DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per...

32
7 - 2008 Ap: DE BALTISCHE STATEN EN DE GEORGIËCRISIS RAKETVERDEDIGING IN EUROPA IRAN EN DE TRANS- ATLANTISCHE BETREKKINGEN DE EU-MISSIE IN CENTRAAL-AFRIKA

Transcript of DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per...

Page 1: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

7 - 2008

Ap: DE BALTISCHE STATEN EN DE GEORGIËCRISIS RAKETVERDEDIGING IN EUROPA

IRAN EN DE TRANS-ATLANTISCHE BETREKKINGEN

DE EU-MISSIE IN CENTRAAL-AFRIKA

Page 2: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

INHOUDSOPGAVE

COLOFONAtlantisch Perspectief is een

uitgave van de Stichting

Atlantische Commissie

ingeschreven bij de Kamer van

Koophandel Haaglanden onder

nummer 41149134. Atlantisch

Perspectief verschijnt 8x per jaar

Bureau & Redactie

Bezuidenhoutseweg 237A-239A

2594 AM Den Haag

telefoon: 070 363 94 95

fax: 070 364 63 09

e-mail: [email protected]

internet: www.atlcom.nl

Eindredacteur

David den Dunnen

Adviesraad

dr. Bram Boxhoorn

voorzitter

Niklaas Hoekstra

senior redacteur

prof. dr. Ronald Havenaar

genmaj marns b.d. Kees Homan

Joris Janssen Lok

prof. dr. Ruud Janssens

Hans van Leeuwe

dr. Marianne van Leeuwen

Rik van der Linden

Anselm van der Peet

dr. Sebastian Reyn

Auke Venema

Internationale Adviesraad

dr. Hans Binnendijk

dr. Ivo Daalder

dr. Ann-Sofie Dahl

Marten van Heuven

prof. dr. Jan Willem Honig

prof. dr. Margarita Mathiopoulos

prof. dr. Alexander Moens

dr. Henning Riecke

Stanley Sloan

Julianne Smith

Abonnementen

Een abonnement kost ? 23,50

per jaar. Studenten en scholen

betalen ? 18,50. Opgave schrif-

telijk, telefonisch of elektronisch

bij het bureau van de Atlantische

Commissie.

Vormgeving

Arthur Meyer; M/vG ontwerpers

Druk & Lithografie

Thieme Nijmegen

ISSN-nr.: 0167-1847

Artikelen uit Atlantisch Perspectief

mogen alleen worden overgenomen

na schriftelijke toestemming van de

redactie.

De redactie van Atlantisch

Perspectief is het niet noodzakelij-

kerwijs eens met de strekking van

de artikelen in het tijdschrift.

Losse en voorgaande nummers

van Atlantisch Perspectief zijn

te verkrijgen bij de Atlantische

Commissie.

Advertentietarieven zijn te bevra-

gen bij de redactie.

Abonnementen worden automa-

tisch met een kalenderjaar verlengd

tenzij voor 1 december schriftelijk is

opgezegd.

Wilt u reageren op een artikel?

Mail de redactie: [email protected]

Atlantisch perspectief: Nummer: 7 / 2008 Jaargang 32tijdschrift voor internationale betrekkingen en veiligheidspolitiek

De lancering van een Standard Missile-2 (SM-2) in Hawaï tijdens een test voor het Amerikaanse raket-schild in juni 2008 (foto: U.S. Navy/Missile Defense Agency)

3 Redactioneel

4 Angst in Europa’s periferie Estland en de Georgiëcrisis Jeroen Bult

11 Raketverdediging in Europa Op weg naar een geïntegreerd Amerikaans-NAVO-project? Kees Homan

17 Trans-Atlantische betrekkingen en de casus Iran Een pleidooi voor een andere Iranpolitiek Said Rezaiyan

20 De EU in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek Europees militair optreden in grensoverschrijdende crises Jan Tijmen Ninck Blok

26 Atlantisch Nieuwsoverzicht

30 Achteraf

31 Boekbespreking

Page 3: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/3

Redactioneel

Toen na de zomer de oplopende schulden van de twee groot-ste Amerikaanse hypotheekverstrekkers steeds grotere druk gingen uitoefenen op de financiële markten, greep de Amerikaanse overheid in door beide in hun geheel over te nemen. Het werd al gauw duidelijk dat de uitdijende crisis niet beperkt zou blijven tot de Amerikaanse hypotheek-branche. Een groeiend aantal banken en verzekeraars in de VS en Europa moest kort daarop geheel of gedeeltelijk wor-den genationaliseerd om te voorkómen dat zij niet meer aan hun verplichtingen zouden kunnen voldoen. Huizenprijzen daalden, beurzen kelderden wereldwijd. De grote industrie-landen kwamen overeen dat zij garant zouden staan voor het interbancaire geldverkeer. Niettemin raakte de financiële crisis ook de economie. Wereldwijd verwachten analisten nu een recessie, ondanks dat verschillende grote centrale ban-ken hun rentes gezamenlijk verlaagd hebben. De crisis raakt de financiële en economische fundamenten van de staat, en treft daarmee het nationaal belang.

Een vraag die nader onderzoek behoeft, is in hoeverre de financiële crisis gevolgen heeft voor de wereldwijde veilig-heid. Om te beginnen houden de westerse overheden er rekening mee dat hun uitgavenmogelijkheden beperkter worden. De Amerikaanse defensieminister Gates wees er tijdens een toespraak in september al op dat het Pentagon rekening zou moeten houden met compromissen bij de aan-schaf van nieuw materieel. Het komt juist in een tijd dat de krijgsmachten die actief zijn in verre, veeleisende oorlogs-gebieden als Irak en Afghanistan, geconfronteerd worden met (aanzienlijk) snellere slijtage van hun materieel en een enorme druk op hun personeelsbestand. Militairen kregen soms aantrekkelijke financiële regelingen aangeboden om niet in de verleiding te komen voortijdig de overstap naar de burgermaatschappij te maken. Tegelijkertijd was vooral de U.S. Army en het Marine Corps de nodige middelen beloofd om te kunnen herstellen van de slepende oorlogen, waarin zij de grootste lasten dragen.

Een van de oorlogsgebieden die vanwege de kredietcrisis om speciale aandacht vraagt, is de Afghaans-Pakistaanse grensstreek. De Amerikanen hebben de Pakistanen al eerder aangegeven ontevreden te zijn over de resultaten van hun antiterreuroperaties in de regio. Hoewel de VS Pakistan eerder met miljarden dollars steunden om de gewapende strijd tegen de opstandelingen vol te kunnen houden, nam de Amerikaanse gulheid recentelijk af. Ondertussen krijgt Pakistan ook klappen van de mondiale financiële crisis, ter-wijl zijn economische vooruitzichten al verslechterd waren vanwege het sterk afgenomen vertrouwen van investeer-ders in het land, precies vanwege de veiligheidssituatie. De wereldwijde stijging van de voedselprijzen, eerder dit

jaar, had de Pakistaanse bevolking ook al getroffen, terwijl de elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert Marie-France Calle een Pakistaanse oud-generaal, Talat Masood, die constateert dat de bevolking door de stijgende armoede gevoeliger wordt voor extremistische propaganda (‘With Friends like That’, 21 oktober ‘08). De Pakistaanse regering heeft bij haar bondgenoten (o.a. de VS) aangeklopt voor een krediet van vier miljard dollar op korte termijn. Ze kreeg nul op het rekest. Islamabad ging vervolgens in onderhandeling met het Internationaal Monetair Fonds.

Het is begrijpelijk dat het met krimpende budgetten gecon-fronteerde Washington niet opnieuw met miljarden over de brug komt als het overtuigd is dat Pakistan beter werk zou kunnen leveren in de strijd tegen het terrorisme in de grensstreek met Afghanistan. Het is inderdaad nodig dat de VS de druk op Islamabad opvoeren om nieuwe (bij voorkeur diplomatieke) initiatieven te ontplooien in deze regio. De Amerikaanse regering dient hier echter een delicaat even-wicht te vinden. Het moet namelijk tegelijkertijd voorkómen dat Pakistan op zoek gaat naar andere bondgenoten. Pa-kistans alternatief voor Amerika is China: hetzelfde land dat al enkele jaren geleden de positie van Japan overnam als Amerika’s grootste schuldeiser, en dezelfde supermacht-in-wording die bij verdere Amerikaanse inmenging in de kwestie Taiwan (met recent weer een wapendeal, ditmaal van 6,4 miljard dollar) op een gegeven moment een lijn zal trekken vis-à-vis Washington.

Andrea Böhm laat in Die Zeit een optimistischer geluid horen (in het verder wat utopische ‘Üben für die Weltregie-rung’, 23 oktober). De kredietcrisis beschouwt ze als een kans om een nieuw begin te maken met de gezamenlijk aanpak van de wereldwijde bedreigingen en uitdagingen. Het Westen is steeds minder in staat om een leiderschaps-rol te vervullen, constateert zij, zodat het noodzakelijk is om de rest van de wereld ‘aan boord te halen’. Ze stelt dat zij gezamenlijk dan niet alleen het internationale financiële systeem zouden moeten herzien, zoals inmiddels wordt voorgesteld, maar ook bredere, politieke organen zoals de Verenigde Naties.

Opiniemakers signaleren hiermee dat de kredietcrisis ge-volgen kan hebben voor de wereldwijde veiligheid en stabili-teit. Het is nu zaak de problematiek nader te onderzoeken en hoog op de internationale agenda te plaatsen.

David den Dunnen

De kredietcrisis en internationale veiligheid

Page 4: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/4

Angst in Europa’s periferie

De internationale financiële crisis heeft het onderwerp elders in Europa reeds lang uit de krantenkolommen verdreven, maar in Estland duikt 8-8-08 nog bijna dagelijks op in het nieuws. De Russische inval in Georgië heeft namelijk een enorme schok teweeggebracht in de kleine Oostzeerepubliek, evenals in zijn zuiderburen Letland en Litouwen.

Estland en de Georgiëcrisis

Jeroen Bult

De drie landen hebben, zoals bekend, met elkaar gemeen dat zijn van

1940-’41 en van 1944-’91 bezet zijn geweest door de Sovjetunie. Deze

traumatische periode vormt tot op de dag van vandaag de psychologi-

sche kern van hun perceptie en interpretatie van de buitenlandse en

economische politiek van Rusland, de zelfbenoemde rechtsopvolger

van de USSR. Estland, Letland en Litouwen houden Rusland verant-

woordelijk voor de in politiek, economisch, ecologisch, cultureel en

demografisch opzicht desastreuze incorporatie in Stalins Arbeiderspa-

radijs. De onder Vladimir Poetin weer opgekrabbelde grootmacht,

op haar beurt, weigert categorisch rekenschap af te leggen voor de

vijf decennia van Sovjetrepressie en spreekt liever van “een geheel

vrijwillige toetreding tot de USSR”, “de bevrijding van het fascisme”

en “een verbetering van de levensstandaard”, hetgeen de Estse, Letse

en Litouwse Ruslandobsessie en -aversie extra voedt.

Meer in het algemeen gelden Ruslands ‘tsaristisch’-autoritaire traditie

en zijn eeuwenoude expansiedrift c.q. imperialistische tendensen

als verklaringsmodellen voor zijn grillige, assertieve buitenlandse

politiek. Samuel P. Huntingtons boek The Clash of Civilizations, waarin

de Amerikaanse politicoloog een scheidslijn tussen de westerse en de

oosterse/Russisch-Orthodoxe beschavingen ontwaart – op een kaart

in het boek valt die lijn samen met de oostgrenzen van Estland en Let-

land – mag zich in politieke en intellectuele kringen in Tallinn, Riga

en Vilnius nog steeds in grote belangstelling en warme sympathie ver-

heugen. Elk politiek, militair en economisch initiatief van het Kremlin

wordt als een bevestiging van deze constanten gezien. In die zin

kwam de Russische operatie in Georgië, paradoxaal genoeg, juist niet

als een verrassing. Dat neemt niet weg dat het gevoel aan een acute

militaire dreiging onderhevig te zijn – “Zijn wij de volgende?” – sedert

die 8e augustus sterk is toegenomen aan Europa’s noordoostflank.

Dit artikel zal zich beperken tot de impact die de Georgiëcrisis heeft

gehad op de gemoedstoestand van Estland. Het zal een schets geven

van het bredere politiek-psychologische raamwerk, zal nader ingaan

op de genegenheid tussen Estland en Georgië, en zal de belangrijkste

reacties in politieke, militaire en intellectuele kringen weergeven.

De Vene karu bromt

De betrekkingen tussen Estland en Rusland zijn van meet af aan ge-

karakteriseerd geweest door spanningen die wortelen in twee totaal

verschillende Weltanschauungen. Weliswaar hielp Boris Jeltsin, de

leider van het verzet tegen de post-stalinistische Putsch van Gennadi

Janajev en kameraden, de Esten in de turbulente zomermaanden van

1991 bij het herstellen van hun onafhankelijkheid, maar na het defi-

nitieve uiteenvallen van het Sovjetrijk ging het al snel bergafwaarts

met de bilaterale relatie. Een en ander hield bovenal verband met

de ‘juiste’ duiding van de geschiedenis van de 20e eeuw. Het betreft

hier natuurlijk de al genoemde, schier eindeloze discussies over het

Sovjettijdvak. Deze hebben echter betrekking op meer dan de stalinis-

Page 5: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

“Ik ben een Georgiër!” sprak Toomas Hendrik Ilves, Estlands president, tijdens een rede in het Georgische parlement (foto: UN Photo/M. Castro)

tische terreur, harde aanpak van dissidenten en de ruïnering van het

leefmilieu alleen; Estland meent namelijk dat gezien het feit dat de

bezetting van 1940 geheel illegaal en in strijd met het internationaal

recht was, het document dat ten grondslag ligt aan de nationale on-

afhankelijkheid, het Verdrag van Tartu (Tartu rahu) van februari 1920,

nooit – dus ook niet na 1940 – aan rechtsgeldigheid heeft verloren.

Rusland huldigt de opvatting dat er geen sprake was van een bezet-

ting, maar dat er aan Estlands ‘vrijwillige opname’ in de Sovjetge-

lederen ‘eerlijke’ verkiezingen voorafgingen – met andere woorden:

het Verdrag van Tartu verloor in 1940 zijn betekenis.1 Estland is niet

meer dan een van de 15 ex-Sovjetrepublieken die in 1991 toeval-

lig onafhankelijk zijn geworden. Een gevolg van deze fundamenteel

botsende visies was dat de onderhandelingen over een grensverdrag

tussen beide landen zich jarenlang zouden voortslepen. De Doema en

president Poetin waren ziedend toen de Riigikogu, het Estse parle-

ment, in juni 2005 op eigen gelegenheid een ‘inleidende verklaring’

met een indirecte verwijzing naar ‘Tartu’ aan het na veel moeite door

de ministers Paet en Ivanov getekende verdrag toevoegde. Rusland

trok zich onmiddellijk terug en eiste nieuwe onderhandelingen, die

Estland afwees – en nog steeds afwijst.2

Op een meer ‘alledaags’ niveau verzandden Estland en Rusland in

geschillen over de terugtrekking van de restanten van het Rode Leger

(voltooid in augustus 1994); de positie van de Russische minder-

heid in Estland – willen de etnische Russen die in de Sovjettijd naar

Estland zijn gekomen (hetgeen volgens de Esten ‘illegaal’ was) in aan-

merking komen voor een Ests paspoort, dan dienen zij een taal- en

rechtsexamen af te leggen; en Ruslands handels- en energiepolitiek

(het opleggen van importheffingen, het ontzeggen van de most

favoured nation-status, het onderbreken van gasleveringen en het

omzeilen van Estse havens).

Een ander heikel thema dat de wederzijdse betrekkingen zou belasten,

was – en is – de uitbreiding van de NAVO. Estland koesterde van meet

af aan de wens om zo snel mogelijk te worden opgenomen in de gele-

deren van het Atlantisch bondgenootschap. Het land wilde nooit meer

tussen wal en schip in een grijze zone tussen West en Oost geraken,

welk lot de Eerste Republiek (1918-’40) was beschoren – niet alleen

omdat het van nature in de ‘westerse familie’ thuishoorde (ook hier

klinkt een duidelijke Huntington-echo door) en zijn westerse/niet-oos-

terse identiteit wilde benadrukken, maar bovenal omdat het hunkerde

naar een onvoorwaardelijke veiligheidsgarantie tegen de Vene karu

(Russische Beer). Die beer was in de jaren ‘90, toen het casinokapita-

lisme en de politieke chaos in Rusland welig tierden, verzwakt, maar

zou onder president Poetin (2001-2008) op de golven van zijn ener-

giebonanza weer opkrabbelen en weldra aan zelfvertrouwen winnen.

Poetin opereerde aanvankelijk tamelijk pragmatisch. Hij onderkende

dat Rusland westerse investeringen nodig had en hoopte dat de

NAVO zichzelf na de terroristische aanvallen van 9/11 een bredere,

Page 6: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Welk scenario ligt er in het Kremlin voor Estland, Letland en Litouwen klaar? De ministers van Buitenlandse Zaken van de drie landen, v.l.n.r. Urmas

Paet (Estland), Petras Vaitiekunas (Litouwen) en Maris Riekstins (Letland) bij de NAVO in augustus 2008 (foto: NAVO)

politieke rol zou aanmeten en meer prioriteit zou geven aan missies in

verre oorden dan aan haar klassieke defensietaken. Zo’n verwaterde,

OVSE-achtige NAVO zou Rusland mogelijk kansen bieden. Moskou heeft

nadien keer op keer herhaald, ook dit jaar bij monde van president

Medvedev, dat de NAVO “zichzelf heeft overleefd” en dat een conferen-

tie een pan-Europees, Euraziatisch veiligheidspact moet uitwerken.3

Poetin veronderstelde tevens het bestaan van een officieus ‘herenac-

coord’ met de Amerikaanse president Bush: Rusland zou de Verenigde

Staten steunen in de War on Terror, maar dan zouden de VS afzien van

verdere NAVO-verbreding richting Ruslands voormalige imperium.

De Russische leider legde zich om voornoemde redenen neer bij de

toetreding van Estland, Letland, Litouwen en vier andere voormalige

communistische landen tot de NAVO, waartoe de Alliantie tijdens haar

top te Praag (2002) besloot, zij het bepaald niet van harte. Rusland

heeft de uitbreiding van de NAVO met welke voormalige Warschau-

pact-vazal of ex-Sovjetrepubliek altijd, ook reeds in de Jeltsinjaren,

met grote scepsis en argwaan bezien. Overschrijding van de rode lijn

door opname van vroegere delen van de Sovjetunie in de NAVO-familie,

in de belevingswereld van de militaire gevestigde orde nog immer de

vijand die containment van Rusland nastreefde, werd al bij voorbaat als

een nationale calamiteit en een onacceptabele vernedering ervaren.

Een dergelijke opname zou impliceren dat de band tussen ‘moeder-

land’ Rusland en zijn ‘natuurlijke invloedssferen’ voorgoed zou worden

verbroken, een voor Moskou onverkropbaar idee. Deze notie sloot aan

op de eeuwenoude, diepgewortelde Russische angst voor een omsinge-

ling door een coalitie van vijandige mogendheden die de afgelopen

vier eeuwen achtmaal Ruslands moeilijk verdedigbare grenzen zijn

overgetrokken. De trauma’s van de Eerste Wereldoorlog, de Russische

Burgeroorlog tussen Roden (Bolsjewieken) en Witten van 1917-‘23

(veel westerse landen mengden zich in dit bloedige conflict) en vooral

de Tweede Wereldoorlog hebben extra bijgedragen aan de genese

van de rotsvaste overtuiging dat Rusland een ring van bufferstaten be-

hoeft en desnoods moet terugvallen op een voorwaartse verdediging.4

De steun van de VS voor de Rozenrevolutie in Georgië (2003) en de

Oranjerevolutie (2004) in Oekraïne en hun onderschrijving van de

intentie van de nieuwbakken, pro-westerse presidenten Saakasjvili

en Joesjtsjenko om de landen op termijn de NAVO binnen te loodsen,

vielen dan ook helemaal verkeerd in het Kremlin. De oeroude angst

voor Einkreisung, de frustratie over de vernederende teloorgang van de

Sovjetunie (“De grootste tragedie van de twintigste eeuw”, aldus Poe-

tin in 2005) en de ergernis over de ‘schending’ van de ‘afspraak’ met

Bush grepen in elkaar en zouden leiden tot een obstinatere, minder

welwillend-coöperatieve houding van Rusland, die volgens sommige

waarnemers onderwijl is uitgemond in een heuse nieuwe Koude Oorlog.

Estland en Georgië: vrienden voor het leven

Eén land zou de regering-Bush direct bijvallen in haar adhesiebetui-

Page 7: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/7

De versterking van het politieke systeem, de (vrije markt-)econo-

mie, de rechtsstaat en de civil society in de NIS gold en geldt als

een conditio sine qua non voor een succesvolle implementatie van

deze politiek. De dogmatische retoriek gaat daarom gepaard met het

bieden van praktische hulp. Estland concentreert zich zoals gezegd

op Georgië. De Estse Ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie,

Justitie en Onderwijs hebben diverse projecten opgestart ten bate van

Georgië. Zij ondersteunen het land met het trainen van grenswachters

en politieagenten, en staan het terzijde bij de verbetering van het

defensieapparaat, het gevangeniswezen en het sociaal werk. Voorma-

lig Õiguskantsler (de hoogste juridische ambtenaar van Estland) Allar

Jõks toog in april 2008 naar Tbilisi om de regering met raad en daad

bij te staan bij de vervolmaking van het rechtsapparaat. Georgische

diplomaten en andere ambtenaren kunnen een opleiding volgen bij

de Estonian School of Diplomacy in Tallinn, studenten kunnen op

kosten van het Ministerie van Onderwijs gedurende een semester aan

de Universiteit van Tartu studeren. Datzelfde ministerie bekostigt

programma’s ter verbetering van het beroepsonderwijs in Georgië. In

december 2006 opende de Estse ambassade in Tbilisi zijn deuren om

een en ander kracht bij te zetten. Aan de ambassadestaf is inmiddels

ook een defensieattaché toegevoegd. Georgië stuurde vier maanden

later een chargé d’affaires naar Tallinn.

De Vene karu bijt

Wat vooraf ging…

Estlands door verlicht eigenbelang ingegeven altruïsme jegens Georgië

gedijde in een tijd dat de zorgen over ’s lands eigen veiligheid gestaag

toenamen. In het kielzog van de felle diplomatieke aanvaring met

Moskou over de verplaatsing van de Bronzen Soldaat, een beeld uit

de Sovjetperiode, vonden er tot medio mei 2007 mysterieuze cyber at-

tacks op de websites van Estse ministeries, banken en andere instellin-

gen plaats. De beschuldigende vinger wees al spoedig richting Rusland

(hoewel Russische betrokkenheid nimmer zwart op wit is bewezen).

Voorts kondigde voormalig president Poetin eind april 2007 aan

dat Rusland een eenzijdig moratorium op het Conventional Forces in

Europe (CFE)-verdrag zou instellen, omdat de NAVO had “gefaald bij

het nakomen van haar verplichtingen” en “militaire bases aan Rus-

lands grenzen bouwde”.7 Op 14 juli ging Poetin nog een stap verder

en deelde hij de NAVO-landen mee dat Rusland het verdrag wegens

“buitengewone, bedreigende omstandigheden” binnen 150 dagen zou

opschorten.8

Het uit 1990 stammende CFE-verdrag beoogt de conventionele

strijdkrachten en hun materieel in Europa aan numerieke plafonds

te binden. Estland, Letland en Litouwen hebben het nooit getekend,

aangezien zij toentertijd nog werden bezet door de Sovjetunie, en het

document geen clausule voor de toetreding van nieuwe landen bevat.

De aangepaste versie van het verdrag (Adapted CFE (ACFE)-verdrag,

ging aan de jonge post-Sovjetdemocratieën Georgië en Oekraïne: Est-

land. “Ik ben een Georgiër!” sprak Toomas Hendrik Ilves, Estlands net

aangetreden president, op 23 november 2006 tijdens een rede in het

Georgische parlement, variërend op de legendarische uitspraak van

John F. Kennedy. Georgië was op dat moment in een bitter politiek

en economisch dispuut met Rusland verwikkeld, dat was gerezen naar

aanleiding van de arrestatie van vier van spionage betichte Russen op

Georgische bodem. De werkelijke reden was evenwel het door Rusland

aanwakkeren van het separatisme in de deelrepubliekjes Abchazië en

Zuid-Ossetië.

Estland zag in de bikkelharde Russische opstelling het zoveelste bewijs

dat Rusland zijn imperialistische nukken nog niet heeft afgeleerd.

Vanuit Tallinn hebben president Ilves, premier Ansip, minister van Bui-

tenlandse Zaken Paet en oud-premier Laar, de bijzonder economisch

adviseur van de Georgische president Saakasjvili die bovendien innige

banden met de Republikeinen in de VS onderhoudt, sinds de ontdooi-

ing van het Kaukasische conflict geprobeerd de NAVO en de EU aan te

sporen zich actiever op te stellen in deze en een grotere bereidheid tot

bemiddeling te tonen. De ironie wil dat Estland in wezen precies dat-

gene nastreeft waarvoor het Kremlin zo bevreesd is: indamming van

Rusland en een Westbindung van de prille, kwetsbare aangrenzende

democratieën ginds in het Oosten, opdat zal worden voorkómen dat

de zogenaamde Newly Independent States (NIS) in een schemerzone

tussen West en Oost (lees: Rusland) zullen belanden. Een dergelijke

situatie zal enkel in het

voordeel van datzelfde

Rusland werken.

Diezelfde leidende politici

hebben herhaaldelijk de

hoop uitgesproken dat

Georgië en Oekraïne snel

zullen worden geselecteerd

voor een Membership Action

Plan (MAP), de ‘wachtka-

mer’ voor het uiteindelijke

NAVO-lidmaatschap, ook omdat zulks een aanmoediging voor het

door Saakasjvili en Joesjtsjenko in gang gezette politiek-economische

hervormingsproces zal betekenen. Mart Laar wees op de “strategische

ligging” van Georgië – middels pijpleidingen over Georgisch grondge-

bied kan Europa Rusland passeren bij de aanvoer van gas en olie uit

Centraal-Azië – en zijn bijdragen aan de militaire operaties in Irak, Af-

ghanistan en Kosovo.5 Volgens de invloedrijke oud-regeringsleider kan

het niet zo zijn dat “een niet-NAVO-land” zal bepalen wie er tot het

bondgenootschap toetreedt en wie niet.6 Letland, Litouwen en Polen

huldigen grosso modo dezelfde opvattingen. Er lijkt zowaar sprake te

zijn van een ‘taakverdeling’ tussen de vier landen: Estland heeft zich

over Georgië en in mindere mate over Moldavië ‘ontfermd’, Letland,

Litouwen en Polen richten zich meer op Oekraïne (en Wit-Rusland).

Rusland heeft een

diepgewortelde angst

voor omsingeling

door vijandige

mogendheden

Page 8: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/8

1999) kent zo’n clausule wel, maar is nimmer door de NAVO-landen

geratificeerd. Die eisten dat Rusland eerst zijn militairen uit Georgië

en Moldavië zou terugtrekken. Estland, Letland en Litouwen hebben

het verdrag niet ondertekend, omdat zij destijds nog geen NAVO-lid

waren. Wel hebben zij te kennen gegeven deze stap graag te wil-

len maar niet te kunnen zetten, omdat het verdrag nog altijd niet

rechtsgeldig is. Tot die tijd zal het oorspronkelijke verdrag uit 1990

van kracht blijven, en dat is dus niet toegankelijk voor nieuwe landen.

Rusland ziet het verdrag en de terugtrekking van de troepen uit Ge-

orgië en Moldavië als twee separate, door de NAVO ten onrechte aan

elkaar gekoppelde zaken. Kort voor en na de NAVO-top te Praag eiste

de Russische minister van Defensie Ivanov dat Estland, Letland en

Litouwen alsnog tot ondertekening zouden overgaan,9 een eis waarin

Rusland nadien is blijven volharden.

Het merendeel van de reacties in Estland was behoorlijk vurig van

aard. Wie zegt dat Rusland niet meer wapens naar zijn westgrenzen

zal verplaatsen, nu het voortaan het CFE-verdrag negeert? zo vroeg de

krant Päevaleht zich in een commentaar af.10 Mart Helme, oud-ambas-

sadeur in Moskou en nooit verlegen om een pittig standpunt, meende

dat Estland snel een goede defensie moet opbouwen, omdat Rusland

steeds meer druk op zijn buren probeert uit te oefenen.11 Het Ministe-

rie van Buitenlandse Zaken liet weten dat Estland zal toetreden zodra

alle partijen, inclusief de NAVO, het verdrag hebben geratificeerd,

maar dat de kans op bekrachtiging er door Ruslands opstelling niet

groter op is geworden.12 De voor de Esten zo zwaarwegende thema’s

– de verdere, oostwaartse uitbreiding van de NAVO met het ‘geestver-

wante’ Georgië en Oekraïne, en het militaire gevaar dat van Rusland

zou uitgaan – zouden echter onverwacht snel in elkaar overvloeien.

… aan de Russisch-Georgische oorlog

Het zal nog lang duren voordat duidelijk zal zijn wat er die 7e

augustus 2008 nu precies is voorgevallen in de afvallige Georgische

regio Zuid-Ossetië, maar die dag meende de Georgische president

Saakasjvili orde op zaken te moeten stellen in het gebied dat zich al

in 1992 aan het centrale gezag van Tbilisi had onttrokken. Een buiten-

kans voor aartsvijand Rusland, dat de Zuid-Ossetiërs – onder hen veel

houders van het Russische paspoort – met een nobel excuus (“het

voorkomen van genocide”) te hulp schoot. Men hoeft geen russofoob

te zijn om te onderkennen dat Moskou’s ware intenties van een geheel

andere orde waren. Het pro-Amerikaanse Georgië werd op weinig

zachtzinnige wijze te verstaan gegeven dat zijn geflirt met de verma-

ledijde NAVO en een verdere omsingeling van het heilige Rusland niet

zouden worden getolereerd.

De Estse reactie

Verbijstering en paniek alom in Estland, evenals in Letland en Li-

touwen. Het gevoel dat het – net als Georgië ook een klein, lastig te

verdedigen, Atlantisch georiënteerd land dat zich aan Ruslands greep

had weten te onttrekken – een volgende prooi zouden kunnen zijn,

greep onmiddellijk om zich heen. In het geval van Estland komt daar

nog bij dat het ook duizenden Russische paspoorthouders herbergt en

niet over een rechtsgeldig grensverdrag met Rusland beschikt.

Voor stafchef generaal-majoor Laaneots stond onomwonden vast dat

Moskou de hele operatie lang van tevoren had gepland – waarom had

het anders een spoorweg in Abchazië, die naar de grens met Georgië

loopt, laten repareren en de Zuid-Ossetische separatisten van zware

wapens voorzien? Het zocht alleen naar een dankbaar te benutten

voorzet, “net als Stalins Sovjetunie [in 1939] naar een provocatie

zocht om Finland aan te vallen”.13 Over de verdedigbaarheid van het

nietige Estland merkte de Laaneots op: “Waar hebben we het over?

Het ene land heeft 142 miljoen inwoners, het andere 1,4 miljoen. (…)

Het zou logisch zijn om te zeggen dat het onmogelijk is. Maar we heb-

ben een tijdelijke zelfverdedigingscapaciteit nodig. We vertrouwen op

de collectieve NAVO-defensie, maar de NAVO zal tijd nodig hebben om

zichzelf op te starten.”14 Luitenant-kolonel b.d. Leo Kunnas voegde

hier aan toe dat Estland zichzelf zeker 30 tot 60 dagen zal moeten

verdedigen alvorens er, vanuit Polen, voldoende NAVO-troepen zul-

len zijn gearriveerd. Het land heeft daarom dringend behoefte aan

tanks, anti-tank- en luchtafweersystemen en nieuwe geweren. Kunnas

vervolgde dat Rusland mogelijk een etnisch conflict in Estland zal

uitlokken en dan zijn zelfopgelegde verplichtingen ten aanzien van de

Sootechestveniki (de ‘landgenoten’ buiten het moederland) zal nako-

men. Het kan, bij gebrek aan een grensverdrag, ook een territoriaal

geschil ensceneren en dat als casus belli ‘verkopen.’15

De twee militair analisten konden rekenen op bijval van het overgrote

deel van Estlands politieke establishment. President Ilves, die op 12

augustus naar Tbilisi vloog om, samen met de presidenten Adamkus

(Litouwen), Kaczynski (Polen) en Joesjtsjenko (Oekraïne) en premier

Godmanis (Letland), de benarde Georgische president Saakasjvili een

hart onder de riem te steken, zei in interviews dat de West-Europese

landen voor een deel schuld droegen voor het uitbreken van het Kau-

kasusconflict. Duitsland, Frankrijk en Nederland meenden tijdens de

NAVO-top van Boekarest (2-4 april 2008) de Georgische en Oekraïense

MAP-nominatie te moeten blokkeren en hadden “Rusland het groene

licht gegeven”.16 Moskou had dit signaal geïnterpreteerd als zouden

Georgië en Oekraïne tot zijn invloedssfeer veroordeeld blijven.17 Het

Estse staatshoofd waarschuwde dat zich de meest ingrijpende wijzi-

ging van de Europese veiligheidsarchitectuur sinds ‘91 had voltrokken

en dat de tijd daar is om onze perceptie van Europa’s veiligheid gron-

dig bij te stellen.18 De inval in Georgië was ook volgens Ilves reeds

lang van tevoren door Rusland voorbereid, want 12.000 soldaten en

1.000 pantservoertuigen kunnen onmogelijk in enkele uren in stelling

worden gebracht: “Iedereen die over enig militair inzicht beschikt,

begrijpt dat een operatie van deze omvang en precisie alleen kan

plaatsvinden na maanden van opbouw, training en planning. Iedereen

die denkt dat de Russen slechts op acties van de Georgiërs reageer-

den, weet niets.”19 Woorden die tevens zouden kunnen worden uitge-

Page 9: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

VN-personeel in Abchazië, Georgië, voor het uitbreken van de Russisch-Georgische oorlog (foto: UN Photo/J. Melnikiewicz)

legd als: welk scenario ligt er in het Kremlin voor Estland, Letland en

Litouwen klaar? Zijn opmerking “that’s why we wanted to be in NATO;

that’s why Georgia wanted to be in NATO” spreekt boekdelen.20

Ruslands onofficiële oorlog tegen Georgië bracht in Estland ook onder

het grote publiek een schok teweeg, maar paradoxaal genoeg viel er

eveneens een zeker gevoel van opluchting te bespeuren: opluchting

over het feit dat Rusland eindelijk ‘zijn ware gezicht’ had laten zien.

De solidariteit met het Georgische volk was groot, ook in Letland

en Litouwen. Honderden mensen woonden in Tallinn een tweetal

demonstraties bij, er werden spontane inzamelingsacties gehouden en

50 Estse vrijwilligers vertrokken naar Georgië om het leger aldaar te

assisteren bij het bieden van humanitaire hulp.

Politici en intellectuelen schroomden niet historische voorbeelden van

het ‘Russische imperialisme’ aan te halen. Ilves zei in een vraaggesprek

met een Duits weekblad: “Wij weten, wat Russische troepen een land

kunnen aandoen. Wij weten, wie in 1939/’40 door de wereld in de steek

werden gelaten, hoe Hongarije in 1956 en Tsjechoslowakije in 1968

in de steek werden gelaten.”21 Een niet minder pompeuze vergelijking

werd gemaakt in een verklaring van de Riigikogu (12 augustus): “Als de

Russische Federatie zijn militaire agressie rechtvaardigt met de nood-

zaak tot bescherming van Russische burgers, dan bedient zij zich van

argumenten die identiek zijn aan die van nazi-Duitsland, toen dat Tsje-

choslowakije en Polen aanviel en hun onafhankelijkheid vernietigde.”22

De gezaghebbende oud-dissident Enn Soosaar schreef dat het

hedendaagse Rusland handelt in de lijn van het 19e-eeuwse en het

stalinistische Rusland: hunkerend naar respect en tegelijkertijd angst

inboezemend. De beproefde methodieken waren – en zijn – dreigen,

manipuleren en het forceren van conflicten. Dit recept past Rusland

nu weer toe, en wel op de Kaukasus – en zal dit werkelijk het laatste

gebied zijn waar het zijn ‘belangen’ zal verdedigen?23 Criminoloog en

essayist Jüri Saar meende dat de politiek in Europa’s voorkamer nog

altijd wordt bedreven in de stijl van de Mongolen en Ivan de Ver-

schrikkelijke. Volgens hem is achter de Kremlin-schermen een ‘junta’

tot wasdom gekomen die de macht naar zich heeft toegetrokken.

Indien 70 procent van Russische beleidsmakers lijnen naar het leger

en de geheime dienst heeft lopen, is het niet vreemd dat Rusland zich

in dit soort avonturen stort. Ten tijde van de Sovjetunie stonden de

KGB en het leger tenminste nog onder strikt toezicht van de Commu-

nistische Partij, aldus Saar.24 De nadruk die in het discours in Rusland

telkens weer wordt gelegd op de overwinning op nazi-Duitsland be-

wijst dat oorlogsvoering daar een ‘natuurlijke vanzelfsprekendheid’ is

en dat de geschiedenis er als een keten van oorlogen wordt uitgelegd.

Rusland waant zich in een soort permanente staat van oorlog met

vijandige, westersgezinde krachten die eind jaren ‘80/begin jaren ‘90

ook al de sacrale Sovjetzaak verraadden en die Rusland nu wensen in

te sluiten. Daarom wil het de instabiliteit in de desbetreffende landen

aanwakkeren en hun economieën in een wurggreep houden, zodat het

deze te zijner tijd het Russisch imperium weer kan binnenleiden.25

Page 10: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/10

Vooroordelen bevestigd

Recapitulerend: het gevoel aan een militaire bedreiging uit het Oos-

ten onderhevig te zijn, is gradueel (2007, 1e helft 2008) en vervol-

gens explosief (2e helft 2008) toegenomen. Naast de surrealistische

nasleep van de Bronzen Soldaat-saga – waren de cyber attacks niet

gewoon een militaire aanval nieuwe stijl? – en de ongewenste wen-

ding die de CFE-kwestie heeft genomen, is de impact van de Russische

inval in Georgië op de nationale psyche van niet te onderschatten

belang. Karakteriseerde generaal-majoor Laaneots Ruslands gedrag

medio 2007 reeds als “alarmerend”, een jaar later riep hij op tot

een grondige herziening van de nationale defensiestrategie en het

stopzetten van eventuele bezuinigingen op de defensiebegroting.26

Mocht Rusland het dreigement dat het bij wijze van antwoord op het

Amerikaans-Poolse raketschildakkoord (20 augustus) zijn Oostzee-

vloot met kernkoppen zal uitrusten, inderdaad kracht bijzetten, dan

zal dat sentiment mogelijk nog meer aan kracht winnen.

Estland heeft geopteerd voor een tweesporenbeleid. Enerzijds heeft

het ingezet op een breedgedragen diplomatieke oplossing van het

Kaukasusconflict. Het steunde de bemiddelingspogingen van de

Franse president Sarkozy, zei bereid te zijn experts beschikbaar te

stellen ten behoeve van internationale missies (EU, OVSE) en be-

pleitte in EU-verband het opvoeren van de humanitaire en financiële

hulp aan het geruïneerde Georgië. Anderzijds wijzen de Esten er, nog

meer dan zij al deden, op dat de NAVO de gemeenschappelijke de-

fensie, zoals vastgelegd in Artikel 5 van het oprichtingsverdrag, niet

mag veronachtzamen en eendracht dient uit te stralen. De EU kreeg

een soortgelijke boodschap mee: zullen ‘postmoderne’ lidstaten als

Duitsland de verleiding kunnen weerstaan om weer spoedig (energie-)

zaken met Rusland te doen?

Het zal niet de laatste keer zijn dat de Vene karu heeft gebeten en de

vooroordelen die in Estland leven ten aanzien van zijn persoon heeft

bevestigd. Een verzoening met de beer is verder weg dan ooit.

Drs. J. Bult is historicus. Hij is verbonden aan het Insti-

tute of International and Social Studies van de Universiteit

van Tallinn en publiceert regelmatig over Estland, Letland

en Litouwen, in het bijzonder over hun relatie met Rus-

land, hun EU-beleid en hun onderlinge betrekkingen.

1. Het verdrag bezegelde het einde van de Onafhankelijksheidsoorlog

tegen Sovjet-Rusland (1918-‘20). Een uitstekend en beknopt over-

zicht biedt: Edgar Mattisen, Searching for a Dignified Compromise.

The Estonian-Russian Border, 1,000 Years, Kirjastus ILO, Tallinn, 1996.

2. Zie: Jeroen Bult, ‘Baltische landen en Rusland. Oud zeer en diep

wantrouwen’, in: Internationale Spectator, jrg. 59 nr. 12, december

2005, pp. 646-649.

3. Frankfurter Allgemeine Zeitung, 6 juni 2008. Medvedev herhaalde zijn

suggestie tijdens de EU-Rusland-top van 27 juni in het Siberische

Khanty-Mansijsk en in de marge van de G8-top in het Japanse

Toyako op 7 juli.

4. Andreas Wenger, Jeronim Perović, ‘Rußlands Sicherheitspolitik vor

der Neubestimmung? Die Herausforderung der NATO-Osterweite-

rung’, Osteuropa, jrg. 48 nr. 5, mei 1998, pp. 455-461.

5. Le Monde, 26 februari 2008.

6. Mart Laar, toespraak gehouden tijdens de presentatie van Edward

Lucas, Uus külm sõja. Kremli sünge vari Venemaa ja Lääne kohal (de

Estse vertaling van The New Cold War), Patarei vangla, Tallinn, 27

maart 2008.

7. The Guardian, 27 april 2007.

8. Frankfurter Allgemeine Zeitung, 16 juli 2007. Rusland schortte het

verdrag op 12 december 2007 daadwerkelijk op.

9. Interfax, 25 september 2002 (www.interfax.ru); Interfax, 25 december

2002.

10. Eesti Päevaleht, 16 juli 2007.

11. Eesti Päevaleht-online, www.epl.ee, 16 juli 2007.

12. Correspondentie met het Välisministeerium, 20 november 2007.

13. Eesti Postimees, 13 augustus 2008.

14. Ibidem.

15. Ibidem. Kurt Volker, de kersverse Amerikaanse NAVO-ambassadeur,

zei begin september dat het bondgenootschap wat betreft zijn mili-

taire planning duidelijke ‘signalen’ moet afgeven in de richting van

Estland, Letland en Litouwen (Financial Times, 3 september 2008).

Het Estse leger telt circa 4.000 manschappen.

16. Wall Street Journal Europe, 12 augustus 2008.

17. Frankfurter Allgemeine Zeitung, 13 augustus 2008.

18. Le Monde, 29 augustus 2008.

19. Correspondentie met president Ilves, 11 augustus 2008.

20. Wall Street Journal Europe, 12 augustus 2008.

21. ‘Wir wissen, was es heißt, alleingelassen zu werden’ , Die Zeit, jrg.

63 nr. 36, 28 augustus 2008, p. 6.

22. Eesti Riigikogu, ‘Statement of the Riigikogu on Military Aggression

of the Russian Federation against Georgia’, www.riigikogu.ee, 12

augustus 2008. De linkspopulistische Keskerakond-partij, die veel

aanhang geniet onder de Russische minderheid, weigerde de ver-

klaring te tekenen. Partijleider Savisaar, tevens burgemeester van

Tallinn, zei de Georgische president Saakasjvili verantwoordelijk te

houden voor het uitbreken van de crisis.

23. Eesti Päevaleht, 14 augustus 2008.

24. Jüri Saar, ‘Kas rühmata andele või anduda rühmale?’, in: Sirp, nr. 31

(3216), 22 augustus 2008, p. 2.

25. Ibidem.

26. Eesti Päevaleht, 21 juni 2007; Eesti Postimees, 13 augustus 2008. Eerder

al noemde Laaneots, die voor zijn aantreden in 2006 werkzaam

was als militair attaché op de Estse ambassade in Moskou, “onze

onvriendelijke buur Rusland het grootste probleem voor Estlands

veiligheid” (Eesti Päevaleht, 6 december 2006).

Page 11: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/11

NAVO-top in Boekarest

Tot de afgelopen NAVO-top in Boekarest veroorzaakte de discussie

over raketverdediging de nodige politieke onenigheid in Europa. Er

was namelijk geen gemeenschappelijk gedeelde analyse van de drei-

ging die ballistische raketten voor het Europese deel van de NAVO zou

kunnen opleveren. Tot veler verrassing stond echter in de slotverkla-

ring van de top de volgende passage over raketverdediging:

“Ballistische raketproliferatie vormt een toenemende dreiging

voor de strijdkrachten, het grondgebied en de bevolkingen

van de bondgenoten. We erkennen daarom de substantiële

bijdrage aan de bescherming van de bondgenoten tegen

lange afstandsraketten die verschaft zal worden door de

geplande ontplooiing van in Europa geplaatste, Amerikaanse

verdedigingsmiddelen tegen raketten. We onderzoeken

de mogelijkheden om dit vermogen met de huidige NAVO-

inspanningen op het gebied van raketverdediging te verbin-

den, als een manier om te verzekeren dat het een integraal

deel van een toekomstige NAVO-brede raketverdedigingsarchi-

tectuur zal zijn.”1

Hiermee lijkt een VS-EU-benadering van de ballistische raketproble-

matiek van de baan. Voorstanders hiervan benadrukten vooral de po-

litieke dimensie van raketverdediging en betoogden dat de politieke

twistpunten – inclusief de relaties met Rusland – het meest effectief

aangepakt konden worden onder het vaandel van de EU.

Er bestaat een groeiende zorg over het toenemend aantal landen

dat over ballistische raketten beschikt. Terwijl in 1972 slechts negen

landen over deze raketten beschikten, zijn dat er nu minstens 27,

waaronder vijandige regimes die banden onderhouden met terroris-

ten. Ondanks alle initiatieven op het gebied van de non-proliferatie

van ballistische raketten, werden er in 2006 wereldwijd meer dan 60

raketten gelanceerd.

Geschiedenis

De wens om te komen tot raketverdediging is niet nieuw. Deze gaat

terug tot de late jaren ‘50, na de komst van nucleaire wapens. Een

vroeg voorbeeld van raketverdediging is het Amerikaanse Safeguard-

systeem (1969-1976), dat gebouwd werd om de Minuteman-silo’s

tegen vanuit de Sovjetunie gelanceerde intercontinentale raketten

(ICBM’s) te beschermen. In dezelfde tijd ontplooide de Sovjetunie zijn

eigen Galosh-systeem om Moskou en omgeving te beschermen tegen

eenzelfde dreiging. Een gemodificeerd, uit twee verdedigingslagen be-

staand systeem, bekendstaand als de A-135, is hier nog steeds actief.

De geschiedenis van een raketschild gaat terug tot 23 maart 1983,

toen president Ronald Reagan het Strategic Defense Initiative (SDI)

Raket-verdediging in Europa

De plannen voor een Amerikaanse raketverdediging in Europa zijn vooral bekend vanwege de politieke discussie die zij binnen de Europese lidstaten van de NAVO genereren en vanwege de Russische afwijzing van het raket-schild. De Verenigde Staten en de Europese bondgenoten denken vaak verschillend over het gewicht dat moet worden toegekend aan de respectievelijke capaciteiten en intenties van zogenoemde ‘risicolanden’ op het gebied van ballistische raketten. De VS richten zich vooral op de capaciteiten van de verschillende ‘staten van zorg’, terwijl de Europeanen meer geneigd zijn de intenties van deze staten in hun afweging mee te nemen. Toch leek er op de afgelopen NAVO-top in Boekarest in april overeenstemming te zijn bereikt over de dreiging die van ballisti-sche raketten kan uitgaan. Tijd dus om eens dieper in te gaan op deze problematiek.

Op weg naar een geïntegreerd Amerikaans-NAVO-project?

Kees Homan

Page 12: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/12

aankondigde. Het ook wel als ‘Star Wars’ bekendstaande project

behelsde de bouw van een schild dat een raketaanval van duizenden

Sovjetraketten moest tegenhouden.2 Het onderzoek naar onder meer

röntgenlasers, onderscheppingsraketten in de ruimte en deeltjeskanon-

nen ging onmiddellijk van start. De diverse projecten verslonden tien-

tallen miljarden dollars, maar al snel bleek de ambitie om een massale

Sovjetaanval te keren, te hoog gegrepen. Een andere grote barrière was

het ‘battle management’, het aansturen van het schild. De rekenkracht

van de computers was in de jaren ‘80 volstrekt ontoereikend.

Toen de Berlijnse Muur in 1989 viel en de Sovjetunie uiteenviel in

1991, leek de rationale voor een nationale raketverdediging verdwe-

nen te zijn. Maar argumenten dat een raketschild noodzakelijk zou

zijn als verzekering tegen een herrijzend en imperialistisch Rusland,

verdediging tegen een ongeautoriseerde lancering of één per ongeluk,

de onvermijdelijke ’schurkenstaat’, de onwaarschijnlijke aanval van

terroristen met ballistische raketten op de VS, en meer serieus: de

toekomstige uitdager China, werden achtereenvolgens of tegelijkertijd

gebruikt als rechtvaardigingen voor het aanhoudend streven naar een

Amerikaanse verdediging tegen ballistische raketten.

Het project doorliep verscheidene veranderingen. In de regering van

de vader van de huidige president waren onder meer Dick Cheney

en Paul Wolfowitz voorstanders van wat toen bekend stond als het

‘brilliant pebbles’-project. Hoewel de Clinton-regering het project

wilde terugbrengen

tot onderzoeksniveau,

drong het toenemend

conservatieve Congres

na de verkiezingen in

1994 op verdere ontwik-

keling aan.

President Clinton

besloot in 1999 tot de

ontwikkeling en plaat-

sing van een National

Missile Defense (MD)-

systeem. Dit systeem moest het Amerikaanse vasteland beschermen

tegen strategische ballistische raketten die door ‘een staat van zorg’

(Noord-Korea) zouden worden afgevuurd. Om de ontwikkeling van MD

mogelijk te maken, trokken de Verenigde Staten zich onder de nieuwe

Bush-regering eind 2001 terug uit het in 1972 met de toenmalige Sov-

jetunie gesloten Anti Ballistic Missile (ABM)-verdrag.3 Dit verdrag was

bedoeld voor een Sovjetdreiging die niet langer bestond in 2002, maar

het legde wel beperkingen op aan de inspanningen om een raketver-

dediging te ontwikkelen en te ontplooien. Nu wordt het bijvoorbeeld

mogelijk in de nabije toekomst mobiele sensoren in de ruimte te statio-

neren, die ‘birth-to-death tracking’ kunnen verschaffen van ballistische

raketten en hun ladingen.4 Nieuw van het MD-systeem is dat het niet

alleen moet dienen ter bescherming van het grondgebied van de VS en

in het buitenland gestationeerde Amerikaanse troepen, maar ook van

‘vrienden en bondgenoten’ tegen een aanval met ballistische raketten.

Principes van raketverdediging

Het onderscheppen van ballistische raketten is gebaseerd op vier

principes. Allereerst dient de raket of lading te worden waargenomen

door radars en/of andere sensoren (‘detection’). Vervolgens dient

deze te worden onderscheiden van andere objecten in de omgeving

(‘discrimination’). Daarna moeten computerprogramma’s nauwkeurig

berekenen waar de raket op welk moment zal zijn, zodat deze op

het juiste moment onschadelijk gemaakt kan worden (‘fire control’).

Tenslotte moeten raket en/of lading worden vernietigd (‘killing’) door

middel van onderscheppingsraketten of lasers.

Raketverdediging kan worden toegepast tijdens de drie fasen van een

inkomende langeafstandsraket: de boost-fase, de mid-course-fase

en de terminal-fase. Tijdens de boost-fase branden na lancering de

raketmotoren witheet en wordt binnen 250 seconden een snelheid

van ongeveer zeven kilometer per seconde bereikt. De tijd om de raket

gedurende deze fase uit te schakelen, bedraagt daarom slechts vijf

minuten, en plaatst een premie op detectiesystemen zoals sensoren

van een satelliet.

Als de rakettrappen zijn afgestoten en de raketkop buiten de damp-

kring vliegt, begint de mid-course-fase. Die duurt 20 tot 25 minuten.

Verschillende sensoren kunnen gebruikt worden om de op de grond

gestationeerde interceptors op de raket te richten. De belangrijkste

uitdaging voor de raketverdediging tijdens deze fase is de mogelijke

aanwezigheid van ‘nepmiddelen’ (‘decoys’). Afstoting van deze nep-

middelen kan de interceptor desoriënteren.

De terminal-fase begint wanneer de raket de atmosfeer weer binnen-

komt. Gezien de hoge snelheid kan deze fase minder dan een minuut

duren. Een succesvolle verdediging vereist dan dat het systeem is

ontplooid in het gebied waar de raket zal neerkomen. De Patriot

Advanced Capability 3 (PAC-3)-, of de op zee gestationeerde Standard

Missile-3 (SM-3)-interceptors zullen waarschijnlijk tijdens deze fase

gebruikt worden. Het grote voordeel in deze fase is de afwezigheid

van nepmiddelen die desintegreren wanneer de raket de atmosfeer

weer binnenkomt.

Amerikaanse motieven…

De Amerikanen voeren tegenwoordig drie redenen aan voor een af-

weersysteem tegen raketten.5 Allereerst moet zo’n systeem bescher-

ming bieden tegen een mogelijke raketaanval van een ‘schurkenstaat’

zoals Noord-Korea, maar vooral Iran. Volgens ongeclassificeerde

Amerikaanse inlichtingenrapporten is Iran in staat om in 2015 een in-

tercontinentale ballistische raket te testen. Het land heeft reeds mili-

taire oefeningen gehouden waarin het ballistische raketten lanceerde

Er zijn eenvoudigere

middelen dan

ballistische raketten

om Amerika te treffen

Page 13: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Een SM-3-interceptor wordt afgevuurd van een Aegis-kruiser tijdens een test in de Grote Oceaan in 2006 (foto: U.S. Navy/Missile Defense Agency)

die in staat waren Israël en Turkije te treffen, evenals Amerikaanse

troepen die in de Perzische Golf gestationeerd zijn. Hoewel volgens de

Amerikanen traditionele, rationeel denkende en handelende landen

afgeschrikt zullen worden door het vooruitzicht van vergelding, ver-

wachten ze dit niet van rogue states. Aangezien volgens de Verenigde

Staten de afschrikking bij deze landen niet werkt, is een fysieke vorm

van bescherming, zoals een raketverdediging, vereist. Toch twijfelen

deskundigen eraan of Iran – met het vooruitzicht een massale vergel-

ding te ondergaan – het risico zal nemen als eerste een massavernie-

tigingswapen in te zetten tegen de VS.

In de tweede plaats vrezen de Verenigde Staten dat een niet-statelijke

actor toegang krijgt tot een kernkop. Zo zou zonder een goede

raketverdediging een groep terroristen de Verenigde Staten en hun

bondgenoten kunnen bedreigen. Ten slotte houden de Amerikanen er

rekening mee dat een raketlancering per ongeluk, bijvoorbeeld door

een technisch falen, kan geschieden.

… en plannen

De Verenigde Staten streven naar een nationaal, geïntegreerd raket-

verdedigingssysteem dat inkomende raketten van iedere dracht en in

alle fasen van de vlucht kan uitschakelen. Daartoe worden intercep-

tors en sensoren geplaatst op het land, ter zee en op termijn ook in

de ruimte. De Amerikanen maken, anders dan de NAVO-partners, geen

onderscheid meer tussen Theatre Missile Defense (TMD) en andere

vormen van raketverdediging.

De Verenigde Staten zijn ver gevorderd met een nationaal afweer-

schild tegen intercontinentale raketten. De basis van het systeem

wordt gevormd door drie interceptorlocaties, die gelijktijdig bedrei-

gingen vanuit verschillende regio’s (zoals Noord-Korea en het Midden-

Oosten) kunnen pareren. In Californië en Alaska bevinden zich twee

locaties voor interceptors die intercontinentale ballistische raketten

buiten de atmosfeer moeten onderscheppen. Er staan al 40 intercep-

tors in Alaska en verscheidene in Californië.6 De VS beschikken voorts

over vaste radarsensoren, die geplaatst zijn in Alaska, in Groenland

en in het Verenigd Koninkrijk. Ook hebben ze een mobiel, drijvend

radarstation ter ondersteuning van de vaste radarsensoren.

Een interceptor is gekoppeld aan een waarschuwingsradar en aan drie

‘Defense Support Program’ (DSP)-satellieten. De drie DSP-kunstmanen

houden vanuit een geostationaire baan op ongeveer 36.000 kilometer

hoogte met een warmtegevoelig oog hele continenten in de gaten. De

vuurwerkramp in Enschede is hen niet ontgaan.

Raketschildlocaties in Europa

De Verenigde Staten lieten begin 2007 weten dat onderzoek was

verricht naar opties voor MD die de verdediging van zowel de VS als

Page 14: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Na langdurige onderhandelingen werd er een akkoord bereikt over de plaatsing van een radarinstallatie voor het Amerikaanse raketschild op

Tsjechisch grondgebied. Rechts de Tsjechische minister van Defensie, Vlasta Parkanova, met haar Amerikaanse collega Robert Gates

(foto: Pentagon/J. Morrison)

de bondgenoten zou kunnen vergroten, door in Europa interceptors

en radars op de grond te stationeren. De Iraanse raketten zouden

namelijk op weg naar de VS over Polen en Tsjechië vliegen. Het voor-

gestelde systeem omvat tien in silo’s geplaatste interceptors in Polen,

op de voormalige Warschaupactbasis Redzikowo, 1.360 kilometer

van Moskou en 300 kilometer van de Russische enclave Kaliningrad

aan de Oostzeekust. In tegenstelling tot de raketten die nu al staan

opgesteld in Alaska en Californië, zullen de raketten op deze derde

interceptorlocatie geen drie maar twee trappen omvatten.

Daarnaast voorziet het plan in een vast opgestelde radarinstallatie in

de Tsjechische Republiek en een transporteerbare radar in een land

dichter bij het Midden-Oosten. Het Europese deel van het systeem

moet in staat zijn een antwoord te geven op twee soorten raketten,

namelijk intercontinentale die richting de Verenigde Staten gaan en

middellange afstandsraketten die op Europa gericht zijn. Beide typen

raketten kennen verschillende banen en snelheden.

In het achterliggende scenario ziet een DSP-satelliet de hete raketmo-

tor van een Iraanse raket. De ‘battle management’-apparatuur extra-

poleert vervolgens waar de raketkop ongeveer heengaat. De gegevens

worden doorgeseind naar de zogeheten ‘X-band radar’ in Tsjechië, die

op zijn beurt een interceptor globaal in de richting van de raketkop

dirigeert. Buiten de dampkring maakt zich van de interceptor een

‘kill vehicle’ (een wasmachinegroot voertuig) los. Deze manoeuvreert

zich met behulp van stuwraketjes en een hittegevoelige sensor, die de

hete raketkop tegen de achtergrond van het koude heelal waarneemt,

in de baan van de naderende raket. De botsing verwoest zowel ‘kill

vehicle’ als vijandelijke raketlading.

Een van de problemen die zelden genoemd wordt, staat in vakkrin-

gen bekend als ‘consequence management’.7 Het onderscheppen van

ICBM’s vereist een afweerraket met meerdere trappen. De op aarde

terugvallende trappen kunnen gevaar opleveren in dichtbevolkte

gebieden zoals West-Europa. Maar erger nog zijn de gevolgen van een

succesvolle onderschepping van een vijandelijke raket met chemische,

biologische of nucleaire lading. Hiermee

staat men dus voor het dilemma dat ernstige

gevolgen voor mensen en infrastructuur in

het ene land moeten worden geaccepteerd

om een ander land te kunnen verdedigen.

Critici van de raketverdediging menen

daarnaast dat andere, meer toegankelijke

manieren om de Verenigde Staten met

massavernietigingswapens te treffen, meer

voor de hand liggen. Andere middelen, zo

zeggen zij, zijn net zo effectief (of effectie-

ver), gemakkelijker te fabriceren, en vele

malen goedkoper. Zo zijn bijvoorbeeld lager

vliegende kruisvluchtwapens moeilijker of

niet detecteerbaar voor een raketverdedigingssysteem. Dat geldt nog

sterker voor onbemande vliegtuigjes en zeecontainers.

Amerikaanse overeenstemming met Tsjechië en Polen

Na langdurige onderhandelingen hebben inmiddels zowel de Tsjechi-

sche Republiek als Polen overeenkomsten met de Verenigde Staten

gesloten over de stationering van MD-faciliteiten op hun grondgebied.8

De VS kwamen op 3 april jl. tot een akkoord met Tsjechië. Vooral de

Poolse regering eiste een forse prijs van de Amerikanen. De moeizaam

verlopende onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Polen

kwamen (waarschijnlijk) in een stroomversnelling door de Russische

invasie in Georgië op 8 augustus. Niet lang hierna, op 20 augustus,

sloot Polen de overeenkomst met de VS voor het stationeren van tien

Amerikaanse interceptors op zijn grondgebied. Amerikaanse autoritei-

ten zeiden dat, gezien de oorlog in Georgië, verder uitstel op ‘overgave’

zou hebben geleken.9 De Amerikanen leveren in ruil voor de plaatsing

van de onderscheppingsraketten bijna 100 PAC-3-raketten aan Polen,

die ballistische raketten voor de korte afstand kunnen uitschakelen, en

geven verdere hulp bij de modernisering van de Poolse strijdkrachten.10

De Polen willen met de Patriots een schild boven de hoofdstad optrek-

ken. Rusland heeft daarop overigens gedreigd met de plaatsing van

SS-26 Iskander-raketten in de Russische enclave Kaliningrad.

Hoewel de te stationeren raketverdediging uiteraard het reusachtige

Russische kernwapenarsenaal niet kan afweren, worden landen die

faciliteiten verlenen in feite deel van de verdediging van het Ameri-

kaanse grondgebied. Het Missile Defense Agency (MDA) verwacht de

eerste testvlucht van de interceptor in 2009 uit te voeren, en vervol-

gens twee onderscheppingspogingen van een doel in 2010.

NAVO en raketverdediging

Intussen zijn de afgelopen jaren ook in NAVO-verband de mogelijkhe-

den van raketverdediging onderzocht. Het gaat hier om drie verschil-

lende initiatieven.11

Page 15: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/15

1. Active Layered Theatre Ballistic Missile Defense (ALTBMD)

Dit raketverdedigingssysteem richt zich op de bescherming van

uitgezonden troepen tegen aanvallen met tactische ballistische

raketten (afstand tot 3.000 km.) en is een voorbeeld van een

terminal-verdedigingssysteem. De behoefte aan zo’n systeem werd

duidelijk aangetoond door de aanvallen met Scud-raketten tegen

de coalitiestrijdkrachten in beide Golfoorlogen. TMD-systemen

kunnen zowel op land als op zee worden gestationeerd.

Nederland is een van de weinige NAVO-lidstaten die over een

Patriot-capaciteit beschikt. Deze capaciteit wordt gemoderniseerd

en uitgerust met de Patriot Advanced Capability-raketten voor de

verdediging in lagere luchtlagen tegen ballistische raketten met

een korte dracht. Defensie bestudeert nu de mogelijkheid het

Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) geschikt te maken

voor de verdediging tegen ballistische raketten in bondgenoot-

schappelijk verband. Het LCF-fregat Hr. Ms. Tromp lukte het als

eerste niet-Amerikaans schip in de Stille Oceaan op 7 december

2006 een ballistische middellangeafstandsraket gedurende het

grootste deel van haar vlucht te volgen en doelinformatie te

berekenen.

Voor het ALTBMD is op uitnodiging van de Nederlandse over-

heid een Integrated Testbed (ITB) in Den Haag gevestigd. Deze

testopstelling bestaat uit computerapparatuur, waarbij proeven

zeker moeten stellen dat het uiteindelijke systeem de afweerra-

ketten met sensoren en commandolagen kan integreren. De initial

operational capability staat gepland voor 2011.

2. Missile Defense for the Alliance Territory, Forces, and Population

Centres

Tijdens de NAVO-top van Praag in 2002 werd besloten een haal-

baarheidsstudie uit te laten voeren naar de mogelijkheden om de

Europese NAVO-landen te beschermen tegen ballistische raketten

van alle dracht. De studie concludeerde dat een NAVO-MD-systeem

– met beperkingen – technisch haalbaar was. De NAVO-top van

Riga gaf opdracht tot een vervolgstudie, over onder meer de drei-

gingsanalyse, command, control and consultations, architectuur,

financiële consequenties en ‘debris’ (brokstukken van onder-

scheppende en neergehaalde raketten). Nadat de Verenigde Sta-

ten hun voornemen voor een Europese interceptorlocatie bekend

hadden gemaakt, besloten de NAVO-ministers van Defensie op 15

juni 2007 dat de mogelijke politieke en militaire implicaties van

een NAVO-raketverdedigingssysteem onderzocht moesten worden.

3. Theatre Missile Defense Cooperation with Russia

Dit samenwerkingsprogramma met de Russische Federatie is

gericht op het vermogen om gezamenlijk Theatre Missile Defense

Crisis Response-operaties uit te kunnen voeren. Russische militaire

deskundigen hebben meermaals met hun NAVO-collega’s overlegd,

en in dit kader zijn zelfs oefeningen met computercommando-

posten gehouden.12 In studies is vastgesteld dat het uitwisselen

van early warning-informatie voordeel kan opleveren: het aantal

onderscheppingsmogelijkheden neemt dan aanzienlijk toe.

Inmiddels is door de gebeurtenissen in Georgië alle samenwerking

tussen de NAVO en Rusland opgeschort.

Russische bezwaren

Rusland heeft zich vanaf het begin op niet mis te verstane wijze te-

genstander verklaard van het Amerikaanse raketverdedigingssysteem

in Europa.13 Een verklaring van het Russische Ministerie van Buiten-

landse Zaken stelde dat de geplande Amerikaanse raketverdediging

nu en in de voorzienbare toekomst de Russische ballistische raketten

als doel heeft.14 De Russen beweren dat het defensieve systeem een

“wapenwedloop” zal veroorzaken en Europa in een “kruitvat” zal doen

veranderen. Het Kremlin heeft ook beweerd dat het raketverdedi-

gingssysteem de Russische afschrikking zou ondermijnen, ondanks

het feit dat een Russische, vanaf land gelanceerde nucleaire aanval op

de Verenigde Staten niet over Polen maar over de Noordpool, IJsland

of Griekenland zou gaan. Volgens de Russen zou de radar bovendien

gebruikt kunnen worden voor spionagedoeleinden in hun land.

Een deel van de Russische onvrede over de Europese sector van het

raketverdedigings-

systeem komt voort

uit de Amerikaanse

terugtrekking uit het

ABM-verdrag. De Rus-

sische zorg is waar dit

toe zal leiden. Premier

Poetin en andere hoge

Russische autoriteiten

hebben aangegeven dat

Rusland de uitvoering

van sommige van zijn

raketprogramma’s zou

versnellen indien de raketverdedigingsplannen in Europa door-

gang zouden vinden. Zo zullen de Russen raketten gaan richten op

Europese steden. De Russische generaal Nikolai Solovtsov, hoofd van

de strategische raketstrijdkrachten, verklaarde onlangs nog dat de

Amerikaanse raketverdedigingslokaties “aangewezen doelen” kunnen

worden.15

Poetin bood vorig jaar het gebruik aan van een Azerbeidjaanse radar-

installatie als daarmee zou worden afgezien van de andere Europese

raketverdedigingslokaties. De VS verwierpen dit voorstel echter, met

als argument dat deze uitruil om technische redenen niet haalbaar

was.

Landen die faciliteiten

verlenen worden deel

van de verdediging

van Amerikaans

grondgebied

Page 16: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/16

Moskou heeft medio juni bij overleg met de VS voor het eerst een

positieve grondhouding ingenomen ten aanzien van de Amerikaanse

voorstellen.16 Tot deze voorstellen behoort de detachering, al dan niet

permanent, van Russische waarnemers bij de raketinstallaties. Polen

en Tsjechië reageerden hier echter afwijzend op. En sinds de gebeur-

tenissen in Georgië zijn de relaties alleen maar verslechterd.

Tot slot

Het Amerikaanse MDA ontwikkelt momenteel in totaal zo’n 16 elkaar

overlappende systemen, die bedoeld zijn om de raketten in verschil-

lende fasen van de vlucht te treffen, op basis van de filosofie “schiet

vroeg, schiet vaak”. Vooralsnog gaat het bij een NAVO-raketverdedi-

gingssysteem in Europa voornamelijk om studies en besprekingen.

Nieuw is nu wel dat ook de mogelijke implicaties van de Amerikaanse

plannen in Europa als onderwerp van studie zijn toegevoegd. Het

Europese systeem moet immers in staat zijn een antwoord te geven

op twee typen raketten: intercontinentale die richting de Verenigde

Staten gaan, en middellangeafstandsraketten die richting Europa

gaan, met verschillende banen en snelheden.

Critici hameren erop dat Amerika een fortuin aan het verkwisten is

aan een onmogelijke technologische fix. Het systeem is niet volledig

beproefd, de interceptors die in Europa geplaatst worden moeten nog

worden gebouwd, en de geometrie van het gebruik van op de grond

gestationeerde raketten tegen een toekomstige Iraanse dreiging moet

nog getest worden. Het land heeft meer dan 110 miljard dollar aan

raketverdediging besteed sinds Ronald Reagan zijn Strategic Defense

Initiative lanceerde.

Een probleem is dat de Europese elementen van het Amerikaanse sys-

teem het zuidoosten van Europa, waaronder Bulgarije, Griekenland,

Roemenië en Turkije, onvoldoende beschermen. Dit hoeft volgens

sommigen geen onoverkomelijk bezwaar te vormen, aangezien Iran te

dicht bij Zuidoost-Europa ligt om deze regio met langeafstandsraket-

ten te kunnen bedreigen. Deze landen zouden terminal level-bescher-

ming nodig hebben, waarin NAVO’s ALTBMD kan voorzien. Bovendien

is het de vraag of een alomvattend systeem van intercontinentale

raketverdediging haalbaar en betaalbaar is.

Het terechte uitgangspunt voor de Nederlandse regering is in ieder

geval dat de ondeelbaarheid van de veiligheid van het bondgenoot-

schap voorop moet staan. De mate waarin het gehele NAVO-gebied

wordt afgedekt en kan worden verdedigd tegen ballistische raketten is

volgens de Nederlandse regering dan ook essentieel in de besluitvor-

ming over raketverdediging.17

Generaal-majoor der mariniers b.d. mr. drs. C. Homan is

als onderzoeker verbonden aan het Clingendael Security

and Conflict Programme. Hij was eerder directeur van het

Instituut Defensie Leergangen (IDL) in Den Haag.

1. Bucharest Summit Declaration, Issued by the Heads of State and Go-

vernment Participating in the Meeting of the North Atlantic Council in

Bucharest on 3 April 2008. Zie tevens Sally McNamara, ‘NATO Backs

Washington’s Missile Defense Plans: A Victory for U.S. Diplomacy’,

WebMemo, The Heritage Foundation, nr. 1884, 4 april 2008.

2. Gé Berkhof, Duel om de ruimte, Staatsuitgeverij Den Haag, 1985, pp.

92-93.

3. Jeremy Stocker en David Wiencek (red.), Missile Defence in a New

Strategic Environment; Policy, Architecture and International Co-

operation after the ABM Treaty, The Royal United Services Institute

for Defence and Security Studies, Londen, 2003.

4. Daniel Gouré, ‘Dealing with the Russian Threat; What Georgia Re-

veals about Missile Defenses for Europe’, DefenseNews, 8 septem-

ber 2008, p. 21.

5. Gustav Lindstrom, ‘Missile Defence in Europe – The Political and

Security Dimensions’, ISS Policy Brief 1, EU Institute for Security

Studies, Parijs, februari 2008, p. 1.

6. Steven A. Hildreth en Carl Ek, Long-Range Ballistic Missile Defense

in Europe, CRS Report for Congress, 13 juni 2008, p. 3.

7. Frans Kleyheeg, ‘Onderschepte raket valt wél op Europa’, NRC

Handelsblad, 1 mei 2007.

8. Wade Boese, U.S. Signs European Anti-missile Deals, Arms Control

Association, www.armcontrol.org/node/3309/print.

9. ‘Behind America’s Shield’, The Economist, 21 augustus 2008.

10. Denise Jammick en Grzegorz Holdanowicz, ‘Poland Defies Russia

and Signs US BMD Site Deal’, Jane’s Defence Weekly, 27 augustus

2008, p. 4.

11. Kamerbrief inzake NAVO-top te Boekarest over raketverdediging, Ne-

derlands Ministerie van Buitenlandse Zaken, 25 maart 2008, pp. 3-5.

12. Zie voor een Russische voorstander van een Europees raketschild,

waarbij Rusland, de VS en de NAVO samenwerken: Nikita Petrov,

‘Amerikaans raketschild beschermt Europa niet’, NRC Handelsblad,

9 juli 2008.

13. Peter Brookes, ‘Missile Mistrust; Washington’s European Missile-

defense Plan Rekindles Old Suspicions’, Armed Forces Journal,

december 2007, pp. 8-11; George N. Lewis en Theodore A. Postol,

‘European Missile Defense: The Technological Basis of Russian

Concerns, Arms Control Today, oktober 2007.

14. ‘US-Russia in War of Words over Missile Shield Deal’, EurActiv, 8

september 2008.

15. Judy Dempsey, ‘U.S. Shield in Poland a Threat, Russia Says’, Inter-

national Herald Tribune, 12 september 2008.

16. Arnout Brouwers, ‘Rusland tevreden na overleg’, de Volkskrant, 19

juni 2008.

17. Ibid noot 11.

Page 17: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/17

Tot voor kort was de dominante opvatting in Washington en Brussel

dat wanneer Rusland ‘aan boord zouden worden gehaald’, het mogelijk

zou worden om het Iraanse regime onder druk te zetten om te stoppen

met zijn uraniumverrijkingsprogramma. Die hoop is na de oplopende

spanningen tussen het Westen en Rusland veranderd in een illusie.

Twee conclusies kunnen uit de recente gebeurtenissen getrokken

worden. Ten eerste is Rusland geen trouwe partner van het Westen

gebleken. Niets nieuws eigenlijk: het Kremlin probeert al een tijd lang

door machtsvertoon de trauma’s van begin jaren ‘90 te verwerken, en

daarbij kan het rekenen op de steun van de meerderheid van de Rus-

sische bevolking. Het woord “niyet” zullen de westerse diplomaten in

de toekomst nog vaak te horen krijgen. De relatie van de EU en de VS

met Rusland (want deze machten moeten ondanks alle meningsver-

schillen toch met elkaar samenwerken) kan het beste als een ‘mariage

de convenance’ gezien worden. Ten tweede moet de EU in samenwer-

king met de VS een nieuwe strategie ontwikkelen ten aanzien van

Iran.

De huidige impasse

Europa

Hoewel de Europeanen na 1945 ‘internationale problemen’ geluk-

kig eerder proberen te ‘managen’ dan op te lossen (in tegenstelling

tot de Amerikanen, die internationale veiligheidsvraagstukken liever

oplossen)2, is het langzamerhand duidelijk geworden dat er iets mis

is met het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid van

de EU.3 Een dergelijk beleid is er namelijk niet bij het beslechten van

belangrijke vraagstukken. Het bureau van buitenlandcoördinator

Javier Solana moet namens de Unie spreken. Maar wanneer we naar

het nieuws kijken of de krant lezen, zien we dat de Franse president

zich als ‘Mister Europe’ gedraagt. Zo ook met betrekking tot Iran.

Frankrijk, de huidige voorzitter van de EU, stelt Iran en de wereld

voor een keuze: óf een Iraanse atoombom óf een (Amerikaans dan wel

Israëlisch) bombardement op Iran.4 (Hij zei dit blijkbaar met de goed-

keuring van bondskanselier Merkel, premier Brown en Solana, want

zij spreken geen kwaad woord over Sarkozy’s uitlating.) Alsof er geen

andere opties zijn. Natuurlijk: zou het zover komen, dan zou het niet

Sarkozy of een andere Europese leider zijn die hiertoe zou beslissen,

maar de regering in Washington.

Verenigde Staten

Met welke factoren moet Washington rekening houden? De regering-

Bush is ingesloten tussen twee oorlogen (Irak en Afghanistan),

heeft met een wankelende economie te maken en staan onder druk

van binnenlandse lobby’s en pressiegroepen om Iran aan te vallen.

De harde taal die Bush eerder ten aanzien van Iran gebruikte, moet

hij waar kunnen maken wil zijn trots niet gekrenkt worden. Hij had

Trans-Atlantische betrekkingen en de casus Iran

Frits Bolkestein merkte recentelijk terecht op dat na de Russische inval in Georgië – als reactie op het riskante besluit van de Georgische president Saakasjvili om Zuid-Ossetië binnen te vallen – en de harde Europese en Amerikaanse veroordelingen van Moskou, de samenwerking tussen het Westen en Rusland met betrekking tot verschillende dossiers stroever zal gaan verlopen.1 Eén van deze dossiers betreft het nucleaire programma van Iran.

Een pleidooi voor een andere Iranpolitiek

Said Rezaiyan

Column

Page 18: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

De Iraanse ambassadeur bij het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) legt een verklaring af over het nucleaire programma van zijn land,

november 2007 (foto: IAEA/D. Calma)

immers gezegd dat hij “het Iraanse probleem” zou gaan ”oplossen”.

Als het aan Bush zou liggen, zou een aanval gelegitimeerd zijn. In

een recente toespraak tot de Israëlische Knesset, en als reactie op het

voornemen van presidentskandidaat Barack Obama om met de Iraanse

leiders aan één onderhandelingstafel te gaan zitten, concludeerde

Bush dat een dergelijk voorstel het beste vergeleken kan worden met

het Britse plan uit de jaren ‘30 om met de nazi’s te gaan praten. Hij

concludeerde: ”We have an obligation to call this what it is: the false

comfort of appeasement.”5 Maar gaat de president zijn woorden ook

werkelijk in daden omzetten?

Wenselijkheid en uitvoerbaarheid van een oorlog

Bronnen dicht bij het Witte Huis en het Pentagon weten echter dat

de Amerikaanse dreigementen vooral als retoriek bedoeld zijn. Ten

eerste vanwege de moeilijke politieke en militaire situatie waarin de

VS zich op dit moment bevinden. Een oorlog beginnen op een derde

front tegen een regionale macht komt de VS (en de wereld) simpelweg

niet goed uit op dit moment. Ten tweede is er binnen de regering-

Bush geen sprake van één coherent beleid ten aanzien van Iran.

Aan de ene kant staan Bush en vicepresident Cheney, voorstanders

van een aanval op Iran; aan de andere kant staat Robert Gates, de

minister van Defensie, en tot voor kort ook admiraal William Fallon,

de commandant van het Central Command, beiden tegen een oorlog

met Iran. De laatste nam vanwege zijn meningsverschillen met het

Witte Huis ontslag. Gates en Fallon beriepen zich naast de praktische

problemen om een oorlog te voeren tegen Iran ook op het gebrek aan

juridische en morele legitimatie voor een aanval. Immers nota bene

de Amerikaanse Director of National Intelligence publiceerde in 2007

een National Intelligence Estimate waarin de gezamenlijke Ameri-

kaanse inlichtingendiensten tot de conclusie kwamen dat Iran in 2003

gestopt was met zijn nucleaire wapenprogramma.6

De Amerikaanse perceptie…

Desalniettemin blijft Bush, maar ook de toekomstige bewoner van het

Witte Huis (McCain dan wel Obama) bij het dreigement dat “alle opties

op tafel liggen”. Met “alle opties” wordt natuurlijk in de eerste plaats

een militaire aanval bedoeld en wordt zo met een preventieve aanval

gedreigd. In een dergelijke situatie zouden de Iraanse machtheb-

bers gek zijn om niet door te gaan met het nucleaire programma – ze

worden immers elke dag bedreigd. En andersom is de Amerikaanse en

in mindere mate Europese perceptie te begrijpen. ‘Het Iraanse gevaar’

is in de Amerikaanse optiek een gegeven. Het kernidee is dat Iran niet

te vertrouwen is, aangezien het land door fanatieke islamisten wordt

geregeerd die de Holocaust ontkennen en die gek genoeg zouden zijn

om Israël met een kernbom aan te vallen.

… en de Iraanse

Elke regering in Teheran kijkt naar zijn buurlanden en vraagt zich af

hoe ze kan voorkómen aan eenzelfde lot te worden onderworpen. Het

antwoord hoeft niet ver gezocht te worden. De meerwaarde van een

nucleaire bom is dat het land dat deze bezit anders wordt behandeld.

En dit is wat ook Iran wil. Volgens de gezaghebbende Amerikaanse

schrijver Thomas Power wil het land een bom zodat het niet meer door

Israël en de VS kan worden bedreigd met een aanval dan wel regime

change. Hij schrijft in dit verband:

“What U.S. officials say (…) is that Tehran wants a bomb in

order to dominate the Persian Gulf region and to threaten its

neighbors, especially Israel. This is a misreading of how other

nuclear powers have made use of their weapons. As tools of

coercive diplomacy nuclear weapons are almost entirely use-

less, but they are extremely effective in blocking large-scale

or regime-threatening attack. There is no evidence that Iran

has a different motive and plenty of reason for Iran to fear

that attack is a real possibility.”7

Een uitweg

De feiten

Het wordt tijd dat de regering-Bush erkent dat ze het diplomatieke

spel aan het verliezen is. Daar ze in het begin tegen iedere vorm van

Iraanse nucleaire activiteit was, moet ze nu toekijken hoe dit land

intussen op eigen kracht een zwaarwaterreactor bouwt in Arak. En

ook al zou deze worden gebombardeerd, er zullen nieuwe worden ge-

bouwd, maar dan kan de wereld er zeker van zijn dat deze niet onder

toezicht van het IAEA zullen staan, want na een bombardement zal

Teheran zeker besluiten uit het Non-proliferatieverdrag te stappen.

Zover is het echter gelukkig nog niet.

De VS willen als grote mogendheid natuurlijk geen gezichtsverlies

lijden. Een face saver hebben de VS echter wel: de 2007 National Intel-

ligence Estimate. Hierin wordt immers geconcludeerd dat het huidige

programma van de islamitische republiek vreedzaam van aard is.

Inhoudloze retoriek in de vorm van dreigingen met militaire aanvallen

zorgen er alleen voor dat de machthebbers in Teheran het wapenpro-

gramma wellicht weer opstarten.

De geschiedenis laat bovendien zien dat nucleaire machten hun

atoomwapens (in principe) niet gebruiken en dat deze wapens vooral

bedoeld zijn als afschrikkingsmiddel. India, Pakistan, Rusland, Frank-

Page 19: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/19

rijk, Engeland, China, Noord-Korea en Zuid-Afrika hebben allen tegen

de wil van de ‘internationale gemeenschap’ nucleaire wapens gepro-

duceerd, maar die niet tegen een ander land gebruikt. Het Iraanse

regime zal zich, mocht het ooit een atoombom verwerven, naar alle

waarschijnlijkheid houden aan deze logica.

Grond voor trans-Atlantische samenwerking

Het westerse beleid jegens Iran gebaseerd op antagonisme heeft

tot nu toe geen effect gehad. Het Westen heeft ‘the chicken game’

gespeeld met Iran, maar de Iraniërs zijn geen ‘chickens’ gebleken.

Maar juist Iran geeft de EU en de VS de mogelijkheid tot betere en

efficiëntere trans-Atlantische samenwerking. Een van de redenen

waarom deze samenwerking inzake Iran succes kan hebben, is dat

beide machtsblokken eenzelfde doel nastreven, namelijk het land te

weerhouden om nucleaire wapens te produceren. Een doelstelling

die bovendien ook door de Verenigde Naties en dus ook door het

Internationaal Atoomenergie Agentschap wordt nagestreefd. Een

idealistische politiek zonder realiteitszin zal in het geval van Iran op

korte termijn geen succes hebben.

Iraanse wensen

Een efficiënte Iranpolitiek moet rekening houden met de wensen van

de Iraanse elite. De vraag is dan wat de machthebbers in Teheran

willen in ruil voor samenwerking met de VS en de EU en voor inzage in

het nucleaire programma.

In de eerste plaats willen ze, zoals elk lid van het Non-proliferatiever-

drag, toegang tot vreedzame nucleaire energie. Ten tweede willen ze

economische groei en vooruitgang, toetreding tot de Wereldhandels-

organisatie (WTO) en opheffing van de door het Westen opgelegde

sancties tegen het land. Ten derde wensen zij dat Iran als een regio-

nale macht erkend wordt en bij gesprekken over het beslechten van de

conflicten in het Midden-Oosten betrokken wordt. Iraniërs willen niet

als internationale paria’s gezien worden. Het feit dat het regime veel

moeite heeft met zijn geïsoleerde positie wordt duidelijk bij buiten-

landse bezoeken. Zelfs wanneer westerse academici Iran binnenkomen,

wordt hun bezoek op de staatstelevisie in het nieuws vermeld, om nog

niet te spreken van een bezoek van een Ivo Morales of een Aleksandr

Loekasjenko. Last but not least: de Iraanse leiders willen veiligheid.

Als startpunt voor nieuwe initiatieven kunnen de overeenkomst van

Teheran (de Sa’dabad-overeenkomst) en die van Parijs uit 2004 als

uitgangspunt dienen. De VS moeten om te beginnen zelf aan de

onderhandelingen deelnemen. Zonder de directe betrokkenheid van

de Amerikanen betekenen de zogenaamde carrots inhoudloze beloftes

die door de Europeanen alleen niet kunnen worden waargemaakt.

Immers: veiligheidsgaranties kunnen alleen door de VS worden

gegeven (zoals ook het geval was in de kwestie Noord-Korea), maar

ook Iraanse toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie is zonder het

groene licht van de VS slechts een illusie. Het zou zeker voor vertrou-

wen bij de Iraanse leiders zorgen wanneer nieuwe landen die door

beide zijden als betrouwbaar beschouwd worden, bij deze gesprekken

worden betrokken. Zuid-Afrika is in dit verband een goede kandidaat.

Dit land heeft ook de nodige ervaring wat betreft het beslechten van

een conflict over een nucleair programma. Het zou als bemiddelaar

tussen de partijen kunnen optreden.

De Europeanen moeten laten zien dat ze serieus zijn over hun ge-

meenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek. In dit verband

dient Javier Solana niet door andere Europese leiders (zoals Sarkozy)

te worden tegengesproken. De EU en de VS moeten van de Iraanse

zijde eisen dat de gesprekken alleen plaatsvinden met de hoogste

autoriteiten van het land. De Europese kritiek is namelijk dat zij

niet weten met wie ze in Iran moeten praten. Eisen als stoppen met

uraniumverrijking, of verrijking uit te voeren op Russische dan wel

Zwitserse bodem zullen door Iran resoluut worden afgewezen. Wat

van de Iraniërs wel gevraagd kan worden is dat ze het Additioneel

Protocol van het NPV ondertekenen.

Serieuze diplomatie houdt in dat beide kanten hun beloftes binnen

een bepaalde tijd nakomen. Daarom zou men een tijdschema moeten

maken waarbinnen de geschillen beslecht en de beloftes nagekomen

zouden moeten worden. Iran heeft vaak laten weten dat wanneer zijn

nucleaire rechten erkend worden, het land een constructieve rol zal

gaan vervullen in het Midden-Oosten. Dit zou inhouden dat het zijn

rol in Libanon en zijn relatie met Hamas en Hezbollah zou herzien en

het vredesproces in het Midden-Oosten niet zou tegenwerken.

De geschiedenis kent genoeg voorbeelden waarin veranderingen

eerder door samenwerking werden gerealiseerd dan door vijandschap.

Het is hoog tijd voor een nieuwe Iranpolitiek. Als voorbeeld kan de

Ostpolitik van Willy Brandt ten aanzien van Sovjetunie dienen: een

‘Wandel durch Annäherung Politik’.

Drs. S. Rezaiyan ([email protected]) is politicoloog en

als promovendus verbonden aan het Duitsland Instituut

Amsterdam.

1. NRC Handelsblad, 30 augustus 2008.

2. We kunnen het ook anders bekijken en betogen dat het juist de

‘internationale gemeenschap’ is die van de Amerikanen verwacht

dat zij zich met alle problemen bemoeien als enige overgebleven

supermacht.

3. Zie o.a. het goede boek van Simon Hix, What’s Wrong with the Euro-

pean Union and How to Fix It, Polity Press, 2008.

4. www.bbc.co.uk/persian/iran/story/2008/09/080903_si-sarkozy-assad

iran.shtml , 5 september 2008.

5. Thomas Powers, ‘Iran the Threat’, The New York Review of Books, jrg.

55, 17 juli 2008, p. 5.

6. www.dni.gov/press_releases/20071203_release.pdf

7. Ibid noot 5, p. 3.

Page 20: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/20

De EU in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse RepubliekDe uitgestrekte en afgelegen grensregio in het oosten van Tsjaad en het noordoosten van de Centraal-Afrikaan-se Republiek (CAR) wordt sinds geruime tijd geteisterd door geweld. Tsjaad, een land dat sinds december 2005 in een staat van burgeroorlog verkeert, heeft geen controle over deze regio met een omvang van 200.000 vierkan-te kilometer. Hierdoor hebben milities en rebellen, alsmede bandieten en criminele groeperingen er vrij spel. Met de toename van geweld jegens de bijna 500.000 vluchtelingen en ontheemden die zich in deze regio ophouden,1 is een daadkrachtige civiel-militaire humanitaire interventie door de internationale gemeenschap noodzakelijk.

In dit artikel wordt de complexe rol uitgelicht die voor de Europese

interventiemissie EUFOR Tsjaad/CAR is weggelegd. Eerst wordt er

gekeken naar de totstandkoming van de missie, en met name naar

de multidimensionale context waarbinnen zij moet opereren. Tevens

wordt er een blik geworpen op de operationele inzet en capaciteiten

van de Europese missie. Aansluitend volgt er een kort overzicht van

de verschillende conflicten en de daaruit voortvloeiende crises in

het desbetreffende grensgebied. Tot slot wordt uiteengezet waarom

de Europese missie van bijzonder belang is, waarbij niet alleen gelet

wordt op de regionale impact die zij teweeg moet brengen, maar ook

op de politieke significantie van deze missie in de context van de

Europese veiligheidspolitiek.

Besluit tot interventie en samenwerking

Ruim een jaar geleden, op 25 september 2007, werd Resolutie 1778

door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangenomen. Hier-

door ging de Veiligheidsraad akkoord met de inzet van een multidi-

mensionale humanitaire en militaire missie in het oosten van Tsjaad

en het noordoosten van de CAR. De missie omvat een VN-contingent

dat opereert onder het acroniem MINURCAT (mission des Nations Unies

en République centrafricaine et au Tchad), met als doel de veiligheid

en bescherming van de burgers te faciliteren, en mensenrechten en

de onafhankelijke rechtspraak in het missiegebied te bevorderen.

Hierbij is noodzakelijk gebruik van geweld toegestaan op grond van

hoofdstuk VII van het Handvest van de VN. MINURCAT richt zich op

de humanitaire kant van de vredesmissie door het verbeteren van de

judiciële en politiële infrastructuur in beide landen. De VN-missie is

operationeel sinds september 2007, maar komt met 724 manschappen

civiel en militair personeel 2 met moeite aan de noodzakelijke capaci-

teit voor een gebied van deze omvang. De kans van slagen van deze

missie is überhaupt moeilijk te meten, aangezien een duidelijk vooraf

vastgesteld politiek doel in de resolutie ontbreekt.

Resolutie 1778 voorziet daarnaast in een verzoek aan de Europese

Unie om bij te dragen aan de MINURCAT-missie in de vorm van een

separate operatie ten behoeve van de bescherming van burgers,

vluchtelingen en humanitaire hulpverleners. Het mandaat van deze

EU-operatie, die de militaire ruggengraat moet vormen van de vredes-

missie, is drievoudig:3

• Het bijdragen aan de bescherming van burgers, en met name aan

die van vluchtelingen en ontheemden in het gebied;

• Het faciliteren van humanitaire hulp en de bewegingsvrijheid van

humanitaire hulpverleners door de veiligheid in het missiegebied te

verbeteren;

• Het bijdragen aan de bescherming van het personeel, de facilitei-

ten, installaties en het materieel van de Verenigde Naties, alsmede

het garanderen van de bewegingsvrijheid van VN- en geassocieerd

personeel.

Europees militair optreden in grensoverschrijdende crises

Jan Tijmen Ninck Blok

Page 21: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/21

Een jeep van EUFOR steekt een rivier over (foto: EUFOR Tsjaad/CAR; Raad van de EU)

Het mandaat geeft duidelijk aan dat het primaire doel is om de

bevolking, ontheemden en vluchtelingen te beschermen en humani-

taire hulpoperaties te beveiligen. Met andere woorden: er wordt in

de context van deze operatie niet van de EU verwacht humanitaire of

ontwikkelingshulp te leveren, noch zich actief met crisismanagement

en conflictoplossing bezig te houden.

Met het besluit van 28 januari 2008 heeft de Raad van de Europese

Unie formeel gehoor gegeven aan het verzoek bij te dragen aan deze

missie.4 De EU-interventiemissie, EUFOR Tsjaad/CAR, die binnen het

juridische kader van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid

(EVDB) opereert, wordt beschouwd als een tijdelijk overbruggende

militaire operatie van één jaar om de VN voldoende tijd te geven een

troepenmacht te genereren die de EU-operatie dan kan gaan over-

nemen. De EUFOR-troepenmacht zal bij voltallige sterkte bestaan uit

3.700 militairen uit 14 verschillende EU-lidstaten, waarvan Frankrijk

met 2.000 soldaten het merendeel levert. Tevens is de Franse briga-

degeneraal Jean-Philippe Ganascia benoemd tot EU Force Commander,

die ter plaatse operationeel verantwoordelijk is. Daarnaast leveren

Ierland (450), Polen (400), Oostenrijk (210), Zweden (200), Roemenië

en België (beiden 120) de grotere aantallen troepen.5 Momenteel zijn

er rond de 3.300 militairen operationeel.

De grote rol van Ierland, dat traditioneel bekend staat als sceptisch

tegenover Europees defensiebeleid, is zeer noemenswaardig. Naast

het grote aantal soldaten dat het levert – namelijk de helft van de

totale Ierse expeditionaire capaciteit – levert Ierland ook de hoogste

militair, de EU Operation Commander luitenant-generaal Patrick Nash,6

die gestationeerd is op het operationele hoofdkwartier in Mont Valé-

rien ten zuiden van Parijs. De afwezigheid van het Verenigd Konink-

rijk en Duitsland is ook opvallend, maar wordt door deze lidstaten

verklaard door respectievelijk het grote aantal troepen overzee in Irak

en Afghanistan en door het door Duitsland overgenomen commando

over de EUFOR-missie in de Democratische Republiek Congo in 2006,

waarmee Duitsland zijn steentje aan Afrikaanse vredesmissies volgens

eigen zeggen voorlopig heeft bijgedragen.7 Binnen het kader van

het EVDB is dit zeker interessant, daar EUFOR Tsjaad/CAR hierdoor

opereert zonder de volledige inzet van ‘de grote drie’ in Europa.

Nederland draagt daarentegen wel bij met 60 militairen van het Korps

Mariniers, die sinds half mei 2008 in Tsjaad aanwezig zijn.8 Al met al

is EUFOR Tsjaad/CAR hiermee de grootste EVDB-operatie tot nog toe.

De missie past bij de intentie van de Europese Unie om bij te dragen

aan een oplossing voor de schrijnende situatie in Darfoer en is daarmee

tevens een stap in de juiste richting voor het EVDB. Daarbij is de missie

echter ook een consequentie van het uitblijven van een daadkrachtige

respons van de internationale gemeenschap in 2003. De EU heeft nu

voor de regio een veelomvattend pakket toegezegd met diverse poli-

tieke, diplomatieke en financiële instrumenten, waarmee ondermeer

gestreefd wordt naar een substantiële ondersteuning van de hybride

Page 22: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/22

vredesmissie van de Afrikaanse Unie en de VN in Darfoer, UNAMID.9

Feit blijft echter dat Soedan de EU niet – en afzonderlijke lidstaten

mondjesmaat – toestaat bij te dragen aan UNAMID en dat de EU weinig

invloed kan uitoefenen op Khartoum. EUFOR is daarom gedoemd tot de

periferie van dit conflict en dan ook letterlijk alleen aan de Tsjadische

kant van de grens. Desondanks kan de EU met EUFOR indirect voldoen

aan haar wens bij te dragen aan de verbetering van de veiligheids-

situatie in Darfoer, maar richt zij zich vooral op het tegengaan van de

effecten van destabilisatie die dit conflict heeft in buurland Tsjaad.

Onlangs heeft de VN-secretaris-generaal in zijn kwartaalrapport

van de missie zijn zorg uitgesproken over de stand van zaken in het

gebied.10 Ondanks dat MINURCAT voortgang maakt met de totstand-

koming en uitvoering van de missiewerkzaamheden, is de veiligheids-

situatie verbeterd noch gestabiliseerd. Tal van incidenten tonen aan

dat MINURCAT en EUFOR onvoldoende op sterkte zijn om grip op

de situatie te krijgen. Desondanks heeft de Veiligheidsraad op 24

september naar aanleiding van het rapport van de SG haar vertrou-

wen uitgesproken in de missie en dit bevestigd door de aanname van

Resolutie 1834 om MINURCAT te verlengen tot 15 maart 2009.11 Deze

datum ligt in het verlengde van de toezegging van de Europese Unie

om gedurende één jaar de verantwoordelijkheid te dragen voor een

overbruggingsmissie. Op 15 maart jongstleden had EUFOR namelijk

haar initiële operationele capaciteit bereikt.

Achtergrond van de crises

De regionale dimensie van de crises in het grensgebied, die ge-

paard gaan met de grote vluchtelingenstroom vanuit het Soedanese

Darfoer, vormt de primaire drijfveer voor de Europese Unie om te

interveniëren. Het is echter een misvatting om het geweld in Tsjaad

en de CAR alleen als een uitvloeisel vanuit het aangrenzende Darfoer

te beschouwen, ondanks dat dit uiteraard heeft bijgedragen aan

de destabilisatie van de gehele grensregio. Net als Soedan kampen

beide landen met interne problemen. De realiteit is dat EUFOR moet

opereren in een drielandengebied waarin verschillende conflicten en

de daaruit voortkomende crises in elkaar overlopen. In deze omgeving

heeft de missie de zware taak om als onafhankelijke en onpartijdige

tussenpersoon op te treden.

Om een goed beeld te krijgen van de complexiteit van de situatie in

de grensregio is het van belang eerst de intrastatelijke conflicten in

een afzonderlijke context van elkaar te bekijken.

Tsjaad

Tsjaad kent een lange geschiedenis van gewelddadige machtswisse-

lingen sinds de onafhankelijkheid van het Franse koloniale bestuur in

augustus 1960. De huidige politieke crisis is gebaseerd op een breed

gedragen ontevredenheid over het autoritaire bewind van president

Idriss Déby. Het bewind kent een elite die exclusief profiteert van de

opbrengsten van de natuurlijke rijkdommen van Tsjaad. Deze elite

bestaat demografisch grotendeels uit leden van de Zaghawa-stam, zo

ook Déby zelf. Verschillende onderdrukte etnische en religieuze facties

in het land brengen rebellenbewegingen op de been, die als doel heb-

ben het bewind omver te werpen en zichzelf te etaleren als de nieuwe

elite. Vaak worden deze bewegingen aangestuurd door vroegere

vertrouwelingen van de president en leden van zijn stam, die buiten

de elite zijn komen te staan en een herintrede voor ogen hebben.12

Het afgelegen oosten van Tsjaad fungeert als een ideale thuisbasis

waar deze rebellenbewegingen al sinds de jaren ’60 ongestoord

kunnen opereren. Vanwege het ontbreken van voldoende politiek

draagvlak is het oosten van Tsjaad een gebied waar de regering weinig

controle heeft.13 Bovendien beschuldigt de regering in Khartoum

Tsjaad ervan de rebellen in Darfoer te steunen, die het grensgebied

gebruiken als uitvalsbasis voor de aanval op militaire installaties in

Darfoer. Deze beschuldiging is wederzijds: volgens Déby worden de

Tsjadische rebellen niet alleen gesteund maar zelfs aangestuurd door

Soedan, waardoor hij het interne conflict alleen als interstatelijk wil

erkennen. Daarnaast meent de regering in N’Djamena dat de Janja-

weed, de door de Soedanese regering gesteunde Arabische militie

in Darfoer, de soevereiniteit van Tsjaad schendt en dorpen in het

oosten van Tsjaad plundert. Dit laatste heeft tot gevolg dat de diverse

etnische groeperingen in het grensgebied ter verdediging eigen mili-

tiebewegingen oprichten, waarbij het karakter van hun optreden vaak

ontwikkelt van defensief naar offensief.

Centraal-Afrikaanse Republiek

Het conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek is op veel vlakken te

vergelijken met dat in Tsjaad. Ook dit land is etnisch zeer gefragmen-

teerd en politiek verdeeld, en kent tevens een rumoerig verleden. De

legitimiteit van de president, generaal François Bozizé, die in 2003

door een militaire staatsgreep aan de macht kwam, wordt door velen

betwist. Ondanks dat hij herkozen werd in 2005, is het geweld toe-

genomen en vormen het noordoosten en noordwesten van het land

van tijd tot tijd het strijdtoneel tussen regeringstroepen en rebel-

lenbewegingen. Een saillant detail is dat de laatstgenoemden vaak

huurlingen zijn die in 2003 nog vóór de president hebben gevochten,

en ontevreden zijn over de erkenning en betaling die zij hebben ont-

vangen voor de geleverde diensten.14 Net als in het oosten van Tsjaad

vallen de noordelijke regio’s van de CAR buiten de invloedssfeer van

de regering, omdat deze niet voldoende macht heeft om ook in dit

gebied effectief invloed uit te oefenen.

De verschillende crises zijn grensoverschrijdend en geven vaak aanlei-

ding voor bilaterale disputen. Zoals al eerder genoemd beschuldigen

de regeringen van Soedan en Tsjaad elkaar ervan rebellengroepe-

ringen te ondersteunen door middel van het leveren van wapens en

ander materieel, en het bieden van een schuilplaats binnen het eigen

gebied. Zo wordt bijvoorbeeld de steun die de rebellen kregen voor

Page 23: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/23

EUFOR bevindt zich in een omgeving waar rebellenbewegingen de missie als vijandig beschouwen. Een EUFOR-militair ontmoet een plaatselijke

bewoner tijdens een patrouille, april 2008 (foto: EUFOR Tsjaad/CAR; Raad van de EU)

de uitvoering van de aanvallen op N’Djamena in april 2006 en januari

2008, alsmede de rebellenaanval op Khartoum in mei 2008 door beide

landen toegeschreven aan het buurland. Als resultaat heerst er een

sluimerende ‘proxy war’ in het grensgebied waarbij milities en rebel-

len aanvallen op doelen in het buurland uitvoeren. De destabilisatie

van het bewind in het buurland zal immers de machtsbalans in het

eigen voordeel doen kantelen.

Ook in de CAR wordt de uitbarsting van geweld in de noordoostelijke

regio eind 2006 toegewezen aan de steun die de Centraal-Afrikaanse

rebellen zouden hebben gekregen vanuit Soedan. Daarnaast houden

ook Tsjadische rebellen zich op in het noorden van de CAR, waardoor

het Tsjadische leger er sinds 2003 patrouilleert.15 Het feit dat de rege-

ringen van alle drie de landen weinig tot geen controle hebben over de

eigen grensregio, bevordert de vrijstaat in het gebied voor rebellen,

milities en bandieten. Het is relatief veilig voor rebellen om het grens-

gebied als uitvalsbasis te gebruiken; korte aanvallen over de grens

door zowel rebellen als milities zijn eenvoudig uit te voeren. Daarbij

komt dat de gehele regio kampt met grote aantallen vluchtelingen en

ontheemden die het geweld in eigen gebied zijn ontvlucht. Honderd-

duizenden vluchtelingen vanuit Darfoer houden zich op in Tsjaad en de

CAR, naast de al in het gebied aanwezige honderdduizenden ontheem-

den. Grote aantallen vluchtelingen uit het zuiden van Soedan zijn ook

in de CAR en eenzelfde aantal vluchtelingen uit de CAR bevindt zich in

Tsjaad. Deze kwetsbare groepen zijn echter vaak opnieuw het slachtof-

fer van geweld door de wetteloosheid die er heerst in de regio.

Europese interventie

Eenduidig, eensgezind en onpartijdig?

Na een moeizame opstartperiode met veel uitstel is de EUFOR-missie

uiteindelijk op 12 februari 2008 gestart en bereikte zij haar initiële

operationele capaciteit in maart. Volgens planning had de missie

echter al operationeel moeten zijn eind 2007, maar vanwege het

chronische tekort aan manschappen en materieel moest de start-

datum meerdere malen worden uitgesteld. De EU is net als de NAVO

afhankelijk van de vrijwillige bijdrage van de lidstaten, en door de

brede participatie van de Europese landen in militaire missies wereld-

wijd blijkt het logistiek (en politiek) een bijzonder moeilijke opgave

om te voldoen aan het genereren van de benodigde troepen. De VN

had de ideale troepenmacht geschat op 5.000 à 12.500,16 maar moest

zich dus tevreden stellen met de magere toezegging van 3.700 man.

Wie bedenkt dat de oppervlakte van het missiegebied 200.000 km2

is, bestaande uit voornamelijk onherbergzaam terrein, en het aantal

vluchtelingen en ontheemden rond de 500.000 ligt (met daarnaast

een gelijk aantal burgers), ziet al gauw in dat de toegezegde troepen

niet voldoende zijn. Hier moet echter wel bij worden opgemerkt dat

de doelgroep die bescherming nodig heeft zich concentreert in een

aantal overzichtelijke kernlocaties.

De zogenoemde ‘force multipliers’ ontbreken ook, en dan met name

voldoende luchttransportcapaciteit. Berekeningen laten zien dat voor

Page 24: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/24

een troepenmacht van 6.000 soldaten (waar EUFOR bij lange na nog

niet aan komt) opererend in dit theater, alleen al minimaal 20 tot 40

helikopters noodzakelijk zullen zijn.17 Onder Frans voorzitterschap is

de EU naarstig op zoek naar donorlanden voor deze missie en heeft

in mei 2008 een aanbod van vier Russische transporthelikopters aan-

vaard. De vraag rijst of Rusland het aanbod niet zal intrekken, nu de

betrekkingen tussen Rusland en de EU vanwege het conflict in Georgië

behoorlijk zijn verslechterd, met name sinds de EU in september een

observatiemissie is begonnen om het staakt-het-vuren in Georgië te

monitoren. Uniek zal de Russische bijdrage zeker zijn: Rusland heeft

niet eerder deel uitgemaakt van een EU-operatie in Afrika.

Frankrijk daarentegen, met president Sarkozy aan het roer, ziet

vérgaande mogelijkheden voor defensiesamenwerking tussen de EU-

lidstaten en het bondgenootschap, en overweegt zelfs een militaire

herintrede bij de NAVO. Het succes van EUFOR Tsjaad/CAR is dan

ook van groot belang voor Frankrijk, omdat het laat zien dat Europa

zelfstandig in staat is een missie van de grond af op te bouwen, uit te

voeren en met succes af te ronden of over te dragen, en dat Frankrijk

binnen dit proces een serieuze partner is. Frankrijk levert immers

de grootste bijdrage aan EUFOR en was de stuwende kracht achter

de totstandkoming van de missie. Echter, er zijn twee zaken die dit

ideaalbeeld vertroebelen: Tsjaad (en overigens ook de CAR) is een

voormalige Franse kolonie, waardoor militair optreden politiek uiterst

gevoelig is – zowel voor deze landen als op internationaal niveau,

dus ook voor de EU.

Daarnaast onderhoudt

Frankrijk sinds 1986 een

militaire aanwezigheid

van 1.500 troepen die

het Tsjadische regime

de nodige ruggensteun

biedt (‘Opération

Epervier’) en daarmee

de Franse belangen in

de regio zeker stelt.

Volgens Frankrijk zijn

dit twee strikt geschei-

den zaken, maar er mag niet ontkend worden dat dit vragen oproept.18

De door EUFOR geanticipeerde stabiliteit in de regio komt immers niet

alleen de vluchtelingen en ontheemden ten goede, maar ook Frankrijk.

Daarbij komt dat president Déby zich ten onrechte gesteund voelt in

zijn strijd tegen de rebellen door de aanwezigheid van de EUFOR-troe-

penmacht, terwijl die zich juist als onpartijdig probeert te profileren.

De dubbele rol van Frankrijk ondermijnt de neutraliteit van EUFOR.

Daarnaast worden opbouw- en herstelprojecten door individuele EU-

leden geïnitieerd via de kanalen van de nationale contingenten binnen

EUFOR, die de objectiviteit aantasten. Daarbij is EUFOR gedwongen

om op een diplomatiek niveau samen te werken met de regeringen van

Tsjaad en de CAR. Hierdoor bevindt EUFOR zich in een omgeving waar

rebellenbewegingen de Europese missie als vijandig beschouwen en

EUFOR onderdeel wordt van het conflict. MINURCAT, opererend onder

dezelfde resolutie, werkt nauw samen met de regeringen van Tsjaad en

de CAR, met name met vertegenwoordigers van de nationale politie

en justitie, en riskeert hierdoor eenzelfde gevaar. In beide landen

ontbreken echter alle tekenen van democratiseringsprocessen, en

plannen hieromtrent zitten evenmin in de pijplijn van deze regeringen

noch van de rebellenbewegingen. De afwezigheid van een daadkrachtig

politiek doel binnen het mandaat dat dit aan de kaak kan stellen, doet

wederom afbreuk aan de onpartijdigheid, en dat maakt het voor de EU

vrijwel onmogelijk om in de nabije toekomst op te treden als bemid-

delaar in zowel de intrastatelijke conflicten als ook het conflict tussen

Tsjaad en Soedan.

Ondanks de tekortkomingen in manschappen en materieel en het

ontbreken van een politiek doel, is de berichtgeving uit het veld

positief over de bijdrage van EUFOR. In een recent rapport van Oxfam

International wordt vermeld dat burgers in de directe omgeving zich

veiliger voelen sinds de aanwezigheid van de EU-troepenmacht.19 De

activiteiten van de missie – het patrouilleren op gevaarlijke routes, het

leggen van contacten met lokale leiders en het positioneren van eigen

troepen tussen de burgers en vechtende regeringstroepen en rebellen

– dragen bij aan het beeld dat EUFOR er voor deze kwetsbare doelgroep

is. EUFOR mist als militaire vredesmacht echter de bevoegdheid om po-

litietaken uit te voeren. Ondanks dat de aanwezigheid een afschrikwek-

kend effect heeft op criminele groeperingen en EUFOR wel kan reage-

ren op ongeregeldheden, zo nodig met de toepassing van geweld, mag

de missie geen politiële of juridische processen initiëren en is hierdoor

beperkt in haar daadkracht. Een andere zorg is dat de relatieve veilig-

heid in de ‘safe zones’ waarover EUFOR waakt, meer vluchtelingen zal

aantrekken, iets waarop de troepenmacht niet berekend is.

EUFOR is nu in de tweede helft van de eenjarige overbruggingspe-

riode, en het einde van de missie is inmiddels in zicht. De positieve

geluiden zijn vooral toe te schrijven aan de inzet van de militairen ter

plaatse. Met minimale beschikbare middelen en mankracht en binnen

het gelimiteerde mandaat werkt EUFOR hard aan de zware taak die

zij moet volbrengen: het beschermen van burgers, vluchtelingen en

ontheemden in het gebied. Over deze voorbeeldige Europese samen-

werking onder moeilijke omstandigheden niets dan lof. Inmiddels

heeft de VN-Veiligheidsraad de secretaris-generaal en de EU verzocht

voorbereidingen te treffen voor de overdracht van de militaire missie

aan een VN-contingent per 15 maart 2009, en heeft zij de internatio-

nale gemeenschap opgeroepen om hieraan bij te dragen.20

Toekomstig optreden

Tegelijkertijd wordt er in Europa gesproken over een eventuele verlen-

ging van de EU-missie. Ondanks dat de meningen hierover verdeeld

zijn, behoort dit nog tot de mogelijkheden. De politieke verwachtin-

gen en gevolgen van zo’n missie veranderen dan echter: de exitstra-

Het oosten van

Tsjaad is de ideale

thuisbasis voor

rebellenbewegingen

Page 25: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/25

tegie die berust op het overbruggende karakter van de missie, bestaat

dan niet meer, waardoor de verantwoordelijkheid om zich te buigen

over een langetermijnstategie toeneemt. Er moet dan goed nagedacht

worden over de diversiteit van het geweld in deze regio. De grens-

overschrijdende consequenties van het Darfoerconflict vormen immers

maar één aspect in het web van conflicten en de daaruit voortkomen-

de crises. Wordt er alleen gekeken naar de vluchtelingenproblematiek,

dan zal de missie louter een pleister op de wonde zijn. De politieke

dynamiek die schuil gaat achter de intra- en interstatelijke conflicten

en daaruit voortvloeiende crises, mag door de internationale gemeen-

schap niet genegeerd worden en moet onderdeel uitmaken van het

plan van aanpak, en zo leiden tot concrete politieke doelstellingen.

De vraag is dus of de EU onder dezelfde voorwaarden zou moeten

bijtekenen, mits er natuurlijk voldoende animo en bereidheid is

onder de lidstaten. De huidige EUFOR-missie heeft immers laten zien

dat er in Europa tussen politieke wil en daadkracht een wereld van

verschil bestaat. De EU dient zich dan niet alleen te ontfermen over

de beheersing van de crises zoals zij nu tracht te doen, maar ook over

het management van de oplossing daarvan. Kortom: wil de militaire

component slagen in het bestrijden van de symptomen, dan moet zij

bijgestaan worden door een duidelijke politieke missie die zich richt

op het aanpakken van de oorzaak van de verschillende crises.

J.T. Ninck Blok MSc (Econ) is werkzaam bij een internati-

onale organisatie in Soedan en ondersteunt humanitaire

hulpverleningsoperaties in onder andere de grensregio

van Darfoer. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.

1. Tsjaad telde begin 2008 meer dan 180.000 ontheemden en 240.000

vluchtelingen uit Darfoer en de CAR. Deze statistieken laten echter

alleen de door de UNHCR geregistreerde ontheemden en vluchtelin-

gen zien. Voor overige statistieken en landenprofielen, zie ochaonline.

un.org en www.unhcr.org.

2. Deze aantallen zijn gebaseerd op de stand van zaken op 25 augus-

tus 2008. VN-Veiligheidsraad, Report of the Secretary-General on the

United Nations Mission in the Central African Republic and Chad,

S/2008/601, 12 september 2008, p. 5.

3. Veiligheidsraadresolutie 1778 (2007), S/RES/1778, 25 september 2007,

p. 4.

4. EU Council Decision 2008/101/CFSP of 28 January 2008 on the Laun-

ching of the European Union Military Operation in the Republic of Chad

and in the Central African Republic (Operation EUFOR Tchad/RCA).

5. ‘EUFOR in Chad and CAR, The EU’s Most Taxing Mission Yet’, IISS

Strategic Comments jrg. 14 nr. 4, mei 2008, p. 1.

6. Judah Grunstein, ‘EUFOR Chad: A Step Forward for European

Defense’, World Politics Review, www.worldpoliticsreview.com/arti-

clePrint.aspx?ID=1847, 27 maart 2008, p. 3.

7. Ibid noot 5.

8. De Nederlandse regering heeft aangegeven deze missie niet te zullen

verlengen.

9. Press Office, European Union Council Secretariat, Background, EU

Military Operation in Eastern Chad and North Eastern Central African

Republic (EUFOR Tchad/RCA), januari 2008, p. 2.

10. Ibid bron noot 2.

11. Veiligheidsraadresolutie 1834 (2008), S/RES/1834, 24 september 2008,

p. 2.

12. Dennis M. Tull, ‘The Chad Crisis and Operation EUFOR Chad/CAR’,

SWP Comments, Stiftung Wissenschaft und Politik, februari 2008, p. 2.

13. Patrick Berg, ‘The Dynamics of Conflict in the Tri-border Region of

Sudan, Chad and the Central African Republic’, Kurzberichte aus der

internationalen Entwicklungszusammenarbeit Afrika, Friedrich Ebert

Stiftung, maart 2008, pp. 1-2.

14. Ibid noot 13, p. 2.

15. Bjoern H. Seibert, ‘African Adventure; Assessing the European

Union’s Military Operation in Chad and the Central African Republic’,

MIT Security Studies Program Working Paper, november 2007, p. 10.

16. Ibid noot 5.

17. Ibid noot 15, pp. 33-34.

18. Emmy Hermans en Sico van der Meer, ‘EUFOR in Tsjaad; lakmoes-

proef voor Europees defensiebeleid?’, Militaire Spectator, jrg. 177 nr.

7/8, 2008, pp. 406-407.

19. Oxfam International, ‘Mission Incomplete: Why Civilians Remain at

Risk in Eastern Chad’, Oxfam Briefing Paper, september 2008, pp. 12-

13.

20. Ibid noot 11, p. 3.

Op maandag 29 september 2008 overleed voormalig minister van Defensie en oud-

bestuurslid van de Atlantische Commissie Relus ter Beek. Hij vervulde het bestuurs-

lidmaatschap gedurende de periode 1995-2001. De Atlantische Commissie herinnert hem

als een krachtige bestuurder met grote kennis van zaken, die met veel toewijding heeft

bijgedragen aan het jaarprogramma van de Commissie.

Page 26: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/26Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

• OORLOG GRENSSTREEK AFGHANISTAN – PAKISTAN

• OORLOG GRENSSTREEK AFGHANISTAN – PAKISTAN

Afghanistan – Pakistan

Oorlog in grensstreek

• In september 2008 werden meer-

dere malen schotenwisselingen in de

Afghaans-Pakistaanse grensregio

gemeld tussen het Pakistaanse leger en

Amerikaanse helikopters, die volgens

het Pakistaanse leger de grens oversta-

ken. De Pakistaanse en de Amerikaanse

autoriteiten ontkennen dat de op 15 en

22 september gemelde schermutselin-

gen plaatvonden; volgens de Paki-

staanse president Asif Zardari schoot

het Pakistaanse leger bij een incident

op de 25e met lichtkogels om de Ameri-

kanen te waarschuwen dat ze de grens

waren overgestoken. Het Amerikaanse

Central Command gaf echter aan dat

een Pakistaanse legerpost het vuur had

geopend op twee Amerikaanse helikop-

ters. De Verenigde Staten beschuldigen

de Pakistaanse regering ervan te weinig

actie te ondernemen tegen de Taliban en

Al-Qaeda in de grensregio met Afgha-

nistan.

• Tevens zijn er verscheidene raketaanval-

len op Pakistaans grondgebied uitge-

voerd door Amerikaanse onbemande

vliegtuigen (Unmanned Aerial Vehicles,

UAVs). Hierbij zijn ook verschillende

burgerslachtoffers gevallen. De Pa-

kistaanse regering geeft aan dat deze

aanvallen een inbreuk op de soevereini-

teit van haar land zijn.

Nieuwsoverzicht op het gebied van de trans-Atlantische betrekkingen, Europese veiligheid en het Nederlandse buitenlands beleid

Periode19 september – 21 oktober 2008

SamenstellingDavid den Dunnen

Met bijdragen van Jan-Jouke Mulder en Wietske Stans

BronnenVoor Atlantisch Nieuwsoverzicht wordt gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

NRC Handelsblad, de Volkskrant, International Herald Tribune, Financial Times, Jane’s Defence Weekly, e-nieuwsbrieven van Eastweek,

RFE/RL Balkan Report, ISN Security Watch en EIN News, en websites van onder meer CNN en BBC, Washington Post, Le Monde, de

NAVO en het Pentagon

• Het Pakistaanse leger heeft opnieuw

militaire acties uitgevoerd tegen de Tali-

ban in de regio Bajaur. Op 29 september

claimde het leger dat het een militaire

basis van de Taliban had ingenomen.

Bij deze acties zouden ongeveer 1.000

militanten zijn opgekomen, aldus een

woordvoerder. Dit militaire succes is

positief ontvangen door het Westen.

• Tijdens de Algemene Vergadering van

de Verenigde Naties, in de tweede helft

van september, hebben de Amerikaanse

president Bush en zijn Pakistaanse

collega Zardari in de wandelgangen ge-

sproken over de omstreden grensover-

schrijdingen. Zardari zou zijn waarde-

ring geuit hebben voor de militaire steun

die zijn land ontvangt van de VS. Sinds

het begin van de oorlog in Afghanistan

heeft Pakistan ongeveer 10 miljard dol-

lar aan steun ontvangen. Condoleezza

Rice, minister van Buitenlandse Zaken

van de VS, gaf aan dat Washington Paki-

stan zal blijven steunen.

• Afghanistan en Pakistan onderhan-

delen momenteel over een mogelijke

gezamenlijke grensbewaking. Tot nu toe

kunnen Taliban gemakkelijk de grens

tussen Afghanistan en Pakistan over-

steken. Dit is een doorn in het oog van

de NAVO-geleide ISAF-troepenmacht

en de Afghaanse regering. Critici zijn

echter zeer sceptisch over de vraag of

een dergelijke overeenkomst zou func-

tioneren, aangezien er veel vijandigheid

heerst tussen de beide regeringen.

ISAF: uitbreiding troepental én mandaat

• Duitsland heeft aangegeven 1.000 extra

manschappen te sturen naar Afghani-

stan. Deze troepen zullen gestationeerd

worden in de relatief rustige noordelijke

provinciën. Op dit moment zijn er al

ongeveer 3.500 Duitse troepen actief

binnen de International Security As-

sistance Force (ISAF). Hun mandaat is

tegelijkertijd verlengd.

• De Fransen sturen 100 extra troepen en

extra materieel, waaronder helikopters.

Zij hebben ongeveer 2.600 troepen in

Afghanistan gestationeerd.

• De coalitiecommandant in Afghanistan,

de Amerikaanse generaal McKiernan,

heeft om drie extra brigades gevraagd

aan de Amerikaanse regering. Volgens

minister van Defensie Robert Gates

zullen deze eenheden pas in de lente

van 2009 beschikbaar komen. Op dit mo-

ment hebben de VS circa 33.000 troepen

in Afghanistan gestationeerd, waarvan

13.000 deel uitmaken van de NAVO-

geleide missie.

• De Amerikanen hebben de NAVO-

partners om meer financiële steun

gevraagd om het Afghaanse leger uit te

breiden. Zij stellen dat er ongeveer 20

miljard dollar extra nodig zal zijn om het

leger te verdubbelen in omvang over de

komende vijf jaar.

• Op 10 oktober kwamen de ministers van

Defensie van de NAVO-lidstaten op

verzoek van de Afghaanse autoriteiten

Page 27: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/27Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

• EU-MISSIE GEORGIË VAN START

• EU-MISSIE GEORGIË VAN START

overeen dat de ISAF-troepen ook lokale

drugsbaronnen, die de Taliban steunen,

en hun infrastructuur mogen bestrijden.

De handel in opium levert de Taliban

jaarlijks naar schatting 100 miljoen dol-

lar op. Het aanpakken van de opiumpro-

ductie is lang een punt van discussie

geweest, aangezien ongeveer een derde

van de Afghaanse economie steunt op

opiumteelt.

• Op 1 oktober maakte de NAVO bekend

dat haar Strategic Airlift Capability

(SAC) wordt uitgebreid met 3 C-17-

vliegtuigen. Deze zeer grote transport-

vliegtuigen zijn van groot belang voor

de aanvoer van materieel naar Afghani-

stan. De aanschaf wordt gefinancieerd

door 10 NAVO-lidstaten en 2 leden van

het Partnership for Peace (PfP). Ook

Nederland neemt deel.

Vredes onder handelingen?

• President Karzai van Afghanistan

heeft de leider van de Taliban, Moellah

Omar, gevraagd om te stoppen met het

doden van “zijn broeders”. Hij nodigde

hem uit om, onder voorzitterschap van

de koning van Saoedi-Arabië, rond de

onderhandelingstafel te komen zitten.

Moellah Omar sloeg de uitnodiging

echter af.

• Een poging tot verzoening met de

Taliban is “noodzakelijk”, aangezien de

militaire strijd tegen hen “niet te win-

nen” is, aldus de Britse brigadegeneraal

Marc Carleton-Smith. Deze opmerking

werd door de Amerikaanse minister van

Defensie Gates verworpen als “defai-

tisme”. Gates ondersteunt echter wel

pogingen tot verzoening met de Taliban.

Admiraal Mike Mullen, voorzitter van

de Amerikaanse Verenigde Chefs van

Staven, gaf aan te verwachten dat de

situatie in Afghanistan het komende

jaar verder zal verslechteren.

Georgië – Rusland

EU-missie van start

• Op 1 oktober 2008 begon de waarne-

mingsmissie van de Europese Unie (Euro-

pean Union Monitoring Mission, EUMM)

in de bufferzones rond Zuid-Ossetië en

Abchazië in Georgië. De aanwezigheid

van de ruim 300 waarnemers (onder wie

negen Nederlanders) was een voorwaar-

de voor de Russen om terug te trekken uit

de bufferzones vóór 10 oktober. Georgië

bevestigde dat Rusland zich hield aan

deze deadline.

• De toegang van de EU-waarnemers tot

het grondgebied van Abchazië en Zuid-

Ossetië zelf komt in de overeenkomst

echter niet voor. Moskou gaf eerder aan

dat het in totaal 7.600 troepen gelegerd

houdt in de beide separatistische regio’s.

Georgië en Rusland: nog geen diplomatiek overleg

• Een ander onderdeel van het zesstap-

penplan voor vrede was een eerste

gesprek tussen Georgische en Russi-

sche vertegenwoordigers in Genève op

15 oktober. De geplande ontmoeting, die

door bemiddeling van de VN, de EU en

de OVSE werd voorbereid, werd echter

afgelast nog voordat beide delegaties

elkaar daadwerkelijk hadden ontmoet. De

Russische delegatie gaf aan pas deel

te zullen nemen als de regeringen van

Zuid-Ossetië en Abchazië ook aan de

overlegtafel welkom zouden zijn.

Aanslag op Russische troepen

• In de Zuid-Osseetse hoofdstad Tschin-

vali vielen nabij het Russische militaire

hoofdkwartier op 3 oktober zeven doden

en zeven gewonden onder de Russische

troepen, na de ontploffing van een bom

in een vrachtwagen. Rusland zei dit als

een geplande terroristische aanslag te

beschouwen, die uitgevoerd zou zijn

ter verstoring van de internationale

pogingen om de rust in het crisisgebied

te herstellen. Volgens de Zuid-Osseetse

president Kokoity zat de Georgische

geheime dienst achter de aanslag. De

Georgische regering sprak van een

“complot” om door middel van een

“provocatie” de Russische troepen in

Georgië te houden.

Rusland tekent bijstandsverdragen met Georgische regio’s

• Op 17 september ondertekenden de pre-

sidenten van Zuid-Ossetië en Abchazië,

Eduard Kokoity en Sergej Bagapsh, met

de Russische president Dmitri Medve-

dev een vriendschapsverdrag met be-

loftes tot samenwerking en wederzijdse

Jaap de Hoop Scheffer, de NAVO-secretaris-generaal, ontmoet vluchtelingen in een kamp bij

Gori, Georgië (foto: NAVO)

Page 28: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/28Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

• DEBATTEN AMERIKAANSE PRESIDENTS-

• DEBATTEN AMERIKAANSE PRESIDENTS-

bijstand. Al op 26 augustus had Rusland

de onafhankelijkheid erkend van beide

Georgische provincies. De overeenkomst

heeft betrekking op buitenlands en vei-

ligheidsbeleid, economische integratie

en het aanbod van een tweede nationa-

liteit voor hun burgers. Met de roebel als

officiële valuta en de Russische over-

name van de diplomatieke en consulaire

vertegenwoordiging van Zuid-Ossetië

en Abchazië in het buitenland, lijkt het

verdrag een duidelijke stap richting de

incorporatie van de twee provincies in

Rusland.

NAVO-kopstukken bezoeken Georgië

• Twee dagen eerder, op 15 september,

brachten alle 26 NAVO-ambassadeurs in

het gezelschap van secretaris-generaal

Jaap de Hoop Scheffer een bezoek aan

Georgië. Deze reis was bedoeld als

steunbetuiging aan het land, al was de

Georgische president Michail Saakasjvili

teleurgesteld dat er geen concrete toe-

zeggingen werden gedaan omtrent een

eventueel versneld Georgisch NAVO-

lidmaatschap. Volgens het bondgenoot-

schap moet er in Georgië eerst nog

gewerkt worden aan verdere democra-

tisering, voordat NAVO-lidmaatschap

concreet ter sprake kan komen.

• Tijdens het bezoek werd ook de NAVO-

Georgië-Commissie officieel opgericht.

Dit orgaan is verantwoordelijk voor de

politieke dialoog tussen Georgië en

de NAVO en voor de begeleiding van

het proces voorafgaand aan Georgisch

NAVO-lidmaatschap. Tevens is de com-

missie belast met de coördinatie van de

wederopbouw van Georgië na het gewa-

pende treffen met Rusland in augustus.

Aanloop naar presidentsverkiezingen Verenigde Staten

Debatten tussen de presidentskandidaten…

• Op 26 september 2008 stond het eerste

debat tussen de Republikeinse presi-

dentskandidaat John McCain en zijn

Democratische opponent Barack Obama

op het programma.

• Het was even de vraag of het debat

werkelijk doorgang zou vinden, aange-

zien McCain zijn verkiezingscampagne

tijdelijk had ‘stopgezet’ vanwege de

grootschalige financiële crisis in de

Verenigde Staten, en vanwege topberaad

in Washington over een noodplan om de

financiële sector op de been te houden.

McCain stelde dat het landsbelang en

zijn taken als senator voorrang had-

den op het debat. Uiteindelijk zwichtte

McCain voor de druk uit zijn partij en

verscheen alsnog. Het onderwerp van

dit eerste rechtstreekse treffen was

het buitenlands beleid. McCain kwam

verrassenderwijs met een belangrijke

verandering in een van zijn standpunten.

De Republikein wil toch een dialoog

met Iran, maar niet op het allerhoogste

niveau. Obama was hier al langere tijd

voorstander van. McCain stelde dat hij

deze positie “altijd al had ingenomen”.

• Op 7 oktober vond het tweede debat

plaats. Het onderwerp was de financiële

crisis, die intussen tot grootschalige

overheidsinterventie had geleid.

• Het laatste presidentiële debat werd

gevoerd op 15 oktober. De onderwerpen

van het debat waren de economie en

de gezondheidszorg. In tegenstelling

tot eerdere debatten ging McCain over

tot een persoonlijke aanval op Obama,

waarin hij Obama’s vroegere banden met

de radicaal William Ayers aan de kaak

stelde. Dit bood de Democraat de kans

om de beschuldigingen te weerleggen.

• De persoonlijke aanvallen op Obama le-

ken de Republikeinse kandidaat zelf meer

te treffen dan zijn Democratische oppo-

nent. De trend in de peilingen gedurende

oktober toonde een verdere uitbreiding

van Obama’s voorsprong. The Wall Street

Journal wees er op 17 oktober echter

op dat Obama’s voorsprong op McCain

aanzienlijk verschilde per opiniepeiling,

te weten van vier tot 14 procentpunt.

… en de running mates

• Het debat tussen de kandidaten voor het

vicepresidentschap, de Democraat Joe

Biden en de Republikein Sarah Palin,

werd op 2 oktober gevoerd. Ondanks

dat oud-gouverneur Palin in de peri-

ode voorafgaand aan het debat enkele

verbale uitglijders had gemaakt tijdens

openbare optredens, was het resultaat

van de ontmoeting tussen de beide kan-

didaten allerminst teleurstellend voor

de Republikeinen. Palin kwam volgens

potentiële kiezers “sterk en inspirerend”

over.

• De Republikeinse campagne buiten de

debatten om werd naar mate de tijd

verstreek steeds feller. Vooral de Repu-

blikeinse vicepresidentskandidaat Palin

nam verschillende persoonlijke aanval-

len op Obama voor haar rekening.

• Op 10 oktober constateerde een on-

derzoekscommissie dat Palin zich in

haar functie van gouverneur van Alaska

schuldig had gemaakt aan machtsmis-

bruik: het ontslag van een politiecom-

missaris in juni 2008 zou gebaseerd zijn

op ‘persoonlijke motieven’.

Noord-Korea

VS schrappen Pyongyang van lijst terreursponsors

• Op 11 oktober 2008 maakte een woord-

voerder van het Amerikaanse Ministerie

van Buitenlandse Zaken bekend dat

de Verenigde Staten Noord-Korea van

de lijst met ‘staatssponsors van ter-

rorisme’ schrappen. In reactie hierop

gaf Noord-Korea aan verder te gaan

met de ontmanteling van de Yongbyon-

kerncentrale.

• Na eerdere onderhandelingen zou

Noord-Korea deze kerncentrale reeds

ontmantelen. Toen de VS Noord-Korea

echter niet, zoals toegezegd, van hun

lijst met terreursponsors verwijderden,

staakte Noord-Korea in augustus de

ontmanteling van de centrale. Surveil-

Page 29: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/29Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

KANDIDATEN • NOORD-KOREA • IRAK •

KANDIDATEN • NOORD-KOREA • IRAK •

lanceapparatuur werd verwijderd en

inspecteurs van het Internationaal

Atoomenergie Agentschap (IAEA)

werd de toegang geweigerd. Ook stelde

Noord-Korea niet langer van de Ameri-

kaanse terreurlijst afgehaald te willen

worden.

• Na de Amerikaanse stap staat Noord-

Korea weer inspecteurs van het IAEA

toe in de centrale, aldus een persver-

klaring van het atoomagentschap. Deze

inspecteurs zullen ook weer surveil-

lanceapparatuur installeren, zodat de

voortgang van de ontmanteling gevolgd

kan worden.

Irak

Overeenkomst met de Amerikanen?

• Hoewel een nieuwe Iraaks-Amerikaanse

Status of Forces Agreement (SOFA) al

in de zomer van dit jaar werd verwacht,

werd er op 15 oktober 2008 overeenstem-

ming bereikt over een conceptakkoord,

aldus een woordvoerder van de Iraakse

regering. De Amerikanen gaven echter

aan dat er nog geen akkoord was onder-

tekend. De Status of Forces Agreement

bepaalt onder meer de juridische status

van de Amerikaanse militairen op Iraaks

grondgebied, en moet op 1 januari aan-

staande ingaan.

• Generaal Ray Odierno, de bevelhebber

van de coalitietroepen in Irak, zei op 12

oktober dat rapporten van de Ameri-

kaanse inlichtingendiensten suggereren

dat Iran Iraakse beleidsmakers “om-

kocht” om de onderhandelingen over

een nieuwe overeenkomst te blokkeren.

• In de conceptovereenkomst zijn beide

partijen overeengekomen dat de Ame-

rikaanse troepen in juni 2009 de Iraakse

steden zullen hebben verlaten. Uiterlijk

eind 2011 zullen zij het land geheel moe-

ten hebben verlaten. Alleen op verzoek

van Bagdad kunnen de troepen langer

blijven.

• Een groot struikelblok in de onderhan-

delingen was de door de Amerikanen

gewenste strafrechtelijke immuni-

teit van hun soldaten. Met de nieuwe

overeenkomst kunnen soldaten voor

ernstige misdrijven die gepleegd worden

buiten de basis, door Iraakse rechtban-

ken worden berecht. Een ander punt van

discussie was het recht van de Ameri-

kanen om Iraakse burgers te arresteren.

Er worden nu ongeveer 18.000 burgers

vastgehouden zonder officieel in staat

van beschuldiging te zijn gesteld. In het

conceptplan staat dat de burgergevan-

genen aan de Iraakse autoriteiten zullen

worden overgedragen.

Nieuwe verantwoordelijkheden Irakezen

• Op 1 oktober nam de Iraakse overheid de

controle over 54.000 troepen van de bur-

gerpatrouilles ‘de Ontwaking’ over van

de Amerikanen, zo meldden Iraakse en

Amerikaanse bronnen. Deze patrouilles,

gedomineerd door soennieten, opereren

voornamelijk in en rond Bagdad. Het is

de bedoeling dat deze manschappen

opgaan in het Iraakse leger en de politie,

of een andere baan aangeboden krijgen.

• Het gezag over de grootste Iraakse

provincie Anbar werd op al 1 september

officieel overgedragen aan het Iraakse

gezag. Dit is de 11e provincie waarvan

het gezag terugkeert in Iraakse handen.

Anbar was eens de bron van de soen-

nitische opstand. Er blijven wel ongeveer

25.000 Amerikaanse soldaten achter ter

assistentie van de Iraakse troepen.

Wijzigingen bij coalitietroepen

• Polen trekt zijn troepen eind oktober vol-

ledig terug uit Irak, aldus een woordvoer-

der van het Poolse leger. Het land heeft

ongeveer 900 soldaten in Irak gestatio-

neerd. Het grootste deel is gelegerd in

de zuidelijke provincie Qadisija.

• De Amerikaanse president Bush heeft

aangegeven dat begin volgend jaar

ongeveer 8.000 Amerikaanse troepen Irak

zullen verlaten vanwege de verbeterde

veiligheid in het land. Een deel van deze

troepen zal worden ingezet in Afgha-

nistan, omdat daar de situatie verder

verslechtert.

• Op 16 september had generaal Da-

vid Petraeus het commando over de

internationale troepenmacht in Irak

reeds overgedragen aan zijn secondant,

luitenant-generaal Raymond Odierno.

Petraeus wordt commandant van Cen-

tral Command, waar behalve de Ameri-

kaanse troepen in Irak ook onder meer

de Amerikaanse Enduring Freedom-

troepen in Afghanistan onder vallen.

Oplaaiend geweld Noord-Irak

• Het geweld tussen de Koerdische PKK-

beweging en Turkije is opnieuw opge-

laaid. Het Turkse leger heeft in reactie

op eerdere schotenwisselingen lucht-

aanvallen uitgevoerd op doelen van de

PKK in het noorden van buurland Irak.

Bij grondgevechten met de beweging

in de grensstreek tussen Irak en Turkije

op 4 oktober kwamen 15 Turkse soldaten

om het leven. Zowel de Iraakse als de

Turkse overheden beschouwen de PKK

als een terroristische organisatie. Beide

overheden zijn met elkaar in gesprek

over de situatie.

• In de afgelopen weken is het geweld

tegen christenen in Noord-Irak opge-

laaid. Zeker 14 mensen zijn hierbij om

het leven gekomen. Ongeveer 1.300

gezinnen zijn hun huizen ontvlucht. Veel

christenen gingen in Mosoel de straat

op om te demonstreren voor eerlijke

vertegenwoordiging bij de aankomende

provinciale verkiezingen van januari

volgend jaar.

• Op 15 oktober maakte het Amerikaanse

leger bekend dat recentelijk de leider

van Al-Qaeda in Mosoel, Abu Qaswa-

rah, is omgekomen bij een Amerikaanse

aanval. Abu Qaswarah, van oorsprong

Marokkaan, was de tweede man van Al-

Qaeda in Irak.

Kijk voor de uitgebreide versie van

Atlantisch Nieuwsoverzicht op onze

website:

www.atlcom.nl/site/atlnieuws/

Page 30: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/30

Achteraf

Achteraf

Bijeenkomst: ‘Iran: Confrontation or Cooperation?’

Op 16 oktober was dr. Mehrdad Khonsari te gast als spreker voor een lezing van de Atlantische Commissie in Den Haag. Centraal stond de kwestie hoe het Westen het beste met Iran kan omgaan in de toekomst. De heer Khonsari is een voormalig Iraans diplomaat; heden ten dage is hij als mensenrechtenactivist woonachtig in Londen en lobbyt voor een seculaire democratie in zijn land. Daarnaast is hij schrijver en commentator, gespe-cialiseerd in het Midden-Oosten. De bijeenkomst werd voorgezeten door journalist Leonard Ornstein (VPRO, Buitenhof).

Voor de te varen koers in de relatie tus-

sen het Westen en Iran schetste de spre-

ker verschillende scenario’s. De eerste

mogelijkheid is westerse confrontatiepo-

litiek. Khonsari was van mening dat deze

strategie “gefaald heeft”. Daarnaast is

hij een fervent tegenstander van regime

change. Een eventuele beperkte militaire

actie met het doel om het gedrag van Iran

in de internationale arena te veranderen,

wees Khonsari ook af, aangezien een

dergelijke daad de relatie met het Westen

allerminst zal verbeteren.

De tweede mogelijke optie is samenwer-

king. Volgens Khonsari is er slechts be-

perkt uitzicht op zinvolle samenwerking

tussen Iran en het Westen. De Verenigde

Staten en de Europese Unie zijn immers

al vijf jaar zonder veel resultaat aan het

onderhandelen. De spreker waarschuwde

echter dat teveel zoeken naar compro-

missen averechts kan werken. Daarbij

refereerde hij aan het falen van de

appeasement-politiek in de jaren ‘30.

Vanwege zijn Iraanse achtergrond kon

Khonsari een heldere schets geven van

de huidige situatie in zijn vaderland. Hij

stelde dat Iran een kwetsbare ‘papieren

tijger’ is, die lijdt onder de exodus van de

hoogopgeleide elite en de zakenmensen.

De consequenties van de economische

sancties beginnen zich nu pas te mani-

festeren in de Iraanse economie. Daarbo-

venop komen nog de gevolgen van 30 jaar

mismanagement van een bevolking van 70

miljoen inwoners, waarvan er driekwart

onder de armoedegrens leeft. Het land

snakt naar buitenlandse investeringen.

De op een na grootste gasreserves ter

wereld worden tot dusverre niet (vol-

doende) benut.

De achilleshiel van het theocratische

bewind in Iran is volgens de spreker het

gebrekkige draagvlak onder de Iraanse

bevolking. Na 30 jaar regeren heeft de

islamitische regering slechts 10 à 15

procent steun van de bevolking over,

waardoor zij op de ‘overlevingsmodus’ is

overgeschakeld. Anti-Amerikanisme en

de Iraanse invloed in het Midden-Oosten

zijn de laatste troefkaarten in handen van

enigszins “wanhopige” leiders. Als voor-

beeld noemde Khonsari de Iraanse steun

aan terroristische groeperingen, die,

in combinatie met de Iraanse nucleaire

ambities, het land flinke internationale

kritiek heeft opgeleverd.

De Iraanse weerstand tegen het Westen

is gebaseerd op achterdocht ontstaan

tijdens het Europese kolonialisme. In de

21e eeuw zijn de Verenigde Staten het

voornaamste doelwit. Na de islamitische

revolutie van 1979 had het regime een

groot zelfvertrouwen. Dat viel weg toen

zijn legitimiteit begon af te brokkelen.

Daarnaast noemde Khonsari ook een

variant van de ‘clash of civilisations’

als een oorzaak voor de moeizame

Iraans-westerse relatie. De ideologieën,

levenswijzen en -visies die de VS en Iran

aanhangen, zijn volgens hem dermate te-

genstrijdig dat interactie wel problemen

op moet leveren.

In bemiddeling van buitenaf zag de

spreker weinig heil. De enige manier om

een aanhanger van een conflicterende

ideologie tegemoet te treden, was vol-

gens hem containment. Khonsari gaf aan

dat de moeite die de Amerikanen hebben

zich in een eventuele tegenpartij in te

leven, een echte handicap is. Khonsari

stelde dat Iran zich wel kan inleven in

de Amerikaanse manier van denken, en

de grootmacht om die reden altijd twee

stappen voor is.

Alles bij elkaar opgeteld was Mehrdad

Khonsari gematigd negatief over de voor-

uitzichten van de relatie tussen Iran en

het Westen. Naar zijn mening is militaire

confrontatie onvermijdelijk indien er

geen effectieve diplomatie wordt bedre-

ven. Maar de spreker bleek zeker geen

onheilsprofeet. Hij gaf de Verenigde Sta-

ten en de Europese Unie een overzichte-

lijk lijstje van do’s and don’ts mee om het

tij te kunnen keren. Om het vertrouwen

bij de Iraniërs te wekken, kunnen de

westerse regeringen consequente public

diplomacy bedrijven. Maatregelen die

volgens Khonsari effectief zijn en door-

tastendheid weerspiegelen, zijn gerichte

sancties zoals die tegen Wit-Rusland.

Ondanks het feit dat Khonsari het nut

van containment inzag in de context

van de Koude Oorlog, hamerde hij in

het geval van de interactie tussen het

Westen en Iran anno 2008 op een politiek

van engagement: direct contact en het

betrekken van de andere partij bij het

zoeken naar een oplossing. Het Westen

moet een goed uitgedacht stappenplan

ontwikkelen waarbij ook daadwerkelijk de

consequenties onder ogen worden gezien

wanneer de gestelde doelen niet worden

bereikt.

Wietske Stans

Page 31: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Ap: 2008nr7/31Boekbespreking

Boekbespreking

Financing of Peacekeeping Operations

A Benchmark StudyMarcel de Haas en Martijn BeerthuizenCSCP Occasional Paper, juni 2008Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, Den HaagISBN-13: 978 90 5031 128 138 pp.; te downloaden via: www.clingendael.nl/cscp/publications/papers/

Teleurstellend. Anders laat de recente

Clingendaelstudie, gewijd aan de finan-

ciering van vredesoperaties, zich niet om-

schrijven. Dat is jammer, omdat de studie

is geschreven als achtergrondinformatie

voor de interdepartementale projector-

ganisatie die belast is met de vervaardi-

ging van de Strategische Verkenningen

Defensie. In deze verkenningen staat de

noodzakelijke en gewenste hoogte van de

Defensiebegroting na de huidige regeer-

periode centraal. Crisisbeheersingsope-

raties hebben een forse impact op de

Defensiebegroting en op de voorziening

voor deze operaties in dat deel van de

interdepartementale Homogene Groep

Internationale Samenwerking (HGIS) dat

geen ‘Official Development Assistance’-

uitgaven (non-ODA) betreft. Gelet hierop

zou de studie een belangrijke bouwsteen

kunnen en moeten zijn geweest voor de

toekomstverkenningen. Dat is echter niet

het geval, omdat de benchmark-studie

naar de financiering van vredesoperaties

in Canada, Denemarken, Duitsland en het

Verenigd Koninkrijk zich beperkt tot het

vergelijken van de gehanteerde begro-

tingssystematiek en daaruit aanbevelin-

gen heeft gedestilleerd. De wetenschap

dat desbetreffende landen hun uitgaven

voor operaties binnen hun defensiebe-

groting onderbrengen, en dat alleen het

Verenigd Koninkrijk een soort HGIS kent,

levert geen fundamentele nieuwe inzich-

ten op. Ook bewindslieden en ambtenaren

in Ottawa, Kopenhagen, Berlijn en Londen

worstelen met de torenhoge uitgaven

voor crisisbeheersingsoperaties. Met een

afzonderlijk begrotingsartikel ‘operaties’

hebben zij dezelfde zorgen als hun col-

lega’s in Den Haag.

De belangrijkste aanbeveling van de

Clingendaelstudie, het overbrengen van

de HGIS-voorziening naar een begro-

tingsartikel ‘operaties’ in de Defensie-

begroting ter financiering van met name

vervangingsinvesteringen en van versneld

afgeschreven materieel, overtuigt dan

ook niet. Daarmee wordt het financiële

probleem slechts verplaatst, niet opgelost.

Er moet gewoon geld bij. Bovendien gaan

de auteurs te gemakkelijk voorbij aan het

grote voordeel van de HGIS-constructie,

namelijk dat de additionele uitgaven voor

crisisbeheersingsoperaties buiten de

Defensiebegroting worden gehouden. De

afgelopen jaren is de voorziening voor

crisisbeheersingsoperaties van de HGIS

herhaaldelijk verhoogd. Buitenlandse

Zaken en Financiën zijn ook incidenteel

bijgesprongen. De Clingendaelstudie

verzuimt hiervan gewag te maken, hetgeen

ook de aanbeveling verklaart om de voor

Defensie beschikbare HGIS-middelen in

lijn te brengen met het politieke ambitie-

niveau van Nederland. Dat is de afgelopen

jaren namelijk stelselmatig gebeurd. De

auteurs doelen waarschijnlijk op verho-

ging van de Defensiebegroting, die wordt

belast met aan operaties gerelateerde,

maar niet gedekte uitgaven. Inzetten

op verruiming van de HGIS-criteria om

de negatieve effecten op de reguliere

Defensiebegroting te neutraliseren, lijkt

hier de beste optie. Voor een ophoging

van de Defensiebegroting valt overigens,

op principiële gronden, veel te zeggen. De

Nederlandse krijgsmacht is expedi-

tionair en de (mogelijk) kortere levensduur

van materieel zou in dat kader moeten

worden meegenomen in het defensie-

planningproces. Met de toekenning van

100 miljoen euro voor de vervanging van

versleten materieel tijdens de Algemene

Politieke beschouwingen van 2007 is daar-

voor inmiddels een precedent geschapen.

De auteurs staan slechts terloops stil bij

het feit dat de HGIS-voorziening vrijwel

geheel ten laste wordt gebracht van het

non-ODA-deel van de HGIS. Dit is in het

licht van de onderzoeksvraag begrijpelij-

kerwijs niet uitgewerkt, maar van bijzon-

der belang voor de toekomstverkenningen.

Met het slechten van de ’Berlijnse Muur’

tussen de uitgaven voor ontwikkelingssa-

menwerking (ODA) en de overige uitgaven

voor internationaal beleid (non-ODA) zou

de verdere verhoging van de HGIS-voor-

ziening voor crisisbeheersingsoperaties,

mede ter verruiming van de HGIS-criteria,

binnen handbereik komen. Tot dusver is de

logica van de ‘3 D’-benadering (defence,

development en diplomacy) in dezen echter

niet dwingend gebleken.

Wat de auteurs wel mag worden aange-

rekend is een aantal storende onzorgvul-

digheden. Zo suggereren zij onder meer

dat de NAVO en de EU, in tegenstelling

tot de Verenigde Naties, geen collectieve

financiering van vredesoperaties kennen.

De NAVO en de EU zijn weliswaar niet

zo genereus als de VN, maar de lidsta-

ten dragen wel degelijk bij via de zoge-

naamde ‘common costs’-constructie. Zo

bespaart Nederland jaarlijks miljoenen

dollars in Afghanistan omdat Kandahar

Airfield wordt gefinancierd uit de NAVO-

begroting. Ook bij operationele materiële

verliezen slaat het duo de plank mis.

Het is inderdaad zo dat de HGIS hierin

niet voorziet, maar het verlies van twee

Chinookhelikopters in Afghanistan is

gecompenseerd uit de Rijksbegroting,

en de Defensiebegroting is structureel

verhoogd met 25 miljoen euro per jaar om

dergelijke verliezen te compenseren. De

afspraken die Defensie heeft gemaakt met

andere departementen ter verrekening

van door Defensie gemaakte kosten bij de

ondersteuning van civiele autoriteiten, zijn

de auteurs ontgaan, net als de in datzelfde

kader aan Defensie ter beschikking ge-

stelde investeringsgelden. Het is dus niet

alleen kommer en kwel bij Defensie. Dat

mag ook wel eens gezegd worden.

Auke Venema

Page 32: DE BALTISCHE STATEN RAKETVERDEDIGING IRAN EN DE … 2008 nr. 7.pdfde elektriciteit soms acht uur per dag uitvalt – zelfs in de grote steden. Op haar weblog voor Le Figaro citeert

Atl

anti

sch

pers

pect

ief

72008 • Jaargang 32

Prijs e 4,-