CUE, 0,55 - 90 kW
Transcript of CUE, 0,55 - 90 kW
CUE, 0,55 - 90 kWInstallatie- en bedieningsinstructies
GRUNDFOS INSTRUCTIES
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
Nederlands (NL) Installatie- en bedieningsinstructies
Vertaling van de oorspronkelijke Engelse versie
INHOUDPagina
1. Symbolen die in dit document gebruikt worden
2. InleidingDeze handleiding geeft alle aspecten weer van uw Grundfos CUE frequentie-omvormer met vermogens tussen 0,55 en 90 kW.
Bewaar deze handleiding altijd in de buurt van de CUE.
2.1 Algemene beschrijving
De CUE is een serie externe frequentie-omvormers speciaal bedoeld voor pompen.
Dankzij de opstartgids in de CUE kan de installateur snel centrale parameters instellen en de CUE in bedrijf stellen.
Aangesloten op een sensor of een extern besturingsignaal past de CUE het toerental van de pomp snel aan de actuele vraag aan.
2.2 Toepassingen
De CUE serie en Grundfos standaard pompen zijn een aanvulling op de serie Grundfos E-pompen met geïntegreerde frequentie-omvormer.
Een CUE oplossing biedt dezelfde E-pomp-functionaliteit in de volgende gevallen:
• bij netspanningen of vermogens die niet worden bestreken door de serie E-pompen
• bij toepassingen waar een geïntegreerde frequentie-omvormer niet wenselijk of toegestaan is.
1. Symbolen die in dit document gebruikt worden 2
2. Inleiding 22.1 Algemene beschrijving 22.2 Toepassingen 22.3 Referenties 3
3. Veiligheid en waarschuwingen 33.1 Waarschuwing 33.2 Veiligheidsregels 33.3 Installatie-eisen 33.4 Verminderde prestaties onder bepaalde omstandighe-
den 3
4. Identificatie 44.1 Typeplaatje 44.2 Verpakkingslabel 4
5. Mechanische installatie 45.1 Ontvangst en opslag 45.2 Transport en uitpakken 45.3 Benodigde ruimte en luchtcirculatie 45.4 Bevestiging 5
6. Elektrische aansluiting 56.1 Elektrische beveiliging 56.2 Netvoeding en motoraansluiting 66.3 Aansluiten van de signaalklemmen 96.4 Aansluiten van de signaalrelais 126.5 Aansluiten van de MCB 114 module met sensoringan-
gen 136.6 EMC-correcte installatie 146.7 RFI filters 146.8 Uitgangsfilters 156.9 Motorkabel 15
7. Bedrijfsmodi 16
8. Regelmodi 168.1 Niet-geregeld bedrijf (open regelkring) 168.2 Geregeld bedrijf (gesloten regelkring) 16
9. Menu-overzicht 17
10. Instellen d.m.v. het bedieningspaneel 1910.1 Bedieningspaneel 1910.2 Terug naar fabrieksinstellingen 2010.3 CUE instellingen 2010.4 Opstartgids 2010.5 ALGEMEEN 2410.6 BEDRIJF 2510.7 STATUS 2610.8 INSTALLATIE 29
11. Instelling m.b.v. PC Tool E-Producten. 36
12. Prioriteit van instellingen 3612.1 Regeling zonder bussignaal, lokale bedrijfsmodus 3612.2 Regeling met bussignaal, op afstand bestuurde
bedrijfsmodus 36
13. Externe regelsignalen 3713.1 Digitale ingangen 3713.2 Extern setpoint 3713.3 GENIbus signaal 3813.4 Andere busstandaarden 38
14. Onderhoud en service 3814.1 Reinigen van de CUE 3814.2 Serviceonderdelen en servicesets 38
15. Opsporen van storingen 3815.1 Lijst met waarschuwingen en alarmmeldingen 3815.2 Resetten van alarmmeldingen 3915.3 Signaallampjes 3915.4 Signaalrelais 39
16. Technische gegevens 4016.1 Behuizing 4016.2 Kabelwartel 40
16.3 Belangrijkste afmetingen en gewichten 4116.4 Omgeving 4116.5 Draaimomenten van klemmen 4216.6 Kabellengte 4216.7 Zekeringen en dwarsdoorsnede van de aders 4216.8 Ingangen en uitgangen 4416.9 Geluidsbelasting 44
17. Afvalverwijdering 44
Waarschuwing
Lees voor installatie deze installatie- en bedienings-instructies door. De installatie en bediening dienen bovendien volgens de lokaal geldende voorschriften en regels plaats te vinden.
Waarschuwing
Als deze veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen, kan dit resulteren in persoonlijk letsel.
VoorzichtigAls deze veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen, kan dit resulteren in technische fouten en schade aan de installatie.
N.B.Opmerkingen of instructies die het werk eenvoudiger maken en zorgen voor een veilige werking.
VoorzichtigAls het toerental van de pomp hoger is dan het nomi-nale toerental, dan raakt de pomp overbelast.
2
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
2.3 Referenties
Technische documentatie voor de Grundfos CUE:
• De handleiding bevat alle informatie die nodig is om de CUE in bedrijf te stellen.
• Het gegevensboekje bevat alle technische informatie over de opbouw en toepassingen van de CUE.
• De service-instructies bevatten alle benodigde instructies voor het demonteren en repareren van de frequentie-omvormer.
Technische documentatie is beschikbaar op www.grundfos.com > Grundfos Product Center.
Mocht u nog vragen hebben, neem dan contact op met Grundfos.
3. Veiligheid en waarschuwingen
3.1 Waarschuwing
Wacht alleen een kortere tijd als dit zo vermeld staat op het type-plaatje van de betreffende CUE.
3.2 Veiligheidsregels
• De aan/uit-toets van het bedieningspaneel koppelt de CUE niet los van de voedingspanning, en moet derhalve niet wor-den gebruikt als veiligheidschakelaar.
• De CUE moet op correcte wijze worden geaard en beschermd worden tegen indirect contact conform nationale regelgeving.
• De lekstroom naar de aarde is groter dan 3,5 mA.
• Beschermingsklasse IP20/21 mag niet vrij toegankelijk worden geïnstalleerd, maar alleen in een paneel.
• Beschermingsklasse IP54/55 mag niet buitenshuis geïnstal-leerd worden zonder aanvullende bescherming tegen weers-omstandigheden en de zon.
• Neem altijd nationale en plaatselijke regelgeving in acht voor wat betreft de dwarsdoorsnede van de kabel, bescherming tegen kortsluiting en tegen te hoge stromen.
3.3 Installatie-eisen
In verband met de algemene veiligheid moet er speciale aan-dacht zijn voor de volgende aspecten:
• zekeringen en schakelaars voor bescherming tegen te hoge stromen en kortsluiting
• keuze van kabels (netstroom, motor, belastingsverdeling en relais)
• netconfiguratie (IT, TN, aarding)
• veiligheid van aangesloten ingangen en uitgangen (PELV).
3.3.1 IT-net
In schakeling met IT-net en geaard driehoek-net kan de netspan-ning meer dan 440 V zijn tussen fase en aarde.
3.3.2 Agressieve omgeving
De CUE bevat een groot aantal mechanische en elektronische componenten. Deze zijn allemaal kwetsbaar voor invloeden van-uit de omgeving.
3.4 Verminderde prestaties onder bepaalde omstandigheden
De capaciteit van de CUE vermindert onder de volgende omstan-digheden:
• lage luchtdruk (op grote hoogte)
• lange motorkabels.
De benodigde maatregelen worden in de volgende twee paragra-fen beschreven.
3.4.1 Reductie bij lage luchtdruk
PELV = Beschermende Extra Lage Spanning.
Bij lage luchtdruk geldt een lagere koelcapaciteit voor lucht, en de CUE reduceert automatisch de capaciteit om overbelasting te voorkomen.
Het kan nodig zijn om een CUE te kiezen met een hogere capaci-teit.
3.4.2 Reductie in verband met lange motorkabels
De maximale kabellengte voor de CUE is 300 m voor niet-afge-schermde en 150 m voor afgeschermde kabels. Neem bij langere kabels contact op met Grundfos.
De CUE is ontworpen voor een motorkabel met een maximale doorsnede zoals vermeld in paragraaf 16.7 Zekeringen en dwars-doorsnede van de aders.
Waarschuwing
Alle installatie-, onderhouds- en inspectiewerkzaam-heden mogen alleen worden uitgevoerd door getraind personeel.
Waarschuwing
Aanraken van de elektrische onderdelen kan fataal zijn, zelfs nadat de CUE is uitgeschakeld.
Voordat u begint met werkzaamheden aan de CUE moeten de netvoeding en andere mogelijke span-ningsbronnen worden uitgeschakeld gedurende ten-minste de tijdsduur die hieronder staat aangegeven.
Spanning Min. wachttijd
4 minuten 15 minuten 20 minuten
200-240 V 0,75 - 3,7 kW 5,5 - 45 kW
380-500 V 0,55 - 7,5 kW 11-90 kW
525-600 V 0,75 - 7,5 kW
525-690 V 11-90 kW
Waarschuwing
Sluit nooit 380-500 V CUE frequenctie-omvormers aan op netvoedingen met een spanning tussen fase en aarde van meer dan 440 V.
Voorzichtig
De CUE dient niet te worden geïnstalleerd in een omgeving waar de lucht vloeistoffen, deeltjes of gas-sen bevat die de elektronische componenten kunnen beïnvloeden en beschadigen.
Waarschuwing
Bij hoogtes boven 2000 m kan niet aan PELV-eisen worden voldaan.
3
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
4. Identificatie
4.1 Typeplaatje
De CUE kan worden geïdentificeerd door middel van het type-plaatje. Een voorbeeld wordt hieronder weergegeven.
Afb. 1 Voorbeeld van typeplaatje
4.2 Verpakkingslabel
De CUE kan ook worden geïdentificeerd met het label op de ver-pakking.
5. Mechanische installatieDe kastgroottes van de afzonderlijke CUE's worden bepaald door hun behuizingen. De tabel in paragraaf 16.1 Behuizing toont de relatie tussen beschermingsklasse en type behuizing.
5.1 Ontvangst en opslag
Controleer bij ontvangst dat de verpakking onbeschadigd is, en dat de unit compleet is. Bij beschadiging tijdens het transport: neem contact op met het transportbedrijf om te reclameren.
De CUE wordt geleverd in een verpakking die niet geschikt is voor opslag buitenshuis.
5.2 Transport en uitpakken
Ter voorkoming van schade tijdens transport naar de opstelling mag de CUE alleen ter plekke van de opstelling worden uitge-pakt.
De verpakking bevat bijbehorende zak(ken), documentatie en de unit zelf. Zie afb. 2.
Afb. 2 CUE verpakking
5.3 Benodigde ruimte en luchtcirculatie
CUE's kunnen naast elkaar worden gemonteerd, maar aangezien voldoende luchtcirculatie voor koeling vereist is, moet aan de vol-gende eisen worden voldaan:
• Voldoende vrije ruimte boven en onder de CUE. Zie de tabel hieronder.
• Omgevingstemperatuur maximaal 50 °C.
• Hang de CUE direct aan de wand, of met een achterplaat. Zie afb. 3.
Afb. 3 CUE direct aan de wand gehangen, of met een achter-plaat
Benodigde vrije ruimte boven en onder de CUE
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
TM
04
32
72
38
08
Tekst Omschrijving
T/C:CUE (productnaam)202P1M2... (interne code)
Prod. no: Productnummer: 12345678
S/N:Serienummer: 123456G234De laatste drie cijfers geven de productiedatum aan: 23 is de week, en 4 is het jaar 2004.
1.5 kW Typisch asvermogen op de motor
IN:Voedingspanning, frequentie en maximale ingangstroom
OUT:Motorspanning, frequentie en maximale uitgangs-troom. De maximale uitgangsfrequentie hangt doorgaans af van het type pomp.
CHASSIS/IP20
Beschermingsklasse
Tamb. Maximale omgevingstemperatuur
T/C: CUE202P1M2T5E20H1BXCXXXSXXXXAXBXCXXXXDXProd. no: 12345678 S/N: 123456G234
IN: 3x380-500 V 50/60Hz 3.7AOUT: 3x0-Vin 0-100Hz 4.1 A 2.8 kVACHASSIS/IP20 Tamb. 45C/122F
IIIIIIIIIIIBAR CODEIIIIIIIIIII MADE IN DENMARK
Listed 76X1 E134261 Ind. Contr. Eq.See manual for prefuse
CAUTION:SEE MANUAL / VOIR MANUEL
WARNING:STORED CHARGE DO NOT TOUCH UNTIL4 MIN AFTER DISCONNECTION
CHARGE RESIDUELLE, ATTENDRE4 MIN APRES DECONNEXION
1.5 kW (400V)
TM
03
88
57
26
07
TM
03
88
59
26
07
Behuizing Ruimte [mm]
A2, A3, A4, A5 100
B1, B2, B3, B4, C1, C3 200
C2, C4 225
Bijbehorendezak(ken)
Documentatie
4
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
5.4 Bevestiging
1. Markeer en boor gaten. Zie de afmetingen in paragraaf 16.3 Belangrijkste afmetingen en gewichten.
2. Plaats de schroeven, maar draai ze nog niet vast. Bevestig de CUE en draai de vier schroeven vast.
Afb. 4 Gaten boren
6. Elektrische aansluiting
Afb. 5 Voorbeeld van driefasige netaansluiting van de CUE met netschakelaar, reservezekeringen en aanvullende beveiliging
6.1 Elektrische beveiliging
6.1.1 Bescherming tegen elektrische schok, indirect contact
Aard-aders dienen altijd een geel/groene (PE) of geel/groen/blauwe (PEN) kleur te hebben.
Instructies conform EN IEC 61800-5-1:
• De CUE moet stationair, permanent opgesteld en permanent aangesloten op de netvoeding zijn.
• De aarding moet worden uitgevoerd met dubbele aard-aders of met een enkele versterkte aard-ader met een dwarsdoor-snede van minimaal 10 mm2.
6.1.2 Beveiliging tegen kortsluiting, zekeringen
De CUE en het voedingsysteem moeten tegen kortsluiting wor-den beveiligd.
Grundfos vereist dat de reservezekeringen die worden genoemd in paragraaf 16.7 Zekeringen en dwarsdoorsnede van de aders voor beveiliging tegen kortsluiting worden gebruikt.
De CUE biedt volledige beveiliging tegen kortsluiting in geval van een kortsluiting aan de motoruitgang.
6.1.3 Aanvullende beveiliging
Als de CUE is aangesloten op een elektrische installatie waar een aardlekschakelaar (ELCB) als aanvullende beveiliging wordt gebruikt, dan dient de aardlekschakelaar gemarkeerd te zijn met de volgende symbolen:
De aardlekschakelaar is type B.
Er moet rekening gehouden worden met de totale lekstroom van alle elektrische apparatuur in de installatie.
De lekstroom van de CUE bij normaal bedrijf is te vinden in para-graaf 16.8.1 Netvoeding (L1, L2, L3).
Tijdens het opstarten en bij een ongelijke fasespanning kan de lekstroom groter zijn dan normaal, waardoor de aardlekschake-laar kan worden aangesproken.
6.1.4 Motorbeveiliging
De motor heeft geen externe motorbeveiliging nodig. De CUE beschermt de motor tegen thermische overbelasting en blokke-ring.
6.1.5 Beveiliging tegen te grote stroom
De CUE heeft een interne beveiliging tegen overbelasting aan de motoruitgang.
6.1.6 Beveiliging tegen pieken in de netspanning
De CUE wordt beveiligd tegen pieken in de netspanning conform EN 61800-3, tweede lid.
Voorzichtig De gebruiker is verantwoordelijk voor de goede bevestiging van de CUE aan een stevig oppervlak.
TM
03
88
60
26
07
Waarschuwing
De eigenaar of de installateur is verantwoordelijk voor het zorgen van een correcte aarding en bescherming in overeenstemming met de nationale en plaatselijke richtlijnen.
Waarschuwing
Voordat u begint met werkzaamheden aan de CUE moeten de netvoeding en andere spanningsbronnen worden uitgeschakeld gedurende tenminste de tijds-duur die is aangegeven in paragraaf 3. Veiligheid en waarschuwingen.
TM
03
85
25
18
07
b
aa
b
Aardlekschakelaar (ELCB)
Waarschuwing
De CUE moet op correcte wijze worden geaard en beschermd worden tegen indirect contact conform nationale regelgeving.
Voorzichtig De lekstroom naar de aarde is groter dan 3,5 mA, en een versterkte aardverbinding is nodig.
Voorzichtig De lekstroom naar de aarde is groter dan 3,5 mA.
Aardlekschakelaar (ELCB)
5
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
6.2 Netvoeding en motoraansluiting
De voedingspanning en -frequentie staan vermeld op het type-plaatje van de CUE. Zorg ervoor dat de CUE geschikt is voor de aanwezige voedingspanning.
6.2.1 Netschakelaar
Een netschakelaar kan worden geïnstalleerd voor de CUE con-form plaatselijke voorschriften. Zie afb. 5.
6.2.2 Aansluitschema
De aansluitdraden in de klemmenkast moeten zo kort mogelijk zijn. Uitzondering hierop is de aard-ader, die zo lang dient te zijn dat deze als laatste de verbinding verbreekt als de kabel onopzet-telijk uit de kabeldoorvoer wordt getrokken.
Afb. 6 Aansluitschema, driefasige netaansluiting
6.2.3 Netaansluiting, behuizingen A2 en A3
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
1. Maak de bevestigingsplaat met twee schroeven vast.
Afb. 7 Plaatsen van de bevestigingsplaat
2. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE) en de netstroomaders op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) van de netstekker. Steek de netstekker in de contrastekker die als NET is aange-duid.
Afb. 8 Aansluiten van de aard-ader en de netstroomaders
3. Maak de netvoedingskabel vast aan de bevestigingsplaat.
Afb. 9 Vastmaken van de netvoedingskabel
TM
03
87
99
25
07
Klem Functie
91 (L1)
Driefasenvoeding92 (L2)
93 (L3)
95/99 (PE) Aarding
96 (U)Driefasige motoraansluiting, 0-100 % van net-spanning
97 (V)
98 (W)
N.B. Gebruik L1 en L2 voor éénfase-aansluiting.
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie overeenko-men met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor vermeld staan.
TM
03
90
10
28
07
TM
03
90
11 2
80
7
N.B. Gebruik L1 en L2 voor éénfase-aansluiting.
TM
03
90
14
28
07
6
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
6.2.4 Motoraansluiting, behuizingen A2 en A3
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE) op de bevestigings-plaat. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) van de motorstekker.
Afb. 10 Aansluiten van de aard-ader en de motoraders
2. Steek de motorstekker in de contrastekker die als MOTOR is aangeduid. Bevestig de afgeschermde kabel aan de bevesti-gingsplaat met een kabelklem.
Afb. 11 Aansluiten van de motorstekker en bevestigen van de afgeschermde kabel
6.2.5 Behuizingen A4 en A5
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
Netaansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE). Zie afb. 12.
2. Sluit de netstroomaders aan op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) van de netstekker.
3. Steek de netstekker in de contrastekker die als NET is aange-duid.
4. Maak de netvoedingskabel vast met een kabelklem.
Afb. 12 Netaansluiting, A4 en A5
Motoraansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE). Zie afb. 13.
2. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) van de motorstekker.
3. Steek de motorstekker in de contrastekker die als MOTOR is aangeduid.
4. Maak de afgeschermde kabel vast met een kabelklem.
Afb. 13 Motoraansluiting, A5
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
90
13
28
07
TM
03
90
12
28
07
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie correspon-deren met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor aangegeven staan.
TM
03
90
17
28
07
N.B. Gebruik L1 en L2 voor éénfase-aansluiting.
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
90
18
28
07
7
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
6.2.6 Behuizingen B1 en B2
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
Netaansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE). Zie afb. 14.
2. Sluit de netstroomaders aan op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3).
3. Maak de netvoedingskabel vast met een kabelklem.
Afb. 14 Netaansluiting, B1 en B2
Motoraansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE). Zie afb. 15.
2. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W).
3. Maak de afgeschermde kabel vast met een kabelklem.
Afb. 15 Motoraansluiting, B1 en B2
6.2.7 Behuizingen B3 en B4
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
Netaansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE). Zie afb. 16 en 17.
2. Sluit de netstroomaders aan op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3).
3. Maak de netvoedingskabel vast met een kabelklem.
Motoraansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE). Zie afb. 16 en 17.
2. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W).
3. Maak de afgeschermde kabel vast met een kabelklem.
Afb. 16 Netvoeding en motoraansluiting, B3
Afb. 17 Netvoeding en motoraansluiting, B4
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie correspon-deren met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor aangegeven staan.
TM
03
90
19
28
07
N.B. Gebruik L1 en L2 voor éénfase-aansluiting.
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
90
20
28
07
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie correspon-deren met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor aangegeven staan.
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
94
46
40
07
TM
03
94
49
40
07
8
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
6.2.8 Behuizingen C1 en C2
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
Netaansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE). Zie afb. 18.
2. Sluit de netstroomaders aan op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3).
Motoraansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE). Zie afb. 18.
2. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W).
3. Maak de afgeschermde kabel vast met een kabelklem.
Afb. 18 Netvoeding en motoraansluiting, C1 en C2
6.2.9 Behuizingen C3 en C4
Meer informatie over behuizingen vindt u in de tabel in paragraaf 16.1 Behuizing.
Netaansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 95 (PE). Zie afb. 19 en 20.
2. Sluit de netstroomaders aan op klemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3).
Motoraansluiting
1. Sluit de aard-ader aan op klem 99 (PE). Zie afb. 19 en 20.
2. Sluit de motoraders aan op de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W).
3. Maak de afgeschermde kabel vast met een kabelklem.
Afb. 19 Netvoeding en motoraansluiting, C3
Afb. 20 Netvoeding en motoraansluiting, C4
6.3 Aansluiten van de signaalklemmen
Sluit de signaalkabels aan overeenkomstig de richtlijnen van goed gebruik om EMC-correcte installatie te verzekeren. Zie paragraaf 6.6 EMC-correcte installatie.
• Gebruik afgeschermde signaalkabels met een dwarsdoor-snede van de aders van min. 0,5 mm2 en max. 1,5 mm2.
• Gebruik voor nieuwe systemen een afgeschermde 3-aderige buskabel.
6.3.1 Minimale aansluiting, signaalklem
Bedrijf is alleen mogelijk wanneer de klemmen 18 en 20 zijn ver-bonden, bijvoorbeeld door middel van een externe aan/uit-scha-kelaar of een korte draad.
Afb. 21 Vereiste minimale aansluiting, signaalklem
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie correspon-deren met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor aangegeven staan.
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
90
16
28
07
VoorzichtigControleer of netspanning en -frequentie correspon-deren met de waarden die op het typeplaatje van de CUE en de motor aangegeven staan.
Voorzichtig De motorkabel moet zijn afgeschermd, anders vol-doet de CUE niet aan EMC-eisen.
TM
03
94
48
40
07
TM
03
94
47
40
07
VoorzichtigAls voorzorgsmaatregel dienen signaalkabels over hun gehele lengte d.m.v. dubbele isolatie van andere groepen te worden gescheiden.
N.B.Sluit klemmen 18 en 20 kort d.m.v. een korte draad als er geen externe aan/uit-schakelaar is aangeslo-ten.
TM
03
90
57
32
07
Sta
rt/s
top
GN
D
9
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
6.3.2 Aansluitschema, signaalklemmen
Klemmen 27 en 29 worden niet gebruikt.
Sluit de signaalkabels aan overeenkomstig de richtlijnen van goed gebruik om EMC-correcte installatie te verzekeren. Zie paragraaf 6.6 EMC-correcte installatie.
• Gebruik afgeschermde signaalkabels met een dwarsdoor-snede van de aders van min. 0,5 mm2 en max. 1,5 mm2.
Gebruik voor nieuwe systemen een afgeschermde 3-aderige bus-kabel.
TM
05
15
06
28
11T
M0
5 1
50
8 2
811
GN
D
RS
-48
5 B
RS
/48
5 A
RS
-48
5 G
ND
Y
AO
1+
10
V u
it
AI
1A
I 2
GN
D
+2
4 V
uit
+2
4 V
uit
DI
1D
I 2
DI
3
DI
4
GN
D
Extern setpoint, spanningsingang
0-10 V Klemmen
U: 0-10 V
I: 0/4-20 mA
GN
DA
O 1
+1
0 V
uit
AI
1A
I 2
RS
-48
5 G
ND
YR
S-4
85
AR
S-4
85
B+
24
V u
it+
24
V u
it
DI
1D
I 2
DI
3D
I 4
GN
DG
ND
Sensor met twee draden
0/4-20 mA Klemmen
U: 0-10 V
I: 0/4-20 mA
TM
05
15
08
28
11T
M0
5 1
50
5 2
811
GN
DA
O 1
+1
0 V
uit
AI
1A
I 2
RS
-48
5 G
ND
YR
S-4
85
AR
S-4
85
B+
24
V u
it+
24
V u
it
DI
1D
I 2
DI
3
DI
4G
ND
GN
D
Extern setpoint, stroomingang
0/4-20 mA Klemmen
U: 0-10 V
I: 0/4-20 mA
GN
D
AO
1+
10
V u
it
AI
1A
I 2
RS
-48
5 G
ND
Y
RS
-48
5 A
RS
-48
5 B
GN
DD
I 4
DI
3
DI
2D
I 1
+2
4 V
uit
+2
4 V
uit
GN
D
Sensor met drie draden
0/4-20 mA Klemmen
U: 0-10 V
I: 0/4-20 mA
Klem Type Functie Klem Type Functie
12 +24 V uit Voeding naar sensor 42 AO 1 Analoge uitgang, 0-20 mA
13 +24 V uit Aanvullende voeding 50 +10 V uit Voeding naar potentiometer
18 DI 1 Digitale ingang, start/stop 53 AI 1 Extern setpoint, 0-10 V, 0/4-20 mA
19 DI 2 Digitale ingang, programmeerbaar 54 AI 2 Sensoringang, sensor 1, 0/4-20 mA
20 GNDGemeenschappelijke massa voor digitale ingangen
55 GNDGemeenschappelijke massa voor analoge ingangen
32 DI 3 Digitale ingang, programmeerbaar 61 RS-485 GND Y GENIbus, massa
33 DI 4 Digitale ingang, programmeerbaar 68 RS-485 A GENIbus, signaal A (+)
39 GND Massa voor analoge uitgang 69 RS-485 B GENIbus, signaal B (-)
N.B.De RS-485 afscherming moet aan de massa worden aangesloten.
10
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
6.3.3 Aansluiting van een thermistor (PTC) op de CUE
Voor de aansluiting van een thermistor (PTC) in een motor op de CUE is een extern PTC-relais vereist.
Deze eis is gebaseerd op het feit dat de thermistor in de motor slechts één isolatielaag naar de wikkelingen heeft. Voor de klem-men in de CUE zijn twee isolatielagen nodig omdat ze onderdeel uitmaken van een PELV-circuit.
Een PELV-circuit geeft bescherming tegen elektrische schokken (PELV = protected extra-low voltage). Speciale aansluitingseisen zijn van toepassing op dit type circuit. De eisen staan beschreven in EN 61800-5-1.
Om voor PELV in aanmerking te komen moeten alle aansluitingen op de regelklemmen PELV zijn. Zo moet de thermistor bijvoor-beeld over versterkte of dubbele isolatie beschikken.
6.3.4 Toegang tot signaalklemmen
Alle signaalklemmen bevinden zich achter het klemmendeksel van de CUE-voorzijde. Verwijder het klemmendeksel zoals is weergegeven in afb. 22 en 23.
Afb. 22 Toegang tot signaalklemmen, A2 en A3
Afb. 23 Toegang tot signaalklemmen, A4, A5, B1, B2, B3, B4, C1, C2, C3 en C4.
Afb. 24 Signaalklemmen (alle behuizingen)
6.3.5 Vastmaken van de ader
1. Verwijder de isolatie over een lengte van 9 tot 10 mm.
2. Plaats een schroevendraaier met een punt van maximaal 0,4 x 2,5 mm in de vierkante opening.
3. Druk de ader in de overeenkomstige ronde opening. Verwijder de schroevendraaier. De ader zit nu vast in de klem.
Afb. 25 Vastmaken van de ader in de signaalklem
6.3.6 Instellen van de analoge ingangen, klemmen 53 en 54
De contacten A53 en A54 bevinden zich achter het bedieningspa-neel en worden gebruikt voor het instellen van het signaaltype van de twee analoge ingangen.
De fabrieksinstelling van de ingangen is spanningsignaal "U".
Verwijder het bedieningspaneel om het contact in te stellen. Zie afb. 26.
Afb. 26 Instellen van contact A54 op stroomsignaal "I".
TM
03
90
03
28
07
TM
03
90
04
28
07
TM
03
90
25
28
07
TM
03
90
26
28
07
N.B.
Als een 0/4-20 mA sensor op klem 54 is aangesloten, dan moet de ingang op stroomsignaal "I" zijn inge-steld.
Schakel de voedingspanning uit voordat contact A54 wordt ingesteld.
TM
03
91
04
34
07
U IA53
U IA54
11
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
6.3.7 RS-485 GENIbus netwerkaansluiting
Eén of meer CUE units kunnen via GENIbus op een regelaar wor-den aangesloten. Zie het voorbeeld in afb. 27.
Afb. 27 Voorbeeld van een RS-485 GENIbus netwerk
De referentiepotentiaal, GND, voor RS-485 (Y) communicatie moet worden aangesloten op klem 61.
Als meer dan één CUE op een GENIbus netwerk is aangesloten, dan moet het klemcontact van de laatste CUE ingesteld zijn op "AAN" (klem van de RS-485 poort).
De fabrieksinstelling van het klemcontact is "UIT" (geen klem).
Verwijder het bedieningspaneel om het contact in te stellen. Zie afb. 28.
Afb. 28 Instellen van het klemcontact op "AAN"
6.4 Aansluiten van de signaalrelais
Afb. 29 Klemmen voor signaalrelais in normale toestand (niet geactiveerd)
Toegang tot signaalrelais
De relaisuitgangen zijn gepositioneerd zoals is weergegeven in afb. 30 tot en met 35.
Afb. 30 Klemmen voor relaisaansluiting, A2 en A3
Afb. 31 Klemmen voor relaisaansluiting, A4, A5, B1 en B2
TM
03
90
05
28
07
TM
03
90
06
28
07
Bus Ter = ON
OFF ONBUS TER
VoorzichtigAls voorzorgsmaatregel dienen signaalkabels over hun gehele lengte d.m.v. dubbele isolatie van andere groepen te worden gescheiden.
TM
03
88
01
25
07
Klem Functie
C 1 C 2 Gemeenschappelijk (Common)
NO 1 NO 2 Normaal open contact
NC 1 NC 2 Normaal gesloten contact
TM
03
90
07
28
07
TM
03
90
08
28
07
C 1
NC
1
NO
1
NC
2
NO
2 C2
12
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
Afb. 32 Klemmen voor relaisaansluiting, C1 en C2
Afb. 33 Klemmen voor relaisaansluiting, B3
Afb. 34 Klemmen voor relaisaansluiting, B4
Afb. 35 Klemmen voor relaisaansluiting, C3 en C4, in de rech-ter bovenhoek van de CUE
6.5 Aansluiten van de MCB 114 module met sensoringangen
De MCB 114 is een optie die extra analoge ingangen voor de CUE biedt.
6.5.1 Configuratie van de MCB 114
De MCB 114 is voorzien van drie analoge ingangen voor de vol-gende sensoren:
• Eén extra sensor 0/4-20 mA. Zie paragraaf 10.8.14 Sensor 2 (3.16).
• Twee Pt100/Pt1000 temperatuursensoren voor meting van de motorlagertemperatuur of een alternatieve temperatuur zoals vloeistoftemperatuur. Zie paragraaf 10.8.19 Temperatuursensor 1 (3.21) en 10.8.20 Temperatuursensor 2 (3.22).
Wanneer de MCB 114 is geïnstalleerd zal de CUE automatisch detecteren of de sensor van het type Pt100 of Pt1000 is, wanneer deze wordt ingeschakeld.
6.5.2 Aansluitschema, MCB 114
Afb. 36 Aansluitschema, MCB 114
Klemmen 10, 11 en 12 worden niet gebruikt.
TM
03
90
09
28
07
TM
03
94
42
40
07
TM
03
94
41
40
07
TM
03
94
40
40
07
TM
04
32
73
39
08
Klem Type Functie
1 (VDO) +24 V uit Voeding naar sensor
2 (I IN) AI 3 Sensor 2, 0/4-20 mA
3 (GND) GNDGemeenschappelijke massa voor ana-loge ingang
4 (TEMP)5 (WIRE)
AI 4 Temperatuursensor 1, Pt100/Pt1000
6 (GND) GNDGemeenschappelijke massa voor tempe-ratuursensor 1
7 (TEMP)8 (WIRE)
AI 5 Temperatuursensor 2, Pt100/Pt1000
9 (GND) GNDGemeenschappelijke massa voor tempe-ratuursensor 2
1 98765432 12
11
10
VD
OI I
NG
ND
TEM
PW
IRE
GN
DTE
MP
WIR
EG
ND
+-
+
13
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
6.6 EMC-correcte installatie
Deze paragraaf geeft richtlijnen voor goed gebruik bij het installe-ren van de CUE. Volg deze richtlijnen om te voldoen aan EN 61800-3, eerste lid.
• Gebruik alleen motor- en signaalkabels met een gevlochten metalen afscherming bij toepassingen zonder uitgangsfilter.
• Er zijn geen speciale eisen aan voedingskabels, afgezien van plaatselijke eisen.
• Laat de afscherming zo dicht mogelijk bij de klemmen zitten. Zie afb. 37.
• Vermijd de afscherming te laten eindigen door de uiteinden samen te draaien. Zie afb. 38. Gebruik in plaats daarvan kabelklemmen of EMC-geschroefde kabeldoorvoeren.
• Verbind de afscherming van zowel de motor- als signaalkabels aan beide uiteinden met de massa (behuizing). Zie afb. 39. Als de regelaar geen kabelklemmen heeft, verbind dan alleen de afscherming met de CUE. Zie afb. 40.
• Vermijd niet-afgeschermde motor- en signaalkabels in elektri-sche kasten met frequentie-omvormers.
• Maak de motorkabel zo kort mogelijk bij toepassingen zonder uitgangsfilter om het geluidsniveau te beperken en lekstromen te minimaliseren.
• De schroeven voor het bevestigen van de afscherming aan de massa (behuizing) dienen altijd te worden vastgedraaid, onge-acht of er wel of geen kabel aangesloten is.
• Houd voedingskabels, motorkabels en signaalkabels zo moge-lijk gescheiden in de installatie.
Andere installatiemethodes kunnen vergelijkbare EMC-resulta-ten geven als de bovenstaande richtlijnen voor goed gebruik wor-den nageleefd.
Afb. 37 Voorbeeld van gestripte kabel met afscherming
Afb. 38 Draai de uiteinden van de afscherming niet samen
Afb. 39 Voorbeeld van aansluiting van een 3-aderige buskabel met afscherming aan beide uiteinden gekoppeld
Afb. 40 Voorbeeld van aansluiting van een 3-aderige buskabel met afscherming gekoppeld aan de CUE (regelaar zonder kabelklemmen)
6.7 RFI filters
Om aan de EMC-eisen te voldoen is de CUE voorzien van de vol-gende types ingebouwde filters voor hoogfrequente interferentie (RFI).
* Eénfase-ingang - driefasen-uitgang.
Beschrijving van RFI filtertypes
RFI filtertypes zijn overeenkomstig EN 61800-3.
6.7.1 Apparatuur van categorie C3
• Dit type voedingsysteem is niet bedoeld om te worden gebruikt op een openbaar netwerk met lage spanning voor voeding aan woonhuizen.
• Hoogfrequentstoringen kunnen worden verwacht bij gebruik op zo'n netwerk.
TM
02
13
25
09
01
TM
03
88
12
25
07
TM
03
87
32
24
07
TM
03
87
31
24
07
Spanning Typisch asvermogen P2 RFI filtertype
1 x 200-240 V* 1,1 - 7,5 kW C1
3 x 200-240 V 0,75 - 45 kW C1
3 x 380-500 V 0,55 - 90 kW C1
3 x 525-600 V 0,75 - 7,5 kW C3
3 x 525-690 V 11-90 kW C3
C1: Voor gebruik in woongebieden.
C3:Voor gebruik in industriegebieden met eigen transformator voor lage spanning.
CUERegelaar
CUERegelaar
14
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
6.8 Uitgangsfilters
Uitgangsfilters worden gebruikt voor het reduceren van de span-ningsinvloed op de motorwikkelingen en de invloed op het moto-risolatiesysteem alsmede voor het verminderen van akoestisch geluid van de motor die door de frequentieomvormer wordt aan-gedreven.
Twee typen uitgangsfilter zijn verkrijgbaar als toebehoren bij de CUE:
• dU/dt filters
• sinusgolffilters.
Gebruik van uitgangsfilters
In de onderstaande tabel wordt aangegeven wanneer een uit-gangsfilter is vereist en welk type moet worden gebruikt. De keuze is afhankelijk van het volgende:
• pomptype
• lengte van motorkabel
• de vereiste vermindering van de hoeveelheid geluid van de motor.
* De vermelde lengtes hebben betrekking op de motorkabel.
6.9 Motorkabel
Afb. 41 Voorbeeld van installatie zonder filter
Afb. 42 Voorbeeld van installatie met filter. De kabel tussen de CUE en het filter dient kort te zijn
Afb. 43 Dompelpomp zonder aansluitkast. Frequentie-omvormer en filter dicht bij de bron geïnstalleerd
Afb. 44 Dompelpomp met aansluitkast en afgeschermde kabel. Frequentie-omvormer en filter ver weg van de bron geïnstalleerd, en aansluitkast dicht bij de bron geïnstalleerd
Pomptype Uitgangsvermogen van CUE dU/dt filter Sinusgolffilter
SP, BM, BMB met motorspanning van 380 V en hoger Alle - 0-300 m*
Pompen met MG71 en MG80 tot en met 1,5 kW Meer dan 1,5 kW - 0-300 m*
Vermindering van dU/dt en geluidsuitstoot, geringe vermindering Alle 0-150 m* -
Vermindering van dU/dt, spanningspieken en geluidsuitstoot, sterke vermindering
Alle - 0-300 m*
Bij motoren van 500 V en meer Alle - 0-300 m*
N.B.
Om te voldoen aan EN 61800-3 moet de motorkabel altijd een afgeschermde kabel zijn, of er nu wel of geen uitgangsfilter aangebracht is.
De netvoedingskabel hoeft geen afgeschermde kabel te zijn.
Zie afb. 41, 42, 43 en 44.
TM
04
42
89
11
09
TM
04
42
90
11
09
TM
04
42
91
11
09
TM
04
42
92
11
09
1 4
1 2 4
1 2 5
1 32 5
Symbool Aanduiding
1 CUE
2 Filter
3 Aansluitkast
4 Standaard motor
5 Dompelmotor
Eén leiding Niet-afgeschermde kabel
Dubbele leiding Afgeschermde kabel
15
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
7. BedrijfsmodiDe volgende bedrijfsmodi worden ingesteld op het bedieningspa-neel in menu "BEDRIJF", display 1.2. Zie paragraaf 10.6.2 Bedrijfsmodus (1.2).
Voorbeeld: Max. curve kan bijvoorbeeld gebruikt worden samen met de ontluchtingsprocedure tijdens installatie.
Voorbeeld: Min. curve kan bijvoorbeeld gebruikt worden in perio-des waarbij een zeer laag debiet nodig is.
8. RegelmodiDe regelmodus wordt ingesteld op het bedieningspaneel in het menu "INSTALLATIE", display 3.1. Zie paragraaf 10.8.1 Regelmodus (3.1).
Er zijn twee standaard regelmodi:
• Niet-geregeld bedrijf (open regelkring).
• Geregeld bedrijf (gesloten regelkring) met een aangesloten sensor.
Zie paragraaf 8.1 Niet-geregeld bedrijf (open regelkring) en 8.2 Geregeld bedrijf (gesloten regelkring).
8.1 Niet-geregeld bedrijf (open regelkring)
Voorbeeld: Bedrijf met constante curve kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor pompen zonder aangesloten sensor.
Voorbeeld: Typisch gebruikt samen met een totaal besturingsy-steem zoals de MPC of een andere externe regelaar.
8.2 Geregeld bedrijf (gesloten regelkring)
Bedrijfsmodus Omschrijving
NormaalDe pomp is in bedrijf in de gekozen regelmo-dus
StopDe pomp is uitgeschakeld (groen signaal-lampje knippert)
Min. De pomp is in bedrijf bij minimaal toerental
Max. De pomp is in bedrijf bij maximaal toerental
TM
03
88
13
25
07
Min. en max. curves.Het toerental van de pomp wordt op een bepaalde ingestelde waarde gehouden voor resp. min. en max. toerental.
TM
03
84
79
16
07
Constante curve.Het toerental wordt op een inge-stelde waarde gehouden tussen de min. en max. curves.Het setpoint wordt ingesteld in %, overeenkomstig het gewenste toe-rental.
Min.
Max.
TM
03
84
75
16
07
TM
03
88
04
25
07
Proportioneel druk-verschil.Het drukverschil wordt kleiner bij dalend debiet en wordt groter bij stij-gend debiet.
TM
03
84
76
16
07
TM
03
88
04
25
07
Constant drukver-schil, pomp.Het drukverschil wordt constant gehouden, onaf-hankelijk van het debiet.
TM
03
84
76
16
07
TM
03
88
06
25
07
Constant drukver-schil, systeem.Het drukverschil wordt constant gehouden, onaf-hankelijk van het debiet.
TM
03
84
76
16
07
TM
03
88
05
25
07
Constante druk.De druk wordt con-stant gehouden, onafhankelijk van het debiet.
TM
03
84
77
16
07
TM
03
88
07
25
07
Constante druk met uitschakelfunctie.De uitstroomdruk wordt constant gehouden bij hoog debiet. Aan/uit-bedrijf bij laag debiet.
TM
03
84
82
16
07
TM
03
88
08
26
07
Constant niveau.Het vloeistofniveau wordt constant gehouden, onaf-hankelijk van het debiet.
TM
03
84
82
16
07
TM
03
88
09
26
07
Constant niveau met uitschakelfunc-tie.Het vloeistofniveau wordt constant gehouden bij hoog debiet.Aan/uit-bedrijf bij laag debiet.
TM
03
84
78
16
07
TM
03
88
10
25
07
Constant debiet.Het debiet wordt constant gehou-den, onafhankelijk van de opvoer-hoogte.
TM
03
84
82
16
07
TM
03
88
11 2
50
7
Constante tempera-tuur.De vloeistoftempe-ratuur wordt con-stant gehouden, onafhankelijk van het debiet.
CUE
∆p
CUE
∆p
CUE
∆p
CUE
p
CUE
p
CUE
L
CUE
L
CUE
Q
CUE
t
16
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
9. Menu-overzichtAfb. 45 Menu-overzicht
Menustructuur
De CUE bezit een opstartgids die verschijnt als u de eerste keer inschakelt. Na de opstartgids heeft de CUE een menustructuur die is onderverdeeld in vier hoofdmenu's:
1. "ALGEMEEN" geeft toegang tot de opstartgids voor de alge-mene instelling van de CUE.
2. "BEDRIJF" maakt het mogelijk om het setpoint in te stellen, de bedrijfsmodus te kiezen en storingen te resetten. Het is ook mogelijk om de laatste vijf waarschuwingen en storingen te bekijken.
3. "STATUS" toont de status van de CUE en de pomp. Het is hier niet mogelijk om waarden in te stellen of te wijzigen.
4. "INSTALLATIE" geeft toegang tot alle parameters. Hier kan een gedetailleerde instelling van de CUE worden uitgevoerd.
OPSTARTGIDS 0. ALGEMEEN 1. BEDRIJF
0.1 1.1
1/16 0.2 1.2
2/16 0.24 1.3
3/16 8/16 1.4
4/16 9/16 1.5 - 1.9
5/16 10/16 - 14/
6/16 15/16 1.10 - 1.14
7/16 16/16
Automatische of handmatige instelling van de draairichting
17
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
2. STATUS 3. INSTALLATIE
2.1 2.10 3.1 3.12 3.24
2.2 2.11 3.2 3.13 3.25
2.3 2.12 3.3 3.14
2.4 2.13 3.3A 3.15
2.5 2.14 3.4 3.16
2.6 2.15 3.5 3.17
2.7 2.16 3.6 3.18
2.8 2.17 3.7 3.19
2.9 3.8 3.20
3.9 3.21
3.10 3.22
3.11 3.23
18
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10. Instellen d.m.v. het bedieningspaneel10.1 Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel wordt gebruikt voor lokale instelling van de CUE. De beschikbare functies hangen af van de pompfamilie die op de CUE is aangesloten.
Afb. 46 Bedieningspaneel van de CUE
Bewerkingstoetsen
Navigatietoetsen
De bewerkingstoetsen van het bedieningspaneel kunnen op de volgende waarden worden ingesteld:
• Actief
• Niet actief.
Indien ingesteld op "Niet actief" (vergrendeld) werken de bewer-kingstoetsen niet. Het is alleen mogelijk om in de menu's en de uitgelezen waarden te navigeren.
Activeer of deactiveer de toetsen door de pijl-omhoog en pijl-omlaag toetsen gelijktijdig gedurende 3 seconden in te drukken.
Displaycontrast wijzigen
Druk op [OK] en [+] voor donkerder display.
Druk op [OK] en [-] voor helderder display.
Signaallampjes
De bedrijfstatus van de pomp wordt weergegeven met de signaal-lampjes aan de voorzijde van het bedieningspaneel. Zie afb. 46.
De tabel geeft de functie van de signaallampjes weer.
Displays, algemeen
Afb. 47 en 48 geven de algemene onderdelen van het display weer.
Afb. 47 Voorbeeld van display in de opstartgids
Afb. 48 Voorbeeld van display in het gebruikers-menu
Waarschuwing
De aan/uit-toets op het bedieningspaneel koppelt de CUE niet los van de voedingspanning, en dient der-halve niet te worden gebruikt als veiligheidschake-laar.
De aan/uit-toets heeft de hoogste prioriteit. In stand "uit" is geen bedrijf van de pomp mogelijk.
TM
03
87
19
25
07
Toets Functie
Maakt de pomp bedrijfsklaar/schakelt de pomp in en uit.
Slaat gewijzigde waarden op, reset storingen en vergroot het waardenbereik.
Verandert waarden in het waardenbereik.
On/On/Off
+-
CUCUE
>>>
>
OK
On/On/Off
OnOn
Off
AlarmAlarm
On/On/Off
OK
+ -
Toets Functie
Navigeert van het ene menu naar het andere. Wan-neer het menu wordt gewijzigd zal het getoonde dis-play altijd het bovenste display van het nieuwe menu zijn.
Navigeert omhoog en omlaag in het afzonderlijke menu.
Signaal-lampje
Functie
Aan (groen)
De pomp is in bedrijf of is uitgeschakeld d.m.v. een stop-functie.
Als het lampje knippert is de pomp uitgeschakeld door de gebruiker (CUE-menu), externe start/stop of bus.
Uit (oranje) De pomp is uitgeschakeld met de aan/uit-toets.
Alarm (rood) Geeft een alarm of een waarschuwing weer.
>
>
> >
Naam van het display
Huidige display / totaal aantal
Waardenbereik
Naam van het display
Displaynummer, naam van het menu
Waardenbereik
19
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.2 Terug naar fabrieksinstellingen
Volg deze procedure om terug te gaan naar de fabrieksinstellin-gen:
1. Schakel de voedingspanning naar de CUE uit.
2. Druk op [Aan/Uit], [OK] en [+] terwijl de voedingspanning wordt ingeschakeld.
De CUE zal alle parameters terugzetten naar fabrieksinstellingen. Het display zal aan gaan wanneer de reset gereed is.
10.3 CUE instellingen
De opstartgids bevat alle parameters die kunnen worden inge-steld op het bedieningspaneel van de CUE.
Het document bevat een speciale tabel voor aanvullende PC Tool instellingen en een pagina waar speciale PC Tool programmeer-details dienen te worden ingevoerd.
Neem contact op met Grundfos als u het document wilt downloa-den.
10.4 Opstartgids
Gebruik de opstartgids voor de algemene instelling van de CUE, met inbegrip van de instelling van de juiste draairichting.
De opstartgids wordt opgestart wanneer de CUE voor de eerste keer is aangesloten op voedingsspanning. Deze kan in het menu "ALGEMEEN" worden herstart. Merk op dat in dat geval alle vorige instellingen worden gewist.
Lijsten geven de mogelijke instellingen weer. Fabrieksinstellingen worden vet weergegeven.
10.4.1 Welkom-display
• Druk op [OK]. U wordt nu door de opstartgids geleid.
10.4.2 Taal (1/16)
Kies de taal die in het display moet worden gebruikt:
10.4.3 Eenheden (2/16)
Kies de eenheden die in het display moeten worden gebruikt:
• SI: m, kW, bar...
• VS: ft, pk, psi...
10.4.4 Pompfamilie (3/16)
Kies de pompfamilie overeenkomstig het typeplaatje van de pomp:
• CR, CRI, CRN, CRT
• SP, SP-G, SP-NE
• ...
Kies "Overig" als de pompfamilie niet in de lijst voorkomt.
10.4.5 Nominaal motorvermogen (4/16)
Stel het nominale motorvermogen, P2, in overeenkomstig het typeplaatje van de motor:
• 0,55 - 90 kW.
Het instellingsbereik is grootte-afhankelijk, en de fabrieksinstel-ling komt overeen met het nominale vermogen van de CUE.
TM
04
73
13
18
10
N.B.
Controleer dat aangesloten apparatuur gereed is om te worden ingeschakeld, en dat de CUE is aangeslo-ten op voedingspanning.
Houd de gegevens van het typeplaatje voor motor, pomp en CUE bij de hand.
• Engels VK• Engels VS• Duits• Frans• Italiaans• Spaans• Portugees
• Grieks• Nederlands• Zweeds• Fins• Deens• Pools• Russisch
• Hongaars• Tsjechisch• Chinees• Japans• Koreaans.
20
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.4.6 Voedingspanning (5/16)
Kies voedingspanning die overeenkomt met de nominale voe-dingspanning ter plekke van de installatie.
* Eénfase-ingang - driefasen-uitgang.
Het instellingsbereik hangt af van het type CUE, en de fabrieksin-stelling komt overeen met de nominale voedingspanning van de CUE.
10.4.7 Max. motorstroom (6/16).
Stel de maximale motorstroom in overeenkomstig het typeplaatje van de motor:
• 0-999 A.
Het instellingsbereik hangt af van het type CUE, en de fabrieksin-stelling komt overeen met een typische motorstroom bij het geko-zen motorvermogen.
Max. stroom wordt begrensd tot de waarde op het CUE type-plaatje, zelfs als een hogere waarde wordt ingesteld bij de initiële instelling.
10.4.8 Toerental (7/16)
Stel het nominale toerental in overeenkomstig het typeplaatje van de pomp:
• 0-9999 min-1.
De fabrieksinstelling hangt af van de vorige keuzes. Op basis van het ingestelde nominale toerental stelt de CUE de motorfrequen-tie automatisch in op 50 of 60 Hz.
10.4.9 Frequentie (7A/16)
Deze display verschijnt alleen als handmatige invoer van de fre-quentie nodig is.
Stel de frequentie in overeenkomstig het typeplaatje van de motor:
• 40-200 Hz
De fabrieksinstelling hangt af van de vorige keuzes.
10.4.10 Regelmodus (8/16)
Kies de gewenste regelmodus. Zie paragraaf 10.8.1 Regelmodus (3.1).
• Open regelkring
• Constante druk
• Constant drukverschil
• Proportioneel drukverschil
• Constant debiet
• Constante temperatuur
• Constant niveau
• Constante andere waarde.
De mogelijke instellingen en de fabrieksinstelling hangen af van de pompfamilie.
De CUE geeft een alarm als voor de gekozen regelmodus een sensor nodig is terwijl geen sensor is geïnstalleerd. Om door te gaan met de instelling zonder sensor, kies "Open regelkring" en ga verder. Als er een sensor aangesloten is, stel de sensor en de regelmodus dan in het menu "INSTALLATIE" in.
10.4.11 Nominaal debiet (8A/16)
Dit display verschijnt alleen als de gekozen regelmodus proporti-oneel drukverschil is.
Stel het nominale debiet in overeenkomstig het typeplaatje van de pomp:
• 1-6550 m3/uur.
Unit 1 x 200-240 V:*
• 1 x 200 V• 1 x 208 V• 1 x 220 V• 1 x 230 V• 1 x 240 V.
Unit 3 x 200-240 V:
• 3 x 200 V• 3 x 208 V• 3 x 220 V• 3 x 230 V• 3 x 240 V.
Unit 3 x 380-500 V:
• 3 x 380 V• 3 x 400 V• 3 x 415 V• 3 x 440 V• 3 x 460 V• 3 x 500 V.
Unit 3 x 525-600 V:
• 3 x 575 V.
Unit 3 x 525-690 V:
• 3 x 575 V• 3 x 690 V.
21
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.4.12 Nominale opvoerhoogte (8B/16)
Dit display verschijnt alleen als de gekozen regelmodus proporti-oneel drukverschil is.
Stel de nominale opvoerhoogte in overeenkomstig het typeplaatje van de pomp:
• 1-999 m.
10.4.13 Sensor aangesloten op klem 54 (9/16)
Stel het meetbereik in van de aangesloten sensor met een sig-naalbereik van 4-20 mA. Het meetbereik hangt af van de gekozen regelmodus:
Als de gekozen regelmodus "Constante andere waarde" is, of als het gekozen meetbereik "Anders" is, dan dient de sensor te wor-den ingesteld overeenkomstig de volgende paragraaf, display 9A/16.
10.4.14 Een andere sensor aangesloten op klem 54 (9A/16)
Dit display verschijnt alleen wanneer de regelmodus "Constante andere waarde" of het meetbereik "Anders" is gekozen in display 9/16.
• Uitgangsignaal van de sensor:0-20 mA4-20 mA.
• Meeteenheid van de sensor:bar, mbar, m, kPa, psi, ft, m3/uur, m3/min, m3/s, l/uur, l/min, l/s, gal/uur, gal/m, gal/s, ft3/min, ft3/s,°C, °F, %.
• Meetbereik van de sensor.
Het meetbereik hangt af van de aangesloten sensor en de geko-zen meeteenheid.
10.4.15 Aanzuigen en ontluchten (10/16)
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de pomp.
De algemene instelling van de CUE is nu voltooid, en de opstart-gids is gereed om de draairichting in te stellen:
• Druk op [OK] om door te gaan naar automatische of handma-tige instelling van de draairichting.
10.4.16 Automatische instelling van de draairichting (11/16)
De CUE test automatisch de draairichting en stelt de juiste draai-richting in zonder de kabelaansluitingen te wijzigen.
Deze test is niet geschikt voor bepaalde pomptypen, en het zal in bepaalde gevallen niet mogelijk zijn om de juiste draairichting met zekerheid vast te stellen. In deze gevallen schakelt de CUE over naar handmatige instelling waarbij de draairichting wordt vastge-steld op basis van de waarnemingen van de installateur.
Proportioneel drukverschil:
• 0-0,6 bar• 0-1 bar• 0-1,6 bar• 0-2,5 bar• 0-4 bar• 0-6 bar• 0-10 bar• Anders.
Constant drukverschil:• 0-0,6 bar• 0-1,6 bar• 0-2,5 bar• 0-4 bar• 0-6 bar• 0-10 bar• Anders.
Constante druk:
• 0-2,5 bar• 0-4 bar• 0-6 bar• 0-10 bar• 0-16 bar• 0-25 bar• Anders.
Constant debiet:
• 1-5 m3/uur• 2-10 m3/uur• 6-30 m3/uur• 15-75 m3/uur• Anders.
Constante temperatuur:
• -25 t/m 25 °C• 0 t/m 25 °C• 50 t/m 100 °C• 0 t/m 150 °C• Anders.
Constant niveau:
• 0-0,1 bar• 0-1 bar• 0-2,5 bar• 0-6 bar• 0-10 bar• Anders.
Waarschuwing
Tijdens de test zal de pomp korte tijd lopen. Zorg dat er geen risico is voor personeel of apparatuur!
N.B.
Voordat de draairichting wordt ingesteld zal de CUE een automatische motoraanpassing uitvoeren voor bepaalde pomptypes. Dit duurt enkele minuten. De aanpassing wordt tijdens stilstand uitgevoerd.
22
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
Informatiedisplays.
• Druk op [OK] om door te gaan.
De pomp schakelt na 10 seconden in.
Het is mogelijk om de test te onderbreken en terug te gaan naar het vorige display.
De pomp loopt met beide draairichtingen en schakelt automatisch uit.
Het is mogelijk om de test te onderbreken, de pomp uit te schake-len en naar handmatige instelling van de draairichting te gaan.
10.4.17 Setpoint (15/16)
Stel het setpoint in overeenkomstig de regelmodus en de geko-zen sensor.
10.4.18 Algemene instellingen zijn voltooid (16/16)
• Druk op [OK] om de pomp bedrijfsklaar te maken, of schakel de pomp in bedrijfsmodus "Normaal" in. Daarna verschijnt dis-play 1.1 van menu "BEDRIJF".
10.4.19 Handmatige instelling wanneer de draairichting zichtbaar is (13/16)
Het moet mogelijk zijn om de waaier of motoras waar te nemen.
Informatiedisplays.
• Druk op [OK] om door te gaan.
De pomp schakelt na 10 seconden in.
Het is mogelijk om de test te onderbreken en terug te gaan naar het vorige display.
De druk wordt weergegeven tijdens de test als een druksensor is aangesloten. De motorstroom wordt altijd weergegeven tijdens de test.
Geef aan of de draairichting juist is.
De juiste draairichting is nu ingesteld.
• Druk op [OK] om het set-point in te stellen. Zie paragraaf 10.4.17 Setpoint (15/16).
De automatische instelling van de draairichting is mislukt.
• Druk op [OK] om naar hand-matige instelling van de draairichting te gaan.
• Ja • Nee
De juiste draairichting is nu ingesteld.
• Druk op [OK] om het set-point in te stellen. Zie paragraaf 10.4.17 Setpoint (15/16).
De draairichting is verkeerd.
• Druk op [OK] om de test te herhalen met de tegenover-gestelde draairichting.
23
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.4.20 Handmatige instelling wanneer de draairichting niet zichtbaar is (13/16)
Het moet mogelijk zijn om de opvoerhoogte of het debiet waar te nemen.
Informatiedisplays.
• Druk op [OK] om door te gaan.
De pomp schakelt na 10 seconden in.
Het is mogelijk om de test te onderbreken en terug te gaan naar het vorige display.
De druk wordt weergegeven tijdens de test als een druksensor is aangesloten. De motorstroom wordt altijd weergegeven tijdens de test.
De eerste test is voltooid.
• Noteer de druk en/of het debiet, en druk op OK om door te gaan met de handmatige test met de tegenovergestelde draai-richting.
De pomp schakelt na 10 seconden in.
Het is mogelijk om de test te onderbreken en terug te gaan naar het vorige display.
De druk wordt weergegeven tijdens de test als een druksensor is aangesloten. De motorstroom wordt altijd weergegeven tijdens de test.
De tweede test is voltooid.
Noteer de druk en/of het debiet, en geef aan welke test de hoog-ste pompcapaciteit heeft gegeven:
• Eerste test
• Tweede test
• Voer nieuwe test uit.
De juiste draairichting is nu ingesteld.
• Druk op [OK] om het setpoint in te stellen. Zie paragraaf 10.4.17 Setpoint (15/16).
10.5 ALGEMEEN
Het menu maakt mogelijk om terug te gaan naar de opstartgids, die doorgaans alleen wordt gebruikt tijdens de eerste maal inschakelen van de CUE.
10.5.1 Ga terug naar opstartgids (0.1)
Geef uw keuze aan:
• Ja
• Nee.
Als "Ja" wordt gekozen, dan worden alle instellingen gewist en moet de gehele opstartgids voltooid worden. De CUE gaat terug naar de opstartgids, en nieuwe instellingen kunnen worden gemaakt. Voor aanvullende instellingen en de instellingen uit paragraaf 10. Instellen d.m.v. het bedieningspaneel is geen reset nodig.
Terug naar fabrieksinstellingen
Druk op [Aan/Uit], [OK] en [+] voor een volledige reset naar de fabrieksinstellingen.
N.B.Als de opstartgids wordt gestart zullen alle voor-gaande instellingen worden gewist!
N.B.
De opstartgids moet met een koude motor worden uitgevoerd!
Herhalen van de opstartgids kan leiden tot het ver-warmen van de motor.
24
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.5.2 Wijziging van typecode (0.2)
Dit display is alleen voor servicegebruik.
10.5.3 Kopie van instellingen
Het is mogelijk om de instellingen van een CUE te kopiëren en te gebruiken in een andere CUE.
Opties:
• Geen kopie.
• naar CUE (kopieert de instellingen van de CUE).
• naar bedieningspaneel (kopieert de instellingen naar een andere CUE).
De CUE units moeten over dezelfde firmwareversie beschikken. Zie paragraaf 10.7.16 Firmwareversie (2.16).
10.6 BEDRIJF
10.6.1 Setpoint (1.1)
Ingesteld setpoint
Actueel setpoint
Actuele waarde
Stel het setpoint in, in eenheden van de terugkoppelsensor.
In de "Open regelkring" regelmodus wordt het setpoint ingesteld in % van de maximale capaciteit. Het instelbereik ligt in tussen de min. en max. curves. Zie afb. 55.
Bij alle andere regelmodi, behalve proportioneel drukverschil, is het instelbereik gelijk aan het meetbereik van de sensor. Zie afb. 56.
In regelmodus "Proportioneel drukverschil" ligt het instelbereik tussen 25 % en 90 % van de max. opvoerhoogte. Zie afb. 57.
Als de pomp is aangesloten op een signaal van een extern set-point, dan zal de waarde in dit display het maximum van het sig-naal van het externe setpoint zijn. Zie paragraaf 13.2 Extern set-point.
10.6.2 Bedrijfsmodus (1.2)
Stel één van de volgende bedrijfsmodi in:
• Normaal bedrijf
• Stop
• Min.
• Max.
De bedrijfsmodi kunnen worden ingesteld zonder de instelling van het setpoint te wijzigen.
10.6.3 Storingsmeldingen
Storingen kunnen twee typen meldingen tot gevolg hebben: Alarm of waarschuwing.
Een alarm activeert een alarmmelding in de CUE en zorgt dat de pomp van bedrijfsmodus wijzigt, normaal gesproken uitschakelt. Bij sommige storingen die een alarmmelding geven is de pomp echter ingesteld om in bedrijf te blijven, zelfs als er een alarm is.
Een waarschuwing activeert een waarschuwingsmelding in de CUE, maar de pomp wijzigt niet van bedrijfs- of regelmodus.
Alarm (1.3)
In geval van een alarm verschijnt de oorzaak in het display. Zie paragraaf 15.1 Lijst met waarschuwingen en alarmmeldingen.
Waarschuwing (1.4)
Bij een waarschuwing verschijnt de oorzaak in het display. Zie paragraaf 15.1 Lijst met waarschuwingen en alarmmeldingen.
25
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.6.4 Overzicht van storingen
Voor zowel alarmmeldingen als waarschuwingen heeft de CUE een overzichtsfunctie (logboek).
Alarmlog (1.5 - 1.9)
Bij een alarm verschijnen de laatste vijf alarmmeldingen in het alarmlog. "Alarmlog 1" toont het laatste alarm, "Alarmlog 2" toont het op één na laatste alarm etc.
Het display toont drie soorten informatie:
• de alarmmelding
• de alarmcode
• het aantal minuten dat de pomp is aangesloten op de voe-dingspanning nadat de storing optrad.
Waarschuwingslog (1.10 - 1.14)
Bij een waarschuwing verschijnen de laatste vijf waarschuwingen in het waarschuwingslog. "Waarschuwingslog 1" toont de laatste waarschuwing, "Waarschuwingslog 2" toont de op één na laatste waarschuwing etc.
Het display toont drie soorten informatie:
• de waarschuwing
• de waarschuwingscode
• het aantal minuten dat de pomp is aangesloten op de voe-dingspanning nadat de waarschuwing optrad.
10.7 STATUS
In dit menu wordt alleen de status weergegeven. Het is hier niet mogelijk om waarden in te stellen of te wijzigen.
De tolerantie van de weergegeven waarde wordt onder elk dis-play vermeld. De toleranties worden vermeld als een leidraad in % van de maximale waarden van de parameters.
10.7.1 Actueel setpoint (2.1)
Dit display geeft het actuele setpoint en het externe setpoint weer.
Het actuele setpoint wordt weergegeven in de eenheden van de terugkoppelsensor.
Het externe setpoint wordt weergegeven als een waarde tussen 0 en 100 %. Als de externe setpointbeïnvloeding is uitgeschakeld wordt de waarde 100 % weergegeven. Zie paragraaf 13.2 Extern setpoint.
10.7.2 Bedrijfsmodus (2.2)
Dit display toont de actuele bedrijfsmodus (Normaal, Stop, Min. of Max.). Bovendien wordt weergegeven waar deze bedrijfsmodus werd gekozen (CUE menu, Bus, Extern of Aan/uit-toets).
10.7.3 Actuele waarde (2.3)
Dit display toont de geregelde actuele waarde.
Als er geen sensor aan de CUE is gekoppeld verschijnt "-" in het display.
10.7.4 Meetwaarde, sensor 1 (2.4)
Dit display toont de actuele waarde die wordt gemeten door sen-sor 1 die op klem 54 is aangesloten.
Als er geen sensor aan de CUE is gekoppeld verschijnt "-" in het display.
26
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.7.5 Meetwaarde, sensor 2 (2.5)
Dit display wordt alleen weergegeven als een MCB 114 module met sensoringangen is geïnstalleerd.
Het display toont de actuele waarde die wordt gemeten met sen-sor 2 die op een MCB 114 is aangesloten.
Als er geen sensor aan de CUE is gekoppeld verschijnt "-" in het display.
10.7.6 Toerental (2.6)
Tolerantie: ± 5 %
Dit display toont het actuele toerental van de pomp.
10.7.7 Ingangsvermogen en motorstroom (2.7)
Tolerantie: ± 10 %
Dit display toont het actuele ingangsvermogen van de pomp in W of kW en de actuele motorstroom in ampère [A].
10.7.8 Bedrijfsuren en stroomverbruik (2.8)
Tolerantie: ± 2 %
Dit display toont het aantal bedrijfsuren en het stroomverbruik. Het aantal bedrijfsuren is een geaccumuleerde waarde die niet kan worden gereset. Het stroomverbruik is een geaccumuleerde waarde, berekend vanaf het ontstaan van de unit, die niet kan worden gereset.
10.7.9 Status van het smeren van motorlagers (2.9)
Dit display toont hoe vaak de gebruiker de motorlagers heeft gesmeerd, en wanneer de lagers moeten worden vervangen.
Wanneer de motorlagers opnieuw zijn gesmeerd, bevestig deze handeling dan in het "INSTALLATIE" menu. Zie paragraaf 10.8.18 Bevestigen van opnieuw smeren/vervangen van motorla-gers (3.20). Wanneer het opnieuw smeren is bevestigd, zal het aantal in de bovenstaande display met één worden verhoogd.
10.7.10 Tijd tot het opnieuw smeren van motorlagers (2.10).
Dit display wordt alleen getoond als display 2.11 niet wordt getoond.
Het display toont wanneer de motorlagers opnieuw moeten wor-den gesmeerd. De regelaar bewaakt het bedrijfspatroon van de pomp en berekent de periode tussen het opnieuw smeren van de lagers. Als het bedrijfspatroon wijzigt, dan kan de berekende tijd tot het opnieuw smeren ook wijzigen.
De verwachte tijd tot het opnieuw smeren houdt er rekening mee of de pomp met verlaagd toerental heeft gelopen.
Zie paragraaf 10.8.18 Bevestigen van opnieuw smeren/vervan-gen van motorlagers (3.20).
10.7.11 Tijd tot vervanging van motorlagers (2.11)
Dit display wordt alleen getoond als display 2.10 niet wordt getoond.
Het display toont wanneer de motorlagers moeten worden ver-vangen. De regelaar bewaakt het bedrijfspatroon van de pomp en berekent de periode tussen het vervangen van de lagers.
De verwachte tijd tot vervanging van motorlagers houdt er reke-ning mee of de pomp met verlaagd toerental heeft gelopen.
Zie paragraaf 10.8.18 Bevestigen van opnieuw smeren/vervan-gen van motorlagers (3.20).
27
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.7.12 Temperatuursensor 1 (2.12)
Dit display wordt alleen weergegeven als een MCB 114 module met sensoringangen is geïnstalleerd.
Het display toont het meetpunt en de actuele waarde die wordt gemeten door Pt100/Pt1000 temperatuursensor 1 die op de MCB 114 is aangesloten. Het meetpunt wordt gekozen in display 3.21.
Als er geen sensor aan de CUE is gekoppeld verschijnt "-" in het display.
10.7.13 Temperatuursensor 2 (2.13)
Dit display wordt alleen weergegeven als een MCB 114 module met sensoringangen is geïnstalleerd.
Het display toont het meetpunt en de actuele waarde die wordt gemeten door Pt100/Pt1000 temperatuursensor 2 die op de MCB 114 is aangesloten. Het meetpunt wordt gekozen in display 3.22.
Als er geen sensor aan de CUE is gekoppeld verschijnt "-" in het display.
10.7.14 Debiet (2.14)
Dit display wordt alleen getoond als een debietmeter is geconfi-gureerd.
Het display toont de actuele waarde die wordt gemeten door een debietmeter die is aangesloten op de digitale pulsingang (klem 33) of de analoge ingang (klem 54).
10.7.15 Geaccumuleerd debiet (2.15)
Dit display wordt alleen getoond als een debietmeter is geconfi-gureerd.
Het display toont de waarde van het geaccumuleerde debiet en de specifieke energie voor het transport van de verpompte vloei-stof.
De debietmeting kan worden gekoppeld aan de digitale pulsin-gang (klem 33) of de analoge ingang (klem 54).
10.7.16 Firmwareversie (2.16)
Dit display toont de huidige versie van de software.
10.7.17 Configuratiebestand (2.17)
Dit display toont het configuratiebestand.
28
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.8 INSTALLATIE
10.8.1 Regelmodus (3.1)
Kies één van de volgende regelmodi:
• Open regelkring
• Constante druk
• Constant drukverschil
• Proportioneel drukverschil
• Constant debiet
• Constante temperatuur
• Constant niveau
• Constante andere waarde.
10.8.2 Regelaar (3.2)
De CUE heeft een fabrieksinstelling voor versterkingsfactor (Kp) en integratietijd (Ti). Als de fabrieksinstelling echter niet de meest optimale instelling is, dan kunnen de versterkingsfactor en de integratietijd in het display worden gewijzigd.
• De versterkingsfactor (Kp) kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,1 en 20.
• De integratietijd (Ti) kan worden ingesteld op een waarde tus-sen 0,1 en 3600 s. Als 3600 s wordt geselecteerd zal de rege-laar als een P-regelaar werken.
• Bovendien is het mogelijk om de regelaar in te stellen als omgekeerde regelaar, wat betekent dat als het setpoint wordt verhoogd, het toerental wordt verlaagd. Bij omgekeerde rege-ling moet de versterkingsfactor (Kp) worden ingesteld tussen -0,1 en -20.
Onderstaande tabel toont de aanbevolen instellingen van de regelaar:
* Ti = 100 seconden (fabrieksinstelling).
1. Verwarmingsystemen zijn systemen waarbij een toename in pompcapaciteit een stijging in temperatuur bij de sensor tot gevolg heeft.
2. Koelsystemen zijn systemen waarbij een toename in pompca-paciteit een daling in temperatuur bij de sensor tot gevolg heeft.
L1 = Afstand in [m] tussen pomp en sensor.
L2 = Afstand in [m] tussen warmtewisselaar en sensor.
N.B.Als de pomp is aangesloten op een bus kan de regel-modus niet worden gekozen via de CUE. Zie paragraaf 13.3 GENIbus signaal.
Systeem/toepassing
Kp
TiVerwar-mingsy-steem1)
Koelsy-steem2)
0,2 0,5
SP, SP-G, SP-NE: 0,5 0,5
0,2 0,5
SP, SP-G, SP-NE: 0,5 0,5
0,2 0,5
- 2,5 100
0,5 - 0,5 10 + 5L2
0,5 10 + 5L2
0,5 - 0,5 30 + 5L2*
0,5 0,5*
0,5L1 < 5 m: 0,5*L1 > 5 m: 3*
L1 > 10 m: 5*
CUE
p
CUE
p
CUE
Q
CUE
L
t
L2
CUE
∆t
L2
CUE
tL2
CUE
CUE
∆p
∆p
L1
CUE
29
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
Het instellen van de PI-regelaar
Voor de meeste toepassingen zorgt de fabrieksinstelling van de regelconstantes Kp en Ti voor optimale pompwerking. Voor som-mige toepassingen kan een aanpassing van de regelaar echter nodig zijn.
Ga als volgt te werk:
1. Verhoog de versterkingsfactor (Kp) tot de motor instabiel wordt. Instabiliteit kan worden waargenomen door te kijken of de meetwaarde begint te fluctueren. Bovendien is instabiliteit te horen wanneer het geluid van de motor op en neer begint te gaan.Aangezien sommige systemen zoals temperatuurregelingen langzaam reageren, kan het moeilijk zijn om waar te nemen dat de motor instabiel is.
2. Stel de versterkingsfactor (Kp) in op de helft van de waarde waarbij de motor instabiel werd. Dit is de juiste instelling van de versterkingsfactor.
3. Verlaag de integratietijd (Ti) tot de motor instabiel wordt.
4. Stel de integratietijd (Ti) in op tweemaal de waarde waarbij de motor instabiel werd. Dit is de juiste instelling van de integra-tietijd.
Vuistregels:
• Verhoog Kp als de regelaar te langzaam reageert.
• Demp het systeem door Kp te verlagen of Ti te verhogen als het systeem op en neer gaat of instabiel is.
10.8.3 Extern setpoint (3.3)
De ingang voor het externe setpointsignaal (klem 53) kan worden ingesteld op:
• Actief
• Niet actief.
Als "Actief" wordt geselecteerd, dan wordt het actuele setpoint beïnvloed door het signaal dat is gekoppeld aan de ingang van het externe setpoint. Zie paragraaf 13.2 Extern setpoint.
10.8.4 Signaalrelais 1 en 2 (3.4 en 3.5)
De CUE heeft twee signaalrelais. Kies in het onderstaande dis-play in welke bedrijfsituaties het signaalrelais dient te worden geactiveerd.
10.8.5 Toetsen op de CUE (3.6)
De bewerkingstoetsen (+, -, Aan/Uit, OK) op het bedieningspa-neel kunnen op de volgende waarden worden ingesteld:
• Actief
• Niet actief.
Indien ingesteld op "Niet actief" (vergrendeld) werken de bewer-kingstoetsen niet. Stel de toetsen in op "Niet actief" als de pomp moet worden geregeld via een extern besturingsysteem.
Activeer de toetsen door de pijl-omhoog en pijl-omlaag toetsen gelijktijdig gedurende 3 seconden in te drukken.
10.8.6 Protocol (3.7)
Dit display toont de protocolkeuze voor de RS-485 poort van de CUE. Het protocol kan worden ingesteld op de volgende waar-den:
• GENIbus
• FC
• FC MC.
Als "GENIbus" wordt gekozen, dan wordt de communicatie inge-steld overeenkomstig de Grundfos GENIbus standaard. FC en FC MC is alleen voor servicedoeleinden.
Signaalrelais 1 Signaalrelais 2
• Gereed
• Alarm
• Bedrijf
• Pomp draait
• Niet actief
• Waarschuwing
• Smeer opnieuw.
• Gereed
• Alarm
• Bedrijf
• Pomp draait
• Niet actief
• Waarschuwing
• Smeer opnieuw.
N.B.Zie paragraaf 10.6.3 Storingsmeldingen voor onder-scheid tussen alarm en waarschuwing.
30
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.8.7 Pompnummer (3.8)
Dit display toont het GENIbus-nummer. Een nummer tussen 1 en 199 kan aan de pomp worden toegekend. Bij buscommunicatie moet aan elke pomp een nummer worden toegekend.
De fabrieksinstelling is "-".
10.8.8 Digitale ingangen 2, 3 en 4 (3.9 t/m 3.11)
De digitale ingangen van de CUE (klem 19, 32 en 33) kunnen afzonderlijk op verschillende functies worden ingesteld.
Kies één van de volgende functies:
• Min. (min. curve)
• Max. (max. curve)
• Ext. storing (externe storing)
• Debietschakelaar
• Alarm resetten
• Drooglopen (vanuit externe sensor)
• Geaccumuleerd debiet (pulsstroom, alleen klem 33)
• Niet actief.
De gekozen functie is actief wanneer de digitale ingang geacti-veerd is (gesloten contact). Zie ook paragraaf 13.1 Digitale ingan-gen.
Min.
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens de min. curve.
Max.
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens de max. curve.
Ext. storing
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een timer gestart. Als de ingang meer dan 5 seconden wordt geactiveerd, zal een externe storingsmelding worden gegeven. Als de ingang wordt gedeacti-veerd zal de storingsvoorwaarde stoppen, en kan de pomp kan alleen handmatig opnieuw worden ingeschakeld door de storings-melding te resetten.
Debietschakelaar
Als deze functie wordt gekozen, dan wordt de pomp uitgescha-keld wanneer een aangesloten debietschakelaar een laag debiet detecteert.
Het is alleen mogelijk om deze functie te gebruiken als de pomp is aangesloten op een druksensor of een niveausensor, en de uit-schakelfunctie is geactiveerd. Zie paragraaf 10.8.11 Constante druk met uitschakelfunctie (3.14) en 10.8.12 Constant niveau met uitschakelfunctie (3.14).
Alarm resetten
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt het alarm gereset als de oorzaak van het alarm niet langer bestaat.
Drooglopen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, dan kan te lage voor-druk of watertekort worden gedetecteerd. Hiervoor is het gebruik van toebehoren nodig, zoals:
• een Grundfos Liqtec® droogloopschakelaar
• een drukschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is geïnstalleerd
• een vlotterschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is geïnstalleerd.
Wanneer te lage voordruk of watertekort (drooglopen) wordt gedetecteerd, dan wordt de pomp uitgeschakeld. De pomp kan niet opnieuw inschakelen zolang de ingang geactiveerd is.
Herstarten kunnen maximaal 30 minuten worden vertraagd, afhankelijk van de pompfamilie.
Geaccumuleerd debiet
Wanneer deze functie is ingesteld voor digitale ingang 4 en een pulssensor is aangesloten op klem 33 kan het geaccumuleerde debiet worden gemeten.
10.8.9 Digitale debietingang (3.12)
Dit display verschijnt alleen als een debietmeter geconfigureerd is in display 3.11.
Het display wordt gebruikt voor het instellen van het volume van elke puls voor de functie "Geaccumuleerd debiet" met een puls-sensor aangesloten op klem 33.
Instelbereik:
• 0-1000 liter/puls.
Het volume kan worden ingesteld in de eenheid die wordt geko-zen in de opstartgids.
10.8.10 Analoge uitgang (3.13)
De analoge uitgang kan worden ingesteld om één van de vol-gende opties weer te geven:
• Terugkoppeling
• Ingangsvermogen
• Toerental
• Uitgangsfrequentie
• Externe sensor
• Limiet 1 overschreden
• Limiet 2 overschreden
• Niet actief.
31
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.8.11 Constante druk met uitschakelfunctie (3.14)
Instellingen
De uitschakelfunctie kan worden ingesteld op:
• Actief
• Niet actief.
De aan/uit-band kan worden ingesteld op de volgende waarden:
• ∆H is fabrieksmatig ingesteld op 10 % van het actuele set-point.
• ∆H kan worden ingesteld op een waarde tussen 5 % en 30 % van het actuele setpoint.
Beschrijving
De uitschakelfunctie wordt gebruikt om te wisselen tussen aan/uit-bedrijf bij laag debiet en continu bedrijf bij hoog debiet.
Afb. 49 Constante druk met uitschakelfunctie. Verschil tussen in- en uitschakeldruk (∆H)
Laag debiet kan op twee manieren worden gedetecteerd:
1. Een ingebouwde "detectiefunctie laag debiet" die werkt als de digitale ingang niet is ingesteld als debietschakelaar.
2. Een debietschakelaar die is aangesloten op de digitale ingang.
1. Detectiefunctie laag debiet
De pomp controleert het debiet regelmatig door gedurende korte tijd het toerental te reduceren. Als er geen of slechts een kleine verandering in druk is, dan betekent dit dat er laag debiet is.
Het toerental wordt verhoogd tot de uitschakeldruk (actueel set-point + 0,5 x ∆H) is bereikt, waarna de pomp enkele seconden later uitschakelt. De pomp zal op z'n laatst opnieuw inschakelen wanneer de druk is gedaald tot de inschakeldruk (actueel setpoint - 0,5 × ∆H).
Als het debiet in de uit-periode hoger is dan de begrenzing voor laag debiet, dan schakelt de pomp opnieuw in voordat de druk tot aan de inschakeldruk is gedaald.
Bij het opnieuw inschakelen zal de pomp op de volgende wijze reageren:
1. Als het debiet hoger is dan de begrenzing voor laag debiet, dan gaat de pomp terug naar continu bedrijf bij constante druk.
2. Als het debiet lager is dan de begrenzing voor laag debiet, dan gaat de pomp door in start/stop-bedrijf. Met start/stop-bedrijf wordt doorgegaan tot het debiet hoger is dan de begrenzing voor laag debiet. Wanneer het debiet hoger is dan de begrenzing voor laag debiet, dan gaat de pomp terug naar continu bedrijf.
2. Detectie laag debiet met debietschakelaar
Wanneer de digitale ingang is geactiveerd omdat er laag debiet is, dan zal het toerental worden verhoogd tot de uitschakeldruk (actueel debiet + 0,5 x ∆H) is bereikt, en de pomp zal uitschake-len. Wanneer de druk is gedaald tot aan de inschakeldruk, dan zal de pomp opnieuw inschakelen. Als er nog steeds geen debiet is, dan zal de pomp de uitschakeldruk bereiken en uitschakelen. Als er debiet is, dan blijft de pomp in bedrijf in overeenstemming met het setpoint.
Bedrijfsomstandigheden voor de uitschakelfunctie
Het is alleen mogelijk om de uitschakelfunctie te gebruiken als het systeem een druksensor, een terugslagklep en een expansie-vat bevat.
Afb. 50 Positie van de terugslagklep en druksensor in systeem met zuighoogtewerking.
Afb. 51 Positie van de terugslagklep en druksensor in systeem met een positieve voordruk
Expansievat
Voor de uitschakelfunctie is een expansievat met een bepaalde minimale grootte nodig. Het vat moet zo dicht mogelijk achter de pomp worden geïnstalleerd en de voordruk moet 0,7 x het actuele setpoint zijn.
Aanbevolen grootte van expansievat:
Als een expansievat met de bovengenoemde grootte in het systeem wordt geïnstalleerd, dan is de fabrieksinstelling van ∆H de juiste instelling.
Als het geïnstalleerde vat te klein is, dan zal de pomp te vaak in- en uitschakelen. Dit kan worden verholpen door ∆H te verhogen.
TM
03
84
77
16
07
Uitschakeldruk∆H
Inschakeldruk
Continu bedrijf
Aan/uit-bedrijf
Voorzichtig
De terugslagklep moet altijd voor de druksensor zijn geïnstalleerd. Zie afb. 50 en 51.
Als een debietschakelaar wordt gebruikt om laag debiet te detecteren, dan moet de schakelaar aan de systeemzijde na het expansievat worden geïnstal-leerd.
TM
03
85
82
19
07
TM
03
85
83
19
07
Nominaal debiet van pomp[m3/uur]
Typische grootte van expansievat
[liter]
0-6 8
7-24 18
25-40 50
41-70 120
71-100 180
Druksensor
Expansievat
Terugslagklep Pomp
Expansievat
Druksensor
Pomp Terugslagklep
32
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.8.12 Constant niveau met uitschakelfunctie (3.14)
Instellingen
De uitschakelfunctie kan worden ingesteld op:
• Actief
• Niet actief.
De aan/uit-band kan worden ingesteld op de volgende waarden:
• ∆H is fabrieksmatig ingesteld op 10 % van het actuele set-point.
• ∆H kan worden ingesteld op een waarde tussen 5 % en 30 % van het actuele setpoint.
Een ingebouwde "detectiefunctie laag debiet" zal automatisch het stroomverbruik meten en opslaan bij ongeveer 50 % en 85 % van het nominale toerental.
Als "Actief" wordt gekozen, ga dan als volgt te werk:
1. Sluit de afsluitklep om een situatie zonder debiet te genere-ren.
2. Druk op [OK] om de automatische fijnafstemming te starten.
Beschrijving
De uitschakelfunctie wordt gebruikt om te wisselen tussen aan/uit-bedrijf bij laag debiet en continu bedrijf bij hoog debiet.
Afb. 52 Constant niveau met uitschakelfunctie. Verschil tussen in- en uitschakelniveaus (∆H)
Laag debiet kan op twee manieren worden gedetecteerd:
1. Met de ingebouwde detectiefunctie voor laag debiet.
2. Met een debietschakelaar die is aangesloten op een digitale ingang.
1. Detectiefunctie laag debiet
De ingebouwde detectiefunctie voor laag debiet is gebaseerd op de meting van toerental en vermogen.
Wanneer laag debiet wordt gedetecteerd zal de pomp uitschake-len. Wanneer het niveau het inschakelniveau heeft bereikt, dan zal de pomp opnieuw inschakelen. Als er nog steeds geen debiet is, dan zal de pomp het uitschakelniveau bereiken en uitschake-len. Als er debiet is, dan blijft de pomp in bedrijf in overeenstem-ming met het setpoint.
2. Detectie laag debiet met debietschakelaar
Wanneer de digitale ingang is geactiveerd omdat er laag debiet is, dan zal het toerental worden verhoogd tot het uitschakelniveau (actueel setpoint + 0,5 x ∆H) is bereikt, en de pomp zal uitschake-len. Wanneer het niveau het inschakelniveau heeft bereikt, dan zal de pomp opnieuw inschakelen. Als er nog steeds geen debiet is, dan zal de pomp het uitschakelniveau bereiken en uitschake-len. Als er debiet is, dan blijft de pomp in bedrijf in overeenstem-ming met het setpoint.
Bedrijfsomstandigheden voor de uitschakelfunctie
Het is alleen mogelijk om de uitschakelfunctie met constant niveau te gebruiken als het systeem een niveausensor bevat en alle kleppen kunnen worden gesloten.
10.8.13 Sensor 1 (3.15)
Instelling van sensor 1 die is aangesloten op klem 54. Dit is de terugkoppelsensor.
Kies één van de volgende waarden:
• Uitgangsignaal van de sensor:0-20 mA4-20 mA.
• Meeteenheid van de sensor:bar, mbar, m, kPa, psi, ft, m3/h, m3/s, l/s, gpm, °C, °F, %.
• Meetbereik van de sensor.
10.8.14 Sensor 2 (3.16)
Instelling van sensor 2 die is aangesloten op een MCB 114 module met sensoringangen.
Kies één van de volgende waarden:
• Uitgangsignaal van de sensor:0-20 mA4-20 mA.
• Meeteenheid van de sensor:bar, mbar, m, kPa, psi, ft, m3/h, m3/s, l/s, gpm, °C, °F, %.
• Meetbereik van de sensor:0-100 %.
TM
03
90
99
33
07
Inschakelniveau∆H
Uitschakelniveau
33
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.8.15 Bedrijf/standby (3.17)
Instellingen
De bedrijf/standby-functie kan worden ingesteld op:
• Actief
• Niet actief.
Activeer de bedrijf/standby-functie als volgt:
1. Sluit één van de pompen aan op de netvoeding.Stel de bedrijf/standby-functie in op "Niet actief".Stel in de menu's "BEDRIJF" en "INSTALLATIE" de noodzake-lijke parameters in.
2. Stel de bedrijfsmodus in op "Stop" in het menu "BEDRIJF".
3. Sluit de andere pomp aan op de netvoeding.Stel in de menu's "BEDRIJF" en "INSTALLATIE" de noodzake-lijke parameters in. Stel de bedrijf/standby-functie in op "Actief".
De draaiende pomp zoekt naar de andere pomp en stelt automa-tisch de bedrijf/standby-functie van deze pomp in op "Actief". Als de pomp de andere pomp niet kan vinden, dan wordt een sto-ringsmelding gegeven.
De bedrijf/standby-functie is van toepassing op twee parallel geschakelde pompen waarbij de besturing van deze functie via GENIbus loopt. Elke pomp dient te zijn aangesloten op zijn eigen CUE en sensor.
De voornaamste doelstellingen van de functie zijn:
• Om de standby-pomp in te schakelen als de draaiende pomp is uitgeschakeld vanwege een alarm.
• Om de pompen tenminste elke 24 uur te laten wisselen.
10.8.16 Capaciteitsbereik (3.18)
Het instellen van het capaciteitsbereik:
• Stel het min. toerental in tussen een pompafhankelijk min. toe-rental en het bijgestelde max. toerental. De fabrieksinstelling hangt af van de pompfamilie.
• Stel het max. toerental in tussen het bijgestelde min. toerental en het pompafhankelijke max. toerental. De fabrieksinstelling is gelijk aan 100 %, d.w.z het toerental vermeld op het type-plaatje van de pomp.
Het gebied tussen het min. en max. toerental is het actuele capa-citeitsbereik van de pomp.
Het capaciteitsbereik kan worden veranderd door de gebruiker binnen het pompafhankelijke toerentalbereik.
Voor sommige pompfamilies is oversynchroon bedrijf (max. toe-rental boven 100 %) mogelijk. Dit vereist een overgedimensio-neerde motor om het asvermogen te leveren dat nodig is voor de pomp tijdens oversynchroon bedrijf.
Afb. 53 Instellen van de min. en max. curves als % van de maximale capaciteit
N.B.De twee pompen moeten elektrisch gekoppeld zijn via de GENIbus, en niets anders mag op de GENIbus aangesloten zijn.
TM
04
35
81
46
08
Nominaal toerental Max. toerental
Actueel toerentalbereik
Min. toerental Pompafhankelijk toerentalbereik
Min. toerental, bijgesteld
Max. toerental, bijgesteld
Toerental [%]Min. Max.
100 %
34
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
10.8.17 Bewaking van motorlagers (3.19)
De functie "bewaking van motorlagers" kan worden ingesteld op:
• Actief
• Niet actief.
Wanneer de functie staat ingesteld op "Actief", dan zal de CUE een waarschuwing geven wanneer de motorlagers opnieuw die-nen te worden gesmeerd, of dienen te worden vervangen.
Beschrijving
De functie "bewaking van motorlagers" wordt gebruikt om een melding te geven wanneer het tijd is om de motorlagers opnieuw te smeren of te vervangen. Zie displays 2.10 en 2.11.
De waarschuwingsmelding en de verwachte tijd houden er reke-ning mee of de pomp met verlaagd toerental heeft gelopen. De lagertemperatuur is opgenomen in de berekening als tempe-ratuursensoren zijn geïnstalleerd en aangesloten op een MCB 114 module met sensoringangen.
10.8.18 Bevestigen van opnieuw smeren/vervangen van motorlagers (3.20)
Deze functie kan worden ingesteld op:
• Opnieuw gesmeerd
• Vervangen
• Niets gedaan.
Wanneer de motorlagers opnieuw zijn gesmeerd of zijn vervan-gen, bevestig deze handeling dan in het bovenstaande display door op [OK] te drukken.
Opnieuw gesmeerd
Wanneer de waarschuwing "Smeer motorlagers opnieuw" is bevestigd,
• wordt de teller op 0 gezet.
• wordt het aantal malen opnieuw smeren verhoogd met 1.
Wanneer het aantal malen opnieuw smeren het toegestane aan-tal heeft bereikt, verschijnt de waarschuwing "Vervang motorla-gers" in het display.
Vervangen
Wanneer de waarschuwing "Vervang motorlagers" is bevestigd,
• wordt de teller op 0 gezet.
• wordt het aantal malen opnieuw smeren ingesteld op 0.
• wordt het aantal malen lagers vervangen verhoogd met 1.
10.8.19 Temperatuursensor 1 (3.21)
Dit display wordt alleen weergegeven als een MCB 114 module met sensoringangen is geïnstalleerd.
Kies de functie van een Pt100/Pt1000 temperatuursensor 1 die is aangesloten op een MCB 114:
• Lager aandrijfzijde
• Lager niet-aandrijfzijde
• Temp. van andere vl. 1
• Temp. van andere vl. 2
• Motorwikkelingen
• Temp. van verpompte vl.
• Omgevingstemp.
• Niet actief.
10.8.20 Temperatuursensor 2 (3.22)
Dit display wordt alleen weergegeven als een MCB 114 module met sensoringangen is geïnstalleerd.
Kies de functie van een Pt100/Pt1000 temperatuursensor 2 die is aangesloten op een MCB 114:
• Lager aandrijfzijde
• Lager niet-aandrijfzijde
• Temp. van andere vl. 1
• Temp. van andere vl. 2
• Motorwikkelingen
• Temp. van verpompte vl.
• Omgevingstemp.
• Niet actief.
10.8.21 Stilstandverwarming (3.23)
De functie stilstandverwarming kan op de volgende waarden wor-den ingesteld:
• Actief
• Niet actief.
Wanneer de functie staat ingesteld op "Actief" en de pomp wordt uitgeschakeld met een stop-commando, dan wordt een stroom aangelegd over de motorwikkelingen.
De functie 'stilstandverwarming' verwarmt de motor voor, om con-densatie te vermijden.
N.B.De teller gaat ook door met tellen als de functie op "Niet actief" staat, maar er wordt geen waarschuwing gegeven als het tijd is om opnieuw te smeren.
N.B."Opnieuw gesmeerd" kan niet worden gekozen gedu-rende een periode na het bevestigen van het opnieuw smeren.
35
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
10.8.22 Ramps (3.24)
Stel de tijd in voor elk van de twee ramps, omhoog en omlaag:
• Fabrieksinstelling:Afhankelijk van het vermogen.
• Bereik van de ramp-parameter:1-3600 s.
De ramp-tijd omhoog is de versnellingstijd vanaf 0 min-1 tot het nominale toerental van de motor. Kies een ramp-tijd omhoog zodat de uitgangstroom de maximale stroombegrenzing voor de CUE niet overschrijdt.
De ramp-tijd omlaag is de vertragingstijd vanaf nominaal toeren-tal van de motor naar 0 min-1. Kies een ramp-tijd omlaag zodat geen overspanning plaatsvindt en zodat de gegenereerde stroom de maximale stroombegrenzing voor de CUE niet overschrijdt.
Afb. 54 Ramp-tijd omhoog en omlaag, display 3.24
10.8.23 Schakelfrequentie (3.25)
De schakelfrequentie kan worden gewijzigd, en de opties in het menu hangen af van het vermogen van de CUE. Het wijzigen van de schakelfrequentie naar een hogere waarde vergroot de verlie-zen en verhoogt dus de temperatuur van de CUE.
We raden niet aan om de schakelfrequentie te verhogen als de omgevingstemperatuur hoog is.
11. Instelling m.b.v. PC Tool E-Producten.Speciale instellingen die afwijken van de instellingen die beschik-baar zijn via de CUE vereisen het gebruik van Grundfos PC Tool E-producten. Hiervoor is de hulp van een technicus of deskun-dige van Grundfos nodig. Neem contact op met Grundfos voor meer informatie.
12. Prioriteit van instellingen
De CUE kan tegelijkertijd op diverse manieren worden bestuurd. Indien twee of meer bedrijfsmodi tegelijkertijd actief zijn, is de bedrijfsmodus met de hoogste prioriteit van kracht.
12.1 Regeling zonder bussignaal, lokale bedrijfsmodus
Voorbeeld: Als een extern signaal de bedrijfsmodus "Max." heeft geactiveerd, dan zal het alleen mogelijk zijn om de pomp uit te schakelen.
12.2 Regeling met bussignaal, op afstand bestuurde bedrijfsmodus
Voorbeeld: Als het bussignaal de bedrijfsmodus "Max." heeft geactiveerd, dan zal het alleen mogelijk zijn om de pomp uit te schakelen.
TM
03
94
39
09
08
Nominaal
Ramp-tijd omhoog Ramp-tijd omlaag
Toerental
Tijd
Minimum
Initiële ramp-tijd Uiteindelijke ramp-tijd
Maximum
De aan/uit-toets heeft de hoogste prioriteit. In stand "uit" is geen bedrijf van de pomp mogelijk.
Prioriteit CUE menu Extern signaal
1 Stop
2 Max.
3 Stop
4 Max.
5 Min. Min.
6 Normaal Normaal
Prioriteit CUE menu Extern signaal Bussignalen
1 Stop
2 Max.
3 Stop Stop
4 Max.
5 Min.
6 Normaal
On/On/Off
36
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
13. Externe regelsignalen13.1 Digitale ingangen
Het overzicht toont functies in relatie tot gesloten contact.
Dezelfde functie mag niet worden gekozen voor meer dan één ingang.
13.2 Extern setpoint
Het setpoint kan op afstand worden ingesteld door een analoge signaaltransmitter aan te sluiten op de setpointingang (klem 53).
Open regelkring
In de regelmodus "Open regelkring" (constante curve) kan het actuele setpoint extern ingesteld worden tussen de min. curve en het setpoint dat is ingesteld via het CUE-menu. Zie afb. 55.
Afb. 55 Relatie tussen het actuele setpoint en het signaal van het externe setpoint in de regelmodus "Open regel-kring"
Gesloten regelkring
In alle andere regelmodi behalve proportioneel drukverschil kan het actuele setpoint extern worden ingesteld tussen de laagste waarde van het meetbereik van de sensor (sensor min.) en het setpoint dat via het CUE-menu is ingesteld. Zie afb. 56.
Afb. 56 Relatie tussen het actuele setpoint en het signaal van het externe setpoint in de regelmodus "Geregeld"
Voorbeeld: Bij een min. waarde van de sensor van 0 bar, een setpoint dat is ingesteld via het CUE-menu van 3 bar en een extern setpoint van 80 % wordt het actuele setpoint als volgt:
Klem Type Functie
18 DI 1 • In/uitschakelen van de pomp
19 DI 2
• Min. (min. curve)• Max. (max. curve)• Ext. storing (externe storing)• Debietschakelaar• Alarm resetten• Drooglopen (vanuit externe sensor)• Niet actief.
32 DI 3
• Min. (min. curve)• Max. (max. curve)• Ext. storing (externe storing)• Debietschakelaar• Alarm resetten• Drooglopen (vanuit externe sensor)• Niet actief.
33 DI 4
• Min. (min. curve)• Max. (max. curve)• Ext. storing (externe storing)• Debietschakelaar• Alarm resetten• Drooglopen (vanuit externe sensor)• Geaccumuleerd debiet (pulsstroom)• Niet actief.
Klem Type Functie
53 AI 1 • Extern setpoint (0-10 V)
TM
03
88
56
26
07
TM
03
88
56
26
07
Actueel setpoint
=(setpoint ingesteld via het CUE menu - sensor min.) x % extern setpointsignaal + sensor min.
= (3 - 0) x 80 % + 0
= 2,4 bar
Setpoint
Max. curve
Setpoint, CUE menu
Min. curve
Signaal ext. setpoint
Actueel setpoint
0 10 V
Bereik actueel setpoint
Setpoint
Sensor max.
Setpoint, CUE menu
Sensor min.
Signaal ext. setpoint
Actueel setpoint
0 10 V
Bereik actueel setpoint
37
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
Proportioneel drukverschil
In regelmodus "Proportioneel drukverschil" kan het actuele set-point extern worden ingesteld tussen 25 % van de maximale opvoerhoogte en het setpoint dat is ingesteld via het CUE-menu. Zie afb. 57.
Afb. 57 Relatie tussen het actuele setpoint en het signaal van het externe setpoint in regelmodus "Proportioneel drukverschil"
Voorbeeld: Bij een max. opvoerhoogte van 12 meter, een set-point van 6 meter ingesteld via het CUE-menu en een extern set-point van 40 % is het actuele setpoint als volgt:
13.3 GENIbus signaal
De CUE ondersteunt seriële communicatie via een RS-485 ingang. De communicatie geschiedt volgens het Grundfos GENI-bus protocol, en biedt de mogelijkheid tot het aansluiten op een gebouwbeheersysteem of een ander soort extern besturingsy-steem.
Bedrijfsparameters, zoals setpoint en bedrijfsmodus, kunnen via het bussignaal op afstand worden ingesteld. Tegelijkertijd kan de pomp statusinformatie leveren over belangrijke parameters, zoals de actuele waarde van een regelparameter, ingangsvermogen en storingsmeldingen.
Neem voor meer details contact op met Grundfos.
13.4 Andere busstandaarden
Grundfos biedt diverse oplossingen voor buscommunicatie vol-gens andere standaarden.
Neem voor meer details contact op met Grundfos.
14. Onderhoud en service
14.1 Reinigen van de CUE
Houd de koelribben en de ventilatorbladen schoon voor vol-doende koeling van de CUE.
14.2 Serviceonderdelen en servicesets
Voor meer informatie over serviceonderdelen en servicesets: ga naar www.grundfos.com > Grundfos Product Center.
15. Opsporen van storingen
15.1 Lijst met waarschuwingen en alarmmeldingen
1) Bij een alarm wijzigt de CUE de bedrijfsmodus afhankelijk van het pomptype.
2) AMA, Automatische MotorAanpassing. Niet actief in de hui-dige software.
3) Waarschuwing wordt gereset in display 3.20.
TM
03
88
56
26
07
Actueel setpoint
=(setpoint, CUE menu - 25 % van max. opvoer-hoogte) x % signaal van extern setpoint + 25 % van max. opvoerhoogte
= (6 - 12 x 25 %) x 40 % + 12/4
= 4,2 m
N.B.Wanneer een bussignaal wordt gebruikt, is het aantal beschikbare instellingen via de CUE kleiner.
Setpoint
90 % van max.opvoerhoogte
Setpoint, CUE menu
25 % van max.opvoerhoogte
Signaal ext. setpoint
Actueel setpoint
0 10 V
Bereik actueel setpoint
Code en displaytekst
Status
Bedrijfs-modus
Resetten
Wa
ars
ch
uw
ing
Ala
rm
Ve
rgre
nd
eld
ala
rm
1 Te hoge lekstroom Stop Handm.
2 Netfasestoring Stop Aut.
3 Externe storing Stop Handm.
16 Andere storing Stop Aut.
Stop Handm.
30 Vervang motorlagers - Handm.3)
32 Overspanning - Aut.
Stop Aut.
40 Onderspanning - Aut.
Stop Aut.
48 Overbelasting Stop Aut.
Stop Handm.
49 Overbelasting Stop Aut.
55 Overbelasting - Aut.
Stop Aut.
57 Drooglopen Stop Aut.
64Te hoge temperatuur van CUE
Stop Aut.
70Te hoge motortempera-tuur
Stop Aut.
77Communicatiestoring, bedrijf/standby
- Aut.
89 Sensor 1 buiten bereik 1) Aut.
91Temperatuursensor 1 buiten bereik
- Aut.
93 Sensor 2 buiten bereik - Aut.
96Setpointsignaal buiten bereik
1) Aut.
148Te hoge lagertempera-tuur
- Aut.
Stop Aut.
149Te hoge lagertempera-tuur
- Aut.
Stop Aut.
155 Toevloedstoring Stop Aut.
175Temperatuursensor 2 buiten bereik
- Aut.
240Smeer motorlagers opnieuw
- Handm.3)
241 Motorfasestoring - Aut.
Stop Aut.
242AMA was niet succes-vol2) - Handm.
38
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
15.2 Resetten van alarmmeldingen
Controleer bij storingen van de CUE de lijst met alarmmeldingen in het menu "BEDRIJF". De laatste vijf alarmmeldingen en laatste vijf waarschuwingen kunnen worden gevonden in de logmenu's.
Neem contact op met Grundfos als een alarm herhaaldelijk optreedt.
15.2.1 Waarschuwing
De CUE gaat door met bedrijf zolang de waarschuwing actief is. De waarschuwing blijft actief tot de oorzaak niet langer bestaat. Sommige waarschuwingen kunnen veranderen in alarmmeldin-gen.
15.2.2 Alarm
Bij een alarm zal de CUE de pomp uitschakelen of de bedrijfsmo-dus wijzigen afhankelijk van het type alarm en het type pomp. Zie paragraaf 15.1 Lijst met waarschuwingen en alarmmeldingen.
Pompbedrijf zal worden hervat wanneer de oorzaak van het alarm is opgelost en het alarm gereset is.
Handmatig resetten van een alarm
• Druk op [OK] in het alarmdisplay.
• Druk twee maal op [Aan/Uit].
• Activeer een digitale ingang DI2-DI4 ingesteld op "Alarm resetten" of de digitale ingang DI1 (start/stop).
Als het niet mogelijk is om een alarm te resetten, dan kan dit komen doordat het alarm niet opgelost is of doordat het alarm vergrendeld is.
15.2.3 Vergrendeld alarm
Bij een vergrendeld alarm zal de CUE de pomp uitschakelen en vergrendeld worden. Pompbedrijf kan niet worden hervat tot de oorzaak van het vergrendelde alarm is opgelost en het alarm is gereset.
Resetten van een vergrendeld alarm
• Schakel de voedingspanning naar de CUE gedurende onge-veer 30 seconden uit. Schakel de voedingspanning in, en druk op OK in het alarmdisplay om het alarm te resetten.
15.3 Signaallampjes
De tabel geeft de functie van de signaallampjes weer.
15.4 Signaalrelais
De tabel geeft de functie van de signaalrelais weer.
Zie ook afb. 29.
Signaal-lampje
Functie
Aan (groen)
De pomp is in bedrijf of is uitgeschakeld d.m.v. een stop-functie.
Als het lampje knippert is de pomp uitgeschakeld door de gebruiker (CUE-menu), externe start/stop of bus.
Uit (oranje) De pomp is uitgeschakeld met de aan/uit-toets.
Alarm (rood) Geeft een alarm of een waarschuwing weer.
Type Functie
Relais 1• Gereed• Alarm• Bedrijf
Pomp draaitWaarschuwingSmeer opnieuw
Relais 2• Gereed• Alarm• Bedrijf
Pomp draaitWaarschuwingSmeer opnieuw
39
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
16. Technische gegevens
16.1 Behuizing
De kastgroottes van de afzonderlijke CUE's worden bepaald door hun behuizingen. De tabel toont de relatie tussen beschermings-klasse en type behuizing.
Voorbeeld:
Afgelezen van typeplaatje:
• Voedingspanning = 3 x 380-500 V.
• Typisch asvermogen = 1,5 kW.
• Beschermingsklasse = IP20.
De tabel toont dat de behuizing van de CUE A2 is.
16.2 Kabelwartel
Kies een standaard maat voor de openingen van de wartels voor CUE frequentie-omvormers die buiten de VS en Canada worden gebruikt.
Kies een Engelse maat voor de openingen van de wartels voor CUE frequentie-omvormers die in de VS en Canada worden gebruikt.
Typischasvermogen P2
Behuizing1 x 200-240 V 3 x 200-240 V 3 x 380-500 V 3 x 525-600 V 3 x 525-690 V
[kW] [HP] IP20 IP21 IP55 IP20 IP55 IP20 IP55 IP20 IP55 IP21 IP550,55 0,75
A2 A4
0,75 1
A2 A4A3 A5
1,1 1,5 A3 A51,5 2
B1 B12,2 33 4
A3 A53,7 54 5 A2 A4
A3 A55,5 7,5 B1 B1B3 B1
A3 A57,5 10 B2 B211 15
B3 B1B2 B2
15 20B4
B218,5 25
C122 30C3
B4B2
30 4037 50
C4 C2C1
C2 C245 60
C355 7575 100
C4 C290 125
BehuizingStandaard openingen van wartels
Engelse openingen van wartels
A3 IP20/21 / NEMA type 13 x 22,5 (1/2") 3 x 22,5 (1/2")
3 x 28,4 (3/4") 3 x 28,4 (3/4")
A4 IP55 / NEMA type 121 x 22,5 (1/2") 1 x 22,5 (1/2")
3 x 28,4 (3/4") 3 x 28,4 (3/4")
A5 IP55 / NEMA type 12 6 x 26,3 6 x 28,4 (3/4")
B1 IP21 / NEMA type 12 x 22,5 (1/2") 2 x 22,5 (1/2")
3 x 37,2 3 x 34,7 (1")
B1 IP55 / NEMA type 12
2 x 21,5 2 x 22,5 (1/2")
1 x 26,3 1 x 28,4 (3/4")
3 x 33,1 3 x 34,7 (1")
B2 IP21 / NEMA type 1 enB2 IP55 / NEMA type 12
1 x 21,5 1 x 22,5 (1/2")
1 x 26,3 1 x 28,4 (3/4")
1 x 33,1 1 x 34,7 (1")
2 x 42,9 2 x 44,2 (1 1/4")
40
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
16.3 Belangrijkste afmetingen en gewichten
1) De afmetingen zijn maximale hoogte, breedte en diepte.
16.4 Omgeving
TM
03
90
00
28
07
TM
03
90
02
28
07
Afb. 58 Behuizingen A2 en A3 Afb. 59 Behuizingen A4, A5, B1, B2, B3, B4, C1, C2, C3 en C4
B4, C3, C4
BehuizingHoogte [mm] Breedte [mm] Diepte [mm] Schroefgaten [mm]
Gewicht [kg]A a B b C C 1) c Ød Øe
A2 268 257 90 70 205 8 11 5,5 9 4,9A3 268 257 130 110 205 8 11 5,5 9 6,6A4 420 401 200 171 175 8,2 12 6,5 6 9,2A5 420 402 242 215 200 8,2 12 6,5 9 14B1 480 454 242 210 260 12 19 9 9 23B2 650 624 242 210 260 12 19 9 9 27B3 399 380 165 140 248 8 12 6,8 7,9 12B4 520 495 231 200 242 – – 8,5 15 23,5C1 680 648 308 272 310 12 19 9 9,8 45C2 770 739 370 334 335 12 19 9 9,8 65C3 550 521 308 270 333 – – 8,5 17 35C4 660 631 370 330 333 – – 8,5 17 50D1h 1209 1154 420 304 380 20 11 11 25 104D2h 1589 1535 420 304 380 20 11 11 25 151Verzend afmetingenD1h 650 – 1730 – 570 – – – – –D2h 650 – 1730 – 570 – – – – –
Relatieve vochtigheid 5-95 % RV
Omgevingstemperatuur Max. 50 °C
Gemiddelde omgevingstemperatuur gedu-rende 24 uur
Max. 45 °C
Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf
0 °C
Minimale omgevingstemperatuur bij geredu-ceerd bedrijf
-10 °C
Temperatuur tijdens opslag en transport -25 t/m 65 °C
Opslagduur Max. 6 maanden
Maximale hoogte boven zeeniveau zonder vermindering van capaciteit
1000 m
Maximale hoogte boven zeeniveau met ver-mindering van capaciteit
3000 m
N.B.De CUE wordt geleverd in een verpakking die niet geschikt is voor opslag buitenshuis.
41
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
16.5 Draaimomenten van klemmen
1) Dwarsdoorsnede van de ader ≤ 95 mm2
2) Dwarsdoorsnede van de ader ≥ 95 mm2.
16.6 Kabellengte
16.7 Zekeringen en dwarsdoorsnede van de aders
16.7.1 Dwarsdoorsnede van de kabel naar signaalklemmen
16.7.2 Niet-UL zekeringen en dwarsdoorsnede van de ader naar netvoeding en motor
1) Afgeschermde motorkabel, niet-afgeschermde voedingska-bel. AWG. Zie paragraaf 16.7.3 UL zekeringen en dwarsdoor-snede van de ader naar netvoeding en motor.
BehuizingDraaimoment [Nm]
Netvoeding Motor Aarde Relais
A2 1,8 1,8 3 0,6
A3 1,8 1,8 3 0,6
A4 1,8 1,8 3 0,6
A5 1,8 1,8 3 0,6
B1 1,8 1,8 3 0,6
B2 4,5 4,5 3 0,6
B3 1,8 1,8 3 0,6
B4 4,5 4,5 3 0,6
C1 10 10 3 0,6
C2 141)/242) 141)/242) 3 0,6
C3 10 10 3 0,6
C4 141)/242) 141)/242) 3 0,6
Maximale lengte, afgeschermde motorkabel 150 m
Maximale lengte, niet-afgeschermde motor-kabel
300 m
Maximale lengte, signaalkabel 300 m
Waarschuwing
Zorg dat altijd wordt voldaan aan nationale en plaat-selijke regelgeving als het gaat om de dwarsdoor-snede van de aders.
Maximale dwarsdoorsnede van de kabel naar signaalklemmen, starre ader
1,5 mm2
Maximale dwarsdoorsnede van de kabel naar signaalklemmen, flexibele ader
1,0 mm2
Minimale dwarsdoorsnede van de kabel naar signaalklemmen
0,5 mm2
Typischasvermogen P2
Maximalezekering
Typezekering
Max. Doorsnedevan geleider1)
[kW] [A] [mm2]1 x 200-240 V
1,1 20 gG 41,5 30 gG 102,2 40 gG 103 40 gG 10
3,7 60 gG 105,5 80 gG 107,5 100 gG 35
3 x 200-240 V0,75 10 gG 41,1 20 gG 41,5 20 gG 42,2 20 gG 43 32 gG 4
3,7 32 gG 45,5 63 gG 107,5 63 gG 1011 63 gG 1015 80 gG 35
18,5 125 gG 5022 125 gG 5030 160 gG 5037 200 aR 9545 250 aR 120
3 x 380-500 V0,55 10 gG 40,75 10 gG 41,1 10 gG 41,5 10 gG 42,2 20 gG 43 20 gG 44 20 gG 4
5,5 32 gG 47,5 32 gG 411 63 gG 1015 63 gG 10
18,5 63 gG 1022 63 gG 3530 80 gG 3537 100 gG 5045 125 gG 5055 160 gG 5075 250 aR 9590 250 aR 120
3 x 525-600 V0,75 10 gG 41,1 10 gG 41,5 10 gG 42,2 20 gG 43 20 gG 44 20 gG 4
5,5 32 gG 47,5 32 gG 4
3 x 525-690 V11 63 gG 3515 63 gG 35
18,5 63 gG 3522 63 gG 3530 63 gG 3537 80 gG 9545 100 gG 9555 125 gG 9575 160 gG 9590 160 gG 95
42
Ne
de
rla
nd
s (
NL
)
16.7.3 UL zekeringen en dwarsdoorsnede van de ader naar netvoeding en motor
1) Afgeschermde motorkabel, niet-afgeschermde voedingskabel.2) American Wire Gauge.
Typischasvermogen P2
Type zekering Max. Doorsnedevan geleider 1)
BussmannJ
BussmannT
SIBARK1
Littel FuseRK1
Ferraz-ShawmutCC
Ferraz-ShawmutRK1
BussmannE1958JFHR2[kW] [AWG] 2)
1 x 200-240 V1,1 KTN-R20 – – – – – – 101,5 KTN-R30 – – – – – – 72,2 KTN-R40 – – – – – – 73 KTN-R40 – – – – – – 7
3,7 KTN-R60 – – – – – – 75,5 – – – – – – – 77,5 – – – – – – – 2
3 x 200-240 V0,75 KTN-R10 JKS-10 JJN-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 101,1 KTN-R20 JKS-20 JJN-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 101,5 KTN-R20 JKS-20 JJN-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 102,2 KTN-R20 JKS-20 JJN-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 103 KTN-R30 JKS-30 JJN-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 10
3,7 KTN-R30 JKS-30 JJN-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 105,5 KTN-R50 JKS-50 JJN-50 5012406-050 KLN-R50 – A2K-50R 77,5 KTN-R50 JKS-60 JJN-60 5012406-050 KLN-R60 – A2K-50R 711 KTN-R60 JKS-60 JJN-60 5014006-063 KLN-R60 A2K-60R A2K-60R 715 KTN-R80 JKS-80 JJN-80 5014006-080 KLN-R80 A2K-80R A2K-80R 2
18,5 KTN-R125 JKS-150 JJN-125 2028220-125 KLN-R125 A2K-125R A2K-125R 1/022 KTN-R125 JKS-150 JJN-125 2028220-125 KLN-R125 A2K-125R A2K-125R 1/030 FWX-150 – – 2028220-150 L25S-150 A25X-150 A25X-150 1/037 FWX-200 – – 2028220-200 L25S-200 A25X-200 A25X-200 4/045 FWX-250 – – 2028220-250 L25S-250 A25X-250 A25X-250 250 MCM
3 x 380-500 V0,55 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 100,75 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 101,1 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 101,5 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 102,2 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 103 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 104 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 10
5,5 KTS-R30 JKS-30 JJS-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 107,5 KTS-R30 JKS-30 JJS-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 1011 KTS-R40 JKS-40 JJS-40 5014006-040 KLS-R40 – A6K-40R 715 KTS-R40 JKS-40 JJS-40 5014006-040 KLS-R40 – A6K-40R 7
18,5 KTS-R50 JKS-50 JJS-50 5014006-050 KLS-R50 – A6K-50R 722 KTS-R60 JKS-60 JJS-60 5014006-063 KLS-R60 – A6K-60R 230 KTS-R80 JKS-80 JJS-80 2028220-100 KLS-R80 – A6K-80R 237 KTS-R100 JKS-100 JJS-100 2028220-125 KLS-R100 – A6K-100R 1/045 KTS-R125 JKS-150 JJS-150 2028220-125 KLS-R125 – A6K-125R 1/055 KTS-R150 JKS-150 JJS-150 2028220-160 KLS-R150 – A6K-150R 1/075 FWH-220 – – 2028220-200 L50S-225 – A50-P225 4/090 FWH-250 – – 2028220-250 L50S-250 – A50-P250 250 MCM
3 x 525-600 V0,75 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 101,1 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 101,5 KTS-R10 JKS-10 JJS-10 5017906-010 KTN-R10 ATM-R10 A2K-10R 102,2 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 103 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 104 KTS-R20 JKS-20 JJS-20 5017906-020 KTN-R20 ATM-R20 A2K-20R 10
5,5 KTS-R30 JKS-30 JJS-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 107,5 KTS-R30 JKS-30 JJS-30 5012406-032 KTN-R30 ATM-R30 A2K-30R 10
3 x 525-690 V11 KTS-R-25 JKS-25 JJS-25 5017906-025 KLSR025 HST25 A6K-25R 1/015 KTS-R-30 JKS-30 JJS-30 5017906-030 KLSR030 HST30 A6K-30R 1/0
18,5 KTS-R-45 JKS-45 JJS-45 5014006-050 KLSR045 HST45 A6K-45R 1/022 KTS-R-45 JKS-45 JJS-45 5014006-050 KLSR045 HST45 A6K-45R 1/030 KTS-R-60 JKS-60 JJS-60 5014006-063 KLSR060 HST60 A6K-60R 1/037 KTS-R-80 JKS-80 JJS-80 5014006-080 KLSR075 HST80 A6K-80R 1/045 KTS-R-90 JKS-90 JJS-90 5014006-100 KLSR090 HST90 A6K-90R 1/055 KTS-R-100 JKS-100 JJS-100 5014006-100 KLSR100 HST100 A6K-100R 1/075 KTS-R125 JKS-125 JJS-125 2028220-125 KLS-125 HST125 A6K-125R 1/090 KTS-R150 JKS-150 JJS-150 2028220-150 KLS-150 HST150 A6K-150R 1/0
43
Ne
de
rlan
ds
(NL
)
16.8 Ingangen en uitgangen
16.8.1 Netvoeding (L1, L2, L3).
16.8.2 Motoruitgang (U, V, W)
1) Uitgangspanning in % van voedingspanning.2) Afhankelijk van de gekozen pompfamilie.
16.8.3 RS-485 GENIbus aansluiting
Het RS-485 circuit is functioneel gescheiden van andere centrale circuits en galvanisch gescheiden van de voedingspanning (PELV).
16.8.4 Digitale ingangen
Alle digitale ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voe-dingspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
16.8.5 Signaalrelais
1) IEC 60947, lid 4 en 5.
De relaiscontacten zijn galvanisch gescheiden van andere cir-cuits met dubbele isolatie (PELV).
16.8.6 Analoge ingangen
1) De fabrieksinstelling is spanningsignaal "U".
Alle analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voe-dingspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
16.8.7 Analoge uitgang
De analoge uitgang is galvanisch gescheiden van de voe-dingspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
16.8.8 MCB 114 module met sensoringangen
16.9 Geluidsbelasting
De geluidsbelasting van de CUE is maximaal 70 dB(A).
De geluidsbelasting van een motor die geregeld wordt met een frequentie-omvormer kan hoger zijn dan die van een overeen-komstige motor die niet met een frequentie-omvormer wordt gere-geld. Zie paragraaf 6.7 RFI filters.
17. AfvalverwijderingDit product, of onderdelen van dit product dienen op een milieu-vriendelijke manier afgevoerd te worden:
1. Breng het naar het gemeentelijke afvaldepot.
2. Wanneer dit niet mogelijk is, neemt u dan contact op met uw Grundfos leverancier.
Wijzigingen voorbehouden.
Voedingspanning 200-240 V ± 10 %
Voedingspanning 380-500 V ± 10 %
Voedingspanning 525-600 V ± 10 %
Voedingspanning 525-690 V ± 10 %
Voedingsfrequentie 50/60 Hz
Maximale tijdelijke onbalans tussen fasen
3 % van nominalewaarde
Lekstroom naar de aarde > 3,5 mA
Aantal inschakelingen, behuizing A Max. 2 maal/min.
Aantal inschakelingen, behuizingen B en C
Max. 1 maal/min.
N.B.Gebruik de voedingspanning niet voor het in- en uit-schakelen van de CUE.
Uitgangspanning 0-100 %1)
Uitgangsfrequentie 0-100 Hz2)
Schakelen op uitgang Niet aanbevolen
Klemnummer 68 (A), 69 (B), 61 GND (Y)
Klemnummer 18, 19, 32, 33
Spanningsniveau 0-24 VDC
Spanningsniveau, open contact > 19 VDC
Spanningsniveau, gesloten contact < 14 VDC
Maximale spanning aan ingang 28 VDC
Ingangsweerstand, Ri Ongeveer 4 kΩ
Relais 01, klemnummer 1 (C), 2 (NO), 3 (NC)
Relais 02, klemnummer 4 (C), 5 (NO), 6 (NC)
Maximale klembelasting (AC-1)1) 240 VAC, 2 A
Maximale klembelasting (AC-15)1) 240 VAC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) 50 VDC, 1 A
Minimale klembelasting24 VDC 10 mA24 VAC 20 mA
C Gemeenschappelijk (Common)NO Normaal openNC Normaal gesloten
Analoge ingang 1, klemnummer 53
Spanningsignaal A53 = "U"1)
Spanningsbereik 0-10 V
Ingangsweerstand, Ri Ongeveer 10 kΩ
Maximale spanning ± 20 V
Stroomsignaal A53 = "I"1)
Stroombereik 0-20, 4-20 mA
Ingangsweerstand, Ri Ongeveer 200 Ω
Maximale stroom 30 mA
Maximale storing, klemmen 53, 540,5 % van de volle
schaal
Analoge ingang 2, klemnummer 54
Stroomsignaal A54 = "I"1)
Stroombereik 0-20, 4-20 mA
Ingangsweerstand, Ri Ongeveer 200 Ω
Maximale stroom 30 mA
Maximale storing, klemmen 53, 540,5 % van de volle
schaal
Analoge uitgang 1, klemnummer 42
Stroombereik 0-20 mA
Maximale belasting aan massa 500 Ω
Maximale storing0,8 % van de volle
schaal
Analoge ingang 3, klemnummer 2
Stroombereik 0/4-20 mA
Ingangsweerstand < 200 Ω
Analoge ingangen 4 en 5, klemnummer 4, 5 en 7, 8
Signaaltype, 2- of 3-aderig Pt100/Pt1000
N.B.Bij gebruik van een Pt100 met 3-aderige kabel mag de weerstand niet hoger zijn dan 30 Ω.
44
Ov
ere
en
ko
ms
tig
he
ids
ve
rkla
rin
g
45
Overeenkomstigheidsverklaring 1
NL: EU-conformiteitsverklaringWij, Grundfos, verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid dat product CUE, waarop de onderstaande verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de onderstaande Richtlijnen van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de EU-lidstaten.
— Laagspannings Richtlijn (2014/35/EC).Gebruikte norm: EN 61800-5-1:2007.
— EMC Richtlijn (2014/30/EC). Gebruikte norm: EN 61800-3:2004/A1:2012.
Bjerringbro, 25/02/2016
Svend Aage KaaeDirector
Grundfos Holding A/SPoul Due Jensens Vej 7
8850 Bjerringbro, Denemarken
Persoon met autorisatie om het technisch dossier samen te stellen en gerechtigd om de EC overeenkomstigheidsverklaring te ondertekenen.
46
Gru
nd
fos
be
dri
jve
n
ArgentinaBombas GRUNDFOS de Argentina S.A.Ruta Panamericana km. 37.500 Centro Industrial Garin1619 Garín Pcia. de B.A.Phone: +54-3327 414 444Telefax: +54-3327 45 3190
AustraliaGRUNDFOS Pumps Pty. Ltd. P.O. Box 2040 Regency Park South Australia 5942 Phone: +61-8-8461-4611 Telefax: +61-8-8340 0155
AustriaGRUNDFOS Pumpen Vertrieb Ges.m.b.H.Grundfosstraße 2 A-5082 Grödig/Salzburg Tel.: +43-6246-883-0 Telefax: +43-6246-883-30
BelgiumN.V. GRUNDFOS Bellux S.A. Boomsesteenweg 81-83 B-2630 Aartselaar Tél.: +32-3-870 7300 Télécopie: +32-3-870 7301
BelarusПредставительство ГРУНДФОС в Минске220125, Минскул. Шафарнянская, 11, оф. 56, БЦ «Порт»Тел.: +7 (375 17) 286 39 72/73Факс: +7 (375 17) 286 39 71E-mail: [email protected]
Bosnia and HerzegovinaGRUNDFOS SarajevoZmaja od Bosne 7-7A,BH-71000 SarajevoPhone: +387 33 592 480Telefax: +387 33 590 465www.ba.grundfos.come-mail: [email protected]
BrazilBOMBAS GRUNDFOS DO BRASILAv. Humberto de Alencar Castelo Branco, 630CEP 09850 - 300São Bernardo do Campo - SPPhone: +55-11 4393 5533Telefax: +55-11 4343 5015
BulgariaGrundfos Bulgaria EOODSlatina DistrictIztochna Tangenta street no. 100BG - 1592 SofiaTel. +359 2 49 22 200Fax. +359 2 49 22 201email: [email protected]
CanadaGRUNDFOS Canada Inc. 2941 Brighton Road Oakville, Ontario L6H 6C9 Phone: +1-905 829 9533 Telefax: +1-905 829 9512
ChinaGRUNDFOS Pumps (Shanghai) Co. Ltd.10F The Hub, No. 33 Suhong RoadMinhang DistrictShanghai 201106PRCPhone: +86 21 612 252 22Telefax: +86 21 612 253 33
CroatiaGRUNDFOS CROATIA d.o.o.Buzinski prilaz 38, BuzinHR-10010 ZagrebPhone: +385 1 6595 400 Telefax: +385 1 6595 499www.hr.grundfos.com
GRUNDFOS Sales Czechia and Slovakia s.r.o.Čajkovského 21779 00 OlomoucPhone: +420-585-716 111
DenmarkGRUNDFOS DK A/S Martin Bachs Vej 3 DK-8850 Bjerringbro Tlf.: +45-87 50 50 50 Telefax: +45-87 50 51 51 E-mail: [email protected]/DK
EstoniaGRUNDFOS Pumps Eesti OÜPeterburi tee 92G11415 TallinnTel: + 372 606 1690Fax: + 372 606 1691
FinlandOY GRUNDFOS Pumput AB Trukkikuja 1 FI-01360 Vantaa Phone: +358-(0) 207 889 500
FrancePompes GRUNDFOS Distribution S.A. Parc d’Activités de Chesnes 57, rue de Malacombe F-38290 St. Quentin Fallavier (Lyon) Tél.: +33-4 74 82 15 15 Télécopie: +33-4 74 94 10 51
GermanyGRUNDFOS GMBHSchlüterstr. 3340699 ErkrathTel.: +49-(0) 211 929 69-0 Telefax: +49-(0) 211 929 69-3799e-mail: [email protected] in Deutschland:e-mail: [email protected]
GreeceGRUNDFOS Hellas A.E.B.E. 20th km. Athinon-Markopoulou Av. P.O. Box 71 GR-19002 Peania Phone: +0030-210-66 83 400 Telefax: +0030-210-66 46 273
Hong KongGRUNDFOS Pumps (Hong Kong) Ltd. Unit 1, Ground floor Siu Wai Industrial Centre 29-33 Wing Hong Street & 68 King Lam Street, Cheung Sha Wan Kowloon Phone: +852-27861706 / 27861741 Telefax: +852-27858664
HungaryGRUNDFOS Hungária Kft.Park u. 8H-2045 Törökbálint, Phone: +36-23 511 110Telefax: +36-23 511 111
IndiaGRUNDFOS Pumps India Private Limited118 Old Mahabalipuram RoadThoraipakkamChennai 600 096Phone: +91-44 2496 6800
IndonesiaPT. GRUNDFOS POMPAGraha Intirub Lt. 2 & 3Jln. Cililitan Besar No.454. Makasar, Jakarta TimurID-Jakarta 13650Phone: +62 21-469-51900Telefax: +62 21-460 6910 / 460 6901
IrelandGRUNDFOS (Ireland) Ltd. Unit A, Merrywell Business ParkBallymount Road LowerDublin 12 Phone: +353-1-4089 800 Telefax: +353-1-4089 830
ItalyGRUNDFOS Pompe Italia S.r.l. Via Gran Sasso 4I-20060 Truccazzano (Milano)Tel.: +39-02-95838112 Telefax: +39-02-95309290 / 95838461
JapanGRUNDFOS Pumps K.K.1-2-3, Shin-Miyakoda, Kita-ku, Hamamatsu431-2103 JapanPhone: +81 53 428 4760Telefax: +81 53 428 5005
KoreaGRUNDFOS Pumps Korea Ltd.6th Floor, Aju Building 679-5Yeoksam-dong, Kangnam-ku, 135-916Seoul, KoreaPhone: +82-2-5317 600Telefax: +82-2-5633 725
LatviaSIA GRUNDFOS Pumps Latvia Deglava biznesa centrsAugusta Deglava ielā 60, LV-1035, Rīga,Tālr.: + 371 714 9640, 7 149 641Fakss: + 371 914 9646
LithuaniaGRUNDFOS Pumps UABSmolensko g. 6LT-03201 VilniusTel: + 370 52 395 430Fax: + 370 52 395 431
MalaysiaGRUNDFOS Pumps Sdn. Bhd.7 Jalan Peguam U1/25Glenmarie Industrial Park40150 Shah AlamSelangor Phone: +60-3-5569 2922Telefax: +60-3-5569 2866
MexicoBombas GRUNDFOS de México S.A. de C.V. Boulevard TLC No. 15Parque Industrial Stiva AeropuertoApodaca, N.L. 66600Phone: +52-81-8144 4000 Telefax: +52-81-8144 4010
NetherlandsGRUNDFOS NetherlandsVeluwezoom 351326 AE AlmerePostbus 220151302 CA ALMERE Tel.: +31-88-478 6336 Telefax: +31-88-478 6332E-mail: [email protected]
New ZealandGRUNDFOS Pumps NZ Ltd.17 Beatrice Tinsley CrescentNorth Harbour Industrial EstateAlbany, AucklandPhone: +64-9-415 3240Telefax: +64-9-415 3250
NorwayGRUNDFOS Pumper A/S Strømsveien 344 Postboks 235, Leirdal N-1011 Oslo Tlf.: +47-22 90 47 00 Telefax: +47-22 32 21 50
PolandGRUNDFOS Pompy Sp. z o.o.ul. Klonowa 23Baranowo k. PoznaniaPL-62-081 PrzeźmierowoTel: (+48-61) 650 13 00Fax: (+48-61) 650 13 50
PortugalBombas GRUNDFOS Portugal, S.A. Rua Calvet de Magalhães, 241Apartado 1079P-2770-153 Paço de ArcosTel.: +351-21-440 76 00Telefax: +351-21-440 76 90
RomaniaGRUNDFOS Pompe România SRLBd. Biruintei, nr 103 Pantelimon county IlfovPhone: +40 21 200 4100Telefax: +40 21 200 4101E-mail: [email protected]
RussiaООО Грундфос Россия109544, г. Москва, ул. Школьная, 39-41, стр. 1Тел. (+7) 495 564-88-00 (495) 737-30-00Факс (+7) 495 564 88 11E-mail [email protected]
Serbia Grundfos Srbija d.o.o.Omladinskih brigada 90b11070 Novi Beograd Phone: +381 11 2258 740Telefax: +381 11 2281 769www.rs.grundfos.com
SingaporeGRUNDFOS (Singapore) Pte. Ltd.25 Jalan Tukang Singapore 619264 Phone: +65-6681 9688 Telefax: +65-6681 9689
SlovakiaGRUNDFOS s.r.o.Prievozská 4D 821 09 BRATISLAVA Phona: +421 2 5020 1426sk.grundfos.com
SloveniaGRUNDFOS LJUBLJANA, d.o.o.Leskoškova 9e, 1122 LjubljanaPhone: +386 (0) 1 568 06 10Telefax: +386 (0)1 568 06 19E-mail: [email protected]
South AfricaGRUNDFOS (PTY) LTDCorner Mountjoy and George Allen RoadsWilbart Ext. 2Bedfordview 2008Phone: (+27) 11 579 4800Fax: (+27) 11 455 6066E-mail: [email protected]
SpainBombas GRUNDFOS España S.A. Camino de la Fuentecilla, s/n E-28110 Algete (Madrid) Tel.: +34-91-848 8800 Telefax: +34-91-628 0465
SwedenGRUNDFOS AB Box 333 (Lunnagårdsgatan 6) 431 24 Mölndal Tel.: +46 31 332 23 000Telefax: +46 31 331 94 60
SwitzerlandGRUNDFOS Pumpen AG Bruggacherstrasse 10 CH-8117 Fällanden/ZH Tel.: +41-44-806 8111 Telefax: +41-44-806 8115
TaiwanGRUNDFOS Pumps (Taiwan) Ltd. 7 Floor, 219 Min-Chuan Road Taichung, Taiwan, R.O.C. Phone: +886-4-2305 0868Telefax: +886-4-2305 0878
ThailandGRUNDFOS (Thailand) Ltd. 92 Chaloem Phrakiat Rama 9 Road,Dokmai, Pravej, Bangkok 10250Phone: +66-2-725 8999Telefax: +66-2-725 8998
TurkeyGRUNDFOS POMPA San. ve Tic. Ltd. Sti.Gebze Organize Sanayi Bölgesi Ihsan dede Caddesi,2. yol 200. Sokak No. 20441490 Gebze/ KocaeliPhone: +90 - 262-679 7979Telefax: +90 - 262-679 7905E-mail: [email protected]
UkraineБізнес Центр ЄвропаСтоличне шосе, 103м. Київ, 03131, Україна Телефон: (+38 044) 237 04 00 Факс.: (+38 044) 237 04 01E-mail: [email protected]
United Arab EmiratesGRUNDFOS Gulf DistributionP.O. Box 16768Jebel Ali Free ZoneDubaiPhone: +971 4 8815 166Telefax: +971 4 8815 136
United KingdomGRUNDFOS Pumps Ltd. Grovebury Road Leighton Buzzard/Beds. LU7 4TL Phone: +44-1525-850000 Telefax: +44-1525-850011
U.S.A.GRUNDFOS Pumps Corporation 17100 West 118th TerraceOlathe, Kansas 66061Phone: +1-913-227-3400 Telefax: +1-913-227-3500
UzbekistanGrundfos Tashkent, Uzbekistan The Repre-sentative Office of Grundfos Kazakhstan in Uzbekistan38a, Oybek street, TashkentТелефон: (+998) 71 150 3290 / 71 150 3291Факс: (+998) 71 150 3292
Addresses Revised 02.09.2016
96761547 0916
ECM: 1187342 The
nam
e G
rund
fos,
the
Gru
ndfo
s lo
go, a
nd b
e t
hin
k i
nn
ov
ate
are
regi
ster
ed tr
adem
arks
ow
ned
by G
rund
fos
Hol
ding
A/S
or G
rund
fos
A/S,
Den
mar
k. A
ll rig
hts
rese
rved
wor
ldw
ide.
© C
opyr
ight
Gru
ndfo
s H
oldi
ng A
/S
www.grundfos.com