Cursus EPB-software 3 gewesten

294
1 Versie juli 2013 Cursus EPB-software 3 gewesten Cursus EPB-software 3 gewesten Deze cursus beschrijft de werking van de nieuwe EPB-software 3 gewesten. In juli 2013 wordt een eerste versie van de EPB-software 3 gewesten, versie 4.3.0, publiek verspreid via de website van het VEA. Met die versie kunt u geen startverklaringen en geen EPB-aangiften opladen op de Energieprestatiedatabank. Versie 4.3.0 is bedoeld om verslaggevers, architecten en andere bouwprofessionelen vertrouwd te maken met het nieuwe softwarepakket. Op 1 januari 2014 zal een officiële publieke versie beschikbaar zijn van de nieuwe EPB- software: versie 5. Het is verplicht om die versie te gebruiken voor het rapporteren van projecten met een aanvraagdatum van de bouwvergunning of een meldingsdatum vanaf 1 januari 2014. Voor projecten met een aanvraagdatum of een meldingsdatum vanaf 1 januari 2012 en vóór 1 januari 2014, kunt u EPB-aangiften en startverklaringen indienen met de oude én met de nieuwe EPB-software. Voor projecten met een aanvraagdatum of een meldingsdatum vóór 1 januari 2012, moet u startverklaringen en aangiften aanmaken met de oude EPB-software. Onderstaande figuur illustreert wanneer u met welk softwarepakket moet werken.

Transcript of Cursus EPB-software 3 gewesten

Page 1: Cursus EPB-software 3 gewesten

1

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Cursus EPB-software 3 gewesten

Deze cursus beschrijft de werking van de nieuwe EPB-software 3 gewesten.

In juli 2013 wordt een eerste versie van de EPB-software 3 gewesten, versie 4.3.0, publiek

verspreid via de website van het VEA. Met die versie kunt u geen startverklaringen en geen

EPB-aangiften opladen op de Energieprestatiedatabank. Versie 4.3.0 is bedoeld om

verslaggevers, architecten en andere bouwprofessionelen vertrouwd te maken met het

nieuwe softwarepakket.

Op 1 januari 2014 zal een officiële publieke versie beschikbaar zijn van de nieuwe EPB-

software: versie 5. Het is verplicht om die versie te gebruiken voor het rapporteren van

projecten met een aanvraagdatum van de bouwvergunning of een meldingsdatum vanaf 1

januari 2014. Voor projecten met een aanvraagdatum of een meldingsdatum vanaf 1 januari

2012 en vóór 1 januari 2014, kunt u EPB-aangiften en startverklaringen indienen met de oude

én met de nieuwe EPB-software. Voor projecten met een aanvraagdatum of een

meldingsdatum vóór 1 januari 2012, moet u startverklaringen en aangiften aanmaken met de

oude EPB-software.

Onderstaande figuur illustreert wanneer u met welk softwarepakket moet werken.

Page 2: Cursus EPB-software 3 gewesten

2

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Inhoud

1 Indeling van het gebouw ................................................................................................................ 10

1.1 Overzicht indeling ..................................................................................................................... 10

1.2 Een volume toevoegen en verwijderen ............................................................................... 12

1.3 Een ‘Project’ aanmaken ......................................................................................................... 13

1.3.1 Definitie ............................................................................................................................... 13

1.3.2 Een nieuw project aanmaken ....................................................................................... 14

1.3.3 De gegevens van een project invoeren ..................................................................... 15

1.4 Een ‘Gebouw’ aanmaken ...................................................................................................... 21

1.4.1 Definitie ............................................................................................................................... 21

1.4.2 Invoervenster ‘Gebouw’ ................................................................................................. 21

1.5 Een ‘Beschermd volume’ en ‘Niet-beschermde volumes’ aanmaken ......................... 25

1.5.1 Definities ............................................................................................................................. 25

1.5.2 Invoervenster ‘Beschermd volume’ .............................................................................. 26

1.5.3 Invoervenster ‘Niet-beschermde volumes’ ................................................................. 26

1.5.4 Een niet-beschermd volume aanmaken ..................................................................... 27

1.6 Een ‘K-volume’ aanmaken ..................................................................................................... 30

1.6.1 Definitie ............................................................................................................................... 30

1.6.2 Invoervenster K-volume ................................................................................................... 30

1.7 Een ‘EPB-eenheid’ aanmaken ............................................................................................... 30

1.7.1 Definitie ............................................................................................................................... 30

1.7.2 Invoervenster ‘EPB-eenheid’ .......................................................................................... 30

1.7.3 EPB-eenheden groeperen in hetzelfde K-volume ..................................................... 35

1.8 Een ‘Ventilatiezone’ aanmaken ............................................................................................ 36

1.8.1 Definitie ............................................................................................................................... 36

1.8.2 Het invoervenster ‘Ventilatiezone’ ................................................................................ 36

1.9 Een ‘Energiesector’ aanmaken ............................................................................................. 36

1.9.1 Definitie ............................................................................................................................... 36

1.9.2 Het invoervenster ‘Energiesector’ ................................................................................. 37

1.10 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software .................................................. 37

1.10.1 EPB-eenheden groeperen in een K-volume ............................................................... 37

1.10.2 De benamingen van de volumes in de boomstructuur zijn anders ....................... 37

1.10.3 De indeling van het project volgens de aard van de werken is anders ............... 37

1.10.4 Personen invoeren ............................................................................................................ 38

1.11 Verwijzingen ............................................................................................................................... 38

2 Constructies ........................................................................................................................................ 39

Page 3: Cursus EPB-software 3 gewesten

3

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.1 De knoop ‘Scheidingsconstructies’ ....................................................................................... 39

2.2 Het invoervenster ‘Scheidingsconstructies’ ......................................................................... 40

2.3 Opake constructies .................................................................................................................. 41

2.3.1 Algemeen .......................................................................................................................... 41

2.3.2 Begrenzingen ..................................................................................................................... 42

2.3.3 Importeren en exporteren van en naar de bibliotheek ........................................... 47

2.3.4 U-waarde/R-waarde : directe invoer ........................................................................... 47

2.3.5 U-waarde/R-waarde : lagen invoeren ......................................................................... 48

2.4 Vensters ....................................................................................................................................... 55

2.4.1 Algemeen .......................................................................................................................... 56

2.4.2 Enkelvoudig venster ......................................................................................................... 58

2.4.3 Voorzetraam ...................................................................................................................... 63

2.4.4 Dubbelraam ...................................................................................................................... 64

2.4.5 Tabblad ‘Opengaande oppervlakte’.......................................................................... 65

2.5 Gordijngevel .............................................................................................................................. 66

2.5.1 Algemene invoervelden ................................................................................................. 66

2.5.2 Elementenmethode / verbindingselement als apart gevelelement beschouwd

68

2.5.3 Elementenmethode/ verbindingselement als bouwknoop beschouwd .............. 70

2.5.4 Componentenmethode ................................................................................................. 71

2.5.5 Directe invoer van de U-waarde ................................................................................... 73

2.6 Glasbouwsteenwand ............................................................................................................... 73

2.7 Deuren en poorten ................................................................................................................... 75

2.7.1 Opake deuren en poorten ............................................................................................. 75

2.7.2 Transparante deuren en poorten .................................................................................. 76

2.8 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software .................................................. 76

2.8.1 Invoeren van een ‘matig geventileerde luchtlaag’ ................................................. 76

2.8.2 Invoeren van een afstandshouder voor vensters ...................................................... 77

2.9 Nieuwe modules ....................................................................................................................... 77

2.9.1 Detailberekening vloer op volle grond ........................................................................ 77

2.9.2 Berekening voorzetramen en dubbelramen .............................................................. 77

2.9.3 Gedetailleerde berekening van gordijngevels .......................................................... 77

2.10 Verwijzingen ............................................................................................................................... 77

3 Bouwknopen ...................................................................................................................................... 79

3.1 Algemeen ................................................................................................................................... 79

3.2 Selectie van de methode voor de inrekening van bouwknopen .................................. 79

3.2.1 Een bouwknoop invoeren volgens de gedetailleerde methode (optie A) ......... 80

Page 4: Cursus EPB-software 3 gewesten

4

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

3.2.2 Een bouwknoop invoeren volgens de methode van EPB-aanvaarde

bouwknopen (optie B) ..................................................................................................................... 81

3.2.3 De invloed van bouwknopen invoeren volgens de forfaitaire toeslag (optie C)81

3.3 Invoeren van lineaire bouwknopen ...................................................................................... 82

3.3.1 Aanmaken van een lineaire bouwknoop ................................................................... 82

3.3.2 Invoer van de bouwknoopkarakteristieken van lineaire bouwknopen ................. 83

3.4 Gecombineerde bouwknopen ............................................................................................. 89

3.5 Invoer van puntbouwknopen................................................................................................. 90

3.5.1 Aanmaken van een puntbouwknoop ......................................................................... 90

3.5.2 Invoer van de bouwknoopkarakteristieken van puntbouwknopen ...................... 92

3.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software .................................................. 95

3.6.1 Invoeren EPB-aanvaarde bouwknopen met betere waarden ............................... 95

3.6.2 Begrenzing van de bouwknopen .................................................................................. 95

3.7 Verwijzingen ............................................................................................................................... 95

4 Oververhitting .................................................................................................................................... 96

4.1 De effectieve thermische massa ........................................................................................... 96

4.1.1 Invoer van de effectieve thermische massa in een EPW-project ........................... 96

4.1.2 Invoer van de effectieve thermische massa in een EPU-project ............................ 98

4.2 Zonnewering en beschaduwing .......................................................................................... 101

4.2.1 Zonnewering algemeen ................................................................................................ 102

4.2.2 Luiken ................................................................................................................................ 103

4.2.3 Zonneweringen ............................................................................................................... 106

4.2.4 Beschaduwing ................................................................................................................. 110

4.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 112

4.3.1 Bepalen van de inertie per EPB-eenheid in een EPW-project ............................... 112

4.3.2 Directe invoer van de thermische capaciteit in een EPU-project ........................ 112

4.4 Verwijzingen ............................................................................................................................. 112

5 Verwarming ...................................................................................................................................... 114

5.1 De knoop ‘Verwarming’ ........................................................................................................ 114

5.2 Het invoervenster ‘Verwarming’ .......................................................................................... 114

5.2.1 Het invoervenster ‘Verwarming’ bij EPW-projecten................................................. 114

5.2.2 Het invoervenster ‘Verwarming’ bij EPU-projecten .................................................. 116

5.3 Het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ ..................................................................... 117

5.3.1 Lokale verwarming ......................................................................................................... 117

5.3.2 Centrale verwarming - één warmteopwekkingstoestel ......................................... 118

5.3.3 Centrale verwarming - meerdere opwekkingstoestellen ....................................... 130

5.4 Het tabblad ‘Opslagsysteem’ .............................................................................................. 132

Page 5: Cursus EPB-software 3 gewesten

5

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

5.5 Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’ .................................................................. 132

5.5.1 Hulpenergie circulatiepompen bij EPW-projecten .................................................. 132

5.5.2 Hulpenergie circulatiepompen bij EPU-projecten ................................................... 134

5.6 Het tabblad ‘Verdeelsysteem’ ............................................................................................. 134

5.6.1 Het verdeelsysteem – vereenvoudigde berekening ............................................... 135

5.6.2 Het verdeelsysteem – gedetailleerde berekening .................................................. 135

5.7 Het tabblad ‘Afgiftesystemen’ ............................................................................................. 137

5.7.1 Het afgiftesysteem voor EPW-projecten .................................................................... 137

5.7.2 Het afgiftesysteem voor EPU-projecten ..................................................................... 139

5.8 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 140

5.9 Nieuwe modules ..................................................................................................................... 140

5.9.1 Invoeren van een warmtepomp met directe verdamping en directe

condensatie ..................................................................................................................................... 140

5.9.2 Invoeren van een warmtepomp met een elektrische bijverwarming ................. 141

5.9.3 Invoeren van een warmtekrachtkoppeling (WKK) .................................................. 141

5.9.4 Invoeren van meerdere opwekkingstoestellen met preferente en niet-

preferente opwekkers .................................................................................................................... 141

5.9.5 Detailberekening verdeelrendement......................................................................... 141

5.9.6 Detailberekening afgifterendement .......................................................................... 141

5.10 Verwijzingen ............................................................................................................................. 141

6 Koeling ............................................................................................................................................... 143

6.1 Actieve koeling invoeren in een EPW-project ................................................................... 143

6.2 Actieve koeling invoeren in een EPU-project .................................................................... 143

6.2.1 Algemeen ........................................................................................................................ 143

6.2.2 Koeling bij projecten met aanvraagdatum/meldingdatum vóór 01/01/2014 .. 145

6.2.3 Koeling bij projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf 01/01/2014

148

6.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 158

6.3.1 Preferente en niet-preferente opwekkingssystemen .............................................. 158

6.3.2 Gedeelde centrale koeling .......................................................................................... 158

6.3.3 Invoer soorten koeltoestellen ....................................................................................... 158

6.4 Verwijzingen ............................................................................................................................. 159

7 Warm tapwater ............................................................................................................................... 160

7.1 Een installatie voor warm tapwater aanmaken ............................................................... 160

7.2 Een warmteopwekkingssysteem invoeren ......................................................................... 162

7.3 Tappunten invoeren ............................................................................................................... 163

7.4 Een circulatieleiding invoeren .............................................................................................. 165

Page 6: Cursus EPB-software 3 gewesten

6

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

7.4.1 Algemeen ........................................................................................................................ 165

7.4.2 Segmenten ...................................................................................................................... 165

7.5 Douchewarmteterugwinning ............................................................................................... 167

7.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 169

7.7 Verwijzingen ............................................................................................................................. 169

8 Ventilatiesysteem ............................................................................................................................ 170

8.1 Algemeen ................................................................................................................................. 170

8.2 Het invoervenster ‘Ventilatie’ ............................................................................................... 171

8.2.1 Het invoervenster ‘Ventilatie’ in EPW-projecten ....................................................... 171

8.2.2 Het invoervenster ‘Ventilatie’ in EPU-projecten ........................................................ 173

8.3 Het tabblad ‘Hulpenergie’ .................................................................................................... 176

8.3.1 Hulpenergie ventilatoren voor EPW-projecten ......................................................... 176

8.3.2 Hulpenergie ventilatoren voor EPU-projecten .......................................................... 181

8.4 Het tabblad ‘Voorverwarming’ ........................................................................................... 183

8.4.1 Een plaats toevoegen ................................................................................................... 183

8.4.2 De debieten invullen ...................................................................................................... 185

8.4.3 Een warmteterugwinapparaat invoeren ................................................................... 188

8.5 Het tabblad ‘Uitvoeringskwaliteit’ ....................................................................................... 189

8.5.1 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via de waarde bij ontstentenis ................... 189

8.5.2 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via directe invoer .......................................... 189

8.5.3 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via een gedetailleerde berekening .......... 190

8.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 191

8.6.1 Invoeren van geëiste debieten ................................................................................... 191

8.6.2 De reductiefactor voor ventilatie heet nu reductiefactor voor vraagsturing .... 192

8.6.3 Het maximaal elektrisch vermogen moet ingevoerd worden en niet de helft . 192

8.6.4 Het rendement van het warmteterugwinapparaat moet in % worden

ingegeven ........................................................................................................................................ 192

8.7 Nieuwe modules in de EPB-software ................................................................................... 192

8.8 Verwijzingen ............................................................................................................................. 192

9 Ventilatie residentieel ..................................................................................................................... 193

9.1 Algemeen ................................................................................................................................. 193

9.1.1 Invoer van ventilatie in een nieuwbouwproject ...................................................... 193

9.1.2 Invoer van ventilatie in een renovatie of functiewijziging ...................................... 193

9.2 Hygiënische ventilatie invoeren ........................................................................................... 194

9.2.1 Een ruimte toevoegen ................................................................................................... 194

9.2.2 Een ruimte verwijderen .................................................................................................. 196

9.2.3 Een ruimte definiëren ..................................................................................................... 196

Page 7: Cursus EPB-software 3 gewesten

7

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.2.4 Ventilatieopeningen invoeren ..................................................................................... 202

9.3 Verschillen tussen de oude en nieuwe EPB-software ...................................................... 212

9.3.1 Invoeren residentieel gebouw met niet-residentiële ruimte .................................. 212

9.3.2 Invoeren regelbare toevoeropeningen ..................................................................... 212

9.3.3 Invoeren doorstroomopeningen ................................................................................. 213

9.3.4 Invoeren regelbare afvoeropeningen ....................................................................... 213

9.3.5 Voldoende regelbaarheid ventilatieopeningen ..................................................... 213

9.3.6 Het begrip: niet-reële ruimte ........................................................................................ 214

9.4 Nieuwe modules ..................................................................................................................... 214

9.5 Verwijzingen ............................................................................................................................. 214

10 Ventilatie niet-residentieel ......................................................................................................... 215

10.1 Algemeen ................................................................................................................................. 215

10.1.1 Ventilatie in een nieuwbouwproject invoeren ......................................................... 215

10.1.2 Ventilatie in een renovatie of functiewijziging invoeren......................................... 216

10.2 Een ruimte invoeren ................................................................................................................ 216

10.2.1 Een ruimte toevoegen in een nieuwbouwproject ................................................... 217

10.2.2 Een ruimte toevoegen in een renovatie of functiewijziging .................................. 218

10.2.3 Een ruimte verwijderen .................................................................................................. 218

10.2.4 Een ruimte definiëren ..................................................................................................... 219

10.3 Ventilatieopeningen invoeren ............................................................................................. 221

10.3.1 Toevoer- en afvoeropeningen toevoegen ............................................................... 221

10.3.2 Eigenschappen van ventilatieopeningen invoeren ................................................ 227

10.4 Verschillen tussen de huidige en nieuwe EPB-software .................................................. 234

10.5 Nieuwe modules ..................................................................................................................... 234

10.6 Verwijzingen ............................................................................................................................. 235

11 Fotovoltaïsche systemen ........................................................................................................... 236

11.1 Algemeen ................................................................................................................................. 236

11.2 Bijdrage van een fotovoltaïsch systeem ............................................................................ 236

11.2.1 Het invoervenster ‘fotovoltaïsch systeem’ activeren .............................................. 236

11.2.2 Gegevens van een fotovoltaïsch systeem invoeren ............................................... 237

11.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software ................................................ 240

11.4 Verwijzingen ............................................................................................................................. 240

12 Zonnecollectoren ........................................................................................................................ 241

12.1 Algemeen ................................................................................................................................. 241

12.2 Bijdrage van een thermisch zonne-energiesysteem in EPW-project ............................ 241

12.2.1 Het invoervenster thermische zonne-energie activeren ........................................ 241

12.2.2 Keuze van de rekenmethode ...................................................................................... 242

Page 8: Cursus EPB-software 3 gewesten

8

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

12.2.3 Warmtelevering van de collectoren toekennen aan tappunten en

energiesectoren .............................................................................................................................. 247

12.3 Bijdrage van een thermisch zonne-energiesysteem in EPU-project ............................. 247

12.4 Verschillen tussen de huidige en de nieuwe EPB-software ............................................ 248

12.5 Verwijzingen ............................................................................................................................. 248

13 Verlichting ..................................................................................................................................... 249

13.1 Het invoervenster ‘Verlichting’: berekeningsmethodes .................................................. 249

13.1.1 Methode van de forfaitaire berekening .................................................................... 249

13.1.2 Invoeren berekening aan de hand van het werkelijk geïnstalleerd vermogen 250

13.2 Het invoervenster ‘Verlichting’: invoervelden ................................................................... 251

13.2.1 Bepaling van het percentage armaturen met afzuiging ....................................... 251

13.2.2 De overzichtstabel van de ruimten ............................................................................. 251

13.2.3 Invoer verlichting gegevens per ruimte ..................................................................... 251

13.3 Verwijzingen ............................................................................................................................. 260

14 Bevochtiging ................................................................................................................................ 261

14.1 Een bevochtigingsinstallatie invoeren ................................................................................ 261

14.1.1 De knoop ‘Bevochtiging’ aanmaken ........................................................................ 261

14.1.2 Het invoervenster ‘Bevochtiging’ activeren ............................................................. 261

14.1.3 Het invoervenster ‘Bevochtigingsysteem’ ................................................................. 262

14.2 Verschillen tussen de oude en nieuwe EPB-software ...................................................... 265

14.3 Nieuwe modules ..................................................................................................................... 266

14.4 Verwijzingen ............................................................................................................................. 266

15 Gedeelde systemen ................................................................................................................... 267

15.1 Residentiële verwarming ....................................................................................................... 267

15.1.1 Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem aanmaken .................................. 267

15.1.2 Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan het project ... 269

15.1.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 270

15.2 Niet-residentiële verwarming ................................................................................................ 270

15.2.1 Een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem aanmaken .......................... 270

15.2.2 Een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan het project

272

15.2.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 273

15.3 Niet-residentiële bevochtiging ............................................................................................. 273

15.3.1 Een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie aanmaken .................. 273

15.3.2 Een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie toevoegen aan het

project 275

15.3.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 276

Page 9: Cursus EPB-software 3 gewesten

9

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

15.4 Niet-residentiële koeling ........................................................................................................ 276

15.4.1 Een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie aanmaken .................................... 276

15.4.2 Een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie toevoegen aan het project ...... 278

15.4.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 279

15.5 Residentieel SWW .................................................................................................................... 279

15.5.1 Een gedeelde residentiële SWW-installatie aanmaken .......................................... 279

15.5.2 Een gedeelde residentiële SWW-installatie toevoegen aan het project............ 282

15.5.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 283

15.6 Thermisch zonne-energiesysteem ........................................................................................ 283

15.6.1 Een gedeeld thermisch zonne-energiesysteem aanmaken ................................. 283

15.6.2 Een gedeeld thermisch zonne-energiesysteem toevoegen aan het project ... 285

15.6.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 286

15.7 Combilus ................................................................................................................................... 286

15.7.1 Een combilus aanmaken .............................................................................................. 286

15.7.2 Een combilus toevoegen aan een het project ........................................................ 290

15.7.3 Verwijzingen ..................................................................................................................... 293

Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode Epicool .............................................................................. 294

Impact van Epicool op de berekeningsmethode ........................................................................ 294

Impact van Epicool op de EPB-software ........................................................................................ 294

Page 10: Cursus EPB-software 3 gewesten

10

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1 Indeling van het gebouw

Dit hoofdstuk bespreekt hoe een gebouw moet ingedeeld worden volgens de

Energieprestatieregelgeving en hoe u de indeling rapporteert in de EPB-software.

1.1 Overzicht indeling

Welke EPB-eisen van toepassing zijn op het project, hangt af van de ‘aard van de

werkzaamheden’ en de ‘bestemming’ van het gebouw. Om de EPB-software voor elk

onderdeel van een gebouw, de juiste EPB-eisen te laten detecteren, splitst u het gebouw op

in :

- gebouwen;

- beschermde volumes;

- K-volumes;

- EPB-eenheden.

Bij alle projecten met ventilatie-eisen deelt u een EPB-eenheid verder op in ‘ventilatiezones’.

Als voor uw project een E-peil moet berekend worden, splitst u de ventilatiezone(s) op in

‘energiesectoren’.

In de energetische boomstructuur (zie Scherm 1) ziet u hoe de indeling is opgebouwd. De

energetische boomstructuur wordt getoond als uiterst links de knop ‘Energetische

boomstructuur’ is geactiveerd (dit wordt aangeduid met een oranje kleur).

Scherm 1 - De energetische boomstructuur

Voor de indeling van een gebouw volgens de Energieprestatieregelgeving gelden de

volgende principes :

Page 11: Cursus EPB-software 3 gewesten

11

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Een project wordt ingedeeld in gebouwen

o Een project bestaat uit één of meerdere gebouwen. Voor elke ‘aard van de

werkzaamheden’ maakt u een nieuw gebouw aan binnen het project.

o Zie hoofdstuk 1.4: Een ‘Gebouw’ aanmaken.

- Een gebouw wordt ingedeeld in beschermde volumes en niet-beschermde volumes

o Het beschermde volume bestaat uit alle ruimten van het gebouw die vanuit

thermisch oogpunt moeten worden geïsoleerd tegen de buitenomgeving, de

bodem en alle niet-verwarmde aanpalende ruimten. Het beschermd volume

moet minstens alle (continu of intermitterend) verwarmde (en/of gekoelde)

ruimten omvatten die behoren tot het beschouwde gebouw of tot de

beschouwde uitbreiding.

o De niet-beschermde volumes bestaan uit alle ruimtes van het gebouw die niet

thermisch moeten worden geïsoleerd.

o Zie hoofdstuk 1.5: Een ‘Beschermd volume’ en ‘Niet-beschermde volumes’

aanmaken.

- Een beschermd volume wordt ingedeeld in K-volumes

o Een K-volume is de verzameling van alle EPB-eenheden van het beschermde

volume die één fysiek geheel vormen en dezelfde K-peileis hebben.

o Als u EPB-eenheden heeft aangemaakt en hun aanpalende ruimten heeft

gedefinieerd, groepeert de software die eenheden automatisch binnen het

overeenstemmende K-volume.

o Zie hoofdstuk 1.6: Een ‘K-volume’ aanmaken.

- Een K-volume wordt ingedeeld in EPB-eenheden

o Een EPB-eenheid is elk deel van een K-volume met eenzelfde bestemming dat

één fysiek geheel vormt.

o Bij de bestemming ‘wonen’ wordt een extra opsplitsing gemaakt in

wooneenheden, elke EPB-eenheid bevat slechts één wooneenheid.

o Zie hoofdstuk 1.7: Een ‘EPB-eenheid’ aanmaken.

- Een EPB-eenheid wordt ingedeeld in ventilatiezones

o Een ventilatiezone wordt gedefinieerd door een onafhankelijk

ventilatiesysteem.

o Zie hoofdstuk 1.8: Een ‘Ventilatiezone’ aanmaken.

- Een ventilatiezone wordt ingedeeld in energiesectoren

o Om samen één energiesector te vormen, moeten meerdere ruimten voldoen

aan de volgende voorwaarden :

ze behoren tot dezelfde ventilatiezone;

ze worden verwarmd door hetzelfde toestel;

ze hebben hetzelfde systeem voor warmteafgifte.

o Een energiesector kan zich niet uitstrekken over verschillende ventilatiezones

of verschillende EPB-eenheden. Er zijn dus altijd minstens evenveel

energiesectoren als ventilatiezones en EPB-eenheden.

o Zie hoofdstuk 1.9: Een ‘Energiesector’ aanmaken.

Op basis van de aard van de werkzaamheden en de bestemming bepaalt de software welk

eisenpakket van toepassing is.

Let op! De software kan niet controleren of de indeling van het gebouw dat u hebt

ingevoerd en de gekozen aard van de werkzaamheden en de bestemmingen correct zijn.

Het is belangrijk dat u de indeling van een gebouw volgens de Energieprestatieregelgeving

Page 12: Cursus EPB-software 3 gewesten

12

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

goed beheerst. Een foute indeling van een gebouw kan leiden tot meer en strengere EPB-

eisen dan er wettelijk worden opgelegd aan dat gebouw.

1.2 Een volume toevoegen en verwijderen

Om een bepaald volume (bijvoorbeeld een K-volume, een EPB-eenheid…) toe te voegen

aan de ‘Energetische boomstructuur’, moet u zich in de bovenliggende knoop bevinden.

Er zijn twee manieren om een volume toe te voegen :

- klik met de rechtermuisknop op de bovenliggende knoop in de boomstructuur en

selecteer ‘Toevoegen’ (Scherm 2);

- klik op het blauwe plusteken onderaan de overzichtstabel van de bovenliggende

knoop (Scherm 3).

Scherm 2 - Een volume toevoegen met de rechtermuisknop

Scherm 3 - Een volume toevoegen via het blauwe plusteken

Let op ! Een uitzondering op die regel is het aanmaken van een EPB-eenheid. Een EPB-

eenheid voegt u niet toe op het niveau van de bovenliggende knoop (= K-volume), maar op

Page 13: Cursus EPB-software 3 gewesten

13

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

het niveau van het beschermd volume. U kunt namelijk niet zelf een K-volume aanmaken en

aangeven welke EPB-eenheden bij dat K-volume horen. Een EPB-eenheid wordt toegevoegd

op het niveau van het beschermd volume. De software bepaalt vervolgens zelf welke EPB-

eenheden tot hetzelfde K-volume horen. Meer uitleg hierover vindt u in hoofdstuk 1.5.2.

Om een volume te verwijderen, zijn er twee mogelijkheden:

- klik met de rechtermuisknop op de knoop van het volume in de boomstructuur en

selecteer ‘Verwijderen’ (Scherm 4);

- klik op het rode kruisteken rechts in de overzichtstabel van de bovenliggende knoop

(Scherm 5).

Scherm 4 - Een volume verwijderen met de rechtermuisknop

Scherm 5 - Een volume verwijderen met het rode kruisteken

1.3 Een ‘Project’ aanmaken

1.3.1 Definitie

Het project omvat het geheel of een deel van de werkzaamheden waarvoor een

vergunning is verleend.

Als het project verschillende niet aaneensluitende gebouwen bevat, heeft de verslaggever

de keuze om voor elk vrijstaand geheel een apart project of één project voor het geheel van

gebouwen op te maken.

Page 14: Cursus EPB-software 3 gewesten

14

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als een vergund geheel bestaat uit vrijstaande gebouwen die grenzen aan verschillende

straten, moet het vergunde geheel wel worden opgesplitst. Elk deel dat grenst aan een

andere straat is minstens één apart project. Voor een project dat uit een aaneensluitend

geheel bestaat en grenst aan verschillende straten, kan de verslaggever één van de straten

kiezen voor de ligging.

1.3.2 Een nieuw project aanmaken

Als de software is opgestart, kunt u een nieuw project aanmaken. Dat kan op twee manieren

(Scherm 6):

- klik rechtsboven onder ‘Projecten’ op ‘Nieuw EPB-project’ ;

- klik linksboven in de menubalk op ‘EPB-software’ en kies ‘Nieuw project’.

Scherm 6 - Een nieuw project aanmaken

Vervolgens verschijnt het scherm ‘Nieuw project’ (Scherm 7). Daarin kunt u aangeven in

welke regio het project zich bevindt en wat de aanvraagdatum van de stedenbouwkundige

vergunning of de meldingsdatum is. U moet ook de aard van de werkzaamheden van het

gebouw en de bestemming van de EPB-eenheid aanvullen. Na het drukken op ‘OK’, wordt

een nieuw project aangemaakt met de eigenschappen van het gebouw en de EPB-eenheid

die u net hebt ingevoerd. Achteraf kunt u gebouwen en EPB-eenheden toevoegen.

Page 15: Cursus EPB-software 3 gewesten

15

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 7 - Scherm 'Nieuw project'

Let op! Na het klikken op ‘OK’, kunt u de regio niet meer wijzigen. Als u zich van regio heeft

vergist, moet u uw project helemaal opnieuw invoeren onder de juiste regio.

1.3.3 De gegevens van een project invoeren

Wanneer u in de ‘Energetische boomstructuur’ de knoop ‘Project’ selecteert, verschijnt in het

midden het invoervenster ‘Project’ (Scherm 8). Bovenaan staat de gekozen regio. De regio

heeft u bepaald in het scherm ‘Nieuw project’ en kan niet meer gewijzigd worden. Naast de

naam van het project kunt u daaronder nog een beschrijving aanvullen. Er zijn zeven

tabbladen actief waarin u extra gegevens kunt toevoegen :

- tabblad ‘Administratieve gegevens’ (zie 1.3.3.1);

- tabblad ‘Betrokken personen’ (zie 1.3.3.2);

- tabblad ‘Lijst van betrokken personen’ (zie 1.3.3.3);

- tabblad ‘Formulieren’ (zie 1.3.3.4);

- tabblad ‘Stavingsstukken’ (zie 1.3.3.5);

- tabblad ‘Gebouwen’ (zie 1.3.3.6).

Tabblad ‘Administratieve gegevens’ 1.3.3.1

In het tabblad ‘Administratieve gegevens’ vult u de volgende gegevens aan: het

energieprestatie-dossiernummer, de ligging en de belangrijke data. Als u meer informatie

wenst over de in te voeren velden, kunt u met de cursor een invoerveld aanwijzen.

Vervolgens verschijnt rechtsonder in het helpvenster meer informatie.

Page 16: Cursus EPB-software 3 gewesten

16

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 8 - Tabblad 'Administratieve gegevens' van het 'Project'

Tabblad ‘Betrokken personen’ 1.3.3.2

In het tabblad ‘Betrokken personen’ geeft u de gegevens in van alle personen die betrokken

zijn bij het project (Scherm 9):

- de aangifteplichtige/ de eigenaar;

- de architect;

- de EPB-verslaggever;

- de ruwbouwaannemer.

Scherm 9 - Het tabblad 'Betrokken personen'

Een nieuwe persoon voegt u toe door op de knop ‘Nieuw’ te drukken bij de desbetreffende

persoon. Voor aangifteplichtigen en eigenaars klikt u op de knop ‘Nieuw’ rechts boven de

tabel. Voor de andere personen klikt u op de knop ‘Nieuw’ rechts van de in te voeren

persoon. Het venster ‘Beheer van de betrokken personen’ verschijnt. Daar vult u de

Page 17: Cursus EPB-software 3 gewesten

17

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

gegevens in van de persoon, zijn/haar rol in het project en zijn/haar adresgegevens (zie

Scherm 10).

Scherm 10 - Gegevens invoeren van een persoon

Als u een bepaalde persoon al ergens in het project hebt toegevoegd, kunt u op de knop

‘Bladeren’ drukken rechts boven de tabel (voor aangifteplichtigen en eigenaars). Uit een lijst

selecteert u de persoon die u wil toevoegen. Voor architecten, verslaggevers en

ruwbouwaannemers kunt u in de keuzelijst reeds ingevoerde personen selecteren.

Let op! Een persoon die u invoert via het tabblad ‘Betrokken personen’ op het niveau van het

project, verschijnt automatisch in het tabblad ‘Betrokken personen’ van de onderliggende

niveaus (namelijk ’Gebouw’ en ‘EPB-eenheid’). Hetzelfde geldt als u personen verwijdert op

het niveau van het project.

Bijvoorbeeld: als u de administratieve gegevens van een appartementsgebouw invult en de

aangifteplichtige is dezelfde voor alle appartementen, dan is het aangeraden om de

aangifteplichtige in te voeren op het niveau van het project. Op die manier wordt de

aangifteplichtige automatisch toegevoegd in alle onderliggende gebouwen en EPB-

eenheden.

Let op! Als u een persoon invoert via het tabblad ‘Betrokken personen’, hou er rekening mee

dat een persoon in de software als een bibliotheekelement wordt behandeld.

Bijvoorbeeld: u voert een appartementsgebouw in met vier appartementen. De

aangifteplichtige is dezelfde voor drie appartementen. Het vierde appartement heeft een

andere aangifteplichtige. U deelt het project als volgt in: 1 project met daaronder 1 gebouw,

1 beschermd volume, 1 K-volume en 4 EPB-eenheden. Om werk te besparen, voert u de

aangifteplichtige in op het niveau van het project, waardoor de aangifteplichtige in de

Page 18: Cursus EPB-software 3 gewesten

18

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

administratieve gegevens van alle onderliggende niveaus verschijnt (namelijk in het gebouw

en in de 4 EPB-eenheden). Het vierde appartement heeft echter een andere

aangifteplichtige. Als u in het vierde appartement de gegevens van de aangifteplichtige

wijzigt (u vult een andere naam in en een ander adres,…), dan wordt dat gewijzigd in alle

niveaus waarin die aangifteplichtige vermeld staat (dus ook in de 3 andere EPB-eenheden).

Als u dus een andere aangifteplichtige wilt in een bepaalde EPB-eenheid, dan moet u de

aanwezige aangifteplichtige verwijderen door te klikken op het rode kruisteken achteraan in

de gegevenslijn. Vervolgens voegt u een nieuwe aangifteplichtige toe, via de knop ‘Nieuw’.

Scherm 11 - Een persoon toevoegen op het niveau van het project

Scherm 12 – Automatische toevoeging van een persoon op de onderliggende niveaus

Tabblad ‘Lijst van betrokken personen’ 1.3.3.3

Het tabblad ‘Lijst van betrokken personen’ toont alle personen die in het bestand aanwezig

zijn. Het is mogelijk om een nieuwe persoon toe te voegen door rechtsonder op de knop ‘Een

betrokken persoon toevoegen’ te klikken. Vervolgens verschijnt een invoervenster waarin u

kunt aangeven welk type persoon u wenst in te voeren. Afhankelijk van het type persoon,

moeten andere gegevens worden ingevuld.

Page 19: Cursus EPB-software 3 gewesten

19

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 13 - Een nieuwe persoon toevoegen in het tabblad 'Lijst van betrokken personen'

Let op! Als je een nieuwe persoon toevoegt in de lijst van betrokken personen, dan is die

persoon wel aanwezig in het bestand, maar nog niet in het project. Om de persoon toe te

voegen in het project, moet u in het tabblad ‘Betrokken personen‘ onder de knoop

‘Gebouw’ of de knoop ‘EPB-eenheid’ via de knop ‘Bladeren’, de gewenste persoon

selecteren.

Tabblad ‘Formulieren’ 1.3.3.4

Onder de knopen ‘Nieuw project’, ‘Gebouw’ en ‘EPB-eenheid’ vindt u het tabblad

‘Formulieren’. Daar worden alle formulieren getoond die aanwezig zijn in het project. Voor

het Vlaamse Gewest zijn op dit moment nog geen formulieren beschikbaar. De formulieren of

bestanden die hier zullen toegevoegd worden zijn het EPBS-bestand (= de startverklaring met

voorafberekening) en het EPBA-bestand (= de EPB-aangifte), die moeten opgeladen worden

op de Energieprestatiedatabank. Op dit tabblad zult u deze bestanden kunnen genereren.

Scherm 14 - Het tabblad 'Formulieren'

Tabblad ‘Stavingsstukken’ 1.3.3.5

Het tabblad ‘Stavingsstukken’ toont een lijst met alle stavingsstukken die in het bestand

aanwezig zijn. U kunt een nieuw stavingsstuk toevoegen door te klikken op de knop ‘Een

stavingsstuk toevoegen’, rechts onder de overzichtstabel.

Page 20: Cursus EPB-software 3 gewesten

20

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Vervolgens verschijnt een invoervenster waarin u de gegevens van het stavingsstuk kunt

invoeren (zie Scherm 15 - Een stavingsstuk toevoegen). U moet het type, de naam en de

datum van het stavingsstuk ingeven. Kies een naam die duidelijk weergeeft over welk

stavingsstuk het gaat. U moet in het invoerveld ‘Bestand’ aangeven waar het stavingsstuk

zich bevindt op uw computer. Vervolgens geeft u ook de betrokken persoon in. Bijvoorbeeld

als u als verslaggever de m-factor in detail hebt berekend en wilt invoeren met directe

invoer, dan moet u een stavingsstuk ingeven. Voor een dergelijk stavingsstuk geeft u de

verslaggever aan als betrokken persoon.

U kunt ook aangeven of het stavingsstuk van toepassing is op het ganse gebouw of enkel op

een bepaalde EPB-eenheid. Helemaal onderaan kunt u bijkomende informatie ingeven.

Scherm 15 - Een stavingsstuk toevoegen

Let op! Als u een stavingsstuk toevoegt aan de lijst, is dat wel aanwezig in het bestand, maar

nog niet in het project. Als u in het project een stavingsstuk moet invoeren, kunt u via een

pop-up kiezen uit alle stavingsstukken die in het bestand aanwezig zijn (zie Scherm 16 - Een

stavingsstuk invoegen in het project). In het project zelf kunt u ook altijd een nieuw

stavingsstuk invoeren, door op de knop ‘Nieuw’ te drukken naast het in te voeren

stavingsstuk. Alle stavingsstukken die u hebt ingegeven in het project zelf, verschijnen ook in

het tabblad ‘Stavingsstukken’.

Scherm 16 - Een stavingsstuk invoegen in het project

Let op! Als u een stavingsstuk aanmaakt en invoegt in het project, dan wordt het bestand

niet effectief opgeladen op de energieprestatiedatabank. Enkel de link en de naam wordt

onthouden.

Page 21: Cursus EPB-software 3 gewesten

21

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Tabblad ‘Gebouwen’ 1.3.3.6

Het tabblad ‘Gebouwen’ toont een lijst met alle gebouwen die in het project aanwezig zijn.

U kunt gebouwen verwijderen via het rode kruisteken op het einde van de gegevenslijn van

een gebouw en nieuwe gebouwen toevoegen via het blauwe plusteken onderaan de

overzichtstabel.

Scherm 17 - Het tabblad 'Gebouwen'

1.4 Een ‘Gebouw’ aanmaken

1.4.1 Definitie

Een gebouw is een deel van een bouwproject met een zelfde ‘aard van het werk’. U

bepaalt de verschillende types werkzaamheden die uitgevoerd worden in het bouwproject.

Elk deel van het bouwproject met een zelfde ‘aard van het werk’ is één gebouw.

Elk gebouw heeft slechts één ‘aard van het werk’ en vormt één fysiek geheel :

- Een bouwproject dat slechts één ‘aard van het werk’ heeft maar dat bestaat uit

meerdere vrijstaande gebouwen, wordt opgedeeld in verschillende gebouwen: één

per vrijstaand gebouw.

- Een bouwproject waarin één bepaalde ‘aard van het werk’ meerdere keren

voorkomt en waarin de delen met dezelfde ‘aard van het werk’ niet (allemaal) aan

elkaar grenzen, wordt opgesplitst in verschillende gebouwen : één per

aaneensluitend geheel met dezelfde ‘aard van het werk’.

Als binnen een bouwproject meerdere gebouwen opgetrokken worden die onafhankelijk

functioneren en die fysiek aan elkaar grenzen, wordt er per gebouw één gebouw

aangemaakt.

1.4.2 Invoervenster ‘Gebouw’

Als u de knoop ‘Gebouw’ selecteert in de ‘Energetische boomstructuur’, verschijnt het

invoervenster ‘Gebouw’. Bovenaan kunt u het gebouw een naam geven.

Page 22: Cursus EPB-software 3 gewesten

22

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 18 - Invoervenster 'Gebouw'

In de velden daaronder moet u de aard van de werken ingeven. De indeling volgens de

aard van de werken is afhankelijk van de aanvraagdatum van de vergunning of de

meldingsdatum

- Voor projecten met een aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014 zijn er 11

soorten werkzaamheden.

- Voor projecten met een aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf 01/01/2014 zijn er 3

soorten werkzaamheden.

Projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014 1.4.2.1

Voor projecten met een aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014 zijn er 11 soorten

werkzaamheden :

- A. Nieuwbouw

- B. Herbouw

- C. Ontmanteling

- D. Gedeeltelijke herbouw met een BV groter dan 800 m³

- E. Gedeeltelijke herbouw met minstens één wooneenheid

- F. Uitbreiding met een BV groter dan 800 m³

- G. Uitbreiding met minstens één wooneenheid

- H. Gedeeltelijke herbouw met een BV kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder

wooneenheden

- I. Uitbreiding met een BV kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder wooneenheden

- J. Verbouwing

- K. Functiewijziging

De invoer van de ‘Aard van de werken’ voor projecten met

aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014 in de nieuwe EPB-software verschilt van de

invoer in de huidige EPB-software (zie Scherm 19).

Scherm 19 – Het invoervenster 'Gebouw' voor projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vóór

01/01/2014

Page 23: Cursus EPB-software 3 gewesten

23

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Er zijn 2 invoervelden voor de ‘Aard van de werken’:

De keuzelijst ‘Aard van de werken’

Die keuzelijst bevat 3 opties :

- nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld);

- renovatie;

- functiewijziging.

De keuzelijst ‘Verduidelijking over de aard van de werken’

Afhankelijk van de keuze in de bovenstaande lijst, verschijnen in deze lijst andere opties.

Hoe u een bepaalde situatie invoert, is samengevat in tabel 1:

Type werkzaamheid Keuze bij ‘Aard van de

werken’

Keuze bij ‘Verduidelijking

aard van de werken’

A. Nieuwbouw

Nieuwbouw (of hiermee

gelijkgesteld)

Nieuwbouw

B. Herbouw Herbouw

C. Ontmanteling Ontmanteling

D. Gedeeltelijke herbouw

met een BV groter dan 800

Gedeeltelijke herbouw met

een BV groter dan 800 m³

E. Gedeeltelijke herbouw

met minstens één

wooneenheid

Gedeeltelijke herbouw met

minstens één wooneenheid

F. Uitbreiding met een BV

groter dan 800 m³

Uitbreiding met een BV

groter dan 800 m³

G. Uitbreiding met minstens

één wooneenheid

Uitbreiding met minstens één

wooneenheid

H. Gedeeltelijke herbouw

met een BV kleiner dan of

gelijk aan 800 m³ en zonder

wooneenheden

Renovatie

Gedeeltelijke herbouw met

een BV kleiner dan of gelijk

aan 800 m³ en zonder

wooneenheden

I. Uitbreiding met een BV

kleiner dan of gelijk aan 800

m³ en zonder

wooneenheden

Uitbreiding met een BV

kleiner dan of gelijk aan 800

m³ en zonder

wooneenheden

J. Verbouwing Verbouwing zonder

functiewijziging of met

functiewijziging met een BV

kleiner dan of gelijk aan 800

K. Functiewijziging Functiewijziging /

Tabel 1- Aard van de werken bij projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014

Page 24: Cursus EPB-software 3 gewesten

24

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf 01/01/2014 1.4.2.2

Voor projecten met een aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf 01/01/2014 zijn er 3 soorten

werkzaamheden:

- nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld);

- renovatie;

- functiewijziging.

Als u kiest voor ‘Nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld)’ moet u de verduidelijking over de

aard van de werken aanvullen (zie Scherm 20).

Scherm 20 - Invoervenster 'gebouw' voor projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf

01/01/2014, keuze ‘Nieuwbouw (of hiermee gelijkgesteld)’

Als u kiest voor ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’, dan hoeft u de aard van de werken niet te

verduidelijken (zie Scherm 21).

Scherm 21 - Invoervenster 'gebouw' voor projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf

01/01/2014, keuze ‘Renovatie’

Tabblad ‘Administratieve gegevens’ 1.4.2.3

In het tabblad ‘Administratieve gegevens’ voert u de startdatum van de werken in. Als aan

een project vrijstellings- of afwijkingsmogelijkheden zijn toegekend op één of meerdere van

de EPB-eisen, vult u hier de gegevens over de uitzondering in.

Scherm 22 - Tabblad 'Administratieve gegevens' van het 'Gebouw'

Page 25: Cursus EPB-software 3 gewesten

25

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Tabblad ‘Betrokken personen’ 1.4.2.4

Op het niveau van het gebouw kunt u ook betrokken personen invoeren. Dezelfde regels

gelden als bij het invoeren van betrokken personen op het niveau van het project. Zie

hoofdstuk 1.3.3.2.

Tabblad ‘Formulieren’ 1.4.2.5

In het tabblad ‘Formulieren’ worden alle formuleren getoond die aanwezig zijn in het

gebouw. Voor het Vlaamse Gewest zijn momenteel nog geen formulieren beschikbaar.

Tabblad ‘Beschermde volumes’ 1.4.2.6

In het tabblad ‘Beschermde volumes’ wordt een lijst getoond van alle beschermde volumes

in het beschouwde gebouw. U kunt hier beschermde volumes verwijderen (via het rode

kruisteken) en nieuwe beschermde volumes toevoegen (via het blauwe plusteken).

1.5 Een ‘Beschermd volume’ en ‘Niet-beschermde volumes’

aanmaken

Onder de knoop ‘Gebouw’ kunt u een ‘Beschermd volume’ en ‘Niet-beschermde volumes’

invoeren. Beide knopen zijn zichtbaar in de ‘Energetische boomstructuur’ (zie Scherm 23).

Scherm 23 - Beschermde en niet-beschermde volumes

1.5.1 Definities

Het beschermd volume is het volume van alle ruimten in een gebouw dat thermisch

afgeschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), de grond en alle

aangrenzende ruimten die niet tot een beschermd volume behoren. Het beschermd volume

moet minstens alle (continu of intermitterend) verwarmde (en/of gekoelde) ruimten

omvatten die behoren tot het beschouwde gebouw of tot de beschouwde uitbreiding.

Page 26: Cursus EPB-software 3 gewesten

26

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De niet-beschermde volumes bestaan dus uit alle ruimten van het gebouw die niet thermisch

moeten worden geïsoleerd.

1.5.2 Invoervenster ‘Beschermd volume’

Wanneer u de knoop ‘Beschermd volume’ selecteert, verschijnt het invoervenster

‘Beschermd volume’. Bovenaan kunt u het beschermd volume een naam geven (Scherm

24).

In het tabblad ‘EPB-eenheden’ wordt een lijst getoond van alle EPB-eenheden in het

beschouwde beschermd volume. U kunt hier EPB-eenheden verwijderen (via het rode

kruisteken) en nieuwe EPB-eenheden toevoegen (via het blauwe plusteken).

Scherm 24 - Invoervenster 'Beschermd volume'

1.5.3 Invoervenster ‘Niet-beschermde volumes’

Wanneer u de knoop ‘Niet-beschermde volumes’ selecteert, verschijnt het invoervenster

‘Niet-beschermde volumes’. Er zijn twee invoervelden aanwezig :

Het vrije invoerveld ‘Totale gebruiksoppervlakte van de niet-beschermde ruimtes’

Vul hier de totale gebruiksoppervlakte in van alle niet-beschermde volumes die u hebt

toegevoegd.

De tabel ‘Volumes’

De tabel geeft een overzicht van alle niet-beschermde volumes die u heeft ingevoerd. U kunt

hier niet-beschermde volumes verwijderen (via het rode kruisteken) en nieuwe niet-

beschermde volumes toevoegen (via het blauwe plusteken).

Scherm 25 - Invoervenster 'Niet-beschermde volumes'

Page 27: Cursus EPB-software 3 gewesten

27

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1.5.4 Een niet-beschermd volume aanmaken

Let op! Een niet-beschermd volume maakt u enkel aan als de verliezen via de

scheidingsconstructies die uitgeven op het niet-beschermd volume gedetailleerd worden

berekend. Meer informatie hierover kunt u vinden in 2.3.2.2.

In het invoervenster ‘Niet-beschermde volumes’ voegt u een niet-beschermd volume toe. In

de ‘Energetische boomstructuur’ verschijnt vervolgens een nieuw ‘Volume’ onder de knoop

‘Niet-beschermde volumes’. Als u de knoop ‘Volume’ aanklikt in de Energetische

boomstructuur, of dubbelklikt op één van de volumes die u aanmaakte in de overzichtstabel

‘Volumes’, verschijnt het invoervenster ‘Volume’. Daar kunt u de gegevens van het volume

invoeren (Scherm 26).

Scherm 26 - Een niet-beschermd volume aanmaken

Er zijn twee invoervelden aanwezig :

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van het volume in.

De keuzelijst ‘Type volume’

Kies hier het type volume. Er zijn drie mogelijkheden :

- kruipruimte;

- kelder;

- aangrenzende onverwarmde ruimte.

Als het type volume is gekozen, kunt u nog geen verdere gegevens invullen. Pas als een

scheidingsconstructie uit het project grenst aan een niet-beschermd volume (kelder,

kruipruimte, AOR) én als een gedetailleerde berekening wordt gekozen, kunnen bijkomende

gegevens voor het niet-beschermde volume worden ingevuld. In de keuzelijst

‘Scheidingsconstructie grenst aan’ kunt u dan kiezen voor het niet-beschermde volume dat u

zonet heeft ingevoerd. Nadat de scheidingsconstructie van het project gelinkt is aan het

niet-beschermde volume, verschijnt die scheidingsconstructie ook in de lijst van de

scheidingsconstructies van het niet-beschermde volume.

Page 28: Cursus EPB-software 3 gewesten

28

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 27 - Een niet-beschermd volume aanmaken, constructies linken

Vervolgens verschijnen extra invoergegevens in het invoervenster ‘Volume’. Zie Scherm 28.

Scherm 28 - Een niet-beschermd volume aanmaken, extra invoer

Een kelder/kruipruimte aanmaken 1.5.4.1

Als het ‘Type volume’ een kelder of kruipruimte is, verschijnen in het invoervenster ‘Volume’

drie tabbladen. Op elk tabblad moeten enkele specifieke gegevens worden ingevuld.

- Tabblad ‘Muren van de kelder/kruipruimte’

o de dikte van de keldermuur;

o de gemiddelde ingegraven diepte van de keldermuur;

o de warmteweerstand van de keldermuur (mbv directe invoer of invoer lagen).

- Tabblad ‘Bovenvloer van de kelder/kruipruimte’

o de hoogte van de bovenvloer boven het maaiveld.

Page 29: Cursus EPB-software 3 gewesten

29

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Tabblad ‘Ondervloer van de kelder/kruipruimte’

o de warmteweerstand van de keldervloer.

Scherm 29 - Een kelder/kruipruimte aanmaken

Voor kelders en kruipruimtes kunt u onder de knoop ‘Scheidingsconstructies’ in de

energetische boomstructuur geen extra constructies toevoegen. Enkel de constructies van

het beschermd volume die grenzen aan de kelder en de kruipruimte worden hier

weergegeven. U kunt de gegevens hier ook niet aanpassen. Dit kan enkel in de

scheidingsconstructie in het project zelf.

Een AOR aanmaken 1.5.4.2

Als het type volume een AOR is, verschijnen in het invoervenster ‘Volume’ twee nieuwe

invoervelden.

Scherm 30 - Een AOR aanmaken

Het vrije invoerveld ‘Volume’

Vul hier het volume van de AOR in, met buitenafmetingen.

De keuzelijst ‘Beschrijving van de luchtdichtheid’

Kies hier in welke mate de AOR luchtdicht is.

U kunt ook scheidingsconstructies invoeren die de AOR omhullen (bijvoorbeeld een dak van

de AOR die grenst aan de buitenomgeving) in de knoop ‘Scheidingsconstructies’.

Let op ! Wanneer u het type volume wijzigt, dan zullen alle scheidingsconstructies die gelinkt

waren aan het niet-beschermd volume, worden verwijderd uit de lijst met

scheidingsconstructies. U zult in het project voor alle gelinkte constructies de begrenzing

opnieuw moeten aangeven.

Page 30: Cursus EPB-software 3 gewesten

30

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1.6 Een ‘K-volume’ aanmaken

Een K-volume is enkel aanwezig als er een K-peileis is.

1.6.1 Definitie

Een K-volume is de verzameling van alle EPB-eenheden binnen een gebouw, die

- dezelfde K-peileis hebben;

- samen één fysiek geheel vormen;

- binnen het beschermde volume liggen.

1.6.2 Invoervenster K-volume

Als u de knoop ‘K-volume’ selecteert, verschijnt het invoervenster ‘K-volume’. Bovenaan kunt

u het K-volume een naam geven. Ook de K-peileis van het geselecteerde K-volume wordt

getoond.

Scherm 31 - Het invoervenster K-volume

Tabblad ‘EPB-eenheden’ 1.6.2.1

In het tabblad ‘EPB-eenheden’ ziet u een lijst met alle EPB-eenheden. Op die plaats kunt u

geen EPB-eenheden toevoegen. De EPB-eenheden worden toegevoegd op het niveau van

de beschermde volumes. Zie hoofdstuk 1.5.2.

Tabblad ‘Bouwknopen’ 1.6.2.2

In het tabblad ‘Bouwknopen’ geeft u de gegevens van de bouwknopen in. Voor meer

informatie over het invoeren van de bouwknopen, zie hoofdstuk 3.

1.7 Een ‘EPB-eenheid’ aanmaken

1.7.1 Definitie

Een EPB-eenheid is een deel van een gebouw met eenzelfde bestemming dat één fysiek

geheel vormt, of elke wooneenheid die één fysiek geheel vormt.

1.7.2 Invoervenster ‘EPB-eenheid’

Als u de knoop ‘EPB-eenheid’ selecteert, verschijnt het invoervenster ‘EPB-eenheid’. Er

verschijnen een aantal invoervelden die afhangen van het type project.

Page 31: Cursus EPB-software 3 gewesten

31

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 32 - Invoervenster EPB-eenheid

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Dat invoerveld is zichtbaar in alle types projecten. Vul hier de naam van de EPB-eenheid in.

De keuzelijst ‘Bestemming van de EPB-eenheid’

De keuzelijst is zichtbaar in alle types projecten. Kies hier de bestemming van de EPB-

eenheid. Er zijn 6 mogelijkheden :

- Wonen

o Die bestemming bevat in principe twee bestemmingen: ‘wonen’ en ‘wonen

met niet-residentiële bestemming’.

o Wonen: elk deel van een gebouw dat één wooneenheid bevat. Een

woongebouw wordt gedefinieerd als een gebouw bestemd voor individuele

of collectieve huisvesting. Een wooneenheid is elke eenheid in een

woongebouw die over de nodige voorzieningen beschikt om autonoom te

functioneren : een toilet, een douche/bad en een keuken/kitchenette.

o Wonen met niet-residentiële bestemming: elk deel van een gebouw dat één

wooneenheid met zijn aangrenzende niet-residentiële bestemming (kantoor of

ASB) bevat, op voorwaarde dat de niet-residentiële ruimte een beschermd

volume heeft dat kleiner is dan 800 m³.

- School

o Elk deel van een gebouw met bestemming school. Kantoorruimten die tot een

school behoren (leraarslokaal, directie, secretariaat,..) zijn hierbij inbegrepen.

Een schoolgebouw is een gebouw dat bestemd is voor een onderwijsfunctie.

- Kantoren

o Elk deel van een gebouw met bestemming kantoor. Een kantoorgebouw

(kantoorruimte) is een gebouw met een dienstverleningsfunctie waarin

voornamelijk administratief werk wordt verricht. Ook een gebouw (ruimte)

waarin een vrij beroep uitgeoefend wordt, is een kantoorgebouw

(kantoorruimte).

- Industrie

o Die bestemming bevat in principe twee bestemmingen: ‘industrie’ en

‘industrie met kantoor’.

o Industrie : elk deel van een gebouw met bestemming industrie. Gebouwen die

bestemd zijn voor de productie, de bewerking, de opslag en manipulatie van

goederen worden gedefinieerd als industriële gebouwen.

o Industrie met kantoor : elk deel van een gebouw met bestemming industrie

met zijn aangrenzende kantoorruimte(n). De aangrenzende kantoorruimte(n)

mogen mee opgenomen worden in een EPB-eenheid ‘industrie’ op

voorwaarde dat ze grenzen aan het volume met bestemming industrie, ze

deel uitmaken van hetzelfde gebouw, het beschermd volume van elk groepje

Page 32: Cursus EPB-software 3 gewesten

32

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

kantoorruimten kleiner is dan of gelijk aan 800 m³ en het beschermd volume

van alle groepjes kantoorruimten samen minder is dan 40% van het totale

volume van de groepjes kantoorruimten en de industrie.

- ASB

o Die bestemming bevat in principe twee bestemmingen: ‘ASB’ en ‘ASB met

kantoor’.

o ASB: elk deel van een gebouw dat alle fysiek aaneensluitende andere

specifieke bestemmingen bevat. Een gebouw met een andere specifieke

bestemming is een gebouw dat niet valt onder één van de hoger vermelde

bestemmingen, maar dat toch door de specifieke activiteiten die er

plaatsvinden een aangepast binnenklimaat voor mensen vereist.

o ASB met kantoor: elk deel van een gebouw met bestemming ASB met zijn

aangrenzende kantoorruimte(n). De aangrenzende kantoorruimte(n) mogen

mee opgenomen worden in een EPB-eenheid ‘ASB’ op voorwaarde dat ze

grenzen aan het volume met bestemming ASB, ze deel uitmaken van

hetzelfde gebouw, het beschermd volume van elk groepje kantoorruimten

kleiner is dan of gelijk aan 800 m³ en het beschermd volume van alle groepjes

kantoorruimten samen minder is dan 40% van het totale volume van de

groepjes kantoorruimten en de industrie.

- Gemeenschappelijke delen

o Een gemeenschappelijk deel is elk fysiek aaneensluitend deel van een

gebouw dat gemeenschappelijk gebruikt wordt.

o Het type gemeenschappelijk deel wordt bepaald door de invoer in de

keuzelijst ‘EPB-eenheid staat in verbinding met’.

Gemeenschappelijk deel residentieel: een gemeenschappelijk deel

dat in verbinding staat met minstens 1 EPB-eenheid ‘wonen’.

Gemeenschappelijk deel niet-residentieel : een gemeenschappelijk

deel dat uitsluitend in verbinding staat met niet-residentiële

bestemmingen.

Het vrije invoerveld ‘Bruto vloeroppervlakte’ (enkel EPW)

Dit veld is enkel zichtbaar voor nieuwbouwprojecten met als bestemming ‘wonen’. Vul hier

de bruto vloeroppervlakte in.

De bruto vloeroppervlakte of bruikbare vloeroppervlakte is de som van de bruto-

vloeroppervlakten van alle vloerniveaus (= alle vloerverdiepingen) binnen het beschermde

volume. In analogie met de berekening van het beschermde volume wordt ook hier

gerekend met buitenafmetingen en wordt de grondoppervlakte van binnen- en

buitenwanden meegerekend. De muren tussen twee wooneenheden (muur op perceelgrens

bij halfopen- en rijwoning, muur tussen twee appartementen …) worden met de halve dikte

meegerekend. Ook voor de muren tussen een appartement en de gemeenschappelijke

delen rekent u tot op de as van de muur. Trappen (en eventuele liften) worden op elk

vloerniveau doorgerekend en dus meegerekend tot de bruikbare vloeroppervlakte.

Het ja/neen-veld ‘Het lekdebiet is gekend’ (enkel EPW/EPU)

Dit veld is enkel zichtbaar voor nieuwbouwprojecten met als bestemming ‘wonen’, ‘school’

en ‘kantoren’. Indien een luchtdichtheidsmeting van de volledige EPB-eenheid werd

uitgevoerd, kiest u hier voor ‘ja’. Vervolgens verschijnt een nieuw invoerveld waarin u de

meetwaarde van het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte moet invoeren. Als er geen

Page 33: Cursus EPB-software 3 gewesten

33

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

luchtdichtheidsmeting is uitgevoerd, dan wordt gerekend met de waarde bij ontstentenis

(12m³/h.m²).

De keuzelijst ‘EPB-eenheid staat in verbinding met’ (enkel bij gemeenschappelijke delen)

Dit veld is enkel zichtbaar voor EPB-eenheden met als bestemming ‘gemeenschappelijke

delen’. Duidt hier aan met welk type EPB-eenheid het gemeenschappelijk deel in verbinding

staat.

Het vrije invoerveld ‘Volume’ (enkel bij gemeenschappelijke delen residentieel)

Dit veld is enkel zichtbaar voor EPB-eenheden met als bestemming ‘gemeenschappelijke

delen’ die in verbinding staan met een EPB-eenheid ‘wonen’. Vul hier het volume in van het

gemeenschappelijk deel.

Tabblad ‘Installatiecomponenten’ 1.7.2.1

Het tabblad ‘Installatiecomponenten’ verschijnt enkel voor nieuwbouwprojecten met als

bestemming ‘wonen’, ‘kantoren’ en ’school’. In het tabblad ‘Installatiecomponenten’

(Scherm 33) is het mogelijk om bepaalde knopen te activeren.

Scherm 33 - Tabblad 'installatiecomponenten'

De volgende invoervelden zijn aanwezig :

Het ja/neen-veld ‘Plaatselijk thermisch zonne-energiesysteem’

Als u ‘Ja’ kiest, verschijnt een knoop ‘Thermisch zonne-energiesysteem’ onder de knoop van

de EPB-eenheid. Voor meer informatie over hoe u een thermische zonne-energiesysteem

kunt invoeren, zie hoofdstuk 12.

Het ja/neen-veld ‘Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem’

Als u ‘Ja’ kiest, verschijnt een knoop ‘Fotovoltaïsch systeem’ onder de knoop van de EPB-

eenheid. Voor meer informatie over hoe u een fotovoltaïsch systeem kunt invoeren, zie

hoofdstuk 11.

Het ja/neen-veld ‘Vernieuwende technieken

Als u ‘Ja’ kiest, verschijnt een knoop ‘Vernieuwende technieken’ (= Gelijkwaardigheid) onder

de knoop van de EPB-eenheid.

Page 34: Cursus EPB-software 3 gewesten

34

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 34 - Sneltoetsen voor doorklikken naar systemen

Via de knoppen met het icoon kunt u doorklikken naar de gewenste knoop om de

gegevens van de installatiecomponent aan te vullen.

Tabblad ‘Administratieve gegevens’ 1.7.2.2

In het tabblad ‘Administratieve gegevens’ voert u een beschrijving van de EPB-eenheid in en

extra gegevens over het adres, de datum van ingebruikname en gegevens over een

eventuele eigendomsoverdracht.

Scherm 35 - Tabblad 'Administratieve gegevens'

Tabblad ‘Betrokken personen’ 1.7.2.3

Op het niveau van de EPB-eenheid voert u de betrokken personen in. Dezelfde regels gelden

als bij het invoeren van de betrokken personen op het niveau van het project. Zie hoofdstuk

1.3.3.2.

Tabblad ‘Formulieren’ 1.7.2.4

In het tabblad ‘Formulieren’ worden alle formulieren getoond die aanwezig zijn in de EPB-

eenheid. Dezelfde regels gelden als bij het invoeren van de betrokken personen op het

niveau van het project. Zie hoofdstuk 1.3.3.4.

Tabblad ‘Ventilatiezones’ 1.7.2.5

In het tabblad ‘Ventilatiezones’ wordt een lijst getoond van alle ventilatiezones in een EPB-

eenheid. U kunt hier ventilatiezones verwijderen (via het rode kruisteken) en nieuwe

ventilatiezones toevoegen (via het blauwe plusteken).

Page 35: Cursus EPB-software 3 gewesten

35

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1.7.3 EPB-eenheden groeperen in hetzelfde K-volume

In de nieuwe EPB-software is het niet mogelijk om zelf een K-volume aan te maken. Als u een

EPB-eenheid aanmaakt, wordt automatisch een K-volume toegevoegd. Als u een tweede

EPB-eenheid aanmaakt, wordt een nieuw K-volume aangemaakt. De twee EPB-eenheden

worden niet automatisch samengenomen in 1 K-volume (zie Scherm 36).

Scherm 36 - Invoeren van twee EPB-eenheden

Om twee EPB-eenheden samen te voegen in één K-volume (in het geval van identieke K-

peileisen) moet u in de software definiëren dat zij aangrenzend zijn. U kunt dat doen door in

één van de EPB-eenheden een scheidingsconstructie te creëren met begrenzing

‘Constructie grenst aan een andere EPB-eenheid’. Vervolgens definieert u aan welke EPB-

eenheid de scheidingsconstructie grenst.

Daarna kunt u zien dat de twee EPB-eenheden tot hetzelfde K-volume behoren. De

scheidingsconstructie die grenst aan de beide EPB-eenheden, wordt getoond onder de

knoop van de beide EPB-eenheden.

Scherm 37 - Twee EPB-eenheden groeperen in 1 K-volume

Page 36: Cursus EPB-software 3 gewesten

36

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1.8 Een ‘Ventilatiezone’ aanmaken

1.8.1 Definitie

Een ventilatiezone is een afgesloten deel van een gebouw met een onafhankelijk

ventilatiesysteem. Ventilatiezones komen enkel voor bij projecten waarvoor er eisen zijn op

het vlak van de hygiënische ventilatie.

1.8.2 Het invoervenster ‘Ventilatiezone’

Een ventilatiezone wordt aangemaakt onder de knoop ‘EPB-eenheid’. Als u de knoop

‘Ventilatiezone’ selecteert in de ‘Energetische boomstructuur’, verschijnt het invoervenster

‘Ventilatiezone’. Bovenaan kunt u de ventilatiezone een naam geven.

Voor nieuwbouw woongebouwen, kantoren en scholen verschijnt een tabblad

‘Energiesectoren’, waarin een lijst wordt getoond van alle energiesectoren in de

geselecteerde ventilatiezone. U kunt hier energiesectoren verwijderen (via het rode

kruisteken) en nieuwe energiesectoren toevoegen (via het blauwe plusteken).

Scherm 38 - Invoervenster 'Ventilatiezone' bij nieuwbouw woningen, kantoren en scholen

Voor alle andere soorten projecten waar geen opdeling in energiesectoren is vereist (dit zijn

alle projecten waarvoor geen E-peil moet worden berekend), moet u enkel de naam van de

ventilatiezone en het volume ingeven.

Scherm 39 - Invoervenster 'Ventilatiezone' bij andere projecten

1.9 Een ‘Energiesector’ aanmaken

1.9.1 Definitie

Om verschillende ruimten samen een energiesector te laten vormen, moeten ze :

- tot dezelfde ventilatiezone behoren;

- van hetzelfde type warmteafgiftesysteem voorzien zijn (tenzij, in geval van centrale

verwarming, met het slechtste afgifterendement gerekend wordt);

- en verwarmd worden met hetzelfde opwekkingstoestel (of dezelfde combinatie van

opwekkingstoestellen).

Page 37: Cursus EPB-software 3 gewesten

37

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Energiesectoren komen enkel voor bij projecten waarvoor een E-peil wordt berekend.

1.9.2 Het invoervenster ‘Energiesector’

Als u de knoop ‘Energiesector’ selecteert, verschijnt het invoervenster ‘Energiesector’.

Bovenaan kunt u de energiesector een naam geven. In het invoerveld ‘Volume’ moet u het

volume van de energiesector invullen.

Scherm 40 – Invoervenster 'Energiesector'

1.10 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

Er zijn enkele verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software die voor verwarring

kunnen zorgen.

1.10.1 EPB-eenheden groeperen in een K-volume

In de oude EPB-software kan de gebruiker zelf een K-volume aanmaken en bepalen welke

delen tot dat K-volume behoren. In de nieuwe EPB-software wordt per EPB-eenheid een K-

volume aangemaakt. Om de EPB-eenheden onder hetzelfde K-volume te kunnen

groeperen, moeten ze een gemeenschappelijke constructie bezitten. Voor meer informatie

daarover: zie hoofdstuk 1.7.3.

1.10.2 De benamingen van de volumes in de boomstructuur zijn anders

De benamingen van de volumes zijn anders in de nieuwe EPB-software. In tabel 2 kunt u zien

welke volumes met elkaar overeenkomen.

Oude EPB-software Nieuwe EPB-software

Deelproject Gebouw

K-peilvolume K-volume

Subdossier EPB-eenheid

Tabel 2 - Verschillende benamingen van volumes

1.10.3 De indeling van het project volgens de aard van de werken is anders

De indeling van het project in gebouwen volgens de aard van de werken gebeurt anders in

de nieuwe EPB-software. Vanaf 01/01/2014 wijzigt de indeling van het gebouw. Voor meer

informatie hierover zie hoofdstuk 1.4.2.

Page 38: Cursus EPB-software 3 gewesten

38

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

1.10.4 Personen invoeren

De manier om personen in te voeren in het project is anders dan in de huidige EPB-software.

Voor meer informatie: zie hoofdstuk 1.3.3.2.

1.11 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden :

1.1 Overzicht indeling

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/indelinggebouw

1.3 Een ‘Project’ aanmaken

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/bouwproject

1.4 Een ‘Gebouw’ aanmaken

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/deelproject

1.5 Een ‘Beschermd volume’ en ‘Niet-beschermde volumes’ aanmaken

- EPW: Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 5.2

- EPU: Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 3.2

1.6 Een ‘K-volume’ aanmaken

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/kpeilvolume

1.7 Een ‘EPB-eenheid’ aanmaken

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/subdossier

1.9 Een ‘Energiesector’ aanmaken

- EPW: Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 5.3

- EPU: Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 3.3

Page 39: Cursus EPB-software 3 gewesten

39

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2 Constructies

Dit hoofdstuk bespreekt hoe u een scheidingsconstructie kunt invoeren in de software. De

opake constructies zoals een muur, een dak, een vloer en een plafond worden besproken in

hoofdstuk 2.3. Hoe u een venster moet invoeren, wordt besproken in hoofdstuk 2.4. De

gordijngevels worden behandeld in hoofdstuk 2.5, de glasbouwsteenwanden in hoofdstuk 2.6

en hoofdstuk 2.7 bespreekt hoe u een deur of poort kunt invoeren.

2.1 De knoop ‘Scheidingsconstructies’

In de energetische boomstructuur kunt u voor elk type project een knoop

‘Scheidingsconstructies’ terugvinden. De knoop bevindt zich onder het niveau van de

energiesector als er een E-peil moet berekend worden. De knoop kan zich ook onder het

niveau van de EPB-eenheid of van de ventilatiezone bevinden, afhankelijk van de eisen voor

het project.

Let op! Bij het invoeren van de scheidingsconstructies, kunt u geen schildelen aanmaken. Alle

constructies worden ingevoerd onder de knoop ‘Scheidingsconstructies’, zonder schildelen

aan te maken. Om het gebruik te vergemakkelijken kunnen constructies met dezelfde

opbouw wel gegroepeerd worden. Meer informatie over het groeperen van constructies,

kunt u vinden in de handleiding van de software.

Scherm 41 - De knoop 'Scheidingsconstructies'

Page 40: Cursus EPB-software 3 gewesten

40

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.2 Het invoervenster ‘Scheidingsconstructies’

Als u de knoop ‘Scheidingsconstructies’ aanklikt, verschijnt het invoervenster

‘Scheidingsconstructies’ (zie Scherm 42). In het invoervenster is een lijst beschikbaar van alle

scheidingsconstructies die u heeft aangemaakt in de beschouwde energiesector of

ventilatiezone.

Scherm 42 - Het invoervenster 'Scheidingsconstructies'

U kunt een nieuwe scheidingsconstructie aanmaken door op het blauwe plusteken te klikken.

Er verschijnt een venster ‘Creatie van een scheidingsconstructie’(Scherm 43). Daarin kunt u

de naam en het type van de nieuwe scheidingsconstructie invoeren.

Scherm 43 - Creatie van een scheidingsconstructie

De volgende types kunnen aangemaakt worden :

- muur;

- Venster;

- vloer/plafond;

- dak;

- deur;

- gordijngevel;

- glasbouwstenen;

- zonnemuur.

Als u een nieuwe scheidingsconstructie hebt aangemaakt, verschijnt een nieuwe knoop in

de energetische boomstructuur onder de knoop ‘Scheidingsconstructies’.

Page 41: Cursus EPB-software 3 gewesten

41

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.3 Opake constructies

Deze paragraaf bespreekt hoe u een opake constructie moet invoeren in de software. De

volgende opake constructies worden behandeld: muur, vloer/plafond en dak. De manier

van invoeren is gelijkaardig voor de 3 soorten constructies.

2.3.1 Algemeen

Nadat u een nieuwe opake constructie hebt aangemaakt, kunt u de gegevens van de

constructie invoeren door de constructie te selecteren in de boomstructuur. In het

invoervenster van de opake scheidingsconstructies staan enkele velden die altijd moeten

ingevuld worden.

Scherm 44- Scheidingsconstructies - algemene invoervelden

Het vrije invoerveld ‘Naam’

De naam van de constructie gaf u al in bij het aanmaken van de constructie (zie Scherm 43).

Hier kunt u de naam van de constructie wijzigen. U zorgt er best voor dat de naam duidelijk

omschrijft over welk type constructie het gaat en in welke gevel die zich bevindt..

De keuzelijst ‘Type’

Het type constructie gaf u al in bij het aanmaken van de constructie (zie Scherm 43). Hier

kunt u het type constructie wijzigen.

Let op! Als u een constructie hebt aangemaakt, is het niet altijd mogelijk om het type te

veranderen. Als u bijvoorbeeld een vloer hebt aangemaakt, is het niet mogelijk om die nog

om te vormen naar een muur. Een muur kan wel omgevormd worden naar een gordijngevel,

een venster, een glasbouwsteenwand, een deur,…

Het vrije invoerveld ‘Oppervlakte’

Vul hier de oppervlakte van de constructie in, op basis van de buitenafmetingen.

De keuzelijst ‘Begrenzing’

Vul hier de begrenzing van de constructie in. Voor meer informatie over de soorten

begrenzingen, zie hoofdstuk 2.3.2.

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’ of ‘Directe invoer van de R-waarde van opp.

tot opp.’

Afhankelijk van het type constructie verschijnt het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’ of

‘Directe invoer van de R-waarde van opp. tot opp. Als u ‘Ja’ kiest, moet u de U- of R-waarde

direct invoeren. Meer informatie hierover kunt u vinden in hoofdstuk 2.3.4. Als u ‘Neen’ kiest,

moet u de lagen van de constructie invoeren, zodanig dat de U-waarde kan berekend

worden. Meer informatie hierover kunt u vinden in hoofdstuk 2.3.5.

Page 42: Cursus EPB-software 3 gewesten

42

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 45 - Daken - algemene invoervelden

Bij het invoeren van een dak moet u enkele extra gegevens aanvullen:

De keuzelijst ‘Helling’

Hier moet u de indicatieve helling van het dak invoeren. De volgende 2 types zijn

beschikbaar:

- horizontale helling (0° ≤ helling < 60°);

- verticale helling (60° ≤ helling < 90°).

De helling van het dak heeft invloed op de warmteovergangsweerstanden aan de

binnenzijde van de constructie en heeft dus ook invloed op de U-waarde van het dak.

De keuzelijst ‘Dakprofiel’

Als u bij de keuzelijst ‘Helling’ hebt gekozen voor een dak met een helling kleiner dan 60°,

dan wordt deze keuzelijst actief. U moet hier invullen of het gaat om een hellend dak of een

plat dak.

2.3.2 Begrenzingen

In dit hoofdstuk wordt besproken welk type begrenzingen er kunnen ingevoerd worden en

welke gevolgen dit heeft voor het invoervenster. Afhankelijk van het type begrenzing,

moeten er extra invoervelden ingevuld worden. De volgende begrenzingen zijn mogelijk :

- Buitenomgeving

- Aangrenzende verwarmde ruimte (AVR)

o Definitie : een AVR is een aangrenzende verwarmde ruimte die binnen een

beschermd volume gelegen is. Het gaat om een AVR die grenst aan het

beschermd volume dat wordt beschouwd. Bijvoorbeeld: een ruimte gelegen

binnen het beschermd volume van een bestaand gebouw op een

aangrenzend perceel.

- Kelder

o Definitie : een kelder is het bruikbaar gedeelte van een gebouw dat geheel of

gedeeltelijk onder het grondpeil ligt. Deze ruimte kan al of niet verwarmd zijn.

- Kruipruimte

o Definitie : een kruipruimte is een lage ruimte onder de vloer van de begane

grond. Als iemand zich daar moet verplaatsen, kan dat alleen kruipend. Het is

een lage ruimte die voor een groot gedeelte onder het niveau van het

maaiveld ligt, al kan de hoogte van de kruipruimtes sterk verschillen. Een

kruipruimte maakt meestal geen deel uit van het beschermd volume.

- Aangrenzende onverwarmde ruimte (AOR)

o Definitie : een aangrenzende ruimte die buiten het beschermd volume

gelegen is en niet verwarmd wordt.

Page 43: Cursus EPB-software 3 gewesten

43

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Andere EPB-eenheid

o Een constructie grenst aan een andere EPB-eenheid binnen het project,

bijvoorbeeld in een appartementsgebouw grenst de vloer van het ene

appartement aan het andere appartement.

- Dezelfde EPB-eenheid

o Een constructie grenst aan een ruimte in dezelfde EPB-eenheid, bijvoorbeeld

aan een ruimte in een andere energiesector.

- Grond

Welke begrenzing u kunt kiezen, hangt af van het type constructie. Voor bepaalde

constructies kunnen niet alle begrenzingen gekozen worden, omdat het in principe niet

mogelijk is. Een dak heeft bijvoorbeeld altijd als begrenzing ‘Buitenomgeving’, want als een

dak zou grenzen aan een andere EPB-eenheid, dan is het in principe geen dak maar een

plafond. De onderstaande tabel toont welke begrenzingen er mogelijk zijn per type

constructie.

Type constructie Mogelijke begrenzingen

Muur - Buitenomgeving

- Aangrenzende verwarmde ruimte

- Kelder

- Kruipruimte

- Aangrenzende onverwarmde

ruimte

- Andere EPB-eenheid

- Dezelfde EPB-eenheid

- Grond

Vloer - Buitenomgeving

- Aangrenzende verwarmde ruimte

- Kelder

- Kruipruimte

- Aangrenzende onverwarmde

ruimte

- Andere EPB-eenheid

- Dezelfde EPB-eenheid

- Grond

Plafond - Aangrenzende verwarmde ruimte

- Aangrenzende onverwarmde

ruimte

- Andere EPB-eenheid

- Dezelfde EPB-eenheid

Dak - Buitenomgeving

Tabel 3 - Begrenzingen per type constructie

In de volgende hoofdstukken wordt per type begrenzing besproken welke invoervelden

moeten ingevoerd worden.

Naar de buitenomgeving/ naar een AVR 2.3.2.1

Voor constructies met een begrenzing naar de buitenomgeving of naar een aangrenzende

verwarmde ruimte moeten er geen extra invoergegevens ingevuld worden.

Page 44: Cursus EPB-software 3 gewesten

44

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Naar een kelder/kruipruimte/AOR 2.3.2.2

Als u als begrenzing kiest voor ‘kelder’, ‘kruipruimte’ of ‘AOR’, verschijnt een extra invoerveld

waarin u de berekeningswijze moet invoeren. U kunt kiezen voor een vereenvoudigde of een

gedetailleerde berekening.

Als u kiest voor een vereenvoudigde berekening, wordt de U-waarde op een eenvoudige

manier berekend. Bij een kelder moet u het soort kelderruimte ingeven (‘kelder met

buitenvenster/buitendeur’ of ‘kelder zonder buitenvenster/buitendeur’) en bij een kruipruimte

moet u het soort kruipruimte ingeven (‘sterk geventileerde kruipruimte’ of ‘niet of zwak

geventileerde kruipruimte’).

Scherm 46 - Begrenzing AOR/kelder/kruipruimte - vereenvoudigde berekening

Als u kiest voor een gedetailleerde berekening, wordt de U-waarde gedetailleerd berekend.

U moet aangeven aan welk volume de scheidingsconstructie grenst. U moet het volume

(kelder, kruipruimte, AOR) gedetailleerd vormgeven onder de knoop ‘Niet-beschermde

volumes’. Vervolgens kunt u het volume selecteren in de keuzelijst ‘Scheidingsconstructie

grenst aan’. Meer informatie over hoe u dergelijke volumes in detail kunt invoeren, kunt u

vinden in hoofdstuk 1.5.4.

Scherm 47 - Begrenzing AOR/kelder/kruipruimte - gedetailleerde berekening

Naar een andere of dezelfde EPB-eenheid 2.3.2.3

Als u een constructie invoert die grenst aan een andere EPB-eenheid (bijvoorbeeld een

ander appartement in hetzelfde gebouw) of aan dezelfde EPB-eenheid (bijvoorbeeld een

andere energiesector binnen dezelfde EPB-eenheid), dan moet u aangeven aan welke EPB-

eenheid of energiesector de constructie grenst.

Page 45: Cursus EPB-software 3 gewesten

45

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 48- Begrenzing andere EPB-eenheid

Vervolgens verschijnt de constructie in de energetische boomstructuur ook onder de andere

EPB-eenheid of energiesector (Scherm 49).

Let op! Als u een wijziging aanbrengt aan de constructie, dan wordt dat toegepast op alle

plaatsen waar de constructie voorkomt.

Scherm 49 - Muur grenzend aan 2 EPW-volumes

Naar de grond 2.3.2.4

De enige constructies die kunnen grenzen aan de grond, zijn muren en vloeren. Eerst komt de

muur naar de grond aan bod. U mag een ingegraven muur enkel met de vereenvoudigde

methode inrekenen.

Als u kiest voor een vereenvoudigde berekening, moet u de gemiddelde ingegraven diepte

van de muur ingeven en de dikte van de ingegraven muur.

Page 46: Cursus EPB-software 3 gewesten

46

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 50 - Een ingegraven muur ingeven

Om een vloer op volle grond in te voeren, kunt u opnieuw kiezen tussen een vereenvoudigde

berekening of een gedetailleerde berekening. Als u kiest voor een vereenvoudigde

berekening, hoeft u geen extra invoergegevens meer in te voeren.

Als u kiest voor een gedetailleerde berekening, moeten er wel extra invoergegevens ingevuld

worden. U moet de blootgestelde omtrek invoeren. Dat is de totale horizontaal gemeten

lengte waarlangs de grondoppervlakte voor die vloer grenst aan de buitenomgeving of aan

een AOR. Vervolgens moet u aangeven of de vloer zich boven of onder het grondniveau

bevindt.

Als u kiest voor een vloer onder het grondniveau, moet u de dikte en de gemiddelde

ingegraven diepte van de keldermuur ingeven (zie Scherm 51). Dat is de muur die grenst aan

de vloer.

Scherm 51 - Vloer op volle grond - onder het grondniveau

Als u kiest voor een vloer die niet boven het grondniveau ligt, moet u aangeven of er

randisolatie aanwezig is en wat de totale dikte is van de buitenmuur (zie Scherm 52). Dat is

de muur die grenst aan de vloer op volle grond. Als u hebt aangegeven dat er randisolatie

aanwezig is, dan moeten extra invoergegevens worden ingevuld.

Page 47: Cursus EPB-software 3 gewesten

47

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 52 - Vloer op volle grond – niet onder het grondniveau

2.3.3 Importeren en exporteren van en naar de bibliotheek

Naast de keuzelijst voor het ingeven van de type constructie, zijn twee knoppen beschikbaar

waarmee u kunt importeren uit en exporteren naar de bibliotheek.

Met de linkse knop kunt u een constructie uit de bibliotheek naar het project kopiëren.

Vervolgens verschijnt een venster waarin u een constructie kunt selecteren die al aanwezig is

in de bibliotheek. Met de rechtse knop is het mogelijk om de ingevoerde constructie in het

project te kopiëren naar de bibliotheek.

Scherm 53- Een constructie importeren uit de bibliotheek

2.3.4 U-waarde/R-waarde : directe invoer

Om de U- of R- waarde van een constructie in te voeren, kunt u kiezen om de waarde direct

in te voeren ofwel om de waarde te laten berekenen aan de hand van de ingevoerde

lagen.

Bij elke constructie verschijnt een ja/neen-veld waarin wordt gevraagd of u de U-waarde (of

R-waarde in sommige gevallen) direct wilt invoeren. Als u kiest voor ‘Ja’, kunt u de waarde

manueel invullen.

Page 48: Cursus EPB-software 3 gewesten

48

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Let op! Als u kiest voor directe invoer, is een stavingsstuk vereist die deze waarde bewijst.

Scherm 54 - U-waarde : directe invoer

2.3.5 U-waarde/R-waarde : lagen invoeren

Als u hebt gekozen om de U- of R-waarde niet direct in te voeren, dan moet u de lagen

invoeren waaruit de constructie bestaat. Onderaan het invoervenster vindt u het tabblad

‘Lagen’.

In het tabblad is een tabel aanwezig waarin u lagen kunt toevoegen. U moet de lagen in de

correcte volgorde (van buiten naar binnen) invoeren. Er kunnen 3 soorten lagen worden

toegevoegd: een homogene laag, een samengestelde laag of metselwerk. U kunt die lagen

toevoegen met de knoppen links onderaan het tabblad. Als u een laag wilt verplaatsen naar

boven of naar onder omdat de volgorde verkeerd is, moet u gebruik maken van de

knoppen met de pijlen rechts onderaan in het tabblad.

Scherm 55 - U- waarde : lagen invoeren

Per laag moet u het type materiaal, de dikte en eventueel ook de opties (zie 2.3.5.4)

invoeren. Die waarden voert u rechtstreeks in de tabel in. In de zesde kolom (R [m²K/W])

wordt de warmteweerstand van de laag weergegeven. Enkel als de software voldoende

gegevens heeft om de R-waarde van de laag te berekenen, zal die getoond worden. In het

andere geval verschijnt een rood vraagteken. In de volgende paragrafen wordt besproken

hoe u een laag correct kunt invoeren.

Page 49: Cursus EPB-software 3 gewesten

49

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Homogene Laag 2.3.5.1

Een homogene laag is een laag met een constante dikte die thermische eigenschappen

heeft die uniform zijn of die als uniform kunnen beschouwd worden. De laag bestaat dus

meestal uit één materiaal met een bepaalde warmtegeleidingscoëfficiënt.

Scherm 56 - Een homogene laag invoeren

Om een nieuwe homogene laag toe te voegen, drukt u op de knop ‘Homogene laag’ links

onderaan. Vervolgens verschijnt een homogene laag in de lijst (Scherm 56). Eerst moet u het

type materiaal ingeven. Er zijn drie manieren om het type materiaal in te voeren: u kunt de

manier van invoeren kiezen met behulp van 3 knoppen.

- Knop 1 (‘Gebruikersmaterialen’): met die knop kunt u handmatig een materiaal

invoeren met de daarbij horende gegevens. Er verschijnt een invoervenster waar u

het materiaal kunt invoeren. U kunt het materiaal ook importeren uit de bibliotheek.

Als u bijvoorbeeld alle gegevens kent van een bepaald isolatiemateriaal, kunt u die

hier invoeren. Het is verplicht om de naam, de materiaalgroep, het type materiaal en

de warmtegeleidingscoëfficiënt in te voeren. Als u beschikt over één

warmtegeleidingscoëfficiënt voor het materiaal, dan mag u die invoeren voor zowel

de buiten- als de binnencoëfficiënt. Let op! Niet alle invoervelden zijn verplicht. Als u

bijvoorbeeld niet weet wat de soortelijke massa is van het materiaal, dan moet u dit

niet ingeven.

Scherm 57 - Invoeren van een gebruikersmateriaal

- Knop 2 (‘Materiaal EPBD’): via de knop met het blauwe huisje kunt u materialen

invoeren uit de EPBD-databank. Die databank bevat gegevens over de

warmtegeleidbaarheid van vele materialen. Er verschijnt een invoervenster waar u

een materiaal kunt selecteren. Er is geen rechtstreekse link met de EPBD-databank.

Page 50: Cursus EPB-software 3 gewesten

50

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De gegevens uit de databank worden bij elke release van de software uit de

databank overgezet in de software.

Scherm 58 - Invoeren van een materiaal uit EPBD

- Knop 3 (‘Materiaal TRD’): via de knop met het rode huisje kunt u materialen invoeren

uit het transmissiereferentiedocument. Dat zijn de waarden bij ontstentenis die u moet

hanteren wanneer u van een bepaald materiaal geen gegevens hebt. Er verschijnt

een invoervenster waar u een materiaal kunt selecteren. Met de knoppen bovenaan

kunt u aangeven welk type materiaal u zoekt.

Scherm 59 - Invoeren van een materiaal uit TRD

Als u een laag hebt aangemaakt en het materiaal hebt ingevoerd, kunt u de dikte

aangeven in de kolom ‘dikte’. Het is mogelijk dat u daarna nog opties moet invoeren in de

kolom ‘Opties’. In de kolom ‘R’, wordt de R-waarde van de laag weergegeven.

Page 51: Cursus EPB-software 3 gewesten

51

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 60 - Een homogene laag

Samengestelde laag 2.3.5.2

Een samengestelde laag is een niet-homogene laag. Dat is een laag die bestaat uit

meerdere materialen. Om de warmteweerstand van dergelijke lagen te bepalen, wordt een

andere rekenmethode gehanteerd dan bij homogene lagen.

Om een samengestelde laag in te voeren, klikt u op de knop ‘Samengestelde laag’ links

onderaan het tabblad ‘Lagen’. Vervolgens verschijnt het invoervenster ‘Nieuwe laag’. Daarin

ziet u een tabel waarin u materialen kunt toevoegen. Per materiaal moet u ook de fractie

ingeven. Het totaal van de fracties moet gelijk zijn aan 100%.

Scherm 61 - Een samengestelde laag invoeren

Om een nieuw materiaal toe te voegen, klikt u op de knop ‘Een materiaal toevoegen’.

Vervolgens verschijnt een invoervenster ‘Nieuw materiaal’ waar u een materiaal kunt

invoeren (Scherm 62). Net als bij het invoeren van een homogene laag kunt u ofwel zelf de

gegevens van het materiaal invoeren, ofwel een materiaal importeren uit de EPBD-databank

of uit het transmissiereferentiedocument. Daarvoor gebruikt u de knoppen bovenaan het

venster.

Onderaan het invoervenster kunt u aangeven hoe u de fractie wilt bepalen. U kunt de fractie

manueel invoeren of u kunt de waarde bij ontstentenis gebruiken. De waarde bij ontstentenis

is niet voor alle materialen beschikbaar.

Page 52: Cursus EPB-software 3 gewesten

52

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 62 - Een nieuw materiaal toevoegen aan een samengestelde laag

Als u alle lagen met bijhorende fractie hebt ingevoerd, dan klikt u op de OK-knop in het

invoervenster ‘Nieuwe laag’. Vervolgens verschijnt de ingevoerde samengestelde laag in de

lijst met lagen. De materialen die deel uitmaken van de laag worden getoond. Daarna moet

u de dikte van de laag invoeren en eventueel enkele opties.

Scherm 63 - Een samengestelde laag

Metselwerk 2.3.5.3

Met de knop ‘Metselwerk’ links onderaan het tabblad ‘Lagen’, kunt u een metselwerk

toevoegen aan de lijst met lagen. Als u op de knop klikt, verschijnt een lege laag in de lijst.

Scherm 64 - Een metselwerk toevoegen

Als u klikt in de kolom ‘Type materiaal’ kunt u, net zoals bij het invoeren van een homogene

laag, een materiaal invoeren voor de stenen van het metselwerk. Om de gegevens van de

mortel in te voeren, klikt u in de kolom ‘Opties’ op het icoontje met de ‘M’. Vervolgens

verschijnt een invoerscherm voor de verbinding (= mortel). Hier kunt u aangeven welke

mortel werd gebruikt als verbinding voor het metselwerk en ook de fractie van de mortel ten

opzichte van het geheel (Scherm 65).

Page 53: Cursus EPB-software 3 gewesten

53

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 65 - Mortel invoeren

Als u alles hebt ingevoerd, verschijnen in de laag ‘Metselwerk’ de gegevens over de stenen

en de verbindingen. Tot slot moet u de dikte van de laag invoeren.

Scherm 66 - Een laag metselwerk

Opties 2.3.5.4

In de kolom ‘Opties’ verschijnt af een toe een icoon met een letter in. Als u op dit icoon

dubbelklikt, verschijnt een scherm waarin u extra gegevens kunt invoeren.

Als een icoon een witte kleur heeft, dan moeten er geen extra gegevens worden ingevoerd.

Heeft het icoon een groene kleur, dan zijn alle nodige gegevens ingevuld. Een rode kleur

betekent dat er nog ontbrekende gegevens zijn. Als u op het icoon dubbelklikt, kunt u in het

scherm dat verschijnt, de nodige gegevens aanvullen.

Er kunnen zes verschillende iconen verschijnen:

- F : extra invoer voor bevestigingen

o Dat icoon dient om de correctie voor mechanische bevestigingen in te

voeren. Wanneer een isolatielaag doorboord wordt door mechanische

bevestigingen (spouwhaken, dakbevestigingen...) dient het effect van die

bevestigingen altijd berekend te worden.

o Het icoon verschijnt enkel bij isolatielagen in muren of in daken.

o In het invoervenster van de optie ‘F’ moet u alle gegevens over de

mechanische bevestigingen invoeren: het aantal mechanische bevestigingen

per m³, de lengte van de bevestiging die de isolatie doorboort en de sectie

van één bevestiging. Let op! De sectie moet in mm² worden ingevoerd.

Onderaan het scherm moet u het materiaal van de bevestiging ingeven. U

kunt een materiaal kiezen uit de transmissiereferentie-bibliotheek (via het

icoon met het rode huisje) ofwel kunt u zelf de gegevens van het materiaal

invoeren.

Page 54: Cursus EPB-software 3 gewesten

54

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 67 - Optie F - extra invoer voor mechanische bevestigingen

- C: extra invoer voor samengestelde lagen

o Dat icoon verschijnt enkel bij samengestelde lagen. Het icoon heeft altijd een

witte kleur. Er moeten dus geen extra gegevens ingevuld worden. Het icoon

geeft alleen weer dat het om een samengestelde laag gaat.

- E: extra invoer voor waterstroming bij omgekeerde daken

o Dat icoon dient om de correctie ten gevolge van de waterstroming tussen

isolatie en dichtingsmembraan in een omgekeerd dak te kunnen berekenen.

o Het icoon verschijnt alleen in XPS-isolatielagen bij daken.

o In het invoervenster van de optie ‘E’ kunt u kiezen om de waarden bij

ontstentenis te hanteren voor de correctie of om te werken met

gedetailleerde waarden. Afhankelijk van die keuze moeten andere gegevens

ingevuld worden.

Scherm 68 - Optie E - extra invoer voor correctie waterstroming bij omgekeerde daken

- I: extra invoer voor hellende lagen in een plat dak

o Dat icoon dient om hellende lagen in te voeren in een plat dak.

o Het icoon verschijnt enkel bij de buitenste lagen van een plat dak.

o In het invoervenster van de optie ‘I’ kunt u de laag met variabele dikte

gedetailleerd of vereenvoudigd invoeren.

Page 55: Cursus EPB-software 3 gewesten

55

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 69 - Optie I - Extra invoer hellende lagen

- M: extra invoer voor verbindingen/doorboringen in metselwerk

o Dat icoon dient om de verbindingen (= mortel) van metselwerk in te voeren.

Meer informatie hierover kunt u vinden in paragraaf 2.3.5.3. U kunt ook

gegevens invoeren van doorboorde stenen. De twee worden behandeld op

een apart tabblad.

o Dat icoon verschijnt enkel bij lagen uit metselwerk.

Scherm 70 - Optie M - Extra invoer metselwerk

- V: extra invoer voor een matig geventileerde luchtlaag

o Dat icoon dient om extra gegevens toe te voegen in het geval van een matig

geventileerde luchtlaag. Dat is een luchtlaag waarin een beperkte

luchtstroming uit de buitenomgeving mogelijk is. U moet de totale oppervlakte

van de ventilatieopeningen invoeren.

Scherm 71 - Optie V - Extra invoer voor een matig geventileerde luchtlaag

2.4 Vensters

In dit hoofdstuk wordt besproken hoe u een venster kunt invoeren in de software.

Page 56: Cursus EPB-software 3 gewesten

56

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.4.1 Algemeen

Een nieuw venster aanmaken 2.4.1.1

Als u een nieuw venster aanmaakt, kunt u aanvinken of het al dan niet om een dakvenster

gaat. De invoergegevens zijn dezelfde, enkel de helling verschilt. De helling heeft invloed op

de U-waarde.

Scherm 72 - Een nieuw venster aanmaken

Algemene invoervelden 2.4.1.2

In het invoervenster van een venster (zie Scherm 73) staan enkele velden die altijd moeten

ingevuld worden.

Scherm 73 - Transparante scheidingsconstructies - algemene invoervelden

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Bij het aanmaken van een nieuw venster, hebt u al een naam moeten ingeven (zie Scherm

72). U kunt hier de naam van het venster wijzigen. Zorg ervoor dat de naam duidelijk

omschrijft over welk venster het gaat en in welke gevel het zich bevindt.

De keuzelijst ‘Type’

Bij het aanmaken van een nieuw venster, hebt u al het type constructie (=venster) moeten

ingeven (zie Scherm 72). U kunt hier het type wijzigen.

Het vrije invoerveld ‘Oppervlakte’

Vul hier de oppervlakte van het venster in, op basis van de buitenafmetingen. De in te geven

oppervlakte is de dagmaat.

Page 57: Cursus EPB-software 3 gewesten

57

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Helling’

Vul hier de helling van het venster in. Het is de hoek gevormd door de verticale naar boven

en de naar buiten gerichte normale op het vlak. De helling heeft een invloed op de

zonnewinsten en op de U-waarde van het venster.

Het vrije invoerveld ‘Oriëntatie’

Vul hier de oriëntatie van het venster in. Het is de hoek die gevormd wordt tussen het zuiden

en de horizontale projectie van de normale naar buiten op het vlak. De oriëntatie heeft een

invloed op de zonnewinsten.

De keuzelijst ‘Begrenzing’

Vul hier de begrenzing van het venster in. Voor meer informatie over de soorten

begrenzingen, zie hoofdstuk 2.3.2. Een venster kan enkel de volgende begrenzingen hebben

:

- buitenomgeving;

- aangrenzende onverwarmde ruimte;

- aangrenzende verwarmde ruimte;

- een andere EPB-eenheid;

- dezelfde EPB-eenheid.

In de praktijk komen vensters alleen voor naar de buitenomgeving.

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’

Als u ‘Ja’ kiest, dan moet u de U-waarde van het venster direct invoeren. Als u ‘Neen’ kiest,

moet u alle gegevens van de onderdelen (profiel, beglazing …) afzonderlijk in detail

invoeren.

De keuzelijst ‘Type venster’

Hier kunt u ingeven welk type venster u wilt invoeren. De volgende mogelijkheden zijn

beschikbaar:

- enkelvoudig venster (zie hoofdstuk 2.4.2);

o gewone enkelvoudige vensters zijn opgebouwd uit een vast kader met

beglazing en/of een vast kader en een beweegbare vleugel waarin de

beglazing zich bevindt. Meerdere beglazingen kunnen eveneens deel uit

maken van eenzelfde venster of zich binnen eenzelfde vast kader bevinden.

- voorzetraam (zie hoofdstuk 2.4.3);

o een voorzetraam is een systeem waarbij een vast kader en twee aparte

beweegbare vleugels (met beglazingen) parallel opgesteld zijn.

- dubbelraam (zie hoofdstuk 2.4.4).

o een dubbelraam is een systeem waarbij twee aparte vensters parallel

opgesteld zijn in eenzelfde dagopening.

Het ja/neen-veld ‘Vereenvoudigde bepaling van de U-waarde van vensters’

In dat veld geeft u aan of u de U-waarde van het venster gedetailleerd of vereenvoudigd wil

bepalen. Dat veld verschijnt enkel als u als type venster hebt gekozen voor een enkelvoudig

venster.

Page 58: Cursus EPB-software 3 gewesten

58

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Tabbladen 2.4.1.3

Onderaan het invoervenster van een venster, zijn enkele tabbladen aanwezig. De volgende

tabbladen kunnen actief zijn :

- tabblad Venster;

- tabblad Luik;

- tabblad Opengaande oppervlakte;

- tabblad Zonneweringen;

- tabblad Beschaduwing.

Scherm 74 - Tabbladen voor het invoeren van vensters

In dit hoofdstuk wordt de werking van het tabblad ‘Venster’ in detail besproken per type

venster (enkelvoudig venster, voorzetraam, dubbelraam). De werking van de tabbladen

‘Luik’, ‘Zonneweringen’ en ‘Beschaduwing’ worden besproken in hoofdstuk 4. Het tabblad

‘Opengaande oppervlakte’ is enkel actief voor projecten met aanvraagdatum vanaf

01/01/2014 (zie Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode Epicool). De werking van dit tabblad

wordt besproken in het hoofdstuk 2.4.5.

Onder het tabblad ‘Venster’ bevinden zich nog andere tabbladen:

- tabblad Beglazing: zie 2.4.2.1;

- tabblad Profiel: zie 2.4.2.2;

- tabblad Ventilatierooster: zie 2.4.2.3;

- tabblad Vulpaneel: zie 2.4.2.4.

2.4.2 Enkelvoudig venster

Deze paragraaf bespreekt hoe u een enkelvoudig venster moet invoeren. Zowel het invoeren

van een enkelvoudig venster met de vereenvoudigde en de gedetailleerde methode komen

aan bod. De invoervelden van beide methoden zijn gelijk. Als u kiest voor de gedetailleerde

methode, moet u enkele extra velden invullen. De invoer van elk tabblad onder het tabblad

‘Venster’ wordt apart besproken.

Figuur 1 - Illustratie van een enkelvoudig venster

Tabblad ‘Beglazing’ 2.4.2.1

Op het tabblad ‘Beglazing’ vult u alle gegevens over de beglazing van het venster in.

Page 59: Cursus EPB-software 3 gewesten

59

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 75 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening - Beglazing

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden :

Het ja/neen-veld ‘Thermisch verbeterde afstandshouder’

Geef hier aan of het om een thermisch verbeterde afstandshouder gaat. Een thermisch

verbeterde afstandshouder beantwoordt aan het volgende criterium :

Σ (d x λ ) ≤ 0,007

waarin :

- d (m) : de dikte van de wand van de afstandshouder;

- λ (W/mK) : de warmtegeleidbaarheid van het materiaal van de afstandshouder.

Het ja/neen-veld ‘Beglazing met coating’

Geeft hier aan of er een coating is geplaatst op de beglazing.

Het vrije invoerveld ‘U-waarde beglazing’

Vul hier de U-waarde van de beglazing (centrale deel) in, die door de fabrikant wordt

gedeclareerd of die berekend wordt volgens de richtlijnen van NBN B 62-002, hoofdstuk 9.1.

Het vrije invoerveld ‘g-waarde (zonnetoetredingsfactor)

Vul hier de zonnetoetredingsfactor (= g-waarde) van de beglazing in, zoals opgegeven door

de fabrikant.

Als u hebt gekozen voor een gedetailleerde berekening van de U-waarde van het venster,

moet u twee extra invoervelden invullen :

Het vrije invoerveld ‘Beglaasde oppervlakte’

Vul hier de glasoppervlakte in. Dat is de kleinste zichtbare oppervlakte van het glas. Voor

meer informatie, zie hoofdstuk 8.1 van het transmissiereferentiedocument.

Het ja/neen-veld ‘Enkel glas’

Als het venster bestaat uit één laag, kies dan ‘Ja’. Vervolgens moet u enkel de invoervelden

‘U-waarde beglazing’ en ‘g-waarde’ invullen. Indien er meervoudige beglazing is geplaatst

(bijvoorbeeld dubbelbeglazing), kies dan ‘Neen’.

Page 60: Cursus EPB-software 3 gewesten

60

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Lengte van de afstandshouder’

Vul hier de lengte van de afstandshouder in. Dat is de omtrek van de beglazing. Voor meer

informatie, zie hoofdstuk 8.1 van het transmissiereferentiedocument.

Tabblad ‘Profiel’ 2.4.2.2

Op het tabblad ‘Profiel’ kunt u alle gegevens van het profiel van het venster invoeren. De

volgende invoervelden moeten altijd ingevuld worden:

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’

Als u ‘Ja’ kiest, moet u de U-waarde van het profiel direct invoeren en aangeven over welk

type profiel het gaat.

De keuzelijst ‘Type profiel’

Kies hier over welk type profiel het gaat. De volgende keuzes zijn mogelijk :

- Hout

o Als u kiest voor ‘Hout’, moet u gegevens invoeren over het type hout en de

gemiddelde dikte van het profiel.

Scherm 76 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening - profiel - hout

- Kunststof

o Als u kiest voor ‘Kunststof’, moet u gegevens invoeren over het type kunststof

en het aantal kamers in serie met de warmtestroom.

Scherm 77 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening - profiel - kunststof

- Metaal met thermische onderbreking

o Als u kiest voor ‘Metaal met thermische onderbreking’, moet u aangeven of

de verhouding van de geprojecteerde profieloppervlakte tot de ontwikkelde

profieloppervlakte aan de binnenzijde van het venster groter is of gelijk aan

0,5. U moet ook de kleinste afstand ingeven tussen de thermisch onderbroken

profielen en, bij directe invoer, de U-waarde van het raamprofiel.

Page 61: Cursus EPB-software 3 gewesten

61

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 78 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening - profiel - metaal met thermische

onderbreking

- Metaal zonder thermische onderbreking

o Als u kiest voor ‘Metaal zonder thermische onderbreking’, moet u de

ontwikkelde raamprofieloppervlakte en de geprojecteerde

raamprofieloppervlakte aan de binnen- en buitenzijde invoeren.

Scherm 79 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening - profiel - metaal zonder thermische

onderbreking

Als u hebt gekozen voor een gedetailleerde berekening van de U-waarde van het venster,

moet u voor elk type profiel twee extra invoervelden invullen (voor het type ‘metaal zonder

thermische onderbreking’ moeten deze velden sowieso worden ingegeven) :

Het vrije invoerveld ‘Geprojecteerde raamprofieloppervlakte (binnenzijde)’

Vul hier de geprojecteerde raamprofieloppervlakte aan de binnenzijde in.

Het vrije invoerveld ‘Geprojecteerde raamprofieloppervlakte (buitenzijde)’

Vul hier de geprojecteerde raamprofieloppervlakte aan de buitenzijde in.

Tabblad ‘Ventilatierooster’ 2.4.2.3

Op het tabblad ‘Ventilatierooster’ kunt u een ventilatierooster toevoegen als een rooster

aanwezig is op het venster. U voegt een nieuw rooster toe door op de knop ‘Toevoegen’ te

klikken. Met behulp van de knop ‘Verwijderen’ kunt u het ingevoerde rooster terug

verwijderen.

In het tabblad moet u de oppervlakte van het ventilatierooster invoeren. Als u ‘Ja’ hebt

gekozen bij het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’, moet u de U-waarde handmatig

invoeren. Als u ‘Neen’ hebt gekozen, wordt gerekend met de waarde bij ontstentenis.

Page 62: Cursus EPB-software 3 gewesten

62

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 80 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening – ventilatierooster

Als u hebt gekozen voor een gedetailleerde berekening van de U-waarde van het venster,

moet u drie extra invoervelden invullen:

Het ja/neen-veld ‘Isolerende afstandshouder’

Als er een isolerende afstandshouder aanwezig is rond het ventilatierooster, kies dan ‘Ja’. Als

dit niet het geval is, kies dan ‘Neen’. Als u hebt aangegeven dat er een isolerende

afstandshouder aanwezig is, dan moet u de onderstaande twee invoervelden invullen.

Het vrije invoerveld ‘Lengte van de randverbinding’

Vul hier de lengte van de randverbinding in. Dat is de omtrek van het rooster.

Het vrije invoerveld ‘Psi’

Vul hier de psi-waarde van de randverbinding in. Het effect van de randverbinding moet

extern berekend worden. Er moet een stavingsstuk worden toegevoegd die deze berekende

waarde bewijst.

Tabblad ‘Vulpaneel’ 2.4.2.4

Als het venster een vulpaneel bevat, kunt u het vulpaneel toevoegen via het tabblad

‘Vulpaneel’. U voegt een nieuw vulpaneel toe door op de knop ‘Toevoegen’ te klikken’. Met

de knop ‘Verwijderen’ kunt u het ingevoerde paneel terug verwijderen.

In het tabblad moet u de oppervlakte van het vulpaneel invoeren. Als u ‘Ja’ hebt gekozen

bij het ja/neen-veld ‘Directe invoer U-waarde’, moet u de U-waarde handmatig invoeren.

Kiest u ‘Neen’, dan moet u, net zoals bij andere opake constructies (zie hoofdstuk 2.3.5), alle

lagen invoeren waaruit het vulpaneel bestaat.

Scherm 81 - Enkelvoudig venster - vereenvoudigde berekening – vulpaneel

Als u hebt gekozen voor een gedetailleerde berekening van de U-waarde van het venster,

moet u drie extra invoervelden invullen:

Page 63: Cursus EPB-software 3 gewesten

63

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Isolerende afstandshouder’

Geef hier aan of er een isolerende afstandshouder aanwezig is rond het vulpaneel.

Het vrije invoerveld ‘Lengte van de randverbinding’

Vul hier de lengte van de randverbinding in. Dat is de omtrek van het vulpaneel.

De keuzelijst ‘Type oppervlaktelaag’

Vul hier de materie van de oppervlaktelaag in.

2.4.3 Voorzetraam

Een voorzetraam is een venster met dubbele vleugel. Dat wordt gezegd van een venster met

een vast kader en twee opengaande en parallelle delen met elk een beglazing. Dat komt

vooral voor bij renovaties waarbij het bestaande raamwerk behouden blijft en tegelijk de

energieprestatie verbeterd wordt.

Figuur 2 - Illustratie van een voorzetraam

Het invoeren van een voorzetraam is gelijkaardig aan het invoeren van een enkelvoudig

venster met gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2). In Scherm 82 kunt u zien dat er

een extra tabblad ‘Luchtlaag’ verschijnt tussen het tabblad ‘Venster’ en het tabblad ‘Luik’.

In het nieuwe tabblad ‘Luchtlaag’ geeft u de warmteweerstand van de luchtlaag in. U kunt

dat doen via directe invoer of via de waarden bij ontstentenis. Daarvoor moet u de dikte van

de luchtlaag ingeven en de emissiviteit van de coating.

Scherm 82 - Voorzetraam - tabblad 'Luchtlaag'

Onder het tabblad ‘Venster’ verschilt enkel het tabblad ‘Beglazing’: u moet hier de

invoergegevens van zowel de binnen- als de buitenbeglazing ingeven.

Page 64: Cursus EPB-software 3 gewesten

64

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 83 - Voorzetraam - tabblad 'Beglazing'

2.4.4 Dubbelraam

Een dubbelraam is een systeem waarbij twee aparte vensters parallel opgesteld zijn in

eenzelfde dagopening.

Figuur 3 - Illustratie van een dubbelraam

Het invoeren van een dubbelraam is gelijkaardig aan het invoeren van een enkelvoudig

venster met gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2). Zoals u kunt zien in Scherm 84, is

er niet enkel een tabblad ‘Venster’, maar zijn er 3 tabbladen in de plaats gekomen.

- Tabblad ‘Venster buitenkant’

o Vul hier de gegevens in van het venster aan de buitenkant. Dat gebeurt op

dezelfde manier als bij het invoeren van een enkelvoudig venster met de

gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2).

- Tabblad ‘Luchtlaag’

Page 65: Cursus EPB-software 3 gewesten

65

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

o Vul hier de gegevens in van de luchtlaag tussen de twee vensters. De

invoervelden zijn dezelfde als voor het invoeren van een voorzetraam (zie

hoofdstuk 2.4.3).

- Tabblad ‘Venster binnenkant’

o Vul hier de gegevens in van het venster aan de binnenkant. Dat gebeurt op

dezelfde manier als bij het invoeren van een enkelvoudig venster met de

gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2).

Scherm 84 - Dubbelraam

2.4.5 Tabblad ‘Opengaande oppervlakte’

De nieuwe rekenmethode Epicool laat toe het inbraakrisico door opengaande delen van

een venster in te rekenen. Dit inbraakrisico kan ingerekend worden op het tabblad

‘Opengaande oppervlakte’. Dit tabblad is enkel actief bij EPW-projecten (nieuwbouw

wonen) met een aanvraagdatum van de vergunning of meldingsdatum vanaf 01/01/2014.

Meer informatie over de nieuwe rekenmethode, kunt u vinden in Bijlage I : Nieuwe

berekeningsmethode Epicool.

Scherm 85- Tabblad 'Opengaande oppervlakte'

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden:

Het ja/neen-veld ‘Vast kader’

Kies ‘Ja’ als het venster geen opengaande delen bevat. Kies ‘Neen’ als het venster wel

opengaande delen bevat.

De keuzelijst ‘Inbraakrisico’

Als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Vast kader’, verschijnt de keuzelijst ‘Inbraakrisico’.

Die keuzelijst is samengesteld uit:

geen risico;

Page 66: Cursus EPB-software 3 gewesten

66

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

laag risico;

reëel inbraakrisico.

Uit deze lijst kiest u het inbraakrisico van de opening.

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het opendraaiend venster’

Als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Vast kader’ én ‘Geen risico’ bij de keuzelijst

‘Inbraakrisico’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het opendraaiend venster’. Vul

hier de oppervlakte in van de opengaande delen van elementen met enkel draaistand of

elementen met draai-kipstand, uitgedrukt in m².

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het venster dat enkel kipt’

Als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Vast kader’ én ‘Geen risico’ bij de keuzelijst

‘Inbraakrisico’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het venster dat enkel kipt’. Vul

hier de oppervlakte in van de opengaande delen van het element met enkel kipstand,

uitgedrukt in m².

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het kipvenster’

Als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Vast kader’ én ‘Laag risico’ bij de keuzelijst

‘Inbraakrisico’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het kipvenster’. Vul hier de

oppervlakte in van de opengaande delen van elementen met enkel kipstand of elementen

met draai-kipstand, uitgedrukt in m².

Het weergaveveld ‘Verhouding van de opengaande oppervlakte’

Als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Vast kader’, verschijnt het veld ‘Verhouding van de

opengaande oppervlakte’. Dit veld geeft weer welk aandeel van het oppervlakte van het

venster kan opengaan, uitgedrukt in %.

2.5 Gordijngevel

Een gordijngevel (ook wel vliesgevel genoemd) is een niet-dragende buitengevel van een

gebouw die voor de draagconstructie wordt aangebracht.. Omdat de vliesgevel niet-

dragend is, kan het worden opgebouwd uit lichte materialen, zoals glas en aluminium

2.5.1 Algemene invoervelden

Scherm 86 - Een gordijngevel - algemeen

Bij het invoeren van een gordijngevel geeft u de volgende invoervelden altijd in:

Page 67: Cursus EPB-software 3 gewesten

67

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam in van de gordijngevel. Zorg ervoor dat de naam duidelijk omschrijft over

welke gordijngevel het gaat en in welke gevel die zich bevindt. De naam moet ook

ingevoerd worden bij het aanmaken van een nieuwe gordijngevel, zie ‘Scherm 43 - Creatie

van een scheidingsconstructie’.

De keuzelijst ‘Type’

Kies hier het type constructie. Het type wordt ook ingevoerd bij het aanmaken van een

nieuwe constructie, zie ‘Scherm 43 - Creatie van een scheidingsconstructie’. Let op! Als u een

constructie hebt aangemaakt, is het niet altijd mogelijk om het type achteraf te wijzigen.

Het vrije invoerveld ‘Oppervlakte’

Vul hier de oppervlakte van de gordijngevel in, op basis van de buitenafmetingen.

Het vrije invoerveld ‘Helling’

Vul hier de helling van de gordijngevel in. Dat is de hoek gevormd door de verticale naar

boven en de naar buiten gerichte normale op het vlak. De helling heeft een invloed op de

zonnewinsten en op de U-waarde van de gordijngevel.

Het vrije invoerveld ‘Oriëntatie’

Vul hier de oriëntatie van de gordijngevel in. Dat is de hoek die gevormd wordt tussen het

zuiden en de horizontale projectie van de normale naar buiten op het vlak. De oriëntatie

heeft een invloed op de zonnewinsten.

De keuzelijst ‘Begrenzing’

Vul hier de begrenzing van de gordijngevel in. Voor meer informatie over de soorten

begrenzingen, zie hoofdstuk 2.3.2: Begrenzingen. Een gordijngevel kan enkel de volgende

begrenzingen hebben:

- buitenomgeving;

- aangrenzende onverwarmde ruimte;

- aangrenzende verwarmde ruimte;

- een andere EPB-eenheid;

- dezelfde EPB-eenheid.

In de praktijk grenzen gordijngevels doorgaans aan de buitenomgeving.

De keuzelijst ‘Berekeningsmethode voor Ucw’

Kies hier de methode die u wil gebruiken om de U-waarde van de gordijngevel te bepalen.

De volgende methodes zijn beschikbaar:

- Elementenmethode, verbindingselement als apart gevelelement beschouwd

o Zie hoofdstuk 2.5.2

- Elementenmethode, verbindingselement als bouwknoop beschouwd

o Zie hoofdstuk 2.5.3

- Componentenmethode

o Zie hoofdstuk 2.5.4

- Directe invoer van de U-waarde

o Zie hoofdstuk 2.5.5

Page 68: Cursus EPB-software 3 gewesten

68

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.5.2 Elementenmethode / verbindingselement als apart gevelelement

beschouwd

Definitie 2.5.2.1

In dit hoofdstuk wordt de elementenmethode besproken waarbij het verbindingselement

tussen de beglazing en het vulpaneel als een apart gevelelement wordt beschouwd.

Algemeen 2.5.2.2

Als u kiest voor deze methode, moet u in het invoervenster enkele extra gegevens invullen:

De keuzelijst ‘Berekeningswijze zonnetoetreding’

U kunt hier kiezen of u de beschaduwing en zonnewering per scheidingsconstructie of per

beglazing wil beschouwen. Als u kiest om de beschaduwing en zonnewering per

scheidingsconstructie te bepalen, dan blijven de twee tabbladen ‘Zonneweringen’ en

‘Beschaduwing’ actief naast het tabblad ‘Gordijngevel’. Als u kiest om dit per beglazing te

beschouwen, dan worden de bovenstaande twee tabbladen inactief en verschijnen de

tabbladen onderaan in het tabblad ‘Beglazingen’ (in het tabblad ‘Gordijngevel’). Zo kunt u

per beglazing de zonneweringen en de beschaduwing ingeven.

Het vrije invoerveld ‘Warmtestroom per module’

Vul hier de totale numeriek handmatig berekende warmteoverdrachtsstroom in doorheen

het volledige model, in W.

Het vrije invoerveld ‘Temperatuursverschil binnen/buiten’

Vul hier het temperatuursverschil in tussen de binnen- en de buitenomgeving.

Scherm 87 - Elementenmethode - verbindingselement als apart gevelelement – algemeen

Tabbladen 2.5.2.3

Onderaan het invoervenster zijn drie tabbladen aanwezig :

- tabblad ‘Gordijngevel’;

- tabblad ‘Zonneweringen’;

- tabblad ‘Beschaduwing’.

In dit hoofdstuk wordt enkel het tabblad ‘Gordijngevel’ besproken. De andere tabbladen

worden besproken in hoofdstuk 4.2. Onder het tabblad ‘Gordijngevel’ vindt u drie tabbladen:

- tabblad ‘Beglazingen’;

- tabblad ‘Vulpanelen’;

- Tabblad ‘Verbinding’.

In het tabblad ‘Beglazingen’ kunt u alle beglazingen van de gordijngevel invoeren.

Bovenaan het tabblad bevindt zich een tabel waaraan u beglazingen kunt toevoegen via

het blauwe plusteken. Per beglazing moet u gegevens invullen. Die invoergegevens zijn

identiek als bij het invoeren van een beglazing van een enkelvoudig venster met

Page 69: Cursus EPB-software 3 gewesten

69

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2). De eigenschappen van de eerste beglazing

die u ingaf worden overgenomen voor alle andere beglazingen die u invoert. Alle

beglazingen binnen deze tabel hebben bijgevolg dezelfde thermische eigenschappen.

Scherm 88 - Gordijngevel - tabblad 'Beglazingen'

In het tabblad ‘Vulpanelen’ kunt u alle vulpanelen van de gordijngevel invoeren. Bovenaan

het tabblad bevindt zich een tabel waaraan u vulpanelen kunt toevoegen via het blauwe

plusteken. Per paneel moet u gegevens invullen. Deze invoergegevens zijn identiek als bij het

invoeren van een paneel van een enkelvoudig venster via de gedetailleerde berekening (zie

hoofdstuk 2.4.2).

Scherm 89 - Gordijngevel - tabblad 'Vulpanelen'

In het tabblad ‘Verbinding’ kunt u alle verbindingen toevoegen die aanwezig zijn in de

gordijngevel. Per verbinding moet u de geprojecteerde oppervlakte van het

verbindingselement ingeven.

Page 70: Cursus EPB-software 3 gewesten

70

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 90 - Gordijngevel - tabblad 'Verbinding'

2.5.3 Elementenmethode/ verbindingselement als bouwknoop beschouwd

Definitie 2.5.3.1

In dit hoofdstuk wordt de elementenmethode besproken waarbij het verbindingselement

tussen de beglazing en het vulpaneel als een lineaire bouwknoop wordt beschouwd.

Algemeen 2.5.3.2

Als u kiest voor deze methode, moet u in het invoervenster enkele extra gegevens invullen:

De keuzelijst ‘Berekeningswijze zonnetoetreding’

U kunt hier kiezen of u de beschaduwing en zonnewering per scheidingsconstructie of per

beglazing wil beschouwen. Als u kiest om de beschaduwing en zonnewering per

scheidingsconstructie te bepalen, dan blijven de twee tabbladen ‘Zonneweringen’ en

‘Beschaduwing’ actief naast het tabblad ‘Gordijngevel’. Als u kiest om dit per beglazing te

beschouwen, dan worden de bovenstaande twee tabbladen inactief en verschijnen de

tabbladen onderaan in het tabblad ‘Beglazingen’ (in het tabblad ‘Gordijngevel’). Zo kunt u

per beglazing de zonneweringen en de beschaduwing ingeven.

Het vrije invoerveld ‘Warmtestroom per module’

Vul hier de totale numeriek handmatig berekende warmteoverdrachtsstroom in doorheen

het volledige model, in W.

Het vrije invoerveld ‘Temperatuursverschil binnen/buiten’

Vul hier het temperatuursverschil in tussen de binnen- en de buitenomgeving.

Scherm 91 - Elementenmethode - verbindingselement als bouwknoop – algemeen

Tabbladen 2.5.3.3

Onder het tabblad ‘Gordijngevel’ bevinden zich drie tabbladen :

- tabblad ‘Beglazingen’;

- tabblad ‘Vulpanelen’;

- tabblad ‘Verbinding’.

Page 71: Cursus EPB-software 3 gewesten

71

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De werking van de tabbladen ‘Beglazingen’ en ‘Vulpanelen’ is identiek als bij de

elementenmethode waarbij het verbindingselement als apart element wordt beschouwd. Zie

hoofdstuk 2.5.2.3 voor meer informatie.

Het tabblad ‘Verbinding’ verschilt. Bij deze methode moet u per verbinding invoeren wat de

lengte is. U moet alle verbindingen invoeren in de tabel.

Scherm 92 - Gordijngevel - tabblad 'Verbinding'

2.5.4 Componentenmethode

Definitie 2.5.4.1

Bij de componentenmethode wordt een oppervlaktegewogen gemiddelde U-waarde

berekend van alle deelcomponenten van de module (beglazing, vulpanelen, profielen en

raamstijlen), waarbij de randeffecten van de onderlinge aansluitingen tussen deze delen

begroot worden door het product van een lengte en een lineaire

warmtedoorgangscoëfficiënt.

Algemeen 2.5.4.2

Als u kiest voor deze methode, moet u in het invoervenster enkel de berekeningswijze voor de

zonnetoetreding invullen: u moet kiezen of de berekening van de beschaduwing en de

zonnewering gebeurt per scheidingsconstructie of per glas.

Tabbladen 2.5.4.3

Onder het tabblad ‘Gordijngevel’ bevinden zich vijf tabbladen :

- tabblad ‘Beglazing’;

- tabblad ‘Profiel’;

- tabblad ‘Vulpaneel’;

- tabblad ‘Raamstijl’;

- tabblad ‘Verbinding’.

De tabbladen ‘Beglazing’, ‘Profiel’ en ‘Vulpaneel’ zijn identiek aan de tabbladen bij

enkelvoudige vensters met gedetailleerde berekening (zie hoofdstuk 2.4.2). In het tabblad

‘Raamstijl’ kunt u alle raamstijlen ingeven. U kunt een raamstijl toevoegen in de tabel door op

het blauwe plusteken te klikken. Per raamstijl moet u de oppervlakte en de U-waarde

ingeven en het type raamstijl.

In het ja/neen-veld ‘Correctiefactor voor metalen verbindingen’ kunt u aangeven of er in de

U-waarde van de raamstijl rekening is gehouden met de randeffecten van metalen

Page 72: Cursus EPB-software 3 gewesten

72

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

verbindingen. Als er geen rekening is gehouden met deze randeffecten, dan kiest u ‘Ja’.

Daarna kunt u kiezen om de correctiefactor manueel in te voeren ofwel de waarde bij

ontstentenis (= 0,30 W/m²K) te gebruiken.

Scherm 93 - Gordijngevel - componentenmethode - tabblad 'Raamstijl'

Op het tabblad ‘Verbinding’ kunt u alle soorten verbindingen van de gordijngevel ingeven. U

kunt een nieuwe verbinding toevoegen aan de tabel, door op het blauwe plusteken te

klikken. Er kunnen vijf soorten verbindingen worden ingevoerd :

- raamprofiel – vulpaneel;

- raamprofiel – beglazing;

- raamprofiel – raamstijl;

- vulpaneel – raamstijl;

- beglazing – raamstijl.

Per verbinding moet u aangeven welke twee elementen gelinkt worden door deze

verbinding. Een element kan een raamprofiel, een vulpaneel, een beglazing of een raamstijl

zijn die u reeds hebt aangemaakt. Daarnaast vult u enkele specifieke gegevens aan, die

afhankelijk zijn van het type verbinding: namelijk de lengte van de randverbinding, of de

afstandshouder isolerend is, het type van de oppervlaktelaag en de omtrek van de

lijnvormige bouwknoop.

Scherm 94 - Gordijngevel - componentenmethode - tabblad 'Verbinding'

Page 73: Cursus EPB-software 3 gewesten

73

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.5.5 Directe invoer van de U-waarde

Als u ervoor kiest om de U-waarde van de gordijngevel direct in te voeren, dan moet u in het

tabblad ‘Gordijngevel’ de U-waarde van de gordijngevel (in zijn geheel), de beglaasde

oppervlakte en de U- en g-waarde van de beglazing ingeven.

Scherm 95 - Gordijngevel - directe invoer U-waarde

2.6 Glasbouwsteenwand

Glasbouwsteenwanden zijn wanden die opgebouwd zijn uit glasbouwstenen. Die

glasbouwstenen worden samengehouden met mortel, zoals een muur uit metselwerk. Bij

glasbouwsteenwanden zijn de stenen echter gemaakt van glas. We spreken dus van een

transparante constructie.

Voor het invoeren van een glasbouwsteenwand, moet u dezelfde gegevens invullen als bij

een gewoon venster: naam, type, oppervlakte, helling, oriëntatie en begrenzing.

Als u niet weet wat de U-waarde is van de glasbouwsteenwand, kunt u kiezen voor ‘U-

waarde bij ontstentenis’ (= 5,70 W/m²K).

Als u de U-waarde wel weet, kunt u kiezen voor ‘Directe invoer van de U-waarde’ (Scherm

96). Vervolgens moet u de U-waarde en de g-waarde van de glasbouwsteen ingeven,

samen met de voegfractie. Voor de voeg wordt gerekend met de waarde bij ontstentenis.

Onderaan kunt u de gegevens over de beschaduwing ingeven.

Page 74: Cursus EPB-software 3 gewesten

74

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 96 - Glasbouwsteenwand - directe invoer U-waarde

Als u de U-waarde niet direct invoert, moet u de g-waarde, de lambda-waarde en de dikte

van de glasbouwsteenwand ingeven. Onderaan moet u de gegevens van de verbinding en

de gegevens over de beschaduwing aanvullen. Als de verbinding een voegdikte heeft die

kleiner is dan 3 mm, moet u geen verdere gegevens aanvullen over de verbinding. Voor de

beschaduwing kunt u kiezen uit een gedetailleerde berekening of uit de waarde bij

ontstentenis.

Scherm 97 - Glasbouwsteenwand - U-waarde in detail

Page 75: Cursus EPB-software 3 gewesten

75

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.7 Deuren en poorten

Een deur of een poort kan zowel een opake als een transparante constructie zijn. Als een

deel van de deur (of poort) uit glas bestaat, dan wordt die deur/poort berekend als een

transparante constructie. U zal voor die deur/poort ook gegevens moeten aanvullen voor de

oppervlakte die uit glas bestaat. Bij het ja/neen-veld ‘Element deels in glas’ kiest u in dat

geval voor ‘Ja’. In het geval van een opake deur of poort, kiest u voor ‘Neen’.

Bij het invoeren van een deur moet een naam, het type, de oppervlakte en de begrenzing

worden ingegeven.

2.7.1 Opake deuren en poorten

Als u een opake deur of poort wilt ingeven, kiest u voor ‘Neen’ bij het ja/neen-veld ‘Element

deels in glas’. Een poort (bijvoorbeeld garagepoort) geeft u ook als type ‘Deur’ in.

Als de U-waarde van de deur niet gekend is, kunt u rekenen met de waarde bij ontstentenis.

U moet dan enkel aangeven of het gaat om een geïsoleerde deur en of die uit metaal

bestaat.

Scherm 98 – Opake deur - waarde bij ontstentenis

Als u een opake deur gedetailleerd wilt invoeren, kiest u voor ‘Neen’ bij het ja/neen-veld

‘Waarde bij ontstentenis’. Vervolgens verschijnen drie tabbladen:

- tabblad ‘Profiel’;

- tabblad ‘Vulpaneel’;

- tabblad ‘Ventilatierooster’.

Deze tabbladen zijn identiek als de tabbladen bij het invoeren van een enkelvoudig venster

met gedetailleerde berekening. Zie hoofdstuk 2.4.2 voor meer informatie.

Scherm 99 – Opake deur – gedetailleerd

Page 76: Cursus EPB-software 3 gewesten

76

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

2.7.2 Transparante deuren en poorten

Als u een transparante deur gedetailleerd wilt invoeren, dan kiest u voor ‘Ja’ bij het ja/neen-

veld ‘Element deels in glas’. Het is niet mogelijk om een waarde bij ontstentenis te gebruiken

voor een transparante deur of poort. Er verschijnen vijf tabbladen:

- tabblad ‘Profiel’;

- tabblad ‘Vulpaneel’;

- tabblad ‘Beglazing’;

- tabblad ‘Ventilatierooster’;

- tabblad ‘Beschaduwing’.

Deze tabbladen zijn identiek als de tabbladen bij het invoeren van een enkelvoudig venster

met gedetailleerde berekening. Zie hoofdstuk 2.4.2 voor meer informatie.

Scherm 100 – Transparante deur – gedetailleerd

2.8 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

Er zijn enkele verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software voor dit hoofdstuk.

2.8.1 Invoeren van een ‘matig geventileerde luchtlaag’

Het invoeren van een matig geventileerde luchtlaag is anders in de nieuwe EPB-software. In

de nieuwe EPB-software moet u de totale oppervlakte van de ventilatieopeningen ingeven.

In de oude software moet u aangeven hoe de warmtestroom verloopt.

Scherm 101 - Matig geventileerde luchtlaag in nieuwe EPB-software

Volgens het transmissiereferentiedocument zijn twee methoden toegestaan om een matig

geventileerde luchtlaag in te rekenen. In de beide softwarepakketten werd een andere

Page 77: Cursus EPB-software 3 gewesten

77

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

methode gebruikt. Allebei de methoden zijn correct. De U-waarde van een constructie met

een matig geventileerde luchtlaag kan wel licht verschillen bij simulaties in de twee

softwarepakketten (zie hoofdstuk 5.4.2.3 van het transmissiereferentiedocument).

2.8.2 Invoeren van een afstandshouder voor vensters

Het invoeren van een afstandshouder bij vensters verschilt ook in de beide

softwarepakketten. In de oude EPB-software moet u enkel aangeven of het gaat om een

gewone (= aluminium of stalen) afstandshouder of een thermisch verbeterde

afstandshouder.

In de nieuwe EPB-software moet u ook aangeven of er ‘beglazing met coating’ is geplaatst

of niet.

Scherm 102 - Afstandshouder in de nieuwe EPB-software

Volgens het transmissiereferentiedocument zijn twee methoden toegestaan om de lineaire

warmtedoorgangscoëfficiënt van de afstandshouder (tussen glas en profiel) te bepalen.

Beide methoden zijn correct. Dat heeft als gevolg dat u in beide softwarepakketten voor

hetzelfde venster, een andere U-waarde uitkomt wanneer u de afstandshouder invoert in

beide softwarepakketten.

2.9 Nieuwe modules

Er zijn enkele nieuwe modules in de EPB-software die in de oude software nog niet aanwezig

waren.

2.9.1 Detailberekening vloer op volle grond

De methode voor de detailberekening van vloeren op volle grond, is ingewerkt in de nieuwe

EPB-software. In de oude software had u daarvoor een extern rekenblad nodig. Voor meer

informatie: zie hoofdstuk 2.3.2.4.

2.9.2 Berekening voorzetramen en dubbelramen

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om de U-waarde van voorzetramen en

dubbelramen te berekenen. Voor meer informatie: zie de hoofdstukken 2.4.3 en 2.4.4.

2.9.3 Gedetailleerde berekening van gordijngevels

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om gordijngevels gedetailleerd te berekenen. Voor

meer informatie: zie hoofdstuk 2.5.

2.10 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site :

Page 78: Cursus EPB-software 3 gewesten

78

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

www.energiesparen.be/epb/prof/transmissie

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden :

2.3 Opake constructies

- Transmissiereferentiedocument (Bijlage 3 bij het Ministerieel Besluit van 1 december

2010), paragraaf 7.

2.4 Vensters

- Transmissiereferentiedocument (Bijlage 3 bij het Ministerieel Besluit van 1 december

2010), paragrafen 8 en 9.

2.5 Gordijngevel

- Transmissiereferentiedocument (Bijlage 3 bij het Ministerieel Besluit van 1 december

2010), paragraaf 10.

2.6 Glasbouwsteenwand

- Transmissiereferentiedocument (Bijlage 3 bij het Ministerieel Besluit van 1 december

2010), paragraaf 11.

2.7 Deuren en poorten

- Transmissiereferentiedocument (Bijlage 3 bij het Ministerieel Besluit van 1 december

2010), paragrafen 8 en 9.

Page 79: Cursus EPB-software 3 gewesten

79

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

3 Bouwknopen

3.1 Algemeen

De bouwknoopgegevens worden ingevoerd per K-peilvolume van het project.

Let op! Vóór u de gegevens invoert voor de bouwknopen, moet u ervoor zorgen dat:

- alle EPB-eenheden van het K-peilvolume zijn aangemaakt. Bijvoorbeeld: in het geval

van een appartementsblok met gemeenschappelijk deel en ASB op het gelijkvloers

maakt u eerst de EPB-eenheden ‘wonen’, ‘gemeenschappelijke delen’ en ‘ASB’ aan;

- alle gemeenschappelijke scheidingsconstructies tussen de EPB-eenheden onderling

zijn ingevoerd. Zoniet gaan de gegevens van de ingevoerde bouwknopen verloren.

Als u de knoop ‘K-volume’ selecteert in de energetische boomstructuur, verschijnt het

invoervenster met de tabbladen ‘EPB-eenheden’ en ‘Bouwknopen’.

Klik op het tabblad ‘Bouwknopen’ om de gegevens van de bouwknopen in voeren.

3.2 Selectie van de methode voor de inrekening van bouwknopen

Per K-peilvolume kunt u kiezen uit 3 invoeropties om bouwknopen in te rekenen: Optie A, B of

C. Het is niet mogelijk om tegelijkertijd meerdere opties te selecteren per K-peilvolume.

Zolang u geen optie kiest, blijft er een ‘?’ staan en blijft ‘Berekeningswijze’ als ontbrekende

invoer in het rood aangeduid.

Selecteer in de keuzelijst volgens de berekeningswijze waarmee u de bouwknopen gaat

invoeren:

- Optie A: invoer volgens de gedetailleerde methode (zie 3.2.1):

o U voert alle bouwknopen in, zowel de lineaire bouwknopen als de

puntbouwknopen en zonder onderscheid te maken tussen EPB-aanvaarde en

niet-EPB-aanvaarde bouwknopen. De psi- of chi-waarden zijn exact bepaald

op basis van een gevalideerde numerieke berekening of door gebruik te

maken van de waarden bij ontstentenis.

- Optie B: methode van de EPB-aanvaarde bouwknopen (zie 3.2.2):

Scherm 103 - Het invoervenster ‘K-volume’: tabblad bouwknopen en selectie van de

berekeningswijze

Page 80: Cursus EPB-software 3 gewesten

80

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

o In die optie wordt een onderscheid gemaakt tussen EPB-aanvaarde en niet-

EPB-aanvaarde bouwknopen. U voert alle niet-EPB-aanvaarde bouwknopen

in. Dat leidt tot een variabele toeslag op het K-peil. De grootte van de toeslag

hangt af van de kwaliteit van de ingevoerde niet-EPB-aanvaarde

bouwknopen.

o De EPB-aanvaarde bouwknopen zijn niet verplicht in te voeren. Het is wel

toegestaan om de EPB-aanvaarde lineaire bouwknopen, waarvan de psi-

waarde kleiner is dan de psi-limietwaarde, in te voeren. Die leiden tot een

vermindering van de K-peiltoeslag.

- Optie C: methode van een forfaitaire toeslag (zie 3.2.3):

o Bij die optie voert u geen bouwknopen in.

o De keuze voor die optie betekent dat de ontwerper en/of uitvoerder

onvoldoende tot geen aandacht heeft geschonken aan het realiseren van

EPB-aanvaarde bouwknopen. Er wordt een forfaitaire toeslag van maximaal

10 K-peilpunten aangerekend.

Bij wijziging van de ene optie naar de andere blijven de ingevoerde bouwknoopgegevens

behouden.

3.2.1 Een bouwknoop invoeren volgens de gedetailleerde methode (optie A)

Nadat u de ‘gedetailleerde methode’ heeft geselecteerd, kunt u alle lineaire bouwknopen

en puntbouwknopen die in het project aanwezig zijn, in de twee tabbladen (‘Lijnvormige

bouwknopen’ en ‘Puntvormige Bouwknopen’) invoeren. Het tabblad ‘Lijnvormige

bouwknopen’ is standaard actief (Scherm 104).

Scherm 104 – Invoeren van bouwknopen volgens de gedetailleerde methode: tabbladen voor lineaire

en puntbouwknopen

Voor de verdere invoer van de bouwknoopgegevens: zie hoofdstuk 3.3 voor lineaire

bouwknopen en hoofdstuk 3.5 voor puntbouwknopen.

Page 81: Cursus EPB-software 3 gewesten

81

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

3.2.2 Een bouwknoop invoeren volgens de methode van EPB-aanvaarde

bouwknopen (optie B)

Nadat u de ‘Methode van de EPB-aanvaarde knopen’ heeft geselecteerd, heeft u drie

tabbladen ter beschikking voor het invoeren van lineaire bouwknopen en puntbouwknopen

(Scherm 105). Er zijn twee tabbladen voorzien voor de invoer van lineaire bouwknopen en

één tabblad voor de invoer van puntbouwknopen. Bij lineaire of lijnvormige bouwknopen

wordt een onderscheid gemaakt tussen de invoer van gegevens over ‘Niet-EPB-aanvaarde

bouwknopen’ (eerste tabblad) en ‘EPB-aanvaarde bouwknopen met betere waarden’

(derde tabblad).

Let op! Enkel de EPB-aanvaarde bouwknopen met een betere psi-waarde dan de psi-

limietwaarde voor de bouwknoop mag u in het tabblad ‘EPB-aanvaarde bouwknopen met

betere waarden’ invoeren. De bouwknopen die u in dat tabblad invoert, zorgen voor een

afbouw van de forfaitaire K-peiltoeslag. Die toeslag van 3 K-peilpunten kan maximaal dalen

tot nul (dus geen toeslag op het K-peil). Het K-peil dat u bekomt zonder bouwknopen in

rekening te brengen, kan dus nooit afgebouwd worden door het invoeren van ‘betere’

bouwknopen.

Let op! Puntbouwknopen zijn altijd ‘Niet-EPB-aanvaarde bouwknopen’. Alle berekende

puntbouwknopen vult u dus aan in het tabblad ‘Niet-EPB-aanvaarde puntvormige

bouwknopen’.

Scherm 105 – Invoeren van bouwknopen volgens de methode ‘EPB-aanvaarde bouwknopen’: overzicht

tabbladen

Voor de verdere invoer van de bouwknoopgegevens: zie hoofdstuk 3.3 voor lineaire

bouwknopen en hoofdstuk 3.5 voor puntbouwknopen.

3.2.3 De invloed van bouwknopen invoeren volgens de forfaitaire toeslag

(optie C)

Bij de optie C voert u geen bouwknopen in. Er wordt gerekend met een forfaitaire toeslag

van maximum 10 K-peilpunten. U hoeft geen extra gegevens in te voeren (Scherm 106).

Page 82: Cursus EPB-software 3 gewesten

82

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 106 – Invoeren van bouwknopen volgens de methode ‘forfaitaire toeslag’

3.3 Invoeren van lineaire bouwknopen

De manier van invoeren van niet-EPB-aanvaarde lineaire (= lijnvormige) bouwknopen in het

tabblad ‘Lijnvormige bouwknopen’ bij optie A en de manier van invoeren van ‘EPB-

aanvaarde bouwknopen met betere waarden’ en ‘Niet-EPB-aanvaarde lijnvormige

bouwknopen’ bij optie B, is gelijkaardig.

In de uitleg hieronder wordt de invoer van lineaire bouwknopen beschreven en getoond

voor de gedetailleerde methode (optie A).

3.3.1 Aanmaken van een lineaire bouwknoop

Voeg een bouwknoop toe in het tabblad ‘ Lijnvormige bouwknopen’ door te klikken op het

blauwe plusteken.

Er verschijnt een nieuwe regel in de tabel met alle ingevoerde bouwknopen. Als de

gegevenslijn van de bouwknoop blauw gekleurd is, is die bouwknoop de ‘actieve

bouwknoop’. Onder de tabel met de ingevoerde lijnvormige bouwknopen kunt u de

gegevens van de actieve bouwknoop aanvullen. Klik op het rode kruis achteraan de

geselecteerde bouwknoop, als u deze bouwknoop wilt verwijderen (Scherm 107).

Scherm 107– Tabblad ‘Lijnvormige bouwknopen’: invoervelden

Let op! Het is niet mogelijk bouwknopen te kopiëren in het tabblad. U kunt wel eenzelfde type

bouwknoop hergebruiken door gebruik te maken van de bibliotheek: maak een bouwknoop

aan in de bibliotheek of voeg een bouwknoop toe aan de bibliotheek en hergebruik de

opgeslagen bouwknoop in het project.

Invoerscherm actieve

bouwknoop

Actieve bouwknoop

Page 83: Cursus EPB-software 3 gewesten

83

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het invoerscherm is niet volledig zichtbaar. Met de rechterscrollbar kunt u het volledige

invoerscherm voor de actieve bouwknoop zichtbaar maken (Scherm 108).

Het invoerscherm dat u voor elke bouwknoop moet aanvullen, bestaat uit 2 delen:

- het bovenste deel bevat velden om de karakteristieken van een bouwknoop in te

voeren;

- het onderste deel bevat invoervelden om het aantal en de aard van de

begrenzingen van de bouwknoop aan te geven.

Scherm 108 – Overzicht invoervelden van een lineaire bouwknoop

3.3.2 Invoer van de bouwknoopkarakteristieken van lineaire bouwknopen

Algemeen 3.3.2.1

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de automatisch toegekende naam van de bouwknoop

wijzigen (Scherm 109). Het is belangrijk dat die naam duidelijk en eenduidig is. De naam laat

toe de bouwknoop te identificeren op de plannen.

Scherm 109 - Invoer van bouwknoopkarakteristieken bij numerieke waarde

Via de bibliotheekbalk kunt u een bouwknoop uit de bibliotheek in het project gebruiken

(icoon )of kunt u een bouwknoop uit het project opslaan in de bibliotheek (icoon ).

Invoervelden voor het definiëren van de

begrenzing per bouwknoop

Invoervelden

bouwknoopkarakteristieke

n

Page 84: Cursus EPB-software 3 gewesten

84

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Via de keuzelijst ‘Berekeningswijze lijnwarmtedoorgangscoefficiënt’ legt u vast op welke wijze

u de lineaire warmtedoorgangscoëfficiënt psi van de bouwknoop wenst te bepalen:

- ofwel door gebruik te maken van de waarde bij ontstentenis die per type bouwknoop

door de software wordt berekend (zie 3.3.2.3);

- ofwel numeriek met behulp van een externe gevalideerde numerieke berekening (zie

3.3.2.2).

Invoer van numeriek berekende lineaire bouwknopen. 3.3.2.2

Numerieke invoer bij gedetailleerde invoer (optie A)

De optie ‘Numerieke waarde’ staat standaard geselecteerd.

In dat geval moet elke psi-waarde die ingevoerd wordt, exact berekend zijn via een

gevalideerde numerieke berekening. Als dat niet het geval is, moet u de waarde bij

ontstentenis gebruiken.

In het vrije invoerveld ‘Psi’ vult u de numeriek berekende psi-waarde van de bouwknoop in, in

W/mK. In het vrije invoerveld ‘Lengte van de bouwknoop’ vult de lengte van de

bouwknoop in, in meter (zie Scherm 109).

De numeriek berekende waarden moeten altijd worden gestaafd. U voegt daarvoor een

nieuw stavingsstuk toe (Scherm 110). Dat kan een stavingsstuk zijn per bouwknoop, of één

stavingsstuk voor alle bouwknopen samen.

Scherm 110 – Invoerveld ‘Stavingstuk’ voor numeriek berekende bouwknopen

Numerieke invoer bij de methode van EPB-aanvaarde bouwknopen (optie B)

Als u numerieke waarden invoert bij de methode van EPB-aanvaarde bouwknopen (optie B),

selecteert u het type bouwknoop in de keuzelijst ‘Soort knoop’. De software bepaalt

vervolgens de psi-limietwaarde (Scherm 111).

Page 85: Cursus EPB-software 3 gewesten

85

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 111 – Invoerscherm ‘Numerieke waarde’ voor lineaire bouwknopen bij optie B

Invoer van lineaire bouwknopen met de waarde bij ontstentenis. 3.3.2.3

Als u in de keuzelijst ‘Berekeningswijze lijnwarmtedoorgangscoëfficiënt’ kiest voor ‘Waarde bij

ontstentenis’, moet u in de keuzelijst ‘Soort knoop’ het type bouwknoop bepalen (Scherm

112). Het type bouwknoop legt de psi-limietwaarde vast (volgens tabel 1 van bijlage VIII bij

het Energiebesluit van 19 november 2010).

Scherm 112 – Type bouwknoop volgens tabel 1 van bijlage VIII

De software vult vervolgens automatisch de psi-limietwaarde in die hoort bij het gekozen

type bouwknoop uit tabel 1 van bijlage VIII bij het Energiebesluit. Uit de keuzelijst ‘Soort

verbinding’ bepaalt u het type onderbreking van de isolatielaag (Scherm 113). De waarde bij

Page 86: Cursus EPB-software 3 gewesten

86

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

ontstentenis van een type onderbreking ligt vast in tabel 2 van bijlage VIII bij het

Energiebesluit van 19 november 2010.

Scherm 113 – Type onderbreking volgens tabel 2 van bijlage VIII

In het vrije invoerveld ‘Lengte van de bouwknoop’ voert u de lengte in van de bouwknoop,

uitgedrukt in meter.

Invoer van de begrenzingen van lineaire bouwknopen. 3.3.2.4

Na het bepalen van de karakteristieken van de bouwknoop, kunt u de begrenzingen van de

bouwknoop invoeren (Scherm 114). Een bouwknoop wordt begrensd door één of meerdere

K-peilvolumes en één of meerdere energiesectoren.

Scherm 114 – Invoeren van de begrenzingen van de lineaire bouwknoop

K-volumes

Een bouwknoop kan op de scheiding liggen tussen twee of meer K-volumes. Deze K-volumes

moeten geen onderdeel zijn van hetzelfde project.

Er is altijd minstens 1 K-volume waaraan de bouwknoop grenst, namelijk het volume waarvoor

het K-peil berekend wordt. In het invulveld ‘Aantal K-volumes’ staat standaard 1 K-volume

ingevuld (Scherm 115). Als de bouwknoop gemeenschappelijk is aan meerdere K-volumes,

vult u het totaal aantal begrenzende K-volumes in.

Page 87: Cursus EPB-software 3 gewesten

87

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 115 – Invoerveld aantal begrenzende K-peilvolumes

Energiesectoren

De software toont een overzichtstabel ‘Energiesector’ met alle namen van de aangemaakte

energiesectoren. Met de scrollbar kunt u alle energiesectoren bekijken. Als het beschouwde

K-volume een EPB-eenheid bevat zonder energiesectoren (bijvoorbeeld een

gemeenschappelijk deel, ASB…), dan wordt die EPB-eenheid in de overzichtstabel

weergegeven met de naam van de ventilatiezone.

De bouwknoop kan behoren tot meerdere energiesectoren en/of meerdere EPB-eenheden

zonder energiesector binnen het beschouwde K-volume. In dat geval vinkt u alle

energiesectoren of EPB-eenheden binnen het beschouwde K-peilvolume aan, waaraan de

bouwknoop grenst (Scherm 116).

Scherm 116 – Overzichtstabel met energiesectoren en ventilatiezones van het K-peilvolume

Een bouwknoop maakt altijd deel uit van minstens één energiesector of EPB-eenheid zonder

energiesector. Als een K-volume meerdere energiesectoren en/of EPB-eenheden bevat,

moet minstens één energiesector of ventilatiezone van een EPB-eenheid zonder

energiesector aangevinkt zijn. Als in de overzichtstabel niets wordt aangevinkt, wordt dat

onderaan het invoerscherm aangeduid als ontbrekende invoer (Scherm 117).

Scherm 117 – Melding van ontbrekende invoer

Omgeving van de scheidingsconstructies

Onder de overzichtstabel met de energiesectoren moet u een keuze maken uit de

‘omgevingen’ die de bouwknoop begrenzen.

- Ofwel maakt de bouwknoop deel uit van ten minste één constructie die grenst aan

de buitenomgeving: selecteer dan ‘Ja’ als antwoord op de vraag ‘Behoort tot ten

minste één buitenscheidingsconstructie’ (Scherm 118).

Omdat de temperatuurreductiefactor naar de buitenomgeving altijd de hoogste

waarde heeft, is een verdere bepaling van andere begrenzingen (met lagere

temperatuurreductiefactoren) niet relevant voor de berekening.

Page 88: Cursus EPB-software 3 gewesten

88

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Bijvoorbeeld: voor een funderingsaansluiting van een buitengevel en een

onverwarmde kelder vinkt u ‘Ja’ aan.

Scherm 118 – Keuzeveld omgeving bouwknoop: de bouwknoop behoort tot ten minste één

buitenscheidingsconstructie

- Ofwel behoort de bouwknoop tot een constructie die niet in contact staat met de

buitenomgeving: selecteer dan ‘Nee’ als antwoord op de vraag ‘Behoort tot ten

minste één buitenscheidingsconstructie’.

In dat geval moet u de constructies selecteren met andere omgevingen dan de

buitenomgeving, waarin de actieve bouwknoop zich bevindt. Nadat u de

energiesector heeft aangevinkt waarin de bouwknoop voorkomt, verschijnen alle

constructies uit die energiesector die een andere omgeving dan de buitenomgeving

hebben in de overzichtstabel ‘Scheidingsconstructies’(zie Scherm 119).

De volgende omgevingen hebben een lagere temperatuurreductiefactor dan de

buitenomgeving:

o AOR;

o kelder met buitenvenster of buitendeur;

o kelder zonder buitenvenster of buitendeur;

o sterk geventileerde kruipruimte;

o niet of zwak geventileerde kruipruimte;

o grond.

Scherm 119 – Overzichtstabel ‘Scheidingsconstructies’: de bouwknoop behoort tot geen enkele

buitenscheidingsconstructie

Het is mogelijk dat een bouwknoop tot meerdere constructies met een ‘omgeving anders

dan buitenomgeving’ behoort (Scherm 120).

Bijvoorbeeld: een dorpelaansluiting van een deur naar een AOR boven een kruipruimte.

Page 89: Cursus EPB-software 3 gewesten

89

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 120 - Overzichtstabel ‘Scheidingsconstructies’: de bouwknoop behoort tot meerdere

binnenconstructies

Let op! Een bouwknoop die enkel grenst aan de grond, mag niet ingevoerd worden

aangezien deze niet wordt aanzien als bouwknoop. Bouwknopen die aan de grond en aan

een andere omgeving grenzen, moeten wel ingevoerd worden.

3.4 Gecombineerde bouwknopen

Een ‘gecombineerde bouwknoop’ is een combinatie van meerdere types lineaire

bouwknopen waarvan de afzonderlijke typologieën moeilijk op te splitsen zijn. Die

combinatie van bouwknopen mag als één bouwknoop worden berekend en ingevoerd.

Bijvoorbeeld: een aansluiting van een terrasdeur op een balkon dat onderaan aansluit op

een verdiepingshoog venster.

Voor een gecombineerde bouwknoop mag u:

- ofwel elke samenstellende bouwknoop afzonderlijk invoeren. Dan is er geen sprake

van een ‘gecombineerde bouwknoop’;

- ofwel één totale waarde bij ontstentenis voor de psi-waarde van de gecombineerde

bouwknoop bepalen. Die waarde is gelijk aan de som van de waarden bij

ontstentenis van de afzonderlijke typologieën die samen als één bouwknoop worden

beschouwd. De totale waarde bij ontstentenis voor de psi-waarde en de bijhorende

psi-limietwaarde worden in dat geval niet automatisch berekend door de EPB-

software.

De psi-limietwaarde van de gecombineerde bouwknoop is de som van de psi-

limietwaarden van de afzonderlijke typologieën. U voert die manueel in als een

‘numeriek berekende waarde’. De bepaling van de psi-limietwaarde is noodzakelijk

om de invloed van de bouwknoop op het forfaitaire toeslaggedeelte correct te

berekenen. De handmatige berekening maakt deel uit van het stavingsstuk voor

numerieke invoer;

- ofwel een psi-waarde voor de gecombineerde bouwknoop berekenen aan de hand

van een gevalideerde numerieke berekening.

Als u kiest voor een gecombineerde bouwknoop, mag u de samenstellende bouwknopen

niet afzonderlijk invoeren.

De globale psi-waarde voor de gecombineerde bouwknoop in zijn geheel geeft u altijd in

als een numerieke waarde. De externe berekening ervan is een verplicht stavingsstuk.

Bij de invoer van gecombineerde bouwknopen in de gedetailleerde methode (optie A) is de

bepaling van psi-limietwaarden niet nodig.

Als u in het geval van optie B voor de numerieke invoer van gecombineerde bouwknopen

kiest, dan selecteert u in de keuzelijst ‘Soort knoop’ het bouwknooptype ‘gecombineerd’

(Scherm 121).

Page 90: Cursus EPB-software 3 gewesten

90

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De numeriek berekende psi-waarde voor de gecombineerde bouwknoop en de manueel

bepaalde psi-limietwaarde voert u, respectievelijk, in de vrije invoervelden ‘psi’ en ‘psi lim’ in.

Enkel bij gecombineerde bouwknopen is het mogelijk een psi-limietwaarde in te voeren. Bij

alle andere types bouwknopen wordt de psi-limietwaarde automatisch ingevuld in functie

van het type bouwknoop.

Scherm 121 – Het invoerscherm ‘gecombineerde bouwknoop’

Daarna kunt u de begrenzingen van de gecombineerde bouwknoop invoeren. Een

gecombineerde bouwknoop kan ook gedefinieerd worden in de bibliotheek.

3.5 Invoer van puntbouwknopen

De wijze waarop u een puntbouwknoop invoert in het tabblad ‘Puntvormige bouwknopen’

bij optie A en in het tabblad ‘Niet-EPB-aanvaarde puntvormige bouwknopen’ bij optie B, is

gelijkaardig.

In de onderstaande beschrijving wordt de invoermethodiek uitgelegd aan de hand van de

schermen van de gedetailleerde methode (optie A).

Klik op het tabblad ‘Puntvormige bouwknopen’ om het invoerscherm te activeren (Scherm

122).

Scherm 122 – tabblad ‘Puntvormige bouwknopen’

3.5.1 Aanmaken van een puntbouwknoop

Voeg een bouwknoop toe in het tabblad ‘Puntvormige bouwknopen’ door te klikken op het

blauwe plusteken. De gegevenslijn van de toegevoegde bouwknoop verschijnt. Als de

gegevenslijn van de bouwknoop blauw gekleurd is, is die bouwknoop de ‘actieve

Page 91: Cursus EPB-software 3 gewesten

91

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

bouwknoop’. Onder het tabblad met een overzicht van de puntbouwknopen kunt u nu de

gegevens van de actieve bouwknoop invullen (Scherm 123). Klik op het rode kruis achteraan

de gegevenslijn van de bouwknoop, als u die bouwknoop wilt verwijderen.

Let op! Het is niet mogelijk bouwknopen te kopiëren in het tabblad. U kunt wel eenzelfde

type bouwknoop hergebruiken door gebruik te maken van de bibliotheek: maak een

bouwknoop aan in de bibliotheek of voeg een bouwknoop toe aan de bibliotheek.

Scherm 123 – tabblad en invoerscherm puntbouwknopen

Het invoerscherm is niet volledig zichtbaar. Met de rechterscrollbar kunt u het volledige

invoerscherm voor de actieve bouwknoop zichtbaar maken (

Scherm 124).

Het invoerscherm dat u per bouwknoop moet aanvullen, bestaat uit 2 delen:

- het bovenste deel bevat invoervelden om de karakteristieken van een

puntbouwknoop in te voeren;

- het onderste deel bevat invoervelden om het aantal en de aard van de

begrenzingen van de bouwknoop aan te vullen.

Invoerscherm actieve

bouwknoop

Actieve bouwknoop

Page 92: Cursus EPB-software 3 gewesten

92

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 124 – overzicht invoervelden van puntbouwknopen

3.5.2 Invoer van de bouwknoopkarakteristieken van puntbouwknopen

Algemeen 3.5.2.1

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de automatisch toegekende naam van de bouwknoop

wijzigen (Scherm 125). Het is belangrijk dat die naam duidelijk en eenduidig is. De naam laat

toe de bouwknoop te identificeren op de plannen.

Scherm 125 - Invoer bouwknoopkarakteristieken bij numerieke waarde

Via de bibliotheekbalk kunt u een bouwknoop uit de bibliotheek in het project gebruiken (

met het icoon ).

Via de keuzelijst ‘Puntwarmtedoorgangscoëfficiënt’ legt u vast op welke wijze u de

warmtedoorgangscoëfficiënt Chi van de bouwknoop wenst te bepalen:

- ofwel door gebruik te maken van de waarde bij ontstentenis die per type bouwknoop

door de software wordt berekend (zie 3.5.2.3);

- ofwel numeriek met behulp van een externe gevalideerde numerieke berekening (zie

3.5.2.2).

Invoervelden voor het definiëren van

de begrenzing per bouwknoop

Invoervelden

bouwknoopkarakteristieken

Page 93: Cursus EPB-software 3 gewesten

93

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Invoer van numeriek berekende puntbouwknopen (optie A en optie B) 3.5.2.2

De optie ‘Numerieke waarde’ staat standaard geselecteerd.

In dat geval moet elke Chi-waarde die ingevoerd wordt, exact berekend zijn via een

gevalideerde numerieke berekening. Als dat niet het geval is, moet u de waarde bij

ontstentenis gebruiken.

De vrije invoervelden ‘Chi’ en ‘Aantal’ vult u in met respectievelijk de numeriek berekende

Chi-waarde en het aantal identieke puntbouwknopen die tot dezelfde energiesector(en) en

dezelfde scheidingsconstructie behoren.

De numeriek berekende waarden moeten altijd worden gestaafd. U voegt daarvoor een

nieuw stavingsstuk toe (Scherm 126). Dat kan een stavingstuk zijn per bouwknoop of één

stavingsstuk voor alle bouwknopen samen.

Scherm 126 - Invoerveld stavingstuk voor numeriek berekende bouwknopen

Invoer van puntbouwknopen met de waarde bij ontstentenis (optie A en 3.5.2.3

optie B)

Als u in de keuzelijst ‘Puntwarmtedoorgangscoëfficiënt’ kiest voor ‘Waarde bij ontstentenis’,

moet u in de keuzelijst ‘Type onderbreking’ het type onderbreking van de isolatielaag

bepalen. Het type onderbreking legt de waarde bij ontstentenis vast, zoals bepaald in tabel

3 van bijlage VIII van het Energiebesluit van 19 november 2010. (Scherm 127)

Scherm 127 – De keuzelijst ‘Type onderbreking’ volgens tabel 3 van bijlage VIII

Puntbouwknopen ten gevolge van een verbinding in metaal

Als u kiest voor ‘onderbreking isolatielaag door metalen elementen’, is het invoerveld ‘lengte

van de zijde van het vierkant’ verplicht in te vullen. U vult de lengte van het omschreven

vierkant in, uitgedrukt in meter (Scherm 128).

Page 94: Cursus EPB-software 3 gewesten

94

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 128 – Onderbreking van de isolatielaag in metaal

Bijvoorbeeld: ophangpunten voor metselwerkdragers of doorboringen van de isolatielaag

met een stalen I-profiel.

Figuur 4 - Voorbeeld puntbouwknoop in metaal

Puntbouwknopen ten gevolge van een verbinding in een ander materiaal dan metaal

Als u kiest voor ‘onderbreking van de isolatielaag door andere materialen dan metaal’, is het

invoerveld ‘oppervlakte van de onderbreking (A)’ verplicht in te vullen (Scherm 129). U vult

de sectie van de doorboring in, uitgedrukt in m².

Scherm 129 – Onderbreking van de isolatielaag door andere materialen dan metaal

Bijvoorbeeld: doorboring van de isolatielaag door een betonnen kolom.

Page 95: Cursus EPB-software 3 gewesten

95

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Figuur 5 - Voorbeeld puntbouwknoop in ander materiaal dan metaal

Invoer van de begrenzingen van puntbouwknopen. 3.5.2.4

Na het bepalen van de karakteristieken van de bouwknoop, kunt u de begrenzingen van de

bouwknoop invoeren (Scherm 114). Een bouwknoop wordt begrensd door één of meerdere

K-peilvolumes en één of meerdere energiesectoren.

Per bouwknoop die u aanmaakt in het tabblad ‘Puntvormige bouwknopen’, moet u de

gegevens van de begrenzingen van de bouwknoop aanvullen in het onderste deel van het

venster. Dat is analoog aan de invoer van de begrenzingen van lineaire bouwknopen. Zie

hoofdstuk 3.3.2.4.

3.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

Er zijn enkele verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software voor dit hoofdstuk.

3.6.1 Invoeren EPB-aanvaarde bouwknopen met betere waarden

In de nieuwe EPB-software moet u in het geval van ‘Optie B’, de EPB-aanvaarde

bouwknopen met betere waarden invoeren op een apart tabblad. In de oude EPB-software

moesten deze bouwknopen op dezelfde plaats worden ingevoerd als de niet-EPB-

aanvaarde bouwknopen. Zie hoofdstuk 3.2.2 voor meer informatie.

3.6.2 Begrenzing van de bouwknopen

In de oude EPB-software moet u als begrenzing van de bouwknoop aangeven of de

bouwknoop grenst aan de buitenomgeving, een AOR, een kelder, een kruipruimte,… In de

nieuwe EPB-software kunt u alle scheidingsconstructies selecteren waaraan de bouwknoop

grenst. Op die manier weet de software ook aan welke omgevingen de bouwknoop grenst.

Zie hoofdstuk 3.3.2.4 voor meer informatie.

3.7 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site :

http://www.energiesparen.be/epb/prof/bouwknopen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden :

Bijlage VIII van het Energiebesluit.

Page 96: Cursus EPB-software 3 gewesten

96

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

4 Oververhitting

In woongebouwen (EPW-projecten) moet het risico op oververhitting onderzocht worden als

de E-peileis van toepassing is: de oververhittingsindicator van een energiesector mag niet

groter zijn dan de maximaal toegelaten waarde van 17.500 Kh.

Voor EPU-projecten is er geen EPB-eis van toepassing wat betreft het risico op oververhitting.

Het risico op oververhitting kan gereduceerd worden door:

- de glasoppervlakte te verminderen;

- zonnewering, beschaduwing en selectieve beglazing te voorzien bij de vensters die

directe bezonning krijgen;

- de ‘effectieve thermische massa’ opdrijven;

- voorzieningen voor intensieve ventilatie aanbrengen, in het bijzonder voor nachtelijke

ventilatie.

De overtollige warmtewinsten die het gebouw doen opwarmen boven de maximale

comforttemperatuur geven aanleiding tot een koelverbruik en worden meegerekend in het

E-peil, zowel bij EPW- als bij EPU-projecten.

In dit hoofdstuk lichten we toe hoe u twee aspecten met een belangrijke impact op het risico

op oververhitting invoert in de EPB-software: de effectieve thermische massa en de

zonnewering en beschaduwing.

4.1 De effectieve thermische massa

Momenteel worden in deze software meerdere begrippen gebruikt voor de ‘effectieve

thermische massa’: ‘zwaarte van de constructie’, ‘inertie’, ‘type constructie’, ‘thermische

capaciteit’… .

De effectieve thermische capaciteit van een energiesector heeft een invloed op de

maandelijkse warmtewinsten. Per type constructie is in de energieprestatieregelgeving een

overeenstemmende waarde van de thermische capaciteit vastgelegd. Er zijn vier soorten

‘type constructie’: zwaar, halfzwaar, matig zwaar en licht.

Voor EPW- en EPU-projecten wordt de ‘effectieve thermische massa’ op een verschillende

manier ingevoerd in de EPB-software.

4.1.1 Invoer van de effectieve thermische massa in een EPW-project

Om de effectieve thermische massa in te voeren, moet u eerst de knoop ‘Inertie’ aanklikken

in het venster ‘Energetische boomstructuur’. De knoop ‘Inertie’ verschijnt in de

boomstructuur voor elke EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt.

Na klikken op de knoop ‘Inertie’ verschijnt het invoerscherm ‘Inertie’. Dat scherm bevat de

keuzelijst voor het bepalen van het ‘type constructie’ (zie Scherm 130).

Er zijn vier soorten ‘type constructie’:

- Zwaar: dat geldt voor energiesectoren waarvan minstens 90% van de oppervlakte

van de horizontale, hellende en verticale constructiedelen massief (*) is.

Page 97: Cursus EPB-software 3 gewesten

97

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Halfzwaar: dat geldt voor energiesectoren waarvan minstens 90% van de horizontale

constructiedelen massief (*) is zonder afscherming door binnenisolatie, of

energiesectoren waarvan minstens 90% van de verticale en hellende

constructiedelen massief (*) is.

- Matig zwaar: dat geldt voor energiesectoren waarvan 50 tot 90% van de horizontale

constructiedelen massief (*) is zonder afscherming door binnenisolatie, of

energiesectoren waarvan 50 tot 90% van de verticale en hellende constructiedelen

massief (*) is.

- Licht: dat geldt voor energiesectoren die niet tot de voorgaande types behoren.

(*)Massief: constructiedelen worden als massief beschouwd als hun massa minstens 100

kg/m² bedraagt, bepaald vertrekkende van binnenuit tot aan een luchtspouw of een laag

met een thermische geleidbaarheid die lager is dan 0,20 W/(m.K).

Scherm 130 – Overzicht type constructie

De helpfunctie geeft een overzicht van de mogelijke types constructie, in een figuur: zie

rechtsonder in het invoerscherm ‘Inertie’.

Scherm 131 – Helpfunctie ‘Inertie’ in een EPW-project

Als de EPB-eenheid uit meerdere energiesectoren bestaat, bevat het invoervenster ‘Inertie’,

naast de keuzelijst voor het bepalen van het ‘type constructie’, een ja/neen-veld ‘Alle

energiesectoren hebben hetzelfde type constructie als de EPB-eenheid’ (zie Scherm 132). In

dit veld kunt u aangeven of er energiesectoren zijn die tot een ander ‘type constructie’

behoren.

Page 98: Cursus EPB-software 3 gewesten

98

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als de EPB-eenheid uit meerdere energiesectoren bestaat met een verschillende thermische

capaciteit vinkt u ‘Neen’ aan voor de keuze ‘Alle energiesectoren hebben hetzelfde type

constructie als de EPB-eenheid’. Vervolgens verschijnt een overzichtstabel met alle

aangemaakte energiesectoren van de EPB-eenheid.

In de overzichtstabel staat het type constructie dat vooraf gekozen werd automatisch

vermeld bij elke energiesector. Via de keuzeveldjes in de kolom ‘Type constructie’ kunt u het

juiste type per energiesector vastleggen.

Scherm 132 – Invoer type constructie per energiesector – EPW

4.1.2 Invoer van de effectieve thermische massa in een EPU-project

Voor EPU-projecten activeert u de knoop ‘Inertie’ per energiesector in het venster

‘Energetische boomstructuur’. Na klikken op de knoop ‘Inertie’ in de boomstructuur verschijnt

het invoerscherm ‘Inertie’.

Voor EPU-projecten kan de effectieve thermische capaciteit op drie manieren berekend

worden:

- waarde bij ontstentenis;

- vereenvoudigde berekening;

- gedetailleerde berekening.

In het invoerscherm ‘Inertie ‘ kiest u het ‘type berekening’.

Scherm 133 - Invoervenster ‘Inertie’ in een EPU-project

Keuze 1: waarde bij ontstentenis 4.1.2.1

Bij die berekening van de effectieve thermische capaciteit wordt gerekend met een vaste

specifieke thermische capaciteit voor de totale gebruiksoppervlakte die aanwezig is in de

energiesector. In het invoervenster ‘Inertie’ vult u enkel het ‘type berekening’ aan.

Page 99: Cursus EPB-software 3 gewesten

99

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 134 – Het invoervenster ‘Inertie’ voor de berekening met waarde bij ontstentenis

Keuze 2: vereenvoudigde berekening 4.1.2.2

De vereenvoudigde berekening gebeurt aan de hand van de specifieke thermische

capaciteit per m² gebruiksoppervlakte van de ruimten van de energiesector.

De specifieke thermische capaciteit (in kJ/m²K) kunt u ontlenen aan onderstaande tabel. Dat

is tabel 6 van paragraaf 5.8.2 van bijlage VI van het Energiebesluit. Als waarde bij

ontstentenis mag 55 kJ/m²K worden gebruikt.

Tabel 4 – Specifieke thermische capaciteit

Na de selectie van ‘Vereenvoudigde berekening’ verschijnt een overzichtstabel van de

aanwezige ruimten in de beschouwde energiesector (zie Scherm 135). U moet eerst de

aanwezige ruimten toevoegen, voor u per ruimte de thermische capaciteit kunt aanvullen in

het invoerscherm ‘Inertie’. De gebruiksoppervlakte voert u in, als u de ruimten invoert onder

de knoop ‘Ruimten’. Het invoeren van ruimten wordt besproken in het hoofdstuk 10.

Scherm 135 - Overzichtstabel van de ruimten in het invoerscherm 'Inertie' - EPU

Voor elke ruimte met een verschillende specifieke thermische capaciteit per vloer, moet u de

volgende gegevens ingeven:

Page 100: Cursus EPB-software 3 gewesten

100

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- de gebruiksoppervlakte;

- de minimummassa van plafond- en vloerconstructie;

- de uitvoeringswijze van vloer en plafond.

De gebruiksoppervlakte legt u vast bij het definiëren van de ruimten onder de knoop

‘Ruimten’.

Het keuzeveld ‘Minimum massa van plafond- en vloerconstructies’ vindt u onderaan de

overzichtstabel van de ruimten. Met dat keuzeveld legt u per ruimte het minimum van de

massa van de plafond- en vloerconstructie per m² gebruiksoppervlakte vast. Als de

overzichtsregel blauw oplicht, is de ruimte ‘actief’ en kunt u de gegevens voor de specifieke

thermische capaciteit van deze ruimte invoeren. U bepaalt daarvoor van de vloerconstructie

en van de plafondconstructie de massa per eenheid oppervlakte, in kg/m². Vervolgens

neemt u het minimum van de beide waarden. De waarde die u bekomt, behoort tot één

van de mogelijke categorieën uit de keuzelijst. U selecteert per ruimte één van de drie

mogelijkheden:

- min > 100 kg/m²;

- 100 <= min <= 400 kg/m²;

- min > 400 kg/m².

Scherm 136 – Het invoervenster ‘Inertie’ voor de vereenvoudigde berekening

Na invullen van de minimum massa van de vloer- en plafondconstructies, verschijnen twee

ja/neen-velden. Daarmee bepaalt u de uitvoeringswijze van de vloer en van het plafond: de

velden geven aan in welke mate de vloer en het plafond al of niet gesloten zijn, zoals

weergegeven in tabel 1 hierboven.

De waarde bij ontstentenis voor de thermische capaciteit is 55 kJ/m²K. Die waarde is ook van

toepassing bij de keuze van de massacategorie < 100 kg/m². Overeenkomstig tabel 1 maakt

de uitvoeringswijze van vloer en plafond dan geen verschil. Bij de keuze voor ‘min < 100

kg/m²’ als ‘Minimum massa van plafond- en vloerconstructies’ wordt daarom geen

uitvoeringswijze van de vloer of van het plafond gevraagd.

Page 101: Cursus EPB-software 3 gewesten

101

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 137 – Selectie van de opties ‘verhoogde vloer’ en ‘verlaagd plafond’

Keuze 3: gedetailleerde berekening 4.1.2.3

Als u kiest voor ‘gedetailleerde berekening’, berekent u de effectieve warmtecapaciteit van

de energiesector via een externe berekening. De effectieve thermische capaciteit is de som

van de werkzame massa van alle constructiedelen die zich in de energiesector bevinden of

deze omhullen, met uitzondering van niet-dragende muren (zie paragraaf 5.8.3 van bijlage VI

van het Energiebesluit).

U vult de berekende effectieve thermische capaciteit (uitgedrukt in kJ/K) in, in het vrije

invoerveld ‘Thermische capaciteit (met een extern rekenprogramma)’. Omdat u met directe

invoer werkt (namelijk via een externe berekening), moet u een stavingsstuk invoeren dat

aantoont op welke wijze u die berekening heeft gemaakt.

Scherm 138 – Het invoervenster ‘Inertie’ voor de gedetailleerde berekening

4.2 Zonnewering en beschaduwing

Gegevens over luiken, zonneweringen en beschaduwing voegt u toe per venster. Voor u de

gegevens over zonnewering en beschaduwing kunt invoeren, maakt u onder de knoop

‘Scheidingsconstructies’ eerst een venster aan. Het aanmaken van een venster wordt

besproken in hoofdstuk 2.4.

Selecteer een ingevoerd venster in de energetische boomstructuur. Onderaan het

invoervenster ‘Scheidingsconstructies venster’ zijn enkele tabbladen aanwezig. De volgende

tabbladen kunnen actief zijn:

- venster;

- luik;

- opengaande oppervlakte;

- zonneweringen;

- beschaduwing.

Page 102: Cursus EPB-software 3 gewesten

102

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 139 - Tabbladen voor het invoeren van vensters

In dit hoofdstuk wordt enkel de werking van de tabbladen ‘Luik’, ‘Zonneweringen’ en

‘Beschaduwing’ besproken. De werking van de andere tabbladen wordt besproken in

hoofdstuk 2.4.

4.2.1 Zonnewering algemeen

De aanwezigheid van zonnewering heeft invloed op de gemiddelde zonnetoetredingsfactor

(g) van een venster. De gemiddelde zonnetoetredingsfactor van een venster wordt bepaald

door de zonnetoetredingsfactor van het transparante deel en door de aard van de

zonnewering.

Er zijn verschillende soorten zonnewering die in de EPB-software in rekening worden gebracht.

Afhankelijk van de plaats van de zonnewering ten opzichte van het venster, namelijk de

hoek van het vlak van de zonnewering ten opzichte van het vlak van het venster, is er een

onderscheid tussen:

- ‘zonnewering in het vlak’ waarbij de zonnewering parallel loopt met het venster;

- ‘zonnewering niet in het vlak’ waarbij de zonnewering een hoek maakt met het vlak

van het venster.

Luiken zijn ook zonneweringen in het vlak. Ze worden in een aparte categorie opgenomen

omdat ze in gesloten toestand tot een verhoogde warmteweerstand kunnen leiden.

Daarnaast wordt ook een onderscheid gemaakt naargelang het ‘type zonnewering’:

- vaste zonnewering;

- mobiele zonnewering.

Binnen het type mobiele zonnewering is een opdeling mogelijk volgens het ‘type bediening’:

- handbediend;

- mechanisch.

Voor elk type zonwering is ook de ‘positie van de zonnewering’ van belang:

- binnenzonnewering;

- buitenzonnewering;

- ongeventileerde tussenzonnewering;

- andere zonnewering.

Een zonnewering zorgt voor een verminderde doorgang van zonlicht door een venster. De

mate waarin het zonlicht tegengehouden wordt, wordt uitgedrukt door de reductiefactor

van de zonnewering. De reductiefactor Fc van beweegbare zonneweringen in het vlak kan

op twee manieren bepaald worden, namelijk met een detailberekening of aan de hand van

de waarde bij ontstentenis.

Page 103: Cursus EPB-software 3 gewesten

103

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De EPB-software laat ook toe om via directe invoer (dus aan de hand van een externe

berekening) de ‘Gecombineerde zonnetoetredingsfactor’ vast te leggen. Die methode is

bedoeld om vaste zonnewering in combinatie met de beglazing in rekening te brengen.

Hieronder worden de tabbladen ‘Luik’ (4.2.2), ‘Zonneweringen’ (4.2.3) en ‘Beschaduwing’

(4.2.4) besproken.

4.2.2 Luiken

Om de invloed van luiken in te rekenen worden luiken op twee plaatsen ingevoerd. De

gegevens over de warmteweerstand van luiken moet u invoeren in het tabblad ‘Luik’; de

gegevens van het luik met betrekking tot zonnewering voert u in via het tabblad

‘Zonnewering’.

Per venster kunt u in het tabblad ‘Luik’, via de knop ‘Toevoegen’ een nieuw luik definiëren.

Scherm 140 – Tabblad voor de invoer van luiken

Nadat u het blauwe plusteken heeft aangeklikt, verschijnen verschillende invoervelden om

de warmteweerstand en de doorlaatbaarheid van het luik in te voeren. Die gegevens zijn

noodzakelijk om het effect van het gesloten luik op de transmissieverliezen mee te rekenen.

In tegenstelling tot andere zonneweringen in het vlak van het venster, zorgen luiken in

gesloten toestand voor een bijkomende warmteweerstand voor de vensters. Om die

warmteweerstand te berekenen zijn extra gegevens over de luchtdoorlatendheid van de

gebruikte luiken nodig. Die gegevens vult u in dit scherm in.

Voor de invoer van de warmteweerstand en de doorlaatbaarheid van het luik heeft u telkens

de keuze uit twee berekeningsmogelijkheden: directe invoer of gedetailleerde invoer. De

optie ‘directe invoer’ staat standaard aangevinkt (Scherm 141).

Let op! Voor de berekening van het K-peil en het E-peil wordt aangenomen dat het luik 8 uur

per etmaal dicht is. Bij het toetsen aan de Umax-eis wordt geen rekening gehouden met het

luik.

Scherm 141 – Invoer van warmteweerstand en luchtdoorlaatbaarheid van het luik

Directe invoer van de warmteweerstand van het luik

Als u ‘Ja’ kiest voor ‘directe invoer van de warmteweerstand van het luik’ verschijnt een

invoerveld om de warmteweerstand van het luik in te geven (zie Scherm 141). U vult in het

vrije invoerveld de warmteweerstand (Rsh) van het luik in, uitgedrukt in m²K/W. Die waarde

wordt aangeleverd door de fabrikant.

Page 104: Cursus EPB-software 3 gewesten

104

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Gedetailleerde invoer van de warmteweerstand van het luik

Als u ‘Neen’ kiest voor ‘directe invoer van de warmteweerstand van het luik’ verschijnt een

invoervenster om de gegevens over de materialen van het luik in te voeren (zie Scherm 142).

Via de bibliotheekregel kunt u in de keuzelijst opteren voor ‘Referentiematerialen’ of voor

‘Gebruikersmaterialen’.

Als u kiest voor ‘Referentiemateriaal’ en u klikt op het bibliotheekicoon, dan kunt u een

materiaal kiezen uit de materialenlijsten van het transmissiereferentiedocument. Kiest u

‘Gebruikersmaterialen’, dan kunt u via de iconen materialen uit de bibliotheek importeren.

Nadat de materiaalgegevens ingevoerd zijn in het onderstaande venster

‘materiaalgegevens’ kunt u met het bibliotheekicoontje die materiaalgegevens ook naar de

bibliotheek kopiëren.

Naast de materiaalgegevens, vult u ook de dikte van het luik in.

Scherm 142 – Gedetailleerde invoer van de warmteweerstand van het luik

Directe invoer van de luchtdoorlaatbaarheid van het luik

Als u ‘Ja’ kiest bij ‘Directe invoer van de doorlaatbaarheid’, verschijnt een keuzelijst (zie

Scherm 143). Uit de keuzelijst selecteert u één van de vijf klassen van luchtdoorlaatbaarheid.

Die klassen zijn vastgelegd in tabel 3 van het transmissiereferentiedocument: paragraaf

8.4.5.2.

Klasse Luchtdoorlaatbaarheid van het luik in

gesloten toestand bsh (mm) R (m²K/W) (1)

1 Zeer grote luchtdoorlaatbaarheid 35 < bsh 0,08

2 Grote luchtdoorlaatbaarheid (luik zelf

luchtdicht) 15 < bsh 35 0,25 . Rsh + 0,09

3 Gemiddelde luchtdoorlaatbaarheid (luik

zelf luchtdicht) 8 < bsh 15 0,55 . Rsh + 0,11

4 Kleine luchtdoorlaatbaarheid (luik zelf bsh 8 0,80 . Rsh + 0,14

Page 105: Cursus EPB-software 3 gewesten

105

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

luchtdicht)

5 Zeer kleine luchtdoorlaatbaarheid (luik zelf

luchtdicht)

bsh 3 en b1+b3 =

0 of b2+b3 = 0 (2)

(3)

0,95 . Rsh + 0,17

(1) Waarden van R zijn geldig voor Rsh < 0,3 m²K/W (Rsh is de warmteweerstand van

het luik zelf, bepaald volgens NBN EN ISO 6946 in het geval van een luik

opgebouwd uit een homogeen materiaal, volgens NBN EN ISO 10211 in het

geval van een luik met heterogene samenstelling of volgens EN ISO 10077-2 in

het geval van een geprofileerd element). Voor niet gekende luiken : neem Rsh =

0 m²K/W.

(2) Bedoeld wordt dat dichtingstrippen aanwezig zijn rond minstens 3 zijden van het

luik (of rolluik) en dat de overblijvende zijde een spleetopening heeft van

maximaal 3 mm

(3) Klasse 5 (zeer kleine luchtdoorlaatbaarheid) kan ook aangenomen worden

indien een meting van de luchtstroom doorheen het gesloten luik een resultaat

heeft dat niet groter is dan 10 m³/h.m² (bij 10 Pa drukverschil – test volgens NBN

EN 12835). Bijkomende voorwaarden voor klasse 5 kunnen per type van luik

gevonden worden in NBN EN 13125.

Scherm 143 – Keuzeveld luchtdoorlaatbaarheid van het gesloten luik

Gedetailleerde invoer van de doorlaatbaarheid van het luik

Als u ‘Neen’ kiest bij ‘Directe invoer van de doorlaatbaarheid’, verschijnen drie nieuwe

invoervelden (zie Scherm 144). U voert de afmetingen (in mm) in van de spelingen (de

spleetopening) aan de onderzijde, de bovenzijde en de zijkant van het gesloten luik met de

ruwbouw. Zie ook onderstaande figuur voor meer informatie over de spleetopeningen.

Page 106: Cursus EPB-software 3 gewesten

106

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Figuur 6 – Definitie van ‘spleetopening’ aan de onderkant, bovenkant en zijkant van een luik

Scherm 144 – Gedetailleerde invoer van de luchtdoorlaatbaarheid van het luik

4.2.3 Zonneweringen

Alle type zonneweringen (luiken worden ook als zonneweringen beschouwd), worden

ingevoerd in het tabblad ‘Zonneweringen’ om het effect ervan op de oververhitting in te

rekenen (zie Scherm 145). Zonneweringen voegt u toe per venster door te klikken op het

blauwe plusteken in het tabblad ‘Zonneweringen’. U kunt zoveel zonneweringen toevoegen

als er aanwezig zijn. U kunt een zonnewering verwijderen door op het rode kruis achteraan

de informatieregel te klikken.

Nadat u een zonnewering heeft toegevoegd, licht de informatieregel van de beschouwde

zonnewering blauw op. Onderaan verschijnt een invoerscherm om de gegevens over de

geselecteerde zonnewering in te voeren.

U kunt via de bibliotheekregel de gegevens van een reeds gedefinieerde zonnewering

invoeren in het project, of een zonnewering die in dit scherm gedefinieerd werd, naar de

bibliotheek overbrengen.

Page 107: Cursus EPB-software 3 gewesten

107

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 145 – Het tabblad’ Zonneweringen’

Per zonnewering vult u volgende gegevens in:

De keuzelijst ‘Type zonnewering’

Scherm 146 – De keuzelijst ‘Type zonnewering’

U heeft de keuze uit ‘Vaste zonnewering’ of ‘Mobiele (beweegbare) zonnewering’. De keuze

‘Vaste zonnewering’ staat standaard ingevuld.

De keuzelijst ‘Type bediening’

Enkel als u kiest voor ‘Mobiele zonnewering’ verschijnt de keuzelijst ‘Type bediening’. U heeft

de keuze tussen:

- ‘handbediend’: de zonnewering wordt manueel bediend;

- ‘automatisch’: de zonnewering wordt bediend via een systeem dat geen enkele

manuele tussenkomst vergt. Er is een automatisch gestuurde activator (bijvoorbeeld

een motor) aanwezig en minstens één zonnesensor is gericht op dezelfde oriëntatie

als het venster waarvoor de zonnewering geplaatst is, of er is een afwezigheidssensor

die de zonnewering automatisch sluit bij afwezigheid.

Scherm 147 – De keuzelijst ‘Type bediening’

De keuzelijst ‘Plaats van de zonnewering’

Let op! Het tabblad ‘Zonneweringen’ is afhankelijk van het tabblad ‘Beschaduwing’. Als u in

het tabblad ‘Beschaduwing’ kiest voor ‘Waarde bij ontstentenis’, wordt in het tabblad

‘Zonneweringen’ het keuzeveld ‘Plaats van de zonnewering’ gedeactiveerd. Er wordt dan

enkel gerekend met ‘Zonneweringen in het vlak’.

Page 108: Cursus EPB-software 3 gewesten

108

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Bij het keuzeveld ‘Plaats van de zonnewering’ bepaalt u of het gaat het om een

zonnewering ‘in het vlak van het venster’ of ‘niet in het vlak van het venster’.

Zonnewering niet in het vlak van het venster 4.2.3.1

Als u kiest voor ‘Zonnewering niet in het vlak van het venster’ bij de keuzelijst ‘Plaats van de

zonnewering’ moet u de verticale overstekhoek van de zonnewering invoeren. Er verschijnt

een vrij invoerveld ‘overstekhoek’. De overstekhoek wordt bepaald zoals bij beschaduwing.

Scherm 148 – Invoer van zonnewering niet in het vlak van het venster

Zonneweringen niet in het vlak van het venster maken een hoek met het vlak van het venster

(in de maximale open stand in geval van beweegbare zonnewering).

Zowel vaste als beweegbare zonneweringen kunt u hier ingeven. Het is niet verplicht om een

vaste zonnewering expliciet te definiëren in de bibliotheek. U kunt die zonnewering ook

inrekenen als vast obstakel bij de detailberekening voor de beschaduwing van het venster.

Dat geeft hetzelfde resultaat. Beweegbare zonneweringen niet in het vlak moeten wel

expliciet gedefinieerd worden.

Zonnewering in het vlak van het venster 4.2.3.2

Als u kiest voor ‘Zonnewering in het vlak van het venster’ bij de keuzelijst ‘Plaats van de

zonnewering’ zijn er drie rekenmethoden mogelijk voor de berekening van de reductiefactor:

- ‘waarde bij ontstentenis’;

- ‘vereenvoudigde methode’;

- ‘directe invoer’.

Scherm 149 – Invoer van zonnewering in het vlak van het venster- berekeningsmethode reductiefactor

Fc

Page 109: Cursus EPB-software 3 gewesten

109

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

In functie van de gekozen rekenmethode vult u bijkomende gegevens aan over de

berekeningsmethode van de reductiefactor Fc en van de positie van de zonnewering.

Berekeningsmethode reductiefactor Fc = waarde bij ontstentenis

Als u gekozen heeft om te rekenen met de waarde bij ontstentenis, kunt u kiezen uit vier

posities van de zonnewering (zie Scherm 150):

- ‘Binnenzonnewering’: zonnewering geplaatst buiten het beschermd volume;

- ‘Buitenzonnewering’: zonnewering geplaatst binnen het beschermd volume;

- ‘Ongeventileerde tussenzonnewering’ (= Geïntegreerde ongeventileerde

zonnewering): zonnewering geplaatst in het transparante gedeelte van het venster

(bijvoorbeeld tussen de glasbladen van een dubbele beglazing);

- Andere zonnewering.

Scherm 150 – Mogelijke posities van de zonnewering in het vlak van het venster

Na aanduiden van de positie van de zonnewering rekent de software met de

overeenstemmende waarde bij ontstentenis van de reductiefactor Fc.

Berekeningsmethode reductiefactor Fc = Vereenvoudigde methode

Bij de vereenvoudigde methode wordt de reductiefactor Fc bepaald aan de hand van de

zonnetoetredingsfactor van de combinatie ‘zonnewering en beglazing’ die volgens de

vereenvoudigde methode van de NBN EN 13363 – 1 is bepaald.

Als u gekozen heeft om te rekenen met de vereenvoudigde methode, kunt u kiezen uit drie

posities van de zonnewering (zie Scherm 151):

- ‘Binnenzonnewering’: zonnewering geplaatst buiten het beschermd volume;

- ‘Buitenzonnewering’: zonnewering geplaatst binnen het beschermd volume;

- ‘Ongeventileerde tussenzonnewering’ (= Geïntegreerde ongeventileerde

zonnewering): zonnewering geplaatst in het transparante gedeelte van het venster

(bijvoorbeeld. tussen de glasbladen van een dubbele beglazing.

Onder de keuzelijst ‘Positie van de zonnewering’ verschijnt een invoerscherm ‘Zonnewering’.

Via de bibliotheekregel kunt u de gegevens van reeds gedefinieerde

zonneweringsproducten inladen in de invulvelden of kunt u zonneweringen die u in dat

invoervenster gedefinieerd heeft, opladen naar de bibliotheek. Via het icoon met het blauw

huisje kunt u de gegevens van de zonneweringen die opgenomen zijn in de

productdatabank (www.epbd.be) rechtstreeks inladen in het project.

Om een vereenvoudigde berekening uit te voeren, vult u de zonnetransmissiefactor en de

zonnereflectiefactor aan de buitenzijde in, in de overeenstemmende vrije invoervelden.

Page 110: Cursus EPB-software 3 gewesten

110

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 151 – vereenvoudigde berekening reductiefactor Fc – invoer van zonnetransmissiefactor en

zonnereflectiefactor

- Zonnetransmissiefactor τe,dir,h: die waarde wordt aangeleverd door de fabrikant. Enkel

zonneweringen met een zonnetransmissiefactor van minder dan 30% worden in

beschouwing genomen. Als de zonnetransmissiefactor groter is dan 30%, is het niet

verplicht om de zonnewering in te geven, want de invloed ervan wordt niet

meegerekend.

- Zonnereflectiefactor ρe,B : die waarde wordt aangeleverd door de fabrikant. Dat is de

normaal-hemisferische zonnereflectiefactor van de buitenzijde (naar de zon

georiënteerd) van de zonnewering, uitgedrukt met een cijfer tussen 0 en 1.

Berekeningsmethode reductiefactor Fc = Directe invoer

Bij de methode ‘Directe invoer’ wordt de reductiefactor Fc berekend aan de hand van de

gecombineerde zonnetoetredingsfactor (gg+C, loodrecht) die volgens de gedetailleerde

methode volgens de normen NBN EN 13363-2 of ISO 15099 is bepaald (zie 7.10.3.4.1 van

bijlage V bij het Energiebesluit).

De waarde die u daarvoor invoert, moet u staven.

Scherm 152 – Berekening van de reductiefactor Fc via directe invoer.

4.2.4 Beschaduwing

Een zonontvangend vlak kan beschaduwd worden door:

- gebouwvreemde omgevingselementen: ‘belemmeringen’. De belemmeringen

bestaan uit omliggende gebouwen, bomen en heuvels. Ze schermen de directe

zonnestraling af als de zon onder een bepaalde hoogte daalt;

Page 111: Cursus EPB-software 3 gewesten

111

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- gebouwgebonden elementen: ‘horizontale of zijdelingse overstekken’. Overstekken

bestaan uit overstekende dakranden, balkons, horizontale luifels en zijmuren. Verticale

overstekken schermen de directe zonnestraling af als de zon boven een bepaalde

hoogte staat en zijdelingse overstekken schermen de directe zonnestraling af als de

zon niet ver genoeg of te ver ten opzichte van de scheidingsconstructie is gedraaid.

U voert de beschaduwing van elke transparante scheidingsconstructie in. U kunt rekenen met

de waarden bij ontstentenis of u kunt de beschaduwing in detail analyseren en invoeren in

de EPB-software.

In het tabblad ‘Beschaduwing’ kunt u via het keuzeveld ‘Berekening beschaduwing’ kiezen

om de beschaduwing in te rekenen via een forfaitaire ‘Waarde bij ontstentenis’ of via een

‘Gedetailleerde berekening’.

Invoer via ‘Waarde bij ontstentenis’

De software rekent met de waarden bij ontstentenis, namelijk 0,6 voor verwarming en

zonnecollectoren en 0,8 voor koeling en oververhitting. U geeft geen detailinformatie in over

de beschaduwing.

Scherm 153 – Invoer beschaduwing – waarde bij ontstentenis

Invoer via ‘Gedetailleerde berekening’

U voert waarden in van de horizonhoek en de linker-, rechter- en verticale overstekhoeken in

de respectievelijke vrije invoervelden.

Scherm 154 – Invoer van de horizonhoek en de overstekhoeken voor beschaduwing

Die hoeken bepaalt u volgens de onderstaande definities:

Horizonhoek

Dat is de hoek tussen het horizontaal vlak en de

verbindingslijn van het middelpunt van het

zonontvangend vlak met de bovenrand van het

belemmeringsvlak.

Figuur 7 - Horizonhoek

Page 112: Cursus EPB-software 3 gewesten

112

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Linker overstekhoek

Dat is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend

element en de verbindingslijn van het middelpunt van het

zonontvangend vlak met de zijrand van een links

gepositioneerd gebouwgebonden omgevingselement dat

beschaduwing veroorzaakt (bijvoorbeeld een

uitschietende muur).

De linker overstekhoek is 0° indien er geen overstek

aanwezig is. De maximale waarde is 180°.

Figuur 9 - Rechter overstekhoek

Rechter overstekhoek

Dat is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend

element en de verbindingslijn van het middelpunt van het

zonontvangend vlak met de zijrand van een rechts

gepositioneerd gebouwgebonden omgevingselement dat

beschaduwing veroorzaakt (bijvoorbeeld een

uitschietende muur).

De rechter overstekhoek is 0° indien er geen overstek

aanwezig is. De maximale waarde is 180°.

Figuur 10 - Verticale overstekhoek

Verticale overstekhoek

Dat is de hoek tussen het vlak van het zonontvangend

element en de verbindingslijn van het middelpunt van het

zonontvangend vlak met de onderrand van het

bovenhangende gebouwgebonden omgevingselement

dat beschaduwing veroorzaakt, bijvoorbeeld een balkon.

4.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

Er zijn enkele verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software voor dit hoofdstuk.

4.3.1 Bepalen van de inertie per EPB-eenheid in een EPW-project

In de nieuwe EPB-software kunt u de zwaarte van de constructie (voor een EPW-project)

invoeren per EPB-eenheid indien de zwaarte identiek is voor alle energiesectoren. In de

oude EPB-software moet u de zwaarte altijd per energiesector ingeven. Zie hoofdstuk 4.1.1

voor meer informatie.

4.3.2 Directe invoer van de thermische capaciteit in een EPU-project

In de nieuwe EPB-software kunt u de thermische capaciteit van een EPU-project ook ingeven

via directe invoer. U kunt daar een berekende waarde invoeren die u hebt berekend met

een extern rekenprogramma. Meer informatie kunt u vinden in hoofdstuk 4.1.2.3.

4.4 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site :

http://www.energiesparen.be/epb/prof/zonweringbeschaduwing

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

Figuur 8 - Linker overstekhoek

Page 113: Cursus EPB-software 3 gewesten

113

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Meer informatie over het onderwerp ‘oververhitting’ vindt u in het Energiebesluit:

- In bijlage V voor EPW-projecten: paragraaf 7.6 voor het bepalen van het type

constructie en paragraaf 8 voor de berekening van de oververhittingsindicator.

- In bijlage VI voor EPU-projecten: paragraaf 5.8.2. en 5.8.3 voor de gedetailleerde

methode.

Meer informatie over de onderwerpen ‘zonneweringen’, ‘beschaduwing’ en ‘luiken’ vindt u

in het Energiebesluit:

- Paragraaf 7.10.3 van bijlage V voor de impact van zonneweringen op de

zonnewinsten.

- Paragraaf 7.7 van bijlage V en tabel 8 van het transmissiereferentiedocument voor

de invloed van luiken op de berekening van de transmissieverliezen.

Op www.epbd.be vindt u productinformatie van zonneweringen. Die productinformatie

wordt aanvaard door de 3 Gewesten.

Page 114: Cursus EPB-software 3 gewesten

114

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

5 Verwarming

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u een verwarmingssysteem kunt invoeren in de software.

5.1 De knoop ‘Verwarming’

De knoop ‘Verwarming’ verschijnt onder de knoop van de ‘Energiesector’ en is enkel actief

bij projecten waarvoor een E-peil moet berekend worden. Dat zijn alle nieuwbouwprojecten

met als bestemming ‘wonen’, ‘kantoor’ en ‘scholen’.

Per energiesector kan slechts één verwarmingssysteem ingevoerd worden. Als in een project

meerdere verwarmingssystemen aanwezig zijn, dan splitst u het project op zodat er één

verwarmingssysteem is per energiesector.

Scherm 155- De knoop 'Verwarming'

5.2 Het invoervenster ‘Verwarming’

Als u de knoop ‘Verwarming’ aanklikt in de ‘Energetische boomstructuur’, verschijnt het

invoervenster ‘Verwarming’. Het invoervenster is verschillend voor EPW- projecten en EPU-

projecten.

5.2.1 Het invoervenster ‘Verwarming’ bij EPW-projecten

Bij een nieuwbouwproject met als bestemming ‘wonen’, bestaat het invoervenster

‘Verwarming’ uit twee delen (zie Scherm 156):

Page 115: Cursus EPB-software 3 gewesten

115

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- een hoofding waar u de naam invult en de ‘Soort verwarming’ selecteert;

- vijf tabbladen (zie 5.3 tot en met 5.7).

Als u als ‘Soort verwarming’ kiest voor ‘Lokale verwarming’, wordt enkel het eerste tabblad

‘Warmteopwekkingssystemen’ actief. Als u kiest voor ‘Centrale verwarming’ dan moet u de

vijf tabbladen aanvullen. Kiest u voor ‘Gedeelde coll. verwarming (meerdere ES’n)’ dan

verschijnen de vijf tabbladen, maar u kunt ze niet invullen. Een gedeelde collectieve

verwarming maakt u namelijk aan onder de knoop ‘Gedeelde systemen’. Meer informatie

over gedeelde systemen kunt u vinden in hoofdstuk 15.

Scherm 156 - Het invoervenster 'Verwarming' bij EPW-projecten

Meer informatie over de invoervelden bovenaan het invoervenster:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier een naam in van het verwarmingssysteem.

De keuzelijst ‘Soort verwarming’

In die keuzelijst moet u kiezen over welk soort verwarming het gaat. Er zijn vier mogelijkheden:

- Geen

o de nieuwe rekenmethode Epicool voorziet een methode in het geval er geen

verwarmingssysteem is geplaatst. Deze mogelijkheid is enkel beschikbaar voor

projecten met een aanvraagdatum van de vergunning of een

meldingsdatum vanaf 01/01/2014. Meer informatie over de nieuwe

Epicoolmethode kunt u vinden in Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode

Epicool.

o als een EPB-eenheid niet is uitgerust met een verwarmingssysteem, dan is bij

conventie bepaald dat er een lokaal verwarmingssysteem aanwezig is met

een elektrische convector met elektronische regeling.

- Lokale verwarming

o de warmte wordt afgegeven in de ruimte waar ze wordt geproduceerd.

o zie hoofdstuk 5.3.1.

- Centrale verwarming

o de opgewekte warmte wordt via een warmtetransporterend fluïdum naar alle

ruimten binnen de energiesector getransporteerd (met uitzondering van de

ruimten die niet voorzien zijn van een warmteafgifte-element).

o zie hoofdstuk 5.3.2 en 5.3.3.

- Centrale/gedeelde coll. verwarming

o de opgewekte warmte wordt aan meerdere energiesectoren geleverd.

o zie hoofdstuk 15.

Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’

Dat veld verschijnt enkel bij een ‘Centrale verwarming’ en bij een ‘Gedeelde coll.

verwarming’. De energie nodig om een energiesector te verwarmen kan door één enkel

Page 116: Cursus EPB-software 3 gewesten

116

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

warmteopwekkingstoestel (kies ‘Neen’) of door een combinatie van parallel geschakelde

toestellen (kies ‘Ja’) geleverd worden.

5.2.2 Het invoervenster ‘Verwarming’ bij EPU-projecten

Bij een nieuwbouw project met als bestemming ‘school’ of ‘kantoren’ zijn in het invoervenster

‘Verwarming’ drie tabbladen aanwezig (zie 5.3, 5.5 en 5.7).

Scherm 157 - Het invoervenster 'Verwarming' bij EPU-projecten

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden in het bovenste deel van het venster:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier een naam in van het verwarmingssysteem.

De keuzelijst ‘Soort verwarming’

In die keuzelijst moet u kiezen om welk soort verwarming het gaat. Er zijn vier mogelijkheden:

- Geen

o de nieuwe rekenmethode Epicool voorziet een methode in het geval er geen

verwarmingssysteem is geplaatst. Deze mogelijkheid is enkel beschikbaar voor

projecten met een aanvraagdatum van de vergunning of een

meldingsdatum vanaf 01/01/2014. Meer informatie over de nieuwe

Epicoolmethode kunt u vinden in Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode

Epicool.

o als een EPB-eenheid niet is uitgerust met een verwarmingssysteem, dan is bij

conventie bepaald dat er een lokaal verwarmingssysteem aanwezig is met

een elektrische convector met elektronische regeling.

- Lokale verwarming

o de warmte wordt afgegeven in de ruimte waar ze wordt geproduceerd.

o zie hoofdstuk 5.3.1.

- Centrale verwarming

o de opgewekte warmte wordt via een warmtetransporterend fluïdum naar alle

ruimten binnen de energiesector getransporteerd (met uitzondering van de

ruimten die niet voorzien zijn van een warmteafgifte-element).

o zie hoofdstuk en 5.3.3 Centrale verwarming - meerdere opwekkingstoestellen

- Centrale/gedeelde coll. Verwarming

o de opgewekte warmte wordt aan meerdere energiesectoren geleverd.

o zie hoofdstuk 15.

De keuzelijst ‘Soort transportmedium’

Hier moet u het medium aanduiden waarmee warmte wordt getransporteerd. Er zijn drie

mogelijkheden:

Page 117: Cursus EPB-software 3 gewesten

117

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Water

o Met ‘warmtetransport door water’ wordt bedoeld: op ruimteniveau vindt

(na)verwarming plaats door radiatoren in de ruimte, verwarmers in

circulerende lucht (ventilatorconvectoren, inductie-eenheden) of een

naverwarmer in het luchtkanaal.

- Lucht

o Met ‘warmtetransport door lucht’ wordt bedoeld: in de centrale

luchtbehandelingsinstallatie is een voorziening (verwarmingsbatterij en/of

warmteterugwinningsvoorziening) aanwezig om de toevoerlucht te

verwarmen (bij mechanische ventilatie is dit vrijwel altijd het geval).

- Water en lucht

o Kies voor die optie als er zowel warmtetransport door lucht als door water is.

Het ja/neen-veld ‘Regeling per ruimte’

‘Regeling per ruimte’ wil zeggen dat op ruimteniveau het debiet en/of de temperatuur van

het aangevoerde warmtetransportfluïdum nageregeld wordt in functie van de reële en de

gewenste temperatuur (voor verwarming of koeling) van de ruimte. Kies ‘Ja’ indien de

regeling per ruimte gebeurt.

Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’

De energie nodig om een energiesector te verwarmen kan door één enkel

warmteopwekkingstoestel (kies ‘Neen’) of door een combinatie van parallel geschakelde

toestellen (kies ‘Ja’) geleverd worden.

5.3 Het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’

Afhankelijk van het ‘Soort verwarmingssysteem’ is het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’

anders opgebouwd. De volgende drie paragrafen behandelen het tabblad in het geval

van ‘Lokale verwarming’ en ‘Centrale verwarming’. De werking van het tabblad bij een

‘Gedeelde/collectieve verwarming’ wordt beschreven in hoofdstuk 15.

5.3.1 Lokale verwarming

Als u in de keuzelijst ‘Soort verwarming’ kiest voor ‘Lokale verwarming’, dan moeten in het

tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ drie invoervelden worden ingevuld (zie Scherm 158):

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Vul hier de naam van het merk in van het toestel.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Hier wordt de eenduidige identificatie van het product ingevoerd, zoals opgegeven door de

fabrikant.

De keuzelijst ‘Soort toestel’

Kies hier het soort toestel. U krijgt de volgende mogelijkheden:

- kolenkachel;

- houtkachel;

- oliekachel;

- aardgaskachel;

- propaankachel, butaankachel en LPG-kachel;

- elektrische convector met elektronische regeling;

Page 118: Cursus EPB-software 3 gewesten

118

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- elektrische convector zonder elektronische regeling;

- elektrische accumulatieverwarming, met buitenvoeler;

- elektrische accumulatieverwarming, zonder buitenvoeler;

- elektrische weerstandsverwarming, ingebed in muur/vloer.

Scherm 158 - Lokale verwarming

5.3.2 Centrale verwarming - één warmteopwekkingstoestel

Als u in de keuzelijst ‘Soort verwarming’ kiest voor ‘Centrale verwarming’, dan kunt u een

centraal verwarmingssysteem invoeren (zie Scherm 159).

Vervolgens kunt u in het ja/neen-veld ‘Meerdere warmteopwekkingstoestellen’ aangeven of

er één of meerdere opwekkingstoestellen zijn geplaatst. In deze paragraaf wordt de nodige

invoer besproken in het geval één warmteopwekkingstoestel aanwezig is.

In het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ vult u ‘Merk’, ‘Product-ID’ en ‘Soort toestel’ in.

Afhankelijk van het gekozen toestel, moet u bijkomende gegevens invullen. De paragrafen

5.3.2.1 tot 5.3.2.5 beschrijven enkele types warmteopwekkingstoestellen in detail.

De volgende invoervelden moeten voor elk type toestel ingevuld worden:

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Vul hier de naam van het merk in van het toestel.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Hier wordt de eenduidige identificatie van het product ingevoerd, zoals opgegeven door de

fabrikant.

De keuzelijst ‘Soort toestel’

Kies hier het soort toestel. De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar :

- condenserende waterketel (zie hoofdstuk 5.3.2.1);

- cniet-condenserende waterketel (zie hoofdstuk 5.3.2.1);

- warme lucht generator (zie hoofdstuk 5.3.2.4);

- gebouwgebonden WKK (zie hoofdstuk 5.3.2.3Warmtekrachtkoppeling (WKK));

- externe warmtelevering (zie hoofdstuk 5.3.2.5);

Page 119: Cursus EPB-software 3 gewesten

119

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- elektrische weerstandsverwarming;

- elektrische warmtepomp (zie hoofdstuk 5.3.2.2);

- ander type opwekker.

Scherm 159 - Centrale verwarming - één warmteopwekkingstoestel

Condenserende en niet-condenserende ketels 5.3.2.1

Als u in de keuzelijst ‘Soort toestel’ kiest voor ‘Condenserende waterketel’ of ‘Niet-

condenserende waterketel’, dan moet u de onderstaande velden invullen. Afhankelijk van

het type project en de energiedrager worden bepaalde velden inactief, bijvoorbeeld bij

EPU-projecten zijn de velden ‘ingebouwde ventilator’ en ‘elektronische regeling’ niet actief.

De keuzelijst ‘Energiedrager’

Kies hier de brandstof van het warmteopwekkingstoestel.

Het ja/neen-veld ‘Het toestel staat buiten het beschermd volume’

Als het warmteopwekkingstoestel buiten het beschermd volume staat, selecteert u ‘Ja’. Als

het warmteopwekkingstoestel binnen het beschermd volume staat, kies dan ‘Neen’.

Het ja/neen-veld ‘De ketel wordt op temperatuur gehouden’

Als de ketel altijd op temperatuur wordt gehouden, kies dan ‘Ja’. Als de ketel tussen twee

branderbeurten kan afkoelen tot op omgevingstemperatuur, kies dan ‘Neen’.

Het vrije invoerveld ‘Testrendement bij 30% deellast’

Hier wordt het deeltestrendement van het opwekkingstoestel ingegeven: het rendement bij

een belasting van 30%. Het rendement dat u moet invullen is het rendement ten opzichte

van de onderste verbrandingswaarde. Die waarde moet geleverd worden door de fabrikant

van het toestel. U vult het rendement als een procent in (bijvoorbeeld: 1,04 geeft u in als

104%).

Het vrije invoerveld ‘Ketelinlaattemperatuur’

Hier geeft u de inlaattemperatuur van de ketel in, zoals gemeten bij de bepaling van het 30%

deellastrendement. De temperatuur wordt gegeven in °C. Dit veld is enkel actief in het geval

van een condenserende ketel.

Het ja/neen-veld ‘Waarde bij ontstentenis voor de retourtemperatuur’

Als de ontwerpretourtemperatuur van het afgiftesysteem waarop de ketel is aangesloten,

niet gekend is, kies dan ‘Ja’. Als de retourtemperatuur gekend is, duidt u ‘Neen’ aan. In dat

Page 120: Cursus EPB-software 3 gewesten

120

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

geval verschijnt het vrije invoerveld ‘Ontwerp retourtemperatuur’ waar u een waarde voor

de ontwerpretourtemperatuur en een stavingsstuk kunt invoeren. Die velden worden enkel

weergegeven als bij het type toestel een condenserende waterketel is geselecteerd.

Het ja/neen-veld ‘Het toestel heeft een waakvlam’

Een waakvlam is een voorziening in een toestel met gasbrander (alle toestellen met

energiedrager aardgas, propaan, butaan of LPG). De waakvlam zorgt ervoor dat het gas

vrijwel direct ontbrandt wanneer de gaskraan van een brander wordt geopend. Een

waakvlam is een klein vlammetje dat continu brandt. Een waakvlam, hoe klein ook, verbruikt

een hoeveelheid gas, dat kan beschouwd worden als een extra energieverbruik. Als een

waakvlam aanwezig is in het toestel, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Ingebouwde ventilator’

Dat invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als een ingebouwde

ventilator aanwezig is in de ketel, kies dan ‘Ja’. In de meeste ketels of generatoren is een

ventilator ingebouwd, die elektrische energie verbruikt.

Een gesloten aardgastoestel heeft altijd een ingebouwde ventilator. Door middel van de

ingebouwde ventilator trekt de ketel zijn verbrandingslucht van buitenaf aan. Een open

aardgastoestel haalt zijn verbrandingslucht uit de omgevingsruimte. Voor een open

aardgastoestel is niet altijd een ingebouwde ventilator nodig. Soms is een ingebouwde

ventilator aanwezig om te zorgen voor de goede aanvoer van die omgevingslucht. Open

aardgastoestellen worden in nieuwe gebouwen nog zelden geplaatst.

Een stookolieketel heeft nagenoeg altijd een ingebouwde ventilator om een correcte

luchttoevoer en een goede verhouding brandstof-lucht voor de verbranding te realiseren.

Het ja/neen-veld ‘Elektronische regeling’

Dit invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als er elektronische regeling

aanwezig is in de ketel, kies dan ‘Ja’. Een ketel is vaak voorzien van elektronica die op haar

beurt het verbrandingsproces aanstuurt. Die aanwezige elektronica verbruikt ook elektriciteit.

Scherm 160 - Condenserende en niet-condenserende ketels

Page 121: Cursus EPB-software 3 gewesten

121

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Warmtepompen 5.3.2.2

Warmtepompen zijn actieve machines die warmte opnemen uit een bron op lage

temperatuur en vervolgens die warmte afgeven op een hogere temperatuur, voor

ruimteverwarming, bevochtiging of de opwekking van warm tapwater. Een dergelijke

temperatuursverhoging gebeurt door toevoeging van (een beperkte hoeveelheid)

hoogwaardige energie.

Als u in de keuzelijst ‘Soort toestel’ kiest voor ‘Elektrische warmtepomp’ dan moet u de

onderstaande velden invullen.

Het ja/neen-veld ‘Warmtepomp uitgerust met een elektrische weerstand’

In veel gevallen worden warmtepompen gecombineerd met een elektrische bijverwarming.

De combinatie wordt vaak zo ontworpen dat de warmtepomp gedurende het grootste deel

van het stookseizoen de volledige warmtevraag kan dekken. Enkel op de piekmomenten (in

de koudste dagen) wordt de elektrische bijverwarming aangesproken om het overige deel

van de warmtevraag te beantwoorden. Op die manier is het mogelijk om de warmtepomp

kleiner te dimensioneren.

In het kader van de energieprestatieregelgeving moet zowel de warmteopwekking door de

warmtepomp als de warmteopwekking via de elektrische bijverwarming worden

meegerekend. Ook in het geval dat de aanwezige elektrische weerstand volledig

geblokkeerd of afgekoppeld is door de installateur op het circuit van de ruimteverwarming,

en niet automatisch in werking kan treden op piekmomenten van het stookseizoen, moet de

elektrische bijverwarming in rekening worden gebracht.

Als een elektrische weerstand aanwezig is in de warmtepomp, kies dan ‘Ja’. Als u ‘Ja’ hebt

aangevinkt, verschijnt een melding waarin staat dat ook een opwekkingstoestel van het type

‘elektrische weerstandsverwarming’ moet worden ingevoerd.

Scherm 161 - Melding invoer elektrische weerstandsverwarming

U kunt een elektrische weerstandsverwarming toevoegen door in het deel boven de

tabbladen aan te vinken dat er meerdere opwekkingstoestellen zijn (zie Scherm 162).

Vervolgens voert u twee toestellen in:

- een warmtepomp als preferent toestel;

- een elektrische weerstandsverwarming als niet-preferent toestel.

Voor meer informatie over het invoeren van meerdere opwekkingstoestellen: zie hoofdstuk

5.3.3.

Page 122: Cursus EPB-software 3 gewesten

122

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 162 - Invoeren warmtepomp met elektrische bijverwarming

Het vrije invoerveld ‘Prestatiecoëfficiënt (COP test)’

Vul hier de COPtest van de warmtepomp in. Die wordt bepaald volgens NBN EN 14511 en/of

NBN EN 15879-1 onder de testomstandigheden vastgelegd in het wijzigingsbesluit van 20 mei

2011 en in bijlage 8 bij het Ministerieel Besluit van 30 november 2012.

Let op! Als warmtepompen worden toegepast op de ventilatielucht, worden ze soms

gecombineerd met warmteterugwinapparaten. Om dubbeltellingen te vermijden mag enkel

de COP van de warmtepomp worden gebruikt die betrekking heeft op de warmtepomp zelf,

dus zonder het effect van het warmteterugwinapparaat mee te rekenen.

De keuzelijst ‘Warmtebron’

Hier kiest u de warmtebron voor de warmtepomp. De keuzelijst bestaat uit de volgende

mogelijkheden :

- Bodem

o de warmteoverdracht gebeurt door tussenkomst van een

warmtetransporterend fluïdum in een ingegraven verticale of horizontale

warmtewisselaar.

- Directe verdamping

o de verdamper is ingebed in de bodem en het werkmedium van de

thermodynamische cyclus circuleert direct doorheen de

bodemwarmtewisselaar waarin het verdampt. Er is geen intermediair

warmtetransporterend fluïdum tussen de bodem en de verdamper.

- Grondwater

o het betreft hier warmtepompen die grondwater als warmtebron gebruiken.

- Oppervlaktewater

o het betreft hier warmtepompen die oppervlaktewater (uit rivieren, zeeën,

meren, kanalen,…) als warmtebron gebruiken. Bij die warmtepompen staat

het oppervlaktewater zijn warmte af aan de verdamper.

- Enkel buitenlucht

o het betreft hier warmtepompen die de warmte enkel uit buitenlucht halen.

- Enkel afgevoerde ventilatielucht

o het betreft hier warmtepompen die de warmte enkel uit afgevoerde

ventilatielucht halen.

- Afgevoerde lucht vermengd met buitenlucht

o het betreft hier warmtepompen die de warmte halen uit buitenlucht

vermengd met afgevoerde lucht.

Page 123: Cursus EPB-software 3 gewesten

123

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De keuzelijst ‘Transportmedium’

Hier wordt het transportmedium gekozen. Dat is het medium waaraan de warmtepomp

warmte op een hogere temperatuur afgeeft. De keuzelijst bestaat uit de volgende

mogelijkheden :

- Water

o het betreft hier warmtepompen met water als warmteafgiftemedium.

- Binnenlucht

o het betreft hier warmtepompen waar de warmte wordt afgegeven aan de

binnenlucht (= gerecirculeerde lucht).

- Enkel buitenlucht

o het betreft hier warmtepompen waar de warmte wordt afgegeven aan de

buitenlucht (= toegevoerde ventilatielucht), met of zonder

warmteterugwinapparaat.

- Afgevoerde lucht vermengd met buitenlucht

o het betreft hier warmtepompen waar de warmte wordt afgegeven aan een

combinatie van buitenlucht (= toegevoerde ventilatielucht) en binnenlucht (=

afgevoerde lucht).

- Geen fluïdum (directe condensatie)

o de condensor is ingebed in de structuur van het gebouw en het werkmedium

van de thermodynamische cyclus circuleert direct doorheen de

gebouwstructuur waarin het condenseert en zijn warmte afgeeft. Er is geen

intermediair warmtetransporterend fluïdum tussen de condensor en de ruimte.

Scherm 163 - Warmtepompen

Afhankelijk van de gekozen warmtebron en transportmedium, moeten gegevens ingevoerd

worden voor de correctiefactoren. Er zijn vier correctiefactoren die kunnen ingerekend

worden:

De correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor

De invoergegevens voor die correctiefactor moeten enkel ingevoerd worden als u als

transportmedium ‘Water’ heeft geselecteerd.

U vult de volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Temperatuurstoename van het water gekend’

Als het verschil tussen de vertrek- en retourtemperatuur bij het ontwerp van het

afgiftesysteem gekend is, kies dan ‘Ja’. Vervolgens moet u de twee onderstaande velden

ook invullen.

Page 124: Cursus EPB-software 3 gewesten

124

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Temperatuursverschil tussen vertrek en retour’

Vul hier het verschil in tussen de vertrek- en de retourtemperatuur van het afgiftesysteem bij

ontwerpomstandigheden.

Het vrije invoerveld ‘Temperatuurstoename over de condensor’

In dit veld wordt de temperatuurstoename in °C van het water over de condensor

ingegeven. De meting van de temperatuurstoename gebeurt bij het bepalen van COPtest.

Scherm 164 - Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor

De correctiefactor voor het elektriciteitsverbruik van een pomp op het circuit naar de

verdamper.

De invoergegevens voor die correctiefactor moeten enkel ingevoerd worden als de

warmtebron ‘Bodem’, ‘Grondwater’ of ‘Oppervlaktewater’ is.

U vult de volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Pomp voor de warmtetoevoer naar de verdamper’

Als een pomp aanwezig is die zorgt voor de warmtetoevoer naar de verdamper, kies dan

‘Ja’. Dit veld is enkel actief als de warmtebron ‘Bodem’ is, aangezien het niet zeker is dat er

een pomp aanwezig is. Als de warmtebron grondwater of oppervlaktewater is, dan is er zeker

een pomp naar de verdamper aanwezig.

Het ja/neen-veld ‘Elektrische vermogen warmtepomp gekend’

Als het elektrisch vermogen van de warmtepomp gekend is, kies dan ‘Ja’. Vervolgens

moeten de twee onderstaande velden ook ingevuld worden.

Het vrije invoerveld ‘Elektrisch vermogen van de pomp’

Vul hier het elektrisch vermogen van de pomp naar de verdamper in.

Het vrije invoerveld ‘Elektrisch vermogen van de pomp bij testcondities’

In dit veld wordt het elektrisch vermogen van de warmtepomp ingevuld. Het elektrisch

vermogen wordt bepaald bij dezelfde testomstandigheden als bij de bepaling van COPtest.

Scherm 165 - Correctiefactor voor het elektriciteitsverbruik van een pomp op het circuit naar de

verdamper

Page 125: Cursus EPB-software 3 gewesten

125

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De correctiefactor op de vertrektemperatuur van het warmteafgiftesysteem

De invoergegevens voor die correctiefactor moeten ingevoerd worden als het

transportmedium ‘Water’ is of als het transportmedium ‘Geen’ is (dus bij directe

condensatie). Afhankelijk van het transportmedium, moet u verschillende invoergegevens

aanvullen.

De volgende invoervelden moet u invullen als het transportmedium ‘Water’ is:

Het ja/neen-veld ‘De ontwerpvertrektemperatuur is gekend’

Als de vertektemperatuur bij het ontwerp van het afgiftesysteem gekend is, kies dan ‘Ja’.

Vervolgens moet het onderstaande veld ook ingevuld worden. Als u ‘Neen’ kiest, rekent de

software met de waarde bij ontstentenis.

Het vrije invoerveld ‘Ontwerpvertrektemperatuur’

Vul hier de vertrektemperatuur van het afgiftesysteem in, bij ontwerpomstandigheden.

Scherm 166- Correctiefactor op de vertrektemperatuur van het warmteafgiftesysteem -

transportmedium = water

De volgende invoervelden moet u invullen als het transportmedium ‘Geen’ is, dus bij directe

condensatie:

Het vrije invoerveld ‘Verzadigingstemperatuur van het koelmiddel (test)’

Vul hier de verzadigingstemperatuur in van het transportmiddel bij testomstandigheden. Dat

is de verzadigingstemperatuur van het transportmiddel die overeenstemt met de druk aan

de inlaat van de condensor, bij testomstandigheden. Als de koelmiddeldruk aan de

condensorinlaat niet gemeten is, dient de uitlaattemperatuur van het vloeistofbad tijdens de

test beschouwd te worden.

Het ja/neen-veld ‘De verzadigingstemperatuur (ontwerp) is gekend’

Als de verzadigingstemperatuur van het transportmiddel bij ontwerpomstandigheden is

gekend, kies dan ‘Ja’. Vervolgens moet u het onderstaande veld ook invullen. Als u ‘Neen’

kiest, rekent de software met de waarde bij ontstentenis.

Het vrije invoerveld ‘Verzadigingstemperatuur van het koelmiddel (ontwerp)’

In dit veld vult u de verzadigingstemperatuur van het transportmiddel bij

ontwerpomstandigheden in. Dat is de verzadigingstemperatuur van het transportmiddel die

overeenstemt met de druk aan de inlaat van de condensor bij ontwerpomstandigheden.

Page 126: Cursus EPB-software 3 gewesten

126

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 167 - Correctiefactor op de vertrektemperatuur van het warmteafgiftesysteem -

transportmedium = geen (directe condensatie)

De correctiefactor voor de luchtdebieten

De invoergegevens voor die correctiefactor moeten enkel ingevoerd worden als het om een

warmtepomp gaat met de volgende eigenschappen:

- de warmtebron is ‘Enkel afgevoerde ventilatielucht’ en het transportmedium is ‘Enkel

buitenlucht’ of ‘Afgevoerde lucht vermengd met buitenlucht’.

- de warmtebron is ‘Afgevoerde lucht vermengd met buitenlucht’ en het

transportmedium is ‘Enkel buitenlucht’.

De volgende invoervelden moet u invullen als de luchtdebieten gekend zijn:

Het vrije invoerveld ‘Ontwerptoevoerdebiet’

Vul hier het ontwerptoevoerdebiet doorheen de installatie in.

Het vrije invoerveld ‘Ontwerpafvoerdebiet’

Vul hier het ontwerpafvoerdebiet doorheen de installatie in.

Het vrije invoerveld ‘Luchtdebiet door installatie tijdens de COP-test’

Vul hier het luchtdebiet doorheen de warmtepomp in, in m³/h. Dat wordt bepaald tijdens de

meting van COPtest.

Het vrije invoerveld ‘Maximaal luchtdebiet doorheen de installatie’

Vul hier het maximaal luchtdebiet doorheen de warmtepomp in. Dat debiet wordt

opgegeven door de fabrikant.

Scherm 168 - Correctiefactor voor luchtdebieten

Warmtekrachtkoppeling (WKK) 5.3.2.3

In een WKK-installatie worden gelijktijdig warmte en elektriciteit geproduceerd. Deze

paragraaf beschrijft hoe u een WKK-installatie moet invoeren in de software.

Page 127: Cursus EPB-software 3 gewesten

127

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als u als ‘Soort toestel’ hebt gekozen voor ‘Gebouwgebonden WKK’ voert u de volgende

velden in:

De keuzelijst ‘Type van de technologie van de WKK’

Kies hier het type van de technologie van de WKK. U kunt kiezen uit :

- interne verbrandingsmotor;

- andere.

De keuzelijst ‘Energiedrager’

Kies hier de energiedrager van de WKK. De waarden in de lijst zijn afhankelijk van het type

technologie van de WKK.

- Als u ‘Interne verbrandingsmotor’ heeft geselecteerd als ‘Type technologie’ kunt u

kiezen uit:

o aardgas;

o gas afkomstig van de biomassa;

o gasolie;

o plantaardige olie.

- Als u ‘Andere’ heeft geselecteerd als ‘Type technologie’ kunt u kiezen uit:

o aardgas;

o gasolie;

o propaan;

o butaan;

o LPG;

o kolen;

o houtkachel;

o andere brandstof.

De keuzelijst ‘Identificatiecode toestel (variabele Xm)’

Indien in de EPB-eenheid hetzelfde toestel meermaals wordt gebruikt (bijvoorbeeld in

meerdere energiesectoren), kunt u hier aangeven over welk toestel het gaat, bijvoorbeeld

‘Toestel 1’. Vervolgens kunt u op een andere plek binnen dezelfde EPB-eenheid ook ‘Toestel

1’ aangeven als het over hetzelfde toestel gaat.

Het vrije invoerveld ‘CO2 afgiftecoëfficiënt van de brandstof (OVW)’

Dit veld is enkel actief als het type technologie een ‘interne verbrandingsmotor’ is en als de

energiedrager ‘gas afkomstig van de biomassa’ of ‘plantaardige olie’ is. Vul de CO2-

afgiftecoëfficiënt in van de brandstof t.o.v. de onderste verbrandingswaarde.

Het vrije invoerveld ‘Vermogen (nominaal of thermisch)’

Vul hier het thermisch vermogen van de WKK-installatie in.

Het ja/neen-veld ‘Elektrisch vermogen gekend’

Dit veld is enkel actief als de type technologie een ‘interne verbrandingsmotor’ is. Als het

elektrisch vermogen van de WKK-installatie is gekend, kies dan ‘Ja’. Als het elektrisch

vermogen is gekend, dan moet u het thermisch vermogen niet invoeren.

Het vrije invoerveld ‘Elektrisch vermogen’

Vul hier het elektrisch vermogen van de WKK-installatie in.

Page 128: Cursus EPB-software 3 gewesten

128

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Volume van het opslagvat’

Dit veld is enkel actief als er meerdere opwekkingstoestellen worden ingevoerd en waarbij de

warmtekrachtkoppeling het preferente toestel is. Vul hier het volume in van het opslagvat

dat dient voor het opslaan van warmte geleverd door de warmtekrachtkoppeling.

Het vrije invoerveld ‘Temperatuursverschil tussen vertrek en retour’

Dit veld is enkel actief als er meerdere opwekkingstoestellen worden ingevoerd en waarbij de

warmtekrachtkoppeling het preferente toestel is. Vul hier het verschil in tussen de

vertrektemperatuur en de retourtemperatuur.

Het ja/neen-veld ‘Ingebouwde ventilator’

Dit invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als er een ingebouwde

ventilator aanwezig is in de WKK, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Elektronische regeling’

Dit invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als er elektronische regeling

aanwezig is in de WKK, kies dan ‘Ja’.

Scherm 169 - Gebouwgebonden WKK

Warme lucht generator 5.3.2.4

Deze paragraaf bespreekt hoe u een warmeluchtgenerator kunt invoeren in de software. Er

moeten zes invoervelden worden ingevuld:

Page 129: Cursus EPB-software 3 gewesten

129

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 170 - Warme lucht generator

De keuzelijst ‘Energiedrager’

Kies hier de brandstof van de warme lucht generator.

Het ja/neen-veld ‘Het toestel staat buiten het beschermd volume’

Als de warmeluchtgenerator buiten het beschermd volume staat, kies dan ‘Ja’. Als de

warmeluchtgenerator binnen het beschermd volume staat, kies dan ‘Neen’.

Het vrije invoerveld ‘Testrendement bij 30% deellast’

Hier wordt het testrendement van het opwekkingstoestel ingegeven, bij een belasting van

30%. Het rendement dat u invult is het rendement ten opzichte van de onderste

verbrandingswaarde. De waarde moet geleverd worden door de fabrikant van het toestel

en moet in procent ingevuld worden (bijvoorbeeld: 1,04 moet ingevoerd worden als 104%).

Het ja/neen-veld ‘Het toestel heeft een waakvlam’

Een waakvlam is een voorziening in een toestel met gasbrander (alle toestellen met

energiedrager aardgas, propaan, butaan of LPG). De waakvlam zorgt ervoor dat het gas

vrijwel direct ontbrandt wanneer de gaskraan van een brander wordt geopend. Een

waakvlam is een klein vlammetje dat continu brandt. Een waakvlam, hoe klein ook, verbruikt

een hoeveelheid gas, dat kan beschouwd worden als een extra energieverbruik. Als een

waakvlam aanwezig is in het toestel, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Ingebouwde ventilator’

Dit invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als er een ingebouwde

ventilator aanwezig is in het toestel, kies dan ‘Ja’. In de meeste ketels of generatoren is een

ventilator ingebouwd, die elektrische energie verbruikt.

Het ja/neen-veld ‘Elektronische regeling’

Dit invoerveld is enkel actief in het geval van een EPW-project. Als er elektronische regeling

aanwezig is in het toestel, kies dan ‘Ja’.

Page 130: Cursus EPB-software 3 gewesten

130

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Externe warmtelevering 5.3.2.5

Als de nodige warmte voor het verwarmen van het gebouw, voor het opwekken van warm

tapwater, of voor de bevochtiging/koeling, opgewekt wordt op een ander perceel, spreekt

men van externe warmtelevering. Een typisch voorbeeld is stadsverwarming (waarbij de

warmte afkomstig kan zijn van bijvoorbeeld een elektriciteitscentrale, een industrieel

productieproces of afvalverbranding).

Bij het invoeren van een externe warmtelevering voert u de energiedrager en het rendement

van de externe warmtelevering in (in procent). Net als bij de andere

warmteopwekkingstoestellen kunt u aangeven of er hulpenergie aanwezig is (waakvlam,

ingebouwde ventilator, elektronische regeling).

Scherm 171 - Externe warmtelevering

5.3.3 Centrale verwarming - meerdere opwekkingstoestellen

Als meerdere opwekkingstoestellen samen warmte opwekken voor dezelfde energiesector,

dan moeten die toestellen worden ingevoerd als preferente en niet-preferente toestellen. In

het invoervenster ‘Verwarming’ kiest u bij het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’

voor ‘Ja’. Vervolgens verschijnt een tabel waarin u warmteopwekkingstoestellen kunt

toevoegen.

Scherm 172- Meerdere warmteopwekkingstoestellen aanmaken

Page 131: Cursus EPB-software 3 gewesten

131

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

U kunt een toestel toevoegen door op het blauwe plusteken te drukken. Als u een toestel wilt

verwijderen, dan selecteert u die in de tabel en klikt u op het rode kruis.

Als u een toestel selecteert in de tabel, kunt u onder de overzichtstabel de gegevens invullen.

De invoergegevens zijn dezelfde als bij het invoeren van één warmteopwekkingstoestel .

Het enige verschilpunt met de invoer van één warmteopwekkingstoestel is de keuzelijst

‘Prioriteit van de warmteopwekker’. Daar geeft u aan of het om een preferente of een niet-

preferente warmteopwekker gaat. Er kan maar één toestel het preferente toestel zijn. Alle

andere toestellen zijn niet-preferent.

Let op ! Als er een WKK wordt ingevoerd, is deze altijd het preferente toestel. Ook een

warmtepomp moet altijd als preferent toestel worden gezien. Als er een systeem is met een

WKK en een warmtepomp, dan is de WKK het preferente toestel.

Scherm 173 - Een preferent toestel invoeren

Scherm 174 - Een warmteopwekkingssysteem met een preferent en een niet-preferent toestel

Page 132: Cursus EPB-software 3 gewesten

132

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

5.4 Het tabblad ‘Opslagsysteem’

In het tabblad ‘Opslagsysteem’ moet u alle gegevens invoeren die nodig zijn om het

opslagrendement te berekenen. Dat tabblad is enkel actief bij EPW-projecten (nieuwbouw

wonen) met centrale verwarming.

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden :

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer van het opslagrendement’

Hier geeft u aan of u het opslagrendement direct wilt invoeren. Als u ‘Ja’ kiest, dan wordt het

vrije invoerveld ‘Opslagrendement’ actief en moet u het opslagrendement manueel

berekenen en invoeren. Als u ‘Neen’ kiest, dan wordt de keuzelijst ‘Warmteopslag in

buffervat’ actief.

Het vrije invoerveld ‘Opslagrendement’

Vul hier het opslagrendement in dat u zelf hebt berekend, in %. U moet een stavingsstuk

toevoegen om die waarde te bewijzen. Een beter opslagrendement moet berekend worden

op basis van het gelijkwaardigheidsprincipe.

Scherm 175 - Directe invoer opslagrendement

De keuzelijst ‘Warmteopslag in buffervat’

In deze lijst kunt u aangeven of er een buffervat is geplaatst. U kunt kiezen uit:

- geen buffervat aanwezig;

- buffervat binnen het beschermd volume;

- buffervat buiten het beschermd volume.

Scherm 176 - Waarde bij ontstentenis opslagrendement

5.5 Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’

In het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’ kunt u de hulpenergie voor alle pompen

invoeren. Afhankelijk van het type project (EPW- of EPU-projecten), moeten andere

gegevens worden ingevoerd.

5.5.1 Hulpenergie circulatiepompen bij EPW-projecten

Bij EPW-projecten (nieuwbouw wonen) met centrale verwarming is het tabblad ‘Hulpenergie

circulatiepompen’ actief. In het tabblad ziet u een tabel waarin allerlei soorten pompen

kunnen ingevoerd worden.

Page 133: Cursus EPB-software 3 gewesten

133

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als u klikt op het blauwe plusteken, voegt u een nieuwe pomp toe. Er verschijnt een keuzelijst

met de volgende pompen:

- Circulatiepomp per wooneenheid zonder regeling

o Een pomp die zorgt voor het circuleren van het water tussen de

opwekkingsinstallatie en de afgifte-elementen voor ruimteverwarming en die

enkel instaat voor de beschouwde wooneenheid. Er is geen circulatie van het

water naar andere wooneenheden. De pomp bevat geen pompregeling.

- Circulatiepomp per wooneenheid met regeling

o Een pomp die zorgt voor het circuleren van het water tussen de

opwekkingsinstallatie en de afgifte-elementen voor ruimteverwarming en die

enkel instaat voor de betreffende wooneenheid. Er is geen circulatie van het

water naar andere wooneenheden. De pomp bevat een pompregeling. Een

pompregeling koppelt de pomp aan de thermostaat en laat de pomp alleen

draaien indien dat nodig is.

- Circulatiepomp voor meerdere wooneenheden

o Een pomp die zorgt voor het circuleren van het water tussen de

opwekkingsinstallatie en de afgifte-elementen voor ruimteverwarming en die

instaat voor meerdere wooneenheden. Er is dus niet enkel circulatie van het

water naar de eigen wooneenheid. Er is een gescheiden warm

tapwatervoorziening en de pomp dient enkel voor ruimteverwarming.

- Pomp voor meerdere wooneenheden en tapwater

o Een pomp die zorgt voor het circuleren van het water tussen de

opwekkingsinstallatie en de afgifte-elementen voor ruimteverwarming en die

instaat voor meerdere wooneenheden. Er is dus niet enkel circulatie van het

water naar de eigen wooneenheid. De pomp dient ook voor de warm

tapwatervoorziening d.m.v. een afleverset, en is het ganse jaar in werking.

- Extra pomp bij gebruik buffervat voor verwarming

o Een pomp die het water van het buffervat naar de warmteafgifte elementen

pompt.

- Extra pomp tussen ketel en leidingen

o Een pomp tussen de ketel en de verzamelleidingen of een pomp tussen de

ketel en de verdeelleidingen.

- Extra pomp voor warmtewisselaar

o Een pomp voor een warmtewisselaar in een luchtbehandelingskast.

Let op! Per energiesector mag u elk type pomp maar één keer invoeren omdat de invloed

van de pomp wordt berekend op basis van het volume van de energiesector. Als er

bijvoorbeeld in uw project twee pompen aanwezig zijn van het type ‘extra pomp tussen ketel

en leidingen’ in één energiesector, dan moet u maar één pomp met type ‘extra pomp

tussen ketel en leidingen’ invoeren. Als u die pomp twee keer zou invoeren, wordt het effect

(onterecht) dubbel ingerekend.

Let op! Bij een project waarbij water wordt rondgestuurd om het project te verwarmen

(bijvoorbeeld voor radiatoren, vloerverwarming ...), is er altijd een circulatiepomp aanwezig

om het water rond te pompen.

Page 134: Cursus EPB-software 3 gewesten

134

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 177 - Hulpenergie circulatiepompen bij EPW-projecten

5.5.2 Hulpenergie circulatiepompen bij EPU-projecten

Bij EPU-projecten (nieuwbouw scholen en kantoren) met centrale verwarming is het tabblad

‘Hulpenergie circulatiepompen’ actief als het transportmedium ‘Water’ is. Er moet op dat

tabblad één invoerveld worden ingevuld.

Het ja/neen-veld ‘Meer dan 75% van de motoren voorzien van regeling’

In de warmwatercircuits van het EPU-volume, is een bepaald elektrisch vermogen aan

circulatiepompen geïnstalleerd. Een aantal van de pompmotoren kunnen voorzien zijn van

een automatisch werkende toerenregeling of een automatisch werkende aan/uit regeling.

Als het elektrische vermogen van de pompen met een automatische regeling meer dan 75%

van het totale opgestelde vermogen bedraagt, kies dan ‘Ja’.

Scherm 178 - Hulpenergie circulatiepompen bij EPW-projecten

5.6 Het tabblad ‘Verdeelsysteem’

In het tabblad ‘Verdeelsysteem’ vult u alle gegevens in die nodig zijn om het

verdeelrendement te berekenen. Dat tabblad is enkel actief bij EPW-projecten (nieuwbouw

wonen) met centrale verwarming.

U moet de volgende invoervelden invullen:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam in van het ingevoerde verdeelsysteem.

De keuzelijst ‘Type berekening’

Kies hier het type berekening. U kunt kiezen uit :

- vereenvoudigde berekening;

- gedetailleerde berekening.

Page 135: Cursus EPB-software 3 gewesten

135

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Afhankelijk van uw keuze, moeten andere waarden ingevoerd worden.

5.6.1 Het verdeelsysteem – vereenvoudigde berekening

Als u hebt gekozen voor een vereenvoudigde berekening, dan moet u enkel aangeven of

alle leidingen binnen het beschermd volume liggen.

Als bij centrale verwarming alle leidingen of kanalen binnen de isolatielaag van het

beschermd volume liggen, moet u ‘Ja’ kiezen. Als een deel van de leidingen in de

buitenomgeving of in een aangrenzende onverwarmde ruimte ligt, kiest u ‘Neen’ .

Scherm 179 - Het verdeelrendement - vereenvoudigde berekening

5.6.2 Het verdeelsysteem – gedetailleerde berekening

Als u hebt gekozen voor een gedetailleerde berekening, dan moet u alle segmenten die niet

binnen het beschermd volume liggen gedetailleerd invoeren.

De keuzelijst ‘Transportmedium’

Kies hier wat het transportmedium is. Er is keuze tussen :

- lucht als transportmedium;

- water als transportmedium.

Het ja/neen-veld ‘Gebruik de waarden bij ontstentenis voor de temp’

Als het transportmedium ‘Lucht’ is, is het mogelijk om de ontwerpvertrektemperatuur in te

voeren. Als u wenst te werken met de waarde bij ontstentenis voor de

ontwerpvertrektemperatuur (= 50°C), kies dan ‘Ja’. Als u een betere

ontwerpvertrektemperatuur hebt berekend en die zelf wilt invoeren, kies dan ‘Neen’. Als u

‘‘Neen’ kiest, verschijnt het vrije invoerveld ‘Ontwerpvertrektemperatuur’.

Het vrije invoerveld ‘Ontwerpvertrektemperatuur’

Vul hier de ontwerpvertrektemperatuur in.

Gegevens van het segment invoeren 5.6.2.1

Onder de bovenstaande invoervelden verschijnt een tabel waarin u alle segmenten van de

verdeelleiding kunt invoeren. Om een segment toe te voegen, drukt u op het blauwe

plusteken. Als u een segment selecteert in de tabel, kunt u onder de tabel de gegevens van

het segment invoeren (zie Scherm 180).

Page 136: Cursus EPB-software 3 gewesten

136

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 180- Verdeelsysteem - een segment invoeren

Per segment moeten de volgende invoervelden ingevoerd worden:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van het segment in.

Het vrije invoerveld ‘Lengte van het segment’

Vul hier de lengte van het segment in.

De keuzelijst ‘Omgeving van het segment’

Duid hier aan wat de omgeving van het segment is. De volgende keuzes zijn mogelijk :

- in een aangrenzende onverwarmde ruimte;

- in de buitenomgeving;

- ondergronds.

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer van de lineaire warmteweerstand’

Als u de lineaire warmteweerstand van het segment direct wilt invoeren, kies dan 'Ja’.

Vervolgens moet u de lineaire warmteweerstand invoeren. Als u de lineaire

warmteweerstand wil laten berekenen op basis van extra informatie, kies dan ‘Neen’.

Vervolgens moet u het type leiding ingeven.

Het vrije invoerveld ‘Lineaire warmteweerstand’

Vul hier de lineaire warmteweerstand van het segment in.

De keuzelijst ‘Type leiding’

Kies hier het type leiding. Er zijn twee mogelijkheden :

Page 137: Cursus EPB-software 3 gewesten

137

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- ronde leidingen en kanalen;

- rechthoekige leidingen en kanalen (enkel mogelijk als het transportmedium lucht is).

Het vrije invoerveld ‘Warmtegeleidingscoëfficiënt van de isolatie’

Geef hier de warmtegeleidingscoëfficiënt in van de isolatie rond de leiding of het kanaal.

Het vrije invoerveld ‘Dikte van de isolatielaag’

Dit invoerveld is alleen actief als het gaat om rechthoekige kanalen. Geef hier de dikte van

de isolatielaag in.

Het vrije invoerveld ‘Breedte van het kanaal’

Dit invoerveld is alleen actief als het gaat om rechthoekige kanalen. Geef hier de breedte

van het kanaal in.

Het vrije invoerveld ‘Hoogte van het kanaal’

Dit invoerveld is alleen actief als het gaat om rechthoekige kanalen. Geef hier de hoogte

van het kanaal in.

Het vrije invoerveld ‘Buitendiameter van de geïsoleerde leiding’

Dit invoerveld is alleen actief als het gaat om ronde leidingen. Geef hier de buitendiameter in

van de geïsoleerde leiding.

Het vrije invoerveld ‘Buitendiameter van de ongeïsoleerde leiding’

Dit invoerveld is alleen actief als het gaat om ronde leidingen. Geef hier de buitendiameter in

van de leiding zonder isolatie.

5.7 Het tabblad ‘Afgiftesystemen’

De invoervelden in het tabblad ‘Afgiftesystemen’ zijn verschillend voor EPW- en EPU-

projecten.

5.7.1 Het afgiftesysteem voor EPW-projecten

In het geval van een EPW-project (nieuwbouw wonen) kan het afgifterendement berekend

worden op een vereenvoudigde manier of op een gedetailleerde manier. In de keuzelijst

‘Type berekening’ kunt u kiezen hoe u het afgifterendement wilt berekenen.

Het afgiftesysteem voor EPW-projecten – vereenvoudigde berekening 5.7.1.1

Als u hebt gekozen voor een vereenvoudigde berekening van het afgifterendement, dan

moet u de volgende invoervelden invullen :

Het ja/neen- veld ‘Warmteafgifte-elementen voor beglazing’

Als één of meerdere warmteafgifte-elementen in de energiesector geheel of gedeeltelijk

voor beglazing opgesteld staan, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Regeling omgevingstemperatuur ruimte per ruimte’

Kies hier ‘Ja’ als bij een centraal verwarmingssysteem, een temperatuurgestuurde regeling

per ruimte aanwezig is. Dat betekent dat in alle ruimten van de beschouwde energiesector

de warmteafgifte zo geregeld is dat de warmtetoevoer automatisch afgesloten wordt van

zodra de instelwaarde van de binnentemperatuur bereikt is. Dit kan bijvoorbeeld door

thermostatische kranen op alle afgifte-elementen en/of door een thermostaatregeling in elke

ruimte. Eenvoudige afsluitkranen op radiatoren vallen niet in deze categorie.

Page 138: Cursus EPB-software 3 gewesten

138

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’

Kies hier ‘Neen’ als bij een centraal verwarmingssysteem, de instelwaarde van de

vertrektemperatuur in het verdeelsysteem variabel is, bijvoorbeeld: de vertrektemperatuur

wijzigt samen met de buitentemperatuur. Als de instelwaarde constant is, kies dan ‘Ja’.

Scherm 181- Het afgifterendement voor EPW-projecten - vereenvoudigde berekening

Als u in het tabblad ‘Verdeelsysteem’ koos voor een gedetailleerde berekening en u bij

‘Constante instelwaarde’ ‘Ja’ hebt aangeduid, verschijnen extra invoervelden:

Het ja/neen-veld ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegmengkraan’

Als het gaat om een standaardketel zonder namenging met behulp van een

driewegmengkraan, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Gebruik de waarden bij ontstentenis voor de temp’

Als u bij het ja/neen-veld ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’ hebt gekozen voor

‘Neen’ (of als u hier kiest voor ‘Ja’ en vervolgens voor ‘Neen’ bij het ja/neen-veld ‘Zonder

namenging m.b.v. een driewegmengkraan’) en het verdeelsysteem op een gedetailleerde

manier wordt berekend, moet u dit veld ook invullen.

Geef hier aan of u de waarden bij ontstentenis wilt gebruiken voor de ontwerpvertrek- en de

ontwerpretourtemperatuur. Als u kiest voor ‘Neen’, dan moet u de twee waarden invullen.

Het afgiftesysteem voor EPW-projecten – gedetailleerde berekening 5.7.1.2

Als u kiest voor een gedetailleerde berekening van het afgifterendement, dan moet u alle

invoervelden die worden gevraagd voor een vereenvoudigde berekening invullen (zie

5.7.1.1) en enkele nieuwe velden.

De keuzelijst ‘Soort afgiftesysteem’

Kies hier welk afgiftesysteem is geplaatst in de energiesector. De volgende keuzes zijn

beschikbaar:

- oppervlakteverwarming (vloer, muur, plafond);

- andere (radiatoren,…).

De keuzelijst ‘Soort afgifteoppervlak’

Dat invoerveld verschijnt enkel als bij ‘Soort afgiftesysteem’ is gekozen voor

‘Oppervlakteverwarming’. Er is keuze tussen :

- vloerverwarming;

- muurverwarming.

Als u bij ‘Soort afgiftesysteem’ hebt gekozen voor ‘Andere (radiatoren,…)’, dan verschijnt een

tabel waarin u alle warmteafgifte-elementen in contact met een buitenconstructie kunt

invoeren (zie Scherm 182). U moet de oppervlakte van het warmteafgifte-element ingeven

Page 139: Cursus EPB-software 3 gewesten

139

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

en de constructie selecteren waarvoor het warmteafgifte-element staat. Vervolgens geeft u

aan of er een stralingsscherm aanwezig is achter de radiator. U moet in de tabel alle

radiatoren invoeren. Dat kan door te drukken op het blauwe plusteken.

Scherm 182 - Het afgifterendement - gedetailleerde berekening – andere

Als u bij ‘Soort afgiftesysteem’ hebt gekozen voor ‘Oppervlakteverwarming’ en bij ‘Soort

afgifteoppervlak’ voor ‘Vloerverwarming’, dan moet u in de tabel alle vloeren ingeven

waarin er vloerverwarming is geplaatst (zie Scherm 183). Per vloerdeel moet u de

oppervlakte ingeven (enkel waar er effectief vloerverwarming is geplaatst) en u moet ook

aangeven welke constructie uit de energetische boomstructuur de vloerverwarming bevat.

Scherm 183 - Het afgifterendement - gedetailleerde berekening – vloerverwarming

Als u bij ‘Soort afgifteoppervlak’ kiest voor ‘Muurverwarming’, dan moet u alle muren ingeven

waarin er muurverwarming is geplaatst. De werking is gelijkaardig aan die van

vloerverwarming.

5.7.2 Het afgiftesysteem voor EPU-projecten

Voor EPU-projecten (nieuwbouw scholen en kantoren) moet in het tabblad ‘Afgiftesystemen’

maar één invoerveld ingevuld worden :

De keuzelijst ‘Soort afgiftesysteem’

Kies hier welk afgiftesysteem is geplaatst in de energiesector. De volgende keuzes zijn

beschikbaar :

- oppervlakteverwarming (vloer, muur, plafond);

- andere (radiatoren,…).

Page 140: Cursus EPB-software 3 gewesten

140

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 184 - Het afgiftesysteem voor EPU-projecten

5.8 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

Er zijn enkele formuleringen in de nieuwe EPB-software die niet helemaal overeenkomen met

de formuleringen uit de oude EPB-software. Het gaat vooral om ja/neen-velden waarin het

tegenovergestelde wordt gevraagd. Hier moet u dus voorzichtig mee omgaan. Bijvoorbeeld :

in uw project staat het warmteopwekkingstoestel binnen het beschermd volume. In de oude

EPB-software moet u bij het veld ‘Het toestel staat binnen het beschermd volume’ ‘Ja’

aanvinken. In de nieuwe EPB-software moet u ‘Neen’ kiezen bij het ja/neen-veld ‘Het toestel

staat buiten het beschermd volume’.

Er zijn drie velden waar dat probleem zich voordoet. Let dus goed op dat u hier geen fouten

maakt. De onderstaande tabel toont welke formuleringen er anders zijn in beide

softwarepakketten.

Benaming in de huidige EPB-software Benaming in de nieuwe EPB-software

Afgiftesysteem

Variabele instelwaarde vertrektemperatuur Constante instelwaarde vertrektemperatuur

Warmteopwekkingssysteem

Het toestel staat binnen het beschermd

volume

Het toestel staat buiten het beschermd

volume

De ketel kan volledig afkoelen De ketel wordt op temperatuur gehouden

5.9 Nieuwe modules

Er zijn vele nieuwe modules in de nieuwe EPB-software die niet geïmplementeerd zijn in de

oude EPB-software.

5.9.1 Invoeren van een warmtepomp met directe verdamping en directe

condensatie

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om een warmtepomp in de voeren met directe

verdamping en directe condensatie (= warmtepompen met directe warmtewisseling).

Onder warmtepompen met directe warmtewisseling worden toestellen verstaan die minstens

één van de volgende elementen bevatten :

- verdampers die in de bodem ingebracht zijn en die voelbare warmte door geleiding

rechtstreeks aan de bodem onttrekken, zonder tussenkomst van een intermediair

transportfluïdum zoals water of een antivriesoplossing;

- condensors die in de structuur van het gebouw ingebed zijn en de warmte

rechtstreeks aan de gebouwstructuur afgeven, zonder tussenkomst van een

intermediair transportfluïdum zoals lucht of water.

Voor meer informatie over het invoeren van warmtepompen met directe warmtewisseling,

zie hoofdstuk 5.3.2.2.

Page 141: Cursus EPB-software 3 gewesten

141

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

5.9.2 Invoeren van een warmtepomp met een elektrische bijverwarming

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om een warmtepomp in te voeren waarin een

elektrische bijverwarming is verwerkt. In de oude EPB-software moest dit berekend worden via

een extern rekenblad. Zie hoofdstuk 5.3.2.2 voor meer informatie.

5.9.3 Invoeren van een warmtekrachtkoppeling (WKK)

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om een gebouwgebonden

warmtekrachtkoppeling in te voeren. In de oude EPB-software moest dit berekend worden

via een extern rekenblad. Warmtekrachtkoppeling is een energetisch proces waarbij warmte

en elektriciteit in eenzelfde installatie wordt opgewekt. Zie hoofdstuk 5.3.2.3 voor meer

informatie.

5.9.4 Invoeren van meerdere opwekkingstoestellen met preferente en niet-

preferente opwekkers

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om een verwarmingssysteem in te voeren met

meerdere opwekkingstoestellen. In de oude EPB-software moest dit berekend worden via

een extern rekenblad. Zie hoofdstuk 5.3.3 voor meer informatie.

5.9.5 Detailberekening verdeelrendement

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om het verdeelrendement gedetailleerd te

berekenen. Zie hoofdstuk 5.6.2 voor meer informatie.

5.9.6 Detailberekening afgifterendement

In de nieuwe EPB-software is het mogelijk om het afgifterendement gedetailleerd te

berekenen. Zie hoofdstuk 5.7.1.2 voor meer informatie.

5.10 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

5.3 Het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/verwarmingssysteem

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/warmtepomp

- EPW : Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 10.2.2 en 10.2.3

- EPU : Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 7.3 en 7.4.1

5.4 Het tabblad ‘Opslagsysteem’

- EPW : Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 9.2

5.5 Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/hulpenergie

- EPW : Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 11.1

- EPU : Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 8.2

Page 142: Cursus EPB-software 3 gewesten

142

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

5.6 Het tabblad ‘Verdeelsysteem’

- EPW : Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 9.2 en Bijlage E

5.7 Het tabblad ‘Afgiftesystemen’

- EPW : Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 9.2 en Bijlage D

- EPU : Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 6.3

Page 143: Cursus EPB-software 3 gewesten

143

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

6 Koeling

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u koelinstallaties invoert in een EPW- en EPU-project. De gegevens

over koeling voert u in per energiesector.

6.1 Actieve koeling invoeren in een EPW-project

Voor een EPW-project rapporteert u enkel of er in de energiesector actieve koeling aanwezig

is of niet.

Als in de energiesector actieve koeling is toegepast, selecteer dan in het tabblad

‘Installatiecomponenten’ ‘Ja’ bij het ja/neen-veld ‘Actieve koeling’. Als geen actieve koeling

aanwezig is, vinkt u ‘Neen’ aan.

Scherm 185 – Het invoervenster ‘Energiesector’ - EPW

6.2 Actieve koeling invoeren in een EPU-project

Bij EPU-projecten voert u de gegevens over koeling in onder de knoop ‘Koeling’ in de

energetische boomstructuur. De knoop ‘Koeling’ is standaard niet actief. U moet die zelf

aanmaken in de knoop van de energiesector waarvoor u de gegevens voor koeling wenst

in te voeren.

6.2.1 Algemeen

Om de knoop ‘Koeling’ aan te maken, klikt u op de knoop van de energiesector waarvoor u

wenst in te voeren of er koeling aanwezig is. Als een koelsysteem aanwezig is, selecteer dan

in het invoervenster ‘Energiesector’ in het tabblad ‘Installatiecomponenten’ het selectievakje

‘Ja’ naast ‘Koelsysteem’ (zie Scherm 186). De software maakt vervolgens een subknoop

‘Koeling’ aan onder de knoop ‘Energiesector’.

De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt: de software geeft voor elke energiesector

automatisch aan dat er geen actieve koeling aanwezig is.

Page 144: Cursus EPB-software 3 gewesten

144

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 186 – Het invoervenster ‘Energiesector’ - EPU

Door te klikken op de knoop ‘Koeling’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’, wordt het

invoervenster ‘Koeling’ getoond. In het invoervenster ‘Koeling’ vult u de eigenschappen van

het koelsysteem in.

Het invoervenster bestaat uit twee delen. Het bovenste deel bevat de algemene gegevens

over het koelsysteem: de naam en de soort. Het onderste deel bevat tabbladen om de

specifieke gegevens van het toegepaste koelsysteem in te voeren.

De EPB-software stelt automatisch een naam voor, zoals ‘koelinst.1’. Via het vrije invoerveld

‘Naam’ kunt u zelf een naam toekennen aan de koelinstallatie van deze energiesector. In

het keuzeveld ‘ Soort koeling’ kiest u de aard van het koelsysteem.

Als ‘Soort koeling’ kunt u kiezen uit:

- ‘Plaatselijke koeling’: de koude wordt afgegeven in de ruimte waar ze wordt

geproduceerd;

- ‘Centrale koeling’: de koude wordt, via een koelmiddel, naar meer dan één ruimte

binnen de energiesector getransporteerd;

- ‘Gedeelde centrale koeling (meerdere ES)’: de koude wordt, via een koelmiddel,

naar meerdere energiesectoren getransporteerd.

Scherm 187 – Het keuzeveld ‘soort koeling’

De keuze van de ‘Soort koeling’ bepaalt welke invoervelden en tabbladen in het

invoervenster ‘Koeling’ actief worden.

Page 145: Cursus EPB-software 3 gewesten

145

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 188 – Het invoervenster ‘Koeling’

Het invoeren van een koelsysteem bij EPU-projecten is verschillend voor projecten met de

aanvraagdatum van een vergunning of de meldingsdatum vanaf 01/01/2014. De manier

van invoeren is verschillend dan bij projecten met aanvraagdatum of meldingsdatum vóór

01/01/2014. De twee mogelijke manieren van invoeren worden in de volgende twee

hoofdstukken besproken.

6.2.2 Koeling bij projecten met aanvraagdatum/meldingdatum vóór

01/01/2014

Voor projecten met de aanvraagdatum van de vergunning of de meldingsdatum vóór

01/01/2014, is het mogelijk om drie soorten koelsystemen in te voeren. Deze drie systemen

worden apart uitgelegd in dit hoofdstuk.

Plaatselijke koeling 6.2.2.1

Als een plaatselijk koelsysteem aanwezig is, moet u enkel de vrije invoervelden ‘Merk’,

‘product-ID’, het ‘Soort toestel’, de ‘Energiedrager’ en de ‘Prestatiecoëfficiënt’ invullen in het

tabblad ‘Koudeleverancier’. Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’ is niet actief.

Via de bibliotheekregel kunt u een koelsysteem uit de bibliotheek selecteren.

Scherm 189 – Het invoervenster ‘Koeling’ voor plaatselijke koeling, via vrije invoer

Page 146: Cursus EPB-software 3 gewesten

146

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als u de gegevens invoert via de bibliotheekregel of als u de ingevulde gegevens opslaat in

de bibliotheek, verschijnt achter de invoervelden een blauw ‘herstel’-icoon . Door te

klikken op het blauwe ‘herstel’-icoon kunnen projectspecifieke gegevens zoals ‘Soort

toestel’, ‘Energiedrager’ en ‘Prestatiecoëfficiënt (EER test)’ hersteld worden naar de

bibliotheekwaarden.

Scherm 190 – Het invoervenster ‘Koeling’ voor plaatselijke koeling, via bibliotheek invoer

Centrale koeling 6.2.2.2

Als een centraal koelsysteem aanwezig is, kiest u als ‘Soort koeling’ voor ‘Centrale koeling’. Er

verschijnen twee bijkomende invoervelden: ‘Soort koeltransportmedium’ en ‘Meerdere

opwekkingstoestellen’.

De keuzelijst ‘Soort koeltransportmedium’

U kiest uit de keuzelijst het medium waarmee de koude wordt getransporteerd. De keuzelijst

bevat de volgende opties:

- lucht;

- water;

- water en lucht.

Scherm 191 – Soort koeltransportmedium

Het ja/neen-veld ‘Meerdere Opwekkingstoestellen’

De EPB-software zet de selectie standaard op ‘Neen’. Als in de koelinstallatie meerdere

koelopwekkingssystemen aanwezig zijn, kiest u ‘Ja’. Meer informatie hierover, kunt u vinden in

hoofdstuk 5.3.3.

Het tabblad ‘Koudeleverancier’

Na uw keuze voor het transportmedium vult u het tabblad ‘Koudeleverancier’ aan, zoals

beschreven onder 6.2.2.1.

Page 147: Cursus EPB-software 3 gewesten

147

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als u hebt aangegeven dat er meerdere opwekkingstoestellen zijn, dan ziet het tabblad

‘Koudeleverancier’ er anders uit. Het tabblad ‘Koudeleverancier’ toont een overzichtstabel

van de aanwezige koelsystemen. Via het blauwe plusteken onderaan de tabel kunt u een

koelsysteem toevoegen. Via de bibliotheekregel kunt u een koelsysteem uit de bibliotheek

selecteren. De gegevens uit de bibliotheek worden vervolgens overgenomen in het project.

Per ingevoerd koelsysteem moet u dezelfde gegevens invoeren als wanneer er één toestel

aanwezig is. U moet enkel aangeven of het gaat om een preferente of niet-preferentie

opwekker.

Scherm 192 – Het tabblad ‘Koudeleverancier’, in het geval van meerdere opwekkingstoestellen

Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’

Als u kiest voor ‘Water’ of ‘Water en lucht’ als soort koeltransportmedium wordt, naast het

tabblad ‘Koudeleverancier’ ook het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’ actief.

In de koelwatercircuits van een EPU-volume, is een bepaald elektrisch vermogen aan

circulatiepompen geïnstalleerd. Een aantal van de pompmotoren kan voorzien zijn van een

automatisch werkende toerenregeling.

Kies ‘Ja’ bij het ja/neen-veld ‘Meer dan 75% v.d. motoren voorzien van regeling’, als meer

dan 75% van het opgestelde elekrische vermogen aan pompmotoren in koelwatercircuits is

voorzien van een automatisch werkende toerenregeling of een automatisch werkende

aan/uit regeling. Kies ‘Neen’ als dat niet het geval is.

Let op! Die keuze geldt voor de ganse EPB-eenheid.

Page 148: Cursus EPB-software 3 gewesten

148

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 193 – Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’ in het invoervenster ‘Koeling’

Gedeelde centrale koeling (meerdere ES) 6.2.2.3

Meer informatie over hoe u een gedeeld koelsysteem kunt invoeren, kunt u vinden in

hoofdstuk 15.4.

6.2.3 Koeling bij projecten met aanvraagdatum/meldingsdatum vanaf

01/01/2014

Voor projecten met de aanvraagdatum van de vergunning of de meldingsdatum vanaf

01/01/2014, is de nieuwe Epicool rekenmethode van toepassing. Deze methode laat toe om

de koelsystemen gedetailleerder in te voeren. Meer informatie over de nieuwe Epicool

rekenmethode, kunt u vinden in Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode Epicool.

In dit hoofdstuk worden de drie systemen besproken die mogelijk zijn bij projecten met de

aanvraagdatum van de vergunning of de meldingsdatum vanaf 01/01/2014.

Plaatselijke koeling 6.2.3.1

Scherm 194 toont het invoervenster ‘Koeling’ in het geval van ‘Plaatselijke koeling’.

Scherm 194 – Het invoervenster ‘Koeling’ in geval van ‘Plaatselijke koeling’

De nieuwe rekenmethode Epicool introduceert enkele nieuwe invoervelden in de interface

van de EPB-software:

Page 149: Cursus EPB-software 3 gewesten

149

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Koeling gedetailleerd’

De rekenwaarde voor het extra elektriciteitsverbruik voor koelmachines kan bepaald worden

via een vereenvoudigde methode of een gedetailleerde methode. Kies ‘Ja’ om het

hulpenergieverbruik voor koeling gedetailleerd te berekenen. Kies ‘Neen’ om het

hulpenergieverbruik voor koeling vereenvoudigd te berekenen.

De keuzelijst ‘Type opwekker’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Kies hier het type

opwekker uit een keuzelijst. Die keuzelijst is samengesteld uit:

- compressiekoelmachine.

De keuzelijst ‘Type compressiekoelmachine’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Kies hier het type

compressiekoelmachine uit een keuzelijst. Die keuzelijst is samengesteld uit:

luchtgekoelde klimaatregelaar, of luchtgekoeld multi-split systeem;

multi-split systeem met variabel koelmiddeldebiet (VRF);

watergekoelde klimaatregelaar, of watergekoeld multi-split systeem;

warmtepomp lucht/water, of luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met of zonder

aparte condensor;

warmtepomp (geglycoleerd) water/water, of watergekoelde koelgroep voor

koelwater.

De keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Duidt hier aan of u het

opwekkingsrendement voor actieve koeling wil bepalen aan de hand van de waarde bij

ontstentenis (vereenvoudigd) of gedetailleerd. De keuzelijst ‘Methode voor het

opwekkingsrendement’ is samengesteld uit:

vereenvoudigd (zie Scherm 195);

gedetailleerd (zie Scherm 196).

Als u kiest voor een vereenvoudigde methode, hoeft u enkel gegevens in te voeren in het

tabblad ‘Compressor’ (zie 6.2.3.1.2).

Scherm 195 – Plaatselijke koeling: vereenvoudigde bepaling opwekkingsrendement

compressiekoelmachine

De keuze ‘Gedetailleerd’ activeert een aantal nieuwe invoervelden.

Page 150: Cursus EPB-software 3 gewesten

150

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 196 - Plaatselijke koeling: gedetailleerde bepaling opwekkingsrendement

compressiekoelmachine

Het vrije-invoerveld ‘Prestatiecoëfficiënt EERnom’ (+ stavingsstuk)

Door de keuze ‘Gedetailleerd’ uit de keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Prestatiecoëfficiënt EERnom’. Vul hier de prestatiecoëfficiënt

van de koelmachine in, bepaald volgens NBN EN 14511 bij standard rating conditions, zoals

vastgelegd in deel 2 van de norm. Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’ (zie Scherm

196).

Het ja/neen-veld ‘Temperatuur in nominaal werkingspunt gekend’

Door de keuze ‘Gedetailleerd’ uit de keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

verschijnt het ja/neen-veld ‘Temperatuur in nominaal werkingspunt gekend’. Vink het

selectievakje ‘Ja’ aan om de werkingstemperatuur van de condensor en de verdamper in

het nominaal werkingspunt in te voeren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om voor die

temperaturen de waarde bij ontstentenis te gebruiken.

Het vrije-invoerveld ‘T° van de verdamper in nominaal werkingspunt’(+ stavingsstuk)

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘T° in nominaal werkingspunt

gekend’, verschijnt het vrije-invoerveld ‘T° van de verdamper in nominaal werkingspunt’. Vul

hier de werkingstemperatuur van de verdamper in het nominaal werkingspunt in, uitgedrukt

in °C. Voor machines die warmte afgeven aan lucht is dit de drogeboltemperatuur aan de

ingang van de verdamper. Voor machines die warmte afgeven aan water is dit de

temperatuur aan de uitgang van de verdamper. Staaf deze waarde in het veld

‘Stavingsstuk’ (zie Scherm 196).

Het vrije-invoerveld ‘T° van de condensor in nominaal werkingspunt’(+ stavingsstuk)

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘T° in nominaal werkingspunt

gekend’, verschijnt het vrije-invoerveld ‘T° van de condensor in nominaal werkingspunt’. Vul

hier de werkingstemperatuur van de condensor in het nominaal werkingspunt in, uitgedrukt in

°C. Voor luchtgekoelde machines is dit de drogeboltemperatuur aan de ingang van de

condensor. Voor watergekoelde machines is dit de temperatuur aan de ingang van de

condensor. Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’ (zie Scherm 196).

Page 151: Cursus EPB-software 3 gewesten

151

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Seizoensprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines gekend’

Door de keuze ‘Gedetailleerd’ uit de keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’,

verschijnt het ja/neen-veld ‘Seizoensprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines

gekend’. Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om de seizoensprestatiecoëfficiënt voor de

compressiekoelmachine in te voeren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om te rekenen met

een waarde bij ontstentenis.

Het vrije-invoerveld ‘Seizoensprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines’ (+

stavingsstuk)

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Seizoensprestatiecoëfficiënt

voor compressiekoelmachines gekend’, verschijnt het vrije-invoerveld

‘Seizoensprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines’. Vul hier de

seizoensprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines in, bepaald volgens prEN14825.

Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’ (zie Scherm 196).

Het overzichtsveld ‘Warmtepompen van de energiesector’

Door de keuze van ‘Multi-split systeem met variabel koelmiddeldebiet (VRF)’ van het ja/neen-

veld type ‘Compressiekoelmachine’ verschijnt het overzichtsveld ‘Warmtepompen van de

energiesector’ (zie Scherm 197). Dat veld geeft een overzicht van alle warmtepompen

gedefinieerd in de knoop ‘Verwarming’ van dezelfde energiesector als het multi-split systeem

met variabel koelmiddeldebiet (VRF). Vink in dat overzichtsveld de warmtepomp aan, die

verbonden is met het multi-split systeem met variabel koelmiddeldebiet (VRF).

Scherm 197 – Het overzichtsveld ‘Warmtepompen van de energiesector’

Het ja/neen-veld ‘Monobloc machine’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt als u het

volgende type compressiekoelmachine kiest:

- luchtgekoelde klimaatregelaar, of luchtgekoeld multi-split systeem;

- multi-split systeem met variabel koelmiddeldebiet (VRF);

Page 152: Cursus EPB-software 3 gewesten

152

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- warmtepomp lucht/water, of luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met of zonder

aparte condensor.

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de compressor en condensor een geheel vormen en het

gebruik van de ventilator dus begrepen is in de EER. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als de

compressor en condensor geen geheel vormen (bijvoorbeeld, als de condensor van het type

koeltoren of ondergrondse warmtewisselaar is). Door die keuze activeert het tabblad

‘Condensatiecircuit’ waarin het type condensor verder gespecifieerd kan worden.

Het ja/neen-veld ‘Free-chilling’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt als u het

volgende type compressiekoelmachine kiest:

- warmtepomp lucht/water, of luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met of zonder

aparte condensor;

- warmtepomp (geglycoleerd) water/water, of watergekoelde koelgroep voor

koelwater.

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de koudeleverancier ontworpen is om in free-chilling

mode te werken. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines ontworpen voor free-chilling’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Free-chilling’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines ontworpen voor free-chilling’. Vul hier het totale

nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) in die ontworpen zijn om in free-chilling

mode te werken, uitgedrukt in kW.

Het vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines niet ontworpen voor free-chilling’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Free-chilling’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines niet ontworpen voor free-chilling’. Vul hier het

totale nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) in die niet ontworpen zijn om in

free-chilling mode te werken, uitgedrukt in kW.

6.2.3.1.1 Het tabblad ‘Verdampingscircuit

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt als u het

volgende type compressiekoelmachine kiest:

- warmtepomp lucht/water, of luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met of znder

aparte condensor;

- warmtepomp (geglycoleerd) water/water, of watergekoelde koelgroep voor

koelwater.

Het tabblad ‘Verdampingscircuit’ bevat het volgende invoerveld (zie Scherm 198):

De keuzelijst ‘Type van emissie’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- koelplafonds en/of koudebalken;

- andere.

Page 153: Cursus EPB-software 3 gewesten

153

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 198 – Het tabblad ‘Verdampingscircuit’

6.2.3.1.2 Het tabblad ‘Compressor’

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Het tabblad ‘Compressor’ is

voor elk type compressiekoelmachine actief.

Het tabblad ‘Compressor’ bevat de volgende invoervelden (zie Scherm 199):

Het ja/neen-veld ‘Het type compressor is gekend’.

Vind het selectievakje ‘Ja’ aan indien het type compressor gekend is. Vink het selectievakje

‘Neen’ aan in het andere geval.

De keuzelijst ‘Type compressor’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- zuigercompressor;

- scrollcompressor;

- schroefcompressor.

Scherm 199 – Het tabblad ‘Compressor’

6.2.3.1.3 Het tabblad ‘Condensatiecircuit’

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Het tabblad

‘Condensatiecircuit’ activeert door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-

veld ‘Monobloc machine’ (voor de types compressiekoelmachine ‘Luchtgekoelde

klimaatregelaar, of luchtgekoeld multi-split systeem’, ‘Multi-split systeem met variabel

koelmiddeldebiet (VRF)’ en ‘Warmtepomp lucht/water, of luchtgekoelde koelgroep voor

koelwater met of zonder aparte condensor’).

Dit tabblad is ook actief bij het type compressiekoelmachine ‘Watergekoelde

klimaatregelaar, of ‘Watergekoeld multi-split systeem’.

Het tabblad ‘Condensatiecircuit’ bevat het volgende invoerveld (zie Scherm 200):

De keuzelijst ‘Type condensor’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- koeltoren;

- ondergrondse warmtewisselaar.

Page 154: Cursus EPB-software 3 gewesten

154

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 200 – Het tabblad ‘Condensatiecircuit’

Centrale koeling 6.2.3.2

Scherm 201 toont het invoervenster ‘Koeling’ in het geval van ‘Centrale koeling’.

Scherm 201 – Het invoervenster ‘Koeling’ in geval van ‘Centrale koeling’

De nieuwe rekenmethode EpiCool introduceert enkele nieuwe invoervelden in de interface

van de EPB-software:

Het ja/neen-veld ‘Koeling gedetailleerd’

De rekenwaarde voor het extra elektriciteitsverbruik voor koelmachines kan bepaald worden

via een vereenvoudigde methode of een gedetailleerde methode. Vink het selectievakje

‘Ja’ aan om het hulpenergieverbruik voor koeling gedetailleerd te berekenen. Vink het

selectievakje ‘Neen’ aan om het hulpenergieverbruik voor koeling vereenvoudigd te

berekenen.

Het ja/neen-veld ‘Het type vloeistof is niet water maar een koelvloeistof’

Als bij centrale koeling een koelmiddel als transportmedium wordt toegepast in plaats van

water, wordt de weegfactor voor leiding- en kanaalverliezen in de Epicool-methode

gecorrigeerd.

Om te bepalen of een correctie moet worden toegepast, bevat de EPB-software het

ja/neen-veld ‘Het type vloeistof is niet water maar een koelvloeistof’ (zie Scherm 202).

Scherm 202 – Het ja/neen-veld ‘Het type vloeistof is niet water maar een koelvloeistof’

Page 155: Cursus EPB-software 3 gewesten

155

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De keuzelijst ‘Type opwekker’

Kies hier het type opwekker. De keuzelijst is samengesteld uit:

compressiekoelmachine;

o zie 6.2.3.1 voor meer informatie over hoe u dergelijk systeem moet invoeren.

thermisch aangedreven koelmachine;

o de invoervelden worden hieronder besproken.

geo-cooling (open systeem)

o er is geen verdere invoer vereist.

Als u kiest voor een ‘thermisch aangedreven koelmachine’, moet u de volgende

invoervelden invullen:

De keuzelijst ‘Type thermisch aangedreven koelmachine’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. De keuzelijst is

samengesteld uit:

- watergekoelde thermisch aangedreven koelmachine;

- luchtgekoelde thermisch aangedreven koelmachine.

De keuzelijst ‘Energiedrager’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. De keuzelijst

‘Energiedrager’ is samengesteld uit:

- aardgas;

- gasolie;

- butaan;

- propaan;

- LPG;

- kolen;

- houtkachel;

- elektriciteit;

- elektriciteit uit WKK;

- andere brandstof.

Het ja/neen-veld ‘Free-chilling’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Vink het selectievakje ‘Ja’

aan indien de koudeleverancier ontworpen is om in free-chilling modus te werken. Vink het

selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines ontworpen voor free-chilling’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Free-chilling’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines ontworpen voor free-chilling’. Vul hier het totale

nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) in die ontworpen zijn om in free-chilling

modus te werken, uitgedrukt in kW.

Het vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines niet ontworpen voor free-chilling’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Free-chilling’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Koelvermogen machines niet ontworpen voor free-chilling’. Vul hier het

totale nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) in die niet ontworpen zijn om in

free-chilling modus te werken, uitgedrukt in kW.

Page 156: Cursus EPB-software 3 gewesten

156

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

Dit invoerveld maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’. Duidt hier aan of u het

opwekkingsrendement voor actieve koeling wil bepalen aan de hand van de waarde bij

ontstentenis (vereenvoudigd) of gedetailleerd. De keuzelijst ‘Methode voor het

opwekkingsrendement’ is samengesteld uit:

- vereenvoudigd (zie Scherm 203);

- gedetailleerd (zie Scherm 204).

Scherm 203 – Centrale koeling: vereenvoudigde bepaling opwekkingsrendement thermisch

aangedreven koelmachine

Als u kiest voor een gedetailleerde rekenmethode, worden een aantal nieuwe invoervelden

geactiveerd.

Scherm 204 – Centrale koeling: gedetailleerde bepaling opwekkingsrendement thermisch

aangedreven koelmachine

Page 157: Cursus EPB-software 3 gewesten

157

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Prestatiecoëfficiënt EERnom’ (+ gemeenschappelijk stavingsstuk)

Door de keuze ‘Gedetailleerd’ in de keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Prestatiecoëfficiënt EERnom’. Vul hier de prestatiecoëfficiënt

van de koelmachine in. Voor thermische aangedreven koelmachines bepaald volgens ARI

standard 560-2000 bij standard rating conditions. Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’

(zie Scherm 204).

Het ja/neen-veld ‘Temperatuur in nominaal werkingspunt gekend’

Door de keuze ‘Gedetailleerd’ in de keuzelijst ‘Methode voor het opwekkingsrendement’

verschijnt het ja/neen-veld ‘Temperatuur in nominaal werkingspunt gekend’. Vink het

selectievakje ‘Ja’ aan om de werkingstemperatuur van de condensor en de verdamper in

het nominaal werkingspunt in te voeren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om voor die

temperaturen de waarde bij ontstentenis te gebruiken.

Het vrije-invoerveld ‘T° van de verdamper in nominaal werkingspunt’ (+ gemeenschappelijk

stavingsstuk)

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘T° in nominaal werkingspunt

gekend’, verschijnt het vrije-invoerveld ‘T° van de verdamper in nominaal werkingspunt’. Vul

hier de werkingstemperatuur van de verdamper in het nominaal werkingspunt in, uitgedrukt

in °C. Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’ (zie Scherm 204).

Het vrije-invoerveld ‘T° van de condensor in nominaal werkingspunt’(+ gemeenschappelijk

stavingsstuk)

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘T° in nominaal werkingspunt

gekend’, verschijnt het vrije-invoerveld ‘T° van de condensor in nominaal werkingspunt’. Vul

hier de werkingstemperatuur van de condensor in het nominaal werkingspunt in, uitgedrukt in

°C. Staaf deze waarde in het veld ‘Stavingsstuk’ (zie Scherm 204).

6.2.3.2.1 Het tabblad ‘Warmteopwekkingssysteem’

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt voor zowel

watergekoelde als luchtgekoelde thermisch aangedreven koelmachines.

Het tabblad ‘Warmteopwekkingssysteem’ bevat het volgende invoerveld (zie Scherm 205):

De keuzelijst ‘Type verwarming van de absorptiekoelmachine’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- direct;

- indirect.

Scherm 205 – Het tabblad ‘Warmteopwekkingssysteem’

Page 158: Cursus EPB-software 3 gewesten

158

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

6.2.3.2.2 Het tabblad ‘Verdampingscircuit’

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt voor zowel

watergekoelde als luchtgekoelde thermisch aangedreven koelmachines.

Het tabblad ‘Verdampingscircuit’ bevat het volgende invoerveld (zie Scherm 198):

De keuzelijst ‘Type van emissie’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- koelplafonds en/of koudebalken;

- andere.

6.2.3.2.3 Het tabblad ‘Compressor’

Dit tabblad is steeds inactief voor thermisch aangedreven koelmachines.

6.2.3.2.4 Het tabblad ‘Condensatiecircuit’

Dit tabblad maakt deel uit van het tabblad ‘Koudeleverancier’ en verschijnt voor zowel

watergekoelde als luchtgekoelde thermisch aangedreven koelmachines.

Het tabblad ‘Condensatiecircuit’ bevat het volgend invoerveld (zie Scherm 200):

De keuzelijst ‘Type condensor’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- koeltoren;

- ondergrondse warmtewisselaar.

Gedeelde centrale koeling (meerdere ES) 6.2.3.3

Meer informatie over hoe u een gedeeld koelsysteem kunt invoeren, kunt u vinden in

hoofdstuk 15.4.

6.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

6.3.1 Preferente en niet-preferente opwekkingssystemen

De combinatie van preferente en niet-preferente opwekkingssystemen wordt in de oude EPB-

software in rekening gebracht door berekening in een extern rekenblad. In de nieuwe EPB-

software is de berekening van de combinatie van preferente en niet-preferente opwekkers

geïntegreerd.

6.3.2 Gedeelde centrale koeling

In de nieuwe EPB-software kunt u, naast plaatselijke koeling en centrale koeling, ook

gedeelde centrale koeling invoeren: zie 6.2.3.3.

6.3.3 Invoer soorten koeltoestellen

In de bibliotheek van de nieuwe software kunt u alle soorten koeltoestellen aanmaken. In de

oude EPB-software kunt u enkel compressiekoelmachines invoeren.

Page 159: Cursus EPB-software 3 gewesten

159

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

6.4 Verwijzingen

Meer informatie over het onderwerp ‘koeling’ voor niet-residentiële gebouwen (EPU) vindt u

in bijlage VI bij het Energiebesluit:

- hoofdstuk 6 ‘Bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming en ruimtekoeling’

- hoofdstuk 7 ‘Eindenergieverbruik voor ruimteverwarming en ruimtekoeling’

Page 160: Cursus EPB-software 3 gewesten

160

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

7 Warm tapwater

Dit hoofdstuk behandelt de invoer van het warm watersysteem. Een systeem voor warm

tapwater kan enkel ingegeven worden voor projecten met als aard van het werk

‘Nieuwbouw’ en bestemming ‘wonen’. De volgende onderdelen komen aan bod :

- een installatie voor warm tapwater aanmaken (zie 7.1);

- een warmteopwekkingssysteem invoeren (zie7.2);

- een tappunt invoeren (zie 7.3);

- circulatieleidingen (zie 7.4);

- combilus (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.);

- douchewarmteterugwinning (zie 7.5).

7.1 Een installatie voor warm tapwater aanmaken

Een ‘Installatie voor warm tapwater’ bestaat uit de combinatie van één of meerdere

warmteopwekkers, het leidingsysteem en één of meerdere tappunten, eventueel

gecombineerd met een opslagvat.

Maak een ‘Installatie voor warm tapwater’ aan door te klikken op de knoop ‘Warm

tapwater’ in de energetische boomstructuur. Scherm 206 toont het invoervenster ‘Installaties

voor warm tapwater’.

Voeg een ‘Installatie voor warm tapwater’ toe met behulp van het blauwe plusteken.

Scherm 206 – Het invoervenster voor de aanmaak van een ‘Installatie voor warm tapwater’

De software maakt een knoop ‘Installatie WTW’ aan in de energetische boomstructuur en

kent automatisch een naam toe (zie Scherm 207).

Page 161: Cursus EPB-software 3 gewesten

161

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 207 – Het invoervenster ‘Installaties voor warm tapwater’ met een aangemaakte installatie WTW

Er zijn verschillende mogelijkheden om het invoervenster (Scherm 208) en de tabbladen voor

de parameters van het warm tapwater weer te geven:

- dubbelklik op de naam van de aangemaakte installatie voor warm tapwater in de

overzichtstabel ‘Installaties voor warm tapwater’ (Scherm 207);

- of klik in de energetische boomstructuur op de knoop ‘InstWTW’

Het invoervenster en de tabbladen voor de parameters van het warm tapwater verschijnen

(zie Scherm 208).

Scherm 208 – Het invoervenster ‘Installaties voor warm tapwater’ met invoervelden en tabbladen

De volgende velden moeten ingevuld worden:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de naam van de installatie, die automatisch toegekend

werd bij aanmaken van de installatie, wijzigen.

De keuzelijst ‘Soort SWW’

Bepaal aan de hand van de keuzelijst ‘Soort SWW’ of het warm tapwater wordt opgewekt

voor één energiesector (dus ‘Lokaal SWW’) of voor meerdere energiesectoren (dus ‘Gedeeld

SWW’), zie Scherm 209.

Page 162: Cursus EPB-software 3 gewesten

162

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 209 – Het invoerveld ‘Soort SWW’

Het ja/neen-veld ‘Circulatieleiding aanwezig’

Vink aan of er een circulatieleiding voor warm tapwater aanwezig is. Als een circulatieleiding

aanwezig is, selecteert u ‘Ja’ (zie Scherm 210). Het tabblad waar u de gegevens over de

circulatieleiding moet invoeren, wordt vervolgens actief. Zie hoofdstuk 7.4 voor meer

informatie over het invullen van het tabblad ‘Circulatieleidingen’.

Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’

Vink aan of het warm tapwater door meerdere toestellen wordt opgewekt (zie Scherm 210).

Voor meer informatie over het invoeren van warmteopwekkingstoestellen, zie hoofdstuk 7.2.

Scherm 210 – invoer aanwezigheid circulatieleiding en opwekkingstoestellen voor warm tapwater

Let op ! Per installatie die u invoert, moet u de tappunten invoeren die door die installatie van

warm tapwater worden voorzien. Als er bijvoorbeeld een verbrandingsketel is geplaatst die

warm water voorziet voor een bad en een douche en ook een elektrische

weerstandsverwarming die warm water voorziet voor een aanrecht, dan moet u twee

installaties invoeren (zie Scherm 206 en Scherm 207). Per installatie voert u dan het

warmteopwekkingssysteem in en de bijhorende tappunten.

7.2 Een warmteopwekkingssysteem invoeren

Dit hoofdstuk behandelt hoe u een warmteopwekkingssysteem van een warm tapwater

installatie kunt invoeren.

In het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ (zie Scherm 211) definieert u het

opwekkingstoestel via de invoervelden ‘Merk’, ‘Product-ID’, ‘Soort toestel’ en

‘Energiedrager’of via de selectie van een opwekkingstoestel uit de bibliotheek. U moet ook

aangeven of er warmteopslag plaatsvindt en of het toestel een waakvlam bezit.

Page 163: Cursus EPB-software 3 gewesten

163

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 211 –Tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’: selectie van de aanwezigheid van warmteopslag

Het invoeren van een warmteopwekkingssysteem voor warm tapwater is gelijkaardig aan het

invoeren van een warmteopwekkingssysteem voor ruimteverwarming. Meer informatie

hierover kunt u vinden in hoofdstuk 5.3

7.3 Tappunten invoeren

Klik op het tabblad ‘Tappunten’ in het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ om de

gegevens over de tappunten in te voeren.

In het tabblad ‘Tappunten’ zijn alle ingevoerde tappunten in een lijst weergegeven. Er

verschijnt automatisch een eerste tappunt in het tabblad, zie Scherm 212.

Klik op het blauwe plusteken om een nieuw tappunt aan te maken.

Scherm 212 – tabblad tappunten

De gegevens over het actieve tappunt (dat is de blauw gemarkeerde regel) vult u onderaan

in het tabblad aan.

Het vrije invoerveld ‘Naam’

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de naam die automatisch toegekend werd aan het

tappunt, wijzigen (bijvoorbeeld ‘douche verdieping’).

Het is aan te raden elk tappunt een specifieke naam te geven, zodat het duidelijk is welk

tappunt al is toegekend aan de installatie, zie Scherm 213.

Page 164: Cursus EPB-software 3 gewesten

164

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 213 – Het invoervenster ‘Tappunt’

De keuzelijst ‘Soort tappunt’

In de keuzelijst kunt u twee soorten tappunten ingeven. Het tappunt ‘Aanrecht’ selecteert u

als het een tappunt voor een keuken betreft. Het tappunt ‘Bad of douche’ selecteert u als

het om een tappunt voor een bad of een tappunt voor een afzonderlijke douche gaat.

Andere tappunten, zoals lavabo’s in slaapkamers, aanrechten in bergingen… brengt u niet in

rekening, zie Scherm 214.

Scherm 214 – De keuzelijst ‘Soort tappunt’

De keuzelijst ‘Aangesloten op de circulatieleiding’

In de keuzelijst kunt u aangeven of het tappunt aangesloten is op een reeds ingevoerde

circulatieleiding ofwel op geen enkele circulatieleiding.

Het ja/neen-veld ‘Douche met warmtewisselaar’

Als u kiest voor het tappunt ‘Bad of douche’ specifieert u via het ja/neen-veld of er een

douchewarmtewisselaar geplaatst is:

- als u ‘Neen’ aanvinkt, wordt er gerekend met de waarde bij ontstentenis voor de

reductiefactor voor warmteterugwinning (die waarde is “1”);

- als u ‘Ja’ aanvinkt, kan de juiste waarde voor de reductiefactor voor het

warmteterugwinapparaat berekend worden. U moet dan bijkomende gegevens

aanvullen, zie hoofdstuk 7.5.

Het ja/neen-veld ‘Leidinglengte bekend’

Als de exacte leidinglengte van de warmteopwekker tot het tappunt gekend is, vinkt u ‘Ja’

aan bij ‘Leidinglengte gekend’. U kunt vervolgens de leidinglengte, uitgedrukt in meter,

invoeren in het vrije invoerveld ‘Lengte van de leiding naar het tappunt’, zie Scherm 215.

Als de leidinglengte niet gekend is, vinkt u ‘Neen’ aan en wordt er met een waarde bij

ontstentenis gerekend.

Page 165: Cursus EPB-software 3 gewesten

165

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 215 – Het tabblad ‘Tappunten’: invoeren van de leidinglengte van een tappunt

7.4 Een circulatieleiding invoeren

Als u in het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ bij de vraag ‘Circulatieleiding

aanwezig’ kiest voor het selectievakje ‘Ja’, dan wordt het tabblad actief waar u de

gegevens over de circulatieleiding moet invoeren, zie Scherm 210.

7.4.1 Algemeen

Klik op het tabblad ‘Circulatieleidingen’ om de gegevens over de circulatieleiding in te

voeren.

In het tabblad ‘Circulatieleidingen’ zijn alle circulatieleidingen voor deze installatie voor

warm tapwater opgesomd. Er verschijnt automatisch een eerste circulatieleiding in het

tabblad.

Klik op het blauwe plusteken om een nieuwe circulatieleiding aan te maken.

Scherm 216 – Het tabblad ‘Circulatieleidingen’

De gegevens over de actieve circulatieleiding (dat is de blauw gemarkeerde regel) vult u

onderaan het tabblad aan.

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de automatisch toegekende naam van de

circulatieleiding wijzigen (bijvoorbeeld ‘circulatieleiding voor douches’).

7.4.2 Segmenten

De circulatieleiding wordt onderverdeeld in verschillende segmenten naargelang er een

verschil is in lineaire warmteweerstand van de leiding (dikte van isolatie, diameter van de

leiding) of naar gelang de omgeving waarin de leiding ligt (binnen het beschermd volume,

buiten of in een aangrenzende onverwarmde ruimte). Als er een verschil is, bent u verplicht

om de circulatieleiding in meerdere segmenten op te splitsen.

Page 166: Cursus EPB-software 3 gewesten

166

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

In het tabblad ‘Segmenten’ onderaan het tabblad ‘Circulatieleidingen’ voert u de gegevens

in over de samenstellende segmenten van de geselecteerde circulatieleiding (zie Scherm

217).

Scherm 217 – Het tabblad ‘Segmenten’

Klik op het blauwe plusteken om een nieuw segment van de circulatieleiding aan te maken.

U kunt zoveel segmenten toevoegen als nodig is.

In het tabblad ‘Segmenten’ zijn alle segmenten voor de circulatieleiding opgesomd. Er

verschijnt automatisch een eerste segment in het tabblad. Onder het tabblad ‘Segmenten’

kunt u de gegevens van het segment aanvullen.

Het vrije invoerveld ‘Naam’

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de automatisch toegekende naam van het segment

wijzigen.

Het vrije invoerveld ‘Lengte van het segment’

In het invoerveld ‘Lengte van het segment’ vult u de totale lengte van elk leidingsegment

van de circulatieleiding in.

De keuzelijst ‘Omgeving van het segment’

In het keuzeveld ‘Omgeving van het segment’ geeft u aan in welke omgeving het segment

van de circulatieleiding zich bevindt, zie Scherm 218.

Scherm 218 - Keuzelijst ‘omgeving van het segment’.

Page 167: Cursus EPB-software 3 gewesten

167

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als de omgeving van het segment ‘Ondergronds’ is, dan moet u een extra invoerveld

invullen: de afstand tussen de leiding en de grond.

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer van de lineaire warmteweerstand’

Als u kiest voor een directe invoer van de lineaire warmteweerstand van het segment, dan

moet u de lineaire warmteweerstand direct invoeren in het vrije invoerveld ‘Lineaire

warmteweerstand’. Om die waarde te staven, moet u een stavingstuk toevoegen, zie

Scherm 219.

Scherm 219 – Directe invoer van de lineaire warmteweerstand bij circulatieleidingen

Als u niet kiest voor een directe invoer, dan moet u de warmtegeleidingscoëfficiënt van de

isolatie, de buitendiameter van de leidingisolatie en de buitendiameter van de

ongeïsoleerde leiding invullen, zie Scherm 220.

Scherm 220 – Niet directe invoer van de lineaire warmteweerstand bij circulatieleidingen

7.5 Douchewarmteterugwinning

Als het selectievakje ‘Ja’ werd aangevinkt bij ‘Douche met warmtewisselaar’, kan de

gedetailleerde waarde voor de reductiefactor voor het warmteterugwinapparaat berekend

worden.

Door ‘Ja’ aan te vinken verschijnt een invoerscherm ‘Warmtewisselaar’ waarin u de

noodzakelijke parameters invult of selecteert.

Let op! Een bad dat uitgerust is met een douche-installatie op de kraan van het bad wordt

als ‘bad’ beschouwd en niet als ‘douche’, zie ook het blauwe kader in Scherm 221.

Page 168: Cursus EPB-software 3 gewesten

168

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 221 – Het invoerscherm ‘Douche met warmtewisselaar’

De volgende velden moeten ingevuld worden:

Keuzelijst ‘Type aansluiting wisselaar’

In het keuzeveld ‘Type aansluiting wisselaar’ kunt u de plaats kiezen waar de wisselaar is

aangesloten, zie Scherm 222. U heeft de keuze uit:

- enkel aan de mengkraan;

- enkel aan het warmteopwekkingstoestel;

- zowel aan de mengkraan als aan het warmteopwekkingstoestel.

In functie van het gekozen ‘Type aansluiting wisselaar’ wordt een correctiefactor bepaald.

Scherm 222 – Het invoerveld ‘Type aansluiting wisselaar’

Het vrije invoerveld ‘Lengte van de leiding naar de wisselaar’

Geef hier de lengte van de leiding naar de wisselaar in.

Het ja/neen-veld ‘Waarde bij ontstentenis voor het rendement’

Als het thermisch rendement van het douchewarmteterugwinapparaat niet gekend is, of niet

werd bepaald volgens de richtlijnen van de minister (§4 van bijlage 7 MB30-11-2012) of

volgens het principe van gelijkwaardigheid, kiest u voor de waarde bij ontstentenis. U kiest

dan voor ‘Ja’ bij het ja/neen-veld ‘Waarde bij ontstentenis voor het rendement’. De waarde

bij ontstentenis voor het thermisch rendement van de warmtewisselaar is in dat geval gelijk

aan nul.

Als het thermisch rendement bepaald is volgens de richtlijnen van de minister, kiest u ‘Neen’

voor ‘Waarde bij ontstentenis voor het rendement’. U vult de waarde van het rendement in,

in het vrije invoerveld ‘Rendement van de warmtewisselaar, zie Scherm 223.

Page 169: Cursus EPB-software 3 gewesten

169

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 223 – invoerveld rendement warmtewisselaar

7.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

In de huidige EPB-software geeft u de eigenschappen van de installatie per tappunt

opnieuw in. In de nieuwe EPB-software definieert u eerst het systeem. Binnen een systeem

worden tappunten toegevoegd. Die invoer verloopt efficiënter.

7.7 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site:

http://www.energiesparen.be/epb/prof/warmtapwater

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

- Bijlage V bij het Energiebesluit, paragrafen 9.3 en 10.3.

- Bijlage 7 bij het Ministeriële Besluit van 30 november 2012.

Page 170: Cursus EPB-software 3 gewesten

170

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

8 Ventilatiesysteem

8.1 Algemeen

Bij de aanmaak van een project met als aard van de werken ‘nieuwbouw (of hiermee

gelijkgesteld)’ waarvoor u een E-peil berekent, maakt de software altijd een knoop

‘Ventilatie’ aan in de ‘Energetische boomstructuur’ op het niveau van de ventilatiezone.

Tegelijk voegt de software op het niveau van de subknopen (scheidingsconstructies, ruimten,

inertie, verwarming …) van elke energiesector een subknoop ‘Hygiënische ventilatie’ toe.

Bij de aanmaak van een project met aard van de werken ‘nieuwbouw’ en met bestemming

‘industrie’ of ‘ASB’ en bij de aanmaak van een project met aard van de werken ‘renovatie’

of ‘functiewijziging’ maakt de software enkel een subknoop ‘Hygiënische ventilatie’ aan,

rechtstreeks onder de knoop ‘Ventilatiezone’.

Onder de knoop ‘Ventilatie’ voert u de gegevens in over het ventilatiesysteem die betrekking

hebben op de gebruikte types ventilatiesystemen, het vermogen van eventuele ventilatoren,

de regeling en sturing van de installatie, de hulpenergie voor ventilatie …. Die gegevens

beïnvloeden het E-peil.

Onder de knoop ‘Hygiënische ventilatie’ voert u de eigenschappen in van de

ventilatievoorzieningen en de gegevens over de specifieke ruimten waarin de

ventilatievoorzieningen toegepast zijn. De invoer van de gegevens voor ‘Hygiënische

ventilatie’ wordt besproken in hoofdstuk 9 voor residentiële gebouwen en in hoofdstuk 10

voor niet-residentiële gebouwen.

Scherm 224 - Knoop 'Ventilatie' bij nieuwbouw

projecten

Scherm 225 - Knoop 'Hygiënische ventilatie bij

renovatie projecten

Page 171: Cursus EPB-software 3 gewesten

171

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

8.2 Het invoervenster ‘Ventilatie’

Als u de knoop ‘Ventilatie’ aanklikt in de boomstructuur, verschijnt het invoervenster

‘Ventilatie’. Dat invoervenster verschilt voor EPW- en EPU-projecten.

8.2.1 Het invoervenster ‘Ventilatie’ in EPW-projecten

De indeling van het invoervenster ‘Ventilatie’ 8.2.1.1

Als u de knoop ‘Ventilatie’ aanklikt in de boomstructuur, verschijnt het invoervenster

‘Ventilatie’. Dat venster is opgedeeld in twee delen.

Het bovenste deel bevat de invoervelden over het toegepaste type ventilatiesysteem en

over de vraagsturing van het systeem. Het onderste deel bevat tabbladen. De tabbladen zijn

al dan niet actief in functie van het geselecteerde ventilatiesysteem.

Scherm 226- Invoervenster ‘Ventilatie’ voor EPW- nieuwbouw

Bij EPW-projecten (nieuwbouw wonen) bevat het invoervenster ‘Ventilatie’ vijf tabbladen:

- hulpenergie (zie 8.3);

- voorverwarming (zie 8.4);

- voorkoeling;

- uitvoeringskwaliteit (zie 8.5);

- hygiënische ventilatie (zie 9).

De tabbladen ‘Hulpenergie’, ‘Voorverwarming’ en ‘Uitvoeringskwaliteit’ worden in dit

hoofdstuk besproken. De invoer van het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’ voor EPW-projecten

wordt besproken in hoofdstuk 9 van deze cursus.

Enkel voor projecten met een aanvraagdatum van de vergunning of een meldingsdatum

vanaf 01/01/2014 is het tabblad ‘Voorkoeling’ actief. Op dat tabblad is een nieuwe

methode voorzien die toelaat om het effect van de voorkoeling van ventilatielucht op de

energieprestatie in te rekenen. Let op! Die methode is al aanwezig in de software maar mag

nog niet gebruikt worden in het Vlaamse Gewest, omdat die methode nog niet in voege is.

Kies dus altijd ‘Neen’ bij het ja/neen-veld ‘Er is voorkoeling van de ventilatielucht’.

Scherm 227 - Tabblad 'Voorkoeling'

Page 172: Cursus EPB-software 3 gewesten

172

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Invoer van het ventilatiesysteem en vraagsturing 8.2.1.2

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden:

De keuzelijst ‘Ventilatiesysteem’

Kies hier het type ventilatiesysteem dat aanwezig is per ventilatiezone. U kunt ook aangeven

dat er geen ventilatiesysteem is geplaatst.

Scherm 228- keuze van het ventilatiesysteem bij EPW

Bij de selectie van ‘Geen’ is enkel het tabblad ‘Hulpenergie’ actief.

Bij de selectie van ventilatiesysteem ‘A’, ‘B’ of ‘C’ zijn de drie tabbladen ‘Hulpenergie’,

‘Uitvoeringskwaliteit’ en ‘Hygiënische ventilatie’ actief.

Bij selectie van ‘Systeem D’ is, naast de drie voornoemde tabbladen, ook het tabblad

‘Voorverwarming’ actief.

Het ja/neen-veld ‘Vraaggestuurde ventilatie’

Geef hier aan of er een vraaggestuurd ventilatiesysteem aanwezig is door ‘Ja’ of ‘Neen’ aan

te vinken.

De keuze staat standaard op ‘Neen’. Als u ‘Neen’ kiest, rekent de software met de waarde

bij ontstentenis 1. Als u ‘Ja’ kiest, verschijnt het vrije invoerveld ‘Reductiefactor’ en het

invoervenster ‘Staving: reductiefactor’.

Scherm 229 - Invoervelden voor vraaggestuurde ventilatie (voor projecten met

aanvraagdatum/meldingsdatum vóór 01/01/2014)

Let op! Voor projecten met een aanvraagdatum van de vergunning of een meldingsdatum

vanaf 01/01/2014 verschijnen drie invoervelden: reductiefactor (verwarming), reductiefactor

(koeling), reductiefactor (oververhitting). De nieuwe rekenmethode ‘Epicool’ voorziet het

invoeren van de reductiefactoren voor verwarming, koeling en oververhitting. Die waarden

moeten worden bepaald overeenkomstig vooraf door de minister vastgelegde regels of

volgens het principe van gelijkwaardigheid. De drie waarden moeten gelijk zijn aan elkaar.

Voor meer informatie over de nieuwe rekenmethode ‘Epicool’, zie Bijlage I : Nieuwe

berekeningsmethode Epicool.

Page 173: Cursus EPB-software 3 gewesten

173

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Reductiefactor’

Hier moet de berekende waarde voor de reductiefactor voor vraaggestuurde ventilatie

ingegeven worden. Deze waarde moet worden bepaald overeenkomstig vooraf door de

minister vastgelegde regels of, wanneer geen regels vastgelegd zijn, volgens het principe van

gelijkwaardigheid. Deze waarde ligt tussen 0 en 1.

Het invoervenster ‘staving: Reductiefactor’

Selecteer het stavingsstuk of voeg een nieuw stavingstuk toe dat aantoont hoe de

reductiefactor werd bepaald.

8.2.2 Het invoervenster ‘Ventilatie’ in EPU-projecten

Er is enkel een invoervenster ‘Ventilatie’ bij projecten met aard van de werken ‘nieuwbouw’

en bestemming ‘school’ of ‘kantoor’. Bij projecten met aard van de werken ‘nieuwbouw’ en

de bestemmingen ‘industrie’ en ‘ASB’ is er geen invoervenster ‘Ventilatie’. Er is enkel een

knoop ‘Hygiënische ventilatie’ in de energetische boomstructuur.

De indeling van het invoervenster ‘Ventilatie’ 8.2.2.1

Als u de knoop ‘Ventilatie’ aanklikt in de boomstructuur, verschijnt het invoervenster

‘Ventilatie’. Dat venster bestaat uit twee delen.

Het bovenste deel bevat de invoervelden over het toegepaste type ventilatiesysteem, de

luchtkwaliteit, het vermogen van de ventilatoren, de drukvoorwaarde, de vraagsturing en de

automatische nachtwerking van het systeem. Het onderste deel bevat tabbladen. De

tabbladen zijn al dan niet actief in functie van het geselecteerde ventilatiesysteem.

Scherm 230 - Invoervenster ‘Ventilatie’ voor EPU nieuwbouw / bestemming school en kantoor

Bij EPU-projecten (nieuwbouw kantoren en nieuwbouw scholen) bevat het invoervenster

‘Ventilatie’ drie tabbladen:

- hulpenergie (zie 8.3);

- voorverwarming (zie 8.4);

- voorkoeling.

De werking van de eerste twee tabbladen wordt in dit hoofdstuk besproken.

Page 174: Cursus EPB-software 3 gewesten

174

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het tabblad ‘Voorkoeling’ is enkel actief voor projecten met een aanvraagdatum van de

vergunning of een meldingsdatum vanaf 01/01/2014. Op dat tabblad is een nieuwe

methode voorzien die toelaat om het effect van de voorkoeling van ventilatielucht op de

energieprestatie in te rekenen. Let op! Die methode is al aanwezig in de software, maar mag

nog niet gebruikt worden in het Vlaamse Gewest omdat die nog niet in voege is. Kies dus

altijd ‘Neen’ bij het ja/neen-veld ‘Er is voorkoeling van de ventilatielucht’.

Scherm 231 - Tabblad 'Voorkoeling'

Invoer van het ventilatiesysteem, regelsystemen, luchtkwaliteit en 8.2.2.2

ventilatorvermogen.

Scherm 232 - Invoervenster 'Ventilatie' voor EPU-projecten

De volgende invoervelden moeten ingevuld worden:

De keuzelijst ‘Ventilatiesysteem’

Kies hier het type ventilatiesysteem dat aanwezig is per ventilatiezone. U kunt ook aangeven

dat er geen ventilatiesysteem geplaatst is.

- Als u aangeeft dat er geen ventilatiesysteem aanwezig is, dan zijn alle tabbladen

inactief en vult u verder niets in.

- Als u ‘Natuurlijke toevoer, vrije afvoer’ selecteert, is geen enkel tabblad actief. U moet

enkel aangeven of er vraaggestuurde ventilatie aanwezig is en of er een regeling is

van de luchtkwaliteit.

- Als u ‘Mechanische toevoer, vrije afvoer’ selecteert, wordt het tabblad ‘Hulpenergie’

actief. U moet gegevens invoeren over de regeling van de luchtkwaliteit en het

specifiek vermogen van de ventilatoren. U moet ook aangeven of er vraaggestuurde

ventilatie en automatische nachtwerking aanwezig is.

- Als u ‘Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer’ selecteert, wordt het tabblad

‘Hulpenergie’ actief. U moet gegevens invoeren over de regeling van de

luchtkwaliteit en het specifiek vermogen van de ventilatoren. U moet ook aangeven

of er vraaggestuurde ventilatie en automatische nachtwerking aanwezig is.

- Als u ‘Mechanische toevoer, mechanische afvoer’ selecteert, zijn de tabbladen

‘Hulpenergie’ en ‘Voorverwarming’ actief. U moet gegevens invoeren over de

regeling van de luchtkwaliteit en het specifiek vermogen van de ventilatoren. U moet

Page 175: Cursus EPB-software 3 gewesten

175

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

ook aangeven of er vraaggestuurde ventilatie en automatische nachtwerking

aanwezig is en of er recirculatie gebeurt van de ventilatielucht.

De keuzelijst ‘Regeling van de luchtkwaliteit’

Kies hier het type regeling dat aanwezig is. De regelsystemen IDA-C1 en IDA-C2 en

regelsystemen gebaseerd op de luchttemperatuur (waardoor het ventilatiedebiet onder het

minimum ontwerpdebiet verlaagt) zijn niet toegelaten voor mechanische systemen (zie art

7.4 van bijlage X van het Energiebesluit). Als er meerdere soorten regelingen aanwezig zijn,

moet u de regeling met de laagste IDA-C-waarde rapporteren.

Scherm 233 - Keuzelijst regeling van de luchtkwaliteit

De keuzelijst ‘Specifiek vermogen van de ventilatoren’

Kies hier de vermogenscategorie waartoe de ventilatoren behoren. Ventilatoren met SFP4 en

SFP5 zijn niet toegelaten (zie 7.6 van bijlage X van het Energiebesluit). Als er meerdere

ventilatoren zijn, moet u het vermogen van de minst performante ventilator rapporteren. Dat

is de ventilator met de hoogste SFP-factor.

Scherm 234 – Keuzelijst ventilatorvermogen

Het weergaveveld ‘Drukvoorwaarde in het gebouw’

Dit veld toont de drukvoorwaarde in het gebouw. U kunt hier zelf niets invoeren. De software

rekent de drukvoorwaarde uit in het gebouw op basis van de luchttoevoer- en de

luchtafvoerdebieten en het lekdebiet bij 50 Pa.

Het ja/neen-veld ‘Vraaggestuurde ventilatie’

Geef hier aan of een vraaggestuurd ventilatiesysteem aanwezig is door ‘Ja’ of ‘Neen’ aan te

vinken. De keuze staat standaard op ‘Neen’. Bij de keuze ‘Neen’ rekent de software met de

waarde bij ontstentenis 1 voor verwarming en koeling.

Als u ‘Ja’ kiest, rekent de software met de waarden die zijn opgenomen in bijlage 7 van het

MB van 30 november 2012.

Scherm 235 - Vraaggestuurde ventilatie bij EPU-projecten – geen extra invoer

Page 176: Cursus EPB-software 3 gewesten

176

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Automatische nachtwerking’

Dit veld is enkel actief bij mechanische ventilatie. Automatische nachtwerking betekent dat

de ventilatoren, zonder menselijke tussenkomst, tijdens periodes met een koelbehoefte ’s

nachts kunnen blijven doordraaien om de warmte uit het gebouw af te voeren.

Als er automatische nachtwerking aanwezig is, kies dan ‘Ja’. De waarden waarmee

gerekend wordt, vindt u in § 5.5.5 tabel 4 van bijlage VI van het Energiebesluit.

Let op! De nieuwe rekenmethode ‘Epicool’ wijzigt de tijdsfractie dat de ventilatie in bedrijf is.

Deze factor fvent, cool, j is voor mechanische ventilatie in de nieuwe methode steeds gelijk aan

0,3. Voor deze factor wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen ‘met’ of ‘zonder’

automatische nachtwerking. Voor dossiers met een aanvraagdatum van de vergunning of

een meldingsdatum vanaf 01/01/2014 wordt het ja/neen-veld ‘Automatische nachtwerking’

niet getoond. Voor meer informatie over de nieuwe rekenmethode ‘Epicool’, zie Bijlage I :

Nieuwe berekeningsmethode Epicool.

Het ja/neen-veld ‘Recirculatie van de ventilatielucht’

Dit veld is enkel actief bij een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en mechanische

afvoer.

Als een deel van de ventilatielucht mechanisch gerecirculeerd wordt binnen de

ventilatiezone, spreekt men van een recirculatie van de ventilatielucht. In dat geval kiest u

‘Ja’.

8.3 Het tabblad ‘Hulpenergie’

Het tabblad ‘Hulpenergie’ is beschikbaar in zowel EPW- als EPU-projecten. Bij een

ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en vrije afvoer bij EPU, is het tabblad ‘Hulpenergie’

inactief.

8.3.1 Hulpenergie ventilatoren voor EPW-projecten

In het tabblad ‘Hulpenergie’ bij EPW-projecten kunt u twee soorten ventilatoren rapporteren:

- ventilatoren voor bewuste ventilatie;

- ventilatoren voor luchtverwarming.

Als u kiest voor systeem A of ‘geen systeem’, dan kunt u enkel ventilatoren voor

luchtverwarming rapporteren. U moet geen gegevens invoeren over eventuele aanwezige

ventilatoren met nadraaitijd bij horizontale regelbare afvoeropeningen.

Er kunnen altijd ventilatoren voor luchtverwarming worden ingevoerd. Dat is enkel verplicht

als er effectief een systeem met luchtverwarming aanwezig is.

Scherm 236 - Tabblad 'Hulpenergie' voor EPW-projecten

Page 177: Cursus EPB-software 3 gewesten

177

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie 8.3.1.1

Bovenaan het tabblad moeten de ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie worden

ingevoerd. De volgende invoervelden moet u invullen :

Het ja/neen-veld ‘Er zijn ventilatoren voor enkel bewuste ventilatie’

De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt. Dit betekent dat er geen ventilatoren voor

enkel bewuste ventilatie aanwezig zijn. U hoeft verder niets in te voeren.

Als er wel ventilatoren voor enkel bewuste ventilatie aanwezig zijn, kiest u voor ‘Ja’.

Vervolgens komt de keuzelijst ‘Berekeningswijze’ tevoorschijn.

De keuzelijst ‘Berekeningswijze’

Kies hier op welke manier u de hulpenergie van ventilatoren voor enkel bewuste ventilatie wilt

invoeren:

- waarde bij ontstentenis;

- detailberekening.

8.3.1.1.1 Keuze ‘Waarde bij ontstentenis’

Als u kiest voor ‘Waarde bij ontstentenis’, verschijnen de volgende invoervelden:

- soort voeding ventilatoren;

- de afvoerlucht wordt gebruikt voor warmtepomp.

Scherm 237 - Ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie - waarde bij ontstentenis

De keuzelijst ‘Soort voeding ventilatoren’

Kies het type elektrische voeding van de geplaatste ventilatoren. U kunt kiezen tussen

wisselstroom (AC) of gelijkstroom (DC).

Het ja/neen-veld ‘De afvoerlucht wordt gebruikt voor warmtepomp’

Dit invoerveld is enkel actief bij een ventilatiesysteem C of D.

Als bij mechanische afvoer de afvoerlucht gebruikt wordt door een warmtepomp, kiest u

‘Ja’. Kies ‘Neen’ als de afvoerlucht niet door een warmtepomp wordt gebruikt.

8.3.1.1.2 Keuze ‘Detailberekening’

Als u kiest voor ‘Detailberekening’, verschijnt onderaan een overzichtstabel met de

aanwezige ventilatoren (naam, merk en type).

Page 178: Cursus EPB-software 3 gewesten

178

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Voeg een nieuwe ventilator toe door op het blauwe plusteken te drukken onderaan de

overzichtstabel. Verwijder een ventilator door op het rode kruis te drukken.

Na het drukken op het blauwe plusteken verschijnt een nieuwe ventilator in de tabel. Als u

de ventilator selecteert, verschijnt onder de tabel een invoervenster ‘Ventilator’. Daar kunt u

de eigenschappen van de geselecteerde ventilator aanvullen.

Scherm 238 - Ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie - detailberekening

Per ingevoerde ventilator moet u drie invoervelden invullen. Dat kan door een ventilator

rechtstreeks uit de bibliotheek te importeren of door onmiddellijke invoer:

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Voer hier het merk van de ventilator in.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Voer hier het overeenstemmende product-ID van de ventilator in.

Het ja/neen-veld ‘Ventilator voor luchtverwarming’

Deze bijkomende vraag verschijnt als u zowel ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie als

ventilatoren voor luchtverwarming invoert met de detailberekening. De ventilatoren voor

enkel bewuste ventilatie en de ventilatoren voor luchtverwarming kunt u dan in dezelfde

tabel invoeren.

Als u enkel ventilatoren voor bewuste ventilatie in detail invoert, dan is dit veld inactief.

Het vrije invoerveld ‘Maximaal elektrisch vermogen’

Voer hier het maximale elektrische vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie of

van de elektromotor in. Dat is het maximale elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de

elektromotor-ventilator combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, in voorkomend geval

met inbegrip van alle voorschakelapparatuur.

Let op! Hier moet u effectief het maximale elektrische vermogen invullen. Dus niet de helft

van het maximale vermogen, zoals dat bij de oude EPB-software het geval was. Volgens de

principes van 11.2.2.2.2 van bijlage V van het Energiebesluit berekent de software zelf het

Page 179: Cursus EPB-software 3 gewesten

179

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

gemiddelde elektrische vermogen. Het gemiddelde elektrische vermogen is de helft van het

maximale elektrische vermogen.

Ventilatoren voor luchtverwarming 8.3.1.2

In het tweede deel van het tabblad ‘Hulpenergie’ voert u gegevens in over de ventilatoren

die instaan voor luchtverwarming. De volgende invoervelden moet u invullen:

Het ja/neen-veld ‘Er zijn ventilatoren voor luchtverwarming’

De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt. Dat betekent dat er geen ventilatoren voor

luchtverwarming aanwezig zijn. U hoeft verder niets in te voeren.

Als er wel ventilatoren voor luchtverwarming aanwezig zijn, kiest u voor ‘Ja’. Vervolgens komt

de keuzelijst ‘Berekeningswijze’ tevoorschijn.

De keuzelijst ‘Berekeningswijze’

Kies hier op welke manier u de hulpenergie van ventilatoren voor luchtverwarming wilt

invoeren:

- waarde bij ontstentenis;

- detailberekening.

8.3.1.2.1 Keuze ‘Waarde bij ontstentenis’

Als u kiest voor ‘Waarde bij ontstentenis’, moet u enkele nieuwe invoervelden aanvullen:

Scherm 239 - Ventilatoren voor luchtverwarming - waarde bij ontstentenis

Het ja/neen-veld ‘Met automatische regeling’

Als de ventilator voorzien is van een automatische ventilatorregeling, kies dan ‘Ja’. In alle

andere gevallen, kies ‘Neen’.

Het ja/neen-veld ‘Ventilatoren dienen ook voor ventilatie’

De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt. Dat betekent dat de ventilatoren voor

luchtverwarming enkel voor de luchtverwarming worden gebruikt. U hoeft verder niets in te

voeren.

Als de ventilatoren voor luchtverwarming ook werken voor de bewuste ventilatie, kiest u voor

‘Ja’.

Nadat u ‘Ja’ heeft aangevinkt verschijnen onderaan enkele extra invoervelden, afhankelijk

van het gekozen ventilatiesysteem:

- het ja/neen-veld ‘De afvoerlucht wordt gebruikt voor warmtepomp’;

Page 180: Cursus EPB-software 3 gewesten

180

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- de keuzelijst ‘Soort voeding van de ventilator’.

Het ja/neen-veld ‘De afvoerlucht wordt gebruikt voor warmtepomp’

Dit invulveld is enkel actief bij de systemen die met mechanische afvoer uitgerust zijn, zoals

systeem C en systeem D. Als bij het ventilatiesysteem met mechanische afvoer de

afvoerlucht gebruikt wordt voor een warmtepomp, kiest u ‘Ja’. In alle andere gevallen kiest

u ‘Neen’.

De keuzelijst ‘Soort voeding ventilatoren’

Kies hier het type voeding van de geplaatste ventilatoren. U kunt kiezen tussen ‘wisselstroom’

of ‘gelijkstroom’.

Het vrije invoerveld ‘Vermogen van de opwekkingseenheid’

Vul hier het vermogen van de warme-lucht-opwekkingseenheid in, in kW.

8.3.1.2.2 Keuze ‘Detailberekening’

Als u kiest voor ‘Detailberekening’, verschijnt onderaan een overzichtstabel met alle

aangemaakte ventilatoren voor bewuste ventilatie en luchtverwarming. Als er al ventilatoren

ingevoerd zijn voor enkel bewuste ventilatie worden deze in dezelfde tabel getoond.

Voeg een nieuwe ventilator voor luchtverwarming toe door op het blauwe plusteken te

drukken. Verwijder een ventilator door op het rode kruis te drukken. Onderaan kunt u de

eigenschappen van de geselecteerde ventilator ingeven.

Scherm 240 – Hulpenergie ventilatoren voor luchtverwarming – detailberekening - EPW

Per ingevoerde ventilator moet u enkele invoervelden aanvullen. Dat kan door een ventilator

rechtstreeks uit de bibliotheek te importeren of door onmiddellijke invoer:

Page 181: Cursus EPB-software 3 gewesten

181

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Voer hier het merk van de ventilator in.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Voer hier het overeenstemmende product-ID van de ventilator in.

Het ja/neen-veld ‘Ventilator voor luchtverwarming’

Deze bijkomende vraag verschijnt als u zowel ventilatoren enkel voor bewuste ventilatie als

ventilatoren voor luchtverwarming invoert met de detailberekening. De ventilatoren voor

enkel bewuste ventilatie en de ventilatoren voor luchtverwarming kunt u dan in dezelfde

tabel invoeren.

Als de ventilator dient voor luchtverwarming, kies dan ‘Ja’. Als dat niet het geval is, kies dan

‘Neen’.

Als u de ventilatoren ‘enkel voor bewuste ventilatie’ met de waarde bij ontstentenis invoert

en de ventilatoren voor luchtverwarming via de detailberekening, wordt de vraag ‘ventilator

voor luchtverwarming’ inactief. Het antwoord is dan altijd ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Ventilator staat ook in voor bewuste ventilatie’

Als de ventilator dient voor bewuste ventilatie, kies dan ‘Ja’. Als de ventilator niet instaat

voor bewuste ventilatie, kies dan ‘Neen’.

Het vrije invoerveld ‘Vermogen warme lucht opwekkingseenheid’

Vul hier het vermogen van de warme-lucht-opwekkingseenheid in, in kW.

Overzicht ‘Gelinkte energiesectoren’

De software toont in het overzicht alle aanwezige energiesectoren binnen de EPB-eenheid.

Duid hier alle energiesectoren aan die door de beschouwde ventilator worden bediend.

Het vrije invoerveld ‘Maximaal elektrisch vermogen’

Voer hier het maximale elektrische vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie of

van de elektromotor in. Dat is het maximale elektrische vermogen dat de elektromotor (of de

elektromotor-ventilator combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, in voorkomend geval

met inbegrip van alle voorschakelapparatuur.

Volgens de principes van 11.2.2.2.2 ‘rekenwaarde op basis van het elektrisch vermogen’ van

bijlage V van het Energiebesluit berekent de software zelf het gemiddelde elektrische

vermogen. Het gemiddelde elektrisch vermogen is de helft van het maximale elektrische

vermogen.

8.3.2 Hulpenergie ventilatoren voor EPU-projecten

Voor de ventilatie en recirculatie van lucht in een EPU-volume, worden ventilatoren gebruikt.

Afhankelijk van de gebruiksuren en het (effectieve) vermogen ervan, brengen deze

ventilatoren een welbepaald elektriciteitsverbruik met zich mee. Ook ventilatoren van

ventiloconvectoren moet u op deze plaats invullen.

Als geen ventilatiesysteem aanwezig is, of als het om een ventilatiesysteem gaat met enkel

vrije toevoer en afvoer, is het tabblad ‘Hulpenergie’ niet actief. U moet verder niets invoeren.

Page 182: Cursus EPB-software 3 gewesten

182

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

In het tabblad ‘Hulpenergie’ bij EPU-projecten zijn de volgende invoervelden aanwezig:

De keuzelijst ‘Type berekening’

Kies hier het type berekening dat u wil gebruiken voor het berekenen van de hulpenergie

van de ventilatoren. Er zijn twee opties:

- vereenvoudigde berekening;

- gedetailleerde berekening.

Als u kiest voor een vereenvoudigde berekening, kunt u maar 1 veld invullen:

Het ja/neen-veld ‘Koeling van de inblaaslucht’

Dit veld is enkel actief als u kiest voor een vereenvoudigde berekening. Als de mechanische

toegevoerde lucht gekoeld wordt, kies dan ‘Ja’.

Als u kiest voor ‘Gedetailleerde berekening’, verschijnt onderaan een tabel waarin u de

aanwezige ventilatoren kunt invoeren. Voeg een nieuwe ventilator toe door op het blauwe

plusteken te drukken. Verwijder de ventilator door op het rode kruis te drukken in de lijn van

de ventilator. Per ventilator moet u vijf invoervelden aanvullen:

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Voer hier het merk van de ventilator in.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Voer hier het product-ID van de ventilator in.

De tabel ‘Debiet naar de verschillende energiesectoren’

Door elke ventilator stroomt een bepaald ontwerpdebiet. Dat ontwerpdebiet kan verdeeld

worden over verschillende energiesectoren. Hier geeft u het deel van het ontwerpdebiet

doorheen de ventilatoren van elke energiesector in.

De keuzelijst ‘Soort regeling’

Hier geeft u het type regeling aan dat het debiet van de ventilator controleert. Afhankelijk

van het type regeling, wordt een reductiefactor toegepast bij de berekening van het

energieverbruik voor de ventilatoren. De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar:

- geen;

- smoorregeling;

- inlaatklepverstelling;

- waaierschoepverstelling;

- toerenregeling.

Het vrije invoerveld ‘Maximaal elektrisch vermogen’

Geef het maximale elektrische vermogen van de ventilator in, uitgedrukt in Watt [W].

Het maximale elektrische vermogen (in Watt) van een elektromotor (of van een elektromotor-

ventilator combinatie) is het maximale elektrische vermogen dat de elektromotor (of de

elektromotor-ventilator combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, in voorkomend geval

met inbegrip van alle voorschakelapparatuur. Het elektrische vermogen wordt gemeten ter

hoogte van de netvoeding. ‘Continu bedrijf’ is gedefinieerd in NBN EN 60034-1 (Duty type S1).

Page 183: Cursus EPB-software 3 gewesten

183

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Let op! als de ventilator ook voor een deel debiet levert aan een ander volume dan de

beschouwde EPB-eenheid, mag het ventilatorvermogen met een factor vermenigvuldigd

worden. De factor is het quotiënt van het totale debiet (dat is de som van de debieten voor

alle energiesectoren in de EPB-eenheid) dat de ventilator levert aan de EPB-eenheid, en het

totale debiet dat de ventilator levert (aan deze EPB-eenheid én aan andere volumes).

8.4 Het tabblad ‘Voorverwarming’

Het tabblad ‘Voorverwarming’ is beschikbaar in zowel EPW- als EPU-projecten. Het tabblad is

enkel actief als u als ventilatiesysteem kiest voor ‘mechanische toe- en afvoer’.

Er zijn drie stappen om het tabblad ‘Voorverwarming’ in te vullen:

- eerst moet u een plaats toevoegen waar de voorverwarming plaatsvindt;

- vervolgens vult u de debieten in (gemeten debieten, instelwaarde debieten of

geëiste debieten);

- ten slotte vult u de gegevens in van het warmteterugwinapparaat.

8.4.1 Een plaats toevoegen

Een ‘plaats’ is een locatie waar buitenlucht wordt toegevoerd, waar lucht wordt afgevoerd

of waar zowel de toevoer als de afvoer van lucht gebeurt. Het toevoegen van een plaats

gebeurt op dezelfde manier in EPW- en EPU projecten.

Voeg een nieuwe ‘plaats’ toe door op het blauwe plusteken te drukken onderaan de tabel

‘Voorverwarming’. Verwijder een ‘plaats’ door op het rode kruis te drukken.

Na het drukken op het blauwe plusteken wordt een nieuwe plaats toegevoegd in de tabel

en verschijnt onderaan een invoervenster ‘Plaats afvoer/toevoer’. Dat invoervenster bestaat

uit een vrij invoervoerveld om de naam aan de plaats toe te kennen. Daaronder verschijnt

het venster ‘Eigenschappen van de toevoer/afvoerplaats van buitenlucht’. Dat venster

bevat selectievelden die aangeven of de plaats van de voorverwarming enkel aan de

toevoer, enkel aan de afvoer of zowel aan de toevoer als de afvoer plaatsvindt.

Scherm 241 - Een plaats invoeren

Het is mogelijk dat de toevoer van buitenlucht in de ventilatiezone op meerdere plaatsen

gebeurt. In dat geval kan het voorkomen dat niet alle luchttoevoeren voorverwarmd

worden. Omgekeerd is het ook mogelijk dat de mechanische afvoer naar buiten via meer

Page 184: Cursus EPB-software 3 gewesten

184

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

dan één luchtuitlaat gebeurt en kan het voorkomen dat op sommige van deze luchtstromen

geen warmterecuperatie plaatsvindt. In de tabel moet u alle plaatsen waar mechanische

buitenluchttoevoer en/of mechanische afvoer naar buiten plaatsvindt, specificeren. Er zijn

drie soorten plaatsen:

- Enkel toevoer: op deze plaats vindt enkel mechanische buitenluchttoevoer

plaats (bijvoorbeeld: een aparte, rechtstreekse toevoer naar een bepaalde ruimte).

o bij het ja/neen-veld ‘Mechanische toevoer’ kiest u ‘Ja’;

o bij het ja/neen-veld ‘Mechanische afvoer’ kiest u ‘Neen’;

o het is niet mogelijk om een warmteterugwinapparaat in te voeren.

Scherm 242 – Invoeren van een plaats ‘enkel toevoer’

- Enkel afvoer: op deze plaats vindt enkel mechanische afvoer naar buiten plaats

(bijvoorbeeld: een aparte, rechtstreekse afvoer vanuit een bepaalde ruimte, zoals

een toilet of een keuken).

o bij het ja/neen-veld ‘Mechanische toevoer’ kiest u ‘Neen’;

o bij het ja/neen-veld ‘Mechanische afvoer’ kiest u ‘Ja;

o het is niet mogelijk om een warmteterugwinapparaat in te voeren.

Scherm 243 – Invoeren van een plaats ‘enkel afvoer’

- Toevoer en afvoer: op deze plaats vindt zowel mechanische buitenluchttoevoer als

mechanische afvoer naar buiten plaats (bijvoorbeeld: een warmtewisselaar met

warmteterugwinning).

Page 185: Cursus EPB-software 3 gewesten

185

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

o bij het veld ‘Mechanische toevoer’ kiest u ‘Ja’;

o bij het veld ‘Mechanische afvoer’ kiest u ‘Ja’;

o het is mogelijk om een warmteterugwinapparaat in te voeren.

Scherm 244 – Invoeren van een plaats ‘toe- en afvoer’

8.4.2 De debieten invullen

Als u bij ‘Mechanische toevoer’ ‘Ja’ kiest, dan moet u een toevoerdebiet invullen. Als u bij

‘Mechanische afvoer’ ‘Ja’ kiest, dan moet u een afvoerdebiet invullen. Er zijn verschillende

mogelijkheden om de debieten in te vullen, afhankelijk van het type project (EPW of EPU) en

van het feit of er al dan niet een continue meting gebeurt en of er een meting van de

debieten heeft plaatsgevonden.

De nodige debieten in een EPW-project 8.4.2.1

In deze paragraaf wordt de gegevensinvoer van de mechanische toe- en afvoer besproken.

Omdat de invoer identiek is voor mechanische toe- en afvoer, wordt alles uitgelegd aan de

hand van de mechanische toevoer. In een EPW-project kunt u de debieten op drie manieren

invullen:

- instelwaarde van het debiet bij continue meting van het debiet;

- meetwaarde van het debiet bij meting;

- geëiste debieten.

8.4.2.1.1 Continue meting van het debiet

Als een continue meting van het ingaande debiet gebeurt en op basis daarvan een

continue en automatische aanpassing aan de instelwaarde plaatsvindt, zodat het ingaande

debiet bij geen enkele ventilatorstand meer dan 5% van de instelwaarde afwijkt, moet u ‘Ja’

aanvinken in het ja/neen-veld ‘Continue meting en aanpassing v.h. toevoerdebiet’.

Vervolgens vult u het ingesteld debiet bij nominale ventilatorstand in. U moet ook een

stavingsstuk toevoegen om de ingevulde waarde te staven.

Page 186: Cursus EPB-software 3 gewesten

186

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 245 - Continue meting van het toevoerdebiet – EPW

8.4.2.1.2 Meetwaarde debiet gekend

Als de toevoerdebieten van buitenlucht bij de nominale ventilatorstand effectief worden

gemeten in alle ruimten die via deze plaats van buitenlucht voorzien worden, moet u ‘Neen’

aanvinken in het ja/neen-veld ‘Continue meting en aanpassing v.h. toevoerdebiet’ en moet

u ‘Ja’ aanvinken in het ja/neen-veld ‘Meetwaarde buitenluchttoevoerdebiet gekend’.

Vervolgens voert u de meetwaarde van het buitenluchttoevoerdebiet in. U moet ook een

stavingsstuk toevoegen om de ingevulde waarde te staven.

Scherm 246- Meetwaarde toevoerdebieten gekend – EPW

8.4.2.1.3 Invoeren geëiste debieten

Als er geen continue meting is en als de debieten niet gemeten zijn, dan moet u aangeven

welke ruimten aan de plaats gekoppeld zijn. Voor de toevoerdebieten kunt u kiezen uit een

lijst met alle droge ruimtes. Voor de afvoerdebieten kunt u kiezen uit een lijst met alle natte

ruimtes.

Let op! Deze werkwijze is verschillend van de werkwijze in de oude EPB-software: daar moest

u zelf de som maken van de geëiste toe- en afvoerdebieten. In de nieuwe EPB-software

moet u enkel aankruisen welke ruimten gelinkt zijn aan deze plaats. Let goed op dat elke

ruimte sowieso aan een plaats is gelinkt. U voert best eerst alle ruimten in, in het tabblad

‘Hygiënische ventilatie’ (zie hoofdstuk 9).

Als u achteraf nog een ruimte toevoegt bij de hygiënische ventilatie, mag u niet vergeten om

die ruimte nog aan een plaats te koppelen. Anders worden de geëiste debieten verkeerd

berekend, wat vergaande gevolgen kan hebben op het E-peil.

Page 187: Cursus EPB-software 3 gewesten

187

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 247 - Invoeren geëiste toe- en afvoerdebieten

De nodige debieten in een EPU-project 8.4.2.2

In deze paragraaf wordt de gegevensinvoer van de debieten voor de mechanische toe- en

afvoer besproken voor een EPU-project. Dit wordt getoond aan de hand van de

toevoerdebieten. De werkwijze voor de invoer van de gegevens van de afvoerdebieten is

gelijkaardig.

In een EPU-project zijn er twee mogelijkheden om de toevoerdebieten in te vullen. Ofwel kunt

u aangeven dat er een continue meting gebeurt van het toevoerdebiet, zoals bij EPW (zie

8.4.2.1). Dan moet u het ingestelde toevoerdebiet bij nominale ventilatorstand ingeven.

Scherm 248 – Invoer toevoerdebiet bij nominale ventilatorstand bij continue meting - EPU

Ofwel geeft u aan dat er geen continue meting is van het toevoerdebiet en moet u het

‘ontwerptoevoerdebiet buitenlucht’ invoeren. Het ‘ontwerptoevoerdebiet buitenlucht’ is het

ventilatiedebiet waarvoor de toevoer van buitenlucht op deze plaats wordt ontworpen. U

moet ook een stavingstuk toevoegen om die waarde te staven.

Page 188: Cursus EPB-software 3 gewesten

188

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 249 - Invoeren ontwerptoevoerdebiet – geen continue meting - EPU

8.4.3 Een warmteterugwinapparaat invoeren

Als u een plaats met toe- en afvoer hebt aangemaakt, is het mogelijk om een

warmteterugwinapparaat in te voeren. Het ja/neen-veld ‘Warmteterugwinapparaat is

aanwezig’ wordt onderaan toegevoegd:

Het ja/neen-veld ‘Warmteterugwinapparaat is aanwezig’

Als een warmteterugwinapparaat aanwezig is, kies dan ‘Ja’. Onderaan verschijnt een

invoervenster ‘Warmteterugwinapparaat’. Daar kunt u de gegevens van het

warmteterugwinapparaat ingeven (zie Scherm 250).

Gegevens over het warmteterugwinapparaat invoeren 8.4.3.1

Voer de gegevens over het warmteterugwinapparaat in via de verschillende invoervelden.

Scherm 250 - Invoeren van een warmteterugwinapparaat

Het ja/neen-veld ‘Het warmteterugwinapparaat heeft een by-pass’

Als het warmteterugwinapparaat beschikt over een by-pass, kies dan ‘Ja’. De by-pass zorgt

ervoor dat de doorgang doorheen de warmtewisselaar volledig of gedeeltelijk kan

afgesloten worden, waardoor de warmtewisselaar gedeeltelijk of volledig geactiveerd

wordt. Dat heeft als voordeel dat buiten het stookseizoen het gebouw niet extra wordt

opgewarmd. Vooral in de zomer is het interessant om die extra opwarming te vermijden.

Het ja/neen-veld ‘Volledige by-pass of volledige inactivering’

Als u in het bovenstaande veld ‘Ja’ hebt ingevuld, dan wordt dit veld geactiveerd. Als het

gaat om een volledige by-pass of volledige inactivering, kies dan ‘Ja’. ‘Volledige by-pass of

volledige inactivering’ betekent dat de doorgang doorheen de warmtewisselaar volledig

kan afgesloten worden of op een andere manier volledig geïnactiveerd kan worden.

Bijvoorbeeld: het stilzetten van een roterend warmtewiel.

Page 189: Cursus EPB-software 3 gewesten

189

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De bibliotheekregel

Via de bibliotheekregel kan u een in de bibliotheek opgeslagen warmteterugwinapparaat

selecteren of kan u het warmteterugwinapparaat dat u hebt ingevoerd, in de bibliotheek

opslaan. Bij selectie van een bibliotheekelement worden onderstaande velden automatisch

ingevuld.

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Voer hier het merk van het warmteterugwinapparaat in.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Voer hier het product-ID van het warmteterugwinapparaat in.

Het vrije invoerveld ‘Thermisch rendement warmteterugwinapparaat’

Voer hier het thermische rendement in van het warmteterugwinapparaat. Deze waarde

moet u in procent invullen en ligt tussen 0 en 100%.

8.5 Het tabblad ‘Uitvoeringskwaliteit’

Het tabblad ‘Uitvoeringskwaliteit’ is enkel beschikbaar voor EPW-projecten. Als u hebt

aangeduid dat er geen ventilatiesysteem is, dan is dat tabblad niet actief.

In dat tabblad kan de uitvoeringskwaliteit worden meegerekend via de

vermenigvuldigingsfactor m. Er zijn drie manieren om die vermenigvuldigingsfactor in te

voeren:

- waarde bij ontstentenis;

- directe invoer;

- gedetailleerde berekening.

8.5.1 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via de waarde bij ontstentenis

Als u kiest voor ‘Waarde bij ontstentenis’ als berekeningswijze voor de kwaliteit van de

uitvoering, dan voert u verder niets in. In dat geval wordt gerekend met de waarde bij

ontstentenis 1,5 voor de m-factor.

Scherm 251 - Vermenigvuldigingsfactor via waarde bij ontstentenis

8.5.2 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via directe invoer

Als u kiest voor ‘Directe invoer’ als berekeningswijze voor de kwaliteit van de uitvoering, dan

kunt u de vermenigvuldigingsfactor manueel invoeren. U moet een stavingsstuk toevoegen

waarmee u de berekende waarde bewijst. Deze waarde moet worden bepaald

overeenkomstig paragraaf 7.8.4 en bijlage B.1 van bijlage V bij het Energiebesluit.

Page 190: Cursus EPB-software 3 gewesten

190

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 252 - Vermenigvuldigingsfactor via directe invoer

8.5.3 Vermenigvuldigingsfactor invoeren via een gedetailleerde berekening

In de nieuwe EPB-software kunt u de vermenigvuldigingsfactor in detail berekenen, zoals

beschreven in paragraaf 7.8.4 en bijlage B.1 van bijlage V bij het Energiebesluit. Kies

‘Gedetailleerde berekening’ in de keuzelijst ‘Berekeningswijze voor kwaliteit v.d. uitvoering’.

Scherm 253 - Vermenigvuldigingsfactor: gedetailleerde berekening

De volgende invoervelden moeten ingevoerd worden:

Het ja/neen-veld ‘Alle ingevoerde debieten zijn gemeten’

Enkel als alle ingevoerde toe- en afvoerdebieten gemeten zijn, selecteert u ‘Ja’. De

ingevoerde debieten worden meegerekend voor het berekenen van de

vermenigvuldigingsfactor.

Het ja/neen-veld ‘Lekdebiet van de toevoerleidingen gekend’

Dit veld is enkel actief bij systeem B of D. Als het lekdebiet van de toevoerleidingen gemeten

en gekend is, kies dan ‘Ja’.

Het ja/neen-veld ‘Lekdebiet van de afvoerleidingen gekend’

Als het lekdebiet van de afvoerleidingen gemeten en gekend is, kies dan ‘Ja’.

De twee ja/neen-velden over het lekdebiet werken op dezelfde manier. Hieronder wordt de

werking van het lekdebiet van de toevoerleidingen uitgelegd. Ga voor de afvoerleidingen

op dezelfde manier te werk.

Als u hebt aangegeven dat het lekdebiet van de toevoerleidingen gekend is, verschijnt een

overzichtslijst waarin u toevoerleidingen kunt toevoegen. Om een toevoerleiding toe te

Page 191: Cursus EPB-software 3 gewesten

191

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

voegen, drukt u op het blauwe plusteken. De software kent zelf een naam en een

volgnummer toe per toegevoegde leiding. U kunt de naam van de leiding niet zelf wijzigen.

Om de toevoerleiding te verwijderen, drukt u op het rode kruis naast de geselecteerde

toevoerleiding in de tabel.

Scherm 254 - Vermenigvuldigingsfactor: invoeren lekdebieten

Per toevoerleiding moet u drie invoervelden aanvullen:

Het vrije invoerveld ‘Lekdebiet (toevoer)’

Vul hier het gemeten lekdebiet in. Om deze waarde te bewijzen, moet u een stavingsstuk

invoeren.

Het ja/neen-veld ‘Leiding aangesloten op toevoer/afvoer plaats

In het geval van een ventilatiesysteem met mechanische toe- en afvoer, moet u hier

aanvinken of de leiding is aangesloten op een toevoer/afvoer plaats.

Let op! Als u de leiding niet linkt met een toevoer/afvoer plaats, dan zullen de lekdebieten

niet worden meegerekend in de berekeningen voor de voorverwarming. Als een systeem D

geplaatst is, gaat u best na of de lekdebieten wel aan een plaats gelinkt zijn.

De keuzelijst ‘Toevoer/Afvoerplaats’

Als u ‘Ja’ hebt gekozen bij het bovenstaande veld, kunt u hier aanduiden aan welke plaats

de leiding gelinkt is.

8.6 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

8.6.1 Invoeren van geëiste debieten

Op het tabblad ‘Voorverwarming’ is het mogelijk om de geëiste debieten in te voeren. Dat

gebeurt in de nieuwe EPB-software door aan te vinken welke ruimten aan de plaats

gekoppeld zijn. In de oude EPB-software moet u zelf de ruimten opzoeken en de debieten

samentellen. Voor meer informatie, zie hoofdstuk 8.4.2.1.

Page 192: Cursus EPB-software 3 gewesten

192

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

8.6.2 De reductiefactor voor ventilatie heet nu reductiefactor voor

vraagsturing

In de nieuwe EPB-software wordt niet gesproken over ‘de reductiefactor voor ventilatie’,

maar over ‘de reductiefactor voor vraagsturing’. Zie hoofdstuk 8.2 voor meer informatie.

8.6.3 Het maximaal elektrisch vermogen moet ingevoerd worden en niet de

helft

In de nieuwe EPB-software moet het maximale elektrische vermogen van een ventilator

worden ingevoerd en niet de helft van het maximale elektrische vermogen, zoals dat in de

oude EPB-software het geval is. Voor meer informatie, zie hoofdstuk 8.3.1.

8.6.4 Het rendement van het warmteterugwinapparaat moet in % worden

ingegeven

Het rendement van het warmteterugwinapparaat moet in procent (%) worden ingevoerd. In

de oude EPB-software was dit anders. Bijvoorbeeld een warmteterugwinapparaat met

rendement 0,85 : dit moet u invoeren als een rendement van 85%. Voor meer informatie, zie

hoofdstuk 8.4.3.

8.7 Nieuwe modules in de EPB-software

In de nieuwe EPB-software kan de vermenigvuldigingsfactor m gedetailleerd worden

berekend. Die mogelijkheid is niet aanwezig in de oude EPB-software. Voor meer informatie,

zie hoofdstuk 8.5.3.

8.8 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze website:

www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatiesysteem

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

8.3 Het tabblad ‘Hulpenergie’

- EPW: Bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 11.2

- EPU: Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 8.1.2

8.4 Het tabblad ‘Voorverwarming’

- EPW: Bijlage V bij het Energiebesluit, Bijlage B

- EPU: Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 5.5.4

8.5 Het tabblad ‘Uitvoeringskwaliteit

- EPW: Bijlage V bij het Energiebesluit, Bijlage B

Page 193: Cursus EPB-software 3 gewesten

193

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9 Ventilatie residentieel

Dit hoofdstuk behandelt de invoer van hygiënische ventilatie in een EPW-volume (een

nieuwbouw woning).

De gegevens over de hygiënische ventilatie worden ingevoerd op het niveau van de

ventilatiezone.

9.1 Algemeen

De invoer van hygiënische ventilatie verschilt voor een nieuwbouwproject en voor een

project met aard van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’.

9.1.1 Invoer van ventilatie in een nieuwbouwproject

Open het invoervenster ‘Ventilatie’ (zie Scherm 255) in een nieuwbouwproject door te klikken

op de knoop ‘Ventilatie’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Het invoervenster ‘Ventilatie’ bestaat uit twee delen. In het bovenste deel vult u gegevens

aan over het ‘Ventilatiesysteem’: de keuzelijst ‘Ventilatiesysteem’ en het ja/neen-veld

‘Vraaggestuurde ventilatie’. In het onderste deel vindt u enkele tabbladen.

Over de invoer van het ‘Ventilatiesysteem’ en de tabbladen ‘Hulpenergie’,

‘Voorverwarming’ en ‘Uitvoeringskwaliteit’ vindt u meer informatie in hoofdstuk 8. Het huidige

hoofdstuk behandelt enkel de invoer van ruimten en ventilatieopeningen in het tabblad

‘Hygiënische ventilatie’.

Scherm 255 – Het invoervenster ‘Ventilatie’ in een nieuwbouwproject

9.1.2 Invoer van ventilatie in een renovatie of functiewijziging

Open het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ (zie Scherm 256) voor een project met aard

van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’ door te klikken op de knoop ‘Hygiënische

ventilatie’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ bestaat uit de keuzelijst ‘Ventilatiesysteem’ en een

overzicht van de ‘Ruimten’.

Over de invoer van het ‘Ventilatiesysteem’ vindt u meer informatie in hoofdstuk 8. Het huidige

hoofdstuk behandelt enkel de invoer van ruimten en ventilatieopeningen in het invoervenster

‘Hygiënische ventilatie’.

Page 194: Cursus EPB-software 3 gewesten

194

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 256 – Het invoervenster ‘Hygiënische Ventilatie’ in een project ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’

9.2 Hygiënische ventilatie invoeren

Scherm 257 toont het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’ in het invoervenster ‘Ventilatie’ voor

een nieuwbouwproject. Dat tabblad is identiek aan het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’

voor een project met aard van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’. In de

onderstaande beschrijving worden de schermen voor een nieuwbouwproject getoond.

Scherm 257 – Het invoervenster ‘Ventilatie’: tabblad ‘Hygiënische ventilatie’

9.2.1 Een ruimte toevoegen

Het begrip ‘ruimte’ is hier gebruikt als algemene omschrijving voor 'lokaal', 'vertrek', 'plaats',

'gang' …. Elk afsluitbaar lokaal binnen het beschermde volume moet apart gedefinieerd

worden, ook als daarvoor geen ventilatie-eisen zijn volgens de Energieprestatieregelgeving

(speciale ruimten, gangen, traphallen, ...). U kunt zoveel ruimten ingeven als nodig is.

Bepaalde plaatsen mag u als twee ruimten beschouwen en ingeven (bijvoorbeeld een

aaneengesloten gang/traphal die u gedeeltelijk als ruimte op het gelijkvloers en gedeeltelijk

als ruimte op de eerste verdieping ingeeft). Voor een volledige en correcte verslaggeving is

het soms noodzakelijk om een dergelijke opdeling te maken. Bijvoorbeeld een woonkamer

Page 195: Cursus EPB-software 3 gewesten

195

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

met een aangrenzende open keuken: u voert die als twee ruimten in, zodat u de

ventilatievoorzieningen correct kunt ingeven voor de ‘droge ruimte’ (woonkamer) en de

‘natte ruimte’ (keuken).

Voeg een nieuwe ruimte toe door in het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’ op het blauwe

plusteken te klikken. De software geeft de nieuwe ruimte automatisch een naam.

Let op! De knop 'Eén ruimte per vloeroppervlak genereren’ is niet geschikt om ruimten in

te voeren. Die knop is enkel van toepassing als u met de 3D-modeler werkt.

Scherm 258 – Het tabblad ‘Hygiënische Ventilatie’: (1) Een ruimte maken

Scherm 259 toont het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’ in het invoervenster ‘Ventilatie’ na

toevoeging van een ruimte.

Scherm 259 – Het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’: toevoegen van ‘Ruimte 1’

Page 196: Cursus EPB-software 3 gewesten

196

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.2.2 Een ruimte verwijderen

Als u de ruimte wil verwijderen: klik met de rechtermuisknop op de knoop ‘Ruimte’ en kies de

optie ‘Verwijderen’.

Scherm 260 – Het venster ‘Energetische boomstructuur’: verwijderen van een ruimte

9.2.3 Een ruimte definiëren

Het soort ruimte bepaalt, samen met de gebruiksoppervlakte, de geëiste debieten die van

toepassing zijn op die ruimte, en de wijze waarop die debieten moeten gerealiseerd worden.

De residentiële ruimten moeten voldoen aan de eisen voor ventilatie zoals beschreven in

bijlage IX bij het Energiebesluit. De niet-residentiële ruimten moeten voldoen aan de eisen

voor ventilatie zoals beschreven in Bijlage X bij het Energiebesluit. Afhankelijk van het type

ruimte verschijnen de schermen voor het invoeren van de residentiële of de niet-residentiële

ventilatievoorzieningen.

U vult de karakteristieken van een ruimte (soort, gebruiksoppervlakte, type,…) aan in het

invoervenster ‘Ruimte’. Er zijn twee mogelijkheden om het invoervenster ‘Ruimte’ te openen:

- via het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’;

- via de knoop van de ruimte in de energetische boomstructuur.

Invoer via het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’

Als u dubbelklikt op de ruimte die u hebt toegevoegd in het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’,

dan opent het invoervenster ‘Ruimte’ (zie Scherm 261).

Invoer via de energetische boomstructuur

Een nieuw toegevoegde ruimte verschijnt in het venster ‘Energetische boomstructuur’ onder

de knoop ‘Ventilatie’. Als u klikt op de nieuwe knoop ‘Ruimte’, opent het invoervenster

‘Ruimte’.

Page 197: Cursus EPB-software 3 gewesten

197

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 261 – (Links) Het venster ‘Energetische boomstructuur’ met de knoop ‘Ruimte’, (Rechts) Het

invoervenster ‘Ruimte’

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden van het

invoervenster ‘Ruimte’. De invoervelden verschillen voor nieuwbouwprojecten en voor

projecten met aard van werken ‘Renovatie’ en ook voor niet-residentiële en residentiële

ruimten.

Algemene invoervelden 9.2.3.1

Voor elke aard van de werken voert u volgende gegevens van een ruimte in:

Scherm 262 – het Invoervenster ‘Ruimte’ voor een nieuwbouwproject

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van de ruimte in.

De keuzelijst ‘Soort Ruimte’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- woonkamer (of analoge ruimte);

- slaap-, studeer-, speelkamer (of analoge ruimte);

- badkamer, was-, droogplaats;

- keuken;

- open keuken;

- WC;

- niet-residentiële ruimte;

- gang, trapzaal, hal (of analoge ruimte);

- garage

- zolder

- niet reële ruimten (zie hoofdstuk 9.3.6)

Page 198: Cursus EPB-software 3 gewesten

198

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Gebruiksoppervlakte’

Door de keuze ‘Woonkamer (of analoge ruimte)’, ‘Slaap-, studeer-, speelkamer (of analoge

ruimte)’, ‘Badkamer, was-, droogplaats’ of ‘Keuken’ uit de keuzelijst ‘Soort ruimte’ verschijnt

het vrije invoerveld ‘Gebruiksoppervlakte’. Vul hier de gebruiksoppervlakte van de ruimte in,

uitgedrukt in m².

De gebruiksoppervlakte is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande

scheidingsconstructies die de ruimte omhullen. Voor trappen en hellende vloeren beschouwt

u de verticale projectie op het horizontale vlak. Reken vides, trapgaten, liftschachten en

dragende binnenwanden niet mee bij de bepaling van de gebruiksoppervlakte. Bij de

bepaling van de grenslijn van de ruimte, mag u een incidentele nis, een uitsparing of een

uitspringend bouwdeel negeren, als het grondvlak ervan kleiner is dan 0.5 m².

Invoervelden enkel voor renovaties 9.2.3.2

Voor aard van de werken ‘Renovatie’ voert u volgende gegevens van een ruimte in:

De keuzelijst ‘Type van de ruimte’

Die keuzelijst is samengesteld uit:

- bestaande ruimte (zie Scherm 263);

- nieuwe ruimte (zie Scherm 264).

Let op! Dat veld komt enkel voor bij projecten met aanvraagdatum of meldingsdatum vanaf

01/01/2014.

Het vrije-invoerveld ‘Aantal meter venst. dat vervangen/toegevoegd wordt’

Als u kiest voor ‘Bestaande ruimte’ als ‘Type van de ruimte’ verschijnt het vrije-invoerveld

‘Aantal meter venst. dat vervangen/toegevoegd wordt’ (zie Scherm 263). Vul hier het aantal

lopende meter venster in dat vervangen of toegevoegd wordt in de ruimte.

Let op! Dat veld komt enkel voor bij ‘bestaande ruimtes’ bij projecten met aanvraagdatum of

meldingsdatum vanaf 01/01/2014.

Het ja/neen-veld ‘Enkel met andere ruimten in verbinding via bestaande verticale wand’

Als u kiest voor ‘Nieuwe ruimte’ als ‘Type van de ruimte’ verschijnt het ja/neen-veld ‘Enkel

met andere ruimten in verbinding via bestaande verticale wand’. Vink het selectievakje ‘Ja’

aan als de beschouwde ruimte enkel in verbinding staat met andere ruimten via bestaande

verticale scheidingsconstructies. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval. De

keuze voor dit veld bepaalt of er doorstroomopeningen aanwezig moeten zijn of niet (zie

Scherm 264). Dit veld is enkel zichtbaar in het geval er een klein nieuw deel aan een

bestaand gebouw wordt gezet.

Scherm 263 – Het invoervenster ‘Ruimte’ voor een renovatie: keuze voor een bestaande ruimte

Page 199: Cursus EPB-software 3 gewesten

199

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 264 – Het invoervenster ‘Ruimte’ voor een renovatie: keuze voor een nieuwe ruimte

Invoervelden enkel voor niet-residentiële ruimten 9.2.3.3

U voert de volgende gegevens voor een niet-residentiële ruimte in:

Het ja/neen-veld ‘Directe invoer minimum ontwerpdebiet’

Als u kiest voor ‘Niet-residentiële ruimte’ als ‘Soort ruimte’ verschijnt het ja/neen-veld ‘Directe

invoer minimum ontwerpdebiet’.

Let op! Voor het Vlaamse Gewest is het verplicht om het selectievakje ‘Neen’ aan te vinken.

In dat geval bepaalt de software het minimum ontwerpdebiet van een ruimte op basis van

de ruimtecategorie, het soort ruimte, de gebruiksoppervlakte … . In een volgende

softwareversie zal de keuze ‘Directe invoer minimum ontwerpdebiet’ gedeactiveerd worden.

Scherm 265 – Het invoervenster ‘Ruimte’: niet-residentiële ruimte

Door de keuze ‘Neen’ verschijnen de volgende invoervelden (zie Scherm 265):

De keuzelijst ‘Ruimte-categorie’

De keuzelijst bestaat uit:

- Horeca;

- Hotels, motels, vakantiecentra;

- Kantoorgebouwen;

- Publieke ruimten;

- Publieke verzamelplaatsen;

- Detailhandel;

- Sport en ontspanning;

- Werkruimten;

- Onderwijsinstellingen;

- Gezondheidszorg;

- Correctionele instellingen;

Page 200: Cursus EPB-software 3 gewesten

200

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- Ruimte niet voor menselijke bezetting;

- Overige ruimten.

De keuzelijst ‘Soort niet-residentiële ruimte’

De mogelijkheden die u krijgt in de keuzelijst ‘Soort niet-residentiële ruimte’ zijn afhankelijk van

de gekozen ‘Ruimte-categorie’:

Horeca

o restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars

o keukens, kitchenettes

Hotels, motels, vakantiecentra

o slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, …

o slaapzalen in vakantiecentra

o lobby, inkomhal

o vergaderzaal, ontmoetingsruimte, polyvalente zaal

Kantoorgebouwen

o kantoor

o ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen

o hoofdingang

Publieke ruimten

o vertrekhal, wachtzaal

o bibliotheek

Publieke verzamelplaatsen

o kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen,

gerechtszalen, musea en galerijen

Detailhandel

o verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra)

o winkelcentrum

o kapsalon, schoonheidssalon

o winkels voor meubilair, tapijten, textiel

o supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak

o wasserettes, wassalon

Sport en ontspanning

o sporthal, stadion (speelruimte), turnzaal

o kleedkamers

o toeschouwerruimte, tribunes

o discotheek / dansgelegenheden

o sportclub : aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub

Werkruimten

o fotostudio, donkere kamer

o apotheek (bereidingsruimte)

o lokettenzaal in banken, kluizenzaal voor publiek

o kopieerruimte, ruimte voor printers

o computerruimte (zonder ruimte voor printers)

Onderwijsinstellingen

o leslokalen

o polyvalente zaal

Gezondheidszorg

o ziekenzaal

o behandeling- en onderzoekskamers

o operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen,

kinesitherapiezaal, fysiotherapie

Correctionele instellingen

o cellen, dagverblijf

o bewakingsposten

o inschrijving, registratie, wachtruimte

Page 201: Cursus EPB-software 3 gewesten

201

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Ruimte niet voor menselijke bezetting

o WC

o Traphallen

o Laad en losruimte voor industriële gebouwen

o Andere (Corridor, Archief, …)

Overige ruimten

o speciale ruimten

o niet reële ruimten

o opslagmagazijn

o andere ruimten

Het vrije-invoerveld ‘Gebruiksoppervlakte’

Vul hier de gebruiksoppervlakte van de ruimte in, uitgedrukt in m². (In hoofdstuk 9.2.3.1 bij het

vrije-invoerveld ‘Gebruiksoppervlakte’ vindt u meer informatie over hoe de

gebruiksoppervlakte bepaald dient te worden.)

Het ja/neen-veld ‘Ontwerpbezetting gekend’

Als de niet-residentiële ruimte onder een ruimte-categorie valt die bestemd is voor menselijke

bezetting, verschijnt het ja/neen-veld ‘Ontwerpbezetting gekend’. Vink het selectievakje ‘Ja’

aan om de ontwerpbezetting te specifiëren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere

geval.

Het vrije-invoerveld ‘Ontwerpbezetting’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ als ‘Ontwerpbezetting gekend’ verschijnt het vrije-

invoerveld ‘Ontwerpbezetting’. Vul hier de ontwerpbezetting van de ruimte in, uitgedrukt in

het aantal personen. De ontwerpbezetting geeft aan voor hoeveel personen de ruimte

bestemd is. Het bouwteam heeft de volledige vrijheid om de ontwerpbezetting te bepalen.

Het ja/neen-veld ‘Rokerszone’

Als de niet-residentiële ruimte onder een ruimte-categorie valt die bestemd is voor menselijke

bezetting, verschijnt het ja/neen-veld ‘Rokerszone’. Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als roken is

toegestaan. Het bouwteam bepaalt of er in de ruimte al dan niet gerookt mag worden. Vink

het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het ja/neen-veld ‘Is het aantal Wc’s gekend?’

Als u kiest voor ‘WC’ als type niet-residentiële ruimte, verschijnt het ja/neen-veld ‘Is het aantal

Wc’s gekend?’. Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om het aantal toiletten en urinoirs te

specifiëren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het vrije-invoerveld ‘Aantal Wc’s’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ als antwoord op de vraag ‘Is het aantal WC’s gekend?’,

dan verschijnt het vrije-invoerveld ‘Aantal WC’s’. Vul hier het aantal toiletten en urinoirs in.

Het vrije-invoerveld ‘Beschrijving van de bezetting’

Als u kiest voor de ruimte-categorie ‘Overige ruimten’ en als soort van de niet-residentiële

ruimte ‘Speciale ruimten’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Beschrijving van de bezetting’. Vul

hier een beschrijving in met een detaillering van het soort ruimte en de eisen voor ventilatie

die voor die ruimte van toepassing zijn. Die beschrijving kunt u vrij kiezen en kan bijvoorbeeld

een referentie naar een norm zijn.

Page 202: Cursus EPB-software 3 gewesten

202

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De ventilatie van speciale ruimten valt buiten het toepassingsgebied van de

energieprestatieregelgeving. Onder speciale ruimten worden hier ruimten verstaan met (een

risico op) speciale verontreinigingen waarvoor andere (specifieke en/of meer stringente)

eisen qua ventilatie gelden.

De volgende ruimten beschouwt u als ‘speciale ruimten’:

- garages met een oppervlakte (berekend op grond van de binnenafmetingen) van

meer dan 40 m²;

- stookplaatsen;

- brandstofopslagruimten;

- gasmeterruimten;

- ruimten voor drukreduceerinrichtingen van aardgas;

- liftkokers en liftkooien;

- huisvuilkokers en verzamelruimte voor huisvuil;

- bepaalde laboratoria (medisch, biologisch, ...).

9.2.4 Ventilatieopeningen invoeren

Toevoer-, doorstroom- en afvoeropeningen toevoegen 9.2.4.1

Voor nieuwbouwprojecten: open het tabblad ‘Hygiënische ventilatie’ in het invoervenster

‘Ventilatie’ om de ventilatieopeningen van een bepaalde ruimte in te voeren. Selecteer de

ruimte waarvoor u ventilatieopeningen wil toevoegen.

Voor projecten met aard van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’: klik op de knoop

‘Hygiënische ventilatie’. U krijgt hetzelfde invoervenster ‘Ruimten’ als bij nieuwbouwprojecten.

Scherm 266 – Het tabblad ‘Hygiënische ventilatie: toevoegen van de ventilatieopeningen voor ‘Ruimte

33’

Page 203: Cursus EPB-software 3 gewesten

203

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Onder de tabel met het overzicht van de ruimten vult u per ruimte de toevoer-, doorstroom-

en afvoeropeningen aan. U gaat als volgt te werk:

- Via de drie ja/neen-invoervelden geeft u aan of er toevoer-, doorstroom- en

afvoeropeningen aanwezig zijn of niet. Na selectie van de optie ‘Ja’ wordt het

corresponderende tabblad actief.

- Voeg een nieuwe toevoer-, doorstroom- of afvoeropening toe door in het juiste

tabblad te klikken op het blauwe plusteken (Scherm 267). Meer informatie hierover

vindt u in de hoofdstukken 9.2.4.1 t.e.m 9.2.4.4.

- Een toevoer-, doorstroom- of afvoeropening verwijderen doet u door te klikken op het

rode kruis achter de naam van de toegevoegde opening (Scherm 268).

Scherm 267 – Het tabblad ‘Toevoeropeningen’

Scherm 268 – Het tabblad ‘Toevoeropeningen’ na toevoeging van een toevoeropening

Toevoeropeningen 9.2.4.2

Selecteer het tabblad ‘Toevoeropeningen’ (zie Scherm 267). Als u klikt op de knop met het

blauwe plusteken verschijnt:

- een regelbare toevoeropening: voor ruimten in een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem van het type A of C, met uitzondering van ruimten van het type

‘Woonkamer (of analoge ruimte)’.

- een mechanische toevoeropening: voor ruimten in een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem van het type B of D, met uitzondering van ruimten van het type

‘Woonkamer (of analoge ruimte)’.

- een pop-up venster ‘Een toevoeropening toevoegen’: voor een ruimte van het type

‘Woonkamer (of analoge ruimte)’. Scherm 269 toont het pop-up venster ‘Een

toevoeropening toevoegen’. Het invoerveld van dat venster is een keuzelijst waarin u

het type toevoeropening kan selecteren. Die keuzelijst is samengesteld uit:

o regelbare/mechanische toevoeropening;

o toevoeropeningen (hergebruikte lucht).

Let op! Enkel als de ventilatiezone een ventilatiesysteem D heeft, kan lucht uit slaap-, studeer-

of speelkamers of uit gangen, trapzalen en halls hergebruikt worden in woonkamers van

dezelfde woongelegenheid.

Page 204: Cursus EPB-software 3 gewesten

204

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 269 – Het pop-up venster ‘Een toevoeropening toevoegen’ bevat een keuzelijst die

afhangt van het ventilatiesysteem

Doorstroomopeningen 9.2.4.3

Door te klikken op het blauwe plusteken om een doorstroomopening toe te voegen

verschijnt een pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’. Het invoerveld van dat

venster is een keuzelijst waarin u een andere ruimte kan selecteren die via die

doorstroomopening met de ruimte zelf (vb. ‘Ruimte 21’) in verbinding staat. Scherm 270 toont

het pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’. Kies uit de keuzelijst de gepaste

ruimte en klik op de knop ‘Toevoegen’.

Scherm 270 – Het pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’

De doorstroomopening verschijnt in het tabblad ‘Doorstroomopeningen’ van zowel de ruimte

zelf als de andere ruimte die met deze doorstroomopening verbonden is.

Afvoeropeningen 9.2.4.4

Selecteer het tabblad ‘Afvoeropeningen’. Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken

verschijnt:

Page 205: Cursus EPB-software 3 gewesten

205

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- een regelbare afvoeropening: voor een ruimte in een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem van het type A of B, met uitzondering van ruimten van het type

‘slaap-, studeer- of speelkamers’ of het type ‘gangen, trapzalen en halls’.

- een mechanische afvoeropening: voor een ruimte in een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem van het type C of D, met uitzondering van ruimten van het type

‘slaap-, studeer- of speelkamers’ of het type ‘gangen, trapzalen en halls’.

- een pop-up venster ‘Een afvoeropening toevoegen’: voor een ruimte van het type

‘slaap-, studeer- of speelkamers’ of het type ‘gangen, trapzalen en halls’. Scherm 271

toont het pop-up venster ‘Een afvoeropening toevoegen’. Het invoerveld van dat

venster is een keuzelijst waarin u het type afvoeropening kan selecteren. Die keuzelijst

is samengesteld uit:

o regelbare/mechanische afvoeropening;

o afvoeropeningen (herbruikte lucht).

Let op! Enkel als de ventilatiezone over een ventilatiesysteem D beschikt, kan lucht uit

slaap-, studeer- of speelkamers of uit gangen, trapzalen en halls hergebruikt worden in

woonkamers van dezelfde woongelegenheid.

Scherm 271 – Het pop-up venster ‘Een afvoeropening toevoegen’

Eigenschappen van toevoer-, doorstroom- en afvoeropeningen invoeren 9.2.4.5

Voeg informatie toe over de ventilatieopening door op de naam te klikken van de toevoer-,

doorstroom- of afvoeropening (zie Scherm 272). Onder het tabblad ‘Toevoeropeningen’,

‘Doorstroomopeningen’ of ‘Afvoeropeningen’, vult u de gegevens aan.

Scherm 272 – Invoergegevens van ‘Regelbare toevoeropening5’

Page 206: Cursus EPB-software 3 gewesten

206

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.2.4.5.1 Invoergegevens voor alle types ventilatieopeningen

Voor alle soorten ventilatieopeningen vult u ‘Merk’ en ‘Product-ID’ in:

Het vrije-invoerveld ‘Merk’

Vul de naam van het merk van de ventilatieopening in.

Het vrije-invoerveld ‘Product-ID’

Vul de eenduidige identificatie van het product in, zoals opgegeven door de fabrikant.

9.2.4.5.2 Invoergegevens specifiek voor regelbare toevoeropeningen

Scherm 272 toont het invoervenster van een regelbare toevoeropening.

Let op! Regelbare toevoeropeningen mogen enkel worden toegevoegd als die ‘voldoende

regelbaar’ zijn. Een ‘voldoende regelbare’ toevoer– of afvoeropening is verplicht regelbaar

tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus

minstens 5 standen).

Het is mogelijk om een regelbare toevoeropening direct in het project in te voeren, en die

opening vervolgens naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk

om een regelbare toevoeropening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het

icoontje .

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor regelbare toevoeropeningen volgende invoervelden

aan:

De keuzelijst ‘Zelfregelendheidsklasse’

De keuzelijst is samengesteld uit:

- klasse P0;

- klasse P1;

- klasse P2;

- klasse P3;

- klasse P4.

Kies hier de zelfregelendheidsklasse, zoals opgegeven door de fabrikant. De

zelfregelendheidsklasse van een regelbare toevoeropening is bepaald door de mate van

zelfregelendheid. Er zijn vijf klassen: van P0 (de minst performante) tot P4 (de meest

performante). Als een regelbare toevoeropening niet zelfregelend is, dient klasse P0 gekozen

te worden. Dat gegeven is slechts nodig als u de vermenigvuldigingsfactor m met de

gedetailleerde methode wilt bepalen.

Het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om een regelbare toevoeropening met variabele lengte in te

voeren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om een regelbare toevoeropening met vaste

afmetingen in te voeren.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ verschijnt

het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet bij 2 Pa in voor de regelbare

toevoeropening met vaste afmetingen, uitgedrukt in m³/h. Die waarde wordt gewoonlijk

Page 207: Cursus EPB-software 3 gewesten

207

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

door de fabrikant geleverd. Het debiet van een regelbare toevoeropening wordt volgens

NBN EN 13141-1 bepaald. Als het debiet bij 2 Pa onbekend is, vult u hier "0" in.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa per strekkende meter’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa per strekkende meter’. Vul hier het debiet bij 2 Pa per

strekkende meter in, uitgedrukt in m³/hm. Die waarde wordt gewoonlijk door de fabrikant

geleverd. Het debiet van een regelbare toevoeropening wordt volgens NBN EN 13141-1

bepaald. Als het debiet bij 2 Pa onbekend is, vult u hier "0" in.

Het vrije-invoerveld ‘Dagmaat’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ verschijnt het

vrije-invoerveld ‘Dagmaat’. Vul hier de dagmaat van de regelbare toevoeropening in,

uitgedrukt in m. Figuur 11 demonstreert de definitie van de dagmaat van een

toevoeropening. In de productgegevens van het ventilatierooster, wordt meestal de lengte

(L) van het rooster (=d) vermeld en ook de waarde L0. De dagmaat is gelijk aan L – L0.

Figuur 11 – Voorbeeld van de dagmaat van een toevoeropening

9.2.4.5.3 Invoergegevens specifiek voor regelbare afvoeropeningen

Scherm 273 toont het invoervenster van een regelbare afvoeropening.

Let op! Regelbare afvoeropeningen mogen enkel worden toegevoegd als die ‘voldoende

regelbaar’ zijn. Een ‘voldoende regelbare’ toevoer– of afvoeropening is verplicht regelbaar

tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus

minstens 5 standen).

Page 208: Cursus EPB-software 3 gewesten

208

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 273 – Invoeren van een regelbare afvoeropening

Het is mogelijk om een regelbare afvoeropening direct in het project in te voeren, en die

opening vervolgens naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk

om een regelbare afvoeropening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het

icoontje

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor regelbare afvoeropeningen volgende invoervelden

aan:

Het ja/neen-veld ‘Voldoende regelbaar en corr. zelfregelbaarheid gekend’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de correctiefactor voor zelfregelbaarheid van de

regelbare afvoeropeningen gekend is. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere

geval.

Het vrije-invoerveld ‘Correctie voor de zelfregelbaarheid van openingen’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Voldoende regelbaar en corr.

zelfregelbaarheid gekend’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Correctie voor de zelfregelbaarheid

van openingen’. Vul de correctiefactor voor de mate van zelfregelendheid van de

regelbare afvoeropeningen in de ventilatiezone in.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Voldoende regelbaar en corr.

zelfregelbaarheid gekend’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet

bij 2 Pa in voor de regelbare afvoeropening, uitgedrukt in m³/h. Die waarde wordt gewoonlijk

door de fabrikant geleverd. Het debiet van een regelbare toevoeropening is volgens NBN EN

13141-1 bepaald. Als het debiet bij 2 Pa onbekend is, vult u hier "0" in.

Het vrije-invoerveld ‘Minimale doorsnede van de leiding’

De software toont in dat veld de minimum sectie van het afvoerkanaal, uitgedrukt in cm². De

minimum sectie van het afvoerkanaal wordt bepaald opdat het gecombineerd debiet gelijk

zou zijn aan het ontwerpdebiet van de regelbare afvoeropening.

Page 209: Cursus EPB-software 3 gewesten

209

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Sectie van het afvoerkanaal’

Vul de sectie van het afvoerkanaal in, waaraan de regelbare afvoeropening gekoppeld is,

uitgedrukt in cm².

9.2.4.5.4 Invoergegevens specifiek voor mechanische toevoer- en afvoeropeningen

Scherm 274 toont het invoervenster van een mechanische toevoeropening.

Scherm 275 toont het invoervenster van een mechanische afvoeropening.

Scherm 274 – Invoeren van een mechanische toevoeropening

Scherm 275 – Invoeren van een mechanische afvoeropening

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u, respectievelijk, voor mechanische toevoer –en

afvoeropeningen de volgende invoervelden in:

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch toevoerdebiet buitenlucht’

Vul het mechanisch toevoerdebiet van de buitenlucht in, uitgedrukt in m³/h.

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch afvoerdebiet’

Vul het mechanisch afvoerdebiet van de binnenlucht in, uitgedrukt in m³/h.

9.2.4.5.5 Invoergegevens specifiek voor toevoer– en afvoeropeningen voor herbruikte lucht

Scherm 276 toont het invoervenster van een toevoeropening die gebruik maakt van

herbruikte lucht. Scherm 277 toont het invoervenster van een afvoeropening die gebruik

maakt van herbruikte lucht.

Page 210: Cursus EPB-software 3 gewesten

210

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Hergebruiken van lucht is enkel toegestaan onder bepaalde voorwaarden:

1. Die mogelijkheid bestaat alleen voor systeem D (zie § 4.2.D van de norm NBN D 50-001).

2. De lucht die gerecycleerd wordt mag alleen mechanisch afgezogen worden vanuit de

slaapkamers, studeerkamers, speelkamers, gangen, trapzalen en/of halls van dezelfde

woongelegenheid (zie § 4.3.1.1.opmerking 2 van de norm NBN D 50-001).

3. De lucht die gerecycleerd wordt mag alleen mechanisch toegevoerd worden in de

woonkamer van dezelfde wooneenheid (zie § 4.2.D van de norm NBN D 50-001).

4. Zelfs als de gerecycleerde lucht mechanisch afgezogen wordt vanuit de slaapkamers,

studeerkamers, speelkamers is het noodzakelijk om doorstroomopeningen te voorzien tussen

die ruimten en de aangrenzende gangen, trapzalen, halls of eventueel "natte" ruimten (zie

Bijlage V van het EPB-decreet).

Gezien die voorwaarden kan een toevoeropening die herbruikte lucht aanvoert enkel

aanwezig zijn in ruimten van het type ‘Woonkamer (of analoge ruimte)’.

Gezien die voorwaarden kan een afvoeropening die herbruikte lucht afvoert enkel aanwezig

zijn in ruimten van het type ‘slaapkamers, studeerkamers, speelkamers’ of het type ‘gangen,

trapzalen en/of halls’.

Scherm 276 – Invoeren van toevoeropeningen die herbruikte lucht gebruiken

Scherm 277 – Invoeren van afvoeropeningen die herbruikte lucht gebruiken

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u, respectievelijk, voor toe-en afvoeropeningen de

volgende invoervelden aan:

Page 211: Cursus EPB-software 3 gewesten

211

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch toevoerdebiet herbruikte lucht’

Vul het mechanisch toevoerdebiet van de herbruikte lucht in, uitgedrukt in m³/h.

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch afvoerdebiet herbruikte lucht’

Vul het mechanisch afvoerdebiet van de herbruikte lucht in, uitgedrukt in m³/h.

9.2.4.5.6 Invoergegevens specifiek voor doorstroomopeningen

Scherm 278 toont het invoervenster van een doorstroomopening.

Scherm 278 – Invoeren van een doorstroomopening

Het is mogelijk om een doorstroomopening direct in het project in te voeren, en vervolgens

die opening naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk om een

doorstroomopening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het icoontje .

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor een doorstroomopening volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte > 5 mm’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de doorstroomopening een spleet is met een hoogte

groter dan 5 mm. Vink ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het vrije-invoerveld ‘Sectie’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte > 5 mm’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Sectie’. Vul hier de sectie van de doorstroomopening in,

uitgedrukt in cm².

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Als u kiest voor het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte > 5

mm’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet in dat door de

doorstroomopening stroomt bij een drukverschil van 2 Pa, uitgedrukt in m³/h. Die waarde

wordt door de fabrikant geleverd. Het debiet van een doorstroomopening is volgens NBN EN

13141-1 bepaald. Als het debiet bij 2 Pa onbekend is, vult u hier "0" in.

Page 212: Cursus EPB-software 3 gewesten

212

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.3 Verschillen tussen de oude en nieuwe EPB-software

9.3.1 Invoeren residentieel gebouw met niet-residentiële ruimte

In de oude software wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten met bestemming

‘Wonen’ en projecten met bestemming ‘Wonen met niet-residentiële bestemming’:

- Bestemming ‘Wonen’: In dat geval zijn alle ruimten van het EPW-volume residentiële

ruimten en moet voor al die ruimten voldaan worden aan de eisen voor ventilatie

zoals beschreven in Bijlage IX bij het Energiebesluit. Die bijlage verwijst naar de norm

NBN D50-001 ‘ventilatievoorzieningen in woongebouwen’.

- Bestemming ‘Wonen met niet-residentiële bestemming’: In dat geval komen er zowel

residentiële als niet-residentiële ruimten voor in het EPW-volume. Voor elke ruimte

wordt die bestemming opgevraagd. Dat gebeurt onder ‘Hygiënische ventilatie’ in het

invoervenster ‘Ruimten’. De residentiële ruimten moeten voldoen aan de eisen voor

ventilatie zoals beschreven in bijlage V bij het Energiebesluit. De niet-residentiële

ruimten moeten voldoen aan de eisen voor ventilatie zoals beschreven in Bijlage X bij

het Energiebesluit.

In de nieuwe EPB-software wordt in de bestemming geen onderscheid gemaakt tussen

‘Wonen’ en ‘Wonen met niet-residentiële bestemming. Bij de hygiënische ventilatie kan voor

een niet-residentiële ruimte in een residentieel gebouw het soort ruimte ‘Niet-residentiële

ruimte’ worden gekozen. De niet-residentiële ruimten moeten voldoen aan de eisen voor

ventilatie zoals beschreven in Bijlage X bij het Energiebesluit.

9.3.2 Invoeren regelbare toevoeropeningen

De oude EPB-software vraagt voor regelbare toevoeropeningen andere invoergegevens

dan de nieuwe EPB-software.

Afmetingen Invoervelden regelbare

toevoeropeningen

Oude EPB-software

Invoervelden regelbare

toevoeropeningen

Nieuwe EPB-software

Vaste afmetingen Debiet bij 2 Pa

Debiet bij 10 Pa

Voldoende regelbaar?

U-waarde gekend?

Oppervlakte

Zelfregelendheidsklasse

Debiet bij 2 Pa (of 10Pa)

Variabele afmetingen q1.2Pa

L0.2Pa

q1,10Pa

L0.10Pa

Voldoende regelbaar?

U-waarde gekend?

Lengte

Zelfregelendheidsklasse

Debiet bij 2 Pa (of 10Pa) per

strekkende meter

Dagmaat

In de nieuwe EPB-software mogen alleen regelbare toevoeropeningen ingevoerd worden

die voldoende regelbaar zijn. In de nieuwe EPB-software moet u ook de dagmaat ingeven

(= lengte – L0) en niet de lengte en L0 apart, zoals dat bij de oude EPB-software het geval is.

Page 213: Cursus EPB-software 3 gewesten

213

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.3.3 Invoeren doorstroomopeningen

Voor het invoeren van doorstroomopeningen in de vorm van een spleet onder de deur moet

in de nieuwe EPB-software worden aangevinkt of het gaat om een spleet onder de deur met

een hoogte > 5 mm. Vervolgens verschijnt een invoerveld om de sectie van de spleet onder

de deur te specifiëren.

Scherm 279 – Invoeren spleet onder deur met een hoogte > 5 mm

9.3.4 Invoeren regelbare afvoeropeningen

De oude EPB-software vraagt voor regelbare afvoeropeningen andere invoergegevens dan

de nieuwe EPB-software.

Invoervelden regelbare toevoeropeningen

Huidige EPB-software

Invoervelden regelbare toevoeropeningen

Nieuwe EPB-software

Debiet bij 2 Pa

Debiet bij 10 Pa

Voldoende regelbaar?

Sectie van het afvoerkanaal

Voldoende regelbaar en corr.

zelfregelbaarheid gekend?

Correctie voor de zelfregelbaarheid van

openingen

Debiet bij 2 Pa (of 10Pa)

Sectie van het afvoerkanaal

9.3.5 Voldoende regelbaarheid ventilatieopeningen

De oude EPB-software vraagt of de ventilatieopeningen voldoende regelbaar zijn. Dat houdt

in dat bij een regelbare opening de vrije doorsnede manueel of automatisch kan geregeld

worden in een voldoend aantal tussenstanden tussen "gesloten" en "volledig open". Die

regeling kan continu verlopen of via tenminste 3 tussenstanden tussen "gesloten" en "volledig

open" (tenminste dus 5 standen). Wanneer de regelbare toevoeropening aan die

voorwaarde voldoet moet een selectievakje aangevinkt worden. Voor regelbare

toevoeropeningen die niet voldoende regelbaar zijn, wordt in de EPB-software met het

ontwerpdebiet nul gerekend.

De nieuwe EPB-software vraagt niet of ventilatieopeningen voldoende regelbaar zijn. Er

mogen enkel ventilatieopeningen ingevoerd worden die voldoen aan de hierboven

gestelde voorwaarde.

Page 214: Cursus EPB-software 3 gewesten

214

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

9.3.6 Het begrip: niet-reële ruimte

Niet-reële ruimten zijn een nieuw begrip in de nieuwe EPB-software. Het zijn ruimten die

voorkomen uit de 3D-modeler die eigenlijk geen ruimte zijn. Een voorbeeld hiervan is een

ventilatieschacht die getekend wordt in de 3D-modeler, maar op vlak van ventilatie niet als

een ruimte wordt beschouwd. Het gebruik van de 3D-modeler wordt afgeraden. Bijgevolg is

het niet nodig om niet-reële ruimten te gebruiken.

9.4 Nieuwe modules

De keuzelijst ‘Type van de ruimte’ met de mogelijkheden ‘Bestaande ruimte’ en ‘Nieuwe

ruimte’ is een nieuw veld in de EPB-software. Dat veld komt voor bij gebouwen met aard van

de werken ‘Renovatie’ én met een aanvraagdatum vanaf 01/01/2014. Het veld is

toegevoegd naar aanleiding van de nieuwe indeling van gebouwen in 2014. Meer

informatie hierover vindt u in hoofdstuk 1.4.2.2.

9.5 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

- Bijlage IX bij het Energiebesluit voor residentiële ruimten in een residentieel gebouw;

- Bijlage X bij het Energiebesluit voor niet-residentiële ruimten in een residentieel

gebouw.

Page 215: Cursus EPB-software 3 gewesten

215

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

10 Ventilatie niet-residentieel

Dit hoofdstuk behandelt de invoer van hygiënische ventilatie in een EPU-volume (niet-

residentieel gebouw). De gegevens over de hygiënische ventilatie worden ingevoerd op het

niveau van de energiesector in een nieuwbouwproject en op het niveau van de

ventilatiezone in een renovatie of functiewijziging.

10.1 Algemeen

De invoer van hygiënische ventilatie verschilt voor een nieuwbouwproject en voor een

project met aard van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’.

10.1.1 Ventilatie in een nieuwbouwproject invoeren

Open het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ (zie Scherm 280) in een niet-residentieel

nieuwbouwproject door te klikken op de knoop ‘Hygiënische ventilatie’ in het venster

‘Energetische boomstructuur’.

Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ bestaat uit twee delen:

- In het bovenste deel van het venster vindt u een overzicht van de ruimten. U kan hier

een ruimte selecteren. Toevoegen van een ruimte kan niet in het invoervenster

‘Hygiënische ventilatie’, maar gebeurt in het invoervenster ‘Ruimten’. U opent dat

venster door te klikken op de knoop ‘Ruimten’ in het venster ‘Energetische

boomstructuur’. Meer informatie over het invoeren van ruimten vindt u in deel 10.2

van dit hoofdstuk.

- In het onderste deel van het venster vult u gegevens aan over de

ventilatieopeningen die aanwezig zijn in de ruimte die werd geselecteerd in het

bovenste deel van het venster. Meer informatie over het invoeren van

ventilatieopeningen vindt u in deel 10.3 van dit hoofdstuk.

Scherm 280 – Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ in een nieuwbouwproject

Page 216: Cursus EPB-software 3 gewesten

216

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Informatie over het ventilatiesysteem zelf, over de hulpenergie nodig voor ventilatie en over

de voorverwarming van ventilatielucht kunt u invullen in een apart invoervenster ‘Ventilatie’.

Open dat venster door te klikken op de knoop ‘Ventilatie’ in het venster ‘Energetische

boomstructuur’. Meer informatie over het invoervenster ‘Ventilatie’ vindt u in hoofdstuk 8.

10.1.2 Ventilatie in een renovatie of functiewijziging invoeren

Open het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ (zie Scherm 281) voor een project met aard

van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’ door te klikken op de knoop ‘Hygiënische

ventilatie’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ bestaat uit drie delen:

- In het bovenste deel vult u gegevens aan over het ‘Ventilatiesysteem’. Meer

informatie over de invoer van het ‘Ventilatiesysteem’ vindt u in hoofdstuk 8.

- In het middelste deel van het venster vindt u een overzicht van de ruimten. U kan hier

ruimten toevoegen en verwijderen (u kan hier ook een ruimte selecteren). Meer

informatie over het invoeren van ruimten vindt u in deel 10.2 van dit hoofdstuk.

- In het onderste deel van het venster vult u gegevens aan over de

ventilatieopeningen die aanwezig zijn in de ruimte die werd geselecteerd in het

bovenste deel van het venster. Meer informatie over het invoeren van

ventilatieopeningen vindt u in deel 10.3 van dit hoofdstuk.

Scherm 281 – Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ in een project ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’

10.2 Een ruimte invoeren

Het begrip ‘ruimte’ is hier gebruikt als algemene omschrijving voor 'lokaal', 'vertrek', 'plaats',

'gang', enz. Elk afsluitbaar lokaal binnen het beschermde volume moet apart gedefinieerd

Page 217: Cursus EPB-software 3 gewesten

217

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

worden, ook als daarvoor geen ventilatie-eisen zijn volgens de energieprestatieregelgeving

(speciale ruimten, gangen, traphallen, ...). U kunt zoveel ruimten ingeven als nodig is.

Bepaalde plaatsen mag u als twee ruimten beschouwen en ingeven (bijvoorbeeld een

aaneengesloten gang/traphal die u gedeeltelijk als ruimte op het gelijkvloers en gedeeltelijk

als ruimte op de eerste verdieping ingeeft). Voor een volledige en correcte verslaggeving is

het soms noodzakelijk om een dergelijke opdeling te maken.

10.2.1 Een ruimte toevoegen in een nieuwbouwproject

Open het invoervenster ‘Ruimten’ om voor een nieuwbouwproject een ruimte in te voeren. U

opent dat venster door te klikken op de knoop ‘Ruimten’ in het venster ‘Energetische

boomstructuur’(zie Scherm 282).

Scherm 282 – Het invoervenster ‘Ruimten’ in een nieuwbouwproject

Klik op het blauwe plusteken om een nieuwe ruimte toe te voegen. De software geeft de

nieuwe ruimte automatisch een naam. De nieuw toegevoegde ruimte verschijnt onder de

knoop ‘Ruimten’ in de ‘Energetische boomstructuur’ en in het invoervenster ‘Hygiënische

ventilatie’ (zie Scherm 283).

Let op! De knop 'Eén ruimte per vloeroppervlak genereren’ is niet geschikt om ruimten in

te voeren. Die knop is enkel van toepassing wanneer u met de 3D-modeler werkt.

Scherm 283 – Het invoervenster ‘Ruimten’: toevoegen van ‘Ruimte 1’ in een nieuwbouwproject

Page 218: Cursus EPB-software 3 gewesten

218

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

10.2.2 Een ruimte toevoegen in een renovatie of functiewijziging

Open het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ om voor een project met aard van de

werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’ een ruimte in te voeren. U opent dat venster door te

klikken op de knoop ‘Hygiënische ventilatie’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’ (zie

Scherm 284).

Scherm 284 – Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’ in een project met aard van de werken

‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’

Klik op de knop met het blauwe plusteken om een nieuwe ruimte toe te voegen. De software

geeft de nieuwe ruimte automatisch een naam (zie Scherm 285). De nieuw toegevoegde

ruimte verschijnt ook onder de knoop ‘Hygiënische ventilatie’ voor een project met aard van

de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’.

Let op! De knop 'Eén ruimte per vloeroppervlak genereren’ is niet geschikt om ruimten in

te voeren. Die knop is enkel van toepassing als u met de 3D-modeler werkt.

Scherm 285 - Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’: toevoegen van ‘Ruimte 1’ in een project met

aard van de werken ‘Renovatie’ of ‘Functiewijziging’

10.2.3 Een ruimte verwijderen

Wilt u de ruimte verwijderen? Er zijn twee mogelijkheden:

Page 219: Cursus EPB-software 3 gewesten

219

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- klik met de rechtermuisknop op de knoop ‘Ruimte’ in de ‘Energetische

boomstructuur’ en kies de optie ‘Verwijderen’;

- of, in het geval van een nieuwbouwproject, klik op het rode kruis achter de naam van

de ruimte in het invoervenster ‘Ruimten’.

10.2.4 Een ruimte definiëren

U kunt de eigenschappen van een ruimte aanvullen op verschillende manieren:

- open het invoervenster van een specifieke ruimte door te klikken op de knoop van

die ruimte in het venster ‘Energetische boomstructuur’;

- of, in het geval van een nieuwbouwproject, dubbelklik in het invoervenster ‘Ruimten’

op de specifieke ruimte;

- of ga naar de knoop ‘Hygiënische ventilatie’ en dubbelklik op de specifieke ruimte in

de overzichtstabel ‘Ruimten’.

Scherm 286 – Het invoervenster van een specifieke ruimte (vb. “ruimte 1”)

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden van het

invoervenster ‘Ruimte’. De invoervelden verschillen voor nieuwbouwprojecten en voor

projecten met aard van de werken ‘Renovatie’.

Algemene invoervelden 10.2.4.1

Voor elke aard van de werken voert u volgende gegevens van een ruimte in:

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van de ruimte in.

De keuzelijst ‘Ruimte-categorie’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3.

De keuzelijst ‘Soort ruimte’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3 bij het vrije-invoerveld ‘Soort

niet-residentiële ruimte’.

Het vrije-invoerveld ‘Gebruiksoppervlakte’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3.

Het ja/neen-veld ‘Ontwerpbezetting gekend’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3.

Page 220: Cursus EPB-software 3 gewesten

220

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Ontwerpbezetting’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3

Het ja/neen-veld ‘Rokerszone’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3

Het ja/neen-veld ‘Is het aantal Wc’s gekend?’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3

Het vrije-invoerveld ‘Aantal Wc’s’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3.

Het vrije-invoerveld ‘Beschrijving van de bezetting’

Meer informatie over dit invoerveld vindt u in hoofdstuk 9.2.3.3.

Invoervelden enkel voor renovaties 10.2.4.2

Voor projecten met als aard van de werken ‘Renovatie’ voert u volgende gegevens van een

ruimte in:

De keuzelijst ‘Type van de ruimte’

Let op! Dat veld komt enkel voor bij projecten met aanvraagdatum of meldingsdatum vanaf

01/01/2014.

Die keuzelijst is samengesteld uit:

- bestaande ruimte (zie Scherm 287);

- nieuwe ruimte (zie Scherm 288).

Scherm 287 – Het invoervenster ‘Ruimte’ voor een renovatie: keuze voor een bestaande ruimte

Scherm 288 – Het invoervenster ‘Ruimte’ voor een renovatie: keuze voor een nieuwe ruimte

Page 221: Cursus EPB-software 3 gewesten

221

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Aantal meter venst. dat vervangen/toegevoegd wordt’

Let op! Dat veld komt enkel voor bij ‘bestaande ruimtes’ voor projecten met aanvraagdatum

van de vergunning of meldingsdatum vanaf 01/01/2014.

Als u kiest voor ‘Bestaande ruimte’ als ‘Type van de ruimte’ verschijnt het vrije-invoerveld

‘Aantal meter venst. dat vervangen/toegevoegd wordt’ (zie Scherm 287). Vul hier het aantal

lopende meter venster van een ruimte in dat vervangen of toegevoegd wordt.

10.3 Ventilatieopeningen invoeren

Deel 10.3.1 behandelt hoe u een ventilatieopening kan toevoegen. Vervolgens behandelt

deel 10.3.2 de invoer van de eigenschappen voor de verschillende types

ventilatieopeningen.

10.3.1 Toevoer- en afvoeropeningen toevoegen

Open het venster ‘Hygiënische ventilatie’ door te klikken op de knoop ‘Hygiënische

ventilatie’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’. Selecteer in het bovenste deel van

het venster ‘Hygiënische ventilatie’ de ruimte waarvoor u ventilatieopeningen wil toevoegen.

Scherm 289 – Het invoervenster ‘Hygiënische ventilatie’

Onder de tabel met het overzicht van de ruimten vult u per ruimte de ventilatieopeningen

aan. U gaat als volgt te werk.

- Via de twee ja/neen-invoervelden geeft u aan of er toevoer- en afvoeropeningen

aanwezig zijn of niet.

o Toevoeropeningen kunnen een ruimte voorzien van drie soorten lucht:

Page 222: Cursus EPB-software 3 gewesten

222

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

verse buitenlucht;

herbruikte lucht uit een niet-aangrenzende ruimte (voorwaarde:

ventilatiesysteem ‘Mechanische toevoer, mechanische afvoer’ );

doorstroomlucht uit een aangrenzende ruimte.

o Afvoeropeningen kunnen de binnenlucht in de ruimte afvoeren naar:

buiten;

een niet-aangrenzende ruimte waarin de lucht herbruikt wordt

(voorwaarde: ventilatiesysteem ‘Mechanische toevoer, mechanische

afvoer );

een aangrenzende ruimte via een doorstroomopening.

Na selectie van de optie ‘Ja’ wordt het corresponderende tabblad actief, binnen de

tabbladen ‘Buitenlucht’, ‘Herbruikte lucht’ en ‘Doorstroomlucht’.

- Voeg een nieuwe ventilatieopening toe door in het juiste tabblad te klikken op het

blauwe plusteken (Scherm 290). Meer informatie hierover vindt u in de delen 10.3.2.1

t.e.m. 10.3.2.6 van dit hoofdstuk.

- Een ventilatieopening verwijderen doet u door te klikken op het rode kruis achter de

naam van de toegevoegde opening (Scherm 291).

Scherm 290 – Het tabblad ‘Buitenlucht’ > ‘Toevoeropeningen’

Scherm 291 - Het tabblad ‘Buitenlucht’ > ‘Toevoeropeningen’ na toevoeging van een toevoeropening

Let op! Bij hergebruik of doorstroom van lucht wordt binnenlucht afkomstig vanuit één ruimte

in een andere ruimte gebruikt. In het geval van doorstroom zijn beide ruimten aangrenzend,

doorstroom kan gecombineerd worden met elk soort ventilatiesysteem. Van hergebruik van

lucht wordt gesproken als die ruimten niet aangrenzend zijn

Toevoeropeningen die een ruimte voorzien van verse buitenlucht 10.3.1.1

Selecteer eerst het tabblad ‘Buitenlucht’ en vervolgens het tabblad ‘Toevoeropeningen’ (zie

Scherm 290). Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt:

Page 223: Cursus EPB-software 3 gewesten

223

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- een regelbare toevoeropening (zie Scherm 291): voor ruimten in een ventilatiezone

met een ventilatiesysteem ‘Natuurlijke toevoer, natuurlijke afvoer’ of een

ventilatiesysteem ‘Vrije toevoer, mechanische afvoer’.

- of een pop-up venster ‘Een toevoeropening toevoegen’ (zie Scherm 292): voor

ruimten in een ventilatiezone met een ventilatiesysteem ‘Mechanische toevoer, vrije

afvoer’ of een ventilatiesysteem ‘Mechanische toevoer, mechanische afvoer’ . U kan

in dat geval kiezen om een regelbare toevoeropening of een mechanische

toevoeropening toe te voegen.

Scherm 292 – Het pop-up venster ‘Een toevoeropening toevoegen’

Toevoeropeningen die een ruimte voorzien van herbruikte lucht uit een niet-10.3.1.2

aangrenzende ruimte

Selecteer eerst het tabblad ‘Herbruikte lucht’ en vervolgens het tabblad

‘Toevoeropeningen’. Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt een

‘Toevoeropening herbruikte lucht’.

Scherm 293 – Toevoegen van een toevoeropening die herbruikte lucht aanvoert

Toevoeropeningen die een ruimte voorzien van doorstroomlucht uit een 10.3.1.3

aangrenzende ruimte

Selecteer eerst het tabblad ‘Doorstroomlucht’ en vervolgens het tabblad

‘Toevoeropeningen’.

Page 224: Cursus EPB-software 3 gewesten

224

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 294 – Het tabblad ‘Doorstroomlucht’ > ‘Toevoeropeningen’

Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt een pop-up venster ‘Een

doorstroomopening toevoegen’. Het invoerveld van dat venster is een keuzelijst waarin u

selecteert uit welke aangrenzende ruimte binnenlucht wordt toegevoerd. Scherm 295 toont

het pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’. Kies uit de keuzelijst de gepaste

ruimte en klik op ‘Toevoegen’.

Scherm 295 – Het pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’

In het tabblad ‘Toevoeropeningen’ van de ruimte verschijnt een ‘Doorstroomopening’ (zie

Scherm 296). Automatisch verschijnt in het tabblad ‘Doorstroomlucht’ > ‘Afvoeropeningen’

van de aangrenzende ruimte dezelfde doorstroomopening (zie Scherm 297).

Scherm 296 – Toevoegen van een toevoeropening aan ‘Ruimte1’ die doorstroomlucht aanvoert uit

‘Ruimte 4’.

Page 225: Cursus EPB-software 3 gewesten

225

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 297 – Door het toevoegen van een toevoeropening aan ‘Ruimte1’ die doorstroomlucht aanvoert

uit ‘Ruimte 4’ wordt aan ‘Ruimte4’ automatisch een doorstroomopening naar ‘Ruimte1’ toegevoegd.

Afvoeropeningen die binnenlucht van een ruimte afvoeren naar buiten 10.3.1.4

Selecteer eerst het tabblad ‘Buitenlucht’ en vervolgens het tabblad ‘Afvoeropeningen’.

Scherm 298 - Het tabblad ‘Buitenlucht’ > ‘Afvoeropeningen’

Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt:

- een regelbare afvoeropening: voor ruimten in een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem ‘Natuurlijke toevoer, natuurlijke afvoer’ of een ventilatiesysteem

‘Mechanische toevoer, vrije afvoer’.

- of een pop-up venster ‘Een afvoeropening toevoegen’: voor ruimten in een

ventilatiezone met een ventilatiesysteem ‘Vrije toevoer, mechanische afvoer’ of een

ventilatiesysteem ‘Mechanische toevoer, mechanische afvoer’. U kan in dat geval

kiezen om een regelbare afvoeropening of een mechanische afvoeropening toe te

voegen.

Page 226: Cursus EPB-software 3 gewesten

226

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 299 – Het pop-up venster ‘Een afvoeropening toevoegen’

Afvoeropeningen die binnenlucht van een ruimte hergebruiken in een niet-10.3.1.5

aangrenzende ruimte

Selecteer eerst het tabblad ‘Herbruikte lucht’ en vervolgens het tabblad ‘Afvoeropeningen’.

Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt een ‘Afvoeropening (herbruikte

lucht)’.

Scherm 300 – Toevoegen van een afvoeropening die binnenlucht afvoert om te herbruiken in een

andere ruimte

Afvoeropeningen die binnenlucht van een ruimte laten doorstromen naar 10.3.1.6

een aangrenzende ruimte

Selecteer eerst het tabblad ‘Doorstroomlucht’ en vervolgens het tabblad ‘Afvoeropeningen’.

Scherm 301 – Het tabblad ‘Doorstroomlucht’ > ‘Afvoeropeningen’

Als u klikt op de knop met het blauwe plusteken verschijnt een pop-up venster ‘Een

doorstroomopening toevoegen’. Het invoerveld van dat venster is een keuzelijst waarin u

Page 227: Cursus EPB-software 3 gewesten

227

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

selecteert naar welke aangrenzende ruimte de binnenlucht wordt afgevoerd. Scherm 295

toont het pop-up venster ‘Een doorstroomopening toevoegen’. Kies uit de keuzelijst de

gepaste ruimte en klik op ‘Toevoegen’. In het tabblad ‘Afvoeropeningen’ van de ruimte

verschijnt een ‘Doorstroomopening’. Automatisch verschijnt in het tabblad ‘Doorstroomlucht’

> ‘Toevoeropeningen’ van de aangrenzende ruimte dezelfde doorstroomopening.

Scherm 302 – Toevoegen van een afvoeropening ‘Doorstroomlucht’

10.3.2 Eigenschappen van ventilatieopeningen invoeren

Voeg informatie toe over de ventilatieopening door op de naam te klikken van de toevoer-

of afvoeropening. Onder het tabblad ‘Toevoeropeningen’ of ‘Afvoeropeningen’ vult u de

gegevens aan.

Scherm 303 – Invoergegevens van ‘Toevoeropening herbruikte lucht3’

Invoergegevens voor alle types ventilatieopeningen 10.3.2.1

Voor alle soorten ventilatieopeningen vult u ‘Merk’ en ‘Product-ID’ in:

Het vrije-invoerveld ‘Merk’

Vul de naam van het merk van de ventilatieopening in.

Page 228: Cursus EPB-software 3 gewesten

228

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Product-ID’

Vul de eenduidige identificatie van het product in, zoals opgegeven door de fabrikant.

Invoergegevens specifiek voor regelbare toevoeropeningen 10.3.2.2

Scherm 304 toont het invoervenster van een regelbare toevoeropening.

Let op! Regelbare toevoeropeningen mogen enkel worden toegevoegd als die ‘voldoende

regelbaar’ zijn. Een ‘voldoende regelbare’ toevoer– of afvoeropening is verplicht regelbaar

tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus

minstens 5 standen).

Scherm 304 – Invoeren van een regelbare toevoeropening

Het is mogelijk om een regelbare toevoeropening direct in het project in te voeren, en die

opening vervolgens naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk

om een regelbare toevoeropening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het

icoontje .

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor regelbare toevoeropeningen die een ruimte

voorzien van buitenlucht volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om een regelbare toevoeropening met variabele lengte in te

voeren. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om een regelbare toevoeropening met vaste

afmetingen in te voeren.

Het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om het debiet van de toevoeropeningen in te voeren voor

een drukverschil van 10 Pa. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om het debiet van de

toevoeropeningen in te voeren voor een drukverschil van 2 Pa.

De toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en de toevoeropeningen van een

mechanisch afvoerventilatiesysteem worden gedimensioneerd voor een maximaal

drukverschil van 2 Pa. De toevoeropeningen in een ruimte die voorzien is van een

mechanische afvoer, mogen gedimensioneerd worden voor een maximaal drukverschil van

Page 229: Cursus EPB-software 3 gewesten

229

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

10 Pa, tenzij een toestel met open verbrandingsruimte, dat aangesloten is op een

afvoerkanaal, zich in deze ruimte bevindt.

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de druk-debiet relatie van de

toevoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen en van de toevoeropeningen voor

mechanische afvoerventilatiesystemen volgens de norm NBN EN 13141-1.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ en het

selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet in bij een drukverschil van 2

Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde wordt doorgaans door de fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ en het

selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’. Vul hier het debiet in bij een drukverschil van

10 Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde wordt doorgaans door de fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa per strekkende meter’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ en het

selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa per strekkende meter’. Vul hier het debiet in bij

een drukverschil van 2 Pa per strekkende meter in, uitgedrukt in m³/hm. Deze waarde wordt

doorgaans door de fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa per strekkende meter’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ en het

selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa per strekkende meter’. Vul hier het debiet in bij

een drukverschil van 10 Pa per strekkende meter in, uitgedrukt in m³/hm. Deze waarde wordt

doorgaans door de fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Dagmaat’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Variabele lengte’ verschijnt

het vrije-invoerveld ‘Dagmaat’. Vul hier de dagmaat van de regelbare toevoeropening in,

uitgedrukt in m. Figuur 12 demonstreert de definitie van dagmaat van een toevoeropening.

Figuur 12 – Voorbeeld van dagmaat van een toevoeropening

Page 230: Cursus EPB-software 3 gewesten

230

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Invoergegevens specifiek voor regelbare afvoeropeningen 10.3.2.3

Scherm 305 toont het invoervenster van een regelbare afvoeropening.

Let op! Regelbare afvoeropeningen mogen enkel worden toegevoegd als die ‘voldoende

regelbaar’ zijn. Een ‘voldoende regelbare’ toevoer– of afvoeropening is verplicht regelbaar

tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus

minstens 5 standen).

Scherm 305 – Invoeren van een regelbare afvoeropening

Het is mogelijk om een regelbare afvoeropening direct in het project in te voeren, en die

opening vervolgens naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk

om een regelbare afvoeropening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het

icoontje /

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor regelbare afvoeropeningen die binnenlucht van een

ruimte afvoeren naar buiten volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om het debiet van de toevoeropeningen in te voeren voor

een drukverschil van 10 Pa. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om het debiet van de

toevoeropeningen in te voeren voor een drukverschil van 2 Pa.

De afvoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en de afvoeropeningen van een

mechanisch toevoerventilatiesysteem worden gedimensioneerd voor een maximaal

drukverschil van 2 Pa. De afvoeropeningen in een ruimte die voorzien is van een

mechanische toevoer, mogen gedimensioneerd worden voor een maximaal drukverschil

van 10 Pa.

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de druk-debiet relatie van de

afvoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen en van de afvoeropeningen voor

mechanische toevoerventilatiesystemen volgens de norm NBN EN 13141-2.

Page 231: Cursus EPB-software 3 gewesten

231

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een

drukverschil van 10 Pa’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet in bij

een drukverschil van 2 Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde wordt doorgaans door de

fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een

drukverschil van 10 Pa’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’. Vul hier het debiet in

bij een drukverschil van 10 Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde wordt doorgaans door de

fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Minimale doorsnede van de leiding’

Het programma toont in dat veld de minimum sectie van het afvoerkanaal, uitgedrukt in

cm². De minimum sectie van het afvoerkanaal wordt bepaald opdat het gecombineerd

debiet gelijk zou zijn aan het ontwerpdebiet van de regelbare afvoeropening.

Het vrije-invoerveld ‘Sectie van het afvoerkanaal’

Vul de sectie van het afvoerkanaal waaraan de regelbare afvoeropening gekoppeld is in,

uitgedrukt in cm².

Invoergegevens specifiek voor mechanische toevoer- en afvoeropeningen 10.3.2.4

Scherm 306 toont het invoervenster van een mechanische toevoeropening die een ruimte

voorziet van buitenlucht. Scherm 307 toont het invoervenster van een mechanische

afvoeropening die binnenlucht van een ruimte afvoert naar buiten.

Scherm 306 – Invoeren van een mechanische toevoeropening

Scherm 307 – Invoeren van een mechanische afvoeropening

Page 232: Cursus EPB-software 3 gewesten

232

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u, respectievelijk, voor mechanische toevoer- en

afvoeropeningen volgende invoervelden in:

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch toevoerdebiet buitenlucht’

Vul het mechanische toevoerdebiet van de buitenlucht in, uitgedrukt in m³/h.

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch afvoerdebiet’

Vul het mechanische afvoerdebiet in, uitgedrukt in m³/h.

Invoergegevens specifiek voor toe- en afvoeropeningen voor herbruikte 10.3.2.5

lucht

Scherm 308 toont het invoervenster van een toevoeropening die herbruikte lucht (uit een

niet-aangrenzende ruimte) aanvoert naar een ruimte. Scherm 309 toont het invoervenster

van een afvoeropening die binnenlucht van een ruimte afvoert om te herbruiken in een

andere niet-aangrenzende ruimte.

Let op! De kwaliteit van de herbruikte lucht en het type ruimte waarvoor de lucht bestemd is,

bepaalt of het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ruimte gerealiseerd mag

worden met de herbruikte lucht. De kwaliteit van de afvoerlucht en het type ruimte waarvoor

de lucht bestemd is bepaalt of de afvoerlucht geschikt is voor hergebruik.

Let op! Hergebruik van binnenlucht voor niet-aangrenzende ruimten mag enkel

gerapporteerd worden als die ruimten deel uitmaken van een ventilatiezone met een

ventilatiesysteem van het type ‘Mechanische toevoer, mechanische afvoer’.

Scherm 308 – Invoeren van een toevoeropening die herbruikte lucht aanvoert

Scherm 309 – Invoeren van een afvoeropening die binnenlucht afvoert om te herbruiken in een andere

ruimte

Page 233: Cursus EPB-software 3 gewesten

233

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u, respectievelijk, voor toe-en afvoeropeningen voor

herbruikte lucht de volgende invoervelden aan:

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch toevoerdebiet herbruikte lucht’

Vul het mechanische toevoerdebiet aan herbruikte lucht in, uitgedrukt in m³/h.

Het vrije-invoerveld ‘Mechanisch afvoerdebiet herbruikte lucht’

Vul het mechanische afvoerdebiet aan herbruikte lucht in, uitgedrukt in m³/h.

Invoergegevens specifiek voor doorstroomopeningen 10.3.2.6

Scherm 310 toont het invoervenster van een doorstroomopening die binnenlucht uit een

ruimte aanvoert naar een aangrenzende ruimte. Scherm 311 toont het invoervenster van een

doorstroomopening die binnenlucht afvoert uit een ruimte naar een aangrenzende ruimte.

Scherm 310 – Invoeren van een doorstroomopening die binnenlucht aanvoert naar een ruimte

Scherm 311 – Invoeren van doorstroomopening die binnenlucht afvoert uit een ruimte

Page 234: Cursus EPB-software 3 gewesten

234

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het is mogelijk om een doorstroomopening direct in het project in te voeren, en vervolgens

die opening naar de bibliotheek te kopiëren, via het icoontje . Het is ook mogelijk om een

doorstroomopening uit de bibliotheek naar het project te kopiëren, via het icoontje .

Naast ‘Merk’ en ‘Product-ID’ vult u voor een doorstroomopening volgende invoervelden aan:

Het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte > 5 mm’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de doorstroomopening een spleet is met een hoogte

groter dan 5 mm. Vink ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het vrije-invoerveld ‘Sectie’

Door de keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte > 5

mm’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Sectie’. Vul hier de sectie van de doorstroomopening in,

uitgedrukt in cm².

Het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van 10 Pa’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om het debiet van de doorstroomopeningen in te voeren

voor een drukverschil van 10 Pa. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om het debiet van de

toevoeropeningen in te voeren voor een drukverschil van 2 Pa.

De doorstroomopeningen worden gedimensioneerd voor een maximaal drukverschil van 10

Pa indien minstens 1 van de 2 ruimten die ze bedienen voorzien is van een mechanisch

ventilatiesysteem. In alle andere gevallen wordt dit maximum herleid tot 2 Pa.

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de druk-debiet relatie van de

doorstroomopeningen volgens de norm NBN EN 13141-1.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte >

5 mm’ en het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil

van 10 Pa’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 2 Pa’. Vul hier het debiet in dat door de

doorstroomopening stroomt bij een drukverschil van 2 Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde

wordt doorgaans door de fabrikant geleverd.

Het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’

Door de keuze van het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Spleet met een hoogte >

5 mm’ en het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Ontworpen voor een drukverschil van

10 Pa’ verschijnt het vrije-invoerveld ‘Debiet bij 10 Pa’. Vul hier het debiet in dat door de

doorstroomopening stroomt bij een drukverschil van 10 Pa, uitgedrukt in m³/h. Deze waarde

wordt doorgaans door de fabrikant geleverd.

10.4 Verschillen tussen de huidige en nieuwe EPB-software

Meer informatie over de verschillen tussen de huidige en nieuwe EPB-software vindt u in

hoofdstuk 9.3.

10.5 Nieuwe modules

Meer informatie over de nieuwigheden in de EPB-software vindt u in hoofdstuk 9.4.

Page 235: Cursus EPB-software 3 gewesten

235

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

10.6 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatienietresidentieel

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

- Bijlage X bij het Energiebesluit voor een niet-residentieel gebouw.

Page 236: Cursus EPB-software 3 gewesten

236

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

11 Fotovoltaïsche systemen

11.1 Algemeen

Een fotovoltaïsch zonnepaneel zet zonne-energie om in elektriciteit. De elektrische energie

die via deze weg wordt opgewekt en toegepast wordt voor het betrokken gebouw kan in

mindering gebracht worden bij de bepaling van het karakteristiek jaarlijks primair

energieverbruik.

Voor het invullen van de EPB-aangifte beschouwt u enkel fotovoltaïsche zonne-

energiesystemen die volledig geplaatst zijn op het gebouw waar het beschouwde EPW- of

EPU-volume deel van uitmaakt (d.w.z. op daken of gevels). Andere systemen op het eigen

perceel, zoals systemen boven een parkeerterrein of op het dak van andere, vrijstaande

gebouwen (bijvoorbeeld een garage, loods, losse carport …), mag u momenteel niet

meerekenen.

In het geval van eengezinswoningen wordt de volledige productie van het systeem (of de

systemen) toegekend aan het EPW-volume waarvoor het E-peil berekend wordt. In alle

andere gevallen wordt de totale productie van alle systemen die op het gebouw bevestigd

zijn, verdeeld over alle EPB-eenheden

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de gegevens over fotovoltaïsche systemen invoert in de nieuwe

EPB-software.

11.2 Bijdrage van een fotovoltaïsch systeem

11.2.1 Het invoervenster ‘fotovoltaïsch systeem’ activeren

De aanwezigheid van een fotovoltaïsch systeem geeft u aan op het niveau van de ‘EPB-

eenheid’. Klik op de knoop van de ‘EPB-eenheid’ in de energetische boomstructuur om het

invoervenster ‘EPB-eenheid’ te activeren. In het tabblad ‘Installatiecomponenten’ vinkt u

‘Ja’ aan bij het ja/neen-veld ‘Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem’.

In de energetische boomstructuur voegt de software de knoop ‘Fotovoltaïsch systeem’ toe

na de knoop ‘Warm tapwater’ bij EPW en na de knoop ‘Ventilatie’ bij EPU.

Scherm 312 – Het invoervenster ‘EPB-eenheid’ bij EPW

Page 237: Cursus EPB-software 3 gewesten

237

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 313 – De energetische boomstructuur bij EPU

Het invoeren van een ‘Fotovoltaïsch systeem’ gebeurt op een zelfde manier voor EPW- als

voor EPU-projecten. Er zijn twee methoden om het invoerscherm voor een fotovoltaïsch

systeem actief te maken:

- ofwel klikt u op de knoop ‘Fotovoltaïsch systeem’ in de energetische boomstructuur;

- ofwel klikt u in het invoervenster ‘EPB-eenheid’ op de snelle link naar het invoervenster

‘Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem’, via de pijl .

De knoop ‘Fotovoltaïsch systeem’ wordt actief en het invoervenster ‘Zonnepanelen’ opent.

Scherm 314 – Overzichtscherm van de gegevens over het ‘fotovoltaïsch systeem’

In het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u de naam van het zonne-energiesysteem, die de

software automatisch toekende, wijzigen.

In het invoerscherm ‘Zonnepanelen’ voegt u een zonnepaneel toe via een klik op het

blauwe plusteken. In de overzichtslijst worden alle aanwezige zonnepanelen met

verschillende karakteristieken onder elkaar opgesomd.

Onder de overzichtslijst met de zonnepanelen verschijnen de invoervelden voor de

karakteristieken van het geselecteerde zonnepaneel .

11.2.2 Gegevens van een fotovoltaïsch systeem invoeren

Selecteer een paneel door deze aan te klikken in de lijst. De regel wordt blauw en onderaan

kunt u de gegevens van het paneel invoeren.

Page 238: Cursus EPB-software 3 gewesten

238

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 315 – Het invoervenster ‘Fotovoltaïsch systeem’

Elk paneel waarvan minstens één eigenschap (helling, oriëntatie, beschaduwing,

piekvermogen) verschilt, voert u als een apart zonnepaneel in.

Per zonnepaneel vult u de volgende gegevens aan:

Het vrije invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van het zonnepaneel in. De naam van het zonnepaneel kunt u vrij kiezen.

Het vrije invoerveld ‘Piekvermogen van het fotovoltaïsch systeem’

Vul hier het piekvermogen van het zonnepaneel in Watt in, bepaald volgens de norm EN-IEC-

60904-1. Als het fotovoltaïsch systeem door meerdere EPB-eenheden van hetzelfde K-

peilvolume wordt gebruikt, verdeelt u het piekvermogen over de verschillende eenheden. De

fractie die aan een EPB-eenheid wordt toegekend, is gelijk aan de verhouding van het

volume van die eenheid tot het totale volume van het gebouw. De zonnepanelen moeten

wel gebouwgebonden zijn.

Het vrije invoerveld ‘Helling’

De helling wordt uitgedrukt in graden. Het is de hoek die gevormd wordt door twee rechten:

de verticale naar boven en de naar buiten gerichte normale op het vlak. Dat betekent:

- een plat dak heeft een helling van 0°;

- een verticale muur heeft een helling van 90°;

- een horizontale vloer heeft een helling van 180°;

- de helling van een schuin dak kan variëren tussen 0° en 180°.

Hoe de helling precies bepaald wordt, vindt u geïllustreerd in de helpfunctie (rechtsonder in

het navigatiescherm).

Het vrije invoerveld ‘Oriëntatie’

De oriëntatie van een vlak wordt uitgedrukt in graden en kan variëren tussen -180° en +180°.

Het is de hoek die gevormd wordt tussen het zuiden en de horizontale projectie van de

normale naar buiten op het vlak. Bij conventie is de oriëntatie in de richting van het westen

positief en in de richting van het oosten negatief.

Page 239: Cursus EPB-software 3 gewesten

239

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Dat betekent dat:

- een vlak dat op het zuiden is gericht, met oriëntatie 0° wordt aangeduid;

- een vlak dat op het westen is gericht, met oriëntatie 90° wordt aangeduid;

- een vlak dat op het oosten is gericht, met oriëntatie -90° wordt aangeduid;

- een vlak dat op het noorden is gericht, met oriëntatie 180° of -180° wordt aangeduid.

In de helpfunctie (rechtsonder in het navigatiescherm) wordt een overzicht getoond van de

windroos, gecombineerd met de oriëntatiehoeken. Op het einde van de lijn die de oriëntatie

weergeeft, toont een zwarte pijl in een cirkel de gekozen richting.

Scherm 317 – Invoer oriëntatie

Tekening – Helling en oriëntatie (bron: WTCB, EPB-fiche 48.7 Fotovoltaïsche systemen)

Het vrije invoerveld ‘Beschaduwing’

Het is verplicht om de beschaduwing in detail te berekenen, rekening houdend met

belemmeringen en gebouwgebonden omgevingselementen.

Scherm 316 - Windroos uit de

helpfunctie

Page 240: Cursus EPB-software 3 gewesten

240

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

U voert de gegevens in bij de volgende vrije invoervelden:

- de horizonhoek;

- de verticale overstekhoek;

- de linker overstekhoek;

- de rechter overstekhoek.

Hoe deze hoeken precies bepaald worden, vindt u geïllustreerd in de helpfunctie

(rechtsonder in het navigatiescherm). Voor meer achtergrondinformatie over de

beschaduwingshoeken: zie bijlage C van bijlage V bij het Energiebesluit.

11.3 Verschillen tussen de oude en de nieuwe EPB-software

In de oude EPB-software geeft u in de bibliotheek het piekvermogen van één zonnepaneel

in. Vervolgens vult u in het project het aantal in, dat van dat type zonnepaneel in het project

geplaatst is. Per type zonnepaneel kunt u de opstelling (oriëntatie en helling) en

beschaduwingskarakteristieken invoeren in het project.

In de nieuwe EPB-software definieert u rechtstreeks in het project een zonnepaneel: u geeft

het piekvermogen van één zonnepaneel of van een groep zonnepanelen met dezelfde

karakteristieken in, die als één (type van) zonnepaneel beschouwd worden. In de nieuwe

EPB-software kunt u niet invullen hoeveel zonnepanelen van een bepaald type geplaatst

werden.

11.4 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u vinden op onze site:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/pvinstallaties

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

- bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 12.1

- Europese Norm EN IEC 60904-1.

Page 241: Cursus EPB-software 3 gewesten

241

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

12 Zonnecollectoren

12.1 Algemeen

Het energieverbruik voor ruimteverwarming en warm tapwater kan gereduceerd worden

door gebruik te maken van een thermisch zonne-energiesysteem.

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u thermische zonne-energiesystemen, ook ‘zonnecollectoren’

genoemd, invoert in de nieuwe EPB-software.

Het is aan te raden om eerst het verwarmingssysteem voor ruimteverwarming en de

gegevens voor warm tapwater (EPW) in te voeren, voordat u de zonnecollectoren toevoegt.

Voor meer informatie over het invoeren van het verwarmingssysteem, zie hoofdstuk 5. Voor

meer informatie over het invoeren van warmtapwatersysteem, zie hoofdstuk 7.

Let op! Het invoeren van een zonnecollector gebeurt niet op dezelfde manier voor EPW als

voor EPU, omdat het energieverbruik voor warm tapwater niet opgenomen is in de EPU-

rekenmethode.

12.2 Bijdrage van een thermisch zonne-energiesysteem in EPW-project

12.2.1 Het invoervenster thermische zonne-energie activeren

Klik op de knoop van de ‘EPB-eenheid’ in de energetische boomstructuur om het

invoervenster ‘EPB-eenheid’ te activeren. In het tabblad ‘Installatiecomponenten’ vinkt u ‘Ja’

aan voor het invoerveld ‘Plaatselijk thermische zonne-energiesysteem’. In de energetische

boomstructuur voegt de software de knoop ‘Thermisch zonne-energie systeem’ toe na de

knoop ‘Warm tapwater’.

Scherm 318 – selectie van de aanwezigheid van een plaatselijk thermisch zonne-energiesysteem

Er zijn twee methoden om het invoerscherm voor thermische zonne-energie actief te maken:

- ofwel klikt u op de knoop ‘thermisch zonne-energiesysteem’ in de energetische

boomstructuur;

- ofwel klikt u in het invoervenster ‘EPB-eenheid’ op de snelle link naar het

invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’, via de pijl .

De knoop ‘thermisch zonne-energiesysteem’ wordt actief en het invoervenster opent zich.

Page 242: Cursus EPB-software 3 gewesten

242

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 319 – Invoerscherm voor gegevens over het ‘zonne-energiesysteem’

Het invoerscherm ‘Thermisch zonne-energiesysteem’ bestaat uit twee delen. Het bovenste

deel bevat het vrije-invoerveld ‘Naam’ en het ja/neen-veld ‘Bijdrage bepaald door een

erkend rekenprogramma’. Het onderste deel bevat een reeks tabbladen.

In het vrije invoerveld ‘Naam’ wordt door de software automatisch een naam ingevuld. U

kunt deze naam wijzigen.

Kies in het ja/neen-veld ‘Bijdrage bepaald door een erkend rekenprogramma’ de methode

die gebruikt wordt om voor het project de bijdrage van het thermisch zonne-energiesysteem

te berekenen (zie 12.2.2).

12.2.2 Keuze van de rekenmethode

Er zijn twee methoden om de bijdrage van het thermisch zonne-energiesysteem te

berekenen:

- vereenvoudigde rekenmethode (zie 12.2.2.1). Die methode staat standaard

aangevinkt.

- berekening door een erkend rekenprogramma (zie 12.2.2.2).

Vereenvoudigde rekenmethode 12.2.2.1

Er is een rekenmethode geïmplementeerd in de software, die rekent volgens een

eenvoudige procedure om de invloed van een zonne-energiesysteem te bepalen. Die

procedure staat beschreven in paragraaf 10.4 van bijlage V en maakt gebruik van de

kenmerken van de aanwezige zonnecollectoren, namelijk de apertuuroppervlakte, de

oriëntatie, de helling en de beschaduwing, om de maandelijkse nuttige energiebijdrage van

de collectoren te berekenen.

Voor de vereenvoudigde rekenmethode gaat u als volgt te werk:

- u vinkt in het invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’ het selectievakje

‘Neen’ aan naast ‘Bijdrage bepaald door een erkend rekenprogramma’;

- ga naar het tabblad ‘Collectoren' en voeg in het invoervenster een zonnepaneel toe

via het blauwe plusteken op het tabblad ‘Collectoren’. U verwijdert een zonnepaneel

wanneer u klikt op het rode kruis aan het eind van de overzichtsregel.

Elk paneel waarvan minstens één eigenschap (oppervlakte, helling, oriëntatie,

beschaduwing) verschilt, voert u verplicht in als een apart zonnepaneel.

Page 243: Cursus EPB-software 3 gewesten

243

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 320 – Het invoervenster ‘Thermisch zonne-energiesysteem’

Bij het toevoegen van een zonnepaneel in het tabblad ‘Collectoren’ verschijnen twee

schermen onderaan het invoerscherm:

- een invoerscherm om de parameters over de samenstellende zonnepanelen van de

collector in te vullen;

- een invoerscherm om de parameters van de beschaduwing vast te leggen per

zonnepaneel.

Scherm 321 – Het invoerscherm ‘Thermisch zonne-energie systeem’, tabblad ‘Collectoren’

Voor ieder zonnepaneel dat aanwezig is in de EPB-eenheid voert u parameters in, in de

volgende invoervelden:

Page 244: Cursus EPB-software 3 gewesten

244

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van het zonnepaneel van de collector in. De naam van het zonnepaneel

kunt u vrij kiezen.

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte’

Hier geeft u de apertuuroppervlakte (Aa) op, in m². Die wordt gedefinieerd in ISO 9488 als de

maximaal geprojecteerde oppervlakte, waardoor ongeconcentreerd zonstraling de

collector binnendringt, zie onderstaande figuur (Aa = L2*W2).

Figuur 13 – Definitie van apertuuroppervlakte

Het vrije-invoerveld ‘Helling’

De helling wordt uitgedrukt in graden. Het is de hoek die gevormd wordt door twee rechten:

de verticale naar boven en de naar buiten gerichte normale op het vlak. Dat betekent:

- een plat dak heeft een helling van 0°;

- een verticale muur heeft een helling van 90°;

- een horizontale vloer heeft een helling van 180°;

- de helling van een schuin dak kan variëren tussen 0° en 180°.

Hoe de helling precies bepaald wordt, vindt u geïllustreerd in de helpfunctie (rechts in het

navigatiescherm).

Het vrije-invoerveld ‘Oriëntatie’

De oriëntatie van een vlak wordt uitgedrukt in graden en kan variëren tussen -180° en +180°.

Het is de hoek die gevormd wordt tussen het zuiden en de horizontale projectie van de

normale naar buiten op het vlak. Bij conventie is de oriëntatie in de richting van het westen

positief en in de richting van het oosten negatief. Dat betekent dat:

- een vlak dat op het zuiden is gericht, heeft een oriëntatie van 0°;

- een vlak dat op het westen is gericht, heeft een oriëntatie van 90°;

- een vlak dat op het oosten is gericht, heeft een oriëntatie van -90°;

- een vlak dat op het noorden is gericht, heeft een oriëntatie van 180° of -180°.

In de helpfunctie (rechtsonder in het navigatiescherm) wordt een overzicht getoond van de

windroos, gecombineerd met de oriëntatiehoeken. Op het einde van de lijn met weergave

van de oriëntatie, toont een zwarte pijl in een cirkel de gekozen richting.

Page 245: Cursus EPB-software 3 gewesten

245

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 322 – Het invoerscherm ‘Zonnepaneel’

Voor ieder zonnepaneel dat aanwezig is in de EPB-eenheid voert u in het invoerscherm

‘Beschaduwing’ de beschaduwingshoeken in. Een zonnecollector kan beschaduwd worden

door:

- gebouwvreemde omgevingselementen: belemmeringen;

- gebouwgebonden elementen: overstekhoeken.

Voor de invoer van de beschaduwing heeft u twee berekeningsmethoden: de forfaitaire

berekening en de gedetailleerde berekening. De gedetailleerde berekeningsmethode staat

standaard op actief in het keuzeveld ‘Berekening beschaduwing’.

- Bij de gedetailleerde berekening geeft u detailinformatie in om de beschaduwing in

detail te berekenen van belemmeringen en overstekhoeken. U voert gegevens in bij -

de volgende velden:

o de horizonhoek;

o de linker overstekhoek;

o de rechter overstekhoek;

o de verticale overstekhoek.

Voor meer informatie over de beschaduwingshoeken, zie bijlage C van bijlage V bij

het Energiebesluit.

Scherm 323 – Het invoerscherm ‘Beschaduwing’ bij de gedetailleerde berekening

- Bij de forfaitaire berekening rekent u met de waarden bij ontstentenis. U geeft in dat

geval geen detailinformatie van de beschaduwing op de zonnecollector. De

software rekent met een waarde bij ontstentenis van 0.6.

Scherm 324 – Het invoerscherm ‘Beschaduwing’ met de waarde bij ontstentenis

Page 246: Cursus EPB-software 3 gewesten

246

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Berekening door een erkend rekenprogramma 12.2.2.2

Naast de vereenvoudigde berekening is het ook toegelaten om een meer gedetailleerde

externe berekening uit te voeren, met een rekenprogramma erkend door de overheid.

Voor EPW-volumes waarbij de bijdrage van het thermische zonne-energiesysteem enkel een

bijdrage levert aan de ruimteverwarming, is enkel de berekening mogelijk met een erkend

rekenprogramma.

Voor die berekeningsmethode klikt u in het invoerscherm ‘Thermisch zonne-energie systeem’

het selectievakje ‘Ja’ aan, naast ‘Bijdrage bepaald door een erkend rekenprogramma’. Het

tabblad ‘Collectoren’ wordt inactief, en het wordt mogelijk om de maandelijkse nuttige

energiebijdrage (die via de externe berekening werd bepaald) rechtstreeks in te vullen.

Let op: de nodige hulpenergie (bijvoorbeeld voor een circulatiepomp) dient u daarbij te

vermenigvuldigen met de omrekenfactor naar primaire energie voor elektriciteit en in

mindering te brengen bij de bepaling van de maandelijkse nuttige energiebijdrage. Voor

meer informatie: zie 10.4.1.2 van bijlage V van het Energiebesluit.

Scherm 325 - Berekening door een extern rekenprogramma

Onderaan het invoerscherm kunt u in de tabbladen ‘Warmtelevering voor warm tapwater’

en ‘Warmtelevering voor ruimteverwarming’ vermelden welke systemen voor sanitair warm

water en voor ruimteverwarming worden gevoed door de zonneboiler. Dat gebeurt op een

zelfde manier als bij de vereenvoudigde rekenmethode, zie 12.2.2.1.

Page 247: Cursus EPB-software 3 gewesten

247

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

12.2.3 Warmtelevering van de collectoren toekennen aan tappunten en

energiesectoren

De warmte die door de zonnecollectoren wordt opgenomen, wordt meestal gebruikt om

warm tapwater te bereiden, maar kan ook een bijdrage leveren aan de ruimteverwarming.

In de tabbladen ‘Warmtelevering voor warm tapwater’ en ‘Warmtelevering voor

ruimteverwarming’ vinkt u de tappunten en de energiesectoren aan die gevoed worden

door de zonnecollector. De tappunten en energiesectoren moeten dus vooraf aangemaakt

zijn voor u die kan toewijzen aan een collector.

Als er geen tappunt en geen energiesector is aangevinkt in die tabbladen, heeft de invoer

van de gegevens van de zonneboiler geen invloed op de E-peilberekening.

In het tabblad ‘Warmtelevering voor warm tapwater’ staan alle tappunten die onder ‘Warm

tapwater’ gedefinieerd werden.

Scherm 326 – Tabblad warmtelevering voor warm tapwater (EPW)

In het tabblad ‘Warmtelevering voor ruimteverwarming’ vindt u alle energiesectoren die u

aanmaakte onder de EPB-eenheid.

Scherm 327 – Tabblad warmtelevering voor ruimteverwarming (EPW)

12.3 Bijdrage van een thermisch zonne-energiesysteem in EPU-project

Het invoeren van de gegevens voor de bijdrage van het thermisch zonne-energiesysteem in

EPU gebeurt zoals beschreven in 12.2.

Let op! In het tabblad ‘Installatiecomponenten’ in het invoervenster ‘EPB-eenheid’ moet u

eerst ‘Ja’ aanvinken voor het invoerveld ‘Plaatselijk thermisch zonne-energiesysteem’,

voordat de knoop ‘Thermisch zonne-energiesysteem’ verschijnt in de energetische

boomstructuur.

Page 248: Cursus EPB-software 3 gewesten

248

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Omdat bij EPU geen rekening wordt gehouden met de productie van warm tapwater, kan

de bijdrage van het thermische zonne-energiesysteem enkel met de gedetailleerde

methode worden ingevoerd.

12.4 Verschillen tussen de huidige en de nieuwe EPB-software

In de oude EPB-software definieert u een zonnecollector eerst in de bibliotheek. Pas daarna

kunt u de zonnecollector toevoegen in het project.

In de nieuwe EPB-software definieert u de zonnecollector meteen in het project op het

niveau van de EPB-eenheid.

12.5 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u vinden op onze site :

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/zonneboiler

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden :

- bijlage V bij het Energiebesluit, paragraaf 10.4.1 en bijlage C

- ‘paragraph’ 8.6 van ISO 9488.

Page 249: Cursus EPB-software 3 gewesten

249

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

13 Verlichting

Dit hoofdstuk behandelt de invoer van verlichting in een EPU-project. Enkel bij EPU-projecten

moeten gegevens over de vaste verlichting ingerekend worden.

De gegevens over de vaste verlichting van een EPU-volume worden ingevoerd op het niveau

van de energiesector.

13.1 Het invoervenster ‘Verlichting’: berekeningsmethodes

Open het invoervenster ‘Verlichting’ door te klikken op de knoop ‘Verlichting’ in het venster

‘Energetische boomstructuur’.

Scherm 328 toont het invoervenster ‘Verlichting’ met een ja/neen-veld ‘Berekening a.d.h.v.

het werkelijke vermogen’. Door de keuze ‘Ja’ of ‘Neen’ legt u de berekeningsmethode vast

van het energieverbruik voor verlichting, voor alle ruimten van de beschouwde

energiesector. Standaard staat de keuze ‘Neen’ aangevinkt.

Scherm 328 – Het invoervenster ‘Verlichting’

U kunt kiezen uit twee methoden: een forfaitaire berekening of een berekening op basis van

het geïnstalleerde vermogen.

13.1.1 Methode van de forfaitaire berekening

Vink ‘Neen’ aan voor het keuzeveld ‘Berekening a.d.h.v. het werkelijk vermogen’. Als u kiest

voor een berekening met de waarde bij ontstentenis is geen verdere invoer van

verlichtingsgegevens nodig.

De forfaitaire berekening houdt in dat:

- De hulpvariabele Lrm r wordt vastgelegd op 500. Die hulpvariabele bepaalt, samen

met andere parameters, de referentiewaarde voor het karakteristiek jaarlijks primair

energieverbruik.

- Het elektriciteitsverbruik voor verlichting in de energiesector wordt bepaald op basis

van een waarde bij ontstentenis voor het specifieke vermogen van 0.020 kW/m².

Page 250: Cursus EPB-software 3 gewesten

250

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

13.1.2 Invoeren berekening aan de hand van het werkelijk geïnstalleerd

vermogen

Vink ‘Ja’ aan bij het ja/neen-veld ‘Berekening a.d.h.v. het werkelijke vermogen’ als u kiest

voor de berekening van het energieverbruik voor verlichting aan de hand van het werkelijk

geïnstalleerd vermogen.

Dat houdt in dat:

- Voor elke ruimte een hulpvariabele Lrm r wordt berekend, die een benadering

voorstelt van de gemiddelde verlichtingssterkte. Die berekening gebeurt ofwel op

basis van een eenvoudige conventionele methode, ofwel op basis van

gedetailleerde softwareberekeningen.

- Het elektriciteitsverbruik voor verlichting in de energiesector wordt berekend op basis

van het werkelijk geïnstalleerde vermogen van alle armaturen.

In het invoervenster ‘Verlichting’ verschijnen een aantal nieuwe invoervelden en een

overzicht van de ruimten die deel uitmaken van de beschouwde energiesector.

Scherm 329 toont het invoervenster ‘Verlichting’.

Scherm 329 – Invoervenster ‘Verlichting’: berekening a.d.h.v. het werkelijk geïnstalleerde vermogen

Page 251: Cursus EPB-software 3 gewesten

251

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

13.2 Het invoervenster ‘Verlichting’: invoervelden

De verschillende invoervelden van het invoervenster ‘Verlichting’ worden hieronder

besproken (Scherm 329).

13.2.1 Bepaling van het percentage armaturen met afzuiging

Het ja/neen-veld ‘Minimum 70% van de armaturen wordt afgezogen’

Kies het selectievakje ‘Ja’ als er een afzuiging voorzien is bij een aantal armaturen dat

minstens 70% van het totale geïnstalleerde armatuurvermogen in de energiesector

vertegenwoordigt. In dat geval wordt een reductiefactor toegepast bij de berekening van

de interne warmtewinsten.

Kies het selectievakje ‘Neen’ als het totale vermogen van een aantal armaturen waarbij

afzuiging aanwezig is, minder dan 70% van het totale geïnstalleerde vermogen voor

verlichting vertegenwoordigt.

13.2.2 De overzichtstabel van de ruimten

Deze tabel geeft een overzicht van de verschillende ruimten die in de energiesector

aanwezig zijn. Het toont per ruimte de naam, het soort ruimte, het verbruik en de

hulpvariabele L.

Per ruimte kunt u de gegevens wijzigen in de invoervelden onder de overzichtstabel (zie

hoofdstuk 13.2.3). Daarvoor moet u de ruimte selecteren: u klikt de gegevenslijn van die

ruimte aan in de overzichtstabel zodat de ruimte blauw gemarkeerd staat.

Scherm 330 – De overzichtstabel van de ruimten

De ruimten worden ingevoerd in de knoop ‘Ruimten’. Dit wordt meer in detail beschreven in

hoofdstuk 10.2.

13.2.3 Invoer verlichting gegevens per ruimte

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden per ruimte.

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Hier kunt u de automatisch gegenereerde naam van de ruimte wijzigen.

Het ja/neen-veld ‘Vaste verlichting’

De software gaat er standaard van uit dat in elke ruimte vaste verlichting aanwezig is.

Page 252: Cursus EPB-software 3 gewesten

252

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Er is geen vaste verlichting aanwezig in de ruimte 13.2.3.1

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als geen vaste verlichting in de ruimte aanwezig is. De rest

van het scherm wordt inactief. Er is verder geen invoer van verlichtingsgegevens vereist. De

hulpvariabele ‘Lrm r’ wordt bij conventie gelijk genomen aan 500. De berekening van het

elektriciteitsverbruik voor verlichting gebeurt in dat geval aan de hand van een forfaitair

specifiek vermogen van 20W/m².

Scherm 331 - Het invoervenster ‘Verlichting’: er is geen vaste verlichting in de ruimte aanwezig

Er is vaste verlichting aanwezig in de ruimte 13.2.3.2

Het selectievakje ‘Ja’ staat standaard aangevinkt. Een aantal invoervelden en tabbladen

zijn actief (zie de hoofdstukken 13.2.3.2.1 tot en met 13.2.3.2.5).

Scherm 332 – Het invoervenster ‘Verlichting’: er is vaste verlichting in de ruimte aanwezig

Het ja/neen-veld ’Hulpvariabele L berekend met een andere software’

Als u kiest voor ‘Ja’ bij ‘Vaste verlichting’, wordt het ja/neen-veld ’Hulpvariabele L berekend

met een andere software’ geactiveerd. De hulpvariabele Lrm r kan op twee manieren worden

berekend: op basis van gedetailleerde softwareberekeningen, of op basis van een

eenvoudige, conventionele methode.

Page 253: Cursus EPB-software 3 gewesten

253

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

13.2.3.2.1 Rekenen met de eenvoudige conventionele berekening.

Het selectievakje ‘Neen’ van het ja/neen-veld ‘Hulpvariabele L berekend met een andere

software’ staat standaard aangevinkt voor de eenvoudige, conventionele berekening. Hier is

de bepaling van de hulpvariabele Lrmr gebaseerd op de waarden voor de CIE fluxcodes en

op de totale lichtstroom van alle armaturen in de ruimte. Die armaturen voert u in het

tabblad ‘Armaturen’ in.

Scherm 333 – Invoervenster ‘Verlichting’: hulpvariabele L a.d.h.v. eenvoudige conventionele berekening

13.2.3.2.2 Rekenen op basis van gedetailleerde softwareberekeningen

Vink het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Hulpvariabele L berekend met een andere

software’aan voor een gedetailleerde berekening van de hulpvariabele Lrmr aan de hand

van een andere simulatiesoftware. Het gebruikte rekenprogramma moet erkend zijn door de

overheid.

Scherm 334 – Het invoervenster ‘Verlichting’: hulpvariabele L berekend met een andere software

Page 254: Cursus EPB-software 3 gewesten

254

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Hulpvariabele L’ (+ stavingsstuk)

Als u kiest voor ‘Ja’ als antwoord op de vraag ’Hulpvariabele L berekend met een andere

software’ wordt het vrije-invoerveld ‘Hulpvariabele L’ en de keuzelijst ‘Stavingsstuk’

geactiveerd. Vul het resultaat van de gedetailleerde bepaling van de hulpvariabele Lrm r in

dat vrije invoerveld in. De berekende waarde moet u staven met een geschikt stavingsstuk.

De invoer van een stavingsstuk wordt meer in detail beschreven in de handleiding van de

software.

13.2.3.2.3 Het tabblad ‘Armaturen’

De keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Vaste verlichting’ activeert het

tabblad ‘Armaturen’.

Voeg een nieuwe armatuur toe door op het blauwe plusteken te klikken. Het programma

geeft een nieuwe armatuur automatisch een naam. Het scherm bestaat uit twee delen: een

overzichtsscherm met de aangemaakte armaturen en een gedeelte met invoervelden.

Verwijder de armatuur door te klikken op het rode kruis in de gegevenslijn van de armatuur.

Voeg informatie toe per armatuur door op de naam te klikken. U kunt de gegevens

aanvullen van de actieve, blauw gemarkeerde armatuur.

Scherm 335 – Het tabblad ‘Armaturen’: invoervenster ‘arm8’

De invoervelden met gegevens over de actief gemaakte armatuur kunt u zichtbaar maken

via de scrollbar aan de rechterzijde.

Alle vaste armaturen in de ruimte moet u invoeren in de software. Draagbare ‘losse’

verlichting (bureaulampjes, staande lampen, …) en noodverlichting worden niet beschouwd

en niet ingerekend. U kunt via de bibliotheekbalk in het tabblad ‘Armatuur’ direct een

Page 255: Cursus EPB-software 3 gewesten

255

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

nieuwe armatuur invoeren en dat naar de bibliotheek te kopiëren. Het is ook mogelijk om

een armatuur uit de bibliotheek naar het project te kopiëren.

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden per armatuur:

Het vrije invoerveld ‘Merk’

Vul de naam van het merk van de armatuur in.

Het vrije invoerveld ‘Product-ID’

Vul de eenduidige identificatie van het product in, zoals opgegeven door de fabrikant.

Het vrije invoerveld ‘Aantal armaturen’

Geef aan hoeveel armaturen van een bepaald armatuurtype aanwezig zijn in de ruimte.

Het vrije invoerveld ‘Vermogen van de armatuur’

Vul het vermogen van de armatuur, uitgedrukt in Watt, in. Bepaal het vermogen door de som

te nemen van de vermogens van alle lampen in de armatuur en van eventuele

voorschakelapparatuur en regelingen (ballast, sensoren, bedienings- en schakelelementen,

transformatoren ...).

Het ja/neen-veld ‘Armatuur bevestigd aan het plafond’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan voor de plafondarmaturen die voldoen aan de volgende

voorwaarden:

- het moet om een plafondarmatuur gaan (wand- en vloerarmaturen worden niet

meegerekend);

- de hoofdas van de armatuur moet voldoende verticaal gericht zijn (zie Figuur 14)

d.w.z. dat de hoek die de hoofdas met de verticale maakt, niet groter mag zijn dan

45°;

- in het geval van een draaibare armatuur mag het niet mogelijk zijn om de armatuur

‘te schuin’ te richten (zie Figuur 15) d.w.z. dat de hoek die de hoofdas met de

verticale maakt, in de meest ongunstige stand van de armatuur, niet groter mag zijn

dan 45°.

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan voor wand- en vloerarmaturen of plafondarmaturen die

niet aan de hierboven gestelde voorwaarden voldoen.

Figuur 14 – De hoek die de hoofdas met de verticale maakt mag niet groter zijn dan 45°

Voldoet niet Voldoet

Page 256: Cursus EPB-software 3 gewesten

256

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Figuur 15 – Draaibaar armatuur: de hoek tussen de hoofdas en de verticale mag niet groter zijn dan 45°

Het ja/neen-veld ‘Verlichtingssterkte vrij instelbaar’ (de armatuur is dimbaar)

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de verlichtingssterkte van het armatuur vrij instelbaar is. Dat

wil zeggen dat u de totale lichtflux van de armatuur kan vastleggen bij de ingebruikname

van het gebouw of door middel van een dimknop na de ingebruikname van het gebouw.

Als het verlichtingsniveau vrij instelbaar is (per armatuur of per groep van armaturen)voor alle

armaturen in een ruimte, dan wordt een reductiefactor ingevoerd in de berekening van het

elektriciteitsverbruik voor verlichting.

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als de verlichtingssterkte van de armatuur niet instelbaar is

(de armatuur is niet dimbaar). In dat geval wordt voor het verlichtingsvermogen in een

ruimte, voor alle armaturen in de ruimte, de som genomen van het vermogen zoals het

hierboven werd gedefinieerd.

Het ja/neen-veld ‘Optische kenmerken gekend’

Het selectievakje staat standaard op ‘Neen’. Dat betekent dat de lichtfluxverhoudingen niet

gekend zijn.

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de lichtfluxverhoudingen gekend zijn. Deze verhoudingen

worden gedefinieerd in de standaard CIE 52 en worden geleverd door de fabrikant. Als deze

waarden worden ingevoerd, dan kan bij verdere berekeningen in de software, de

hulpvariabele Lrm r op conventionele wijze worden bepaald.

Let op! Als u geen lichtfluxverhoudingen ingeeft (u kiest dus voor het selectievakje ‘Neen’) en

u kiest toch voor de conventionele berekeningswijze, dan wordt de armatuur niet

meegerekend bij de bepaling van de hulpvariabele Lrm r (maar wel in de bepaling van het

vermogen).

Let op! Voor wand- en vloerarmaturen of plafondarmaturen die niet aan de voorwaarden

voldoen (zie deel: het ja/neen-veld ‘Armatuur bevestigd aan het plafond’) kunt u de

optische gegevens invullen. Dat is echter nutteloos: ze worden niet meegerekend bij de

conventionele bepaling van de hulpvariabele.

Let op! Het ja/neen-veld ‘Optische kenmerken gekend’ is inactief als u kiest voor ‘Ja’ als

antwoord op de vraag ’Hulpvariabele L berekend met een andere software’.

De keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Optische kenmerken gekend’

activeert de vrije invoervelden ‘.N2’, ‘.N4’, ‘.N5’, ‘Aantal lampen’ en ‘De lichtstroom per

lamp’.

Page 257: Cursus EPB-software 3 gewesten

257

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘.N2’

Vul hier de dimensieloze grootheid .N2 in. Dat is de verhouding van de lichtflux die de

armatuur verlaat in een ruimtehoek van ∏ t.o.v. de hoofdas (d.w.z. in een kegel met

openingshoek van 120°) tot de lichtflux die de armatuur k verlaat in een ruimtehoek van 2∏

t.o.v. de hoofdas [-], bepaald volgens de publicatie CIE 52. De waarde wordt geleverd door

de fabrikant.

Het vrije-invoerveld ‘.N4’

Vul hier de dimensieloze grootheid .N4 in. Dat is de verhouding van de lichtflux die de

armatuur verlaat in een ruimtehoek van 2∏ t.o.v. de hoofdas (d.w.z. in een kegel met

openingshoek van 180°) tot de totale uitgaande flux van de armatuur [-], bepaald volgens

de publicatie CIE 52. De waarde wordt geleverd door de fabrikant.

Het vrije-invoerveld ‘.N5’

Vul hier de dimensieloze grootheid .N5 in. Dat is de verhouding van de totale lichtflux die de

armatuur verlaat tot de lichtflux (PHIS) uitgestraald door alle lampen samen in de armatuur,

bepaald volgens de publicatie CIE 52. De waarde wordt geleverd door de fabrikant.

Het vrije-invoerveld ‘Aantal lampen’

Vul hier het aantal lampen in de beschouwde armatuur in.

Het vrije-invoerveld ‘De lichtstroom per lamp’

Vul hier de lichtstroom in die per lamp wordt uitgestraald. Die lichtstroom is uitgedrukt in

lumen [lm] en is gedefinieerd volgens de publicatie CIE 84. De waarde wordt geleverd door

de fabrikant van de lamp.

13.2.3.2.4 Het tabblad ‘Schakelende systemen’

De keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Vaste verlichting’ activeert het

tabblad ‘Schakelende systemen’.

Scherm 336 – Het tabblad ‘Schakelende systemen’

Voeg een nieuw schakelend systeem toe door op het blauwe plusteken te klikken. De

software geeft een nieuw schakelend systeem automatisch een naam. Het scherm bestaat

uit twee delen: een overzichtstabel voor de schakelende systemen en een gedeelte met

invoervelden. Verwijder het schakelend systeem door te klikken op het rode kruis op het

einde van de gegevenslijn van het schakelend systeem. Voeg informatie toe over het

schakelend systeem door per schakelend systeem op de naam te klikken en onder de

overzichtstabel de gegevens aan te vullen.

Page 258: Cursus EPB-software 3 gewesten

258

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 337 - Het tabblad ‘Schakelende systemen’: invoervenster ‘Schakelendesystemen4’

Een reductiefactor in functie van de bediening van de verlichting in de ruimte, wordt in

rekening gebracht bij de bepaling van het elektriciteitsverbruik. Deze reductiefactor is functie

van het soort schakelend systeem en van de oppervlakte die wordt verlicht door de

armaturen, bediend door een sensor of een schakelaar. Als meerdere schakelsystemen of

meerdere sensoren of schakelaars voor eenzelfde type schakeling aanwezig zijn in de ruimte,

moet u die allemaal apart ingeven in de software. U kunt zoveel schakelende systemen

toevoegen als nodig.

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden per

schakelend systeem.

De keuzelijst ‘Soort schakelend systeem’

De keuzelijst is samengesteld uit (zie Scherm 338):

- ‘Centraal’:

o de armaturen worden bediend door een schakelsysteem dat de verlichting in

meer dan één ruimte schakelt (dat is standaard ingevuld);

- ‘Manueel’:

o de armaturen worden bediend aan de hand van een schakelaar die de

gebruiker manueel bedient;

- ‘Aanwezigheidsdetectie met volledige uitschakeling’:

o de verlichting schakelt automatisch aan en uit, in functie van de

aanwezigheid;

- ‘Aanwezigheidsdetectie met terugschakeling naar dimstand’:

o de verlichting schakelt automatisch aan en dimt automatisch naar dimstand,

in functie van de aanwezigheid;

- ‘Manueel met afwezigheidsdetectie en volledige uitschakeling’:

o de verlichting wordt manueel aangeschakeld en schakelt bij afwezigheid

automatisch uit;

- ‘Manueel met afwezigheidsdetectie en terugschakeling naar dimstand’:

o de verlichting wordt manueel aangeschakeld en dimt automatisch naar

dimstand, bij afwezigheid.

Page 259: Cursus EPB-software 3 gewesten

259

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 338 – De keuzelijst ‘Soort schakelend systeem’

Het vrije-invoerveld ‘Grootste geregelde oppervlakte gekend (As)’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de grootste geregelde oppervlakte in de ruimte, die door

één sensor of schakelaar wordt geschakeld, gekend is.

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Let op! Het vrije-invoerveld ‘Grootste geregelde oppervlakte gekend (As)’ is inactief als de

schakeling centraal gebeurt. Het schakelend systeem ‘Centraal’ staat standaard ingevuld.

Het vrije-invoerveld ‘Grootste geregelde oppervlakte (As)’

Dit veldje is actief als ‘Ja’ wordt aangevinkt bij ‘Grootste geregelde oppervlakte gekend

(As)’.

Vul de grootste geregelde oppervlakte (As) in die geschakeld wordt met een schakelaar of

door een sensor, uitgedrukt in m². De grootste geregelde oppervlakte is de totale

gebruiksoppervlakte die verlicht wordt door alle armaturen die samen door die schakelaar of

sensor worden bediend. Als twee aangrenzende armaturen apart worden geschakeld, wordt

de grens van de geregelde oppervlakten van de respectievelijke schakelingen, gevormd

door de middellijn tussen de twee armaturen.

13.2.3.2.5 Het tabblad ‘Modulerende systemen’

De keuze van het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld ‘Vaste verlichting’ activeert het

tabblad ‘Modulerende systemen’.

Scherm 339 – Het tabblad ‘Modulerende systemen’

Page 260: Cursus EPB-software 3 gewesten

260

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Een reductiefactor in functie van het daglichtsysteem van de armaturen in de ruimte, wordt

in rekening gebracht bij de bepaling van het energieverbruik. Deze reductiefactor is

afhankelijk van de beschikbaarheid van daglicht en van de oppervlakte die wordt verlicht

door de armaturen, die bediend worden door eenzelfde daglichtsensor. De reductiefactor

wordt op een verschillende manier berekend voor de daglichtzone en de kunstlichtzone.

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden van het

tabblad ‘Modulerende regelsystemen’.

De keuzelijst ‘Omschrijving regeling in het kunstlichtdeel’

De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar:

- geen enkele armatuur is uitgerust met volautomatische daglichtdimming;

- alle armaturen zijn uitgerust met volautomatische daglichtdimming. (Deze keuze

activeert het volgende invoerveld)

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte kunstlichtdeel’

Vul hier de oppervlakte van het kunstlichtdeel in, uitgedrukt in m².

De keuzelijst ‘Omschrijving regeling in het daglichtdeel’

De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar:

- geen enkele armatuur is uitgerust met volautomatische daglichtdimming;

- alle armaturen zijn uitgerust met volautomatische daglichtdimming. (Deze keuze

activeert het volgende invoerveld)

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte daglichtdeel’

Vul hier de oppervlakte van het daglichtdeel in, uitgedrukt in m².

Het ja/neen-veld ‘Grootste geregelde oppervlakte gekend (Am)’

De keuze ‘alle armaturen zijn uitgerust met volautomatische daglichtdimming’ activeert het

ja/neen-veld ‘Grootste geregelde oppervlakte gekend (Am)’. Vink het selectievakje ‘Ja’ aan

als de grootste geregelde oppervlakte die geregeld wordt door een daglichtsysteem

gekend is. (Deze keuze activeert het volgende invoerveld)

Het vrije-invoerveld ‘Grootste geregelde oppervlakte’

Vul de grootste geregelde oppervlakte [m²] die geregeld wordt door een daglichtsysteem in.

Dat is de totale gebruiksoppervlakte die verlicht wordt door alle armaturen die samen door

dat daglichtsysteem worden bediend. Als twee aangrenzende armaturen apart worden

gedimd, wordt de grens van de geregelde oppervlakten van de respectievelijke systemen,

gevormd door de middellijn tussen de twee armaturen.Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als

de grootste geregelde oppervlakte die geregeld wordt door een daglichtsysteem niet is

gekend.

13.3 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze site:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/verlichting

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u ook hier terugvinden:

Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 9.

Page 261: Cursus EPB-software 3 gewesten

261

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

14 Bevochtiging

Dit hoofdstuk behandelt de invoer van een bevochtigingsinstallatie in een EPU-volume. Enkel

bij EPU moeten er gegevens over bevochtiging ingerekend worden.

De gegevens over bevochtiging worden ingevoerd op het niveau van de energiesector.

14.1 Een bevochtigingsinstallatie invoeren

14.1.1 De knoop ‘Bevochtiging’ aanmaken

Open het invoervenster ‘Energiesector’ door te klikken op de knoop ‘Energiesector’ in het

venster ‘Energetische boomstructuur’. Vink in het tabblad ‘Installatiecomponenten’, het

selectievakje ‘Ja’ aan naast ‘Bevochtigingsysteem’.

In de ‘Energetische boomstructuur’ wordt de subknoop ‘Bevochtiging’ door de software

automatisch toegevoegd onder de knoop ‘Energiesector’.

Scherm 340 – Het tabblad installatiecomponenten van de energiesector

14.1.2 Het invoervenster ‘Bevochtiging’ activeren

Open het invoervenster ‘Bevochtiging’ door te klikken op de knoop ‘Bevochtiging’. Het

invoervenster ‘Bevochtiging’ geeft een overzicht van de gerapporteerde bevochtiging-

systemen in de energiesector. Voeg een nieuw bevochtigingsysteem toe door op het blauwe

plusteken te klikken. De software geeft het nieuwe bevochtigingstoestel automatisch een

naam. Verwijder het bevochtigingsysteem door te klikken op het rode kruis achteraan in de

gegevenslijn van het bevochtigingstoestel. Dubbelklik op de naam van het bevochtiging-

systeem om de gegevens van het systeem in te voeren.

Page 262: Cursus EPB-software 3 gewesten

262

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 341 - Toevoegen van een bevochtigingssysteem

14.1.3 Het invoervenster ‘Bevochtigingsysteem’

Scherm 342 toont het invoervenster ‘Bevochtigingsysteem’. Open dat invoervenster door te

klikken op de knoop ‘Bevochtigingsysteem’. Vul in de verschillende invoervelden de

gegevens van het bevochtigingsysteem in. Afhankelijk van de invoergegevens worden

bepaalde velden actief en andere inactief.

Het scherm is ingedeeld in een bovenste schermdeel voor de invoer van gegevens over het

bevochtigingssysteem en een onderste schermdeel met een tabblad voor gegevens over de

warmteopwekkingssystemen.

Scherm 342 – Het invoervenster ‘Bevochtigingssysteem’

Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de verschillende invoervelden.

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

De software geeft het nieuwe bevochtigingstoestel automatisch een naam. U kan die naam

hier aanpassen.

Page 263: Cursus EPB-software 3 gewesten

263

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De keuzelijst ‘Soort bevochtiging’

De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar:

- centrale bevochtiging (1ES);

- gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES).

Centrale bevochtiging (1ES) 14.1.3.1

Kies voor ‘Centrale bevochtiging (1ES)’ als de bevochtigingsinstallatie instaat voor de

bevochtiging van één energiesector. De keuze ‘Centrale bevochtiging (1ES)’ staat

standaard actief.

Scherm 343 - ’Centrale bevochtiging’ voor één energiesector

Het ja/neen-veld ‘Transport vocht vanuit afvoer- naar toevoerlucht’

Er is geen voorgeselecteerde keuze. U kiest vrij voor ‘Ja’ of ‘Neen’.

Er bestaan warmteterugwinsystemen waarbij vochtterugwinning mogelijk is (bijvoorbeeld een

warmtewiel met een vochtabsorberende laag). Ook op andere manieren is het mogelijk om

de bevochtigingsinstallatie speciaal geschikt te maken voor het transport van vocht vanuit

de afvoerlucht naar de toevoerlucht.

Als er vochtterugwinning is door het bevochtigingssysteem, vink dan het selectievakje ‘Ja’

aan. In dat geval wordt een reductiefactor toegepast bij de bepaling van het

energieverbruik voor bevochtiging.

Het vrije-invoerveld ‘Ontwerpdebiet aan binnenkomende lucht’

Vul hier het ontwerpdebiet aan binnenkomende verse lucht doorheen het beschouwde

bevochtigingstoestel in. Het ontwerpdebiet is het ventilatiedebiet waarvoor de toevoer van

buitenlucht doorheen het bevochtigingstoestel, als onderdeel van het ventilatiesysteem,

wordt ontworpen. Het wordt uitgedrukt in m³/h.

Het ja/neen-veld ‘Meerdere warmteopwekkingstoestellen’

Als u ‘Neen’ kiest, dan kunt u één warmteopwekkingstoestel ingeven. Kiest u ‘Ja’, dan kunt u

meerdere warmteopwekkingstoestellen ingeven. Meer informatie over het invoeren van

preferente en niet-preferente toestellen, kunt u vinden in hoofdstuk 5.3.3.

Page 264: Cursus EPB-software 3 gewesten

264

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’

Voor de bevochtiging van de buitenlucht is steeds een hoeveelheid verdampingswarmte

nodig. Die verdampingswarmte is afkomstig van een warmteopwekkingssysteem. Bij een

combinatie van verschillende soorten warmteopwekkingssystemen (selectievakje ‘Ja’

aangevinkt bij het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingssystemen’) wordt een opsplitsing

gemaakt in een preferente en een niet-preferente opwekker.

De keuzelijst ‘Warmteopwekkingssystemen’ is samengesteld uit:

Condenserende waterketel;

Niet-condenserende waterketel;

Externe warmtelevering;

Elektrische weerstandsverwarming;

Elektrische warmtepomp;

Ander type toestel;

Bevochtiging geleverd door WKK.

In het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ kunt u direct nieuwe opwekkingssystemen

invoeren en die naar de bibliotheek te kopiëren. Het is ook mogelijk om een

opwekkingssysteem uit de bibliotheek naar het project te kopiëren.

De invoer van een opwekkingstoestel wordt meer in detail beschreven in het hoofdstuk 5.3.2.

Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES) 14.1.3.2

Kies voor ‘Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES)’ als de bevochtigingsinstallatie

instaat voor de bevochtiging van meerdere energiesectoren van één of meerdere EPU-

eenheden.

De keuze ‘Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES)’ wijzigt het invoervenster

‘Bevochtigingssysteem’:

- de keuzelijst ‘Vochtransport vanuit afvoer- naar toevoerlucht’ en het ja/neen-veld

‘Meerdere opwekkingstoestellen’ worden inactief;

- een nieuwe keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt: dat veld bevat

een keuzelijst samengesteld uit de reeds ingevoerde gedeelde

bevochtigingsinstallaties in het project;

- het tabblad warmteopwekkingssystemen wordt inactief;

- een nieuw tabblad ‘Gedeeld’ verschijnt. Dat geeft een overzicht van de

energiesectoren waarin het gedeelde bevochtigingssysteem voorkomt.

Scherm 344 en Scherm 345 illustreren die wijzigingen.

Page 265: Cursus EPB-software 3 gewesten

265

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 344 – Het invoervenster ‘Bevochtigingssysteem’ voor gedeelde centrale bevochtiging (tabblad

‘Warmteopwekkingssystemen’)

Scherm 345 – Het invoervenster ‘Bevochtigingssysteem’ voor gedeelde centrale bevochtiging (tabblad

‘Gedeeld’)

De invoer van een gedeelde bevochtigingsinstallatie wordt meer in detail beschreven in

hoofdstuk 15.3.

14.2 Verschillen tussen de oude en nieuwe EPB-software

Let op! Met de volgende verwoordingen uit de oude en nieuwe EPB-software wordt hetzelfde

bedoeld.

Oude EPB-software, versie 1.7 Nieuwe EPB-software, versie 4 en 5

Ontwerpdebiet buitenlucht Ontwerpdebiet aan binnenkomende lucht

Page 266: Cursus EPB-software 3 gewesten

266

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

14.3 Nieuwe modules

In de nieuwe EPB-software wordt een onderscheid gemaakt tussen centrale bevochtiging

(één energiesector) en gedeelde centrale bevochting (meerdere energiesectoren). Dat

onderscheid komt niet voor in de oude EPB-software.

14.4 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden:

- Bijlage VI bij het Energiebesluit, paragraaf 7.2.1.

Page 267: Cursus EPB-software 3 gewesten

267

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

15 Gedeelde systemen

Dit hoofdstuk behandelt gedeelde systemen (= collectieve systemen). Gedeelde systemen

zijn systemen die door meerdere energiesectoren worden gedeeld, bijvoorbeeld een ketel

die wordt gebruikt voor de verwarming van meerdere appartementen in een gebouw.

U kunt nieuwe gedeelde systemen aanmaken in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ (zie

Scherm 346). Klik op de knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische

boomstructuur’. Vervolgens verschijnt het invoervenster ‘Gedeelde systemen’.

Scherm 346 – Het invoervenster ‘Gedeelde systemen’

U kunt zeven soorten gedeelde systemen invoeren:

- Gedeelde residentiële verwarming (zie 15.1)

- Gedeelde niet-residentiële verwarming (zie 15.2)

- Gedeelde niet-residentiële bevochtiging (zie 15.3)

- Gedeelde niet-residentiële koeling (zie 15.4)

- Gedeeld residentieel SWW (zie 15.5)

- Gedeeld thermisch zonne-energiesysteem (zie 15.6)

- Combilus (zie 15.7)

Let op! in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ kunt u nieuwe systemen aanmaken. Deze

systemen zijn nog niet gelinkt aan een project. Dat moet in het project zelf gebeuren.

De volgende hoofdstukken beschrijven hoe u een nieuw systeem moet aanmaken en hoe u

het systeem moet invoegen in een project.

15.1 Residentiële verwarming

15.1.1 Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Residentiële verwarming’. Een nieuwe knoop ‘Ruimteverwarming residentieel’ verschijnt

onder de knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Page 268: Cursus EPB-software 3 gewesten

268

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 347 – Toevoegen van een gedeelde residentiële verwarmingssysteem

Open het invoervenster ‘Ruimteverwarming residentieel’ door te klikken op de knoop

‘Ruimteverwarming residentieel’ in de energetische boomstructuur. Scherm 348 toont het

invoervenster ‘Ruimteverwarming residentieel’. Dat venster geeft een overzicht van de

gedeelde residentiële verwarmingssystemen die u hebt aangemaakt. U kunt een nieuw

gedeeld systeem toevoegen door te klikken op het blauwe plusteken. Verwijder een

gedeeld systeem door te klikken op het rode kruis achter de naam van het systeem.

Scherm 348 – Het invoervenster ‘Ruimteverwarming residentieel’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 349 toont het invoervenster ‘Verwarming’ in geval van een gedeeld

systeem. Voor elke gedeelde residentiële verwarmingsinstallatie zijn de volgende velden en

tabbladen voorzien:

- Het vrije-invoerveld ‘Naam’;

- De keuzelijst ‘Soort verwarming’ (dit veld wordt automatisch ingevuld en is inactief);

- Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’;

- Het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’;

- Het tabblad ‘ Opslagsysteem’;

- Het tabblad ‘ Hulpenergie circulatiepompen’;

- Het tabblad ‘ Verdeelsysteem’;

- Het tabblad ‘Afgiftesystemen’;

- Het tabblad ‘ Gedeeld’.

Page 269: Cursus EPB-software 3 gewesten

269

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 349 – Het invoervenster ‘Verwarming’ bij een gedeeld residentieel verwarmingssysteem

In de naam van enkele tabbladen komt een radarsymbool ( ) voor. De invoergegevens van

die tabbladen moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem. Het tabblad

‘Afgiftesystemen’ bevat geen radarsymbool: dat betekent dat u het tabblad moet invullen

op het niveau van de energiesector van de beschouwde EPB-eenheid waarin het gedeelde

systeem voorkomt.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer en geeft een overzicht van EPB-eenheden

waarin de collectieve verwarming voorkomt.

De gegevens die u moet invoeren in de tabbladen, zijn identiek aan de gegevens voor

centrale (niet-gedeelde) residentiële verwarmingssystemen. Voor meer informatie, zie

hoofdstuk 5.

15.1.2 Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan het

project

Op het niveau van de energiesector (van een EPB-eenheid) kunt u aangeven dat een

gedeeld residentieel verwarmingssysteem aanwezig is.

Klik op de knoop ‘Verwarming’ (onder de beschouwde energiesector en EPB-eenheid) in de

energetische boomstructuur. In de keuzelijst ‘Soort verwarming’ kiest u ‘Gedeelde coll.

verwarming (meerdere ES’n)’ (zie Scherm 350).

Scherm 350 – Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan een energiesector

Page 270: Cursus EPB-software 3 gewesten

270

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Als u kiest voor een collectief systeem, verandert het invoervenster ‘Verwarming’ (zie Scherm

351) :

- een nieuwe keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt;

- de tabbladen ‘ Warmteopwekkingssystemen’, ‘ Opslagsysteem’, ‘ Hulpenergie

circulatiepompen’ en ‘ Verdeelsysteem’ worden voorzien van een radarsymbool ;

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Scherm 351 – Het invoervenster ‘Verwarming’ van het gedeeld residentieel verwarmingssysteem

‘Verwarming7’

Kies in de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gewenste systeem.

De gegevens van de tabbladen waar een radarsymbool ( ) voor staat moet u invoeren op

het niveau van het gedeeld systeem (zie 15.1.1). Het tabblad ‘Afgiftesysteem’ bevat geen

radarsymbool. Die gegevens moet u wel invullen op het niveau van de energiesector van

een EPB-eenheid. De invoergegevens van dat tabblad staan meer in detail beschreven in

hoofdstuk 5.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer en geeft een overzicht van de EPB-eenheden

die zijn aangesloten op deze collectieve verwarming.

15.1.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 5.

15.2 Niet-residentiële verwarming

15.2.1 Een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Niet-residentiële verwarming’. Een nieuwe knoop ‘Ruimteverwarming niet-residentieel’

verschijnt onder de knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Scherm 352 – Toevoegen van een gedeelde niet-residentiële verwarmingssysteem

Page 271: Cursus EPB-software 3 gewesten

271

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Open het invoervenster ‘Ruimteverwarming niet-residentieel’ door te klikken op de knoop

‘Ruimteverwarming niet-residentieel’ in de energetische boomstructuur. Scherm 353 toont het

invoervenster ‘Ruimteverwarming niet-residentieel’. Dat venster geeft een overzicht van de

gedeelde niet-residentiële verwarmingssystemen die u hebt aangemaakt. U kunt een nieuw

gedeeld systeem toevoegen door op het blauwe plusteken te klikken. Verwijder een

gedeeld systeem door te klikken op het rode kruis achter de naam van het systeem.

Scherm 353 – Het invoervenster ‘Ruimteverwarming niet-residentieel’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 354 toont het invoervenster ‘Verwarming’ in geval van een gedeeld

systeem. Voor elke gedeelde niet-residentiële verwarmingsinstallatie zijn de volgende velden

en tabbladen voorzien:

- Het vrije-invoerveld ‘Naam’;

- De keuzelijst ‘Soort verwarming’ (dit veld wordt automatisch ingevuld en is inactief);

- De keuzelijst ‘Soort transportmedium’;

- Het ja/neen-veld ‘Regeling per ruimte’;

- Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’;

- Het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’;

- Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’;

- Het tabblad ‘Afgiftesystemen’;

- Het tabblad ‘ Gedeeld’.

Scherm 354 – Het invoervenster ‘Verwarming’ in geval van een gedeeld niet-residentieel

verwarmingssysteem

Page 272: Cursus EPB-software 3 gewesten

272

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

In de naam van enkele tabbladen komt een radarsymbool ( ) voor. De invoergegevens van

die tabbladen moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem. De tabbladen

‘Hulpenergie circulatiepompen’ en ‘Afgiftesystemen’ bevatten geen radarsymbool. Die

tabbladen vult u in op het niveau van de energiesector van de beschouwde EPB-eenheid

waarin het gedeeld systeem voorkomt.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

waarin de collectieve verwarming voorkomt.

De gegevens die u moet invoeren in de tabbladen, zijn identiek aan de gegevens voor

centrale (niet-gedeelde) niet-residentiële verwarmingssystemen. Voor meer informatie, zie

hoofdstuk 5.

15.2.2 Een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan het

project

Op het niveau van de energiesector (van een EPB-eenheid) kunt u aangeven dat er gebruik

wordt gemaakt van een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem. Klik op de knoop

‘Verwarming’ (onder de betreffende energiesector en EPB-eenheid) in de energetische

boomstructuur. Uit de keuzelijst ‘Soort verwarming’ kiest u ‘Gedeelde coll. verwarming

(meerdere ES’n)’ (zie Scherm 355).

Scherm 355 – Een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem toevoegen aan een energiesector

Als u hebt gekozen voor een collectief systeem, verandert het invoervenster ‘Verwarming’

(zie Scherm 356):

- de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt;

- de keuzelijst ‘Soort transportmedium’ verschijnt (weergave inactief);

- het ja/neen-veld ‘Regeling per ruimte’ verschijnt (weergave inactief);

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’ verschijnt (weergave inactief);

- het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’ wordt voorzien van een radarsymbool;

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Page 273: Cursus EPB-software 3 gewesten

273

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 356 – Het invoervenster ‘Verwarming’ van het gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem

‘Verwarming2’

Kies uit de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gewenste systeem.

De gegevens van de invoervelden ‘Soort transportmedium’, ‘Regeling per ruimte’ en

‘Meerdere opwekkingstoestellen’ én de gegevens van de tabbladen waar een

radarsymbool ( ) voor staat moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem (zie

hoofdstuk 15.2.1).

De tabbladen ‘Hulpenergie circulatiepompen’ en ‘Afgiftesysteem’ bevatten geen

radarsymbool. De gegevens daarvan moeten wel ingevuld worden op het niveau van de

energiesector van een EPB-eenheid. De invoergegevens van die tabbladen staan meer in

detail beschreven in hoofdstuk 5.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

die zijn aangesloten op deze collectieve verwarming.

15.2.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 5.

15.3 Niet-residentiële bevochtiging

15.3.1 Een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Niet-residentiële bevochtiging’. Een nieuwe knoop ‘Bevochtigingsinstallatie (niet-

residentieel)’ verschijnt onder de knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische

boomstructuur’.

Scherm 357 – Toevoegen van een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie

Page 274: Cursus EPB-software 3 gewesten

274

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Open het invoervenster ‘Bevochtigingsinstallatie (niet-residentieel)’ door te klikken op de

knoop ‘Bevochtigingsinstallatie (niet-residentieel)’ in de energetische boomstructuur. Scherm

358 toont het invoervenster ‘Bevochtigingsinstallatie (niet-residentieel)’. Dat venster geeft

een overzicht van de gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallaties die u heeft

aangemaakt. U kunt een nieuw gedeeld systeem toevoegen door op het blauwe plusteken

te klikken. Verwijder een gedeeld systeem door te klikken op het rode kruis achter de naam

van het systeem.

Scherm 358 – Het invoervenster ‘Bevochtigingsinstallatie (niet-residentieel)’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 359 toont het invoervenster ‘Bevochtigingsinstallatie’ van een gedeeld

systeem. Voor elke gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie zijn de volgende

velden en tabbladen voorzien:

- Het vrije-invoerveld ‘Naam’;

- De keuzelijst ‘Soort bevochtiging’ (dit veld wordt automatisch ingevuld en is inactief);

- Het ja/neen-veld ‘Transport vocht vanuit afvoer- naar toevoerlucht’;

- Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’;

- Het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’;

- Het tabblad ‘ Gedeeld’.

Scherm 359 – Het invoervenster ‘Bevochtigingsinstallatie’ in geval van een gedeelde niet-residentiële

bevochtigingsinstallatie

Page 275: Cursus EPB-software 3 gewesten

275

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

In de naam van de tabbladen komt een radarsymbool ( ) voor. De invoergegevens van die

tabbladen moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem. Het tabblad ‘

Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de energiesectoren van de EPB-

eenheden waarin de collectieve bevochtiging voorkomt.

De invoer van de verschillende invoervelden (en tabbladen) staat meer in detail beschreven

in hoofdstuk 14.

15.3.2 Een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie toevoegen aan

het project

Op het niveau van de energiesector (van een EPB-eenheid) kunt u aangeven dat er gebruik

wordt gemaakt van een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie.

Meer informatie over het activeren van de knoop ‘Bevochtiging’ van een energiesector en

het aanmaken van een bevochtigingssysteem (subknoop ‘Bevochtigingssysteem’) vindt u in

hoofdstuk 14.

Klik op de knoop ‘Bevochtigingssysteem’ (onder de knoop ‘Bevochtiging’ van de

betreffende energiesector en EPB-eenheid) in de energetische boomstructuur. In de keuzelijst

‘Soort bevochtiging’ kiest u ‘Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES)’ (zie Scherm

360).

Scherm 360 – Een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie toevoegen aan een energiesector

van het project

Als u kiest voor een collectief systeem, verandert het invoervenster ‘Bevochtiging’ (zie Scherm

361):

- de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt;

- het ja/neen-veld ‘Transport vocht vanuit afvoer- naar toevoerlucht’ wordt inactief;

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’ wordt inactief;

- het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’ wordt voorzien van een radarsymbool;

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Page 276: Cursus EPB-software 3 gewesten

276

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 361 – Het invoervenster ‘Bevochtiging’ van het gedeelde niet-residentiële

bevochtigingsinstallatie ‘Bevochtigingssyst. 1’

Kies in de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gewenste systeem.

De gegevens van de invoervelden ‘Transport vocht vanuit afvoer- naar toevoerlucht’ en

‘Meerdere opwekkingstoestellen’ én de gegevens van de tabbladen waar een

radarsymbool ( ) voor staat moet u invoeren op het niveau van het gedeeld systeem (zie

hoofdstuk 15.3.1).

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de

energiesectoren die zijn aangesloten op deze collectieve bevochtigingsinstallatie.

15.3.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 14.

15.4 Niet-residentiële koeling

15.4.1 Een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Niet-residentiële koeling’. Een nieuwe knoop ‘Koeling niet-residentieel’ verschijnt onder de

knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Scherm 362 – Toevoegen van een gedeelde niet-residentiële koelsinstallatie

Open het invoervenster ‘Koeling niet-residentieel’ door te klikken op de knoop ‘Koeling niet-

residentieel’ in de energetische boomstructuur. Scherm 363 toont het invoervenster ‘Koeling

niet-residentieel’. Dat venster geeft een overzicht van de gedeelde niet-residentiële

koelinstallaties die u hebt aangemaakt. Het is mogelijk om hier een nieuw gedeeld systeem

Page 277: Cursus EPB-software 3 gewesten

277

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

toe te voegen door op het blauwe plusteken te klikken. Verwijder een gedeeld systeem door

te klikken op het rode kruis achter de naam van het systeem.

Scherm 363 – Het invoervenster ‘Koeling niet-residentieel’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 364 toont het invoervenster ‘Koeling’ van een gedeeld systeem. Voor

elke gedeelde niet-residentiële koelingsinstallatie zijn de volgende velden en tabbladen

voorzien:

- Het vrije-invoerveld ‘Naam’;

- De keuzelijst ‘Soort koeling’ (dit veld wordt automatisch ingevuld en is inactief);

- De keuzelijst ‘Soort koeltransportmedium’;

- Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’;

- Het tabblad ‘ Koudeleverancier’;

- Het tabblad ‘Hulpenergie circulatiepompen’;

- Het tabblad ‘ Gedeeld’.

Scherm 364 – Het invoervenster ‘Koeling’ in geval van een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie

In de naam van enkele tabbladen komt een radarsymbool ( ) voor. De invoergegevens van

die tabbladen moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem. Het tabblad

‘Hulpenergie circulatiepompen’ bevat geen radarsymbool. Dat tabblad moet u invullen op

het niveau van de energiesector van de beschouwde EPB-eenheid waarin het gedeelde

systeem voorkomt.

Page 278: Cursus EPB-software 3 gewesten

278

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de

energiesectoren waarin de collectieve koeling voorkomt.

De invoer van de verschillende invoervelden (en tabbladen) staat meer in detail beschreven

in hoofdstuk 6.

15.4.2 Een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie toevoegen aan het

project

Op het niveau van de energiesector (van een EPB-eenheid) kunt u aangeven dat een

gedeelde niet-residentiële koelingsinstallatie aanwezig is.

Meer informatie over het activeren van de knoop ‘Koeling’ van een energiesector vindt u in

hoofdstuk 6.

Klik op de knoop ‘Koeling’ (van de betreffende energiesector en EPB-eenheid) van het

venster ‘Energetische boomstructuur’. In de keuzelijst ‘Soort koeling’ kiest u ‘Gedeelde

centrale koeling (meerdere ES)’ (zie Scherm 365).

Scherm 365 – Een gedeelde niet-residentiële koelinstallatie toevoegen aan een energiesector van het

project

Als u kiest voor een collectief systeem, verandert het invoervenster ‘Koeling’ (zie Scherm 366):

- de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt;

- de keuzelijst ‘Soort koeltransportmedium’ verschijnt (weergave inactief);

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’ verschijnt (weergave inactief);

- het tabblad ‘ Koudeleverancier’ wordt voorzien van een radarsymbool ( );

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Scherm 366 – Het invoervenster ‘Koeling’ van de gedeelde niet-residentiële koelinstallatie ‘Koelinst. 1’

Page 279: Cursus EPB-software 3 gewesten

279

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Kies in de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gewenste systeem.

De gegevens van de invoervelden ‘Soort koeltransportmedium’ en ‘Meerdere

opwekkingstoestellen’ én de gegevens van de tabbladen waar een radarsymbool ( ) voor

staat moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem (zie hoofdstuk 15.4.1).

De tabbladen ‘Hulpenergie circulatiepompen’ en ‘Afgiftesysteem’ bevatten geen

radarsymbool. De gegevens daarvan moet u invullen op het niveau van de energiesector

van een EPB-eenheid. De invoergegevens van die tabbladen staan meer in detail

beschreven in hoofdstuk 6.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de

energiesectoren die zijn aangesloten op deze collectieve koelinstallatie.

15.4.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 6.

15.5 Residentieel SWW

Er is sprake van een collectief systeem als dat systeem verschillende energiesectoren

bedient. De collectieve opwekkingssystemen voor residentieel SWW, moeten bestaan uit één

of meerdere verbrandingstoestellen van hetzelfde type.

Het opwekkingsrendement van een collectief systeem met één of meer

verbrandingstoestellen met een gezamenlijk vermogen kleiner dan of gelijk aan 70 kW en

een opslagcapaciteit kleiner dan of gelijk aan 300 liter wordt bepaald volgens 10.3.3.2 van

bijlage V bij het energiebesluit. Het opwekkingsrendement van een collectief systeem met

een ander opwekkingstoestel dan een verbrandingstoestel (bijvoorbeeld een elektrische

warmtepomp) wordt ook bepaald volgens 10.3.3.2 bij bijlage V bij het energiebesluit.

Het opwekkingsrendement van een collectief systeem met één of meer

verbrandingstoestellen met een gezamenlijk vermogen groter dan 70 kW of een

opslagcapaciteit groter dan 300 liter wordt bepaald volgens 10.3.3.3 van bijlage V bij het

Energiebesluit.

De waarde van het opwekkingsrendement voor warm tapwater van collectieve

verbrandingstoestellen wordt bepaald door de volgende parameters:

- het gezamenlijk vermogen en/of de capaciteit van de warmteopslag;

- de wijze van verwarming van de eventuele opslagvaten (direct of indirect);

- het type ketel (condenserend of niet-condenserend);

- de minimale dikte van de isolatie rond de eventuele opslagvaten.

15.5.1 Een gedeelde residentiële SWW-installatie aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Residentieel SWW’. Een nieuwe knoop ‘Warm tapwater residentieel’ verschijnt onder de

knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Page 280: Cursus EPB-software 3 gewesten

280

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 367 – Toevoegen van een gedeelde residentiële SWW-installatie

Open het invoervenster ‘Warm tapwater residentieel’ door te klikken op de knoop ‘Warm

tapwater residentieel’ in de energetische boomstructuur. Scherm 368 toont het invoervenster

‘Warm tapwater residentieel’. Dat venster geeft een overzicht van de gedeelde residentiële

SWW-installaties die u hebt aangemaakt. U kunt een nieuw gedeeld systeem toevoegen

door op het blauwe plusteken te klikken. Verwijder een gedeeld systeem door te klikken op

het rode kruis achter de naam van het systeem.

Scherm 368 – Het invoervenster ‘Warm tapwater residentieel’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 369 toont het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ in geval

van een gedeeld systeem. Voor elke gedeelde residentiële SWW-installatie zijn de volgende

velden en tabbladen voorzien:

- het vrije-invoerveld ‘Naam’;

- de keuzelijst ‘Soort SWW’ (dit veld wordt automatisch ingevuld en is inactief);

- het ja/neen-veld ‘Circulatieleiding aanwezig’;

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’;

- het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’;

- het tabblad ‘ Circulatieleidingen’;

- het tabblad ‘Tappunten’;

- het tabblad ‘ Gedeeld’.

Page 281: Cursus EPB-software 3 gewesten

281

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 369 – Het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ van een gedeelde residentiële SWW-

installatie

In de naam van enkele tabbladen komt een radarsymbool ( ) voor. De invoergegevens van

die tabbladen moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem. Het tabblad

‘Tappunten’ bevat geen radarsymbool. Dat betekent dat u het tabblad moet invullen op het

niveau van de beschouwde EPB-eenheid waarin het gedeeld systeem voorkomt.

Het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’ bevat een aantal nieuwe invoervelden (die

niet voorkomen in hoofdstuk 7). Die nieuwe invoervelden verschijnen om het rendement te

bepalen van een collectief systeem met één of meerdere verbrandingstoestellen met een

gezamenlijk vermogen groter dan 70 kW of een opslagcapaciteit groter dan 300 liter.

Het vrije-invoerveld ‘Vermogen (nominaal of thermisch)’

Dit invoerveld verschijnt enkel als u als ‘Soort toestel’ een condenserende waterketel of een

niet-condenserende waterketel kiest. Vul hier het totale vermogen van alle

verbrandingstoestellen (van hetzelfde type) binnen het collectief opwekkingssysteem in,

uitgedrukt in kW. Als bijvoorbeeld twee condenserende waterketels zijn geplaatst, dan moet

u het vermogen van de twee ketels optellen.

Het ja/neen-veld ‘Opslagcapaciteit > 300l’

Dit invoerveld verschijnt enkel als u als ‘Soort toestel’ een condenserende waterketel of een

niet-condenserende waterketel kiest en als u ‘Ja’ kiest bij het ja/neen- veld ‘Met

warmteopslag’. Vul hier de gezamenlijke opslagcapaciteit van het collectieve

opwekkingssysteem in, uitgedrukt in liter.

Het ja/neen-veld ‘Directe verwarming’

Dit veld wordt actief als er warmteopslag is en als de opslagcapaciteit van het collectief

systeem groter is dan 300 liter of het gezamenlijk vermogen groter is dan 70 kW. Vink het

selectievakje ‘Ja’ aan als het opslagvat direct wordt verwarmd, d.w.z. het opslagvat wordt

verwarmd door middel van directe verbranding in het toestel zelf. Vink het selectievakje

‘Neen’ aan als het opslagvat indirect wordt verwarmd, d.w.z. het opslagvat wordt verwarmd

met gebruik van een tussenmedium.

Het vrije-invoerveld ‘Dikte van de isolatie van het opslagvat’

Dit veld wordt actief als u ‘Neen’ kiest bij het ja/neen-veld ‘Directe verwarming’. Vul hier de

minimale isolatiedikte rond de opslagvaten in, uitgedrukt in mm.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

waarin de collectieve SWW-installatie voorkomt.

Page 282: Cursus EPB-software 3 gewesten

282

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De invoer van de verschillende invoervelden (en tabbladen) staat meer in detail beschreven

in het hoofdstuk 7.

15.5.2 Een gedeelde residentiële SWW-installatie toevoegen aan het project

Op het niveau van de EPB-eenheid kunt u aangeven dat een gedeelde residentiële SWW-

installatie aanwezig is.

Klik in de energetische boomstructuur op de installatie voor warm tapwater waarvoor u een

gedeeld systeem wilt toevoegen, bijvoorbeeld ‘InstWTW1’. In de keuzelijst ‘Soort SWW’ kiest u

‘Gedeeld SWW (in meerdere ES)’ (zie Scherm 370).

Scherm 370 – Een gedeelde residentiële SWW-installatie toevoegen aan een EPB-eenheid

Scherm 371 toont hoe het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ verandert als u kiest

voor een gedeeld systeem:

- een nieuwe keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ verschijnt;

- het ja/neen-veld ‘Circulatieleiding aanwezig’ wordt inactief;

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’ wordt inactief;

- de tabbladen ‘ Warmteopwekkingssystemen’ en ‘ Circulatieleidingen’ worden

voorzien van een radarsymbool ( );

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Scherm 371 – Het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ van de gedeelde residentiële SWW-

installatie ‘InstWTW1’

Kies in de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gewenste systeem.

Page 283: Cursus EPB-software 3 gewesten

283

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

De gegevens van de tabbladen waar een radarsymbool ( ) voor staat voert u in op het

niveau van het gedeelde systeem (zie hoofdstuk 15.5.1). Het tabblad ‘Tappunten’ bevat

geen radarsymbool. De gegevens daarvan moet u invullen op het niveau van de EPB-

eenheid. De invoergegevens van dat tabblad staan meer in detail beschreven in hoofdstuk

7.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer en geeft een overzicht van de EPB-eenheden

die zijn aangesloten op deze collectieve SWW-installatie.

15.5.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 7.

Meer informatie over dit onderwerp kunt u terugvinden op onze website:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/warmtapwater onder de titel ‘Collectieve

opwekkingssystemen’.

Meer informatie over dit onderwerp kunt u hier terugvinden:

- wijzigingsbesluit van 28 september 2012 (artikel 5)

- hoofdstuk 10.3.3.2 en 10.3.3.3 van bijlage V bij het Energiebesluit.

15.6 Thermisch zonne-energiesysteem

Dit deel beschrijft hoe u thermische zonne-energiesystemen moet invoeren die warmte

leveren aan een gedeelde SWW-installatie (enkel EPW), een combilussysteem (enkel EPW),

een gedeeld verwarmingssysteem (zowel EPW als EPU) of een gedeelde

bevochtingsinstallatie (enkel EPU).

15.6.1 Een gedeeld thermisch zonne-energiesysteem aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Thermisch zonne-energiesysteem’. Een nieuwe knoop ‘Thermisch zonne-energie systeem’

verschijnt onder de knoop ‘Gedeelde systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Scherm 372 – Toevoegen van een thermisch zonne-energiesysteem

Open het invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’ door te klikken op de knoop

‘Thermisch zonne-energie systeem’ in de energetische boomstructuur. Scherm 373 toont het

invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’. Dat venster geeft een overzicht van de

thermische zonne-energiesystemen die u hebt ingevoerd. Voeg een nieuw gedeeld systeem

toe door op het blauwe plusteken te klikken. Verwijder een gedeeld systeem door te klikken

op het rode kruis achter de naam van het systeem.

Page 284: Cursus EPB-software 3 gewesten

284

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 373 – Het invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 374 toont het invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’.

Scherm 374 – Het invoervenster ‘Thermisch zonne-energie systeem’ van een gedeeld systeem

Voor elk gedeeld zonne-energiesysteem zijn de volgende velden en tabbladen voorzien:

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Vul hier de naam van het thermisch zonne-energiesysteem in.

Het ja/neen-veld ‘Bijdrage bepaald door erkend rekenprogramma’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om de maandelijkse nuttige energiebijdrage door het

thermisch zonne-energiesysteem direct in te voeren. Voor meer informatie over de

invoervelden indien keuze ‘Ja’ is, zie hoofdstuk 12.2.2.2.

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan om verder te werken met de rekenmethode in de

software. Die rekent met een eenvoudige procedure om de invloed van een zonne-

energiesysteem te bepalen. Op dit moment is er geen eenvoudige rekenmethode

beschikbaar voor EPU-projecten. Voor meer informatie over de invoervelden indien de keuze

‘Neen’ is, zie hoofdstuk 12.2.2.1.

Page 285: Cursus EPB-software 3 gewesten

285

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

15.6.1.1 Het tabblad ‘Collectoren’

Als u kiest voor ‘Neen’ bij het ja/neen-veld ‘Bijdrage bepaald door erkend rekenprogramma’

wordt het tabblad ‘Collectoren’ actief. Voor meer informatie over de invoervelden van dit

tabblad zie hoofdstuk 12.

15.6.1.2 Het tabblad ‘Warmtelevering voor warm tapwater’

Het tabblad ‘Warmtelevering voor warm tapwater’ geeft een overzicht van de gedeelde

SWW-installaties en combilussystemen. Vink in deze lijst aan, aan welk gedeeld systeem het

zonne-energiesysteem warmte levert.

In een EPW-project is dit tabblad actief als minstens één gedeeld(e) SWW-installatie of

combilussysteem is ingevoerd in de EPB-software.

15.6.1.3 Het tabblad ‘Warmtelevering voor ruimteverwarming’

Het tabblad ‘Warmtelevering voor ruimteverwarming’ geeft een overzicht van de gedeelde

verwarmingssystemen. Vink in deze lijst aan, aan welk gedeeld systeem het zonne-

energiesysteem warmte levert.

In een EPW-project is dit tabblad actief als werd aangevinkt dat het zonne-energiesysteem

warmte levert aan minstens één gedeelde SWW-installatie én als minstens één gedeeld

verwarmingssysteem is ingevoerd in de EPB-software.

In een EPU-project is dit tabblad enkel actief als u kiest voor ‘Ja’ bij het ja/neen-veld ‘Bijdrage

bepaald door erkend rekenprogramma’ én als minstens één gedeeld verwarmingssysteem is

ingevoerd in de EPB-software.

15.6.1.4 Het tabblad ‘Warmtelevering voor bevochtiging’

Het tabblad ‘Warmtelevering voor ruimteverwarming’ geeft een overzicht van de gedeelde

bevochtigingsinstallaties. Vink in deze lijst aan, aan welk gedeeld systeem het zonne-

energiesysteem warmte levert.

Dit tabblad is inactief voor EPW-projecten.

In een EPU-project is dit tabblad enkel actief als u kiest voor ‘Ja’ bij het ja/neen-veld ‘Bijdrage

bepaald door erkend rekenprogramma’ én als minstens één gedeelde

bevochtigingsinstallatie is ingevoerd in de EPB-software.

15.6.2 Een gedeeld thermisch zonne-energiesysteem toevoegen aan het

project

Hoofdstuk 15.6.1 van dit hoofdstuk behandelt hoe de warmtelevering door een thermisch

zonne-energiesysteem gekoppeld kan worden aan een gedeelde SWW-installatie (enkel

EPW), een combilussysteem (enkel EPW), een gedeeld verwarmingssysteem (zowel EPW als

EPU) of een gedeelde bevochtingsinstallatie (enkel EPU).

U kunt het gedeelde thermisch zonne-energiesysteem niet rechtstreeks toevoegen aan het

project. U kunt dit enkel doen door de warmtelevering van het gedeeld thermisch zonne-

Page 286: Cursus EPB-software 3 gewesten

286

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

energiesysteem te koppelen aan een ander gedeeld systeem en vervolgens het gekoppelde

gedeeld systeem in het project toe te voegen.

Hoofdstuk 15.1.2 behandelt hoe u een gedeeld residentieel verwarmingssysteem toevoegt

aan een energiesector van een EPB-eenheid.

Hoofdstuk 15.2.2 behandelt hoe u een gedeeld niet-residentieel verwarmingssysteem

toevoegt aan een energiesector van een EPB-eenheid.

Hoofdstuk 15.3.2 behandelt hoe u een gedeelde niet-residentiële bevochtigingsinstallatie

toevoegt aan een energiesector van een EPB-eenheid.

Hoofdstuk 15.5.2 behandelt hoe u een gedeelde residentiële SWW-installatie toevoegt aan

een EPB-eenheid.

Hoofdstuk 15.7.2 behandelt hoe u een combilussysteem toevoegt aan een energiesector van

een EPB-eenheid.

15.6.3 Verwijzingen

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 12.

15.7 Combilus

Een combilus is een gemeenschappelijke circulatieleiding die zowel dienst doet voor warm

tapwater als voor ruimteverwarming. Met ‘gemeenschappelijk’ wordt bedoeld dat meerdere

EP-volumes bediend worden door dezelfde combilus. Een combilus is dus altijd een gedeeld

systeem.

15.7.1 Een combilus aanmaken

Kies in het invoervenster ‘Gedeelde systemen’ het selectievakje ‘Ja’ van het ja/neen-veld

‘Combilus’. Een nieuwe knoop ‘Combilussysteem’ verschijnt onder de knoop ‘Gedeelde

systemen’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’.

Scherm 375 – Toevoegen van een combilussysteem

Open het invoervenster ‘Combilussysteem’ door te klikken op de knoop ‘Combilussysteem’ in

het venster ‘Energetische boomstructuur’. Scherm 376 toont het invoervenster

‘Combilussysteem’. Dat venster geeft een overzicht van de combilussystemen die u hebt

aangemaakt. U kunt een nieuw combilussysteem toe voegen door op het blauwe plusteken

te klikken. Verwijder een combilussysteem door te klikken op het rode kruis achter de naam

van het systeem.

Page 287: Cursus EPB-software 3 gewesten

287

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 376 – Het invoervenster ‘Combilussysteem’

Voeg informatie toe over een gedeeld systeem door op de naam van het systeem te

dubbelklikken. Scherm 377 toont het invoervenster ‘Combilus installatie’.

Scherm 377 – Het invoervenster ‘Combilus installatie’ in geval van een combilussysteem

Voor elk combilussysteem zijn de volgende velden en tabbladen voorzien:

Het vrije-invoerveld ‘Naam’

Vul de naam in van de combilus installatie.

Het ja/neen-veld ‘Individuele meting verwarmingskosten’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als per wooneenheid een individuele

warmtekostenafrekening gebeurt op basis van een individuele meting van het reële verbruik.

Vink het selectievakje ‘Neen’ aan in het andere geval.

Het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’

Dit invoerveld staat meer in detail beschreven in hoofdstuk 5.3.3.

15.7.1.1 Het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’

De invoer van de invoervelden van het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ staat meer in

detail beschreven in hoofdstuk 5.3.2.

Page 288: Cursus EPB-software 3 gewesten

288

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het radarsymbool ( ) duidt aan dat u de invoergegevens van dit tabblad moet invoeren op

het niveau van het gedeelde systeem.

15.7.1.2 Het tabblad ‘Gedeeld opslagsysteem’

De invoergegevens van het tabblad ‘Gedeeld opslagsysteem’ zijn analoog aan de

invoergegevens van het tabblad ‘Opslagsysteem’ bij een lokaal systeem voor

ruimteverwarming. Voor meer informatie, zie hoofdstuk 5.4.

De invoergegevens van dit tabblad moet u invoeren op het niveau van het gedeelde

systeem.

15.7.1.3 Het tabblad ‘Circulatieleiding combilus’

Scherm 378 toont het tabblad ‘Circulatieleiding combilus’. De invoergegevens van dit

tabblad moet u invoeren op het niveau van het gedeelde systeem.

Scherm 378 – Het tabblad ‘Circulatieleiding combilus’

De invoergegevens voor het tabblad ‘Circulatieleiding combilus’ zijn de volgende:

De keuzelijst ‘Soort afgiftesysteem’

Die keuzelijst is samengesteld uit:

- oppervlakteverwarming (vloer, muur, plafond);

- ander (radiatoren, …).

Het ja/neen-veld ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de regeling van de vertrektemperatuur van het

verdeelsysteem een constante instelwaarde heeft. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als de

regeling van de vertrektemperatuur van het verdeelsysteem een automatisch veranderende

instelwaarde heeft, bijvoorbeeld als de instelwaarde samen met de buitentemperatuur

verandert.

Het ja/neen-veld ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegkraan’

Als u kiest voor ‘Ja’ bij ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’ verschijnt het ja/neen-

veld ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegkraan’.

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan als de combilus gebruik maakt van een standaardketel

zonder namenging m.b.v. een driewegkraan. Vink het selectievakje ‘Neen’ aan als er wel

namenging is m.b.v. een driewegkraan.

Page 289: Cursus EPB-software 3 gewesten

289

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het ja/neen-veld ‘Waarden bij ontstentenis voor de temperaturen’

Als u kiest voor ‘Neen’ bij ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’ of als u kiest voor

‘Neen’ bij ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegkraan’ verschijnt het ja/neen-veld

‘Waarden bij ontstentenis voor de temperaturen’.

Vink het selectievakje ‘Ja’ aan om de waarden bij ontstentenis te gebruiken voor de

ontwerptemperatuur van het water in de afgiftekring. De waarde bij ontstentenis van de

ontwerpvertrektemperatuur van het water in de afgiftekring is gelijk aan 55°C. De waarde bij

ontstentenis van de ontwerpretourtemperatuur van het water in de afgiftekring is gelijk aan

45°C.

Het vrije-invoerveld ‘Ontwerpvertrektemperatuur’

Als u kiest voor ‘Neen’ bij ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’ of als u kiest voor

‘Neen’ bij ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegkraan’ verschijnt het vrije-invoerveld

‘Ontwerpvertrektemperatuur’.

Dit veld geeft (afhankelijk van de keuze in het ja/neen-veld ‘Waarden bij ontstentenis voor

de temperaturen) een weergave van de waarde bij ontstentenis of u kan er de

ontwerpvertrektemperatuur van het water in de afgiftekring invoeren.

Het vrije-invoerveld ‘Ontwerpretourtempertauur’

Als u kiest voor ‘Neen’ bij ‘Constante instelwaarde vertrektemperatuur’ of als u kiest voor

‘Neen’ bij ‘Zonder namenging m.b.v. een driewegkraan’ verschijnt het vrije-invoerveld

‘Ontwerpretourtemperatuur’.

Dit veld geeft (afhankelijk van de keuze in het ja/neen-veld ‘Waarden bij ontstentenis voor

de temperaturen) een weergave van de waarde bij ontstentenis of u kunt er manueel de

ontwerpretourtemperatuur van het water in de afgiftekring invoeren.

Het overzichtsveld ‘Segmenten’

Klik op het blauwe plusteken om een segment toe te voegen. Scherm 379 toont de

invoergegevens die per segment vereist zijn. Die invoergegevens worden besproken in

hoofdstuk 7.4.

Scherm 379 – De invoergegevens per segment van een circulatieleiding combilus

Page 290: Cursus EPB-software 3 gewesten

290

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

15.7.1.4 Het tabblad ‘ Gedeeld’

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

waarin de combilus voorkomt.

15.7.2 Een combilus toevoegen aan een het project

Dit deel behandelt het toevoegen van een combilus:

- als de ruimteverwarming in een energiesector van een EPB-eenheid in een EPW-

project (zie 15.7.2.1) ;

- als de warmtapwatervoorziening van een EPB-eenheid in een EPW-project (zie

15.7.2.2).

15.7.2.1 Combilus voor verwarming

Op het niveau van de energiesector (van een EPB-eenheid) kunt u aangeven dat er gebruik

wordt gemaakt van een combilus. Klik op de knoop ‘Verwarming’ (onder de beschouwde

energiesector en EPB-eenheid) in de energetische boomstructuur. In de keuzelijst ‘Soort

verwarming’ kiest u ‘Gedeelde coll. verwarming (meerdere ESn)’ (zie Scherm 380). Er

verschijnt een nieuwe keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’. Kies in de keuzelijst ‘Keuze

van het gedeelde systeem’ het combilussysteem.

Scherm 380 – Een gedeeld residentieel verwarmingssysteem (type combilus) toevoegen aan een

energiesector

Scherm 381 toont hoe het invoervenster ‘Verwarming’ verandert als u hebt gekozen voor een

combilussysteem:

- het ja/neen-veld ‘Individuele meting verwarmingskosten’ verschijnt (weergave

inactief);

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingsystemen’ verschijnt (weergave inactief);

- het tabblad ‘ Warmteopwekkingssystemen’ wordt voorzien van een radarsymbool (

);

- het tabblad ‘Opslagsysteem’ wordt hernoemd tot het tabblad ‘Lokaal

opslagsysteem’;

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Page 291: Cursus EPB-software 3 gewesten

291

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Scherm 381 – Het invoervenster ‘Verwarming’ van het gedeeld residentieel verwarmingssysteem

‘Combilus installatie1’

De gegevens van de tabbladen waar een radarsymbool ( ) voor staat moet u invoeren op

het niveau van het gedeeld systeem (zie deel 15.7.1). De tabbladen ‘Lokaal opslagsysteem’,

‘Hulpenergie circulatiepompen’, ‘Verdeelsysteem’ en ‘Afgiftesysteem’ bevatten geen

radarsymbool. De gegevens daarvan moet u invullen op het niveau van de energiesector

van een EPB-eenheid. De invoergegevens van die tabbladen staan meer in detail

beschreven in hoofdstuk 5.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

die zijn aangesloten op deze collectieve verwarming.

15.7.2.2 Combilus voor warm tapwater

Op het niveau van de EPB-eenheid kunt u aangeven dat er gebruik wordt gemaakt van een

combilus. Klik op de knoop van het gepaste SWW-installatie, bijvoorbeeld ‘InstWTW1’ (onder

de betreffende EPB-eenheid) in de ‘Energetische boomstructuur’. In de keuzelijst ‘Soort SWW’

kiest u ‘Gedeeld SWW (in meerdere ES)’ (zie Scherm 382). Er verschijnt een nieuwe keuzelijst

‘Keuze van het gedeelde systeem’. Kies in de keuzelijst ‘Keuze van het gedeelde systeem’

het combilussysteem.

Scherm 382 – Een gedeelde residentiële SWW-installatie (type combilus) toevoegen aan een EPB-

eenheid

Scherm 383 toont hoe het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ verandert als u hebt

gekozen voor een combilussysteem:

Page 292: Cursus EPB-software 3 gewesten

292

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

- het ja/neen-veld ‘Meerdere opwekkingstoestellen’ wordt inactief;

- de tabbladen ‘ Warmteopwekkingssystemen’ wordt voorzien van een radarsymbool

( );

- een nieuw tabblad ‘Warmtewisselaar’ verschijnt;

- een nieuw tabblad ‘ Gedeeld’ verschijnt.

Scherm 383 – Het invoervenster ‘Installatie voor warm tapwater’ in geval van de gedeelde residentiële

SWW-installatie ‘InstWTW1’

De gegevens van de tabbladen waar een radarsymbool ( ) voor staat moet u invoeren op

het niveau van het gedeeld systeem (zie hoofdstuk 15.7.1). De tabbladen ‘Warmtewisselaar’,

‘Circulatieleidingen’ en ‘Tappunten’ bevatten geen radarsymbool. De gegevens daarvan

moet u invullen op het niveau van de EPB-eenheid.

De invoergegevens van de tabbladen ‘Circulatieleidingen’ en ‘Tappunten’ staan meer in

detail beschreven hoofdstuk 7.

Het tabblad ‘ Gedeeld’ vereist geen invoer. Het geeft een overzicht van de EPB-eenheden

die zijn aangesloten op de collectieve SWW-installatie.

De invoergegevens van het tabblad ‘Warmtewisselaar’ zijn de volgende:

De keuzelijst ‘Type’

Die keuzelijst is samengesteld uit:

- opslagvat;

- warmtewisselaar.

Als u kiest voor ‘Opslagvat’, moet u geen extra gegevens invoeren. Als u kiest voor

‘warmtewisselaar’ zijn de volgende gegevens noodzakelijk:

De keuzelijst ‘Begrenzing van de wisselaar’

Kies hier de begrenzing van de warmtewisselaar. De volgende mogelijkheden zijn

beschikbaar:

- in een aangrenzende onverwarmde ruimte;

- in het beschermd volume;

- naar de buitenomgeving.

Page 293: Cursus EPB-software 3 gewesten

293

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Het vrije-invoerveld ‘Oppervlakte van het omhullende lichaam’

Vul hier de oppervlakte van het omhullende lichaam in, uitgedrukt in m².

De keuzelijst ‘Berekeningswijze van de thermische weerstand’.

Die keuzelijst is samengesteld uit:

- waarde bij ontstentenis;

- berekende waarde.

Als u ervoor kiest om de thermische weerstand gedetailleerd te berekenen zijn de volgende

gegevens noodzakelijk:

Het vrije-invoerveld ‘Thermische geleidbaarheid’

Vul hier de thermische geleidbaarheid in, uitgedrukt in W/mK.

Het vrije-invoerveld ‘Minimale dikte van de isolatie’

Vul hier de minimale dikte van de isolatie in, uitgedrukt in m.

15.7.3 Verwijzingen

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u terugvinden op onze website:

- http://www.energiesparen.be/epb/prof/warmtapwater onder de titel ‘Combilus’.

Meer informatie over dit hoofdstuk kunt u hier terugvinden :

- MB van 12 december 2011.

Page 294: Cursus EPB-software 3 gewesten

294

Versie juli 2013

Cursus EPB-software 3 gewesten

Bijlage I : Nieuwe berekeningsmethode Epicool

Voor alle dossiers met vergunningsaanvraag of melding vanaf 1 januari 2014 is een nieuwe

berekeningsmethode van toepassing. De nieuwe berekeningsmethode is gebaseerd op de

huidige berekeningsmethode, maar bevat voor een aantal onderwerpen aanpassingen. Die

aanpassingen zijn het resultaat van de Epicoolstudie (of kort: ‘Epicool’) en werden al

geïntegreerd in de Altransoftware voor dossiers met vergunningsaanvraag of melding vanaf

1 januari 2014.

Impact van Epicool op de berekeningsmethode

De Epicoolstudie heeft de methode voor koeling in woongebouwen, kantoren en scholen en

de methode voor oververhitting in woongebouwen onderzocht. Hieronder volgt een

opsomming van de onderwerpen waarvoor, door Epicool, aanpassingen aan de

berekeningsmethode nodig waren.

Voor woongebouwen:

Netto-energiebehoefte voor koeling;

Oververhittingsindicator;

Zonwering en beschaduwing;

Voorkoeling ventilatielucht.

Voor kantoren en scholen:

Netto-energiebehoefte voor koeling;

Koudeopwekkers;

Zonwering en beschaduwing;

Voorkoeling ventilatielucht;

Hulpenergie voor koeling.

Een uitgebreide communicatie over de aanpassingen aan de berekeningsmethode, ten

gevolge van Epicool, volgt nog. Die toelichting is voorzien als de wijzigingen zijn opgenomen

in de regelgeving, dus bij de inwerkingtreding.

Impact van Epicool op de EPB-software

In deze cursustekst zijn de wijzigingen opgenomen die een impact hebben op de invoer van

een project in de EPB-software. Delen van de cursustekst die enkel van toepassing zijn voor

projecten met vergunningsdatum of melding vanaf 1 januari 2014 (en waarvoor de Epicool-

methode van toepassing is) zijn in de cursus duidelijk aangegeven.