De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de...

28
1 De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom Inleiding: niets zo onvoorspelbaar als Cuba Weinig landen hebben de geschiedenis zo getart als Cuba na 1959. Van bij de start voorspelden Cuba-waarnemers het spoedig einde van deze eigenzinnige revolutie. De onervaren Fidel Castro beschouwden ze als een overgangsfiguur en het was ondenkbaar dat de VS een linkse koers in hun achtertuin zouden dulden. Met de regelmaat van de klok orakelden ze dat de revolutie economisch niet kon overleven en dat er sociale onrust zou uitbreken. Hun voorspellingen kwamen niet uit. Toen de Oostbloklanden eind jaren tachtig echter een voor een de overstap maakten naar het kapitalisme zouden ze eindelijk toch gelijk krijgen. Het was een kwestie van maanden, misschien jaren vooraleer deze tropische revolutie de geest zou geven. De Cuba-kenners vergistten zich opnieuw. De Cubanen hielden stand. Sinds het begin van de revolutie overleefde het eiland een diplomatiek isolement, een militaire invasie van een supermacht, de langste economische blokkade uit de wereldgeschiedenis en de zwaarste economische crisis dat een Westers land trof sinds de Tweede Wereldoorlog. De revolutie bleek veel veerkrachtiger dan gedacht. Maar, zo repliceren de Cuba-experten vandaag, dat is in grote mate te danken aan de figuur van Fidel Castro. En deze keer hebben ze wel een punt. We deden zelf diepgaand onderzoek naar de rol die Fidel Castro heeft gespeeld in de Cubaanse revolutie. We kwamen tot de vaststelling dat hij niet alleen de strategische lijnen heeft uitgezet om het land doorheen moeilijke perioden te loodsen, zijn charisma en overtuigingskracht waren ook vaak bepalend om de eenheid te bewaren en de bevolking achter het revolutionair project te krijgen en te houden. Zijn fysieke aanwezigheid en rechtstreekse betrokkenheid daarbij waren een niet te onderschatten factor. 1 Meteen stelt zich dan de vraag: wat na Fidel? Als het impact van een individu zo groot is, kan de revolutie zichzelf dan overleven wanneer dat individu er niet meer is? Zal het schip zonder zijn eerste stuurman niet vroeg of laat stranden of zinken? Zullen de Cuba-kenners met hun hardnekkige voorspelling van het einde van de revolutie deze keer wel gelijk krijgen? We kunnen niet in een glazen bol kijken, maar wel een aantal elementen aanreiken die het post-Castrotijdperk vermoedelijk mee zullen bepalen. Vooreerst neemt het belang van historische leiders af naarmate de tijd loopt. In de beginfase van een revolutionair proces zijn zij doorgaans onvervangbaar, maar dat blijft niet zo. Toen de rebellen Havana binnentrokken beschikten ze nauwelijks over kaders en was de politieke eenheid zeer fragiel. Er was ook veel onervarenheid en het land stond binnen het westers halfrond vrij snel geïsoleerd. Was Fidel begin jaren zestig van het toneel verdwenen, dan had de revolutie het heel moeilijk gehad om stand te houden. Daarom is hij ook het doelwit geweest van een record aantal moordpogingen. Vandaag is de Cubaanse revolutie veel steviger dan vijftig jaar geleden en is de aanwezigheid van Fidel Castro veel minder belangrijk. De politieke leiding heeft vijftig jaar ervaring opgedaan, is geconsolideerd en is veel beter gevormd dan de baardige rebellen in 1959. Een nieuwe generatie staat klaar. Niet dat de overdracht foutloos verloopt. Dat bleek uit het ontslag in februari 2009 van Carlos Lage en Felipe Pérez

Transcript of De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de...

Page 1: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

1

De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom

Inleiding: niets zo onvoorspelbaar als Cuba Weinig landen hebben de geschiedenis zo getart als Cuba na 1959. Van bij de start voorspelden Cuba-waarnemers het spoedig einde van deze eigenzinnige revolutie. De onervaren Fidel Castro beschouwden ze als een overgangsfiguur en het was ondenkbaar dat de VS een linkse koers in hun achtertuin zouden dulden. Met de regelmaat van de klok orakelden ze dat de revolutie economisch niet kon overleven en dat er sociale onrust zou uitbreken. Hun voorspellingen kwamen niet uit. Toen de Oostbloklanden eind jaren tachtig echter een voor een de overstap maakten naar het kapitalisme zouden ze eindelijk toch gelijk krijgen. Het was een kwestie van maanden, misschien jaren vooraleer deze tropische revolutie de geest zou geven. De Cuba-kenners vergistten zich opnieuw. De Cubanen hielden stand. Sinds het begin van de revolutie overleefde het eiland een diplomatiek isolement, een militaire invasie van een supermacht, de langste economische blokkade uit de wereldgeschiedenis en de zwaarste economische crisis dat een Westers land trof sinds de Tweede Wereldoorlog. De revolutie bleek veel veerkrachtiger dan gedacht. Maar, zo repliceren de Cuba-experten vandaag, dat is in grote mate te danken aan de figuur van Fidel Castro. En deze keer hebben ze wel een punt. We deden zelf diepgaand onderzoek naar de rol die Fidel Castro heeft gespeeld in de Cubaanse revolutie. We kwamen tot de vaststelling dat hij niet alleen de strategische lijnen heeft uitgezet om het land doorheen moeilijke perioden te loodsen, zijn charisma en overtuigingskracht waren ook vaak bepalend om de eenheid te bewaren en de bevolking achter het revolutionair project te krijgen en te houden. Zijn fysieke aanwezigheid en rechtstreekse betrokkenheid daarbij waren een niet te onderschatten factor.1 Meteen stelt zich dan de vraag: wat na Fidel? Als het impact van een individu zo groot is, kan de revolutie zichzelf dan overleven wanneer dat individu er niet meer is? Zal het schip zonder zijn eerste stuurman niet vroeg of laat stranden of zinken? Zullen de Cuba-kenners met hun hardnekkige voorspelling van het einde van de revolutie deze keer wel gelijk krijgen? We kunnen niet in een glazen bol kijken, maar wel een aantal elementen aanreiken die het post-Castrotijdperk vermoedelijk mee zullen bepalen. Vooreerst neemt het belang van historische leiders af naarmate de tijd loopt. In de beginfase van een revolutionair proces zijn zij doorgaans onvervangbaar, maar dat blijft niet zo. Toen de rebellen Havana binnentrokken beschikten ze nauwelijks over kaders en was de politieke eenheid zeer fragiel. Er was ook veel onervarenheid en het land stond binnen het westers halfrond vrij snel geïsoleerd. Was Fidel begin jaren zestig van het toneel verdwenen, dan had de revolutie het heel moeilijk gehad om stand te houden. Daarom is hij ook het doelwit geweest van een record aantal moordpogingen. Vandaag is de Cubaanse revolutie veel steviger dan vijftig jaar geleden en is de aanwezigheid van Fidel Castro veel minder belangrijk. De politieke leiding heeft vijftig jaar ervaring opgedaan, is geconsolideerd en is veel beter gevormd dan de baardige rebellen in 1959. Een nieuwe generatie staat klaar. Niet dat de overdracht foutloos verloopt. Dat bleek uit het ontslag in februari 2009 van Carlos Lage en Felipe Pérez

Page 2: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

2

Roque, twee veelbelovende en relatief jonge ministers. De zaak toont wel aan dat de huidige leiding de lat hoog legt voor de toekomstige generatie. Toch is het weinig waarschijnlijk dat de opvolger van Raúl Castro, zelf ook al een stuk voorbij de zeventig, van hetzelfde kaliber zal zijn als Fidel. Maar misschien hoeft dat ook niet. De Chinese revolutie was er wellicht niet gekomen zonder Mao en de Vietnamese niet zonder Ho Chi Minh. Maar wie kent de huidige premier van China of de president van Vietnam? Op het moment dat we dit schrijven staat Fidel reeds meer dan drie jaar niet meer aan het roer. Het post-Fideltijdperk is eigenlijk al begonnen. Het is daarbij interessant om vast te stellen dat Washington, ondanks plannen voor een regimewissel bij ziekte of dood van Fidel, weinig heeft kunnen ondernemen in die zin. Er kwam ook geen politieke koerswijziging zoals velen voorspeld hadden en er zijn geen tekenen van verdeeldheid binnen de leiding. De Cubaanse autoriteiten kunnen tot op vandaag rekenen op brede steun bij de bevolking.2 Een ander belangrijk element is de aparte, Cubaanse invulling van het begrip revolutie. Voor de Cubanen begon de revolutie niet met de gewapende strijd in december 1956 onder leiding van Fidel Castro, maar al veel vroeger, namelijk in 1868, bij de eerste onafhankelijkheidsstrijd. De tweede opstand tegen de Spanjaarden in 1878 en de derde in 1895, de kortstondige revolutionaire regering in 1933,3 de aanval op de Moncadakazerne in 1953,4 maar ook het afslaan van de invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van de Vijf in Miami6 … het zijn allemaal etappes van datzelfde grote historische proces. Met andere woorden de revolutie begon niet met Fidel en zal er ook niet mee eindigen. Er zijn weinig landen waar het verleden zo sterk verankerd is in het heden als in Cuba. Fidel Castro zal net als Camilo Cienfuegos7 Che Guevara, José Martí,8 Carlos Manuél de Céspedes9 en vele andere voortleven in het collectief geheugen van de Cubanen en in die zin een blijvende rol spelen in de toekomst van het land. Die toekomst zal volgens ons niet zozeer bepaald worden door wie de volgende Cubaanse president wordt, maar wel of en hoe de uitdagingen waar het land voor staat, worden aangepakt. Daarover handelt het eerste deel van deze paper. Die uitdagingen zijn in de eerste plaats van sociaaleconomische aard. We vragen ons ook af of Cuba onder Raúl Castro een andere economische koers zal varen, meer bepaald in de richting van China. In het tweede deel staan we stil bij de sociale situatie van de Cubanen met o.a. de problematiek van de armoede en de verdeling van de rijkdom. Dit deel is de vrucht van een koopkrachtstudie die we uitvoerden in de zomer van 2009. Een correcte beeld van de sociale situatie is onontbeerlijk om iets zinnigs te kunnen zeggen over de toekomst van het eiland.

1. De sociaaleconomische uitdagingen anno 2010 “De taak waar de Cubaanse communisten en heel ons volk voor staat is groot: we moeten op basis van de grootst mogelijke participatie van de bevolking de socialistische maatschappij definiëren die we nastreven en die we kunnen opbouwen in de actuele en toekomstige omstandigheden. We moeten het economisch model omschrijven dat gunstig is voor onze landgenoten en de onomkeerbaarheid

Page 3: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

3

verzekeren van het sociaal-politiek bestel van ons land, wat de enige garantie is voor zijn werkelijke onafhankelijkheid.”10 Zo klonk een merkwaardige passage uit het discours van Raúl Castro voor het Cubaanse parlement op 1 augustus 2009. De Cubaanse revolutie staat blijkbaar voor belangrijke verbouwingswerken. Dat is niet zo verwonderlijk, want een revolutie die zich niet regelmatig vernieuwt, die zijn fouten niet tijdig rechtzet of niet inspeelt op veranderende omstandigheden, kan niet overleven. In Cuba is dat des te meer het geval omdat de externe omstandigheden gedurende de laatste vijftig jaar een aantal keer op een extreme wijze wijzigden. De voorbije halve eeuw werd inderdaad gekenmerkt door verschillende golven van ingrijpende veranderingen. In de jaren zestig moest de Cubaanse economie zich volledig heroriënteren na de abrupte en volledige breuk met de VS, tot dan toe dominant op het eiland. De eerste tien jaar waren ook één grote zoektocht, met nogal wat kronkels, naar het best passend ontwikkelingsmodel. In de jaren zeventig kreeg dat model vaste vorm en integreerde de economie zich in die van de landen van de Comecon. Dat bood heel wat voordelen maar bracht ook ernstige nadelen met zich mee. Halverwege de jaren tachtig werd een omvattende rectificatiecampagne afgekondigd om fouten uit die periode recht te zetten. Veel tijd om dat te doen kregen de Cubanen niet, want enkele jaren later viel de Berlijnse Muur en werd de economische levensader van het eiland voor de tweede maal in dertig jaar tijd doorgeknipt. Ook de blokkade werd aangescherpt. De economie stond voor een nooit geziene ineenstorting. Het was een kwestie van overleven: er werd een Speciale Periode afgekondigd met zeer ingrijpende hervormingen. De revolutie stond er in de jaren negentig praktisch alleen voor, maar vanaf het begin van het nieuwe millennium kwam daar verandering in. Venezuela, maar ook China en Brazilië werden belangrijke economische partners en boden nieuwe perspectieven. Ondertussen was de revolutie stilaan aan het bekomen van de opdoffer van de jaren negentig en kwam er weer wat ruimte om orde op zaken te stellen. En daar zijn ze nu kennelijk mee begonnen. Het startschot werd gegeven door Fidel in november 2005. Daarin waarschuwde hij dat het grootste gevaar voor de revolutie niet van buiten maar wel van binnen kwam. Hij lanceerde toen een frontale aanval op de wijdverspreide corruptie. In de zomer van 2007 nam Raúl die draad op en klaagde het gebrek aan efficiëntie in de economie aan. Hij lanceerde een grote consultatie van de bevolking, zoals dat ook gebeurd was bij het begin van de Speciale Periode. Die bevraging is ondertussen afgerond en op basis daarvan worden nu met de nodige omzichtigheid een aantal hervormingen gelanceerd. In 2008-2009 waren er wel verschillende spelbrekers. Vooreerst raasden in de herfst van 2008 op enkele weken tijd drie cyclonen over het eiland en richtten daarbij nooit geziene schade aan. Een op zeven huizen werd beschadigd of vernield. De schade liep zo maar eventjes op tot 20% van het Bruto Binnenlands Product. Dan kwam de economische en financiële crisis. Die trof het eiland net zoals de rest van de regio hard. De prijs van nikkel, het belangrijkste export product van Cuba, kelderde terwijl de prijs van het voedsel, het belangrijkste importproduct, pijlsnel steeg. Dat laatste was het gevolg van mislukte oogsten wereldwijd en de toegenomen vraag op de wereldmarkt. Door de crisis geven de toeristen op Cuba minder uit en komen er ook minder dollars binnen van familieleden uit het buitenland. Er ontstond een tijdelijk

Page 4: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

4

maar acuut tekort aan euro’s, dollars en andere deviezen. Het is met die buitenlandse deviezen dat het land zijn inkopen moet doen op de buitenlandse markt. Doordat tekort moest er bespaard worden op de invoer van olie, dus op energiegebruik: ‘Ahorro o muerte’.11 Het opvangen van het deviezentekort en het herstellen van de vernielingen door de orkanen waren de meest zichtbare en dringende uitdagingen waar het eiland voor stond en staat. Maar daarnaast zijn er twee belangrijke structurele uitdagingen die de toekomst zullen bepalen en daar willen we het hier verder over hebben.

1.1. De kloof tussen de economie en rest De meest fundamentele uitdaging voor de revolutie is de kloof tussen de economische sfeer en de sociale, culturele en intellectuele sfeer. Met betrekking tot die laatste drie sferen heeft het eiland een peil vergelijkbaar met een doorsnee rijk land. Met zijn elf miljoen inwoners heeft Cuba bijvoorbeeld anderhalve keer zoveel universitairen als België.12 De economie daarentegen heeft het profiel van de relatief arme landen in de regio. Die hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling veroorzaakt hoge verwachtingen, maar daar is geen economisch draagvlak voor. De zwakke economische basis is het gevolg van de economische blokkade en de economische achteruitgang ten gevolge van de val van de Sovjet-Unie. Indien Cuba normale handelsrelaties met de rest van de wereld zou hebben en indien het na 1989 hetzelfde groeipad had gehad van de eerste dertig jaar, dan zou Cuba nu dezelfde levensstandaard hebben als Italië (BNP per inwoner uitgedrukt in $ PPP).13 Maar dat is dus niet het geval en dat veroorzaakt frustraties bij de bevolking. Je bent toppianist maar je hebt geen vleugelpiano, je bent chirurg maar je beschikt niet over een eigen wagen, je bent ingenieur maar je hebt geen gsm of eigen laptop … Overal ter wereld zijn hoogopgeleide werknemers goed bemiddeld. In Cuba is dat niet het geval en kan het – op dit moment – ook niet zijn, want dan zou hun rijkdom ten koste gaan van het welzijn van de rest van de bevolking. Dat gegeven wordt nog versterkt door het demonstratie-effect dat van het toerisme uitgaat. Het digitale fototoestel, de iPod en de gsm zijn voor een toerist de normaalste zaak, maar voor een meerderheid van Cubanen zo goed als onbereikbaar. Dat steekt de ogen uit. Deze frustraties in de consumptiesfeer hebben een belangrijk effect in de productiesfeer. Hoe stimuleer je mensen om efficiënt te werken als je met het loon geen felbegeerde luxeproducten kan kopen omdat dat loon te laag is of omdat de verkoop van die luxeproducten verboden is? Hoe ga je bijvoorbeeld bij een temperatuur van meer dan dertig graden en een zeer hoge vochtigheidsgraad hooggeschoolde jongeren motiveren om in de landbouw te gaan werken, zeker als de tewerkstelling toch verzekerd is? In die zin is Cuba ook een beetje slachtoffer van zijn eigen succes. In 2008 werd de verkoop van gsm’s, laptops en dvd-spelers gelegaliseerd. Dat is een stap in de goede richting, maar geldt natuurlijk maar voor een beperkt deel van de bevolking. De enige structurele oplossing om de frustraties in de consumptiesfeer op te lossen bestaat in het versneld wegwerken van de economische achterstand. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De laatste jaren groeit Cuba gemiddeld al meer dan 3 procent sneller dan de rest van Latijns-Amerika. Alles kan altijd beter, maar er zijn natuurlijk grenzen. En die grenzen worden in het geval van Cuba bepaald door minstens drie factoren. Er is vooreerst de blokkade die niet alleen het

Page 5: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

5

land jaarlijks enkele procenten van zijn BNP kost, maar het land naast kredieten ook technologie ontzegt die het broodnodig heeft om zijn productiviteit (en dus economische groei) te verhogen. De vergrijzing is een tweede belangrijke groeiremmer. Tenslotte is er de klimaatopwarming die voor steeds langere droogtes en heviger orkanen zorgt.

Economische groei in %

5,5

4,3

5,3 5,6

4,6

-1,9

5,8

11,212,1

7,3

4,3

1,4

2004 2005 2006 2007 2008 2009

Lat. Am. Cuba

5° 5° 1° 4° 11°

Bron: Cepal

orkanen

wereldcrisis

Grafiek 1: de cijfers onder de jaartallen geeft aan de hoeveelste

plaats Cuba innam op het vlak van economische groei in Latijns-Amerika14

Er zijn minstens vier mogelijke pistes om de groei te versnellen. De eerste is de gemakkelijkste, maar heeft Cuba zelf niet in de hand, met name de toelating voor VS-burgers om Cuba te bezoeken. Indien dit zou gebeuren dan zou dat een ware boost betekenen voor het toerisme op het eiland, de belangrijkste bron van buitenlandse deviezen. Het aantal toeristen zou op korte termijn zo goed als verdubbelen, wat het BNP met enkele procenten zou aandikken, het deviezentekort in een klap oplossen en de waarde van nationale munt gevoelig versterken. Deze maatregel zou wellicht ook het einde van de economische blokkade bespoedigen, ook al goed voor een aantal extra procenten economische groei. Maar die maatregelen worden helaas in Washington beslist. Een tweede piste is de oliewinning. In de Golf van Mexico, binnen Cubaanse territoriale wateren, zijn beloftevolle olievoorraden gevonden. De ontginning ervan zou het eiland niet alleen belangrijke deviezen opleveren, het land zou meteen ook een stuk kredietwaardiger zijn en veel gemakkelijker buitenlandse investeerders aantrekken. Maar deze piste is niet zonder problemen of risico’s. Vooreerst vereist de ontginning dure investeringen en gespecialiseerde know how, iets waarover Cuba zelf niet beschikt. Maar vooral, de olievelden liggen vlakbij de territoriale wateren van de VS. Het is maar de vraag of zij de Cubanen deze bonanza zullen gunnen en of ze die niet liever zelf zullen willen inpikken. Als het om olie gaat zit het Witte Huis niet verlegen om een oorlogje. Een derde piste is het oriënteren van de economie op sectoren met een hogere toegevoegde waarde. Het gaat hier vooral om hightech sectoren. Het uitstekende

Page 6: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

6

onderwijs en de hoge scholingsgraad zijn hier belangrijke troeven. Vanaf de jaren tachtig gebeurden reeds belangrijke inspanningen in de sectoren van de biotechnologie en farmacie en vanaf 2002 werd een geavanceerde informatica universiteit op poten gezet. Maar om de troef van de hoge scholingsgraad nog meer en beter uit te spelen, moeten de technische opleidingen meer prioriteit krijgen. Vandaag kiezen in verhouding nog teveel studenten voor humane richtingen. Een heroriëntering qua studierichtingen alleen volstaat niet. De uitbouw van hightech sectoren vergt zeer grote investeringen en die zullen voornamelijk uit het buitenland moeten komen. Wat dat betreft gaat het de laatste jaren in de goede richting. De toenemende assertiviteit van de zogenaamde groeilanden op het wereldtoneel vertaalt zich in een groeiende Zuid-Zuid samenwerking.15 Cuba draagt daar zelf zijn steentje bij, vooral op medisch vlak, maar plukt daar ook de vruchten van. Ook speelt de toenemende integratie van Latijns-Amerika in het voordeel. Sectoren waarin Cuba een comparatief voordeel heeft zijn o.a. biotechnologie, farmaceutische nijverheid, medische apparatuur, informatietechnologie en medische dienstverlening. Het land heeft ook nog potentieel op gebied van o.a. automatisering, ingenieurswetenschappen, milieuprojecten en onderwijs. Om zo’n heroriëntering mogelijk te maken is een goede lange termijnplanning noodzakelijk. Daarom wordt opnieuw aangeknoopt met de traditie van een vijfjarenplan.16 Een laatste piste is de verhoging van de productiviteit. In de meeste sectoren is die veel te laag. Dat is het gevolg van bureaucratie, maar vooral ook van een lage arbeidsmotivatie en een relatief hoge graad van corruptie. Die laatste twee gegevens zijn op hun beurt het gevolg van het dubbele muntsysteem en de ontkoppeling van arbeid, salaris en koopkracht. We werken dat in detail hieronder uit. Wat de bureaucratie betreft onderschrijven we de idee van Hugo Chávez dat de bureaucratie de cholesterol is van de economie, maar men moet men zich daarbij wel hoeden voor te simpele medicijnen. In een economie die aangestuurd wordt door de politiek en waarin het sociale voorgaat op de winstmaximalisatie, is een zekere graad van bureaucratie onvermijdelijk. Als men de economische dynamiek vrij spel geeft gaat dat ten koste van sociale prioriteiten. Maar omgekeerd doodt een te strakke aansturing elke dynamiek en ondermijnt ze het economisch draagvlak voor de sociale doelstellingen. Het is geen gemakkelijke evenwichtsoefening. In de jaren negentig zijn er al pogingen geweest om zowel de macro- als micro-economische planning te perfectioneren, met verdeeld succes. Raúl Castro heeft in de zomer van 2008 al te kennen gegeven dat hij het bij die pogingen niet wil laten. Er wordt gedacht aan meer autonomie voor het bedrijfsmanagement en de coöperativisering van de kleinhandel, die nu grotendeels direct door de staat wordt gecontroleerd. Op 1 augustus 2009 werd een Algemene Controlewet in het parlement gestemd die alle bedrijven aan een audit zal onderwerpen met het doel de efficiëntie te verhogen en de corruptie te verminderen.

1.2. De kloof tussen arbeid, salaris en koopkracht Een tweede fundamentele uitdaging heeft te maken met de gevolgen van de Speciale Periode.17 De economie kromp met 35%. Men kan zich nauwelijks voorstellen wat dat betekent. Statistisch gesproken moest de Cubaanse revolutie op dat moment uit elkaar gespat zijn. Landen met een gelijkaardige economische terugval of zelfs met veel minder, worden steevast geconfronteerd met

Page 7: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

7

burgeroorlogen en in het beste geval met massale opstanden, plunderingen, anarchie, een staatsgreep of een regeringsval. Cuba overleefde de opdoffer en had 15 jaar nodig om terug op hetzelfde peil te geraken als 1989. Qua economische ontwikkeling liep het land dus 15 jaar vertraging op, maar er waren ook belangrijke blijvende gevolgen. De landbouw geraakte compleet ontredderd. In de jaren tachtig behoorde Cuba tot de groep landen met de hoogst gemechaniseerde landbouw van de wereld. Bij gebrek aan wisselstukken en deviezen werd het hele machinepark binnen de kortste keren onbruikbaar. Door het ontbreken van adequate dierenvoeding en de acute nood aan voedsel voor de bevolking werd de veestapel gedecimeerd. Voor de Cubaanse economie in zijn geheel was die situatie bijzonder ernstig. Als klein en kwetsbaar ontwikkelingsland werd het voortaan blootgesteld aan de impact van de wereldmarkt. Bovendien kreeg het nauwelijks tijd om zich daar op voor te bereiden. Het eiland verloor zijn voordelige commerciële relaties en moest zijn import vanaf dat moment in harde deviezen betalen. Ook voor zijn exportproducten, toen vooral suiker en nikkel, werd het land voortaan blootgesteld aan de schommelende wereldmarktprijzen. Bovendien scherpten de VS in die periode de economische blokkade nog gevoelig aan via de wetten Torricelli (‘92) en Helms-Burton (’96). Voortaan werden derde landen onder druk gezet om geen handel te drijven met Cuba of te investeren in dat land. Voor kredieten kon Cuba eveneens niet langer meer rekenen op de Sovjet-Unie. Een van meest nefaste aspecten van die nieuwe situatie was het kelderen van de nationale munt, de peso. Vóór 1989 was de officiële koers: 1 dollar = 1 peso. Op de zwarte markt kon je toen één dollar ruilen voor 7 peso. Op het dieptepunt van de crisis moest je voor een dollar liefst 150 pesos op tafel leggen. Allerhande maatregelen werden genomen om die onhoudbare kloof te dichten, met redelijk succes. De zwarte markt werd uitgeschakeld en vanaf 1996 schommelde de koers rond de 20 à 25 peso voor een dollar. Dat was al stukken beter dan in 1994 maar wel drie tot viermaal minder waard dan in de periode voor 1989. Om zoveel mogelijk te kunnen beschikken over buitenlandse deviezen voerde de regering een nieuwe munt in, de CUC, ter waarde van iets meer dan één dollar. Dat dubbele muntsysteem kon echter niet verhinderen dat er een kloof ontstond tussen Cubanen die om diverse redenen over buitenlandse deviezen beschikken (60%), en de overige landgenoten. Dat had ernstige gevolgen zowel voor het arbeidsethos als voor de prijsstructuur van de consumptie. We concentreren ons hier op het eerste gevolg, het tweede gevolg werken we uit in het deel twee van deze paper. Het salaris, dat in peso wordt uitbetaald, is praktisch waardeloos geworden in vergelijking met de dollar of de CUC. Wie enkel over pesos beschikt moet naar verhouding onmogelijke prijzen betalen voor een paar schoenen, een stuk vlees bovenop het basisaanbod of bijvoorbeeld een microgolfoven. Hard werken of niet, je zal met je loon weinig kunnen aanvangen. Er is m.a.w. geen rechtstreeks verband meer tussen de arbeid, het salaris en de koopkracht. Zo’n situatie is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie. Waarom zou je best doen als je met de geleverde inspanning praktisch niets kan aankopen? Nogal wat Cubanen nemen daarom hun toevlucht tot illegale activiteiten om aan extra CUC’s te geraken. Maar zo wordt een neerwaartse spiraal op gang gebracht. Omdat de arbeidsmotivatie laag is gaat de dienstverlening of de kwaliteit van de productie (in pesos) achteruit. Wil je een betere dienstverlening of betere kwaliteit dan betaal je daarvoor veel duurder in CUC’s, al dan niet in het zwart. Maar dan moet je wel over die CUC’s beschikken, en dat kan

Page 8: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

8

alleen door zelf wat te sjoemelen of over te stappen naar het CUC-circuit. En zo is de cirkel rond en krijg je een wijdverspreid systeem van ‘plantrekkerij’. De Cubaanse werknemers dreigen daardoor te vervreemden van het economisch gebeuren. Ze voelen zich niet langer meer verantwoordelijk voor het eindproduct of de dienstverlening en nog minder eigenaar van de productiemiddelen, hetgeen nochtans een essentiële peiler is van het socialisme. Die situatie is op de lange duur onhoudbaar. Op kortere termijn moet het verband tussen de arbeid, het salaris en de koopkracht hersteld worden. Het loon moet meer gekoppeld worden aan inzet en resultaat. Sinds 2008 vaardigde de regering in dat verband een reeks maatregelen uit zoals de loonsverhoging in het onderwijs, het invoeren van loon naar werk of de mogelijkheid om twee jobs uit te oefenen. Vanaf het academiejaar 2009-2010 zijn ook studentenjobs toegelaten. In een toenemend aantal bedrijven wordt het loon ook gekoppeld aan de individuele inzet (werkijver, stiptheid) van de werknemer. Deze maatregelen zijn een goede aanzet, maar ze zijn zeker niet voldoende en het probleem zal ook niet van vandaag op morgen opgelost geraken. Daarnaast moet het salaris opnieuw de uitdrukking worden van de koopkracht. De prijzenstructuur lijkt voor buitenstaanders heel bizar: zo bijvoorbeeld kost de maandelijkse factuur voor energie en water evenveel als twee biertjes in de CUC sector. Dat is omdat de basisgoederen en –diensten (in pesos) zwaar gesubsidieerd zijn terwijl er voor de extra’s relatief hoge prijzen wordt aangerekend. Dat voorkomt het ontstaan van een heuse kloof tussen rijk en arm. Dit systeem is waardevol maar vertoont excessen en is aan correctie toe. Het kan niet dat een maandloon dient neergeteld te worden voor de aankoop van een nieuwe jeans of een paar schoenen. Maar het is evengoed absurd dat gezinnen soms geen blijf weten met hun maandelijks rantsoen van basisproducten als rijst of suiker. Het rantsoen is te hoog en het loon te laag. De recente maatregel om de gratis maaltijd op het werk af te schaffen en te vervangen door een extra loon van 15 peso per dag, moet gezien worden in dit kader. Globaal gesproken moet de subsidiëring een nieuwe oriëntatie krijgen: niet zozeer de goederen maar de (zwakke) personen moeten gesubsidieerd worden. Dat is delicaat omdat de voedselsubsidie zeer diep ingeworteld is in de Cubaanse samenleving en gezien wordt als een verworvenheid. De heroriëntatie verloopt het best geleidelijk en gradueel. Om het probleem van de band tussen de arbeid, het salaris en de koopkracht, en het probleem van de gekke prijzenstructuur fundamenteel op te lossen moeten twee zaken gebeuren: de import moet verminderen en de waarde van de export verhogen. Het gecombineerd effect van beide zal meteen ook de waarde van de munt versterken en daardoor de kloof tussen peso- en CUC-bezitters verkleinen. Het zal ook de extreem hoge prijs van een aantal producten naar beneden halen. De verhoging van de export is enkel zinvol in de mate dat Cuba zich toelegt op sectoren met hogere toegevoegde waarde. Daarover hadden we het hierboven reeds. Wat de import betreft, zijn er verschillende redenen waarom die zoveel mogelijk moet verminderen. De economische blokkade maakt de import sowieso al duur voor Cuba. En door de zwakte van de munt slokken de ingevoerde producten een grote hap op van het beschikbare budget. Er speelt ook een veiligheidsaspect: naarmate het eiland minder is aangewezen op de import is het ook minder kwetsbaar voor een eventuele agressie van de VS. Een goed voorbeeld van de

Page 9: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

9

importsubstitutie is de recente assemblage van Chinese bussen in de provincie Havana. De substitutie van import is echter geen eenvoudige zaak. Cuba heeft weliswaar voldoende geschoolde arbeid, managerscapaciteit en infrastructuur om nieuwe industrieën van de grond te krijgen, maar dat is niet voldoende. Zoiets vergt grote investeringen, zowel kapitaal als technologie. Cuba heeft op dit moment reeds een vrij grote buitenlandse schuld en de blokkade is een belangrijke hinderpaal voor het verkrijgen van de nodige technologie. Bovendien speelt de geringe schaal in Cuba’s nadeel. Het opzetten van nieuwe productielijnen voor een gebied van elf miljoen inwoners is in verhouding veel duurder dan voor een regio van vijftig miljoen bijvoorbeeld, of voor meer dan een miljard zoals China. In elk geval laat de geschiedenis zien dat importsubstitutie geen toverformule is. De ontwikkelingsstrategie van Latijns-Amerika in de jaren vijftig en zestig was daarop gebaseerd en leidde in de meeste landen tot een mislukking. In verband met de importsubstitutie is de meest prangende en qua veiligheid de belangrijkste sector de landbouw. Cuba voerde in 2008 meer dan tachtig procent van zijn voedsel in terwijl de helft van de landbouwgrond braak laag of overwoekerd was door struikgewas.18 De Cubaanse overheid bewandelt hier voornamelijk twee pistes. Een eerste is de aanpak van de bureaucratie. De productie wordt meer gedecentraliseerd en de lokale producenten krijgen meer autonomie. De resultaten hiervan moeten nog blijken. Ten tweede wordt braakliggende grond ter beschikking gesteld aan Cubanen die erop willen werken. Het te verwachten inkomen overtreft veruit het gemiddeld salaris in andere sectoren. De formule slaat aan. Er waren veel meer aanvragen dan beschikbare percelen. In de herfst van 2009 was reeds 40% van de braakliggende grond opnieuw in gebruik.19 Of de strategie ook veel resultaat zal opleveren is op dit moment nog niet duidelijk. Het is voor kersverse en onervaren landbouwers niet evident om op korte termijn een hoog rendement te bereiken. Ervaring is nu eenmaal een onvervangbaar aspect van de boerenstiel.

1.3. Op naar een ander model? Toen Raúl Castro de plaats innam van zijn broer voorspelden de westerse media een belangrijke koerswijziging. Raúl zou een meer marktgerichte aanpak voorstaan en het Chinese model genegen zijn. Uiteraard legt elke politieke leider zijn eigen accenten, maar dat is een relatief gegeven. Op Cuba en meestal ook elders hebben belangrijke koerswijzigingen vooral te maken met een gewijzigde context of nieuwe uitdagingen en niet zozeer met een ander leiderschap. Bovendien worden belangrijke beslissingen in Cuba uitvoerig voorgelegd aan de bevolking. Zo’n beslissingen hangen dus niet af van het temperament of inzicht van de leidersfiguur, maar zijn het resultaat van een intensief en collectief besluitvormingsproces. De westerse media waren blijkbaar ook vergeten dat in Cuba in de jaren negentig zeer drastische en marktgerichte maatregelen werden doorgevoerd, en dat was onder Fidel, ook toen na uitgebreide consultatie van de bevolking. De vergelijking met China is echter interessant en verhelderend. Er zijn belangrijke gelijkenissen tussen de ontwikkelingsstrategieën van beide landen. Zo wordt zowel in China als in Cuba de economie in grote mate aangestuurd door de politieke overheid: de sleutelsectoren zijn in handen van de staat, de regering controleert en stuurt de centrale bank en het monetair beleid, de hoofdoriëntaties van de economie

Page 10: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

10

– hoeveel er in welke sectoren wordt geïnvesteerd - worden in een meerjarenplan vastgelegd, …. De communistische partij speelt in beide landen een belangrijke rol in de lokale ontwikkeling. In de twee landen gaan relatief veel middelen naar onderwijs en infrastructuur. Tenslotte knopen China en Cuba ook sterke banden aan met andere landen uit het Zuiden om elkaars ontwikkeling te versterken. Maar er zijn minstens ook zes wezenlijke verschilpunten die men moet in rekening brengen om de respectievelijke koers van China en Cuba te begrijpen. Om te beginnen was de startsituatie voor beide landen heel anders. Toen Deng Xiaoping met zijn hervormingen begon eind jaren zeventig was de economische achterstand van China bijzonder groot. Honderd jaar bezetting en burgeroorlogen hadden het land compleet verwoest. Tijdens de periode van Mao (1949-1976) was de economische groei al een stuk beter dan in vergelijkbare derdewereldlanden, maar toch was het land nog steeds een van de allerarmste regio’s van de wereld. Het BNP per inwoner lag een heel stuk onder het gemiddelde van de rest van Azië en was zelfs bijna tweemaal lager dan dat van Afrika. Aartsvijanden Japan, Taiwan en Zuid-Korea kenden op dat moment zeer hoge groeicijfers. In die context lanceerde Deng de leuze dat socialisme geen armoede is en dat rijk worden glorieus is. Het gelijkheidsbeginsel werd (tijdelijk) opgeofferd aan de versnelde ontwikkeling van de productiekrachten, te beginnen in de kustprovincies. In Cuba lag dat helemaal anders, qua economische ontwikkeling zat het land in 1959 boven het gemiddelde van Latijns-Amerika. In die context kreeg de sociale en culturele ontwikkeling de volle prioriteit.

BNP/inwoner 1973 ($ 1990)

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

China Afrika Azië Lat.-Am. Rijke

landen

x 1,7

x 2,4

x 5,3

x 27

23.000

Grafiek 2

20

Een tweede verschilpunt moet gezocht worden in de lessen die beide revoluties trokken uit hun eigen recent verleden. De eerste dertig jaar van de Chinese revolutie verliepen zeer tumultueus. De grote Sprong Voorwaarts (1958-1960) en de Culturele Revolutie (1966-1976) waren traumatische ervaringen. De hervormingen vanaf 1978 waren een wellicht overdreven reactie op die turbulente gebeurtenissen. De eerste generatie revolutionairen wou het communisme heel snel invoeren en de historische fase van het kapitalisme overslaan. Dat bleek dus niet haalbaar omdat de situatie er economisch en technologisch nog niet rijp voor was. Dat tot rijpheid brengen is precies de historische rol van het kapitalisme. Daarom werden vanaf het einde van

Page 11: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

11

de jaren zeventig (tijdelijk) kapitalistische elementen geïntegreerd met als gevolg dat belangrijke socialistische beginselen werden prijsgegeven zoals de collectieve eigendom van de productiemiddelen, het niet-privé tewerkstellen van arbeidskrachten (de basis voor uitbuiting), alsook gratis gezondheidszorg en onderwijs. In de woorden van Deng: ‘Het maakt niet uit of de kat wit of zwart is, als ze maar muizen vangt’. In Cuba was er in zekere zin een omgekeerde evolutie. Tijdens de jaren zeventig en begin de jaren tachtig werden onder invloed van de Sovjet-Unie kapitalistische elementen ingevoerd. Dat leidde tot een stagnatie halverwege de jaren tachtig. De Rectificatiecampagne vanaf 1986, die lijnrecht inging tegen de perestroïka van Gorbatjsov, maakte komaf met die kapitalistische elementen. Het resultaat was dat de Cubaanse revolutie overeind bleef daar waar alle landen van het Oostblok een voor een in elkaar stortten. De les was dus duidelijk: het vasthouden aan de socialistische beginselen was een voorwaarde voor het behoud van de revolutie. Dat is wellicht de belangrijkste reden waarom Raúl Castro of zijn opvolger(s) de Chinese weg niet direct zullen bewandelen. In de woorden van Raúl: ‘Ik ben niet verkozen tot president om het kapitalisme in Cuba opnieuw in te voeren noch om het socialisme prijs te geven. Ik werd verkozen om het socialisme te verdedigen, te behouden en te blijven perfectioneren, niet om het te vernietigen.’ Een derde verschilpunt is de schaal. In de krachtsverhoudingen met multinationals is dat een groot voordeel voor China en een sterk nadeel voor Cuba. Met een potentiële afzetmarkt van bijna een kwart van de wereldbevolking is China een zeer gegeerde plek voor buitenlandse investeringen. Met zijn 0,2% van de wereldbevolking kan Cuba deze troef niet uitspelen. Bovendien zijn de grote Chinese bedrijven in tegenstelling tot hun Cubaanse collega’s groot genoeg om de concurrentie met multinationals aan te kunnen. Het voorbeeld van Bacardí is hier sprekend. De oorspronkelijke eigenaars van deze rum gigant waren gekant tegen de revolutie en trokken met hun kapitaal kort na ’59 naar het buitenland om vandaar uit te produceren. Zij zijn vandaag de rechtstreekse concurrent van de Cubaanse Havana Club, een belangrijk exportproduct voor het eiland. De omzet van Bacardí bedraagt ongeveer zoveel als de totale export van Cuba. Een vierde verschilpunt versterkt het schaalnadeel van Cuba: de economische blokkade. Washington en de CIA doen er alles aan om te verhinderen dat derde landen met Cuba handel drijven, er investeren of er kredieten aan verlenen. Ook dat verzwakt de onderhandelingspositie t.a.v. buitenlandse bedrijven en banken. Als grootste kredietverstrekker van de VS heeft China daarentegen een vrij sterke machtspositie t.a.v. Washington. Een vijfde verschilpunt betreft de diaspora. Een aanzienlijk deel van de buitenlandse investeringen in China vanaf de jaren negentig was afkomstig van overzees Chinees kapitaal, vooral uit Azië. De Chinese diaspora is versnipperd en is eerder patriottisch ingesteld. De kapitaalkrachtige overzeese Cubanen, dat is een heel ander verhaal. Die zijn politiek georganiseerd, vormen een machtige lobby binnen de VS en zijn er, met steun van Washington, op uit om de revolutie ongedaan te maken. Zo werd de blokkadewet Helms-Burton van 1996 geschreven door een medewerker van Bacardí. Een zesde punt van verschil is de geo-economische context. Voor Cuba is die allesbehalve gunstig geweest. Op een termijn van dertig jaar is het kleine eiland tot tweemaal toe zijn belangrijkste handelspartners kwijt gespeeld en heeft het zijn

Page 12: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

12

economie compleet moeten heroriënteren, met alle rampzalige gevolgen van dien. Uit de regio zelf kon Cuba niet veel voordeel halen, het kon niet profiteren van een regionaal elan. De economische ontwikkeling van het Latijns-Amerikaans continent was om te beginnen al niet denderend en bovendien waren de relaties met de landen uit de regio allerminst bevorderlijk. Op economisch vlak zwaaiden VS-bedrijven er de plak en op politiek en diplomatiek vlak stonden die landen onder druk van Washington. De laatste tien jaar zijn de economische en diplomatieke relaties met die landen sterk verbeterd, maar er is geen garantie dat de situatie zo zal blijven. Het verloren terreinverlies onder de twee regeringen van Bush wil de huidige VS-administratie ongedaan maken. Er is ook geen zekerheid dat de linkse golf in Latijns-Amerika zal aanhouden. De economische omgeving van China was en is veel gunstiger. De regio werd vanaf de jaren vijftig gekenmerkt door een gunstig accumulatieregime: hoogtechnologische kernbedrijven in Japan, die organisch verbonden waren met onderaannemingen in landen van de regio, die zelf over een overschot aan zeer goedkope arbeid beschikten. Een groot deel van die productie was bestemd voor de export naar de VS en West-Europa. Door dit gunstig accumulatieregime kende Oost- en Zuid-Oost-Azië vanaf de jaren vijftig een vrij hoge groei. China heeft daar volop van geprofiteerd vanaf de jaren tachtig. Washington heeft zijn stempel ook minder kunnen drukken op deze regio dan in Latijns-Amerika, dat ze als hun achtertuin beschouwen. En tenslotte heeft China door zijn proportie ook een relatieve sterke (en steeds sterker wordende) positie in de regio t.a.v. de andere landen. Deze laatste vier verschilpunten maken duidelijk dat de economische biotoop van China heel sterk afwijkt van die van Cuba. China kan eisen stellen aan multinationals terwijl Cuba veel toegevingen moet doen om buitenlandse investeringen te kunnen binnenrijven. Het massaal aantrekken van buitenlandse spelers om technologie en kapitaal binnen te halen als basis voor een hyperexpansie van de export is een belangrijk onderdeel van de Chinese ontwikkelingsstrategie (in de huidige fase). Cuba kan dit pad onmogelijk volgen. China kan zich een zeer open economie veroorloven, kan de markt laten spelen en kan ruimte laten voor buitenlandse spelers op de binnenlandse markt zonder dat het de controle over zijn economie verliest. In Cuba is het tegenovergestelde het geval, hier heeft de werking van de markt een hoog destabiliseringspotentieel en is het een gevaar voor de soevereiniteit. Er is economisch weinig manoeuvreerruimte, een strikte regulering is een kwestie van levensbehoud. Met het aangeven van essentiële verschilpunten tussen beide landen doen we geen uitspraak over de vraag of de gevolgde weg in China al dan niet de goede zou zijn, dat is een andere discussie. Wel hebben we proberen duidelijk maken dat de gevolgde trajecten in beide landen sterk bepaald worden door historische omstandigheden én keuzes. En ook dat wat goed is voor de ene daarom nog niet noodzakelijk goed of wenselijk is voor de ander. Een van de belangrijkste lessen uit de geschiedenis bestaat er precies in dat het mechanisch overplanten van een koers uit een ander land niet werkt. Er kan wel geleerd worden uit fouten en sterke punten van andere landen, maar elk land moet uiteindelijk zijn eigen traject uitwerken in overeenstemming met de eigen historische voorwaarden, zowel binnen- als buitenlandse.

Page 13: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

13

Op Cuba, mogen we ons gezien de belangrijke uitdagingen waar het land voor staat, verwachten aan een hele reeks hervormingen. Maar dat betekent geenszins dat het wisselt van model of koers of dat het dat van plan zou zijn. Wel, om het met de woorden van Raúl te zeggen, dat gezocht zal worden naar ‘het economisch model dat gunstig is’ voor het land en dat ‘de onomkeerbaarheid zal verzekeren van het sociaal-politiek bestel’.

2. Armoede en de verdeling van de rijkdom

2.1. Een wiskundig raadsel Vele toeristen hebben wellicht al het rekensommetje gemaakt over het Cubaanse loon. In 2009 bedroeg dat gemiddeld 415 peso. Dat is omgerekend 12 euro en lijkt belachelijk weinig. Het wordt nog absurder als je weet dat zo’n maandloon volledig opgaat aan de aankoop van een nieuwe jeans of een paar schoenen. Hoe kan een Cubaan dan in godsnaam rondkomen, vraag je je dan af? Of neem het voorbeeld van Ricardo. Hij is 52 jaar oud, gehuwd en vader van twee dochters. Hij werkt als bediende in een overheidsbedrijf. Zijn loon uitgedrukt in euro is nog minder dan het drinkgeld van mijn neefje van veertien. Zo bekeken behoort Ricardo tot de allerarmsten van de planeet. Maar dat klopt niet, want ondanks zijn schamel loontje is hij eigenaar van een huis met drie slaapkamers, studeren zijn beide dochters aan de universiteit en zal hij statistisch gesproken twintig jaar langer leven dan zijn collega uit buurland Haïti. Vorig jaar nog onderging hij een hartoperatie, iets wat alleen de allerrijksten van Latijns-Amerika zich kunnen veroorloven. Ricardo is geen uitzondering, maar de regel. Hoe zit dat dan? Zijn loon stelt niets voor, maar toch kan hij dingen doen die in Latijns-Amerika voorbehouden zijn aan de eerder rijkere bevolkingslaag. Deze schijnbare contradictie heeft te maken met het feit dat de prijs van diensten en goederen sterk kunnen verschillen van land tot land. En dat is op een extreme wijze het geval voor Cuba. Daar zijn heel wat diensten en goederen zoals onderwijs, geneeskundige verzorging, transport, cultuur, basisvoeding, … gratis of zeer goedkoop en heeft het loon niet dezelfde functie als in een kapitalistische samenleving. Een goed begrip van de situatie wordt verder nog bemoeilijkt door drie andere complicaties. Vooreerst is er het dubbele muntsysteem: de peso en de CUC. De peso wordt vooral gebruikt voor de basisgoederen en –diensten, de CUC wordt gebruikt voor de extra’s. Toeristen betalen doorgaans enkel in CUC. De CUC heeft ongeveer de waarde van een dollar (en schommelt t.o.v. de euro) en heeft de laatste jaren de vaste waarde van 24 peso. Een product in het peso-circuit is veel goedkoper dan in het CUC-circuit. Zo betaal je voor een snack of een drankje in een peso-restaurant gemakkelijk tien tot twintig maal minder dan in een CUC etablissement. Het CUC circuit was in de jaren negentig in de eerste instantie bedoeld voor toeristen maar dat is verleden tijd. Het is niet ongewoon op een menu prijzen in de twee munten aan te treffen. Een tweede complicatie is dat gezinnen hun inkomen vaak weten aan te vullen met buitenlandse deviezen, opgestuurd door familieleden in het buitenland, of met CUC’s omdat ze in een joint venture of in de toerismesector tewerkgesteld zijn (fooien), omdat ze voor eigen rekening werken, enz. Daarnaast ontvangen heel wat arbeiders en bedienden bovenop hun loon goederen in natura, bonnen waarmee ze goederen kunnen kopen, … Ten derde zijn ook een aantal

Page 14: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

14

goederen of diensten zeer goedkoop of zelfs gratis via het bedrijf waarvoor je werkt. Hetzelfde toestel kost veel minder via de bedrijfsaankoop dan bij aankoop in een winkel. Dat kan gaan over een tv-toestel, maar ook over een weekje vakantie. Het voorgaande maakt duidelijk dat het weinig zinvol is om het loon in peso om te zetten in euro, volgens de wisselkoers. Zo’n berekening leert ons enkel wat een Cubaan in het buitenland zou kunnen kopen met dat loon, niet wat hij er in eigen land mee kan krijgen, behalve dan de producten in de CUC winkels. En dan nog. Om te weten te komen wat een Cubaan nu feitelijk met zijn loon kan kopen, of anders gezegd, wat zijn levensstandaard is, moet je de zogenaamde ‘reële koopkracht’ berekenen. Het principe is eenvoudig, de berekening iets ingewikkelder. Het gebeurt als volgt. Je neemt een korf van bijvoorbeeld honderd goederen en diensten. Je berekent eerst hoeveel deze korf goederen en diensten in Cuba kost, uitgedrukt in peso. Daarna bereken je hoeveel dezelfde korf in een referentieland kost. We hebben hiervoor België genomen, maar we hadden evengoed een ander ‘ontwikkeld’ land kunnen nemen, omdat er nauwelijks een verschil is in de prijzenstructuur van de rijke landen. De gevonden resultaten hangen m.a.w. niet af van het referentieland, België. Stel dat de korf in Cuba 200 peso kost en dezelfde korf in België zo’n 300 euro, dan kan je met 200 peso in Cuba evenveel kopen als met 300 euro bij ons. In dit voorbeeld is de ‘reële’ koopkracht van 1 peso dus gelijk aan 1,5 euro. En zo kan je dan het loon van een Cubaan omzetten in euro.

2.2. Enkele cijfers In werkelijkheid is de gemiddelde pariteit 1 peso ~ 1,6 euro, of 53 maal meer dan de (nominale) wisselkoers laat uitschijnen. De uitleg over onze berekening vind je achteraan in de annex. Ze benadert zeer sterk wat het CIA World Factbook daarover geeft.21 De berekening leert dat een Cuba gemiddeld met 1 peso in Cuba evenveel kan kopen als een Belg met ongeveer 1,6 euro in België. Men schrijft dan: 1 peso = €1,6 PPP (Purchasing Power Parity of koopkrachtpariteit). Let wel, het gaat hier om een gemiddelde. Er zijn extreem grote verschillen naargelang de producten en diensten. Enkele voorbeelden: een doktersbezoek of opname in het ziekenhuis kosten 0 peso, een busticket 0,2 peso, een bezoek aan de kapper 3 peso, de maandelijkse factuur voor elektriciteit 25 peso, een treinticket (100 km) 8 peso, een boek ongeveer 25 peso. Dat zijn voorbeelden van goedkope producten of diensten. Voor een nieuw paar schoenen leg je al gauw 240 peso neer, een ventilator kost ongeveer 1000 peso en een microgolfoven 2000 peso. Als we onderscheid maken tussen de soort producten en diensten dan krijgen we nog een beter beeld van wat vergelijkbare producten of diensten bij ons zouden kosten. Zo geldt voor de basisgoederen - het overgrote merendeel van wat de Cubanen kopen - een andere pariteit: 1 peso = € 4,15 PPP. Dat is 141 maal meer dan de omzetting met de wisselkoers leert. Voor de producten van de CUC winkels of diensten bij particulieren (in CUC te betalen) is de pariteit: 1 peso = € 0,025 euro PPP (1 BEF). Dat is zelfs minder dan de omzetting met de wisselkoers, namelijk 0,8 maal. In de annex achteraan vind je een lijst van de basisgoederen en –diensten en de overige goederen en diensten.

Page 15: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

15

Die cijfers en de voorbeelden laten zien dat de prijzenstructuur op Cuba totaal verschilt van die bij ons. Dat is het gevolg van sterke subsidies voor basisgoederen –en diensten en het feit dat Cuba na de val van de Sovjet-Unie voor zijn import wereldmarktprijzen moest betalen. Enkele voorbeelden van die merkwaardige prijzenstructuur: de maandelijkse afbetaling voor een huis bedraagt minder dan tien procent van één salaris, maar voor een paar extra schoenen in een CUC-winkel betaal je gemakkelijk een maandsalaris. Anderzijds kost de maandelijkse factuur voor energie en water zoveel als twee biertjes in de CUC-sector. Een pakje sigaretten kost dan al gauw evenveel als het maandelijks basispakket voedsel voor een gezin. Maar men kan verschillende keren naar de film, het theater of een baseballmatch (even populair als voetbal bij ons) gaan voor de prijs van 1 liter benzine. Enzovoort. Je moet een onderscheid maken tussen de basisgoederen en –diensten en de overige. De eersten zijn gesubsidieerd en zijn gratis of spotgoedkoop. De studies aan de universiteit of een lange revalidatie zijn volstrekt gratis, terwijl een busrit 170 maal minder kost dan bij ons, idem voor een theaterbezoek. Met het basisrantsoen kan je uiterst goedkoop een hoeveelheid voedsel en kledij aanschaffen, maar dat is beperkt. Voor de extra’s of luxegoederen betaalt de Cubaan de prijzen die bepaald worden door de binnenlandse markt voornamelijk voor het voedsel, en de wereldmarkt voor het overige. En in verhouding tot de basisgoederen zijn die prijzen peperduur. We leggen de verschillende puzzelstukken bij elkaar. We nemen een gezin van twee loontrekkers en twee kinderen, waarvan er een aan de universiteit studeert en de ander in het secundair onderwijs zit. Deze eerste categorie moet het stellen met het salaris in peso en beschikt niet over extra-inkomsten in CUC. Het gaat over veertig procent van de Cubanen. Gemiddeld bedraagt dit gezinsinkomen 830 peso. Met dit bedrag kunnen ze in Cuba evenveel kopen als met 2220 euro in België. Recent heeft men berekend dat een gezin met twee schoolgaande kinderen in België minimaal 2150 euro nodig heeft om rond te komen.22 Dit Cubaanse gezin zal geen problemen hebben om zijn kinderen te laten studeren of zal geen operatie moeten uitstellen, ondanks het eerder laag gezinsinkomen. Het verwerven van een eigen huis zal ook geen probleem zijn: meer dan 80% van de Cubanen is eigenaar. Een koelkast, wasmachine, TV of radio past ook nog binnen het bestek. Maar elke dag vlees eten zal niet lukken en met de schoenen en de kleren wordt ook best zuinig omgesprongen. Voor herstellingen aan het huis zal ofwel geleend moeten worden ofwel wordt het sparen tot er voldoende geld is. Een etentje in een CUC-restaurant zit er niet echt in of slechts heel uitzonderlijk. Dit gezin heeft naar onze normen een zeer krap budget, maar van echte armoede is geen sprake, zeker niet als je het afmeet aan de normen van Latijns-Amerika.

Page 16: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

16

Grafiek 3

Het tweede gezin, met dezelfde samenstelling, beschikt naast zijn inkomen over extra-inkomsten. Het gaat hier over zestig procent van de Cubanen. Gemiddeld heeft zo’n gezin bovenop het salaris een extra-inkomen van 70 CUC of 1680 peso; dus in totaal een gezinsinkomen van 2510 pesos. Dat is - in pesos uitgedrukt - driemaal zoveel als ons eerste gezin hierboven. Maar met die extra CUC’s of pesos worden geen basisgoederen aangeschaft. Ze dienen voor de extra’s. En die zijn stukken duurder, in verhouding soms tot zelfs meer dan honderd maal duurder dan de basisgoederen of -diensten. Met die 70 CUC kan het gezin evenveel kopen als met gemiddeld 480 euro in België. Dat brengt het gezinsinkomen op € 2700 PPP. In pesos uitgedrukt is het loon verdrievoudigd, maar dat betekent omwille van de prijzenstructuur slechts een relatief kleine toename van de koopkracht (22%). Dit gezin zal weinig problemen hebben om vlees op tafel te krijgen en om extra kleren en schoenen te kopen. Een microgolfoven of een haardroger is geen probleem. Een biertje in het CUC-circuit zal regelmatig kunnen. En mits wat sparen kan een dvd-speler of een gsm aangeschaft worden. De aanschaf van een persoonlijke computer is niet evident. Naar onze normen heeft dit gezin het zeker niet breed, maar het is veel beter af dan een doorsnee gezin in Latijns-Amerika.

Page 17: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

17

Grafiek 4 Dan zijn er ook nog de relatief rijkere gezinnen die over meer dan het gemiddelde van de extra-inkomsten beschikken. Het gaat over Cubanen die een zeer lucratief eigen handeltje weten op te zetten (al dan niet legaal) of die heel veel geld krijgen opgestuurd uit het buitenland. Het gaat over een heel klein percentage van de Cubaanse bevolking, enkele tienduizenden. Zij kunnen zich naast al het overige gemakkelijk een laptop, een gsm, een tweede tv-toestel, dure merkkledij, enz. aanschaffen. Maar dat betekent nog niet dat ze spectaculair veel rijker zouden zijn. Opdat hun reële koopkracht zou verdubbelen moeten ze maandelijks over 3000 extra CUC beschikken, dat is ongeveer 170 maal het gemiddeld salaris (in peso).

Grafiek 5 Daarmee is het plaatje nog niet volledig. Onze cijfers tot nog toe gingen over een gemiddeld gezin met twee verdieners. Niet iedereen behoort tot die categorie. Er zijn ook de werklozen, de gepensioneerden en de alleenstaanden. Dat zijn net zoals bij ons de kwetsbare groepen. In Cuba maken ze zo’n twintig procent uit van de totale

Page 18: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

18

bevolking. Een alleenstaande moeder moet er gemiddeld zien rond te komen met ongeveer 1700 euro PPP, sommigen dus met minder. Recente studies in België berekenen dat een alleenstaande met twee kinderen tussen de 1500 en 1900 euro nodig heeft, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Het wettelijk minimum voor die groep ligt in België tussen de 1000 en 1300 euro.23 Het gemiddelde pensioen-inkomen in Cuba bedroeg in 2006 ongeveer 800 euro PPP. Dat is ongeveer evenveel als in Spanje.24 In België bedraagt het gemiddelde 200 euro meer, 1000 euro.25 Het blijven al bij al lage uitkeringen, maar men moet daarbij wel rekening houden met het feit dat praktisch alle basisgoederen en –diensten zo goed als gratis zijn en voor een groot gedeelte gerantsoeneerd, d.w.z. gelijk verdeeld. De schaarste uit zich bijgevolg anders dan bij ons. In België zegt één tiende van de gezinnen medische verzorging uit te stellen wegens geldgebrek26 en dan heeft ons land nog een van de beste gezondheidssystemen van de wereld. In Cuba is zoiets uitgesloten. Niemand, hoe ‘arm’ ook, moet het laten om naar de arts te gaan of zich medicijnen aan te schaffen. Niemand van deze groepen zal problemen hebben om zijn kinderen naar de universiteit te sturen. Maar dat belet niet dat hun levensomstandigheden weinig benijdenswaardig zijn. De maaltijden bij deze bevolkingsgroepen zijn doorgaans karig. Er is voldoende eten (calorieën en proteïnen) maar het voedsel is eentonig: zeer vaak bonen en rijst. Cubanen houden van varkensvlees, maar dat komt zelden op tafel. Koken met olie, iets waar ze al even tuk op zijn, kunnen deze bevolkingslagen onvoldoende. Hygiëneproducten zijn ook een probleem. Versleten schoenen zijn geen uitzondering. Herstellingen aan het huis zitten er niet direct in. Dus allesbehalve rozengeur of maneschijn, maar we zitten hier wel een heel eind verwijderd van de diepe armoede in de rest van het continent.

2.3. Enkele vaststellingen

2.3.1. De kloof tussen de sociale en economische ontwikkeling In België is de mediaan voor een gezin met twee kinderen € 3010.27 In Cuba bedraagt het gemiddeld gezinsinkomen € 2500 PPP; een gezin zonder CUC’s moet het doen met € 2220 PPP. Dat is respectievelijk 83% en 73% van het Belgische gemiddelde.28 Ondanks het feit dat Cuba economisch geen sterk ontwikkeld land is zoals België en een heel zwakke positie inneemt in de wereldmarkt, kan het toch een behoorlijke levensstandaard aanbieden aan zijn bevolking. Kofi Anan stelde terecht dat ‘Cuba toont dat het zelfs voor een arm land niet nodig is om zijn bevolking bloot te stellen aan de ergste ontberingen. Cuba heeft een gezondheidsniveau dat onbekend is voor de meeste arme landen. Op dit vlak kunnen we daar allen van leren’.29 Dat een (economisch) arm land zeer goed kan scoren op sociaal vlak wordt duidelijk geïllustreerd door onderstaande grafiek berekend op basis van gegevens van de UNDP (het orgaan van de VN dat instaat voor de ontwikkelingsproblematiek).

Page 19: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

19

Ontw. Indicat. Cuba/wereld(% t.ov. beste)

4,6

93

86

88,5

98,9

BNP/inw

Onderwijs

Levensverw.

Voeding

Kindersterfte

Bron: UNDP

Grafiek 6

30 De stippellijn is de score van de OESO-landen, de club van dertig rijkste landen. Op het vlak van kindersterfte, levensverwachting, voeding (ondergewicht bij kinderen) en onderwijs (percentage dat lager en secundair onderwijs volgt) haalt Cuba een score rond het gemiddelde van de OESO. Op vlak van het BNP per inwoner ligt het er zeer ver onder. Deze grafiek toont hoe men zelfs vanuit een zwakke economische situatie een maatschappij kan uitbouwen gebaseerd op social(istisch)e beginselen. In Cuba moet dat bovendien gebeuren in een vijandige omgeving. Het Cubaanse voorbeeld leert dat de zwakke positie op de wereldmarkt grotendeels overwonnen kan worden door het maken van de juiste maatschappelijke keuzes. Om zijn bevolking behoorlijk te voeden, degelijk onderwijs aan te bieden en te voorzien van voldoende gezondheidszorgen is een zwakke economische basis uiteraard een grote handicap. Maar die kan overwonnen worden. Sociale ontwikkeling wordt niet gedetermineerd door economische ontwikkeling. Cuba is niet het enige land dat dit aantoont. Kerala, een deelstaat van India zit economisch een stuk onder het gemiddelde van de overige deelstaten, maar steekt op sociaal vlak met kop en schouders boven het gemiddelde.31 Omgekeerd is een hoog BNP per inwoner geen garantie voor sociale ontwikkeling. We nemen twee landen met een BNP per inwoner dat negen à tien maal hoger is dan dat van Cuba, met name de VS en Groot Brittannië. In de VS is de levensverwachting van de armste bevolkingsgroepen (vooral

latinos en zwarten) dezelfde als die in China en in sommige staten van India, namelijk zes jaar lager dan die in Cuba.32

Eén op vier kinderen in de VS onder de twaalf jaar heeft honger en één op zeven volwassenen is analfabeet.33

1,5 miljoen kinderen is dakloos en één op zes van de plus 65-ers is verplicht te blijven werken wegens een te laag pensioen.34

Van alle Britten is 22% arm. Met de kinderen is het nog erger gesteld: daar loopt de score op tot 28%.35

130.000 families in het Verenigd Koninkrijk zijn dakloos36 en elk jaar sterven 25.000 Britten van de kou.37

Oeso

Page 20: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

20

Samengevat: ontwikkeling en bestrijding van armoede zijn in de eerste plaats een kwestie van herverdeling, van machtsverhoudingen en dus van politiek. Armoede is geen noodlot maar het gevolg van maatschappelijke verhoudingen. De hoge sociale ontwikkeling in weerwil van een zwakke economische basis heeft echter ook een belangrijke keerzijde. De hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling veroorzaakt begrijpelijkerwijze hoge verwachtingen bij de bevolking, maar daar is geen economisch draagvlak voor. Dat leidt tot frustraties bij de bevolking. Dat gegeven wordt nog versterkt door het toerisme. Cuba is wellicht het enige land in het Zuiden waar de scholingsgraad van de lokale bevolking hoger is dan die van de bezoekende toerist. Maar diezelfde toerist heeft wel een pak meer koopkracht en dat creëert frustraties. Zoals we hierboven zagen is het wegwerken van die economische achterstand een van de belangrijkste uitdagingen waar de Cubaanse revolutie voor staat.

2.3.2. Vergelijking met Latijns-Amerika Onze berekening van de reële koopkracht op Cuba gebeurde in vergelijking met die van België. Dat was vooral didactisch bedoeld, om iemand uit het Westen te laten zien hoe zijn of haar situatie zou zijn indien hij of zij in Cuba zou wonen. Het gevaar van deze oefening evenals van de spontane vergelijking van een toerist op Cuba, is dat men citroenen met appelen vergelijkt en op basis daarvan een ongefundeerd oordeel velt. Als men een maatschappij wil beoordelen dan moet dat gebeuren op basis van haar (economische) mogelijkheden, geschiedenis, omstandigheden, enz. en niet op basis van de onze. Het is dus veel zinvoller en correcter Cuba te vergelijken met de landen van Latijns-Amerika.38

BNP/inw. 2007 ($ PPP)

0 2000 4000 6000 8000 10000 12000 14000 16000

MexChArgVeCu

PanUr

CRL.A.

BrCoPeEcDoJaESGuParBoHoNiHa

Cuba

Latijns-

Amerika

Grafiek 7 Beginnen we met de economische prestaties. Om het niveau van de productie van goederen en diensten te meten hanteert men het BNP per inwoner. Als dat gemeten wordt volgens de wisselkoers dan bedroeg dat in 2007 $4580 in Cuba en $3610 in Latijns-Amerika. Wordt het uitgedrukt in volume (volgens koopkrachtpariteit) dan bedroeg het resp. $12.000 PPP en $9780 PPP.39

De grafiek hierboven situeert Cuba

Page 21: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

21

t.o.v. de rest van Latijns-Amerika. Dat is in beide berekeningen ongeveer een kwart meer. De laatste vijf jaar was de jaarlijkse economische groei van Cuba gemiddeld 3,2% hoger dan die van de rest van Latijns-Amerika. Je moet daarbij in acht nemen dat - indien Cuba na de val van de Sovjet-Unie het groeipatroon had kunnen aanhouden van de periode 1959-1989 - het Bruto Nationaal Product nu minstens 75% hoger zou liggen.40 En zonder de economische blokkade – de langste uit de wereldgeschiedenis – mag je er nog eens ong. 75% bijtellen.41 Dan zou de situatie er vandaag hebben uitgezien zoals in de grafiek hieronder.

BNP/inw. 2007 ($ PPP)

zonder val SU of blokade

0 5000 10000 15000 20000 25000 30000

CuMeCh

ArgVe

PanUr

CRL.A.

BrCoPeEcDoJaESGu

ParBoHoNi

Ha

Latijns-

Amerika

Cuba

Grafiek 8 Het gaat hier telkens over gemiddeldes. Je moet daarbij beseffen dat Latijns-Amerika het continent is waar de kloof tussen rijk en arm het grootst is. M.a.w. een flink deel van de Latijns-Amerikaanse bevolking zit een flink stuk onder dat gemiddelde. Volgens Cepal, het VN-orgaan dat zich toelegt op de sociaaleconomische ontwikkeling van Latijns-Amerika zat in 2007 35% van de latino’s onder de armoedegrens, 13% kan extreem arm genoemd worden.42 Het zijn de bewoners van de mega sloppenwijken in de grootsteden. Hoe zit het in Cuba? Eigen berekeningen op basis van cijfers van het begin van het millennium leerden dat de zwakste groep Cubanen (de armste tien procent) qua reële koopkracht nog altijd boven het gemiddelde zat van Latijns-Amerika.43 Ondertussen zijn een aantal uitkeringen en salarissen serieus verhoogd. Omdat in Cuba de basisgoederen en –diensten gratis zijn is er niet echt sprake van monetaire armoede. De laatste UNDP-rapporten schatten het aantal Cubanen dat onder de ‘menselijke armoededrempel’ (de HPI-1 index) zit tussen de 4 en 5%.44 Deze index meet de levensverwachting, de scholingsgraad en de sociale levensomstandigheden (toegang tot drinkbaar water en ondergewicht). Het cijfer meet in het geval van Cuba de graad van sociale marginaliteit, d.w.z. het percentage mensen dat om één of andere reden ‘afhaakt’ en aan de rand van de maatschappij leeft. De Cubaanse score behoort tot de laagste en dus beste ter wereld.

Page 22: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

22

De voorsprong die Cuba heeft op sociaal vlak t.a.v. van de rest van Latijns-Amerika laat zich heel goed aflezen aan volgende cijfers: In Cuba is de levensverwachting vijf jaar hoger dan het gemiddelde van het

continent.45 De kindersterfte is vijfmaal lager dan het gemiddelde van Latijns-Amerika. Indien

Latijns-Amerika dezelfde score zou hebben als Cuba zouden er jaarlijks bijna driehonderdduizend minder baby’s sterven.46

Volgens de FAO (Voedselagentschap van de VN) haalt Cuba, ondanks de economische boycot op het vlak van voedselveiligheid de hoogste score van Latijns-Amerika, beter dan ‘vleesland’ Argentinië. In Latijns-Amerika is 10% ondervoed, in Cuba ligt dat onder de minimumgrens van 2,5%.47

Op onderwijsvlak steekt Cuba met kop en schouders boven de rest van het continent. Volgens een recent onderzoek van de UNESCO scoren Cubaanse scholieren van de derde graad veel hoger dan hun collega’s in Latijns-Amerika. Voor wiskunde haalt 54% van de leerlingen in Cuba het hoogste niveau. Dan volgen Nuevo León (deelstaat van Mexico) met 23%, Uruguay met 19% en Mexico met 16%. Voor taal is de score in Cuba 44%. Nuevo León, Costa Rica en Chili volgen met elk 18%.48

De armoede verschilt heel sterk, maar ook de rijkdom op Cuba is totaal anders dan in Latijns-Amerika. De rijken in Latijns-Amerika zijn georganiseerd als een klasse, vaak omschreven als de oligarchie. Ze controleren grote delen van de economie en de media, hebben een grote invloed op de staat en op de politieke partijen. Ze kunnen meestal rekenen op de steun van de top van het leger en de kerk. Zolang de macht van die oligarchie niet gebroken wordt is het heel moeilijk een belangrijke sociale vooruitgang te bereiken voor brede lagen van de bevolking. De recente evoluties in Latijns-Amerika illustreren dat zeer goed. In Cuba is die situatie volstrekt anders. De rijken vormen geen klasse, ze controleren niets van de economie en kunnen geen mensen tewerkstellen. Ze hebben ook niet de minste invloed op de politieke besluitvorming of op de media.

2.3.3. De kloof binnen Cuba In 1993 werd het bezit en gebruik van de dollar toegelaten. De dollar werd later vervangen door CUC. Dit dubbel muntsysteem heeft ongetwijfeld een bres geslagen tussen de Cubanen die enkel over pesos beschikken en zij die over CUC’s beschikken. Die bres was omwille van de gekelderde waarde van de peso t.o.v. de dollar halverwege de jaren negentig zeer groot. Voor een dollar moest je toen (op de zwarte markt) 150 peso neertellen. Een maandloon was toen een anderhalve dollar ‘waard’. Die situatie was explosief en leidde in de zomer van 1994 tot rellen in de straten van Havana. Ondertussen is de waarde van de peso zeven maal sterker geworden en beschikt een groter gedeelte bevolking over CUC’s of heeft een hoger loon of uitkering gekregen. Op dit moment valt de bres tussen peso- en CUC-Cubanen in koopkrachttermen mee: amper een goede twintig procent. En vooral, zij die aan de onderkant leven moeten geen basisgoederen of diensten missen zoals dat in de rest van de wereld – ook de rijke wereld – het geval is. Ondanks het dubbel muntsysteem blijft de Cubaanse samenleving zeer egalitair. Je ziet dat ook in het straatbeeld: er is geen sprake van decadente extravagantie versus schrijnende armoede zoals dat legio is in de rest van Latijns-Amerika.

Page 23: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

23

En de kloof met de toeristen? Ongetwijfeld gaat er van de jaarlijks twee miljoen reizigers een demonstratie-effect uit dat niet te onderschatten valt. De dure camera’s en andere gadgets, het uitgeven van CUC’s alsof het pesos zijn, dat moet wel de ogen uitsteken. De koopkracht van de vakantieganger die zich een reisje naar het tropisch eiland kan veroorloven is inderdaad beduidend groter dan die van de gemiddelde Cubaan. Maar ook op dit vlak is het nuttig de juiste proporties te zien. De reële koopkracht van de gemiddelde toerist zal gemakkelijk minstens anderhalve keer zo groot zijn als die van een Cubaan. Maar als we het uitgavenpatroon van de toeristen onderling bekijken, dan zien we een ander plaatje. Heel wat reizigers overnachten bij particulieren voor ongeveer 20 à 25 CUC per nacht. Een nachtje Varadero all in, kost daarentegen al gauw 200 à 300 CUC of 10 tot 12 maal zoveel. Dat is niet voor de doorsnee toerist weggelegd. Er is in dit verband nog een andere vaststelling. De laatste jaren zie je een toenemende vermenging van het consumptiepatroon van toeristen en van de eilandbewoners. In heel wat restaurantjes en cafés, net als in autobussen, zie je beide groepen door elkaar. Is het overdreven te stellen dat de kloof tussen de toeristen onderling groter is dan die met de Cubanen? Toch moet het psychologisch effect niet onderschat worden. Het basisrantsoen is te krap en de peso-Cubanen geraken moeilijk aan nieuwe kleren, kunnen hun maaltijden weinig variëren en kunnen zich amper bewegen in de CUC-sector. Ze zien hun CUC-collega’s met dure sportschoenen, een gsm, een mp3-speler rondlopen, enz. Dat steekt, zeker in een maatschappij waar gelijkheid hoog in het vaandel geschreven staat. Maar een nog veel groter knelpunt doet zich voor in de loonstructuur.

2.3.4. Sociale ontwrichting De zwakke waarde van de peso t.o.v. de dollar en andere buitenlandse deviezen heeft zich niet alleen vertaald in zeer ongelijke prijzen, maar ook in grote verschillen qua inkomsten. Een taxichauffeur of kelner in de toerismesector verdient gemakkelijk een veelvoud van een leerkracht of dokter. Wie de oversteek maakt naar Miami, amper tweehonderd kilometer verder, verdient tientallen keren meer. In een land zoals België zou dat ernstige sociale gevolgen hebben. Terwijl de loonspanning in verhouding met Cuba vele malen kleiner is, worden nu al in België Roemeense en Filippijnse verpleegkundigen aangevoerd om het tekort in de ziekenhuizen op te vangen. En dan hebben we het nog niet over de sectoren van de bouw, de tuinbouw of de horeca. Het is gezien deze enorme loonspanning dan ook een klein mirakel dat de ziekenhuizen en scholen in Cuba over voldoende personeel blijven beschikken. Dat neemt natuurlijk niet weg dat deze loonkloof in Cuba spanningen creëert. Een zestienjarige zoon van een professor kan bijvoorbeeld, door toeristen naar een bepaald restaurant te loodsen, op één avond meer ‘verdienen’ dan zijn vader op een hele maand. Zijn zus kan misschien zelfs het dubbele ‘verdienen’ als ze een vakantieganger weet te versieren voor een nachtje. Dat verklaart waarom bepaalde jonge meisjes maar al te graag inspelen op de zwakheid des vlezes van menig toerist en waarom sommigen hun kans proberen te wagen aan de overkant van de oceaan. Maar het grootste probleem situeert zich op het vlak van het arbeidsethos. Wie enkel over pesos beschikt moet naar verhouding onmogelijke prijzen betalen voor een paar

Page 24: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

24

schoenen, een stuk vlees bovenop het basisaanbod of bijvoorbeeld een microgolfoven. Dat is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie, bevordert de corruptie en ondermijnt het hele productiesysteem. Zoals we in het eerste deel van deze paper aanstipten, is dit een tweede, zeer belangrijke uitdaging waar de revolutie voor staat en die momenteel aanleiding is voor een batterij aan hervormingsmaatregelen.

De toekomst De Cubaanse revolutie staat ontegensprekelijk voor niet te onderschatten uitdagingen, maar ze beschikt ook over heel wat troeven. Ze heeft overigens in de jaren negentig bewezen dat ze over een uitzonderlijke veerkracht beschikt. Op het moment dat de situatie in eigen land uitzichtloos leek en dat de zusterlanden in Europa een voor een de overstap maakten naar het kapitalisme, bleef de grote meerderheid van de bevolking achter het revolutionair project staan. We wagen ons niet aan voorspellingen, het landschap van de Cubanologie is daarvoor te veel bezaaid met foute inschattingen en verkeerde hypotheses. Maar wel kan met grote zekerheid gezegd worden dat de wijze waarop de huidige en toekomstige leiding met de geschetste uitdagingen zal omspringen sterk zal bepalen hoe het Cuba van na Fidel er zal uitzien. De internationale context zal hier ongetwijfeld ook zijn woordje meespreken. Indien de trend van de laatste tien jaar zich verder zet in Latijns-Amerika, dan is dat goed nieuws voor Havana. Een reële integratie van Latijns-Amerika is de voorwaarde om de dominantie van de VS in de regio ongedaan te maken. Zo’n integratie zou ook een dynamiek op gang kunnen brengen zoals de afgelopen kwarteeuw in Zuid-Oost-Azië. Maar hoe zal Washington zich opstellen? Toen Obama verkozen werd waren de verwachtingen hoog gespannen. De staatsgreep in Honduras in juli 2009 en de verhoogde militaire aanwezigheid in Colombia hebben het enthousiasme ondertussen sterk getemperd. Zo ook de verhoogde militaire activiteit in Afghanistan, Pakistan en recentelijk in Jemen. En wat na Obama? Meer globaal bekeken zijn de Noord-Zuid verhoudingen ondertussen aan het kantelen in het voordeel van het Zuiden. Deze evolutie lijkt niet te stuiten, de economische crisis heeft dit proces alleen maar versneld. Er is ook een groeiende Zuid-Zuid samenwerking. Beide ontwikkelingen zijn alvast veelbelovend voor de Cubaanse revolutie. Marc Vandepitte, 1 januari 2010 Met dank aan Alejandro Aguilar Trujillo voor zijn nuttige commentaren en inzichten.

Page 25: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

25

Annex: Berekening van de paritaire koopkracht: Onze berekening is gebeurd op basis van een korf van zowat alle goederen en diensten die een gemiddeld Cubaans gezin van twee kinderen en twee volwassenen zich doorheen de jaren aanschaft. Alles wordt herleid naar de kostprijs per maand van het betreffend product of dienst. Als een tafel 600 peso kost en gemiddeld twintig jaar meegaat, kost die omgerekend 2,5 peso per maand (600 gedeeld door 20 en nog eens gedeeld door 12). Idem voor de berekening van zo’n tafel in euro’s. Er wordt dus rekening gehouden met het aandeel dat zo’n product of dienst in het geheel van de uitgaven inneemt. Het CIA World Factbook komt uit op 1 peso ~ $1,96 PPP, wat neerkomt op 1 peso ~ €1,4 PPP (cijfers van juli 2009). Basisgoederen of -diensten: huis (huur of afbetaling), energie (water, elektriciteit, gas), basisvoedselaankopen (libreta), onderhoudsgerief, openbaar vervoer, dokters- en apotheekkosten, schooluitgaven, basisaankopen kledij en schoenen (libreta of tweedehands), krant en tijdschrift, tv, uitgaven film, theater, sportwedstrijd. Tv, wasmachine, koelkast, gasvuur, enz. bij aankoop via je bedrijf. Overige: extra voedsel op de landbouwmarkten of in CUC-winkels, tabak, alcohol in CUC-sector, extra kledij in CUC-winkels; autoverbruik en –onderhoud, extra benzine, microgolfoven, geluidsinstallatie, computer, gsm, … Tv, wasmachine, koelkast, gasvuur, enz. in een CUC-winkel.

Beknopte bibliografie Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008. Demuynck K. & Vandepitte M., Ontmoetingen met Fidel Castro, Berchem 2009. Banco Central de Cuba, Economía cubana 1996-2006, Havana 2007. Herrera R., Cuba révolutionnaire. Tome 2. Économie et planification, Parijs 2006. Ng Sauw T. & Vandepitte M., Made in China, Meningen van daar, Berchem 2006. Oficina Nacional de Estadísticas, Panaroma económico y social. Cuba 2008, Havana 2009. Vandepitte M., De gok van Fidel. Cuba tussen socialisme en kapitalisme?, Berchem 1998. Vandepitte M., ’15 jaar na de val van de Muur: het onbekende Kerala’, 17 november 2004, http://archive.indymedia.be/news/2004/11/90238.html. Vandepitte M., De kloof en de uitweg. Een dwarse kijk op ontwikkelingssamenwerking. Berchem 2004. Vandepitte M., ‘Armoede, rijkdom en socialisme’, in Demuynck K., e.a., Cuba, een andere wereld ís mogelijk, Brussel 2002. http://www.one.cu

Page 26: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

26

Eindnoten 1 Zie Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008; Demuynck K. & Vandepitte M.,

Ontmoetingen met Fidel Castro, Berchem 2009. 2 Verschillende indicatoren wijzen op een grote steun. Bij de verkiezingen ligt de opkomst boven de

95% en ligt het aantal ongeldige of blanco stemmen onder de tien procent. Tot grote ergernis van Washington slagen politieke dissidenten er niet in enige achterban te creëren. Tijdens het pausbezoek in 1998 was de hele wereldpers aanwezig op het eiland en was het de gedroomde kans om eventueel ongenoegen openlijk te uiten. Er gebeurde niets. Ook toen Fidel Castro plots heel zwaar ziek werd in de zomer van 2006 was er geen enkele vorm van protest of een uiting van ongenoegen. De afgelopen vijftig is er geen enkele keer massaal straatprotest geweest tegen de regering of het gevoerde beleid. Een uitzondering:in augustus 1994 lokte radio-uitzendingen van de CIA kleine rellen uit in Havana. Die werden door een massale tegenbetoging in de kiem gesmoord. Voor zover we weten zijn er recentelijk geen onafhankelijke peilingen uitgevoerd op het eiland. Die waren er wel op het dieptepunt van de crisis, midden de jaren negentig. Die wezen op een grote steun vanwege de bevolking: ongeveer tachtig procent. Een topdissident als Elizardo Sánchez aanvaardt dat in die periode 80% van het electoraat het regime steunde. Er lekte in die periode ook een document van het Pentagon uit die dat bevestigde. Lambie G., ‘Cuban Local Government: Democracy through Participation or Political control?’ ECPR Conference Workshop, Bern 27 februari - 4 maart 1997.Machado D., ‘La Coyuntura Sociopolítica’ in Crítica de Nuestro Tiempo oktober-december 1995, 6-28, p. 25-27. Chomsky N., Responsabilités des intellectuels, Marseille 1998, p. 147; El País Internacional 10 april 1995, p. 3. 3 In de zomer van 1933 was er een volksopstand die uitliep op een staatsgreep. Er kwam gedurende

drie maanden een regering die heel wat progressieve maatregelen nam. Een nieuwe staatsgreep maakte een einde aan dit kortstondig experiment. 4 Op 26 juli 1953 viel Fidel Castro samen met een goede honderd rebellen de tweede grootste

kazerne van Cuba aan, gelegen nabij Santiago. Die aanval was bedoeld als startschot voor een nationale revolte tegen de dictatuur van Batista. Maar ze mislukte. Fidel en Raúl Castro konden ontkomen maar werden enkele dagen later gevangen genomen en voor de rechter gebracht. Een kleine twee jaar later kregen ze amnestie. 5 De ineenstorting van de Sovjet-Unie, begin jaren negentig, zorgde ervoor dat Cuba in enkele

maanden tijd zijn belangrijkste handelspartners verloor en dat het hele productiesysteem ontregeld raakte. Door de Speciale Periode kwam het land in een soort oorlogseconomie terecht. Grondige economische hervormingen werden doorgevoerd: het toerisme werd in versneld tempo uitgebouwd, buitenlandse investeringen werden aangetrokken, het dollarbezit werd gelegaliseerd, de landbouw grondig hervormd. Vanaf eind 1994 herstelde de Cubaanse economie zich geleidelijk. 6 Cuba kent bijna 3.500 dodelijke slachtoffers van terreuraanslagen, georganiseerd door anti-

Cubaanse terreurnetwerken in Miami met steun van de CIA. De Cubaanse regering besliste die netwerken te infiltreren om verder bloedvergieten te voorkomen. Op 17 juni 1998 overhandigde ze een gedocumenteerd dossier over deze terreurnetwerken aan het FBI. Die arresteerde op 12 september 1998 niet de terroristen, maar wel de vijf Cubanen die voor de Cubaanse overheid undercover werkten in deze groepen. Na een politiek proces waarbij de jury werd geïntimideerd, de verdachten geen vrije toegang kregen tot hun dossiers en getuigenissen ten voordele van de vijf niet weerhouden werden, werden ze in totaal veroordeeld tot viermaal levenslang en 77 jaar gevangenisstraf. Wereldwijd wordt actie gevoerd voor hun vrijheid. Onder druk van die acties zijn een aantal straffen al heel lichtjes verminderd. Je vindt meer info op www.cubanismo.net en www.freethefive.org. 7 Cienfuegos, Camilo (1932-1959) was een strijder van het eerste uur. Tijdens de guerrilla ontpopte hij

zich tot een briljante militaire strateeg. Hij kreeg de titel van comandante in het rebellenleger en was een van de meest geliefde rebellenleiders. Na de machtsovername werd hij hoofd van de generale staf van het rebellenleger. Hij kwam om in een vliegtuigongeluk op 28 oktober 1959. 8 José Martí (1853-1895) was dichter, schrijver, journalist, revolutionair en nationale held van Cuba.

Hij verbleef in ballingschap in Spanje en in de VS. In 1892 stichtte hij de Cubaanse Revolutionaire Partij om te vechten tegen de koloniale overheersing van Spanje en tegen de plannen van de VS om Cuba in te palmen. Hij plande en organiseerde de bevrijdingsoorlog van 1895 en kwam bij het begin van de oorlog om in een gevecht. Hij wordt de apostel van Cuba genoemd. Zijn revolutionaire en anti-imperialistische programma had grote invloed, ook op Fidel Castro. 9 Carlos Manuel de Céspedes (1819-1874), ‘vader des vaderlands’, begon op 10 oktober 1868 de

eerste onafhankelijkheidsstrijd van Cuba tegen de Spanjaarden. Hij liet zijn slaven vrij opdat ze zouden kunnen meestrijden tegen de koloniale macht. In 1869 werd hij gekozen tot president van de republiek Cuba. Na tien jaar strijd zou de poging tot onafhankelijkheid mislukken.

Page 27: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

27

10

Discours van Raúl Castro op 1 augustus 2009, http://www.granma.cubaweb.cu/2009/08/01/nacional/artic19.html. 11

Naar analogie met ‘socialismo o muerte’. Ahorrar is het Spaans voor sparen. 12

Het gaat om respectievelijk ongeveer 210.000 en 140.000 universiteitsstudenten. http://www.mes.edu.cu/index.php?option=com_content&task=view&id=12&Itemid=27; http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/2007-2008/jaarboek0708/0802271_13-28%2010%20-%202008-1%20hdst53.pdf; http://www.senate.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid&MItypeObj=application/pdf&MIvalObj=50332556 13

Zie grafiek 8. 14

Bronnen: Oficina Nacional de Estadísticas, Panaroma económico y social. Cuba 2008, Havana 2009; http://mensual.prensa.com/mensual/contenido/2004/12/16/hoy/negocios/88162.html; http://www.larepublica.com.uy/economia/184379-uruguay-crecera-mas-de-6-este-ano-segun-la-cepal; http://www.eclac.org/cgi-bin/getProd.asp?xml=/publicaciones/xml/2/27542/P27542.xml&xsl=/de/tpl/p9f.xsl&base=/tpl/top-bottom.xsl#; http://www.tiempodecuba.com/node/1256; http://www.infolatam.com/entrada/cepal_america_latina_crecio_un_56_por_ci-6369.html; http://www.one.cu/publicaciones/cepal/bpalc2008/presentaci%C3%B3n.pdf; http://www.reuters.com/article/marketsnews/idARN2860268020090928?rpc=444; http://www.cubaencuentro.com/es/cuba/articulos/cual-fue-el-ajuste-141526. 15

De directie buitenlandse investeringen (FDI) van de ontwikkelingslanden groeien heel snel. In 2008 waren ze acht maal groter dan in 2003 en vijftig maal groter dan in 1990. In de periode 2003–2008 steeg hun aandeel in het wereldtotaal van 8% naar 19%. Ontwikkelingslanden investeren naar verhouding ook meer in het Zuiden dan de ontwikkelde landen. Zo investeren de ontwikkelingslanden minstens veertig procent in de minst ontwikkelde landen. UNCTAD, World Investment Report 2009, New York 2009, p. 247; UNCTAD, World Investment Report 2006, New York 2006, p. 299; VN, The state of South-South cooperation, Report of the Secretary-General, 24 augustus 2009, http://southsouthconference.org/wp-content/uploads/2009/10/64th-Session-A-64-321.pdf. 16

Aangekondigd door Raúl Castro in zijn toespraak voor het parlement op 20 december 2009, http://www.granma.cubaweb.cu/2009/12/20/nacional/artic20.html. 17

Voor een gedetailleerde studie van die periode zie Vandepitte M., De gok van Fidel, Berchem 1998. 18

http://www.radiolaprimerisima.com/noticias/alba/33794. 19

http://ecodiario.eleconomista.es/internacional/noticias/1009315/02/09/Gobierno-cubano-entrega-mas-de-45000-terrenos-ociosos-en-usufructo.html; http://cubaalamano.net/sitio/client/article.php?id=11404. 20

Beaud M., Histoire du capitalisme de 1500 à 2000, Parijs 2000, p. 289. 21

CIA, The World Factbook, https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/cu.html. 22

Storms, B. & Van den Bosch, K., Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen, Leuven 2009, http://onderzoek.khk.be/domein_SociaalEconomischBeleid/project_Armoede/documents/Watheefteengezinnodigperstekst-beknopt.doc. 23

Id. 24

http://www.minutodigital.com/actualidad2/2008/08/29/la-pension-media-en-espana-se-situa-en-800-euros/; http://www.eleconomista.es/flash/noticias/988232/01/09/Espana-la-pension-media-de-jubilacion-subio-un-48-en-enero-.html. 25

http://www.centrumvoorsociaalbeleid.be/?pg=61&id=521. 26

De Morgen 12 november 2007. 27

http://www.socialsecurity.fgov.be/docs/nl/news/armoedebestrijding_040708_nl.pdf. 28

Het gaat in wezen om de Belgische mediaan. In het geval van Cuba is het verschil tussen de mediaan en het gemiddelde van het inkomen echter onbeduidend. 29

Kofi Annan in Havana op de eerste top van de groep van 77, op 12 april 2000, UN Press Release SG/SM/7358. 30

Berekend op basis van UNDP, Human Development Report 2009, Washington 2009. 31

Zie Vandepitte M., ’15 jaar na de val van de Muur: het onbekende Kerala’, http://archive.indymedia.be/news/2004/11/90238.html. 32

Worldbank, Attacking Poverty. World Development Report 2000/2001, New York 2000, p. 46. 33

http://www.frac.org/html/hunger_in_the_us/hunger_index.html; http://www.fundmymutualfund.com/2009/11/nyt-1-in-4-children-and-1-in-8.html; http://www.livescience.com/culture/090110-illiterate-adults.html.

Page 28: De economische hervormingen en de verdeling van de rijkdom · 2013-10-22 · invasie in de Varkensbaai in 1961, de Speciale Periode in de jaren negentig,5 het undercover werk van

28

34

http://edition.cnn.com/2009/US/03/10/homeless.children/index.html; http://www.postandcourier.com/news/2009/oct/12/new-normal-includes-work-after-retirement/ 35

http://en.wikipedia.org/wiki/Poverty_in_the_United_Kingdom; http://www.theyworkforyou.com/wrans/?id=2005-06-20a.807.h. 36

http://www.poverty.org.uk/81/index.shtml. 37

http://www.freerepublic.com/focus/f-news/1918914/posts. 38

Cijfers afkomstig van UNDP, Human Development Report 2009 en ‘Health Report’, Financial Times, 26 maart 2009, p. 26-7. 39

Id. 40

Na de val van de Sovjet-Unie kromp de Cubaanse economie sterk in elkaar. Het duurde vijftien jaar vooraleer het Cubaanse BNP opnieuw het niveau had van 1989. Aan het groeitempo van 1959-1989 betekent dit een verlies van 75%. Voor het groeicijfer van de eerste dertig jaar, zie Herrera R., Cuba revolutionaire. Tome 2. Économie et planification, Parijs 2006, p. 93. 41

Berekening gemaakt door Alejandro Aguilar Trujillo, professor emeritus aan de universiteit van Havana. 42

http://www.eclac.org/publicaciones/xml/5/30305/PresentacionPSE-2007versioncortafinal.pdf, p. 12. 43

Vandepitte M., ‘Armoede, rijkdom en socialisme’, in Demuynck K., e.a., Cuba, een andere wereld ís mogelijk, Brussel 2002, p. 50. 44

Zie bijvoorbeeld UNDP, Human Development Report 2009, p. 176. 45

UNDP, Human Development Report 2009, p. 171-4. 46

Berekend op basis van UNICEF, State of the World’s Children 2009, New York 2009, p. 117. 47

FAO, The State of Food and Agriculture 2007, Rome 2007, p. 189-193. 48

UNESCO/LLECE, Los aprendizajes de los estudiantes de América Latina y el Caribe: Resumen Ejecutivo del Primer Reporte de Resultados del Segundo Estudio Regional Comparativo y Explicativo, Santiago, Chili, juni 2008, p.24 en 29; Unesco, Educación para Todos en 2015. ¿Alcazaremos la meta?, Parijs 2008.