De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de...

161
Boek der Oprechten Pagina 1 De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasher: Ada Hill 2004 De eerste Nederlandse vertaling van een oud Hebreeuws geschrift, waar de Bijbel tweemaal naar verwijst: Jozua 10 (vers 13) en 2 Samuel 1 (vers 18). Dit is een gescande en voor A4 bewerkte versie van een boek waarvan er waarschijnlijk geen exemplaren meer verkrijgbaar zijn. Ook is het onmogelijk gebleken om, met de weinige voorhanden informatie in het boek, nog enig contact te krijgen met zowel uitgever als schrijfster om hen toestemming te vragen voor het digitaliseren.

Transcript of De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de...

Page 1: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 1

De complete vertalingvan de Hebreeuwse

Sefer-Hayasher:

Ada Hill2004

De eerste Nederlandse vertalingvan een oud Hebreeuws geschrift,

waar de Bijbel tweemaal naar verwijst:Jozua 10 (vers 13) en 2 Samuel 1 (vers 18).

Dit is een gescande en voor A4bewerkte versie van een boekwaarvan er waarschijnlijk geenexemplaren meer verkrijgbaar zijn.Ook is het onmogelijk gebleken om,met de weinige voorhandeninformatie in het boek, nog enigcontact te krijgen met zowel uitgeverals schrijfster om hen toestemmingte vragen voor het digitaliseren.

Page 2: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 2

Hoofdstuk 11:1. En God zei: Laat Ons mensen maken naarOns beeld en naar Onze gelijkenis. En Godschiep de mens naar Zijn eigen beeld.2. God formeerde de mens van stof uit deaardbodem, en Hij blies in zijn neusgaten deadem des levens, en de mens werd een levendeziel die kon spreken.3. De Heer zei: Het is niet goed voor de mensom alleen te zijn daarom zal Ik hem een hulpmaken.4. De Heer deed een diepe slaap op Adamvallen, en terwijl hij sliep nam Hij een van zijnribben weg, en sloot haar plaats toe met vleesen bouwde haar (tot een vrouw) en bracht haartot Adam, en Adam ontwaakte uit zijn slaap enzie een vrouw stond voor hem.5. Hij zei: Dit is been van mijn gebeente en zijzal mannin (in het Engels woman) genoemdworden omdat zij uit de man genomen is; enAdam noemde haar Eva want zij is de moedervan alle levenden.6. God zegende hen en noemde hen Adam enEva ten dage dat Hij hen schiep, en God zei:Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt u envervult de Aarde.7. De Here God nam Adam en zijn vrouw, enHij plaatste hen in de Hof van Eden om die tebewerken en te bewaren; en Hij gebood henzeggende: Van alle bomen in de hof moogt gijvrijelijk eten, maar van de boom der kennis desgoeds en des kwaads zult gij niet eten want tendage dat gij daarvan eet zult gij voorzekersterven.8. Nadat God hen gezegend en gewaarschuwdhad verliet Hij hen, en Adam en zijn vrouwwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen deHeer hen geboden had.9. De slang, die God met hen in de Aardegemaakt had, kwam tot hen om te verleiden totovertreding van Gods gebod.10. En de slang verleidde en overreedde devrouw om te eten van de boom der kennis, ende vrouw luisterde naar de stem van de slang,en zij zondigde tegen Gods woord, en zij namvan de boom der kennis des goeds en deskwaads en zij at, en zij nam er ook van voorhaar man en hij at.11. Adam en zijn vrouw overtraden Gods gebod,en God wist het, en Hij was zeer vertoornd ophen en Hij vervloekte hen.12. De Heer God verdreef hen die dag uit deHof van Eden, om de aardbodem te bewerkenwaaruit zij genomen waren, en zij gingenwonen ten Oosten van de Hof van Eden; enAdam had gemeenschap met zijn vrouw Eva enzij baarde hem twee zoons en drie dochters.13. De eerstgeborene noemde zij Kaïn, zeg-gende: Ik heb een man verkregen van de Heer;en de andere noemde zij Abel want zij zei: In

ijdelheid kwamen wij op Aarde en in ijdelheidzullen wij ervan worden weggenomen.14. De jongens groeiden op en hun vader gafhen een stuk land; en Kaïn werd eenlandbouwer en Abel een schaapherder.15. Na verloop van tijd brachten zij een gepastoffer aan de Heer, en Kaïn bracht een offer vande vruchten des lands, en Abel van de eerste-lingen zijner schapen en van hun vet, en Godsloeg acht op Abel en zijn offer, en een vuur desHeren schoot neer uit de hemel en verteerdehet.16. Maar Kaïns offer zag de Heer niet aan, wanthij had minderwaardige vruchten des landsvoor de Heer gebracht. Om die reden was Kaïnafgunstig op zijn broeder Abel en hij zocht eenvoorwendsel om hem te doden.17. Enige tijd later gingen Kaïn en zijn broederAbel naar het veld om hun werk te doen; en zijwaren beiden in het veld, Kaïn om zijn land tebewerken en te ploegen, en Abel met hetweiden van zijn kudde. De kudde liep over hetstuk dat Kaïn net had geploegd; dit kon Kaïndaarom niet verkroppen.18. Kaïn liep boos naar zijn broeder Abel, en hijzei tot hem: Wat is eronder ons dat jij je kuddeop mijn land mag weiden?19. Abel antwoordde zijn broeder Kaïn en zeitot hem: Wat is er onder ons dat jij het vleesvan mijn kudde eet en uzelf kleedt met de wol?20. Ontdoe je daarom van de wol van mijnschapen waarmee je gekleed bent, en vergoedmij hun opbrengst en het vlees dat je hebtgegeten, pas wanneer je dit hebt gedaan zal ikvan jouw land afgaan zoals je zegt.21. Kaïn zei tot zijn broeder Abel: Als ik jevandaag dood, wie zal dan je bloed van mijopeisen?22. Abel antwoordde Kaïn, zeggende: God, dieons op Aarde maakte, zal mij zeker wreken, enHij zal mijn bloed van u opeisen indien gij mijzoudt doden, want de Heer is de rechter enscheidsrechter, en Hij zal de mens vergeldenovereenkomstig het kwaad dat hij doet, en deslechte mens overeenkomstig de slechtheid diehij op Aarde doet.23. Indien gij mij nu hier zoudt doden, danweet God zeker je geheime bedoelingen, en zalu oordelen voor het kwaad dat gij mij verklaar-de te zullen aandoen.24. Toen Kaïn de woorden hoorde die zijnbroer Abel had gesproken, werd hij zeervertoornd op zijn broeder Abel vanwege dezeuiteenzetting.25. Kaïn stond snel op, nam het ijzer van zijnploeg, sloeg daarmee plotseling zijn broer endoodde hem, en Kaïn vergoot het bloed vanzijn broer Abel op de Aarde, en het bloed vanAbel stroomde op de Aarde vlak voor de kudde.

Page 3: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 3

26. Hierna had Kaïn er berouw van dat hij zijnbroer had gedood, en hij was erg bedroefd, enhij beweende hem en het hinderde hem buiten-gewoon.27. Kaïn stond op, en groef een gat in de grondwaarin hij zijn broeders lichaam legde, en hijbedekte het met aarde.28. De Heer wist wat Kaïn had gedaan met zijnbroeder, en de Heer verscheen aan Kaïn en zeitot hem: Waar is uw broeder Abel die bij uwas?29. Kaïn deed alsof hij het niet wist, en zei: Ikweet het niet, ben ik mijn broeders hoeder? DeHeer vraagt hem: Wat heb je gedaan? De stemvan je broeders bloed roept tot Mij vanaf hetstuk land waar je hem hebt gedood.30. Je hebt je broer gedood, en doet alsof Ik jenoch zag noch op de hoogte was van al jedaden.31. Want je doodde je broer uit ondeugd enomdat hij juist en rechtvaardig tot je sprak, endaarom ben je vervloekt van het stuk grond datzijn mond heeft opengedaan om het door jouwtoedoen vergoten bloed van je broeder teontvangen en waarin je hem hebt begraven.

32. En het zal zijn dat wanneer u dat stuk landzult bewerken, het u niet meer zijn volleopbrengst zal geven zoals aanvankelijk, wantde grond zal doornen en distelen voortbrengen,en gij zult zwervende en dolende zijn op Aardetot de dag van uw dood.33. Kaïn ging uit van het gezicht des Herenvanaf de plaats waar hij zich bevond, en hijging zwervende en dolende naar het land tenOosten van Eden, hij en al de zijnen met hem.34. Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw indie dagen, en zij werd zwanger en baarde eenzoon, en hij noemde hem Henoch, zeggende: Indie tijd begon de Heer mij rust en vrede tegeven op Aarde.35. In die tijd begon Kaïn ook een stad tebouwen. Hij bouwde de stad en noemde diestad Henoch naar zijn zoon Henoch; want indie dagen had de Heer hem rust gegeven opAarde, en hij zwierf en doolde niet meer zoalsaanvankelijk.36. Aan Henoch werd Hirad geboren, en Hiradverwekte Mechujaël en Mechujaël verwekteMethusalem.

Hoofdstuk 22:1. Het was in het 130e levensjaar van Adamop Aarde, dat hij opnieuw gemeenschap hadmet zijn vrouw Eva, en zij werd zwanger enbaarde een zoon naar zijn gelijkenis en naarzijn beeld, en zij noemde hem Set, zeggende:Omdat God mij een ander zaad heeft gegevenin de plaats van Abel, want Kaïn heeft hemgedood.2. Set leefde 105 jaren, en hij verwekte eenzoon; en Set noemde zijn zoon Enos, zeggende:Omdat in die tijd de zonen der mensen zichbegonnen te vermenigvuldigen en hun zielenen harten te kwellen door zonde en opstandtegen God.3. Het was in de dagen van Enos dat de zonender mensen doorgingen met opstand en zondetegen God, met het doen toenemen van detoom des Heren tegen de zonen der mensen.4. De zonen der mensen dienden andere goden,en zij vergaten de Heer die hen op Aarde hadgemaakt: en in die dagen maakten de zonender mensen beelden van brons en ijzer, hout ensteen, en knielden daarvoor neer en diendendeze.5. Iedereen maakte zijn eigen god en knieldedaarvoor neer, en de zonen der mensentrokken zich niets aan van de Heer gedurendealle dagen van Enos en zijn kinderen; en deHeer was vertoornd op de werken en gruwelendie zij op Aarde pleegden.6. De Heer overviel hen met de wateren van derivier Gihon die overstroomde. Hij verstrooideen verteerde hen, en Hij vernietigde het derde

deel der Aarde, en desalniettemin bekeerdende zonen der mensen zich niet van hun slechtewegen, en hun handen bleven er naar staan omkwaad te bedrijven in de ogen des Heren.7. In die dagen werd er niet gezaaid en geoogstop de Aarde; en er was geen voedsel voor dezonen der mensen en er was grotehongersnood in die dagen.8. Uit het zaad dat zij in die dagen in de grondzaaiden groeiden slechts doornen, distels endoornstruiken; zulks overeenkomstig Godsvervloeking van de aardbodem sedert de dagenvan Adam wegens Adams zonde tegen de Heer.9. Toen de mensen bleven doorgaan met op-stand en zonde tegen God, en met het verder-ven van hun wegen, toen werd ook de Aardeverdorven.10. Enos leefde 90 jaren en hij verwekte Kenan.11. Kenan groeide op en hij was 40 jaren oud,en hij werd verstandig en had kennis enbedrevenheid in alle wijsheid, en verstandigman en had kennis van zaken in alle wijsheid,en met zijn wijsheid regeerde hij over goede enboze geesten.12. Kenan wist door zijn wijsheid dat God dezonen der mensen zou vernietigen voor hunzonden op Aarde, en dat de Heer op het eindeder dagen de wateren van de zondvloed overhen zou brengen.13. In die dagen schreef Kenan opsteentabletten over wat er in de toekomst zougeschieden, en hij borg deze op in zijn schat-kamer.

Page 4: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 4

14. Kenan regeerde over de gehele Aarde, en hijbekeerde enige van de zonen der mensen tot dedienst Gods.15. Toen Kenan 70 jaren oud was verwekte hijdrie zonen en twee dochters.16. Deze zijn de namen van Kenans kinderen;de naam van de eerstgeborene Mahalalel, detweede Enan, en de derde Mered, en hunzusters waren Ada en Zilla; deze zijn de vijfkinderen van Kenan die hem werden geboren.17. Lamech, de zoon van Methusalem,verzwagerde zich met Kenan, en nam zich zijntwee dochters tot vrouwen, en Ada werdzwanger en baarde Lamech een zoon, en zijnoemde hem Jabal.18. Ada werd opnieuw zwanger en baarde eenzoon, en noemde hem Jubal; en haar zusterZilla was onvruchtbaar in die dagen en hadgeen nakomelingschap.19. Want in die dagen begonnen de zonen dermensen te zondigen tegen God, en de gebodente overtreden die Hij Adam geboden had, omvruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigenop Aarde.20. Enigen van de zonen der mensen lietenhun vrouwen iets drinken dat hen onvrucht-baar maakte, opdat zij hun figuur zoudenbehouden en opdat hun knappe uiterlijk nietzou verdwijnen.21. Toen de zonen der mensen dit sommigenvan hun vrouwen lieten drinken, toen dronkZilla met hen.22. De barende vrouwen waren afschuwelijk inde ogen van hun echtgenoten, alsof zij wedu-wen waren van levende echtgenoten, wantdezen waren slechts gehecht aan de onvrucht-bare vrouwen.23. Tenslotte toen Zilla oud werd, opende deHeer haar baarmoeder.24. Ze werd zwanger en baarde een zoon en zijnoemde hem Tubal-Kaïn, zeggende: Nadat ikwas verwelkt verkreeg ik hem van deAlmachtige God.25. Ze werd opnieuw zwanger en baarde eendochter, en zij noemde haar Naäma, want zijzei: Nadat ik was verwelkt verkreeg ik plezieren vreugde. 26. Lamech was oud "en bejaard,en zijn ogen waren dof zodat hij niet kon zien,en zijn zoon Tubal-Kaïn leidde hem, en op eendag ging Lamech naar het veld met zijn zoonTubal-Kaïn, en toen zij in het veld liepen kwam

Adams zoon Kaïn naar hen toe; want Lamechwas erg oud en kon niet goed zien, en zijn zoonTubal-Kaïn was erg jong.27. Tubal-Kaïn vroeg zijn vader om zijn boog tespannen, en met de pijlen trof hij Kaïn die nogver weg was, en hij doodde hem, want hij leekhen een beest te zijn.28. De pijlen drongen in Kaïns lichaam, hoewelhij nog veraf was; hij viel op de grond en stierf.29. De Heer vergold hiermee Kaïns kwaad inovereenstemming met het kwaad dat hij hadbedreven met zijn broer Abel, overeenkomstighet woord des Heren dat Hij had gesproken.30. Het geschiedde toen Kaïn was gestorven,dat Lamech en Tubal gingen kijken wat vooreen beest zij hadden gedood, en zie hun groot-vader Kaïn lag dood op de grond.31. Lamech was erg bedroefd dat hij dit hadgedaan, en door in zijn handen te klappen trofhij zijn zoon en veroorzaakte daarmee zijndood.32. De vrouwen van Lamech hoorden watLamech had gedaan, en zochten hem te doden.33. De vrouwen van Lamech haatten hem vandie dag af omdat hij Kaïn en Tubal-Kaïn hadgedood, en de vrouwen van Lamech zonderdenzich van hem af en wilden in die dagen nietnaar hem luisteren.34. Lamech kwam tot zijn vrouwen, en hijdwong hen om naar hem te luisteren betref-fende deze zaak.35. Hij zei tot zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoortmijn stem gij vrouwen van Lamech, neemt terore mijne rede, want jullie dachten en zeidendat ik een man doodsloeg om mijne wonden eneen kind om een striem hoewel zij geen geweldhadden gebruikt, maar jullie moeten beseffendat ik een oude grijsaard ben met slechte ogendie niet goed meer zien en dat ik dit onbewustheb gedaan.36. De vrouwen van Lamech luisterden naarhem in deze zaak, en keerden naar hem terugop het advies van hun (stam) vader Adam,maar zij baarden hem van toen af aan geenkinderen meer, wetend dat Gods toorn tegende zonen der mensen toenam in die dagen, omhen te vernietigen met de wateren van dezondvloed voor hun slechte daden.37. Mahalaleël de zoon van Kenan leefde 65jaren en hij verwekte Jered; die leefde 162jaren en verwekte Henoch.

Hoofdstuk 33:1. Henoch leefde 65 jaren en hij verwekteMethusalem; en Henoch wandelde met Godnadat hij Methusalem had verwekt, en hijdiende de Heer, en hij verachtte de slechtewegen der mensen.2. De ziel van Henoch ging geheel op in de

onderrichting des Heren, in kennis en begrip;en hij trok zich verstandig terug van de zonender mensen, en zonderde zichzelf gedurendevele dagen voor hen af.3. Na verloop van vele jaren, terwijl hij de Heerdiende, verscheen er een engel des Heren voor

Page 5: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 5

zijn aangezicht in het huis waar hij bad. Dezeengel des Heren riep vanuit de hemel totHenoch. Henoch zei: Hier ben ik.4. Hij zei: Sta op, ga uit uw huis en van deplaats waar gij uzelf hebt afgezonderd, enverschijn aan de zonen der mensen om hen teonderrichten in de wegen die zij behoren tebewandelen, en in de werken die zij moetenvolbrengen om de weg des Heren tebewandelen.5. Henoch stond op en overeenkomstig met hetwoord des Heren ging hij uit zijn huis, van zijnplaats en de kamer waarin hij was verborgen,en hij ging naar de zonen der mensen en steldehen in kennis met de geboden des Heren.6. Hij beval die geboden bekend te makenoveral waar de zonen der mensen woonden,zeggende: Waar is de mens die de wegen desHeren wil leren kennen en de goede werken?Laat hem tot Henoch gaan.7. Alle zonen der mensen kwamen toen tothem, want allen die dit wensten gingen totHenoch. Henoch regeerde over de zonen dermensen overeenkomstig het woord des Heren,en zij kwamen en bogen voor hem en zijhoorden zijn woord.8. De Geest Gods was op Henoch, en hijonderwees al zijn mensen in Gods wijsheid enin Zijn wegen. De zonen der mensen diendende Heer alle de dagen van Henoch, en zijkwamen om zijn wijsheid te horen.9. Alle koningen van de zonen der mensen,allen met hun vorsten en rechters,kwamen tot Henoch toen zij van zijn wijsheidhoorden, en zij bogen voor hem neer, en zijvroegen Henoch om ook over hen te regeren,waarin hij toestemde.10. Zij kwamen in vergadering bijeen, 130koningen en vorsten, en zij maakten Henochkoning over hen, en zij waren allen onder zijninvloed en bevel.11. Henoch onderwees hen wijsheid, kennis ende wegen des Heren; en hij zorgde voor vredetussen hen, en er was vrede op de gehele Aardegedurende het leven van Henoch.12. Henoch regeerde 243 jaren over de zonender mensen, en hij deed zijn volk recht enrechtvaardigheid wedervaren, en hij leidde henin de wegen des Heren.13. Deze zijn de geslachten van Henoch:Methusalem, Eliza, en Elimelech, drie zonen;en hun zusters waren Melka en Naäma, enMethusalem leefde 187 jaren en hij verwekteLamech.14. Het was in het 56e levensjaar van Lamechtoen Adam stierf; 930 jaren oud was hij bij zijndood. En zijn twee zonen, met Henoch enMethusalem, begroeven hem met veel prachten praal, zoals bij de begrafenis van koningen,in de spelonk die God hem had aangewezen.

15. Op die plek rouwden en weenden alle zonender mensen om Adam; dit werd daarom eengewoonte onder de zonen der mensen tot opdeze dag.16. Adam stierf omdat hij had gegeten van deboom der kennis; hij en zijn kinderen na hem,zoals de Heer had gesproken.17. Het was in het jaar van Adams dood, dat ishet 243e regeringsjaar van Henoch, toenHenoch besloot om zich te gaan afzonderenvan de zonen der mensen. Dit om zich zoalsvroeger te verbergen, teneinde de Heer tedienen.18. Henoch deed aldus, maar verborg zich nietgeheel voor hen, maar bleef drie dagen weg vande zonen der mensen en ging dan weer vooreen dag naar hen toe.19. Gedurende de drie dagen dat hij in zijnkamer was, bad hij tot de Heer zijn God enprees Hem tot de dag dat Hij weer aan Zijnonderdanen verscheen. Hij onderwees hen inde wegen des Heren, en alles wat zij hemvroegen over de Heer vertelde hij hen.20. Op deze wijze handelde hij gedurende velejaren, en daarna verborg hij zich gedurende zesdagen en verscheen aan zijn volk eens in dezeven dagen; en daarna eens in de maand, endaarna eens per jaar, totdat alle koningen,vorsten en zonen der mensen hem zochten, enopnieuw Henochs gelaat wilden zien en om zijnwoord te horen; maar dat konden zij nietomdat alle zonen der mensen erg bevreesdwaren voor Henoch, en zij waren bang om tothem te gaan wegens de goddelijke uitstralingvan zijn gelaat, daarom kon niemand naar hemopzien zonder bevreesd te zijn dat hij zouworden bestraft met de dood.21. Alle koningen en vorsten besloten om dezonen der mensen bij elkaar te verzamelen, entot Henoch te gaan, menende dat zij allen tothem konden spreken op de dag dat hij aan henzou verschijnen, en zo deden zij.22. De dag naderde dat Henoch verscheen enzij waren allen verzameld en liepen op hem toe,en Henoch sprak de woorden des Heren en hijonderwees hen wijsheid en kennis, en zij bogenvoor hem neer en zij zeiden: Leve de koning,leve de koning23. Na enige tijd, terwijl de koningen envorsten en de zonen der mensen spraken metHenoch, die hen onderwees in de wegen desHeren, riep er een engel des Heren uit dehemel tot Henoch. De engel vroeg Henoch ommet hem naar de hemel te gaan om daar teregeren over de zonen Gods, zoals hij op Aardehad geregeerd over de zonen der mensen.24. Toen Henoch dit hoorde verzamelde hij alleinwoners der Aarde, en leerde hen wijsheid enkennis en gaf hen Goddelijke geboden, en zeitot hen: Ik ben verzocht om ten hemel te varen,

Page 6: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 6

maar ik weet niet op welke dag ik weg zal gaan.25. Daarom zal ik u wijsheid en kennis leren enzal u alle voorschriften en handelwijze gevenvoor ik u op aarde verlaat. En aldus voerde hijuit.26. Hij bracht hen uitgebreide kennis en gafhen voorschriften. Hij berispte hen, en gaf heninzettingen en straffen die moesten wordennageleefd op Aarde. Hij zorgde voor vredeonderling en onderwees hen over het eeuwigeleven. Hij woonde enige tijd bij hen terwijl hijhen al deze dingen leerde.27. Terwijl de zonen der mensen bij Henochwaren die hen toesprak sloegen ze hun ogen open zagen iets wat leek op een groot paard datuit de hemel neerdaalde, en het paard bewoogvoort in de lucht.28. Ze vertelden Henoch wat zij hadden gezien,en Henoch zei tot hen: Dit paard daalt voor mijop Aarde neer want de tijd is gekomen om u teverlaten en u mij niet meer zult zien.29. Het paard kwam naar beneden en stondvoor Henoch, en alle zonen der mensen die bijHenoch waren zagen het.30. Henoch liet een stem uitgaan, zeggende:Waar is de mens die er een lust in heeft om dewegen te kennen van de Heer zijn God, laathem vandaag nog tot Henoch komen voor hijvan ons weggenomen wordt.31. Alle zonen der mensen waren die dagverzameld en gekomen tot Henoch; en allekoningen der Aarde met hun vorsten enraadgevers bleven bij hem die dag; en Henochleerde de zonen der mensen toen wijsheid enkennis, en gaf hen Goddelijke voorschriften; enhij gebood hen om de Heer te dienen en in Zijnwegen te wandelen alle de dagen huns levens,en hij ging voort om vrede tussen hen tescheppen.32. Daarna stond hij op en reed op het paard;

en hij ging weg en alle zonen der mensenliepen achter hem aan, ongeveer 800.000mensen; en zij gingen een dagreis met hemmee.33. Op de tweede dag zei hij tot hen: Keer terugnaar uw tenten, waarom wilt gij meegaan?Misschien zou u sterven. En sommigen van henverlieten hem. Zij die bij hem bleven gingen zesdagreizen met hem mee. Henoch zei elke dagopnieuw tegen hen: Keer terug naar uw tentenopdat u niet zult sterven. Maar zij wilden nietterugkeren en bleven met hem meegaan.34. Op de zesde dag bleven er sommigen achterhem aanhangen en zij zeiden tot hem: Wijzullen met u meegaan naar de plaats waar gijheengaat; zolang de Heer leeft zal slechts dedood ons scheiden.35. Ze drongen zo sterk aan om met hem meete gaan dat hij ophield om met hen te spreken;en zij liepen achter hem aan en wilden nietterugkeren.36. De koningen die terugkeerden hielden eenvolkstelling om te weten hoeveel mensen er bijHenoch waren gebleven. En het was op dezevende dag dat Henoch ten hemel voer in eenwervelwind, met vurige paarden en rijtuigenvan vuur.37. Op de achtste dag bevalen de koningen omhet aantal mensen dat bij Henoch was gebleventerug te brengen van de plaats waar hij tenhemel was gevaren.38. Alle koningen gingen naar die plaats, en zijvonden daar de grond bedekt met sneeuw, enop de sneeuw lagen grote hagelstenen. Zijzeiden tot elkaar: Kom, laten wij ons door diesneeuw heenslaan om te zien of de mensen diebij Henoch zijn gebleven dood zijn, en nuonder de sneeuw liggen. Zij zochten en kondenhen niet vinden omdat Henoch ten hemel wasgevaren.

Hoofdstuk 44: 1. En al de dagen dat Henoch op Aardeleefde waren 365 jaren.2. Henoch was ten hemel gevaren, en allekoningen der Aarde kwamen bijeen en namenzijn zoon Methusalem en zalfden hem, enlieten hem regeren over hen in de plaats vanzijn vader.3. Methusalem handelde rechtvaardig in Godsogen en deed zoals zijn vader Henoch hem hadgeleerd. Gedurende zijn gehele leven leerde hijmet kennis de zonen der mensen evenzowijsheid en de vreze Gods, en hij week daarniet van de goede weg af hetzij naar rechts ofnaar links.4. Doch in de latere dagen van Methusalemkeerden de zonen der mensen zich af van God,zij verdierven de Aarde, zij beroofden enplunderden elkaar, en zij kwamen in opstand

tegen God en zij zondigden en zij verdiervenhun wegen, en zij wilden niet luisteren naar destem van Methusalem, maar kwamen tegenhem in opstand.5. De Heer was ontzettend vertoornd op hen,en de Heer begon in die dagen opnieuw met devernietiging van het gezaaide, zodat er nochgezaaid noch geoogst werd op de Aarde.6. Want wanneer zij de grond bezaaiden om tevoorzien in voedsel voor hun onderhoud, zie,doorns en distels wiesen op die zij niet haddengezaaid.7. Toch bekeerden de zonen der mensen zich nietvan hun boze wegen, en hun handen stondenernaar om kwaad te doen in de ogen Gods, en zijtartten de Heer op hun boze wegen, en de Heerwas erg vertoornd, en het berouwde Hem dat Hijde mens had gemaakt.

Page 7: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 7

8. Hij dacht eraan om hen te vernietigen en uit tewissen en Hij deed aldus.9. In die dagen toen Lamech de zoon vanMethusalem 168 jaren oud was, toen stierf Set dezoon van Adam.10. Alle dagen dat Set leefde waren 912 jaren, enhij stierf.11. Lamech was 180 jaren oud toen hij Asmua, dedochter van zijn oom Eliza de zoon van Henochnam, en zij werd zwanger.12. In die tijd bezaaiden de zonen der mensen degrond, en dit leverde een weinig voedsel op; tochbekeerden de zonen der mensen zich niet van hunboze wegen, en zij zondigden en stonden op tegenGod.13. De vrouw van Lamech werd zwanger en baardehem een zoon in die tijd, bij de jaarwisseling.14. Methusalem noemde hem Noach, zeggende: DeAarde was in mijn dagen rustig en vrijvan"verdorvenheid. En"zijn vader Lamech noemdehem Menachem, zeggende: Deze zal onsbemoedigen bij ons werk en ons armzalig geploeterop de Aarde die God heeft vervloekt.15. Het kind groeide op en werd gespeend, en hijwandelde in de wegen zijn voorvader Methusalem,volledig en oprecht voor God.16. Maar alle zonen der mensen weken af vande wegen des Heren. In die dagen toen zij zichop Aarde vermenigvuldigden leerden ze elkaarhun slechte gewoonten en gingen voort met

zondigen tegen de Heer.17. Iedereen maakte zichzelf een god, en eenieder beroofde en plunderde zijn naaste en zijnverwanten en zij verdierven de Aarde die volvan geweld werd.18. Hun rechters en autoriteiten gingen naar dedochters der mensen en namen hun vrouwenmet geweld van hunne echtgenoten naar hethun uitkwam, en de zonen der mensen namenin die dagen van het vee, van de beesten desvelds en het gevogelte des hemels, en leerdende vermenging der soorten om de Heer tetarten; en God zag de gehele Aarde en haar metde verdorvenheid. Alle vlees van mens en dierop Aarde degenereerden.19. De Heer zei: Ik zal de mens, dien Ikgeschapen heb, verdelgen van de aardbodem,ja van de mens tot het gevogelte des hemels,tezamen met het vee en de beesten des velds,want het berouwt Mij dat Ik hen gemaakt heb.20. Alle nog rechtvaardige mensen, diewandelden in de wegen des Heren, stiervennog voordat de Heer het door Hemaangekondigde onheil over de mensen bracht.De Heer wilde dat ze het onheil niet zoudenmeemaken.21. Noach vond genade in de ogen des Heren,en de Heer koos hem en zijn kinderen uit omuit hen kroost op Aarde te laten verwekken.

Hoofdstuk 55:1. Het was in het 84e levensjaar van Noachdat Enos de zoon van Set stierf; hij was 905jaar oud bij zijn dood.2. In het 179e levensjaar van Noach stierfKenan de zoon van Enos, en alle de dagen vanKenan waren 910 jaren, en hij stierf.3. In het 234e levensjaar van Noach stierfMahalalel de zoon van Kenan, en de dagen vanMahalalel waren 895 jaren en hij stierf.4. Jered de zoon van Mallalalel stierf in diedagen, in het 366e levensjaar vanNoach; en alle de dagen van Jered waren 962jaren, en hij stierf.5. Allen die de Heer volgden stierven in diedagen, voordat zij het onheil zagen dat Godaankondigde op Aarde te zullen doen komen.6. Na verloop van vele jaren, in het 480e

levensjaar van Noach, toen al die mensen diede Heer volgden gestorven waren en onder dezonen der mensen slechts Methusalem wasovergebleven, toen sprak God tot Noach enMethusalem, zeggende:7. Spreekt en maakt bekend aan de zonen dermensen, zeggende: Aldus spreekt de Heer,bekeert u van uw boze wegen en laat af van uwwerken, en de Heer zal berouw hebben van hetonheil dat Hij over u aankondigde, zodat hetniet zal geschieden.

8. Want aldus zegt de Heer: Zie, Ik geef u eenperiode van 120 jaren; indien gij u tot Mijbekeert en aflaat van uw boze wegen, dan zal IkMij ook afkeren van het onheil dat Ik aankon-digde, en het zal niet geschieden, zei de Heer.9. Noach en Methusalem spraken alle dewoorden des Heren tot de zonen der mensen,dag aan dag, aldoor maar tot hen sprekende.10. Maar de zonen der mensen wilden niet naarhen luisteren, noch hun oren neigen naar hunwoorden, en zij waren hardnekkig.11. De Heer gaf hen een periode van 120 jaren,zeggende: Indien zij zich bekeren, dan zal Godberouw hebben van het onheil en de Aarde nietverderven.12. Noach de zoon van Lamech onthield er zichvan om een vrouw te nemen in die dagen enkinderen te verwekken, want hij zei: God zalzeker de Aarde verderven, waartoe zal ik dankinderen verwekken?13. Noach was een rechtvaardig mens, hijwas volmaakt in zijn geslacht, en de Heerkoos hem uit om uit hem kroost op Aarde tedoen verwekken.14. De Heer zei tot Noach: Neem een vrouw totu en verwek kinderen, want Ik heb gezien datgij rechtvaardig zijt in dit geslacht.15 .En gij zult kroost verwekken, en uw

Page 8: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 8

kinderen met u, in het midden der Aarde; enNoach ging en nam een vrouw, en hij koosNaäma de dochter van Henoch, en zij was 580jaren oud.16. Noach was 490 jaren oud toen hij Naämaals vrouw nam.17. Naäma werd zwanger en baarde een zoon,en hij noemde hem Jafet, zeggende: God heeftmij op Aarde verhoogd; en zij werd opnieuwzwanger en baarde een zoon, en hij noemdehem Sem, zeggende: God heeft mij eenoverschot gegeven om kroost te verwekken inhet midden der Aarde.18. Noach was 502 jaren oud toen Naäma Sembaarde, en de jongens groeiden op enwandelden in de wegen des Heren, in alles watMethusalem en hun vader Noach leerden.19. Lamech de vader van Noach stierf in diedagen; toch wandelde hij niet met zijn gehelehart in de wegen zijns vaders, en hij stierf inhet 595e levensjaar van Noach.20. Alle de dagen van Lamech waren 777 jarentoen hij stierf.21. En alle de zonen der mensen die de Heerkenden stierven in het jaar voordat de Heeronheil over hen bracht; want de Heer wilde datzij stierven opdat zij niet het onheil zoudenzien dat God over hun broeders en verwantenzou brengen zoals Hij had verkondigd te zullendoen.22. In die tijd zei de Heer tot Noach enMethusalem: Ga van nu af aan verkondigenaan de zonen der mensen alle de woorden dieIk tot u sprak in die dagen, misschien zullen zijzich bekeren van hun boze wegen, en Ik zal danberouw hebben van het onheil en het niet latenkomen.23. Noach en Methusalem vertelden van toenaf aan tot de oren van de zonen der mensenalles wat God omtrent hen had gesproken.24. Maar de zonen der mensen wilden niet

luisteren, en evenmin wilden zij hun orenneigen naar al hun verklaringen.25. Het was hierna dat de Heer tot Noach zei:Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezichtgekomen vanwege hun boze daden, en zie Ikzal de Aarde verderven.26. Neemt gij Goferhout, en ga op een bepaaldeplaats een ark maken, en geef die daar eenplaats,27. Gij zult die aldus maken: een lengte van300 ellen, een breedte van 50 ellen, en eenhoogte van 30 ellen.28. Gij zult er een deur in maken in eenopening in haar zijde, en gij zult haar afwerkentot een ei van boven, en haar van binnen envan buiten met pek bestrijken.29. En zie, Ik zal de watervloed over de Aardebrengen, en alle vlees van onder de hemel zalworden verdelgd, alles wat op de Aarde is zalomkomen.30. Gij en uw gezin zult van al wat leeft tweeparen, mannetje en wijfje, in de ark brengen,om daaruit kroost te laten verwekken op Aarde.31. Verzamel alle voedsel dat wordt gegetendoor de dieren, opdat er voedsel zij voor u envoor hen.32. Gij zult voor uw zonen drie maagden kiezenuit de dochters der mensen, en zij zullenvrouwen zijn voor uw zonen.33. En Noach stond op en hij maakte de ark terplaatse waar God hem dit had geboden, enNoach deed wat God hem had geboden.34. In zijn 595e jaar begon Noach de ark tebouwen, en hij bouwde de ark in vijf jaren zoalsde Heer hem had geboden.35. Toen nam Noach de drie dochters van Elia-kim zoon van Methusalem tot vrouwen voorzijn zonen, zoals de Heer Noach had geboden.36. Het was op dat moment dat Methusalem dezoon van Henoch stierf; 969 jaren oud was hijbij zijn dood.

Hoofdstuk 66: 1. Op dat moment, na de dood van Methusa-lem, zei de Heer tot Noach: Ga met uw gezin inde ark; zie, Ik zal alle dieren der Aarde tot ubijeenbrengen, de beesten des velds en hetgevogelte des hemels, en zij zullen allen komenen de ark omringen.2. Gij zult bij de deuren van de ark gaan zitten, enalle beesten, de dieren, en de vogels, zullen zichverzamelen en voor u verschijnen, en diegenenvan hen die voor u komen kruipen die zult gijnemen en overgeven in de handen van uw zoons;die zullen hen in de ark brengen, en, diegenen dievoor u blijven staan die zult gij laten gaan.3. En de Heer deed dit geschieden op devolgende dag, en dieren, beesten en vogelskwamen in grote aantallen en omringden deark.

4. Noach zette zich neer bij de deur van de ark,en alle vlees dat voor hem kroop bracht hij inde ark, en alles wat voor hem bleef staan liet hijop Aarde.5. Er kwam een leeuwin met haar twee welpen,mannetje en wijfje, en zij kropen alle drie voorNoach, en de twee welpen stonden op tegen deleeuwin en sloegen haar en deden haarwegvluchten, en zij ging weg, en de welpengingen terug naar hun plaatsen, en kropen opde Aarde voor Noach.6. De leeuwin liep weg, en stond in de plaatsvan de leeuwen.7. Noach zag dit, en was erg verbaasd, en hijstond op en nam de twee welpen en bracht henin de ark.8. Noach bracht van alle levende wezens op

Page 9: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 9

Aarde enkelen in de ark zodat slechts dieachterbleven waarvan Noach er in de arkbracht.9. Paren kwamen tot Noach in de ark, maarvan de reine dieren en reine vogels bracht hij erzeven paren binnen zoals God had bevolen.10. Alle dieren en beesten en vogels waren ernog, en zij omringden de ark overal, en deregen viel pas zeven dagen later.11. En op die dag liet de Heer de gehele Aardeschudden, en de zon werd verduisterd, en degrondvesten der Aarde gingen tekeer, en degehele Aarde werd hevig bewogen, en debliksem flitste, en de donder rommelde, en allefonteinen des groten afgronds werdenopengebroken, zoals de aardbewonersvoordien niet hadden meegemaakt; en Godhandelde aldus om de zonen der mensen tedoen schrikken zodat er geen kwaad meer zougeschieden op Aarde.12. Toch wilden de zonen der mensen zich nietbekeren van hun boze wegen, en zij deden detoorn des Heren toen nog toenemen, enneigden zelfs hun harten niet ertoe.13. Na verloop van zeven dagen, in het 600e

levensjaar van Noach, toen waren de waterendes vloeds op de Aarde.14. Alle fonteinen des groten afgronds warenopengebroken, en de sluizen des hemelsgeopend, en de regen viel op de Aarde, veertigdagen en veertig nachten.15. Noach met zijn gezin, en alle levendewezens die bij hem waren, waren in de arkvanwege de wateren des vloeds, en de Heersloot achter hem toe.16. Alle zonen der mensen die warenachtergelaten op de Aarde waren ten einderaad door het onheil dat de regen veroorzaakte,want de wateren kwamen krachtiger opzettenop de Aarde, en de dieren en beestenomringden nog steeds de ark.17. De zonen der mensen, ongeveer 700.000mannen en vrouwen, kwamen tezamen totNoach voor de ark.18. En zij riepen tot Noach, zeggende: Doe onsopen zodat wij tot u in de ark kunnen komen,en waarom moeten wij sterven?19. Noach antwoordde met luide stem vanuitde ark, zeggende: Zijt gij niet tegen de Heer inopstand gekomen, en hebt gij niet gezegd datHij niet bestaat? En daarom bracht de Heer ditonheil over u, om u te vernietigen en af tesnijden van het aardoppervlak.20. Heb ik u hiervan niet gesproken 120 jarengeleden toen gij niet wilde luisteren naar destem des Heren, en nu wilt gij wel op Aardeleven?21. En zij zeiden tot Noach: Wij willen onsbekeren tot de Heer; doe ons slechts openopdat wij leven en niet sterven.

22. Noach antwoordde hen, zeggende: Zie, nugij het probleem ziet aangaande uw ziel, nu wiltgij u bekeren tot de Heer; waarom bekeerde giju niet gedurende deze 120 jaren die de Heer udaarvoor toestond?23. Maar nu gij mij dit komt vertellen vanwegede problemen met uw zielen, nu wil de Heerook niet naar u luisteren, noch het oor lenen opdeze dag, zodat uw wensen nu niet zullenworden vervuld.24. De zonen der mensen kwamen nader omzich met geweld toegang tot de ark teverschaften vanwege de regen, want zij kondende regen niet verdragen.25. De Heer liet alle beesten en dierenopdraven die buiten de ark waren. En debeesten overweldigden hen en verdreven henvandaar, en een ieder ging zijn eigen weg en zijverspreidden zich weer over de Aarde.26. De regen viel nog steeds op de Aarde, en zijviel veertig dagen en veertig nachten, en dewateren hadden de overhand op de Aarde enalle vlees dat op de Aarde was of in de waterenstierf, hetzij mensen, dieren, beesten, kruipendgedierte en gevogelte, en slechts Noach bleefover met hen die met hem in de ark waren.27. De wateren hadden de overhand envermeerderden zeer op Aarde, en zij hieven deark op en zij rees op boven de Aarde.28. De ark dreef op de wateren, en zij werdzodanig heen en weer geslingerd dat allelevende schepselen daarbinnen werdenrondgedraaid als soep in een kookketel.29. Grote angst greep alle levende wezens aandie in de ark waren, en de ark werd bijkansgebroken.30. Alle levende wezens in de ark warendoodsbang, en de leeuwen brulden, en de ossenloeiden, en de wolven huilden, en elk levendschepsel in de ark sprak en jammerde in zijneigen taal zodat hun geluiden tot op groteafstand te horen waren, en Noach en zijn zonenschreeuwden en huilden in hun moeilijkheden;zij waren erg bang dat zij de poorten des doodshadden bereikt.31. Noach bad tot de Heer, en hij schreeuwdeom dit alles tot Hem, en hij zei: Och Heer helpons, want wij hebben geen kracht om al ditonheil te verdragen dat ons omgeeft, want dewatergolven hebben ons omringd, dreigendestortvloeden beangstigen ons; antwoord ons,och Heer, antwoord ons, doe Uw aanschijnover ons lichten en wees ons genadig, verlosons en bevrijd ons.32. De Heer luisterde naar Noachs stem, en deHeer gedacht aan hem.33. En een wind streek over de Aarde, en dewateren werden stil en de ark lag rustig.34. De fonteinen des afgronds en de sluizen deshemels werden gesloten, en de regen uit de

Page 10: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 10

hemel hield op.35. De wateren namen af in die dagen, en deark rustte op de bergen van Ararat.36. Noach opende toen het venster der ark, enNoach riep toen uit tot de Heer en zei: OchHeer, Gij die aarde en hemel formeerde enalles daarin, verlos onze zielen uit dezebeslotenheid, en uit de gevangenis waarin Gijons hebt geplaatst, want ik ben moe van hetzuchten.37. De Heer luisterde naar Noachs stem, en zeitot hem: Wanneer er een geheel jaar om is danzult gij uitgaan.38. Bij de jaarwisseling, toen Noach een geheeljaar in de ark had gewoond, toen waren dewateren opgedroogd van de Aarde, en Noachverwijderde het luik van de ark.

39. Toen, op de 27e dag van de tweede maand,was de Aarde droog, doch Noach en zijn zoons,en zij die met hem (hen?) waren, verlieten deark niet dan nadat de Heer hen dit aanzegde.40. De dag kwam dat de Heer hen zei om uit tegaan, en zij gingen allen uit de ark.41. Zij gingen uit en keerden elk terug naar zijneigen weg en zijn eigen plaats, en Noach en zijnzonen woonden in het land dat God hen hadaangewezen, en zij dienden de Heer alle hundagen, en de Heer zegende Noach en zijn zonentoen zij uit de ark gingen.42. Hij zeide tot hen: Weest vruchtbaar envervult de gehele Aarde; wordt sterk en neemtovervloedig toe op Aarde en vermenigvuldigt udaar.

Hoofdstuk 77:1. Deze zijn de namen der zonen van Noach:Jafet, Cham en Sem; en kinderen werden hengeboren na de vloed, want zij hadden vrouwengenomen voor de vloed.2. Deze zijn de zonen van Jafet; Gomer, Magog,Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras, zevenzonen.3. De zonen van Gomer zijn: Askenaz, Rifat enTogarma.4. De zonen van Magog zijn: Elichanaf enLubal.5. De zonen van Madai zijn: Achon, Zeelo,Chazoni en Lot.6. De zonen van Javan zijn: Elisa, Tarsis,Kittieten en Dodanieten.7. De zonen van Tubal zijn: Arifi, Kesed enTaari.8. De zonen van Mesech zijn: Dedon, Zaron enShebashni.9. De zonen van Tiras zijn: Benib, Gera,Lupirion en Gilak; deze zijn de zonen van Jafetnaar hun geslachten, en hun aantal in diedagen was omstreeks 460 mannen.10. Deze zijn de zonen van Cham; Kus,Mizraïm, Put en Kanaän, vier zonen; en dezonen van Kus zijn Seba, Havila, Sabta, Raämaen Sabtecha. De zonen van Raäma zijn Schebaen Dedan.11. De zonen van Mizraïm zijn: Lud, Anam enPathrus, Kasluth en Kaftor.12. De zonen van Put zijn: GebuI, Hadan,Benah en Adan.13. De zonen van Kanaän zijn: Sidon, Heth,Amori, Girgasi, Hevi, Arki, Sini,ArVadi, Zemari en Hamat.14. Deze zijn de zonen van Cham, naar hungeslachten, en hun aantal in die dagen wasomstreeks 730 mannen.15. Deze zijn de zonen van Sem; Elam, Assur,Arpaksad, Lud en Aram, vijf zonen; en de

zonen van Elam zijn: Shushan, Machul enHarmon.16. De zonen van Assur zijn Mirus en Mokil. Dezonen van Arpaksad zijn Sela, Anar en Ashcol.17. De zonen van Lud zijn Pethor en Byzayon.De zonen van Aram zijn: Uz, Hul, Gether enMas.18. Deze zijn de zonen van Sem, naar hungeslachten; en hun aantal in die dagen wasomstreeks 300 mannen.19. Deze zijn de nakomelingen van Sem; Semverwekte Arpaksad en Arpaksad verwekte Sela,en Sela verwekte Heber, en aan Heber werdentwee kinderen geboren, de naam van de enewas Peleg, want in zijn dagen werden de zonender mensen verdeeld, en in zijn laatste dagenwerd het aardoppervlak verdeeld.20. De naam van de tweede was Joktan,waarmee werd bedoeld dat in zijn dagen delevensduur van de zonen der mensen werdverminderd en korter werd.21. Deze zijn de zonen van Joktan; Almodad,Selef, Hazarmaveth, Jerah, Hadoram, Uzal,Dikla, Obal, Abimaël, Scheba, Ofir, Havila enJobab; dezen zijn de zonen van Joktan.22. Zijn broer Peleg verwekte Yen (Rehu?), enYen verwekte Serug, en Serug verwekte Nahor,en Nahor verwekte Terach, en Terach was 38jaren oud en hij verwekte Haran en Nahor.23. Kus de zoon van Cham, de zoon van Noach,nam een vrouw in die dagen op zijn oude dag,en zij baarde een zoon, en zij noemden hemNimrod, zeggende: In die tijd begonnen dezonen der mensen in opstand te komen en tezondigen tegen God. En het kind groeide op, enzijn vader hield heel veel van hem want hij wasde zoon van zijn oude dag.24. De rokken van vellen die God voor Adamen zijn vrouw had gemaakt toen zij uit de Hofgingen, die werden gegeven aan Kus.

Page 11: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 11

25. Want na de dood van Adam en zijn vrouwwerden deze gewaden gegeven aan Henoch dezoon van Jared, en toen Henoch door Godwerd weggenomen gaf hij ze aan zijn zoonMethusalem.26. Bij de dood van Methusalem nam Noach zeen bracht ze in de ark, en zij waren bij hem tothij uit de ark ging.27. Toen zij eruit gingen stal Cham de gewadenvan Noach, zijn vader, en hij nam ze en verborgze voor zijn broeders.28. Nadat Cham zijn eerstgeborene Kusverwekte gaf hij hem de gewaden in hetgeheim, en zij waren lange tijd bij Kus.29. Kus verborg ze eveneens voor zijn zoons enbroeders, en nadat Kus Nimrod had verwektgaf hij hem die gewaden omdat hij zoveel vanhem hield, en Nimrod groeide op, en toen hijtwintig jaren oud was kleedde hij zich met diegewaden.30. Nimrod werd sterk toen hij zich kleeddemet die gewaden, en God gaf hem macht ensterkte, en hij was een geweldig jager op Aarde,ja hij was een geweldig jager in het veld, en hijjoeg op dieren en hij bouwde altaren, endaarop offerde hij de dieren voor de Heer.31. Nimrod maakte zichzelf sterk, en hij verhiefzich boven zijn broeders, en hij leverde slagvoor zijn broeders tegen al hun vijandenrondom hen.32. De Heer leverde al de vijanden van zijnbroeders in zijn hand, en God maakte hemsoms voorspoedig in zijn veldslagen, en hijregeerde op Aarde.33. Daarom werd het in die dagen eer, gebruikdat, wanneer iemand hen die hij voor de strijdhad geoefend liet aantreden, hij placht tezeggen zoals God tot Nimrod, die een machtigjager was op Aarde en die met succesveldslagen leidde die zijn broeders bevrijddeuit de handen hunner vijanden, dat God onsmoge sterken en ons bevrijden.34. Toen Nimrod veertig jaren oud was, was eroorlog tussen zijn broeders en de kinderen vanJafet, zodat zij in de macht waren van hunvijanden.35. Nimrod ging uit in die tijd, en hijverzamelde alle zonen van Kus en hunnabestaanden, ongeveer 460 mannen, en hijhuurde ook van enige zijner vrienden enbekenden ongeveer tachtig mannen die hij hunhuurloon gaf, en hij trok met hen ten strijde, entoen hij op weg was moedigde hij de mannenaan die met hem meegingen.36. En hij zei tot hen: Weest niet bang ofverschrikt, want al onze vijanden zullen uitonze handen worden overgeleverd, en gij kuntmet hen doen wat gij wilt.37. Al de mannen die meegingen warenongeveer 500, en zij vochten tegen hun

vijanden, en zij vernietigden hen enonderwierpen hen, en Nimrod had zijn legerverdeeld in afdelingen onder bevelvoerendeofficieren.38. Hij nam enige hunner kinderen alsgijzelaars, en zij werden allen dienaren vanNimrod en zijn broeders, en Nimrod en al hetvolk dat bij hem was keerde naar huis terug.39. Toen Nimrod met blijdschap uit de strijdwas teruggekeerd, na zijn overwinning op zijnvijanden, toen verzamelden zich al zijnbroeders, tezamen met hen die hem voordienkenden om hem koning te maken over hen enzij plaatsten een koninklijke kroon op zijnhoofd.40. Hij benoemde over zijn onderdanen envolk, vorsten, rechters en bestuurders,zoals dat gebruikelijk is bij koningen.41. En hij benoemde Terach de zoon van Nahortot aanvoerder van zijn leger. Hijonderscheidde hem en verhief hem boven alzijn hoogwaardigheidsbekleders.42. Toen hij regeerde overeenkomstig zijneigen wensen, na al zijn vijanden rondom hemte hebben overwonnen, toen overlegde hij metzijn raadgevers om een stad te bouwen voorzijn paleis, en zo deden zij.43. Zij vonden een groot dal in het Oosten, enzij bouwden voor hem een grote, uitgebreidestad, en Nimrod noemde die stad Sinear, wantde Heer had zijn vijanden hevig geschokt envernietigd.44. Nimrod woonde in Sinear, en hij regeerdemet vaste hand, en hij streed met zijn vijandenen onderwierp hen, en hij was voorspoedig inal zijn veldslagen, en zijn koninkrijk werd zeergroot.45. Alle volken en tongen hoorden van zijnroem, en zij verzamelden zich voor hem, en zijbogen voor hem neer op Aarde, en zij brachtenhem offers, en hij werd hun heer en koning, enzij woonden allen met hem in de stad Sinear,en Nimrod regeerde op de Aarde over allezonen van Noach, en zij waren allen aan zijnmacht en overleggingen overgeleverd.46. En de gehele wereld was één van taal enopvattingen, maar Nimrod wandelde niet in dewegen des Heren, en hij was goddelozer danalle mensen voor hem, vanaf de dagen van dezondvloed tot die dagen.47. Hij maakte goden van hout en steen, en hijboog ervoor neer, en hij stond op tegen deHeer, en leerde al zijn onderdanen en devolken der Aarde zijn goddeloze wegen; en zijnzoon Mardon was goddelozer dan zijn vader.48. Ieder die hoorde van de handelingen vanMardon, de zoon van Nimrod, zei metbetrekking tot hem: Van de goddeloze gaatgoddeloosheid uit. Daarom werd het eenstaande uitdrukking op de gehele Aarde,

Page 12: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 12

zeggende: Van de goddeloze gaatgoddeloosheid uit. En dit werd eengebruikelijke uitspraak van die tijd tot nu toe.49. Terach de zoon van Nahor, aanvoerder vanNimrods leger, was in die dagen hoog verhevenin het aangezicht des konings en zijnonderdanen, en zij achtten hem zeer hoog.50. Terach nam een vrouw, en haar naam was

Amthello de dochter van Cornebo en de vrouwvan Terach werd zwanger en zij baarde hemeen zoon in die dagen. Terach was zeventigjaren oud toen hij hem verwekte, en Terachnoemde de zoon die hem was geboren Abram,omdat de koning hem had verheven in diedagen, en hem had onderscheiden boven al zijnhoogwaardigheidsbekleders die bij hem waren.

Hoofdstuk 88:1. Het was in de nacht dat Abram wasgeboren, dat alle dienaren van Terach, en allewijze mannen van Nimrod, en zijn tovenaarskwamen en aten en dronken in het huis vanTerach, en zij verheugden zich met hem in dienacht.2. Toen al de wijze mannen en tovenaarsweggingen uit het huis van Terach, toen hievenzij hun ogen op naar de hemel die nacht omnaar de sterren te kijken, en zij zagen, en zieeen zeer grote ster kwam uit het Oosten envloog snel langs de hemelen, en zij verslond devier sterren in de vier zijden der hemelen.3. En al de wijze mannen van de koning en zijntovenaars waren verwonderd bij de aanblik, ende wijsgeren begrepen deze zaak, en zij kendende betekenis.4. Zij zeiden tot elkaar: Dit is slechts een tekenvan het kind dat Terach vanavond werdgeboren, dat zal opgroeien en vruchtbaar zalzijn, en vermenigvuldigen, en de gehele Aardebezitten, hij en zijn kinderen voor eeuwig, enhij en zijn zaad zullen grote koningen verslaan,en hun landen beërven.5. De wijze mannen en tovenaars gingen dieavond naar huis, en des morgens stonden aldeze wijze mannen en tovenaars vroeg op, enkwamen bij elkaar in een daarvoor aangewezenhuis.6. En zij spraken en zeiden tot elkaar: Zie,datgene wat wij gisteravond zagen is verborgenvoor de koning, het is hem niet bekendgemaakt.7. Indien dit later aan de koning bekend zouworden, dan zal hij ons zeggen: Waarom hebtgij deze zaak voor mij verborgen? En danzullen wij allen de marteldood sterven; laat onsdaarom nu naar de koning gaan en de koningvertellen wat wij hebben gezien, en de uitlegdaarvan, en dan zullen wij vrij uitgaan.8. En zo deden zij, en zij gingen allen naar deko~n bogen voor hem neer op de grond, en zijzeiden: Leve de koning, leve de koning.9. Wij hoorden dat Terach de zoon van Nahoren aanvoerder van uw leger een zoon wasgeboren, en wij gingen gisteravond naar zijnhuis, en wij aten en dronken en verheugdenons met hem die avond.10. Toen uw dienaren uit het huis gingen vanTerach, om naar ons eigen huis te gaan en daar

des nachts te blijven, toen hieven wij onze ogenop naar de hemel, en wij zagen een grote sterkomende uit het oosten, en dezelfde ster vloogmet grote snelheid, en verslond vier grotesterren in de vier zijden der hemelen.11. Uw dienaren waren verwonderd bij deaanblik daarvan, en waren zeer verschrikt, enwij oordeelden over deze aanblik, en kendendankzij onze wijsheid de juiste uitleg daarvan,dat deze zaak te maken heeft met het kind datTerach is geboren, dat zal opgroeien en zichgrotelijks zal vermenigvuldigen, en machtig zalworden, en al de koningen der Aarde zaldoden, en al hun landen beërven, hij en zijnzaad voor eeuwig.12. En nu onze heer en koning, zie wij hebben ugetrouw in kennis gesteld van wat wij hebbengezien betreffende dit kind.13. Als het de koning goeddunkt om zijn vaderschadeloos te stellen voor dit kind, dan zullenwij het doden voordat het zal opgroeien entoenemen in het land, en zijn kwaad zaltoenemen tegen ons, zodat wij en onzekinderen zullen omkomen door zijn kwaad.14. De koning hoorde hun woorden en zij lekenhem juist toe, en hij liet Terach roepen, enTerach verscheen voor de koning.15. En de koning zei tot Terach: Er is mijverteld dat u gisteravond een zoon werdgeboren, en daarna wat er na die geboorte in dehemelen werd waargenomen.16. Geef mij daarom het kind, zodat wij hetkunnen doden voordat zijn kwaad tegen onsopspringt, en ik zal u schadeloos stellen ervoor,uw huis vol zilver en goud.17. Terach antwoordde de koning en zei tothem: Mijn heer en koning, ik heb uw woordengehoord, en uw dienaar zal alles doen wat zijnkoning wenst.18. Maar mijn heer en koning, ik wil u vertellenwat mij gisteren overkwam, opdat ik zal horenwelke raad de koning zal geven aan zijndienaar, en dan zal ik de koning antwoorden opwat hij zojuist heeft gezegd. En de koning zei:Spreek.19. Terach zei tot de koning: Ayon, zoon vanMored, kwam gisteravond tot mij, zeggende:20. Geef mij het grote en prachtige paard datde koning u gaf, en ik zal u zilver en goudgeven, en stro en- voer als schadeloosstelling.

Page 13: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 13

En ik zei tot hem: Wacht tot ik de koning hebgesproken inzake uw woorden, en zie wat dekoning zegt, dat zal ik doen.21. En nu mijn heer en koning, zie, ik heb udeze zaak bekend gemaakt, en de raad die mijnkoning zal geven aan zijn dienaar die zal ikopvolgen.22. De koning hoorde de woorden van Terach,en zijn toorn werd gewekt en hij beschouwdehem als een dwaas.23. En de koning antwoordde Terach, en zei tothem: Zijt gij zo dwaas, onwetend of schiet gij zotekort in uw bevattingsvermogen, om deze zaakte doen, om uw prachtige paard te geven voorzilver en goud of zelfs voor stro en voer?24. Hebt gij zo'n gebrek aan zilver en goud datgij deze zaak zoudt doen, omdat gij geen stroen voer kunt verkrijgen om uw paard tevoeden? En wat is zilver en goud voor u, of stroen voer, dat gij dat fijne paard zoudt weggevendat ik u gaf, zoals er niet op de gehele Aardebestaat?25. De koning hield op met spreken, en Terachantwoordde de koning, zeggende: Op dezelfdewijze heeft de koning gesproken tot zijndienaar.26. Ik smeek u, mijn heer en koning, wat is ditwat gij tegen mij zei, zeggende: Geef uw zoonopdat wij hem kunnen doden, en ik zal uschadeloos stellen voor hem met zilver engoud. Wat zal ik doen met zilver en goud na dedood van mijn zoon? Wie zal van mij erven?Dan zal bij mijn dood het zilver en goud zekerteruggaan naar mijn koning die het gaf.27. Toen de koning de woorden van Terachhoorde, en de gelijkenis die hij bracht inzake dekoning, toen smartte het hem zeer en hij werderdoor geërgerd, en zijn toom verteerde hem.28. Terach zag dat de toom des konings wasopgewekt tegen hem, en hij antwoordde dekoning, zeggende: Alles wat ik heb is in demacht des konings; wat de koning ook met zijndienaar wenst te doen, laat hem dat doen, ja,zelfs mijn zoon is in de macht des konings,zonder schadeloosstelling, hij en zijn tweebroeders die ouder zijn dan hij.29. De koning zei: Neen, maar ik wil uw jongste

zoon kopen voor een prijs.30. Terach antwoordde de koning, zeggende: Iksmeek u mijn heer en koning om uw dienaareen woord te laten spreken voor u, en dekoning de woorden van uw dienaar te latenhoren. Terach zei: Laat mijn koning mij eentijd van drie dagen geven zodat ik deze zaakkan overwegen, en mijn gezin raadplegeninzake de woorden mijns konings. En hij dronger bij de koning op aan om hierin toe testemmen.31. De koning luisterde naar Terach, en hijdeed alzo en gaf hem drie dagen de tijd, enTerach ging uit van des konings aangezicht, enhij kwam thuis bij zijngezin en vertelde hen al de woorden deskonings; en zij waren allen erg bevreesd.32. Het was op de derde dag dat de koningTerach boodschapte, zeggende: Stuur mij uwzoon voor een prijs zoals ik tot u zei; en indiengij dit niet doet dan zal ik alles doden wat gij inuw huis hebt, zodat er zelfs geen hondoverblijft.33. Terach haastte zich omdat de zaakdringend was voor de koning, en hij nam eenkind van zijn bedienden, die zijn dienares hemdie dag had gebaard, en Terach bracht het kindnaar de koning en ontving eenschadeloosstelling ervoor.34. De Heer was met Terach in deze zaak, datNimrod niet de oorzaak zou zijn van Abramsdood, en de koning nam het kind van Terachen smeet uit alle macht zijn hoofd tegen degrond, want hij dacht dat het Abram was; endit was voor hem verborgen vanaf die dag, enhet werd vergeten door de koningovereenkomstig de wil der Voorzienigheid omAbrams dood niet toe te staan.35. Terach nam Abram zijn zoon in het geheim,tezamen met zijn moeder en voedster, en hijverborg hen in een grot, en hij bracht henmaandelijks mondvoorraad.36. De Heer was met Abram in de grot en hijgroeide op, en Abram woonde tien jaren in degrot, en de koning en zijnhoogwaardigheidsbekleders, waarzeggers enwijzen, dachten dat Abram was gedood.

Hoofdstuk 99:1. Haran, de zoon van Terach, Abrams oudstebroer, nam een vrouw in die dagen.2. Haran was 39 jaren oud toen hij haar nam;en de vrouw van Haran werd zwanger en baar-de een zoon, en hij noemde hem Lot.3. Zij werd opnieuw zwanger en baarde eendochter, en zij noemde haar Milka; en zij werdopnieuw zwanger en baarde een dochter, en zijnoemde haar Sarai.4. Haran was 42 jaren oud toen hij Saraiverwekte, hetwelk in het tiende levensjaar van

Abram was; en in die dagen gingen Abram enzijn moeder en zijn voedster uit de grot, omdatde koning en zijn onderdanen de zaak vanAbram waren vergeten.5. Toen Abram uit de grot kwam, toen ging hijnaar Noach en zijn zoon Sem, en hij bleef bijhen om te worden onderricht in de wegen desHeren, en niemand wist waar Abram was, enAbram diende Noach en Sem gedurende langetijd.6. Abram was 39 jaren in Noachs huis, en

Page 14: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 14

Abram kende de Heer van toen hij drie jarenoud was, en hij wandelde in de wegen desHeren tot de dag van zijn dood, zoals Noach enzijn zoon Sem hem hadden geleerd en al dezonen der Aarde zondigden in die dagengrotelijks tegen de Heer, en zij stonden tegenHem op en dienden andere goden, en zij verga-ten de Heer die hen op Aarde had gemaakt; ende bewoners der Aarde maakten in die dagenelk voor zich zijn god; goden van hout en steendie niet konden spreken, noch horen nochbevrijden. De zonen der mensen dienden henen zij werden hun goden.7. De koning en al zijn dienaren, en Terach metzijn gehele huishouding waren toen de eerstenonder hen die goden van hout en steen dienden.8. Terach had twaalf belangrijke goden,gemaakt van hout en steen, naar de twaalfmaanden van het jaar, en hij diende elke godmaandelijks, en iedere maand placht Terachdeze goden zijn spijsoffer en drankoffer tebrengen; aldus deed Terach alle de dagen.9. Dat gehele geslacht was goddeloos in deogen des Heren, aldus maakte een ieder zijneigen god, maar zij verlieten de Heer die henhad geschapen.10. In die dagen werd er niemand op Aardegevonden die de Heer kende, want ieder diendezijn eigen god, behalve Noach en zijn familie,en allen die zijn raad opvolgden die kenden deHeer in die dagen.11. Abram de zoon van Terach werd groot in diedagen in het huis van Noach, en niemand wisthet, en de Heer was met hem.12. De Heer gaf Abram een begrijpend hart, enhij wist dat alle werken van dat mensenge-slacht ijdel waren, en dat al hun goden ijdelwaren en tot niets dienden.13. Abram zag de zon schijnen op de Aarde, enAbram zei tot zichzelf: Zeker, deze zon die opde Aarde schijnt die is god, en hem wil ikdienen.14. Abram diende de zon in die dagen en badtot haar, en als de avond kwam dan ging de zononder zoals gebruikelijk, en Abraham zei inzichzelf: Zeker, dit kan toch God niet zijn?15. Abram ging voort met in zichzelf te over-leggen wie het was die hemel en aarde hadgemaakt, wie er schiep op Aarde, en waar Hijwas.16. De avond viel over hem, en hij keek naarhet westen, noorden, zuiden en oosten en hijzag dat de zon was verdwenen boven de Aarde,en de dag werd donker.17. Abram zag de sterren en de maan bovenzich, en hij zei: Zeker, dit is de god die degehele Aarde en de mens schiep, en zie dezezijn dienaren zijn goden rondom hem; enAbram diende de maan en bad tot haar diegehele nacht.

18. 's Morgens toen het licht was en de zon opde Aarde scheen zoals gebruikelijk, toen zagAbram alle dingen die de Heer God op Aardehad gemaakt.19. Abram zei tot zichzelf: Zeker, deze zijn nietde goden die de Aarde en het mensdommaakten, maar dezen zijn de dienaren Gods.Abram bleef in het huis van Noach en kendedaar de Heer en Zijn wegen, en hij diende deHeer al de dagen zijns levens, en dat gehelegeslacht vergat de Heer, en diende anderegoden van hout en van steen, en waren al hundagen opstandig.20. Koning Nimrod regeerde met vaste handen de gehele Aarde was in zijn macht, en degehele Aarde was van enerlei spraak enopvatting.21. En al de hoogwaardigheidsbekleders vanNimrod en zijn grote mannen beraadden zichmet elkaar; Put, Mizraïm, Kus en Kanaän methun families, en zij zeiden tot elkaar: Laat onsvoor onszelf een stad bouwen met daarin eensterke toren welks opperste tot in de hemelreikt, en wij zullen onszelf beroemd maken,zodat wij de gehele wereld zullen regeren,opdat het kwaad onzer vijanden zal ophouden,opdat wij met een sterke arm over hen zullenregeren, en opdat wij niet wegens hun oorlogenover de gehele Aarde zullen worden verstrooid.22. Zij gingen allen naar de koning, en zijbrachten de koning deze woorden over, en dekoning was het met hen eens in deze zaak, enhij deed aldus.23. Al de stammen kwamen, ongeveer 600.000mannen, en zij gingen een flink stuk grondzoeken om de stad en de toren te bouwen, enzij zochten op de gehele Aarde en zij vondenniets anders dan een dal in het oosten van hetland Sinear, ongeveer twee dagen lopen, en zijgingen daarheen op reis en zij woonden aldaar.24. En zij begonnen stenen te maken en vurente branden om de bouw van destad en de toren die zij zich voorstelden tot eengoed einde te brengen.25. De bouw van de toren was voor hen eenovertreding en een zonde, en zij begonnen haarte bouwen, en terwijl zij bouwden tegen deHeer God des hemels, toen stelden zij zich inhun harten voor dat zij tegen Hem oorlogvoerden en ten hemel opstegen.26. En al deze mensen en al de familiesverdeelden zichzelf in drie groepen. De eerstezei: Wij willen ten hemel opstijgen en tegenHem strijden. De tweede zei: Wij willen tenhemel opstijgen en daar onze eigen godenplaatsen en hen dienen. En de derde groep zei:Wij willen ten hemel opstijgen en Hem dodenmet boog en speer. God kende al hun werkenen al hun slechte gedachten, en Hij zag de staden de toren die zij bouwden.

Page 15: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 15

27. Toen zij bouwden voor zichzelf een grotestad en een zeer hoge en sterke toren enwegens haar hoogte kwamen de specie en destenen niet boven bij de bouwers aan, dannadat zij die ermee omhoog gingen een volledigjaar hadden geklommen, en daarna bereiktenzij de bouwers en gaven hen de specie en destenen; aldus deed men dagelijks.28. En zie dezen stegen op en anderen daaldende gehele dag af; en als er een steen uit hunhanden zou vallen en breken dan zouden zij erallen om huilen, en als er een man viel en stierfdan zou niemand naar hem omkijken.29. De Heer kende hun gedachten, en hetgeschiedde dat toen zij bouwden dat zij depijlen naar de hemelen wierpen, en al de pijlenvielen terug op hen bedekt met bloed, en toenzij dat zagen zeiden zij tot elkaar: Zeker, wijhebben allen gedood die in de hemel zijn.30. Want dit was vanwege de Heer om hen tedoen dwalen en om hen op de grond tevernietigen.31. Zij bouwden de toren en de stad, en zijdeden dit dagelijks totdat er vele dagen enjaren waren voorbijgegaan.32. God zei tot de zeventig engelen die vlakvoor Hem stonden, tot hen die bij Hem waren,zeggende: Kom, laat Ons nederdalen en hunspraak verwarren, opdat een iegelijk de spraakzijns naasten niet zal begrijpen, en zo deden zijmet hen.33. En vanaf die dag vergat een iegelijk despraak zijns naaste, en zij konden niet metelkaar spreken, en wanneer de bouwer uit dehanden van zijn naaste specie of stenen

aannam, waarom hij niet had gevraagd, danplacht de bouwer die weg te gooien en die opzijn naaste te gooien zodat hij stierf.34. Zo deden zij vele dagen, en zij dooddenvelen van hen op die manier.35. De Heer trof daar zo de drie groepen, en Hijstrafte hen overeenkomstig hun werken enplannen; zij die zeiden dat zij ten hemel wildenopstijgen en hun goden dienen, die kwamen eruit te zien als apen en olifanten; en zij diezeiden dat zij de hemel met pijlen zoudenbestoken, die doodde de Heer elk door middelvan zijn naaste; en de derde groep van hen diezeiden dat zij ten hemel wilden opstijgen entegen Hem strijden, die verstrooide de Heerover de gehele Aarde.36. En zij die overbleven die lieten het bouwselin de steek toen zij wisten en begrepen watvoor onheil over hen zou komen, en die werdeneveneens verstrooid over de ganse Aarde.37. Zij hielden op met het bouwen van de staden de toren; daarom noemde Hij die stadBabel, want daar verwarde de Heer de spraakder ganse Aarde; zie dat was in het oosten vanhet land Sinear.38. Aangaande de toren die de zonen dermensen bouwden. De Aarde opende haarmond en verzwolg een derde deel ervan, eneen vuur viel neer uit de hemel en verbranddeeen ander derde deel, en het overgeblevenderde deel is er nog tot op deze dag, en dat washet hoogste gedeelte en haar omtrek is driedagen lopen.39. En velen van de zonen der mensen stiervenin die toren, talloos velen.

Hoofdstuk 1010:1. Peleg de zoon van Heber stierf in diedagen, in het 48e levensjaar van Abram de zoonvan Terach, en al de dagen van Peleg waren239 jaren.2. Toen de Heer de zonen der mensen hadverstrooid, vanwege hun zonde bij de toren,zie, toen verspreidden zij zich in vele groepen,en al de zonen der mensen werden verstrooidover de vier hoeken der Aarde.3. En al de families verkregen elk,overeenkomstig hun taal, hun land ofhun stad.4. De zonen der mensen bouwden vele stedenovereenkomstig hun families, op al de plaatsenwaar zij heengingen, en over de gehele Aardewaar de Heer hen had verstrooid.5. Sommigen van hen bouwden steden waar zijlater werden uitgeroeid, en zij noemden dezesteden naar hun eigen namen of die van hunkinderen, of naar hun specifieke ervaringen.6. De zonen van Jafet de zoon van Noachgingen en bouwden zichzelf steden op deplaatsen waar zij werden verstrooid, en zijnoemden al hun steden naar hun namen. De

zonen van Jafet waren over het aardoppervlakverdeeld in vele groepen en talen.7. Deze zijn de zonen van Jafet naar hungeslachten; Gomer, Magog, Madai, Javan,Tubal, Mesech en Tiras; deze zijn de kinderenvan Jafet naar hun geslachten.8. De kinderen van Gomer, naar hun steden,waren de Francii die woonden in het land vanFranca bij de rivier Franza bij de rivier Senah(Seine?).9. De kinderen van Rifat zijn de Bartoniërs, diewonen in het land Bartonia bij de rivier Ledah,die uitstroomt in de grote zee of oceaan Gihon.10. De kinderen van Togarma zijn tien families,en deze zijn hun namen; Buzar, Parzunac,Balgar, Elicanum, Ragbib, Tarki, Bid, Zebuc,Ongal en Tilmaz; al dezen verspreidden zich enbleven in het Noorden en bouwden voorzichzelf steden.11. Zij noemden hun steden naar hun eigennamen, dat zijn zij die verblijven bij de rivierenHithlah en ltalac tot op deze dag.12. Maar de families van Angoli, Balgar en

Page 16: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 16

Parzunac, woonden bij de grote rivier Donauen de namen van hun steden zijn ookovereenkomstig hun eigen namen.13. De kinderen van Javan zijn de Javanim diewonen in het land van Macedonië en dekinderen van Madai zijn de Orelum die wonenin het land van Curson, en de kinderen vanTubal zijn zij, die wonen in het land vanToscane bij de rivier Pashiah.14. De kinderen van Mesech zijn de Shebashnien de kinderen van Tiras zijn Rushash, Kushnien Ongolis. Al dezen gingen en bouwdenzichzelf steden; dit zijn de steden die zijngelegen bij de zee Jabus bij de rivier Cura dieuitstroomt in de rivier Tragan.15. De kinderen van Elisa zijn de Almanim, enzij gingen evenzo en bouwden zichzelf steden;dat zijn de steden die zijn gelegen tussen debergen van Job en Shibathmo; en uit hen is hetvolk der Longobarden die wonen tegenover debergen van Job en Shibathmo, en zij verover-den het land Italië en bleven daar tot op dezedag.16. De kinderen van Kittim zijn de Romim(Romeinen), die wonen in de Canopusvallei bijde rivier Tebreu (Tiber).17. De kinderen van Dudonim zijn zij, die wonenin de steden van de zee Gihon in het land Bordna.18. Deze zijn de huisgezinnen der kinderen vanJafet naar hun steden en talen toen zijverstrooid werden vanuit de toren, en zijnoemden hun steden naar hun namen enervaringen en deze zijn de namen van al hunsteden naar hun huisgezinnen, die zij bouwdenin die dagen na die van de toren.19. De kinderen van Cham waren Kus, Mizraïm,Put en Kanaän naar hun geslachten en steden.20. Deze allen gingen en bouwden voor zichzelfsteden naarmate zij er geschikte plaatsen voorvonden, en zij noemden hun steden naar denamen van hun vaderen Kus, Mizraïm, Put enKanaän.21. De kinderen van Mizraïm zijn de Ludieten,Anamieten, Lehabieten, Naftuhieten, Pathru-sieten, Kasluhieten en Kaftorieten; zevenfamilies.22. Deze allen wonen bij de rivier Sihor, dat isde beek van Egypte, en zij bouwden zichzelfsteden en noemden die naar hun eigen namen.23. En de kinderen van Pathrus en Kasluthverzwagerden zich en daaruit kwamen voort dePelishtim, de Azathim en de Gerarim, deGithim en de Ekronim; alles bij elkaar vijffamilies; deze bouwden eveneens voor zichzelfsteden, en zij noemden hun steden naar denamen hunner vaderen tot op deze dag.24. De kinderen van Kanaän bouwden ooksteden voor zichzelf, en zij noemden hunsteden naar hun namen, elf steden en anderenzonder tal.

25. Vier mannen van de familie van Chamgingen naar het land der vlakte; deze zijn denamen der vier mannen; Sodom, Gomorra,Adama en Zeboyim.26. En deze mannen bouwden vier steden voorzichzelf in het land der vlakte, en zij noemden denamen hunner steden naar hun eigen namen.27. Zij en hun kinderen en allen die bij henhoorden woonden in die steden, en zij warenvruchtbaar en vermenigvuldigden zich sterk enwoonden vreedzaam.28. Seir de zoon van Hur, zoon van Hevi, zoonvan Kanaän, ging en vond een dal tegenover deberg Paran, en hij bouwde daar een stad, en hijen zijn zeven zonen en zijn gezin woonden daar,en hij noemde de stad die hij bouwde Seir naarzijn naam; dat is het land Seir tot op deze dag.29. Deze zijn de families der kinderen vanCham naar hun talen en steden, toen zij werdenverstrooid naar hun landen na de toren.30. En sommigen der kinderen van Sem, zoonvan Noach, vader van al de kinderen vanHeber, gingen ook en bouwden zich steden opde plaatsen waarheen zij werden verstrooid, enzij noemden hun steden naar hun namen.31. De zonen van Sem waren: Elam, Assur,Arpaksad, Lud en Aram, en zij bouwden zichsteden en noemden al hun steden naar hunnamen.32. Assur zoon van Sem en zijn kinderen engezin, een groot deel van hen ging uit in dietijd, en zij gingen naar een ver land dat zijvonden, en zij kwamen terecht bij een uitge-breid dal in het land waar zij heengingen, en zijbouwden vier steden voor zichzelf, en zij noem-den die naar hun eigen namen engebeurtenissen.33. Deze zijn de namen van de steden die dekinderen van Assur bouwden; Nineve, Resen,Kalah en Rehoboth, en de kinderen van Assurwonen daar tot op deze dag.34. De kinderen van Aram gingen ook uit enbouwden zich een stad, en zij noemden die stadUz naar hun oudste broer, en zij woondendaarin; dit is het land Uz tot op deze dag.35. In het tweede jaar na de toren toen ging eenman uit het huis van Assur, wiens naam wasBela, uit van het land van Nineve om met zijngezin te verblijven daar waar hij een plaats konvinden, en zij kwamen tegenover de steden dervlakte van Sodom en zij woonden daar.36. De man stond op en bouwde daar een stad,en noemde die Bela naar zijn naam; dat is hetland Zoar tot op deze dag.37. Deze zijn de families der kinderen van Semnaar hun taal en steden, nadat zij na de torenover de Aarde waren verstrooid.38. En ieder koninkrijk, stad en familie van defamilies, de kinderen van Noach bouwdenzichzelf nadien vele steden.

Page 17: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 17

39. Zij stelden regeringen in, in al hun steden,om daar de gang van zaken door hun bevelen te

regelen; aldus deden al de families derkinderen van Noach voor eeuwig.

Hoofdstuk 1111: 1. En Nimrod zoon van Kus was nog steedsin het land Sinear, en hij regeerde erover enwoonde daar, en hij bouwde steden in het landSinear.2. En deze zijn de namen der vier steden die hijbouwde, en hij noemde die naar hetgeen henoverkwam bij het bouwen van de toren.3. En de eerste noemde hij Babel, zeggende:Omdat de Heer daar de spraak van de geheleAarde verwarde. En hij noemde de tweedeErech omdat God hen vandaar verspreidde.4. En de derde noemde hij Akkad, zeggende: Erwas een grote slag op die plaats. En de vierdenoemde hij Kalne, omdat zijnhoogwaardigheidsbekleders en sterke mannendaar werden verteerd, en zij ergerden de Heer,zij waren opstandig en zondigden tegen Hem.5. Toen Nimrod deze steden in het land Sinearhad gebouwd, toen plaatste hij daarin hetoverblijfsel van zijn volk, zijnhoogwaardigheidsbekleders en zijn sterkemannen die overgebleven waren in zijnkoninkrijk.6. Nimrod woonde in Babel, en hijreorganiseerde daar de regering over de restvan zijn onderdanen, en hij regeerde met vastehand, en de onderdanen enhoogwaardigheidsbekleders noemden hemArnrafel, zeggende dat bij de toren zijnhoogwaardigheidsbekleders en mannen vielendoor zijn toedoen.7. Desalniettemin bekeerde Nimrod zich niettot de Heer, en hij ging voort met het bedrijvenvan goddeloosheid en met het leren vangoddeloosheid aan de zonen der mensen; enzijn zoon Mardon was nog slechter dan zijnvader, en ging voort met het toevoegen vangruwelen aan die van zijn vader.8. Hij was er de oorzaak van dat de zonen dermensen zondigden; daarom wordt er gezegd:Van de goddeloze gaat,goddeloosheid uit.9. In die tijd was er oorlog tussen de familiesder kinderen van Cham, toen zij woonden in desteden die zij hadden gebouwd.10. Kedorlaomer, koning van Elam, ging uitvan de families der kinderen van Cham, en hijstreed met hen, en hij trok op naar de vijfsteden in de vlakte en hij streed ertegen en hijonderwierp hen, en zij waren in zijn macht.11. Zij dienden hem twaalf jaren, en zij gavenhem een jaarlijkse schatting.12. In die tijd stierf Nahor, zoon van Serug, inhet 49e levensjaar van Abram zoon van Terach.13. In het 50e levensjaar van Terachs zoonAbram, toen ging Abram uit van het huis vanNoach, en ging naar zijn vaders huis.

14. Abram kende de Heer, en hij wandelde inZijn wegen en volgens Zijn voorschriften en deHeer zijn God was met hem.15. Zijn vader Terach was in die dagen nogsteeds aanvoerder van koning Nimrods leger,en hij diende nog steeds vreemde goden.16. Abram kwam in zijn vaders huis en zag daartwaalf goden staan in hun tempels, en Abramstoom ontbrandde toen hij deze beelden zag inzijn vaders huis.17. Abram zei: Omdat de Heer leeft daaromzullen deze beelden niet in mijn vaders huisblijven; zo zal de Heer die mij schiep met mijdoen, als ik ze niet allen binnen drie dagen zalverbreken.18. Abram ging van hen weg, en zijn toombrandde in hem. En Abram haastte zich uit dekamer naar zijn vaders buitenhof, en hij vondzijn vader zittend in de hof, en al zijn dienarenmet hem, en Abram kwam en zat voor hem.19. Abram vraagt zijn vader, zeggende: Vader,zeg mij waar is God die hemel en aarde schiep,en al de zonen der mensen op Aarde, en die uen mij schiep? En Terach antwoordde zijn zoonAbram en zei: Zie zij die ons schiepen zijn allenbij ons in huis.20. Abram zei tot zijn vader: Mijn heer toon zemij bid ik u. En Terach bracht zijn zoon Abramin een kamer van de binnenste hof, en Abramkeek, en zie de kamer was vol goden van houten steen, 12 grote en talloze kleinere.21. Terach zei tot zijn zoon, zie dit zijn degoden die u en mij en het hele mensdom enalles wat op aarde is schiepen.22. Terach boog neer voor zijn goden en gingtoen van hen weg, en Abram ging met hem meeweg.23. Toen Abram van hen was weggegaan, ginghij naar zijn moeder en zat voor haar, en hij zeitot zijn moeder: Zie mijn vader heeft mijgetoond wie hemel en aarde maakte, en al dezonen der mensen.24. Haast u daarom en neem een jonge geit uitde kudde en bereid daarvan een heerlijk maaldat ik naar mijn vaders goden kan brengen alseen offer voor hen om op te eten misschienword ik daardoor welkom voor hen.25. En zijn moeder deed aldus, en zij nam eenjonge geit, en bereidde daarvan een smakelijkmaal, en bracht het tot Abram, en Abram namhet heerlijke maal van zijn moeder en brachthet tot zijn vaders goden, en hij bracht hetdichtbij hen zodat zij zouden kunnen eten; enzijn vader Terach wist er niets van.26. Abram zag op de dag dat hij bij hen zat datzij geen stem hadden, geen gehoor, geen

Page 18: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 18

beweging, en niet een van hen kon zijn handuitstrekken om te eten.27. Abram bespotte hen, en zei: Zeker, hetheerlijke maal dat ik bereidde heeft hen nietbehaagd, of misschien was het te weinig voorhen, en wilden zij daarom niet eten; daaromwil ik morgen een vers smakelijk maalbereiden, beter en overvloediger dan dit, opdatik er resultaat van zie.28. En het was op de volgende dag dat Abramzijn moeder instrueerde omtrent het heerlijkemaal, en zijn moeder stond op en nam driemooie jonge geiten uit de kudde, en zijbereidde daarvan een fantastisch heerlijk maal,waarvan haar zoon veel hield, en zij gaf het aanhaar zoon Abram; en zijn vader Terach wist erniets van.29. Abram nam het heerlijke maal van zijnmoeder, en bracht het tot zijn vaders goden inde kamer en hij bracht het dichtbij hen zodatzij zouden kunnen eten, en hij plaatste het voorhen, en Abram zat de gehele dag voor hen,denkend dat zij misschien zouden eten.30. Abram beschouwde hen, en zie zij haddennoch een stem, noch gehoor, noch stak een vanhen zijn hand uit naar het maal om te eten.31. In de avond van die dag in dat huis toenwas Abram vervuld met de Geest Gods.32. En hij riep uit en zei: Wee mijn vader en ditboosaardig geslacht, wier harten allen zijngeneigd naar ijdelheid, die deze afgodsbeeldenvan hout en steen dienen die noch kunneneten, ruiken, horen noch spreken, die mondenhebben die niet kunnen spreken, ogen die nietkunnen zien, oren die niet kunnen horen,handen die niet kunnen voelen, en benen dieniet kunnen lopen; en gelijk hen zijn zijdie hen maakten en die daarin vertrouwen.33. Toen Abram al deze dingen zag ontbranddezijn toom tegen zijn vader, en hij nam haastigeen bijl in zijn hand en kwam in de kamer dergoden, en hij maakte al zijn vaders godenkapot.34. Toen hij klaar was met het kapotmaken derbeelden, toen plaatste hij de bijl in de hand vande grote god die voor hen stond, en hij ging uit;en zijn vader Terach kwam thuis, want hij hadbij de deur het geluid gehoord van de slagenmet de bijl daarom kwam Terach in huis om teweten wat er gaande was.35. Terach, die het geluid had gehoord van debijl in de kamer der beelden, rende naar dekamer met de beelden, en hij kwam Abramtegen die eruit liep.36. Terach kwam de kamer binnen en vond alde beelden op de grond gevallen en verbroken,en de bijl in de hand van de grootste die nietwas verbroken, en het heerlijke maal dat zijnzoon Abram had gemaakt stond nog steedsvoor hen.

37. Toen Terach dit zag, ontbrandde zijn toomgrotelijks, en hij haastte zich uit de kamer naarAbram.38. Hij vond zijn zoon Abram nog in huiszittend en hij zei tot hem: Wat heeft dit tebetekenen wat gij met mijn goden hebtgedaan?39. En Abram antwoordde zijn vader Terach enhij zei: Neen mijn heer, want ik bracht eenheerlijk maal voor hen, en toen ik dichtbij henkwam met het maal opdat zij zouden kunneneten, toen strekten zij plotseling allen hunhanden uit om te eten voordat de grote zijnhanden had uitgestoken om te eten.40. De grote zag wat zij gedaan hadden voorhem, en zijn toom ontbrandde hevig tegen hen,en hij ging en nam de bijl die in huis was enkwam tot hen en verbrak ze allen, en zie de bijlis nu in zijn hand zoals gij ziet.41. Terachs toom ontbrandde tegen zijn zoonAbram toen deze dit zei; en Terach zei tot zijnzoon Abram in zijn toom: Wat is dit voor eenverhaal dat gij mij vertelt? Gij vertelt mijleugens.42. Is er in deze goden geest, ziel of kracht omalles te doen wat gij mij vertelde? Zijn zij nietvan hout en steen, en heb ik ze niet zelfgemaakt, en kunt gij zulke leugens vertellen,zeggende dat de grote god die bij hen was hensloeg? Gij zijt het die de bijl in zijn handenplaatste, en toen zei dat hij hen allen sloeg.43. Abram antwoordde zijn vader en zei tothem: En hoe kunt gij dan deze beelden dienenwaarin geen kracht is om iets te doen? Kunnendeze beelden waarin gij vertrouwt u bevrijden?Kunnen zij uw gebeden horen wanneer gij tothen roept? Kunnen zij u bevrijden uit dehanden uwer vijanden, of zullen zij voor ustrijden in uw veldslagen tegen uw vijanden?Dat gij goden van hout en steen zou dienen dienoch kunnen horen noch spreken?44. En nu zeker is het niet goed voor u, nochvoor de zonen der mensen die met u zijnverbonden, om deze dingen te doen; zijt gij zoonnozel, zo dwaas of zo slecht van begrip datgij hout en steen wilt dienen, en op dezemanier doet?45. En de Heer God vergeten die hemel enaarde maakte, en die u op Aarde schiep, endaarbij uw ziel belast met een groot kwaad indeze zaak door steen en hout te dienen?46. Zondigden onze vaderen in vroeger tijdenniet op deze manier, en bracht de Heer Godniet de wateren des vloeds over hen envernietigde Hij niet de gehele Aarde?47. En hoe kunt gij hiermee voortgaan engoden van hout en steen dienen, die nietkunnen horen, of spreken, of u bevrijden uitverdrukking, daarbij de toorn van de Heer Godvan het heelal over u brengend?

Page 19: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 19

48. Daarom nu mijn vader, onthoud u daarvan,en belast niet uw ziel en die van uw gezin metkwaad.49. Abram haastte zich en sprong voor zijnvader op, en nam de bijl van zijn vadersgrootste afgodsbeeld, waarmee Abram ditverbrak en rende weg.50. Terach, alles ziende wat Abram hadgedaan, haastte zich uit zijn huis, en hij gingnaar de koning en hij verscheen voor Nimroden stond voor hem, en hij boog neer voor dekoning en de koning zei: Wat wilt gij?51. En hij zei: Ik smeek u, mijn heer, om naarmij te luisteren. Nu vijftig jaren geleden werdmij een kind geboren, en zo heeft hij met mijngoden gedaan en zo heeft hij gesproken; en nudaarom mijn heer en koning, laat hem voor ukomen, en oordeel hem overeenkomstig dewet, opdat wij van zijn kwaad zullen wordenbevrijd.52. De koning zond drie van zijn dienaren, enzij gingen en brachten Abram voor de koning.En Nimrod en al zijnhoogwaardigheidsbekleders en dienaren zatendie dag voor hem, en Terach zat ook voor hen.53. De koning zei tot Abram: Wat is dit dat gijuw vader en zijn goden hebt aangedaan? EnAbram antwoordde de koning met de woordendie hij sprak tot zijn vader, en hij zei: De grotegod die bij hen in huis was deed met hen watgij hebt gehoord.54. De koning zei tot Abram: Hadden zij dekracht om te spreken en te eten en te doenzoals gij zei? En Abram antwoordde de koning,zeggende: En indien er geen kracht in hen iswaarom dient gij hen dan en laat gij de zonender mensen dwalen door uw dwaasheden?55. Verbeeldt u zich dat zij u kunnen bevrijdenof iets kleins of groots kunnen doen, dat gij hen

dient? En waarom wilt gij niet de God van hetgehele heelal dienen, die u schiep en in wiensmacht het is om te doden en in leven tehouden?56. Och dwaze, onnozele, en onwetendekoning, wee over u voor eeuwig.57. Ik dacht dat gij uw dienaren derechtvaardige weg zoudt willen leren, maar gijhebt dit niet gedaan en hebt de gehele Aardevervuld met uw zonden en de zonden van uwvolk dat uw wegen heeft gevolgd.58. Weet gij niet, of hebt gij niet gehoord, datmet dit kwaad dat gij doet onze voorvaderen invroeger tijden zondigden, en dat de eeuwigeGod de wateren van de vloed over hen brachten hen allen vernietigde, en vanwege hen ookde gehele Aarde vernietigde? En wilt gij en uwvolk nu opstaan en hetzelfde doen om de toornvan de Heer God van het heelal te doenontbranden, en om onheil te brengen over u enover de gehele Aarde?59. Laat daarom af van deze boze daad die gijbedrijft, en dien de God van het heelal, omdatuw ziel in Zijn handen is, en dan zal het u goedgaan.60. En indien uw boosaardig hart niet willuisteren naar mijn woorden, die u ertoezouden kunnen brengen om uw boze wegen teverlaten en om de eeuwige God te dienen, danzult gij schandelijk sterven in uw laatste dagen,gij, uw volk, en allen die met u verbonden zijnomdat zij uw woorden horen en wandelen inuw slechte wegen.61.Toen Abram had opgehouden te sprekenvoor de koning en dehoogwaardigheidsbekleders, toen hief Abramzijn ogen op naar de hemelen, en hij zei: DeHeer ziet alle boosaardigen en Hij zalrechtspreken over hen.

Hoofdstuk 1212:1. Toen de koning de woorden hoorde vanAbram, beval hij hem gevangen te zetten, enAbram was tien dagen in de gevangenis.2. Toen die dagen om waren, beval de koningdat al de koningen, prinsen en regeerders derverschillende gewesten en de wijzen voor hemzouden verschijnen, en zij zaten voor hem enAbram was nog steeds in verzekerde bewaring.3. De koning zei tot de hoogwaardigheids-bekleders en wijzen: Hebt gij gehoord watAbram de zoon van Terach zijn vader heeftaangedaan? Alzo heeft hij hem aangedaan, enik beval hem voor mij te brengen, en aldusheeft hij gesproken; zijn hart toonde geen vreesnoch was hij getroffen door mijn aanwezigheid,en zie, thans wordt hij gevangen gehouden.4. Beslis daarom welk oordeel deze manwaardig is die de koning uitschold; die sprak endeed al de dingen die gij hoorde? Vertel mij nu

naar waarheid, hoe kon gij dat doen; en indiengij de waarheid spreekt dan zult gij vrijuit gaan.5. En zij allen antwoordden de koning,zeggende: De man die de koning uitschold, diebehoort aan een boom te worden opgehangen;maar omdat hij al de dingen gedaan heeft diehij zei en omdat hij onze goden heeft veracht,daarom moet hij door vuur er voor worden terdood gebracht, want dit is de wet in deze zaak.6. Als het de koning behaagt dit te doen, laat dekoning dan zijn dienaren bevel geven om nachten dag een vuur te laten branden in uwsteenbakkersoven, en dan zullen wij deze manerin werpen. De koning deed aldus, en hij bevalzijn dienaren dat zij gedurende drie dagen ennachten een vuur zouden doen branden in deskonings oven, dat is in Casdim (Hebreeuwsvoor Chaldeën); en de koning beval hen omAbram uit de gevangenis te halen en hem weg

Page 20: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 20

te brengen om te worden verbrand.7. Alle konings dienaren, prinsen, heren,regeerders en rechters, en alle bewoners deslands, ongeveer 900.000 mensen, stondentegenover de oven om Abram te zien.8. En alle vrouwen en kinderen verdrongenzich op de daken en torens om te zien wat ermet Abram gebeurde, en zij stonden allen opeen afstand bij elkaar; en er was niemand dieniet kwam om dit gebeuren te aanschouwen.9. Toen Abram was aangekomen, zagen detovenaars des konings en de wijzen Abram, enzij riepen uit tot de koning, zeggende: Onzesoevereine heer, zeker dit is de man van wie wijweten dat hij het kind geweest is bij wiensgeboorte de grote ster de vier sterren verzwolg,hetwelk wij nu vijftig jaren geleden de koninghebben uitgelegd.10. En zie, nu heeft zijn vader ook uw gebodovertreden, en met u gespot door u een anderkind te brengen hetwelk gij hebt gedood.11. Toen de koning hun woorden hoorde, washij ontzettend verbolgen, en hij beval omTerach voor hem te brengen.12. De koning zei: Hebt gij gehoord wat detovenaars hebben gesproken?13. En ziende dat 's konings boosheid zo zeerwas ontbrand, zei Terach tot de koning: Mijnheer en koning, gij hebt de waarheid gehoorden wat de wijzen hebben gezegd dat is juist. Dekoning zei: Hoe kon gij deze zaak doen, ommijn bevelen te overtreden en om mij een kindte geven dat gij niet hebt verwekt, en om daar-voor een schadeloosstelling aan te nemen?14. En Terach antwoordde de koning: Omdatmijn tedere gevoelens toen werden gewekt voormijn zoon, en ik nam een zoon van mijndienares, en ik bracht hem naar de koning.15. De koning zei: Wie heeft u daartoe raadgegeven? Vertel het mij, verberg niets voor mij,en gij zult niet sterven.16. Terach was ten zeerste bevreesd in 'skonings tegenwoordigheid, en hij zei tot dekoning: Het was mijn oudste zoon Haran diemij daartoe raadde; en Haran was in die dagentoen Abram werd geboren 32 jaren oud.17. Maar Haran had zijn vader helemaal geenraad gegeven, want Terach zei dit tot de koningom zijn ziel te redden uit 's konings hand, wanthij was ten zeerste bevreesd; en de koning zeitot Terach: Uw zoon Haran die u raad gaf omdit te doen die zal met Abram door vuur ster-ven; want het doodvonnis is op hem wegenshet in opstand komen tegen 's konings wensdoor dit te doen.18. Haran voelde zich in die tijd geneigd om dewegen van Abram te volgen, maar hij hield hetvoor zich.19. Haran zei in zijn hart: Zie de koning heeftnu Abram gegrepen wegens de dingen die

Abram deed, en het zal geschieden dat alsAbram zegeviert over de koning ik hem dan zalvolgen, maar als de koning zegeviert dan volgik de koning.20. Toen Terach dit tot de koning had gezegdaangaande zijn zoon Haran, toen beval de koningdat Haran moest worden gegrepen met Abram.21. En zij brachten hen beiden, Abram en zijnbroer Haran, om hen in het vuur te werpen; enal de inwoners van het land en 's koningsdienaren en prinsen en al de vrouwen enkinderen stonden daar die dag tegenover hen.22. 's Konings dienaren namen Abram en zijnbroer, en zij trokken hen al hun kleren uit metuitzondering van hun ondergoed dat zijaanhadden.23. Zij bonden hun handen en voeten met lin-nen koorden, en de dienaren des konings tildenhen op en wierpen hen beiden in de oven.24. De Heer had Abram lief en had medelijdenmet hem, en de Heer kwam af en bevrijddeAbram van het vuur en hij werd niet verbrand.25. Maar al de koorden waarmee zij hem bon-den werden verbrand, terwijl Abram bleefrondlopen in het vuur.26. Haran stierf toen zij hem in het vuurhadden geworpen en hij verbrandde tot as,want zijn hart was niet volmaakt voor de Heer;en die mannen die hem in het vuur wierpen, devlam van het vuur sloeg tegen hen aan en zijwerden verbrand; en twaalf van hen stierven.27. Abram wandelde drie dagen en drie nach-ten in het midden des vuurs, en al de dienarendes konings zagen hem in het vuur lopen, en zijkwamen het de koning vertellen, zeggende: Zie,wij hebben Abram zien rondwandelen in hetmidden des vuurs, en zelfs het ondergoed dathij aanheeft is niet verbrand, doch het koordwaarmee hij was gebonden, dat is verbrand.28. Toen de koning hun woorden hoorde, werdhet hem bang te moede en hij wilde het nietgeloven; daarom zond hij andere trouwehoogwaardigheidsbekleders om deze zaak tebekijken, en zij gingen en zagen het envertelden het de koning; en de koning stond opom dit te gaan zien, en hij zag Abram heen enweer lopen in het midden des vuurs, en hij zagHarans verbrande lichaam, en de koningverwonderde zich grotelijks.29. De koning beval Abram uit het vuur tehalen en zijn dienaren naderden om hem eruitte halen en zij konden het niet, want het vuurwas overal om hem heen en de vlam sloegtegen hen aan vanuit de oven.30. 's Konings dienaren vluchtten ervan weg,en de koning berispte hen, zeggende: Haast uen breng Abram uit het vuur opdat gij nietsterft.31. De dienaren des konings naderden weer omAbram eruit te halen, en de vlammen sloegen

Page 21: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 21

tegen hen aan en verbrandden hun gezichtenzodat acht van hen stierven.32. Toen de koning zag dat zijn dienaren hetvuur niet konden naderen zonder te wordenverbrand, toen riep de koning tot Abram: Och,dienaar van de God die in de hemel is, ga uithet vuur en kom hier voor mij; en Abramluisterde naar de stem des konings, en hij ginguit het vuur en kwam voor de koning staan.33. Toen Abram eruit kwam, zagen de koningen al zijn dienaren Abram voor de koningkomen, met zijn ondergoed aan want dat wasniet verbrand, maar het koord waarmee hij wasgebonden, dat was verbrand.34. De koning zei tot Abram: Hoe is het dat gijniet verbrand zijt in het vuur?35. Abram zei tot de koning: De God van hemelen Aarde op wie ik vertrouwen die alles in Zijnmacht heeft, die heeft mij bevrijd uit het vuurwaarin gij mij deed werpen.36. Abrams broer Haran was tot as verbrand,en zij zochten zijn lichaam en bevonden dat hetwas verteerd.37. Haran was 82 jaren oud toen hij in het vuurvan Casdim stierf. De koning, de hoogwaardig-heidsbekleders en de inwoners des lands,ziende dat Abram was bevrijd uit het vuur,kwamen en bogen neer voor Abram.38. Abram zei tot hen: Buig u niet neer voormij doch buig u neer voor de God der werelddie u maakte, en dien Hem en wandel in Zijnwegen want Hij is het die mij uit dit vuurbevrijdde, en Hij is het die de zielen en geestenvan alle mensen schiep, en de mens formeerdein zijn moeders baarmoeder, en hem voort-bracht in de wereld, en Hij is het die hen zalbevrijden die in alle moeilijkheden op Hemvertrouwen.39. Deze zaak leek zeer wonderlijk in de ogendes konings en der hoogwaardigheidsbekle-ders, dat Abram werd gered uit het vuur en datHaran was verbrand; en de koning gaf Abramvele geschenken en hij gaf hem zijn twee hoofd-bedienden uit 's konings huis; de naam van deene was Oni en die van de ander Eliëzer.40. Al de koningen, prinsen en dienaren gavenAbram vele geschenken van zilver en goud enparels, en de koning en zijn hoogwaardigheids-bekleders lieten hem gaan, en hij ging in vrede.41. Abram ging uit van de koning in vrede, envele van 's konings dienaren volgden hem, enongeveer 300 mannen sloten zich bij hem aan.42. Abram keerde op die dag terug en ging naarzijn vaders huis, hij en de mannen die hemvolgden, en Abram diende de Heer zijn God alde dagen zijns levens, en hij wandelde in Zijnwegen en volgde Zijn wet.43. Nadien neigde Abram de harten van dezonen der mensen om de Heer te dienen.44. In die tijd namen Nahor. en Abram zich

vrouwen, de dochters van hun broer Jaran; devrouw van Nahor was Milka en de naam vanAbrams vrouw was Sarai. Sarai de vrouw vanAbram was onvruchtbaar; zij had geen kind indie dagen.45. Na verloop van twee jaren nadat Abram uithet vuur kwam, dat is in zijn 52e levensjaar, zie,toen zat koning Nimrod in Babel op' de troon,en de koning viel in slaap en droomde dat hijmet zijn troepen en menigten in een dal stondtegenover des konings oven.46. En hij hief zijn ogen op en zag een man naarde gelijkenis van Abram uit de oven komen, endie kwam voor de koning staan met zijn getrok-ken zwaard, en sprong op de koning af met zijnzwaard toen de koning van de man wegvluchttewant hij was bevreesd; en toen hij wegrendetoen gooide de man een ei op het hoofd van dekoning, en het ei werd een grote rivier.47. De koning droomde dat al zijn troepen indie rivier wegzakten en stierven, en de koningvluchtte met drie mannen die voor hemstonden en hij ontsnapte.48. De koning keek naar deze mannen en zijwaren gekleed in prinselijke kleding zoals degewaden van koningen, en hadden de verschij-ning en majesteit van koningen.49. En terwijl zij voort renden veranderde derivier weer in een ei voor de koning, en uit hetei kwam een jong vogeltje dat naar het hoofdvan de koning vloog en daaruit het oog van dekoning pikte.50. De koning was smartelijk getroffen bij dezeaanblik, en hij ontwaakte uit zijn slaap en zijngeest was ontzet, en hij was zeer verschrikt.51. 's Morgens stond de koning beangst op vanzijn legerstede, en hij liet al de wijze mannenen tovenaars voor hem verschijnen en verhaal-de hun zijn droom.52. Een wijze dienaar des konings genaamdAnuki antwoordde de koning, zeggende: Dit isniets anders dan het kwaad van Abram en zijnzaad, dat zal opspringen tegen mijn heer enkoning in zijn laatste dagen.53. En zie de dag zal komen dat Abram en zijnzaad en de kinderen van zijn gezin oorlogzullen voeren met mijn koning, en zij zullen al's konings troepen slaan.54. Aangaande hetgeen gij hebt gezegd inzakedrie mannen van wie gij zei dat zij er net als uuitzagen en die ontsnapten, dit betekent datalleen gij zult ontsnappen met drie van dekoningen der Aarde die in de slag aan uw zijdestaan.55. En wat gij gezien hebt van de rivier die weerin een ei terug veranderde, en het jongevogeltje dat uw oog uitpikte, dit betekent nietsanders dan het zaad van Abram dat de koningzal doden in zijn laatste dagen.56. Dit is de droom mijns konings, en dit is de

Page 22: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 22

uitlegging, en de droom is waar, en de uitleg-ging die uw dienaar u heeft gegeven is juist.57. Daarom nu mijn koning, zeker gij weet dathet nu 52 jaren geleden is dat uw wijzen ditzagen bij de geboorte van Abram, en als mijnkoning zal toelaten dat Abram op Aarde leeftdan zal dit zijn ten nadele van mijn heer enkoning, want zolang Abram leeft zult gij nochuw koninkrijk bestendig zijn, want dit wasvroeger al bekend bij zijn geboorte; en waaromzou mijn koning hem niet doden, zodat zijnkwaad niet over u kan komen in de toekomst?58. Nimrod luisterde naar de stem van Anuki,en hij zond in het geheim enige zijner dienarenom Abram te grijpen, en hem voor de koning tebrengen om hem te doden.59. Eliëzer, Abrams dienaar die de koning hemhad gegeven, was op dat ogenblik bij de koning,en hij hoorde wat voor raad Anuki de koninghad gegeven, en wat de koning had gezegd omAbrams dood te bewerkstelligen.60. Eliëzer zei tot Abram: Haast u, sta op en reduw ziel, opdat gij niet sterft door 's konings hand,want aldus zag hij in een droom aangaande u, enaldus heeft Anuki die uitgelegd, en aldus gafAnuki de koning ook raad aangaande u.61. Abram luisterde naar de stem van Eliëzer,en Abram haastte zich en rende voor zijn levennaar het huis van Noach en zijn zoon Sem, enhij verborg zich daar en vond een schuilplaats;en 's konings dienaren kwamen naar Abramshuis om hem te zoeken, maar zij konden hemniet vinden, en zij zochten in het gehele land enhij was niet te vinden, en zij gingen en zochtenin alle richtingen en hij werd niet gevonden.62. Toen 's konings dienaren Abram niet kon-den vinden, keerden zij terug naar de koning,maar 's konings toom tegen Abram was gekal-

meerd omdat zij hem niet vonden, en dekoning zette zich deze zaak betreffende Abramuit het hoofd.63. Abram was verborgen in N oachs huisgedurende een maand tot de koning de zaakwas vergeten, maar Abram was nog steedsbang voor de koning; en Terach kwam Abramin het geheim opzoeken in Noachs huis, enTerach was zeer gezien in de ogen des konings.64. Abram zei tot zijn vader: Wist gij niet datde koning mij dacht te doden, en mijn naam uitte wissen op Aarde op advies van zijn slechteraadgevers?65. Wie nu hebt gij hier en wat hebt gij in ditland? Sta op, laat ons tezamen gaan naar hetland Kanaän, zodat wij bevrijd zullen zijn uitzijn hand, opdat ook gij niet door hem omkomtin de toekomst.66. Wist gij niet, of hebt gij niet gehoord, datNimrod u niet uit liefde al die eer geeft, maardat hij slechts ten eigen bate u al dat goedeschenkt?67. En als hij u nog meer geeft, dan zijn ditzeker slechts ijdelheden der wereld, want wel-zijn en rijkdom baten niet ten dage des toorns.68. Hoor daarom naar mijn stem, en laat onsopstaan en gaan naar het land Kanaän, buitenhet bereik van Nimrods onrecht; en dient gij deHeer die u op de Aarde maakte en het zal u welgaan; en verwerp al de ijdele zaken die gijnajaagt.69. Abram hield op te spreken, toen Noach enzijn zoon Sem Terach antwoordden, zeggende:Juist is het woord dat Abram tot u heeft gezegd.70. Terach luisterde naar de stem van zijn zoonAbram, en Terach deed alles wat Abram zei,want dit was vanwege de Heer, dat de koningniet Abrams dood zou teweeg brengen.

Hoofdstuk 1313:1. Terach nam zijn zoon Abram en zijnkleinzoon Lot, de zoon van Haran, en zijnschoondochter Sarai, de huisvrouw van zijnzoon Abram, en al de zielen zijner huishoudingen ging met hen uit Ur Casdim om te gaan naarhet land Kanaän. Toen zij in het land vanHaran waren aangekomen, bleven zij daar,want het was uitstekend weideland en grootgenoeg voor hen die hem vergezelden.2. En de mensen van het land van Haran zagendat Abram goed was en rechtvaardig voor Goden de mensen, en dat de Heer zijn God methem was, en sommigen van de mensen van hetland van Haran kwamen zich bij Abramaansluiten, en hij onderrichtte hen in deinzettingen van de Heer en in Zijn wegen; endeze mensen bleven bij Abram in zijn huis enzij bleven hem trouw.3. Abram bleef drie jaren in het land, en naverloop van drie jaren verscheen de Heer aan

Abram en zei tot hem: Ik ben de Heer die u uitUr Casdim leidde, en u bevrijdde uit de handenvan al uw vijanden.4. En indien gij thans naar Mijn stem wiltluisteren en aan Mijn geboden zult houden,Mijn inzettingen en Mijn wetten, dan zal Ik uwvijanden voor u doen vallen, en Ik zal uw zaaddoen vermenigvuldigen als de sterren deshemels, en Ik zal al de werken uwer handenzegenen, en u zal niets ontbreken.5. Sta thans op, neem uw huisvrouwen allen dietot u behoren en ga naar het land Kanaän enverblijf daar, en Ik zal u daar tot een God zijn,en Ik zal u zegenen. En Abram stond op ennam zijn huisvrouwen allen die tot hembehoorden en hij ging naar het land Kanaänzoals de Heer hem had gezegd; en Abram was55 jaren oud toen hij uit Haran vertrok.6. Abram kwam in het land Kanaän en woondemidden in de stad, en hij sloeg daar zijn tenten

Page 23: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 23

op temidden der kinderen van Kanaän, deinwoners des lands.7. De Heer verscheen aan Abram toen hij in hetland Kanaän aankwam, en zei tot hem: Dit ishet land dat Ik u en uw zaad voor eeuwig geef,en Ik zal uw zaad maken als de sterren deshemels, en Ik zal uw nazaten al de landen diegij ziet ten erve geven.8. Abram bouwde een altaar op de plaats waarGod tot hem had gesproken, en Abram riepdaar de naam des Heren aan.9. Toen, nadat Abram drie jaren in het landKanaän had gewoond, in dat jaar stierf Noach,hetwelk was in het 58e levensjaar van Abram;en alle de dagen dat Noach leefde waren 950jaren en hij stierf.10. Abram woonde in het land Kanaän, hij, zijnhuisvrouw, en allen die bij hem hoorden, en aldiegenen die hem vergezelden, tezamen metdiegenen van de mensen van het land die zichbij hem aansloten; maar Abrams broer Nahoren zijn vader Terach en Lot de zoon van Haranen allen die bij hen hoorden die bleven wonenin Haran.11. In het vijfde jaar van Abrams verblijf in hetland Kanaän kwamen de mensen van Sodom enGomorra en van al de steden van het land dervlakte in opstand tegen de macht van koningKedorlaomer van Elam; want al de koningenvan het land der vlakte hadden Kedorlaomertwaalf jaren lang gediend en hem een jaarlijkseschatting gegeven, maar in die dagen in het 13e

jaar kwamen zij tegen hem in opstand.12. In het tiende jaar van Abrams verblijf in hetland Kanaän was er oorlog tussen koningNimrod van Sinear en koning Kedorlaomer vanElam. Nimrod kwam om te strijden tegenKedorlaomer en om hem te onderwerpen.13. Want Kedorlaomer was in die tijd een vande aanvoerders van Nimrods troepen, toen allemensen vanaf de toren werden verspreid. Zijdie bleven, werden ook verstrooid over hetaardoppervlak. Toen ging Kedorlaomer naarhet land Elam en regeerde daarover en kwamin opstand tegen zijn heer.14. In die dagen zag Nimrod dat de steden vanhet land der vlakte in opstand waren gekomen.Hij werd trots en toornig en kwam om oorlogte voeren tegen Kedorlaomer. Nimrodverzamelde al zijn vorsten en onderdanen,ongeveer 700.000 mannen. Kedorlaomer trokuit, hem tegemoet met 5.000 man, en zijmaakten zich gereed voor de slag in het dal vanBabel tussen Elam en Sinear.15. De koningen streden daar. Nimrod en zijnmannen werden verslagen door het volk vanKedorlaomer en er vielen van Nimrodsmannen ongeveer 600.000, en 's konings zoonMardon was onder hen die vielen.16. Nimrod vluchtte en keerde beschaamd en

beladen met schande terug naar zijn land. Hijwas lange tijd onderdanig aan Kedorlaomer.Deze keerde ook naar zijn land terug en zondaanvoerders van zijn troepen naar de koningendie om hem heen woonden. Dit zijn: koningArjoch van Eliasar, koning Tideal der Goyim,en hij sloot een verbond met hen, en zijgehoorzaamden allen aan zijn bevelen.17. Het was in het 15e jaar van Abrams verblijfin het land Kanaän, het welk is het 70e levens-jaar van Abram dat de Heer verscheen aanAbram. Hij zei tot hem: Ik ben de Heer die uuit Ur Casdim leidde om u dit land ten erve tegeven.18. Wandel daarom nu voor Mij en wees vol-maakt en houd Mijn geboden, want aan u enaan uw zaad zal Ik dit land ten erve geven, vande rivier Mizraïm af tot aan de grote rivierEufraat.19. En u zult tot uw vaderen gaan in vrede en inhoge ouderdom, en het vierde geslacht zal hierin dit land terugkeren en zal dit land vooreeuwig beërven; en Abram bouwde een altaar,en hij riep de naam des Heren aan die hemverscheen, en hij bracht offeranden op hetaltaar voor de Heer.20. In die tijd keerde Abram terug naar Haranom zijn vader en moeder te zien en zijn vadershuishouding, en Abram en zijn huisvrouwenallen die bij hem hoorden keerden naar Haranterug. Abram woonde vijf jaren in Haran.21. Velen van het volk van Haran, ongeveer 72mannen, volgden Abram die hen onderrichttein de voorschriften van de Heer. Hij leerde hende Heer in al Zijn wegen kennen.22. In die dagen verscheen de Heer aan Abramin Harah, en Hij zei tot hem: Zie, Ik sprak utwintig jaren geleden, zeggende:23. Ga uit uw land en uit uw maagschap en uituw vaders huis, naar het land waarvan Ik utoonde dat Ik het zou geven aan u en aan uwkinderen, want daar in dat land zal Ik uzegenen, en u tot een groot volk maken,. Uwnaam zal Ik groot maken, en in u zullen allegeslachten der Aarde gezegend worden.24. Sta daarom op, ga met uw huisvrouw uitdeze plaats, u, en allen die bij u horen, ook iederdie in uw huis is geboren en al de zielen die uhebt gemaakt in Haran, en breng hen uit vanhier om terug te keren naar het land Kanaän.25. Abram stond op en nam zijn huisvrouwSarai en allen die bij hem hoorden, en allen diehem geboren waren in zijn huis en de zielen diezij in Haran hadden gemaakt, en zij gingen uitom naar het land Kanaän te gaan.26. Abram ging en keerde terug naar het landKanaän, in overeenstemming met het woorddes Heren. En Lot, de zoon van zijn broerHaran, ging met hem mee; en Abram was 75jaren oud toen hij uit Haran ging om naar het

Page 24: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 24

land Kanaän terug te keren.27. Hij kwam in het land Kanaän aan inovereenstemming met het woord van de Heertot Abram, en hij sloeg zijn tenten op en woon-de in de vlakte van Mamre. Bij hem was zijnbroeders zoon Lot en allen die bij hem

hoorden.28. Daar verscheen de Heer nogmaals aanAbram en zei: Aan uw zaad wil Ik dit landgeven. Abram bouwde daar een altaar voor deHeer, die aan hem verscheen in de vlakte vanMamre.

Hoofdstuk 1414:1. In die dagen was er in het land Sinear eenverstandig en zeer wijs en geleerd man die ookeen knappe verschijning was. Zijn naam wasRykayon en omdat hij vreselijk arm was kon hijmaar moeilijk in zijn levensonderhoudvoorzien.2. Hij besloot om naar Egypte het land vanOsiris de zoon van Amon te gaan. Hij wilde dekoning zijn wijsheid tonen; want wellicht zouhij dan genade vinden in zijn ogen zodat diehem zou verheffen en bestaansmogelijk bieden.Rykayon deed aldus.3. Toen Rykayon in Egypte aankwam vroeg hijde inwoners van Egypte naar bijzonderhedeninzake de koning. De inwoners van Egyptevertelden hem de gewoonten van de koningvan Egypte. Het was toen de gewoonte van dekoning van Egypte dat hij slechts een dag perjaar zijn paleis uitging en daarbuiten werdgezien, en daarna ging de koning weer terugnaar zijn paleis om daar te blijven.4. En op de dag dat de koning uitging dan weeshij vonnis in het land, en iedereen die eenaanklacht had kwam die dag voor de koningom recht te zoeken.5. Toen Rykayon hoorde van deze gewoonte inEgypte en dat hij niet voor de koning konverschijnen, maakte hem dat zeer bedroefd enhij betreurde dit.6. In de avond ging Rykayon uit en vond eenvernield huis, een voormalige bakkerij, en hijverbleef daar de gehele nacht in bitterteleurgesteld en met een knagende honger diehem belette te slapen.7. Rykayon overlegde bij zichzelf wat hij in destad zou doen tot het moment dat de koningzou verschijnen, en hoe hij in zijn onderhoudzou kunnen voorzien.8. 's Morgens stond hij op en liep rond, enontmoette op zijn weg hen die groentenverkochten en verschillende zaadsoortenwaarmee ze de inwoners voorzagen.9. Rykayon wilde hetzelfde doen om in de stad,in zijn onderhoud te voorzien. Maar omdat hijde gewoonten van het volk niet kende was hijnet een blinde onder hen.10. Hij ging en hij verkreeg groente om die teverkopen voor zijn onderhoud, en het gepeupelverzamelde zich om hem heen en spotte methem door zijn groente af te nemen zonder eriets voor te geven.11. Hij stond op vandaar in bitterheid des

harten, en ging zuchtend naar de bakkerij waarhij de gehele nacht had verbleven, en hij sliepdaar de tweede nacht.12. Die nacht overlegde hij opnieuw hoe hijzichzelf voor uithongering kon behoeden, en hijmaakte een plan.13. Hij stond 's morgens op en handeldevernuftig, en ging dertig stevige mannen hurenuit het gepeupel, met hun oorlogsgerei in hunhanden, en hij leidde hen naar het deksel vanhet Egyptisch graf, en plaatste hen daar.14. Hij beval hen, zeggende: Aldus zegt dekoning, weest sterk en dapper, en laat niemandhier begraven worden voordat 200 stukken zil-ver gegeven worden, en dan mag hij begravenworden. En die mannen deden zoals Rykayonhad bevolen aan het volk van Egypte geduren-de dat gehele jaar.15. In acht maanden tijds vergaarden Rykayonen zijn mannen grote rijkdommen aan zilveren goud, en Rykayon nam een groot aantalpaarden en andere dieren, en hij huurde meermensen, en hij gaf hen paarden en zij blevenbij hem.16. Toen het jaar om was, in de tijd dat dekoning uitging in de stad, toen verzameldenzich alle inwoners van Egypte om hem tespreken over het werk van Rykayon en zijnmannen.17. De koning ging uit op de vastgestelde dag,en al de Egyptenaren kwamen voor hem enriepen:18. Leve de koning voor eeuwig. De koning zei:Wat is dit voor een zaak die u doet in de stadjegens uw dienaren, om een dood lichaam nietbegraven te laten worden voordat zoveel zilveren goud is gegeven? Is er ooit zoiets dergelijksgedaan op de gehele Aarde, vanaf de dagen vanvroegere koningen, ja zelfs vanaf de dagen vanAdam, tot op deze dag, dat de doden nietbegraven zouden worden dan tegen eenvastgestelde prijs?19. Wij weten dat het de gewoonte is vankoningen om een jaarlijkse belasting te heffenvan de levenden, maar u doet niet slechts dit,doch ook van de doden eist u dag aan dag eenbelasting.20. Oh koning, dit kunnen wij niet langerdragen, want de gehele stad gaat er aan tengronde zoals u nu wel zult weten.21. Toen de koning alles hoorde wat zij haddengesproken, werd hij zeer verbolgen, en zijn

Page 25: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 25

toom brandde in hem vanwege deze zaak, wanthij had er niets van geweten.22. De koning zei: Wie en waar is hij die zoietsslechts durft te doen in mijn land zonder mijnopdracht? Zeker zult u mij dit vertellen.23. En zij vertelden hem al de werken vanRykayon en zijn mannen. Geërgerd beval dekoning dat Rykayon en zijn mannen voor hemmoesten komen.24. Rykayon nam ongeveer duizend kinderen,zonen en dochters mee. Hij kleedde hen in zijdemet borduurwerk, en hij deed hen op paardenzitten. Zo zond hij hen naar de koning. Met zijnmannen nam hij ook een grote hoeveelheidzilver en goud en kostbare stenen mee. Ook eensterk en mooi paard, waarmee hij voor dekoning verscheen, gaf hij als geschenk voor dekoning. Hij boog zo voor de koning en zijndienaren, en al de inwoners van Egypte warenverbaasd over de werken van Rykayon. Zijzagen zijn rijkdom en de geschenken die hijvoor de koning had meegebracht.25. Het behaagde de koning enorm en stonderover verbaasd. Toen Rykayon voor de koningzat vroeg de koning hem alles over zijn werken.Rykayon sprak uitvoerig met grote wijsheidvoor de koning, zijn dienaren en al de inwonersvan Egypte.26. Toen de koning de woorden van Rykayonhoorde en zijn wijsheid vernam, vond hijgenade in zijn ogen, en hij vond genade envriendelijkheid bij al de dienaren des konings

en bij al de inwoners van Egypte, vanwege zijnwijsheid en uitstekende toespraken, en vanafdie tijd was hij uitermate geliefd.27. De koning zei tot Rykayon: U zult niet meerRykayon worden genoemd maar farao zal uwnaam zijn, omdat u belasting deed heffen vandoden; en hij noemde hem farao.28. De koning en zijn dienaren bemindenRykayon vanwege zijn wijsheid, en zij beraad-slaagden met al de inwoners van Egypte omhem onderkoning te maken.29. En alle inwoners van Egypte en zijn wijzemannen deden aldus, en dit werd een wet inEgypte.30. Ze maakten Rykayon farao, onderkoningonder koning Oswiris (Osiris?) van Egypte, enfarao Rykayon regeerde over Egypte, dagelijksrecht uitoefenende in de gehele stad. Maarkoning Oswiris sprak een dag per jaar rechtover het volk van het platteland, op de dagwanneer hij uitging om aan hen teverschijnen.31. Farao Rykayon matigde zich listig deregering van Egypte aan, en hij hief eenbelasting van al de inwoners van Egypte.32. En al de inwoners van Egypte bemindenfarao Rykayon zeer, en zij verordenden omiedere koning farao te noemen die zou regerenover hen en hun zaad in Egypte.33. Daarom werden al de koningen die vanafdie tijd in Egypte regeerden farao genoemd totop deze dag.

Hoofdstuk 1515:1. In dat jaar was er grote honger in hetgehele land Kanaän, en voor de inwoners deslands was er geen bestaansmogelijkheid vanwe-ge de hongersnood want deze was zeer zwaar.2. Abram en allen die bij hem hoorden stondenop en reisden naar Egypte vanwege de honger.Toen zij bij de beek Mizraim waren, bleven zijdaar enige tijd om uit te rusten van de vermoeie-nissen onderweg.3. Abram en Sarai wandelden langs de beekMizraïm, en Abram zag dat zijn huisvrouwSarai zeer schoon was.4. Abram zei tot zijn vrouw Sarai: Daar God uzo schoon heeft geschapen ben ik bang dat deEgyptenaren mij zullen doden en u wegnemen,want de vreze Gods is niet in deze plaatsen.5. Daarom moet u zeker als volgt handelen: Zegdat u mijn zuster zijt tegen allen die u dit moch-ten vragen, opdat het mij wel ga, en opdat wijmogen leven en niet ter dood worden gebracht.6. Abram beval hetzelfde aan allen die met hemnaar Egypte waren gekomen vanwege de honger,zeggende: Als de Egyptenaren u vragen overSarai, zeg dan dat zij de zuster is van Abram.7. Maar ondanks al deze bevelen had Abramgeen vertrouwen in hen, daarom nam hij Sarai

en plaatste haar in een kist en verborg haartussen hun vaten, want Abram was zeer onge-rust om Sarai vanwege de goddeloosheid derEgyptenaren.8. Abram en allen die bij hem hoorden stondenop van de beek Mizraïm en kwamen in Egypteaan; en zij waren nauwelijks binnen de poortender stad of de wachters stonden op en zeidentot hen: Geeft tienden aan de koning van wat uhebt, en dan moogt u de stad binnengaan; enAbram en zij die bij hem waren deden aldus.9. Abram met de mensen die bij hem warenpasseerden de grens van Egypte. Ze brachtende kist mee waarin Sarai was verborgen, maarde Egyptenaren zagen de kist.10. 's Konings dienaren kwamen tot Abram, zeg-gende: Wat hebt u daar in die kist dat wij niethebben gezien? Open nu de kist en geef tiendenaan de koning van alles wat deze kist bevat.11. En Abram zei: Deze kist zal ik niet openen,maar alles wat u vraagt zal ik geven. En faraosofficieren antwoordden Abram, zeggende: Hetis zeker een kist met kostbare stenen, geef onstienden daarvan.12. Abram zei: Alles wat u wenst zal ik geven,maar u mag de kist niet open maken.

Page 26: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 26

13. 's Konings officieren duwden Abram opij;en zij kwamen bij de kist en openden deze metgeweld, en zij keken, en zie een schone vrouwwas in de kist.14. Toen de officieren des konings Sarai zagenwerden ze getroffen door haar schoonheid, enalle prinsen en dienaren van farao kwamentoegelopen om vol bewondering te zien hoeschoon zij was. En 's konings officieren rendennaar farao om hem alles te vertellen wat zijhadden gezien, en zij prezen Sarai aan bij dekoning. Farao beval dat zij bij hem zou wordengebracht. Sarai verscheen voor de koning.15. Farao zag Sarai en zij beviel hembuitengewoon, en hij was getroffen door haarschoonheid. De koning was uitermateverheugd bij haar verschijning en gafgeschenken aan hen die hem het nieuws overhaar brachten.16. Sarai werd toen naar faraos huis gebracht.Het smartte Abram vanwege zijn vrouwendaarom bad hij tot de Heer om haar tebevrijden uit de handen van farao.17. Sarai bad toen ook, en zei: Oh, Heer God, Ugebood mijn heer Abram om uit zijn land tetrekken en uit zijn vaders huis naar het landKanaän, en U beloofde hem dat het hem welzou gaan als hij Uw bevelen opvolgde; zie, nuwij hebben gedaan wat U ons bevolen had, enwij verlieten ons land en onze families, en wijgingen naar een vreemd land en naar een volkdat wij voordien niet kenden.18. Wij kwamen naar Egypte om de honger teontlopen, en dit onheil is mij nu overkomen;daarom oh Heer onze God bevrijdt ons en redons uit de handen van deze tiran. Laat het goedmet mij aflopen terwille van Uw genade.19. De Heer luisterde naar de stem van Sarai,en de Heer zond een engel om Sarai tebevrijden uit de macht van farao.20. De koning kwam en zat voor Sarai, en zieeen engel des Heren stond tegenover hen, enhij verscheen aan Sarai en zei tot haar: Vreesniet want de Heer heeft uw gebed gehoord.21. De koning naderde Sarai en zei tot haar:Wat is deze man voor u die u hier bracht? Enzij zei: Hij is mijn broer.22. De koning zei: Het is onze plicht om hem teverheffen en te eren en hem naar wens goed tedoen. Toen zond de koning een overvloed aanzilver, goud en kostbare stenen, samen met vee,dienaren en dienaressen aan Abram. De koningbeval om Abram voor te brengen, en hij zat inde hof van 's konings huis, en de koning ver-wende Abram die avond op buitengewone wijze.23. De koning naderde om met Sarai tespreken, en hij strekte zijn hand uit om haaraan te raken, toen de engel hem ernstig trof.Hij was verschrikt en zag ervan af om zijn handnogmaals naar haar uit te strekken.

24. Toen de koning bij Sarai kwam, toen sloegde engel hem tegen de grond, en handelde aldusde gehele avond, en de koning was verschrikt.25. De engel trof die avond de koning en dedienaren en zijn gehele huishouding met zwareplagen, vanwege Sarai, en er was een gejammeren weeklacht die avond onder de mensen vanfarao's huis.26. Als de farao het kwaad onder ogen ziet zegthij: Zeker vanwege deze vrouw is mij dit overko-men, en hij zette zich op enige afstand van haaren sprak aangename woorden tot haar.27. De koning zei tot Sarai: Vertel mij bid ik u,betreffende de man met wie u hier kwam. EnSarai zei: Deze man is mijn echtgenoot, en ikzei tot u dat hij mijn broeder was, want ik wasbang dat u hem uit boosheid ter dood zoudtbrengen.28. De koning hield af van Sarai, en de plagenvan de engel des Heren hielden op om zijnhuishouding te treffen; daarmee wist farao dathij was geslagen vanwege Sarai. De koning washierover buitengewoon verbaasd.29. 's Morgens liet de koning Abram roepen enzei tot hem: Wat is dit dat u mij hebt gedaan?Waarom zei u, dat zij uw zuster was waardoorik haar mij tot vrouw nam, en waardoor dezezware plaag over mij kwam en over mijnhuishouding?30. Daarom is hier uw huisvrouw, neem haaren verlaat ons land opdat wij niet allen stervenvanwege haar. Farao nam nog meer vee,dienaren en dienaressen, en zilver en goud, engaf dit aan Abram. Hij gaf hem Sarai terug.31. De koning nam een dienares, die hijverwekt had bij zijn bijvrouwen, en hij gaf haaraan Sarai als dienares.32. De koning zei tot zijn dochter: Nadat wijhet onheil hebben gezien dat ons vanwege dezevrouw overkwam, is het beter voor u mijndochter om een dienares te zijn in het huis vandeze man, dan een geliefde in mijn huis.33. Abram stond op, en hij en allen die bij hemhoorden gingen weg uit Egypte; en faraogebood enige van zijn mannen om hem en allendie met hem gingen te escorteren.34. Abram keerde terug naar het land Kanaän,naar de plaats waar hij het altaar had gemaakten waar hij eerst zijn tent had opgeslagen.35. Lot de zoon van Haran, Abrams broer, hadeen grote kudde vee, en herders en tenten,want de Heer was mild ten opzichte van hemvanwege Abram.36. Toen Abram in het land woonde begonnende herders van Lot te ruziën met de herdersvan Abram, want hun have was te groot voorhen om samen te wonen in het land. Het landkon hen niet dragen vanwege hun veestapel.37. Wanneer Abrams herders hun kuddenlieten grazen dan deden zij dat niet in de

Page 27: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 27

velden der inheemse bewoners, maar met hetvee van Lots herders was dit niet het geval,want dat werd gedwongen om te grazen in develden der inheemse bewoners.38. De inheemse bewoners zagen dit dagelijks,en zij kwamen tot Abram en twistten met hemvanwege Lots herders.39. Abram zei tot Lot: Wat is dit dat u mij aan-doet, om mij verachtelijk te maken bij de inwo-ners van het land, door uw herders te bevelenom uw vee te laten grazen op de velden vanandere mensen? Weet u niet dat ik een vreem-deling ben in dit land onder de kinderen vanKanaän, en waarom wilt u mij dit aandoen?40. Abram twistte dagelijks met Lot hierover.Lot wilde niet naar Abram luisteren en gingvoort met hetzelfde te doen, totdat debewoners des lands het aan Abram kwamenvertellen.41. Abram zei tot Lot: Hoe lang wilt u mij eensteen des aanstoots doen zijn voor de bewonersdes lands? Ik smeek u thans, laat er geen ruzie

zijn tussen ons, want wij zijn bloedverwanten.42. Ik bid u en uw huishouding om u tescheiden van mij, ga een plek kiezen waar ukunt wonen met uw vee en alles wat bij ubehoort, maar houd u en uw huishouding opeen afstand van mij.43. Wees niet bang om van mij weg te gaan,want indien iemand u iets zou willen aandoen,laat het mij dan weten en ik zal u wreken, gaalleen van mij weg.44. Nadat Abram al deze woorden tot Lot hadgesproken stond Lot op en richtte zij blik naarde vlakte van de Jordaan.45. Hij zag dat deze ganse vlakte goedbevochtigd werd, en goed was voor de menszowel als weidegrond voor het vee.46. Lot ging van Abram weg naar die plaats, enhij sloeg daar zijn tenten op en hij woonde inSodom, en zo leefden ze van elkaar gescheiden.47. Abram woonde in de vlakte van Mamre, datis Hebron, en hij sloeg zijn tenten daar op, enAbram verbleef vele jaren op die plek.

Hoofdstuk 1616:1. In die tijd boodschapte koning Kedorlaomervan Elam aan alle naburige koningen, aankoning Nimrod van Sinear die toen in zijnmacht was, en aan koning Tideal der Goyim enaan koning Arjoch van Eliasar, met wie hij eenverbond sloot, zeggende: Kom naar mij toe enhelp mij om al de steden van Sodom en haarinwoners te slaan, want zij zijn in de afgelopenjaren tegen mij in opstand gekomen.2. Deze koningen trokken op met hun gehelelegermacht van ongeveer 800.000 mannen. Zogingen zij op weg en sloegen iedere man die zijop hun weg tegenkwamen.3. En de vijf koningen van Sodom en Gomorra,koning Sinab van Adama, koning Semeber vanZeboyim, koning Bera van Sodom, koning Birsavan Gomorra, en koning Bela van Zoar, gingenuit hen tegemoet, en deze allen voegden zichtezamen in het dal Siddim.4. Deze negen koningen voerden oorlog in het dalSiddim; en de koningen van Sodom en Gomorrawerden geslagen door de koningen van Elam.5. Het dal Siddim was vol lijm (bitumen)puttenen de koningen van Elam achtervolgden de ko-ningen van Sodom, en de koningen van Sodomvluchtten met hun gehele legermacht en vielenin de lijmputten, en allen die overblevenvluchtten naar het gebergte om zich te redden,en de vijf koningen van Elam zaten achter henaan en achtervolgden hen tot de poorten vanSodom, en zij namen al de have van Sodom.6. Zij plunderden al de steden van Sodom enGomorra en zij namen ook neef Lot en zijnhave en goed. Zij namen al de have van desteden van Sodom en zij trokken weg. Abrams

dienaar Unic die in de strijd was zag dit envertelde alles aan Abram over hetgeen dekoningen hadden gedaan. Over de stad Sodomen dat Lot door hen gevangen genomen was.7. Abram hoorde dit, en hij stond op met onge-veer 318 mannen die bij hem waren, en dieavond achtervolgde hij deze koningen en ver-sloeg hen, en zij vielen allen voor Abram en zijnmannen, en er bleef niemand over dan de vierkoningen die elk huns weegs wisten te vluchten.8. Maar Abram bracht alle have van Sodomterug, en hij bracht ook Lot, zijn vrouwen enkinderen en allen die bij hem hoorden en zijnhave terug zodat Lot niets ontbrak.9. Toen hij in overwinning op de koningenterugkeerde passeerde hij het dal Siddim waarde koningen oorlog hadden gevoerd.10. Koning Bera van Sodom, en de rest van zijnmannen die bij hem waren ontsnapten uit delijmputten waarin zij waren gevallen en kwa-men Abram en zijn mannen tegemoet.11. Koning Adonizedek van Jeruzalem, diedezelfde was als Sem, ging uit met zijn mannenom Abram en zijn mannen te ontmoeten metbrood en wijn. En ze vertoefden bij elkaar inhet dal van Melech.12. Adonizedek zegende Abram, en Abram gafhem tienden van alles wat hij op zijn vijandenhad buitgemaakt, want Adonizedek was eenpriester van God.13. En al de koningen van Sodom en Gomorradie daar waren, met hun dienaren, naderdenAbram en verzochten hem om hen hun diena-ren terug te geven die hij gevangen had ge-maakt, en om de have voor zichzelf te houden.

Page 28: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 28

14. Abram antwoordde de koningen van Sodom,zeggende: Zolang de Heer leeft, die hemel enaarde schiep, en die mijn ziel verloste van allekwellingen, en die mij vandaag bevrijdde vanmijn vijanden, en hen in mijn handen gaf, zal ikniets nemen van wat u toebehoort, opdat umorgen niet zult zeggen: Abram werd rijk vanonze eigendommen die hij redde.15. Want de Heer mijn God in wie ik vertrouwzei tot mij: U zal niets ontbreken want ik zal uzegenen in al de werken uwer handen.16. Daarom zie: Hier is alles wat u toebehoort,neem het en ga; zolang de Heer leeft zal ik van uniets nemen van een levende ziel tot eenschoenriem of draad. Met uitzondering van hetvoedsel van hen die met mij ten strijde trokkenen van het deel der mannen die met mij mee-gingen, Aner, Eskol en Mamre, zij en hunmannen, en van hen die de have bewaakten,laat die hun deel nemen.17. De koningen van Sodom gaven Abram zoalswas overeengekomen, maar ze drongen bij hemaan om alles te nemen wat hij verkoos maarAbram wilde het niet.18. En hij zond de koningen van Sodom weg,en de overgeblevenen van hun mannen, en hijgaf hun bevelen aangaande neef Lot, en zijgingen naar hun onderscheidene plaatsen.19. Lot de zoon van Abrams broer zond hij metzijn have en de koningen terug naar hunwoongebied Sodom. Abram en zijn mensenkeerden weer terug naar hun huis in de vlaktevan Mamre hetwelk Hebron is.20. In die tijd verscheen de Heer opnieuw aanAbram in Hebron, en Hij zei tot hem: Vreesniet, uw loon is zeer groot voor Mij, want Ik zalu niet aan uw lot overlaten. Ik zal u doenvermenigvuldigen en zegenen en uw zaad doentoenemen als de sterren des hemels die nietkunnen worden gemeten noch geteld.21. Aan uw zaad zal Ik al deze landen geven dieu met uw ogen ziet. Ik wil die geven als erfgoedvoor eeuwig. Wees slechts sterk en vrees niet,wandel voor Mij en wees volmaakt.22. In het 78e levensjaar van Abram stierf Rehude zoon van Peleg, en al de dagen van Rehuwaren 239 jaren, en hij stierf.23. Sarai de dochter van Haran, Abrams huis-vrouw, was nog onvruchtbaar in die dagen; zijbaarde Abram noch een zoon noch een dochter.24. Toen zij zag dat zij geen kinderen baardenam zij haar dienstmaagd Hagar, die faraohaar had gegeven, en zij gaf haar aan Abramtot vrouw.

25. Want Hagar leerde al de wegen van Sarai,en zij week niet af van haar goede wegen.26. Sarai zei tot Abram: Zie hier is mijn dienst-maagd Hagar, ga tot haar in opdat zij op mijnknieën bare, dat ik door haar ook kinderenmoge ontvangen.27. Aan het eind van tien jaren dat Abram inhet land Kanaän had gewoond, in zijn 85e

levensjaar, gaf Sarai Hagar aan hem.28. Abram hoorde naar de stem van zijn huis-vrouw Sarai, en hij nam haar dienstmaagdHagar. Abram ging tot haar in en zij werdzwanger.29. Toen Hagar zag dat zij zwanger was, werd zeontzettend blij. Haar meesteres werd veracht inhaar ogen, want ze zei in zichzelf: Dit kanslechts zijn omdat ik beter ben voor God danmijn meesteres Sarai, want al de dagen dat mijnmeesteres bij mijn heer sliep werd zij nietzwanger, maar mij heeft de Heer wel zwangerdoen worden in zulk een korte tijd.30. Toen Sarai zag dat Hagar zwanger wasgeworden door Abram, werd Sarai afgunstig ophaar dienstmaagd, en Sarai zei in zichzelf: Ditis zeker niets anders dan dat zij beter moet zijndan ik.31. Sarai zei tot Abram: De belediging mij aan-gedaan komt voor uw rekening, want toen u deHeer bad om kinderen waarom bad u toen nietvoor mij dat de Heer mij zaad zou geven van u?32. En wanneer ik tot Hagar spreek in uwaanwezigheid, dan veracht zij mijn woorden,omdat zij zwanger is geworden, en u zegt haarniets; moge de Heer richten tussen mij en uvoor wat u mij hebt aangedaan.33. Abram zei tot Sarai: Zie uw dienstmaagdstaat onder uw gezag, doe met haar wat goed isin uw ogen; en Sarai vernederde haar zodat zewegvluchtte van haar naar de woestijn.34. Een engel des Heren vond haar bij een bronwaarheen zij was gevlucht, en hij zei tot haar:Vrees niet, want ik zal uw zaadvermenigvuldigen, want u zult een zoon barendie u Ismaël zal noemen; keer dan nu terugnaar uw meesteres Sarai en verneder uzelfonder haar handen.35. Hagar noemde de plaats van die bron BeerLachai Roi; zij is tussen Kades en de woestijnBered. Hagar keerde toen terug naar het huisvan haar meester. Toen de tijd daar was,baarde Hagar een zoon aan Abram, en Abramnoemde hem Ismaël; en Abram was 86 jarenoud toen hij hem verwekte.

Hoofdstuk 1717:1. In die dagen, in het 91e levensjaar vanAbram, toen voerden de kinderen van Kittimoorlog met de kinderen van Tubal, want toende Heer de zonen der mensen had verstrooid

over het aardoppervlak, toen gingen dekinderen van Kittim een geheel vormen in devlakte van Canopia, en zij bouwden zich daarsteden en woonden bij de rivier Tebreu.

Page 29: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 29

2. De kinderen van Tubal woonden in Toscane,en hun grenzen reikten tot aan de rivierTebreu, en de kinderen van Tubal bouwden eenstad in Toscane, en zij noemden die Sabina,naar Sabina zoon van hun vader Tubal. En zijwonen er tot op deze dag.3. Het was in die tijd dat de kinderen van Kittimoorlog voerden met de kinderen van Tubal, ende kinderen van Tubal werden verslagen doorde kinderen van Kittim, en de kinderen van Kit-tim deden 370 mannen vallen van de kinderenvan Tubal.4. In die tijd zweren de kinderen van Tubal aande kinderen van Kittim: U zult niet huwen metons, en geen man zal zijn dochter geven aaneen der zonen van Kittim.5. Want al de dochters van Tubal waren blondin die dagen. In de gehele wereld waren er toengeen vrouwen zo blond als de dochters vanTubal.6. En allen die behagen schepten in deschoonheid van vrouwen gingen naar dedochters van Tubal en namen vrouwen vanhen. De zonen der mensen, koningen enprinsen, die groot behagen schepten in deschoonheid van vrouwen, namen in die dagenvrouwen uit de dochters van Tubal.7. Ten einde van drie jaren nadat de kinderenvan Tubal aan de kinderen van Kittim haddengezworen om hen niet hun dochters totvrouwen te geven, toen gingen ongeveertwintig mannen van de kinderen van Kittim uitom enige der dochters van Tubal te nemen,maar zij vonden er ;niet een.8. Want de kinderen van Tubal hielden zichaan hun eed om niet met hen te huwen, en zijwilden hun eed niet breken.9. In de dagen van de oogst gingen de kinderenvan Tubal hun velden op om hun oogst binnente halen. Toen verzamelden zich de jongemannen van Kittim en gingen naar de stadSabina, en iedere man nam een jonge vrouw uitde dochters van Tubal, en zij keerden naar hunsteden terug.10. Toen de kinderen van Tubal dit vernamen,gingen zij uit om oorlog met hen te voerenmaar konden niet de overhand krijgen vanwege

de hoge bergen voor hen. Bij het zien dat zeniet de overhand konden krijgen, keerden zijnaar hun landstreek terug.11. Bij de jaarwisseling huurden de kinderenvan Tubalongeveer 10.000 mannen uit desteden bij hen in de buurt, en zij gingen oorlogvoeren met de kinderen van Kittim.12. De kinderen van Tubal gingen oorlogvoeren met de kinderen van Kittim. Ze wildenhun land verwoesten en uitputten. Bij dezeonderneming hadden de kinderen van Tubal deoverhand op de kinderen van Kittim; en dekinderen van Kittim zagen dat zij uitgeputraakten. Daarom klommen ze op de stadsmuuren tilden de kinderen die zij hadden van dedochters van Tubal omhoog.13. De kinderen van Kittim zeiden tot die vanTubal: Zijt u gekomen om oorlog te voeren metuw eigen zoons en dochters, en worden wij nietbeschouwd als uw eigen vlees en bloed van destamvader tot nu toe?14. Zodra de kinderen van Tubal dit hoordenzagen ze van oorlog voeren af en gingen vanKittim weg.15. Ze keerden terug naar de Sabijnse heuvelsen hun steden. De kinderen van Kittimverzamelden zich in die tijd en bouwden tweesteden aan zee, en zij noemden de ene Purtu ende andere Ariza.16. Abram de zoon van Terach was toen 99jaren oud.17. In die tijd verscheen de Heer aan hem enHij zei tot hem: Ik zal een verbond sluitentussen Mij en u, en uw zaad grotelijksvermenigvuldigen. Het verbond dat Ik sluittussen Mij en u houdt in dat al wat mannelijk isbesneden zal worden. U en uw nazaten.18. Een zoontje van acht dagen zal wordenbesneden, en dit verbond zal zijn in uw vleestot een eeuwig verbond.19. Uw naam zal daarom niet meer Abram zijn,maar Abraham en uw huisvrouw zal niet meerSarai worden genoemd maar Sara.20. Want Ik zal u allebei zegenen, en Ik zal uwzaad na u vermenigvuldigen zodat u een grootvolk zult worden, waar koningen uitvoortkomen.

Hoofdstuk 1818:1. Abraham stond op en deed alles wat Godhem bevolen had. Hij nam de mannen van zijnhuishouding die hij met zijn geld had gekocht,en hij besneed hen zoals de Heer hem hadopgedragen.2. Er bleef niemand over dien hij niet besneed.Abraham en zijn zoon Ismaël werd het vleeshunner voorhuid besneden. Ismaël was dertienjaren oud toen hem het vlees zijner voorhuidwerd besneden.3. Op de derde dag ging Abraham zijn tent uit en

zat voor de ingang te genieten in de zon. Hij wil-de zich ontzien gedurende de pijn in zijn vlees.4. De Heer verscheen hem in de vlakte vanMamre, en Hij zond drie van Zijn dienstdoendeengelen om hem te bezoeken. Terwijl hij bij detent zat en opkeek zag hij in de verte driemannen aankomen. Abraham stond op en liephen tegemoet, en boog zich voor hen neer enbracht hen in zijn huis.5. Hij zei tot hen: Indien ik genade hebgevonden in uw ogen, kom dan binnen en eet

Page 30: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 30

een stuk brood; en hij drong bij hen aan, en zijkwamen binnen en hij gaf hen water en zijwasten hun voeten, en hij liet hen zitten ondereen boom bij de ingang der tent.6. Abraham haastte zich en nam een kalf, tederen goed, en hij haastte zich om dat te doden, engaf het aan zijn dienaar Eliëzer om het te gaanbereiden.7. Abrallam liep naar Sara in de tent, en hij zeitot haar: Maak snel drie maten meelbloemgereed, kneed die en maak koeken om de pot afte dekken die het vlees bevat, en zij deed aldus.8. Abraham haastte zich en hij zette boter enmelk voor hen neer, rundvlees enschapenvlees, en gaf hen te eten van het malsekalfsvlees, en zij aten.9. Toen zij klaar waren met eten zei een vanhen tot Abraham: Ik zal over een jaar tot uwederkeren, en uw huisvrouw Sara zal dan eenzoon hebben.10. Daarna vertrokken de mannen en gingenhuns weegs, naar de plaatsen waarheen zijwaren gezonden.11. In die dagen waren alle mensen uit Sodom enGomorra, en van alle vijfsteden, uitzonderlijkgoddeloos en zondig tegen de Heer, en zij tarttende Heer met hun gruwelen. Deze gruwelijke enminachtende handelingen werden almaar ergervoor de Heer. Hun goddeloosheid en misdadenwaren in die dagen groot voor de Heer.12. Ze hadden in hun land een zeer groot dal,ongeveer een halve dag lopen, en daarin warenwaterbronnen en veel begroeiing om het waterheen.13. Alle mensen van Sodom en Gomorra gingendaar vier maal per jaar met hun vrouwen enkinderen heen. Ze vermaakten zich met allen diebij hen hoorden met tamboerijnen en dansen.14. Tijdens hun vermaak plachten ze allen op testaan en de vrouwen van hun naasten tegrijpen en sommigen de maagdelijke dochtersvan hun naasten. Zo amuseerden ze zich eniedere man zag zijn vrouwen dochter in dehanden van zijn naaste en zei daar niets van.15. Zij deden dit van 's morgens tot 's ~ds, endaarna keerden zij naar huis terug, elke mannaar zijn huis en elke vrouw naar haar tent;aldus deden zij altijd vier maal per jaar.16. Wanneer een vreemdeling in hun stedenkwam om daar goederen te verkopen die hijhad gekocht, dan plachten de mensen uit diesteden zich ook om hem heen te verzamelen,mannen en vrouwen en kinderen, en die manzijn goederen met geweld af te nemen, endaarvan een weinig te geven aan ieder tot erniets meer over was van de goederen van deeigenaar die hij in het land had gebracht.17. Als de eigenaar der goederen met hentwistte, zeggende: Wat is dit dat u mij aandoet?Zij plachten dan een voor een bij hem te

komen, en ieder toonde hem dan het weinigedat hij had genomen en hoonde dan: Ik namslechts dat weinige dat u mij gaf. En wanneerhij dit van hen allen hoorde, dan stond hij open ging verdrietig van hen weg en in bitterheiddes harten en dan stonden zij allen op enliepen achter hem aan, en verdreven hem metveel lawaai en tumult de stad uit.18. En er was iemand uit het land Elam diebedaard voortging op de weg, gezeten op zijnezel die een mooie mantel met verschillendekleuren droeg, en de mantel was met een koordvastgebonden aan de ezel.19. De man reisde door de straat van Sodomtoen de zon 's avonds onderging. Hij bleef daarom er te overnachten. maar niemand wilde hemin zijn huis nemen. In die tijd was er in Sodomeen goddeloze en boosaardige man, een diebedreven was in het kwade, en zijn naam wasHedad.20. Hij hief zijn ogen op en zag de reiziger in destraat van de stad, en hij ging naar hem toe enzei: Waar komt u vandaan en waar gaat u heen?21. En de man zei tot hem: Ik ben op reis vanHebron naar Elam waar ik thuis hoor. Toen ikvoorbij kwam, ging de zon onder en niemandliet mij toe in zijn huis, ofschoon ik brood enwater had en ook stro en proviand voor mijnezel, en mij niets ontbreekt.22. Hedad antwoordde en zei tot hem: Vanalles wat u wilt zal ik u voorzien, maar op straatzult u niet de gehele nacht verblijven.23. Hedad haalde hem in zijn huis, nam zijnmantel en het koord van de ezel en bracht diein zijn huis. Hij gaf de ezel stro en proviandterwijl de vreemdeling at en dronk en bleefovernachten in Hedads huis.24. 's Morgens stond de reiziger vroeg op omzijn reis te vervolgen. Hedad zei tegen hem:Wacht, versterk de inwendige mens met eenstuk brood en ga dan. De man deed aldus; enhij bleef bij hem, en zij aten en dronken beidengedurende de dag toen de man opstond omweg te gaan.25. Hedad zei tot hem: Zie nu hoe de dag bijnaom is, u kunt beter de nacht overblijven omopnieuw krachten op te doen, en hij drong zo bijhem aan dat hij daar de gehele nacht verbleef.En op de tweede dag stond hij vroeg op voorvertrek, toen Hedad bij hem aandrong met:Versterk de inwendige mens met een betebroods en ga dan. Hierop bleef hij bij hem totde tweede dag. Toen besloot de man om zijnreis te vervolgen.26. Hedad zei tot hem: Zie de dag is nu bijnaom, blijf bij mij om de inwendige mens te ver-sterken en sta morgen vroeg op en ga uwsweegs.27. Maar de man wilde niet blijven, doch stondop en zadelde zijn ezel. Terwijl hij zijn ezel

Page 31: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 31

zadelde zei de huisvrouw van Hedad tegen haarechtgenoot: Zie deze man bleef twee dagen bijons eten en drinken en heeft ons niets gegeven,en nu zal hij bij ons weggaan zonder iets tegeven? En Hedad zei tegen haar: Zwijg!28. De man zadelde zijn ezel om weg te gaan,en hij vroeg Hedad om hem het koord en demantel te geven om die op de ezel vast tebinden.29. Hedad zei tot hem: Wat zegt u? En hij zeitot hem: Dat u mijn heer, mij het koord en demantel met verschillende kleuren zult gevenwelke u in uw huis hebt opgeborgen.30. Hedad antwoordde de man, zeggende: Ditis de uitleg van uw droom, het koord dat uzaagt betekent dat uw leven zal wordenverlengd gelijk een koord, en de mantel gezienhebbend die was gekleurd met alle mogelijkekleuren betekent dat u een wijngaard zulthebben waarin u bomen zult planten met allemogelijke vruchten.31. De reiziger antwoordde, zeggende: Neenmijnheer, want ik was wakker toen ik u hetkoord en ook een mantel die was geweven metverschillende kleuren, die gij van de ezel afnamom die voor mij weg te leggen. En Hadad ant-woordde en zei: Ik heb u zeker de uitleg van uwdroom verteld en het is een goede droom, endit is de uitleg ervan.32. Nu geven de zonen der mensen mij vierstukken zilver, hetgeen mijn tarief is voor deuitleg van dromen, en van u verlang ik slechtsdrie stukken zilver.33. Zo werd de man getard door de woorden vanHedad, en hij schreeuwde bitter, en hij brachtHedad naar Serak, de rechter van Sodom.34. De man verdedigde zijn zaak voor Serak derechter, maar Hedad ontkende het en gaf eenvalse getuigenis. De rechter zei tot de reiziger:Deze man, Hedad, zegt u de waarheid, want hij

is beroemd in de steden voor de nauwkeurigeuitleg van dromen.35. De man schreeuwde bij het woord van derechter, en hij zei: Neen mijn heer, want het wasop de dag dat ik hem het koord en de mantel gafwelke op de ezel lagen en die werden weggelegdin zijn huis. En zij redetwistten beiden voor derechter, de één zeggend dat de zaak zo was, ende ander net het tegenovergestelde verklarend.36. Hedad zei tot de man: Geef mij vier stukkenzilver volgens mijn tarief voor het uitleggen vandromen; ik wil geen toelage in aanmerkingnemen; en geef mij de onkosten voor de viermaaltijden die u in mijn huis hebt genoten.37. De man zei tot Hedad: Waarlijk, ik zal ubetalen voor wat ik heb gegeten in uw huis,geef mij alleen het koord en de mantel die uhebt verborgen in uw huis.38. Hedad antwoordde voor de rechter en zeitot de man: Heb ik u met uw droom uitgelegd?Het koord betekent dat uw dagen worden ver-lengd gelijk een koord, en de mantel dat u eenwijngaard zult hebben waarin u allerlei soortenvruchtbomen zult planten.39. Dit is de juiste uitleg van uw droom, geefmij nu de vier stukken zilver die ik als vergoe-ding verlang, want ik wil geen toelage in aan-merking nemen.40. De man schreeuwde bij de woorden vanHedad en zij ruzieden beiden voor de rechter,en de rechter gaf bevelen aan zijn dienaren hensnel uit het huis te jagen.41. Ze gingen ruziënd weg bij de rechter en demensen van Sodom die hen hoorden verzamel-den zich om hen heen en zij voeren uit tegen devreemdeling en joegen hem snel de stad uit.42. De man zette zijn reis voort op zijn ezel inbitterheid des harten, weeklagend en huilend.43. Terwijl hij voortging huilde hij om wat hemwas overkomen in de verdorven stad Sodom.

Hoofdstuk 1919:1. De steden van Sodom hadden vier rechtersin vier steden, en deze zijn hun namen: Serak inde stad Sodom, Sharkad in Gomorra, Zabnac inAdama, en Menon in Zeboyim.2. Abrahams dienaar Eliëzer duidde hen aanmet andere namen, en hij veranderde Serak inShakra, Sharkad in Shakrura, Zabnac inKezobim, en Menon in Matzlodin.3. Als gevolg van de wens van hun vier rechtershadden de mensen van Sodom en Gomorrabedden neergezet in de straten der steden, enals er iemand op een van die plaatsen kwam,dan grepen zij hem en brachten hem naar eenvan hun bedden, en dwongen hem met geweldom erin te gaan liggen.4. Wanneer hij dan neerlag, gingen er driemannen staan bij zijn hoofd en drie bij zijnvoeten, en maten hem met de lengte van het

bed, en als de man dan korter was dan het bed,trokken zij aan hem aan elk eind, en als hij hetuitschreeuwde gaven zij hem geen antwoord.5. Als hij langer was dan het bed dan druktenzij de twee einden van het bed tegen elkaar aantotdat de man de poorten des doods zagnaderen.6. En terwijl hij voortging met tegen hen teschreeuwen, antwoordden zij hem, zeggend: Zowordt er gedaan met iemand die ons landbinnenkomt.7. Toen de mensen al deze dingen hoorden diede mensen uit de steden van Sodom deden,onthielden zij zich ervan om daar naar toe tegaan.8. Indien een arme man naar hun land kwamdan gaven zij hem zilver en goud, en lieten in degehele stad verordenen om hem geen hap brood

Page 32: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 32

te eten te geve. En als de vreemdeling daarenige dagen zou blijven en van honger sterven,omdat hij niet in staat was een bete broods teverkrijgen, dan kwamen al de mensen van destad en namen hun zilver en goud (terug) dat zijhem hadden gegeven.9. Zij die het zilver en goud herkenden dat zijhem hadden gegeven namen het terug, en bijzijn dood trokken zij hem ook zijn kleren uit,en zij streden erom. Hij die de overhand had opzijn naaste pakte ze.10. Daarna droegen ze de dode weg en begroe-ven hem onder sommige heesters in de woes-tijn; aldus deden zij altijd met iemand die naarhen toe kwam en stierf in hun land.11. Na verloop van tijd stuurde Sara Eliëzer naarSodom, om Lot te bezoeken en om te informe-ren naar zijn welstand.12. E1iëzer ging naar Sodom, en hij ontmoetteeen man uit Sodom die vocht met eenvreemdeling. De man uit Sodom trok de armeman al zijn kleren uit en liep weg.13. Deze schreeuwde tot Eliëzer en smeekte omzijn hulp vanwege hetgeen de man uit Sodomhem aandeed.14. Eliëzer vroeg: Waarom handelt u aldus metdie arme man die naar uw land kwam?15. De man uit Sodom reageerde met de vraag:Is deze man uw broer, of hebben de mensen uitSodom u vandaag tot rechter gemaakt dat u erzich mee bemoeit?16. Eliëzer streed met de man uit Sodomvanwege de arme man. Toen het Eliëzer lukteom de kleren van de arme man terug te pakkenvan de Sodomiet, gaf deze hem snel een klapmet een steen op het voorhoofd.17. Het bloed vloeide rijkelijk uit Eliëzers voor-hoofd, en zodra de man het bloed zag greep hijEliëzer, zeggende: Geef mij mijn loon omdat iku heb bevrijd van dit slechte bloed dat uit uwvoorhoofd stroomt, want zo is dat de gewoonteen de wet in ons land.18. Eliëzer zei tot hem: U hebt mij verwond enverzoekt mij ook nog om u uw loon te betalen?Eliëzer wilde niet ingaan op de wens van de manuit Sodom.19. De man greep Eliëzer en bracht hem naarShakra de rechter van Sodom om te wordengeoordeeld.20. De man sprak tot de rechter zeggende: Iksmeek u mijn heer, aldus heeft deze mangedaan, want ik sloeg hem met een steen zodathet bloed uit zijn voorhoofd vloeide en hij wilmijn loon niet betalen .21. De rechter zei tot Eliëzer: Deze man spreektde waarheid tot u, geef hem zijn loon, want ditis de gewoonte in ons land. Eliëzer hoorde dewoorden van de rechter en hij pakte een steenen sloeg de rechter, en de steen trof zijn voor-hoofd en het bloed vloeide rijkelijk uit het

voorhoofd van de rechter, en Eliëzer zei: Als ditdan de gewoonte is in uw land geef u dan aandeze man wat ik hem had moeten geven, wantdit was uw beslissing,u hebt dit bepaald.22. Eliëzer verliet de man uit Sodom en derechter, en hij ging weg.23. De koningen van Elam, die oorlog haddengevoerd met de koningen van Sodom, maaktende have van Sodom buit. Ook namen zij Lotgevangen met zijn have. Toen dit Abraham wasverteld, ging hij oorlog voeren met de koningenvan Elam, en hij pakte uit hun handen al dehave van Lot terug zowel als de have vanSodom.24. In die tijd baarde de vrouw van Lot hemeen dochter, en hij noemde haar Paltith, zeg-gende: Omdat God mij heeft bevrijd, en mijngehele huishouding, van de koningen vanElam. Paltith de dochter van Lot groeide op, eneen van de mannen van Sodom nam haar alshuisvrouw.25. Een arme man kwam in de stad om in zijnonderhoud te voorzien, en hij verbleef enigedagen in de stad, en al de mensen van Sodomlieten een verordening afkondigen zoals die bijhen gebruikelijk was, om deze man geen betebroods te eten te geven totdat hij dood op deaarde viel, en zij deden aldus.26. Paltith de dochter van Lot zag deze man opstraat liggen, de hongerdood nabij, en niemandgaf hem iets om hem in leven te houden, en hijwas op sterven na dood.27. Haar hart was vervuld van medelijdenvanwege de man, en in het geheim gaf zij hemvele dagen lang brood te eten, en de man kwamer weer bovenop.28. Want wanneer zij uitging om water te halendan deed zij brood in de waterkruik, en als zijdan bij de plaats kwam waar de arme man lag,dan nam zij het brood uit de kruik en gaf hethem te eten; aldus deed zij vele dagen.29. Alle mensen van Sodom en Gomorra vroe-gen zich af hoe deze man zoveel dagen lang konhongerlijden.30. Ze zeiden tot elkaar: Dit kan slechts mogelijkzijn omdat hij eet en drinkt, want niemand kanzoveel dagen lang hongerlijden, of leven zoals hijheeft gedaan, zonder dat zelfs zijn gelaatsuit-drukking verandert. En drie mannen verborgenzich ergens in de buurt van de plek waar de armeman zich bevond, om er achter te komen wie hetwas die hem brood bracht om te eten.31. Paltith de dochter van Lot ging die dag uitom water te halen, en zij deed brood in haarwaterkruik, en zij ging water halen langs deplek waar de arme man zich bevond, en zij nambrood uit de kruik en gaf het aan de arme manen hij at het op.32. De drie mannen zagen wat Paltith met dearme man deed, en zij zeiden tot haar: U zijt

Page 33: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 33

het dus die hem heeft onderhouden, en daaromis hij niet verhongerd, noch vangelaatsuitdrukking veranderd, noch gestorvenzoals de anderen.33. De drie mannen gingen weg van de plaatswaar zij zich hadden verborgen, en zij grepenPaltith en het brood dat de arme man. in zijnhand had.34. Ze grepen Paltith en brachten haar voor hunrechters, en zeiden tot hen: Aldus deed zij, en zijis het die de arme man van brood voorzag,daarom is hij al die tijd nog niet gestorven; geefons daarom de straf te kennen die deze vrouwtoekomt wegens overtreding van onze wet.35. De mensen van Sodom en Gomorra verza-melden zich en staken een vuur aan in de straatvan de stad, en zij grepen de vrouwen wierpenhaar in het vuur en zij verbrandde tot as.36. Ook in de stad Adama was een vrouw waar-mee zij hetzelfde deden.37. Want een reiziger kwam in de stad Adamaom daar te overnachten, met de bedoeling om's morgens naar huis te gaan. Hij nam plaatstegenover de deur van het huis van de vadervan de jonge vrouwen zat daar tot de zononderging en de jonge vrouw zag hem bij dedeur van het huis zitten.38. En hij vroeg haar water om te drinken en zijzei tot hem: Wie bent u? En hij zei tot haar: Ikwas vandaag op pad en kwam tot hier toen de zononderging, daarom wil ik hier de gehele nachtverblijven, en morgen zal ik vroeg opstaan ommijn reis te vervolgen.39. De jonge vrouw ging het huis in en haaldebrood en water voor de man om te eten en tedrinken.40. Deze zaak werd bekend aan de mensen vanAdama, en zij verzamelden zich en zij brachtende jonge vrouw voor de rechters om haar voordeze handeling te veroordelen.41. De rechter zei: De doodstraf moet wordenuitgesproken over deze vrouw omdat zij onzewet overtrad, en dit is daarom de beslissinginzake haar.42. De mensen van die steden verzameldenzich en brachten de jonge vrouw naar buiten,en wreven haar van top tot teen in met honing,zoals de rechter had geboden, en zij plaatstenhaar voor een zwerm bijen die toen in hunkorven zaten, en de bijen vlogen op haar af enstaken haar zodat haar gehele lichaam opzwol.43. De jonge vrouw schreeuwde het uit vanwe-ge de bijen, maar niemand bekommerde zichom haar of had medelijden met haar, en haargeschreeuw steeg op ten hemel.44. De Heer werd hierdoor getart en door al dehandelingen in de steden van Sodom, want zijhadden overvloedig te eten en rust onder elkaar,en wilden toch de armen en behoeftigen nietbijstaan, en in die dagen werden hun slechte

handelingen en zonden zwaar voor de Heer.45. De Heer zond twee van Zijn engelen dienaar Abrahams huis waren gekomen, omSodom en haar steden te vernietigen.46. De engelen stonden op bij de deur vanAbrahams tent, nadat zij hadden gegeten engedronken, en zij bereikten Sodom in deavond, en Lot zat in de poort te Sodom. Toenhij hen zag stond hij op, liep hen tegemoet enboog neer tot de grond.47. Hij drong grotelijks bij hen aan en brachthen in zijn huis, en hij gaf hen proviand die zijaten, en zij verbleven de gehele nacht in zijnhuis.48. En de engelen zeiden tot Lot: Sta op, ga uitdeze plaats, u en allen die bij u behoren, opdatu niet ten onder gaat in de zonde van deze stad,want de Heer wil deze plaats verderven.49. De engelen grepen de hand van Lot en dehand van zijn vrouw, en de handen van zijnkinderen, en allen die bij hem hoorden, en zijbrachten hem uit en stelden hem buiten de stad.50. En zij zeiden tot Lot: Vlucht voor uw leven.En hij vluchtte, met allen die bij hem hoorden.51. Toen deed de Heer zwavel en vuur regenenuit de hemel over Sodom en Gomorra.52. Hij bedekte deze steden, de gehele vlakte enal de inwoners van deze steden en dat wat opde grond groeide; en Ado de vrouw van Lotkeek om, teneinde de vernietiging der steden tezien, want zij was bezorgd over haar dochtersdie in Sodom waren gebleven en niet wildenmeegegaan.53. Toen zij omkeek werd zij een zoutpilaar, endie is nog op die plaats tot op deze dag.54. De ossen die op die plaats stonden, liktenhet zout aan de uiteinden van haar voeten, en 'smorgens sprong het weer opnieuw te voor-schijn, en zij likten het weer tot op deze dag.55. Lot en twee van zijn dochters die bij hembleven, vluchtten en ontkwamen naar deSpelonk van Adullam, en zij verbleven daarenige tijd.56. Abraham stond 's morgens vroeg op om tezien wat er met de steden van Sodom wasgebeurd; en zie de rook van de steden steeg opals de rook van een oven.57. Lot en zijn twee dochters verbleven in despelonk, en zij lieten hun vader wijn drinken,en zij lagen bij hem, want zij zeiden dat ergeen man op Aarde was die zaad uit hen konverwekken, want zij dachten dat de geheleAarde was verwoest.58. Zij sliepen bij hun vader, en werden zwan-ger. Ze baarden allebei een zoon. De oudstedochter noemde haar zoon Moab, zeggende:Van mijn vader heb ik hem ontvangen; hij is devader van de Moabieten tot op deze dag.59. De jongste noemde haar zoon Ben Ammi,want hij is de vader der kinderen van Ammon

Page 34: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 34

tot op vandaag.60. Daarna gingen Lot en zijn twee dochtersweg vandaar, en hij woonde aan de overzijdeder Jordaan met zijn twee dochters en hun

zonen. De zonen van Lot groeiden op en zijgingen zich vrouwen halen uit het landKanaän, en zij verwekten kinderen en zij warenvruchtbaar en vermenigvuldigden zich.

Hoofdstuk 2020: 1. In die tijd reisde Abraham uit de vlaktevan Mamre, en hij ging naar het land derFilistijnen, en hij woonde in Gerar; het was inhet 25e jaar van Abraham in het land Kanaän,en in het 100e levensjaar van Abraham, dat hijnaar Gerar ging in het land der Filistijnen.2. Het land binnengekomen, zegt Abram tot zijnhuisvrouw Sara: Zeg dat u mijn zuster zijt, tegenieder die het u vraagt, opdat wij mogen ontko-men aan het kwaad van de inwoners des lands.3. Toen Abraham in het land der Filistijnenwoonde, toen zagen de dienaren van koningAbimelek der Filistijnen dat Sara buitenge-woon schoon was, en zij vroegen Abrahamaangaande haar, en hij zei: Zij is mijn zuster.4. De dienaren van Abimelek gingen naarAbimelek, zeggende: een man uit het landKanaän is komen wonen in het land, en hijheeft een zuster die zeer schoon is.5. Abimelek hoorde de woorden van zijn diena-ren die Sara bij hem aanprezen, en Abimelekzond zijn officieren, en zij brachten Sara naar dekoning.6. Sara kwam in het huis van Abimelek, en dekoning zag dat Sara schoon was, en zij viel zeerin de smaak en hij vroeg: Wat is die man voor umet wie u naar ons land bent gekomen? Saraantwoordt: Hij is mijn broeder, en wij kwamenuit het land Kanaän om daar te wonen waar wijeen plaats konden vinden.8. Abimelek zei tot Sara: Zie mijn land is vooru, plaats uw broeder in een of ander deel vandit land dat u bevalt. Het is onze plicht om hemte verheffen en te verheerlijken boven al demensen van het land omdat hij uw broeder is.9. Abimelek liet Abraham komen, en Abrahamkwam tot Abimelek.10. Abimelek zei tot Abraham: Zie ik heb bevo-len dat u geëerd zult worden zoals u wilt van-wege uw zuster Sara.11. Abraham ging uit van de koning, en 'skoningsgeschenk volgde hem.12. Op die avond, voordat de mensen gingenrusten zat de koning op zijn troon en een diepeslaap overmande hem, en hij lag op de troon ensliep tot 's morgens.13. Hij droomde dat een engel des Heren tothem kwam met een getrokken zwaard in zijnhand, en de engel stond tegenover Abimelek,en wilde hem met het zwaard doden. De koningwas doodsbang in zijn droom, en zei tot deengel: Waardoor heb ik gezondigd dat u komtom mij met het zwaard te doden?14. De engel antwoordde Abimele: Zie u kunt

sterven vanwege de vrouw die u gisteravond inuw huis deed brengen, want zij is getrouwd metAbraham die naar uw huis kwam; geef hemdaarom nu zijn huisvrouw terug, want zij is vanhem. Indien u haar niet zult teruggeven, weetdan dat u zeker zult sterven, u en allen die bij uhoren.15. In die nacht was er een groot geschreeuw inhet land der Filistijnen, en de inwoners deslands zagen de gestalte van een man die meteen getrokken zwaard in zijn hand stond, en hijdoodde de inwoners des lands met het zwaard,ja hij ging voort met hen te doden.16. In die nacht doodde de engel des Heren inhet gehele land der Filistijnen, en er was groteverwarring in die nacht en in de volgendemorgen.17. Iedere baarmoeder was gesloten, en al haaruitgangen, en de hand des Heren was op henvanwege Sara, de huisvrouw van Abraham, dieAbimelek had genomen.18. In de morgen stond Abimelek angstig en inverwarring op. In grote vreze liet hij zijn diena-ren roepen, en hij verhaalde hun zijn droom,en de mensen waren enorm bevreesd.19. Een der mannen onder de dienaren deskonings antwoordde de koning, zeggende: Ohsoevereine koning, geef deze vrouw terug aanhaar echtgenoot, want hij is haar echtgenoot,want hetzelfde overkwam de koning vanEgypte toen deze man naar Egypte kwam.20. Hij zei aangaande zijn huisvrouw dat zijzijn zuster was, want aldus is zijn manier vandoen wanneer hij komt wonen in het land waarhij een vreemdeling is.21. De farao nam deze vrouw als huisvrouw, ende Heer bracht gruwelijke plagen over hem tot-dat hij de vrouw teruggaf aan haar echtgenoot.22. Daarom nu, och soevereine koning, weetwat er gisteravond is gebeurd in het geheleland, want er was een zeer grote verwarring engrote smart en gejammer, en wij weten dat ditwas vanwege de vrouw die u nam.23. Geef nu deze vrouw terug aan haar echtge-noot, opdat ons niet overkomt wat farao, koningvan Egypte, en zijn onderdanen overkwam, enopdat wij niet sterven. Abimelek haastte zich enliet Sara roepen. Zij kwam voor hem, en hij lietAbraham roepen en hij kwam voor hem.24. Abimelek zei tot hem: Wat is dit dat u ge-daan hebt door te zeggen dat u broer en zusterzijdt, zodat ik deze vrouw tot huisvrouw nam?25. Abraham zei: Omdat ik dacht dat ik terdood zou worden gebracht vanwege mijn

Page 35: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 35

huisvrouw. Abimelek nam kudden en herders,en dienaren en dienaressen, en duizendstukken zilver, en hij gaf die aan Abraham, enhij gaf Sara aan hem terug.26. Abimelek zei tot Abraham: Zie het geheleland is voor u, woon erin waar u het ookverkiest.27. Abraham en zijn huisvrouw Sara gingen uitvan 's konings tegenwoordigheid met eer enachting, en zij woonden in het land, te weten inGerar.

28. Alle inwoners van het land der Filistijnenen 's konings dienaren waren nog in rouwensmart ten gevolge van de plaag die de engel hende gehele nacht had toegebracht vanwege Sara.29. Abimelek liet Abraham roepen, zeggende:Bid nu voor uw dienaren naar de Heer uw God,opdat Hij deze sterfte van ons wegneemt.30. Abraham bad voor Abimelek en zijnonderdanen, en de Heer verhoorde het gebedvan Abraham, en Hij genas Abimelek en al zijnonderdanen.

Hoofdstuk 2121:1. En het was in die tijd, na afloop van eenjaar en vier maanden sinds Abraham's verblijfin het land der Filistijnen te Gerar, dat GodSara bezocht, en de Heer gedacht haar, en zijwerd zwanger en baarde Abraham een zoon.2. Abraham noemde de zoon, die hem wasgeboren en die Sara hem baarde, Isaäk.3. Abraham besneed zijn zoon Isaäk toen hijacht dagen oud was, gelijk God had gebodenaan Abraham om zijn zaad te doen na hem; enAbraham was 100 en Sara 90 jaren oud toenhun zoon Isaäk werd geboren.4. En het kind groeide op en werd gespeend, enAbraham maakte een grote maaltijd op de dagdat Isaäk werd gespeend.5. Sem en Heber en al de belangrijke mensenvan het land, en koning Abimelek derFilistijnen en zijn dienaren en zijnlegeraanvoerder Ficol, kwamen om te eten ente drinken en om zich te verheugen op het feestdat Abraham maakte op de dag dat zijn zoonIsaäk werd gespeend.6. Ook Terach de vader van Abraham en zijnbroeder Nahor kwamen uit Haran, zij en allendie bij hem hoorden, want zij waren grotelijksverheugd toen zij hoorden dat Sara een zoonwas geboren.7. Zij kwamen naar Abraham, en zij aten endronken op het feest dat "Abraham maakte opde dag dat Isaäk werd gespeend.8. Terach en Nahor verheugden zich metAbraham, en zij bleven vele dagen lang bij hemin het land der Filistijnen.9. In die tijd stierf Serug de zoon van Rehu, inhet eerste jaar na de geboorte van Isaäk de zoonvan Abraham.10. Al de dagen van Serug waren 230 jaren, enhij stierf.11. Ismaël de zoon van Abraham was opgegroeidin die dagen; hij was veertien jaren oud toenSara Isaäk baarde aan Abraham.12. God was met Ismaël de zoon van Abraham,die opgroeide en het gebruik van de boog leer-de als een boogschutter.13. Toen Isaäk vijf jaren oud was, zat hij metIsmaël in de deur van de tent.14. Ismaël kwam tot Isaäk en zette zichzelf

tegenover hem, en hij nam de boog en spandedie met een pijl erin met het plan om Isaäk tedoden.15. Toen Sara zag wat Ismaël met haar zoonIsaäk wilde doen, smartte het haar ontzettendvanwege haar zoon, en zij riep Abraham en zeitot hem: Drijf deze slavin en haar zoon uit,want haar zoon zal niet erven met mijn zoon,want aldus zocht hij hem vandaag aan te doen.16. Abraham hoorde naar de stem van Sara, enhij stond 's morgens vroeg op, en hij nam twaalfbroden en een fles water die hij aan Hagar gaf,en zond haar weg met haar zoon, en Hagar gingmet haar zoon naar de woestijn, en zij woöndein de woestijn Paran met de inwoners derwoestijn. Ismaël werd een boogschutter, enwoonde lange tijd in de woestijn.17. Hij en zijn moeder gingen later naar het landEgypte, en zij woonden daar, en Hagar nam eenvrouw voor haar zoon uit Egypte, en haar naamwas Meriba.18. De vrouw van Ismaël werd zwanger enbaarde vier zonen en twee dochters, en Ismaëlen zijn moeder en zijn vrouwen kinderenkeerden later terug naar de woestijn.19. Zij maakten zich in de woestijn tenten waar-in zij woonden, en zij gingen voort met reizenom dan maandelijks en jaarlijks te rusten.20. God gaf Ismaël kudden, herders en tentenvanwege zijn vader Abraham, en de man namtoe in aantallen vee.21. Ismaël woonde als nomade in woestijnen enin tenten, reizend en rustend voor een langetijd, maar bezocht zijn vader niet.22. Na enige tijd zei Abraham tot zijn vrouwSara: Ik wil mijn zoon Ismaël gaan zien, wantik heb hem zolang niet meer gezien.23. Abraham reed op een zijner kamelen naarde woestijn om zijn zoon Ismaël te zoeken, wanthij had gehoord dat hij in een tent woonde in dewoestijn met allen die bij hem hoorden.24. Abraham ging naar de woestijn, en hijkwam bij de tent van Ismaël aan omstreeks hetmidden van de dag, en hij vroeg naar Ismaël, enhij zag de vrouw van Ismaël met haar kinderenin de tent zitten, maar haar echtgenoot Ismaëlen zijn moeder waren er niet bij.

Page 36: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 36

25. Abraham vroeg de vrouw van Ismaël,zeggende: Waar is Ismaël naar toe? En zij zei:Hij is in het veld op jacht. Abraham zat nog opde kameel, want hij wilde niet afstijgen omdathij zijn vrouw Sara had gezworen niet van dekameel af te stijgen.26. Abraham zei tot de vrouw van Ismaël: Mijndochter, geef mij een weinig water om tedrinken, want ik ben vermoeid van de reis.27. Ismaëls vrouw antwoordde en zei tot Abra-ham: Wij hebben noch water noch brood. En zijbleef in de tent zitten en schonk geen aandachtaan Abraham, noch vroeg zij wie hij was.28. Maar zij sloeg haar kinderen in de tent, en zijvervloekte hen, en zij vervloekte ook haar echt-genoot Ismaël en maakte hem verwijten, en Abra-ham hoorde de woorden van Ismaëls vrouw tothaar kinderen en hij was erg boos en misnoegd.29. Abraham riep de vrouw om tot hem tekomen uit de tent, en de vrouw kwam en stondtegenover Abraham, want Abraham zat nogsteeds op de kameel.30. Abraham zei tot Ismaëls vrouw: Wanneeruw echtgenoot Ismaël thuiskomt zeg dan dezewoorden tot hem.31. Een zeer oud man uit het land derFilistijnen kwam hier om u op te zoeken, enaldus was zijn verschijning en gestalte; ik vroeghem niet wie hij was, en ziende dat u niet hierwaart sprak hij tot mij en zei: Wanneer uwechtgenoot Ismaël terugkomt zeg hem dan datdeze man aldus zei: Wanneer u thuiskomt doedan deze tentpin weg die u hier hebt gezet, enzet er een andere voor in de plaats.32. Abraham voltooide zijn opdracht aan devrouw, en hij keerde om en ging weg op dekameel huiswaarts.33. Daarna kwam Ismaël van de jacht, hij enzijn moeder, en keerde terug naar de tent, enzijn vrouw sprak deze woorden tot hem.34. Een zeer oud man uit het land derFilistijnen kwam u opzoeken, en aldus was zijnverschijning en gestalte; ik vroeg hem niet wiehij was, en ziende dat u niet thuis waart zei hijtot mij: Wanneer uw echtgenoot thuiskomt zeghem dan: Aldus zei de oude man: Doe detentpin weg die u hier hebt gezet en zet er eenandere voor in de plaats.35. Ismaël hoorde de woorden van zijn vrouw,en hij wist dat het zijn vader was, en dat zijnvrouw hem geen achting had betoond.36. Ismaël begreep zijn vaders woorden die hijtot zijn vrouw had gesproken, en Ismaël luis-terde naar de stem van zijn vader, en Ismaël

dreef die vrouw uit en zij ging weg.37. Ismaël ging daarna naar het land Kanaänen hij nam een andere vrouwen bracht haar inzijn tent op de plaats waar hij toen woonde.38. Aan het eind van drie jaren zei Abraham: Ikwil mijn zoon Ismaël weer gaan zien, want ikheb hem sedert lang niet gezien.39. Hij reed op zijn kameel en ging naar dewoestijn, en hij kwam bij de tent van Ismaëlaan omstreeks het midden van de dag.40. En hij vroeg naar Ismaël, en zijn vrouwkwam de tent uit en zij zei: Hij is niet hier, mijnheer, want hij is in het veld om te jagen en omde kamelen te voederen. En de vrouw zei totAbraham: Kom toch in de tent mijn heer en eeteen bete broods, want u zult wel vermoeid zijnvan de reis.41. Abraham zei tot haar: Ik zal niet afstijgen,want ik wil mijn reis haastig voortzetten, maargeef mij een weinig water om te drinken want ikheb dorst. En de vrouw haastte zich en liep detent binnen en bracht voor Abraham water enbrood mee, wat zij voor hem zette. Zij drong bijhem aan om te eten, en hij at en dronk en hijwerd verkwikt en hij zegende zijn zoon Ismaël.42. Hij voltooide zijn maal en hij zegende haaren dankte de Heer, en hij zei tot Ismaëls vrouw:Wanneer Ismaël thuiskomt zeg dan dezewoorden tot hem:43. Een zeer oud man uit het land derFilistijnen kwam hierheen en vroeg naar u, enik bracht brood en water naar hem toe en hij aten dronk en hij werd verkwikt.44. Hij sprak deze woorden tot mij: Wanneeruw echtgenoot Ismaël thuiskomt, zeg dan tothem: De tentpin die u bezit is zeer goed, neemdie niet weg van de tent.45. Abraham voltooide zijn opdracht aan devrouw, en hij reed weg naar zijn huis in hetland der Filistijnen; Toen Ismaël bij zijn tentaankwam, liep zijn vrouw hem verheugd enopgewekt tegemoet.46. Ze zei hem: Een oude man kwam hier uithet land der Filistijnen en aldus was zijnverschijning, en hij vroeg naar u daarom brachtik brood en water, en hij at en dronk en hij werdverkwikt.47. Hij sprak deze woorden tot mij: Wanneeruw echtgenoot Ismaël thuiskomt zeg dan tothem: De tentpin die u bezit is zeer goed, neemdie niet weg van de tent.48. Ismaël wist dat het zijn vader was, en datzijn vrouw hem achting had betoond, en deHeer zegende Ismaël.

Hoofdstuk 2222:1. Toen stond Ismaël op, nam zijn vrouw,kinderen, vee en allen die bij hem hoorden, enhij reisde vandaar en hij ging naar zijn vader inhet land der Filistijnen.

2. Abraham verhaalde aan zijn zoon Ismaël deopdracht aan de eerste vrouw die Ismaël nam,overeenkomstig hetgeen zij deed.3. Ismaël en zijn kinderen woonden vele dagen

Page 37: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 37

met Abraham in dat land, en Abraham woondelange tijd in het land der Filistijnen.4. De dagen venneerderden en liepen op tot 26jaren, en daarna gingen Abraham met zijndienaren en allen die bij hem hoorden weg uithet land der Filistijnen en verhuisden over eengrote afstand, en zij kwamen nabij Hebron, enzij bleven daar, en de dienaren van Abrahamgroeven waterputten, en Abraham en allen diebij hem hoorden woonden bij het water, en dedienaren van koning Abimelek der Filistijnenhoorden het verslag dat Abrahams dienarenwaterputten hadden gegraven aan de grenzenvan het land.5. Zij kwamen en twistten met de dienaren vanAbraham, en zij beroofden hen van de grotewaterput die zij hadden gegraven.6. Koning Abimelek der Filistijnen hoorde vandeze zaak, en hij met zijn legeraanvoerder Ficolen twintig van zijn mannen kwamen tot Abra-ham, en Abimelek sprak tot Abraham over zijndienaren, en Abraham berispte Abimelek over dewaterput waarvan zijn dienaren hem haddenberoofd.7. Abimelek zei tot Abraham: Zolang de Heerleeft die de gehele Aarde schiep heb ik tot opdeze dag niet gehoord van deze handeling diemijn dienaren uw dienaren hebben aangedaan.8. Abraham nam zeven ooilammeren en gaf dieaan Abimelek, zeggende: Ik bid u, neem dezevan mijn handen opdat het mij tot een getuige-nis zij dat ik deze put heb gegraven.9. Abimelek nam de zeven ooilammeren dieAbraham hem had gegeven, want hij had hemook vee en herders in overvloed gegeven, enAbimelek zwoer tot Abraham betreffende de put;daarom noemde hij die put Beersheba, want daarzwoeren zij beiden over de zeven putten.10. Zij maakten beiden een verbond inBeersheba, en Abimelek stond op met zijnlegeraanvoerder Ficol en al zijn mannen, en zijkeerden terug naar het land der Filistijnen, enAbraham en allen die bij hem hoorden,woonden in Beersheba en hij woonde veledagen lang in dat land.11. Abraham plantte een groot bos in Beersheba,en hij maakte vier toegangen naar de vier wind-streken der Aarde, en hij plantte een wijngaardzodat, als een doorgaande reiziger door een dertoegangen tot Abraham kwam, daar mocht etenen drinken en zijn honger stillen voor vertrek.12. Want het huis van Abraham was altijd openvoor de zonen der mensen die voorbij kwamenen maaltijd hielden, die dagelijks kwamen omte eten en te drinken in het huis van Abraham.13. Aan iedereen die honger had en naarAbrahams huis ging gaf Abraham brood, zodathij kon eten en drinken om de honger te stillen,en iedereen die naakt in zijn huis kwam diekleedde hij met kleding die hij verkoos, en gaf

hem zilver en goud en maakte hem bekend metde Heer die hem op de Aarde had gemaakt;aldus deed Abraham zijn gehele leven.14. Abraham en zijn kinderen en allen die bijhem hoorden, woonden inBeersheba, en hij sloeg zijn tenten op totHebron toe.15. Abrahams broer Nahor en zijn vader enallen die bij hen hoorden, woonden in Haran,want zij kwamen niet met Abraham mee naarhet land Kanaän.16. Er werden kinderen geboren aan Nahor enMilka, de dochter van Haran en zuster vanAbrahams huisvrouw Sara.17. Dit zijn de namen van hen die hem werdengeboren: Uz, Buz, Kemuël, Kesed, Nazo, Pildas,Jidlaf, en Betuël, totaal acht zonen; deze zijn dekinderen van Milka die zij Abrahams broerNahor baarde.18. Nahor had een bijvrouwen haar naam wasReüma, en zij baarde Nahor ook: Tebah,Gaham, Tahas en Maächa, zijnde vier zonen.19. De kinderen die Nahor werden geborenwaren twaalf zonen, buiten zijn dochters, enook zij hadden kinderen die hen werdengeboren in Haran.20. De kinderen van Nahors eerstgeborene Uzwaren: Abi, Cheref, Gadin, Melus, en hunzuster Debora.21. De zonen van Buz waren: Berachel,Naämath, Sheva en Madonu.22. De zonen van Kemuël waren Aram enRechob.23. De zonen van Kesed waren: Anamlech,Meshal, Benon en Yifi en de zonen van Hazowaren: Pil das, Mechi en Opher.24. De zonen van Pildas waren: Arud, Chamum,Mered en Moloch.25. De zonen van Jidlafwaren: Mushan, Kushanen Mutzi.26. De kinderen van Betuël waren: Sechar,Laban en hun zuster Rebekka.27. Dit zijn de families der kinderen van Nahor,die hen werden geboren in Haran; en Aram dezoon van Kemuël en zijn broer Rechob trokkenweg uit Haran, en zij vonden een dal in hetland bij de rivier de Eufraat.28. Zij bouwden daar een stad, en zij noemdendie stad naar Pethor de zoon van Arron, dat isAram N aharayim tot op deze dag.29. De kinderen van Kesed gingen ook wonenwaar zij een plaats konden vinden, en zijgingen en vonden een dal tegenover het landSinear, en zij woonden daar.30. Ze bouwden zich daar een stad, en zijnoemden die stad Kesed naar de naam van hunvader, dat is het land Casdim tot op deze dag,en de Casdim woonden in dat land en zij warenvruchtbaar en vermenigvuldigden zichbuitengewoon.

Page 38: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 38

31. Terach vader van Nahor en Abraham gingen nam een andere vrouw op zijn oude dag, enhaar naam was Peliah, en zij werd zwanger enbaarde hem een zoon en hij noemde hem Zoba.32. Terach leefde 25 jaren nadat hij Zobaverwekt had.33. Terach stierf in dat jaar, dat is in het 35e

jaar der geboorte van Isaäk zoon van Abraham.34. En de dagen van Terach waren 205 jaren,en hij werd begraven in Haran.35. Zoba de zoon van Terach leefde dertig jarenen hij verwekte Aram, Achlis en Merik.36. Aram zoon van Zoba zoon van Terach haddrie vrouwen en hij verwekte twaalf zonen endrie dochters; en de Heer gaf aan Aram zoonvan Zoba rijkdom en bezittingen, en een over-vloed van kudden vee en herders, en de manwerd rijk.37. Aram de zoon van Zoba en zijn broer enzijn gehele huishouding reisden uit Haran, enzij gingen wonen daar, waar zij een plaats kon-den vinden, want hun have was te groot om inHaran te blijven; want zij konden niet tezamenmet hun broeders, de kinderen van Nahor, inHaran blijven.38. Aram de zoon van Zoba ging met zijn broers,en zij vonden een dal op een enige afstand tegenhet Oostelijk land (?) en zij woonden daar.39. Ze bouwden daar ook een stad, en zijnoemden die Aram, naar de naam van hunoudste broer, dat is Aram Zoba tot op deze dag.40. Isaäk de zoon van Abraham groeide op indie dagen, en zijn vader Abraham onderweeshem in de weg des Heren en om de Heer tekennen, en de Heer was met hem.41. Toen Isaäk 37 jaren oud was, vatte zijn broerIsmaë1 hem bij de hand in de tent.42. Ismaël schepte op over zichzelf tegenoverIsaäk, zeggende: Ik was dertien jaren oud toende Heer tegen mijn vader zei dat wij moestenworden besneden, en ik deed dit in overeen-komst met het woord des Heren dat Hij spraktot mijn vader. Ik gaf mijn ziel aan de Heer, enik zondigde niet tegen Zijn woord dat Hij mijnvader opdroeg.43. Isaäk zei tot Ismaël: Waarom schept gijhierover op tegen mij, over een klein stukje vanuw vlees dat u uit uw lichaam nam, zoals deHeer u opdroeg?44. Zo waar als de Heer leeft, de God van mijnvader Abraham. Als de Heer tegen mijn vaderzou zeggen: Neem nu uw zoon Isaäk en offerhem daar voor Mij, dan zou ik mij niet terug-

trekken doch verheugd daarin toestemmen.45. De Heer hoorde het woord dat Isaäk totIsmaël sprak, en het scheen goed in het oog desHeren, en Hij dacht eraan om Abraham in dezezaak op de proef te stellen.46. De dag brak aan dat de zonen Gods kwamenom zich voor de Heer te stellen, en ook Satankwam met de zonen van God voor de Heer.47. De Heer zei tot Satan: Vanwaar komt u? EnSatan antwoordde de Heer en hij zei: Van rondte trekken op de Aarde, en van die te door-kruisen.48. En de Heer zei tot Satan: Wat is uw woordtot Mij aangaande al de kinderen der Aarde?En Satan antwoordde de Heer en zei: Ik heb alde kinderen der Aarde gezien die U dienen enaan U denken als zij iets van U verlangen.49. Wanneer U hen geeft wat zij verlangen, dangaan zij op hun gemak zitten, en laten U in desteek en zij denken niet meer aan U.50. Heeft U Abraham de zoon van Terach ge-zien, die eerst geen kinderen had, en hijdiende u en richtte altaren op waar hij ookmaar kwam, en hij bracht daarop offers, en hijverkondigde aldoor Uw naam aan al dekinderen der Aarde.51. Nu zijn zoon Isaäk hem is geboren heeft hijU in de steek gelaten. Hij heeft een groot feestgemaakt voor al de inwoners des lands, en deHeer is hij vergeten.52. Want wat hij ook gedaan moge hebben, hijbracht U geen offer; noch brandoffer noch offerdes vredes (?), noch os of lam, noch geitenbokvan al wat hij doodde op de dag dat zijn zoonwerd gespeend.53. Zelfs sedert de tijd dat zijn zoon werd gebo-ren tot nu toe, zijnde 37 jaren, heeft hij geenaltaar voor U gebouwd, noch bracht hij enigoffer, want hij zag dat U gaf wat hij u verzocht,en daarom liet hij U in de steek54. De Heer zei tot Satan: Hebt u Mijn knechtAbraham aldus beschouwd, want er is niemandals hij op Aarde, een volmaakt en rechtvaardigeman voor Mij, een die God vreest en kwaadvermijdt; zo waar als Ik leef, wanneer Ik hemzeg: Breng uw zoon Isaäk voor Mij, dan zou hijhem Mij niet onthouden, en zeker niet als Ikhem zei om Mij een brandoffer te offeren uitzijn kudden.55. Satan antwoordde de Heer en zei: Spreekdan nu tot Abraham zoals U hebt gezegd, en Uzult zien of hij vandaag niet wil zondigen enUw woorden verwerpen.

Hoofdstuk 2323:1. In die tijd kwam het woord des Heren totAbraham, en Hij zei tot hem: Abraham. EnAbraham zei: Hier ben ik.2. Hij zei tot hem: Neem nu uw zoon, uw enigezoon dien u liefhebt, te weten Isaäk, en ga naar

het land Moria, en offer hem daar tot eenbrandoffer op een van de bergen die u zalworden aangewezen, want daar zult u een wolkzien en de heerlijkheid des Heren.3. Abraham zei in zichzelf: Hoe zal ik mijn zoon

Page 39: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 39

scheiden van zijn moeder Sara, ten einde hemtot een brandoffer te offeren voor de Heer?4. Abraham kwam in de tent, en hij zat voorzijn huisvrouw Sara, en hij sprak deze woordentot haar:5. Mijn zoon Isaäk is opgegroeid en hij heeftniet gedurende enige tijd de dienst van zijnGod bestudeerd, morgen nu zal ik hem naarSem brengen, en zijn zoon Heber, en daar zalhij de wegen des Heren leren, want zij zullenhem leren om de Heer te kennen zowel als teweten dat, wanneer hij voortdurend bidt tot deHeer, Hij hem zal antwoorden; daarom zal hijdaar de weg weten om de Heer zijn God tedienen.6. Sara zei: U hebt juist gesproken, ga mijnheer en doe met hem zoals u hebt gezegd, maarbreng hem niet te ver van mij weg, en laat hemdaar ook niet te lang blijven, want mijn ziel isverknocht aan zijn ziel.7. Abraham zei tot Sara: Mijn dochter, laat onsbidden tot de Heer onze God dat Hij het goedemet ons doet.8. Sara nam haar zoon Isaäk, en hij vertoefdedie gehele nacht bij haar, en zij kuste enomhelsde hem, en gaf hem aanwijzingen tot 'smorgens.9. Ze zei tot hem: Oh mijn zoon, hoe kan mijnziel zich van u scheiden? En zij kuste hem nogeens en omhelsde hem, en zij gaf Abrahamaanwijzingen aangaande hem.10. Sara zei tot Abraham: Och mijn heer, ik bidu pas op mijn zoon, en laat uw ogen over hemgaan, want ik heb geen andere zoon nochdochter dan hem.11. Oh, laat hem niet in de steek. Als hij hongermocht hebben, geef hem dan brood, en als hijdorst mocht hebben, geef hem dan water tedrinken; laat hem niet te voet gaan noch hemin de felle zon zitten.12. Laat hem niet alleen gaan op de weg, enhoud hem niet af van wat hij verlangt, maardoe hem wat hij u mocht zeggen.13. Sara weende de gehele nacht bitter vanwegeIsaäk, en gaf hem aanwijzingen tot de morgen.14. 's Morgens koos Sara een zeer fijn enprachtig kleed uit dat zij in huis had, en welkeAbimelek haar had gegeven.15. En zij kleedde haar zoon Isaäk daarmee, enzij zette een tulband op zijn hoofd, met eenkostbare steen in de punt van de tulband, en zijgaf hen mondvoorraad voor onderweg, en zijgingen op weg, en Isaäk ging met zijn vaderAbraham, en enige van hun dienaren vergezel-den hen om hen weg te brengen.16. Sara ging met hen mee, en zij vergezeldehen op de weg om hen weg te brengen, en zijzeiden tot haar: Keer terug naar de tent.17. Toen Sara de woorden hoorde van haarzoon Isaäk, weende zij bitter, en haar echtge-

noot Abraham weende met haar, en hun zoonweende erg met hen mee; ook zij die met henmeegingen weenden zeer.18. Sara greep haar zoon Isaäk, en zij hield hemin haar armen, en zij omhelsde hem en gingvoort met hem te wenen, en Sara zei: Wie kaner zeggen of ik u na deze dag ooit zal weerzien?19. Ze weenden samen, Abraham, Sara enIsaäk en al diegenen die hen vergezelden op deweg weenden met hen, en Sara keerde zichlater af van haar zoon, bitter wenend, en alhaar dienaren en dienaressen keerden methaar terug in de tent.20. Abraham ging met zijn zoon Isaäk om hemte offeren voor de Heer, zoals Hij hem hadopgedragen.21. Abraham nam twee van zijn jongeren metzich mee, Ismaël de zoon van Hagar en zijndienaar Eliëzer, en ze gingen samen met henmee, en onderweg zeiden de jongeren dezewoorden tot elkaar.22. Ismaël zei tot Eliëzer: Mijn vader Abrahamis nu op weg met Isaäk om hem als brandofferte offeren voor de Heer, zoals Hij hem heeftopgedragen.23. Als hij nu terugkeert dan zal hij mij allesgeven wat hij bezit, om na hem te erven, wantik ben de eerstgeborene.24. Eliëzer antwoordde Ismaël en zei: Abrahamheeft u zeker uitgeworpen met uw moeder, engezworen dat u niets zoudt erven van alles wathij bezit, en aan wie zal hij alles wat hij heeft,met al zijn schatten, anders geven dan aan zijndienaar die trouw is geweest in zijn huis, diehem nacht en dag heeft gediend, en allesgedaan heeft wat hij van mij verlangde? Aanmij zal hij bij zijn dood alles vermaken wat hijdan bezit.25. Terwijl Abraham met zijn zoon Isaäk voort-ging langs de weg, verscheen Satan aan hen inde gestalte van een zeer bejaarde man, nederigen met een berouwvol gemoed. Hij naderdeAbraham en zei tot hem: Zijt gij dwaas ofwreed, dat u dit vandaag met uw enige zoongaat doen?26. Want God gaf u een zoon op uw oude dag,en wilt u hem vandaag slachten omdat hij geengeweld bedreef, en wilt u de ziel van uw enigezoon doen vergaan van de Aarde?27. Weet en begrijpt u niet dat deze zaak nietkan zijn vanwege de Heer. Want de Heer kande mens zoiets kwaads niet aandoen op Aarde,om hem te zeggen: Ga uw kind thans slachten.28. Abraham hoorde dit en wist dat dit hetwoord was van Satan die probeerde hem af teleiden van de weg des Heren, maar Abrahamwilde niet luisteren naar de stem van Satan, enAbraham berispte hem zodat hij wegging.29. Satan keerde terug en kwam tot Isaäk; enhij verscheen aan Isaäk in de gestalte van een

Page 40: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 40

jonge man, knap en innemend.30. Hij naderde Isaäk en zei tot hem: Weet enbegrijpt u niet dat uw oude en onnozele vader uvandaag voor niets naar de slachter brengt? .31. Daarom nu, mijn zoon, luister noch let ophem, want hij is een onnozele oude man. Laatuw kostbare ziel en schone gestalte nietverloren gaan op de Aarde.32. Isaäk hoorde dit, en zei tot Abraham: Hebtu gehoord, mijn vader, wat deze man heeftgezegd? Aldus heeft hij gesproken.33. Abraham antwoordde zijn zoon Isaäk en zeitot hem: Pas op voor hem en luister niet naarzijn woorden, en let niet op hem, want hij isSatan die probeert ons afte leiden van Godsopdracht.34. Abraham berispte Satan weer, en Satan gingvan hen weg, en ziende dat hij het niet van henkon winnen verborg hij zich voor hen, En hijging voor hen langs op de weg; en hij veran-derde zichzelf in een grote waterbeek op de weg,en Abraham en Isaäk en zijn twee jongerenbereikten die plaats, en zij zagen een grote beekdie de kracht had van machtig water.35. Zij gingen in de beek en gingen er doorheenen het water reikte eerst tot aan hun benen.36. En ze gingen verder in de beek en het waterreikte tot aan hun hals, en zij waren allenverschrikt vanwege het water; en terwijl zij debeek doortrokken herkende Abraham dieplaats, en hij wist dat daar vroeger geen waterwas.37. Abraham zei tot zijn zoon Isaäk: Ik kendeze plek waar geen beek noch water was,daarom doet Satan ons dit aan om ons vandaagaf te leiden van Gods opdracht.38. Abraham berispte hem en zei tot hem: DeHeer berispe u, oh Satan, ga weg van ons wantwij gaan in Gods opdracht.39. Satan was verschrikt door de stem vanAbraham, en hij ging van hen weg, en de plekwerd weer droog zoals eerst.40. Abraham ging met Isaäk naar de plaats dieGod hem had aangezegd.41. En op de derde dag sloeg Abraham zijnogen op en zag de plaats van verre zoals Godhem had gezegd.42. Een vuurkolom verscheen hem, die reiktevan de Aarde tot de hemel, en een wolk vanheerlijkheid op de berg, en de heerlijkheid desHeren werd in de wolk gezien.43. Abraham zei tot Isaäk: Mijn zoon ziet u opdie berg, die wij van verre zien, datgene wat ikerop zie?44. Isaäk antwoordde en zei tot zijn vader: Zie,ik zie een vuurkolom en een wolk, en deheerlijkheid des Heren is te zien in de wolk.45. En Abraham wist dat zijn zoon Isaäk doorde Heer werd geaccepteerd als brandoffer.46. Abraham zei tot Eliëzer en tot zijn zoon

Ismaël: Ziet u ook datgene wat wij zien op deberg in de verte?47. En zij antwoordden en zeiden: Wij zienniets meer dan wat wij aan de andere bergenop Aarde zien. Abraham wist dat zij niet warenaanvaard door de Heer om met hen mee tegaan, en Abraham zei tot hen: Wacht u hiermet de ezel, terwijl ik en mijn zoop Isaäk naargindse berg gaan en daar de Heer vereren endan tot u wederkeren.48. Eliëzer en Ismaël bleven op die plaats,zoals Abraham had gezegd.49. Abraham nam hout voor een brandoffer enliet dit zijn zoon Isaäk dragen, en hij nam hetvuur en het mes, en zij gingen beiden naar dieplaats.50. Terwijl zij voortliepen zei Isaäk tot zijnvader: Zie, ik zie hier het vuur en het hout, enwaar is dan het lam ten brandoffer voor deHeer? .51. Abraham antwoordde zijn zoon Isaäk,zeggende: De Heer heeft u gekozen mijn zoonom een volmaakt brandoffer te zijn in de plaatsvan het lam.52. Isaäk zei tot zijn vader: Ik wil alles doenwat de Heer tot u sprak, en met vreugde en meteen opgewekt hart.53. Abraham zei weer tot zijn zoon Isaäk: Is erenige gedachte of raad in uw hart aangaandedeze zaak die niet wel gevoeglijk is? Zeg het mijmijn zoon, bid ik u, och mijn zoon verberg hetniet voor mij.54. Isaäk antwoordde zijn vader Abraham enzei tot hem: Och mijn vader, zo waarlijk als deHeer leeft en uw ziel leeft is er niets in mijnhart om mij te doen afwijken naar rechts ofnaar links van het woord dat Hij tot u sprak.55. Geen lid of spier is hierdoor bewogen ofverroerd, noch is er in mijn hart enige gedachteof slechte raad, aangaande deze zaak.56. Maar ik ben vol vreugde en met een opge-wekt hart in deze zaak, en ik zeg: Gezegend isde Heer die mij vandaag heeft gekozen om eenbrandoffer te zijn voor Hem.57. Abraham was enorm verheugd over dewoorden van Isaäk, en zij gingen voort enkwamen tezamen tot de plaats waarvan deHeer had gesproken.58. Abraham naderde om op die plaats hetaltaar te bouwen, en Abraham weende, enIsaäk nam stenen en specie totdat zij klaarwaren met het bouwen van het altaar.59. Abraham nam het hout en schikte dit ophet altaar dat hij had gebouwd.60. En hij nam zijn zoon Isaäk en bond hemom hem op het hout te leggen boven op hetaltaar, om hem te slachten als brandoffer voorde Heer.61. Isaäk zei tot zijn vader: Bind me goed vasten leg mij dan op het altaar opdat ik niet kan

Page 41: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 41

keren en bewegen, of losraken door de krachtvan het mes op mijn vlees om daardoor hetbrandoffer te ontheiligen; en Abraham deedaldus.62. Isaäk zei nog tot zijn vader: Oh mijn vader,wanneer u mij hebt geslacht en mij hebtgebrandofferd, neem dan wat as wat van mijover is en breng het naar mijn moeder Sara enzeg haar: Dit is de zoet geurende as van Isaäk.Maar zeg haar dit niet als zij bij een put zit ofop een hoge plek, opdat zij niet haar ziel naarmij toe zou werpen en sterven.63. Abraham hoorde de woorden van Isaäk, enhij verhief zijn stem en weende toen Isaäk dezewoorden sprak, en Abrahams tranen stroomdenneer op zijn zoon Isaäk, en Isaäkweende bitter,en hij zei tot zijn vader: Haast u, oh mijn vader,en doe met mij wat de Heer onze God wil enzoals Hij u had opgedragen.64. De harten van Abraham en Isaäk verheug-den zich over deze zaak die de Heer hen hadopgedragen; maar het oog weende bitter terwijlhet hart verheugd was.65. Abraham bond zijn zoon Isaäk, en legdehem op het altaar boven op het hout, en Isaäkstrekte zijn hals op het altaar voor zijn vader,en Abraham strekte zijn hand uit om het mes tenemen om zijn zoon te slachten als brandoffervoor de Heer.66. In die tijd kwam de engd der genade voorde Heer en sprak tot Hem aangaande. Isaäk,zeggende:67. Oh Heer, U zijt een genadig en medelijdendkoning over alles wat U in de hemel en opAarde geschapen heeft. U onderhoudt henallen; geeft U daarom een losprijs en verlossingin plaats van Uw dienaar Isaäk, en hebt mede-lijden met Abraham en met zijn zoon Isaäk dievandaag Uw opdracht vervullen.68. Hebt U gezien, och Heer, hoe Isaäk de zoonvan Uw dienaar Abraham is vastgebonden terslachting als een dier? Laat daarom nu Uw mede-lijden worden opgewekt voor hen, oh Heer.69. Toen verscheen de Heer aan Abraham, enriep tot hem vanuit de hemel, en zei tot hem:Strek uw hand niet uit naar de jongen en doehem niets, want nu weet Ik dat u God vreestdoor de vervulling dezer handeling, en door uwzoon, uw enige zoon, niet van Mij teonthouden.70. Abraham hief zijn ogen op en zag om, enzie, een ram was met zijn hoornen verward ineen struik; dat was de ram die de Heer God hadgeschapen op de Aarde op de dag dat Hij hemelen aarde maakte.71. Want de Heer had die ram vanaf die daggereed gemaakt, om een brandoffer te zijn inplaats van Isaäk.72. Deze ram kwam naar Abraham toe toenSatan hem vastgreep en zijn hoornen verstrikt

deed geraken in de struik, zodat hij niet bijAbraham kon komen, en opdat Abraham zijnzoon zou slachten.73. Abraham, de ram naar hem toe ziendekomen en Satan hem terughoudend, nam hemen bracht hem voor het altaar, en hij ontbondzijn zoon Isaäk, en hij nam de ram in zijnplaats, en Abraham slachtte de ram op hetaltaar, en hij bracht die als een offer in deplaats van zijn zoon Isaäk.74. Abraham sprenkelde wat van het bloed vande ram op het altaar, en hij riep uit en zei: Ditis in de plaats van mijn zoon, en moge ditheden worden beschouwd als het bloed vanmijn zoon voor de Heer.75. Bij alles wat Abraham deed bij dezegelegenheid riep hij uit en zei: Dit is in deplaats van mijn zoon, en moge het vandaagworden beschouwd in de plaats van mijn zoonvoor de Heer; en Abraham voltooide de gehelealtaardienst en deze werd door de Heeraanvaard. En werd gerekend alsof Isaäk werdgeofferd, en de Heer zegende Abraham en zijnzaad op die dag.76. Satan ging naar Sara, en hij verscheen aanhaar in de gedaante van een nederigedeemoedige oude man, en Abraham was toenbezig met het brandoffer voor de Heer.77. Hij zei tot haar: Weet u niet alles watAbraham vandaag met uw enige zoon heeftgedaan? Want hij nam Isaäk en bouwde eenaltaar en slachtte hem en bracht hem als eenofferande op het altaar, en Isaäk schreeuwdeen weende voor zijn vader, maar hij keek nietnaar hem en hij had ook geen medelijden methem.78. Satan herhaalde deze woorden, en hij gingvan haar weg, en Sara hoorde al de woordenvan Satan, en zij dacht dat hij een oude manwas uit de zonen der mensen die bij haar zoonwas geweest, en die haar deze dingen waskomen vertellen.79. Sara verhief haar stem en weende enschreeuwde bitter vanwege haar zoon; en zijwierp zichzelf op de grond en zij gooide stof ophaar hoofd, en zij zei: Oh mijn zoon, Isaäk mijnzoon, oh dat ik vandaag ware gestorven in plaatsvan u. En zij ging voort te wenen en zei: Hetsmart mij voor u, oh mijn zoon, mijn zoon Isaäk,oh dat ik vandaag in uw plaats gestorven ware.80. Zij ging nog steeds voort met huilen en zei:Het smart mij voor u dat ik u heb gekoesterden grootgebracht; nu is mijn vreugde omge-draaid in rouw over u, waar ik zo naar verlang-de, en schreeuwde en bad tot God totdat ik ubaarde toen ik negentig jaren oud was. En nuhebt u vandaag het mes en het vuur gediend,om geofferd te worden.81. Maar ik troost mijzelf met u mijn zoon, datdit het woord van de Heer is, want u vervult het

Page 42: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 42

gebod van uw God, want wie kan het woordovertreden van onze God, in Wiens handen deziel is van ieder levend wezen?82. U zijt rechtvaardig oh Heer onze God, wantal uw werken zijn goed en rechtschapen; wantook ik ben verheugd met Uw woord dat Uopdroeg, en terwijl mijn oog bittere tranenweent is mijn hart verheugd.83. Sara legde haar hoofd op de boezem vaneen harer dienstmaagden, en zij werd rustig alseen steen.84. Daarna stond zij op en liep rond omnavraag te doen tot zij te Hebron kwam, en zijinformeerde bij ieder die zij op de weg tegen-kwam, en niemand kon haar zeggen wat er methaar zoon was gebeurd.85. Zij kwam met haar dienaressen en dienarente Kirjat-Arba, dat Hebron is. Zij vroeg naarhaar zoon, en bleef daar terwijl zij enige harerdienaren uitzond om uit te vinden waarheenAbraham was gegaan met Isaäk; zij gingen hemzoeken in het huis van Sem en Heber, en zijkonden hem niet vinden. Zij zochten in hetgehele land en hij was er niet.86. En zie, Satan kwam tot Sara in de gedaantevan een oude man voor haar staan, en zei tothaar: Ik sprak valselijk tot u, want Abraham

slachtte zijn zoon niet en hij is niet dood. ToenSara dit hoorde was haar vreugde zo buiten-gewoon hevig vanwege haar zoon dat haar zieldoor de hevige vreugde uittrad. Zij stierf en zijwerd verzameld tot haar volk.87. Na de voltooiing van zijn dienst keerdeAbraham met zijn zoon Isaäk terug naar zijnjongeren, en zij stonden op en gingen tezamennaar Beersheba en zij kwamen thuis.88. Abraham zocht Sara en kon haar nietvinden, en hij deed navraag naar haar, enmen zei tot hem: Zij is naar Hebron gegaanom u beiden te zoeken waar u waartheengegaan, want aldus had men haaringelicht.89. Abraham en Isaäk gingen naar haar toe teHebron. Toen zij hoorden dat zij dood was,verhieven zij hun stemmen en weenden bitterom haar; en Isaäk viel. op zijn moeders gezichten weende om haar. Hij zei: Oh mijn moeder,mijn moeder, hoe kon u mij verlaten en waarbent u heengegaan? Oh hoe, hoe hebt u mijverlaten?90. Abraham en Isaäk weenden heftig en alhun dienaren weenden met hen, vanwege Sara.En zij treurden over haar een grote en zwareweeklacht.

Hoofdstuk 2424:1. En het leven van Sara was 127 jaren, en Sarastierf; en Abraham stond op van het gezichtzijner dode om een graf stede te zoeken waar hijzijn huisvrouw Sara kon begraven; en hij gingpraten met de kinderen Heths, de inwoners deslands, zeggende:2. Ik ben een vreemdeling en een inwoner bij uin uw land; geef mij een grafstede in uw land,opdat ik mijn dode kan begraven van voor mijngezicht.3. De kinderen van Heth zeiden tot Abraham:Zie het land is voor u, begraaf uw dode in dekeur onzer graf steden, want niemand zal uervan weerhouden om uw dode te begraven.4. Abraham zei tot hen: Indien u dit welgevalligis ga dan bij Efron, dring er bij de zoon vanZohar op aan om mij de spelonk van Makpelate geven die aan het einde van zijn veld is. Ikwil die van hem kopen tegen elke prijs die hijdaarvoor wil hebben.5. Efron woonde onder de kinderen van Heth,en zij gingen hem roepen, en hij kwam voorAbraham, en Efron zei tot Abraham: Zie alleswat u vraagt zal uw dienaar doen. Abrahamantwoordde: Neen, maar ik wil de spelonk enhet veld kopen tegen de prijs ervan opdat hetvoor mij een begraafplaats zij voor altijd.6. Efron antwoordde en zei: Zie, het veld en despelonk zijn voor u, geef wat u ervoor wiltbetalen. Abraham zei: Slechts tegen de prijservan wil ik die kopen uit uw handen en uit de

handen dergenen die de poort uwer stadingaan, en uit de hand van uw zaad voor altijd.7. Efron en al zijn broeders hoorden dit, enAbraham woog aan Efron 400 sjekels zilver afin de handen van Efron en in de handen van alzijn broeders; en Abraham schreef dezetransactie, en hij schreef die en liet die tekenendoor vier getuigen.8. Deze zijn de namen der getuigen: Amigalzoon van Abishna de Hettiet, Adichorom zoonvan Ashunach de Heviet, Abdon zoon vanAchiram de Gomarist, Bakdil de zoon vanAbudish de Sidoniet.9. Abraham nam de koopakte, en legde die bijzijn schatten, en dit zijn de woorden dieAbraham in het boek schreef, namelijk:10. Dat Abraham de spelonk en het veld kochtvan Efron de Hettiet, en van zijn zaad, en vanhen die de stad uitgingen, en van hun zaadvoor altijd,zijnde een koop voor Abraham enzijn zaad en voor zijn kroost, als begraafplaatsvoor altijd; en hij zette daar een zegel op dekoopakte en liet de zaak tekenen door getuigen.11. En het veld en de spelonk in dat veld en hetterrein rondom gingen in eigendom over vande kinderen van Heth naar Abraham en naarzijn zaad voor altijd; zie het is voor Marnre inHebron, het welk is in het land Kanaän.12. Daarna begroef Abraham daar zijn huis-vrouw Sara, en die plaats en het terrein ron-dom werd het eigendom van Abraham en van

Page 43: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 43

zijn zaad tot een eigen grafstede.13. Abraham begroef Sara met pracht en praal,zoals dat gebruikelijk is bij de begrafenis vankoningen, en zij werd begraven in zeer fijne enprachtige kleding.14. Bij haar lijkbaar was Sem, zijn zoon Heberen Abimelek, tezamen met Anar, Ashcol enMarnre, en al de grootheden van het landvolgden haar lijkbaar.15. De dagen van Sara waren 127 jaren en zijstierf, en Abraham uitte een grote en zwareweeklacht, en hij vervulde derouwplechtigheden gedurende zeven dagen.16. Alle inwoners des lands troostten Abrahamen zijn zoon Isaäk vanwege Sara.17. Toen de dagen der rouwplechtigheden voor-bij waren gegaan, zond Abraham zijn zoonIsaäk weg, en hij ging naar het huis van Sem enHeber om de wegen des Heren te leren en Zijnvoorschriften, en Abraham bleef daar drie jaren.18. Toen stond Abraham op met al zijn diena-ren, en zij gingen terug naar hun huis teHebron, en Abraham en al zijn dienarenwoonden in Beersheba.19. Bij de jaarwisseling stierf koning Abimelekder Filistijnen in dat jaar; hij was 193 jaren oudbij zijn dood; en Abraham ging met zijn men-sen naar het land der Filistijnen, en zij troost-ten het gehele gezin en al zijn dienaren, endaarna ging hij weer terug naar huis.20. Het was na de dood van Abimelek dat demensen van Gerar zijn zoon Benmalech (zoonvan Abimelek) namen, en hij was slechts twaalfjaren oud, en zij maakten hem koning in deplaats van zijn vader.21. Zij noemden hem Abimelek naar zijn vader,want aldus was het hun gewoonte om te doenin Gerar, en Abimelek regeerde in de plaats vanzijn vader Abimelek, en hij zat op zijn troon.22. Lot de zoon van Haran stierf ook in diedagen, in het 3ge levensjaar van Isaäk, en al dedagen dat Lot leefde waren 130 jaren en hij stierf.23. Deze zijn de kinderen van Lot die hem wer-den geboren door zijn dochters; de eerstgebo-rene heette Moab, en de tweede heette BenAmmi.24. De twee zonen van Lot gingen zich vrouwennemen uit het land Kanaän, en zij baarden henkinderen, en de kinderen van Moab waren Ed,Mayon, Tarsus en Kanvil, vier zonen, deze zijn devaderen der kinderen van Moab tot op deze dag.25. De families der kinderen van Lot gingenwonen waar zij toevallig aankwamen, want zijwaren vruchtbaar en namen overvloedig inaantal toe.26. En zij gingen zich steden bouwen in hetland waar zij woonden, en zij noemden desteden die zij bouwden naar hun eigen namen.27. Nahor de zoon van Terach, broeder vanAbraham, stierf in die dagen in het 40e levens-

jaar van Isaäk, en al de dagen van Nahor waren172 jaren en hij stierf en werd begraven inHaran.28. Abraham hoorde dat zijn broer dood was,werd hij erg bedroefd en rouwde vele dagen omzijn broer.29. Abraham riep zijn hoofdbediende Eliëzeren ging voor hem staan om hem voorschriftente geven over zijn huis.30. Abraham zei tot hem: Zie ik ben oud, enhoog bejaard, en ik weet niet wanneer ik gasterven; sta daarom op, ga uit en neem geenvrouw voor mijn zoon in deze plaats en in ditland, uit de dochters der Kanaänietenwaartussen wij wonen.31. Maar ga naar mijn land en naar mijn ouder-lijk huis en neem vandaar een vrouw voor mijnzoon. De Heer de God van hemel en Aarde diemij nam uit mijn vaders huis en mij brachtnaar deze plaats zei: Aan uw zaad zal Ik ditland voor altijd ten erve geven. Die zal Zijnengel voor uw aangezicht zenden en uw wegvoorspoedig doen zijn, zodat u een vrouw zultverkrijgen voor mijn zoon uit mijn eigenfamilie.32. De knecht antwoordde zijn meester Abra-ham en zei: Zie ik ga naar uw geboorteland ennaar uw vaders huis, en neem een vrouw vooruw zoon vandaar; maar als de vrouw mij nietwil volgen naar dit land, zal ik dan uw zoon te-rugbrengen in het land waar u uitgetogen zijt?33. Abraham zei tot hem: Wacht u dat u mijnzoon weer daarheen brengt, want de Heer voorwie ik wandel zal Zijn engel voor uw aangezichtzenden en uw weg voorspoedig doen zijn.34. Eliëzer deed zoals Abraham hem voor-schreef, en Eliëzer zwoer Abraham over dezezaak; en Eliëzer stond op en nam tien kamelenuit die van zijn meester, en tien mannen uitzijn meesters dienaren met zich mee, en zijstonden op, en gingen naar Haran, de stad vanAbraham en Nahor, om een vrouw te gaanhalen voor Isaäk de zoon van Abraham. Toenzij weg waren boodschapte Abraham naar hethuis van Sem en Heber om zijn zoon Isaäkvandaar weer terug te brengen.35. Terwijl Isaäk bij zijn .vader thuis teBeersheba kwam, arriveerden Eliëzer en zijnmannen te Haran. In de stad hielden zij stil bijde waterput, en deden de kamelen nederknie-len bij het water en zij bleven daar.36. Abrahams dienaar Eliëzer bad en zei: OhGod van mijn meester Abraham, breng mijheden voorspoed en toon vriendelijkheid aanmijn meester, door vandaag een vrouw aan tewijzen voor mijn meesters zoon uit zijn familie.37. De Heer luisterde naar de stem van Eliëzerterwille van Zijn knecht Abraham, en het toevalwilde dat hij de dochter van Betuël, de zoon vanMilka, de vrouw van Nahor, Abrahams broer,

Page 44: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 44

ontmoette, en Eliëzer kwam naar haar huis.38. Eliëzer verhaalde hem alles, en dat hijAbrahams dienaar was, en zij waren grotelijksmet hem verheugd.39. Zij allen loofden de Heer die dit had latengeschieden, en zij gaven hem Rebekka, dedochter van Betuël, mee als vrouw voor Isaäk.40. De jonge vrouw was een knappe verschij-ning en zij was een maagd, en Rebekka wastien jaren oud in die dagen.41. Betuël en Laban en zijn kinderen hieldendie avond een feest, en Eliëzer en zijn mannenkwamen eten en drinken en verheugden zichdaar die avond.42. Eliëzer stond 's morgens op, hij en de

mannen die bij hem waren, en hij riep tot degehele huishouding van Betuël, zeggende: Laatons vertrekken zodat ik naar mijn meester kangaan; en zij stonden op en lieten Rebekka enhaar voedster Debora, de dochter van Uz, weg-trekken, en zij gaven haar zilver en goud, die-naren en dienaressen en zij zegenden haar.43. Ze lieten Eliëzer vertrekken met zijnmannen; en de dienaren namen Rebekka, en hijtoog heen naar zijn meester in het land Kanaän.44. Isaäk nam Rebekka en zij werd zijn vrouw,en hij bracht haar in de tent.45. Isaäk was veertig jaren oud toen hij Rebek-ka, de dochter van zijn oom Betuël, tot vrouwnam.

Hoofdstuk 2525:1. Het was in die tijd dat Abraham weer eenvrouw nam op zijn oude dag, en haar naam wasKetura, uit het land Kanaän.2. En zij baarde hem Zirnran, Joksan, Medan,Midian, Jisbak en Suah, zijnde zes zonen. Dekinderen van Zirnran waren Abihen, Molich enMarim.3. De zonen van Joksan waren Scheba en Dedan.De zonen van Medan waren: Amida, Joab, Gochi,Elisha en Nothach. De zonen van Midian waren:Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä.4. De zonen van Jisbak waren: Makiro, Beyoduaen Tator.5. De zonen van Suah waren: Bildad, Mamdad,Munan en Meban; deze allen zijn de familiesder kinderen van de Kanaänitische vrouwKetura die zij baarde aan Abraham deHebreeër.6. Abraham zond hen allen weg, en hij gaf hengeschenken, en zij gingen weg van zijn zoonIsaäk om te wonen waar zij een plaats kondenvinden.7. En deze allen gingen naar de berg in hetoosten, en zij bouwden zich zes steden waarinzij woonden tot op deze dag.8. Maar de kinderen, van Scheba en Dedan,kinderen van Joksan, met hun kinderen, woon-den niet met hun broederen in hun steden, enzij reisden en legerden zich in de landen enwoestijnen tot op deze dag.9. De kinderen van Midian, zoon van Abraham,trokken naar een land ten oosten van het landvan Kus, en zij vonden daar een groot dal in hetOostelijk land, en zij bleven daar en bouwdeneen stad, en zij woonden daarin; dit is het landMidian tot op deze dag.10. Midian woonde in de stad die hij bouwde,hij en zijn vijf zonen en allen die bij hemhoorden.11. Deze zijn de namen der zonen van Midiannaar hun namen in hun steden: Efa, Efer,Henoch, Abida en Eldaä.12. De zonen van Efa waren: Methach, Meshar,

Avi en Tzanua. De zonen van Efer waren: Efron,Zur, Alirun en Medin. De zonen van Henochwaren: Rehuël, Rekem, Azi, Alyoshub en Alad.13. De zonen van Abida waren: Chur, Melud,Keruy en Molchi. De zonen van Eldaä waren:Miker, Reba, Malchiyah en Gabol; deze zijn denamen van de Midianieten naar hun families;en daarna verspreidden de families van Midianzich over het land Midian.14. Deze zijn de geslachten van lsmaël, de zoonvan Abraham, die Saras dienst maagd Hagaraan hem baarde.15. Ismaël nam een vrouw uit het land Egypte,en haar naam was Ribah (of Meriba).16. Ribah baarde aan Ismaël: Nebayoth, Kedar,Adbeël, Mibsam en hun zuster Basmath.17. Ismaël dreef zijn vrouw Ribah uit, en zijging van hem weg en keerde terug naar Egyptenaar het huis van haar vader en zij woondedaar, want zij was erg slecht in het oog vanIsmaël en in het oog van zijn vader Abraham.18. Ismaël nam daarna een vrouw uit het landKanaän, en haar naam was Malchut, en zijbaarde hem Misrna, Duma, Massa, Hadar,Tema, Jetur, Nafis en Kedma.19. Deze zijn de zonen van Ismaël, en deze zijnhun namen, zijnde twaalf vorsten naar hunvolkeren; en de families van Ismaëlverspreidden zich daarna, en Ismaël nam zijnkinderen en al de have die hij had vergaard,tezamen met de zielen zijner huishouding enallen die bij hem hoorden, en zij gingen wonenwaar zij een plaats konden vinden.20. Zij gingen wonen in de woestijn Paran, enhun woongebied reikte van Havila tot Suf, hetwelk voor Egypte is als u gaat naar Assur.21. Ismaël en zijn zonen woonden in het land,en zij hadden kinderen die hen geboren wer-den, en zij waren vruchtbaar en namenovervloedig toe.22. Hier zijn de namen der zonen vanNebayoth, de eerstgeborene van Ismaël: Mend,Send, Mayon. De zonen van Kedar waren:

Page 45: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 45

Alyon, Kezem, Chamad en Eli.23. De zonen van Adbeël waren Chamad enJabin. De zonen van Mibsam waren: Obadja,Ebedmelech en Yeush. Deze zijn de familiesder kinderen van Ribah de vrouw van Ismaël.24. De zonen van Misma (de zoon van Ismaël)waren: Shamua, Zecaryon en Obed. De zonenvan Duma waren: Kesed, Eli, Machmad (ofMohammed) en Amed (of Ahmed).25. De zonen van Massa waren: Melon, Mulaen Ebidadon. De zonen van Hadar waren:Azur, Minzar en Ebedmelech. De zonen vanTema waren: Seir, Sadon en Yakol.26. De zonen van Jetur waren: Merith, Yaish,Alyo en Pachoth. De zonen van Nafis waren:Ebed-Tamed, Abiyasaf en Mir. De zonen van

Kedma waren: Calip, Tachti en Omir. Deze zijnde kinderen van Malchut de vrouw van Ismaëlnaar hun families.27. Deze allen zijn de families van Ismaël naarhun geslachten, en zij woonden in die landenwaarin zij zich steden hadden gebouwd tot opdeze dag.28. Rebekka de dochter van Betuël, de vrouwvan Abrahams zoon Isaäk, was onvruchtbaar indie dagen, zij had geen kroost; en Isaäkwoonde met zijn vader in het land Kanaän; ende Heer was met Isaäk; en Arpaksad de zoonvan Sem de zoon van Noach stierf in die dagen,in het 48e levensjaar van Isaäk, en al de dagendat Arpaksad leefde waren 438 jaren en hijstierf.

Hoofdstuk 2626: 1. In het 59e levensjaar van Isaäk de zoonvan Abraham, was zijn vrouw Rebekka nogsteeds onvruchtbaar.2. Rebekka zei tot Isaäk: Waarlijk, ik hebgehoord mijn heer, dat uw moeder Saraonvruchtbaar was totdat mijnheer Abraham,uw vader, voor haar bad en zij zwanger werd3. Sta daarom op, bid ook tot God, en Hij zaluw gebed horen en ons gedenken in Zijngenade.4. Isaäk antwoordde zijn vrouw Rebekka, zeg-gende: Abraham heeft al voor mij tot Godgebeden om zijn zaad te doen vermenigvul-digen, daarom moet deze onvruchtbaarheidaan u liggen.5. Rebekka zei tot hem: Maar staat u nu ook open bid, opdat de Heer uw gebed hoort en mijkinderen schenkt. Isaäk luisterde naar dewoorden van zijn vrouw, en Isaäk en zijn vrouwstonden op en gingen naar het land Moria omdaar te bidden en om de Heer te vragen, Toenzij die plaats hadden bereikt toen stond Isaäkop en bad tot de Heer vanwege de onvrucht-baarheid van zijn vrouw.6. Isaäk zei: Oh Heer God van hemel en Aarde,Wiens goedheid en genade deze Aarde vervult,U die mijn vader deed nemen uit zijn vadershuis en uit zijn maagschap en hem naar dit landdeed gaan en tot hem zei: Aan uw zaad zal Ik ditland geven, en U beloofde hem en verklaardehem: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als desterren des hemels en als het zand aan de zee.Moge Uw woorden nu bewaarheid worden die Utot mijn vader hebt gesproken.7. Want U zijt de Heer onze God, onze ogen zijngericht op U om ons menselijk zaad te gevenzoals U ons hebt beloofd, want U zijt de Heeronze God en onze ogen zijn slechts op U gericht.8. De Heer hoorde het gebed van Isaäk de zoonvan Abraham, en de Heer vond Zich dringenddoor hem verzocht en zijn vrouw Rebekka werdzwanger.

9. Ongeveer zeven maanden later worsteldende kinderen met elkaar in haar lijf, en het deedhaar erg leed dat zij afgemat was vanwege hen,en zij zei tot alle vrouwen die toen in het landwaren: Geschiedde er zoiets met u als bij mijhet geval is? En zij zeiden tot haar: Neen.10. En zij zei tot hen: Waarom sta ik hierinalleen onder alle vrouwen die er op de Aardewonen? En zij ging naar het land Moria om deHeer te vragen in deze zaak; en zij ging naarSem en zijn zoon Heber om inlichtingen vanhen in deze zaak, en opdat zij de Heer vroegenin deze zaak die haar betrof.11. Zij vroeg ook Abraham om inlichtingen tevragen aan de Heer over alles wat haar wasoverkomen.12. Ze vroegen de Heer om inlichtingen overdeze zaak, en zij brachten haar het woord desHeren. Ze zeiden tot haar: Twee kinderen zijner in uw schoot, en twee volkeren zullen uit henvoortkomen; en het ene volk zal sterker zijn danhet andere, en de grootste zal de jongste dienen.13. Toen haar dagen vervuld waren om tebaren knielde zij neer, en zie er waren twee-lingen in haar schoot zoals de Heer tot haarhad gesproken.14. De eerste kwam, geheel en al rood behaard,en alle mensen van het land noemden hemEsau, zeggende: Deze werd gemaakt door debaarmoeder.15. Daarna kwam zijn broeder, en zijn handhield Esau's hiel vast; daarom noemden zijhem Jakob.16. Isaäk, de zoon van Abraham, was 60 jarenoud toen hij hen verwekte.17. De jongens groeiden op tot hun 15e jaar, enzij kwamen in de gemeenschap der mensen.Esau was een sluwe en bedrieglijke man, eneen bedreven jager in het veld, en Jakob waseen oprecht en wijs man, wonende in tenten,een schaapherder en lerend de voorschriftendes Heren en de geboden van zijn vader en des

Page 46: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 46

des Heren en de geboden van zijn vader enmoeder.18. Isaäk en de kinderen van zijn huishoudingwoonden met zijn vader Abraham in het landKanaän, zoals God hen had geboden.19. Ismaël de zoon van Abraham ging met zijnkinderen en allen die bij hen hoorden weg, enzij keerden vandaar terug naar het land Havilaen zij woonden daar.20. Alle kinderen van Abrahams bijvrouwengingen wonen in het Ooster1and, want Abrahamhad hen weggezonden van zijn zoon, en hij hadhen geschenken gegeven, en zij gingen weg.21. Abraham gaf alles wat hij had aan zijn zoonIsaäk, en hij gaf hem ook al zijn schatten.22. Hij gebood hem, zeggende: Weet en begrijptu niet dat de Heer de God van hemel en aardeis, en dat Hij Zijns gelijke niet heeft?23. Hij was het die mij nam uit mijn vaders huis,en uit mijn maagdschap, en die mij alle vreugdeop Aarde gaf; die mij bevrijdde uit de raad dergoddelozen, want op Hem vertrouwde ik.24. Hij bracht mij naar deze plaats, enbevrijdde mij uit Ur Casdim; en Hij zei tot mij:Aan uw zaad zal Ik al deze landen geven, en zijzullen het erven indien zij Mijn gebodenhouden, Mijn inzettingen en Mijn gerichten dieIk u heb geboden, en die Ik hen zal gebieden.25. Daarom nu mijn zoon, hoor naar Mijnstem, en houd de geboden van de Heer uw Goddie Ik u gebood, wijk niet af van de goede weghetzij naar rechts of naar links, opdat het uwelga en uw kinderen na u voor altijd.26. Gedenk de wonderlijke werken des Heren,en Zijn vriendelijkheid die Hij ons heeft bewe-zen door ons te bevrijden uit de handen onzervijanden, en de Heer onze God liet hen in onzehanden vallen; en houd u aan alles wat ik ugeboden heb. Keer u niet af van Gods geboden,en dien niets naast Hem, opdat het u en uwzaad na u wel zal gaan.27. Onderricht u uw kinderen en uw zaad dezevoorschriften des Heren en Zijn geboden, enleer hen de rechte weg die zij moeten gaanopdat het hen welga voor altijd.28. Isaäk antwoordde zijn vader en zei tot hem:Dat wat mijn Heer mij heeft geboden dat zal ikdoen, en ik zal niet afwijken van de geboden vande Heer mijn God, ik zal alles houden wat Hijmij gebood. Abraham zegende zijn zoon Isaäk,en ook zijn kinderen; en Abraham leerde Jakobde voorschriften van de Heer en Zijn wegen.29. Het was in die tijd dat Abraham stierf, in

het 15e levensjaar van Jakob en Esau, de zonenvan Isaäk, en al de dagen van Abraham waren175 jaren, en hij stierf in goeden ouderdom,oud en des levens zat, en hij werd verzameldtot zijn volkeren, en zijn zonen Isaäk en Ismaëlbegroeven hem.30. Toen de inwoners van Kanaän hoorden datAbraham dood was, kwamen zij allen met hunkoningen en vorsten en al hun mannen omAbraham te begraven.31. Alle inwoners van het land van Haran, en alde families van het huis van Abraham, en al devorsten en groten. De zonen van Abraham bijde bijvrouwen, allen kwamen, toen zij hoordenvan Abrahams dood, en zij beantwoorddenAbrahams vriendelijkheid en troostten zijnzoon Isaäk, en zij begroeven Abraham in despelonk die hij kocht van Efron de Hettiet enzijn kinderen als een erf-begraafplaats.32. De inwoners van Kanaän, en al diegenendie Abraham hadden gekend, weenden eengeheel jaar over Abraham, en mannen envrouwen treurden over hem.33. Ook alle kleine kinderen, en de inwonersdes lands, weenden vanwege Abraham, wantAbraham was goed geweest voor hen allen enoprecht voor God en mensen.34. En er stond niemand op die God vreesdezoals Abraham, want hij had God gevreesdvanaf zijn jeugd, en had de Heer gediend, enwas al Zijn wegen gegaan tijdens zijn levenvanaf zijn kinderjaren tot de dag van zijn dood.35. De Heer was met hem en bevrijdde hem uitde raad van Nimrod en zijn volk, Toen hijoorlog voerde met de vier koningen van Elam,overwon hij hen.36. Hij voerde al de kinderen der Aarde tot dedienst Gods, en hij leerde hen de wegen desHeren, en deed hen de Heer kennen.37. Hij plantte een bos met een wijngaard erin,en hij had in zijn tent altijd eten en drinkenklaar voor voorbijgangers zodat dezen zichkonden verkwikken in zijn huis.38. En de Heer God bevrijdde de gehele Aardevanwege Abraham.39. Het was na de dood van Abraham dat Godzijn zoon Isaäk zegende en zijn kinderen, enHij was met Isaäk zoals Hij was geweest metzijn vader Abraham, want Isaäk hield al degeboden des Heren zoals zijn vader Abraham.Isaäk keerde zich niet af naar rechts of naarlinks van het goede pad.

Hoofdstuk 2727:1. In die tijd, na de dood van Abraham, gingEsau vaak naar het veld om er te jagen.2. Koning Nimrod van Babel, die dezelfde wasals Amrafel, ging ook vaak uit om te jagen inhet veld met zijn machtige mannen, en om met

hen te wandelen in de koelte van de dag.3. Nimrod observeerde Esau al de dagen, wantafgunst had zich al enige tijd in het hart vanNimrod tegen Esau gevormd (Vanwege zijnjeugdige kracht).

Page 47: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 47

4. Op zekere dag ging Esau naar het veld om tejagen, en hij zag Nimrod rondlopen in dewildernis met zijn twee mensen.5. Zijn machtige mannen en zijn mensen warenbij hem in de wildernis, maar zij bewogen zichop een afstand van hem, en zij gingen van hemweg in verschillende richtingen om te jagen, enEsau verborg zichzelf voor Nimrod, en hij hieldzich schuil voor hem in de wildernis.6. Nimrod en zijn mannen die bij hem warenmerkten hem niet op, en Nimrod en zijnmannen liepen vaak rond in het veld in dekoelte van de dag, en om te weten waar zijnmannen in het veld aan het jagen waren.7. Nimrod en twee van zijn mannen die bij hemwaren kwamen ter plaatse waar Esau zich be-vond. Toen Esau plotseling uit zijn schuilplaatste voorschijn kwam, zijn zwaard trok en haastignaar Nimrod rende en zijn hoofd afsloeg.8. Esau vocht vertwijfeld met de twee mannenqie bij Nimrod waren, maar ook hen doodde hijmet zijn zwaard.9. En al de machtige mannen van Nimrod, diehem hadden achtergelaten om naar dewildernis te gaan, hoorden het geschreeuw opafstand, en zij herkenden de stemmen van dezetwee mannen, en zij renden naar hen toe om teweten wat er gaande was. Toen zagen ze hunkoning en de twee mannen die bij hem warendood in de wildernis liggen.10. Zodra Esau de machtige mannen vanNimrod van verre zag naderen, vluchtte hij enontsnapte daardoor; en Esau nam de kostbarekleding van Nimrod, die Nimrods vader hadvermaakt aan Nimrod en waarmee Nimrod deoverhand had verkregen over het gehele land,en hij rende weg en verborg die in zijn huis.11. Esau nam die kleding mee en rende naar destad vanwege Nimrods mannen, en hij kwam

vermoeid en uitgeput van het gevecht in zijnvaders huis, en hij stierf bijna van uitputtingtoen hij zijn broeder Jakob naderde en voorhem zat.12. En hij zei tot zijn broeder Jakob: Zie ik gavandaag sterven. Waarom zou ik dan heteerstgeboorterecht willen hebben? En Jakobhandelde verstandig met Esau in deze zaak, enEsau verkocht zijn eerstgeboorterecht aanJakob, want het was aldus teweeggebrachtdoor de Heer.13. Esau verkocht ook aan Jakob Esau’s aan-deel in de spelonk in het veld van Makpela, dieAbraham als begraafplaats had gekocht van dekinderen van Heth, en Jakob kocht dit alles vanzijn broeder Esau voor een bepaalde waarde.14. Jakob schreef dit alles in een boek, en hijliet dit tekenen door getuigen, en hij zette ereen zegel op, en het boek bleef in de handenvan Jakob.15. Toen Nimrod de zoon van Kus stierf, tildenzijn mannen hem op en droegen hem met ver-slagenheid zijn stad in en begroeven hem, en alde dagen dat Nimrod leefde waren 215 jaren enhij stierf.16. En de dagen dat Nimrod regeerde over demensen van het land waren 185 jaren; en Nim-rod stierf door het zwaard van Esau met schan-de en verachting, en het zaad van Abrahamveroorzaakte zijn dood zoals hij in zijn droomhad gezien.17. Bij de dood van Nimrod werd zijn konin-krijk verdeeld in vele stukken, en al deze stuk-ken waarover Nimrod regeerde werden terug-gegeven aan de verschillende koningen van hetland, die ze terugkregen na de dood van Nim-rod, en al de mensen uit het huis van Nimrodwaren lange tijd in slavernij bij de anderekoningen van het land.

Hoofdstuk 2828:1. In die dagen, na de dood van Abraham, indat jaar bracht de Heer een zware hongersnoodin het land, en omdat de honger heerste in hetland Kanaän stond Isaäk op om naar Egypte tegaan vanwege de honger zoals zijn vaderAbraham had gedaan.2. En de Heer verscheen die nacht aan Isaäk enHij zei tot hem: Ga niet naar Egypte maar staop en ga naar koning Abimelek der Filistijnen,en blijf daar tot de honger voorbij is.3. Isaäk stond op en ging naar Gerar zoals deHeer hem had geboden, en hij bleef daar eengeheel jaar.4. Toen Isaäk te Gerar aankwam, zagen demensen van het land dat zijn vrouw Rebekkaeen knappe verschijning was, en de mensenvan Gerar vroegen Isaäk over zijn huisvrouw,en hij zei: Zij is mijn zuster. Want hij was bangom te zeggen dat zij zijn huisvrouw was

waardoor de mensen van het land hemmisschien zouden doden om haar.5. De vorsten van Abimelek gingen de vrouwbij de koning aanprijzen, maar hij antwoorddehen niet, noch besteedde hij aandacht aan hunwoorden.6. Maar hij hoorde hen zeggen dat Isaäkverklaarde dat zij zijn zuster was, en ditknoopte de koning in zijn oren.7. Toen Isaäk drie maanden in het land was,keek Abimelek uit het raam, en hij keek en zie,Isaäk minnekoosde met zijn huisvrouwRebekka, want Isaäk woonde in het voorhuisdat aan de koning toebehoorde zodanig dat hethuis van Isaäk tegenover het huis van dekoning stond.8. De koning zei tot Isaäk: Wat is dit, dat u onshebt aangedaan door van uw huisvrouw te zeg-gen dat zij uw zuster is? Lichtelijk had een van

Page 48: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 48

dit volk bij uw huisvrouw kunnen liggen zodat ueen schuld over ons zoudt hebben gebracht.9. Isaäk zei tot Abimelek: Uit vrees om vanwegemijn huisvrouw te moeten sterven, zei ik dat zemijn zus is.10. Toen gaf Abimelek bevel aan al zijn vorstenen grote mannen, en zij namen Isaäk en zijnhuisvrouw Rebekka en brachten hen voor dekoning.11. De koning beval dat zij hen zouden kledenin vorstelijke kleding en hen laten rijden in destraten der stad, en voor hen uit in het geheleland bekend zouden maken, zeggende: Dit is deman en dit is zijn huisvrouw; zo wie deze manof zijn huisvrouw aanroert die zal voorzekergedood worden. Isaäk keerde met zijn huis-vrouw terug naar 's konings huis, en de Heerwas met Isaäk en hij werd gaandeweg bekenderen kwam niets te kort.12. De Heer deed Isaäk genade vinden in deogen van Abimelek en in de ogen van al zijnonderdanen, en Abimelek handelde met Isaäkzoals het behoort, want Abimelek gedacht deeed en het verbond dat bestond tussen zijnvader en Abraham.13. Abimelek zei tot Isaäk: Het gehele land isvoor u; woon waar het u goeddunkt, totdat unaar uw land terugkeert. Abimelek gaf Isaäkvelden en wijngaarden en het beste gedeeltevan het land van Gerar om er te zaaien en teoogsten en om de vruchten te eten van degrond totdat de hongersnood voorbij was.14. Isaäk zaaide in het land, en oogsttehonderdvoudig in hetzelfde jaar, en de Heerzegende hem.15. En de man werd groot, en hij bezat kuddenen herders en een groot aantal dienaren.16. Toen de dagen van de honger voorbij warenverscheen de Heer aan Isaäk en zei tot hem:Sta op, ga uit deze plaats en keer terug naar uwland, naar het land Kanaän. Isaäk stond op enkeerde terug naar Hebron in het land Kanaän,hij en allen die bij hem hoorden zoals de Heerhem had geboden.17. Hierna stierf Sela de zoon van Arpaksad indat jaar, dat het 18e levensjaar van Jakob enEsau was; en al de dagen dat Sela leefde waren

433 jaren en hij stierf.18. In die tijd stuurde Isaäk zijn jongste zoonJakob naar het huis van Sem en Heber, en hijleerde de voorschriften des Heren, en Jakobverbleef 32 jaren in het huis van Sem en Heber,en zijn broer Esau ging niet mee want hij hader geen zin in, en hij bleef in zijn vaders huis inhet land Kanaän.19. Esau was voortdurend op jacht in het veldom thuis te brengen wat hij te pakken konkrijgen; aldus deed Esau al de dagen.20. Esau was een sluwe en bedrieglijke man,iemand die de harten van mensen stal en henverlokte, en Esau was moedig in het veld, en hijging in de loop van de tijd zoals gebruikelijk opjacht; en hij kwam tot aan het veld van Seirofwel Edom.21. Hij bleef in het land Seir jagen in het veldgedurende een jaar en 4 maanden.22. Esau zag daar In het land Seir de dochtervan een man uit Kanaän, haar naam wasJudith, de dochter van Beëri, zoon van Efer, uitde families van Heth de zoon van Kanaän.23. Esau nam haar als vrouw, en hij ging tothaar in; Esau was veertig jaren oud toen hijhaar nam. Hij bracht haar te Hebron op hetland van zijn vader en ze woonden daar.24. Het geschiedde in die dagen, in het 110e

levensjaar van Isaäk, dat is het 50e levensjaarvan Jakob, in dat jaar stierf Sem de zoon, vanNoach; Sem was 600 jaren oud bij zijn dood.25. Toen Sem stierf keerde Jakob terug naarzijn vader te Hebron in het land Kanaän.26. In het 55e levensjaar van Jakob kwamen ermensen uit Haran, en Rebekka ontving nieuwsover haar broer Laban van Betuël.27. Want de huisvrouw van Laban was onvrucht-baar in die dagen, en baarde geen kinderen: enook zijn dienaressen baarden hem niet.28. De Heer gedacht later Adina de vrouw vanLaban, en zij werd zwanger en baardetweelingdochters, en Laban noemde zijnoudste dochter Lea en zijn jongste Rachel. "29. Deze mensen kwamen Rebekka deze din-gen vertellen, en Rebekka was; buitengewoonblij dat de Heer haar broer had bezocht en dathij kinderen had gekregen.

Hoofdstuk 2929:1. Isaäk de zoon van Abraham werd oud enbedaagd, en zijn ogen zwak vanwege zijn jaren;zij waren dof en hij kon niet meer zien.2. Toen riep Isaäk zijn zoon Esau, zeggende: Ikbid u, neem uw wapens, uw pijlkoker en uw boog,sta op en ga uit in het veld en jaag mij een wild-braad, en bereid mij. een smakelijk gerecht enbreng het mij zodat ik kan eten en u zegenen vóórmijn dood nu ik zo oud en grijs geworden ben.3. Esau deed aldus; nam zijn wapen ging naarhet veld om te jagen op wildbraad, zoals

gebruikelijk, om het bij zijn vader te brengenzodat die hem zou zegenen.4. Rebekka hoorde alles wat Isaäk tot Esau hadgesproken. Zij haastte zich en riep haar zoonJakob, zeggende:Aldus sprak uw vader tot uwbroeder Esau, en dit hoorde ik; haast u daaromen doe wat ik u zeg.5. Sta op en ga, bid ik u, naar de kudde en haalmij vandaar twee goede geitenbokjes, en ik zalze voor uw vader bereiden tot een smakelijkgerecht opdat hij ete voordat uw broeder van

Page 49: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 49

de jacht zal zijn teruggekomen, opdat uw vaderu zegent.6. Jakob haastte zich en deed zoals zijn moederhem had gezegd, en hij bereidde een smake-lijke dis en bracht dit naar zijn vader voordatEsau terugkwam van de jacht.7. Isaäk zei tot Jakob: Wie zijt u mijn zoon? Enhij zei: Ik ben uw eerstgeborene Esau; en ikdeed wat u vroeg, sta daarom op bid ik u en eetvan mijn wildbraad, opdat uw ziel wij zegenezoals u hebt gezegd.8. Isaäk stond op en hij at en hij dronk, en hijwerd verkwikt, en hij zegende Jakob. Jakobging weg van zijn vader; en onmiddellijk nadatIsaäk Jakob had gezegend en Jakob van hemwas weggegaan, zie toen kwam Esau terug vande jacht, en hij bereidde ook een smakelijkgerecht en bracht het zijn vader om ervan teeten en hem te zegenen.9. Isaäk zei tot Esau: En wie was het die wild-braad heeft genomen en het mij bracht voordatu kwam en die ik zegende? Esau wist dat zijnbroeder Jakob dit had gedaan, en de toom vanEsau was gewekt tegen zijn broeder Jakobomdat deze aldus jegens hem had gehandeld.10. Esau zei: Noemt men hem niet terechtJakob? Want hij heeft mij twee maalverdrongen; hij nam mijn eerstgeboorterechtweg en nu heeft hij mijn zegen weggenomen.Esau weende zeer; en toen Isaäk het gehuil vanzijn zoon Esau hoorde zei hij tegen hem: Watkan ik doen, mijn zoon, uw broeder deed zijnverzoek zo subtiel en nam uw zegen weg. Nuhaatte Esau zijn broeder vanwege de zegen diezijn vader hem had gegeven, en zijn woedetegen zijn broer nam toe.11. Jakob werd erg bang voor zijn broederEsau, en hij stond op en vluchtte naar het huisvan Heber de zoon van Sem, en hij verborg zichdaar vanwege zijn broer, en Jakob was 63 jarenoud toen hij vertrok uit Hebron in het landKanaän. Jakob was 14 jaren verborgen inHebers huis vanwege zijn broer Esau. Hij gingdaar verder met het leren van de wegen desHeren en Zijn geboden.12. Toen Esau zag dat Jakob was gevlucht enaan hem was ontsnapt, en dat hij op listige wijzede zegen had verkregen, toen treurde Esaubuitengewoon. Hij ergerde zich ook aan zijnvader en moeder; en hij stond op en nam zijnvrouwen ging weg van zijn vader en moedernaar het land Seir. Hij woonde daar, en zag daaronder de dochters van Heth een vrouw dieBasmath heette. Deze dochter van de HettietElon. nam hij tot vrouw boven zijn eerstevrouw. Esau noemde haar Ada, zeggende dat dezegen hem in die tijd was ontgaan.13. Esau woonde zes maanden in het land Seirzonder zijn vader en moeder te zien, en daarnanam Esau zijn vrouwen en stond op en keerde

terug naar het land Kanaän, en Esau liet zijntwee vrouwen wonen in zijn vaders huis teHebron.14. De vrouwen van Esau ergerden en tarttenIsaäk en Rebekka door hun handelingen, wantdeze waren niet in de wegen des Heren. Zedienden hun vaders goden van hout en steenzoals hun vader hen had geleerd. Zij warengoddelozer dan hun vader.15. Zij deden overeenkomstig de boze verlan-gens van hun harten. Ze offerden en rooktenwierook tot de Baäls, en zij ergerden Isaäk enRebekka bovenmatig.16. Rebekka zei: Ik walg van mijn leven van-wege de dochters van Heth; als Jakob zich eenvrouw neemt uit de dochters van Heth, zoalsdeze uit de dochters des lands, waarvoor leef ikdan nog?17. In die dagen werd Ada de vrouw van Esauzwanger en baarde hem een zoon, en Esaunoemde de hem geboren zoon Elifaz, en Esauwas 65 jaren oud toen zij hem baarde.18. Ismaël de zoon van Abraham stierf in diedagen, in het 64e levensjaar van Jakob, en al dedagen dat Ismaë11eefde waren 137 jaren en hijstierf.19. Zodra Isaäk hoorde dat Ismaël dood wasrouwde hij over hem, en Isaäk treurde veledagen over hem.20. Ten einde van de veertien jaren dat Jakobwoonde in het huis van Heber, toen verlangdeJakob zijn vader en moeder te zien, en Jakobkwam naar het huis van zijn vader en moederte Hebron, en Esau was in die dagen vergetenwat Jakob hem had gedaan door toentertijd dezegen van hem weg te nemen.21. Toen Esau Jakob naar zijn vader en moederzag komen, herinnerde hij zich wat Jakob hemhad aangedaan, en hij was zeer vertoornd ophem en zocht hem te doden.22. Isaäk de zoon van Abraham was hoogbe-jaard in die dagen, Esau zei: De tijd nadertthans dat mijn vader gaat sterven. Zodra hijgestorven is zal ik mijn broer Jakob doden.23. En dit werd Rebekka verteld, en zij liet haarzoon Jakob roepen en zei tot hem: Sta op, ga envlucht naar Haran tot mijn broeder Laban enblijf daar enige tijd tot uw broeders toom van uis afgewend en keer dan terug.24. Isaäk riep Jakob en zei: Neem geen vrouwuit de dochters van Kanaän, want aldus geboodons onze vader Abraham zoals het woord desHeren welk is: Aan uw zaad zal Ik dit landgeven; als uw kinderen Mijn verbond houdendat Ik met hen zal aangaan, dan zal Ik aan uwkinderen volbrengen wat Ik u heb gezegd en Ikzal hen niet verlaten.25. Daarom nu mijn zoon, luister naar alles watik u opdraag, en onthoudt u ervan om eenvrouw te nemen uit de dochters van Kanaän;

Page 50: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 50

sta op, ga naar Haran. Ga naar het huis vanBetuël je moeders vader, en neem u een vrouwvandaar uit de dochters van Laban de broervan je moeder.26. Pas daarom op dat u de Heer uw God nietvergeet en al Zijn wegen in het land waarheenu gaat, en dat u niet verbonden raakt met demensen van het land en ijdelheid najaagt en deHeer uw God verlaat.27. Maar wanneer u in het land komt dien dandaar de Heer, keer u niet af naar rechts of naarlinks van de weg die ik u gebood en die u hebtgeleerd.28. Moge de Almachtige God u genade doenvinden in de ogen van de mensen der Aarde,dat u daar een vrouw moogt nemen overeen-komstig uw keuze; en die goed is en oprecht inde wegen des Heren.29. En moge God aan u en aan uw zaad dezegen van uw vader Abraham geven, en uvruchtbaar maken en u vermenigvuldigen, enmoogt u een menigte van mensen worden inhet land waar u heengaat, en moge God u doenterugkeren naar dit land, het land van uwvaders woonstede, met kinderen en groterijkdommen, met vreugde en met genoegen.30. Isaäk eindigde met zijn opdrachten aanJakob en zegende hem, en hij gaf hem velegeschenken, tezamen met zilver en goud, en hijzond hem weg; en Jakob luisterde naar zijnvader en moeder; hij kuste hen en stond op enging naar Paddan-Aram, en Jakob was zeventigjaren oud toen hij het land Kanaän verlietvanuit Beersheba.31. Toen Jakob wegging om naar Haran tegaan, riep Esau zijn zoon Elifaz, en sprak in hetgeheim tegen hem, zeggende.: Haast u nu,neem uw zwaard in uw hand en volg Jakob enga hem voorbij op de weg, en houd hem in degaten, en dood hem met uw zwaard op een derbergen, en neem alles van hem af wat hij bijzich heeft en kom terug.32. Elifaz de zoon van Esau was een actief manen bedreven met de boog zoals zijn vader hemhad geleerd, en hij was een bekend en moedigejager in het veld.33. Elifaz deed zoals zijn vader hem hadopgedragen. Toen Elifaz dertien jaar oud wasging hij en nam tien van zijn moeders broedersmee om Jakob te achtervolgen.34. Hij volgde Jakob op korte afstand, en hijhield hem in de gaten op de grens van het land

Kanaän tegenover de stad Sichem.35. Jakob zag dat Elifaz en zijn mannen hemvolgden, en Jakob bleef staan op de plek waarhij ging om er achter te komen wat dit te bete-kenen had, want hij wist van niets; en Elifaztrok zijn zwaard en hij liep met zijn mannen opJakob af. Jakob zei tot hen: Wat zijt u van plandat u hierheen zijt gekomen, en wat betekenthet dat u mij volgt met uw zwaarden?36. Elifaz naderde Jakob en hij antwoordde enzei tot hem: Aldus droeg mijn vader mij op, endaarom zal ik nu niet afwijken van de opdrachtdie mijn vader mij gaf. Toen Jakob zag datEsau tot Elifaz had gezegd om geweld tegebruiken, naderde Jakob Elifaz en smeektehem en zijn mannen, tot hen zeggende:37. Zie, alles wat ik bezit en dat mijn vader enmoeder mij gaven, neem dat tot u en ga van mijweg en dood mij niet, en moge deze zaak voor uworden gerekend als rechtvaardigheid.38. En de Heer deed Jakob genade vinden inde ogen van Elifaz de zoon van Esau en van zijnmannen, en zij hoorden naar de stem vanJakob, en zij brachten hem niet ter dood, enElifaz en zijn mannen namen alles wat Jakobtoebehoorde tezamen met het zilver en gouddat hij meegenomen had uit Beersheba; zijlieten niets bij hem achter.39. Elifaz en zijn mannen gingen van hem wegen zij keerden terug tot Esau in Beersheba, enzij vertelden hem alles wat hen was wedervarenmet Jakob, en zij gaven hem alles wat zij Jakobhadden afgenomen.40. Esau was verontwaardigd over zijn zoonElifaz en over de mannen die bij hem waren,omdat zij Jakob niet ter dood hadden gebracht.41. Ze antwoordden en zeiden tot Esau: OmdatJakob ons smeekte in deze zaak om hem niet tedoden, daardoor werd ons medelijden gewektjegens hem, en wij namen alles wat hem toebe-hoorde en brachten het u. Esau nam al hetzilver en goud dat Elifaz had genomen vanJakob en legde dat opzij in zijn huis.42. In die tijd, toen Esau zag dat Isaäk Jakobhad gezegend, en hem had opgedragen zeg-gende U zult geen vrouw nemen uit de dochtersvan Kanaän, en dat de dochters van Kanaänslecht waren in de ogen van Isaäk en Rebekka.43. Toen ging hij naar het huis van zijn oomIsmaël, en boven zijn andere vrouwen nam hijMachlath (of Basmath?) de dochter van Ismaël,de zuster van Nebayoth, tot vrouw.

Hoofdstuk 3030:1. Jakob ging verder op zijn weg naar Haran,en hij kwam tot aan de berg Moria, en hij ver-bleef daar de gehele nacht bij de stad Luz (nietdezelfde stad Luz als die in Opr. 91:11) en deHeer verscheen daar in die nacht aan Jakob, enHij zei tot hem: Ik ben de Heer God van

Abraham en de God van uw vader Isaäk; ditland waarop u ligt te slapen zal Ik aan u gevenen aan uw zaad.2. Zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden waaru ook heen gaat, en Ik zal uw zaad vermenig-vuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw

Page 51: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 51

vijanden voor u doen vallen; en wanneer zijoorlog met u zullen voeren, zullen zij niet deoverhand over u krijgen, en Ik zal u weer in ditland terugbrengen met vreugde, met kinderenen met grote rijkdommen.3. Jakob ontwaakte uit zijn slaap en hij wasgrotelijks verheugd over wat hij had gezien; enhij noemde die plaats Bethel.4. Jakob stond verheugd op van die plaats. Toenhij wandelde waren zijn voeten licht van vreug-de, en hij ging vandaar naar het land der kinde-ren van het Oosten. Hij keerde terug in derichting van Haran en ging bij een schaapher-dershut zitten5. Hij zag daar enige mannen die uit Harankwamen en de kudden drenkten, en Jakobvroeg hen inlichtingen en zij zeiden: Wijkomen uit Haran.6. En hij zei tot hen: Kent u Laban de zoon vanNahor? En ze zeiden: Ja wij kennen hem en ziezijn dochter Rachel komt daar aan om haarvaders kudde te drenken.7. Terwijl hij nog met hen sprak, zo kwamRachel de dochter van Laban om haar vadersschapen te drenken, want zij was een herderin.8. Toen Jakob Rachel zag, de dochter van zijnmoeders broeder Laban, rende hij naar haartoe en kuste haar, en hij verhief zijn stem enweende.9. Jakob vertelde Rachel dat hij de zoon is vanhaar vaders zuster Rebekka, en Rachel liep wegen vertelde het haar vader. Jakob weendeverder omdat hij niets (meer) bij zich had ommee te brengen naar Labans huis.10. Laban hoorde dat zijn zusters zoon Jakobwas gekomen, toen liep hij hem tegemoet enkuste hem en omhelsde hem en bracht hem totzijn huis en gaf hem brood, en hij at.11. Jakob vertelde Laban wat zijn broeder Esauhem had gedaan, en wat zijn zoon Elifaz hemop de weg had gedaan.12. Jakob bleef een maand in Labans huis, enJakob at en dronk in het huis van Laban, endaarna zei Laban tot Jakob: Zeg mij wat uwloon zal zijn, want waarom zoudt u mij dienenom niet?13. Laban had geen zonen doch slechts dochters,en zijn andere vrouwen en dienaressen warennog onvruchtbaar in die dagen; en deze zijn denamen van Labans dochters die zijn vrouw Adinahem had gebaard: de naam van de oudste wasLea en die van de jongste Rachel en Lea hadtedere ogen, maar Rachel was schoon vangestalte en schoon van uiterlijk en Jakob hadhaar lief.14. Jakob zei tot Laban: Ik wil u zeven jarendienen voor uw jongste dochter Rachel,. Labanstemde hierin toe en Jakob diende Laban zevenjaren voor zijn dochter Rachel.15. In het 2e jaar van Jakobs verblijf in Haran,

dat is in het 79e levensjaar van Jakob, in datjaar stierf Heber de zoon van Sela; hij was 464jaren oud bij zijn dood.16. Toen Jakob hoorde dat Heber dood was,werd hij buitengewoon bedroefd, en hijjammerde en rouwde vele dagen over hem.17. In het derde jaar van Jakobs verblijf inHaran, baarde Basmath, de dochter van Ismaël,de vrouw van Esau, hem een zoon en Esaunoemde hem Rehuël.18. In het vierde jaar van Jakobs verblijf inLabans huis, bezocht de Heer Laban en gedachthem vanwege Jakob, en er werden hem zonengeboren, en zijn eerstgeborene was Beor, zijntweede was Alib en de derde was Chorash.19. De Heer gaf Laban rijkdom en eer, zonen endochters, en de man nam zeer toe vanwegeJakob.20. Jakob diende Laban in die tijd met aller-hande arbeid, in het huis en in het veld, en dezegen des Heren was met alles wat Labantoebehoorde in het huis en in het veld.21. In het vijfde jaar stierf Judith, de dochtervan Beëri, de vrouw van Esau, in het landKanaän, en zij had geen zoons maar slechtsdochters.22. En deze zijn de namen van haar dochtersdie zij Esau baarde: de naam van de oudste wasMarzith, en de naam van de jongste was Puith.23. Toen Judith stierf, stond Esau op en gingnaar Seir om er te jagen in het veld, en Esauwoonde lange tijd in het land Seir.24. In het zesde jaar nam Esau boven zijnandere vrouwen nog tot vrouw Aholibama, dedochter van Zibeon de Heviet, en Esau brachthaar naar het land Kanaän25. Aholibama werd zwanger en baarde Esaudrie zonen: Jehus, Jaälam en Korach.26. In die dagen was er in het land Kanaän twisttussen de herders van Esau en de herders derinwoners van het land Kanaän, want Esaus veeen have was teveel voor hem om in het land Ka-naän te blijven in zijn vaders huis, en het landKanaän kon hem niet dragen vanwege zijn vee.27. Esau zag dat zijn twist toenam met deinwoners van het land Kanaän, toen stond hijopen nam zijn vrouwen en zijn zoons en zijndochters en allen die bij hem hoorden en hetvee dat hij bezat en al de have die hij had ver-worven in het land Kanaän, en hij ging weg vande inwoners van het land naar het land Seir, enEsau en allen die bij hem hoorden die woondenin het land Seir.28. Maar van tijd tot tijd placht Esau zijn vaderen moeder te bezoeken in het land Kanaän, enEsau verzwagerde zich met de Horieten, en hijgaf zijn dochters aan de zonen van de HorietSeir.29. Hij gaf zijn oudste dochter Marzith aanAna, de zoon van Zibeon, zijn vrouws broeder,

Page 52: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 52

en Puith gaf hij aan Azar, de zoon van deHoriet Bilham; en Esau woonde op het

gebergte, hij en zijn kinderen, en zij warenvruchtbaar en vermenigvuldigden zich.

Hoofdstuk 3131: 1. In het zevende jaar was Jakobs diensttijdbij Laban vervuld, en Jakob zei tot Laban: Geefmij mijn huisvrouw want mijn diensttijd isvervuld. Laban deed aldus, en Laban en Jakobverzamelden al de mensen van die plaats enmaakten een feest.2. En 's avonds kwam Laban in het huis, endaarna kwam Jakob daar met de mensen vanhet feest, en Laban deed alle lichten uit die inhet huis waren.3. Jakob zei tot Laban: Waarom doet u ons ditaan? En Laban antwoordde: Dit is onze gewoon-te in dit land.4. Dan brengt Laban zijn dochter Lea bij Jakob.Jakob ging tot haar zonder te beseffen dat hetLea was.5. Laban gaf zijn dienstmaagdZilpa als dienst-maagd aan zijn dochter Lea.6. Alle mensen op het feest wisten wat LabanJakob had aangedaan, maar zij vertelden hetJakob niet.7. Ook alle buren kwamen die nacht tot Jakobshuis, en zij aten en dronken en verheugden zich,en speelden voor Lea op tamboerijnen en anderemuziekinstrumenten, en zij zongen voor Jakob:Helea, Helea.8. Jakob hoorde hun woorden doch begreephun betekenis niet, maar hij dacht dat dit hungewoonte was in dit land.9. De buren spraken deze woorden voor Jakobgedurende de nacht, en Laban had die nacht alde lichten in het huis uitgedaan.10. 's Morgens toen het licht werd, keerde Jakobzich tot zijn vrouwen hij keek, en zie, het was Leadie aan zijn borst lag, en Jakob zei: Zie, nu weetik wat de buren vannacht zeiden; zij zeiden HeLea en ik begreep het niet.11. Jakob riep Laban en zei tot hem: Wat is ditdat u mij hebt aangedaan? Ik heb u zeker gediendvoor Rachel, en waarom bedroog u mij en gaf umij Lea?12. Laban antwoordde Jakeb, zeggende: Alzodoet men niet te onzent om de jongste voor deoudste uit te geven; daarom nu indien u haarzuster op dezelfde voorwaarden wilt nemen,neem haar tot u voor uw diensten aan mijgedurende nog eens zeven jaren.13. Jakob deed alzo, en hij nam ook Rachel totvrouw, en hij diende Laban nog eens zevenjaren, en Jakob ging ook in tot Rachel, en hijhield meer van Rachel dan van Lea, en Labangaf haar zijn dienstmaagd Bilha tot dienst-maagd.14. Toen de Heer zag dat Lea gehaat was, opendede Heer haar baarmoeder, en zij werd zwanger enbaarde Jakob vier zonen in die dagen.

15. Dit zijn hun namen: Ruben, Simeon, Levien Juda, en daarna hield zij op met baren.16. In die tijd was Rachel onvruchtbaar, en zijhad geen kroost, en Rachel benijdde haarzuster Lea, en toen Rachel zag dat zij Jakobgeen kinderen baarde, nam zij haar dienst-maagd Bilha, en zij baarde Jakob twee zonen:Dan en Naftali.17. Toen Lea zag dat zij had opgehouden tebaren, nam ook zij haar dienstmaagd Zilpa engaf die aan Jakob tot een vrouw. Jakob gingook in tot Zilpa, en ook zij baarde Jakob tweezonen: Gad en Aser.18. Lea werd weer zwanger en baarde Jakob indie dagen twee zonen en een dochter, en dezezijn hun namen: Issachar, Zebulon en hunzuster Dina.19. Rachel was nog onvruchtbaar in die dagen,en Rachel bad tot de Heer in die tijd, en zij zei:Oh Heer God gedenk mijner en bezoek mijsmeek ik U, want nu zal mijn echtgenoot mijverstoten want ik heb hem geen kinderengebaard.20. Nu oh Heer God, hoor naar mijn smeekbedevoor U, en zie naar mijn kwelling, en geef mijkinderen gelijk een der dienstmaagden, opdat ikmijn smaad niet langer behoefte dragen.21. God verhoorde haar en opende haar baar-moeder, en Rachel werd zwanger en baarde eenzoon, en zij zei: De Heer heeft mijn smaadweggenomen. En zij noemde hem Jozef zeggen-de: De Heer voege mij een andere zoon daartoe.Jakob was 91 jaren oud toen zij hem baarde.22. In die tijd zond Jakobs moeder Rebekkahaar voedster Debora de dochter van Uz, entwee van Isaäks dienaren, naar Jakob.23. En zij kwamen tot Jakob te Haran en zijzeiden tot hem: Rebekka heeft ons naar u toe-gezonden opdat u terugkeert naar uw vadershuis in het land Kanaän. Jakob hoorde naarhen in deze zaak die zijn moeder hadgesproken.24. Op dat moment waren de andere zevenjaren van Jakobs diensttijd bij Laban vervulden het was ten einde van veertien jaren dat hijin Haran woonde dat Jakob tot Laban zei: Geefmij mijn vrouwen en zend mij henen opdat iknaar mijn land kan gaan, want zie mijn moederboodschapte mij uit het land Kanaän dat ikterug moest keren naar mijn vaders huis.25. Laban zei tot hem: Alzo niet bid ik u; zo ikgenade heb gevonden in uw ogen verlaat mijdan niet; noem mij uw loon en ik zal het ugeven, en blijf bij mij.26. Jakob zei tot hem: Dit is wat u mij voorloon zult geven: Ik zal heden door uw ganse

Page 53: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 53

kudde gaan en daarvan afzonderen alle gespik-kelde en gevlekte lammeren en alles wat bruinis onder de schapen en onder de bokken, enindien u deze zaak voor mij wilt doen dan zal ikterugkeren en uw kudde weiden en bewarenzoals vroeger.27. Laban deed aldus, en Laban zonderde vanzijn kudde af alles wat Jakob had gezegd en gafhem dat.28. Jakob stelde alles wat hij (Laban) hadafgezonderd in de handen zijner zonen, enJakob weidde het overige van Labans kudde.29. Toen de dienaren van Isaäk, die hij naarJakob had gezonden, zagen dat Jakob niet methen wilde terugkeren naar zijn vader in hetland Kanaän, verlieten zij hem en keerdenterug naar huis in het land Kanaän.30. Debora bleef bij Jakob in Haran, en zijkeerde niet terug met Isaäks dienaren naar hetland Kanaän, en Debora woonde met Jakobsvrouwen en kinderen in Haran.31. Jakob diende Laban zes jaren langer, en alsde schapen lammerden, dan scheidde Jakobdaarvan af diegenen die gespikkeld en gevlektwaren zoals hij met Laban overeengekomenwas, en Jakob deed aldus zes jaren met Laban,en de man nam overvloedig toe en hij haddienaressen en dienaren, kamelen en ezels.32. Jakob had 200 kudden vee, en zijn vee wasgroot en prachtig en zeer winstgevend, en al defamilies van de zonen der mensen wensten ietste verkrijgen van Jakobs vee want dit wasbuitengewoon welvarend.33. Velen van de zonen der mensen kwamen omiets van Jakobs kudde te verkrijgen, en Jakob gafhen een schaap voor een dienaar of een dienaresvoor een ezel of een kameel, of wat Jakob van henverlangde dat gaven zij hem ervoor.34. Jakob verkreeg rijkdom en eer en bezittingendoor deze transacties met de zonen der mensen,en de kinderen van Laban benijdden hem omdeze eer.35. Na verloop van tijd hoorde hij de woordenvan Labans zonen zeggende: Jakob heeft alleswat van onze vader was weggenomen en metdatgene wat van onze vader was, maakte hij aldeze heerlijkheid.36. Jakob zag het aangezicht van Laban en vanzijn kinderen, en zie het was in die dagen nietzoals het vroeger was.37. De Heer verscheen aan Jakob ten einde vanzes jaren, en zei tot hem: Sta op en ga uit dit land,en keer terug naar het land waar u zijt geboren enIk zal met u zijn.38. Toen stond Jakob op. Hij laadde zijn kinde-ren en vrouwen en allen die bij hem hoorden opkamelen en ging uit om te gaan naar zijn vaderIsaäk in het land Kanaän.39. Laban wist niet dat Jakob van hem wasweggegaan, want Laban was die dag zijn

schapen gaan scheren.40. Rachel stal haar vaders afgoden, en zij namze en verborg ze op de kameel waarop zij zat,en zij ging voort.41. En dit is de gewoonte met die afgoden: menneemt een man die de eerstgeborene is endoodt hem en neemt het haar van zijn hoofd,daama neemt men zout en zout het hoofd in enzalft het met olie, daarna neemt men eenkoperen plaatje of een gouden plaatje waaropmen de naam schrijft en stopt het plaatje onderzijn tong, daarna neemt men het hoofd met hetplaatje onder de tong en zet dat in huis, ensteekt er lichten voor op en buigt ervoor neer.42. Wanneer men daarvoor neerbuigt, danspreekt de afgod tot hen over alle zaken die zijhem vragen door de kracht van de naam dieerin is geschreven.43. Sommigen maken die afgoden van goud enzilver in de gestalte van mensen, en gaan tothen op gezette tijden, en de gestalten onder-gaan de invloed der sterren en vertellen hentoekomstige gebeurtenissen, en aldus waren deafgoden die Rachel van haar vader stal.44. Rachel stal die afgoden van haar vaderopdat Laban daardoor niet te weten zou komenwaar Jakob was heengegaan.45. Laban kwam thuis en hij vroeg naar Jakoben zijn gezin, en hij was nergens te vinden, enLaban zocht zijn afgoden om er achter te komenwaar Jakob was heengegaan en kon ze niet vin-den, en hij ging tot enige andere afgoden, envroeg die, en die vertelden hem dat Jakob vanhem was weggevlucht naar zijn vader in hetland Kanaän.46. Laban stond toen op en hij nam zijn broe-ders en al zijn dienaren, en hij ging uit enachtervolgde Jakob, en hij haalde hem in ophet gebergte Gilead.47. Laban zei tot Jakob: Wat is dit dat u mijhebt aangedaan om te vluchten en mijn hart testelen, en om mijn dochters te ontvoeren alsgevangenen met het zwaard.48. En u hebt mij niet toegelaten om hen te kus-sen en om hen met vreugde weg te zenden, en uhebt mijn goden gestolen en zijt weggegaan.49. Jakob antwoordde Laban, zeggende:Omdat ik bang was dat u uw dochters metgeweld van mij zoudt afnemen; en nu bij wie uuw gode? vindt die zal sterven.50. Laban zocht de afgoden en hij onderzochtal Jakobs tenten en huisraad, maar hij kon zeniet vinden.51. Laban zei tot Jakob: Wij zullen samen eenverbond maken en het zal een getuigenis zijnen indien u mijn dochters zult kwellen, ofandere vrouwen zult nemen naast mijn doch-ters, dan zal God een getuige zijn tussen mij enu in deze zaak52. Zij namen stenen en maakten een hoop, en

Page 54: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 54

Laban zei: Deze hoop is een getuigenis tussenmij en u, en daarom noemde hij die Gilead.53. Jakob en Laban offerden een offerande ophet gebergte, en zij aten bij de hoop, en zijovernachtten op het gebergte, en Laban stond's morgens vroeg op, en hij weende met zijndochters en hij kuste hen, en hij keerde wedernaar zijn plaats.54. Hij haastte zich en stuurde zijn zoon Beordie 17 jaren oud was, met Abichorof de zoonvan Uz, de zoon van Nahor, en met hen warentien mannen.55. Ze gingen haastig en passeerden Jakob opde weg. Ze gingen langs een andere weg naarhet land Seir.56. En zij kwamen tot Esau en zeiden tot hem:Aldus zegt uw broeder en verwant, uw moedersbroeder Laban, de zoon van Betuël, zeggende:57. Hebt u gehoord wat uw broeder Jakob mijheeft aangedaan, die eerst naakt en barrevoets totmij kwam, en die ik tegemoet ging, en die ik inmijn huis bracht met ere, en die ik groot maakte,en die ik mijn twee dochters tot vrouwen gaf enbovendien twee mijner dienstmaagden.58. God zegende hem vanwege mij, en hij nambuitengewoon toe, en had zonen en dochters endienaressen.59. Hij heeft ook een onmetelijke veestapel enherders, kamelen en ezels, ook zilver en goudin overvloed; en toen hij zag dat deze rijkdomtoenam toen verliet hij mij terwijl ik mijn scha-pen ging scheren, en hij stond op en vluchtte inhet geheim.60. En hij laadde zijn vrouwen en kinderen opkamelen, en leidde al zijn vee en zijn bezittin-gen weg die hij in mijn land had verkregen. Hijrichtte zijn hoofd om naar zijn vader Isaäk inhet land Kanaän te gaan.61. Hij liet mij niet toe om mijn dochters enhun kinderen te kussen, en ontvoerde mijndochters alsof zij met het zwaard waren gevan-gen genomen. Ook stal hij mijn goden envluchtte.62. Nu heb ik hem verlaten in het gebergte vande beek Jabbok, hem en allen die bij hembehoren; hij komt niets tekort.63. Indien het uw wens is om naar hem toe tegaan, ga dan en daar zult u hem vinden, en ukunt met hem doen wat uw ziel verlangt.Labans boodschappers kwamen Esau al dezedingen vertellen.64. Esau hoorde al de woorden van Labansboodschappers, en zijn toom was grotelijksgewekt tegen Jakob, en hij dacht aan zijn haat,en zijn toom brandde in hem.65. Esau haastte zich en nam zijn kinderen endienaren en de zielen zijner huishouding,zijnde 60 mannen. Hij ging al de kinderenverzamelen van de Horiet Seir met hun volkzijnde 340 mannen, en nam dit gehele aantal

van 400 man met getrokken zwaard en hij gingop Jakob af om hem te doden.66. Esau verdeelde dit aantal in verschillendeafdelingen, en hij nam de 60 mannen van zijnkinderen en dienaren en de zielen zijnerhuishouding als een afdeling en vertrouwde dietoe aan zijn oudste zoon Elifaz.67. De overige afdelingen stelde hij ondertoezicht van de zes zonen van de Horiet Seir, enhij plaatste iedere man over zijn geslachten enkinderen.68. Dit gehele leger trok er op uit, en Esau trokonder hen op tot Jakob, en hij voerde het aanmet spoed.69. Labans boodschappers verlieten Esau engingen naar het land Kanaän, en zij kwamentot het huis van Rebekka de moeder van Jakoben Esau.70. Ze vertelden haar zeggende, dat haar zoonEsau optrekt met 400 man om tegen zijnbroeder Jakob te strijden, want hij hoorde dathij op komst was, en hij is opgetrokken omtegen hem te strijden, en om hem te doden enalles te nemen wat hij bezit.71. Rebekka haastte zich en zond 72 mannenvan Isaäks dienaren om Jakob tegemoet tegaan op de weg; want zij zeiden: Esau zal onge-twijfeld strijden op de weg als hij hem ontmoet.72. Deze boodschappers gingen op weg omJakob te ontmoeten, en zij ontmoetten hem opde weg bij de beek Jabbok aan de overzijde vande beek, en Jakob zei toen hij hen zag: Dit legeris door God voor mij bestemd, en Jakobnoemde die plaats Mahanaim.73. Jakob kende al zijn vaders mensen, en hijkuste hen en omhelsde hen en kwam bij hen,en Jakob vroeg hen omtrent zijn vader enmoeder, en zij zeiden: Het was goed met hen.74. Deze boodschappers zeiden tot Jakob: Uwmoeder Rebekka heeft ons naar u toe gezon-den, zeggende: Ik heb gehoord, mijn zoon, datuw broeder Esau tegen u is opgetrokken metmannen der kinderen van de Horiet Seir.75. Daarom, mijn zoon, hoor naar mijn stem enoverleg wat u zult doen, en wanneer hij tegen uoptrekt, smeek hem dan en spreek niet verme-tel tegen hem, en geef hem een geschenk vandatgene wat u bezit en waarmee God u heeftbegunstigd.76. Wanneer hij u vraagt naar uw zaken,verberg dan niets voor hem, misschien zal hijdan terugkomen op zijn toorn jegens u en danzult u daardoor uw ziel redden, u en allen diebij u behoren, want het is uw plicht om hem teeren, want hij is uw oudere broeder.77. Toen Jakob de woorden hoorde van zijnmoeder die de boodschappers tot hem haddengesproken, verhief hij zijn stem en weendebitter, en hij deed zoals zijn moeder hem hadgeboden.

Page 55: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 55

Hoofdstuk 3232:1. Jakob zond boodschappers naar zijn broe-der Esau in het land Seir, en hij sprak smekendewoorden tot hem.2. Hij gebood hen, zeggende: Aldus zult u spre-ken tot mijn heer, tot Esau: Aldus zegt uwdienaar Jakob, laat mijn heer niet denken datmijn vaders zegen, waarmee hij mij zegende,mij ten voordele is geweest.3. Want ik was de laatste twintig jaren bijLaban, en hij bedroog mij en veranderde mijnloon tien malen, zoals het mijn heer reeds ismedegedeeld.4. Ik diende hem zeer werkzaam in zijn huis, enGod zag daarna mijn ellende, mijn arbeid en hetwerk mijner handen, en Hij deed mij genade engunst vinden in Zijn ogen.5. Daarna gewon ik door Gods genade en goed-heid ossen en ezels en vee, en dienaren endienaressen.6. Nu kom ik naar mijn land en mijn tehuis, bijmijn vader en moeder die in het land Kanaänzijn; en ik boodschapte dit mijn heer opdat ikgenade moge vinden in de ogen van mijn heer,zodat hij niet denke dat ik door mezelf rijkdomverkreeg, of dat de zegen waarmee mijn vadermij zegende mij ten voordele is geweest.7. En de boodschappers gingen tot Esau, en von-den hem op de grens van het land Edom op wegnaar Jakob, en 400 mannen der kinderen van deHoriet Seir stonden er met getrokken zwaard,8. De boodschappers van Jakob vertelden Esaual de woorden die Jakob tot hen had gesprokeninzake Esau.9. Esau antwoordde hen met trots en verach-ting, en zei tot hen: Zeker heb ik gehoord enwaarlijk is mij verteld wat Jakob Laban heeftaangedaan, die hem verheerlijkte in zijn huis enhem zijn dochters tot vrouwen gaf, en dat hijzonen en dochters verwekte, en overvloedigtoenam in voorspoed en rijkdom in Labans huisdoor zijn toedoen.10. Nu hij zag dat zijn voorspoed overvloedigwas en zijn rijkdom groot, toen vluchtte hij metalles wat bij hem hoorde uit Labans huis, en hijvoerde Labans dochters weg van het aangezichtvan hun vader als gevangenen met het zwaard,zonder hem er iets van te zeggen.11. Niet alleen met Laban heeft Jakob aldusgedaan, maar ook met mij, en hij heeft mij tweemalen verdrongen, en moet ik dan zwijgen?12. Daarom nu ben ik vandaag met mijn legerop weg om hem tegemoet te gaan, en ik zal methem doen overeenkomstig mijn hartenwens.13. De boodschappers kwamen terug bij Jakoben zeiden tot hem: Wij kwamen tot uw broeder,tot Esau en wij vertelden hem al uw woordenen aldus antwoordde hij ons, en zie, hij trekt utegemoet met 400 man.

14. Nu dan weet en overweeg wat u zult doen,en bid tot God opdat Hij u van hem bevrijde.15. Toen hij de woorden hoorde van zijn broe-der die hij had gesproken tot de boodschappersvan Jakob, was Jakob zeer bevreesd en bang.16. Jakob bad tot de Heer zijn God, en hij zei:Och Heer God van mijn vaderen Abraham enIsaäk, U zei tot mij toen ik wegging uit mijnvaders huis, zeggende:17. Ik ben de Heer God van uw vader Abrahamen de God van Isaäk; aan u zal Ik dit landgeven en aan uw zaad na u, en Ik zal uw zaadmaken als de sterren des hemels en u zult uit-breken naar de vier zijden des hemels en in uwzaad zullen al de families der Aarde gezegendworden.18. U hebt Uw woorden waargemaakt, en gafmij rijkdommen en kinderen en vee, en deliefste wensen mijns harten vervulde U voorUw dienaar; U gaf mij alles wat ik U vroeg,zodat ik niets tekort kwam.19. Daarna zei U tot mij: Keer terug naar uwouders en naar uw geboorteplaats en Ik zalvoortgaan met het wel te maken voor u.20. Nu ben ik gegaan, en U hebt mij bevrijdvan Laban, en nu zal ik vallen in de handen vanEsau die mij zal doden, ja, tezamen met demoeders mijner kinderen.21. Daarom oh Heer God bevrijd mij, bid ik U,ook uit de handen van mijn broeder Esau, wantik vrees hem.22. Indien er in mij geen rechtvaardigheid is,doe het dan terwille van Abraham en van mijnvader Isaäk.23. Want ik weet dat ik door vriendelijkheid engenade deze voorspoed ondervond; nu daaromsmeek ikV om mij deze dag te bevrijden doorUw goedheid en om mij te antwoorden.24 Jakob eindigde met tot de Heer te bidden,en hij verdeelde de mensen die bij hem warenmet de kudden en het vee in twee heiren, en hijvertrouwde het ene heir toe aan de zorg vanDamasek de zoon van Abrahams dienaarEliëzer met zijn kinderen, en het andere heirvertrouwde hij toe aan de zorg van Elianus dezoon van Eliëzer met zijn kinderen.25. En hij gebood hen, zeggende: Houd uwheiren op een afstand van elkaar, en kom niette dicht bij elkaar, en indien Esau tegen het eneheir komt en het slaat, dan zal het andere heirop een afstand hem ontkomen.26. Jakob bleef daar overnachten, en geduren-de de gehele nacht gaf hij zijn dienaren voor-schriften inzake de krachten (?) en zijnkinderen.27. De Heer hoorde het gebed van Jakob op diedag, en de Heer bevrijdde Jakob toen uit dehanden van zijn broeder Esau.

Page 56: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 56

28. De Heer zond vier engelen van de engelendes hemels, en zij gingen tot voor Esau enkwamen tot hem.29. Deze engelen verschenen aan Esau en zijnmensen als 2.000 mannen, rijdend op paardenvoorzien van allerhande oorlogstuig, en zij sche-nen in het oog van Esau en van al zijn mannente zijn verdeeld in vier heiren onder vier leiders.30. En het eerste heir kwam op en zij zagenEsau komen met 400 man tegen zijn broederJakob, en dit heir rende naar Esau en zijn men-sen en maakten hen doodsbang, en Esau vielvan schrik van zijn paard, en al zijn mannenscheidden zich van hem af op die plaats, wantzij waren doodsbang.31. Het gehele leger schreeuwde hen achternatoen zij van Esau wegvluchtten, en al dekrijgshaftige mannen antwoordden, zeggende:32. Zeker wij zijn de dienaren van Jakob die dedienaar is van God, en wie kan dan tegen onsstandhouden? En Esau zei tot hen: Oh, dan ismijn heer en broeder Jakob uw heer, die ik deafgelopen twintig jaren niet heb gezien, en nuik vandaag ben gekomen om hem te zien, nubehandelt u mij op deze manier?33. De engelen antwoordden hem, zeggende: Zowaar als de Heer leeft, indien Jakob waarvan uspreekt uw broeder niet was, dan hadden wij vanu en uw mensen niemand overgelaten, maarslechts vanwege Jakob zullen wij hen niets doen.34. Dit leger ging Esau en zijn mannen voorbijen het ging weg, en Esau en zijn mannen warenomtrent een mijl van hen weggegaan toen hettweede leger op hem afkwam met allerhandewapens, en ook zij deden met Esau en zijn man-nen zoals het eerste leger met hen had gedaan.35. Toen zij dit hadden verlaten om verder tegaan, zie, het derde leger kwam op hem af enzij waren allen doodsbang, en Esau viel van zijnpaard, en het gehele leger schreeuwde en zei:Zeker wij zijn de dienaren van Jakob die dedienaar is van God en wie kan standhoudentegen ons?36. Esau antwoordde hen weer, zeggende: Oh,dan is mijn heer en broeder Jakob uw heer, entwintig jaren lang heb ik zijn gelaat niet gezien,en vandaag horend dat hij op komst was gingik op weg om hem te ontmoeten, en behandeltu mij nu op deze manier?37. Zij antwoordden hem: Zo waar de Heerleeft, indien Jakob uw broeder niet was zoals uzei, dan hadden wij niets overgelaten van u envan uw mannen, maar vanwege Jakob van wieu zei dat hij uw broeder is, zullen wij ons nietmet u of met uw mannen bemoeien.38. Het derde leger ging hen ook voorbij, en hijvervolgde nog steeds zijn weg met zijn mannentot Jakob, toen het vierde leger op hem afkwam,en ook zij deden met hem en zijn mannen zoalsde anderen hadden gedaan.

39. Toen Esau het kwaad zag dat de vier enge-len hem en zijn mannen hadden aangedaan,werd hij doodsbang voor zijn broeder Jakob,en hij ging verder om hem in vrede te ontmoe-ten.40. Esau verborg zijn haat tegen Jakob, omdathij bang was voor zijn leven vanwege zijn broe-der Jakob, en omdat hij dacht dat de vier legerswaarop hij was gestoten echt Jakobs dienarenwaren.41. Jakob overnachtte die nacht met zijn diena-ren in hun legers, en met zijn dienaren besloothij om Esau een geschenk te geven van alleswat hij bij zich had, en van al zijn have; enJakob stond 's morgens op, hij en zijn mannen,en zij kozen uit het vee een geschenk voorEsau.42. Dit is de grootte van het geschenk dat Jakobkoos uit zijn kudde om dat aan zijn broederEsau te geven; en hij verzamelde 240 koppenuit de kudden, en hij nam uit de kamelen enezels elk dertig, en uit de kudden koos hij vijftigkoeien.43. Hij stelde dit alles samen tot tien kuddenper soort, en hij gaf ze aan tien zijner knechten,een voor elke kudde.44. Hij gebood hen en zei: Houd u op een af-stand van elkaar, en stel ruimte tussen de kud-den, en wanneer Esau en zij die bij hem zijn, uontmoet en u vraagt, zeggende: Wiens leger zijtu, en waarheen gaat u, en aan wie behoort ditalles voor uw aangezicht, dan zult u tot henzeggen: Wij zijn de dienaren van Jakob, en wijkomen om Esau in vrede te ontmoeten, en zie,Jakob komt achter ons aan.45. Datgene wat voor ons aangezicht is, dat iseen geschenk van Jakob aan zijn broeder Esau.46. En als zij tot u zullen zeggen waarom talmthij achter u om zijn broeder tegemoet te gaanen zijn gezicht te laten aanschouwen, dan zult utot hen zeggen: Zeker hij komt met vreugdeachter ons aan om zijn broeder tegemoet tegaan, want hij zei: Ik zal hem verzoenen methet geschenk dat naar hem toe gaat, en daarnazal ik zijn aangezicht zien; misschien zal hij mijaannemen.47. Aldus ging het gehele geschenk heen in dehand zijner dienaren, en ging voor hem uit opdie dag, en hij vernachtte die nacht met zijnlegers aan de kant van de beek Jabbok, en hijstond midden in de nacht op, en hij nam zijnvrouwen en zijn dienaressen,: en alles wat bijhem hoorde, en deed hen die nacht over debeek Jabbok trekken.48. Toen hij allen die bij hem hoorden over debeek had laten gaan, bleef Jakob alleen over, eneen man ontmoette hem, en hij worstelde methem die nacht tot de dageraad kwam, en hetgewricht van Jakobs heup werd ontwricht doorde worsteling.

Page 57: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 57

49. Toen de dageraad kwam, liet de man Jakobachter, en hij zegende hem en ging weg, enJakob ging over de beek toen de dageraadkwam, en hij was mank aan zijn heup.50. De zon kwam op toen hij de beek overtrok, enhij kwam op de plaats van zijn vee en kinderen.51. En zij (Esau en zijn mannen) gingen verdertot het midden van de dag, en terwijl zijvoortgingen werd het geschenk aangeboden52. Jakob hief zijn ogen op en keek, en zie Esaukwam in de verte aan met vele mannen, ongeveer400, en Jakob was erg bang voor zijn broeder.53. Jakob haastte zich en verdeelde zijn kinde-ren onder zijn vrouwen en zijn dienstmaagden,en zijn dochter Dina deed hij in een kist en gafhaar in de hand zijner dienaren.54. Hij ging zijn kinderen en vrouwen voor omzijn broeder te ontmoeten, en hij boog zich teraarde, ja, hij boog zich zeven malen neer totdathij zijn broeder was genaderd. God maakte datJakob voor Esau en van zijn mannen genade engratie vond, want God had het gebed van Jakobverhoord.55. De vrees van Jakob en zijn angst viel op zijnbroeder Esau, want Esau was erg bang voorJakob vanwege hetgeen de engelen Gods Esauhadden aangedaan. Esaus toom jegens Jakobwas veranderd in vriendelijkheid.56. Toen Esau Jakob op zich af zag rennen,rende hij ook naar hem toe en omhelsde hem,en hij viel hem om de hals, en zij kusten elkaaren weenden.57. God zorgde voor vrees en vriendelijkheidjegens Jakob in de harten der mannen die metEsau meekwamen, en ook zij kusten Jakob enomhelsden hem.58. Ook Elifaz, de zoon van Esau, met zijn vierbroeders, zonen van Esau, weenden met Jakob,en zij kusten en omhelsden hem, want de vreesvoor Jakob was over hen allen gevallen.59. Esau hief zijn ogen op en zag de vrouwenmet hun kroost, de kinderen van Jakob, achterJakob aanlopen en langs de weg neerbuigenvoor Esau.60. Esau zei tot Jakob: Wie zijn deze bij u mijnbroeder? Zijn zij uw kinderen of uw dienaren?En Jakob antwoordde Esau en zei: Zij zijn mijnkinderen die God in genade mij Zijn dienaarheeft gegeven.61. Terwijl Jakob sprak met Esau en zijnmannen, bekeek Esau het gehele leger, en hijzei tot Jakob: Vanwaar had u het gehele legerdat ik, gisteravond ontmoette? En Jakob zei:Om genade te vinden in de ogen mijns Heren,dat is wat God vol genade aan uw dienaar gaf.62. Het geschenk kwam voor Esau, en Jakobdrong bij Esau aan, zeggende: Neem bid ik uhet geschenk dat ik mijn heer heb gebracht.

Esau zei: Waarom zou dit mijn bedoeling zijn?Houd datgene wat u hebt voor uzelf.63. Jakob zei: Het is mijn plicht om dit alles tegeven, nu ik u heb aanschouwd en u nog steedsin vrede leeft.64. Esau weigerde om het geschenk aan tenemen, en Jakob zei tot hem: Ik smeek u mijnheer, als ik nu welgevallen in uw ogen hebgevonden neem dan mijn geschenk van mijnhand, want ik heb daarvoor uw aangezichtgezien als had ik Gods aangezicht gezien(Gen.32:30), omdat u een welgevallen aan mijhad.65. Esau nam het geschenk, en Jakob gaf aanEsau ook zilver en goud en bdellium, want hijdrong zo bij hem aan dat hij het nam.66. Esau verdeelde het vee der kudden, en hijgaf de helft aan de mannen die met hem warenmeegegaan, want hij had hen gehuurd, en deandere helft gaf hij in de handen zijnerkinderen.67. Het zilver en het goud en het bdellium gafhij in de handen van zijn oudste zoon Elifaz, enEsau zei tot Jakob: Laat ons bij u blijven, en wijzullen langzaam met u meegaan tot u met mijop mijn plaats komt, zodat .wij daar tezamenkunnen wonen.68. Jakob antwoordde zijn broeder en zei: Ikzou doen wat mijn heer tegen mij zegt, maarmijn heer weet dat de kinderen kwetsbaar zijn,en de kudden en herders met hun jongen die ikbij mij heb kunnen slechts langzaam vooruit-komen, want als men ze voort jaagt dan zoudenzij allen sterven, want u kent hun lasten en hunvermoeidheid.69. Laat daarom mijn heer zijn dienaarvoorbijgaan, en ik zal dan langzaam voort-gaan terwille van de kinderen en de kudde,tot ik kom op de plaats van mijn heer in Seir.70. Esau zei tot Jakob: Ik zal enige van de men-sen bij u achterlaten die bij mij zijn, om u tebegeleiden, en om uw vermoeidheid en lastente dragen. En hij zei: Waartoe mijn heer, indienik genade mag vinden in uw ogen stel ik hetvolgende voor:71. Zie ik zal tot u komen in Seir om daartezamen te wonen zoals u hebt gezegd; gaat udan met uw mensen want ik zal u volgen.72. Jakob zei dit tot Esau om Esau en zijnmannen bij hem weg te krijgen, zodat Jakobdaarna naar zijn vaders huis kon gaan in hetland Kanaän.72. Esau hoorde naar de stem van Jakob, enEsau keerde met de 400 mannen die bij hemwaren terug op de weg naar Seir, en Jakob enallen die bij hem hoorden gingen die dag totaan de grenzen van het land Kanaän, en bleefdaar enige tijd.

Page 58: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 58

Hoofdstuk 3333:1 Enige tijd later ging Jakob weg van de gren-zen van het land, en hij kwam tot het land Salem,dat is de stad Sichem in het land Kanaän.2. Hij kocht een deel des velds aldaar van dekinderen van Hemor, de mensen van het land,voor vijf sjekels.3. Jakob bouwde een huis voor zich, en hijspande daar zijn tent, en hij maakte huttenvoor zijn vee; daarom noemde hij die plaatsSukkoth.4. Jakob bleef een jaar en zes maanden inSukkoth.5. In die tijd gingen enige vrouwen der inwo-ners van het land naar de stad Sichem om er tedansen en om er te feesten met de dochters dermensen van de stad, en toen zij uitgingen,gingen ook Rachel en Lea, de vrouwen vanJakob, met hun gezinnen de feestvreugde vande dochters der stad bekijken.6. Ook Dina, de dochter van Jakob, ging methen mee en zag de dochters van de stad, en zijbleven daar voor die dochters terwijl al demensen van de stad bij hen stonden om hunvreugde te zien, en de gehele grootheid van destad was daar.7. Sichem, de zoon van Hemor de vorst van hetland, stond er ook om hen te zien.8. Sichem zag Dina de dochter van Jakobzittend met haar moeder voor de dochters derstad, en de jonge dochter beviel hem grotelijks,en hij vroeg daar zijn vrienden en zijn mensen,zeggende: Wiens dochter is dat die daar zitonder de vrouwen die ik in deze stad niet ken?9. Ze zeiden tot hem: Dat is zeker de dochtervan Jakob de zoon van Isaäk de Hebreeër, dieenige tijd in deze stad heeft gewoond, en toenhet bekend werd dat de dochters van het landfeest gingen maken, ging zij met haar moederen dienstmaagden bij hen zitten zoals u ziet.10. Sichem zag Dina de dochter van Jakob, entoen hij naar haar keek, kleefde zijn ziel aanDina.11. Hij liet haar met geweld halen en Dinakwam naar het huis van Sichem, waar hij haarmet geweld nam en haar onteerde. Hij hielderg veel van haar en nam haar in zijn huis.12. Zij (de vrouwen) kwamen dit bij Jakobvertellen, en toen Jakob hoorde dat Sichem zijndochter Dina had onteerd, zond Jakob twaalfzijner dienaren om Dina uit het huis van Sichemte halen, en zij gingen en kwamen tot het huisvan Sichem om Dina vandaar weg te halen.13. Toen zij kwamen, kwam Sichem naar hentoe met zijn mannen en verdreef hen van zijnhuis, en hij liet hen niet bij Dina komen, maarSichem kuste en omhelsde Dina voor hun ogen.14. De dienaren van Jakob kwamen terug envertelden hem, zeggende: Toen wij er kwamen,toen verdreven hij en zijn mannen ons, en

aldus deed Sichem met Dina voor onze ogen.15. Jakob wist ook dat Sichem zijn dochter hadonteerd, maar hij zei niets, en zijn zonen weid-den zijn vee in het veld, en Jakob zweeg totdatzij terugkwamen.16. Nog voordat zijn zonen thuiskwamen zondJakob twee dienstmaagden der dochters vanzijn dienaren om voor Dina te zorgen in hethuis van Sichem, en om bij haar te blijven.Sichem zond drie zijner vrienden naar zijnvader Hemor de zoon van Chiddekem, de zoonvan Pered, zeggende: Laat deze jonge dochtermijn vrouw worden.17. Hemor de zoon van de Heviet Chiddekemkwam naar het huis van zijn zoon Sichem, enhij zat voor hem, en Hemor zei tot zijn zoon:Sichem, is er dan geen vrouw onder de doch-ters van uw volk dat u een Hebreeuwse vrouwwilt nemen die niet van uw volk is?18. Sichem zei tot hem: Vader ik wil alleen haaren u zal haar voor mij nemen, want zij is aange-naam in mijn ogen. Hemor deed zoals wasovereengekomen met zijn zoon die hevigverliefd was op haar.19. Hemor ging uit tot Jakob om met hem tespreken over deze zaak, en toen hij het huis vanzijn zoon Sichem had verlaten en voordat hijtot Jakob kwam om met hem te spreken, zie,toen kwamen de zonen van Jakob van het veld,direct nadat zij hadden gehoord wat Sichem dezoon van Hemor had gedaan.20. De mannen ontstaken in woede vanwegehun zuster, en zij kwamen allen ziedend vankwaadheid thuis, alvorens hun vee bijeen teverzamelen.21. Zij kwamen voor hun vader zitten en zijspraken verbolgen tot hem, zeggende: Zeker,deze man en zijn huishouding is de doodschuldig, omdat de Heer onze God der geheleAarde Noach en zijn kinderen gebood dat demens nooit zal roven, noch overspel plegen; ennu heeft Sichem zowel onze zuster ontvoerd alsontucht met haar gepleegd, en niemand in destad zei er iets van.22. Zeker, u weet en begrijpt dat Sichem en zijnvader en de gehele stad het oordeel des doodsschuldig zijn vanwege datgene wat hij gedaanheeft.23. Terwijl zij met hun vader over deze zaakspraken, zie, Hemor de vader van Sichem,kwam om de woorden van zijn zoon inzakeDina tot Jakob te spreken, en hij zat voorJakob en voor zijn zonen.24. Hemor sprak: De ziel van mijn zoonSichem verlangt naar uw dochter. Ik bid u, geefhaar aan hem tot vrouwen verzwagert u metons. Geef ons uw dochters en wij zullen u onzedochters geven, en u zult met ons wonen in onsland en wij zullen een volk zijn in het land.

Page 59: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 59

25. Want ons land is erg groot, dus woont enhan-delt u daarin en verkrijgt daar bezittingen.Niemand zal u verhinderen door iets tegen u tezeggen.26. Hemor hield op te spreken tot Jakob en zijnzonen, en zie, zijn zoon Sichem kwam na henbinnen en zat voor hen.27. Sichem sprak voor Jakob en zijn zonen,zeggende: Laat mij genade vinden in uw ogendoor mij uw dochter te geven, en wat u ook totmij zult zeggen dat zal ik voor haar doen.28. Vraag mij een overvloed van bruidsschat engeschenken, en ik zal die geven, en wat u mijook zult zeggen dat zal ik doen. Wie zich tegenuw bevelen zal verzetten die zal sterven; geefmij slechts de jonge dochter tot vrouw.29. Sirneon en Levi antwoordden Hemor enzijn zoon Sichem bedrieglijk, zeggende: Alleswat u tot ons hebt gesproken dat willen wijvoor u doen.30. Onze zuster is in uw huis, maar blijf vanhaar weg totdat wij onze (groot) vader Isaäkgeboodschapt hebben in deze zaak, want wijkunnen niets doen zonder zijn toestemming31. Want hij kent de wegen van onze vaderAbraham, en wat hij tot ons zegt dat zullen wiju vertellen, en wij zullen niets voor uverbergen.32. Simeon en Levi zeiden dit tot Sichem enzijn vader om een voorwendsel te zoeken omzich te kunnen beraden omtrent wat metSichem en zijn stad moest worden gedaan indeze zaak.33. Als nu Sichem en zijn vader de woordenvan Simeon en Levi hoorden scheen het goedin hun ogen. Sichem en zijn vader gingen opweg naar huis.34. Toen zij weg waren spraken de zonen vanJakob tot hun vader, zeggende: Zie, wij wetendat deze zondaren en hun stad de doodschuldig zijn, omdat zij hebben gezondigdtegen datgene wat God gebood aan Noach enzijn kinderen en aan zijn zaad na hem.35. Voor hetgeen Sichem met onze zuster Dinadeed door haar te onteren, want zoiets verdor-vens zal onder ons niet voorkomen.36. Weet daarom en zie wat u doet, en beraad uomtrent wat met hen dient te worden gedaanom al de inwoners dezer stad te doden.37. Simeon zei tot hen: Hier is een goede raadvoor u; zeg hen dat zij al wat mannelijk isonder hen besnijden, en als zij dat niet willendoen dan zullen wij onze dochter van henweghalen en weggaan.38. Indien zij erin toestemmen dit te doen enhet ook zullen doen, dan zullen wij hen aanval-len met onze zwaarden. Als zij in pijn verkeren,als iemand die rustig en vreedzaam is, zullenwij alles doden onder hen wat mannelijk is.39. Simeons advies beviel hen, en Simeon en

Levi besloten om met hen te doen zoals wasvoorgesteld.40. De volgende morgen kwamen Sichem enzijn vader Hemor weer tot Jakob en zijn zonen,om over Dina te praten en om te horen watvoor antwoord de zonen van Jakob op hunwoorden zouden geven.41. De zonen van Jakob spraken bedrieglijk tothen, zeggende: Wij vertelden onze grootvaderIsaäk al uw woorden, en uw woorden vielen bijhem in goede aarde.42. Maar hij sprak tot ons, zeggende: Aldusgebood hem zijn vader Abraham namens Godde Heer der gehele Aarde, dat elke man die nietvan zijn nakomelingschap is en die een van zijndochters wenste te nemen, dat die al watmannelijk is en hem toebehoord zal latenbesnijden, zoals wij zijn besneden, en danmogen wij hem onze dochter tot vrouw geven.43. Wij hebben u nu alle wegenbekendgemaakt die onze vader tot ons sprak,want wij kunnen niet doen datgene waarvan utot ons hebt gesproken, om onze dochter tegeven aan een niet-besnedene, want dat is voorons een schande.44. Doch hierin zullen wij u ter wille zijn, om uonze dochter te geven, en wij zullen ons ookuwe dochters nemen. Wij zullen met u wonenen tot één volk zijn zoals u hebt gesproken.Indien u naar ons wilt luisteren, en erin toe-stemt te zijn zoals wij, om al wat mannelijk isen u toebehoort, te besnijden zoals wij zijnbesneden.45. Indien u niet naar ons wilt luisteren om alwat mannelijk is te besnijden zoals wijbesneden zijn dan zullen wij tot u komen, enonze dochter van u weg nemen en weggaan.46. Sichem en zijn vader Hemor hoorden dewoorden der zonen van Jakob, en eze zaakbeviel hen buitengewoon, en Sichem en zijnvader Hemor haastten zich om de wensen derzonen van Jakob uit te voeren, want Sichemwas dol op Dina, en zijn ziel was als vastge-klonken aan haar.47. Sichem en zijn vader Hemor haastten zichnaar de stadspoort, en zij verzamelden al demannen van hun stad en vertelden hen al dewoorden der zonen van Jakob zeggend:48. Wij kwamen tot deze mannen, de zonenvan Jakob, en wij spraken tot hen inzake hundochter, en deze mannen zullen erin toestem-men om te doen overeenkomstig onze wensen,en zie ons land is ruim genoeg voor hen, en zijzullen erin wonen en erin handelen, en wijzullen een volk zijn; wij zullen hun dochtersnemen, en onze dochters zullen wij hun totvrouwen geven.49. Maar deze mannen zullen dit slechtstoestaan op deze voorwaarde dat al watmannelijk is onder ons worde besneden zoals

Page 60: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 60

zij besneden zijn, zoals hun God hen heeftgeboden, en indien wij hebben gedaan over-eenkomstig hun voorschriften van de besnijde-nis dan pas zullen zij onder ons wonen teza-men met hun vee en bezittingen, en wij zullentot een volk zijn met hen.50. Toen al de mannen der stad de woordenhoorden van Sichem en zijn vader Hemor,waren al de mannen gewillig om op dit voorstelin te gaan, en zij stemden er in toe om teworden besneden, want Sichem en zijn vaderHemor werden door hen zeer geacht omdat zijde vorsten van het land waren.

51. De volgende dag stonden Sichem en zijnvader Hemor 's morgens vroeg op, en zijverzamelden al de mannen van hun stad in hetcentrum van de stad, en zij riepen de zonen vanJakob, die op die en op de daaropvolgende dagalle mannen besneden.52. Zij besneden Sichem en zijn vader Hemoren de vijf broeders van Sichem, en toen stondiedereen op en ging naar huis, want deze zaakwas vanwege de Heer tegen de stad Sichem, envanwege de Heer was Simeons raad in dezezaak zodat de Heer de stad Sichem zou overle-veren in de handen van Jakobs twee zonen.

Hoofdstuk 3434: 1. Het aantal van al wat mannelijk was endat werd besneden was 645 mannen en 246kinderen.2. Maar Chiddekem de zoon van Pered, devader van Hemor, en zijn zes broeders, wildenniet luisteren naar Sichem en zijn vader Hemor.Zij wilden niet worden besneden, want hetvoorstel der zonen van Jakob was walgelijk inhun ogen. Hun woede werd opgewekt doordatde mensen van de stad niet naar hen haddengeluisterd.3. In de avond van de tweede dag vonden zij(Sichems aanhangers) acht kinderen die nietwaren besneden, want hun moeders haddenhen verborgen voor Sichem en zijn vaderHemor, en voor de mannen der stad.4. Sichem en zijn vader Hemor lieten hen voorzich brengen om te worden besneden, toenChiddekem en zijn zes broeders op hentoesprongen met hun zwaarden, en henzochten te doden.5. Zij zochten ook Sichem en zijn vader Hemorte doden, en zij zochten Dina met hen te doden,vanwege deze zaak.6. Ze vroegen: Wat is dit dat u gedaan hebt?Zijn er geen vrouwen onder de dochters van uwbroederen de Kanaänieten, dat u dochters derHebreeërs tot u wilt nemen, die u voordien nietkende, en dat u deze handeling wilt doen dieuw vaderen u nooit hebben bevolen?7. Denkt u door uw daden te zullen slagen? Enwat wilt u in deze zaak antwoorden tot uwbroederen de Kanaänieten, die morgen zullenkomen en u over deze zaak vragen stellen?8. Indien uw handeling niet recht en goed zalschijnen in hun ogen, wat wilt u dan doen vooruw leven, en wij voor ons leven, doordat u nietnaar onze stemmen hebt geluisterd?9. Als de inwoners des lands en al uw broederende kinderen van Cham zullen horen van dezehandeling, zeggende:10. Vanwege een Hebreeuwse vrouw dedenSichem en zijn vader Hemor, en al de inwonersvan hun stad, datgene waarmee zij niet bekendwaren en wat hun voorouders hen nooit

geboden hadden. Waarheen wilt u vluchten, ofwaar uw schaamte verbergen, al uw dagen vooruw broederen de inwoners van het landKanaän?11. Daarom nu kunnen wij niet het hoofdbieden aan deze zaak die u gedaan hebt, nochkunnen wij worden belast met dit juk op ons,dat onze voorouders ons niet hebben geboden.12. Zie, morgen zullen wij al onze broederengaan verzamelen, de Kanaänitische broederendie in het land wonen, en wij zullen allen komenen u doden en al degenen die in u vertrouwen,zodat er niemand overblijft van u of van hen.13. Toen Hemor en zijn zoon Sichem en al demensen der stad de woorden hoorden vanChiddekem en zijn broeders, toen waren zijverschrikkelijk bang voor hun leven bij dezewoorden, en het berouwde hen wat zij haddengedaan.14. Sichem en zijn vader Hemor antwoorddenhun vader Chiddekem en zijn broederen, en zijzeiden tot hen: Al de woorden die u tot onshebt gesproken zijn waar.15. Zeg nu niet, noch denk in uw harten, dat wijop grond van liefde voor de Hebreeërs dezezaak deden die onze voorouders ons niethebben geboden.16. Maar omdat wij zagen dat het niet in hunbedoeling lag en dat het niet hun wens was omin te gaan op onze wensen in zake hun dochterdie wij hadden genomen, behoudens op dezevoorwaarde, daarom luisterden wij naar hunstemmen en deden deze handeling die u zag,teneinde onze wens van hen gedaan te krijgen.17. Wanneer wij onze wens van hen gedaanhebben gekregen, dan zullen wij naar henterugkeren en met hen doen wat u tot ons zegt.18. Wij smeken u daarom om te wachten en tedralen totdat ons vlees geheeld zal zijn en wijweer sterk zijn geworden, en wij zullen dantezamen tegen hen optrekken, en met hen doenwat in uw harten is en in de onze.19. Dina de dochter van Jakob hoorde al dezewoorden die Chiddekem en zijn broedershadden gesproken, en wat Hemor en zijn zoon

Page 61: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 61

Sichem en de mensen van hun stad haddengeantwoord.20. Zij haastte zich en zond een van haardienstmaagden, die haar vader naar haar hadtoegestuurd om op haar te passen in het huisvan Sichem, tot haar vader Jakob en tot haarbroeders, zeggende:21. Aldus adviseerden Chiddekem en zijnbroeders met betrekking tot u, en aldusantwoordden hen Hemor en Sichem en demensen der stad.22. Toen Jakob deze woorden hoorde, was hijvervuld van toorn en hij was zeerverontwaardigd over hen.23. Simeon en Levi zwoeren en zeiden: Zowaarlijk de Heer leeft, de God der geheleAarde, morgen om deze tijd zal er in de gehelestad niemand overgebleven zijn.24. Twintig jonge mannen die niet besnedenwaren hadden zichzelf verborgen, en dezejonge mannen vochten tegen Simeon en Levi,en Simeon en Levi doodden achttien van hen,en twee vluchtten van hen weg en ontsnaptenin enige slijkputten in de stad. Simeon en Levizochten wel, maar konden hen niet vinden.25. Simeon en Levi liepen verder rond in destad, en zij doodden al de mensen van de staddoor de scherpte des zwaards en lietenniemand in leven.26. Er ontstond grote verwarring in hetcentrum van de stad, en het geschreeuw van demensen der stad steeg ten hemel, en al devrouwen en kinderen schreeuwden luid.27. Simeon en Levi sloegen de gehele stad enlieten geen mannelijk persoon in leven.28. Ze doodden Hemor en zijn zoon Sichemmet de scherpte des zwaards, en zij haaldenDina uit Sichems huis en zij gingen weg.29. De zonen van Jakob gingen en keerdenterug, en kwamen over de verslagenen en plun-derden al hun have in de stad en op het veld.30. Terwijl zij de buit namen, wierpen 300mannen stof op hen en gooiden hen metstenen, waarop Simeon zich omkeerde en henallen doodde met de scherpte van het zwaard.Simeon keerde terug bij Levi en kwam in destad (Sichem).31. En zij namen hun schapen en hun ossen enhun vee, en ook wat er over was van devrouwen en kinderen, en zij leidden deze allenweg, en zij openden een poort en gingen eruiten kwamen vol energie tot hun vader Jakob.32. Jakob zag wat zij met de stad haddengedaan, en de buit die zij hadden genomen. Hijwerd erg kwaad en zei: Wat is dit dat u mij hebtaangedaan? Zie, ik had rust onder de Kanaäni-tische inwoners des lands, en geen van henbemoeide zich met mij.33. Nu hebt u mij gehaat gemaakt bij de inwo-ners des lands, bij de Kanaänieten en Ferezie-

ten, en ik ben slechts weinig in getal, en zijzullen zich allen tegen mij verzamelen en mijdoden wanneer zij horen van uw werken,tezamen met hun broeders, en ik met mijnhuishouding zal verdelgd worden.34. Simeon en Levi en al hun broeders met henantwoordden hun vader Jakob en zeiden tothem: Zie wij leven in het land, en zal Sichemdit met onze zuster doen? En waarom zwijgt ugeheel en al over wat Sichem heeft gedaan? Enmoet hij soms met onze zuster doen zoals meteen hoer op straat?35. Het aantal vrouwen dat Simeon en Levi ge-vangen namen in de stad Sichem en die zij nietdoodden was 85 die geen man hadden gekend.36. Onder hen was een jonge vrouw die eenknappe verschijning was, met de naam Buna,en Simeon nam haar tot vrouw. Het aantalmannen dat zij gevangen namen en nietdoodden was 47, en de rest doodden zij.37. Alle jonge mannen en vrouwen, die Simeonen Levi gevangen hadden genomen in de stadSichem, werden dienaren der zonen van Jakoben van hun kinderen na hen, totdat de zonenvan Jakob uitgingen uit het land Egypte.38. Toen Simeon en Levi de stad warenuitgegaan, stonden de twee jongemannen opdie waren achtergelaten en zichzelf in de stadhadden verborgen en die niet stierven met demensen der stad. Deze jongemannen gingen destad in en liepen erin rond, en troffen de stadaan verlaten door alle mannen en met slechtshuilende vrouwen. Deze jongemannen riepenuit en zeiden: Dit is het kwaad dat de zonenvan Jakob de Hebreeër deze stad aandeed dooreen der Kanaänitische steden te vernietigenzonder bang te zijn voor hun leven in het landKanaän.39. Deze mannen verlieten de stad en gingennaar de stad Tapnach, en zij kwamen daar envertelden de inwoners van Tapnach alles wathen was overkomen, en alles wat de zonen vanJakob met de stad Sichem hadden gedaan.40. De mededeling bereikte koning Jashub vanTapnach, en hij zond mensen naar de stadSichem om deze jongemannen te zien, want dekoning geloofde hen niet met dit verhaal,zeggende: Hoe konden twee mannen zo'n grotestad als Sichem verwoesten?41. De boodschappers van Jashub keerdenterug en vertelden: Wij kwamen in de stad, enzij is vernietigd. Er is geen man meer over,maar slechts huilende vrouwen. Er zijn geenkudde of vee meer want alles wat in de stadwas hebben de zonen van Jakob meegenomen.42. Jashub verwonderde zich hierover,zeggende: Hoe konden slechts twee mannenzo'n grote stad vernietigen, en zonder datiemand tegen hen kon standhouden?43. Want iets dergelijks is er niet geweest

Page 62: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 62

sedert de dagen van Nimrod, en zelfs niet inhet verre verleden is er zoiets geweest; enkoning Jashub van Tapnach zei tot zijn volk:Wees moedig en wij zullen gaan strijden tegendeze Hebreeërs, en met hen doen zoals zij metde stad deden, en wij zullen de zaak van demensen der stad wreken.44. Koning Jashub van Tapnach beraadde zichmet zijn raadgevers over deze zaak, en zijnraadgevers zeiden tot hem: Alleen zult u deoverhand niet krijgen over de Hebreeërs, wantzij moeten krachtig zijn om dat werk met degehele stad te doen.45. Indien twee van hen de gehele stadverwoestten en niemand zich tegen hen konhandhaven, dan zullen zij allen tegen onsopstaan en ons zodra we tegen hen optrekkenvernietigen.46. Maar indien u alle koningen om ons heenlaat verzamelen, dan zullen wij met hen gaanstrijden tegen de zonen van Jakob; dan zult ude overhand hebben tegen hen.47. Jashub hoorde de woorden van zijn raadge-vers, en hun woorden bevielen hem en zijnvolk. Hij deed aldus. Koning Jashub vanTapnach boodschapte aan alle koningen derAmorieten die Sichem en Tapnach omringden,zeggende:48. Trek met mij op en help mij, en wij zullenJakob de Hebreeër en al zijn zonen doden en zovan de Aarde verdelgen, want aldus handeldehij met de stad Sichem of weet u daar niet van?49. En al de koningen der Amorieten hoordenhet kwaad dat de zonen van Jakob haddengedaan met de stad Sichem, en zij waren zeerverbaasd over hen.50. De zeven koningen der Amorieten verza-melden zich met al hun legers, ongeveer10.000 man met getrokken zwaard, en zijtrokken op ten strijde tegen de zonen vanJakob; en Jakob hoorde dat de koningen derAmorieten zich hadden verzameld om testrijden tegen zijn zonen, en Jakob was ergbang, en het smartte hem.51. Jakob riep uit tegen Simeon en Levi, zeg-gende: Wat is dit voor een handeling die u hebtgedaan? Waarom hebt u mij beroerd, door alde kinderen van Kanaän tegen mij in hetharnas te jagen en mij te verdelgen en mijnhuishouding? Want ik had rust, ik en mijnhuishouding, en u hebt mij deze zaak aange-daan, en de inwoners des lands tegen mijopgezet door uw handelwijze.52. Juda antwoordde zijn vader, zeggende: Washet voor niets dat mijn broeders Simeon enLevi al de inwoners van Sichem doodden?Zeker, het was omdat Sichem onze zuster hadvernederd, en had gezondigd tegen het gebodvan onze God tot Noach en zijn kinderen, wantSichem nam onze zuster weg door middel van

geweld, en pleegde overspel met haar.53. Sichem deed al dit kwaad en niet een derinwoners van zijn stad kwam tussenbeide doorte zeggen: Waarom wilt u dit doen? Zeker,daarvoor gingen mijn broeders en doodden destad, en de Heer leverde haar in onze handenomdat haar inwoners hadden gezondigd tegende geboden van onze God. Is het dan voor nietsdat zij dit alles hebben gedaan?54. Waarom zijt u nu bang of in angst, enwaarom zijt u ontevreden over mijn broeders,en waarom is uw toom gewekt tegen hen?55. Zeker zal onze God, die de stad Sichem enhaar mensen in onze handen leverde, óók al deKanaänitische koningen in onze handen leve-ren wanneer zij tegen ons optrekken, en wijzullen met hen doen zoals mijn broeders metSichem deden.56. Wees dus kalm tegen hen en vrees niet,doch vertrouw in de Heer onze God, en bid totHem om ons bij te staan en ons te bevrijden,en om onze vijanden in onze handen over televeren.57. Juda riep tot een van zijn vaders dienaren:Ga nu kijken waar deze koningen, die tegen onsoptrekken, zich bevinden met hun legers.58. De dienaar ging en keek in de verte, en gingop tegenover de berg Sihon, en zag al de legersder koningen in het veld staan, en hij keerdeterug tot Juda en zei: Zie de koningen bevindenzich met al hun legers in het veld, een uitzon-derlijk groot aantal mensen gelijk het zand vande zee.59. Juda zei tot Simeon en Levi en de anderebroers: Wees sterk en moedig, want de Heeronze God is met ons; vrees hen niet.60. Sta vast elke man, uitgerust met zijn strijd-gerei, zijn boog en zijn zwaard, en wij zullenten strijde trekken tegen deze onbesnedenen,de Heer is onze God, Hij zal ons redden.61. Zij stonden op, en ieder gordde zich metzijn strijdgerei, groot en klein, elf zonen vanJakob, en al de dienaren van Jakob met hen.62. Alle dienaren van Isaäk die bij Isaäk inHebron waren, allen kwamen tot hen, uitgerustmet alle soorten strijdgerei, De zonen vanJakob en hun dienaren, 112 man sterk, trokkenop tegen deze koningen, en ook Jakob ging methen mee.63. De zonen van Jakob boodschapten hunvader Isaäk de zoon van Abraham te Hebrondat Kirjat-Arba is, zeggende:64. Bid, zo smeken wij u tot de Heer onze God,om ons te beschermen tegen de handen derKanaänieten die tegen ons ten strijde trekken,en om hen in onze handen te leveren.65. Isaäk de zoon van Abraham bad tot de Heervoor zijn zonen, en hij zei: Och Heer God, Ubeloofde mijn vader, zeggende: Ik zal uw zaadvermenigvuldigen als de sterren des hemels, en

Page 63: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 63

U beloofde het ook mij, en vestigt U Uw woord,nu de koningen van Kanaän samenspannen omoorlog te voeren tegen mijn kinderen omdat zijgeen geweld pleegden (?).66. Daarom oh Heer, God der gehele Aarde,buig de raad van deze koningen om, opdat zijniet tegen mijn zonen strijden.67. Doordrenk de harten van deze koningen envan hun mensen met grote vrees voor mijnzonen. Breek hun trots, en dat zij zich afkerenvan mijn zonen.68. Bevrijd mijn zonen en hun dienaren vanhen met Uw sterke hand en uitgestrekte arm,want kracht en macht om dit alles te doen zijnin Uw handen.69. De zonen van Jakob en hun dienaren trok-ken op tegen deze koningen. Zij vertrouwden

op de Heer hun God, en terwijl zij optrokken,bad ook hun vader Jakob tot de Heer en zei:Oh Heer God, machtige en verheven God, Gijdie van ouds hebt geregeerd, van toen af aan,tot nu, toe voor altijd.70. U zijt het die oorlogen doet uitbreken endie doet ophouden, in Uw hand is de kracht ende macht om te verheffen en om neer te halen;ph moge mijn gebed aanvaardbaar zijn voor U,dat U met Uw genade tot mij moogt keren, omde harten dezer koningen en hun mensen tedoordringen met de vreze voor mijn zonen, enverschrik hen en hun legers, en bevrijd met Uwvriendelijkheid al diegenen die in Uvertrouwen, want U zijt het die mensen onderonze bescherming kunt brengen en volkerenonder onze macht.

Hoofdstuk 3535:1. Alle koningen der Amorieten kwamen hunplaats innemen in het veld om zich te beradenmet hun raadgevers omtrent wat er gedaan moestworden met de zonen van Jakob, want zij warennog steeds bang voor hen, zeggende: Zie, tweevan hen doodden de gehele stad Sichem.2. De Heer hoorde de gebeden van Isaäk enJakob, en Hij vervulde de harten van al dezekoninklijke raadgevers met grote angst en vreeszodat zij eenstemmig uitriepen:3. Zijt u dwaas vandaag, of is er geen begrip inu, dat u wilt strijden met de Hebreeërs, enwaarom wilt u behagen scheppen in uw eigenvernietiging vandaag?4. Zie, twee van hen kwamen naar de stadSichem zonder vrees of angst, en zij doodden alde inwoners der stad, zodat niemand tegen henopstond, en hoe zult u in staat zijn om tegenhen allen te strijden?5. U weet zeker dat hun God buitengewoon ophen is gesteld, en machtige dingen voor hen heeftgedaan zoals er geen zijn gedaan in vroeger tij-den, en onder al de goden der volkeren is er nieteen die Zijn machtige daden kan doen.6. Zeker, Hij bevrijdde hun vader Abraham uitde handen van Nimrod en van al zijn mensen,die vele malen hadden geprobeerd om hem tedoden.7. Hij bevrijdde hem ook uit het vuur waarinkoning Nimrod hem had geworpen, en zijn Godbevrijdde hem daaruit.8. Wie anders kan iets dergelijks doen? Zeker,het was Abraham die de vijf koningen vanElam versloeg toen zij zijn broeders zoonhadden meegenomen, die in die dagen inSodom woonde.9. Hij nam zijn trouwe huisdienaar en enigevan zijn mannen, en zij vervolgden dekoningen van Elam in een nacht en doodden(velen van) hen, en stelde zijn broeders zoonweer in het bezit van al zijn have die zij hem

hadden ontnomen.10. U weet zeker dat de God van deze Hebreeërszeer op hen gesteld is en zij op Hem. Want zijweten dat Hij hen bevrijdde van al hunvijanden.11. En zie, door zijn liefde tot God namAbraham zijn enige dierbare zoon en was vanplan om hem voor zijn God als brandoffer teofferen, en indien God het hem niet hadverhinderd dan zou hij het hebben gedaan uitliefde tot zijn God.12. God zag al zijn werken, en zwoer hem, enbeloofde hem dat Hij zijn zonen en al zijn zaadzou bevrijden uit elke verdrukking die hen zouoverkomen, omdat hij deze zaak had gedaan,en door zijn liefde tot zijn God smoorde hij zijnmededogen tot zijn kind (?).13. Hebt u niet gehoord wat hun God deed metkoning farao van Egypte, en met koning Abime-lek van Gerar, toen zij Abrahams huisvrouwnamen die zei dat zij zijn zuster was opdat zijhem niet om haar zouden doden toen zij eroverdachten om haar tot vrouw te nemen? En Goddeed met hen en hun volk al wat u hoorde.14. Wijzelf zagen met eigen ogen hoe Esau, debroeder van Jakob, tot hem kwam met 400man, met het doel om hem te doden, want hijherinnerde zich dat hij zijn vaders zegen hadweggenomen.15. Hij ging hem tegemoet toen hij uit Syriëkwam, om de moeder met de kinderen tedoden, en wie anders bevrijdde hem uit dienshanden dan zijn God op wie hij vertrouwde? Hijbevrijdde hem uit de handen van zijn broederen ook uit de handen van zijn vijanden, en Hijzal hem zeker weer beschermen.16. Wie weet niet dat het hun God was die henmet kracht bezielde om het kwaad te bedrijvenmet de stad Sichem waarvan u hebt gehoord?17. Was het dan met hun eigen kracht dat tweemannen zo'n grote stad als Sichem konden

Page 64: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 64

vernietigen indien zij niet op hun God haddenvertrouwd? Hij (God) zei en deed dit alles voorhen om de inwoners der stad in hun eigen stadte doden.18. Kunt u dan de overhand verkrijgen overhen, u die tezamen uit uw stad (steden) zijtgekomen om te strijden met hen allen, zelfsindien het duizendvoudige van uw macht u tehulp zou snellen?19. Zeker, u weet en begrijpt dat u niet strijdtmet hen, maar dat u oorlog moet voeren methun God die hen heeft verkoren, en u zijtdaarom vandaag allen opgekomen om teworden vernietigd.20. Laat daarom af van dit onheil, waarnaar ustreeft om dat over u te brengen, en het zalbeter voor u zijn om niet tegen hen ten strijdete trekken, ofschoon zij slechts weinig in getalzijn, omdat hun God met hen is.21. Toen de koningen der Ainorieten al dewoorden hoorden van hun raadgevers, warenhun harten vervuld van angst, en zij waren

bang voor de zonen van Jakob en wilden niettegen hen strijden.22. Ze neigden hun oor naar de woorden vanhun raadgevers, en zij luisterden naar al hunwoorden, en de woorden der raadgevers bevie-len de koningen grotelijks, en zij deden aldus.23. De koningen keerden terug en zagen af vande zonen van Jakob, want zij durfden hen niette naderen om oorlog met hen te zoeken. Zijwaren erg bang voor hen en hun harten smol-ten in hen vanwege de vrees voor hen.24. Want dit kwam bij hen voort uit de Heer,want Hij hoorde de gebeden van Zijn dienarenIsaäk en Jakob, want zij vertrouwden in Hem;en al die koningen keerden die dag terug methun legers, elk naar zijn eigen stad, en zijstreden toen niet met de zonen van Jakob.25. De zonen van Jakob bleven die dag op hunplaats tegenover de berg Sihon tot de avond, entoen zij zagen dat deze koningen niet tegen henkwamen strijden, keerden de zonen van Jakobterug naar huis.

Hoofdstuk 3636: 1. In die tijd verscheen de Heer aan Jakob,zeggende: Sta op, trek op naar Bethel en woonaldaar, en maak daar een altaar voor de Heerdie aan u verscheen, die u en al uw zonenbevrijdde uit moeilijkheden.2. Jakob stond op met zijn zonen en allen diebij hem hoorden, en zij gingen en kwamen inBethelovereenkomstig het woord des Heren.3. Jakob was 99 jaren oud toen hij naar Betheltrok, en Jakob en zijn zonen en al de mensendie bij hem waren woonden in Bethel in Luz,en hij bouwde daar een altaar voor de Heer diehem verscheen, en Jakob en zijn zonenwoonden zes maanden in Bethel.4. In die tijd stierf Debora de dochter van Uz,de voedster van Rebekka, die bij Jakob wasgeweest. Jakob begroef haar beneden Bethelonder een eik die daar was.5. Rebekka de dochter van Betuël, de moedervan Jakob, stierf ook in die tijd te Hebron, dathetzelfde is als Kirjat-Arba, en zij werd begra-ven in de spelonk van Makpela die Abrahamhad gekocht van de kinderen van Heth.6. Het leven van Rebekka was 130 jaren en zijstierf, en toen Jakob hoorde dat zijn moederRebekka dood was, weende hij bitter over zijnmoeder, en rouwde voor haar en voor haarvoedster Debora onder de eik, en hij noemdedie plaats Allon Bachluth.7. Ook Laban de Syriër stierf in die dagen, wantGod doodde hem omdat hij zondigde tegen hetverbond dat bestond tussen hem en Jakob.8. Jakob was 100 jaren oud toen de Heer hemverscheen, en hem zegende en hem Israëlnoemde, en Rachel de vrouw van Jakob werdzwanger in die dagen.

9. En in die tijd reisden Jakob en allen die bijhem hoorden van Bethel naar zijn vaders huiste Hebron.10. Terwijl zij op weg waren, vlak voor Efrata,baarde Rachel een zoon, en zij had een zwarebevalling waarbij ze stierf.11. Jakob begroef haar langs de weg naar Efrata,dat is Bethlehem, en hij richtte een gedenkzuilop boven haar graf, dat daar nog is tot op dezedag; en de dagen van Rachel waren 45 jaren enzij stierf.12. Jakob noemde zijn zoon die hem was gebo-ren, en die Rachel hem baarde, Benjamin wanthij was hem geboren in het land aan de rechterhand (?).13. En het was na de dood van Rachel datJakob in de tent van zijn dienstmaagd Bilhaging wonen.14. Ruben trok dit zich aan vanwege zijn moe-der Lea, en hij was vervuld met toom. In zijntoom stond hij op en ging in de tent van Bilhaen haalde zijn vaders bed weg.15. In die tijd werd het eerstgeboorterecht,tezamen met de koninklijke en priesterlijkewaardigheden, weggenomen van de zonen vanRuben omdat hij (Ruben) zijn vaders bed hadgeschonden, en het eerstgeboorterecht werdgegeven aan Jozef, het koningschap aan Juda,en het priesterschap aan Levi, omdat Rubenzijn vaders bed had geschonden.16. Dit zijn de geslachten van Jakob die hemwerden geboren in Paddan-Aram. Het aantalzonen van Jakob was twaalf.17. De zonen van Lea waren: Ruben de eerst-geborene, Simeon, Levi, Juda, Issaschar,Zebulon en hun zuster Dina. De zonen van

Page 65: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 65

Rachel waren Jozef en Benjamin.18. De zonen van Zilpa, Leas dienstmaagd,waren Gad en Aser. De zonen van Bilha,Rachels dienstmaagd, waren Dan en Naftali.Deze zijn de zonen van Jakob die hem werdengeboren in Paddan-Aram.19. Jakob en zijn zonen, en allen die bij hemhoorden, reisden en kwamen te Mamre, dat isKirjat-Arba, dat is Hebron, waar Abraham enIsaäk woonden, en Jakob woonde met zijnzonen en allen die bij hem hoorden bij zijnvader te Hebron.20. En zijn broeder Esau en zijn zonen, en allendie bij hem hoorden, gingen naar het land Seiren woonden daar, en hadden bezittingen in hetland Seir, en de kinderen van Esau warenvruchtbaar en vermenigvuldigden zichbuitengewoon in het land Seir.21. Deze zijn de geslachten van Esau die hemwerden geboren in het land Kanaän. Het aantalzonen van Esau was vijf.22. Ada baarde Esau zijn eerstgeborene Elifaz,en zij baarde hem ook Rehuël, en Alibamabaarde hem Jehus, Jaälam en Korach.23. Deze zijn de kinderen van Esau die hemwerden geboren in het land Kanaän. De zonenvan Elifaz de zoon van Esau waren: Teman,Omar, Zefo, Gaëtam, Kenaz en Amalek. Dezonen van Rehuël waren: Nahath, Zerah,Samma en Mizza.24. De zonen van Jehus waren: Timna, Alva enJetheth. De zonen van Jaälam waren: Allah,Phinon en Kenaz.25. De zonen van Korach waren: Teman,Mibzar, Magdiel en Eram. Deze zijn de familiesder zonen van Esau naar hun vorstendommenin het land Seir.26. Dit zijn de namen der zonen van Seir deHoriet, inwoners van het land Seir: Lotan,Sobal, Zibeon, Ana, Dison, Ezer en Disan,zijnde zeven zonen.27. De kinderen van Lotan waren: Hori,Heman en hun zuster Timna, dat is Timna diekwam tot Jakob en zijn zonen, en zij wildenniet naar haar luisteren, en zij ging weg enwerd een bijvrouw van Elifaz de zoon van Esau,en zij baarde hem Amalek.28. De zonen van Sobal waren: Alvan,Manahath, Ebal, Shefo en Onam. De zonen vanZibeon waren Aja en Ana, dit was de Ana die deYemin in de woestijn vond toen hij de ezels vanzijn vader Zibeon weidde.

29. Tijdens het weiden van zijn vaders ezels,leidde hij hen verschillende keren naar dewoestijn om hen te voeden.30. Er was een dag dat hij hen leidde naar eender woestijnen aan het strand der zee,tegenover de woestijn der mensen. Toen hijhen weidde, zie, toen kwam er een hevigestorm van de andere kant der zee en overvielde ezels die daar graasden.31. Daarna kwamen er uit de woestijn aan deandere kant der zee ongeveer 120 groteverschrikkelijke dieren, en zij kwamen allennaar de plaats waar de ezels waren, en zijzetten zich daar neer.32. En die dieren hadden, vanaf hun middelnaar beneden, het uiterlijk van de kinderen dermensen; en vanaf hun middel naar bovenhadden sommigen het uiterlijk van beren, ensommigen het uiterlijk van de keephas (?) metstaarten achter hen tussen hun schouders dietot de aarde reiken zoals de staarten van deducheephath (soort kangoeroe?), en dezedieren klommen op de ezels en reden erop enleidden hen weg en verdwenen ermee tot opdeze dag.33. Een dezer dieren naderde Ana en sloeg hemmet zijn staart, en vluchtte toen van die plaats.34. Toen hij dit zag werd hij buitengewoonbevreesd voor zijn leven en vluchtte en ont-snapte naar de stad (?).35. Hij verhaalde zijn zonen en broeders alleswat hem was overkomen, en vele mannengingen op zoek naar de ezels maar konden henniet vinden, en Ana en zijn broeders gingenvanaf die dag niet meer naar die plek, want zijwaren erg bang voor hun leven.36. De kinderen van Ana de zoon van Seirwaren Dison en zijn zuster Aholibama; en dekinderen van Dison waren: Hemdan, Esban,Jithran en Keran. De zonen van Ezer waren:Bilham, Zaävan en Akan. De zonen van Disanwaren Uz en Aran.37. Deze zijn de families van de kinderen van deHoriet Seir, naar hun vorsten in het land Seir.38. Esau en zijn Kinderen woonden in het landvan de Horiet Seir, de inwoner van het land, enzij hadden er bezittingen en waren vruchtbaaren vermenigvuldigden zich buitengewoon; enJakob en zijn kinderen en allen die bij henhoorden woonden met hun vader Isaäk in hetland Kanaän zoals de Heer hun vader Abrahamhad geboden.

Hoofdstuk 3737:1. Het 105e levensjaar van Jakob was hetnegende jaar van Jakobs verblijf met zijnkinderen in het land Kanaän sedert hij uitPaddan-Aram kwam.2. In die dagen reisde Jakob met zijn kinderenuit Hebron, en zij gingen terug naar de stad

Sichem, zij en allen die bij hen hoorden en zijwoonden daar, want de kinderen van Jakobverkregen goed en vruchtbaar weideland voorhun vee bij de stad Sichem die toen washerbouwd en waar toen ongeveer 300 mannenen vrouwen woonden.

Page 66: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 66

3. Jakob en zijn kinderen en allen die bij hemhoorden woonden in het gedeelte van het velddat Jakob had gekocht van Hemor de vadervan Sichem, toen hij uit Paddan-Aram kwamen voordat Simeon en Levi de stad haddengeslagen.4. Alle koningen der Kanaänieten en Amorietenrond de stad Sichem hoorden dat de zonen vanJakob weer naar Sichem waren gekomen endaar woonden.5. Ze zeiden: Zullen de zonen van Jakob deHebreeër weer naar de stad komen en erinwonen nadat zij haar inwoners hebbengeslagen en hen verdreven? Zullen zij nuterugkeren om ook hen te verdrijven oftedoden die er (thans) wonen?6. Alle koningen van Kanaän verzamelden zichweer, en zij kwamen tezamen om oorlog tevoeren tegen Jakob en zijn zonen.7. Koning Jashub van Tapnach boodschapteook al zijn naburige koningen, aan koning Elanvan Gaash, en aan koning Ihuri van Silo, enaan koning Parathion van Chazar, en aankoning Susi van Sarton, en aan koning Labanvan Bet-Choron, en aan koning Shabir vanMachnayma, zeggende:8. Kom tot mij en sta mij bij, en laten wij Jakobde Hebreeër en zijn zonen doden, en aldiegenen die bij hem horen, want zij zijn weernaar Sichem gekomen om het te bezitten enhaar inwoners te doden zoals voorheen.9. Al deze koningen verzamelden zich enkwamen met al hun legers, een buitengewoongroot aantal mensen gelijk het zand aan dezeekust, en zij waren allen tegenover Tapnach.10. Koning Jashub van Tapnach ging naar hentoe met zijn gehele leger, en hij legerde zichmet hen tegenover Tapnach buiten de stad, enal deze koningen vormden zeven afdelingen,zijnde zeven legers tegen de zonen van Jakob.11. Zij zonden een boodschap aan Jakob en zijnzonen, zeggende: Komt u allen hier tot onszodat wij tezamen een onderhoud kunnenhebben in het veld, en de zaak wreken van demannen van Sichem die u doodde in hun stad,en nu wilt u opnieuw terugkeren naar de stadSichem en daarin wonen, en haar inwonersdoden als voorheen.12. Zodra de zonen van Jakob dit hoorden werdhun toom gewekt tegen de koningen vanKanaän. De tien zonen van Jakob haasttenzich, en elk van hen gordde zich zijnstrijdwapens om; en er waren 102 dienarenmet hen opgesteld in slagorde.13. Al deze mannen, de zonen van Jakob methun dienaren, gingen naar deze koningen, enhun vader Jakob was bij hen, en zij stondenallen op de heuvel van Sichem.14. Jakob bad tot de Heer voor zijn zonen, enhij stak zijn handen uit naar de Heer en hij zei:

oh God, U zijt een almachtige God, U zijt onzeVader, U vormde ons en wij zijn de werkenUwer handen; ik bid U bevrijd mijn zonen doorUw genade uit de handen hunner vijanden dievandaag op komst zijn om tegen hen testrijden, en red hen uit hun handen, want inUw handen is krachten macht om weinigen teredden uit (de handen van) velen.15. Geef aan mijn zonen, Uw dienaren, sterktenaar hart en macht om te vechten met hunvijanden, om hen te onderwerpen, en om hunvijanden voor hen te doen vallen, en laat mijnzonen en hun dienaren niet sterven doortoedoen van de kinderen Kanaäns.16. Maar als het goed schijnt in Uw ogen omhet leven te nemen van mijn zonen en hundienaren, neem hen dan in Uw grote genadedoor de handen van Uw dienaren (engelen)opdat zij vandaag niet omkomen door dehanden van de koningen der Amorieten.17. Toen Jakob ophield met bidden tot de Heer,schudde de aarde van haar plaats, en de zonverduisterde, en al deze koningen warenverschrikt en een grote verwarring maakte zichvan hen meester.18. De Heer luisterde naar het gebed vanJakob, en de Heer doordrenkte de harten vanal de koningen en hun legers met vrees enontzag voor de zonen van Jakob.19. Want de Heer deed hen het geluid horenvan strijdwagens, en het geluid van machtigepaarden van de zonen van Jakob, en het geluidvan een groot leger dat hen vergezelde.20. Deze koningen werden gegrepen met grotevrees voor de zonen van Jakob, en toen zij inhun kwartieren stonden, zie, toen kwamen dezonen van Jakob op hen af met 112 man enonder een verschrikkelijk groot geschreeuw.21. Toen de koningen de zonen van Jakob opzich af zagen komen, werden zij nog meer doorpaniek aangegrepen, en zij waren geneigd omzich terug te trekken voor de zonen van Jakobzoals voorheen, en niet met hen te strijden.22. Maar zij trokken zich niet terug, zeggende:Het zou voor ons een schande zijn om ons voorde tweede maal terug te trekken voor deHebreeërs.23. De zonen van Jakob kwamen naderbij enrukten op tegen al deze koningen en hunlegers, en zij keken, en zie, het was een zeermachtig volk, talrijk als het zand aan de zee.24. De zonen van Jakob riepen tot de Heer enzeiden: Help ons oh Heer, help ons en ant-woord ons, en laat ons niet sterven door dehanden van deze onbesnedenen, die vandaagtegen ons zijn opgekomen.25. De zonen van Jakob gordden zich hunoorlogswapens om, en elke man nam in zijnhand zijn schild en zijn speer, en zij naderdenom te strijden.

Page 67: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 67

26. Juda, de zoon van Jakob, rende voor zijnbroeders uit, en tien zijner dienaren met hem,en hij ging op deze koningen af.27. Koning Jashub van Tapnach kwam ook alseerste naar voren met zijn leger tot Juda, enJuda zag Jashub met zijn leger op zichafkomen, en Juda's toorn werd gewekt, en zijntoorn brandde in hem, en hij naderde tenstrijde waarbij Juda zijn leven waagde.28. Jashub en zijn gehele leger trokken optegen Juda. Hij reed op een sterk en machtigpaard en Jashub was een zeer moedig man;van top tot teen beschermd door ijzer en koper.29. Terwijl hij op het paard zat, schoot hij metbeide handen pijlen van voren en van achterenzoals gebruikelijk was in zijn veldslagen, en hijmiste nooit de plek waarop hij zijn pijlenrichtte.30. Toen Jashub ten strijde trok tegen Juda, envele pijlen op hem afschoot, bond de Heer dehanden van Jashub, en al de pijlen die hijafschoot sprongen terug op zijn eigen mannen.31. Toch rukte Jashub verder op tegen Juda endaagde hem uit met zijn pijlen, maar deafstand tussen hen was ongeveer dertig ellen(16 meter), en toen Juda zag dat Jashub zijnpijlen op hem afschoot, rende hij op hem afmet zijn door toorn geprikkelde macht.32. Juda pakte een grote steen van de grond,met een gewicht van 60 sjekels, en Juda rendeop Jashub toe en sloeg hem met de steen opzijn schild, zodat Jashub versuft was door deslag en van zijn paard op de grond viel.33. Het schild barstte uit elkaar uit de hand vanJashub, en door de kracht van de slag spronghet over een afstand van ongeveer 15 ellen, en(de stukken van) het schild vielen voor hettweede leger.34. De koningen die achter Jashub aankwamenzagen op een afstand de kracht van Juda, dezoon van Jakob, en wat hij met Jashub hadgedaan, en zij waren vreselijk bang voor Juda.35. Hij verzamelde zich bij Jashubs leger,ziende zijn verwarring, en Juda trok zijnzwaard en doodde 42 man uit het leger vanJashub, en het gehele leger van Jashubvluchtte voor Juda, en geen man hield standtegen hem, en zij verlieten Jashub en vluchttenbij hem vandaan, en Jashub lag nog uitgestrektop de grond.36. Jashub, die zag dat al de mannen van zijnleger van hem waren weggevlucht, haastte zichen stond angstig op tegenover Juda, en stondop zijn benen tegenover Juda.37. Jashub voerde een tweegevecht met Juda,schild tegenover schild, en Jashubs mannenwaren allen gevlucht want zij waren erg bangvoor Juda.38. Jashub nam zijn speer in zijn hand om

Juda op zijn hoofd te treffen, maar Juda hieldvlug zijn schild voor zijn hoofd tegen Jashubsspeer, zodat Juda's schild de slag opving vanJashubs speer, en het schild spleet in tweestukken.39. Toen Juda zag dat zijn schild gespletenwas, trok hij snel zijn zwaard en trof Jashubaan zijn enkels, en sloeg zijn voeten af zodatJashub op de grond viel, en de speer viel uitzijn hand.40. Juda pakte snel Jashubs speer, waarmeehij zijn hoofd afhieuw (met de speer?) en datbij zijn voeten wierp.41. Zodra de zonen van Jakob zagen wat Judamet Jashub had gedaan, renden zij allen in degelederen van de andere kon~gen. De zonenvan Jakob vochten met het leger van Jashub,en met de legers van de koningen die daarwaren.42. De zonen van Jakob deden 15.000 van hunmannen vallen, en zij doodden hen alsof zijpompoenen sloegen, en de rest vluchtte voorzijn leven.43. Juda stond nog bij het lichaam van Jashub,en ontdeed hem van zijn maliënkolder.44. Juda nam ook het ijzer en koper dat Jashubom zich heen had hangen, en zie, negenmannen der aanvoerders van Jashub kwamenom alleen met Juda te strijden.45. Juda haastte zich en pakte een steen van degrond, en daarmee sloeg hij een van hen op hethoofd, en de schedel brak, en het lichaam vielook van het paard op de grond.46. De overige acht aanvoerders, de kracht vanJuda ziende, waren erg bang en zij vluchtten,en Juda met zijn tien mannen achtervolgdenhen, en zij haalden hen in en doodden hen.47. De zonen van Jakob waren nog bezig methet verslaan van de legers der koningen, en zijdoodden velen van hen, maar die koningen hiel-den driest stand met hun aanvoerders en trok-ken zich niet van hun plaatsen terug, en zij rie-pen uit tot diegenen hunner legers die vluchttenvoor de zonen van Jakob, maar geen van henwilde naar hen luisteren, want zij waren bangvoor hun leven uit vrees te moeten sterven.48. Alle zonen van Jakob keerden, na de legersder koningen te hebben verslagen terug enkwamen tot Juda, en Juda was nog bezig methet doden van Jashubs acht aanvoerders, enmet het uittrekken van hun kledij.49. Levi zag koning Elan van Gaash met zijnveertien aanvoerders op zich afkomen om hemte doden, maar Levi wist dat niet zeker.50. Elan kwam nu met zijn aanvoerdersdichterbij. Levi keek achter zich en zag dat hijvan achteren werd aan gevallen. Levi rendemet zijn twaalf dienaren en sloegen Elan metzijn aanvoerders met de scherpte des zwaards.

Page 68: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 68

Page 69: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 69

Hoofdstuk 3838:1. De Koning Ihuri van Silo kwam Elanbijstaan. Hij naderde Jakob, die zijn boogspande en met een pijl Ihuri dodelijk trof.2. Toen koning Ihuri van Silo dood was,vluchtten de vier overige koningen van hunstandplaats met de rest der aanvoerders, en zijprobeerden zich terug te trekken, zeggende: Wijhebben geen kracht meer tegen de Hebreeërsnadat zij de drie koningen hebben gedood methun aanvoerders die machtiger waren dan wij.3. Toen de zonen van Jakob zagen dat deoverige koningen hun standplaats haddenverlaten, achtervolgden zij hen, en ook Jakobkwam van de heuvel van Sichem van de plaatswaar hij stond, en zij gingen achter de koningenaan en zij naderden hen met hun dienaren.4. De koningen en de aanvoerders met de restvan hun legers, ziende dat de zonen van Jakobhen naderden, waren bang voor hun leven envluchtten tot zij de stad Chazar bereikten.5. De zonen van Jakob achtervolgden hen totde poort van de stad Chazar, en zij sloegen eengrote slag onder de koningen en hun legers,ongeveer 4.000 man, en terwijl zij het leger derkoningen sloegen, was Jakob bezig met zijnboog waarmee hij zich had beperkt tot hetdoden der koningen, en hij doodde hen allen.6. Hij doodde koning Parathion van Chazar bijde poort van de stad Chazar, en daarna dooddehij koning Susi van Sarton, en koning Labanvan Bet-Choron, en koning Shabir vanMachnayma, en hij doodde hen allen metpijlen, één pijl voor elk van hen, en zij stierven.7. De zonen van Jakob, ziende dat alle koningendood waren en dat zij uiteengevallen waren enop de terugtocht, zetten de strijd verder voortmet de legers der koningen tegenover de poortvan Chazar. Zij doodden nog 400 van hunmannen.8. Drie der dienaren van Jakob vielen in dieslag, en toen Juda zag dat drie van zijn dienarenwaren gestorven, smartte hem dit erg, en zijntoom brandde in hem tegen de Amorieten.9. Alle overgebleven mannen van de legers derkoningen waren erg bevreesd voor hun leven,en zij renden en doorbraken de poort van demuren der stad Chazar, en zij gingen allen destad in om er veiligheid te zoeken.10. Zij verborgen zich in het centrum van destad Chazar, want deze stad was erg groot enuitgestrekt, en toen al deze legers de stadwaren binnengekomen, toen renden de zonenvan Jakob achter hen aan naar de stad.11. Vier machtige mannen, geoefend in de strijd,gingen de stad uit en stonden tegenover de toe-gang tot de stad, met getrokken zwaarden enmet speren in hun handen, en zij stelden zich-zelf tegenover de zonen van Jakob, en zij wildenhen niet toelaten in de stad.

12. Naftali rende en kwam tussen hen terechten doodde twee van hen met zijn zwaard, ensloeg hen het hoofd af met een slag.13. Hij keerde zich tot de andere twee, en zie zijwaren gevlucht, en hij achtervolgde hen,haalde hen in en sloeg hen dood.14. De zonen van Jakob kwamen in de stad enkeken, en zie, er was een andere muur in destad, en zij zochten de poort in de muur enkonden die niet vinden, en Juda sprong bovenop de muur en Simeon en Levi volgden hem enalle drie daalden zij van de muur af in de stad.15. Simeon en Levi doodden al de mannen dievoor hun veiligheid de stad inrenden, en zijdoodden ook de inwoners der stad met hunvrouwen en kinderen met de scherpte deszwaards, en het geschreeuw van de stad steegop tenhemel.16. Dan en Naftali sprongen op de muur om tezien wat de oorzaak was der jammerkreten,want de zonen van Jakob waren bezorgd omhun broeders, en zij Ihoorden de inwoners derstad wenend en smekend spreken, zeggende:Neem alles wat wij bezitten en ga weg, maardoodt ons niet.17. Toen Juda, Simeon en Levi waren opgehou-den met het doden van de inwoners der stad,klommen zij op de muur en riepen tot Dan enNaftali die op de muur stonden en tot de resthunner broeders, en Simeon en Levi steldenhen op de hoogte van de toegang tot de stad, enal de zonen van Jakob kwamen de buit ophalen.18. De zonen van Jakob namen de buit van destad Chazar, de kudden en de herders en dehave, en zij namen alles wat kon worden mee-genomen, en gingen die dag weg uit de stad.19. De volgende dag gingen de zonen van Jakobnaar Sarton, want zij hoorden dat de mannenvan Sarton die in de stad waren gebleven zichaan het verzamelen waren om met hen testrijden omdat zij hun koning hadden gedood,en Sarton was een zeer belangrijke, versterktestad, en had een hoge wal die de stad omgaf.20. De hoogte van de wal was ongeveer 50ellen en haar breedte 40 ellen, en er was geenplaats voor een man om de stad binnen te gaanvanwege de wal. De zonen van Jakob zagen dewal van de stad, en zij zochten er een toegangmaar konden die niet vinden.21. Want de toegang tot de stad was aan deachterkant, en iedereen die de stad binnenwilde gaan, kwam via de weg en ging rond degehele stad, en daarna kon hij de stadbinnengaan.22. De zonen van Jakob zagen dat zij de wegom de stad in te gaan niet konden vindenwaardoor ze vreselijk vertoornd raakten. Zodrade inwoners der stad de zonen van Jakob opzich zagen afkomen, werden ze erg bang omdat

Page 70: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 70

ze hadden gehoord van hun kracht en wat zijmet Chazar hadden gedaan.23. De inwoners der stad Sarton konden nazich te hebben verzameld niet de stad in uit-trekken. De reden was dat ze zo bang werdentoen ze de zonen van Jakob zagen omdat ze dewildste verhalen over hun enorme krachthadden gehoord en over hetgeen ze met Chazarhadden gedaan.24. Daarom namen de inwoners van Sartonsnel de brug van de stad van haar plaats, voor-dat de zonen van Jakob aankwamen, en zijbrachten die brug in de stad.25. De zonen van Jakob kwamen en zochten deweg die naar de stad leidde maar konden dieniet vinden. De inwoners der stad klommenboven op de muur en keken, en zie, de zonenvan Jakob zochten naar de toegang van de stad.26. De inwoners beledigden en beschimpten envervloekten de zonen van Jakob vanaf de muur.De zonen van Jakob hoorden de beledigingenen zij waren zeer kwaad en hun woedde laaideop in hen.27. De zonen van Jakob werden door hengetard, en zij stonden allen op en sprongenover de wal met de kracht van hun sterkte, enzij geraakten door hun macht over de 40 ellenbrede wal.28. Toen zij over de wal waren, stonden zijonder aan de muur van de stad, en zij vondenal de poorten der stad gesloten met ijzerendeuren.29. De zonen van Jakob braken bijna dedeuren open van de poorten der stad, en deinwoners verhinderden dit, want van de muuraf wierpen zij stenen en pijlen naar hen.30. Het aantal mensen op de muur wasongeveer 400 man, en toen de zonen vanJakob zagen dat de mensen der stad henverhinderden om de poorten der stad open temaken, sprongen zij en klommen boven op demuur, en Juda ging als eerste naar boven aanhet oostelijk, gedeelte der stad.31. Gad en Aser gingen na hem naar boven inde westelijke hoek der stad, en Simeon en Leviin het noorden, en Dan en Ruben in het zuiden.32. De mannen die boven op de muur stonden,de inwoners der stad, ziende dat de zonen vanJakob bij hen boven kwamen, vluchtten allenvan de muur af, gingen naar beneden in de stad,en verborgen zichzelf in het centrum der stad.33. Issachar en Naftali, die onder aan de muurbleven, naderden en braken de poorten derstad open en staken een vuur aan bij de poor-ten der stad die het ijzer deed smelten, en al dezonen van Jakob kwamen de stad binnen, zijen al hun mannen, en zij streden met de inwo-ners der stad Sarton, en doodden hen met descherpte des zwaards, en niemand stond tegenhen op.

34. Ongeveer 200 man vluchtten uit de stad, enzij gingen zich allen verbergen in een bepaaldetoren in de stad, en Juda achtervolgde hen naarde toren en hij brak de toren af die op de man-nen viel, en zij stierven allen.35. De zonen van Jakob gingen op de transenvan die toren en zij keken, en zie, er was eenandere sterke en hoge toren op een afstand inde stad, en de spits reikte tot in de hemel. Dezonen van Jakob haastten zich en daalden afnaar beneden en gingen met al hun mannennaar die toren, en vonden die vol met ongeveer300 mannen, vrouwen en kinderen.36. De zonen van Jakob sloegen een grote slagonder deze mannen in de toren, en zij rendenweg en vluchtten van hen weg.37. Simeon en Levi achtervolgden hen, toentwaalf machtige en moedige mannen op henafkwamen vanuit de plaats waar zij zichhadden verborgen.38. En deze twaalf mannen voerden een hevigestrijd tegen Simeon en Levi, en Simeon en Levikonden niet de overhand krijgen over hen, endie moedige mannen braken de schilden vanSimeon en Levi, en een van hen sloeg naarLevi's hoofd met zijn zwaard waarop Levi vlugzijn hand tegen zijn hoofd hield, want hij wasbang voor het zwaard, en het zwaard trof Levi'shand, en het scheelde slechts weinig of Levi'shand was afgeslagen.39. Levi greep het zwaard van de moedige manin zijn hand, en pakte het met geweld van deman af, en daarmee sloeg hij naar het hoofdvan de moedige man, en hij hieuw zijn hoofderaf.40. De (overige) elf mannen naderden om metLevi te strijden, want zij zagen dat een van henwas gedood. De zonen van Jakob streden, maarde zonen van Jakob konden niet de overhandkrijgen over hen, want deze mannen warenzeer machtig.41. Toen de zonen van Jakob zagen dat zij nietde overhand over hen konden krijgen gafSimeon een luide en verschrikkelijke kreet, ende elf machtige mannen waren versuft door hetgeluid van Simeons kreet.42. En Juda, op een afst!jlld, herkende hetgeluid van Simeons kreet, en Naftali en Judarenden met hun schilden naar Simeon en Levi,en zagen hen strijden met deze machtigemannen, en dat zij niet in staat waren om deoverhand over hen te krijgen omdat hunschilden waren gebroken.43. Naftali zag dat de schilden van Simeon enLevi waren gebroken, en hij nam twee schildenvan zijn dienaren en gaf die aan Simeon en Levi.44. Simeon, Levi en Juda streden op die dagalle drie tegen de elf machtige mannen totzonsondergang, maar zij konden niet deoverhand over hen krijgen.

Page 71: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 71

45. Dit werd Jakob verteld, en hij was smarte-lijk getroffen, en hij bad tot de Heer, en hij enzijn zoon Naftali gingen op deze machtigemannen af.46. Jakob naderde en spande zijn boog, en kwamdichtbij de machtige mannen, en doodde drie vanhun mannen met de boog, en de overige acht keer-den terug, en zie de oorlog woedde tegen hen vanvoren en van achteren, en zij waren erg bang voorhun leven, en konden niet standhouden tegen dezonen van Jakob, en zij vluchtten voor hen.47. Op hun vlucht ontmoetten zij Dan en Aserdie op hen afkwamen, en die hen plotselingaanvielen en met hen streden, en zij doodden ertwee van, en Juda en zijn broeders achtervolg-den hen, en sloegen de rest van hen en dooddenhen.48. Alle zonen van Jakob keerden terug enliepen de stad rond, zoekend of zij nog enigemannen konden vinden, en zij vondenongeveer twintig jongemannen in een kelder inde stad, en Gad en Aser doodden hen allen, en

Dan en Naftali stootten op de rest van de man-nen die waren gevlucht en die ontsnapt warenuit de tweede toren, en zij doodden hen allen.49. De zonen van Jakob doodden al de inwonersvan de stad Sarton, maar de vrouwen en kin-deren lieten zij achter in de stad en dooddenhen niet.50. Alle inwoners der stad Sarton warenmachtige mannen; een van hen kon 1.000 manachtervolgen en twee van hen vluchtten nietvoor 10.000 van de rest der mannen.51. De zonen van Jakob doodden al deinwoners der stad Sarton met de scherpte deszwaards zodat geen man tegen hen opstond, enzij lieten de vrouwen in de stad achter.52. De zonen van Jakob namen de gehele buitder stad, en namen gevangen wat zij wensten,en zij namen kudden en herders en have uit destad. De zonen van Jakob deden met de stadSarton en haar inwoners zoals zij haddengedaan met Chazar en haar inwoners, en zijkeerden zich om en zij gingen weg.

Hoofdstuk 3939:1. Nadat de zonen van Jakob de stad Sartonhadden verlaten, waren zij ongeveer 200 ellenop pad toen zij de inwoners van Tapnach ont-moetten die op hen af kwamen, want zij gingenuit om met hen te strijden om de dood van dekoning van Tapnach te wreken.2. Zo ging alles wat in de stad Tapnach wasovergebleven uit om te strijden met de zonenvan Jakob. Zij meenden dat zij de buit en deroof konden terugnemen die zij haddenveroverd in Chazar en Sarton.3. De rest der mannen van Tapnach streed metde zonen van Jakob in die plaats. De zonen vanJakob sloegen hen, en zij vluchtten voor hen,en zij achtervolgden hen tot de stad Arbelan, enzij vielen allen door de zonen van Jakob.4. De zonen van Jakob keerden terug en kwa-men tot Tapnach, om de buit van Tapnach wegte halen, en toen zij te Tapnach aankwamen,hoorden zij dat de mensen van Arbelan hentegemoet waren gegaan om de buit van hunbroeders te redden. De zonen van Jakob lietentien van hun mannen achter in Tapnach om destad te plunderen, en zij gingen op weg naar demensen van Arbelan.5. De mensen van Arbelan trokken uit met hunvrouwen om te strijden met de zonen vanJakob, want hun vrouwen waren ervaren in destrijd, en zij trokken uit, ongeveer 400 mannenen vrouwen.6. Alle tien zonen van Jakob schreeuwden metluide stem, en zij renden naar de inwoners vanArbelan, met een enorm en verschrikkelijkgeschreeuw.7. De inwoners van Arbelan hoorden het geluidvan het geschreeuw der zonen van Jakob en

hun gebrul, zoals het geluid van leeuwen enzoals het gebrul van de zee en haar golven.8. Er was angst en vrees in hun harten vanwegeJakobs zonen en zij trokken zich terug envluchtten voor hen de stad in, en Jakobs zonenachtervolgden hen tot de poort van de stad, enzij overvielen hen in de stad.9. De zonen van Jakob streden met hen in destad, en al hun vrouwen waren bezig met slin-gerstenen tegen de zonen van Jakob. De strijdwas erg hevig en duurde tot de avond.10. De zonen van Jakob konden maar nietwinnen en waren bijna bezweken in de strijd.Daarom schreeuwden ze tot de Heer. Hierdoorherwonnen ze tegen de avond aan sterkte en dezonen van Jakob doodden al de inwoners vanArbelan zowel mannen, vrouwen en kinderenmet de scherpte des zwaards.11. Ze doodden in Arbelan ook de rest der men-sen die uit Sarton waren gevlucht en deden metArbelan en Tapnach zoals zij hadden gedaanmet Chazar en Sarton. Toen de vrouwen zagendat al hun mannen dood waren, klommen zijop de daken in de stad en gooiden met stenendie als een regen neerdaalde op de zonen vanJakob.12. De zonen van Jakob haastten zich de stad inen grepen alle vrouwen en doodden hen met descherpte des zwaards en maakten kudden enherders en vee buit.13. De zonen van Jakob deden met Machnay-mah zoals zij hadden gedaan met Tapnach, metChazar en met Silo, en zij keerden weer terugvandaar en gingen weg.14. Op de vijfde dag hoorden de zonen vanJakob dat de mensen van Gaash zich tegen hen

Page 72: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 72

ten strijde hadden verzameld, omdat zij hunkoning en hun aanvoerders hadden gedood.Want er waren veertien aanvoerders geweest inde stad Gaash die de zonen van Jakob haddengedood in de eerste veldslag.15. Daarom gordden de zonen van Jakob diedag hun strijdgerei om, en trokken ten strijdetegen de inwoners van Gaash. In de stad Gaashwoonde een sterk en machtig volk van het volkder Amorieten. Gaash was de sterkste en meestversterkte stad van al de steden der Amorietenen het had drie stadsmuren.16. De zonen van Jakob kwamen te Gaash en zijvonden de poorten der stad gesloten, en onge-veer 500 man stonden bovenop de buitenstemuur, en een aantal mensen zo talrijk als hetzand aan de zee. Ze lagen in hinderlaag voor dezonen van Jakob buiten de stad, aan deachterkant ervan.17. De zonen van Jakob naderden om de poor-ten der stad te openen, en terwijl zij naderbijkwamen, zie, toen kwamen de mannen van deachterkant der stad uit hun hinderlaag tevoorschijn en omringden de zonen van Jakob.18. De zonen van Jakob waren ingesloten tussende mensen van Gaash, en er werd voor en ach-ter hen gestreden, en al de mannen die op demuur stonden wierpen pijlen en stenen op hen.19. Juda, die zag dat de mensen van Gaashteveel voor hen werden, gaf een zeerdoordringende en verschrikkelijke kreet dat demannen van Gaash enorme schrik aanjoeg.Deze vielen van de muur door zijn machtigekreet, en allen binnen en buiten de stad warenvreselijk bang voor hun leven.20. De zonen van Jakob kwamen weerdichterbij om de deuren van de stad open tebreken toen de mannen van Gaash vanaf destadsmuur stenen en pijlen op hen wierpen enhen daarmee van de poort deden vluchten.21. Maar ze keerden zich weer tegen demannen van Gaash die toen met hen buiten destadsmuur waren. Ze sloegen hen vreselijkalsof ze pompoenen sloegen. En zij konden nietstandhouden tegende zonen van Jakob, wantvrees en angst hadden hen bevangen doorJuda's kreet.22. De zonen van Jakob doodden al die mannendie buiten de stad waren. De zonen van Jakobkwamen weer dichterbij om een toegang tot destad te verwezenlijken, en om te strijdenonderaan de stadsmuren, maar zij konden hetniet want al de inwoners van Gaash die in destad bleven, hadden de muren van Gaash overalbemand, zodat de zonen van Jakob de stad nietkonden naderen om met hen te strijden.23. Als de zonen van Jakob dichtbij een hoekkwamen om onder de muur te strijden, danlieten de inwoners van Gaash een regen vanpijlen en stenen op hen neerdalen, en zij

vluchtten weg van onderaan de muur.24. De mensen van Gaash die op de muurstonden, zagen dat de zonen van Jakob onder-aan de muur niet de overhand konden krijgenover hen, zij beledigden de zonen van Jakobmet deze woorden, zeggende:25. Wat is er met u aan de hand in de strijd datu de overhand niet kunt krijgen? Kunt u danmet de machtige stad Gaash en haar inwonersdoen zoals u deed met de steden der Amorietendie minder machtig waren? Zeker met diezwakken onder ons deed u die dingen, endoodde hen in de toegang tot de stad omdat zeverlamd van schrik raakten bij het horen vanhet krachtige geluid.26. Wilt u nu dan in staat zijn om in deze plaatste strijden? Zeker, hier zult u allen sterven, enwij zullen de zaak wreken van die steden die uhebt verwoest.27. De inwoners van Gaash beledigden dezonen van Jakob grotelijks en beledigden hungoden (de God van Jakobs zonen), en gingenverder met pijlen en stenen op hen te gooienvanaf de muur.28. Juda en zijn broeders hoorden de woordender inwoners van Gaash en hun toorn werdgrotelijks gewekt, en Juda was naijverig op zijnGod in deze zaak, en hij riep uit en zei: OhHeer help, stuur hulp naar ons en onzebroeders.29. Hij rende vanaf een afstand uit alle macht,met zijn getrokken zwaard in zijn hand, en hijsprong vanaf de grond bovenop de muurwaarbij zijn zwaard uit zijn hand viel.30. Juda schreeuwde op de muur, en al de man-nen op de muur schrokken. Sommigen van henvielen van de muur af. In de stad en stierven, enzij die nog op de muur stonden en Judas krachtzagen, waren erg bang en vluchtten voor hunleven de stad in om er veiligheid te zoeken.31. En sommigen werden aangemoedigd ommet Juda op de muur te strijden, en zijkwamen dichterbij om hem te doden toen zijzagen dat Juda geen zwaard in zijn hand had,en zij dachten erover om hem van de muur afte gooien naar zijn broeders, en twintigmannen der stad kwamen hen te hulp, en zijomringden Juda en zij riepen allen naar hem,en zij naderden hem met getrokken zwaard, enzij deden Juda schrikken, en Juda schreeuwdenaar zijn broeders vanaf de muur.32. Jakob en zijn zonen spanden de boog on-deraan de muur en doodden drie van de man-nen bovenop de muur, en Juda schreeuwdeverder en hij riep uit: Oh Heer help ons, ohHeer bevrijd ons. En hij riep het uit met luidestem bovenop de muur, en de schreeuw werdgehoord op grote afstand.33. Na deze kreet begon hij weer te schreeuwen,en al de mannen die Juda omringden bovenop

Page 73: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 73

de muur, werden verschrikt en gooiden elk hunzwaard weg op Juda's geschreeuw en vluchtten.34. Juda nam de zwaarden die uit hun handenwaren gevallen, en Juda streed met hen endoodde twintig van hun mannen op de muur.35. Ongeveer tachtig mannen en vrouwenklommen nog op de muur vanuit de stad en zijallen omringden Juda, en de Heer doordrenktehun harten van vrees voor Juda zodat zij hemniet konden naderen.36. Jakob en allen die bij hem waren spandende boog onderaan de muur, en zij doodden tienmannen op de muur, en zij vielen onderaan demuur voor Jakob en zijn zonen.37. De mensen op de muur die zagen dat ertwintig van hun mannen waren gevallen, dierenden nog steeds naar Juda met getrokkenzwaard, maar zij durfden hem niet dicht tenaderen want zij waren erg bevreesd voorJuda's kracht.38. En een van hun machtige mannen met denaam Arud naderde om Juda op het hoofd teslaan met zijn zwaard, toen Juda snel zijnschild voor zijn hoofd hield, en het zwaard trofhet schild en dit spleet in tweeën.39. Deze machtige man rende hierna voor zijnleven uit vrees voor Juda, maar zijn voetengleden uit op de muur en hij viel tussen dezonen van Jakob die onderaan de muur ston-den. De zonen van Jakob sloegen hem dood.40. Juda's hoofd deed hem pijn door de slagvan de machtige man, en Juda was er bijnadoor gestorven.41. Op de muur schreeuwde Juda het uit van depijn die de slag veroorzaakte. Zodra Dan hemhoorde schreeuwen, werd hij zo ziedend kwaaddat hij met veel kracht een aanloop nam en ineen sprong vanaf de grond bovenop de muurstond.42. Wanneer Dan vlak voor Juda op de muurwas genaderd, vluchtten al de mannen op demuur die tegenover Juda stonden weg.43. Ze klommen op de tweede muur, en zijwierpen pijlen en stenen op Dan en Juda vanafde tweede muur. Ze probeerden om hen van demuur te verdrijven. De pijlen en stenen troffenDan en Juda, en zij vonden op de muur bijnade dood. Dan en Juda vluchtten van de muurwaar ze werden aangevallen met pijlen enstenen vanaf de tweede muur.44. Jakob en zijn zonen waren nog bij detoegang tot de stad onderaan de eerste muur,en zij konden hun boog niet spannen tegen deinwoners der stad, omdat zij door hen nietkonden worden gezien daar zij op de tweedemuur stonden.45. Dan en Juda sprongen beiden naar detweede muur, toen zij niet langer de stenen enpijlen konden verdragen die hen van daarbleven treffen. Dan en Juda schreeuwden luid

en klommen naar beneden tussen de muren.46. Jakob en zijn zonen hoorden het geluid vanhet geschreeuw van de mensen der stad, en zijwaren nog bij de stadspoort en maakte zichzorgen over Dan en Juda die zij niet kondenzien omdat zij op de tweede muur stonden.47. Naftali trok op met zijn door toomontstoken kracht en sprong op de eerste muurom te zien wat de oorzaak was van hetgeschreeuw dat zij in de stad hoorden. Issacharen Zebulon kwamen naderbij om de deurenvan de stad open te breken, en zij openden depoorten en kwamen de stad binnen.48. Naftali sprong van de eerste muur naar detweede en kwam zijn broeders te hulp en deinwoners van Gaash die op de muur stonden enzagen dat Naftali de derde was die zijn broe-ders te hulp was gekomen, vluchtten allen endaalden af in de stad. Jakob en zijn zonen en alhun jongeren kwamen de stad binnen tot hen.49. Juda, Dan en Naftali daalden van de muuraf en achtervolgden de inwoners der stad.Simeon en Levi waren buiten de stad en wistenniet dat de poort open was, en zij klommenvandaar op de muur naar beneden tot hunbroeders in de stad.50. En de inwoners der stad waren allenafgedaald in de stad. De zonen van Jakobkwamen tot hen vanuit verschillenderichtingen en de strijd woedde tegen hen vanvoren en van achteren. De zonen van Jakobsloegen hen vreselijk en doodden ongeveer20.000 mannen en vrouwen van hen, en nieteen van hen kon opstaan tegen de zonen vanJakob.51. En het bloed vloeide rijkelijk in de stad,gelijk een beek, en het bloed vloeide als eenbeek naar de buitenkant van de stad, enbereikte de woestijn van Bet-Choron.52. De mensen van Bet-Choron zagen op eenafstand het bloed uit de stad Gaash vloeien, enongeveer zeventig mannen onder hen rendenom het bloed te zien, en zij kwamen ter plaatsewaar het bloed was.53. Zij volgden de loop van het bloed en kwa-men bij de muur van de stad Gaash, en zij za-gen het bloed uit de stad vloeien, en zij hoor-den het geschreeuw van de inwoners vanGaash, want het steeg op ten hemel en. hetbloed vloeide nog steeds overvloedig als eenbeek.54. Alle tien zonen van Jakob sloegen nogaldoor de inwoners van Gaash. Ze waren drukbezig met hen te doden tot de avond. Ongeveer20.000 mannen, vrouwen en kinderen vanBet-Choron zeiden: Dit is vast en zeker hetwerk der Hebreeërs, want zij voeren nog steedsoorlog in al de steden der Amorieten.55. Deze mensen haastten zich en rendennaar Bet-Choron. Elk nam zijn strijdgerei, en

Page 74: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 74

zij schreeuwden tegen de inwoners van Bet-Choron, die ook hun strijdgerei omgorddenom te gaan strijden tegen de zonen vanJakob.56. Doen de zonen van Jakob de inwoners vanGaash hadden gedood, liepen zij de stad rondom alle gedoden hun kleren uit te trekken, entoen zij voorbij het binnenste gedeelte der stadkwamen, ontmoetten zij drie zeer machtigemannen en zij hadden geen zwaard in hunhand.57. De zonen van Jakob kwamen op de plaatsaan waar zij waren, en de machtige mannenrenden weg, en een van hen had Zebulongegrepen van wie hij had gezien dat hij een nietzo grote jongeman was, en hij sloeg hem metzijn kracht tegen de grond.58. Jakob rende naar hem toe met zijn zwaarden Jakob sloeg hem onder zijn lende met zijnzwaard en sneed hem in tweeën, en hetlichaam viel bovenop Zebulon.59. De tweede naderde en greep Jakob om hemtegen de grond te slaan, en Jakob keerde zichtot hem en schreeuwde naar hem, terwijlSimeon en Levi toerenden en hem op de heupensloegen met het zwaard en hem tegen de grondsloegen.60. De machtige man stond van de grond opmet door toom ontstoken kracht, en Judakwam tot hem voordat hij weer goed en wel

overeind stond, en sloeg hem op het hoofd methet zwaard, en zijn hoofd werd gespleten en hijstierf.61. De derde machtige man zag dat zijn metge-zellen waren gedood en rende weg van de zo-nen van Jakob. Die zetten daarop de achtervol-ging in. Terwijl de machtige man vluchtte vondhij een der zwaarden van de inwoners der staden raapte het op en keerde zich tegen de zonenvan Jakob en streed met hen met dat zwaard.62. En de machtige man rende naar Juda omhem met het zwaard op het hoofd te slaan,maar Juda had geen schild in zijn hand enterwijl hij van plan was om toe te slaan, namNaftali snel zijn schild en hield dit voor juda'shoofd. Het waard van de machtige man trof hetschild van Naftali en Juda ontsnapte.63. Simeon en Levi renden op de machtigeman toe met hun zwaarden en sloegen krachtignaar hem, en de twee zwaarden drongen in hetlichaam van de machtige man en verdeeldenhet in tweeën, van boven naar beneden.64. De zonen van Jakob doodden toen de driemachtige mannen, tezamen met al de inwonersvan Gaash tegen de avondschemering.65. De zonen van Jakob liepen in Gaash nogwat rond en namen de gehele buit van de stad,en zelfs de kinderen en vrouwen lieten zij nietleven, en de zonen van Jakob deden met deinwoners van Gaash, Sarton en Silo.

Hoofdstuk 4040: 1. De zonen van Jakob voerden de gehele buitvan Gaash af, en verlieten de stad in de avond.2. Zij waren op weg naar vesting Bet-Choron,en de inwoners van Bet-Choron gingen naarhet kasteel om hen te ontmoeten, en die avondstreden de zonen van Jakob met de inwonersvan Bet-Choron, in de vesting Bet-Choron.3. Al de inwoners van Bet-Choron waren mach-tige mannen; een van hen zou voor 1.000 manniet vluchten, en zij streden die avond op devesting, en hun kreten werden die avond vanverre gehoord, en de Aarde beefde vanwege hunkreten.4. Alle tien zonen van Jakob waren bang voordie mannen, omdat zij niet gewend waren inhet donker te strijden, en zij waren totaal inverwarring. De zonen van Jakob schreeuwdentot de Heer, zeggende: Geef ons hulp oh Heer,bevrijd ons opdat wij niet sterven door dehanden van deze onbesnedenen.5. De Heer luisterde naar de stem der zonenvan Jakob, en de Heer zorgde ervoor dat grotevrees en verwarring de mensen van Bet-Choronaangrepen, en zij streden onder elkaar, de eenmet de ander, in de duisternis van de avond, endoodden elkaar in grote aantallen.6. De zonen van Jakob, die wisten dat de Heereen geest des verderfs had gebracht onder deze

mannen en dat ieder met zijn naaste streed,gingen weg uit de groeperingen der mensen vanBet-Choron en daalden af van de vesting Bet-Choron, en iets verderop overnachtten zij veiligmet hun jongeren.7. De mensen van Bet-Choron streden de gehelenacht, de een met zijn broeder en de ander metzijn buurman, en zij schreeuwden het uit in elkerichting vanaf de vesting, en hun geschreeuwwas op een afstand te horen, en de gehele Aardeschudde door hun geluid, want zij waren zeermachtig boven al de mensen der, Aarde. :8. De inwoners der steden van de Kanaänieten,de Hettieten, de Amorieten, de Hevieten en alde koningen van Kanaän, en ook zij die woon-den aan de andere kant der Jordaan, die hoor-den in die avond het geluid van het geschreeuw.9. Ze zeiden: Dit komt zeker door de veldslagender Hebreeërs die streden tegen de zevensteden. Wie kan standhouden tegen dezeHebreeërs?10. De inwoners der Kanaänitische steden, enallen die woonden aan de andere kant derJordaan waren bang voor de zonen van Jakob.Ze zeiden dat hen hetzelfde kon overkomen watmet deze steden was gedaan. Want wie kanstandhouden tegen hun machtige kracht?11. De kreten der Horonieten waren zeer groot

Page 75: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 75

in die nacht en namen nog steeds toe, en zijdoodden elkaar tot de morgen en groteaantallen van hen werden gedood.12. Toen de morgen aanbrak en al de zonen vanJakob opstonden kwamen ze bij de vesting, enzij doodden de overgeblevenen derChoronieten op een verschrikkelijke manier. Inde vesting werden zij allen gedood.13. De zesde dag brak aan, en de inwoners vanKanaän zagen op een afstand al de mensen vanBet-Choron dood in het kasteel liggen. Ze lagendaar als rondgestrooide karkassen van schapenen bokken.14. De zonen van Jakob voerden de gehele buitdie zij hadden veroverd uit Gaash en gingennaar Bet-Choron, en zij vonden de stad vol metmensen gelijk het zand aan de zee en zij stredenmet hen. De zonen van Jakob doodden hen daartot de avond.15. Ze deden met Bet-Choron zoals zij haddengedaan met Gaash en Tapnach, en zoals zij had-den gedaan met Chazar, met Sarton en met Silo.16. Ze namen de buit van Bet-Choron mee ende gehele buit der steden, en op die dag gingenzij naar huis teSichem.17. De zonen van Jakob kwamen thuis bij destad Sichem en zij bleven buiten de stad, en zijrustten daar toen uit van de oorlog, en verble-ven daar die nacht.18. Hun dienaren tezamen met de gehele buitdie zij uit de steden hadden genomen, dielieten zij buiten de stad, en zij gingen de stadniet in want zij zeiden: Wellicht wordt er nogmeer tegen ons gestreden, en zij kunnen ons inSichem komen belegeren.19. Jakob en zijn zonen en hun dienaren blevenop die dag en de daaropvolgende dag in het stukveld dat Jakob voor vijf sjekels had gekocht vanHemor, en alles wat zij hadden veroverd datwas bij hen.20. De gehele buit die de zonen van Jakob had-den veroverd, was in het veld, ontelbaar als hetzand aan de zee.21. De inwoners des lands hielden hen van verrein de gaten, en al de inwoners des lands warenbang voor de zonen van Jakob die dit alleshadden gedaan, want geen enkele koning uitvroegere dagen had ooit iets dergelijks gedaan.22. De zeven koningen der Kanaänietenbesloten om vrede te sluiten met de zonen vanJakob, want zij waren erg bang voor hun levenvanwege de zonen van Jakob.23. Op die dag, zijnde de zevende dag, zondkoning Jafia van Hebron een geheimeboodschap aan de koning van Ai, en aan dekoning van Gibeon, en aan de koning vanSalem, en aan de koning van Adullam, en aande koning van Lachis, en aan de koning vanChazar, en aan al de Kanaänitische koningendie aan hen waren onderworpen zeggende:

24. Ga met mij mee en kom tot mij en laten wijgaan naar de zonen van Jakob, en ik zal vredemet hen te sluiten en een verdrag te tekenen,opdat niet al uw landen worden verwoest doorde zwaarden der zonen van Jakob, zoals zijdeden met Sichem en de steden rondom, zoalsu hebt gehoord en gezien.25. Als u tot mij komt, kom dan niet met veelmensen, maar laat iedere koning zijn driehoofdaanvoerders meebrengen, en iedereaanvoerder drie van zijn officieren.26. Komt u allen naar Hebron, en wij zullentezamen naar de zonen van Jakob gaan om hente smeken een vredesverdrag met ons sluiten.27. Alle koningen deden zoals de koning vanHebron hen had bericht. Ze lieten zich allemaaldoor hem adviseren. Vervolgens verzameldenal de koningen van Kanaän zich om naar dezonen van Jakob te gaan en vrede met hen tesluiten. De zonen van Jakob keerden terug engingen naar het stuk land bij Sichem, want zijhadden geen vertrouwen in de koningen deslands.28. De zonen van Jakob keerden terug en ble-ven tien dagen in het stuk veld, en er kwamniemand om oorlog met hen te voeren.29. Toen de zonen van Jakob zagen dat er geenoorlog scheen te komen, verzamelden zij zichallen en gingen naar de stad Sichem. De zonenvan Jakob bleven in Sichem.30. Na verloop van veertig dagen verzameldenal de koningen der Amorieten (of Kanaänie-ten?) zich vanuit al hun plaatsen en kwamen teHebron, bij koning Jafia van Hebron.31. Het aantal koningen dat te Hebron kwamom vrede te sluiten met de zonen van Jakobwas 21, en het aantal aanvoerders dat met henmeekwam was 69, en hun mannen waren 189,en al deze koningen en hun mannen rustten bijde berg Hebron.32. De koning van Hebron ging uit met zijndrie aanvoerders en negen mannen, en dezekoningen besloten om naar de zonen van Jakobte gaan om vrede te sluiten.33. Ze zeiden tot de koning van Hebron: Gaat uvoor ons uit met uw mannen, en spreek voorons tot de zonen van Jakob, en wij zullen na ukomen en uw woorden bevestigen. De koningvan Hebron deed aldus.34. De zonen van Jakob hoorden dat al dekoningen van Kanaän zich hadden verzamelden in Hebron vertoefden, De zonen van Jakobzonden vier van hun dienaren als spionnen,zeggende: Ga deze koningen bespioneren, enbekijk en onderzoek hun mannen of zij metveel of weinig zijn, en indien zij slechts weinigin getal zijn tel ze dan en kom terug.35. De dienaren van Jakob gingen in hetgeheim naar deze koningen, en deden zoals dezonen van Jakob hen hadden bevolen, en op

Page 76: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 76

die dag kwamen zij terug tot de zonen vanJakob, en zeiden tot hen: Wij gingen naar dezekoningen, en zij zijn slechts weinig in getal, enwij hebben hen allen geteld, en zie, er waren288 koningen en mannen.36. De zonen van Jakob zeiden: Zij zijn slechtsweinig in getal, daarom zullen wij niet allen tothen gaan. En 's morgens stonden de zonen vanJakob op en kozen 62 van hun mannen, en tiender zonen van Jakob gingen met hen mee; enzij omgordden zich met hun oorlogstuig, wantzij zeiden: Zij zijn gekomen om oorlog met onste voeren. Want zij wisten niet dat zij warengekomen om vrede met hen te sluiten.37. De zonen van Jakob gingen met hundienaren naar de poort van Sichem, naar diekoningen, en hun vader Jakob was bij hen.38. Zij waren uitgetrokken tegen de koning vanHebron en zijn drie aanvoerders en negenmannen die bij hen waren. Ze kwamen langs deweg waar de zonen van Jakob hen al in de vertezagen naderen. De koning Jafia van Hebronmet zijn aanvoerders zagen ze op hen toeko-men. De zonen van Jakob stelden zich op bij depoort van Sichem en gingen niet verder.39. De koning van Hebron kwam naderbij, hijen zijn aanvoerders, totdat hij dichter bij dezonen van Jakob kwam, en hij en zijnaanvoerders bogen voor hen neer op de grond,en de koning van Hebron zat met zijnaanvoerders voor Jakob en zijn zonen.40. De zonen van Jakob zeiden tot hem: Wat isu overkomen, oh koning van Hebron? Wat isuw missie en wat verlangt u van ons? Dekoning van Hebron zei tot Jakob: Ik smeek umijn heer, al de koningen der Kanaänieten zijnvandaag gekomen om vrede met u te sluiten.41. Toen de zonen van Jakob de woorden van dekoning van Hebron hoorden wilden ze nietingaan op zijn voorstellen, want ze vertrouwdenhem niet maar meenden dat de koning vanHebron bedrieglijk tot hen gesproken had.42. De koning van Hebron begreep uit dewoorden der zonen van Jakob dat zij hem nietgeloofden, en de koning van Hebron kwamdichterbij Jakob en zei tot hem: Ik smeek umijn heer om er verzekerd van te zijn dat aldeze koningen tot uw dienst zijn gekomen metvreedzame bedoelingen, want zij zijn nietgekomen met al hun mannen, noch brachtenzij hun oorlogstuig mee, want zij zijn gekomenom vrede te zoeken bij mijn heer en zijn zonen.43. De zonen van Jakob antwoordden dekoning. van Hebron, zeggende: Boodschap aldeze koningen, en indien u de waarheid tot ons

spreekt, laat hen dan elk afzonderlijk tot onskomen, en als zij ongewapend tot ons komendan zullen wij weten dat zij vrede met onszoeken.44. Koning Jafia van Hebron zond één zijnermannen tot de koningen, en zij kwamen allenvoor de zonen van Jakob, en bogen voor henneer op de grond, en deze koningen zaten voorJakob en zijn zonen, en zij spraken tot hen,zeggende:45. Wij hebben alles gehoord wat u hebt gedaanmet de koningen der Amorieten met uw zwaarden uw uitzonderlijk machtige arm, zodat nie-mand tegen u kon opstaan, en wij waren bangvoor u omdat wij bevreesd waren dat onshetzelfde zou overkomen als dat van hen.46. Daarom zijn wij tot u gekomen om eenvredesverdrag met elkaar te sluiten, en latenwij daarom een verbond overeenkomen vanvrede en waarheid, dat u zich niet met ons zultbemoeien aangezien wij ons niet met u hebbenbemoeid.47. De zonen van Jakob begrepen dat zijwerkelijk waren gekomen om vrede bij hen tezoeken. De zonen van Jakob luisterden naarhen, en sloten een verband met hen.48. De zonen van Jakob bezwoeren hen dat zijzich niet met hen zouden bemoeien, en al dekoningen der Kanaänieten bezwoeren heneveneens. De zonen van Jakob maakten henschatplichtig vanaf die dag.49. Hierna kwamen al de aanvoerders dezerkoningen met hun mannen voor Jakob, metgeschenken in hun handen voor Jakob en zijnzonen, en zij bogen voor hem neer op de grond.50. Deze koningen drongen toen aan bij dezonen van Jakob, en verzochten hen om degehele buit terug te geven die zij hadden ver-overd op de zeven steden der Amorieten. Dezonen van Jakob deden aldus, en zij gaven allesterug wat zij hadden veroverd, de vrouwen, dekinderen, het vee en al de buit die zij haddengenomen, en zij lieten hen gaan, en zij gingenweg elk naar zijn stad.51. Al deze koningen bogen zich weer neer voorde zonen van Jakob, en zij zonden of brachtenhen vele geschenken in die dagen. De zonenvan Jakob lieten deze koningen en hunmannen gaan, en zij gingen vreedzaam bij henweg naar hun steden. De zonen van Jakobkeerden ook terug naar hun thuis te Sichem.52. Er was vrede vanaf die dag tussen de zonenvan Jakob en de koningen der Kanaänieten,totdat de kinderen Israëls kwamen om het landKanaän te beërven.

Hoofdstuk 4141:1. Bij de jaarwisseling reisden de zonen vanJakob vanuit Sichem naar Hebron, naar hunvader Isaäk en zij woonden daar, maar hun

kudden weidden zij dagelijks in Sichem, wantdaar was in die dagen goed en vruchtbaarweideland, en Jakob en zijn zonen en hun gehe-

Page 77: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 77

le huishouding woonden in het dal van Hebron.2. Het was in die dagen, in dat jaar, zijnde het106e levensjaar van Jakob, in het tiende jaardat Jakob uit Paddan-Aram kwam, dat Lea devrouw van Jakob stierf; zij was 51 jaren oudtoen zij te Hebron stierf.3. Jakob en zijn zonen begroeven haar in despelonk Makpela, dat is Hebron, dat Abrahamals begraafplaats had gekocht van de kinderenvan Heth.4. De zonen van Jakob woonden met hun vaderin het dal van Hebron, en al de inwoners deslands kenden hun kracht, en hun vermaardheidging door het hele land.5. Jozef, de zoon van Jakob, en zijn broederBenjamin, de zonen van Jakob's vrouw Rachel,waren nog jong in die dagen, en zij gingen nietuit met hun broers ten tijde van hun veldslagenin al de steden der Amorieten.6. Toen Jozef de kracht van zijn broers zag, enhun grootheid, loofde hij hen en hemelde henop, maar hij stelde zichzelf op een hogere plaatsdan zij, en hij hemelde zichzelf op boven hen;en zijn vader Jakob hield ook meer van hemdan van één zijner andere zonen, want hij waseen zoon des ouderdoms, en uit liefde tot hemmaakte hij voor hem een veelkleurige mantel.7. Omdat Jozef zag dat zijn vader meer vanhem hield dan van zijn broers, ging hij voortmet zichzelf boven zijn broers te stellen, en hijbracht zijn vader kwaad gerucht omtrent hen.8. Toen de zonen van Jakob zagen hoe Jozefzich gedroeg en ook constateerden dat hunvader meer hield van hem dan van één vanhun, toen haatten zij hem en konden hem nietvriendelijk toespreken.9. Jozef was zeventien jaren oud, en hij steldezichzelf nog steeds boven zijn broers, en dachterover om zichzelf boven hen te verheffen.10. In die tijd droomde hij een droom, en hijging naar zijn broers en vertelde hen zijndroom, en hij zei tot hen: Ik droomde eendroom, en zie, wij waren allen schoven aan hetbinden in het veld, en mijn schoof stond op enbleef ook staan en uw schoven kwamenrondom, en bogen zich voor hem.11. Zijn broers antwoordden hem en zeiden tothem: Wat betekent deze droom die u hebtgedroomd? Denkt u in uw hart om over ons teregeren of te heersen?12. Hij ging het zijn vader vertellen, en Jakobkuste Jozef en zegende hem toen hij dezewoorden uit zijn mond hoorde.13. Toen de zonen van Jakob zagen dat hunvader Jozef had gezegend en hem had gekust,en dat hij buitengewoon veel van hem hield,werden zij afgunstig op hem en haatten hemnog meer.14. Hierna droomde Jozef een andere droomen vertelde de droom aan zijn vader in het

bijzijn van zijn broers. Jozef zei tot zijn vaderen broers: Zie ik heb weer gedroomd, en zie dezon en de maan en de elf sterren bogen zichvoor mij neer.15. Zijn vader hoorde de woorden van Jozef enzijn droom, en toen hij zag dat zijn broers Jozefhaatten vanwege deze zaak, berispte JakobJozef daarom in het bijzijn van zijn broersvanwege deze zaak, zeggende: Wat betekentdeze droom die u hebt gedroomd, en dezeverheffmg van uzelf boven uw broers die ouderzijn dan u?16. Denkt u in uw hart dat ik en uw moeder enuw elf broers zullen komen en zich voor uzullen neerbuigen, dat u deze dingen zegt?17. Zijn broers waren afgunstig op hem van-wege zijn woorden en dromen, en zij haattenhem nog meer, en Jakob bewaarde de dromenin zijn hart.18. Op een dag gingen de zonen van Jakob hunvaders kudde te Sichem weiden, want zij warennog steeds herders in die dagen; en terwijl dezonen van Jakob die dag bij Sichem de kuddeweidden toen talmden zij, en de tijd derverzameling van het vee was voorbijgegaan, enzij waren nog niet aangekomen.19. Jakob zag dat zijn zonen waren opgehoudenin Sichem. Jakob zei tegen zichzelf: Misschienzijn de mensen van Sichem opgestaan omtegen hen te strijden; daarom zijn zij vandaagopgehouden.20. Jakob riep zijn zoon Jozef en gebood hem,zeggende: Zie, uw broers weiden vandaag bijSichem, en zie, zij zijn nog niet teruggekomen;ga daarom nu kijken waar zij zijn, en breng mijeen woord omtrent de welstand van uw broersen de welstand van de kudde.21. Jakob zond zijn zoon Jozef uit het dal vanHebron, en Jozef kwam voor zijn broers teSichem en kon hen niet vinden, en Jozef ginghet veld rond bij Sichem om te zien waar zijnbroers waren heengegaan, en hij verdwaalde inde woestijn en wist niet welke weg hij zounemen.22. Een engel des Heren zag hem zwerven opde weg naar het veld, en Jozef zei tot de engeldes Heren: Ik zoek mijn broers, hebt u nietgehoord waar zij weiden? De engel des Herenzei tot Jozef: Ik zag uw broers hier weiden, enik hoorde hen zeggen dat zij gingen weiden inDothan.23. Jozef luisterde naar de stem van de engeldes Heren, en hij ging naar zijn broers inDothan, en hij vond hen in Dothan waar zij dekudde weidden.24. Jozef ging naar zijn broers toe, en voordathij vlakbij hen kwam, hadden zij al besloten omhem te doden.25. Simeon zei tot zijn broers: Zie de man metde dromen komt vandaag naar ons toe, laten

Page 78: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 78

wij hem daarom doden en hem in één derputten werpen in de woestijn. Wanneer vaderhem bij ons zoekt, zullen wij zeggen dat eenboos dier hem heeft opgegeten.26. Ruben hoorde de woorden van zijn broersover Jozef, en hij zei tot hen: Dat moet u nietdoen, want hoe kunnen wij anders onze vaderJakob in de ogen zien? Werp hem in deze putwaar hij kan sterven, maar leg de hand niet ophem om zijn bloed te vergieten. En Ruben zeidit om hem uit hun hand te bevrijden, om hembij zijn vader terug te brengen.27. Toen Jozefbij zijn broers aankwam, zat hijvoor hen en zij stonden tegen hem op engrepen hem en sloegen hem tegen de grond, entogen hem zijn veelkleurige mantel uit die hijaan had.28. Zij namen hem en wierpen hem in een put,en in de put was geen water maar wel slangenen schorpioenen. Jozef was bang voor de slan-gen en schorpioenen die in de put waren. EnJozef riep met luide stem, en de Heer verborgde slangen en schorpioenen in de hoeken vande put, en zij deden Jozef geen kwaad.29. Jozef schreeuwde vanuit de put naar zijnbroers en zei tot hen: Wat heb ik u gedaan, enwaarmee heb ik gezondigd? Waarom vreest ude Heer niet vanwege mij? Ben ik niet van uwvlees en gebeente, en is uw vader Jakob niet

mijn vader? Waarom doet u deze zaak met mijvandaag, en hoe wilt u in staat zijn om uwvader Jakob in de ogen te zien?30. Vanuit de put ging Jozef voort met uit teroepen tegen al zijn broers: Oh Juda, Simeonen Levi til mij uit de plaats van donkerheidwaarin u mij hebt geworpen. Toon deze dagmedelijden met mij. Jullie zijn kinderen desHeren en zonen van Abraham, Isaäk en Jakobdie brood gaven aan de hongerigen en aaniemand die dorst had, gaven ze water te drin-ken en iemand die naakt was werd gekleed.31. Hoe kunt u dan uw medelijden onthoudenaan uw broeder, want ik ben van uw vlees engebeente, en indien ik tegen u heb gezondigddan zult u het zeker doen vanwege mijn vader.32. Jozef sprak deze woorden vanuit de put enzijn broers wilden niet naar hem luisteren,noch hun oren neigen naar de woorden vanJozef, en Jozef schreeuwde en weende in deput.33. Jozef zei: Och, wist mijn vader vandaagmaar wat mijn broers mij hebben aangedaanen de woorden die zij vandaag tegen mijhebben gesproken.34. Al zijn broers hoorden zijn geschreeuw engeween in de put en gingen een eind van de putvandaan, opdat zij het geschreeuw en geweenvan Jozef niet zouden horen.

Hoofdstuk 4242:1. Zij gingen de andere kant uit zitten, onge-veer op de afstand van een boogschot, en zijzaten daar brood te eten, en terwijl zij atenberaadden zij zich over wat met hem zou wor-den gedaan, of zij hem zouden doden of terug-brengen naar zijn vader.2. Terwijl zij zich beraadden, hieven zij hunogen op en keken, en zie een reisgezelschapvan Ismaëlieten kwam in de verte langs de weguit Gilead op weg naar Egypte.3. Juda zei tot hen: Wat gewin zal het zijn alswij onze broeder dood slaan? Wellicht zal Godhem van ons opeisen; daarom is dit de raad dieik voorstel over hem, wat u met hem zult doen;zie dit reisgezelschap van Ismaëlieten op wegnaar Egypte.4. Laten wij hem daarom van de hand doen.Laten wij onze handen aan hem niet vuilmaken, maar laat anderen hem meenemen. Wijzullen hem niet door onze handen ter doodbrengen. Dit voorstel beviel de broers en zijhandelden naar het woord van Juda.5. Terwijl zij deze zaak bespraken, en voordathet reisgezelschap der Ismaëlieten bij hen wasgekomen, gingen hen zeven Midianietischekooplieden voorbij, en zij hadden dorst toen zijvoorbijgingen. Zij keken op en zagen de putwaarin Jozef was opgesloten en zagen dat erverscheidene vogelsoorten bij zaten.

6. De Midianieten renden naar de put om waterte drinken, want zij dachten dat die water bevat-te, en toen zij bij de put kwamen, hoorden zij destem van Jozef die schreeuwde en huilde in deput, en zij keken naar beneden in de put, en zijkeken, en zie, er was een jongeling die eenknappe verschijning was.7. Zij riepen naar hem en zeiden: Wie zijt u enwie bracht u hier, en wie plaatste u in deze put,in de woestijn? En zij hielpen allen om Jozefuit de put te heffen en zij tilden hem eruit, enbrachten hem op uit de put, en namen hem engingen verder op hun reis en gingen voorbijzijn broers.8. Deze zeiden tot hen: Waarom doet u dit, omonze dienaar van ons te nemen en dan weg tegaan? Zeker, wij plaatsten deze jongeling in deput omdat hij tegen ons in opstand kwam, en ukomt en brengt hem op en leidt hem weg; nudan geef ons onze dienaar terug.9. De Midianieten antwoordden en zeiden totde zonen van Jakob: Is dit uw dienaar of ver-gezelt hij u? Wellicht zijt u allen zijn dienaren,want hij is keuriger en gunstiger dan één uwer,en waarom spreekt u allen onecht tegen ons.10. Daarom nu willen wij niet luisteren naar uwwoorden, noch aandacht aan u schenken, wantwij vonden de jongeling in de put in de woes-tijn, en wij namen hem en wij zullen daarom

Page 79: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 79

verder gaan.11. Alle zonen van Jakob naderden hen enstonden tegen hen op en zeiden tot hen: Geefons onze dienaar terug, en waarom wilt u allensterven door de scherpte des zwaards? En deMidianieten schreeuwden tegen hen, en zijontmantelden hun zwaarden, en naderden omte strijden met de zonen van Jakob.12. Simeon stond op van zijn zetel tegenoverhen, en sprong op de grond, trok zijn zwaarden ging op de Midianieten af. Hij gaf eenverschrikkelijke schreeuw voor hen. Zijnschreeuw werd op grote afstand gehoord, en deAarde schudde door Simeon's geschreeuw.13. De Midianieten werden verschrikt door hetluide geschreeuw van Simeon. Ze vielen op hungezicht, en waren buitengewoon ontsteld.14. Simeon zei tot hen: Waarlijk, ik ben Simeonde zoon van Jakob de Hebreeër, die alleen metzijn broeder de stad Sichem heeft verwoest ende steden der Amorieten. Zo zal God bovendienmet mij doen dat, indien al uw broers het volkvan Midian en ook de koningen van Kanaänmet u zouden opkomen, zij niet tegen mij kon-den strijden.15. Geef ons daarom de jongeling terug dien uhebt genomen, opdat ik niet uw vlees geef aande vogelen des hemels en aan de beesten derAarde.16. De Midianieten werden, nog banger voorSimeon, en zij naderden de zonen van Jakobmet vrees en schrik, en met aandoenlijkewoorden, zeggende:17. Zeker, u hebt gezegd dat de jongeman uwdienaar is, en dat hij tegen u in opstand kwam,en daarom plaatste u hem in de put; wat wilt udan doen met een dienaar die tegen zijn mees-ter in opstand komt? Verkoop hem daarom aanons, en wij zullen u alles geven wat u voor hemverlangt. En de Heer was het aangenaam omdit te doen opdat de zonen van Jakob hunbroeder niet zouden doden.18. De Midianieten zagen dat Jozef een knappeen gunstige verschijning was; zij begeerdenhem in hun hart en drongen aan om hem tekopen van zijn broers.19. De zonen van Jakob luisterden naar deMidianieten en verkochten hun broeder Jozefaan hen voor twintig sjekels. Hun broer Rubenwas er niet toen niet meer bij. De Midianietennamen Jozef en vervolgden hun reis naarGilead.20. Terwijl zij voortgingen, berouwde het deMidianieten wat zij hadden gedaan, door eenjongeman te hebben gekocht, en zij zeiden totelkaar: Wat is dit dat wij hebben gedaan, doorvan de Hebreeërs deze jongeling te nemen, diezo’n knappe en gunstige verschijning is.21. Misschien is deze jongeling gestolen uit hetland der Hebreeërs (Het gebied van Heber:

Hebron Moria Beersheba?), en waarom hebbenwij deze zaak dan gedaan? En als er naar hemwordt gezocht en hij in onze handen wordtgevonden, dan zullen wij door hem sterven.22. Hij is zeker aan ons verkocht door harde enmachtige mannen, en de sterkte van éénhunner hebt u vandaag gezien; wellicht stalenzij hem uit zijn land met hun macht en met hunmachtige arm, en hebben zij hem daarom aanons verkocht voor de geringe waarde die wijaan hen gaven.23. Terwijl zij aldus met elkaar spraken, kekenzij, en zie, het gezelschap van Ismaëlieten dieeerst aankwamen, en die de zonen van Jakobzagen, naderde de Midianieten, en de Midianie-ten zeiden tot elkaar: Kom, laat ons deze jonge-ling verkopen aan het gezelschap der Ismaëlie-ten die naar ons toekomen, en wij zullen voorhem nemen het weinige dat wij voor hem gaven,en wij zullen van zijn onheil zijn bevrijd.24. Aldus deden zij en bereikten deIsmaëlieten. De Midianieten verkochten Jozefaan de Ismaëlieten voor twintig sjekels die zijvoor hem hadden gegeven aan zijn broers.25. De Midianieten gingen verder op hun wegnaar Gilead, en de Ismaëlieten namen Jozef enzij lieten hem rijden op één der kamelen, en zijvoerden hem naar Egypte.26. Jozef hoorde dat de Ismaëlieten op wegwaren naar Egypte, en Jozef jammerde enweende om deze zaak dat hij zo ver werdweggevoerd uit het land Kanaän, en van Zijnvader, en hij weende bitter terwijl hij op dekameel reed, en één hunner mannen bekeekhem, en liet hem afdalen van de kameel en tevoet gaan en toch weende en schreeuwde Jozefverder Och, mijn vader, mijn vader!27. Eén der Ismaëlieten stond op en sloeg Jozefop de wang, en toch bleef hij wenen; en Jozefwas vermoeid op weg, en hij was niet in staatom verder te gaan vanwege de bitterheid zijnsharten, en zij sloegen hem allen en kweldenhem op weg, en zij maakten hem bang opdathij maar zou ophouden met wenen.28. De Heer zag Jozefs kwelling en zijnverdriet, en de Heer bracht over deze mannenduisternis en verwarring, en de hand van iederdie hem sloeg verschrompelde.29. Ze zeiden tot elkaar: Wat is dit dat God onsheeft aangedaan onderweg? En zij wisten nietdat het hen overkwam vanwege Jozef. En demannen vervolgden hun weg, en zij gingenvoorbij de weg van Efrata waar Rachel begra-ven was.30. Toen Jozef zijn moeder's graf had bereikt,haastte hij zich en rende naar haar graf enweende.31. Jozef huilde luid op zijn moeder's graf, enhij zei: Och, mijn moeder, mijn moeder, oh udie mij geboren deed worden, wordt nu

Page 80: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 80

wakker, en sta op en kijk naar uw zoon, hoe hijals slaaf is verkocht, en niemand diemedelijden met hem heeft.32. Oh, sta op en kijk naar uw zoon, ween metmij vanwege mijn kwellingen, en kijk naar hethart van mijn broers.33. Sta op mijn moeder, sta op, wordt wakkeruit uw slaap voor mij, en richt uw veldslagentegen mijn broers. Oh, hoe hebben zij mij mijnmantel uitgetrokken, en mij alreeds twee maalals slaaf verkocht. Ze hebben mij gescheidenvan mijn vader, en er is niemand die medelijdenmet mij heeft.34. Sta op en leg uw zaak tegen hen voor God,en zie wien God rechtvaardigen zal in het oor-deel, en wien Hij zal veroordelen.35. Sta op, oh mijn moeder, sta op, wordt wak-ker uit uw slaap en kijk naar mijn vader hoezijn ziel is met mij vandaag, en troost hem enstel hem gerust.36. Jozef sprak verder deze woorden, en Jozefschreeuwde luid en weende bitter op zijnmoeder's graf; en hij hield op met spreken, envan bitterheid des harten werd hij zo stil alseen steen op het graf.37. Jozefhoorde een stem die tot hem sprakvan onder de grond, die hem met bitterheid desharten antwoordde, en met een wenende enbiddende stem, in deze woorden:38. Mijn zoon, mijn zoon Jozef, ik heb hetgeluid gehoord van uw geween en het geluidvan uw gejammer, ik heb uw tranen gezien, ikweet van uw kwellingen, mijn zoon, en hetsmart mij voor u, en overvloedige smart istoegevoegd aan mijn smart.39. Daarom nu mijn zoon, Jozef mijn zoon,hoop op de Heer, en verwacht Hem en vreesniet, want de Heer is met u, Hij zal u bevrijdenvan alle kwellingen.40. Sta op mijn zoon, trek op naar Egypte metuw meesters, en vrees niet, want de Heer is metu, mijn zoon. En zij sprak verder in dezewoorden tot Jozef en zweeg toen.41. Jozef hoorde dit, en hij verwonderde zichgrotelijks hierover, en hij weende verder; endaarna zag één der Ismaëlieten hem schreeu-wend en wenend op het graf, en zijn toom werdtegen hem gewekt, en hij verdreef hem vandaar,en hij sloeg hem en vervloekte hem.42. Jozef zei tot de mannen: Kan ik genadevinden in uw ogen om mij terug te brengennaar mijn vader's huis, en hij zal u overvloedigerijkdommen geven.43. Zij antwoordden hem, zeggende: Zijt u nieteen slaaf, en waar is uw vader? En indien u eenvader had dan zoudt u niet alreeds twee maalals slaaf zijn verkocht voor zo weinig geld. Enhun toom werd nog meer gewekt tegen hem, enzij sloegen en kastijdden hem verder, en Jozefweende bitter.

44. De Heer zag Jozefs kwelling, en de Heersloeg deze mannen weer en kastijdde hen, ende Heer deed hen omringen door duisternis opAarde, en de bliksem flitste en de donderrommelde, en de Aarde schudde door hetgeluid van de donder en van de sterke wind, ende mannen waren bevreesd en wisten nietwaarheen zij zouden gaan.45. De beesten en kamelen bleven staan. Zijspoorden hen aan, maar zij wilden niet lopen.Zij sloegen hen, maar en zij hurkten neer op degrond. De mannen zeiden tot elkaar: Wat is ditdat God ons heeft aangedaan? Wat deden wijverkeerd en wat zijn onze zonden dat ons dit isoverkomen?46. Eén hunner antwoordde en zei tot hen:Misschien vanwege de zonde dat deze slaafwerd gekweld, is ons dit vandaag overkomen.Daarom nu smeek hem ten zeerste ons tevergeven, en dan zullen wij weten vanwege wiedit onheil over ons is gekomen. Als God danmedelijden met ons zal hebben dan zullen wijweten dat dit alles ons overkwam vanwege dezonde dat deze slaaf werd gekweld.47. De mannen deden aldus en zij smeektenJozef en drongen er bij hem op aan om hen tevergeven, en zij zeiden: Wij hebben gezondigdtegen de Heer en tegen u; daarom wees zo goedom uw God te verzoeken dat Hij deze dood vanons wegneemt omdat wij tegen Hem hebbengezondigd.48. Jozef deed zoals ze vroegen en de Heerluisterde naar Jozef, en nam de plaag weg dieHij deze mannen had toegebracht vanwegeJozef. De beesten stonden op van de grond enzij gingen verder, en de razende storm luwdeen de Aarde werd weer rustig. De mannenzetten hun reis naar Egypte voort en ze wistendat dit onheil hen was overkomen vanwegeJozef.49. Zij zeiden tot elkaar: Zie, wij weten dat hetwas vanwege zijn kwelling dat dit onheil onsoverkwam. Waarom zullen wij deze dood overonze zielen brengen? Laten wij ons beradenwat wij met deze slaaf zullen doen.50. Iemand antwoordde en zei: Zeker, hij vroegons om hem terug te brengen naar zijn vader.Nu dan, laten wij hem terugbrengen en wijzullen naar de plaats gaan die hij zal vertellen,en van zijn familie de prijs nemen die wij voorhem gaven en dan zullen wij weggaan.51. Iemand anders antwoordde weer en zei:Zie, deze raad is zeer goed, maar wij kunnen ditniet doen want de weg is zeer ver van ons af, enwij kunnen niet afwijken van onze route.52. Weer iemand anders antwoordde en zei tothen: Dit is de raad die wij moeten opvolgen.Wij zullen daarvan niet afwijken en vandaaggaan we naar Egypte. Wanneer wij in Egyptezijn aangekomen dan zullen wij hem daar tegen

Page 81: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 81

een hoge prijs verkopen om bevrijd te zijn vanhet onheil.

53. Dit beviel de mannen en zij deden aldus, enzij zetten met Jozefhun reis naar Egypte voort.

Hoofdstuk 4343:1. Toen de zonen van Jakob hun broederJozef hadden verkocht aan de Midianieten,werden hun harten gekweld vanwege hem, enzij hadden berouw van hun daad, en zij zochtennaar hem om hem terug te halen maar kondenhem niet vinden.2. Ruben keerde terug naar de put waarin Jozefwas geworpen, om hem eruit te halen en hemaan zijn vader terug te geven, en Ruben stondbij de put, en hij hoorde geen woord, en hijriep: Jozef, Jozefl maar niemand antwoorddenoch uitte een woord.3. Ruben zei: Jozef is gestorven van schrik ofeen slang veroorzaakte zijn dood; en Rubendaalde af in de put. Hij zocht Jozef maar konhem daarin niet vinden en klom er weer uit.4. Ruben scheurde zijn klederen, en hij zei: Dejongeling is er niet, en hoe zal ik mijn vadertevreden stellen over hem als hij dood is? Enhij ging naar zijn broers en vond hen in smartvanwege Jozef, en bezig om zich met elkaar teberaden hoe zij hun vader over hem tevredenzouden stellen, en Ruben zei tot zijn broers: Ikkwam bij de put, en zie, Jozef was er niet, watzullen wij dan tot onze vader zeggen want mijnvader zal de jongen slechts bij mij opvragen.5. Zijn broers antwoordden hem zeggende:Aldus deden wij, en onze harten kwelden onsdaarna vanwege deze daad, en wij zijn nu hierom een voorwendsel te zoeken waarmee wijonze vader zullen verzoenen.6. Ruben zei tot hen: Wat is dit dat u hebtgedaan om de grijze haren van onze vader uitbedroefdheid ten grave te doen nederdalen?Deze zaak is niet goed die u hebt gedaan.7. Ruben zat bij hen, en zij stonden allen op enbezwoeren elkaar om dit niet tegen Jakob tevertellen, en zij zeiden allen: De man die dit zalvertellen tegen onze vader of zijn huishouding,of wie dit zal overbrengen aan één der kinderendes lands, tegen dien zullen wij allen opstaanen hem met het zwaard doden.8. De zonen van Jakob vreesden elkaar in dezezaak, van de jongste tot de oudste, en geen vanhen sprak een woord, en zij bewaarden dezezaak in hun harten.9. Daarna zaten zij neer om te besluiten en omiets te verzinnen wat zij tegen hun vader Jakobzouden zeggen over al deze dingen.10. Issachar zei tot hen: Hier is een raad voor uindien die goed is in uw oog om te doen; neem demantel die aan Jozef toebehoort en verscheur die,en slacht een geitenbok en doop die in zijn bloed.11. Zend die naar onze vader, en wanneer hij dieziet dan zal hij zeggen dat een boos dier hemheeft opgegeten; verscheur daarom die mantel,

en zie, zijn bloed zal op zijn mantel zijn, en dooraldus te doen zal onze vader ons geen lastigevragen stellen.12. Issachar's raad beviel hen, en zij luisterdennaar hem en deden overeenkomstig het woordwat Issachar hen had aangeraden. Zij zondende mantel naar hun vader Jakob door de handvan Naftali en geboden hem om deze woordente zeggen.13. En zij haastten zich en namen Jozefs man-tel, scheurden deze en doopten hem in hetbloed van een geslacht bokje. Vervolgens trap-ten ze dit door het stof en gaven het zo aanNaftali mee met het gebod om het volgendetegen Jakob te gaan zeggen:14. Wij hadden het vee bijeengedreven en wa-ren even voorbij de weg naar Sichem gekomen,toen wij op de weg in de woestijn deze mantelvonden, gedoopt in bloed en stof, nu dan bekenof die mantel van uw zoon is of niet.15. Naftali ging en hij kwam bij zijn vader en hijgaf hem de mantel, en hij sprak tot hem al dewoorden die zijn broers hem hadden geboden.16. Jakob zag Jozefs mantel en hij herkendehem en hij viel op zijn gezicht op de grond, enhij werd zo stil als een steen, en daarna stondhij op en schreeuwde het uit met een luide enwenende stem en hij zei: Het is de mantel vanmijn zoon Jozef.17. Jakob haastte zicp en zond één zijner diena-ren naar zijn zonen, die naar hen toeging enhen langs de weg zag aankomen met de kudde.18. De zonen van Jakob kwamen bij hun vaderaan in de avond, en zie hun klederen warenverscheurd en stof was op hun hoofden, en zijvonden hun vader met luide stem schreeuwenden wenend.19. Jakob zei tot zijn zonen: Zeg mij naarwaarheid wat voor onheil u vandaag plotselingover mij hebt gebracht? En zij antwoorddenhun vader Jakob, zeggende: Wij waren vandaagop komst nadat wij de kudde hadden bijeenge-gaard, en wij kwamen bij de stad Sichem langsde weg der woestijn, en wij vonden deze mantelvol met bloed op de grond, en wij herkenden dieen zonden die naar u ofu die herkende.20. Jakob hoorde de woorden van zijn zonenen hij riep uit met een luide stem: Het is demantel van mijn zoon die door een boos dier isverscheurd en opgegeten; want ik stuurde hemvandaag weg om te zien of het goed was met uen goed met de kudden en om mij een woordwederom te brengen, en hij ging zoals ik hadgeboden en dit is hem vandaag geschied,terwijl ik dacht dat mijn zoon bij u was.21. De zonen van Jakob antwoordden en zeiden:

Page 82: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 82

Hij kwam niet tot ons, noch hebben wij hemgezien vanaf de tijd dat wij bij u zijn weggegaantot nu toe.22. Toen Jakob hun woorden hoorde, schreeuw-de hij het weer luid uit en hij stond op en ver-scheurde zijn klederen, en hij legde een zak omzijn lendenen, en hij weende bitter en hij rouwdeen verhief zijn stem met wenen en uitroepen enzei deze woorden:23. Jozef mijn zoon, oh mijn zoon Jozef, ikstuurde u vandaag weg in zake de welstanduwer broers, en zie u zijt verscheurd; door mijnschuld is dit geschied met mijn zoon.24. Het smart mij voor u Jozef mijn zoon, hetsmart mij voor u; hoe aardig was u voor mijtijdens uw leven, en hoe buitengewoon bitter isuw dood nu voor mij.25. Oh, dat ik voor u gestorven ware, Jozef mijnzoon, want het smart mij diep voor u mijn zoon.oh mijn zoon, mijn zoon, Jozef mijn zoon, waarzijt gij, en waar zijt u heen gesleurd? Sta op, staop van uw plaats, en kom en zie naar mijnsmart voor u, oh mijn zoon Jozef.26. Kom nu en tel de tranen uit mijn ogen langsmijn wangen, en breng ze voor de Heer, opdatZijn toom van mij moge afkeren.27. Oh Jozef mijn zoon, hoe zijt u gevallen, doorde hand van één door wie niemand is gevallenvanaf het begin der wereld tot op deze dag; wantu zijt ter dood gebracht door de slag van eenvijand, toegebracht met wreedheid, maar ik weetzeker dat u dit is overkomen vanwege de veelheidmijner zonden.28. Sta nu op en zie hoe bitter mijn kwelling isvoor u mijn zoon, ofschoon ik u nietgrootbracht, noch u vormde, noch u adem(geest?) en ziel gaf, maar het was God die uvormde en uw gebeente bouwde en dat bedektemet vlees, en die in uw neusgaten blies deadem des levens, en u toen aan mij gaf.29. Nu heeft God, die u aan mij gaf, u waarlijkvan mij weggenomen, en dit is u vandaagoverkomen, en al de werken Gods zijn goed.30. Jakob ging zo voort te spreken inzakeJozef, en hij weende bitter; en hij viel neer opde grond en werd stil.31. Al de zonen van Jakob, die hun vader'skwelling zagen voelden berouw over wat zijhadden gedaan, en ook zij weenden bitter.32. Juda stond op en tilde zijn vaders hoofd opvan de grond, en plaatste dit op zijn schoot, enhij droogde zijn vader's tranen op zijn wangen,en Juda weende uitzonderlijk terwijl zijnvader's hoofd op zijn schoot steunde die stilaan versteende.33. De zonen van Jakob zagen hun vader'skwelling, en zij verhieven hun stemmen enweenden verder, en Jakob lag nu op de grondzo stil als een steen.34. Zijn zonen en dienaren en de kinderen van

zijn dienaren deden moeite om hem heen omhem te troosten, maar hij weigerde om teworden getroost.35. De gehele huishouding van Jakob stond open rouwde een grote rouw vanwege Jozef enhun vader's kwelling, en het nieuws bereikteIsaäk, de zoon van Abraham en de vader vanJakob, en hij weende bitter vanwege Jozef. Hijen zijn gehele huishouding ging uit Hebron, deplaats waar hij woonde, en nam zijn mannenmet hem mee om zijn zoon Jakob te troosten,maar hij weigerde om te worden getroost.36. Hiema stond Jakob op van de grond, enzijn tranen liepen langs zijn wangen, en hij zeitot zijn zonen: Sta op en neem uw zwaard enuw boog, en ga uit in het veld, en kijk of u hetlichaam van mijn zoon kunt vinden, en brenghet tot mij opdat ik het kan begraven.37. Zoek dus, bid ik u, tussen de beesten enjaag daarop, en grijp datgene wat het eerstvoor u komt en breng dat tot mij; wellicht zalde Heer vandaag medelijden hebben met mijnkwelling, en voor u gereed houden wat mijnzoon verscheurde, en breng dat tot mij, en ikzal de zaak van mijn zoon wreken.38. Zijn zonen deden zoals hun vader hengebood, en zij stonden ’s morgens vroeg op enelk nam zijn zwaard en zijn boog in zijn hand,en zij gingen uit in het veld om te jagen op debeesten.39. Jakob schreeuwde en weende nog steeds enliep heen en weer in het huis, en hij sloeg zijnhanden in elkaar, zeggende: Jozef mijn zoon,Jozef mijn zoon.40. De zonen van Jakob gingen de woestijn inom de beesten te grijpen, en zie, een wolvinkwam op hen af en zij grepen haar en brachtenhaar tot hun vader. Ze zeiden tot hem: Dit is deeerste die wij gevonden hebben, en wij hebbenhaar tot u gebracht zoals u ons hebt geboden,en uw zoon's lichaam konden wij niet vinden.41. Jakob nam het beest uit de handen van zijnzonen, en hij schreeuwde met een luide enwenende stem, terwijl hij het beest in zijn handhield, en hij sprak met een bitter hart tot hetbeest: Waarom hebt u mijn zoon Jozef verslon-den, en hoe kon u geen vrees hebben voor deGod der Aarde, of voor mijn kwelling voor mijnzoon Jozef.42. U verslond mijn zoon voor niets, omdat hijgeen geweld pleegde, en maakte mij daarbijschuldig terwille van hem; daarom zal Godhem opeisen, die is nagezeten.43. En de Heer opende de bek van het beest omJakob te troosten met haar woorden, en zij'antwoordde Jakob en sprak deze woorden tothem:44. Zo waarlijk God leeft die ons schiep op deAarde mijn heer, ik zag uw zoon niet, noch ver-scheurde ik hem, maar uit een ver land kwam

Page 83: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 83

ook ik mijn zoon zoeken die vandaag van mijwegliep, en ik weet niet of hij leeft of dood is.45. Ik kwam vandaag in het veld om mijn zoonte zoeken, en uw zonen vonden mij en vergroot-ten mijn smart, en hebben mij vandaag voor ugebracht, en ik heb nu al mijn woorden tot ugesproken.46. Daarom nu, oh zoon des mensen, ben ik inuw handen, en doe met mij vandaag wat goedis in uw ogen, doch bij het leven van God die

mij schiep, ik zag uw zoon niet evenmin ver-scheurde hem, noch is er vlees des mensenmijn bek ingegaan gedurende mijn geheleleven.47. Toen Jakob de woorden hoorde van hetbeest, was hij erg verbaasd, en hij zond hetbeest weg uit zijn hand, en het ging zijns weegs.48. Jakob was nog luid aan het schreeuwen enwenen over Jozef, en hij rouwde vele dagenvoor zijn zoon.

Hoofdstuk 4444:1. De zonen van Ismaël, die Jozef hadden ge-kocht van de Midianieten die hem weer haddengekocht van zijn broers, die gingen met Jozefnaar Egypte, en zij kwamen aan de grenzen vanEgypte, en toen zij dichtbij Egypte kwamen, ont-moetten zij vier mannen der zonen van Medan dezoon van Abraham, die op reis waren gegaan uithet land Egypte.2. De Ismaëlieten zeiden tot hen: Wenst u dezeslaaf van ons te kopen? En zij zeiden: Geefhemaan ons over. En zij gaven Jozef over aan hen,en zij zagen dat Jozef een knappe jongeling wasen zij kochten hem voor twintig sjekels.3. De Ismaëlieten zetten hun reis naar Egyptevoort, en de Medanieten keerden die dag ookterug naar Egypte, en de Medanieten zeiden totelkaar: Zie, wij hebben gehoord dat Potifar, eenhoveling van farao en overste der lijfwacht, eengoede bediende zoekt die voor hem moet staanen hem verzorgen, en hem wil stellen over zijnhuis en alles wat hem toebehoort.4. Nu dan, kom, laten wij hem verkopen voorwat wij kunnen verlangen, als hij in staat is omons te geven wat wij voor hem kunnen vragen.5. En deze Medanieten gingen en kwamen bij hethuis van Potifar, en zeiden tot hem: Wij hebbengehoord dat u een goede bediende zoekt om u teverzorgen; zie, wij hebben een bediende die u zalbevallen, als u ons kunt geven wat wij kunnenverlangen, en wij zullen hem aan u verkopen.6. Potifar zei: Breng hem voor mij, want ik wilhem zien, en als hij mij bevalt dan zal ik u gevenwat u voor hem kunt verlangen.7. De Medanieten gingen en brachten Jozef enplaatsten hem voor Potifar, en hijzag hem, en hijbeviel hem buitengewoon, en Potifar zei tot hen:Zeg mij wat u voor deze jongeling verlangt?8. Zij zeiden: Wij verlangen 400 sjekels voorhem. Potifar zei: Ik zal u die geven indien u mijblijk geeft van zijn verkoop aan u, en u mij zijngeschiedenis vertelt, want misschien is hij welgestolen. Want deze jongeling is noch een slaafnoch de zoon van een slaaf, want ik merk in hemop de verschijning van een knap en flink persoon.9. De Medanieten brachten hem tot de Ismaëlie-ten die hem aan hen hadden verkocht, en zijvertelden hem: Hij is een slaaf en wij verkochtendie hem aan hen.

10. Potifar hoorde de woorden der Ismaëlieten,en hij gaf het zilver aan de Medanieten, en deMedanieten namen het zilver en gingen verderop hun reis, en de Ismaëlieten gingen ook terugnaar huis.11. Potifar nam Jozef en bracht hem in zijn huiswaar hij hem moest dienen, en Potifar wasJozef gunstig gezind, en hij had vertrouwen inhem en stelde hem over zijn huis, en alles wathem toebehoorde gaf hij in zijn hand.12. De Heer was met Jozef en hij werd eenvoorspoedige man, en de Heer zegende hethuis van Potifar terwille van Jozef.13. Potifar gaf alles wat hij bezat in de hand vanJozef, en Jozef regelde alles wat het huis in enuitging, en alles werd geregeld naar zijn wen-sen in het huis van Potifar14. Jozef was achttien jaren oud, en een jonge-ling met prachtige ogen en een aangenameverschijning, en zijns gelijke was er niet in hetgehele land Egypte.15. In die tijd, terwijl hij in zijn meester's huiswoonde, het huis in en uitgaande en zijn mees-ter bedienend, keek zijn meester's huisvrouwZelica op naar Jozef, en zij bekeek hem en zagdat hij een knappe en innemende jongelingwas.16. Zij begeerde zijn schoonheid in haar hart,en haar ziel was gehecht aan Jozef, en zij loktehem dag aan dag, en Zelica probeerde Jozefdagelijks te overreden. Maar Jozef keek nietnaar zijn meester's huisvrouw op.17. Zelica zei tot hem: Hoe mooi is uw verschij-ning en gestalte; waarlijk ik keek naar alleslaven en zag niet zo'n knappe slaaf als u zijt.Jozef zei tot haar: Zeker, Hij die mij schiep inmijn moeder's schoot die schiep de gehelemensheid.18. Zij zei tot hem: Hoe mooi zijn uw ogen,waarmee u al de inwoners van Egypte hebtverkwikt, mannen en vrouwen. En hij zei tothaar: Hoe mooi zijn zij als wij nog leven, maarindien u ze in het graf beziet dan zoudt u nu uwblik ervan afwenden.19. Zij zei Hoe mooi en aangenaam zijn al uwwoorden; neem zo bid ik u, de harp die in huisis, en speel met uw handen en laat ons uwwoorden horen.

Page 84: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 84

20. Hij zei tot haar: Hoe mooi en aangenaamzijn mijn woorden wanneer ik Gods lof verkon-dig en Zijn heerlijkheid. En zij zei tot hem: Hoeerg mooi is het haar van uw hoofd; zie de gou-den kam die in huis is, neem die bid ik u en krulhet haar van uw hoofd.21. Hij zei tot haar: Hoe lang zult u deze woor-den spreken? Houd op met deze woorden teuiten tot mij, en sta op en houd u bezig met uwhuishoudelijke bezigheden.22. Zij zei tot hem: Er is niemand in mijn huis,en er is niets om op te letten dan op uw woor-den en op uw wensen. Ondanks alles kon zijJozef niet tot zich brengen noch vestigde hij zijnblikken op haar maar richtte die naar de grond.23. Zelica begeerde Jozef in haar hart, dat hijbij haar zou liggen, en op de tijd dat Jozef inhet huis zat om er zijn werk te doen, kwamZelica en zat voor hem en zij lokte hem dage-lijks met haar betoog om bij haar te liggen, ofnaar haar te kijken maar Jozef wilde niet naarhaar luisteren.24. Zij zei tot hem: Indien u niet doet zoals ikzeg, dan zal ik u kastijden met de straf desdoods, en een ijzeren juk op u leggen.25. Jozef zei tot haar: God die de mens schiepdie zal zeker de boeien losmaken van gevange-nen, en Hij zal mij bevrijden uit uw gevangenisen uw oordeel.26. Toen zij het niet van hem kon winnen, omhem te overreden, en omdat haar ziel nog steedsop hem was gevestigd, maakte haar verlangenhaar smartelijk ziek.27. Al de vrouwen van Egypte kwamen haarbezoeken, en zij zeiden tot haar: Waarom zijt uin deze kwijnende staat? U komt niets tekort;uw echtgenoot is zeker een groot en geachtvorst in de ogen des konings. Komt u dan ietstekort van wat uw hart verlangt?28. Zelica antwoordde hen, zeggende: Vandaagzal u bekend worden gemaakt waaruit de kwaalvoortvloeit waarin u mij aantreft. En zij geboodhaar dienaressen om voor al de vrouwen eenmaaltijd te bereiden, en zij maakte er voor heneen feestmaal van, en al de vrouwen aten in hethuis van Zelica.29. Zij gaf hen messen om de citroenen teschillen om die te eten, en zij gebood dat Jozefmoest worden gekleed in een kostbaar gewaad,en dat hij voor hen zou verschijnen, en Jozefkwam voor hun ogen en al de vrouwen kekennaar Jozef en konden hun ogen niet van hemafwenden, en zij sneden zich allen in hun han-den met de messen die zij in hun handen had-den, en al de citroenen die zij in hun handenhadden, zaten onder het bloed.30. Zij wisten niet wat zij hadden gedaan, maarzij bleven kijken naar de schoonheid van Jozef,en zij konden hun ogen niet van hem afwenden.31. Zelica zag wat zij hadden gedaan, en zij zei

tot hen: Wat is dit dat u hebt gedaan? Zie, ikheb u citroenen gegeven om op te eten en uhebt u allen in uw handen gesneden.32. Al de vrouwen keken naar hun handen, enzij zaten onder het bloed, en hun bloed vloeideop hun gewaden, en zij zeiden tot haar: Dezeslaaf in uw huis heeft ons overmand, en wijkonden onze ogen niet van hem afwendenvanwege zijn schoonheid.33. Zij zei tot hen: Zeker, dit overkwam u op hetogenblik dat u naar hem keek, en uzelf niet konbeheersen jegens hem. Hoe kan ik mij daninhouden wanneer hij doorlopend in mijn huisis, en ik hem dag. aan dag mijn huis zie in enuitgaan? Hoe kan ik dan voorkomen dat ik weg-kwijn of zelfs ten onder ga vanwege dit alles?34. Zij zeiden tot haar: Uw woorden zijn waar,want wie kan deze schone gedaante in huis zienen er zich van onthouden, en is hij niet uw slaafen verzorger in uw huis, en waarom zegt u hemniet wat u op het hart ligt, en waarom laat u uwziel ten onder gaan door deze zaak?35. Zij zei tot hen: Ik probeer dagelijks om hemte overreden, en hij wil niet ingaan op mijnwensen, en ik beloofde hem alles wat goed is,en toch kan ik niets in hem vinden wat aanmijn gevoelens beantwoordt; daarom verkeerik in een kwijnende toestand zoals u ziet.36. Zelica werd erg ziek vanwege haar verlan-gen naar Jozef, en zij was hopeloos verliefd ophem, en al de mensen van het huis van Zelicaen haar echtgenoot wisten niets van deze zaak,dat Zelica ziek was vanwege haar liefde totJozef.37. Alle mensen van haar huis vroegen haar:Waarom zijt u zo ziek en kwijnend, terwijl uniets tekort komt? En zij zei tot hen: Ik weetniet wat het is dat dagelijks erger wordt bij mij.38. De vrouwen en haar vriendinnen kwamenhaar dagelijks bezoeken, en zij spraken methaar, en zij zei tot hen: Dit kan slechts zijnveroorzaakt door liefde tot Jozef. En zij zeidentot haar: Lok hem en grijp hem in het geheim,en wellicht zal hij naar u luisteren, en dezedood (wegkwijning) van u wegnemen.39. Het werd slechter met haar, vanwege haarliefde tot Jozef, en zij ging verder achteruit,totdat zij nauwelijks kracht had om te staan.40. Op een zekere dag was Jozef bezig metwerkzaamheden voor zijn meester in het huis,en Zelica kwam stilletjes aan en viel plotselingop hem, en Jozef verweerde zich en was sterkerdan zij, en hij kreeg haar op de grond.41. Zelica weende vanwege het verlangen inhaar hart naar hem, en zij smeekte hem methaar geween. Haar tranen vloeiden langs haarwangen, en zij sprak tot hem met een smeken-de stem en met bitterheid des harten, zeggende:42. Hebt u ooit gehoord, gezien of geweten vanzo'n mooie vrouw als ik ben, of beter dan ikzelf,

Page 85: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 85

die dagelijks met u spreekt, die steeds zwakkerwordt uit liefde tot u, die u al deze eer geeft, endie toch niet wil luisteren naar mijn stem?43. Als het is uit vrees voor uw meester omdathij u zou straffen, zo waarlijk de koning leeftzal u hiervoor geen leed worden toegebrachtdoor uw meester; luister daarom alstublieftnaar mij, en stem toe terwille van de eer die iku heb verleend, en neem deze dood van mijweg, en waarom zou ik om u sterven? En zijhield op met spreken.44. Jozef antwoordde haar, zeggende: Onthoudtu van mij, en laat deze zaak over aan mijn mees-ter. Zie, mijn meester weet niet wat er met mijgaande is in het huis, want alles wat hem toe-behoort heeft hij in mijn hand gegeven, en hoekan ik deze dingen doen in het huis van mijnmeester?45. Want hij heeft mij ook grotelijks geëerd inzijn huis, en hij heeft mij ook over dit huisgesteld, en hij heeft mij verheven, en er is nie-mand groter in dit huis dan ik, en mijn meesterheeft mij niets onthouden, uitgezonderd u diezijn huisvrouw is, hoe kunt u dan deze woordentot mij spreken, en hoe kan ik dit grote kwaaddoen en zondigen tegen God en tegen uwechtgenoot?46. Onthoudt u daarom van mij, en spreek nietmeer zulke woorden als deze, want ik zal nietnaar uw woorden luisteren. Maar Zelica wildeniet naar Jozef luisteren wanneer hij deze woor-den tot haar sprak, maar zij lokte hem dagelijksom naar haar te luisteren.47. Het was hierna dat de rivier van Egyptebuiten haar oevers trad, en al de inwoners vanEgypte gingen uit, en ook de koning en (zijn)vorsten gingen uit met tamboerijnen en dan-sen, want het was een groot feest in Egypte, eneen vrije dag in de tijd der overstroming van deSihor, en zij gingen daarheen om er de geheledag te feesten.48. Toen de Egyptenaren uitgingen naar de ri-vier om er te feesten naar gewoonte, gingen alde mensen van Potifar's huis met hen mee,maar Zelica wilde niet met hen meegaan wantzij zei: Ik ben ongesteld. En zij bleef alleen inhet huis, en er was niemand anders met haar inhet huis.49. Zij stond op en besteeg haar tempel in hethuis, en kleedde zichzelf in een vorstelijkgewaad, en zij zette op haar hoofd kostbaresardonyxstenen die gevat waren in zilver engoud, en zij verfraaide haar gezicht en huid metallerlei reinigende vloeistoffen voor vrouwen,en zij parfumeerde de tempel en het huis metcassia en wierook, en zij verspreidde mirre enaloë, en daarna zat zij in de toegang tot de tem-pel, in de gang van het huis, waar Jozef langsmoest om zijn werk te doen, en zie Jozef kwamvan het veld, en ging het huis binnen om het

werk te doen voor zijn meester.50. Hij kwam bij de plek waar hij voorbijmoest, en hij zag al het werk van Zelica, en hijkeerde zich om.51. Zelica zag dat Jozef zich omkeerde en zijriep uit tot hem: Wat mankeert u Jozef? Zet uaan uw werk, en zie ik zal ruimte voor u makentotdat u zijt voorbijgegaan naar uw zetel.52. Jozef keerde terug en ging het huis binnen,en ging haar voorbij naar zijn zetel, en hij gingzitten om voor zijn meester te werken zoalsgebruikelijk. En zie, Zelica kwam tot hem enstond voor hem in haar vorstelijk gewaad, ende geur van haar kleding verspreidde zich totop een afstand.53. Zij haastte zich en greep Jozef bij zijngewaad, en zei tot hem: Zo waarlijk de koningleeft, indien u niet wilt ingaan op mijn verzoekdan zult u vandaag sterven. En zij haastte zichen strekte haar andere hand uit en haalde eenzwaard onder haar gewaad vandaan, en zij zet-te dit op Jozefs hals, en zij zei: Sta op en voldoeaan mijn verzoek en indien u dit niet doet dansterft u vandaag.54. Jozefwas bang dat zij dit zou doen, en hijstond op en vluchtte van haar weg, en zij greepde voorkant van zijn kleed, en in de paniek vanzijn vlucht scheurde het kleed dat Zelica greep,en Jozef liet het (stuk) kleed in de hand vanZelica, en hij vluchtte en kwam naar buiten,want hij was angstig.55. Toen Zelica zag dat Jozefs kleed was ge-scheurd, en dat hij het in haar hand had ach-tergelaten, en was gevlucht, toen was zij be-vreesd voor haar leven als het nieuws hieroverzich zou verspreiden. Ze stond op en handeldesluw, en deed het gewaad uit waarin zij wasgekleed, en trok haar gewone kleding aan.56. Zij nam Jozefs gewaad en legde het naasthaar neer, en zij zette zichzelf neer huis warenuitgegaan naar de rivier, en zij riep een jonge-man die toen in huis was, en zij gebood hemom de mensen van het huis tot haar te roepen.57. Toen zij hen zag zei zij tot hen met eenluide stem en met gejammer: Zie wat voor eenHebreeër uw meester tot mij heeft gebracht inhet huis, want hij kwam vandaag om bij mij teliggen.58. Want toen u waart uit gegaan kwam hij inhet huis. Toen hij zag dat er niemand in huiswas, kwam hij tot mij en greep mij met het doelom bij mij te liggen.59. Ik greep zijn gewaad en scheurde dat en rieptot hem met luide stem, en ik mijn stem verhieftoen was hij bevreesd voor zijn leven en liet zijnkleed achter en vluchtte.60. De mensen van haar huis zeiden niets, maarhun toom was ten zeerste gewekt tegen Jozef.Zij gingen naar zijn meester en vertelden hemde woorden van zijn huisvrouw.

Page 86: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 86

61. Potifar kwam woedend thuis en zijn huis-vrouw schreeuwde het uit tegen hem, zeggende:Wat is dit, dat u mij hebt aangedaan door eenHebreeuwse dienaar in mijn huis te brengen,want hij kwam vandaag bij mij om met mij tevrijen aldus deed hij mij vandaag.62. Potifar hoorde de woorden zijner huisvrouw,en hij beval dat Jozef zou worden gestraft metzweepslagen, en zij deden aldus met hem.63. Terwijl zij hem sloegen, riep Jozef het uit metluide stem, en hij hief zijn ogen op naar de hemel,en hij zei: Och Heer God, U weet dat ik onschul-dig ben aan al deze dingen, en waarom moet ikvandaag sterven door leugens, door de handenvan deze boze onbesnedenen, die U kent?64. Terwijl Potifar's mannen Jozef sloegen toenschreeuwde en weende hij verder. Er was daareen kind van elf maanden oud, en de Heer open-de de mond van het kind, en hij sprak deze woor-den voor Potifar's mannen die Jozef sloegen:65. Wat wilt u van deze man, en waarom doet uhem dit kwaad aan? Mijn moeder spreekt on-juist en brengt leugens in omloop; de toedrachtis als volgt:66. Het kind vertelde nauwkeurig alles wat ergebeurd was, en al de woorden van Zelica totJozef dag aan dag verklaarde hij hen.67. Alle mannen hoorden de woorden van hetkind, en zij verwonderden zich enorm over dewoorden van het kind, en het kind hield op metspreken en werd stil.68. Potifar, was erg beschaamd over de woor-den van zijn zoon, en hij beval zijn mannen omJozef niet langer te slaan, en de mannen hiel-den op met Jozef te slaan.69. Potifar nam Jozef en beval dat hij zou wor-den berecht door de priesters, die de rechterswaren des konings, om hem in deze zaak teberechten.70. Potifar en Jozef kwamen voor de priestersdie 's konings rechters waren, en hij zei tot hen:Beslis, bid ik u, welk oordeel gepast is voor eendienaar, want aldus heeft hij gedaan.71. De priesters zeiden tot Jozef: Waarom deed udit uw meester aan? En Jozef antwoordde hen,zeggende: Zo is het niet mijne heren, want alduswas de zaak. Potifar zei tot Jozef; Zeker, ik ver-trouwde u alles toe wat mij toebehoorde, en ikonthield u niets dan (alleen) mijn huisvrouw, enhoe kon u dit kwaad doen?72. Jozef antwoordde, zeggende: Zo is het nietmijn heer, zo waarlijk de Heer leeft en uw zielleeft, mijn heer, het woord dat u van uw huis-vrouw hoorde is onwaar, want aldus was detoedracht.73. Een jaar is voorbijgegaan sedert ik in uwhuis was; hebt u enige onrechtvaardigheid in

mij gezien, of iets wat voor u aanleiding zoukunnen zijn mijn leven te vragen?74. De priesters zeiden tot Potifar: Wij biddenu, laat Jozefs gescheurde gewaad voor ons bren-gen, en laat ons de scheur daarin zien. Indien descheur aan de voorkant van het gewaad is, danmoet zijn aangezicht tegenover haar zijngeweest, en zij moet hem hebben aangegrepenom tot haar te komen, en bedrieglijk deed uwhuisvrouw alles wat zij heeft gesproken.75. Zij brachten Jozefs kleed voor de priestersdie rechters waren, en zij keken, en zie, descheur was aan de voorkant van Jozef, en allerechtsprekende priesters wisten dat zij hem hadgeprest, en zij zeiden: Het oordeel des doods isniet gepast voor deze slaaf want hij heeft nietsgedaan, maar het oordeel is dat hij geplaatstwordt in het gevangenhuis, vanwege het geruchtdat van hem is uitgegaan tegen uw huisvrouw.76. Potifar hoorde hun woorden en hij plaat-ste hem in het gevangenhuis de plaats waar 'skonings gevangenen werden bewaard, enJozef verbleef 12 jaren in het gevangenhuis.77. Ondanks dit alles keerde zijn meester'shuisvrouw zich niet van hem af, en zij hieldniet op met tot hem te spreken dag aan dag omnaar haar te luisteren, en ten einde van driemaanden ging Zelica verder met dag aan dagnaar Jozef te gaan in het gevangenhuis, en zijlokte hem met naar haar te luisteren, en Zelicazei tot Jozef: Hoelang zult u in dit huis blijven?Luister daarom naar mijn stem en ik zal u uitdit huis brengen.78. Jozef antwoordde haar, zeggende: Het isbeter voor mij om in dit huis te blijven dan omnaar uw woorden te luisteren en om te zondi-gen tegen God. En zij zei tot hem: Indien u nietaan mijn wens wilt voldoen, dan zal ik uw ogenuitsteken en ketenen toevoegen aan uw voeten,en dan zal ik u uitleveren in de handen van hendie u voordien niet kende.79. Jozef antwoordde haar en zei: Zie, de Godder gehele Aarde is in staat om mij te bevrijdenvan alles wat u mij kunt doen, want Hij opentde ogen der blinden, en ontbindt hen die zijngebonden, en bewaart alle vreemdelingen dieonbekend zijn met het land.80. Toen Zelica niet in staat was om Jozef teoverreden, naar haar te luisteren, liet zij af methem te lokken; en Jozef was nog steeds gevan-gen in het gevangenhuis. Jakob de vader vanJozef, en al zijn broers in het land Kanaän, dierouwden en weenden nog steeds in die dagenvanwege Jozef, want Jakob weigerde om teworden getroost over zijn zoon Jozef, en Jakobschreeuwde luid, en weende en rouwde al diedagen.

Hoofdstuk 4545:1. Het was in die tijd in dat jaar, hetwelk is het jaar dat Jozefnaar Egypte ging nadat zijn broers

Page 87: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 87

hem hadden verkocht, dat Ruben de zoon vanJakob naar Timna ging en zich tot vrouw namEliuram, de dochter van de Kanaäniet Avi, en hijging tot haar in.2. Eliuram de vrouw van Ruben werd zwanger enbaarde hem: Henoch, Pallu, Hezron en Karmi,vier zonen. Zijn broeder Simeon nam zijn zusterDina als vrouw, en zij baarde hem: Jemuel,Jamin, Ohad, Jachin en Zohar, vijf zonen.3. Daarna ging hij in tot de Kanaänietischevrouw Buna die dezelfde is als Buna die Simeongevangen nam in de stad Sichem, en Buna wasdienstmaagd voor Dina en zorgde voor haar.Simeon ging tot haar in en zij baarde hem Saul.4. Juda ging in die tijd naar Adullam, en hij keer-de in tot een man van Adullam, en zijn naam wasHira, en Juda zag daar de dochter van eenKanaänietische man, en haar naam was Aliyath,de dochter van Sua, en hij nam haar en ging tothaar in, en Aliyath baarde Juda: Er, Onan enSela, drie zonen.5. Levi en Issachar gingen naar het land van hetOosten, en zij namen zichzelf als vrouwen dedochters van Jobab de zoon van Joktan, de zoonvan Heber; en Jobab de zoon van Joktan hadtwee dochters; de naam van de oudste was Adinaen de naam van de jongste Aridah.6. Levi nam Adina, en Issachar nam Aridah, enzij kwamen in het land Kanaän, in hun vader'shuis, en Adina baarde Levi: Gerson, Kohath enMerari, drie zonen.7. Aridah baarde Issachar: Tola, Pua, Job enSimron, vièr zonen; en Dan ging naar het landMoab en nam als vrouw Aflaleth, de dochter vanChamudan de Moabiet, en hij voerde haar naarhet land Kanaän.8. Aflaleth was onvruchtbaar en had geen kroost,en God gedacht later Aflaleth de vrouw van Dan,en zij werd zwanger en baarde een zoon, en zijnoemde hem Husim.9. Gad en N aftali gingen naar Haran en namenvandaar de dochters van Amuram (Abi) de zoonvan Uz, de zoon van Nahor, als vrouwen.10. Deze zijn de namen der dochters van Amu-ram; de naam van de oudste was Merimahen, denaam van de jongste Uzith; en Naftali nam Meri-mah en Gad nam Uzith; en voerden hen naar hetland Kanaän, naar hun vader's huis.11. Merimah baarde Naftali, Jahzeël, Guni, Jezeren Sillem, vier zonen; en Uzith baarde: Gad,Zifjon, Haggi, Suni, Ezbon, Er Arodi en Areli,zeven zonen.12. Aser ging uit en nam Adon de dochter vanAflal, de zoon van Hadad (Radar?), de zoon vanIsmaël, als vrouwen hij voerde haar naar het landKanaän.13. Adon de vrouw van Aser stierf in die dagenen had geen kroost; en het was na de dood vanAdon dat Aser ging naar de andere kant derrivier en als vrouw nam Hadurah de dochter

van Abimaël de (klein)zoon van Heber, de zoonvan Sem.14. De jonge vrouw was een knappe verschij-ning en een vrouw met verstand, en zij was devrouw geweest van Malkiel (MachuI) de zoonvan Elam, de zoon van Sem.15. Hadurah baarde Malkiel een dochter, en hijnoemde haar Serach, en Malkiel stierf daarna,en Hadurah ging en bleef in haar vader's huis.16. Na de dood van de vrouw van Aser ging hijen nam Hadurah als vrouw, en voerde haarnaar het land Kanaän, en hij nam ook haardochter Serach mee, en zij was drie jaren oud,en het meisje werd opgevoed in Jakob's huis.17. Het meisje was een knappe verschijning, enzij wandelde in de geheiligde wegen der kinde-ren Jakobs; er ontbrak niets aan haar, en deHeer gaf haar wijsheid en verstand18. Hadurah de vrouw van Aser werd zwangeren baarde hem Jimna, Jisva, Jisvi en Beria,vier zonen.19. Zebulon ging naar Midian en nam als vrouwMerusha de dochter van Molad, de zoon vanAbida, de zoon van Midian, en voerde haar naarhet land Kanaän.20. Merusha baarde Zebulon: Sered, Elon enJahleël, drie zonen.21. Jakob stuurde iemand naar Aram, de zoonvan Zoba, de zoon van Terach, en hij nam voorzijn zoon Benjamin Mechalia de dochter vanAram, en zij kwam naar het land Kanaän tenhuize van Jakob; en Benjamin was tien jarenoud toen hij Mechalia, de dochter van Aram,als vrouw nam.22. Mechalia werd zwanger en baarde Benja-min: Bela, Becher, Asbel, Gera en Naäman, vijfzonen; en Benjamin ging later heen en nam alsvrouw Aribath, de dochter van Shomron(Zimran?), de zoon van Abraham, boven zijneerste vrouw, en hij was achttien jaren oud; enAribath baarde Benjamin: Ehi, Ros, Muppim,Huppim en Ard, vijf zonen.23. In die dagen ging Juda uit tot hét huis vanSem en nam Tamar de dochter van Elam, dezoon van Sem, als vrouw voor zijn eerstgebo-rene Er.24. Er ging in tot zijn vrouw Tamar, en zij werdzijn huisvrouw, en als hij tot haar inging danverdierf hij zijn zaad tegen de aarde, en wat hijdeed was kwaad in de ogen des Heren, en deHeer doodde hem.25. Het was na de dood van Juda’s eerstgebo-rene Er dat Juda tot Onan zei: Ga in tot uwsbroers huisvrouwen trouw haar als naasteverwant, en verwek uwen broeders zaad.26. Onan nam Tamar als vrouwen hij ging tothaar in, en Onan deed net als zijn broeder, enwat hij deed was kwaad in de ogen des Heren,en Hij doodde hem eveneens.27. Toen Onan stierf, zei Juda tot Tamar: Blijf in

Page 88: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 88

uws vaders huis totdat mijn zoon Sela groot isgeworden. Juda wilde Tamar liever niet aan Selageven want hij zei: Wellicht zal ook hij stervengelijk zijn broers.28. Tamar stond op en ging heen en bleef inhaar vader's huis, en Tamar was enige tijd inhaar vader's huis.29. Bij de jaarwisseling stierf Aliyath de huis-vrouw van Juda; en Juda werd getroost overzijn huisvrouw, en na de dood van Aliyath gingJuda met zijn vriend Hira op naar Timna omhun schapen te scheren.30. Tamar hoorde dat Juda was opgegaan naar

Timna om de schapen te scheren, en dat Selagroot geworden was en dat Juda haar niet aanhem had gegeven.31. Tamar stond op en legde de klederen af vanhaar weduwschap, en zij bedekte zich met eensluier en omwond zich, en zij ging uit en zat inde publieke gelegenheid die op de weg naarTimna is.32. Juda kwam voorbij en zag en nam haar enging tot haar in en zij ontving bij hem; en hetgeschiedde ten tijde dat zij baren zou, zie, toenwaren er tweelingen in haar buik, en hij noem-de de eerste Perez en de tweede Zerah.

Hoofdstuk 4646:1. In die dagen zat Jozef nog gevangen in hetgevangenhuis in het land Egypte.2. In die tijd stonden twee hovelingen van faraovoor hem, de overste der schenkers en de oversteder bakkers van de koning van Egypte.3. De schenker schonk wijn en zette dit voor dekoning om te drinken. De bakker zette broodvoor de koning om te eten, en de koning dronkvan de wijn en at van het brood. Ook zijn diena-ren en ministers aten aan des konings tafel.4. Als zij zaten te eten en te drinken dan waren deschenker en de bakker erbij, en farao's ministersvonden vliegen in de wijn die de schenker hadgebracht, en stenen met salpeter werden gevon-den in het brood van de bakker.5. De hoofdopzichter stelde Jozef aan als bedien-de van Farao's hovelingen, en farao's hovelingenwaren daar een jaar in bewaring.6. Aan het einde van het jaar hadden zij beiden indezelfde nacht een droom, in bedienen zoals ge-woonlijk, en hij zag hen aan, en zie, hun gelaats-uitdrukkingen waren ontmoedigd en droevig.7. Jozef vroeg hen: Waarom zijn uw aangezichtenvandaag droevig en ontmoedigd? Toen zeiden zijtot hem: Wij droomden een droom, en er is nie-mand om hem uit te leggen. Jozef zei tot hen:Vertel uw droom aan mij, en God zal u een ant-woord geven dat u bevredigt.8. De schenker vertelde Jozef zijn droom, en hijzei: In mijn droom zag ik een grote wijnstok voormij, en aan die wijnstok zag ik drie ranken, en dewijnstok botte snel en bereikte een grote hoogte,en zijn trossen waren gerijpt en werden druiven.9. Ik nam de druiven en drukte ze uit in eenbeker, en ik gaf die in farao’s hand en hij dronk.En Jozefzei tot hem: De drie ranken op de wijn-stok zijn drie dagen.10. Binnen drie dagen zal de koning bevelen dat uwordt ontslagen uit deze gevangenis en hij zal uin uw staat herstellen, en u zult de koning wijn tedrinken geven zo als vroeger toen u zijn schenkerwaart; maar wees zo vriendelijk om mijner tegedenken bij farao wanneer het u wel zal gaan, endoe toch weldadigheid aan mij, en maak dat ik uitdit huis kome, want ik was ontstolen uit het land

Kanaän en werd hier als slaaf verkocht.11. Ook datgene dat u was verteld over mijnmeester's huisvrouw is onjuist, want zij plaats-ten mij in deze kerker voor niets. De schenkerantwoordde Jozef zeggende: Indien de koninggoed met mij handelt zoals eerst, zoals u mijhebt uitgelegd, dan zal ik alles doen wat u ver-langt, en maken dat u uit deze kerker komt.12. De bakker, die zag dat Jozef de droom vande schenker nauwkeurig had uitgelegd, die na-derde ook en vertelde Jozef zijn gehele droom.13. Hij zei tot hem: In mijn droom zag ik driewitte korven op mijn hoofd, en ik zag in debovenste korf allerlei soorten bakwerk voorfarao, en zie het gevogelte at het uit de korfboven mijn hoofd.14. Jozef zei tot hem: De drie korven die u heeftgezien zijn drie dagen; binnen drie dagen zalfarao u (laten) onthoofden, en u aan een houthangen, en de vogels zullen uw vlees van u eten,zoals u in uw droom hebt gezien.15. In die dagen zou de koningin baren, en opdie dag baarde zij de koning van Egypte eenzoon, en er werd bekendgemaakt dat de koningzijn eerstgeboren zoon had verkregen en al demensen van Egypte tezamen met de hovelingenen dienaren van farao verheugden zich grote-lijks.16. Op de derde dag na zijn geboorte gaf faraoeen feest voor zijn hovelingen en dienaren,voor de menigte van het land Zoar en van hetland Egypte.17. Al de mensen van Egypte en de dienarenvan farao kwamen om met de koning te eten ente drinken op het feest van zijn zoon, en omzich te verheugen met de vreugde des konings.18. Alle hovelingen van de koning en zijn diena-ren feestten toen acht dagen lang op het feest,en zij maakten pret met allerlei soorten muziek-instrumenten, met tamboerijnen en met dansenin 's konings huis gedurende acht dagen.19. De schenker, aan wie Jozef zijndroom had uitgelegd, vergat Jozef, en hijmaakte geen melding van hem bij dekoning zoals hij had beloofd, want dit

Page 89: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 89

was vanwege de Heer om Jozef te straf-fen omdat hij op mensen had gebouwd.

20. Jozef bleef hierna nog twee jaren in hetgevangenhuis, tot er twaalf jaren om waren.

Hoofdstuk 4747:1. En Isaäk, de zoon van Abraham, leefde nogin die dagen in het land Kanaän; hij was hoogbejaard, 180 jaren oud, en zijn zoon Esau, debroeder van Jakob, was in het land Edom en hijen zijn zonen hadden daar bezittingen onder dekinderen van Seir.2. Esau hoorde dat zijn vader's tijd ten einde liep,en hij en zijn zonen en zijn huishouding kwamennaar het land Kanaän, naar zijn vader's huis, enJakob en zijn zonen gingen uit van de plaats waarzij woonden in Hebron, en zij kwamen allen naarhun vader Isaäk, en zij vonden Esau en zijn zonenin de tent.3. Jakob en zijn zonen zaten voor hun vaderIsaäk, en Jakob rouwde nog over zijn zoon Jozef.4. Isaäk zei tot Jakob: Breng mij uw zonen hieropdat ik hen zegene;. Jakob bracht zijn elf kinde-ren voor zijn vader.5. Isaäk legde zijn handen op al de zonen vanJakob, en hij vatte hen, en omhelsde hen, enkuste hen één voor één, en Isaäk zegende hen opdie dag en hij zei tot hen: Moge de God uwervaderen u zegenen en uw zaad doen toenemen inaantal gelijk de sterren des hemels.6. Isaäk zegende ook de zonen van Esau, zeggen-de: Moge God u een vrees en een schrik doen zijnvoor allen die naar u zien, en voor al uw vijanden.7. Isaäk riep Jakob en zijn zonen, en zij kwamenallen en zaten voor Isaäk, en Isaäk zei tot Jakob:De Heer God der gehele Aarde zei tot mij: Aanuw zaad zal Ik dit land ten erve geven indien uwkinderen Mijn inzettingen houden en Mijnwegen, en Ik zal aan hen vervullen de eed die Ikzwoer aan uw vader Abraham.8. Daarom nu mijn zoon, leer uw kinderen en dekinderen uwer kinderen om de Heer te vrezen, ende goede weg te gaan die de Heer uw God be-haagt, want indien u de wegen des Heren en Zijninzettingen houdt dan zal de Heer ook tegenoveru Zijn verbond met Abraham gedenken, en het alde dagen goed maken met u en met uw zaad.9. Toen Isaäk geëindigd had met zijn instructiesaan Jakob en zijn kinderen, toen gaf hij de geesten stierf, en werd verzameld tot zijn volkeren.10. Jakob en Esau vielen op het gezicht van hunvader Isaäk en weenden. Isaäk was 180 jaren oudtoen hij stierf in het land Kanaän, in Hebron, enzijn zonen droegen hem in de spelonk van Mak-pela, die Abraham als begraafplaats had gekochtvan de kinderen van Heth.11. Al de koningen van het land Kanaän gingenmet Jakob en Esau om Isaäk te begraven, en alde koningen van Kanaän betuigden Isaäk groteeer bij zijn dood.12. De zonen van Jakob en de zonen van Esauliepen barrevoets, lopend en jammerend totdat

zij Kirjat-Arba bereikten.13. Jakob en Esau begroeven hun vader Isaäkin de spelonk van Makpela, die is in Kirjat-Arba in Hebron, en zij begroeven hem met zeerveel eer, als bij de begrafenis van een koning.14. Jakob en zijn zonen, en Esau en zijn zonen,en al de koningen van Kanaän, rouwden eengrote en zware rouw, en zij begroeven hem enrouwden vele dagen over hem.15. Bij de dood van Isaäk liet hij zijn vee en zijnbezittingen en alles wat hem toe behoorde naaan zijn zonen; en Esau zei tot Jakob: Zie, bidik u, al wat onze vader heeft nagelaten zullenwij verdelen in twee delen, en ik zal mogenkiezen. En Jakob zei: Dat zullen wij doen.16. Jakob nam alles wat Isaäk had nagelaten inhet land Kanaän, het vee en de have, en hijverdeelde dat in twee delen voor Esau en zijnzonen en hij zei tot Esau: Zie, dit alles is voor u,kiest u voor uzélf de helft die u wilt nemen.17. Jakob zei tot Esau; Hoor, zo bid ik u, wat iktot u wil spreken. En hij zei: De Heer God vanhemel en aarde sprak tot uw vaderen Abrahamen Isaäk, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit landvoor altijd ten erve geven.18. Nu dan, alles wat onze vader heeft nagela-ten is voor u, en zie al het land is voor U; kiesdan daarvan wat u wenst.19. Indien u het gehele land wenst neem hetdan voor u en uw kinderen voor altijd en danzal ik deze rijkdommen nemen, en indien udeze rijkdommen tot u verlangt te nemen danzal ik het land voor altijd ten erve nemen voormij en voor mijn kinderen.20. En Nebayoth, de zoon van Ismaël, was toenin het land met zijn kinderen, en Esau ging zichop die dag met hem beraden, zeggende:21. Aldus heeft Jakob tot mij gesproken enaldus heeft hij mij geantwoord, geef nu uw raaden wij zullen luisteren.22. Nebayoth zei: Wat is dit dat Jakob tot uheeft gesproken? Zie al de kinderen van Kanaänwonen zeker in hun land, en Jakob zegt dat hijhet met zijn zaad zal erven al de dagen.23. Nu dan, ga en neem al uw vader’s rijkdom-men en laat uw broeder Jakob in het land zoalshij heeft gesproken.24. Esau stond op en keerde terug naar Jakob,en deed alles wat Nebayoth de zoon van Ismaëlhad aangeraden, en Esau nam al de rijkdom-men die Isaäk had nagelaten, de zielen, debeesten, het vee en de have, en al de rijkdom-men; hij gaf niets aan zijn broeder Jakob; enJakob nam het gehele land Kanaän, van de ri-vier van Egypte tot de rivier Eufraat, en hijnam het als een eeuwig bezit, en voor zijn

Page 90: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 90

kinderen en voor zijn zaad na hem voor altijd.25. Jakob nam ook van zijn broeder Esau despelonk van Makpela, welke is in Hebron, en dieAbraham had gekocht van Efron als begraaf-plaats voor hem en zijn zaad voor altijd.26. Jakob schreef al deze dingen in het koop-boek, en hij tekende het, en hij liet dit tekenendoor vier betrouwbare getuigen.27. Deze zijn de woorden die Jakob in het boekschreef, zeggende: Het land Kanaän en al desteden der Hettieten, de Hevieten, de Jebusie-ten, de Amorieten, de Perezieten en de Gerasie-ten, al de zeven volkeren vanaf de rivier vanEgypte tot de rivier Eufraat;28. De stad Hebron, Kirjat Arba en de spelonkdie daarin is, dat alles kocht Jakob van zijnbroeder Esau tegen vergoeding (de helft vanIsaäk's rijkdommen), als erf bezit voor zijnzaad na hem voor altijd.29. Jakob nam het koopboek met de handteke-ningen, de geboden en de inzettingen en hetgeopenbaarde boek, en hij deed die in een aarden

vat opdat zij lange tijd zouden blijven bestaan, enhij overhandigde dat aan zijn kinderen.30. Esau nam alles wat zijn vader hen bij zijndood had achtergelaten van zijn broeder Jakob,en hij nam alle eigendommen van man totbeest, kameel en ezel, os en lam, zilver en goud,stenen en bdellium, en al de rijkdommen diehadden toebehoord aan Isaäk de zoon vanAbraham. Er bleef niets achter dat Esau nietvoor zichzelf nam van alles wat Isaäk bij zijndood achterliet.31. Esau nam dit alles, en hij en zijn kinderengingen naar huis naar het land van de HorietSeir, weg van zijn broeder Jakob en zijnkinderen.32. Esau had bezittingen onder de kinderenvan Seir, en Esau keerde van die dag af nietmeer terug naar het land Kanaän.33. Het gehele land Kanaän werd een erfenisvoor de kinderen Israëls als eeuwig durendeerfenis, en Esau met al zijn kinderen erfden deberg Seir.

Hoofdstuk 4848:1. In die dagen, na de dood van Isaäk, deed deHeer een hongersnood ontstaan op de gehelewereld.2. In die tijd zat farao koning van Egypte op zijntroon in het land Egypte, en lag in zijn bed endroomde dromen, en farao zag in zijn droom dathij aan de oever der rivier van Egypte stond.3. Terwijl hij daar stond keek hij, en zie, zevenkoeien vet van vlees en schoon van aanzien,kwamen uit de rivier.4. Zeven andere koeien, dun van vlees en lelijkvan aanzien, kwamen na hen uit de rivier. Delelijk van aanzien zijnde koeien verslonden deschoon van aanzien zijnde koeien, en toch bleefhun aanzien lelijk als in den beginne.5. Hij ontwaakte, en hij sliep weer en hij droomdeimdermaal, en hij keek, en zie, zeven korenarenkwamen op in één halm, vet en goed, en zevendunne, door de oostenwind verzengde aren, scho--ten na hen op. De zeven dunne aren verzwolgende volle aren, en farao ontwaakte uit zijn droom.6. In de morgenstond herinnerde de koning zichzijn dromen, en zijn geest was ten zeerste versla-gen, en de koning haastte zich en liet alle tove-naars van Egypte roepen, en de wijze mannen, enzij kwamen en stonden voor farao.7. De koning zei tot hen: Ik heb dromengedroomd, en er is niemand om die uit te leggen.En zij zeiden tot de koning: Vertel uw dromenaan uw dienaren en laat ons die (ook) horen.8. De koning vertelde zijn dromen aan hen, en zijantwoordden allen en zeiden als uit één mond totde koning: Moge de koning voor eeuwig leven; endit is de uitleg van uw dromen.9. De zeven mooie koeien die u hebt gezien diebeduiden zeven dochters die u in uw latere

dagen geboren zullen worden, en de zevenkoeien die u na hen zag opkomen en die henverzwolgen die zijn een teken dat de dochtersdie u geboren zullen worden allen nog tijdensuw leven zullen sterven.10. En dat wat u zag in de tweede droom van dezeven volle en goede korenaren die opkwamenin één halm, daarvan is dit hun uitlegging, datu uzelf in uw latere dagen zeven steden zultbouwen in het gehele land Egypte; en dat wat uzag van de zeven verzengde korenaren die nahen opschoten en hen verzwolgen terwijl u ditmet uw ogen zag, dat is een teken dat de stedendie u zult bouwen allen zullen worden verwoestin de latere dagen, nog tijdens het leven van dekoning.11. Toen zij deze woorden spraken neigde dekoning zijn oor niet naar hun woorden, nochvestigde hij zijn hart erop, want de koning wistin zijn wijsheid dat zij geen juiste uitlegginggaven van de dromen; en toen zij geëindigdwaren met voor de koning te spreken,antwoordde de koning hen, zeggende: Wat isdit dat u tot mij hebt gesproken? U hebt zekerleugens geuit en leugens gesproken; geef daar-om nu de juiste uitlegging van mijn dromenopdat u niet sterft.12. De koning beval hierna dat andere wijzemannen zouden worden geroepen, en zij kwa-men voor de koning staan, en de koning ver-telde hen zijn dromen, en zij antwoordden hemallen zoals bij de eerste uitlegging, en de toomdes konings werd gewekt en hij was zeer ver-toornd en zei tot hen: U spreekt zeker leugensen produceert leugens met wat u hebt gezegd.13. De koning beval dat in het gehele land

Page 91: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 91

Egypte het volgende zou worden bekendgemaakt:Door de koning en zijn grote mannen is beslotendat iedere wijze man die de uitlegging van dro-men weet en verstaat, en die vandaag niet voor dekoning verschijnt, dat die zal sterven.14. Aan de man die de koning de juiste uitleggingvan zijn dromen zal geven, dien zal alles gegevenworden wat hij van de koning verlangt. En al dewijze mannen van het land Egypte kwamen voorde koning, tezamen met alle tovenaars die inEgypte waren en in Gosen, in Ramses, in Tachpa-nes, in Zoar, en in al de plaatsen op de grenzenvan Egypte, en zij stonden allen voor de koning.15. Al de edelen en de prinsen, en de dienaren deskonings kwamen tezamen uit al de steden vanEgypte, en zij zaten allen voor de koning, en dekoning vertelde zijn dromen voor de wijze man-nen en de prinsen, en allen die voor de koningzaten die waren verbaasd over het visioen.16. Al de wijze mannen die voor de koning ston-den, waren grotelijks verdeeld in hun uitleggin-gen van zijn dromen, sommigen legden die voorde koning uit, zeggende: De zeven goede koeienzijn zeven koningen, die uit ’s konings nakome-lingen zullen worden verheven over Egypte.17. De zeven lelijke koeien zijn zeven prinsen dietegen hen zullen opstaan in de latere dagen enhen vernietigen, en de zeven korenaren zijn dezeven grote prinsen van Egypte die in de handenzullen vallen van de zeven minder machtigeprinsen en hun vijanden in de oorlogen van onzeheer de koning.18. Sommigen hunner legden (ze) de koning uitop deze manier, zeggende: De zeven mooiekoeien zijn de sterke steden van Egypte, en dezeven lelijke koeien zijn de zeven volkeren vanhet land Kanaän, die zullen optrekken tegen dezeven steden van Egypte en die vernietigen inlatere dagen.19. Dat wat u zag in de tweede droom, van zevengoede en slechte korenaren, is een teken dat deregering van Egypte opnieuw aan uw zaad zaltoevallen zoals eerst.20. In zijn regering zullen de mensen der stedenvan Egypte zich keren tegen de zeven steden vanKanaän die sterker lijken dan zij zijn, en zullendie vernietigen, en de regering van Egypte zalteruggegeven worden aan uw zaad.21. Sommigen hunner zeiden tot de koning: Dit isde uitlegging van uw dromen. De zeven mooiekoeien zijn zeven koninginnen die u als vrouwenzult nemen in later dagen, en de zeven lelijkekoeien beduiden dat die vrouwen allen nog tij-dens het leven des konings zullen sterven.22. De zeven goede en slechte korenaren die uzag in de tweede droom zijn veertien kinderen,en het zal zijn in later dagen dat zij zullenopstaan en elkaar bestrijden, en zeven van henzullen de zeven doden die machtiger zijn.23. Sommigen hunner zeiden deze woorden tot

de koning zeggende: De zeven mooie koeienbeduiden dat u zeven kinderen geboren zullenworden, en zij zullen zeven van de kinderenuwer kinderen doden in later dagen; en dezeven goede korenaren die u zag in de tweededroom dat zijn die prinsen tegen wie zevenandere minder machtige prinsen zullen strij-den en hen vernietigen in later dagen, en dezaak uwer kinderen wreken, en de regering zalweer toevallen aan uw zaad.24. De koning hoorde al de woorden der wijzemannen van Egypte en hun uitleggingen vanzijn dromen, en geen van hen beviel de koning.25. De koning wist in zijn wijsheid dat zij allenbij elkaar niet juist spraken met al deze woor-den, want dit was vanwege de Heer om dewoorden der wijze mannen van Egypte teverijdelen, opdat Jozef zou uitgaan uit hetgevangenhuis en opdat hij groot zou worden inEgypte.26. De koning zag dat niet één onder al dewijze mannen en tovenaars van Egypte juist tothem sprak, en 's konings toom werd gewekt, enzijn toom brandde in hem.27. De koning beval dat al de wijze mannen entovenaars moesten uitgaan van voor zijngezicht, en zij gingen allen uit van voor dekoning met schaamte en schande.28. De koning beval dat in gehele land zouworden afgekondigd dat alle tovenaars inEgypte zouden worden gedood. Dat niet éénvan hen in leven zou worden gelaten.29. De aanvoerders van de lijfwacht deskonings stonden op, en iedere man nam zijnzwaard, en zij begonnen de tovenaars en wijzemannen van Egypte te doden.30. Hierna kwam Merod, de overste der schen-kers des konings, en boog zich neer voor dekoning en zat voor hem.31. De schenker zei tot de koning: Moge dekoning voor eeuwig leven, en dat zijn regeringverheven moge worden in het land.32. U was vertoornd op uw dienaar in diedagen, thans twee jaren geleden. U leverde mijin bewaring, en ik was enige tijd in bewaring, iken de overste der bakkers.33. Daar was bij ons een Hebreeuwse dienaarvan de overste der lijfwacht met de naam Jozef,want zijn meester was boos op hem geweest enleverde hem uit in het gevangenhuis, en hijverzorgde ons daar.34. Nadat wij enige tijd in bewaring waren,droomden wij in één nacht dromen, ik en deoverste der bakkers; wij hadden een droom dieons werd uitgelegd.35. Wij stonden 's morgens op en vertelden hetdie dienaar, en hij legde ons onze dromen uit;aan elk onzer legde hij (die) naar zijn droom opde juiste wijze uit.36. En gelijk hij (hen) ons uitlegde alzo

Page 92: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 92

geschiedde het ook; en niet één zijner woordenwas misplaatst.37. Daarom nu mijn heer en koning, dood demensen van Egypte niet voor niets; zie, die slaafwordt nog steeds vastgehouden in het gevangen-huis door zijn meester, de overste der lijfwacht.38. Indien het de koning behaagt laat hem danroepen opdat hij voor u moge komen en u dejuiste uitlegging bekend maken van de droom dieu hebt gedroomd.39. De koning hoorde de woorden van de oversteder schenkers, en de koning beval dat de wijzemannen van Egypte niet moesten wordengedood.40. De koning beval zijn dienaren om Jozef voorhem te brengen, en de koning zei tot hen: Ganaar hem toe en maak hem niet bevreesd, zodathij niet in verwarring gerake en niet juist weet tespreken.41. De dienaren des konings gingen naar Jozef,en zij haalden hem haastig uit de kerker, en 'skonings dienaren schoren hem, en hij verwis-selde zijn gevangeniskleding en hij verscheenvoor de koning.42. De koning zat op zijn koninklijke troon in eenprinselijk gewaad omgord met een gouden efod.Het zuivere goud erop schitterde. De karbonkel,de robijn en de smaragd, tezamen met de kost-bare stenen bovenop het hoofd des koningsverblindden het oog en Jozef was zeer onder deindruk van de koning.43. De troon waarop de koning zat was bedektmet goud en zilver, en de kroon op het hoofd vande koning bevatte edelstenen die het oog ver-blindden. Jozef was ten zeerste verwonderd overde stenen. De troon had zeventig treden.44. Het was de gewoonte voor het gehele landEgypte dat een ieder die met de koning sprak, enals hij een prins was of iemand dieachtenswaardig was in het oog des konings, dathij 's konings troon besteeg tot de 31e trede, en dekoning daalde dan af tot de 36e trede, en sprakmet hem.45. Als hij iemand was Uit het gewone volk dansteeg hij tot de derde trede en de koning daaldedan af tot de vierde (vanaf zijn troon) en sprak(dan) met hem, en het was verder hun gewoontedat, een ieder die de zeventig talen kon sprekendat die de zeventig treden ging bestijgen en spraktotdat hij de koning bereikte.46. Indien iemand de zeventig (talen) niet kende,dan besteeg hij zoveel treden als het aantal talenwaarin hij zich kon uitdrukken.47. Het was de gewoonte in die dagen in Egyptedat niemand over hen regeerde dan diegene diezich kon uitdrukken in de zeventig talen.48. Toen Jozef voor de koning kwam, boog hijzich neer op de grond voor de koning, en hij gingop tot de derde trede. De koning zat op de vierdetrede en sprak met Jozef.

49. De koning zei tot Jozef: Ik droomde eendroom, en er is niemand die hem juist kanuitleggen, en ik beval vandaag dat al detovenaars en wijze mannen van Egypte voormij zouden komen, en ik vertelde hen mijndromen, en niemand heeft mij deze juistuitgelegd.50. Hierna hoorde ik vandaag over u dat u eenwijs man zijt, en dat u elke droom die u hoortjuist kunt uitleggen.51. Jozef antwoordde farao, zeggende: Laatfarao zijn dromen vertellen die hij droomdemaar de uitlegging (daarvan) komt (echter)zeker toe aan God. En farao vertelde Jozef zijndromen, de droom over de koeien en de droomover de korenaren, en de koning hield op tespreken.52. De Geest Gods was toen op Jozefvoor dekoning, en hij wist al de dingen die de koningzouden overkomen vanaf die dag, en hij wist dejuiste uitlegging van 's konings dromen, en hijsprak voor de koning.53. Jozef vond genade in de ogen des konings,en de koning neigde zijn oren en zijn hart, enhij hoorde al de woorden van Jozef. En Jozefzei tot de koning: Denk niet dat het tweedromen zijn, want het is slechts één droom,want datgene wat God heeft verkoren te doenin het gehele land dat heeft Hij de koning latenzien in zijn droom, en dit is de juiste uitleg vanuw droom.54. De zeven goede koeien en korenaren zijnzeven jaren, en de zeven slechte koeien enkorenaren zijn ook zeven jaren; het is ééndroom.55. Zie, de zeven komende jaren zal er groteovervloed zijn in het ganse land, en daarnavolgen er zeven jaren van hongersnood, eenzeer grote hongersnood, en al de overvloed vanhet land zal vergeten worden, en de honger zalal de inwoners van het land verteren.56. De koning droomde één droom, en dedroom werd daarom aan farao herhaald omdatde zaak vastbesloten is door God, en God zaldie binnenkort tot uitvoering brengen.57. Daarom zal ik u (de) raad geven om uw zielen de zielen der inwoners des lands te verlos-sen van het kwaad van de honger, en dat u inuw gehele koninkrijk een zeer verstandige enwijze man zoekt die bekend is met alle rege-ringszaken en die benoemt tot hoofdopzienerover het land Egypte.58. Laat de man die u over Egypte zet opzie-ners onder hem aanwijzen, dat zij al het voed-sel van de komende goede jaren verzamelen, enlaat hen koren opleggen en dit bewaren in dooru aangewezen voorraadschuren.59. En laat hen dat voedsel bewaren voor de ze-ven jaren van hongersnood, opdat dit beschik-baar is voor u en uw volk en uw gehele land zo-

Page 93: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 93

dat u en uw land niet van honger zult vergaan.60. Laat al de inwoners des lands ook bevolenworden dat elke man de opbrengst van allesoorten voedsel van zijn veld inzamelde gedu-rende de zeven goede jaren, en dat zij dat invoorraad houden, zodat het beschikbaar is voorhen in de dagen van hongersnood opdat zijdaarvan kunnen leven.61. Dit is de juiste uitlegging van uw droom, endit is de raad die werd gegeven om uw ziel teredden en de zielen van al uw onderdanen.62. De koning antwoordde en zei tot Jozef: Wiezegt en wie weet ofuw woorden juist zijn? En hijzei tot de koning: Dit zal een teken zijn voor u omal mijn woorden ter harte te nemen en dat mijnraad goed is voor u.63. Zie, uw vrouw zal vandaag bevallen, en zij zalu een zoon baren en u zult u over hem verheugen;wanneer uw kind uit zijn moeder's schoot zal zijngekomen dan zal uw eerst geboren zoon, die tweejaren geleden is geboren, sterven en u zultgetroost worden met het kind dat u vandaag

geboren zal worden.64. Jozef eindigde mét deze woorden te spre-ken tot de koning, en hij boog zich neer voor dekoning en ging uit, en toen Jozef was uitgegaanvan voor ’s konings gezicht, toen werden dezetekenen waarover Jozef had gesproken tot dekoning op die dag werkelijkheid.65. De koningin baarde een zoon op die dag ende koning hoorde het blijde nieuws over zijnzoon en verheugde zich, en toen de bericht-gever was uitgegaan van voor de koning toentroffen 's konings dienaren de eerstgeborenzoon des konings dood op de grond aan.66. Er was een groot en luid gejammer in 'skonings huis, en de koning hoorde het en hijzei: Wat is het luide gejammer dat ik hebgehoord in het huis? En zij vertelden de koningdat zijn eerstgeboren zoon was gestorven. Dekoning wist toen dat al Jozefs woorden die hijhad gesproken juist waren, en de koning werdgetroost over zijn zoon door het kind dat hemdie dag was geboren zoals Jozef had gesproken.

Hoofdstuk 4949:1. Na deze dingen liet de koning al zijnhovelingen en dienaren bijeenkomen, en al deprinsen en edelen des konings, en zij kwamenallen voor de koning.2. De koning zei tot hen: Zie, u hebt gezien engehoord al de woorden van deze Hebreeuwseman, en al de tekenen waarvan hij heeft gezegddat die zouden geschieden, en dat niet één zijnerwoorden misplaatst was.3. U weet dat hij een juiste uitleg heeft gegevenvan de droom, en het zal zeker (zo) geschieden;nu dan, beraad u en weet wat u doet en hoe hetland van de hongersnood zal worden verlost.4. Zoek nu en zie of zijns gelijke kan wordengevonden in wiens hart wijsheid en kennis is, enik zal hem benoemen over het land.5. Want u hebt gehoord wat de Hebreeuwse manheeft geadviseerd in deze zaak om het land daar-door te verlossen van de hongersnood, en ik weetdat het land niet zal worden verlost van de hon-gersnood dan door de raad van de Hebreeuwseman die mij heeft geadviseerd.6. Zij allen antwoordden de koning en zeiden: Deraad die de Hebreeër heeft gegeven in deze zaakis goed; nu dan onze heer en koning, zie, hetgehele land is in uw hand, doe datgene wat goedis in uw ogen.7. Hem dien u kiest, en van wie u in uw wijsheidweet dat hij wijs is en in staat om het land doorzijn wijsheid te redden, dien zal de koning aan-wijzen om onder hem over het land gesteld teworden.8. De koning zei tot al de hovelingen: Ik dacht,gezien dat de God van de Hebreeuwse man allesheeft bekend gemaakt wat hij heeft gesproken, erniemand zo wijs en verstandig is in het gehele

land als hij; (en) indien het goed is in uw ogendan wil ik hem over het land stellen, want hij zalhet land redden met zijn wijsheid.9. Al de hovelingen antwoordden de koning enzeiden: Zeker, maar er is in de wetten vanEgypte geschreven, en daaraan zal geen geweldmogen worden gedaan, dat er niemand zalregeren over Egypte, noch de tweede zijn naastde koning, dan iemand die al de talen van dezonen der mensen kent.10. Daarom nu onze heer en koning, zie, dezeHebreeuwse man kan slechts de Hebreeuwsetaal spreken, en hoe kan hij dan als de tweedein de regering over ons worden gesteld, iemanddie zelfs onze taal niet kent?11. Wij bidden u nu om hem te laten roepen, enlaat hem voor u verschijnen, en beproef hem inalle dingen, en doe wat u het beste voorkomt.12. De koning zei: Het zal morgen geschieden,en dat wat u hebt gesproken is goed. En al dehovelingen kwamen op die dag voor de koning.13. In die nacht zond de Heer één Zijnerdienstdoende engelen, en hij kwam naar hetland Egypte tot Jozef, en de engel des Herenstond over Jozef (gebogen), en Jozef lag in hetbed in de kerker in het huis van zijn meester,want zijn meester had hem teruggeplaatst in dekerker vanwege zijn huisvrouw.14. De engel maakte hem wakker uit zijn slaap,en Jozef stond op en stond op zijn benen, enzie de engel des Heren stond tegenover hem;en de engel des Heren sprak met Jozef, en hijleerde hem die nacht al de talen der mensen,en hij noemde hem Jehosef.15. De engel des Heren ging van hem weg, enJozef keerde terug en lag in zijn bed, en Jozef

Page 94: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 94

was verwonderd over het visioen dat hij zag.16. Het geschiedde 's morgens dat de koning alzijn hovelingen en dienaren liet roepen, en zijkwamen allen en zaten voor de koning, en dekoning beval dat Jozef zou worden gebracht, en 'skonings dienaren gingen en brachten Jozef voorfarao.17. De koning verscheen en besteeg de treden vanzijn troon, en Jozef sprak tot de koning in alletalen, en Jozef ging naar hem toe en sprak tot dekoning totdat hij met de zeventigste trede bij dekoning aankwam, en hij zat voor de koning.18. De koning verheugde zich grotelijks vanwegeJozef, en al de hovelingen des konings verheug-den zich grotelijks met de koning toen zij allewoorden van Jozef hoorden.19. Het scheen goed in de ogen des konings ender hovelingen om Jozef te benoemen als tweedena de koning over het gehele land Egypte, en dekoning sprak tot Jozef:20. Nu u mij de raad hebt gegeven om een wijsman te benoemen over het land Egypte, ten eindemet zijn wijsheid het land te verlossen uit dehongersnood, en omdat God u dit alles bekendheeft gemaakt, en (vanwege) al de woorden die uhebt gesproken, daarom is er in het gehele landgeen verstandig en wijs man zoals gij.21. Uw naam zal niet meer zijn Jozefdoh ZafnathPaäneah zal uw naam zijn; u zult de tweede zijnna mij, en naar uw woord zullen alle regerings-zaken geschieden, en op uw woord zal mijn volk(mijn huis) in en uitgaan.22. Uit uw hand zullen mijn dienaren en hovelin-gen ook hun maandelijkse bezoldiging ontvan-gen. Voor u zullen alle mensen des lands zichneerbuigen; alleen op deze troon zal ik groter zijndan u.23. De koning nam een ring van zijn hand endeed die aan Jozefs hand, en de koning kleeddeJozef in een prinselijk gewaad, en hij zette eengouden kroon op zijn hoofd, en legde een goudenketen om zijn hals.24. De koning beval zijn dienaren om hem telaten rijden in de tweede wagen des konings, dieging tegenover 's konings wagen, en hij deed hemrijden op één der grote en sterke paarden deskonings, onder geleide door de straten van hetland Egypte.25. De koning beval dat al diegenen die speeldenop tamboerijnen, harpen en andere muziekin-strumenten zouden uitgaan met Jozef; 1.000tamboerijnen, 1.000 mecholoth en 1.000 nebalimgingen achter hem aan.26. En 5.000 man, met getrokken zwaardenglinsterend in hun handen, marcheerden voorJozef. En 20.000 der grote mannen des koningsmet leren gordels bedekt met goud marcheerdenaan Jozefs rechterhand, en 20.000 aan zijnlinkerhand, en al de vrouwen en jongedamesklommen op de daken of stonden in de straten,

spelend en feestend om Jozef, en staarden naarJozefs verschijning en zijn schoonheid.27. De mensen des konings gingen voor hemuit en achter hem aan, de weg parfumerendmet wierook en met cassia en met allerleisoorten fijne parfum, en zij strooiden mirre enaloë langs de weg. Twintig mannen riepen devolgende woorden voor hem uit door hetgehele land en met een luide stem:28. Ziet u deze man wie de koning heeft geko-zen als zijn tweede. Alle regeringszaken zullendoor hem worden geregeld, en hij die zijn beve-len overtreedt, of zich niet voor hem neerbuigtop de grond, die zal sterven, want hij komt danin opstand tegen de koningen zijn tweede(man).29. Wanneer de herauten hun bekendmakinghadden gedaan, boog het volk van Egypte zichneer op de grond voor Jozef en zeiden: Leve dekoning, en leve zijn tweede man. En al deinwoners van Egypte bogen zich neer langs deweg, en wanneer de herauten hen naderdendan bogen zij zich neer, en zij feestten metallerlei soorten tamboerijnen, mechol en nebalvoor Jozef.30. Jozef op zijn paard keek op naar de hemel,en riep uit: Hij verheft de arme man uit hetstof, en Hij tilt de behoeftige van de mesthoop.Oh Heer der legerscharen, gelukkig is de mandie in U vertrouwt.31. Jozef toog door het ganse land Egypte metfarao's dienaren en hovelingen, en zij toondenhem het gehele land Egypte en al 's koningsschatten.32. Jozef keerde terug en kwam op die dag voorfarao, en de koning gaf Jozef een bezitting inhet land Egypte, een bezitting van velden enwijngaarden, en de koning gaf Jozef 3.000talenten zilver en 1.000 talenten goud, en sar-donyxstenen en bdellium en vele geschenken.33. De volgende dag beval de koning het volkvan Egypte om Jozef offeranden en geschenkente brengen, en dat hij die het bevel des koningsnegeerde zou sterven; en zij maakten een hogestellage in de straat der stad, en spreidden erkleden over uit, en hij die iets voor Jozefbracht, deponeerde dat op die stellage.34. Alle mensen van Egypte wierpen iets op dehoge stellage, de één een gouden oorring, en deander ringen en oorringen, en verschillendevaten van goud en zilver werk, en sardonyxste-nen en bdellium wierpen zij op de hogestellage; iedereen gaf iets van wat hij bezat.35. Jozef nam dit alles en voegde dat bij zijnschatten, en al de hovelingen en edelen deskonings verheerlijkten Jozef, en zij gaven hemvele geschenken, ziende dat de koning hem haduitverkoren om zijn tweede man te zijn.36. De koning boodschapte Potifera, de zoonvan Ahiram priester van On, en hij nam zijn

Page 95: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 95

jonge dochter Asenat en gaf haar aan Jozef totvrouw.37. De jongedame was erg knap, een maagd,iemand die nog geen man had gekend, en Jozefnam haar als vrouw; en de koning zei tot Jozef: Ikben farao, doch zonder u zal niemand zijn handof zijn voet opheffen om mijn volk te besturen ingans Egypte land.38. Jozef was dertig jaren oud toen hij voor faraostond, en Jozef ging uit van konings aangezicht,en hij werd 's konings tweede man in Egypte.39. De koning gaf Jozef honderd dienaren omhem te verzorgen in huis, en Jozef liet ook veledienaren kopen en zij bleven in het huis vanJozef.40. Jozef bouwde voor zichzelf een zeer prachtighuis, gelijk dat der huizen van koningen, aan hetplein van 's konings paleis, en hij maakte in hethuis een grote tempel, smaakvol ingericht engeriefelijk voor zijn woning; Jozef deed er driejaren over om dit huis te bouwen.

41. Jozef maakte voor zichzelf een smaakvolletroon met een overvloed aan goud en zilver, enhij bedekte die met sardonyxstenen enbdellium, en hij maakte daarop de gelijkenisvan Egypteland, en de gelijkenis van de riviervan Egypte die het gehele land Egypte bevloeit,en Jozef zat zeker op zijn troon in zijn huis, ende Heer deed Jozefs wijsheid (nog) toenemen.42. Alle inwoners van Egypte en farao’s diena-ren en zijn prinsen beminden Jozef buiten-gewoon, want dit was vanwege de Heer voorJozef.43. Jozef had een leger dat oorlog voerde, uit-gaande in afdelingen ten getale van 40.600gewapende mannen om de koning en Jozef tehelpen tegen de vijand, naast 's konings hove-lingen en zijn dienaren en talloze inwoners vanEgypte.44. Jozef gaf zijn machtige mannen, en zijngehele leger, schilden en Speren en helmen enmaliënkolders en slingerstenen.

Hoofdstuk 5050:1. In die tijd traden de kinderen van Tarsis optegen de zonen van Ismaël en voerden oorlog methen, en de kinderen van Tarsis brachten deIsmaëlieten gedurende lange tijd veel schade toe.2. De kinderen van Ismaël waren slechts geringin aantal in die dagen, en zij konden de overhandniet krijgen over de kinderen van Tarsis, en zijwerden erg onderdrukt.3. De oude (wijze) mannen der Ismaëlietenberichtten de koning van Egypte zeggende: Stuur,bidden wij u, naar uw dienaren legerscharen enofficieren om ons te helpen bij de strijd tegen dekinderen van Tarsis, want wij zijn al lange tijdaan het wegkwijnen.4. Farao stuurde Jozef met zijn (Jozefs) leger vanmachtige mannen, en ook zijn ('s konings) mach-tige mannen van 's konings huis.5. Zij gingen naar het land Havila naar de kinde-ren van Ismaël, om hen te helpen tegen de kin-deren van Tarsis, en de kinderen van Ismaëlstreden met de kinderen van Tarsis, en Jozefversloeg de Tarsisieten, en hij onderwierp hungehele land, en de Ismaëlieten woonden daarintot op deze dag.6. Toen het land van Tarsis onderworpen was,renden al de Tarsisieten weg en kwamen bij hetgebied van hun broeders, de kinderen van Javan.En Jozef met al zijn machtige mannen en (zijn)leger keerden terug naar Egypte en niet één vanhen werd er vermist.7. Vanaf de jaarwisseling, vanaf het tweede jaarvan Jozefs regering over Egypte, gaf de Heer eengrote overvloed in het gehele land gedurendezeven jaren zoals Jozef had gesproken, want deHeer zegende de gehele opbrengst der Aarde indie dagen gedurende zeven jaren, en zij aten enwerden grotelijks bevredigd.

8. Jozef had in die tijd zijn ambtenaren, en zijvergaarden al het voedsel der goede jaren, enbrachten jaar op jaar koren bijeen, en sloegendat op in de voorraadschuren van Jozef.9. Steeds als zij het voedsel vergaarden bevalJozef dat zij het koren in de aren zoudenbinnenbrengen, en dat zij daaraan ook ietszouden toevoegen van de aarde des velds opdathet koren niet bederven zou.10. Aldus deed Jozef jaar op jaar, en brachtkoren bijeen, overvloedig als het zand aan dezee, zodat het niet meer kon worden geteldvanwege zijn overvloed.11. Al de inwoners van Egypte vergaardenallerlei soorten voedsel in grote overvloed inhun opslagplaatsen gedurende de zeven goedejaren, maar zij deden er niet mee zoals Jozefdeed.12. Al het voedsel dat Jozef en de Egyptenarenhadden vergaard gedurende de zeven jaren vanovervloed, dat werd veilig gesteld voor de zevenjaren van hongersnood, voor het onderhoudvan het gehele land.13. De inwoners van Egypte vulden elk huneigen voorraadschuur en zijn verborgen plaatsmet koren, als onderhoud voor de (tijd van)hongersnood.14. Jozef sloeg al het voedsel dat hij had ver-gaard op in al de steden van Egypte, en hijsloot al de opslagplaatsen af en zette er schild-wachten bij.15. En Jozef's vrouw Asenat de dochter van-Potifera baarde hem twee zonen, Manasse enEfraïm, en Jozef was 34 jaren oud toen hij henverwekte.16. De jongens groeiden op en zij wandelden inzijn (Jozef's) wegen en volgden zijn voorschrif-

Page 96: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 96

ten. Zij weken niet af van de weg die hun vaderhen leerde, noch naar links noch naar rechts.17. De Heer was met de jongens, en zij groeidenop en hadden begrip en vaardigheid in alle wijs-heid en in alle regeringszaken, en al 's koningshovelingen en zijn grote mannen onder de inwo-ners van Egypte verheerlijkten de jongens, en zijwerden opgevoed met de kinderen des konings.18. De zeven jaren van overvloed in het geheleland liepen ten einde, en de zeven jaren van hon-gersnood kwamen daarna zoals Jozef had gezegd,en de hongersnood was in het gehele land19 Alle mensen van Egypte zagen dat de hongers-nood was begonnen in het land Egypte en al demensen van Egypte openden hun korenschurenwant de hongersnood had de overhand over hen.20. Zij vonden al het voedsel in hun voorraad-schuren vol met ongedierte en ongeschikt voorconsumptie, en de hongersnood had de overhandin het gehele land, en al de inwoners van Egyptekwamen voor farao schreeuwen (om brood),want de hongersnood rustte zwaar op hen.21. En zij zeiden tot farao: Geef voedsel aan uwdienaren, en waarom zullen wij voor uw ogen vanhonger sterven, wij en onze kindertjes?22. Farao antwoordde hen, zeggende: En waaromschreeuwt u tot mij? Heeft Jozef niet bevolen dathet koren moest worden opgeslagen gedurendede zeven jaren van overvloed voor de jaren vanhongersnood? En waarom luisterde u niet naarzijn stem?23. De mensen van Egypte antwoordden dekoning, zeggende: Zowaar uw ziel leeft, onzeheer, uw dienaren hebben alles gedaan wat Jozefheeft bevolen, want uw dienaren hebben ook deopbrengst van hun velden ingezameld gedurendede zeven jaren van overvloed en die opgeslagen inde magazijnen tot op deze dag.24. Toen de hongersnood de overhand had overuw dienaren toen openden wij onze voorraad-schuren, en zie, onze gehele opbrengst was volmet ongedierte en ongeschikt voor consumptie.25. Toen de koning alles hoorde wat de inwonersvan Egypte was overkomen, was de koning ergbevreesd vanwege de hongersnood, en hij was ergverschrikt; en de koning antwoordde de mensenvan Egypte, zeggende: Als u dit alles is overko-men, ga dan tot Jozef, doe wat hij u zegt, enovertreedt zijn voorschriften niet.26. De mensen van Egypte gingen uit en kwamentot Jozef, en zij zeiden tot hem: Geef ons voedselen waarom zullen wij voor u van honger sterven?Want wij vergaarden onze opbrengst gedurendede zeven jaren zoals u hebt bevolen, en wij sloe-gen die op in de voorraadschuur, en aldus is onsoverkomen.27. Toen Jozef al de woorden hoorde der mensenvan Egypte en wat hen was overkomen, opendeJozef al zijn voorraadschuren en verkocht daar-van aan de mensen van Egypte.

28. De hongersnood had de overhand in hetgehele land, en de hongersnood was in allelanden, maar in Egypte waren bodemproduc-ten te koop.29. Alle inwoners van Egypte kwamen tot Jozefom koren te kopen, want de hongersnood hadde overhand over hen, en al hun koren wasbedorven, en Jozef verkocht het dagelijks aande mensen van Egypte.30. Alle inwoners van het land Kanaän en deFilistijnen, en die van de andere kant der Jor-daan, en de kinderen uit het Oosten en uit al desteden der landen van verre en van nabij hoor-den dat er koren was in Egypte, en zij kwamenallen naar Egypte om koren te kopen, want dehongersnood had de overhand over hen.31. Jozef opende de korenschuren en benoem-de ambtenaren over hen, en zij stonden daardagelijks en verkochten aan een ieder diekwam.32. Jozefwist dat ook zijn broers naar Egyptezouden komen om koren te kopen, want dehongersnood had de overhand op de geheleAarde. En Jozefbeval al zijn mensen dat zij inhet gehele land Egypte bekend zouden doenmaken, zeggende:33. Het behaagt de koning, diens tweede manen hun grote mannen, dat een ieder die korenwenst te kopen in Egypte, dat die niet zijndienaren naar Egypte zal sturen om te kopenmaar zijn zonen. En ook zal iedere Egyptenaarof Kanaäniet sterven indien hij uit één derschuren komt waar hij koren heeft gekocht endit gaat verkopen in het land, want niemandzal er kopen dan alleen voor het onderhoud vanzijn huishouding.34. Iedere man zal sterven die 2 of 3 beestenleidt, want men zal slechts zijn eigen beestleiden.35. Jozefzette schildwachten (poortwachters)bij de poorten van Egypte en beval hen, zeg-gende: Laat niemand binnen om koren tekopen dan nadat zijn naam, en de naam vanzijn vader, en de naam van zijn vader's vader isopgeschreven, en stuur de namen dergenen dieoverdag zijn opgeschreven 's avonds naar mijtoe zodat ik hun namen weet.36. Jozef benoemde ambtenaren in het geheleland Egypte, en hij beval hen al deze dingen tedoen.37. Jozef deed al deze dingen, en stelde dezewetten op, opdat hij te weten zou komen wan-neer zijn broers naar Egypte zouden komenom koren te kopen; en Jozefs mensen dedendit dagelijks bekendmaken in Egypte overeen-komstig de woorden en wetten die Jozef hadbevolen.38. Al de inwoners van Oost en West van degehele Aarde, hoorden van de wetten en rege-lingen die Jozef in Egypte had uitgevaardigd;

Page 97: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 97

en de inwoners van de einden der Aardekwamen en kochten dag aan dag koren inEgypte, en gingen dan weer.39. De ambtenaren van Egypte deden zoalsJozefhad bevolen, en van een ieder die naar

Egypte kwam om koren te kopen schreven depoortwachters hun namen op, en de namenvan hun vaders, en brachten die 's avondsnaar Jozef.

Hoofdstuk 5151: 1. En Jakob hoorde later dat er koren was inEgypte, en hij riep tot zijn zonen om naar Egyptete gaan om koren te kopen, want ook bij hen hadde honger de overhand, en hij zei tot hen:2. Zie, ik hoor dat er koren is in Egypte en al demensen der Aarde gaan daarheen om te kopen,nu dan, waarom zult u uzelf bevredigd tonentegenover de gehele Aarde? Ga ook naar Egypteen koop ons een weinig koren met diegenen diedaar komen, opdat wij niet sterven.3. De zonen van Jakob luisterden naar de stemvan hun vader, en zij stonden op om naar Egyptete gaan om koren te kopen met de rest die daarkwam.4. Hun vader Jakob gebood hen, zeggende:Wanneer u in de stad komt ga dan niet tezamendoor één poort, vanwege de inwoners des lands.5. De zonen van Jakob togen uit en zij gingennaar Egypte. De zonen van Jakob deden zoalshun vader hen had geboden, en Jakob stuurdeBenjamin niet mee, want hij zei: Opdat hem geenongeluk overkomen op de weg, zoals het gevalwas met zijn broeder. En tien van Jakob's zonentogen uit.6. En terwijl de zonen van Jakob onderweg wa-ren, berouwde het hen wat zij met Jozef haddengedaan, en zij spraken tot elkaar zeggende: Wijweten dat onze broeder Jozef naar Egypte isgegaan, en nu zullen wij hem daar zoeken waarwij (nu) heengaan, en indien wij hem vinden danzullen wij hem van zijn meester nemen tegen eenlosprijs, en indien (dit) niet (mogelijk is dan) metgeweld, en wij zullen voor hem sterven.7. De zonen van Jakob spraken dit met elkaar afen spraken elkaar moed in vanwege Jozef, omhem te bevrijden uit de handen van zijn meester.De zonen van Jakob gingen naar Egypte; en toenzij dichtbij Egypte kwamen, scheidden zij zichvan elkaar en zij kwamen door tien poortenEgypte binnen, en de poortwachters schreven opdie dag hun namen op en brachten die 's avondsnaar Jozef.8. Jozef las de namen van de hand der poort-wachters van de stad, en hij ontdekte dat zijnbroers de stad waren binnengekomen door detien poorten der stad, en Jozef beval toen dat inhet gehele land Egypte zou worden bekend-gemaakt, zeggende:9. Ga naar de schuurwachters, sluit alle koren-schuren en laat er slechts één open, opdat zijdie komen daaruit kunnen kopen.10. Alle ambtenaren van Jozef deden toen al-dus, en zij sloten alle schuren af en lieten er

slechts één open.11. Jozef gaf de geschreven namen van zijnbroers aan hem die was gesteld over degeopende schuur, en hij zei tot hem: Vraag aanieder die koren komt kopen naar zijn naam, enwanneer mannen met deze namen voor uzullen komen, grijp hen dan en stuur hen naarmij toe. En zij deden aldus.12. Toen de zonen van Jakob in de stad kwa-men, verenigden zij zich (weer) in de stad omJozef te zoeken voordat zij koren voor zichzelfgingen kopen.13. Zij gingen naar de buurten der hoeren en zijzochten Jozef daar drie dagen lang. Zij dachtendat Jozef daar terecht was gekomen omdat hijeen bijzonder knap en innemend voorkomenhad. De zonen van Jakob zochten Jozef driedagen lang, maar zij konden hem daar nietvinden.14. De man die was gesteld over de geopendeschuur, zocht de namen die Jozef hem hadgegeven, maar hij vond ze niet.15. Hij boodschapte Jozef, zeggende: Deze driedagen zijn voorbijgegaan, en die mannen wiernamen u mij hebt gegeven, zijn niet gekomen.En Jozef stuurde dienaren om de mannen ingeheel Egypte te zoéken, en hen voor hem(Jozef) te brengen.16. Jozefs dienaren gingen uit en konden henniet vinden in Egypte, en zij gingen naar Gosenen daar waren zij niet, en zij gingen toen naarde stad Raämses en konden hen niet vinden.17. Jozef stuurde nog eens zestien dienaren omzijn broers te zoeken, en zij gingen en ver-spreidden zich over de vier hoeken der stad, envier der dienaren gingen de hoerenkastenbinnen, en zij vonden de tien mannen daarzoekend naar hun broeder.18. Die vier mannen namen hen en brachtenhen voor Jozef, Zij bogen zich voor hem neerop de grond, en Jozef zat op zijn troon in zijntempel, gekleed in een prinselijk gewaad, en opzijn hoofd was een grote, gouden kroon, en alzijn machtige mannen zaten om hem heen.19. De zonen van Jakob zagen Jozef, en zijngestalte en schoonheid en de waardigheid vanzijn gelaat scheen wonderlijk in hun ogen, enzij bogen opnieuw voor hem neer op de grond.20. Jozef zag zijn broers, en hij herkende hen,maar zij herkenden hem niet, want Jozef waserg groot in hun ogen en daarom herkenden zijhem niet.21. Jozef sprak tot hen: Waar komt u vandaan?

Page 98: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 98

En zij antwoordden allen en zeiden: Uw dienarenzijn gekomen uit het land Kanaän om koren tekopen, want de hongersnood heeft de overhandop de gehele Aarde, en uw dienaren hoorden dater koren was in Egypte, en daarom zijn zij zoalsanderen gekomen om koren te kopen voor hunonderhoud.22. Jozef antwoordde hen, zeggende: Indien u zijtgekomen om te kopen zoals u zegt, waarom komtu dan door tien poorten de stad binnen? Dat kanslechts zijn omdat u zijt gekomen om het land teverspieden.23. En zij allen tezamen antwoordden Jozef enzeiden: Neen mijn heer, wij hebben gelijk, uwdienaren zijn geen verspieders, maar wij zijngekomen om koren te kopen, want uw dienarenzijn allen broers, de zonen van één man in hetland Kanaän, en onze vader beval ons zeggende:Wanneer u in de stad komt ga dan niet tezamendoor één poort vanwege de inwoners des lands.24. Jozef antwoordde hen weer en zei: Dat is hetwat ik tot u zei, u zijt gekomen om het land teverspieden, daarom kwam u allen door tienpoorten de stad in; u zijt gekomen om te zienwaar het land open ligt.25. Zeker, een ieder die koren komt kopen diegaat zijn gang, en u zijt al reeds drie dagen in hetland, en wat deed u in de hoerenkasten waarin unu alreeds drie dagen zijt geweest? Zeker,verspieders doen dit soort dingen.26. Zij zeiden tot Jozef: Het zij verre van onzeheer om aldus te spreken, want wij waren twaalfbroers, de zonen van onze vader Jakob in hetland Kanaän, de zoon van Isaäk, de zoon vanAbraham de Hebreeër, en zie, de jongste is hedenbij onze vader, en één is er niet want wij zijn hemkwijtgeraakt, en wij dachten dat hij misschien indit land was, en daarom waren wij hem aan hetzoeken in het gehele land, en zijn zelfs gekomentot de hoerenkasten om hem daar te zoeken.27. Jozef zei tot hen: En heeft u hem over degehele Aarde gezocht, zodat slechts Egypte voor uoverbleef om hem daar te zoeken? Maar wat zouuw broeder dan doen in de bordelen indien hij inEgypte was? Heeft u niet gezegd dat u kleinzonenzijt van Isaäk, de zoon van Abraham, en watzulen de zonen van Jakob dan doen in bordelen?28. Ze zeiden tot hem: Omdat wij hoorden datIsmaëlieten hem van ons gestolen hadden, en erwerd ons verteld dat zij hem in Egypteverkochten, en uw dienaar, onze broeder, is ergknap en innemend daarom dachten wij dat hijzeker in de bordelen zou zijn. Wij gingendaarheen om hem te zoeken en een losprijs voorhem te geven.29. Jozef antwoordde hen weer, zeggende: Uspreekt zeker onjuist en uit leugens door vanuzelf te zeggen dat u de zonen zijt van Abraham.Zo waar als farao leeft zijt u verspieders, daaromzijt u gegaan naar de bordelen opdat u niet

bekend zoudt worden.30. Jozef zei tot hen: En indien u hem nu vindt,en zijn meester verlangt een hoge prijs van u,wilt u die dan voor hem geven? Zij zeiden: Diezullen wij geven.31. Hij zei tot hen: En indien zijn meester erniet in toestemt om afscheid van hem te nementegen een hoge prijs, wat wilt u dan doen methem? En zij antwoordden hem, zeggende: Alshij hem ons niet wil geven dan zullen wij hemdoden, en onze broeder nemen en weggaan.32. Jozef zei tot hen: Dat is het wat ik tot u hebgezegd, u zijt verspieders want u bent gekomenom de inwoners van het land te doden, wantwij hoorden dat twee uwer broers al de inwo-ners doodden van Sichem in het land Kanaänvanwege uw zuster, en nu zijt u gekomen omhetzelfde te doen in Egypte vanwege uwbroeder.33. Slechts hierdoor zal ik weten of u geloof-waardige mannen zijt; indien u één van u naarhuis wilt sturen om uw jongste broeder te ha-len bij uw vader en hem hier tot mij te bren-gen, dan zal ik daardoor weten dat u gelijkhebt.34. Jozef riep zeventig zijner machtige mannenen hij zei tot hen: Neem deze mannen en zethen in verzekerde bewaring.35. De machtige mannen namen de tien man-nen, zij grepen hen en zetten hen in verzekerdebewaring, en zij waren drie dagen in bewaring.36. Op de derde dag liet Jozef hen uit de gevan-genis halen en zei tot hen: Doe dit voor uzelfindien u betrouwbare mannen zijt, zodat umoogt leven; en één uwer broederen zal inverzekerde bewaring worden gehouden terwijlu heengaat en het koren meeneemt naar huisvoor uw huishouding in het land Kanaän, enhaal uw jongste broeder en breng hem hier totmij zodat ik moge weten dat u betrouwbaremannen zijt wanneer u dit doet.37. Jozef wendde zich van hen af en ging dekamer in en weende zeer, want zijn medelijdenwas gewekt voor hen, en hij waste zijn gezichten keerde weer tot hen terug, en hij namSimeon van hen en beval hem te binden, maarSimeon wilde niet gebonden worden, want hijwas een zeer machtig man en zij konden hemniet binden.38. Jozef riep zijn machtige mannen en zeven-tig moedige mannen kwamen voor hem metzwaarden in hun handen, De zonen van Jakobwaren bevreesd voor hen.39. Jozefzei tot hen: Grijp deze man en sluithem op in de gevangenis totdat zijn broers tothem komen. Jozefs machtige mannen haasttenzich en grepen Simeon om hem te binden, enSimeon gaf een luide en verschrikkelijkeschreeuwen de schreeuw werd gehoord op eenafstand.

Page 99: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 99

40. Alle moedige mannen van Jozef werden zodoodsbang door het geluid van die schreeuw datzij op hun aangezichten vielen, en zij waren zobang dat ze vluchtten.41. De mannen bij Jozef vluchtten uit angst voorhun leven, en slechts Jozef (en) zijn zoonManasse bleven daar, en Manasse de zoon vanJozef zag de kracht van Simeon, en hij wasbuitengewoon vertoornd.42. Manasse de zoon van Jozef stond op tegenSimeon, en Manasse gaf Simeon een harde klapmet zijn vuist van achteren tegen zijn nek, enSimeon werd gekalmeerd van zijn woede.43. Manasse greep Simeon aan, en hij greep hemgewelddadig en hij bond hem en hij bracht hemin het huis van bewaring, en al de zonen vanJakob waren verbaasd over de daad van dejongeling.44. Simeon zei tot zijn broers: Geen van u zalzeggen dat dit het werk is van een Egyptenaar,maar dat dit het werk is van het huis mijnsvaders.45. Hierna beval Jozef hem, die was gesteld overde voorraadschuur, om hun zakken met koren tevullen totdat er niets meer bij kon, en om iederhet geld terug te geven in zijn zak, en om henteerkost te geven voor onderweg.46. Jozefbeval hen, zeggende: Neemt u in achtdat u mijn bevelen niet overtreedt door uw broe-der niet mee te brengen zoals ik u heb gezegd, enhet zal zijn dat wanneer u uw broeder hier tot mijbrengt dat ik dan zal weten dat u betrouwbaremannen zijt, en u zult (dan kunnen) handelen inhet land, en ik zal u uw broer teruggeven en u zultin vrede terugkeren tot uw vader.47. Zij antwoordden allen en zeiden: Zoals onzeheer heeft gezegd zullen wij doen, zij bogenvoor hem neer tot de grond.

48. Iedere man tilde zijn koren op zijn ezel, enzij togen vandaar om naar het land Kanaän tegaan tot hun vader, en zij kwamen bij de her-berg en Levi opende zijn zak om zijn ezel voerte geven, en toen keek hij, en zie, al zijn geldwas nog in zijn zak.49. De man was erg bevreesd, en hij zei tot zijnbroers: Mijn geld is teruggegeven, zie maar, hetis in mijn zak. En de mannen waren ergbevreesd en zij zeiden: Wat is dit, dat God onsheeft aangedaan?50. Zij zeiden allen: En waar is des Herenvriendelijkheid voor onze vaderen Abraham,Isaäk en Jakob, dat de Heer ons heden heeftovergeleverd in de handen van de koning vanEgypte om tegen ons te intrigeren?51. Juda zei tot hen: Wîj zijn zeker schuldigezondaren voor de Heer onze God door onzebroeder te hebben verkocht, ons eigen vlees, enwaarom zegt u dan: Waar is des Herenvriendelijkheid voor onze vaderen?52. Ruben zei tot hen: Zei ik u niet om u niet tebezondigen aan de jongen, maar u wilde nietnaar mij luisteren. Nu eist God hem van ons,en hoe durft u dan te zeggen: Waar is desHeren vriendelijkheid voor onze vaderen,terwijl u hebt gezondigd tegen de Heer?53. Zij overnachtten in die plaats, en zij ston-den 's morgens vroeg op en belaadden hunezels met hun koren, en zij leidden hen en gin-gen voort en kwamen bij hun vader's huis inhet land Kanaän.54. Jakob en zijn huishouding ging uit zijnzonen tegemoet, en Jakob keek, en zie, hunbroeder Simeon was niet bij hen, en Jakob zeitot zijn zonen: Waar is uw broeder Simeon,dien ik niet zie? En zijn zonen vertelden hemalles wat hen in Egypte was overkomen.

Hoofdstuk 5252:1. Zij gingen hun huis binnen, en ieder opendezijn zak, en zij keken, en zie, een iegelijks bundelmet geld was daar, waarop zij en hun vader zeerbevreesd waren.2. Jakob zei tot hen: Wat is dit, dat u mij hebtaangedaan? Ik zond uw broeder Jozef om tevragen naar uw welzijn, en u zei tot mij: een wildbeest heeft hem verscheurd.3. Simeon ging met u om voedsel te kopen en uzegt dat de koning van Egypte hem heeft opge-sloten in de gevangenis, en (nu) wenst u Benja-min te nemen om ook zijn dood te veroorzaken,om (zo) mijn grijze haren met droefenis ten gravete doen nederdalen vanwege Benjamin en zijnbroeder Jozef.4. Daarom nu zal mijn zoon niet met u meegaan,want zijn broeder is dood en hij is alleen over, enonheil kan hem overkomen langs de weg waar-langs u gaat, zoals het zijn broeder overkwam.5. Ruben zei tot zijn vader: U zult mijn twee

zonen doden indien ik uw zoon niet terugbrengen hem voor u plaats. En Jakob zei tot zijn zo-nen: Blijft u hier en ga niet naar Egypte, wantmijn zoon zal niet met u meegaan naar Egypte,noch sterven zoals zijn broeder.6. Juda zei tot hen: Onthoud u van hem tot hetkoren op is, en hij zal dan zeggen Neem uwbroeder mee, wanneer hij zijn eigen leven enhet leven van zijn huishouding in gevaar zietvanwege de hongersnood.7. In die dagen was de hongersnood zwaar inhet land, en al de mensen der Aarde togen uiten gingen naar Egypte om voedsel te kopen,want de hongersnood had grotelijks de over-hand over hen. De zonen van Jakob bleven eenjaar en twee maanden in Kanaän totdat hunkoren op was.8. Het geschiedde, nadat het koren op was, datde gehele huishouding van Jakob gebrek leeddoor de honger, en al de kinderen der zonen

Page 100: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 100

van Jakob kwamen bij elkaar en zij naderdenJakob, en zij omringden hem allen, en zij zei-den tot hem: Geef ons brood en waarom zullenwij omkomen door de honger in uw aanwezig-heid?9. Jakob hoorde de woorden van de kinderenzijner zonen, en hij weende zeer, en zijn mede-lijden voor hen werd gewekt, en Jakob riep zijnzonen en zij kwamen allen en zij zaten voor hem.10. Jakob zei tot hen: En hebt u niet gezien hoeuw kinderen vandaag bij mij, hebben gehuild enom brood vroegen terwijl er niets is? Ga daaromterug (naar Egypte) en koop wat voedsel voorons.11. Juda antwoordde en zei tot zijn vader: Indienu onze broeder met ons mee stuurt, zullen wijgaan en koren voor u kopen. Indien u hem nietmee wilt sturen dan zullen wij niet gaan. Want dekoning van Egypte heeft ons voorzeker op hethart gedrukt dat wij niet voor hem mochten ver-schijnen tenzij onze broeder bij ons is. De koningvan Egypte is een sterke en machtige koning, enzie, indien wij naar hem toegaan zonder onzebroeder dan zullen wij allen ter dood wordengebracht.12. Weet u niet en hebt u niet gehoord dat dezekoning zeer machtig is? Dat hij zijns gelijke nietheeft op de gehele Aarde? Zie, wij hebben allekoningen der Aarde gezien maar niemand was zoals de koning van Egypte. Zeker onder alle konin-gen der Aarde is er niet één groter dan koningAbimelek der Filistijnen, maar toch is de koningvan Egypte groter en machtiger dan hij, enAbimelek kan slechts worden vergeleken met éénzijner hovelingen.13. Vader, u hebt zijn paleis en zijn troon nietgezien, en al zijn dienaren die voor hem staan. Uhebt die koning niet gezien op zijn troon in zijnpracht en praal en zijn koninklijke verschijning,gekleed in een koninklijk gewaad met een grotegouden kroon op zijn hoofd. U hebt niet de eer enheerlijkheid gezien die God hem heeft gegeven,want hij heeft zijns gelijke niet op de geheleAarde.14. Vader, u kent de wijsheid niet en het begripen de kennis die God hem in zijn hart heeftgegeven, noch zijn zachte stem wanneer hij totons sprak.15. Wij weten niet, vader, wie hem in kennisstelde met onze namen en met alles wat er metons is geschied, en toch vroeg hij ook naar u,zeggende: Leeft uw vader nog, en gaat het goedmet hem?16. U hebt de regeringszaken van Egypte nietgezien die hij regelt, zonder zijn heer de faraolastig te vallen; u hebt het ontzag en de vrees nietgezien die hij teweeg brengt onder deEgyptenaren.17. Ook toen wij van hem weggingen, dreigdenwij dat wij met Egypte zouden doen zoals met

de rest van de steden der Amorieten, en wijwaren buitengewoon vertoornd over al zijnwoorden die hij sprak toen hij ons alsverspieders beschouwde, en nu wanneer wijopnieuw voor hem komen dan zal zijn ver-schrikking op ons allen vallen, en niet éénonzer zal in staat zijn om iets van meer ofminder groot belang tot hem te spreken.18. Daarom nu, vader, wij bidden u, stuur dejongen met ons mee, en wij zullen gaan envoedsel voor u kopen voor ons onderhoud, enniet van honger sterven. En Jakob zei: Waaromheeft u zo kwalijk aan mij gedaan door dekoning te vertellen dat u een broeder had? Watis dit dat u mij heeft aangedaan?19. Juda zei tot zijn vader Jakob: Vertrouw dejongen aan mij toe en wij zullen opstaan envertrekken naar Egypte en koren kopen en danterugkeren. Het zal zo zijn dat indien wijterugkeren zonder de jongen dat ik dan vooraltijd bij u in de schuld zal staan.20. Heeft u al onze kinderen bij u zien huilenvan de honger, en u zijt niet in staat om die testillen? Laat nu uw medelijden voor henworden gewekt en stuur onze broeder met onsmee en wij zullen gaan.21. Want hoe kan des Heren vriendelijkheidten aanzien van onze voorvaderen aan uworden getoond wanneer u zegt dat de koningvan Egypte uw zoon zal wegnemen? Zo waar deHeer leeft, ik zal hem niet verlaten totdat ikhem terug breng en hem voor u plaats; maarbid voor ons tot de Heer opdat Hij vriendelijkover ons handelt, en opdat Hij ons gunstig envriendelijk doet ontvangen voor de koning vanEgypte en zijn mannen, want indien wij niethadden verzuimd dan waren wij nu al zekereen tweede maal met uw zoon teruggekomen.22. Jakob zei tot zijn zonen: Ik vertrouw op deHeer God dat Hij u moge bevrijden en ugenade geven in de ogen van de koning vanEgypte en in die van al zijn mannen.23. Sta daarom op en ga tot de man, en neemvoor hem in uw handen een geschenk van wathier in het land kan worden verkregen enbreng dat voor hem, en moge de almachtigeGod u genade geven voor hem zodat hij uwbroederen Simeon en Benjamin met u mogeterugzenden.24. Al de mannen stonden op, en zij namenhun broeder Benjamin, en zij namen in hunhanden het beste van het land als grootgeschenk, en zij namen ook een dubbelehoeveelheid zilver.25. Jakob gebood zijn zonen uitdrukkelijk overBenjamin, zeggende: Draag zorg voor hem opde weg waarlangs u gaat, en verlies hem nietuit het oog op de weg, noch in Egypte.26. Jakob stond op voor zijn zonen en spreiddezijn handen en hij bad tot de Heer vanwege zijn

Page 101: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 101

zonen, zeggende: Oh Heer God van hemel enaarde, gedenk Uw verbond met onze vaderAbraham, gedenk dat met mijn vader Isaäk enhandel vriendelijk met mijn zonen en lever henniet uit aan de koning van Egypte; doe het bidik U oh God, terwille van Uw genade en verlosal mijn kinderen en red hen uit de Egyptischemacht, en stuur hen hun twee broers.27. Al de vrouwen der zonen van Jakob en hunkinderen hieven hun ogen op ten hemel en zijweenden allen voor de Heer, en riepen tot Hemom hun vaders (echtgenoten)te bevrijden uit dehand van de koning van Egypte.28. Jakob schreef een stuk voor de koning vanEgypte en gaf het in de hand van Juda en in dehanden van zijn zonen voor de koning vanEgypte, zeggende:29. Uw dienaar Jakob, zoon van Isaäk, zoon vanAbraham de Hebreeër, de prins van God, aan demachtige en wijze koning, de ontdekker vangeheimen, koning van Egypte, wees gegroet.30. Het moge bekend zijn aan mijn heer dekoning van Egypte dat de hongersnood zwaarwas op ons in het land Kanaän, en ik stuurdemijn zonen naar u om ons een weinig voedsel tekopen van u voor ons onderhoud.31. Mijn zonen omringden mij en ik, die erg oudis, kan niet (goed) met mijn ogen zien, want mijnogen zijn erg donker geworden door de jaren, alswel door dagelijks wenen over mijn zoon, overJozef die ik ben kwijtgeraakt, en ik gebood mijnzonen dat zij niet tezamen de poorten der stadzouden binnengaan toen zij naar Egypte gingen,vanwege de inwoners des lands.32. Ik gebood hen ook, in Egypte rond te kijkenen om te zoeken naar mijn zoon Jozef omdat zijhem daar misschien zouden vinden, en aldusdeden zij en u beschouwde hen als verspiedersdes lands.33. Hebben wij niet gehoord in zake dat u farao'sdroom hebt uitgelegd en juist tot hem sprak?Waarom wist u dan in uw wijsheid niet of mijnzonen verspieders waren of niet?34. Daarom nu, mijn heer en koning, zie, ik heb

mijn zoon naar u toegezonden zoals u tot mijnzonen hebt gezegd; ik smeek u om uw ogen ophem te vestigen totdat hij met zijn broers invrede tot mij is teruggekeerd.35. Want weet u niet, of heeft u niet gehoord,wat God deed met farao toen hij mijn moederSara nam, en wat Hij deed met koningAbimelek der Filistijnen vanwege haar, en ookwat onze vader Abraham deed met de negenkoningen van Elam, hoe hij hen allen versloegmet (slechts) weinig mannen die bij hemwaren?36. Ook wat mijn twee zonen, Simeon en Levideden met de ac;ht steden der Amorieten, hoezij die verwoestten vanwege hun zuster Dina?37. Ook vanwege hun broeder Benjamintroostten zij zich wegens het verlies van zijnbroeder Jozef; wat zullen zij dan doen voorhem wanneer zij zien dat de hand van enig volkde overhand heeft over hen, terwille van hem?38. Weet u niet, oh koning van Egypte, dat demacht Gods met ons is, en dat God ook altijdonze gebeden hoort en ons nooit in de steeklaat?39. Toen mijn zonen mij vertelden van uwhandelingen met hen, riep ik niet tot de Heervanwege u, want dan zoudt u zijn omgekomenmet uw mannen voordat mijn zoon Benjaminvoor u kwam, maar ik meende dat omdat mijnzoon Simeon in uw huis was, u wellichtvriendelijk met hem zoudt handelen, daaromdeed ik dit niet jegens u.40. Daarom nu, zie, mijn zoon Benjamin komttot u met mijn zonen, draag zorg voor hem envestig uw ogen op hem, en dan zal God Zijnogen laten gaan over u en uw koninkrijk.41. Thans heb ik u alles verteld wat mij op hethart ligt, en zie mijn zonen komen tot u methun broeder, onderzoek het aangezicht dergehele Aarde ter wille van hen en stuur hen invrede met hun broers terug.42. Jakob gaf het stuk aan zijn zonen, en Judamoest er voor zorg dragen dat het aan dekoning van Egypte werd overhandigd.

Hoofdstuk 5353:1. De zonen van Jakob stonden op en namenBenjamin en al de geschenken, en zij gingen uiten kwamen in Egypte en stonden voor Jozefsgezicht.2. Jozef zag zijn broeder Benjamin bij hen en hijgroette hen, en deze mannen kwamen in Jozefshuis.3. Jozef beval zijn huisbewaarder om zijn broerste eten te geven, en hij deed aldus met hen.4. Tegen de middag liet Jozef de mannen voorzich komen met Benjamin, en de mannen vertel-den de huisbewaarder over het zilver dat wasteruggegeven in hun zakken, en hij zei tot hen:Het zal goed met u gaan, vreest niet. En hij

bracht hun broeder Simeon tot hen.5. Simeon zei tot zijn broers: De heer derEgyptenaren heeft zeer vriendelijk met mijgehandeld, en hij hield mij niet gebonden zoalsu met uw ogen hebt gezien, want toen u de staduitging liet hij mij vrij en handelde vriendelijkmet mij in zijn huis.6. Juda nam Benjamin bij de hand, en zijkwamen voor Jozef, en zij bogen zich voor hemneer op de grond.7. De mannen gaven het geschenk aan Jozef en zijzaten allen voor hem, en Jozef zei tot hen: Is hetwel met u en uw kinderen? Is het wel met uwbejaarde vader? En zij zeiden: Het is wel. En

Page 102: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 102

Juda nam de boodschap van Jakob en gaf die inde hand van Jozef.8. Jozef las de brief en herkende zijn vader'sschrift, en hij moest huilen en ging naar zijnbinnenkamer en hij weende zeer; en hij kwamweer terug.9. Hij keek op en zag zijn broeder Benjamin enzei: Is dit uw broeder van wie u mij hebt gespro-ken? Benjamin naderde tot Jozef, die zijn handop zijn hoofd legde en zei: Moge God u genadigzijn mijn zoon.10. Toen Jozef zijn broeder zag, de zoon van zijnmoeder, toen moest hij weer huilen en hij gingweer in de binnenkamer en hij huilde daar, en hijwaste zijn gezicht en kwam weer terug. Hij be-dwong zich en zei: Bereid de maaltijd.11. Jozef had een beker waaruit hij dronk, en diewas van zilver en prachtig ingelegd met sardonyxstenen en bdellium, en Jozef sloeg op de bekerten aanschouwen van zijn broers terwijl zij methem zaten om te eten.12. Jozef zei tot de mannen: Dankzij deze bekerweet ik dat Ruben de eerstgeborene is. Simeon,Levi, Juda, Issachar en Zebulon zijn kinderen vanéén moeder. Ga zitten in overeenstemming metuw geboorte.13. Hij plaatste ook de anderen in overeenstem-ming met hun geboorten. Hij zei: Ik weet datdeze uw jongste broeder geen broeder heeft netals ik. Daarom kan hij bij mij komen zitten om teeten.14. Benjamin ging voor Jozefuit en zat op de troonen de mannen zagen de handelingen van Jozef, enzij waren verbaasd over hen. De mannen aten endronken met Jozef die geschenken aan hen gaf.Jozef gaf een geschenk aan Benjamin, en Manasseen Efraim zagen de handelingen van hun vader, enzij gaven hem ook geschenken. Asenat gaf hem eengeschenk en er waren totaal vijf geschenken in dehand van Benjamin.15. Jozef liet wijn aanrukken maar zij wilden nietdrinken. Ze zeiden: Vanaf de dag dat Jozef werdvermist hebben wij geen wijn gedronken, nochiets lekkers gegeten.16. Jozef bleef bij hen aandringen en zij dronkenovervloedig met hem op die dag. Jozef keerdezich later tot zijn broer Benjamin om met hem tepraten, en Benjamin zat nog op de troon voorJozef.17. Jozef zei tot hem: Hebt u kinderen verwekt?En hij zei: Ja uw dienaar heeft tien zonen, endeze zijn hun namen: Bela, Becher, Asbel, Gera,Naäman, Ehi, Ros, Muppim, Huppim en Ard, enik noemde hen naar mijn broei die ik niet (meer)heb gezien.18. Jozef gaf opdracht om zijn sterrenkaart tebrengen waarvan hij al de tijden kende.19. Benjamin zei: Uw dienaar weet ook van allewijsheid die mijn vader mij vertelde. Jozef zeitot Benjamin: Kijk nu naar dit instrument en

maak daaruit op waar uw broer Jozef, van wieu zei dat hij naar Egypte is gegaan, zich nubevindt.20. Benjamin bekeek dat instniment met dekaart van de sterrenhemel en met verstanddaarvan keek hij erin om te zien waar zijnbroer was. Benjamin verdeelde het gehele landEgypte in vier stukken en vond dat hij die op detroon voor hem zat dat zijn broer Jozef was.Benjamin was uitermate verbaasd, en toenJozef zag dat zijn broer Benjamin zo zeer ver-baasd was, zei hij tot Benjamin: Wat hebt ugezien, en waarom bent u zo verbaasd?21. Benjamin zei tot Jozef: Ik kan hiermee ziendat mijn broer Jozef hier bij mij op de troon zit.Jozefzei tegen hem: Ik ben je broer Jozef maarmaak dit nog niet aan uw broers bekend. Ik zalu met hen meezenden wanneer zij weggaan endaarna geef ik bevel u weer terug te brengen inde stad en dan zal ik u van hen weg nemen.22. Indien zij hun leven wagen en voor u vech-ten, dan zal ik weten dat zij berouw hebben vanwat zij mij hebben aangedaan, en (dan) zal ikmijzelf aan hen bekendmaken. Maar als zij u inde steek laten wanneer ik u neem, dan zult u bijmij blijven, en ik zal ruzie met hen zoeken, enzij zullen weggaan, en ik zal niet aan henbekend worden.23. En Jozef gebood daarop zijn huisbewaarderom hun zakken met voedsel te vullen en eenieders geld in zijn zak te doen, en om de bekerte doen in de zak van Benjamin, en om henteerkost te geven voor onderweg, en aldus werdgedaan.24. De volgende dag stonden de mannen 'smorgens vroeg op, en zij laadden hun ezels methun koren en zij vertrokken met Benjamin, enzij gingen naar het land Kanaän met hun broerBenjamin.25. Ze waren nog niet ver gekomen toen Jozefzijn huisbewaarder gebood, zeggende: Maak uop, jaag die mannen achterna voordat zij te vervan Egypte zijn, en zeg tot hen: Waarom hebt umijn meester's drinkbeker gestolen?26. Jozefs huisbewaarder maakte zich op enachterhaalde hen, en hij sprak tot hen al dewoorden van Jozef; en toen zij dit hoordenwerden zij buitengewoon vertoornd, en zij zei-den: Hij bij wie uw meester's beker zal wordengevonden die zal sterven, en wij zullen ookslaven worden.27. Ze haastten zich en een iegelijk haalde zijnzak van zijn ezel, en zij keken in hun zakken en debeker werd gevonden in Benjamin's zak, en zijverscheurden allen hun klederen en zij keerdenterug naar de stad, en zij sloegen Benjaminonderweg; zij sloegen hem doorlopend totdat hijin de stad kwam, en zij stonden voor Jozef.28. Juda's toorn was gewekt, en hij zei: Deze manheeft mij slechts teruggebracht om vandaag

Page 103: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 103

Egypte te verwoesten (?).29. De mannen kwamen in Jozefs huis, en zij von-den Jozef zittend op zijn troon, en al de machtigemannen stonden rechts en links van hem.30. Jozef zei tot hen: Wat is dit voor een daad,dat u mijn zilveren beker hebt weggenomen enweg ging? Maar ik weet dat u mijn beker nam omte weten in welk gedeelte van het land uw broerwas.31. En Juda zei: Wat zullen wij zeggen tot onzeheer en wat te zeggen om ons te rechtvaardigen?

God heeft vandaag de ongerechtigheid gevondenvan al uw dienaren; daarom heeft Hij ons ditvandaag aangedaan.32. Jozef stond op en greep Benjamin en namhem met geweld weg van zijn broers en liepmet hem naar het binnenste deel van het huisen sloot de deur af voor hen. Jozefbeval zijnhuisbewaarder om tegen hen te zeggen: Alduszegt de koning: Ga in vrede tot uw vader, zie ikheb de man genomen in wiens handen mijnbeker is gevonden.

Hoofdstuk 5454:1. Toen Juda de handelingen zag van Jozef methen, naderde Juda hem en brak de deur open, enkwam met zijn broers voor Jozef.2. Juda zei tot Jozef: Ik bidt u, laat het niet pijn-lijk lijken in het oog mijnheer dat uw dienaar eenwoord spreekt tot u? En Jozef zei tot hem: Spreek!3. Juda sprak tot Jozef, en zijn broers stondenvoor hen; en Juda zei tot Jozef: Zeker, toen wijvoor het eerst bij onze heer kwamen om voedselte kopen, toen beschouwde u ons als verspiedersvan het land, en wij brachten Benjamin voor u ennu gaat u voort met ons vandaag voor de gek tehouden.4. Weet u niet wat twee mijner broers, Simeon enLevi, deden met de stad Sichem, en met zevensteden de Amorieten vanwege onze zuster Dina?Ook wat zij zouden doen terwille van hun broerBenjamin?5. En ik met mijn kracht, die groter en machtigeris dan die hen beiden, kom vandaag over u en uwland indien u onwillig bent om onze broer telaten gaan.6. Hebt u niet gehoord wat onze God, die onsheeft uitverkoren, deed met farao vanwege onzemoeder Sara die haar wegnam van onze vader?Hij sloeg hem en zijn huishouding met zwareplagen. Tot op heden vertellen de Egyptenarendit wonder aan elkaar.7. Zo zal onze God met u doen vanwege Benjamindie u vandaag van zijn vader hebt weggenomen, envanwege het onheil dat u over ons laat komen inuw land; want onze God zal Zijn verbond gedenkenmet onze vader Abraham en onheil over u brengenvanwege de tragedie die u vandaag over zijn tafelbracht.8. Hoor daarom naar mijn woorden die ik van-daag tot u heb gesproken, en laat onze broer gaanzodat hij kan vertrekken, en opdat de mensen vanuw land niet sterven door het zwaard, want ukunt geen van allen de overhand op mij krijgen.9. Jozef antwoordde Juda, zeggende: Waaromhebt u uw mond zo ver opengegooid en waarompocht u tegen ons, zeggende dat kracht met u is?Zo waarlijk als farao leeft, indien ik al mijnmoedige mannen beveel om met u te strijden,dan zouden u en uw broers zeker in de modderzinken.

10. Juda zei tot Jozef: Voorwaar, het komt u enuw volk toe om mij te vrezen; zo waarlijk deHeer leeft indien ik eenmaal mijn zwaard trekdan zal ik het niet weer in de schede stekenvoordat ik vandaag geheel Egypte heb gedood,en ik wil beginnen met u (co-regent) eneindigen met uw meester de farao.11. Jozef antwoordde hen: Waarlijk, krachthoort niet alleen aan u. Want ik ben sterker enmachtiger dan u. Indien u uw zwaard trekt danzal ik die zeker in uw nek en op die van al uwbroers leggen.12. Juda zei tot hem: Indien ik vandaag mijnmond open doe tegen u, dan zal ik u zekerverzwelgen zodat u van de Aarde wordtverdelgd en vandaag omkomt in uw koninkrijk.Jozef zei: Indien u uw mond opent dan heb ikzeker de kracht en macht om die met een steente sluiten zodat je geen woord kunt uitbrengen,kijk hoeveel stenen er voor ons zijn, waarlijk ikkan een steen nemen en die in uw mond drij-ven zodat uw kaken breken.13. Juda zei: God is getuige tussen ons dat wijtot nu toe niet hebben willen strijden met u,geef ons slechts onze broer en wij zullen u ver-laten. Jozef antwoordde en zei: Zo waarlijk alsfarao leeft, indien al de koningen van Kanaäntezamen met u kwamen dan zoudt u hem nietuit mijn hand nemen.14. Nu dan, ga op weg naar uw vader, en uwbroer zal mij tot slaaf zijn, want hij heeft 'skonings huis beroofd. En Juda zei: Wat is datvoor een karakter van de koning? Waarlijk, dekoning zendt vanuit zijn huis door het geheleland zilver en goud als geschenken ofvergoedingen, maar u praat nu nog steeds overuw beker die u in de zak van onze broer lietstoppen. Dan zegt u dat hij die van u gestolenhad?15. God verbood dat onze broer Benjamin ofiemand van het zaad van Abraham zoiets zoudoen, te stelen van u ofvan iemand anders,hetzij koning, prins of enig burger.16. Houd daarom op met deze beschuldigingopdat niet de gehele Aarde uw woorden hoort.Dat ze te weten komen, dat voor een beetjezilver de koning van Egypte ruzie maakte met de

Page 104: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 104

Hebreeuwse mannen, en hij hen vals beschul-digde en hun broer als slaaf nam.17. Jozef antwoordde en zei: Neem deze beker totu en verlaat mij en laat uw broer achter als slaaf,want het is het oordeel voor een dief om slaaf tezijn.18. Juda zei: Waarom bent u niet beschaamdover uw woorden, om onze broer achter te latenen de beker te nemen? Waarlijk, indien u ons debeker geeft, of duizend maal zoveel, dan zullenwij onze broer niet achterlaten voor het zilver datwij vinden in de hand van enige man, dat wij nietom hem dobbelen.19. Jozef antwoordde: En waarom liet u uw broerin de steek en verkocht u hem voor twintig sjekelstot op deze dag, en waarom wilt u dan niethetzelfde doen met deze uw broer?20. Juda zei: De Heer is getuige tussen mij en udat wij niet willen strijden. Geef ons daarom onzebroer en wij zullen van u weggaan zonder ruzie temaken.21. Jozef antwoordde en zei: Indien al de konin-gen van het land zich zouden verenigen, dan zul-len zij niet in staat zijn om uw broer uit mijnhand te nemen. En Juda zei: Wat zullen wij onzevader zeggen wanneer hij ziet dat onze broer nietmet ons meekomt, en over hem zal treuren?22. Jozef antwoordde en zei: Dat is wat u uwvader zult vertellen, zeggende: Het touw is achterde emmer aan gegaan.23. Juda zei: U bent waarlijk een koning, enwaarom spreekt u deze dingen, een onjuistebeschuldiging gevende? Wee de koning die aan ugelijk is.24. Jozef antwoordde en zei: Er is geen onjuistebeschuldiging in het woord dat ik sprak aangaan-de uw broer Jozef, want u allen verkocht hem aande Midianieten voor twintig sjekels, en u allenontkende het jegens uw vader en zeiden tot hemdat een boos dier Jozef had verscheurd.25. Juda zei: Zie, het vuur van Sem brandt inmijn hart, nu zal ik uw gehele landmet vuur doenbranden. En Jozef antwoordde en zei: Zeker, uwschoonzuster Tamar, die uw zonen doodde, diebluste het vuur van Sichem.26. Juda zei: Indien ik een enkele haar van mijnvlees uittrek, dan zal ik niet het bloed daarvangeheel Egypte vullen.27. Jozef antwoordde en zei: Dat is uw gewoonteom te doen, want zo deed u met uw broer die uverkocht. U doopte zijn mantel in bloed en brachtdie tot uw vader opdat hij zou denken dat eenboos dier hem had verscheurd.28. Toen Juda dit hoorde werd hij uitzonderlijkkwaad en zijn toorn brandde in hem. Op dieplaats lag een steen voor hem met een gewichtvan ongeveer 400 sjekels, en Juda's woede werdzo hevig dat. hij de steen greep en die naar dehemel wierp en opving met zijn linker hand.29. Daarna plaatste hij die onder zijn benen en

hij zat erop en met al zijn kracht verkruimeldehij de steen tot stof.30. Jozef zag wat Juda deed en hij was welbang, maar hij beval zijn zoon Manasse en dezedeed met een andere steen hetzelfde als watJuda deed. Juda zei tot zijn broers: Laat geenuwer zeggen dat deze man een Egyptenaar is,maar door aldus te doen behoort hij tot defamilie van onze vader.31. Jozef zei: Niet alleen aan u is krachtgegeven, want wij zijn ook machtige mannen,en waarom wilt u tegen ons allen pochen? EnJuda zei tot Jozef: Ik bid u laat onze broer gaanen richt uw land niet te gronde vandaag.32. Jozef antwoordde en zei tot hem: Ga envertel uw vader dat een boos dier hem heeftverscheurd zoals u zei inzake uw broer Jozef.33. Juda sprak tot zijn broer Naftali: Haast u,ga nu al de straten van Egypte tellen en kommij dat vertellen. Simeon zei tot hem: Laat de-ze zaak u geen last veroorzaken; ik zal nu naarde berg gaan en een grote steen nemen van deberg en die richten op iedereen in Egypte enallen doden die daarin zijn.34. Jozef hoorde al deze woorden die zijnbroers voor hem spraken, en zij wisten niet datJozef hen verstond, want ze meenden dat hijgeen Hebreeuws kon spreken.35. Jozef was erg bang vanwege de woordenzijner broers omdat hij vreesde dat zij Egyptezouden vernietigen, en hij beval zijn zoonManasse, zeggende: Ga nu en verzamel haastigvoor mij al de inwoners van Egypte en al demoedige mannen, en laat hen nu tot mij komente paard en te voet en met allerlei muziekin-strumenten, en Manasse ging en deed zo.36. Naftali ging zoals Juda hem had bevolen,want Naftali was snelvoetig als een der snellehinden, en hij kon over korenaren gaan zonderdat die onder hem afbraken.37. En hij ging en telde alle straten van Egypte,en hij bevond dat er twaalf waren. Hij kwamhaastig terug en vertelde het Juda, en Juda zeitot zijn broers. Haast u en laat iedere man zijnzwaard aan zijn lende hangen en wij zullenover Egypte komen, en hen allen doden, en laater geen rest overblijven.38. Juda zei: Zie, ik zal met mijn kracht drieder straten vernietigen, en u zult elk één straatvernietigen. Toen Juda dit zei kwamen de in-woners van Egypte en al de machtige mannennaar hen toe met allerlei muziekinstrumentenen onder luid geschreeuw.39. Hun aantal was 500 cavaleristen en 10.000infanteristen, en 400 mannen die konden strij-den zonder zwaard of speer en slechts met hunhanden en kracht.40. Alle machtige Egyptische mannen kwamenonder luid geschreeuw aanstormen, en zij om-ringden alle zonen van Jakob en verschrikten

Page 105: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 105

hen, en de grond trilde bij het geluid van hungeschreeuw.41. Toen de zonen van Jakob deze troepen zagen,waren zij erg bevreesd voor hun leven, en Jozefdeed dit om de zonen van Jakob bang te makenen te kalmeren.42. Juda, die zag dat sommigen zijner broers bangwaren, zei tot hen: Waarom zijn jullie bang terwijlde genade Gods met ons is? Juda zag al de men-sen van Egypte die hen omringden op het bevelvan Jozef om hen vrees aan te jagen. Jozef bevalhen slechts zeggende: Raak geen van hen aan.43. Juda trok haastig zijn zwaard, en uitte eenschrille, luide schreeuw, en hij sloeg met zijnzwaard en sprong op de grond, en hij ging verdermet schreeuwen tegen de mensen.44. Terwijl hij dit deed liet de Heer de verschrik-king van Juda en zijn broers vallen op de moedig-e mannen en op alle anderen die hen omringden.45. Door het luide geschreeuw vluchtten ze metz'n allen in paniek en liepen elkaar onder de voetwaardoor velen hunner stierven tijdens de vluchtvoor Juda, zijn broers en voor Jozef.46. Tijdens hun vlucht achtervolgden Juda enzijn broers hen tot het huis van farao, en zijontsnapten allen, en Juda zat weer voor Jozef enbrulde voor hem als een leeuw, en stiet een groteen verschrikkelijke kreet uit tegen hem.47. De kreet werd gehoord op een afstand, en al deinwoners van Sukkoth hoorden het, en geheelEgypte trilde bij het geluid van de kreet, en ook demuren van Egypte en van het land Gosen vielenom door het trillen van de Aarde, en farao viel ookvan zijn troon op de grond, en ook al de zwangerevrouwen van Egypte en Gosen bevielen ontijdigtoen zij het geluid hoorden van de trilling, want zijwaren zeer bevreesd.48. Farao berichtte, zeggende: Wat is er vandaaggebeurd in het land Egypte? En zij kwamen hemalles vertellen van het begin tot het einde, enfarao was verontrust en hij was zeer verbaasd enheel bevreesd.49. Zijn schrik nam toe toen hij al deze dingenhoorde, en hij boodschapte Jozef, zeggende: Uhebt de Hebreeërs tot mij gebracht om geheelEgypte te verwoesten; wat wilt u doen met diediefachtige slaaf? Stuur hem weg en laat hemgaan met zijn broers, en laat ons, u en geheelEgypte niet omkomen door hun kwaad.50. Indien u dit niet wenst te doen, doe dan af-stand van al mijn waardevolle dingen, en ga methen naar hun land, indien u daar lust in hebt, wantzij zullen vandaag mijn gehele land verwoesten enal mijn mensen doden; ja, al de vrouwen vanEgypte hebben ontijdig gebaard door hun ge-schreeuw. Zie, wat zij alleen al deden door hungeschreeuw en gepraat. Indien zij strijden met hetzwaard dan zullen zij bovendien het land ver-woesten. Kies daarom wat u wilt, mij of deHebreeërs, Egypte of het land der Hebreeërs.

51. Zij kwamen Jozef al de woorden vertellendie hij over hem had gezegd, en Jozef was ergbezorgd over de woorden van farao, en Juda enzijn broers stonden nog verontwaardigd enwoedend voor Jozef, en al de zonen van Jakobbrulden tegen Jozef, zoals de zee en haar gol-ven kunnen brullen.52. Jozefwas erg bevreesd voor zijn broers envanwege farao, en Jozef zocht een voorwendselom zichzelf bekend te maken aan zijn broers,uit vrees dat zij anders geheel Egypte zoudenverwoesten.53. Jozef beval zijn zoon Manasse om Juda tenaderen. Hij legde zijn hand op zijn schouderwaarmee de toom van Juda was geluwd.54. Juda zei tot zijn broers: Laat niemand uwerzeggen dat dit de daad is van een Egyptischejongeling, want dit is het werk van mijn vader'shuis.55. Jozef die zag en wist dat Juda's toom wasgeluwd, naderde om met hem te spreken opeen milde toon.56. Jozef zei tot Juda: U spreekt zeker de waar-heid en u hebt vandaag uw beweringen beves-tigd aangaande uw kracht. Moge uw God diebehagen in u schept uw welzijn venneerderen.Maar zeg mij eens eerlijk waarom u onder aluw broers met mij twistte vanwege de knaapterwijl geen van hen een woord heeftgesproken met betrekking tot hem.57. Juda antwoordde Jozef, zeggende: Zeker, umoet weten dat ik borg sta voor de knaap bijzijn vader en heb gezegd dat indien ik hem niettot hem breng, ik bij hem voor altijd in deschuld zal staan.58. Daarom heb ik onder al mijn broers ubenaderd, want ik zie dat u onwillig bent omhem van u te laten weggaan. Mag ik daaromgenade vinden in uw ogen dat u hem met onslaat gaan? Zie, ik wil als vervanger blijven voorhem, om u te dienen in alles wat u wenst, wantwaarheen u mij ook zendt daar wil ik u dienenmet al mijn krachten.59. Stuur mij nu naar een machtige koning dietegen u in opstand is gekomen en u zult wetenwat ik zal doen met hem en zijn land; hij mogecavalerie en infanterie hebben of een uitzon-derlijk sterk volk, ik zal hen allen doden en ’skonings hoofd voor u brengen.60. Weet u niet, of hebt u niet gehoord datonze vader Abraham met zijn dienaar Eliëzerin één nacht al de koningen van Elam met hunlegers versloeg,. "en dat niemand van hen meerover bleef? En nadien werd immers ons dekracht van onze vader gegeven als erfenis, voorons en voor ons zaad voor altijd.61. Jozef antwoordde en zei: U spreekt waar-heid, en leugen is niet in uw mond, want het isons ook verteld dat de Hebreeërs machtig zijn endat de Heer hun God Zich zeer in hen verheugt,

Page 106: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 106

en wie kan dan standhouden tegen hen?62. Echter, op deze voorwaarde zal ik uw broerlaten gaan, indien u zijn broer voor mij brengt, dezoon van zijn moeder, van wie u zei dat hij van unaar Egypte is heengegaan; en het zal geschiedendat, indien u zijn broer tot mij brengt, ik die zalnemen in zijn plaats, omdat niet één uwer borgwas voor hem bij uw vader, en wanneer hij totmij komt dan zal ik uw broer met u meezendenvoor wie u borg bent geweest.63. Juda's toorn werd gewekt tegen Jozef toen hijdit zei, en zijn ogen werden rood van woede. Hijzei tot zijn broers: Zie, hoe deze man vandaag zijneigen. vernietiging zoekt en die van Egypte64. Simeon antwoordde Jozef, zeggende: Zeidenwij u al niet de eerste keer dat wij niet nauwkeu-rig wisten waar hij is heengegaan, en of hij doodof levend is waarom dan zegt mijnheer zoiets?65. Jozef, die het gezicht van Juda waarnam,merkte op dat zijn woede weer werd gewekt toenhij zei: Breng mij uw andere broer in de plaatsvan deze broeder.66. Jozef zei tot zijn broers: Zeker, u zei dat uwbroer dood was of vennist, (maar) als ik hem nuvandaag zou roepen, willen jullie hem dan aanmij geven in de plaats van zijn broer?67. Jozef begon te spreken en uit te roepen:Jozef, Jozef, kom vandaag voor mij, en verschijnaan uw broers en kom voor mij zitten.68. Toen Jozef dit voor hen zei, keken zij alleneen andere kant uit om te zien vanwaar Jozef zouverschijnen.69. Jozef nam al hun reacties waar, en zei tothen: Waarom kijkt u hier en daar en alle kantenuit? Ik ben Jozef die u naar Egypte hebt verkocht,laat het u daarom niet bedroeven want God zondmij tot u om u in het leven te houden tijdens dehongersnood.70. Zijn broers stonden verschrikt voor zijngezicht toen ze de woorden van Jozef hoorden.Juda was buitengewoon verschrikt voor hem.71. Toen Benjamin de woorden van Jozefhoordewas hij bij de deur van het binnen gedeelte vanhet huis, en hij rende naar zijn broer Jozef enomhelsde hem en viel wenend om zijn hals.72. Jozefs broers die zagen dat Benjamin om zijnbroeder's hals was gevallen vielen ook wenendom Jozefs hals.73. Het werd gehoord in Jozefs huis dat Jozef enz'n broers in vrede waren, en het was farao zeeraangenaam, want anders vreesde hij dat ze Egyptezouden verwoesten.74. Farao zond zijn dienaren naar Jozef om hemte feliciteren met zijn broers die tot hem geko-men waren, en al de hoofdmannen der legers entroepen in Egypte kwamen om zich met Jozef teverheugen, en geheel Egypte verheugde zichgrotelijks over Jozefs broers.75. Farao zond zijn dienaren tot Jozef, zeggende:Zeg tot uw broers om alles wat hen toebehoort te

nemen.76. Jozefbeval zijn huisbewaarder om voor zijnbroers geschenken en kleding te brengen en hijbracht vele kledingstukken zoals koninklijkegewaden en vele geschenken, Jozef verdeeldeze onder zijn broers.77. Hij gaf aan ieder zijner broers wisselkledingmet goud en zilver, en 300 zilverstukken, enJozef gebood hen zich in de gewaden te stekenen voor farao te worden gebracht.78. Farao, die zag dat alle broers van Jozefsmoedige mannen waren en knap van uiterlijk,was enorm verheugd.79. Daarna gingen zij uit van farao’s tegenwoor-digheid om te gaan naar het land Kanaän, naarhun vader, en hun broer Benjamin was bij hen.80. Jozef stond op en gaf hen elf rijtuigen vande farao, en Jozef gaf hen zijn (eigen) wagenwaarop hij reed op de dag dat hij werd ge-kroond in Egypte, om zijn vader naar Egypte tehalen. Jozef gaf voor de kinderen van zijnbroers kleding mee overeenkomstig hun getal,en honderd zilverstukken voor elk, en ookgewaden voor de vrouwen zijner broers zoalsdie van de vrouwen van de koning, en hij zondhen heen.81. Hij gaf aan elk zijner broers tien mannenom met hen mee te gaan naar het land Kanaän,om hen te dienen en hun kinderen en allen diebij hen hoorden bij hun komst naar Egypte.82. Jozef gaf zijn broer Benjamin tien pakkenmet kleding voor zijn tien zonen, een hoeveel-heid boven de rest van de kinderen der zonenvan Jakob.83. Hij gaf voor elk vijftig zilverstukken mee, entien wagens van de farao, en voor zijn vader tienezels beladen met het beste van Egypte, en tienezelinnen beladen met koren en brood en voed-sel voor zijn vader en voor allen die bij hem wa-ren als teerkost voor onderweg.84. Hij gaf voor zijn zuster Dina gewaden,goud, zilver, wierook, mirre, aloë, en dames-sieraden in grote hoeveelheden mee.85. Hij gaf aan al zijn broers en hun vrouwenallerlei sardonyxstenen en bdellium, en van alde waardevolle dingen bij de grootheid vanEgypte ontbrak niets aan wat Jozef meegafvoor zijn vaders huishouding.86. Hij zond zijn broers heen, en zij vertrokken,en hij zond zijn broer Benjamin met hen mee.87. Jozef deed hen uitgeleide op de weg tot aande grenzen van Egypte, en hij bood aan metzijn vader en zijn huishouding om naar Egyptete komen.88. Hij zei tot hen: Maak geen ruzie onderweg,want dit was vanwege de Heer om een grootvolk te behoeden voor gebrek, want er zullennog vijf jaren van hongersnood zijn in het land.89. En hij gebood hen, zeggende: Wanneer u inhet land Kanaän aankomt, overval mijn vader

Page 107: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 107

niet plotseling met deze mededeling maar han-del met tact en wijsheid.90. Jozef hield op met hen te gebieden, en hijkeerde om en ging terug naar Egypte, De zonenvan Jakob gingen vrolijk naar het land Kanaän enin vreugde tot hun vader.91. Zij kwamen aan de grenzen van het land, enzij zeiden tot elkaar: Wat zullen wij doen in dezezaak voor onze vader, want als wij plotseling tothem komen en hem de zaak vertellen, dan zal hijgrotelijks verontrust zijn door onze woorden enons niet willen geloven.92. Zij gingen voort tot zij dichtbij hun huizenkwamen, en zij vonden Aser's dochter Serach diehen tegemoet kwam, en de jonge vrouw was erggoed en fijnzinnig en wist hoe zij op de harpmoest spelen.93. Zij riepen haar en zij kwam tot hen, en zijkuste hen, en zij namen haar en gaven haar eenharp en zeiden: Ga nu naar onze vader toe, en gavoor hem zitten, en speel op de harp, en spreekdeze woorden.94. Zij geboden haar om naar hun huis te gaan,en zij nam de harp en haastte zich voor hen, enging bij Jakob zitten.95. Zij speelde en zong mooi en uitte met de lief-lijkheid van haar stem de woorden: Jozef mijnoom leeft. Hij regeert geheel Egypte, en is nietdood.96. Zij ging voort met deze woorden te herhalenen Jakob hoorde haar woorden en zij klonkenheel aangenaam.97. Hij luisterde terwijl zij de woorden tot twee-maal en driemaal herhaalde, en vreugde welde inhet hart van Jakob op bij het horen van haarlieftallige woorden.En de Geest Gods was ophem, en hij wist nu dat al haar woorden waarwaren.98. En Jakob zegende Serach toen zij deze woor-den voor hem sprak, en hij zei tot haar: Mijndochter, moge de dood nooit de overhand krijgenover u, want u hebt mijn geest weer doen herle-ven; spreek alleen nog eens zoals u tot mij hebtgesproken, want u hebt mij blij gemaakt met aluw woorden.99. Zij ging verder met het zingen van dezewoorden, en Jakob luisterde en het behaagdehem, en hij verheugde zich, en de Geest Gods

was op hem.100. Terwijl hij nog met haar sprak, zie, daarkwamen zijn zonen tot hem met paarden enwagens en (in) koninklijke gewaden en metdienaren die voor hen uitliepen.101. Jakob stond op om hen tegemoet te gaan,en hij zag zijn zonen gekleed in koninklijkegewaden, en hij zag al de kostbaarheden dieJozef hen had meegegeven.102. Ze zeiden tot hem: Neem er kennis van datonze broer Jozef leeft, en hij is het die geheelEgypteland regeert en die tot ons sprak zoalswij u vertelden.103. Jakob hoorde al de woorden zijner zonen,en zijn hart klopte bij deze woorden, want hijkon die niet geloven totdat hij alles zag watJozef hen had meegegeven, en al de tekenenwaarover Jozef tot hen had gesproken.104. Zij pakten voor hem uit, en toonden hemalles wat Jozef had meegegeven, en zij gaveneen iegelijk wat Jozef voor hem had meegege-ven, en hij wist dat zij de waarheid haddengesproken, en hij verheugde zich buitengewoonvanwege zijn zoon.105. Jakob zei: Het is genoeg voor mij dat mijnzoon Jozef nog leeft, ik zal gaan en hem zieneer ik zal sterven.106. En zijn zonen vertelden hem alles wat henwas overkomen, en Jakob zei: Ik zal opgaannaar Egypte om mijn zoon te zien en zijn nako-melingschap.107. Jakob stond op en trok de kleding aan dieJozef voor hem had meegegeven, en nadat hijzich gewassen en geschoren had, zette hij detulband op zijn hoofd die Jozef voor hem hadmeegegeven.108. Alle mensen van Jakob's huishouding enhun vrouwen trokken de gewaden aan die Jozefvoor hen had meegegeven, en zij verheugdenzich grotelijks over Jozef dat hij nog leefde endat hij regeerde in Egypte.109. De inwoners van Kanaän hoorden ervan,en zij kwamen en verheugden zich zeer metJakob dat hij nog leefde.110. Jakob organiseerde een feest van driedagen voor hen. Alle koningen van Kanaän ende edelen des lands aten en dronken en feest-ten in het huis van Jakob.

Hoofdstuk 5555:1. Hierna geschiedde het dat Jakob zei: Ik zalgaan en mijn zoon zien in Egypte en zal danterugkeren in het land Kanaän waarvan Godheeft gesproken tot Abraham, want ik kan mijngeboorteland niet verlaten.2. Zie, het woord des Heren kwam tot hem,zeggende: Trek op naar Egypte met uw gehelehuishouding en blijf daar, vrees niet om op tetrekken naar Egypte want Ik zal u daar tot eengroot volk maken.

3. Jakob zei in zichzelf: Ik zal gaan en mijnzoon zien om te zien of de vrees voor zijn Godnog in zijn hart is temidden der inwoners vanEgypte.4. De Heer zei tot Jakob: Vrees niet over Jozef,want hij dient Mij nog steeds eerlijk zoals hetbehoort in uw ogen, en Jakob verheugde zichzeer over zijn zoon.5. Toen beval Jakob zijn zonen en zijn huishou-ding om naar Egypte te gaan overeenkomstig

Page 108: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 108

het woord des Heren tot hem; en Jakob stondop met zijn zonen en zijn gehele huishouding,en hij verliet het land Kanaän uit Beersheba,met vreugde en blijdschap in het hart, en zijgingen naar het land Egypte.6. Het geschiedde toen zij dichtbij Egyptekwamen, dat Jakob Juda voor hem uit zond totJozef om hem de ligging (van Gosen) te latenzien, en Juda deed in overeenstemming met hetwoord zijns vaders, en hij rende haastig naarJozef, en zij wezen voor hen een plaats aan in hetland Gosen voor zijn gehele huishouding, en Judakeerde terug en kwam langs de weg tot zijn vader.7. Jozef spande zijn wagen in, en hij verzameldeal zijn machtige mannen en zijn dienaren en allehovelingen van Egypte om zijn vader Jakob tege-moet te gaan, en Jozef's bevel werd bekendge-maakt in Egypte zeggende: Al diegenen die Jakobniet tegemoet zullen gaan, die zullen sterven.8. De volgende dag ging Jozef uit met geheelEgypte, een groot en machtig leger, allen gekleedin gewaden van fijn linnen en purper en met(muziek)instrumenten van zilver en goud en methun strijdwapenen op hen.9. Allen gingen Jakob tegemoet met allerlei mu-ziekinstrumenten, met trommen en tamboerij-nen, mirre en aloë strooiend langs de weg, en zijallen gingen op deze manier en de Aarde trilde bijhun gejuich.10. De vrouwen van Egypte gingen op de dakenen op de muren om Jakob te ontmoeten, en opJozef's hoofd was farao's koninklijke kroon, wantfarao had hem die doen toekomen om die op tezetten wanneer hij zijn vader tegemoet ging.11. Toen Jozef (nog) op vijftig ellen van zijn vaderafwas, steeg hij van de wagen af en hij liep tot zijnvader, en toen al de hovelingen van Egypte en deedelenzagen dat Jozef te voet naar zijn vader wasgegaan, stegen ook zij af en liepen te voet naarJakob.12 Terwijl het leger van Jozef Jakob naderdenbekeek deze het leger dat met Jozef op hemafkwam. Het stemde hem aangenaam en hijstond er verbaasd over.13. Jakob zei tot Juda: Wie is die man die ik inhet leger van Egypte zie? Hij die gekleed is in eenfelrood koninklijk gewaad, en met kroon op zijnhoofd en die nu van zijn wagen is afgestegen entot ons komt? En Juda antwoordde zijn vader,zeggende: Hij is uw zoon Jozef de koning. EnJakob verheugde zich bij het zien van de heer-lijkheid van zijn zoon.14. Jozefkwam dichtbij zijn vader en hij boogdiep en al de mensen van het leger bogen methem op de grond voor Jakob.15. Zie, Jakob rende en haastte zich naar zijnzoon Jozef en viel hem om de hals en kuste hem,en zij weenden, en Jozef omhelsde ook zijn vaderen kuste hem, en zij weenden en al de mensen

van Egypte weenden met hen.16. Jakob zei tot Jozef: Nu kan ik in rustesterven nadat ik uw gezicht heb gezien en teweten dat u nog leeft met heerlijkheid.17. De zonen van Jakob en hun vrouwen enhun kinderen en hun dienaren, en de gehelehuishouding van Jakob weende buitengewoonmet Jozef, en zij kusten hem en weenden zeermet hem.18. Jozef en al zijn mensen keerden daarnaterug naar Egypte, en Jakob en zijn zonen en alde kinderen van zijn huishouding kwamen metJozef naar Egypte, en Jozef plaatste hen in hetbeste gedeelte van Egypte, in het land Gosen.19. Jozef zei tot zijn vader en tot zijn broers:Ik zal opgaan naar farao en zeggen dat mijnbroers en mijn vader's huishouding en allendie bij hem horen, tot mij zijn gekomen en inhet land Gosen zullen zijn.20. Jozef deed aldus en nam van zijn broers,Ruben, Issachar, Zebulon en zijn broer Ben-jamin, en hij stelde hen voor farao.21. En Jozef sprak tot farao: Mijn broers enmijn vader's huishouding en allen die bij henhoren zijn tezamen met hun kudden vee tot mijgekomen uit het land Kanaän om te verblijvenin Egypte. Want de hongersnood viel hen ergzwaar.22. Farao zei tot Jozef: Plaats uw vader enbroers in het beste gedeelte van het land, ont-houdt hen niets van alles wat goed is, en laathen eten van het vette des lands.23. Jozef antwoordde, en zei: Zie, ik heb hen inhet land Gosen gesteld, want zij zijn schaapher-ders, laat hen daarom in Gosen blijven om hunkudden te weiden, afgezonderd van de Egypte-naren.24. Farao zei tot Jozef: Doe met uw broers alleswat zij tot u zeggen. De zonen van Jakob bogenzich neer voor farao, en zij gingen van hem uitin vrede, en daarna bracht Jozef zijn vader voorfarao.25. En Jakob kwam en boog zich neer voorfarao, en Jakob zegende farao, en daarna ginghij uit van farao's gelaat, Jakob en al zijn zonenen zijn gehele huishouding woonden in hetland Gosen.26. In het tweede jaar, dat is in het 130e levens-jaar van Jakob, onderhield Jozef zijn vader enzijn broers, en zijn vader's gehele huishoudingtot de mond der kinderkens toe, met brood zo-lang de hongersnood duurde; zij kwamen nietstekort.27. Jozef gaf hen het beste gedeelte van hetgehele land; het beste van Egypte hadden zij alde dagen van Jozef; en Jozef gaf ook aan henen aan zijn vader's gehele huishouding kledingen gewaden van jaar op jaar. De zonen vanJakob bleven veilig in Egypte al de dagen vanhun broeder.

Page 109: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 109

28. Jakob at altijd aan Jozefs tafel. Het man-keerden Jakob en zijn zonen aan niets aanJozefs tafel en des daags of des nachts vanhetgeen ze in hun huizen nuttigden.29. In de dagen van de hongersnood at geheelEgypte brood van het huis van Jozef, want deEgyptenaren verkochten alles wat hen toebe-hoorde vanwege de hongersnood.30. Jozef kocht al de velden van Egypte voorbrood, voor rekening van farao, en Jozef voorzaggeheel Egypte van brood gedurende al de dagenvan de hongersnood. Jozef verzamelde al hetzilver en goud dat tot hem kwam voor het korendat zij uit het gehele land kochten, en hij verza-melde veel goud en zilver, naast een onmetelijkehoeveelheid sardonyxstenen, bdellium en waar-devolle kleding wat zij tot Jozef brachten uit iedergedeelte des lands als hun geld op was.31. Jozef nam van al het zilver en goud dat in zijnhand kwam, ongeveer 72 talenten goud en zilver,en ook sardonyxstenen en bdellium in grote over-vloed. Jozef ging dit verbergen in vier gedeelten.Hij verborg een gedeelte in de woestijn bij de RodeZee, en een gedeelte bij de rivier Perath, en hetderde en vierde gedeelte verborg hij in de woestijntegenover de wildernis van Perzië en Medië.

32. Hij nam een gedeelte van het goud en zilverdat overbleef, en gaf het aan al zijn broers enaan zijn vader's gehele huishouding, en aan alde vrouwen van zijn vaders huishouding, en derest bracht hij naar het huis van farao,ongeveer twintig talenten goud en zilver.33. Jozef gaf al het goud en zilver dat overbleefaan farao, en farao deed dat in de schatkist, ende dagen van de hongersnood. hielden op inhet land, en zij zaaiden en oogstten in hetgehele land, en zij verkregen jaar op jaar hungebruikelijke hoeveelheden; zij kwamen nietstekort.34. Jozef woonde veilig in Egypte, en hetgehele land stond onder zijn raad, en zijn vaderen al zijn broers woonden in het land Gosen ennamen dat in bezit.35. Jozef was hoogbejaard en zijn twee zonenEfraïm en Manasse verbleven voortdurend inhet huis van Jakob, tezamen met de kinderender zonen van Jakob, hun neven, om de wegendes Heren te leren en Zijn wet.36. Jakob en zijn zonen woonden in het landGosen in Egypte, en zij stelden zich tot bezit-ters daarin, en zij waren vruchtbaar en ver-menigvuldigden er zich.

Hoofdstuk 5656:1. Jakob leefde zeventien jaren in het landEgypte, en de dagen van Jakob, en de jaren vanzijn leven waren 147 jaren.2. Toen kreeg Jakob een aanval van de ziektewaaraan hij zou sterven, en hij liet zijn zoonJozefuit Egypte komen. En zijn zoon Jozef kwamuit Egypte en kwam tot zijn vader.3. Jakob zei tot Jozef en tot zijn zonen: Zie ik gasterven en de God uwer vaderen zal u bezoeken.Hij zal u terugbrengen naar het land waarvan deHeer zwoer dat Hij dat zou geven aan u en aanuw kinderen na u. Daarom nu, wanneer ik doodben begraaf mij in de spelonk Makpela in Hebronin het land Kanaän bij mijn vaderen.4. Jakob liet zijn zonen zweren om hem te begra-ven in Makpela, in Hebron, en zijn zonen zwoe-ren hem in deze zaak.5. Hij gebood hen, zeggende: Dien de Heer uwGod, want Hij die uw vaderen bevrijdde die zalook u bevrijden uit alle moeilijkheden.6. Jakob zei: Roep al uw kinderen tot mij. En alde kinderen van Jakob’s zonen kwamen en zatenvoor hem, en Jakob zegende hen, en hij ze"i tothen: De Heer God uwer vaderen zal uduizendmaal zoveel geven en u zegenen, en mogeHij u geven de zegen van uw vader Abraham. Enal de kinderen van Jakob's zonen gingen uit vanhem op die dag nadat hij hen had gezegend.7. De volgende dag liet Jakob zijn zonen weerroepen, en zij kwamen allen bij elkaar en kwa-men voor hem zitten, en op die dag zegendeJakob zijn zonen voor zijn dood, een ieder

zegende hij met een bijzondere zegen; zie het isgeschreven in het boek van de wet des Herentoebehorend aan Israël.8. Jakob zei tot Juda: Ik weet mijn zoon dat ueen machtige man bent voor uw broers; regeerover hen, en uw zonen zullen voor altijd rege-ren over hun zonen.9. Leer slechts uw zonen de boog en alle oor-logswapenen, opdat zij de veldslagen leverenvan hun broer die zal regeren over zijnvijanden.10. Jakob gebood zijn zonen op die dag, zeg-gende: Zie, ik zal vandaag worden verzameldtot mijn volkeren. Draag mij uit Egypte, enbegraaf mij in de spelonk van Makpela zoals iku heb geboden.11. Hoe het ook zij, ik bid u, draag er zorg voordat geen uwer zonen mij draagt, slechts uzelf,en op deze wijze zult u met mij doen wanneer umijn lichaam draagt om daarmee te gaan naarhet land Kanaän om mij te begraven.12. Juda, Issachar en Zebulon zullen mijn lijk-baar dragen aan de Oostzijde; Ruben, Simeonen Gad in het Zuiden; Efraïm, Manasse enBenjamin in het Westen; Dan, Aser en Naftaliin het Noorden.13. Laat Levi niet met u meedragen, want hij enzijn zonen zullen de ark des verbonds desHeren met de Israëlieten dragen in het leger,noch mijn zoon Jozef want laat hem zijn heer-lijkheid als koning; hoe het ook zij Efraïm enManasse zullen hun plaatsen innemen.

Page 110: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 110

14. Aldus zult u met mij doen wanneer u mijwegdraagt. Verwaarloos niets van al wat ik ugebied; en het zal geschieden dat wanneer u ditvoor mij doet, dat de Heer u vriendelijk zalgedenken en uw kinderen na u voor altijd.15. U mijn zonen, eert een iegelijk uw broeders,uw verwant, en gebied uw kinderen en dekinderen uwer kinderen na u om de Heer Goduwer vaderen te dienen al de dagen.16. Opdat uw dagen verlengd worden in het land,die van u en die uwer kinderen voor altijd, wan-neer u doet wat goed is en oprecht in de ogen vande Heer uw God, en in al Zijn wegen wandelt.17. U mijn zoon Jozef, ik bid u, vergeef hetonrecht uwer broers en al hun slechte dadeninzake het letsel dat zij op u hoopten, want Godbeoogde hiermee het welzijn van u en van uwkinderen.18. Oh mijn zoon, laat uw broers niet vallen in dehanden der Egyptenaren en kwets ook niet hungevoelens. Zie, ik vertrouw hen toe in de handvan God en in uw hand om hen te bewaren voorde Egyptenaren. De zonen van Jakobantwoordden hun vader met de woorden: Vaderalles wat u ons hebt geboden dat zullen wij doen;moge God slechts met ons zijn.19. Jakob zei tot zijn zonen: Zo moge God met uzijn wanneer u al Zijn wegen volgt. Keer u niet afvan Zijn wegen hetzij naar rechts of naar links bijhet volbrengen van wat goed is en oprecht in Zijnogen.20. Want ik weet dat vele en smartelijke moei-lijkheden u zullen overkomen in de komendedagen in het land, ja uw kinderen en de kinderenuwer kinderen; dien slechts de Heer en Hij zal uredden uit alle moeilijkheden.21. Het zal geschieden dat wanneer u God navolgtdoor Hem te dienen, en uw kinderen wilt lerenom de Heer te kennen en de kinderen uwer kin-deren na u, dan zal de Heer voor u en uw kinde-ren een dienaar doen verwekken temidden vanuw kinderen, en de Heer zal u door zijn handbevrijden uit alle kwellingen, en u uit Egypteleiden en u terugbrengen naar het land uwervaderen om dit zeker te beërven.22. Jakob hield op zijn zonen te gebieden, en hijlegde zijn voeten tezamen op het bed, en hij stierfen werd verzameld tot zijn volkeren.23. Jozef viel op zijn knieën bij zijn vader's gezichten kuste hem. Hij riep met bittere, wenende stemover hem uit: kuste hem, en hij riep uit met bitterestem, en hij zei: Oh mijn vader, mijn vader.24. De vrouwen zijner zonen en zijn gehele huis-houding kwamen en knielden bij Jakob en ween-den en schreeuwden met luide stem over Jakob.25. Alle zonen van Jakob stonden tezamen op,verscheurden hun gewaden en deden zakkenom hun lendenen. Ze vielen op hun aangezich-ten, en zij wierpen stof over hun hoofden naarde hemelen.

26. Het werd Jozefs vrouw Asenat verteld, enzij stond op en deed een zak om, en zij met alde Egyptische vrouwen met haar kwamen omte rouwen en wenen over Jakob.27. Alle Egyptenaren die Jakob kenden kwa-men op die dag toen zij dit hoorden. GeheelEgypte rouwde gedurende vele dagen.28. Ook uit het land Kanaän kwamen de vrou-wen naar Egypte toen zij hoorden dat Jakobdood was, en zij weenden over hem gedurendezeventig dagen.29. Het geschiedde hierna dat Jozef zijn diena-ren de geneesheren gebood om zijn vader tebalsemen met mirre en wierook en allerleisoorten parfum, en ze balsemden Jakob zoalsJozefhad geboden.30. Alle mensen van Egypte en de oudsten eninwoners van het land Gosen weenden enrouwden over Jakob. Zijn zonen en de kinde-ren van zijn huishouding jammerden en rouw-den vele dagen lang over Jakob.31. Nadat de dagen van wenen voorbij waren,ten einde van zeventig dagen, toen zei Jozef totfarao: Ik zal optrekken en mijn vader begravenin het land Kanaän zoals hij mij deed zweren,en dan zal ik terugkeren.32. Farao boodschapte Jozef, zeggende: Trekop en begraaf uw vader zoals hij zei en zoals hiju deed zweren. En Jozef stond op met al zijnbroers om naar het land Kanaän te gaan omhun vader Jakob te begraven zoals hij hen hadgeboden.33. Farao beval dat in geheel Egypte zou wor-den bekendgemaakt, zeggende: Hij die niet metJozef en zijn broers optrekt naar het landKanaän om Jakob te begraven, die zal sterven.34. Heel Egypte hoorde van farao'sbekendmaking, en zij stonden allen tezamenop, en al de dienaren van farao, en de oudstenvan zijn huis, en al de oudsten van het landEgypte trokken op met Jozef, en al de hovelin-gen en edelen van farao trokken op als de die-naren, en zij trokken op om Jakob te begravenin het land Kanaän.35. De zonen van Jakob droegen de lijkbaarwaarop hij lag; overeenkomstig alles wat hunvader hen had geboden, alzo deden zijn zonenmet hem.36. De lijkbaar was van zuiver goud, en zij wasrondom ingelegd met sardonyxstenen enbdellium. Het deksel van de lijkbaar was weef-werk van goud, tezamen met draadwerk metdaaroverheen groepen met sardonyxstenen enbdellium.37. Jozefplaatste op het hoofd van zijn vaderJakob een grote gouden kroon, en hij legde eengouden scepter in zijn hand,. en zij omringdende lijkbaar zoals de gewoonte was bij koningentijdens hun leven.38. Al de troepen van Egypte gingen voor hem

Page 111: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 111

uit in deze opstelling: eerst al de machtigemannen van farao en de machtige mannen vanJozef, en achter hen de rest der inwoners vanEgypte, en zij waren allen uitgerust met zwaar-den en toegerust met maliënkolders, en zijzagen eruit alsof zij ten strijde uittrokken.39. Alle weeklagers en rouwenden gingenwenend en weeklagend op een afstand; tegenoverde lijkbaar. De rest van de mensen ging achter delijkbaar.40. Jozef en zijn huishouding gingen tezamen bijde lijkbaar barrevoets en wenend, en de rest vanJozefs dienaren bewoog zich rondom hem voort;elke man had zijn versierselen op zich, en zijwaren allen gewapend met hun strijdwapenen.Vijftig van Jozefs dienaren gingen voor de lijk-baar uit, en zij strooiden mirre en aloë langs deweg en allerlei soorten parfum, en al de zonenvan Jakob die de lijkbaar droegen, liepen op dieparfum. De dienaren van Jakob gingen voor henuit en strooiden de parfum langs de weg.41. Jozef trok uit met een zwaar leger, en op dezemanier deden zij elke dag totdat zij het landKanaän bereikten, en zij kwamen bij de dorsvloervan Atad die aan gene zijde der Jordaan was, enzij rouwden daar een zeer grote en zware rouw.42. Alle koningen van Kanaän hoorden dit en zijgingen allen uit, elke man uit zijn huis, 31 konin-gen van Kanaän kwamen allen met hun mensenom te rouwen en te klagen over Jakob.43. Al deze koningen zagen Jakob's lijkbaar, enzie, Jozefs kroon lag erop, en ook zij legden hunkroon op de lijkbaar, en zo omringden ze die metkronen.44. En al deze koningen hielden daar een groteen zware rouwklage met de zonen van Jakob ende Egyptenaren want al de koningen van Kanaänkenden de dapperheid van Jakob en zijn zonen.45. Het nieuws bereikte Esau, zeggende: Jakobstierf in Egypte, en zijn zonen en geheel Egyptedragen hem naar het land Kanaän om hem tebegraven.46. Esau hoorde dit waar hij op het gebergte Seirwoonde. Hij vertrok met zijn zonen en al zijnmensen en zijn gehele huishouding, een uitzon-derlijk grote menigte, en zij kwamen om terouwen en te wenen over Jakob.47. Het geschiedde dat, toen Esau kwam enrouwde over zijn broer Jakob, geheel Egypte engeheel Kanaän vertrok om daar met Esau terouwen over Jakob.49. Daarna brachten Jozef en zijn broers hunvader Jakob uit die plaats, en zij gingen naarHebron om hem te begraven in de spelonk bijzijn vaderen.50. Zij kwamen te Kirjat-Arba, bij de spelonk,en toen zij daar kwamen, stond Esau met zijnzonen tegenover Jozef en zijn broers en ver-sperden de toegang tot de spelonk, zeggende:Jakob zal niet daarin worden begraven, want

zij behoort ons toe en aan onze vader.51. En Jozef en zijn broers hoorden de woordenvan Esau's zonen, en zij waren zeer vertoornd,en Jozef naderde Esau zeggende: Wat is dit datzij hebben gesproken? Mijn vader kocht diezeker van u tegen grote rijkdommen na dedood van Isaäk thans 25 jaren geleden. Hijkocht ook het gehele land Kanaän van u en vanuw zonen, en van uw zaad na u.52. Jakob kocht het voor zijn zonen en zijnnazaten als erfenis voor altijd, en hoe kunt udan vandaag deze dingen spreken?53. Esau antwoordde, zeggende: U spreektonjuist en u uit leugens, want ik verkocht nietsvan wat mij toebehoorde in dit gehele land,zoals u zegt, noch kocht mijn broer Jakob ietswat mij toebehoorde in dit land.54. Esau sprak deze dingen om Jozef te mislei-den met zijn woorden, want Esau wist dat Jozefniet aanwezig was in die dagen toen Esau alleswat hem toebehoorde in het land Kanaän aanJakob verkocht.55. Jozef zei tot Esau: Zeker, mijn vader namdeze dingen op in het koopcontract, en liet hettekenen door getuigen, en zie het is bij ons inEgypte.56. Esau antwoordde, tot hem zeggende: Brenghet contract, en alles wat u in het contract zultvinden dat zullen wij doen.57. Jozefriep zijn broer Naftali, en hij zei:Haast u snel, talm niet, bid ik u, maar ren naarEgypte en breng al de contracten; het koopcon-tract, het gezegelde contract en het open con-tract, en ook al de eerste contracten waarin alde overeenkomsten zijn beschreven over heteerstgeboorterecht, haal die.58. U zult die hier tot ons brengen, opdat wijdaaruit al de woorden van Esau en zijn zonenzullen weten (als onjuist) die zij nu hebbengesproken.59. Naftali luisterde naar de stem van Jozef enhij haastte zich en rende naar Egypte, enNaftali was lichter te voet dan een der hindenin de wildernis, want hij kon over korenarengaan zonder die te breken.60. Esau zag dat Naftali was weggegaan om decontracten te halen, toen vermeerderden hij enzijn zonen hun tegenstand tegen (de begrafenisin) de spelonk, en Esau en al zijn mannenstonden op tegen Jozef en zijn broers om testrijden.61. Alle zonen van Jakob en het volk vanEgypte streden met Esau en zijn mannen. Dezonen van Esau en zijn mannen werden ge-slagen door de zonen van Jakob. De zonen vanJakob doodden veertig mannen van Esau'svolk.62. Husim de zoon van Dan, de zoon van Jakobwas toen bij Jakob's zonen, maar hij was onge-veer honderd ellen verwijderd van de plaats

Page 112: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 112

waar er gestreden werd. Hij verbleef bij de kin-deren van Jakob's zonen bij Jakob's lijkbaarom die te bewaken.63. Husim was doofstom, maar toch begreep hijhet geluid van verwarring tussen de mannen.64. Hij vroeg zich af waarom de dode niet werdbegraven en wat al die verwarring voorstelde? Zijantwoordden hem met gebaren de woorden vanEsau en zijn zonen. Hushim rende met eenzwaard midden in het gevecht en hij sloeg hethoofd van Esau af, dat vloog over een afstand enviel tussen de strijdenden.65. Nadat Husim dit deed kregen de zonen vanJakob de overhand over de zonen van Esau. De

zonen van Jakob begroeven hun vader Jakobmet geweld in de spelonk.De zonen van Esaumoesten toezien.66. Jakob werd begraven in Hebron, in despelonk van Makpela die Abraham als begraaf-plaats had gekocht van de zonen van Heth, enhij werd begraven in zeer kostbare gewaden.67. Geen koning had hem zoveel eer bewezenals Jozef zijn vader bewees bij zijn dood, wanthij begroef hem met grote eer, zoals bij debegrafenis van koningen.68. Jozef en zijn broers rouwden zeven dagenom hun vader.

Hoofdstuk 5757:1. Het was hierna dat de zonen van Esau oor-log voerden met de zonen van Jakob. De zonenvan Esau streden met de zonen van Jakob inHebron, en Esau lag daar nog steeds dood neer,en niet begraven.2. De strijd was hevig tussen hen. De zonen vanEsau werden geslagen door de zonen van Jakob.De zonen van Jakob doodden tachtig mannen derzonen van Esau, en niet een sneuvelde van demensen der zonen van Jakob; en de hand vanJozef had de overhand over al de mensen derzonen van Esau, en hij nam Zefo, de zoon vanElifaz, en vijftig zijner mannen gevangen, en hijbond hen met ijzeren kettingen, en droeg henover aan zijn dienaren om hen naar Egypte tebrengen.3. Het geschiedde, toen de zonen van Jakob Zefoen zijn mannen gevangen hadden genomen, datal diegenen die overbleven van het huis van Esauerg bang waren voor hun leven, of vreesden datzij ook gevangen genomen zouden worden. Zijvluchtten allen met Elifaz de zoon van Esau enzijn volk, met Esau's lichaam, en zij gingen opweg naar het gebergte Seir.4. Zij kwamen aan op het gebergte Seir en zij be-groeven Esau in Seir, maar zij hadden zijn hoofdniet meegenomen naar Seir, omdat het wasbegraven in Hebron op de plek waar de slag hadgewoed.5. Het geschiedde, toen de zonen van Esau warengevlucht voor de zonen van Jakob, dat de zonenvan Jakob hen achtervolgden tot de grenzen vanSeir, maar zij doodden niet één man onder hentijdens de achtervolging. Esau's lichaam dat zijbij zich droegen bracht hen in verwarring. Zij, dezonen van Jakob keerden terug van hen en kwa-men op de plaats waar hun broers waren inHebron. Ze bleven daar die dag uitrusten.6. Het geschiedde op de derde dag dat Elifaz enzijn mannen en alle zonen van de Horiet Seirzich verzamelden. De kinderen van het Oosten,een menigte van mensen als het zand aan dezee, gingen er mee op uit naar Egypte om testrijden met Jozef en zijn broers, ten einde hun

broers te bevrijden.7. Jozef en al de zonen van Jakob hoorden datde zonen van Esau en de kinderen van hetOosten naar hen onderweg waren om te strij-den en hun broers te bevrijden.8. Jozef en zijn broers en de sterke mannen vanEgypte trokken uit en vochten in de stadRaämses, en Jozef en zijn broers brachten eenverschrikkelijke slag toe aan de zonen van Esauen de kinderen van het Oosten.9. Zij doodden van hen 600.000 mannen, enzij doodden onder hen de machtige mannenonder de kinderen van de Horiet Seir; slechtsweinige van hen waren er overgebleven. Zijdoodden ook een groot aantal der kinderen vanhet Oosten, en van de kinderen van Esau.Elifaz de zoon van Esau en de kinderen van hetOosten vluchtten allen voor Jozef en zijnbroers.10. Jozef en zijn broers achtervolgden hen totzij kwamen te Sukkoth, daar doodden zij inSukkoth nog dertig mannen onder hen, en derest ontsnapte en vluchtte ieder naar zijn eigenstad.11. Jozef en zijn broers en de machtige mannenvan Egypte keerden van hen terug met vreugdeen vrolijkheid des harten, want zij hadden alhun vijanden verslagen.12. Zefo de zoon van Elifaz en zijn mannenwaren nog slaven in Egypte voor de zonen vanJakob, en hun pijniging nam toe.13. Toen de zonen van Esau met de zonen vanSeir terugkeerden naar hun land, zagen de zo-nen van Seir dat zij waren gevallen in de han-den der zonen van Jakob en van het volk vanEgypte, vanwege de strijd der zonen van Esau.14. De zonen van Seir zeiden tot de zonen vanEsau: U hebt gezien en daarom weet u dat dezestrijd door uw toedoen ontstond, en dat nietéén machtige man of een bedreven strijderoverbleef.15. Verlaat daarom ons land, ga uit van onsnaar het land Kanaän, het land waar uwvaderen woonden; waarom zullen uw kinderen

Page 113: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 113

in de toekomende dagen de bezittingen vanonze kinderen beërven?16. De kinderen van Esau wilden niet luisterennaar de kinderen van Seir, en de kinderen vanSeir overwogen om oorlog met hen te gaanvoeren.17. Ze boodschapten in het geheim naar koningAngeas van Afrika, dat hetzelfde is als Dinhaba.18. Hij vroeg: Stuur ons enige uwer mannen enlaat hen tot ons komen, en wij zullen tezamenstrijden tegen de kinderen van de Horiet Seir,want zij willen niet strijden teneinde ons uit hetland te verdrijven.19. Koning Angeas van Dinhaba deed aldus, wanthij was in die dagen vriendelijk tegen de kinderenvan Esau, en Angeas stuurde 500 moedige infan-teristen naar de kinderen van Esau, en 800cavaleristen.20. De kinderen van Seir boodschapten de kin-deren van het Oosten en de kinderen van Midian,zeggende: U heeft gezien wat de kinderen vanEsau ons hebben aangedaan, door wier toedoenwij bijna zijn vernietigd in de strijd tegen dezonen van Jakob.21. Kom daarom tot ons en help ons, en wij zullenhen tezamen bestrijden. Wij zullen hen verdrij-ven uit het land en zullen de zaak wreken vanonze broeders die stierven voor hun zaak in hunstrijd met hun broeders, de zonen van Jakob.22. Alle kinderen van het Oosten luisterden naarde kinderen van Seir, en er kwamen tot henongeveer 800 mannen met getrokken zwaarden,en de kinderen van Esau streden toen met dekinderen van Seir in de woestijn Paran.23. De kinderen van Seir hadden toen de over-hand over de zonen van Esau, en de kinderen vanSeir doodden op die dag van de kinderen vanEsau in die strijd ongeveer 200 mannen van hetvolk van koning Angeas van Dinhaba.24. Op de tweede dag kwamen de kinderen vanEsau weer terug om ten tweeden male te strijdentegen de kinderen van Seir, en de strijd wasmoeilijk voor de kinderen van Esau deze tweedemaal, en zij waren grotelijks bekommerd van-wege de kinderen van Seir.25. Toen de kinderen van Esau zagen dat de kin-deren van Seir machtiger waren dan zij, keerdensommige mannen der kinderen van Esau zich omen hielpen de kinderen van Seir, hun vijanden.26. Er vielen toen van de kinderen van Esau in detweede slag 58 mannen van het volk van koningAngeas van Dinhaba.27. Op de derde dag hoorden de kinderen vanEsau datsommigen van hun broers zich afkeer-den om tegen hen te strijden in de tweede slag;en de kinderen van Esau betreurden dat toen zedit hoorden.28. Ze zeiden: Wat zullen wij doen met onzebroers die zich van ons afkeerden om de kinde-ren van Seir, onze vijanden, te helpen? En de

kinderen van Esau boodschapten weer naarkoning Angeas van Dinhaba, zeggende:29. Stuur ons weer andere mannen opdat wijmet hen kunnen strijden tegen de kinderen vanSeir, want zij zijn alreeds twee malen machti-ger geweest dan wij.30. Angeas stuurde weer ongeveer 600 dap-pere mannen naar de kinderen van Esau, en zijkwamen om de kinderen van Esau te helpen.31. Na verloop van tien dagen voerden de kin-deren van Esau weer oorlog met de kinderenvan Seir in de woestijn Paran, en de slag waszeer meedogenloos voor de kinderen van Seir,en de kinderen van Esau hadden deze keer deoverhand over de kinderen van Seir, en dekinderen van Seir werden verslagen door dekinderen van Esau, en de kinderen van Esaudoodden van hen ongeveer 2.000 mannen.32. Alle machtige mannen der kinderen vanSeir sneuvelden in die slag, en er bleven (vanhen) slechts over; hun jonge kinderen dieachterbleven in hun steden.33. Geheel Midian en de kinderen van het Oos-ten namen de vlucht uit de slag, en zij lieten dekinderen van Seir in de steek en vluchtten toenzij zagen dat de strijd meedogenloos was voorhen, en de kinderen van Esau achtervolgden dekinderen van het Oosten totdat zij hun landbereikten.34. De kinderen van Esau doodden van hennog ongeveer 250 mannen, en van het volk derkinderen van Esau vielen er in die slag onge-veer dertig mannen, maar dit onheil overkwamhen door hun broers die zich van hen haddenafgekeerd om de kinderen van de Horiet Seir tehelpen. De kinderen van Esau hoorden weervan de slechte daden van hun broers, en zijtreurden opnieuw hierover.35. Na de slag keerden de kinderen van Esauterug en kwamen thuis in Seir. De kinderenvan Esau doodden diegenen die gebleven wa-ren in het land der kinderen van Seir. Ze dood-den ook hun vrouwen en kinderen en lietenniemand in leven met uitzondering van vijftigknapen en meisjes. Deze brachten ze niet terdood, en de knapen werden hun slaven, en demeisjes namen zij als vrouwen.36. De kinderen van Esau woonden in Seir bijde bewoners van Seir, en zij beërfden hun landen namen het in bezit.37. Ze namen alles in het land wat aan de kin-deren van Seir toebehoorde. Ook hun kudden,hun ossen en hun goederen. Ja, alles wat dekinderen van Seir toebehoorde namen de kin-deren van Esau. Ze woonden in Seir in deplaats der kinderen van Seir tot op deze dag, ende kinderen van Esau verdeelden het land instukken voor de vijf zonen van Esau, naar hungezinnen.38. Het geschiedde in die dagen dat de kinderen

Page 114: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 114

van Esau besloten om een koning te kronenover hen in het land dat zij bezaten. En zij zei-den tot elkaar: Niet aldus, want hij zal regerenover ons in ons land, en wij zullen onder zijnraad staan en hij zal strijden in onze veldslagen,tegen onze vijanden, en zij deden aldus.39. De kinderen van Esau zwoeren, zeggende datgeen van hun broeders ooit over hen zou regeren,maar een vreemde die niet uit hun broers was,want de zielen van al de kinderen van Esau warenstuk voor stuk verbitterd tegen hun zonen, broersen vrienden vanwege het kwaad dat zij doorstaanhadden van hun broers toen zij streden met dekinderen van Seir.40. Daarom zwoeren de kinderen van Esau, zeg-gende dat zij in de toekomst geen koning zoudenkiezen uit hun broers, doch iemand uit eenvreemd land tot op deze dag.41. En er was daar een man uit het volk vankoning Angeas van Dinhaba met de naam Hela,zoon van Heor, die een zeer dapper man was,schoon en wijs in alle wijsheid en een man vangevoel en overleg; en niemand van het volk van

Angeas kon met hem worden vergeleken.42. En al de kinderen van Esau namen hem enzalfden hem. Zij kroonden hem tot koning, enbogen zich voor hem neer, en zeiden tot hem:Leve de koning.43. En zij spreidden het laken voor hem uit, enelk hunner bracht hem oorringen van goud enzilver of armbanden, en zij maakten hem ergrijk in zilver en goud, in sardonyx stenen enbdellium, en zij maakten een koninklijke troonvoor hem, en zij zetten een koninklijke kroonop zijn hoofd, en zij bouwden een paleis voorhem en hij woonde daarin, en hij werd koningover al de kinderen van Esau.44. En de mensen van Angeas namen hunhuurloon voor hun strijd voor de kinderen vanEsau, en zij gingen uit en keerden toen terugnaar hun meester in Dinhaba.45. Hela regeerde dertig jaren over de kinderenvan Esau, en de kinderen vanEsau woonden in het land in de plaats van dekinderen van Seir, en zij woonden zeker in hunplaats tot op deze dag.

Hoofdstuk 5858:1. En het geschiedde in het 32e jaar nadat deIsraëlieten naar Egypte waren vertrokken, dat isin het 71e levensjaar van Jozef, in dat jaar, datfarao koning van Egypte stierf, en zijn zoonMagron regeerde in zijn plaats.2. Farao gebood Jozef voor zijn dood, om een va-der te zijn voor zijn zoon Magron, en dat Magrononder de hoede zou komen van Jozef en onderzijn raad.3. Geheel Egypte stemde toe in deze zaak dat Jo-zef koning over hen zou zijn, want al de Egypte-naren beminden Jozef zoals voorheen, alleen zatMagron de zoon van farao op zijn vader's troon,en hij werd koning in die dagen in de plaats vanzijn vader.4. Magron was 41 jaren oud toen hij begon teregeren, en hij regeerde veertig jaren in Egypte,en geheel Egypte noemde hem farao naar zijnvader, zoals het de gewoonte was in Egypte vooriedere koning die over hen regeerde.5. Het geschiedde, toen farao regeerde in deplaats van zijn vader, dat hij de wetten vanEgypte en al de regeringszaken stelde in de handvan Jozef, zoals zijn vader hem had geboden.6. Jozef werd (toen pas) koning over geheelEgypte. Heel Egypte was aan zijn zorg toever-trouwd en stond onder zijn raad, want geheelEgypte viel aan Jozef toe na de dood van farao enmen was er buitengewoon op gesteld dat hij overhen regeerde.7. Maar er waren sommige mensen onder hendie niet op hem gesteld waren, zeggende: Geenvreemdeling zal over ons regeren. Toch werdde gehele regering van Egypte in die dagen nade dood van farao toevertrouwd aan op Jozef,

omdat hij alles regelde, zulks doende zoals hijdit het beste vond voor het gehele land zonderdat er iemand aan te pas kwam.8. Heel Egypte stond onder toezicht van Jozef.Jozefvoerde oorlog met al de hem omringendevijanden en onderwierp hen. Jozef onderwierpook al het land der Filistijnen tot aan de gren-zen van Kanaän, en zij waren allen onderwor-pen aan zijn macht en zij gaven een jaarlijkseschatting aan Jozef.9. En farao, koning van Egypte, zat op zijntroon in de plaats van zijn vader, maar hijstond onder het toezicht en de raad van Jozef,zoals hij voorheen onder het toezicht van zijnvader stond.10. Hij regeerde dan ook alleen maar in Egypte,onder toezicht van Jozef, maar Jozef regeerdetoen over het gehele land, van Egypte tot degrote rivier Perath.11. Jozefwas voorspoedig in al zijn wegen, en deHeer was met hem, en de Heer gaf Jozef steedsmeer wijsheid en eer en heerlijkheid en liefdein de harten der Egyptenaren. Jozef regeerde40 jaren over het gehele land.12. Alle landen der Filistijnen en Kanaän enSidon, en aan de andere kant der Jordaan,brachten geschenken tot Jozef al zijn dagen, enhet gehele land was in de hand van Jozef, en zijbrachten hem een jaarlijkse schatting zoals datwas geregeld, want Jozef had gestreden tegenal de hem omringende vijanden en hen onder-worpen, en het gehele land was in de hand vanJozef, en Jozef zat zeker op zijn troon inEgypte.13. Ook zijn broers, de zonen van Jakob, woon-

Page 115: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 115

den zeker in het land, al de dagen van Jozef, enzij waren vruchtbaar en vermenigvuldigden zichbuitengewoon in het land en zij dienden deHeer al hun dagen, zoals hun vader Jakob hunhad geboden.14. Het geschiedde ten einde van vele dagen enjaren, toen de kinderen van Esau rustig in hunland woonden met hun koning Bela, dat de kin-deren van Esau vruchtbaar waren en zich verme-nigvuldigden in het land, en zij besloten om tegaan strijden met de zonen van Jakob en geheelEgypte, om zo hun broer Zefo de zoon van Elifazen zijn mannen te bevrijden. Deze waren in diedagen nog steeds slaven van Jozef.15. De kinderen van Esau boodschapten al dekinderen van het Oosten, en zij sloten vrede methen, en al de kinderen van het Oosten kwamentot hen om met de kinderen van Esau ten strijdete trekken naar Egypte.16. Tot hen kwamen er ook van de mensen vankoning Angeas van Dinhaba, en zij boodschaptenook aan de kinderen van Ismaël en zij kwameneveneens tot hen.17. Al dit volk verzamelde zich en kwam in Seirom de kinderen van Esau te helpen in hun strijd,en dit leger was erg groot en zwaar van mensen,talrijk als het zand aan de zee, ongeveer 800.000man, infanterie en cavalerie, en al deze troepentrokken op naar Egypte om te strijden met dezonen van Jakob, en zij legerden zich bijRaämses.18. Jozef trok uit met zijn broers en de machtigemannen van Egypte, ongeveer 600 man, en zijstreden met hen in het land van Raämses. Dezonen van Jakob streden toen weer met de kinde-ren van Esau, in het 50e jaar dat de zonen vanJakob naar Egypte gingen, dat is het 30e jaar derregering van Bela over de kinderen van Esau inSeir.19. De Heer gaf al de machtige mannen van Esauen de kinderen van het Oosten in de hand vanJozef en zijn broers, en het volk der kinderen vanEsau en der kinderen van het Oosten werdenverslagen voor Jozef.20. De kinderen van Esau en van de kinderen vanhet Oosten, werden verslagen. Er vielen door dezonen van Jakob ongeveer 200.000 man, en hunkoning Bela de zoon van Beor viel met hen in deslag, en toen de kinderen van Esau zagen dat hunkoning was gevallen in de slag en dood was, toenwerden hun handen week in de strijd.

21. Jozef en zijn broers en geheel Egyptesloegen nog steeds op het volk van het huis vanEsau, en Esau's volk was bevreesd voor dezonen van Jakob en vluchtte voor hen.22. Jozef en zijn broers en geheel Egypte ach-tervolgden hen een dagreis ver, en zij dooddenvan hen nog eens 300 man terwijl zij hen op deweg sloegen; en daarna keerden zij terug vanhen.23. Ze keerden terug naar Egypte, en niet éénvan hen werd vermist, maar van de Egyptena-ren vielen er twaalf mannen.24. Toen Jozef terugkeerde naar Egypte, bevalhij dat Zefo en zijn mannen bovendien moestenworden gebonden, en zij bonden hen in ijzersen vermeerderden hun verdriet.25. Al het volk der kinderen van Esau, en dekinderen van het Oosten, keerden beschaamdterug elk naar zijn stad, want al de machtigemannen bij hen, waren inde slag gevallen.26. De kinderen van Esau zagen dat hun ko-ning was gesneuveld in de strijd toen namen zijhaastig een man uit het volk der kinderen vanhet Oosten; hij heette Joab de zoon van Zerah,uit het land Bozra, en zij lieten hem regerenover hen in de plaats van hun koning Bela.27. Joab zat op de troon van Bela als koning inzijn plaats, en Joab regeerde tien jaren in Edomover al de kinderen van Esau, en de kinderenvan Esau trokken van die dag af aan niet meerten strijde tegen de zonen van Jakob, want dezonen van Esau kenden de dapperheid derzonen van Jakob, en zij waren zeer bevreesdvoor hen.28. Maar van die dag af aan haatten de kinde-ren van Esau de zonen van Jakob, en de haaten vijandschap waren zeer sterk tussen hen alde dagen tot op deze dag.29. Het geschiedde hierna, ten einde van tienjaren, dat Joab de zoon van Zerah uit Bozrastierf, en de kinderen van Esau namen een mandie Husam heette, uit het land Teman, en zijmaakten hem koning over hen in de plaats vanJoab, en Husam regeerde twintig jaren inEdom over al de kinderen van Esau.30. Jozef, koning van Egypte, en zijn broers dekinderen van Israël woonden in die tijd inzekerheid in Egypte tezamen met de kinderenvan Jozef zonder hindernis of boos ongeluk.Het land Egypte was toen vrij van oorlog in dedagen van Jozef en zijn broers.

Hoofdstuk 5959:1. En deze zijn de namen der zonen van Israëldie in Egypte woonden, die waren gekomen metJakob, en al de zonen van Jakob kwamen naarEgypte, ieder met zijn gezin.2. De kinderen van Lea waren: Ruben, Simeon,Levi, Juda, Issachar en Zebulon, en hun zusterDina.

3. De zonen van Rachel waren Jozef enBenjamin.4. De zonen van Zilpa, de dienstmaagd vanLea, waren Gad en Aser.5. De zonen van Bilha, de dienstmaagd vanRachel, waren Dan en Naftali.6. En deze zijn hun nakomelingen die hen

Page 116: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 116

werden geboren in het land Kanaän, voordat zijmet Jakob naar Egypte kwamen.7. De zonen van Ruben waren: Henoch, Pallu,Hezron en Karmi.8. De zonen van Simeon waren: Jemuel, Jamin,Ohad, Jachin, Zohar en Saul, de zoon van deKanaänietische vrouw.9. De kinderen van Levi waren: Gerson, Kohathen Merari, en hun zuster Jochebed die hen werdgeboren toen zij naar Egypte gingen.10. De zonen van Juda waren: Er, Onan, Sela,Perez en Zerah.11. En Er en Onan stierven in het land Kanaän.De zonen van Perez waren Hezron en Hamui. (Ende zonen van Zerah dan? Zimri, Etham, Heman,Kalkol en Dara in 1 Kron. 2:6?).12. De zonen van Issachar waren:Tola, Pua, Joben Simron.13. De zonen van Zebulon waren: Sered, Elon enJahleël, en de zoon van Dan was Husim.14. De zonen van Naftali waren: Jahzeël, Guni,Jezer en Sillem.15. De zonen van Gad waren: Zifjon, Haggi, Suni,Esban, Er Arodi en Areli.16. De kinderen van Aser waren: Jimna, Jisva,Jisvi, Beria en hun zuster Serach. De zonen vanBeria waren Heber en Malkiel.17. De zonen van Benjamin waren: Bela, Becher,Asbel, Gera, Naäman, Ehi, Ros, Muppim,Huppim en Ard.18. De zonen van Jozef, die hem in Egyptewerden geboren, waren Manasse en Efraïm.19. En al de zielen die uit Jakob's heup voortkwa-men waren zeventig zielen; deze zijn zij die methun vader Jakob naar Egypte kwamen om daar tewonen; en Jozef en al zijn broers woonden veiligin Egypte, en zij aten van het beste van Egypte alde dagen van Jozefs leven.20. Jozef leefde 93 jaren in het land Egypte en

regeerde tachtig jaren over geheel Egypte. Toende dagen van Jozef ten einde liepen dat hij zousterven, liet hij zijn broers roepen en zijnvader's gehele huishouding, en zij kwamenallen bij elkaar en zaten voor hem.21 Jozef zei tot zijn broers en tot zijn vadersgehele huishouding: Zie, ik sterf, en God zal ugewis bezoeken en u doen optrekken uit ditland naar het land waarvan Hij zwoer dat Hijdat zou geven aan uw vaderen.23. Wanneer het (zover) zal zijn dat God u zalbezoeken om u van hier te doen optrekken naarhet land uwer vaderen, dan zult u mijn been-deren van hier met u doen meevoeren.24. Jozef deed de zonen Israëls zweren voorhun zaad na hen, zeggende: God zal u zekerbezoeken en u zult mijn beenderen van hiermet u meevoeren.25. Het geschiedde hierna dat Jozef stierf indat jaar, het 71e jaar nadat de Israëlieten naarEgypte waren vertrokken.26. Jozefwas 110 jaren oud toen hij stierf in hetland Egypte en al zijn broers en al zijn dienarenstonden op en zij balsemden Jozef zoals hungewoonte was, en zijn broers en geheel Egypterouwden zeventig dagen over hem.27. En zij legden hem in een kist gevuld metspecerijen en allerlei soorten parfum, en zijbegroeven hem aan de oever van de rivier, datis Sihor, en zijn zonen en al zijn broeders, enzijn vader's gehele huishouding, rouwdenzeven dagen over hem.28. Het geschiedde na de dood van Jozef dat alde Egyptenaren in die dagen begonnen te rege-ren over de kinderen Israëls en farao, koningvan Egypte, die regeerde in de plaats van zijnvader en die nam al de wetten van Egypte enbracht de gehele regering van Egypte onderzijn raad, en hij regeerde zeker over zijn volk.

Hoofdstuk 6060:1. Toen het jaar ten einde liep, zijnde het 72e

jaar nadat de Israëlieten naar Egypte trokken, nade dood van Jozef, toen vluchtte Zero, de zoonvan Elifaz de zoon van Esau, uit Egypte, hij enzijn mannen, en zij gingen weg.2. Hij kwam in Afrika, dat is Dinhaba, bij koningAngeas van Afrika, en Angeas ontving hem metgrote eer, en hij benoemde Zero als aanvoerdervan zijn leger.3. Zero vond genade in de ogen van Angeas en inde ogen van zijn volk, en Zero was gedurende veledagen leger aanvoerder van koning Angeas vanAfrika.4. Zero probeerde koning Angeas van Afrikazover te krijgen dat hij zijn leger ging verzamelenom te gaan strijden met de Egyptenaren, en metde zonen van Jakob, en op hen de zaak van zijnbroers te wreken.5. Maar Angeas wilde niet luisteren naar Zero in

deze zaak, want Angeas kende de kracht derzonen van Jakob, en wat zij met zijn legerhadden gedaan in hun oorlog met de kinderenvan Esau.6. Zero was in die dagen erg groot in de ogenvan Angeas en in de ogen van geheel zijn volk,en hij probeerde hen voortdurend zover te krij-gen dat zij oorlog gingen voeren met Egypte,maar zij wilden niet.7. Het geschiedde in die dagen in het land Kit-tim dat daar een man was in de stad Puzimna,met de naam Uzu, en hij werd naar zijn geslachtvergoddelijkt door de kinderen van Kittim, ende man stierf en had geen zoon, en slechts eendochter met de naam Jania.8. De jonge vrouw was buitengewoon mooi,knap en intelligent, en zij had haar gelijke nietin schoonheid en wijsheid in het gehele land.9. En de mensen van koning Angeas van Afrika

Page 117: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 117

zagen haar en zij kwamen haar bij hem aanprij-zen, en Angeas boodschapte de kinderen vanKittim en hij verzocht om haar voor zichzelf totvrouw te (mogen) nemen. En het volk van Kit-tim stemde erin toe om haar aan hem totvrouw te geven.10. Toen de boodschappers van Angeas weggin-gen uit het land Kittim om op reis te gaan, zie,toen kwamen de boodschappers van koningTurnus van Bibentu in Kittim, want koningTumus van Bibentu zond ook boodschappers omJania voor hem te vragen, als vrouw voor hemzelf, want al zijn mannen hadden haar ook bijhem aangeprezen, en daarom zond hij al zijndienaren naar haar toe.11. De dienaren van Turnus kwamen in Kittimaan en vroegen om Jania mee te mogen nemenals vrouw voor hun koning Turnus.12. Het volk van Kittirn zei tot hen: Wij kunnenhaar niet geven omdat koning Angeas van Afrikahaar als vrouw wilde nemen voor hem voordat ukwam, en dat wij haar aan hem zouden geven, endaarom nu kunnen wij dit niet doen door Angeaste beroven van de jonge vrouw om haar aanTurnus te geven.13. Want wij zijn erg bevreesd voor Angeas dat hijslag levert tegen ons en ons vernietigt, en uwmeester Turnus zal niet in staat zijn ons uit zijnhand te bevrijden.14. Toen de boodschappers van Turnus al dewoorden hoorden van de kinderen van Kittim,keerden zij terug naar hun meester en verteldenhem al de woorden van de kinderen van Kittirn.15. De kinderen van Kittirn stuurden een briefaan Angeas, zeggende: Zie Turnus berichtte onsover Jania om haar als vrouw tot hem te nemen,en aldus hebben wij hem geantwoord; en wijhoorden dat hij zijn gehele leger heeft verzameldom tegen u ten oorlog te trekken, en hij is vanplan om via de weg van Sardinië te strijden tegenuw broer Lucus, en daarna zal hij ten strijde trek-ken tegen u.16. Angeas hoorde de woorden van de kinderenvan Kittirn, die zij hem in de boodschap stuur-den. Zijn toom werd gewekt en hij stond op enverzamelde zijn gehele leger en kwam langs deeilanden der zee, de weg van Sardinië, tot zijnbroer Lucus koning van Sardinië.17. Niblos, de zoon van Lucus, hoorde dat zijnoom Angeas op komst was, en hij ging hemtegemoet met een groot leger, en hij kuste hemen omhelsde hem, en Niblos zei tot Angeas:Wanneer u mijn vader vraagt naar zijn welzijn,wanneer ik met u ga strijden tegen Turnus, vraaghem dan om mij aanvoerder te maken van zijnleger. En Angeas deed aldus, en hij kwam bij zijnbroer en zijn broer kwam hem tegemoet, en hijvroeg hem naar zijn welzijn.18. Angeas vroeg zijn broer Lucus naar zijnwelzijn, en om zijn zoon Niblos aanvoerder van

zijn leger te maken, en Lucus deed aldus, enAngeas en zijn broer Lucus stonden op en zijtrokken ten strijde tegen Turnus, en zij haddeneen groot leger en veel mensen bij zich.19. Hij kwam met schepen, en zij kwamen in deprovincie Astura en zie Tumus kwam naar hentoe, want hij was op weg naar Sardinië, en wasvan plan het te vernietigen en daarna verder tegaan naar Angeas om met hem te strijden.20. Angeas en zijn broer Lucus ontmoettenTurnus in het dal van Canopia, en de strijd waszwaar en machtig tussen hen in die plaats.21. De strijd was meedogenloos voor koningLucus van Sardinië, en zijn gehele leger viel, enzijn zoon Niblos viel ook in die strijd.22. Zijn oom Angeas beval zijn dienaren en zijmaakten een gouden kist voor Niblos en zijlegden hem daarin, en Angeas voerde weeroorlog met Turnus, en Angeas was sterker danhij, en hij doodde hem, en hij doodde al zijnmensen met de scherpte des zwaards, enAngeas wreekte de zaak van zijn broeder’s zoonNiblos en de zaak van het leger van zijn broerLucus.23. Toen Turnus stierf werden de handen weekvan hen die de slag overleefden. Ze vluchttenvoor Angeas en zijn broer Lucus.24. Angeas en zijn broer Lucus achtervolgdenhen tot de hoofdweg, die loopt tussen Alpanuen Rome, en zij doodden het gehele leger vanTurnus met de scherpte des zwaards.25. Koning Lucus van Sardinië beval zijn diena-ren dat zij een bronzen kist zouden maken, endat zij daarin het lichaam van zijn zoon Nibloszouden leggen, en zij begroeven hem in dieplaats.26. En zij bouwden daarop langs de hoofdwegeen hoge toren, en zij noemden die naar Niblostot op deze dag, en zij begroeven ook koningTurnus van Bibentu in die plaats met Niblos.27. Zie, het graf van Niblos ligt aan de ene kanten het graf van Turnus aan de andere kant vande hoofdweg tussen Alpanu en Rome en hetwegdek daartussen bestaat tot op deze dag.28. Toen Niblos begraven was, keerde zijnvader Lucus met zijn leger terug naar zijn landSardinië, en zijn broer Angeas koning van Afri-ka ging met zijn mensen naar de stad Bibentu,dat is de stad van Turnus.29. De inwoners van Bibentu hoorden over zijnroem en zij waren bevreesd voor hem, en zijgingen uit hem tegemoet met geween en gesnik,en de inwoners van Bibentu verzochten Angeasdringend om hen niet te doden of hun stad teverwoesten; en hij deed aldus, want Bibentuwerd in die dagen beschouwd als een der stedenvan de kinderen van Kittim; daarom verwoesttehij de stad niet.30. Maar vanaf die dag gingen de troepen vande koning van Afrika (nu en dan) naar Kittim

Page 118: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 118

om er te roven en te plunderen, en altijd wan-neer zij gingen dan was Zefo, de aanvoerdervan Angeas' leger, erbij.31. Het was hierna dat Angeas omkeerde met

zijn legen en dat zij gingen naar de stadPuzimna, en Angeas nam vandaar Jania dedochter van Uzu tot vrouwen bracht haar naarzijn stad in Afrika.

Hoofdstuk 6161:1. Het geschiedde in die dagen dat farao ko-ning van Egypte zijn gehele volk bevel gaf omvoor hem een sterk paleis te bouwen.2. Hij gaf ook bevel om de zonen van Jakob meete laten helpen bij de bouw, en de Egyptenarenbouwden een sierlijk paleis als koninklijk verblijf,en hij woonde daarin en hij vernieuwde zijn rege-ring en hij regeerde zeker.3. Zebulon de zoon van Jakob stierf in dat jaar,dat is het 72e jaar sedert de Israëlieten naarEgypte vertrokken, en Zebulon stierf toen hij 112jaren oud was. Hij werd in een kist gelegd en inhanden van zijn kinderen gegeven.4. In het 74e jaar stierf zijn broer Simeon; hij was120 jaren oud bij zijn dood, en hij werd ook ineen kist gelegd en in de handen zijner kinderengegeven.5. Zero, de zoon van Elifaz, de zoon van Esau,legeraanvoerder van koning Angeas van Dinhaba,trachtte nog steeds Angeas dagelijks aan te zettenzich met zijn leger voor te bereiden tot de strijdmet de zonen van Jakob in Egypte. Angeas wasonwillig dit te doen, want zijn dienaren haddenhem verteld over de macht der zonen van Jakoben wat zij hen hadden aangedaan in hun strijdmet de kinderen van Esau.6. Zero probeerde dagelijks om Angeas aan tezetten tot de strijd met de zonen van Jakob indie dagen.7. Na enige tijd luisterde Angeas naar de woordenvan Zero en gaf hem toestemming om te strijdenmet de zonen van Jakob in Egypte, en Angeasstelde al zijn mensen in slagorde, een volk zotalrijk als het zand aan de kust der zee, en hijbesloot om tegen Egypte ten strijde te trekken.8. Onder de dienaren van Angeas was een vijf-tienjarige jongeling, met de naam Bileam, broervan Bela, de zoon van Beor en de jongeling waszeer verstandig en was op de hoogte van detoverkunst.9. Angeas zei tot Bileam: Bezweer voor mij, bid iku, met de toverkunst, dat wij zullen weten wie deoverhand zal hebben in deze strijd waar wij nunaar toe gaan.10. Bileam gebood dat zij hem was zouden bren-gen, en daarvan vormde hij strijdwagens en ruitersvan was die het leger van Angeas en het leger vanEgypte voorstelden, en hij stelde die op in listigbereid water waarover hij voor dit doel beschikte,en hij nam in zijn hand de takken van mirtebomen,en hij beoefende zijn bekwaamheid. Hij bracht diein het water bij elkaar en er verschenen aan hem inhet water de gelijkende beelden van de legers vanAngeas die vielen voor de gelijkende legers der

Egyptenaren en der zonen van Jakob.11. Bileam vertelde dit Angeas en Angeas wan-hoopte en bewapende zich niet om naar Egypteten strijde te trekken, en hij bleef in zijn stad.12. Toen Zero de zoon van Elifaz zag datAngeas wanhoopte aan de strijd tegen deEgyptenaren, vluchtte Zero weg van Angeasvan Afrika, en hij ging naar Kittim.13. De mensen.van Kittim ontvingen hem metgrote eer, en zij huurden hem om voor hen testrijden al de dagen, en Zero werd uitzonderlijkrijk in die dagen, en de troepen van de koningvan Afrika verspreidden zich nog steeds in diedagen, en de kinderen van Kittirn verzameldenzich en gingen naar de berg Cuptizia vanwegede troepen van koning Angeas van Afrika de ophen afkwamen.14. Het geschiedde op een dag dat Zero eenjonge vaars kwijt was, en hij ging haar zoekenen hij hoorde haar loeien om de berg.15. Zero ging er op af en zag een grote grotonder aan de berg, en er was een grote steen bijde ingang van de grot. Zero spleet de steen intweeën en hij betrad, de grot en hij keek en zie,een groot beest verslond een os. Het beest leekvanaf het midden naar boven op een man, envanaf het midden naar beneden op een beest.Zero stond op tegen het beest en doodde hetmet zijn zwaard.16. De inwoners van Kittim hoorden dit, en zijverheugden zich buitengewoon, en zij zeiden:Wat zullen wij met deze man doen die dit beestheeft gedood dat ons vee opat?17. Zij kwamen allen bij elkaar om een dag perjaar aan hem te wijden, en zij noemden die dagnaar hem Zero, en zij brachten hem van jaar totjaar drankoffers op die dag, en zij brachtenhem geschenken.18. In die tijd werd Jania, de dochter van Uzuen de vrouw van koning AIigeas, ziek en haarziekte werd zwaar gevoeld door Angeas en zijnhovelingen, en Angeas zei tot zijn wijze man-nen: Wat zal ik doen met Jania en hoe zal ikhaar van haar ziekte genezen? En zijn wijzemannen zeiden tot hem: Omdat de lucht vanons land niet is als de lucht van het land Kit-tim, en ons water is niet als hun water, daaromis de koningin ziek geworden.19. Want door de verandering van lucht enwater werd zij ziek, en ook omdat zij in haarland slechts het water dronk dat van Pumahkwam, waartoe haar voorouders aquaductenhadden gebouwd.20. Angeas beval zijn dienaren om het water

Page 119: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 119

van Purmah toebehorend aan Kittim bij hem tebrengen. Ze brachten het in vaten, en zij wogendat water af tegen de wateren van het landAfrika en zij bevonden het water van Afrikalichter dan van Kittim.21. Angeas zag dit en hij beval al zijn hovelingenom de steenhouwers bij duizenden en tiendui-zenden te verzamelen, en zij hieuwen stenenzonder tal, en de bouwers kwamen en zij bouw-den een uitzonderlijk sterk aquaduct (in deMiddellandse Zee?), en zij geleidden de water-bron van het land Kittim naar Afrika, en datwater was voor Jania de koningin en voor al haarbezigheden bestemd om daarvan te drinken enom ermee te bakken, wassen en baden, en ookom. daarmee al het zaad te besproeien waaruitvoedsel kon worden verkregen, en al de vruchtenvan de grond.22. De koning beval dat zij grond uit Kittimzouden halen in grote schepen, en zij brachtenook stenen om daarmee te bouwen, en de bou-wers bouwden paleizen voor Jania de koningin,

en de koningin genas van haar ziekte.23. Bij de jaarwisseling bleven de troepen uitAfrika komen naar het land Kittim om zoalsgebruikelijk te plunderen, en Zero zoon vanElifaz hoorde daarvan, en hij gaf bevelen overhen en hij streed met hen, en zij vluchtten voorhem, en hij bevrijdde het land Kittim van hen.24. De kinderen van Kittim zagen dedapperheid van Zero, en de kinderen vanKittim besloten om Zero koning over hen temaken, en hij werd koning over hen, en terwijlhij regeerde, onderwierpen zij de kinderen vanTubal en al de omringende eilanden.25. Hun koning Zefo toog aan het hoofd van detroepen en zij voerden oorlog met Tubal en deeilanden. Zij onderwierpen hen, en toen zijterugkeerden uit de strijd, vernieuwden zij zijnregering voor hem. Zij bouwden voor hem eenzeer groot paleis als koninklijk verblijf en zetel,en zij maakten een grote troon voor hem. Zeforegeerde vijftig jaren over het gehele land vanKittim en omstreken (Italië).

Hoofdstuk 6262:1. In dat jaar, zijnde het 7ge jaar sinds hetvertrek der Israëlieten naar Egypte, stierf Rubende zoon van Jakob in het land Egypte; Ruben was125 jaren oud toen hij stierf, en zij legden hem ineen kist en hij werd in handen gesteld zijnerkinderen.2. In het 80e jaar stierf zijn broer Dan; hij was123 jaren oud, en hij werd ook in een kist gelegden in de handen zijner kinderen gesteld.3. In dat jaar stierf koning Husam van Edom, enna hem regeerde Hadad de zoon van Bedad 35 ja-ren lang; en in het 81e jaar stierf Issachar de zoonvan Jakob in Egypte, en Issachar was 122 jarenoud bij zijn dood, en hij werd in een kist gelegd inEgypte en in de handen zijner kinderen gesteld.4. In het 82e jaar stierf zijn broer Aser; hij was123 jaren oud bij zijn dood, en hij werd in eenkist gelegd in Egypte en in de handen gesteldzijner kinderen.5. In het 83e jaar stierf Gad; hij was 125 jaren oudbij zijn dood, en hij werd in een kist gelegd inEgypte en in de handen gesteld van zijn kinderen.6. En het geschiedde in het 84e jaar, dat is het 5e

jaar der regering van Hadad zoon van Bedad enkoning van Edom, dat Hadad al de kinderen vanEsau verzamelde, en hij stelde zijn gehele leger ingereedheid, ongeveer 400.000 man, en hij richttezich naar het land Moab, en hij trok ten strijdetegen Moab om hen schatplichtig te maken aanhem.7. De kinderen van Moab hoorden dit, en zijwaren zeer bevreesd, en zij boodschapten dekinderen van Midian om hen te helpen in destrijd met Hadad zoon van Bedad en koning vanEdom.8. Hadad kwam in het land Moab en de kinde-

ren van Midian trokken uit hem tegemoet, enzij stelden zichzelf in slagorde tegen hem in hetveld van Moab.9. Hadad streed met Moab, en er vielen veledoden onder de kinderen van Moab en de kin-deren van Midian, ongeveer 200.000 man.10. De strijd was meedogenloos voor Moab, entoen de kinderen van Moab zagen dat de strijdzwaar was voor hen, werden hun handen weeken keerden zij zich om, en lieten het aan dekinderen van Midian over om de strijd voort tezetten.11. De kinderen van Midian kenden de voorne-mens niet van Moab, maar zij maakten zichsterk in de strijd en streden met Hadad en zijnleger, en geheel Midian viel voor hem.12. Hadad sloeg geheel Midian met zware sla-gen, en hij doodde hen met de scherpte deszwaards, en hij liet niemand over van hen dieMoab waren komen helpen.13. Toen de kinderen van Midian waren omge-komen in de strijd, en de kinderen van Moabwaren ontsnapt, maakte Hadad geheel Moabschatplichtig aan hem, en zij vielen in zijnhand, en zij gaven een jaarlijkse schatting zoalsbevolen was, en Hadad keerde zich om en gingterug naar zijn land.14. Bij de jaarwisseling, toen de rest van hetvolk van Midian die in het land waren geble-ven, hoorden dat al hun broers waren gevallenin de strijd met Hadad ter wille van Moab,omdat de kinderen van Moab in de strijd hunrug hadden omgekeerd en de strijd aan Midianhadden overgelaten, beslotén vijf der vorstenvan Midian met de rest hunner broers, die inhun land waren gebleven, om met Moab te

Page 120: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 120

gaan strijden om de zaak hunner broers tewreken.15. De kinderen van Midian boodschapten al hunbroers de kinderen van het Oosten, en al hunbroers, al de kinderen van Ketura kwamenMidian te hulp om met Moab te strijden.16. De kinderen van Moab hoorden dit, en zijwerden bevreesd dat al de kinderen van hetOosten zich tegen hen ten strijde hadden verza-meld, en de kinderen van Moab zonden eenboodschap naar het land Edom naar Hadad zoonvan Bedad, zeggende:17. Kom nu tot ons en help ons om Midian teslaan, want zij hebben zich allen verzameld enzijn tegen ons ten strijde opgetrokken met al hunbroers de kinderen van het Oosten, om de zaak tewreken van Midian dat in de strijd is gevallen.18. En Hadad, zoon van Bedad en koning vanEdom, toog uit met zijn gehele leger en trok naarhet land Moab om te strijden met Midian, enMidian en de kinderen van het Oosten stredenmet Moab in het veld van Moab, en de strijd waserg hevig tussen hen.19. Hadad sloeg al de kinderen van Midian en dekinderen van het Oosten met de scherpte deszwaards, en Hadad bevrijdde Moab toen uit dehand van Midian, en zij die overbleven vanMidian en van de kinderen van het Oosten dievluchtten voor Hadad en zijn leger, en Hadadachtervolgde hen tot hun land, en sloeg hen ineen hevige slachtpartij, en de verslagenen vielenop de weg.20. Hadad bevrijdde Moab uit de hand vanMidian, want al de kinderen van Midian warengevallen door de scherpte van het zwaard, en Ha-dad keerde zich om en ging terug naar zijn land.21. En van die dag af aan haatten de kinderenvan Midian de kinderen van Moab, omdat zij in

de strijd waren gevallen terwille van hen, en erwas een grote en sterke vijandschap tussen henal de dagen.22. En allen die werden gevonden uit Midianop de weg in het land van Moab kwamen omdoor het zwaard van Moab, en allen die werdengevonden uit Moab op de weg in het land vanMidian kwamen om door het zwaard vanMidian; aldus deed Midian tegen Moab enMoab tegen Midian gedurende vele dagen.23. En het geschiedde in die tijd dat Juda dezoon van Jakob stierf in Egypte, in het 86e jaarna Jakob's vertrek naar Egypte, en Juda was129 jaren oud bij zijn dood, en zij balsemdenhem en legden hem in een kist en hij werdgesteld in de handen van zijn kinderen.24. En in het 89e jaar stierf Naftali; hij was 132jaren oud en hij werd in een kist gelegd en inde handen zijner kinderen gegeven.25. En het geschiedde in het 91e jaar na hetvertrek der Israëlieten naar Egypte, dat is het30e jaar der regering van Zero de zoon vanElifaz over de kinderen van Kittim, dat de kin-deren van Afrika kwamen over de kinderen vanKittim om hen te plunderen zoals gebruikelijk,maar zij waren dertien jaren lang niet over hengekomen.26. En zij kwamen tot hen in dat jaar, en Zerode zoon van Elifaz toog hen tegemoet met enigezijner mannen en sloeg hen vernietigend, en detroepen van Afrika vluchtten voor Zero en deverslagenen vielen voor hem, en Zero en zijnmannen achtervolgden hen, hen in het voort-gaan slaande totdat zij dichtbij Afrika waren.27. En koning Angeas van Afrika hoorde watZero had gedaan, en het ergerde hem buiten-gewoon, en Angeas was bevreesd voor Zero alde dagen.

Hoofdstuk 6363:1. In het 93e jaar stierf Levi de zoon van Jakobin Egypte, en Levi was 137 jaren oud toen hijstierf, en zij legden hem in een kist en hij werdgesteld in de handen zijner kinderen.2. Het geschiedde na de dood van Levi, toengeheel Egypte zag dat de zonen van Jakob debroers van Jozef dood waren, dat al de Egypte-naren begonnen met de kinderen van Jakob tekwellen, en met hun het leven te verbitterenvanaf de dag tot de dag van hun vertrek uitEgypte, en zij namen hen al de wijngaarden envelden uit handen die Jozefhen had gegeven, enal de sierlijke huizen waarin het volk Israëlswoonde, en al het vette van Egypte dat namen deEgyptenaren alles van de zonen van Jakob in diedagen.3. De hand van geheel Egypte werd pijnlijker indie dagen tegen de kinderen Israëls, en de Egyp-tenaren krenkten de Israëlieten totdat de kinde-ren Israëls het leven moede werden vanwege de

Egyptenaren.4. Het geschiedde in die dagen, in het l12e jaarvan Israël's vertrek naar Egypte, dat faraokoning van Egypte stierf, en zijn zoon Melolregeerde in zijn plaats, en al de machtige man-nen van Egypte en het gehele geslacht dat Jozefen zijn broers kende stierven in die dagen.5. Een ander geslacht stond op in hun plaatsdie de zonen van Jakob niet hadden gekendnoch al het goede dat zij hadden gedaan en hungehele macht in Egypte.6. Daarom begon geheel Egypte vanaf die daghet leven der zonen van Jakob te verbitteren,en hen te kwellen met allerlei soorten zwarearbeid, omdat zij hun voorouders niet haddengekend die hen hadden verlost uit dehongersnood.7. Ook dit was (net als de hongersnood) van-wege de Heer jegens de kinderen Israëls, omhen weldaden te bewijzen in hun latere dagen,

Page 121: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 121

zodat al de kinderen Israëls de Heer hun Godzouden kennen.8. En om (hen) de tekenen en grote wonderen te(doen) kennen die de Heer zou doen in Egyptevanwege zijn volk Israël, opdat de kinderenIsraëls de Heer God hunner vaderen zoudenvrezen en in al Zijn wegen zouden wandelen, zijen hun zaad na hen al de dagen.9. Melol was twintig jaren oud toen hij begon teregeren, en hij regeerde 94 jaren, en geheelEgypte noemde hem farao naar zijn vader, zoalshet de gewoonte was om met elke koning te doendie in Egypte over hen regeerde.10. In die tijd togen al de troepen van koning vanAngeas van Afrika uit om zich te verspreiden overhet land Kittim en daar te plunderen zoalsgebruikelijk.11. Zero de zoon van Elifaz de zoon van Esauhoorde hiervan, en hij ging hen tegemoet met zijnleger, en hij bestreed hen daar op de weg.12. Zero sloeg de troepen van de koning vanAfrika met de scherpte des zwaards, en liet nie-mand van hen over, en er keerde er zelfs niet éénterug naar zijn meester in Afrika.13. Angeas hoorde wat Zero de zoon van Elifazhad gedaan met al zijn troepen, dat hij die hadvernietigd, en Angeas verzamelde al zijn troepen,al de mannen van het land Afrika, een volk zotalrijk als het zand aan de kust der zee.14. Angeas boodschapte zijn broer Lucus, zeggen-de: Kom tot mij met al uw mannen en help mijom Zero te verslaan en al de kinderen van Kittimdie mijn mannen hebben verdelgd, en Lucuskwam met zijn gehele leger, een zeer grote macht,om zijn broer Angeas te helpen bij de strijd tegenZero en de kinderen van Kittim.15. Zero en de kinderen van Kittim hoorden dit,en zij waren erg bevreesd en een grote schrik vielop hun harten.16. Zero stuurde ook een brief aan Hadad de zoonvan Bedad koning van het land Edom, en aan alde kinderen van Esau, zeggende:17. Ik heb gehoord dat koning Angeas van Afrikamet zijn broer tot ons komt om te strijden tegenons, en wij zijn erg bevreesd voor hem, want zijnleger is erg groot, in het bijzonder omdat hijtegen ons optrekt met zijn broer en zijn leger isnet zo groot.18. Komt u daarom ook tot mij en help mij, en wijzullen tezamen strijden tegen Angeas en zijnbroer Lucus, en u zult ons uit hun handen red-den, maar indien u dit niet doet weet dan dat wijallen zullen sterven.19. De kinderen van Esau stuurden een briefnaar de kinderen van Kittim en naar hunkoning Zero, zeggende: Wij kunnen niet strijdentegen Angeas en zijn volk want er is tussen ons(al) jaren lang een vredesverdrag, vanaf dedagen van de eerste koning Bela, en vanaf dedagen van Jozef de zoon van Jakob en koning

van Egypte, met wie wij streden aan de anderekant der Jordaan toen hij zijn vader begroef.20. Toen Zero de woorden hoorde van zijnbroers de kinderen van Esau, zag hij van henaf, en Zero was zeer bevreesd voor Angeas.21. Angeas en zijn broer Lucus stelden al huntroepen op, ongeveer 800.000 man, tegen dekinderen van Kittim.22. Alle mannen van Kittim zeiden tot Zero:Bid voor ons tot de God uwer vaderen, mis-schien dat Hij ons zal bevrijden uit de handvan Angeas en zijn leger, want wij hebbengehoord dat Hij een grote God is en dat Hijieder bevrijdt die in Hem vertrouwt.23. En Zero hoorde deze woorden, en Zerozocht de Heer en hij zei:24. Oh Heer, God van mijn vaderen Abrahamen Isaäk, vandaag weet ik dat U een ware Godbent, en (dat) al de goden der (andere heiden-se) volkeren ijdel en nutteloos zijn.25. Gedenk nu vandaag aan mij Uw verbondmet onze vader Abraham, waarvan onzevaderen ons vertelden, en handel vriendelijkmet mij vandaag ter wille van onze vaderenAbraham en Isaäk, en red mij en de kinderenvan Kittim uit de hand van de koning vanAfrika die tegen ons ten strijde trekt.26. De Heer luisterde naar de stem van Zero,en Hij besteedde aandacht aan hem vanwegeAbraham en Isaäk, en de Heer bevrijdde Zeroen de kinderen van Kittim uit de hand vanAngeas en zijn mensen.27. Zero streed met koning Angeas van Afrikaen al zijn mensen op die dag, en de Heer gaf alde mensen van Angeas in de handen van dekinderen van Kittim.28. De strijd was hevig voor Angeas, en Zeroversloeg al de mannen van Angeas en zijn broerLucus met de scherpte des zwaards, en er vie-len van hen tot de avond van die dag ongeveer400.000 man.29. Toen Angeas zag dat al zijn mannen om-kwamen, stuurde hij een brief naar alle inwo-ners van Afrika om tot hem te komen en hembij te staan in de strijd. En hij schreef in debrief zeggende: Allen die gevonden worden inAfrika, laat die tot mij komen vanaf tien jarenoud en daarboven. Laat allen tot mij komen enzie, indien hij niet komt dan zal hij sterven enalles wat hij heeft met zijn gehele huishoudingdat zal de koning nemen.30. En al de overige inwoners van Afrika warenontsteld door de woorden van Angeas, en ertogen uit de stad ongeveer 300.000 mannen enjongens, van tien jaren en ouder, en zij kwamentot Angeas.31. Ten einde van tien dagen hervatte Angeasde strijd tegen Zero en de kinderen van Kittim,en de strijd was zeer groot en hevig tussen hen.32. En Zero zond velen der gewonden van het

Page 122: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 122

leger van Angeas en Lucus naar zijn land, onge-veer 2.000 man, en Sosiphtar de legeraanvoer-der van Angeas viel in die strijd.33. Toen Sosiphtar was gevallen, keerden deAfrikaanse troepen zich om, om te vluchten, enzij vluchtten, en Angeas en zijn broer Lucuswaren bij hen.34. Zero en de kinderen van Kittim achtervolg-den hen, en zij sloegen hen nog eens hevig opde weg, ongeveer 200 man, en zij achtervolg-

den Hasdrubal de zoon van Angeas die met zijnvader was gevlucht, en zij sloegen twintig vanzijn mannen op de weg, en Hasdrubal ontsnap-te aan de kinderen van Kittim, en zij dooddenhem niet.35. Angeas en zijn broer Lucus vluchtten metde rest van hun mannen, en zij ontsnapten enkwamen in Afrika met schrik en ontsteltenis.Angeas vreesde al de dagen dat Zero, de zoonvan Elifaz, tegen hem ten oorlog zou trekken.

Hoofdstuk 6464: 1. Bileam de zoon van Beor was toen bijAngeas in de strijd, en toen hij zag dat Zero deoverhand had over Angeas, vluchtte hij vandaaren kwam in Kittim.2. Zero en de kinderen van Kittim ontvingen hemmet grote eer, want Zero kende Bileam’s wijs-heid, en Zero gaf Bileam vele geschenken en hijbleef bij hem.3. Toen Zero terugkeerde uit de oorlog, beval hijdat al de kinderen van Kittim zouden wordengeteld die met hem ten strijde waren getrokken,en zie er werd niemand vermist.4. Zero verheugde zich hierover, en hij vernieuw-de zijn koninkrijk, en hij bereidde een feest vooral zijn onderdanen.5. Maar Zero gedacht niet de Heer en nam niet inaanmerking dat de Heer hem geholpen had in destrijd, en dat Hij hem en zijn volk had bevrijd uitde hand van de koning van Afrika, maar hij wan-delde nog steeds in de wegen der kinderen vanKittim en der goddeloze kinderen van Esau, doorandere goden te dienen die zijn broers de kinde-ren van Esau hem hadden geleerd; daarom wordter gezegd: Van de goddeloze gaat goddeloosheiduit.6. En Zero regeerde zeker over al de kinderen vanKittim, maar kende niet de Heer die hem en zijngehele volk had bevrijd uit de hand van de koningvan Afrika; en de troepen van Afrika kwamen nietmeer naar Kittim om daar zoals gebruikelijk teplunderen, want zij kenden de kracht van Zerodie hen allen had verslagen met de scherpte deszwaards, aldus was Angeas bevreesd voor Zero dezoon van Elifaz, en voor de kinderen van Kittimal de dagen.7. In die tijd, nadat Zero teruggekeerd was uit deoorlog, en toen Zero had gezien hoe hij de over-hand had over al de mensen van Afrika en henhad verslagen met de scherpte des zwaards, toenoverlegde Zero met de kinderen van Kittim omnaar Egypte te gaan om te strijden met de zonenvan Jakob en met farao koning van Egypte.8. Want Zero hoorde dat de machtige mannen vanEgypte dood waren en dat Jozef en zijn broers dezonen van Jakob dood waren, en dat al hunkinderen de kinderen Israëls in Egypte bleven.9. Zero overwoog om te gaan strijden tegen henen tegen geheel Egypte, om de zaak te wreken

van zijn broers de kinderen van Esau, die doorJozef met zijn broers en met geheel Egyptewaren verslagen in het land Kanaän, toen zij opweg gingen om Jakob te begraven in Hebron.10. Zero zond boodschappers naar Hadad zoonvan Bedad en koning van Edom, en naar al zijnbroers de kinderen van Esau, zeggende:11. Zei u niet dat u niet strijden wilde tegen dekoning van Afrika omdat hij een lid was van uwverbond? Zie ik streed met hem en versloeghem en al zijn mensen.12. Daarom nu, heb ik besloten om te (gaan)strijden tegen Egypte en de kinderen van Jakobdie daar wonen, en (dan) zal ik op hen wordengewroken voor wat Jozef, zijn broers en vade-ren ons aandeden in het land Kanaän toen zijopgingen om hun vader in Hebron te begraven.13. Nu dan, indien u zo goed wilt zijn om totmij te komen om mij te helpen in de strijdtegen hen en Egypte, dan zullen wij de zaakonzer broers wreken.14. De kinderen van Esau luisterden naar dewoorden van Zero, en de kinderen van Esauverzamelden zich, een zeer groot volk, en zijtogen uit om Zero en de kinderen van Kittim tehelpen in de strijd.15. Zero boodschapte al de kinderen van hetOosten en al de kinderen van Ismaël met soort-gelijke woorden, en zij verzamelden zich enkwamen Zero en de kinderen van Kittim tehulp in de oorlog tegen Egypte.16. Deze koningen en die van Edom en de kin-deren van het Oosten, en al de kinderen vanIsmaël, en koning Zero van Kittim togen uit enstelden hun legers op in Hebron.17. Het leger was erg groot, en strekte zich inlengte uit over een afstand van drie dagreizen,een volk zo talrijk als het zand aan de kust derzee dat niet kan worden geteld.18. Al deze koningen en hun legers trokken tenstrijde op tegen Egypte, en legerden zich in hetdal van Pathros.19. Geheel Egypte hoorde daarvan, en zij verza-melden zich eveneens, al de mensen van hetland Egypte, en van de tot Egypte behorendesteden, ongeveer 300.000 man.20. De mannen van Egypte boodschapten ookde kinderen Israëls, die in die dagen in het land

Page 123: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 123

Gosen woonden, om tot hen te komen en tenstrijde te trekken tegen deze koningen.21. De mannen van Israël verzamelden zich enwaren (met) ongeveer 150 man, en zij trokken tenstrijde om de Egyptenaren te helpen.22. De 150 mannen van Israël togen uit metongeveer 300.000 man van Egypte en trokkenten strijde tegen deze koningen. Ze stelden zich-zelf op buiten het land Gosen tegenover Pathros.23. De Egyptenaren zagen niets in een gezamen-lijk ten strijde optrekken met Israël, want al deEgyptenaren zeiden: Wellicht zullen de kinderenIsraëls ons uitleveren in de hand van de kinderenvan Esau en Ismaël, want zij zijn hun broers.24. De Egyptenaren zeiden tot de kinderenIsraëls: Blijft u hier tezamen opgesteld en wijzullen gaan strijden tegen de kinderen van Esauen Ismaël, en indien deze koningen de overhandover ons zouden krijgen, komt u dan tezamen optegen hen en help ons, en de kinderen Israëlsdeden aldus.25. Zero de zoon van Elifaz de zoon van Esau enkoning van Kittim, en Hadad de zoon van Bedaden koning van Edom, en al hun legers, en al dekinderen van het Oosten, en (de) kinderen vanIsmaël, een volk (zo) talrijk als het zand, (was)tezamen gelegerd in het dal van Pathrostegenover Tachpanes (het vroegere Daphnae inde Nijldelta).26.Bileam, de zoon van de Siriër Beor was daar inhet leger van Zero, want hij kwam met de kinde-ren van Kittim naar de strijd, en Bileam was eenhoog geëerd man in de ogen van Zero en zijnmannen.27. Zero zei tot Bileam: Voorspel ons wie deoverhand zal krijgen in de strijd, wij of deEgyptenaren.28. Bileam stond op en beoefende de kunst derwaarzegging, en hij was bedreven in de kennisdaarvan, maar hij werd verward en het werkwerd vernietigd in zijn hand.29. Hij probeerde het opnieuw maar het lukteniet, en Bileam wanhoopte, hield ermee op enmaakte het niet af. Want dit was vanwege deHeer, om Zero en zijn mensen te laten vallen inde handen der kinderen Israëls, die haddenvertrouwd op de Heer, de God van hun vaderentijdens hun strijd.30. Zero en Hadad stelden hun strijdkrachten inslagorde op. Alle Egyptenaren togen hen alleentegemoet, ongeveer 300.000 man, en niet éénman van Israël was bij hen.31. Alle Egyptenaren streden tegen deze koningentegenover Pathros en Tachpanes, en de strijd washevig voor de Egyptenaren.32. De koningen waren sterker dan de Egypte-naren in die slag, en ongeveer 180 mannen vanEgypte vielen er op die dag, en ongeveer dertigmannen van de strijdkrachten der koningen, enal de mannen van Egypte vluchtten voor de

koningen, (en) de kinderen van Esau en Ismaëlachtervolgden de Egyptenaren, voortgaandemet hen te slaan tot de plaats waar het legerder kinderen Israëls was opgesteld.33. Al de Egyptenaren schreeuwden tot dekinderen Israëls, zeggende: Haast u en red onsuit de hand van Esau, Ismaël en de kinderenvan Kittim.34. De 150 mannen der kinderen Israëls ren-den uit hun stellingen naar de legers van dezekoningen, en de kinderen Israëls schreeuwdentot de Heer hun God om hen te bevrijden.35. De Heer luisterde naar Israël, en de Heergaf al de mannen der koningen in hun hand, ende kinderen Israëls streden tegen deze konin-gen, en de kinderen Israëls doodden ongeveer4.000 man van de mannen der koningen.36. De Heer veroorzaakte grote verwarring inhet leger der koningen, zodat de schrik voor dekinderen Israëls op hen viel.37. En al de legers der koningen vluchtten voorde kinderen Israëls, en de kinderen Israëlsachtervolgden hen terwijl zij al voortgaandehen sloegen tot aan de grenzen van het landKus.38. De kinderen Israëls doodden nog 2.000man van hen op de weg, en van de kinderenIsraëls viel er niet één.39. Toen de Egyptenaren zagen dat de kinde-ren Israëls hadden gestreden met zo weinigmannen tegen de koningen, en dat de slag zoerg hevig was voor hen.40. Toen waren al de Egyptenaren erg bevreesdvoor hun leven vanwege de hevige strijd engeheel Egypte vluchtte, waarbij iedere manzich onttrok aan de slagorde, en zij verborgenzichzelf langs de weg, en zij lieten de Israëlie-ten (alleen) strijden.41. De kinderen Israëls brachten een hevigeslag toe aan de mankracht der koningen, en zijkeerden van hen terug nadat zij hen haddenverdreven naar de grenzen van Kus.42. Geheel Israël wist wat de mensen vanEgypte hen hadden aangedaan, dat zij van henwaren gevlucht uit de strijd, en hen alleen had-den laten strijden.43. Daarom handelden de kinderen Israëls ooklistig, en toen de kinderen Israëls terugkeerdenuit de strijd, troffen zij sommigen der Egypte-naren aan langs de weg.44. Terwijl zij hen doodden zeiden zij dezewoorden tot hen:45. Waarom liet u ons in de steek en liet u ons,gering in aantal zijnde, alleenstrijden tegendeze koningen die een groot aantal mensenhadden om ons te slaan, opdat u daarbij uweigen ziel zoudt kunnen redden?46. Bij sommigen die de Israëlieten langs deweg troffen, spraken de kinderen Israëls totelkaar, zeggende: Sla hem, sla hem, want hij is

Page 124: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 124

een Ismaëliet, of een Edomiet, of van de kinde-ren van Kittim, en zij stonden over hem heenen doodden hem, en zij wisten dat hij eenEgyptenaar was.47. De kinderen Israëls deden dit listig tegen-over de Egyptenaren, omdat zij hen in de strijdin de steek hadden gelaten en van hen warenweggevlucht.48. De kinderen Israëls doodden op deze ma-nier ongeveer 200 man van de mannen vanEgypte langs de weg.

49. Al de mannen van Egypte zagen het kwaaddat de kinderen Israëls hen hadden aangedaan,en daarom vreesde geheel Egypte de kinderenIsraëls grotelijks, want zij hadden hun grotekracht gezien, en dat niet één van hen wasgevallen.50. Aldus keerden al de kinderen Israëls metvreugde terug op hun weg naar Gosen, en vande rest van Egypte keerden elke man terugnaar zijn plaats.

Hoofdstuk 6565:1. Het geschiedde hierna dat al de raadgeversvan farao, koning van Egypte, en al de wijzen vanEgypte bij elkaar kwamen voor de koning en zichneerbogen tot op de grond, en zij zaten voor hem.2. De raadgevers en wijzen van Egypte sprakentot de koning, zeggende:3. Zie het volk der kinderen Israëls is groter enmachtiger dan wij, en u weet al het kwaad dat zijons aandeden op de weg toen wij terugkeerdenuit de strijd.4. U hebt ook hun grote kracht gezien, want dezekracht hebben zij van hun vaderen, want slechtsenige mannen stonden op tegen een volk zo tal-rijk als het zand, en sloegen hen met de scherptedes zwaards, en van henzelf is er niemand geval-len, zodat indien zij talrijk waren geweest zij henvolkomen zouden hebben verdelgd.5. Geef ons daarom raad over wat ons te doenstaat opdat zij langzamerhand uit ons middenverdwijnen, en niet al te talrijk worden voor onsin het land.6. Want als de kinderen Israëls in aantal zoudentoenemen in het land, dan zullen zij een hinder-nis voor ons worden, en als er een oorlog zouuitbreken dan zullen zij met hun grote krachtzich verenigen met onze vijand tegen ons, entegen ons strijden, ons verdelgen in het land enhet (dan) verlaten.7. Daarom antwoordde de koning tot de wijzenvan Egypte, en zei tot hen: Dit is het plan (dat ikheb) aanbevolen tegen Israël, waarvan wij nietzullen afwijken.8. Zie, in het land zijn Pithom en Raämses, ste-den die niet versterkt zijn voor de strijd, u en wijbehoren die te bouwen en te versterken.9. Gaat u daarom ook, en handel wijselijk jegenshen. Roep om in Egypte en in Gosen op het bevelvan de koning, zeggende:10. Al u mannen van Egypte, Gosen, Pathrosen alhun inwoners. De koning heeft bevolen omPithom en Raämses te bouwen, en die te verster-ken voor de strijd; hij die onder u uit geheelEgypte, van de kinderen Israëls en van al deinwoners der steden, met ons wil bouwen, die zaleen iegelijk dagelijks zijn loon worden gegeven ophet bevel des konings. Gaat u dus eerst en handelwijselijk, en kom tezamen in Pithom en Raämses

om te bouwen.11. Terwijl u bouwt, maak dan elke dag op hetbevel van de koning iets dergelijks bekend ingeheel Egypte.12. Wanneer sommigen der kinderen Israëlszullen komen om met u te bouwen, dan zult uhen dagelijks hun loon geven .voor enigedagen.13. Nadat zij met dagelijks loon met u zullenhebben gebouwd, trekt u zich dan in hetgeheim elke dag één voor één terug. Daarnazult u tegen hen opstaan en hun opzichters enofficieren worden. Later zult u hen zonder loonlaten bouwen. Indien zij zouden weigeren danzult u hen met al uw macht dwingen om tebouwen.14. Indien u dit doet dan zal het goed gaan metons en ons land dat wordt versterkt tegen dekinderen Israëls, want vanwege de vermoeie-nissen van de bouw en het werk zullen de kin-deren Israë1s in aantal verminderen, omdat uhen dag aan dag zult beroven van hunvrouwen.15. De wijzen van Egypte hoorden de raad vande koning, en de raad scheen goed in hun ogenen in de ogen der dienaren van farao, en in deogen van geheel Egypte, en zij handelde naardeze overeengekomen raad.16. De dienaren gingen weg bij de koning, enmaakten in geheel Egypte bekend, in Tachpa-nes en in Gosen, en in al de steden die Egypteomringden, zeggende:17. U hebt gezien wat de kinderen van Esau enIsmaël ons aandeden, hoe zij tegen ons tenoorlog trokken en ons wensten te vernietigen;18. Daarom nu beveelt de koning ons om hetland te versterken, om de steden Pithom enRaämses te bouwen, en die te versterken voorde strijd voor het geval zij opnieuw tegen onsoptrekken.19. Hij van u, die uit geheel Egypte en uit dekinderen Israëls met ons wil komen bouwen,dien zal zijn dagelijks loon worden gegevendoor de koning, zoals hij heeft bevolen.20. Toen Egypte en al de kinderen Israëls alleshoorden wat de dienaren van farao haddengesproken, kwamen er van de Egyptenaren en

Page 125: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 125

van de kinderen Israëls om met de dienarenvan farao Pithom en Raämses te bouwen, maarvan de kinderen van Levi kwam er niemand ommet hun broers te bouwen.21. Alle dienaren van farao en zijn prinsen kwa-men aanvankelijk bedrieglijk om met geheelIsraël te bouwen als gehuurde dagloners en zijgaven bij aanvang aan Israël het dagloon.22. De dienaren van farao bouwden met geheelIsraël, en werden voor dat werk met Israël vooreen maand in dienst genomen.23. Ten einde van de maand, begonnen de diena-ren van farao zich dagelijks onopvallend terug tetrekken uit het volk van Israël.24. Israël ging toen voort met het werk, maar zijontvingen toen (nog) hun dagelijks loon omdatsommigen der mannen van Egypte toen nog hetwerk met Israël voortzetten; daarom gaven deEgyptenaren aan Israël hun loon in de dagenopdat zij, de Egyptenaren die met hen samen-werkten, ook de betaling voor hun arbeidontvingen.25. Ten einde van een jaar en vier maanden had-den al de Egyptenaren zich teruggetrokken uit dekinderen Israëls, zodat de kinderen Israëls alleenachterbleven om het werk te doen.26. Nadat al de Egyptenaren zich hadden terug-getrokken uit de kinderen Israëls, kwamen zijterug en werden onderdrukkers en bevelvoerdersover hen, en sommigen van hun waren opzichtersover de kinderen Israëls om van hen te ontvan-gen alles wat zij hen gaven als betaling voor hunarbeid.27. De Egyptenaren deden aldus dag aan dag metde kinderen Israëls, om de kinderen Israëls inhun werk te kwellen.28. En al de kinderen Israëls waren alleen bezigmet het werk, en vanaf die tijd betaalden deEgyptenaren de kinderen Israëls niet meer.29. Toen sommigen der mannen van Israël wei-gerden te werken omdat hun het loon niet werdgegeven, onderdrukten de afpersers en de diena-ren van farao hen en sloegen hen met zware sla-gen, en deden hen met geweld terugkeren tot het.werk met hun broers; aldus deden al de Egypte-

naren jegens de kinderen Israëls al de dagen.30. Alle kinderen Israëls waren erg bevreesdvoor de Egyptenaren in deze zaak, en al dekinderen Israëls keerden terug en werktenallen zonder betaling.31. De kinderen Israëls bouwden Pithom enRaämses, en al de kinderen Israëls deden hetwerk; sommigen maakten stenen en sommigenbouwden, en de kinderen Israëls bouwden enversterkten het gehele land Egypte en zijnmuren, en de kinderen Israëls hadden werkvoor vele jaren, totdat de tijd kwam dat deHeer hen gedacht en hen uit Egypte leidde.32. Maar de kinderen van Levi waren niet indienst genomen voor het werk met hun broersvan Israël, vanaf het begin daarvan tot hunuittocht uit Egypte.33. Want al de kinderen van Levi wisten dat deEgyptenaren al deze woorden bedrieglijk had-den gesproken tot de Israëlieten, daarom ont-hielden de kinderen van Levi zich ervan ommet hun broers te gaan werken.34. De Egyptenaren doen geen moeite om dekinderen van Levi later (ook) te laten werken,omdat zij van de aanvang af niet bij hun broersaanwezig waren, daarom lieten de Egyptenarenhen met rust.35. De handen der mannen van Egypte warenmet voortdurende gestrengheid gericht tegende kinderen Israëls in dat werk, en de Egypte-naren deden de kinderen Israëls werken metgestrengheid.36. De Egyptenaren verbitterden het leven derkinderen Israëls met zwaar werk, met specie enstenen, en ook met allerlei werk in het veld.37. De kinderen Israëls noemden Melol dekoning van Egypte Meror, omdat in zijn dagende Egyptenaren hun leven hadden verbitterdmet allerlei harde arbeid.38. Al het werk dat de Egyptenaren dekinderen Israëls lieten doen, dat lieten zij metgestrengheid uitvoeren, om de kinderen Israëlste kwellen, maar hoe erger zij hen kwelden, deste meer ze in aantal toe namen. Dit tot grootverdriet van de Egyptenaren.

Hoofdstuk 6666:1. In die tijd stierf Hadad de zoon van Bedaden koning van Edom, en Samla van Mesreka uithet land der kinderen van het Oosten, regeerde inzijn plaats.2. In het 13e jaar der regering van farao koningvan Egypte, hetwelk was het 125e jaar sedert deIsraëlieten naar Egypte trokken, had Samla tienjaren over Edom geregeerd.3. Tijdens zijn regering trok hij uit met zijn legersom te gaan strijden tegen Zefo de zoon van Elifazen de mannen van Kittim omdat zij oorloghadden gevoerd tegen koning Angeas van Afrikaen zijn gehele leger hadden vernietigd.

4. Maar hij raakte niet slaags met hen, want dekinderen van Esau verhinderden hem dit, zeg-gende dat hij hun broer was, en dus luisterdeSamla naar de stem der kinderen van Esau, enkeerde terug naar het land Edom met al zijnstrijdkrachten, en ging niet verder voort om tegaan strijden tegen Zefo de zoon van Elifaz.5. Farao koning van Egypte hoorde dit, zeg-gende: Samla koning van Edom heeft beslotenom te gaan strijden tegen de kinderen vanKittim, en daarna zal hij komen om te strijdentegen Egypte.6. Toen de Egyptenaren deze zaak hoorden,

Page 126: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 126

vermeerderden de Egyptenaren het werk voorde kinderen Israëls, opdat de Israëlieten nietmet hen zouden doen zoals zij deden in hunoorlog met de kinderen van Esau in de dagenvan Hadad.7. Daarom zeiden de Egyptenaren tot de kinderenIsraëls: Haast u en doe uw werk, en beëindig uwtaak en versterk het land, opdat niet de kinderenvan Esau uw broers zullen komen om tegen onste strijden, want vanwege u zullen zij tegen onsoptrekken.8. De mannen Israëls deden het werk voor demannen van Egypte dag aan dag, en de Egypte-naren kwelden hen om hen in aantal te doenverminderen.9. Maar naarmate de Egyptenaren het werk voorde kinderen Israëls vermeerderden, vermenigvul-digden en vermeerderden zich (ook) de kinderenIsraëls, en geheel Egypte werd vervuld met dekinderen Israëls.10. In het 125e jaar sedert het vertrek van Israëlnaar Egypte, zagen de Egyptenaren dat hun raadtegen Israël geen succes had, maar dat zij inaantal toenamen en het land Egypte en het landGosen werden vervuld met de kinderen Israëls.11. Daarom kwamen al de wijzen van Egypte voorde koning en bogen voor hem neer en zaten voorhem.12. De wijze mannen van Egypte zeiden tot dekoning: Moge de koning voor eeuwig leven; uhebt ons aanbevolen de raad tegen de kinderenIsraëls en wij deden met hen volgens het woordvan de koning.13. Maar naarmate het werk toe neemt, nemenook zij toe, en zie, het gehele land is met henvervuld.14. Daarom nu, onze heer en koning, de ogen vangeheel Egypte zijn op u om hen met uw wijsheidte raden waardoor zij de overhand mogen krijgenover Israël om hen te vernietigen, of het te doenverminderen in het land. De koning antwoorddehen zeggende: Geeft u raad in deze zaak opdat wijmogen weten wat wij met hen moeten doen.15. En een hoveling, één van 's koningsraadgevers met de naam Job uit Mesopotamië inhet land Uz, antwoordde de koning, zeggende:16. Indien het de koning behaagt, laat hem (dan)de raad horen van zijn dienaar. De koning zei tothem: Spreek!17. Job sprak voor de koning, de prinsen en al dewijzen van Egypte, zeggende:18. Zie, de raad van de koning die hij destijds gafover het werk voor de kinderen Israëls is zeergoed, en u zult dit werk niet van hen wegnemen.19. Maar dit is de raad waardoor u hen in aan-tal kunt doen afnemen. Indien het de koninggoed schijnt hen te kwellen.20. Zie, wij hebben lange tijd gevreesd dat eroorlog zou komen, en wij zeiden: Wanneer

Israël vruchtbaar wordt in het land, dan zullenzij ons verdrijven uit het land als er een oorlogzou uitbreken.21. Indien het de koning behaagt, laat er daneen koninklijk besluit uitgaan, en laat dit wor-den geschreven in de wetten van Egypte dieniet herroepen kunnen worden, dat van iedermannelijk kind dat de Israëlieten wordt gebo-ren het bloed zal worden vergoten op de grond.22. En wanneer u dit doet, wanneer alle man-nelijke kinderen van Israël zullen zijn gestor-ven, dan zal het onheil van hun oorlogenophouden; laat de koning dit alles doen, enboodschap al de Hebreeuwse vroedvrouwen,en beveel hen in deze zaak om aldus te doen.En dit viel bij de koning en de prinsen in goedeaarde, en de koning deed overeenkomstig hetwoord van Job.23. De koning liet de Hebreeuwse vroedvrou-wen roepen, van wie de ene Sifra heette en deandere Pua.24. De vroedvrouwen kwamen voor de koningen stonden voor zijn gezicht.25. De koning zei tot hen: Wanneer u deHebreeuwse vrouwen bij het baren helpt, enhen op de stoelen ziet, en het een zoon is danzult u hem doden, maar als het een dochter isdan zal zij leven.26. Maar als u dit niet wilt doen, dan zal ik u enal uw huizen geheel (laten) verbranden metvuur.27. Maar de vroedvrouwen vreesden God enluisterden niet naar de woorden van de koningvan Egypte, en wanneer de Hebreeuwse vrou-wen met een zoon of dochter bij de vroedvrouwkwamen dan deed de vroedvrouw alles watnodig was voor het kind en liet het leven; aldusdeden de vroedvrouwen al de dagen.28. Dit werd de koning verteld, en hij liet devroedvrouwen komen en hij zei tot hen: Waar-om hebt u deze zaak gedaan en de kinderen inleven gehouden?29. De vroedvrouwen antwoordden, en sprakentezamen voor de koning, zeggende:30. Laat de koning niet denken dat deHebreeuwse vrouwen zijn als de Egyptischevrouwen, want al de kinderen Israëls zijn sterk,en voordat de vroedvrouw tot hen komt danhebben zij al gebaard, en wat ons betreft uwdienaressen, sinds vele dagen lang heeft geenHebreeuwse vrouw naar ons gevraagd omdatde Hebreeuwse vrouwen hun eigen vroed-vrouwen zijn en omdat zij sterk zijn.31. De farao hoorde hun woorden en geloofdehen in deze zaak, en de vroedvrouwen gingenweg van de koning, en God zegende de vroed-vrouwen en het volk van Israël vermenigvul-digde zich en werd zeer talrijk.

Page 127: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 127

Hoofdstuk 6767:1. Er was een man in het land Egypte uit hetzaad van Levi met de naam Amram, de zoon vanKohath, de zoon van Levi, de zoon van Israël.2. Deze man ging en nam een vrouw, namelijkJochebed de dochter van Levi en zijn vader'szuster, en zij was 126 jaren oud, en hij ging tothaar in.3. De vrouw werd zwanger en baarde een doch-ter, en zij noemde haar Mirjam omdat in diedagen de Egyptenaren het leven der kinderenIsraëls hadden verbitterd.4. En zij werd opnieuw zwanger en baarde eenzoon en zij noemde hem Aäron, want in de dagenvan haar ontvangenis begon farao het bloed tevergieten der mannelijke kinderen van Israël.5. In die dagen stierfZefo de zoon van Elifaz, zoonvan Esau, koning van Kittim, en Janeas regeerdein zijn plaats.6. De tijd dat Zefo regeerde over de kinderen vanKittim was vijftig jaren, en hij stierf en werdbegraven in de stad Nabna in het land Kittim.7. Janeas, één van de machtige mannen derkinderen van Kittim, regeerde na hem en hijregeerde vijftig jaren.8. Het was na de dood van de koning van Kittimdat Bileam de zoon van Beor uit het land Kittimvluchtte, en hij ging naar de farao, koning vanEgypte.9. Farao ontving hem met grote eer, want hijhoorde over zijn wijsheid, en hij gaf hem ge-schenken en benoemde hem tot raadgever, en hijverheerlijkte hem.10. Bileam woonde in Egypte en stond in hoogaanzien bij al de edelen van de koning. De edelenverheerlijkten hem omdat zij allen begeerden omzijn wijsheid te leren.11. In het 130e jaar sinds het vertrek van Israëlnaar Egypte droomde de farao dat hij op zijnkoninklijke troon zat, en hij keek op en zag dateen oud man voor hem stond met een weegschaalin de hand zoals die wordt gebruikt door koop-lieden.12. De oude man nam de weegschaal en hing dievoor farao.13. De oude man nam al de wijzen van Egypte enal de edelen en grote mannen, en hij bond hentezamen en deed hen in de ene schaal.14. Hij nam een geit en deed die in de andereschaal, en de geit woog zwaarder dan zij allen.15. Farao was verbaasd over dit vreselijke visioen,waarom de geit zwaarder zou wegen dan zij allen,en farao ontwaakte, en zie, het was een droom.16. Farao stond 's morgens vroeg op en riep alzijn dienaren en vertelde hen de droom, en demannen waren zeer bevreesd.17. De koning zei tot al zijn wijze mannen: Ikbid u, verklaar mij de droom die ik droomde,zodat ik haar begrijp.18. Bileam de zoon van Beor antwoordde de

koning en zei tot hem: Dit betekent nietsanders dan een groot onheil dat Egypte in detoekomst zal overkomen.19. Want er zal Israël een zoon worden geborendie geheel Egypte zal vernietigen en haar inwo-ners, en (die) de Israëlieten met een machtigehand uit Egypte zal voeren.20. Daarom nu koning, beraad u over dezezaak, opdat u de hoop der kinderen Israëls zultvernietigen en hun verwachting, voordat ditonheil over Egypte komt.21. De koning zei tot Bileam: En wat zullen wijmet Israël doen? Wij hebben ons zeker op eenbepaalde manier tegen hen beraden en konden(toch) niet de overhand over hen krijgen.22. Geeft u nu daarom ook raad tegen henwaardoor wij de overhand over hen krijgen.23. Bileam antwoordde de koning, zeggende:Laat nu uw raadgevers roepen, en wij zullenzien wat hun raad is in deze zaak en daarna zaluw dienaar spreken.24 De koning liet zijn twee raadgevers roepen,Reuel de Midianiet en Job de Uziet, en zij kwa-men en zaten voor de koning.25. De koning zei tot hen: Zie, u hebt beiden dedroom gehoord die ik heb gedroomd en de ver-klaring ervan. Geef daarom nu raad en weet enzie wat er met de kinderen Israëls moet wordengedaan waardoor wij de overhand over henzullen krijgen voordat hun onheil over ons zalkomen.26. Reuel de Midianiet (die dezelfde is alsJethro) antwoordde de koning en zei: Moge dekoning leven, moge de koning voor eeuwigleven.27. Indien het de koning goed schijnt, laat hem(dan) afzien van de Hebreeërs en hen met rustlaten, en laat hem zijn hand niet uitstrekkentegen hen.28. Want dezen zijn zij die de Heer vanoudsheeft verkoren, en (die Hij) nam als een deelvan Zijn erfenis uit de volkeren der Aarde en dekoningen der Aarde; en wie van hen heeft zijnhand straffeloos tegen hen uitgestrekt, op wiehun God zich niet heeft gewroken?29. U weet zeker, toen Abraham naar Egyptekwam, dat farao de vroegere koning van Egyptezijn huisvrouw zag en haar tot vrouw nam,omdat Abraham zei: Zij is mijn zuster, want hijwas bang dat de mannen van Egypte hemzouden doden vanwege zijn huisvrouw.30. Toen de koning van Egypte Sara hadgenomen, sloeg God hem en zijn huishoudingmet zware slagen. Toen hij aan Abraham zijnhuisvrouw Sara teruggaf, werd hij genezen.31. En koning Abimelek der Filistijnen te Gerarwerd door God gestraft vanwege Abraharn'shuisvrouw Sara, door iedere baarmoeder tesluiten van (zowel) mens als beest.

Page 128: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 128

32. Toen kwam hun God des nachts in de droomtot Abimelek en verschrikte hem, opdat hij Saradie hij had genomen aan Abraham zou terug-geven, en daarna werden al de mensen van Gerargestraft vanwege Sara, en Abraham bad voor hentot zijn God, en Hij werd dringend door hemverzocht, en Hij genas hen.33. Abimelek was bevreesd voor al dit onheil datover hem en zijn volk kwam, en hij gaf Abrahamzijn vrouw Sara terug.34. Aldus deed hij ook met Abraham nadat hijhem uit Gerar had verdreven, en God heeft methem wonderlijke dingen gedaan nadat al dewaterbronnen van Gerar waren opgedroogd enhun vruchtbomen niets voortbrachten.35. Totdat Abimelek van Gerar, en Ahuzzath éénzijner vrienden, en Ficol zijn legeraanvoerder, tothem gingen en zich voor hem neerbogen tot opde grond.36. Zij verzochten hem om voor hen te smeken,en hij bad tot de Heer voor hen, en de Heer werddringend door hem verzocht en Hij herstelde(alles voor) hen.37. Ook Jakob, de eenvoudige man, werd doorzijn eerlijkheid bevrijd uit de hand van zijn broerEsau, en uit de hand van Laban de Syriër zijnmoeder’s broer die hem zocht te doden; eneveneens uit de hand van al de koningen vanKanaän die tezamen waren opgetrokken tegenhem en zijn kinderen om hen te verdelgen, en deHeer bevrijdde hen uit hun handen doordat zijzich tegen hen keerden en hen versloegen, wantwie had ooit zijn hand straffeloos tegen henuitgestrekt?38. Zeker, de vorige farao, uw vader's vader, ver-hief Jozef de zoon van Jakob boven al de prinsenvan Egypteland toen hij zijn wijsheid zag, wantdoor zijn wijsheid redde hij al de inwoners deslands uit de hongersnood.39. Waarna hij Jakob en zijn kinderen gebood omnaar Egypte te komen, opdat door hun goedeeigenschappen het land Egypte en het land Gosenzouden worden gered uit de hongersnood.40. Daarom nu, indien het goed schijnt in uwogen, houd op met de verdelging der kinderenIsraëls, maar indien het niet uw wil is dat zij inEgypte wonen, zend hen dan van hier opdat zijnaar het land Kanaän kunnen gaan, het landwaar hun vaderen hebben gewoond.41. Toen farao de woorden hoorde van Reuel, washij erg boos op hem, zodat deze beschaamd op-stond uit 's konings tegenwoordigheid, en naarzijn land Midian vertrok, en hij nam Jozefs stafmee.42. De koning zei tot Job de Uziet: Wat zegt uJob, en wat is uw raad inzake de Hebreeërs?43. Daarop zei Job tot de koning: Zie, alleinwoners des lands zijn in uw macht, laat dekoning doen wat goed is in zijn ogen.44. De koning zei tot Bileam: Wat zegt u

Bileam, spreek uw woord opdat wij het mogenweten.45. Bileam zei tot de koning: Uit alles wat dekoning heeft beraamd tegen de Hebreeërszullen zij worden verlost, en de koning zal nietde overhand over hen kunnen krijgen doorenige raad.46. Want als u hun aantal denkt te doen ver-minderen door het vlammend vuur dan kunt ude overhand niet over hen krijgen, want hunGod bevrijdde hun vader Abraham zeker uit Urder Chaldeeën; en indien u denkt hen te verdel-gen met het zwaard (weet dan) zeker dat hunvader Isaäk daarvan werd verlost en dat eenram voor hem in de plaats werd gesteld.47. Indien u hen door harde en gestrengearbeid (in aantal) denkt te verminderen danzult u zelfs hierin niet de overhand over henkrijgen, want hun vader Jakob diende Labanmet allerhande zware arbeid en was (toch)voorspoedig.48. Daarom nu, u koning, hoor (naar) mijnwoorden, want dit is de raad die tegen henwordt gegeven, waardoor u de overhand overhen zult krijgen, en waarvan u niet zultafwijken.49. Indien het de koning behaagt, laat hem danbevelen dat alle jongetjes, die hun vanaf van-daag zullen worden geboren, in het water zul-len worden geworpen. Hierdoor kunt u hunnaam uitwissen, want geen van hen, noch vanhun vaderen, werd op deze manier beproefd.50. De koning hoorde de woorden van Bileam,en dit beviel de koning en de prinsen, en dekoning deed overeenkomstig het woord vanBileam.51. De koning liet in het gehele land Egyptebekendmaken en een wet uitvaardigen, zeggen-de: Ieder mannelijk kind dat de Hebreeërsvanaf vandaag wordt geboren, zal in het waterworden geworpen.52. Farao riep tot al zijn dienaren, zeggende:Ga nu en zoek in het gehele land Gosen waarde kinderen Israëls wonen, en zie (erop toe) datiedere zoon die de Hebreeërs geboren wordt inde rivier zal worden geworpen, maar iederedochter zult u laten leven.53. Toen de kinderen Israëls deze. zaak hoor-den die farao had bevolen, om hun mannelijkekinderen in de rivier te werpen, scheiddensommige mannen van hun vrouwen enanderen bleven hen trouw.54. Vanaf die dag gingen de vrouwen wier ver-lossing nabij was, en die bij hun echtgenotenwaren gebleven, naar het veld om daar tebaren, en zij baarden in het veld, en lieten hunkinderen op het veld en keerden naar huisterug.55. De Heer, die hun vaderen had gezworen omhen te (doen) vermenigvuldigen, stuurde één

Page 129: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 129

zijner dienstdoende engelen die in de hemelzijn, om ieder kind in water te wassen, te zal-ven en te bakeren, en om in zijn handjes tweegladde stenen te leggen waarvan het uit de enemelk zoog en uit de ander honing, en om zijnhaar te doen groeien tot zijn knieën opdat hetzichzelf bedekte, om het op zijn gemak testellen en om het trouw te blijven, door Zijnmedelijden ermee.56. Toen God medelijden met hen had, en henwenste te (doen) vermenigvuldigen op hetlandoppervlak, gebood Hij Zijn Aarde om hen teontvangen om daarin te worden bewaard tot detijd dat zij opgroeiden, waarna de Aarde haarmond opende en hen uit spuwde, en zij sprotenuit de stad (?) gelijk het kruid der Aarde en hetgras van het woud, en zij keerden naar zijnfamilie en naar zijn vaders huis (terug), en zijwoonden bij hen.

57. De pasgeboren kinderen van Israël warenop de Aarde gelijk de groenten des velds, doorGods genade jegens hen.58. Toen al de Egyptenaren dit zagen, trokkenzij uit, ieder naar zijn veld met zijn juk ossen enzijn ploegschaar, en zij ploegden het (veld) opzoals men de Aarde ploegt tegen de zaaitijd.59. Wanneer zij ploegden waren zij echter nietin staat de pasgeboren kinderen Israëls letseltoe te brengen, en aldus nam het volk toe engroeide in aantal.60. Farao beval zijn bevelvoerders dagelijks omnaar Gosen te gaan om te zoeken naar de pas-geboren kinderen der kinderen Israëls.61. Wa1:meer zij zochten en er een vonden, dannamen zij het met geweld van zijn moeder'sboezem en wierpen het in de rivier, maarmeisjes lieten zij bij haar moeder; aldus dedende Egyptenaren met de Israëlieten al de dagen.

Hoofdstuk 6868:1. Het was in die tijd dat de Geest Gods was opMirjam de dochter van Amram de zuster vanAäron, en zij ging uit en profeteerde over het huis(haars vaders), zeggende: Zie, er zal ons dezemaal een zoon worden geboren uit mijn vader enmoeder en hij zal Israël redden uit de hand vanEgypte.2. Toen Amram de woorden hoorde van zijndochter, ging hij zijn vrouw naar huis terughalen,nadat hij haar had verdreven, in de tijd toen faraobeval om ieder mannelijk kind uit het huisJakobs in het water te werpen.3. Aldus nam Amram zijn vrouw Jochebed, driejaren nadat hij haar had verdreven, en hij kwamtot haar en zij werd zwanger.4. Ten einde van zeven maanden na haar ontvan-genis baarde zij een zoon; en het gehele huiswerd vervuld met een groot licht als van het lichtvan de zon en de maan wanneer zij schijnen.5. Toen de vrouw zag dat het kind goed was enaangenaam om te zien, verborg zij het drie maan-den in een binnenkamer.6. In die dagen beraamden de Egyptenaren (eenplan) om al de Hebreeërs te verdelgen.7. De Egyptische vrouwen gingen naar Gosenwaar de kinderen Israëls woonden, en zij droegenhun jonge kinderen op hun schouders, hun pas-geboren kinderen die nog niet konden spreken.8. In die dagen verborg elke vrouw van de kinde-ren Israëls, nadat zij had gebaard, haar zoon voorde Egyptenaren, opdat de Egyptenaren nietzouden weten dat zij hadden gebaard, en hen nietzouden verdelgen in het land.9. De Egyptische vrouwen kwamen naar Gosen,en hun kinderen die niet konden spreken zatenop hun schouders, en als een Egyptische vrouwhet huis inging van een Hebreeuwse vrouw danbegon haar kind (die der Egyptische) te huilen.10. Wanneer het huilde, antwoordde het kind

in de binnenkamer, en dan ging de Egyptischevrouw weg en vertelde het in het huis vanfarao.11. Farao zond zijn bevelvoerders om de kin-deren te nemen en te doden; aldus deden deEgyptenaren met de Hebreeuwse vrouwen(overdag als de mannen werkten) al de dagen.12. Het was in die tijd, ongeveer drie maandennadat Jochebed haar zoon had verborgen, datde zaak bekend werd in farao's huis.13. De vrouw haastte zich om haar zoon weg tenemen vóór farao's mannen kwamen, en zijnamyoor hem een biezen mandje, en besmeer-de het met lijm en pek, en legde het in het rietaan de oever der rivier14. Zijn zuster Mirjam stond van verre om tezien wat er met hem zou gebeuren, en wat ervan haar woorden zou terechtkomen.15. God liet in die tijd een verschrikkelijke hitteover het land Egypte komen, die het vlees vande mens verteerde gelijk de zon in haar rond-gang.16. De Egyptenaren daalden af in de rivier,vanwege de verterende hitte die hun vleesverteerde.17. Bathia, de dochter van farao, ging ook ba-den in de rivier vanwege de verzengende hitte.Haar dienaressen wandelden aan de oever derrivier, en al de vrouwen van Egypte eveneens.18. Bathia hief haar ogen op naar de rivier, enzij zag het mandje op het water, en zij stuurdehaar dienares om het te pakken.19. Zij opende het en zag het kind, en zie, hetkind huilde, en zij had medelijden met hem, enzij zei: Dit is één der Hebreeuwse kinderen.20. Alle vrouwen van Egypte die aan de oeverder rivier wandelden, wilden hem zogen, maarhij wilde niet zuigen, want dit was vanwege deHeer om hem aan zijn moeder's borst terug te

Page 130: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 130

geven.21. Zijn zuster Mirjam bevond zich toen tussende Egyptische vrouwen aan de oever der rivier,en zij zag dit en zij zei tot farao's dochter: Zal ikheengaan en een voedster gaan halen uit deHebreeuwse vrouwen, opdat zij voor u het kindverzorgt?22. Farao's dochter zei tot haar: Ga. En de jongevrouw (hooguit vier jaren oud) ging heen en riepde moeder van het kind.23. Farao's dochter zei tot Jochebed: Neem ditkind mee en zoog het voor mij, en ik zal uw loonbetalen, twee stukken zilver per dag. En de vrouwnam het kind en zoogde het.24. Ten einde van twee jaren, toen het kindopgroeide, bracht zij hem naar de dochter vanfarao, en hij werd haar aangenomen zoon, en zijnoemde hem Mozes, want zij zei: Omdat ik hemuit het water nam.25. Zijn vader Amram noemde hem Chabar wanthij zei: Het was voor hem dat ik mij verenigdemet mijn vrouw die ik weggestuurd had.26. Zijn moeder Jochebed noemde hemJekuthiel want zij zei: Omdat ik op hem hebgehoopt bij de Almachtige, en God gaf hem aan

mij terug.27. Zijn zuster Mirjam noemde hem Jered wantzij ging voor hem naar de rivier om te wetenwat er van hem zou worden.28. Zijn broeder Aäron noemde hem AbiZanoah, zeggende: Mijn vader verliet mijnmoeder en keerde vanwege hem naar haarterug.29. Kohath de vader van Amram noemde hemAbigdor, omdat vanwege hem God de breukherstelde in het huis van Jakob, dat zij nietlanger hun mannelijke kinderen in het waterkonden werpen.30. Hun baker noemde hem Abi Socho, zeg-gende: In zijn tabernakel was hij drie maandenlang verborgen, vanwege de kinderen vanCham (de Egyptenaren).31. Geheel Israël noemde hem Semaja, zoonvan Nethanel, want zij zeiden: In zijn dagenheeft God hun geschreeuw gehoord en is hen tehulp gekomen tegen hun onderdrukkers.32. Mozes woonde in farao's huis, en was voorfarao's dochter Bathia als een aangenomenzoon, en Mozes groeide op temidden van dekinderen des konings.

Hoofdstuk 6969: 1. De koning van Edom stierf in die dagen, inhet tiende jaar zijner regering, en werd begravenin zijn tempel die hij voor zichzelf had gebouwdals zijn koninklijk verblijf in het land Edom.2. De kinderen van Esau boodschapten naarPethor, dat is gelegen aan de rivier (de Eufraat inMesopotamië), en zij haalden vandaar een jonge-man met mooie ogen en met een keurig voorko-men, wiens naam was Saul, en zij maakten hemkoning over hen in de plaats van Samla.3. Saul regeerde 48 jaren over al de kinderen vanEsau in het land Edom.4. Toen farao, koning van Egypte, zag dat de raaddie Bileam had gegeven over de kinderen Israëlsgeen succes had, maar dat zij nog steeds vrucht-baar waren, zich vermenigvuldigden en toena-men in het land Egypte.5. Toen beval farao in die dagen dat in geheelEgypte aan de kinderen Israëls zou wordenbekendgemaakt, zeggende: Niemand zal ietsafdoen aan zijn dagelijkse prestatie.

6. De man van wie zal worden bevonden dathij tekort schiet in zijn werk dat hij dagelijksvolbrengt, hetzij in specie of in stenen, daar-voor zal zijn jongste zoon in de plaats wordengesteld.7. De arbeid in Egypte werd vermeerderd voorde kinderen Israëls in die dagen, en zie, als ereen steen ontbrak aan iemands dagelijksearbeid, dan namen de Egyptenaren zijn jongstezoon met geweld van zijn moeder af, en steldenhem in het gebouw in de plaats van de steendie zijn vader niet had gelegd.8. De mannen van Egypte deden zo met al dekinderen Israëls dag aan dag, al de dagengedurende een lange tijd.9. Maar de stam van Levi werkte niet met hunIsraëlitische broederen, vanaf den beginne,want de kinderen van Levi kenden de strekender Egyptenaren die zij aanvankelijk deIsraëlieten leverden.

Hoofdstuk 7070: 1. In het derde jaar sinds Mozes' geboorte, zatfarao aan een feestmaal met de koninginAlparanit aan zijn rechterhand en Bathia aan zijnlinkerhand, en de knaap Mozes lag aan haar boe-zem, en Bileam de zoon van Beor met zijn tweezonen en al de prinsen van het koninkrijk zatenaan tafel in 's konings tegenwoordigheid.2. De knaap strekte zijn hand uit naar 's koningshoofd, en nam de kroon van 's konings hoofd enzette die op zijn eigen hoofd.

3. Toen de koning en de prinsen zagen wat dejongen had gedaan, waren de koning en deprinsen verschrikt, en ieder drukte zijnverbazing uit tegen zijn buurman.4. De koning zei tot de prinsen die voor hemaan tafel zaten: Wat spreekt u en wat zegt u indeze zaak, en wat behoort het oordeel te zijntegen deze jongen vanwege deze zaak?5. Bileam de tovenaar, de zoon van Beor, ant-woordde ten aanhoren van de koning en de

Page 131: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 131

prinsen, en hij zei: Herinnert u, mijn heer enkoning, de droom die u lang geleden droomde,en datgene wat uw dienaar u toen verklaarde?6. Daarom nu, dit is een kind uit de Hebreeuwsekinderen in wie de Geest Gods is, en laat mijnheer de koning niet denken dat dit jongmensdeze zaak zonder inzicht deed.7. Want hij is een Hebreeuwse jongen, en wijs-heid en begrip zijn bij hem ofschoon hij nog eenkind is, en met wijsheid heeft hij dit gedaan enzichzelf het koninkrijk van Egypte uitverkoren.8. Want dit is de wijze van alle Hebreeërs omkoningen en hun edelen te misleiden, om al dezedingen listig te doen, om de koningen der Aardeen hun mannen te doen beven.9. U weet zeker dat hun vader Abraham aldushandelde die het leger van koning Nimrod vanBabel misleidde, en koning Abimelek van Gerar,en dat hij zichzelf in het bezit stelde van het landvan de kinderen van Heth en van al de konin-krijken van het land Kanaän.10. En dat hij naar Egypte toog en van zijn huis-vrouw Sara zei dat zij zijn zuster was, om Egypteen haar koning te misleiden.11. Zijn zoon Isaäk deed desgelijks toen hij naarGerar ging en daar woonde, en zijn knecht had deoverhand over het leger van koning Abimelek derFilistijnen.12. Hij dacht er ook over om het koninkrijk derFilistijnen te doen struikelen door te zeggen datzijn huisvrouw Rebekka zijn zuster was.13. Ook Jakob handelde bedrieglijk met zijn broe-der, en nam uit zijn hand zijn eerstgeboorterechten zijn zegen.14. Hij ging toen naar Paddan-Aram tot het huisvan zijn moeder’s broeder Laban, en verkreeglistig van hem zijn dochter, zijn vee en alles wathem toebehoorde, en hij vluchtte weg en keerdeterug naar het land Kanaän tot zijn vader.15. Zijn zoons verkochten hun broeder Jozef, dienaar Egypte ging en een slaaf werd, en twaalfjaren lang verbleef in het gevangenhuis.16. Totdat de vroegere farao dromen droomde, enhem uit het gevangenhuis haalde, en hem verhiefboven al de prinsen van Egypte vanwege zijn ver-klaring aan hem van zijn dromen.17. Toen God een hongersnood veroorzaakte inhet gehele land, liet hij zijn vader en al zijn broe-ders komen, en zijn vader's gehele huishouding,en hij onderhield hen zonder enige vergoeding ofbeloning, en kocht de Egyptenaren als slaven.18. Daarom nu mijn heer en koning, zie, dit kindis opgegroeid in hun plaats in Egypte om te doennaar hun daden en om te spelen met iederekoning, prins en rechter.19. Indien het de koning behaagt, laat ons danzijn bloed vergieten op de grond, opdat hij nietopgroeit en de regering uit uw hand neemt ende hoop van Egypte zal vergaan nadat hij heeftgeregeerd.

20. Bileam zei tot de koning: Laat ons boven-dien de rechters van Egypte roepen en haarwijze mannen, om ons laten weten of het oor-deel des doods behoort te worden uitgesprokentegen deze jongen zoals u zei, en dan zullen wijhem doden.21. Farao liet al de wijze mannen van Egyptekomen, en zij kwamen voor de koning, en eenengel des Heren kwam temidden van hen en hijleek op één der wijze mannen van Egypte.22. De koning zei tot de wijze mannen: U hebtzeker gehoord wat deze Hebreeuwse jongen diein het huis is heeft gedaan, en aldus heeftBileam geoordeeld in deze zaak.23. Oordeelt u nu ook en zie hoe de jongenbehoort te worden gestraft voor datgene wat hijheeft gedaan.24. De engel, die één der wijze mannen vanfarao leek te zijn, antwoordde en zei, voor al dewijze mannen van Egypte en voor de koningenen prinsen, als volgt:25. Indien het de koning behaagt laat dekoning dan mannen roepen die voor hem eenonyxsteen en gloeiend kooltje brengen, en dievoor het kind plaatsen. Indien het kind zijnhand uitsteekt om de onyxsteen te nemen, danzullen wij weten dat de jongeling alles wat hijdeed met wijsheid heeft gedaan, en dat wij hemmoeten doden.26. Maar indien hij zijn hand uitsteekt naar hetgloeiende kooltje dan zullen wij weten dat hetniet met wijsheid was wat hij deed, en dat hijzal leven.27. Dit scheen goed in de ogen des konings ender prinsen, en dus deed de koning naar hetwoord van de engel des Heren.28. De koning beval dat de onyxsteen en hetkooltje zouden worden gebracht en voor Mozesopgesteld.29. Zij stelden de jongen voor hen, en de knaapprobeerde zijn hand uit te steken naar deonyxsteen, maar de engel des Heren nam zijnhand en legde die op de kool, en het kooltjewerd gedoofd in zijn hand, en hij tilde die open stopte die in zijn mond, en verbrandde eengedeelte zijner lippen en een gedeelte van zijntong, en hij werd zwaar van mond en tong.30. Toen de koning en de prinsen dit zagen,toen wisten zij dat Mozes niet had gehandeldmet wijsheid, hij de kroon van 's konings hoofdhad genomen.31. Daarom onthielden de koning en de prinsenzich ervan het kind te doden, daarom bleefMozes in farao's huis, en groeide op, en deHeer was met hem.32. Terwijl de jongen in 's konings huis was,werd hij gekleed in purper en hij groeide optemidden van de kinderen des konings.33. Toen Mozes opgroeide in 's konings huis,beschouwde Bathia de dochter van farao hem

Page 132: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 132

als een zoon, en de gehele huishouding vanfarao eerde hem, en al de mannen van Egyptewaren bevreesd voor hem.34. Hij toog dagelijks uit en kwam in het landGosen, waar zijn broederen de kinderen Israëlswoonden, en Mozes zag hen dagelijks met eentekort aan adem en met zware arbeid.35. Mozes vroeg hen, zeggende: Waarom wordt udeze arbeid dag aan dag toegemeten?36. Zij vertelden hem alles wat hen was overko-men, en al de lasten die farao hen had opgelegdvóór zijn geboorte.37. Zij vertelden hem van al de raadgevingen vanBileam de zoon van Beor tegen hen en ook wat hijtegen hem had geadviseerd om hem te dodentoen hij 's konings kroon van zijn hoofd hadgenomen.38. Toen Mozes deze dingen hoorde, werd zijntoom gewekt tegen Bileam, en hij zocht hem tedoden, en hij lag dag aan dag in hinderlaag tegenhem.39. Bileam was bang voor Mozes, en hij en zijntwee zonen stonden op en verlieten Egypte, en zijvluchtten en namen hun toevlucht tot het landKus tot koning Kikianus van Kus.40. Mozes mocht 's konings huis vrij in en uit-gaan. De Heer gaf hem genade in de ogen vanfarao en in de ogen van al zijn dienaren en in deogen van het volk van Egypte, en zij warenbuitengewoon op hem gesteld.41. Het geschiedde op een dag dat Mozes naarGosen ging om zijn broederen te zien, dat hij dekinderen Israëls zag onder hun lasten en zwarearbeid, en Mozes was bedroefd vanwege hen.42. Mozes keerde terug naar Egypte en kwam

in het huis van farao, en kwam voor de koning,en Mozes boog neer voor de koning.43. Mozes zei tot farao: Ik bid u mijn heer, ikben gekomen om u een klein verzoek te doen,en laat mij niet met lege handen terugkeren.En farao zei tot hem: Spreek.44. Mozes zei tot farao: Laat er aan uw diena-ren de kinderen Israëls die in Gosen wonen ééndag rust worden gegeven.45. De koning antwoordde Mozes en zei: Zie ikheb uw gezicht opgeheven in deze zaak om uwverzoek toe te staan.46. Farao liet in geheel Egypte en Gosenbekendmaken, zeggende:47. Tot u, al de kinderen Israëls, aldus zegt dekoning: Zes dagen lang zult u uw werk doen enarbeiden, maar op de zevende dag zult u rustenen zult u geen enkel werk doen, aldus zult udoen al de dagen, zoals de koning en Mozes dezoon van Bathia hebben bevolen.48. Mozes verheugde zich over deze zaak die dekoning hem had toegestaan, en al de kinderenIsraëls deden zoals Mozes hen had bevolen.49. Want dit was vanwege de Heer voor dekinderen Israëls, want de Heer was begonnenmet de kinderen Israëls te gedenken om hen teverlossen ter wille van hun vaderen.50. De Heer was met Mozes en zijn roem gingdoor geheel Egypte.51. Mozes werd groot in de ogen van al deEgyptenaren en in de ogen van al de kinderenIsraëls, het goede zoekende voor zijn volkIsraël en woorden van vrede sprekende inzakehen tot de koning.

Hoofdstuk 7171:1. Toen Mozes achttien jaren oud was, wenstehij zijn vader en moeder te bezoeken, en hij gingnaar hen toe in Gosen, en toen Mozes in Gosenwas aangekomen, kwam hij op de plaats waar dekinderen Israëls bezig waren met de arbeid, enhij zag hun lasten, en hij zag een Egyptenaar dieéén zijner Hebreeuwse broederen sloeg.2. Toen de man die geslagen werd Mozes zag,rende hij naar hem toe om hulp, want Mozesgenoot grote achting in het huis van farao, en hijzei tot hem: Mijn heer sta mij bij, deze Egypte-naar kwam naar mijn huis in de nacht, bond mij,en ging in tot mijn vrouw in mijn tegenwoordig-heid, en thans zoekt hij mijn leven te nemen.3. Toen Mozes deze slechtheid hoorde, werd zijnwoede gewekt tegen de Egyptenaar, en hij keekalle kanten uit, en hij zag dat er niemand wastoen versloeg hij de Egyptenaar en verborg hemin het zand, en hij bevrijdde de Hebreeër uit dehand van degene die hem sloeg.4. De Hebreeër ging naar zijn huis, en Mozeskeerde terug naar zijn huis, en kwam in het huisvan de koning.

5. Toen de man was teruggekeerd in zijn huis,wilde hij zijn vrouw verstoten omdat het nietgoed was in het huis van Jakob dat een maningaat tot een vrouw nadat zij is onteerd.6. De vrouw ging het haar broeders vertellen,en de broeders van de vrouw wilden hem do-den, en hij vluchtte naar zijn huis en ontsnapte.7. Op de tweede dag ging Mozes naar zijn broe-deren, en hij keek, en zie, twee mannen warenaan het ruziemaken, en hij zei tot degene dieongelijk had: Waarom slaat u uw naaste?8. Hij antwoordde tot hem en zei tot hem: Wieheeft u tot een overste en rechter over ons ge-zet? Denkt u mij te doden zoals u de Egypte-naar hebt gedood? Daarop werd Mozes be-vreesd en hij zei: Voorwaar de zaak is bekend.9. Farao hoorde van deze zaak en hij gaf bevelom Mozes te doden, daarom zond God Zijnengel en die verscheen aan farao in de gedaan-te van een aanvoerder der lijfwacht,10. De engel des Heren nam het zwaard uit dehand van de aanvoerder der lijfwacht, en sloegzijn hoofd ermee af, want de gedaante van de

Page 133: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 133

aanvoerder der lijfwacht werd veranderd in degedaante van Mozes11. De engel des Heren greep Mozes' rechterhanden voerde hem uit Egypte. Hij voerde hem totbuiten de grenzen van Egypte, op een afstand vanveertig dagreizen.12. Alleen zijn broeder Aäron bleef in Egypte, enhij profeteerde tot de kinderen Israëls, zeggende:13. Aldus zegt de Heer God uwer vaderen: Laatelke man de gruwelen uit zijn ogen verwerpen, enontwijd uzelf niet met de afgoden van Egypte.

14. De kinderen Israëls waren hardnekkig enwilden toen niet luisteren naar Aäron.15. De Heer dacht erover om hen te verdelgen,ware het niet dat de Heer het verbond gedachtdat Hij had gesloten met Abraham, Isaäk enJakob.16. In die dagen bleef de hand van farao mee-dogenloos tegen de kinderen Israëls, en hijverpletterde en verdrukte hen tot de tijd datGod Zijn woord liet uitgaan en aandacht aanhen schonk.

Hoofdstuk 7272:1. Het was in die dagen dat er een grote oorlogwas tussen de kinderen van Kus en de kinderenvan het Oosten en Aram, en zij stonden op tegende koning van Kus in wiens hand zij waren.2. Daarom toog koning Kikianus van Kus uit met alde kinderen van Kus, een volk zo talrijk als hetzand, en hij trok ten strijde tegen Aram en dekinderen van het Oosten, om hen te onderwerpen.3. Toen Kikianus uittrok, liet hij Bileam de tove-naar met zijn twee zonen achter om de stad tebewaken en het mindere volk van het land.4. Aldus trok Kikianus op naar Aram en de kin-deren van het Oosten, en hij streed tegen hen enhij versloeg hen, en zij vielen allen gewond neervoor Kikianus en zijn mannen.5. En velen van hen nam hij gevangen en hijonderwierp hen zoals vroeger, en hij legerde zichop hun land om schatting van hen te nemen zoalsgebruikelijk was.6. Toen de koning van Kus de stad met de armender stad in bewaring had gegeven aan Bileam dezoon van Beor, stond deze op en overlegde methet volk van het land om in opstand te komentegen koning Kikianus, en hem niet de stad in telaten komen wanneer hij weer thuiskwam.7. De mensen van het land luisterden naar hem,en zij zwoeren hem en maakten hem koning overhen, en zijn twee zonen tot aanvoerders van hetleger.8. Aldus stonden zij op en verhoogden de muurvan de stad bij de twee hoeken, en zij bouwdeneen buitengewoon sterk gebouw.9. Bij de derde hoek groeven zij talloze kanalen,tussen de stad en de rivier die het gehele landKus omringde, en zij deden het water van derivier daar doorheen lopen.10. Bij de vierde hoek verzamelden zij tallozeslangen door hun betoveringen, en zij versterktende stad en woonden daarin, en niemand ging ervoor hen uit of in.11. Kikianus streed tegen Aram en de kinderenvan het Oosten en hij onderwierp hen zoals vroe-ger. Zij gaven hem hun gebruikelijke schatting,en hij ging heen en keerde terug naar zijn land.12. Toen koning Kikianus van Kus zijn stadnaderde en al de aanvoerders der strijdkrach-ten met hem, toen hieven zij hun ogen op en

zagen dat de muren van de stad opgebouwdwaren en behoorlijk verhoogd, en daaromwaren de mannen daarover verbaasd.13. Zij zeiden tot elkaar: Het is omdat zij zagendat wij getalmd hebben in de strijd en zeerbevreesd waren over ons, daarom hebben zijdit gedaan en de muren der stad verhoogd enversterkt zodat de koningen van Kanaän niettegen hen konden strijden.14. Aldus naderden de koning en de troepen destadspoort en zij keken op, en zie, al de poortender stad waren gesloten, en zij riepen tot deschildwachten, zeggende: Doe ons open opdatwij de stad kunnen binnentrekken.15. Maar de schildwachten weigerden om henopen te doen in opdracht van Bileam de tove-naar hun koning, en zij lieten hen de stad nietbinnentrekken.16. Aldus ontbrandde er een strijd tegenover destadspoort, en er vielen op die dag 130 manvan het leger van Kikianus.17. En de volgende dag streden zij verder en zijstreden aan de zijde der rivier, en zij probeer-den daar voorbij te komen maar slaagdendaarin niet, en daarbij zakten er sommigen inde putten en stierven.18. Daarom beval de koning hen bomen om tehakken en vlotten te maken waarop zij henkonden bereiken, en aldus deden zij.19. Toen zij ter plaatse van de kanalenkwamen, draaide het water rond door molens,en er verdronken 200 man op de vlotten.20. Op de derde dag kwamen zij strijden op deplaats waar de slangen waren, maar zij kondendaar niet naderen, en aldus werden er 170mannen van hen gedood door de slangen, en zijhielden op met de strijd tegen Kus, en zij bele-gerden Kus negen jaren lang, en niemand koner uit of in.21. In die tijd dat de oorlog en het beleg tegenKus aan de gang waren, vluchtte Mozes uitEgypte van farao die hem zocht te doden,omdat hij de Egyptenaar doodgeslagen had.22. Mozes was achttien jaren oud toen hij uitEgypte vluchtte van voor farao's aangezicht, enhij vluchtte en ontsnapte naar het leger vanKikianus die toen Kus belegerde.

Page 134: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 134

23. Mozes was negen jaren in het leger van ko-ning Kikianus van Kus, al de tijd dat zij Kus be-legerden, en Mozes was uit en ingaande met hen.24. De koning en de prinsen en al de strijdendemannen waren zeer op Mozes gesteld, want hijwas groot en achtenswaardig, zijn gestalte was alsdie van een edele leeuw, zijn gelaat was als dezon, en zijn kracht was als die van een leeuw, enhij was 's konings raadgever.25. En ten einde van negen jaren werd Kikianusovervallen door een dodelijke ziekte, en zijnziekte had de overhand over hem, en hij stierf opde zevende dag.26. En dus balsemden zijn dienaren hem enbegroeven hem tegenover de stadspoort in derichting van het Noorden naar het land Egypte.27. Zij bouwden boven hem een sierlijk en sterken hoog gebouw, en zij plaatsten er grote stenenonderaan.28. En 's konings schrijvers graveerden op diestenen al de macht van koning Kikianus en al zijnveldslagen die hij had geleverd; zie, die zijn ergeschreven tot op deze dag.29. Na de dood van Kikianus van Kus speet hetde mannen enorm vanwege de oorlog en hetverlies van troepen.30. Daarom zeiden zij tot elkaar: Geef ons raadwat wij thans moeten doen, omdat wij negenjaren lang in de wildernis verbleven weg van onzehuizen.31. Indien wij zeggen dat wij willen strijden tegende stad dan zullen er velen van ons gewond ofgedood worden, en indien wij de stad blijvenbelegeren dan zullen wij even eens sterven.32. Want thans zullen al de koningen van Aramen van de kinderen van het Oosten horen datonze koning dood is, en zij zullen ons plotselingen op een vijandige manier aanvallen, en zij

zullen tegen ons strijden en niemand van onsoverlaten.33. Laat ons daarom een koning over onsuitroepen, en laat ons doorgaan met het belegtotdat de stad aan ons wordt overgegeven.34. Op die dag wilden zij als koning iemandkiezen uit het leger van Kikianus, en zij vondenniemand anders beter dan Mozes om over hente regeren.35. Zij haastten zich en ieder trok zijn klerenuit en wierp die op de grond, en zij maakten ereen grote hoop van en stelden Mozes daarop.36. Zij stonden op en bliezen op trompetten enriepen voor hem en zeiden: Leve de koning,leve de koning!37. Het volk en de edelen zwoeren hem engaven hem tot vrouw koningin Adonia, deKusietische vrouw van Kikianus, en zij maak-ten Mozes koning over hen op die dag.38. Alle mensen van Kus maakten op die dagbekend, zeggende: Iedere man moet iets vanwat hij bezit aan Mozes geven.39. En zij spreidden een laken uit op de hoop,en iedere man wierp daarin iets van wat hijhad, de één een gouden oorring en de andereen geldstuk.40. Ook sardonyxstenen, bdellium, parels enmarmer wierpen de kinderen van Kus voorMozes op de hoop, ook zilver en goud in grotehoeveelheden.41. Mozes nam al het zilver en goud, al devaten, en de bdellium en sardonyxstenen die dekinderen van Kus hem hadden gegeven, en hijstelde die bij zijn kostbaarheden.42. En Mozes regeerde over de kinderen vanKus op die dag, in de plaats van koningKikianus van Kus.

Hoofdstuk 7373:1. In het 45e regeringsjaar van farao, koning vanEgypte, dat is in het 157e jaar sinds het vertrek derIsraëlieten naar Egypte, toen regeerde Mozes inKus.2. Mozes was 27 jaren oud toen hij begon te rege-ren over Kus, en hij regeerde veertig jaren.3. En de Heer schonk Mozes vriendelijkheid engenade in de ogen van al de kinderen van Kus, ende kinderen van Kus waren buitengewoon ophem gesteld, zodat Mozes geacht werd door deHeer en door mensen.4. Op de zevende dag van zijn regering, toen ver-zamelden zich al de kinderen van Kus en kwamenvoor Mozes en bogen voor hem neer op de grond.5. En al de kinderen spraken tezamen in tegen-woordigheid des konings, zeggende: Geef onsraad opdat wij mogen zien wat er met de stadmoet worden gedaan.6. Want wij belegeren de stad nu al negen jaren,en hebben onze kinderen en vrouwen niet gezien.

7. Daarom antwoordde de koning hen, zeg-gende: Indien u naar mijn stem wilt luisterenin alles wat ik u beveel, dan zal de Heer de stadin onze handen geven en zullen wij haaronderwerpen.8. Want als wij met hen strijden zoals in devorige slag die wij tegen hen streden voor dedood van Kikianus, dan zullen er velen van onsgewond raken zoals vroeger.9. Daarom nu, zie hier is een raad voor u indeze zaak; indien u naar mijn stem wilt luis-teren, dan zal de stad in onze handen vallen.10. Daarom antwoordden al de strijdkrachtende koning, zeggende: Al wat onze heer bevelenzal, dat zullen wij doen.11. Mozes zei tot hen: Ga in het leger rond enmaak een ieder bekend zeggende:12. Aldus zegt de koning: Ga het bos in, en laatiedere man een jonge ooievaar in zijn handmeenemen.

Page 135: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 135

13. Indien enig iemand het woord des koningsovertreedt, die geen jonge ooievaar meeneemt,dan zal hij sterven, en de koning zal alles nemenwat hem toebehoort.14. Wanneer u die meebrengt, zullen zij aan uwzorgen zijn toevertrouwd, u zult voor hen zorgentotdat zij groot geworden zijn, en u zult hen lerenom zich ergens op te werpen, zoals men metjonge valken doet.15. Aldus hoorden al de kinderen van Kus dewoorden van Mozes, en zij stonden op en dedenin het gehele leger bekendmaken, zeggende:16. Tot u, alle kinderen van Kus, het is 's koningsbevel dat u allen tezamen naar het bos gaat endaar de jonge ooievaars vangt. Een ieder neemteen jonge ooievaar in zijn zijn hand, en u zult diethuis brengen.17. Elk persoon die het bevel des konings schendtzal sterven, en de koning zal alles nemen wat hemtoebehoort.18. En al de mensen deden aldus, en zij gingennaar het bos en zij klommen in de bomen eniedere man ving een jonge ooievaar in zijn hand,al de jongen van de ooievaars, en zij brachten henin de wildernis en zij zorgden voor hen op hetbevel des konings, en zij leerden hen om zichergens op te werpen zoals jonge valken.19. Nadat de jonge ooievaars waren grootge-bracht, beval de koning hen om ze drie dagen telaten hongeren en al de mensen deden aldus.20. Op de derde dag zei de koning tot hen:Versterk uzelf en wees moedige mannen, en laatiedere man zijn wapenrusting aantrekken en zijnzwaard aangorden, en elke man zijn paardberijden en zijn jonge ooievaar in zijn handnemen.21. Wij zullen opstaan en tegen de stad strijdenter plaatse van de slangen. En al de mensendeden zoals de koning had bevolen.22. Iedere man droeg zijn jong op zijn hand, enzij togen uit, en toen zij kwamen ter plaatse vande slangen, zei de koning tot hen: Laat iedereman zijn jonge ooievaar zich op de slangenwerpen.23. Iedere man liet zijn jonge ooievaar los op 'skonings bevel, en de jonge ooievaars wierpen zichop de slangen, en zij verslonden hen allen enverdelgden hen op die plaats.24. Toen de koning en het volk hadden gezien datal de slangen waren verdelgd op die plaats, klonker uit het volk een luid gejuich.25. Zij naderden en streden tegen de stad ennamen haar en onderwierpen haar, en zij gingende stad binnen.26. En er stierven op die dag 1100 man dermensen van de stad, allen wonend in de stad,maar van de belegeraars stierf er niemand.27. Aldus ging een iegelijk der kinderen van Kusnaar zijn huis, naar zijn vrouw en kinderen enallen die hem toebehoorden.

28. Toen Bileam de tovenaar zag dat de stadgenomen was, opende hij de poorten. Hij enzijn twee zonen en acht broeders vluchtten enkeerden naar Egypte naar farao koning vanEgypte.29. Zij zijn de tovenaars en huichelaars dieworden genoemd in het boek der wet, staandetegenover Mozes toen de Heer de plagen overEgypte bracht.30. Aldus nam Mozes de stad door zijn wijs-heid, en de kinderen van Kus plaatsten hem opde troon in de plaats van koning Kikianus vanKus.31. Zij zetten hem de koninklijke kroon op zijnhoofd, en zij gaven hem tot vrouw de Kusie-tische koningin Adonia, de vrouw vanKikianus.32. Mozes vreesde de Heer God zijner vaderen,zodat hij niet tot haar inging, noch zijn ogen ophaar vestigde.33. Want Mozes herinnerde zich dat Abrahamzijn dienaar Eliëzer liet zweren, tot hem zeg-gende: U zult geen vrouw nemen uit de doch-ters van Kanaän voor mijn zoon Isaäk.34. En ook wat Isaäk deed toen Jakob vluchttevoor zijn broeder en hij hem beval, zeggende: Uzult geen vrouw nemen uit de dochters vanKanaän, noch een verbond sluiten met iemandder kinderen van Cham.35. Want de Heer onze God gafCham de zoonvan Noach, en zijn kinderen en al zijn zaad, alsslaven aan de kinderen van Sem en aan dekinderen van Jafet, en aan hun zaad na hen alsslaven, voor altijd. (De vloek vanwege de dief-stal van de kleding van Adam uit de ark).36. Daarom vestigde Mozes noch zijn hart,noch zijn ogen op de vrouw van Kikianus, al dedagen dat hij regeerde over Kus.37. Mozes vreesde de Heer zijn God gedurendezijn gehele leven. Hij wandelde met hart en zielin waarheid voor de Heer en hij keerde zichniet af van de rechte weg al de dagen zijnslevens; hij week niet af hetzij naar rechts ofnaar links van de weg waarin Abraham, Isaäken Jakob hadden gewandeld.38. Mozes versterkte zichzelf in het koninkrijkder kinderen van Kus, en hij leidde de kinderenvan Kus met zijn gebruikelijke wijsheid, enMozes was voorspoedig in zijn koninkrijk.39. Toen Aram en de kinderen van het Oostenhoorden dat koning Kikianus van Kus gestor-ven was, kwamen Aram en de kinderen van hetOosten in opstand tegen Kus in die dagen.40. Mozes verzamelde al de kinderen van Kus,een zeer machtig volk, ongeveer30.000 man, en hij toog uit om te strijdentegen Aram en de kinderen van het Oosten.41. Zij togen eerst naar de kinderen van hetOosten, en toen de kinderen van het Oosten dithoorden, trokken zij hen tegemoet, en raakten

Page 136: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 136

slaags met hen.42. De oorlog was meedogenloos voor dekinderen van het Oosten, en aldus gaf de Heeral de kinderen van het Oosten in de hand vanMozes, en ongeveer 300 man sneuvelden er.43. Alle kinderen van het Oosten keerden zich omen trokken zich terug, en Mozes en de kinderenvan Kus achtervolgden hen en onderwierpen henen legden hen een schatting op zoals hungewoonte was.44. Aldus trokken Mozes en al de mensen vanhem vandaar verder ten strijde tegen het landvan Aram.45. Het volk van Aram trok hen ook tegemoet,

en zij streden tegen hen, en de Heer leverdehen uit in de hand van Mozes, en velen dermannen van Aram raakten gewond.46. Ook Aram werd onderworpen door Mozesen het volk van Kus, en gaf eveneens zijngebruikelijke schatting.47. Mozes bracht Aram en de kinderen van hetOosten tot onderwerping aan de kinderen vanKus, en Mozes en al de mannen die bij hemwaren keerden terug naar het land van Kus.48. Mozes versterkte zichzelf in het koninkrijkder kinderen van Kus, en de Heer was methem, en al de kinderen van Kus warenbevreesd voor hem.

Hoofdstuk 7474:1. Ten einde van jaren stierf koning Saul vanEdom, en Baäl-Chanan de zoon van Achborregeerde in zijn plaats.2. In het 16e jaar der regering van Mozes overKus, begon Baäl-Chanan de zoon van Achbor 34jaren te regeren in het land Edom over al dekinderen van Edom.3. In zijn dagen kwam Moab in opstand tegen demacht van Edom, dat toen in de macht van Edomwas geweest sinds de dagen van Hadad de zoonvan Bedad die hen en Midian versloeg en dieMoab tot onderwerping aan Edom bracht.4. Toen Baäl-Chanan de zoon van Achbor overEdom regeerde, trokken al de kinderen van Moabhun eed van trouw aan Edom in.5. Koning Angeas van Afrika stierf in die dagen,en zijn zoon Hasdrubal regeerde in zijn plaats.6. In die dagen stierf koning Janeas der kinderenvan Kittim, en zij begroeven hem in zijn tempeldie hij voor zichzelf als verblijf had gebouwd inde vlakte van Canopia, en Latinus regeerde in zijnplaats.7. In het 22e jaar der regering van Mozes over dekinderen van Kus, begon Latinus 45 jaren teregeren over de kinderen van Kittim.8. Ook hij bouwde voor zichzelf een grote enmachtige toren, en hij bouwde daarbij een sier-lijke tempel als verblijf om zijn regering tevoeren, zoals gebruikelijk was.9. In het derde jaar zijner regering deed hij eenbekendmaking aan al zijn geschoolde mannen dievele schepen voor hem bouwden.10. Latinus verzamelde al zijn strijdkrachten, enzij kwamen met schepen, en gingen daarin tenstrijde tegen Hasdrubal zoon van Angeas en ko-ning van Afrika, en zij kwamen in Afrika en raak-ten slaags met Hasdrubal en zijn leger.11. Latinus zegevierde over Hasdrubal, en Latinusnam van Hasdrubal het aquaduct dat zijn vaderhad gehaald bij de kinderen van Kittim, toen hijJania de dochter van Uzi als vrouw nam. Alduswierp Latinus de brug van het aquaduct omver enbracht het gehele leger van Hasdrubal een zwareslag toe.

12. De overgebleven sterke mannen vanHasdrubal versterkten zichzelf, en hun hartenwaren vervuld van haat, en zij speelden methun leven en raakten weer slaags met koningLatinus van Kittim.13. En de strijd was meedogenloos voor al demannen van Afrika, en zij raakten allengewond door Latinus en zijn volk, en de koningHasdrubal viel ook in die slag.14. De koning Hasdrubal had een zeer schonedochter wier naam was Ushpezena, en al demannen van Afrika hadden haar gelijkenis ophun kleding geborduurd vanwege haar groteschoonheid en mooie verschijning.15. De mannen van Latinus zagen Ushpezena,de dochter van Hasdrubal, en prezen haar aanbij hun koning Latinus.16. Latinus liet haar tot hem brengen, enLatinus nam Ushpezena tot vrouw, en hijkeerde terug op zijn weg naar Kittim.17. Het was na de dood van Hasdrubal, zoonvan Angeas, toen Latinus uit de strijd wasteruggekeerd naar zijn land, dat al de inwonersvan Afrika opstonden en Hannibal de zoon vanAngeas de jongste broeder van Hasdrubal, na-men en hem koning maakten in de plaats vanzijn broeder over het gehele land van Afrika.18. Toen hij regeerde, besloot hij naar Kittim tegaan om te strijden met de kinderen van Kit-tim, om de zaak van zijn broeder Hasdrubal tewreken, en de zaak van de inwoners van Afrika,en hij deed aldus.19. Hij maakte vele schepen, en hij kwamdaarin met zijn gehele leger, en hij toog naarKittim.20. Aldus streed Hannibal met de kinderenvan Kittim, en de kinderen van Kittim vielengewond neer voor Hannibal en zijn leger, enHannibal wreekte toen de zaak van zijnbroeder.21. Hannibal zette de oorlog met de kinderenvan Kittim achttien jaren voort, en Hannibalwoonde in het land Kittim waar hij zichgedurende een lange tijd legerde.

Page 137: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 137

22. Hannibal sloeg de kinderen van Kittim zeermeedogenloos. Ook sloeg hij hun grote mannenen prinsen, en van de rest van het volk ongeveer80.000 man.

23. En ten einde van dagen en jaren, keerdeHannibal terug naar zijn land Afrika en hijregeerde met vaste hand in de plaats van zijnbroeder Hasdrubal.

Hoofdstuk 7575:1. In die tijd, in het 180e jaar sinds het vertrekder Israëlieten naar Egypte, togen er 30.000moedige mannen uit de kinderen Israëls, allen uitde stam van Efraïm de zoon van Jozef, te voet uitEgypte.2. Want zij zeiden dat de tijd om was die de Heerhad gesteld voor de kinderen Israëls in vroegeretijden, en die Hij Abraham had aangekondigd.3. Deze mannen ru~tten zich uit, en iedere mangordde zijn zwaard aan zijn zijde, en iedere manzijn bewapening, en zij vertrouwden op hunkracht, en zij togen tezamen uit Egypte met eenmachtige hand.4. Maar zij namen geen proviand mee vooronderweg, slechts zilver en goud, zelfs geenbrood voor die dag namen zij in hun handen mee,want zij meenden hun proviand tegen betaling tekunnen krijgen van de Filistijnen, en indien nietdan zouden zij het met geweld nemen.5. Deze mannen waren machtige en moedigemannen, één man kon er duizend vervolgen entwee konden er 10.000 totaal verslaan, en dusvertrouwden zij op hun kracht en gingen tezamenzoals zij waren.6. Zij richtten hun koers naar het land van Gath,en zij gingen daarheen en troffen de herders vanGath aan met het weiden van het vee der kin-deren van Gath.7. Zij zeiden tot de herders: Geef ons enige derschapen tegen betaling, opdat wij kunnen eten,want wij hebben honger, want wij hebben van-daag geen brood gegeten.8. De herders zeiden: Zijn zij onze schapen of veedat wij ze aan u zouden geven, al was het tegenbetaling? Daarom naderden de kinderen vanEfraïm om ze met geweld te nemen.9. De herders van Gath schreeuwden tegen henzodat hun geschreeuw op een afstand werd ge-hoord, en daarom togen al de kinderen van Gathtegen hen uit.10. Toen de kinderen van Gath de slechte hande-lingen zagen der kinderen van Efraïm, keerdenzij terug en verzamelden de mannen van Gath, eniedere man van hen bewapende zich, en zijkwamen naar voren om te strijden met dekinderen van Efraïm.

11. Zij raakten slaags met hen in het dal vanGath, en de strijd was meedogenloos, en zijversloegen er van elkaar een groot aantal opdie dag.12. Op de tweede dag boodschapten de kinde-ren van Gath aan al de steden der Filistijnenopdat zij hen te hulp zouden komen, zeggende:13. Kom tot ons en help ons, opdat wij de kin-deren van Efraïm kunnen verslaan die uitEgypte zijn gekomen om ons vee te nemen, enom zonder reden tegen ons te strijden.14. Nu waren de zielen der kinderen vanEfraïm uitgeput van honger en dorst, want zijhadden in drie dagen geen brood gegeten. En40.000 mannen togen er uit de steden derFilistijnen de mannen van Gath te hulp.15. Deze mannen waren slaags met de kinderenvan Efraïm, en de Heer leverde de kinderenvan Efraïm uit in de handen der Filistijnen.16. Zij doodden al de kinderen, van Efraïm,allen die uit Egypte waren getogen, niemandbleef er over dan tien mannen die weggerendwaren uit de strijd.17. Want dit onheil was vanwege de Heer tegende kinderen van Efraïm, want zij zondigdentegen het woord des Heren door uit Egypte tetrekken voordat de tijd was aangebroken die deHeer in vroegere dagen voor Israël had gesteld.18. Ook van de Filistijnen vielen er een grootaantal, ongeveer 20.000 mannen, en hunbroederen droegen hen (weg) en begroevenhen in hun steden.19. Ook de verslagenen der kinderen vanEfraïm bleven verlaten (liggen) in het dal vanGath gedurende vele dagen en jaren, en werdenniet begraven, en het dal werd vervuld vanmenselijke beenderen.20. De mannen die uit de strijd waren ont-snapt, kwamen in Egypte (terug), en verteldenal de kinderen Israëls alles wat hen was over-komen.21 Hun vader Efraïm rouwde vele dagen overhen, en zijn broederen kwamen om hem tetroosten. En hij ging in tot zijn huisvrouwen zijbaarde een zoon. Hij noemde hem Beria,omdat zij ongelukkig was in zijn huis.

Hoofdstuk 7676:1. Mozes de zoon van Amram was nog in hetland van Kus in die dagen, en hij was voorspoedigin zijn koninkrijk, en hij leidde de regering van dekinderen van Kus in rechtvaardigheid, in recht-schapenheid en in eerlijkheid.2. Alle kinderen van Kus beminden Mozes al de

dagen dat hij over hen regeerde, en al de inwo-ners van het land van Kus waren zeer bevreesdvoor hem.3. In het veertigste jaar der regering van Mozesover Kus, zat Mozes op de koninklijke troonterwijl Adonia de koningin voor hem zat, en al

Page 138: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 138

de edelen zaten om hem heen.4. Adonia de koningin zei voor de koning en deprinsen: Wat is deze zaak die u, de kinderen vanKus, hebt gedaan gedurende deze lange tijd?5. U weet zeer zeker dat deze man gedurende deveertig jaren dat hij over Kus heeft geregeerd,niet tot mij is gekomen, noch de goden derkinderen van Kus heeft gediend.6. Daarom nu, hoort u kinderen van Kus, en laatdeze man niet langer over u regeren omdat hijniet van ons vlees is.7. Zie mijn zoon Menacrus is opgegroeid, laathem over u regeren, want het is beter voor u omde zoon van uw heer te dienen dan eenvreemdeling, een slaaf van de koning van Egypte.8. De mensen en edelen der kinderen van Kushoorden de woorden die Adonia de koningin tothun had gesproken.9. Alle mensen bereidden zich voor tot de avond,en 's morgens stonden zij vroeg op en maaktenMenacrus zoon van Kikianus koning over hen.10. De kinderen van Kus waren bevreesd om hunhanden uit te steken naar Mozes, want de Heerwas met Mozes, en de kinderen van Kus herin-nerden zich de eed die zij Mozes haddengezworen, en daarom deden zij hem geen kwaad.11. Maar de kinderen van Kus gaven Mozes velegeschenken, en stuurden hem van hen weg metgrote eer.12. Aldus ging Mozes weg uit het land van Kus, enhij ging naar huis (?) en hield op met te regerenover Kus, en Mozes was 66 jaren oud toen hij uithet land Kus vertrok, want dit was vanwege deHeer, want de tijd was aangebroken die Hij invroeger dagen had gesteld, om Israël uit dekwelling der kinderen van Cham te voeren.13. Aldus ging Mozes naar Midian, want hij wasbang om naar Egypte terug te keren vanwegefarao, en hij ging en zat bij een waterput inMidiam.14. De zeven dochters van Reuel de Midianietgingen uit om hun vaders kudde te weiden.15. Zij kwamen bij de waterput en haalden waterop voor hun vader's kudde.16. De herders van Midian kwamen en verdrevenhen, en Mozes stond op en hielp hen en drenktede kudde.17. Zij kwamen thuis bij hun vader Reuel envertelden hem wat Mozes voor hen deed.18. En zij zeiden: een Egyptisch man heeft onsverlost uit de hand der herders, r hij putte watervoor ons en drenkte de kudde.19. Reuel zei tot zijn dochters: En waar is hij?Waarom liet u de man gaan?20. Reuel liet hem halen en bracht hem thuis, enhij at brood met hem.21. Mozes verhaalde Reuel dat hij gevlucht wasuit Egypte en dat hij veertig jaren over Kusgeregeerd had, en dat zij hem daarna de regeringhadden afgenomen, en hem in vrede hadden

laten gaan met eer en met geschenken.22. Toen Reuel de woorden van Mozes hadgehoord, zei hij tot zichzelf: Ik zal deze man inhet gevangenhuis stellen, waardoor ik dekinderen van Kus gunstig zal stemmen want hijis bij hen weggevlucht.23. Zij namen hem en stelden hem in het ge-vangenhuis, en Mozes was tien jaren in hetgevangenhuis, en terwijl Mozes in hetgevangenhuis zat, had Zippora de dochter vanReuel medelijden met hem, en voorzag hem aldie tijd van brood en water.24. Alle kinderen Israëls waren nog in het landEgypte en dienden de Egyptenaren met allerleizwaar werk, en de hand van Egypte bleef zwaarvoor de kinderen Israëls in die dagen.25. In die tijd sloeg de Heer farao, koning vanEgypte, en Hij kwelde hem met de kwaal dermelaatsheid vanaf zijn voetzool tot de kruinvan zijn hoofd; deze kwaal was vanwege deHeer op farao, koning van Egypte, wegens dewrede behandeling der kinderen Israëls in dietijd.26. Want de Heer had geluisterd naar hetgebed van Zijn volk der kinderen Israëls, enhun geschreeuw vanwege hun zware arbeidbereikte Hem.27. Toch week Zijn wrevel niet van hen, en dehand van farao was nog uitgestrekt tegen dekinderen Israëls, en farao verhardde zijn hartjegens de Heer en hij verzwaarde zijn juk op dekinderen Israëls, en verbitterde hun leven metallerlei zwaar werk.28. Toen de Heer de kwaal had opgelegd opfarao, koning van Egypte, vroeg hij zijn wijzemannen en tovenaars om hem te genezen.29. Zijn wijze mannen en tovenaars zeiden tothem dat hij zou worden genezen indien hetbloed van kleine kinderen in de wonden zouworden gedaan.30. Farao luisterde naar hen, en stuurde zijndienaren naar Gosen naar de kinderen Israëlsom hun kleine kinderen te nemen.31. Farao's dienaren gingen en namen de zui-gelingen der kinderen Israëls met geweld vande boezems hunner moeders, en zij brachtenhen dagelijks naar farao, een kind per dag, ende geneesheren doodden hen en gebruiktenhen tegen de kwaal; aldus deden zij al dedagen.32. Het aantal kinderen dat farao doodde was375.33. Maar de Heer luisterde niet naar de genees-heren van de koning van Egypte, en de kwaalwerd steeds erger.34. Farao werd tien jaren lang gekweld doordie kwaal, en toch werd het hart van faraosteeds meer verhard tegen de kinderen Israëls.35. Ten einde van tien jaren ging de Heerverder om farao te kwellen met vernietigende

Page 139: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 139

kwalen.36. De Heer sloeg hem met een kwaadaardiggezwel en met een maagkwaal, en die kwaalontwikkelde zich tot een ernstige maagzweer.37. In die tijd kwamen de twee dienaren vanfarao uit het land Gosen waar al de kinderenIsraëls woonden, en gingen naar het huis vanfarao en zeiden tot hem: Wij hebben gezien datde kinderen Israëls de lijn trekken en hun werkverwaarlozen.38. Toen farao de woorden hoorde van zijn die-naren werd zijn woede tot het uiterste gewekttegen de kinderen Israëls, want hij werd zwaargekweld door zijn lichamelijke pijnen.zij zich af en bespotten mij. Span daarom mijnwagen voor mij in, en ik zal mij keren tot Gosenen de spot zien der kinderen Israëls waarmee zijmij uitlachen. En dus spanden zijn dienaren dewagen voor hem in.40. Zij namen hem en deden hem rijden op eenpaard, want hij was niet in staat om zelf te rijden.41. Hij nam tien ruiters en tien voetknechten metzich mee, en hij ging naar de kinderen Israëls inGosen.42. Toen zij aan de grens van Egypte warengekomen, passeerde 's konings paard een smalverhoogd gedeelte van een wijngaard, aan beldezIjden omhemd, met het lage vlakke land aan deandere zijde (?).43. De paarden draafden snel op die plaats enverdrongen elkaar, en de andere paarden ver-drongen 's konings paard.44. Het paard van de koning viel in het vlakkeland terwijl hij erop reed, en toen hij viel ging dewagen over het gezicht van de koning en hetpaard lag bovenop de koning ende koningschreeuwde het uit, want zijn vlees was zeergevoelig.45. Het vlees van de koning werd van hem weg-gerukt, en Zijn benen waren gebroken en hij konniet rijden, want deze zaak was vanwege de Heerjegens hem, want de Heer had het geschreeuwgehoord van Zijn volk der kinderen Israëls enhun kwelling.46. Zijn dienaren droegen hem op hun schou-ders, langzaam aan, en zij brachten hem terugnaar Egypte, en de ruiters die bij hem waren,kwamen ook terug in Egypte.47. Zij legden hem in zijn bed, en de koning wistdat zijn einde was gekomen om te sterven, en duskwam Alparanit de koningin en huilde voor dekoning, en de koning weende een groot geweenmet haar.

48. Al zijn edelen en dienaren kwamen op diedag en zagen de koning in die kwelling, enweenden een groot geween met hem.49. De prinsen van de koning en al zijnraadgevers gaven de koning de raad om in zijnplaats iemand te laten regeren in het land, wievan zijn zonen hij zou kiezen.50. De koning had drie zonen en twee dochtersdie Alparanit, de koningin zijn vrouw, hem haddoen geboren worden, behalve 's koningskinderen van bijvrouwen.51. Dezen waren hun namen: de eerstgeboreneOthri, de tweede Adikam en de derde Morion,en hun zusters van wie Bathia de oudste was ende andere Acuzi.52. Othri de eerstgeborene des konings was eenidioot, haastig en overijld in zijn woorden.53. Maar Adikam was een listige en wijze manen bekend met al de wijsheid van Egypte, maarlelijk van uiterlijk, dik van vlees en kort vangestalte; hij was een el lang.54. Toen de koning zijn zoon Adikam zag,verstandig en wijs in alle dingen, toen beslootde koning dat hij koning zou zijn in zijn plaatsna zijn dood.55. Hij nam voor hem als vrouw Geduda, doch-ter van Abilot, en zij was tien jaren oud, en zijbaarde hem vier zonen.56. Hij ging daarna en nam drie vrouwen enverwekte acht zonen en drie dochters.57. De ziekte had grotelijks de overhand overde koning, en zijn vlees stonk gelijk het vleesvan een lijk dat in de zomer op het veld wordtgeworpen, in de hitte van de zon.58. Toen de koning zag dat zijn ziekte steedsernstiger werd, beval hij dat zijn zoon Adikamtot hem zou worden gebracht, en zij maaktenhem koning van het land in zijn plaats.59. Ten einde van drie jaren stierf de koning, inschaamte, schande en afkeer, en zijn dienarendroegen hem (weg) en begroeven hem in hetgraf der koningen van Egypte in Zoan Mizraïm.60. Maar zij balsemden hem niet zoalsgebruikelijk met koningen, want zijn vlees wasverrot, en zij konden hem niet naderen omhem te balsemen vanwege de stank, en dusbegroeven zij hem in grote haast.61. Want dit kwaad was vanwege de Heer tegenhem, want de Heer had hem kwaad voor kwaadvergolden, (het kwaad) dat hij in zijn dagenIsraël had aangedaan.62. Hij stierf in angst en schaamte, en zijn zoonAdikam regeerde in zijn plaats.

Hoofdstuk 7777:1. Adikam was twintig jaren oud toen hij overEgypte regeerde, en hij regeerde vier jaren.2. In het 206e jaar sinds de Israëlieten naarEgypte trokken, regeerde Adikam over Egypte,maar hij regeerde niet zo lang als zijn voorva-

deren over Egypte hadden geregeerd.3. Want zijn vader Melol regeerde 94 jaren inEgypte, maar hij was tien jaren ziek en stierf,want hij was goddeloos geweest voor de Heer.4. Alle Egyptenaren noemden Adikam farao

Page 140: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 140

gelijk zijn vaderen, zoals hun gewoonte was inEgypte.5. Alle wijze mannen van farao noemden AdikamAhuz, want kort is Ahuz in de Egyptische taal.6. Adikam was buitengewoon lelijk, en hij waseen el en een span en hij had een grote baard diereikte tot aan zijn voetzolen.7. Farao zat op de troon van zijn vader te regerenover Egypte, en hij leidde de regering van Egyptein zijn wijsheid.8. Toen hij regeerde, overtrof hij zijn vader en alde voorgaande koningen in goddeloosheid, en hijverzwaarde zijn juk voor de kinderen Israëls.9. Hij ging met zijn dienaren naar Gosen tot dekinderen Israëls, en hij vermeerderde de arbeidvoor hen en hij zei tot hen: Voltooi uw werk, ie-dere dagtaak, en laat uw handen niet verslappenin ons werk vanaf heden zoals u deed in de dagenvan mijn vader.10. Hij plaatste voormannen over hen uit de kin-deren Israëls, en boven deze 460 voormannenplaatste hij opzichters uit zijn dienaren.11. En hij bepaalde voor hen een hoeveelheidstenen die per dag moest worden gedaan, dag aandag, en hij keerde zich om en ging (terug) naarEgypte.12. In die tijd bevalen de opzichters de voorman-nen der kinderen Israëls overeenkomstig hetbevel van farao, zeggende:13. Aldus zegt farao: Doet uw werk iedere dag, enbeëindig uw taak, en houdt de dagelijkse hoeveel-heid stenen in de gaten; doe er niets aan af.14. Het zal geschieden dat, indien u nalatig zijt inuw dagelijkse (hoeveelheid) stenen, dat ik uwjonge kinderen in hun plaats zal stellen.15. De opzichters van farao deden aldus in diedagen zoals filrao hen had bevolen.16. Wanneer er iets tekort werd bevonden in dedagelijkse hoeveelheid stenen, dan gingen deopzichters van farao naar de vrouwen derkinderen Israëls en namen de zuigelingen derkinderen Israëls ten getale van het aantal teweinig (gebouwde) stenen, zij namen hen metgeweld van hun moeder's schoot, en zij stoptenhen in het gebouw in de plaats van de stenen.17. Terwijl hun vaders en moeders over henhuilden wanneer zij het geschrei van hunkinderen hoorden in de muur van het gebouw.18. De opzichters hadden de overhand overIsraël, zodat de Israëlieten hun kinderen in hetgebouw moesten stoppen, zodat een man zijnzoon in de muur stopte en hem met specie be-dekte terwijl zijn ogen over hem huilden en zijntranen vielen op zijn kind.19. De opzichters van Egypte deden aldus met dezuigelingen van Israël gedurende vele dagen, enniemand had medelijden met de zuigelingen derkinderen Israëls.20. Het aantal van al de kinderen die in hetgebouw werden gedood was 270, op sommigen

van wie er gebouwd was in de plaats van destenen die hun vaders te weinig hadden ge-bouwd, en sommigen die dood uit het gebouwwaren gehaald.21. De arbeid die de kinderen Israëls werdopgelegd in de dagen van Adikam overtrof inhardheid die welke zij volbrachten in de dagenvan zijn vader.22. De kinderen Israëls zuchtten iedere dagvanwege hun zware arbeid, want zij hadden totzichzelf gezegd: Zie wanneer farao sterft danzal zijn zoon opstaan en ons werk verlichten.23. Maar hij vermeerderde de latere arbeidmeer dan de vroegere, en de kinderen Israëlszuchtten hierover en hun geschreeuw steeg optot God vanwege hun arbeid.24. God hoorde de stem der kinderen Israëls enhun geschreeuw in die dagen, en God gedachtaan Zijn verbond dat Hij had gesloten metAbraham, Isaäk en Jakob.25. God zag de lasten der kinderen Israëls, enhun zware werk in die dagen, en Hij besloot omhen te verlossen.26. Mozes de zoon van Amram was in diedagen nog opgesloten in de kerker, in het huisvan Reuel de Midianiet, en Zippora de dochtervan Reuel voorzag hem dag aan dag stilletjesvan voedsel.27. Mozes was tien jaren opgesloten in dekerker in het huis van Reuel.28. Ten einde van tien jaren, welk het eerstejaar der regering van farao (Adikam) was overEgypte, in opvolging van zijn vader (Melol).29. Zippora zei tot haar vader Reuel: Niemandvraagt of zoekt naar de Hebreeuwse man die unu tien jaren vasthoudt in de gevangenis.30. Daarom nu, indien het goed schijnt in uwogen, laat ons gaan zien of hij nog leeft ofwellicht dood is, maar haar vader wist niet datzij hem had onderhouden.31. Haar vader Reuel antwoordde en zei tothaar: Is er ooit zo iets geschied dat een mantien jaren (lang) zonder voedsel in de gevange-nis zou kunnen zijn opgesloten, en dat hij zouleven?32. Zippora antwoordde haar vader, zeggende:U hebt zeker gehoord dat de God der Hebree-ërs groot is en ontzagwekkend, en altijd won-deren voor hen doet.33. Hij was het die Abraham verloste uit Ur derChaldeeën, (vurige oven) en Isaäk van hetzwaard van zijn vader, en Jakob van de engeldes Heren die met hem worstelde bij de beekJabbok.34. Ook met deze man heeft Hij vele dingengedaan, Hij redde hem uit de rivier in Egypteen van het zwaard van farao, en uit de (handder) kinderen van Kus, en dus kan Hij hem ookredden van de hongerdood en hem laten leven.35. Dit scheen goed in het oog van Reuel, en hij

Page 141: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 141

deed overeenkomstig het woord van zijndochter, en hij ging naar de kerker om te wetente komen wat er van Mozes was geworden.36. Hij keek, en zie, de man Mozes leefde in dekerker, en stond op zijn voeten, lovende enbiddende tot de God zijner vaderen.37. Reuel beval dat Mozes uit de kerker moestworden gehaald, en dus schoren zij hem en hijverwisselde zijn gevangeniskleding en at brood.38. Daarna ging Mozes in de tuin van Reuelachter het huis, en daar bad hij tot de Heer zijnGod, die machtige wonderen voor hem hadgedaan.39. Toen hij daar bad, zag hij dat er tegenoverhem een staf van saffier in de grond was ge-plaatst, die in het midden van de tuin wasgeplant.40. Hij liep naar de staf toe, en zie, de naam vande Heer God der legerscharen (Jahweh) was eropgegraveerd, geschreven en onthuld op de staf.41. Hij las het en strekte zijn hand uit en hijplukte hem (de staf) gelijk een tak uit het struik-gewas, en de staf was in zijn handen.42. Dit was de staf waarmee al de werken vanonze God waren verricht, nadat Hij hemel enaarde had geschapen, en al hun legers, zeeën,rivieren en al hun vissen.43. Toen God Adam had verdreven uit de hof vanEden nam hij (Adam) de staf in zijn hand en gingde grond bewerken waaruit hij was genomen.

44. En de staf kwam terecht bij Noach en werdaan Sem gegeven en zijn nakomelingen, totdathij in de hand kwam van de HebreeërAbraham.45. Abraham heeft alles wat hij had aan zijnzoon Isaäk had gegeven. Ook de staf gaf hijhem.46. Toen Jakob naar Paddan-Aram vluchttenam hij de staf in zijn hand. Bij terugkeer naarzijn vader had hij die niet achtergelaten.47. Toen hij naar Egypte vertrok nam hij hemin zijn hand en gaf hem aan Jozef, als eenerfdeel boven die van zijn broeders, wantJakob had hem met geweld genomen van zijnbroeder Esau.48. Na de dood van Jozef, toen kwamen deedelen van Egypte in Jozefs huis, en de stafkwam in de hand van Reuel de Midianiet. Toenhij Egypte verliet nam hij hem in zijn hand enplantte hem in zijn tuin.49. Alle machtige mannen der Kenietenprobeerden hem te pakken wanneer zij zijndochter Zippora probeerden te verkrijgen,maar daarin slaagden ze niet.50. Zo bleef die staf geplant in de tuin vanReuel, totdat hij kwam die er recht op had enhem nam.51. Toen Reuel de staf in de hand van Mozeszag verwonderde hij zich, en hij gaf hem de stafen zijn dochter Zippora tot vrouw.

Hoofdstuk 7878:1. In die tijd stierf Baäl-Chanan zoon vanAchbor, koning van Edom. Hij werd begraven inzijn huis in het land Edom.2. Na zijn dood zochten de kinderen van Esau inhet land Edom, en namen vandaar een man diein Edom woonde met de naam Hadar, en zijmaakten hem koning over hen in de plaats vanhun koning Baäl-Chanan.3. Hadar regeerde 48 jaren over de kinderen vanEdom.4. Toen hij regeerde, besloot hij te strijden tegende kinderen van Moab, om hen (weer) onder demacht te brengen der kinderen van Esau zoalsvroeger, maar hij was er niet toe in staat omdatde kinderen van Moab dit hoorden, en zij ston-den op en kozen snel een koning over hen uit hunbroederen.5. Daarna verzamelden zij een groot aantal men-sen, en boodschapten hun broederen de kinderenvan Ammon om hulp om te strijden tegen koningHadar van Edom.6. Hadar hoorde wat de kinderen van Moab had-den gedaan, en was zeer bevreesd voor hen enonthield er zich van om tegen hen te (gaan)strijden.7. In die tijd nam Mozes, de zoon van Amram, inMidian tot vrouw Zippora, de dochter van deMidianiet Reuel.

8. Zippora wandelde in de wegen der dochtersJakobs. Zij was niet minder rechtschapen danSara, Rebekka, Rachel en Lea.9. Zippora werd zwanger en baarde een zoonen Mozes noemde hem Gersom, want hij zei: Ikwas een vreemdeling in een vreemd land. Maarhij besneed zijn voorhuid niet vanwege hetgebod van zijn schoonvader Reuel.10. Zij werd weer zwanger en baarde een zoon,maar zijn voorhuid werd wel besneden. Mozesnoemde hem Eliëzer want hij zei: Omdat deGod mijns vaders mijn hulp was, en mij verlos-te van farao's zwaard.11. Farao koning van Egypte vermeerderde indie dagen grotelijks de arbeid voor de kinderenIsraëls, en ging voort met het steeds zwaardermaken van zijn juk voor de kinderen Israëls.12. Hij liet in Egypte bekendmaken, zeggende:Geefvoortaan geen stro meer aan deze liedenom er stenen mee te maken, laat hen zelf strogaan verzamelen waar zij het kunnen vinden.13. Het aantal stenen dat zij moeten maken,moet hen elke dag worden opgegeven, enverminder daarvan niets, want zij zijn lui inhun werk.14. De kinderen Israëls hoorden dit, en zijtreurden en zuchtten, en zij schreeuwden tot deHeer vanwege de bitterheid van hun zielen.

Page 142: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 142

15. De Heer hoorde het geschreeuw derkinderen Israëls, en zag de verdrukkingwaarmee de Egyptenaren hen verdrukten.16. De Heer waakte angstvallig over Zijn volk

en Zijn erfenis, en hoorde hun stem, en Hijbesloot om hen uit de kwelling van Egypte tehalen, om hun het land Kanaän tot eenbezitting te geven.

Hoofdstuk 7979:1 In die dagen hoedde Mozes de kudde vanzijn schoonvader Reuel de Medianiet, voorbij dewoestijn Sin en de staf die hij van zijnschoonvader nam was in zijn hand.2. Het geschiedde op een dag dat een geitenbokvan de kudde afdwaalde. Mozes volgde die enkwam bij de berg Gods, bij Horeb.3. Toen hij bij Horeb kwam, verscheen de Heerhem in een struik, en hij bevond dat de struik inbrand stond, maar het vuur had geen macht omde struik te verteren.4. Mozes was zeer verbaasd vanwege dit gezicht,waarom de struik niet werd verteerd, en hij na-derde om dit machtige verschijnsel te bekijken,en de Heer riep tot Mozes vanuit het vuur enbeval hem om naar Egypte te gaan, tot faraokoning van Egypte om de kinderen Israëls uit zijndienst weg te zenden.5. De Heer zei tot Mozes: Ga en keer terug naarEgypte, want al die mannen die uw leven zochtenzijn dood, en u zult spreken tot farao om de kin-deren Israëls uit zijn land weg te sturen.6. De Heer toonde hem om tekenen en wonderente doen in Egypte voor de ogen van farao en deogen zijner onderdanen, opdat zij zouden gelovendat de Heer hem had gestuurd.7. Mozes luisterde naar alles wat de Heer hemhad geboden, en hij keerde terug naar zijnschoonvader en vertelde hem deze zaak, en Reuelzei tot hem: Ga in vrede.8. Mozes stond op om naar Egypte te gaan, en hijnam zijn vrouwen zijn zonen met zich mee, en hijwas in een herberg op de weg, en een engel desHeren kwam naar beneden en zocht een rechts-geding (?) tegen hem.9. Hij wenste hem te doden vanwege zijn eerst-geboren zoon, omdat hij hem niet had besneden,en had gezondigd tegen het verbond dat de Heermet Abraham had gesloten.10. Mozes had gelûisterd naar de woorden vanzijn schoonvader die hij tot hem had gesproken,om zijn eerstgeboren zoon niet te besnijden endit daarom niet had gedaan.11. Zippora zag de engel des Heren die eenrechtsgeding tegen Mozes zocht, en zij wist datdit was omdat hij haar zoon Gersom niet hadbesneden.12. Zippora nam haastig een scherp stuk rotsvandaar, en zij besneed haar zoon, en verlostehaar echtgenoot en haar zoon uit de hand van deengel des Heren.13. Aäron de zoon van Amram,de broeder van Mozes, was in Egypte waar hij opdie dag wandelde aan de oever der rivier (alsLeviet werkte hij niet voor farao).

14. De Heer verscheen hem op die plaats, enHij zei tot hem: Ga naar Mozes in de woestijn.En hij ging en ontmoette hem aan de bergGods en hij kuste hem.15. Aäron hief zijn ogen op, en zag Zippora devrouw van Mozes en haar kinderen, en hij zeitot Mozes: Wat hebben dezen met u te maken?16. Mozes zei tot hem: Zij zijn mijn vrouwenzonen, die God mij gaf in Midian. En deze zaakbedroefde Aäron vanwege de vrouwen haarkinderen.17. Aäron zei tot Mozes: Stuur de vrouwen haarkinderen weg en laat hen naar haar vader'shuis gaan, en Mozes luisterde naar de woordenvan Aäron en deed aldus.18. Zippora keerde terug met haar kinderen, enzij gingen naar het huis van Reuel en blevendaar tot de tijd was aangebroken dat de HeerZijn volk bezocht, en hen uit Egypte voerde uitde hand van farao19. Mozes en Aäron kwamen in Egypte tot degemeenschap der kinderen Israëls, en zij spra-ken tot hen al de woorden des Heren, en hetvolk verheugde zich buitengewoon.20. Mozes en Aäron stonden de volgende dagvroeg op, en zij gingen naar het huis van faraoen zij namen in hun handen de staf Gods.21. Toen zij bij de poort des konings kwamen,waren daar twee jonge leeuwen vastgebondenmet ijzeren kettingen, en niemand ging er in ofuit voor hen behalve zij die de koning beval tekomen, waartoe de bezweerders de leeuwendan deden terugtrekken door hun bezweringenen hen aldus tot de koning brachten.22. Mozes verhief haastig de staf boven deleeuwen, en hij maakte hen los, en Mozes enAäron kwamen in het huis des konings.23. De leeuwen kwamen ook verheugd met hen(mee), en zij volgden hen en waren verheugdzoals een hond verheugd is met zijn meesterwanneer hij uit het veld komt.24. Toen farao dit zag, was hij erg verbaasdmaar ook zeer verschrikt over de melding, wanthun verschijning (die van Mozes en Aäron) wasals de verschijning der kinderen Gods.25. Farao zei tot Mozes: Wat wenst u? En zijantwoordden, zeggende: De Heer God derHebreeërs heeft ons tot u gezonden om tezeggen: Laat Mijn volk wegtrekken zodat zijMij kunnen dienen.26. Zodra de farao hun woorden hoorde was hijuiterst verschrikt en zei tot hen: Ga nu, maarkom morgen terug. En zij deden zoals hetwoord des konings hen gebood.

Page 143: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 143

27. Toen zij vertrokken waren, liet farao Bileamde tovenaar en zijn zonen Jannes en Jambresroepen. Ook alle tovenaars en bezweerders enraadgevers des konings kwamen allemaal enzaten voor de koning.28. De koning vertelde hen al de woorden dieMozes en zijn broeder Aäron tot hertl haddengesproken, en de tovenaars zeiden tot de koning:Maar hoe kwamen de mannen tot u omdatimmers de leeuwen bij de poort waren vastge-bonden?29. De koning zei: Omdat zij hun staf ophieventegen de leeuwen en hen zo loslieten en tot mijkwamen, en de leeuwen waren ook verheugd netals twee blije honden met hun baasje.30. En Bileam, de zoon van Beor de tovenaar,antwoordde de koning, zeggende: Dezen zijnniets anders dan tovenaars zoals wijzelf.31. Laat hen daarom roepen en laat hen komenen wij zullen hen op de proef stellen, en dekoning deed aldus.32. 's Morgens liet farao Mozes en Aäron roepenom voor de koning te verschijnen, en zij namende staf Gods en kwamen tot de koning en sprakentot hem, zeggende:33. Aldus zegt de Heer God der Hebreeërs: LaatMijn volk vertrekken zodat zij Mij kunnendienen.34. De koning zei tot hen: Maar wie zal u gelovendat u de boodschappers Gods zijt en dat u tot mijkomt op Zijn bevel?35. Doe daarom een wonderteken in deze zaak,en dan zullen de woorden worden geloofd die uspreekt.36. Aäron wierp snel de staf uit zijn hand voorfarao en voor zijn dienaren, en de staf veranderdein een slang.37. De tovenaars zagen dat een ieder zijn staf opde grond wierp en zij werden slangen.38. De slang van Aäron's staf tilde haar kop op enverslond de staven (slangen) der tovernaars.39. En Bileam de tovenaar antwoordde en zei:Deze zaak is van ouds zo geweest, dat een slanghaar soortgenoot verslindt, en dat levendewezens elkaar verslinden.40. Laat haar (de slang) daarom weer veranderenin een staf zoals eerst, en wij zullen onze stavenook (weer) doen worden zoals zij eerst waren, enindien uw staf onze staf verslindt dan zullen wijweten dat de Geest Gods in u is, en indien nietdan zijt u slechts een kunstenaar zoals wijzelf.41. Aäron strekte snel zijn hand uit en greep destaart der slang en zij werd een staf in zijn handen de tovernaars deden hetzelfde met hun staven(slangen), en een iegelijk greep de staart van zijnslang, en zij werden staven zoals eerst.42. Maar Aäron's staf verslond hun staven nadatzij (weer) veranderd waren tot staven.43. Toen de koning dit zag, beval hij dat hetboek der kronieken van de koningen van

Egypte tot hem zou worden gebracht, en zijbrachten het boek der kronieken van de konin-gen van Egypte waarin al de afgoden vanEgypte waren beschreven, want zij dachtendaarin de naam van Jahweh te vinden, maar zijvonden die niet.44. Farao zei tot Mozes en Aäron: Zie ik heb denaam van uw God niet in dit boek beschrevengevonden, en Zijn naam ken ik niet.45. De raadgevers en wijze mannen antwoord-den de koning: Wij hebben gehoord dat de Godder Hebreeërs een zoon is der wijzen, de zoonvan oude koningen.46. Farao keerde zich tot Mozes en Aäron enzei tot hen: Ik ken de Heer niet die u bekent,noch zal ik Zijn volk laten gaan.47. Zij antwoordden en zeiden tot de koning:De Heer God der goden is Zijn naam, en Hijmaakte ons Zijl1 naam bekend vanaf de dagenonzer vaderen, en (Hij) zond ons, zeggende: Ganaar farao en zeg tot hem: Laat Mijn volk gaanopdat zij Mij kunnen dienen.48. Laat ons daarom gaan, opdat wij een reisvan drie dagen in de woestijn kunnen maken,en Hem kunnen offeren, want vanaf de dagendat wij naar Egypte zijn vertrokken heeft Hijnoch brandoffer noch spijsoffer noch offerandeuit onze handen aangenomen, en indien u onsniet wilt zenden dan zal Zijn toom tegen u wor-den gewekt, en Hij zal Egypte slaan met pesti-lentie of met het zwaard.49. Farao zei tot hen: Vertel mij (van) Zijnkracht en Zijn macht. En zij zeiden tot hem: Hijschiep hemel en aarde, de zeeën en al haar vis-sen, Hij formeerde het licht, schiep de duister-nis, deed het regenen op de Aarde en bevoch-tigde haar, en deed het kruid en het gras ont-spruiten, Hij schiep mens en beest en de dierendes wouds, de vogelen des hemels en de vissender zee, en door Zijn mond (woord?) leven ensterven zij.50. Voorwaar, Hij schiep u in uw moeder'sschoot, en blies in u de adem (geest) deslevens, en deed u opgroeien en stelde u op dekoninklijke troon van Egypte, en Hij zal uwadem (geest) en ziel van u nemen, en u doenwederkeren tot de grond (stof) waaruit ugenomen zijt.51. De toom van de koning werd gewekt bijdeze woorden, en hij zei tot hen: Maar wieonder al de goden der volkeren kan dit doen?Mijn rivier is mijn en ik heb die voor mijzelfdoen ontstaan.52. Hij joeg hen weg en hij beval dat de arbeidvoor Israël zwaarder zou worden dan van dedagen ervoor. Ze zagen de kinderen Israëls inslechte omstandigheden want de opzichtershadden hun arbeid uitzonderlijk zwaar ge-maakt.53. Mozes wendde zich tot de Heer en zei:

Page 144: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 144

Waarom heeft U dit volk kwaad gedaan? Wantsinds ik kwam om met farao te spreken waar-toe U mij gezonden hebt, heeft hij de kinderenIsraëls uitzonderlijk veel kwaad gedaan.55. De Heer zei tot Mozes: Zie, u zult zien datfarao door een uitgestrekte hand en zwareplagen, de kinderen Israëls uit zijn land zal

laten gaan.56. Mozes en Aäron woonden temidden hunnerbroederen de kinderen Israëls in het landEgypte.57. Wat betreft de kinderen Israëls, deEgyptenaren verbitterden hun leven met dezware arbeid die zij hen oplegden.

Hoofdstuk 8080:1. Ten einde van twee jaren liet de HeerMozes weer tot farao gaan, om de kinderenIsraëls uit zijn land te laten trekken.2. Mozes ging en kwam tot het huis van farao, enhij sprak tot hem de woorden van de Heer diehem gezonden had, maar Farao wilde niet luis-teren naar de stem van de Heer, en God liet Zijnmacht in Egypte neerkomen op farao en zijnonderdanen en God sloeg farao en zijn volk metzeer zware en gevoelige plagen.3. De Heer liet door de hand van Aäron al dewateren van Egypte, met al haar stromen enrivieren, in bloed veranderen4. Wanneer een Egyptenaar kwam om water tedrinken en te scheppen, dan keek hij in zijn kruiken zie al het water was in bloed veranderd; enwanneer hij kwam om uit zijn kop te drinken danwerd het water in de kop bloed.5. Wanneer een vrouw haar deeg kneedde enhaar eten kookte, dan veranderde de kleurdaarvan in die van bloed.6. En de Heer liet weer (door de hand van Aäron)uit al de wateren kikvorsen opkomen, en al dekikvorsen kwamen in de huizen der Egyptenaren.7. Wanneer de Egyptenaren dronken, dan werdenhun buiken gevuld met kikvorsen en zij sprongenin hun buiken zoals zij in de rivier sprongen.8. Hun drinkwater en huishoudelijk waterbevatte kikvorsen, (en) ook wanneer zij in hunbed lagen dan bracht hun transpiratie kikkersvoort (Bilharzia?).9. Niettegenstaande dit alles week de toom desHeren niet van hen, en Zijn hand bleef uitge-strekt tegen al de Egyptenaren om hen te slaanmet iedere zware plaag.10. En Hij liet hun stof slaan tot luizen, en deluizen lagen in Egypte tot op een hoogte van tweeellen op de Aarde.11. De luizen waren ook erg talrijk op het vleesvan mens en beest, op al de inwoners van Egypte,ook op de koning en koningin veroorzaakte deHeer luizen, en het bedroefde Egypteuitzonderlijk vanwege de luizen.12. Ondanks dit alles, keerde de toom des Herenzich niet (van hen), en Zijn hand bleef uitgestrekttegen Egypte.13. De Heer liet allerlei soorten ongedierte desvelds ontstaan en ze verdorven mens en beest, enbomen en alle dingen in Egypte.14. De Heer liet vurige slangen, schorpioenen,muizen, wezels, padden, tezamen met ander

kruipend gedierte, in het stof opkomen.15. Vliegen, horzels, vlooien, wandluizen,muggen, iedere zwerm naar zijn aard.16. Alle reptielen en gevleugelde dieren naarhun aard kwamen naar Egypte en bedroefdende Egyptenaren buitengewoon.17. De vliegen en vlooien kwamen in de ogen enoren der Egyptenaren.18. De horzels kwamen over hen en het jaagthen op de vlucht in hun binnenkamers, maarook daar werden ze achtervolgd.19. De Egyptenaren verborgen zich vanwege debeestenzwermen en sloten de deuren achterzich. God deed de Sulanuth uit de zee opkomenen naar Egypte gaan.20. Deze (Sulanuth) had lange armen, terlengte van tien ellen naar de el der mensen.21. Hij ging op de daken en ontblootte de dak-spanten en het vloerwerk en knipte dat door,en strekte zijn arm en uit en verwijderde desloten en grendels en opende de huizen vanEgypte.22. Daarna kwamen de beestenzwermen in dehuizen en verdierven alles tot groot verdrietvan de Egyptenaren.23. Niettegenstaande dit alles week de toomdes Heren niet af van de Egyptenaren, en Zijnhand bleef nog uitgestrekt tegen hen.24. God liet de pest opkomen en over heelEgypte uitbreken onder mensen, paarden,ezels, kamelen en kudden van runderen enschapen toe,25. Wanneer de Egyptenaren 's morgens vroegopstonden om hun vee naar de weide te bren-gen dan vonden zij al hun vee dood.26. Van de Egyptische veestapel bleven erslechts één op de tien over, en van het vee dattoebehoorde aan Israël in Gosen stierf er nietéén.27. En God veroorzaakte een brandende ont-steking in het vlees der Egyptenaren, die hunhuid deed openspringen, en het werd eenmeedogenloze jeuk bij alle Egyptenaren vanafhun voetzool tot de kruin van hun hoofd.28. En veel zweren zaten er in hun vlees, zodathun vlees wegteerde totdat het verpest enverrot was.29. Niet tegenstaande dit, keerde de toom desHeren zich niet af, en Zijn hand bleef nog uit-gestrekt tegen geheel Egypte.30. De Heer liet een zware hagel regenen. Het

Page 145: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 145

trof hun wijngaarden en vruchtbomen, diebraken en verdorden en op hen vielen.31. Ook elk groen kruid werd droog en ging tegronde, want de hagel was vermengd met vuurdat tezamen met de hagel neerkwam; daaromverteerden hagel en vuur alle dingen.32. Ook mensen en beesten die buiten warenkwamen om door de vlammen van het vuur endoor de hagel, en al de dorpen raakten uitgeput.33. De Heer deed talrijke sprinkhanen overEgypte komen, de Chasel, de Salom Chargol,iedere sprinkhaan naar zijn aard, die alles ver-teerde wat de hagel had overgelaten.34. Toen verheugden de Egyptenaren zich overde sprinkhanen, ofschoon zij de opbrengst vanhet veld verteerden, en zij vingen hen in over-vloed en zoutten hen als voedsel.35. De Heer deed een machtige wind opkomenuit de zee die al de sprinkhanen meenam, zelfsdie gezouten waren, en wierp ze in de Rode Zee;niet één sprinkhaan bleef er over binnen degrenspalen van Egypte.36. De Heer deed duisternis over Egypte komen,zodat gans Egypteland en Pathros drie dagenlang in duisternis verkeerde, zodat een man zijnhand niet kon zien wanneer hij die naar zijnmond bracht.37. In die tijd stierven er velen van het volkIsraëls die in opstand waren gekomen tegen deHeer en die niet wilden luisteren naar Mozes enAäron, en er niet in geloofden dat God hen hadgezonden.38. Die hadden gezegd: Wij zullen niet uit Egyptetrekken opdat wij niet omkomen van honger ineen troosteloze woestijn, en die niet wildenluisteren naar de stem van Mozes39. De Heer strafte hen tijdens de drie dagen vanduisternis, en de Israëlieten begroeven hen in diedagen, zonder dat de Egyptenaren daarvanwisten of zich over hen verheugden.40. De duisternis was drie dagen lang erg dik inEgypte, en iemand die stond toen de duisternisopkwam die bleef op zijn plaats staan, en iemanddie zat die bleef zitten, en hij die lag die bleefliggen in dezelfde toestand, en degene die wan-delde ging op de grond zitten op de plaats waarhij zich bevond; en dit gebeurde met al deEgyptenaren totdat de duisternis over was.41. De dagen van duisternis gingen voorbij, en deHeer zond Mozes en Aäron naar de kinderenIsraëls, zeggende: Viert uw feest en bereid uwPascha, want zie, Ik kom te middernacht tot al deEgyptenaren, en ik zal al hun eerstgeboreneslaan, van de eerstgeborene van mensen en vandieren, en wanneer ik uw Pascha zie dan zal ikvoorbijgaan.42. De kinderen Israëls deden alles wat de HeerMozes en Aäron had bevolen, aldus deden zij indie nacht.43. Het geschiedde te middernacht dat de Heer

uitging door het midden van Egypte en al deeerstgeborenen der Egyptenaren sloeg, van deeerstgeborene des mensen tot de eerstgeborenedes beesten.44. En farao stond op in de nacht, hij en al zijndienaren en al de Egyptenaren, en er was eengroot geschrei in geheel Egypte in die nacht,want er was geen huis waarin niet een dodewas.45. Ook de beeltenissen der eerstgeborenenvan Egypte, die waren gegraveerd op de murenhunner huizen, werden vernietigden vielen opde grond.46. Zelfs de beenderen van hun eerstgeborenendie voordien waren gestorven en die zij bij hunhuizen hadden begraven, werden opgegravendoor de honden van Egypte. Ze groeven ze uiten sleepten ze mee naar de Egyptische families.47. De Egyptenaren zagen dit kwaad dat plot-seling over hen was gekomen en ze schreeuw-den het uit met luide stem.48. Alle families van Egypte weenden in dienacht, elke man voor zijn zoon, en elke manvoor zijn dochter, zijnde de eerstgeborene, ende beroering van Egypte werd die nacht ge-hoord tot op grote afstand.49. Bathia de dochter van farao ging uit met dekoning in die nacht om Mozes en Aäron te zoe-ken in hun huizen, en zij vonden hen in hunhuizen, etende en drinkende en zich verheu-gende met geheel Israël.50. Bathia zei tegen Mozes: Is dit de beloningvoor het goede dat ik voor u deed? Ik die u hebbegeleid en grootgebracht, heeft dit onheil overmij en mijn vader's huis gebracht?51. Mozes zei tegen haar: Voorwaar, tien plagenbracht de Heer over Egypte; trof enig kwaaddaarvan u?52. En Mozes zei tot haar: Ofschoon u de eerst-geborene van uw moeder bent, toch zult u nietsterven, en geen kwaad zal u bereiken in hetmidden van Egypte.53. En zij zei: Wat voor voordeel is het voor mijwanneer ik de koning, mijn broeder en zijngehele huishouding en onderdanen in ditonheil zie, wier eerstgeborenen zullen omko-men met al de eerstgeborenen van Egypte?54. Mozes zei tot haar: Voorwaar, uw broederen zijn huishouding en onderdanen, de familiesvan Egypte, die wilden niet luisteren naar dewoorden des Heren, daarom kwam dit onheilover hen.55. Farao koning van Egypte naderde Mozes enAäron en sommigen der kinderen Israëls diebij hen waren en smeekte hen.56. Sta op, neem uw broederen en al dekinderen Israëls die in het land zijn mee methun schapen en runderen en alles wat hentoebehoort, zij zullen niets achterlaten, bidslechts voor mij tot de Héer uw God.

Page 146: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 146

57. Mozes zei tot farao: Zie u bent uw moeder'seerstgeborene maar vrees niet, want u zult nietsterven, want de Heer heeft geboden dat u zultleven, om u Zijn grote macht te tonen en Zijnsterke uitgestrekte arm.58. Farao beval de kinderen Israëls te laten gaan,en al de Egyptenaren drongen er sterk op aan omhen te laten gaan, want zij zeiden: Wij komenallen om.59. De Egyptenaren lieten de Israëlieten gaan,met grote rijkdommen, schapen en runderen enkostbare dingen, overeenkomstig de eed desHeren tussen Hem en hun voorvader Abraham.60. De kinderen Israëls talmden met 's nachts

weg te gaan, en toen de Egyptenaren tot henkwamen om hen uit te brengen, zeiden zij tothen: Zijn wij dieven dat wij 's nachts moetenvertrekken?61. De kinderen Israëls vroegen de Egypte-naren vaten van zilver en vaten van goud enkleding, en de kinderen Israëls beroofden(aldus) de Egyptenaren.62. Mozes stond haastig op en ging naar derivier van Egypte, en bracht vandaar Jozefsdoodkist en nam die met zich mee.63. Ook de kinderen Israëls brachten elk hunvader's doodkist mee, en elke man de dood-kisten van zijn stam.

Hoofdstuk 8181:1. De kinderen Israëls reisden van Raämsesnaar Sukkoth, omtrent 600.000 man te voetbehalve de kinderen en hun vrouwen.2. Ook veel vermengd volk trok met hen op, enkudden, zelfs veel vee.3. Het verblijf der kinderen Israëls, die in hardearbeid in het land Egypte woonden, was 210jaren (hun vreemdelingschap vanaf het ver-bondsoffer duurde 430 jaren).4. Aan het eind van 210 jaren voerde de Heer dekinderen Israëls uit Egypte met een sterke hand(400 jaren na de geboorte van Isaäk, Abraham'szaad).5. De kinderen Israëls reisden uit Egypte en uitGosen en uit Raämses, en legerden in Sukkoth opde 15e dag der eerste maand (de maand van hetPaschafeest).6. De Egyptenaren begroeven al hun eerstgebo-renen die de Heer had geslagen, en al de Egypte-naren begroeven hun geslagenen drie dagen lang.7. De kinderen Israëls reisden uit Sukkoth enlegerden zich in Etham aan het einde der woes-tijn.8. Op de derde dag nadat de Egyptenaren huneerstgeborenen hadden begraven, stonden ervelen op in Egypte en gingen Israël achterna omhet te doen terugkeren naar Egypte. Want hetberouwde hen dat zij de Israëlieten hadden latenvertrekken uit hun dienst.9. De één zei tot de ander: Voorwaar, Mozes enAäron spraken tot farao, zeggende: Wij willen eenreis van drie dagen maken in de woestijn enofferen tot de Heer onze God.10. Laat ons daarom vroeg opstaan en hen doenterugkeren, en het zal zijn dat indien zij met onsterugkeren naar Egypte tot hun meesters, dat wijdan zullen weten dat er geloof in hen is, maarindien zij niet willen terugkeren dan zullen wijmet hen strijden en hen doen terugkeren metgrote macht en een sterke hand.11. Alle edelen van farao stonden 's morgens op,en met hen ongeveer 700.000 man, en zij togenuit Egypte op die dag, en zij kwamen bij de plaatsder kinderen Israëls.

12. De Egyptenaren keken, en zie, Mozes enAäron en al de kinderen Israëls zaten voor Pi-Hahiroth, etend en drinkend en vierend hetfeest des Heren.13. En de Egyptenaren zeiden tot de kinderenIsraëls: Voorwaar, u zei: Wij willen drie dagenop reis gaan in de woestijn en tot onze Godofferen, en daarna keren we terug.14. Daarom nu. deze dag is de vijfde sinds uheenging, waarom keert u niet terug tot uwmeesters?15. Mozes en Aäron antwoordden hen, zeggen-de: Omdat de Heer onze God ons heeft ver-klaard, zeggende: U zult niet meer terugkerennaar Egypte. Maar wij zullen ons begeven naareen land overvloeiende van melk en honing,waarvan de Heer onze God onze vaderen heeftgezworen dat Hij dat aan ons zou geven.16. Toen de edelen van Egypte zagen dat dekinderen Israëls niet naar hen luisterden, omnaar Egypte terug te keren, toen gordden zijzich ten strijde tegen Israël.17. De Heer versterkte de harten der kinderenIsraëls tegenover de Egyptenaren, zodat zij heneen gevoelige slag toebrachten, en de slag wasgevoelig voor de Egyptenaren, en al de Egypte-naren vluchtten voor de kinderen Israëls, wantvelen van hen kwamen om door de hand vanIsraël.18. De edelen van farao gingen naar Egypte envertelden farao, zeggende: De kinderen Israëlszijn gevlucht, en willen niet meer terugkerennaar Egypte, en aldus spraken Mozes en Aärontot ons.19. Farao hoorde dit, en zijn hart en de hartenvan al zijn onderdanen keerden zich tegenIsraël, en het berouwde hen dat zij Israël had-den laten gaan; en al de Egyptenaren gavenfarao de raad om de kinderen Israëls te achter-volgen om hen te doen terugkeren naar hunlasten.20. Iedereen zei tot zijn broeder: Wat is dit datwij hebben gedaan, dat wij Israël hebben latengaan uit onze dienst?

Page 147: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 147

21. En de Heer versterkte de harten van al deEgyptenaren om de Israëlieten te achtervolgen,want de Heer wenste de Egyptenaren te doenondergaan in de Rode Zee.22. Farao stond op en spande zijn wagen in, enhij liet al de Egyptenaren verzamelen, geen manbleef achter behalve de kinderen en de vrouwen.23. Alle Egyptenaren trokken uit met farao om dekinderen Israëls te achtervolgen, en het leger vanEgypte was een uitzonderlijk groot en zwaar legervan ongeveer een miljoen mannen.24. Dit gehele leger trok uit en achtervolgde dekinderen Israëls om hen naar Egypte terug tebrengen. Ze haalden hen in toen zij gelegerdwaren aan de Rode Zee.25. De kinderen Israëls hieven hun ogen op, enzie, al de Egyptenaren achtervolgden hen, en dekinderen Israëls waren zeer bevreesd voor hen,en de kinderen Israëls riepen tot de Heer.26. De kinderen Israëls waren vanwege deEgyptenaren in vier groepen verdeeld, die tenopzichte van elkaar van mening verschilden,want zij waren bevreesd voor de Egyptenaren, enMozes sprak tot elk van hen.27. De eerste groep was die der kinderen vanRuben, Simeon en Issachar, en zij besloten omzichzelf in zee te werpen want zij waren ergbevreesd voor de Egyptenaren.28. Mozes zei tot hen: Blijf staan en ziet het heildes Heren dat Hij heden aan u lieden zal doen.29. De tweede groep was die der kinderen vanZebulon, Benjamin en Naftali, en zij besloten ommet de Egyptenaren terug te keren naar Egypte.30. Mozes zei tot hen: Vreest niet, want deEgyptenaren die u heden gezien hebt die zult uniet weder zien in der eeuwigheid.31. De derde groep was die der kinderen van Judaen Jozef, en zij besloten om de Egyptenarentegemoet te gaan om tegen hen te strijden.32. Mozes zei tot hen: Blijf staan waar u staat,want de Heer zal voor u strijden, en u zult stillezijn.33. De vierde groep was die der kinderen vanLevi, Gad en Aser, en zij beslotenom zich tussen de Egyptenaren te begeven omhen te verwarren, en Mozes zei tot hen: Blijf waaru zijten vreest niet, roep alleen tot de Heer opdatHij u moge redden uit hun handen.34. Hierna stond Mozes op temidden van hetvolk, en hij bad tot de Heer en zei:35. Oh Heer, God der gehele Aarde, redt nu Uwvolk dat U naar Egypte deed gaan en laat deEgyptenaren zich er niet op beroemen dat krachten macht hun toebehoren.36. Daarom zei de Heer tot Mozes: Waarom roeptu tot Mij? Spreek tot de kinderen Israëls dat zijvoorttrekken, en hef uw staf over de zee en kliefdie, en de kinderen Israëls zullen door de zeegaan.37. Mozes deed aldus, en hij hief zijn staf over

de zee en kliefde die.38. De wateren der zee werden verdeeld intwaalf delen, en de kinderen Israëls gingen erte voet doorheen, met schoenen aan, zoalsiemand over een aangelegde weg loopt.39. En de Heer toonde de kinderen Israëls Zijnwonderen in Egypte en in de zee door de handvan Mozes en Aäron.40. Toen de kinderen Israëls de zee wareningegaan, kwamen de Egyptenaren achter henaan, en de wateren der zee kwamen op henterug, en zij zonken allen in het water, en nietéén hunner bleef over dan alleen farao die deHeer dankte en in Hem geloofde; daarom deedde Heer hem toen niet omkomen met deEgyptenaren.41. En de Heer gebood een engel om hem uit deEgyptenaren (weg) te nemen, en die wierp hemop het land Nineve, en hij (farao) regeerdedaarover (nog) lange tijd.42. Toen de kinderen Israëls zagen dat deEgyptenaren waren omgekomen, en zij zagende grote Hand des Heren door wat Hij hadvolbracht in Egypte en in de zee.43. Daar zongen Mozes en de kinderen Israëlsdit lied tot de Heer, op de dag dat de Heer deEgyptenaren voor hen deed vallen.44. Geheel Israël zong in koor, zeggende: Ik zalzingen tot de Heer want Hij is hoog verheven,het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zeegeworpen; zie, het is geschreven in het boekvan de wet Gods.45. Hierna gingen de kinderen Israëls verderop hun reis, en zij legerden zich te Mara, en deHeer gaf de kinderen Israëls inzettingen enrechten in die plaats in Mara, en de Heergebood de kinderen Israëls om in al Zijn wegente wandelen en om Hem te dienen.46. Ze reisden uit Mara en kwamen te Elim, enin Elim waren twaalf bronnen en zeventigdadelpalmen, en de kinderen (Israëls) legerdenzich daar bij het water.47. Ze reisden uit Elim en kwamen in de woes-tijn Sin op de vijftiende dag der tweede maandna hun vertrek uit Egypte.48. In die tijd gaf de Heer aan de kinderenIsraëls het manna te eten, en de Heer deeddagelijks voedsel uit de hemel regenen op dekinderen Israëls.49. De kinderen Israëls aten het manna veertigjaren lang, al de dagen dat zij in de woestijnwaren, totdat zij in het land Kanaän kwamenom dit te bezitten.50. Ze trokken verder uit de woestijn Sin enlegerden zich in Alus.51. En zij trokken verder uit Alus en legerdenzich in Rafidim.52. Toen de kinderen Israëls in Rafidim waren,kwam Amalek, de zoon van Elifaz de zoon vanEsau en de broeder van Zefo, om met Israël te

Page 148: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 148

strijden.53. Hij had 801.000 man bij zich, tovenaars enbezweerders, en hij bereidde zich voor op destrijd met Israël in Rafidim.54. Zij streden een grote en meedogenloze strijdtegen Israël, en de Heer leverde Amalek en zijnvolk uit in de handen van Mozes en de kinderenIsraëls en in de handen van Jozua de zoon van deEfraimiet Nun, de dienaar van Mozes.55. De kinderen Israëls sloegen Amalek en zijnvolk met de scherpte des zwaards, maar de strijdwas erg zwaar voor de kinderen Israëls.56. De Heer zei tot Mozes: Schrijf dit ter gedach-tenis in een boek, en leg het in de hand van uwdienaar Jozua de zoon van Nun, en u zult dekinderen Israëls gebieden, zeggende: Wanneer uin het land Kanaän komt, dan zult u degedachtenis van Amalek geheel uitroeien vanonder de hemel.57. En Mozes deed aldus, en hij nam het boek

en schreef daarin deze woorden zeggende:58. Gedenk wat. Amalek u gedaan heeft op deweg toen u uit Egypte wegtrok.59. Die u op de weg ontmoette en uwachterblijvers sloeg, zelfs zij die zwak waren inuw achterhoede, toen u moede en mat waart.60. Daarom zal het zijn dat, wanneer de Heeruw God u rust heeft gegeven van al uw vijan-den, rondom (u) in het land dat de Heer uwGod u tot een erfenis geeft om dat te bezitten.U zult de gedachtenis van Amalek uitwissenvan onder de hemel en u zult dit niet vergeten.61. De koning die medelijden zal hebben metAmalek, of met zijn gedachtenis of met zijnzaad, zie, Ik zal dat van hem opeisen, en Ik zalhem afsnijden van zijn volk (dat deed Saul metkoning Agag der Amalekieten).62. Mozes schreef al deze dingen in een boek,en hij drukte de kinderen Israëls op het hartdeze (voorschriften) te eerbiedigen.

Hoofdstuk 8282:1. De kinderen Israëls trokken verder uitRafidim en zij legerden zich in de woestijn Sinaï,in de derde maand na hun uittrekken uit Egypte.2. In die tijd kwam de Midianiet Reuel, Mozes'schoonvader, met zijn dochter Zippora en haartwee zonen, want hij had gehoord van de won-deren des Heren die Hij aan Israël had gedaan,dat Hij hen had bevrijd uit de hand van Egypte.3. Reuel kwam tot Mozes in de woestijn waar hijwas gelegerd waar de berg Gods was.4. Mozes ging uit om zijn schoonvader tegemoette gaan met grote eer, en geheel Israël met hem.5. Reuel en zijn kinderen bleven vele dagen te-midden der Israëlieten, en Reuel kende de Heervanaf die dag.6. In de derde maand na het uittrekken der kin-deren Israëls uit Egypte, op de zesde dag daarvan(dus op de datum van het Pinksterfeest), gaf deHeer aan Israël de tien geboden op de berg Sinaï.7. Geheel Israël hoorde al deze geboden, engeheel Israël verheugde zich uitzonderlijk in deHeer op die dag.8. De heerlijkheid des Heren rustte op de bergSinaï, en Hij riep tot Mozes, en Mozes kwamtemidden van een wolk en besteeg de berg.9. Mozes was veertig dagen en veertig nachten opde berg; hij at geen brood en dronk geen water,en de Heer onderrichtte hem in de inzettingen envoorschriften die de kinderen Israëls moestenleren.10. De Heer schreef de tien geboden die Hij dekinderen Israëls geboden had op twee stenentafelen.11. En ten einde van veertig dagen en veertignachten, toen de Heer geëindigd had tot Mozeste spreken op de berg Sinaï, gaf de Heer aanMozes de stenen tafelen, beschreven met devinger Gods.

12. Toen de kinderen Israëls zagen dat Mozestoefde om van de berg afte dalen, verzameldenzij zich rondom Aäron en zeiden: Wij wetenniet wat er van deze man Mozes geworden is.13. Sta daarom op, en maak ons een god dievoor ons te aanschouwen is opdat u niet zultsterven.14. Aäron was zeer bevreesd voor het volk, enhij zei tot hen hem goud te brengen en hijmaakte daaruit een gouden kalf.15. De Heer zei tot Mozes, voordat hij van deberg naar beneden ging: Klim naar benedenwant uw volk, dat u uit Egypte hebt geleid,heeft het verdorven.16. Zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt,en hebben zich voor hetzelve gebogen; laat Mijdaarom dit volk verdelgen van de Aarde, wantzij zijn een hardnekkig volk.17. Mozes smeekte voor het gezicht des Herenen bad tot Hem voor het volk vanwege het kalfdat zij hadden gemaakt, en daarna daalde hij afvan de berg. In zijn handen waren de tweestenen tafelen die God hem had gegeven om deIsraëlieten te onderrichten.18. Toen Mozes het leger naderde en het kalfzag dat het volk gemaakt had, werd Mozes'toorn gewekt en hij verbrak de tafelen benedenaan de berg.19. Mozes kwam in het leger en hij nam het kalfen verbrandde het in het vuur, en vermaaldehet tot het fijn stof was, en strooide het op hetwater en gaf het aan de Israëlieten te drinken.20. Van het volk stierven er door elkaarszwaard ongeveer 3.000 mannen die het kalfhadden gemaakt.21. De andere morgen zei Mozes tot het volk: Ikzal opklimmen tot de Heer, misschien zal ikeen verzoening doen voor uw zonde die u

Page 149: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 149

gedaan hebt tegen de Heer.22. Mozes ging weer op tot de Heer, en hijverbleef (weer) veertig dagen en veertig nachtenbij de Heer.23. Gedurende de veertig dagen verzocht Mozesde Heer dringend namens de kinderen Israëls, ende Heer luisterde naar het gebed van Mozes, ende Heer werd dringend door hem verzochtnamens Israël.24. Toen sprak de Heer tot Mozes om twee ste-nen tafelen te houwen en die tot de Heer te bren-gen die daarop de tien geboden zou schrijven.25. Mozes deed aldus, en hij kwam naar benedenen hieuw de twee tafelen en klom op de bergSinaï tot de Heer, en de Heer schreef de tiengeboden op de tafelen.26. Mozes verbleef nu veertig dagen en veertignachten bij de Heer, en de Heer onderrichttehem in inzettingen en voorschriften om die aanIsraël mede te delen.27. De Heer gebood hem dat de kinderen Israëlseen heiligdom zouden maken voor de Heer,opdat Zijn naam daarin zou wonen, en de Heertoonde hem de gelijkenis van het heiligdom en degelijkenis der vaten.28. Ten einde der veertig dagen, kwam Mozesnaar beneden van de berg, en de twee tafelenwaren in zijn hand.29. Mozes kwam tot de kinderen Israëls en spraktot hen al de woorden des Heren, en hij leerdehen wetten, inzettingen en voorschriften die deHeer hem had geleerd.30. Mozes vertelde de kinderen Israëls dewoorden des Heren, dat er een heiligdom voor

Hem moest worden gemaakt, om temidden derkinderen Israëls te wonen.31. Het volk verheugde zich grotelijks over alhet goede dat de Heer door Mozes tot hen hadgesproken, en zij zeiden: Wij zullen alles doenwat de Heer tot u heeft gesproken.32. Het volk stond op als één man en brachtroyale offers voor het heiligdom des Heren, enelke man bracht des Heren een offer tot hetwerk van het, heiligdom en tot de geheledienst.33. Alle kinderen Israëls brachten stuk voorstuk alles wat in hun bezit werd gevonden voorhet werk van des Heren heiligdom, goud, zilveren koper, en alles wat bruikbaar was voor hetheiligdom.34. Alle kundige handwerkslieden kwamen omdes Heren heiligdom te maken overeenkomstigde geboden des Heren, iedere man in het werkwaarin hij bedreven was; en al de wijze man-nen van hart maakten het heiligdom, en zijnbekleding en al de vaten voor de heilige dienst,zoals de Heer Mozes had geboden.35. Het werk aan het heiligdom van de taber-nakel werd voltooid ten einde van vijf maan-den, en de kinderen Israëls deden alles wat deHeer Mozes had geboden.36. Zij brachten het heiligdom en al zijn gereitot Mozes; naar alles wat de Heer Mozes hadgetoond alzo hadden de kinderen Israëlsgedaan.37. Mozes zag het werk, en zie, zij haddengedaan zoals de Heer geboden had. Toenzegende Mozes hen.

Hoofdstuk 8383:1. In de twaalfde maand, op de 23e dag dermaand, toen nam Mozes Aäron en zijn zonen, enhij kleedde hen in hun tempelkleding, zalfde henen deed met hen zoals de Heer hem geboden had.Mozes bracht al de offeranden nader tot de Heerop de voorgeschreven dag.2. Daarna nam Mozes Aäron en zijn zonen en zeitot hen: U zult zeven dagen lang blijven aan dedeur van het tabernakel, want aldus is het mijgeboden.3. Aäron en zijn zonen deden alles wat de Heerdoor Mozes had geboden, en zij bleven zevendagen lang bij de deur van de tabernakel.4. Op de achtste dag, zijnde de eerste dag dereerste maand, in het tweede jaar na het vertrekder Israëlieten uit Egypte, richtte Mozes hetheiligdom op, en hij richtte de tabernakel en hetheiligdom in, en hij deed alles wat de Heer hemgeboden had.5. Mozes riep Aäron en zijn zonen, en zijbrachten het brandoffer en het zondoffer voorzichzelf en (voor) de kinderen Israëls, zoals deHeer Mozes had geboden.6. Op die dag namen de twee zonen van Aäron,

Nadab en Abihu, vreemd vuur en brachten hetvoor het gezicht des Heren hetwelk Hij hunniet geboden had. En een vuur ging uit van hetaangezicht des Heren en verteerde hen, en zijstierven die dag voor het aangezicht des Heren.7. Toen, op de dag dat Mozes geëindigd had hetheiligdom op te richten, begonnen de (twaalf)vorsten der kinderen Israëls hun offergaven tebrengen voor het gezicht des Heren voor dendienst des altaars.8. Zij brachten hun offergaven, elke vorst vooréén dag, per twaalf dagen.9. Alle offergaven die zij brachten door elkeman op zijn dag: een zilveren schotel met eengewicht van 130 sjekels, een zilverensprengbekken van zeventig sjekels, naar desjekel des heiligdoms, beiden gevuld met fijnmeel, aangemaakt met olie tot een spijsoffer:10. Een lepel met een gewicht van tien sjekelsgoud, vol met reukwerk.11. Een jonge os, een ram, en een éénjarig lamten brandoffer.12. Een geitenbok ten offer.13. En tot een vredeoffer: twee ossen, vijf

Page 150: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 150

rammen, vijf bokken en vijf éénjarige lam-meren.14. Aldus deden de twaalf vorsten Israëls dag aandag, elke man op zijn dag.15. Het was hierna, op de dertiende dag dermaand, dat Mozes de kinderen Israëls beval omhet Pascha te houden.16. De kinderen Israëls hielden het Pascha op devastgestelde tijd op de 14e dag der maand; zoalsde Heer Mozes had geboden alzo deden de kin-deren Israëls.17. Op de eerste dag der tweede maand sprak deHeer tot Mozes, zeggende:18. Tel de hoofden van al de mannelijke kinderenIsraëls van twintig jaren en ouder, u en uwbroeder Aäron en de twaalf vorsten Israëls.19. Mozes deed aldus, en Aäron kwam met detwaalf vorsten Israëls, en zij telden de kinderenIsraëls in de woestijn Sinaï.20. Het aantal der kinderen Israëls naar het huishunner vaderen, van twintig jaren en ouder, was603.550.21. Maar de kinderen van Levi werden niet geteldonder hun broederen de kinderen Israëls.22. Het aantal van al de mannelijke kinderenIsraëls van één maand en daarboven was 22.273.23. Het aantal der kinderen van Levi van éénmaand en daarboven was 22.000.24. Mozes stelde voor elke man der priesters enLevieten zijn taak vast met betrekking tot dedienst van het heiligdom van de tabernakel, zoalsde Heer Mozes had geboden.25. Op de twintigste dag der maand werd de wolkweggenomen van de tabernakel der getuigenis.26. Toen zetten de kinderen Israëls hun reis voortvanuit de woestijn Sinaï, en zij reisden drie dag-reizen, en de wolk bleef rusten in de woestijnParan; daar werd de toom des Heren gewekttegen Israël, want zij hadden de Heer getart doorHem vlees te vragen om te eten.27. De Heer hoorde naar hun stem, en gaf henvlees dat zij één maand aten.28. Maar hierna werd de toom des Heren tegenhen gewekt, en Hij sloeg hen met een zeer zwareslag, en zij werden daar ter plaatse begraven.29. De kinderen Israëls noemden die plaatsKibroth-Taäva, omdat zij daar het volk begroevendat vlees begeerden.30. Zij vertrokken uit Kibroth- Taäva en sloegenhun tenten op te Hazeroth in de woestijn Paran.31. Terwijl de kinderen Israëls in Hazeroth wa-ren, werd de toom des Heren gewekt tegenMirjam vanwege Mozes. Zij werd melaats, zo witals sneeuw.32. Zij werd zeven dagen lang buiten de

legerplaats gesloten, totdat zij weer ontvangenwerd na haar melaatsheid.33. Daarna vertrokken de kinderen Israëls uitHazeroth, en sloegen hun tenten op aan heteinde van de woestijn Paran.34. Toen sprak de Heer tot Mozes om twaalfmannen der kinderen Israëls, één man van elkestam, uit te zenden om het land Kanaän teverspieden.35. En Mozes zond de twaalf mannen, en zijkwamen in het land Kanaän om dit te verspie-den en te onderzoeken, en zij verspiedden hetgehele land vanaf de woestijn Sin tot aanRehob waar de weg naar Hamath begint.36. En ten einde van veertig dagen kwamen zij(terug) tot Mozes en Aäron (in Kades), en zijbrachten hem bericht naar hun eigen inzichten,en tien der mannen verspreidden een kwaadgerucht onder de kinderen Israëls over het landdat zij verspied hadden, zeggende: Het is betervoor ons om naar Egypte terug te keren danom naar dit land te gaan, een land dat zijninwoners verslindt.37. Maar Jozua de zoon van Nun, en Kaleb dezoon van Jefunne, die behoorden tot degenendie het land verspied hadden die zeiden: Hetland is buitengewoon goed.38. Indien de Heer welgevallen aan ons heeft,dan zal Hij ons naar dit land brengen en hetons geven, want het is een land overvloeiendevan melk en honing.39. Maar de kinderen Israëls wilden niet naarhen horen, en zij luisterden naar de woordender tien mannen die een kwaad gerucht haddenverspreid omtrent het land.40. En de Heer hoorde het gemor der kinderenIsraëls en Hij was zeer vertoornd en zwoer,zeggende:41. Voorwaar, niet één man van dit boze ge-slacht, van twintig jaren oud en daarbovenbehalve Kaleb de zoon van Jefunne en Jozua dezoon van Nun, zal het land (Kanaän, het landzijner vaderen) zien.42. Dit boze geslacht zal omkomen in de woes-tijn, en hun kinderen zullen tot het land gaanen zij zullen het bezitten. Aldus was de toomdes Heren gewekt tegen Israël, en Hij liet henveertig jaren lang rondzwerven in de woestijntot het einde van dat boze geslacht, omdat zijde Heer niet volgden.43. En het volk woonde lange tijd in de woes-tijn Paran (waar zij werden geslagen doorAmalekieten, Amorieten en/of Kanaänieten),en daarna wendden zij zich naar de woestijn inde richting van de Rode Zee (Golf van Akaba?).

Hoofdstuk 8484: 1. In die tijd nam Korach, de zoon vanJizhar de zoon van Kohath de zoon van Levi,vele mannen der kinderen Israëls, en zij ston-

den op en twistten met Mozes en Aäron en degehele gemeente.2. En de Heer was vertoornd op hen, en de

Page 151: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 151

Aarde opende haar mond en verslond hun hui-zen en alles wat de mannen van Korach toebe-hoorden.3. Hierna liet God het volk vele dagen omtrekkenin de richting van het gebergte Seir.4. De Heer zei tot Mozes: Lok geen oorlog uittegen de kinderen van Esau, want Ik zal u nietsgeven van wat hen toebehoort, zelfs niet zoveelals een voetzool kan betreden, want Ik heb Esauhet gebergte Seir tot een erfenis gegeven.5. Daarom streden de kinderen van Esau eertijdstegen de kinderen van Seir (Horieten), en deHeer had de kinderen van Seir overgeleverd in dehanden der kinderen van Esau, en hen verdelgdvan voor hun aangezicht, en de kinderen vanEsau woonden in hun plaats tot op deze dag.6. Daarom zei de Heer tot de kinderen Israëls: Uzult niet strijden tegen de kinderen van Esau,want niets in hun land behoort u toe, maar ukunt voedsel van hen kopen tegen betaling en heteten, en u kunt water van hen kopen tegen beta-ling en het drinken.7. De kinderen Israëls deden overeenkomstig hetwoord des Heren.8. De kinderen Israëls trokken lange tijd door dewoestijn omtrekkend in de richting van de bergSinaï, en hadden geen contact met de kinderenvan Esau en bleven negentien jaren in die streek.9. In die tijd stierf Latinus koning der kinderenvan Kittim, in het 45e jaar zijner regering, het-welk is het l4e jaar sinds het vertrek der kinderenIsraëls uit Egypte.10. En zij begroeven hem in zijn paleis dat hijvoor zichzelf had gebouwd in het land van Kittim,en Abianus regeerde 38 jaren lang in zijn plaats.11. De kinderen Israëls trokken langs het gebiedder kinderen van Esau in die dagen, ten eindevan negentien jaren, en zij namen de weg in derichting van de woestijn Moab.12. De Heer zei tot Mozes: Benauw Moab niet, enstrijd niet tegen hen, want Ik zal u niets van hunland geven.13. De kinderen Israëls waren negentien jarenlang op de weg naar de woestijn van Moab, enstreden niet tegen hen.14. En in het 36e jaar sinds het vertrek der kinde-ren Israëls uit Egypte, sloeg de Heer het hart vankoning Sihon der Amorieten, en hij voerde oorlogen hij trok uit ten strijde tegen de kinderen vanMoab.15. En Sihon zond boodschappers naar Beor dezoon van Jannes de zoon van Bileam, raadgevervan de koning van Egypte, en tot zoon Bileam,om Moab te vloeken, opdat het zou wordenuitgeleverd in de hand van Sihon.16. En de boodschappers gingen en brachtenBeor de zoon van Jannes, en zijn zoon Bileam,uit Pethor in Mesopotamië; aldus kwamenBeor en zijn zoon Bileam naar de stad vanSihon en zij vloekten Moab en hun koning in

de tegenwoordigheid van koning Sihon derAmorieten.17. Aldus trok Sihon uit met zijn gehele leger,en hij ging naar Moab en streed tegen hen, enhij onderwierp hen, en de Heer leverde hen uitin zijn handen, en Sihon doodde de koning vanMoab.18. En Sihon nam al de steden van Moab in destrijd; hij nam ook Hesbon van hen, want Hes-bon was één der steden van Moab, en Sihonstelde zijn vorsten en edelen in Hesbon, enHesbon behoorde toe aan Sihon in die dagen.19. Daarom uitten de spreukendichters Beor enzijn zoon Bileam deze woorden zeggende:Komt te Hesbon, de stad van Sihon zalgebouwd worden en bevestigd.20. Wee over u Moab, U zijt verloren, u volkvan Kamos! Zie het is geschreven in het boekder wet van God.21. Toen Sihon Moab had veroverd, bezette hijde steden die hij van Moab had genomen, eneen aanzienlijk aantal der kinderen van Moabviel bij de strijd in de hand van Sihon, en hijmaakte er velen gevangen, zonen en dochters,en hij doodde hun koning; aldus ging Sihonterug naar zijn eigen land.22. En Sihon gaf talrijke geschenken van zilveren goud aan Beor en zijn zoon Bileam, en hijzond hen weg, en zij gingen naar Mesopotamiënaar hun huis en (hun) land.23. In die tijd verlieten al de kinderen Israëlsde weg naar de woestijn Moab, en keerdenterug en trokken rond de woestijn van Edom.24. Aldus kwam de gehele gemeente in dewoestijn Sin in de eerste maand van het 40e

jaar sinds hun vertrek uit Egypte, en de kinde-ren Israëls woonden daar in Kades, in dewoestijn Sin, en Mirjam stierf aldaar en zijwerd aldaar begraven.25. In die tijd zond Mozes boden tot koningHadar van Edom, zeggende: Aldus zegt uwbroeder Israël, ik bid u laat mij (toch) door uwland trekken, wij zullen niet trekken door akkerof wijngaard, wij zullen het water der puttenniet drinken; wij zullen de koninklijke weggaan.26. En Edom zei tot hem: U zult niet door mijnland trekken. En Edom trok uit de kinderenIsraëls tegemoet met een machtig leger.27. De kinderen van Esau weigerden de kinde-ren Israëls door hun land te laten trekken;daarom trokken de Israëlieten zich van henterug en streden niet tegen hen.28. Want voordien had de Heer de kinderenIsraëls geboden, zeggende: U zult niet strijdentegen de kinderen van Esau. Daarom trokkende Israëlieten zich van hen terug en stredenniet tegen hen.29. Aldus reisden de kinderen Israëls uit Kades,en de gehele gemeente kwam aan de berg Hor

Page 152: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 152

(halverwege Dode Zee en Golf van Akaba?).30. In die tijd zei de Heer tot Mozes: Zeg tot uwbroeder Aäron dat hij daar zal sterven, want hijzal niet komen in het land dat Ik de kinderenIsraëls heb gegeven.

31. En Aäron klom op, op het bevel des Heren,tot de berg Hor, in het veertigste jaar, in devijfde maand, op de eerste dag der maand.32. En Aäron was 123 jaren oud toen hij stierfop de berg Hor.

Hoofdstuk 8585: 1. Koning Arad de Kanaäniet, die tegen hetZuiden woonde, hoorde dat Israël langs de wegder spionnen was gekomen. Hij stelde zijn strijd-krachten op om tegen de Israëlieten te strijden.2. De kinderen Israëls waren zeer bevreesd voorhem, want hij had een groot en zwaar leger, endus besloten de kinderen Israëls om terug tekeren naar Egypte.3. De kinderen Israëls keerden ongeveer driedagreizen terug tot Moseroth BeneJaäkan, wantzij waren zeer bevreesd vanwege koning Arad.4. De kinderen Israëls wilden niet teruggaan naarhun plaatsen, en daarom bleven zij dertig dagenin Bene-Jaäkan.5. Toen de kinderen van Levi zagen dat de kinde-ren Israëls niet terug wilden keren, waren zijbezorgd over de zaak des Heren, en zij stondenop en streden tegen de Israëlieten hun broede-ren, en doodden een groot aantal van hen, endwongen hen om terug te keren naar hun plaatsbij de berg Hor.6. Toen zij terugkeerden, was koning Arad nogsteeds bezig met het opstellen van zijn leger voorde strijd tegen de Israëlieten.7. Israël beloofde de Heer een gelofte, zeggende:Indien U dit volk in mijn hand geeft, dan zal ikhun steden geheel verdelgen.8. De Heer verhoorde de stem Israëls, en Hijleverde de Kanaänieten uit in hun hand, en Hijverdelgde hen en hun steden en noemde de naamder plaats Horma.9. De kinderen Israëls reisden van de berg Hor ensloegen hun tenten op in Oboth. Zij reisden vanOboth en sloegen hun tenten op aan de voet vande Abarim.10. De kinderen Israëls zonden boden naarMoab, zeggende: Laat ons nu uw land voorbij-trekken naar onze plaats. Maar de kinderen vanMoab wilden de kinderen Israëls niet door hunland laten trekken, want de kinderen van Moabwaren zeer bevreesd dat de kinderen Israëls henzouden doen wat koning Sihon der Ainorietenhen had gedaan, die hun land had genomen envelen van hen had gedood.11. Daarom wilde Moab de kinderen Israëls nietdoor hun land laten trekken, en de Heer geboodde kinderen Israëls, zeggende dat zij niet moes-ten strijden tegen Moab, en dus trokken deIsraëlieten zich terug van Moab.12. De kinderen Israëls reisden van de grenzenvan Moab en kwamen aan de andere kant vande Amon, de grens van Moab tussen Moab ende Amorieten, en zij legerden zich binnen de

landpalen van koning Sihon der Amorieten, inde woestijn Kedemoth.13. De kinderen Israëls zonden boden naarkoning Sihon der Amorieten, zeggende:14. Laat mij door uw land trekken, wij zullenniet trekken door akker of wijngaard, wij zullende koningsweg gaan totdat wij voorbij uwlandpalen zijn getrokken. Maar Sihon wilde deIsraëlieten niet door zijn gebied laten trekken.15. Daarom verzamelde Sihon al het volk derAmorieten en toog uit in de woestijn de kinde-ren Israëls tegemoet, en hij streed tegen Israëlte Jahaz.16. De Heer leverde koning Sihon der Amorie-ten uit in de handen der kinderen Israëls, enIsraël sloeg al het volk van Sihon met descherpte des zwaards en wreekte de zaak vanMoab.17. De kinderen Israëls namen het land vanSihon in bezit vanaf de Amon tot de Jabbok, totaan de kinderen van Ammon toe, en zij namende hele buit der steden.18. Israël nam al deze steden en woonden in alde steden der Amorieten.19. Ze besloten om te strijden tegen de kinde-ren van Ammon, om ook hun landgoederen tenemen.20. Daarom zei Heer tot de kinderen Israëls:Beleger de kinderen van Ammon niet. Laat hetook niet op een strijd aankomen tegen hen,want Ik zal u niets geven van hun land. Dekinderen Israëls luisterden naar de woordendes Heren, en streden niet tegen de kinderenvan Ammon (nu de streek rond AmmanJordanië).21. De kinderen Israëls wendden zich om engingen de kant uit van Basan naar het land vankoning Og van Basan, en koning Og van Basanging uit ten strijde de Israëlieten tegemoet, enhij had vele moedige mannen bij zich, en eenzeer sterke strijdmacht uit het volk derAmorieten.22. De koning Og van Basan was een zeermachtig man, maar zijn zoon Naäron wasbuitengewoon machtig, (en) zelfs sterker danhij.23. Og zei in zijn hart: Zie, het gehele leger-kamp neemt een ruimte in van drie parsa, nuzal ik hen allen tegelijk verslaan zonder zwaardof speer.24. Og klom op de berg Jahaz en nam vandaareen grote steen ter lengte van drie parsa, en hijplaatste die op zijn hoofd, en besloot die op het

Page 153: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 153

legerkamp der kinderen Israëls te werpen, om(zo) al de Israëlieten met die steen te verslaan.25. De engel des Heren kwam en doorboorde desteen op het hoofd van Og, en de steen viel op denek van Og zodat Og ter aarde viel vanwege hetgewicht van de steen op zijn nek.26. Toen zei de Heer tot de kinderen Israëls:Weest niet bevreesd voor hem, want Ik heb hemen al zijn volk en al zijn land in uw hand gegeven,en u zult met hem doen zoals u deed met Sihon.27. Mozes ging op hem af met een klein aantalder kinderen Israëls, en Mozes sloeg Og met eenstok tegen de enkels van zijn voeten en versloeghem.28. De kinderen Israëls achtervolgden daarna dekinderen van Og en al zijn volk, en zij sloegen enverstrooiden hen tot er niemand van hen over-bleef.29. Mozes zond daarna enige der kinderen Israëlsuit om Jaëzer te verspieden, want Jaëzer was eenberoemde stad.30. En de spionnen gingen naar Jaëzer enbekeken het, en de spionnen vertrouwden op deHeer, en zij streden tegen de mannen van Jaëzer.31. Deze mannen namen Jaëzer en haar onderho-rige plaatsen. De Heer leverde hen uit in hunhand, en zij verdreven de Amorieten die daarwaren.32. De kinderen Israëls namen het land van detwee koningen der Amorieten, zestig steden, aande andere zijde der Jordaan, vanaf de beek Amontot aan de berg Hermon.33. De kinderen Israëls reisden en kwamen in devlakke velden van Moab, die aan deze zijden derJordaan zijn, bij Jericho.34. De kinderen van Moab hoorden al het onheildat de kinderen Israëls de twee koningen, Sihonen Og der Amorieten hadden toegebracht, endaarom waren al de mannen van Moab zeerbevreesd voor de Israëlieten.35. De oudsten van Moab zeiden: Zie de twee ko-ningen Sihon en Og der Amorieten, die machtigerwaren dan al de koningen der Aarde. Zij kondenniet standhouden tegen de kinderen Israëls; hoekunnen wij dan standhouden tegen hen?36. Voorwaar, zij zonden ons destijds eenboodschap om door ons land te (mogen) trekken,en wij wilden het hen niet laten doen, (en) nuzullen zij zich tot ons wenden met hun zwarezwaarden en ons vernietigen. En Moab was ingrote benauwdheid vanwege de kinderen Israëls,en zij waren zeer bevreesd voor hen, en zij beraad-den zich tezamen wat er inzake de kinderen Israëlsmoest worden gedaan.37. De oudsten van Moab namen een besluit ennamen één hunner mannen, Balak de zoon vanZippor de Moabiet, en maakten hem koning overhen, en Balak was een zeer wijs man.38. De oudsten van Moab stonden op en bood-schapten de kinderen van Midian om vrede

met hen te sluiten, want in die dagen was ergrote strijd en vijandschap geweest tussenMoab en Midian. Vanaf de dagen van Hadad dezoon van Bedad koning van Edom die Midianversloeg in het veld van Moab, tot op deze tijd.39. De kinderen van Moab boodschapten dekinderen van Midian, en zij sloten vrede methen, en de oudsten van Midian kwamen naarhet land van Moab om vrede te sluiten in denaam van de kinderen van Midian.40. De oudsten van Moab beraadden zich metde oudsten van Midian wat er moest wordengedaan om hun leven te redden voor Israël.41. De kinderen van Moab zeiden tot de oud-sten van Midian: Daarom nu zullen de kinde-ren Israëls alles afgrazen wat rondom ons is,zoals de os het groen des velds afgraast, wantaldus deden zij met de twee koningen derAmorieten die sterker waren dan wij.42. De oudsten van Midian zeiden tot Moab:Wij hebben gehoord dat in de tijd koning Sihonder Amorieten tegen u streed, en u overwon enuw land nam. Dat u Beor de zoon van Jannesen zijn zoon Bileam liet komen uit Mesopota-mië, en zij kwamen en vervloekten u; daaromzegevierde de hand van Sihon over u zodat hijuw land nam.43. Daarom nu, laat ook u zijn zoon Bileamkomen want hij is nog in zijn land, en geef hemzijn loon, opdat hij kome en vervloeke al hetvolk waarvoor u bevreesd zijt. Aldus hoordende oudsten van Moab deze zaak, en zij warenermee ingenomen om Bileam de zoon van Beorte laten roepen.44. Dus zond Balak de zoon van Zippor, koningvan Moab, boodschappers naar Bileam zeg-gende:45. Zie daar is een volk uit Egypte getogen, zie,het heeft het gezicht des lands bedekt, en het istegenover mij gelegerd.46. Kom daarom en vervloek dit volk voor mij,want zij zijn te machtig voor mij; misschien zalik het kunnen slaan of uit het land verdrijven,want ik hoorde dat wie u zegent die zal geze-gend zijn, en wie u vervloekt die zal vervloektzijn.47. Toen gingen de boodschappers van Balaknaar Bileam en brachten Bileam om het volk(Israëls) te vervloeken bij de strijd tegen Moab.48. Bileam kwam tot Balak om Israël te ver-vloeken, en de Heer zei tot Bileam: Vervloek ditvolk niet want het is gezegend.49. Balak spoorde Bileam dag aan dag aan omIsraël te vervloeken, maar Bileam hoorde nietnaar Balak vanwege het woord des Heren datHij tot Bileam had gesproken.50. Toen Balak zag dat Bileam niet aan zijnwens wilde voldoen, stond hij op en ging naarhuis, en Bileam keerde ook naar zijn landterug, en ging vandaar naar Midian.

Page 154: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 154

51. De kinderen Israëls reisden uit de vlakke vel-den van Moab, en legerden zich aan de Jordaanvan Beth Jesimoth tot aan Abel Sittim, aan heteinde der vlakke velden van Moab.52. Toen de kinderen Israëls verbleven in devlakte van Sittim, begonnen zij te hoereren metde dochters van Moab.53. De kinderen Israëls naderden tot Moab, en dekinderen van Moab sloegen hun tenten op tegen-over het legerkamp der kinderen Israëls.54. De kinderen van Moab waren bevreesd voorde kinderen Israëls, en de kinderen van Moabnamen al hun dochters en hun mooie knappevrouwen, en kleedden hen in goud en zilver en inkostelijke kleding.55. De kinderen van Moab posteerden dezevrouwen bij de ingang van hun tenten opdat dekinderen Israëls hen zouden zien en tot henzouden ingaan, en niet zouden strijden tegenMoab.56. Alle kinderen van Moab deden dit voor dekinderen Israëls, en iedere man stelde zijnvrouwen dochter bij de deur van zijn tent, en alde kinderen Israëls zagen deze handeling derkinderen van Moab, en de kinderen Israëlswendden zich tot de dochters van Moab enbegeerden hen, en zij gingen tot hen in.57. Het geschiedde, als een Hebreeër kwam tot dedeur der tent van Moab, en een dochter vanMoab zag en haar in zijn hart begeerde, en methaar sprak bij de deur der tent over wat hij wens-te, dat dan de man de tent uitkwam terwijl zij nogtezamen (met elkaar) spraken, en tot de Hebreeërsprak in de volgende trant:

58. Voorwaar, u weet dat wij broederen zijn,wij zijn allen nakomelingen van Lot en nako-melingen van zijn broeder Abraham, waaromzoudt u dan niet bij ons zitten, en waaromzoudt u niet ons brood eten en onze offeran-den?59. En als de kinderen van Moab hem aldushadden overstelpt met hun toespraken, en hemverlokt hadden met hun strelende woorden,dan nodigden zij hem in de tent en kookten enslachtofferden voor hem, en hij at van hunofferanden en van hun brood.60. Zij gaven hem dan wijn. Hij dronk enkwam in extase, en zij brachten een mooimeisje voor hem. Hij deed met haar wat hijwilde, want hij wist niet wat hij deed omdat hijvolop wijn had gedronken.61. Aldus deden de kinderen van Moab metIsraël in die plaats, in de vlakte van Sittim, ende toom des Heren werd gewekt tegen Israëlvanwege deze zaak, en Hij liet een pest uitbre-ken onder hen, en er stierven 24.000 manonder de Israëlieten.62. Nu was er een man van de kinderen van Si-meon met de naam Zimri de zoon van Salu, diebetrekkingen aanknoopte met de Midianietis-che Kozbi, de dochter van Zur, koning van Mi-dian, voor de ogen van al de kinderen Israëls.63. Pinechas de zoon van Eleazar, de zoon vande priester Aäron, zag deze boze daad die Zimrihad gedaan, en hij stond op en nam een speeren ging hen achterna, en doorstak hen beidenen doodde hen, en de pestilentie hield op onderde kinderen van Israël.

Hoofdstuk 8686:1. In die tijd, na de pest, sprak de Heer totMozes, en tot Eleazar de zoon van de priesterAäron, zeggende:2. Tel de hoofden van de gehele gemeente derkinderen Israëls, van twintig jaren oud endaarboven, al wie ten legere uittrekt.3. Mozes en Eleazar telden de kinderen Israëlsnaar hun geslachten en het aantal van geheelIsraël was 601.730.4. Het aantal der kinderen van Levi, van éénmaand oud en daarboven, was 23.000, en onderdezen was er niet één man van hen die doorMozes en Aäron waren geteld in de woestijn vanSinaï.5. Want de Heer had hen gezegd dat zij zoudensterven in de woestijn, daarom waren zij allengestorven, en niet één van hun was erovergebleven dan Kaleb de zoon van Jefunne enJozua de zoon van Nun.6. Het was hierna dat de Heer tot Mozes zei: Zegtot de kinderen Israëls om op Midian de zaak te

wreken van hun broederen de kinderen Israëls.7. Mozes deed aldus, en de kinderen Israëlskozen uit hun midden 12.000 man, zijnde1.000 per stam, en zij gingen naar Midian.8. De kinderen Israëls streden tegen Midian,en zij sloegen al wat mannelijk was, ook devijfvorsten van Midian, en Bileam de zoon vanBeor doodden zij met het zwaard.9. De kinderen Israëls namen de vrouwen vanMidian gevangen, met hun kinderen en hunvee, en alles wat hen toebehoorde.10. En zij namen de gehele buit en de geheleroof, en zij brachten die tot Mozes en tot Elea-zar in de vlakke velden van Moab.11. En Mozes en Eleazar en al de vorsten dergemeente gingen met vreugde uit hentegemoet.12. En zij verdeelden de buit van Midian, en dekinderen Israëls waren gewroken op Midianvoor de zaak van hun broederen de kinderenIsraëls.

Page 155: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 155

Hoofdstuk 8787:1. In die tijd zei de Heer tot Mozes: Zie uw da-gen lopen ten einde, neem nu uw dienaar Jozuade zoon van Nun en stel hem in de tabernakel, enIk zal hem bevelen. En Mozes deed aldus.2. De Heer verscheen in de tabernakel in dewolkkolom, en deze stond boven de deur der tent.3. De Heer gebood Jozua de zoon van Nun en zeitot hem: Wees sterk en heb goede moed, want uzult de kinderen Israëls brengen in het land datIk heb gezworen aan hen te zullen geven, en Ikzal met u zijn.4. Mozes zei tot Jozua: Wees sterk want u zult dekinderen Israëls het land doen beërven, en deHeer zal met u zijn; Hij zal u niet begeven nochverlaten, vrees niet en ontzet u niet.5. Mozes riep al de kinderen Israëls en zei tothen: U hebt al het goede gezien dat de Heer uwGod voor u heeft gedaan in de woestijn.6. Houdt dan al de woorden van deze wet, enwandel in de weg van de Heer uw God, keer uniet af van de weg die de Heer uw God u geboden

heeft, hetzij naar rechts of links.7. Mozes leerde de kinderen Israëls inzettingenen voorschriften en wetten, om die te houdenin het land zoals de Heer hem had geboden.8. Hij leerde hen de weg des Heren en Zijnwçtten; zie, zij zijn geschreven in het boek derwet Gods dat Hij gaf aan de kinderen Israëlsdoor de hand van Mozes.9. Mozes eindigde de kinderen Israëls tegebieden, en de Heer sprak tot hem, zeggende:Klim op de berg Abarim (Nebo) en sterf daar,en word vergaderd tot uw volken gelijk uwbroeder Aäron werd vergaderd.10. Mozes klom op zoals de Heer hem had ge-boden, en hij stierf daar in het land van Moabop het bevel des Heren, in het veertigste jaar nahet vertrek der Israëlieten uit het land Egypte.11. De kinderen Israëls beweenden Mozes in devlakke velden van Moab dertig dagen lang, ende dagen van wenen en rouw over Mozeswerden voleindigd.

Hoofdstuk 8888:1. En het was na de dood van Mozes dat deHeer sprak tot Jozua de zoon van Nun, zeggende:2. Sta op en trek over de Jordaan tot het land datIk de kinderen Israëls geef.3. Elke plaats die uw voetzool betreden zal, diezal u toebehoren; van de woestijn van Libanon aftot de grote rivier, de rivier de Eufraat, zal uwgrens zijn.4. Niemand zal tegen u opstaan al de dagen vanuw leven; zoals Ik was met Mozes zo zal Ik met uzijn; wees alleen sterk en moedig en houdt degehele wet die Mozes u gebood, wijk daarvan nietaf hetzij naar rechts of naar links, opdat u voor-spoedigzijt in alles wat u doet.5. Jozua gebood de vorsten van Israël, zeggende:Gaat door tot het midden der legerplaats enbeveelt het volk, zeggende: Bereidt teerkost vooruzelf, want binnen drie dagen zult u de Jordaanovertrekken om het land te (gaan) bezitten.6. De vorsten der kinderen Israëls deden aldus,en zij bevalen het volk en zij deden alles watJozua bevolen had.7. Jozua zond twee mannen uit om het land vanJericho te verspieden, en de mannen gingen uiten verspiedden Jericho.8. Ten einde van zeven dagen kwamen zij totJozua in de legerplaats en zeiden tot hem: DeHeer heeft het gehele land in onze hand gegeven,en de inwoners daarvan zijn van vrees voor onsaangezicht gesmolten.9. Hierna geschiedde het dat Jozua 's morgensopstond, en geheel Israël met hem, en zij reisdenuit Sittim, en Jozua en geheel Israël met hemtrokken over de Jordaan; en Jozua was 82 jarenoud toen hij met Israël de Jordaan overtrok.10. Het volk klom op uit de Jordaan op de

tiende dag der eerste maand, en zij legerdenzich te Gilgal aan het Oosteinde van Jericho.11. De kinderen Israëls hielden het Pascha inGilgal, op de vlakke velden van Jericho, op deveertiende dag der maand, zoals hetgeschreven is in de wet van Mozes.12. Het manna hield toen op, op de morgen vanhet Pascha, en er was geen manna meer voor dekinderen Israëls, en zij aten van de opbrengstvan het land Kanaän.13. Jericho was geheel gesloten voor de kinde-ren Israëls, niemand ging er uit of in.14. Het was in de tweede maand, op de eerstedag der maand, dat de Heer tot Jozua zei: Staop, zie Ik heb Jericho in uw hand gegeven metal het volk daarin, en al uw krijgslieden zullenom de stad heentrekken, elke dag éénmaal,(en) aldus zult u zes dagen lang doen.15. De priesters zullen met de bazuinen blazen,en wanneer u het geluid van de bazuin hoortdan zal al het volk een groot gejuich latenhoren, zodat de muren der stad zullen ineen-storten; al het volk zal erop klimmen, iedereman recht voor zich uit.16. Jozua deed aldus zoals alles wat de Heerhem geboden had.17. Op de zevende dag trokken zij zeven malenom de stad heen, en de priesters bliezen op debazuinen.18. Toen zij de zevende maal rondtrokken, zeiJozua tot het volk: Juicht, want de Heer heeftde gehele stad in onze handen gegeven.19. Doh de stad en alles wat zij bevat zalvervloekt zijn voor de Heer, en wacht u zelvenvoor het vervloekte, opdat u niet het leger vanIsraël onder de vloek brengt en het in het

Page 156: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 156

ongeluk stort.20. Maar al het zilver en goud en koper en ijzerzal de Heer heilig zijn; het zal bij de schat desHeren komen.21. Het volk blies op bazuinen en juichte eengroot gejuich, en de muren van Jericho storttenin, en al het volk klom in (de stad) recht voor zichuit, en zij namen de stad in, en zij vernietigdenalles wat erin was volkomen, man en vrouw, jongen oud, os en schaap en ezel, met de scherpte deszwaards.22. Zij verbrandden de gehele stad met vuur;alleen de vaten van zilver en goud, en koper enijzer, voegden zij bij de schat des Heren.23. Jozua zwoer in die tijd, zeggende: Vervloektzij de man die Jericho herbouwt. Hij zal haargrondvesten op zijn eerstgeboren zoon, en op zijnjongste zoon zal hij de poorten daarvan stellen.24. Achan de zoon van Kanni, de zoon van Zabdi,de zoon van Zerah, zoon van Juda, handeldeverraderlijk met het vervloekte. Hij nam van hetvervloekte en verborg het in de tent. Hierdoorontstak de toom des Heren tegen Israël.25. Het was hierna, toen de kinderen Israëlswaren teruggekeerd van het verbranden vanJericho, dat Jozua mannen uitzond om ook Ai tebespieden, en om ertegen te strijden26. De mannen trokken op en bespiedden Ai, enzij keerden terug en zeiden: Laat niet al het volkmet u optrekken naar Ai, laat slechts 3.000 manoptrekken en de stad slaan, want de mannendaarvan zijn slechts weinig in getal.27. Jozua deed aldus, en ongeveer 3.000 man derkinderen Israëls trokken met hem uit, en zijstreden tegen de mannen van Ai.28. De slag was meedogenloos voor Israël, en demannen van Ai versloegen 36 mannen van Israël,en de kinderen Israëls vluchtten voor de mannenvan Ai.29. Toen Jozua dit zag verscheurde hij zijnkleding en viel op zijn gezicht ter aarde voor deHeer, hij en de oudsten van Israël, en zij wierpenstof op hun hoofd.30. En Jozua zei: Waarom, oh Heer, deed U ditvolk door de Jordaan gaan? Wat zal ik zeggennadat de Israëlieten hun rug hebben gekeerdnaar hun vijanden?31. Daarom nu zullen al de Kanaänieten, inwo-ners des lands, dit horen en ons omsingelen enonze naam uitroeien.32. De Heer zei tot Jozua: Waarom viel u op uwgezicht? Sta op maak u los, want de Israëlietenhebben gezondigd en genomen van hetvervloekte. Ik zal niet meer met hen zijn tenzij zijhet vervloekte vernietigen temidden van hen.33. Jozua stond op en verzamelde het volk, enbracht de urim op het bevel des Heren, en destam Juda werd geraakt, en Achari de zoon vanKanni werd geraakt.34. Jozua zei tot Achan: Zeg mij mijn zoon, wathebt u gedaan? En Achan zei: Ik zag onder de

roof een schoon sierlijk overkleed uit Sinear en200 sjekels zilver, en een gouden staaf met eengewicht van 50 sjekels; ik begeerde die en namdie, en zie het is alles verborgen in de aarde inhet midden der tent.35. Jozua zond mannen uit die de tent vanAchan gingen doorzoeken en de gevondenstukken naar Jozua brachten36. Jozua nam Achan en dit gerei, en zijn zo-nen en dochters en alles wat hem toebehoor-de, en zij voerden hen naar het dal Achor.37. Jozua verbrandde hen daar met vuur, en alde Israëlieten stenigden Achan met stenen, enzij wierpen een steenhoop over hem op; daarnanoemde hij (Jozua) die plaats het dal vanAchor; aldus werd de toom des Herenverzoend, en Jozua trok daarna op tegen destad (Ai) en streed ertegen.38. De Heer zei tot Jozua: Vrees niet en weesniet verschrikt, zie, Ik heb Ai met haar koningen haar volk in uw hand gegeven, en u zult methen doen zoals u met Jericho en haar koninghebt gedaan. Slechts buit en vee zult u vooruzelf nemen en leg een hinderlaag aan deachterzijde der stad.39. Aldus deed Jozua naar het woord desHeren, en Jozua verkoos uit het krijgsvolk:30.000 moedige mannen, en hij zond hen uit,en zij lagen in hinderlaag achter Ai.40. Hij beval hen, zeggende: Wanneer u onszult zien, zullen wij doen alsof wij voor henvluchten, en zij zullen ons achtervolgen en danzult u uit de hinderlaag opstaan en de stadinnemen. En aldus deden zij.41. Jozua streed terwijl de mannen der stadoptrokken tegen Israël, niet wetend dat zij (de30.000 Israëlieten) in hinderlaag lagen tegenhen achter de stad.42. Jozua en al de Israëlieten veinsden voorhen dat zij afgemat waren. Dat zij listig vlucht-ten door de weg der woestijn.43. De mannen van Ai verzamelden al de men-sen in de stad om de Israëlieten te achtervol-gen, en zij trokken uit en werden weggelokt vande stad; niet één bleef (er achter), en zij lietende stad open (achter) en achtervolgden deIsraëlieten.44. Zij die in hinderlaag lagen, stonden op vanhun plaatsen, en haastten zich naar de stad ennamen haar en zetten haar in brand, en demannen van Ai keerden terug, en zie, de rookder stad steeg op ten hemel, en zij hadden geenruimte om herwaarts of derwaarts te vlieden.45. Alle mannen van Ai zaten tussen (de tweegroepen van) Israël (in), deze van hier en genevan daar, en zij sloegen hen zodanig, dat nietéén van hen overbleef.46. De kinderen Israëls grepen koning Meloshvan Ai levend, en zij brachten hem tot Jozua,en Jozua hing hem aan een hout en hij stierf.

Page 157: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 157

47. De kinderen Israëls keerden terug naar destad en verbrandden haar, en zij sloegen allen inde stad met de scherpte des zwaards.48. Het aantal der mannen en vrouwen van Ai diewaren gevallen was 12.000; alleen het vee en debuit der stad namen zij voor zichzelf, naar hetwoord des Heren tot Jozua.49. Alle koningen aan deze zijde der Jordaan enalle koningen van Kanaän, hoorden van hetonheil dat de kinderen Israëls hadden gebrachtover Jericho en Ai, en zij verzamelden zich omtegen Israël te strijden.50. Alleen de inwoners van Gibeon waren zeerbevreesd om tegen de Israëlieten te strijden uitvrees dat zij zouden omkomen, en dus handeldenzij arglistig, en zij kwamen tot Jozua en tot geheelIsraël, en zeiden tot hen: Wij zijn uit een ver landgekomen, sluit daarom een verbond met ons.51. De inwoners van Gibeon bedrogen de kinde-ren Israëls, en de kinderen Israëls sloten een ver-bond met hen, en zij sloten vrede met hen, en devorsten der gemeente zwoeren hen, maar (driedagen) later hoorden zij dat zij hun naburenwaren en temidden van hen woonden.52. Maar de kinderen Israëls doodden hen niet,want zij hadden gezworen bij de Heer. Ze werdenhouthakkers en waterputters.53. Jozua zei tot hen: Waarom bedroog u mij,door deze zaak te doen. En zij antwoordden hem,zeggende: Omdat uw knechten alles was verteldwat u had gedaan met de koningen der Amorie-ten, en wij waren zeer bevreesd voor ons leven,daarom deden wij deze zaak.54. Jozua droeg hen op die dag op om hout tehakken en om water te putten, en hij verdeeldehen als slaven over al de stammen van Israël.55. Toen koning Adonizedek van Jeruzalem alleshoorde wat de kinderen Israëls gedaan haddenmet Jericho en met Ai, boodschapte hij koningHoham van Hebron en koning Piream vanJarmuth en koning Jafia van Lachis en koningDebir van Eglon, zeggende:56. Kom tot mij en help mij, opdat wij de

kinderen Israëls verslaan en de inwoners vanGibeóri die vrede gesloten hebben met dekinderen Israëls.57. Zij verzamelden zich, en de vijf koningender Amorieten trokken op met al hun legers,een machtig volk, talrijk als het zand aan dekust der zee.58. Al deze koningen kwamen en legerden voorGibeon, en zij begonnen te strijden tegen deinwoners van Gibeon, en al de mannen vanGibeon boodschapten Jozua, zeggende: Komons snel te hulp, want al de koningen derAmorieten hebben zich verzameld om tegenons te strijden.59. Jozua en al het krijgsvolk toog op uit Gilgal,en Jozua kwam snel tot hen, en sloeg dezekoningen met een grote slag.60. De Heer verschrikte hen voor het gezichtder kinderen Israëls, die hen versloegen meteen grote slag te Gibeon, en hen achtervolgdenop de weg die van Bet-Choron loopt naarMakkeda, en zij vluchtten voor de kinderenIsraëls.61. Toen zij vluchtten, wierp de Heer grotehagelstenen op hen vanuit de hemel, en erstierven er van hen meer door de hagelstenendan door het zwaard der kinderen Israëls.62. De kinderen Israëls achtervolgden hen, enzij gingen voort met hen op de weg te slaan,voortgaande en slaande.63. Toen zij doende waren met hen te slaan,neigde de dag naar de avond, en Jozua zei voorde ogen van het volk: Zon staat u stil te Gibeon,en u maan in het dal van Ajalon, totdat het volkzich heeft gewroken aan zijn vijanden.64. De Heer luisterde naar de stem van Jozua,en de zon stond stil in het midden des hemels,en zij stond 36 ogenblikken (?) stil, en ook demaan stond stil en haastte zich een gehele dagniet om onder te gaan.65. Er was geen dag zoals deze, noch voor nochna deze dag, dat de Heer de stem van een manverhoorde, want de Heer streed voor Israël.

Hoofdstuk 8989:1. Toen sprak Jozua dit lied, op de dag dat deHeer de Amorieten in de hand van Jozua en vande kinderen Israëls had gegeven, en hij zei voorhet oog van geheel Israël:2. U hebt machtige dingen gedaan, Oh Heer, Uhebt grote daden verricht; wie kan met U wordenvergeleken? Mijn lippen zullen Uw naam zingen.3. Mijn goedheid en mijn sterkte, mijn hogetoren, ik wil een nieuw lied zingen tot U, metdankzegging wil ik tot U zingen, U zijt de krachtmijner zaligheid.4. Al de koningen der Aarde zullen U loven, devorsten der wereld zullen tot U zingen, de kin-deren Israëls zullen zich verheugen in Uw zalig-heid, zij zullen Uw macht zingen en loven.

5. Aan U, Heer, vertrouwden wij ons toe, wijzeiden U zijt onze God, want U waart onzebeschutting en sterke toren tegen onze vijan-den.6. Tot U riepen wij en werden niet beschaamd,in U vertrouwden wij en werden bevrijd; wan-neer wij tot U riepen dan hoorde U onze stem,dan deed U onze zielen redden van het zwaard,U toont ons Uw genade, U gaf ons Uw zalig-heid, U verheugt onze harten met Uw sterkte.7. U zijt uitgetogen voor onze redding, met UwArm verlost U Uw volk; U antwoordt ons van-uit de hemel Uwer heiligheid, U redt ons vantienduizenden mensen.8. De zon en de maan stonden stil aan de hemel,

Page 158: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 158

en U stond in Uw gramschap tegen onze onder-drukkers en gebood Uw oordeel over hen.9. Al de vorsten der Aarde stonden op, dekoningen der volken hadden zich verzameld zijwerden niet beroerd door Uw aanwezigheid, zijwilden met U strijden.10. U stond op tegen hen in Uw toom, en deedUw toom op hen neerdalen; U verdelgde hen inUw toom, en sneed hen af uit Uw hart.11. Volken zijn verteerd door Uw woede, konin-krijken zijn vervallen vanwege Uw gramschap, Ukrenkt koningen in de dagen van Uw gram-schap.12. U stortte Uw woede op hen uit, Uw vergramdetoom greep hen, U deed hun onrechtvaardigheidop henzelf neerkomen, en sneed hen af in hungoddeloosheid.13. Zij spanden een valstrik, zij vielen erin; inhet net dat zij verborgen hielden werd hun voetgevangen.14. Uw hand was gereed voor al Uw vijanden diezeiden dat zij door hun zwaard het land bezaten,(en) door hun arm in de stad woonden; U vervul-de hun gezicht met schaamte, U deed hun horenstegen de grond slaan, U deed hen verschrikken inUw gramschap, en deed hen verdelgen in Uwtoorn.15. De Aarde trilde en schudde op het geluid vanUw storm over hen, U weerhield hun zielen nietvan de dood, en deed hun levens afdalen tot hetgraf.16. U deed hen vervolgen in Uw storm, U deedhen verteren in Uw wervelwind, U veranderdehun regen in hagel, zij vielen in diepe kuilenzodat zij niet konden opstaan.17. Hun lijken waren gelijk afval midden op destraten.18. Zij werden verteerd en vernietigd in Uwgramschap, (en) U redt Uw volk met Uw macht.19. Daarom verheugen onze harten zich in U,onze zielen verheffen (zich) in Uw zaligheid.20. Onze tongen zullen Uw macht verhalen, (en)wij zullen Uw verwonderlijke werken zingen enloven.21. Want U hebt ons gered van onze vijanden, Ubevrijdde ons van hen die tegen ons opstonden,U verdelgde hen voor ons en U deed hen onderonze voeten vertrappen.22. Aldus zullen al Uw vijanden omkomen, OhHeer, en de goddelozen zullen zijn als kaf datdoor de wind wordt verdreven, en Uw bemindenzullen zijn als bomen die geplant zijn bij dewateren.23. Aldus keerden Jozua en geheel Israël methem terug naar het legerkamp te Gilgal, na al dekoningen te hebben verslagen zodat er niemandvan hen was overgebleven.24. Maar de vijfkoningen vluchtten te voet uit destrijd, en verborgen zichzelf in een spelonk, enJozua zocht hen op het slagveld en vond hen niet.25. En daarna werd Jozua verteld, zeggende:

De koningen zijn gevonden en zie zij zijn ver-borgen in een spelonk.26. Jozua zei: Stelt mannen voor de mond derspelonk om hen te bewaren, opdat zij niet hunbiezen pakken, en de kinderen Israëls dedenaldus.27. Jozua riep geheel Israël en zei tot de over-sten des krijgsvolks: Zet uw voeten op de nek-ken dezer koningen. Alzo zal de Heer doen metal uw vijanden.28. Jozua gebood daarna dat zij de koningenzouden doden en hen in de spelonk zoudenwerpen, en grote stenen bij de mond der spe-lonk moesten leggen.29. En Jozua ging daarna met al het volk datbij hem was op die dag naar Makkeda, en hijsloeg het met de scherpte des zwaards.30. Hij vernietigde de zielen en alles wat bij destad hoorde volkomen, en hij deed met dekoning en de mensen daarvan zoals hij metJericho had gedaan.31. Hij toog vandaar naar Libna en hij streedertegen, en de Heer leverde die stad in zijnhand, en Jozua sloeg Libna met de scherpte deszwaards en alle zielen daarin, en hij deedermee en met de koning daarvan zoals hij metJericho had gedaan.32. Vandaar toog hij naar Lachis om ertegen testrijden, en koning Horam van Gezer (Gaza)trok op om Lachis te helpen, en Jozua sloeghem en zijn volk tot hem niemand overbleef.33. Jozua nam Lachis en al het volk daarvan,en hij deed ermee zoals hij met Libna hadgedaan.34. Jozua trok vandaar naar Eglon, en hij namook die stad, en hij sloeg die en al het volkdaarvan met de scherpte des zwaards.35. Vandaar toog hij naar Hebron en streedertegen en nam het en vernietigde het volko-men, en vandaar keerde hij zich met geheelIsraël naar Debir en streed ertegen en sloeg hetmet de scherpte des zwaards.36. Hij vernietigde iedere ziel daarin, hij lietniemand over, en hij deed daarmee en met dekoning ervan zoals hij met Jericho had gedaan.37. Jozua sloeg al de koningen der Amorietenvan Kades-Barnea tot Gaza, en hij nam hunland op eenmaal, want de Heer streed voorIsraël.38. Jozua keerde met geheel Israël terug naarhet legerkamp te Gilgal.39. Toen koning Jabin van Hazar alles hoordewat Jozua had gedaan met de koningen derAmorieten, boodschapte Jabin aan koningJobab van Midian (Madon?), en aan koningLaban van Simron, aan koning Jefal vanAchsaf, en aan al de koningen der Amorieten,zeggende:40. Kom snel tot ons en help ons; opdat wij dekinderen Israëls slaan voordat zij over ons

Page 159: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 159

komen en met ons doen wat zij met de anderekoningen der Amorieten hebben gedaan.41. Al deze koningen luisterden naar de woordenvan koning Jabin van Hazar, en zij togen uit metal hun legerlegers, zeventien koningen, en hunvolk was talrijk als het zand aan de kust der zee,tezamen met paarden en talrijke wagens, en zijkwamen en legerden zich tezamen aan de wa-teren van Merom, en zij kwamen tezamen omtegen Israël te strijden.42. De Heer zei tot Jozua: Vrees hen niet, wantmorgen om deze tijd zal Ik hen allen verslagenaan u overleveren. U zult hun paarden de hak-pees doorsnijden en hun wagens met vuur ver-branden.43. Jozua en al het krijgsvolk kwamen plotselingover hen en sloegen hen, en zij vielen in hunhanden, want de Heer had hen uitgeleverd in dehand der kinderen Israëls.44. Aldus achtervolgden de kinderen Israëls dezekoningen met hun legers, en sloegen hen tot erniemand van hen over was, en Jozua deed methen zoals de Heer tot hem had gesproken.45. Jozua keerde toen terug naar Hazar en sloegdie stad met het zwaard, en vernietigde iedereziel daarin, en verbrandde die stad met vuur. VanHazar toog Jozua door naar Simron en sloeg heten vernietigde het volkomen.46. Vandaar toog hij naar Achsaf en hij deeddaarmee zoals hij gedaan had met Simron.47. Vandaar toog hij naar Adullam en hij sloeg

al het volk daar, en hij deed met Adullam zoalshij had gedaan met Achsaf en met Simron.48. En hij toog vandaar naar al de steden derkoningen die hij geslagen had, en hij sloeg alhet volk dat daarvan nog over was en hij ver-nietigde het volkomen.49. De buit en het vee namen de Israëlietenvoor zichzelf, maar ieder menselijk wezensloegen zij en lieten geen ziel in leven.50. Gelijk de Heer Mozes had geboden alzodeed Jozua en geheel Israël, en zij deden ergeen woord van af.51. Alzo sloegen Jozua en al de kinderen Israëlshet gehele land Kanaän zoals de Reer hen hadgeboden, en zij sloegen al hun koningen, zijnde31 koningen, en de kinderen Israëls namen hungehele land.52. Daartoe de koninkrijken van Sihon en Ogdie aan de andere zijde der Jordaan zijn, waar-van Mozes vele steden had geslagen. En Mozesgaf die aan de Rubenieten en de Gadieten en dehalve stam van Manasse.53. Jozua sloeg al de koningen aan de Westzij-de der Jordaan, en gaf die tot een erfelijkebezitting aan de negen stammen en de halvestam (van Manasse).54. Vijf jaren lang voerde Jozua oorlog metdeze koningen, en hij gaf hun steden aan deIsraëlieten, en het land rustte van de strijd in alde steden der Amorieten en der Kanaänieten.

Hoofdstuk 9090:1. In die tijd, in het vijfde jaar nadat de kinde-ren Israëls de Jordaan waren overgetrokken, (en)nadat de kinderen Israëls rustten van hun oorlogmet de Kanaänieten, toen ontstonden er grote enzware oorlogen tussen Edom en de kinderen vanKittim, en de kinderen van Kittim streden tegenEdom.2. Koning Abianus van Kittim toog uit in dat jaar,dat is in het 31e jaar zijner regering, en een grotestrijdkracht der machtige mannen van Kittimmet hem, en hij ging naar Seir om te strijden te-gen de kinderen van Esau.3. Koning Radar van Edom hoorde hiervan, en hijtoog uit hem tegemoet met een groot aantal men-sen en een sterke strijdmacht, en hij geraakte methem in strijd in het veld van Edom.4. De hand van Kittim zegevierde over de kinde-ren van Esau, en de kinderen van Kittim dooddenvan de kinderen van Esau 22.000 man, en al dekinderen van Esau vluchtten voor hen.5. De kinderen van Kittim achtervolgden hen, enzij haalden koning Radar van Edom in die voorhen uitliep, en zij grepen hem levend, en zijbrachten hem tot koning Abianus van Kittim.6. Abianus beval dat hij moest worden gedood,en koning Radar van Edom stierf in het 48e

jaar van zijn regering.

7. De kinderen van Kittim zetten hun achter-volging van Edom voort, en zij sloegen hen meteen grote slachting, en Edom werd onderwor-pen aan de kinderen van Kittim.8. De kinderen van Kittim regeerden overEdom, en Edom kwam onder het juk der kin-deren van Kittim en werd één koninkrijk vanafdie dag.9. Vanaf die tijd konden zij hun hoofd nietmeer opheffen, en hun koninkrijk werd éénmet dat der kinderen van Kittim.10. Abianus stelde oversten in Edom, en al dekinderen van Edom werden onderworpen enschatplichtig aan Abianus, en Abianus keerdeterug naar zijn eigen land Kittim.11. Toen hij terugkeerde, vernieuwde hij zijnregering en bouwde voor zichzelf een ruim enversterkt paleis als koninklijk verblijf, en hijregeerde zeker over de kinderen van Kittim enEdom.12. In die dagen, nadat de kinderen Israëls alde Kanaänieten en Amorieten hadden verdre-ven, was Jozua oud en wel bedaagd.13. De Heer zei tot Jozua: U zijt oud gewordenen wel bedaagd, en een groot deel van het landis (nog) overgebleven om in bezit te wordengenomen.

Page 160: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 160

14. Verdeel daarom dit land tot een erfdeel aande negen stammen en aan de halve stam vanManasse. Jozua stond op en deed zoals de Heertot hem had gesproken.15. Hij verdeelde het gehele land onder de stam-men Israëls als een erfenis, naar hun indelingen.16. Maar aan de stam Levi gaf hij geen erfenis, deofferanden des Heren zijn hun erfenis zoals deHeer tot hen had gesproken door de hand vanMozes.17. Jozua gaf de berg Hebron aan Kaleb de zoonvan Jefunne, een deel boven zijn broederen, zoalsde Heer had gesproken door Mozes.18. Daarom werd Hebron een erfdeel van Kaleben zijn kinderen tot op deze dag.19. Jozua verdeelde het gehele land door lotingten erfdeel aan geheel Israël, zoals de Heer hemgeboden had.20. De kinderen Israëls gaven aan de Levietensteden in hun erfdeel en voorsteden voor hunvee, en eigendom; zoals de Heer Mozes hadgeboden zo deden de kinderen Israëls, en zijverdeelden het land door loting hetzij groot ofklein.21. En zij togen uit om het land te erven overeen-komstig de (aan ieder toegemeten) grenzen, ende kinderen Israëls gaven Jozua de zoon van Nuneen erfdeel in het midden van hen.22. Naar het Woord des Heren gaven zij hem destad die hij begeerde, Tirnnath Serah op het ge-bergte Efraïm, en hij bouwde de stad en woondedaarin.23. Deze zijn de erfdelen die de priester Eleazaren Jozua de zoon van Nun en de vorsten derstammen door het lot uitdeelden aan de kinderenIsraëls te Silo, voor het aangezicht des Heren, aande deur der tabernakel, en zij maakten een eindeaan het uitdelen des lands.24. En de Heer gaf het land aan de Ismaëlieten;en zij bezaten het zoals de Heer tot hen had ge-sproken, en zoals de Heer hun vaderen hadgezworen.25. De Heer gaf de Israëlieten rust van al hunvijanden rondom hen, en niemand stond tegenhen op, en de Heer leverde al hun vijanden inhun handen, en er viel niet één van al de goedewoorden die de Heer had gesproken tot de kin-deren Israëls; ja, de Heer volbracht het altemaal.26. Jozua riep al de kinderen Israëls en zegendehen, en gebood hen om de Heer te dienen, endaarna zond hij hen weg, en zij gingen ieder naarhun stad, en een ieder naar zijn erfdeel.27. De kinderen Israëls dienden de Heer al dedagen van Jozua, en de Heer gaf hen rust vanallen rondom hen, en zij woonden zeker in hunsteden.28. En het geschiedde in die dagen dat koningAbianus van Kittim stierf, in het 38e jaar zijnerregering, dat is in het zevende jaar zijner rege-ring over Edom, en zij begroeven hem in zijn

paleis dat hij voor zichzelf had gebouwd, enLatinus regeerde 50 jaren in zijn plaats.29. Tijdens zijn regering formeerde hij eenstrijdmacht, en hij ging strijden tegen de in-woners van Brittannië en Kernania, de kin-deren van Elisa zoon van Javan. Hij zegevierdeover hen en maakte hen schatplichtig.30. Hij hoorde toen dat Edom in opstand wasgekomen tegen de hand van Kittim, en Latinustoog uit naar hen en sloeg hen en onderwierphen, en stelde hen onder de hand der kinderenvan Kittim. Edom werd (weer) één koninkrijkmet de kinderen van Kittim al de dagen.31. Vele jaren lang was er geen koning inEdom, en zij werden geregeerd door de kin-deren van Kittim en hun koning.32. Het was in het 26e jaar nadat de kinderenIsraëls over de Jordaan waren getrokken, dat ishet 66e jaar na het vertrek der kinderen Israëlsuit Egypte, dat Jozua oud was en bejaard,zijnde 108 jaren oud in die dagen.33. Jozua riep geheel Israël, hun oudsten, hunrechters en oversten, nadat de Heer Israël rusthad gegeven van al zijn vijanden rondom hen,en Jozua zei tot de oudsten van Israël en tothun rechters: Zie ik ben oud en bejaard, en uhebt gezien wat de Heer gedaan heeft met al devolkeren die Hij voor uw aangezicht heeft ver-dreven, want het is de Heer die voor u gestre-den heeft.34. Wees daarom sterk om al de woorden derwet van Mozes te bewaren en te doen, opdat udaarvan niet afwijkt naar rechts of naar linksen opdat u niet ingaat tot die volkeren dieovergebleven zijn in het land; u zult ook niet denaam hunner goden gedenken, maar u zult deHeer uw God aanhangen zoals u tot op hedenhebt gedaan.35. Jozua vermaande de kinderen Israëls tenzeerste om de Heer te dienen al hun dagen.36. Alle Israëlieten zeiden: Wij zullen de Heeronze God dienen al onze dagen wij en onzekinderen, en de kinderen onzer kinderen, enons nageslacht voor eeuwig.37. Jozua sloot op die dag een verbond met hetvolk, en hij zond de kinderen Israëls weg, en zijgingen een iegelijk naar hun erfdeel en hunstad.38. Het was in die dagen, toen de kinderenIsraëls zeker in hun steden woonden, dat zij dedoodkisten begroeven van de stammen hunnervaderen, die zij uit Egypte hadden meegevoerd;die van elke man in het erfdeel zijner kinderen;de kinderen Israëls begroeven de twaalf zonenvan Jakob, een iegelijk in het erfdeel zijnerkinderen.39. Deze zijn de namen van de steden waarinzij de twaalf zonen van Jakob begroeven en diede kinderen Israëls hadden meegevoerd vanuitEgypte.

Page 161: De complete vertaling van de Hebreeuwse Sefer-Hayasherwoonden in de Hof overeenkomstig hetgeen de Heer hen geboden had. 9. De slang, die God met hen in de Aarde gemaakt had, kwam tot

Boek der Oprechten Pagina 161

40. Zij begroeven Ruben en Gad aan deze zijdeder Jordaan, in Romia, hetwelk Mozes aan hunkinderen had gegeven.41. En zij begroeven Simeon en Levi in de stadMauda, hetwelk hij had gegeven aan de kinderenvan Simeon, en de voorstad der stad was voor dekinderen van Levi.42. Juda begroeven zij in de stad van Benjamintegenover Beth1ehem.43. De beenderen van Issachar en Zebulon be-groeven zij in Sidon, in het erfdeel dat toeviel aanhun kinderen.44. Dan werd begraven in de stad zijner kinde-ren, in Eshtael. Naftali en Aser begroeven zij inKades-Naftali, elke man in de plaats die hij hadgegeven aan zijn kinderen.45. De beenderen van Jozef begroeven zij inSichem, in het stuk veld dat Jakob had gekochtvan Hemor, en dat (de kinderen van) Jozefalserfelijke bezitting toeviel.46. Zij begroeven Benjamin in Jeruzalemtegenover de Jebusiet, hetgeen was gegeven aande kinderen van Benjamin. De kinderen Israëls

begroeven hun vaderen een ieder in de stadzijner kinderen.47. Ten einde van twee jaren, stierf Jozua dezoon van Nun, 110 jaren oud, en de tijd datJozua Israël richtte was 28 jaren, en Israëldiende de Heer al de dagen van zijn leven.48. Het overige der geschiedenis van Jozua enzijn veldslagen, en zijn verwijten die hij Israëlverweet, en alles wat hij hen gebood, en denamen der steden die de kinderen Israëls inzijn dagen bezaten, zie, die zijn geschreven inhet boek der woorden van Jozua aan de kin-deren Israëls, en in het boek der oorlogen desHeren, die Mozes en Jozua en de kinderenIsraëls geschreven hadden.49. De kinderen Israëls begroeven Jozua in zijnerfdeel in Timnath Serah dat hem was gegevenop het gebergte Efraïm.50. Eleazar de zoon van Aäron stierf in diedagen, en zij begroeven hem op een heuvel dietoebehoorde aan zijn zoon Pinechas, die hemwas gegeven op het gebergte Efraïm.

Hoofdstuk 9191:1. In die tijd, na de dood van Jozua, woondende Kanaänieten nog in het land, en de Israëlietenbesloten om hen te verdrijven.2. De kinderen Israëls vroegen de Heer,zeggende: Wie onder ons zal het eerst optrekkentegen de Kanaänieten om tegen hen te strijden?En de Heer zei: Juda zal optrekken.3. De kinderen van Juda zeiden tot Simeon: Trekmet ons op in ons lot, en wij zullen strijden tegende Kanaänieten, (en) zo zullen wij gelijkerwijsmet u optrekken in uw lot. Zo togen de kinderenvan Simeon op met de kinderen van Juda.4. De kinderen van Juda togen op en streden te-gen de Kanaänieten, en aldus gaf de Heer deKanaänieten in de handen der kinderen vanJuda, en zij sloegen hen in Bezek, 10.000 man.5. Zij streden met Adoni Bezek, en hij vluchttevoor hen, en zij joegen hem na en grepen hemvast en hakten zijn duimen en grote tenen af.6. Adoni Bezek zei: Zeventig koningen met afge-hakte duimen en grote tenen lazen de kruimelsonder mijn tafel en gelijk als ik gedaan heb zovergold God mij. Ze brachten hem naar Jeruza-lem en hij stierf daar.7. De kinderen van Simeon togen met de kinde-ren van Juda, en zij sloegen de Kanaänieten metde scherpte des zwaards.8. De Heer was met de kinderen van Juda, en zijbezaten de berg; en de kinderen: van Jozef togenop naar Bethel, dat hetzelfde is als Luz, en deHeer was met hen.9. De kinderen van Jozef verspiedden Bethel, ende wachters zagen een man uitgaande uit de stad,en zij grepen hem en zeiden tot hem: Wijs ons

toch de toegang tot de stad en wij zullen uvriendelijkheid betonen.10. Die man wees hen de toegang der stad, ende kinderen van Jozef kwamen en sloegen henmet de scherpte des zwaards.11. Zij zonden de man met zijn familie (vanhen) weg, en hij toog naar de Hethieten enbouwde een stad, en hij noemde die ook Luz.Aldus woonden de kinderen Israëls in hunsteden, en de kinderen Israëls dienden de Heeral de dagen van Jozua en al de dagen deroudsten die Jozua overleefden, en die de grotewerken des Heren hadden gezien die Hij voorIsraël had gedaan.12. En de oudsten richtten Israël 17 jaren langna de dood van Jozua.13. Al de oudsten streden ook de veldslagenvan Israël tegen de Kanaänieten, en de Heerverdreef de Kanaänieten voor het gezicht derkinderen Israëls om de Israëlieten in hunplaats te stellen.14. Hij volbracht al de woorden die Hij hadgesproken tot Abraham, Isaäk en Jakob en deeed die Hij had gezworen, om aan hen en hunkinderen het land Kanaän te geven.15. De Heer gaf aan de kinderen Israëls hetgehele land Kanaän, zoals Hij hun vaderen hadgezworen, en de Heer gaf hen rust van henrondom hen en de kinderen Israëls woondenzeker in hun steden.16. Gezegend zij de Heer voor altijd, amen, enamen.17. Weest u sterk, en houdt u allen goede moeddie in de Heer vertrouwen.