Controleurs, postduiven en rivalen van graven. Over de missi dominici in de Capitularia Regnum...
-
Upload
bram-benthem -
Category
Documents
-
view
26 -
download
1
Transcript of Controleurs, postduiven en rivalen van graven. Over de missi dominici in de Capitularia Regnum...
Controleurs, postduiven en rivalen van graven. Over de missi
dominici in de Capitularia Regnum Francorum, 779-797.
Door: Bram Benthem (4146255)Docent: dhr. R. KramerCursus: Europa na RomeDatum: donderdag 19 maart 2015Aantal woorden: 4358
Inleiding
Zijn Vita Karoli bevat de geschiedenis van een grootse, onderscheiden man.1 Uiteraard spreekt de
biograaf Einhard hier over 'zijn' Karel de Grote, koning van de Franken van 768 tot 814. Tot op de
dag van vandaag blijft hij historici fascineren. Karel was een groots heerser, maar helemaal alleen
kon hij het ook niet af. Of het nu was voor het onderhouden van zijn landgoeden, het bevorderen
van de educatie of het controleren van lokaal bestuur; zijn graven, bisschoppen en gezanten had hij
nodig.
In dit paper zal de rol van die gezanten, de missi dominici, tijdens de periode 779-797
centraal staan. De kernvraag hierbij is in hoeverre een zevental Karolingische capitularia
(uitgegeven onder Karel de Grote) een licht kan werpen op deze gezanten van de koning in de
vroege Middeleeuwen. De specifieke capitularia die hier aan bod komen om tot een inzicht in de rol
van de missi te komen zijn die van Herstal (779), Mantua (781), Paderborn (785), De villis (794), de
Synode van Frankfurt (794), 'over de Saksen' (Aken, 797) en De litteris colendis (eind achtste
eeuw).2 Deze capitularia vormen de kern en zullen aangevuld worden met lemma's uit het Lexicon
des Mittelalters en secundaire literatuur van mediëvisten als Rosamund McKitterick, Barbara
Rosenwein, Paul Fouracre en Paul Kershaw. Ook zal ik af en toe de Latijnse tekst uit de
Monumenta Germaniae Historica aanhalen.3
Om de capitularia zo goed mogelijk te kunnen gebruiken, begint het paper met een analyse
van wat capitularia als geheel precies zijn, hoe deze specifieke zeven capitularia daar in passen, hoe
historici deze capitularia gebruikt hebben en welke problemen ze daarbij tegengekomen zijn.
Vervolgens valt de hiervoor genoemde hoofdvraag uiteen in twee delen: als eerste zal ik wat langer
stilstaan bij de precieze rol en het belang van de missi dominici in de genoemde capitularia, het
tweede deel behelst een korte vergelijking tussen de missi dominici en andere functionarissen uit de
capitularia. De bevindingen worden aan het eind van elke paragraaf kort geresumeerd, om ten slotte
tot een volledige conclusie over de missi dominici in de Karolingische capitularia van 779-797 te
komen.
Diversiteit en universaliteit: context en genre van de Capitularia Regnum Francorum
Om te beginnen zal ik de tot mijn beschikking staande capitularia proberen te duiden en te
contextualiseren. Hierbij zullen vorm, inhoud en thema's, maar ook technische aspecten (soort tekst,
1 Einhard, Vita Karoli, vertaald door S.E. Turner als Einhard, The Life of Charlemagne (Ann Arbor 1960), 17.2 'Selected Capitularies', in: P.J. Geary (ed.), Readings in Medieval History (3e herziene druk, Plymouth 2003), 297-
315. Bij een verwijzing naar specifieke capitularia, zal steeds dat capitularium worden genoemd, gevolgd door het nummer van de bepaling tussen haakjes. In de voetnoot is vervolgens de pagina te vinden waar deze bepaling (in Engelse vertaling) staat.
3 A. Boretius (ed.), [M]onumenta [G]ermaniae [H]istorica, [C]apitularia [R]egnum [F]rancorum I (Hannover 1883); hierna af te korten als MGH CRF I; voorafgegaan door de titel van het capitularium en gevolgd door de specifieke bladzijden.
de Latijnse taal) de revue passeren. Tevens zal ik de specifieke capitularia toetsen aan het genre
'capitularium' als geheel en een tweetal opvallende uitzonderingen bespreken In de volgende
paragraaf komt dan aan de orde hoe historici specifiek de besproken capitularia inschakelden voor
hun onderzoeken.
Allereerst is een algemene karakterisering en definitie van capitularia van belang, hetgeen
meteen een belangrijk probleem aansnijdt. Capitularia zijn divers, zowel in vorm als onderwerp.
Algemeen is in ieder geval te stellen dat capitularia richtlijnen zijn die door het centrale bestuur
werden gebruikt om te communiceren met lokale autoriteiten. Die richtlijnen waren zelden spontane
acties van de heersers; de meeste kwesties waren van tevoren al besproken met raadgevers in de
Hofkreis, om vervolgens voorgelegd te worden aan Reichstagen (vergaderingen). Het Lexicon des
Mittelalters spreekt over capitularia als decreten, reguleringen en verklaringen die van bestuurlijk,
wetgevend of religieus karakter kunnen zijn. Naast dit verschil bestond er ook vormelijk
onderscheid: sommige capitularia waren brieven, andere simpele lijsten met bepalingen, weer
andere volledig certificaten. Capitularia werden daarnaast zelden op zich gepubliceerd, maar gingen
vaak vergezeld van bijvoorbeeld historiën of canons.4 Belangrijk is om op te merken dat de
praktische uitvoering van capitularia in nevelen gehuld blijft (net als dat vaak de daadwerkelijke
auteur onbekend blijft, tenzij het een brief betreft); blijkens vele klachten zou er eerder sprake zijn
geweest van een matige acceptatie. Het belang van deze bronnen voor de historiografie, waarover
later meer, ligt er dan ook vooral in om inzicht te krijgen in de pogingen van Karolingische heersers
om in vele dimensies een groot, heterogeen rijk 'regierbar' te maken, om de centrale autoriteit te
verspreiden en het volk in religieus opzicht op één lijn te brengen.5 Specifiek voor de Karolingische
capitularia is belangrijk te vermelden dat de capitularia van Herstal (779) de eerste gelegenheid zijn
dat Karolingische heersers daadwerkelijk spreken van capitularia. Het was in deze periode, de late
jaren 770, dat het hof van Karel de Groot een steeds machtiger politiek centrum werd. Een sterker
hof betekent natuurlijk ook dat de capitularia meer impact kunnen hebben.6
Hoe verhouden de zeven Frankische capitularia, afkomstig dus ongeveer uit de periode 779-
800, die het centrum vormen van dit paper, zich vervolgens tot deze karakterisering? Als geheel is
te zien dat zes van de zeven capitularia een lijst met bepalingen vormen, slechts één, De litteris
colendis, is een brief. De inhoud is wel een stuk diverser – wat aansluit bij de hierboven
geformuleerde typering – en is daardoor niet met één woord te omschrijven. De meeste bepalingen
houden zich bezig met de rol van bisschoppen en andere geestelijken, wat wel en niet toegestaan is
en welke straffen daarvoor opgelegd dienen te worden. Rechtvaardigheid, bijvoorbeeld te zien aan
4 'Kapitularien', in: Lexikon des Mittelalters volume 5 (Stuttgart 1977) 943-5, 943-5.5 H. Mordek, 'Kapitularien, 6. Effektivität und Bedeutung', in: Lexikon des Mittelalters volume 5 (Stuttgart 1977) 945-
6, 945-6. 6 P. J. E. Kershaw, Peaceful Kings. Peace, Power, and the Early Medieval Political Imagination (Oxford 2011) 140.
de vele aandacht voor ooggetuigen, speelt een van de grootste rollen in de Karolingische capitularia.
Zo stelde Rob Meens dat het concept van rechtvaardigheid een soort definitie van koningschap is en
dat de rechtvaardigheid van de heerser verbonden is met de toestand van het rijk als geheel.7
Die rechtvaardigheid wordt in de capitularia vaak gekoppeld aan sterk aanwezige religieuze
ondertoon, niet gek voor een dynastie met een sterke christelijke 'aura'.8 Paul Fouracre heeft er
daarbij op gewezen dat de sterke betrokkenheid van de kerk duidelijk terug te zien is in de
capitularia.9 Mayke de Jong heeft aangegeven dat met de definitieve Karolingische
machtsovername rond 750 de religieuze autoriteit van de heerser een nog belangrijker kenmerk van
het contemporaine politieke discours werd.10 Vaak wordt in die capitularia benadrukt dat wat
besloten wordt in overeenstemming is met de goddelijke wil ('secundum Dei voluntatem' in de
capitularia van Herstal, 779) en dat dat gebeurd is door gezamenlijk besluit van alle aanwezigen in
vergadering ('una voce' en 'consentienti sancta synodo', in Frankfurt, 794); ook die retoriek van
universaliteit en unanimiteit is, samen met het consequente wijzen op de vergadering, typisch voor
de hier besproken capitularia.11 Religieuze thematiek had bijvoorbeeld in Frankfurt te maken met de
kwesties van adoptionisme ('in Dei filio … adoptionem') en iconoclasme ('de adorandis
imaginibus'); die leidden tot het bijeenroepen van een synode en vervolgens tot het opstellen van
capitularia.12 Bij die retoriek hoort ook de thematische diversiteit: naast dergelijke religieuze
kwesties bevatten ze ook bepalingen over tol, de organisatie van Karolingische landgoeden en de
rol van gezanten van de heerser.
Echter, Paul Kershaw heeft gesproken over een Karolingisch discours over ideale vormen
van onder andere de christelijke samenleving en gebruiken, politieke eenheid en het leven van
leken.13 Hier zou ik zeker de capitularia ook toe willen rekenen, niet alleen omdat zij die
verschillende onderwerpen allemaal bespreken, maar ook vanwege dat geïdealiseerde karakter.
Rosamund McKitterick heeft in het verlengde daarvan geschreven dat de capitularia eerder
prescriptief dan descriptief van karakter waren.14 Ook Fouracre doet een dergelijke constatering, als
hij met annalen (de Annales Regnum Francorum in dit geval) een ander soort bron tegenover de
7 R. Meens, 'Politics, Mirrors of Princes and the Bible: Sins, Kings and the Well-being of the Realm', Early Medieval Europe 7 (1998) 345-57, 351-52.
8 B. H. Rosenwein, A Short History of the Middle Ages (3e herziene druk, Toronto 2009) 119.9 P. Fouracre, 'Frankish Gaul to 814', in: R. McKitterick (ed.), The New Cambridge Medieval History, II: c.700 - c.900
( Cambridge 1995) 85-109, 103-4.10 M. de Jong, 'Carolingian Political Discourse and the Biblical Past: Hraban, Dhuoda, Radbert', in: C. Ganter, R.
McKitterick en S. Meeder (ed.), The Resources of the Past in Early Medieval Europe, 87-102, 88.11 Capitulare Haristallense, MGH CRF I, 47; Synodus Franconofurtensis, MGH CRF I, 74-75. Zie ook de verwijzing
naar Kershaw, Peaceful Kings, in noot 3. Des te interessanter is ook het Frankische verbod voor de Saksen om dergelijke vergaderingen te houden: W. Lammers, 'Capitulatio de partibus Saxoniae', in Lexikon des Mittelalters volume 2 (Stuttgart 1977) 1483-4.
12 Fouracre, 'Frankish Gaul to 814', 104; Synodus Franconofurtensis, MGH CRF I, 73.13 Kershaw, Peaceful Kings, 133. De cursivering van 'ideale' is van mijn hand, bedoeld om dit woord meer nadruk te
geven.14 R. McKitterick, 'Introduction: Sources and Interpretation', in: R. McKitterick (ed.), The New Cambridge Medieval
History, II: c.700 - c.900 ( Cambridge 1995) 1-17, 14.
capitularia zet: de eerste zijn narratief van aard, de tweede daarentegen zijn normatief. Normatieve
bepalingen (orders) zijn niet per se hetzelfde als geïdealiseerde geschriften; het blijft hoe dan ook
lastig om hun daadwerkelijke implementatie te achterhalen.15
Gebruik in de historiografie
Bij de contextualisering en duiding van de capitularia heb ik al gewezen op het probleem dat de
capitularia veelal geïdealiseerde teksten zijn, dat hun daadwerkelijke implementatie vaag blijft. Dat
is een belangrijke pas op de plaats die historici moeten maken, maar wat kunnen zij dan wél met de
capitularia? Wel, die mogelijkheden zijn in feite net zo breed als de onderwerpen van de capitularia
zelf. Zo vormde de De litteris colendis (eind achtste eeuw), waarin Karel de Grote aan abt Baugulf
van Fulda schrijft over het belang van goede educatie en lees- en spraakvaardigheden met
betrekking tot religieuze geschriften, een belangrijke bron voor de al genoemde McKitterick in haar
studie naar de 'Karolingische renaissance'. Door deze brief te combineren met bijvoorbeeld de
Admonitio generalis, een decreet met vergelijkbare strekking, en de Gesta Karoli van de monnik
Notker, weet McKitterick bruikbare inzichten te leveren in de specifieke doelen van Karels
wetgeving.16
Een ander nog niet specifiek aan bod gekomen capitularium is het capitularium De villis,
waarin Karel de Grote nauwgezet de gewenste organisatie van en aanvoer naar zijn landgoeden aan
bod laat komen. Deze tekst (net als De litteris colendis afkomstig uit het einde van de achtste
eeuw), volgens het Lexicon des Mittelalters de beroemdste van alle capitularia, vormde de kern van
David Campbells onderzoek naar het Karolingische hof in Aken.17 In zijn artikel wil Campbell met
een nieuwe invalshoek komen voor analyse van De villis, die in zijn ogen zowel structureel als
thematisch complex is. Die diversiteit en complexiteit – De villis is daar als capitularium geen
uitzondering in – is volgens Campbell vooralsnog alleen maar complexer gemaakt door historici.
Uiteindelijk probeert Campbell, die bescheiden blijft door op te merken dat zijn interpretatie
absoluut geen zekerheden biedt, met behulp van De villis inzicht te krijgen in de diverse,
veranderende behoeften van een 'court in transition' – nu op één vaste plek met beperkte
productiecapaciteit. Mede door deze interpretatie en De villis te combineren met het Brevium
exempla en ook archeologische vondsten, weet Campbell wel tot een geloofwaardige, meer
specifieke datering van De villis te komen, zo rond 794.18
Al met al is naar voren gekomen dat de capitularia van Karel de Grote zeker bruikbaar zijn,
15 Fouracre, 'Frankish Gaul to 814', 101, 107.16 Zie bijvoorbeeld R. McKitterick, 'The Carolingian Renaissance of Culture and Learning', in: J. Story (ed.),
Charlemagne. Empire and Society (Manchester 2005), 151-66, 152-4.17 C. Brühl, 'Capitulare de villis, I. Zur Frage von Entstehungszeit und Geltungsbereich', in: Lexikon des Mittelalters
vol. 2 (Stuttgart 1977) 1482, 1482. 18 D. Campbell, 'The Capitulare de Villis, the Brevium exempla, and the Carolingian court at Aachen', Early Medieval
Europe 18 (2010) 243–64.
als door de historicus rekening wordt gehouden met het feit dat de capitularia geïdealiseerde
voorstellingen betreffen, en andere (primaire dan wel secundaire) bronnen (biografieën,
encyclopedieën) gebruikt worden ter aanvulling. De capitularia kunnen dan zeker inzicht bieden in
de pogingen van de Karolingische heersers in te spelen op veranderende situaties, zoals die van het
hof of het opkomen van adoptionisme en iconoclasme (Synode van Frankfurt, 1, 2).19
Controleurs, postduiven en rivalen van graven: de missi dominici in de capitularia van 779-797
De analyse van de in de inleiding geïntroduceerde vraag zal uiteenvallen in twee deelvragen. Eerst
zal ik mij bezighouden met de specifieke bepalingen over de missi dominici in de capitularia: wie en
wat waren zij en waartoe werden zij ingeschakeld? Het tweede onderdeel van de analyse zal zich
richten op een vergelijking met de bijna-naamgenoten van de missi, de missionarissen, en andere
religieuze ambten die betrokken waren bij het Karolingisch bestuur. Voor beide onderdelen is het
eerst belangrijk om een zo duidelijk mogelijke definitie van het begrip missus dominicus te geven.
Bij beide vragen zullen de capitularia steeds als uitgangspunt fungeren, aangevuld met secundaire
literatuur. Het gaat hierin dus om de rol van de missi dominici, waarbij met heerser gedoeld wordt
op Karel de Grote, in de jaren 779-797. Juist na deze periode, in 802, zijn er specifieke capitularia
over de missi uitgegeven; het is echter minstens zo interessant om te analyseren hoe erover de missi
werd gedacht in andere capitularia, toen er nog geen sprake was van specifieke bepalingen over
hen.
Rosenwein spreekt over de missi dominici als 'those sent out by the lord king', wiens taak het
was om graven ('regional gorvernors') te controleren en zo corruptie tegen te gaan. De missi werden
gekozen uit dezelfde aristocratische klasse als bisschoppen en die graven, en hielden zich bezig met
kleine en grote zaken van zowel leken als geestelijken.20 Het Lexicon des Mittelalters stelt echter
dat het ook kon gaan om 'kleine' vazallen en anderen uit het gevolg van de koning; pas vanaf 802 –
hetgeen dus buiten het bereik van dit paper valt – werden, vanwege corruptieproblemen, geen kleine
vazallen meer aangenomen als missi. Verder is toe te voegen dat het belang van de missi sterk steeg
toen de Karolingen het stokje overnamen van de Merovingen, zie hieronder. De missi moesten een
soort verbinding vormen tussen het geestelijke en het seculiere en waren verder belast met
controleren van kerkbezit en het bekend maken van koninklijke besluiten, waaronder dus de
capitularia, en ook toezien op de uitvoering van die besluiten.21 Er zijn meerdere adequate
vertalingen van missi dominici (naast die van Rosenwein bijvoorbeeld de simpele vertaling
'gezanten van de heerser', waarbij missi als zelfstandig naamwoord opgevat wordt), maar om zo
dicht mogelijk bij te kern te blijven, zal ik, zoals in het voorafgaande ook al gebeurd is, de Latijnse
19 'Selected Capitularies', 303.20 Rosenwein, A Short History of the Middle Ages, 121-3.21 'Missus, Missaticum, 1. Missus', in: Lexikon des Mittelalters volume 6 (Stuttgart 1977) 679-80.
benaming handhaven.
Karel de Grote raakte tijdens zijn regeerperiode steeds meer geïnteresseerd in een
rechtvaardig bestuurde samenleving, om zo de goddelijke steun te verzekeren. Die goddelijke steun,
dat religieuze karakter komt zoals eerder al opgemerkt consequent terug in de capitularia. Een
belangrijk onderdeel van die Frankische samenleving (in ieder geval in het Frankische rijk zélf), zo
betoogt Kershaw, was het ideaal van vrede, waardoor het bijvoorbeeld veiliger zou worden om te
reizen. Het is goed voor te stellen dat die vrede ook de missi, omdat ze nu eenmaal moesten reizen
om die lokale graven te kunnen controleren, baat hadden bij een veilige tocht.22 Overigens waren er
in 788 wel missi aanwezig bij de gevechten tussen de Avaren en de Beieren: niet de meest veilige
omstandigheden.23 Die specifieke wens voor vrede en veiligheid voor reizigers komt bijvoorbeeld
naar voren in de capitularia van Herstal (17); de gewenste betrokkenheid van missi bij veiligheid
(over rovers in dit geval) is te zien in capitularia van Mantua (10).24 Interessant is verder op te
merken dat het de onder anderen de missi (Fouracre noemt ze 'high powered ombudsmen') waren
die door Karel werden ingeschakeld om die beoogde rechtvaardige samenleving te bereiken en dus
die goddelijke steun te verwerven; hun controle op de lokale overheid was dus een belangrijk
onderdeel van Karels politiek.25 Het lijkt zelfs zo te zijn geweest dat dit belang van de missi niet
alleen theoretisch zo groot was: Nelson merkt op dat Karel klachten ontving van graven die zich
negatief uitlieten over de missi (door wie zij dus gecontroleerd werden): hun onderdanen zouden
niet meer aan de graven, maar steeds meer aan de missi gehoorzamen. Karel zou dat niet erg
gevonden hebben: dat betekende namelijk ook meer gehoorzaamheid aan hemzelf.26
De relatie tussen lokale bestuurders en de controlerende missi was dus lang niet altijd goed;
dat kan ook te maken hebben gehad met het feit dat de lokale bestuurders geacht werden de missi te
huisvesten en in hun verdere behoeften te voorzien tijdens de periode van controle. In De villis
komt dat duidelijk naar voren. Daar wordt (27) eerst expliciet vastgelegd dat de missi én hun gevolg
niet in de koninklijke vertrekken mogen vertoeven, maar dat hun welzijn de verantwoordelijkheid is
van de lokale graven. Dat welzijn moet niet alleen tijdens het verblijf, maar ook voor de terugreis
gewaarborgd worden door de graven, zoals 'to provide them [missi] with pack-horses'.27 Bij deze
bepaling wordt bovendien benadrukt dat dit een gebruik is dat al langer bestaat; een beroep op een
dergelijke time immemorial – zo belangrijk dat het tot uitzonderingen op de regel kan leiden – komt
vaker terug in de capitularia, zoals bij het heffen van en vervolgens door missi te innen tol in de
22 Kershaw, Peaceful Kings, 62-3, 137-40.23 R. McKitterick, Charlemagne: The Formation of a European Identity (Oxford 2008) 131.24 'Selected Capitularies', 298, 299.25 Fouracre, 'Frankish Gaul to 814', 106-8. Het citaat is te vinden op pagina 106.26 J.L. Nelson, 'Charlemagne and the Paradoxes of Power', in: P. Skinner (ed.), Challenging the Boundaries of
Medieval History: The Legacy of Timothy Reuter (Turnhout 2009) 29-50, 36-8. Het artikel is oorspronkelijk een lezing geweest (2005) en later gepubliceerd (2006); als onderdeel van dit boek is het dus verschenen in 2009.
27 'Selected Capitularies', 311.
capitularia van Mantua (8).28 Ook kon deze van bovenaf opgelegde eis gebruikt worden als een
soort pressiemiddel: zo werd in Herstal (22) bepaald dat een missus onderhouden moest worden
door de graaf, 'if a count does not administer justice in his district'.29 Dit is te rijmen met het eerder
genoemde belangrijke thema van rechtvaardigheid in de capitularia.
Het belang van de missi voor Karel is ook op een andere manier duidelijk te maken.
Gedurende Karels regeerperiode werden er steeds meer missi aangesteld, opdat Karel zelf minder
hoefde te reizen. De verhoging van het aantal missi was ook simpelweg nodig omdat Karels rijk
steeds groter werd.30 Dit is te koppelen aan het al besproken onderzoek van Campbell naar De villis
en het hof van Karel in Aken: hij merkte op dat Karel en zijn hofhouding zich steeds nadrukkelijker
op één plek, Aken dus, gingen vestigen.31 Doordat Karel dus meer missi aanstelde, was het voor
hem inderdaad mogelijk om meer sedentair te zijn; zijn missi waren degene die de reizen maakten.
Die reizen waren overigens niet alleen bedoeld om (op regelmatige basis) de graven te kunnen
controleren, maar de missi fungeerden ook als een soort postduiven. Zo was één van de taken van
de missi om – tijdens hun reizen – de eerder genoemde Admonitio generalis te verspreiden,
waarmee Karel zijn missi dus ook (weliswaar niet direct inhoudelijk) inschakelde voor zijn
educatieve programma.32 In de gebruikte capitularia (vóór 800 dus) was nog niet duidelijk
vastgelegd wat de missi precies moesten doen als zij eenmaal terug waren gekeerd van hun reizen.
McKitterick meldt dat de koning in geschrift op de hoogte gesteld wilde worden van bijvoorbeeld
de toestand van zijn landgoeden en de productie aldaar.33 Die koninklijke wens zal er voor 800 ook
al zijn geweest; het is de vraag of de missi daar toen al mee belast waren af of niet, of dat het puur
ging om de controle van het geleverde werk op de landgoeden. Campbell maakt in ieder geval
duidelijk dat de plicht tot rapporteren in De villis nog lag bij de iudices (in deze context te vertalen
als rentmeesters of opzichters) – één van hun vele verantwoordelijkheden op de landgoeden.34
In het voorafgaande heb ik aan de hand van capitularia gepoogd inzicht te geven in de rol
van de missi dominici in de periode 779-800. Duidelijk is geworden dat zij een belangrijke rol
toebedeeld kregen, en het er Karel de Grote veel aan gelegen was om hun reizen zo soepel mogelijk
te laten verlopen. De bepalingen daartoe in de capitularia maken in ieder geval duidelijk dat de
missi door Karel belangrijk gevonden werden, als onderdeel van zijn algemene tot pogingen tot het
vormen van een rechtvaardig, goed bestuurd rijk. De werkzaamheden van de missi waren bovendien
erg divers, maar hun voornaamste taak was het controleren van de lokale bestuurders op de
28 Ibidem, 299. Zie voor (de traditie van) het onderhouden van de missus door de graaf ook McKitterick, Charlemagne, 186.
29 'Selected Capitularies', 298.30 McKitterick, Charlemagne, 213.31 Campbell, 'The Capitulare de Villis, the Brevium exempla, and the Carolingian court at Aachen', 264.32 McKitterick, Charlemagne, 219.33 Ibidem, 150.34 Campbell, 'The Capitulare de Villis, the Brevium exempla, and the Carolingian court at Aachen', 245-8. Specifiek
over de plicht tot rapporteren gaan bijvoorbeeld bepalingen 55, 57, 62 en 69, 'Selected Capitularies', 313-4.
uitvoering van die koninklijke besluiten zoals de capitularia. Op basis van bovenstaande is de
conclusie zeker gerechtvaardigd dat 'the missi dominici clearly played a crucial role in promoting
greater coherence and administrative links across the empire'.35
Benaming, combinatie, verschil: missi dominici, missionarissen, abten en bisschoppen vergeleken
Het tweede en laaste deel van de analyse zal een vergelijking trekken tussen de missi dominici en
andere functionarissen die besproken worden in de capitularia. Aan het einde van de vorige
paragraaf is al het verschil tussen de missi en de iudices van de Karolingische landgoeden
aangestipt; deze paragraaf zal het ambt van de missi tegenover de religieuze ambten zetten, zoals
abt, (aarts)bisschop en – vanwege hun gelijkenis in benaming interessant – missionarissen. In
hoeverre verschilden de taken van de missi van die van de anderen? Was er een sprake van een
scheiding tussen de beide functies? De vergelijking zal, net als de vorige analyse, gemaakt worden
op basis van de capitularia (waarbij de Synode van Frankfurt en De litteris colendis een rentree
zullen maken) in combinatie met secundaire literatuur. Eerst zal ik een talige analyse aanreiken om
de verschillen in terminologie (missi versus 'missionaris' dus) te kunnen bespreken.
De Latijnse benamingen voor ambten als abten en bisschoppen in de capitularia zullen in
relatie tot de de term missi dominici voor weinig verwarring zorgen. Zo komen in bijvoorbeeld de
capitularia van Herstal (1, 2, 4) de termen metropolitanis (aartsbisschoppen), episcopis
(bisschoppen) en presbiteris (priesters) voor.36 In de Synode van Frankfurt (bijvoorbeeld 17) is te
lezen over een abba, een abt.37 De functie die qua benaming de meeste verwarring oproept met de
missi is natuurlijk die van missionaris. Het Latijnse woord missionarius is niet direct terug te vinden
in de hier besproken capitularia, maar op basis van de etymologie van de woorden is het mogelijk
om kort stil te staan bij het verschil tussen missus en missionarius. Missionarius is afgeleid van het
zelfstandig naamwoord missio ('het sturen of het zenden'). Daarentegen is missus een voltooid
deelwoord, afgeleid van het werkwoord mittere (eveneens sturen, zenden): de letterlijke vertaling is
dan ook 'gestuurd' of 'de gestuurde'. Ik zou missionarius uiteindelijk willen vertalen als 'zendeling'
en missus als 'gezant'. Met dit onderscheid doel ik op het feit dat de zendeling veranderingen wil
doorvoeren, terwijl de missus in eerste instantie kijkt of die veranderingen ook daadwerkelijk
doorgevoerd worden of zijn. Inhoudelijk (en niet om de persoon, zoals hieronder besproken zal
worden) is verder het verschil te constateren dat de zendeling zich primair bezig houdt met
religieuze zaken, terwijl de missus eerder bestuurlijke taken vervult. Tot slot waren er wel degelijk
overeenkomsten: beide functies hebben te maken met het maken van reizen en, hoe verschillend ze
35 McKitterick, Charlemagne, 266.36 Capitulare Haristallense, MGH CRF I, 47. Gekozen is om de precieze vermelding vanuit de Latijnse tekst te laten
staan, het gaat hier in alle gevallen om termen in de ablativus (vijfde naamval). 37 Synodus Franconofurtensis, MGH CRF I, 76.
ook waren, missionarii konden net als missi bijdragen aan het vestigen van Frankische controle.38
Veel meer dan de missi zijn de geestelijken als (aarts)bisschoppen en abten aanwezig in de
hier besproken capitularia, zowel bepaler als onderwerp van het bepaalde. Als slot van de analyse
zal ik proberen inzicht te geven in de verschillen en overeenkomsten tussen deze geestelijken en de
missi; het is dus niet de bedoeling een gedetailleerde beschrijving van die geestelijken te geven. Een
goed vertrekpunt is de constatering dat de missi en geestelijken (deels; missi konden tot 802 ook
lagere vazallen zijn, zoals eerder aangegeven) uit dezelfde sociale klasse afkomstig waren, namelijk
uit de bovenlaag van de samenleving. Vervolgens is het interessant om op te merken dat de
mogelijkheid die uit voorgaande volgt, namelijk dat iemand zowel missus als bijvoorbeeld abba
was, ook in de praktijk werd gebracht. De besproken capitularia maken hier geen melding van, maar
McKitterick weet te vertellen dat de abten van Saint-Denis, zoals bijvoorbeeld Fulrad (710-784) als
koninklijk kapelaan kennis hadden van de toestanden aan het hof, maar tegelijkertijd als missi ook
in verschillende regio's van het rijk ook wisten hoe het er aan toe ging.39 Fulrad werd zelfs missus
onder samenwerking van Karel de Grote en paus, rond 775. Hij bleef toen eveneens abt van Saint-
Denis.40
Belangrijk om op te merken is dat het eerste besproken capitularium – en tevens de eerste
keer dat de Karolingen überhaupt van die term spraken –, dat van Herstal, afkomstig is uit 779, dus
nadat Fulrad zijn dubbelrol aannam. Pas in 794, op de Synode van Frankfurt, werden bepalingen
aangenomen die de dubbelrol van geestelijke-missi problematiseerden. Het ging hierbij niet om
abten, maar specifiek om bisschoppen, priesters en diakens: zij mochten zich niet van de ene naar
de andere stad begeven, maar moesten toezicht blijven houden op hun eigen kerk (7, 41).41 Dit is
problematisch (nota bene: het volgende wordt niet verwoord in de capitularia) omdat hierdoor een
fundamentele eigenschap van de missi onmogelijk werd: het maken van reizen. Weliswaar wordt
dus niet gesproken over een abt zoals Fulrad, maar Gerbaldus was in de periode 787-810 zowel
bisschop van Luik als missus, een combinatie die blijkbaar ondanks de zojuist besproken
tegenstelling toch mogelijk was. Daarbij komt dat tussen 775 en 788 meerdere abten, diaken en
(aarts)bisschoppen naar Italië trokken, net zoals Fulrad.42 Dit wijst er in ieder geval op dat de
combinatie van de rol van missus en een geestelijk ambt niet ongebruikelijk was.
Tot slot komt nog een korte vergelijking aan bod van de taken die behoorden tot het
geestelijk ambt en het ambt van missus. In de capitularia komt meerdere malen naar voren dat
bisschoppen en abten meebeslisten in synodes en concilies, zoals in Herstal (introductie) of in Aken
38 Fouracre, 'Frankish Gaul to 814', 93.39 McKitterick, Charlemagne, 46. 40 B.S. Bachrach, Charlemagne's Early Campaigns (768-77). A Diplomatic and Military Analysis (Leiden 2013), 420,
457.41 'Selected Capitularies', 304-5, 307.42 McKitterick, Charlemagne, 218, 259.
(1).43 Het ambt van missus krijgt in de capitularia niet zo'n taak toebedeeld, maar zoals eerder
benoemd was het wel hun taak om de uiteindelijke bepalingen van dergelijke vergaderingen te
verspreiden, en was het in ieder geval in Saksen de taak van de missi om dergelijke publieke
vergaderen te instigeren (Paderborn, 34).44 Overeenkomsten betreffen onder andere de taak tot
corrigeren, zoals voor bisschoppen op incest (Herstal, 5), en voor missi natuurlijk op de lokale
graven (bijvoorbeeld Aken, 4; of Herstal, 21).45 Daarnaast was er voor beide ambten sprake van
betrokkenheid bij Karels educatieve programma: in De litteris colendis draagt Karel zijn
geestelijken op de taak van lesgeven op het gebied van religieuze geschriften en doctrine uit te
voeren; zoals eerder gezien was het een taak van de missi om de Admonitio generalis, ook
onderdeel van dat educatieve programma, te verspreiden.46
Conclusie
In dit paper heb ik aan de hand van zeven capitularia (779-797) uit de regeerperiode van Karel de
Grote (r.768-814, als koning van de Franken) gepoogd te onderzoeken wat uit deze capitularia te
destilleren is over de rol en functie van de missi dominici, de gezanten va de koning, in deze
periode. Uit een analyse van de capitularia als bronmateriaal bleek dat ze, vanwege hun normatieve,
prescriptieve en geïdealiseerde karakter, vooral konden vertellen over wat de heerser belangrijk
vond en hoe hij en zijn functionarissen probeerden om te gaan met veranderingen. De capitularia
zijn erg divers, waardoor het met behulp van deze bron mogelijk is om veel verschillende
beleidsterreinen van de Karolingen te bestuderen.
Het specifieke thema van dit paper was dus de missi dominici, die mijns inziens van Karel
een belangrijke rol toebedeeld kregen in diens pogingen tot het vormen van goed, rechtvaardig
bestuurde staat door hun taak als controleur. Hun takenpakket was verder divers: zo waren zij
aanwezig bij veldslagen, waren zij bevoegd om belastingen en boetes te innen en werden zij als
postduif ingeschakeld om bij te dragen aan Karels educatieve programma. Het belang van de missi
voor Karel bleek uit de bepalingen van de capitularia die de behandeling van missi regelden: het
moest hen aan niets ontbreken. Het is wel noodzakelijk om in een dergelijke analyse voorzichtig te
blijven: de daadwerkelijke invloed van missi is nu eenmaal lastig te bepalen.
Hoewel niet heel veel bepalingen uit de besproken capitularia handelen over de missi, heb ik
inzicht in hun positie verder proberen duidelijk te maken aan de hand van een korte vergelijking
tussen de missi en opzichters van de koninklijke landgoeden en tussen de missi en geestelijken
(waar zelfs bleek dat die twee ambten door dezelfde persoon ingevuld konden worden), waaruit
43 'Selected Capitularies', 297, 302.44 Ibidem, 302.45 Ibidem, 297, 298, 302.46 Voor De litteris colendis, zie Ibidem, 308-9.
bleek dat de taken soms overlapten of gelijkenissen vertoonden. Van die taken was er één voor de
voor Karel belangrijke missus dominicus duidelijk de kerntaak: de controle van lokale graven.
BibliografieBachrach, B.S., Charlemagne's Early Campaigns (768-77). A Diplomatic and Military Analysis (Leiden 2013).
Boretius, A. (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Capitularia Regnum Francorum I (Hannover 1883).
Campbell, D., 'The Capitulare de Villis, the Brevium exempla, and the Carolingian court at Aachen', Early Medieval Europe 18 (2010) 243-64.
Einhard, Vita Karoli, vertaald door S.E. Turner als Einhard, The Life of Charlemagne (Ann Arbor 1960).
Fouracre, G., 'Frankish Gaul to 814', in: R. McKitterick (ed.), The New Cambridge Medieval History, II: c.700 - c.900 (Cambridge 1995) 85-109.
'Selected Capitularies', in: Geary, P.J., (ed.), Readings in Medieval History (3e herziene druk, Plymouth 2003), 297-315.
de Jong, M., 'Carolingian Political Discourse and the Biblical Past: Hraban, Dhuoda, Radbert', in: C. Ganter, R. McKitterick en S. Meeder (ed.), The Resources of the Past in Early Medieval Europe, 87-102.
Kershaw, P.J.E, Peaceful Kings. Peace, Power, and the Early Medieval Political Imagination(Oxford 2011).
Lexicon des Mittelalters:Brühl, C., 'Capitulare de villis, I. Zur Frage von Entstehungszeit und Geltungsbereich', in: Lexikon des Mittelalters volume 2 (Stuttgart 1977) 1482.
'Kapitularien', in: Lexikon des Mittelalters volume 5 (Stuttgart 1977) 943-5.
Lammers, W., 'Capitulatio de partibus Saxoniae', in: Lexikon des Mittelalters volume 2 (Stuttgart 1977) 1483-4.
'Missus, Missaticum, 1. Missus', in: Lexikon des Mittelalters volume 6 (Stuttgart 1977) 679-80.Mordek, H., 'Kapitularien, 6. Effektivität und Bedeutung', in: Lexikon des Mittelalters volume 5 (Stuttgart 1977) 945-6.
McKitterick, R., 'Introduction: Sources and Interpretation', in: R. McKitterick (ed.), The New Cambridge Medieval History, II: c.700 - c.900 (Cambridge 1995) 1-17, 14. McKitterick, R. 'The Carolingian Renaissance of Culture and Learning', in: J. Story (ed.), Charlemagne. Empire and Society (Manchester 2005), 151-66.McKitterick, R., Charlemagne: The Formation of a European Identity (Oxford 2008).
Nelson, J.L, 'Charlemagne and the Paradoxes of Power', in: P. Skinner (ed.), Challenging the Boundaries of Medieval History: The Legacy of Timothy Reuter (Turnhout 2009) 29-50.
Rosenwein, B.H., A Short History of the Middle Ages (3e herziene druk, Toronto 2009).
Bij de alfabetische notiatie van 'Selected Capitularies' is gekozen voor de achternaam van de redacteur, P.J. Geary. Bij de volgorde binnen het Lexicon des Mittelalters is waar mogelijk gekozen voor de achternaam van de auteur, anders voor de titel van het lemma.