De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de...

38
De effecten van de topsectoren op de bredere economie Kwantificering met behulp van input- outputanalyse

Transcript of De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de...

Page 1: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

De effecten van de topsectoren op

de bredere economie

Kwantificering met behulp van input-

outputanalyse

Page 2: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

ISBN : 978-90-371-1110-1

Rapportnummer : A201404

Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap

(www.ondernemerschap.nl)

Panteia BV Panteia BV

Bredewater 26 P.o. box 7001

2715 CA Zoetermeer 2701 AA Zoetermeer

079 322 22 00 The Netherlands

www.panteia.nl +31 79 322 22 00

Anne Bruins, Ton Kwaak, Mirjam Tom

Zoetermeer , januari 2014

Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of

teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan

mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke

vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na

schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor

drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or

text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned.

No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means,

or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia

does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Page 3: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1 Inleiding 7

2 De topsectoren 9 2.1 Positionering van de topsectoren 9 2.2 De negen topsectoren 10

3 Model en data 13 3.1 Model 13 3.2 Data 16

4 Uitkomsten 17 4.1 Samenvattend overzicht van de effecten 17 4.2 De effecten van de afzonderlijke topsectoren 18

Bijlage 1 Formele afleiding IO-model 25 Bijlage 2 Gehanteerde bedrijfstakindeling 29

Page 4: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 5: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

5

Samenvatting

Deze rapportage beantwoordt de vraag wat de effecten voor de bredere

economie zijn van de negen topsectoren die door het kabinet zijn geselecteerd in

het kader van het nieuwe bedrijfslevenbeleid. De topsectoren samen zijn goed

voor ruim een kwart van de toegevoegde waarde van Nederland1. De

ontwikkeling van de topsectoren zal, vanwege de verwevenheid met andere

sectoren, uitstraling hebben op de bredere economie. Hoe groot die uitstraling is,

is hier bepaald via een input-outputanalyse. Met behulp van een input-

outputanalyse kan namelijk de vraag worden beantwoord wat de invloed is van

een verhoging van de finale afzet van bedrijven uit de topsectoren (de

zogenaamde impuls) op de productie en de toegevoegde waarde in de overige

bedrijfstakken. Die invloed wordt uitgedrukt in multipliers. Het gaat daarbij

alleen om de inter-sectorale bestedingseffecten; macro-economische effecten en

de gevolgen van bijvoorbeeld kennisspillovers blijven buiten beschouwing. Als

eerste is met het model de brutoproductiemultiplier berekend. Daarmee wordt

aangegeven in welke mate een impuls van extra finale afzetgroei in een bepaalde

bedrijfstak leidt tot een macro-economische toename van de bruto productie.

Daarna is ook een multiplier voor de bruto toegevoegde waarde afgeleid. Deze

multipliers vatten kernachtig samen welke effecten uitbreiding van een

(top)sector op de bredere economie heeft.

De brutoproductiemultipliers voor de topsectoren variëren tussen 1,39 voor de

Chemie en 1,96 voor Agro-smal (een van de twee varianten van de topsector

Agro & food). Gemiddeld is de brutoproductiemultiplier voor de topsectoren 1,67.

Een impuls in de topsectoren leidt dus gemiddeld tot een 1,67 maal zo groot

eindresultaat wat betreft de bruto productie in de totale economie. Voor de niet-

topsectoren bedraagt de multiplier voor de totale bruto productie 1,54. Met

uitzondering van de topsector Chemie scoren alle topsectoren hoger dan de niet-

topsectoren.

De toegevoegdewaardemultipliers voor de topsectoren variëren tussen 0,25 voor

de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze

multiplier voor de topsectoren bedraagt 0,62. Een impuls in de topsectoren leidt

dus tot een 0,62 maal zo groot eindresultaat wat betreft de toegevoegde waarde

in de totale economie. Door de bank genomen is deze multiplier voor de

topsectoren wat lager dan voor niet-topsectoren, waar de

toegevoegdewaardemultiplier 0,77 bedraagt.

Een verklaring van verschillen tussen (top)sectoren wat betreft de waarde van de

multipliers wordt gevormd door verschillen in de kostenstructuur van de bruto

productie. Topsectoren zijn voor hun toeleveranties meer dan gemiddeld

afhankelijk van invoer, en/of hebben een gering aandeel van toegevoegde

waarde in de totale kosten. De doorwerking hiervan op de multipliers wordt bij

de uitkomsten per topsector besproken.

1 CBS, Monitor Topsectoren; Uitkomsten eerste meting, 2012

Page 6: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 7: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

7

1 Inleiding

Begin 2011 presenteerde het kabinet het nieuwe bedrijfslevenbeleid. De

hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid zijn: een sectorale aanpak, met

meer vraagsturing door het bedrijfsleven, minder specifieke subsidies, meer

generieke lastenverlichting en meer ruimte voor ondernemers. In het kader van

de sectorale aanpak is voor negen topsectoren een samenhangende

beleidsagenda ontwikkeld. De topsectoren kenmerken zich door een sterke

markt- en exportpositie, een stevige kennisintensiteit, intensieve samenwerking

tussen ondernemers en kennisinstellingen en de potentie een innovatieve

bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen te leveren. De negen topsectoren

zijn:

Agro & food

Chemie

Creatieve industrie

Energie

Hightech systemen en materialen

Life sciences & health

Logistiek

Tuinbouw en uitgangsmaterialen

Water

De ontwikkeling van de topsectoren zal, vanwege de verwevenheid met andere

sectoren, uitstraling hebben op de bredere economie. De verwevenheid zelf van

de topsectoren is geanalyseerd in TNO (2011); de huidige analyse bepaalt de

omvang van de uitstralingseffecten. Dit gebeurt via een input-outputanalyse. Met

behulp van een input-outputanalyse kan namelijk de vraag beantwoord worden

wat de invloed is van een verhoging van de finale afzet van bedrijven uit de

topsectoren op de productie en de toegevoegde waarde in de overige

bedrijfstakken. Daartoe worden met een (aangepast) input-outputmodel

productiemultipliers berekend, waaruit vervolgens de toegevoegde waarde wordt

afgeleid.

Het gebruikte input-outputmodel en de betekenis van multipliers worden in

hoofdstuk 3 beknopt toegelicht. De formele afleiding van het model staat in

bijlage I. In hoofdstuk 3 staat ook een toelichting op de gebruikte data.

Vóór de toelichting op het model en de data worden in hoofdstuk 2 de

topsectoren gepositioneerd binnen de Nederlandse economie en onderling,

gevolgd door korte schetsen van de negen topsectoren. De gehanteerde

bedrijfstakindeling is opgenomen in bijlage II.

De uitkomsten van de berekeningen staan in hoofdstuk 4. Dat hoofdstuk begint

met een samenvattend overzicht van de effecten van de topsectoren op de

bredere economie. Daarna worden de effecten van de afzonderlijke topsectoren

besproken en wordt, als een verklaring voor de gevonden verschillen tussen de

multipliers, ingegaan op verschillen in de kostenstructuur van de bruto productie

van de topsectoren.

Page 8: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 9: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

9

2 De topsectoren

In paragraaf 2.1 worden de topsectoren gepositioneerd binnen de Nederlandse

economie en onderling, op basis van het aandeel in de toegevoegde waarde1.

Daarna volgen in paragraaf 2.2 korte schetsen van de negen topsectoren. In

paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de overlap tussen topsectoren.

2.1 Positionering van de topsectoren

De topsectoren samen zijn goed voor meer dan een kwart van de toegevoegde

waarde van Nederland (zie Tabel 1). Van de negen topsectoren neemt de

topsector Hightech systemen en materialen bijna een kwart van de gezamenlijke

toegevoegde waarde voor zijn rekening. De topsector Logistiek doet wat betreft

de toegevoegde waarde maar weinig onder voor de Hightechsector. Vier

topsectoren dragen slechts enkele procenten bij aan de toegevoegde waarde van

de topsectoren: Life sciences & health, Tuinbouw en uitgangsmaterialen,

Creatieve industrie en Water.

Tabel 1 Positionering van de topsectoren, toegevoegde waarde (2012)

sector

aandeel

in Nederland (%)

aandeel

in Topsectoren (%)

Totaal Nederland 100

Totaal topsectoren* 27

Agro & food ** 3 11

Chemie 3 11

Creatieve industrie 2 7

Energie 5 18

Hightech systemen en materialen 6 24

Life sciences & health 1 2

Logistiek 5 20

Tuinbouw en uitgangsmaterialen 2 7

Water 2 6

* De aandelen van de onderscheiden topsectoren tellen op tot meer dan 100% van het totaal

van de topsectoren. Dit wordt veroorzaakt doordat er sprake is van overlap tussen topsectoren

(zie paragraaf 2.3).

** Het aandeel van Agro & food in deze tabel betreft Agro-smal (zie paragraaf 2.2.1).

Bron: Panteia/EIM, Topsectoren: beeld en ontwikkeling, Panteia/EIM, Zoetermeer, 2013.

1 In de publicatie Topsectoren: beeld en ontwikkeling (Panteia/EIM, Zoetermeer, 2013;

http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatie&bestelnummer=A201353)

zijn meer indicatoren opgenomen om de topsectoren te positioneren en is voor elk van de

topsectoren informatie opgenomen over de determinanten van economische groei, de ontwikkeling

van de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid en de uitvoer, de verwachting van de bedrijven in

de sector, en over de aanjagers van groei.

Page 10: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

10

2.2 De negen topsectoren

In deze paragraaf staan korte schetsen van de negen topsectoren. De

gehanteerde bedrijfstakindeling is opgenomen in bijlage II.

De indeling naar topsectoren is gebaseerd op een sectorale benadering. Dit

betekent dat voor de topsector Logistiek is uitgegaan van een sectorale

benadering – transport en opslag – waarbij de logistieke activiteiten in de

industrie, handel, bouw en andere (top)sectoren niet zijn meegenomen. Voor de

topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen houdt de sectorale benadering in dat

de gegevens betrekking hebben op alle productieprocessen van de branches

binnen de topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen, inclusief de geproduceerde

nevenactiviteiten door de tuinbouw, zoals akkerbouwproductie door

tuinbouwbedrijven. Verder is voor de sector Agro & food uitgegaan van de smalle

definitie. Daarbij gaat het om de primaire productie van levensmiddelen en de

verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. Zie voor een nadere

toelichting op het onderscheid tussen de sectorale en functionele benadering de

CBS Monitor topsectoren1

2.2.1 Agro & food

De topsector Agro & food omvat een breed scala van activiteiten lopend van

producenten van agrarische producten (akkerbouw en veeteelt) tot

voedingsmiddelenfabrikanten. Om deze activiteiten heen heeft zich een netwerk

van logistieke diensten gevormd dat zorgt voor een efficiënte aanlevering vanuit

de deelsector agrarische producten aan de voedingsmiddelenfabrikanten en voor

een efficiënte wereldwijde handel (import en export). Dit leidt tot een tweetal

varianten van de topsector Agro & food: de smalle interpretatie en de brede

interpretatie.

De smalle interpretatie beperkt zich tot de kernactiviteiten: de primaire

productie van levensmiddelen en de verwerking hiervan in de

voedingsmiddelenindustrie (Agro-smal), in de brede interpretatie wordt ook de

bijbehorende logistiek, handel en financiële dienstverlening, alsmede onderzoek

en ontwikkeling meegenomen (Agro-breed).

2.2.2 Chemie

De topsector Chemie is, naast de topsector Energie, bij uitstek een sector van de

grote multinationale bedrijven. De activiteiten in de sector lopen van productie

van grondstoffen (basischemie) tot kunststofproducten. De sterke integratie

binnen de sector ligt aan de basis van de concurrentiekracht van de sector.

Naast de sterke integratie van de bedrijven binnen de sector zijn de bedrijven als

toeleverancier ook nauw verbonden met bedrijven in andere (top)sectoren.

Eindproducten vormen maar een klein deel van de output van de

chemiebedrijven. De topsector Chemie is een arbeidsextensieve sector. De sector

is sterk internationaal georiënteerd. Tot de topsector Chemie behoort ook de

subsector aardolieverwerking. Daaronder vallen alle activiteiten rondom de

verwerking van aardolie, waaronder raffinage. Om overlap met de topsector Life

sciences & health te voorkomen, wordt de farmaceutische industrie niet tot de

topsector Chemie geteld.

1 CBS (2012), ‘Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset’, Den Haag.

Page 11: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

11

2.2.3 Creatieve industrie

De Creatieve industrie is al jaren één van de snelst groeiende sectoren van de

Nederlandse economie. De topsector Creatieve industrie is onder te verdelen in

vier subsectoren: kunst (o.a. podiumkunsten en scheppende kunst), cultureel

erfgoed (o.a. musea en monumentenzorg), media-en-entertainmentindustrie

(o.a. televisie- en radio-omroepen, platen- en filmmaatschappijen en

gameontwikkelaars) en creatieve zakelijke dienstverlening (o.a. mode,

ontwerpers, architecten en reclamebureaus).

2.2.4 Energie

In de topsector Energie draait het niet alleen om de traditionele

energievoorziening, verzorgd door de bekende grote energiebedrijven, maar ook

om de ontwikkeling en opwekking van nieuwe duurzame energie, door zowel de

grote energiebedrijven als door meer gespecialiseerde bedrijven, ondersteund

door grote onderzoekinstituten. Ook de winning en distributie van aardgas maakt

deel uit van de topsector Energie. De topsector Energie is een kapitaalintensieve

sector.

2.2.5 Hightech systemen en materia len

De topsector Hightech systemen en materialen bestrijkt de machine- en

systeemindustrie, automotive, lucht- en ruimtevaart en materialentechnologie.

De output van hightech bedrijven vormt een belangrijke pijler onder de

innovaties in andere (top)sectoren, zoals Life sciences, Chemie, mobiliteit en

Energie. Belangrijke ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid vinden hun

oorsprong in de topsector Hightech systemen en materialen. De bedrijven in

deze topsector zijn in vergaande mate ruimtelijk geclusterd en nauw verbonden

met universiteiten. Ook een deel van de keten om deze kernactiviteiten heen

wordt tot de topsector gerekend. Het gaat dan om het ontwikkelen, produceren

en uitgeven van software, de keuring en controle van machines en apparaten en

onderzoek en ontwikkeling op het gebied van hightech systemen en materialen.

De handel in producten van de sector hightech systemen en materialen wordt

niet tot de topsector gerekend.

2.2.6 Life sciences & health

De topsector Life sciences & health richt zich op de gezondheid van mens en dier

en bestrijkt het gebied van farmaceutische industrie, biotechnologie en

materialen tot diagnostiek en medische technologie. Tot de sector behoren veel

bedrijven die deel uitmaken van multinationale ondernemingen. De basis van de

vooruitgang in de sector wordt gevormd door de grote R&D-inspanningen van de

bedrijven en van de bedrijven samen met universiteiten. De topsector Life

sciences & health is nauw verbonden met de topsectoren Agro & food, Chemie en

Tuinbouw en uitgangsmaterialen.

2.2.7 Logist iek

De topsector Logistiek omvat het goederenvervoer over de weg en rail, over zee

en binnenwater en door de lucht, en hiermee verbonden activiteiten zoals opslag

en logistieke dienstverlening. De betekenis van de sector is in belangrijke mate

verbonden met de positie van de haven van Rotterdam, in het bijzonder wat

betreft containervervoer, en Amsterdam Schiphol Airport. Nederland speelt een

belangrijke rol in de doorvoer van goederen naar en vanuit andere Europese

landen. Door deze schakelfunctie is de sector voor de afzet in hoge mate

afhankelijk van de economische ontwikkelingen in het buitenland. Logistieke

activiteiten in andere (top)sectoren zijn niet meegenomen.

Page 12: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

12

2.2.8 Tuinbouw en uitgangsmateria len

De topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen is zeer zichtbaar door zijn

producten groenten, fruit, bomen, planten, bloembollen en bloemen. De teelt

hiervan is binnen Nederland in hoge mate geconcentreerd in enkele clusters: de

Greenports. Tot de sector behoren niet alleen de producenten van primaire

producten, de tuinbouwbedrijven, maar ook gerelateerde bedrijven op het gebied

van pootgoed en zaden, en handel en distributie. De sector is nauw verbonden

met gespecialiseerde kenniscentra. Daarnaast heeft de topsector Tuinbouw en

uitgangsmaterialen nauwe relaties met de topsectoren Agro & food en Life

sciences en health.

2.2.9 Water

De topsector Water omvat een breed scala aan activiteiten. De subsector

maritieme maakindustrie omvat de scheepswerven voor scheepsbouw of

scheepsreparatie en de offshore-industrie, inclusief de leveranciers van de

schepenbouwers en -reparateurs. De subsector watertechnologie zorgt voor de

winning, de distributie en de zuivering van water. De derde subsector is die van

de deltatechnologie. Onderzoek en specialistische kennis voor de genoemde

subsectoren is geclusterd in de vierde subsector kennis en advies.

Page 13: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

13

3 Model en data

De effecten van de topsectoren op de bredere economie zijn bepaald met een

input-outputmodel dat in paragraaf 3.1 wordt toegelicht. De formele uitwerking

van het model is te vinden in Bijlage 1. Daar staan ook enkele kanttekeningen bij

het model. In paragraaf 3.2 staat een toelichting op de gebruikte data.

3.1 Model

De basis voor het gebruikte model om de effecten van de topsectoren op de

bredere economie te berekenen, wordt gevormd door input-output(IO)-tabellen.

IO-tabellen beschrijven de samenhangen tussen bedrijfstakken binnen de

economie. Onder bepaalde veronderstellingen kan van een IO-tabel een model

worden afgeleid waarin de uitstralingseffecten van groei in een bepaalde

bedrijfstak naar andere bedrijfstakken kunnen worden berekend. Dit wordt

uitgedrukt in een multiplier. Als eerste is met het model de

brutoproductiemultiplier berekend. Daarmee wordt aangegeven in welke mate

een impuls van extra finale afzetgroei in een bepaalde bedrijfstak leidt tot een

macro-economische toename van de bruto productie. Op vergelijkbare wijze kan

ook een multiplier voor de bruto toegevoegde waarde (BBP-multiplier) worden

afgeleid. Deze multipliers vatten kernachtig samen welke effecten een

(top)sector op de bredere economie heeft. Het berekenen van deze multipliers

vormt dan ook de kern van het onderzoek.

In de volgende paragraaf wordt eerst de IO-tabel als beschrijving van de

economie en de samenhangen tussen bedrijfssectoren beschreven. Vervolgens

wordt aangegeven hoe daaruit effecten van topsectoren op de bredere economie

kunnen worden afgeleid.

Benadrukt moet worden dat een en ander geen macro-economische analyse is.

De uitgevoerde analyse gaat enkel over de vraag hoe een uitbreiding van de

finale afzet van een afzet in een (top)sector leidt tot een toename van de

productie in andere bedrijfstakken, via toelevering van intermediaire goederen

en diensten. Mogelijke prijseffecten worden bijvoorbeeld niet in beschouwing

genomen, evenmin als werkgelegenheidseffecten en de gevolgen die een

uitbreiding van de werkgelegenheid op de economie heeft. Evenmin worden

spillovereffecten – in verband met het kennisintensieve karakter van de

topsectoren – in beschouwing genomen.

3.1.1 De input-outputtabel a ls beschrijving van de economie

Een input-outputtabel geeft een kwantitatieve beschrijving van alle goederen- en

dienstentransacties in een economie. Daarbij worden binnen de bedrijvensector

bedrijfstakken afzonderlijk onderscheiden. Figuur 1 geeft een schematische

beschrijving van een IO-tabel.

Page 14: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

14

Figuur 1 Schematische weergave van een input-outputtabel

intermediaire afzet aan finale

vraag

bruto

productie bedrijfstak 1 … bedrijfstak n totaal

intermediair verbruik afkomstig van

bedrijfstak 1

bedrijfstak n

totaal binnenlandse herkomst

invoer

totaal verbruik intermed. goederen en diensten

bruto toegevoegde waarde, marktprijzen (*)

indirecte belastingen minus subsidies

bruto toegevoegde waarde, factorkosten (**)

bruto productie

(*) saldo van bruto productie en totaal verbruik van intermediaire goederen en diensten

(**) saldo van bruto toegevoegde waarde (marktprijzen) en indirecte belastingen minus subsidies

Bron: Panteia.

Over de regel gelezen geeft de tabel aan waar bedrijven hun producten afzetten.

Een deel wordt afgezet aan andere Nederlandse bedrijven, om te worden

verbruikt in het productieproces van die bedrijven. Dit is de zogenaamde

intermediaire afzet. De bestemming (in termen van bedrijfssectoren) van de

intermediaire afzet is bekend. Het komt voor dat bedrijven in een bepaalde

bedrijfstak intermediaire goederen en diensten afzetten aan bedrijven in hun

eigen bedrijfstak. De overige afzet, de zogenaamde finale vraag, heeft

voornamelijk betrekking op consumptie van gezinnen en overheid, investeringen

van bedrijven, of wordt in het buitenland afgezet (export)1. De finale vraag kan

door Nederlandse bedrijven worden geleverd maar ook afkomstig zijn uit import.

Intermediaire afzet en finale vraag samen vormen de bruto productie van

bedrijven.

Over de kolommen gelezen valt uit de IO-tabel de kostenstructuur vast te

stellen. Bedrijven verbruiken intermediaire goederen en diensten in hun

productieproces. Het totale verbruik is bekend, evenals de herkomst: invoer of

bedrijfstak van herkomst in Nederland. Het saldo van bruto productie en verbruik

is de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen. Verder zijn er indirecte

belastingen en subsidies (als kostenelement zijn subsidies natuurlijk negatief).

Als de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen wordt verminderd met de

netto indirecte belastingen, resulteert de bruto toegevoegde waarde tegen

factorkosten. Dit is de beloning van de primaire productiefactoren arbeid en

kapitaal (wat betreft kapitaal is dat inclusief de afschrijvingen. Op macro-

economisch niveau wordt ook wel gesproken van het bruto binnenlands product

(BBP).

Op macro-economisch niveau – dat wil zeggen, als wordt afgezien van de

desaggregatie van de bedrijvensector in afzonderlijke bedrijfstakken – valt het

blok intermediaire leveringen tussen bedrijven als het ware weg. Op dat niveau

is de bruto toegevoegde waarde (tegen marktprijzen) gelijk aan het verschil

tussen totale finale vraag en de invoer.

1 Een gering deel van de productie heeft betrekking op voorraadvorming, dit wordt ook tot de finale

vraag gerekend.

Page 15: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

15

3.1.2 Van input-outputtabel naar input-outputmodel

De volgende stap is om de IO-tabel in te zetten als analytisch instrument.

Daarbij gaat het vooral om de gevolgen van een vergroting van de finale vraag

voor een (top)sector in termen van bruto productie en bruto toegevoegde

waarde. Hoe die gevolgen tot stand komen, kan als volgt worden toegelicht. Stel,

in een bedrijfstak neemt de uitvoer toe. De uitvoer maakt deel uit van de finale

vraag, en dientengevolge neemt de bruto productie toe. Om de bruto productie

mogelijk te maken, worden grondstoffen, halffabricaten en diensten ingekocht bij

andere bedrijven in dezelfde bedrijfstak dan wel bij andere bedrijfstakken, voor

zover ze niet worden ingevoerd. Aangenomen dat niet alles wordt ingevoerd,

neemt daarmee de vraag naar intermediaire goederen en diensten ook toe. Met

andere woorden, in de andere bedrijfstakken (én in de bedrijfstak zelf) neemt de

intermediaire afzet, en daarmee de bruto productie, eveneens toe. Dit leidt weer

tot extra intermediaire leveringen, enzovoorts. Gevolg is dat de bruto productie

meer toeneemt dan de oorspronkelijke toename van de export. Het getal dat dit

uitdrukt, de productiemultiplier, is de verhouding tussen de totale toename van

de bruto productie gedeeld door de oorspronkelijke toename van de finale vraag.

Gezien het voorgaande is de productiemultiplier groter dan een. Dat geldt in het

bijzonder voor de bedrijfstak waar de oorspronkelijke impuls plaatsvond, deze

bedrijfstak profiteert immers niet alleen van de toename van de finale vraag

maar ook van een toename van de intermediaire afzet.

De toename van de bruto productie leidt niet alleen tot een toename van het

verbruik van intermediaire goederen en diensten (uit Nederland of

geïmporteerd). Ook de toegevoegde waarde zal toenemen, zij het minder dan de

bruto productie, omdat immers de toegevoegde waarde deel uitmaakt van de

bruto productie. Ook hier valt een multiplier te berekenen: De BBP-multiplier is

de toename van het BBP ten opzichte van de oorspronkelijke impuls voor de

finale vraag.

3.1.3 Impuls

Uit het gebruikte model volgt dat een impuls in de finale vraag leidt tot een

bepaalde verhoging van de bruto productie en de toegevoegde waarde. De

verhoging gedeeld door de oorspronkelijke impuls is de multiplier. Probleem is

het vaststellen van de impuls; niet van de omvang1 maar de samenstelling.

Topsectoren zijn immers opgebouwd uit meerdere bedrijfstakken in de IO-tabel.

In dit onderzoek is de totale impuls steeds verdeeld over de samenstellende

delen van een topsector, op basis van drie verschillende verdeelsleutels: de

uitvoer, de binnenlandse afzet en de totale afzet.

Een dergelijke analyse is behalve voor de afzonderlijke topsectoren ook gedaan

voor het niet tot de topsectoren behorende deel van het bedrijfsleven. Dit geeft

wat meer reliëf aan de resultaten voor de topsectoren.

1 De hoogte van de multiplier is daar immers ongevoelig voor.

Page 16: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

16

3.2 Data

Alle gebruikte data zijn afkomstig van CBS. De basis is de input-outputtabel

(onderdeel van de Nationale Rekeningen). Deze biedt echter in een aantal

gevallen onvoldoende detail om een analyse van topsectoren mogelijk te maken.

Zo nodig zijn uitsplitsingen gemaakt op basis van gegevens over aantallen

werkzame personen op 1 januari 20091. De gegevens over de topsectoren zoals

gepubliceerd in Oostrom, De Jong, Dames, Graham, Tan, Verkleij en Wagner-

Brakus (2012) en CBS (2012b) zijn in de berekeningen verdisconteerd.

1 In een beperkt aantal gevallen zijn deze geschat op basis van aantallen ondernemingen per 1 januari

2009, en een veronderstelling over het gemiddelde aantal werkzame personen per onderneming.

Page 17: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

17

4 Uitkomsten

In dit hoofdstuk staan de uitkomsten van de berekeningen. Paragraaf 4.1 geeft

een samenvattend overzicht van de effecten van de topsectoren op de bredere

economie. In paragraaf 4.2 worden de effecten van de afzonderlijke topsectoren

besproken en wordt, als een verklaring voor de gevonden verschillen tussen de

multipliers, ingegaan op verschillen in de kostenstructuur van de bruto productie

van de topsectoren.

4.1 Samenvattend overzicht van de effecten

Tabel 2 bevat de resultaten van de uitgevoerde berekeningen samen. De drie

blokken ‘variant 1: uitvoer’, ‘variant 2: binnenlandse finale afzet’ en ‘variant 3:

totale finale afzet’ staan voor de verschillende verdelingen van de impuls over de

bedrijfstakken binnen de topsectoren. De correlatie tussen de verschillende

varianten is sterk. De bespreking van de uitkomsten wordt dan ook beperkt tot

de variant 3.

De brutoproductiemultipliers voor de topsectoren variëren tussen 1,39 voor de

Chemie en 1,96 voor Agro-smal. Gemiddeld is de brutoproductiemultiplier voor

de topsectoren 1,67. Een impuls in de topsectoren leidt dus gemiddeld tot een

1,67 maal zo groot eindresultaat wat betreft de bruto productie in de totale

economie. Voor de niet-topsectoren bedraagt de multiplier voor de totale bruto

productie 1,54. Met uitzondering van de topsector Chemie scoren alle

topsectoren hoger dan de niet-topsectoren.

De toegevoegdewaardemultipliers voor de topsectoren variëren tussen 0,25 voor

de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze

multiplier voor de topsectoren bedraagt 0,62. Een impuls in de topsectoren leidt

dus tot een 0,62 maal zo groot eindresultaat wat betreft de toegevoegde waarde

in de totale economie. Door de bank genomen is deze multiplier voor de

topsectoren dus wat lager dan voor niet-topsectoren waar de toegevoegde

waarde multiplier 0,77 bedraagt. Veelal gaat het om een gering effect op de

toegevoegde waarde binnen de topsectoren zelf. Dit is consistent met de

resultaten van TNO (2011) waaruit blijkt dat in de topsectoren de toegevoegde

waarde een betrekkelijk gering aandeel in de totale bruto productie heeft (en

dientengevolge het verbruik, zowel van binnen- als van buitenlandse herkomst

een grote bijdrage aan de bruto productie levert).

Page 18: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

18

Tabel 2 Multipliers topsectoren en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2 De effecten van de afzonderlijke topsectoren

In deze paragraaf worden de uitkomsten voor de afzonderlijke topsectoren

besproken. De cijfers zijn afkomstig uit Tabel 2, ‘variant 3: totale finale afzet’.

4.2.1 Agro & food

Agro-smal

Een bestedingsimpuls in Agro-smal leidt tot een bijna tweemaal zo groot

eindresultaat wat betreft de bruto productie: de brutoproductiemultiplier voor de

totale economie bedraagt 1,96. Een flink deel van het afgeleide effect komt

buiten de Agro-smal terecht: de brutoproductiemultiplier voor de eigen sector

bedraagt 1,42. Dus een vraagimpuls van 1 miljoen € in Agro-smal heeft een

extra effect van € 0,96 miljoen in de totale economie, waarvan € 0,42 miljoen in

de eigen sector en € 0,54 miljoen in het overige bedrijfsleven. In vergelijking

met het niet-topsectoren deel van het bedrijfsleven is de

brutoproductiemultiplier groot1.

De toegevoegdewaardemultiplier is relatief gering: 0,55 voor de totale economie,

waarvan ruim de helft binnen de topsector zelf (0,31 tegen 0,55). Dit is minder

dan voor de niet-topsectoren, en ook relatief weinig in vergelijking met de

overige topsectoren.

Een verklaring voor deze uitkomsten is de kostenstructuur van de bruto

productie. Uit Figuur 2 blijkt dat Agro-smal een naar verhouding groot verbruik

uit het binnenland kent. Dat maakt de multiplier voor de bruto productie relat ief

groot, immers een toename van de finale vraag leidt al meteen tot een extra

vraag bij toeleveranciers van meer dan de helft van de oorspronkelijke impuls.

Anderzijds is in Agro-Smal de toegevoegde waarde per eenheid bruto productie

naar verhouding gering. Dit is een gevolg van het grote aandeel verbruik van

intermediaire goederen en diensten, niet in het minst ook uit het buitenland. Dit

zorgt voor een lage toegevoegdewaardemultiplier, vooral in de eigen sector.

1 Het effect buiten de eigen sector lijkt voor de niet-topsectoren relatief klein (0,42 miljoen € in Agro-

smal tegen 0,15 miljoen € in de niet-topsectoren) maar dat is vertekend omdat de niet-topsectoren

een zeer groot deel van het bedrijfsleven beslaan, zodat het restant – waarin het uitstralingseffect

zou moeten plaatsvinden – relatief klein is.

eigen

sector

totale

economie

eigen

sector

totale

economie

eigen

sector

totale

economie

eigen

sector

totale

economie

eigen

sector

totale

economie

eigen

sector

totale

economie

A. topsectoren

agro-smal 1.42 1.97 0.31 0.56 1.42 1.95 0.30 0.54 1.42 1.96 0.31 0.55

agro-breed 1.32 1.84 0.38 0.61 1.22 1.70 0.46 0.69 1.28 1.79 0.41 0.64

life&heatlh 1.03 1.65 0.25 0.49 1.02 1.59 0.30 0.54 1.02 1.63 0.26 0.51

high-tech 1.15 1.60 0.33 0.54 1.15 1.63 0.44 0.68 1.15 1.60 0.35 0.57

tuinbouw 1.05 1.67 0.51 0.76 1.02 1.52 0.55 0.78 1.04 1.62 0.53 0.77

chemie 1.12 1.39 0.14 0.25 1.10 1.30 0.10 0.19 1.12 1.39 0.14 0.25

water 1.04 1.70 0.37 0.66 1.05 1.72 0.47 0.76 1.05 1.71 0.42 0.72

creatief 1.15 1.77 0.47 0.77 1.14 1.75 0.50 0.78 1.14 1.76 0.49 0.78

energie 1.05 1.53 0.49 0.69 1.10 1.77 0.42 0.68 1.07 1.64 0.46 0.69

logistiek 1.08 1.56 0.48 0.70 1.06 1.59 0.52 0.76 1.08 1.57 0.49 0.72

B. niet-topsectoren 1.33 1.50 0.64 0.70 1.42 1.56 0.75 0.81 1.39 1.54 0.72 0.77

gemiddeld 1.14 1.67 0.37 0.60 1.13 1.65 0.41 0.64 1.14 1.67 0.39 0.62

minimum 1.03 1.39 0.14 0.25 1.02 1.30 0.10 0.19 1.02 1.39 0.14 0.25

maximum 1.42 1.97 0.51 0.77 1.42 1.95 0.55 0.78 1.42 1.96 0.53 0.78

st. dev. 0.12 0.16 0.12 0.15 0.11 0.16 0.13 0.17 0.12 0.14 0.12 0.15

variant 1: uitvoer variant 2: binnenl. fin. afzet variant 3: tot. fin. afzet

toegevoegde waarde

tegen basisprijzen

multipliers

kengetallen

topsectoren

hoge (meer dan gemiddeld + st. dev.) en lage (minder dan gemiddeld - st. dev.) zijn vetgedrukt

bruto productie toegevoegde waarde

tegen basisprijzen

bruto productie toegevoegde waarde

tegen basisprijzen

bruto productie

Page 19: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

19

Figuur 2 Kostenstructuur van de bruto productie Agro-smal en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

Agro-breed

Een bestedingsimpuls in Agro-breed leidt tot een bijna tweemaal zo groot

eindresultaat wat betreft de bruto productie: de brutoproductiemultiplier voor de

totale economie bedraagt 1,79. Een flink deel van het afgeleide effect komt

buiten Agro-breed terecht: de brutoproductiemultiplier voor de eigen sector

bedraagt 1,28. Dus een vraagimpuls van € 1 miljoen in Agro-breed heeft een

extra effect van € 0,79 miljoen in de totale economie, waarvan € 0,51 miljoen in

de eigen sector en € 0,28 miljoen elders. In vergelijking met het niet-

topsectoren deel van het bedrijfsleven is de brutoproductiemultiplier groot1.

De toegevoegdewaardemultiplier is naar verhouding klein: 0,64 voor de totale

economie, waarvan ruim de helft binnen de topsector zelf (0,41 tegen de al

genoemde 0,64). Dit is minder dan voor de niet-topsectoren, relatief weinig in

vergelijking met de overige topsectoren, maar meer dan Agro-smal.

Een verklaring voor deze uitkomsten is opnieuw de kostenstructuur van de bruto

productie. Uit Figuur 3 blijkt dat Agro-breed een naar verhouding groot verbruik

uit het binnenland kent. Dat maakt de multiplier voor de bruto productie relatief

groot, immers een toename van de finale vraag leidt al meteen tot een extra

vraag bij toeleveranciers van meer dan de helft van de oorspronkelijke impuls.

Anderzijds is de toegevoegde waarde per eenheid bruto productie naar

verhouding gering (vanwege een groot invoeraandeel), dit zorgt voor een lage

toegevoegdewaardemultiplier.

Het verschil met Agro-smal is duidelijk (vergelijk Figuur 2): een lager verbruik

uit het binnenland gaat gepaard met een kleinere brutoproductiemultiplier voor

Agro-breed, een hoger aandeel toegevoegde waarde in de productie zorgt voor

een hoger toegevoegdewaarde-effect. Het verschil is gelokaliseerd in de keten

rondom de kernactiviteiten van de Agro & food-sector, te weten de logistiek,

handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling (zie ook

paragraaf 2.2.1). In TNO (2011) wordt deze verwevenheid nader uitgewerkt.

1 Het effect buiten de eigen sector lijkt voor de niet-topsectoren relatief klein (€ 0,28 miljoen in Agro-

breed tegen € 0,15 miljoen in de niet-topsectoren) maar dat is vertekend omdat de niet-topsectoren

een zeer groot deel van het bedrijfsleven beslaan zodat het restant – waarin het uitstralingseffect zou

moeten plaatsvinden - relatief klein is.

kostenstructuur van de bruto productie, agro-smal (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 20: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

20

Figuur 3 Kostenstructuur van de bruto productie Agro-breed en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.2 Chemie

De brutoproductiemultiplier voor de Chemie bedraagt 1,39. De Chemie scoort

daarmee het laagst onder de topsectoren. Een afzetimpuls van € 1 miljoen leidt

dus tot een extra bruto productie van € 0,39 miljoen, waarvan € 0,12 miljoen

binnen Chemie, en € 0,27 miljoen in het overige bedrijfsleven.

Ook wat betreft het effect op de toegevoegde waarde scoort Chemie laag. De

reden is de grote invoerintensiteit van de sector: zoals uit Figuur 4 blijkt, heeft

Chemie een gering aandeel van zowel verbruik uit binnenland (verklaart de lage

brutoproductiemultiplier) als toegevoegde waarde (verklaart de lage

toegevoegdewaardemultiplier), terwijl de sector juist veel intermediaire goederen

importeert. Met andere woorden, van een bestedingsimpuls bij de Chemie lekt

een naar verhouding groot deel weg naar het buitenland.

Figuur 4 Kostenstructuur van de bruto productie Chemie en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.3 Creatieve industrie

De Creatieve industrie heeft een sterk uitstralingseffect: de multiplier voor de

bruto productie is 1,76 en de multiplier voor de toegevoegde waarde 0,78.Met

andere woorden, een impuls van € 1 miljoen levert een totale bruto productie op

van € 1,76 miljoen, en een toegevoegde waarde van € 0,78 miljoen. De

topsector is met dat laatste koploper onder de topsectoren.

Dat de Creatieve industrie een hoge toegevoegdewaardemultiplier heeft is vooral

te danken aan het arbeidsintensieve karakter van de sector. Dat maakt immers

dat een belangrijk deel van de extra productie onmiddellijk wordt omgezet in

toegevoegde waarde; zie Figuur 5: groot aandeel toegevoegde waarde in

vergelijking met de niet-topsectoren. Verder lekt ook niet veel verbruik weg naar

het buitenland.

kostenstructuur van de bruto productie, agro-breed (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, chemie (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 21: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

21

Figuur 5 Kostenstructuur van de bruto productie Creatieve industrie en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.4 Energie

De multiplier voor de bruto productie van de topsector Energie bedraagt 1,64.

Dat is wat lager dan gemiddeld voor de topsectoren maar meer dan gemiddeld

voor de niet-topsectoren. Dit betekent dat extra finale vraag ter waarde van

€ 1 miljoen leidt tot nog eens € 640.000 extra productie, waarvan € 70.000

binnen Energie zelf.

De toegevoegdewaardemultiplier bedraagt 0,69, wat wil zeggen dat een

vraagimpuls ter grootte van € 1 miljoen een toegevoegde waarde creëert van

€ 690.000 (waarvan € 460.000 in de eigen topsector).

Deze multipliers zijn relatief hoog in vergelijking met de andere topsectoren. De

multiplier voor de bruto productie is ook hoog in vergelijking met de niet-

topsectoren, de multiplier voor de toegevoegde waarde is in vergelijking met de

niet-topsectoren echter laag. De verklaring voor deze verschillen ligt in de

kostenstructuur van topsector Energie. Het verbruik van binnenlandse herkomst

is relatief groot (zie Figuur 6), daardoor is er een sterke uitstraling naar andere

binnenlandse sectoren in termen van bruto productie. Uit Figuur 6 blijkt echter

ook dat het aandeel van de toegevoegde waarde in de bruto productie relatief

laag is; dit verklaart de relatief geringe multiplier door de (eigen) toegevoegde

waarde.

Figuur 6 Kostenstructuur van de bruto productie Energie en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.5 Hightech systemen en materia len

De brutoproductiemultiplier voor de topsector Hightech systemen en materialen

beloopt 1,60. Dat is wat minder dan gemiddeld voor de topsectoren (1,67). Met

andere woorden, een finale bestedingsimpuls ter grootte van € 1 miljoen bij

Hightech systemen en materialen leidt tot een extra productie van € 600.000,

waarvan € 150.000 in de topsector zelf.

kostenstructuur van de bruto productie, creatief (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, energie (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 22: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

22

De totale impact van een dergelijke bestedingsimpuls op de toegevoegde waarde

is € 570.000, waarvan € 350.000 binnen deze topsector. Ook dit effect is gering

in vergelijking met de overige topsectoren.

Uit Figuur 7 blijkt dat het aandeel binnenlands verbruik in de bruto productie van

Hightech systemen en materialen iets groter is dan gemiddeld voor de niet-

topsectoren. Het naar verhouding geringe effect op de toegevoegde waarde

wordt vooral verklaard uit het geringe aandeel van de toegevoegde waarde in de

totale kosten.

Figuur 7 Kostenstructuur van de bruto productie Hightech systemen en materialen en niet-

topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.6 Life sciences & health

De multiplier voor de bruto productie is voor Life sciences en Health met een

waarde van 1,63 net iets lager dan gemiddeld voor de topsectoren. Dit is vooral

omdat er slechts een geringe doorwerking is naar de eigen sector: de uitgelokte

extra bruto productie komt voor het overgrote deel buiten de eigen topsector

terecht.

De multiplier voor de toegevoegde waarde is met 0,51 laag in vergelijking met

de overige topsectoren; ook hier geldt dat een aanzienlijk deel van de extra

toegevoegde waarde buiten de eigen topsector terechtkomt: een

bestedingsimpuls van € 1 miljoen creëert uiteindelijk € 0,26 miljoen toegevoegde

waarde in Life Sciences en health zelf, en nog eens € 0,25 miljoen toegevoegde

waarde in de rest van het Nederlandse bedrijfsleven.

Deze uitkomsten hangen samen met de kostenstructuur van de topsector (zie

Figuur 8). Ten eerste is het aandeel verbruik in de bruto productie relatief hoog;

dit verklaart vooral de geringe toegevoegdewaardemultiplier. Ten tweede is het

verbruik van de topsector voor ongeveer de helft uit het buitenland afkomstig.

Daardoor is het (binnenlandse) uitstralingseffect van een bestedingsimpuls

betrekkelijk gering.

kostenstructuur van de bruto productie, high-tech (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 23: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

23

Figuur 8 Kostenstructuur van de bruto productie Life sciences en health en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.7 Logist iek

Ten opzichte van de overige topsectoren is de brutoproductiemultiplier voor de

Logistiek wat aan de lage kant: 1,57 tegen gemiddeld 1,67. Een

bestedingsimpuls in Logistiek van € 1 miljoen leidt tot een extra bruto productie

ter grootte van € 0,57 miljoen, waarvan € 80.000 binnen Logistiek zelf, en €

0,49 miljoen in het overige Nederlandse bedrijfsleven.

Daar staat tegenover dat zo’n impuls naar verhouding veel toegevoegde waarde

creëert: € 0,72 miljoen, tegen gemiddeld over alle topsectoren € 0,62 miljoen.

De achtergrond van deze verschillen is tweeledig. De verhouding toegevoegde

waarde / totaal verbruik is vergelijkbaar met de niet-topsectoren (zie Figuur 9);

er wordt echter meer geïmporteerd, en dat beperkt de brutoproductiemultiplier.

De toegevoegdewaardecreatie binnen de Logistiek is betrekkelijk groot, daardoor

is ook de toegevoegdewaardemultiplier voor de totale economie hoog.

Figuur 9 Kostenstructuur van de bruto productie Logistiek en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.8 Tuinbouw en uitgangsmateria len

De topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen kent een brutoproductiemultiplier

van 1,62. Een bestedingsimpuls van € 1 miljoen heeft een uitstralingseffect van

€ 40.000 binnen de eigen sector, en € 580.000 in de rest van de Nederlandse

economie. Deze multiplier is wat hoger dan voor de niet-topsectoren. De extra

toegevoegde waarde van zo’n impuls bedraagt in totaal € 770.000, waarvan €

520.000 binnen de topsector zelf.

De multiplier voor de toegevoegde waarde is wat hoger dan gemiddeld voor de

topsectoren (vooral vanwege het ‘eigen’ effect), en komt overeen met het

gemiddelde voor de rest van de economie. De verschillen met de niet-

topsectoren zijn niet groot.

kostenstructuur van de bruto productie, life&heatlh (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, logistiek (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 24: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

24

Een iets groter aandeel verbruik van binnenlandse herkomst in de totale kosten

(zie Figuur 10) zorgt voor een relatief groot uitstralingseffect. Dit grotere

aandeel verbruik van binnenlandse herkomst wordt met name gecompenseerd

door een geringer aandeel verbruik afkomstig uit het buitenland: het aandeel

van de toegevoegde waarde verschilt nauwelijks tussen Tuinbouw en

uitgangsmaterialen en de niet-topsectoren.

Figuur 10 Kostenstructuur van de bruto productie Tuinbouw en uitgangsmaterialen en niet-

topsectoren

Bron: Panteia.

4.2.9 Water

De multiplier voor de bruto productie voor de topsector Water bedraagt 1,71.

Een extra finale vraag ter waarde van € 1 miljoen leidt tot een extra productie

van € 50.000 in de topsector Water zelf, en nog eens € 660.000 in de rest van

de economie.

Zo’n finale vraagimpuls leidt uiteindelijk tot een extra toegevoegde waarde van

in totaal € 720.000, waarvan € 420.000 in de topsector zelf. Het totaaleffect op

de toegevoegde waarde is hoog vergeleken met de overige topsectoren, en komt

overeen met het gemiddelde van de niet-topsectoren.

De kostenstructuur van de topsector Water wordt onder meer gekenmerkt door

een groot aandeel van verbruik van binnenlandse herkomst (zie Figuur 11). Dit

verklaart het sterke uitstralingseffect wat betreft de bruto productie. Het aandeel

van de toegevoegde waarde is echter betrekkelijk gering. Dit heeft een negatieve

invloed op de toegevoegdewaardemultiplier.

Figuur 11 Kostenstructuur van de bruto productie Water en niet-topsectoren

Bron: Panteia.

kostenstructuur van de , tuinbouw (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, water (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

kostenstructuur van de bruto productie, niet-topsectoren (in %)

verbruik uit binnenland overig verbruik br. toeg. waarde (b.p.)

Page 25: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

25

Bijlage 1 Formele afleiding IO-model

Uitgangspunt: de input-outputtabel

De input-output(IO)tabel beschrijft alle transacties van goederen en diensten in

de economie:

intermediaire afzet aan finale

vraag

bruto

productie sector 1 … sector n totaal

intermediair verbruik afkomstig van

bedrijfstak 1 inm1,1 … inm1,n int i f1 q1

… … … … … …

bedrijfstak n inmn,1 … inmn,1 intn fn qn

totaal binnenlandse herkomst

invoer imp1 … impn fimp

totaal verbruik intermed. goederen en diensten vbr1 … vbrn

bruto toegevoegde waarde, marktprijzen (*) ybm1 … ybmn

indirecte belastingen minus subsidies nit1 … nitn

bruto toegevoegde waarde, factorkosten (**) ybf1 … ybfn

bruto productie q1 … qn

(*) saldo van bruto productie en totaal verbruik van intermediaire goederen en diensten

(**) saldo van bruto toegevoegde waarde (marktprijzen) en indirecte be lastingen minus subsidies

Bezien per regel, is de interpretatie als volgt. De totale afzet van intermediaire

goederen en diensten is gelijk aan de leveringen aan de individuele sectoren:

inti= J inmi,j. De afzet van intermediaire goederen en diensten en de afzet van

finale goederen en diensten (f i)1 samen bepalen de bruto productie: q i= inti + fi.

Met andere woorden, de regels van de IO-tabel beschrijven de omvang en

bestemming van de productie van de individuele sectoren.

Omgekeerd beschrijven de kolommen de omvang en samenstelling van de

kosten. Finale goederen en diensten worden ofwel binnenlands geproduceerd, (in

de afzonderlijke sectoren: f i)) of geïmporteerd (f imp). De kosten van de bruto

productie van bedrijven bestaan uit de toegevoegde waarde (marktprijzen; ybmj)

en het verbruik van intermediaire goederen en diensten (vbrj): qj= ybmj + vbrj.

Intermediaire goederen en diensten worden ofwel geïmporteerd (imp j) ofwel

binnenlands geproduceerd door afzonderlijke sectoren (inm i,j): vbrj= impj + I

inmi,j.

Van IO-tabel naar IO-model: vaste technische coëff ic iënten

Veronderstel dat in het productieproces productiefactoren (verbruik van

intermediaire goederen en diensten, netto indirecte belastingen en toegevoegde

waarde) in vaste verhoudingen worden gebruikt, en dat ook de verhouding

tussen binnenlandse en buitenlandse herkomst bij de verbruikscategorieën vast

is. Dan kan een matrix A van technische coëfficiënten van het verbruik van

intermediaire goederen en diensten van binnenlandse herkomst worden

gedefinieerd als volgt: het karakteristiek element a i, j= inmi, j/qj, is het verbruik

afkomstig van (binnenlandse) sector i benodigd om een eenheid bruto productie

in sector j te produceren.

1 Inclusief veranderingen in voorraden.

Page 26: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

26

Definieer q als de vector van de bruto productie: het karakteristiek element qi is

de bruto productie van sector i. Vector int is de vector van de totale afzet van

intermediaire goederen en diensten met karakteristiek element int i: de totale

afzet van intermediaire goederen en diensten van sector i. int kan worden

berekend als int= Aq. Vector f is de vector van de finale afzet met karakteristiek

element fi: de finale afzet van sector i. De bruto productie is gelijk aan q= int +

f= Aq + f, en q= (I – A)-1f. I is hier een passende eenheidsmatrix1.

Te bewijzen valt dat (I – A)-1= k=0 … Ak. Een impuls in de finale vraag van een

sector leidt aanvankelijk tot de verhoging van de bruto productie in deze sector

van gelijk omvang, dit is ronde 0. Daartoe zijn echter intermediaire leveringen

nodig van een bepaalde omvang in bepaalde sectoren, dit is het afgeleide effect

(ronde 1). Dit leidt echter weer tot intermediaire leveringen (ronde 2),

enzovoorts. Op deze wijze verspreidt een impuls zich als het ware door het

bedrijfsleven. Een logisch gevolg is dat het totale effect op de bruto productie op

macroniveau (en ook in de oorspronkelijke sector) altijd groter is dan de

oorspronkelijke impuls zelf.

Tenslotte is een diagonaal matrix met karakteristiek element i,i: i,i= yi/qi

(vergelijkbaar met de A-matrix), en i,j= 0 for i j. De toegevoegde waarde

vector ybm (met ybmj de toegevoegde waarde tegen marktprijzen in sector j) is

dus gelijk aan y= q= (I – A)-1f. Op dezelfde wijze kan de invoer van

intermediaire goederen en diensten worden berekend als imp= q= (I – A)-1

f, waarin ere een diagonaal matrix met invoercoëfficiënten voorstelt.

Tenslotte is de diagonaal matrix met karakteristiek element i,i: i,i= niti/qi. De

netto indirecte belastingen kunnen dus berekend worden als nit= q= (I –

A)-1f, en de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten is ybf= ybm – nit.

Kanttekeningen

Omdat het IO-model lineair is, zijn berekeningen gemakkelijk te maken en ook

eenvoudig te interpreteren. Anderzijds is de veronderstelling van lineariteit wel

een strikte:

De bedrijfstakken worden verondersteld homogeen te zijn. Dat zijn ze echter niet,

en denkbaar is dat een vraagimpuls net een onderdeel van een bedrijfstak treft met

een afwijkende productiestructuur.

De gemiddelde technologie (de verhouding tussen verbruik (naar herkomst) en

toegevoegde waarde in een bedrijfstak) wordt van toepassing verklaard op een

marginale toename van de finale vraag. Dat hoeft niet terecht te zijn, bijvoorbeeld

als er schaalvoordelen zijn, of wanneer extra verbruik van intermediaire goederen

en diensten vooral uit het buitenland afkomstig is.

Veel goederen en diensten in het verbruik kunnen ook door het buitenland worden

geleverd. De analyse veronderstelt echter dat de verhouding

binnenlandse/buitenlandse herkomst ongewijzigd blijft.

Er wordt geen rekening gehouden met zogenaamde voorwaartse effecten. Als

bijvoorbeeld de productie van hoogwaardige computerchips toeneemt, is het zeer

wel denkbaar dat ook de productie van goederen waarin deze chips toegepast

worden, toeneemt.

1 Normaal is karakteristiek element ai,j van matrix A niet-negatief, en I ai,j <1 (d.w.z., toegevoegde

waarde plus import is positief in elke sector). Onder die veronderstellingen bestaat de matrix (I – A)-1

en leidt de berekening tot economisch zinvolle resultaten.

Page 27: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

27

Aan het eerste punt valt tegemoet te komen door met een zo gedetailleerd

mogelijke bedrijfstakindeling te werken. Het tweede en derde punt maken dat de

uitkomsten van de berekeningen inderdaad met onzekerheden omgeven zijn: de

werkelijke effecten kunnen wat hoger of lager zijn. Dat geldt op zichzelf ook voor

het vierde punt; daarbij geldt echter dat de berekende multipliers een

ondergrens vormen voor de werkelijke omvang van de effecten.

Page 28: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 29: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

29

Bijlage 2 Gehanteerde bedrijfstakindeling

SBI Omschrijving topsector

0111 Teelt van granen en peulvruchten Agro smal, Agro breed,

Tuinbouw

0113 Teelt van groenten en knolgewassen Agro smal, Agro breed,

Tuinbouw

0140 Veeteelt en fokkerijen Agro smal, Agro breed

0150 Gemengd bedrijf Agro smal, Agro breed,

Tuinbouw

0161 Diensten voor akker- en tuinbouw Agro smal, Agro breed,

Tuinbouw

0162 Diensten voor veeteelt en fokkerij Agro smal, Agro breed

0163 Behandeling van gewassen na oogst Agro smal, Agro breed,

Tuinbouw

0170 Jacht Agro smal, Agro breed

0119 Teelt van andere eenjarige gewassen Tuinbouw

0121 Teelt van druiven Tuinbouw

0124 Teelt van pit- en steenvruchten Tuinbouw

0125 Teelt van overige vruchten Tuinbouw

0127 Teelt van gewassen voor dranken Tuinbouw

0128 Teelt van specerijen Tuinbouw

0129 Teelt van overig meerjarig gewas Tuinbouw

0130 Teelt van sierplanten Tuinbouw

0150 Gemengd bedrijf Tuinbouw

0164 Zaadveredelingsbedrijven Tuinbouw

n.v.t. ledenlijst Plantum (voor zover niet in

andere SBI’s)

Tuinbouw maatwerk CBS

0210 bosbouw Tuinbouw

0220 Exploitatie van bossen Tuinbouw

0240 Dienstverlening voor de bosbouw Tuinbouw

03 Visserij Agro smal, Agro breed

0620 Winning van aardgas Energie

0910 deel Dienstverlening olie- en gaswinning

(Water)

Water en Energie maatwerk CBS

0910 rest Dienstverlening olie- en gaswinning

(rest)

Energie

10 Voedingsmiddelenindustrie Agro smal, Agro breed

11 Drankenindustrie Agro smal, Agro breed

1910 Industrie van cokesovenproducten Chemie

19201 Raffinaderijen Chemie

19202 Aardolie-industrie, geen raffinage Chemie

2015 Kunstmestindustrie Agro breed, Chemie

2020 Landbouwchemicaliënindustrie Agro breed, Chemie

2011 Industriële gassenindustrie Chemie

2012 Kleur- en verfstoffenindustrie Chemie

2013 Overige anorganische basischemie Chemie

20141 Petrochemische industrie Chemie

20149 Overige organische basischemie Chemie

2016 Kunststofindustrie Chemie

2017 Rubberindustrie Chemie

2030 Verf-, vernis- en drukinktindustrie Chemie

2041 Reinigingsmiddelenindustrie Chemie

Page 30: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

30

SBI Omschrijving topsector

2042 Parfum- en cosmeticaindustrie Chemie

2051 Kruit- en springstofindustrie Chemie

2052 Lijm en kleefmiddelenindustrie Chemie

2053 Etherische oliënindustrie Chemie

2059 Overige chemische industrie (rest) Chemie

2060 Synthetische vezelindustrie Chemie

2110 Farmaceutische grondstofindustrie Life&Health

2120 Farmaceutische productenindustrie Life&Health

2211 Rubberbandenindustrie Hightech, Chemie

2229 Overige kunststofproductenindustrie Hightech, Chemie

2219 Overige rubberproductenindustrie Chemie

2221 Kunststofplaat-, -profielindustrie Chemie

2222 Kunststofverpakkingindustrie Chemie

2223 Kunststofbouwproductenindustrie Chemie

24 Basismetaalindustrie Hightech

252 Tankbouw en cv-industrie Hightech

253 Stoomketelindustrie Hightech

254 Wapen- en munitie-industrie Hightech

255 Smederijen, profielwalserijen e.d. Hightech

256 Overige metaalbewerkingsindustrie Hightech

2573 Gereedschapindustrie Hightech

2591 Stalenvatenindustrie Hightech

2593 Draadproducten- en kettingindustrie Hightech

2594 Bouten- en schroevenindustrie Hightech

2599 Overige metaalproductenindustrie Hightech

2660 Elektromedische apparatenindustrie Hightech, Life&Health

26 excl.

2660

Elektrotechnische industrie excl.

medische apparaten

Hightech

2720 Accu- en batterijenindustrie Energie, Hightech

27 excl.

2720

electrische apparatenindustrie excl.

accu- en batterijenindustrie

Hightech

2830 Landbouwmachine-industrie Hightech, Agro breed

2893 Machine-industrie voedingsmiddelen Hightech, Agro breed

n.v.t. ledenlijst IP Watertech Water, Hightech maatwerk CBS

28 excl.

2830,

2893 en

leden IP

Watertech

Machine-industrie excl.

landbouwmachines en

voedingsmiddelenmachines

Hightech

2910 Autoindustrie Hightech

29201 Carrosseriebouw Hightech

2931 Elektrische auto-onderdeelindustrie Hightech

2932 Niet-elektr auto-onderdeelindustrie Hightech

302 Industrie van rollend spoormaterieel Hightech

303 Vliegtuigindustrie Hightech

304 Industrie van gevechtsvoertuigen Hightech

309 Overige transportmiddelenindustrie Hightech

3011 Scheepsbouw (geen recreatieschepen) Water

3012 Scheepsbouw (recreatieschepen) Water

3250 Medische instrumentenindustrie Life&Health, Hightech

3311 Reparatie van producten van metaal Hightech

3312 Reparatie en onderhoud van machines Hightech

3313 Reparatie van elektronica Hightech

Page 31: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

31

SBI Omschrijving topsector

3314 Reparatie van elektrische apparaten Hightech

3319 Reparatie van overige apparatuur Hightech

332 Installatie van industriële machines Hightech

3316 Reparatie van vliegtuigen Hightech

3317 Reparatie van overig transport Hightech

3315 Reparatie van schepen Water

3520 Productie van biogas Energie

35111 Conventionele energieproductie Energie

3512 Beheer van transportnetten Energie

3513 Elektriciteit- en gasdistributie Energie

3514 Handel in elektriciteit en gas Energie

3530 Productie van stoom en koele lucht Energie

36 Waterleidingbedrijven Water

37 Afvalwaterinzameling en -behandeling Water

3821 deel Behandeling van onschadelijk afval

(Water)

Water maatwerk CBS

4221 Buizenleggers Water

4291 Natte waterbouw Water

4213 deel Bouw van kunstwerken (Water) Water maatwerk CBS

n.v.t. ledenlijst AVAG Tuinbouw maatwerk CBS

n.v.t. ledenlijst Scheepsbouw NL Water maatwerk CBS

4611 Bemiddeling in landbouwproducten Agro breed

4621 Groothandel in akkerbouwproducten Agro breed, Tuinbouw

46212 Groothandel in zaden Tuinbouw

46218

deel

ledenlijsten Plantum en AVAG Tuinbouw maatwerk CBS

46219

deel

ledenlijst AVAG Tuinbouw maatwerk CBS

4621 rest Groothandel in akkerbouwproducten

(Restgroep)

Agro breed

4623 Groothandel in levende dieren Agro breed

4624 Groothandel in huiden en leer Agro breed

463 Groothandel in voedingsmiddelen Agro breed, Tuinbouw

46311 Groothandel in groenten en fruit Tuinbouw

463 excl.

46311

Groothandel in voedingsmiddelen excl.

groothandel in groente en fruit

Agro breed

4661 Groothandel in landbouwmachines Agro breed

46682 Groothandel machines voor voedsel Agro breed

4622 Groothandel in bloemen en planten Tuinbouw

4711 Supermarkten Agro breed

472 Winkels in voedingsmiddelen Agro breed

4781 Markthandel in voedingsmiddelen Agro breed

4910 Personenvervoer per spoor, geen tram Logistiek

4920 Goederenvervoer per spoor Logistiek

4940 Goederenwegvervoer Logistiek

4950 Transport via pijpleidingen Logistiek

5020 Zee- en kustvaart (vrachtvaart) Logistiek

5040 Binnenvaart (vracht- en sleepvaart) Logistiek

5120 Goederenvervoer door de lucht Logistiek

5210 Opslag Logistiek

5221 Dienstverlening voor landvervoer Logistiek

5222 Dienstverlening voor de scheepvaart Logistiek

5223 Dienstverlening voor de luchtvaart Logistiek

Page 32: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

32

SBI Omschrijving topsector

5224 Laad-, los- en overslagactiviteiten Logistiek

5229 Expediteurs, cargadoors en bevrachters;

weging en meting

Logistiek

53 Post en koeriers Logistiek

56 Restaurants en cafés Agro breed

58 Uitgeverijen Creatieve industrie

5821 deel Gamingindustrie Creatieve industrie

5821 deel Muziekmaatschappijen en uitgevers van

audiovisuele content op digitale media

en online en uitgevers van games en

andere interactieve software

Creatieve industrie maatwerk CBS

58 rest Uitgeverijen rest Creatieve industrie

59 Film- en tv-productie; geluidsopname Creatieve industrie

6201 Softwareontwikkeling Hightech

n.v.t. ledenlijst Logistiek.nl Logistiek maatwerk CBS

7021 Publicrelationsbureaus Creatieve industrie

7112 deel ledenlijsten Scheepsbouw NL, IP

Waterrech, NWP

Hightech, Water maatwerk CBS

7112 rest Ingenieursbureaus (Restgroep) Hightech

71202 Keuringsdiensten van machines e.d. Hightech

7111 Architectenbureaus Creatieve industrie

72111

deel

Biotechnologische landbouwresearch

(Tuinbouw)

Agro breed, Tuinbouw maatwerk CBS

72111

rest

Biotechnologische landbouwresearch

(Restgroep)

Agro breed maatwerk CBS

72191

deel

Landbouwresearch (geen biotech)

(Tuinbouw)

Agro breed, Tuinbouw maatwerk CBS

72191

rest

Landbouwresearch (geen biotech)

(Restgroep)

Agro breed maatwerk CBS

72112 Medisch-biotechnologische research Life&Health

72193 Medische research (geen biotech) Life&Health

72192

deel

Technische research (Water) Hightech, Water maatwerk CBS

72192

deel

Technische research (Energie) Hightech, Energie maatwerk CBS

72192

rest

Technische research (restgroep) Hightech maatwerk CBS

72199

deel

R&D natuurwetenschap, geen biotech

(Tuinbouw)

Tuinbouw maatwerk CBS

72199

deel

R&D natuurwetenschap, geen biotech

(Energie)

Energie maatwerk CBS

72199

deel

R&D natuurwetenschap, geen biotech

(Water)

Water maatwerk CBS

72113

deel

Overige biotechnologische research

(Water)

Water maatwerk CBS

72113

deel

Overige biotechnologische research

(Energie)

Energie maatwerk CBS

7311 Reclamebureaus Creatieve industrie

74201 Fotografie Creatieve industrie

7410 Industrieel design Creatieve industrie

8130 Hoveniersbedrijven Tuinbouw

Page 33: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

33

SBI Omschrijving topsector

82991

deel

Landbouw- en visveilingen (Tuinbouw) Tuinbouw maatwerk CBS

90011 Beoefening van podiumkunst Creatieve industrie

90012 Producenten van podiumkunst Creatieve industrie

9002 Diensten voor uitvoerende kunst Creatieve industrie

9003 Scheppende kunst Creatieve industrie

91019 Openbare archieven Creatieve industrie

91021 Musea Creatieve industrie

9103 Monumentenzorg Creatieve industrie

n.v.t. Ledenlijst NVPI website Creatieve industrie maatwerk CBS

n.v.t. Ledenlijst DGA website Creatieve industrie maatwerk CBS

De sector ‘duurzame energie’ is in statistische zin complex gedefinieerd:

Omschrijving SBI2008 SBI 2008 Secundaire

bron

Gehele SBI Maatwerk

Pre-exploitatiefase

Zon-PV Radar x

Zon- CSP Radar x

Zonthermisch Radar x

Biogas Radar x

Biomassa&afval Radar x

Biobrandstoffen Radar x

Bioraffinage Radar x

Wind op land Radar x

Wind op zee Radar x

Warmte en geothermie Radar x

Energie uit water Radar x

Energiebesparing Radar x

Elektrisch vervoer Radar x

Smart grids Radar

Waterstoftechnologie Radar

C02-afvang en opslag Radar

Beheer en exploitatie van

transportnetten voor elektriciteit,

aardgas en warm water

35.12

x

Distributie van elektriciteit en

gasvormige brandstoffen via

leidingen

35.13

x

Handel in elektriciteit en in gas via

leidingen 35.14

x

Productie en distributie van stoom en

gekoelde lucht 35.30

x

Vervaardiging van batterijen en

accumulatoren 27.2

x

Speur- en ontwikkelingswerk 72.113

72.192

72.199

x

Bron: CBS.

Page 34: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 35: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

35

Literatuur

CBS, Monitor topsectoren - Methodebeschrijving en tabellenset, CBS/ Centrum

voor Beleidsstatistiek, Den Haag, 2012a.

CBS, Monitor topsectoren - Uitkomsten eerste meting, CBS/Centrum voor

Beleidsstatistiek, Den Haag, 2012b.

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Kamerbrief ’Naar de

top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid’, Den Haag, 4 februari

2011.

Oostrom, Lotte , Wilco de Jong, Ellen Dames, Jamie Graham, Sita Tan, Carlijn

Verkleij en Chantal Wagner-Brakus, Nulmeting Monitor Topsectoren - Uitkomsten

Fase 1, CBS, Centrum voor Beleidsstatistiek, Den Haag, april 2012

Panteia/EIM, Topsectoren: beeld en ontwikkeling, Zoetermeer, 2012;

http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatie&besteln

ummer=A201353

TNO, De economische Verwevenheid van topsectoren in Nederland, 2011

Page 36: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren
Page 37: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

37

De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee

reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De

meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.

Recente Publieksrapportages

A201374 14-1-2014 MKB Rating: Smaakt naar meer, onderzoek naar bekendheid

en gebruik van ratings door MKB-bedrijven

A201373 7-1-2014 Vertrouwen in eigen bedrijf keldert:

ondernemersvertrouwen door de jaren heen

A201370 19-12-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014

A201369 23-12-2013 Ondernemen in de horecasector 2013

A201368 23-12-2013 Ondernemen in de groothandelsector 2013

A201367 23-12-2013 Ondernemen in de overige dienstverlening 2013

A201366 23-12-2013 Ondernemen in de bouwsector 2013

A201365 23-12-2013 Ondernemen in de transportsector 2013

A201364 23-12-2013 Ondernemen in de autosector 2013

A201363 19-12-2013 Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het

MKB

A201362 23-12-2013 Ondernemen in de zakelijke dienstverlening 2013

A201361 23-12-2013 Ondernemen in de metaalelektro 2013

A201360 23-12-2013 Ondernemen in de voedings- en genotmiddelenindustrie

2013

A201359 23-12-2013 Ondernemen in de detailhandel 2013

A201358 17-12-2013 De grijze ondernemer. Internationale vergelijking van de

grijze ondernemer

A201355 10-12-2013 Opleiding en scholing van zzp’ers – Resultaten zzp-panel

meting I van 2013

A201354 26-11-2013 Internationale benchmark ondernemerschap 2013.

Tabellenboek

A201353 19-11-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update oktober 2013

A201352 28-01-2014 Technologische en sociale innovatie in een concurrerende

markt

A201351 21-11-2013 Innovatie en internationalisering in het MKB

A201350 12-11-2013 Innovatie in het MKB, ontwikkelingen in de periode 2002-2013

A201349 31-10-2013 Fulfilment van online verkoop

A201348 15-10-2013 De overheid als klant van het MKB

A201347 26-09-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014

A201346 08-10-2013 De innovativiteit van het MKB in 2013

A201345 19-09-2013 Monitor buitenlandse investeringen MKB

A201344 14-11-2013 Sectorale veranderingen in de Nederlandse economie

A201343 03-04-2013 Geen vertrouwen ondernemers in het economische beleid -

Najaar 2013

A201342 12-09-2013 Verschillen tussen uitzendondernemingen

A201341 17-10-2013 Economische effecten verlaging van de administratieve

lasten voor het bedrijfsleven

A201340 19-08-2013 Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011

Page 38: De effecten van de topsectoren op de bredere economie · 2014. 3. 11. · de Chemie en 0,78 voor de Creatieve industrie. De gemiddelde waarde van deze multiplier voor de topsectoren

38

A201339 22-08-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update augustus 2013

A201338 12-09-2013 Bedrijfsfinanciering: zó kan het ook!

A201337 03-09-2013 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012

A201336 27-11-2013 Inkomens Zelfstandigen 2012

A201335 01-07-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014 – Update juni

A201334 15-07-2013 De rol van sociale media bij innovatie door zzp’ers

A201333 02-07-2013 Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren

A201332 02-07-2013 Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording

A201331 04-07-2013 Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers

A201330 25-06-2013 Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?

A201329 18-06-2013 Monitor Inkomens Ondernemers

A201328 27-06-2013 Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie

A201327 16-07-2013 Innoveren achter de schermen

A201326 19-07-2013 De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014

A201325 9-07-2013 Minirapportage biomaterialen

A201324 5-06-2013 Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren

A201323 06-06-2013 Kleinschalig ondernemen 2013

A201322 13-06-2013 Topsectoren in beeld - Bekendheid met het

topsectorenbeleid en beleving van het ondernemingsklimaat

A201321 21-05-2013 Administratieve lasten MKB

A201320 04-06-2013 Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers

A201319 11-06-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling

A201318 April 2013 MKB en ondernemerschap in zakformaat, Editie 2012/2013

A201317 16-05-2013 Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland

A201316 31-05-2013 Intellectueel eigendom topsectoren

A201315 07-05-2013 MKB verdeeld over kabinetsbeleid

A201314 02-05-2013 Topsectoren in beeld

A201313 28-03-2013 Concurrentie in het MKB

A201312 25-03-2013 Alles flex, is dat een mismatch?

A201311 09-04-2013 Challengers: hun kenmerken en succesfactoren

A201310 04-04-2013 Wie wordt werkgever?

A201309 16-04-2013 Oudedagsvoorziening in het MKB

A201308 11-04-2013 Benchmark klanten Qredits

A201306 21-02-2013 De waarde van sociaal ondernemerschap

A201305 24-01-2013 Grondstofschaarste?

A201304 02-04-2013 Gezocht: werklocatie 3.0

A201303 24-01-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en

2013 - Update december

A201302 08-01-2013 Financiering van innovatie in het MKB

A201218 15-01-2013 Samen starten

A201217 17-01-2013 Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder

personeel

A201216 9-1-2013 Financieringsmonitor topsectoren 2012

A201215 19-12-2012 Ondernemen zonder personeel

A201214 7-12-2012 Meer innovatie door buitenlanders?!

A201213 4-12-2012 Meerwaarde van studentbedrijven

A201212 4-12-2012 Duurzaam ondernemen in het MKB

A201211 12-11-2012 Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands

A201210 19-11-2012 Gebruikers en communities