db-vl-1001

24
114 de jaargang | jan. - febr. 2010 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 blijf 1

description

1 tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 114 de jaargang | jan. - febr. 2010 | tweemaandelijks

Transcript of db-vl-1001

114de jaargang | jan. - febr. 2010 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042

blijf

1

inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld

Don Boscogewijs

7 Michelino

10 Is dat van

de speelpleinen?

22 De straten van

Lubumbashi

Over opvoeden

4 Tussen opgroeien

en opvoeden

8 Zien, spreken en

horen

11 Levenslang

loyaal

Kruispunt

Julien Sleuyter 6

Guy De Geyter 12

Johan Vanpée 16

Pennenstreken

De kracht van het kleine 14

Als ik de lotto win 15

Als een zaklamp 19

Blijf 24

Hoofdredacteur Annemie Vandaele

Redactieraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]

Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo

De bijdragen verschijnen onder verant-woordelijkheid van de auteur.

Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.

in Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

in Europa: www.don.bosco.net

in de wereld: www.sdb.ord www.cgfmanet.ord

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn echter steeds welkom op het onderstaande adres en rekening nummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1

Foto voorpagina: Etienne Leconte

3

Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt

Bij eindejaarsfeesten zie

je ze vaak opduiken: de

blijvers … Zij die nog een

laatste glas heffen, ver

van de botte plicht die

een dag later wenkt.

Zij die op het terras dat

laatste beetje kameraad-

schap inhaleren. Zij die

met een laatste kop koffie

de koude van binnenuit probe-

ren te bezweren. Om dan, later,

als ze verzadigd zijn van wat binnen

en blijven te bieden hebben, terug te

keren naar wat er al die tijd ook is geweest.

‘Blijf nog even’, het is een verzoek dat veel

kinderen, jongeren, mensen op ons pad stel-

len. Misschien niet met zoveel woorden,

maar toch. Misschien ook niet altijd op de

manier die wij voor ogen hebben, maar toch.

En soms is blijven, niet weglopen, er naast

Blijf staan, met heel veel schroom, het enige wat

we kunnen doen … net zolang als nodig om

te kunnen terugkeren.

Veel blijvers hebben hun stempel ge-

drukt op de christelijke geschiedenis:

Jezus, trouw aan zijn Emmaüsgangers,

Damiaan aan de zijde van zijn leprapa-

tiënten, Don Bosco bij zijn jongeren,

op straat en in het oratorio, en in zijn

voetspoor zijn congregatie, al 150 jaar

lang. Daarnaast zijn er de zovelen die

de geschiedenisboeken niet halen: on-

derwijzers, opvoeders, zorgverleners,

ploegbazen, diensthoofden, collega’s,

pleegouders, vrienden, partners, vrijwilli-

gers, vaders, moeders, enzovoort.

Laat ons dus, nu de feestdagen achter de rug

zijn, nog een laatste keer het glas heffen …

op een nieuw jaar, op de blijvers onder ons,

op een kameraadschap die koude dagen kan

trotseren, op al wie vol schroom en eerbied

naast ons blijft staan.

Dat 2010 voor elk van onze lezers een blij-

vend, bruisend en inspirerend jaar mag

worden. En dat wij daar, als blad, weer een

volle jaargang lang onze steen toe mogen

bijdragen.

4

door de ogen van de opvoeder | Tekst: Kurt Smeets, namens Don Bosco Vorming & Animatie Foto’s: Eindredactie, Etienne Leconte

InleidingOmgaan met kinderen en jongeren kruipt je

in de kleren. Niet alleen zetten jonge men-

sen zichzelf tijdens hun ontwikkeling op het

spel, ze vragen van hun opvoeders dat zij

dat ook doen. In de klas, in de leefgroep,

aan de keukentafel confronteren ze hen

met de stilzwijgende vooronderstellingen

die het opvoeden sturen. Die onuitgespro-

ken overtuigingen vormen het mensbeeld

van de opvoeder. Zonder ze bewust te kun-

nen verwoorden, geven ze kleur aan zijn

opvoedingsstijl en richting aan de doelen

die hij stelt. Het mensbeeld dat een leer-

kracht hanteert, licht in eerste instantie op

in hoe hij met de leerlingen omgaat en in

de wijze waarop hij hen beleeft. Maar zijn

mensbeeld wordt hem ook weerspiegeld in

hoe een kind zich tegenover hem gedraagt

en in de verhalen waarmee een jongere op

hem afstapt. Om je als opvoeder bewust te

worden van de kracht en de beperkingen

van je aanpak en overtuigingen, helpt het

stil te staan bij jezelf en je mensbeeld onder

woorden te brengen. Bij die denkoefening

wil het opvoedingsproject een aanzet en

een houvast zijn, want het is niet vanzelf-

sprekend jezelf in vraag te stellen en nu en

dan los te laten wat je zekerheid schonk.

Opvoeden en opgroeien hebben misschien

meer gemeen dan we vermoeden.

DurvenOpgroeien is durf tonen, het lef hebben

je in de wereld te wagen. Soms gaat

dat vanzelf, maar als er veel op korte

tijd verandert of wanneer het thuis of

in de klas wat moeilijker gaat, wordt

duidelijk dat ‘groot worden’ moed

vergt, en vertrouwen. De traantjes van

de kleuters bij het begin van het school-

jaar, de onzekere tred van de twaalfjarige

die in de lagere school onder de oudsten

werd gerekend, maar zich een zomer later

weer de kleinste voelt, het kind dat vlak

voor de paasvakantie rustig was in de klas

maar twee weken later weer de belhamel

van de bende is gewor-

den, … illustreren

dat opgroeien

een weg is

van mogen

vallen en durven opstaan. Leren

fietsen doe je ook niet op één, twee, drie.

Eerst moet je nog geregeld je voeten aan de

grond zetten en als je denkt dat je het onder

de knie hebt, verlies je al eens de pedalen

en vlieg je uit de bocht. Net als ‘groot wor-

den’ vergt fietsen vooral die vijf minuten

moed, dat moment waarop je alles wat je al

verworven hebt, dreigt kwijt te raken, die

sprong op het zadel waarbij je voeten

de vaste grond durven verliezen.

Zo’n sprong vraagt vertrouwen,

vaak onvoorwaardelijk, maar

eenmaal gesprongen, her-

vind je je evenwicht op een

manier die je voorheen niet

voor mogelijk hield. Kinde-

ren en jongeren moeten die

sprong keer op keer wagen,

wanneer ze hun gevoelens leren

uitdrukken, wanneer ze spelen en

leren samenwerken, wanneer hun li-

chaam zich ontwikkelt, wanneer ze na de

beitel de draaibank hanteren, wanneer een

differentiaalrekening z’n geheimen

prijsgeeft.

EvenwichtOpvoeders doen kinderen voor wat

van hen verwacht wordt. Ze blijven

Opvoeden en opgroeien hebben

misschien meer gemeen dan we

vermoeden.

Net als fietsen vergt ‘groot worden’

vooral die vijf minuten moed.

Tussen opgroeien en opvoeden

5

aanwezig en moedigen jongeren aan, op-

dat ze vertrouwen hebben om de sprong

naar een nieuw evenwicht te wagen. Maar

op het pad dat zich glooiend plooit naar de

uitdagingen van het opgroeien, zijn opvoe-

ders en leerkrachten niet alleen de rots in

de branding, de leidende gids, het vat vol

ervaring. Jonge mensen dagen hen ook uit

om zelf te gaan staan op de rots die zij zijn

en een duik in het diepe te wagen. Ze spo-

ren leerkrachten aan om beproefde overtui-

gingen opnieuw in vraag te stellen. Tussen

jong en oud, tussen opgroeien en opvoe-

den, is alles in beweging. Dat het kind nog

veel te leren heeft, dat sommige gewoon-

tes nog onbezonnen en eigenwijs zijn, hoeft

geen betoog. Maar dat de ervaring van de

opvoeder en de wijsheid van de leerkracht

ook de kritische blik nodig hebben van

jongeren die kind zijn van hun tijd, hoor

je minder vaak. Jonge mensen

vertellen ons - soms expli-

ciet, vaak impliciet in hun

gedragingen en ge-

woontes - in welke

tijd wij leven en

welke mogelijkheden

de toekomst biedt.

Willen we als leerkrachten en

opvoeders die mogelijkheden een kans ge-

ven, dan zal dat moed vergen, het lef van

onze rots te springen, de durf op het zadel

te kruipen, de vaste grond te verliezen en

op zoek te gaan naar een nieuw evenwicht.

Blinde vlek Als leerlingen de leerkracht uitdagen, als

jongeren met de opvoeder in discus-

sie gaan, dan stellen ze vragen om-

trent zijn ervaringen en overtuigin-

gen en peilen ze naar het mensbeeld

dat achter zijn handelingen schuil-

gaat. ‘Waar sta jij eigenlijk voor?’,

‘Wat verwacht je van mij?’, voel je de jon-

gere vragen. ‘Val ik binnen of buiten jouw

beeld?’, ‘Mag wat voor mij onbekend is, dat

ook blijven voor jou?’, hoor je doorklinken

in zijn onzeker of averechts gedrag. Op die

momenten van wrijving ontmoet het toe-

komstbeeld van de jongere het mensbeeld

van de opvoeder. Dat mensbeeld geeft rich-

ting aan wat we van jongeren verwachten,

aan de normen die we stellen en de doelen

die we nastreven. Maar omdat het sterk

wordt bepaald door de manier waarop we

naar onszelf en onze voorgeschiedenis kij-

ken, ligt het niet voor de hand om stil te

staan bij het mensbeeld dat

we hanteren, laat staan

het in vraag te stellen.

Niemand wrikt graag aan

z’n eigen fundamenten.

Doen we het echter niet,

dan lopen we het risico

dat de blinde vlekken

in ons mensbeeld een

keurslijf worden dat het

toekomstbeeld van jonge

mensen overschaduwt.

BlikveldIn het opvoedingsproject wordt

uit de doeken gedaan hoe de visie

op mens en samenleving in onze tijd

salesiaans kan worden ingevuld. Dit

salesiaanse mensbeeld verwoordt

de pastoraal-pedagogische

ervaring van Don Bosco in

een taal die aan de voor-

stellingen van onze tijd

en cultuur beantwoordt.

Daarom is de vertaling

van Don Bosco’s mens-

beeld niet alleen

een toetssteen en

houvast voor onze eigen

overtuigingen, maar ook een aanzet om ons

blikveld te verruimen en blinde vlekken bij

onszelf en Don Bosco op het spoor te ko-

men. In de komende vijf artikels willen we

het mensbeeld, zoals geëxpliciteerd in het

opvoedingsproject, toelichten aan de hand

van vijf thema’s. De mens wordt beschouwd

als (1) een totaalwezen dat (2) op een

unieke wijze (3) streeft naar heelheid en (4)

zich verbonden weet met zichzelf, anderen,

de natuur en de maatschappij. Die relaties

maken ons los van onszelf en vormen (5) de

stapsteen naar een spirituele werkelijkheid

die het dagelijkse leven overstijgt. Elk van

deze thema’s vormt een invalshoek om onze

eigen overtuigingen op het spoor te komen

en vraagtekens te plaatsen bij het mens-

beeld dat wij hanteren.

Door de ogen vanDon Bosco lezen en interpreteren roept

dezelfde wrijving en dezelfde herkenning

op als de relatie tussen jongere en opvoe-

der. Don Bosco is kind van zijn tijd, wij van

de onze. Wil het ons toekomstbeeld niet

verdringen, dan moet het mensbeeld dat

hij hanteerde aansluiting vinden bij de

gewoontes en gedragingen van vandaag.

Maar vandaag bij hem te rade gaan, toont

niet alleen wat voor hem nog niet zichtbaar

was, het herinnert ons ook aan de blinde

vlekken van onze tijd. Wat we zien en niet

zien, waar we oog voor hebben, wordt

immers gestuurd door ons mensbeeld.

Daarom willen we in de komende artikels

meekijken ‘door de ogen van de opvoeder’.

Het is een uitnodiging aan iedere opvoeder

om stil te staan bij zijn basisovertuigingen

en het eigen mensbeeld te toetsen aan dat

van het huidige opvoedingsproject en het

mensbeeld ten tijde van Don Bosco.

Don Bosco’s mensbeeld is een

toetssteen om ons blikveld te

verruimen.

Jonge mensen sporen

leerkrachten aan om

overtuigingen opnieuw in vraag

te stellen.

Tussen opgroeien en opvoeden

6

een woord waard | Tekst: Maurits Lespoix Foto’s: Mark Den Haerynck

Julien Sleuyter

TokioJulien Sleuyter werd op 8 april 1926 in

Oostende geboren, als enige zoon van een

gezin met vijf kinderen. Na het lager onder-

wijs volgde hij de wetenschappelijke afde-

ling aan het atheneum van Oostende. Tij-

dens een retraite met de Jong-KAJ kwam het

idee in hem op om als missionaris te gaan

werken. Het werken met jongeren trok hem

aan, dus richtte hij na de oorlog (1946) met

de aalmoezenier van de zeemacht het eer-

ste vakantieplein in Oostende op. Een oud-

leerling van Don Bosco Kortrijk bracht hem

in contact met de ‘late roepingen’ in Kor-

trijk, en nadat hij was ingetreden, volgde

hij een opleiding tot technisch ingenieur.

In 1956 vertrok hij naar Japan, waar hij drie

jaar theologie studeerde in voorbereiding

op zijn priesterwijding in 1959.

ApostolaatNa een jaar studie van het Japans kon Julien

zijn werk in de technische school beginnen,

eerst als leraar elektriciteit,

later in de afdeling ‘in-

dustriële vormgeving’.

Bovendien richtte

hij het zogenaam-

de ‘apostolaat

voor de zieken’

op, dat zich in

die naoorlogse

tijd vooral op

teringlijders en

leprozen richtte.

Mgr. Cimatti leerde

hem dat het begrip

‘salesiaans werken’ niet

betekent ‘alleen voor de

jeugd werken’: “Maar al werk ik nu

48 jaar voor zieken, andersvaliden, oudere

mensen, toch heb ik ook steeds fulltime in

het onderwijs voor de jeugd gewerkt. Direct

apostolaat is wel moeilijk in Japan, maar

toch kunnen we indirect de christelijke

geest van liefde en goedheid voor de naaste

doorgeven.”

Oost-TimorJapan stond op technisch gebied hoog

aangeschreven. Dat trok Julien aan. En er

werd geschoold personeel gevraagd voor de

technische school in Tokio. Hij vertelt: “Van

oudsher is er in Japan weinig belangstelling

voor godsdienst. Goed onderwijs, dat de

wegen naar de nieuwe technische wereld

opent, is een middel tot contact. Apathie

blijft moeilijk te overwinnen. We kunnen

alleen maar zaaien. Omwille

van mijn ervaring werd mij

ook gevraagd om met

studenten in een

Oost-Aziatisch land

te gaan werken.

Het werd Oost-

Timor, een door

Indonesië bezet

landje, overwe-

gend katholiek,

maar weinig ont-

wikkeld en in uiter-

ste armoede. Daar is

het bezorgen van tast-

bare ‘genaden’, zoals veilig

drinkwater en het aanleren van de

openzeevisserij, het beste middel om Gods

liefde tastbaar te maken. Onze opdracht

was: “door eenvoudig en direct vakonder-

wijs het minimum aan welstand creëren om

christelijk te kunnen leven”.

GodsdienstJapan zou het enige godsdienstloze land

zijn, maar Julien spreekt dat tegen: “Een

nieuwe keizer wordt tot keizer verheven

door een shintoïstische ceremonie. En

een nieuwe regering begint met een be-

zoek aan de oudste shintoïstische tempel.

Shinto (de weg der goden) is de oorspron-

kelijke natuurgodsdienst. Later kwam ook

het boeddhisme. Dood en huwelijk worden

bij niet-katholieken verzorgd met een shin-

toïstische of een boeddhistische ceremo-

nie. Soms hoort men hen wel zeggen: het

christendom is prachtig, maar te moeilijk

voor ons. In het dagelijkse leven is de uit-

oefening van een godsdienst onbestaande,

er is dus weinig spirituele houvast. Het ge-

beurt wel dat oudere leiders van handel of

nijverheid, op zoek naar spiritualiteit, alles

verzaken en zich terugtrekken in een boed-

dhistisch klooster.”

Drijfveer“Missionaris zijn, is de roeping om Gods

liefde aan mensen mee te delen. Dat is de

uiteindelijke drijfveer, denk ik, die helpt om

te volharden, ook al is er weinig zichtbaar

resultaat. Die uiterlijke vruchteloosheid

van de missionering kan wel gemakkelijker

gedragen worden door de voldoening van

indirecte missionering, die mensen kansen

biedt op een beter leven. Grote voldoening

geeft de realisatie van een technisch pro-

ject, zoals een drinkwaterproject. De hoog-

ste menselijke voldoening is natuurlijk een

doopsel te kunnen toedienen, of een ver-

dwaald schaap terug in de stal te brengen.”

We kunnen

alleen maar zaaien.

Salesiaan in Japan en Oost-Timor

Tekst: Wim Collin Foto’s: Eindredactie, Etienne Leconte | afgestoft

7

Van Michelino tot de rechterhand van Don BoscoPorta Palazzo in Turijn, vandaag beter be-

kend als de plaats waar er zo goed als da-

gelijks markt wordt gehouden. Rechts de

klerenmarkt met broeken en T-shirts in alle

maten en kleuren, links de groenten- en

fruitmarkt, keurig gestapeld in minipirami-

des. In de ene hoek de vismarkt met

vissen die je met starende

ogen aankijken; er schuin

tegenover de vlees-

markt. Daar ergens,

aan die vlees-

markt, moet het

geweest zijn ...

in de buurt van

het steegje naar

de molens op de

Dora, ruim 160

jaar geleden.

Porta Palazzo, Turijn,

een vroege morgen in

mei 1847. Een groepje school-

jongens steekt de markt over op weg

naar hun school. Een jonge priester van on-

geveer dertig jaar oud, met een vrolijk voor-

komen maar met ogen die je doordringen

en je helemaal opnemen, kruist hun pad,

gewild of ongewild. Het is Don Bosco, de

vriend van de straatjongens.

Don Bosco was bekend in de buurt van de

Borgo Dora! Wilde verhalen deden immers

over hem de ronde. Hij verhuisde in die

buurt bijna wekelijks met zijn straatjongens

van de ene plaats naar de andere. Nergens

mochten ze lang blijven, want die jongens,

die maakten lawaai ... Don Bosco was ge-

liefd bij die jongens, zijn straatjongens.

Nieuwsgierig vormen de schooljongens die

hij tegenkomt een cirkel om hem heen en

beginnen hem vragen te stellen. Don Bos-

co begint naar goede gewoonte medailles

van de Madonna uit te delen. Don Bosco’s

ogen fixeren één jongen

uit de groep. Tien jaar is

hij ongeveer, een beetje

fragiel, maar in propere,

bijna elegante kleren. Het is Michele Rua,

Michelino omdat hij nog klein is.

“Wat wil je?”, vraagt Don Bos-

co. De andere jongens zijn

intussen doorgegaan.

De kleine Michele

blijft alleen achter.

“Een medaille

zoals mijn vrien-

den. Als je er nog

één hebt?”, zegt

Michele. “Neen,

neen,” zegt Don

Bosco, “ik heb er

geen meer, maar

ik zal je iets veel be-

ters geven.” Don Bosco

houdt zijn linkerhand open

en maakt met zijn rechterhand

een snijdend gebaar op de opengehouden

hand. “Neem, Michele, neem!”, zegt hij.

“Wat moet ik dan nemen?”, vraagt een

verbaasde Michele, kijkend naar

de lege hand en de mysterieuze

lach van Don Bosco. Vijf jaar

later legt Don Bosco hem uit:

“Jij zult altijd de helft met en

van Don Bosco doen. Vreugde

en verdriet, zorgen en verant-

woordelijkheid zul je met mij

delen.”

Michelino leerde Don Bosco kennen.

Hijzelf vertelde dit verhaal later altijd om

zijn kennismaking met Don Bosco kleur te

geven. Michele was in het begin echter

geen vaste bezoeker van het oratorio. Hij

werd geboren in Turijn op 9 juni 1837. Zijn

vader, Giovanni Battista, hertrouwde na de

dood van zijn eerste vrouw met Gioanna

Maria Ferrero, de moe-

der van Michele. Net

als bij Don Bosco stierf

Micheles vader toen hij-

zelf enkele jaren oud was.

Het was een slimme jongen. Michele liep

school bij de Broeders van de Christelijke

Scholen en ging daarna naar het gymna-

sium. Hij werd intern in het oratorio van

Don Bosco en ging van daaruit studeren in

de stad Turijn. Boven op de Becchi kreeg hij

tijdens één van de herfstwandelingen (ok-

tober 1852) als eerste zijn ‘toog’ en op 25

maart 1855 legde hij in de handen van Don

Bosco geloften af.

Van dan af blijft Michele Rua de rechterhand

van Don Bosco, in goede en kwade dagen.

Hij zal hem na zijn dood opvolgen en ruim

twintig jaar Algemeen Overste zijn van de

salesianen. Hij zorgde ervoor dat het charis-

ma en de pedagogie van Don Bosco werden

doorgegeven, heel precies en exact. Daarom

noemen ze hem ‘de levende regel’. “Zoals

Don Bosco dat deed”, zei hij steeds weer.

» Zie ook p. 20, Met don

Rua als model, jaar-

spreuk 2010.

Don Rua

Boven op de Becchi

kreeg hij als eerste

zijn ‘toog’.

goed-gezin-d | Tekst: Tinne Grolus Foto’s: Eindredactie

8

Opvoeden in gezinnen:

zien, spreken en horen

Opvoeden in het gezin gaat niet in de eer-

ste plaats over het aantal uren dat we vrij

maken voor de kinderen. Het gaat vooral

over de manier waarop we in het dagelijkse

gezinsleven met kinderen omgaan: tijdens

de drukke school- en werkweek, tijdens de

weekends of vakantie, … Hoe horen, zien

en spreken we? En drukken we met dat

(niet) horen, (niet) zien en (niet) spreken

een gerichtheid op het kind uit of eerder

een gerichtheid op onszelf? Wie moet zich

aanpassen: het kind of de volwassene of

beiden? En hoe kunnen kinderen het gevoel

krijgen dat we echt rekening met hen hou-

den? Moeten ze enkel stil en braaf zijn, en

doen ze er verder niet toe? Of krijgen ze

inspraak, horen we hun mening en zien

we hun inzet?

Ouder-zijn is in alle omstandigheden

een grote uitdaging. Er zijn maar weinig

gezinnen waar alles vlot en harmonisch

verloopt. Ouders hebben hun handen vol

aan hun werk en het huishouden, en er zijn

ook eigen problemen en beslommeringen.

Daarnaast worden ze ook nog opgeroepen

om via dat alles aan zichzelf te werken en

na te denken over hun manier van opvoe-

den. Door de drukte van het dagelijkse

leven heen is daar niet altijd ruimte voor.

Toch moeten we het daarmee doen: het is

in die context dat we onszelf moeten dur-

ven in vraag stellen, vanuit de wetenschap

dat we allemaal het beste voor hebben met

onze kinderen. Ze groeien trouwens als kool

en de tijd vliegt. Dus: Hoe gaan we met

onze kinderen om? Hoe horen, zien en spre-

ken we? Wat is onze intentie en hoe komt

die over bij onze kinderen?

Zien: kindbeelden en participatieIn haar boek ‘Het gezin: à-Dieu?’ (2009)

schrijft Annemie Dillen dat de concrete om-

gang met kinderen onder andere afhangt

van het ‘kindbeeld’ dat mensen hebben.

Vooral vroeger, maar

ook nu, worden kin-

deren soms gezien

als zwakke, kleine,

nog-niet-volwassen

mensen die vooral

beschermd, verzorgd en

opgevoed moeten worden. Over op-

voeding werd/wordt dan gesproken alsof

kinderen maakbaar zouden zijn. Opvoeding

maakt van hen volwassen burgers die be-

antwoorden aan de maatschappelijke ver-

wachtingen. Het is vooral belangrijk dat ze

leren om braaf en stil te zijn, en om zich zo

te ontwikkelen dat ze later goed functione-

ren en presteren (op school, in hun job, …).

Ethisch gezien roept dit kindbeeld een aan-

tal vragen op: Beschikken volwassenen over

álle vaardigheden en kennis die kinderen

moeten leren? Hebben kinderen geen eigen

wijsheid en vaardigheden waar juist volwas-

senen van kunnen leren? Zijn kinderen niet

méér dan on-volwassen, on-verantwoorde-

lijk, on-mondig en in-competent? Hebben

zij geen waarde op zichzelf? Zijn kinderen

enkel ‘nog niet’-volwassenen? En wat met

de metafoor ‘kind van God’, die wijst op

de principiële gelijkheid van alle mensen?1

Het klassieke kindbeeld vindt opvoeding

echter ‘vooral belangrijk met het oog op de

toekomst en niet zozeer om wat kinderen er

als kind aan hebben.’2

Gelukkig vindt ook een ander kindbeeld

zijn weg in ons denken: kinderen hebben

zelf ook iets te bieden. Ze hebben eigen

competenties en vaardigheden, nu al, en

mogen van daaruit participeren aan het

gezinsleven. Die zienswijze biedt niet enkel

Ouder-zijn is in alle omstandigheden

een grote uitdaging.

Van erkenning groeien kinderen

meer dan van wat dan ook.

9

zicht op de verantwoorde-

lijkheid en de zorg die

ouders moeten heb-

ben voor kinderen,

maar ook op wat

kinderen zelf te

geven hebben. Ze

laat ruimte voor

participatie: onze

kinderen kunnen

zelf bijdragen aan

de gezinsrelaties,

vooral wanneer

we hun inspraak

geven en echt laten

meedoen. Daarbij is

het belangrijk dat we

kinderen niet verengen

tot hun competenties op

sociaal hoog aangeschreven

domeinen zoals goede schoolresul-

taten, sportprestaties,… maar ook an-

dere vaardigheden erkennen: gevoel voor

rechtvaardigheid, eerlijkheid, leiderschap,

huishoudelijke taken, troosten,… Het is

belangrijk om te beseffen dat we ons kind

– zoals het nu is, met zijn of haar eigen rug-

zak aan vaardigheden en kennis, los van de

groei naar één of ander doel – aanvaarden

en graag zien!

Spreken: erkenning gevenKinderen zelf een zekere verantwoordelijk-

heid geven, is ook zorgen voor participatie.

Dat gebeurt natuurlijk het best binnen be-

paalde grenzen en aangepast aan hun ont-

wikkeling. Toch is het niet omdat kinderen

‘mogen’ geven – een recht dat hun soms

ontzegd wordt – dat we hun geen erken-

ning moeten geven voor wat ze doen. Het

gaat trouwens over erkenning voor meer

dan wat ze concreet doen. Het gaat ook

over hun respect voor de grenzen die we

aangeven, hun troost wanneer we verdrie-

tig zijn, hun blijheid die ons opfleurt, hun

zorg voor broer of zus, hun liefde voor oma

en opa,… Hoe vanzelfsprekend het soms

ook lijkt dat ze aan onze terechte verwach-

tingen voldoen, voor het kind kan het een

hele opdracht zijn. Zien wat ons kind geeft

en daar erkenning voor geven, is dus geen

verwennerij.

Van erkenning groeien kinderen meer dan

van wat ook: ze verwerven zelfvertrou-

wen en eigenwaarde, ze ervaren dat hun

bijdrage er echt toe doet en ze leren de

waarde van hun geven inschatten. Erken-

ning geven betekent oog hebben voor hun

eigen manier van geven. Dit is niet altijd zo

gemakkelijk. We hebben het immers heel

druk en we hebben vaak beslommeringen

en problemen aan ons hoofd. Toch moeten

we onszelf, en eventueel ook onze partner,

durven in vraag stellen. Hebben we oog

voor de unieke geschenken van ons kind?

En spreken we onze erkenning daarvoor uit?

Horen: een eigen meningOnze kinderen ernstig nemen in hun moge-

lijkheden, houdt ook in dat zij als actieve

deelnemer aan de communicatie kunnen

bijdragen. Bij een ruzie of bij een gesprek

over geloof of levensbeschouwing bijvoor-

beeld, is het zinvol om te luisteren naar de

visie die het kind daarop heeft. Hun idee is

niet per se minder ‘goed’ dan dat van ons,

volwassenen. Onze kinderen kunnen zelfs

openbarende uitspraken doen en (spiritu-

ele) inzichten wekken en verdiepen. Kinde-

ren inspraak geven, is echter niet zo gemak-

kelijk. Onderzoekster Leen Ackaert stelde

vast dat ouders vaker het gevoel hebben

dat ze de mening van hun kinderen vragen

en in rekening brengen, dan dat kinderen

zelf dat gevoel hebben.3 Los van de vraag

met hoeveel korrels zout we de subjectieve

antwoorden van kinderen en ouders moe-

ten nemen, biedt deze uitkomst wel stof tot

nadenken. Laten we onze kinderen tegen-

spreken, een andere mening uiten? Of zien

we hun kijk op de zaak eerder als tijdverlies

in onze dagelijkse drukte? Nemen we de tijd

om echt te luisteren en rekening te houden

met wat zij vinden?

Geduld en aandachtSoms zien we kinderen wel als bekwaam en

mondig, maar komen we er in de praktijk

toch niet toe om participatie (al dan niet

begrensd) toe te staan, hun mening te vra-

gen of erkenning op hun niveau tot

uitdrukking te brengen. We weten

dan zelf wat het

beste is voor hen, vragen niet naar hun me-

ning of vinden het vanzelfsprekend dat ze

helpen en braaf zijn – en we geven er dan

ook geen erkenning voor.

Allereerst is het belangrijk om te beseffen

dat ook ouders maar mensen zijn, beperkt

en competent tegelijk. De boog kan niet al-

tijd gespannen staan, er is geen mens die

volledig volgens zijn eigen principes leeft.

We moeten dus geduld hebben met onszelf.

Tegelijk kunnen we ernaar streven om vaker

stil te staan bij onze manier van omgaan

met onze kinderen.

Wanneer we op een democratische manier

willen opvoeden, bieden we onze kinderen

zowel vrijheid als grenzen. Dan hebben we,

meer dan wanneer we toegeeflijk of autori-

tair zijn, oog voor hun geven en hun eigen-

heid. In ons jachtige leven iets meer woor-

den geven aan de redenen waarom we een

grens stellen, kan hun meer inzicht bieden

in onze zienswijze. Dan dringt stilaan door

dat we als ouders het beste met hen voor

hebben. Erkenning gevend voor hun inzich-

ten en hun geven, groeien ook wij met hen

mee.

Tinne Grolus werkt op de Interdiocesane

Dienst voor Gezinspastoraal (IDGP) voor

de eindredactie van het tijdschrift Rond-

om Gezin. Een gratis proefnummer aan-

vragen kan via: [email protected] of via

www.gezinspastoraal.be.

“Wat wil je later worden?”, vroeg de juf,

't was in de derde klas.

Ik keek haar aan en wist het niet,

'k dacht dat ik al iets was.

(Toon Hermans)

Ouder-zijn is in alle omstandigheden

een grote uitdaging.

1 ANNEMIE DILLEN, Het gezin à-Dieu? Een contextuele benadering van gezinnen in ethisch, pedagogisch en pastoraaltheologisch perspectief, Brussel, KVAB, 2009, p. 409.

2 Ibid., p. 398.3 Ibid., p. 417-420.

plezierig engagement | Tekst: Koen Dewit Foto’s: Jeugddienst Don Bosco

10

Is dat van de scholen? Neen. Van de speelpleinen? Zoiets …

Jeugddienst Don Bosco

Aan mensen uitgelegd krijgen wat Jeugd-

dienst Don Bosco doet, is niet altijd ge-

makkelijk. Ze kennen Don Boscoscholen,

instellingen voor bijzondere jeugdzorg,

speelpleinen, … maar de Jeugddienst is

eerder een vaag begrip. Tijd dus om daar

verandering in te brengen. ‘Plezierig en-

gagement in vrije tijd’, dát wil Jeugddienst

Don Bosco zijn voor kinderen en jongeren.

Exact 50 jaar geleden startte de toenmalige

Kaderschool Don Bosco met kadervorming

voor monitoren op de speelpleinen. Intus-

sen is er veel veranderd. De vorming maakt

nog steeds een aanzienlijk deel uit van ons

aanbod, maar uiteraard doet Jeugddienst

Don Bosco veel meer dan dat. Ons activitei-

tenaanbod laat zich opsplitsen in vier grote

domeinen: vorming, internationaal, activi-

teiten en zinspeling. In de volgende num-

mers van Don Bosco Vlaanderen belichten

we telkens één van die pijlers. Hieronder al

een klein voorsmaakje.

VormingHet vormingsluik omvat de cursussen voor

animatoren, hoofdanimatoren en instruc-

teurs. Daarnaast is er een ruim aanbod

aan vormingssessies op maat, waardoor

we onze ervaring en knowhow ten dienste

stellen van andere organisaties. Omdat we

blijvend willen investeren in de kwaliteit

van onze vorming, is er ook een uitgebreide

instructorenwerking, waarbij vorming, in-

spraak en plezier centraal staan.

InternationaalJeugddienst Don Bosco is ook ruimer actief

dan enkel in België. Zo ligt de organisatie

mee aan de wieg en maakt het deel uit van

Don Bosco Youth Net ivzw. In het kader hier-

van zetten we heel wat projecten op binnen

Europa (vb. www.youthforhumanrights.eu,

uitwisseling van animatoren, …). Maar we

zoeken het ook verder van huis: opstarten

van speelpleinprojecten samen met lokale

jongeren in Zambia, Mexico, Georgië,

Congo en Rwanda, het organiseren

van een bouwkamp in Tanzania,

enz. Onze kracht bij dit alles is

de continue zoektocht naar een

persoonlijke en kwaliteitsvolle

aanpak in het begeleiden van

internationale vrijwilligers. Dit re-

sulteerde recent in de nieuwe publi-

catie ‘Pole’ (possibilities of long- and

shortterm exchange projects). Wie aan de

slag wil gaan op internationaal gebied, vindt

hierin heel wat informatie, achtergronden

en tips om zelf aan de slag te gaan.

ZinspelingMet de term zinspeling verwijzen we op een

speelse en tegelijk ernstige manier naar al-

les wat met geloof en zingeving te maken

heeft binnen Jeugddienst Don Bosco. Het

zinspelingsluik heeft allereerst een onder-

steunende taak naar de gehele werking.

Zinspeling zorgt ervoor dat we als organisa-

tie gestimuleerd worden om in alles wat we

ondernemen het minder vanzelfsprekende

geloofsaspect van de realiteit niet te verge-

ten. Daarnaast hechten we eraan om een

brede waaier aan zingevingsactiviteiten

aan te bieden, gaande van een avontuur-

lijke tocht voor jongeren vanaf 16 jaar tot

een weekend Rome voor de heiligverklaring

van Pater Damiaan.

ActiviteitenDit luik omvat de ondersteuning van de

Don Bosco speelpleinwerkingen en van de

speelplaatsanimatie binnen de Don Bosco-

scholen, de organisatie van Sjoefoemi (een

tweejaarlijks weekend voor de animatoren

van de vakantiewerkingen), een thematisch

jaarproject en de Jeugddienst Don Bosco va-

kantiekampen.

Overigens … Binnen elk van die domeinen willen we vol-

op het pedagogische project van Don Bosco

gestalte geven. Zo willen we samen met

jongeren bouwen aan een plaats waar ze

thuis kunnen komen, zin ervaren, de kans

krijgen om dingen te leren en waar ze kun-

nen spelen en zich amuseren. Naargelang

van het soort activiteit kan het accent wat

verschillen, maar deze vier aspecten zijn

steeds aanwezig.

Wil je op de hoogte blijven van de pro-

jecten die we opzetten, kijk dan op onze

website: www.jeugddienstdonbosco.be.

Je kunt je via onze website ook inschrij-

ven voor een maandelijkse nieuwsbrief.

We willen met jongeren bouwen aan een plaats waar ze

thuis kunnen komen, zin ervaren, de kans krijgen om dingen te leren en waar ze zich kunnen

amuseren.

Tekst: Annemie Vandaele Foto's: Etienne Leconte | de bril

11

InleidingIn de vorige bijdrage van deze rubriek stond

de balans van geven en ontvangen tussen

mensen centraal en vooral het evenwicht

dat erin nagestreefd wordt in horizontale en

verticale relaties, dus ook tussen ouders en

hun kinderen. Het is soms in een verdoken

vorm, maar kinderen proberen hun ouders

steeds iets te geven. En daarbij hoort, vol-

gens de contextuele benadering van Nagy,

een levenslange loyaliteit.

Vader of moederDe vader van Bram was sinds zijn echtschei-

ding aan lager wal geraakt. Bram had de

keuze gekregen: vader of moeder. Vader

had niet aangedrongen: zijn ex-vrouw zou

wel beter op zijn zoon kunnen passen. De

uiteindelijke keuze was aan Bram, dus had

moeder er op aangestuurd hem onder haar

hoede te nemen. Bram stemde stilzwijgend

in, ware het niet dat zijn schoolresultaten

van dan af steil bergaf gingen. “Je zult nog

eindigen zoals je vader”, hoorde hij, telkens

weer. En telkens werden zijn resultaten nog

verder de dieperik in geduwd. Gevolg: moe-

der steeds vaker op het appèl bij de adjunct-

directeur, steeds vaker samen met vader.

Misschien was het hem dat wel waard.

BalansHoe het komt dat je zelf wel de zwakte van

je ouders mag zien, maar dat anderen daar

geen duimbreed over te zeggen hebben,

heeft alles met loyaliteit te maken. Elk kind

blijft loyaal aan zijn of haar ouders en pro-

beert zo, onder andere, om de balans van

een gekregen leven in evenwicht te krijgen.

Die loyaliteit neemt diverse vormen aan.

Er kan een intensief contact zijn. Of er kan

geen contact zijn, maar wel een trouw die

zich uit in de waarden die iemand naleeft,

in een partnerkeuze, een beroepskeuze,

het uiterlijk voorkomen van iemand, enzo-

voort. Het zwijgen van mishandelde kinde-

ren heeft alles met loyaliteit te maken. Het

feit dat adoptie- of pleegkinderen hun bio-

logische ouders willen of blijven opzoeken

ook. En zelfs grensoverschrijdend gedrag

kan hier onbewust in geworteld zijn, door

een Bram die zegt: “Morgen moeten mijn

ouders weer komen, mevrouw, om over mij

te praten, maar ze komen samen, mijn pa

komt mee, echt waar.”

KiezenEen kind kan niet kiezen tussen vader of

moeder, niet in een gewone gezinssituatie,

niet bij een echtscheiding, en als hij het wel

moet doen, dan zal die verboden loyaliteit

een onzichtbare vorm aannemen: een ge-

heime foto onder een matras, een gedrag in

het verlengde van deze of gene, enzovoort.

Je kunt dus wel een ex-partner hebben,

maar nooit een ex-vader of ex-moeder. Jon-

geren, maar ook volwassenen, groeien wel

vaker op met loyaliteitsconflicten, tussen

hun ouders bijvoorbeeld, maar ook tussen

horizontale en verticale relaties, tussen de

verwachtingen die ouders hun stellen en

hun school, of hun vriendengroep, of hun

liefje. Het is een uitdaging voor iedere mens

om hierin een evenwicht te vinden.

OnderwijsVoor wie in onderwijs en opvoeding actief

is, is het belangrijk te weten dat de loyali-

teit tussen kinderen en hun ouders bestaat

en dat die fundamenteel gerespecteerd

dient te worden wil je je geloofwaardigheid

bij jonge mensen niet verliezen. Het vraagt

dus de nodige omzichtigheid wanneer je

als leerkracht of opvoeder met een conflic-

tueuze thuissituatie geconfronteerd wordt.

Salesiaans opvoeden is niet toevallig een

opvoeden tot vrijheid én verbondenheid.

BesluitLoyaliteit is één van de basisdrijfveren van

elke mens, dus ook van elke jongere die ons

pad kruist. Dat die loyaliteit kinderen echter

ook zeer kwetsbaar kan maken, zal blijken

uit de volgende twee bijdragen.

Een artikel gemist? Surf dan naar

http://dbv-de-bril.blogspot.com/.

Levenslang loyaalEen contextuele kijk op opvoeding en onderwijs

Wil je je geloofwaardigheid bij jonge mensen niet verliezen, dan zul je hun loyaliteit in rekening

moeten brengen.

te gast | Tekst: Eric Haelvoet Foto's: Eric Haelvoet, Etienne Leconte

12

Afkicken onmogelijkGuy De Geyter, directiesecretaris op rust

Guy De Geyter (°1945) bezoeken, is een kop-

pel bezoeken: An Vervaet zit bemoedigend

te volgen, met een groot hart. We zijn te

gast bij iemand die niet in een Don Bosco-

wieg geboren werd. Ze wonen nu in Dron-

gen, niet ver van afrit 13 van de E40.

ZandwoestijnGuy groeide op in Sint-Amandsberg. Als kind

van 7-8 jaar was hij lid van de Eucharistische

Kruistochten. Zijn groep ging op retraite in

Don Bosco Sint-Denijs-Westrem. De E5, la-

ter E40, lag er nog niet. Hij herinnert zich

de slaap- en speelzalen als een grote zand-

woestijn. Het was zijn eerste contact met

Don Bosco. Na zijn studies werd hij onder-

wijzer in de streek van Gent en enkele jaren

later kon Guy beginnen in de technische en

beroepsschool van Sint-Pieters-Woluwe. Het

was april 1972. Het was toen een school van

620 leerlingen. Franstaligen en Nederlands-

taligen schoolden samen onder één dak.

Eerst was hij een drietal jaar studiemeester,

maar dan werd hij directiesecretaris, wat

het werk niet grondig veranderde. In dat

jaar, 1975, kwam ook An naar Woluwe. Ze

deelden alles samen, nu ook op het werk.

Ze zagen twaalf directeurs passeren.

Vreemd duoHet lijkt een vreemd duo: een directiese-

cretaris en het opvoedingsproject van Don

Bosco. Hoe realiseerde hij dat? Voor hem

gold een klaar principe: gelukkige

personeelsleden maken gelukkige

leerlingen. Als de personeelsdos-

siers in orde zijn, zodat men

zijn loon direct ontvangt, zeker

als nieuwkomer, is er al veel

goeds gebeurd. In het direc-

tieteam speelde hij graag

het alarmlichtje: geen enkel

personeelslid mocht bena-

deeld worden ten opzichte

van een ander. Tijdens de

middag zorgden An en hij

samen voor de assistentie in

de refter. Met veel ludieke tus-

senkomsten gebeurden er soms

wonderen.

De verkeerde helftZo wilde een intern zijn stuk vlees eens niet

opeten. Guy zei hem toch de helft te pro-

beren. En hij deed het voorwaar. Maar Guy

ging terug: ‘Je hebt wel pech, want je hebt

de verkeerde helft opgegeten’. Gezwind ver-

orberde hij ook de juiste helft … Met dat

soort kwinkslagen konden ze veel bereiken.

Ook in een aantal randactiviteiten waren ze

present: de mediatheek, een film draaien,

zieken verzorgen, even wiskunde geven

voor een zieke leraar,… Ook na de lesuren

bleven ze nog lang op school, soms tot 22

uur en later. Het licht op hun bureaus bete-

kende ook effectief licht voor de internen.

Ze waren als vader en moeder voor hen, een

vangnet. Velen kwamen met hun verhalen

bij hen binnenwaaien. Ze konden op het

juiste moment het juiste duwtje geven. Ook

op woensdagnamiddagen hielpen ze mee.

29 jaar hoogtepuntHeel die periode was één hoogtepunt. Ze

gingen elke dag met veel zin naar ‘hun’

school. De sfeer in het korps vonden ze

enorm. De personeelsleden kwamen uit

heel Vlaanderen. In deze kleine school

kende iedereen de totaliteit en voelde er

zich ook verantwoordelijk voor. Het liep ge-

smeerd, zodat alles ook gewoon doordraai-

Gelukkige

personeelsleden maken

gelukkige leerlingen.

Soms waren er

wrijvingen tussen het

pedagogische luik en

de wetgeving.

13

Afkicken onmogelijk

de, zelfs als de directeur wegens ziekte een

aantal dagen afwezig was. Iedereen kreeg

ook vrijheid en verantwoordelijkheid bin-

nen zijn taak. En men plaagde elkaar veel.

De lach was haast niet uit de lucht.

Valse vrijheidDe botsing tussen het

pedagogische luik en de

wetgeving zorgde wel

eens voor enige span-

ning. Soms waren daar wrijvingen tussen.

De wet moest wel menselijk worden toe-

gepast, maar er mochten toch ook geen

zware fouten gemaakt worden. Salesianen

gaan in hun pedagogisch vuur wel eens zo

ver, dat ze de wet naar hun hand zetten. En

dan het vso. Dit experiment gaf een valse

vrijheid: de school mocht zelf de uren bere-

kenen, maar achteraf kwam de boemerang

soms naar de school terug.

Gezonde verslavingDit alles als koppel samen kunnen beleven,

ervoeren ze als een zegen. Zo sterk, dat ze

het nog steeds een drug noemen, waar ze

zwaar en met veel plezier aan verslaafd

raakten. Een drug, waarvan je niet kunt

afkicken. Gelukkig maar. Ze raakten totaal

vervuld van de bezieling van Don Bosco, zijn

visie, zijn inzet voor de jongeren. Ze zijn er

zo van overtuigd: het voorbeeld van volwas-

senen kan velen meetrekken, ook jongeren.

Vanuit hun hoek vergezelden ze de leerlin-

gen van twaalf tot hun volwassenheid. Met

hun Don Boscohart konden ze niemand in

de steek laten. Ze kenden de leerlingen

door en door. Op deliberaties gaf dat soms

de doorslag. Als kinderloos echtpaar had-

den ze vele uren ter beschikking en bij Don

Bosco heeft men dat natuurlijk snel gezien.

Turijn en meerDe avond waarop ik de gast was van deze

twee enthousiaste Don Boscovrienden, la-

gen al wat warme kleren in de living klaar:

drie dagen later vertrokken ze voor de derde

keer naar Turijn, dit keer

met de Raad van Be-

stuur van de Bijzondere

Jeugdzorg. Guy is lid

van dat bestuur. Ook buiten Woluwe ont-

dekten ze Don Bosco. Ze gingen helpen in

Sint-Denijs-Westrem en bezochten alle Don

Boscohuizen in Vlaanderen. Ze schepten

elf jaar lang een hele namiddag ijs tijdens

de bouwkermis in de Savioprochie van Don

Bosco in Dilbeek en ontdekten later dat de

andere helpers maar een halve namiddag

aan het werk waren. Dit alles is geleidelijk

gegroeid. Met warmte denken ze terug aan

de vakantiekampen van de school.

Het beste in bloeiGuy getuigt dat hij door zijn werk en leven

bij en met Don Bosco een volledig andere

persoon geworden is. Dit kwam door be-

langrijke uitspraken, die men hem steeds

weer voorhield: “Gij zijt iemand. Gij kunt

dat. Gij kunt ons helpen.” In 1978 werd hij

tien jaar jonger. Zich blijven inleven in jon-

geren, houdt een opvoeder jong. De leer-

lingen namen hem in hun jongerenwereld

op. Een enorme verrijking. En zo werd hij

speels, en hoe! An zet

het goed in de verf: als

jonge man was hij erg

zakelijk, alles zat in kast-

jes. Don Bosco heeft hem

leren zot doen en spelen,

leren leven. Guy ontwikkelde zo zijn eigen

persoonlijkheid, ging zelf leven. Don Bosco

in gevoelens: gedrevenheid, geborgenheid,

liefde, bezorgdheid.

DroomGuy roept ons op: “Laten we toch de droom

van Don Bosco warm houden. Het is een

grote zorg: hoe zal die droom in onze wer-

ken doorgegeven worden aan de nieuwe

generaties? Het gratis, belangeloos iets

kunnen doen, veel voor niets kunnen doen.

En wat je dan terug krijgt! Don Bosco grijpt

diep in je leven in en is allesomvattend. Ze-

ker, het kost soms heel veel moeite, maar je

ontvangt alle inspanning een miljoen keer

terug. Hoeveel blijheid hebben we niet mo-

gen proeven, en nog altijd.”

RommelmarktenOp de livingkast staat een rij Don Bosco-

beeldjes. Vooral An heeft een feeling ont-

wikkeld om die op te sporen. Op rommel-

markten en dergelijke voelt ze waar iets van

Don Bosco te vinden is. Ook oude prentjes

vinden de weg naar hun huis. Als het maar

over Don Bosco gaat. An vliegt naar boven

en komt terug met enkele medaillons van

Don Bosco. Bij elk past een eigen vertelling.

Zo eindigt deze ontmoeting. Het was één

lang en boeiend verhaal. Het is goed in een

gewone woonkamer Don Bosco zo enthou-

siast te horen noemen. Don Bosco, die echt

leeft bij deze openhartige gastheer en zijn

vrouw. We weten wel

zeker dat hun derde reis

naar Don Bosco in Turijn

alweer een hoogtepunt

is geweest. Het is hun

van harte gegund.

Ook buiten Woluwe

ontdekten ze Don Bosco.

Zich blijven inleven

in jongeren, houdt een

opvoeder jong.

uitgelezen | Tekst: Piet Stienaers Foto’s: Eindredactie

14

De kracht van het kleine

Door die enorme projecten zou je denken dat de bijdrage van

een particuliere mens maar een habbekrats is.

ParadoxIn dit verhaal van Jezus en in zijn optreden

zit een merkwaardige paradox: hij vertelt

een heel eenvoudige, dagelijkse ervaring

en juist die ervaring krijgt door zijn blik en

zijn woord een overrompelende en tijdloze

dimensie. Zij overstijgt bovendien de con-

crete inhoud van het gebeuren dat hij ver-

telt. Het gaat er om enkele centen van een

arme weduwe, maar het gaat ook om veel

meer: een spirituele levenshouding. Je kunt

het verhaal immers ook lezen tegen de ach-

tergrond van de tegenstelling groot-klein,

sterk-zwak, prachtig-eenvoudig, invloedrijk-

onbeduidend. Maar, wat is onbeduidend?

Wat is klein? Is zwak wel zo zwak? Is het

eenvoudige ook niet prachtig?

De kracht van het groteHet is duidelijk dat er problemen zijn die een

alomvattende oplossing dienen te krijgen

met overtuigende middelen. De bankencrisis

en de economische crisis zijn niet op te los-

sen met de spaarpot van janneke en mieke.

Het heeft ontegensprekelijk iets als je met

duizenden op Rock Werchter meedeint met

de muziek. Het spreekt aan als je met hon-

derdduizenden op de Wereldjongerendagen

aanwezig bent. Het bezorgt je een kippen-

velgevoel als je opgenomen bent tussen

duizenden voetbalsupporters en je ploeg

wint de Europa Leaguewedstrijd. Je wordt er

vrijgevig bij als ‘Kom op tegen kanker’ op één

avond miljoenen verzamelt. Het heeft zijn

nut als de Europese gemeenschap miljarden

ter beschikking stelt om

de ontwikkelingslan-

den te ondersteunen in

hun strijd tegen de op-

warming van de aarde.

De kracht van het kleineMaar door al die grootse mani-

festaties en die enorme projecten zou je

gaan denken dat de bijdrage van een een-

voudige, particuliere mens maar een hab-

bekrats is, de moeite niet waard. En toch,

hoeveel kleine projecten bieden een effici-

ente hulp aan zoveel mensen. Denk aan de

vele missiekringen, die een daadwerkelijke

hulp betekenen voor de ontwikkeling van

dorpen en steden in missie- of ontwikke-

lingsgebieden. En kan een klein kameror-

kest geen heerlijke muziek te voorschijn

toveren? Kan een bescheiden Taizéviering

ook geen gelovige bewogenheid realiseren

in het hart van de aanwezigen? Het moet

geen Rock Werchter zijn, geen mediagebeu-

ren van ‘Kom op tegen kanker’. Jezus stelt

het gebaar tot voorbeeld van een arme we-

duwe die van haar armoede geeft. Maar zijn

verhaal houdt ook een pleidooi voor geloof

in het bescheidene, in de macht van het

weerloze, in de efficiëntie van de nederige

toewijding.

Een les voor het leven Dit pleidooi van Jezus zet de

wereld feitelijk op zijn kop

en keert de waarden on-

dersteboven. Je kunt

zijn stelling immers ook

opentrekken naar alle

domeinen van het leven.

Het kleinste gebaar van

liefde is de moeite waard.

Een eenvoudig geste van ver-

zoening maakt vrede mogelijk. Wie

de tafel dekt, levert een even belangrijke

bijdrage tot het feestbanket als de meester-

kok. De scheepsjongen is even waardevol

op het schip als de kapitein. Wie worstelt

al eens niet met het gevoel dat hij er toch

niets aan kan doen, aan zoveel problemen

waarmee hij geconfronteerd wordt? Fout,

want “zwakheid wordt sterkte, dwaasheid

wordt wijsheid”, zei Paulus. En hij had dat

van Jezus geleerd. Jezus verheft alle mensen

die zich minderwaardig voelen, die niet aan

hun trekken komen of die niet meetellen als

het ware tot een ongekende hoogte. Hij laat

hen - en dat is dan ook de voorwaarde - hun

ongeëvenaarde bijdrage leveren: de centjes

van de weduwe. De kracht van het kleine.

Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek toe hoe het volk kopergeldstukken in de offerkist wierp. Veel rijken gooiden er veel in. Er kwam een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van een cent. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei te-gen hen: “Ik verzeker jullie, die arme weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij gooide er van haar armoede alles in wat ze had, heel haar levensonderhoud.”

(Mc 12,41-44)

Tekst: Goedele Foto’s: Eindredactie | broodje cursief

15

Als ik de lotto winElke keer als er zo’n vrijdag de dertiende

nadert, krijg ik het weer. Zou ik toch nog

maar eens op de lotto spelen? En áls ik

dan zo onfatsoenlijk veel geld win, wat

dan? In spraakkunstlessen over de voor-

waardelijke zin heb ik als voorbeeld wel

eens dit gebruikt: “Si je gagnais au loto, je

m’achèterais deux écoles. »

Ho maar, twéé scholen? Ja, eentje hier in

het rijke Westen en eentje in een ontwik-

kelingsland.

Voor de school op Europese bodem heb ik

ideeën genoeg: alles wat met geld te koop

is en de onderwijsleeromgeving gunstig

beïnvloedt, mag erin, erop en eraan. Om

te beginnen moet het gebouw een top-pas-

siefhuis zijn. Zonwering, warmtepompen,

draadloos internet; er zijn

Tv-toestellen, dvd-spelers,

klankboxen, een multimedia-

theek die geen update hoeft

over te slaan, … er moet aan alles

gedacht zijn, ook aan zo veel mogelijk kan-

sen om leerlingen te activeren: polyvalente

ruimten en juist gekozen kleuren, die crea-

tiviteit stimuleren, rust uitstralen, theore-

tisch denken bevorderen.

De school moet ruime mogelijkheden bie-

den om goed te leren recycleren, alles te

hergebruiken wat mogelijk is. Leerlingen

economie zouden er o.a. als opdracht heb-

ben te becijferen wat de economische –en

per definitie ook ecologische– opbrengst

daarvan is.

Er zou een eigen kringwinkelruimte zijn,

waar leerlingen leren de dingen een twee-

de, derde, vierde, … leven te geven, en ze

effectief te koop kunnen aanbieden. Over-

levingsstrategieën aanleren, ook dat moet

tot het keuzepakket behoren.

Er zijn dagelijks doeworkshops waarin jon-

geren kunnen leren

acteren, kleren, juwelen

of meubels ontwerpen, man-

denvlechten, geiten houden en van

de melk kaas maken, of naaimachines en

boormachines bedienen.

Wat vooral ook moet: de school is een

voorafbeelding van een duurzaam ver-

draagzame samenleving, waar de mensen

allereerst in elkaars keuken thuis komen

via goed uitgeruste kookgelegenheden,

waar ideeën en ideologieën worden uitge-

wisseld, waar men kan leren de angst af te

leggen voor wie anders is en in te schatten

en te integreren wat in andermans cultuur

positief is. Ook de samenstelling van het

leerkrachtenkorps is een afspiegeling van

de samenleving, hoogbegaafde theoretici

naast praktisch aangelegde doe-het-zelvers,

creatieve naast zorgende mensen, maar al-

lemaal met een positieve uitstraling, een

groot geduld en een even groot hart voor

pubers en jongvolwassenen.

Voor mijn tweede school schiet er op deze

pagina niet meer genoeg ruimte over. Hui-

zenhoog is de uitdaging om met zéér be-

perkte middelen toch een in vele opzichten

kwaliteitsvol en emanciperend onderwijs

aan te bieden, zonder dat zij zou verworden

tot een eliteschool voor enkele happy few.

Als ik ooit de lotto win, zal mij dat vele sla-

peloze nachten kosten, maar iets zegt mij

dat ik dat er dan wel voor over zal hebben.

Mijn gelukscijfers? 1-9-30-6-24-11, in nume-

rieke volgorde : 1-6-9-11-24-30. De volgende

vrijdag de dertiende is in augustus, dan ga

ik winnen, ik voel het nu al, of anders zal

het voor een andere keer zijn …

recuperatie van energie en water, productie

van de eigen duurzame energie, enz. En al-

les zo open en duidelijk mogelijk: leerlingen

kunnen dan dag in dag uit zien en ervaren

wat allemaal mogelijk is, en dat mogelijk la-

ter opnemen in hun eigen leefwijze.

Het moet ook een levend huis zijn, dat

rechtstreeks bruikbaar is in vele lessen, ze-

ker in biologie, fysica en chemie. Recente

toepassingen van chemie en fysica in het

dagelijkse leven staan er opgesteld, de leer-

lingen gaan zelf op zoek naar het laatste

nieuwe ding en maken dat dan voor hun

medeleerlingen en leerkrachten aanschou-

welijk en begrijpelijk.

De geluidsisolatie is bovendien zo goed dat

een dansles in een aangrenzend lokaal een

taalles niet hoeft te storen. Alle wanden

zijn gemakkelijk verplaatsbaar; er is overal

de spreekstoel | Tekst: Annemie Vandaele Foto's: Universitaire Parochie

16

Op mensenmaat

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Johan Vanpée, sdb, diensthoofd van de Universitaire Parochie

InleidingIn augustus 2006 stelde de provinciaal

hem de vraag om diensthoofd te worden

van de Universitaire Parochie. Na het veld

enigszins verkend te hebben, stemde hij

in. Johan Vanpée, salesiaan van Don Bosco,

ruilde de school van Don Bosco Zwijnaarde

in voor het Leuvense studentenmilieu. Een

meevaller, zo blijkt, en waarom, dat wilden

wij graag van hem horen.

GegevenHet verlangen priester te worden was er

al enige tijd toen Johan op 18-jarige leef-

tijd intrad bij de salesianen. Hij kende de

congregatie via zijn broer die school liep in

Zwijnaarde en via de zondagsdienst,

die in zijn parochie deels aan

de salesianen was toever-

trouwd. Hij raakte geboeid

door de inzet van Don

Bosco voor mensen die

het moeilijk hadden. Het

lijkt hem nog steeds zin-

vol om te le-

ven vanuit dit

gegeven-zijn aan

mensen, in verschil-

lende contexten. Vroeger

was er zijn taak binnen het onder-

wijs. Vandaag is er zijn taak aan het hoofd

van een team dat instaat voor de veelzijdige

werking die de Universitaire Parochie te bie-

den heeft.

SmaakOok al zijn de verschillen tussen het

school- en het parochieleven

groot, toch is de insteek van

Johans opdracht steeds de-

zelfde geweest: jongeren

aanmoedigen om iets van

hun leven te maken, om

hun horizon te verleggen,

hun leven te verrijken. Niet toevallig han-

teert de Universitaire Parochie dan ook de

leuze ‘smaak in je leven’. Want dat is wat

ze willen doen: van Leuven meer maken

dan een plek om te studeren. En met dit

uitgangspunt kun je niet anders dan vooral

veel kansen tot ‘nog meer’ zien. Johan:

“De universiteit geeft enkele waardevolle

troeven: een centrale locatie in Leuven,

werkingsmiddelen en een aantal perso-

neelsleden. Hiermee creëert ze een zee van

mogelijkheden en we proberen hier op in

te spelen, vanuit een dynamisch, gedreven

team dat de hefboom is

voor het geheel van

een werking die

steeds verder uit-

breidt.”

VeelpotigDe Universitaire Parochie kent

structureel drie grote poten: de studen-

tenparochie, de weekendparochie en de

internationale gemeenschap, met elk hun

specifieke aanbod en aanpak. Johan: “Onze

kerntaak is mensen samenbrengen. In de

Mijn kerntaak is

mensen bij elkaar

houden.

17

weekendparochie gebeurt dat bijvoorbeeld

bij de zondagsvieringen met - af en toe - een

glas wijn achteraf. In de studentenparochie

zijn er de onthaaldagen voor eerstejaars-

studenten of de gemeenschapshuizen. Die

laatste zijn overigens een belangrijke spil in

de werking van de UP. We komen van zes

huizen en hebben steeds uitgebreid, tot ho-

pelijk elf huizen volgend academiejaar. We

hebben een duidelijk profiel: elke week is er

een kotmaaltijd, er zijn twee kotweekends

per jaar en we verwachten van elke bewo-

ner een deelname aan één van de werkwin-

kels die we aanbieden. Iedereen is welkom

in onze huizen, dus je krijgt een gezonde

mix van overtuigde christenen tot religieus

zoekenden. We vragen enkel respect voor

elkaars overtuiging en de bereidheid om

voor elkaar een ‘thuis’ te creëren. Het is

onze taak die structuur te voorzien. En het

is deugddoend te ervaren dat we met dit

project niet alleen staan. In de studenten-

residentie ‘Dondeynehuis’ vonden we een

interessante partner. Samen hielden we het

netwerk ‘KotPlus’ boven de doopvont. We

willen er alle studentenresidenties groepe-

ren die méér willen aanbieden dan een dak

en een bed.

Op mensenmaat“Jongeren en gemeenschapvorming is een

combinatie die werkt,” vervolgt Johan, “te-

gen alle maatschappelijke tendensen van

individualisering in. Jongeren en vrijwilli-

gerswerk werkt ook, dus daar spelen we op

in met een ruim aanbod, van bejaardenbe-

zoeken en buddyprojecten tot huiswerkbe-

geleiding en gespreksgroepen met gedeti-

neerden. We proberen ook een smaakvolle

liturgie aan te bieden. In de weekendvie-

ringen mogen we rekenen op een gezellig

gevulde kerk. Op woensdagavond, bij de

studenten, is de respons eerder bescheiden.

We kijken naar wat werkt. De eerste taak

van een parochie is nog steeds ‘koinonia’,

d.w.z. gemeenschapsvorming. Mensen sa-

menbrengen is in een studentenmilieu

erg relevant (geworden). Hier proberen we

op in te zetten en dus kiezen we voor een

brede, diverse beweging, op mensenmaat.”

Op zoek“Mensen zijn op zoek naar zingeving, maar

vinden deze niet in de Kerk. Velen zoeken

er zelfs niet meer. Een teken aan de wand.

Soms denk ik dat we, als Kerk, te veel de

waarheid in pacht hebben, dat we het grote

levensmysterie, dat we God noemen, te

veel hebben gedefinieerd en ingeblikt in

menselijke woorden en begrippen. Of dat

we althans die indruk geven.

‘Geloven’ wordt dan ‘het

onderschrijven van enkele religieuze bewe-

ringen’ en daar word je niet onmiddellijk

warm van. Wij stellen ons graag op als een

‘collega-zoeker’, die leert, eerder dan als ie-

mand die weet.”

BijeenEen groep studenten ging vorige zomer op

inleefreis naar een salesiaans project in

India en er zit heel wat salesianiteit in de

werking van de Universitaire Parochie, ook

al wordt het zo niet benoemd en is het niet

structureel verankerd. Voor Johan is het dus

vooral een kwestie van persoonlijke overtui-

ging, die van pas komt bij zijn taak als pries-

ter, als pastor, als coach van zijn team, als

contactpersoon voor externe diensten, als

luisteraar naar de concrete zorgen van con-

crete mensen, enzovoort. Wat zijn belang-

rijkste taak is? “Mensen bij elkaar brengen

en houden.”

DriveJohans taak vraagt heel wat overleg en

tegelijk de durf om lijnen uit te tekenen,

consequent te zijn en af en toe risico’s te

nemen. “Je hebt niets voor niets. We wer-

ken hard om de vele mogelijkheden te rea-

liseren en een breed palet van initiatieven

aan te bieden, vrijwillig en ongedwongen.”

De toekomst wenkt dus, met veel kansen

en uitdagingen, en dat geeft de werking,

het team en dus ook het diensthoofd een

enorme drive om door te gaan.

Meer info op www.kuleuven.be/up.

www.onthaaldagen.be,

www.gemeenschapshuizen.be.

Jongeren en

gemeenschapsvorming

is een combinatie

die werkt.

Er is een zee

aan mogelijkheden.

Je hebt niets

voor niets.

in het spoor van Don Bosco

18

Ilse MommeyerWieIk ben Ilse Mommeyer, getrouwd en mama

van drie kinderen. We wonen in Heverlee.

Van opleiding ben ik kinesitherapeut en ik

geef nu zes jaar les in Don Bosco Groenveld

in Heverlee. De vakken die ik geef, zijn ex-

pressie en lichamelijke opvoeding. In

mijn vrije uurtjes ga ik dansen en

lopen. Ik ben blij om les te mo-

gen geven aan jonge mensen, om de

wereld te leren bekijken vanuit hun ogen,

om met vallen en opstaan te leren om jonge

mensen zonder vooroordelen te laten wor-

den wie ze zijn.

WaaromWat mij boeit in het opvoedingsproject, is

de hartelijkheid, de onvoorwaardelijkheid

en het geven van nieuwe kansen aan jonge

mensen. Het is de kunst om tussen de leer-

lingen te staan en toch de leiding te bieden

die ze nodig hebben. Ik probeer daarom

veel te luisteren en te kijken. Als je niet

start daar waar je aansluiting vindt bij jon-

ge mensen, gaat er veel verloren. Werken

met klasgroepen is een dynamisch gegeven

en flexibiliteit een vereiste! Daarnaast zijn

welbevinden en betrokkenheid van leerling

én leerkracht zeer belangrijk. Het is maar

als je je goed voelt dat je kan openstaan

om nieuwe dingen te leren. Want leren is

vallen én opstaan en

dat moet je durven

... we durven allemaal

meer als we ons veilig

en goed voelen.

Als je met jonge mensen wil

werken, moet je ze dus ook ‘gewoon graag

zien’, onvoorwaardelijk. Door gedrag heen

leren kijken, is vaak moeilijk, maar wel

noodzakelijk om het nodige begrip te kun-

nen opbrengen en toch de durf te hebben

om af te grenzen. Nieuwe kansen geven,

houdt in dat je ‘begrijpt’ en dat je ‘graag

ziet’.

Ik vind het belangrijk om voor ogen te hou-

den dat je als leerkracht ook steeds leerling

bent en dat je dus met vallen en opstaan

leert uit iedere ervaring. In die zin ben je

leerling van je leerlingen.

ToekomstAls ik naar de toekomst kijk, wil ik blijven

geloven dat er zich steeds weer mensen

kunnen engageren om samen met jonge

mensen op pad te gaan, op een manier die

inspireert!

Stef Bosin het spoor van

In een ander licht

Los van elk geloof, kerk of dogma’s twaalf

Bijbelse figuren uit de context van het boek

halen en in een ander licht plaatsen zodat

ze mensen worden van deze tijd, dat was de

doelstelling van Stef Bos bij het maken van

zijn nieuwe cd, ‘In een ander licht’. Zo krijg

je twaalf liederen: dat van Lot, Lea, Prediker,

Ruth, Job, Noach, Maria Magdalena, Chris-

tus en de Duivel, Jezus en Judas, Petrus, de

Moeder of God zelf:

“Nu ik terugkijk op mijn leven,met nog een eeuwigheid te gaan,en ik zie wat voor ellendezich heeft voltrokken in mijn naam,verlang ik terug naar het begin,toen ik door niemand werd herkend,want er wordt veel van mij gemaaktwat ik helemaal niet ben.”

Het boekje bij de cd bevat telkens een bijbe-

horend Bijbelcitaat en een mijmering. Het

kreeg vorm dankzij de Afrikaanse kunstena-

res Varenka Paschke, die bij elke tekst een

beeldende, kleurrijke achtergrond maakte

van elk personage. Meer info, liedteksten

en fragmenten op www.stefbos.nl.

Tekst: Caroline Standaert Foto’s: Herbert De Keersmaker | Don Bosco inspireert

19

Als een zaklamp

Reflecties bij de dagelijkse praktijk van een salesiaanse godsdienstleerkracht

Nadenken over mijn taak en plaats als

godsdienstleerkracht in het geheel van de

school, is een voortdurende opdracht. In

deze rubriek volgen enkele reflecties, geen

grote filosofische beschouwingen, maar

veeleer een persoonlijke getuigenis, met

als vertrekpunt een jarenlange ervaring als

godsdienstleerkracht in en buiten Don Bo-

scoscholen. En als leerkracht zit je in een

Don Boscoschool, zeker qua schoolcultuur,

in een bevoorrechte positie, door het sterke

pedagogische opvoedingsproject, de profes-

sionele ondersteuning en de pedagogische

begeleiding. De directies en de inrichtende

macht van onze scholen besteden veel aan-

dacht aan het salesiaanse karakter van het

opvoedingsproject, een levendig project

waar continu aan gebouwd wordt.

De lamp en het oogDe evangelist Lucas zegt dat het oog de

lamp van het lichaam is. En ook Paulus

heeft het in zijn eerste brief aan de Korin-

thiërs over het oog als één van de vele lede-

maten van dat lichaam ‘Kerk’. De lamp en

het oog. Als godsdienstleerkracht wil ik best

de lamp zijn die oog heeft voor authentici-

teit, voor het voorleven in geloof, voor het

getuigende. In het donker brengt de zak-

lamp vaak redding, al is niemand verplicht

het licht van die zaklamp te volgen. In de

klaarte zie je het licht

overigens nauwelijks. Ook dat is goed. Als

het niet nodig is, ben ik graag deel van het

geheel, getuigend op mijn manier, als een

voorzichtig ‘teken’, een licht dat richting

geeft zonder te verblinden en een positieve

inbreng heeft in de school.

Tussen De Panne en OostendeEen kort verhaal uit het schoolleven ge-

grepen. Enige tijd geleden had ik het voor-

recht een aantal klassen te vergezellen

tijdens de SenSe-klassen, een tweedaagse

staptocht langs de Belgische kust waarin

teambuilding centraal stond. De praktische

organisatie liep al jaren gesmeerd, dus was

mijn bijdrage op dat vlak gering, maar toch

stelde ik er prijs op een klein aandenken te

maken met dat tikkeltje ‘meer’: een geper-

sonaliseerd kaartje met een tekst die tot

nadenken stemt. Aan het einde van de dag

zochten we een rustige plek op en was er

tijd en ruimte om te vertellen over een Gio-

vanni, die met de gevangenen van de Tur-

ijnse jeugdgevangenis op stap ging. Na een

paar zinnen fluisterde Björn, een leerling,

“dat het over Don Bosco ging”, dus moest ik

het verhaal met enige dichterlijke vrijheid

dichter bij de leerlingen brengen. Maar ze

luisterden aandachtig. Het verhaal over

vertrouwen en verantwoordelijkheid ble-

ken ze goed te verstaan, en ze reageerden

voluit op de gestelde vragen. Die avond

mochten de leerlingen vrij de stad in. En

… ze waren allemaal tijdig terug bin-

nen, zoals afgesproken, en zonder ge-

mor. Hoe dan ook, die twee stapdagen

waren een gelegenheid om leerlingen

anders te leren kennen, te praten, te luiste-

ren, te lachen. Jongeren zitten immers met

veel vragen, ook levensbeschouwelijke. Het

was een cadeau in ware Don Boscostijl: har-

telijk, warm, vol van vertrouwen en geloof.

Sterk houtMaar de vraag blijft: Wat is mijn rol binnen

de school? Ben ik een leerkracht als een an-

der? Ben ik een voortrekker? Wordt dat van

mij verwacht? Ben ik nog de enige op wiens

schouders de last ligt om de katholieke iden-

titeit van de school (uit) te dragen? Ik hoop

van niet. Ik wens dat ook niet, die opdracht

is te zwaar voor enkelingen. Directies zijn

zich daar wel van bewust, maar zien ook niet

meteen een oplossing. En dat de secularisa-

tie meer en meer de katholieke scholen bin-

nensluipt, op alle niveaus, is niet nieuw. Een

godsdienstleerkracht moet in zekere zin dus

uit sterk hout gesneden zijn.

SchaarsteVan een godsdienstleerkracht wordt heel

wat verwacht: getuige, specialist, modera-

tor, voortrekker en vertrouwenspersoon zijn.

Het is een knelpuntberoep geworden, maar

schaarste mag niet leiden tot kwaliteitsver-

lies. Ons enthousiasme en bewogenheid zijn

vaak sterk, zolang we geen eenzame fietsers

worden. En er wordt veel van ons verwacht:

het invullen van de religieuze dimensie van

het opvoedingsproject, empathie, pastorale

aandacht voor de gekwetste, zwakke, stille,

moeilijke mens. Om die energie blijvend te

kunnen opbrengen, is het belangrijk dat we

zelf zuurstof krijgen.

Ben ik de enige op wiens schouders de last ligt om de

katholieke identiteit van de school (uit) te dragen? Ik hoop en wens

het niet.

sprokkels | Tekst: Jos Claes Foto’s: Eindredactie

20

Met don Rua als modelJaarspreuk 2010

Tijdens het algemeen kapittel van 2007

heeft de Algemeen Overste van de salesi-

aanse congregatie, don Pascual Chávez,

de lijn uitgezet voor de volgende jaren. Hij

maakte bekend dat het jaar 2010 gewijd zou

worden aan de herdenking van de zalige Mi-

chele Rua. Deze eerste opvolger van Don

Bosco stierf honderd jaar geleden en heeft

de salesiaanse congregatie structuur en or-

ganisatie gegeven. Met zijn enorme werk-

kracht heeft hij in trouwe navolging aan de

stichter de passie van zijn voorganger ver-

der doorgetrokken.

De Algemeen Overste heeft er de jaarspreuk

van 2010 aan opgehangen. Hij baseerde

zich op de Emmaüsgangers, die verklaar-

den: “Heer, wij willen Jezus zien”, en paste

dit toe op don Rua als een model voor jon-

gerenevangelisatie. Als overste verwees

Michele Rua immers heel dikwijls naar Don

Bosco: “Don Bosco zei … Don Bosco zou het

zo doen … Don Bosco vroeg ...”. De jaar-

spreuk 2010 kreeg dan ook deze omschrij-

ving: “Heer, wij willen Jezus zien. Brengen

wij, in navolging van don Rua, als authen-

tieke leerlingen en geestdriftige apostelen,

de jongeren de Blijde Boodschap.”

Met de hele salesiaanse familie zijn we

dankbaar voor de congregatie die haar oor-

sprong vindt in Don Bosco en haar continuï-

teit in don Rua. Hij gaf de prille congregatie

een vaste voet. Hij maakte van wat Don Bos-

co begon een school voor een grote familie

van religieuzen en leken. Hij gaf de salesi-

aanse leefregel een geest van krachtdadige

trouw. Don Bosco’s heiligheid hield hij voor

als een model voor jongeren en volwasse-

nen. De borrelende bron groeide bij hem uit

tot een stromende rivier, die vandaag over

heel de wereld stroomt.

sprokkels | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: EindredactieBartimeüsDe salesianen van Don Bosco in Vlaanderen

en Nederland lanceren een nieuw initiatief,

in opvolging van het laatste Algemeen Ka-

pittel en het Europaproject. Doelgroep:

jongvolwassenen die willen bouwen aan

hun christelijk geloof. Het nieuwe project

kreeg de naam‘Bartimeüs’.

BartimeüsIn het evangelie van Marcus (10, 46–52) is

Bartimeüs de blinde, die in het begin langs

de weg van Jezus zit en hem op het einde

naar Jeruzalem volgt. Hij wil Jezus ontmoe-

ten, bereid om daarvoor tegen zijn omge-

ving in te gaan. Jezus stelt hem de vraag

van elke volwassenencatechese: “Wat wil

jij dat Ik voor jou doe?” Bartimeüs geeft

het modelantwoord: “Heer, maak dat ik

zien kan!” Zien is voor Marcus geloven in

heel zijn rijke inhoud. Bartimeüs ziet op een

christelijke manier, want hij gaat tot actie

over en volgt Jezus naar Jeruzalem, plaats

van confrontatie, lijden, dood, verrijzenis

en zending.

PraktischDit project richt zich tot 17- tot 27-jarigen

en jonge gezinnen tot 35 jaar, groepen of

individuen, die op de één of andere manier

actief zijn vanuit hun geloof en vorming

wensen rond hun geloof. Ze kunnen ver-

bonden zijn met een parochie, jeugdbewe-

ging, school, … al of niet onder de vlag van

Don Bosco. Dit project kan op verschillende

plaatsen in Vlaanderen vorm krijgen, bij

voorkeur in het lokale veld. Ook Don Bosco

Oud-Heverlee zal de deuren open zetten.

Het project zal sterk vraaggericht werken:

“Wat wil jij, jongvolwassene, dat ik voor jou

doe?” Natuurlijk is de Bijbel richtinggevend,

maar de deelnemers krijgen een maximale

inbreng in de concrete doelstellingen van

hun eigen project en de beslissingen voor

hun eigen leven. Een grote participatie dus.

Alle info bij Eric Haelvoet,

Don Boscolaan 15, 3050 Oud-Heverlee,

0476/085744,

[email protected].

in memoriam

21

Don Bosco Onderwijscentrum geeft kleur aan 150 jaar congregatie

sprokkel

Casimir Van Tittelboom° 10.05.1925

+ 26.09.2009

Casimir Van Tittelboom werd in Borsbeke ge-boren. Hij stierf op 84-jarige leeftijd in onze

gemeenschap in Sint-De-nijs-Westrem. Hij werkte als

leraar in onze vormingsgemeen-schap en trok als missionaris naar Congo, waar hij met hart en ziel voor de bevolking heeft gewerkt.Terug in Vlaanderen bleef zijn hart aan de missie gehecht. Hier was hij werkzaam in de parochie van Kruishoutem en meerde-re jaren pastoor in Sint-Lievens-Esse. Het was een temperamentvolle man. Onrecht duldde hij niet en de kleine man lag hem na aan het hart.Waar hij aan tafel was, ontstonden er geanimeerde gesprekken. Talloze verha-len deden over hem de ronde, het ene al fantastischer dan het andere. Hij bracht er leven mee in onze gemeenschappen. De laatste jaren was de gemeenschap van Sint-Denijs-Westrem zijn thuishaven ge-worden. Als priester bleef hij dienstbaar, waar hij ook gevraagd werd. En in de gemeenschap was hij een bezielde mede-broeder. De laatste maanden was hij ziek. Hij was zo dankbaar dat hij in de gemeen-schap mocht en kon blijven. Hij is dan ook heel vredig gestorven. Hij moge nu rusten bij God en bij al zijn dierbaren.

Luc Compernolle° 18.02.1941 + 23.09.2009

Het nieuws dat Luc Compernolle was veron-gelukt, sloeg in als een bom. Hij was tijdens de laatste zomervakantie nog wat energie komen putten in Vlaanderen, en was met veel enthousiasme opnieuw vertrokken naar zijn technische school in Salama, Lubum-bashi. De avond van het ongeval hadden me-debroeders van zijn communiteit hem gevierd omdat het die woensdag, 23 september, precies 40 jaar geleden was dat hij voor het eerst was afgereisd naar Congo. Hij was dankbaar en heeft toen honderduit verteld over die 40 jaar. Hij is zijn fotoalbums gaan halen, en beëindigde de dag met een avondwoordje, vol dankbaarheid “omdat hij zich altijd en overal heel goed had gevoeld”. Luc werd salesiaan-coadjuteur en leg-de in 1966 zijn eerste geloften af. In 1969 vertrok hij de eerste keer naar Congo, en wanneer hij met vakantie kwam, verbleef hij in de gemeen-schap van Halle bij zijn broer Eric. Hij werd met veel eer begraven in Lubumbashi. Door zijn overlijden laat Luc een grote leegte na en stelt men zich in Salama de vraag wie het van hem zal overnemen. Luc was de man van de actie, maar een actie die gebouwd was op zijn geloof, zijn dagelijks gebed, zijn grote liefde voor Jezus, Maria en Don Bosco. Daaruit putte hij de kracht om de anderen met zijn jovialiteit enthousiast te maken. Dat hij bij velen een diepe indruk heeft nagelaten, blijkt uit de vele woorden die de fa-milie als rouwbetuiging mocht ontvangen.

Rik Claes° 25.02.1922

+ 23.10.2009

Rik Claes werd op 25 februari 1922 gebo-ren in het Noord-Limburgse Gerdingen, als

derde kind in het gezin. Hij deed zijn pro-fessie als salesiaan op 2 september 1943 en werd op 27 april 1952 tot priester gewijd. Op 17 november 1953 vertrok hij vanuit Antwer-pen met de boot als missionaris naar Afrika. Tot 1969 – zestien jaar lang – was hij werk-zaam in Rwanda-Burundi. Hij heeft er ‘de hand aan de ploeg geslagen’, zoals het evangelie van de uit-vaartliturgie zegt, in verschil-lende opdrachten. Hij is ploe-ger-pionier geweest, zowel in Kigali, Rwesero, Kimihurura, als in Ngozi, met zijn talenten, als uitstekend animator, organisator en geboren onderhandelaar. In 1969 keerde Rik naar België terug. Als missieprocurator, eerst in Jette, daarna in Boortmeerbeek, bleef hij voortdurend in contact met Afrika. In zijn hart bleef hij een bezielde salesiaan-missiona-ris. Hij bewees ook allerlei pastorale diensten in de parochie van Boortmeerbeek en was er zeer geliefd bij jongeren en volkse mensen, in het bijzonder bij de scouts. Rik ontving de ziekenzalving op de eerste dag van de missie-maand. Hij overleed op 23 oktober 2009. Op de vooravond van Allerheiligen hebben we hem gelovig biddend en zingend uitgeleide gedaan, die velen tegemoet “die niemand tellen kan uit alle rassen en volken en talen”.

Het Don Bosco Onderwijscentrum riep op

11 november 2009 alle directies en oud-

directies van de Don Boscoscholen samen

voor een jubileumviering n.a.v. de 150e

verjaardag van de salesiaanse congrega-

tie. Don Bosco Halle was de plaats van

ontvangst. Jos Claes herinnerde eraan

hoe 150 jaar geleden, op 18 december

1859, achttien jonge mannen tussen de

15 en 24 jaar hun jawoord gaven aan God,

en Don Bosco kozen als hun Algemeen

Overste. Zo werd met jonge mensen een

congregatie gesticht voor jonge mensen.

Met nog veel meer krachtige woorden sprak

de provinciaal zijn dank en waardering uit

aan het adres van de directies die het op-

voedingsproject in hun scholen trachten te

realiseren. Karel Van Eetvelt, gedelegeerd

bestuurder van Unizo, sprak vanuit zijn

ervaring als oud-leerling van Don Bosco

Zwijnaarde. Hij ging ervan uit dat de basis-

waarden van het opvoedingsproject verge-

lijkbaar zijn met het duurzaam ondernemen

waarvoor hij alle dagen ijvert. In de namid-

dag ten slotte brachten jongeren uit di-

verse Don Boscoscholen een wervelende

variatie ontspanning. Het was salesiaanse

top met goochelacts en –trucs, trampo-

linespringen, zang, acrobatie en tot slot

mocht iedereen de passie van het enthou-

siasme ervaren op de tonen van het ‘re-

genbooglied’ van Rik De Leeuw.

verbonden | Tekst: Wouter Derijck Foto’s: DMOS-COMIDE

22

De straten van Lubumbashi

Salesiaan Eric Meert is al meer

dan 30 jaar actief in Lubum-

bashi. Als plaatselijke coördi-

nator van DMOS-COMIDE is

hij de grote bezieler achter

een succesvol netwerk van

opvangcentra voor Congo-

lese straatkinderen. Deze

opvangcentra zijn intussen

uitgegroeid tot een schoolvoor-

beeld voor vele ngo’s en overhe-

den. Hoog tijd dus voor een interview.

BeslissingHet begon allemaal toen hij als 23-jarige

salesiaan besloot naar Congo te vertrek-

ken. Eric Meert: “Van jongs af aan voelde

ik een sterk sociaal engagement in mij.

Ik zette me in voor mijn Don

Boscoschool, voerde mee cam-

pagne voor Broederlijk Delen en

engageerde me voor de plaat-

selijke Wereldwinkel. Toen ik

enkele jaren later deelnam aan

internationale bouwkampen in Frankrijk,

Tunesië en Algerije, besefte ik dat een en-

gagement in het buitenland wel eens mijn

levensdroom zou kunnen zijn. Je begrijpt

dus dat mijn beslissing om naar Congo te

vertrekken niet als een donderslag bij hel-

dere hemel kwam.”

StraatkinderenEen tijdlang was hij provinciaal econoom

van de salesianen in Midden-Afrika. Al snel

merkte hij dat die job hem niet op het lijf

geschreven was: “Toen ik enkele jaren later

de kans kreeg me in te zetten voor straatkin-

deren, greep ik die met beide handen. Dat

ik hiervoor bij de straatkinderen moest wo-

nen in Bakanja Ville, één van onze opvang-

huizen, maakte de uitdaging des te groter.

Tot op vandaag is Lubumbashi

nog steeds mijn thuis. De noden

waren hoog op dat ogenblik. Tot

vóór 1990 was het fenomeen van

straatkinderen in Congo een margi-

naal probleem. Het fenomeen beperkte

zich tot enkele jongens die leefden, werk-

ten en sliepen op de plaatselijke markten.

Maar de sociale, politieke en economische

crisis waarin Congo in de jaren negentig

vergleed, bracht de hele samenleving aan

het wankelen. Gezinnen die de eindjes niet

langer aan elkaar konden knopen, stuurden

hun kinderen al snel de straat op.”

CrisisDe economische crisis had nog andere ge-

volgen voor de straatkinderen: “De continu

verslechterende sociale en economische

situatie bracht de Congolese bevolking niet

enkel fysiek, maar ook mentaal aan de rand

van de afgrond. Ouders verloren hun geloof

in de traditionele godsdiensten. Ze gingen

met hun problemen te rade bij sekten en

charlatans, die vervolgens ‘ontdekten’ dat

één van de kinderen bezeten zou zijn door

boze geesten en zo ongeluk brachten over

de familie: werkloosheid, misoogst, ziekte

Bij de straatkinderen

moeten leven, maakt

de uitdaging voor mij groter.

Wanneer we hun straatleven

vergemakkelijken,

bestendigen we het.

DMOS-COMIDE… is een salesiaanse ngo die

zich inzet voor kansarme jongeren in het Zuiden,

… wil kansarme jongeren opvangen en via technisch en beroepsonderwijs in staat

stellen hun toekomst in eigen handen te nemen,

… werd in 1969 opgericht ter ondersteuning van salesiaanse missionarissen in het

Zuiden, en is 40 jaar later uitgegroeid tot een professionele en gerespecteerde

ngo binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

23

of overlijden. Het behekste kind wordt van-

daag nog steeds verantwoordelijk gehou-

den voor alles wat mis kan lopen. Ze wor-

den dan ook vaak mishandeld en het huis

uit gedreven.

Maman MargueriteOndanks die moeilijke context, wordt Oeu-

vres Maman Marguerite vanuit vele hoeken

geprezen voor de pragmatische en efficiënte

manier van werken. Eric vertelt: “Door 15

jaar lang bij de straatkinderen te leven, heb

ik zicht gekregen op wat wel en niet werkt.

Zo kwamen we al snel terug op het idee de

straatkinderen in de watten te leggen. Aan-

vankelijk gaven we de straatkinderen gratis

voedsel en kledij in de eerste etappe, waarin

ze nog op de straat leven. Maar al snel zagen

we in dat die aanpak verkeerd was. We leken

hun straatleven eerder te vergemakkelijken

en dus te bestendigen. Om meer te beteke-

nen dan een doekje voor het bloeden, moes-

ten we onze strategie aanpassen. Sindsdien

werken we in op de eigen wil van het kind,

dat zelf tot het besef moet komen dat de

straat geen plaats is om op te groeien. Door

dag en nacht aanwezig te zijn in de wijken

van Lubumbashi, kunnen de straatkinderen

steeds bij ons terecht wanneer ze willen bre-

ken met dit harde straatleven. Die mentale

klik is allesbehalve vanzelfsprekend. Het le-

ven op straat betekent immers niet alleen

honger en geweld, maar ook leven in abso-

lute vrijheid. Het is een leven zonder regels

of wetten; een harde realiteit waarin vele

straatkinderen al snel berusten en zich een

eigen weg banen. De eigen wil om uit deze

spiraal van geweld en armoede te klauteren,

is enorm belangrijk.”

Bakanje Ville“In afwachting van die ‘mentale klik’, bie-

den we de straatkinderen in het vluchthuis,

Bakanja Ville, een luisterend oor, medische

verzorging, kookgerei en een veilige, be-

schutte slaapplaats. ‘s Avonds kunnen ze

in ons centrum hun eigen voedsel klaar-

maken, zich wassen, en op hun eigen kar-

tonnetje de nacht veilig doorbrengen. We

bieden bewust geen gratis voedsel en com-

fortabele bedden aan, omdat we zó niet

alleen het straatleven bestendigen, maar

ook nieuwe straakinderen zouden creëren.

We hebben al vaker gemerkt dat ouders hun

kinderen gemakkelijker op straat zetten als

ze weten dat hun kind wel op eigen kracht

aan voedsel en een veilige slaapplaats zou

geraken. Zonder het comfort van het straat-

leven te verhogen, willen we toch op een

doordachte manier enkele primaire noden

lenigen bij de straatkinderen. Die manier

van werken sijpelt door tot in de kleinste de-

tails. Zo geven we de straatkinderen maar

een half stuk zeep en dat 2 keer per week.

Een heel stuk in één keer wordt al snel op

de markt verkocht, of geruild voor lijm, si-

garetten of andere drugs.”

IntegratieOp de vraag wat ze doen wanneer een

straatkind naar hen toe stapt met de vraag

om hem te helpen een nieuw leven op te

bouwen, antwoordt Eric: “Dan hebben we

een uitgebreid gesprek met het kind over

zijn verleden: waarom hij op straat is te-

rechtgekomen, met wie hij omgaat, of hij

drugs gebruikt, enz. Zo proberen we uit te

maken hoe we met hem of haar het beste

kunnen omgaan. Bij het zoeken naar een

oplossing maken we dus geen abstractie

van het kind dat voor ons staat. Het is een

kind met een eigen persoonlijkheid, waar-

mee we zoveel mogelijk rekening proberen

te houden. Ons uiteindelijke doel is het ge-

zin ervan te overtuigen het kind langzaam

opnieuw op te nemen. In elke reïntegratie

spelen onze sociale assistenten een belang-

rijke rol. Stapsgewijs halen ze de band tus-

sen het kind en de ouders aan. Eerst zoekt

het kind onder begeleiding zijn familie op,

al was het maar voor een paar uur. Later

blijft het kind in het weekend al eens slapen

bij de familie. Tijdens de week blijft het kind

meestal in ons opvangcentrum om school

te lopen. Onderwijs is voor ons immers hét

kernpunt binnen het integratieproces. We

hebben gemerkt dat de integratie van de

kinderen vlotter loopt wanneer de familie

weet dat het kind niet langer een straat-

boefje is, maar leert lezen, schrijven, en

zelfs een beroep aangeleerd krijgt.”

Toekomst”Sinds het begin heb ik zelf een belangrijke

rol gespeeld in Oeuvres Maman Margue-

rite,” vertelt Eric, “maar ik heb er ook altijd

over gewaakt dat de hele werking niet zou

stilvallen bij mijn afwezigheid. Zo heb ik in

2003 de coördinatie overgelaten aan de Con-

golese Broeder Pascal Mukendi en geef ik

systematisch al mijn internationale contac-

ten door aan het bestuur van Oeuvres Ma-

man Marguerite. We hebben de organisatie

ook van binnenuit versterkt met vaste werk-

nemers en duidelijke beslissingsstructuren

die de continuïteit moeten verzekeren.”

SleutelOp de vraag naar de recentste initiatie-

ven van Oeuvres Maman Marguerite,

antwoordt Eric: “We hebben gemerkt dat

onderwijs niet voor iedereen een geschikt

instrument is om zich te integreren in de

samenleving. Daarom hebben we een klei-

ne voetbalclub opgericht. Sport is immers

een prachtig middel om jongeren die onder

geen enkel beding naar school willen gaan,

toch structuur en hoop te geven in hun le-

ven. In elk nieuw initiatief proberen we dus

steeds vanuit de realiteit te vertrekken en

gaan we op een heel pragmatische manier

om met nieuwe problemen. Ik veronderstel

dat dit onze sleutel tot succes is.”

Meer info op www.omm.be of

www.dmos-comide.org.

Onderwijs is niet voor iedereen een

geschikt instrument om zich

te integreren in de samenleving.

24

ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Eindredactie

Baby’s ontwikkelen

in hun eerste levensjaar

verlatingsangst.

Bij terminaal zieken

leeft de angst

om alleen te sterven.

Van wieg tot graf

is het verlangen naar blijvers groot.

De intensiteit ervan

lijkt evenredig met

hulpbehoevendheid

en zelfredzaamheid.

In het huidige zaptijdperk

is blijven niet evident:

de behoefte en de drang

naar iets nieuws is groter dan ooit,

de nood aan blijvers

zo mogelijk nog groter.

Blijf

Die paradox kan ons,

bij de jaarwisseling,

wellicht aanzetten om

ons lijstje van voornemens

aan te vullen met:

‘ik wil er blijvend zijn’ …

voor jongeren in nood,

ontspoord, ontheemd,

mensen geraakt

door de hardheid van het leven,

bejaarden, zieken,

daklozen of armen.

Ook al is de weg bezaaid

met doornen,

laat ons blijven

en weerstaan

aan de lokroep

van het geëffende pad.