zijn van mindere betekenis voor de Genste

handel. In de meeste gevallen beperkt de handel van de Gentse kooplui zich niet tot

één enkel land. Hun correspondenten zitten verspreid soms over drie, vier of meer

landen.

Gent is daarnaast een belangrijke tussenhaven wanneer het op handel met de

Verenigde Provinciën aankomt.

De meest voorname exportartikels bestaan uit lijnwaad, katoenen stoffen, kant en

garen, maar ook graan. De geïmporteerde goederen bestaan uit een amalgaam van

verschillende grondstoffen, afgewerkte producten en voedingswaren. Wat de

grondstoffen betreft, voeren de Gentse handelaars voornamelijk goederen in die

rechtstreeks in verband staan met de textielnijverheid, zoals potasse, wol, wedasse,

indigo, cochenille, etc. Voor de marokijnen lederindustrie voeren ze ruwe,

onafgewerkte huiden in en de import van grof zout en suiker diende om aangewend te

worden in zout- en suikerraffinaderijen. Wat betreft de afgewerkte producten

Page 48: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

29

importeerde men voornamelijk luxeproducten, modeartikelen en zijden- en wollen

stoffen. De ingevoerde voedingswaren bestonden hoofdzakelijk uit wijn, maar ook uit

Indische goederen.

Gent kende ten tijde van de regering van Maria Theresia een nieuwe opbloei en

groeide uit tot één van de meest aanzienlijke handelscentra in de Oostelijke

Nederlanden. 99

1.3.1.3. De Gentse handel op Spanje en haar kolonies

In de meeste gevallen is het zo dat de goederen die vanuit Gent naar Spanje gezonden

worden bestemd zijn voor haar overzeese kolonies. Het meest voorname product dat

vanuit Gent naar Spanje werd geëxporteerd was lijnwaad. Enerzijds onderscheidt men

het fijn, anderzijds het grof lijnwaad, maar ook afgewerkt linnen zoals de ‘Brabantse

floretten’, de ‘superfijne Brabantse floretten’ en de ‘Holandas finas’. De belangrijke

rol die lijnwaad speelde in de Gentse Spanjehandel zien we geïllustreerd in haar

terminologie. Voor het gewone groffe lijnwaad, verkrijgbaar in zes verschillende

kwaliteiten, dragen er vijf een zeer specifieke naam, ‘aplomados’, ‘prexsillas’,

‘brabantillos’, ‘brabantes gantes’ en ‘brabantes crudos’. Daarnaast werden ook nog

stoffen zoals camelotten, saaien, Limburgse wollenlakens e.a. uitgevoerd, maar ook

kant en garen en in mindere mate nagels, naalden, was, enz... vonden hun weg naar

Spanje.

Wat betreft de goederen die werden geïmporteerd vanuit Spanje zijn er vijf

belangrijke producten; wol, wijn, olie, zout en zuidervruchten. Deze waren,

voornamelijk de wol, vonden via Gent hun weg naar het Oosten van huidig België, de

grensstreek met West-Duitsland en het Prinsbisdom Luik.

Praktisch gezien handelde de meeste Gentse groothandelaars via Spaanse

tussenpersonen, want voor vreemdelingen is de handel met de Spaanse kolonies niet

toegestaan. Een tweede alternatief om deze Spaanse beschermingsmaatregelen te

omzeilen was de smokkelhandel. De Gentse groothandelaars zullen hier minder aan

mee doen100

.

99

Ibid., p. 40-41 100

Ibid., p. 27-28

Page 49: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

30

Bijna de helft van alle Gentse groothandelaars hadden handelsbetrekkingen met

Spanje en/of haar kolonies. De voornaamste zijn J. en P. Loose, L. Dewulf, G.L.

Schamp, G. Schamp, Goethals, Soenens, de Potter, Carpentier, Peeters, e.a.

De meest van hun voorkomende handelscorrespondenten in Cádiz zijn de volgende;

Raymond l’Eglise, Paulo Caters Woulfs, Casaubon, Nicolas Laughton, Laurentio

Hoys, Ley van Haelen, Thomas Butler, Pierre Bergé, Frans Wailsh, de weduwe Hubin

(of Huwijn), Pieter Guillielmus Joséph Masson en Guillielmus Masé en zoon. De

correspondent Laurentio Hoys, ook wel Lorenzo Hoys genoemd, was een goede

vriend van Cornelio Antonio Beyens. Zij migreerden praktisch tegelijkertijd naar

Cádiz en kenden elkaar al van daarvoor. Of zij later handelbetrekkingen hadden weten

we niet. Hun persoonlijke band zien we bevestigd in het feit dat Lorenzo Hoys als

Cornelio’s getuigen optrad bij diens huwelijk101

. De weduwe Hubin, of Huwijn

hierboven vermeld is een verwante met de familie Beyens sinds het huwelijk van

Cornelio Antonio Beyens met Maria Josefa Huwijn. Later zal deze een handelszaak

oprichten met zijn schoonvader Juan Huwijn, tevens consul van de Vlaamse natie en

commissaris van het Oostendse konvooi102

.

Te Sevilla zijn de voornaamste correspondenten Carlos van de Woestijne, Jacobo

Maelcampo, Juan Baptiste en Francisco van der Wilden, Jean Baptiste Laurent en

Bernar Nuytens, Joséph Sonnet, Francisco de Nicovas en Pieter de Prado. Later zullen

we zien dat deze eerste vier Sevillaanse correspondenten tevens de meest

voorkomende correspondenten zijn van de firma Beyens Hijo y co.

In Puerto Santa Maria is Juan Hogan de meest voorkomende correspondent.

Sommige Gentse kooplui waren ertoe gekomen een bijhuis in Spanje op te richten,

zoals bijvoorbeeld de Schamp’s die te Cádiz de firma Schamp zonen en co (Schamp

Hijos y co) uit de grond stampten. Ook Jacobus Maelcamp had een bijhuis in

Spanje103

.

101

ADC, EM, 22 oktober 1726 102

Ibid. & AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 8 103

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29

Page 50: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

31

1.3.2. Oostende

1.3.2.1. Algemene evoluties

Na de sluiting van de Schelde in 1585 waren de Zuidelijke Nederlanden genoopt een

alternatieve haven te zoeken. Duinkerke en Oostende kwamen hiervoor in

aanmerking. Vooral Duinkerke zal drukbevaren worden. Door de economische boycot

van de Verenigde Provinciën ontwikkelde Duinkerke zich tot een gevreesd

kapersnest. Vooral Hollandse vissers werden hier het slachtoffer van. In 1658 viel

Duinkerke in handen van de Fransen. De Zuidelijke Nederlanden restte m.a.w. enkel

nog Oostende als alternatieve exporthaven104

.

Omdat de Aartshertogen Albrecht en Isabella de aanleg van een kanaalnet hadden

gestimuleerd, kreeg Oostende toegang tot het hinterland en de vrije zee. De eerste

topjaren worden genoteerd in de 1647 en 1648. Echte Cádizvaarders treffen we aan in

1654-1655, maar er moeten er ongetwijfeld al vroeger geweest zijn, vermoedelijk

reeds kort voor 1648. Daarna kent het schepenverkeer te Oostende een dipje (1655-

1660), waarschijnlijk als gevolg van de vijandigheden tussen Frankrijk en

Engeland105

.

De periode die daarop volgt geeft ons meer informatie over de Oostendse

bedrijvigheden. Vanaf het laatste derde van de 17de

eeuw was de scheepvaart vanuit

Oostende zowel op Cádiz, Londen als op Zeeland gericht. Het gebeurde dikwijls dat

de verschillende schepen, althans wanneer men in konvooi vaarde, op de route naar

Cádiz zich afsplitsten en aanmeerden in Biskaje, Portugal, en soms zelfs Gibraltar106

.

In de loop van de 17de

eeuw zou Oostende, parallel met de toename van de Zuid-

Nederlandse Spanjehandel, belangrijker worden. Het feit dat de consul van de

Vlaamse natie eerst te Sevilla en later te Cádiz vanaf 1622 automatisch werd

aangesteld als ‘commissaris van het Oostendse konvooi’, geeft blijk van haar

toegenomen belangrijkheid107

. Ze was onmisbaar geworden voor wat betreft de

Spanjevaart vanuit de Zuidelijke Nederlanden.

104

Everaert, J., De internationale ..., p. 96-97 105

Ibid., p. 98-99 106

Ibid., p. 102 107

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos. Una comunidad mercantil en la ciudad de la

ilustración, Ayuntamiento, Fundación municipal de cultura, Cádiz, 2001, p. 135

Page 51: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

32

Na de Spaanse successieoorlog werd een poging ondernomen tot de herwaardering

van de Vlaamse import en export. In 1722 werd daartoe de Oostendse compagnie

opgericht. Zij zou haar pijlen richten op Azië. Haar hoofdzetel was niet zonder reden

in Antwerpen gevestigd. De Oostendse Compagnie is een Antwerps intiatief en het

verbaast ons niet dat haar grootste kapitaal afkomstig is uit Antwerpen, bijna 2/3 om

precies te zijn. Aanvankelijk boekte ze fixe winsten, totdat de Hollandse en Engelse

concurrenten zich vijandelijk zullen beginnen gedragen.

Een eerste expeditie verliet Oostende in 1715. Nog voor haar officiële oprichting

hadden ruim 35 schepen het sop richting het Oosten gekozen. Elke van deze

expedities vormde een associatie op zich. Hierin is de Antwerpse deelname uitermate

belangrijk108

.

Na de schorsing van de Oostendse Compagnie in 1727 werd een ‘jointe secrète’

aangesteld, bestaande uit vier Antwerpse en één Gentse aandeelhouder. Hiermee

werden vanuit Cádiz vijf schepen naar het Oosten gezonden. Na de afschaffing van de

Oostendse Compagnie is men niet meteen tot haar liquidatie over gegaan. Men hoopte

nog steeds op een toegeving van de Oostenrijkse regering om te mogen herbeginnen.

Maar het mocht niet baten. De uiteindelijke liquidatie vond plaats in 1774109

.

1.3.2.2. Het Oostendse konvooi

a) organisatie van de konvooien

Elk handelskonvooi is samengesteld uit een escorte fregat (convoyer) en enkele

bijsschepen (convoyers). Dit zijn niet uitsluitend oorlogsschepen, ze vervullen ook

een transportrol zoals dat de gewoonte was. Meestal was het konvooi hoog bemand en

waren de nodige vuurwapens aan boord. De tonnenmaat moet ongeveer 250 ton

bedragen hebben, vergelijkbaar met wat een moderne hoogzeetreiler zou vervoeren.

Het aantal konvooischepen dat het escorte fregat zal vergezellen waren er vanaf de

jaren tachtig van de 17de

eeuw meestal twee. Nochtans is haar aantal afhankelijk van

de economisch-politieke conjunctuur. Slechts in zeldzame gevallen kwam het aantal

konvooivaarders tot ons. In 1674 bijvoorbeeld kozen acht schepen samen het sop en

108

Michielsen, Leo, De handel,....p. 104-105 109

Ibid., p. 105

Page 52: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

33

tussen juni en augustus 1689 zelfs veertien. Dit maakte hen weerbaar hetgeen hen een

voordeel bood op de gewone koopvaarders.

Naast het vrachtvervoer werd het Oostendse konvooi ook aangewend voor

troepentransport.

Het gebeurde dikwijls dat de zuidervaart van vader op zoon werd overgedragen. De

bevelhebbers van de convoyers verwierven in enkele gevallen faam tot over de

grenzen heen. Zo was dit bijvoorbeeld het geval met Philips van Maestricht junior in

1689110

.

b) reisduur

De reisduur van het traject Oostende-Cádiz en terug was sterk uiteenlopend. Voor

snelzeilende fregatten kon dit elf dagen duren. Konvooien deden er doorgaans langer

over aangezien de traagste zeiler het ritme bepaalt. Voor hen was twee weken al een

goede prestatie. Maar andere extremen zijn ook gekend, wanneer bijvoorbeeld

stormweer de reis verstoort en het 45 dagen duurt vooraleer het konvooi in Cádiz

aanmeerde. Het gemiddelde ligt tussen drie tot vier weken bij normale

weersomstandigheden.

De thuisreis, het traject Cádiz-Oostende deed er iets langer over, meestal een

gemiddelde van een viertal weken.

In totaal blijven de Oostendse koopvaarders vier en een halve tot vijf en een halve

week uit. Soms kon dat ook een half jaar zijn. Meestal lag dit aan de Amerikavloot die

op zich liet wachten111

.

c) het vaarseizoen

Over het hele jaar zijn er twee hoogseizoenen, lopende van februari tot mei en van juli

tot september. Nochtans wordt de afvaart beïnvloed door nog twee andere factoren, de

trafiek van de Amerikavloten en de stock van Vlaamse textiel. De voorjaarskonvooien

worden ten laatste voor mei aangekondigd, om begin juli het anker te lichten. Zij

waren erop gericht goederen uit Amerika te Cádiz over te laden. De zomerkonvooien

daarentegen worden gedicteerd door de Vlaamse textielwaren. Deze werden meestal

110

Everaert, J., De internationale ..., p. 99-104 111

Ibid., p. 105-108

Page 53: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

34

in de winter geproduceerd, waardoor ze tegen de zomer vanuit zowel Doornik, Rijsel,

Gent, Antwerpen, Valenciennes e.a. steden tot in Oostende raakten. De meeste

konvooien keerden terug tussen mei en november, om de voorjaarsstormen op de

Spaanse kusten te vermijden112

.

Besluit

De dynastiewissel in het begin van de 18de

eeuw waarmee de Zuidelijke Nederlanden

niet meer onder Spaans maar onder Oostenrijks gezag vielen had aanzienlijke

gevolgen voor de handel. De belangrijkste havenstad Antwerpen zag zich

genoodzaakt haar eens zo uitbundige 17de

-eeuwse Spanjehandel in grote mate vaarwel

te zeggen en was genoopt een alternatief te zoeken in de industriële en de financiële

wereld en de kapitaalmarkt. Nochtans zou de vroegere Spanjehandel haar sporen

nalaten. De belangrijkste 18de

-eeuwse Antwerpse handelaars waren in de meeste

gevallen verwant met de vroegere kooplieden op Spanje. Zij erfden hun kapitaal en

waren zo in staat nieuwe handelssectoren te bewandelen. Vooral de wijn-, kant-,

koloniale- en huidenhandel werden toen belangrijk.

De stad Gent zal een andere realiteit kennen. Daar waar de Antwerpse Spanjehandel

ten onder ging, floreerde de Gentse. Haar handelsbetrekkingen met Spanje waren nog

nooit zo actueel geweest, vooral vanaf de tweede helft van de 18de

eeuw. Bovendien

beperkte deze zich niet enkel tot Spanje. Ook andere internationale Europese havens

hadden een nauwere betrekking met Gent. De voornaamste handelssectoren in Gent

waren die van lijnwaad, katoenen stoffen, kant en garen. Vanaf de tweede helft van de

18de

eeuw zal ook de Gentse industrie een vlucht nemen. Meestal was zij gestoeld op

het kapitaal van de lokale groothandelaars.

De rol die Oostende bekleedt is van een geheel andere aard. Als gevolg van de

sluiting van de Schelde in 1585 zal zij zich stilaan ontpoppen tot meest belangrijke

Zuid-Nederlandse haven. Van hieruit voeren vele schepen in opdracht van o.a.

Antwerpse, Gentse, Brusselse, ... handelaars naar zowel Spanje als Engeland en

Holland. De Oostendse konvooivaart was van dermate belang voor de Spanjehandel

dat de Consuls van de Vlaamse Natie in Cádiz en Sevilla er automatisch de leiding

112

Ibid., p. 108-109

Page 54: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

35

over kregen. Haar activiteiten zijn m.a.w. beperkt tot de praktische uitvoering en

zullen daarom een vrij constante bedrijvigheid kennen die enkel kon worden

verstoord door politiek-economische conjuncturen.

Een belangrijke vraag die zich opdringt is hoe de Gentse Spanjehandel t.o.v. de

Antwerpse zich in die penibele omstandigheden wél heeft kunnen handhaven? Het

feit dat Gent de grootste lijnwaadmarkt van de Oostenrijkse Nederlanden was, gaf de

Gentse kooplui waarschijnlijk een voorsprong. Het onderzoek hiervan is nog niet

genuanceerd genoeg, waardoor we eenduidige conclusies voorlopig willen vermijden.

Karel Degryse merkt op dat er nog moet onderzocht worden of deze Gentse kooplui

een rol speelden ook in de productie van het lijnwaad zelf. Zij zouden dan handelaar-

ondernemers zijn, wat hun stabiele Spanjehandel kan verklaren. Afgezien hiervan, is

het duidelijk dat we kunnen spreken van een verschuiving van de Antwerpse

Spanjehandel naar Gent.

Wat betreft de Vlaamse en Brabantse burgerij, zijn er nauwelijks verschillen op te

merken. Een eerste trend die opvalt, is de adellijke levensstijl die vele groothandelaars

zullen aannemen. Sommigen sloegen er ook in effectief tot de adelstand verheven te

worden. Zowel in Gent als in Antwerpen is deze tendens sterk aanwezig. Daarnaast is

het opvallend hoe de Zuid-Nederlandse groothandelaars hun kapitaal investeren in

vooral niet-risicodragende beleggingen, zoals gronden, hoeven, buitenverblijven, ...

Tot slot is het opmerkelijk hoe de verwevenheid van de handel met de familie sinds

de 17de

eeuw constant zal blijven in de 18de

eeuw.

Page 55: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

36

Hoofdstuk II : West-Andalusië en de handel

2.1. De Andalusische maatschappij

2.1.1. Een rurale maatschappij

De Andalusische maatschappij heeft een overwegend ruraal karakter. Haar sociale

structuur bestaat voornamelijk uit kleine groepjes grondbezitters, een grote groep

dagloners met weinig middelen en een beperkte burgerij. De Andalusische stedelijke

omgeving is ook op deze landelijke cultuur gericht. Overwegend zien we de

aanwezigheid van landadel aldaar en de gebouwen staan meestal in functie van de

bescherming van de gewassen en landbouwerktuigen. Deze rurale kenmerken staan in

sterk contrast met de wereld van Cádiz113

.

2.1.2. Cádiz als uitzondering op de regel

Cádiz in de 18de

eeuw is een stad met uitstraling. Alle reizigers en bezoekers

beschrijven haar als een uitbundige, rijke, elegante, cosmopoliete, culturele... stad.

Een franse handelaar verbonden met de stad Cádiz stelt vast in 1788 dat de inwoners

van Cádiz diegene zijn die de modetrends zowel in Spanje als in de Amerikaanse

kolonies bepalen.

Deze uitstraling laat zich voelen in tal van verwezenlijkingen die zich in de 18de

eeuw

hadden voorgedaan. In 1722 begon men aan de bouw van een nieuwe kathedraal, veel

uitbundiger en rijker dan de oude. De oude kerken worden vernieuwd en verrijkt met

verschillende soorten kunstwerken, terwijl andere voor het eerst worden opgericht

zoals San José, El Carmen, San Pablo, la Pastora,...Twee toonaangevende kustenaars,

de schilder Goya en de muzikant Haydn werkten voor de kerk del Rosario en de Santa

Cueva, opgericht door de Marques de Valde-Iñigo. Met deze laatste zal Lorenzo, lid

van de familie Beyens contacten hebben (zie verder).

Maar de tekenen van pracht beperken zich niet enkel tot religieuze elementen.

Talrijke stedelijke bouwwerken worden in de 18de

eeuw verwezenlijkt: el Hospicio, la

Casa de Viudas, la Casa de los Cuatro Torres, el Torre Tavira,... Nieuwe wijken

113

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico....p. 37

Page 56: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

37

worden geboren, zoals ‘San José’ en ‘San Carlos’, terwijl anderen zoals de wijk ‘de la

Viña’ wordt vervoledigd.

Daarnaast ontstonden ook wetenschappelijke instellingen, zoals het ‘Real Colegio de

Cirugía de la Armada’ en het ‘Observatorio de Marina’ hetwelke later naar San

Fernando zal overgeplaatst.

Cádiz wordt gekenmerkt door een werelds en sociaal klimaat dat verschillende

culturen en wetenschappen bijeen brengt.

Maar wat zijn de redenen van haar bloei? Zonder twijfel is dit de handel, die in grote

mate is verbonden met de Spaanse-Amerikaanse kolonies en als gevolg hiervan, met

Europa in het algemeen, alsook met het Iberische schiereiland zelf en het Magreb-

gebied114

.

2.2. De Gaditaanse handelswereld

2.2.1. De creatie van Cádiz als metropool

2.2.1.1. De praktische voordelen van de Cádizbaai

Sevilla was steeds de hoofdstad van Andalusië geweest en verkreeg daarom ook het

monopolie op de Spaanse handel met de Nieuwe Wereld. Desalniettemin zal ze haar

rol in de loop van de eeuwen beetje bij beetje moeten afstaan aan Cádiz115

.

Een van de belangrijkste troeven die Cádiz bezat was haar gunstige geografische

ligging116

. Gelegen tussen de staat van Gibraltar en de Spaanse grens met Portugal,

werd de stad gebouwd op een rotsplateau dat oorspronkelijk een eiland vormde. Cádiz

was verbonden met het platteland door een smalle strook van ongeveer 8 km. Deze

strook scheidde de Atlantische oceaan met de baai van Cádiz. Deze baai bood een

geschikte aanlegplaats voor schepen, hoewel toch de havens Puerto Real en Santa

Maria, gelegen aan de kant van het vasteland van de baai, een betere infrastructuur

boden117

. Bovendien bood deze baai meer gelegenheid tot smokkelhandel, een

114

Ibid., p. 37-38 115

Everaert, J., De internationale en koloniale handel …, pp. 168-169 116

Chaunu, Séville et l’Atlantique (1504-1650), Parijs, 1955-1960, dl. 4, p. 322 117

Everaert, J., De internationale en koloniale handel ..., pp. 10-13

Page 57: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

38

gegeven dat menig handelaar aansprak118

. Cádiz was daarnaast de laatste halte op de

route naar Afrika en de laatste Europese haven waarlangs de schepen die op Azië

voeren passeerden. Door de nabijheid van de Straat van Gibraltar was ook alle

zeeverkeer van en naar de Middellandse Zee verplicht langs Cádiz te varen. Als

belangrijke tussenstop voor verschillende zeeroutes kon men vanuit Cádiz

gemakkelijker de internationale handel controleren119

.

Sevilla moest geografisch gezien inboeten. De Guadalquivir waardoor de schepen

moesten varen om tot Sevilla te komen, verzandde regelmatig en had een gevaarlijke

monding. Maar ook financieel bood Cádiz voordeel. Daar werden slechts 7,5%

tolrechten gehoffen, terwijl men in Sevilla er 19% moest betalen. Deze tolrechten

stegen zelfs tot 33% in het derde kwart van de 17de

eeuw120

.

2.2.1.2. Sevilla onttroond

De Spaanse kroon had zich ervan verzekerd dat de schatten die ze uit Amerika

aanvoerde in eigen land zouden blijven. Door Sevilla het monopolie van de handel op

de Nieuwe Wereld toe te kennen, was het voor buitenlanders enkel mogelijk om via

tussenpersonen die het statuut van genaturaliseerde Spanjaard droegen met deze

nieuwe kolonies te handelen121

.

Sevilla zou al snel moeten inboeten t.o.v. Cádiz. Reeds vanaf 1508 verkreeg deze

laatste stad de toelating om koopwaar met bestemming in Amerika in Cádiz in te

laden. In 1536 werd in Cádiz een bijhuis opgericht van de Casa de la Contratación,

een overheidsinstelling die de controle op de koloniale handel uitvoerde. In 1580

mochten de kooplui van Sevilla de in Cádiz ingelade lading zelf bepalen. Zeventien

jaar later werd de Gaditanen de toestemming verleend om een derde van de totale

lading in de schepen naar Amerika voor hun rekening te nemen. De Sevillaanse

handelaars waren ontevreden en dwongen een aantal maatregelen af. Zo werd

onderandere de Gaditaanse douane afgeschaft en werd het bijhuis van de Casa de la

Contratación in haar functie ontkracht122

. Deze laatste werd echter in 1679 opnieuw te

118

Ibid., pp. 190-191 119

Crespo Solana, Ana, Cádiz, flandes y la república holandesa: burguesía mercantil y comercio,

1713-1778, Cádiz, U.C. (onuitgegeven doctoraatsverhandeling), 1999, p. 2 120

Ruiz Rivera, J. & García Bernal, M.C., Cargadores a Indias, Madrid, Mapfre, 1992, p. 212 121

Everaert, J., De internationale en koloniale handel..., pp. 168-169 122

García-Baquero González, A., Comercio y burguesía mercantil en Cádiz de la Carrera de Indias,

Cádiz, Lipper, 1991, p. 33

Page 58: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

39

Cádiz geïnstalleerd. Cádiz werd nu definitief het vertrekpunt van de schepen die op

Amerika voeren123

. In 1717 werd de officiële overname van het monopolie door

Cádiz bevestigd door de overplaatsing van het Casa de la Contratación van Sevilla

naar Cádiz124

.

De werkelijke situatie zag er anders uit dan de officiële. Ten laatste vanaf 1650 kwam

men van Sevilla naar Cádiz om ladingen te financieren en te verzekeren. De handel

was toen nog in handen van Sevillanen, maar had plaats in Cádiz125

.

2.2.2. Het Gaditaanse monopolie

Nu Cádiz het monopolie had verkregen golden hier een aantal restricties. De

Amerikahandel was in theorie enkel gereserveerd voor onderdanen van de Spaanse

koning, of diegene waarvan de ouders en grootouders waren geboren in de

koninkrijken van Castillië, León en Navarra. Deze personen werden ‘naturales’

genoemd. Op 14 augustus 1620 kwam daar verandering in. Er werd via een koninklijk

besluit meegedeeld dat de kinderen van buitenlanders die minimum tien jaar in Spanje

hadden gewoond toch konden genaturaliseerd worden. Deze maatregel is een

versoepeling in de protectionistische houding van Spanje en zal het buitenlandse

handelaars iets gemakkelijker maken om te handelen op haar Amerikaanse

kolonies126

. Maar veel soepeler zou de Spaanse monarchie zich niet meer opstellen.

Zelfs met de dynastiewissel van de Bourbons werden deze restricties geenszins

aangepast, integendeel, ze werden strikter opgevolgd127

. De regering van Filip V

verbood uitdrukkelijk de migratie van buitenlanders naar de Amerikaanse kolonies en

beval de uitwijzing van de buitenlanders die illegaal waren geïmmigreerd.

In de periode waarin Cádiz het effectieve monopolie bezat, van 1717 tot 1765,

slaagde ze erin 85% van het totaal van de officiële handel op de overzeese gebieden

123

García Fuentes, L., El comercio español con América, 1650-1700, Sevilla, Diputación Provincial de

Sevilla, 1980, pp. 55-56 124

Everaert, J., De internationale en koloniale handel ..., pp. 188 125

Bustos Rodríguez, Manuel, La burguesía mercantil en el Cádiz del siglo XVII: origen, nombres y

estructura, in: Homenaje a Antonio de Bethencourt Massieu, Las Palmas de Gran Canaria, 1996, pp.

318-319. 126

García-Baquero González, Antonio, Cádiz y el Atlántico (1717-1778). El comercio colonial español

bajo el monopolio gaditano, Escuela de estudios hispano-americanos de Sevilla, Sevilla, 1976, dl. I, p.

98 127

Ibid., p. 114-115

Page 59: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

40

voor zich te houden. De overige 15% werd ingevuld door de haven van San Sebastián,

in het Baskenland en enkele Spaanse tussenhavens128

. Cádiz was er m.a.w. in grote

mate in geslaagd haar positie als monopoliestad te handhaven. Na de eerste

publicaties omtrent de vrijhandel op de Amerikaanse kolonies in 1765 en de

definitieve uitvaardiging van de vrijhandel op Amerika in 1778, verloor Cádiz haar

privilegies. In de praktijk had dit een minimale impact op de Gaditaanse handel. In

1788, tien jaar na de uitvaardiging van het decreet van vrijhandel, had Cádiz nog 72%

van de handel op Amerika in handen129

.

Ondanks de verwoedde pogingen van Filips V om het Spaanse en Gaditaanse

monopolie in stand te houden, was ze toch kwetsbaar. Antonio García-Baquero

Gonzáles onderscheidde drie elementen die deze monopoliepositie in het gedrang

brachten; de geprivilegieerde firma’s, de vergunningen en de naturalisaties. De creatie

van geprivilegieerde firma’s was een nieuw gegeven in de 18de

eeuw en had enkel

impact op het Gaditaanse monopolie. Deze firma’s maakten het mogelijk om ook via

andere Spaanse havens op Amerika te handelen. De vergunningen en de

naturalisaties, erfenis van de vorige eeuw, hadden een totaaleffect op het Spaanse

monopolie. Deze maatregelen lieten toe dat buitenlanders op Amerika konden

handelen. Het alleenrecht van de Spaanse onderdanen werd hiermee ondermijnd130

.

2.2.3. De handelsmaatschappij te Cádiz

2.2.3.1. Demografie en handel

a) bevolking

Niet enkel in de 18de

eeuw, maar ook in de 16de

, 17de

eeuw bestond de Gaditaanse

bevolking bijna uitsluitend uit handelaars131

. Vooral sinds Cádiz officieel het

monopolie bezat, kwamen vele mensen er hun geluk zoeken. Het waren personen

afkomstig uit de provincie Cádiz, uit de rest van Andalusië en Spanje maar ook uit

128

Ibid., p. 111 129

Ibid., p. 114 130

Ibid., p. 132-133 131

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico,...p .71

Page 60: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

41

andere landen132

. Deze permanente migratiestroom zou haar stempel drukken op het

demografische patroon van Cádiz. Haar bevolking bestond uit vele jonge personen en

personen die er voor korte periodes verbleven. Dit had zichtbare gevolgen voor de

stad. Er moest voorzien worden in de opvang van dit soort bevolking. In de meeste

gevallen gebeurde dat in de woning van landgenoten of familieleden, maar dit was

niet altijd zo het geval. Daarom voorzag Cádiz in voldoende verblijfplaatsen zoals

pensionnetjes, gedeelde woningen en herbergen.

Daarnaast brachten deze golven aan migranten een sfeer van multiculturaliteit, maar

ook linguïstische en etno-religieuze varieteit met zich mee133

.

Het is een moeilijke opdracht om te bepalen in welke mate de handelaars in Cádiz

haar demografie bepaalden. Daarvoor schieten de bronnen tekort. De reden hiervoor

is dat veel handel clandestien gebeurde134

. Toch beweert Manuel Bustos Rodríguez

dat de demografische groeiperioden in grote mate kunnen gelijkgesteld worden met

een toename van de handelaars in Cádiz. In de eerste helft van de 17de

eeuw steeg de

bevolking tot 15.000 tot 16.000 inwoners. In de tweede helft steeg ze tot 18.000 tot

19.000, met een versnellingsperiode tussen 1660 en 1695 waarin ze met ongeveer

17.500 inwoners toenam. Op het einde van de 17de

eeuw spreken we m.a.w. van een

bevolkingscijfer van 32.500 inwoners. In de 18de

eeuw zal dit cijfer verder groeien.

Rond 1710 spreken we van 34.500 inwoners, rond 1730 van 50.000, rond 1730 van

60.000 en in 1791 van 77.500. De toename van de handel op Amerika lijkt parallel te

lopen met deze bevolkingtoename135

.

b) ruimtelijke eigenschappen

De wijken die de meerderheid van groothandelaars verbonden met de handel op

Amerika verkozen, kunnen we in 1773 situeren rond de Calle del Rosario, inclusief de

Calle de San Francisco, lopende tot La Plaza Candelaria en La Plaza de Nuestra

Señora de las Angustias. Ook in de wijk Ave María, San Antonio en el Pilar hadden

zich een reeks handelaars op Amerika gevestigd. Deze wijken zijn goed voor de

huisvesting van een 68% van de handelaars op Amerika.

132

Ibid., p. 73 133

Ibid., p. 74 134

Ibid., p. 75 135

Ibid., p.78-79

Page 61: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

42

De dagloners, ambachtslui en de armere bevolking groepeerden zich hoofdzakelijk in

de wijken La Merced, San Roque, Santiago, Santa Cruz, Capuchinos, San Lorenzo,

La Viña en Nuevo Mundo136

.

2.2.3.2. De Gaditaanse burgerij

a) een heterogene, flexibele en verweven gemeenschap

De sociale groep van de burgerij is alles behalve een homogene groep. Hieronder

worden zowel groot- als kleinhandelaars, kooplieden, agenten, makelaars, winkeliers,

etc. begrepen. Ook vanuit herkomstperspectief, is de burgerij een heterogene groep.

Vooral in Cádiz trof men een breede waaier van zowel buitenlandse als binnenlandse

kooplieden aan137

. Één van de fundamentele karakteristieken van Gaditaanse burgerij

is haar flexibiliteit, of haar capaciteit om zich aan te passen aan verschillende soorten

handelsactiviteiten138

. Deze mercantiele groep zal niet alleen verbonden zijn door een

gedeelde interesse in de handel, maar ook door familiale en religieuze banden, als

door de gemeenschappelijke afkomst139

.

136

Ibid., p. 92 137

García-Baquero González, Comercio y burguesía …, p. 70 138

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico....p. 125 139

Ibid., p. 123

Page 62: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

43

de wijken in Cádiz in de 18de

eeuw volgens Pila Ruiz-Nieto Guerrero

Page 63: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

44

b) de mercantiele elite

Met de mercantiele elite worden de leden van de hoge burgerij bedoeld. Dit zijn de

groothandelaars actief in de handel op Amerika. In de 18de

eeuw werd haar aantal te

Cádiz geschat op een 15% van de Gaditaanse bevolking. Hierbij werden geen

vrouwen gerekend. García-Baquero stelde vast dat het aantal groothandelaars in Cádiz

doorheen de 18de

eeuw evolueerde van een 200 tot 500. Dit cijfer is zeer hoog in

vergelijking met andere Spaanse steden uit dezelfde periode. Iets meer dan de helft

hiervan was geboren op Spaans grondgebied: 289 tussen 1749 en 1752; 218 in 1762

en 422 in 1771. Het gewicht van de buitenlandse Amerikahandelaars in Cádiz was

m.a.w. enorm140

.

De Spaanse Amerikahandelaars in Cádiz verenigden zich in het ‘Consulado de

cargadores’, ook wel de ‘Universidad de Cargadores’ genoemd. Met cargadores

wordt voor alle duidelijkheid verwezen naar handelaars actief in de handel op

Amerika. Daarnaast verenigden ze zich nog in een ander lichaam, nauw verbonden

met die van de cargadores, de ‘Universidad de Mareantes’. Nochtans werd er voor de

eerste helft van de 18de

eeuw maar één individu gevonden ingeschreven als cargador.

In de tweede helft zijn dat er vijf. Een verklaring hiervoor kan zijn dat niet alle

Spanjaarden ingeschreven waren, of dat de meeste wel in Sevilla ingeschreven

stonden, maar niet in Cádiz. De studies hiervan zijn nog onvoldoende toereikend.

Deze groep wordt aangevuld met een aanzienlijk percentage van jenízaros. Dit zijn de

kinderen van buitenlandse handelaars, geboren in Spanje. Het betreft hier een totaal

van 89 handelaars. Deze werden geteld in de periodes 1740-1770 en 1790-1814. In de

jaren 70 en 80 schreef geen enkele jenízaro zich in. Hun relatie met het Consulaat was

minder goed. De taak van het Consulaat bestond er voornamelijk in om de privilegies

van de Spanjaarden te verdedigen. De jenízaros werden daarom soms moedwillig uit

deze groep van cargadores geweerd141

.

Als we kijken naar de herkomst van de Spaanse handelaars in Cádiz, wordt het

duidelijk dat bepaalde regio’s de bovenhand namen. De meerderheid is afkomstig uit

Andalusië (43,5%) waaronder vele Gaditanen. Zij worden gevolgd door personen uit

het Baskenland (14,7%), uit Castillië (8,6%), Santander (7,8%), Navarra (6,8%),

Galicië (5,4%), La Rioja (4,6%), Catalonië (4,5%), Asturië (1,4%), het oude

140

García-Baquero González, Comercio y burguesía …, p. 74-75 en 84. 141

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico....p. 133-134

Page 64: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

45

koninkrijk Valencia en Aragon (0,7%), Extremadura (0,6%), Murcië (0,3%) en de

Canarische eilanden en Mallorca met een minimaal percentage. Desalniettemin

overheersen de Gaditanen geboren in Cádiz met een percentage van 31,3%. Uiteraard

was deze groep voor een belangrijk deel samengesteld uit kinderen van Spanjaarden

uit andere zones en jenízaros. Algemeen blijkt dat de herkomst van de Spanjaarden in

Cádiz van zeer uiteenlopende aard is142

.

De groep van de buitenlandse groothandelaars in Cádiz zal doorheen de 18de

eeuw

toenemen. In het midden van deze eeuw kende deze groep 244 leden. Als we deze

vergelijken met die van de Spanjaarden in Cádiz, 285 in totaal, dan komen we tot een

verhouding van 46,12% buitenlanders t.o.v. 54% Spanjaarden. In 1773 waren de

buitenlandse groothandelaars toegenomen met 174, hetgeen maakt dat ze in dat jaar

met en totaal van 418 waren. Dit impliceert een stijging van 41,7% t.o.v. het midden

van de 18de

eeuw. Deze toename loopt parallel met de toename van de mercantiele

activiteiten tijdens diezelfde periode. Dit aantal bleef stijgen en bedroeg in 1791 een

totaal van 489 individuen. Deze stijging (die van 1773 tot 1791) is minder fors

(14,5%) dan de vorige omdat het over een kortere periode gaat. Van deze 489 zijn er

294 (goed voor 60%) die voor bepaalde periodes in Cádiz verbleven en er geen

permanente verblijfplaats hadden. Zeer opvallend is de verhouding van de

buitenlanders t.o.v. de Spanjaarden. Doorheen heel de 18de

eeuw is die verhouding

praktisch in evenwicht. De Spanjaarden zaten steeds net boven de 50% en de

buitenlanders steeds net onder de 50%. De vraag is of deze verhouding aan de

werkelijkheid beantwoordt143

. Een berekening gemaakt op basis van de notariële

bronnen veronderstelt een totaal van 551 groothandelaars verblijvend te Cádiz in de

18de

eeuw, waarvan ongeveer 84% Spanjaarden zijn en de rest buitenlanders. Deze

resultaten spreken de voorgaanden tegen. Maar als we weten dat dit laatste onderzoek

hoofdzakelijk voor de periode van de tweede helft van de 18de

eeuw is gemaakt en dat

de buitenlanders die in hun land van herkomst hun testament lieten opstellen niet

werden meegerekend, ligt de waarheid waarschijnlijk ergens in het midden.

Belangrijker dan deze ambigue numerieke interpretatie is de economische verhouding

tussen de Spanjaarden en de buitenlanders. Hoeveel gewicht legde elke van deze

groep in de schaal? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we ons bewust

142

Ibid., p. 134-135 143

Ibid., p. 138-139

Page 65: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

46

zijn van de interne verschillen tussen de buitenlanders. Algemeen gezien genoten de

buitenlanders die onderdanen waren van de Spaanse kroon (het geval van de

Vlamingen), die die afkomstig waren uit bondgenootstaten (het geval van de

Genuezen en de Fransen vanaf 1713) en die die katholiek waren (de Ieren) van een

betere positie t.o.v. de Spaanse vorst. Velen van hen wendden dit privilegie op een

vruchtbare manier aan. Uiteraard was ook de economische toestand waarin hun

moederland verkeerde bepalend voor hun economisch succes. Met betrekking tot de

economische betekenis, spant Frankrijk de kroon, gevolgd door de Italianen, de

Vlamingen, de Hollanders, de Ieren, de Engelsen, de Duitsers en de Portugezen. De

overige buitenlanders zijn van minder grote betekenis144

.

Het is duidelijk dat de groothandel en de handel op Amerika de motor is die Cádiz

doet draaien. Maar deze groothandelaars waren ook actief op andere gebieden. In de

eerste plaats zijn er de activiteiten die rechtstreeks met de handel verbonden zijn. In

vele gevallen was de groothandelaar ook boekhouder, schrijver, kasbeheerder,

ontvanger, correspondent, administrator van onroerende goederen, advocaat, etc.

Maar ook beroepen die niet rechtstreeks met de handel in contact staan werden

gebezigd door deze groothandelaars. Een aanzienlijke groep slaagde erin functies aan

de stad van Cádiz te bemachtigen145

. Een voorbeeld hiervan vinden we in de persoon

Lorenzo van de familie Beyens. Deze sloeg erin om in 1778 de functie van Síndico

Personero, verdediger van de volksbelangen, aan de stad Cádiz te bemachtigen146

.

c) de handelaars en hun families

Over het algemeen vertoonde het Gaditaanse familiemodel, dat van een uitgebreide

familie, geen afwijkingen t.o.v. het Andalusische of Spaanse model. Ouders woonden

samen met dochter of zoon en het gebeurde dat ook de grootouders, tantes en ooms en

soms het huispersoneel mee inwoonde. De Gaditaanse familie is m.a.w. een

uitgebreide familie. Meestal is het zo dat de families in dezelfde wijk bleven wonen.

In sommige gevallen verbleven ze in het voorouderlijke huis. Pas gehuwde koppels

woonden in bij hun ouders of niet ver daar vandaan. Het gebeurde dikwijls dat de

144

Ibid., p. 140-142 145

Ibid., p. 128-130 146

AMC, Acta Capitular 1778, 4v.

Page 66: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

47

schoonzoon werd ingeschakeld in de schoonouderlijke familiezaak. Omdat deze

meestal in het schoonouderlijke huis was gevestigd, verbleef hij daar, meestal

tijdelijk, soms ook voor lang.

Meestal werd het Gaditaanse huis door de vrouwelijke familieleden onderhouden.

Naast moeder en dochter gebeurde het vaak dat ook de nichten mee instonden voor

het huishouden. Hierdoor vergrootten ze de kans dat hun oom hen met een bruidsschat

zou begiftigen. Maar ook de schoonmoeder, schoondochters, tantes en aangetrouwde

nichten frequenteerden het huis. In sommige gevallen verbleef er ook het

dienstpersoneel.

Omdat in vele gevallen de zetel van de handelszaak was gevestigd in het ouderlijke

huis, waren de werknemende handelaars ook vaak van de partij. In 7% van de

gevallen zijn zij zeer vertrouwd met de familie en woonden soms ook permanent in147

.

De aanwezigheid van dienstpersoneel was niet bepaald een uitzondering. De

lucratieve handel in Cádiz zorgde ervoor dat velen naar deze stad trokken op zoek

naar werk, waardoor dit werk zonder problemen kon ingevuld worden. In de huizen

van de Gaditaanse burgerij werkt vaak een amalgaam van dienstpersoneel. Het gaat

hier om opvoedsters, dienstmeiden, butlers, lakeien, jonge knechten, koks, portiers,

chauffeurs, stalwachters, slaven... Hierin herkennen we de drang om zich de modus

vivendi van de adel eigen te maken. Iets meer dan 62% van de groothandelaars in

1773 had minstens één huishulp in dienst. Het gemiddelde schommelt rond de 2,24.

Bij de buitenlanders was dit iets meer, 2,46. Slaven waren bovendien goed

ingeburgerd. Zij waren een teken van sociale status en hielpen mee in het huishouden

of werkten als lakei148

.

De groothandelaarfamilie bood in vele gevallen ook onderdak aan doorreizende of net

aangekomen buitenlandse handelaars. Meestal ging het om verwante personen of

kennissen van de familie in het moederland. Op deze manier werden netwerken van

families en kennissen gecreëerd die ook voor de handelsactiviteit konden worden

aangewend149

.

147

Fernández Pérez, Paloma, El rostro familiar de la metrópoli. Redes de parentesco y lazos

mercantieles en Cádiz, 1700-1812, Siglo veintiuno editores, Madrid, 1997, pp. 140-142 148

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico,....pp. 205-208 149

Ibid., pp. 201-205

Page 67: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

48

d) huwelijksstrategieën

De jonge aspirant-handelaar had in de meeste gevallen te kampen met een tekort aan

kapitaal om op zichzelf een handelszaak te beginnen. Omdat hij nog jong was, was

het bovendien moeilijk ergens krediet te krijgen en om contacten te leggen in de

handelswereld. Dikwijls vond deze zijn weg als secretaris of als administrator. Zo kon

hij toch een beetje sparen. De volgende stap was die van een goed huwelijk, met de

nodige economische voordelen hieraan verbonden. Daarom was het voor hem zeer

belangrijk de juiste vrouw te kiezen, diegene die hem de meeste mogelijkheden kon

bieden. Om die reden was de status van de familie van zijn toekomstige vrouw van

groot belang. Voor de toekomstige vrouw was het allerbelangrijkste dat haar man zijn

beloftes hield en zich volledig zou toewijden.

Naast de bruidsschat die de aspirant-handelaar kon bekomen, kon hij bij een goed

huwelijk dikwijls rekenen op een krediet van zijn schoonvader wanneer hij effectief

een handelszaak wou beginnen. Dit krediet of deze lening kon ook bestaan uit een

reeks handelswaren die hij moest aanwenden, of eventueel een boot. Ook gebeurde

het dat hij een functie kreeg in de handelszaak van zijn schoonvader. Daarnaast

gebeurde het vaak dat deze aspirant-handelaar huwde met de dochter van de patroon

van de handelszaak waar hij werkte. Op deze manier vloeide de bruidsschat en het

krediet die zijn nieuwe schoonvader hem toestak terug naar diens handelszaak.

Meestal was deze huwelijkspolitiek op voorhand gepland door de voorouders. Het

gebeurde veel dat jonge handelaars huwden binnen dezelfde ‘handelsnatie’ en

dezelfde sociale groep, omwille van sociale en economische redenen150

. Een

voorbeeld hiervan vinden we in de familie Beyens. Cornelio Antonio Beyens werd

door zijn oom Cornelio Beyens Torrekens in de Gaditaanse handel geïntroduceerd.

Deze laatste had nog in Vlaanderen, meerbepaald Brugge, contacten met de familie

Huwijn151

. Deze welgestelde Vlaamse handelsfamilie verbleef in Cádiz. Nadat

Cornelio Antonio Beyens met zijn oom een handelszaak had opgericht in 1723152

, zou

hij drie jaar later huwen met een van de dochters van Juan Huwijn, de kennis van zijn

oom153

. Zijn huwelijk met Maria Josefa Huwijn was er een binnen dezelfde sociale

kring. De familie Huwijn was bovendien door het huwelijk van Juan Huwijn met

150

Fernández Pérez, Paloma, El rostro familiar …, pp. 147-154 en 176-177 151

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos….., p. 192. 152

AHPC, prot. not., CA 1586, Compañía, fol. 650-658 153

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 258vta

Page 68: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

49

Maria Flora Hercq – tevens een familie uit dezelfde socio-professionele kring – tot

een welgestelde familie uitgegroeid, waardoor ook Cornelio Antonio zich geen zorgen

meer hoefde te maken over zijn financiële toestand. Door dit huwelijk sloeg Cornelio

Antonio er bovendien in zijn sociaal prestige een opwaartse wending te geven. Hij

erfde namelijk de titel van Consul van de Vlaamse en Duiste natie en Commissaris

van het Oostendse Konvooi van zijn schoonvader Juan Huwijn154

. Cornelio Antonio’s

huwelijksstrategie had zijn vruchten afgeworpen.

In het Cádiz van de 18de

eeuw was het geen taboe om met een verwant iemand te

huwen. Zo poogde men bepaalde economische of mercantiele belangen te

conserveren155

. Een uitgesproken voorbeeld hiervan is het huwelijk van Lorenzo

Beyens en Maria de Belén Beyens. Zij waren neef en nicht, verwant in de derde

graad. Lorenzo was op de moment van hun huwelijk, 3 januari 1759, dertig jaar oud,

terwijl zijn nicht en toekomstige vrouw net zestien was geworden156

. Door hun

huwelijk werd het kapitaal van de twee verschillende takken van de familie Beyens

samengebracht. Lorenzo en Maria plukten hier gretig de vruchten van. Lorenzo kreeg

verscheidene titels toegewezen zoals die van Conde de Villamar, grootmeester van de

Maestranza van Valencia en werd toegelaten tot de ridderorde van Karel III van

Spanje.

e) de hoge burgerij en de adelstand

De toename van de machtige klasse van de burgerij in verschillende Gaditaanse

havens had als gevolg dat de compatibiliteit van deze met die van de klasse van de

adel soepeler werd. Deze evolutie die vooral in de 17de

eeuw steeds meer actueel

wordt, wordt slechts door weinigen ontkend. Toch is zij geen louter Andalusisch

fenomeen. Reeds sinds de Oudheid en de Renaissance is deze tendens reeds

aanwezig157

. Volgens de adellijke gedragscode was het niet toegestaan oficios viles, of

oneerbare beroepen uit te oefenen. Dit zou de leden van die klasse onteren en maakte

dat zij hun adellijke titel niet waardig waren. Stilaan groeide het besef dat de feodale

maatschappij nooit had kunnen ontwikkelen tot de ‘moderne’ maatschappij die ze nu

154

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... , p. 215 155

Fernández Pérez, Paloma, El rostro familiar…, p. 107 en 185 156

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 20 157

Domínguez Ortiz, Antonio, Comercio y blasones. Concesiones de habitos de ordenes militares a

miembros del consulado en Sevilla en el siglo XVII, in; Anuario de Estudios Americanos, 33 (1976), p.

217

Page 69: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

50

was zonder de inbreng van de burgerij. Groothandelaars werden steeds meer

compatibel met de adelstand, terwijl kleinhandelaars in de ogen van de tijdsgenoot

nog steeds een ‘denigrerend’ beroep uitoefenden158

.

Cádiz was in de eerste plaats een handelsstad die werd overspoeld door handelaars en

andere personen van vele binnenlandse en buitenlandse gebieden. Om deze reden

verwacht men niet meteen een grote groep edellieden aan te treffen. Toch is de

tendens van de veradellijking van de hoge burgerij ook daar zichtbaar. Op het einde

van de 16de

eeuw schat Abreu dat er niet meer dan zes of zeven families van de oude

adel – ook wel noblesse dépée of zwaardadel genoemd – zijn159

. Een eeuw later begon

de adelstand in Cádiz zich uit te breiden. Sindsdien verkregen enkel de meest

welgestelde families in Cádiz een titel of kochten zelf een hábito van één van de vier

militaire ordes. Voor de 18de

eeuw werden er een vijftigtal titels vastgesteld, waarvan

allen lijken te zijn toegewezen in de tijd van Karel II van Spanje160

.

Sommige van deze edellieden trokken zich terug op het platteland, terwijl anderen,

meestal schepenen, hun titel aanwendden om deel te kunnen nemen aan het

stadsbestuur. De handelaars poogden door het verkrijgen van een adellijke titel in de

gunst te staan bij de koning om zo hun handel veilig te stellen161

.

Rond 1675 nam de tendens tot veradellijking in Cádiz toe. Onder hen vinden we

enkele namen die van grote betekenis waren voor Cádiz in de 18de

eeuw: Colarte (een

familie van Vlaamse oorsprong), Lila, Murguía, Recaño, etc. Als we enkel de

edellieden tellen waarvan we hun toetredingsdatum kennen, vonden we er bij het

begin van de 18de

eeuw ongeveer vijftig. In 1800 zijn dat er nog maar dertig. In 1713

registreerden er zich veertien personen met een Castilliaanse titel. Zij zijn praktisch

allemaal aanverwanten van bovenvernoemde families (het geval de Colarte en Lila).

Daarnaast zijn er nog negentien personen geregistreerd die lid waren de ridderordes

van de orde van Calatrava of Santiago. Hiervan zijn er vier ook ingeschreven als

groothandelaars en één als cargador a Indias. De rest is schepen van de gemeente

Cádiz162

. De rest van de Castiliaanse titels werden toegezegd in de loop van de 18de

eeuw, hoofdzakelijk in de tweede helft en meer specifiek in de jaren zestig: Conde de

158

Ibid., p. 217 159

Pedro de Abreu, F., Historia del saqueo de Cádiz por los ingleses en 1596, escrita por - , religioso

de la órden de San Francisco, Cádiz, Imprenta de la Revista Médica, 1866 (heruitgegeven door M.

Bustos Rodríguez, Cádiz, Universidad, 1966), p. 82 160

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico ….. pp. 275 161

Ibid., pp. 276 162

Ibid., pp. 276-278

Page 70: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

51

Paraíso (1700), marqués de Casa Estrada (1704), marqués de Premio Real (1716),

marqués de Miraval (1722), marques de Casa Recaño (1723), marqués de la Cañada

(1729), marqués de Casa Madrid (1738), marqués de Iturbieta (1741), marqués de

Casa Arizón (1748), conde Villamiranda (1750), conde de Quinta Alegre (1761),

conde de Reparaz (1762), marques de Echandía (1762), conde de Montelirios (1764),

marques de Méritos (1765), marqués de los Castillejos (1769), conde de Mirasol

(1770), conde de Clonard (1771), vizconde de Biota (1772), conde de las Cinco

Torres (1773), marqués de Casa Enrile (1778), marqués del Castillo de San Felipe

(1790), marqués de Casa Rávago (1794), marqués de Casa Layglesia (1795), marqués

de la Hermida (1796), conde de Casa Lasqueti (1796), conde del Parque (1797) en

Conde de las Torres (1798). Daarnaast zijn er nog een aantal geadelden waarvan we

de datum waarop hen de titel werd toegezegd niet kennen: marqués de Villapanés,

marqués de Casinas, marqués de Villacampo, marqués de Casatabares en de marqués

la Atalaya, alsook de conde de Prasca, conde de San Remy, conde El Pinar, conde La

Marquina, conde Bernard, conde Torre Alegre en conde de Casa Sarriá en de

vizconde de Labiota en vizconde el Bayo163

. Het gaat hier in bijna alle gevallen om

nieuwe titels die werden gekocht en meestal waren de betreffende personen eerst lid

geworden van een bepaalde ridderorde vooraleer ze een Castiliaanse titel

verkregen164

. Aan bovenstaande lijst kunnen we dankzij ons onderzoek nog een titel

bijvoegen, die van conde de Villamar. Het betreft hier Lorenzo Narciso Beyens die

deze titel kreeg toegewezen van de Spaanse koning Karel III op 3 december 1773

omwille van verdienste165

.

Maar wie zijn de personen achter deze titels? Manuel Bustos Rodríguez concludeert

dat het in het algemeen om handelaars in de ruime zin van het woord gaat, hoewel het

opvalt dat velen van hen ingeschreven zijn in het Consulado de Indias. Het betreft hier

m.a.w. de kern van de hoge burgerij van Cádiz166

.

De verklaring van de tendens naar veradellijking van de burgerij ligt bij de monetaire

nood van de vorsten en hun toegeeflijkheid. De vorsten stimuleerden steeds meer de

163

Anes, L., Comercio con América y títulos de nobleza: Cádiz en el siglo XVIII, in: Cuadernos

Dieciochistas, 2 (2001), pp. 146-149 164

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico ... pp. 278 165

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 20 166

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema atlántico...p. 279

Page 71: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

52

‘nuttige’ en de ‘patriottische adel’ – de nieuwe adel – en bevorderde de sociale

erkenning van productieve activiteiten zoals de handel167

.

2.2.4. De buitenlandse aanwezigheid

a) algemene vaststellingen

Wat betreft de aanwezigheid van buitenlanders in Cádiz, stellen we in de eerste plaats

een forse toename doorheen de 18de

eeuw vast. De 773 buitenlanders in 1713 zullen er

4.792 worden in 1773 en 5.028 in 1791. Dit houdt een toename van 83,9% in ten

opzichte van het jaar 1791. We kunnen hier m.a.w. spreken van een sterke toename

als gevolg van een permanente toestroom van immigranten die werden aangetrokken

door de commerciële mogelijkheden die Cádiz bood. Deze trend is een voortzetting

van de stijging die zich vanaf de tweede helft van de 17de

eeuw zien opkomen.

Maar afgezien hiervan groeide de bevolking van Spaanse oorsprong meer dan de

buitenlandse, toch voor wat de periode 1713-1773. Dit betekent dat de proportie

buitenlanders-spanjaarden in het voordeel van de laatste evolueert. Met Spanjaarden

bedoelen we die groep die in Spanje is geboren, alsook in de Spaans-Amerikaanse

kolonies, Filipijnen en de Afrikaanse vestigingen.

Desondanks de uitvaardiging van het tweede decreet van de vrije handel in 1778,

waardoor het was toegestaan vanuit eender welke haven op Amerika te handelen, had

dit minimale gevolgen voor de buitenlandse aanwezigheid in Cádiz. Deze daalde wel,

maar dat was meer een gevolg van de revolutionaire voorvallen in Frankrijk, de

epidemie van 1800 en de oorlogen die Spanje tegen de Fransen en de Britten

voerde168

.

b) de buitenlandse naties

De twee grootste vreemde naties in de 18de

eeuw zijn de Italiaanse en de Franse. Zij

vertegenwoordigen iets meer dan 60% van alle vreemdelingen in 1713, 85% in 1773,

82% in 1791 en 83% in 1801. Binnen deze categorie is de Italiaanse, meerbepaald de

167

Ibid., p. 280 168

Ibid., p. 106-108

Page 72: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

53

Genovese het meeste prominent aanwezig (bij benadering 42% in 1713, 50% in 1773

en 1791, en 57,5% in 1801). De reden hiervoor is zowel economisch, politiek,

religieus als commercieel. De Italiaanse economie zat in een dipje, waardoor vele

Italiaanse handelaars betere oorden opzochten. Politiek gezien heeft Italië steeds een

band gehad met Spanje (De Genuese Republiek was verbonden met de Spaanse

monarchie; het Koninkrijk Napels en Sicilië was deel van het Spaanse rijk). Religieus

zijn de Italianen ook katholiek, maar meer doorslaggevend moet het commerciële

aspect geweest zijn. De Italianen beheersten in grote mate de Middellandse Zee,

hetgeen Cádiz als belangrijk verbindingshaven maakt met de Atlantische oceaan.

Bovendien waren de Italianen in Cádiz niet steeds handelaars. Velen waren verbonden

aan andere, niet op handel gerichte beroepen, zoals herbergiers e.d.

De Franse aanwezigheid was belangrijk reeds sinds de tweede helft van de 17de

eeuw.

Omwille van de politieke alliantie met het huis van de Bourbons vestigen zich

meerdere Fransen in Cádiz. De revolutionaire gebeurtenissen in hun moederland, de

oorlogen en de algemene economische crisis zullen ervoor zorgen dat hun Gaditaanse

kolonie aan belang inboet. In 1791 zijn ze nog met 1.600 leden, terwijl ze in 1794 nog

maar met 226 zijn. Tussen 1773 en 1801 verliest deze kolonie m.a.w. 56,23% van

haar leden. Sinds de successieoorlog in de Franse natie steeds meer haar kracht

beginnen verliezen, waardoor ze op het eind van de 18de

eeuw niet veel meer

voorstelde.

De vijftien procent die overblijft wanneer we de Franse en de Italiaanse naties niet

meerekenen, wordt gedeeld door de overige naties. Dit is een amalgaam van

verschillende personen, waaronder ook enkelen van Turkse, Armeense, Guineese en

Congolese oorsprong te vinden zijn. De belangrijkste binnen deze resterende groep

van 15% is die van de Vlaamse natie. Hun aanwezigheid werd prominent vanaf de

tweede helft van de 17de

eeuw. In 1713 waren ze de derde grootste kolonie vanuit

numeriek perspectief. Tussen 1660 en 1705 telde men een totaal van 830 leden,

waarvan het gewicht van de mannen zeer zwaar doorweegt (74%). De meest

voorkomende herkomst van die leden is in dalende orde van belangrijkheid

Antwerpen, Brugge, Brussel en Oostende. In plaats van hun geprivilegieerde positie

in stand te houden, zal de Vlaamse natie belang inboeten doorheen de 18de

eeuw (de

achtste plaats in 1773 en de negende in 1791) tot ze praktisch is uitgestorven in de

laatste vijf jaar van desbetreffende eeuw.

Page 73: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

54

Aan de basis van deze negatieve evolutie liggen politieke en economische elementen.

De Vlamingen in Cádiz waren niet in staat de crisis die zich in hun land had

voorgedaan ten gevolge van de incorporatie bij de Oostenrijkse kroon te overwinnen.

Ze verloren hiermee hun statuut van ‘antigua y noble nación Flamenca’ of oude en

edele Vlaamse natie, dewelke steeds de bescherming van de Spaanse vorst had

genoten. Onmiddellijk na de successieoorlog hielden nog enkele belangrijke leden

stand, maar doorheen de tijd verloren ze toch hun slagkracht. In 1791

vertegenwoordigden de Vlamingen slechts 0,63% van het totaal aantal buitenlanders

in Cádiz.

De Noord-Nederlanders, overwegend handelaars, kwamen er nooit toe een numeriek

belangrijke natie te vormen. Hun kracht huist in de kwaliteit van hun ‘diensten’ in de

mercantiele financieringswereld en hun stevige positie binnen het commerciële

netwerk. Na de vrede van Munster in 1642 groeide hun aanwezigheid in Cádiz, maar

in de 18de

eeuw zal deze ombuigen tot een negatieve evolutie. Hoofdzakelijk is dit te

wijten aan de economische laagconjunctuur van de eeuw. De Noord-Nederlanders

zijn eerder reizende handelaars geweest en sommigen werden opgenomen in de

Vlaamse Natie omwille van de privilegies die deze laatste genoot t.o.v. de Spaanse

autoriteiten.

De Portugezen en de Ieren slaagden erin zich binnen de groep van de eerste vijf

grootste naties te handhaven. De Portugezen, zonder zeer groot in aantal te zijn,

kennen een progressieve evolutie tot aan de crisis van de jaren 90. In 1713 en in 1773

staan ze op de vierde plaats en vanaf 1791 op de derde. De vrede met Spanje na het

verdrag van Utrecht is hier mee voor verantwoordelijk. Hun economische kwaliteiten

waren echter inferieur aan die van de Vlaamse en Hollandse natie.

De Ierse natie bekleedde een belangrijke rol in de mercantiele wereld. In Spanje

konden ze zich zonder al te veel problemen naturaliseren en ze zorgden ervoor dat de

‘verraderlijke’ Engelsen niet op Spaanse markten binnendrongen. Spanje had in

Ierland een compagnon tegen de gemeenschappelijke vijand, de Engelsen, en

bovendien waren de Ieren katholiek. Tot 1773 kent zij een sterke numerieke aangroei

(van 21 leden naar 161), om nadien stilaan te verminderen. In 1713 stonden ze nog op

de vijfde plaats, maar in 1773 reeds op de derde. In 1800 zullen ze terug op de vijfde

plaats terecht komen.

Naast de Italiaanse, de Franse, Vlaamse, Noord-Nederlandse, Portugese en Ierse

naties bestaan er nog diverse etnische groepering in Cádiz. Andere Europese naties

Page 74: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

55

zijn in dalende orde van belangrijkheid de Engelse, Duitse, Oostenrijk-Hongaarse,

Zweedse, Zwitserse, Maltese, Savooiaardse, Sardinische, Corsikaanse en Griekse

Natie.

De rest van de etnische gemeenschappen hebben een sporadisch en testimoniaal

karakter. Er zijn hypothetische moren, turken, Afrikanen (Guinesen, Kaapverdiërs,

Angolezen en Kongolezen), Russen, Polen, Chinezen en Noord-Amerikanen.169

c) een vertekend beeld van de buitenlander

De buitenlandse aanwezigheid in Cádiz was groot. Misschien wel té groot. De

toestroom is in grote mate ook te wijten aan het beeld dat vele buitenlanders over

Cádiz opspanden eens ze terug in hun eigen land waren. Cádiz zou de stad zijn waar

‘het geld voor het rapen lag’. De gemoederen waren niet altijd even goed gezind,

wanneer bijvoorbeeld stemmen beweren dat de buitenlanders grondstoffen invoeren

en met afgewerkte producten, goud en zilver naar huis gaan. Het ging soms zo ver dat

men zelfs de Engelsen en de Fransen de schuld gaf van de aardbeving van 1755. Soms

gebeurde het dat verschillende gemeenschappen zich in de haren vlogen. In 1776 was

er een incident tussen leden van de Franse natie en anderen170

.

2.3. De Vlaamse natie te Cádiz

In vergelijking met de andere vreemde naties, zijn er verschillende elementen die de

Vlaamse natie typeren. Haar gemeenschap beschikte over een groot

solidariteitsgevoel, was zeer actief op commercieel gebied, genoot van een sociaal

prestige en was zeer verbonden door huwelijkspolitiek en handel. De migratie naar

Spanje was dynamisch en bestond hoofdzakelijk uit handelaars, ambachtslieden en

kinderen van handelaars. De band die Vlaanderen had met Spanje was groot en werd

in stand gehouden door de handel op Amerika. Deze was zeer lucratief en trok de

aandacht van menig Vlaams handelaar171

.

169

Ibid., p. 109-114 170

Ibid., pp. 120-122 171

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 121

Page 75: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

56

De Vlaamse aanwezigheid in Cádiz bereikte toppen vanaf de tweede helft van de 17de

eeuw en haar handel was meer dan aanwezig. Toch zal ze aan belang moeten inboeten

doorheen de 18de

eeuw. Onmiddellijk Na de vrede van Utrecht waren de Vlamingen

de derde grootste kolonie of natie vanuit numeriek perspectief . Sindsdien ging het

alleen bergaf. Ze bekleedde nog de achtste plaats in 1773 en de negende in 1791 en

stierf stil maar zeker uit.

.

2.3.1. ‘la Antigua y Noble Nación flamenca’

In West-Andalusië monopoliseerde de Vlaamse natie van Sevilla brede en belangrijke

economische sectoren, zowel lokaal, regionaal als overzee. Hoewel er weinig is

geweten over de natie als instelling op zich, is er toch wat informatie tot ons

gekomen. Sinds de Late Middeleeuwen hadden er zich kleine kernen van Vlamingen

gevestigd in San Lúcar de Barrameda, Sevilla en Jeréz de la Frontera172

. Zij waren

vazallen van de Spaanse koning en werden gaandeweg genaturaliseerd. In de 16de

eeuw zal Sevilla met het monopolie op de Amerikahandel vele buitenlandse

handelaars aantrekken. De Nederlandstalige gemeenschap kende er toen een

succesvolle aangroei en raakte verwikkeld in een netwerk van lokale stadsedellieden

en Amerikahandelaars. Ze beschikten over een eigen rechter, archieven, nationale

vertegenwoordigers, etc. en verdedigden naar goede Vlaamse gewoonten steeds hun

rechten en privilegies. Hierdoor werd de mogelijkheid gecreëerd een eigen bijdrage te

leveren aan het religieus en cultureel kunstpatrimonium van de stad Sevilla. Zo

verwierf de Nederlandstalige handelsgemeenschap er ook een culturele betekenis173

.

Met de ‘Guerra de Flandes’, of ‘De Opstand’ kwam er een breuk tussen Spanje en de

Nederlanden. Sindsdien behoort het Vlaanderen tot de Spaanse kroon en spreken we

van de Zuidelijke Nederlanden, of de Spaanse Nederlanden, dewelke nu gescheiden

waren van de Noordelijke Nederlanden. Deze breuk bracht ook een

mentaliteitsverandering teweeg onder de Vlamingen in Sevilla. In de 17de

eeuw

gingen deze zich steeds meer distantiëren van de Noord-Nederlanders door hen ‘les

hollandais’ te noemen. De Vlaamse natie was de meest bevoorrechte van alle

172

Bustos Rodríguez, M., Andalousie, Pré-Amerique flamande…p. 34 173

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos... p. 133

Page 76: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

57

buitenlandse naties in Spanje. Steeds behielden zij hun privilegies, ook na De

Opstand174

.

Tijdens het Twaalfjarige bestand (1609-1621) werd zowel een Hollands als een

Vlaams consulaat gecreëerd. Dit consulaat voor de Vlamingen is niet hetzelfde als de

Vlaamse natie. In 1622 werd het Duitse consulaat ingericht, waarvan ook de Vlaamse

consul het hoofd was. Deze verkreeg bovendien de titel van commissaris van het

Oostendse konvooi en had inspraak in de Admiraliteit van de Lage Landen doorheen

de 17de

eeuw. Op sociaal en politiek vlak betekende dit een vooruitgang voor de

Vlaamse natie. Dit wordt bevestigd door de goede relaties die de consul had met de

Admiraliteit van Sevilla. Verschillende Vlamingen kwamen ertoe posten bij de

Spaanse overheid te bemachtigen en ontwikkelden zich tot trouwe geldschieters van

de koning175

.

De Vlamingen die zich in Spanje bevonden bij het begin van de 18de

eeuw voelden

zich ondanks de officiële scheiding tussen de Zuidelijke Nederlanden en Spanje

onderdanen van de Spaanse koning. Hun natie in Sevilla en Cádiz zou steeds op de

gunsten van de vorst kunnen rekenen. Hoewel na 1714, met de installatie van het huis

van de Bourbons op de Spaanse troon, de Fransen meer voorrechten kregen, moesten

de Vlamingen toch enkele rake klappen incasseren. De Antwerpse handelaars die

sterk op de Spanjehandel waren georiënteerd kwamen in de moeilijkheden wanneer er

in 1723 in Cadix eene pragmatique is gepubliceert, daerbij verboden het draghen van

goude en silveren gallonen, oock vlaemsche en fransche witte gaeren canten, tensij

aen persoonen van edeldom en getituleerde176

. De handel tussen Antwerpen en Cádiz

was sindsdien nog maar weinig winstgevend177

. Stilaan hadden ook de Noord-

Nederlanders een deel van de handel kunnen afsnoepen, waardoor er nu meer op

Amsterdam werd gehandeld178

.

174

Ibid., p. 134 175

Ibid., p. 134-135 176

Degryse, Karel, ....p. 33 177

Ibid. 178

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos....p. 136

Page 77: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

58

2.3.2. Organisatorische structuur

Zonet zagen we dat het consulaat voor de Vlaamse natie tijdens het twaalfjarige

bestand in voege was gegaan. Voornamelijk om diplomatieke redenen werd

aanvankelijk deze beslissing genomen. Maar in de praktijk zou zij eerder de

handelsbelangen van de Vlamingen dienen meer dan als diplomatiek apparaat te

dienst te doen179

.

Concreet lagen de consuls verantwoordelijkheden bij het gewest gelegen rond Sevilla,

Dos Hermanas, San Lucár de Barrameda, maar ook Jeréz de la Frontera, El Puerto de

Santa María, en Málaga. Ook moest hij de banden met Vlaanderen strak houden,

waardoor hij meerdere malen had gefungeerd als spreekbuis, vertaler en diplomaat

wanneer het om contacten met Vlaanderen en haar handelsgemeenschap ging180

.

In deze uitgebreide taak werd de (hoofd)consul bijgestaan door andere consuls die

zich over deelgebieden zoals bijvoorbeeld Málaga ontfermden. In het consulaat zelf

werd hij bijgestaan door een vice-consul een mayordomo en een afgevaardigde.

De mayordomo werd net zoals de afgevaardigde niet door de koning benoemd, in

tegenstelling tot de consul en de vice-consul. Zijn taak was daarom nog niet te

onderschatten. Hij was voornamelijk administrator en beheerde niet alleen de

onroerende goederen van de Vlaamse natie maar stond ook in voor de juridische

verdediging van haar leden. Ook hielp hij mee aan sociale en culturele projecten.

Steeds werd de mayordomo, ook wel mayordomo mayor genoemd bijgestaan door een

mayordomo menor. Deze deed een soort van stage om hem het komende jaar op te

volgen181

.

De afgevaardigde had volgens Hendrik Vandeginste een meer sporadische functie. Hij

zou bijspringen waar nodig, bijvoorbeeld om juridische, commerciële of fiscale

belangen na te streven182

.

Soms gebeurde het dat deze laatste twee functies gecombineerd werden, zoals dat het

geval was met een lid van de familie Beyens. Cornelio Antonio Beyens werd tot

179

Tas, Marlies, Vier generaties Coghen in Andalusië. Een studie van een Vlaamse handelaarsfamilie

in de 17de

en de 18de

eeuw, Gent, UG (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), 2006, p. 16 180

Ibid. 181

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz (1665-1700). Een socio-culturele benadering,

Gent, RUG (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), 2000, p. 79 182

Ibid., p. 79-80

Page 78: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

59

tweemaal toe benoemd als mayordomo, schatmeester en afgevaardigde van de

Vlaamse Natie te Cádiz183

en zou opklimmen tot de functie van consul184

.

2.3.3. De Vlaamse handelsgemeenschap te Cádiz

a) migratie

De meest voorkomende herkomst van de leden van de Vlaamse natie is Antwerpen,

op lange afstand gevolgd door Brugge, Brussel en Oostende. Maar degenen die tot de

Vlaamse natie behoorden, zijn niet alleen Vlamingen of Brabanders. In enkele

gevallen waren ook Noord-Nederlanders lid van deze natie. Ze schreven zich in

omdat de Vlaamse natie, in tegenstelling tot de Hollandse of Noord-Nederlandse, van

enkele privilegies genoot, hetgeen voordelen bood voor de handel185

.

Enkele van deze Noord-Nederlanders waren geboren in Amsterdam maar hadden hun

wortels in Vlaanderen. Deze families waren meestal nog katholiek, waadoor ze op een

goed blaadje stonden bij de Spaanse vorst. Een goed voorbeeld hiervan zijn de

families De Roy, Van Hemert, De Roo, Van Colen, Hercq en Van Laecken. Dit zijn

Vlamingen in Cádiz, waarvan hun voorouders sinds generaties terug naar Amsterdam

waren geëmigreerd186

.

Achter deze migratie schuilen bepaalde strategieën. In het geval van

handelaarsfamilies emigreerden velen jongeren om het beroep van handelaar onder de

knie te krijgen187

. Het gebeurde ook dat sommige individuen emigreerden om slechts

voor een korte periode zaken te doen en geld te verdienen. Zo konden ze bepaalde

schulden in het thuisland afbetalen, hun zussen of dochters een bruidsschat mee geven

of onroerende goederen kopen188

. Uiteraard zijn er ook gevallen bekend waar de

183

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 5 184

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos .... p. 215 185

Ibid., p. 116 186

Ibid., p. 122-123 187

Angiolini & Roche (eds), Cultures et Fromation négotiantes dans l’Europe Moderne, École des

hautes études en sciences sociales, Parijs, 1995, pp. 175-198 ; Everaert, J., L’hispanisation d’une

bourgeoisie mercantiele : Les immigrés flamands et wallons a Tenerife (1670-1745), in : Congreso

americanista de Granada, pp. 145-178 188

Veluwenkamp, J.W. Ondernemersgedrag op de Hollandse stapelmarkt in de tijd van de Republiek:

de Amsterdamse handelsfirma Jan Isaac de Neufville & comp. 1730-1764, Meppel, 1981, p. 27-53

Page 79: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

60

handelaar na verloop van tijd beslist in Cádiz te blijven. In een laatste geval is deze

migratie een noodzakelijke overlevingsstrategie189

.

In de meeste gevallen werd de pas toegekomen handelaar opgevangen in het huis van

een verwante familie. Het feit dat in Cádiz reeds personen zaten waarmee men een

band had, maakte de stap minder moeilijk om te emigreren.

b) sociale integratie

Wat betreft de sociale integratie in de Gaditaanse maatschappij zijn er nauwelijks

verschillen met de leden van andere buitenlandse naties. Het betreft hier een

minderheid die langer dan 20 jaar in Cádiz woonde en een meerderheid die slechts

voor korte periodes, of voor 5 tot 10 jaar of langer in Cádiz verbleef.

Wanneer het individu in Cádiz arriveerde doorliep deze bepaalde fasen. De oprichting

van een handelszaak en eventueel een huwelijk, voor diegene die definitief wilde

blijven, waren factoren die de sociale integratie bevorderden190

. Meestal konden deze

nieuwe migranten rekenen op een opvangnet dat was gebaseerd op familiale banden

en solidariteit onder landgenoten.

De voorspoed, de goede commerciële aanpak en de sociaal-economische promotie

zorgden ervoor dat verscheidene families een uitgebreid handelsnetwerk hadden

kunnen uitbouwen waardoor ze toonaangevend werden in de handelswereld. Hier zien

we de belangrijke rol van de familie in de handel bevestigd. Juist om deze reden is het

samenhorigheidsgevoel van deze geëmigreerde groep zeer intens en is ze nog sterk

toegewezen op het land van oorsprong. Uiteraard zijn er ook gevallen waar de

geïmmigreerde persoon terecht kwam in een omgeving waarin de familie reeds

sociaal geïntegreerd was. Deze families hadden de evolutie van kleine burgerij naar

groothandelaar al meegemaakt en behoorden tot de hogere commerciële en sociale

laag van de maatschappij191

.

Deze laatste klasse is die van de burgerij. In bepaalde gevallen klommen deze op tot

de adelstand, een fenomeen dat we over heel Europa terugvinden. Naast Cádiz zijn

Antwerpen en Amsterdam hier een goed voorbeeld van. Daar is de trend van

aristocratiesering doorheen de 18de

eeuw zeer duidelijk. Er bestonden verschillende

189

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 128 190

Ibid., p. 128 191

Ibid., p. 125-126

Page 80: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

61

middelen om tot de adelstand te worden opgenomen. In de meeste gevallen was het

geven van leningen, waarop intresten werden aangerekend een goede manier, maar

ook het bezitten van stedelijke en landelijke onroerende goederen kon hierbij helpen.

Ook het bekleden van een functie bij de overheid kon de reputatie van de betreffende

persoon opkrikken. Deze middelen zijn geenszins eigen aan Cádiz. Ze worden overal

in Europa toegepast.

De sociale positie van de geëmigreerde Vlaming definieerde Ana Crespo Solana als

de middenburgerij. Het materieel, sociaal, cultureel niveau, zijn/haar mentaliteit, de

positie als handelaar, de religie en de familiale omgeving alsook de

handelsactiviteiten bepaalden net zoals in het gebied van afkomst, zij het Antwerpen,

Amsterdam of Gent, de sociale positie. Deze verschilt m.a.w. niet van die die de

betrokken personen in hun land van herkomst hadden192

.

De immigrant behoorde m.a.w. tot de lage- of middenburgerij en hield zich bezig met

de kleinhandel, meestal in fournituren. Doorheen de 18de

eeuw, hoewel dit geen trend

is die iedereen volgde, evolueerden de activiteiten naar de handel in textiel om later in

de groothandel en het bankwezen terecht te komen193

.

c) professionele karakteristieken

Ana Crespo Solana onderscheidde verschillende professionele categorieën en

onderzocht hoeveel handelaars afkomstig uit de Lage Landen tot deze categorieën

konden gerekend worden. Het moet duidelijk gesteld worden dat haar onderzoek niet

alleen de leden van de Vlaamse maar ook van de Hollandse natie omvat. Maar

wanneer we weten dat de leden van de Vlaamse natie veel omvangrijker waren dan

die van de Hollandse, is het verantwoord dezelfde conclusies te trekken enkel voor de

Vlaamse natie.

Van de 663 handelaars afkomstig uit de Lage Landen, verblijvend in Cádiz tussen

1700 en 1800, waren er voor 273 personen geen gegevens m.b.t. hun professionele

achtergrond beschikbaar. Dit aantal komt neer op een percentage van 41,9%. Voor de

overige personen was 34,8% van het totaal van 663 actief in de groothandel en het

bankwezen. Beduidend minder, maar toch op de tweede plaats, staan de personen

192

Baetens, Roland, De nazomer van Antwerpse welvaart : de diaspora en het handelshuis De Groote

tijdens de eerste helft der 17de eeuw, Gemeentekrediet van België, 2 vols., 1976, dl. I, p. 277 en dl. II,

p. 9 193

Veluwenkamp, J.W., Ondernemersgedrag....pp. 31-48

Page 81: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

62

actief in de bank- en handelsadministratie, goed voor 8,2%. Op de derde plaats staan

de koopmannen-winkeliers met 6%. Op de vierde plaats staan de ambachtslui met

3,4%. Op de vijfde de kruideniers met 2,4%, op de zesde de functionarissen, consuls

en militairen met 1,6%, op de zevende plaats de geestelijken met 1,3% en ten slotte

op de achtste plaats de personen actief in de administratie van de scheepvaart.

Tot de categorie van de bank- en handelsadministratie zijn ook de private

handelssecretarissen gerekend. Zij noemden zichzelf los cajeros en los empleados, de

kassiers en de bedienden. Ook de beursspeculanten behoorden tot deze groep. Vele

van deze personen waren woonachtig te Cádiz, of verbleven er voor een bepaalde

periode. Ze hadden geen eigen familiehuis194

.

Het is duidelijk dat de grootste groep actief is in de groothandel en/of het bankwezen.

Daarnaast bestaat er een heterogene groep, goed voor 23,6%. Deze bestaat

voornamelijk uit personen die hun roeping hadden gevonden in secundaire

handelsactiviteiten of activiteiten die onrechtstreek met de handel te maken hadden.

Maar ook ambachtslui, staatsfunctionarissen en geestelijken maken hier deel van uit.

2.3.4. Elementen van cohesie

In het algemeen heerste er een sterk gemeenschapgevoel onder de leden van deze

nationale gemeenschappen of naties. Dit impliceert een graad van solidariteit, vooral

gericht naar diegene die niet beschermd waren door de Spaanse kroon. Voorbeelden

hiervan vinden we in de groeperingen bij verschillende identificatiesymbolen

(vieringen, broederschappen, grafkelders, kapellen, etc.)

De Vlamingen bekleedden hierin een voorbeeldfunctie t.o.v. de andere naties. Zij

waren zeer solidair met hun leden. Door giften van kapitaalkrachtige leden of door

lokale edellieden hadden ze enkele gebouwen ter beschikking. De meeste van hen

bevinden zich in de Calle del Rosario en Calle de los Flamencos. Wanneer een

landgenoot het vroeg kon hij, mits betaling van de huur, hiervan gebruik maken. De

mayordomo van de natie regelde dan de zaken. Zo huurde de compagnie Beyens

Brabander in 1726 een handelspand van de Vlaamse Natie. Maar ook Livino

Bernardo Van den Broeck, Juan Bautista de Roo, Mathias Theyzen e.a. maakten

gebruik van de voordelen die de natie hen bood. De natie kwam ook tussen bij

194

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 129-131

Page 82: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

63

gevallen van faillissement of wanneer een lid van de onderneming was overleden. Het

was de gewoonte van de Vlamingen om zich in de 18de

eeuw te groeperen in twee

broederschappen, die van Santísimo Cristo del Descendimiento van het klooster van

Candelaria en dat van Nuestra Señora in het klooster van de Dominicanen. Dit

verklaart waarom vele Vlamingen zich lieten begraven in deze laatste.195

a) de kapel en het broederschap van Sint-Andries

Sint-Andries of San Andrés is de patroonheilige van de Vlaamse Natie. Deze is

gebaseerd op de patroonheilige van Antwerpen, ook Sint-Andries genaamd. Ter ere

van hem werd een kapel opgericht in het francisckanerklooster te Cádiz tussen 1568

en 1587. Sindsdien werd deze kapel gedeeld met de Duitse natie, maar desondanks

stond ze vooral bekend als de kapel van de Vlaamse natie196

.

De kapel van Sint-Andries werd opgericht in de eerste helft van de 17de

eeuw en was

ingericht met spiraalvormige zuilen en een barokke retabel van verguld en

gepolychromeerd hout. Bovenaan het retabel, tussen de twee ramen van de kerk hangt

een gekruisigde Christus met daaronder het beeld van Sint-Andries. Aan weerskanten

bevonden zich twee schilderijen. Van de vier, verbeelden twee hiervan een mirakel

van de patroonheilige. Onder het beeld van Sint-Andries werd een

herinneringsopschrift bevestigd waar staat dat de kapel in 1623 werd voltooid en in

1691 werd vernieuwd. Links van het altaar hangt een houten tablet waarop de

samenvatting van het pauselijk privilegie stond te lezen in verband met de viering van

het feest van Sint-Andries. In de loop der tijd onderging de kapel enkele uiterlijke

wijzigingen197

.

Volgens het canonieke recht hadden de Vlamingen strikt genomen geen duidelijke

broederschap. Het bewijs hiervan wordt geleverd wanneer we weten dat in de 17de

eeuw de Vlamingen nooit deelnamen aan publieke processies onder het vaandel van

195

Bustos Rodríguez, Manuel, Cádiz en el sistema Atlántico ...p. 116-118 196

Sancho de Sopranis, Hipolito, Las naciones extranjeras en Cádiz en el siglo XVII, in: Estudios de

Historia social de España, Madrid, dl. IV, vol 2, 1960, pp. 769-770 197

Hye-Hoys, Isidore, Fondations pieuses et charitables des marchands flamands en Espagne.

Souvenirs de voyages dans la péninsule ibérique en 1844 et 1845, Brussel, Vromant, 1882, p. 44

Page 83: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

64

hun patroon Sint-Andries198

. Maar het feest van Sint-Andries is ons wel degelijk

bekend. Dit feest was dan ook bijzonder en alle Vlaamse kooplui uit de provincie

Cádiz kwamen er naartoe. Ze verzamelden in het nationale huis en vertrokken voorts

in een processie met een beeld van Sint-Andries naar het koor van de Sint-

Franciscuskerk. Daar werd een eucharistieviering aan de leden van de Vlaamse natie

opgedragen. Na deze viering werden de religieuzen van het franciscanerklooster

genereus bedeeld door de natie en keerden men terug naar het nationale huis. Daar

stond een banket op hen te wachten. Deze maaltijd werd tot in de avond gevierd. Ook

Vlamingen die geen lid waren van de Vlaamse natie, zoals matrozen en ambachtslui

mochten deelnemen aan het feest. Dit feest was van grote betekenis voor de

Vlamingen. Op de dag van de viering werden alle handelsactiviteiten stil gelegd. Het

is allicht niet het enige feest dat de Vlaamse natie vierde, maar het was wel het

belangrijkste199

.

De kapel van Sint-Andries werd door vele Vlamingen als laatste rustplaats verkozen.

De gewoonte wil dat mayordomos steeds in de kapel werden begraven. Maar ook

andere personen werden er toegelaten. Deze lijken voornamelijk uit de middenklasse

te komen. Naast de Vlamingen werden er ook Duitsers, katholieke Noord-

Nederlanders en echtgenotes van Vlamingen begraven200

. Met betrekking tot de

familie Beyens en aanverwanten, weten we dat Cornelio Beyens Torrekens201

, net

zoals zijn neef Cornelio Antonio Beyens202

in deze kapel werden begraven. Daarnaast

zijn de aangetrouwde leden, Maria Flora Hercq203

en haar dochter Maria Josefa

Huwijn204

, tevens vrouw van Cornelio Antonio, daar ook begraven. Cornelio Beyens

Torrekens en Cornelio Antonio Beyens waren respectievelijk mayordomo en consul

van de Vlaamse natie geweest en behoorden m.a.w. niet tot de middenklasse maar

eerder tot de hoge burgerij.

198

Sancho de Sopranis, Hipolito, Las naciones extranjeras en Cádiz en el siglo XVII, in: Estudios de

Historia social de España, Madrid, dl. IV, vol 2, 1960, pp. 769-770 199

Ibid. pp. 779-783 200

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz....p.99 201

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 348-352; 202

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 257-264 203

A.H.N., Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 187 (fol.159vta-160) 204

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 466

Page 84: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

65

De Sint-Andrieskapel kende verschillende bronnen van inkomsten. In de eerste plaats

was er de heffing op de Zuid-Nederlandse en Noord-Franse fabrikaten. Per

vrachtdukaat werden in de 17de

eeuw eerst 1 en later 2 realen betaald. Hiervan werd

een halve reaal gereserveerd voor de kapel205

. Daarnaast genoot de kapel van de

inkomsten van een rente die door het patronaat van Pedro de la O werd voorzien.

Vanaf 1690 verkreeg de kapel een nieuwe inkomst. De Zweedse en Deense consul,

één en dezelfde persoon, betaalde per vrachtdukaat een halve reaal aan de kapel. Dit

was het gevolg van een mondelinge overeenkomst tussen de mayordomo menor, Juan

Lepin, en de Hamburgse en de Deens-Zweedse consul. Deze ‘Scandinavische’ gift

werd voor minstens drie jaar gegeven. In ruil verplichtte de mayordomo’s van de

Vlaamse natie zich ertoe ook de minder bedeelden van de Zweedse en Deense natie

op te vangen206

.

b) het hospitaal van Sint-Andries

De precieze oprichtingsdatum van het Hospitaal van Sint-Andries is niet gekend.

Voor het eerst verschijnt haar vermelding in de bronnen in 1565. Dit hospitaal was

aangekocht door de Vlaamse natie met eigen middelen en met financiële steun van

Vlaamse kooplui. Het werd opgericht naar aanleiding van oorlogsgeweld, zodat zieke

en beroofde Vlamingen konden worden opgevangen. Maar ook arme personen

konden rekenen op een aalmoes en een tijdelijk verblijf. Dit hospitaal was gelegen op

de hoek van de Calle de San Francisco en de huidige Calle de la Neveria, centraal in

het commerciële centrum van Cádiz207

.

Het hospitaal werd tot 1667 onderhouden door de regelmatige giften van Vlaamse

kooplui en opbrengsten uit renten. Vanaf 1677 werd deze inkomst aangevuld door een

deel van de taksen die de Vlaamse natie aan de Vlamingen en de Noord-Franse

handelaars per vrachtdukaat aanrekende208

. De mayordomo’s stonden in voor de

administratie van het hospitaal en moesten die ter controle voorleggen aan de

kerkelijke overheid209

.

205

Everaert, J., De internationale en koloniale handel..., pp. 305 206

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz....p.99 207

Ibid., p.100 208

Everaert, J., De internationale en koloniale handel ..., pp. 305 209

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz....p.101

Page 85: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

66

Waarschijnlijk stopte het Vlaamse hospitaal tijdelijk zijn activiteiten in 1667, want in

1673 bevond het gebouw zich in slecht staat en was het aan vernieuwing toe. De

fondsen hiervoor werden gehaald uit de huurinkomsten die de Vlaamse natie genoot

van haar onroerende goederen. In 1726 waren de vernieuwingen voltooid en werd het

gebouw hoogstwaarschijnlijk een andere functie toegewezen210

.

c) het patronaat van Pedro de la O

Het patronaat was een initiatief van de Vlaamse Pedro de la O. Deze was volgens

Fernando Monguio Becher een zeer belangrijke persoon vanaf het einde van de 16de

eeuw tot de eerste dertig jaar van de 17de

eeuw. Pedro de la O was handelaar op

Amerika en was stadsbestuurder van Cádiz. In de Vlaamse natie was hij actief o.a. als

kapitein van de Vlaamse compagnie. Na zijn dood op 16 maart 1636 werd gehoor

gegeven aan zijn laatste wensen. In zijn testament stond dat hij wou dat na zijn dood

met zijn kapitaal een patronaat werd opgericht. Op 16 februari 1643 gebeurde dit

effectief. De mayordomo’s van de Vlaamse natie werden automatisch patroon van dit

patronaat. De bedoeling was aalmoezen uit te geven en bruidsschatten te bieden aan

arme weesmeisjes geboren te Cádiz211

.

210

Ibid., p.101-102 211

Ibid., p. 103

Page 86: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

67

DEEL III DE FAMILIE BEYENS

Hoofdstuk I : Vlaamse achtergrond

1.1. Historische achtergrond van de families Beyens, Bruggemans en Huwijn

1.1.1. De familie Beyens

In het familiearchief van de familie Beyens staat een stuk geschreven ter legitimatie

van haar adellijke oorsprong. Hierin lezen we dat de familie Beyens afkomstig was

van het Hertogdom Brabant, meerbepaald Merksem, vlakbij de stad Antwerpen en dat

ze zich in de stad Cádiz in het koninkrijk Spanje had gevestigd212

.

De koning van Spanje, Fernando VI verzekerde dat de Familie Beyens Bruggemans

een adellijke familie is, zowel binnen als buiten Spanje. Hij baseerde zich hiervoor op

een getuigschrift, gegeven in Brabant op 21 december 1754 door de Cuatro Reyes de

Armas, een orgaan dat zich ontfermt over de goedkeuring van wapenschilden. Dit

werd zeven dagen later goedgekeurd door de Raad van State te Brussel213

.

Verschillende van haar leden oefenden verscheidene adellijke beroepen uit, zowel

geestelijke als militaire, ter verdediging van het katholieke geloof, de Spaanse Koning

en het vaderland ten tijde van de Opstand in de Lage Landen214

.

Zo was de heer Francisco Beyens Subintendant Ontvanger van de Koninklijke Tollen

op de Rijn en de Lippe en de Heer Francisco Zazo Rosillo, voorouder van de familie

Beyens Bruggemans, was chronist wapenkoning215

.

Zoals later zal blijken was de familie Beyens verbonden met de Merksemse

parochiekerk Sint Bartolomeus. In haar archief vonden we enkele leden van de

familie Beyens terug. Voor de 17de

eeuw betreft het de personen Lucia Beyens. Zij

was gehuwd met Thomas Bogaerts. Ze schreven hun testament op 5 mei 1653216

.

Joannes Beyens was koster en schoolmeester tussen 1673 en 1695. Hij was meerdere

212

Privaatarchief, Papeles de la Muy Noble Casa de Beyens, fol. 5 213

Ibid. 214

Ibid. 215

Ibid., fol. 6 216

OASB, 5.02.01, fol. 140

Page 87: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

68

malen getuige in testamenten217

. Ook Joost Beyens218

, waarvan we vermoeden dat het

om dezelfde persoon gaat als José Beyens Torrekens219

, en Jaspar Beyens220

komen

voor als getuigen in testamenten. Joos Beyens oefende in 1681 en 1703 de ambacht

uit van wagenmaker221

.

1.1.2. De familie Bruggemans

De familie Bruggemans is afkomstig uit Brugge en beschikt over een wapenschild,

hetgeen erop wijst dat zij van adel is222

.

1.1.3. De familie Huwijn

De familie Huwijn is afkomstig uit het Hertogdom Limburg. Hun nakomelingen

vestigden zich in Brugge, in het Graafschap Vlaanderen. Daar huwde Juan Huwijn

met Josina Maricheals. Juan werd hoofdaalmoezenier van de Sint Walburgakerk te

Brugge223

. Dit werk mocht enkel door personen van adel uitgevoerd worden. Hij werd

samen met zijn vrouw Josina in deze kerk begraven op 22 april 1557. Hun

wapenschilden werden op hun marmeren grafsteen gegraveerd.

Juan en Josina kregen twee kinderen, Antonio en Josina Huwijn. Josina huwde met de

heer Besoette, geboren te Brugge uit het gezin van de burggraven van Sint-

Winoksbergen.224

Antonio Huwijn was Schepen van Brugge in het jaar 1583 en huwde met Juana

Blommaert. Ze kregen verschillende kinderen, waaronder Arnoldo Huwijn, geboren

in 1565. Deze huwde met Antonia Rams. Uit dit laatste huwelijk kwam in 1608

Arnaldo Huwijn voort. Hij zou later trouwen met Ana Vanheestere met wie hij twee

zonen kreeg, Arnaldo en Marcos Antonio Huwijn.

217

OASB, 5.02.01, fol. 123, 137, 140, 146, 156 218

OASB, 5.02.01, fol. 158 & 5.02.02, fol. 15 219

voor meer informatie over José Beyens Torrekens zie Dl. III, hoofstuk II 220

OASB, 5.02.01, fol. 160 221

OASB, 5.02.01, fol. 158 & 5.02.02, fol. 15 222

Privaatarchief, Papeles de la Muy Noble Casa de Beyens, fol. 7 223

Gelegen op het Sint Maartensplein. 224

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 1vta

Page 88: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

69

De eerste zoon van Arnaldo Huwijn en Ana Vanheestere, Arnaldo Huwijn huwde met

Josina Vanhoucke. Zij zijn overgrootouders van Cornelio Antonio Beyens. Zij kregen

twee zonen, Francisco Xavier Jacobo en Juan Huwijn.

Hun tweede zoon, Marcos Antonio huwde met Juana Meydts. Hun huwelijk bleef

kinderloos. Beiden werden ze begraven in het midden van de kapel van Onze-Lieve-

Vrouw Sint-Loret in de Sint-Salvator kathedraal van Brugge. In zijn wit-zwarte

marmeren grafsteen zijn de wapenschilden van hem en zijn vrouw samen met een

grafschift gegraveerd.

De eerste zoon van Arnaldo Huwijn en Josina Vanhoucke is Francisco Xavier Jacobo.

Hij was raadslid en procureur-generaal van de stad Brugge en huwde met Carlota

Teresa de Villegas225

.

De tweede zoon van Arnaldo Huwijn en Josina Vanhoucke is Juan Huwijn. Hij huwde

in 1700 met Maria Flora Herck en kreeg twee kinderen, één zoon, Juan Jorge Huwijn,

en één dochter, Maria Josépha Huwijn. Juan Huwijn werd consul van de Vlaamse

Natie in Cádiz en commissaris van het Oostendse konvooi. Juan is de schoonvader

van Cornelio Antonio Beyens vermits deze laatste met zijn dochter Maria Josépha

trouwde in 1726 te Cádiz (zie Deel III, hoofdstuk II).226

1.2. Genealogie van de generatie voor Cádiz

1.2.1. Josef Beyens Van Beren en Ana Torrekens Verhoeven

Josef Beyens van Beren

Josef Beyens van Beren werd gedoopt op 17 april 1639 in de parochiekerk te

Merksem. Hij was kind van Juan Beyens en Petronela van Beren, dewelke in de

parochiekerk van Hoboken trouwden227

.

Op 19 juli 1662 trouwde hij met Ana Torrekens in Wijnegem228

en kreeg drie

kinderen; Ana, José en Cornelio Beyens Torrekens.

Op 8 februari 1698 werd Josef Beyens begraven in de parochiekerk van Merksem229

.

225

Ibid., fol. 2 226

Ibid., fol. 2vta 227

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 15 228

Ibid. 229

Ibid., Foto 118

Page 89: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

70

Ana Torrekens Verhoeven

Ana Torrekens werd op 23 oktober 1633 in de parochiekerk van Wijnegem gedoopt.

Ze was de dochter van Adriano Torrekens en Helena Verhoeven. Op 19 juli 1622

huwde ze met Josef Beyens van Beren en kreeg drie kinderen; Ana, José en Cornelio

Beyens Torrekens. Ana Torrekens werd begraven in Merksem op 15 september

1687230

. Het privaatarchief van de familie Beyens vermeldt dat de familie Torrekens

van adellijke oorsprong was231

.

1.2.2. Cornelio Sprangers en Maria Verbrugge

Cornelio Sprangers

Cornelio Sprangers werd gedoopt op 25 september 1670 in de parochiekerk van

Merksem. Op 15 oktober 1660 huwde hij met Maria Verbrugge en kreeg een dochter,

Ana Sprangers. Cornelio werd begraven te Merksem op 1 mei 1681232

.

Maria Verbrugge

Maria Verbrugge werd gedoopt te Schoten233

op 11 november 1624. Ze is de dochter

van Juan Verbrugge en Elizabeth Wins234

. Op 15 oktober 1660 huwde ze met

Cornelio Sprangers en kreeg een dochter, Ana Sprangers235

.

1.2.3. Arnaldo Huwijn Vanheestere en Judoca Vanhoucke Reiniers

Arnaldo Huwijn

Arnaldo werd gedoopt in de parochiekerk van Santiago te Brugge op 13 oktober 1634.

Hij kwam voort uit het huwelijk tussen Arnaldo Huwijn en Ana Vanhestere236

.

230

Ibid., foto 5 231

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 7vta 232

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 15 233

Ibid., foto 5 234

Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto de los expedients de la orden de Carlos III. 1771-1847, dl

II, letra B-Cardi, Madrid, Hidalguía, 1981, p.90 235

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 5 236

Ibid.

Page 90: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

71

Arnaldo huwde met Judoca Vanhoucke op 3 januari 1663 en kreeg negen kinderen;

Francisco Javier, Lorenzo, Juan, José, Pedro, Arnaldo, Alejandro, Maria en Ana

Huwijn Vanhouke. Hij werd Secretaris van de Raad van Brugge. Op 7 augustus 1687

overleed hij te Brugge237

.

Judoca Vanhoucke

Ze is de dochter van Simon Vanhouke en Francisca Reiniers. Haar vader werd

begraven op 4 januari 1630 te Breda. Zij en haar familie was katholiek, althans zo

getuigde de aartspriester van Brugge238

. Op 3 januari 1663 huwde met Arnaldo

Huwijn en kreeg negen kinderen; Francisco Javier, Lorenzo, Juan, José, Pedro,

Arnaldo, Alejandro, Maria en Ana Huwijn Vanhouke239

.

1.2.4. Juan Batista van Herk de Wilde en Catalina de Winter Simons

Juan Batista van Herk

Juan Batista werd gedoopt op 23 september 1639 in de kathedraal van Antwerpen. Hij

was zoon van Juan van Herk en Graciana de Wilde240

. Op 28 februari 1665 huwde hij

met Catalina de Winter en kreeg zeven kinderen; Maria Catalina, Arnaldo, José,

Francisco, Maria verónica, Maria Maximiliano en Isabel van Herk de Winter. Juan

Batista verhuisde naar Cádiz en stelde daar zijn testament op op 30 januari 1686241

.

Catalina de Winter

Catalina de Winter werd gedoopt te Antwerpen op 25 juli 1643. Ze was dochter van

Cornelio de Winter en Juana Simons242

. Op 28 februari 1665 huwde ze met Juan

Batista van Herk te Antwerpen en kregen zeven kinderen; Maria Catalina, Arnaldo,

José, Francisco, Maria verónica, Maria Maximiliano en Isabel van Herk de Winter243

.

237

Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto …, pp. 90-91 238

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 6 239

Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto …, pp. 90-91 240

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 6 241

Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto …, p. 91 242

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 6 243

Vicente de Cadenas & Vicent, Estracto …, p. 91

Page 91: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

72

Hoofdstuk II : De generatie in Cádiz: Genealogie en biografie

2.1. De eerste generatie

2.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggemans

Cornelio Beyens Torrekens

Cornelio Beyens werd geboren in Merksem omstreeks 1673 en stierf te Cádiz ergens

in het jaar 1736 of 1737. Samen met zijn broer José Beyens Torrekens en zijn zus Ana

Beyens is hij kind van Josef Beyens Van Beren en Ana Torrekens Verhoeven.

In 1693 vertok hij uit Vlaanderen en verbleef eerst twee jaar in Madrid. In het

voorjaar van 1695 kwam hij aan in Cádiz. Op 3 mei 1699 huwde hij met María

Bruggemans in Cádiz. Als bruidsschat bracht Cornelio 6.400 reales in. Zijn vrouw

María bracht geen geld maar meubels, huisraad en kantwerk in ter waarde van 4.400

reales244

. Ze woonden samen in de Calle de Juan de las Andas245

.

Na zijn huwelijk reisde hij nog even terug naar Antwerpen maar kwam op tijd terug

voor de geboorte van zijn eerste kind, María Magdalena Theresa. Op 3 september

1700 werd zij geboren maar stierf reeds drie jaar later op 2 november 1703. Ze werd

begraven in de Sint-Franciscuskerk246

. Later kregen Cornelio en María een zoon, José

Juan Ignacio, geboren in 1710. Korte tijd later werd Josefa Beyens in Cádiz geboren,

maar ook zij stierf vroegtijdig. Vier jaar later werd Francisca geboren. Deze bevalling

koste het leven aan de moeder, María Bruggemans. Zij stierf ter plaatse in 1714 te

Gent. Francisca zou niet lang leven247

.

Na de dood van María Bruggemans sloot Cornelio een tweede huwelijk met María

Pittaluga, weduwe van Ignacio Morre uit Huelva en dochter van de heer Pitalluga en

María Riero de los Morros Spinola uit Isla de León. Het huwelijk tussen Cornelio en

María Pitalluga bleef kinderloos248

. Vermits María Pitalluga geen eigen goederen of

kapitaal in bezit had, schonk Cornelio haar 80.000 reales249

.

244

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 348-352 245

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 37-38 246

Ibid., pp. 19-20 247

AHPC, prot. not., CA 1598, T, fol. 154-158 248

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 249

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352

Page 92: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

73

Voornamelijk was Cornelio actief als handelaar. In het voorjaar van 1700 had hij een

linnenwinkel in Calle San Augustin250

. In 1719 beschikte hij over casas de negocio,

of handelshuizen. Zijn handelscontacten bevonden zich hoofdzakelijk in los reynos y

provinicias del norte, waarmee hij de Noordelijk en Zuidelijke Nederlanden bedoelt,

maar ook in otras partes, of andere gebieden. Op 23 juni 1723 richtte Cornelio, samen

met zijn neef Cornelio Antonio Beyens en diens vriend Antonio de Brabander een

handelscompanie op, Beyens Brabander y compañia, voor de duur van zes jaar251

.

Daarnaast richtte Cornelio nog een tweede handelscompagnie op, getiteld Cornelio

Beyens, Hijo y compañia. Officieel werd deze onderneming operatief vanaf 1 januari

1733 en zou ze in theorie voor onbepaalde duur bestaan. Mede-ondernemers waren

zijn zoon José Juan Ignacio en diens vriend Mauricio Lucas252

. Deze compagnie

steunde voor het allergrootste deel op het kapitaal van Cornelio Beyens. Hij maakt

zelf ook duidelijk dat hij deze compagnie had opgericht als een soort verzekering voor

de toekomst van zijn zoon en, waarschijnlijk in mindere mate, ook voor die van

Mauricio Lucas253

.

Cornelio had ook een privé-boekhouder of assistent, Francisco Van Raes254

.

Cornelio Beyens werd aangesteld als mayordomo y tesorero de la Nasion Flameca255

,

of mayordomo en schatbewaarder van de Vlaamse Natie te Cádiz.

Hij onderhield nog regelmatige banden met zijn moederdorp. Hij is mede stichter van

de pastorie van Merksem en was verbonden aan de parochiekerk San Bartolome, of

Sint Bartolomeus van Merksem256

. In zijn testament van 1719 maakt Cornelio

duidelijk dat hij 64.000 reales wou doteren, opdat deze kerk verder ingericht zou

kunnen worden257. Voor 42.000 reales258

sponsorde hij de bouw van de preekstoel,

waarin zijn naam staat gegrifd en doneerde 22.000 gulden259

ter oprichting van het

pasotrijhuis in Merksem.

Cornelio geeft blijk van zijn appreciatie t.o.v. Francisco Josef Vanhemert, dewelke hij

persona yntelixente y de mi sastifación noemt en hem in alle vertrouwen de opdracht

250

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 20 251

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 349vta 252

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 350 253

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 350vta 254

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 348 255

Privaatarchief, expediente de nobleza de Beyens, fol. 9 256

Privaatarchief, papeles de la muy noble casa de Beyens, fol. 8-9 257

AHPC, CA 1582, T, fol. 348-352 258

OASB, nr. 1.01.01, Kerkarchieven 1800-1986, bundel 112, fol. 5 259

OASB, nr. 1.02.01, Historiek der pastorij van Sint-Bartolomeus, fol. 2

Page 93: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

74

geeft om na zijn dood al zijn rekeningen te liquideren. Francisco was immers volgens

Cornelio een persona yinteligente en libros, dependencias y quentas de comercio260

.

Maar sterker nog is dat Cornelio Francisco aanstelt als eerste voogd van zijn enige

zoon José Juan Ignacio. Maar ook Martin Vanhemert, diaken in Cádiz, genoot een

groot vertrouwen van Cornelio. Hij wordt als tweede testamentexecuteur aangeduid.

Daarnaast hebben we de figuur van Carlos Ferron, dewelke ook in goede aarde moet

gevallen zijn, want hij wordt door Cornelio aangesteld als tweede voogd van zijn

enige zoon261

. Dit doet ons vermoeden dat Cornelio, wanneer hij aankwam in Cádiz,

door de familie Vanhemert werd opgevangen. Waarschijnlijk woonde Francisco en

Martin Vanhemert in hetzelfde huis waar Cornelio logeerde en hebben ze zo een

sterke band opgebouwd.

Cornelio werd begraven, zoals alle mayordomos van de Vlaamse Natie, in de kapel

van de Sint-Franciscuskerk. Vergezeld door de gelovigen van de orde van de

Franciscanen, Dominicanen, Augustijnen en San Juan de Dios wenste Cornelio naar

deze verschillende kerken gedragen te worden op de schouders van de leden van die

ordes en wenste dat er in elke kerk een gezongen misviering zou plaatsvinden. In

1719 wenste Cornelio dat er vijfhonderd gebedsmissen aan hem werden opgedragen;

125 daarvan in de kathedraal van Cádiz, 25 in de kerk van San Francisco, 25 in die

van San Augustin, 25 in die van San Juan de Dios en de overige driehonderd in de

resterende reguliere en seculiere kerken van Cádiz262

. Maar in zijn testament van 1736

wil hij er geen vijfhonderd, maar tweeduizend. Daarvan zouden er telkens honderd

moeten gevierd worden zowel in de kerken van de kloosters van San Francisco, Santo

Domingo en San Juan de Dios, alsook in die van de Mercenarios Cariados,

Capucijnen, San Diego, Nuestra Señora del Rosario, San Antonio en San Lorenzo.

Daarnaast moesten er nog vijftig gezongen missen gevierd worden in het weeshuis

van de Ongeschoeide Karmelietessen en vijftig in de kerk van het ‘hospital de

mujeres’. De resterende missen zouden gevierd worden in andere kerken afhankelijk

van de beslissing van de testamentexecuteurs263

.

260

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 349vta 261

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 348vta 262

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 352 263

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 351vta

Page 94: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

75

María Bruggemans

María Bruggemans werd geboren te Brugge omstreeks 1683264

en stierf te Gent in het

jaar 1714265

bij de bevalling van haar tweede dochter Francisca dewelke het evenmin

overleefde. María was samen met haar drie zussen, Anna, Cathalina en Juana, de

dochter van Matias Bruggemans en Magdalena Patoe.

In 1688 werd zij door haar ouders naar Cádiz gebracht waarna ze met het hele gezin

in 1692 terug naar Vlaanderen reisde om na twee en een half jaar, in 1695, terug te

keren266

. Net zoals haar drie zussen was ze ingeschreven als ‘vecina’ van Cádiz267

.

Op 3 mei 1699 huwde ze met Cornelio Beyens Torrekens in Cádiz268

en kreeg drie

kinderen. José Juan Ignacion was de eerste en werd geboren in 1710. Vier jaar later

zou ze twee dochters gehad hebben, zij het niet dat zij, samen met haar pas geboren

dochters tijdens de bevalling overleed. Als bruidsschat bracht María geen geld in,

maar meubels, huisraad en kantwerk ter waarde van 4.400 reales. Haar echtgenoot

Cornelio bracht 6.400 reales in269

.

Haar vader, Matias, had samen met Reinaldo Vanderhaegen en Jan vanden Haute een

compagnie opgericht in Cádiz, dewelke het monopolie bezat op de invoer van bier in

Cádiz, Puerto Santa María, San Lúcar de Barrameda, Rota, Puerto Real en Chiclana.

Matias deed voornamelijk dienst als herbergier en was een geletterd persoon270

.

2.1.2. José Beyens Torrekens en Ana Sprangers Verbrugge

José Beyens Torrekens

José Beyens Torrekens werd gedoopt in Merksem in de parochiekerk van Sint

Bartholomeus op 15 augustus 1666. Hij kwam voort uit het huwelijk tussen José

Beyens van Beren en Ana Torrekens Verhoeven. Hij had nog een zus, Ana en een

broer Cornelio. Op 5 maart 1690 huwde hij met Ana Sprangers Verbrugge uit

Merksem. Ze hadden een zoon, Cornelio Antonio Beyens Sprangers271

.

264

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 38-40 265

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 349vta 266

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 38-40 267

AHPC, CA 1582, T, fol. 351 268

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 19-20 269

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 351 270

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, pp. 38-40 271

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 15

Page 95: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

76

Ana Sprangers Verbrugge

Ana Sprangers werd gedoopt te Merksem in de parochiekerk van Sint Bartholomeus

op 25 september 1670. Ze was de dochter van Cornelio Sprangers en María

Verbrugge. Haar vader stierf op 1 maart 1681 en werd begraven in het zijkoor van de

parochiekerk van Merksem272

.

Op 5 maart 1690 huwde ze met Cornelio Beyens Torrekens in Merksem. Ze kregen

een zoon, Cornelio Beyens Sprangers273

.

2.1.3. Ana Beyens Torrekens

Ana Beyens werd geboren te Merksem in 1664 en is samen met Cornelio en José

Beyens Torrekens kind van José Beyens van Beren en Ana Torrekens Verhoeven.

Op drieëntwintigjarige leeftijd, in het jaar 1687, trad zij in als non in het klooster van

de Urbanisten, ook genaamd het klooster van Sint Agneten of het klooster van de

derde orde van Sint-Franciscus te Antwerpen. Een jaar na haar intrede bracht ze 1.000

reales in274

.

Mocht haar broer Cornelio Beyens eerder sterven, dan zou ze 800 reales van hem

erven275

.

Na 47 jaar dienst te hebben gedaan als werkzuster, zowel voor binnen als voor buiten,

kwam er een eind aan haar leven. Ze stierf op 11 september 1734 toen ze zeventig jaar

was en verkeerde in demente toestand. Ze was in ieder geval niet bequaem om te

communiceren276

.

2.1.4. Juan Huwijn en Flora Verónica Hercq Winter

Juan Huwijn

Juan Huvin werd geboren in Brugge uit het huwelijk van Arnoldo Huwijn en Judoca

Vanhoeke. Juan had ook een broer, Josef Alberto dewelke ook in Cádiz verbleef sinds

1687. Tien jaar later, op 18 februari 1697, huwde deze met met de Gaditaanse Josefa

272

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 126 273

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 15 274

RAA, Klooster van de Urbanisten te Antwerpen, nr. 6 (register van wijdingen: 1556-1782) 275

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 348-352 276

RAA, Klooster van de Urbanisten te Antwerpen, nr. 6 (overlijdensregister: 1500-1782)

Page 96: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

77

Gutierrez. Slechts zeven maanden later werd hun dochter Isidora Francisca

geboren277

.

De familie Huwijn had ten laatste sinds 7 oktober 1531 volgens een edict van Karel V

het adellijke statuut verworven278

.

Op 22 september 1700 huwde Juan met María Flora Hercq279

en kreeg twee kinderen,

een zoon, Juan Jorge en een dochter, María Josefa Huwijn Hercq.

Juan Huwijn werd door de koning van Spanje, Karel II uitgekozen om op 18 juni

1699 Pedro Harau op te volgen280

in de functie van consul van de Vlaamse en Duitse

Natie en werd bovendien als commissaris van het Oostendse konvooi aangesteld281

.

Hij vervulde deze functie tot het jaar 1711.

Ook was Juan actief in de handel. Hij werkte hoofdzakelijk samen met Carlos Lieven

alias Neyts, zijn assistent282

. Samen met Cornelio Antonio Beyens richtte hij een

handelszaak op genaamd Beyens Hubin283

.

María Flora Hercq

María werd gedoopt te Antwerpen op 6 januari 1678284

en was de dochter van Joannes

Baptista Herck en Catharina de Winter. Van haar moeder kreeg ze als bruidsschat

16.000 reales. Hun gezin zou zeer kroostrijk worden, want María had maar liefst acht

broers en zussen. In chronologische volgorde zijn dit Johanna Catharina, Arnoldus,

Josef, Francisco, Marie, Isabel, Andres Fernando en Maximiliano.

María’s vader, Joannes, was op zijn minst vanaf midden juli 1679 in Cádiz, terwijl

zijn vrouw Catharina nog in Vlaanderen verbleef. Hij opende een winkel en was

meester in de goudsmeedkunst. Vanaf 1 maart 1683 tot 1 maart 1686 huurde hij een

huis in de Calle de la Carnicería voor 2.400 reales per jaar. Op 2 februari 1686

verhuisde hij definitief naar de Calle de Juan de las Andas. Hij stief op 2 februari

1686 en werd begraven in de Sint-Franciscuskerk met Cruz Alta285

.

277

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... p.161 278

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 2 279

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... p.161 280

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... p.161 281

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 8 282

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 189 (fol. 161vta, 162) 283

AHPC, prot. not, CA 1602, Compañía, fol. 209 284

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 5 285

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie te Cádiz... dl 1, p.146

Page 97: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

78

Op 22 september 1700 huwde María Flora Hercq met Juan Hubin286

, consul van de

Vlaamse en Duitse Natie en commissaris van het Oostendse konvooi287

. Ze kregen

een zoon, Juan Jorge en een dochter María Josefa Huwijn dewelke later zou trouwen

op 6 november 1726 met Cornelio Antonio Beyens. Deze laatste zou later Juan

Huwijn opvolgen als consul van de Vlaamse Natie288

. De zoon Juan Jorge zou

trouwen met Theresa Vicente de Morales dochter van Bernardo Vicente de Morales

en Ana Augustina Piris, inwoners van Cádiz289

.

María Flora en Juan Hubin waren goed bevriend met Carlos Lieven alias Neyts290

. Hij

is María’s assistent wanneer zij de handelszaken van haar man verderzet en was

assistent van Juan Hubin in diens handelsactiviteiten291

. Carlos Lieven was ook enige

erfgename van María Flora292

.

María’s band met haar schoonfamilie lijkt nog sterk aanwezig. Dit leiden we af aan de

volmacht die ze op 21 maart 1727 aan Isidora Vanhoecke, zus van María’s

schoonmoeder uit Brugge geeft293

.

María Flora wou graag begraven worden in de kapel van de Vlaamse Natie, aan de

ingang in het porton. Op haar begravenis moesten de religieuzen van de orde van

Santo Domingo, San Francisco, San Agustin en San Juan de Dios haar lichaam op hun

schouders dragen en in hun kloosters de klokken laten luiden. Tot slot wou María

graag één gezongen mis in het bijzijn van haar opgebaarde lichaam294

. María Flora

Herk stierf te Cádiz op 27 april 1742295

.

286

Ibid., dl 1,p.161 287

AHPC, prot. not., CA 1564, T, fol 48-48vta. 288

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 2 289

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 193 (fol. 166) 290

AHPC, prot. not., CA 1590, P, fol. 222 291

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 189 (fol. 161vta, 162) 292

AHPC, prot. not., CA 1590, P, fol. 222 293

Ibid. 294

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 187 (fol.159vta-160) 295

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 200 (fol 172vta, 173)

Page 98: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

79

2.2. De tweede generatie

2.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggemans en Micaela Geraldino

José Juan Ignacio Beyens

José Beyens werd geboren in 1710 te Cádiz. Hij was kind van Cornelio Beyens

Torrekens en María Bruggemans. Op 21 november 1743 huwde hij met Micaela

Geraldino en kreeg twee kinderen met haar, María de Belén en Felix Beyens

Geraldino296

. José Juan Ignacio bracht 1.360.000 reales in. Daarvan gebruikte hij

80.000 om in zijn handelszaak te investeren. Micaela bracht voornamelijk huisraad in,

waarvan de waarde niet zo duidelijk is, maar ook 80.000 reales, die ze weliswaar van

José Juan Ignacio had gekregen297

.

Op 2 juni 1750 had José Juan Ignacio zijn aanvraag tot het toetreden tot de Carrera de

Indias ingediend bij de Audiëntie van de Contratación en werd ze op 12 januari 1752

officieel goedgekeurd. José Juan Ignacio was nu officieel handelaar op Amerika298

.

Vijf jaar later, op 21 juli 1757, zou hij worden benoemd tot hidalgo299

.

Samen met Mauricio Lucas en zijn vader Cornelio Beyens richtte hij de handelszaak

met als titel Beyens Hijo y co op. Deze bestond officieel vanaf 1 januari 1733 en zou

in theorie voor onbepaalde duur bestaan. In de praktijk, toen Cornelio nog leefde,

werd er overeengekomen dat zij zou blijven voortbestaan tot zeker 1750. Cornelio

was ondertussen gestorven en José Juan Ignacion en Maurico Lucas beslisten om de

bedrijvigheden verder te zetten. Na 1750 werd nu José Juan en Mauricio Lucas elk

voor de helft van de winst of het verlies aansprakelijk gesteld300

. Later kwam er nog

een collega bij, Juan Josef de Valle301

, dewelke een goede relatie had met José Juan,

vermits hij samen met Mauricio Lucas tot testamentexecuteur wordt benoemd302

. Ook

hij is handelaar en inwoner van Cádiz303

.

José Juan Ignacio had enkele landerijen in zijn bezit die zijn neef Lorenzo Beyens

later zal erven304

.

296

AHPC, prot. not., CA 0410, TVP, fol. 1079vta 297

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1260 298

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259 299

AMC, Cabildo de 1757, fol. 306 300

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 349vta 301

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259vta 302

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1265 303

AHPC, prot. not., CA 5349, PPT, fol. 1264 304

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 35

Page 99: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

80

José Juan was verder eerste eigenaar van de capellanía of prebende in Cádiz, dewelke

hij zelf had opgericht. Tweede eigenaar van de prebende was zijn neef Rafael

Beyens305

.

Zijn gezondheid was niet opperbest, want op negentienjarige leeftijd, op 15 november

1729, stelde hij voor de eerste maal een testament op met de reden dat hij zich zeer

ziek voelde306

. Dit deed hij een tweede maal in 1769 wanneer hij ziek te bed lag en

vreesde dat hij spoedig zou sterven307

. Hij wou graag begraven worden in een kerk,

klooster of kapel. Welke dit zou zijn liet hij aan zijn testamentexecuteurs Juan Josef

del Valle en Mauricio Lucas over308

. José Juan stierf op 23 januari 1770309

.

Micaela Geraldino Comín

Micaela werd geboren te Cádiz310

. Ze was dochter van Nicolás Antonio Geraldino en

Isabela Narcisa Comín, beide inwoners van Cádiz vanaf hun geboorte311

. Haar vader,

Nicolás Antonio Geraldino is zoon van Miguel Geraldino en Margarita Suttou, los

quales personajes, han cido tenido de todo tiempo ymmemorial hasta hora, estimados

y reputados por hidalgos de probidad312

. Micaela’s grootouders zijn m.a.w. van adel,

hetgeen maakt dat zowel haar ouders als zij zelf over dezelfde sociale status beschikt.

Uit het huwelijk met José Juan Ignacio Beyens, kwamen twee kinderen voort, María

de Belén en Felix Beyens Geraldino

313. Hun dochter zou later, vanaf 3 december

1773, Condesa de Villamar worden, een titel die ze voornamelijk te danken had aan

haar echtgenoot en neef Lorenzo Beyens. Micaela Geraldino overleed te Cádiz op 11

november 1761314

.

305

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 54 306

AHPC, prot. not., CA 1592, fol. 749-750 307

AHPC, prot. not., CA 5358, PT, fol. 168 308

AHPC, prot. not., CA 5358, PT, fol. 168vta 309

AHPC, prot. not., CA 412, fol. 328vta 310

AHPC, prot. not., CA 5352, PT, fol. 53-56 311

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259-1265 312

Privaatarchief, Expediente de Nobelza de Beyens, fol. 18. 313

AHPC, prot. not., CA 410, TVP, fol. 1085vta 314

AHPC, prot. not., CA 5352, PT, fol. 54vta

Page 100: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

81

2.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Josefa Huwin Hercq

Cornelio Antonio Beyens

Cornelio werd gedoopt te Merksem op 5 april 1699315

als zoon van José Beyens en

Ana Sprangers316

. Op twaalfjarige leeftijd, in 1711 kwam hij naar Cádiz, waar hij bij

zijn oom Cornelio Beyens Torrekens inwoonde317

. Op 6 november 1726 huwde hij

met María Josefa Huwijn Hercq, persona de mi mayor satisfaccion, zo wist hij te

vertellen318

. Cornelio zelf bracht 64.000 reales in als bruidschat. María Josefa bracht

niets in. Pas later in 1727 en 1728 kreeg ze van haar moeder María Flora Herk 27.900

reales dewelke ze inbracht als bruidschat319

.

Uit zijn huwelijk met María Josefa Huwijn kwamen talrijke kinderen voort. Drie

ervan stierven op zeer jonge leeftijd, hoewel ze uiteindelijk toch vijf kinderen kregen:

Lorenzo, Estebán Antonio, Alexandro, María de la Paz en Rafael Beyens Huwijn320

.

Op 23 juni 1723 richtte Cornelio Antonio, samen met zijn oom Cornelio Beyens

Torrekens en Antonio de Brabander een handelscompanie op, genaamd Beyens

Brabander y co, voor de duur van zes jaar, waarin hijzelf 48.000 reales in investeerde.

Cornelio Antonio Beyens bracht 16.000 reales in en Antonio de Brabander 32.000.

Alle drie kwamen ze overeen dat Cornelio voor de helft, en Cornelio Antonio en

Antonio de Brabander elk voor één vierde de winst of het verlies zouden delen321

.

Cornelio Antonio richtte op 1 januari 1732 met dezelfde Antonio de Brabander later

nog een tweede compagnie op. Deze zou opnieuw voor een periode van zes jaar, tot

31 december 1737, blijven bestaan. Beide zijn ze verantwoordelijk voor de helft van

de winst of het verlies322

.

Cornelio Antonio had drie intieme vrienden die hij reeds kende van in Vlaanderen en

die net zoals hij naar Cádiz waren gekomen om te handelen. Deze zijn Pablo Bernes,

uit Atrecht, zijn collega Antonio de Brabander uit Boekhoute bij Gent, en Lorenzo

Hoys uit Gent323

.

315

ADC, EM, 30 oktober 1726 316

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 260 317

ADC, EM, 30 oktober 1726 318

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 260vta 319

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 467vta 320

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 261 321

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 352 322

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol.258vta 323

ADC, EM, 22 oktober 1726

Page 101: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

82

Wanneer Cornelio overleed waren de gloriedagen voorbij. Zijn nalatenis bedraagt

ongeveer 32.000 reales. Zijn vrouw María Josefa kon enkel nog beroep doen op dit

bedrag, aangevuld met enkele premies, sieraden, meubels en kledij324

. De reden

hiervoor is het grote verlies dat zijn handelsonderneming leed omwille van de oorlog

tegen Engeland van 1726-1727325

. Heel Cornelio’s kapitaal samen met een groot deel

van dat van zijn vrouw werden hierdoor opgeslokt. María moest het enkel nog stellen

met een huis waarvan zij eigenares was en wat meubelen, sieraden en edelstenen326

.

Cornelio erfde de titel van Consul van de Vlaamse Natie te Cádiz en commissaris van

het Oostendse Konvooi van zijn schoonvader Juan Huwijn327

. Hij werd daarom

begraven in de kerk van San Francisco, waar traditioneel ook de mayordomos en

consuls van de Vlaamse natie ten ruste lagen328

.

Cornelio Antonio stierf zeer onverwacht op 12 juli 1761 te Cádiz329

.

María Josefa Huwin

María werd geboren te Cádiz op 23 november 1709 en gedoopt op 26 november

1709330

. Ze is samen met haar broer Juan Jorge Huwijn de vrucht van het huwelijk

tussen María Flora Hercq en Juan Huvin331

. Haar broer, Juan Jorge trouwde in Cádiz

met Teresa Vicenta de Morales332

.

Op 6 november 1726 huwde zij met Cornelio Antonio Beyens333

en bracht geen

bruidschat in. Pas later, in 1727 en 1728 kreeg ze van haar moeder María Flora Herk,

27.900 reales dewelke ze zou inbrengen als bruidschat334

. Cornelio bracht

onmiddellijk 64.000 reales in335

.

In totaal kregen ze acht kinderen. Drie ervan stierven voortijdig waardoor er nog vijf

overbleven; Lorenzo, Estebán Antonio, Alexandro, María de la Paz en Rafael Beyens

Huwijn336

.

324

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 469-470 325

Comellas García-Llera, J.L., Historia de España moderna y contemporánea, Madrid, Rialp, 1995, p.

209. 326

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 265vta 327

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... p. 215 328

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 262vta 329

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 217 (fol. 188vta) 330

ADC, EM, 30 oktober 1726 331

AHPC, CA 1624, T, fol. 260vta 332

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 3 333

AHPC, CA 1624, T, fol. 263vta 334

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 209 (fol. 181) 335

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 468vta 336

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 261

Page 102: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

83

Door de oorlog tegen Engeland verging het haar niet goed. Haar man Cornelio had

hierdoor praktisch al zijn kapitaal verloren, waardoor María genoodzaakt was bij te

springen. Zo verloor zij ook een groot deel van haar kapitaal. Er bleven enkel nog

32.000 reales, wat meubelen, kledij, sieraden en edelstenen over. Zelf beschikte ze na

het overlijden van haar man in 1761 nog over een huis en wat edelstenen337

.

Er zijn een aantal personen die María nauw bij het hart lagen. Voor elk van hen heeft

ze een erfdeeltje gereserveerd omwille van el cariño que les tengo, of de vriendschap

die ze voor hen heeft. Dit is de familie Castro Marin uit Cádiz en Micaela Lopez uit

Cádiz dewelke dienstmeid was in Maria’s huis. Voor haar zussen Theresa en Antonia

Hercq, woonachtig te Chiclana had ze 400 reales opzij gezet. Zij mochten ook

beschikken over de witte en gekleurde kledij van María wanneer ze zou overlijden338

.

María wou graag begraven worden in de kapel van de Vlaamse natie waar al haar

voorouders rusten. De eerbetuigingen moesten in het oratorium van San Felipe Neri te

Cádiz gedaan worden339

.

2.3. De derde Generatie

2.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino

Lorenzo Beyens Huwijn

Lorenzo werd geboren te Cádiz op 10 augustus 1729 en werd de 13de

van dezelfde

maand gedoopt in de kathedraal van Cádiz. Zijn oom José Juan Ignacion Beyens werd

zijn dooppeter. Het huwelijk met zijn nicht María de Belén Beyens, werd door Paus

S.S. Clement XIII goedgekeurd in de vrijstelling die hij verleende op 23 november

1758 en werd gevierd op 3 januari 1759340

. Maria, toen 16 jaar oud, bracht geen

bruidsschat in, maar zou 617.415 rs 26 mvs reales erven van haar vader in 1770.

Lorenzo Beyens daarentegen bracht 271.058 rs 28 mvs in341

.

Uit dit huwelijk kwamen vele kinderen voort. Drie ervan stierven voortijdig, d.i. José

Vicente, geboren op 6 februari 1762 en gestorven op negenjarige leeftijd, op 26

337

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 468 338

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 469 339

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 466 340

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 20 341

AHPC, prot. not., CA 413, PT, fol. 70vta

Page 103: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

84

september 1770; María de los Dolores, geboren op 24 augustus 1765 en gestorven

drie jaar later op 3 december 1768 en Vicente Lorenzo, geboren op 18 februari 1767

en vijf maand later gestorven op 13 juli 1767. De resterende zes kinderen groeiden

wel door tot een volwassen leeftijd. In chronologische volgorde betreft het María

Lorenza, José María, Lorenzo José, Francisca Josefa en Miguel Rafael. Hoewel hij

geen verwante was, werd Lorenzo toch peetvader van zowel Josef en Josefa

Alessandri342

alsook van Theresa Callebout343

.

Met de hele kroost leefden ze samen in de Calle del Rosario344

nummer 97345

, een

huis dat ze hadden geërfd van José Juan Ignacio op 23 januari 1770346

. Ze hadden er

een reeks dienstmeiden en gente de librea, of geüniformeerde knechten in dienst. Het

huispersoneel waarvan sprake in de bronnen zijn de personen Lorenzo en Francisco

Rodríguez, knechten, en Leonarda Benitez, dienstmeid sinds vele jaren347

. Ook

beschikte ze over een coche, of wagen met vier trekdieren348

.

Lorenzo Beyens was in de eerste plaats handelaar. Hij was ingeschreven in de Carrera

de Indias en reisde ten minste eenmaal naar Veracruz in het najaar van 1751. Deze

reis gebeurde met het schip Nuestra Señora de los Dolores, ook wel ‘El Triunfante’

genoemd349

. Bovendien is Lorenzo voor de helft mede-eigenaar van de fregat Nuestra

Señora del Carmen y San Vicente Ferrer, ook ‘La Galga’ genoemd350

. Hiermee reisde

hij minstens een keer naar de Reynos de Indias samen met zijn broer Alexandro

Beyens351

. Lorenzo had veel geïnvesteerd in de handel op Amerika. Rond 1779 zou

het totale bedrag dat zijn handelsonderneming droeg het bedrag van 3.750.000 reales

overschrijden. Hiermee was hij een van de rijkste handelaars van de Carrera de

Indias van Cádiz352

. Lorenzo werd daarnaast ook als verantwoordelijke en

correspondent van de Real Compañía de San Fernando de Sevilla aangeduid353

. Deze

342

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 283 & 285 343

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 288 344

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 345

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 112vta 346

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 329vta 347

AHPC, prot. not., CA 413, PT, fol. 69-80 348

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 38 349

AHPC, prot. not., CA 5340, PT, fol. 385vta 350

AHN., Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 351

AHPC, prot. not., CA 5340, PT, fol. 385-386 352

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 353

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33

Page 104: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

85

compagnie was gericht op de Amerikahandel en werd in 1749 opgericht hoofdzakelijk

met Antwerps kapitaal354

.

Op 8 augustus 1766 verkreeg Lorenzo samen met zijn broers Alejandro en Rafael in

de Real Chancillería de Granada een adelbrief dewelke zijn staat van hidalguía en die

van zijn nakomelingen bevestigde355

. Nu Lorenzo het bewijs van zijn adellijke

oorsprong had bemachtigd, werd hij op 11 december van datzelfde jaar verkozen als

Alcalde de la Santa Hermandad de Castilleja de la Cuesta of Burgemeester van het

Heilige Broederschap van Castilleja de la Cuesta. Deze titel werd hem toegekend door

Don Fernande de Silva y Alvarez de Toledo, Duque de Alba y Conde-Duque de

Olivares, heer van Castilleja de la Cuesta356

.

Een aantal jaren later werd een koninklijk besluit uitgegeven in Madrid op 3

december 1773 door koning Karel III van Spanje. Hieruit blijkt dat hij gehoor had

gegeven aan de diensten en verdiensten van Lorenzo Beyens en vermits deze

afstamde van een adellijke Vlaamse familie kende de koning hem het Graafschap van

Villamar toe. Lorenzo Beyens Huwijn werd vanaf nu Conde de Villamar genoemd357

.

Op 2 mei 1776 werd hij aangesteld als Caballero de la Real Maestranza de

Caballería de Valencia358

of ridder van de Maestranze van Valencia. Dit was een

prestigieuze orde die zich voornamelijk toespitste op de paardrijkunst. Tot op heden is

deze actief.

In 1778 werd Lorenzo aangesteld als Síndico Personero van de stad Cádiz. Hiermee

volgde hij de Conde de los Cinco Torres op. Deze functie is te vergelijken met die van

volksvertegenwoordiger359

.

Op 14 juli 1779 werd na een onderzoek naar de herkomst van Lorenzo besloten dat hij

kon worden toegelaten tot de Ridderorde van Karel III. Samen met alle voorgaande

titels mag Lorenzo zich nu Caballero Pensionado de la Real Distinguida Orden

Española de Carlos Tercero, of ridder van de Orden van Karel III van Spanje

noemen360

.

Lorenzo Beyens en zijn familie genoten in Cádiz van een aangename reputatie.

Lorenzo werd aanzien als uno de los mas ricos de Cádiz, of één van de rijkste

354

Michielsen, Leo, De handel.....p. 114 355

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 19 356

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 19 357

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 20 358

Pruebas, foto 19 359

AMC, Acta Capitular 1778, 4v. 360

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 7

Page 105: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

86

personen in Cádiz en genoot er van la mayor estimacion por su arreglada conducta,

honradez y meritos, of van een hoge waardigheid omwille van zijn voorbeeldig

gedrag, eer en verdiensten361

.

Lorenzo Beyens overleed op 27 januari 1801362

om 16u45363

toen hij ziek te bed

lag364

.

María de Belén Beyens

María de Belén Beyens werd geboren in 1743365

Ze was de dochter van José Juan

Ignacio en Micaela Geraldino en had een broer Felix Beyens.

Op 23 november 1758 werd door Paus S.S. Clement XIII de vrijstelling goedgekeurd

waardoor ze in staat werd gesteld te trouwen met haar neef Lorenzo Beyens Huwijn.

Het huwelijk werd gevierd op 3 januari 1759366

en ze kregen vele kinderen waarvan er

drie op jonge leeftijd stierven en zes volwassen werden: María Lorenza, José María,

Lorenzo José, Francisca Josefa en Miguel Rafael. Omdat haar man, Lorenzo Beyens.

Toen op 3 december 1773 door koning Karel III van Spanje aan haar man de titel van

Conde de Villamar werd toegekend367

werd zij la Condesa de Villamar, of de Gravin

van Villamar genoemd.

Haar man Lorenzo vertelde dat zij fue sumamente humilde y nunca murmuró de

nadie, siendo mui amable con todos y con sus familiares, por cuyas buenas prendas

de buena christiana y otras muchas que poseian ha sido gradualmente adorada por

mi, por toda su familia, parientes y por quantos la conocieron368

, of dat zij een zeer

bescheiden, vriendelijke en goede katholieke persoon was die nooit kwaad sprak over

niemand en dat iedereen die haar kende haar graag had, zowel familieleden als

kennissen.

María de Belén stierf te Cádiz op 15 december 1800369

om 13 uur aan een

longontsteking370

. Ze werd begraven in de parochiekerk van Onze Vrouw van Rosario

te Cádiz371

.

361

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 7 362

AHPC, prot. not., CA 413, fol. 261-262 363

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 20 364

AHPC, prot. not., CA 0421, TVP, fol. 1681 365

AHPC, prot. not., PT, CA 5358, fol. 169-170 366

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 20 367

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 17 368

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 17 369

AHPC, prot. not., CA 0421, TVP, fol. 1705vta 370

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 17

Page 106: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

87

2.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn

Estebán Beyens werd geboren te Cádiz in 1732372

. Naar eigen zeggen verhuisde

Estebán naar Bornos om er alivio y mexoria te zoeken. Hij ging er m.a.w. naartoe om

zich in rust terug te trekken en om te genezen. Zijn gezondheid leek inderdaad niet

opperbest zoals op 24 maart 1778 duidelijk werd. Dan liet hij zijn testament

opstellen373

. Vijf jaar later stierf hij.

Hij was samen met zijn broers Lorenzo, Alexandro, Rafael en zijn zus María de la Paz

kind van Cornelio Antonio Beyens en María Josefa Huwijn374

.

In een huis, gelegen in de Calle Ancha de la Xara waar hij sinds 19 augustus 1778

inwoonde, had hij een oratorium ingericht. Dit huis was eigendom van doña Jazinta

Martínez de Juzalaga, maar Antonio had een regeling met haar kunnen treffen

waardoor hij, in ruil voor de reparaties en investeringen die hij deed om het in zijn

oorspronkelijke staat te herstellen, geen huur moest betalen375

.

Estebán Antonio was clérigo, presbitero, abogado de los Reales Consejos de Cádiz en

Fiscal General ecclesiástico376

, of klerk, priester, Raadsman van de Koninklijke Raad

te Cádiz en Algemeen Kerkelijk Fiscaal.

Estebán stierf te Bornos377

op 19 augustus 1778378

en werd er de dag erna begraven in

de parochiekerk van de Dominicanerorde te Cádiz379

. Naar traditie worden alle leden

van het broederschap van San Pedro, zoals Estebán er ook een was, daar begraven380

.

2.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola

Alexandro Beyens Huwijn

Alexandro werd geboren te Cádiz omstreeks 1739381

. Hij was samen met zijn broers

Lorenzo, Estebán en Rafael en zus María de la Paz kind van Cornelio Antonio Beyens

371

AHPC, prot. not., CA 0421, TVP, fol. 1703vta 372

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 469-470 373

AHPC, prot. not., CA 2193, PT, fol. 383-384 374

AHPC, prot. not., CA 2193, PT, fol. 897-898 375

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1644vta 376

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1652 377

Bornos in een dorpje gelegen op 74 km afstand van Cádiz, naast Arcos de la Frontera. 378

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 465vta 379

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1634 380

AHPC, prot. not., CA 2193, PT, fol. 383vta 381

AHPC, prot. not., CA 1630, T, fol. 1003

Page 107: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

88

en María Josefa Huwijn382

. Op 21 november 1771 huwde hij te Cádiz met María

Margarita Barnola Matalonga waarmee hij drie kinderen ter wereld zou brengen383

. In

chronologische volgorde zijn dit: Francisco de Paula, Josef María del Patrocino en

Alexandro de Jesús María Beyens y Barnola. Alexandro bracht geen bruidschat in,

behalve het geld dat hij als handelaar verdiende384

. Noemenswaardig is dat zijn

schoonmoeder, María Francisca Matalonga bij hem en zijn vrouw inwoonde385

.

Hij was actief in de Carrera de Indias en reisde minstens drie maal naar Mexico. Zijn

eerste reis vertrok in 1763 richting Cartagena met de fregat genaamd ‘Nuestra Señora

del Carmen y San Vicente Ferrer’, ook wel ‘la Galga’ genoemd, waarvan zijn broer

Lorenzo Beyens het hoofd was. Alexandro zelf was toen nog escribano, of

secretaris386

. In zijn volgende reis met La Galga in 1765, die ook richting Cartagena

voer, was Alexandro reeds tot kapitein en hoofd van het schip gepromoveerd387

. Zijn

laatste reis in 1772 had als bestemming Veracruz. Dit maal zou hij als kapitein van La

Galga, samen met de zeilvloot o.l.v. Luis de Cordeva, korporaal van het eskader,

uitvaren388

.

María Margareta Barnola

María is dochter van Josef Antonio Barnola, kolonel ingenieur en chef, en María

Francisca Matalonga. Ze huwde op 21 november 1771 met Alexandro Beyens en zou

er drie kinderen mee krijgen. In chronologische volgorde zijn dit Francisco de Paula,

Josef María del Patrocino en Alexandro de Jesús María Beyens Barnola. Zowel María

als Alexandro brachten geen bruidschat of kapitaal in389

.

Haar vader was gestorven ergens voor 1780 en haar moeder woonde bij haar en

Alexandro Beyens in390

.

382

AHPC, prot. not., CA 1625, PT, fol. 182 383

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 51vta 384

Ibid. 385

Ibid. 386

AHPC, prot. not., CA 1625, PT, fol. 182 387

AHPC, prot. not., CA 1630, T, fol. 1003vta 388

AHPC, prot. not., CA 5360, PT, fol. 366vta 389

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 51vta 390

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 54

Page 108: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

89

2.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo

María de la Paz Beyens

María werd geboren in Cádiz omstreeks het jaar 1746391

als enige dochter van

Cornelio Antonio Beyens en María Josefa Huwijn392

. Ze had nog vier broers,

Lorenzo, Estebán Antonio, Alexandro en Rafael Beyens Huwijn. Op 2 mei 1766

huwde ze met Nicolás de Roxas393

en beschikte toen over 85.960 reales. Van dit

bedrag is 64.000 reales afkomstig van Nicolás394

. Ze kregen geen kinderen maar

hadden toch een feliz matrimonio zoals María laat uitschijnen395

. María was

doopmeter van de niet-verwante María del Carmen Alexandra uit Cádiz396

.

In hun huis werkte Francisco Garcias als mayordomo de la casa of huismeester en

María Romero als huismeid397

.

Verwante personen die haar dicht bij het hart staan, zijn Laura Velasco uit Cádiz,

weduwe van Fernando de Wint en Antonia Hercq uit Chiclana de la frontera398

.

Daarnaast had ze nog enkele kennissen; Marcos Courchelli uit Cádiz, Antonia Lijero

uit Cádiz en weduwe van José Courchelli, Vincenta del Villar uit San Lúcar de

Barrameda en de zussen Manuela en Teresa de Moya uit Cádiz. Een speciale vriendin

blijkt de non Agustina de los Santos Reyes uit het klooster van Chiclana te zijn, want

zij wordt door María als erfgenaam en testamentexecuteur aangeduid399

.

Nicolás de Roxas

Nicolás Roxas Ybarraondo werd geboren in Bilbao als kind van Domingo de Roxas

en Ana de Ybaraondo en was actief als cargador a Indias in de handel van Cádiz. Op

2 mei 1766 huwde hij met María de la Paz Beyens maar ze kregen geen kinderen400

.

Hij was dooppeter van zijn kozijn Lorenzo Josef, zoon van Lorenzo Beyens en María

de Belén401

.

391

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 262vta 392

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1693vta 393

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta 394

Ibid. 395

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1695 396

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1643vta 397

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1640 398

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1640vta 399

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1642vta-1644 400

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta 401

Privaatarchief, expediente de nobleza de Beyens, fol. 24

Page 109: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

90

Om zijn handelszaken alsook de huiselijke administratie vlotter te laten verlopen had

hij samen met zijn vrouw een secretaris in dienst, Bartolome de Ayala402

.

Nicolás was prior geweest van de broederschap van de Santisimo Cristo de la

Humildad y Paciencia en wou daarom graag begraven worden in de kapel van de kerk

van het Augustijnerklooster te Cádiz403

. Hij legt uitdrukkelijk de nadruk dat hij geen

eerbetuigingen wil laten opdragen404

. Op 18 augustus 1797 stierf hij om 13u in Puerto

de Santa María405

.

2.3.5. Rafael Beyens Huwijn

Rafael werd geboren in Cádiz uit het huwelijk van Cornelio Antonio Beyens en María

Josefa Huwijn en had nog drie broers, Lorenzo, Estebán Antonio en Alexandro en één

zus, María de la Paz Beyens Huwijn406

. Later, wanneer Rafael’s neefje Miguel

Beyens werd geboren zal hij het voogdijschap over hem op zich nemen407

.

Rafael was op verschillende gebieden actief als klerk. Hij was priester in Cádiz en

Puerto Real408

en was lid van de Santa Hermandad del Senor San Pedro, of de

Heilige Broederschap van de San Pedro409

. Daarnaast was hij samen met zijn oom

José Juan Ignacio Beyens, eigenaar van de prebende of de capellanía te Cádiz die

deze laatste had opgericht410

.

Rafael’s testamentexecuteurs zijn steeds priesters uit Cádiz. In de eerste plaats

benoemde hij Manuel Martínez Ronio en Ignacio Viñao de la Vega, in de tweede

plaats Nicolás Madera en Josef Gandulfo en in de derde plaats Gonzalo Angioleti en

Pedro Aldecoa411

. In de vierde plaats stelde hij twee priesters aan uit Puerto Real;

Sebastian de Molina en Felix Antonio Badinela412

.

Rafael’s grootste bron van inkomsten zijn de verpachting van enkele huizen in de

Calle de Marzal nummer 94 op de hoek met Calle la Alameda. Jaarlijks zijn ze goed

402

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1641vta 403

AHPC, prot. not., CA 2243, T, fol.228vta 404

Ibid. 405

AHPC, prot. not., CA 2243, T, fol.229vta 406

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 185 407

AHPC, prot. not., CA 420, Patr. fol 274-285 408

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 185vta 409

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 53vta 410

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 54 411

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 186 412

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 52-54

Page 110: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

91

voor 2.600 maravedies413

. Daarnaast beschikt hij over enkele lijfrenten die hij int en

kon hij rekenen op een vergoeding van 2.244 reales per jaar voor de uitoefening van

de prebende414

.

2.3.6. Felix Beyens

Felix Beyens Geraldino werd vermoedelijk geboren in het jaar 1748415

. Samen met

zijn zus María de Belén Beyens, was hij kind van José Juan Ignacion Beyens en

Micaela Geraldino.

Felix bleef vrijgezel doorheen heel zijn leven, maar was wel dooppeter van zowel

Felix Lorenzo416

, María de los Dolores417

als van Miguel Beyens418

.

Wel menen we te kunnen afleiden dat hij het goed kon vinden met de vrouw Leonarda

Benítez die ook vrijgezel was. In zijn testament geeft hij de opdracht haar 96 reales te

geven. Ook Francisco de Paula Yzquierdo, handelaar en inwoner van Cádiz, lijkt een

goede kennis te zijn van Felix, want hij wordt benoemd als derde testamentexecuteur

na María de Belén Beyens en Lorenzo Beyens419

. Hetzelfde geldt voor Josef del

Valle, handelaar en inwoner van Cádiz. Hij wordt tot vierde testamentexecuteur

aangesteld420

.

Felix wou graag begraven worden in een kerk of kapel dewelke zijn

testamentexecuteurs naar believen konden kiezen421

. Hij stief op tweeënzestigjarige

leeftijd op 26 september 1810 om 13 uur422

, de dag nadat hij zijn testament had laten

opstellen.

413

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 185 414

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 54 415

AHPC, prot. not., CA 5359, PT, fol. 936-937 416

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 20 417

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 21 418

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 22 419

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 900vta 420

AHPC, prot. not., CA 5359, PT, fol. 936vta 421

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 900 422

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 45

Page 111: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

92

2.4. De vierde generatie

2.4.1. Kinderen van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens

a) José Vicente

José Vicente werd geboren zaterdag 6 februari 1762 om 21u20. Op 9 februari werd hij

gedoopt. Hij was de eerste zoon van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens. José

Vicente stierf in zijn achtste levensjaar, op 26 september 1770 om 4 uur ’s morgens.

Hij werd de volgende dag begraven in de kerk van de Capucijnen. Zijn vader Lorenzo

schijnt hierdoor diep getroffen te zijn, want hij vond José Vicente mui hermoso y

sabido por la que el dolor de su muerte durara en mi toda mi vida. Lorenzo vond hem

m.a.w. mooi en intelligent, waardoor de pijn van zijn dood hem zijn hele leven zal

bijblijven.

b) María de los Dolores

Maira de los Dolores werd geboren op 24 augustus 1765 en is het tweede kind van

Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens. Ze werd op 27 augustus gedoopt in de

kathedraal van Cádiz en stierf kort hierna423

.

c) Vicente Lorenzo

Vicente Lorenzo werd geboren op 18 februari 1767 om 5 uur ‘s morgens. Hij was het

derde kind van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens. Zijn dooppeter is José

Juan Ignacio. Hij stierf vier maanden later op 13 juli 1767 en werd begraven in de

kerk van de Capucijnen te Cádiz424

.

d) María de los Dolores

María werd geboren in Cádiz, op 7 februari 1770 om 6 uur ’s avonds. Twee dagen

later, op 9 februari werd ze gedoopt in la Santa Cueva de la Iglesia del Rosario in

423

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 41 424

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 42

Page 112: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

93

Cádiz. Ze is het vierde kind van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens. Haar

dooppeter is haar oom Felix Beyens. Op 24 november 1788 zou ze trouwen met

Antonio Francisco de Iraola425

in de parochiekerk van Rosario426

. Als bruidschat

bracht María 225.000 reales in. Maar dit bedrag kwam pas vrij na het overlijden van

haar beide ouders. In totaal kregen ze vijf dochters; María Belén, María Rafaela,

María Concepción, María Dolores en María Josefa en twee zonen; Nicolás Antonio en

Ignacio María Iraola Beyens427

. María Belén werd geboren 31 augustus 1789 en werd

op 1 september gedoopt in de parochiekerk van San Antonio. Haar dooppeter was

Lorenzo Beyens. María Rafaela werd geboren op 24 oktober 1790 en de dag erna

gedoopt. Haar doopmeter is María de Belén Beyens en haar dooppeter Lorenzo

Beyens428

. María Concepción werd geboren in Cádiz. Ze werd gedoopt op 29

november 1798 in de kerk van het Fransicanerklooster. Haar doopmeter is María de

Belén Beyens429

. Nicolás Antonio werd evenzeer gedoopt in de kerk van het

Fransicanerklooster op 29 november 1798. Zijn dooppeter is Lorenzo Beyens430

. Over

María Dolores, María Josefa en Ignacio María konden we niets terugvinden.

De man van María de los Dolores, Antonio de Iraola, werd geboren in het dorpje

Azpeitia in de provincie Guipuzcoa in het Baskenland. Hij was zoon van Antonio de

Iraola en van María Concepción de Tapia y Alavar431

. Op 24 november 1788 trouwde

hij met María de los Dolores Beyens432

in de parochiekerk del Rosario in Cádiz433

. Hij

zou met zijn vrouw in Cádiz blijven wonen en zou er zeven kinderen krijgen; vijf

dochters; María Belén, María Rafaela, María Concepción, María Dolores en María

Josefa en twee zonen; Nicolás Antonio en Ignacio María Iraola Beyens434

.

Antonio was handelaar op Amerika in Cádiz en had bezittingen in Amerika435

.

Samen met zijn vrouw stelden ze hun testamentexecuteurs aan. Dit zijn steeds

handelaars in Cádiz, m.n. Angel Martin de Imbarra, Bartolome de Ayala en

425

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 32 426

AHPC, prot. not., CA 0412, IP, fol. 294 427

AHPC, prot. not., CA 2247, PTR, fol. 607vta 428

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 46 429

AHPC, prot. not., CA 0412, IP, fol. 296 430

AHPC, prot. not., CA 0412, IP, fol. 296 431

AHPC, prot. not., CA 2247, PTR, fol. 605 432

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 32 433

AHPC, prot. not., CA 0412, IP, fol. 294 434

AHPC, prot. not., CA 2247, PTR, fol. 607vta 435

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta

Page 113: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

94

Bartolome Loptegui436

. Deze laatste vervingen ze later door Gaspar de Amensas,

inwoner van Cádiz zonder dat we weten wat de reden daarvoor was437

.

Samen met zijn vrouw laat hij hun testamentexecuteurs de keuze om na hun

overlijden de begrafenis en het aantal gebedsmisvieringen te bepalen438

.

Antonio overleed op 5 maart 1837 te Cádiz439

.

e) María Lorenza

María Lorenza werd geboren op 10 augustus 1771 om 15 uur als vijfde kind van

Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens. Ze werd gedoopt op 12 augustus in de

kathedraal van Cádiz. Op 24 februari 1800 huwde ze met Rafael Llegat, Alferez de

navio of marinekorporaal440

in de parochiekerk del Rosario in Cádiz441

. Als bruidschat

bracht María Lorenza 96.000 reales in contant geld en sieraden en gebruikte kledij ter

waarde van 24.000 reales in442

. Rafael en María Lorenza hadden samen één zoon,

genoemd naar zijn vader, Rafael Llegat Beyens. Deze huwde later met María

Joaquina Lobo443

.

Wanneer Rafael Llegat overleed huwde María met de Gaditaan Salvador Melendez

Bruna, Teniente General de los Reales Ejercitos, of Luitenant-Generaal van het

Koninklijk leger, Caballero de la Orden de San Hermenegildo, of ridder van de orde

van San Hermenegildo en Caballero de la Orden Militar de Calatrava, of ridder van

de orde van Calatrava444

. Met hem kreeg María drie kinderen: José María, Salvadora

en María de los Dolores Meléndez Beyens. De eerste, José María, was op de moment

van het overlijden van zijn moeder nog vrijgezel. Salvadora was getrouwd met

Salvador Hidalgo Sarría, Subteniente del Real Cuerpo de Artilleria, of onderluitenant

van de koninklijke artillerie. María de los Dolores tot slot was gehuwd met Joaquin

Hermosilla en kreeg drie kinderen; Felix, María de los Dolores en María Josefa

Hermosillo Melendez445

.

436

AHPC, prot. not., CA 2247, PTR, fol. 606 437

AHPC, prot. not., CA 2247, CR, fol. 723-724 438

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1695 439

AHPC, prot. not., CA 3227, Part., fol. 127-133 440

AHPC, prot. not., CA 2247, PT, fol. 726vta 441

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 42 442

AHPC, prot. not., CA 413, PT, fol. 69-80 443

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 22vta 444

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 21vta 445

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 22vta-23

Page 114: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

95

María Lorenza wou graag begraven worden. Ze liet het aantal misvieringen over aan

de testamentexecuteurs446

.

Op 4 oktober 1835 overleed ze om 18 uur447

in Medina Sidonia448

.

f) Josef María Beyens

Josef María werd geboren op 14 juli 1777 als vijfde kind van Lorenzo Beyens en

María de Belén Beyens. Op 17 juli werd hij gedoopt. Zijn dooppeter is zijn oom

Alexandro Beyens. Op 15 juli 1784 legde deze zijn vormsel af in de kerk van het

klooster van Candelaria te Cádiz449

.

Samen met zijn broer Lorenzo Josef trad hij op 11 augustus 1792 in in het Reximiento

de Reales Guardias Walonas of het Regiment van Waalse Garde, geleid door kolonel

Principe e Castel Franco450

. De Waalse Garde was populair bij de Vlamingen in

Spanje. In de 18de

eeuw stelden de Vlamingen zich meer dan voor andere militaire

ordes kandidaat voor de Waalse Garde. Ze was aantrekkelijk omdat ze de

mogelijkheid bood om politiek-militaire posten te bemachtigen451

.

Zowel Josef als Lorenzo werd gepromoveerd tot Alferez de Reales Guardias Walonas

of vaandrig van de Waalse Garde, waardoor hij werd ingeschakeld in het bataljon van

Catalonië. In het gevecht van 17 oktober 1794 in het campo de la salud in Catalonië

werd Josef María gevangen genomen door de Fransen. Later, op 15 februari 1799,

werd hij tot Segundo Teniente, of tweede Luitenant gepromoveerd452

.

Als oudste (overlevende) zoon erfde hij de titel van Conde de Villamar van zijn vader

wanneer deze kwam te overlijden op 27 januari 1801.

Op 10 september 1806 trouwt Josef María met Josefa Delaville, weduwe van Juan

Roberts uit Ierland en dochter van Prudencio Delaville. Haar eerste man overleed op

29 augustus 1805. Josefa Delaville is sinds het huwelijk met Josef betiteld als

Condesa de Villamar453

. Uit dit huwelijk kwamen talrijke kinderen voort. We

446

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 24 447

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 42 448

Medina Sidonia is een dorpje gelegen op 45 km van Cádiz. 449

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 43 450

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45 451

Glesener, Thomas, Poder y sociabilidad: las élites flamencas en España a través de los expedientes

de las órdenes militares (siglo XVIII), in: Crespo Solana, A. & Herrero Sánchez, M. (eds.), España y

las 17 provincias de los Países Bajos (XVI-XVIII), Unversidad de Córdoba, Cordoba, 2002, p. 172-173 452

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45 453

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 46

Page 115: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

96

vermelden ze hier in chronologische volgorde: José María de los Dolores werd

geboren in Cádiz op 9 oktober 1807 om 17u30. De volgende dag werd hij gedoopt in

de parochiekerk van Rosario te Cádiz. Zijn dooppeter is zijn grootvader Prudencio

Delaville. José María werd gevormd in de parochiekerk Rosario te Cádiz. Hij zou

trouwen met Carlota Loizaga Cerevera op 1 november 1845 in de parochiekerk van

Onze Vrouw van Rosario. Carlota Loizaga is dochter van Pedro Loizaga en Manuela

Franco Cerevera. José María zou als oudste zoon bij het overlijden van zijn vader de

titel van Conde de Villamar overerven. Dit gebeurde op 8 juni 1848. Zo zou meteen

ook zijn vrouw Carlota Condesa de Villamar worden; Feliz Lorenzo werd geboren op

2 juni 1809 om middernacht in Chiclana. Op 4 juni werd Feliz gedoopt in de kerk van

San Telmo. Zijn dooppeter werd Felix Beyens Geraldino. Feliz Lorenzo werd

gevormd in de parochiekerk del Rosario te Cádiz; María de los Dolores Lorenza werd

geboren op 5 februari 1811 om half twaalf ’s nachts. Op 7 februari werd ze gedoopt in

de parochiekerk Rosario. Haar doopmeter was María de los Dolores Beyens Iraola.

Op 17 april 1822 deed María haar vormsel; Margarita Rosa werd geboren op 9

oktober 1812 om 8 uur ‘s morgens. De volgende dag werd ze gedoopt in de

parochiekerk del Rosario omstreeks 12u30. Op 17 april 1822 deed ze haar vormsel

samen met haar zus María de los Dolores. Ze stierf op vijftienjarige leeftijd, op 11

oktober 1827 om 18u; Enriqueta María werd geboren op 15 juli 1814 omstreeks half

negen ’s morgens. De volgende dag om 14u werd ze gedoopt in de parochiekerk del

Rosario. Haar dooppeter was Antonio Perrin. Ze stierf na twee jaar geleefd te hebben

op 29 juni 1817 om kwart voor acht ’s morgens; Op 17 juni 1816 om half tien ‘s

morgens werden María de Belén en María Francisca als tweeling geboren te Cádiz.

María de Belén had als dooppeter Luis Arroyo. María Francisca had als dooppeter

haar oom Francisco Delaville. De volgende dag werden ze gedoopt in de parochiekerk

del Rosario te Cádiz. Deze tweeling zou overlijden op 16 november 1818, met een

verschil van twaalf uur. Ze werden begraven op het kerkhof; Lorenzo María werd

geboren op 4 september 1819 om 1 uur ’s morgens in Cádiz. De volgende dag werd

hij gedoopt in de parochiekerk del Rosario te Cádiz. Zijn doopmeter was zijn tante

María Delaville. Op 17 april 1822 werd Lorenzo María gevormd; Salvadora María

werd geboren op 17 oktober 1821 om kwart voor zeven ’s morgens. Ze werd de dag

erop gedoopt in de parochiekerk del Rosario te Cádiz. Haar dooppeter is Salvador

Melendez. Ze werd gevormd in Cádiz op 17 april 1822. Ze zou tweeëntachtig jaar oud

worden en stierf op 18 maart 1904.

Page 116: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

97

Naast deze talrijke kroost had Josefa Delaville nog een zoon uit haar vorige huwelijk,

Juan Francisco Roberts. Deze vertrok op 8 juli 1814 om 7 uur ’s morgens naar

Londen per handelsboot, genaamd ‘el Neptuno’. Juan Francisco werd daar

opgevangen door Carlos Gordon om hem tot bij zijn familie in Londen te brengen. Hij

bleef daar tot juni 1818 en keerde terug naar Cádiz.

Josefa Delaville had nog een broer, Francisco Delaville en een zus, María Delaville.

Josefa Delaville stierf op zessenzestigjarige leeftijd, op 12 december 1849 te Cádiz.

Josef María stierf op zijn zeventigste levensjaar op 8 juni 1848 aan een kanker op het

oog454

.

g) Lorenzo Josef Beyens

Lorenzo Josef werd geboren op 18 november 1778 om 8u15 ’s morgens in Cádiz en

werd gedoopt in de parochiekerk del Rosario. Hij is het zesde kind van Lorenzo

Beyens en María de Belén Beyens455

.

Zowel hij als zijn broer Josef María traden toe tot de Reximiento de Reales Guardias

Walonas, of het regiment van de Waalse Garde, geleid door kolonel Principe e Castel

Franco456

.

Op 5 september 1793 werd Lorenzo naar het leger van Aragon gestuurd en werd er

aangesteld als cadet van de Compañía de Cazadores de Guardias Walonas, of cadet

van de lichte troepen van de Waalse Garde.

Later werd hij net zoals zijn broer Josef María gepromoveerd tot Alferes de Reales

Guardias Walonas, of vaandrig van de Waalse Garde waardoor ze ingeschakeld

werden in het bataljon van het leger van Catalonië. In het gevecht dat plaats had op 17

oktober 1794 tegen de Fransen in het campo de la salud in Catalonië, werd Lorenzo

Josef samen met zijn broer Josef María gevangen genomen. Lorenzo Josef kon

ontsnappen op 20 oktober 1794. Op 15 februari 1799 werd Lorenzo gepromoveerd tot

Segundo Teniente, of tweede luitenant457

.

454

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 48-52vta 455

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45 456

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45 457

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45

Page 117: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

98

h) Francisca de Paula

Francisca werd geboren op 1 april 1780 om 21 uur en werd de dag erna gedoopt in de

kathedraal van Cádiz. Ze is het zevende kind van Lorenzo Beyens en María de Belén

Beyens. Haar dooppeter is haar oom Felix Beyens. Haar doopmeter is haar tante

Micaela Geraldino. In 1797 huwde ze met Luis de Arroyo Alferez de Navio Retirado

de la Real Armada458

of gepensioneerde Marinekorporaal, zoon van Pablo de Arroyo

dewelke Theniente General of Luitenant-Generaal was. Francisca bracht als

bruidschat 20.000 reales in.

Uit dit huwelijk kwamen, voor zover we weten, één dochter en één zoon voort. De

dochter María de Belén Josefa werd op 9 januari 1799 geboren in Cádiz en de dag

erna gedoopt in de kathedraal van Cádiz. De zoon Francisco de Paula Arroyo werd

prebendado of prebende van de kathedraal van Cádiz.

Francisca de Paula stierf 11 maart 1806 op zesentwintigjarige leeftijd te Cádiz459

.

i) Miguel Rafael

Miguel werd geboren te Cádiz op 30 januari 1784 om kwart voor vijf ’s morgens en

werd de volgdende dag gedoopt in de kathedraal van Cádiz. Zijn dooppeter is zijn

oom Felix Beyens. Miguel Rafael is het achtste kind van Lorenzo Beyens en María de

Belén Beyens460

.

Miguel Beyens werd Doctor de Sagrada Teologia, of doktor in de teologie, en

Canonigo lectoral, of kanunnik van de kathedraal van Cádiz. Hij kreeg daarom het

recht op de prebende van dezelfde kathedraal461

. Bovendien was hij net zoals zijn

voogd en oom Rafael Beyens462

lid van broederschap van San Pedro463

. Hij bleef zijn

hele leven vrijgezel.

Miguel’s eigendom bestond uit het huis in de Calle de la Soledad nr 144 te Cádiz, een

boekenhandel, huisraad en nieuwe kledij464

.

458

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 901 459

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 46 460

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 47 461

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 47vta 462

AHPC, prot. not., CA 420, Patr., fol. 274-285 463

AHPC, prot. not., CA 0452, T, fol. 942 464

Ibid.

Page 118: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

99

Als testamentexecuteurs stelt hij Lorenzo Beyens, zijn vader, José María Beyens, zijn

broer, en José Gandulfo, priester in Cádiz aan. Maar deze laatste stierf aan de

gevolgen van een cholera-epidemie, waardoor Miguel hem verving door Domingo

Gonzales Villacomos. In het geval ook deze laatste zou overlijden stelde Miguel de

heer Sebastian Belluga aan.

Miguel stierf in Cádiz op 29 november 1836 om 10h30 ‘s morgens.

2.4.2. Kinderen van Alexandro Beyens en María Margareta Barnolo

Alexandro Beyens en María Margareta Barnolo hadden drie kinderen. In

chronologische volgorde zijn dit Francisco de Paula, Josef María del Patrocino en

Alexandro de Jesús María. De eerste, Francisco de Paula, werd geboren op 31 januari

1762 in Cádiz en werd de volgende dag gedoopt. Zijn dooppeter is zijn oom Lorenzo

Beyens465

. Over zijn broers hebben we geen informatie.

465

AHPC, prot. not., CA 0421, IP, fol. 298

Page 119: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

100

Hoofdstuk III : De handel

Inleiding

In dit hoofdstuk willen we in de eerste plaats de uitgestrektheid van de handel van de

familie Beyens reconstrueren. Daarbij hebben we ons niet zozeer geconcentreerd op

de aard van de handel, maar eerder op de handelcontacten die zij hadden. Zo hebben

we gepoogd de intensiteit en de lokaliteit van hun handel te beschrijven.

Omdat de boekhouding van de verschillende ondernemingen van de familie Beyens in

de tijd verloren zijn gegaan hebben we gepoogd hun handelsgeschiedenis te

reconstrueren aan de hand van protestos, dit zijn protesten op wisselbrieven die niet

tijdig werden betaald. Dit houdt in dat we enkel een fragment van hun

handelsactiviteiten hebben kunnen meten. Het gaat hier immers enkel om

wisselbrieven die niet tijdig werden betaald. De wisselbrieven die wel tijdig werden

betaald zitten m.a.w. niet in het onderzoek vervat. Desondanks menen we een

realistisch beeld te hebben kunnen construeren van de Beyens’

handelsbedrijvigheden.

We zijn op de hoogte van minstens drie compagnies die leden van de familie Beyens

hadden opgestart. In chronologische volgorde betreft het de compagnie Beyens

Brabander466

, Beyens Hijo y co467

en Beyens Hubin468

. Deze drie

handelsondernemingen werden opgericht door leden van de eerste twee generaties.

Ook leden van de derde generatie, m.n. Lorenzo en Alexandro waren actief in de

handel. Ons onderzoek heeft zich beperkt tot de eerste twee compagnies, Beyens

Brabander en Beyens Hijo y co. Ondanks het feit we, in tegenstelling tot de eerste

twee compagnies, geen structureel onderzoek naar de handelsbedrijvigheden van

Lorenzo en Alexandro hebben gevoerd, hebben we toch enige informatie over hun

handel kunnen terugvinden. Deze is onvolledig en fragmentarisch. De informatie die

we voor hen samenbrachten, moet bekeken worden als een aanzet voor latere vorsers.

466

AHPC, prot. not, CA 1599, T, fol. 350 467

AHPC, prot. not, CA 1599, T, fol. 350vta 468

AHPC, prot. not, CA 1602, Compañía, fol. 209

Page 120: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

101

3.1. De handel in de eerste helf van de 18de

eeuw

Opvallend is dat de familie Beyens door middel van twee opeenvolgende

handelsondernemingen zeer snel een stevige Europese handelsbasis had kunnen

uitbouwen. Deze snelle consolidatie is te wijten aan de lucratieve handelsbezigheden

van Cornelio Beyens Torrekens. Maar ook het huwelijk van diens neef Cornelio

Antonio Beyens met Maria Josefa Huwijn, zorgde ervoor dat hun economische basis

stabieler werd en hen meer mogelijkheden bood.

3.1.1. De firma Beyens Brabander y co

3.1.1.1. De oprichting

De handelsonderneming Beyens Brabander y co werd opgericht op 23 juni 1723 voor

een periode van zes jaar, tot 1729, door de personen Cornelio Beyens Torrekens,

Cornelio Antonio Beyens en Antonio de Brabander. Haar startkapitaal bedroeg 96.000

reales waarvan de ondernemers respectievelijk 48.000, 16.000 en 32.000 reales

inbrachten469

. Cornelio Antonio en Antonio de Brabander staan daarnaast in voor

kosten van de huur van een handelshuis in de Calle del Rosario voor een bedrag van

6.000 reales per jaar. Dit pand was eigendom van de Vlaamse Natie in Cádiz470

.

De ondermingsactiviteiten werden beschreven als tráfico, comercio y venttas de todo

género de mercaderías, fructtos y ottras cosas, d.i. het vervoer, de handel en de

verkoop van elke soort van goederen, renten en andere zaken. Bovendien mochten ze

handel voeren met qualesquier personas de qualesquier reinos, republicas y

provincias, eender welke persoon, koninkrijk, republiek of provincie471

.

Om hen te verdedigen in eventuele rechtszaken, hadden ze de Gaditaan Juan Antonio

Ruiz Moreno aangesteld als advocaat472

.

469

AHPC, prot. not., CA 1586, Compañía, fol. 650-658 470

AHPC, prot. not., CA 461, Arrendamiento de Casa, fol. 122-123 471

AHPC, prot. not., CA 1586, Compañía, fol. 650-658 472

AHPC, prot. not., CA 1589, Poder, fol. 47

Page 121: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

102

3.1.1.2. De uitgestrektheid van de handel

Uit de analyse van de protextos die werden opgesteld binnen de zes jaar waarin de

compagnie Beyens Brabander bestond, ging het in de meeste gevallen over

wisselbrieven die opgesteld waren in Spanje, goed voor 32,4%. De overgrote

meerderheid hiervan werd opgemaakt in Sevilla. Op de tweede plaats staan de

Noordelijke Nederlanden, verantwoordelijk voor 29,4% van de oorspronkelijke

wisselbrieven. Hier is de overgrote meerderheid opgesteld geweest in Amsterdam. Op

de derde plaats komt Frankrijk, goed voor 17,6% van alle wisselbrieven, opgesteld in

verscheidene steden. Daarna volgen de Zuidelijke Nederlanden, met 13,2% van het

totaal. Opvallend is dat hier Gent verantwoordelijk is voor het merendeel van de

wisselbrieven en dat Antwerpen zelfs niet voorkomt in de lijst. De laatste plaats wordt

gedeeld door Duitsland, Portugal en Engeland, met elk 1,5% van het totaal,

respectievelijk ingevuld door Hamburg, Lissabon en Londen.

Samen zijn de steden Amsterdam, Sevilla en Gent verantwoordelijk voor 63% van

alle wisselbrieven waarvoor protestos zijn opgemaakt.

Er is slechts één bron die erop wijst dat de firma Beyens Brabander contacten had met

Denemarken. Deze lijkt niet van onbelang, want Beyens Brabander ontving in 1725

een volmacht van de kapitein Juan Jacobsen om maar liefst een bedrag van 150.000

reales van de Gaditaanse firma Arizón y co te innen473

. De keuze van de Deense

kapitein voor de firma Beyens Brabander ligt voor de hand wanneer we weten dat

deze compagnie reeds in het verleden regelmatig geldschieter was geweest van de

firma Arizón.

Ook had de firma Beyens Brabander handelsbetrekkingen met de consul van de

Russische Natie te Cádiz, de heer Weschnecoff474

. De wisselbrief werd niet in

Rusland maar in Amsterdam opgesteld, waardoor we niet met zekerheid kunnen

zeggen of de firma Beyens Brabander ook effectief met personen uit Rusland

handelde.

De firma Beyens Brabander dreef m.a.w. handel met zowel handelaars in Spanje,

Noord-Nederland, Frankrijk, Zuid-Nederland, Duitsland, Portugal en Engeland,

waarvan de meeste handelspartners in Amsterdam, Sevilla of Gent zijn gelokaliseerd.

Er zijn aanwijzingen dat de firma Beyens Brabander goede contacten had met een

473

AHPC, prot. not., CA 1588, Poder, fol. 480 474

AHPC, prot. not., CA 1591, Protexto, fol. 19

Page 122: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

103

Deense kapitein en met de consul van de Russische Natie in Cádiz, maar of ze

effectief handel dreven met deze personen is niet duidelijk.

3.1.1.3. De handelscontacten

Aan de hand van de volmachten die de firma Beyens Brabander gaf aan bepaalde

handelaars, konden we de belangrijkste en vertrouwelijkste handelspartners

reconstrueren. Dit zijn er welgeteld twee, Juan Antonio de Goyeneta en Juan

Snoeiens. Juan Antonio de Goyeneta woonde in Sevilla en was er actief als handelaar.

De firma Beyens Brabander gaf hem op 30 januari 1723 een volmacht om de

onbetaalde rekeningen van al hun Sevillaanse schuldenaars te innen475

. Juan Snoeiens

was handelaar in Antwerpen, en kreeg van Cornelio Beyens Torrekens de opdracht

om in zijn naam de twaalf aandelen die hij had in een Antwerpse handelsfirma te

verkopen476

.

a) Handelscontacten in Spanje

De handelscontacten die de firma Beyens Brabander had in Cádiz zijn van

uiteenlopende aard. Onder de negenendertig firma’s waarover de bronnen ons

inlichtte, zaten er dertien firma’s, goed voor 33%, waarvan de leden oorspronkelijk

afkomstig waren uit de Noordelijk of Zuidelijke Nederlanden. Het betreft hier de

firma Blanchenoe & Legrand477

en de personen Diego en Francisco de Roy478

, Jacob

Jacobsen479

en Henrique De Roo480

. Allen zijn afkomstig uit Amsterdam. Ook

handelde de firma Beyens Brabander met die van Bertrand & Handrix waarvan hun

leden wortels hadden in Drente481

. De volgende handelscontacten te Cádiz zijn

afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, meerbepaald uit Gent: Jorge Dupont482

,

Francisco Luis Boucher483

; uit Brugge: Pedro Albrecht484

en Juan Smidts485

; uit

475

AHPC, prot. not., CA 1587, Obligacion, fol. 371-372 476

AHPC, prot. not., CA 1589, Poder, fol. 47 477

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos…p. 333 478

Ibid., p. 336 479

Ibid., p. 333 480

Ibid., p. 336 481

Ibid., p. 332 482

AHPC, prot. not., CA 1590, Protexto, fol. 575 483

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 328

Page 123: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

104

Brussel: Andres Vanwesembeek uit Brussel maar met wortels in Antwerpen486

, en uit

Antwerpen: Andres de Casanueva487

. Het is opvallend dat de firma Beyens Brabander

meer zaken doet met deze firma’s dan met andere Gaditaanse firma’s.

Één van de correspondenten steekt er met kop en schouders bovenuit. De handelaar

Francisco De Roy was een Amsterdamse handelaar maar was lid van de Vlaamse

Handelsnatie. Hij woonde reeds in Cádiz vanaf het begin van de 18de

eeuw en had er

een handelszaak met zijn broer Diego. Francisco had zich in zijn carrière

voornamelijk geconcentreerd op de handel tussen Amsterdam en Cádiz. Naar het

einde van de 18de

eeuw toe zou de familie De Roy worden opgenomen in de

adelstand488

.

In Sevilla kon de firma Beyens Brabander rekenen op een reeks

handelscorrespondenten. De voornaamste zijn in dalende orde van belangrijkheid

Leyrens Jacobs y co489

, Juan & Francisco Vanderwilde490

, Juan Rietman491

, Mullier &

Blommaert y co492

en Carlos Vandewoestijne493

.

Van de onderneming Leyrens Jacobs vermoeden we dat zij wortels hebben in de

Zuidelijke of Noordelijke Nederlanden. Hun belangrijkste handelscontacten zijn

Enoch y Daniel Hovens van Haarlem494

, J. Gillis uit Luik495

, Aynier van Bayonne496

,

Deurwaerdere & Vandercruysen y co497

en Manuel Ygnasio de Leregui van Sevilla498

.

De familie Deurwaerdere had wortels in Antwerpen499

en de familie Vandercruysen is

oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Nederland en bezitte handelshuizen in Rijsel en

Marseille500

.

484

Ibid., p. 327 485

Ibid., p. 336 486

Ibid., p. 338 487

Ibid., p. 328 488

Ibid., p.230-233 489

AHPC, prot. not., CA 1590, Recibo y cesión, fol. 50 490

AHPC, prot. not., CA 1599, Poder, fol. 391 491

AHPC, prot. not., CA 1594, Recibo y cesión, fol. 279 492

AHPC, prot. not., CA 1598, Recibo y cesión, fol. 698 493

AHPC, prot. not., CA 1602, Poder, fol. 669 494

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol.303 495

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 254 496

AHPC, prot. not., CA 1594, Protexto, fol. 377 497

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 1091 498

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 1091 & CA 1588, Protexto, fol. 442 499

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse Natie...,dl I, p. 90 500

Degryse, Karel, Degryse, K., De Antwerpse fortuinen: ..., Bijlage Ia.

Page 124: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

105

De handelaars Juan Bauptista en Francisco Vanderwilde zijn ook belangrijke

handelcorrespondenten. Voor zover we hebben kunnen vaststellen bestaan hun

belangrijkste contacten uit de Sevillaanse handelaars Francisco Cardoul y co501

en

Juan Adrian De Bucq502

. Coppejans-Desmet wees erop dat zij intense contacten

onderhielden met de Gentse groothandelaars503

.

Hetzelfde geldt voor Carlos van de Woestijne. Hij had ook nauwe banden met de

groothandelaars te Gent504

.

Daarnaast is Juan Bartholomé Rietman een regelmatig terugkerende

handelscorrespondent. Voor zover we weten had hij handelscontacten in Amsterdam

met Luis Michel505

en in Londen, met de firma Desmet Haercote506

. De firma Mullier

& Blommaert had haar handelscontacten hoofdzakelijk in Sevilla met Juan Adrian De

Bucq507

.

Naast deze grote groep Sevillaanse handelscontacten, zijn er nog enkelen te situeren

in Madrid, Valencia en Toledo. Respectievelijk zijn dit Antonio Gaspar de Pinedo508

,

Carlos de Albornos Holch509

en Francisco & Pedro Ordoñes510

.

b) Handelscontacten in de Noordelijke Nederlanden

De handelscontacten van de firma Beyens Brabander’s woonachtig te Amsterdam zijn

devolgende; Christian Ekhouf511

, Luis Michel512

, Jacob Scheltes513

, Guillermo & Luis

Surmont514

, Daniel Lambrechts515

, Mathias Scholuy516

, Fernandez del Estaedo517

,

501

AHPC, prot. not., CA 1586, Protexto, fol. 1361 502

AHPC, prot. not., CA 1589, Protexto, fol. 212, CA 1590, Protexto, fol. 257 & CA 1590, Protexto,

fol. 267 503

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29 504

Ibid. 505

AHPC, prot. not., CA 1594, Protexto, fol. 211, CA 1594, Protexto, fol. 196 506

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 427 507

AHPC, prot. not., CA 1596, Protexto, fol. 448, CA 1596, Protexto, fol. 635 508

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 24 509

AHPC, prot. not., CA 1587, Protexto, fol. 972 510

AHPC, prot. not., CA 1590, Protexto, fol. 594 511

AHPC, prot. not., CA 1586, Protexto, fol.1119 512

AHPC, prot. not., CA 1594, Protexto, fol. 211, CA 1594, Protexto, fol. 196 513

AHPC, prot. not., CA 1595, Protexto, fol. 785 514

AHPC, prot. not., CA 1586, Protexto, fol.1259 515

AHPC, prot. not., CA 1589, Protexto, fol. 332 516

AHPC, prot. not., CA 1589, Protexto, fol. 126 517

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 423

Page 125: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

106

Gerret Brauman518

, Martino Forno Bellino519

, Henrique Moens520

en Guillermo

Lamberto Pinquet521

. Deze laatste heeft wortels in Kortrijk522

.

In Haarlem hadden ze professionele contacten met Enoch & Daniël Hovens523

en in

Altena met de firma Vanhoven & Koopman524

.

c) Handelscontacten in de Zuidelijke Nederlanden

De handelscontacten die de firma Beyens Brabander genoot in Gent, waren Juan

Bauptista Scholt525

, Lucas Gil Schamp526

, Pedro Dupont527

, Diego Vancruisen528

en

Jacobo Maelcamp529

. Lucas Gil Schamp was ook afkomstig uit Gent, maar is sinds

1751 gedomicilieerd in Cádiz530

. Hij had daar een firma opgericht onder de naam

Schamp Hijos y co¸of Schamp en zonen531

. Hetzelfde geldt voor Jacobo Maelcamp.

Hij was een Genste koopman en richtte een bijhuis op in Cádiz532

. Hij is tevens een

van de meest voorkomende handelscorrespondenten van de Gentse groothandelaars

en verbleef in Sevilla533

.

In Luik had de firma Beyens Brabander één handelscontact, J. Gillis534

. Enkele leden

van deze familie vinden we ook terug in Cádiz vanaf het eerste kwart van de 18de

eeuw. Oorspronkelijk is de familie Gillis afkomstig uit Antwerpen535

.

518

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 975 519

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 562 520

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 508 521

AHPC, prot. not., CA 1591, Protexto, fol. 19 522

Crespo Solana, Entre Cádiz y los Países Bajos…p. 335 523

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol.303 524

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 643 525

AHPC, prot. not., CA 1589, Protexto, fol. 616, CA 1588, Protexto, fol. 1041, CA 1588, Protexto,

fol.1002 & CA 1589, Protexto, fol. 615 526

AHPC, prot. not., CA 1594, Protexto, fol. 653 527

AHPC, prot. not., CA 1590, Protexto, fol. 575 528

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 648 529

AHPC, prot. not., CA 1589, Poder, fol. 47 530

Crespo Solana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 336 531

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29 532

Ibid. 533

Ibid. 534

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 254 535

Crespo Solana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 331

Page 126: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

107

d) Handelscontacten in Frankrijk

De firma Beyens Brabander had een aantal verspreide contacten in Frankrijk. In

Marseille is dat de firma Vandercruisen Doensens & De Veer536

, in Nantes Lorenzo

Besen537

, Luis Jabaneasibo538

en Valeri539

, in Parijs de heer Beinun540

, in Bayonne de

persoon Aynier541

, in Rijsel Diego Le Cat542

, in Duinkerke Jacques Verhulst543

en in

Landernau de heer Fabre544

. Diego Le Cat heeft wortels in Antwerpen545

.

e) Handelscontacten in Duitsland

Voor zover de bronnen ons inlichtte hebben we één contact in Hamburg kunnen

contesteren. Het betreft hier Jorge & Herrreig Jeencquel546

.

f) Handelscontacten in Portugal

De heren Gibsy Olies547

en Thoery Voght548

zijn beide inwoners van Lissabon. Dit

zijn de enige twee handelscontacten uit Portugal van de firma Beyens Brabander die

werden teruggevonden.

g) Handelscontacten in Engeland

Het enige handelscontact dat werd teruggevonden is dat van Desmet Hearcote y co549

,

een firma uit Londen.

536

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 301 537

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 493 538

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 1039 539

AHPC, prot. not., CA 1589, Protexto, fol. 673 540

AHPC, prot. not., CA 1586, Protexto, fol. 1024 541

AHPC, prot. not., CA 1594, Protexto, fol. 377 542

AHPC, prot. not., CA 1586, Protexto, fol. 1250 543

AHPC, prot. not., CA 1592, Protexto, fol. 201& CA 1592, Protexto, fol. 200 544

AHPC, prot. not., CA 1588, Protexto, fol. 80 545

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse natie....dl I, p 52 546

AHPC, prot. not., CA 1595, Protexto, fol. 388 547

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 678 548

AHPC, prot. not., CA 1596, Protexto, fol. 119 549

AHPC, prot. not., CA 1597, Protexto, fol. 427

Page 127: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

108

3.1.1.4. Conclusie

De firma Beyens Brabander was de eerste firma die door Cornelio Beyens Torrekens

en zijn neef Cornelio Antonio Beyens samen met deze laatste zijn jeugdvriend

Antonio de Brabander werd opgericht. Deze firma slaagde er in snel contacten te

leggen verspreid over de Europees-Atlantische kusten, de Noordzee, tot in het

Balticum. Vele van hun handelscontacten zullen zich in Cádiz en Sevilla bevinden.

Ondanks het feit dat we niet over elk contact de herkomstgegevens hebben kunnen

reconstrueren, lijkt het erop dat de meerderheid van deze ‘Spaanse’ contacten hun

wortels in de Nederlanden hebben. Dit gegeven wordt bevestigd door de grote rol die

de steden Amsterdam en Gent spelen. De studie van Coppejans-Desmet over de

Gentse hoge burgerij in de 18de

eeuw bracht aan het licht dat de meest voorkomende

‘Spaanse’ handelscorrespondenten van de Gentse groothandelaars ook overeenkomen

met de belangrijkste correspondenten van de firma Beyens Brabander. Antwerpen

daarentegen moet hiervoor onderdoen, hoewel opvallend veel handelscontacten

wortels in deze stad hadden. Maar de handel van de firma Beyens Brabander beperkte

zich niet alleen tot deze enkele steden. Zij hadden contacten in verschillende steden

van Frankrijk, maar ook in Hamburg, Lissabon, Londen, Denemarken en Rusland. De

belangrijkste handelspartner was Francisco De Roy, afkomstig uit Amsterdam en

actief als handelaar in Cádiz. Hij was gespecialiseerd in de handel tussen Cádiz en

Amsterdam.

3.1.2. De firma Beyens Hijo y co

3.1.2.1. Oprichting

Cornelio Beyens Torrekens richtte na de afloop van de compagnie Beyens Brabander

nog een tweede handelscompagnie op, getiteld Cornelio Beyens, Hijo y compañia.

Officieel werd deze onderneming operatief vanaf 1 januari 1733 en zou ze in theorie

voor onbepaalde duur bestaan. In de praktijk bestond ze tot 1750. Het startkapitaal,

128.000 reales, is voor de helft afkomstig van Cornelio Beyens (64.000 reales), terwijl

de resterende helft werd verdeeld onder Mauricio Lucas (32.000 reales) en José Juan

Page 128: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

109

Ignacio (32.000 reales)550

. Wanneer Cornelio Beyens sterft, ergens in het jaar 1736 of

1737, erft José Juan Ignacio onder andere het deel dat zijn vader had geïnvesteerd in

deze compagnie. Dit maakte dat hij nu voor drie vierde van het kapitaal in de

compagnie verantwoordelijk was geworden. Bovendien erfde ook Mauricio Lucas

8.000 reales bij het overlijden van Cornelio551

. Het is duidelijk dat deze compagnie

voor het allergrootste deel berust op het kapitaal van Cornelio Beyens Torrekens. Hij

maakt zelf ook duidelijk dat hij deze compagnie had opgericht als een soort

verzekering voor de toekomst van zijn zoon en, waarschijnlijk in mindere mate, ook

voor die van Mauricio Lucas552

.

Op 3 oktober 1741 stellen zij de Gaditaanse advokaat Manuel Gomez aan opdat hij

hen zou verdedigen in alle rechtszaken553

. Vijf jaar later, op 2 mei 1746 stellen zij een

nieuwe advokaat aan, Geronimo Hernandez de Villalpando. Deze is afkomstig uit

Madrid en moest hen verdedigen in een rechtszaak op nationaal niveau554

.

3.1.2.2. De uitgestrektheid van de handel

Uit de analise van de protextos die werden opgesteld door de firma Beyens Hijo y co,

stelden we vast dat de originele wisselbrieven in het overgrote deel van de gevallen in

Amsterdam zijn opgesteld geweest. Deze wisselbrieven zijn goed voor 42,9% van het

totaal. Hierna volgt de stad Londen met 17,1% van alle originele wisselbrieven, op de

voet gevolgd door Gent met 14,3%. In de steden Antwerpen, Malaga en Sevilla

werden voor elk 5,7% wisselbrieven opgesteld. De steden Hamburg, Antequera en

Parijs zijn verantwoordelijk voor elk één wisselbrief, of 2,9%.

Ana Crespo Solana wees erop dat de compagnie Beyens Hijo y co actief was in de

handel met Scandinavische gebieden, meerbepaald met Stockholm en Riva. Ze

zouden van daaruit hout importeren dat vooral werd aangewend voor de bouw van

schepen555

. Voor dit soort lange afstandshandel werd Amsterdam vaak gebruikt als

tussenhaven. Dit verklaart waarom deze stad zo belangrijk was voor de firma Beyens

Hijo y co.

550

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 551

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 552

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 553

AHPC, prot. not., CA 1602, Poder, fol. 652 554

AHPC, prot. not., CA 1608, Poder, fol. 276 555

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 193

Page 129: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

110

Daarnaast handelde Beyens Hijo y co in samenwerking met de firma Vandercruis,

Boeussen y De Veer uit Marseille op de Levant. Deze handel kende vooral succes in

de jaren ’30556

.

De handel van de firma Beyens Hijo y co strekte zich m.a.w. uit van het Balticum,

meerbepaald Riva en Stockholm tot Hamburg, Amsterdam, Londen, Gent,

Antwerpen, Parijs, Marseille, Antequera, Sevilla, Cádiz, Malaga en de Levant.

3.1.2.3. De handelspartners

Een speciale vernoeming verdienen de handelaars die een volmacht kregen van de

firma Beyens Hijo y co. Zij genieten van een zeker vertrouwen dat niet voor alle

handelspartners is weggelegd. In de eerste plaats krijgen Juan Bauptista en Francisco

Vanderwilde, inwoners van Sevilla, een volmacht om het bedrag van 14.000 reales te

innen van Francisco Paravia uit Sevilla557

. Ook Thomas Meregen, inwoner van Puerto

Santa Maria, kreeg een volmacht om Francisco Martinez uit hetzelfde dorp een

bedrag van 2.547 reales te innen558

. Carlos Hoidoncq, lid van een familie die vanuit

Antwerpen naar Cádiz emigreerde559

, ontving een volmacht, maar het is onduidelijk

waarvoor560

. De handelaar Pedro Guerrero van Puerto de Santa Maria kreeg een

volmacht toegewezen om de som van 7.850 reales van Pedro Pinto uit hetzelfde dorp

in ontvangst te nemen561

. Pedro Guerrero had wortels in Oostende562

. Fernando

Chacon Infante uit Sevilla kreeg de opdracht om de som van 17.475 reales van Livino

Braekelman uit Sevilla te innen563

. Deze laatste heeft wortels in Noord-Nederland564

.

Wetende dat de heren Vanderwilde belangrijke correspondenten waren van de Gentse

groothandelaars vergroot ons vermoeden van hun Noord- of Zuid-Nederlandse

afkomst. Dit maakt dat we kunnen stellen dat de meeste van deze gevolmachtigde

personen of firma’s hun oorsprong kennen in de Noordelijke of Zuidelijke

556

Ibid., p. 196 557

AHPC, prot. not., CA 1599, Poder, fol. 391 558

AHPC, prot. not., CA 1605, Poder, fol. 440 559

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 332 560

AHPC, prot. not., CA 1595, Poder, fol. 84 561

AHPC, prot. not., CA 1596, Poder, fol. 605 562

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse natie...dl I, p. 125. 563

AHPC, prot. not., CA 1597, Poder, fol. 345 564

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 328

Page 130: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

111

Nederlanden. De vertrouwenspersonen van de firma Beyens Hijo y co waren m.a.w.

hoofdzakelijk personen afkomstig uit de Lage Landen.

a) handelscontacten in Spanje

In Cádiz had de firma Beyens Hijo y co diverse handelscontacten. De meest

opvallende zijn Claudio Luis de Gand565

en de familie Kimpe566

. Claudio Luis de

Gand was afkomstig uit Antwerpen. Voor hij naar Cádiz kwam, had hij samen met

Pedro Swerts, ook een Antwerpenaar, in Brussel een handelszaak opgericht. In 1717

vestigde Claudio Luis zich in Cádiz en vormde er de compagnie De Gand. Als

Claudio zou komen te overlijden in 1746 werden zijn handelszaken voortgezet door

zijn schoonzoon Thomas de Meyer567

. Over de familie Kimpe is nog weinig geweten.

Uit de protestos konden we opmaken dat Pedro en Juan Kimpe een handelszaak te

Gent hadden opgericht568

. Deze werd na het overlijden van Juan Kimpe voortgezet

door zijn vrouw onder de naam ‘weduwe van Juan Kimpe’569

. In Spanje waren de

leden Pablo en Jacobo Kimpe actief in de handel570

.

In Sevilla handelde de firma Beyens Hijo y co met Juan Geronimo de Richter571

en

Esteban Polier y co572

.

In Malaga hebben we twee handelcontacten teruggevonden, m.n. Kirchoff y

Lannux573

en Juan Lopez Mersier574

.

We zijn op de hoogte van minstens één handelstransactie met Nicolas Porrea y Ribas

uit Antequera575

.

b) handelscontacten in de Nederlanden

565

AHPC, prot. not., CA 1600, Protexto, fol. 544; CA 1604, Protexto, fol. 185 & CA 1600, Protexto,

fol. 498. 566

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 178; CA 1605, Protexto, fol. 177 & CA 1605, Protexto,

fol. 144 567

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 199 568

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 144 & CA 1605, Protexto, fol. 177 569

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 177 570

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 178; CA 1605, Protexto, fol. 177 & CA 1605, Protexto,

fol. 144 571

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 705 572

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 736 573

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 176 574

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 156 575

AHPC, prot. not., CA 1600, Protexto, fol. 498

Page 131: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

112

De meeste buitenlandse handelcontacten van de firma Beyens Hijo y co zijn gevestigd

in Amsterdam. Handelspartners aldaar zijn Waltherus Janssens576

, Mathias

Scheluyn577

, Coenraed Sprick y co578

, Nicolas Kohl579

, Juan Vergeel580

, Heinen581

,

weduwe Wynand Koch582

, Egbert Buys583

, Phelipe Menez Dacosta584

, David de

Joséph de la Peña585

, Juan Daniels y co586

, Juan y Jacobo Bolten en kinderen587

en

Elias Van Laer588

. Vermoedelijk was Waltherus Janssens lid van dezelfde familie

waarvan ook een tak in Cádiz bestond. Oorspronkelijk is de familie Janssens

afkomstig uit Antwerpen, hoewel een ander lid van deze tak, Juan Francisco Janssens,

afkomstig was uit Amsterdam589

. Betreffende de persoon Egbert Buys, vermoeden we

dat hij verwant is met Jacobo Buis, dewelke afkomstig is van Amsterdam en in 1723

te Cádiz werd genaturaliseerd590

.

Met betrekking tot de handelscontacten in Gent hadden we het reeds over de familie

Kimpe. Daarnaast is er de persoon Lucas Gil Schamp waarmee de firma Beyens Hijo

y co mee handelde591

. Lucas Gil was sinds 1751 gedomicilieerd in Cádiz592

en staat

bekend als belangrijk Gents handelaar593

. Zoals we reeds zagen had ook de firma

Beyens Brabander contacten met Lucas Gil.

Voor zover we hebben kunnen vaststellen handelde de firma Beyens Hijo y co twee

maal met P. Busrel uit Antwerpen594

.

576

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 147 577

AHPC, prot. not., CA 1598, Protexto, fol. 713 578

AHPC, prot. not., CA 1598, Protexto, fol. 634 579

AHPC, prot. not., CA 1599, Protexto, fol. 355 580

AHPC, prot. not., CA 1600, Protexto, fol. 544 581

AHPC, prot. not., CA 1608, Protexto, fol. 40 582

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 178 583

AHPC, prot. not., CA 1608, Protexto, fol. 330 584

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 713 585

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 346 & CA 1604, Protexto, fol. 445 586

AHPC, prot. not., CA 1604, Protexto, fol. 348 587

AHPC, prot. not., CA 1608, Protexto, fol. 595 588

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 556 589

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 338 590

Ibid., p. 328 591

AHPC, prot. not., CA 1600, Protexto, fol. 257; CA 1605, Protexto, fol. 366 & CA 1605, Protexto,

fol. 180 592

Crespo Solana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 336 593

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29 594

AHPC, prot. not., CA 1604, Protexto, fol. 185 & CA 1604, Protexto, fol. 212

Page 132: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

113

c) handelscontacten in Frankrijk

Met de persoon Piet de San Lejer uit Parijs handelde de firma Beyens Hijo y co

minstens één keer595

. Op regelmatigere basis handelde Beyens Hijo y co met de firma

Vandercruis, Boeussen y De Veer uit Marseille op de Levant. Deze handel had vooral

succes in de jaren ’30596

.

d) handelscontacten in Duitsland

We zijn op de hoogte van slechts één handelscontact in Hamburg, m.n. dat van Dirk

Labee597

.

e) handelscontacten in de Levant

Hiervoor hebben we geen gegevens kunnen terugvinden. Toch wees Ana Crespo

Solana erop dat de firma Beyens Hijo y co contacten had met de firma Vandercruis,

Boeussen y De Veer, een Noord-Nederlands handelshuis in Marseille, waarmee ze

verschillende zaken verscheepten richting de Levant. In de jaren 30 van de 18de

eeuw

was haar activiteit het hoogst598

.

f) correspondenten

Naast deze handelspartners konden we uit de wisselbrieven ook de correspondenten

of tussenpersonen abstraheren. De meest voorkomenden zijn Nicolas del Campo599

,

Thomas de Vogel600

, Carlos Van De Woestijne601

en Leyrens & Jacobs602

. Opvallend

is dat Nicolas del Campo en Thomas de Vogel zeer dikwijls samen voorkomen als

595

AHPC, prot. not., CA 1608, Protexto, fol. 442 596

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 196 597

AHPC, prot. not., CA 1602, Protexto, fol. 636 598

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 196 599

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 147; CA 1605, Protexto, fol. 178; CA 1602, Protexto, fol.

713; CA 1602, Protexto, fol. 346; CA 1604, Protexto, fol. 348; CA 1605, Protexto, fol. 177; CA 1605,

Protexto, fol. 180; CA 1600, Protexto, fol. 537; CA 1604, Protexto, fol. 185; CA 1604, Protexto, fol.

212 & CA 1602, Protexto, fol. 705 600

AHPC, prot. not., CA 1605, Protexto, fol. 147; CA 1599, Protexto, fol. 355; CA 1605, Protexto, fol.

178; CA 1602, Protexto, fol. 713; CA 1602, Protexto, fol. 346; CA 1604, Protexto, fol. 348; CA 1605,

Protexto, fol. 177; CA 1605, Protexto, fol. 180 & CA 1602, Protexto, fol. 705 601

AHPC, prot. not., CA 1604, Protexto, fol. 445; CA 1605, Protexto, fol. 366; CA 1602, Protexto, fol.

176 & CA 1605, Protexto, fol. 156 602

AHPC, prot. not., CA 1608, Protexto, fol. 330 & CA 1605, Protexto, fol. 144

Page 133: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

114

correspondenten. We vermoeden daarom dat zij veel samenwerkten. Nicolas del

Campo was woonachtig te Amsterdam603

en omdat de andere correspondenten namen

dragen die afkomstig zijn uit de Lage Landen, vermoeden we dat deze ook daar hun

wortels hebben. Carlos Van De Woestijne, zoals we reeds zagen, was ook een

handelscorrespondent van de firma Beyens Brabander. Coppejans-Desmet wees erop

dat hij een van de meest voorkomende handelscorrespondenten is van de Gentse

groothandelaars van de 18de

eeuw604

.

3.1.2.4. Conclusie

De firma Beyens Hijo y co is het tweede familiebedrijf dat Cornelio Beyens

Torrekens oprichtte. Dit maal met zijn zoon José Juan Ignacio en diens vriend

Mauricio Lucas. Net zoals bij de vorige compagnie Beyens Brabander concentreerde

hun handelsactiviteiten zich voornamelijk op de Europese handel. Toch werd hun

handelsgebied uitgebreid tot de Levant en zijn de contacten met het Balticum

prominenter aanwezig. De contacten met de Amsterdamse, maar ook de Gentse

handelswereld zijn het meest uitgesproken en de meeste contacten die ze in Spanje of

in andere landen hadden, zijn in vele gevallen personen met wortels in de Lage

Landen. De belangrijkste zijn Claudio Luis de Gand, handelaar in Cádiz en afkomstig

uit Antwerpen, de familie Kimpe waarvan we vermoeden dat ze afkomstig is uit Gent

en waarvan twee leden naar Spanje verhuisden, en Nicolas del Campo, woonachtig te

Amsterdam. Het geval van Carlos Van De Woestijne die gekend staat als

belangrijkste correspondent te Sevilla van de Gentse groothandelaars, en tevens

correspondent van de firma Beyens Brabander, lijkt dit ook te bevestigen.

603

AHPC, prot. not., CA 1600, Protexto, fol. 537 604

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29

Page 134: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

115

3.2. de handel in de tweede helft van de 18de

eeuw

In de tweede helft van de 18de

eeuw zal de handel van de familie Beyens andere

vormen aannemen. José Juan Ignacio zal in 1750 worden toegelaten tot de Carrera de

Indias. Dit betekende de start van een nieuwe uitdaging. Vanaf dan zal de handel van

de familie Beyens zich niet meer enkel tot Europa, het Balticum en de Levant

beperken, maar zal ze worden opengetrokken naar Amerika. Dit betekende goed

nieuws voor de familie Beyens. Zowel José Juan, Alexandro als Lorenzo Beyens

hadden hun roeping gevonden en sloegen erin zich stevig te verrijken. Hun handel

was lucratief en zorgde ervoor dat de familie Beyens tot de top van de Vlaams-

Gaditaanse en Gaditaanse handelsmaatschappij had kunnen doordringen. Een niet te

miskennen factor is het huwelijk tussen Maria Beyens en Lorenzo Beyens. Hierdoor

werd het kapitaal van de takken van de familie Beyens samengebracht, waardoor hun

kapitaal een stevige toename kende. Dit vergroote Lorenzo’s mogelijkheden in de

handel aanzienlijk.

Zoals we reeds hadden vermeld, beperkt ons onderzoek zich tot de firma’s Beyens

Brabander en Beyens Hijo y co. Om die reden is de informatie die nu volgt

fragmentarisch. Het is de bedoeling de toekomstige vorser een aanzet tot verder

opzoekwerk te bieden.

3.2.1. José Juan Ignacio Beyens

Vanaf het jaar 1750 wanneer José Juan werd toegelaten tot de Carrera de Indias, lezen

we in zijn testament dat de firma waarin hij zat, die van Beyens Hijo y co zal worden

voortgezet, zij het onder andere condities. Zijn vader en medeoprichter van deze firma

was reeds gestorven in 1736 of 1737, waardoor drie vierde van het bedrijf in José

Juan’s handen was gekomen. Toch besloot hij om samen met Mauricio Lucas de

winst of het verlies elk voor de helft op zich te nemen605

. Uit José Juan’s testament

605

AHPC, prot. not., CA 0410, TVP, fol. 1080

Page 135: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

116

blijkt dat de onderneming goed had opgebracht. In 1769 bedroeg haar kapitaal

804.928 reales606

.

Als handelaar had José Juan intense contacten met Amsterdam. De vele gegevens

i.v.m. de import van afgewerkte producten en de vele boten die op zijn naam van

Amsterdam naar Cádiz voeren bevestigen dit607

. Bovendien had hij contacten met een

vertegenwoordiger van de Staten Generaal in Madrid, Diego Herreyns, afgevaardigde

van de bankier Christoffer Gruls. Het is onduidelijk waarom José Juan met deze

persoon contacten had. Het zij om politieke redenen of om openstaande schulden

terug te vorderen608

. Daarnaast handelde José Juan op Amerika. Hierover hebben we

geen gedetailleerde gegevens beschikbaar. We gingen er vanuit dat hij zich inschreef

in de Carrera de Indias met het doel op Amerika te handelen.

3.2.2. Lorenzo Beyens

Ondanks zijn adellijke status, verklaart Lorenzo zelf dat hij inclinado a hacer algun

comercio con las provincias extranjeras, d.i. in zeker mate handel voerde met

buitenlandse provincies609

. Lorenzo was handelaar op Amerika en reisde minstens

éénmaal in zijn leven naar Veracruz in het najaar van 1751. Deze reis gebeurde met

het schip Nuestra Señora de los Dolores, of ook wel ‘El Triunfante’ genoemd610

.

Bovendien was hij voor de helft mede-eigenaar van de fregat Nuestra Señora del

Carmen y San Vicente Ferrer, of ook ‘La Galga’ genoemd611

. Hiermee reisde hij

minstens een keer naar de Reynos de Indias samen met zijn broer Alexandro

Beyens612

.

Lorenzo had veel geïnvesteerd in de handel op Amerika. Rond 1779 zou het totale

bedrag dat zijn handelsonderneming had gegenereerd dat van 3.750.000 reales

overschrijden. Lorenzo kon hierdoor tot één van de rijkste handelaars ingeschreven in

de Carrera de Indias van Cádiz worden gerekend613

.

606

AHPC, prot. not., CA 0410, TVP, fol. 1079vta 607

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos …p. 196 608

Ibid., p. 197 609

Ibid., p. 196 610

AHPC, prot. not., CA 5340, PT, fol. 385vta 611

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 612

AHPC, prot. not., CA 5340, PT, fol. 385-386 613

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33

Page 136: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

117

Lorenzo werd daarnaast als verantwoordelijke en correspondent van de Real

Compañía de San Fernando de Sevilla of de compagnie San Ferdinando aangeduid614

.

Deze werd opgericht in 1749 te Sevilla en had redelijk wat Antwerps kapitaal

gegenereerd615

. De aandelen hiervan vinden we terug bij enkele Antwerpse

handelaars, m.n. Van Colen, Geelhand, Van Delft en Cornelissen616

. Deze compagnie

was er één die gericht was op de handel op Amerika, maar het verging haar niet al te

goed. Volgens een notitie bij de acties van Geelhand zouden er zelfs nooit dividenden

op betaald zijn617

.

In de Gaditaanse handelswereld had Lorenzo enkele commerciële contacten. In de

eerste plaats is dat Joséph del Valle, één van Lorenzo’s voornaamste medewerkers en

intieme vriend618

. Antonio Joséph Mosti, handelaar op Amerika in Cádiz en geboren

in 1738 kende Lorenzo sinds 1759, voornamelijk via de handel619

. Ook had Lorenzo

contacten met Francisco de Varas y Valdes, handelaar op Amerika in Cádiz en

Capitan del Navío de la Real Armada de Cádiz of kapitein van de koninklijke marine

van Cádiz620

. Pedro Lince de Verastegui ten slotte, geboren in 1710, was inwoner van

Sevilla en voornamelijk actief in de Gaditaanse handel op Amerika621

.

Slechts enkele gegevens m.b.t. de handelscontacten van Lorenzo Beyens in Amerika

kwamen tot ons. Lorenzo stelde de personen Josef de Sierra, Francisco de Pren en de

priester Juan Alonso de la Cadena, inwoners van Nueva España of Mexico, aan als

testamentexecuteurs voor zijn kapitaal in de Reynos de Indias622

.

3.2.3. De vierde generatie

In de vierde generatie zien we dat de handelsactiviteiten achterwege worden gelaten.

Het betreft hier de kinderen van Lorenzo Beyens die omwille van hun ouders’ status

een adellijke levensstijl hadden aangenomen. José Juan Ignacio was immers tot

hidalgo verklaard en later zal Lorenzo Beyens verschillende prestigieuse titels op zijn

614

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 615

Michielsen, Leo, Het kapitalisme..., p. 114; 616

Degryse, Karel, De Antwerpse fortuinen..., p. 310

617 Ibid. ,Bijlage XI: Geelhand (1777)

618 AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 39

619 AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 32-34

620 AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 34

621 AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 37

622 AHPC, prot. not., CA 5340, PT, fol. 385-386 & CA 5352, PT, fol. 53-56

Page 137: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

118

naam kunnen zetten. De mannelijke leden van de vierde generatie, Josef Maria,

Lorenzo Josef en Miguel Beyens zullen niet meer in de handel actief zijn. Josef Maria

en Lorenzo Josef gingen een militaire carrière tegemoet, terwijl Miguel zich op een

geestelijke loopbaan concentreerde, allen gesteund op het kapitaal van hun overleden

ouders. De vrouwelijke leden huwden in de meeste gevallen met personen van adel,

behalve de oudste dochter, Maria de los Dolores. Zij huwde met Antonio de Iraola.

Deze was handelaar op Amerika in Cádiz623

. Maria Lorenza huwde met Rafael Llegat,

marinekorporaal te Cádiz. Wanneer deze overleed sloot ze een nieuw huwelijk met de

Gaditaan Salvador Melendez Bruna, Teniente General de los Reales Ejercitos of

Luitenant-Generaal van het Koninklijk leger, Caballero de la Orden de San

Hermenegildo, of ridder van de orde van San Hermenegildo en Caballero de la Orden

Militar de Calatrava, of ridder van de orde van Calatrava624

. Francisca de Paula

huwde met Luis de Arroyo, Alferez de Navio Retirado de la Real Armada625

of

gepensioneerde Marinekorporaal.

De trend is duidelijk. De handelsactiviteiten werden afgezworen en sinds de vierde

generatie zal de familie Beyens een adellijke levensstijl aannemen.

3.3. Andere bedrijvigheden

Reeds vanaf de eerste generatie in Cádiz zal de familie Beyens een aanzienlijk

kapitaal vergaren. In grote mate is hun lucratieve handel hiervoor verantwoordelijk,

maar ook de huwelijkspolitiek zorgde ervoor dat hun patrimonium een duwtje in de

rug kreeg. Hiervan maakten de rijkste leden gretig gebruik. Ze investeerden hun

kapitaal zowel in huizen als in het geven van leningen.

3.3.1. De leden van de firma Beyens Brabander als geldschieters

Binnen de periode van haar bestaan, tussen 1723 en 1729, gaven de leden van de

firma Beyens Brabander enkele leningen aan verscheidene personen. De meest

623

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta 624

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 21vta 625

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 901

Page 138: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

119

opvallende ontlener is Jazinto de Arizón, lid van de firma Arizon y co, afkomstig uit

San Lúcar de Barrameda en woonachtig te Cádiz626

. Op zijn naam konden we

minstens drie leningen onderscheiden. Op 7 september 1723 ontleende hij een bedrag

van 21.930 reales en betaalde het terug drie jaar later op 13 maart 1726627

. Ook in

1723 ontleende hij een bedrag van 60.000 reales dat werd terugbtaald in 1724628

. De

meest omvangrijke lening echter werd gesloten in maart 1726 voor een bedrag van

120.000 reales629

. Drie jaar later werd dit terug betaald in maart 1729630

.

Een tweede belangrijke ontlener is Diego de Esttrada, ridder van de Orde van

Alcantra. Hij droeg de titel van Marques de Casa Estrada en was woonachtig te

Cádiz. Op 5 oktober 1725 leende deze een bedrag van 97.350 reales631

en betaalde dit

terug op 7 mei 1728632

.

Ook leende de firma Beyens Brabander y co een bedrag van 20.200 reales aan de

persoon Juan Francisco Janssens633

, lid van de Vlaamse Natie, met wortels in

Antwerpen. Hij was woonachtig te Cádiz en was actief in de handel634

. Dit bedrag

werd terugbetaald op 30 april 1726635

.

Op 22 juni 1723 ontleende de Gaditaanse handelaar Zorivio Suarez een bedrag van

14.200 reales van de firma Beyens Brabander y co. Dit bedrag werd terugbetaald op

23 juni 1724636

.

Tot slot leende de Gaditaan Juan Augustin de Conique in naam van de gelijknamige

onderneming een bedrag van 7.150 reales. Onduidelijk is wanneer hij dit ontleende en

terugbetaalde637

.

626

AHPC, prot. not., CA 1586, Obligación, fol. 1154 627

AHPC, prot. not., CA 1586, Obligación, fol. 1154 628

AHPC, prot. not., CA 1588, Obligación, fol. 149 629

AHPC, prot. not., CA 1589, Obligación, fol. 486 630

AHPC, prot. not., CA 1592, Chancelación, fol. 226 631

AHPC, prot. not., CA 1588, Obligación, fol. 1064 632

AHPC, prot. not., CA 1591, Chancelación, fol.247 633

AHPC, prot. not., CA 1589 , Chancelación, fol. 270 634

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos ….p. 338 635

AHPC, prot. not., CA 1589 , Chancelación, fol. 270 636

AHPC, prot. not., CA 1587, Chancelación, fol. 876 637

AHPC, prot. not., CA 1586, Obligación, fol. 1300

Page 139: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

120

3.3.2. Lorenzo Beyens als geldschieter

Onderstaand kader is gebaseerd op de gegevens die we in de post-mortem inventaris

van Lorenzo en Maria Beyens hebben teruggevonden. Het betreft hier m.a.w.

leningen waarvan de som nog moest worden teruggevorderd na de dood van Lorenzo.

Gegevens over de leningen die Lorenzo gaf en waarvan ze werden terugbetaald nog

tijdens zijn leven, hebben we niet. Het kader hieronder weerspiegelt daarom slechts

een fractie van zijn activiteit als geldschieter.

Leningen gegeven door Lorenzo Beyens638

gegeven op ontlener(s) reales maravedies

14 februari 1771 Josef Lucas 10.000 0 9 oktober 1777 Felix Muelle 1.500 0

13 september 1780 Josef Angel de Villaleon 1.000 0 8 januari 1782 Francisco Josef Gillis 200 0 29 maart 1785 Francisco Dias 3.900 0

13 februari 1787 Josef Guillermo 1.800 0 6 maart 1787 Mauricio Roman 770 0 15 maart 1787 het weeshuis van Cádiz 46.000 0 13 maart 1789 Maria Salomon Larguillier 2202 0

12 augustus 1790 het weeshuis van Cádiz 30.000 0

11 november 1795 Ana Martinez de la Torre & Josef de Encalada Martinez 27.627 17

21 januari 1796 Pedro de la Guerra 12.000 0 14 september 1797 R. Negrete 600 0

14 oktober 1797 Francisco de Paula Courchelle 400 0 23 juli 1798 Antonio Espetillo 300 0

6 september 1798 Luis Francisco Navarro 400 0 4 december 1798 Juan van Hercq 2.258 28 29 november 1799 Luis Francisco Navarro 4.517 20

20 januari 1800 Antonio Albarran 8.020 0 7 juni 1800 Navarro 525 0

3.3.3. huizenspeculatie

In het hoofdstuk over het patrimonium zullen we zien dat Lorenzo Beyens uit de

derde generatie vijftien huizen in zijn bezit had. Deze huizen verkreeg hij deels door

de erfenis die zijn oom José Juan hem had nagelaten, deels door zelf huizen te kopen

en te bouwen. José Juan was naast zijn beroep als handelaar actief bezig met

638

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 116vta

Page 140: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

121

speculatie op huizen, voornamelijk in het decennium van 1740. Zijn strategie bestond

erin huizen van zijn schuldenaars als onderpand te nemen. Eens deze niet in staat

waren hun lening terug te betalen, kon hij zich eigenaar maken van het betreffende

pand639

.

Conclusie

Reeds in de eerste generatie slaagde de familie Beyens erin een goed gefundeerde

handelsbasis uit te bouwen. Met de opeenvolgende familieondernemingen Beyens

Brabander en Beyens Hijo y co kende hun handel een schaalvergroting. Van een

handel die reikt van de Denemarken, over Amsterdam, Gent, Frankrijk tot Sevilla en

Cádiz, wordt ze verruimd tot het Balticum, meer bepaald Riva en Stockholm tot de

Levant. Niet onbelangrijk hierin was de huwelijkspolitiek geweest. Cornelio Antonio

Beyens huwde met Maria Josefa Huwijn, lid van een gereputeerde handelaarsfamilie

met een niet te miskennen economische basis. Opvallend is dat de handelsrelaties van

deze firma’s in grote mate op Amsterdam en Gent zijn geconcentreerd. Antwerpen

speelt slechts een bijrol. De contacten met de Lage Landen zijn m.a.w. nog sterk

aanwezig. De familie Beyens zal zich naast de handel ook bezig houden met het lenen

van geld. Daarnaast zal voornamelijk José Juan zich bezig houden met de speculatie

op huizen. Deze laatste was de eerste van de familie Beyens om zich in de Carrera de

Indias in te laten schrijven. Hij kreeg daarin navolging van zijn nagezanten Lorenzo

en Alexandro Beyens.

In de generatie na die van José Juan, de derde, zal Lorenzo Beyens huwen met zijn

nicht Maria de Belen Beyens, waardoor het kapitaal van de twee verschillende takken

van de familie Beyens in Cádiz werd samengebracht. Het is in deze generatie dat de

familie Beyens roem en rijkdom verwierf. Vanaf nu mag ze zich rekenen tot de top

van de Vlaams-Gaditaanse en Gaditaanse handelsgemeenschap.

In de vierde generatie zien we dat de kinderen van Lorenzo Beyens – hij is inmiddels

al verheven tot de adelstand – een adellijke levensstijl zullen aannemen. Getuige

daarvan is de huwelijksstrategie en de militaire titels die de twee oudste zonen

bemachtigden. Het lijkt alsof de handel nu overbodig was geworden. Er was

639

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 195.

Page 141: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

122

voldoende kapitaal verzameld geweest door Lorenzo Beyens en zijn vrouw, waarop

de vierde generatie kon teren. Zij hadden de handel niet meer nodig om hogerop te

raken.

Page 142: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

123

Hoofdstuk IV : Sociale integratie

Inleiding

In dit hoofdstuk willen we dieper ingaan op de sociale integratie van de verschillende

leden van de familie Beyens en willen we hun sociale leefruimte reconstrueren.

Omdat sommige leden van onze familie hoofdzakelijk op de handel geconcentreerd

zijn, zullen enkele van hun belangrijke sociale contacten ook handelspartners zijn. In

deze gevallen maken de betrokken personen ook deel uit van de niet-professionele

leefwereld van de verschillende leden van de familie Beyens en worden ze in

onderstaande analyse geïntegreerd. Voor de reconstructie van de professionele

contacten verwijs ik daarom naar het hoofdstuk over de handel.

Omdat we er vanuit gaan dat na drie generaties een ‘vreemde’ familie geïntegreerd is

in de maatschappij en haar leefomgeving die haar omringt, hebben we vanaf de vierde

generatie ons de vraag naar de graad van integratie niet meer gesteld. Het ligt voor de

hand dat de ‘vreemde’ familie dan niet meer zo vreemd is en dat ze volledig

aangepast is aan de omgeving waarin ze is ontsproten. Vanaf de vierde generatie

stelden we ons m.a.w. enkel nog de vraag naar de sociale leefomgeving van de

verschillende leden van de familie Beyens en hun partners.

4.1. De eerste generatie

4.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggemans

Cornelio Beyens Torrekens vertrok uit Merksem in 1693 op twintigjarige leeftijd en

verbleef eerst twee jaar in Madrid om zich nadien in 1695 in Cádiz te vestigen640

.

Cornelio was m.a.w. al redelijk oud wanneer hij naar Spanje vertrok. Ongetwijfeld

moet hij in die twintig jaar enkele sociale contacten gelegd hebben in Merksem en/of

Antwerpen. Dit wordt bevestigd door de schenking die hij overmaakte aan de

parochiekerk en de pastorie van Merksem op 25 juni 1725. Hij sponsorde met een gift

640

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse natie...dl 1, pp. 19-20

Page 143: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

124

van 64.000 reales de stichting van de pastorie en de bouw van de preekstoel,

respectievelijk voor 42.000 reales641

en voor 22.000 gulden642

. Uit deze gulle daad

kunnen we afleiden dat Cornelio niet alleen katholiek was, maar dat zijn sociale

contacten zich binnen de sfeer van de parochiekerk van Merksem bevonden. Wanneer

we zien dat hij deze gift schenkt op tweeënvijftigjarige leeftijd is het duidelijk dat

Cornelio’s band met deze omgeving er één was voor het leven.

Omdat Cornelio een reizende handelaar was, verbleef hij regelmatig nog in

Antwerpen, zoals bijvoorbeeld in 1723. Regelmatig handelde hij er o.a. met de Brugse

familie Huwijn643

. Dit contact lijkt meer te zijn dan enkel een professioneel contact,

want later, wanneer zijn neef Cornelio Antonio Beyens zich in Cádiz zal vestigen, zal

deze huwen met María Josefa Huwijn.

Zoals wel vaker de gewoonte was in de Moderne Tijd, gingen vele jonge handelaars

naar het buitenland om daar te worden ingewijd in de stiel der handelaar alsook in de

vreemde taal. Daar werden ze opgevangen door een kennis of kennissen van hun

familie. Deze personen waren meestal afkomstig uit hetzelfde moederland en waren

reeds langer handelaars in het betreffende vreemde land644

. Omdat Cornelio Beyens

Francisco Vanhemert aanstelt als eerste voogd van zijn enige zoon, en zijn vader

Martin Vanhemert als tweede testamentexecuteur645

, vermoeden we dat Cornelio

Beyens Torrekens werd opgevangen bij hun thuis.

De familie Van Hemert zien we voor het eerst verschijnen in Cádiz rond het midden

van de 17de

eeuw. Afkomstig van Haarlem reisde Francisco Vanhemert, de broer van

Martin Van Hemert en oom van Francisco Van Hemert waarvan hierboven sprake, in

de tweede helft van de 17de

eeuw meerdere malen naar Cádiz. Daar stampte hij in

1694 een handelsonderneming uit de grond met Jácomo Fanega, ook afkomstig uit

Haarlem. Tegen het jaar 1696 had hij een tweede onderneming opgericht samen met

de Haarlemse handelaar Isaac Rutgers en Juan de Wisse, afkomstig uit Breda. Deze

onderneming was genaamd Van Hemert & Rutgers. Deze compagnie maakte enkele

reizen naar La Havana in Cuba. In het eerste decennium van de 18de

eeuw overleed

Francisco Van Hemert te Lima. Ondanks zijn Noord-Nederlandse afkomst had hij

toch goede banden met de Vlaamse handelsnatie. Hiervan profiteerde zijn broer

641

OASB, nr. 1.01.01, Kerkarchieven 1800-1986, bundel 112, fol. 5 642

OASB, nr. 1.02.01, Historiek der pastorij van Sint-Bartolomeus, fol. 2 643

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos ..., p. 192. 644

Veluwenkamp, J.W. Ondernemersgedrag..., p. 25 645

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 350

Page 144: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

125

Martín Van Hemert. Maar niet alleen in Cádiz was Francisco Van Hemert

verantwoordelijk voor het leggen van een handelsbasis voor zijn nakomelingen, ook

in Amsterdam had hij voldoende reputatie om daar zijn nakomelingen een

voortbestaan te garanderen. Hiervan maakte zijn broer Martin Vanhemert en diens

zonen Francisco en Gaspar Gregorio Van Hemert gretig gebruik. Ondanks hun

Noord-Nederlandse oorsprong slaagden ze erin zich aan de Vlaamse natie van Sevilla

en Cádiz te binden. Hun handel centreerde zich rond Cádiz, Oostende, Antwerpen,

Amsterdam, Hamburg, het Balticum, Havana en Mexico. Vooral Francisco Van

Hemert had nauwe banden met Antwerpen646

. Het is volgens ons geen toeval dat ook

de familie Beyens’ handelsroutes parallel liepen met die van de familie Van Hemert.

We geloven dat Francisco Van Hemert, zoon van Martin, Cornelio Beyens Torrekens

reeds van in Antwerpen kende en dat Francisco de enige persoon was welke hem in

contact zou kunnen brengen met Cádiz en haar handel. We vermoeden daarom dat

Cornelio werd opgevangen bij zijn aankomst in Cádiz door Francisco Van Hemert en

zijn vader Martin Van Hemert. Ook de chronologie spreekt dit niet tegen. We

vermoeden daarom dat Cornelio Beyens Torrekens door hen werd geïntroduceerd in

de handelswereld en dat hij over hun schouder mocht meekijken hoe zij de zaken

regelden. Nadien was het de beurt aan Cornelio om zijn eigen weg te gaan en een

handeltje op zichzelf te beginnen.

Ook met Carlos Ferrong, een Vlaming afkomstig uit Oostende en officieel inwoner

van Cádiz, waarschijnlijk vanaf het tweede decennium van de 18de

eeuw, lijkt

Cornelio een goede band te hebben, want hij stelde hem aan als tweede voogd van

zijn zoon647

.

Op 23 juni 1723 richtte Cornelio zijn eerste handelszaak op te Cádiz, genaamd Beyens

Brabander y co648

. Zijn neef Cornelio Antonio Beyens en vriend Antonio de

Brabander waren mede oprichters. Later, op 1 januari 1733, richtte hij een tweede

compagnie op. Dit maal zouden zijn partners zijn zoon José Juan Ignacio en Mauricio

Lucas zijn. Deze compagnie ging getiteld onder de naam Cornelio Beyens, Hijo y

co649

. Beide personen, Antonio de Brabander en Mauricio Lucas zullen in de eerste

plaats worden aangebracht door respectievelijk zijn neef Cornelio en zijn zoon José

Juan.

646

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... p.236-243 647

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 350 648

AHPC, prot. not., CA 1582, T, fol. 351vta 649

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 351vta

Page 145: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

126

Cornelio had daarnaast een secretaris-administrator genaamd Francisco Van Raes

waarmee hij goed bevriend was650

. Tot nu toe was deze voor het eerst in Cádiz

geattesteerd in het jaar 1741651

. Gezien Cornelio Beyens sterft in 1736 of 1737, weten

we dat hij al een langere tijd in Cádiz verbleef.

Cornelio’s handel leek lucratief, want zijn contacten zullen in de loop van de jaren

groeien. Vooral binnen de Vlaamse handelskringen zal hij een goede reputatie

genieten vermits hij werd aangesteld als mayordomo en schatbewaarder van de

Vlaamse natie652

. Het spreekt voor zich dat enkel sociaal en economisch geïntegreerde

personen deze functie waardig zijn.

Niet alleen op sociaal-profesioneel gebied maar ook op sociaal-religieus gebied lijkt

Cornelio goed geïntegreerd te zijn. Dit leiden we af aan zijn wens om na zijn dood

vele missen, in totaal tweeduizend, in verschillende kerken te Cádiz te laten vieren

voor zijn zieleheil653

. Het betreft hier zowat alle belangrijkste kerken van Cádiz.

María Bruggemans werd op vijfjarige leeftijd door haar ouders uit Brugge naar Cádiz

gebracht. Vier jaar later, wanneer ze negen jaar oud was, reisde ze met het hele gezin

naar Oostende om er twee en een half jaar te blijven. In 1695, op twaalfjarige leeftijd,

keerde ze terug naar Cádiz654

waar ze op zestienjarige leeftijd zou huwen met

Cornelio Beyens Torrekens.

Omdat María in de eerste vijftien jaar van haar leven voor periodes zowel in Brugge,

Oostende als in Cádiz verbleef, gaan we er vanuit dat haar belangrijkste sociale

contacten in Vlaanderen hoofdzakelijk beperkt bleven tot familiale contacten. In

Cádiz zou ze verblijven in een omgeving waarin haar gezin voldoende geïntegreerd

was655

. María’s vader, Mathias Bruggemans, had goede banden met de familie van

Laecken uit Vlaanderen. Juan van Laeken was de eerste van zijn familie die naar

Cádiz verhuisde. Hij werd opgevangen door Mathias Bruggemans656

. Juan van

Laecken moet m.a.w. ook een goede kennis geweest zijn van María Bruggemans. De

familie van Laecken ontwikkelde zich tot een handelsfamilie en had commerciële

650

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 352 651

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos p 335 652

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 9 653

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 348vta 654

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse natie...dl 1, pp. 38-40 655

Ibid., dl 1, pp. 38-40 656

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... p.205

Page 146: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

127

banden met met Amerika en Antwerpen in de 18de

eeuw657

. De band met de familie

van Laecken zou een intieme band worden, gezien María’s kleindochter, María de

Belén, en kleinzoon Lorenzo Beyens er een intieme band mee zullen hebben658

.

4.1.2. Juan Huwijn en María Flora Verónica Hercq Winter

Zoals we reeds weten, had de familie Beyens nog in Vlaanderen handelscontacten met

de familie Huwijn uit Brugge. In Cádiz zullen beide families versmelten wanneer

Cornelio Antonio Beyens huwt met de dochter van Juan Huwijn en María Flora

Hercq.

Wat Juan Huwijn betreft, zijn we minder goed geïnformeerd. Hij werd consul van de

Vlaamse en Duitse natie te Cádiz in 1699 en genoot bijgevolg van een aangename

reputatie binnen de Vlaams-Gaditaanse handelswereld. Juan’s band met zijn

geboorteland is nog sterk aanwezig. Hij was commissaris van het Oostendse

konvooi659

.

De sociale contacten die Juan had buiten zijn professionele kring hebben we niet

kunnen reconstrueren. Binnen zijn professionele kring is Carlos Lieven alias Neyts,

zowel Juan’s secretaris-assistent als vriend660

.

Juan’s vrouw, María Flora, bevond zich in een gelijksoortige situatie. Het contact met

haar familie in Brugge is nog sterk aanwezig, hoewel ze in Cádiz goed is ingeburgerd.

We zien dat zij op vijftigjarige leeftijd, in 1728, nog een handelszaak begint te Cádiz

samen met haar zoon661

. Ook zij is goed bevriend met Carlos Lieven alias Neyts662

.

657

Ibid., p.205 658

AHPC, prot. not., CA 412, fol. 288 659

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 8 660

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 189 (fol. 161vta, 162) 661

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 192 (fol. 164vta-165) 662

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 189 (fol. 161vta, 162)

Page 147: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

128

4.2. De tweede generatie

4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggemans en Micaela Geraldino

José Juan Ignacio was zowel op professioneel als op sociaal gebied goed ingeburgerd

in Cádiz. Op 12 januari 1752 werd hij officieel handelaar op Amerika te Cádiz663

en

vijf jaar later, op 21 juli 1757, zou hij tot de adelstand worden verheven664

. Binnen

zijn professionele omgeving was hij goed bevriend mat Mauricio Lucas en Josef del

Valle. Met deze twee personen had hij een handelszaak Beyens Hijo y co opgericht665

.

Mauricio is afkomstig uit Ierland waar hij werd geboren in 1709. Sinds zijn

negentiende levensjaar, in 1728, was hij officieel handelaar op Amerika. In datzelfde

jaar leerde hij José Juan kennen666

. Josef del Valle werd geboren in Cádiz in 1717 of

1718 en was er actief als handelaar. Sinds zijn geboorte kent hij verschillende leden

van de familie Beyens667

. De band met Josef del Valle lijkt sterker dan die met

Mauricio Lucas, vermits Josef del Valle één van zijn belangrijkste erfgenamen is

naast José Juan’s dochter en zoon. Josef del Valle zou de helft van José Juan’s huis in

Calle de San Juan de Dios 50 in Isla de León en het huis in Calle Plazilla Vieja 4 in

Isla de León erven668

.

Daarnaast is Juan Andrés de Guzmán Zepillo een intieme vriend van José Juan. Hij is

priester aan de kathedraal van Cádiz en kent José Juan sinds 1735, wanneer José Juan

25 jaar oud was669

.

José Juan was daarnaast eigenaar van de capellanía of prebende in Cádiz670

. Deze had

hij samen met María de Guevara opgericht671

.

Over Micaela Geraldino’s sociale leefwereld weten we zeer weinig. De getuigen bij

haar huwelijk met José Juan zijn allen familieleden; haar nicht Magdalena Comín,

haar zus Juana Geraldino en de nicht van haar man, María Josefa Hubin672

. Omdat we

663

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259-1265 664

AMC, Cabildo de 1757, fol. 306 665

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 350vta 666

ADC, EM, 21 november 1743 667

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 39-41 668

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 328vta-330vta 669

ADC, EM, 21 november 1743 670

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 54 671

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 329 672

ADC, EM, 21 november 1743

Page 148: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

129

zeer weinig weten over Micaela, is het moeilijk een uitspraak te doen over haar

sociale leven en integratie.

4.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Josefa Huwin Hercq

Cornelio Antonio kwam op twaalfjarige leeftijd naar Cádiz, in het jaar 1711, waar hij

bij zijn oom Cornelio Beyens Torrekens inwoonde673

. Zoals we reeds weten had

Cornelio Beyens Torrekens zowel in Brugge als in Cádiz handelscontacten met de

familie Huwijn. Waarschijnlijk heeft zijn neef Cornelio Antonio zo María Josefa

Huwijn leren kennen. Op 6 november 1726 huwden ze te Cádiz674

. Op deze manier

werd de reeds bestaande band met de familie Huwijn, die hoofdzakelijk professioneel

maar ook persoonlijk was, nu van familiale aard.

Ondanks Cornelio’s vroege migratie naar Cádiz heeft hij toch enige contacten in

Vlaanderen kunnen leggen die bleven voortbestaan in Cádiz. Het betreft hier Pablo

Bernes, geboren in Atrecht in 1688 en woonachtig te Cádiz waar hij actief was als

handelaar. Hij kende Cornelio van Merksem, cuando eran muchachos, of wanneer ze

nog jongetjes waren675

.

Een tweede vriend is ook collega van Cornelio in de handelszaak Beyens Brabander y

co. Het betreft hier Antonio de Brabander, geboren in 1688 in Boekhoute bij Gent676

en woonachting te Cádiz vanaf zijn zesde levensjaar waar hij verbleef in het casa de

la hermandad de la Nación Flamenca, of het huis van de broederschap van de

Vlaamse natie677

. Antonio de Brabander was de zoon van Estacio de Brabander en

María Van Acker uit Boekhoute. Hij had ook een broer, Guido de Brabander,

woonachtig te Boekhoute en twee zussen, Petronella, woonachtig te Gent en Maríana

de Brabander, woonachtig te Boekhoute678

.

Een laatste goede kennis is Lorenzo Hoys, geboren te Gent in 1695. Hij frequenteerde

Cádiz vanaf zijn negende levensjaar waar hij als koopman zijn brood verdiende.

Coppejans-Desmet wees erop dat deze laatste handelscontacten had met de

673

ADC, EM, 30 oktober 1726 674

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 257-264 675

ADC, EM, 22 oktober 1726 676

AHPC, prot. not., CA 1595, PT, fol. 905-907 677

ADC, EM, 22 oktober 1726 678

AHPC, prot. not., CA 1595, PT, fol. 905-907

Page 149: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

130

groothandelaars van Gent679

. Wanneer Cornelio in 1711 in Cádiz aankwam, hebben

ze elkaar leren kennen. Lorenzo Hoys was toen zestien jaar680

.

Cornelio Antonio was vooral goed geïntegreerd in de Vlaams-Gaditaanse

handelswereld. Tot tweemaal toe werd hij benoemd als mayordomo, schatmeester en

afgevaardigde van de Vlaamse Natie681

. Deze functie getuigt van een economische

welgesteldheid en van sociaal engagement. Cornelio Antonio Beyens zou nadien zijn

schoonvader, Juan Huwijn, opvolgen als commissaris van het Oostendse konvooi en

als consul van de Vlaamse natie te Cádiz682

.

Zijn vrouw María Josefa Huwijn werd geboren te Cádiz op 23 november 1709 en is

de dochter van Juan Huwijn en María Flora Hercq. Zowel de familie Huwijn als de

familie Hercq zijn reeds enkele generaties vertrouwd met Cádiz en haar handel. De

familie Huwijn waren goede vrienden en handelspartners van Cornelio Beyens

Torrekens. Deze kenden elkaar en handelden voor het eerst samen in Brugge. María

Josefa had twee bijzondere vriendinnen, Theresa de Castro en Micaela Lopez, beide

inwoners van Cádiz683

. Ze koesterde een speciale band met het oratorium van San

Felipe Neri te Cádiz. In haar testament stelde ze dat ze haar eerbetuigingen wanneer

ze zou overlijden graag daar uitgevoerd zou zien684

.

4.3. Derde Generatie

4.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino

Of Lorenzo en María sociaal geïntegreerd waren, is een vraag waarop het antwoord

alles behalve dubbelzinnig is. Zowel in de Vlaams-Gaditaanse als in de Gaditaanse,

Andalusische en Castilliaanse gemeenschap genieten ze van een goede reputatie en

zijn ze geïntegreerd. Getuige van hun integratie in de Vlaams-Gaditaanse wereld zien

zijn de handelsactiviteiten van Lorenzo. De goede reputatie die Lorenzo genoot in de

handel op Amerika is slechts één aspect. Ook met Sevilla, Vlaanderen, Holland en

Scandinavië onderhield hij een levendige commerciële band (zie hoofdstuk 2).

679

Coppejans-Desmet, Bijdrage tot de studie ..., p. 28-29 680

ADC, EM, 22 oktober 1726 681

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 5 682

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos....p. 215 683

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 469 684

AHPC, prot. not., CA 2195, T, fol. 466

Page 150: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

131

Zijn integratie in de Gaditaanse leefomgeving leiden we af aan het feit dat hij werd

aangesteld als Síndico Personero van de stad Cádiz in 1778685

. Voor de periode van

één jaar, dat van 1778, was Lorenzo behartiger van de Gaditaanse volksbelangen. Hij

was m.a.w. meer dan enkel een handelaar in Cádiz.

Ook in de Andalusische samenleving, meerbepaald die van Sevilla, was hij

geïntegreerd. Dit leiden we af aan het feit dat hij correspondent en verantwoordelijke

was van de Real Compañía de San Fernando de Sevilla686

of de Compagnie van San

Ferdinando te Sevilla, en dat hij bevriend is met Pedro Lince de Verastegui. Deze

laatste getuigde voor Lorenzo in het onderzoek naar zijn adellijke en christelijke

afkomst ten einde toegelaten te worden tot de Ridderorde van Karel III van Spanje.

Pedro Lince de Verastegui was geboren in 1710 en woonde in Sevilla. Hij verbleef

voornamelijk in Cádiz en was handelaar op Amerika. In zijn leven werd hij twee maal

tot Síndico Personero van Sevilla benoemd687

.

In het dorpje Castilleja de la Cuesta, vlakbij Sevilla, werd Lorenzo verkozen in 1766

tot Alcalde de la Santa Hermandad de Castilleja de la Cuesta of Burgemeester van

het Heilige Broederschap van Castilleja de la Cuesta688

.

De titel van Conde de Villamar689

die hij kreeg toegewezen van de Spaanse Koning in

1773, zijn toelating tot de Real Maestranza de Caballería de Valencia in 1776690

en

zijn toetrede tot de ridderorde van Karel III van Spanje in 1779691

, wijzen erop dat hij

erin geslaagd is door te dringen tot de gemeenschap van de Castilliaanse adel.

Het is m.a.w. zeer duidelijk dat Lorenzo een geïntegreerd persoon was, ook buiten de

grenzen van de Gaditaanse omgeving en haar handel.

Maar welke is de meer persoonlijke en sociale omgeving van Lorenzo en zijn vrouw?

Hun leefomgeving situeert zich in de wijk waar vele Vlaamse handelaars verbleven.

Het betreft hier voornamelijk de Calle de San Francisco, Calle del Rosario, Calle

Nueva, Calle de los Doblones, Calle San Augustin en Calle de los Flamencos692

.

685

AMC, Acta Capitular 1778, 4v. 686

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 687

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 37 688

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 19 689

Privaatarchief, Expediente de nobleza de Beyens, fol. 20 690

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 19 691

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 7 692

Pró Ruiz, S., Callejero gaditano (anecdotario), Cádiz, Establecimientos Cerón, 1933, pp. 31-32.

Page 151: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

132

Lorenzo, María en hun kinderen leefden in de Calle del Rosario op nummer 97693

. In

deze straat bezat de Vlaamse Natie tevens onroerend goed694

.

In hun huis werkten bovendien minstens acht dienstmeiden en knechten, of gente de

librea695

, geüniformeerd huispersoneel. Onder de dienstmeiden rekenen we Leonarda

Benitez, Antonia Linares, haar zus Gertrudis Linares, Catalina Dominguez, Josefa

Aragon en Sebastiana Lopez. Onder het mannelijk huispersoneel bevinden zich

Francisco Rodríguez, diens broer Lorenzo Rodríguez en Andres Caside696

.

Opvallend is dat alle kinderen van Lorenzo en María werden gedoopt in de

Parochiekerk del Rosario in hun straat697

. Hun relatie met deze kerk en haar entourage

is opmerkelijk wanneer we weten dat in diezelfde straat Lorenzo hoogstwaarschijnlijk

co-financier is geweest van de bouw van de Santa Cueva del Rosario. Dit oratorium

was verbonden aan de parochiekerk del Rosario en werd gebouwd op het einde van de

18de

eeuw door de Marques de Valde-Iñigo, Markies van Valde-Iñigo. Dit oratorium

is een pareltje in Cádiz. Het is rijkelijk versierd met beeldende kunstwerken en is een

architecturaal hoogstandje. De Markies slaagde erin de beroemde Andalusische

architect Benjumeda het oratorium te laten ontwerpen en overhaalde verschillende

gereputeerde schilders zoals Goya, González Velázquez, Camarón, e.a. om voor zijn

project te werken698

. In de eerste fase die liep van 1781 tot 1783 was het voornamelijk

de goede vriend van de Markies van Valde-Iñigo, Conde de Repáraz, of Graaf van

Repáraz die hem had geholpen met de financiering699

. Pas in een tweede fase zal de

Markies een enorm fortuin erven, genoeg om zelf de bouw van de Santa Cueva te

financieren. We koesteren een sterk vermoeden dat het in die eerste fase was dat ook

Lorenzo Beyens het project mee financierde. Want het is opmerkelijk hoe Lorenzo op

de voorgrond, naast de Graaf van Repáraz verschijnt op het schilderij ‘La Virgen del

Refugio’ door Franz Waver Riedmayer. Op dit schilderij worden verschillende

personen uitgebeeld die hadden meegewerkt aan het project van de Markies. Rechts,

met het hoofd naar onder gericht werd Teodomiro Ignacio Díaz de la Vega uitgebeeld,

voorzitter van San Felipe Neri van Sevilla en vriend van de Markies. Hij begeleidde

693

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 112vta 694

Vandeginste, Hendrik, De Vlaamse natie.... p. 64-65 695

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 38 696

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 309-317 697

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 38-49 698

Ravina Martin, M., Las Finanzas del segundo Marqués de Valde-Iñigo, in: Cruz Valdovinos, José

Manuel (ed.), La Santa Cueva de Cádiz. Monumentos restaurados, Fundación caja Madrid, Madrid,

2001, p. 230 699

Ibid. p.225-226

Page 152: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

133

de vieringen in de parochiekerk van Rosario. In het midden, het personage met de

mantel is de Graaf van Repáraz, en links, de figuur met de uitreikende hand, zou

Lorenzo Beyens moeten zijn en het jongetje op de voorgrond Miguel Beyens, zoon

van Lorenzo. Althans zo beweren Manuel Ravina Martin, directeur van het

‘La Virgen del Refugio’, Franz Waver Riedmayer, eind 18de

eeuw.

Page 153: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

134

Provinciaal Archief van Cádiz en Antón Solé, directeur van het Diocese Archief van

Cádiz700

. Dit schilderij hangt momenteel aan de buitengevel van de Santa Cueva van

Cádiz, schuin tegenover het huis waar Lorenzo had gewoond.

Lorenzo was m.a.w. bevriend met zowel de Markies van Valde-Iñigo als met de Graaf

van Repáraz en het is duidelijk dat Lorenzo sterke banden had met de parochiekerk

del Rosario.

Van twee families is geweten dat Lorenzo en María er intiemer contact mee hadden.

Dit zijn de families Alessandri en van Laecken Callebout. Lorenzo is dooppeter,

hoewel zij geen verwanten waren, van Josefa en Josef Lorenzo Alessandri701

en van

Theresa van Laecken Callebout. Josefa en Josef zijn de kinderen van Bartholome

Alessandri en María Villa.

De familie Callebout is een van Antwerpen afkomstige handelaarsfamilie woonachtig

te Cádiz702

. Theresa van Laecken Callebout is de dochter van Josef Juan van Laecken

en María de las Nieves Callebout, welke huwden in Cádiz in 1775703

. De band die

Lorenzo en María met de familie van Laecken hadden gaat terug op die van hun

grootouders, m.n. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggemans. Ana Crespo

Solana gaat er vanuit dat de eerste van Laecken, Juan, werd opgevangen door de

vader van María Bruggemans, Mathias Bruggemans. De familie van Laecken

handelden met Amerika en hadden commerciële banden met Antwerpen704

. In de

jaren zestig van de 17de

eeuw reisde Joséph van Laecken enkele keren naar Veracruz

in Mexico samen met een andere Vlaming geboren te Cádiz, Antonio Callebout705

. Op

deze manier kwamen de families van Laecken en Callebout in contact en werd

Theresa van Laecken Callebout ter wereld gebracht.

Één van de niet verwante erfgenamen van Lorenzo Beyens zijn Ignacio De Roo,

schepen van Puerto Real706

en Ignacia María De Roo, non in Lebrija. Respectievelijk

erven ze 3.000 en 750 reales wanneer Lorenzo overlijdt707

. Eerder, begin augustus van

het jaar 1785, kochten Lorenzo en María het huis in Calle San Joséph 63 te Cádiz van

Ignacio De Roo. Het is niet duidelijk of Ignacia de zus is van Ignacio, maar we

700

Cruz Valdovinos, José Manuel, Otras obras artísticas, in: Cruz Valdovinos, José Manuel (ed.), La

Santa Cueva de Cádiz. Monumentos restaurados, Fundación caja Madrid, Madrid, 2001, p. 177-179. 701

AHPC, prot. not., CA 412, fol. 283 en 288 702

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos...p. 328 703

AHPC, prot. not., CA 412, fol. 288 704

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... p.205 705

Ibid., p.206 706

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 330 707

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 134

Page 154: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

135

vermoeden van wel. De geschiedenis van de familie De Roo, gaat terug tot Noord-

Nederland. Nog voor de successieoorlog van 1713, kwam de eerste De Roo, Juan

Baptisa, naar Cádiz om daar actief te zijn in de handel met de Levant. In de jaren

twintig van de 18de

eeuw kende hun handel een versnellingsmoment. Ze voeren op

Hollandse havens, maakten gebruik van Engelse schepen voor vrachtvervoer,

introduceerden goederen op de Andalusische markt en investeerden in reizen naar

Amerika. Later zou de familie De Roo een handelszaak beginnen met leden van de

familie Hercq en Vandentrille. Een van de De Roo’s zou huwen met een dochter van

de familie Hercq. Uit dit huwelijk kwam Cornelio Matias De Roo voort. De familie

De Roo was een van de belangrijkste Noord-Nederlandse handelaarsfamilies te

Cádiz708

. Omdat Lorenzo Ignacio en Ignacia María De Roo een erfdeel toeschenkt,

vermoeden we dat hun band van vriendschappelijke aard is. Voor zover we weten

hadden ze geen commerciële banden.

Een ander intiem contact van Lorenzo en María was Antonio Joséph Mosti. Deze

getuigde voor Lorenzo in het onderzoek voor de toelating tot de Ridderorde van Karel

III van Spanje. Antonio Josef Mosti, geboren in 1738, beweert Lorenzo reeds twintig

jaar te kennen, vanaf het jaar 1759, hoofdzakelijk via de handel. Hij was net zoals

Lorenzo handelaar op Amerika709

en woonachtig te Cádiz710

. Antonio Josef Mosti had

daarnaast een vriendschappelijke band met de broer van Lorenzo, Estebán Antonio711

.

Antonio Josef Mosti is m.a.w. een persoonlijke vriend en collega handelaar van

Lorenzo.

De persoon Josef del Valle is ons reeds bekend als intieme kennis en collega-

handelaar op Amerika van José Juan Ignacio, de oom van Lorenzo en de vader van

María de Belén. Josef del Valle kende José Juan reeds sinds zijn geboorte en was

bijgevolg een goede kennis van Lorenzo en María, zoniet van de hele familie Beyens.

Dit gegeven wordt nogmaals bevestigd wanneer we hem tegenkomen als getuige in

het onderzoek naar Lorenzo Beyens voor zijn toelating tot de Ridderorde van Karel

III van Spanje712

.

Francisco de Varas Valdes is zo ook een getuige. De persoonlijke band die Lorenzo

met hem had is onduidelijk. We beschikken slechts over één referentie, het feit dat hij

708

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos.... pp. 233-235 709

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 32 710

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1647vta 711

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1648 712

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 39-40

Page 155: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

136

getuige is geweest voor Lorenzo. Hoewel we vermoeden dat Lorenzo

vertrouwenspersonen nam als getuige voor zijn toelating, willen we toch voorzichtig

zijn met de interpretatie ervan. Nergens vermeldt Francicso de Varas Valdes dat hij

Lorenzo al lang kent of dat ze vrienden zijn. We weten enkel dat hij inwoner van

Cádiz was en dat hij actief was als handelaar op Amerika. Hij was kapitein van de

Marine van Cádiz, een functie die hij waarschijnlijk heeft kunnen bemachtigen door

zijn invloedrijke oom, welke ook Francisco de Varas noemt. Deze laatse was

Presidente de la Real Audiencia y Casa de Contratación of Voorzitter van de

Rechtbank en Voorzitter van de Casa de la Contratación en Intendente General de

Marina de Cádiz of Intendant-Generaal van de Marine van Cádiz, en had samen met

zijn neef, Francisco de Varas Valdes een handelscompagnie opgericht te Cádiz713

.

Waarschijnlijk handelden Lorenzo en Francisco de Varas samen, maar of ze ook

intieme vrienden waren weten we niet.

Al deze getuigen zijn het over minstens een punt eens en dat is dat Lorenzo Beyens

uno de los mas ricos de Cádiz, of één van de rijkste personen in Cádiz was en dat hij

er genoot van la mayor estimacion por su arreglada conducta, honradez y meritos, of

van een hoge waardigheid omwille van zijn voorbeeldig gedrag, eer en verdiensten714

.

Deze uitspraak moeten we uiteraard zien in het licht van het onderzoek. De bedoeling

van de getuigen is dat ze aantonen dat Lorenzo gekwalificeerd genoeg is om tot de

Orde van Karel III toe te treden. Ze zullen er m.a.w. alles aan doen om goed over hem

te spreken. Deze uitspraak moet m.a.w. kritisch bekeken worden.

4.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn

Estebán Antonio bracht het grootste deel van zijn leven door in Bornos, een dorpje

gelegen op 74 km afstand van Cádiz, naast Arcos de la Frontera. Niet alleen in

Bornos, maar ook in Cádiz was hij een gereputeerde klerk. Estebán Antonio was

clérigo, presbitero, abogado de los Reales Consejos de Cádiz en Fiscal General

Ecclesiástico715

, of klerk, priester, Raadsman van de Koninklijke Raad te Cádiz en

Algemeen Kerkelijk Fiscaal. Estebán was m.a.w. een geïntegreerd persoon zowel in

de gemeenschap van Bornos als in die van Cádiz.

713

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 34 714

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 7 715

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1634

Page 156: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

137

Zijn persoonlijke leefomgeving beperkte zich in hoofdzaak tot Bornos. Daar was hij

verbonden aan de Franciscanerorde, het oratorium San Felipe en had hij een nauw

contact met de nonnen van het klooster van Corpus Cristi. In Bornos stichtte hij zijn

eigen oratorium, gelegen in de Calle de la Xara. Binnen de geestelijke leefwereld was

Estebán goed bevriend met Josef Felipe Serrano, priester van de parochiekerk van

Santo Domingo te Bornos alsook met Ana Antonia en Rafaela de San Juan, nonnen

van het klooster van Corpus Cristi. Ook Marcial Josef Lobeso was een goede vriend,

hij was priester van Puerto Real, maar had een nauw contact met Bornos en haar

geestelijke gemeenschap716

.

Onder de meer persoonlijk en intieme contacten die Estebán genoot buiten zijn

geestelijke leefwereld kwamen we Marcos Courcheli, Theresa de Castro en haar zus

Francisca de Castro tegen, allen inwoners van Bornos. Met de familie Ximenez

Aragon had Estebán een goede verhouding. Hij schonk zowel Antonia de Aragon en

haar dochter Josefa Jumera Aragon, vrouw van Antonio Ximenez een bedrag van

1.000 reales omwille van de assistencia durante muchos años, of de hulp doorheen

vele jaren die hij van hen kreeg. Ook Isabel Patiño werd beloond met 1.200 reales

voor haar goede diensten wanneer Estebán stierf. Voor Josef de la Plaza geldt

hetzelfde. De personen Juan Saenz Duro, Rosa María Ojara, Leonora Vasquez,

weduwe van Pedro Apostol Giorgana, allen inwoners van Bornos, schenkt hij elk een

erfdeel por memoria de su afecto, omwille van de herinnering aan hun affectie717

.

Omdat Estebán’s gezondheid veel te wensen liet over, had hij dikwijls nood aan

medische verzorging. Er zijn twee geneesheren waar Estebán beroep op deed. De heer

Diego Josef Velázquez, woonachtig te Bornos en Juan de Espallarosa. Deze laatste

kwam van verder en we vermoeden dat hij meer gespecialiseerd was dan de vorige.

Estebán schrijft hem een erfdeel van 5.250 reales toe, een hoog bedrag dat voor een

groot deel diens reiskosten moest dekken718

.

In Cádiz was Estebán verbonden aan het oratorium van San Felipe Neri en had zich

aangesloten bij de broederschap van San Pedro. Naar traditie worden hun leden in de

parochiekerk van het Dominicanerklooster te Cádiz begraven719

. Zo verging het ook

Estebán.

716

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1635-1637 717

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1650vta 718

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1650vta 719

AHPC, prot. not., CA 2193, PT, fol. 383vta

Page 157: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

138

Hij was goed bevriend met Gersadio María Winthuy, voorzitter van dit oratorium en

Antonio Josef de Parra, priester in ditzelfde oratorium. Daarnaast had hij een kennis,

Antonio Josef Mosti, woonachtig te Cádiz en handelaar aldaar. Antonio Josef was ook

een goede vriend van Estebán’s broer Lorenzo Beyens. Estebán had graag dat zijn

overlijden werd gevierd in de kerk van San Antonio te Cádiz720

.

4.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola

Over Alexandro Beyens en María Margareta Barnola hebben we zeer weinig

informatie die ons kan inlichten over hun sociale leefwereld. Maar de vraag of ze

geïntegreerd waren in de Vlaams-Gaditaanse en Gaditaanse gemeenschap kunnen we

wel beantwoorden. Vermits Alexandro samen met zijn broer Lorenzo Beyens actief

was in de handel op Amerika721

, in Cádiz woonde en er een huis in Calle de Marzal

94 bezat dat hij verhuurde722

en verbonden was aan de Vlaamse natie723

, gaan we er

vanuit dat hij geïntegeerd was in zowel de Vlaams-Gaditaanse als de Gaditaanse

gemeenschap.

4.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo

María de la Paz huwde met Nicolás Roxas, cargador a Indias in de handel van Cádiz.

Deze laatste was vertrouwd met de handelsgemeenschap van zowel Cádiz als Santa

María724

. Hij was bovendien prior van de broederschap van de Santisimo Cristo de la

Humildad y Paciencia te Cádiz en wou daarom graag begraven worden in de kapel

van de kerk van het klooster van de Reverendos Padres del Señor San Agustin te

Cádiz725

. Nicolas Roxas was zowel geïntegreerd in de geestelijke als in de

handelswereld van Cádiz. Daarom menen we te kunnen stellen dat ook María de la

Paz deel uitmaakte van deze leefomgeving en dat ook zij was geïntegreerd in de

Gaditaanse gemeenschap.

720

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1634vta 721

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 51vta 722

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 523vta 723

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 51vta 724

AHPC, prot. not., CA 2243, T, fol.229vta 725

AHPC, prot. not., CA 2243, T, fol.228vta

Page 158: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

139

In hun huis werkte dienstpersoneel. Francisco Garcias was mayordomo de la casa of

huismeester en María Romero huismeid726

. Hoewel ze nog huispersoneel in dienst

hadden, worden hun namen verzwegen.

Onder de meer persoonlijke contacten van María de la Paz en Nicolas de Roxas

kunnen we in de eerste plaats Bartolomé de Ayala rekenen, Nicolas’ persoonlijke

secretaris727

. Deze zal, zoals we verder zullen zien, een persoonlijke band opbouwen

met María de los Dolores, nichtje van María en Nicolas. Daarom gaan we er vanuit

dat Bartolomé meer was dan enkel de secretaris van Nicolas de Roxas. María de la

Paz had een goede relatie met María del Carmen Alexandra uit Cádiz728

. Zij was

María’s niet-verwante metekind. Daarnaast had ze nog enkele kennissen, Marcos

Courchelli uit Cádiz, Antonia Lijero uit Cádiz, weduwe van José Courchelli, Vincenta

del Villar uit San Lúcar de Barrameda en de zussen Manuela en Teresa de Moya uit

Cádiz. Een speciale vriendin blijkt de non Agustina de los Santos Reyes uit het

klooster van Chiclana te zijn, want zij wordt door María als erfgenaam en

testamentexecuteur aangeduid729

.

4.3.5. Rafael Beyens Huwijn

Rafael was op verschillende gebieden actief als klerk. Hij was priester in Cádiz en

Puerto Real730

en was lid van de Santa Hermandad del Señor San Pedro, of de

Heilige Broederschap van de San Pedro731

. Daarnaast was hij samen met zijn oom

José Juan Ignacio Beyens, eigenaar van de prebende of de capellanía732

. We kunnen

m.a.w. stellen dat Rafael Beyens een geïntegeerd persoon was, voornamelijk in de

geestelijke gemeenschap van Cádiz. Bovendien bezat hij enige affiniteit met de

Franciscanerorde te Cádiz733

.

Ook zijn persoonlijke contacten behoren uitsluitend tot diezelfde geestelijke

omgeving. Dit leiden we af aan het feit dat Rafael’s testamentexecuteurs steeds

priesters uit Cádiz waren. In de eerste plaats benoemde hij Manuel Martínez Ronio en

726

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1640 727

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1641vta 728

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1643vta 729

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1642vta-1644 730

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 185vta 731

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 53vta 732

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 54 733

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 53vta

Page 159: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

140

Ignacio Viñao de la Vega, prebende van de kathedraal van Cádiz734

, in de tweede

plaats Nicolás Madera en Joséph Gandulfo en in de derde plaats Gonzalo Angioleti en

Pedro Aldecoa735

. In de vierde plaats stelde hij twee priesters aan uit Puerto Real,

Sebastian de Molina en Felix Antonio Badinela736

. Dit wijst erop dat hij deze acht

personen ten zeerste vertrouwde. Zij waren m.a.w. goede vrienden van Rafael.

4.3.6. Felix Beyens

We gaan er vanuit dat Felix Beyens, als zoon van Cornelio Antonio Beyens,

geïntegreerd was in de Vlaams-Gaditaanse en Gaditaanse gemeenschap. Wat betreft

zijn persoonlijk sociale contacten hebben we weinig gegevens kunnen terugvinden.

Met de vrouw Leonarda Benítez die net zoals Felix vrijgezel was, had hij een

vriendschappelijke relatie. In zijn testament schenkt hij haar een erfdeel van 96 reales.

Ook Francisco de Paula Yzquierdo, handelaar en inwoner van Cádiz, lijkt een goede

kennis te zijn van Felix, want hij wordt benoemd als derde testamentexecuteur737

.

Josef del Valle, ons reeds gekend als intieme vriend van José Juan en Lorenzo Beyens

en als handelaar in Cádiz, wordt tot vierde testamentexecuteur aangesteld738

. Felix

persoonlijke contacten beperken zich in de mate dat we ze konden reconstrueren tot

drie personen, Leonarda Benítez, Francisco de Paula Yzquierdo en Josef del Valle.

Hoofdzakelijk situeren deze personen zich binnen de handelswereld van Cádiz.

734

AHPC, prot. not., CA 2251, C, fol. 841 735

AHPC, prot. not., CA 0422, T, fol. 186 736

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 52vta 737

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 900vta 738

AHPC, prot. not., CA 5359, PT, fol. 936vta

Page 160: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

141

4.4. De vierde generatie

4.4.1. Kinderen van Lorenzo Beyens en María de Belén Beyens

a) María de los Dolores

María de los Dolores huwde in 1788 met Antonio Francisco de Iraola739

, handelaar in

Cádiz740

. María was zeer goed bevriend met Bartolome de Ayala, zo goed dat hij haar

schuld in 1838 van 568.105 rs 16 mvs afkocht741

. Antonio de Iraola was toen reeds

overleden. Ze kende Bartolome via haar oom Nicolas de Roxas, waarvan hij de

secretaris was742

. Daarnaast had María nog drie persoonlijke contacten, m.n. Angel

Martin de Imbarra en Bartolome Loptegui743

en Gaspar de Amensas744

. De eerste

twee stelde ze aan als haar testamentexecuteurs. Om een ons onbekende reden verving

ze de laatste, Bartolome Loptegui later door Gaspar de Amensas745

. Haar man

Antonio de Iraola was goed bevriend met de familie Brou de Martella, dewelke hij

een erfdeel van 4.000 reales toeschreef746

. Jammer genoeg weten we te weinig over

María en Antonio’s intieme vrienden om te kunnen besluiten tot welke soort

gemeenschap zij behoren. Maar aangezien Antonio handelaar was, gaan we er vanuit

dat hun sociale contacten zich vooral binnen de Gaditaanse handelswereld situeren.

b) María Lorenza

María Lorenza’s sociale leefomgeving bevindt zich in Cádiz en Medina Sidonia747

. Te

Cádiz huwde ze met Rafael Llegat, marinekorporaal748

. Wanneer deze zou te komen

overlijden, huwde María met de Gaditaan Salvador Melendez Bruna, Luitenant-

Generaal van het Koninklijk leger, ridder van de orde van San Hermenegildo en

ridder van de orde van Calatrava749

. Het is duidelijk dat beide echtgenoten tot de

739

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 32 740

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta 741

AHPC, prot. not., CA 3227, Part., fol. 128-132vta 742

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1641vta 743

AHPC, prot. not., CA 2247, PTR, fol. 606 744

AHPC, prot. not., CA 2247, CR, fol. 723-724 745

AHPC, prot. not., CA 2247, CR, fol. 723-724 746

AHPC, prot. not., CA 3227, Part., fol. 128-132vta 747

Medina Sidonia is een dorpje gelegen op 45 km van Cádiz. 748

AHPC, prot. not., CA 2247, PT, fol. 726vta 749

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 21vta

Page 161: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

142

militaire adelsklasse behoorden. Gezien hun status, vermoeden we dat ook María

Lorenza deze middens frequenteerde. Dit is slechts een veronderstelling.

Over de persoonlijke sociale contacten van María Lorenza hebben we geen gegevens.

We weten enkel dat haar leefwereld zich beperkte in hoofdzaak tot Cádiz en Medina

Sidonia.

c) Josef María Beyens

Josef María trad op 11 augustus 1792 toe tot het Regiment van Waalse Garde750

. Later

werd hij gepromoveerd tot vaandrig van de Waalse Garde 751

. Op 15 februari 1799,

werd hij tot tweede Luitenant gepromoveerd752

. Zijn carriere situeert zich m.a.w.

binnen de Castiliaanse militaire gemeenschap. Dit geeft ons niet veel informatie over

de persoonlijke sociale leefwereld van Josef Lorenzo. We gaan er vanuit dat hij er

enkele intiemere contacten op nahield binnen deze ‘militaire-adellijke’ leefwereld,

maar hebben er verder geen gegevens over.

Toch moet Josef María’s leefwereld zich voornamelijk te Cádiz bevinden. Als oudste

zoon erfde hij de titel van Conde de Villamar van zijn vader en kreeg een erfenis die

uitgebreider was dan die van zijn broers of zussen. Hij bezat een belangrijk aandeel

onroerende goederen te Cádiz en in 1806 zou hij huwen met de Gaditaanse Josefa

Delaville753

.

Josef María’s sociale omgeving is beperkt tot Cádiz en de personen die hij ontmoette

in zijn functie bij de Waalse Garde. De informatie schiet te kort om een duidelijke

interpretatie te vormen van Josef María’s sociale omgeving alsook van die van zijn

vrouw Josefa Delaville.

d) Lorenzo Josef Beyens

Net zoals zijn broer Josef María trad hij toe tot het regiment van de Waalse Garde 754

.

Nadien, op 5 september 1793 werd Lorenzo aangesteld als cadet van de lichte troepen

van de Waalse Garde waardoor hij naar het leger van Aragon werd gestuurd. Later zal

750

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45 751

Ibid. 752

Ibid. 753

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 46 754

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 45

Page 162: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

143

hij net zoals zijn broer Josef María gepromoveerd worden tot vaandrig van de Waalse

Garde waardoor hij ingeschakeld werd in de bataljons van het leger van Catalonië.

Tot slot zal hij op 15 februari 1799 worden gepromoveerd tot tweede luitenant 755

.

In Cádiz had hij enkel onroerende goederen geërfd van zijn overleden vader en

moeder.

We gaan er m.a.w. vanuit dat Lorenzo Josef’s sociale leefwereld zich beperkte tot

enkele contacten die hij in de hoedanigheid van zijn militaire functie had gelegd

alsook enkele contacten die hij erop nahield in Cádiz zelf.

e) Francisca de Paula

Francisca de Paula huwde in 1797 met Luis de Arroyo, gepensioneerde

Marinekorporaal 756

. Haar man’s sociale leefwereld zal m.a.w. voor een deel bestaan

uit personen die hij had leren kennen in de hoedanigheid van zijn militaire functie.

Over de persoonlijke leefwereld van Francisca de Paula kunnen we enkel vermoeden

dat deze zich in hoofdzaak tot Cádiz beperkte. Maar daar kunnen we geen uitsluitsel

rond geven.

f) Miguel Rafael

Over de sociale leefwereld van Miguel Beyens zijn we beter gedocumenteerd. Hij laat

zich vooral situeren binnen de geestelijk-Gaditaanse kringen. Miguel was eigenaar

van de prebende van de kathedraal van Cádiz en zou priester, maar ook doktor in de

teologie aan dezelfde kathedraal worden757

. Bovendien was hij net zoals zijn voogd en

oom Rafael Beyens758

en zijn oom Estebán Beyens lid van broederschap van San

Pedro759

. Miguel’s eigendom bestond uit het huis in de Calle de la Soledad nr 144 te

Cádiz waar hij een boekenhandel had opgestart760

. Dit impliceert dat hij boekenkopers

over de vloer kreeg waar hij waarschijnlijk enig, zij het oppervlakkig, sociaal contact

mee had.

755

Ibid. 756

AHPC, prot. not., CA 431, T, fol. 901 757

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 47vta 758

AHPC, prot. not., CA 420, Patr., fol. 274-285 759

AHPC, prot. not., CA 0452, T, fol. 942 760

Ibid.

Page 163: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

144

Meer specifiek rekenen we de Gaditaanse priester José Gandulfo, Domingo Gonzales

Villacomos en Sebastian Belluga tot de meest persoonlijke vrienden van Miguel. Zij

verschijnen alle drie in zijn testament als testamentexecuteurs761

.

Miguel’s sociale leefwereld had zich laten vormen door de contacten die hij legde als

geestelijke, maar ook als boekenverkoper. Ze zijn beperkt tot Cádiz.

Conclusie

Doorheen de eerste drie generaties zijn er enkele constanten die het sociale leven van

de familie Beyens typeren. Het eerste wat opvalt is dat hun sociale contacten dikwijls

personen zijn uit de handelswereld. In de eerste twee generaties zien we dat Cornelio

en Cornelio Antonio, beide geboren in Merksem, hoofdzakelijk contact hebben met

handelaars die ook van Vlaanderen naar Cádiz verhuisden, lotgenoten om het zo te

zeggen. Hetzelfde zien we bij Lorenzo en María de Belén Beyens. Hun sociale

contacten hebben hun oorprong enkele generaties terug in Vlaanderen, meerbepaald

Antwerpen, maar zijn allen geboren in Cádiz. Het betreft hier de families van

Laecken, Callebout en De Roo. De familie van Laecken was reeds sinds de eerste

generatie, via María Bruggemans, met Cornelio Beyens bevriend geraakt. Niet

toevallig gaat het hier steeds om families met een handelstraditie. Ook hier kunnen we

zeggen dat het om lotgenoten gaat. Dit patroon zet zich voort in de derde generatie.

Pas na de vierde generatie zien we dat de contacten met andere handelaars zullen

afnemen. De twee zonen van Lorenzo gingen een militaire carriere tegemoet en

Francisca de Paula huwde met een militair. Enkel María de los Dolores huwde met

een handelaar. Francisco de Iraola en Miguel Beyens zouden klerk worden.

Een tweede constante in het sociale leven van de familie Beyens wordt getypeerd

door hun religieus-katholieke betrokkenheid. Cornelio Beyens Torrekens was nauw

verbonden aan de parochiekerk van Merksem. José Juan Ignacio zal een prebende in

Cádiz oprichten. Lorenzo Beyens hielp mee aan de financiering van het oratorium van

de Santa Cueva te Cádiz en was er verbonden aan de parochiekerk del Rosario.

761

AHPC, prot. not., CA 452, T, fol. 943

Page 164: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

145

Estebán Antonio behoorde tot de hoge geestelijkheid van Cádiz en was er lid van het

broederschap van Sint Pieter, net als zijn broer Rafael en neef Miguel Beyens. Rafael

was daarnaast ook tweede eigenaar van de prebende die zijn oom José Juan had

opgericht te Cádiz en Miguel Beyens bekleedde verder enkele hoge geestelijke

functies aan de kathedraal van Cádiz. Deze personen hun sociale contacten zullen

bijgevolg hoofdzakelijk geestelijken zijn.

We zien m.a.w. dat de familie Beyens steeds een katholieke familie is geweest. Maar

het is pas vanaf de derde generatie dat bepaalde leden zich niet meer hoofdzakelijk op

de handel, maar op de geestelijkheid zullen concenteren zoals Estebán Antonio,

Rafael en Miguel Beyens, maar ook Lorenzo Beyens. Vanaf de vierde generatie zien

we dat de kinderen van Lorenzo en María Beyens zich meer in de adellijke contouren

zullen bewegen.

De sociale leefomgeving van de familie Beyens wordt m.a.w. sterk beïnvloed door

hun professionele omgeving en hun katholieke geloofsovertuiging. Reeds vanaf de

eerste generatie is de katholieke omgeving een belangrijk element geweest. Het is

vanaf de derde generatie dat we hun handelsactiviteit zien afnemen en dat geleidelijk

aan de religieuze contacten meer veld winnen. Vanaf de vierde generatie wordt de

handel aan de kant geschoven, behalve in het geval van María de la Paz die met de

handelaar Francisco de Iraola huwt, en bewegen de contacten zich meer richting een

adellijke omgeving.

Page 165: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

146

Hoofdstuk V : Het patrimonium

Inleiding

Met dit hoofdstuk willen we de economische evolutie van de familie Beyens in kaart

brengen. Over de generaties heen willen we een trend ontdekken die ons toelaat het

welvaren van de familie Beyens in kaart te brengen. Onze grootste betrachting zal zijn

het patrimonium van de verschillende gezinnen dat ze op het einde van hun leven

bezaten te reconstrueren. Deze waarde hebben we in kilogram fijn goud uitgedrukt ten

einde haar interpretatie universeel mogelijk te maken. In sommige gevallen waren de

bronnen niet erg spraakzaam, waardoor voor enkele leden van de familie Beyens de

interpretatie hipothetisch is gebleven.

5.1. De eerste generatie

5.1.1. Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggemans

Het patrimonium van Cornelio Beyens Torrekens hebben we slechts in beperkte mate

kunnen reconstrueren. Wanneer hij huwde op 26 jarige leeftijd, in 1699, werden er

door zijn ouders 6.400 reales geschonken als bruidsschat. Vijftien jaar later, wanneer

zijn vrouw María Bruggemans stierf in 1714, beschikte hij naar eigen zeggen over

240.000 reales. Hiervan schonk hij in hetzelfde jaar 80.000 reales aan zijn tweede

vrouw María Pitalluga.

Zeven jaar later, in 1723 richtte hij een handelszaak op met Antonio de Brabander,

genaamd Beyens Brabander y co, waarin hij 48.000 reales investeerde.

Tien jaar later, in 1733 richtte hij een tweede handelszaak op genaamd Cornelio

Beyens, Hijo y co waarin hij 64.000 reales in investeerde. In zijn testament van 1736

verklaart hij op die moment te beschikken over 1.155.320 reales. Cornelio was toen

53 jaar en zou spoedig sterven.

In datzelfde testament verklaart hij 70.400 reales te willen verdelen onder

verschillende personen en instellingen dewelke hem nauw bij het hart lagen, of

Page 166: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

147

waaraan hij verbonden was762

. Vermits José Juan Ignacio zijn enige erfgenaam is,

vermoeden we dat het resterende deel, d.i. zijn kapitaal op het eind van zijn leven,

m.n. 1.155.320 reales verminderd met de schenkingen van 70.400 reales, hem

toekomt. Concreet zou dat betekenen dat José Juan Ignacio 1.084.920 reales van zijn

vader erft bij diens dood in 1736. Omgerekend in goud begraagt het eindkapitaal van

Cornelio Beyens Torrekens 178,843536 kg fijn goud. Afgerond is dit 178, 84 kg fijn

goud.

5.1.2. Juan Huwijn en María Flora Verónica Hercq Winter

Ook voor Juan Huwijn en María Flora was het moeilijk om hun volledige

patrimonium te reconstrueren. Juan Huwijn was consul van de Vlaamse en Duitse

handelsnatie en commissaris van het Oostendse konvooi. Deze functie impliceert dat

hij een kapitaalkrachtige persoon was763

.

Over María Flora Hercq weten we iets meer. Van haar moeder Catharina de Winter

kreeg ze een bruidsschat van 16.000 reales764

. María was toen 22 jaar oud. Ze was

eigenares voor 1/3 van een huis in de Spaanse loskaai te Brugge. Dit aandeel verkocht

ze op 45 jarige leeftijd, op 31 december 1723 aan haar schoonbroer Francisco

Huwijn765

.

Ze had een handelszaak waarmee ze van 1728 tot 1731 een winst van 33.401 reales

had verdiend766

. Dit geld investeerde ze samen met 74.992 reales, waarvan we niet

weten waar ze vandaan kwamen, in een nieuwe handelszaak. Ze investeerde m.a.w.

108.393 reales in een nieuwe handelsonderneming dewelke ze samen met haar zoon

Juan Jorge oprichtte767

. Bij de oprichting was María reeds 53 jaar oud.

Wanneer haar dochter María Josefa zou huwen met Cornelio Antonio Beyens, in

1726, schonk ze haar een bruidsschat van 27.897 reales768

. Enkele jaren later zou ze

762

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 763

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos....p. 182 764

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 188 (fol. 160vta) 765

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 192 (fol. 164vta-165) 766

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 192 (fol. 164vta-165) 767

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 194 (fol. 166vta-167) 768

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 193 (fol. 165vta-166)

Page 167: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

148

hetzelfde doen voor haar zoon Juan Jorge. Deze huwde in 1731 met Theresa Vicente

de Morales en kreeg ook 27.897 reales als bruidsschat769

.

María Flora bezat ook enkele sieraden in goud, diamant en kostbare parels. Het betreft

hier een geregen gouden rozenkrans, een medaille, drie grote medailles met goud en

diamanten, een medaille met drie parels, een klein kruis van goud en diamanten en

een ring met een smaragd en zes diamanten770

. Dit alles zal haar dochter María Josefa

Huvin erven771

.

Deze informatie laat ons niet toe om op een benaderende wijze haar totale kapitaal en

dat van haar man Juan te berekenen.

5.2. De tweede generatie

5.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggemans en Micaela Geraldino

Samen met zijn vader was José Juan Ignacio mede-oprichter van de handelszaak

Cornelio Beyens, Hijo y co. Deze werd opgericht in 1733, wanneer José Juan 23 jaar

was. Hij bracht hier 32.000 reales in dewelke hij later in 1736 zou terugerven van zijn

vader, tevens medestichter van dezelfde compagnie. Toen zijn vader Cornelio Beyens

Torrekens’ gezondheid erop achteruit ging in het jaar 1735, besloot deze met de

handelszaak te stoppen. Hierop besliste José Juan en Maurico Lucas om met hun twee

door te gaan772

. De handelscompagnie veranderde niet van naam, maar werd opnieuw

aangevat. Ditmaal investeerde José Juan 80.000 reales. Dit bedrag is de som van zijn

eerdere investering van 32.000 reales vermeerderd met de winsten die hij reeds uit de

compagnie heeft kunnen halen773

.

Een jaar later, in 1736, stierf Cornelio Beyens Torrekens en liet José Juan 1.084.920

reales na.

Zeven jaar later, in 1743 huwde José Juan met Micaela Geraldino. Hij verklaarde op

die moment 1.360.000 reales in zijn bezit te hebben. Dit betekent dat hij in die zeven

769

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 194 (fol. 166vta-167) 770

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 195 (fol. 167vta-168) 771

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 198 (fol. 170vta-171) 772

AHPC, prot. not., CA 1599, T, fol. 346-352 773

AHPC, prot. not., CA 0410, TVP, fol. 1077-1088

Page 168: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

149

jaar 275.080 reales heeft kunnen verdienen, waarschijnlijk vrucht van zijn

handelsactiviteiten. Bij deze som kunnen we nog de bruidsschat van Micaela rekenen,

welke 80.000 reales bedroeg774

.

José Juan verklaarde dat het kapitaal van de handelszaak Cornelio Beyens, Hijo y co,

in 1769, drieëndertig jaar na haar oprichting, 804.928 reales bedroeg.

Toen José Juan 49 jaar was, huwde zijn dochter María de Belén met Lorenzo Beyens.

José Juan schonk haar 200.000 reales als bruidsschat. Ook aan zijn zoon Felix schonk

hij 200.000 reales, hoewel deze nooit zou trouwen775

.

José Juan speculeerde met de aan- en verkoop van huizen in het decennium van

1740776

. Hij vergaarde doorheen zijn leven een totaal van zeven huizen, waarvan er

drie in Cádiz en vier in Isla de León waren gelegen. Bovendien had hij negen

landerijen777

en een hele of een halve zoutmijn genaamd Santa Ana778

in zijn bezit.

Meer informatie hierover beschikken we niet.

De drie huizen in Cádiz zijn gelegen in de Calle de Rosario 97, Calle de la Palma 238

en Calle de Capuchinos 65-66. Deze huizen werden geschat in het jaar 1801 en

bedroegen toen respectievelijk 878.986 rs 17 mvs, 345.537 rs 28 mvs en 384.065 rs 8

mvs. De som van de waarde van deze drie huizen in Cádiz bedroeg m.a.w. 1.608.589

rs 19 mvs779

.

De vier huizen in Isla de Léon zijn allen aangrenzende huizen, gelegen in de Calle de

San Juan de Dios, nummers 48, 49 en 50. Deze huizen werden in 1801 geschat

respectievelijk op 63.310 rs, 46.198 rs 24 mvs en 260.661 rs. Het vierde huis was

gelegen in het Plazilla Vieja 4 en werd ook in 1801 geschat op 38.026 rs780

. De som

van de waarde van deze vier huizen bedraagt m.a.w. 408.195 rs.

De som van de huizen zowel in Cádiz als in Isla de León bedraagt 2.016.784 rs 19

mvs zoals ze geschat zijn in 1801.781

Met deze gegevens zijn we niet in staat een accurate weergave te geven van José

Juan’s totaalkapitaal. Zeker is wel dat zijn onroerende bezittingen een totaal van

2.016.784 reales 19 mvs bedroegen. Ongetwijfeld was José Juan’s kapitaal

774

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259-1265 775

AHPC, prot. not., CA 5349, PT, fol. 1259-1265 776

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos..., p. 195 777

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 327 778

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 23 (fol. 38-39) 779

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 112vta-113 780

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 112vta-113 781

AHPC, prot. not., CA 0410, TVP, fol. 1077-1088

Page 169: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

150

uitgebreider dan dat, aangezien zijn handelsactiviteit hem aanzienbare winsten hadden

opgeleverd. Bovendien moet zijn huizenspeculatie hem ook wat opgeleverd hebben.

We vermoeden, maar laat het duidelijk zijn dat dit een vermoeden is, dat José Juan’s

totaalkapitaal bij benadering 2.500.000 reales bedraagt. Dit kan minder, maar ook

meer zijn. Als we dit bedrag omrekenen naar haar waarde in goud dan bedraagt zij

387 kg fijn goud

5.2.2. Cornelio Antonio Beyens Sprangers en María Josefa Huwin Hercq

Cornelio Antonio Beyens en María Josefa verging het niet zo goed als zijn neef José

Juan Ignacio. Dit is te wijten aan externe factoren.

In 1723 richtte Cornelio samen met Antonio de Brabander een handelscompagnie op

genaamd Beyens Brabander y co. Cornelio Antonio investeerde hierin 16.000 reales,

geleend van zijn oom Cornelio Beyens Torrekens782

.

Drie jaar later, in 1726 wanneer Cornelio trouwde met María Josefa Huwin, zouden

zijn ouders hem een bruidsschat van 56.000 reales schenken. Deze investeerde hij

volledig in zijn handelszaken783

.

De oorlog tussen Spanje en Engeland in 1726-1727 had nare gevolgen voor Cornelio

en zijn vrouw María Josefa. Cornelio verloor al zijn geld en zelfs María moest haar

bruidsschat plunderen om de schulden te kunnen betalen784

.

Daarom besliste de familie Huwijn haar te steunen en schenkte haar 16.000 reales.

Haar moeder María Flora schonk haar in 1727 en 1728 een totaal van 27.897 reales.

Zij had immers geen bruidsschat gegeven bij de aanvang van het huwelijk. Met een

deel van dit geld kocht María Josefa een huis in het dorpje Chiclana in de Calle Ancha

in de wijk San Sebastián785

. Wanneer María Josefa’s grootmoeder Isidora Vanhoucke

in Brugge kwam te overlijden erfde María 9.920 reales van haar en toen in 1742 haar

moeder stierf kon ze rekenen op een erfenis van 48.000 reales samen met enkele

sieraden van goud, diamanten en andere kostbare edelstenen786

.

Het is duidelijk dat we over te weinig gedetailleerde informatie beschikken om een

accurate totaalsom van Cornelio en María’s patrimonium te maken. Wel is zeker dat

782

Crespo Solana, Ana, Entre Cádiz y los Países Bajos..., p. 193 783

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 257vta 784

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 262 785

AHPC, prot. not., CA 1624, T, fol. 258vta 786

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 198 (fol. 170vta-171)

Page 170: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

151

zij niet de meest kapitaalkrachtige leden waren van de familie Beyens. Arm

daarentegen waren ze zeker niet. Dit leiden we o.a. af aan het feit dat zij huispersoneel

in dienst hadden en zeker één huis in Chiclana bezaten en dat Cornelio Antonio tot

twee maal toe werd benoemd als mayordomo, schatmeester en afgevaardigde van de

Vlaamse Natie787

.

5.3. Derde Generatie

5.3.1. Lorenzo Beyens Huwijn en María de Belén Beyens Geraldino

Lorenzo en María Beyens huwden in 1759. Lorenzo bracht een bruidsschat in van

271.058 rs 28 mvs788

. María, toen 16 jaar oud, bracht geen bruidsschat in, maar zou

617.415 rs 26 mvs reales erven van haar vader in 1770.

Maar de erfenis was veel omvangrijker dan dat. Naast deze som zouden Lorenzo en

María nog drie huizen in Cádiz van José Juan erven. Het huis in de Calle del Rosario

97 zou hun woonst worden789

. Dit huis werd in 1801 geschat op 878.986 rs 17 mvs.

Daarnaast erfden ze het huis in de Calle de la Palma 238, geschat in 1801 op 346.537

rs 28 mvs en het huis in Calle de Capuchinos 65-66, geschat in 1801 op 384.065 rs 8

mvs790

.

Ook in Isla de León erfden Lorenzo en María het huis in de Calle de San Juan de Dios

48, in 1801 geschat op 63.310 rs. Het huis in de Calle San Juan de Dios 50, geschat in

1801 op 130.335 rs 17 mvs, erfden ze voor de helft. De andere helft schonk José Juan

aan Josef del Valle, maar op 1 maart 1776 kocht Lorenzo Beyens ook dit deel op,

waardoor het hele huis in zijn bezit kwam. Hetzelfde gebeurde met het huis op de

Plazilla Vieja 4 in Isla de León. Ook hier zouden Josef del Valle en Lorenzo Beyens

elk de helft erven. Dit huis werd geschat in 1801 op 38.026 reales. Evenzeer op 1

maart 1776 kocht Lorenzo het deel van Josef del Valle op, waardoor ook dit huis

volledig in Lorenzo en María’s bezit kwam791

.

787

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 5 788

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 332vta 789

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 329vta 790

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 112vta-113 791

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 328-331

Page 171: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

152

Doorheen zijn leven vergaarde Lorenzo Beyens nog verschillende andere onroerende

goederen. In 1770 kocht hij voor 414.654 rs y 17 mvs een hacienda in Moron, Puerto

Serrano, gelegen op 97 km van Cádiz. Deze hacienda was 4880 are groot, waarvan 16

are grond diende om te worden bewerkt. Er stond een olijfgaard, enkele schuren en

twee molens, één om olie mee te persen en één om bloem mee te malen792

. Een zestal

jaren later, op 1 maart 1776, kocht Lorenzo het huis in Isla de León in de Calle de San

Juan de Dios 49 van Joséph del Valle. Dit huis werd in 1801 geschat op 46.198 rs 24

mvs. Negen jaren later, op 11 augustus 1785, kocht Lorenzo een huis in Cádiz in de

Calle San Joséph 63 van Ignacio de Roo ter waarde van 183.789 reales. Een klein jaar

later, op 28 maart 1786 kocht Lorenzo een stuk bouwgrond van Bartolomé García

waarop hij vier huizen bouwde. Twee ervan kwamen te liggen in de Calle de la Plaza

del Hospital del Rey 146 en 147, respectievelijk geschat in 1801 op 377.742 rs 22

mvs en 192.089 rs. De andere twee huizen grenzen hieraan en zijn gelegen in de Calle

de la Soledad 144 en 145, respectievelijk geschat in 1801 op 177.334 rs 12 mvs en

366.845 rs 22 mvs793

.

Verder is er in de bronnen sprake van nog drie huizen, maar het is niet duidelijk of

Lorenzo deze had gekocht of zelf liet bouwen. Het betreft hier de huizen in de Calle

Rosario 78, op de hoek met het doodlopende straatje, het huis in Calle de Comedias

24 en het huis in Calle San Joséph 172. Respectievelijk werden deze huizen na de

dood van Lorenzo en María verkocht aan Francisco Xavier Filiu op 4 oktober 1803,

aan Jorge Mendaro op 18 maart 1805 en aan Felix Beyens op 31 december 1804.

Opvallend is dat de geschatte waarde van deze huizen niet overeen komt met de

verkoopprijs. Het huis in de Calle del Rosario 78 werd geschat in 1801 op 226.437 rs

28 mvs en verkocht voor 184.000 reales. Het huis in de Calle de Comedias 24 werd

geschat in 1801 op 403.844 reales en verkocht voor 340.000 reales en het huis in

Calle San Joséph 172 werd geschat in 1801 op 349.101 reales en verkocht voor

251.552 reales op een publieke veiling794

.

Ook zouden María en Lorenzo negen landerijen795

en de helft van een zoutmijn

genaamd Santa Ana796

van José Juan hebben geërfd. Hierover hebben we geen

verdere informatie.

792

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 63-65 793

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol.328vta-330vta 794

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol.331-331vta 795

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 327 796

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 23 (fol. 38-39)

Page 172: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

153

Naast de onroerende goederen bezaten Lorenzo en María een omvangrijke

verzameling roerende goederen. Het betreft hier voornamelijk sieraden, zilverwerk,

meubels en kledij. De totale waarde van de sieraden en het zilverwerk werd geschat

op 211.429 rs 1 mvs. In een notedop gaat het hier voornamelijk over bestek, borden

en ander keuken- en badkamerbenodigdheden. De sieraden zijn in de meeste gevallen

van edelmetaal zoals goud en zilver en zijn in vele gevallen versierd met edelstenen

zoals smaragden en diamanten. Het totaalbedrag van de meubels en kledij werd

geschat op 48.697 rs 17 mvs. Voor de meubels betreft het hier voornamelijk houten

interieurmeubels, maar ook spiegels en glaswerk, waarvan enkele van Chinese of

Saksische makelij. Ook borden en thee- en koffiebenodigdheden vallen binnen deze

verzameling. De totale waarde van alleen de meubels werd geschat in 1801 op 29.035

rs 17 mvs. Voor de kledij werd steeds het onderscheid gemaakt tussen witte en

gekleurde. De witte kledij werd geschat op 13.281 rs, de gekleurde op 6.381 rs. Dat

maakt dat het totaal voor de kledij neerkomt op 19.662 rs797

. De totaalwaarde van de

sieraden, zilverwerk, meubels en de kledij komt m.a.w. neer op 254.126 rs 18 mvs.

Lorenzo Beyens was voor de helft eigenaar van de fregat ‘La Galga’798

. Meer

informatie hierover beschikken we niet.

Naast hun bezittingen en erfenissen, beschikten Lorenzo en María over talrijke

inkomsten. In de eerste plaats zijn er de inkomsten uit de verhuring van verschillende

huizen. Onderstaande tabel maakt duidelijk hoeveel de huurprijs per maand per huis

bedroeg.

797

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 330vta-331 798

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33

Page 173: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

154

Huizen van Lorenzo Beyens en hun huurprijs per maand799

Huizen huurprijs per maand

Calle del Rosario 78 840 rs

Calle del Rosario 97 2.130 rs

Calle de Capuchinos 65-66 945 rs

Calle San Joséph 63 375 rs 27 mvs

Calle San Joséph 172 881 rs 17 mvs

Calle de Comedias 24 200 rs

Calle de la Palma 238 875 rs

4 huizen in Cádiz (Calle de la Plaza del

Hospital 146 en 147 en Calle de la

Soledad 144 en 145) 2.380 rs

4 huizen in Isla de León (Calle San Juan de

Dios 48, 49 en 50 en Plazilla Vieja 4) 975 rs

totaal 9.602 rs 10 mvs

Het huis in de Calle de Capuchinos 65-66 herbergde ook een juristenkantoor dat

afzonderlijk werd verhuurd voor 375 rs per maand. Het huis zelf werd voor 570 rs per

maand verhuurd. De totale maandelijkse huur van het hele gebouw in de Calle de

Capuchinos 65-66 vinden we terug in de tabel en bedroeg 945 rs. Het huis in de Calle

de Comedias 24 is verbonden aan een pakhuis of magazijn, waarvoor afzonderlijk 75

rs per maand werden aangerekend. Enkel voor het huis in de Calle de Comedias werd

maandelijks 125 rs aangerekend. De som van beiden vinden we terug in de tabel en

bedraagt 200 rs per maand. In de post-mortem inventaris van Lorenzo en María werd

de huurprijs van de vier huizen in de Calle de la Plaza del Hospital del Rey en in de

Calle de la Soledad samen gerekend, waardoor we niet met precisie kunnen weten

voor hoeveel elk huis apart werd verhuurd. Hetzelfde geldt voor de vier huizen in Isla

de León in de Calle de San Juan de Dios en Plazilla Vieja.

Als Lorenzo en María maandelijks 9.602 rs 10 mvs kunnen innen, betekent dit dat zij

op jaarbasis enkel aan huishuur 115.227 rs 5 mvs verdienen. Vermits we niet

beschikken over de juiste gegevens i.v.m. de periodes waarin elke huis afzonderlijk

werd verhuurd, zijn we niet in staat om uit te rekenen hoeveel dit zou opgebracht

hebben tot de dag van het overlijden van Lorenzo en María.

Naast de inkomsten uit zijn huizen, verklaart Lorenzo sinds 1770, wanneer hij de

hacienda kocht in Puerto Serrano, hieruit een jaarlijks profijt van 16.500 rs te halen800

.

799

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 126vta-130

Page 174: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

155

Ongetwijfeld bracht ook de zoutmijn Santa Ana801

waar Lorenzo voor de helft

eigenaar van was geld in het laatje, maar daar hebben we geen verdere informatie

over.

Lorenzo Beyens droeg enkele titels welke verbonden waren aan inkomsten. In de

eerste plaats is was hij sinds 1779 lid van de ridderorde van Karel III van Spanje en

behoorde daar tot de Caballeros Pensionistas. Hierdoor kon hij jaarlijks genieten van

4.000 reales802

.

Een groter inkomen genoot hij echter als lid van de Real Compañía de San Fernando

de Sevilla, goed voor 15.000 reales per jaar803

.

Daarnaast was Lorenzo ook handelaar in de Carrera de Indias. Volgens Francisco de

Varas y valdes, kapitein van marine van Cádiz, was hij uno de los mas opulentos y

acreditados en el Jiro de la Carrera, of één van de meest vermogende en invloedrijke

personen in de handel op Amerika804

. Hij beweerde samen met nog andere getuigen

dat Lorenzo’s handelskapitaal rond de 3.750.000 reales schommelde805

.

In tegenstelling tot de andere leden van de familie Beyens, is het voor Lorenzo en

María wel mogelijk het exacte totaalkapitaal op het moment van hun overlijden te

reconstrueren. Voor hen werd een post-mortem inventaris opgemaakt, waarin alle

schuldvereffeningen, onroerende en roerende bezittingen, erfenisverdelingen, en

waardepapieren zitten vervat. De volgende tabel is een overzichtelijke weergave van

hoe ze in de bron zelf wordt weergegeven. Uit deze rekening blijkt dat het

uiteindelijke totaalkapitaal van Lorenzo en María 3.043.241 rs bedraagt. Omgerekend

in goudwaard is dit 471,0937068 kg fijn goud of afgerond 471,09 kg fijn goud. Dit is

de waarde waarop het erfdeel van hun verschillende kinderen zal worden berekend. In

de tabel hieronder hebben we de rekening gereconstrueerd.

800

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 63-65 801

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 23 (fol. 38-39) 802

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 113vta-114 803

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 33 (fol.58-59) 804

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, foto 35 (fol. 62-63) 805

AHN, Estado, Carlos III, Exp. 58, Foto 33 (fol. 58-59)

Page 175: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

156

het eindkapitaal van Lorenzo en María Beyens806

ONROERENDE GOEDEREN waarde_________

Huizen te Cádiz

- Calle del Rosario 97 878.986 rs 17 mvs

- Calle de la Plama 238 346.537 rs 28 mvs

- Calle de la Plaza del Hospital del Rey 146 377.742 rs 22 mvs

- Calle de la Plaza del Hospital del Rey 147 198.089 rs

- Calle de la Soledad 144 177.334 rs 12 mvs

- Calle de la Soledad 145 366.845 rs 22 mvs

- Calle San Joséph 63 183.789 rs

- Callejuela Rosario 78 184.000 rs

- Calle de Capuchinos 65-66 156.000 rs

- Calle San Joséph 172 251.552 rs

- Calle de Comedias 24 340.000 rs

totaal 3.460.876 rs 33mvs

Huizen te Isla de León

- Plazilla 4 38.026 rs

- Calle San Juan de Dios 48 63.310 rs

- Calle San Juan de Dios 49 46.198 rs 24 mvs

- Calle San Juan de Dios 50 260.671 rs

totaal 408.205 rs 24 mvs

ROERENDEN GOEDEREN ______ __

- sieraden en zilverwerk 211.429 rs 1 mvs

- meubelen 29.035 rs 17 mvs

- kledij 19.662 rs

totaal 254.126 rs 18 mvs

HUUROPBRENGST___________________________________________________

365.463 rs 17 mvs

WAARDEPAPIEREN__________________________________________________

373.905 rs 18 mvs

VERSCHILLENDE DELEN_____________________________________________

413.144 rs 7mvs

BRUIDSSCHATTEN___________________________________________________

- aan María de los Dolores en Antonio de Iraola 225.000 rs

- aan Francisca de Paula en Luis Arroyo 20.000 rs

totaal 245.000 rs

TOTAAL DEBET 5.520.722 rs 15 mvs

806

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 328vta-332vta

Page 176: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

157

SCHULDEN waarde

- aan schuldeisers 1.587.591 rs 1 mvs

totaal 1.587.591 rs 1 mvs

VERMINDERING ___________ _

- erfenis van María Beyens 617.415 rs 26 mvs

- bruidsschat van Lorenzo Beyens 271.058 rs 28 mvs

- 9 jaar tribuut voor het huis Calle de la Palma 238 1.415 rs 28 mvs

totaal 889.890 rs 14 mvs

TOTAAL CREDIT 2.477.481 rs 15 mvs

Eindsom

Debet 5.520.722 rs 15 mvs

Credit 2.477.481 rs 15 mvs

Totaal 3.043.241 rs

5.3.2. Estebán Antonio Beyens Huwijn

Over Estebán Antonio hebben we weinig informatie met betrekking tot de evolutie

van zijn patrimonium. Wel verklaart hij op het einde van zijn leven, in 1778, wanneer

hij 46 jaar oud was, een kapitaal van 127.156 rs 18 mvs te bezitten. Daarnaast had hij

voor 351.438 rs 16 mvs sieraden en meubels in zijn bezit. Hij woonde in een huis in

Bornos in de Calle Ancha, waar hij het vruchtgebruik van genoot. Hij was m.a.w. niet

de eigenaar, maar mocht er wel gratis verblijven, mits hij het huis in haar

oorspronkelijke staat herstelde. De gerechtigde eigenares van dit huis was Jazinta

Martinez807

.

Het totaalbezit van Estebán Antonio op het einde van zijn leven wordt berekend door

de som van zijn kapitaal met die van zijn sieraden en meubels. Concreet komt dit neer

op respectievelijk 127.156 rs 18 mvs vermeerderd met 351.438 rs 16 mvs en geeft als

totaal 478.595 reales. Estebán Antonio bezitte m.a.w., zowel in roerende goederen als

in kapitaal een totaal van 478.595 reales. Omgerekend naar goudwaarde is dit

74,086506 kg fijn goud, of afgerond 74,09 kg fijn goud.

807

APHC, prot. not., CA 2204, T, fol. 1636vta

Page 177: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

158

5.3.3. Alexandro Beyens Huwijn en María Margareta Barnola

Nog minder dan voor Estebán Antonio zijn we gedocumenteerd voor Alexandro

Beyens en María Margareta Barnola. Hier is de enige informatie waarover we

beschikken m.b.t. hun patrimonium het kapitaal dat Alexandro bezat op de moment

van zijn huwelijk met María Margareta in 1771. Het betreft hier 56.000 rs. Alexandro

was toen 32 jaar oud. María Margareta zelf bracht noch kapitaal noch bruidsschat in.

We weten dat Alexandro actief was in de Carrera de Indias, maar beschikken niet

over informatie die ons inlicht over enig kapitaal dat hij ermee zou verworven

hebben808

. Alexandro bezit een huis in Cádiz in de Calle de Marzal 94. Zijn broer

Rafael administreerde de pacht hiervan809

.

5.3.4. María de la Paz Beyens Huwijn en Nicolás de Roxas Ybarraondo

María de la Paz beschikte op twintigjarige leeftijd, toen ze huwde met Nicolás de

Roxas in 1766, over 85.960 rs. Dit bedrag is de som van 64.000 rs welke ze kreeg van

haar man en 21.960 rs aan sieraden en kapitaal welke ze zelf bezat810

.

Later, wanneer haar moeder María Josefa overleed zou ze 16.000 rs van haar erven.

Dit geld investeerden ze volledig in de handelszaken van Nicolas de Roxas811

.

Ook hier schiet informatie te kort om hun totaalkapitaal op het einde van hun leven te

reconstrueren. Wel is zeker dat María in de loop van haar leven erop vooruit ging. Dit

leiden we af aan de erfenis die ze nalaat. Deze overstijgt het bedrag dat ze bezat op

het moment van haar huwelijk met een bedrag van ongeveer 2.000 reales812

. María en

Nicolas hadden huispersoneel in dienst. Over hoeveel personen het hier gaat weten we

niet. Wel is zeker dat het om meer dan één persoon gaat.

De informatie blijft zeer schaars en laat ons m.a.w. niet toe een sluitende conclusie te

trekken.

808

AHPC, prot. not., CA 2197, PT, fol. 51vta 809

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 523vta 810

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1694vta 811

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1699vta 812

AHPC, prot. not., CA 2235, T, fol. 1643

Page 178: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

159

5.3.5. Rafael Beyens Huwijn

In zijn testament van 1800 verklaart Rafael drie aandelen te hebben in het

lijfrentefonds voor een totaalwaarde van 2.565 rs 25 mvs. Twee maal per jaar int hij

de rente hiervan. Rafael preciseert niet hoeveel deze rente bedraagt. Deze rente int hij

tot op de dag van zijn overlijden.

Daarnaast int hij jaarlijks 2.244 reales omwille van zijn prebende van de kapel welke

zijn oom José Juan had gesticht.

Bovendien had Rafael de pachtadministratie van het huis van zijn broer Alexandro in

de Calle de Marzal 94 op zich genomen. De rente van 3% die dit huis opleverde, was

goed voor 76 rs 16 mvs per jaar813

.

In het huis in de Calle de San Joséph 63 kreegt Rafael van zijn overleden broer

Lorenzo Beyens een aandeel van 126.475 rs 32 mvs. Het resterende deel werd geërfd

door de oudste zoon van Lorenzo, Josef María, ter waarde van 57.313 rs 2 mvs.

Rafael heeft hierdoor recht op de inkomsten die voortkomen uit de huur dewelke

corresponderen met zijn aandeel in het desbetreffende huis814

.

Rafael werd samen met Felix Beyens aangesteld als testamentexecuteurs van Lorenzo

Beyens en María de Belén Beyens. Samen liquideerden ze openstaande rekeningen en

schulden van Lorenzo en María. Zij schoten bijgevolg 1.839.936 rs 27 mvs voor

dewelke ze later terugbetaald kregen van het kapitaal van Lorenzo en María. Het is

niet duidelijk hoeveel Rafael en hoeveel Felix voorschoten. We weten bijgevolg niet

wie in staat was welk bedrag voor te schieten.

5.3.6. Felix Beyens

Als zoon van José Juan Ignacio erfde Felix bij de dood van zijn vader in 1770 de som

van 360.000 reales815

. Felix was toen 22 jaar oud.

Op 31 december 1804 werd het huis van de overleden Lorenzo Beyens, Conde de

Villamar in de Calle San Joséph 172 te Cádiz via een publieke veiling verkocht. Felix

Beyens, toen reeds 56 jaar oud, kocht dit huis voor 251.552 reales816

.

813

AHPC, prot. not., PR 180, T, fol. 53vta 814

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 338-339vta 815

AHPC, prot. not., CA 413, PT, fol. 75 816

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 391

Page 179: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

160

Omdat Felix samen met zijn neef Rafael Beyens werden aangesteld als

testamentexecuteurs van Lorenzo Beyens, hadden ze al zijn openstaande rekeningen

en schulden geliquideerd. Dit bedrag kwam neer op de som van 1.839.936 rs 27 mvs,

hetwelk Felix samen met Rafael voorschoten. Dit bedrag werd hen terugbetaald van

het kapitaal van Lorenzo Beyens in oktober 1805817

. Meer details over wie juist welke

som had voorgeschoten hebben we niet. Bijgevolg kunnen we niet weten wie juist

welk bedrag voorschoot en dus ook in staat was zulk bedrag voor te schieten.

Omdat we over te weinig informatie beschikken zijn we niet in staat een adequate

som op te stellen van Felix’ kapitaal wanneer hij stierf. We weten dat hij ten minste

360.000 reales had geërfd van zijn vader José Juan Ignacio en dat hij het huis in de

Calle San Joséph 172 te Cádiz kocht. Hierdoor bleef er m.a.w. nog 108.448 reales

over. We vermoeden dat Felix nog meer in zijn bezit had, kapitaal waarover de

bronnen zwijgen.

5.4. De vierde generatie

5.4.1. María de los Dolores

María kreeg bij haar huwelijk met Antonio de Iraola in 1788 een bruidsschat van

225.000 reales mee van haar ouders818

. Ze was toen 18 jaar oud.

Dertien jaar later, in 1801, wanneer haar beide ouders overleden, erfde ze 404.390 rs

31 mvs 1/3. In deze som is de volledige erfenis begrepen. Zowel bovenvernoemde

bruidsschat als onroerende en roerende goederen en baar geld zitten hierin vervat.

Wat betreft de onroerende goederen, erft ze ¼ van het huis in de Calle de Soledad 145

ter waarde van 91.711 rs 17 mvs. De resterende ¾ gaat naar haar zus María Lorenza.

Daarnaast erft ze de helft van het huis in de Calle San Juan de Dios 48 in Isla de León

ter waarde van 31.655 rs. De andere helft gaat evenzeer naar haar zus María Lorenza.

Tot slot werd haar een deel van het huis in Calle San Juan de Dios 50 in Isla de León

ter waarde van 35.303 rs 20 mvs toegeschreven.

817

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 338 818

AHPC, prot. not., CA 413, PT, fol. 69-80

Page 180: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

161

De roerende goederen die ze van haar ouders erfde bestonden uit een aandeel van

1.822 rs 8 mvs aan sieraden en een aandeel van 2.218 rs 23 mvs aan meubels.

Tot slot erfde ze nog 16.669 rs 31 mvs 1/3 baar geld uit de kas819

.

Toen haar man Antonio de Iraola stierf op 5 maart 1837 liet deze María achter met

een berg schulden van 568.105 rs 16 ¼ mvs. Dit overlijden was de aanleiding om een

inventaris op te maken van haar bezittingen en schulden. Uit deze blijkt inderdaad de

negatieve balans. Onderstaande reconstructie maakt dit duidelijk.

Het patrimonium van María de los Dolores

Beyens op 19 januari 1838820

DEBET

1. kapitaal van Antonio de Iraola samen met zijn bruidsschat

597.731 rs 13 ¾ mvs

2. erfenis die haar dochter María Rafaela afzweert

omdat ze in het klooster gaat

71.954 rs

3. erfenis van María’s ouders volgens de liquidatie

gedaan op 12 januari 1838

16.243 rs 3 mvs

4. inkomsten uit huur van de huizen Calle San Juan de

Dios 48 en 50 en Calle de la Soledad 145

81.797 rs 30 ½ mvs

5. verkoop van de huizen in Calle San Juan de Dios 48 en 50

28.809 rs 9 mvs

6. verkoop van ¼ van het huis van Soledad 145

40.250 rs 8 mvs

7. verkoop van 5504 kg kinine821

15.573 rs

8. erfenis van haar ouders in baar geld

2.126 rs 6 mvs

9. voor verschillende handelscommissies

51.248 rs 6 mvs

10. het erfdeel van Gaspar de Amenabar

40.000 rs

11. huisraad, zilverwerk en kledij geschat op 12 januari 1838

22.421 rs

Totaal Debet 968.155 rs 3 ¼ mvs

819

AHPC, prot. not., CA 412, IP, fol. 335vta-336vta 820

AHPC, prot. not., CA 3227, Partición, fol. 128-132vta 821

Kinine is gedroogde bast van een boom uit Peru. Het was een kostbaar geneesmiddel (Everaert, J.,

De internationale en koloniale handel.....p. 870)

Page 181: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

162

CREDIT

alle kosten vanaf 1 januari 1804 tot het overlijden van Antonio de Iraola op 5 maart

1837

1. verschillende erfdelen van haar man Antonio

88.562 rs 28 mvs

2. verlies van de handel van Antonio

55.290 rs 3 mvs

3. verlies geleden bij de inwisseling van vier waardebonnen

1.807 rs 2 mvs

4. betaling aan de erfgenamen Brou de Martella,

4.000 rs

5. onomkeerbare lening dewelke María aan Luis Arroyo en

Francisco Beyens gaf

1.374 rs 10 mvs

6. verschillende rekeningen en verschillende kosten van María

in de jaren 1812 en 1833

86.643 rs

7. kosten van het huis, onderhoud van de familie, kledij

en de huur van hun huis sinds 1 jan 1804 tot 31 maart 1837

ter waarde van 2.090.041 rs 3 ¼ mvs, verminderd met de

onderhoudskosten van Bartolomé de Ayala ter waarde

van 1.236.541 rs 30 ½

853.499 rs 6 ¾ mvs

8. de ziektekosten van Antonio en zijn begrafenis

ter waarde van 18.464 rs 30 mvs, verminderd met de

schenking van Bartolome de Ayala voor de begrafenis

ter waarde van 7.126

11.338 rs 30 mvs

9. betaling van de prijzer van het zilverwerk

103 rs

10. de kost van de huisraad van het huis van María

en Antonio

50.599 rs 18 mvs

Totaal Credit 1.536.260 rs 19 ½ mvs

Debit 968.155 rs 3 ¼ mvs

Credit 1.536.260 rs 19 ½ mvs

Totaal - 568.105 rs 16 ¼ mvs

De eindbalans zoals we hier zien is negatief. María de los Dolores heeft m.a.w. een

schuld van 568.105 rs 16 ¼ mvs. Van doorslaggevende aard blijken hierin de kosten

die in de creditrekening onder het nummer 7 staan vermeld. Dit zijn de kosten aan het

huis, het onderhoud van de familie, de kledij en de huur van María’s huis.

Page 182: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

163

Opvallend is dat Antonio de Iraola verlies had geleden met zijn handelsbedrijvigheid

voor een bedrag van 55.290 rs 3 mvs.

Ondanks de rijke erfenis, het omvangrijke kapitaal dat Antonio inbracht en de

uitermate grote bruidsschat die María genoot, dewelke ze kreeg op de zeer jonge

leeftijd van 18 jaar, verging het haar niet zo best. Ze mag van geluk spreken dat

Bartolomé de Ayala haar schuld wou afkopen822

.

Haar eindkapitaal op 19 januari 1838 heeft zich vertaald in een schuld van 568.105 rs

16 ¼ mvs. In goudwaarde is dit 87,9427268 kg fijn goud of afgerond 87,93 kg fijn

goud. Maar omdat Bartolomé de Ayala haar schuld had afgekocht, is haar feitelijke

eindkapitaal nul.

5.4.2. María Lorenza

María Lorenza huwde op 24 februari 1800 met Rafael Llegat. Ze was toen 29 jaar

oud. In tegenstelling tot haar zussen María de los Dolores en Francisca de Paula kreeg

ze geen bruidsschat van haar ouders. De reden hiervoor is ons onduidelijk. We weten

dat María Lorenza huwde een tiental maanden vóór haar moeder stierf. Een goede

maand later zal ook haar vader Lorenzo Beyens overlijden. Misschien gaat het hier

om een slechte ‘timing’ en voelden haar ouders zich niet meer in staat zich nog bezig

te houden met zulke geldzaken.

Maar dit gemis aan een bruidsschat werd goedgemaakt door de erfenis die ze nadien

ontving. Deze is niet meer of niet minder dan die van haar zussen dewelke wel een

bruidsschat ontvingen en bedraagt 404.390 rs 31 1/3 mvs. Voor dit bedrag heeft ze

een aandeel van ¾ in het huis in Cádiz Calle de la Soledad 145 ter waarde van

275.134 rs 5 mvs en een aandeel van ½ in het huis Calle de San Juan de Dios 48 in

Isla de León ter waarde van 31.655 rs. Ook haar aandeel in het huis in Calle de San

Juan de Dios 50 is op één na het grootste van haar vijf andere broers en zussen. Het

bedraagt 38.303 rs 19 mvs. Ook haar aandeel voor de sieraden en het zilverwerk is op

één na het hoogste voor een waarde van 19.859 rs 13 mvs. Hetzelfde geldt voor de

meubels, hier is haar aandeel op één na het hoogste met een waarde van 5.010 rs 23

mvs. Van de drie broers en zussen, m.n. zij zelf, Francisca de Paula en Miguel

Beyens, dewelke een deel kregen toegewezen van de wa ardepapieren, kreeg María

822

AHPC, prot. not., CA 3227, Part., fol. 133

Page 183: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

164

Lorenza het minst grote aandeel ter waarde van 18.132 rs 27 mvs. Wat betreft het baar

geld uit de kas ontving María Lorenza een bedrag van 16.295 rs 2 1/3 mvs. Dit bedrag

is op twee na het hoogste.

Hoe het María Lorenza nadien verging weten we niet, daarvoor schiet documentatie

tekort. Wanneer haar man Rafael Llegat zou overlijden, huwde ze met de Gaditaan

Salvador Meléndez Bruna, Luitenant-Generaal van het Koninklijk leger, ridder van de

orde van San Hermenegildo en ridder van de orde van Calatrava823

. Omwille van

Salvador’s titels vermoeden we dat hij een kapitaalkrachtige persoon is. Daarom

denken we dat María Lorenza economisch gezien erop vooruit is gegaan na 1805, het

jaar waarin ze de erfenis volledig had ontvangen.

5.4.3. Josef María Beyens

Josef María werd geboren als eerste zoon van Lorenzo en María Beyens. Dit maakte

hem erfgenaam van de titel van Conde de Villamar. Met betrekking tot de erfenis van

zijn ouders, zou dit een verschil maken van 537.743 rs in vergelijking met zijn zussen

en broers. Josef María zou net zoals hen 404.390 rs 13 1/3 mvs erven zij het dat hier

voornoemd bedrag van 537.743 rs bijkomt. Dit bedrag is één derde van het kapitaal

van zijn moeder, de Condesa de Villamar, en wordt bijgevoegd bij de legitieme

erfenis van het vaderlijke en moederlijk deel. Josef María’s erfenis komt m.a.w. neer

op een totaal van 942.133 rs 31 1/3 mvs. Dit bedrag zal hij op 21 oktober 1805

ontvangen. Net geen jaar voor hij zou huwen met Josefa Delaville. Voor het bedrag

van 942.133 rs 31 1/3 mvs erft hij het volledige huis in de Calle de la Palma 238 te

Cádiz ter waarde van 346.537 rs 28 mvs. Daarbij komt een aandeel ter waarde van

162.289 rs 13 mvs in zijn ouderlijk huis in de Calle del Rosario 97 te Cádiz. In het

huis in de Calle de San Joséph 63 krijgt Josef María een aandeel van 57.313 rs 2 mvs

toegewezen. Zijn oom Rafael Beyens bezit de overige 126.475 rs 32 mvs. Rafael heeft

hierdoor recht op de inkomsten die voortkomen uit de huur dewelke corresponderen

met zijn aandeel in het desbetreffende huis. José María krijgt het grootste aandeel van

alle broers en zussen toegewezen in het huis in Calle de San Juan de Dios 50 ter

waarde van 91.153 rs 6 mvs. Ook kon hij rekenen op het grootste aandeel in de

sieraden en het zilverwerk ter waarde van 85.302 rs 30 mvs. Wat betreft de meubels,

823

AHPC, prot. not., CA 481, TVP,fol. 21vta

Page 184: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

165

krijgt Josef María het minst grote aandeel, ter waarde van 1.341 rs 23 mvs. Maar dit is

relatief wanneer we zien dat hij een aandeel op het geld in kas krijgt dat enorm hoog

boven dat van zijn broers en zussen uit steekt. Hij krijgt het bedrag van 185.195 rs 31

mvs. Tot slot wordt hem nog 13.000 rs 1/3 mvs geschonken om de toekomstige

rekeningen van Lorenzo en María te kunnen liquideren824

.

Vijf jaar na het overlijden van zijn vader in 1801 zou hij huwen met Josefa Delaville

op 10 september 1806. Zij bracht geen bruidsschat in. Dertig jaar later, zal zijn broer

Miguel Beyens sterven. Deze had het huis in de Calle de la Soledad 144 geërfd van

zijn ouders en draagt het over op Josef María. Zodoende komt ook dit huis in het bezit

van Josef María wanneer Miguel sterft op 29 november 1836825

.

5.4.4. Lorenzo Josef Beyens

Lorenzo Josef Beyens werd geboren als tweede zoon van Lorenzo en María Beyens.

Daarom erfde hij het gewone bedrag van 404.390 rs 31 mvs 1/3. Voor dit bedrag

kreeg hij een aandeel van twee derde in het huis in de Calle de la Plaza Hospital del

Rey 146 ter waarde van 251.828 rs 17 mvs. Zijn broer Miguel Beyens zou het

resterende deel van één derde erven. Ook zal Lorenzo Josef twee derde erven van het

het huis in Isla de León, Plazilla 4 voor een bedrag van 25.350 rs 17 mvs 2/3. Het

resterende deel van één derde zal zijn broer Miguel Beyens erven. Daarnaast krijgt hij

een deel van het huis in Calle San Juan de Dios 50 in Isla de León ter waarde van

33.303 rs 19 mvs. Hij zal het derde grootste deel van de sieraden en het zilverwerk

erven voor een waarde van 23.855 rs 28 mvs. Zijn aandeel met betrekking tot de

meubels is zeer klein in vergelijking met dat van zijn broers en zussen en bedraagt

261 rs 23 mvs. Ook voor het geld in de kas zal hij een laag bedrag krijgen. Dit is

12.552 rs 7 mvs 1/3. Enkel Miguel Beyens krijgt nog minder. Tot slot erft Lorenzo

nog 57.238 rs 22 mvs van verschillende delen. Welke dit zijn wordt niet

gepreciseerd826

.

824

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 338-339vta 825

AHPC, prot. not., CA 452, T, fol. 942-943 826

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 339vta-340

Page 185: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

166

5.4.5. Francisca de Paula

Francisca de Paula zal huwen met Luis de Arroyo in het jaar 1797, wanneer ze 17 jaar

oud is. Van haar ouders krijgt ze 20.000 rs mee als bruidsschat. Wanneer haar ouders

stierven, erfde ze net zoals de meest van haar broers en zussen een totaal van 404.390

rs 31 mvs 1/3. Hierin zit haar bruidsschat inbegrepen. Ze krijgt twee volledige huizen,

één in de Calle de la Plaza del Hospital de Rey 147 ter waarde van 192.089 rs en één

in Isla de León Calle de San Juan Dios 49 ter waade van 46.198 rs 24 mvs. Daarnaast

krijgt ze het minst grote aandeel in het huis in Isla de León Calle San Juan de Dios 50

ter waarde van 260.671 rs. Haar aandeel in het zilverwerk en de sieraden bedraagt

32.380 rs 17 mvs. Daarnaast erft ze 5.860 rs 23 mvs aan meubels en een bedrag van

60.209 rs 16 mvs aan waardepapieren. Tot slot erft ze een deel van 16.349 rs 1 mvs

1/3 uit de kas827

. Francisca zal deze erfenis hebben ontvangen, net zoals de rest van

haar broers en zussen op 21 oktober 1805. Enkel zij zou er niet lang van kunnen

genieten want ze zal nog geen jaar later overlijden op 11 maart 1806828

.

5.4.6. Miguel Rafael

Miguel Beyes zal net zoals de meeste van zijn broers en zussen 404.390 rs 31 mvs 1/3

erven. Hierin zit het volledige huis in Cádiz in de Calle de la Soledad 144 begrepen,

goed voor 177.334 rs 12 mvs 829

. Daar zal hij een boekenwinkel uitbaten830

. Dit huis

zal hem jaarlijks een rente van 3.300 rs opleveren831

. Ook erft hij één derde van het

huis Calle de la Plaza del Hospital 146 ter waarde van 125.914 rs 5 mvs. Van het huis

in Isla de León, Plazilla Vieja 4 krijgt hij het resterende deel van één derde ter waarde

van 12.675 rs 17 mvs. Het deel dat hij erft m.b.t. het huis in Isla de León, Calle San

Juan de Dios 50 ter waarde van 31.303 rs 19 mvs is het minst hoge vergeleken met dat

van zijn broers en zussen. Enkel zijn zus Francisca de Paula erft een aandeel even

groot als dat van hem. Daarnaast krijgt hij een deel ter waarde van 16.252 rs 30 mvs

toegewezen, deel van de sieraden en zilverwerk. Dit is op één na het laagste aandeel.

Wat betreft de meubels erft Miguel ook op één na het laagste aandeel ter waarde van

827

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 340vta-342 828

Privaatarchief, Expediente de Nobleza de Beyens, fol. 46 829

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 342vta 830

AHPC, prot. not., CA 452, T, fol. 942 831

AHPC, prot. not., CA 420, Patrimonio, fol 281vta

Page 186: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

167

1.851 rs 23 mvs. Voor de waardepapieren krijgt hij een deel van 26.603 rs 22 mvs en

tot slot een bedrag van 12.455 rs 6 mvs 1/3 uit de kas. Dit is het laagste aandeel van

alle broers en zussen.832

Deze erfenis werd door hem volledig ontvangen op 21

oktober 1805. Zestien jaar later verklaard hij het huis in de Calle Soledad 144, met

daarin zijn boekenhandel als enige bezit te hebben samen met nog wat huisraad en

kledij. Miguel was toen 37 jaar oud. Hij draagt zijn broer Josef María, de nieuwe

Conde de Villamar dit huis over wanneer hij sterft833

. Zo gebeurde het dat Josef María

bij de dood van zijn broer Miguel op 29 november 1836 het huis Calle de la Soledad

144 bij zijn patrimonium kon voegen.

Conclusie

Het is duidelijk dat de familie Beyens haar hoogtepunt kende in het uitbundige

patrimonium van Lorenzo en María Beyens uit de derde generatie. De basis hiervan

werd reeds gelegd in de eerste generatie. Cornelio Beyens Torrekens, de eerste

Beyens die naar Cádiz verhuisde, had zich door zijn handelsactiviteiten kunnen

verrijken waardoor zijn eindkapitaal opliep tot 1.155.320 reales. Omdat hij slechts één

zoon had, José Juan Ignacio, was diens erfdeel aanzienlijk, m.n. 1.084.920 reales.

Hiermee verwierf José Juan een uitgebreide basis om zich verder te kunnen verrijken.

Door zijn speculatie op huizen werd hij eigenaar van zeven huizen, waarvan er drie in

Cádiz en vier in Isla de León waren gelegen. Bovendien verwierf hij negen landerijen

en een hele of een halve zoutmijn genaamd Santa Ana. José Juan’s handelsactiviteit

leverde hem bovendien een aanzienbare winst op van 804.928 reales, gerealiseerd in

de periode 1736-1769.

In de tweede generatie zien we dat Cornelio Antonio van Merksem naar Cádiz

verhuisd. Over diens kapitaal weten we dat het in hoofdzaak opgeslorpt is geweest

door de oorlog van 1726-1727 tegen Engeland. Zijn vrouw María Josefa Huwijn

kwam uit een kapitaalkrachtig gezin maar verloor ook een groot deel van haar

kapitaal in diezelfde oorlog. Veel bleef er m.a.w. niet over voor hun kinderen. Estebán

Antonio, Alexandro, María de la Paz en Rafael Beyens zijn daarom minder

832

APHC, prot. not., CA 412, IP, fol. 342-343 833

AHPC, prot. not., CA 0452, T, fol. 943

Page 187: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

168

kapitaalkrachtige leden van de familie Beyens. Zij waren niet rijk maar daarom nog

niet arm. We gaan er vanuit dat zij tot de gegoede middenklasse behoorde.

Enkel de zoon Lorenzo Beyens, oudste zoon van Cornelio Antonio en María Josefa,

zou wel rijk worden, zoniet zeer rijk. Door zijn huwelijk met de dochter van José Juan

Ignacio, María de Belen Beyens, tevens zijn nicht, kon hij rekenen op een uitgebreid

erfdeel dat hen zou toekomen. Dit erfdeel omvatte verscheidene huizen in Cádiz en

Isla de León alsook negen landerijen en de helft van een zoutmijn. Niet alle huizen

zou Lorenzo volledig erven, maar omdat hij zo succesvol was in zijn handel op

Amerika, een handel die hem in het jaar 1779 een winst van ongeveer 3.750.000

reales opleverde, was hij in staat de resterende delen van die huizen waar hij mede-

eigenaar van was over te kopen. Uiteindelijk had hij genoeg geld vergaard om later

nog vier grote huizen in Cádiz te bouwen. Zo werden Lorenzo en zijn vrouw en nicht

María de Belén eigenaars van een totaal van vijftien huizen. Bovendien verwierf

Lorenzo Beyens verscheiden titels en functies dewelke verbonden waren aan een

inkomen. Op het einde van hun leven bedroeg hun totaalkapitaal 3.043.241 reales

(471,09 kg fijn goud).

Het is m.a.w. duidelijk dat wanneer de twee takken van de familie Beyens door het

huwelijk tussen Lorenzo en María worden samengebracht, haar kapitaal wordt

gebundeld waardoor Lorenzo en María konden uitgroeien tot een van de rijkste

gezinnen van Cádiz.

In de daaropvolgende generatie zou het aanzienlijke kapitaal van Lorenzo en María

verbrokkelen. Zij kregen zes kinderen, dewelke elk 404.390 reales erfden. Enkel Josef

María, wettige erfgenaam van de titel van Conde de Villamar die zijn vader had

verworven, erft meer, m.n. 942.133 reales 31 1/3 maravedies. Duidelijk is dat de

verdeling van de erfenis zo evenwichtig mogelijk is gebeurd. Niet over alle kinderen

van Lorenzo en María is evenveel geweten, maar in het geval van María de los

Dolores, is gebleken dat zij in 1838 met een schuld van 568.105 rs 16 ¼ mvs te

kampen kreeg. De rest van de kinderen, m.n. María Lorenza, Josef María, Lorenzo

Josef, Francisca de Paula en Miguel Beyens lieten minder over zich weten. Hierover

beperkt onze informatie zich tot de verdeling van de erfenis. Eigenaardig is dat de

hacienda, de landerijen en de halve zoutmijn, de helft van de fregat ‘La Galga’ die

Lorenzo in zijn bezit had, alsook het huis dat hij bouwde in Calle de la Plaza del

Hospital del Rey 146, niet worden vermeld in de erfenisverdeling. Wat hiermee is

gebeurd is niet duidelijk.

Page 188: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

169

ALGEMEEN BESLUIT

De reden waarom twee leden van de familie Beyens naar Cádiz verhuisden, is

vermoedelijk omdat daar de mogelijkheden groter waren dan in de Zuidelijke

Nederlanden. Cádiz stond immers bekend bij menig handelaar als ‘de springplank

naar geld en succes’. Op twintig jarige leeftijd vertrok Cornelio voor de eerste maal

naar Cádiz om te handelen. Hij reisde enkele jaren op en af, waardoor hij ontdekte dat

er in Cádiz best wat mogelijkheden waren. Na een periode heen een weer te hebben

gereisd, besloot hij er te wonenen en te huwen. Zijn neef Cornelio Antonio Beyens

kwam hem achterna. Deze ging gretig in op de uitnodiging van zijn oom om in Cádiz

een beter leven te leiden. Zo gebeurde het dat de twee jongste mannelijke leden van

de familie Beyens in Cádiz terecht kwamen. Op deze manier werd de familietak van

Merksem naar Cádiz verplaatst en zou ze zich daar verder uitbreiden.

Sociaal-maatschappelijk zien we dat zij in de eerste generatie in Cádiz – belichaamd

in de persoon van Cornelio Beyens Torrekens – een familie is die behoort tot de

klasse van de middenburgerij. Ana Crespo Solana wees erop dat de meeste

buitenlandse inwijkelingen in Cádiz tot die klasse behoorden. Nog in dezelfde

generatie klom de familie Beyens op tot de klasse van de hoge burgerij en had

handelscontacten in verscheidene verre gebieden. Cornelio Beyens Torrekens, de

eerste Beyens in Cádiz, werd mayordomo en schatmeester van de Vlaamse natie.

Deze opwaartse trend zal zich snel doorzetten en we zien dat reeds vanaf de tweede

generatie Cornelio Antonio Beyens consul van de Vlaamse natie en commissaris van

het Oostendse konvooi werd. Binnen dezelfde generatie werd José Juan Ignacio

hidalgo verklaard. Vanaf de derde generatie, belichaamd in de personen Lorenzo

Beyens en Maria de Belén Beyens, is deze trend onmiskenbaar en wordt de familie

Beyens een familie van adel. Hoewel de vierde generatie minder systematisch werd

onderzocht, zagen we toch dat haar leden zich de adellijke levensstijl volledig hadden

eigen gemaakt.

Page 189: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

170

Deze sociale promotie over vier generaties heen werd bewerkstelligd door een aantal

strategieën. Zoals dat wel vaker de gewoonte was, werden deze strategieën

gecombineerd waardoor de kans op die sociale promotie alleen maar kon vergroten.

In de eerste plaats was er de strategie van het huwelijk. Door een goed uitgekozen

huwelijkspartner werd in vele gevallen de sociale en economische status behouden,

zoniet uitgebreid. Meestal huwde de groothandelaars, zoals ook het geval was bij de

leden van de Vlaamse natie, binnen dezelfde sociaal-economische kring. Dit geldt ook

voor de familie Beyens. In de eerste generatie zien we dit bevestigd in het huwelijk

tussen Cornelio Beyens Torrekens en María Bruggemans. Deze laatste haar vader was

handelaar in Cádiz en stelde het economisch goed. In de tweede generatie huwde

Cornelio Antonio Beyens met Maria Josefa Huwijn. Haar vader Juan Huwijn, was een

belangrijk persoon binnen de Vlaamse handelsgemeenschap te Cádiz, alwaar hij als

consul en commissaris van het Oostendse konvooi was aangesteld. Met dit huwelijk

maakte Cornelio Antonio Beyens sociale, en waarschijnlijk ook economische

vooruitgang. In de volgende generatie komt de huwelijksstrategie het meest tot uiting.

Lorenzo Beyens zal dan huwen met zijn nicht Maria de Belén Beyens, dochter van

José Juan. De voornaamste reden hiervoor was de conservatie van José Juan’s

kapitaal binnen de familie. Doordat deze twee aftakkingen van de familie Beyens met

dit huwelijk terug samen kwamen, werd het kapitaal van beiden gegenereerd,

waardoor Lorenzo en Maria bijzonder rijk werden. Dit zal ertoe leiden dat Lorenzo

Beyens de titel van Conde de Villamar kreeg omwille van verdienste en dat hij later

nog een reeks titels, zoals grootmeester van de Maestranza van Valencia en ridder van

de orde van Karel III van Spanje, zal bemachtigen. Hij sloeg er ook in de functie van

Síndico Personero of volksvertegenwoordiger aan de stad van Cadiz te bemachtingen.

In de generatie die daarop volgt zullen alle dochters van Lorenzo en Maria huwen met

leden van de militaire adel en niet meer met groothandelaars.

Een tweede strategie is die van de handel. Door de steeds toenemende geografische

uitbreiding van de handelscontacten sloeg de familie Beyens erin zich stelselmatig te

verrijken. Reeds vanaf de eerste generatie had zij handelscontacten in verre gebieden.

Deze waren voorlopig nog toegspitst op de Nederlanden, maar besloten ook nog

andere verre gebieden. Ze reikten van het Balticum, over de hele Europese

Atlantische kust, tot in de Levant. Het was voornamelijk Baltisch hout waarin ze

handelden. In de tweede generatie wordt hun handel uitgebreid tot de Spaans-

Page 190: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

171

Amerikaanse kolonies. Opvallend is hoe José Juan erin sloeg zich met deze handel te

verrijken. Hij had de toon gezet en in de daarop volgende generatie werd de

definitieve toegang tot de adelstand verwezenlijkt. Het is pas in de generatie daarna,

de vierde, dat de handel achterwege werd gelaten.

Met betrekking tot de handelscontacten van de eerste twee firma’s die de familie

Beyens oprichtte, respectievelijk de firma Beyens Brabander y co (1723-1729) en

Beyens Hijo y co (1730-1750) is het duidelijk dat deze in grote mate personen zijn

afkomstig uit, of met wortels in de Nederlanden. Opmerkelijk is verder dat deze

firma’s verweven zijn met de Gentse groothandel. De verschuiving van het centrum

van de Spanjehandel in de Zuidelijke Nederlanden van Antwerpen naar Gent is

daarom ook voelbaar in de handelscontacten van deze firma’s. Ook in Amsterdam

hadden ze een ruime waaier aan handelscontacten.

Naast deze handelsactiviteiten investeerde verschillende leden van de familie Beyens

hun kapitaal in niet-risicodragende beleggingen zoals renten, landerijen en huizen.

Vooral José Juan en Lorenzo zullen zich hiermee bezig houden. José Juan was

verantwoordelijk voor de aankoop van negen landerijen en een zoutmijn genaamd

Santa Ana. Daarnaast had hij zich ontwikkeld tot geldschieter van verschillende

personen en kwam hij ertoe om op huizen te speculeren. Zo gebeurde het dat José

Juan verschillende huizen, zowel in Cádiz als in het nabijgelegen dorp Isla de León

had bemachtigd. Deze erfde Lorenzo, samen met de negen landerijen en de helft van

de zoutmijn. Het is opvallend dat deze trend zowel in Cádiz, Gent als Antwerpen

aanwezig is. Over het algemeen koos de groothandelaar om zijn geld in niet-

risicodragende beleggingen te investeren.

Een belangrijke eigenschap van de familie Beyens was dat zij zeer katholiek was. Nog

in Vlaanderen waren de voorgaande generaties sterk verbonden met de parochiekerk

Sint-Bartolomeus van Merksem. Cornelio Beyens Torrekens financierde mee de

preekstoel van de Merksemse parochiekerk waarin zijn naam staat gegrifd en was

mede-oprichter van het pastorijhuis van Merksem. In de tweede generatie was José

Juan eigenaar van een prebende en vanaf de derde generatie verkregen verschillende

leden van de familie Beyens hoge geestelijke titels. Zo was Estebán Antonio uit de

derde generatie priester zowel in Cádiz als in Puerto Real en werd Algemeen

Kerkelijk Fiscaal. Uit dezelfde generatie werd Rafael Beyens, broer van Estebán

Page 191: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

172

priester in Cádiz. Miguel Beyens uit de vierde generatie was priester in Cádiz en werd

kanunnik aan de kathedraal van Cádiz en was doctor in de teologie. Deze drie

personen, Esteban, Rafael en Miguel zijn bovendien lid van de broederschap van San

Pedro te Cádiz. Lorenzo Beyens uit de derde generatie bezat geen geestelijk titel,

maar financierde mee de bouw van de Santa Cueva del Rosario. Dit is één van de

mooiste en meest prestigieuze oratoria te Cádiz. Opvallend is dat pas vanaf de derde

generatie leden van de familie Beyens een geestelijke carrière tegemoet gingen. We

kunnen hierdoor concluderen dat het de eerste twee generaties voornamelijk te doen

was om een economische en sociale basis te leggen door middel van de handel. De

generaties daarna genoten mee van deze sociaal-economische ingebedheid en hadden

bijgevolg minder nood om die te bewerktstelligen. Deze was immers door de vorige

generaties reeds gelegd. Dit gaf hen ruimte om zich op een loopbaan als geestelijke

toe te spitsen.

Page 192: De familie Beyens...Juan Huwijn en Maria Flora Verónica Hercq Winter 127 VI 4.2. De tweede generatie 128 4.2.1. José Juan Ignacio Beyens Bruggeman en 4.2 4.3. Derde 4.3.1. Lorenzo

173

PRENTEN

Portret van Lorenzo Narciso Beyens Huwijn, Conde de Villamar, Maestrante de

la Real Maestranza de Valencia en Caballero Pensionado de la Real y

Distinguida Orden Española de Carlos Tercero.