DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

374
DANIËL 9:25 ORAKEL OF PROFETIE? MODERNISTISCHE FICTIE OF MESSIAANSE FEITEN?? WOORDDELVER B. S. (Th) REALISTISCHE BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

description

Iedereen ziet het verschil tussen Daniël 9:25 in de Staten- en NBG-vertaling. Dat heeft een heel lange historie en een diepe achtergrond. De christenen vielen met die onfeilbaar uitgekomen profe-tie van de verzen 25 en 26 over het jaar van Christus' terechtstelling vóór de verwoesting van Jeruzalem, de Joden altijd lastig. Die namen dat echter ook aan, maar dan voor een valse messias, volgens hen in de woorden: 'Er is niet aan hem': 'Hij heeft (het) niet'. Toen later in het Oude Testament accenten voor de voordracht werden geplaatst, heeft men die in Daniël 9:25 de kracht van een grammatikaal leesteken toegekend. Ook werd het, als 'bericht' gezien en spottend een 'profetie van na het gebeurde' genoemd. Dat werd algemeen overgenomen door veel theologen en Bijbelvertalers. Maar Daniël 9 geeft het raamwerk van alle Bijbelse profetie. Deze studie zoekt het uit.

Transcript of DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

Page 1: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

DANIËL 9:25 ORAKEL OF PROFETIE?

MODERNISTISCHE FICTIE OF MESSIAANSE FEITEN??

WOORDDELVER B. S. (Th)

REALISTISCHE BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

Page 2: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

2

Iedereen ziet het verschil tussen Daniël 9:25 in de Staten- en NBG-vertaling. Dat heeft een heel lange historie en een diepe achtergrond. De christenen vielen met die onfeilbaar uitgekomen profe-tie van de verzen 25 en 26 over het jaar van Christus' terechtstelling vóór de ver-woesting van Jeruzalem, de Joden altijd lastig. Die namen dat echter ook aan, maar dan voor een valse messias, volgens hen in de woorden: 'Er is niet aan hem': 'Hij heeft (het) niet'. Toen later in het Oude Testament accenten voor de voordracht werden geplaatst, heeft men die in Daniël 9:25 de kracht van een gramma-tikaal leesteken willen geven. Ook werd het, als 'bericht' gezien, spottend een 'profe-tie van na het gebeurde' genoemd. Dat was, met een 80 jaar verschil, de zoge-naamde verwoesting van de stad door de Syriërs in 168 vC .- niets vergeleken bij de verwoesting van 70 nC. Dat werd algemeen overge-nomen door theologen en Bijbelvertalers. Maar Daniël 9 geeft het raamwerk van alle Bijbelse profetie. Deze studie zoekt het uit.

Page 3: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

3

Page 4: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

4

OMSLAG: PERZISCH TAFEREEL UIT DE TIJD VAN DANIËL. 'Toen ik dat grote gezicht zag, bleef er in mij geen kracht meer. Alle kleur week van mijn gelaat en ik had geen kracht meer over. Alleen ik, Daniël, zag dat gezicht. Maar de mannen, die bij mij waren, zagen het niet; doch een grote schrik overviel hen, zodat zij vluchtten en zich verborgen. Zo bleef ik alleen over. (Daniël 10:8,7)

Page 5: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

5

Page 6: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

6

Page 7: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

7

Daniël 9:25 Orakel of Profetie?

Page 8: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

8

REALISTISCHE BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

presenteert in een Bijbelgetrouwe, vernieuwende

reeks gratis virtuele boeken, brochures en diagrammen

in de serie 'Daniël' over het onderwerp 'Daniël 9'. een studie onder de titel

DANIËL 9:25 ORAKEL OF PROFETIE?

Page 9: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

9

DANIËL 9:25 ORAKEL OF PROFETIE?

MODERNISTISCHE FICTIE OF MESSIAANSE FEITEN?

WOORDDELVER B.S. (Th) REALISTISCHE

BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

Page 10: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

10

'Gratis gekregen, gratis gegeven' Mattheüs 10:8 letterlijk

Het spraakverwerkingsprogramma heeft hier en daar fouten gemaakt in leestekens en spelling, een extra 'de' of 'in', 'd' i.p.v. 'rl', 'kwam' i.p.v. een komma e.d., die ons niet allemaal opgevallen zijn. Ons excuus! Wij willen eerst zoveel mogelijk bestanden en scans in e-boeken veranderen, vóór wij daar veel tijd voor nemen. Het overzetten van een minder stabiele boekvorm naar een betere kan op een enkel plekje sporen hebben nagelaten in het uitvallen van een letter, een spatie tussen woorden, een alineamarkering, in een dubbele spatie, in het voortijdig afbreken van een regel, misschien zelfs in een achtergelaten typografische aanwijzing. Wij weten niet, of we ze allemaal hebben opgespoord, maar het kan nergens erg storend zijn. Het lijkt alleen maar slordig. Daarvoor ons excuus. Wij hebben de automatische paginering gebruikt. Die begint, tegen alle typografische regels in, op de voorkant van het boek. Alleen op de eerste bladzijde(n) kan die weggelaten worden. Maar het spaart heel veel tijd en laat latere correctie toe, die de tekst sterk zou krimpen of uitbreiden. Alleen moeten wij dan in de Inhoudsopgave voorin en de Index achterin na ingrijpende correctie de bladzijdenummers veranderen. Maar dat is vrij snel te doen.

© 2009 Woorddelver, ook geldig bij gratis kopiëren. Doorgeven van boeken mag, maar alleen in hun geheel, met namen van schrijver en uitgever en gratis. Bijbelcitaten, tenzij anders, vermeld of blijkens contekst, zijn uit de Nieuwe vertaling 1951 © 1951 Nederlands Bijbelgenootschap, voor gratis verspreiding toegestaan in Richtlijnen, Biblija.net /permissions.nl.html, 2003.

Page 11: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

11

INHOUD. Deel I: voor en tegen.15 1. Waar het om gaat. 15 2. Het werk der Masoreten. 33 3. Motieven voor plaatsing atnach. 39 4. Bestrijding Messiaanse interpretatie I. 61 5. Bestrijding Messiaanse interpretatie II. 80 Deel II: namaakt en echt. 99 6. Hoofdverdeler in de N.B.G.-vertaling. 99 7. Hoofdverdeler Hebreeuwse tekst i. 109 8. Hoofdverdeler Hebreeuwse tekst II. 120 9. Profetische en historische feiten. 140 10. Het voegwoord 'en'. 150 11. Waarom 'en' twee maal ontbreekt. 165 Deel III: taal en tijd. 172 12. 'En na de tweeënzestig weken' I. 172 13. 'En na de tweeënzestig weken' II 193 14. Enkele conclusies. 203 15. Modernistische problemen met de geschiedenis. 210 16 Wat men aan beide lezingen gehad zou hebben. 231 Deel IV: niet zo, maar zo? 240 17. Alternatieve vertalingen I. 240 18. Alternatieve vertalingen II. 254 19. Alternatieve vertalingen III. 272 20. Mogelijkheden voor een oplossing. 280 21. De atnach als voordrachtsteken. 306 22. Als voordrachtsteken in 9:25. 325 23. Verzen 25 en 26 met voordrachtsteken. 338

Page 12: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

12

Page 13: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

13

VOORWOORD. Dit is een studie over de Messiaanse profetie, Daniël 9:25-26a. Hoofdstuk 1 vertelt, waar het om gaat. Dit werk bevat, wat in Bijbelgetrouwe commentaren van vóór 1850 tot heden verborgen heeft gelegen, aangevuld met enkele bijdragen van de schrijver zelf. Wij zijn de steeds onzinniger theorieën van de Bijbelcritici zat. Vaak is dat wetenschappelijk onzin, vrucht van een humanistische ideologie, die de Bijbel als historisch document uitholt, of gewoon van professionele fantasie, voortkomend uit publicatiedwang. Dit is geen anti-intellectualisme, want Bijbelstudie vergt ook intellec-tueel werk, maar van een andere soort! Wij noemen onze opponenten 'modernisten'. Zij zijn er pas de laatste twee eeuwen. Daarom noemen sommigen hen nu conservatief. Dat klopt alleen, als men de heidense filosoof en christenhater uit de oudheid, Porphyrius, met zijn ideeën over de Bijbel als de grond-legger van hun theorie meerekent. Wat Daniël 9:25 betreft, noemen wij allen zo, die volgens de moderne trend de puntkomma na 'zeven weken' plaatsen. Dat vernielt deze unieke Messiaanse profetie met opper-vlakkige, foute en verdraaide argumenten wat onopzettelijk wetenschappelijk bedrog is. De voorlopers zijn zwartkijkers met 'tunnelvisie'. Ze hebben een ver-nauwd zicht op de Bijbel als menselijk maaksel en dat met allerlei fouten. De navolgers zijn vaak gehersen-spoeld door hun opleiding en weten niet beter. Daaron-der zijn ook wel theologen, die zich Bijbelgetrouw achten. Zo citeren wij uit de N.B.G.-vertaling, omdat die het meest gebruikt is en doorgaans een uitstekende

Page 14: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

14

vertaling geeft. Maar hier heeft die een modernistische tekst. Maar wij nemen die dus niet met opzet en alleen onder vuur. Wij zijn 'conservatieven': onze opvatting dateert van vóór de eerste eeuw, de Joodse tot ver in de Middeleeuwen en de Christelijke tot de vorige eeuw, en nu nog die van Evangelische en Anglo-Amerikaanse christenen en veel zendingskerken. Modernisten negeren ons, maar wij laten ons niet in een hoek drukken. Lijkt deze studie U moeilijk? Mogelijk. Het is niet een-voudig, omdat de modernisten er een rommeltje van hebben gemaakt. Eén van hun voormannen, Montgo-mery (400), noemt Daniël 9:25 'het naargeestige moeras van de Oudtestamentische kritiek'. Erg gedetailleerd? Dat moest wel. Allerlei modernistische manipulaties met minutieuze delen van de tekst moeten de puntkomma na 'zeven weken' rechtvaardigen. Vaak moeten die proble-men' tot in het kinderachtige of onzinnige uitgesponnen worden, omdat het alleen maar uitvluchten zijn. Bepaalde onderwerpen komen ook daardoor steeds weer in een ander verband ter sprake. Om niet te veel te vergen van het geheugen van de lezer en om bladeren te vermijden, hebben wij elk deel als een zelfstandige eenheid geschreven, met zoveel verklaring als nood-zakelijk was voor het onderhavige probleem. Alleen als dat te ver zou voeren, verwijzen wij naar andere pagina's, of naar uitvoeriger studies, verschenen of nog te verschijnen. De schrijver beschouwt zich niet als de meest gekwalificeerde persoon voor dit onderzoek. Maar iemand moest het doen en een onderwijsakte en Bachelor Degree in Theologie geven een ondergrond, en

Page 15: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

15

een halve eeuw studie in de Hebreeuwse en Griekse Bijbel, de wetenschappelijke commentaren, handboe-ken en naslagwerken hebben ook wel geholpen. Hij heeft niet de pretentie hier een volmaakt en laatste woord over geschreven te hebben. Het is een voorlopig eindproduct. In feite is hij nog niet tevreden met de compositie. Het boek is al gedeeltelijk helemaal omgewerkt, maar dat kost veel tijd, die hem misschien niet meer gegeven zal worden. Zoiets moet eens vaste vorm krijgen en uitgege-ven worden. Daarom deze uitgave. Ook daarom zijn goede ideeën welkom, alsook het signaleren van fouten, die de schrijver niet heeft gezien (grammatikaal, histo-risch, logisch, rekenfouten met jaartallen, vergissingen). Het gaat om de Messiaanse uitleg in het algemeen, niet om een bepaalde opvatting of toepassing. Die van de schrijver komt alleen ter sprake, als het niet anders kan. Enige voorkennis van het onderwerp helpt, maar Gods zegen is onontbeerlijk, de leiding door Zijn Woord en Geest essentiëel en bereidheid tot zelfcorrectie nood-zakelijk. Doe Uw best! De schrijver heeft er ook hard en lang aan gewerkt.

Page 16: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

16

Page 17: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

17

1. WAAR HET OM GAAT. Foutief leesteken, foutieve vertalingen. In de Statenbijbel staat in Daniël 9:25 een puntkom-ma na 'tweeënzestig weken' (eigenlijk: 'zeventallen'). Mèt vers 26 is de letterlijke vertaling: 'Weet dan en versta: vanaf het uitgaan van een woord, om Jeruza-lem te herstellen en te bouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven zeventallen en tweeenzestig zeventallen; zij zal hersteld en gebouwd worden, plein en insnijding, en in druk der tijden. En na de tweeën-zestig zeventallen zal een gezalfde worden uitgeroeid en er is niet aan hem; en volk van een komende vorst zal de stad en het heiligdom verwoesten'. Na 'het uitgaan van' een te komen bevel van God (zie vs 23) tot herbouw van Jeruzalem, zouden 'zeven en tweeënzestig zeventallen' verlopen tot 'een gezalfde, een vorst'. Hanani mocht Jeruzalems herbouw inzet-ten (Neh.1:1-2:6). De 'Gezalfde', Christus (Joh.1:42), trok vlak vóór Zijn kruisiging als 'Vorst' Jeruzalem binnen (Luc. 19:38,42). Daartussen liggen zeven keer negenen-zestig jaar. Dat overtuigde in de eerste eeuw de christe-nen. Jeruzalems val in 70 overtuigde de Joden. Maar in veel moderne vertalingen staat die puntkomma achter 'zeven weken'. Dan staat er: 'Weet dan en versta: vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven zeventallen; en tweeenzestig zeventallen zal het hersteld en herbouwd worden, plein en gracht, en in druk der tijden'. Dat 'woord' moet dan een veel oudere profetische belofte zijn (NBG: 'uitging') van Jeruzalems

Page 18: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

18

herstel. Zo zouden de 'weken' ver vóór Christus eindigen. En daar meestal met 'weken van jaren' wordt gerekend, zou de eerste gezalfde dus volgens de ene vertaling na vierhonderd drieëntachtig jaar komen, maar volgens de andere na maar negenenveertig jaar. En dan zijn de twee 'gezalfden' niet dezelfde persoon. Sommigen zien wel de tweede 'Gezalfde' als Jezus Christus, met daarna de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in 70 n.C. Maar in geen geval klopt de berekening dan. Meestal ziet men de val van Jeruzalem dan als de inname door de Syriërs in 168 v.C.. Maar zo klopt het ook niet. Men noemt dan die 'weken', en/of de aantallen 'symbo-lisch', of men zegt, dat het 'onbekende perioden' zijn. Het veroorzaakt ook andere problemen. Want met een leesteken op de verkeerde plaats is geen goede vertaling mogelijk. Met taal en logica moet men dan de hand lichten. En dat maakt het vaak zó moeilijk, dat velen diep onder de indruk komen van die 'wetenschappelijke' onzin. Maar bij kritisch lezen van die commentaren en vertalingen doen de spitsvondigheden, oppervlakkig-heden en fouten iemand de haren te berge rijzen. Fouten wijt men aan 'de schrijver'. Die zou eeuwen later, onder de valse naam 'Daniël', onder het mom van profetie, om meer gehoor te vinden, geschiedenis geschreven hebben. Maar hij zou die niet goed gekend en verwoord hebben. Dit product van hun fantasie is dus meteen hun zondebok. Ook degradeert dat het Woord van God tot het knoeiwerk van een frauduleuze amateur-historicus. Men verwijst dan naar slordigheden in andere historische werken uit de oudheid: overal een

Page 19: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

19

paar dezelfde citaten, die een zekere Schürer verzameld heeft. Voor hen is dat het eind van alle tegenspraak. Maar wij nemen dat niet. Wij gaan de fouten na en dan blijken ze het logische gevolg te zijn van een foutieve lezing. Wij komen daar op terug. Maar als de puntkomma achter de 'tweeënzestig weken' staat, heeft het vers een gezonde opbouw en een doorzichtige structuur, die in zijn geheel en op onderdelen veel minder variatie toelaat: een na de vastgestelde tijd feilloos vervulde profetie. Het aantal leugens, dat men tegenover een waarheid kan stellen, is verwarrend groot, ook hier. Het zijn pogingen, om de huidige wetenschappelijke trend te rechtvaardigen: de puntkomma na de eerste periode. En de modernistische wereld is ook daarin geen eenheid. Montgomery (400/1), geeft dat, als één van de weinigen, toe. Ze zijn het er alleen over eens, dat er een breuk in het vers achter 'zeven weken' moet komen en dat Daniël 9:25-26 geen Messiaanse profetie kan zijn. Dat berust echter niet op degelijk onderzoek, maar is een voorin-genomen standpunt. Argumenten en tegenargumenten. In de tweede eeuw v.C. verdrukte de Syrische koning de Joden. Over zijn maatregelen zegt 1 Maccabeeën 1:57, hij 'liet --- de gruwelijke afgod der verwoesting op Gods altaar zetten ---'. Modernisten beweren, dat daar Dan.9:27 wordt aangehaald. Maar in werkelijkheid haalde hij Dan.8:12, 11:31 en 12:11 aan. Die alleen spreken over de 'eredienst', het staken van het dagelijks offer op het altaar en een gruwel, die verwoesting

Page 20: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

20

brengt. Bovendien wordt die verdrukking alleen in Dan.8 en 11 genoemd. Dan. 9:27 gaat over 'een verwoester op een vleugel van gruwelen'. Dat wijzigden de vertalers van het Griekse Oude Testament, de Septuaginta, in de tweede eeuw voor Christus in: 'op de tempel een gruwel van verwoestingen'. Maar rond de eerste eeuw had men dat allang verworpen. Want de toenmalige Messias-verwachting (Luc.2:38; Joh.1; Hand.5:34-37) kon alleen gegrond zijn op een berekening van de 'weken' volgens het Hebreeuwse Dan.9:25. Volgens de modernisten waren de eerste christenen echter gehersenspoeld door de apostelen, de apostolische vaders, de kerkvaders en de oude Bijbelvertalers. Die zouden in de latere vertalin-gen de leestekens zo geplaatst hebben, dat ze van Dan. 9:25-26 een Messiaanse profetie máákten, omdat ze die vervuld zagen in Jezus en in de val van Jeruzalem (!!). De juiste Messiaanse berekening van de 'weken' klopt tot op het jaar nauwkeurig. Men wijst wel op de vele foute berekeningen. Maar zelfs die verschillen hoogstens enkele jaren met elkaar en met de historische werkelijkheid. De beste modernistische berekeningen verschillen echter veertig tot achtenzestig jaar met de daarvoor gekozen vervulling. Maar dat maakt geen indruk. Want de echte modernisten gaan er juist van uit, dat profetie mensenwerk is,de hoop van vorige generaties of politieke uitspraken, of puur giswerk. Dus moèt het verschillen met de daarop volgende historische ontwikkelingen. Van een juiste voorzegging van gebeurtenissen van vóór de tweede eeuw zegt men weer, dat Bijbelse

Page 21: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

21

voorzegging geschiedenis was, opgediend als profetie. Dat moet dus wel kloppen. Dat onze berekeningen kloppen en de hunne niet, zien zij dus als een 'bewijs' van hun eigen modernistische stellingen. Hun vromere navolgers proberen alles te beredeneren op grond van minder Bijbelcritische argumenten. Maar zij werken zich daardoor eigenlijk nog dieper in de nesten. Want bij een radikaal standpunt passen alleen radicale beweringen. Natuurlijk blijven het Messiaanse karakter en de exacte of zo goed als exacte vervulling voor gelovigen beslissende argumenten. Hier blijkt de grote kloof tussen het Schriftonderzoek van 'natuurlijke' en van 'geestelijke' zijde (1 Cor.2). Principe, tekst, uitgangspunt en bedoeling fout. Het voornaamste probleem is dus, dat volgens de oude lezing, die in de Statenvertaling gevolgd wordt, deze tekst een Messiaanse voorzegging is van de komst van Jezus Christus als 'Gezalfde en Vorst', van Zijn kruisdood en van de val van Jeruzalem in 70 n.C., maar in de NBG-vertaling niet. Maar wat voor gelovigen het verkeerde aan het modernistische onderzoek is, is vooral het principe, waarvan men uitgaat, de lezing van de tekst, het uitgangspunt van de berekeningen der 'weken' en de bedoeling, die daar, soms met zoveel woorden uitgesproken, achter zit. In de zeventiende eeuw kwam het 'rationalisme' op. Dat leerde, dat men alleen voor waar kan aannemen, wat men als mens met het verstand, de rede, de 'ratio', kan begrijpen. Dat heeft zich in onze tijd ontwikkeld tot

Page 22: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

22

een radicaal 'horizontalisme'. Daarbij neemt men alleen het bestaan aan van wat binnen de intellectuele en geestelijke horizon van de mens ligt. Het komt er op neer, dat men de blik niet meer 'naar Boven' richt, maar dat men uitsluitend 'horizontaal' blijft kijken. Men beperkt zich tot wat 'de wetenschap' en 'de techniek' concreet kunnen aantonen tot wat 'voor ogen' is en 'onder de zon' bestaat. Als principe voor het onderzoek van de profetie heeft men de stelling van Porphyrius, de heidense christenhater en Bijbelcriticus, uit de grijze oudheid weer opgediept. Die propageerde als eerste de reeds genoemde idee, dat 'profetie' menselijk giswerk is of geschreven is na de 'vervulling'. Dat vervangt voor hen de leer der inspiratie. Voor de modernistische theoloog bestaat profetie op grond van Goddelijke openbaring helemaal niet, omdat men niet meer gelooft in een bovennatuurlijke God in een bovennatuurlijke hemel. En niet alleen hoort daar geen profetie bij, maar ook niet de komst van Jezus als Zoon van God en dus nog veel minder de exacte voorzegging van het jaar van Zijn komst. Daarbij, Jezus was dan natuurlijk ook niet God en Mens, maar een Joodse rabbi, die door zijn volgelingen en vooral door Paulus gemaakt zou zijn tot wat Hij voor ons is. Dat lijkt dus heel veel op het Joodse standpunt. Geen wonder, dat zij ook de Joodse lezing van dit vers enthousiast hebben overgenomen. Daarbij maakt men gebruik van een 'accent' voor de voordracht, dat in de Hebreeuwse tekst na 'zeven weken' staat. Zo'n 'hoofverdeler' is na het jaar 500 in ieder samengesteld

Page 23: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

23

vers van het Oude Testament geplaatst door de Joodse Masoreten. Dat waren mannen, die waakten over de zuiverheid van de Bijbeltekst. Zij wilden daarmee de volgens hen juiste nadruk in de voordracht bij het hardop zangerig lezen - de cantilene - aangeven. Later ging men in Daniël 9:25 de atnach opvatten als een grammatikaal, scheidend leesteken. Dan maakt het niet alleen verschil voor de voordracht, maar vooral voor de uitlegging. Men kan ook in de voordracht bij hardop voorlezen een bepaalde betekenis in een tekst leggen. Maar het ergens plaatsen van een leesteken en de keus van een komma of een puntkomma, dwingt tot een bepaalde uitlegging, met uitsluiting van alle andere. De rationalistische en horizontalistische theologen kwam die 'hoofdverdeler' goed van pas! 'De modernisten, die deze regel naar eigen believen wijzigen, hebben hier opeens de waarde van de traditionele Hebreeuwse accenten ontdekt' (Pusey 173 note 4). In de loop van de laatste tweehonderd jaar is in Daniël 9:25 de 'atnach' als 'hoofdverdeler' van het vers de beslissende factor geworden voor de exegese. Maar in geen enkel ander vers van het Oude Testament is dat het geval. De Statenvertalers hebben deze 'hoofdverdeler', die de Joden daar geplaatst hadden, die de modernisten nu hebben overgenomen en die deze profetie zijn Messiaanse karakter ontneemt, indertijd terecht verworpen. Modernisten vonden zo ook een nieuw uitgangspunt voor de 'zeventig weken'. Veel Middeleeuwse Joodse rabbijnen rekenden Jeremia's 'zeventig jaar' vanaf de verwoesting van de tempel rond 586 v.C. als Daniëls

Page 24: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

24

eerste tien 'weken' en de 'zeventig weken' tot de ondergang van de tweede tempel in 70 n.C.: geen vierhonderd negentig, maar zeshonderd vijfenvijftig jaar, honderd vijfenzestig jaar te lang. Modernisten namen ook dat over, maar ze rekenen tot het eind van de Syrische verdrukking in 164 v.C.. Het 'woord' zou een profetie van Jeremia zijn over herstel van Jeruzalem. Maar hij noemt daar de 'zeventig jaar' niet en dat Jeruzalem zou nooit meer verwoest worden. In 168 v.C. zouden de Syriërs stad en tempel verwoest hebben, maar bij de herovering in 164 v.C. bleek dat onjuist te zijn 4 (1 Mac. 4:36-5:1). Een ander bezwaar is, dat er tussen 586 tot 164 v.C. vierhonderd tweeentwintig jaar liggen: achtenzestig jaar te kort. Emendatie: gebruik en misbruik. Bovendien gaan sommige Bijbelcritici zich te buiten aan 'emenderen' van (het op eigen gezag wijzigingen aanbrengen in) de Hebreeuwse tekst. Dat is nodig, als een woord helemaal niet in een passage past, of die onbegrijpelijk maakt, of onbekend is, omdat het alleen daar in de Bijbel voorkomt, zijn betekenis niet uit het verband opgemaakt kan worden en er geen verwante vormen voorkomen in het Hebreeuws of in verwante talen. In het Hebreeuws schrijft men alleen mede-klinkers. In het Oude Testament zijn pas eeuwen na Christus de klinkers ingevuld. Een enkel woord kan dus een verkeerde klinker gekregen hebben. Dan kan een andere klinker, of zelfs een andere medeklinker, soms een woord doen ontstaan, dat wèl voldoet.

Page 25: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

25

Maar ook kan het zijn, dat een zeker woord wel past in een Bijbelgetrouwe uitleg van een passage, maar niet in een Bijbelkritische opvatting, en dat een modernistische commentator of vertaler daar een ander woord of een andere vorm voorslaat. Een bespreking van zulk menselijk giswerk zou totaal verzanden in willekeurigheden. Wij gaan daar meestal niet op in. In Daniël 9 is het ook gedaan, en soms alleen om de tekst pasklaar te maken voor de opvattingen van de commen-tator. Kamphausen (in P. Haupt, 'Sacred Books of the Old Testament' 1898) had al kritiek op uitleggers, die vooral in Daniël 9 zo makkelijk de Bijbeltekst 'emenderen'. Zijn raad aan Bijbelgeleerden was al bij vers 24: 'Hoe meer de moeilijkheden voor het verstaan van een belangrijke passage van het Boek Daniël toenemen, des te minder is het ons veroorloofd te proberen die te overwinnen door gewoon de tekst te wijzigen. In zulke gevallen is de tekst met bijzondere zorg overgeleverd'. Dat is zo, want de oude afschrijvers waagden het niet, om de Heilige Tekst te wijzigen. Hoogstens werden er aantekeningen in de marges gemaakt. Montgomery (377), die dit volledig citeert, zegt, dat hij daar 'hartelijk mee instemt'. Leupold (417) gebruikt nog sterkere bewoordingen en noemt het 'een heel goede waarschu-wing', die altijd op zijn plaats is. Maar deed men daar maar naar. Een voorbeeld van modernistische commentaar. Als voorbeeld kunnen wij 'A Critical and Exegetical Commentary on the Book of Daniël' door R.H.Charles,

Page 26: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

26

nemen, een deel van de gelijknamige serie. Daarin geeft hij eerst, in de inleiding tot zijn werk, een overzicht van allerlei echte en vermeende problemen. Eerst behandelt hij de tweetaligheid (de Hebreeuwse en de Aramese delen) en de eenheid van het werk, nu vrij algemeen geaccepteerd. Hij meent, dat het in Aramees geschreven is en in het Hebreeuw vertaald. Ook bespreekt hij de door hemzelf opgemerkte onbetrouwbaarheid van de Masoretische Hebreeuwse tekst, behalve natuurlijk de Masoretische 'hoofdverdeler' in vers 25 (!). De Hebreeuwse tekst komt volgens hem pas op de tweede plaats, vergeleken met de oude vertalingen in Grieks, Syrisch en Latijn. Dat zou vooral de indeling van het Boek Daniël betreffen, van delen, toevoegingen, vervanging met een ander (soms 'ouder') woord met een andere of verkeerde betekenis, verkeerd gebruik van woorden en zinnen en een verkeerde of 'latere' woordorde. Natuurlijk benadrukt hij de betrouwbaarheid van de vertalingen, ook van de Septuaginta, die van Dan.9:25-27 een volkomen verbasterde, minderwaardige vertaling geeft. Het is een ratjetoe van allerlei zinsdelen, die zelfs uit andere verzen gehaald zijn. En hij ziet in de Hebreeuwse tekst een ontwikkeling van woordvormen en woordorde, die voor hem aanwijzing zijn voor de late datum van ontstaan van het Boek. Daar heeft hij het zichzelf werkelijk niet makkelijk gemaakt! Als hij bij Daniël 9 komt, geeft hij (222) eerst de door hem opgespoorde 'misvertalingen' van Aramees in Hebreeuws en van 'hervertaling' in Aramees, de 'correcties', die hij aanbracht op grond van de

Page 27: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

27

Septuaginta en andere vertalingen en 'correcties' volgens hem vereist door het tekstverband, 'verloren zinsdelen', die hij uit de Septuaginta haalt. En hij spoort woorden op, die volgens hem 'laat Hebreeuws' zijn. Bij Dan.9:25 begint hij (242) met voor te stellen, eerst het herstel van de tekst door critici te behandelen en daarna die 'herstelde' tekst te interpreteren. Het eerste punt, 'Tekstcritiek', begint hij met te stellen, dat de Masoretische (Hebreeuwse) tekst van vers 25 in twee passages totaal bedorven is. Hij corrigeert die met behulp van de vertalingen en de 'contekst'. Als hij dan aan de 'Interpretatie' toekomt, begint hij (244) met de verbazingwekkende, maar toch heel logische verzuchting, dat de uitleg van zijn 'herstelde' tekst nu zo eenvoudig is!! Eén vraag is daarbij onvermijdelijk. Als de Masoretische tekst zo bedorven zou zijn en de vertalingen zo betrouwbaar, waarom handhaaft hij dan de Joodse hoofdverdeler, de 'atnach', na 'zeven weken' in vers 25? En waarom gaat hij dan ook hier niet af op de vertalingen, die alle de twee perioden samen nemen? Dat blijkt zelfs uit de Septuaginta door de misvertaling van het uit 25 naar 26 verplaatste 'zeven WEKEN en tweeënzestig weken' als 'zeven en ZEVENTIG en tweeënzestig' (door de gelijke spelling van beide woorden). Hier zien wij, dat ook zìjn argumenten selectief zijn: hij noemt ze alleen waar en in zoverre ze zijn vooringenomen standpunt ondersteunen, de rest negeert hij. Dat blijkt ook uit zijn vaak a priori uitsproken uitgangspunt, dat het Boek Daniël stamt uit

Page 28: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

28

de tijd van de Maccabeeën, wat gewoon het algemeen gehuldigde 'wetenschappelijke' uitgangspunt is. Drie verweven problemen. Wie in vers 25 de puntkomma na 'zeven weken' plaatst, moet de 'zeven weken' verbinden met wat er vóór staat en de 'tweenzestig weken' met wat daar op volgt. Men komt dan echter in de problemen. Die heeft men op verschillende manieren trachten op te lossen. Want met een scheidingsteken tussen de twee perioden kan men natuurlijk verschillende kanten uit. Maar die oplossingen moeten dan wel grammatikaal, syntaktisch, contekstueel en historisch verantwoord zijn. Ze moeten in goed Hebreeuws staan, tot goede zinnen leiden, mogen geen te vreemde of onmogelijke wending aan het geheel geven en natuurlijk moet bij het vervulde deel van de profetie het resultaat overeenkomen met de ons bekende geschiedenis. Het gaat hier om vooral drie problemen, die met elkaar verband houden. Wij zetten ze dus nog eens op een rijtje en kijken, hoe daardoor een nieuwe vertaling er uit komt te zien. Ten eerste gaat het om de plaats van de puntkomma. Zijn er zeven weken van 'een woord om te herstellen' tot 'een 'gezalfde en vorst' en dan tweeënzestig weken van deze gezalfde tot vòòr de dood van een andere gezalfde (vers 26), òf is er een periode van 'zeven en tweeënzestig weken' van 'een woord om te herstellen' tot 'een gezalfde en vorst', die kort daarna gedood zal worden. Ten tweede kan bij scheiding van de twee perioden, 'het woord om te herstellen' niet een nog te geven bevel

Page 29: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

29

zijn. Abusievelijk dateert men dat in 538 (Kores), 520 (Darius) of 458 (Ezra), of Bijbels in 445 v.C. (Nehemia). Maar negenveertig jaar na die data is er geen 'gezalfde en vorst'. En als dat Kores is, begon negenenveertig jaar daarvoor de ballingschap en was er geen bevel tot herstel. Het moet dan een oude profetische belofte zijn. Ten derde is de vraag, of 'herstellen en bouwen', wat er letterlijk staat, synoniemen zijn, die beiden 'herstellen' betekenen, of dat ze twee fasen aanduiden, 'zeven weken' van herstel en 'tweeënzestig weken' van onderhoud en verdere uitbreiding. Dat laatste is normaal en was de gang van zaken in Jeruzalem. Die problemen beïnvloeden de vertaling. Men kan 'letterlijk' of 'dynamisch' ('met andere woorden') vertalen. Maar men mag niet als 'vertaling' aanbieden, wat er niet staat. De 'Nieuwe Vertaling' van het N.B.G. Wie van de modernistische (of Joodse) lezing van de tekst (met puntkomma na 'zeven weken') en a-messiaanse opvatting daarvan, nog iets maken wil, moet woorden veranderen of bijvoegen. Wij kunnen dit demonstreren aan de op een enkele plaats na - uitstekende 'Nieuwe Vertaling' uit 1951 van het N.B.G.. Omdat het 'woord' een profetische belofte zou zijn, vertaalde men 'Vanaf het ogenblik, dat het woord uitging' voor 'Vanaf het uitgaan van een woord' (zie Statenvertaling). Dat is niet vertalen, maar inter-preteren. Hier wordt een oude profetie verondersteld. Men vat 'herstellen en bouwen' op als synoniemen voor een 'wederopbouw'. Dat doet de leek misschien aan

Page 30: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

30

Hebreeuws parallellisme denken. Maar daar heeft het niets mee te maken. Het is gewoon een pleonasme, een foutieve dubbelzegging. 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld worden' klinkt vreemd. Het NBG vertaalt: 'Tweeënzestig weken LANG'. Theoretisch kan dat, maar niet in een zin als deze (wat elders besproken wordt). Door de verkeerde plaatsing van de puntkomma zou de wederopbouw dan vierhonderd vierendertig jaar duren. Dat is niet realistisch. Daarom vertaalt het N.B.G.: '--- hersteld en herbouwd BLIJVEN'. Dat is weer geen vertalen, maar interpreteren en fout ook. Zo mag een vertaling voor algemeen gebruik niet het blijk van een fout uitgangspunt camoufleren. ' De niets vermoedende lezer krijgt hier een lezing voorge-schoteld, die berust op een eenzijdige en foute interpretatie op grond van een op zijn minst omstreden opvatting. 'Fout', want er staat: 'hersteld en herbouwd WORDEN'. Maar in het Hebreeuws is 'worden' niet een woord, zoals in het Nederlands, dat men door een ander woord vervangen kan. Het is een werkwoordsvorm van 'bouwen'. Men denkt dat dan te bereiken via het 'gedachte - trappetje': 'worden' leidt tot 'zijn' (wat het in het Hebreeuws ook kan betekenen) en dat leidt tot 'blijven' (wat dus geen vertaling kan zijn van de passieve vorm van het werkwoord, die 'worden' betekent). Trouwens, ook in het Nederlands kan men 'worden' niet vervangen door 'blijven'. Dat is gedaan, om de verandering in de betekenis van de zin, veroorzaakt door de willekeurige plaatsing van een scheidend leesteken, zo aan te passen en te vertalen,

Page 31: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

31

dat het zo goed als mogelijk past bij de historische gebeurtenissen, die men daarin niet geprofeteerd, maar beschreven zegt te zien, en dat ondanks het feit, dat de jaartallen niet kloppen. 'Hoofdverdeler' is eigen leven gaan leiden. Er achter lag bij de eerste commentatoren, die deze dwaling in de zeventiende en achttiende eeuw lanceerden en ligt bij de hedendaagse kampioenen daarvan, de gedachte, dat Daniël 9:25 geen Messiaanse profetie kan (lees: mag) zijn. Dat is het drijvende motief. Dus werken de puntkomma na 'zeven weken', het 'woord' als een profetie en de 'zeventig weken' die niet tot Christus reiken, met elkaar samen. Want als de berekening bij Jezus Christus zou uitkomen, dan is de waarheid van zowel bovennatuurlijke openbaring als van de Goddelijke natuur en roeping van Jezus Christus door historische feiten gestaafd. Intussen is de uitleg van Dan.9:25, met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken', een eigen leven gaan leiden. Veel theologen, die geen aanhangers van het 'horizontalisme' zijn, aanvaarden die uitleg, alleen omdat die zich als 'wetenschappelijk' aandient. Bij de meesten dateert dat van de tijd van hun opleiding in de theologie. Jonge studenten, zo van de middelbare school, hebben meestal nog niet de mogelijkheid, om de eenzijdige informatie te doorzien. Op dit punt wist men met quasi wetenschappelijk gepraat op de hogescholen en geschrijf in de commentaren veel theologen voor dit standpunt te winnen. Zelfs heel wat geleerden, die wel in Bijbelse openbaring geloven en Jezus als de Christus en

Page 32: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

32

Zoon van God belijden en door de Heilige Geest een waarachtige band met God hebben of hadden, hebben de plaatsing van dat Joodse accent aanvaard. Van hen zou deze tekst wel een Messiaanse voorzegging mogen zijn, maar kan het niet. Vandaar, dat, zoals al eerder meermalen opgemerkt, de meeste moderne commentaren en vertalingen nu een scheidend leesteken achter 'zeven weken' hebben. Zij, die daar toch een Messiaanse tekst willen blijven zien, zien de 'Gezalfde en Vorst' van vers 25 dan als een of andere vorst of hogepriester en de 'Gezalfde' van vers 26 als Christus. Dat doet echter de Hebreeuwse tekst èn de historische vervulling geweld aan. Er is dus een onoverbrugbare kloof tussen de Bijbelgetrouwe en de modernistische onderzoeker. Dat maakt het moeilijk, om het werk van modernisten te bespreken, vooral de individuele argumentatie. Keuze en volgorde van onderwerpen. Wij behandelen daarom van vers 25 de hoofdtypen van vertaling, die wij in vertalingen en commentaren hebben aangetroffen. Wij behandelen ze in een volgorde, zoals die logischerwijs uit de aanwezigheid van de 'hoofdverdeler' tussen de twee perioden voortvloeit. Wij geven aan, wat de bezwaren zijn en proberen zo duidelijk mogelijk uit te leggen, waarom. De door modernisten toegepaste kunstgrepen behandelen wij slechts in methodische volgorde. Wij beginnen er mee, dergelijke voorstellen te bezien met gepaste reserve. Inderdaad is de Hebreeuwse Bijbeltekst niet overal goed verstaanbaar en er bestaan moeilijke

Page 33: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

33

vraagstukken. Maar er zijn grenzen. En die liggen vaak anders, dan men oppervlakkig bezien zou vermoeden. Als wij kunnen aantonen, dat een dergelijke wijziging, grammatikaal of voor de zinsbouw, moeilijkheden geeft, of niet in de samenhang past, volstaan wij daar mee. Want dat zijn de eerste vereisten voor een goede vertaling of uitleg. Dan gaan wij niet nog eens in op allerlei redenaties, waarmee individuele schrijvers hun theorie toch aannemelijk proberen te maken. Een enkele maal zullen wij ook ingaan op individuele variaties. Maar iedere commentator heeft een bepaald type op zijn eigen manier toegepast en beargumenteerd of ook wel alleen maar goedgepraat. De commentator kan voor zijn voorkeur enkele goede punten naar voren gebracht hebben. Maar als er veel betere punten zijn, die in het nadeel van zijn voorkeur spreken, dan volstaan wij daarmee. Dat alles te bespreken zou veel te ver voeren. En de argumenten zijn soms zo gezocht, en worden soms zo uitgekookt aangeboden en halfslachtig behandeld, dat wij bij een bespreking daarvan in een moeras van gedebiteerde tegenstrijdigheden zouden verzinken of van de bomen het bos niet meer zouden zien. Dat op zichzelf zou al een boekwerk worden, al zou het een goede cursus geven over de ongerijmdheden van de moderne Bijbelcritiek. Misschien dat wij daar later nog eens aandacht aan zullen besteden. Maar erg stichtend zal dat dan niet worden. Men krijgt daarbij vaak het gevoel, alsof men op zand kauwt, zoals één Bijbelgetrouwe schrijver zich uitdrukte. Misschien knarst het nu al tussen uw tanden. Eén troost: de

Page 34: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

34

volgende hoofdstukken zijn wat anders geaard dan deze inleiding in het probleem.

Page 35: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

35

2. HET WERK DER MASORETEN. De 'oude' en de 'moderne' tekst. Voor de duidelijkheid moeten wij in vers 25 enkele 'zinnen' onderscheiden, die anders lopen al naar de reeds besproken puntkomma geplaatst is. De eerste 'zin' is eigenlijk 'Weet dan en versta'. Maar omdat daar geen wezenlijk verschil van mening over bestaat, houden wij ons alleen bezig met wat daar op volgt. Dat bestaat uit twee 'zinnen', die wij de 'eerste' en de 'tweede' zin noemen. Die geven wij in letterlijke vertaling, omdat de Nieuwe vertaling van het N.B.G. zijn vertaling hier aangepast heeft aan de modernistische opvatting.De 'conservatieve' uitleggers en vertalers plaatsen de puntkomma achter 'tweeënzestig weken'. Hun eerste zin wordt dan: 'Vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde, een vorst, (zullen) zeven weken en tweeënzestig weken (zijn)'. De tweede zin zegt dan: 'Zij zal hersteld en gebouwd worden, plein en insnijding, en in druk der tijden'. De 'modernistische' uitleggers en vertalers plaatsen de puntkomma achter 'zeven weken'. Zonder hun veran-deringen in de zinnen, om de ontstane fouten weg te werken, wordt hun eerste zin dan: 'Vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot op een gezalfde, een vorst, (zullen) zeven weken (zijn)'. De tweede zin wordt dan: 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden, plein en insnijding, en in druk der tijden'. Dit is het gevolg van het werk der Masoreten.

Page 36: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

36

Iedereen, die daar even aandacht aan schenkt, zal beseffen, dat die kleine verandering grote gevolgen moet hebben. Het werk van de Masoreten. In de tijd van het Oude Testament werd het Hebreeuws in alleen medeklinkers geschreven. Dat is nog de schrijfwijze van de Hebreeuwse taal. In het Nederlands zou de eerste zin er dan zo uitzien: 'n d td vn ht d tstmnt wrd ht hbrws n lln mdklnkrs gschrvn'. En leestekens, zoals punten en komma's stonden er ook niet in. Maar tussen de zesde en de achtste eeuw na Christus begonnen de Joodse 'Masoreten', die de 'Masorah', de traditie, zeiden door te geven, de Hebreeuwse Bijbel te voorzien van uitspraaktekens, vooral van klinkers. Andere tekens werden in de tekst geplaatst als 'voordrachttekens' voor de voordracht bij het hardop voorlezen. Oorspronkelijk hadden de Joden de accenten en voordrachttekens van het Grieks geleend, om de openbare voorlezing tot in finesses te regelen. Terwijl dit veranderde in het zangerig reciteren, kregen die de functie van muzieknoten, om die 'cantilene' aan te geven: klemtoon, toonshoogte en kortere of langere pauzen. Sommige, waaronder de atnach, geven een lage en lang aangehouden toonshoogte aan, andere geven hoge en zeer hoge tonen aan. Men kent de 'komma-cadens', de 'puntkomma - cadens' en de 'punt - cadens'. Die onderbreken en wijzigen de toon van de voordracht. Paul Kahle (Mas.48-50) geeft een voorbeeld uit de Sefardische Thoravoordracht. Bij een bepaald

Page 37: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

37

accent daalt de toon een halve noot, om bij een ander accent weer een halve noot te stijgen. Na een bepaalde toonshoogte moest bij het 'atnach'-accent ook een pauze komen. De 'atnach' is in ieder vers de 'hoofdverdeler', die het halveert. De delen worden nog eens of meermalen onderverdeeld met andere accenten. Woorden, die samen gereciteerd moeten worden, en de wijze waarop zij gereciteerd moeten worden, worden door tekens aangegeven. Nu dienen zij vooral als klemtoontekens en als voordrachttekens. Met de klemtoon onderscheiden zij onder meer de woorden, die een gelijke spelling hebben, zoals bij ons 'vóórkomen' en 'voorkómen'. Als voordrachttekens is hun waarde altijd maar betrekke-lijk. Soms geeft de atnach (in deze voorbeelden een /) een belangrijk breekpunt in de zin aan: 'En God zag het licht dat het goed was / en God maakte een scheiding tussen het licht en de duisternis' (Gen.1:4). Soms ook is die haast niet waarneembaar. 'In het begin schiep God / de hemelen en de aarde' (Gen.1:1). (Gesenius-K-C. Grammar par.15, p.57 evv.). Ook Hengstenberg (417 note 2) wijst er op, dat de 'atnach' vaak juist niet op de plaats gezet is, waar wij een punt of puntkomma zouden plaatsen. De grammatica van Nat - Koopmans ('51, 13-14) zegt onomwonden, dat deze tekens bedoeld zijn voor de muzikale voordracht en dat ze daarnààst 'dienst doen' als leestekens en klemtoontekens. Daarna wordt uitdrukkelijk verklaard, dat het Hebreeuws leestekens, zoals in onze westerse talen, 'in het geheel niet kent',

Page 38: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

38

maar dat de accenten, 'althans de voornaamste', 'diensten bewijzen voor het goed verstaan van de tekst'. Ze hebben dus in het geheel geen dwingende, grammatikalee betekenis. Wright (Pr.206) haalt Dr.Wickes aan (Hebrew Prose Accents 32-35): 'Punctuatie, accentuering en onderverdeling van de Hebreeuwse tekst werden ontworpen om exegetische en grammatikale aanwij-zingen te geven. Sommige zijn bewaard gebleven, hoewel in de meeste gevallen de sleutel tot hun interpretatie verloren is geraakt'. Zelf schrijft hij: 'De Masoretische punctuatie is ongetwijfeld van grote waarde en het heeft de grammatikale vormen van de Hebreeuwse taal bewaard'. Maar daaraan 'kan men niet in alle gevallen slaafs vasthouden', (Pr.231): Bij problemen 'is de accentuering niet van het meeste belang'. In poëzie wordt de atnach zelfs in de grien als een leesteken voor de hoofdverdeling van de zin, maar als een onderverdeler. Beperkingen der Masoretische notities. Noch reciteertekens, noch leestekens horen bij de geïnspireerde tekst. Zij geven niet eens de eigenaardigheden van het oorspronkelijke Hebreeuws van de tekst aan. De Hebreeuwse grammatika van Nat - Koopmans '51 (3) zegt, dat in een moderne spraakkunst het Masoretische Hebreeuws behandeld wordt en niet het Hebreeuws, zoals het oorspronkelijk moet zijn gesproken en gelezen. Het is een eenvormige tekst, die haast geen sporen meer bevat van de ontwikkeling van een duizend jaar, die het Hebreeuws vóór de Masoreten

Page 39: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

39

doorgemaakt heeft. Ze vertegenwoordigden maar in beperkte mate de 'traditie'. Zij gingen lang niet altijd alleen terug op oudere systemen, maar dachten onder-delen van hun systeem ook zelf uit, op grond van hun eigen opvattingen over tekst en contekst. Zo stelden ze sommige grammatikale regels zelf op (F.Kenyon 77-78). Volgens Nat - Koopmans is de Masoretische vocalisatie een hulpmiddel van later en was het in een groot aantal gevallen niet effectief. Zij gaven niet de toen in gebruik zijnde uitspraak, maar de volgens hen ideale uitspraak. Voor verloren gegane keelklanken en eindklinkers namen zij bepaalde uitspraakregels en tekens over uit de Arabische Koran. Daarin waren namelijk oude vor-men van het Arabisch der Bedoeienen bewaard gebleven (Kahle, Caïro, 86 evv.). Dat geldt ook voor de accenten. De commentatoren en vertalers springen daar vaak vrij mee om, of negeren ze. Dat toont, dat ze de accenten niet als van beslissende invloed op exegese en vertaling beschouwen. Sommigen schrijven dat openlijk, ook als ze die in Dan.9:25 heel belangrijk vinden (Keil 221). In de wetenschappelijke commentaren leest men er weinig of niets over. En in de vertalingen plaatst men leestekens naar de eigen taal eist, zodat hun plaats en kracht soms wel, maar ook vaak niet met die van de Masoretische accenten overeenko-men. In vers 25 noemen de meeste modernistisch gezinde uitleggers de 'atnach' niet eens. Eén van de uitzon-deringen vormt Montgomery (379). Hij noemt daarbij ook de oude vertalingen - de Griekse Septuaginta en Theodotion, de Latijnse Vulgaat en de Syrische Peshitta,

Page 40: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

40

die allemaal de komma achter 'tweeënzestig weken' hebben en de vertalingen en sommige commentatoren, die zich daaraan gehouden hebben. De NBG-vertaling negeert de atnach in vijf verzen van Daniël 9 (2,4,19,22 en 24), maar handhaaft hem in de vorm van een scheidend leesteken in vers 25. Andere schrijvers en hun navolgers negeren de atnach in vers 4, verplaatsen hem in vers 24, maar stellen hem in vers 25, weer als leesteken in plaats van als voordrachtsaccent, als absoluut dwingend voor.

Page 41: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

41

3. MOGELIJKE MOTIEVEN VOOR PLAATSING ATNACH. De historisch juiste plaatsing. Tussen de zesde tot de achtste eeuw plaatsten de Joodse Masoreten (Bijbelgeleerden) in zo goed als ieder vers van het Oude Testament een bepaald accent, genaamd een 'atnach', als 'hoofdverdeler' van dat vers. Hoe moeten wij dan die latere invoering van die hoofdverdeler in Dan.9:25 achter 'zeven weken' beoordelen? Van eeuwen her tot vlak vòòr de Masoreten plaatsten alle ons bekende vertalers en schrijvers de hoofdverdeling van dat vers ergens anders en wel àchter de 'tweeënzestig weken'. Deze opvatting had de Moza-sche test voor profetie in alle opzichten doorstaan (Deut.18:21-22). Dan is het namelijk een feilloze voorzegging van het jaar, waarin 'Christus' als 'Vorst' tot het volk van God kwam en kort daarna 'terechtge-steld' werd, met daarna de val van Jeruzalem onder Titus en van enkele grote historische feiten, die er voor en er na gebeurden. Dat er aan het begin van onze jaartelling zo'n sterke Messiasverwachtig onder de Joden was ontstaan, kan alleen maar berusten op een berekening op grond van de 'weken' van Daniël 9. Er is eenvoudig geen andere profetie dienaangaande. De eerste christenen zagen die profetie vervuld voor hun ogen. En later zagen ook de Joden van de eerste eeuwen in vers 26 de verwoesting van Jeruzalem door Titus voorzegd. Ze waren daarvan zo overtuigd, dat zij op de koop toe namen, dat vers 26 dan ook de daaraan voorafgaande dood van Jezus

Page 42: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

42

voorzegde. 'En er is niet(s) aan (voor) Hem' legden zij dan uit als aangevende, dat Hem de waardigheid van een Messias-Vorst niet gegeven was en Hij dus terecht als een godslasteraar zou zijn terechtgesteld. Deze vervulling in de eerste eeuw was indrukwekken-der dan welke andere vervulling van deze verzen in een andere vorm. Een voorbarige interpretatie. Wij denken hierbij aan de voorbarige interpretatie van Dan.9:24-27 in de oude Septuaginta uit de tweede eeuw voor Christus. Die vertalers zagen het als een profetie van de Syrische verdrukking, die toen net achter de rug was. Zij brachten daartoe zelfs belangrijke wijzigingen in dit gedeelte aan. Dat is te verklaren uit twee feiten. Ten eerste werden de Hebreeuwse Schriften bij voorlezing door uitleggers vaak vertaald, maar dat mocht geen letterlijke vertaling zijn, maar het moest tussen vertaling en uitlegging liggen. (Talmoed, Kidd.49a, bij Edersheim, I, 206). Dat ziet men ook in aanhalingen van het Oude Testament in het Nieuwe. Ten tweede is de Griekse vertaling kort na die moeilijke tijd gemaakt. Enkele uitspraken van die passage leken daar op te slaan. Dit is die Griekse tekst in het Nederlands: 25 'En weet en versta en verheugt u: en van het uitgaan van bevelen om beantwoord te worden (door daden? of: 'als antwoord' op de gebeden?) en (voor) het bouwen van Jeruzalem, stad des Heren, 26. En met zeven en zeventig en tweeënzestig weken zal een zalving ontvallen en zal niet zijn. En een volk van een vorst zal de stad en het heiligdom verwoesten ---'.

Page 43: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

43

De modernistische theologen ontkennen de Messiaanse interpretatie uit vooroordeel of uit onkunde. Het is eigenaardig, maar kenmerkend voor de bevooroordeelde en eenzijdige zienswijze van bij voorbeeld Montgomery, dat hij de fouten in de vertaling van de Septuaginta ook rapporteert, maar daaraan niet bovenstaande conclusie verbindt. Ook hij vindt de tekst van de Septuaginta daar slecht. Maar de interpretatie, die daar achter ligt, hangt ook hij aan. En door de 'hoofdverdeler' met de Joodse plaatsing als een scheidend leesteken op te vatten, kon men die zogenaamde vervulling met veel minder (hoewel niet zonder) tekstverandering, veel makkelijker en onopvallender een schijn van legitimatie geven. De meest ongelukkige plaatsing. Als wij de plaats van de hoofdverdeler in de andere verzen van Daniël 9 bestuderen, zullen wij zien, dat de 'hoofdverdeler' daar het vers zo in tweeën deelt, dat het ene deel een toelichting is op het andere. Daarvoor zou in vers 25 het beste de 'hoofdverdeler' na 'tweenzestig weken' geplaatst kunnen worden. Maar dat hebben de Masoreten niet gedaan. Vergeleken met de duidelijke en consequente werking van de 'hoofdverdeler' in de andere verzen, is vers 25 slordig en inconsequent behandeld. Het lijkt, of men de meest ongelukkige plaat-sing heeft gekozen, die er was en de betere plaatsing welbewust verworpen heeft. Want als enige uitzondering in dit hoofdstuk lijken zij voor die plaatsing gekozen te hebben, waarbij vers 25 zo goed als uiteen valt in diè twee delen, die het minst mogelijk verband met elkaar hebben. Ook valt alleen

Page 44: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

44

daardoor het verband weg tussen de verzen 25 en 26, omdat de twee gezalfden door honderden jaren van elkaar gescheiden worden. Niet alleen gaat zo, zeker in vers 25, het Messiaanse element verloren, maar in de vertalingen kan deze constructie alleen slagen, als men veranderingen en uitbreidingen in de tekst aanbrengt, die op zijn minst twijfelachtig zijn, zeker in deze zin. Dat wordt in aparte hoofdstukken behandeld. Men kan niet zeggen, dat dat in hun tijd de enig redelijke interpretatie van deze tekst ondersteunde en zij dus de hoofdverdeler daar wel moesten zetten. Men zou kunnen veronderstellen, dat ook de Masoreten gedacht hebben aan een vervulling van deze profetie in de tijd van de Syrische overheersing in de tweede eeuw voor Christus. Maar in hun tijd was het toch al meer dan vijfhonderd jaar bekend, dat de drie profetiën van de verzen 25 en 26a over de komst en de dood van Jezus als een echte of een valse Messias, en de daarop volgende verwoesting van Jeruzalem, letterlijk vervuld waren, en de eerste profetie zelfs tot op het jaar nauwkeurig. En een feit is ook, dat zelfs nog een vijfhonderd jaar later, in de Hoge Middeleeuwen, het merendeel van de Joodse schrijvers de 'zeventig weken' lieten lopen tot de ver-woesting van de tweede tempel door het leger van Titus. Het lijkt er dus op, dat zij een dwingende reden hadden, om die 'hoofdverdeler' in vers 25 op een plaats te zetten, die de toen gangbare Joodse èn Christelijke uitleg van dat vers tegensprak.

Page 45: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

45

Hadden christenen èn Joden vers 25 vervalst? Er wordt wel beweerd, dat de Christenen tegen een oude leesgewoonte in de puntkomma in de Griekse vertaling achter 'tweeënzestig weken' zetten, om de tekst op Christus te doen slaan. Heel stellig, tegen het fanatieke aan, is Montgomery (392,399) daarin. En dat zonder meer 'bewijs' dan het feit, dat die puntkomma daar in de oude vertalingen staat. De christenen gaven een andere uitleg aan deze passage dan de meer dan honderd jaar daarvoor gemaakte Griekse vertaling. De vertalers van de Septua-ginta konden de door hen meegemaakte Syrische verdrukking als vervulling zien van enkele daarin voorkomende zinsneden. Maar pas de christenen konden, gezien de gestelde termijn, heel vers 25 en het begin van 26 vervuld zien. En na de val van stad en tempel in het jaar 70 namen ook de meeste Joden dat aan. Maar Montgomery spreekt er zijn verwondering en spijt over uit, dat die uitleg van de Septuaginta al vóór de eerste eeuw verloren was gegaan. Hij erkent wel, dat zowel Joden als Christenen in Daniël 9:25-26 de dood van Jezus en de val van Jeruzalem zagen. Maar hij concludeert, dat die vervulling Joodse en christelijke leiders parten speelde (!). Zij zouden toen de tekst van Daniël 9:25 vervalst hebben, door met de in het Grieks gebruikelijke leestekens de versindeling en de klemtoon anders te leggen, dan daarvóór (volgens Montgomery) het geval zou zijn geweest. Zo zouden zij hun volgelingen misleid hebben!

Page 46: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

46

Maar zoals al geconstateerd is, gaf de Septuaginta eigenlijk geen vertaling, maar een bewerking van deze passage, waarbij in vers 25 de 'zeven weken en tweeënzestig weken' weggelaten waren. Die klopten niet met de termijnen van de Syrische ver-drukking. Wat dat betreft waren ze realistischer dan de modernisten. Die zien dat ook wel. Maar zij handhaven die perioden niet alleen, maar maken er ook nog berekeningen van, die vijftig of meer jaren het door hen gestelde doel voorbij schieten! Zelfs vanaf de vroegste profetie van Jeremia over de zeventig weken, die van 25:11-12, komt men met de zeventig weken, waar zij mee rekenen, uit in 115 v.C., terwijl de Syrische verdrukking eindigde in 164 v.C.. Daarom heeft iemand zelfs beweerd, dat de zeven en de tweenzestig weken gelijk moesten beginnen. Dan komt men namelijk uit in 164 v.C.. Origineel was dat echter niet, want sommige Joodse uitleggers schoven al met die perioden in de Middeleeuwen. Niemand van de leidende commentato-ren vindt dat verantwoord. Door het weglaten van die twee perioden hadden de vertalers van de Septuaginta ook niet de problematische vraag te beantwoorden, waar zij daarin een leesteken moesten plaatsen als die toen al speelde. In hun verbasterde vertaling plaatsten zij die 'zeven weken en tweeënzestig weken' aan het begin van vers 26 ('weken' en 'zeventig' worden namelijk in het Hebreeuws hetzelf-de gespeld). Maar daar staan ze wel als een eenheid! Wij hebben daar al op gewezen. Aan de Septuaginta kan men dus in vers 25 niet zien, wat de eerste lezing was, maar in vers 26 wel.

Page 47: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

47

De christenen en Joden in de eerste eeuw zagen dus zelfs in de Septuaginta helemaal geen scheidend leesteken staan tussen die twee perioden, niet in vers 25, omdat ze daar weggelaten waren en niet in vers 26, omdat ze daar als een eenheid voorkomen. En ook de commentators van vandaag kunnen met de verbastering van vers 25 in de Septuaginta niet aantonen, dat in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst bij het lezen de scheiding na 'zeven weken' moest vallen en vers 26 haalt men daar schijnbaar niet graag voor aan. De christenen en Joden van de eerste eeuwen hebben het leesteken dus niet VERplaatst om hun vervulling mogelijk te maken, maar GEplaatst in het licht van die vervulling - en in navolging van vers 26 in de Septuaginta, kunnen wij daaraan toevoegen. De beschuldiging, dat zij een gangbare (ongeschreven) lezing met de scheiding na 'zeven weken' hebben vervangen door een lezing met een scheiding na 'tweeënzestig weken', is uit de lucht gegrepen. Vóór hen en na hen is er geen dergelijke volledige vervulling van deze passage geweest, als die, die zonet genoemd is. De plaatsing van de komma na 'tweenzestig weken' was dus de eerste plaatsing, die er ooit geweest was, want het Hebreeuws kende en kent zulke leestekens niet. Het was dus ook geen voorbarige, eigengereide of fanatieke gril, maar een opvatting, die door recente gebeurtenissen, ingebed in meer dan vijfhonderd jaar van geschiedenis, gerechtvaardigd was. De historische en literaire bewijzen zijn daarvoor dus aanwezig. Daarom plaatsten alle oude Bijbelvertalers uit de eerste eeuwen, zowel Joodse als christelijke, dat

Page 48: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

48

leesteken in Dan.9:25 na 'tweeënzestig weken'. En een duizend jaar lang hadden Joden en Christenen vrijwel identieke opvattingen over Daniël 9:26, behalve dan over de vraag, of de dode van vers 26 een echte of een valse messias was. En onder Bijbelgetrouwe christenen is deze opvatting levend gebleven tot op de dag van vandaag. Kracht van de Messiaanse boodschap. Hebben de Masoreten het 'atnach'-accent achter 'zeven weken' gezet, om een Messiaanse profetie over Jezus te ontkrachten, om zich tegen aanvallen van Christenen te verdedigen, om te voorkomen, dat Joodse lezers in de profetie Jezus zien? Minstens vierhonderd jaar lang konden Christenen met deze tekst proberen de Joden te bewijzen, dat in Jezus de Messias gekomen is. Bij voorbeeld Tertullianus deed dit in zijn 'Antwoord aan de Joden'. In oude - ook Joodse - bronnen, en ook in de Middeleeuwen en in de moderne tijd hebben Joodse schrijvers erkend, dat àls Daniël 9:25-26 de 'hoofdverdeler' achter 'tweenzestig weken' heeft, het een Messiaanse profetie is. Die zou de komst van de Messias in de eerste helft van de eerste eeuw voorzeggen. En iedereen, die in de Goddelijke inspiratie van het Oude Testament gelooft, zou Jezus als de Messias moeten aanvaarden. Inderdaad heeft de Messiaanse betekenis van Daniël 9:25 er toe bijgedragen, dat Joodse mensen, die voordien niet in Jezus als de Christus geloofden, tot het inzicht kwamen, dat Hij de lang beloofde Messias is. Die vrees was dus wel gerechvaardigd. Wolf geeft in de Bibliotheca Hebraïca III (p.1228) een uitspraak van de

Page 49: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

49

Venetiaanse Opperrabbijn Simon Luzzato over deze passage (Zoeckler 187,1). Diens Hebreeuwse naam was Simchah. Hij leefde van ongeveer 1580 tot 1663. Hij had voor die tijd moderne ideeën. Hij hield in het oog, dat men die atnach ook zuiver als een accent zou kunnen zien en niet als een scheidend leesteken. Hij gaf de Joden de raad, om Daniel 9 niet te grondig te bestuderen. Vol-gens hem 'zou het gevolg van een al te lang en diep onderzoek van Daniël door Joodse geleerden waarschijnlijk zijn, dat ze allemaal christen zouden worden; want het kan niet geloochend worden, dat volgens de tijdopgave van Daniël de Messias al gekomen moest zijn'. Of Jezus dan de ware Messias was, kon hij 'niet als zeker beschouwen'. Het zou dus begrijpelijk zijn, als de Masoreten deze lezing van Daniël 9:25 niet erg welgezind waren (Auberlen 136). Men zou het hen, vanuit hun standpunt en vooral vanuit de situatie gezien waarin de Joden verkeerden, niet kwalijk kunnen nemen, als zij in deze 'hoofdverdeler' een uniek middel zagen, om een aanzet te geven tot een andere en niet-Messiaanse interpretatie van deze tekst. Dat zou hen de mogelijkheid bieden, om zich en anderen tegen de Christelijke leer te verdedigen. 'Tegen de afvalligen'? Dat wordt bevestigd door een latere Joodse rabbi (Pusey 173). De beroemde Middeleeuwse Joodse commentator Rabbi Solomon ben Yitzchaki (1040-1105) verwierp hier de letterlijke interpretatie van de christenen. Hij schrijft, dat de atnach tussen de 'zeven weken' en de 'tweenzestig weken' geplaatst was 'met het

Page 50: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

50

oog op de afvalligen': 'lemaän haminiem'. Marcus Jastrow geeft in zijn 'Dictionary' bij de Targumiem, Talmud en Midrash (776a) als de derde, 'speciale', betekenis van 'min': 'een Joodse afvallige, meestal als benaming van Joodse christenen'. Dat hoeft echter niet te betekenen, dat een vijfhonderd jaar daarvóór de Masoreten die overweging lieten meespelen. Rashi leefde van 1040 tot 1105. Hij studeerde in het Rijnland, maar leefde en werkte in Frankrijk (New Jew.St.Enc.1600). Hij schreef vooreerst voor Joden. In die tijd (1000-1250) was het Voor-Yiddisch aan het ontstaan. De hoofdbijdragen daarvoor kwamen uit het Middenrijnse Duits, Loez (Joodse samenstelling uit Oud Frans en Oud Italiaans) en Hebreeuws. Door de Middel-eeuwse migraties naar het Oosten kwam daar later Slavisch bij, in de laatste eeuw Engels en in de laatste tientallen jaren nieuw-Hebreeuwse woorden uit Israël (Id.1994). Maar voor en in Rashi's tijd spraken en schreven de Joden in Westeuropa voor alledaags gebruik in de taal van hun gastland (Posner 6,104). Het Oud-Frans is, zoals zoveel Europese talen, ontstaan uit of sterk beïnvloed door het Latijn. Daarin heeft een woord voor iedere functie in de zin een eigen vorm, zodat woordorde en leestekens daarvoor niet zoveel betekenis hebben. Er was dus wellicht weinig inzicht in het functionele verschil tussen grammatikale interpunctie en accentuering voor de voordracht. Bovendien was het Hebreeuws voor hen slechts een tweede, religieuze taal. Men kon dan mak-kelijk een reciteerteken aanzien voor een scheidend grammatikaal leesteken. Maar dat zou de Messiaanse

Page 51: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

51

betekenis van deze tekst wel te niet doen. Dat kan men haast niet over het hoofd gezien hebben, zoals Simchah het tegengestelde meteen opmerkte. De atnach in plaats van een komma. De Masoreten hoeven de 'hoofdverdeler' niet met opzet achter 'zeven weken' geplaatst te hebben, om de tekst zijn Messiaanse betekenis te ontnemen. Want in vertalingen uit de eerste eeuwen, in de Griekse vertaling van Theodotion, waarmee men later het Boek Daniël in de Septuaginta verving, en in de Latijnse en de Syrische vertalingen, staat achter 'zeven weken' een komma en achter 'tweeënzestig weken' het equivalent van een puntkomma of dubbele punt. Dat waren leestekens. Dat na 'tweeënzestig weken' een sterker leesteken staat, om een langere en nadrukkelijkere pauze in te lassen, geeft de oudste leestraditie weer. Een 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' is dus niet helemaal uit de lucht gegrepen. Maar het was niet de komma achter 'zeven weken', die de absolute scheiding in het vers aangaf. Wat deed die komma dan wel? In de oudheid las men altijd hardop. Leestekens hebben dan ook invloed op de toon en de klemtoon, op de snelheid en de pauzes. Dat beïnvloedt de voorgaande en volgende zinsdelen. Met een komma na 'zeven weken' gaat de stem omlaag en na een pauze zet het 'en' hoger in. Zoiets doet ook de cantilene. Het gevolg is, dat er op beide tijdslimieten voldoende nadruk wordt gelegd, om de aandacht te vestigen op het tweeledig karakter van die periode, zonder op die plaats een absolute scheiding te maken.

Page 52: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

52

Omdat de Hebreeuwse accenten eigenlijk dienden voor de voordracht bij het publieke voorlezen en niet voor de grammatikale analyse, zou de atnach daar als emphatisch accent (voor de nadruk) en niet als grammatikaal leesteken werken, net als de komma in de oude vertalingen. Zo kwam Daniël 9:25 als Messiaanse voorzegging door de atnach als hoofdverdeler na 'zeven weken' tot zijn recht. Dat deed ook de toenmalige leestraditie. Er kan dus een logische verklaring zijn voor plaatsing van de atnach na 'zeven weken', namelijk als reciteerteken. Het plaatsen op zichzelf van de atnach daar hoeft dus geen revolutionaire daad geweest te zijn, geen moedwillige verminking van het vers, geen mislei-ding van de lezers, geen uitdaging aan de christenen. Zo gezien, zou de interpretatie van Daniël 9:25 als een niet-Messiaanse voorzegging berusten op een misverstand of een latere constructie: een voordrachtsaccent uitgelegd als een grammatikaal leesteken, al of niet onopzettelijk. Zo'n zwaar accent toont, hoe belangrijk een pauze tussen beide perioden voor de voordracht was. Vaak staat de hoofdverdeler op een plaats, waar het grammatikaal niet past. Alleen kon hij hier ook een grammatikale scheiding suggereren, als men het Messiaanse element wilde vernietigen en daarvoor al de andere implicaties negeerde. En men benutte die kans, maar gaf het voordrachtsaccent een geheel gram-matikale functie. In de hoge Middeleeuwen werd het He-breeuwse voordrachtsaccent in deze tekst door de Joodse rabbi's als grammatikaal leesteken uitgelegd, als een maatregel tegen misleiding en dwaling. Rashi las het

Page 53: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

53

waarschijnlijk, zoals allen het toen lazen. En pas een zeven eeuwen later is dat door rationalistisch denkende christenen overgenomen uit aversie tegen de bovennatuurlijke aard van profetie en de Goddelijke natuur en roeping van Jezus. Wordt daardoor de plaats van de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' aanvaardbaar voor hen, die hier een Messiaanse profetie zien? Oppervlakkig bezien wel. Maar als de 'hoofdverdeler' alleen bestemd was voor die twee woorden er voor en er na, en om de opeenvolging van die perioden uit te drukken, zou dit vers in dit hoofdstuk toch nog sterk uit de toon vallen. Want dat is nergens anders in Daniël 9 de functie van de 'hoofdver-deler', zoals aangetoond in hoofdstuk 7, bladzijde 75. Maar daarmee lopen wij vooruit op de eindconclusie, waartoe wij in de laatste hoofdstukken zullen komen. Omdat men dit voordrachtsaccent nu algemeen als leesteken ziet en vertaalt, moeten wij eerst aantonen, dat dat grammatikaal en wat de zins- bouw betreft fout is, dat de uitspraken dan historisch niet kloppen, en dat ze logisch gezien tot absurditeiten leiden. Een anti-Messiaanse uitlegging. Toch heeft de Joodse plaatsing van de 'hoofdverdeler', zeker indien opgevat als grammatikaal leesteken, een anti - Messiaans effect. Dat wordt versterkt door het feit, dat deze tekstverdeling de laatste twee eeuwen vooral wordt verdedigd of zelfs als de enige mogelijkheid wordt geponeerd, door hen, die niet in bovennatuurlijke inspiratie en profetie en/of niet in het Goddelijk Messias-

Page 54: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

54

schap van Jezus geloven - en hun te goeder trouw zijnde volgelingen. Want dan hoeft men die 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' maar te vertalen door een puntkomma en er blijft van die Messiaanse profetie over de 'Messias en Vorst' niets over. Dat komt de modernistische commentatoren goed uit, om van een unieke Messiaanse profetie een onbegrij-pelijk orakel te maken of een naar tijd en inhoud onjuiste opgave over een heidense vorst, een ex-hogepriester en een zogenaamde verwoesting van Jeruzalem, lang voor Christus. Zo werd aan dit vers alle Messiaanse betekenis in verband met Jezus ontnomen, zowel door de Joodse als door veel Christelijke theo-logen, vertalers en commentatoren, in onwetendheid, met opzet of in slaafse navolging. 'Atnach'-accent fout in vers 24, móet in vers 25? De waardering van de 'hoofdverdeler' is tamelijk willekeurig. Keil (340/1) zegt, dat de plaatsing van de atnach als hoofdverdeler in vers 24 'berust op een foutieve constructie' van dat vers. Andere uitleggers zeggen dat soms niet, maar geven gewoon hun eigen indeling. Maar in Dan.9:25 móet de 'atnach' volgens hen 'vertaald' worden met een scheidend leesteken. Zo Keil (350): 'De twee delen van vers 25 --- zijn door de Masoreten terecht gescheiden, door een 'atnach' onder 'zeven' te plaatsen'. Na zo'n stellige correctie van de plaats van de atnach in vers 24, zou men in vers 25 een even stellige correctie van de plaats van de atnach zoeken. En dat te meer,

Page 55: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

55

omdat het de meeste vertalers in vers 24 alleen maar gaat om een logisch - esthetische herindeling, terwijl het in vers 25 gaat om een inhoudelijke kwestie, de vraag, of dit een Messiaanse profetie is, of niet. Maar hij verklaart niet, waarom dat juist in vers 25 zo nodig is, terwijl het als een fout uitgelegd wordt in vers 24. Aalders (215) zegt, zonder de 'atnach' maar te noemen, dat in vers 24 sommige uitleggers drie paren zien, anderen twee groepen van drie en dat hij (216) het laatste prefereert. Meer niet. Maar van vers 25 zegt hij (219), dat na de 'zeven weken' een insnijding valt, 'gekenmerkt door de atnach'. Volgens hem 'in strijd' daarmee, liet de Septuaginta (de oudste Griekse vertaling van het O.T. van vóór Christus) de twee perioden op elkaar aansluiten. Let wel: 'in strijd' met de plaatsing van een leesteken in 600 na Christus, liet men in 150 voor Christus dat leesteken weg!! Maar die vertaling werd een zevenhonderd jaar vóór de Masoreten vertaald en stond dus ook even zoveel jaren dichter bij Daniël! De modernisten beweren, dat het Boek Daniël tijdens de Syrische verdrukking in ongeveer 164 v.C. is geschreven. Omdat het Boek Daniël rond die tijd ook vertaald werd in het Grieks, is te betwijfelen, of er zo kort daarna al een vertaling van kwam. Maar dan zou de vertaling in het Grieks dus berusten op de oorspronkelijke editie van het Boek Daniël. De Griekse punctuatie, waarbij de twee perioden niet gescheiden worden, zou daarom alleen al maatgevend moeten zijn. En dat te meer, daar er in die tijd in het Hebreeuws geen leestekens of zelfs accenten

Page 56: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

56

stonden. Men had dan van 'de schrijver' van Daniël zelf kunnen weten, hoe hij Daniël 9:25 opvatte en las! Een veel later geplaatste 'atnach' neemt men als maatstaf om een bijna duizend jaar oudere leestraditie te verwerpen. Natuurlijk zegt Aalders, wat hij zegt om te suggereren, dat de plaatsing van de atnach rond 600 n.C. berusten zou op een 58 eeuwen oude lezing van vóór de Septuaginta. Maar dat is reine speculatie. Verderop (220) zegt Aalders, dat Keil en Young bij de eerste Gezalfde aan de Messias denken. Maar dat wijst hij van de hand, omdat dat alleen mogelijk is zonder de atnach na 'zeven weken'. Het is dus mogelijk, maar kan niet, omdat de atnach op die plaats moèt blijven staan. Dat is een wetenschappelijke commentaar! De meeste theologen vinden het namelijk overdreven of ongewenst, dat deze profetie op een jaar en zelfs op de dag nauwkeurig het voornaamste jaar en de voornaamste dag in het aardse leven van Jezus zou voorzegd hebben. Dat is onwelkom nieuws voor de modernistische, horizontalistische theologie. Daarom hebben de wetenschappelijke Bijbeluitleggers en Bijbelvertalers allerlei constructies bedacht en kunstgrepen uitgehaald, om die puntkomma achter 'zeven weken' te rechtvaardigen. En veel andere theologen menen de 'wetenschappelijke' trend te moeten volgen, hoewel zij niet accoord gaan met de uiterste consequenties er van. Dat blijkt ook later bij Aalders. In zijn zeer gedetailleerde en lezenswaardige boek 'Old Testament Translation Problems' (Brill, Leiden, 1960) geeft Prof. A. R. Hulst een verantwoording van alle verzen in het Oude Testament, waarbij de

Page 57: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

57

NBG-vertalingscommissie een keus moest doen. Maar naar Daniël 9:25 zoekt men tevergeefs. Kennelijk werd door hen de modernistische lezing als maatgevend beschouwd. Maar hij zegt ook niets over de verzen, waarin de vertalers de hoofdverdeler niet hebben weergegeven of zelfs hebben weersproken door hun punctuatie. Bij vers 24, waar dat het geval is, noemt hij wel de vraag, of het 'allerheiligste' een persoon of een ding zou zijn, maar niet de wijziging van de versindeling. Daaruit zou men dan weer de conclusie moeten trekken, dat de 'atnach' als hoofdverdeler voor de vertalers helemaal niet belangrijk was. Behalve dan in vers 25, waar hij zonder meer geaccepteerd wordt. En over de hoofdverdeler in dat vers bestaat juist zo'n verschil van mening! Voor het 'conservatieve' standpunt in dezen hebben zij, net als andere modernistische geleerden, kennelijk helemaal geen begrip of belangstelling over. Elders wordt wel kritiek op de Masoretische tekst van het Hebreeuwse Oude Testament geduld. En op geen enkele andere plaats wordt zoveel waarde aan de 'hoofdverdeler' toegekend, als in Dan.9:25. 'Het is merkwaardig, hoe streng en gewetensvol (zij) hier aan een leesteken vasthouden, dat een duizend jaar later toegevoegd werd' (Mayer 107) en dat in vele andere gevallen afgezwakt, totaal genegeerd of op een andere plaats gezet wordt, als dat de vertaler of de commentator goed uitkomt. Het is heel merkwaardig, of eigenlijk toch niet. Want daaruit blijkt goed, wat het hoofdmotief van die voorkeur is. Wij zeggen het nog eens: Christus mag niet

Page 58: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

58

in deze tekst staan. Een accurate voorzegging van het jaar van Zijn komst mag niet bestaan. 'Atnach' goed in vers 24, fout in vers 25. Maar in plaats dat de atnach in vers 24 fout en die in vers 25 goed zou zijn, is het net andersom. In vers 24 worden vier zegeningen genoemd, die het resultaat zijn van de dood en opstanding van Jezus Christus en dan twee zegeningen, die pas op de nieuwe aarde werkelijkheid zullen worden. Van de eerste vier is het duidelijk genoeg. De vervulling van de laatste twee moeten wij zoeken in Openbaring 21. In vers 6 staat, dat alle woorden Gods geschied waren en vervuld in Hem, die het Begin en het Einde is. En in de verzen 2,3,10 en 22-23 staat, dat het Nieuwe Jeruzalem de 'tent' van God op aarde zal zijn. Nu werd de eerste 'Tent' van God gezalfd met zalfolie (Ex.40:9). 'Zalven' is een symbolische handeling, die de Tegenwoordigheid van God of Zijn Geest uitbeeldt. Maar het Nieuwe Jeruzalem wordt niet 'gezalfd' met zalfolie, maar met de Tegenwoordigheid van God Zelf en het Lam (Op.21:3,11,22-23). De verdeling tussen vier zegeningen van Christus' eerste komst en twee zegeningen van de Nieuwe aarde, wordt door die Masoretische hoofd-verdeler uitgedrukt. Want die hebben zij tussen de eerste vier en de laatste twee zegeningen geplaatst. Daarentegen is de hoofdverdeler in vers 25 door de Masoreten tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' geplaatst. En dat, terwijl niet alleen de Christelijk lezing tot een duizend jaar daarna, maar ook de Joodse lezing tot minstens vijfhonderd jaar daarna, een scheiding na

Page 59: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

59

'tweeënzestig weken' in acht namen. Zo zien wij, dat het kan gebeuren, dat vrome mannen het ene moment door Gods Geest geleid kunnen worden, en het andere moment door een vooroordeel tegen Gods wegen, op hun eigen sentimenten kunnen afgaan en de plank volkomen mis slaan. Dat zij, die nu van een voorzegging van Christus' komst als Vorst in Dan.9:25 niets willen weten, ook de juistheid van vers 24 niet zien, is geen toeval, maar een logische consequentie. De berekening, die klopt, moet fout zijn. Natuurlijk kan men ook, net als Baldwin (176), kalm constateren, dat er mensen zijn, die er in slagen, met negenenzestig zeventallen van maanjaren, omgerekend in zonjaren en met toe- voeging van de noodzakelijke schrikkeldagen, te rekenen vanaf de opdracht van Arthahsasta aan Nehemia en uit te komen bij de Lijdensweek. Maar dat laat hij schieten en zegt, dat er echter 'twee moeilijkheden' aan verbonden zijn. Als eerste bezwaar noemt hij, dat getallen in de Bijbel vaak alleen maar symbolische waarde hebben. Men zou dus volgens hem die getallen van Dan.9:24-27 niet zo maar opeens letterlijk kunnen nemen. Maar als men de concordantie er bij haalt, blijken bijna alle getallen in de Bijbel, en zeker die hij als voorbeeld geeft, een letterlijke betekenis te hebben. Misschien kan men in sommige gevallen er een symbolische toepassing bij bedenken. Dat is in het bijzonder het geval met het getal '70' in de Bijbel. Dat pleit er dus juist voor, om de getallen van Dan. 9:24-27 allereerst letterlijk toe te passen.

Page 60: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

60

Zijn tweede bezwaar is, dat Arthahsasta geen opdracht gegeven zou hebben, om Jeruzalem te herbouwen, terwijl Kores dat wel gedaan zou hebben. Welnu, in Kores' edict is geen opdracht tot bouw van de stad te vinden. Dat die bij de tempelbouw inbegrepen zou zijn, wordt geloochenstraft door Ezra 4. Daar wordt ten eerste gezegd, dat zelfs de tempelbouw tot 520 v.C. stil lag (4-5). En in 21 staat, dat het nog zeker tot de helft van de volgende eeuw streng verboden zou zijn, om de stad te herbouwen (wat dus ook daarvóór niet plaats gevonden kon hebben). Dat Arthahsasta geen opdracht tot stadsbouw gegeven zou hebben, fundeert hij verder niet. Wij moeten gissen. Misschien bedoelt hij, wat sommigen beweren, dat het geen 'opdracht', maar een 'vergunning' was - alsof een vergunning van een despoot in het oude Middenoosten geen bevel was! Misschien bedoelt hij, wat ook wel beweerd wordt, dat Nehemia alleen vergunning kreeg om de graven, de tempel, de muur en zijn eigen huis te bouwen. Maar Nehemia blijkt zich er van bewust geweest te zijn, dat dat bebouwing en bevolking van de stad inhield. Er staat, dat pas Nehemia als eerste de hele stad bevolkte, zodat huizen gebouwd werden (7:4,11:1). In de verslagen van en over Zerubbabel ten tijde van Kores, vooral in Ezra 2:70, wordt Jeruzalem niet eens als stad ter bewoning genoemd. En waar het wel genoemd wordt, worden duidelijk het district en de dorpen rond Jeruzalem bedoeld: 'de onderhorige plaatsen' (verg.11:25-31; 12:28-29). Dat een stad als Jeruzalem geen onderhorige plaatsen zou hebben, is ondenkbaar. Maar de uitdrukking 'Jeruzalem en haar

Page 61: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

61

onderhorige plaatsen' komt in Ezra en Nehemia niet voor. Alleen het district wordt genoemd en dat heet Jeruzalem. Dat toont al aan, dat Jeruzalem toen nog niet herbouwd was. In die zin worden 'Juda en Jeruzalem' onderscheiden, omdat het gebied van Jeruzalem niet tot Juda, maar tot Benjamin behoorde. Het district Jeruzalem had al twee goeverneurs (Neh.3:9 en 12), terwijl de stad zelf pas een goeverneur kreeg, toen de muur voltooid was (Neh.7:2,4). En dan moeten wij nog bedenken, dat in Dan.9:25 'het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen' niet noodzakelijkerwijs een koninklijk bevel moet zijn. Er pleit meer voor, om het te zien als een Goddelijk Woord. En dat hoeft dan niet een oude profetie te zijn. Het kan een goddelijke impuls of een bevel zijn, zoals de Here er zovele gegeven heeft. Het kan zeker een woord zijn, zoals bedoeld in Dan.9:23. Er vindt namelijk tussen 23 en 25 geen wisseling van Persoon plaats. Het is God, die daar sprekend en handelend optreedt. Dat wordt echter op een andere plaats uitvoerig besproken. Hier toont het aan, dat dat tweede bezwaar van Baldwin helemaal niet opgaat. Baldwin (176) zegt niet en kan ook niet zeggen, dat de berekening van de negenenzestig weken tot op Christus niet klopt. Daarin is hij wijzer dan Aalders (220), die volhoudt, dat er een verschil blijft, als is het nog zo miniem. Daarentegen gaat hij veel uitvoeriger in op twee 'moeilijkheden', maar net niet uitvoerig genoeg, om duidelijk te maken, wat hij er precies mee bedoelt, of om tot de slotson te moeten komen, dat die twee 'moeilijkheden' niet opgaan. Maar onder de hand

Page 62: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

62

loopt een overigens schroomvoetig gegeven erkenning van een geslaagde berekening dood in een niet ter zake doende bespreking. Dat is een tweede voorbeeld, waarin het werkelijke probleem gewoon wordt ondergestoven door alles, wat men rondom dat probleem aan niet ter zake doende discussies opdist. Dat ligt niet ver van de taktiek van het doodzwijgen, die door modernisten zo vaak gevolgd wordt.

Page 63: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

63

4. BESTRIJDING VAN MESSIAANSE INTERPRETATIE I. Conservatieven misleid en bevooroordeeld? Zoals al gezegd: de modernisten stellen de veel later geplaatste hoofdverdeler van dit vers achter 'zeven weken' als normaal voor. Zij zeggen, dat zowel Joden als christenen van daarvóór de versverdeling na 'twee-nzestig weken' plaatsten, omdat zij dit vers in hun eigen tijd vervuld zagen. Zo Zöckler (180, 1-2), die precies zegt, wat Keil ook al zei en Aalders (219) herhaalt: 'Terecht gaat aan die tijdsopgave (van de 'tweeënzestig weken'), die een zelfstandige, nieuwe zin begint, de atnach als versverdeler vooraf'. Maar zij geven geen verdere verklaring voor hun bewering. Daar wordt alleen aan toegevoegt, dat zij die, 'ondanks die atnach', de twee perioden samentrekken in één zin, dat doen om met negenenzestig weken bij Christus uit te komen. De oudste lezing van na de letterlijke vervulling van deze tekst wordt gekwalificeerd als een latere valsificatie. En een Joodse toevoeging van een duizend jaar later - volgens modernisten maar een zevenhonderd jaar, wat ook lang genoeg is! -wordt als juist beschouwd. Dat zou betekenen, dat men sinds het schrijven van dit Boek dit vers zeven tot tien eeuwen lang verkeerd zou hebben gelezen, tot de Masoreten, tegen de toen heersende lezing in, op het goede idee gekomen zouden zijn! Hitzig (160) maakt het nog mooier. Van hen, die de tweede gezalfde van vers 26 als Jezus Christus zien, zegt hij, dat 'wie door dat woord geïmponeerd werd', daartoe makkelijk 'verzocht'

Page 64: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

64

zou kunnen worden'. 'Juist daardoor werd men genoodzaakt', om de twee perioden samen te trekken, om zo 'te proberen, of men (de profetie) met die negenenzestig weken tot in Jezus' tijd zou kunnen doen reiken'. Montgomery gaat uit van zijn eigen modernistische standpunt, waarbij de 'zeven weken' eindigen in 538 v.C. en dus (terugrekenend) begonnen zouden zijn in 587 v.C. met een profetie van Jeremia vlak voor de val van Jeruzalem. Hij stelt het dan voor, alsof de eerste christenen ook van dat beginpunt uitgingen (dus het 'woord' van Dan.9:25 zagen als een oude profetie en niet als een bevel tot herbouw). Dan zou ook voor hen de eerste periode van 'zeven weken' eindigen in 538 v.C.. Hij schrijft (392), dat de eerste christenen, om bij Christus uit te komen, meer tijd nodig hadden dan de vierhonderd vierendertig jaar van de volgende 'twee-enzestig weken', omdat ze daarmee uitkwamen in 105 v.C.. Inderdaad heeft Eusebius dat geprobeerd en het verschil geweten aan de wanorde in het Joodse land in die tijd. Maar geen mens volgt Eusebius daarin. Daarentegen is dat juist het probleem voor de modernisten, die uit willen komen bij het eind van de Syrische verdrukking in 164 v.C.. en met hun 'zeven en tweeënzestig weken vanaf 587 v.C. inderdaad uitkomen in 105 v.C., een zestig jaar (!) te laat. Maar Montgomery probeert de eerste christenen zijn eigen probleem in de schoenen te schuiven. Montgomery beweert dan, dat het ook niet helpt, om het beginpunt (van de zeventig weken) 'zo ver mogelijk vooruit te schuiven tot in Arthahxerxes' regering' (de

Page 65: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

65

vergunning aan Nehemia in 445 v.C.). Hij legt dat niet uit, maar zal bedoelen, dat men vanaf 445 v.C. met negenenzestig jaarweken of 483 jaar uitkomt in het jaar 38, enkele jaren na de aardse loopbaan van Jezus Christus (vergeleken met de minstens vijftig jaren verschil, van de modernistische berekeningen niet slecht! - zie hieronder). Maar dat zou zo zijn met zìjn rekenarij in 'maanjaren', zonder omrekening in de zonjaren van onze jaartallen (zoals Julius Africanus eind tweede eeuw al deed), zonder te rekenen met het door ons vergeten jaar 'nul'. Ook kwam het 'Woord' niet tot Nehemia, maar Gods 'Woord' klonk in de hemel (23,25). Niemand hier hoorde dat, maar het deed zijn broer Hanani op een voor 'enige' personen langdurige reis gaan (Ez.33:21). Aankomend in herfst 446 v.C., moet hij nazomer of herfst 447 v.C. vertrokken zijn, na veel denken, overleg en voorbereiding (Neh.1:1-2). Zo komt men uit in het jaar 30 n.C.. Is hij daar dom of listig?? En ook daarin is hij aan het 'stuivertjewisselen'. Want niet de eerste christenen schoven de begindatum 'zover mogelijk vooruit'. Het 'woord' om Jeruzalem te herbouwen werd inderdaad in de tijd van Arthahxerxes gegeven. Maar de modernisten schuiven de begin-datum zover mogelijk naar het verleden, door dat 'woord' als een oude profetie op te vatten, meestal om niet bij Jezus Christus uit te hoeven komen. Keil schrijft (355/6), dat de meeste uitleggers, die Christus zien als de 'Gezalfde en Vorst' van vers 25, 'het volgende aantal (van tweeënzestig) weken, (volgens hen in het tweede zinsdeel) bij het eerste zinsdeel hebben getrokken'. Dat deed Theodotion al. In het midden 19e

Page 66: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

66

eeuw 'hebben Hävernick, Hengstenberg en Auberlen geprobeerd, die uitleg op verschillende wijzen te recht-vaardigen, maar zonder er in te slagen de argumenten, die ze tegenover zich vonden, te ontzenuwen'. Wat zijn dan die ijzersterke argumenten? Eerste argument: tegenstrijdig en ontwijkend. Keil (356) stelt, dat ' de atnach' die interpretatie onmogelijk maakt, omdat daardoor de 'zeven weken' gescheiden zijn van de tweeënzestig'. Het pleit voor hem, dat hij daaraan meteen toevoegt, dat 'dit in en op zichzelf niet beslissend is, omdat de 'hoofdverdeler', een atnach, niet altijd zinsdelen van elkaar scheidt, maar heel vaak alleen maar een rustpunt in de zin aangeeft en ook, omdat die pas ingevoerd werd door de Masoreten op grond van hun persoonlijke opvatting van de tekst'. Dan wijst hij er op, dat zijn opponent Hengstenberg dit onderschrijft. Laten wij zien wat Hengstenberg werke-lijk geschreven heeft, genummerd, om later te zien, wat Keil aanhaalt en hoe. 1. Hengstenberg ageert daar (Vert. Arnold, 417, voetnoot 2) tegen het idee van Marsham, dat de atnach hier twee zinnen scheidt. 2. Dan schrijft hij: 'De bewering, dat de atnach altijd het eind van een zin betekent, is verkeerd. Als de plaats van de punt achter een zin duidelijk is, staat de atnach niet zelden op de plaats van een zwakker leesteken, om te voorkomen, dat delen van een zin, die apart genomen moeten worden, tesamen worden genomen. 3. Dan geeft hij enkele Bijbelse voorbeelden. Dan gaat hij verder: 4. 'Hier echter is de scheiding van de twee perioden belangrijker.

Page 67: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

67

Het geeft aan, dat de zeven en tweeënzestig weken niet maar een willekeurige verdeling van een periode zijn, maar dat elk deel zijn eigen karakter heeft'. Beide, Keil en Hengstenberg schrijven met negentiende eeuwse wijdlopigheid. Maar het is duidelijk wat hier bedoeld wordt: de atnach is hier niet de scheiding tussen twee zinnen, maar heeft toch een belangrijke functie: hij scheidt inderdaad, maar alleen om aan te geven, dat ieder deel van die ene periode een eigen karakter heeft. Maar volgens Keil bevestigt Hengstenberg, dat de atnach twee zinnen maakt en haalt dan uitspraak 4. aan. De rest negeert hij. Dat elke periode zijn eigen karakter heeft, betekent volgens Keil, dat 'bij onbevooroordeelde beschouwing van die woorden' (namelijk van die ene uit zijn verband gerukte aanhaling) de eerste periode loopt van de terugkeer tot de gezalfde en dat de tweede een periode van herstellen is, en dat dat dus in een aparte zin staat. Hij had er eerlijkheidhalve bij moeten voegen, dat Hengstenberg wel een scheiding bedoelt tussen twee begrippen, maar binnen één zin en dat hij tegen een scheiding in twee aparte zinnen is. Als Keil dat over het hoofd gezien heeft, kan dat gekomen zijn, doordat Keil die atnach alleen als een grammatikaal leesteken ziet (die dan hier twee zinnen moet scheiden), terwijl Hengstenberg hem ziet als een accent voor de voordracht. Maar toch: Keil zegt, dat de atnach een scheiding tussen twee zinnen aangeeft. Hij hoort iemand spreken over 'een scheiding terwille van het onderscheiden van het karakter der perioden' en zegt, zonder te vragen 'waarom': 'Dat betekent ook een scheiding tussen twee zinnen'. Mae dat is niet zo. Dat is

Page 68: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

68

òf dom òf vals! Dan gaat hij de invulling van Hengstenberg zelf te lijf. Die was inderdaad een beetje bijzonder. 'Vanaf het uitgaan van een woord tot herstellen' legt hij uit als: 'Vanaf het uitgaan van een woord TOT AAN het herstel'. Maar 'OM te herstellen' (Hebr. 'le') is ook in het Hebreeuws een heel andere uitdrukking dan 'TOT een gezalfde' (Hebr. 'ad'). Maar of dat fout is of niet, zegt niets over de geldigheid van de zinsstructie. Ook zegt Hengstenberg, dat herstel en herbouw geen tweeenzestig weken geduurd konden hebben (vierhonderd vierendertig jaar!). Maar, zegt Keil, het was meer dan herstel van de verwoeste stad. Dat kan, omdat er in het Hebreeuws 'bouwen' staat. Het hoeft geen 'herbouwen' te betekenen, maar kan ook 'onderhouden' of 'verder bouwen' zijn. Maar ook dat bestrijdt niet het samentrekken van de twee perioden. Keil stelt daar tegenover, dat een tweedeling van negenenzestig weken in één zin niets zou betekenen, vooral omdat vers 26 'de tweeënzestig weken' en niet 'de negenenzestig weken' aanhaalt. Maar ook dat houdt geen steek, omdat het bepalend lidwoord in 'de tweeënzestig weken' 'de laatstgenoemde tweenzestig weken' kan aanduiden (zie het tweede argument). Keil zegt dan, dat die tweedeling ingegeven is door de idee van jaarweken. Daar is hij tegen, waarschijnlijk omdat zijn eigen berekening daar niet mee klopt. Hij (375) rekent namelijk de 'zeven weken' van Kores tot Christus, de 'tweeënzestig weken' tot en met het toekomstig herstel van Israël en Jeruzalem ('hersteld en herbouwd') en de laatste 'week' als die van de antichrist

Page 69: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

69

en diens ondergang. Hoe stelt hij zijn schema veilig? Men zou men vóór 'jaarweken' zijn, 'om negenenzestig weken of 483 jaar te kunnen hebben tussen Jeruzalems herbouw en Christus' komst. Men zou haast vragen: 'Kan dat dan en wijst dat dan niet op 'jaarweken'? Hij verslaat zichzelf, of toont, dat hij het niet waar wìl hebben. De Bijbel rekent met 'maanjaren' van twaalf of dertien maanden van dertig dagen, of 360 dagen. Negenenzestig 'weken' zijn dan (min het jaar 'nul') òf de 483 'maan-jaren' tussen Ezra en Jezus' zalving als de 'Christus', òf de 476 'zonjaren', tussen Hanani's roeping in 447 v.C. en Jezus' 'Intocht' als 'Vorst' (reken voorbereidings- en reistijd (Neh.1:2), minder dan de vluchteling (Ez.33:21), meer dan de koninklijke gezant (Ezr.7:9). De idee van jaarweken ontstond dus niet door een wens, maar door de mogelijkheid of noodzaak. Keils enige argument is, dat het woord niet 'week', maar 'zevental' is en dat dat geen grond voor die betekenis geeft (juist wel, het zijn geen dagen) en we dus 'geen recht hebben de taal van de tekst op die manier te ver-draaien(!), maar het onze plicht is deze uitleg als onhoudbaar te laten vallen, zodat we recht mogen doen aan de woorden van deze profetie'. Die enigszins gezwollen taal schijnt het manco in zijn argument en zijn bewijsvoering te moeten opvullen. Tweede argument: grammatikaal niet houdbaar. In verband met het bovenstaande schrijft Keil (357) ook nog, dat het 'EN' tussen 'zeven weken EN tweeënzestig weken' niet gebruikt kan worden om aan te

Page 70: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

70

tonen, dat die perioden in één zin bij elkaar genoemd zijn, maar 'een eenvoudige verbinding' daar tussen vormt. Het 'EN' tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' luidt volgens hem in, wat na de 'zeven weken' en na de komst van 'de gezalfde en vorst' gebeurt. Maar zo'n 'EN' vormt alleen 'een eenvoudige verbinding' tussen twee termen, als ze in één zin genoemd worden. Keil bedoelt, dat het 'een eenvoudige verbinding' zou zijn tussen twee (aaneengeschakelde) zinnen, zoals: 'De 'zeven weken lopen van --- tot --- EN de tweenzestig weken lopen van --- tot ---'. Dan zijn ze allebei onder-werp van hun zin. Maar zoals het er nu zou staan, zou 'zeven weken' onderwerp van de eerste zin wezen ('Zeven weken verlopen vanaf een woord --- tot een gezalfde ---'), maar zou 'tweeënzestig weken' in de tweede zin een bepaling van tijd zijn ( 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld --- worden'). Ook heeft het 'EN' aan het begin van die tweede (bij)zin, vooral als men de puntkomma er tussen plaatst, in het Hebreeuws een heel eigen functie en is het niet maar 'een eenvoudige verbinding'. Gesenius (Gram. 2e Eng. 484-5) leert ons, dat als in het Hebreeuws het 'en' aan het begin van een zin gevolgd wordt door een werkwoord, het een volgende gebeurtenis aangeeft. Maar als het gevolgd wordt door een ander woord, zegt het iets naders over de vorige zin. Welnu, de tweede zin begint dan: 'En tweeenzestig weken ---'. Dat betekent, dat deze zin iets over de inhoud van de voorgaande zin moet zeggen, in dat geval over de 'zeven weken', maar dat is dan een andere grootheid met een heel andere inhoud. 'Zij zal hersteld en herbouwd

Page 71: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

71

worden' zou dan ook geen toelichting kunnen zijn op 'een (profetische) belofte om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen'. Dat kon wel voor 'een bevel om te herstellen en te herbouwen'. Maar dat kan 'woord' niet betekenen met een puntkomma achter 'zeven weken', omdat er negenenveertig jaar na wat men wel zo'n bevel noemt (van Kores in 538, van Darius in 520, van Arthahsasta in 457 en 445 v.C.) er niet zo'n 'gezalfde en vorst' is. Als de tweede zin zegt, dat op de 'zeven weken', 'twee-nzestig weken' van herstel volgen, had na 'en' meteen het werkwoord moeten komen: 'En zij zal hersteld en ge-bouwd worden tweeenzestig weken'. In ieder geval is het 'Jeruzalem', waar het 'zij' naar terug wijst, daar alleen maar deel van een bepaling van tijd, geen antecedent van 'zij'. In de eerste zin gaat het dan immers alleen maar om het verlopen van 'zeven weken', niet om Jeru-zalem of de gezalfde. Er had dan minstens moeten staan: 'Zeven weken verlopen na een profetie om Jeruzalem te herstellen, en (dan) zal zij in tweenzestig weken her-bouwd worden'. Met de puntkomma na de twee perioden gaat het in de eerste bijzin van vers 25 om een bevel om Jeruzalem te herstellen en verder vol te bouwen en de perioden daar voor. De tweede bijzin zegt, tot hoe ver en onder welke omstandigheden dat gebeuren zal. In vers 26 volgt daar wel de dood van de gezalfde op, maar daar slaat noch het 'en' van vers 25, noch dat van vers 26 op. Ook vers 26 begint met een explicatief 'en' (voor een niet-werk-woord). Het zegt dus iets over vers 25. Oorspronkelijk liep de inhoud van vers 25 zonder versnummer over in

Page 72: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

72

vers 26. Vers 25 zegt, dat 'zeven weken en tweeënzestig weken' verlopen tot een Gezalfde en de eerste zin van vers 26 grijpt terug naar het eind van die 'tweenzestig weken' en naar die Gezalfde van vers 25 en verklaart nader, wat in die tijd 'na de (zojuist genoemde) twee-nzestig weken' met die Gezalfde gebeuren zal. Inderdaad viel de dood van de 'Gezalfde' vijf dagen na Zijn Intocht in Jeruzalem als Vorst. Die twee gezalfden zijn danook één Persoon. Het 'en' tussen de twee perioden in 25 is een gewoon verbindingswoord tussen twee begrippen in één en dezelfde zin, de eerste. De tweede zin geeft een toelichting op het 'herstel' (zonder tijdslimiet!), dat volgens de vorige zin bevolen en begonnen werd en het 'en' aan het begin van vers 26 luidt een nadere verklaring in over het eind van de 'tweeënzestig weken' en de 'Gezalfde'. Maakt men het 'en' in vers 25 het begin van een nieuwe zin, dan spreekt dat de inhoud van die zin tegen en vervalt het hele verband van 25 en 26a. Dat is juist de grondfout van die modernistische indeling. Volgens de Hebreeuwse grammatika zou het: 'En tweeënzestig weken ---' die zin als een verklaring van de vorige zin aankondigen. De vorm kondigt dan een verklaring van de vorige zin aan, maar de inhoud volgt daar gewoon op. Aan dit probleem van het voegwoord 'en' wordt elders een diepergaande studie gewijd. Voor de besproken gedeelten zie men Keil 320,350,355/7; Kliefoth 323; Hitzig 160; Hengstenberg 413 evv; Zöckler 180,2; Leupold 417; Aalders 215/6, 218/20, 222.

Page 73: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

73

Derde argument: ondoordachte kritiek. Het volgende bezwaar lijkt belangrijker. Waarom zegt vers 26: 'Na de tweeënzestig weken', en niet: 'Na de negenenzestig weken'? Volgens Keil zou dat zou alleen maar zin hebben, als de tweede periode in een aparte tweede zin zou staan. Hitzig (160), Kliefoth (323), Zöckler (180,2) en Aalders (219) herhalen dat. En als men de eerste twee perioden scheidt, kan men dat nog wel als een argument zien. Maar zo'n argument zegt niet, dat de samenvoeging van de twee perioden daardoor onmogelijk wordt. 'Tot op een gezalfde en vorst' zijn er twee perioden: eerst zeven weken en na de zeven weken nog tweeënzestig weken en na DE (laatstgenoemde) tweeënzestig weken zal een gezalfde gedood worden. Dat loopt heel natuurlijk. Het wordt benadrukt door het lidwoord 'de': 'de laatstgenoemde' of 'de reeds bekende'. Dat is in het algemeen een belangrijk grammatikaal gegeven, zeker in een zo beknopte beschrijving van dergelijke belangrijke en eeuwen omspannende voorzeggingen. Aalders (222) merkt dat zelf op als eerste opmerking over vers 26. Maar hij haalt dat niet aan als argument voor een aparte zin in vers 25 met 'tweeënzestig weken'. In vers 26 verbindt hij er echter geen conclusie aan: in een wetenschappelijk werk! Aalders (223/4) verbindt bij voorbeeld wel een conclusie aan et feit, dat vers 25 het bepalend lid woord 'de' weglaat in 'een gezalfde, een vorst', en vers 26 in 'een gezalfde', die daarom volgens hem niet dezelfde persoon kunnen zijn. Maar hij geeft ook alleen dat als verklaring voor het weglaten van het woord 'vorst'.

Page 74: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

74

Daarvoor zoekt hij geen verklaring in het zinnetje 'en er is niet aan Hem', wat kan betekenen: 'Hij krijgt de Messiaanse eer van een vorst niet'. Daardoor konden de Joden in de eerste paar eeuwen Jezus als een gedode (valse) Messias van vers 26 aanvaarden. Zowel Pilatus als Herodes roerden dat onderwerp aan, zowel de solda-ten, als Pilatus met zijn opschrift, maakten een spotkoning van Hem. Biederwolf (SCB 222) noemt niet minder dan acht schrijvers, die die opvatting huldigen. Aalders citeert alleen enkele andere meningen en besluit, dat het voor hem 'een niet op te lossen moeilijkheid' is. Vreesde hij, dat het zijn argument voor twee verschillende gezalfden zou ondermijnen? Welnu, het onbesproken laten van de aanwezigheid van het lidwoord voor 'tweeënzestig weken', hoewel hij zich gedrongen voelt om het toch wel te vermelden en de terugwijzende betekenis er van te noemen, geeft de indruk, dat hij het te belangrijk vond om het te kunnen negeren, maar te gevaarlijk voor de Joodse en modernistische verdeling van vers 25, die ook hij aanhangt, om er op in te gaan. Dat dit lidwoord terugwijzende kracht heeft, is een primaire betekenis voor zijn gebruik hier. Dat daarom de tweeënzestig weken in vers 25 los zouden staan van de eerste zeven weken, is daar helemaal geen noodzakelijke gevolgtrekking van. Bovendien, de uitdrukking 'na de tweeënzestig weken' wordt hier niet gebruikt als een tegenstelling tot het totale aantal van negenenzestig weken of de eerste periode van 'zeven weken'. De tegenstelling zit hier niet in de aantallen weken, maar in de tijdsbepaling daarbij,

Page 75: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

75

in het 'Na'. Vers 25 zegt, dat 'tot op' een gezalfde zeven en tweeënzestig weken verlopen en daarna zegt vers 26, dat er 'na' de tweeënzestig weken een gezalfde wordt gedood. De 'tweeënzestig weken' worden alleen genoemd, omdat het eind er van zo'n cruciaal moment is. Op het eind er van komt er een Gezalfde en Vorst en na het eind ervan wordt Die als Gezalfde gedood en wordt Hij als Vorst niet erkend. Vierde argument: wat is dan 'kaal en bloot'? Het vreemd te vinden, dat van een reeks het kleinste getal het eerst wordt genoemd, is niet erg objectief. Het klinkt een beetje romantisch. Dergelijke onwetenschap-pelijke manieren van spreken komen wij meer tegen in het modernistische kamp. Wij vinden dat ook in het volgende argument. Het ontzenuwen van het vorige argument doet meteen het volgende bezwaar vervallen, dat de eerste zin twee tijdsbepalingen zou hebben en de tweede zin geen. Die zou dan niets meer betekenen, maar 'hangt er kaal en bloot bij' (Hitzig 160; ook Kliefoth 323; Zöckler 180,2). Hitzig schiet echter met zijn bloemrijke taal zijn doel voorbij. Pas met een tijdsbepaling zou die zin 'er ver-sierd en aangekleed bij staan'. Maar iedere zin is belangrijk, als hij iets zinvols zegt en meer zin aan de tekst geeft, met of zonder tijdsbepaling. 'Zij zal hersteld en (verder) bebouwd worden, plein en insnijding, en in druk der tijden', is een goede zin (het ontbreken van het Hebreeuwse 'EN' zullen wij later nog verklaren). De eerste zin zegt, dat aan het begin van twee bepaalde perioden een bevel wordt gegeven met het oog

Page 76: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

76

op het komen van een Messiaanse Vorst aan het eind. De tweede zin zegt, dat het bevel precies zo uitgevoerd wordt, in hoeverre en onder welke omstandigheden. Daar is geen tijdsbepaling meer bij nodig. Maar de zin: 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld en herbouwd worden, plein en gracht en in druk der tijden', wringt. Dat ziet men aan de toevoeging van 'lang' in de NBG-vertaling, grammatikaal mogelijk, maar hier twijfelachtig. En dié zin leidt twee maal tot onzin, en wel tot onzin in het kwadraat. Herbouw van een stad duurt geen vier eeuwen. Daarom vervangt de NBG-vertaling 'worden' door 'blij-ven'. Dat is taalkundig ontoelaatbaar. De zin en de oplos-sing zijn dus onzin. En historisch is het ook dubbele onzin. In deze vorm moét het 'woord' van vers 25 een oude profetie van Jere-mia zijn van tussen 605 en 586 v.C.. De 'tweeënzestig weken' eindigen dan tussen 122 en 103 v.C. en de 'zeventig weken' tussen 115 en 96 v.C.. Maar moder-nisten eindigen de 'zeventig weken' in 164 v.C., bij het eind van de Syrische verdrukking. En sommigen willen in de Gezalfde 'na de tweenzestig weken' van vers 26 dan toch Christus zien. De radikalen verdedigen zich met te zeggen, dat het ligt aan een fout van de Bijbelschrijver. Een vromere uitvlucht (alleen bij niet uitkomen van de berekening) is, dat er geen jaarweken bedoeld zijn. Dan kan men alle kanten uit. Maar het berooft de profetie van alle zin: discussie gesloten. In alle gevallen kon er veel langer aan Jeruzalem gebouwd worden dan 'tweeënzestig weken'. Modernistisch gezien tot 168 v.C., Messiaans gezien tot

Page 77: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

77

70 n.C.. 'Tweeënzestig weken' hoort er dus niet in de tweede zin bij. Het is dus juist in de modernistische vertaling, dat 'de tweede zin er zonder betekenis kaal en bloot bijhangt'. Details worden later of in aparte studies verklaard. Vijfde argument: zelf-eliminatie. Hitzig (160) geeft ook nog als bezwaar op, dat met de eerste twee perioden gecombineerd, vers 25 (-27!?) niet meer overeen zou stemmen met de 'tijd', tijden en een halve tijd' in 7:25. Maar de 'drie en een halve tijd' van 7:25 zijn, ook volgens Hitzig (123), de helft van de laatste 'week' van 9:27. Daarom zou een 'tijd' een 'jaar' zijn. Duistere combinaties! Verschillende overwegend modernistische uitleggers werken meer met die gelijkstelling van tijdsaanduidingen, ook in het Boek Openbaring. Maar het verschil in woorden zou ook kunnen duiden op een verschil in zaken. Bij 'zeventallen' weet men iets van de duur: het zijn 'zeventallen' van onbekende tijdseenheden; welke, dat kan soms al uit de samenhang blijken, uit andere profetieën of uit de vervulling. Het laat zelfs de theoreti-sche mogelijkheid open, dat die verschillen. Dat ligt zelfs voor de hand. Anders zou er niets tegen zijn geweest, om ook de eenheden te noemen. Natuurlijk kunnen die eenheden niet binnen één zevental verschillen en misschien ook niet binnen een groep van een aantal 'zeventallen'. Dat kan weer beter bij verschillende groepen van 'zeventallen'. Maar het gaat wat te ver, als men alleen maar kijkt, of een periode, die men voor ogen heeft, een aantal zeventallen van welke tijdseenheid ook

Page 78: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

78

duurt. Dat is ook voorgesteld, maar er zal enig verband tussen die eenheden moeten bestaan, hoe meer, hoe beter. Maar 'drie en een halve tijd' zijn gewoon 'drie en een halve periode'. Dat zegt niets over de duur. Die kan men pas bepalen door de tijdsduur van de vervulling (niet van profetieën met andere eenheden, zie hieronder) door drie en een half te delen. Dat doet ons denken, dat een tijdperk, aangeduid als 'zoveel zeventallen' en een ander, aangeduid als 'zoveel tijden', opzettelijk zo genoemd zijn, om ze van elkaar te onderscheiden. En dat in één passage alle tijdaanduidingen hetzelfde zouden moeten zijn, is niet juist. In Openbaring 12 en 13 wordt gesproken over '1260 dagen' (12:6), 'drie en een halve tijd' (12:14) en '42 maanden' (13:5). De eerste en de laatste worden in omgekeerde volgorde ook genoemd in 11:2 en 3. En in 11:9 gaat het om 'drie en een halve dag'. Het gaat in die passages dus ook minstens om drie ver-schillende tijdaanduidingen. De '1260 dagen' en de '42 maanden' hebben dezelfde duur. Maar zijn 'dagen' en 'maanden' - en beide? - letterlijk bedoeld, of anders, en dan, hoe? En geldt dat dan ook voor die bepaalde periode, die in een heel eigen samenhang 'drie en een halve dag' wordt genoemd? Dat kan, maar hoeft niet per se. Maar een 'tijd' kan een dag, een maand of een jaar zijn, elk gedeelte of som van elk. Daarom kan men de onbepaalde 'tijden' vande ene profetie niet gelijk stellen of bepalen met vaste dagen, maanden of jaren in andere profetieën.

Page 79: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

79

Uiteraard zijn verschillende tijdsbepalingen in twee passages waarschijnlijk verschillend. Als men voorop stelt, dat Daniël 7:25 en 9:25, of 9:27, dezelfde perioden moeten aanduiden, is dat op zijn best een dogmatisch motief en op zijn slechtst een onwetenschappelijk vooroordeel. Het eerste euvel wordt de Bijbelgetrouwe uitleggers vaak verweten, maar kan ons hier niet aangewreven worden. Maar het werk van de modernis-ten wemelt van het laatste. In dit geval vinden wij het bij Hitzig. Dit argument van hem elimineert dus zichzelf. Argumenten, die dat niet zijn. De combinatie van de eerste twee perioden van Dan.9:25 is volgens Hitzig (160) en Keil (356) ook onmogelijk, omdat Dan. 9:25 (met de puntkomma achter zeven weken) zou leren, dat gedurende de 'zeven weken' (voor hen van 587 tot 539 v.C.), de stad er verwoest bij zou liggen. Pas in de 'tweeënzestig weken' zou het bouwen van de stad beginnen met het edict van Kores. Maar dat is immers juist de vraag. Het volgt niet per se uit de tekst, maar alleen uit de plaatsing van de puntkomma. En daar draait het hele probleem om. Daarin is men net zo naïf of oneerlijk, als die gefantaseerde tweede eeuwse schrijver. Hij zou een profetie geschreven hebben ná de vervulling: een nep-profetie. Deze commentatoren voeren als bewijs aan, wat het resultaat is van hun bewering, maar wat pas bewezen is juist te zijn, als hun bewering juist blijkt te wezen: een nep-bewijs.

Page 80: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

80

Dat geldt ook voor de bewering van Hitzig (160), dat de onmogelijkheid van de combinatie van de 'zeven en tweeënzestig weken' volgt uit het feit, dat de twee gezalfden wegens de in 25 en 26 gegeven tijdrekening onmogelijk dezelfde persoon zouden kunnen zijn. Dat zou men dan niet uit diè tijdrekening moeten afleiden, die juist door hun plaatsing van de puntkomma wordt bepaald. Men zou nog kunnen aanvoeren, dat ze beiden zonder lidwoord staan. Maar dat hoeft niet te betekenen, dat de tweede keer niet dezelfde persoon bedoeld wordt. In vers 25 staat, dat 'EEN (reeds) (door of namens God) Gezalfde (ook) Vorst zou zijn (of worden). In vers 26 staat, dat 'EEN (door of namens God) Gezalfde' (hier zonder het woord 'Vorst', en dus met nadruk genoemd), dus een theocratisch ambtsdrager, 'ter dood gebracht' zou worden. Het benadrukt daarmee in de eerste plaats het afschuwelijke van dat misdrijf. En dat Hij er dan geen 'Vorst' bij genoemd wordt, kan nader verklaard zijn in het 'defecte' en raadselachtige zinnetje, dat er op volgt: 'en er is niet aan hem'. Die gegevens maken de identificatie van de twee 'Gezalfden' van de verzen 25 en 26 juist waarschijnlijker. Messiaanse uitleg dus niet 'hulpeloos'. Die 'hulpeloze 7+62', zoals Montgomery (379) de Messiaanse uitleg smalend noemt, zijn dus niet zo hulpeloos. Geen enkel tegenargument kan de toets van de kritiek doorstaan en sommige argumenten hebben zelfs niets met de zaak zelf te maken. Laten wij op dit punt Youngs oordeel (205) als samenvatting weergeven. Wij doen dat in onze eigen

Page 81: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

81

woorden, omdat Young deze argumentatie toespitst op zijn eigen interpretatie. Daarin wil hij de eerste 'zeven weken' zien als de tijd tussen het edict van Kores en het eind van de herbouw onder Nehemia (veel meer dan negenenveertig jaar) en de 'tweeënzestig weken' van dat laatste moment tot op de tijd van Christus' (veel minder dan dat). Hij is daarom natuurlijk ook tegen het jaarweken - idee. Maar zijn argumentatie geldt alle Messiaanse uitleg van deze passage. Die loopt als volgt. Als men het leesteken tussen zeven en tweeënzestig weken behoudt, kan dat niet als scheidend leesteken weergegeven worden, zoals met een punt of puntkomma. Die zou dan alleen aangeven, dat de twee tijden van elkaar onderscheiden moeten worden als twee fasen van één periode, zoals als van ouds met een komma. Misschien is dat teken, wat er nu staat, een vergissing, zoals (volgens Young) ook in vers 24. Een volstrekte scheiding tussen de twee perioden is niet in overeenstemming met de samenhang van de tekst. En de veranderingen, die men in de tekst moet maken, om de dan ontstane problemen op te lossen, zijn zelfs niet in overeenstemming met de Hebreeuwse syntax (leer van de zinsbouw).

Page 82: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

82

5. BESTRIJDING VAN MESSIAANSE INTERPRETATIE II . 'Zeven weken en tweeënzestig weken' vreemd? Zij, die een grammatikaal scheidend leesteken na 'zeven weken' voorstaan, verdedigen dat wel eens met het motief, dat 'zeven weken en tweeënzestig weken' een vreemde manier zou zijn om 'negenenzestig weken' aan te duiden. Dat het kleinere aantal, de 'zeven weken' het eerst genoemd wordt, is ook om duistere redenen be-critiseerd. Ook die verdeling van de zeventig weken op zichzelf in zeven, tweeënzestig en één is vaak aangevallen als te gecompliceerd, onlogisch, overbodig en daarom onjuist. Een verdeling in bij voorbeeld zeven en drieënzestig weken zou veel beter lijken. Dat zeggen natuurlijk allereerst mensen, die denken, dat dit aan de fantasie van een schrijver ontsproten is. Maar ze worden vaak nagepraat door hen, die wel aan de Goddelijke inspiratie van de Heilige Schrift geloven. Volgens Aalders (219) zou er 'geen enkele reden te bedenken zijn' voor een verdeling in twee perioden binnen éénzelfde zin. Leupold (417) zegt, dat het samennemen van de 'zeven weken' en de 'tweeënzestig weken', om in de 'Gezalfde en Vorst' Jezus Christus te kunnen (!) zien, een 'vreemde telmethode' zou zijn. Men had dan beter gewoon 'negenenzestig weken' kunnen schrijven. Maar, zegt hij, daar gaan de voorstanders er van aan voorbij. Ze 'schijnen te denken, dat men in die tijd gewend was in zulke hoogdravende taal te schrijven, in plaats van eenvoudige getallen te gebruiken'. Het is

Page 83: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

83

wel onnozel, om zoiets als kritiek te geven. Bovendien, wat zijn dan 'eenvoudige getallen'? Wetenschappelijke benadering. Misschien gingen de voorstanders van het samennemen van die twee perioden aan deze bezwaren voorbij, omdat zij ze niet als 'bezwaren' zagen en een goede reden hadden, om het te aanvaarden. Zo iemand was Boutflower (185/6). Hij reageert er namelijk heel anders en ook veel intelligenter op. Hij zegt niet: dat is vreemd, dus dat kan niet juist zijn. Hij geeft meteen toe, dat het in een normaal geval vreemd zou zijn, als men 'negenenzestig weken' zo aangeduid zou hebben, maar met één restrictie. Hij zegt: dat is vreemd, dus er moet een speciale reden voor zijn geweest, om die periode te verdelen in een kleine en een heel grote periode en dan de kleine het eerst te noemen. Dat is nu eens een wetenschappelijke houding: niet een vreemd aandoende mogelijkheid zo maar verwerpen, maar eerst serieus vragen, of er een reden voor kan bestaan. Het is natuurlijk helemaal verwerpelijk, als men zoiets vreemds constateert en het dan verder niet onderzoekt, om het meteen te kunnen gebruiken als een argument. Ook iemand, die niet de kans wil lopen, dat die vreemde lezing dan de juiste zal blijken te zijn, gaat natuurlijk niet zo ver. En misschien vindt Leupold juist daarom die suggestie 'niet overtuigend'. Hij noemt daarbij Boutflower wel niet, maar die staat wel in zijn bibliografie!

Page 84: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

84

Waarom niet allang veranderd? Die onlogische en gecompliceerde verdeling vormt juist het beste argument voor de echtheid er van. Juist als de verdeling zou berust hebben op de gissing of de fantasie van een latere schrijver, zou die zeker betere getallen hebben gekozen. En als er veranderingen in de tekst zouden zijn aangebracht, zouden die er eerder op gericht zijn geweest, om te vereenvoudigen, te verfraaien en om beter symbolisch te duiden getallen te krijgen, dan omgekeerd. Dat is één van de eerste beginselen voor de beoordeling van verschillen tussen manuscripten van Bijbelboeken. Er zijn meer van zulke 'onlogische' opgaven de Bijbel en in Daniël. Om ons tot Daniël te beperken: de onlogische verdeling der zeventig weken in zeven, tweeënzestig en één 'week', de 'duistere' aanduiding van 'één tijd, twee tijden en een halve tijd' (7:25; 12:7), de 'dubbelzinnige' 2300 avonden en morgens, waarvan niet gezegd wordt, of daarmee hele of halve dagen bedoeld worden (8:14), en de raadselachtige 1290 en 1335 dagen (12:11-12). En waarom 45 dagen verschil? In zulke gevallen zou een 'mooie' verdeling pas echt een reden tot twijfel aan de echtheid der opgaven zijn. Er zijn echter van sommige 'mooie' opgaven in de profetie ook verbluffende vervullingen. Echte profetie: grillig tijdsverloop. Soms vindt men de getallen 7, 62 en 1 te grillig of de 'zeventallen' te star voor een natuurlijk verloop van de geschiedenis. Welnu, geschiedenis verloopt meestal grillig. En de God der geschiedenis kan bepaalde

Page 85: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

85

perioden een structuur geven van 'zeventallen' om latere verificatie van een profetie aan de geschiedenis mogelijk te maken. Daaraan is dan te zien, dat Hij inderdaad de Auteur van de profetie was en de Architect van de geschiedenis. Beide elementen vinden wij dus in Daniël 9:24-27. Maar zelfs die structuur laat nog heel wat variatie toe voor de historische vervulling. Want als een bepaalde periode een bepaald aantal 'zeventallen' heeft geduurd, doet het er niet toe, of er één tot zes jaar bij komen. Het gaat immers om de volle zeventallen. Zo zou eventueel het volle aantal jaren toch niet een vast aantal 'zeven-tallen' hoeven te zijn en kan de geschiedenuis zijn grillig karakter behouden. Daar gaan wij later dieper op in. Dat gaat echter alleen op voor hen, die in echte profetie geloven. Wie niet in echte profetie gelooft, neemt aan, dat een futurist logisch geordende perioden bedenkt. Want die kan zijn verwachtingen alleen maar in logische schattingen weergeven. Voor een regelmatige reeks kun je nog een reden geven, maar voor een onregelmatige is dat veel moeilijker. Bovendien zijn er dan een oneindig aantal mogelijkheden. Daaruit kan men alleen een willekeurige keus maken. En dat kan moeilijker blijken te zijn, dan men oppervlakkig gezien zou denken. De modernist spreekt en denkt hier weer geheel als de door hem gefantaseerde 'schrijver' - of omgekeerd?? Voor profeet en exegeet. En nog iets! Daniël moest 'weten' en 'verstaan' (Dan.9:22-23, 25a). Deze twee termen, die bijna gelijke betekenis hebben, onderstrepen het belang van de te

Page 86: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

86

geven voorzegging. Het Hebreeuwse woord voor 'weten' komt van 'zien', 'waarnemen', dat voor 'verstaan' van 'inzien', 'beschouwen'. Daniël moest alle details getoond krijgen en dan de combinatie daarvan, de samenhang daartussen en de consequenties daarvan inzien. Ook de verdeling van 'zeventig weken' in 'zeven', 'tweeënzestig' en 'één' was gegeven, om de profetie begrijpelijker te maken. Het was logisch, dat er in die lange periode verschillende ingrijpende, grondleggen de, verblijdende, of ook desastreuze dingen zouden gebeuren. Nu is aan iedere groep van gebeurtenissen een vaste tijd gegeven. Dat geeft houvast en een raamwerk voor de benodigde berekeningen. En een opvallend onregelmatige verdeling wordt soms beter onthouden, dan een gewone met veel symboliek. Deze opsomming van 'weken' maakt het ook onmoge-lijk, om een andere bevredigende uitleg te geven dan de juiste. Op de opsomming van de perioden door de engel loopt iedere modernistische berekening stuk. Doordat men daarom met de tekst gaat knoeien, kloppen de uitkomsten van de daarop gebaseerde berekeningen natuurlijk niet met de historische gegevens. Dat presenteert men dan als 'bewijs', dat het inderdaad een puur menselijk boek is, omdat de 'schrijver' foutieve opgaven gegeven zou hebben. Hij was dan kennelijk niet met de historische feiten op de hoogte. Ons is echter gebleken, dat men de tijdstippen en tijdperken moet accepteren, zoals ze hier staan en volgens tekstgetuigen oorspronkelijk bedoeld zijn. Dan blijken die gegevens reële voorzeggingen te zijn, die ook

Page 87: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

87

vervuld zijn. Maar dan moet men ze ook juist en exact berekenen. Men vergelijke Leupold 417. Als men daarin gelooft, weet men, dat de God der geschiedenis, de harten van heersers neigt als waterbeken. Hij heeft ook de vorming der tijdperken in Zijn Hand. Daarom kan Hij die vooraf ook bekend maken aan Zijn knechten, de profeten. De Messiaanse berekening kan men in ieder van de reeds vervulde perioden en in hun totaal, doen kloppen tot op minstens het jaar nauwkeurig, terwijl de profetie slechts een naukeurigheid tot op zeven jaar vereist! En dan durven modernisten of hun navolgers nog smalend te zeggen, dat - ha! ha! - ook geen van de Messiaanse uitleggingen 'precies' kloppen! Deze laatste twee motieven zullen natuurlijk alleen die Bijbellezers aanspreken, die geloven, dat het Boek Daniël de door Daniël beleefde werkelijkheid en de aan Daniël geopenbaarde waarheid bevat. De Bijbelcritici weten dat natuurlijk ook wel. Maar hun vooringenomen standpunt berust op de ontkenning van de mogelijkheid van bovennatuurlijke, goddelijke openbaring en dus van echte profetie. Dit Boek bevat dan alleen primitieve pogingen tot geschiedschrijving, de verzinsels, de idealen en de gissingen van een mens. En een mens kan natuurlijk niet verder dan zijn tijd-horizon en vaak ook niet voorbij zijn eigen culturele horizon kijken. Daarom zullen die critici juist de eenvoudigste en mooiste tijdsindeling als de echte beschouwen of de gegeven opgaven daartoe trachten te herleiden. Want een louter menselijke idealisering van het verleden en een menselijk droombeeld van de toekomst zal eerder

Page 88: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

88

logische en duidbare gegevens bevatten, dan onlogische en moeilijke. En een ingewikkelde en onregelmatige opgave zullen zij verwerpen, of aan onkunde of onmacht van de 'schrijver' wijten. Dat is de reden achter de bezwaren tegen de Bijbelse opgaven in Daniël 9:24-27. Realistische termijnen. Toch zijn die getallen in Daniëls profetieën juist levensecht. In Dan.9:25 staan drie paren van termen, die op meer dan overvloedige wijze de grond voor die verdeling aangeven: 'herstellen en bouwen' in 'zeven weken en tweeënzestig weken', waarin de stad 'hersteld en gebouwd zou worden'. Na het noemen van de 'zeven weken en tweeënzestig weken' wordt het 'herstellen en bouwen herhaald. Dat geeft duidelijk aan, dat het 'zeven weken' van 'herstel' en 'tweeënzestig weken van '(verder) bouwen' zouden worden. Verschillende Bijbeluitleggers hebben daar op gewezen. Het 'bouwen', wat er werkelijk staat, kan inderdaad een 'herbouwen' betekenen. Maar dat zou in dit geval wel een pleonasme (een foutieve dubbelzegging) zijn, want een bedoeling daarvoor is moeilijk te vinden. Het kan echter ook 'onderhouden' of 'verder bouwen', zelfs 'vol bouwen' betekenen En zowel in de tekst als in haar vervulling is daar meer dan genoeg aanleiding voor te vinden. Ook de verhouding van die periode is goed: tegen de vijftig jaar van 'herstellen' en minstens bijna vier en een halve eeuw 'verder bouwen'. Dat geeft meteen de zeer praktische reden aan, waarom het kleinste aantal het eerste wordt genoemd. Vijftig jaar herstellen is niet te

Page 89: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

89

veel, als het een totaal verwoeste stad betreft. Bovendien was dit in een tijd, waarin alles met mankracht gedaan moest worden. Ook bestond er geen massaproductie van bouwmaterialen: iedere steen moest met de hand behouwen worden. En slechts een klein deel van de weggevoerden was teruggekeerd. Het is alleen maar logisch, dat juist de meest welvarende bannelingen in den vreemde bleven. Zij, die de minste middelen hadden om arbeid te kopen, deden er natuurlijk veel langer over. Tweeënzestig weken, rond de vierhonderd dertig jaar, zijn er inderdaad verlopen vanaf de herbouw van Jeruzalem onder Nehemia tot de tijd van Jezus. En het is alleen maar normaal, dat aan en in een stad gebouwd wordt, zolang die bestaat, in het geval van Jeruzalem tot aan haar verwoesting in 70 n.C.. Men moet er aan denken, dat in de Messiaanse lezing de 'tweeënzestig weken' niet de uiterste termijn van bouwen is. De modernistische lezing geeft een vaste en onzinnig lange tijd voor het 'hersteld en herbouwd worden': bijna vier en een halve eeuw (hersteld 'blijven' staat er niet en is volgens beide talen fout). En die periode blijkt volgens vers 26 nog te kort te zijn, omdat daarna nog tijd voor bouwen blijft tot de verwoesting (modernistisch van 171-168 v.C., 'Messiaans' van 30-70 n.C.). 'Woord' en 'herstel' van stad na tempelbouw! Kenmerkend voor de eerste zeven weken is verder, dat alleen het herstel van de stad wordt genoemd, niet dat van de tempel. Dat laat al zien, dat die eerste zeven weken niet beginnen bij 538 v.C.. Alleen de stad moest

Page 90: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

90

herbouwd worden, niet de tempel, want die stond er al. En de eerste zeven weken zouden beginnen met een 'woord om Jeruzalem te herstellen'. Nu zou de bouw van de tempel inbegrepen kunnen zijn in de bouw van de stad. Maar in vers 26 blijkt, dat de tempel wel degelijk van de stad wordt onderscheiden. En daar betreft het zelfs een verwoesting, waarbij zonder onderscheid een hele stad met de grond gelijk gemaakt werd, wat ook makkelijk automatisch de tempel zou kunnen inhouden. Dat laat zien, dat de tempel in vers 25 met een bedoeling niet werd genoemd. Er zijn zelfs parallelle gevallen. Niet alleen in de profetie werd alleen de stad genoemd, ook in de vervulling. Nehemia onderzocht na zijn aankomst alleen de muren en poorten en niet de toestand van de tempel (Neh.2:11-15). Hij spreekt tot de leiders alleen over herstel van de muren der stad, weer niet over herstel van de tempel (2:16-18). Men zou misschien kunnen beweren, dat in de muren van de stad ook de buitenmuur van de tempel inbegrepen zouden kunnen zijn. Maar als hij tot de leiders spreekt, noemt hij net de muren niet, alleen de verwoeste stad en de poorten (17a). En als hij de muren noemt (17b) noemt hij ze uitdrukkelijk: 'de muur van Jeruzalem'. Natuurlijk hebben wij het voordeel, dat wij de vervulling bij deze profetie hebben. Wij kunnen zien, waarom de tempel daar niet genoemd werd. Dat voordeel wordt groter, naarmate men later leeft. Zij, die in de einde der tijden leven, kunnen misschien zelfs de vervulling van de hele profetie bij hun conclusies betrek-

Page 91: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

91

ken. Dan zullen zij het daardoor nog beter verstaan (Dan. 12:4, 9, 10). Wederzijds bevestigen profetie en geschiedenis elkaar. Dat is in dit geval geen cirkelvormig bewijs. Omdat de profetie een goddelijke openbaring is, 'moest' (Luc. 24:44-47) de geschiedenis zo verlopen en aan het feit, dat ze zo verlopen is, zien wij, dat de profetie van Daniël inderdaad een goddelijke openbaring was. Het eerste geldt alleen voor gelovigen, het laatste bevesrtigt hun geloof, maar is ook een argument om hen te overtuigen, die in het algemeen of in dit speciale geval niet in de goddelijke openbaring geloven. De geschiedenis bevestigt, dat de profetie van Daniël over herstel van de stad alleen en niet van het heiligdom, juist was. Het herstellen van de tempel begon in 536 v.C., daarna werd het bouwen bijna twintig jaar lang onmogelijk gemaakt en de tempel kwam af in 515 v.C.. Het herstel van de stad begon in 445 v.C.. Het is niet anders. In 538 v.C. werd duidelijk geen begin gemaakt met herbouwen in Jeruzalem. Tussen 536 en 520 v.C. was het onmogelijk, vanwege de tegenwerking van de omwonenden (Ezra 4:4-5) en tot 515 v.C. nam de tempelbouw alle krachten in beslag. Wil men tussen 538 en 445 v.C. nog een verwoesting rond 458 v.C. aannemen (Ezra 4:7,12), dan blijkt uit het verslag van die poging tot 'herbouw' in vers 12 en uit het verbod tot herbouw in vers 21 allereerst, dat Jeruzalem tot dan toe in puin gelegen had. En uit het verbod tot herbouw in vers 21 blijkt tevens, dat die arbeid gestopt werd vóór de stad

Page 92: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

92

herbouwd was. Uit de grote woorden van vers 12 blijkt, dat ze alleen nog maar wat aan het puin ruimen waren! Daarover meer in een studie over dat onderwerp. Tijd van tempelbouw en van stadsbouw. De Bijbel onderscheidt in die tijd twee perioden: 'de dagen van Zerubbabel' en 'de dagen van Nehemia'. Zoals de tempelbouw in 536 v.C. begon met 'de dagen van Zerubbabel' vanaf 538 v.C., zo begon het herstel van Jeruzalem in 445 v.C. met 'de dagen van Nehemia' (Nehemia 12:47). De vraag is dan natuurlijk, of 'de dagen van Nehemia' gelijk gesteld kunnen worden met de eerste 'zeven weken' van Daniël 9:25 of niet. Nehemia was twaalf jaar in Jeruzalem en ging toen terug naar Arthahsasta. En pas 'na verloop van tijd' kwam hij terug voor een nieuwe termijn van eveneens onbekende duur (Neh.13:6). Vanwege al de misstanden, die tijdens zijn afwezigheid in Jeruzalem ontstonden, moet hij een vrij lange tijd weggebleven zijn. Sommigen schatten die tijd wel op dertien jaar. Hoe lang hij daarna in Jeruzalem gebleven is, weten wij ook niet. Maar daar hij de eerste periode al twaalf jaar weg kon blijven, zal zijn tweede verblijf ook wel vrij lang geweest zijn. Zijn boek toont duidelijk aan, dat hij pas veel later na zijn terugkeer in Jeruzalem zijn 'mémoires' heeft geschreven. Uit Josephus (Oudh. 11,5,8) krijgen wij de indruk, dat Nehemia tot zijn dood in zijn vaderland bleef. Zijn opdrachtgever, Arthahsas-ta, stierf in 423 v.C. en het is de vraag, of zijn opvolger Nehemia nog wel zo nodig had.

Page 93: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

93

Josephus schrijft, dat Nehemia een hoge leeftijd bereikte. In andere bronnen is een nieuwe landvoogd pas rond 410 v.C. bekend. Zeker heeft de invloed van Nehemia hem overleefd. Hoe lang 'de dagen van Nehemia' duurden, gaan wij nu na aan de hand van de inhoud van de profetieën van Maleachi. Maleachi 'in de dagen van Nehemia'. De laatste profeet, Maleachi, werkte op het eind van 'de dagen van Nehemia', op het eind van de 'zeven weken'. Dat blijkt uit de inhoud van het Boek. In zijn tijd was de tempel af (1:7-10; 3:8), dus hij kwam na Zacharia en Haggaï. Maar vóór Ezra was de tempeldienst helemaal vastgelopen door gebrek aan geld. Pas sinds de aankomst van Ezra werd de offerdienst betaald door de Perzische koning (Ezra 7:15-17,20-23). Dan zou het dus geen zin gehad hebben, om het volk te verwijten, dat ze de tienden en de heffing voor de tempel niet naar de voorraad kamer brachten (Maleachi 3:8-10). En pas onder Nehemia werd het als verplichting aanvaard door het volk, om een vast bedrag per jaar, de eerstelingen en de tienden te geven voor de tempeldienst en de priesters en levieten en een tiende van de tienden naar de voorraadkamer te brengen (Nehemia 10:32-33). Onder anderen dààrmee werd al meteen de hand gelicht, toen Nehemia voor de eerste keer enige tijd weg was (13:6-10). Dat was na 433 v.C., maar waarschijnlijk vóór de dood van Arthahsasta in 423 v.C., aangenomen, dat in 13:6b met 'de koning' dezelfde Arthahsasta bedoeld wordt. Toen kan Maleachi dus al gewerkt hebben, maar dat kan ook na een volgend

Page 94: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

94

vertrek of na het aftreden of na de dood van Nehemia gebeurd zijn. In 1:8 zegt Maleachi tegen het volk: 'Breng jullie inferieure gaven naar de landvoogd, en kijk, wat hij er van zegt.' Nehemia eiste als landvoogd, tijdens zijn eerste verblijf van twaalf jaren, geen gaven van het volk (Neh.5:14-19). En het is haast niet in te denken, dat die uiting van zijn vroomheid hem later in de steek zou hebben gelaten. En als die landvoogd de vereerde Nehemia was geweest, had de profeet wellicht niet op die manier over hem gesproken. Het was dus bijna zeker iemand van na Nehemia. De misstanden, die Maleachi signaleert, waren dezelfde als tijdens Nehemia, maar algemener en zwaarder van aard: gebrek aan toewijding (vergelijk Maleachi 1:6-8; 7:6,10,25-26; met Nehemia 5:1-13; 9:1-2; 10:29 e.v.v.), gemengde huwelijken (Maleachi 2:10-12; Ezra 9,10; Nehemia 10:30; 13:23-30), en het niet geven van de tienden (Maleachi 3:8-10; Nehemia 13:10-13). Maleachi op het eind der 'zeven weken'. Josephus, de grote Joodse historicus uit de eerste eeuw, schrijft, dat er na de dood van Arthahsasta geen profeten meer geweest zijn. Als zijn werken Bijbels gezag zouden hebben, zou Maleachi dus vóór 423 v.C. gewerkt moeten hebben. Dat zou met het argument van de tienden overeenstemmen. Maar er is meer. Maleachi, als profeet een nationaal belangrijke figuur, wordt niet genoemd in Nehemia 12:26, naast de

Page 95: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

95

hogepriester Jojakim, de landvoorgd Nehemia en de priester - schriftgeleerde Ezra. Eén van hun tijdgenoten was hij dus niet. Aan de ene kant zou hij dus na de dood van Nehemia geleefd moeten hebben. Aan de andere kant, in een dergelijke opsomming in Ezra 2:2, worden de profeten Haggaï en Zacharia ook niet genoemd. Maar dat was een twintig jaar vóór hun optreden. Dat kan dus ook het geval zijn in Nehemia 12:26; als hij toen nog geen roeping had, of zelfs nog niet leefde. Laten wij de inhoud van Maleachi nog eens nagaan. Jeruzalem wordt hier verondersteld een bewoonde stad te zijn (2:11;3:4). Dat kan op zijn vroegst het geval geweest zijn tijdens de tweede helft van Nehemia's bestuur. Er was kwaad ingeslopen, waar wij onder Ezra en Nehemia nog niet van horen. Echtscheidingen hadden zulke vormen en proporties aangenomen, dat de profeet het volk er in het algemeen om laken moet (Maleachi 2:13-16). Maleachi 3:5 noemt toverij, echtbreuk, meineed en sociale ongerechtigheid de hoofdzonden van het ogenblik. Er is een religieuze malaise en een sceptische houding in godsdienstige zaken (2:17; 3:13-15). Aan de andere kant zijn er al groepen rechtvaardigen, die elkaar bemoedigen en waarschuwen met het vooruitzicht van Gods toorn en vergelding voor de goddelozen, maar ook van Gods loon voor de vromen (3:16-4:3). Omdat vanaf 447 v.C., toen het 'Woord' van God tot herstel van Jeruzalem uitging (wat elders behandeld wordt), de eerste zeven weken pas in 398 v.C. afgelopen waren, kan deze toestand zich ontwikkeld hebben na de

Page 96: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

96

dood van Nehemia, ergens na 410 v.C.. Tekenend voor die tijd is, dat de toenmalige hogepriester in 408 v.C., dus tegen het einde van de eerste 'zeven weken', zijn broer tijdens een twist op het tempelplein doodsloeg. Die spande namelijk met de Perzische landvoogd van dit rijksdeel, Bagoses, samen, om zelf hogepriester te worden en trad provocerend op. Maleachi's waarschuwing aan de priesters was dus niet ongegrond (2:1-9; 3:3). Maleachi past daarom wel heel goed in de laatste jaren van de eerste zeven weken, en hij was de laatste. Er waren dan inderdaad geen profeten tijdens de volgende tweeënzestig weken. Na Maleachi. Na Maleachi, die aan het eind van de eerste zeven weken leefde, werd geen openbaring meer gegeven, noch aangaande het heil in het algemeen, noch aangaande de komst van de Messias. De boeken, die een klein deel van deze tijd beschrijven, werden terecht als 'apocrief' bestempeld: 'verborgen', 'duister', van ongeloofwaardige herkomst. Josephus schrijft (C. Apion. 1,8): 'Sedert Artaxerxes tot op onze tijd is er van alles geschreven, maar aan deze geschriften wordt niet hetzelfde godsdienstige gezag toegekend als aan de vroegere, omdat de ware profetische orde er niet meer is (omdat de Openbaringsketen afgebroken is)'. Het is interessant, dat Josephus de openbaringsloze tijd laat beginnen na Artaxerxes (I), die de koning van de stadsbouw was, en dus, vanuit Bijbels en Joods standpunt, de voornaamste heerser was 'in de dagen van

Page 97: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

97

Nehemia'. Hij noemt Maleachi niet, maar Josephus was geen geïnspireerde schrijver. Maar de periode, waarover Josephus hier schrijft, is dus grotendeels die van de tweeënzestig weken (Auberlen 116). 'Zeven en tweeënzestig en één: symboliek. Ook in een ander opzicht zijn die twee perioden, hun volgorde en koppeling, heel logisch. Dat blijkt uit een verklaring van Boutflower. De 'tweeënzestig weken' lijken wat willekeurig, maar omdat er 'zeventig weken' zijn, wordt dat aantal bepaald door de voorafgaande zeven weken en de laatste éne week. Het getal 'zeven' heeft, net als 'zeventig' een opvallende symbolische betekenis. Het komt meer in de Heilige Schrift voor, dat overigens heel normale aangelegen-heden een grote symbolische betekenis blijken te hebben. En hoewel dat kan leiden tot een gevaarlijk makkelijke allegorische uitleg, kan men het feit niet ontkennen. In ieder geval sluiten realiteit en symboliek elkaar niet uit. De geschiedenis begon met een 'scheppingsweek' van 'zeven' dagen. Het atnach-accent na 'zeven weken' zou als voordrachtsteken aan kunnen geven, dat het gaat om 'zeven weken' herstel, herschepping, zo men wil, van de heilige stad. Auberlen (133) maakt die vergelijking. De herschepping van Jeruzalem vond plaats in een week van scheppingsweken, waarin Jeruzalem en het Joodse volk herschapen zouden worden. Young (205) wijst er op, dat de eerste zeven weken negenenveertig jaar vormen en daarmee een jubeljaar aan het eind suggereren, aan het eind waarvan volgens de wet alles

Page 98: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

98

hersteld zou moeten zijn, in dit geval Jeruzalem (Lev.25:8, 10,13). De laatste éne week eindigt in de 'voleinding', die de zegenrijke toestand van vers 24 inluidt, zoals de zeven scheppingsdagen, waarin de aarde ook gebeurtenissen op kosmische schaal onderging. Maar het resultaat was 'zeer goed'. Symboliek van drieënzestig min één. Van de 'zeventig weken' blijven dan 'tweeënzestig weken' over. De middelste periode duurt dus net geen drieënzestig weken. Daardoor wordt de symbolische betekenis van zeven keer drie maal drie net niet gehaald. En het getal 'tweeënzestig' heeft in het geheel geen symbolische betekenis (Auberlen 134/6). Dat kan echter een symbolische betekenis op zichzelf hebben: het zou juist een gebrek aan belangrijke inhoud kunnen symboliseren. Tussen de eerste 'zeven weken' en de laatste éne 'week' ligt een, heilshistorisch gezien, lege tijd van 'tweeënzestig weken', waarin niets belangrijks gebeurde in de keten van heilshistorische gebeurte-nissen. Dat zou de bekende 'intertestamentaire periode' kunnen zijn tussen Maleachi in ongeveer 400 v.C. en Christus' komst. De grote leiders Zerubbabel, Ezra en Nehemia hadden hun werk gedaan. De laatste profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi hadden hun boodschap gebracht. In Jeruzalem werd alleen maar bijgebouwd, onderhouden en verfraaid, het laatst van al op het tempelplein, waar de tempel onder en na Herodes werd gerestaureerd. Zo

Page 99: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

99

is het in de geschiedenis gegaan, en zo voorzegde Daniël het. Zelfs de geschiedenis van de tijd tussen de laatste profeet van Israël, Maleachi, en de geboorte van Jezus, wordt in de Bijbel niet beschreven, maar alleen geprofeteerd. En die wordt niet eens geprofeteerd door een profeet van na Maleachi, maar door een profeet vóór hem, Daniël. In Daniël 8 en 10-12 wordt voorzegd, hoe de Here Zijn volk Israël als volk onder de volken door de geschiedenis van de volgende eeuwen zal loodsen: de ondergang der Perzen, het succes van Alexander de Grote en uiteenvallen van dat grote Griekse rijk in vier delen. Dan wordt er uitvoerig gesproken over twee daarvan, Egypte en Syrië, waar de Joden het meest mee te maken zouden krijgen en de korte verdrukking door de Syrirs in de tweede eeuw v.C.. Het besluit met wat de Joden zal overkomen 'tot de eindtijd' (11:33-35) en wat dergelijke machten als die van Egypte en Syrië nog 'in de eindtijd' zullen uitrichten (11:36-12:1). Daarna wordt de voleinding voorzegd (12:2-3). Wat heilshistorisch van belang is, wordt geprofeteerd in Daniël 9:25. Het is het herstel van Jeruzalem en haar voortgaande bebouwing en vernieuwing, als een zich gereedmaken in afwachting van de komst van de Messias (Zach.9:9; Haggaï 2:10). Dat is tekenend en klopt met de geschiedenis, want op Hem was inderdaad het wachten (Auberlen 136). In de laatste dagen van de tweeënzestigste week was Christus op weg naar Jeruzalem, voor Zijn Intocht als Vorst. En na Zijn verwerping en terechtstelling had Jeruzalem voorlopig geen doel meer en werd door God

Page 100: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

100

overgegeven aan verwoesting (Daniël 9:25-26a). De tussenliggende tijd wordt hier dus alleen maar genoemd als 'de tweeënzestig weken', maar niet verder besproken, dan dat het een tijd van 'bouwen' zou zijn. Hoe het het Joodse volk zou vergaan na de dood van de Messias en wat de volken, en met hen Gods volk, tot aan de voleinding te wachten zou staan, wordt in de verzen 26 en 27 geprofeteerd. Maar dat vergt een aparte studie over die verzen.

Page 101: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

101

DEEL II: NAMAAK EN ECHT. 6. HOOFDVERDELER IN N.B.G.-VERTALING. Inleiding tot het overzicht. 'Echt' is natuurlijk alleen de Hebreeuwse tekst. De vertaling is eigenlijk maar 'namaak', waarin men probeert, om de betekenis van de Hebreeuwse zin zo goed mogelijk te benaderen. Dat is des te moeilijker, omdat men dan ook met grammatikale leestekens moet weergeven, wat in 't echt met accenten voor pauzes en intonatie bereikt wordt, vooral met de 'hoofdverdeler'. Wij gaan nu in Daniël 9 na, waar die 'hoofverdeler' door de Masoreten geplaatst werd en hoe die wordt 'vertaald' in de Nieuwe Vertaling (N.B.G.'51). Als daar een bepaald patroon in blijkt te zitten, kunnen wij zien, of dat patroon ook in vers 25 gevolgd is, of dat dat vers een uitzondering vormt. En wat zijn dan de motieven voor het bedenken en aanvaarden daarvan? Vanwege de ruimte volgen hieronder alleen de zinsdelen, die vlak voor en na de 'hoofdverdeler' staan. Die is hier een schuine streep /. Voor weggelaten woorden staan drie streepjes (---). De leestekens van de vertaling hebben wij laten staan. Men ziet dan twee dingen: 1. of er altijd een Nederlands leesteken op de plaats van het Hebreeuwse accent staat en 2. of de vertalers hem hebben 'vertaald' met een teken, dat diezelfde functie heeft. Het hoeft niet steeds hetzelfde teken te zijn. Want in een zin zonder komma's kan met

Page 102: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

102

een komma volstaan worden. Maar als in dat vers al ver-scheidene komma's gebruikt zijn, zou men op de plaats van de 'hoofdverdeler' b.v. een puntkomma verwachten. Hier volgen nu de 'hoofdverdelers' van Daniël 9. Om een beter overzicht te krijgen, zou men in de eigen Bijbel op die plaatsen een potloodstreepje kunnen zetten, of dat kunnen doen in een fotocopie van die bladzijde(n) van de eigen Bijbel. Zeer aan te bevelen! 'Hoofdverdelers' en leestekens in Daniël 9. 1. het geslacht der Meden, / die koning geworden 2. in de boeken / op het getal van de jaren 3. en te smeken, / in vasten en in zak en as 4. en deed schuldbelijdenis / en zeide 5. wederspannig geweest; / wij zijn afgeweken 6. onze vaderen, / en tot het ganse volk 7. gelijk heden ten dage, / bij de mannen 8. en onze vaderen, / want wij hebben tegen U 9. vergeving, / hoewel wij tegen Hem 10. onze God, / en niet gewandeld hebben 11. te luisteren naar uw stem. / Daarom 12. over ons te brengen, / als er nergens geweest is 13. is dit --- gekomen, / en wij hebben --- niet 14. het onheil over ons te brengen; / want de Here 15. gelijk heden ten dage,- / wij hebben gezondigd 16. heilige berg; / want om onze zonden 17. lichten over uw --- heiligdom,- / om des Heren wil. 18. waarover uw naam is uitgeroepen; / want 19. toef niet / om uwszelfswil --- want uw naam 20. Terwijl ik nog --- beleed, / en mijn smeking 21. in het gebed, / kwam de man Gabriël

Page 103: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

103

22. En hij --- sprak met mij / en zeide: 23. gij zijt zeer bemind. / Let dus op het woord 24. gerechtigheid te brengen, / gezicht en profetie 25. zijn zeven weken; / en tweeënzestig weken 26. er niets tegen hem is; / en het volk 27. een week lang; / in de helft van de week Algemene indruk. Wij kunnen meteen zien, dat de 'hoofdverdeler' niet per se staat op een plaats, die door grammatikale zinsontleding is bepaald, maar door een meer psychologische kijk op de zinsbouw. Daardoor gaat zo'n 'hoofdverdeler' soms zelfs regelrecht in tegen de logische indeling van het vers. Dat geldt juist ook in een taal als het Hebreeuws. Verscheidene geleerden van naam hebben daar al op gewezen. Daarbij zouden wij er ook nog op moeten letten, of de vertalers zinnen 'bijgeschaafd' of 'vernederlandst' hebben, zodat er eigenlijk nog meer 'hoofdverdelers' op onlogische plaat-sen zouden blijken te staan. Maar dat zou ons hier te ver voeren. Als voorbeelden voldoen de verzen 2 en 19 en volgens velen zou in 24 3+3 zegeningen logischer zijn dan 4+2. Met die minder logische plaatsing van de 'hoofdverdeler' moeten wij wel degelijk rekening houden, als men één van de 'hoofdverdelers' willekeurig een dwingende grammatikale betekenis heeft gegeven, of bij de uitleg wil geven. Dat klemt te meer, als die ingaat tegen de kennelijke betekenis van de tekst en de heersende leestraditie in de tijd, toen die hoofdverdeler geplaatst werd.

Page 104: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

104

Nu moeten wij niet naar het andere uiterste doorslaan en denken, dat de Bijbeltekst alleen op psychologische gronden ontleed kan worden. Maar wel moeten wij er van doordrongen zijn, dat de plaatsing van de 'hoofdverdeler' lang niet altijd en zeker niet bij noodzaak een grammatikale indeling geeft. 'Vertaling' hoofdverdeler in Daniël 9. Laten wij eens zien, of de vertalers die 'hoofdverdeler' in de andere verzen net zo belangrijk vonden, als ze die kennelijk vonden in vers 25. Ze offerden er namelijk de Messiaanse profetie van deze tekst voor op. Hij wordt in de vertaling weergegeven met allerlei verschillende tekens van het punctuatiesysteem. Dat is ook het geval in Daniël 9. Laten wij dat nagaan. Voor deze 'hoofdverdeler' wordt in Daniël 9 in ieder vers achter het hierna te noemen woord het volgende teken gebruikt. Wij noemen het teken, het vers en het woord, waar dat achter staat. Hij wordt in de vertaling van het N.B.G. van 1951 weergegeven met een punt, de sterkst mogelijke scheiding, in vers 11 na 'stem' en in 23 na 'bemind'. Hij wordt weergegeven met een puntkomma in vers 5 na 'weerspannig geweest', in 14 na 'onheil brengen', in 16 na 'berg', in 18 na 'naam is uitgeroepen', in 25 na 'zeven weken', in 26 na 'tegen Hem is', in 27 na 'een week (lang)'. Hij wordt weergegeven met een komma en scheidings-streepje in vers 15 na 'heden ten dage', en in 17 na 'verwoest heiligdom'.

Page 105: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

105

Hij wordt weergegeven met alleen een komma in vers 1 na 'Meden, in 3 na 'smeken', in 6 na 'vaderen', in 7 na 'heden ten dage', in 8 na 'vaderen', in 9 na 'vergeving', in 10 na 'God', in 12 na 'onheil - brengen', in 13 na 'over ons gekomen', in 20 na 'beleed', in 21 na 'gebed', in 24 na 'gerechtigheid te brengen'. En de zogenaamde 'hoofdverdeler' wordt helemaal niet weergegeven in vers 2 na 'boeken', in 4 na 'schuldbelijdenis', in 19 na 'toef niet', in 22 na 'sprak met mij' en in 24 na 'brengen'. Samenvatting. Het resultaat is, dat de hoofdverdeler in dat ene hoofdstuk wordt weergegeven: twee keer met een punt (11,23), zeven keer met een puntkomma (5, 14 ,16, 18, 25, 26, 27), twee keer met een komma en scheidingsstreepje (15, 17), twaalf keer met een komma (1,3,6,10,12,13,20,21,24), vier keer helemaal niet (2,4,19,22). Opvallend is hierbij, dat de vertalers op het eind van het hoofdstuk weinig fantasie hebben gebruikt: 25, 26 en 27 krijgen alle drie een puntkomma, wat de unieke betekenis, die hij in 25 zou moeten hebben, wel enigszins twijfelachtig maakt. Nu hebben wij al gesteld, dat wij verschillende tekens moéten verwachten. Want als deze 'hoofdverdeler' zo 'uniek' is, zou hij natuurlijk door een leesteken moeten worden weergegeven, dat sterker is dan de andere

Page 106: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

106

leestekens in die zin (behalve de punt aan het eind). Laten wij daarom nu eens nagaan, of dat inderdaad het geval is. Dat werkt heel verhelderend betreffende de waarde, die de 'hoofdverdeler' voor de vertalers blijkt gehad te hebben. Conclusie betreffende de contekst. Naast het feit, dat in sommige verzen de 'hoofd-verdeler' door de vertalers totaal genegeerd wordt, is het interessant te zien, dat in de helft van het aantal verzen het leesteken, gebruikt als 'hoofd-verdeler', helemaal niet uniek is. Wij hebben deze gegevens op de volgende bladzijde gedrukt, zodat de lezer het in zijn geheel voor zich kan hebben, om daar een goed overzicht van te krijgen. Een puntkomma staat in vers 18 in de eerste helft nog eens na 'hoor'; in 26 ook na 'overstroming'. Een komma staat in 1 ook na 'Darius' en Ahasveros'; in 6 na 'knechten', 'profeten', en 'koningen'; in 7 in het eerste deel ook na 'U', 'Here', 'gerechtigheid', 'gelaat', en in het tweede deel na 'Juda', en 'Israël'; in 8 na 'Here', 'gelaat', en 'koningen'; in 9 na 'Here' en 'God'; in 10 na 'Here' en 'knechten'; in 12 na 'bevestigd', 'regeerders', 'bestuurden' en 'hemel'; in 13 na 'Mozes', 'Here' en 'God'; in 20 na 'Here'; in 21 na 'Gabriël' en 'gezicht'; in 24 na 'stad', 'voleindigen', 'sluiten' en 'verzoenen'.

Page 107: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

107

Als de 'hoofdverdeler' zo'n bijzondere functie in ieder vers heeft, zou men verwachten, dat in ieder vers een teken wordt gebruikt, dat er verder niet in voorkomt: met een komma alleen, als er in het vers verder geen leestekens voorkomen, met een scheidingsstreepje, als er al komma's in staan, met een puntkomma, als er al minder sterke tekens in het vers voorkomen, en als er ook al puntkomma's in dat vers staan, zou men gewoon een punt hebben moeten gebruiken. Maar het blijkt, dat de 'hoofdverdeler' in dertien van de zevenentwintig verzen helemaal niet zo'n unieke positie inneemt voor de vertalers. Hetzelfde teken is in die verzen ook ergens anders volgens Nederlandse grammatikale regels geplaatst. En het vertegen-woordigt in dat vers ook een of ander minder belangrijk Hebreeuws accent. Het aantal van vierendertig dubbelgebruikte leestekens overtreft zelfs het aantal van zevenentwintig leestekens gebruikt voor de 'hoofdver-delers'. Als daar een Nederlands leesteken staat, lijkt dat wel louter toeval te zijn. Nog meer inconsequenties. Ook is men vaak 'plus royal que le roi'. Hengstenberg (417) merkt op, dat de hoofdverdeler vaak helemaal niet zo'n scheidende invloed heeft als de puntkomma. Als de plaats van de hoofdverdeling van een zin duidelijk genoeg is, staat de hoofdverdeler niet zelden in een zinsdeel, waar wij een zwakker teken zouden plaatsen. Bij voorbeeld in Daniël 9:2 staat hij in het Hebreeuws onder (bij ons achter) 'boeken', in plaats van onder

Page 108: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

108

(achter) 'jaren'. Hij scheidt daar gezegde (lette), onderwerp (ik), en meewerkend voorwerp (in de boeken) van het lijdend voorwerp (op het getal). Volgens het Hebreeuws moest er staan: '--- lette ik, Daniël, in de boeken;/ op het getal der jaren ---'. De vertalers hebben hem maar weggelaten. Dergelijke inconsequenties komen meer voor. Bij het aanhalen van teksten uit de N.B.G. - vertaling moeten wij soms letterlijk vertalen om uit te laten komen, waar die 'hoofdverdeler' werkelijk staat. In Daniël 11:5, na 'oversten', scheidt hij onderwerp van werkwoord: 'Dan zal de Koning van het Zuiden sterk worden, maar één van zijn oversten / zal hem in sterkte overtreffen en heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.' En bij voorbeeld in Ezechiël 34:19 staat: 'En Mijn schapen / moeten zij dan afweiden wat uw hoeven hebben vertreden en drinken wat uw hoeven hebben vertroebeld?' In Psalm 36:8 staat: ' Hoe kostelijk is Uw goedertierenheid, O God; en de mensenkinderen / schuilen in de schaduw uwer vleugelen In Psalm 84:3 staat: 'Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des Heren; mijn hart en mijn vlees / jubelen tot de levende God'. In Spreuken 6:26 staat: 'Want terwille van een hoer vervalt men tot een schamel stuk brood, en eens anders vrouw / maakt jacht op een kostbaar leven'. In Psalm 72:20 staat de hoofdverdeler tussen 'gebeden van' en 'David': 'Dit zijn de gebeden / van David'.

Page 109: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

109

In Micha 4:8 staat hij tussen 'genaken' en 'komen': 'En gij, Migdol - Eder, Ofel der dochter Sions, tot u zal genaken / en komen de heerschappij van voorheen, het koningschap der dochter van Jeruzalem'. Keil (417) verwoordde in zijn tijd al, wat de meeste commentatoren en vertalers nu nog vinden van Daniël 9:24. Wij hebben al betoogd, dat hier de plaatsing van de 'hoofdverdeler' juist goed is, omdat de eerste vier zegeningen al vervuld zijn, maar de laatste twee nog vervuld moeten worden. Maar volgens Keil berust die plaatsing op een verkeerde constructie. Want de laatste twee zouden niets gemeen hebben. Neemt men ze echter drie bij drie, dan zouden de eerste drie op een negatieve manier spreken van iets wegnemen, en de laatste drie positief van iets brengen, vervullen of geven. Anderen zien de eerste twee als iets wegdoen, de volgende twee als iets geven en de laatste twee als nog toekomst. Dus een verdeling in twee maal drie of drie maal twee of helemaal geen verdeling, zou de zes dan een gemeen-schappelijke gedachte geven. De vertaling van het N.B.G. houdt zich hier danook aan de verdeling in twee maal drie door het gebruik van het voegwoord 'en'. Maar de hoofdzaak is, dat men zich hier dus in het geheel niet aan die hoofdverdeler stoort, terwijl men in het volgende vers, in 9:25, de 'hoofdverdeler' zo vanzelf sprekend en zo ontzettend belangrijk vindt en de ogen sluit voor alle tegenargumenten. Geen consequent grammatikaal teken. Wij hebben aan het begin van dit onderzoek al gezegd, dat de 'hoofdverdeler' niet consequent daar geplaatst is,

Page 110: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

110

waar hij een bepaalde grammatikale functie zou hebben gehad. Vaak staat hij daar, waar hij de logische en grammatikale betekenis doorkruist of negeert. Vandaar, dat de vertalers er bij het zetten van de leestekens vaak geen raad mee wisten en hem òf niet door een bijzonder teken hebben 'vertaald' (1, 6-9, 10, 12-13, 18, 21, 26, 27), òf ergens anders plaatsten, en hem niet 'vertaalden' door een leesteken, maar door het voegwoord 'en' (24), òf helemaal weglieten (2,4,19,22, en eigenlijk ook 24). Het blijkt dus, dat ook de vertalers hem geen specifiek gram-matikale functie toekenden. In de Nederlandse vertaling kan men duidelijk zien, dat als er een grammatikale scheiding in een zin valt, waar er een 'hoofdverdeler' staat, dat puur toeval is, tenzij daar het psychologische scheidingspunt samenviel met het grammatikale. Daaruit blijkt dus eens te meer, dat de 'hoofdverdeler' voor een heel ander doel in het vers gezet is. En het enige andere doel, waarvoor hij in de verzen gezet is, kan alleen maar de voordracht zijn. Voorlopige slotsom. Dit alles bevestigt, dat deze 'hoofdverdeler' van oorsprong en dus in betekenis, geen leesteken, maar een reciteerteken was. Want klemtoon en cantilene vergen vaak een verdeling, die tegen de strikt grammatikale of logische indeling ingaat. Maar het laat ook iets zien over degenen, die zo krampachtig aan die 'hoofdverdeler' in dat ene vers, Daniël 9:25, vasthouden.

Page 111: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

111

7. HOOFDVERDELER IN DE HEBREEUWSE TEKST I. Het patroon van de Hebreeuwse tekst. In de Hebreeuwse Bijbel staan accenten. Die regelen de toon van de cantilene, of dienen als een soort leestekens. Als leestekens zijn er, die delen van zinnen van elkaar scheiden. Andere verbinden bepaalde woorden, zoals een zelfstandig naamwoord en zijn bijvoeglijk naamwoord (Gesenius Grammar 62). Maar de waarde van de scheidende accenten is altijd betrekkelijk (Id.58). Met het Atnach-accent deelden de Masoreten ieder vers in tweeën, met andere accenten die delen weer, enzovoort, al naar de lengte van het vers. De deling en de te gebruiken accenten waren tot in finesses door vaste regels bepaald (Id. 62/3). Het resultaat van die regels is verbluffend. De 'hoofdverdeler' in andere teksten. De volgende voorbeelden worden wel aangehaald, om te illustreren, dat de plaatsing van de 'hoofd-verdeler' nogal eens tegen de grammatikale regels voor de zinsbouw ingaat en meer de voordracht dient. Er blijkt ook uit, dat de vertalers zich vaak helemaal niets aantrekken van die 'hoofdverdeler'. Dat is vreemd, omdat men die in Daniël 9:25 plotseling zo belangrijk zegt te vinden. Men ontkracht er zelfs, met enkele goocheltrucs in de tekst, een zuivere Messiaanse tekst voor, die in profetie en vervulling tot de meest exacte behoren, die er bestaan.

Page 112: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

112

Wij geven hier een letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst. Weer geeft een schuine streep / de plaats van de 'hoofdverdeler' aan. Als die in de vertaling niet weergegeven is, wordt er een puntkomma gezet, om de kracht van die 'hoofdverdeler' daar te laten voelen. In Psalm 36:8 staat letterlijk: 'Hoe kostelijk is Uw goedertierenheid O God en de mensenkinderen;/ in de schaduw van Uw vleugels schuilen zij'. De 'hoofdverdeler' scheidt hier het onderwerp van de rest van de zin. In dit vers staan in de vertaling een komma en een uitroepteken, maar er staat niets, waar de 'hoofdverdeler' staat. In Psalm 72:20 staat letterlijk: 'Ten einde zijn de gebeden;/ van David'. Grammatikaal zou dat een zeer merkwaardige plaats zijn voor een scheidingsteken of pauzeteken. In de vertaling is hij weer weggelaten. In Psalm 84:3 staat letterlijk: 'Mijn ziel verlangt en smacht zelfs naar de voorhoven des Heren mijn hart en mijn vlees;/ jubelen tot de Levende God'. Dat geeft weer een scheiding tussen onderwerp en gezegde. Ook in die zin is in de vertaling de Hebreeuwse interpunctie vervangen door één volgens de Nederlandse grammatika. In Spreuken 6:26 staat letterlijk: 'Want terwille van een hoer (vervalt men) tot een schamel stuk brood en eens anders vrouw;/ maakt jacht op een kostbaar leven'. Ook hier is er weer die scheiding tussen onderwerp en gezegde. Ook hier is de 'hoofdverdeler' in de vertaling weggelaten.

Page 113: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

113

In Ezechiël 34:19 staat letterlijk: 'En mijn schapen;/wat uw voeten hebben vertreden, moeten zij afweiden en wat met uw voeten is vertroebeld moeten zij drinken'. In de letterlijke vertaling ziet men meteen, waarom de 'hoofdverdeler' daar staat, maar in een vernederlandste vertaling zou dat weer een scheiding geven tussen onderwerp en gezegde. In dat vers komt in de vertaling geen enkel leesteken voor. In Daniël 11:5, na 'oversten', scheidt hij weer onderwerp van gezegde. Er staat letterlijk: 'En de koning van het Zuiden zal sterk worden en (een) van zijn oversten;/ en hij zal sterk over hem worden en hij zal heersen.' Als men dit met de vertaling vergelijkt, zal men zien, wat men er van gemaakt heeft, maar met weglating van de 'hoofdverdeler'. In Micha 4:8 staat letterlijk: 'En gij, Migdal-Eder, Ofel der Dochter Sions tot u zal het genaken;/ en zal de heerschappij van voorheen komen ---'. Al is de plaats van de 'hoofdverdeler' hier niet zo onmogelijk, ook hier doet zij vreemd aan. In de vertaling is de hij ook hier weggelaten. Weer: de Voordracht. Maar leest U deze verzen in letterlijke vertaling eens hardop en neem dan een heel korte pauze in acht, waar de 'hoofdverdeler' staat. Dan merkt U de werking ervan voor de voordracht. De klemtoon komt dan daar te liggen, waar hij liggen moet. Daardoor komt de betekenis van wat gezegd wordt, veel beter tot uiting. In Psalm 36:8 ziét men, bij wijze van spreken, de mensenkinderen schuilen. In Psalm 72:20 is de

Page 114: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

114

betekenis van de hoofdverdeler wel heel duidelijk. Want een pauze benadrukt, dat niet alle gebeden ten einde zijn gekomen, maar de gebeden van David. De volgende Psalmen zijn van Asaf! In Psalm 84:3 h rt men het vlees jubelen. In Spreuken 6:26 ziet men, als het ware, die getrouwde vrouw op jacht naar een prooi. In Ezechiël 34:19 wordt er door een pauze achter 'mijn schapen' de nadruk op gelegd, dat het toch maar Gods schapen zijn, die zo worden behandeld. In Daniël 11:5 worden door die 'hoofdverdeler' in het eerste deel de koning en zijn overste gecontrasteerd. In het tweede deel valt dan des te meer nadruk op het feit, dat de overste de koning overschaduwt. In Micha 4:8 is de vraag: 'Wat zal die arme vrouw nu weer genaken, na al het onheil, dat al over haar gekomen is? Des te verrassender is de mededeling, dat nu de heerschappij tot haar komt. Het patroon van de Hebreeuwse tekst. Nu weer terug naar Daniël 9. Als wij de plaatsen van de 'hoofdverdelers' in Daniël 9 nagaan, komen wij tot een verrassende conclusie. Er blijkt dan consequent n patroon gevolgd te zijn. De vraag wordt natuurlijk: wat staat er vóór dat teken en wat staat er achter. Dat gaan wij nu na. De functie van de 'hoofdverdeler' definieren wij in elke zin wordt gedefinieerd. Die blijkt één van de volgende te zijn. 1. BEPALEND: als het (meestal tweede) deel iets meer zegt over het (meestal eerste) deel;

Page 115: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

115

2. VERSTERKEND: als het ene (tweede) deel de inhoud van het andere (eerste) deel versterkt; 3. UITBREIDEND: als het ene deel het andere deel uitbreidt, van een bijzonder geval naar een algemeen, of omgekeerd; 4. REDENGEVEND: als het ene (tweede) deel de reden geeft voor wat in het andere (eerste) deel gezegd is of gebeurt. Alleen blijft dan nog de vraag, wat uit het andere deel bepaald, versterkt, uitgebreid of verantwoord wordt. Dat is het psychologisch onderwerp van de zin, dat bij een psychologische ontleding hoort, zoals een grammatikaal onderwerp hoort bij een grammatikale ontleding. Beide hoeven niet samen te vallen. Nu geven wij de korte inhoud van beide delen met daartussen een schuine streep /, om de plaats van de 'hoofdverdeler' aan te duiden. Ter wille van het overzicht beginnen wij dat weer op de volgende bladzijde, zodat de lezer in staat is het geheel op twee naast elkaar gelegen bladzijden te overzien. Daniël 9: de functie van de hoofdverdeler. 1. Darius' afkomst / zijn positie: Bepalend 2. Waar Daniël in keek / waar hij op lette: Bepalend 3. Dat hij vastte / hoe ernstig: Versterkend 4. Dat hij schuld beleed / hoe hij begon: Bepalend 5. De zonden van het volk / wat ze waren: Bepalend 6. Hoofdschuldigen / allen: Uitbreidend (Byz.-Alg.) 7. Wij zijn beschaamd / wie allemaal: Bepalend 8. Wij zijn beschaamd / waarover: Bepalend

Page 116: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

116

9. Vergeving / ook voor ons: Uitbreidend (Alg-Byz) 10. Niet geluisterd / niet gedaan: Versterkend 11. Israël schuldig / was gewaarschuwd: Versterkend 12. Het onheil is groot / en uniek: Versterkend 13. Vloek vervuld / geen bekering: Versterkend 14. De straf / Gods recht, wij schuldig: Versterkend 15. Beroep op Gods macht / met schuldbelijdenis: Redengevend 16. Vraag om clementie / de dringende reden Redengevend 17. Hoor ons, O God / de enige grond: Redengevend 18. Hoor ons / waarom niet en wel: Redengevend 19. Hoor ons / Uw Naam, stad, volk: Redengevend 20. Schuldbelijdenis / het doel ervan: Redengevend 21. Het gebed / wat er onder gebeurde: Bepalend 22. Wat de engel kwam doen / wat hij zei: Bepalend 23. De reden voor Daniël / om goed te luisteren: Redengevend 24. Verzoend / direct contact met God: Bepalend 25. Wat er in de 7 weken / en wat in de 62 weken Bij uitzondering dient hier het ene deel niet, om iets van het andere deel te zeggen. 26. Oorzaak / gevolgen: Redengevend 27. Hele week in 't alg. / Begin en eind in 't byz.: Bepalend. Voor een goed begrip van de beoordeling van vers 27 hier enkele opmerkingen over de gevolgde vertaling: 1. 'zwaar maken' kan theoretisch, maar in de Bijbel is het 'versterken' (alleen 'sterk zijn' in Ps.12:5), 2. namelijk van het Verbond met Abraham tot 'Nieuw Verbond' (Rom.4; Gal.3).

Page 117: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

117

3. voor 'de velen' zie Rom.5:12-21; 4. het is niet 'de helft van', maar 'de halve'. Dat wordt later uitgelegd. 5a. In het Hebreeuws zijn 'Eén week' en 'de halve week' grammatikaal onderwerp van hun resp. zinsdelen: 'Eén week zal ---' en 'En de halve week zal ---', een in de Bijbel en ook heden veel gebruikte stijl; 5b. het 'hij' in de NBG-vert .(2x) kan alleen uit de werkwoordstijden worden afgeleid, maar is hier dus niet juist, want de tekst noemt de onderwerpen zelf. Uitleg van de lijst. De plaatsing van de 'hoofdverdeler' maakt hier altijd, dat het ene deel van een vers een nadere mededeling over het andere deel bevat. Maar daardoor wordt ook de opbouw van het hele stuk gekarakteriseerd. Het toont namelijk, dat eerst vooral het bepalende element op de voorgrond treedt (1-9), dan het versterkend element (10-14), dan het redengevend element (15-20), dan twee maal weer voornamelijk het bepalend element, onderbroken door het redengevend element (21-23 en 24-27). De verzen 1-9 bepalen de schuld, 10-14 versterken de schuld, 15-20 geven redenen voor be indiging van straf, 21-23 werken de belangrijkheid van het ontvangen antwoord uit, 24-27 bepalen en verklaren toekomstige gebeurtenissen. Wij zien hier ook, hoe belangrijk voor de Masoreten hier de samenhang van de tekst was. Het hoofdstuk wordt als n geheel behandeld. Dat is het ook: het is één compleet verslag. Maar zij hielden ook rekening met de

Page 118: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

118

aard van de behandelde stof. Dit was grotendeels een gebed en een profetie, beide voorafgegaan door een inleiding. Vandaar, dat de plaatsing van de 'atnach' afhankelijk is van logische motieven. Dat maakt een uitzondering in slechts n van de verzen wel heel twijfelachtig. Dat blijkt ook uit het feit, dat de grond voor een dergelijke indeling helemaal afhing van de inhoud van het gedeelte. In andere teksten of gedeelten worden andere motieven gebruikt, al naar de samenhang van een deel tot het geheel wil. Wij hebben dit al geconstateerd in de aangehaalde Bijbelteksten uit Spreuken, Psalmen, Ezechiël, Micha en Daniël zelf. Maar ze hebben dit gemeen, dat de psychologische ontleding voorop staat en zelfs in conflict mag komen met de grammatikale ontleding. Een heel ander voorbeeld. Dat de plaats en de functie van de atnach bepaald wordt door de inhoud van beide delen, wordt bevestigd door het feit, dat in een gedeelte van een heel andere aard de plaatsing van de 'atnach' afhankelijk is van heel andere motieven. Wij nemen daarvoor het verhaal van Genesis 16. Dat is alleen gekozen, omdat het het kortste hoofdstuk van Genesis is. Wij lezen het in de Nieuwe Vertaling van het N.B.G. Ook hier loont het de moeite, om die strepen in dat Bijbelgedeelte of in een fotocopie daarvan over te nemen. In deze geschiedenis zijn de criteria: 1. PLAATSBEPALING: wanneer iets was of gebeurde; 2. TIJDSBEPALEND: waar iets gebeurde of was; 3. OMSTANDIGHEID: b. v. gunstig of ongunstig;

Page 119: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

119

4. VOORTGAAND: de gebeurtenissen; 5. VERSTERKEND: als of hoe iets versterkt wordt; 6. MOTIVATIE: hier van naamsgeving. Terwille van de ruimte geven wij van ieder vers alleen de woorden vóór en na de 'atnach', weer voorgesteld door een schuine streep: 1. kinderen / en, 2. worden / en; 3. had / en; 4. zwanger / toen; 5. ogen / de; 6. ogen / toen; 7. woestijn / bij; 8. gaat gij? / En zij; 9. terug / en; 10. maken / zodat; 11. baren / en; 12. hem / en; 13. aanziens / want; 14.Lachai-Roï / zie; 15. zoon / en; 16. oud / toen. De inhoud van de twee delen van ieder vers is: 1. Ongunstige situatie - gunstige omstandigheid: Omstandigheid; 2. Voorstel - gunstige ontvangst: Voortgaand; 3. Uitvoering in twee opeenvolgende delen: Voortgaand; 4. Actie - reactie: Voortgaand; 5. Beklag - bedreiging: Versterkend; 6. Toestemming - maatregel en gevolg: Voortgaand; 7. Wie haar vindt - waar ze gevonden wordt: Plaatsbepaling; 8. Vraag - antwoord: Voortgaand; 9. Bevel - verscherping van bevel: Versterkend; 10. Talrijk nageslacht - hoe talrijk: Versterkend; 11. Zoon - naam en betekenis: Motivatie; 12. Onafhankelijk - hoe onafhankelijk: Versterkend; 13. dank - ootmoed: Versterkend; 14. Naam van put - waar: Plaatsbepaling; 15. Zoon - naam: Voortgaand; 16. Abrams leeftijd - op dat moment: Tijdbepaling.

Page 120: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

120

Wij zien hierin, dat de plaatsing van de 'atnach' in dit verhalend gedeelte vaak bepaald werd door een belangrijk punt in de voortgang van het verhaal: in 2, 3, 4, 6, 8, 15. Soms wordt in het tweede deel de vraag beantwoordt 'Waar?' of 'wanneer?': 7, 14, 16. Vaak bevat het tweede deel een versterking van het eerste deel: 5, 9, 10, 12, 13. Dan blijven twee verzen over, één, waarin de naamgeving van de zoon wordt gemotiveerd (11) en het eerste vers geeft de omstandigheid, waaronder Saraï in zo'n ongunstige positie was en die haar een uitweg bood (naar haar eigen mening en de toen geldende rechtsregels, zoals recentelijk is ontdekt in wetten van die tijd). Ook hier zien wij, dat de Masoreten zich in het algemeen lieten leiden door het karakter van het betreffende gedeelte. Maar de plaatsing van de 'atnach' heeft in alle gedeelten dit gemeen, dat de psych-ologische ontleding voorop staat en vaak in conflict komt met de grammatikale ontleding. Dat maakt in Daniël 9 een uitzondering ten gunste van een grammatikale ontleding in slechts één van de verzen, vers 25, wel heel twijfelachtig. Het oordeel van Gesenius in dit verband. Daarbij komt een belangrijke opmerking van Gesenius (Grammar 58). Zodra hij gezegd heeft, dat de accenten waarde hebben als indicators voor de toon en als leestekens, geeft hij in een noot aan, dat wij niet moeten vergeten, dat de waarde van accenten als leestekens altijd betrekkelijk is. En van de 'hoofdverdeler', de at-nach, zegt hij dan, dat die een duidelijke tot een nauwe-

Page 121: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

121

lijks waarneembare scheiding aangeven. Daarbij geeft hij twee voorbeelden. De atnach staat in Genesis 1:4 bij een heel duidelijke scheiding (na 'goed was'). Maar in Genesis 1:1 staat de atnach op een punt, waar wij gram-matikaal helemaal geen scheiding zouden maken: 'In den beginne schiep God / de hemelen en de aarde' (Id.58 n.2). In Dan.9:25 staat de hoofdverdeler, de atnach, niet waar in de oude vertalingen als sterkste scheiding een puntkomma staat (na 'tweeënzestig weken'), maar waar als minder strenger scheiding een komma staat (na 'zeven weken'). Ook dat toont heel duidelijk aan, dat daar geen grammatikale scheiding bedoeld is. Hierna zullen wij bezien, hoe de vertalers deze 'hoofdverdeler' in Daniël 9 hebben weergegeven. Daaruit zal dan blijken, hoeveel waarde zij aan dat teken hebben gehecht. Daarmee zullen wij de 'vertaling' van dit teken in vers 25 vergelijken en de waarde, die zij daar aan dit teken hebben toegekend.

Page 122: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

122

8. HOOFDVERDELER IN HEBREEUWSE TEKST II. Vers 25: plaatsing van de 'hoofdverdeler'. Wij hebben gezien, dat de 'hoofdverdelers' in bijna alle verzen van Daniël 9 op zinvolle en consequente wijze geplaatst zijn, zowel met betrekking tot het vers zelf, als met betrekking tot het hele hoofdstuk. Als de plaats van de 'hoofdverdeler' in vers 25 daar niet mee blijkt overeen te komen, kan die onregelmatigheid aanduiden, dat er met dit vers iets bijzonders aan de hand is. Dat moeten wij dan verder uitzoeken en beoordelen. Zij, die de 'atnach' in Daniël 9:25 na 'zeven weken' handhaven, beweren, dat hij daar een logische grammatikale functie heeft. De 'hoofdverdeler' scheidt de twee genoemde perioden van elkaar: wat er na de 'zeven weken' zal gebeuren en wat er in de 'tweeënzestig weken' zal gebeuren. In alle andere verzen zegt de inhoud van het ene (tweede) deel iets van de inhoud van het andere (eerste) deel, alleen in vers 25 zou dat dan niet het geval zijn. Daar zouden ze los achter elkaar staan. Maar als de 'hoofdverdeler' die grammatikale functie in vers 25 mòet hebben, had hij die ook moeten hebben in de andere verzen van Daniël 9. Die functie heeft hij echter in de andere verzen van dit hoofdstuk niet, niet slechts niet in enige, maar in geen enkel vers. In alle andere verzen blijkt de 'hoofdverdeler' er voor de voordracht in te staan. Het is dus niet logisch, dat de hoofdverdeler in vers 25 wel een grammatikale functie zou hebben. En het gaat te ver te beweren, dat de

Page 123: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

123

'hoofdverdeler' in vers 25 wel zo geplaatst moest worden, dat hij een grammatikale functie kreeg. Nog sterker: als de 'hoofdverdeler' in maar één ander vers van Dan.9 er voor de voordracht in staat, moet dat ook in vers 25 kunnen. En dat is zo niet maar in één ander vers, maar in alle. In vers 25 moet dus ook die atnach na 'zeven weken' de voordracht kunnen dienen. En dat kan, maar beide delen van vers 25 hebben dan niet dat verband, dat zij in al de andere verzen hebben. Dat hebben ze pas bij een zwakker accent na 'tweenzes-tig weken'. De atnach na 'zeven weken' dient de voor-dracht anders. Daar zit dus de onregelmatigheid. Maar ze een puur grammatikale functie te geven, is fout. En dat laatste dwingt ons, om in deze studie eerst en vooral het grammatikale aspect te bespreken. Atnach na 'zeven weken': tijdsorde en inhoud? Zijn er nu geen mogelijkheden meer, om aan te tonen, dat de huidige plaatsing van de 'hoofdverdeler' in vers 25 in het patroon van dit hoofdstuk past? Jawel, maar niet zonder hun eigen bezwaren. Hier moeten wij wel enkele argumenten noemen, die al genoemd zijn of later in ander verband herhaald zullen worden. Men zou bij voorbeeld kunnen zeggen, dat door de plaatsing van de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken', het tweede deel, net als in de andere verzen, wel degelijk met het eerste deel verband houdt, namelijk door de 'tijdsorde'. Wat in het tweede deel verteld wordt, komt na datgene, wat in het eerste deel verteld wordt. Maar wij hebben er al op gewezen, dat de functie van het 'en' vóór 'tweeënzestig weken' dat dan verbiedt. Er zou dan

Page 124: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

124

niet moeten staan 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden', maar 'En zij zal hersteld en gebouwd worden tweeënzestig weken'. Er staan inderdaad verzen in dit hoofdstuk, waarin tijdsorde ook een rol speelt. In 1, 2, 13, 21, 24, 26, 27 komt ook wat in het tweede deel staat na wat in het eerste deel staat. Maar dat is daar niet de voornaamste overeenkomst. Daar zegt het tweede deel veel en veel meer over het eerste. Pas als in vers 25 de 'hoofdverdeler' achter de 'tweeënzestig weken' zou staan, zou het tweede deel daar ook echt iets essentiëels over het herstel in het eerste deel te zeggen hebben. Atnach na 'zeven weken': verband en inhoud. Maar er is een tweede mogelijkheid. Men zou kunnen stellen, dat met de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken', het tweede deel van het vers inderdaad iets over het eerste deel zegt. Men kan dan zeggen, dat het eerste deel Jeruzalem noemt en van een belofte of bevel tot herstel daarvan spreekt, en dat de stad volgens het tweede deel inderdaad blijkt hersteld te worden (of te zijn, met het 'blijven' van de NBG-vertaling) en voort te bestaan. Maar met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken', staat er in het eerste deel alleen, dat er zeven jaarweken zouden verlopen tussen een 'woord van herstel' en de komst van de Messias Vorst. Dat 'woord' moèt dan als een profetie over een toekomstig herstel opgevat worden. Want ten eerste kan men na geen van de tijdstippen, waarop een bevel tot herbouw gegeven zou kunnen zijn (538, 520, 458, of 445 v.C.), binnen negenenveertig jaar daarna de komst van 'een gezalfde en vorst' aanwijzen. En ten

Page 125: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

125

tweede staat dan in het tweede deel, dat Jeruzalem pas met het aanbreken van de 'tweeënzestig weken' hersteld zou worden (het 'blijven' is een foutieve uitvinding van de NBG-vertalers, want 'worden' kan in het Hebreeuws, èn in talen als het Nederlands, nog wel 'zijn' betekenen, maar niet 'blijven'). Als profeet wijst men daarvoor Jeremia aan, ook in verband met Dan.9:2. Maar Jeremia heeft nooit gesproken over een herstel van Jeruzalem na 'zeventig jaar'. Jer.29:10 voorzegt alleen een 'terugbrengen' naar de 'plek' van het verwoeste Jeruzalem, wat inderdaad niet anders kon. Ten tweede heeft Jesaja (40:2) een dubbele straf voorzegd voor Jeruzalem, die inderdaad duurde van 586-445 v.C.. En Jeremia heeft alleen gesproken over een Jeruzalem, dat nooit meer verwoest zou worden. De verwoesting werd voor het eerst aan Daniël geopenbaard (9:22b,23b,26).(Dat wordt nog apart besproken). De engel heeft dus met dat 'woord' niet een profetie van Jeremia bedoeld. Men zou misschien kunnen beweren, dat het 'woord' wel als een bevel tot herstel aan het begin van de 'zeven weken' bedoeld kan zijn. Men zou dan misschien zelfs kunnen beweren, dat het komen van die eerste gezalfde alleen belangrijk kon zijn geweest als mijlpaal, maar dat hij verder geen bijzondere roeping gehad zou hebben en daarom ook geen persoonlijke plaats in de Bijbelse geschiedenis gekregen zou hebben en ons dus niet bekend is geworden. Men zou ook kunnen vermoeden, dat het herstel zelf uitgesteld zou kunnen zijn tot het aanbreken van de 'tweeënzestig weken'. Men zou daarbij kunnen wijzen op het feit, dat de tempelbouw bijna twintig jaar

Page 126: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

126

uitgesteld werd (Ezra 4:4-5). Dat zou ook betrekking gehad kunnen hebben op de herbouw van de stad. Maar dat is dan wel een radikale omkering van de historische feiten. Want in hetzelfde vierde hoofdstuk van Ezra staat, dat het tegengestelde plaats vond. Waarschijnlijk na de komst van Ezra in 458 v.C., toen de tweede periode van 'tweeënzestig weken' volgens de modernistische opvatting al een tachtig jaar oud was, begon men de stad te herstellen vóór een bevel of vergunning gegeven was, wat prompt verboden werd (4:12,21). Met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' zou in het eerste deel het onderwerp dus niet de belofte van herbouw van Jeruzalem zijn, maar het verlopen van 'zeven weken'. Het eerste zou ook niet logisch geweest zijn, want Daniël wist wel, dat de herbouw van Jeruzalem beloofd was: dat was voor hem juist de aanleiding om te gaan bidden (Dan.9:2). Dat wordt dus alleen genoemd als aanknopingspunt en als beginpunt van de 'weken'. In het tweede deel zou wel een volgende periode van 'tweeënzestig weken' genoemd worden, maar het onderwerp zou zijn de bouw van Jeruzalem. Met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' zou het tweede deel dus juist een onderwerp behandelen, dat in het eerste deel helemaal in de marge zou staan. Men kan dus moeilijk beweren, dat het tweede deel van het eerste deel gescheiden is, omdat het het eerste deel nader toelicht. Atnach na 'zeven weken': herbouw stad? Met een 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' wordt in het eerste deel van vers 25 dus niet over een bevel en een

Page 127: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

127

daadwerkelijk herstel gesproken. Dat 'woord' moet dan inderdaad een profetie geweest zijn, naar men aanneemt een profetie van Jeremia. Maar Jeremia profeteerde, dat de ballingschap zeventig jaar zou duren. Dus zou het ook minstens zeventig jaar duren, vóór de herbouw van Jeruzalem mogelijk zou zijn. Sommigen gaan uit van onbekende profetie van Jeremia, die gegeven zou zijn rond 600 v.C., omdat Kores in 550 v.C. koning der Meden en Perzen werd en de 'gezalfde en vorst' van Dan.9:25 zou wezen. Jeruzalem zou de volgende 'tweeënzestig weken' herbouwd worden en volgens de NBG-vertaling zelfs herbouwd 'blijven'. De bouw had dan in de achtste week moeten beginnen of zelfs voltooid moeten zijn. Maar toen was de ballingschap nog lang niet om en waren er geen mensen om dat te doen. Anderen zien Kores als de 'gezalfde en vorst' na zijn verovering van Babel en zijn vergunning tot terugkeer van de Joden. Zij laten hun 'zeven weken' beginnen met een profetie van Jeremia tijdens het beleg van Jeruzalem. Maar Jeremia 32 en 33, in die tijd uitgesproken, gaan ook alleen over een eeuwig Jeruza-lem (32:36-41; 33:6,9,16-26). En na de terugkeer en het leggen van de fundamenten van de tempel werd zelfs het bouwen van de tempel, het enige bouwen dat in het decreet van Kores werd genoemd en zelfs bevolen, door de vijanden met intimidatie en omkoperij verhinderd. De tempel werd pas voltooid in 515 v.C.. Van de 'weldoortimmerde huizen', die Haggaï 1:4 noemt, vaak als bewijs aangevoerd, dat Jeruzalem toen al herbouwd was, staat niet, dat die in Jeruzalem stonden. Zelfs zestig jaar later stond er nog geen muur om Jeruzalem en ston-

Page 128: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

128

den er geen huizen (Neh.2:17 en 7:4). Tjdens bijna een eeuw na het begin van die 'tweeënzestig weken' was Jeruzalem nog niet herbouwd, laat staan, dat Jeruzalem 'tweenzestig weken lang' herbouwd zou 'blijven', zoals de NBG-vertaling zegt. (Andere variaties worden elders behandeld). Het moet duidelijk zijn, dat met een 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' dus niet alleen het verband tussen het eerste en tweede deel van vers 25 heel gebrekkig is, maar dat bovendien het hele vers dan allerlei logische en historische onmogelijkheden biedt. Atnach na 'zeven weken': stad of Koning? Er is nog een bezwaar. Met de 'hoofdverdeler' na de 'zeven weken' zouden in het eerste deel een profetie over Jeruzalem en een 'gezalfde en vorst' alleen genoemd zijn voor de begrenzing van die periode. Een andere relatie tussen deze twee wordt niet gelegd. Het wordt dan ook niet duidelijk, wat die bepaalde periode, de duur er van of het bijzondere karakter van die duur, met stad of gezalfde of met beiden te maken hebben. Iets over een stad, iets over een gezalfde en iets over een periode, zonder een duidelijk verband tussen die drie. Dat klinkt niet als een Goddelijk plan, maar meer als een voorspelling van een waarzegster aan een nieuwsgierige klant. In het tweede deel wordt dan alleen Jeruzalem genoemd als een stad, die, veilig ommuurd en met een groeiende en steeds welvarender bevolking, vierhonderd vierendertig jaar zou blijven bestaan. Aan de 'gezalfde en vorst' van vers 25 wordt verder geen woord gewijd.

Page 129: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

129

De 'gezalfde', die in vers 26 genoemd wordt, is dan een dergelijke obscure persoon als die van vers 25 en beiden zijn dan bovendien gescheiden door meer dan vier eeu-wen. In vers 25 is dan dus de stad het enige onderwerp van belang. Welnu, dat die hersteld wordt, kan op zichzelf een wonder Gods zijn. Maar daarin verschilde Jeruzalem niet zó veel van veel andere steden en dorpen in het Joodse land. En met die gebeurde dat nog veel eerder. Volgens de geschiedenis was Jeruzalem de laatste stad, die herbouwd werd. Dat zou in een passage van enkel heilshistorische hoogtepunten geen vermelding behoeven. Atnach na 'zeven weken': tegenspraak! Bovendien zou het tweede deel het eerste niet voor Daniël toelichten, maar juist iets zeggen, wat voor Daniël in volkomen tegenspraak zou staan met de in het eerste deel genoemde profetie en met zijn eigen ervaring. Voor Daniël was de ballingschap al in 605 v.C. begonnen. Daniël bedoelt dus de profetie van Jeremia 25:11-12, gegeven vlak na Daniëls wegvoering. Hij ging in 538 v.C. juist bidden, omdat voor hem de door Jeremia geprofeteerde zeventig jaar op enkele jaren na om waren. En nu zou de engel hem komen vertellen, dat Jeruzalem al vanaf het vijftigste jaar na Jeremia's profetie hersteld zou worden of zelfs zijn! Dat zou dan zo rond 555 v.C. geweest moeten zijn. Maar nog een zeventien jaar later, rond 538 v.C., bad Daniël om genade voor stad en heiligdom, omdat ze nog in puin lagen! Wordt hier iets bevestigd of verklaard? Neen, er

Page 130: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

130

wordt 'geprofeteerd' en wel over het verleden en in volkomen tegenspraak daarmee. Dat zou werkelijk een absurde situatie zijn. Atnach na 'zeven weken': conclusie. In alle verzen van Daniël 9 zegt het deel na de 'hoofdverdeler' iets over het eerste deel, alleen in vers 25, met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken', niet. Verbanden, die er zijn, zijn incidenteel en van ondergeschikt belang. En elk is in zichzelf niet belang-rijk genoeg voor een profetie als deze en voor het doel, dat men zich daarbij voorstelt: om de verdrukte Joden in de tweede eeuw voor Christus te wijzen op Gods voorzienigheid en macht. Vers 25 rammelt op deze manier aan alle kanten. Maar het blijkt dan bovendien in tegenspraak te zijn met de logica. Jeruzalem zou dan herbouwd worden vóór het eind van de ballingschap. Het herstel zou dus allang bezig geweest moeten zijn, toen Daniël voor haar herstel ging bidden. Ook zou vers 25 dan in tegenspraak zijn met de geschiedenis, zoals de Schrift ons die mee-deelt, en die men echt wel kende. Er was een bouwstop voor de tempel van twintig jaar (Ezra 4:4-5) en een bouwverbod voor de stad, nog een tachtig jaar later (Ezra 4:12,21). De atnach, de puntkomma na 'zeven weken', ontneemt dit vers zijn verband en doel, namelijk zijn Messiaanse karakter. Dat hopen wij later nog uitvoeriger te behandelen.

Page 131: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

131

Atnach na 'tweeënzestig weken': eenvoud. Wat is de structuur van het vers, wat zegt het, hoe loopt en klinkt het, en in hoeverre stemt het overeen met een historische vervulling, als de 'hoofdverdeler' achter 'tweenzestig weken' staat? Dan blijken de zaken heel anders en veel gunstiger te liggen. Het eerste zinnetje: 'Weet dan en versta' laten wij rusten. De eerste zin, die daarna komt, zegt: 'Vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot op een Gezalfde, een Vorst, zijn zeven weken en tweeënzestig weken'. De tweede zegt: 'Zij zal hersteld en gebouwd worden, plein en insnijding, en in druk der tijden'. Zoals men zelf kan constateren, is de structuur van het vers nu zo doorzichtig, dat er geen ingewikkelde theorieën voor nodig zijn, om die aannemelijk te maken. Hier is eenvoud het kenmerk van het ware. Men hoeft dus niet zoals Charles eerst een theorie op te stellen en dan, terwille van die theorie, allerlei woorden in de Hebreeuwse tekst te vervangen, of te veranderen, om de interpretatie eenvoudig te maken. Neem de tekst, zoals die daar in het Hebreeuws staat, lees hem met de interpuntie, die de Joden en de Christenen er aan gaven, nadat ze in de eerste eeuw op de voorzegde tijd de vervulling constateerden en alles past. Atnach na 'tweeënzestig weken': drie paren. Ook hier is het onvermijdelijk, dat bepaalde dingen, die al genoemd of zelfs besproken zijn, in dit verband weer ter sprake komen. Zo is al eerder opgemerkt, dat in vers 25 met de hoofdverdeler achter 'tweeenzestig

Page 132: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

132

weken', het voegwoord 'EN' drie maal een verbindende functie heeft: één keer tussen de twee perioden: 'zeven weken EN tweeënzestig weken', en twee keer tussen twee activiteiten: 'te herstellen EN te bouwen', en 'hersteld EN gebouwd'. Daar zijn natuurlijk allerlei andere vertalingen voor gemaakt. Wij noemen de voornaamste hier met alleen de reden, waarom wij die niet gekozen hebben. Wat de activiteiten betreft, staat er de eerste keer: 'Om Jeruzalem te doen omkeren en te bouwen'. 'Doen omkeren' wordt, ook in de NBG-vertaling, verstaan als 'doen terugkeren tot haar vroegere toestand', of 'her-stellen'. Dat 'doen terugkeren' in de Bijbel niet als 'herstellen' van gebouwen gebruikt wordt, zou niet zo erg zijn, want dan is het hier gewoon de enige keer. Bovendien wordt later uitvoerig aangetoond, dat die tegenwerping onjuist is. Het kan hier niet het 'terugkeren' uit de ballingschap zijn. Jeruzalem kan, taalkundig gezien, die ene keer dat het hier genoemd wordt, niet tegelijkertijd 'bewoners' en 'stad' betekenen. Daarbij is het beide keren gekoppeld aan 'bouwen', dat allereerst de stad betreft. Dat beide woorden de gemeenschap zouden betreffen, is niet mogelijk. Het 'bouwen' van de gemeenschap is wat vergezocht, ook omdat het hier allereerst om verwoeste muren en huizen gaat. De eerste keer is de vertaling 'doen terugkeren' van de bevolking dus niet juist. In beide gevallen is de vertaling 'herbouwen' wel mogelijk, maar niet nodig. En de combinatie 'herstellen en herbouwen' is een overtollige en daarom foute dubbelzegging, een zogenaamd pleonasme. Maar het

Page 133: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

133

kan ook zijn 'verder bouwen' en 'onderhouden' na het aanvankelijke 'herstellen' (Keil 351, Young 203, Heng-stenberg 414). De tweede keer staat er: 'zij zal herstellen (kal, Futuur, 3e p.vr.enk) en gebouwd worden (Niphal, pret, 3e p.vr.enk.). Maar het 'herstellen' krijgt de passieve betekenis van 'bouwen', waaraan het gekoppeld is (om dezelfde reden kan 'Messias' in combinatie met 'Vorst' geen eigennaam zijn). Dat 'terugkeren' de tweede keer alleen maar 'weer (gebouwd)' zou betekenen, is op zichzelf misschien aantrekkelijk, maar is gezien haar gebruik in dezelfde combinatie vlak daarvoor, niet waar-schijnlijk. De overeenkomstige functie van het 'EN' in deze drie paren van woorden spreekt duidelijke taal. Er zouden zich twee fasen voltrekken: één van 'herstellen' en één van verder 'bouwen' en onderhouden. Die zouden plaats vinden in de twee genoemde perioden. Het aanvankelijk herstel zou plaats vinden in de eerste, kortere periode en het onderhoud en de verdere uitbreiding in een daarop volgende veel langere periode. Zo gaat dat bij iedere stad, die herbouwd moet worden. Het zal zelden andersom gebeuren. Met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' is de tweede periode alleen en geheel de termijn van 'herstellen en herbouwen': 'En tweeënzestig weken (lang) zal zij hersteld en herbouwd worden' (een dwaas idee, waarom men soms ten onrechte vertaalt: 'hersteld en herbouwd blijven'). Verderop wordt uitgelegd, dat het taalkundig ook niet kan betekenen: 'gekarakteriseerd door herstel aan het begin, tegen het eind of ergens in de loop van die

Page 134: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

134

periode (wat alle drie voorgesteld is). Dan zou de zin ook anders moeten lopen, zoiets als: 'En de tweeënzestig weken zijn de periode van herstellen en herbouwen'. Het zou minder dwaas klinken, als men kon vertalen: 'Tweeënzestig weken lang herstellen en (verder) bou-wen'. Maar aangezien ook dat dan als enige karakteristiek van die periode genoemd wordt, zou ook dan het bouwen daarna geheel moeten ophouden. Volgens de modernistische berekeningen zou de tweede periode eindigen tussen 114 en 96 v.C., hoewel ze ze laten eindigen in 171 v.C., met een 'verwoesting' in 168 v.C.. In werkelijkheid ging het 'bouwen' in Jeruzalem door tot aan de verwoesting in 70 n.C.. Met de puntkomma na 'tweeënzestig weken' en de combinatie 'herstellen en bouwen', loopt de zin beter en is het meer in overeenstemming met de historische vervulling. Dan is het niet: 'Tweeënzestig weken (lang) herstellen en (her)bouwen', maar 'Zeven en tweenzestig weken (verlopen) vanaf het bevel tot herstellen en bouwen tot op een Gezalfde en Vorst'. Dan wordt de tweede periode niet gekenmerkt door 'herstellen en bouwen', de hele tijd, of in begin, aan het eind, of ergens in het verloop ervan, maar door de komst van de Messias en Vorst aan het eind ervan. Zijn komst alleen wordt expliciet genoemd als de reden voor het noemen van die perioden. Het 'bouwen' wordt alleen in twee paren van termen genoemd als uitvoering van een 'bevel'. Het gaat dus niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats om het herstel op zichzelf. Want daarna zou de lang ver-wachte Messias Vorst komen. En dat was het, waar het

Page 135: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

135

in dit 'woord' om ging. Daarmee wordt dus aan de centrale plaats van de Gezalfde recht gedaan: het 'herstellen en bouwen' diende, om Jeruzalem klaar te maken voor Zijn komst. En Zijn terechtstelling werd gevolgd door verwoesting van de stad. Er staat dan niet, dat de bouw na Zijn komst niet verder door zou gaan. Die zou door kunnen gaan en ging inderdaad door tot vlak vóór de volgende verwoesting. Ook dat is normaal. Zolang een stad bestaat, wordt er onderhoudswerk verricht en wordt er verder gebouwd. Atnach na 'tweeënzestig weken': ideale vorm. Met de 'hoofdverdeler' achter de 'tweeënzestig weken' is er dus grote en duidelijke overeenkomst tussen de twee zinnen. In het eerste deel wordt gezegd, dat er na een 'woord' van Godswege een tweeledige werkzaam-heid komt, 'herstellen en bouwen', die in twee perioden, 'zeven weken en tweeënzestig weken', zal verlopen tot op 'een Gezalfde en Vorst'. In het tweede deel wordt dat bevestigd en staat, hoever het bouwen zich uiteindelijk zou uitstrekken. Het 'herstellen en bouwen' zou zover gaan, dat de laatste plekjes volgebouwd zouden worden. Het ging inderdaad nog meer dan vier en een halve eeuw door, tegen het eind vooral door Herodes, volgens Steward Perowne, op Hadrianus na, de fanatiekste bou-wer van de oudheid (Prause, Herodes, 137). En alles zou gebeuren in of onder de druk der tijden. Velen willen 'straten en pleinen', of 'plein en gracht' lezen als een soort bouwplan. Maar dat zou wel een heel onbenullige opmerking zijn: natuurlijk komen er straten en pleinen en de 'gracht', zelfs een droge, is er niet.

Page 136: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

136

Daarom menen wij, dat het gaat om de uiterste uitbreiding. Er staat eigenlijk 'straat en insnijding', ongeveer zoals in de Statenvertaling. Het eerste kan ook 'plein' betekenen en weer geldt, dat het maken van straten zo in de aard der zaak ligt, dat het in deze zeer summiere samenvatting van de loop der eeuwen geen plaats verdient en dus 'plein' de voorkeur heeft. Vooral, omdat, zoals het hier staat, het de indruk geeft, dat het om HET plein en om DE insnijding ging. Maar waarom zou het bouwen in een plein zo iets bijzonders wezen, dat het hier vermeld zou worden? En waarom zou men op een met opzet uitgespaarde plek als een plein gaan bouwen? Zou er zo'n ruimtegebrek ontstaan? Onder Nehemia verzamelden de mensen op een groot plein bij de waterpoort (Neh.8:2). Maar Ezra verzamelde de mensen op het tempelplein (Ezra 10:9). Toen was de tempel namelijk niet in gebruik. Ezra had drie dagen moeten wachten, tot er iemand verscheen (8:32-33). Hij kwam juist om de tempeldienst weer op gang te brengen (7:17-24). Maar in de tijd van Nehemia was het tempelplein in gebruik en werd de vergadering gehouden op het plein van de waterpoort. Welnu, voor het bouwen op HET plein was een bijzondere reden: HET plein in Jeruzalem was ongetwijfeld het tempelplein. Maar daar zou zelden of nooit gebouwd worden, misschien een of ander bijge-bouw, maar dat zou het noemen niet waard zijn. Maar wat er gebouwd werd, was de herbouw van de tempel. Daarom was het zo bijzonder, dat het hier vermeld wordt. Herodes deed dat. Inderdaad moest hij veel tegenstand overwinnen.

Page 137: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

137

Het was dus de minst waarschijnlijke plaats, waar men zou gaan bouwen, maar op het eind gebeurde dat toch. Ten tijde van Jezus' rondwandeling op aarde was men in 27 n.C., vierhonderd vijfentwintig jaar na het begin van de 'zeventig weken', daar al zesenveertig jaar aan bezig (Johannes 2:18-20). Het was voorzegd en daarom liet God dat optekenen in het Evangelie! Het werd één van Herodes' grootste en meest langdurige bouwprojecten. Het ging door tot meer dan zestig jaar na zijn dood en pas enkele jaren voor de verwoesting was het af. De tempel werd bijna helemaal vernieuwd. Dan staat er 'insnijding'. Er bestaan in of om Jeruzalem geen grachten, zelfs geen droge sleuven buiten de muur voor verdediging. De afgraving van de Scopus ten Noorden van de stad diende wel, om daar de muur te verhogen, maar bestond al, is toen dus niet 'gebouwd' en is ook niet bebouwd. Bovendien is dat stuk zo kort, dat het moeilijk een gracht genoemd kan wor-den. Het idee van een verdedigingsgracht wordt alleen door het Nederlandse woord 'gracht' gesuggereerd, maar wordt niet gegeven door de tekst. De diepste en grootste insnijding in het terrein van de stad was die van het latere Kaasmakersdal tussen de 'oude' en de 'nieuwe' stad, 'De Vijzel' (Zef.1:11). Die was toen zelfs nog tientallen meters dieper dan nu en moet vooral in de ver-woeste stad heel opvallend zijn geweest. Makkelijk over-stroomd en moeilijk te verdedigen, was dat ook één van de laatste plaatsen om te bebouwen. Maar Herodes bouwde daar een aquaduct en bruggen over. Dit opper-de Behrmann (63) al in de vorige eeuw en is herhaald door A.van Selms (Ztschr. für Altt. Wiss., 91,2,170-6).

Page 138: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

138

En het zou met zulke ijver gedaan worden, dat zelfs de druk der tijden het niet zou kunnen tegenhouden. Het kan zelfs betekenen, dat paradoxaal de 'druk der tijden' de oorzaak van of de reden voor het herstel van Jeruzalem zou zijn. Dat was dan de druk op Arthahsasta door de opstanden in Egypte en Syrië, de eerste neergeslagen en de tweede geleid door zijn zwager Megabysos, en de nadelige vrede van Callias met de Grieken, die daarbij de hegemonie over de zee en macht over de kuststeden hielden, ook in Palestina. Toen was een sterke bergvesting onder een vertrouweling en met een tevredengestelde bevolking van groot belang. Het was nodig hier zo uitvoerig op in te gaan, omdat met dit alles in het tweede deel iets essentieels gezegd wordt over het 'herstellen en bouwen' in het eerste deel. De functie van een 'hoofdverdeler' na 'tweeënzestig weken' in dit vers, zou helemaal niet uit de toon vallen in vergelijking met de functie van de hoofdverdeler in de andere verzen van dit hoofdstuk. De 'hoofdverdeler' heeft dan een 'VERSTERKENDE' functie. Dat is het zuivere patroon, dat wij ook in de andere verzen vinden. Ook in deze opzichten doorstaat deze voorzegging, met een 'hoofdverdeler' achter de 'tweeënzestig weken', de Mozaïsche test voor profetie van Deuteronomium 18:21-22 glansrijk. Alleen een profetie, gesproken in de Naam des Heren, die (op de expliciet of impliciet gegeven tijd) niet uitkomt, is een woord, dat de Here niet heeft gesproken. Dat is het geval met deze profetie met de puntkomma na 'zeven weken'. Maar de rasechte voorstanders daarvan geloven zelfs helemaal niet in een 'woord des Heren'! Maar met de 'hoofdverdeler' na

Page 139: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

139

'tweeënzestig weken' blijkt de profetie van het eerste deel: 'zeven en tweeënzestig weken herstellen en verder bouwen tot op een Messias en Vorst, en zoals nader omschreven in het tweede deel, tot in alle details en binnen de juiste tijd vervuld te zijn. Een ingebouwde marge. Maar welke vervullingstijd moet er worden aangehouden? Anderson heeft geprobeerd de vervulling tot op de dag nauwkeurig uit te rekenen. Bij anderen verschilt het een jaar of zo. Dat doet de modernisten smalend zeggen, dat de Bijbelgetrouwen met jaarweken ook nooit goed uitkomen (hoewel veel beter!). Het 'woord' moet een 'woord' zijn, dat zou 'uitgaan' van God in Zijn hoge hemel, net als in vers 23. Bij het begin van Daniëls gebed ging een woord van God uit en de engel bracht het hem op de tijd van het avondoffer (Dan.9:21,23). Maar in Dan.10 duurde dat drie weken (2,12-14). De eerste, die een definitieve roeping voor de herbouw van Jeruzalem voelde, en dus de eerste was, die het 'woord' door God in de hemel gesproken, op één of andere manier 'ervoer', moet Hanani geweest zijn (Neh.1:1-3). En zoals Daniël het 'woord' van vers 23 door een engel hoorde, zo hoor - de Nehemia de tijding over Jeruzalem van Hanani. Dat was dus niet 'het uitgaan' van dat woord. Maar daardoor weten wij niet zeker, wanneer dat oorspronkelijke 'woord' van God 'uitging' in de hemel. Op het aardse moment daarvan zouden de 'zeventig weken' beginnen. Wij kunnen dus nooit het exacte begin van de negenenzestig weken weten. Maar er is een marge

Page 140: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

140

ingebouwd: zeventallen tegelijk. Wij hoeven de negenen-zestig weken dus niet tot op de dag en zelfs niet tot op hele jaren nauwkeurig te berekenen. De perioden tot op 'een Gezalfde en Vorst' zijn negenenzestig 'zeventallen' van jaren. En paar jaar minder dan een zevental, geeft echter niet. In de Bijbel worden gedeelten van tijdseen-heden vaak als helen gerekend, vooral een eerste of laatste tijdeenheid. Denk aan de drie dagen tussen kruis en opstanding. Jezus spreekt over 'drie dagen en drie nachten' en 'na drie dagen' en er staat: 'drie dagen na Zijn dood'. Maar er staat ook: 'binnen drie dagen' en 'op de derde dag' en bewaken 'tot de derde dag'. Jezus zelf zei: 'Op de derde dag ben Ik gereed'. En de Emma-sgangers zeiden: '--- het is nu al de derde dag' (Luc.24:21). Jezus zelf beschouwde dus een deel van de laatste dag als een hele dag. Ook de eerste dag was maar een klein deel van de Vrijdag. Alleen de Zaterdag was een hele dag. Maar het waren drie dagen! Dat kan ook voor jaarweken gelden, zeker voor de eerste en de laatste. Een uitkomst van iets meer dan zevenenzestig 'weken' zou niet echt goed zijn. Maar zelfs als er aan de eerste en de laatste 'week' iets ontbreekt, is dat een goede vervulling. Eén maand is maar één vierentachtigste van een jaarweek en iets meer dan één zesduizendste van de hele periode van negenenzestig weken. Bijbelgetrouwe berekeningen tonen alle minder dan één jaarweek verschil met het jaar van de vervulling, de modernistische alle minstens zo'n vijftig jaar of meer. Aalders komt zelf (232) hondervijfenzeventig jaar te

Page 141: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

141

kort met zijn vervulling. Hij wijst (215,220, 233) danook het idee van jaarweken af. Maar hij zegt wel, dat anderen met jaarweken 'nooit goed', want 'niet geheel' uitkomen! Dus niet alleen verzuimt hij na te gaan, of die soms beter zijn, maar hij is ook veel strikter dan de Bijbel zelf.

Page 142: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

142

9. PROFETISCHE EN HISTORISCHE FEITEN. Voorlopige vaststelling van historische feiten. Wij moeten nu wat dieper ingaan op de plaats van de hoofdverdeler in Daniël 9:25. Daarbij zullen ook historische motieven naar voren komen. De verhalen, die het modernistisch kamp opgedist heeft, zijn maar al te goed bekend. De meeste nieuwe Bijbelverta-lingen, zoals reeds de Nieuwe Vertaling van het NBG van 1951, en 'parafrases', zoals bij voorbeeld 'Het Boek', hebben daar hun vertalingen naar gericht. En de meeste nieuwe boeken, artikelen en uitzendingen over dit gedeelte praten ze allemaal kritiekloos na. Het is dan wel goed, om naast de Bijbelkritische opvattingen ook de Bijbelgetrouwe te stellen, waarin men de woorden van de Bijbel letterlijk neemt zoals ze daar staan. Als wij willen zien, of en wanneer deze perioden in de geschiedenis vervuld zijn, moeten wij enkele dingen bedenken, die wij hier nog eens alleen maar noemen, maar die wij elders uitvoerig behandelen Vanaf het uitgaan van een Woord. Zoals de Statenvertaling terecht vertaalt, zou alles beginnen 'Vanaf het uitgaan van een woord ---'. Wie de puntkomma na 'tweeënzestig weken' zet, moet echter aannemen, dat dat woord een oude profetie is. Het NBG schijnt daar zo van overtuigd te zijn, dat het de vertaling daaraan aangepast heeft. Het toekomstige 'Vanaf het uitgaan van een woord' wordt daar 'vanaf HET OGENBLIK DAT een woord uitGING'. Dat laat geen

Page 143: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

143

enkele keus meer over en verbergt de mogelijkheid tot een andere interpretatie. Het vlotte Nederlands is hier een nadeel, dat is en daarom zo goed klinkt. Want op zijn zachtst gezegd, is het geen vertaling, maar één bepaalde interpretatie, één van meerdere verschillende interpretaties, en dat op zo'n heikel punt!. Zullen zijn, verlopen --- tot op ---. Na het uitgaan van dat woord zou er een bepaalde periode verlopen. Dat zou een periode van een groot aantal 'jaarweken' zijn, waarop wij straks ook terugkomen. Maar het werkwoord '(zullen) zijn', of '(zullen) verlopen' moet in het Nederlands er bij geschreven worden. In de Hebreeuwse taal laat kan men het weglaten, ook als het eigenlijk bedoeld is. Dat hangt af van de grammatika van de zin en de samenhang. De periode, die bedoeld werd, zou lopen tot op een gezalfde, een vorst. Dit 'tot' kan 'tot aan' of 'tot en met' zijn. 'Een gezalfde, een vorst'. 'Een gezalfde, een vorst' is de letterlijke vertaling. Men zegt wel, dat 'gezalfde' in het Oude Testament niet de speciale betekenis heeft van het Nieuwe Testament. Het zij zo. Maar in zo'n beknopt overzicht van zulke geweldige gebeurtenissen over zoveel eeuwen moeten wij toch denken aan de zwaarste betekenis van beide woorden. Bovendien zien Bijbelgetrouwe uitleggers dit woord als een profetische voorzegging en daarin is niet alleen de toekomstige toestand, maar ook de toekomstige terminologie verdisconteerd. Het onbepaalde lidwoord

Page 144: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

144

'een' blijkt in het Hebreeuws uit het ontbreken van een bepalend lidwoord 'de'. Er staat dus 'tot gezalfde, vorst'. Maar 'gezalfde' kan hier niet 'Christus' als eigennaam zijn. Want het is gekoppeld aan 'vorst', en dat kan geen eigennaam wezen. Dat 'Christus'een eigennaam geworden is, is ook te danken aan de bijzondere Persoon, die dat ambt vervulde. Zeven weken en tweeënzestig weken. Er staat eigenlijk niet weken, de vrouwelijke vorm van het woord, maar de mannelijke vorm: 'zeventallen'. Dat houdt in, dat de eenheden, waaruit die 'weken' zouden bestaan, uit het verband (Dan.9:2) of uit de vervulling moeten blijken. Daarom kan men ze maar niet uitleggen als perioden van onbepaalde duur. De samenhang van Dan.9 (bij voorbeeld Dan.9:2) en de vergelijking van de profetie met de geschiedenis wijzen uit, dat deze 'zeven weken' en de 'tweeënzestig weken' geen 'weken van dagen', maar 'weken van jaren' zijn. Weken van Bijbelse maanjaren. Daarbij moeten wij bedenken, dat de Bijbel 'Bijbelse maanjaren' bedoelt, met twaalf maanden van dertig dagen rekent, of driehonderd zestig dagen (zo bij voor-beeld in Gen.7-8, Esther 1:4 en Openb. 11: 2-3; 12:6; 13:5). De tegenwoordige geschiedenisboeken, ook die over de oudheid, dateren in zonjaren. Wij moeten dus de in de Bijbel genoemde 'maanjaren' omrekenen in 'zonjaren' vóór wij aan het berekenen van de weken beginnen. Voor het gemak kan men afronden op hele jaren. Maar bij voorbeeld bij het berekenen van de

Page 145: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

145

verschillende fasen van de zeventigjarige ballingschap merkt men, dat het soms inderdaad op gedeelten van jaren aankomt. De profetie voorzegt hier dus negenenveertig maanjaren of achtenveertig zonjaren herstellen en vierhonderd vierendertig maanjaren of vierhonderd achtentwintig zonjaren onderhouden en uitbreiden, tot een Messias komt als Vorst. Samen zijn dat vierhonderd drieëntachtig maanjaren of vierhonderd zesenzeventig zonjaren. 'Het jaar Nul'. En als wij de overgang van vóór Christus naar ná Christus passeren, moeten wij er om denken, dat de laatste maker van onze jaartelling vergeten heeft, het eerste jaar na de geboorte van Jezus het jaar 'nul' te noemen. Pas na het eind van het eerste jaar was het één na Christus! Daniël 9:25a. Met commentaar ingelast luidt het vers dan: 'Vanaf het uitgaan (in de hemel 23!) van een (Goddelijk) woord om Jeruzalem te herstellen en (verder uit) te bouwen tot een Messias, een Vorst, (zullen) zeven weken en tweeënzestig weken (zijn, verlopen)'. Profetie en geschiedenis. Laten wij nu heel in het kort de bijzonderheden van profetie en geschiedenis met elkaar vergelijken. Dan zullen wij zien, hoe gebrekkig en dom de interpretatie van de modernisten daartegen afsteekt en hoe accuraat

Page 146: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

146

en betekenisvol de profetie blijkt te zijn met de oorspronkelijke Messiaanse uitleg. Nogmaals, al die onderwerpen worden elders zo volledig mogelijk behandeld. Een Woord als in vers 23 Allereerst staat er, dat er een 'woord' zou komen om Jeruzalem te herstellen. Dat 'woord' was net zo'n woord als in vers 23: het gaat nog steeds over wat God besluit. Dat woord van vers 23 werd overgebracht door een engel. Maar het was een 'woord', dat reeds in de hemel van God uitgegaan was. Dat moest het dus ook zijn in de vervulling van vers 25.' Een Woord, tot wie? Jeruzalem werd volgens de Schrift hersteld door Nehemia. Wie of wat bracht het woord tot herstel van Jeruzalem over? Niet het woord van koning Arthahsasta. Hij accepteerde alleen Nehemia's voorstel. Hanani lichtte Nehemia over de toestand van Jeruzalem in. En het werd voor Nehemia niet pas een woord van Godswege door de indruk, die het op hem maakte. Hanani moet het al als zodanig ervaren hebben, of hij nu God had horen spreken, of dat het hem een geestelijke wenk gaf. Want anders had hij voor het overbrengen daarvan niet zoveel over gehad. Een Woord, wanneer? Hanani kwam in de herfst van 446 v.C. bij Nehemia aan (Neh.1:1-3). Hij had daartoe van Jeruzalem naar Susa in Perzië moeten gaan: een reis van maanden,

Page 147: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

147

waarbij natuurlijk ook nog enige tijd verliep, vóór hij het besluit daartoe genomen had en alle voorbereid-selen voor zo'n reis had getroffen. En vóór dat die aansporing kwam, was het besluit van de Almachtige in de hemel gevallen en had Hij Zijn woord doen 'uitgaan'. Dat kan niet anders dan ergens in de voorzomer van 447 v.C. gebeurd zijn. De eerste zeven weken. In het voorjaar van 445 v.C. vertrok Nehemia (Neh.2:5-11). Onder hem werd Jeruzalem hersteld. Eerst de stadsmuren (Neh.6:15). Daarna werd Jeruzalem bevolkt en werden de huizen gebouwd (Neh.7:4; 11:1-2). Pas rond 410 v.C. horen wij van een andere landvoogd. Zelfs de profetie van Maleachi sluit aan op het werk van Nehemia. Josphus (Oudh.11,5,8) schrijft, dat Nehemia een hoge leeftijd bereikte. Hij had grote invloed onder de Joden behouden, ook toen hij officiëel geen landvoogd meer was. Wij kunnen aannemen, dat de periode van Nehemia een jaar of vijftig duurde. Volgens de berekening duurden de eerste 'zeven weken' van 447 tot 398 v.C.. Daniël 9:25b en 26a. Zij zal (tot haar vroegere toestand) terugkeren (in de eerste periode van zeven jaarweken) en zij zal (verder onderhouden en uit)gebouwd worden (in de daarop volgende tweeënzestig jaarweken), (tot en met het tempel)plein en (de) insnijding (van het Kaasmakersdal) en (dat) in druk der tijden'.

Page 148: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

148

En na de (voornoemde laatste) tweeënzestig weken zal (een) Gezalfde afgesneden worden en (er) is niet(s) voor Hem. Korte bespreking van Daniël 9:25b en 26a. Gewoonlijk vertaalt men: 'Zij (Jeruzalem) zal gersteld en herbouwd worden'. Dat klinkt al meteen als een pleonasme. Het eerste werkwoord is 'terugkeren'. Men heeft dat wel willen vertalen als 'De Jeruzalemmers zullen terugkeren'. Maar dat stuit op allerlei bezwaren, die wij nog zullen bespreken. Beter is: 'Zij (de stad) zal tot haar vroegere toestand terugkeren'. En dat kan men gevoeglijk vertalen als 'hersteld worden, hoewel het Hebreeuws daar een onbepaalde wijs heeft en geen lijdende vorm. Het tweede 'bouwen' kan ook 'verder bouwen', ónderhouden' betekenen. Er is maar één groot plein, waar later ook volgens het Nieuwe Testament bijzondere bouwwerken plaatsvon-den, namelijk het bouwen van een feitelijk nieuwe tempel door Herodes. In de daarop volgende zinsnede staat letterlijk 'insnijding'. De meest opvallende insnijding in het terrein daar was het Kaasmakersdal tussen de Benedenstad en de Bovenstad. Men bouwde daar later alleen omdat elders geen plaats meer was. Het was waarschijnlijk onveilig door wateroverlast en zeker door de slecht verdedigbare situatie. 'Druk der tijden' kan niet vertaald worden als 'tijden van druk'! Opstanden in Egypte en Damascus noopten Arthaxerxes er toe, om van Jeruzalem een vestingstad te maken met een dankbare en dus misschien loyale bevolking onder leiding van zijn beste Joodse

Page 149: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

149

vertrouwenling, Nehemia. Zo weet God de harten van vorsten te leiden als waterbeken, zoals Spreuken 21:1 zegt. Atnach na twee perioden: conclusies. Met de 'hoofdverdeler' achter de '62 weken' staat er dus in feite, dat het verarmde en betrekkelijk kleine teruggekeerde deel van het volk het herstel van de totaal verwoeste stad tot een formidabele fortificatie in negenenveertig jaar zou volbrengen en dat de verdere uitbouw vierhonderd vierendertig jaar zou doorgaan tot alle beschikbare ruimte zou zijn bebouwd, en dat onder moeilijke omstandigheden. Op zichzelf is dat echter niet zo verbazingwekkend. De andere steden hadden ook hersteld moeten worden. Maar er staat meer. Daarenboven duidt dit vers er dan op, dat Jeruzalem niet maar een kwijnend bestaan als een nauwelijks herstelde stad zou voeren, maar dat zij zou groeien en bloeien. Dat betekent het dan echter niet op zichzelf. Want daarna zou de lang verwachte Messias Vorst komen. En dat was het waar het in Dan.9:25 om ging. Een Gezalfde terechtgesteld. Zijn 'terechtstelling' (dat woord van Dan.9:26 betekent in de wet van Mozes de uitvoering van een doodvonnis) vond vijf dagen later plaats, naar de profetie 'na de (tweede periode van) tweenzestig weken'. Daarbij zou Hij alleen nog maar 'Gezalfde' zijn (vers 26). De moeilijk te verklaren zin 'en er is niet aan (voor) Hem' zou op het feit kunnen slaan, dat het woord 'vorst' daar weggelaten is. De Joden veroordeel-den Hem als valse Gezalfde,

Page 150: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

150

maar de Romeinen brachten Hem als pseudo-koning ter dood. En uiteindelijk verwierpen de Joden Hem publiekelijk als koning (Mat.26:63-68, 27:11, 28-29, 37; Joh.19:15 e.a. Evv.). De Messiaanse koninklijke waardigheid, het recht en de roeping van een Gezalfde, zou Hem niet gegeven worden. Geboorte en dood van Jezus in geschiedenis. Er zijn enkele vaste gegevens in de Bijbel. Jezus werd geboren vóór de dood van Herodes de Grote in Maart/April van 4 v.C. (Mat.2:1). Hij was 'ongeveer 30 jaar' bij Zijn eerste optreden (Luc.3:23). Johannes is de enige evangelist, die aangeeft, dat de aardse bediening van Jezus verschillende Paasfeesten omvatte en dat Zijn werk tot drie en een half jaar geduurd kan hebben. Zijn datum voor de kruisiging is Vrijdag 14 Nisan. Volgens astronomische berekenin-gen was dat rond de tijd van de kruisiging alleen het geval in 30 en 33. Als de kruisiging in 33 viel, was Hij herfst 29 'ongeveer dertig jaar'. Dan was Hij geboren na de dood van Herodes. Met de kruisiging vlak na de Joodse Nieuwjaarsdag in 30 n.C., was Hij ongeveer dertig in herfst 26 en was Hij geboren in (ons) 5 v.C. of begin 4 v.C.. Er blijft dan nog genoeg tijd voor alle gebeurte-nissen rond Zijn geboorte en voor een verblijf van een paar weken of maanden in Egypte. Dat Hij twee jaar in Egypte verbleef, is niet meer dan een legende. Wij moeten dan besluiten, dat Hij geboren werd in Decem-ber 5 v.C. of Januari 4 v.C.. Alle details worden elders uitvoerig besproken.

Page 151: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

151

Negenenzestig weken in de profetie. Negenenzestig weken, 483 maanjaren of 476 zonjaren na het uitgaan van het woord van God in het voorzomer van 447 v.C., brengen ons tot de Joodse Nieuwjaarsdag in de maand April van het jaar 30. Dat houdt rekening met de normale duur van Hanani's reis, de omrekening van maanjaren in zonjaren en het in onze jaartelling vergeten jaar 'nul'. De Intocht van Christus als Vorst in Jeruzalem vond plaats tussen het Joodse Nieuwjaar en de kruisiging. Toen kwam 'Christus', de 'Gezalfde', als Vorst tot Zijn volk. Toen was de dag aangebroken, dat God Zijn volk overeenkomstig de profetie van Daniël 9:25 bezocht. Maar haar bewoners verstonden dat niet. Daarom zei de 'Gezalfde en Vorst' hun het oordeel aan (Luc.19:41-44). En daarbij legde Hij er de nadruk op, dat 'deze dag' een heel bijzondere dag was. Daarmee wordt dus aan de centrale plaats van de Gezalfde recht gedaan: het 'herstellen en bouwen' diende, om Jeruzalem klaar te maken voor Zijn komst. En Zijn terechtstelling werd gevolgd door verwoesting van de stad.

Page 152: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

152

10. HET VOEGWOORD 'EN'. Wederzijdse bezwaren. Wij hebben al gezien, dat er met een puntkomma achter 'zeven weken' maar een heel zwakke overeen-komst tussen de twee delen van vers 25 is. En daarbij zou de functie van deze 'hoofdverdeler' uit de toon vallen, vergeleken met het hele hoofdstuk. Want de 'hoofdverdeler' van vers 25 zou een grammatikale functie hebben, terwijl de andere een psychologische functie hebben terwille van de voordracht. Nu moeten wij nog de 'hoofdverdeler' speciaal bezien vanuit het gedeelte, dat er achter zou komen te staan. Met de 'hoofdverdeler' achter 'tweeënzestig weken' zou de volgende zin beginnen met: 'Zij zal hersteld en gebouwd worden ---'. Dan zou de zin daar achter beginnen met: 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden ---'. Dat zijn meteen de twee bezwaren, die over en weer gemaakt worden tegen de alternatieve plaatsing van de 'hoofdverdeler'. Modernisten zeggen, dat als de scheiding na 'tweeënzestig weken' valt, de tweede zin niet begint met het 'EN', waarmee bijna alle zinnen in het Hebreeuws beginnen. Maar tegen het plaatsen van de scheiding na 'zeven weken' moet ingebracht worden, dat het de functie van 'EN', waarmee de tweede zin dan begint, fundamenteel verandert en dat die dan bovendien niet overeen komt met de inhoud van die zin. Het bezwaar tegen de modernisten wordt nu behandeld, het bezwaar van de modernisten in het volgende hoofdstuk.

Page 153: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

153

Scheiding na eerste periode: functie van 'EN' veranderd. Als men de puntkomma niet achter 'tweenzestig weken' zet, maar achter 'zeven weken', verandert het woordje 'EN' van functie. Het is dan niet meer een verbindend voegwoord tussen de twee perioden binnen de eerste zin ('zeven weken EN tweenzestig weken'), maar het wordt tot een voegwoord tussen twee aaneengeschakelde zinnen, die zeggen, wat de profeet moet 'weten en verstaan' ('--- tot een gezalfde zeven we-ken, EN tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden ---'). Wij hebben dat al eerder kort genoemd. Eigenlijk wordt het dan het 'EN', dat voor zoveel zinnen in het Oude (en Nieuwe) Testament staat. Tegenwoordig probeert men dat te vertalen al naar de inhoud van de zin, door 'maar', 'omdat' en dergelijke woorden en natuurlijk ook wel eens door 'en'. Maar daarom merkt men dat verschijnsel niet meer zo op. De Statenvertaling kan er nog een aardig idee van geven. Wat volgt: 'zij zal hersteld en gebouwd worden', wordt nu mèt 'tweeënzestig weken' een zelfstandige, hoewel kreupele zin. Wat eerst een herhaling, bevestiging en uitleg was van wat er aan vooraf ging ('zij zal hersteld en gebouwd worden, plein en gracht, en in druk der tijden'), wordt nu, met de tweede periode, een zin met een heel eigen betekenis: 'EN tweeënzestig weken --- zal zij hersteld en gebouwd worden'. Maar daardoor treden complicaties op. Want men kan niet een voegwoord tussen twee tijdsbepalingen loskoppelen van de eerste tijdsbepaling en met de tweede tijdsbepaling koppelen aan de daarop volgende zin,

Page 154: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

154

zonder zich af te vragen, of die zin dat verdraagt. Dan vraagt men om grammatikale problemen. Twee soorten 'EN'. In het Nederlands begint een mededelende zin meestal niet met een werkwoord, bij voorbeeld: 'Hij gaat naar huis', maar een vragende zin wel: 'Gaat hij naar huis?. In het Hebreeuws kan het werkwoord aan het begin van elke zin staan. Maar daar kan ook een ander soort woord gezet worden. De woordorde wordt daar namelijk voor andere doeleinden gebruikt dan in het Nederlands. Bovendien wordt meestal 'EN' vooraan het eerste woord van de zin toegevoegd. Dat is in het He-breeuws een 'W', genoemd een 'WAW' en meestal uitge-sproken als 'WE' of 'W'. Maar in het Hebreeuws vormt 'En' aan het begin van een zin niet alleen de schakel met de voorgaande zin, maar zegt ook, hoe de relatie met die zin is. Wij gebruiken daar veel andere woorden voor, zoals 'maar', 'daarom', enz.. In het Hebreeuws hangt het er van af, of dat 'En' gevolgd wordt door een werkwoord of een ander soort woord. Dat geeft aan, wat die zin met de voorgaande zin te maken heeft. Aan het begin van een zin vóór een werkwoord beduidt het een volgende gebeurtenis, als het directe en minstens tijdelijke vervolg van een voorgaande actie. Dan heet de waw een consecutieve (vervolg aanduidende) waw. Als het daarbij om de tijdsorde gaat, wordt 'EN' vertaald met 'als', 'daarna', 'wanneer', 'waarop'. Bij een logisch verband kan het 'zodat' zijn, in een tegenstelling 'maar'.

Page 155: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

155

Doch 'EN' aan het begin van de zin vóór elk ander woord dan een werkwoord, geeft aan, dat hetgeen volgt iets naders zegt van het voorgaande. Dan heet die waw een copulatieve (aaneenschakelende) of explicatieve (verklarende) waw. Dat kan op twee manieren, een positieve en een negatieve. In positieve zin voegt de volgende zin details aan het voorgaande toe. Dan heet die waw een conjunctieve (verbindende) waw. Nog meer dan de consecutieve waw drukt deze dan een logische verhouding uit, te vertalen als: 'opdat', 'zodat', 'dan, 'hoewel', 'dat', 'terwijl', 'want', 'en wel', 'wat betreft', 'te weten'. In negatieve zin doorbreekt de waw de voortgang van de gebeurtenissen in de voorgaande zin. Dat heet die waw een disjunctieve (afbrekende) waw. In de Statenvertaling kan men nog heel vaak het 'en' vinden, waar de Nieuwe vertaling 'maar', 'omdat', 'daarna' of dergelijke woorden heeft: een goede oefening om het onderscheid te leren zien. Deze informatie is samengesteld uit Gesenius-K-C, Grammar 1909, 1990, par.49, pag.132 ev.; par.154, pag.484 ev.; Grether 224; NatK. par.70, e.a.. Het 'EN' met puntkomma na 'zeven weken' Als de puntkomma achter '7 weken' staat, wordt het vers: 'Weet dan en versta: vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden, plein en gracht, en in druk der tijden'.

Page 156: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

156

Met een puntkomma na 'zeven weken' is in de eerste bijzin het onderwerp de duur van de periode tussen een belofte van herstel voor Jeruzalem en de komst van 'een gezalfde, een vorst'. Het 'woord' is dan alleen als beginpunt van de eerste periode bedoeld. Het heeft geen directe gevolgen. En omdat het in de eerste zin gaat om het komen van 'een gezalfde en vorst' na een bepaalde tijdsduur, is de vraag gerechtvaardigd, waarom dan niet een meer relevante gebeurtenis in die zelfde tijd is genoemd, bij voorbeeld: 'Vanaf de wegvoering van de laatste koning tot een (nieuwe) Gezalfde en Vorst ---'. In de tweede bijzin gaat het om de duur van een volgende periode van herbouw van de stad. Dat is dus een consecutieve volgorde. Dat blijkt duidelijk uit de vertaling van de Engelse Revised Standard Version: 'DAN zal het tweeënzestig weken lang weer gebouwd worden ---'. Maar dan zou die tweede zin moeten beginnen met een 'consecutieve waw': 'En + werk-woord'. Met de 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' begint de volgende zin echter met 'En tweeënzestig weken ---'. Dat is dus een explicatieve waw. Maar die tweede zin zegt in deze vorm niets noemenswaard over de voorgaande zin. Er wordt in de tweede zin wel meer over 'de stad' gezegd. Het 'zij' in de tweede zin (NBG 'het') slaat immers terug op 'Jeruzalem' in de eerste zin. Maar in de eerste zin wordt dan alleen maar gesproken over 'een woord om Jeruzalem te herstellen'. Het gaat daar niet over Jeruzalem, maar over een belofte aangaande Jeruzalem. De tweede zin heeft dus maar heel in verte iets te maken met die profetisch belofte van herbouw.

Page 157: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

157

Doordat het 'woord' in de eerste zin met de punt komma na 'zeven weken' geen bevel kan zijn, maar een profetie moet wezen, is de 'afstand' tussen profetie en uitvoering van herstel te groot, om het tweede 'herstel-len' te zien als een toelichting op het eerste. Daar gaat het in de eerste zin niet om. Zou men in de eerste zin onder 'woord' een 'bevel' tot herbouw kunnen zien, dan zou het 'hoe' van de tweede zin zeggen, HOE dat BEVEL uitgevoerd zou worden. Maar HOE een BELOFTE uitgevoerd zou worden, zou een heel andere mededeling vereisen, bij voorbeeld: 'En na de zeven weken zal de gezalfde een bevel tot herbouw uitvaardigen'. Op zichzelf is het feit, dat zo'n mededeling tussen belofte en uitvoering ontbreekt, een defect in vers 25, als de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken' staat. Die plaatsing blijkt dus ook hierdoor fout te zijn. Maar zoals al gezegd, de keus tussen een 'bevel' en een 'profetie' hebben de modernisten niet eens (welk jaar men ook kiezen kan voor dat bevel, negenenveertig jaar daarna is geen 'gezalfde en vorst' te vinden). Dus van de tweede zin is de inhoud niet explicatief, maar consecutief, maar de vorm er van is explicatief. Anders gezegd: in het Hebreeuws heeft deze zin dus een explicatieve vorm en een consecutieve inhoud. Dat laat al zien, dat dat 'en' voor 'tweeënzestig weken' nu een geforceerde plaats en betekenis heeft zonder overeenkomende functie. Dat is fout en wijst er weer op, dat de 'hoofdverdeler' niet achter 'zeven weken' moet staan en dat 'tweeënzestig weken' niet in de volgende zin geplaatst moet worden. De modernistische uitvlucht, dat dit zou wijzen op laat Hebreeuws, waarin de explicatieve

Page 158: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

158

vorm het won van de consecutieve vorm, wordt als een apart onderwerp ergens anders besproken. Niet: ' --- Nu', of: Wat --- betreft'. Er zit echter meer aan vast. Er zijn commentatoren en vertalers, die in vers 25 de 'atnach' na 'zeven weken' zetten en vertalen: 'En (de) tweeënzestig weken, ---', of: '(De) tweeënzestig weken nu, --- (in hen) zal zij hersteld en gebouwd worden'. Dat is bijna hetzelfde als: 'Wat de tweeënzestig weken betreft, ---', wat later behandeld zal worden. De zin begint dan met een 'Waw + niet-werk-woord'. Dat zou een positieve, conjunctieve (verbin-dende) waw kunnen zijn. Die zou, meer dan de conse-cutieve 'Waw + werkwoord', een logische verhouding uitdrukken. De vertaling wordt dan: 'En wel, (de) tweeënzestig weken ---'. Maar dan zouden die 'tweeënzestig weken' moeten terug slaan op 'tweeënzestig weken', die in het eerste deel genoemd zouden moeten zijn. Daar worden ze echter niet genoemd. Het slaat dus nergens op. Boven-dien zouden ze dat alleen doen, als ze in de tweede zin een bepalend lidwoord hadden: 'en DE (reeds ge-noemde) tweenzestig weken ---', zoals in vers 26. Dat staat er in het Hebreeuws ook niet, hoewel men het er in de vertaling dan toch maar bij zet. En vertalen wij: 'En de tweeënzestig weken (nu) ---, zij zal hersteld worden ---', dan zijn dat twee zinnen, die het over twee heel verschillende zaken hebben. Dan had er iets moeten staan als: 'En wat betreft het (woord om Jeruzalem te) herstellen, tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden ---'. Maar dan blijven nog

Page 159: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

159

steeds de bezwaren van de explicatieve of consecutieve waw en die ongelukkige 'tweeënzestig weken' bestaan. Men had dan misschien kunnen vertalen: 'En zij (of: 'Zij nu') zal hersteld en gebouwd worden, tweeënzestig weken ---'. Dan zou de Waw voor het werkwoord staan (waarvan de uitgang het 'zij' aangeeft). Dat zou het tot een 'consecutieve waw' maken, een 'EN', dat opeenvol-gende gebeurtenissen aanduidt. Dan zou dus alles in orde zijn. Jammer genoeg voor de voorstanders staat dat er echter niet. Zoals ook al meteen bleek, moet 'in hen' er dan aan toegevoegd worden. Men zegt wel eens, dat dat in het Hebreeuws weggelaten kan worden. Maar het Bijbels voorkomen daarvan laat zien, dat dat alleen bij korte tijdsbestekken kan. Als het, zoals hier, om honderden jaren gaat, moet het er volgens de leer van de He-breeuwse syntax (zinsbouw) wel bij staan. En het staat er niet. Hier wordt later meer op in gegaan. Een speciaal 'EN' in de Griekse vertalingen? Laten wij daarom eens naar de oude Griekse vertalin-gen kijken. Die zijn vertaald van tot meer dan duizend jaar oudere edities van de Hebreeuwse Bijbel, dan wij bezitten. Zouden die aantonen, dat de 'tweeënzestig weken' op een grammatikaal verantwoorde wijze in de tweede bijzin thuishoren? In het Grieks bestaan twee woorden voor het voegwoord 'EN': 'KAI' en 'DÈ'. Het meest gebruikt is 'kai' in de betekenis van 'en', 'ook', of 'zelfs'. Het kan ook vertaald worden als: 'en toch', 'echter', of 'maar', en

Page 160: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

160

ten slotte, om nadruk te geven, als: 'inderdaad', 'werkelijk', 'in feite', 'ja', 'zeker' enz.. Het voegwoord 'dè' heeft meestal een tegenstellende betekenis: 'maar', 'toch'. Het kan ook gewoon 'en', 'dan', of 'nu' betekenen, of nadruk geven als 'inderdaad', 'werkelijk', 'in feite'. Maar daarnaast wordt het gebruikt bij zinnen, die iets verklaren: 'En dit (Dit nu) is het oordeel, dat ---' (Joh.3:19); 'En ik zeg dit, omdat ieder van u ---' (1 Cor.1:12) (Dana.244, 249 ev.). Nu de Hebreeuwse Bijbel. Volgens Gesenius (456, par. 142d) 'wordt (in het Hebreeuws) het onderwerp heel vaak voorafgegaan door een 'waw', die dan overeenkomt met het Griekse 'dè', gebruikt om een verklaring tussen te voegen': 'En Samuël (Samuël nu) was dood --- en Saul had ---' (1 Sam. 28:3). Maar dat is niet het geval in Dan.9:25. Als de punt-komma na 'zeven weken' komt, begint de volgende zin met 'en tweeënzestig weken ---'. Dat wasoorspronkelijk wel (deel van het) onderwerp. Maar het 'en' tussen de twee perioden was een gewoon voegwoord daartussen, zolang de puntkomma achter 'tweeënzestig weken' stond. En met de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken' is 'tweenzestig weken' geen deel van het onderwerp meer. Het is een bepaling van tijd geworden. Als die constructie hier al zou passen, is 'zij' het onderwerp: 'zij zal hersteld en gebouwd worden'. Maar dat staat niet eens direct achter 'En'. Dat klopt met wat we eerder zagen. De Septuaginta plaatste de getallen van vers 25 in de verzen 26 en 27 en heeft 'weken' vertaald als 'zeventig' (die hebben dezelfde spelling). Maar daar zijn ze, samen

Page 161: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

161

met 'de tweenzestig weken' van vers 26, gewoon aaneengeschakeld met 'kai'. De Griekse vertaling van Theodotion heeft vers 25 in tact en met de hoofdverdeler achter 'tweenzestig weken'. 'Zeven weken en tweenzestig weken' zijn hier weer samen onderwerp in de eerste bijzin en ook verbonden door een eenvoudig 'kai'. Ook die vertalingswijze kan dus niet. De vertalers en hun omgeving blijken het zo ook niet aangevoeld te hebben. Zie ook deel IV, waarin deze en dergelijke modernisti-sche vertalingen uitvoeriger worden behandeld. Enkele gevolgtrekkingen. 1. Met de hoofdverdeler na 'zeven weken' heeft de tweede bijzin een consecutieve inhoud (zegt, wat volgt, op wat in de voorgaande zin meegedeeld wordt). Maar ze heeft geen consecutieve vorm (begint niet met waw plus werkwoord), maar een explicatieve (waw plus een niet-werkwoord). Maar ze heeft geen explicatieve inhoud (zegt niets over de voorgaande zin). 2. De Hebreeuwse waw zou net als het Griekse 'dè' een explicatieve betekenis kunnen hebben, maar zou dan voor het onderwerp van de zin moeten staan en daar staat hij niet. De Griekse tekst heeft niet eens een verklarende vorm met 'dè', maar gewoon 'kai'. Modernisten verklaren een explicatieve waw in plaats van een consecutieve waw in Daniël als 'laat Hebreeuws'. Dat zou goed passen bij een schrijver in de tweede eeuw v.C.. Maar ten eerste gebruikt men dan een uitzonde-ringsgeval, om een vooringenomen standpunt te steunen. Ten tweede zullen wij later zien, dat in vers 25 het pro-bleem met een explicatieve waw voortkomt uit de

Page 162: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

162

foutieve scheiding na 'zeven weken', en in 26 door de aard van de verklaring op het 'tot op' en de Messiaanse belofte van 25. Er is dus met de puntkomma na 'zeven weken' ook geen reden, om te vertalen: 'En de tweeënzestig weken, ---', of: De tweeënzestig weken nu, ---' (Hebreeuws 'waw + onderwerp', Grieks een 'verklarend 'dè'). Er staat geen van beide. Het lijkt er eerder op, dat de Hebreeuwse waw en het Griekse 'kai', voegwoord zijn tussen 'zeven weken' en 'tweenzestig weken' en dat de puntkomma inderdaad -achter 'tweenzestig weken' hoort. 'EN' met puntkomma na 'tweeënzestig weken'. Met de 'hoofdverdeler' achter 'tweeënzestig weken' verandert alles. Men hoeft dan niet het 'woord om Jeruzalem te herstellen' als een oude profetie te zien. Het 'woord' is dan, net als in vers 23, een woord van God, hier om met de herbouw te beginnen. En 'een Gezalfde en Vorst' komt dan pas na negenenzestig 'weken': Chris-tus. In de eerste zin is de tijd tot op 'een Gezalfde en Vorst' primair. Maar secundair zijn de 'zeven en tweeënzestig weken' de tijd van 'herstellen en bouwen'. Dat is de inhoud van de tijd tot op die 'Gezalfde en Vorst'. In de tweede zin staat geen tijdsbepaling. Daarin wordt als primair onderwerp verder ingegaan op het secundaire onderwerp van de eerste zin: stadsherstel. 'Zij zal hersteld en gebouwd worden met plein en insnijding en in druk der tijden'. De herhaalde tweeledige activiteit 'zij zal hersteld en gebouwd worden' is een duidelijke

Page 163: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

163

verwijzing naar 'herstellen en bouwen', maar ook naar die twee perioden, 'zeven en tweeënzestig weken', waarin die twee activiteiten zouden plaats vinden . Deze zin is zuiver explicatief. Er staat dan echter geen 'EN' voor de tweede zin. Als dat er stond, zou het nergens anders kunnen staan dan voor het werkwoord: 'en (zij) zal hersteld en gebouwd worden'. Dan zou er dus een consecutieve waw aan het begin van een explicatieve zin staan. Maar het 'EN' hoeft er in dit geval helemaal niet te staan. Daarvoor zie men het volgende hoofstuk. Daarbij komt nog een andere overweging. In de eerste zin gaat het primair over de periode 'tot op' een Gezalfde, dus beide tijdsbepalingen zijn daar deel van. In de tweede zin gaat het primair om 'herstellen èn bouwen', dus daar hoort een tijdbepaling van alleen 'tweeënzestig weken' niet thuis. Die zou er niet eens bij kunnen staan, omdat het een dwaze èn foute voor-zeg-ging geeft: herstellen duurt geen vier eeuwen en heeft ook geen vier eeuwen geduurd. Maar wij weten: modernisten zien dit niet als profetie, maar als geschiedschrijving en zien in alle foute consequenties van hun opvatting een bevestiging, dat 'de schrijver' van Daniël maar wat aangerommeld heeft. Daniël 9:25 in oude vertalingen. Van de Septuaginta heeft dus alleen de Theodotion - versie een vertaling, die vergelijkbaar is met de Hebreeuwse tekst. Die gaat terug op een Hebreeuws handschrift van op zijn laatst de 2e eeuw en waarschijnlijk van ver daarvoor. Daarin stonden dus

Page 164: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

164

ook nog geen Masoretische pauzetekens. In die vertaling staat tussen de twee perioden 'kai'. Dat zou dus een voegwoord kunnen zijn tussen die twee perioden en eventueel ook aan het begin van een nieuwe zin: 'En tweeënzestig weken ---'. Maar wij weten, dat het daar tussen de twee perioden gedacht is, omdat daar de twee perioden tesamen zijn genomen, met de voornaamste scheiding er achter. Soms geeft de punctuatie in alle drie vertalingen, de Griekse Theodotion, in dit geval van de 2e eeuw, de Latijnse Vulgaat van de 4e eeuw en de Aramese Peshitta van de 5e eeuw, aan, dat een kleine pauze in acht genomen werd na 'zeven weken' en een grotere pauze na 'tweeënzestig weken'. In Theodotion en de Vulgaat staan daar een komma en een teken voor puntkomma of dubbele punt. En in de Peshitta zijn dat een komma en een puntkomma (bij Lamsa). Puntkomma of dubbele punt, zij wijzen er op, dat volgens de traditie 'zeven weken en tweeënzestig weken' bij elkaar hoorden en dat het voegwoord gewoon een verbinding daartussen was. En als het leesteken na 'tweeënzestig weken' een dubbele punt is, is dat zo, omdat de volgende zin een verklaring van de voorgaande zin is. Dat komt hieronder ter sprake. De komma tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' geeft een kortere pauze aan, die (als men de tekst, zoals vroeger altijd werd gedaan, hardop leest) juist nadruk legt op het samen horen van beide perioden. Om dat te constateren, moet men die zin op die manier zelf hardop lezen.

Page 165: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

165

Alle drie wijzen ze dus op het bijeen horen van de 'zeven weken en tweeënzestig weken'. En de Vulgaat en waarschijnlijk ook Theodotion zouden er op kunnen wijzen, dat de laatste zin een verklaring bevat van de eerste. Daniël 9:25 in de vertalingen van Septuaginta, Theodotion en Vulgaat. Opdat de lezer zelf zal kunnen oordelen, geven wij her de vertaling van Boutflower (172) van Daniël 9:25-27 in de Septuaginta en van vers 25 ook in de vertaling vanTheodotion en van de Vulgaat. Als de zin niet compleet lijkt, ligt dat aan de Septuaginta. Septuaginta: 25 En gij zult weten en verstaan, en verheugd worden en gij zult bevelen vinden om beantwoord te worden en gij zult Jeruzalem bouwen, een stad des Heren. 26 En na zeven en ('KAI') zeventig en ('KAI') tweeënzestig zal een zalving verwijderd worden en zal niet zijn en een koninkrijk van volken zal de stad en het heiligdom verwoesten met de gezalfde en zijn einde zal komen met toorn en een tijd van voleinding: oorlog zal oorlog volgen. 27 En het verbond zal sterk zijn met velen en zij (Jeruzalem) zal hersteld en gebouwd worden, in breedte en lengte, zelfs bij het einde der tijden en na zeven en ('KAI') zeventig tijden en ('KAI') tweenzestig jaren tot een tijd van voleinding van oorlog: en de verwoesting zal weggenomen worden door het versterken van het verbond voor vele weken. En in het einde van de week

Page 166: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

166

zal het offer en het plengoffer opgeheven worden en op de tempel zal een gruwel van de verwoestingen zijn tot een voleinding: en een voleinding aan de verwoestingen zal geschonken worden'. Theodotion: 25 En gij zult weten en verstaan, vanaf het uitgaan van een woord van het (als?) antwoord en van (tot?) het bouwen van Jeruzalem tot Christus de Vorst zijn zeven weken, en ('KAI') tweeënzestig weken: en zij zal omkeren (hersteld worden) en gebouwd worden, straat en muur, en de tijden zullen uitgeput raken (opgeheven worden)'. Vulgaat: 25 Weet alzo en geef acht: van het uitgaan van een woord om Jeruzalem weer op te bouwen tot aan gezalfde, vorst, zullen er zeven weken en twee en zestig weken zijn, en weer zullen opgebouwd worden straat en muren in druk der tijden. 26 En na twee en zestig weken zal een gezalfde gedood worden; en het zal niet zijn volk zijn, dat hem verloochenen zal.

Page 167: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

167

11. WAAROM 'EN' TWEE MAAL ONTBREEKT. Bij eerste bijzin. In het Hebreeuws beginnen de meeste zinnen met 'En --- '. En als de hoofdverdeler achter 'zeven weken' staat, begint de daarop volgende zin inderdaad zo: 'En tweeënzestig weken ---'). Dat lijkt er voor te pleiten. Maar dat 'En' wordt dan gevolgd door een niet-werkwoord en is een explicatieve waw, terwijl die zin dan niet de vorige verklaart, maar een volgende stage aangeeft, dus een consecutieve waw vereist van 'EN'+een werkwoord: 'En zij zal hersteld en gebouwd worden 62 weken ---'. Men werpt dan tegen, dat als de puntkomma achter 'tweenzestig weken' staat, de tweede zin van vers 25 helemáál niet met 'EN' begint, : ' --- zeven weken en tweeënzestig weken; zij zal hersteld en gebouwd worden ---'. Maar dat is het bekende grammatikale verschijnsel van 'asyndeton' (a=zonder, syn=samen, dus 'zonder samenvoeging' door 'En ---'). Men kan dit beter zien in de Statenvertaling, dan in een nieuwere vertaling, waarin 'en' vaak door andere woorden omschreven is. Er is al direct daarvóór ook een zin zonder een vooraf-gaand 'EN'. Dus als wij de puntkomma na 'tweeënzestig weken' plaatsen, hebben wij in vers 25 eenvoudig één zin meer, die niet met 'EN' begint. Dat zien wij hieronder, waarbij wij op de lege plaats van 'EN' een vraagteken tussen haakjes (?) plaatsen. Om de zin ook in wat er op volgt, in zijn geheel te kunnen overzien, vullen wij de laatste regels van deze oneven bladzij met deze opmerking. De zin wordt dan:

Page 168: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

168

' En weet en versta: (?) van het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde, een vorst (zijn) zeven weken en tweeënzestig weken; (?) zij zal hersteld en gebouwd worden (tot en met) plein en insnijding en in druk der tijden.' De hoofdzin is dus: 'En weet en versta ---', of: 'Weet dan en versta (het volgende)'. En wat Daniël moet ver-staan is vervat in twee bijzinnen. Die vormen samen het lijdend voorwerp van de hoofdzin en worden daarom (lijdend) voorwerpszinnen genoemd. Daarvan is de eerste primair, niet alleen in volgorde, maar ook in betekenis. Eigenlijk zou er gestaan moeten hebben: 'Weet dan en versta, DAT vanaf het uitgaan van een woord --- tot een gezalfde en vorst (zoveel) weken zullen zijn'. Maar in het Hebreeuws en in het Nederlands kan men 'DAT' ook weglaten. Dan is de bijzin nog steeds een bijzin, maar hij staat onafhankelijk achter de hoofdzin. Dan komt er te staan, wat er in Dan.9:25 staat met de scheiding achter de twee perioden. Volgens Gesenius (Grammar, par.157, pag.491) beginnen voorwerpszinnen, net als in het Nederlands, meestal in onderschikking (in een bijzin) met het voegwoord 'dat' ('kie' - Gen.6:5 of 'asjer' - Esther 3:4). Maar vooral na werkwoorden, die een mentale bezigheid veronderstellen, (Gesenius noemt: 'denken, zien, horen, bemerken, geloven, herinneren, vergeten, WETEN, VERSTAAN'), kunnen voorwerpszinnen in onderschik-king (in een bijzin) eenvoudig achter het werkwoord van de hoofdzin geplaatst worden zonder behulp van een

Page 169: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

169

voegwoord (en) of in nevenschikking (dat) als twee zelfstandige zinnen, met of zonder een copulatieve waw ('en' voor de bijzin, die met een niet-werkwoord begint). Zonder een voegwoord ontstaat dan een onafhankelijke onderwerpszin, voorwerpszin of werkwoordelijke bijzin. Hij geeft als voorbeelden Gen.12:13; 41:15; Richt.9:48; 10:13; Job 25:8a,14; Ps.9:21; 50:21; Neh.6:8; Jes.48:8; Hos.7:2; Zach.8:23. In Dan.9:25 staan in de hoofdzin twee werkwoorden, die een mentale bezigheid uitdrukken: 'WEET dan en VERSTA', gevolgd door een onafhankelijke lijdend voorwerpszin, die met een niet-werkwoord begint en daar zonder een enkel voegwoord op volgt: 'vanaf het uitgaan van een woord --- tot een gezalfde --- zijn (zoveel) weken'. Dat is niets nieuws. Alle Bijbelvertalers hebben het zo vertaald. Bij bepaalde typen zinnen kan het voegwoord dus ontbreken. Dat wat de eerste bijzin betreft. Tweede bijzin t.o.v. wat vooraf gaat. Maar er is ook een speciale reden, dat (met de 'hoofd-verdeler' achter 'tweeënzestig weken') de tweede bijzin asyndeton vertoont: '(vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde, een vorst zijn zeven weken en tweenzestig weken;) zij zal hersteld en gebouwd worden, plein en insnijding en in druk der tijden'. Want naast voorwerps-zinnen begonnen, ook in die oude tijden, meer zinnen niet met 'EN'. Gesenius geeft als uitzonderingen:

Page 170: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

170

1. de eerste van twee zinnen, die gelijktijdheid aangeven van voltooide handelingen (1 S..9:5,14, 27); 2. een zin, die het 'hoe' beschrijft van wat in de voor-gaande zin gebeurt, mèt verandering van woordorde (Ex.16:18, Joz. 10:9; Dt.7:6; 12:22), of zònder (Deut.9:16; 7:24) (soms mèt 'EN', maar zonder aanwijsbare reden (Richt.2:11; Amos 7:12). In Dan.9:25 met de 'hoofdverdeler' achter de tweede periode, valt dus het ontbreken van het voegwoord 'EN' samen met het feit, dat de tweede (bij)zin iets zegt over de voorgaande (bij)zin. En meer dan dat! In de eerste bijzin is het komen van de 'Gezalfde en Vorst' natuurlijk het centrale gegeven in verband met het geven van de tijdsaanduidingen en pas daarna het herstel van Jeruzalem. De periode, die daar aan voorafgaat ('zeven en tweeënzestig weken') begint met 'het uitgaan van een woord'. Dat 'woord' kan van alles zijn: bevel, vergunning, initiatief, stimulans en derge-lijke. Dat woord betreft twee bezigheden: Jeruzalem herstellen en bouwen, dat is herstellen en verder bebouwen en onderhouden. Dat gebeurt in twee perioden: 'herstellen' in 'zeven weken', verder bouwen in 'tweeënzestig weken' tot op een 'Gezalfde en Vorst'. Wat zegt de tweede bijzin nu over de voorgaande? Ook dat hebben wij al eerder genoemd, maar is hier van groot belang. Ten eerste bevestigt de tweede bijzin de tweeledigheid van de activiteiten: 'zij zal hersteld en gebouwd worden'. Ten tweede geeft zij het 'hoe' aan van die activiteiten. En dat valt weer uiteen in de omvang, die dat 'herstellen en bouwen' zal krijgen en de om-standigheden, waaronder dat gedaan zal worden. Het

Page 171: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

171

herstellen en bouwen zal zich uitstrekken tot en met het (tempel)'plein' en de 'insnijding', 'voor', 'geul', 'kloof' in het terrein: het Kaasmakersdal tussen de Beneden- en de Bovenstad. De omstandigheid wordt omschreven als 'in druk der tijden'. Bij deze lezing, namelijk met de 'hoofdverdeler' achter 'tweenzestig weken', druk die zin dus geen daarop vol-gende gebeurtenis uit, maar geeft een herhaling en toelichting op wat in de voorgaande zin gezegd is. Daar kunnen wij asyndeton verwachten (Williams 225, 235-7, 489, 491). Het ontbreken van een 'Waw' aan het begin van deze zin is dus geen ongewoon verschijnsel, net zo min als aan het begin van de voorgaande zin, waar het door iedereen geaccepteerd wordt. Nog eens: opeenvolging of verklaring. Wij moeten er aan herinneren, dat met de 'hoofdver-deler' na 'zeven weken' er generlei verband is tussen beide zinnen, behalve de opeenvolging in tijd. Maar die consecutieve betekenis van de zin wordt dan tegengesproken door de explicatieve waw, waarmee ze begint (vóór een niet-werkwoord: 'en tweeënzestig weken zal zij ---'). Daar kunnen wij nu dieper op in gaan. Voor de tweede zin màg geen 'EN' staan, of de hoofd-verdeler nu achter of vóór 'tweeënzestig weken' staat. Want met de hoofdverdeler achter 'tweeënzestig weken' en met 'EN' gevoegd vóór '(zij) zal hersteld en gebouwd worden' (dus vóór een werkwoord) zou dat een consecutieve waw zijn, die een volgende handeling of gebeurtenis zou inluiden. Dat 'EN' zou een volgende

Page 172: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

172

activiteit inluiden, terwijl de zin alleen maar een toelich-ting op de voorgaande zin geeft. En ten tweede zou die dus uitdrukken, dat die herbouw toch ná de 'zeven weken' zou plaats vinden. Dat zou net zo fout zijn, als met een 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken', alleen in omgekeerde volgorde. 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld --- worden' zou explicatief van vorm zijn, (beginnend met 'EN' voor een niet-werkwoord), terwijl de zin zelf consecutief naar inhoud zou zijn (na wat in de 'zeven weken' gebeurt, nu wat in de 'tweenzestig weken' zou gebeuren). Dat zou dus fout zijn. Maar 'En (zij) zal hersteld en gebouwd worden ---' zou consecutief in vorm zijn, doch de zin zou een explicatieve betekenis hebben. Dat zou dus ook fout zijn. 'En tweeënzestig weken ---' zou dus alleen al daarom fout zijn (nog afgezien van andere bezwaren) en het resulterende 'Zij zal hersteld en gebouwd worden' (zonder 'EN' aan het begin) is juist goed. Dat is een klaar bewijs, dat de scheiding niet vóór, maar na 'tweeënzestig weken' moet vallen. Tweede bijzin ten opzichte van wat volgt. De tweede bijzin heeft echter niet alleen een functie ten opzichte van wat voorafgaat, maar ook ten opzichte van wat volgt. Deze herhaling verdubbelt namelijk het contrast van het 'herstellen en bouwen' met de in vers 26 gegeven voorzegging, dat vlak na de voltooiïng van dat 'herstellen en bouwen' (kennelijk ter ontvangst van de gezalfde), alles verwoest zou worden na het uitroeien van de Messias. Inderdaad werd het laatste bouwobject, de

Page 173: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

173

verbouwing van de tempel, in 63 voltooid, enkele jaren voor die in 70 door de Romeinen met de stad weer ver-woest werd. De cirkel van verwoesten, 'herstellen' en 'bouwen' was toen rond: de eerste daad van herstel, de tempelbouw, was verbouwd en het verbouwde was weer verwoest. Dat heeft geen beslissende betekenis, maar is toch frappant. Dat verband tussen vers 25 en vers 26 wordt ook nog uitgedrukt door het lidwoord vóór 'tweeënzestig weken' in vers 26. Wij hebben daar al enige aandachtaan gegeven. Maar nu zullen wij dat uitvoeriger bezien. Dat beschouwen de modernisten namelijk als een van hun sterke argumenten tegen het tesamen nemen van de twee eerste perioden. Wij zullen zien!

Page 174: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

174

DEEL III: TAAL EN TIJD. 12. 'EN NA DE TWEEENZESTIG WEKEN' I. Taal en tijd. In Daniël 9:25-27 gaat het om bepaalde perioden en om gebeurtenissen, die op elkaar volgen. Dat wordt zowel in het Hebreeuws alsook in het Nederlands op een bepaalde manier onder woorden gebracht. Wie over de Bijbelse profetie al een bepaalde mening heeft, kan die altijd wel uit deze tekst wringen, als men niet te veel op de taal let. Anderen zeggen gewoon, dat het hier niet goed staat. Daarentegen moeten wij eerst aandachtig lezen wat er staat en daaruit pas conclusies trekken. Daniël schrijver van Daniël 7-12. In Daniël staat niet, wie het geschreven heeft. Maar hier en daar wordt ons een blik gegeven in zijn ontstaan. In de eerste zes hoofstukken wordt óver Daniël geschre-ven. Uit 7:1 blijkt, dat hij gewend was, om bijzondere ervaringen op te schrijven. Er ook uit, dat het Boek uiteindelijk door een samensteller geredigeerd is. Die moet een nauw persoonlijk contact met Daniël gehad hebben. Hij moet geweten hebben, wat Daniël deed, zelfs midden in de nacht. Misschien was het zijn privé-secre-taris. Hij schrijft er zo natuurlijk over, dat dat geen schrijverstruc kan zijn. Van hier tot het eind citeert hij, wat Daniël zelf opgeschreven heeft, behalve een tussen-schrift 10:1. Alles wijst er op, dat het kort na 538 v.C. is ontstaan.

Page 175: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

175

Bevooroordeeld onderzoek. In elk ander klassiek boek zou zo iets de doorslag geven over het auteurschap. Maar als het om de Bijbel gaat, hecht men meer waarde aan allerlei spitsvon-digheden betreffende woorden, woordvormen, zegswij-zen, genoemde voorwerpen, waarvoor de primaire taal-kundige, grammatikale, historische, literaire en wat voor andere verklaringen worden genegeerd. Voor het groot-ste deel zijn die argumenten niet bestaande problemen of abusievelijk getrokken conclusies. Wiseman, Mitchell, Joyce, Martin en Kitchen hebben allang afgerekend met dergelijke argumenten betreffende het niet bestaan hebben van Darius de Mediër, in Daniël 3 genoemde 'Griekse' muziekinstrumenten, en het Aramees en He-breeuws van het Boek. Hun boek draagt de bescheiden titel: 'Notes on some problems in the Book of Daniël'. Het maakt een groot verschil of men een Bijbelboek neemt, zoals het zich expliciet en impliciet aandient en dan voor allerlei bijzonderheden de beste verklaring zoekt, of daar alleen maar gebruikt van maakt, om de identiteit van zo'n Boek naar eigen inzicht te bepalen. Dan gaat men ook niet op directe wijze uit van de problemen, zoals zij zich voordoen, maar men zoekt op indirecte wijze problemen, om een bepaalde van de Bijbel afwijkende mening te staven. Men gaat uit van een A-Bijbelse opvatting, stuit op problemen of meent ze in dat licht te zien, creëert ze dus, en trekt dan conclusies. Dat zijn dan secundaire conclusies, zoals 'laat Hebreeuws', 'Griekse invloeden' en dergelijke. Zulke modernistische argumenten zijn vaak de uitvinding geweest van één schrijver, die ijverig wordt nagepend.

Page 176: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

176

Charles is zo'n 'autoriteit', die de 'corrupte' Hebreeuwse tekst 'gecorrigeerd' heeft aan de hand van de oude vertalingen. Momenteel gaat het ons om vers 26 en om de 'explicatieve waw', het 'EN' voor een niet-werkwoord, aan het begin van dat vers. Natuurlijk zit er ten opzichte van vers 25 in de gang van zaken een opeenvolging. Daarom zou men misschien eerder een 'consecutieve waw' verwachten. En daarom zeggen de modernisten, dat dit er een voorbeeld van is, dat in het 'late' He-breeuws meer en meer de 'explicatieve waw' in plaats van een 'consecutieve waw' werd gebruikt. Dat past goed in de theorie, dat het Boek Daniël door een ons onbekende schrijver in de tweede eeuw voor Christus is geschreven, in plaats van het Bijbelse gegeven, dat het in de zesde eeuw voor Christus geschreven is. Is daar iets tegen in te brengen? Drie problemen op grond van één vooroordeel. Exegeten hebben, terecht of ten onrechte, aan het begin van vers 26 drie 'eigenaardigheden' opgemerkt. De eerste is het 'EN' aan het begin van vers 26. Dat wordt gevolgd door een niet-werkwoord en is dus 'explicatief' ten aanzien van het vorige vers. Maar juist dat 'NA de tweenzestig weken' schijnt al meteen te doelen op wat na vers 25 zou gebeuren en dat zou dus een 'consecutieve waw' vereisen. Dat is begrijpelijk, hoewel het duidt op een slecht verstaan van het verband tussen beide verzen. De tweede eigenaardigheid is het bepalend lidwoord 'DE' vóór 'tweeënzestig weken', door modernisten genoemd als motief vóór een puntkomma na 'zeven

Page 177: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

177

weken' in vers 25 en dus als probleem voor de conser-vatieven. De derde eigenaardigheid is, dat er niet staat 'En na de negenenzestig -' of '--- de zeven en tweenzestig weken ---', maar 'En na de tweenzestig weken ---'. Ook dat probleem is van modernistische makelei. En in die theorie zijn die drie met elkaar vergroeid. Modernisten zijn er gauw klaar mee op de voor hen karakteristieke wijze. Zij gaan hier niet serieus in op de inhoud van de verzen, maar gebruiken deze 'problemen' om het Goddelijke karakter van dit Bijbelboek af te breken. Zij zien in dat lidwoord een prachtig argument voor het overnemen van de Joodse 'hoofdverdeler' met een grammatikaal leesteken. Het 'DE' zou terugwijzen naar de 'tweenzestig weken' van vers 25 als een geheel op zichzelf staande periode, los van de 'zeven weken'. Dat zou de scheiding door de 'hoofdverdeler' van vers 25 tussen de 'zeven weken' en de 'tweeënzestig weken' rechtvaardigen. En dit zou bevestigd worden door het feit, dat alleen de 'tweenzestig weken' genoemd worden. Dat er niet 'negenenzestig weken' staat, zou aantonen, dat de zeven en de tweeënzestig weken in vers 25 nooit aan elkaar gekoppeld waren. En de 'explicatieve waw' aan het begin van vers 26 zou in tegenspraak zijn met de 'consecutieve inhoud van vers 26, dat dingen zou noemen, die 'NA' vers 25 zouden gebeuren. Daarom zou dat alleen maar het gevolg zijn van een verandering in het 'late Hebreeuws' van de tweede eeuw voor Christus, waarin het verschil tussen 'explicatieve' en 'consecutieve waw' langzamerhand

Page 178: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

178

scheen weg te vallen. Hoe hangen al die beweringen met elkaar samen? Drie verstrengelde problemen. Wij weten, dat met die 'hoofdverdeler' of puntkomma tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' het 'woord' van vers 25 geen bevel tot herbouw kan zijn. 'Zeven weken', negenenveertig jaar, na welk 'woord' ook tot (daadwerkelijk) herstel van Jeruzalem', is er geen aanwijsbare 'Gezalfde en Vorst' opgetreden, laat staan zo iemand, die belangrijk genoeg geweest zou zijn voor dit beknopte overzicht van de komende eeuwen. Dat 'woord' moet daarom dan een oud profetenwoord zijn. Die 'gezalfden' vormen toch al een zwak punt in de modernistische bewijsvoering. Want hun tweede 'gezalfde', meestal Onias III, was een allang uitge-rangeerde en in het buitenland vermoorde ex-hogepries-ter. Zijn dood ontketende geen revolutie en de moordenaar werd gestraft. Doordat men vers 25 op een kunstmatige wijze in twee-n knipt en daardoor uit moet gaan van een oude profetie van een veel vroegere datum, komt men met de 'negenenzestig weken' niet bij Jezus Christus uit. Men goochelt dan met de taal, de geschiedenis en de getallen, om de indruk te geven, dat men uitkomt bij de Syrische verdrukking in de tweede eeuw vóór Christus, hoewel men daar minstens vijftig jaar overheen komt. Maar dat zou te wijten zijn aan 'de schrijver' in de tweede eeuw v.C., die vooral de oudere geschiedenis niet zo goed gekend zou hebben.

Page 179: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

179

Omdat het Boek Daniël geschreven zou zijn in de tweede eeuw voor Christus en zou gaan over de toen malige Syrische verdrukking, zou Daniël 9:24-27 verteld zijn als een oude profetie. Het 'verhaal' over Daniëls gebed en de komst van de engel zou er door 'de schrijver' alleen aan toegevoegd zijn, om het als 'profe-tie' aanvaardbaarder te maken. Waarom dit hele verhaal? Dat alles zou de grond zijn voor de bewering, dat het explicatieve 'En' aan het begin van vers 26 'laat He-breeuws' is en dat daarom 'de schrijver' van het Boek Daniël inderdaad in de tweede eeuw vóór Christus geplaatst zou moeten worden. Dan het cirkeltje rond. Zo werkt men zich, vanuit een verkeerd uitgangspunt, steeds dieper in het moeras van veronderstellingen. Echter, voor wie gelovig leest, ligt de verklaring onder handbereik. Geloof of ongeloof? Hier moeten wij een zijdelingse opmerking maken. Men lijkt dus wel te geloven in 'profetie' in het geval van Jeremia. Maar in vers 25 wordt zo'n profetie niet bedoeld en in Jeremia bestaat die niet eens. Want Jeremia spreekt nergens over een Jeruzalem, dat weer verwoest zou worden door de Romeinen entweeduizend jaar niet Joods zou wezen. Hij spreekt alleen over het herstel van een Jeruzalem, dat daarna niet meer verwoest zou worden. Men gelooft dus zozeer in Jeremia als profeet, dat men op profetieën van hem wijst, waarvan niet bekend is, dat hij ze ooit gegeven heeft. Men lijkt wel aan te nemen, dat hij die natuurlijk

Page 180: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

180

gegeven moet hebben, om de commentatoren van nu een plezier te doen. Maar men gelooft niet in het profetische karakter van het gedeelte, waar het om gaat, Daniël 9:24-27! Met de eerste bewering, betreffende het 'woord' van vers 25 als een profetie van Jeremia, geeft men de indruk Bijbelgetrouw en vroom in profetie te geloven (tenzij men Jeremia's profetieën ook als menselijke voor-spellingen voorstelt). Met de tweede bewering wil men overkomen als progressief, wetenschappelijk en vrij van vrome vooroordelen. Maar het geheel berust op een zeer onvroom vooroordeel, zowel tegen Bijbelse profetie zelf, als ook tegen wat de Bijbel hier profeteerde: het jaar van Christus' eerste komst als Vorst en Zijn kruisiging, gevolgd door de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Juist de preciesie van het eerste deel van die profetie is de modernisten een doorn in het oog. Want hoewel men de Messiaanse uitleg grotendeels negeert, weet men natuurlijk wel, dat met de puntkomma na 'tweeënzestig weken', deze passage als profetie in de eerste eeuw nauwkeurig vervuld is. In Daniël 9:25 wordt gedemonstreerd, hoe echt en exact profetie kan zijn! Vers 26 bevestigt de Messiaanse uitlegging. Laten wij ons nu richten op de Messiaanse uitlegging en zien, wat het explicatieve 'EN' aan het begin van vers 26 en het bepalende 'DE' voor 'twééënzestig weken' - en niet negenenzestig weken - daarin betekent. Wij zullen daartoe de tekst en de contekst nauwkeurig moeten bestuderen, om vast te stellen, of er elementen zijn, die

Page 181: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

181

wijzen op een consecutief of een explicatief verband met vers 25. Dat er aan het begin van vers 26 staat: 'Na de tweeënzestig weken', en niet: 'Na de negenenzestig weken', zou er volgens de modernisten op wijzen, dat in vers 25 de 'tweeënzestig weken' ook als een zelfstandige eenheid bedoeld waren en dat de twee perioden nooit aan elkaar gekoppeld waren. Maar waarom staat er dan niet: 'En na de zeven en tweeënzestig weken', of: 'En na de negenenzestig weken'? Dat één van die twee aanduidingen er niet staat, heeft een heel andere reden en zelfs meer dan één. Inderdaad worden de 'tweeënzestig weken' in vers 26 als een zelfstandige periode genoemd. Volgens de Messiaanse lezing van vers 25, is die periode in vers 26 gelicht uit zijn combinatie met de 'zeven weken' in vers 25. Het duidt op een verbazende precisie in profetie en vervulling. De expliciete bepaling 'En nà de tweenzestig weken ---' veronderstelt een impliciete bepaling, die er aan vooraf had kunnen gaan, namelijk: 'Vòòr de tweeënzestig weken ---'. Dat zou zijn 'in' de 'zeven weken'. De 'tweeënzestig weken' staan dan in het mid-den. Vóór 'de tweenzestig weken' wordt de stad hersteld met het oog op het komen van de 'Gezalfde'. Op het eind van 'tweenzestig weken' verder 'bouwen' komt de Messias als Vorst naar Zijn herstelde en volgebouwde stad. En 'na de tweenzestig weken' wordt de Messias terechtgesteld. Daarna wordt de stad weer verwoest. Maar het apart noemen van de tweede periode in vers 26 wijst niet alleen op de precisie van Gods Plan voor

Page 182: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

182

Zijn volk, maar ook op de gedetailleerdheid daarvan. Zelfs de tijd tussen de herbouw en de komst van de Messias Vorst, de tijd van wachten op de Messias, één lange periode, is onderverdeeld in twee perioden, ieder met zijn eigen karakteristiek. Dat is maar niet een wijze van spreken, want het zijn essentiële onderdelen van Gods Plan. Vandaar, dat als teruggewezen wordt naar het recente verleden, alleen de laatstgenoemde periode genoemd wordt. De eerste, korte periode van herstel is dan al meer dan vier eeuwen voorbij! Maar de modernistische bewering komt ook neer op het intrappen van een open deur. Want de oudste lezing, in de vertalingen van de eerste eeuwen, aangegeven door leestekens, heeft een puntkomma na 'tweeënzestig weken', maar een komma tussen de twee perioden. Het geeft aan, dat elke periode een eigen karakter van 'her-stellen', of 'verder bouwen' heeft. Ze waren dus 'onder-scheiden', maar niet 'gescheiden', en alleen verbonden, omdat ze tesamen de periode waren 'tot op een Gezalfde, een Vorst'. Als ze in vers 25 al helemaal apart stonden als zelfstandige perioden, hadden ze in vers 26 helemaal niet genoemd hoeven te worden. Dan had men kunnen volstaan met een 'Daarna ---', of 'In het begin van de laatste week ---'. Het bevestigt combinatie èn onderscheiding in vers 25 èn de scheiding na 'tweeënzestig weken'. En het veroor-deelt de puntkomma na 'zeven weken', als in strijd met vers en contekst. Dat in vers 26 niet staat: 'In de laatste week ---', is een hoeksteen van een bepaalde toekomstverwachting. Wat

Page 183: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

183

wij zeggen over wat er wel staat, verklaart ook, waarom dat er niet staat. Maar dat punt hoort thuis in een studie over de verzen 26 en 27. Het noemen van de tweede periode in vers 26, geeft ook een vaste volgorde van perioden aan. Dat veroor-deelt geschuif met de perioden. Dat is onder Joden en christenen, in het verre en recente verleden toegepast. Belangrijke Joodse en Christelijke leiders hebben zich daar aanhang mee verworven. Dat, onder anderen, bespreken wij in het volgende hoofdstuk. 'DE tweeënzestig weken'. De combinatie van de twee perioden in vers 25 en de verzelfstandiging van de tweede in vers 26, wordt ook bevestigd door het bepalende lidwoord vóór 'tweeën-zestig weken' in vers 26. Gesenius (Grammar p.404 evv) schrijft, dat het bepalend lidwoord, net als in andere talen, oorspron-kelijk een aanwijzend voornaamwoord was (dit, dat, deze, die). Dat komt af en toe nog uit in het verschil tussen onze betrekkelijke voornaamwoorden ('De man, DIE met hem meeging') en de Hebreeuws aanduiding daarvan ('De man, DE met hem gaande'). Verder kan men dat zien in enkele staande uitdrukkin-gen en bij bepaalde uitspraken en uitroepen. Maar, gaat hij verder, in het algemeen wordt een bepalend lidwoord gebruikt, om een zelfstandig naamwoord te bepalen: 'HET huis', 'DE man'. Dat heeft in bepaalde gevallen echter steeds een 'aanwijzende' of 'betrekkelijke' betekenis.

Page 184: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

184

Het eerste geval, dat hij daarvoor aanhaalt, betreft al meteen vers 26. Het is dat, waarin een eerder genoemd persoon of ding, waar de aandacht van de luisteraar of lezer dus al eerder bij bepaald was, weer wordt ge-noemd. Dan krijgt het de tweede keer een bepalend lidwoord. Hij geeft als voorbeeld (uit de Hebreeuwse Bijbel!): 'God zei, 'Daar zij licht'; en er was licht en God zag HET (zojuist bevolen) licht, dat het goed was (Gen.1:3-4), en 1 Kon.3:24, 'Haal mij een zwaard en zij brachten HET (gevraagde) zwaard ---'. In ons geval zijn de 'tweeënzestig weken' al in vers 25 genoemd. Vers 26 zegt daarom: 'En na DE tweenzestig weken ---'. Het lidwoord in vers 26 heeft dus een terug-wijzende functie en zegt: 'Na die (zojuist genoemde) tweenzestig weken ---'. Dat is een bevestiging van wat wij in het vorige hoofdstuk al gezien hebben. Men heeft daarin een aanwijzing, dat 'zeven weken en tweenzestig weken' in vers 25 bij elkaar horen. Want als het 'DE' in vers 26 de tweede periode als een zelfstandige periode aanwijst, dan heeft dat nog meer zin, als die periode daarvóór niet zelfstandig was. Daar komt bij, zoals al gezegd, dat de eerste korte herstelperiode dan al meer dan vier eeuwen voorbij was. Bij de modernistische lezing zou dat onder-scheid hier helemaal niet gemaakt hoeven te worden, omdat daarin de twee perioden in vers 25 al gescheiden gepresenteerd zijn. Overigens is het een sterk overdreven motief, dat alleen van modernistische zijde opgeworpen kan zijn. Voor ons is het alleen maar een probleem, omdat het verdediging eist tegen de modernistische bewering. En

Page 185: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

185

de modernisten moeten het wel noemen, om de Messia-nisten de wind uit de zeilen te nemen, juist vanwege het feit, dat het de Messiaanse uitlegging ondersteunt. In die trant hebben zij, die in vers 25 een leesteken na 'zeven weken' plaatsen, de laatste zin van vers 25 ook wel willen vertalen, namelijk als: 'En DE tweeënzestig weken ---', of: 'DE tweeënzestig weken nu ---, of: 'En wat DE tweeënzestig weken betreft ---'. Maar het bezwaar daar tegen is juist, dat er ontbreekt, wat bij vers 26a voorhanden is. Ten eerste ontbreekt in vers 25 het bepalend lidwoord, want er staat (met een leesteken na 'zeven weken'): 'En tweeënzestig weken ---'. En ten tweede worden daarvóór in vers 25 of 24 geen 'tweeënzestig weken' genoemd, waar het naar terug kan wijzen. (Daar gaan wij in een andere studie nog uitvoerig op in). Maar in vers 26 staat: 'En na DE tweeënzestig weken ---' omdat het terugwijst naar de 'tweenzestig weken' in vers 25. Vers 26 vult vers 25 aan. Bovendien wijst het begin van vers 26 met dat bepalende lidwoord niet terug naar de tweede periode, om een scheiding van de eerste te onderstrepen, maar om aan te knopen bij een moment, waaraan ook al in vers 25 extra aandacht is gegeven. Want het 'tot op een Gezalfde, een Vorst', geeft daar ook al een moment na het eind van de 'tweeënzestig weken' aan. Vers 26 begint dus zo, om aan te geven, dat het hier in het bijzonder gaat, om wat er na het eind van de tweede periode zou gebeuren. Het gaat in 26 dus om het 'NA'. Het explicatieve 'EN', het bepalende 'DE' en zelfs de

Page 186: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

186

'tweeënzestig weken' zijn voor die nadruk alleen maar instrumenten. Met 'EN (explicatief!) na DE (reeds genoemde) twéénzestig weken ---' geeft vers 26 aan, dat het daar een aanvulling op geeft. Nu is de verdeling van de Bijbel in hoofdstukken en verzen een latere toevoeging. Wij zijn dus niet gebonden aan die indeling. Afgezien van grammatikale bijzonder-heden, waar wij later op in zullen gaan, geeft vers 26 een serie van korte momentopnamen: de dood van een gezalfde, de verwoesting van Jeruzalem door een ander volk en dan catastrofes, die verschillend worden uitgelegd, vaak al naar iemands toekomstverwachting is. Maar vers 25, waarin het herstel van de stad en de komst van de gezalfde worden voorzegd, gaat eigenlijk gewoon verder in de eerste twee uitspraken van vers 26. Daarom zijn voor ons momenteel in vers 26 allereerst de dood van de gezalfde en de verwoesting van de stad van direct belang. En daarover zijn wel zo goed als alle Messiaanse uitleggers het eens. Het gaat ons nu dus om vers 25 en die eerste twee mededelingen van vers 26. Twee perioden, vier momenten, één onderwerp. Er staan in dit gedeelte meerdere tijdsbepalingen: twee, die duidelijk een periode zijn en waarvoor termijnen worden gegeven, en vier, die daarmee vergeleken, een tijdstip schijnen aan te duiden. De 'zeven weken' en de 'tweenzestig weken' zijn perioden. Het eerste tijdstip is dat van het uitgaan van een (Goddelijk) 'woord om Jeruzalem te herstellen'. Het tweede is het eind van de eerste periode en het begin van de tweede periode. Die tweede periode loopt 'tot een Gezalfde, een

Page 187: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

187

Vorst', vergeleken met de voorgaande lange periode en de eeuwen, waarover het hier gaat, ook een tijdstip, het derde: de dag van de Intocht in Jeruzalem. En een vierde vinden wij in vers 26a: 'En na de tweenzestig we-ken ---'. Dat is primair een tijdsbepaling voor de terechtstelling van de Gezalfde: één dag, dus in dit verband ook een tijdstip. Naast de twee perioden en de vier tijdstippen blijken er twee hoofdonderwerpen te zijn: de stad en de Gezalfde. Eigenlijk is het één onderwerp: 'de Messias Koning en Zijn stad'. Deze twee perioden en die vier tijdstippen zijn dus met elkaar verweven door dat ene tweevoudige onderwerp. De structuur van deze passage. Doordat de tijdsbepalingen een soort schema of kader geven, lijkt het, alsof die de structuur van de verzen 25 en 26a bepalen. Maar dat is niet zo. Het herstel en het verdere wachten op de Messias Vorst dienden niet om 'zeven weken en tweeënzestig weken' als een van te voren vastgesteld Goddelijk tijdskader vol te maken (let wel: in de Messiaanse lezing staat niet, dat het 'verder bouwen' maar 'tweeënzestig weken zou duren!). Het is de aard van de daarin te verrichten bezigheden, die de duur van de perioden bepaalde. De Here God wist wel, dat het herstellen van een stad normaliter maar een beginperiode in beslag neemt en wist van te voren natuurlijk, hoeveel tijd het in beslag zou nemen in het geval van Jeruzalem. Dat bepaalde de duur van de eerste periode: 'zeven weken'. Dat ziet men vooral, als men dat vergelijkt met de onzinnige modernistische lezing: 'twee-

Page 188: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

188

nzestig weken', vierhonderd vierendertig jaar, hersteld worden' (dat het maar een deel van die tijd in beslag zou nemen, zoals men wel vergoelijkend beweert, staat er dan beslist niet en het 'hersteld blijven' van de NBG-vertaling is gewoon een foute vertaling). En na die herstelperiode aan het begin kon men natuurlijk best 'tweenzestig weken' - en langer! - verder bouwen. Want dat gaat door, zolang een stad bestaat. De grens wordt pas in vers 26 bereikt met de verwoesting. Neen, niet de tijdsbepalingen bepalen de inhoud, maar de inhoud bepaalt de tijdsbepalingen: het herstel van Jeruzalem zal 'zeven weken' duren, dan begint het onderhouden en verder volbouwen van die stad. De Messias komt en sterft, als dat verder bouwen al 'tweeënzestig weken' geduurd heeft. Daarna wordt de stad na een vrij korte periode verwoest. '--- tot --- en wat daarna ---?'. Het eind van de ene periode en het begin van de volgende is theoretisch natuurlijk een ondeelbaar moment. Ook wanneer men als het eind van een gewone week de laatste seconde rekent, is dat een benadering. Maar men kan daarvoor ook de hele Zaterdag rekenen. De 'tweeënzestig weken' duren 'tot op (Hebr. 'ad') een gezalfde en vorst'. Dat optreden als 'Vorst' begint dus na het einde van de negenenzestig 'weken'. Maar de uit-drukking 'een gezalfde, een vorst' zegt, dat het een 'Gezalfde' zou zijn, die dan 'Vorst' zou worden. Die 'Gezalfde' zou er dus al zijn vóór het eind van die 'twee-nzestig weken', hoewel alleen als 'Gezalfde'. En als dat eind komt, treedt Hij op als 'Vorst'. Dat concluderen wij

Page 189: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

189

niet aan de hand van de vervulling in Christus, maar dat zegt deze profetie. De dood van de Gezalfde als Vorst viel niet gelijk met Zijn komst, maar dáárna. Uit de vervulling weten wij, dat dat maar een paar dagen waren. Daarom moest daar een andere, maar wel een soortgelijke tijdsbepaling voor gebruikt worden, de enige, die daarvoor in deze contekst mogelijk is: 'na de tweeënzestig weken'. Maar het 'na de tweeënzestig weken' van vers 26 duidt, voor zover het de terechtstelling van de Gezalfde betreft, praktisch en feitelijk op dezelfde korte tijdsspanne als het 'tot op een Gezalfde en Vorst' van vers 25. Weer, wat zijn vijf dagen vergeleken met de eeuwen, waar het hier om gaat?! Dit deel van vers 26 spreekt dus praktisch over een moment, dat al in vers 25 genoemd is. Datzelfde geldt voor de veertig jaar tot de verwoesting van stad en tempel, of men hier nu een ingelaste Gemeenteperiode ziet, of dat men in de 'zeventallen' de bedoeling van variabele eenheden ziet. Dan kan elke dag in die 'week' meerdere jaren zijn. Alleen door de uitwassen van de vorige eeuw, acht men meestal de getallen van 2 Petrus 3:8 en Openbaring 11-13, niet toepasbaar. Eén letterlijke 'jaarweek' is moeilijk. Heeft die een aanwijsbaar einde? En daar past de val van Jeruzalem niet in. Gesuggereerde vragen, gegeven antwoorden. De uitdrukking 'TOT een Gezalfde, een Vorst' in vers 25 wekt de vraag, wat daarna zou gebeuren of komen. De vraag zit er in opgesloten, maar wordt daar niet woordelijk in gesteld of beantwoord. Wat de stad

Page 190: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

190

betreft: een verwoeste stad wordt eindelijk, na een lange periode van verwoesting, hersteld. Na 'tweeënzestig weken', meer dan vier eeuwen, komt de Messias als Vorst. Hij komt dan natuurlijk Zijn hoofdstad binnen. De ingebouwde vraag is dan weer: Hoe gaat het dan verder met Hem en met de stad? Weer: dat wordt in vers 25 niet verteld. Natuurlijk verwacht men één jubelzang, zo in de trant van Jeremia's profetieën. Hem werd echter niet het lot van Jeruzalem van vlak na de Ballingschap geopenbaard, maar het ideale verloop daarvan. Daardoor zag hij alleen de laatste bergtop, niet de heuvels en dalen daartussen. Het zou 'na de tweenzestig weken' werkelijkheid geworden zijn, als de Messias door allen aangenomen zou zijn als Theocratisch Vorst. Voor Hem verwacht men alleen maar één lange, zo niet eeu-wigdurende regering. Als men de verzen 26 en 27 en de vervullingen daarvan niet kende, zou dat alles heel gewoon bij vers 25 horen. De woorden 'een Gezalfde, een Vorst' houden die verwachting in. Die verwachting is dus deel van vers 25. Wat de Messiaanse verwachting betreft, kon de profetie eindigen met vers 25. Dat geldt natuurlijk alleen bij de Messiaanse uitlegging. In de modernistische lezing is die 'gezalfde en vorst' bij voorbeeld Kores, Zerubbabel of Jesua, die allen hun verdienste hebben gehad, maar in de Bijbel geruisloos verdwijnen! Kores heeft aan het over hem geprofeteerde in Jes 44 en 45 niet voldaan, zoals wij in een andere studie laten zien. Zerubbabel en Jesua krijgen ook profetieën in Haggaï en Zacharia, maar die

Page 191: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

191

spreken over hen alleen als typen of voorbeelden van de Messias. Verzen 26 en 27 midden in vers 25. De zegezang, die volgens de Messiaanse uitlegging in vers 25 opgesloten ligt, is echter nooit gezongen, ten minste nog niet. Alles liep anders. Dat legt het volgende vers uit. Eerst komt er een mededeling over de Gezalfde: het betreft Zijn terechtstelling. Daarna wordt ook antwoord gegeven betreffende het lot van de stad: zij wordt verwoest. Daarmee schijnen de onheilsprofetieën van 26 en 27 in plaats te komen van de verwachtingen, vervat in de woorden van vers 25. De latere indeling van de Bijbel in verzen scheidt soms dingen die bij elkaar horen en verbindt dingen, die ver van elkaar liggen. In vers 26 komt de dood van de Gezalfde vijf dagen na Zijn Intocht in Jeruzalem in vers 25. Maar de verwoesting van stad en tempel komt veertig jaar daarna. En wat daarna in vers 26 genoemd wordt, gebeurt pas na eeuwen. De eerste mededeling van vers 27 duidt op iets, wat lange tijd ligt vóór de tweede mededeling, over wat onmiddellijk vóór de 'voleinding' gebeuren zal. Welnu, vers 26 begint met 'Na de tweeënzestig weken'. En inderdaad valt alles, wat in de verzen 26 en 27 staat, daarna. Maar de tijdsbepaling van vers 26 heeft allereerst te maken met wat daarin het eerste genoemd wordt: de dood van de Gezalfde, vijf dagen na Zijn Intocht in Jeruzalem als Vorst. Het wijst dus praktisch op een moment, dat al in vers 25 genoemd wordt. En in wezen onderbreken de verzen 26 en 27 de verwachting,

Page 192: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

192

belichaamd in de woorden van vers 25. Vers 25 zegt: Jeruzalem zal worden herbouwd en de Messias komt als Vorst. Wat een heerlijkheid! Neen, zeggen de verzen 26 en 27, het gaat voorlopig niet door. Het eindigt zeer voortijdig, zij het tijdelijk, in dood en verderf, dood voor de Messias en verderf voor de stad. Daarin vult vers 26 vers 25 aan met een haaks daarop staande mededeling. Om het heel eenvoudig te zeggen: de verzen 26 en 27 gebeuren niet NA vers 25, maar midden in vers 25. En dat is mogelijk, doordat vers 25 ook uitkomt in een tijd 'NA' de 'tweenzestig weken'. Vers 25 reikt verder dan 26 en 27. Maar daardoor is het ook zo, dat de verzen 26 en 27 niet eens toekomen aan alles, wat vers 25 inhoudt. Want met de intrede van 'een Gezalfde en Vorst' begint het zichtbare Godsrijk op aarde. Nu kennen wij, christenen, het Plan van God voor de toekomst ook uit de Openba-ring aan Johannes. Die is gegeven na de verwerping, dood, opstanding en hemelvaart van de Gezalfde. En wel lijkt het alleen vanuit een aards en menselijk standpunt, alsof Gods voorkennis en de menselijke verantwoorde-lijkheid door elkaar lopen. Maar, met dat voorbehoud zouden wij misschien kunnen zeggen, dat mogelijk het Plan van God daarna 'bijgesteld' werd. Zou alles zo gelopen zijn, zoals in Openbaring ons voor de toekomst voorzegd wordt, als Jezus meteen als Messias en Koning erkend zou zijn geweest? Maar zelfs als een 'Duizendja-rig Rijk' onderbroken wordt door een Satanische opstand en de radikale maatregelen van God daarna (vuur van de hemel, eindoordeel, eerste hemel en aarde

Page 193: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

193

weggevaagd), God komt terug op aarde in het Nieuwe Jeruzalem. Zeker in principe zou de Messias Vorst van vers 25, als Hij door Gods volk aangenomen zou zijn geweest, de zichtbare Godsregering over alle mensen op aarde gebracht hebben, om daar eeuwig te blijven. En vers 26 a en b duren maar veertig jaar, van 30 tot 70. Zelfs met vers 27 er bij duurt het maar eeuwen, geen eeuwigheid! De verzen 26 en 27 geven dus een korte onderbreking en, vergeleken met de eeuwigheid, die in vers 25 in het verschiet lag, een zeer korte. Het eind van vers 25 wordt wel bereikt: het Godsrijk op aarde onder de Messias Vorst. Vers 26 en 27 passen dus midden in vers 25. Ze zijn daar geplaatst als een toevoeging. Zij zeggen: het gaat niet 'op en op en op', zoals wij na lezing van vers 25 zouden kunnen denken, maar 'op, neer, op', niet 'goed, beter, best', maar 'goed, slechter, best', zoals de verzen 26 en 27 daarna uitleggen. Daarom eindigen deze laatste twee verzen ook zo abrupt en met zulke verschrikkelijke dingen. De rest is al impliciet gegeven, inbegrepen, in vers 25. En dat werd al vóór al de kommer en kwel van die verzen expliciet, met zoveel woorden, meegedeeld in vers 24. In die zin is het Oude Testament hier Nieuwtestamentisch (of omge-keerd?): vóór dat men wordt gewaarschuwd voor de vereiste inspanningen van vers 25 en de verdrukkingen, die te wachten staan in de verzen 26 en 27, hebben wij in vers 24 al de hoop ontvangen, op wat voor ons ligt.

Page 194: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

194

Vers 26 geeft onverwachte gebeurtenissen aan. Vandaar, dat de perioden en tijdstippen niet de structuur van deze passage bepalen, maar de lotgevallen van de Gezalfde en Zijn stad. Vers 25 roept daarover verwachtigen op, de verzen 26 en 27 geven daar commentaar op. Ze slaan die verwachtingen schijnbaar de bodem in. Maar in werkelijkheid schuiven zij ze alleen maar op naar de toekomst. Vers 25 geeft aan, hoe het had kunnen zijn, gezien vanuit Gods Plan. De verzen 26 en 27 geven aan, wat er van worden zou door de menselijke verantwoorde-lijkheid daarin. Daarmee vullen de verzen 26 en 27 vers 25 aan met zonde en leed, dat vlak na het eind van de 'tweenzestig weken' de gang van zaken, zoals voorgesteld in vers 25, zou wijzigen en vertragen. Het verband tussen deze verzen is niet één van opeen-volging van tijd, maar van gebeurtenissen en nadere verklaringen. Vers 26 is een uitvloeisel en verklaring van vers 25, het wijzigt het daarin meegedeelde en verklaart dat. Daarom begint vers 26 niet met een consecutieve Waw ('En DAARNA zal terechtgesteld worden een Gezalfde na de tweenzestig weken'), maar met een explicatieve Waw ('En HELAAS na de tweenzestig weken zal een Gezalfde worden terechtgesteld').

Page 195: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

195

13. 'EN NA DE TWEEËNZESTIG WEKEN' II. Nog één onderwerp en een samenvatting. Er is nog één onderwerp in verband met het noemen van de 'tweeënzestig weken' in vers 26. Toen men in het algemeen nog Messiaans dacht en ook onder latere modernisten, zijn er berekeningen gemaakt, waarin men met de groepen van 'weken' ging schuiven of zelfs hun duur veranderde. En dat brengt ons, via een opmerking van Hiëronymus, bij de Tweede Brief van Petrus. Daarna geven wij een kort overzicht van de conclusies, die wij in deze twee hoofdstukken bereikt hebben. 'Weken': vaste volgorde, niet schuiven. Dat het bepalend lidwoord die 'tweenzestig weken' met extra nadruk licht uit vers 25, waar ze met de 'zeven weken' verbonden waren, heeft nog een andere consequentie, zo niet bedoeling. Het legt nog grotere nadruk op het dwingende karakter van het aantal, de lengte en de volgorde van die drie perioden. Omdat de 'tweenzestig weken' hier apart genoemd worden, wordt ons eens te meer duidelijk gemaakt, dat van de 'zeventig weken' er 'zeven weken' aan het begin en één 'week' aan het eind komen. Dat komt al meteen aan de orde, als men naast de modernistische zienswijze, de alternatieven nagaat, die ook wel eens geboden zijn ter vervanging van de oorspronkelijke van na de vervulling in de eerste eeuw. Want door de eeuwen heen zijn er Joodse en christelijke uitleggers geweest, die de 'zeventig weken' begonnen met de 'tweeënzestig weken'. Op zichzelf heeft die uitlegging

Page 196: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

196

alleen maar historische waarde, ware het niet, dat het lijkt, alsof Petrus al tegen zo'n interpretatie schreef in het eerste en laatste hoofdstuk van zijn tweede Brief. 'Iedere ketter heeft zijn (ene) letter'. De manier, waarop wij de inhoud van de verzen 25 en 26 ontleden en het verband er tussen onderzoeken, kan omslachtig en overbodig lijken. Maar als men dat niet doet, kan men met bepaalde uitspraken uit deze passage alles doen wat men wil. 'Iedere ketter heeft zijn letter' - maar ook niet veel meer dan dat! Alleen het onderzoeken van een passage in zijn geheel, geeft een mogelijkheid achter de ware betekenis te komen van de verschillende uitspraken daarin. Modernisten trekken uit de uitspraak 'Na de twee-nzestig weken' in vers 26 de conclusie, dat die een scheiding tussen de twee perioden in vers 25 ondersteunt (of: gebruiken die uitspraak van vers 26 daarvoor). Dat kan men alleen doen, als men het geheel van deze passage daar niet bij betrekt. Maar zo zijn onder vero-nachtzaming van het geheel door overigens vrome Joodse leiders, algemeen gerespecteerde kerkvaders en geleerde commentatoren nog wel meer bizarre conclu-sies getrokken, of: ideeën verdedigd. Ook die zijn, net als het modernisme nu, kortere of langere tijd door andere leiders als de juiste interpretatie bejubeld. Ze zijn een tijdlang heel populair geweest. Maar als ze berusten op een fundament van uit hun verband gerukte teksten, moet men daarmee vroeg of laat door de mand vallen.

Page 197: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

197

Hiëronymus en Petrus. Natuurlijk wist de Goddelijke Auteur wel, dat men die gegevens nog al eens zou willen wijzigen om 'een eigenmachtige uitlegging' aan de voorzegging te geven. Dat was en is niet ongewoon. Hiëronymus zegt, dat er in zijn tijd heel veel Joodse rabbijnen waren, die de 'tweeënzestig weken' lieten voorafgaan aan de 'zeven we-ken'. Dan was Jezus Christus daar niet het middelpunt van. Ook moet die uitlegging toen al een lange traditie gehad hebben. Wellicht, dat men het al in de eerste eeuw onder Joden of ook onder Joodse Christenen als een optie zag. Petrus had het over 'een eigenmachtige uitlegging', juist in verband met 'het profetische woord' (2 Pe.1:16,19-20), en wel betreffende 'de kracht en de KOMST van onze HEER, Jezus CHRISTUS': de komst van Jezus Christus als Heer, als Vorst. Die zag hij gerealiseerd, of vooraf geschaduwd, in Jezus' verheerlij-king op de berg! En omgekeerd schrijft hij, dat hij dat 'profetische woord' daarin door God bevestigd wist. Maar de Persoon en het Werk van Jezus als Christus en Heer waren in het geding! Petrus spoort de lezers aan, er acht op te slaan. Dat Hiëronymus die dwaling alleen onder Joden signaleerde, kan dus te danken zijn aan Petrus' genspireerde woorden. Eind van 'laatste week' verwacht? Christus zou 'zeven en tweenzestig weken' na het begin van de herbouw van Jeruzalem komen als 'Vorst'. Hij kwam en op tijd. Maar alles liep tegengesteld aan de verwachtingen. De teleurstelling daarover wordt

Page 198: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

198

duidelijk onder woorden gebracht door de Emmaüsgan-gers (Luc.24:20-21). En toen Jezus was opgestaan, leefde de verwachting van het onmiddellijke aardse koninkrijk nog steeds (Hand.1:6). En noch de woorden van Jezus, noch Zijn hemelvaart, noch de woorden van de engelen, die daarna de discipelen vermaanden, niet omhoog maar vooruit te zien, konden daar een eind aan maken. Nog had men de hoop niet opgegeven, getuige Petrus' woorden op Pinksterdag. En hij verwachtte de Weder-komst van Jezus als antwoord op een onmiddellijke bekering van Israël (Hand. 3:19-20). Natuurlijk deed hem de Heilige Geest zijn woorden zo kiezen, dat een goede toehoorder of lezer bepaalde delen van zijn toespraak ook anders kon verstaan, dan Petrus ze moge-lijk bedoelde en zijn toehoorders ze opgevat hebben. Wij kennen de geschiedenis daarna en delen van de Schrift, die er toen nog niet waren: een lange pauze tussen Hand.2:18 en 19, een veel algemenere toepassing van vers 21 (Ro.10:11-13), en naast Hand. 3:19-21 de woorden van Paulus in Romeinen 9-11. Wat de discipelen verwachtten, had binnen een letterlijke 'week' kunnen gebeuren. Wat Petrus voorstelde op Pinksterdag en daarna, zou zeker niet meer dan zeven jaar geduurd hoeven te hebben. Op Pinksterdag haalde Petrus wel niet Daniël, maar Joël aan, omdat daarin allereerst de uitstorting van de Heilige Geest voorzegd was. Maar wat hij op grond van Joël voor zich zag, kwam zeker ook overeen met al de verschrikkingen van 'de laatste week' van Daniël 9:26-27 (Hand.2:17-18 en 19-20).

Page 199: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

199

Maar niets dergelijks gebeurde. En in Petrus' laatste dagen zeiden 'spotters': 'Waar blijft de belofte van Zijn komst?'. Berekeningen: Daniël 9:24-27. Het ging Petrus en de spotters niet alleen om de belofte van 's Heren komst, maar in het bijzonder om het tijdstip daarvan. De spotters toonden, dat tijdstip al eerder verwacht te hebben. Het leek hun, alsof de Heer overtijd was (2 Petr.3:9). Ze hebben dus gerekend. Petrus antwoordt met te verklaren, welke duur 'dagen' en 'jaren' in profetie kunnen hebben. Er is in het Oude Testament geen profetie, die zo aanleiding geeft voor zulke verwachtingen, berekeningen en betekenissen, als Daniël 9:24-27. Zag Petrus zelf in de verheerlijking op de berg (2P.1:16-19) de vervulling van Dan.9:25? Wees hij daarom in 1:3-11 op de ware vervulling daarvan voor alle gelovigen (11)? Bestreed Petrus immoraliteit, zoals die gestijfd was door de me-ning, dat Daniël 9:25 anders uitgelegd moest worden, omdat Christus niet op de daaruit begrepen tijd 'Vorst' geworden was? Hij betoogde, dat die verwachting ons gedrag moet bepalen (3:11-14), omdat de 'spotters' (3:3-4) zich daar juist van ontslagen voelden (2:18-19). Ook wees Petrus (3:10-12) op de komende voleinding (Dan.9:27) en op 'nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont' (Dan.9:24). Petrus schreef, dat 'één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag' (2 Petr.3:8). Betekenent dat, dat er bij God geen verschil is tussen een dag en duizend jaar? Die verklaring geeft Greydanus (340).

Page 200: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

200

Maar zou een openbaring van perioden en aantallen dan nog een 'ópenbaring' zijn?! Dat men openbaringen niet meteen kan toepassen, is niet verwonderlijk. Daniël zelf hoorde, dat niet hij, maar wel 'verstandigen in de eindtijd' (12:4,9,10) zijn profetieën zouden verstaan. Want die zouden, naast de gave van de Heilige Geest, aanvullende openbaringen hebben en een groter deel van de geschiedenis der mensheid en van Gods Volk met haar vervullingen kunnen overzien. Maar opgaven, die geen sterveling zich voor kan stellen, zijn geen 'open-baringen'. Maar als Petrus Daniël 9 in gedachten had, en wist, dat deze 'spotters' daar ook van uitgingen, wordt het anders. Veel Joden lazen het Oude Testament in de Griekse Septuaginta-vertaling. Die is in Dan.9:25-27 heel slecht. Jezus waarschuwt al, daarop te letten, omdat Hij met een verandering in de Septuaginta ('op het heiligdom' in plaats van 'op een vleugel') Zijn eigen voorzegging formuleert (Mat.24:15). En Hij maakt daarin twee mar-kante veranderingen, die in geen enkele vertaling uitko-men: 'een' heilige 'plaats'). Ook zijn in de Septuaginta de 'weken' in vers 25 weggelaten en in 26 èn 27 zeer verward weergegeven. Maar heel wat aanhalingen in het Nieuwe Testament uit het Griekse Oude Testament zijn niet afkomstig uit de Septuaginta, maar uit een latere Griekse vertaling van Theodotion, of een Griekse voorganger van hem (Swete, OT in Gr.48, 395, 403, 459). In die vertaling is vers 25 nauwkeurig uit het Hebreeuws vertaald.

Page 201: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

201

Petrus' oplossing. Daarom moet uit Dan.9:25-26 in de eerste eeuw, juist door berekeningen 'tot op Christus', al duidelijk geweest zijn, dat alleen de laatste 'week' nog over was. Uit hun aanvankelijke verwachtingen blijkt, dat ook voor hen de eerste twee perioden uit 'jaarweken' bestonden. Welnu, schijnt Petrus te zeggen, één dag van die laatste 'week' kan voor God wel duizend jaar voorstellen. En onze duizend jaar kan dus voor God best één dag zijn. 'Weken' hebben altijd dezelfde eenheden, maar de He-breeuwse Bijbel zegt eigenlijk 'zeventallen'. Dat laat de aard van de eenheden vrij en laat daarin verschil toe tussen de eerste twee perioden en de laatste 'week'. Dus voor het niet spoedig ten einde komen van die éne laatste 'week' neemt hij aan (zegt hij door de Heilige Geest), dat van die ene 'week' de eenheden (wel eens) veel en veel groter (zouden kunnen) zijn, dan die van al de andere bij elkaar. Als wij Petrus' 'oplossing' letterlijk zouden toepassen, zouden wij nu pas tegen de derde 'dag' van die laatste 'week' aan zitten. Nu zegt Petrus niet, dat hij daar een definitieve maat geeft. Hij geeft een voorbeeld. Maar vergeleken met de door hem gestelde mogelijkheid, moeten wij bedenken, dat zeker de afgelopen tweeduizend jaar nog hoog en breed tot die laatste 'week' kunnen horen. En ook als de 'spotters' en Petrus hun probleem niet verbonden zouden hebben met Daniël 9 - wat ons in het licht van het voorgaande niet waarschijnlijk lijkt - dan nog zijn Petrus' woorden er een duidelijk Schriftuurlijke commentaar op.

Page 202: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

202

Dan zijn er ook nog de tijdsbepalingen van Openba-ring 11 tot 13. Daar is in de negentiende eeuw nogal onverantwoordelijk mee omgesprongen. Vooral de vele niet uitgekomen voorspellingen voor 'het einde van de wereld' op een bepaalde datum in de toen naaste toe-komst hebben mensen ontgoocheld. Vandaar dat die gegevens nu vrijwel algemeen geweerd worden uit berekeningen van de duur der laatste week. Er rust in bepaalde evangelische kringen een taboe op, alsof het iets onverstandigs en verwerpelijks zou zijn, om die daarbij te betrekken. Maar èn zulke voorspellingen èn het als reactie daartegen totaal verwerpen van deze passages voor de interpretatie van de laatste 'week' getuigen niet van een goed en onbevooroordeeld lezen van deze passages. Aan de andere kant staan er in die gedeelten niet maar ronde getallen, die duidelijk symbo-lisch zijn, maar specifieke aantallen: tweeënveertig, twaalfhonderd zestig, drie en een half). Echter kunnen de gegeven tijdseenheden, zoals 'dagen en 'maanden', wel een toepassing hebben als de 'weken' in Daniël ('tij-den', gewoon 'perioden', kunnen zo niet uitgelegd worden). Maar ook dan zouden uiterste voorzichtigheid en het grootst mogelijke voorbehoud geboden blijven. Ook daarbij komt dan het feit, dat de term 'zeven-tallen' de vraag van de eenheden open laat en een dras-tisch verschil in eenheden niet alleen mogelijk, maar ook waarschijnlijk maakt. Dat blijft een factor, om de verstreken tijd te kunnen verklaren.

Page 203: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

203

'Vernuftig gevonden verdichtselen'. Hiëronymus legt ook de redenatie uit, waarop de rabbijnen die verandering van volgorde van de 'weken' van Daniël 9:25-27 baseerden. Men redeneerde, dat in de Hebreeuwse taal bij samengestelde getallen altijd eerst de eenheden en dan de tientallen genoemd worden, zoals ook wij 'één-en-zestig' zeggen. Daarom zou de volgorde van vers 25, eerst de 'zeven' en dan de 'tweenzestig', louter en alleen een gewoonte zijn en geen dwingende betekenis hebben. Met Fraidl vinden wij dat 'een nietszeggende reden' (Fraidl 121,122 note 3). En met Petrus kunnen wij het 'een eigenmachtige uitlegging van vernuftig gevonden verdichtsels' noemen (2 Petr.1:16,20). Het Grieks betekent daar een spitsvondige drogrede, een slim, op fantasie berustend verzinsel, dat iemand iets wijs moet maken, onder het mom, dat er speciale wijsheid ver-kondigd wordt (in positieve zin in 2 Tim.3:15). Dat is deze toepassing van de Hebreeuwse telwoorden. Christelijke schuiverijen. Maar ook in het christelijke kamp kwam zoiets wel voor. Tertullianus begon de 'zeventig weken' met tweeënzestig en een halve week. Hij had daarin heel wat volgelingen, onder anderen Julius van Toledo, Petrus Damiani, Petrus Mauritius en Hiëronymus (Fraidl 36,158,159 note 10). Euthymius Zigabenus begon zijn berekeningen met de ene laatste week (Fraidl 111, 158).

Page 204: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

204

In de vorige eeuw wilde Hitzig, net als Von Lengerke, de 'tweenzestig weken' gelijk laten beginnen met de 'zeven weken'. Ongeveer gelijk dan, want anders zouden de 'zeven weken' niet bij Kores uitkomen. Zo zou men met vierhonderd vierendertig jaar vanaf een onbekende profetie van Jeremia in 598 v.C. uitkomen bij het eind van de Syrische verdrukking in 164 v.C.. Als men geen acht slaat op de eisen van de Hebreeuwse grammatika en zinsbouw, zou de enkele bewoording van vers 25 dat nog toelaten ook. Probeert U het maar. Gelukkig hebben ze weinig navolging gevonden.

Page 205: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

205

14. ENKELE CONCLUSIES. Conclusies: het bepalend lidwoord 'DE'. Laten wij nog eens de voornaamste feiten opsommen, door een samenvatting te geven, van wat wij tot nu toe in het laatste en het voorlaatste hoofdstuk bereikt hebben. Volgens de modernisten toont het bepalende lidwoord 'DE' in vers 26 en het alleen noemen van de 'tweeënzestig weken' in plaats van 'zeven en tweeënzestig (of negenenzestig) weken', aan, dat de tweede periode in vers 25 zelfstandig is en door een grammatikaal leesteken gescheiden moet worden van de eerste. Het Hebreeuws heeft geen grammatikale leestekens. Maar er zijn oude vertalingen van de eerste eeuwen in talen, die wel leestekens hadden (p.199). Daarin worden de twee perioden in vers 25 gevolgd door een puntkomma en dus niet gescheiden. Maar ze werden wel ónderscheiden met een komma tussen beide. Dat was voor de voordracht, waar ook de Joodse 'hoofdverdeler' van het vers op diezelfde plaats oorspronkelijk voor diende (H.19). Ook benadrukte het, dat'herstellen' en '(verder) bouwen' gedaan werd in 'zeven weken en tweeënzestig weken'. De Hebreeuwse grammatika leert, dat het bepalende lidwoord vóór 'tweeënzestig weken' aan het begin van vers 26 terugwijst naar het onderwerp van de vorige zin. 'DE (genoemde) tweeënzestig weken' worden zo uit vers 25 gelicht, omdat die daar tesamen met de 'zeven weken' worden genoemd. Dat lidwoord bewijst dus niet dat de

Page 206: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

206

tweede periode in vers 25 van de eerste gescheiden wordt, maar daarvan onderscheiden wordt. Conclusies: Waarom alleen 'Na de twééënzestig weken'? Dat vers 26 alleen de 'tweeënzestig weken' noemt, sluit wel de 'zeven weken' uit vers 26 uit. Er staat niet: 'Na de (eerder genoemde) zeven weken ---' (met andere feiten natuurlijk). Want dat zouden de 'tweeënzestig weken' zijn. En de periode na de 'zeven weken', dus de tweede periode, is in vers 25 al aan bod gekomen. Dus heeft 'Na de zeven weken' in vers 26 geen zin. En alleen voor wat er ná zou gebeuren, had het noemen van de 'tweeënzestig weken' zelf een plaats in vers 26. Want zo geeft het commentaar op wat het 'tot op' van vers 25 deed verwachten: het Messiaanse tijdperk na de 'tweeënzestig weken'. In vers 25 moeten beide perioden genoemd worden, omdat het daar gaat om de dubbele periode van 'zeven weken en tweeënzestig weken', van 'het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen'. Maar in vers 26 gaat het om het eind daarvan en de tijd daarna, als een nadere toelichtingop de na vers 25 te verwachten 'Messiaanse periode', door het noemen van Messias als Vorst. Dus hoeft het alleen de tweede periode te noemen: 'En na de tweeënzestig weken ---'. Welnu, de tijd, die in vers 25 aangekondigd is als het Messiaanse tijdperk, wordt in vers 26 explicatief aangehaald als 'En na de tweeënzestig weken' en een onverwachte invulling gegeven. 'Zeven weken' of 'negenenzestig weken' hoeven niet genoemd te worden,

Page 207: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

207

omdat vers 26 hoe dan ook na de 'zeven weken' komt. Het zou daarom overbodig en dus fout geweest zijn, om te schrijven 'Na de zeven weken en de tweeënzestig weken', of 'Na de negenenzestig weken'. Vers 26 noemt precies waar het op aan komt: 'na d(i)e tweeënzestig weken'. En daarbij, die 'zeven weken' waren aan het eind van de 'tweeënzestig weken' al meer dan 'tweeënzestig weken', vierhonderd vierenderig jaar, voorbij. Voor ons een periode van negenenveertig jaren vóór de tachtigjarige oorlog! Het zou nog wat anders wezen, als eerst een periode van meer dan vier eeuwen was genoemd en daarna één van nog geen vijftig jaar. Het bepalend lidwoord verzelfstandigt de 'tweeënzestig weken' dus wel in vers 26, maar niet meer dan ze samen met de 'zeven weken' in vers 25 al waren. Conclusies: '--- tot op ---' is 'En na ---'. Wij hebben dat alles in verband gebracht met het 'TOT OP' van vers 25. De verdeling in hoofdstukken en verzen hoort niet bij de geïnspireerde tekst van de Bijbel. Daarom mogen wij zeggen, dat vers 25 en de eerste twee regels van vers 26 bij elkaar horen. De 'zeven weken en tweeënzestig weken' geven een vaste termijn aan. De tijdsbepaling 'tot een Gezalfde en Vorst' richt de aandacht op 'na de tweeënzestig weken'. 'En na de tweeënzestig weken' is dus het equivalent van de periode, die in vers 25 gedacht is te beginnen met de uitdukking 'TOT OP': 'zeven en tweeënzestig weken tot op een Gezalfde, een Vorst'. Het eind van de 'tweeëënzestig weken' is het oriëntatiepunt voor de

Page 208: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

208

komst en de dood van de Gezalfde als praktisch gelijktijdige gebeurtenissen, zeker in dit gedeelte, dat verder met tientallen jaren en zelfs eeuwen tegelijk rekent. Maar de komst en de dood van de Gezalfde vallen net niet samen. Daarom worden ze aangegeven met twee verschillende tijdsbepalingen, die praktisch hetzelfde betekenen. Conclusies: het explicatieve 'EN'. Nu komt ook het explicatieve 'EN' vóór vers 26 aan de orde. In vers 25b, met een puntkomma na 'zeven weken', is een voegwoord 'En' vóór 'tweeënzestig weken' explicatief. Maar men let men er meestal niet op, dat dan het tweede deel een vervolg is op het eerste deel en geen verklaring. Dat klopt dus niet. In vers 26 staat ook 'EN' voor tweeënzestig weken' en dat is dus ook explicatief. En het noemen van een tijdstip en een volgende gebeurtenis denkt men als consecutief te kunnen opvatten. Dat zou elkaar tegenspreken. Zo'n explicatieve Waw op de verkeerde plaats wordt verklaard als 'laat Hebreeuws', omdat later het 'EN' meer en meer voor een niet-werkwoord stond, ook in een niet explicatieve situatie. Maar in vers 25 wordt dat 'EN' alleen explicatief door de willekeurige scheiding van de twee perioden, omdat men de 'hoofdverdeler', een Hebreeuwse accent voor de voordracht, wil vertalen met een Westers grammatikaal leesteken. Dat 'EN' is echter alleen een voegwoord tussen twee tijdsbepalingen, die het onderwerp van de eerste bijzin vormen: 'Zeven

Page 209: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

209

EN tweeënzestig weken verlopen van --- tot ---'. In vers 26 ligt het ingewikkelder. In vers 25 (met de scheiding achter 'tweeënzestig weken') suggereert de komst van de 'Gezalfde en Vorst' een Messiaanse toekomst. De pas aangetreden Messias Vorst wordt echter vijf dagen later terechtgesteld. Dat alles gebeurt praktisch terzelfder tijd. Die twee gebeurtenissen worden daarom aangeduid met twee tijdsbepalingen, die bijna hetzelfde klinken en ook praktisch hetzelfde betekenen. Daarna wordt de stad verwoest. Ook dat staat lijnrecht tegenover wat gewoonlijk de (Goddelijke) bedoeling zou zijn van het herstellen en verder bouwen van Jeruzalem en het 'Vorst' worden van een 'Gezalfde'. Alleen de tweede periode van vers 25 wordt in vers 26 herhaald. Waarom? Omdat de Messias op het eind daarvan volgens vers 25 Vorst werd, maar volgens vers 26 vijf dagen later, vrijwel direct, werd terechtgesteld. En wat, volgens de eerste twee zinnen van vers 26, 'na de tweeënzestig weken' zou gebeuren, is een invulling van de verwachtingen, in vers 25 gewekt door wat gebeurt op het eind van die periode, en wel het tegengestelde. Zijn Intocht werd Zijn gang naar het kruis. De herstelde stad en de pas verbouwde tempel werden verwoest. Zo zijn de eerste twee zinnen van vers 26 een nadere verklaring van vers 25 en wel een heel andere, dan men op grond van de inhoud van vers 25 zou verwachten. Vers 25 kondigt de komst van de Messias Vorst aan, vers 26 Zijn dood. Daarom werd dit 'EN' aan het begin van vers 26 verklarend gemaakt door er een niet-

Page 210: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

210

werkwoord, de tijdsbepaling, achter te zetten en niet het werkwoord. Vers 26 verklaart inderdaad vers 25. De versverdeling stoort hier. De eerste zinnen van 26 horen nog bij 25. Een tijdsbepaling als: 'Na de zeven weken en tweeënzestig weken', of 'Na de negenenzestig weken' zouden de eerste twee zinnen van vers 26 inderdaad consecutief gemaakt hebben. Dan zou het explicatieve 'EN' daarvóór niet anders te verklaren zijn dan als een aspect van het late Hebreeuws. Dat zou precies passen in het straatje van de modernisten. Vandaar, dat zij dit motief naar voren brengen. Maar vers 26 is dus terecht met vers 25 verbonden door een 'explicatieve waw' aan het begin. Het is dus niet maar een 'explicatieve waw' in plaats van een 'consecutieve waw', als een taalverschijnsel, een slordigheid, mutatie of evolutie, van het 'late Hebreeuws'. Het heeft een gerechtvaardigde taalkundige en logische reden van bestaan en grote uitlegkundige betekenis. De op dat 'EN' volgende tijdsbepaling, die verschillend in klank, maar bijna gelijk in betekenis is als de laatste tijdsbepaling in vers 25, het gebruik van het bepalend lidwoord en het verband tussen 25 en 26a (het explicatieve 'EN') wijzen dat uit. Dit alles gaat alleen helemaal op bij een tekst, waarin de 'hoofdverdeler' achter 'tweeënzestig weken' staat. Dan wordt de inhoud van de tekst er door gestructureerd en verduidelijkt en de historische vervulling wordt er door geaccentueerd.

Page 211: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

211

Met een 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken' blijkt de tekst aan structuur en duidelijkheid te verliezen en er blijkt geen historische vervulling voor geweest te zijn. Want wat men daarvoor aangeeft, vervult deze voorzegging noch qua feiten (geen gezalfde koning, een afgezette hogepriester, Jeruzalem niet verwoest), noch qua jaartallen (fouten van tientallen jaren). Conclusies: nevengedachten. 'En na de tweeënzestig weken' impliceert ook 'Voor de tweeënzestig weken'. Dat benadrukt als profetie phasen in de vervulling: De stad zou vóór het komen van de Messias en voor de Messias herbouwd worden. Na Zijn terechtstelling zou zij verwoest worden. Daarmee wijst het zelfs terug naar de 'zeven weken' van vers 25. De structuur van deze verzen geeft duidelijk aan, dat een schuiven met deze groepen van 'weken' of een wijziging van de aantallen per groep niet toegelaten kan worden. De dwingende volgorde is: 'zeven weken', 'tweeënzestig weken' en 'één week'. Terwijl de negenenzestig 'weken' jaarweken blijken te zijn, kan misschien volgens Petrus, de laatste week uit veel grotere eenheden bestaan. Zo zou die week nu nog voort kunnen duren. In het volgende hoofdstuk gaan wij op beide gevallen in: wat de tijdbepaling 'En na de tweeënzestig weken' in 26a betekent met de scheiding vóór of na 'tweeënzestig weken' in vers 25.

Page 212: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

212

15. MODERNISTISCHE PROBLEMEN MET DE GESCHIEDENIS. Geen profeet, maar geschiedschrijver? Volgens de modernisten werd Daniël pas tijdens of na de Syrische verdrukking in de tweede eeuw v.C. geschreven. Daniël 7-12 waren dan geschiedschrijving in de vorm van een profetie. Nu lopen de profetieën van Daniël 8 en van het grootste deel van 10-11 inderdaad tot en met de Syrische tijd. Daarop baseeerde de heiden Porphyrius (c.450) oorspronkelijk deze theorie. Vóór de schrijfdatum zou het verhaal steeds meer detail krijgen, en dan vervagen, omdat de 'schrijver' ook over de naaste toekomst niets kon meedelen: in 8:25 (na de dood van Antiochus IV!) en in Daniël 11:35 (alge-meen: 'tot aan de eindtijd'). Daniël 11:33-45 zou een fout van de 'schrijver' zijn, omdat Antiochus toen geen inval meer in Egypte gedaan heeft (29-30) en ook niet in Palestina is omgekomen, maar in Perzië (40,45). Wij kunnen dat nu niet bespreken. Maar het dateert zich ver na de verdrukking, 'tot aan -' en 'in de eindtijd' (35, 40). En 'de verstandigen' (11:33,35; 12:3, 10, verg.1 Cor. 2:6-16), die 'zich LATEN reinigen' (genade), 'velen tot inzicht en gerechtigheid brengen' (Rom.5:15-19) en de profetie 'verstaan' (2 Ptr.1:19), maken een Nieuwtesta-mentische indruk (net als de vele in de 'Brieven' aangehaalde Oudtestamentische verzen, die het Evange-lie, de Nieuwtestamentische leer en de gemeente betref-fen). Volgens de modernisten zou ook Daniël 9:24-27 niet verder reiken dan 8:25 en 11:32 en dus alleen maar

Page 213: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

213

lopen van Jeremia, over de val van Jeruzalem in 168 v.C. tot en met de overwinning van de Maccabese vrijheidsstrijders op de Syriërs. Hun enige 'bewijs' is 1 Maccabeeën 1:57 (zie blz.9), dat echter niet Dan.9:27 aanhaalt, maar, terecht, 8:12, 11:31 en 12:11. Maar ook vanaf de vroegste profetie van Jeremia in 605 v.C., eindigen de 'zeventig weken' dan niet in de Syrische verdrukking tot 164 v.C., maar in 115 v.C.. De voorzegging van vers 27 heeft dan geen zin. Want 115 v.C. valt in de welvarende periode van een onafhankelij-ke Joodse staat onder Simon (142-135 v.C.) en Hyrcanus (134-104 v.C.). En als men uitgaat van het 'woord' tot herbouw van Jeruzalem onder Nehemia, lopen de 'negenenzestig 'weken' tot 30 n.C., het jaar van de kruisiging. Dan voorzeggen verzen 26 en 27 moeilijk-heden voor een verre toekomst. Verder kon de antibijbelse theorie van Porphyrius niet slagen, als de eerste periode zou beginnen met een bevel tot herbouw van een nog niet verwoest Jeruzalem. Om het tijdschema te veranderen, hoefden zij niet als in de Septuaginta de tijdsopgaven van vers 25 te verplaatsen naar vers 26. Want zij konden het voordrachtsteken tussen de eerste en de tweede periode overnemen van de Joodse Masoreten in de zesde eeuw n.C. en later, en vertaalden dat door een grammatikaal leesteken, in de NBG-vertaling een puntkomma. Dan zou de herbouw pas na de eerste periode beginnen. Maar zelfs zo klopt die 'geschiedschrijving in de vorm van profetie' niet met de geschiedenis van er voor of er na. Ze beweren dan, dat 'de schrijver' fouten gemaakt moet hebben in zijn 'profetie', omdat hij de geschiedenis niet goed gekend

Page 214: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

214

zou hebben. Met die zo onwetenschappelijke uitvlucht hebben zij nu al bijna twee eeuwen geprobeerd, alle soortgelijke kritiek de pas af te snijden. Misleide lezers? Modernistische of argeloze lezers accepteren meestal, dat men de schuld voor eigen falen afschuift op 'de schrijver' van Daniël. Maar de gefantaseerde 2e-eeuwse 'schrijver' had idem dito 'lezers'. Men noemt ze zelfs als motief voor het schrijven: 'te hunner bemoediging'. Maar dan moet men het ook vanuit hun zicht beoordelen. Was het een bemoediging. Slikten zij die fouten? Het waren niet alleen maar wat simpele zielen in een dorpssynagoge. En ook die waren lang niet achterlijk! Maar het betrof het hele Jodendom van die tijd, in Palestina, dus ook in Jeruzalem, en ook in Alexandrië, Efeze, Babel en andere intellectuele wereld-centra. Het Boek Daniël werd nog in die tweede eeuw voor Grieks sprekende Joden vertaald in het Grieks. Dat toont aan, dat de oorspronkelijke Hebreeuwse vorm van dit Boek hoge achting genoot als een deel van het Oude Testament. Er waren dus duidelijk geen grove ge-schiedenisfouten in gevonden. Maar de Syrische verdrukking in de tweede eeuw v.C. was toen net afgelopen. Misschien dacht men, dat die verschrikkelijke tijd in Daniël 9 voorzegd was. Bij losse elementen daarvan kan dat zo geleken hebben. Verder bracht men rigoureuze wijzigingen aan. De tijdsbepalin-gen van vers 25 pasten daar niet bij. Die verplaatsten ze eenvoudig naar vers 26. Maar daarin bleven die perio-

Page 215: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

215

den verbonden, zonder enig leesteken er tussen! Dat doet denken, dat ze oorspronkelijk samen genomen werden. Toch kwam er later een verbeterde vertaling van het Oude Testament door Theodotion, nu ook met Daniël 9:24-27 helemaal volgens het Hebreeuwse origineel, èn met de eerste twee perioden terug in vers 25 èn die tesa-men genomen. En dat niet alleen. Die vertaling van het Boek Daniël werd in plaats van de oorspronkelijke Griekse vertaling in de Septuaginta opgenomen. Dat bewijst toch wel, dat men niet ingenomen was met die eerdere vertaling en met de interpretatie van Daniël 9:25-27 als een profetie over de Syrische verdrukking. Later werd het met het Oude Testament ook in het Latijn en het Syrisch vertaald. Hoe is dit 'succes' mogelijk, terwijl de profetie daarin volgens de modernis-tische lezing niet klopt met de geschiedenis van er voor en er na? Heel eenvoudig: uit de leestekens in die verta-lingen blijkt, dat Daniël 9:25-27 niet gelezen werd, zoals nu de modernisten het willen. In al die vertalingen horen de eerste twee perioden van vers 25 bij elkaar. En daar-door klopt de informatie met de geschiedenis van voor en na die profetie tot op het jaar nauwkeurig. Het antwoord van modernisten is, dat dit vervalsingen waren van de 'oorspronkelijke' lezing van de Septuaginta. Maar de geleerden van die tijd wisten, hoe het Hebreeuws al eeuwen lang gelezen werd. En niemand heeft het plaatsen van een leesteken na 'tweeënzestig weken' tegengehouden! Ook de Joden niet. Integendeel! Hoewel eeuwen lang de christenen de Joden konden bestoken met de Messi-aanse uitlegging van Daniël 9:25-26, namen de Joden

Page 216: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

216

zelf eeuwenlang aan, dat in vers 26 de val van Jeruzalem in het jaar 70 voorzegd was, en zelfs de dood van Jezus. Het zinnetje 'en er is niet aan (voor) hem' zou dan zeggen, dat Hij als valse Messias 'de koninklijke waardigheid niet kreeg'. Maar aan de koppeling van de eerste twee perioden waagden zij niet te komen. Ook het Masoretische accent van na 500 stond daar naar alle waarschijnlijkheid alleen voor de voordracht en wel ter verbinding van deze perioden! 'Problemen' voor eerste lezers met gescheiden perioden. Eerst bezien wij, of de lezers de berekeningsfouten van de modernistische visie door zouden hebben, daarna, of die 'profetie' hen in de nood hielp, volgens modernisten het doel er van. De 'lezers' in de tweede eeuw v.C. kregen Daniël 9:24-27 volgens de modernisten in hùn lezing opgediend. Het moest dan een Goddelijke openbaring zijn van rond 538 v.C., maar was geschiedschrijving vanaf een profetie van Jeremia tot de Syrische verdrukking van 171-164 v.C. en de Maccabese vrijheidsstrijd. Men zou het dus als profetie opgevat hebben, behalve misschien enkelen, die in het complot zaten, of de schrijver door hadden. Op grond van die deels juiste, deels valse gegevens moesten die eerste lezers hun berekeningen van de 'zeventig weken' zien te maken. Voor zover die reeds vervuld waren, moesten zij ze zien te verifiren aan de geschiedenis en voor zover ze nog niet vervuld waren, moesten zij die vervulling met hoop of vrees tegemoet

Page 217: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

217

zien. Laten wij zien, hoe ze daarin hadden kunnen sla-gen volgens het modernistische standpunt. Wij gaan het na in de modernistische visie: 1. het tijdsbestek van het geven van de profetie van herstel (begin 'zeventig weken') tot het herstel in de 'tweeënzestig weken'; 2. van het geven van de profetie van herstel door Jeremia tot de daadwerkelijke verwoesting, die door Daniël voorzegd werd; 3. van het begin van het herstel tot de verwoesting; 4. van het komen van de eerste gezalfde na 'zeven weken' tot het sterven van de tweede gezalfde na 'tweeënzestig weken'. Het eerste tijdsbestek: Jeruzalem hoe lang in puin? Welk tijdsbestek zou volgens de modernistische visie verlopen van het geven van de profetie van herstel door Jeremia tot het daadwerkelijke herstel in de 'tweeënzestig weken'? Wie symbolische weken van onbekende duur aanhoudt, heeft het makkelijk. Maar volgens de meeste modernisten begonnen de 'zeven weken' met een profetie van herstel door Jeremia in 605, 599, 587 of 'rond 600' v.C.. Anderen zoeken daar een jaartal uit, dat het juiste aantal jaren vóór een door hen aangenomen datum ligt, bij voorbeeld voor het eind van de 'zeven weken', of er een profetie uit die tijd in de Bijbel staat, of niet. De stad zou na die 'zeven weken' 'in', of 'binnen' 'tweeënzestig weken', of 'tweenzestig weken lang' hersteld 'worden', of 'blijven'.

Page 218: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

218

Dat het 'woord' in vers 25 een oude profetie is, is bij hun lezing noodzakelijk, omdat er negenenveertig jaar na een bevel tot opbouw geen Gezalfde te vinden is. Het zou een profetie van Jeremia zijn, omdat Daniël volgens Dan.9:2 uit Jeremia's profetie begreep, dat Jeruzalem maar zeventig jaar in puin zou liggen. Maar Daniël zei er wel bij, dat dat zijn eigen conclusie was, en die werd door de engel gecorrigeerd (Dan.9:22b,23b,25), alsook het feit, dat Jeremia een eeuwig Jeruzalem voorzegde, of een volgende verwoesting hèm niet geopenbaard was (Dan.9:26). De 'zeventig jaar' staan alleen in Jeremia 25 en 29. In 25:11-12 gaat het om Babel. Jeremia 29:10 ziet men soms als profetie van Jeruzalems herstel na 'zeventig jaar'. Maar terwijl vers 6 het heeft over een 'stad' in ballingschap, zegt vers 10: de 'plek' van Jeruzalem. Als woon'plaats' zou zij bij terugkeer in puin liggen. Haar herbouw na 'zeventig jaar' wordt in Jer.29 niet ge-noemd. Modernisten en veel conservatieven nemen klakkeloos aan, dat Daniël gelijk had. Niet dat het tegendeel modernisten iets zou uitmaken. Zij zien profetie toch als mensenwerk. Bijbelgetrouwe commentatoren nemen Daniëls mening vaak over, omdat het een deel is van het Woord van God. Maar daarin staan wel meer vrome uit-spraken, die niet juist waren! Maar dan is er nog Jesaja 40:2, waar gezegd wordt, dat Jeruzalem een dubbele straf zou krijgen. Dat kan niet de aard van de straf betreffen, want alle steden van Juda waren door de Babyloniërs ingenomen, geplun-derd, afgebroken, verbrand en ontvolkt. Het moet de

Page 219: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

219

tijdsduur betreffen, ook al om het gebruikte woord voor 'dubbel' (daarover en over het 'waarom' - stad èn hoofd-stad, politiek èn religieus centrum, koning(shuis) èn priesterschap of volk, enz. - meer in een aparte studie). In ieder geval kon het herstel van Jeruzalem pas plaats vinden, als de Joden terug waren. Men moet dus met verschillende Bijbelse geschiede-nisfeiten rekening houden. De zeventig jaren balling-schap, geprofeteerd door Jeremia (25:11-12; 29:10) moesten over zijn. Jesaja (40:2) voorzegde een dubbele straf voor Jeruzalem. Na de terugkeer was er een periode van zestien jaar van 536 tot 520 v.C., dat er door tegenwerking zelfs niet aan de tempel gebouwd kon wor-den. Nog tachtig jaar later werd er rond 458 v.C. een verbod tot herbouw van de stad door Arthahsasta uitgevaardigd (wat een eerdere herbouw uitsluit) (Ezra 4:12,21). En de uiteindelijke herbouw van Jeruzalem - niet maar een occasioneel herstel na een door moder-nisten veronderstelde recente verwoesting naar aanleiding van Ezra 4:23 - werd uitgevoerd onder Nehe-mia in 445 v.C., inderdaad honderdveertig (maan)jaren na haar verwoesting (Neh.6:15; 7:4). Het eerste tijdsbestek: berekeningen. Modernisten zien het 'woord' van Dan.9:25 als een profetie van Jeremia. Zij zien dus de 'zeventig jaar' van Jeremia's profetie als de eerste tien 'weken' van Daniëls profetie. Zij nemen verder Daniëls mening van Dan.9:2 aan, dat Jeremia voorzegd had, dat Jeruzalem zeventig jaar in puin zou moeten liggen.

Page 220: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

220

Het leesteken na 'zeven weken', de basis van hun theorie, doet die ook de das om, omdat er dan staat, dat Jeruzalem tweenzestig weken (lang) hersteld zal worden of (erger) blijven. Er zijn er die aannemen, dat de profetie van herstel in 587 v.C. gegeven was. Dan zouden de 'tweeënzestig weken' in 538 v.C. hebben moeten beginnen. Dan zou de stad maar negenenveertig jaar in puin hebben gelegen, als ze 'tweeënzestig weken lang' hersteld had moeten 'worden'. Had ze 'tweeënzestig weken lang' hersteld moeten 'blijven', dan had het herstel in de 'zeven weken' moeten beginnen en vóór de 'tweeënzestig weken' voltooid zijn. Dan had de stad nog veel korter in puin gelegen. Dan moesten de Joden haar vóór de terugkeer herbouwd hebben. Alleen als men een beetje sjoemelt met deze zin, en er zoiets van maakt als: 'Zij zal ergens in de tweeënzestig weken hersteld worden en dus blijven', of '- blijven en dus ook worden', kan men die termijnen een beetje aanpassen. Maar dat is geen verta-ling, niet eens een parafrasering, zelfs geen interpretatie, maar een herschrijving. En grammatikaal kan het niet, zoals wij elders aantonen. Anderen nemen aan, dat de profetie van herstel in 599 v.C. gegeven was. Niet omdat er uit dat jaar een profetie van Jeremia bekend zou zijn, want die is er niet. Maar omdat dan de 'zeven weken' duren tot 550 v.C., toen Kores koning der Meden en Perzen werd. Wel wordt deze des Heren gezalfde genoemd (Jes.45:1-6). Maar ten eerste was dat maar een 'erenaam' (Jes.45:4) en bovendien heeft hij, net als Saul, zijn opdracht niet vervuld (Ezra 4:4-5), werd net zo jarenlang geobsedeerd

Page 221: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

221

door een steeds ontsnappende vijand in een onherbergzaam gebied, is net zo voortijdig gesneuveld en na zijn dood onthoofd. Ook zijn huis stierf na een korte regering van zijn opvolger uit. Maar goed, vanaf 599 v.C. zou daarna de stad nog dertien jaar lang hebben bestaan. Bij het eind van de 'zeven weken' in 550 v.C. zou ze maar zesendertig jaar lang in puin hebben gelegen als ze 'tweenzestig weken lang' hersteld zou moeten 'worden'. Maar als ze 'tweeënzestig weken lang' hersteld had moeten 'blijven', dan had de stad aan het begin daarvan klaar moeten zijn en weer zou ze nog korter in puin hebben gelegen. In beide gevallen zou het gedaan moeten zijn door Joden in Babylonië! Met een profetie van herstel in 605 v.C. en de verwoesting in 586 v.C., zou de stad nog negentien jaar lang bestaan hebben. Bij het einde van de 'zeven weken' in 556 v.C. zou de stad respectievelijk dertig jaar of korter in puin gelegen hebben, weer met herbouw vóór de terugkeer! Maar geschiedkundig is Jeruzalem zeker niet herbouwd vóór 538 v.C.! Als begin van herbouw noemt de Bijbel 445 v.C.. Dat wisten die 'lezers' in de tweede eeuw v.C. echt wel. Ook de eerdere bouwstop en het bouwverbod kende men. Voor hen zou deze profetie dus niet uitgekomen zijn, voor zo ver ze het verleden betrof. Wat voor bemoediging hadden zij daaruit moeten putten voor wat betreft hun eigen omstandigheden en toe-komst?!

Page 222: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

222

Een profetie over het verleden? Dus in 538 v.C. zou een profetie gegeven zijn van wat vanaf een jaar tussen 605 en 587 v.C. na 'zeven weken' zou gebeuren, namelijk tussen 556 en 538 v.C.. De grootste ongerijmdheid was, dat een eerder gegeven profetie door deze profetie geannuleerd zou zijn. En dat betrof niet alleen Daniëls begrip en berekening van 9:2, maar ook de van God geopenbaarde en door de vervulling bevestigde termijn van Jesaja 40:2 en Nehemia 1 en 2. Maar ook komt duidelijk aan het licht, dat het een profetie is over dingen, die voor de profeet al verleden tijd zouden zijn geweest. Niet alleen zou dus de (door modernisten gefantaseerde) tweede-eeuwse 'schrijver' van Daniël een geschiedenis gepresenteerd hebben als profetie. Maar een deel van die profetie zou al geschiedenis geweest zijn voor de (door die gefantaseerde schrijver dan gefantaseerde) profeet. En de gefantaseerde eerste 'lezers' van het boek Daniël in de tweede eeuw v.C. zouden zich hebben kunnen afvragen, wat voor zin het had, om een profeet een profetie te geven over een tijd, die allang achter de profeet lag, namelijk over de eerste 'zeven weken'. Dat zou gekund hebben, als de profeet het had moeten verbinden met een verklaring of vermaning betreffende het verleden, bij voorbeeld terwille van een verband in dat opzicht tussen verleden en heden. Maar hier wordt het duidelijk als 'nieuws' gegeven.

Page 223: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

223

Het tweede tijdsbestek. Ten tweede, welk tijdsbestek zou volgens de modernistische visie verlopen van het geven van de profetie van herstel door Jeremia tot de in vers 26 voorzegde verwoesting. Volgens de meest gezaghebbende modernisten zou de verwoesting van vers 26 in de geschiedenis plaats gevonden hebben in 168 v.C., toen de Syriërs Jeruzalem innamen. In 1 Maccabeen wordt de aktie van de Syriërs een verwoesting genoemd. Maar in het verhaal van de herinname van de stad en de herinwijding van de tempel door de Joden in 165 v.C., wordt wel gewag gemaakt van ernstige beschadiging en verwaarlozing van stad en tempel en ontwijding van de tempel, maar niet van totale verwoesting. De modernisten funderen hun mening alleen op de beschrijving van de 'verwoesting', kennelijk overdreven onder de emotie van het ogenblik of de haat, die men de Syriërs ook later nog toedroeg (het is een 'apocrief', niet geïnspireerd boek!). Zij kijken niet verderop. De echte verwoesting kwam in 70 n.C., honderd zesentachtig jaar daarna. Toen werden stad en heiligdom platgebrand en voor een groot deel met de grond gelijk gemaakt. De verwoesting zou meer dan negenenzestig weken na het geven van een profetie van Jeremia plaats vinden. In de profetie van Daniël zou dat volgens hen geweest zijn op de helft van de laatste 'week', genoemd in vers 27. Zij houden geen rekening met het feit, dat de Bijbel maanjaren opgeeft en wij rekenen in zonjaren. Van een profetie van herstel tot de uiteindelijke verwoesting zouden dan precies vierhonderd zesentachtig en een half

Page 224: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

224

jaar verlopen. De eerste profetie kwam in 605 v.C., de laatste in 587 v.C.. De verwoesting zou dus plaats gevon-den moeten hebben tussen de jaren 117 en 100 v.C., vijftig tot achtenzestig jaar na het jaar 168 v.C.! De 'eerste' lezers in ongeveer 165 v.C. zouden de inna-me van Jeruzalem door de Syriërs in 168 v.C. dus onmogelijk als de voorzegde verwoesting hebben kunnen zien. En tijdgenoten wisten al, dat de verwoesting nogal meeviel. Afgaand op èn tijd èn omvang moest de voor-zegde verwoesting nog komen. Maar latere lezers zouden er tussen 117 en 100 v.C. nodeloos voor vrezen. Want de tijd onder Johannes Hyrkanus (134-104 v.C.) en Alexander Jannaeus (103-76 v.C.) was er één van consolidatie van de grenzen en gebiedsuitbreiding. De belangrijke handelsroutes, die juist door Palestina liepen, waren vast in handen van de Joden. Hoewel de lagere standen verontrust waren door de voortschrijdende secularisatie en de kosten van de oorlogen in geld en levens, werd het bewind gesteund door de edelen, de rijken en de nationalisten. Het rijk had uiteindelijk de omvang en de welvaart, die het alleen ten tijde van Salomo gehad had. Zelfs de opstand van de Farizeeën tegen Alexander Jannaeus in 94 v.C. en de tijdelijke aanwezigheid van hun helpers, de Syrische troepen, liepen voor Jeruzalem niet uit op iets, wat men een verwoesting zou kunnen noemen. Deze profetie zou dus helemaal niet uitgekomen zijn.

Page 225: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

225

Het derde tijdsbestek. Ten derde: welk tijdsbestek zou naar modernistische visie verlopen van het begin van het werkelijke herstel tot de werkelijke verwoesting? Met de 'hoofdverdeler' achter de 'zeven weken', zou het herstel bij het begin van de 'tweenzestig weken' beginnen en zou de hele 'tweenzestig weken' in beslag genomen hebben. Zo staat het er dan. Dat is een onzinnig lange tijd, te meer, daar men ook het 'bouwen' dan als 'herbouwen' wil zien. Het herstel van Rotterdan na de Tweede Wereldoorlog zou ook geen vijf eeuwen in beslag nemen. Soms verzacht men dat door te stellen, dat het betekent, dat een herbouw ergens in die periode die hele vier tot vijf eeuwen zou kenmerken als een periode van herbouw. Dat is ook een dwaze gedachte. Het herstellen van Rotterdam zou ook niet de eerstvolgende vijf eeuwen kenmerken. En als de herbouw 'ergens' in de 'tweenzestig weken' zou plaatsvinden, zou Kores als traditionele modernis-tische gezalfde daar niet de drijvende kracht van zijn. Ook zijn deze interpretaties taalkundig niet mogelijk, waarover elders meer. De NBG-vertaling zegt: 'Tweeënzestig we-ken lang zal zij hersteld en herbouwd blijven'. Maar 'worden', en nog wel als een passieve vorm van het werkwoord, kan niet vertaald worden met 'blijven'. En dan zou het herstel zelfs vóór die 'tweeënzestig weken' voltooid moeten zijn. Volgens de voornaamste modernisten begonnen de 'zeven weken' en de 'tweeënzestig weken' in 599 en 550 v.C. of in 587 en 538 v.C.. Normaal zouden dan de 'twee-nzestig weken' om geweest zijn in 116 of 104 v.C.. En de

Page 226: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

226

'verwoesting' van Jeruzalem viel enige tijd daarna. Maar volgens de modernistische voorstelling van zaken eindigden de 'tweeënzestig weken' met de dood van Onias III in 171 v.C. en de 'verwoesting' van Jeruzalem viel in 168 v.C.. Vertaalt men 'hersteld worden', dan zou het begin van de eerste herbouw, gerekend vanaf een verwoesting in 168 v.C., begonnen moeten zijn rond 605 v.C., negentien jaar vóór de eerste verwoesting. En dat Jeruzalem met de vertaling 'hersteld blijven' daarvóór al herbouwd had moeten zijn, is een belachelijke conse-quentie. Wat de ingebeelde tweede-eeuwse lezers betreft, geldt dezelfde conclusie als die van hiervoor: Dit was niet bepaald vertrouwenswekkend. Om met 'tweeënzestig weken' in 171 v.C. uit te komen, lieten anderen de 'tweenzestig weken' in 605 v.C. begin-nen. Als men niet te veel op de grammatika let, zou dat volgens de bewoording van vers 25 wel kunnen. Maar 605 v.C. valt zelfs vóór het begin van de 'zeven weken'. Want die moet men in 599 of zelfs 587 v.C. laten beginnen, terwille van de veronderstelling, dat Kores in 550 of 539 v.C. de eerste gezalfde was. De onmogelijk-heid daarvan hebben zelfs de meeste modernisten wel ingezien. Vandaar, dat die noodsprong weinig is toegepast. Het vierde tijdsbestek. Ten vierde: welk tijdsbestek zou volgens de modernistische visie verlopen van het komen van de eerste gezalfde tot het sterven van de tweede gezalfde. Negenenveertig jaar na die oude profetie zou een 'gezalfde en vorst' komen, volgens de meesten Kores. Hij

Page 227: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

227

liet de Joden terugkeren. Sommigen zien hem zo al vanaf 550 v.C. als koning van Meden en Perzen, anderen vanaf 539 of 538 v.C., toen hij Babel veroverd had of de Joden vergunde om terug te keren. In hoeverre Jesaja 44:28 - 45:6 op hem van toepassing was, en in hoeverre niet, hebben wij al even aangeduid en onderzoeken wij in een aparte studie. Men zegt, dat hij de herbouw van Jeruzalem van de volgende 'tweeënzestig weken' bevolen of toegelaten zou hebben. Maar ze zou dan negenenveertig jaar na haar verwoes-ting hersteld zijn. Zoals wij al gezien hebben, is dat zelfs in tegenspraak met alleen al de profetieën over de 'zeventig jaren' en met Danils opvatting daarover, waar modernisten zo'n waarde aan hechten. En dan spreken wij nog niet eens over het feit, dat Kores alleen de herbouw van de tempel gelastte, dat zelfs dat zestien jaar stil lag, dat nog rond 458 v.C. de herbouw van de stad verboden werd en dus ook niet had plaats gevonden (ook als men, zoals sommigen, Ezra en Nehemia verwisselt) en dat de herbouw door de Bijbel gesteld wordt in 445 v.C.. Dat verband met de tweenzestig weken' kan dus niet gelegd worden. En verder blijft dan deze gezalfde een schimmige figuur, die met niets anders in deze profetie in verband staat. Vandaar, dat ook wel andere personen voorgesteld worden. Even meer dan tweenzestig weken', of vierhonderd vierendertig jaar daarna zou een 'gezalfde' terecht-gesteld of vermoord worden, maar noch zijn positie, noch zijn daden, noch de gevolgen of het doel van zijn dood worden duidelijk uit het verband.

Page 228: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

228

Dat kon dan natuurlijk niet dezelfde zijn als de eerste 'gezalfde'. Meestal neemt men voor de tweede gezalfde de afgezette hogepriester Onias III, die in 171 v.C. vermoord werd. Maar als wij alleen de vierhonderd vierendertig jaar rekenen vanaf 550 v.C., komen we bij 116 v.C. en vanaf 538 v.C. wordt dat 104 v.C.. Pas daarna kon de 'gezalfde' gedood worden. En er is tussen beide gezalfden ook geen enkel wezen-lijk verband. De enige overeenkomst is, dat ze beiden als mijlpalen zouden fungeren voor het eind van de eerste twee perioden. Ze spelen geen enkele rol van belang in de ontwikkeling der dingen, zoals geschetst in Dan.9:24-27. Als de 'zeven weken', heilshistorisch gezien, een lege periode zijn, die ook nergens toe leidt, waarom zijn ze dan apart genoemd?! Als men beweert, dat dat de leegte van de ballingschap symboliseert, wordt dat weer-sproken door de symbolische betekenis van 'zeven zeventallen'. En de ballingschap duurde zeventig (maan)jaren (negenenzestig zonjaren), niet maar negen-enveertig jaar. Die moet immers gerekend worden van de eerste wegvoering in 605 v.C. (gevolgd door de eerste profetie over de terugkeer, Jer.25:11-12), tot het begin van de tempelbouw (het doel van de terugkeer van Gods volk, in 536 v.C., Ezra 1:1-4). De betekenis van de 'tweeënzestig weken' ligt dan tenminste nog in het 'herstellen en herbouwen'. Maar, zoals wij gezien hebben, maakt dan de lengte van die periode ook dat tot een onbenullige grap. En geen enkele 'nadere' uitlegging ('er door gekarakteriseerd' e.d.) voldoet aan de betekenis van de zin.

Page 229: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

229

Als de 'hoofdverdeler' tussen de twee perioden staat, zijn de onderwerpen van vers 25 en 26a dus: (25) een oude profetische belofte van stadsherstel, met zeven weken de komst van een gezalfde en vorst, tweeënzestig weken van stadsherstel, (26) enige tijd daarna de terechtstelling van een andere gezalfde en enige tijd daarna verwoesting van stad en tempel. Tussen die voorzeggingen is bitter weinig verband. Er had dus kunnen staan: 'Vóór de tweeënzestig weken komt er een gezalfde en na de tweenzestig weken sterft er een gezalfde. Maar dat zou inhoudelijk alleen belangrijk zijn, als het dezelfde gezalfde was. Na de eerste gezalfde wordt de stad herbouwd en na de tweede verwoest, maar ook daar is geen relatie tussen. Het zijn losstaande gebeurtenissen. Het is alsof die vier elementen niet meer zijn dan gebeurtenissen, die iedere stad konden overkomen. Daar regeert het noodlot, niet de God van Israël. Jeruzalem is dan gelijkgeschakeld met de andere steden van de wereld. Onder de Joden in de tweede eeuw voor Christus waren ook natuurlijk geestelijk ingestelde mensen, die de ware verhouding tussen de Here, Zijn volk, het land, de hoofdstad en het Huis van God doorzagen. Die zouden ook niet erg gesticht zijn door deze deze modernistische uitlegging van de profetie. En de door-snee burger kon er geen bevestiging van het verleden of hoop voor de toekomst in zien. Dat zullen wij hierna nog nader bezien.

Page 230: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

230

Een waarschijnlijker profetie denkbaar. De gefantaseerde 'schrijver' in de tweede eeuw v.C. zou zich natuurlijk niet de weelde hebben kunnen per-mitteren, om een profetie te ontwerpen, die in zijn eigen tijd zou beginnen. Daarom zou hij de geschiedenis van de laatste eeuwen kort hebben samengevat en als een oude profetie hebben gepresenteerd. Maar waarom liet hij het voorzeggende deel van de profetie beginnen in het verleden van 'zijn' (dan) gefingeerde Daniël, waarom niet in het heden van Daniël, te meer, daar hij dan als 'bedenker' van dit verhaal zelf de feiten, de omschrijvingen en de perioden kon kiezen. Als dit door een schrijver in de tweede eeuw v.C. bedacht zou zijn, heeft hij het wel erg ongelukkig gedaan. Hij had de 'weken' bij voorbeeld in 539 v.C., het jaar van de profetie, kunnen laten beginnen. Na drie 'weken' zou dan in 518 v.C. de tempel gebouwd worden. Dat zou de symboliek van drie maal zeven voor een ander 'Heilige der heiligen' kunnen zijn. Er zou zelfs sprake hebben kunnen zijn van voltooiïng er van in 'een halve week'. En in precies negenenveertig 'weken', dus zeven maal zeven weken, of driehonderd drieënveertig jaar zou in 175 v.C. de gevreesde verdrukker Antiochus IV Epiphanes koning van Syrië en heerser over de Joden geworden zijn. De symboliek van zeven maal zeven zou kunnen betekenen, dat het aanbreken van deze verdrukking geheel in de hand van God was. Na één week zouden stad en tempel door de Syriërs ingenomen en 'verwoest' worden. Maar na een halve week zou Antiochus zelf uitgeroeid worden. Dat zijn vierenvijftig weken. Om de 'zeventig weken', die de plaats van de

Page 231: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

231

'zeventig jaar' van Jeremia zouden moeten innemen, vol te maken, had hij voor de ontbrekende zestien weken of honderdtwaalf jaar een tijd van oorlog en verwoesting kunnen voorpellen, waarna er een vrederijk zou ontstaan. Zoiets doet het altijd goed. Daar 'vier' in de Bijbel onder anderen het getal van de aarde is (vier windstreken) zou vier keer vier aardse moeilijkheden kunnen symboliseren. In 54 v.C. zouden hij en zijn generatie er allang niet meer zijn. De dan levende generatie zou maar moeten zien, hoe ze met die profetie klaar konden komen. Een man, die toch al valse profetieën maakte, zou daar ook niet tegenop gezien hebben. De profetie had in vertaling bij voorbeeld kunnen luiden: Weet dan en versta: 'Vanaf een gezalfde, een vorst, tot het herstel van een Heilige der heiligen zijn drie weken; in een halve week zal het voltooid worden. En na negenenveertig weken zal de stad herbouwd zijn en een komende vorst de heerschappij verkrijgen. Na één week zal hij stad en heiligdom verwoesten, maar als zijn einde zal hij na een halve week uitgeroeid worden. Tot het einde van de zeventig weken zal er strijd zijn, vastbesloten verwoestingen. Maar dan zal hij komen, die vrede geeft'. Natuurlijk zijn de inconsequenties van de modernistische lezing van Daniël 9:25-27 helemaal geen probleem voor de tegenwoordige modernisten. Zij kunnen dat als 'bewijs' hanteren voor de reeds genoemde stelling, dat hun 'schrijver' inderdaad niet al te snugger was. Maar dat doet niets af aan het probleem, dat zijn tweede-eeuwse 'lezers', waaronder er

Page 232: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

232

ongetwijfeld waren, die snuggerder waren dan hij, er mee gehad zouden hebben. Maar waarom zou 'de schrijver' geen betere profetie bedacht hebben? Eenvoudig: hij heeft nooit bestaan! Hij is een fantasieproduct van de modernistische commen-tatoren. Het demonstreert alleen, hoe de modernisten zouden willen, dat deze profetie ontstaan zou zijn en hoe eigenwijs en ondoordacht die theorie is. Nu zullen wij zien, wat men aan deze profetie kon hebben in die tijd van grote nood tijdens de Syrische verdrukking.

Page 233: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

233

16. WAT MEN AAN BEIDE LEZINGEN GEHAD ZOU HEBBEN. De modernistische vorm van Daniël 9:25-26a. Laten wij daarom het meest waarschijnlijke modernis-tische scenario volgen tot zijn logische consequentie. Ga eens na. Het is rond 166 v.C.. Jeruzalem is in handen van de Syriërs. Hebreeën 11:34-38 geeft een beeld van de toestand. Verzetsstrijders vechten tegen een overmach-tig, goed geleid, getraind en in de strijd gehard leger, sneuvelen, komen verminkt uit de strijd, of worden gevangen genomen. Ook burgers worden gearresteerd. Zij worden geboeid, gehoond, mishandeld, gefolterd, gegeseld, gestenigd, door midden gezaagd, in stukken gehakt, onthoofd, of worden gedwongen, dat voor hun ogen met hun geliefden, vrienden en geloofsgenoten te zien gebeuren. Of ze ontvluchten, weten zich iedere dag in levensgevaar, zwerven door woestijnen en in ge-bergten rond in schapenvachten en geitenvellen, en leven in spelonken en holen onder de grond, zonder toereikend voedsel. Dan duikt er een oude profetie van Daniël op. Daarin staat ook Daniël 9:24-27. Laten wij aannemen, dat vers 25 daarin meteen gelezen werd, zoals latere Joodse geleerden en onze modernisten dan wilden. Zo zal dat hoop moeten geven aan de burgers en de verzetsstrijders moeten bemoedigen. Kon het dat in die vorm doen? Om dat vast te kunnen stellen, geven wij het hier met de omschrijvingen uit de vertaling (NBG '51), met een paar verklarende toevoegingen uit de commentaren en met

Page 234: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

234

enkele geschiedkundige feiten en gemiddelde jaartallen. Het zou dan ongeveer het volgende worden. 'Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat Jeremia rond 600 v.C. een profetie gaf over het herstel van Jeruzalem na de ballingschap, tot op Kores, die rond 550 v.C. koning der Meden en Perzen werd en in 538 v.C. de Joden liet terugkeren, zullen negenenveertig jaar verlopen. Daarna zal Jeruzalem in vierhonderd vieren-dertig jaar hersteld en herbouwd worden met plein en gracht en in druk der tijden. En na die vierhonderd vierendertig jaar, rond het jaar 100 v.C. zal een andere gezalfde vermoord worden en het volk van een vorst die dan komen zal zal de stad en het heiligdom te gronde richten'. De modernisten gaan er van uit, dat de mensen in die tijd de 'literaire' truc van schijn-profetieën niet zouden doorzien. Maar om hun gelijk te bewijzen, beweren ze, dat zulke persiflages toen schering en inslag waren. En àls dat al zo is: de mensen in de tweede eeuw voor Christus waren echt niet dommer dan wij! Die konden dezelfde conclusies trekken. Als dat zo vaak voorkwam, moet iedereen geweten hebben, dat die profetische aankleding maar een farce was, met alleen maar een reclameachtig doel. Maar zij zouden dat allemaal als zoete koek geslikt hebben. Dus zullen ook wij voor een moment aannemen, dat zij alles als profetie accepteerden, en het lazen, zoals de modernisten dat willen: als met een puntkomma achter 'zeven weken'. Maar wat hadden zij er aan? Hun tijd werd overgesla-gen! Ze konden op hun vingers narekenen, dat die

Page 235: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

235

negenenzestig 'weken' bijna een half millennium, nog lang niet om waren. Nu zeggen velen: dat is maar een verschil van vijftig, zestig jaar. Jawel, maar voor hen was dat nog een heel mensenleven. En ze kenden de knappe redenaties van onze modernisten nog niet. Ook hadden ze hun toekomst nog niet in geschiedenisboekjes voor zich liggen. Maar iedereen wist, dat de herbouw van Jeruzalem pas onder Nehemia in 445 v.C. begonnen was en in een paar tientallen jaren voltooid was. Onder de hand was de ex-hogepriester Onias III al vermoord in 171 v.C.. Maar geen mens zou toen op het idee gekomen zijn, dat dat de 'terechtgestelde gezalfde' van over vijftig jaar moest zijn. Als echte profetie moeten zij dat serieus genomen hebben! En zovéél waardige mensen kwamen toen zo aan hun eind. De Syriërs bezetten in 168 v.C. Jeruzalem. Maar wíj weten uit hun latere verslagen van de herovering, en zíj wisten ook, dat dat niet een echte verwoesting was. En die zou volgens deze profetie immers ook pas over een vijftig of zestig jaar plaats vinden?! De Maccabeeën zouden dus nog vijftig jaar lang moe-ten vechten of zouden voordien verslagen worden. In ieder geval zou het volk nog minstens een halve eeuw aan zijn lot overgelaten worden. En het ergste moest nog komen. Enkel dood en verderf. Zouden mensen onder zulke omstandigheden gesticht zijn door zulk geleuter? Wij zijn verloren! Stel, dat zij zo met decennia en eeuwen omsprongen als onze modernisten. Zal rond 100 v.C. een gezalfde

Page 236: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

236

vermoord worden en daarna Jeruzalem en de tempel verwoest worden? Maar dat is allang gebeurd. De gezalfde viel werd vermoord in 171 v.C., al vijf jaar geleden! Stad en tempel zijn twee jaar geleden, in 168 v.C., door de vijand bezet en geschonden! De profetie is dan een halve eeuw eerder vervuld dan voorzegd was! Het oordeel heeft niet hen, maar zij hebben het oordeel ingehaald. Dat kan alleen gebeurd zijn, omdat hun zonden te groot en te veelvuldig waren. De Here heeft Zijn toorn niet langer in kunnen houden. Zij hebben Zijn geduld zelfs voor het einde van het ultimatum uitgeput. Zij zijn verloren! En dan neemt men aan, dat dit als een nep-profetie ge-schreven was, om ze voor het moment moed in te spre-ken! Het is niet te geloven! Bovendien zijn het niet meer dan herinneringen aan een paar losse geschiedkundige feiten van een vijfhonderd jaar geleden, een volkomen foute tijdsbepaling en een falikant verkeerde inschatting van de toekomst, gepresenteerd als een openbaring van God. Als ze het nog niet wisten, weten ze het dan wel: de hemel, die deze schrijver voorgeeft te vertegenwoor-digen, heeft ze niets te bieden dan dood en doem. En in deze vorm en lezing zou het zo'n indruk gemaakt hebben, dat het nog vóór het eind van de negenenzestig 'weken', binnen een paar tiental jaren vertaald werd voor buitenlandse Joden, zodat die deze verbazing-wekkende profetie ook konden lezen. Inderdaad een domme 'schrijver'. Zou de schrijver dat niet vooruit ingezien hebben? Zou hij zijn generatie met opzet overgeslagen hebben, omdat

Page 237: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

237

hij helemaal geen boodschap voor hen had? Daar men aanneemt, dat het geen openbaring van God was, maar een menselijk bedenksel, had hij kunnen zeggen wat hij wilde. Hij had een 'profetie' kunnen bedenken, zoals wij hiervóór hebben uitgedacht. En wie zou hem verplicht hebben, de 'zeventig jaar' van Jeremia om te zetten in 'zeventig weken'? Men neemt aan, dat dat moest, omdat de mensen zo teleurge-steld waren over het 'niet uitkomen' van Jeremia's belof-ten voor na de ballingschap. Maar die teleurstelling was dan al een vierhonderd jaar oud, als voor ons de slag bij Nieuwpoort! Waren ze daar dan nog niet overheen?! En in de tussentijd waren er toch ook nog Ezechiël, Haggaï, Zacharia en Maleachi geweest met hun voorzeggingen en beloften? De 'schrijver' van Daniël had helemaal niet over 'weken' hoeven te beginnen! Het is namelijk moei-lijk, om aan begin en eind van het geheel en van de delen passende gebeurtenissen te vinden, tenzij achter èn ge-schiedenis, èn voorzegging een Goddelijk Plan zit. Het eerste, waar hij voor zorgen zou, is, dat de 'profe-tie' voor zijn tijd, voor de zestiger jaren van de tweede eeuw voor Christus, of zeker voor zijn generatie, nieuws zou hebben. En als dat nog te riskant was, had hij zijn profetie iets kunnen laten zeggen, dat met een recente gebeurtenis overeenkwam en er een vermanende of moedgevende draai aan gaf. Maar Daniël 9:25-27 in de modernistische lezing is niet meer dan de onsamenhangende samenvatting van een jaartallen-boekje en heeft geen boodschap voor de mensen, voor wie het bestemd zou zijn geweest. Bovendien, dat was al veel beter gedaan in de hoofdstukken 8 en 10-11. Daniël

Page 238: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

238

9:24-27 heeft daar in de modernistische lezing niets aan toe te voegen. Het klopt dus geen van beide, noch de modernistische lezing van deze passage, noch het verhaal, dat men over de schrijver en zijn lezers ophangt. Laten wij nu nog kort nagaan, wat voor indruk deze profetie gemaakt zou hebben, als die vanaf het begin gelezen was, zoals die gelezen werd na zijn vervulling in de eerste eeuw. Zou het dan als een Woord des Heren gedaan hebben wat Hem behaagt? Met 'hoofdverdeler' achter tweede periode. Met de 'hoofdverdeler' na 'tweeënzestig weken'. Met de 'hoofdverdeler' na 'tweeënzestig weken' heeft alles een zinvolle plaats en functie. Dan is de volgorde van gebeurtenissen: een (goddelijk) initiatief tot daad-werkelijk stadsherstel, zeven weken herstel, tweeënzestig weken van verder bouwen en onderhouden, om haar voor de komst van de Gezalfde klaar te maken, komst van die Gezalfde als Vorst, terechtstelling van die Ge-zalfde en verwoesting van de stad (omdat ze haar roeping niet is nagekomen). Dan zijn zinvolle vergelij-kingen mogelijk. 1. Negen dagen na de 'tweeënzestig weken' komt een 'Gezalfde' als 'Vorst' Jeruzalem binnen. Reeds vijf dagen later wordt Hij 'terechtgesteld': een tijdtip in de eeuwen van deze profetie, alleen onderscheiden door 'tot op' (25) en 'na' (26). De 'tweenzestig weken' lopen 'tot op' 'een Gezalfde, een Vorst', die dus daarna komt, zeker als Vorst, en dus ook daar-'na', miskend als Vorst, maar 'Gezalfde' blijvend, wordt 'terechtgesteld'.

Page 239: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

239

2. Vóór de 'tweeënzestig weken' 'herstelt' men 'de stad' voor de te komen 'Gezalfde', en 'na de tweeënzestig weken' stelt men daar die 'Gezalfde', voor wie die stad was hersteld, 'terecht'. 3. En als men vóór de 'tweeënzestig weken' een stap terug gaat en 'na de tweeënzestig weken' een stap voor-waarts doet, krijgt men de vergelijking: Vóór de 'twee-nzestig weken' wordt 'de stad' 'hersteld', 'na de tweeënzestig weken' worden 'de stad en de tempel verwoest'. Het uitdrukkelijke 'Na de tweeënzestig weken' blijkt dus terug te wijzen op het voorgaande. Het zijn een-voudige vergelijkingen, die bovendien precies zo vervuld zijn. Dit in tegenstelling met de tekst, waarin de 'hoofdverdeler' na de 'zeven weken' staat. Vers 26 parallel aan vers 27. Dat laatste is in deze profetie het belangrijkst. 'Zeventig weken' zijn voorzegd. Eerst wordt gesproken over 'zeven weken en tweeënzestig weken'. Dan verwacht men: 'En in de laatste week ---', of iets dergelijks. Maar eerst moet er een gebeurtenis genoemd worden, die maar vijf dagen na de laatste gebeurtenis van vers 25 komt. Die is tevens een verklaring daarvan. Er staat: 'NA de tweeënzestig weken ---', omdat dat terugwijst naar het 'zeven weken en tweenzestig weken TOT OP ---'. Zoals al eerder gezegd, zou Israël in die laatste week de leider der naties geworden moeten zijn onder de Goddelijke heerschappij van Jezus Christus. En Jeruzalem, de stad van de Grote Koning, zou dan

Page 240: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

240

inderdaad niet meer verwoest worden, zoals Jeremia voorzegd had. Dan zou die laatste week ook een zuivere 'jaarweek' geworden zijn van zeven jaar. Maar tijdens de Intocht in Jeruzalem, op de negende dag van het eerste jaar van de zeventigste week, de Zondag vóór Pasen in 30 n.C., weende Jezus over de stad. Alle anderen juichten. Wie de profetieën van Jeremia kende, zag 'het koningschap voor Israël hersteld', zoals de discipelen zelfs na kruisiging en opstanding nog verwachtten (Hand.1:6). Maar wie Daniël 9:25-26 had begrepen, zou met Hem geweend hebben, omdat zij 'op die dag (niet) verstonden, wat tot hun vrede diende'. Er is geen andere tekst in de Bijbel, waarnaar Luc.19:41-44 verwezen kan hebben. Daniël 9:25-26 werd toen vervuld. De Messias kwam als Vorst het herbouwde en verfraaide Jeruzalem binnenrijden, omstuwd door Zijn getrouwen en bejubeld door een enthousiaste menigte. Maar enkele dagen later ging Hij er weer uit, te voet, beladen met een kruis, als een misdadiger, verlaten door Zijn vrienden, uitgejouwd door de godsdienstige leiders der natie. En binnen een halve eeuw was Jeruzalem een rokende puinhoop. Dat staat in vers 26. Die laatste week wordt alleen in vers 27 als zodanig genoemd. Maar daar kunnen wij pas op ingaan, als wij aan de gehele behandeling van de ver-zen 26 en 27 toe zijn. Wat de lezers daaraan hadden. Goed, het uitzicht van Daniël 9:25 geeft geen beloften voor het moment. Zelfs over de herbouw van Jeruzalem

Page 241: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

241

wordt gesproken als over een toekomstige gebeurtenis. En de verzen 26 en 27 zijn in geen geval moedgevend. Zijn ze dus niet veel beter, dan de modernistische lezing voor mensen in de tweede eeuw v.C. was? Maar volgens de engel is die profetie niet gegeven, om moed in te spreken, maar om te corrigeren en 'een klaar inzicht' in Gods plannen te geven (9:22). En het is niet in het Joodse land geschreven voor mensen midden in een zware vervolging, maar door een succesrijke Jood in Babel aan Joden daar, die het zo goed hadden, dat de meesten niet aan terugkeren dachten. De anderen wisten al, dat de terugkeer aanstaande was (9:15). Dat is een totaal andere situatie. Alleen het lot van Jeruzalem en de tempel was onzeker: dat kon Daniël, de politicus, weten. Voor de andere steden en dorpen bidt Daniël niet. Die worden meteen herbouwd. Dat is weer een bewijs, dat de herbouw van Jeruzalem nog niet in de bedoeling lag, niet bij God en niet bij Kores! De gehele voorzegging gaat, zoals het hoort, over de toekomst. Ze begint bij een moment over ongeveer negentig jaar: het bevel ten aanzien van Jeruzalem. Dan komt er eerst een vijftig jaren van herstellen. Daarna moet men nog meer dan vier eeuwen wachten, zoals al gezegd: voor ons van de tachtigjarige oorlog tot heden. Dat is niet bedoeld om moed in te spreken, maar om geduld en volharding aan te kweken. En de bedoeling is verstaan. Op het juiste moment hadden zij, die de Schrift goed konden lezen en verstaan, de juiste berekening van de 'tweeënzestig weken' gemaakt en waren tot de conclusie gekomen, dat zij voor Jeruzalem verlossing konden verwachten (Lucas 1:50-

Page 242: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

242

55, 68-75; 2:26-38; Joh.1:19-27,33-36, 42, 50). Dat betekende de profetie van Daniël 9:24-27 voor de lezers, voor wie het als tweede groep geadresseerden, na Daniël, bestemd was (Dan.12:4, 9-10).

Page 243: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

243

DEEL IV: NIET ZO, MAAR ZO? 17. ALTERNATIEVE VERTALINGEN I Nadeel van scheiding na eerste periode. 'Niet zoo, maar zo' was de titel van een spellingboekje uit 1936. Die is zelfs meer van toepassing op deze studie. Het gaat hier niet alleen om wàt men schrijft, maar ook om hòè men het opvat. Er zijn van Daniël 9:25 met puntkomma na 'zeven weken' allerlei vertalingen gemaakt. Maar ze zien het accent als grammatikaal leesteken, en zijn ook grammatikaal fout! Neemt men een accent als accent en plaatst men leestekens, zoals men al vóór de vervulling van deze profetie deed, dan is er niets mis. Met de scheiding achter 'zeven weken' staat het tweede deel van het vers wel niet los van het eerste deel. Maar het tweede deel zegt dan weinig of niets over het eerste, zoals in de andere verzen van Dan.9 en zoals het (explicatieve) 'en' voor 'tweenzestig weken' vereist. Die tweede zin hangt er dan maar bij, ook, omdat die zin dan grammatikaal zo slecht is. Om die wat op te lappen en te zorgen, dat het verband niet helemaal te loor gaat, moet men er veranderingen in aanbrengen. Maar geen van die heeft een echte reden van bestaan. Het zijn interpreterende parafrases, waartegen bezwaren bestaan, of zelfs vervalsingen van de tekst, onder een wetenschappelijke term. Iedereen zegt natuurlijk te zoeken naar de oorspronkelijke bedoe-ling van de tekst. Maar vaak betekent dat het aanpassen

Page 244: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

244

van de tekst aan een vooronderstelde betekenis van deze passage. Vergelijking van de oude Statenvertaling met de nieuwere en in andere gevallen zo goede NBG-vertaling, toont dat hier direct. Een weinig fraaie manipulatie. Met de puntkomma achter 'tweeënzestig weken' zijn 'zeven weken en tweeënzestig weken' het onderwerp van de eerste zin: 'zeven weken en tweeënzestig weken (zijn, zullen verlopen) van het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen tot een gezalfde'. Ook in vers 27 zijn in het Hebreeuws de twee tijdsbepalingen het onderwerp van de zin (de tweede het duidelijkst en zijn bepalend lidwoord wijst terug naar de eerste: dus allebei, hoewel anderen andersom denken). Het 'Hij' staat er niet, maar wordt afgeleid van de werk-woordsvorm. Er staat in letterlijke vertaling: 'En één week zal een verbond versterken (de enige Bijbelse betekenis, 'zwaar maken' is een buiten-Bijbelse mogelijkheid) met de velen en de helft van de week ('in (op) de helft' staat er niet) zal slachtoffer en spijsoffer doen ophouden'. Dat is een bekende stijlvorm: een periode wordt voorgesteld als teweegbrenger van wat er in gebeurt. Dat is ook gebruikt in Mattheüs 6:34, waar staat: 'De dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad'. Het betekent: 'De mens heeft iedere dag zijn eigen zorgen; de mens heeft iedere dag genoeg kwaad te verwerken'. Dat de 'tijd' drie maal onderwerp is in zo'n kleine passage, betekent, dat het niet maar een toevalligheid is -

Page 245: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

245

als die in het Woord van God al kon bestaan! Er wordt bewust gebruik van gemaakt. En als men de tijdsbepaling al in zijn mildste vorm van vers 25 letter-lijk neemt, moet men dat ook doen in zijn meer rigou-reuze vormen van vers 27. Maar nu keren wij terug naar vers 25. Hier worden dus twee perioden genoemd: 'zeven weken en tweeënzestig weken'. Met de 'hoofdverdeler' achter 'tweeënzestig weken' worden daar op een heel na-tuurlijke wijze twee noodzakelijk op elkaar volgende activiteiten mee verbonden: 'herstellen en bouwen'. Daarom vormen de 'zeven weken en tweeënzestig weken' tesamen het onderwerp van de zin. Door een 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken' worden ze van elkaar gescheurd. 'Zeven weken' blijft dan het onderwerp van de eerste bijzin: 'Zeven weken zullen verlopen van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde, een vorst'. Maar het tweede deel, de 'tweeënzestig weken' wordt dan een bij-woordelijke bepaling van tijd in de tweede zin: 'en tweeënzestig weken zal zij hersteld en herbouwd worden, plein en insnijding en in druk der tijden'. Het wordt nog duidelijker, als wij de zin zijn gewone vorm geven: 'en zij zal tweeënzestig weken hersteld en gebouwd worden'. 'Zij', Jeruzalem (in de NBG-Bijbel 'het') is hier onderwerp, 'tweenzestig weken' is bepaling van tijd. Dan zijn die 'zeven weken' alleen de tijd van wachten op een 'gezalfde'. Want er staat dan achter, dat het 'herstellen en herbouwen' de 'tweeënzestig weken' in beslag zou nemen. En door 'bouwen' als 'herbouwen' te

Page 246: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

246

vertalen, wordt van de twee, zo natuurlijk op elkaar volgende activiteiten, één pleonastische (foutief dubbelzeggende) uitdrukking gemaakt: 'herstellen en herbouwen'. Dat moet dan ook wel, want er is maar één periode over. Niet fraai! Op zijn zachtst gezegd, maakt het de waarde van de puntkomma achter 'zeven weken' wel wat twijfelachtig. Als onderwerp van de vorige zin samen met 'zeven weken' zou 'tweeënzestig weken' in de eerste naamval staan. Maar als 'tweeënzestig weken' van 'zeven weken' gescheiden wordt en een bijwoordelijke bepaling van tijd wordt, staat het in de vierde naamval, de accusatief, die hier tijdsduur aanduidt: een temporele accusatief. In het Hebreeuws is hier de woordvorm in eerste en vierde naamval gelijk. Het lijkt dus in orde en men drukt de vierde naamval in de vertaling uit door een woord aan die tijdsbepaling toe te voegen: 'En tweenzes-tig weken LANG zal zij hersteld en herbouwd worden'. De NBG-vertaling heeft dat, (wat die nog meer heeft, is elders besproken). Montgomery (380) vertaalt het ook zo en zonder enige verklaring, hoewel men dat in een com-mentaar zeker zou verwachten. Zöckler rechtvaardigt het alleen door te wijzen op de 'atnach', die er volgens hem als 'hoofdverdeler terecht aan vooraf gaat en er een nieuwe zin van maakt. Meer dan vierhonderd jaar voor stadsherstel is een onzinnig lange tijd, en blijkens Nehemia's verslag onjuist voor Jeruzalem. Hengstenberg (74) wees daar al op. En er is een citaat van Herodotus (484-425 v.C.) en van Hecataeus Abderita (±330 v.C.), die het Jeruzalem van hun tijd een grote stad noemen. Natuurlijk zeggen

Page 247: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

247

Bijbelkritici dan, dat het een andere stad of een latere schrijver zou zijn (Schuerer,3,603ev). Om die lange duur heeft men het ook wel anders willen vertalen. Jeruzalem zou ergens 'gedurende', 'in' of 'bin-nen' die 'tweenzestig weken' hersteld worden of het zou die hele tijd hersteld 'blijven'. Modernisten schipperen vaak met de tekst en dat zonder de consequenties goed na te gaan. Al deze wijzigingen, en nog enkele andere, onderzoeken wij elk op zijn beurt. Alleen met die perioden samen en niet als onderwerp, zou het enigszins anders, 'zeven weken LANG herstellen en tweenzestig weken LANG (verder) bouwen' kunnen zijn. Herstel duurde een vijftig jaar en onderhouden en verder bouwen zou doorgaan tot ver na de Messias Vorst. Met de 'hoofdverdeler' achter 'tweenzestig weken' is herbouw niet daartoe beperkt, maar vormen die de periode tot de komst van de 'Messias en Vorst'. Het voordeel van de twijfel? Die 'temporele accusatief' strookt ook niet erg met de leer van de Hebreeuwse zinsbouw, de 'syntaxis'. Dat heeft Hengstenberg al de vorige eeuw als bezwaar aangevoerd. Ook Young (205) betwijfelt de juistheid er van. Daar het in zichzelf niet per se fout is, heeft men het voordeel van de twijfel. Maar dat geldt alleen voor de uitdrukking 'tweeënzestig weken hersteld worden' als zodanig. Later (p.175) zullen wij zien, dat het hier toch onmogelijk is. Dat zal dan aantonen, dat men van zo'n twijfelachtige mogelijkheid geen ondoordacht gebruik kan maken.

Page 248: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

248

Daarbij komt, dat dat 'lang' de lezing omschrijft van Joodse rabbijnen van vijf of meer eeuwen na Christus, van een duizend jaar na Daniël, of, modernistisch gezien, van meer dan zeven honderd jaar na het ontstaan - ook nog laat genoeg! Het is een lezing, die dwars tegen de oudste lezing van na de vervulling van deze tekst en tot in onze tijd, ingaat. Als de 'hoofdverdeler' op de oude plaats blijft, is deze tekst zonder een accusatief van duur, in alle opzichten en zonder toevoegingen en veranderingen, veel normaler te vertalen. En het gaat immers om een tekst, die van zo groot gewicht is als Messiaanse voorzegging, die als enige het exacte jaar van Christus' eerste komst als Vorst voorzegt - en dàt met honderd procent vervulling, ondanks alle beweringen van het tegendeel - en die de val van Jeruzalem in 70 na Christus voorzegt. Maar dat is het juist! Als dat niet zo was, zou er niet zo wanhopig naar een alternatieve vertaling gezocht worden, die dat uitsluit. Velen ontkennen dat, maar dat is de oorsprong van al die pogingen. Dat die twijfelachtige constructie door zo velen wordt geprefereerd, toont twee dingen aan. Ten eerste blijkt daaruit, hoe men omhoog komt te zitten door het aannemen van die 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' als grammatikaal leesteken. Ten tweede demonstreert het, hoe fanatiek men in het algemeen tegen de idee is, dat er negenenzestig weken tot op die Gezalfde en Vorst zouden verlopen, omdat men dan genoodzaakt zou zijn, om in die Gezalfde Jezus Christus te zien en profetie als Goddelijke openbaring te beschouwen.

Page 249: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

249

Laten wij nu zien, welke andere oplossingen men gevonden meent te hebben. Gedurende, tijdens, in, binnen. Als een 'hoofdverdeler' de eerste twee perioden van elkaar scheidt, staat er, dat het herstel van de stad 'tweeënzestig weken', vierhonderd vierendertig jaar, had moeten duren. Er zijn er, die daarom aannemen, dat die tweede zin, die in vers 25 na een 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken' zou ontstaan, betekent, dat die vierhonderd vierendertig jaren niet geheel door herbouw in beslag genomen zouden worden. Sommigen denken dan aan een beginfase van herbouw, waardoor al die eeuwen gekenmerkt zouden worden. Dat is ook niet erg waarschijnlijk! Anderen vertalen dan: 'GEDURENDE, TIJDENS of IN DE LOOP VAN tweeënzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden'. Men heeft ook wel willen vertalen: 'IN--- (of: BINNEN) tweeënzestig weken zal zij (in kortere tijd) hersteld en herbouwd worden'. Het zou toestaan, dat het herstel ergens in die periode plaats vond, maar niet per se die hele periode moest kenmerken en niet noodzakelijk aan het begin. Zo zou men 'hersteld worden' kunnen handhaven, zonder de herbouw honderden jaren te laten voortduren of de weken een niet bedoelde karakterisering of een symboli-sche betekenis toe te kennen. Het twijfelachtige 'hersteld blijven' is dan tenminste van de baan.

Page 250: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

250

Grammatikale bezwaren. Om de ongelukkige formulering 'en tweeënzestig weken zal zij hersteld en herbouwd worden' te kunnen opvatten als 'in', of 'binnen tweeënzestig weken' wijst men op Bijbelse voorbeelden. Hier geven wij er enkele, met het weggelaten deel tussen haakjes. De lezer wordt verzocht, de Bijbel er bij te raadplegen. (De transliteratie van het Hebreeuws is zo eenvoudig en de vertaling ervan zo letterlijk mogelijk gehouden, om hen, die geen Hebreeuws kennen, toch enige indruk van de problemen te geven). In Richt.7:19 staat '(in het) begin van de middelste nachtwake'. In Jes.9:13 betekent 'jom echad', 'één dag', 'in één dag'. In Jes.27:6 wordt 'habaiem', 'de komenden', vertaald als 'in de komende dagen'. In Jes.37:30 betekent 'het jaar' 'in dit jaar'. In Jer.28:16, moet 'ha sjana' vertaald worden als: '(In) dit jaar', in tegenstelling tot vers 17, dat straks besproken wordt. Ewald heeft echter duidelijk gemaakt, dat dat in Dan.9:25 niet kan. Hij aanvaardde wel de scheiding tussen de twee perioden en heeft, heel consequent, vertaald: 'de hele tweeënzestig weken' (II 568). Op zichzelf is dat ook geen juiste oplossing, omdat het in het Hebreeuws alleen 'hele' kan betekenen bij de gratie van een bepalend lidwoord, dat er nota bene in het Hebreeuws niet staat. Als bezwaar tegen het idee van een herstel 'binnen' die periode, zegt hij (II,568): 'Bij het geven van data wordt de accusatief (van duur) gebruikt, als de actie tot de hele periode behoort. Maar als men wil uitdrukken, dat de actie op een bepaald moment binnen een langere periode

Page 251: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

251

valt, moet in het Hebreeuws het voorzetsel 'in' gebruikt worden, zoals de ablatief in het Latijn. De enige uitzondering kan voorkomen, als de grotere periode erg beperkt is en enigszins bijwoordelijk gebruikt wordt, zoals 'deze dag', '- week', '- maand', 'dit jaar'. Ook Hengstenberg (417) heeft aangetoond, dat men in Dan.9:25 niet zo maar kan vertalen: 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld worden ---', in de betekenis van 'In de tweeënzestig weken ---'. Dus 'deze zeventig jaar' (Zach.7:5) betekent: 'de hele zeventig jaar lang'. 'Basjana', (samentrekking van 'Be ha sjana'), 'in (de loop van) het (dit) jaar' (Jer.27:17) is, in tegenstelling tot vers 16, zo totaal bijwoordelijk, dat men in het Hebreeuws niet kan zeggen: 'ha sjana ha hie' ('het jaar het dit' of 'dit jaar'), volstaand met een aanwijzend voornaam-woord 'dit', maar moet zeggen: 'ba sjana ha hie' ('in het jaar het dit' of 'in dit jaar'). Men kan dus niet zeggen, dat bij 'tweeënzestig weken' het voorzetsel 'in' niet nodig is. Ook in het Nederlands betekent: 'En tweeënzestig weken zal het hersteld worden', dat men al die tijd met het herstel bezig zal zijn. Er bij te denken of te zeggen: 'Dit betekent natuurlijk, dat het ergens in die periode in veel kortere tijd gebeuren zal', zou alleen aantonen, dat de zin zelf fout is. Vandaar de behoefte aan dat mentale of verbale voorbehoud. Dat houdt namelijk een correctie in. Daarom koos de NBG-Bijbel voor: hersteld 'blijven'. Maar dat is geen vertaling meer, maar een wijziging van het oorspronkelijk, zoals wij hierna zullen zien. Dus niets van dit alles voldoet. Er blijft niets anders over, dan de scheiding na 'tweeënzestig weken' te

Page 252: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

252

plaatsen. Dat is de oorspronkelijke interpretatie uit de eerste eeuwen na de vervulling en klaarblijkelijk de enig juiste. Want de lengte van deze periode, de rest van de tekst, en de jaartallen van de vervulling laten iets anders niet toe. Absolute nominatief: eerste variant. Men heeft ook wel de 'tweeënzestig weken' toch willen opvatten als onderwerp, maar van de laatste zin van vers 25, en wel als een absolute nominatief, een op zichzelf staand onderwerp. Von Lengerke vertaalde: 'En twee-nzestig weken, de straat zal herbouwd worden', alsof dat bouwen ergens in die periode plaats zou vinden. Het betreft dan de hele periode of het eind daar van. Maar Hengstenberg (III,72,3) zei, dat ook dat met de He-breeuwse idioom (taaleigen) in strijd is. En Von Lengerke erkende dat. Dat het de hele periode zou betreffen, is uitgesloten, daar is iedereen het over eens. Dat het aan het eind van die periode plaats zou plaatsvinden, heeft de één of ander wel eens willen proberen. Maar als men het had vertaalden, alsof de herbouw ergens in die periode plaats vond, had er in het Hebreeuws 'in hen' ('baam') bij moeten staan: 'En tweeënzestig weken - in hen zal ---'. En dat staat er niet. Dat staat er dus niet. Absolute nominatief: tweede variant. Men heeft ook wel de 'tweeënzestig weken' willen opvatten als, wat één commentator noemt, 'een antecederend (vooruitlopend) onderwerp in een absoluut vooropgestelde nominatief' (eerste naamval): '(WAT

Page 253: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

253

NU) tweeënzestig weken (BETREFT), zij zal hersteld en gebouwd worden'. Dat is bijna hetzelfde als: 'En de tweeënzestig weken ---' in de betekenis van: 'De tweeënzestig weken nu ---', wat al eerder besproken is. Bij voorbeeld in Daniël 7:24, doet de N.B.G.-Bijbel zoiets duidelijk uitkomen door te vertalen: 'En de tien horens - uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan ---'. Het komt zelfs voor, waar er verdere aanwijzingen in de zin voor ontbreken, zoals in Psalm 18:41, 'En mijn vijanden - Gij hebt mij de nek gegeven'; of zoals in Jesaja 33:24, 'Het volk, dat er in woont - (hun) ongerechtigheid is weggenomen'. Maar 'de tien horens', 'mijn vijanden' en 'het volk' wijzen terug naar 'horens', 'vijanden' en 'volk', die in het voorgaande genoemd zijn. Daarom ook hebben zij een bepalend lidwoord of een bezittelijk voornaamwoord: DE (voornoemde) tien horens, MIJN (zojuist genoemde) vijanden, HET (zojuist genoemde) volk. 'DE (reeds genoemde) tweeënzestig weken ---'. Dat staat wel in vers 26a, waar 'DE' terugwijst naar deze periode in vers 25. Maar in 25b staat niet '(Wat) DE (reeds genoemde) tweeënzestig weken (betreft), ---', omdat die 'tweeënzestig weken' in 25a niet genoemd zijn. Daarom gaan deze overigens Bijbelse voorbeelden in dit geval niet op. En dat heeft meer gevolgen. Als er zonder lidwoord zou staan: 'Wat tweeënzestig weken betreft, ---', zou onmiddellijk de vraag zijn: 'Welke tweeënzestig weken?' 'Tweenzestig weken' zijn in het voorgaande niet genoemd, wijzen dus nergens naar terug, hebben ook geen lidwoord en dat zinsdeel heeft

Page 254: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

254

dus geen bestaansrecht. Het is in die zinsconstructie, grammatikaal gezien, wartaal. In het voorbeeld uit Dan.7:24 staat: 'En de tien horens - tien koningen zullen zullen uit dat koninkrijk opstaan'. Daarin zijn 'de tien horens' een zuiver antecederende onderwerp van het volgende zinsdeel. In Ps.18:41 gaat het om 'de nek van mijn vijanden'. In Jes.33:24 gaat het om 'de ongerechtigheid van het volk'. Maar in Dan.9:25 (met de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken') wil men lezen: 'En wat tweeënzestig weken betreft, zij zal hersteld en gebouwd worden'. Die zin is wel te begrijpen, want 'zij' is 'Jeruzalem' en de 'tweeënzestig weken' zouden dan geheel of gedeeltelijk de periode van herstel moeten zijn. Maar de twee zinsdelen 'En tweeënzestig weken' en 'zij zal hersteld en gebouwd worden' hebben het over twee totaal verschillende onderwerpen. Met andere woorden, er zijn te veel woorden weggelaten en er wordt te veel van de goede wil en het begrip van de lezer geëist. Als men de constructie 'Wat --- betreft, ---' zou willen gebruiken, zou de zin moeten luiden: 'En (wat) DE tweenzestig weken (betreft), IN HEN zal zij hersteld en gebouwd worden'. Dat hebben wij al gezien. Maar 'DE' (terugwijzend naar het voorgaande), en 'IN HEN' staat er nu eenmaal niet bij (Hengstenberg, Aut.72). De conclusie is, dat het eerste deel van de tweede zin, 'En wat tweeënzestig weken' betreft, ---' niet terugslaat op iets, wat in het voorgaande genoemd is en ook niet vooruitloopt op datgene, wat in het daarop volgende zinsdeel genoemd gaat worden.

Page 255: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

255

Er had met die constructie wel kunnen staan: 'Wat Jeruzalem betreft, zij zal hersteld en gebouwd worden'. 'Jeruzalem' is dan namelijk genoemd in de zin daarvóór en 'zij' wijst terug naar 'Jeruzalem' in het eerste deel van de zin. Bovendien is 'zij' onderwerp van de zin en 'Jeruzalem' zou dan een antecederend onderwerp zijn. Maar er zou bij voorbeeld weer niet kunnen staan: 'Wat de tweeënzestig weken betreft, die zullen treurig zijn'. Want daar is 'tweeënzestig weken' wel een antecederend onderwerp voor 'die', maar in het voorgaande wordt wel 'Jeruzalem' genoemd, maar niet de 'tweeënzestig weken' 'Tweeënzestig weken' is dus geen antecederend onderwerp van een tweede zin na 'zeven weken', zelfs helemaal geen onderwerp. Het is wel onderwerp, maar in de vorige zin tesamen met 'zeven weken'. Maar in deze zin is het helemaal niets. Het is niet benoembaar met een grammatikale term, omdat die hele zinsconstructie onzin vertelt en dus fout is. De zinsconstructie 'Wat --- betreft, ---' kan dus ook niet gebruikt worden. Laten wij nu de chronologische consequenties van al deze manipulaties bezien. Dan kan het zijn, dat de wanhoop het van het modernistische fanatisme gaat winnen.

Page 256: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

256

18. ALTERNATIEVE VERTALINGEN II 'Herstellen en (her)bouwen'. Er kleven dus grote bezwaren aan de hiervóór besproken oplossingen van de problemen, die de Joodse en modernistische lezing van Daniël 9:25 oproept. Het meest in het oog lopende bezwaar, dat ook door modernisten gezien wordt, is, dat Jeruzalem vier-honderd vierendertig jaar lang 'hersteld en herbouwd' zou worden ('herbouwen' betekent hier natuurlijk een éénmalige wederopbouw, niet 'steeds weer vervangen'). Dat is onwaarschijnlijk lang. En zo lang heeft het herstel ook niet geduurd. Men zou er misschien nog van kunnen maken: 'twee-nzestig weken hersteld en herbouwd zijn'. Maar dat is geen goed Nederlands. Ook zou men het aannemelijker kunnen maken, door te vertalen: 'hersteld en onderhouden of verder volgebouwd', maar dat ziet men zelden en meestal niet in modernistische vertalingen. Wel kiest men soms voor 'hersteld en herbouwd blijven'. Zo de NBG-vertaling. Daarmee beginnen wij dit hoofdstuk. Volledigheidshalve moeten wij ook hier herinneren aan dingen, die gedeeltelijk al eerder gezegd zijn. Het gaat allereerst om de termen 'herstellen' en '(her)bouwen'. Oorspronkelijk staat er: 'Jeruzalem doen omkeren' en 'zij (de stad) zal omkeren'. Dat betekent '(doen) terugke-ren' (tot haar vroegere toestand), dus 'herstellen'. Eerst moeten wij daarbij aanstippen, dat de Statenvertaling

Page 257: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

257

het tweede 'omkeren' vertaalt door 'weer': 'zij zal weer gebouwd worden'. Het woord kan dat op zichzelf wel betekenen. Maar dat kan hier niet, omdat men de eerste keer 'omkeren' vertaalt als 'terugkeren' (SV) of 'herstel- len'(NBG). Maar 'terugkeren' kan de eerste keer ook niet gebruikt worden, omdat dat ene woord 'Jeruzalem' niet tegelijk de bevolking en de stad kan betekenen. En Jeruzalem als stad wordt benadrukt, doordat het 'omkeren' beide keer wordt gekoppeld aan 'bouwen' en er van 'plein en gracht' gesproken wordt. Dat 'omkeren' in de Bijbel nooit als 'herstellen' voor gebouwen gebruikt wordt, is niet juist. Maar dat wordt elders besproken. Het werkwoord staat de eerste keer in de 'Hiphil-vorm' en betekent 'doen omkeren'. Maar de tweede keer staat het in de basisvorm (kal), toekomende tijd en wordt onovergankelijk gebruikt (dat wil zeggen, zonder lijdend voorwerp). Het gaat hier dus niet om 'iets herstellen', maar om zelf 'herstellen': 'zij zal herstellen'. Daar achter staat: 'en zij zal gebouwd worden'. Dat staat in de lijdende vorm (niphal), verleden tijd (preteritum). Wil men de tweede bijzin van Daniël 9:25 heel precies vertalen, dan moet men dus schrijven: 'zij zal herstellen en (verder) gebouwd worden'. Maar dat 'herstellen' betreft de muren en gebouwen van een stad. Een stad 'herstelt' niet, zoals een mens 'herstellen' kan. Men zegt wel: 'De economie herstelt zich', zelfs : 'De stad rees uit haar as'. En hier ziet men inderdaad de stad zichtbaar worden, physiek omhoog komen en zich uitbreiden. Maar net als in vers 27 tweemaal de '(halve) week' wordt voorgesteld te doen, wat eigenlijk de mensen doen, is ook

Page 258: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

258

hier het 'herstellen' toch mensenwerk. Er ligt dus wel een passieve betekenis in. En het wordt gevolgd door en gecombineerd met 'gebouwd worden' in de passieve vorm. Daarom vertalen de meesten terecht: 'zij zal her-steld en her- of gebouwd worden'. In 'herstellen' is de passieve betekenis impliciet (inbegrepen), in 'gebouwd worden' expliciet (met het werkwoord uitgedrukt). 'Hersteld en gebouwd worden' klinkt wat ongelukkig. 'Bouwen' kan echter ook betekenen 'onderhouden', 'verder bouwen', 'vol bouwen'. Dat wordt ook gesugge-reerd door de twee perioden, een betrekkelijk korte voor het aanvankelijk 'herstellen' en dan een veel langere periode van 'verder bouwen' tot de 'Gezalfde en Vorst' komt en natuurlijk ook daarna. Want als de puntkomma na 'tweeënzestig weken' staat, is die periode, samen met de 'zeven weken', de tijd 'tot op de 'Gezalfde en Vorst' en niet de limiet van het '(her)bouwen'. 'Hersteld en herbouwd worden', of '--- blijven'? Maar als men de puntkomma achter 'zeven weken' zet, is de eerste periode niet de tijdsduur van het 'herstellen'. Dat kan dan ook niet, want dan zou het 'woord' van vers 25 een bevel tot herbouw moeten zijn. En dàt kan weer niet, omdat vanaf de verschillende jaartallen, waarop men de herbouw laat beginnen, er 'zeven weken' na een bevel tot herbouw geen gezalfde bestaat. Het moet dan dus een oude profetie zijn. Daarna wacht men 'zeven weken' op de 'gezalfde en vorst' ('Van een woord om te herstellen --- tot een gezalfde en vorst --- zeven weken'). In de volgende zin blijft dan de tweede periode over, die slaat op het 'hersteld en gebouwd worden' ('En twee-

Page 259: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

259

nzestig weken zal zij hersteld en gebouwd worden ---'). 'Bouwen' te vertalen als 'verder volbouwen' zou logischer zijn vanwege de lange duur van die periode: 'hersteld en verder volgebouwd worden'. Maar met de puntkomma na 'tweenzestig weken' worden twee perio-den en twee activiteiten tesamen genoemd. Dat sugge-reert, dat elke periode zijn eigen activiteit heeft. Daarom reserveert men nu de enig overgebleven periode voor één activiteit, uitgedrukt door beide termen 'herstellen en herbouwen'. 'Herstellen en herbouwen' zou men dan misschien willen zien als een geval van Hebreeuws parallellisme, maar in feite is het een pleonasme, een foutieve dubbelzegging. Door te vertalen 'zij zal hersteld en herbouwd worden' voltooit men de gelijkenis van beide werkwoorden. Het eerste werkwoord is gelijk gemaakt aan het tweede: 'herstellen' wordt 'hersteld worden', omdat daar achter 'herbouwd worden' staat. Nu wordt het tweede werk-woord gelijk gemaakt aan het eerste: 'bouwen' wordt 'herbouwen'. Het eerste kan wel, het tweede niet. Straks zullen wij zien, dat dat ook vanwege vers 26 niet kan. 'Tweeënzestig weken (lang) hersteld en herbouwd worden' is grammatikaal en logisch een foutieve zin. Dat is in het vorige hoofdstuk besproken. Daarom geven sommigen de passieve vorm 'hersteld en herbouwd WORDEN' gemakshalve maar op. Men verricht daar dan ook een aanpassing, namelijk van beide werkwoor-den aan de bepaling van tijd. Men maakt er dan van 'En tweenzestig weken LANG zal zij hersteld en herbouwd BLIJVEN'. Zo heeft de vertaling van het N.B.G. het.

Page 260: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

260

Onverantwoorde vervanging. Men heeft 'herbouwd worden' gewoon vervangen door 'herbouwd blijven', omdat dat beter in de strekking van de hele tekst leek te passen (als men die op modernisti-sche wijze geredigeerd heeft). Er zijn namelijk verschil-lende redenen, waarvoor men soms een woord verandert, of vervangt door een heel ander. De eerste reden kan zijn, dat er duidelijk bij het overschrijven van een manuscript een spelfout gemaakt is. Een tweede reden houdt verband met de geschiedenis van handschriften en oude vertalingen. Die vertalingen zijn namelijk van vroegere datum dan ons oudste Hebreeuwse handschrift. Dat is bovendien 'gecorrigeerd' door de latere Joodse Masoreten. Die vertalingen zouden dus van oudere en betere Hebreeuwse handschriften vertaald kunnen zijn. Het kan ook voorkomen, dat een bepaald Hebreeuws woord helemaal niet schijnt te passen bij de inhoud van een bepaald gedeelte. Dan zoekt men een Hebreeuws woord, dat qua spelling er misschien ook gestaan zou kunnen hebben, of alleen maar qua betekenis beter in die tekst past. Anders zou dat ene eigenaardige woord de vertaling onverstaanbaar maken voor de lezer. Dan wordt er dus een ander woord geëist door 'de contekst', de samenhang van dat gedeelte. Zo'n correctie is al veel dubieuzer. Dan moet men wel eerst alle mogelijkheden nagegaan hebben, die die 'contekst' biedt, om dat eigen-aardige woord te behouden. Maar soms vervangt een vertaler of commentator een woord, omdat er naast zijn vooringenomen standpunt wel een andere mogelijkheid is, maar één, die zijn hele

Page 261: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

261

theorie omver zou werpen. Zo'n geval hebben wij hier. Men zou niet hoeven te vertalen 'tweenzestig weken LANG hersteld BLIJVEN', als men de puntkomma achter 'tweeënzestig weken' liet staan. Dat de plaatsing van de 'hoofdverdeler' door de Joodse Masoreten dat belet (Keil 356, Aalders 219), is gewoon niet waar. Zelfs in het voorgaande vers (Keil 340/1, Aalders 215) en in vier andere verzen van dit hoofdstuk had men met de plaats van de 'hoofdverdeler' zo veel problemen, dat men die eenvoudig negeerde. En daar zou alleen de structuur van het vers er niet zo 'mooi' door zijn, hoewel het volkomen verstaanbaar zou zijn, ook in vertaling. Maar in vers 25 weigert men een latere, maar totaal fout gebleken lezing van de Masoreten op te geven, voor de vroegere, zeer leesbare en historisch juiste lezing, die de oudste vertalingen allemaal volgen en die door christenen èn Joden in de eerste eeuwen na de vervulling aanvaard werd. Neen, men gaat woorden invullen en vervangen, om de tekst pasklaar te maken voor de theorie. Vooral daarom is toevoeging van het woordje 'LANG' en de vervanging van 'WORDEN' door 'BLIJ-VEN' in Daniël 9:25 onverantwoord. Bezwaren: grammatikaal. Grammatikaal is er ook hier het bezwaar tegen de temporele accusatief (Auberlen 155). Straks zullen wij zien, dat die ook historisch onmogelijk is. Maar eerst moeten wij enkele grammatikale bezwaren tegen dat 'blijven' bespreken.

Page 262: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

262

Want 'worden' en 'zijn' kunnen in het Hebreeuws, en ook in het Nederlands, nog wel verwisseld worden. In beide zit een passief element. Dat wordt in onze taal gedemonstreerd door het foutieve Germanisme, wat soms gebruikt wordt in de vorm van 'is - geworden', gecombineerd met een ander voltooid deelwoord, bij voorbeeld 'is gemaakt geworden'. Dat is geen Neder-landse manier van spreken, maar een puur Duitse zegswijze. Maar 'worden' of de lijdende vorm, door 'blij-ven' te vertalen is helemaal fout. Wel zou men kunnen redeneren: wat herbouwd 'WORDT' (Statenvertaling), zal daarna herbouwd' ZIJN' (Canisiusvertaling), en als het ononderbroken zo 'is', zal het dus zo 'BLIJVEN' (NBG-vertaling). Men moet dan zeggen: 'Het blijft hersteld geworden'. Maar er wordt voor de passieve betekenis 'worden' in het Hebreeuws geen hulpwerkwoord 'zijn' of 'worden' gebruikt, zoals in het Nederlands. De lijdende vorm is in het Hebreeuws één van de betekenissen van een bepaalde werkwoordsvorm. 'Herbouwd worden' staat in de 'niphal'-vorm. Deze vorm heeft naast een passieve betekenis nog wel andere betekenissen, maar niet een soort betekenis van 'duur', waardoor men het als 'blij-ven' zou kunnen vertalen. Dat kan men in iedere Hebreeuwse grammatika vinden. Men krijgt de indruk, dat de vertalers volgens het Nederlandse patroon geredeneerd hebben, toen zij 'bijven' vertaalden, hoewel het ook dan niet opgaat. Dat is niet meer 'dynamisch' vertalen in Nederlands idioom, niet eens parafraseren of interpreteren, maar het

Page 263: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

263

veranderen van de betekenis van een zin door de invoering van een nieuw woord. Bezwaren: syntaktisch. Maar er is nog een bezwaar. Dat betreft het resultaat van de vertaling voor de vorm van de zin. Niet alleen kan men ook in het Nederlands 'worden' niet zo maar door 'blijven' vertalen, maar het resultaat is ook geen goed Nederlands. Het is een vreemde wijze van uitdruk-ken! Men kan zeggen: 'Jeruzalem blijft bestaan' of 'Jeruzalem wordt verder volgebouwd'. Maar 'Jeruzalem blijft hersteld en herbouwd' is wel een zeer ongewone en gewrongen constructie. Het klinkt ongeveer net zo gewrongen als: 'Hersteld en gebouwd worden', wat vervangen dient te worden door 'onderhouden' of 'verder volgebouwd'. Vroeger spraken literaire leken wel eens over 'dichterlijke vrijheid', alsof een dichter zich niet aan de regels voor goed Nederlands hoefde te houden, als het ging om het construeren van een gedicht. Maar Bijbelvertalers schijnen er soms een soort 'theologische vrijheid' op na te houden, alsof goed Nederlands er niet op aankomt, als men een tekst wil vertalen volgens een bepaalde theologische vooronderstelling. Soms voert men reeds in de Hebreeuwse tekst een ander woord in, soms in de vertaling, zonder zich ergens anders om bekommeren. Logische en ethische bezwaren. Samenvattend en concluderend moeten wij zeggen: de hele zin is fout. Door het plaatsen van de puntkomma na

Page 264: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

264

'zeven weken', worden de 'tweeënzestig weken' de termijn voor het 'hersteld en herbouwd worden'. Maar dat is door de lange duur van die periode logisch gezien irrationeel. Dat zou al op zichzelf bewijzen, dat de puntkomma niet na 'zeven weken' hoort te staan. Daarom vertaalt het NBG dit als 'hersteld en herbouwd blijven'. Dat is inderdaad de meest zinvolle weergave van wat de zin daar dan schijnt te bedoelen. Dat is echter geen vertaling, maar een tekstwijziging. Wat het NBG er van maakt, bewijst de onhoudbaarheid van die lezing eens te meer. Want juist omdat de tekst in die lezing niet verder te verbeteren is, verandert men hem dan maar. Het is niet alleen niet meer, wat er oorspronkelijk stond, maar het betekent iets anders. Daarmee wordt het een ethische kwestie: mag men als vertaling een veranderde tekst aanbieden? Misschien mag dat, als er een voetnoot bij staat. Die zouden bij elke vertaling horen. Dat dat mogelijk is, bewijzen vele buitenlandse vertalingen en enkele Nederlandse. Die aantekeningen zijn voor de NBG-vertaling van het Oude Testament uitgegeven door Dr. Hulst bij Brill. Maar vers 25 staat daar niet in. Historische bezwaren: hoe lang bestond Jeruzalem? In tegenstelling tot modernistische beweringen weten wij van Bijbelgetrouwe uitleggers en uit eigen ervaring, dat de Heilige Schrift verbazend accuraat is, zowel in zijn bewoordingen en historische beschrijvingen en dateringen, als ook in zijn profetische voorzeggingen. Die maatstaf moeten wij dus ook aanleggen aan de modernistische vertaling en uitleg. Door de plaatsing van

Page 265: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

265

de puntkomma achter 'zeven weken' wordt aan de bewoording van dat vers een andere betekenis gegeven. Na de puntkomma staat dan: 'En tweeënzestig weken zal zij hersteld en herbouwd worden (blijven)'. Nu staat in vers 26, dat 'NA de tweenzestig weken' eerst 'een gezalf-de wordt gedood en dat dan pas Jeruzalem wordt ver-woest. Daarbij roept men dan 171 v.C. uit als het eind van de 'tweeënzestig weken', omdat Onias III het enig redelijk beschikbare slachtoffer van moord is, dat dan de tweede 'gezalfde' zou kunnen zijn. Dat jaar is ook het enige, dat als beginjaar kan fungeren van 'zeven jaar' of een 'week' van verdrukking door de Syriërs tot de herin-name van Jeruzalem door de Joden in 164 v.C.. Dat lijkt dan de laatste week te zijn. De 'verwoesting' van Jeruzalem in 168 v.C. zou dan na drie en een half jaar, dus 'op de helft' van 'de laatste week' plaatsvinden. (Was de 'schrijver' dan toch een profeet, die dat in 165 v.C. kon weten?) Nu is in beide, de Messiaanse en de modernistische lezing, het begin van vers 26 hetzelfde: 'En NA de tweeënzestig weken zal een gezalfde uitgeroeid worden'. Wij hebben gezien, dat dat in de Messiaanse lezing terugslaat op het 'tot op' van vers 25. En gezien de vervulling in Christus' Intocht als Vorst en in Zijn kruisiging weten wij, dat daar maar vijf dagen tussen lagen. Het 'na de ---' is dan dus vrijwel identiek aan '--- tot op'. Maar in de modernistische vertaling (met 'worden') is dat heel anders. Daar zijn de 'tweeënzestig weken' de periode van stadswederopbouw. Wij hebben al gezien, dat dat op zichzelf fout moet zijn vanwege de duur.

Page 266: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

266

Maar het houdt ook een plotselinge bouwstop in, drie en een half jaar vóór de verwoesting. Dat zou niet vreemd zijn voor een profetie. Maar volgens de modernisten is dit geschiedschrijving. De schrijver zou in de laatste jaren geconstateerd moeten hebben, dat men in 171 v.C. bij de moord op een oude ex-hogepriester in het buitenland plotseling ophield of klaar was (?) met herstel van de in 586 v.C. opgelopen schade. Drie en een half jaar tot de 'verwoesting' zou men opeens niets aan de 'opbouw' van Jeruzalem gedaan hebben. In de NBG-vertaling (met 'blijven') is dat nog anders. De 'tweenzestig weken staan daarin in een heel ander verband. 'Hersteld en herbouwd blijven' moet duidelijk betekenen: 'blijven bestaan'. Hier wordt niet alleen gesproken over 'de eerste tweeënzestig weken' van haar bestaan. Jeruzalem zou blijven bestaan en bleef bestaan zoals zij hersteld en herbouwd was, tot zij werd ver-woest. En volgens deze gewijzigde zin zou dat maar 'tweeënzestig (jaar)weken' duren. Ze zijn met 'blijven' de periode van het voortbestaan van het herstelde Jeru-zalem. En als 'na de tweeënzestig weken' een gezalfde wordt uitgeroeid, zou de stad dus al verwoest moeten zijn. En dat was noch in 171 v.C. bij Onias, noch in 30 n.C. bij Christus het geval. In dat opzicht blijkt die vertaling al meteen fout te zijn. Men kan het ook van de andere kant bezien. Omdat de gezalfde pas NA de tweede periode gedood wordt en pas daarna de stad wordt verwoest, gaat het bouwen door tot na die tweede periode. Volgens de meeste modernisten gaat dat zelfs door tot 'op de helft' van 'de laatste week', tot 168 v.C. toen Jeruzalem door de

Page 267: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

267

Syriërs werd bezet. Dus de modernistische NBG-verta-ling van vers 25b (met 'blijven') is in tegenspraak met wat er in vers 26 staat. Er kan niet staan: 'En twee-nzestig weken lang zal zij hersteld en herbouwd blij-ven'. Want zij bleef nog drie en een half jaar bestaan. Dat dat eigenlijk korter was, doet er niet toe, want dat 'was een rekenfout van de schrijver'. En zoals wij al gezien hebben, kan men niet tegenwerpen: ook dan blijft zij tweenzestig weken hersteld'. Dan had er in 25b of 26a iets moeten staan, waaruit zou blijken, dat die 'tweeënzestig weken' maar een deel van de bestaansperiode waren. Maar in 25b staat het te absoluut en in 26a wordt daar naar verwezen, als 'DE voornoemde tweenzestig weken', dus de tijd, die Jeruzalem 'hersteld blijft'. En 'tweeënzestig weken hersteld en verder volgebouwd worden', kan er dus ook niet staan. Hoe men vers 25 met de puntkomma na 'zeven weken' ook vertaalt, het is altijd fout. Veroordeelt dat niet de modernistische verdeling van het vers? 'Tweeënzestig weken hersteld blijven' kan er dus niet staan, omdat de stad volgens de modernistische opvatting tweeënzestig en een halve week bleef bestaan. Dat maakt ook de lezing 'tweeënzestig weken hersteld worden' weer een beetje meer onzin, omdat het herstellen dan nog langer geduurd zou hebben of voor onverklaarbare redenen drie en een half jaar vóór de verwoesting gestopt zou zijn.

Page 268: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

268

Nog wat jaartallen en aantallen jaren. De modernistische lezing van vers 25 (Jeruzalem wordt of blijft 'tweeënzestig weken' hersteld) klopt dus niet met de modernistische lezing van vers 26 ( 171 v.C. dood van Onias, 168 v.C. Jeruzalem verwoest, dus ondergang van Jeruzalem drie en een half jaar of een halve 'week' daarna). Maar die modernistische lezing van beide verzen klopt ook niet met de werkelijke jaartallen, die bij de vervulling (lees 'geschied-beschrijving') horen. Want volgens de modernisten begonnen de eerste 'zeven weken' tussen 605 en 586 v.C.. De 'tweeënzestig weken' begonnen dan tussen 556 en 538 v.C. Maar men gaat er van uit, dat de moord op Onias in 171 v.C. daar een eind aan maakte. Dan zou die tweede periode echter maar driehonderd vijfentachtig of driehonderd zevenenzestig jaar geduurd hebben, hoogstens vijfenvijftig 'weken' of een tweenvijftig en een halve 'week'. Met de drie en een half jaar is dat in beide gevallen een halve week meer. Zoals het er nu staat, zijn dus beide hun lezing en hun berekening van beide teksten fout. In 25b staat niet wat de modernisten er van maken en hun berekening geeft weer heel iets anders. Daarom is 'na tweeënzestig weken' in 26a voor hen fout en de berekening geeft weer iets anders dan hun berekening van 25b. Er blijkt iets funda-menteel verkeerd te zijn. In 25b wordt niet berekend, wat er wordt gelezen. In 26a wordt niet gelezen, wat er wordt berekend. Wij zagen al, dat de bezetting van Jeruzalem door de Syriërs in 168 v.C. geen verwoesting inhield van stad en tempel. De verwoesting, die aan het 'bouwen' een eind zou maken, kwam veel en veel later. Dat was de val van

Page 269: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

269

Jeruzalem in het jaar 70. Dat zou, berekend naar de modernistische lezing, gebeurd zijn na een bebouwing en bewoning van zeshonderd zeswintig of zeshonderdzeven jaar (het jaar 'nul' meegerekend). Dat zouden negen-tachtig en een halve week of zevenentachtig 'weken' zijn. Volgens een berekening naar de Messiaanse lezing begonnen de 'zeven weken' vanaf het Woord van God, dat Hanani in 447 v.C. beweging gezet moet hebben en eindigden dan in 498 v.C.. Jeruzalem bleef dan 'hersteld en bebouwd tot 70 n.C.. Dat zijn, met het jaar 'nul' meegerekend vierhonderd zevenenzestig jaar of bijna zevenenzestig 'weken'. Maar de Messiaanse lezing zegt ook niet, dat Jeruzalem maar 'tweeënzestig weken' hersteld en herbouwd zou worden of blijven', maar dat na 'zeven en tweenzestig weken' de Messias zou komen. Ook niet: 'tweeënzestig weken lang'. De term 'tweeënzestig weken lang' hebben wij al besproken. Wij hebben die vertaling toen voorlopig het voordeel van de twijfel gegeven. Want de woordvorm is in de eerste naamval (als onderwerp van de eerste zin samen met 'zeven weken' volgens de Messiaanse lezing) hetzelfde als in de vierde naamval (als bepaling van tijd in de tweede zin volgens de modernistische lezing). Maar door de zo net besproken moeilijkheden blijkt, dat ook de vertaling 'tweenzestig weken (lang)', als een temporele accusatief, hier fout is. Dat de vorm hetzelfde blijft als wanneer het in de eerste zin tesamen met 'zeven weken' onderwerp is, zou geschoolde Hebraïsten niet moeten verleiden, om daar zo maar gebruik van te maken.

Page 270: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

270

Men had eerst moeten zien, of de temporele accusatief wel mogelijk is. Vanuit welk modernistisch gezichtspunt ook bezien: niets van wat hier genoemd wordt, blijkt tweeënzestig weken lang' te 'worden', 'zijn' of 'blijven'. De literator is geen historicus geweest. Met deze vorm kan 'tweeënzestig weken' dus alleen een functie hebben als onderwerp van de eerste zin samen met 'zeven weken'. Daarbij moet de puntkomma achter 'tweeën-zestig weken' staan. De historische werkelijkheid. Verder moeten wij op het volgende letten. Wij vergelijken nu wel een modernistische en een Messiaanse lezing en berekening. Maar het gaat hier niet om de juiste tijdrekening in een fantasieverhaal als 'In de Ban van de Ring' van Tolkien, waarin nog van alles te veranderen zou zijn. Het lijkt wel, alsof de modernisten de Bijbelse geschiedenis zo bekijken. Maar, nog afgezien van de Goddelijke Inspiratie van de Schriften, is de gewijde geschiedenis voldoende bevestigd door de geschiedenis en de archeologie van de oudheid, om als reëel aangemerkt te worden. Het gaat hier om harde historische feiten. Om vertalingen, theorieën, interpretaties kan men heenpraten zoveel men wil, maar jaartallen en aantallen jaren zijn over het algemeen onveranderlijke zaken. Als men daar mee in strijd is of daarmee knoeit, zit men fout. En al weer: natuurlijk zeggen de modernisten dan, dat dat juist bewijst, dat het 'verhaal' van de 'weken' maar een menselijke en dan nog een amateuristische schatting was. Maar dat is maar een doekje voor het bloeden. Ze

Page 271: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

271

zouden wat graag willen, dat hun theorie documentair en historisch juist was. Maar met de 'schrijver' de schuld te geven, maken ze van de nood een deugd en incorporeren dat in hun theorie, waarin het louter mensenwerk is, en waarin ons op grond van ondeskundige schattingen maar wat voorgespiegeld zou zijn. Het zwakke punt. Daarom is dat laatste excuus, dat ze hebben, het essentiële zwakke punt. Met het oog op de foute uitkomst zeggen Hitzig, Montgomerij en anderen: 'Wij moeten wel aannemen, dat de schrijver in Daniël 9:24-27 fouten gemaakt heeft'. Dat is het toegeven van eigen falen en van het onvermogen, om daar zelf iets aan te doen, dus van het falen van de theorie. Zij redeneren als volgt. De 'schrijver' van het Boek Daniël zou Jeremia's 'zeventig jaar' tot de Messiaanse tijd vervangen hebben door 'zeventig weken' van jaren, omdat Jeremia's profetie niet zou zijn uitgekomen. Maar daarvoor zou hij, gezien vanuit 166 v.C., te weinig tijd tot zijn beschikking gehad hebben. Hij vond dat echter niet zo erg, omdat er toen toch geen juiste chronologieën bestaan zouden hebben en omdat toen zoveel andere schrijvers ook met hun gegevens geknoeid zouden heb-ben. Hij zou dus toch maar 'zeventig weken' geschreven hebben. Daarbij vergeet men, dat dit maar een theorie is. Echter, de theorie is allang geen hypothese meer, maar heeft allures van werkelijkheid aangenomen. En die fictieve werkelijkheid is hen hier allang over het hoofd

Page 272: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

272

gegroeid. Die is voor hen historische werkelijkheid geworden. Dan wordt zelfs de werkelijkheid, zoals die volgens de theorie logischerwijs bestaan zou moeten hebben, aangepast aan de theorie. Dàt gebeurt bij voorbeeld, als men met de 'tweeënzestig weken' niet uitkomt bij het juiste jaartal en dat wijt aan onnauwkeurigheden van de 'schrijver' van het Boek Daniël. En met de werkelijke historische werkelijkheid, die daadwerkelijk bestond, proberen zij dat ook te doen. Dat gebeurt, als men het heeft over een verwoesting van Jeruzalem door de Syriërs. Men gaat dan met opzet alleen maar af op het eerste geëmotioneerde rapport na de inname door de Syriërs, en laat buiten beschouwing, dat na de herinname van de stad door de Joden dat alles sterk overdreven bleek te zijn. In zo'n sprookjeswereld leven en werken modernisti-sche theologen, commentatoren en Bijbelvertalers. Zij staan niet meer in de realiteit van de Heilige Schrift en de geschiedenis. Dat is het 'wetenschappelijke' klimaat, waarin wij leven, de serieuze wetenschappers niet te na gesproken. Een goed voorbeeld hiervan is, wat gebeurd is met de theorie van de evolutie. En dan hebben wij het nog niet eens over de populair-wetenschappelijke boeken, artikelen en TV-series! Voor een Goddelijke Schepper is daarin geen plaats. De populaire praat is, dat 'De Natuur' alles heeft gedaan, of het dier zelf in al zijn stadia. En 'wetenschappelijk' dicteert heden ten dage de theorie zowel de selectie van de te onderzoeken fenomenen, als de richting van zo'n onderzoek en de selectie van de resultaten. Wat geen 'positief' resultaat

Page 273: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

273

belooft, wordt doorgaans niet onderzocht, en voor dergelijk onderzoek worden geen subsidies gegeven. 'Negatieve' vondsten worden zo mogelijk niet openbaar gemaakt en opgeborgen in kelders en op zolders van de instituten en 'negatieve' publicaties worden genegeerd of opgeborgen in bibliotheken. Zo leeft men lang en gelukkig verder in de gemanipuleerde werkelijkheid van dit 'sprookje voor grote mensen'.

Page 274: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

274

19. ALTERNATIEVE VERTALINGEN III. Eerste twee perioden gelijk beginnen? Slimme geesten hebben ontdekt, dat je met wat goede (?) wil in vers 25, vooral in een vertaling, kunt lezen, dat de 'zeven weken' en de 'tweenzestig weken' parallel moeten lopen. Men kan dan zelfs zo met jaartallen goochelen, dat het toch zeventig jaar schijnen te blijven. Ook die truc is door sommige modernisten toegepast, omdat zij zo met de 'tweeënzestig weken' beter uitkomen bij de Syrische verdrukking in de tweede eeuw vóór Christus. Ze kàn ook alleen maar door modernisten worden toegepast, omdat zij tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' een puntkomma plaatsen. Met die twee perioden in één adem genoemd tussen een 'bevel' tot herbouw en de komst van de 'Gezalfde en Vorst', moeten ze na elkaar komen. Trouwens, alleen met ge-scheiden perioden is er behoefte aan. Die behoefte is zo groot, dat Behrman (63) zelfs 'in druk der tijden' wilde vertalen als: 'met samen- (in elkaar) gedrukte tijden (perioden)'! Het werkt zo. In 171 v.C. werd Onias III vermoord, volgens de meeste modernisten de gezalfde van vers 26. Dat zou daarom het eind van de 'tweeënzestig weken' zijn. Als men niet aan fouten van de 'schrijver' wil denken en men de hele 'tweenzestig weken' rekent, moesten die begonnen zijn in 605 v.C.. Toen gaf Jeremia zijn eerste profetie over de 'zeventig jaren' ballingschap, hoewel niet over Jeruzalem! De 'tweeënzestig weken' liepen dan van 605 tot 171 v.C.. De 'zeven weken' zouden daaraan parallel gelopen hebben, tot Kores in 550 v.C.

Page 275: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

275

koning der Meden en Perzen werd. Maar ze begonnen dan in 599 v.C.. Behrmann (63), die daarvoor ook naar Eichhorn, v. Ammor en Hitzig verwijst, rekent beide perioden vanaf 606 v.C.. Dat is voor Jeremia èn Onias niet correct. Kores zou in 558 v.C. koning der Meden geworden zijn: achtenveertig (!) jaar na 606 v.C., maar werd dat in 559 v.C.: zesenveertig (!) jaar na 605 v.C.. En hoe de 'schrijver' er toe kwam om deze perioden parallel te laten lopen en toch kon zeggen, dat de 'zeventig weken' bestonden uit zeven, tweenzestig en één week, is een verhaal, dat Hitzig het meest uitgesponnen heeft. Het werd, zoals te verwachten is, zeer ingewikkeld. Wij hoeven dat verhaal echter niet te volgen, want ten eerste heeft hij niet veel navolging gevonden en ten tweede zijn de resultaten voor de berekening van de 'weken' absurd. Wie het wil lezen, moet Hitzig zelf maar eens opslaan. Kritiek op de parallel-theorie. Als de 'tweeënzestig weken' ongeveer gelijk met de eerste 'zeven weken' zouden beginnen, zou de herbouw van Jeruzalem, die immers tweeënzestig weken 'lang' zou duren, al meer dan twintig jaar vóór de eerste verwoesting in 586 v.C. begonnen moeten zijn. En van 'tweenzestig weken (lang) hersteld worden' is dan hele-maal geen sprake, laat staan 'blijven'! Wij komen daar nog op terug. De enige oplossing zou ook hier dan zijn, dat het 'herstellen en herbouwen' tijdens een beperkte periode ergens 'in' de tweenzestig weken' zou plaats vinden. Maar wij hebben al gezien, dat dat onmogelijk is. Taal-

Page 276: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

276

kundig staat het er niet en is het dus net zo fout als 'tweenzestig weken lang hersteld blijven'. Logisch be-schouwd is de idee, dat de betrekkelijk korte periode van wederopbouw van een stad de volgende vier eeuwen zou overheersen, op zichzelf net zo onzinnig als 'tweenzestig weken lang hersteld worden '. Twee onmogelijkheden dus. Zo ligt het ook met de 'parallel-theorie' zelf. Net als bij het veranderen van 'worden' in 'blijven', kan men dan maar het beste uitgaan van een of andere vertaling, maar niet van de Hebreeuwse tekst. En net zoals het 'tweeënzestig weken lang hersteld blijven' tegengesproken wordt door vers 26 met de verwoesting, jaren na het eind van die periode, zo wordt dit tegengesproken door vers 24, want dan zouden het samen geen 'zeventig weken' zijn. Dat is een probleem op zichzelf. Door dat parallel lopen van de eerste twee perioden, zouden de 'zeventig weken' er hoogstens drieënzestig kunnen zijn. Hitzig probeert in zijn ingewikkelde verhaal ook alleen maar aan te tonen, dat de 'schrijver' van deze profetie tot 'zeventig weken' kwam in zijn presentatie of bewoording ervan, niet in de berekening. Wij hebben gezien, dat ze dan niet gelijk beginnen. Als geheugensteuntje: de 'tweeënzestig weken' lopen van 605 tot 171 v.C., maar de 'zeven weken' kunnen pas in 599 v.C. of in 587/6 beginnen, omdat ze zouden lopen 'tot op een gezalfde en vorst'. De eerste, die dat (volgens de meesten) zou kunnen zijn is Kores in 550 v.C. toen hij koning van Meden en Perzen werd, of in 539/8 toen hij Babel veroverd had en de Joden liet terugkeren. De 'zeven weken' zouden dus minstens zes jaar later

Page 277: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

277

beginnen dan de 'tweeënzestig weken'. Dat is op zichzelf al fataal voor deze manipulatie. Dat kan men toch moei-lijk uit Daniël 9:25 halen. Dan wordt de vraag, in welk jaar en met welke periode die 'zeventig weken', die geen 'zeventig weken' zijn, dan zouden beginnen en met wat voor een 'woord', een profetie of een bevel om te gaan herstellen. De 'zeventig weken' zouden dan beginnen met de 'tweenzestig weken', niet met de 'zeven weken'. Daar zouden wij het bij kunnen laten. Maar laten wij de mogelijkheden toch nog even verder onderzoeken. Nog enkele andere onmogelijkheden. Hoewel Behrmann de twee 'parallelle' perioden laat beginnen in 606 v.C., moeten wij er van uitgaan, dat Jeremia's eerste profetie van 25:11-12 over de zeventig jaren van ballingschap in 605 gegeven is. Dat het daar niet gaat om een profetie over Jeruzalem, moeten wij dan even vergeten. In de tweede profetie van Jeremia 29:10 uit 597 v.C. wordt tenminste nog gesproken over terugkeer naar de 'plek', waar Jeruzalem eens gelegen zou hebben. Het gaat daar dus niet over Jeruzalem als woon'plaats'. In feite wordt ook daar alleen de 'zeventig jaar ballingschap' genoemd. Er wordt in Jeremia een groot verschil gemaakt tussen het aanvankelijk in eigen land dienstbaar worden aan de koning van Babel (25:11-12) en het later verzwaarde lot van wegvoering en balling-schap (29:10-11). Bovendien kan in 25:11-12 de verlichting van het lot van de Joden en de terugkeer na 'zeventig jaar' alleen afgeleid worden uit het lot van

Page 278: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

278

Babylon. Want het gaat daarin over Babylon, niet over Jeruzalem. En het is zeker geen profetie, die zo uitdruk-kelijk spreekt over het 'herstellen en (her)bouwen' van Jeruzalem als Daniël 9:25. Maar er zijn nog andere scenario's denkbaar. Als men in de lezing en berekening volgens de parallel-theorie wil voorkomen, dat Jeruzalem herbouwd zou worden, toen het nog niet eens verwoest was, zou men de 'tweeënzestig weken' moeten laten beginnen bij een profetie in het jaar van Jeruzalems val, dus in 587/6. Men zou dan kunnen zeggen, dat de Joden daardoor aangemoedigd werden, om na de val van de stad direct plannen te maken voor de herbouw, of een bouwplan voor Jeruzalem gekregen zouden moeten hebben, zo ongeveer als Ezechiël kreeg voor de tempel. Het zou dan inderdaad ook 'zeven weken' duren tot Kores als 'gezalfde en vorst' in 539/8 v.C. Babel innam en de Joden liet teruggaan. En aangezien velen beweren, dat de bouw van Jeruzalem in 538 v.C. begonnen 'moet' zijn, zou het 'herstellen' al in 587/6 begonnen kunnen zijn met het maken van plannen, die dan vanaf 539/8 uitgevoerd werden. Dat zou echter niet kunnen, omdat de hele opzet van het parallel lopen van de eerste twee perioden was, dat de 'tweeënzestig weken' dan in 171 v.C. zouden eindigen. En vanaf 587/6 zouden ze eindigen in 153/2 v.C., toen de Syrische verdrukker al twaalf jaar dood was. Het 'woord om Jeruzalem te herstellen'. De 'zeven weken' zouden ook volgens de parallel-theorie (met 'worden' of met 'blijven') beginnen met 'een

Page 279: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

279

woord om Jeruzalem te herstellen'. Maar aangezien de 'tweenzestig weken' dan eerder beginnen, zijn de 'zeven weken' daarin opgenomen. Dat is al besproken, maar het heeft zijn eigen consequenties, Want in tegenspraak met wat er staat, zou het 'woord' dan niet aan het begin van de 'zeven weken', maar aan het begin van de 'tweenzestig weken' komen. Of zou elk van die twee perioden dan moeten beginnen met een 'woord', waarvan de Bijbel er maar één noemt? Er staat wel niet 'één woord', maar er staat ook niet 'woorden'. Al weer een reden, om het onderzoek maar te staken. Maar laten wij tot de uiterste consequentie doorgaan. Zouden we misschien niet alleen niet weten, met welke periode de 'zeventig weken' beginnen, maar ook niet weten, of het geheel of alleen één van de perioden begint met een 'woord'. Daniël 9:24-25 schijnt toch wel het begin van de 'zeventig weken' te bedoelen. Maar wat voor zin zou het hebben, om de 'zeven weken' met zo'n inleidende profetie te laten beginnen, als ze geheel binnen een veel grotere periode vallen, waarmee de 'zeventig weken' eigenlijk zouden beginnen en dan al begonnen zouden zijn en die gekarakteriseerd wordt als de periode van 'herstellen en bouwen'? Bovendien zijn ook dan de 'zeven weken' alleen de wachtenstijd 'tot op een gezalfde en vorst'. Wat heeft een belofte voor Jeruzalems herstel dan voor zin? Die profetie, of beter een bevel tot herbouw, zou beter passen vóór de tweede periode, die dan het eerste komt en officiëel tot de periode van herstel uitgeroepen zou zijn. En indien die periode van 'tweeënzestig weken LANG

Page 280: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

280

herstellen en herbouwen' het eerst begint, kan het 'woord' waar die dan misschien mee zou beginnen, niet een profetisch woord van belofte voor herbouw in de toekomst zijn, maar moest een bevel wezen, om met de herbouw te beginnen. Maar ook dat gaat niet op. Want niet alleen zou er van de 'tweeënzestig weken' de eerste vijftien jaar niet her-bouwd kunnen worden, omdat Jeruzalem nog niet eens verwoest was, maar ook de daarop volgende achten-veertig jaar niet, omdat men toen nog niet was terugge-keerd. En dan noemen wij nog niet eens de verwachting van Daniël, dat Jeruzalem zeventig jaar, en de profetie van Jesaja 40:2, die zei, dat honderveertig jaar in puin zou blijven liggen. En in feite en historisch duurde het vanaf 605 v.C. negenentachtig jaar, tot in 515 v.C. de tempel was hersteld en honderd zestig jaar tot Nehemia eindelijk de muren bouwde en de stad bevolkte (Neh.6:15; 7:4; 11:1). Er wordt dan dus geen 'tweeënzestig weken' LANG hersteld en herbouwd. Het zijn de consequenties van een theorie en van een bepaalde uitwerking daarvan, die elkaar wederzijds uitsluiten. Jaartallen en aantallen jaren. Hoeveel tijd zou er bij de parallel-theorie volgens de modernistische lezing gebouwd zijn van de 'tweeënzestig weken', eindigend in 171 v.C.? Wij nemen daarvoor de twee uiterste beginjaren, namelijk 538 en 445 v.C.. Vanaf een veronderstelde herbouw van 538 v.C., zelfs vóór maar 'zeventig jaren' voor Jeruzalem om waren en zonder op een bouwstop en -verbod van Ezra 4:4-5 en 21

Page 281: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

281

te letten, wordt er driehonderd zevenenzestig jaar, of ongeveer tweenvijftig en een halve 'week' hersteld. Vanaf het werkelijke jaar 445 v.C. wordt er tweehonderd vierenzeventig jaar, of iets meer dan negenendertig 'weken' gebouwd. Maar de modernisten lezen: 'tweenzestig weken (lang) hersteld en herbouwd worden'. De eerste zevenenzestig jaar of ongeveer negen en een halve 'week' of zelfs de eerste honderdzestig jaar of bijna drientwintig 'weken' wordt er niet 'hersteld'. Dus geen profetische belofte, maar ook geen bevel tot herbouw aan hun begin? In 605 v.C., zouden dan de 'tweeënzestig weken' beginnen, officiël aangekondigd als de tijd van 'herstellen'. Dat wordt echter de eerste negen tot drie en twintig 'weken' en eigenlijk nog veel langer, niet uitgevoerd. En in 599 v.C., amper zes jaar of nog geen 'week' later, komt er dan aan het begin van de 'zeven weken' pas een profetische belofte van herstel (want die kunnen niet met een 'bevel tot herbouw' beginnen). Het is dan wel, alsof de hemel inziet, dat het schema niet ge-haald wordt en de hele zaak in de ijskast wordt gezet. Wij willen hiermee niet aantonen, dat de eerste twee perioden niet parallel kunnen lopen, want dat is al gebleken. Maar het toont, tot welke dwaasheden men bereid moet zijn, om nog iets te maken van de modernistische lezing. In de 'parallel-theorie' krijgt de tweede periode wel zijn voorzegde ('genoemde') duur, doch het herstel duurt lang geen 'tweeënzestig weken lang'. Wij zien, dat ook deze noodsprong niet werkt: de modernistische lezing deugt van geen kanten. Dus wat de

Page 282: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

282

modernisten inderdaad overblijft, is, dat 'de schrijver van Daniël' de schuld geven.

Page 283: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

283

20 .MOGELIJKHEDEN VOOR EEN OPLOSSING. Onevenredige belangstelling. Het 'atnach'-accent speelt in bijna alle verzen van het Oude Testament als 'hoofdverdeler', samen met andere accenten, een grote rol voor het aangeven van de cantile-ne, het zangerig voordragen. Maar in commentaren en vertalingen krijgt het niet veel aandacht. Ook de verhouding tussen Hebreeuwse accenten en Westerse leestekens wordt haast niet besproken. Dat lijkt vreemd vanwege de plaats en rol, die men in Daniël 9:25 dit accent toekent, door de meeste commentatoren beschouwd als een onmisbaar grammatikaal leesteken achter 'zeven weken'. Voor modernisten èn conserva-tieven is dit van groot belang, maar in tegengestelde betekenis, omdat het de Messiaanse boodschap van dit vers te niet doet. Dat er betrekkelijk weinig aandacht is voor de Hebreeuwse accenten, zal wel komen, juist doordat de tegenwoordige accenten van ouds her in de eerste plaats dienen om de voordracht en in het bijzonder de cantilene, aan te geven. Ze geven hoogstens de manier aan, waarop die tekst hardop gelezen moet worden. Pas zo hebben ze enige betekenis voor de juiste indeling, lezing, vertaling en uitlegging van de tekst. En in de commentaren wordt niet in de eerste plaats de wijze van voordragen besproken, maar de logische inhoud van de tekst. En op grond van die commentaren vertaalt men de Bijbel en maakt de predikant zijn preken. Geen van beide partijen ziet het zozeer als een probleem. Zij verwerpen gewoon elkaars oplossing. De

Page 284: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

284

modernisten voelen zich zo oppermachtig, dat zij de andere partij meestal totaal negeren. Daarom besteden dezen er nog de meeste aandacht aan. Zij zijn namelijk in de verdediging gedrongen. Wij willen nu niet meer doen, dan de titel van dit hoofdstuk aangeeft: alleen mogelijkheden nagaan, om een oplossing te vinden. Wij zijn tot nu toe vrijwel uitsluitend uitgegaan van de plaats en de beweerde grammatikale betekenis van het Hebreeuwse accent en van het Nederlandse leesteken, dat de twee bijzinnen van Daniël 9:25 tussen de twee perioden van elkaar scheidt. Daar gaan de modernisten (vrijwel alleen hier) bij hun exegese van uit, maar dat bleek een onhoudbaar uitgangspunt te zijn. Die verwarring van standpunten en begrippen moeten wij zien te ontwarren. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de vraag, wat dat accent oorspronkelijk regelen moest. Wijzen van zinsontleden. Nederlandse leestekens en Hebreeuwse accenten worden in een tekst geplaatst op grond van de ontleding van de zin. Die kan men echter op verschillende manie-ren uitvoeren. Hoewel er heel interessante oudere en nieuwere theorieën over taal zijn, kunnen wij ons beperken tot twee manieren van ontleden. Want met de ene hebben wij meestal te maken in onze vertalingen en met de andere meestal in de Hebreeuwse Bijbel. Er is een logische ('grammatikale') ontleding mogelijk van een stuk proza (Bijbels of anderszins) in paragrafen, van paragrafen in zinnen, van zinnen in enkelvoudige en samengestelde zinnen, van samengestelde zinnen in

Page 285: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

285

hoofd- en bijzinnen en van alle zinnen in onderwerp, gezegde, lijdend en meewerkend voorwerp enz. Dat is voor het begrijpen en uitleggen er van van groot belang. Ter onderscheiding van hoofd- en bijzinnen plaatsen wij leestekens op strikt logische wijze volgens de regels der grammmatika. Dat is nog steeds karakteristiek voor de schrijfwijze van de Westeuropese talen en dus ook voor de meeste vertalingen van de Bijbel. Maar men kan ook een tekst en zinnen ontleden en tekens plaatsen om te tonen, hoe het bij voorlezen klinken moet voor de toehoorder, zodat hij de juiste indruk van het voorgelezene krijgt. Dat betreft dus meer de voordracht, vooral de toon. Het is dus een meer emotionele benadering. Het gaat daarbij om de wijze, waarop de toehoorder het gelezene ervaart. Het is meer psychologisch gericht, namelijk op de psychologie van de toehoorder. Wij zouden dit dus, met enige reserve voor het Hebreeuws, een psychologische ontleding kunnen noemen. Woorden en tekens. Daarmee hangt ook de functie van de woorden in de zin samen, vooral van het onderwerp. Bij grammatikaal ontleden is er een onderwerp, dat de handeling verricht of ondergaat: 'HIJ slaat de hond', 'DE HOND wordt geslagen'. Maar bij psychologisch ontleden hoort ook een onderwerp. Dat is datgene, wat het eerst in de gedachten komt of het meest in de aandacht staat: 'GISTEREN (waar was ik toen?) gisteren was ik in Jeruzalem'. Dan is 'ik' het grammatikale onderwerp en 'gisteren' het psychologische onderwerp. Bijna elk ander

Page 286: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

286

woord van de zin kan psychologisch onderwerp zijn, al naar de zaak, waar het om gaat. Dat wordt dan door de klemtoon, eventueel door een accent, aangeduid. Soms vallen ze samen: ('Waar was jìj gisteren?') 'IK? (waar was ìk?) ìk was gisteren in Jeruzalem'. Daar is 'ik' zowel grammatikaal als psychologisch onderwerp. In beide wijzen van ontleden worden nadruk, toons-hoogte, snelheid en pauzes vastgesteld. Maar die kunnen in één zin heel verschillend zijn, naar dat een logisch-grammatikale indeling wordt aangehouden of een meer psychologisch gerichte. Wat het gebruik van tekens betreft, zelfs in onze eigen, logisch-grammatikale schrijfwijze bestaan accenten. Dat zijn meest woordaccenten, hoewel die hun invloed doen gelden in de hele zin. Wij zetten een schuin streepje boven één of meer klinkers, als wij een bepaald woord de nadruk willen geven, bv. het psychologisch onderwerp. Wij schrijven 'èn --- èn', 'òf --- òf', wat woord- of zinsaccenten kunnen zijn. Wij doen dat ook om woorden als 'vóórkomen' en 'voorkómen', of 'één' en 'een', van elkaar te onderscheiden. Wij plaatsen drie platte streepjes '---', behalve als weglatingsteken, ook om een pauze aan te geven. Wij hebben trema's, apostrofs, aanhalingstekens, haakjes, enz.. Verschillende soorten tekens kunnen gedeeltelijk elkaars functie overnemen, of kunnen daarvoor gebruikt of later zo gelezen worden, terecht of ten onrechte, om tot de juiste of tot de 'gewenste' lezing te komen. Dit alles geldt ook Daniël 9:25.

Page 287: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

287

'Grammatikaal-logisch' en 'psycho-logisch'. 'Grammatika' betekent letterlijk 'letterkunst', 'schrijfkunst'. Het is de 'spraakkunst': een wijd begrip. Wij kunnen een passage ontleden naar de betekenis, die de delen daarvan volgens de grammatika hebben: grammatikaal-logisch, of naar de betekenis, die de delen in zichzelf of ten opzichte van elkaar voor de spreker of schrijver en voor de lezer, voorlezer of toehoorder hebben: psycho-logisch. Maar beide manieren van ontleden zijn dus zowel 'grammatikaal' als 'logisch'. In Daniël 9:25 gaat het dus ook om een 'grammatikale' kwestie, die 'logisch' opgelost moet worden, zij het grammatikaal-logisch of psycho-logisch. Want het gaat er om, wat voor informatie de Hebreeuwse accenten aangeven, voor wat voor ontleding ze geplaatst zijn: grammatikaal of psychisch. Als wij de plaatsing van de 'hoofdverdeler' nagaan in Hebreeuwse teksten van verschillende aard (p.76,78), valt inderdaad op, dat die meer doen denken aan een psychologische ontleding dan aan een grammatikaal-logische. Dat ze dienen om de voordracht te reguleren, maakt die veronderstelling des te meer plausibel. Dat wil echter niet zeggen, dat categorisch kan worden beweerd, dat alleen de pychologische ontleding daaraan ten grondlag lag, of dat de Masoreten een psychologische van een grammatikaal-logische ontleding onderscheid-den. Het is meer een algemene karakterisering van onze kant, een ruwe maatstaf voor het verschil met onze wijze van interpunctie. Maar omdat onze leestekens meestal geplaatst worden op grond van een grammatikaal-logische zinsontleding

Page 288: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

288

in hoofd- en bijzinnen en omdat modernisten de 'hoofd-verdeler' in Daniël 9:25 vertalen door zo'n leesteken, beperken wij de term 'grammatikaal' tot de 'gramma-tikaal-logische' betekenis, onderscheiden van de 'psycho-logische' ontleding en laten wij het in deze studie bij 'grammatikaal(-logisch)' en 'psychologisch'. Geschiedenis van accenten en leestekens in vers 25. Hoe zijn de voordrachtsaccenten en grammatikale leestekens in de Bijbel gekomen? Oorspronkelijk was er een Hebreeuwse tekst zonder accenten of leestekens. De eerste vertaling in het Grieks van de Septuaginta laten wij even buiten beschouwing, omdat die de bewoording van Daniël 9:25-27 veranderde, om een vervulling in de tweede eeuw voor Christus mogelijk te maken. Maar in de vertalingen van de eerste eeuwen van onze jaartelling, de Griekse van Theodotion, de Latijnse Vulgaat en de Syrische Peshitta, kon men leestekens plaatsen. Die gaven in Daniël 9:25 de toen onder Joden en Christenen gangbare leeswijze weer, met het sterkste leesteken achter 'tweenzestig weken'. Die logisch-gram-matikale indeling was niet alleen grammatikaal de enig mogelijke (zoals al aangetoond), maar kwam ook over-een met de vervulling in de kruisiging van Jezus en de val van Jeruzalem. En de Messiaanse verwachting voor en in de eerste eeuw (Luc.2:38; Joh.1:19-27; 4:25; Hand.5:36-37) toont, dat dit ook daarvóór zo gelezen werd. Want die hoop moet ontleend zijn aan Daniël 9:25 met de puntkomma achter 'tweenzestig weken', de enige profetie, die aangeeft, wanneer de Messias komen zou.

Page 289: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

289

Na 500 n.C. plaatsten de Joodse Masoreten in een Hebreeuwse tekst zonder leestekens hun accenten voor de voordracht bij de openbare lezing. Die zijn niet oorspronkelijk Hebreeuws, maar pas toen voor dit doel overgenomen van de Grieken, die ze daar ook voor gebruikten (Gesenius, Grammar 57). En als zodanig komt hun plaatsing in Daniël 9:25 overeen met de plaatsing van de leestekens in de vroegere vertalingen (p.31). Weer een 500 jaar later schreef de beroemde Franse Jood Rashi, dat de accenten in dat vers zo gezet waren 'met het oog op de afvallige (christen geworden Joden)'. Dat kan alleen, als hij die accenten een logisch-grammatikale betekenis toekende. Dan ontneemt het namelijk de Messiaanse betekenis aan deze profetie. Maar hij hoorde tot een generatie Joden, die de 'vreemde' taal met leestekens van hun gastland gebruikten en voor wie het Hebreeuws met zijn accenten alleen maar een religieuze taal was. Later verplaatsten modernisten een zeven eeuwen later in de vertalingen het sterkste scheidende logisch-grammatikale leesteken naar achter 'zeven weken'. Zij legden dat vers op grond daarvan uit als een historische samenvatting van de tijd tussen Jeremia in de zesde eeuw tot de Syrische verdrukking in de tweede eeuw voor Christus. De presentatie daarvan als profetie zou alleen maar een literaire truc geweest zijn.

Page 290: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

290

Plaatsing, huidige betekenis van Hebreeuwse accenten. Voor de Masoreten moeten de Goddelijke oorsprong en de heiligheid van de Schriften het hoogste motief zijn geweest. Dat maakte een juiste lezing imperatief. En accenten waren de beste middelen, om een goede lezing te waarborgen. De meeste mensen kon niet lezen en moest het hebben van voorlezen (1 Tim.4:13). Dat is van eeuwen daarvóór tot eeuwen daarna zo gebleven. Men las niet mee in eigen Bijbel en kon het ook niet nog eens nalezen. Het voorlezen moest daarom het grootst mogelijke effect hebben. En niet iedereen zal daarin even goed geweest zijn. Tot plaatsing van accenten kan dus bijgedragen hebben, dat er voorlezers waren, die te weinig inzicht, kennis en ervaring hadden. Maar de accentuering moest ook dienen, om in het voorlezen, onafhankelijk van plaats, tijd en milieu of persoonlijke voorkeur, een zekere uniformiteit te brengen, waarin ook theologische elementen waren inbegrepen. Bij de enorme verspreiding van de Joden kon de eenheid in opvattingen bevorderd worden door een gestandaardiseerde klemtoon en intonatie, zodat er geen uitzonderlijke conclusies aan de voorlezing zouden worden verbonden. Maar het doel van de accenten was uiteindelijk, dat de toehoorder tot het beste intellectuele begrip en de juiste religieuze of zelfs geestelijke waardering van het voorge-lezene kon komen. De plaatsing van de accen-ten moet dus ook afgehangen hebben van de wijze waarop, en de mate waarin, men de capaciteiten en het inlevingsvermo-

Page 291: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

291

gen van de toehoorders inschatte. Voor al die doeleinden zijn voordrachtsaccenten het veelzijdigst en dus doelmatiger dan grammatikale leestekens. Naarmate het voorlezen overging in een cantilene, wer-den de accenten voor de voordracht sterk gewijzigd en uitgebreid. Daarvoor ontstonden strenge en gedetailleer-de regels. Die berustten op eeuwen van praktijk in het voorlezen en voordragen en de Masoreten hadden natuurlijk zelf daarin een grote ervaring. Daardoor is de voordracht als het ware gestyleerd. Accenten betekenen dan bij voorbeeld niet alleen een omhoog of omlaag gaan van de stem, maar een zekere toonshoogte of een bepaalde interval. Ze worden verdeeld in scheidende en verbindende accenten (Gesenius, Grammar 57 evv. en p. 21). Ook hing het plaatsen van sommige accenten af van de spelling of de klemtoon van woorden, van gelijkenis van woorden of van eind en begin van woorden, van tegenge-stelde of heterogene betekenissen van woorden en derge-lijke (wat wij hierboven ook van de Nederlandse accenten konden zeggen). En, zoals al vermeld, en zij het in mindere mate, ook grammatikale factoren, exegetische elementen en ideeën uit de Midrasch speelden mee. Omdat het eerst om de voordracht en later om de cantilene ging, moet de logisch-grammatikale structuur van de zin wel een factor in de overweging zijn geweest. Maar naast hun betekenis voor de cantilene, hebben de huidige Hebreeuwse accenten als voordrachtsteken, als gram-matikaal teken en ook als aanwijzers van exegetische ele-menten maar betrekkelijke waarde (Wickes HPA 32-35,

Page 292: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

292

Gesenius Gr.57 evv., Wright 206, 231, Hengstenberg 417-2, Nat-Koopmans '51 13-14). Weergave in Westerse talen. In de Westeuropese talen bestaan voor algemeen gebruik dergelijke accenten haast niet. Wij zijn dus genoodzaakt de betekenis van dergelijke accenten weer te geven met grammatikale leestekens. Maar de pauzes en de toonshoogten daarvan zijn zeker geen cantilene. En terwijl de accenten hoofdzakelijk betekenis hebben voor de voordracht en daarnaast soms ook wel voor de grammaticale analyze, hebben leestekens voornamelijk betekenis voor de grammatica en daarnaast en vaak op grond daarvan voor de voordracht. Maar de voordracht gebruikt vaak heel andere pauzes en nadruk dan de grammaticale leestekens aangeven. Want terwijl de leestekens een logische voordracht zouden geven, geven de accenten een emotionele voordracht. In vertalingen worden deze accenten dus ook niet geplaatst. Daardoor is mogelijk de oorspronkelijke klemtoon in kracht veranderd, op een andere plaats gezet of zelfs genegeerd. De Hebreeuwse accenten zijn immers uit heel andere overwegingen geplaatst, dan men in Westerse, twintigste eeuwse geschreven talen over het algemeen hanteert. In de praktijk komt het er op neer, dat men in de vertaling de leestekens zet, naar de Nederlandse grammatika dat vereist in de in het Nederlands vertaalde zin. En daarbij speelt de betekenis van de He-breeuwse accenten in die zin maar een zeer onderge-schikte rol, als dat al het geval is. Door deze instelling ten

Page 293: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

293

aanzien van de Hebreeuwse accenten komt het, dat een eventuele overeenkomst van de plaats en/of de functie van de leestekens in de vertaling met die van het He-breeuwse accent, vaak maar toevallig tot stand komt: als de logisch-grammatikale indeling overeen komt met die voor de cantilene of de voordracht. Als die accenten een overwegende invloed uitoefenen of een heel bijzondere lezing aan de zin geven, gebeurt het nogal eens, dat men het daar niet mee eens is en ze negeert. Dat komt dan, doordat men de atnach ziet als een grammatikaal leesteken, dat niet doet, wat er van verwacht wordt. Wij kunnen dat uitvoerig constateren bij de bespreking van dergelijke verzen. In zulke verzen verkiest men dan de eigen indeling en laat men het accent vallen. Maar in Daniël 9:25 accepteert men dat accent als een leesteken na 'zeven weken'. Dat leidt èn grammatikaal èn historisch duidelijk tot fouten, die men dan de 'schrijver' van Daniël toedicht. Maar men verwerpt de punctuatie met een puntkomma na 'tweenzestig weken'. Maar die geeft de enig juiste lezing volgens de Hebreeuwse en Neder-landse grammatika en zinsbouw, de profetische betekenis en de historische vervulling. Accenten als voordrachtstekens. Het tegenwoordige systeem van accenten moet de cantilene regelen. Maar oorspronkelijk ging het om de voordracht, de leeswijze. Kunnen wij in accenten voor de cantilene nog aanwijzingen vinden voor de voordracht? En hoe en in hoeverre kan dus de atnach als hoofdverdeler als zodanig gebruikt worden?

Page 294: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

294

Iedereen kan dit experimenteel enigszins vaststellen, door dit voorlopig alleen bij de hoofdverdeler van het vers na te gaan. Wij plaatsen dan de hoofdverdeler in de vertaling van een passage. Dat moet dan wel een vertaling zijn, die zich zo woordelijk mogelijk aan het Hebreeuws houdt, bij voorbeeld de Statenvertaling. Door hardop lezen ervaart men zelf, wat de uitwerking van die indeling is en of die zinnig is. Dat hebben wij voor Daniël 9 en voor Genesis 16 als vergelijkingsmateriaal gedaan (p.68,76,78). Laten wij daar nog wat meer op in gaan. Na de voorgaande waarschuwing gaan wij uit praktische overwegingen uit van de gedachte, dat tenminste de atnach als hoofdverdeler van de zin, naast zijn directe betekenis voor de cantilene, van oorsprong waarde had, en nog waarde heeft, voor de voordracht zonder cantilene. Wij gaan daarbij eerst uit van het gezichtspunt van hen, die de accenten plaatsten en dan van het gezichtspunt van de ontvanger, hetzij toehoorder of lezer. Grammatikale waarde van accenten twijfelachtig. De atnach is bijna altijd de hoofdverdeler van het vers. In Job, Psalmen en Spreuken is de atnach dat alleen in korte verzen en is het het tweede accent in de langere. Maar de atnach heeft dus over het algemeen grote betekenis voor de indeling van ieder vers en dus ook voor de uitlegging daarvan. En als wij dan nagaan, hoe die indeling van het vers ligt, komen wij tot de conclusie, dat die eerder psychologisch dan grammatikaal bepaald is.

Page 295: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

295

Dat is belangrijk, want een grammatikaal leesteken daar heeft nog een ander bezwaar. De grammatikale ontleding als basis voor het accepteren van de 'hoofd-verdeler' lijkt op een anachronisme. Men schijnt daarbij aan te nemen, dat de Masoreten onze westerse gram-matikale ontleding van de zin toepasten bij het plaatsen van een 'hoofdverdeler'. Het lijkt wel, of veel commentatoren zo vastzitten aan de grammatikale ontleding van de zin, dat zij dat duidelijke verschil tussen de plaatsing van reciteertekens in het Hebreeuws van rond 750 en van grammatikale leestekens in een vertaling van rond 1950, in Dan.9:25 over het hoofd zien. Alleen is het dan eigenaardig, dat ze daar in andere verzen geen last van schijnen te hebben. Misschien zitten zij dus in werkelijkheid vast aan een bepaalde 'kijk' op dat vers, die alleen door een grammatikale opvatting van dat accent gerealiseerd kan worden. Sommige modernisten misbruiken wat grammatika's over de grammatikale rol van accenten zeggen. Maar Nat-Koopmans ('51, 14) schrijft, dat het Hebreeuws geen interpunctie als de onze kent. En Gesenius (2e E, 58) zegt, dat accenten naast intonatie ook de logische syntaktische betrekking van enkelvoudige woorden tot hun onmiddellijke omgeving aangeven, zoals op bladzij-de 190 aangegeven (dus geen verdeling in hoofd- en bijzinnen), maar dat de waarde daarvan altijd maar betrekkelijk is. Ook het feit, dat een leesteken in vertaling toevallig op de plaats zou komen te staan van een 'hoofdverdeler' in het Hebreeuws, bewijst niet, dat de Masoreten een logisch-grammatikale ontleding toepasten en dat dat

Page 296: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

296

accent zo'n grammatikale functie had. Grammatikale en psychologische ontleding vallen soms samen. Maar dat is dan misbruik van de verwarring ten aanzien van het verschil tussen leestekens en accenten. Lezen of luisteren. Laten wij na deze waarschuwingen verder gaan met onze poging, om het verschil tussen grammatikale leestekens en accenten voor de voordracht te typeren en na te gaan, hoe accenten ten opzichte van de voordracht werkten. Het maakt een groot verschil, of men luistert of leest. Hij, die luistert, verwerkt het gehoorde op een andere manier, dan wie al lezende het gelezene verwerkt. Zelfs iemand, die naar zijn eigen hardop lezen luistert, verwerkt dat anders, dan wanneer hij 'stilleest'. Daarbij komt, dat men bij het lezen, ook 'in gedachten' bij het 'stillezen', een eigen 'toon' kan creëren. Bij luisteren is men in grote mate afhankelijk van de 'toon', die de voorlezer er in legt, of hij dat nu zelf doet, of volgens accenten. Het in zich opnemen van het geschreven woord is bij stillezen vooral een grammatikale kwestie. Dat gebeurt door de routine, die de meeste mensen daarin hebben, meestal onbewust. Maar kinderen en mensen met weinig leeservaring lezen vaak hardop, hakken vaak de zin in mootjes en lezen de delen der zinnen zonder goed verband. Dat komt vaak door een te rigoureus vasthouden aan de leestekens. En dat heeft dat resultaat, doordat de punctuatie in onze literatuur voornamelijk is ingesteld op stillezen, waarbij het gramma-tikale inzicht maar een beginfase is.

Page 297: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

297

De stillezer komt direct met de geschreven taal in aanraking. Hij moet allereerst verstandelijk de logische, grammatikale inhoud van een tekst door hebben, en leidt dan de wezenlijke, 'emotionele' inhoud, dat, waar het om gaat en wat de mens innerlijk raakt, daarvan af. Hij stelt zich dan namelijk voor, hoe dat voor de schrijver of de betrokken personen emotioneel gelegen moest hebben. Vandaar, dat men bij weinig leeservaring er een stadium tussen plakt: het hardop lezen, het zichzelf voorlezen. Zelfs geroutineerde lezers lezen soms een lange of moeilijke zin hardop, om ten minste door te krijgen, hoe die in elkaar zit. Voorlezen vereist emphatische accenten. Zoals wij zagen, heeft het plaatsen van accenten in de Hebreeuwse tekst een historische achtergrond. De meesten konden niet lezen en moesten het hebben van voorlezen (1 Tim.4:13). Maar ook als men voor zichzelf las, werd in het algemeen in de oudheid altijd hardop gelezen. Wij merken dat in Hand.8:30 en Augustinus vertelt in zijn 'Belijdenissen' (VI:3) met verbazing, dat Bisschop Ambrosius zwijgend las, als hij dit voor zichzelf deed. Bij stillezen tasten de ogen de regels af en het verstand verwerkt het gelezene. Dan is de grammatikale ontleding van de zin het belangrijkst. Daarom hebben wij in onze schrijfcultuur het meest behoefte aan grammatikale leestekens. Leest men hardop, voor zichzelf of voor anderen, dan is het doel het verstaan van de inhoud en het genieten van de taal. Daarbij komt het minstens net zoveel aan op

Page 298: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

298

de grammatikale ontleding van de zin voor het goed begrijpen, als op de psychologische ontleding voor de voordracht. En alles, zowel verstaan als genieten, valt samen en wordt uitgedrukt in de voordracht. De vraag, welke ontleding men toepast en welke tekens men gebruikt, berust dus op de vraag, waar de lektuur voornamelijk voor bestemd is, voor stillezen en studie, of voor voorlezen. Omgekeerd, als wij de traditionele manier van lezen van een passage uit het Hebreeuwse Oude Testament willen vaststellen, moeten wij dus in aanmerking nemen, dat men hardop las. Welnu, in de vroegere literatuur, die voornamelijk of zelfs uitsluitend bestemd was om voorgelezen, of in ieder geval hardop gelezen te worden, is meer nog dan de logische, grammatikale indeling door leestekens, de wijze van voordragen, al of niet aangegeven door accenten, van belang. De Hebreeuwse accenten zijn emphatische accenten, die de juiste intonatie (toonshoogten) en klemtonen, snelheid en pauzes moesten aangeven. Rol van accentuering bij voorlezen en luisteren. Bij voorlezen staat tussen de tekst en de ontvanger een voorlezer, die dat logische voorwerk zelf verricht en alleen door zijn voordracht de betekenis van de tekst op de toehoorder kan overdragen. Grammatikale punctuatie zou de voorlezer zeker kunnen helpen, maar de accentuering helpt hem dat stadium over te slaan en geeft meteen de gevoelsmatige verwerking aan. In zekere zin plaatst de accentuering zowel voorlezer als toehoorders dus in de situatie van de geroutineerde stillezer. Hier is het onbewuste proces van de innerlijke

Page 299: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

299

verwerking van het logische begrip tot emotionele beleving ervaren door de Masoreet en door hem uitgedrukt met het technische hulpmiddel van de accentuering. Zodoende zijn grammatikale leestekens overbodig, zelfs als de klemtoon en de pauzes ook bere-kend zijn op het overdragen van de logische zinsstructuur. Maar bij het plaatsen van accenten, die de overdracht van een boodschap van schrift naar voorlezer door de accenten en van voorlezer naar toehoorder door de stem van de voorlezer, mogelijk moesten maken, hield men rekening met de psychologie van de toehoorder. Men moet zich afgevraagd hebben: 'Hoe komt het op hem over?' Want als het goed overkomt, kan de toehoorder direct gaan denken over de inhoud van het voorgelezene: wat dat betekent en wat dat voor hem inhoudt. Het gaat nu niet over Hebreeuws, maar over 'lezen' en 'voorlezen' in het algemeen. Vandaar, dat er bij een Westers schrift moeilijkheden kunnen ontstaan bij het hardop voorlezen, bij voorbeeld in de kerk. Daarvoor is de grammatikale analyse wel nuttig, maar er ontbreekt iets aan. De leestekens, waarmee men de grammatikale ontleding aangeeft, kunnen ten dele natuurlijk ook gebruikt worden, om een gevoelsmatige voordracht aan te duiden. Maar in de praktijk blijkt dat toch niet toereikend te zijn. Er zijn daarom Bijbeluitgaven, bij voorbeeld in het Engels 'The Emphasized Old Testament' door Rotherham, waarin naast de leestekens een heel systeem van voordrachtste-kens gebruikt wordt voor voorlezen vanaf de kansel.

Page 300: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

300

Zelf hardop lezen. Nu wekken accenten voor de voordracht, net als grammatikale leestekens, hun eigen verwachtingen en stellen zij hun eigen eisen, ten aanzien van wat er aan,voorafgaat en wat er op volgt. Met hardop lezen kan zo'n teken allerlei uitwerking hebben, zowel òp dat hardop lezen als vóór dat hardop lezen. Nog meer dan bij stillezen is het bij voorlezen, zoals al eens gezegd, een kwestie van nadruk, pauzes en toon, zelfs als er geen sprake is van cantilene. Vandaar, dat wij in het begin van deze studie (p. 68,76,78) en weer in dit hoofdstuk (p.191) de raad gaven, om de Hebreeuwse tekst of een niet al te vrije vertaling van vers 25, van heel Daniël 9 en ook van andere passages, hardop voor te dragen volgens de daar ge-plaatste atnach. Onder de hand men moet heel goed luisteren, wat het in acht nemen van dat accent daar doet, en er op letten, waar de klemtoon valt, hoe de stem op en neer moet gaan, met welke snelheid de verschil-lende delen gelezen moeten worden en of er haast vanzelf kortere of langere pauzes ingelast gaan worden. Zo kan men enigszins nagaan, niet alleen wat de oor-spronkelijke lezing van die teksten was, maar hoe men opvatte, wat daar stond. Maar als wij dat doen, moeten wij ons wel eerst het reeds gemaakte voorbehoud te binnen brengen, namelijk, dat de oorspronkelijke accentuering voor de,voordracht veranderd is ten behoeve van de cantilene, die zijn eigen eisen stelde. Toch blijkt bij gewoon voordragen althans de atnach als versverdeler nog steeds een interessante zin te geven aan het voorgele-

Page 301: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

301

zene. Wij kunnen dus aannemen, dat die ook waarde heeft en oorspronkelijk geplaatst kan zijn voor de voor-dracht bij publiekelijk voorlezen en hardop lezen. Dan kan men ook nagaan, of de atnach ook op andere plaatsen dezelfde grammatikale invloed zou hebben, die hij volgens de modernistische commentatoren in vers 25 moet hebben. Waarschijnlijk kan men dan zelfs conclusies trekken voor de vraag, of die hoofdverdeler in vers 25, alleen al als voordrachtsteken, inderdaad die rol zou spelen. En, aangenomen, dat hij hoort te staan waar hij staat, kan men zien, wat zijn invloed daar is op het lezen, niet als grammatikaal, maar als emphatisch teken. Van vers met accent tot vers met leesteken. Als men het resultaat van dat voordragen volgens de atnach wil vastleggen, moet men bekijken, of en hoe men dat door de bewoording, de woordorde, de zinsbouw en het plaatsen van de grammatikale leestekens in de Nederlandse zinsbouw uit kan laten komen. Maar bij het vertalen moeten wij ook rekening houden met de leesge-woonten van onze eigen tijd, en met de vraag, of die vertaling misschien voornamelijk voor stil-lezen en studie bedoeld is of voor voorlezen, bij voorbeeld in de kerk. Dat is ook in de NBG-vertaling op vaak bewonde-renswaardige wijze gedaan, alleen niet in Daniël 9:25. Bij serieuze studie moet men natuurlijk uitgaan van de Hebreeuwse tekst. Men zou dus kunnen zeggen: men kijkt naar de Hebreeuwse tekst met de ogen van een commentator, die moet uitleggen, wat er in de Hebreeuwse tekst staat, ook onder invloed van de

Page 302: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

302

accenten, en met de ogen van een vertaler, die een tekst met accenten moet vertalen in een tekst met leestekens. Dank zij die accentuering kunnen wij dus, eenvoudig gezegd, een Bijbeltekst van twee kanten bestuderen. In de Hebreeuwse Bijbel heeft men te maken met een Semitische taal, geaccentueerd voor de voordracht en in de vertalingen met een Westerse taal, voornamelijk geïnterpuncteerd voor verstandelijk analyseren. Het gaat er dus niet alleen om, om een accent te vervangen door een leesteken. Het gaat er om, het hele vers met accent(en) te vervangen door het hele vers met leestekens. En dat is niet alleen van toepassing op het werk van een vertaler, maar vooreerst op het verklaren van een passage. Het vertalen is dan om zo te zeggen, het eindproduct. Dit is een schematische voorstelling. Wij hebben daar al eerder op gewezen. Leestekens worden niet alleen gebruikt om de grammatikale structuur te doen uitkomen en de Hebreeuwse accenten dienen nu allereerst voor de cantilene. Maar beide zijn nauw verbonden met betekenis, draagwijdte en verband van woorden, zinsdelen en zinnen, leestekens vooral logisch-grammatikaal, accenten vooral psychologisch. Als wij die gedachte een kans geven, zou wel eens kunnen blijken, dat wij de sleutel voor de oplossing van het probleem van vers 25 in handen hebben. De leestraditie. Echter zijn de plaatsing van Hebreeuwse accenten voor de voordracht, en de plaatsing van Westerse leestekens voor de grammatikale ontleding, niet de enige

Page 303: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

303

documentaire gegevens, voor een juiste uitleg en vertaling van deze passage. Ook de 'leestraditie' van de eerste eeuwen van onze jaartelling, van vóór het plaatsen van accenten, is een gegeven. Dat is de manier, waarop èn Joden èn christenen na de vervulling van deze profetie dit vers lazen en Bijbelgelovige christenen tot nu aan toe. Modernisten hebben dat losgelaten. Maar ze kunnen het niet ontkennen en doen dat ook niet. Montgomery (393/4) geeft als hun mening, dat de Joden en de christenen, misleid door de vertaling van Theodotion uit de tweede eeuw met de puntkomma na 'tweenzestig we-ken', in de eerste eeuw die profetie vervuld zagen. Hij baseert dat daarop, dat de Septuaginta van circa 150 v.C. Daniël 9:25-27 betrekt op de Syrische verdrukking van kort daarvóór, hoewel men daartoe vers 25 moest wijzigen. De vervalste vertaling van de Septuaginta te stellen boven de vrijwel letterlijke vertaling van Theodotion is al niet erg wetenschappelijk. Maar het is nog erger. Want ook zijn redenatie is onjuist, wat wel meer bij hem voorkomt. Afgezien van eerdere herzieningen van de Septuaginta, waarvan men citaten in het Nieuwe Testament terugvindt, dateert Theodotions vertaling uit de tweede eeuw na Christus (Swete 42,48). Het was dus omgekeerd. In de eerste eeuw werd de profetie vervuld en daarna kwam Theodotion's vertaling. De herzie-ningen en hijzelf volgden natuurlijk de lezing, die door de vervulling bevestigd, zo niet gedicteerd was. Maar door het rationalistische ongeloof van de achttiende eeuw wilden steeds meer mensen het anders

Page 304: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

304

lezen. Vandaar dat zij nu de vervulling van Daniël 9:25-26a in de eerste eeuw voorstellen als een toevallige samenloop van de omstandigheden met een foutieve vertaling, of zelfs als het resultaat van een misleidende valsificatie door Theodotion. De corrupte vertaling van een profetie met een schijnvervulling wordt dus als basis genomen, om de correcte vertaling van een profetie die al honderd procent vervuld was aan valse motieven toe te schrijven, of een valse uitwerking toe te dichten! Twee leestradities. Vanwege het grote gewicht van de zaak gaan wij hier wat dieper op in. Volgens de modernisten zouden de gebeurtenissen in de eerste eeuw geen vervulling kunnen zijn van Danël 9:25-27, omdat de Septuaginta en 1 Maccabeeën 1:57 die passage al toegepast hadden op de Syrische verdrukking in de tweede eeuw voor Christus (onder anderen zo toegepast door Montgomery 395, zie p.9). Allereerst, blijkens het verslag van de herovering van Jeruzalem door de Joden op de Syriërs, was de Syrische bezetting geen verwoesting. Ten tweede, om de Syrische 'verwoesting' van Jeruzalem en ontwijding van het heiligdom in die passage te kunnen zien, moest men in de Septuaginta die verzen helemaal omgooien. Ten derde, 1 Maccabeeën 1:57 ('de gruwelijke afgod der ver-woesting op het altaar') is geen aanhaling van Daniël 9:27, zelfs niet in de vervalste Septuaginta vertaling (een 'gruwel van verwoestingen op de tempel'), maar van Daniël 11:31 en 12:11 (een 'verwoestende gruwel' in ver-band met het altaar), ook bedoeld in 8:11-13, maar niet in 9:25-27. Hoofdstukken 8 en 11 gaan over de Syrische

Page 305: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

305

verdrukking, hoofdstuk 9 niet. Dat is slechts één van de grote verschillen met Daniël 9:27. En in ieder geval doet dat niets af aan de feiten, dat Daniël 9:25 en 26a in allen dele vervuld zijn in de eerste eeuw en dat dit de leestraditie voor de volgende eeuwen bepaald heeft. Die leestraditie kan alleen blijken uit vertalingen met leestekens, omdat het Hebreeuws toen geen leestekens of accenten had. Na zeer eenvoudige hulpmiddelen vanaf de tijd van Aristoteles, ontwierp Aristophanes van Byzantium in 260 v.C. voor het Grieks een punctuatie-systeem. Dat werd in Alexandrië door grammatici verder ontwikkeld. Men had daarin het equivalent van onze punt, dubbele punt, puntkomma en komma. De oudste handschriften van het Nieuwe Testament hebben al interpunctie. A.T.Robertson (Grammar, 4e, 242) en Blass Debrunner (Gramm.16e, 14) halen daarvoor verschillende autoriteiten aan. En juist in Alexandrië kwam in 132 v.C. de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, af. Latere vertalingen van vóór en na de eerste eeuw resul-teerden rond 200 n.C. in de veel betere Griekse vertaling van Theodotion. In 404 kwam de Latijnse vertaling, de Vulgaat, van Hiëronimus klaar. Ongeveer in dezelfde tijd verscheen de Bijbel ook in het Syrisch, de Peshitta. Uit die vertalingen weten wij, hoe men toen Daniël 9:25 las, namelijk met de scheiding na d 'tweeënzestig weken'. Die leestraditie verdient dus de voorkeur. Ieder documentair bewijs voor een bepaalde lezing van de werken van de klassieken wordt met gejuich begroet. Maar dit niet! Een dergelijke achterstelling van de

Page 306: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

306

Bijbel bij de (andere) klassieken hebben wij al eerder geconstateerd (p.110). Dat is puur vooroordeel. Bijbelvertaler gaat met zijn tijd mee, meestal niet omgekeerd. De Bijbel wordt vertaald, om hem toegankelijker te maken voor anderstaligen. Vaak wordt de Bijbel ook weer vertaald, om uit de verschillende vertalingsmoge-lijkheden die te kiezen, die het best overeenkomen met de theologische opvattingen in een bepaalde groep. De vertaler zelf gelooft dan ook in die opvatting over belangrijke teksten, en zal daar niet regelrecht tegenin gaan. De meeste hedendaagse Bijbelvertalers en redacteurs van parafrasen gaan mee met de heersende modernistische trent inzake de punctuatie van Daniël 9:25, hoe ze dat ook uitleggen. Zo ging de Septuaginta mee met de voorbarige uitleg van Daniël 9:24-27 door mensen, die de vreselijke verdrukking door de Syriërs hadden meegemaakt en dat met de nodige aanpassingen geprofeteerd zagen in Daniël 9. En volgens het modernistische verhaal deed de 'schrijver' van het Boek Daniël hetzelfde. Maar waarom zouden Theodotion en de Masoreten dan niet die passage geïnterpunctueerd hebben als een profetie van de komst en de kruisdood van Jezus en van de val van Jeruzalem?! Dat was toen de heersende opvatting onder Joden en Christenen, zelfs volgens de modernisten. Montgomery stelt het bij Theodotion echter omgekeerd voor, namelijk als misleiding .

Page 307: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

307

En bij hardop lezen van de Masoretische tekst van Daniël 9:25 (p.196) met de 'hoofdverdeler' achter 'zeven weken', blijkt, dat in Daniël 9:25 in het Hebreeuws het 'atnach'-accent inderdaad op de plaats staat, waar in de oude vertalingen een leesteken stond. Dat stond er echter niet voor de grammatikale scheiding tussen de twee bijzinnen, maar voor een pauze voor de voordracht (p.31, 215). Het is fout, om het sterkste accent voor de voordracht van een Hebreeuwse tekst, in een vertaling klakkeloos te vervangen door het sterkste grammatikale leesteken, zeker, als dat ingaat tegen de leeswijze van vóór de zesde eeuw.

Page 308: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

308

21. DE ATNACH ALS VOORDRACHTSTEKEN. Opmerkelijke hoofdverdelers. De 'atnach', de 'hoofdverdeler' van een Bijbelvers, is dus vooral een teken, dat toonshoogte en pauzes en daardoor nadruk aangeeft: een 'emphatisch accent'. Dat houdt in, dat de 'atnach' nogal eens op een voor ons opmerkelijke plaats staat. Maar als wij dat vers dan hardop gaan lezen, alsof wij iemand voorlezen, blijkt, dat de plaats van de 'hoofdverdeler' daar als voordrachtsteken héél logisch is. Dat het dan soms een plaats is, die daar niet voor in aanmerking zou komen naar de beperkte grammatikale criteria betreffende hoofd- en bijzinnen, is geen bezwaar. Want ook de psychologische ontleding van de zin is grammatikaal, maar volgens andere richtlijnen. Het één en ander zullen wij nu met enkele voorbeelden uit de hele Schrift en uit Daniël nagaan. Zij zijn alleen bedoeld om de lezer een idee te geven van de moeilijk-heden en de mogelijkheden in zulke verzen. Daarna bespreken wij al de gevallen in Daniël 9, waar de 'hoofd-verdeler' in de NBG-vertaling om bovengenoemde reden bij de punctuatie is genegeerd. Dat dient vooral, om vergelijkingsmateriaal voor Daniël 9:25 in hetzelfde hoofdstuk te hebben. Sommige van deze voorbeelden hebben wij ook elders geciteerd. Maar ze zijn hier, samen met andere voorbeelden, samengebracht, ook omdat ze hier uitvoeriger besproken worden. Daarna moeten wij nagaan, wat de plaats, functie en betekenis van de hoofdverdeler in de Hebreeuwse tekst van Daniël 9:25 is als accent voor de mondelinge

Page 309: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

309

voordracht. Daarbij gaat het vooral om de betekenis, die dat heeft voor het hele vers en voor wat onmiddellijk aan dat teken vooraf gaat en er op volgt. Ten slotte moeten wij bezien, of onze conclusie wordt bevestigd door wat er op volgt in de verzen 26 en 27. In de geciteerde verzen wordt, naast de in de NBG-vertaling gebruikte leestekens, de plaats van de 'atnach' aangegeven met een schuin streepje (/) achter het woord, waaronder hij in het Hebreeuws staat. Voor vergelij-kingsmateriaal gebruiken wij de 'Zes Nederlandse Vertalingen' van het Boekencentrum. Afwijkende punctuaties worden eventueel in de vertaling of in aantekeningen min of meer gepreciseerd. Men zal de theologische motieven en technische regels van de Masoreten hier missen. Die zijn trouwens voor een groot deel onbekend. En zo'n uitleg zou voor de gemiddelde lezer toch onverstaanbaar zijn. Bovendien gaat het ons in deze studie om het resultaat, waartoe ook die motieven en regels geleid hebben: de indruk, die het gelezene op de toehoorder maakt. In Daniël 9 hebben wij ook commentatoren geraadpleegd en hun mening genoemd, als ze er wat bijzonders over te zeggen hadden. Genesis 1:1. In Genesis 1:1 staat de atnach tussen onderwerp en lijdend voorwerp. Dat is grammatikaal gezien een vreemde plaats, maar voor de voordracht is het het juiste moment. 'In het begin schiep God / de hemelen en de aarde'.

Page 310: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

310

In het eerste deel staat niet de mens centraal, maar de scheppende God. God is er al in het begin, namelijk in het begin van deze hemelen en aarde. Dat is het enige geestelijk verantwoorde standpunt. In het tweede deel staat de schepping centraal, eerst de hemelen, in het Hebreeuws in het meervoud, en dan de aarde. Dat is een objectief standpunt en tegengesteld aan het evolutionistische model. Dat zou eerder beginnen met het menselijk denken over de kosmos en uitgaan van de mens zelf en de aarde. In veel andere religies begint het verhaal over de schepping ook bij de goden. Dat duidt er op, dat al die voorstellingen teruggaan op één mede-deling. En die moet van God Zelf gekomen zijn. God schiep niet alleen en niet eerst de aarde met een hemel er omheen, maar de hemelen met zijn sferen en daarmee en daarin ook de aarde. Die is dus een deel van de hemelen. In het Hebreeuws staat 'hemelen' in het meervoud: dat komt overeen met het wetenschappelijke standpunt: de aardse atmosfeer, het zonnestelsel, het melkwegstelsel, de melkweggroep of cluster, waartoe wij behoren, het uitdijend heelal. Bovendien leert de Bijbel ons, dat er een 'derde hemel' is, en dus ook een eerste en een tweede. De 'derde hemel' is het 'Huis' van God. Er worden dus ook geestelijke sferen mee bedoeld. Men kan tegenwerpen, dat dit een in het oude Middenoosten algemeen gebruikt kosmologisch beeld is, dat niet meer strookt met de moderne wetenschappelijke voorstelling. Maar het is omgekeerd: in meer opzichten vinden wij in die oude culturen voorstellingen, die een verbastering lijken van Bijbelse voorstellingen. Zij stonden alle minstens vier tot

Page 311: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

311

vijfduizend jaar dichter bij de gemeenschappelijke Bron van kennnis, die op dit punt alleen God geweest kan zijn. Aan het huidige wetenschappelijke beeld van de 'ruimte', hoe indrukwekkend ook, kleven manco's. De term 'de ruimte' is een bekentenis van onvermogen en onwetendheid. Het houdt in, dat wij er te weinig over weten, om het een meer inhoudelijke naam te geven. Daarbij lijkt 'de ruimte' alleen maar zo groot, omdat wij zo klein zijn, als virussen in het lichaam van een reus. En is de 'ruimte' zo leeg? Ten eerste bestaat het wetenschap-pelijk onderzoek uit puur materialistisch observeren, meten, wegen, analyseren en zo mogelijk samenstellen of herhalen van met de zintuigen en technische hulpmiddelen waarneembare objecten en processen. Er is verondersteld, dat wat wij niet kunnen waarnemen, bijna de hele 'ruimte' in beslag neemt en de voor ons waarneembare objecten als de gaten in de kaas zijn. Wij kunnen ook niet meer waarnemen dan vier dimensies, hoewel men tegenwoordig wiskundige berekeningen maakt, waarin met meer tot tientallen dimensies gere-kend wordt. Maar men kan uit de aard der zaak geen geestelijke realiteiten in zijn waarnemingen en bereke-ningen betrekken. Slechts een kleine minderheid houdt daarbij rekening met Bijbelse en theologische uitgangspunten. De parapsychologie wordt niet algemeen als wetenschap erkend, en van de astrologie heeft de astronomie zich losgemaakt. En die twee zouden de wetenschap alleen maar op een gevaarlijk dwaalspoor gebracht hebben. Maar de geestelijk - wetenschappelijke zienswijze wordt in dit niet-Joodse deel van Genesis niet alleen door

Page 312: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

312

de woorden uitgedrukt, maar ook door de latere Joodse accentuering. Genesis 1:21. In Genesis 1:21 staat: 'En God schiep de grote zeedieren / en alle --- krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was'. Vier vertalingen hebben een komma, waar de atnach staat. De Statenvertaling heeft een puntkomma na het eerste woord 'aard'. Alle hebben een punt na het tweede woord 'aard', alleen Luther heeft daar een dubbele punt. Het vers bestaat uit een heel lange en een heel korte zin. Daartussen hebben alle zes vertalingen de zwaarste afscheiding: volkomen logisch grammatikaal gezien. De atnach staat echter in de eerste zin tussen de 'grote zeedieren' (anderen: walvissen, grote draken, grote zeemonsters, grote zeegedrochten) en alle andere waterdieren en vogels. 'Grote' staat er in het Hebreeuws met nadruk achter. Met die eerste wezens wordt dus iets bijzonders aangeduid. De 'tannin' lijkt een mythologisch wezen te zijn, een geweldig waterdier als bij voorbeeld de krokodil, maar ook bij voorbeeld een slang. Gispen (I,65) zegt, dat het hier geen mythologische wezens kunnen zijn. Westermann (I,190) zegt, dat ze dat niet hoeven te zijn. Maar hier staan ze wel door de hoofd-verdeler afgescheiden van alle andere hier genoemde wezens als een klasse apart. Zij verwerpen beiden Cassuto's idee, dat hier hun mythische oorsprong tegen-

Page 313: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

313

gesproken wordt, omdat ook die wezens niet anders dan scheppingen van God blijken te zijn. Met de sterke nadruk op 'grote' en de atnach daar achter, kan het ook betekenen, dat Gods scheppingen individueel groot van stuk en machtig kunnen zijn, maar dat hun grootheid ook in hun aantal gelegen kan zijn, zoals de 'krioelende' wezens, waar de wateren van 'wemelen' en 'allerlei gevleugeld gevogelte'. De biologie leert, dat scholen vissen, wolken insecten, zwermen vogels zich voor hun veiligheid vaak gedragen als één organisme. Hier zou de atnach dan de uitersten van verscheidenheid in Gods schepping en het wijze ontwerp daarvan benadrukken. Hoe dat ook zij, in het Hebreeuws staat dat allemaal grammatikaal in één zin: 'God schiep de monsters / en de wezens en de vogels'. Een nieuw onderwerp en gezegde komt pas in: 'En God zag ---'. De atnach is hier dus duidelijk een voordrachtsteken, geen grammatikaal leesteken. Enkele andere voorbeelden. In Genesis 33:4 is het emotionele element en effect heel sterk: 'En Esau snelde hem tegemoet, en omarmde hem, en viel hem om de hals en kuste hem, / en zij weenden ---'. Vier vertalingen hebben op de plaats van de atnach een puntkomma staan, twee, waaronder de NBG-vertaling, hebben alleen komma's. De atnach staat hier grammatikaal niet op een strategische plaats. Maar zijn plaats als voordrachtsteken is prachtig. Het eerste deed alleen Ezau. Jacob kon dat moeilijk doen, omdat hij niet zeker wist, of hij welkom zou zijn. Maar dat Ezau

Page 314: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

314

het deed, tekent de ontmoeting. Daarna weenden zij samen. Elk heeft daar zijn eigen reden voor gehad, naast de etiquette van toen en het geluk, elkaar weer te zien in harmonie. Als men dat hardop leest, volgen de eerste vier korte zinnetjes elkaar snel op: men ziet Ezau doen, wat daar staat. Als men dan vóór 'en zij weenden' even inhoudt, is het effect dramatisch. In Psalm 72:20 staat in letterlijke vertaling: 'Geëindigd zijn de gebeden / van David, de zoon van Isaï'. De Leidse en de Canisius vertaling hebben: 'Einde der gebeden van David, de zoon van Isaï'. De 'atnach' vlak voor 'David', maakt de nadruk daarop groter, want per slot is het het eind van het gebedenboek van die grote koning. Maar dat is met deze bewoording niet uit te drukken met grammatikale leestekens. In Micha 4:8 staat: 'En gij, Migdal Eder (Kuddetoren), Ofel (heuvel, SV.: sterkte) der dochter Sions, tot u zal genaken / en komen de heerschappij van voorheen, het koningschap der dochter van Jeruzalem.' Keil (463) merkt op, dat 'genaken' en 'komen' niet alleen door een atnach gescheiden zijn, maar dat dit versterkt wordt door de verschillende 'tijd' van hun futuur. 'Genaken' staat in de gewone toekomende tijd, 'komen' in de profetische verleden tijd. eigenlijk 'is gekomen' of 'kwam'. Dat stelt de toekomst zo zeker voor, alsof het al gebeurd was en men er op terugziet. Young (Literal Transl. Preface, Style, Tenses, Summary: yiqtol en qatal) houdt de Hebreeuwse toekomende tijd voor eigenlijk een tegenwoordige tijd en

Page 315: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

315

vertaalt het verleden deelwoord letterlijk: 'tot u komt, ja, is gekomen'. Dat drukt dat element nog sterker uit. Het 'ja', als een zeer wel mogelijke vertaling van 'en', schept een pauze, waar de atnach staat en schept een presentatie voor het volgende werkwoord, die in het Hebreeuws door de verandering van 'tijd' in de werkwoorden wordt bereikt. Vóór de 'atnach' is de dochter Sions kreupel en ver-strooid (4:6-7). Maar er komt niet alleen een wending ten goede, maar een glorieuze ommekeer. Door de pauze na 'genaken' is de verrassing des te groter: niets minder dan de heerschappij van voorheen zal terugkomen. Voorbeelden uit Daniël. In Daniël 2:12 staat: 'De koning werd hierover ten zeerste vergramd en toornig, / en hij beval, al de wijzen van Babel ter dood te brengen'. De eerste komma staat in vijf van zes vertalingen, de tweede in twee vertalingen, allebei staan ze in één vertaling. Alleen de tweede komma is zuiver grammatikaal verantwoord. Kennelijk heeft hier de plaats van de atnach meegespeeld. Die verhoogt de spanning: wat zal de koning, een Oosters despoot, nu doen?? Maar wat hij beval, was zelfs voor die tijd en plaats wel erg radikaal. In Daniël 6:4 staat: 'Toen overtrof deze Daniël de rijksbestuurders en stadhouders, / omdat een uitnemende geest in hem was; en de koning was van zins hem over het hele koninkrijk te stellen.' Deze punctuatie is vrij algemeen. Sommige vertalingen hebben een komma in plaats van de puntkomma.

Page 316: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

316

Eigenlijk zijn dit twee zinnen. Als het alleen om de eerste zin ging, zou de atnach op een goede grammatikale plaats staan. Maar als hoofdverdeler van het hele vers, zouden wij hem natuurlijk tussen de zinnen zetten: na 'was'. Dan zou de eerste zin de reden aangeven voor wat in de tweede zin staat. Maar hoewel dat voor het vervolg belangrijk is, is het niet het belangrijkste in dit vers. Het belangrijkste in dit vers is 'dat een uitnemende geest in Daniël was'! Dat wordt bewezen door het verleden ('Hij overtrof de anderen'), als wel door wat nog gebeuren zou ('over het hele koninkrijk gesteld'). De atnach helpt dat uit te drukken. Men zou het ook anders kunnen zeggen. De superioriteit en promotiekansen van Daniël zijn al verbazend, maar nog verrassender is de oorzaak: een uitnemende geest, die door de koning opgemerkt was en gewaardeerd werd. Ook hier gaat het dus niet om de structuur van hoofd- en bijzinnen, zelfs niet om de opeenvolging of climax van gebeurtenissen (wijzer dan – hoogste positie), maar om wat het meest in de aandacht staat: de wijsheid, integriteit en moed van Daniël als het psychologisch onderwerp. In Daniël 6:12 staat de atnach op een andere plaats: tussen (zelfstandig) naam(woord) en bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord. Leest u het maar eens hardop, alsof u het aan iemand voorleest. Dan voelt u zijn werking: 'Toen snelden die mannen toe en vonden Daniël / biddende en smekende tot zijn God'. Men ziet die mannen in actie en Daniël verzonken in gebed, alsof

Page 317: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

317

er niets aan de hand was. Drie vertalingen hebben geen leesteken, één heeft een komma na het eerste zinsdeel. Alleen Obbink en Canisius hebben een komma op de plaats van de atnach, Obbink alleen daar. Inderdaad vallen grammatikale en psychologische ontleding daar samen. In Daniël 11:5 staat: 'Dan zal de koning van het Zuiden sterk worden, maar één van zijn oversten / zal hem in sterkte overtreffen en heersen; en zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.' Hier staat de atnach wel op een heel vreemde plek. Letterlijk staat er: 'En sterk zal zijn de koning van het zuiden en (één) van zijn oversten / en sterk zal hij zijn over hem en hij zal heersen een heerschappij groot (zal) zijn heerschappij (zijn)'. Het is een zuiver psychologische ontleding. Door de 'atnach' valt eerst de nadruk op de koning en die overste. Direct daarna wordt gezegd, dat ze rivalen zijn en dat die overste de sterkste was, het won en dus ook een grotere heerschappij ontwikkelde. Geen van de vertalingen hebben dat nagevolgd, omdat ze zuiver grammatikaal punctueren. Voorbeelden uit Daniël 9: opmerkingen. Met beide wijzen van ontleden hebben wij ook te maken in Daniël 9. In de Hebreeuwse tekst vinden wij, als resultaat van het plaatsen van accenten voor de voordracht, een meer psychologische ontleding, waardoor het voorgelezene een bepaald effect heeft op de toehoorder. In de vertaling vinden wij een meer grammatikale ontleding, op grond van een logische analyse van de tekst door het plaatsen van leestekens.

Page 318: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

318

Wij vinden dat verschil tussen tekst en vertaling in de inleiding tot de voorzegging en in vers 24. Door dat na te gaan kunnen wij misschien de afwijking verklaren of oplossen, die wij in vers 25 vinden. In hoofdstuk 7 (blz.75) van deze studie hebben wij een analyse gegeven van de verzen van Daniël 9, door in de vertaling de plaats aan te geven van de Hebreeuwse atnach als hoofdverdeler. Zo kan iedereen enigszins nagaan, welke invloed dat heeft op het hardop voorlezen. Daaraan kan men ook zien, dat heel vaak de atnach niet op de plaats staat, waar een belangrijke grammatikale scheiding in het vers valt. Ook hebben wij daar geprobeerd, die invloed van de atnach op de tekst te benoemen volgens een stelsel van termen, die een gelijkwaardige benaming geven aan het effect daarvan in ieder van de verzen. Zo kan iedereen zich een voorstelling maken van de werking van dit voordrachtsteken, in tegenstelling tot de effecten van de grammatikale leestekens, die in de vertaling staan. Wij gaan dat nu in het bijzonder na in die verzen, waarin de NBG-vertalers kennelijk geen kans hebben gezien, om de atnach te honoreren met tenminste een of ander leesteken. Of anders gezegd, waar de Nederlandse vertaling grammatikaal gezien daar volgens hen leestekens eiste, die niet toevallig samenvielen met dit accent voor de voordracht. Laten wij dat hier nog eens samenvatten, zoals wij al in hoofdstuk 6 (blz. 67 evv.) hebben geconstateerd. In de Nieuwe Vertaling van het NBG '51 wordt de 'hoofdver-deler' in vijf van de zevenentwintig verzen van Daniël 9 totaal genegeerd, in de verzen 2, 4, 19, 22 en 24. Dat wil

Page 319: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

319

zeggen: in meer dan achttien en een half procent van de gevallen! En in de helft van de gevallen wordt de Hebreeuwse 'hoofdverdeler' niet door een voor dat vers uniek leesteken aangeduid. In deze teksten van Daniël kan men door hardop lezen enigszins bepalen, welk effect de 'hoofdverdeler' heeft op het harop voordragen, door het zelf te doen. Ook valt soms meteen het verschil op met de plaats, waar de vertalers de voornaamste scheiding geplaatst hebben op grond van een logische analyse. Als vergelijkingsmateriaal hebben wij, om het voor alle lezers eenvoudig en herhaalbaar te houden, ook hier alleen de paralleluitgave van 'Zes Nederlandse vertalingen' geraadpleegd. Verder hebben wij, naast algemenere werken, de commentaren op het Boek Daniël geraadpleegd van Aalders, Baldwin, Bevan, Boutflower, Charles, Hitzig, Keil, Lang, Leupold, Marti, Montgomery, Plöger, Pusey en Young. Wij geven bij de verzen aan, wat zij daar over de atnach geschreven hebben. Soms vermelden wij ook, als zij het over een andere indeling gehad hebben, zonder de atnach te noemen. Waar wij ze niet noemen, hebben ze de atnach totaal genegeerd. In overeenstemming daarmee geldt, dat wij bij enkele van deze verzen in het geheel geen aantekening over deze atnach in de commentaren of/en geen enkel leesteken op de plaats daarvan in de vertalingen konden vinden.

Page 320: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

320

Daniël 9:2. In Daniël 9:2 vinden wij de 'atnach' na 'boeken': 'In het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken / op het getal van de jaren, waarover het woord des Heren tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen'. Alleen de Statenvertaling heeft op de plaats van de atnach een komma. Maar ook daar is het niet sterker dan de andere in dat vers. Keil (321) merkt op, dat er staat: 'Ik lette in de boeken op het getal der jaren enzovoort'. Daarin is 'het getal' het voorwerp van 'ik lette op'. Men heeft wel beweerd, dat dat niet kan, omdat 'de boeken' daar eerst genoemd worden en omdat de atnach daaronder staat en als het ware van dat zinsdeel een apart zinnetje maakt. Want het voorwerp ('het getal') is daar door de atnach gescheiden van onderwerp en gezegde ('ik lette op'). Zo vertaalt Von Lengerke: 'Ik trachtte de Schriften te verstaan'. Dit laat zien, dat hij de atnach als een grammatikaal leesteken opvatte, dat van die eerste woorden een aparte zin gemaakt zou hebben. Maar Keil voert aan, dat inderdaad 'het getal' het voorwerp is van 'ik lette op': 'Ik lette op het getal'. Want het voorwerp is na 'in de boeken' geplaatst, omdat er een verdere verkla-ring aan toegevoegd is en wel twee mededelingen, ten eerste, dat Daniël de boeken bestudeerde en ten tweede, dat zijn studie zich richtte op het aantal jaren van de ballingschap. Dat de atnach het voorwerp van het werk-woord scheidt, is daardoor gerechtvaardigd. 'In de boeken' wordt onmiddellijk gevolgd door het voorwerp, en dat door de verdere bepalingen.

Page 321: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

321

Wij weten, dat de plaatsing van de accenten volgens strikte regels gebeurde. Dat valt buiten het bestek van deze studie. Maar wij kunnen wel het resultaat beoordelen, en wel van twee kanten. Ten eerste is daar de kant van de voorlezer, die hiermee de juiste wijze van voordragen krijgt aangegeven. Ten tweede is er de kant van de toehoorder, op wie het psychologisch afgestemd moet zijn. Welnu, de verdeling van het vers is zo, dat vóór de atnach de lezer (Daniël) en zijn bron (de boeken) genoemd worden en er na de verbazingwekkende verrassing. Dat laatste is dan tevens de reden voor gebed en de aanleiding voor de profetie. Leest men hardop, dan komt dat door de toonsverandering en korte pauze van atnach goed uit. Daniël 9:4, 19, 22. In Daniël 9:4 staat: 'En ik bad tot den Here, mijn God, en deed schuldbelijdenis / en zeide: 'Ach Here, Gij grote en geduchte God, die ---'. De scheiding tussen de wil tot gebed en schuldbelijdenis en de uitspraak er van en zijn inhoud is heel belangrijk. Weer alleen de SV geeft dat precies zo weer. In Daniël 9:19 staat: 'O Here, hoor! O Here, vergeef! O Here, merk op! Treed handelend op; toef niet / om Uwszelfswil, mijn God, want Uw Naam uitgeroepen over Uw stad en over Uw volk'. De smeekbede en het dringende beroep op het enig mogelijke motief: Gods Naam, is werkelijk dramatisch getekend door de 'atnach' daar tussen. Daar is ook de plaats voor een leesteken. Maar in Canisius en NBG is zelfs dat weggelaten.

Page 322: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

322

Montgomery (368) vermeldt de plaats van de atnach na 'toef niet' en zegt dan alleen, dat het evenwicht in rhetoriek en betekenis de punctuatie vereist, zoals wij die ook in de Nederlandse Bijbels hebben. Daaruit blijkt, dat hij naar niets anders keek dan naar de grammatikale zinsontleding en niet eens naging, of de atnach misschien voor de voordracht de plaats verdien-de, die hij in de Hebreeuwse Bijbel kreeg en wat dat voor de tekst inhoudt. In Daniël 9:22 staat: 'En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij / en zeide: "Daniël, nu ben ik uitgegaan, om u een klaar inzicht te geven"'. Hier is een dergelijke scheiding als in vers 4, nu tussen de aankondiging van een uitspraak en de inhoud er van. Het belang van het onderricht wordt er door onderstreept. Alleen de SV heeft daar een leesteken. Daniël 9:24. In Daniël 9:24 staat de 'hoofdverdeler' tussen de eerste vier en de laatste twee zegeningen van de Messiaanse tijd. Vaak neemt men, met een komma en/of het woordje 'en' drie maal twee (Leiden, Obbink, Canisius) of twee maal drie zegeningen bij elkaar (N.B.G.). In de SV en Luther staan alle zes, met komma plus 'en', gewoon achter elkaar. Geen van hen erkent de atnach. Maar de eerste vier zijn reeds door Christus bewerkt (Rom. 3:21-28; Rom.4-8), de laatste twee zullen pas op de nieuwe aarde werkelijkheid zijn: profetie 'bezegeld' door de vervulling en een eeuwig heiligdom, het Nieuwe Jeruzalem, gezalfd door de Tegen-woordigheid van God Zelf (Openb. 21:5-6; 3,10,22,23; Keil 344, Aalders 217).

Page 323: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

323

Zo zouden alle zes na 'zeventig weken' werkelijkheid zijn, na 'de voleinding' van Dan.9:27 (besproken in een aparte studie). Dan heerst de toestand van Openb.21-22. Dat zegt de deling vier - twee door de atnach van de Masoreten: vrome mannen, die Gods Woord vereerden en de Joodse gelovigen daarmee wilden dienen. Zij hadden ijver voor God, hoewel in eigen gerechtigheid, zonder de gerechtigheid bedoeld in Dan. 9:24 (Rom. 10:2). Maar begeleidt God alleen ons door Zijn Geest bij de verbreiding van Zijn Woord?! En hier werden de Masoreten niet alleen geleid, maar werden hun inzicht en hun intenties overheerst door de bedoelingen van de Grote Auteur. Maar zoals meer gebeurt, daarna volgde de menselijke reactie in het volgende vers! In vers 24 zien wij het resultaat van een menselijke beslissing, die door de Geest een oneindig verstrekkender betekenis werd gegeven, in 25 zien wij het resultaat van een menselijke beslissing, die door het ongeloof benut kon worden, om dit vers zijn betekenis te ontnemen. Daniël 9:24, de commentatoren. Aalders (215) noemt alleen de gebruikelijke groepering van de zes zegeningen in drie maal twee of twee maal drie, maar rept niet over de atnach. Baldwin (168) schrijft, dat de zes werkwoorden uiteen vallen in twee groepen van drie'. De eerste drie hebben te maken met Daniëls probleem van schuld en vergeving en de laatste met de vervulling van Gods bedoelingen. Ook hij noemt de atnach niet.

Page 324: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

324

Bevan (154) schrijft gewoon, dat 'de ongerechtigheid te verzoenen' volgens de accenten verbonden is met wat voorafgaat, maar het zou eigenlijk verbonden moeten zijn met 'eeuwige gerechtigheid te brengen'. Dan zouden de zes zegeningen op natuurlijke wijze uiteen vallen in drie paren. Hij besteedt ook geen aandacht aan de atnach. Boutflower (182 evv) deelt de zegeningen in in twee maal drie, zonder enige verwijz]ing naar de oorspronkelijke indeling. Hitzig (154 evv) groepeert ze twee aan twee, het eerste paar zonder verklaring, het tweede paar omdat die twee delen innerlijk met elkaar te maken zouden hebben, want allebei beloven geluk . Verderop zegt hij, dat anderen ook, volgens hem terecht, drie paren onderscheiden. Van het laatste paar zegt hij, dat dat het is, waar het hier om gaat. Hij ziet het als de beschrijving van de vervulling van Jeremia's profetie en de herinwij-ding van het allerheiligste brandofferaltaar (Ex.29:37; 30:29) en misschien ook de herinwijding van de tempel (Zach.3:9) door de Maccabeeën (1 Mac.4:54-59, 41) in de tweede eeuw voor Christus. Ook hij noemt de atnach niet. Maar onder anderen Wright (Pr.200/1) wijst er op, dat de Septuaginta, die Daniël 9 met de Syrische verdruk-king verbond, de zin zo veranderde, dat ze niet het altaar kan betekenen: 'een heilige der heiligen te verblij-den', als verwijzend naar de blijdschap bij de tempel-herinwijding(1Mac.4:41).Zijn uitleg komt nog. Keil (340) noemt enkelen, die de zegeningen verdelen in drie maal twee en neemt aan, dat de Masoreten

Page 325: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

325

daarom de atnach tussen de vier en de twee gezet hebben. Maar volgens hem berust dat op een foute constructie van de zinnen, vooral van de eerste twee, maar hij zegt niet waarom. Volgens hem geeft de rang-schikking van de zes, drie over de negatieve bevrijding door het wegnemen van zonden en drie over de positieve bevrijding door het brengen van gerechtigheid. Ook zouden ze drie aan drie parallel met elkaar lopen: 1-4 (zonde weg en gerechtigheid gebracht), 2-5 (letterlijk: de zonde en de profetie 'verzegeld'), 3-6 (eeuwige gerechtigheid en het eeuwige heiligdom als het Nieuwe Jeruzalem). Alleen komt daar de tegenstelling negatief - positief niet consequent in uit. Ook hij doet geen poging om de plaats van de atnach te begrijpen. Leupold (411) verdeelt ze in twee maal drie: dingen, die verwijderd moeten worden en dingen, die bereikt moeten worden, terwijl de eerste van iedere groep zijn groep samenvat. De atnach noemt hij niet. Marti (68) schrijft, dat het uit vier 'Langzeilen' bestaat. Hij vergelijkt het daarmee met een oudgermaanse (!) versvorm met acht heffingen, door caesuur, een soort korte pauze, in twee allitererende helften (Kurzzeilen) verdeeld (V.Gelderen, D.Wdb.). De tweede begint volgens hem met 'voleindigen', de derde met 'verzoenen', de vierde met 'bezegelen' (alle in het Hebreeuws aan het begin van hun zinsdeel). De atnach wordt niet genoemd. Wright (Pr.198) geeft ook een verdeling van twee maal drie. Hij motiveert dat met een ander accent, de Zakeph qaton, dat inderdaad een sterk scheidend accent is. Maar hij geeft toe, dat de volgende zin, de vierde,

Page 326: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

326

eigenlijk een soort parallel van de derde is. En de atnach aan het eind van de vierde zin noemt hij dan toch niet. Dat is eigenaardig. Want dat is de eigenlijke hoofd-verdeler van het vers. Young (192) herhaalt wat Keil al zei en ook diens motivering, hoewel beknopter (zonder hem echter te noemen). Ook hij noemt daar, zonder verdere verkla-ring, de Masoreten bij. Hun vier plus twee ziet hij dus ook als twee maal drie. Vreemd!

Page 327: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

327

22. ATNACH ALS VOORDRACHTSTEKEN IN DANIËL 9:25. De situatie. Daniël 9:25 is een samengestelde zin. De hoofdzin is: 'Weet dan en versta ---'. Dat is een incomplete zin, enigszins door de gebiedende wijs, maar het meest door het feit, dat de zin niet af is. 'Weet dan en versta ---' betekent zoiets als: 'Gij moet weten en verstaan --'. De vraag is dan 'WAT moet ik weten en verstaan?'. Het kortste antwoord is dan 'Dat!', namelijk, dat, wat volgt. Maar dat zijn twee zinnen, een vrij lange en een kortere. Hoe kunnen wij die aanduiden? 'Dat' zou lijdend voorwerp zijn en die twee volgende zinnen worden daarom 'lijdend voorwerpszinnen' genoemd. Maar die twee zinnen zijn ook niet helemaal compleet. Want normaal zou er staan (met Messiaanse inhoud): 'Gij moet weten en verstaan, DAT vanaf het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en (verder vol) te bouwen tot op een Gezalfde, een Vorst, zeven weken en tweenzestig weken zijn EN DAT zij hersteld en gebouwd zal worden, plein en gracht, maar in druk der tijden'.. Dan dat het bijzinnen zijn bij de hoofdzin 'Weet dan en versta ---'. Zowel in het Hebreeuws als in het Nederlands kan het 'dat' echter in beide gevallen weggelaten worden. Om die twee (bij)zinnen gaat het. Die bedoelen wij, als wij spreken over de 'eerste' en de 'tweede' zin. Het hele probleem draait om de vraag, waar de eerste van die twee zinnen ophoudt en de tweede zin begint. Komt dat scheidingspunt na 'zeven weken' of na 'tweeënzestig

Page 328: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

328

weken'? Dat is een interessante vraag. Want beide punten komen in aanmerking en wel grammatikaal of psychologisch. Maar om dat te constateren, moet men de zinnen op verschillende manieren hardop lezen. Daarbij is het ook belangrijk, of wij het lezen in het Hebreeuws of in een vertaling. Alle Westerse vertalingen hebben bijna alleen leestekens, zo goed als geen accenten in de Hebreeuwse zin van het woord. Deze leestekens spelen een overwegend grammatikale rol. Die is meestal beperkt tot het onderscheiden van hoofd- en bijzinnen. Ze kunnen ook een psychologische rol spelen, voorna-melijk voor nadruk en pauzes, ook als ze geen gram-matikaleziet men duidelijker, functie hebben. De Hebreeuwse accenten .zijn echter oorspronkelijk geplaatst voor de voordracht, vooral in publiek. Die zullen dus vaak op andere plaatsen zijn komen te staan dan leestekens. Maar soms vallen die samen en soms kunnen accenten vanwege hun functie als accent ook grammatikaal van betekenis blijken te zijn. De Messiaanse en de modernistische lezing. De Messiaanse lezing was die van de Christenen èn Joden in de eerste eeuwen van onze jaartelling en die van zo goed als alle christenen tot de negentiende eeuw. Die lezing was gegrond op de vervulling van Daniël 9:25-26 in de komst en de kruisdood van Jezus en de val van Jeruzalem. Die lezing wordt gedocumenteerd in oude vertalingen van het Oude Testament. De oudste was de Griekse Septuaginta van de tweede eeuw voor Christus. Daarin werd dit vers bijna onherkenbaar veranderd, om het passend te maken als voorzegging van de toen juist

Page 329: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

329

afgelopen Syrische verdrukking. Maar al gauw kwamen er verbeterde vertalingen. Daarvan vinden wij al citaten in het Nieuwe Testament, naast die uit de Septuaginta. Die verbeteringen vinden wij ook in de Griekse vertaling.van Theodotion uit de tweede eeuw na Christus. Ongeveer twee eeuwen later kwamen de Latijnse Vulgaat en de Syrische Peshitta klaar. Omdat men toen altijd hardop las, is de punctuatie daarin deels emphatisch voor de voordracht en deels grammatikaal. Die lezing is overgenomen in vrijwel alle vertalingen van vóór de negentiende eeuw, ook in de Statenvertaling. Ze hadden na 'zeven weken' een psycho-logisch leesteken (komma) en na 'tweeënzestig weken' een zwaardere puntkomma of punt, met een meer grammatikale functie als scheiding tussen de twee bijzin-nen. Het wordt dan (met die punctuatie): '--- van het uit-gaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te bouwen tot een gezalfde een vorst zijn zeven weken, en tweenzestig weken; zij zal hersteld gebouwd worden plein en insnijding en in druk der tijden'. De Hebreeuw-se Bijbel heeft op die twee plaatsen de twee zwaarste accenten staan. De moderne vertalingen zijn voor een groot deel beïnvloed door de modernistische lezing. Deze heeft een zuiver grammatikaal teken na 'zeven weken' en, als men het goed leest, een onvermijdelijke psychologische pauze na 'tweeënzestig weken'..Als men onder het hardop lezen goed luistert, mist men daar iets. Dat wordt, zonder de rest van de punctuatie en de parafrasering van de vertalingen: '--- van het uitgaan van een woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot een gezalfde

Page 330: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

330

een vorst zijn zeven weken; en tweeënzestig weken zal zij hersteld en herbouwd worden plein en insnijding en in druk der tijden'. Bekeken vanuit modernistisch standpunt, met een puntkomma na 'zeven weken', wordt in de eerste bijzin de duur van de periode het laatst genoemd en in de tweede bijzin het eerst. Men neemt dan aan, dat zo de twee perioden 'toevallig' naast elkaar kwamen te staan en niet, omdat ze bij elkaar horen. Dat zou een tegenstel-ling tussen die twee perioden geven. Voor die lichte pauze na 'tweeënzestig weken' heeft men allerlei constructies bedacht. Met die tussen haakjes, wordt de zin dan: 'En (gedurende, in de loop van de) tweenzestig weken zal zij', of: 'En tweenzestig weken (lang) zal zij', of: 'En (wat betreft de) tweeënzestig weken, zij zal) hersteld en herbouwd worden (blijven)'. Al die constructies zijn pogingen, om de vertalingsproblemen van hun punctuatie te omzeilen. Wij hebben die constructies al onderzocht. Grammatikaal en qua zinsbouw, zijn ze zowel in het Hebreeuws als in het Nederlands, fout gebleken. En hun tekst vertelt historische onmogelijkheden en onjuisthe-den, doet de logica geweld aan en veronderstelt een gebrek aan intellect en vroomheid bij de schrijver en zijn tijdgenoten, dat gewoon onvoorstelbaar is. Onderzoek in twee fasen. In Daniël 9:25 richt de modernistische exegese zich helemaal naar de plaats van die 'hoofdverdeler' en kent dat accent een exclusief grammatikale betekenis toe. Als men de onjuiste standpunten en beoordelingen ten

Page 331: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

331

aanzien van een grammatikale functie van de atnach wil bestrijden, is men dus genoodzaakt, om over de atnach als 'hoofdverdeler' te spreken als over een grammatikaal leesteken, in dit geval als over een puntkomma. Men kan dan nog wel de Hebreeuwse tekst bespreken, maar vanuit het gezichtspunt van de vertaler, die in zijn vertaling grammatikale leestekens moet plaatsen. Men spreekt dan feitelijk over de vertaling, niet over de Hebreeuwse tekst. Dat hebben wij in de voorgaande hoofdstukken bezien. Maar daarna komt de vraag op, wat de betekenis van dit accent zou zijn, als het door de Masoreten achter 'zeven weken' gezet was, niet als grammatikaal leesteken, maar als voordrachtsteken. Dat klemt te meer, daar de Hebreeuwse accenten oorspronkelijk voor juist dat doel geplaatst zijn. Dat hangt, zoals gezegd, af van de toon, waarop men die tekst leest, van de aard en de plaats van de klemtonen, die men legt en van de lengte van de pauzen, die men inlast, alles onder invloed van dat accent, als men dat vers dan hardop voorleest als aan een publiek. Het oorspronkelijk: twee belangrijke accenten. In het Hebreeuws staat in Daniël 9:25 de 'atnach' als 'hoofdverdeler' van het vers tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken'. En achter 'tweeënzestig weken' staat een zwakker accent, de 'rebiya'. Het zou echter naïf zijn, om daaruit meteen te concluderen, dat daarom ook het sterkste grammatikale leesteken achter 'zeven weken' moet staan.

Page 332: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

332

De atnach is een zogenaamd 'disjunctief accent', een scheidend accent. Hij scheidt dus, waar hij in Dan. 9:25 nu staat, de 'zeven weken' van de 'tweenzestig weken'. Als deze atnach een voornamelijk grammatikale functie had, zou met de 'tweeënzestig weken' een heel nieuwe zin beginnen. Maar daar wij al uitvoerig aangetoond hebben, dat dit accent hier geen grammatikale betekenis kan hebben, moeten wij zien, wat het zou bewerken, als dit accent een emphatisch voordrachtsteken was. De scheiding, die dat accent veroorzaakt, kan ook anders werken. Het brengt een pauze teweeg, die een bepaalde klemtoon legt op wat voorgaat en volgt. En daardoor kunnen die woorden worden gescheiden, maar soms ook juist worden verbonden. En voor zover het scheidt, geeft dat binnen die zin een onderverdeling aan van een bepaalde, daarvóór genoemde periode: de 'zeventig weken'. Door de emphatische 'hoofdverdeler' als klem-toonteken in vers 25 na 'zeven weken', krijgt de eerste en kleinste periode met het 'herstellen' van de stad de zwaarste nadruk en komt daarachter de langste pauze. Maar uit die klemtoon blijkt ook, dat de 'tweeënzestig weken' van 'bouwen' daar bij opgeteld moeten worden. Want het doel van het 'herstellen en bouwen' was, dat de Messias daar als Vorst kon binnenkomen. Na de 'tweenzestig weken' komt de 'rebiya', die vaak voorkomt (NatK.14). Dat is een zwakkere versverdeler, die echter ook tot 'de grote distinctivi' hoort. Die geeft na 'tweenzestig weken' nòg een pauze, als de scheiding tussen de twee bijzinnen. Maar die tweede pauze is korter. Daardoor laat dit accent toe, dat er een verbin-

Page 333: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

333

ding blijft met wat volgt. Want dat zegt, hoe wat in het eerste deel genoemd is, gedaan wordt, met het typische 'asyndeton' (p.106). In het Hebreeuws wordt eerst het sterkste teken en later het zwakkere teken gebruikt. Daarom doet men dat in de moderne vertalingen ook. Maar dan let men niet op het verschil in aard tussen de psychologische benadering voor de voordracht door accenten in het Hebreeuwse origineel en de grammatikale benadering voor een logische indeling door leestekens in de vertalin-gen. In het Hebreeuws zocht men voor de voordracht naar het meest dramatische punt in de zin, om daar het zwaarste accent te plaatsen. In vertalingen wordt voor de grammatikale indeling het eind van een (bij)zin met het zwaarste leesteken aangegeven. Het plaatsen van het sterkste accent na 'zeven weken' is dus wel te begrijpen. De voordracht eiste dat voor de kennelijke leestraditie in de eerste eeuwen. Maar het kan ook alleen dáárvoor gedaan zijn. Een grammatikaal scheidend leesteken achter 'zeven weken' geeft onoplosbare problemen. Als grammatikaal leesteken vertaald, wordt dat accent misbruikt om de tekst volgens modernistische opvattingen te ontleden, dat wil zeggen: als Messiaanse profetie te ruïneren. Als men met voorbijzien van het bovenstaande abusievelijk dat sterke Hebreeuwse accent na 'zeven weken' weergeeft met het sterkste leesteken, scheidt dat die twee perioden en kan vers 25 geen Messiaanse profetie zijn. Oude vertalingen, steunend op de lezing van na de vervulling, hebben dus een komma na 'zeven weken' en

Page 334: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

334

een zwaarder lees- teken na 'tweeënzestig weken'. Om accentuering en punctuatie te vergelijken, moet men de zin hardop lezen voor de toon en de pauzes. Geef een pauze, alsof er een komma staat, waar in de NBG-ver-taling een puntkomma staat. Dan blijkt, dat een komma na 'zeven weken' een aanwijzing kan zijn.voor het hardop voorlezen. Het legt nadruk op voorgaande èn volgende woorden of zinsdelen. En als men na 'twee-nzestig weken' een kortere pauze in acht neemt, hoort men, dat daar een nieuwe bijzin begint, die toch nauw verbonden blijft met de vorige. Wij zouden misschien kunnen zeggen: in Dan.9:25 is in het Hebreeuws de 'atnach' als 'hoofdverdeler' een 'accent', dat met een pauze en toonsverandering aangeeft, dat de 'zeven weken' en de 'tweeënzestig weken' bij elkaar horen als de wachtenstijd op de Gezalfde en Vorst. Achter 'tweeënzestig weken' staat de 'rebiya', een zwakker accent, dat de scheiding tussen de twee bijzinnen aangeeft. Het eerste is ook zo in voorbeelden, die wij in het vorige hoofdstuk hebben aangehaald en besproken. De atnach staat ook daar vaak niet op de logische plaats voor een grammatikale scheiding, maar tussen zinsdelen of woorden, die logischerwijs bij elkaar horen, maar in de voordracht gescheiden worden. Weer: twee handelingen in twee perioden. Als wij dit verder uitwerken, blijkt de hoofdverdeler het volgende te doen. Wij hebben al gezien, dat er.drie paren van woorden zijn, die met 'EN' worden verbonden: 'herstellen EN bouwen', 'zeven weken EN

Page 335: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

335

tweeënzestig weken' en 'hersteld EN gebouwd worden' (p.57,87). Het middelste paar heeft het 'atnach'-accent. In het voordragen beklemtoont dat de 'zeven weken' èn de 'tweenzestig weken'. Ook beklemtoont dat het 'EN', waarmee ze verbonden zijn. Door tussen beide perioden zo'n zwaar accent te plaatsen, dus, naast de klemtoon daarvan, een langere pauze in te lassen, wordt duidelijk gemaakt, dat het twee perioden zijn, overeenkomend met de twee daarvóór genoemde handelingen ten opzichte van Jeruzalem, 'herstellen' en '(verder) bouwen' (of) 'onderhouden'. Daarvan neemt iedere periode één deel voor zijn rekening. Om dat te zien, hoeft men de zin maar weer hardop te lezen, alsof men een gehoor voor zich heeft. Daarom ook wordt het verband met het daarvòòr genoemde 'herstellen en bouwen', herhaald in: 'zij wordt hersteld en gebouwd'. Ieder van deze twee perioden heeft namelijk zijn eigen karakter. Het doet uitkomen, dat het herstel negenenveertig jaar in beslag zou nemen en men de volgende eeuwen door zou gaan met bouwen. Dat gebeurt, zoals reeds gezegd, met alle steden, die zich na een verwoesting weer normaal ontwikkelen. En de geschiedenis heeft dat in het geval van Jeruzalem bevestigd. Maar die periode van 'verder bouwen' bleef niet beperkt tot die 'tweeënzestig weken'. Dat is fout in die modernistische vertaling: het heeft veel langer geduurd (p.172 evv.). Wie ze tot 171 v.C. berekent, is al fout: men houdt dan tientallen jaren van die tweede periode over. Maar als men dat al bagatelliseert, en die periode toch in 171 v.C. laat eindigen: men kon toch nog bouwen tot in

Page 336: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

336

168 v.C.! Terwijl de tweede periode in 30 n.C. eindigde, ging het bouwen tot 70 door. Maar dan zijn de 'twee-nzestig weken' alleen de termijn voor het komen van de Messias als Vorst. Ook dat doorbouwen was normaal en voor Jeruzalem bevestigt de geschiedenis ook dat. En de profetie voorzegde het door een uitspraak en, zoals aangetoond, door de accentuering! De laatste koning van het ongedeelde land der Joden, Herodes de Grote, was minstens een even groot bouw-meester als de laatste koning van het ongedeelde land der Isralieten, Salomo (Comay, 140). De bouw van een nieuwe tempel op het tempelplein, door Herodes begon-nen, was pas drie jaar voor de verwoesting voltooid. En in de toen diepe 'insnijding' in het terrein tussen de Beneden- en de Bovenstad, de Vijzel, het Kaasmakers-dal, het Tyropoeondal, werden grote werken gebouwd, vooral viaducten en een aquaduct. Het heilige 'Plein' en een dal, dat het eerst in gevaar was bij overstroming of belegering (Zef.1:10-11), waren de laatste plaatsen, om te bebouwen. Maar de profetie had het voorzegd en het gebeurde. Uit opgravingen is gebleken, dat de stedelijke ontwik-keling, vooral in de Bovenstad, vanaf de tijd van Hero-des tot aan de verwoesting zelfs toenam. Alle wijken breidden zich uit mèt de bevolking. De architectuur was van hoge kwaliteit. Oorzaak daarvan was Jeruzalems roep als pelgrimsoord (Mazar, 208-209). Plinius de Oudere (Naturalis Historia V,15) zag Jeruzalem in de laatste jaren en noemde haar 'verreweg de mooiste stad, niet alleen van Judea, maar van de hele Levant'

Page 337: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

337

(Bertinetti, 16). Het bouwen ging na de tweede periode door tot aan de verwoesting! De mening van enkele commentatoren. Nu volgen drie commentatoren, die allen het Woord van God als geïnspireerd en deze tekst als Messiaans aanvaardden, één in de tweede helft van de negentiende eeuw, één vlak na de eeuwwisseling en één in het midden van de twintigste eeuw. De eerste aanvaardde de 'hoofd-verdeler' na 'zeven weken' als grammatikaal leesteken, de andere twee niet. Keil (354) aanvaardde de 'hoofdverdeler' in Daniël 9:25 achter 'zeven weken' als een grammatikaal leesteken, om zijn eigen eigenaardige en weinig nagevolgde interpretatie te ondersteunen. Desondanks voelde hij zich geroepen om daarbij ook aan te tekenen, dat dit accent grammatikaal niets te betekenen heeft. Hij zegt, dat de atnach niet altijd zinsdelen van elkaar scheidt, maar vaak alleen een rustpunt aangeeft in een zin. En daarop laat hij volgen, dat die 'athnach' daar pas door de Masoreten geplaatst is en alleen de opvatting van die mannen weergeeft, zonder enige garantie voor de juistheid ervan. Wright (1906) vond (Pr.231), dat de Masoretische punctuatie in Dan.9:25 als accentuering eigenlijk geen probleem vormt. De atnach staat na 'zeven weken' voor de voordracht, om met een korte pauze het samenhoren van de twee eerste perioden te benadrukken. 'En zelfs als de accentuatie daar enige moeilijkheid zou geven, is die zelf niet van het allergrootste belang'.

Page 338: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

338

Young (204) schreef in 1949, dat in het Hebreeuws dit teken hier ook gezet kan zijn, niet om de zin in tweeën te verdelen, maar om aan te geven, dat er een pauze in acht genomen moetworden en dat die twee zinsdelen dus niet in één adem achter elkaar gelezen moeten worden. Wij zelf hebben al gezien, dat dat een heel ander effect kan hebben, vooral indien de tekst hardop gelezen wordt. En dat was vroeger het geval. Atnach na 'zeven weken' correct als accent. Dit résumé is een herhaling van eerdere uitspraken. Met enige reserve zouden wij dus kunnen zeggen: het bezwaar is niet tegen de 'hoofdverdeler' zelf, zelfs niet in de eerste plaats tegen de plaats er van, maar tegen de interpretatie er van als een grammatikaal leesteken in plaats van als een accent voor de nadruk ten behoeve van de voordracht. Die toekenning van een.grammatika-le functie is het ook, wat wij in het voorgaande gedeelte becritiseerd hebben. Dat de hoofdverdelers in de andere verzen ook een functie voor de voordracht hebben blijkt in de verzen, die ons grammatikaal moeilijkheden opleveren, de verzen 2, 4, 19, 22 en 24, besproken in het vorige hoofdstuk. Toch blijft er ook dan nog verschil tussen vers 25 en de andere verzen van hoofdstuk 9. Want als in vers 25 het patroon gevolgd zou zijn, dat van de verdeling van de andere verzen het gevolg is (hoofdstuk 7), dan zou men de atnach als hoofdverdeler na 'tweeënzestig weken' verwachten. Want dan heeft het tweede deel van het vers een bepalende functie en zegt meer over wat in het eerste deel genoemd wordt. Dat dit niet gedaan is versterkt de

Page 339: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

339

gedachte, dat er bij de plaatsing van de hoofdverdeler in vers 25 misschien toch andere motieven meespeelden. Maar men zou dit teken dus rustig kunnen laten staan, echter niet als leesteken, op grond van een grammatikale ontleding, maar als muzikaal voor-drachtsaccent, op grond van een psychologische ontle-ding. Dan worden de indeling en de inhoud van de zin onderstreept in overeenstemming met de.meest voor de hand liggende uitleg en met de klaarblijkelijke vervullingen in de loop van de geschiedenis. Maar aangezien de punctuatie in onze westerse talen grotendeels berekend is op 'stillezen' alleen met oog en verstand en daarom doorgaans een grammatikale ontleding markeert, zou het beter zijn, om te doen, wat alle commentatoren en vertalers doen met alle andere verzen, waar Hebreeuwse accenten huns inziens geen grammatikale indeling geven. Men laat ze weg en plaatst moderne, grammatikale leestekens al naar een modern gebruik van een westerse taal vereist. En wil men dan een punctuatie, waar grammatikaal en wat zinsbouw betreft, niets op valt aan te merken en uitspraken, die bevestigd worden door de ons bekende geschiedenis, die de logica geen geweld aandoen en niet in strijd zijn met de geestelijke mentaliteit van de Joden in die tijd, dan kan men het volgende doen. Men kan de plaats van het voordrachtsteken na 'zeven weken' alleen adequaat 'vertalen' met een aandachtsstreepje, een paar puntjes of met een accent op 'èn', zoals hiervóór al voorgeslagen, en een bijna afsluitend leesteken, een puntkomma, achter 'tweenzestig weken'. De gebruikelijke afscheiding tussen de verzen moet dan even vergeten worden. Vers 25 loopt

Page 340: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

340

dan heel natuurlijk door in vers 26. Dat geeft de oor-spronkelijke lezing van na de vervulling van deze profetie. Samenvattend kunnen we dus stellen: de atnach als 'hoofdverdeler' na 'zeven weken' en de 'rebiya' na 'tweeënzestig weken' zijn accenten voor de voordracht, maar de grammatikale indeling daarvan vereist een puntkomma na 'tweenzestig weken'.

Page 341: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

341

23. VERZEN 25 EN 26 MET VOORDRACHTSTEKEN. Het geheel. Laten wij de letterlijke vertaling van de verzen 25 en 26a nu nog eens bekijken. De tekst staat in hoofdletters. Met kleine letters worden woorden, zinnen en verklaringen toegevoegd, die in het Nederlands onmisbaar zijn, en bovendien tussen haakjes datgene, wat bepaalde woorden moet verduidelijken, of daarvan de juiste betekenis, de Bijbelse toepassing of de historische vervulling, moet doen uitkomen. Weer geven wij wat nu volgt op de volgende bladzijde, om een goed overzicht te waarborgen. Deze ruimte blijft dus open.

Page 342: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

342

'WEET DAN EN VERSTA: VANAF HET UITGAAN VAN EEN WOORD (van God, zie 23) OM JERUZALEM TE HERSTELLEN EN te onderhouden en verder TE BOUWEN, TOT EEN GEZALFDE, EEN VORST, ZIJN ZEVEN WEKEN --- ÈN TWEEËNZESTIG WEKEN: ZIJ ZAL HERSTELD EN (vol)GEBOUWD WORDEN, (tot en) met het tempel)PLEIN EN (de) INSNIJDING (in het terrein, het Kaasmakersdal), EN IN DRUK DER TIJDEN; (voor Arthahsasta een politieke en strategische noodzaak door opstanden in Egypte en Syrië en dreiging van de Grieken, voor de Joden bedreiging door omwonende volkjes) EN NA D(i)E (zojuist genoemde) TWEEËNZESTIG WEKEN ZAL EEN GEZALFDE UITGEROEID WORDEN (zoals de wet van Mozes een terechtstelling noemt) EN AAN HEM IS NIET (de plaats gegeven, die Hem als Vorst toekomt). EN (krijgs)VOLK (verg.11:15 lett.) VAN EEN VORST, DIE (dan) KOMT, (i.p.v. de Vorst, die gekruisigd werd, Joh.5:43) ZAL DE STAD EN HET HEILIGDOM VERWOESTEN.

Page 343: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

343

Vooruit ziend naar vers 26. 'Zeven en tweeënzestig weken' zouden verlopen TOT de komst van de Gezalfde als Vorst. Zover komt vers 25. Dat opent vergezichten op een glorierijke Messiaanse wereldheerschappij. Maar vers 26 zegt dan, dat NA die 'tweenzestig weken' de Gezalfde uitgeroeid wordt. Nu is alle hoop de bodem ingeslagen. Dat wordt zo welsprekend uitgedrukt door Kleopas: 'Wij leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou' (Luc.24:21). Wij komen daar in vers 26 op terug. In deze profetie wordt dus niet de komst van de gezalfde, maar Zijn dood het cardinale punt. Door de nadruk in vers 25 op het herstel en de bouw van de stad te leggen, hoewel voor de komst van de Messias als Vorst, wordt de komst van de Gezalfde bijna alleen genoemd als voorwaarde voor Zijn dood. Ook de bouw van de stad staat dus niet zozeer in verband met de komst, als wel met de dood van de Gezalfde. Dat 'uitroeien van de Messias' leidt tot de verwoesting van die stad, omdat de heerschappij van de Gezalfde het voornaamste doel voor het voortbestaan van Jeruzalem was. Zo werd het een opbouw voor de verwoesting. Jeruzalem was voor niets hersteld en gebouwd. In dat verband gezien, was deze verwoesting dus ook een oordeel. Terugziend vanuit vers 26. Vers 26 zegt dus als het ware: 'Na de twee perioden, die in vers 25 genoemd worden, komt nu ter sprake, wat er na het eind van het tweede deel daarvan zal voorvallen'. Dat wijst dus terug op de door het

Page 344: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

344

pauzeteken beklemtoonde perioden. Wat na die dubbele periode gebeurt, valt natuurlijk ook na de 'zeven weken', maar sluit alleen aan de 'tweeënzestig weken' aan. Vers 26 zegt óók zo uitdrukkelijk, dat het spreekt over gebeurtenissen 'na de tweenzestig weken', omdat het niet gaat over wat 'na de laatste week' zou zijn. Heel correct drukt vers 26 dat uit. Wij zagen al, dat als in vers 25 voor de atnach een leesteken tussen 'zeven weken' en 'tweeënzestig weken' staat, 'tweeënzestig weken' los komt te staan van 'zeven weken' als bepaling van tijd in de tweede bijzin. In vers 26 zou het lidwoord vóór 'twee-ënzestig weken' dat tonen. Maar wij hebben aangetoond, dat vers 25 grammatikaal, syntaktisch, historisch en logisch alleen zinvol is en fair tegenover schrijver en lezers, met de atnach na 'tweenzestig weken'. De twee perioden horen dan bij elkaar als onderwerp van de eerste bijzin, die de komst van de Messias Vorst en de Messiaanse heilsstaat voorzegt. Vers 26 knoopt dan aan bij het 'tot op' van vers 25 met het 'En na' en voorzegt voor vijf dagen later het 'uitroeien' van 'een Gezalfde' en Zijn verwerping als Vorst. In vers 26 krijgt daartoe het lidwoord 'DE' vóór 'tweemzestig weken' zijn essentiële aanwijzende karakter terug en wijst terug naar de periode, die het 'tot op' en de aankondiging van de Messias-Vorst van vers 25 suggereerde. Het voegwoord 'EN' (vóór een niet-werkwoord) is dan terecht explica-tief: 'En na d(i)e genoemde tweenzestig weken ---'. Afgezien van Gods Voorzienigheid en Zijn uiteindelijk Plan voor deze wereld, zou, als Israël zijn Messias als Vorst aanvaard had, de eindfase van de wereld-geschiedenis zijn ingetreden. Dan zou Israël na

Page 345: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

345

'tweeënzestig weken' in de laatste 'week' onder Zijn Goddelijke Koning leider der naties zijn geworden. Dat was door de profeten als mogelijk gesteld. Dan zouden ook de profetieën van Jeremia over Jeruzalem letterlijk vervuld zijn in een na de balling-schap hersteld en niet meer te verwoesten Jeruzalem. Die laatste 'week' zou een zuivere 'jaarweek' zijn geweest van zeven jaren. Dat probleem (waarover een aparte studie) wordt in vers 26 óók gesuggereerd met de woorden: 'En na de tweeënzestig weken ---'. Wij kunnen nu weer iets toevoegen aan wat al eerder aangesneden is. Daniël verwachtte volgens 9:2 de herbouw van Jeruzalem na de zeventigjarige ballingschap volgens de profetieën van Jeremia. Jeremia sprak echter alleen over een Jeruzalem, dat nooit meer verwoest zou worden. Daarom kwam de engel, om hem te 'onderwijzen' en 'een klaar inzicht' te geven, zodat hij Gods gedachten daarover zou 'weten en verstaan'. Die termen betekenen, dat er voordien een manco was in Daniëls kennis van zaken. Ten eerste moest hij beseffen, dat de herbouw van Jeruzalem pas zou beginnen met 'een woord', dat van God zou moeten uitgaan. Wij weten uit Jesaja 40:2 en uit Nehemia 1 en 2, dat dat nog een hele tijd op zich zou laten wachten. Maar ten tweede moest hij weten, dat de Messias bij Zijn eerste komst niet door Zijn volk aangenomen zou worden. Dat is immers duidelijk uitgedrukt met het 'uitroeien' van de Gezalfde?! En Jeruzalem en de tempel zouden weer verwoest worden. Een langdurige lijdenstijd zou eindigen in 'de voleinding' (Dan.9:27). Maar hem was al in vers 24 in

Page 346: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

346

het vooruitzicht gesteld, dat Gods doel toch eindelijk bereikt zou worden: 'Gods Plannen falen niet! Voortzetting in vers 26. Op het eind van de 'tweenzestig weken' zou 'een Gezalfde en Vorst' komen. Zijn Messiasschap was afhankelijk van de Goddelijke daad van zalving, waardoor Hij de 'Gezalfde', de 'Christus' werd. Dat staat nog in vers 25. Zijn Vorst worden was echter niet alleen afhankelijk van acceptatie door het volk bij de Intocht in Jeruzalem, maar ook van acceptatie door de leiding van het Joodse volk. In de Evangeliën zijn dat al meteen twee verschillende factoren (Luc.19:38 en 39). Maar nadat Hij aanvankelijk door het volk als Vorst geaccepteerd was, zou Hij uiteindelijk bij monde van de overpriesters door het Joodse volk als Koning van Israël verworpen worden (Joh.19:15, 19-22, 25). Ook Paulus onderscheidt dat in Handelingen 13:27. Zo ook Daniël 9:25 en 26. De Gezalfde zou dus niet krijgen, wat Hem toekwam. Dat staat daarna: 'en er is niet aan Hem', gewoon He-breeuws voor: 'Hij heeft of krijgt (het) niet', namelijk, wat Zijn recht was, wat al ontbreekt in Zijn aanduiding als enkel 'Gezalfde': Zijn 'Vorst - zijn'. Het volk huldigde Hem in, maar de leiders gaven Hem het gezag niet. Niet dat daarmee Gods Plan in duigen viel. Alles bleef Gods raad: de verwerping, veroordeling en kruisi-ging (Hand.2:23) èn het plan voor de toekomstige heer-schappij (Ps.2:6). Maar 'de Zijnen hadden Hem niet aangenomen' (Jh.1:11). Zijn aardse gezag zou het Messiaanse tijdperk ingeluid hebben. Daarop gaf vers 25

Page 347: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

347

de verwachting. Dat ging niet door. En niet alleen zou de 'Gezalfde' als een misdadiger terechtgesteld worden, maar 'een' 'Gezalfde des Heren', niet alleen als persoon, maar als ambtsdrager, zou naar Gods Wet als een van God en mensen vervloekte (Deut. 21:23) 'uit zijn volk "uitgeroeid"' worden: een vreselijker daad tegen God en Zijn Verbond is ondenkbaar. Zelfs een Saul werd daarom gespaard (1 Sam.24:7,11; 26:9,11,16,23; 2 Sam. 1:14, 16). Dat zou het einde voor Jeruzalem betekenen. Herbouwd om Hem te ontvangen, zou de stad weer afgebroken worden. Omdat Hij uitgeschakeld zou worden door een veroordeling en 'uitroeing' als misdadiger, zou dat einde voor Jeruzalem ook in de vorm van verwoes-ting en uitroeiïng komen. En omdat Jeruzalem de Messias niet als Vorst zou aannemen, zou God een andere vorst laten komen, die Jeruzalem wel moest aannemen. Hij verwoestte haar (Zach 11:12-17). Het was Titus, wiens vader tijdens het beleg van Jeruzalem keizer werd. Jezus werd door het volk als Vorst gehuldigd bij Zijn Intocht in Jeruzalem. Titus' vader werd tijdens het beleg van Jeruzalem door zijn 'krijgsvolk' gehuldigd als Keizer. Jezus werd 'de gaande vorst' en Titus werd 'de komende vorst', ook voor de Joden omdat ze onder Romeins bestuur stonden. Hèm zouden zij wel (moeten) aannemen, zoals Jezus zei in Joh.5:43, zelfs nog na de verwoesting van Jeruzalem, namelijk, toen Titus zijn vader opvolgde. Het ontbreken in vers 26 van 'vorst' achter 'gezalfde' legt dat zinnetje dat er op volgt uit: 'En er is niet aan Hem', betekent in gewoon Hebreeuws: 'En Hij heeft het niet'. En het wordt aangevuld door de aankondiging van het 'komen' van de

Page 348: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

348

vorst van het volk, dat Jeruzalem verwoestte: voor de verworpen Vorst kwam de andere vorst. Ook zo houdt alles met elkaar verband, als men eenmaal de tekst aan-vaardt, zoals hij daar staat. Een dubbele en een enkele periode. Zowel met een accent als de 'hoofdverdeler', als met de stem, kan een pauze ook een verbinding tussen de twee delen bewerken. Dan hangt o.a. af van de nadruk die het volgende woord krijgt. De zeven en de tweeënzestig 'weken' worden danook door de atnach niet gescheiden, maar juist verbonden. Dat bewerkt, dat de hele periode vòòr de komst van de gezalfde kan worden gecontras-teerd met de periode er na (zie Auberlen 136). Gedurende de dubbele periode van zeven en tweenzestig 'weken' van herstel en uitbreiding kan men alleen maar uitzien naar de komst van de Gezalfde. Maar de daarop volgende periode brengt Zijn dood en als gevolg daarvan oordeel van de verwoesting van stad en tempel en een kettingreactie van oorlogen daarna. De volgorde is: 'zeven weken' herstel, 'tweenzestig weken' verder bouwen, een 'Gezalfde', eerst als 'vorst' erkend, wordt verworpen en 'uitgeroeid'. Het bouwen aan de stad gaat verder, maar de volgende dertig jaar glijdt men af naar opstand, anarchie, belegering en ver-woesting. 'NA de tweeënzestig weken'. Er is dus een reden voor de wijze, waarop vers 26 begint. De inhoud van vers 26 is een vervolg van vers 25. De verdeling in verzen hoort niet bij de oorspronkelijke

Page 349: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

349

tekst. Wat in ons vers 26 staat, moet alleen in summiere bewoordingen aangeven, wat het gevolg zal zijn van de komst en de verwerping van de Gezalfde, of: van het herstel en de verwoesting van stad en tempel. Daar zouden de volgende eeuwen en millennia de gevolgen van moeten dragen. Het 'na de tweenzestig weken' suggereert ook deze tijdsruimte, waarin alles zou gebeuren, wat in vers 26 beschreven staat. In het eerste deel van deze profetie, in ons 25a, begint het herstel natuurlijk met het begin van de zeven weken: dat ligt impliciet in de woorden van de engel opgesloten. Een goed verstaander heeft hier maar een half woord nodig. En aan het eind van de volgende periode komt de Gezalfde: dat wordt expliciet gezegd. Het eerste zevental brengt ons met Maleachi aan het eind van de Oud - Testamentische profetie, en de volgende tweeënzestig weken brengen ons bij het eind van het Oude Verbond en het begin van het Nieuwe. In het tweede deel, in ons 25b en 26a, worden weer twee onderwerpen genoemd: het herstel en de val van de stad, met als oorzaak voor het laatste, het uitroeien van de Gezalfde (25b, 26a). Het zinsdeel 'En na de tweeënzestig weken ---', scheidt dan die twee delen. De eigenaardige tijdsaanduiding 'na de tweeenzestig weken', in plaats van 'na de negenenzestig weken', versterkt de gedachte, dat die 'tweeënzestig weken' inderdaad de wachtenstijd waren van een hersteld Jeruzalem op de komst van Christus. De schokkende mededeling over Zijn terechtstelling legt er de nadruk op, dat Hij na zo'n lange periode van wachten en voorbereiding, niet eens niet aangenomen, maar

Page 350: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

350

gerechtelijk 'uitgeroeid' zou worden en dat stad en tempel, na zo lange tijd van herstellen en bouwen, verwoest zouden worden. Pas vers 27 noemt de laatste 'week' en geeft het karakter van die laatste week aan, de hoofdverdeling er van, en van ieder deel weer het karakter. Meer wordt er hier niet van verteld. Hoe lang dit zou duren en wat er in gebeuren zou, werd pas 'na de tweeënzestig weken' geopenbaard, toen de Gezalfde verworpen was en de stad verwoest. De Openbaring aan Johannes, waarin Daniël bijna tachtig keer geciteerd is, gemiddeld bijna vier keer in elk hoofdstuk, neemt de draad weer op, vooral vanaf hoofdstuk 11. En het is doorspekt met begrippen, uitdrukkingen en beelden uit het Boek Daniël. Het spreekt weer van perioden en aantallen, van beesten en een beeld, van een draak en engelen, van wijsheid en verstand om het uit te leggen, van een mensenzoon op de wolken, van hen die het koninkrijk beërven, van opstanding en oordeel en zoveel andere elementen, die Openbaring gemeen heeft met Daniël. Daar gaat het verder op in en eindigt met de vervulling van alle woor-den Gods en een Nieuw Jeruzalem (21:1-6), het 'Allerheiligste' van Daniël 9:24. Dat wordt gezalfd, nu niet met olie, zelfs niet met alleen de Geest, maar met de Persoonlijke aanwezigheid van God en het Lam (21:22-23; 22:3-5).

Page 351: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

351

Page 352: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

352

INDEX van hoofdstuk- en perikoop-opschriften. DEEL I: VOOR EN TEGEN. 15 1. WAAR HET OM GAAT. 15 Foutief leesteken, foutieve vertalingen. 15 Argumenten en tegenargumenten. 17 Principe, tekst, uitgangspunt en bedoeling fout. 19 Emendatie: gebruik en misbruik. 22 Een voorbeeld van modernistische commentaar. 23 Drie verweven problemen. 26 De 'Nieuwe Vertaling' van het N.B.G. 1951. 27 'Hoofdverdeler' is eigen leven gaan leiden. 29 Keuze en volgorde van onderwerpen. 30 2. HET WERK DER MASORETEN. 33 De 'oude' en de 'moderne' tekst. 33 Het werk van de Msoreten. 34 Beperkingen der Masoretische notities. 36 3. MOTIEVEN VOOR PLAATSING ATNACH. 39 De historisch juiste plaatsing. 39 Een voorbarige interpretatie. 40 De meest ongelukkige plaatsing. 413 Hadden christenen en Joden vers 2 vervalst? 43 Kracht van de Messiaanse boodschap. 46 'Tegen de afvalligen'? 47 De atnach in plaats van een komma. 49 Een anti-Messiaanse uitlegging. 51 'Atnach'-accent fout in vers 24, móet in vers 25? 52 'Atnach' goed in vers 24, fout in vers 25. 56 De berekening, die klopt, moet fout zijn. 57

Page 353: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

353

4. BESTRIJDING MESSIAANSE INTERPRETATIE I. 61 Conservatieven misleid en bevooroordeeld? 61 Eerste argument: tegenstrijdig en ontwijkend. 64 Tweede argument: grammatikaal niet houdbaar. 67 Derde argument: ondoordachte kritiek. 70 Vierde argument: wat is dan 'kaal en bloot'? 73 Vijfde argument: zelfeliminatie. 75 Argumenten, die dat niet zijn. 77 Messiaanse uitleg dus niet 'hulpeloos'. 78 5. BESTRIJDING MESSIAANSE INTERPRETATIE II. 80 'Zeven weken en tweeënzestig weken' vreemd? 80 Wetenschappelijke benadering. 81 Waarom allang niet veranderd? 82 Echte profetie: grillig tijdsverloop. 82 Voor profeet en exegeet. 83 Realistische termijnen. 86 'Woord' en 'herstel' van stad na tempelbouw!. 87 Het is niet anders. 89 Tijd van tempelbouw en van stadsbouw. 90 Maleachi 'in de dagen van Nehemia'. 91 Maleachi op eind der 'zeven weken'. 92 Na Maleachi. 94 Zeven en tweeënzestig en één: symboliek. 95 Symboliek van drieënzestig min één. 96

Page 354: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

354

DEEL II: NAMAAKT EN ECHT. 99 6. HOOFDVERDELER IN N.B.G.-VERTALING. 99 Inleiding tot het overzicht. 99 'Hoofdverdelers' en leestekens in Daniël 9. 100 Algemene indruk. 101 'Vertaling' hoofdverdeler in Daniël 9. 102 Samenvatting. 103 Conclusie betreffende de contekst. 104 Nog meer inconsequenties. 105 Geen consequent grammatikaal teken. 107 Voorlopige slotsom. 108 7. HOOFDVERDELER HEBREEUWSE TEKST I. 109 Het patroon van de Hebreeuwse tekst. 109 De 'hoofdverdeler' in andere teksten. 109 Weer: de Voordracht. 111 Het patroon van de Hebreeuwse tekst.112 Daniël 9: de functie van de 'hoofdverdeler'. 113 Uitleg van de lijst. 115 Een heel ander voorbeeld. 116 Het oordeel van Gesenius in dit verband. 118 8. HOOFDVERDELER HEBREEUWSE TEKST II. 120 Vers 25: plaatsing van de 'hoofdverdeler'. 120 Atnach na 'zeven weken': tijdsorde en inhoud? 121 Atnach na 'zeven weken': verband en inhoud. 122 Atnach na 'zeven weken': herbouw stad? 124 Atnach na 'zeven weken': stad of Koning? 126

Page 355: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

355

Atnach na 'zeven weken': tegenspraak! 127 Atnach na 'zeven weken': conclusie. 128 Atnach na 'tweeënzestig weken': eenvoud. 129 Atnach na 'tweeënzestig weken': drie paren. 129 Atnach na 'tweeënzestig weken': ideale vorm. 133 Een ingebouwde marge. 137 9. PROFETISCHE EN HISTORISCHE FEITEN. 140 Voorlopige vaststelling van historische feiten. 140 Vanaf het uitgaan van een Woord. 140 Zullen zijn, verlopen --- tot op ---. 141 'Een gezalfde, een vorst'. 141 Zeven weken en tweeënzestig weken. 142 Weken van Bijbelse maanjaren. 142 'Het jaar Nul'. 143 Daniël 9:25a. 143 Profetie en geschiedenis. 143 Een Woord als in vers 23. 143 Een Woord, tot wie? 144 Een Woord, wanneer? 144 De eerste zeven weken. 145 Daniël 9:25b en 26a. 145 Korte bespreking van Daniël 9:25b en 26a. 146 Atnach na twee perioden: conclusies. 144 Een Gezalfde terechtgesteld. 147 Geboorte en dood van Jezus in geschiedenis. 148 Negenenzestig weken in de profetie. 149

Page 356: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

356

10. HET VOEGWOORD 'EN'. 150 Wederzijdse bezwaren. 150 Scheiding na 1e periode: functie 'EN' veranderd. 193 Twee soorten 'EN'. 152 'EN' met puntkomma na 'zeven weken'. 153 Niet '--- nu' of 'Wat betreft ---'. 156 Een speciaal 'EN' in de Griekse vertalingen? 157 Enkele gevolgtrekkingen. 159 'EN' met puntkomma na 'tweeënzestig weken'. 160 Daniël 9:25 in oude vertalingen. 161 Daniël 9:25 in Septuaginta, Theodotion, Vulgaat. 163 11. WAAROM 'EN' TWEE MAAL ONTBREEKT. 165 Bij eerste bijzin. 165 Tweede bijzin ten opzichte van wat voorafgaat. 167 Nog eens: opeenvolging of verklaring. 169 Tweede bijzin ten opzichte van wat volgt. 170.

Page 357: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

357

DEEL III: TAAL EN TIJD. 172 12. 'EN NA DE TWEEËNZESTIG WEKEN' I. 172 Taal en tijd. 172 Daniël schrijver van Daniël 7-12. 172 Bevooroordeeld onderzoek. 173 Drie problemen op grond van één vooroordeel. 174 Drie verstrengelde problemen. 176 Geloof en ongeloof. 177 Vers 26 bevestigt de Messiaanse uitlegging. 178 'DE tweeënzestig weken'. 181 Vers 26 vult vers 25 aan. 183 Twee perioden, vier momenten, één onderwerp. 184 De structuur van deze passage. 185 '--- tot --- en wat daarna?' 186 Gesuggereerde vragen, gegeven antwoorden 187. Verzen 26 en 27 midden in vers 25. 189 Vers 25 reikt verder dan 26 en 27. 190 Vers 26 commentaar op vers 25. 192 13. 'EN NA DE TWEEËNZESTIG WEKEN' II 193 Nog één onderwerp en een samenvatting. 193 'Weken': vaste volgorde, niet schuiven. 193 'Iedere ketter heeft zijn (ene) letter'. 194 Hiëronymus en Petrus. 195 Eind van 'laatste week' verwacht? 195 Berekeningen: Daniël 9:24-27. 197 Petrus' oplossing. 199 'Vernuftig gevonden verdichtselen'. 200 Christelijke schuiverijen. 201

Page 358: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

358

14. ENKELE CONCLUSIES. 203 Conclusies: het bepalend lidwoord 'DE'. 203 Conclusies: waarom 'Na de tweeënzestig weken'. 204 Conclusies: '--- tot op ---' is 'En na ---' 205. Conclusies: het explicatieve 'EN'. 206 Conclusies: nevengedachten. 209 15. MODERNISTISCHE PROBLEMEN MET DE GESCHIEDENIS. 210 Geen profeet, maar geschiedschrijver? 210 Misleide lezers? 212 'Problemen' van eerste lezers (gescheiden perioden). 214 Eerste tijdsbestek: Jeruzalem hoe lang in puin? 215 Het eerste tijdsbestek: berekeningen. 217 Een profetie' over het verleden? 220 Het tweede tijdsbestek. 221 Het derde tijdsbestek. 223 Het vierde tijdsbestek. 224 Een waarschijnlijker profetie denkbaar. 228 16. WAT MEN AAN BEIDE LEZINGEN GEHAD ZOU HEBBEN. 231 De modernistische vorm van Daniël 9:25-26a. 231 Wij zijn verloren! 233 Inderdaad een domme 'schrijver'. 234 Met 'hoofdverdeler na 'tweeënzestig weken'. 236 Vers 26 parallel aan vers 27. 237 Wat de lezers daaraan hadden. 238

Page 359: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

359

DEEL IV: NIET ZO, MAAR ZO? 240 17. ALTERNATIEVE VERTALINGEN I. 240 Nadeel van scheiding na eerste periode. 240 Een weinig fraaie manipulatie. 242 Het voordeel van de twijfel? 245 Gedurende, tijdens, in, binnen. 247 Grammatikale bezwaren. 248 Absolute nominatief: eerste variant. 250 Absolute nominatief: tweede variant. 250 18. ALTERNATIEVE VERTALINGEN II. 254 'Herstellen en (her)bouwen'. 254 'Hersteld en herbouwd worden', of '--- blijven'? 256 Onverantwoorde vervanging. 258 Bezwaren: grammatikaal. 259 Bezwaren: syntaktisch. 261 Logische en ethische bezwaren. 261 Historisch bezwaar: hoe lang bestond Jeruzalem? 262 Nog wat jaartallen en aantallen jaren. 266 Ook niet: 'Tweeënzestig weken lang'. 267 De historische werkelijkheid. 268 Het zwakke punt. 269 19. ALTERNATIEVE VERTALINGEN III. 272 Eerste twee perioden gelijk beginnen? 272 Kritiek op de parallel-theorie. 273 Nog enkele andere onmogelijkheden.275 Het 'woord om Jeruzalem te herstellen'. 276 Jaartallen en aantallen jaren. 278

Page 360: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

360

20. MOGELIJKHEDEN VOOR OPLOSSING. 280 Onevenredige belangstelling. 280 Wijzen van zinsontleden. 282 Woorden en tekens. 283 'Grammatikaal-logisch' en 'psycho-logisch'. 285 Geschiedenis van accenten en leestekens in vers 286 Plaatsing, huidige betekenis Hebreeuwse accenten. 288 Weergave in Westerse talen. 290 Accenten als voordrachtstekens. 291 Grammatikale waarde van accenten twijfelachtig. 292 Lezen of luisteren. 294 Voorlezen vereist emphatische accenten. 295 Rol van accentuering bij voorlezen en luisteren. 296 Zelf hardop lezen. 298 Van vers met accent tot vers met leesteken. 299 De leestraditie. 300 Twee leestradities. 302 Bijbelvertaler gaat met zijn tijd mee, meestal niet omgekeerd. 304 21. DE ATNACH ALS VOORDRACHTSTEKEN. 306 Opmerkelijke hoofdverdelers. 306 Genesis 1:1. 307 Genesis 1:21. 310 Enkele andere voorbeelden. 311 Voorbeelden uit Daniël. 313 Voorbeelden uit Daniël 9: opmerkingen.315 Daniël 9:2. 318 Daniël 9:4, 19, 22. 319 Daniël 9:24. 320 Daniël 9:24, de commentatoren. 321

Page 361: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

361

22. ALS VOORDRACHTSTEKEN IN 9:25. 325 De situatie. 325 De Messiaanse en de modernistische lezing. 326 Onderzoek in twee fasen. 328 Het oorspronkelijk: twee belangrijke accenten. 329 Weer: twee handelingen in twee perioden. 332 De mening van enkele commentatoren. 335 Atnach na 'zeven weken' correct als accent. 336 23. VERZEN 25 EN 26 MET VOORDRACHTSTEKEN. 338 Het geheel. 338 Vooruitziend naar vers 26. 340 Terugziend vanuit vers 26. 341 Voortzetting in vers 26. 343 Een dubbele en een enkele periode. 345 'NA de tweeënzestig weken'. 346

Page 362: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

362

Page 363: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

363

I. BEKENDE NASLAGWERKEN (ook aanschafsuggestie voor beginnende studenten). GEBRUIKTE WERKEN ALGEMEEN BIJBELS: Hebreeuws OT van Kittel en Snaith; Grieks NT van Nestle-Aland, en van Aland e.a.; Ot en NT in Zes Ned. Vert.; Bible in 26 Transl.; Young's Literal Translation; e.a. vertalingen; SEPTUAGINTA Rahlfs, VULGAAT: A.C.Fillion; PESHITTA vertaling Lamsa; APOCRYPHEN: Statenvert; NBG; RSV; GEMAKSEDITIES: Interliniair OT Green; NT Nestle-Marshal-RSV; Davidson Analytical Hebr.& Chald. en Greek Lex.; Wigram Emglishman's Hebrew en Greek Conc; Friberg, Analytical Gr. NT; SYNOPSIS ed.: Reese Chronological Bible; Crocket Harmony of Samuël, Kings and Chronicles; EVANGELIËN: Barr, Diagram of Synopsic Relationships, Aland Syn.Four Gospels Greek-English; Synopses A.T.Robertson, Swanson; Himmelreich en Smit, BIJBEL: Wierstra Wegwijzer; Vrijmoeth Ken Uw Bijbel; Helps; BIJBELS M. AANT.; Dake; Thompson; Helps; Rotherham,Emphasized B.; Soncino Books of the Bible. Ed. A. Cohen; Soncino Press, London, Jerusalem, New York, 12th impr. 1975; GRONDTEKST: Prel.& Interim Report on the Hebr.OT, UBS; Hulst*, A.R., Old Testament Translation Problems', Brill, Leiden, 1960; Young Concise Commentary (bij Lit.Transl.); Metzger B.M., Textual Comm. Gr. NT, UBS, 1971; Rienecker Sprachlicher Schlüssel zum GNT; Woordstudies NT Vincent, Robertson; Aant. in Dake, Thompson,

Page 364: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

364

Scofield; Newberry Bible; Rotherham Emphasized B.; Revised Version; RSV; NT Voorhoeve; CONCORDANTIES: Volmaakte Trommius; Trommius Bolle 3e met grondw.; Supplement Trommius; Conc. bij NBG-vert. Kok; Comprehensive Conc. Walker; Schmoller; Wigram OT, NT; Handy C. of the Sept.; A Conc.to the Apocrypha on the RSV; VERWIJSTEKSTEN: Treasury; Dake, Thompson, Pieter Keur; GRAMMATICA'S: HEBR: Gesenius-K-C, 1909/90; Nat Koopmans '51; Oscar Grether; Williams Hebr. Syntax; GRIEKS: Robertson; Grosheide-R.; Blass- Debrunner, 16e; Dana & Mantey Manual Grammar of GNT; Moule Idiom; Burton, Moods & Tenses; Rademacher N.T.Grammatik; WOORDENBOEKEN: HEBR: Köhler-Baumgart-ner, Gesenius-Brown-Driver-Briggs; Ten Boom OT Kernbe-grippen; Snaith Distinctive Ideas; GRIEKS: Thiel (Wolters), Liddell and Scott; Kittel, Brown en Preuschen (ook voor Hebr.-Gr. equiv.); Pop Geheim; Jastrow Dict. Oud-Joodse Geschriften; SYNONIEMEN: HEBREEUWS Girdlestone; Wilson OT Wordstudies; Köhler-Baumgartner Supplementum; GRIEKS Darton Modern Conc. NT; Brown New Int.Dict. of NT Theol.; Trench en Dict.of NT Greek Synonyms; Vine; R.Luther; Handwijzer Grondw. NT; INLEIDING OT: Aalders, Harrison, LaSor, Unger, Vriezen en v.d.Woude; Swete Introd. Greek B.; GESCHIEDENIS: Wereldgesch.: Mann-Heusz, Grimberg-Svanströms Sesam; Roberts Aula; Gr. Oosthoek; Langer New Ill. Enc. of World Hist.; Larouse

Page 365: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

365

Enc. of Ancient & Medieval Hist.; Reinaert Syst.Enc. 93 ISRAËL: Noth; Finegan; Harrison OT Times; Baarslag; V.d.Zee Ballingschap; Pfeiffer Between Test.; Josephus, Herodotus; CHRONOLOGIE: Parker and Dubberstein; Mellersch (Chron.Anc. World); Tijdtafel Time-Life; Stein Kulturfahrplan; Sesam Atlas Wereldgesch.; Elsevier Repertoria Gesch.I; Ploetz Lex. Wereldgesch.; Bond (Handy Book Rules & Tables); KONINGEN: Thiele, Hoofdwerk: Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, (Eerdmans, '65), verkort: Chron.of the Hebrew Kings (Zondervan, '77). CHARTS: Whitcomb O&NT; Walton OT; House NT; Klassen; HIST. ATLAS: Spectrum;Thieme;Elsevier;Kosmos; BIJB. ATLAS: Aharini/Avi-Yonah; Rogerson; Van Deursen; ENCYCLOPEDIËN: Grote Winkler-Prins 8e; Grote Spectrum '74; Rel. in Gesch. u.Gegenward, 1e, 2e, 3e; Intern. Standard Bible Enc.; Illustr.B.Dict. Intervarsity Press; Reicke en Rost Bijb.-Hist Wdb.; WP. Enc.v.d.Bij-bel; WP. Enc.v. Godsd. Kerken en Secten; v.Goor Enc.Wdb der Godsdiensten; Lamer-Fuchs Enc. Wdb. der Klassieke Oudheid; Avi Yonah-Shatzman Enzykl. des Altertums; Bijb.Enc. Kok; Oxford Dict. of Chr.Church; Walton Charts OT; House Charts NT; JUDAÏCA: Strack-Billerbeck; Riessler Altjüd. Schrifttum; Kautsch Apokryphen und Pseudepigraphen des AT; MISHNAH Danby; Gilbert Atlas Joodse Gesch.; Posner My Jewish World, Judaica for Youth; Wigoder New Standard Jewish Enc..

Page 366: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

366

II. OVER DANIËL (EN EVANGELIËN). Met * indien naar verwezen in deze studie. Anders alleen geraadpleegd. Een enkel blz. nr staat hier i.p.v. in tekst. Aalders*, G.Ch., Daniël, Uitg. My. Kok, Kampen, '62. Aalders, G.Ch., Het Boek Daniël, Korte Verklaring, Kok, Kampen 6e, geen jaar. Anderson, R., Daniël in the Critics' Den, 1895, Black wood and Sons, Edinburg. Anderson, R., The Coming Prince, Hodder & Stroughton, London, geen jaar. Auberlen*, C.A., Der Prophet Daniël und die Offenbarung Johannis, 3e, Bahnmaier, Basel, 1874. Augustinus*, Belijdenissen, Sizoo, Meinema, Delft, 6e, 1948. Baldwin*, J.G., Daniël, Intervarsity Press, 1978. Behrmann*, G., Das Buch Daniël, Vandenhoeck & Rup-recht, Göttingen, 1894. Bertinetti, M., Jerusalem, Bison Books, London, '86. Bevan*, A.A., A short commentary on the Book of Daniël, University Press, Cambridge, 1892. Biederwolf*, W.E., Second Coming Bible, Baker, Gr.Rapids,1980. Blass, Debrunner en Rehkopf*, Grammatik des N.T Griechisch, Göttingen, 16e, 1984. Boutflower*, Ch., In and around the Book of Daniël, Society for Promoting Chr. Knowledge, London, '23. Charles*, R.H., A Critical and Exegetical Commentary on the Book of Daniël, Clarendon Press, Oxford, '29. Cassuto, U., A Commentary on the Book of Genesis, vert. uit Ivriet I. Abrahams, Magnes Press, Jerusalem, 1961.

Page 367: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

367

Comay, J., The Temple of Jerusalem, Rolt, Rhinehart & Winston, N.Y., 1975. Edersheim*, A., The Life and Times of Jesus the Messiah, I,II, Longmans, Green & Co, 3rd Ed. 1886, Eerdmans, Grand Rapids, 37th Am.Ed. 1956. Edersheim, A.,The Temple, Eerdmans, Gr.Rapids, '58. Encyclopaedia Judaica for Youth*, My Jewish World, Ed. R. Posner, Keter Publ. House Ltd, Jerusalem. Eusebius*, Ekkleesiastikee Historia, Church History, transl.&notes A.C. McGiffert Ph.D., A Select Library of Nicene and Post-Nicene Fathers, Ed. Ph. Schaff D.D.,LL.D.and H.Wace D.D., 2e series, vol.1, American Edition, Eerdmans, Grand Rapids, 1979. Ewald*, H., Die Propheten des Alten Bundes erklärt, 3e Band, Göttingen, 1868. Fraidl*, F., Die exegese der siebzig wochen Daniëls, Leuschner & Lubersky, Graz, 1883. Gesenius Grammar, zie algemene lijst: Grammatica's. Gispen*, Genesis, Uitg.My. Kok, Kampen, 1974. Greydanus, S., Het H.Ev. v.Lucas, Wristers, Utrecht, 1983. Greydanus*, S., De tweede Br. v.d. Ap. Petrus, Wristers, Utrecht, 1983. Grosheide, F.W. Het H. Ev.v. Mattheüs, Wristers Utrecht 1983. Haupt*, P. Sacred Books of the Old Testament, 1898. Hävernick*, H.A.C., Commentar über das Buch Daniël, Hamburg, 1832. Hengstenberg*, E.W., The Christology of the Old Testament (vert. R.Keith, abridged by T.K.Arnold), F.& J.Rivington, London, 1847 p.165).

Page 368: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

368

Hiëronymus*. Voor zijn lange citaten over rabbi's, die 62 w. vóór 7 w. namen (H.12,p.125), geeft Fraidl geen bron. Hilgenfeld, Die Propheten Ezra und Daniël, Pfeffer, Halle, 1863. Hitzig*, F., Das Buch Daniël, Weidmann, Leipzig, 1850. Hulst*, A.R., zie Alg.lijst, Tekst Hebr.. Jastrow, zie algemene lijst, Woordenboeken. Junker, H., Untersuchungen ü. liter. u. exeg. Probl. d. Buches Daniel, Hanstein, Bonn, 1932. Kahle*, P.E., Massoreten des Ostens, Hinrichs, Leipzig, 1913. Kahle*, P.E., The Caïro Geniza, Oxford Un. Press, London, 1947. Kamphausen* 'Text of Daniël' in Haupt, Sacred Books, zie daar. Keil*, C.F., Biblical Commentary on the Book of Daniël, Eerdmans Publ.Co., Grand Rapids, 1949. Kenyon*, F., Our Bible and the Ancient Manuscripts, Rev. A.W. Adams, Harper, New York, 1958. Kliefoth*, Th., Das Buch Daniël, Sandmeyer, Schwerin, 1868. König, E., Die Messianischen Weissagungen des A.T., Belser, Stuttgart, 1923. Lang*, G.H., The Histories and Prophecies of Daniël, 5e, Paternoster Row, London / Kregel, Grand Rapids, 1940/73. Lengerke*, C. von, Das Buch Daniël, Königsbergen, 1835. Leupold*, H.C., Exposition of Daniël, The Wartburg Press, Columbia, Ohio, USA, 1943?

Page 369: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

369

Marti*, K., Das Buch Daniël, Mohr Verlag, Tübingen, 1901. Mazar, B., The Mountain of the Lord, Boubleday, 1975. Mayer*, G.K., Die Messianischen Proph. des Daniëls, 1866. Montgomery*, J.A., A Critical and Exegetical Commentary on the Book of Daniël, Clark, Edinburg, 1926. My Jewish World, zie algemene lijst, Judaïca. Plöger*,O., Das Buch Daniël, Gutersl.Verlangsh.Mohn, 1965. Posner, zie algemene lijst, Judaïca. Prause*, G., Herodes de Grote, Meulenhoff, Amsterdam, 1977/8. Pusey*, E.B., Daniël, the Prophet, Parker & Co., Oxford, 6e, 1864/80. Rotherham*, Emphasized NT., zie Algemene lijst, Bijbel m.aant. Selms*, A. v., zie Ztschr. für Altt. Wiss., 91,2,170-6. Sizo*, A., De Antieke wereld en het Nieuwe Testament, Kok, Kampen, geen jaartal. Soncino, zie algemene lijst, Bijbel met aant. Swete*, H.B., An Introduction to the OT in Greek, Cambridge University Press, 1902, KTAV Publishing House 1968. Talmoed*, Kidd., (bij Edersheim). Tertullianus*, Adv.Judaeos, Antw.a/d Joden, p.159/60, transl., notes S. Thelwall, The Ante Nicene Fathers, Ed.A.RobertsD.D., J.Donaldson,LL.D. Vol. III, Ameri-can Edition, Eerdmans Gr.Rapids, 1978.

Page 370: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

370

Westermann*, C., Genesis I, Neukirch. Verl., Neukirchen, 1974. Wickes*, W., Hebrew Prose Accents, Accents of the Poetical Books, Accents of the Twenty-one Books, Oxford, 1881/7. Wiseman*, D.J., T.C. Mitchell, R. Joyce, W.J. Martin, K.A. Kitchen, Notes on some problems in the B. of Daniël, Tyndale Pr., London, 1965. Wolf* in Bibliotheca Hebraïca III p.1228, bij Zöckler, (Hst.3) Wright*, C.H.H., Daniël and his Prophecies, Williams and Norgate, London, 1906. Wright*, C.H.H., Daniël and his Critics, Idem, London, 1906. Young*, E.J., The Prophecy of Daniël, Eerdmans, Gr.Rapids,'49. Zöckler*, O., Der Prophet Daniël, Velhagen en Klasing, Bielefeld, Leipzig, 1870.

Page 371: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

371

Page 372: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

372

Page 373: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

373

'REALISTISCHE' BIJBELSTUDIE 1. De Bijbel is het 'logboek' van menselijk contact met God, ge-schreven door mensen, geïnspi-reerd door de Geest van God. 2. Boeknaam zegt 'door of over wie of wat'. 3. Het zijn historische documenten, nu verdraaid door literaire theorieën. 4. Profetie is voorzegging, geen verslag. 5. Genesis 1-37 heeft de opmaak van 11 kleitabletten (Wiseman). 6. Historisch leefde Mozes rond 1447 v.C. ('uittocht' Ex.12:40,41; 1K.6:1). 7. Nu staan de rege-ingsjaren der koningen historisch vast (Thiele). 8. 'Nieuwe' Griekse kopiesnippers van Mattheüs!, Marcus!!, Johannes!!, Handelin-gen!, Romeinen!, 1 Timotheüs!!, Jacobus!! en 1 Petrus? zijn uit jaren, die de Bijbel uitwijst. 9. Handelingen en Brieven zijn historisch (Ramsay). 10. De oude Christelijke historici zijn juist. 11. De Bijbel staat boven de Leer! 12. Wat stáát er? 13. Onze Bijbel komt niet van de oudste manuscripten. 14. Wetenschap is feilbaar. Zijn feit èn uitleg 'feiten'? Veel staat al in de Bijbel. 15. Die betreft Gods Koninkrijk, met Jezus, de Opgestane Zoon van God, als Heer en Zijn drie Namen en Titels als functies. 16. De 'geest' is reëler dan 'materie'.

Page 374: DANIËL 9:25, ORAKEL OF PROFETIE?

374

Iedereen ziet het verschil tussen Daniël 9:25 in de Staten- en NBG-vertaling. Dat heeft een lange geschiedenis en een diepe achtergrond. De christenen vielen met het vervulde Daniël 9:25,26 over het jaar van Christus' terechtstelling vóór de verwoesting van Jeruzalem, de Joden lastig. Die namen dat wel aan, maar voor een valse messias, omdat er staat: 'Er is niet aan hem': 'Hij heeft (het) niet'. Toen in het Oude Testament accenten voor de voordracht werden geplaatst, heeft men die in Daniël 9:25 als grammatikaal leesteken opgevat, wat de profetie wijzigde'. Die werd spottend een 'profetie van het gebeurde' genoemd, namelijk met een 80 jaar verschil, van de zogenaamde verwoesting van Jeruzalem door de Syriërs in 168 vC. Dat is algemeen overgenomen. Wij zoeken het uit.