db-vl-1003

24
114 de jaargang | mei - juni 2010 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 zo is er maar één 3

description

3 tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 114 de jaargang | mei - juni 2010 | tweemaandelijks

Transcript of db-vl-1003

Page 1: db-vl-1003

114de jaargang | mei - juni 2010 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042

zo is er maar één

3

Page 2: db-vl-1003

inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld

Don Boscogewijs

7 Don Bosco achterna

10 Don Bosco Youth-Net

22 Ontwikkelingsbureaus

in hartje Afrika

Over opvoeden

4 Elk nummer heeft een naam

8 Geweld en veerkracht

in gezinnen

11 De verloren

zoon

Kruispunt

Frans Vandecandelaere 6

Veerle Seré 12

Bart Vanhyfte 16

Pennenstreken

Verrijzenis hier en nu en morgen 14

Roddelen: de duistere kant 15

Kiezen voor de zwakste 19

Zo is er maar één 24

Hoofdredacteur Annemie Vandaele

Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]

Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo

De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.

Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.

In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

In Europa: www.donbosco.net

In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1

Foto voorpagina: Sxc

Page 3: db-vl-1003

3

Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt

“Wat zou de wereld zonder moeders

zijn?” Zonder er erg in te hebben, had de

kersverse juf de vraag gesteld. Daarna een

moment van twijfel. Een klasgesprek had

ze niet bepaald voorbereid.

Ze moest dus kiezen:

doorgaan of afremmen.

Pieter, haantje-de-voor-

ste van de klas en altijd

bij de pinken, besliste in

haar plaats: “Zonder moe-

ders zou er geen wereld

zijn, want dan kwamen

er geen baby’s bij.”

En zo kwam het ge-

sprek op gang. Over

wat mama’s kunnen

zijn: duivels-doet-al,

koorddansers, tranen-

vegers, bruggenbou-

wers, brokkenlijmers.

Ook al konden

ze het met hun

elf lentes nog niet

verwoorden, toch

klonk het er in door:

moeders staan, naast

hun partners, vaak in

een soort transitzone, in

de weer tussen het ene en

het andere, zoekend, op een

hartelijke manier, naar een

redelijk midden, tussen job

en gezin, partner en kin-

deren, de generatie boven

en onder, vrijheid en verant-

woordelijkheid, tussen zor-

gen en zot doen, troosten

en temperen, bijsturen en

bemoedigen, ... Ze doen het

elk, op hun manier, vaak met

veel voldoening en overgave,

Zo is er maar één

binnen de grenzen van

hun kunnen, en soms daarbuiten.

Iedereen had wel iets in te brengen, dus

ging het gesprek gretig door. Over het

woord ‘moeder’ dat je aan geen enkel

kind hoeft uit te leggen, dat voor ieder-

een ook zo gelijk is en zo verschillend.

Over hoe elke taal zo’n woord heeft. En

over hoe vreemd het is dat niemand die

rol van onze eigen moeder (en vader) kan

overnemen. De juf haalde er Gezelle bij:

Er is “geen tekening, geen lichtdrukmaal,

geen beitelwerk van steen, tenzij dat

beeld in mij dat jij gelaten hebt, alleen.”

En daarom, omdat ze de behoeders van

zovelen zijn, willen we die moeders bij

het begin van dit meinummer en deze

meimaand even in de kijker zetten. Want

elk klasgesprek ten spijt, de vraag bleef

en blijft: Wat zou of moet het zijn … zon-

der?

Page 4: db-vl-1003

4

door de ogen van de opvoeder | Tekst: Kurt Smeets, namens Don Bosco Vorming & Animatie Foto’s: Eindredactie, sxc

Het opvoedingsproject licht toe hoe Don

Bosco naar jongeren keek en hoe we zijn

visie kunnen vertalen naar deze tijd. Dit

mondt uit in een mensbeeld dat jonge

mensen beschouwt als totaalwezens,

die op unieke wijze alle aspecten van het

bestaan combineren. De verwoording

van dat mensbeeld kan een toetssteen

zijn voor de stilzwijgende overtuigingen

waarmee we als leerkracht voor de klas

staan of als opvoeder in de leefgroep.

Daarom willen we in een reeks van zes ar-

tikelen toelichten wat het mensbeeld

typeert. Deze bijdrage richt zich op

de unieke persoonlijkheid die elk

kind heeft. Opvoeden in Don Bos-

co’s geest betekent immers jonge

mensen erkennen in die eigen-

heid.

SpoorHet mensbeeld dat leerkrachten en op-

voeders hanteren, wordt bepaald door de

overtuigingen waarmee zij in het leven

staan. Die overtuigingen blijven vaak on-

uitgesproken en maken dat bepaalde jon-

geren bij hen meer opvallen dan andere.

Stilzwijgende waarden sturen de spon-

tane sympathie of terughoudendheid die

leerkrachten voelen bij bepaalde leerlin-

gen. Zonder stil te staan bij deze vooron-

derstellingen, dreigen ze vooroordelen

te worden. Maar als we stilstaan bij het

mensbeeld dat naar voren treedt uit het

opvoedingsproject, kan ons dat

helpen onze eigen over-

tuigingen op het spoor te komen. Als we

ons beter bewust zijn van de waarden die

ons maken tot wie we zijn, kunnen we

ook bewust ruimte bieden aan jongeren

die op het eerste gezicht anders denken

en handelen. De waarden waaraan wij

onze identiteit ontlenen,

worden dan geen

Elk nummer heeft een naam

etiketten waarmee

we anderen beoorde-

len. Integendeel, deze

denkoefening maakt

het mogelijk onze

waarden naast die

van de leerlingen te

plaatsen en met hen

hierover in dialoog te

treden. De mate waar-

in het ons lukt kinderen

in hun uniciteit te blijven

zien, hangt dus ook af van

hoe we naar onszelf kijken.

Het is de kunst je

eigen waarden en

overtuigingen in

vraag te stellen.

Een kind

met ADHD

is nog geen

ADHD’er.

Page 5: db-vl-1003

5

EtiketVanuit het mensbeeld dat

uit het opvoedingspro-

ject naar voor treedt,

wordt elk kind benaderd

als een unieke persoon.

Dat betekent dat we

de spontane neiging op-

schorten om mensen te

beoordelen op grond van een

eerste indruk. Anders riskeren we alleen

maar die aspecten van het kind te zien

die wij belangrijk vinden en blijven we

blind voor mogelijkheden die we zelf niet

bezitten. Maar het kind heeft misschien

andere mogelijkheden dan wat wij op het

eerste gezicht waardevol vinden. Het is

een uitdaging voor de leerkracht en een

zorg voor de opvoeder om bewust naar

die mogelijkheden op zoek te gaan. Het

kind dat al een hele tijd stoort en alles

doet met veel meer kabaal dan andere

leerlingen, mag dan misschien de di-

agnose ADHD krijgen, het zal nooit een

‘ADHD’er’ zijn. Een diagnose kan de leer-

kracht meer inzicht verschaffen in de be-

weegredenen voor het onrustige gedrag,

maar het kind blijft nog steeds hetzelfde

kind, dezelfde unieke interactie tussen

aanleg en milieu.

Als een diagnose een etiket zou worden,

als met een diagnose alles verteld is over

hoe dit kind zich voelt, denkt en zich ge-

draagt, dan worden bepaalde aspecten

van zijn persoon verabsoluteerd en an-

dere afgewezen. In een tijd waarin zulke

diagnoses nog niet beston-

den, stelde Don Bosco al dat

leerkrachten en opvoeders

er zich van bewust moeten

blijven dat het eigen is aan

kinderen dat ze wispelturig zijn

en zichzelf nog niet kunnen be-

heersen. Hij geloofde dat leerkrach-

ten en opvoeders dankzij die houding

milder gestemd zijn en meer speel- en

ademruimte kunnen bieden. Dat maakt

het gemakkelijker om de krachten van

het kind op het spoor te komen en ze te

benutten om zijn groei en ontwikke-

ling te stimuleren.

Persoonlijke aanpakWie zich geen nummer

voelt, voelt zich verant-

woordelijk om iets van zijn

leven te maken. Een jon-

gere die wordt aangespro-

ken met zijn voornaam,

zinkt niet weg in de anonimiteit, maar

wordt aangesproken op wie hij is en op de

mogelijkheden die hij in zich draagt. Door

interesse te tonen voor de activiteiten

van jongeren na de schooluren, worden

zij niet alleen in hun eigenheid erkend,

ook de leerkrachten worden in de ogen

van jongeren mensen die meer zijn dan

hun functie. Die wisselwerking brengt

een familieklimaat tot stand op school

of in de leefgroep. Don Bosco vatte het

samen in zijn bekende formule: “Wie zich

bemind weet, bemint op zijn beurt.” Wie

de achtergronden kent van de leerlingen,

wie op hen betrokken is, kan ook normen

en objectieven soepel hanteren zonder in

willekeur te vervallen. Elk kind heeft im-

mers een verhaal te vertellen en elk ver-

haal rechtvaardigt een andere aanpak.

Wat er verwacht wordt, hoeft niet voor

iedereen hetzelfde te zijn, maar mag wor-

den afgestemd op de individuele leerling.

Wanneer die persoonlijke aanpak zou

uitgaan van de stilzwijgende waarden

en onuitgesproken overtuigingen die de

sympathie van de leerkracht sturen, zou

zo’n aanpak onrechtvaardig zijn. Maar

wanneer opvoeders en leerkrachten hun

eigen waarden en overtuigingen in vraag

stellen, kunnen ze vlotter buiten het

kader van hun eigen mensbeeld treden.

Dan wordt het mogelijk zich in te leven in

verhalen die ver afstaan van het eigen le-

vensverhaal en begrip op te bren-

gen voor moeilijkheden waar-

in men zichzelf nauwelijks

herkent. Zo’n assisterende

stijl rechtvaardigt een per-

soonlijk leerproces.

Opvoeden in

Don Bosco’s geest

betekent jonge

mensen erkennen

in hun eigenheid.

Wie de achtergrond

van een leerling kent,

kan ook normen en

objectieven soepel

hanteren.

Page 6: db-vl-1003

6

een woord waard | Tekst: Adriaan De Cooman Foto’s: Mark Den Haerynck, sxc

Frans Vandecandelaere

Stevig gebouwde West-Vlaming … en

welbespraakt … van het bouwjaar 1946

en de vierde in de rij van zeven kinderen.

In 1960 kwam hij bij Don Bosco terecht,

in Kortrijk, voor zijn middelbare studies.

Hij bleef bij Don Bosco. En na de eerste

vorming: noviciaat, filosofie en pedagogi-

sche studies aan de K.U.Leuven, is hij in

1970 voor de eerste keer naar Afrika ver-

trokken, naar het Collège Notre Dame in

Ngozi (Burundi).

Missionaris en salesiaan“Was ik geen salesiaan geworden, dan

zeker scheutist”, zo verzekert hij ons.

“Maar voorop stond duidelijk dat ik naar

de missies wilde. Dat was een fundamen-

tele optie. Ik kom uit een periode waarin

er nog ruime aandacht ging naar missio-

narisroepingen en dat werd van thuis uit

zeer gesteund. Ook in Kortrijk zagen we

geregeld missionarissen voorbijkomen,

elk met hun eigen verhaal. Hoe ze met

de vele jongeren op hun missieposten

omgingen, dat boeide me. De interesse

voor sport en spel zouden mijn troeven

worden. Verder niet onbelangrijk was

en is: Christus gaan brengen in een land

waar men Christus nog niet voldoende

kent en in het bijzonder bij de jeugd, de

toekomst.”

Salesiaan-missionaris in AfrikaWaarom Afrika? “In die tijd was Congo

het meest voor de hand liggend. Wie als

jonge salesiaan naar de missies wenste te

gaan, kreeg haast vanzelfsprekend Congo

als zending.” Na zijn priesterwijding in

1976 mocht hij onmiddellijk naar Ngozi

terug. En van dan af volgt een lange ge-

schiedenis van taken opnemen en weer-

om loslaten, en dat zowel in Rwanda als

in Zaïre, te veel om op te noemen. Bijna

alle taken heeft hij opgenomen als ver-

antwoordelijke in scholen (studieprefect,

directeur) en in de religieuze gemeen-

schappen als overste. In 2000 werd hij

door de toenmalige algemeen overste,

don Vecchi, naar Rome geroepen om

vanuit Kimihurura (Rwanda) als delegaat

te functioneren voor Rwanda, Burundi,

Goma en Uvira en de quasiprovincie te-

gen 2006 voor te bereiden. “Ik mocht er

in 2004 een hoogtepunt beleven toen de

huidige algemeen overste, don Chávez,

gekomen is voor vijftig jaar aanwezigheid

van de salesianen in Rwanda.”

Don Bosco GatengaSedert 2007 is Frans terug in Gatenga

(Rwanda) in het Centre des jeunes. En

de jongeren: ze zijn er in massa. “De

jongens voor wie we werken – 700 – zijn

voor 4/5 straatjeugd uit zeer moeilijke si-

tuaties. Meer dan 110 internen bevolken

onze foyer. Dagelijks worden meer dan

250 warme maaltijden uitgedeeld. Het

centrum bestaat uit beroepsonderwijs

en we beschikken over de afdelingen:

secretariaat, bouw, elektriciteit, keuken,

landbouw, schrijnwerkerij, loodgieterij,

een afdeling lassen en metselen en een

afdeling haartooi. Daarnaast is er nog het

oratorio met dagelijks om en bij de 2000

jongeren van 4 tot 25 jaar die er komen

sporten en spelen na de lesuren.” Zijn

taak bestaat er in, zo reageert hij kort

en krachtig, om “allereerst Don Bosco

te zijn. Ik ben geen manager van om het

even welk bedrijf, maar ik doe wel aan het

management van de ziel. Vele jongeren

komen over de vloer met hun persoonlij-

ke problemen. We proberen te luisteren

en te begeleiden. Het voornaamste van

onze taak als salesiaan bestaat erin als

gemeenschap te getuigen. Ten minste

driekwart van onze tijd moeten we onder

de jongeren zijn. Het moet een bewuste

keuze zijn om tussen hen te gaan staan.

Want in onze omgang met hen zien zij

heel duidelijk wie we zijn en willen zijn

voor hen: Don Bosco in salesiaans Afrika.”

Veertig jaar salesiaans Afrika

Ten minste driekwart van onze tijd moeten

we onder de jongeren zijn.

Page 7: db-vl-1003

Tekst: Wim Collin Foto’s: Eindredactie | afgestoft

7

Don Bosco achternaValdocco, achter het standbeeld van Don

Bosco liggen de kamers van Don Bosco,

gedeeltelijk aan het oog onttrokken

door de groene bladeren van een drui-

velaar. Heerlijk zoete druiven zijn het,

fragola noemen ze, wat zoveel betekent

als ‘aardbei’. Aan de balustrade van het

balkon hangen fleurige bloemen. De ka-

mers van Don Bosco werden een museum

waarin je kunt rondlopen en allerlei ge-

bruiksvoorwerpen, maar ook de meubels

van zijn kamer, kunt bewonderen. Als je

je ogen sluit en luistert naar de spelende

kinderen op de speelplaats, dan kun je je-

zelf zo inbeelden dat hij daar nog ergens

rondloopt. Het is in deze kamer dat ze sa-

men waren op 18 december.

Valdocco, de kamer van Don Bosco. Buiten

is het aardedonker en muisstil. Iedereen

ligt in zijn bed. Langs het balkon haasten

zeventien jonge mannen zich naar de ka-

mer van Don Bosco, een beetje onwennig,

nieuwsgierig ook. Er hangt een spanning

in de lucht, iedereen voelt het. De kamer

is slechts een weinig verlicht, iedereen

vindt een plaatsje, staande of leunend

tegen een muur. Iedereen kijkt naar Don

Bosco, wiens gelaat door een olielamp

verlicht wordt. ‘Monnik of geen monnik,

ik blijf bij Don Bosco’, gonst het door de

hoofden van enkelen van de jonge man-

nen. Na verschillende voorlopige pogin-

gen was het die avond dan zo ver. In het

verslag lezen we: “In de kamer van pries-

ter Giovanni Bosco kwamen om negen uur

‘s avonds bijeen ... De aanwezigen beslo-

ten over te gaan tot de oprichting van een

congregatie” om de authentieke geest van

het oratorio van Don Bosco te bewaren en

te verspreiden voor verlaten jongeren. Het

was 18 december 1859.

Na de dood van Don Bosco schrijft don

Rua aan de salesianen en de zusters:

“We mogen ons gelukkig prijzen kinderen

te zijn van zo’n vader. Daarom moeten

we ons er op toeleggen de werken door

hem begonnen te ondersteunen en ten

gepaste tijde te ontwikkelen. We moe-

ten trouw zijn methodes en praktijken

volgen, en in onze manier van doen en

handelen, van praten en werken moeten

we proberen om het model te volgen dat

de Heer in zijn goedheid aan ons gegeven

heeft. Dat, mijn geliefde zonen, zal het

programma zijn dat ik zal volgen, dat is

wat ik beoog, en dat moet ieder van jul-

lie proberen.” Maar hij schrijft dat niet al-

leen aan de salesianen en de zusters. Ook

in het Bollettino Salesiano, het tijdschrift

van de salesianen, van maart 1888,

schrijft hij: “Laten we de werken die hij

(Don Bosco) begonnen is, samen voort-

zetten, speciaal voor de arme en verlaten

jeugd.” Hij roept iedereen die dat leest op

om Don Bosco levend te houden.

Don Rua heeft dadelijk door dat hij er niet

alleen voor staat: hij rekent op de salesi-

anen en de zusters, maar ook op de me-

dewerkers en op vele gewone mensen.

Don Bosco zijn werken geraken over de

hele wereld verspreid. In de 22 jaar dat

don Rua aan het hoofd van de congrega-

tie stond, groeide het aantal leden tot

3996, verspreid over alle continenten van

de wereld. Bij de dood van Don Bosco wa-

ren ze nog maar met 700. Maar de vraag

naar salesianen is op dat moment groot,

heel groot. Ze betekenen een echte meer-

waarde voor de plaatsen waar ze wonen

en werken. Don Rua krijgt veel smeekbe-

des om toch maar enkele salesianen naar

hier of daar te sturen. Hij moet meer wei-

geren dan hij er kan toezeggen. Een paar

keren zegt hij zelfs dat er geen nieuwe

huizen geopend mogen worden. De sale-

sianen moeten eerst wortel schieten,

dan pas kunnen ze groeien.

In Europa richten de volgelingen van

Don Bosco colleges en vakscholen op,

internaten en weeshuizen. Ze werken

in parochies en geven catechese. In de

missielanden doen ze werkelijk alles.

Soms zijn ze de eersten om ergens aan

te komen. Steden moeten worden opge-

richt, huizen gebouwd, kerken, scholen

gesticht, straten aangelegd, watervoor-

ziening, landbouw, ziekenhuizen, ... de

salesianen doen het allemaal. En telkens

opnieuw zegt don Rua dat zijn salesianen

niet mogen vergeten om trouw te blijven

aan Don Bosco: ze moeten iedereen God

leren kennen. Al de rest is bijzaak.

Vanuit de kamer naast die waar Don Bosco

leefde, zette don Rua het werk van de stich-

ter van de salesianen voort. Trouw was hij

aan zijn principes, en hij deed er alles voor

om de geest van Don Bosco te bewaren.

Creatief was hij om Don Bosco’s werk ver-

der uit te bouwen. En wie hem zag, zou

gezegd hebben: ‘Het is Don Bosco!’

Don Rua

Wie hem zag,

zou gezegd hebben:

‘Het is Don Bosco!’

Page 8: db-vl-1003

goed-gezin-d | Tekst: Katie Velghe Foto’s: Eindredactie, sxc

8

Geweld en veerkracht in gezinnenGeweld in gezinnenBijna de helft van de

Vlaamse kinderen er-

vaart geweld voor hun

achttiende, grotendeels

binnen het gezin. In 2007 stel-

de de politie 16254 processen-verbaal

op voor partnergeweld, dat betekent 45

per dag1. Deze cijfers liegen er niet om.

Geweld is niet alleen een zaak van door-

gewinterde criminelen in donkere achter-

buurten. De wieg van geweld staat vaak

in heel gewone gezinnen, met een

keurig huis, versgewassen (maar ge-

sloten) gordijnen en de beste be-

doelingen. Bij geweld denken we

spontaan aan fysiek of seksueel

geweld, maar er bestaan veel

manieren waarop iemand ge-

weld kan worden aangedaan.

Sommigen ervaren dat ze

niet gewaardeerd worden. Ze

worden vergeleken met broer

of zus of moeten geregeld cy-

nische, vernederende opmerkin-

gen van een gezinslid ondergaan.

Anderen worden juist aangezet tot

prestaties die hoger reiken dan hun

mogelijkheden. Als we eerlijk zijn, moe-

ten we erkennen dat ‘geweld’ op die ma-

nier in elk gezin opduikt. Waar mensen

samenleven, botsen behoeftes en verlan-

gens soms met elkaar. Die conflicten kun-

nen uitmonden in een strijd waarbij de

‘sterkste’ het haalt en de ander geweld

aandoet. Vaak wordt dit nadien uitge-

praat, en komt er een compromis en ver-

zoening. Maar niet altijd. Het ‘geweld’

wordt soms een vast patroon, waaraan

iedereen gewend raakt. Kinderen raken

ervan overtuigd dat het zo hoort, en wel-

licht overal zo is. De

natuurlijke loyaliteit

van gezinsleden aan

elkaar wordt mis-

bruikt om het onrecht

in stand te houden. In naam

van de ‘liefde’ en de ‘eenheid’ in het

gezin worden de grenzen van rechtvaar-

digheid steeds verder opgeschoven. On-

recht wordt bedekt ‘onder de mantel der

Tot in het derde en vierde nageslacht“Het was heel wat beter als jij nooit gebo-

ren was”, laat de dichteres Ida Gerhardt

een moeder tot haar jonge kind zeggen.

Het kind staat weerloos. Het loopt niet

weg voor zoveel verbaal geweld, naar wie

anders dan zijn moeder zou het gaan?

Maar zijn gang wordt traag en slepend.

Als een vonnis klinken de laatste regels

van het gedicht “Ja, het kind was zwan-

ger, zwanger van dat woord. Dat was, in

duisternis ontkiemd, op weg tot in het

derde en het vierde nageslacht.” Ida

Gerhardt verwoordt een droeve waar-

heid. Je kunt geweld beslist niet

‘vruchtbaar’ noemen, maar het

is wel erg productief. Het verme-

nigvuldigt zich voortdurend.

Het slachtoffer draagt zijn of

haar verwondingen immers

verder met zich mee, in hoofd

en hart. Sommige slachtoffers

lijden aan een minderwaardig-

heidsgevoel, en zijn onzeker in

groepen. Diep vanbinnen

wantrouwen ze anderen, en

ze durven zichzelf niet

meer te binden of te

geven in een rela-

tie. Anderen voelen

zich verantwoordelijk

voor alles wat fout gaat

en putten zich voortdurend

uit om dingen recht te zetten, ook als

de fout niet bij hen ligt. Sommigen van

deze mensen vragen zich dan verbijsterd

af waarom ze na hun ervaringen met een

gewelddadige vader op een partner bot-

sen die alcoholist is. En ze beseffen niet

dat dit nog een gevolg kan zijn van hun

verwondingen uit het verleden: zichzelf

Het DistelzaadIk hoorde een vrouw; zij zeide tot haar kind,zómaar op straat: “’’t Was heel wat beter

als jij nooit geboren was.” Het zei niets terug,het was nog klein, maar het begon ineenssleepvoetig traag te lopen; als een die inballingschap een juk met manden torst

en radeloos merkt dat zij zwanger is.In Babylon misschien of Nineveh.

Ja, het wás zwanger, zwanger van dat woord.Dat was, in duisternis ontkiemd, op weg:

tot in het derde en vierde geslacht.(Ida Gerhardt, Verzamelde Gedichten)

De wieg van geweld

staat vaak in heel gewone

gezinnen.

Geweld

vermenigvuldigt zich

voortdurend.

liefde’. Maar

onder die mantel kan

het na verloop van tijd

bepaald onfris ruiken. “When love

becomes a god, it becomes a demon”2,

schreef C.S. Lewis. En hij had gelijk. Als

liefde losgekoppeld wordt van recht, blijft

vaak een ziekelijk samenhorigheidsge-

voel over, dat mensen die elkaar langdu-

rig kwetsen aan elkaar bindt. En de spi-

raal van geweld voert hen steeds dieper.

Page 9: db-vl-1003

9

wegcijferend gedrag kan immers geweld-

dadige mensen aantrekken. Nog anderen

willen kost wat kost de gevoelens van

schaamte, waaraan elk slachtoffer lijdt,

van zich afschudden. Zij identificeren zich

met hun belager en gaan op hun beurt

respectloos met anderen om. In het erg-

ste geval worden zij de nieuwe gewelde-

naars. Welk overlevingsmechanisme het

slachtoffer ook heeft aangeleerd, geen

van deze strategieën draagt bij tot een

gelukkig, levengevend gezinsleven. Inte-

gendeel, ze zuigen de leden van het nieu-

we gezin mee in een spiraal van geweld:

hetzij als slachtoffer, hetzij als dader.

Een uitweg uit de spiraalIs er dan geen uitweg? Is iedereen die

‘zwanger’ is van een woord (of daad) van

geweld gedoemd om dit verder mee te

dragen en door te geven? Gelukkig niet.

Er bestaat een kracht die sterker is dan

die van het geweld en die de spiraal kan

openbuigen. Overal om ons heen zien we

voorbeelden van mensen die opstaan uit

een verleden van verdrukking. Mannen en

vrouwen die na een scheiding in staat zijn

hun kinderen geen woorden van geweld

over de ex-partner op te dringen. Kinderen

die misbruikt werden en toch zelf fijne va-

ders en moeders worden. Sommige voor-

malige slachtoffers geven zelfs blijk van

een unieke kracht, die door het geweld

uit hun jeugd niet aangetast werd, wel

integendeel. Om maar een heel bekend

voorbeeld te geven: Don Bosco zelf was

jarenlang slachtoffer van de jaloezie van

zijn oudere broer. Uiteindelijk werd hij

als hoeveknechtje naar een naburig dorp

gestuurd om verlost te zijn van Antonio’s

geweld. Maar op de één of andere manier

bleek alles ten goede te werken, en groei-

de hij uit tot een man met een groot hart

voor kinderen, boefjes én slachtoffers, die

vaak dezelfde kinderen bleken te zijn.

ResilienceWat is die geheimzinnige kracht die

mensen kan doen opveren uit de vrese-

lijkste omstandigheden? Psychologen

en pedagogen spreken van

‘resilience’ (Latijn ‘salire’:

opspringen), wat vertaald

wordt als veerkracht. Ste-

fan Vanistendael, adjunct-

directeur van het Interna-

tionaal Katholiek Bureau

voor het Kind, omschrijft

resilience als ‘het vermo-

gen van een mens of sociaal

systeem om zich te ontwik-

kelen en door grote moeilijk-

heden heen te groeien.’3 Resi-

lience heeft zeker iets te maken

met de persoonlijkheid van iemand.

Mensen met een groot doorzettings-

vermogen maken bijvoorbeeld meer

kans iets als ‘resilience’ te ervaren.

Toch is resilience geen individuele

kwaliteit. Het is eerder het gevolg

van een interactie tussen individu-

en of gezinnen en hun bredere omge-

ving4. Deze omgeving kan voor ‘bescher-

mende factoren’ zorgen, zoals voldoende

materiële bescherming, ontmoetingen

met mensen die steun bieden, enz. Dank-

zij die beschermende factoren kunnen

bepaalde risicofactoren, zoals geboren

worden in een gezin met een geweldda-

dige ouder, toch niet allesbepalend zijn.

Het spreekt voor zich dat hier een groot

appèl ligt aan de hele samenleving. Elke

ondersteuning aan iemand in moeilijke

gezinsomstandigheden kan mee het ver-

schil maken: tijd maken voor een babbel,

opvang voor kinderen, iemand wegwijs

maken in de mogelijkheden van sociale

hulpverlening, mensen over de drempel

van therapeutische hulp heen helpen ...

Die hulp zal ten volle vruchtbaar zijn als

we doordrongen zijn van twee zaken. Ten

eerste: geweld komt voor in elk gezin. We

zijn allen zondige5 mensen, die zo vaak

het doel missen waarvoor we geschapen

werden: groeien in liefde. Ten tweede: ook

de gezinnen waarin dit geweld angstaan-

jagende proporties heeft aangenomen,

hebben de kracht om hieruit op te staan.

Er zijn geen perfecte gezinnen, en er zijn

geen hopeloze gezinnen.

Verrijzenis We kunnen het effect van ‘resilience’

beschrijven. We kunnen onderzoeken via

welke kanalen die ‘resilience’ bij mensen

doorbreekt. Maar waar komt die bijzon-

dere kracht vandaan? ‘Resilience’ is veel

ouder dan haar moderne benaming. Als

we Bijbelse verhalen lezen, vinden we

weinig ideale gezinnen. Maar we zien

wel hoe het onbeminde pleegkind Is-

maël, weggestuurd in de woestijn, toch

niet ten ondergaat. Hoe Jozef, slachtof-

fer van zijn jaloerse broers, zegeviert als

onderkoning van Egypte. Hoe de profeet

Hosea niet kapot gaat aan de kwetsende

ontrouw van zijn vrouw. Die verhalen la-

ten er voor christenen geen twijfel over

bestaan waar ‘resilience’ vandaan komt.

Ze komt uit dezelfde Bron die Jezus, na

een gewelddadig einde, liet opstaan uit

de dood. Een marteltuig werd een sym-

bool van hoop. Als we met de juiste ogen

kijken, kunnen ook wij al verrijzenis zien

in gekwetste mensen en gezinnen. Niet

doordat zij zelf hun persoonlijke krach-

ten aanspreken, al is dit natuurlijk wel

nodig. Ook niet doordat hun omgeving

zorgt voor beschermende factoren, al is

dit ook nodig. Maar doordat zij gedragen

zijn, en mogen vertrouwen op een God

van liefde, die sterker is dan geweld. Een

God die geweld in gezinnen afkeurt, en

mensen aanzet een einde te maken aan

deze vormen van onrecht.

1 www.gezondheid.be, actie ‘Geweld thuis, dat klopt nooit.’2 C.S. Lewis, The four loves, Harcourt, Inc., New York, 1960.3 S. Vanistendael, Toch in het leven geloven. Het realisme van de spiritualiteit, Mechelen, 2003, p. 10.4 A. Dillen, Tussen verheerlijking en afwijzing. Realistische hoop voor gezinnen, in Rondom Gezin, 25

(2004), Jubileumnummer, p. 58-70.5 ‘Zondig’ wordt hier gebruikt in de oorspronkelijke betekenis van het woord: wat zijn doel gemist heeft.

Het Hebreeuwse woord ‘chatat’, dat wij vertalen als ‘zonde’, is afkomstig van de techniek van het boogschieten en betekent ‘gemist doel’.

Er bestaat een kracht

die sterker is dan die

van het geweld.

Page 10: db-vl-1003

plezierig engagement | Tekst en foto’s: Jeugddienst Don Bosco, sxc

10

Don Bosco Youth-NetJeugddienst Don Bosco

Bijna 10 jaar geleden werd Don Bosco

Youth-Net ivzw boven de doopvont ge-

houden. Begin 2001 besloten 61 gedre-

ven Don Bosco-jongerenorganisaties en

jeugdpastorale werkingen van salesiaan-

se provincies uit evenveel Europese lid-

staten om een netwerk te vormen. Wat

relatief klein begon, is nu uitgegroeid

tot een internationaal netwerk dat meer

dan 1000 werknemers en 17000 vrijwil-

ligers omvat, die werken met meer dan

150000 kinderen en jongeren. Don Bosco

Youth-Net ivzw richt zich op jeugdwerk,

en dan met name op vrijwilligerswerk,

non-formeel leren, participatie en sociale

inclusie. Binnen die ruime thema’s ont-

wikkelen ze verschillende soorten acties.

Dit zijn voornamelijk internationale pro-

jecten voor en door jongeren, zoals jon-

gerenuitwisselingen. Elke zomer wisse-

len onze lidorganisaties animatoren uit,

die dan actief zijn in de lokale activiteiten

van het gastland: zomerkampen, speel-

pleinen, oratorio’s, … Typisch aan salesi-

aanse organisaties is dat deze activiteiten

open staan voor alle jongeren. Jongeren

van alle sociale klasses, jongeren met

een mentale of fysieke handicap, jonge-

ren uit de bijzondere jeugdzorg, iedereen

kan deelnemen om samen te spelen. Als

ze in contact komen met één

van onze internationale vrij-

willigers, is het voor hen vaak

hun eerste interculturele ont-

moeting. Zeker voor hen die

niet de kansen hebben om zelf

te reizen, is deze ontmoeting

indrukwekkend. Natuurlijk is

dat niet alleen een geweldige er-

varing voor de jongeren die deelna-

men aan die lokale activiteiten, maar

zeker ook voor de internationale vrijwil-

ligers. Ze hebben er veel door kunnen le-

ren: werken in een intercultureel team,

nieuwe spelletjes en liedjes, nieuwe sma-

ken, … Het is een leer- en levenservaring

die ze niet snel zullen vergeten.

Daarnaast zijn er projecten die focussen

op het uitwisselen van informatie, erva-

ringen en ideeën onder onze organisa-

ties. Een goed voorbeeld van zo’n project

zijn de seminaries die we zesmaandelijks

organiseren rond thema’s gerelateerd

aan het Europese jeugdwerklandschap.

Zo organiseerden we in 2009 samen met

Jeugddienst Don Bosco vzw een Europees

jongerencongres rond mensenrechten-

educatie, een vormingsthema dat binnen

het jeugdwerk steeds meer aan belang-

rijkheid aan het winnen is.

We zijn ook actief in het vertegenwoordi-

gen van de stem van salesiaanse jongeren,

zowel in Europese instellingen als in de rui-

mere salesiaanse congregatie. Don Bosco

Youth-Net ivzw is een lid van het European

Youth Forum, het grootste platform bin-

nen Europa, om jongeren te vertegen-

woordigen. Deze organisatie heeft een ad-

viserende stem binnen de Europese Unie,

de Raad van Europa en de Verenigde Na-

ties. We onderhouden onze contacten met

de salesiaanse congregatie door deel te

nemen aan internationale congressen en

door een nauwe samenwerking te onder-

houden met de algemeen verantwoorde-

lijke voor jeugdpastoraal, don Fabio Attard.

Het internationale secretariaat van Don

Bosco Youth-Net ivzw wordt financieel

ondersteund door de Europese Commis-

sie en dat door het ‘Youth in Action’-

programma. Ook het merendeel van onze

projecten wordt via ‘Youth in Action’ gefi-

nancierd. Dit partnerschap met de Euro-

pese Commissie is noodzakelijk voor het

bestaan van ons netwerk.

Raadpleeg de website voor meer informatie: www.donboscoyouth.net.

We voorzien internationale projecten, wisselen informatie en ervaringen uit en vertegenwoordigen de stem

van de salesiaanse jongeren.

Page 11: db-vl-1003

Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: Sxc, godsdienstonderwijs.be | de bril

11

De parabel van de verloren zoon

heeft mensen door de eeu-

wen heen aangesproken.

Omdat het herkenbaar

en troostend is, wellicht,

maar omdat het verhaal

ergens ook wat tegen-

wringt. Even recapitule-

ren … Een vader heeft twee

zonen. Op een dag eist de

jongste zijn erfdeel op, vertrekt

van huis en verbrast zijn hele vermogen.

Maar na enige tijd kent hij berouw, slaat

een mea culpa en keert naar zijn vader

terug, waar hij met open armen en een

groots feest ontvangen wordt. De oudste

zoon echter, die altijd trouw aan de zijde

van zijn vader is gebleven, protesteert,

want hij heeft nooit een feest gekregen.

Zijn vader antwoordt: “Maar we konden

toch niet anders dan vieren en blij zijn,

want je broer was dood en is weer tot le-

ven gekomen? Hij was verloren en is te-

ruggevonden.” De vraag zal zijn wie in dit

relaas uiteindelijk het meest ‘verloren’ is:

de oudste of de jongste of elk van beide?

Het perfecte kindHet verhaal plaatst de per-

sonages mooi naast el-

kaar. Aan het hoofd van

het bedrijf: de vader,

naast hem: de oud-

ste zoon, het perfecte

kind, zoals Nagy en de

contextuele denkers

het noemen. Het is de zoon

die al jarenlang trouw en

onzichtbaar het beste

van zichzelf geeft,

zonder in zijn moeite

gezien te worden. Je

kunt het op vandaag

vergelijken met het

kind dat geslaagd is op

alle domeinen. Het is de

jongere met perfecte school-

resultaten, diegene die niet pubert,

die niet ‘feest’, die geëngageerd is, die er

goed voor komt, die kiest voor de hoog-

ste opleiding, die muzikaal is, sportief,

creatief, enz. Zo blijft hij of zij erg loyaal

aan de verwachtingen van de voor de

buitenwereld ook geslaagde ouders. Het

zijn vaak de kinderen van wie niet gezien

wordt hoeveel moeite dit alles hun kost,

die steeds verder gaan in hun streven

naar erkenning, die op een oudercontact

veel te snel weer buiten staan.

De zondebokNaast dat perfecte kind in de parabel, net

als in veel huisgezinnen: de zondebok, de

jongste zoon, die het hele ‘moeten’ zo

grondig moe is dat hij niet anders kan dan

vertrekken. Het is de typische dwarslig-

ger in het gezin, degene die zijn draai niet

vindt, die zoon of dochter die slechte resul-

taten haalt, op internaat moet, niet met

het gezin mee op reis mag in de zomer.

Het is de jongere die het gangbare pad ver-

laat, de jongere in de bijzondere jeugdzorg

soms, de bliksemafleider voor de onuitge-

sproken spanningen in een gezin

of de dwarsligger in de klas die

niet in zijn context gezien wordt.

Een zondebok probeert vaak om

een bestaand systeem in even-

wicht te brengen of te houden, ook

al raakt hij of zij op die manier vastgespij-

kerd in een rol die weinig perspectief biedt.

De vaderHet mooie aan dit bekeringsverhaal is dus

dat de zondebok het hele systeem ten goe-

de keert. Want het gemis van zijn jongste

zoon doet de vader ‘zien’. Hij begrijpt in-

eens wat in het leven echt van tel is: niet

het rendement, niet de meetbare resulta-

ten, niet de cijfers, maar menselijke rela-

ties en nabijheid, dat is wat hij mist. Hij

slacht zelfs één van zijn vetgemeste kalve-

ren om er een groots feest mee te geven.

Slechts één iemand kan niet mee in de ver-

andering binnen het systeem: de oudste

zoon, die niet ‘ziet’, die vasthoudt aan de

oude, vertrouwde wetmatigheden. Is dat

misschien wat de parabel wil zeggen? Dat

de ‘verlorenen’ diegenen zijn die zich niet

weten te ‘bekeren’?

Tot slotIn iedereen zit natuurlijk iets van een oudste

en een jongste zoon, maar het contextuele

denken wil de aandacht vestigen op die si-

tuaties waarbij kinderen lange tijd in die

extreme rol moeten kruipen om het gezin

of de relatie van de ouders of wat dan ook

overeind te houden. Als een kind zo de rol

van een ouder overneemt en hierin niet ‘ge-

zien’ wordt, geraakt het ondergesneeuwd.

Dus is het misschien niet slecht te weten

dat er in elke klas ten minste één zit die

wacht op bevestiging, die door zijn gedrag

het hele thuissysteem ten goede wil keren

of aan wie dat ‘bekeren’ al lang niet meer is

besteed. Het is Nagy die ons, in het kielzog

van tal van Bijbelverhalen, oproept oog te

hebben voor die verloren ‘zonen’.

Een artikel gemist? Surf dan naar http://dbv-de-bril.blogspot.com/.

De verloren zoonEen contextuele kijk op opvoeding en onderwijs

Je kunt je afvragen wie van de

twee het meest ‘verloren’ is:

de oudste of de jongste?

Page 12: db-vl-1003

de spreekstoel | Tekst: Annemie Vandaele Foto's: Don Bosco Sint-Pieters-Leeuw, sxc

12

Met open deuren

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Veerle Seré, directeur basisschool Don Bosco Sint-Pieters-Leeuw

Het centrum van Sint-Pieters-Leeuw ligt

er rustig bij wanneer we er neerstrijken

voor een interview. De school is afge-

lopen, het gespeel verstomd. Naast de

voetweg en achter de contouren van de

twee naburige rusthuizen, ligt een lege

speelplaats. Maar in een lokaal, ver weg

van de winterkou, zie je bedrijvigheid

alom: de naschoolse opvang heeft er

onderdak gevonden. Ook na de schoolu-

ren waait in deze school de vlag van Don

Bosco, letterlijk en figuurlijk, zeker ook

in het bureel van directeur Veerle Seré,

nog druk in de weer met paperassen,

leerkrachten die vervangen moeten wor-

den, laptops die een veilige plek moeten

krijgen, een leerling die wil inschrijven,

ouders die bellen, een kopiemachine die

het niet doet, de inrichtende macht aan

de lijn én een redacteur van Don Bosco

Vlaanderen over de vloer.

VeranderenDe basisschool van Sint-Pieters-Leeuw

was in de loop van de jaren een school

van verandering. Aanvankelijk was

het een meisjesschool van de zus-

ters van Sint-Antonius, maar in 1984

werd het schoolbestuur overge-

dragen aan de inrichtende macht

van de salesianen. Veerle Seré,

gehuwd met een oud-leerling en

leerkracht van Don Bosco Halle,

en intussen ook mama van twee

grote zonen, werd als eerste

leerkracht door de salesianen

aangenomen. Toen een jaar

later een nieuwe directie aan-

gesteld werd, startte een volledig veran-

deringsproces: het personeel volgde de

vormingsdagen voor nieuwe leerkrach-

ten, er kwam een leraarskamer, er werd

werk gemaakt van teambuilding, er werd

aangestuurd op een salesiaanse manier

van omgaan met kinderen en ouders. Het

team werd hechter, hecht genoeg om in

1994 een nieuwe omschakeling te dra-

gen: die van een meisjesschool naar een

gemengde school. Opnieuw paste het

personeel zich aan, en opnieuw kwam

er een uitbreiding, in 2001, toen ook de

parochiale kleuterschool een deel werd

van die grotere Don Boscoschool. Mid-

den in dat veranderingsproces stond

en staat Veerle Seré: aangeworven

als leerkracht in 1984, aangesteld tot

directeur in 1995 en op vandaag ook

coördinerend directeur van de scho-

lengemeenschap.

TijdVeerle Seré: “Elke verandering is

voor een school en voor een direc-

teur een enorme investering. Ze-

ker de fusie met de kleuterschool

vroeg tijd, niet zozeer van de leerkrach-

ten, maar vooral van de ouders, die graag

vasthielden aan de kleinschaligheid. Ook

voor een directie maakt het opnemen

van een kleuterschool een groot verschil,

omdat je rekening moet houden met de

grote bezorgdheid van ouders wanneer

hun kleine spruit zijn eerste stappen in

de school zet. Vaak komen ze op dat mo-

ment ook voor het eerst in contact met

een onderwijssysteem dat anders is dan

in hun tijd. Bovendien is het ook inten-

siever wat inschrijvingen betreft, want je

moet verschillende instapdata voorzien

en rondleidingen, het hele jaar door.”

PleistersMaar hoeveel er uiterlijk ook verandert,

niets verandert iets aan Veerles geloof

in het salesiaanse opvoedingsproject:

“Je liefde voelbaar maken, dat zie ik nog

steeds als mijn opdracht in onze school.

Elke verandering is een investering.

Een school leiden is meer dan een beleid alleen.

Page 13: db-vl-1003

13

Ik probeer de school te leiden uit liefde

voor en geloof in het salesiaans onder-

wijs. Een school leiden is immers meer

dan een beleid alleen, het is je geloof

voorleven, met de verhalen van Don

Bosco als leidraad, het is elk kind graag

zien en op een gedifferentieerde manier

zoeken naar ieders talent. Het is opvoe-

den tot goede burgers en waarden als

zorgzaamheid, respect en erkentelijk-

heid hoog in het vaandel houden. Het

is blijvend attent zijn voor de noden van

anderen, het is begrip en geduld opbren-

gen, creatieve oplossingen zoeken voor

problemen van school en gezin. Het is

luisteren, je inleven, bemoedigen, beves-

tigen, sturen, sterken, troosten, sussen

én pleisters plakken, meestal letterlijk,

maar vaak ook op gekwetste zielen.” En

dus staan hartelijkheid en teambuilding

bovenaan Veerles agenda, net als open-

heid, op verschillende niveaus: naar ou-

ders, kinderen, collega’s, stagiairs, on-

derhoudspersoneel, ... De voorbeelden

die ze kan geven, zijn legio.

Vraag“Maar leiding geven, is ook jezelf in vraag

durven stellen”, voegt Veerle eraan toe.

“Ik kan rekenen op een zeer enthousiast

en constructief team, met wie ik er tel-

kens in slaag het onderste uit de kan te

halen en prachtige zaken te reali-

seren. Maar je moet je personeel

blijven motiveren, ze moeten

mee kunnen, anders kom je er

niet, dus is het belangrijk waak-

zaam te blijven voor de signa-

len die ze uitzenden.” Daarom

staat Veerles deur altijd open,

letterlijk en figuurlijk, op

school, maar ook thuis: “Als

een leerling niet wordt opgehaald

op school, dan neem ik die mee en geef

hem of haar iets te eten in afwachting tot

we de ouders kunnen bereiken.” Ook van

die openheid zijn tal van voorbeelden te

geven en het klinkt in Veerles enthousias-

me allemaal zeer vanzelfsprekend, maar

ze geeft toe: “Een school leiden is vaak

ook piekeren, wakker liggen, opstaan en

er toch weer met volle moed tegenaan

gaan, het is zeker geen lichte taak, want

ze vergt een haast onbeperkte beschik-

baarheid.”

ZorgDirecteur zijn is dus geen gemakkelijke

opdracht. Veerle: “De druk vanuit de

ministeries is ook groot, je moet niet

alleen hard werken, maar ook nog eens

op papier kunnen bewijzen dat je hard

werkt. Bovendien kent het basisonder-

wijs de faciliteiten niet van het secundair

onderwijs. We hebben maar voor 24 uur

administratieve ondersteuning, wanneer

een leerkracht ziek valt, hebben we geen

studieleiders ter beschikking, veel zaken

worden verplicht door het ministerie

zonder dat er ambten voor worden ge-

creëerd, enz. Door de schaalvergroting

van onze school en de uitbreiding van

mijn functie, kwam er ook steeds werk

bij.” Maar haar grootste zorg is de in-

frastructuur. Sinds jaar en dag zijn

er bouwplannen, er komen steeds

leerlingen bij, maar een aantal externe

factoren zorgen ervoor dat de plannen

niet geconcretiseerd kunnen worden,

en dat is frustrerend. “Totnogtoe heb ik,

met uitzondering van één schooljaar, nog

geen inschrijvingsstop ingevoerd,” ver-

telt Veerle, “het zijn uiteindelijk allemaal

kinderen van God en bij Don Bosco kon er

ook altijd nog één bij. Zolang mijn team

het kan dragen, is iedereen welkom. Dus

werd de parochiezaal nu ook klaslokaal

en eten de leerlingen in shiften zodat

de helft van de refter eveneens leslokaal

kon worden. Veerle: “Ik hoop tijdens mijn

loopbaan als directeur toch nog die infra-

structurele ruimte aan mijn mensen te

kunnen geven, want dat geeft uiteinde-

lijk toch ook vleugels.”

Graag zienMaar ondanks de drukte en de frustratie

die wel eens om de hoek loert, benadrukt

ze: “Ach, waar komt het uiteindelijk op

aan? Dat we elkaar graag blijven zien,

want dat is fundamenteel, dat geeft ons

de kracht om op een constructieve ma-

nier door te gaan.”

En dan gaat de telefoon alweer …

“Ja, mijnheer, ik luister naar u.”

Leiding geven, is ook jezelf in vraag durven stellen.

Page 14: db-vl-1003

uitgelezen | Tekst: Piet Stienaers Foto’s: Eindredactie, sxc

14

Verrijzenis hier en nu en morgen

Een kerkhof is een stille getuige van veel

sereniteit, maar ook van veel verdriet. Je

leert er ook hoe mensen met hun

verdriet om een overledene

omgaan. Dat verschilt erg van

mens tot mens. Je ziet graven

waar steeds verse bloemen

staan. Je ziet er ook waar het on-

kruid welig tiert, want er komt

nooit bezoek. Je ziet nabestaan-

den dagelijks, wekelijks naar

het graf van hun dierbare

overledene gaan. Anderen

hebben daar helemaal geen

behoefte aan. Kan je van die verschillende

houdingen de betrokkenheid op de overle-

dene aflezen? Zegt het al of niet iets over

een goede of minder goede relatie tijdens

het leven? Waarom gaan mensen naar het

graf van hun overledene, waarom doen

anderen dat niet? En waarom trekken de

vrouwen uit dit evangelie naar het graf

van Jezus? Missen ze hem? Voelen ze zich

verplicht hem de nodige eerbied te betui-

gen? Beleven ze zijn overlijden als een diep

persoonlijk verdriet? Kunnen ze hem niet

missen? Koesteren ze zich in hun verdriet?

Waarom gaan mensen naar het graf? Hoe

komt het dat het bezoek aan het graf van

Jezus voor de vrouwen zo overrompelend

is? Het zet hun leven ondersteboven.

Het graf is leegHoe vaak iemand ook naar het graf van

een geliefde gaat, het graf is leeg van

leven. Ze vonden er het lichaam van de

Heer Jezus niet. Het graf herbergt immers

de dood. Het symboliseert het gemis, de

pijn en de verwijdering. Het roept on-

macht op, opstandigheid

en veel eenzaamheid.

Het is besmet met een

verscheurend niet-

aanvaarden. Iedere ne-

gatieve ervaring in het

leven roept die tragische

werkelijkheid opnieuw op.

Iedere mislukking brengt die

ervaring weer dichtbij. Telkens

opnieuw loopt een mens

het risico om bij een leeg

graf te moeten vertoe-

ven. Telkens opnieuw

wordt de mens uitge-

daagd niet bij het lege graf in zijn

leven te blijven staan. Is dat mogelijk?

De herinnering wekt levenHet verdriet van de vrouwen en ook hun

ontsteltenis ebben weg op het ogenblik

dat ze zich Jezus’ woorden herinneren.

Toen herinnerden ze zich zijn woorden.

De herinnering aan het leven samen

krijgt gestalte in beelden, woorden en

ervaringen. Waar die beleefd worden,

komt er weer perspectief. Pijn en on-

macht vervagen of verstillen. Er wordt

nieuw leven gewekt. Een troostvolle er-

varing. De herinnering aan woorden - van

de overledene, van een ervaren levens-

gids, van vrienden - bezit het vermogen

leven en toekomst aanwezig te brengen.

Aan woorden en herinneringen kan een

mens zich optrekken. Ze stimuleren om

de draad weer op te nemen en om niet in

de onmacht te blijven steken. Zij keerden

van het graf terug naar huis.

Een gedeelde droom doet levenHerinneringen en woorden wekken leven,

op voorwaarde dat het woorden van zegen

zijn. Woorden kunnen immers ook doden-

de herinneringen oproepen. Ze kunnen

verval en verwoesting teweegbrengen. Ze

kunnen een mens in een afgrond werpen.

Maar er zijn ook woorden en herinnerin-

gen die kracht meebrengen en dynamiek

genereren. Woorden die de hemel ope-

nen. Herinneringen die het vuur aanwak-

keren. Ervaringen die weer doen opstaan.

Die woorden vindt men terug in gedeelde

dromen. De wereld die men samen had

willen scheppen, de zaak waarvoor men

samen geijverd heeft, het gezin dat men

samen gesticht heeft, het goede initiatief

dat men samen genomen heeft, de dingen

die een zindering teweegbrachten, die de

wereld ten goede komen en mensen een

glimlach op de lippen toveren. Ze schep-

pen verbondenheid en delen het leven. Ze

vertelden dat alles aan de elf en de ande-

ren. Van het lege graf naar de gevulde her-

innering gaan om te leven van gezamen-

lijke dromen, dat is een uitdaging van ons

geloof. Dat is ook een geschenk van God.

En in Hem een geschenk van mensen aan

elkaar. Dat is opstaan uit de dood. Verrijze-

nis hier en nu. En morgen.

De eerste dag van de week gingen de vrouwen ‘s morgens vroeg naar het graf, met de kruiden die ze hadden klaargemaakt. Ze vonden de steen weggerold en gingen er binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Je-zus niet. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren. Daar schrokken ze van en sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: “Waarom zoekt ge de Leven-de bij de doden? Hij is niet hier. Hij is tot leven gewekt. Vergeet niet wat hij u destijds in Galilea heeft gezegd: de Mensenzoon moet overgeleverd worden in handen van zondaars, ge-kruisigd worden en op de derde dag weer opstaan.” Toen herinnerden zij zich zijn woorden. Ze keerden van het graf terug naar huis en vertelden dat alles aan de elf en aan alle anderen.

(Lucas 24, 1-9)

Page 15: db-vl-1003

Tekst: Dirk Nelissen Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief

15

Roddelen: de duistere kantRoddels hebben ons altijd al aangespro-

ken. Dat geldt zeker wanneer het over

populaire mensen gaat of over mensen

die ergens in uitblinken. Kennissen,

vrienden, of zelfs oppervlakkig gekende

mensen vormen altijd het mikpunt van

roddel.

Het verhaal van Bram is zo een prachtig

voorbeeld. Bram heeft gekust met Sarah,

een meisje dat onlangs een relatie had

met een jongen uit Charleroi. Bram heeft

Sarah leren kennen tijdens zijn vakantie

met vrienden in Blankenberge en natuur-

lijk stelt hij een thuisgebleven vriend,

Jos, meteen op de hoogte per sms. Bram

is in zijn lokale café al jaren een begeerd

vrijgezel, bijgevolg verspreidt dit ‘nieuw-

tje’ zich als een lopend vuurtje bij zijn

thuisgebleven vriendengroep. Eens te-

rug thuis, besluit Bram zijn vrienden nog

eens op te zoeken in de lokale kroeg. De

eerste vragen die op hem worden afge-

vuurd zijn niet ‘Hoe was de vakantie?’,

‘Leuk weer gehad?’ of zelfs niet gewoon

‘Hallo, hoe is het ermee?’ Nee, de eer-

ste vraag die een vriend, laten we hem

Felix noemen, aan Bram stelt, is: “Heb je

gekust met een lesbisch meisje uit Char-

lerloi of wat heb ik gehoord?” Wanneer

Felix zijn vraag stelt aan Bram, kan deze

laatste uiteraard niets anders doen dan

hard lachen. Hoe zou u zelf zijn? Dat is

één van de leuke kanten aan roddelen.

Aan roddelen zit ook een negatieve kant,

aangeduid met de term ‘achterklap’. Eén

van onze oudste zegswijzen doet ons

daaraan herinneren: ‘Hoge bomen van-

gen veel wind.’ Wie kent dit spreekwoord

niet? Vanwaar komt die uitdrukking nu

precies? Waarom vangen die hoge bomen

veel wind? Laten we een voorbeeld ne-

men. Een onbeduidend iemand, meestal

een buur, of jeugdvriend, een ex-lief of

een misnoegde sponsor zegt in ‘de

boekskes’ dat een sportheld aller-

lei ‘verkeerde dingen’ doet in zijn

vrije tijd. Die ‘verkeerde dingen’

zijn meestal dezelfde: overspel,

druggebruik, belastingen niet

betalen, alcoholmisbruik, etc …

U kent de geëikte scenario’s.

De dag nadien staan de kran-

ten er vol van, de journaals

spenderen zeeën van tijd aan

dit onderwerp. Overal praten de

mensen erover in termen van:

‘Waar rook is, is vuur’. Er moeten

niet eens bewijzen zijn. Het feit dat

men iets beweert, is al voldoende.

Want hoge bomen vangen nu eenmaal

veel wind. Dat die onbeduidende iemand

wel eens veel meer dingen op zijn kerfstok

kan hebben dan die nationale sportheld,

daar kraait geen haan naar.

Ik beweer helemaal niets nieuws, integen-

deel. Geef toe, wie hoort er niet graag een

sappige roddel? Laten we eens kijken met

een loep op microniveau, het klasgebeu-

ren. ‘Wat gebeurt daar? De beste leerling

van de klas haalt plots een zware buis op

chemie. Ongelooflijk! Kijk daar, de spor-

tiefste leerling kan de oefening met de bok

niet. Jongens toch, dat rekenwonder van

een leerkracht wiskunde maakt zomaar

een rekenfout. Nee toch, die leerkracht

Nederlands maakt een ‘dt-fout’ in zijn uit-

gedeelde papieren!’ U mag er zeker van

zijn, diezelfde dag weet de halve leraren-

kamer ervan, om maar te zwijgen over de

leerlingen. Wees maar zeker, daar wordt

over gepraat! Roddels spreken nu een-

maal aan en gaan sneller de wereld rond.

Waarom is dat nu allemaal zo? Omdat die

slimste leerling, die goede leerkracht, dat

sportwonder door die zwakke momenten

tonen dat ze ook maar mensen zijn. Dat

ze ook fouten kunnen maken. Dat perfec-

tie niet bestaat. De duistere kant in ons

zegt ‘oef’ wanneer zo een hoge boom

een moment van zwakte toont en een tak

laat buigen. ‘Oef’, omdat we weer even

weten dat er geen supermensen bestaan.

Al moeten we er wel over waken dat de

geviseerde persoon niet levenslang als

een zwart schaap wordt bekeken … Maar

dat zal wel niet, net zozeer als roddelen

eigen is aan de mens, is vergeten dat ook.

Misschien moeten we dingen niet zwart/

wit bekijken en hoort roddelen gewoon

bij het menszijn. Roddelen is op zich ook

informeren, op de hoogte blijven van de

dingen. Zolang we maar weten of besef-

fen dat we roddelen, of roddels aanhoren

en dit kunnen relativeren, kan het weinig

kwaad. In mijn kleinste momenten heb ik

wellicht ook zo een (kleine) duistere kant.

Dat wil zeggen dat de persoon in mij ook

wel eens kan genieten van een sappige

roddel of er zelfs één (of meerdere) kan

doorgeven. En u?

Page 16: db-vl-1003

te gast | Tekst: Eric Haelvoet Foto's: Eric Haelvoet, sxc, De Waai

16

Bart VanhyfteHoofdbegeleider OBC De Waai

Bart Vanhyfte (°1967) ontvangt ons in

ons werk van Bijzondere Jeugdzorg in

de Waaistraat in Eeklo. Een blik in het

Vademecum van de salesianen leert dat

OBC staat voor Observatie- en Behande-

lingscentrum. Jongens van 12 tot 18 jaar

verblijven er gemiddeld één jaar en maxi-

mum drie jaar.

Als twee handenHij groeide op in Lovendegem - halfweg

tussen Gent en Eeklo. Na drie jaar in het

Sint-Vincentiuscollege van Zomergem

rondde hij de humane wetenschappen

af aan het Sint-Pauluscollege in Gent. De

stages tijdens het tweede en derde jaar

van zijn opleiding Maatschappelijk Werk

aan de Sociale Hogeschool van Gent liep

hij in het OBC van Eeklo. Tijdens die stage

popelde zijn hart om zoveel mogelijk in

de leefgroepen te zijn. Zijn diepe aspira-

ties rond op-

voedingswerk

en de concrete

werking in het OBC

pasten als twee han-

den in elkaar.

Hij solliciteerde en kon er aan de

slag als leefgroepbegeleider. Jos Stevens

zette hem op de salesiaanse sporen. Hij

zal het enthousiasme en de steun van die

salesiaan nooit vergeten. We schrijven

1988. De directeur van het werk was een

salesiaan, de groepschef ook en er leef-

de nog een salesiaanse gemeenschap.

Bart leerde veel van de voeling van de

salesianen met de jongeren en werd ver-

rast door die religieuzen die niet wereld-

vreemd bleken. Ze verdroegen veel van

jongeren en waren dag en nacht paraat.

Het was de tijd waarin alle jongens als

vanzelfsprekend op zondag naar de eu-

charistie in de gemeen-

schap gingen.

De vier vormingsdagen die

hij tijdens zijn eerste werkja-

ren volgde, zijn na 22 jaar in de

mist van het verleden vervaagd, maar

de studiedagen voor gangmakers en de

vormingsprogramma’s van Don Bosco

Vorming & Animatie, zitten nog vooraan

in het geheugen.

Wat is abnormaal?En er verschoof heel wat tijdens die 22

jaar. Geloofsmomenten en zelfs zinge-

vingimpulsen zijn niet meer vanzelfspre-

kend. Eerst waren er twee leefgroepen

(12-15 en 15-18 jaar), nu zijn er drie (12-

14, 14-16 en 16-18 jaar). In het begin ging

hij helemaal op in het bruisende le-

ven met de jongens, nu heeft hij

meer innerlijke afstand, waardoor

hij beter kan relativeren, verder

kan gaan, meer veerkracht

heeft. Aanvankelijk werkte hij

met de jongsten en dacht dat het leef-

groepwerk met die oudste kerels niet aan

hem besteed was. Maar nu geniet hij van

de babbels met die bonken. De uitdaging

om met hen op een andere manier gezag

op te bouwen, resulteerde in een suc-

cesverhaal. Het werk als opvoeder had

een invloed op de opvoeding van zijn drie

dochters (15 tot 19 jaar) en het vader-zijn

groeide binnen zijn opvoederstaak. Door

Kwalitatieve tijd primeert op

methoden en technieken.

Het vader-zijn groeide

binnen zijn opvoederstaak.

Page 17: db-vl-1003

17

zijn werk bij de gasten van het OBC waar-

deert hij zijn eigen kinderen des te meer.

Omgekeerd is hij gaan beseffen dat wat in

hun setting als ‘gedrags- en emotioneel

gestoord’ wordt omschreven, soms niet

veel verschilt van wat ‘normale’ jongeren

van die leeftijd aan gedrag etaleren.

De grootste verandering is wellicht dat

hij nu hoofdbegeleider is geworden. Die

taakinvulling laat het gemakkelijker toe

om al eens wat meer afstand te nemen

van het dagelijkse leefgroepgebeuren en

van conflictsituaties waarin je als bege-

leider verstrikt kan geraken.

Met een zucht vertelt hij over een crisis-

periode die hij een aantal jaren terug als

begeleider heeft doorgemaakt: een peri-

ode met veel fysieke agressie in de leef-

groep, veel zware problematieken samen

en een team dat in zijn geheel gebukt

ging onder die moeilijke omstandighe-

den. Het was een grenservaring. Maar

door een goede ondersteuning van het

beleid groeiden ze er samen doorheen en

herwon hij de nodige veerkracht.

Een opvoederskist volstaat nietIk vraag Bart wat het moeilijkste is. In zijn

antwoord gebruikt hij het woord ‘moei-

lijk’ niet, maar hij heeft het vooreerst

over het werken met collega’s. Hij vindt

het opmerkelijk hoe je in het werken met

jongeren jezelf tegenkomt: “Als begelei-

der beantwoorden we vaak zelf niet aan

de verwachtingen die we van onze gasten

hebben.” Hij geeft spontaan een aantal

voorbeelden: je echte gevoelens tegen-

over collega’s verwoorden, eigenbelang

ondergeschikt maken aan het groeps- of

teambelang, empathie voor elkaar op-

brengen, …

Als ‘échte’ moeilijkheid noemt hij het

managen van de overweldigende hoe-

veelheid taken die op een hoofdbege-

leider afkomt. Die taak spreekt andere

capaciteiten aan. Hij heeft moeten leren

om doorheen de bomen het bos te blijven

zien en leert het nog steeds.

Het leukste vindt hij de rol die hij als hoofd-

begeleider in de leefgroep heeft. Hij kan op

een andere manier

veel voor de jon-

gens betekenen.

Hij heeft een eigen

kantoor, waar jon-

gens binnenlopen

en zich op de poef

laten wegzakken om

hun hart te luchten. In

dit kantoor worden die-

zelfde jongens al eens ont-

boden om op meer gewichtige

wijze bijgestuurd te worden.

Waar Bart echt in wil groeien, is

een goede coach zijn voor andere

opvoeders, dus niet alleen het bes-

te naar boven halen bij de jongens, maar

ook bij de collega’s.

Het hartHelpt het opvoedingssysteem van Don

Bosco deze jongens vooruit? Nu twijfelt

hij niet: “Absoluut.” Hij geeft vier sleutel-

functies. De meeste kleuren vindt hij om

het belang van het hart te schilderen.

Een opvoeder moet een hart hebben voor

de jongens en juist daardoor zelf naar

hen toe gaan, binnentreden in hun leef-

wereld. Ze zijn vaak (diep) ontgoocheld

in volwassenen: ouders, leraars, … De

salesiaanse opvoeder kan een positief

volwassenenmodel zijn, o.a. door assis-

tentie, erbij zijn, ertussen leven, mét hen

leven, heel actief en uiterst alert zijn.

Kwalitatieve tijd primeert op methoden

en technieken, hoe belangrijk die laatste

ook zijn. Je moet er als persoon staan,

echt en authentiek: dáár hebben deze

jongens nood aan. Ze zeggen dat ook wel

eens, vooral als ze al in één of meer an-

dere instellingen geweest zijn: “Hier kan

ik precies makkelijker met de opvoeders

praten: er wordt naar mij geluisterd.” De

tweede sleutel is het altijd weer kansen

geven. Die extra mijl doet soms wonde-

ren. En juist daardoor krijg je veel van jon-

geren terug. Ook het preventieve helpt in

sterke mate: zo met hen meeleven, indi-

vidueel en in groep, dat je de spanningen

snel voorvoelt en erop anticipeert. Ten-

slotte kan je ook vanuit het geloof heel

getuigend zijn. Ook een evangelische pet

past in het Don Boscohuis.

De wijnstokBart spreekt vlot over geloof. Het is voor

hem de drijfveer, de hulp om het vol te

houden. Soms kan hij jongens zo vooruit

helpen als ze fundamentele levensvragen

stellen. Al is dat nu minder dan vroeger.

De huidige tijdsgeest verplicht je ook om

het christelijke geloof niet op te dringen,

al mag je ook op dat punt gerust authen-

tiek zijn. De sterke momenten van het

kerkelijke jaar bieden mooie kansen: ad-

vent, vasten, paastijd, …

Ik meen te voelen dat ik deze bezielde

man mag uitnodigen een boodschap te

formuleren voor nieuwe opvoeders in

dit soort werk. Hij vindt er vlotweg vier.

Hij komt graag terug op een uitermate

belangrijk cliché: “Zie de gasten graag”,

zoals Don Bosco deed. Professionaliteit is

belangrijk, maar de liefde geeft de door-

slag. Verder: de evenwichten bewaken en

dus én-én-denken: afstand én nabijheid,

op een persoonlijke manier bij de gasten

staan én toch gereserveerd zijn, liefde én

discipline,… Als derde beklemtoont hij

dat de jongens en de collega’s belangrij-

ker zijn dan het ik van de opvoeder. En

men moet zichzelf in vraag blijven stel-

len: Wat is mijn motivatie om jongeren

te straffen of te belonen? Gaat het over

mezelf? Of over de groei van de jonge

mens: wat helpt hem vooruit, wat zijn

zijn noden?

Nu hij toch op dreef is: “Heb je ook een

boodschap voor de salesianen?” Zijn

boodschap is helder: “Blijf in Mij”, zegt

Jezus. “Blijf heel dicht bij de bron. En sluit

op dat vlak geen compromissen. Houd

van daaruit het oorspronkelijke vuur van

de stichters (Jezus en Don Bosco) bran-

dend. Blijf trouw aan jullie roeping en

wortels. En geef dat door: zonder spiri-

tualiteit blijven technieken, methodes,

vaardigheden en competenties ontoerei-

kend, want zonder ziel.”

Een opvoeder moet een hart

hebben voor jongeren.

Die extra mijl doet

soms wonderen.

Page 18: db-vl-1003

in het spoor van Don Bosco

18

Maarten Meeus

WieIk ben Maarten Meeus, een oud-leerling

van het Don Boscocollege in Hechtel, ge-

trouwd met een lieve Vlaams-Brabantse

en daardoor in Kessel-Lo komen wonen.

Met een eerste spruit op komst zal die ge-

zinssituatie binnenkort trouwens een hele

andere dimensie krijgen. Ontspannen doe

ik vooral op de fiets, tijdens de wekelijkse

mountainbiketochten en soms onderweg

naar het werk. Vanuit mijn opleiding als

opvoeder/begeleider ben ik enkele jaren

werkzaam geweest in de Kinder- en Jeugd-

psychiatrie, maar toen ik ruim 3 jaar gele-

den de kans kreeg om te komen werken

bij Don Bosco Vorming & Animatie in Oud-

Heverlee, heb ik geen seconde getwijfeld.

De band metAls leerling, als monitor op de speelplaats

en het speelplein, via Oaseweekends en

bezinningsmomenten, bergkampen en

Turijnreizen en later als Medewerker van

Don Bosco, groeide mijn band met Don

Bosco. Werken binnen de salesiaanse

context en mogen meewerken aan het

uitdragen, vertalen en levend houden

van het erfgoed van Don Bosco, is voor

mij dan ook een unieke kans.

GeboeidPersoonlijk ben ik altijd gebeten geweest

door het charisma van Don Bosco en door

het feit dat het bij hem niet gaat om de

grootse dingen. Het opvoedingsproject is

geen zware, complexe pedagogiek, maar

een wijze van ‘zijn’ die het dagelijkse om-

gaan met de jongeren mee vorm geeft.

Het geeft hen en ons energie en kracht

door het evenwicht tussen hartelijkheid

en redelijkheid en de persoonlijke, nabije

aanwezigheid. Door te zeggen ‘je mag

zijn wie je bent en ik ben er voor jou’, geef

je anderen kansen en doe je hen boven

zichzelf uitstijgen.

ToekomstDoor anderen hierin te vormen en te

bezielen en zelf volgens deze principes

te handelen, probeer ik mee te werken

aan de realisatie van dit opvoedingspro-

ject. Op die manier hoop ik ertoe bij te

dragen dat een grote groep mensen mee

de verantwoordelijkheid opneemt om

het salesiaanse erfgoed vandaag en in

de toekomst levend te houden, ook daar

waar de salesianen minder of niet meer

actief aanwezig zijn. Het is een kracht om

in verbondenheid te werken vanuit deze

gedeelde, diepere inspiratie.

De vraagEr zijn tal van vragen die ik heb rond/over

Don Bosco en het zou me geweldig boeien

om eens met hem ‘een pint te gaan pak-

ken’ of om als een vlieg op zijn schouders

te zitten. Ik heb geen vragen naar wat nu

misschien historisch correct is, wat hij

echt gedaan heeft en wat men er later

van gemaakt heeft, maar ik heb vragen

naar zijn beleving, zijn binnenkant. Hoe

was het voor hem om die dingen mee te

maken? Hoe voelde hij zich bij de beslis-

singen die hij nam, de ontwikkeling van

zijn werk,…? Wat ging er in zijn binnen-

ste om? Vragen naar datgene waarvan hij

zeer weinig (om niet te zeggen niets) op

papier gezet heeft.

Moeder Nummer 0

in het spoor van

Fejzo is geadopteerd en weet niets van zijn

biologische moeder, of 'moeder nummer

nul', zoals hij haar liever noemt. Hij heeft

ook weinig belangstelling voor haar. Maar

dat verandert als hij een meisje ontmoet

dat alles van hem wil weten. Van wie heeft

hij dat tekentalent? En waarom heeft zijn

moeder hem eigenlijk afgestaan? De zoek-

tocht naar Fejzo’s echte moeder begint

… In dit boek zet schrijfster Marjolijn Hof

opnieuw een schitterend kinderportret

neer, gebaseerd op haar eigen ervaring als

adoptiekind. Een uitgave van Querido en

een aanrader voor elke schoolbibliotheek.

Page 19: db-vl-1003

Tekst: Caroline Standaert Foto’s: Etienne Leconte | Don Bosco inspireert

19

Kiezen voor de zwakste

Reflecties bij de dagelijkse praktijk van een salesiaanse godsdienstleerkracht

Na een barkoude en donkere winter heeft

de eerste lentezon ons intussen veel

kracht gegeven, energie die we nodig

hebben om er een fijn en vruchtbaar der-

de trimester van te maken. In de maand

mei kennen we onze pappenheimers en

zij ons. We hebben ruim de kans gekre-

gen om ‘echt’ te luisteren en om te kij-

ken met ons hart. En we weten ook waar

er nog werk aan de winkel is voor einde

juni, al weten we ook dat er zoiets is als

het wenselijke en het haalbare.1

Levenslang appèl Naast een pracht aan metaforen, is het

evangelie ook een loodzware opdracht,

gave en opgave. De gave ontdekken we

vaak maar als de opgave geconcretiseerd

wordt. Als je kiest voor de zwakke bij-

voorbeeld, ervaar je pas de voldoening,

de erkenning, de dankbaarheid. Het is

waar dat het fijner is om te geven dan

om te krijgen, maar toch wringt het te-

gen: enerzijds roept het evangelie op om

radicaal de kaart van de zwakke te kiezen

(‘wat je voor de minsten onder de mijnen

doet, dat deed je voor Mij’, Mt.25,45),

maar een paar hoofdstukken ervoor zegt

datzelfde evangelie dat we niet mogen

oordelen (Mt.7).

DilemmaWat is de definitie van de zwakste dan?

Is dat de leerling met de zwakste resul-

taten? Of diegene die in alle stilte zwijgt

over zijn/haar verborgen verdriet? Of is de

kwetsbare mens diegene die het luidste

roept om hulp? Ga er maar aan

staan. Zo eenvoudig is het al-

lemaal niet. In al zijn radicali-

teit vraagt het evangelie ons

om te oordelen en te kiezen,

maar welke criteria hanteren

we bij het bepalen wie nu de

zwakste is? Het is een moeilijke

evenwichtsoefening. Blindelings

de kant van de zwakke kiezen, is voor

de ene naïef, voor de andere een must.

Wat is het verschil tussen nederigheid en

onderdanigheid? Wat is het verschil tus-

sen barmhartigheid en liefdadigheid? Of is

het enkel een verschil in perceptie? Notker

Wolf, abtprimaat van de benedictijnen,

stelt: kiezen voor de zwakste houdt in dat

je diegene die als de zwakke gedefinieerd

kan worden, op een positiefkritische wijze

durft te wijzen op de zin voor eigen verant-

woordelijkheid en initiatief.

Leren vissenGezien onze voorbeeldfunctie is het be-

grijpelijk dat ons spreken en handelen

als godsdienstleerkracht getoetst wordt

aan het evangelie. Dit vraagt weliswaar

een enorme inzet en er zijn wel eens da-

gen waarop we ook maar ‘mens’ zijn:

kwetsbaar, zonder vrijkaart naar de hemel

en in staat tot fouten. Maar vanuit die

evangelische bewogenheid willen we wel

openstaan voor de zwakste als hij/zij zich

bewust wil worden van de eigen verant-

woordelijkheid. Onze rol ligt daar waar we

samen met de zwakke op zoek gaan naar

zijn/haar beperkingen en de oorzaken er-

van. Dit is een deel van de bewustwording,

maar hierbij stopt het niet. Want zonder

de wil tot het nemen van

de eigen verantwoorde-

lijkheden en de volle zin

tot het verder ontplooien

van de geboden kansen, is de

zwakke binnen de kortste keren

weer de pineut. Dat kan nooit de bedoe-

ling zijn. Het adagium ‘geef de hongerige

geen vis, maar leer hem vissen’, is meer

dan ooit actueel. Hier ligt onze opdracht.

Kiezen voor de zwakste, is kiezen voor

zorgleerlingen, is de leerlingen vanuit ons

pedagogisch project opvoeden tot volwas-

senen met een gezond gevoel voor eigen-

waarde en zin voor verantwoordelijkheid,

binnen een christelijke context.

DelibererenWie einde schooljaar zegt, zegt ook exa-

men- en deliberatietijd. Naast het cor-

rect naleven van de procedurele regels,

roepen directies op om trouw te blijven

aan het pedagogisch project en steeds

de leerling en zijn toekomst voor ogen te

houden. Hoewel het er in de praktijk vaak

verhit aan toe kan gaan, is het essentieel

dat we er met een open geest aan begin-

nen. Dit wil zeggen dat we de leerling in

zijn totaliteit zien en hem alle kansen ge-

ven. Daarnaast willen we de leerling wij-

zen op zijn verantwoordelijkheid om de

geboden kansen te grijpen en te ontwik-

kelen. Soms is de waarheid een bittere pil

om te slikken, maar eenmaal het juiste

medicijn, kan een zieke genezen.

Geef de hongerige geen vis, maar leer hem vissen.

1 BURGGRAEVE, R., sdb, Zich durven begeven in het spanningsveld tussen wenselijkheid en haalbaarheid. Een educatieve groei-ethiek voor kwetsbare en gekwetste jongeren, in Samen identiteit ontwillen, een salesiaans perspectief, Don Bosco Vorming en Animatie, 2009, Heverlee, p. 253 ev.

Page 20: db-vl-1003

20

Haïti LaviOp 12 januari beefde de aarde, niet alleen

in Haïti. Toen de schrijnende beelden van

de Haïtiaanse ravage zich op menig net-

vlies brandden, kwam de hulpverlening

wereldwijd op gang. Ook de salesiaanse

wereld bleek zwaar getroffen, en kon re-

kenen op een wereldwijde solidariteit.

BeginIn 1935 zetten de salesianen en de zus-

ters van Don Bosco voet aan wal in Haïti,

eerst met een beroepsschool voor kans-

arme jongens en een weeshuis voor meis-

jes. In de jaren ‘50 kwamen er nieuwe

initiatieven bij en bouwden de projecten

van de Salesiaanse Familie een zeer goe-

de reputatie en grote waardering op. De

salesiaanse werken in Haïti willen vooral

een toekomst geven aan kansarme kin-

deren door niet alleen beroepsonderwijs

aan te bieden,

maar ook door

reëel betrokken

te zijn bij de

straatkinderen

en voor hen een

nieuwe thuis te

creëren.

SchadeDe schade aan de salesiaanse werken

was groot na de ramp. De beroepsschool ENAM, het eerste werk van de salesia-

nen in Haïti, werd volledig verwoest. De

school telde vijf ateliers waar kansarme

jongeren een opleiding houtbewerking,

informatica, snit&naad, metaalbewerking

of automechanica konden volgen. Zo’n

250 tot 500 jongeren tussen vijf en acht-

tien jaar raakten bedolven onder het puin.

De gebouwen van het opvangcentrum

voor straatkinderen LAKAY, eveneens ge-

vestigd op de site van de beroepsschool,

zijn ingestort en er zijn 19 leerlingen te

betreuren. Lakay is de thuisbasis voor

het salesiaanse rehabilitatieprogramma

voor straatkinderen. De Oeuvres des Pe-tites Ecoles du Père Bohnen, bestaand

uit tientallen kleine schooltjes in de slop-

penwijken en opgericht door een Vlaamse

salesiaan, zijn zwaar getroffen. De gebou-

wen, waar werd onderwezen, maar waar

ook dagelijks 25000 warme maaltijden

werden geserveerd, zijn volledig ingestort

en geplunderd. Timkatec in Pétionville,

een buitenwijk van Port-au-Prince, stond

in voor een basisopleiding, medische bij-

stand en eten aan 413 straatkinderen.

Het internaat raakte zwaar beschadigd,

maar de 43 internen zijn veilig.

Van de 370 externen is geen

nieuws. Hoewel de gebouwen

ernstig beschadigd raakten, zijn

de werkplaatsen (voorlopig) nog

bruikbaar. Deze gebouwen wer-

den in ijltempo omgebouwd tot

slaapzalen voor 3500 dakloze

jongeren.

Algemeen OversteMeteen na de aardbeving werd de salesi-

aanse hulpverlening in goede banen ge-

leid door een crisiscomité. Een maand na

de ramp bracht don Chávez een bezoek

aan de regio. Hij was duidelijk aangesla-

gen door de ravage, maar benadrukte

het belang van de Salesiaanse Familie als

een brenger van hoop, het belang van on-

derwijs ter preventie van criminaliteit en

de nood aan een nieuwe mentaliteit te

midden de vernieling. Zijn oproep aan de

salesianen ter plaatse was duidelijk: “Jul-

lie moeten meewerken aan die verande-

ring. Het is tijd om onze hemdsmouwen

op te rollen.”

DMOS-COMIDEDe opdracht is dus groot, ook voor de

salesiaanse wereld, zeker nu het aantal

straat- en weeskinderen spectaculair is

toegenomen. DMOS-COMIDE, de sale-

siaanse ngo in ons land, wil daarom

meewerken aan de heropbouw van het

land, ook wanneer de media-aandacht

wegebt. Alle financiële steun is welkom

op rekeningnummer 435-8034101-59

van DMOS-COMIDE, Leopold II laan 195,

1080 Brussel, met vermelding van ‘5045

STEUN HAITI’. Voor een gift vanaf 30 euro

bezorgt DMOS-COMIDE u begin 2011 een

fiscaal attest.

Online zijn heel wat impulsen te vinden rond Haïti. Wij bundelden ze voor u op onze website: http://www.donbosco.be/index.php?id=actualiteit-haiti.

sprokkel | Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: ANS, DMOS-COMIDE, Haro

Page 21: db-vl-1003

André Mathys, sdb° 15.09.1924

+ 03.03.2010

'Mijnheer André' werd gebo-ren in Nazareth op 15 sep-tember 1924. De aanspreking

'mijnheer' is geen eretitel, maar getuigt van de manier

waarop André Mathys werd geres-pecteerd. Hij groeide op in een groot gezin en leerde er wat solidariteit en werkzaamheid betekende. Maar vooral kreeg hij in Nazareth zijn geloof in de dienstbaarheid voor anderen als ‘een weg die naar de Liefde leidt’. Zo ken-nen we André als de man van toewijding en luisterbereidheid, hulpvaardigheid en grote werkkracht. Een beetje humor was hem niet vreemd, en de handigheid waarmee hij klusjes kon opknappen, is legendarisch. In 1944 sprak hij in Groot-Bijgaarden zijn eerste religieuze ge-loften uit en een paar dagen later sprong hij in de bres om te helpen bij de stichting van het nieuwe huis en de latere technische school in Hoboken. Voor André was dat het begin van 65 jaar salesiaanse trouw, toewijding en zelfgave. Van dan af was hij de salesiaan-in-hemdsmou-wen: negen jaar in Hoboken, veertien jaar in Halle, zeven jaar in Heverlee en zesendertig jaar in de gemeenschap van Groot-Bijgaarden. Telkens vond je hem terug in en rond de keu-ken. Vaak was hij niet alleen kok, maar ook foe-rier, hersteller, verver, een beschikbare man die van alle markten thuis was. Zelfs tot op de dagen waarin hij getekend werd door pijn of onmacht, kon je op hem rekenen. Mijnheer An-dré was een mijnheer met een groot hart, een minzame lach en een diep geloof.

Guy Broeckx, sdb° 24.12.1952+ 26.01.2010

Guy werd als kerstekind in Turnhout geboren op 24 december 1952. Thuis kreeg hij van vader en moeder de nodige levenswarmte en een gelovige opvoeding mee. Na de lagere school liep Guy school bij de paters jezuïeten, zowel in Turnhout als in Antwerpen. Als jonge man werd hij een gedreven scoutsleider. Jon-geren animeren, met hen op weg gaan en begeleiden, dat maakte hem gelukkig. Na zijn humaniora behaalde hij een diploma als re-gent Frans, geschiedenis en godsdienst. Zo kon hij op 1 september 1977 aan de slag als leraar in het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Boom. Hij stond dicht bij de jongeren en was bekommerd om de schoolpastoraal. Aan het CPRL heeft hij enkele jaren de priesteropleiding gevolgd. Maar toch kwam hij bij Don Bosco terecht. Na een jaar noviciaat en de verdere salesiaans-religieuze vorming sprak hij zijn definitieve ge-loften uit op 30 september 1989. Hij werd op 25 april 1992 door Mgr. Paul Van den Berghe in Oud-Heverlee tot priester gewijd. De volgende jaren vonden we Guy terug in de salesiaanse scholen van Hechtel en Halle. Vanaf het jaar 2000 tot 2009 stond hij als leraar, later als aal-moezenier en pastor in dienst van het bisdom Antwerpen. Diep in zijn hart leefde een bewo-genheid die hem gedragen heeft, in goede en kwade dagen, in gezondheid en ziekte, als een pelgrim met vreugde en verdriet. Het was zijn geloof in God bij wie vergeving en barmhar-tigheid is. Bij Hem moge hij rust vinden voor altijd.

Marie-Thérèse Verhoyen, zdb° 21-11-1930 + 18-01-2010

Marie-Thérèse werd in Aalbeke geboren, als oudste dochter van een gezin met drie kinde-ren. Moeder stierf toen zij pas 10 jaar was. Ge-holpen door haar tantes, nam zij de zorg voor broer en zus op zich. Als jong meisje ging zij uit werken in een textielfabriek in Moeskroen. Toen haar broer naar het Don Boscocollege ging, leerde zij de congregatie van de zusters van Don Bosco kennen. Zij trad in en na haar noviciaat sprak ze haar eerste geloften uit, op 5 augustus 1955 in Groot-Bijgaarden. Zij keerde te-rug naar Kortrijk waar ze, met uitzondering van een paar jaar in Jette en Groot-Bijgaarden, heel haar religieuze leven doorbracht. Van Z. Marie-Thérèse mag gezegd worden dat zij een zuster was vol zorg: zorgen voor een ander was haar diepste geluk. De bezorgdheid dat een ander het goed zou hebben, was haar zorg en die zorg uitte zij in een grote dienstbaarheid, in kleine en grotere dingen. Zelden moest men haar vragen dit of dat te doen, meestal had ze de nood al gezien voor het gevraagd werd. Dit typeerde haar: ze zag met het hart. Dank-baarheid was haar tweede natuur. Zo eindig-de elke ontmoeting met een warme ‘dank u’, vergezeld van haar ontwapenende glimlach. Hoe stil ze ook was, ze ging niet onopgemerkt voorbij: bedrijvig of biddend, eenvoudig in haar gelovig-zijn, gelukkig om haar roeping.Zij overleed in Kortrijk op 18 januari 2010.

in memoriam

21

“Gedenken is het verleden

in het heden

brengen

met het oog op morgen.”

J. Brink

Page 22: db-vl-1003

verbonden | Tekst: Gery Janssens Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc

22

Ontwikkelingsbureaus in hartje Afrika

In 2009 doorkruisten de programmabe-

heerders van DMOS-COMIDE vele lan-

den om alle partners in het zuiden te

bezoeken, goed voor een tussentijdse

evaluatie. Meteen stonden ook de voor-

bereidingen van de programma’s voor

2011-2013 op de agenda. Bij de uitbouw

van een strategisch plan voor elke salesi-

aanse provincie spelen de ontwikkelings-

bureaus een essentiële rol. Als kleine

spillen in een goed draaiend geheel stu-

ren en coördineren zij de werking van de

verschillende projecten. Maar wie zijn die

ontwikkelingsbureaus, waarvoor staan ze

en hoe werken wij met hen samen? Dit

wil onze regioverantwoor-

delijke van Centraal-Afrika

u graag vertellen aan

de hand van zijn laatste

dienstreis naar Kigali,

Kampala, Lubumbashi en

Nairobi.

DoelAl tien jaar lang kiest DMOS-COMIDE

resoluut om te werken via ontwikkelings-

bureaus. Onze ngo heeft geen recht-

streekse coöperanten in het Zuiden: de

salesianen en zusters van Don Bosco zijn

onze directe aanspreekpunten. Vroeger

werden de projecten vaak individueel be-

sproken met de lokale centra

of technische scholen. Door

een programmatische aan-

pak wordt er nu enkel op het

niveau van de salesiaanse

provincies samengewerkt.

Onder impuls van DMOS-COMIDE wer-

den in vele regio’s ontwikkelingsbureaus

opgericht. Een ontwikkelingsbureau is

een kleine organisatie die de provincie

concreet bijstaat om de programma’s en

projecten uit te schrijven, om donoren

te zoeken en de uitvoering op te volgen.

Deze kleine cel staat meestal onder

leiding van de directeur-econoom

en telt naast salesianen ook en-

kele leken. Samen zijn zij het

best geplaatst om de lokale

noden te omschrijven

en de problemen te eva-

lueren. Zij spelen dus een

cruciale rol als verlengarm van het beleid

van DMOS-COMIDE in het Zuiden. Van-

daag gaat ongeveer vijf procent van de

geldelijke middelen naar hun werking en

structurele ontplooiing. Ook kennis, vor-

ming en advies zijn essentiële elementen

geworden in de ontwikkelingssteun. Zo

reiken wij hun methodes en instrumen-

ten aan om de programma’s te definiëren

en op te volgen. Wij zien bijvoorbeeld

dat die ontwikkelingsbureaus in India

gegroeid zijn en vaak als ngo erkend

worden. Zij zijn in staat om zelfstandig

fondsen te vinden. In Latijns- en Centraal-

Amerika zijn er eveneens sterke ontwikke-

lingsbureaus en goede partnerschappen.

In Afrika zijn er goede voorbeelden, al

kunnen zij nog verder groeien. Dit is een

grote uitdaging voor DMOS-COMIDE.

Afrika van de Grote MerenJe voelt je steeds welkom als je in Kigali

landt. De salesianen hebben grote ver-

wachtingen en willen het beste voor

hun jonge provincie. Sinds 2006 staan

zij in voor alle salesiaanse werken en

gemeenschappen van Rwanda, Burundi

en Oeganda. De provinciale raad heeft

gekozen om er een ontwikkelingsbu-

reau te installeren. Aan het hoofd staat

Het doel blijft: meer jongeren

bereiken met

het vooropgezette budget.

Kennis, vorming en advies

zijn essentiële elementen

geworden in de

ontwikkelingssteun.

Het zijn geëngageerde

mensen die jongeren de kansen

geven die ze verdienen. Kleine cellen van goed beheer

Page 23: db-vl-1003

23

de directeur-econoom van de provincie,

Père Danco Litric. Ik mocht hen sinds de

oprichting bijstaan. Intussen kwamen

twee jonge Rwandese universitairen het

bureau versterken. En dan is er Thérèse,

een Belgische vrijwilligster die de salesia-

nen al meer dan zeven jaar bijstaat in het

zoeken naar fondsen voor projecten. Om

deze financiën transparant te kunnen

beheren, werd overgeschakeld naar

een uniforme boekhouding. In het

beheer van hun centra was ‘vivre

de la providence de Dieu’ vaak hun

motto. Dat is niet verkeerd, maar

je kan je er moeilijk iets duurzaams

mee opbouwen. Na een vorming

in goed projectbeheer en in het

gebruik van onze instrumenten,

hebben wij hen dan ook begeleid in

het nemen van strategische keuzes en

in de formulering van hun programma.

Het is een hele uitdaging met alle verant-

woordelijken van de centra samen te wer-

ken. Wij hebben geluisterd naar hun wer-

king met kansarme jongeren en werden

stil van het fantastische werk dat ze leve-

ren: een beroep aanleren aan 1400 jonge-

ren in Kigali en 300 in de stad Butare en

dit zonder staatssteun. Op een eerlijke en

open manier durven ze ook spreken over

wat vandaag niet lukt, maar je voelt hoe

ze geloven in hun kunnen. De vraag naar

meer opleidingscapaciteit is groot. Toch

moeten we naast de noodzakelijke finan-

ciële middelen ook kijken naar hun (men-

selijke) draagkracht om nieuwe projecten

te kunnen ontwikkelen. Al twee maal

heb ik het geluk om deze werksessie te

mogen animeren met René, die zich als

gepensioneerde bedrijfsleider vrijwillig

inzet. Het is een intens gebeuren rond de

tafel, met salesianen en leken van zeven

nationaliteiten, stuk voor stuk geënga-

geerde mensen die jongeren met hart en

ziel de kansen geven die ze verdienen.

Centraal Afrika – LubumbashiIn oktober reisde ik naar Lubumbashi.

Na het eerste vijfjarenprogramma is het

goed om terug te blikken op wat de laat-

ste jaren in tien centra werd gerealiseerd.

Ze hebben het knap lastig. De Congolese

staat schrijft wel dat ze van onderwijs een

prioriteit wil maken binnen de ‘5 chantiers

du président de la république’. Maar als er

slechts één à twee procent van het staats-

budget naar de sector van de educatie

gaat, kan je niet veel verwachten. De

werksessie brengt alle verantwoorde-

lijken van de centra samen: salesia-

nen en zusters van Don Bosco. Onder

impuls van Eric Meert, sdb, hoofd

van het ontwikkelingsbureau voor

deze Centraal-Afrikaanse provincie,

tekenen zij voor een goede samen-

werking en zorgen voor de nodige

vormingsinitiatieven, o.a. in

de versterking van hun organi-

satie en boekhouding en in het

goed beheer van de projecten.

Verder krijgen de leerkrachten

naast pedagogische vorming

ook nieuwe technieken aange-

leerd. Ik denk dan aan het bouwen met

geperste aarden blokken, omdat bak-

steenovens verboden worden door een te-

kort aan brandhout. Zij kennen gelukkig

al onze methodes en instrumenten. Voor

hen is het ook een uniek moment om uit

te wisselen met hun collega’s, even weg

van hun dagelijkse zorgen… en toch. Père

Jean-Claude klampt mij aan omdat het hui-

dige programma geen lonen voorziet voor

leerkrachten van het Don Boscocentrum

Mwetu in Mbuji-Mayi. Zij werken in bijzon-

der moeilijke omstandigheden: geen elek-

triciteit en ook water is een probleem. Hij

vraagt een voorschot, want het personeel

is al drie maanden niet betaald en wil sta-

ken. Alleen kan ik niet beslissen, dit moet

met de directieraad overlegd worden. Die

zorg neem ik mee naar Brussel.

Oost Afrika – NairobiMidden november reis ik door naar Nai-

robi voor een volgende workshop. Het

ontwikkelingsbureau staat daar al vele

jaren in voor alle projecten en de pro-

grammawerking voor Kenia en Tanzania.

De twee projectmedewerkers, Rose-Mary

en Chris, maken deel uit van een dyna-

mische ploeg. Het bureau heeft ook een

verantwoordelijke voor ‘job placement’.

Hij bemiddelt actief bij bedrijven voor

de tewerkstelling van de jonge afgestu-

deerden. Samen analyseren zij de noden

van alle centra, formuleren projecten

en helpen bij de implementatie van hun

projecten. De meeste verantwoordelijken

zijn vertrouwd met projectwerking. Sa-

men met het ontwikkelingsbureau maakt

DMOS-COMIDE de beste strategische keu-

zes voor alle beroepscentra. Groot is de

verleiding om te investeren in nieuwe,

moderne uitrustingen en grotere infra-

structuurwerken. Toch volgen ze een

andere strategie waarbij het einddoel

blijft steeds meer jongeren te bereiken

met het vooropgezette budget. Tussen

de deelnemers is er Father Simon van Ka-

kuma, waar tienduizenden vluchtelingen

leven, uit Soedan en Somalië. De salesi-

anen hebben er een kleine basisorgani-

satie die, afhankelijk van de nood en op

vraag van de Verenigde Naties, beroeps-

vormingen verstrekt aan die vluchtelin-

gen en de lokale bevolking. Het is een

bewuste keuze van de hele salesiaanse

gemeenschap om daar aanwezig te zijn.

Puik werk, in moeilijke omstandigheden!

OegandaVanuit Nairobi vlieg ik door naar Kam-

pala. Op 30 km daarvandaan, in Bombo,

komen we samen met de drie salesiaanse

gemeenschappen. Samen met Théone-

ste, de jonge secretaris en boekhouder

uit Kigali, worden de specifieke noden en

mogelijkheden van de Oegandese centra

onder de loep genomen. Onze werkses-

sie maakt duidelijk dat er een grote be-

hoefte leeft om onderlinge ervaringen uit

te wisselen en om samen initiatieven te

nemen. Netwerken en synergieën zoeken

met andere actoren, wordt een belang-

rijk thema van ons volgend programma.

De laatste dag breng ik een bezoek aan

het straatkinderenproject van Namug-

ongo, dat Father Richard animeert en be-

zielt, samen met drie ‘uncles’ Joseph en

één ‘aunty’. Daar worden intussen meer

dan 150 kinderen opgevangen. Ik kan mij

geen mooiere afsluiting van mijn dienst-

reis voorstellen. Tenslotte draait het om

kansarme jongeren …

Met ‘vivre de la providence

de Dieu’ kun je moeilijk iets

duurzaams opbouwen.

Page 24: db-vl-1003

24

ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Eindredactie

Geschrei.Na een periode van intense geborgenheid

neemt nieuw hulpeloos leven afscheid van de warme moederschoot.

Die band van negen maanden intiem samenzijn, zal een levenlang voortduren.

In de herfst van zijn leven zit een man naast het ziekbed

van zijn moeder, warmt voor een laatste keer

zijn handen aan de hare.

Hij denkt terug aan de kinderjaren, toen zijn moeder

in koude winterdagen zijn verkleumde handjes warmde.

Hij voelt in haar zwakke pols haar warm kloppend hart.

Hij beseft dat dit grote moederhart meer voor hem

dan voor haarzelf geklopt heeft. Tranen rollen over zijn wangen.

Nu pas, bij dit afscheid, dringt tot hem door hoezeer hij haar liefheeft.

Tussen geboorte en afscheid ligt een leven van

in eenvoud, onbaatzuchtig geven,van er altijd zijn, van aandacht hebben,

van zorgen, sussen, bemoedigen, troosten, begrijpen, meeleven, zichzelf wegcijferen, liefhebben, …

Geen hart klopt feller dan een moederhart. Geen liefde is sterker

dan moederliefde. Niemand is meer onmisbaar

dan een moeder.

Zo is er maar één