CONTROLEPLAN 05.71 Bouwkuipen en (parkeer)kelders · CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS...
Transcript of CONTROLEPLAN 05.71 Bouwkuipen en (parkeer)kelders · CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS...
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 1 - 12
Inhoud
A | Organisatie P2
B | Techniek P8
C | Inspectielijst P10
CONTROLEPLAN 05.71
Bouwkuipen en
(parkeer)kelders
www.controleplannen.nl
Over dit controleplan…
Er wordt tegenwoordig bijna geen winkelcentrum of kantoor meer ontwikkeld zonder een
parkeergarage. En hoewel er voor het winkelgedeelte of kantoorgebouw soms geen discussie is
over de constructie, geeft het ontwerpen van een parkeergarage nog veel mogelijkheden.
En in de praktijk: soms veel problemen. Vaak is de (parkeer)kelder net voor de oplevering droog
genoeg om een belijning aan te kunnen brengen en wordt men geconfronteerd met lekkages
door de ondervloer of door een (dam)wand. Goede raad is dan duur.
Dit controleplan geeft inzicht in de mogelijkheden voor opdrachtgevers en ontwerpers om tot een
verantwoorde keuze te kunnen komen. En voor bouwbegeleiders om tot een goede monitoring
van het proces te komen.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 2 - 12
A | Organisatie
Inhoudsopgave
I. ONTWERP
1. Locatie
2. Fundatiekeuze
3. Open of gesloten (parkeer)
kelder
4. Afwerkingen
5. Toegang
6. Toegangsbeheersysteem
7. Opslagruimten
8. Risico-inventarisatie en
evaluatie
9. Inklinking grond in
omgeving
10. Scheurvorming
11. Wanden badkuip
12. Poldergarage
II. FINANCIËN
1. Afdekken financiële risico’s
2. Meer- en minderwerk
III. REGELGEVING
1. CUR richtlijnen
2. Grondwaterontrekking
3. Onderwaterbeton
4. V&G-plannen
IV. ORGANISATIE
1. Kadastrale uitzetting
2. WION - KLIC-melding
3. Waterontrekking
4. Werkplannen
5. Omgeving
6. Risicomanagement
7. Monitoring
8. Expertise belendende
percelen
9. Ontwerpstadium
I. Ontwerp
INLEIDING - Bij het opstellen van een PVE door de opdrachtgever, zal men met betrekking tot de (parkeer)kelder zich
veelal beperken tot de functionaliteit van de (parkeer)kelder. Dat een kelder waterdicht moet zijn wordt soms
automatisch aangenomen, en terecht natuurlijk.
De laatste jaren is echter ervaring opgedaan met de zogenaamde polderconstructie/garage; deze heeft een normale
bestrating als bodembedekking, dus niet waterdicht. Een poldergarage kost wel meer voorbereidingstijd maar is
beduidend goedkoper in de bouwkosten. Het is goed dat er ook aandacht wordt geschonken aan bepaalde
technische eisen.
1. Locatie: de plaats waar de (parkeer)kelder wordt gerealiseerd geeft al informatie over de grondwaterstanden,
grondgesteldheid en samenstelling. Het is meestal op voorhand al duidelijk of de laagste vloer onder het
grondwaterniveau komt of erboven. Als deze vloer onder dit niveau gemaakt moet worden, dan zijn er een
aantal technische oplossingen mogelijk, die alleen door deskundigen kunnen worden beoordeeld. Dit kan
inhouden dat pas na het maken van een definitieve keuze randvoorwaarden in een PvE kunnen worden
opgenomen. Hieruit blijkt dat opdrachtgever met haar adviseurs intensief overleg moet hebben over de
mogelijkheden ter plaatse.
2. Fundatiekeuze: de wijze van funderen is bepalend voor de kosten van de kelder. Als uiteindelijk de meest
economische wijze van funderen is gekozen kan er een besluit worden genomen. Hierbij is de kosten raming en
uitvoeringswijze leidend geweest voor de adviseurs van de opdrachtgever. Zij zullen de diverse mogelijkheden
hebben bekeken zoals het toepassen van onderwaterbeton, in combinatie met palen, en met tijdelijke of
definitieve damwanden, met tijdelijke of permanente bemaling.
De opdrachtgever moet op dat moment een keuze maken. Als blijkt dat de kosten te hoog uitvallen, dan moet
hij nog kunnen wijzigen en in het uiterste geval moeten kunnen afzien van het plan.
Dit pleit voor een gefaseerde opdracht aan architect en constructeur, waarbij een quick scan van de
uitvoeringsmogelijkheden het besluitvormingsproces ten goede kan komen.
3. Open of gesloten (parkeer)kelder: voor zover een keuze mogelijk is, is het goed om te weten dat hier
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 3 - 12
consequenties aan verbonden zijn.
Bij een gesloten (parkeer)kelder, dat wil zeggen zonder contact met de buitenlucht, zijn installaties nodig zoals
gas- en CO2-detectie, luchttoevoer en afvoerinstallaties, alarmeringssystemen, enz.
Bij een open (parkeer)kelder kan men met minder installaties volstaan, maar kan hinder van uitlaatgassen voor
hoger gelegen bouwlagen een item zijn. Hierbij is middels bijvoorbeeld roosters in de gevel direct contact met
de buiten lucht.
De keuze tussen een gesloten of open garage is ook afhankelijk van de plaatselijke regelingen.
4. Afwerkingen: de opdrachtgever kan in het PvE-stadium wel reeds nadenken over de diverse afwerkingen van de
garage:
- de vloerafwerking, wel of geen coating;
- de wandafwerkingen, wel of geen schilderwerk;
- het verlichtingsniveau, voor gebruik 500 ux maar voor sociale veiligheid 1000 lux;
- de afwerking van de hellingbanen, zichtbaarheid, stroefheid, ijsvrij blijven;
- de belijning kunnen voorwaarden worden aangegeven, pictogrammen op de parkeerplaatsen;
- de exploitant kan ook voorwaarden stellen aan de belevingswaarde van de garage, qua veiligheid en
toegankelijkheid.
5. Toegang: ook hier zijn keuzes te maken:
Dient de (parkeer)garage hermetisch afgesloten te zijn voor personen die niets te zoeken hebben in de garage,
of kan de garage een opener karakter krijgen?;
Moet de garage alleen 's nachts afgesloten zijn (slagboom of speedgate)?;
Dient er ook toegang (en beschermde plaatsen) te zijn voor fietsers, brommers, motoren, en last but not least,
scootmobielen?;
Wellicht dat er dan een aparte toegang geregeld moet worden. Denk bij de laatste categorie overigens ook aan
een mogelijkheid voor het plaatsen en aansluiten van oplaadstations.
Naast deze oplaadstations moet er tegenwoordig ook gekeken worden naar oplaadstations voor elektrische
auto’s (EV’s).
6. Toegangsbeheersysteem: in het PvE dient al te worden aangegeven hoe men het toekomstige gebruik van de
(parkeer)kelder ziet.
Als er gereserveerde plaatsen beschikbaar zijn voor bewoners van het erboven gebouwde complex, dan is dit
eenvoudiger te vertalen dan wanneer de (parkeer)kelder ook nog een publieksfunctie krijgt. Gaat er met
abonnementen gewerkt worden of krijgt iedere bewoner een pasje.
Soms gaat het beheer van de (parkeer)kelder over naar een andere partij, bijvoorbeeld de gemeente. Denk ook
aan de mogelijkheid van aansluiting op het gemeentelijk parkeerverwijssysteem en/of particuliere
betaalsystemen.
Daarnaast is een detectiesysteem voor CO en brand, in de regel te koppelen aan een toegangsbeheersysteem,
opdat bij calamiteiten gebruikers niet meer naar binnen kunnen.
7. Opslagruimten: een (parkeer)kelder en zeker een publiek toegankelijke, zal dagelijks, dan wel wekelijks moeten
worden onderhouden. Denk hierbij aan het schoonmaken van rijbanen, hellingbanen en goten. Als er
schoonmaakmachines voor worden ingezet, dan dient er een opslagruimte te worden gecreëerd waar deze
machines kunnen worden gestald, eventueel worden opgeladen en worden gevuld (met water).
8. Risico-inventarisatie en evaluatie: de meest voorkomende technische risico's tijdens het realiseren van een
bouwkuip of kelder zijn: trillingshinder naar belendingen bij het inbrengen of trekken van wandelementen,
water- en gronddichtheid bouwput, het niet op diepte kunnen brengen van wandelementen, veiligheidsrisico's,
obstakels, zakking in de omgeving, risico's met betrekking tot levensduur en onderhoud en geluidshinder. Denk
echter ook aan risico's tijdens de exploitatiefase, zoals wateroverlast tijdens hoosbuien en brand.
9. Inklinking grond in omgeving: bij de realisatie van een bouwkuip, zeker bij het toepassen van damwanden, is er
per definitie sprake van inklinking van de grond in de directe nabijheid. Het gaat soms om aanzienlijke
zettingen die van invloed kunnen zijn op belendingen. In het ontwerpstadium dient hier terdege aandacht aan
te worden geschonken. Met name bij het trekken van de damwanden kan schade ontstaan binnen de directe
omgeving. Er dient dus in het V&G plan ontwerp hier aandacht voor gevraagd te worden, opdat in de uitvoering
hier adequate op geanticipeerd kan worden.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 4 - 12
10. Scheurvorming in vloeren: beton zal tijdens de verharding altijd "scheuren”. Het doel dient dan ook niet zo zeer
het voorkomen ervan te zijn, maar het beheersen. Hiertoe zijn er een aantal aanbevelingen te doen die ook weer
in het V&G plan ontwerp dan wel in het PvE dan wel uit eindelijk in het bestek tot uiting moeten komen:
a. de constructieve vloer kan direct op de onderwaterbetonvloer worden gestort;
b. koelen van de constructieve vloer kan een nuttige maatregel zijn om scheurvorming te beperken;
c. het toepassen van 'scheurwijdte beperkende wapening';
d. in de herfst en winter gestorte vloeren kennen aanmerkelijk minder scheuren dan in de lente en zomer
gestorte vloeren;
e. vooraf vaststellen aantal m2 te storten oppervlak in verband met krimp;
f. het toepassen van een betonmengsel met geringe krimp en treksterkte, bijvoorbeeld door uit te gaan van
een druksterkte na 91 dagen in plaats van 28 dagen.
11. Wanden bouwkuip: bij de keuze tussen damwanden, diepwanden en een boorpalenwand moet worden
onderzocht in hoeverre deze wanden waterdicht dienen te zijn.
Over het algemeen zijn boorpalenwanden niet waterdicht als zich daarachter zand/grond bevindt. Om deze toch
dicht en een beter aanzien aan de binnen zijde te geven wordt hier veelal een “breedplaat” verticaal geplaatst
waarna tussen deze wand en de palen beton wordt aangebracht.
Een damwand als definitieve wand van bijvoorbeeld een (parkeer)kelder is moeilijk waterdicht te krijgen.
Vooropgesteld dat de damwanden netjes "in het slot" blijven zitten tijdens het aanbrengen. Men kan de naden
aflassen aan de binnenzijde, maar ter dikte van de vloer is dit al een probleem. Er dient ter hoogte van de vloer
aansluiting en constructie worden aangebracht die aan de wand en in de vloer komt te zitten om zoveel
mogelijk de kans op lekkages te voorkomen. Bij het inbrengen van damwanden zijn veel variaties mogelijk,
bijvoorbeeld trillen, al of niet met water, hoog frequent trillen, drukken, heien, al of niet met voorboren.
12. Polderconstructie: het kan kostentechnisch zeer interessant zijn om geen waterdichte 'bak' te maken, maar een
polderconstructie. Men dient zich te realiseren dat het maken van polderconstructie/garages een relatief nieuw
begrip is en dat niet alle plaatselijke overheden voldoende kennis en/of regelgeving in huis hebben. Voor meer
informatie over het principe van een polderconstructie/garage verwijzen wij u naar het internet.
II. Financiën
INLEIDING - Ondergronds bouwen brengt extra risico's met zich mee die ook financiële gevolgen kunnen hebben.
Een risicoanalyse waarin de risico's en de keuzes benoemd worden, is één, het aangeven wie de risico's draagt (en
daar financieel wat tegenover zet) is een tweede.
1. Afdekken financiële risico's: risico's - zoals hierboven genoemd onder punt AI-8 en verderop bij B-6 - zijn
belangrijk om te onderkennen. Maak een afweging in maatregelen die genomen worden om de risico's
aanvaardbaar te houden, waarbij je technische, organisatorische en financiële aspecten betrekt. Geef ook aan
waar de verantwoordelijkheid rust: opdrachtgever met haar adviseurs (constructeur) of aannemer met haar
onderaannemers.
2. Meer- en minderwerk: zijn de risico's goed geïnventariseerd, dan kan een weloverwogen technisch ontwerp
worden gerealiseerd.
Men kan ervoor kiezen een aantal risico's te laten bestaan, omdat de kosten van het voorkomen van deze
risico's te hoog zijn. Mocht er zich toch een probleem voordoen, dan zal dit in de vorm van meer- en
minderwerk kunnen worden verrekend.
Men kan bijvoorbeeld uitgaan van het aanbrengen van damwanden door middel van trillen, maar als blijkt dat
dit problemen geeft, moet men onverwacht overgaan op bijvoorbeeld drukken.
Het is dan goed om vooraf afspraken te maken over wie de meerkosten draagt en hoe hoog deze maximaal
mogen worden.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 5 - 12
III. Regelgeving
INLEIDING - De Europese regelgeving brengt met zich dat Eurocodes van toepassing zijn geworden. Vanaf 2012
worden de Europese Normen gehanteerd, geldend voor geheel Europa, zonder landelijke bijlagen.
Gezien de veelheid aan regelgevingen is het een goede zaak de diverse regelingen erop na te slaan voor men
begint. En dan zijn hierbij verwijzingen naar Bouwbesluit, NEN en CUR richtlijnen altijd de makkelijkste om te doen,
maar zeker niet de minste.
1. CUR richtlijnen: naast normen zal ook gewerkt moeten worden met de CUR richtlijnen. Vooral omdat
bijvoorbeeld de CUR richtlijnen mettertijd tot normtekst verheven kunnen worden. We hebben het hier vooral
over de constructieve zaken. Een voorbeeld is CUR 166 Damwand constructies 6e
druk 2012.
2. Grondwateronttrekking: zowel de provincie als het waterschap als gemeenten kunnen betrokken zijn bij de
vergunningenprocedures voor het onttrekken en lozen van grondwater. Dit gebeurd in de regel door een
aanvraag van de omgevingsvergunning; hierbij worden alle op het te realiseren project betrekking hebbende
instanties geraadpleegd.
Om kort te gaan verwijzen wij hier naar “Controleplan 05.62 tijdelijke bemaling” waarin de zaken rond
grondwateronttrekking worden besproken.
3. Onderwaterbeton: De CUR-Aanbeveling 77: “rekenregels voor ongewapende onderwater betonvloeren, 2e
herziene versie, d.d. 10-04-2014”, heeft geen betrekking op de waterdichtheid van ongewapende betonvloeren.
De vloer fungeert onder andere ook als werkvloer voor de constructieve vloer. De aannemer zal vooraf moeten
aangeven of deze vloer waterdicht moet zijn of niet. Dit kan consequenties hebben voor de uitgangspunten van
de berekening en dus voor het wel of niet toepassen van onderwaterbeton.
4. V&G-plannen: zowel in de ontwerpfase als in de uitvoeringsfase dient een V&G-plan te worden opgesteld. De
V&G-plannen kunnen uitstekend een onderdeel vormen van het totale risicomanagement. Met name kunnen hier
aspecten als maakbaarheid en de arborisico's in worden beschreven. Soms brengt een werkmethodiek grote
risico's met zich mee voor de werknemers. Denk bijvoorbeeld aan onderwaterlassen en het controleren hiervan.
IV. Organisatie
INLEIDING – Hoe ingewikkeld een bouwkuipconstructie ook kan zijn, soms is het slechts een tijdelijke constructie,
bedoeld om binnen de kuip een gebouw te realiseren. Bij een tijdelijke constructie is de invloed van de
opdrachtgever beduidend minder dan wanneer elementen onderdeel gaan uitmaken van het gebouw. Denk hierbij
aan een onderwaterbetonvloer. De hieronder beschreven aandachtspunten zijn dan ook niet in alle gevallen relevant
voor de opdrachtgever, maar meer voor de aannemer en de bouwbegeleider.
1. Kadastrale uitzetting: een belangrijk onderdeel van de bouwkuip of kelder is het aangeven van rooilijnen door
de gemeente. Samen met de terreingrenzen kunnen vervolgens de verdere uitzettingen worden uitgevoerd. Ook
het bouwpeil, gerelateerd aan NAP, kan hierbij worden aangegeven.
2. WION - KLIC-melding: het is volgens de WION (Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten) noodzakelijk
om een klic-melding te doen als je de grond mechanisch gaat roeren. Het is voor aannemer dan ook zaak deze
klic-gegevens op het werk te hebben als hij er mechanische graafwerkzaamheden laat doen.
Het Kabel en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) geeft informatie over de aanwezigheid van alle aanwezige
nutsleidingen op het terrein en buiten de terreingrenzen. Voor gegevens met betrekking tot de ontwerpfase van
de bouwkuip is het verzamelen van gegevens wenselijk. Deze informatie is niet geheel betrouwbaar, zeker in de
stedelijke gebieden. De melding dient voor de start te geschieden. De melding dient minimaal 3 en maximaal
20 dagen voordat de graafwerkzaamheden starten gedaan te worden. Wellicht dat proefsleuven graven
noodzakelijk is, de KLIC-melding is nooit 100% betrouwbaar.
3. Wateronttrekking: partijen hebben zich reeds in de ontwerpfase op de hoogte gesteld van de huidige en
maximale grondwaterstand en op basis van bekende proceduretijden al of niet de vergunningsprocedure in
werking gezet. (zie ook controleplan 05.62 tijdelijke bemaling).
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 6 - 12
Met de vergunningverlener dienen afspraken gemaakt te worden over de monsterneming van water tijdens de
wateronttrekking. Ook zal bij water onttrekking gemeten moeten worden hoeveel water er over een bepaalde
tijd wordt onttrokken.
Er dienen sluitende afspraken gemaakt te worden om het uitvoeringsteam in de gelegenheid te stellen dit
proces tot een goed einde te brengen. Ook dienen de uitgangspunten voor de stopzetting van bemalingen te
worden vastgelegd, zodat geen ruimte is voor een eigen interpretatie. Bijvoorbeeld: de bronbemaling mag pas
worden gestopt nadat de 1e verdiepingsvloer compleet is aangebracht; of de keldervloer dient minimaal 28
dagen oud te zijn.
4. Werkplannen: dit onderdeel van het project vereist een gedegen werkplan van de aannemer waarin hij het
gehele proces doorloopt tot en met de laatste bewerking. Naast de gebruikelijke projectgegevens dient dit
werkplan minimaal het volgende te bevatten:
a. tekeningenbehoefteschema (TBS)
b. tekeningenroulatieschema (TRS)
c. detailplanning
d. omschrijving werkzaamheden in tijd
e. onderdelen die door derden moeten worden uitgewerkt om het werkplan compleet te maken
f. te documenteren en of bemonsteren onderdelen
g. RI & E vanuit V&G-plan ontwerpfase
h. kwaliteitscontroles door de aannemer
i. monitoringsmaatregelen
j. bereikbaarheid terrein en transport
k. informatie buurt inclusief meldpunt voor klachten
5. Omgeving: niet alleen bij wateronttrekking maar ook bij het toepassen van damwanden is voorspelbaar dat dit
consequenties heeft voor de omgeving. De partijen die betrokken zijn in de uitvoeringfase dienen op de hoogte
te zijn van vooraf ingecalculeerde risico's, dan wel vooraf vastgestelde te nemen maatregelen. Denk daarbij aan
monitoring: trillings- en zettingsmetingen, maar ook aan opnamen van belendende percelen. Ook de omgeving
zelf heeft recht op informatie van uit de bouw. Dit kan soms eenmalig, maar ook continu nodig zijn.
6. Risicomanagement: er zijn risicosystematieken in Nederland ontwikkeld, onder andere de Risman systematiek
(algemeen risicomanagement) en GeoQ (risicomanagement vanuit de geotechniek).
Via vaste stappen worden risico's geïdentificeerd en gekwantificeerd en komt men toe aan het aangeven van
beheersmaatregelen. Men kan op basis van deze systematiek fase voor fase afwerken, tot en met de
uitvoeringsfase. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat niet alle risico's zijn uit te sluiten. Er blijft altijd een
restrisico.
Ook is het belangrijk om te weten of bepaalde risico's zijn afgekocht, waarmee het risico bij de opdrachtnemer
is komen te liggen, of dat risico's zijn ondergebracht bij een verzekering. Alle partijen kunnen op basis van
deze wetenschap vaststellen op welke wijze zij omgaan met de risico's.
7. Monitoring: onderdeel van het risicomanagement kan monitoring zijn.
Bij monitoring denken we aan het volgen van effecten van beheersmaatregelen, controles vanuit een nulmeting,
het plaatsen van scheurwijdtemeters, wekelijkse controle zakking of scheefstand belendingen, enz.
Het continu dan wel regelmatig verrichten van metingen geeft partijen snel informatie en de mogelijkheid om
snel in te grijpen. Maak duidelijke afspraken over de wijze van monitoring, wie dit uitvoert, wie geïnformeerd
wordt en wie de kosten hiervan draagt.
8. Expertise belendende percelen: onderdeel van het proces kan een opname van belendende percelen zijn,
middels rapporten voorzien van beeldmateriaal. Dit dient uiteraard tijdig te worden uitgevoerd en de originele
rapportage dient bij een notaris te worden gedeponeerd. Het rapport dient ook aan de eigenaar van het
opgenomen perceel te worden overgedragen.
Het kan ook noodzakelijk zijn om bestratingen mee te nemen in de expertise, vaak is er sprake van zwaar
transport van materieel en materiaal.
Ook wordt aangeraden (een deel van) de expertise opnieuw te doen voordat een damwand getrokken gaat
worden. Soms is het noodzakelijk na de werkzaamheden nogmaals een expertise uit te voeren.
9. Ontwerpstadium: een bouwkuip is geen onderdeel dat kant-en-klaar ontworpen kan worden zonder de inbreng
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 7 - 12
van de expertise van de specialisten (de bouwers).
Heel vaak zien we dus dat de aannemer betrokken wordt bij de ontwerpfase. Voordat kan worden begonnen
met de uitvoeringsfase, zullen partijen in de meeste gevallen de zaak willen formaliseren en ontstaat er een
opdrachtgever/opdrachtnemer verhouding. De aannemer heeft bij deze betrokkenheid ook een
verantwoordelijkheid ten aanzien van het risicomanagement. De opdrachtgever zal de aannemer dan ook
aanspreken als er tijdens de uitvoeringsfase meerwerk ontstaat ten gevolge van niet-vooraf besproken risico's.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 8 - 12
B | Techniek
Inhoudsopgave
AANDACHTSPUNTEN
1. Rooilijnen en bouwpijl
2. Damwanden en diepwanden
3. Boorpalenwand
4. Boorgat
5. Trekpalen
6. Risico’s
7. Lekkages betonvloeren
8. Betonmengsel
9. Planning
Aandachtspunten
INLEIDING - Zoals uit het voorafgaande duidelijk is geworden, zijn niet alle bouwkuipen of onderdelen van
bouwkuipen, onderdeel van het toekomstige project.
Een damwand kan een tijdelijk karakter hebben met als enige doel een bouwput droog te houden tijdens de
bouwfase. In dat geval is de kwaliteitsmonitoring volledig in beheer van de aannemer, waar je als bouwbegeleider
natuurlijk ook op toeziet. (zie hiervoor ook controleplan 05.62 tijdelijke bemaling).
Vormt de damwand een wezenlijk onderdeel van bijvoorbeeld een parkeergarage, dan ligt de zaak anders. De
bouwbegeleider die namens de opdrachtgever het werk begeleidt, in de vorm van directievoering en toezicht, is veel
intensiever betrokken bij de kwaliteitsbewaking.
1. Rooilijnen en bouwpeil: de aangegeven rooilijnen moeten op een deugdelijke wijze worden beschermd tegen
verdwijnen, verschuiven van deze maatlijnen. Als de bouwkuip is aangebracht, en men is zover dat de eerste
stramienlijnen moeten worden aangegeven, dan mag er geen twijfel bestaan over de zekerheid van deze
aangegeven rooilijnen. Hetzelfde geldt voor de peilhoogte. Vaak geeft de gemeente een gemarkeerd punt in de
directe nabijheid aan als NAP-punt. Het wordt aangeraden
om het opgegeven peil op diverse punten te verklikken en te relateren aan het omliggende maaiveld. Dit laatste
in verband met de mogelijke monitoring die gevraagd wordt.
2. Damwanden en diepwanden: voor de uitvoering van deze wanden wordt verwezen naar de controleplannen
“20.41 Prefab damwanden” en “20.42 In de grond gevormde damwanden”. Ook de controleplannen “05.41
Inrichten werkterrein” en “05.62 tijdelijke bemaling” geven veel bruikbare informatie. Denk aan een (nieuwe)
expertise belendende percelen vóór het trekken van de damwanden om zo helder in beeld te krijgen of er
schade ontstaat bij het trekken.
3. Boorpalenwand: een boorpalenwand in een zandbodem is als definitieve wand niet waterdicht. Men zal een
voorzetwand moeten aanbrengen waarmee wel een waterdichte wand is te realiseren die bovendien visueel
aanvaardbaar is.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 9 - 12
Fig. 1 | Boorpalen
4. Boorgat: indien de gelegenheid er is,
maak dan gebruik van een boorgat,
bijvoorbeeld ontstaan bij het nemen
van een grondmonster. Men kan dit
boorgat benutten voor andere zaken,
zoals het plaatsen van een peilbuis.
5. Trekpalen: in een bouwput waarbij
onderwaterbeton wordt toegepast, is
dus sprake van een hoge
grondwaterstand. De palen hebben
dus in de meeste gevallen een
trekfunctie. Bij prefab palen kan men
overwegen om de paalkoppen
geribbeld uit te voeren waardoor het
snellen van de paalkoppen niet meer
nodig is of gebruik te maken van schotels in de vloer. Uiteraard in overleg met de constructeur.
6. Risico's tijdens de uitvoering: de onderstaande risico's hebben met name een checklistfunctie. De
bouwbegeleider kan op een snelle wijze nagaan of de risico's besproken en beoordeeld zijn of dat één of
meerdere risico's nog aanwezig zijn:
a. stabiliteit bouwputwand
b. bezwijken van horizontale stempels
c. falen van verankering (groutankers)
d. openbarsten van de bouwputbodem (zwelwater, lekkage)
e. obstakels in de ondergrond (keien, puin, explosieven)
f. damwanden komen niet op diepte
g. onvoldoende toleranties (scheefstand damwanden)
h. aanvaren of aanrijden van de bouwkuip/damwanden
i. vervuiling van de ondergrond
j. lekkage in de constructie (onderwaterbetonvloer, constructieve eindvloer)
k. lekkage in de definitieve damwandsloten
l. schade aan belendende percelen
7. Lekkages betonvloeren: niet altijd betekent een lekkage in de betonvloer van een parkeergarage dat er meteen
geïnjecteerd moet worden.
De algemene regel is dat scheuren van 0 tot 0,1mm niet 'watervoerend' zijn. Het kan zijn dat deze scheurtjes
vanzelf dicht gaan zitten, bijvoorbeeld door kalkafzetting. We noemen dit 'self-healing' effect.
Zijn de scheuren groter dan 0,1mm dan is het raadzaam om een plan op te stellen voor het later injecteren. Let
daarbij op een goedkeuring van het injectiemiddel door constructeur en Bouw- en Woningtoezicht. Sommige
gemeente stellen eisen aan deze vloeistof in verband met bodemverontreiniging.
8. Betonmengsel: om scheurvorming tegen te gaan, kan men van de mogelijkheid gebruik maken om het
betonmengsel aan te passen. Indien er C28/35 is voorgeschreven dan wordt uitgegaan van een eindsterkte na
28 dagen. Als men zich kan vinden in een eindsterkte na 91 dagen, dan kan een mengsel hierop worden
aangepast, bijvoorbeeld C 20/25. Het gevolg is een tragere uitharding waardoor de kans op scheuren kleiner is.
Uiteraard is de hoofdconstructeur verantwoordelijk voor het opgeven van een betonmengsel of voor een
uiteindelijke wijziging van het betonmengsel.
9. Planning: voor zover dit te sturen valt:
In de winter gestorte vloeren kennen aanmerkelijk minder scheuren dan in de zomer gestorte vloeren. Uiteraard
heeft dit alles te maken met de temperatuur.
Een ander punt dat wellicht iets beter te sturen zal zijn, is het moment waarop de kelder droog gemaakt kan
worden. Pas als een kelder geheel droog is, kunnen eventuele lekkages worden vastgesteld. Door dit vroegtijdig
te doen, creëert men tijd voor het eventueel injecteren voor een oplevering.
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 10 - 12
C | Inspectielijst
Project:
Locatie:
Opzichter:
Inspectiedatum:
Nr. Activiteit Akkoord Niet akkoord N.v.t.
A. Administratief
Zijn de onderzoeksrapporten compleet voor:
1. - grond en bodem
2. - waterhuishouding
3. - sonderingen
Zijn de adviezen compleet voor:
4. - fundatie, palen en vloer
5. - damwand en stempelframe
6. - wateronttrekking en bemaling
7. Zijn de adviezen correct vertaald in contractstukken
8. Is een expertiserapport belendingen en bestrating opgesteld
9. Is een CAR-verzekering afgesloten
10. Is de omgevingsvergunning aanwezig
11. Is er voor dit onderdeel een tekeningenroulatieschema vastgesteld
12. Is er voor dit onderdeel een gegevensbehoefteschema vastgesteld
13. Is er een werkplan geëist voor dit onderwerp
14. Zijn de vereiste bestektekeningen en berekeningen ingediend ter
controle
15. Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen
ingediend ter controle
16. Zijn er attesten, certificaten of garanties geëist
17. Zijn de laatste gegevens verwerkt (gebruikerswensen van
kopers/winkeliers)
18. Is een startbespreking wenselijk voor dit onderdeel
19. Is dit onderdeel opgenomen in het V&G-plan uitvoering
20. Zijn alle betrokkenen daarvan op de hoogte
21. Zijn alle bestekseisen bekend en juist geïnterpreteerd
22. Is er bemonstering nodig voor dit onderdeel
B. Voorbereiding
23. Heeft een WION - Klic-melding plaatgevonden
24. Is een risicoanalyse opgesteld en goedgekeurd
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 11 - 12
Nr. Activiteit Akkoord Niet akkoord N.v.t.
25. Is de buurt geïnformeerd
26. Verkeersmaatregelen: is een goede aan- en afvoerroute geregeld
27. Is onderhoud van deze route geregeld
28. Zijn er afspraken over monitoring gemaakt
29. Zijn de invoerleidingen bekend van parkeerbeheerssysteem
30. Is de omgevingsvergunning aanwezig en zijn de voorwaarden
hiervan bekend en besproken
31. Zijn aanstortnaden en dilataties besproken (waterdichtheid)
32. Is bekend wanneer een bronbemaling kan worden gestopt
33. Is er een werkplan ingediend ter controle
34. Is het werkplan goedgekeurd
35. Is het werkplan op de bouw aanwezig
36. Zijn bestektekeningen en berekeningen goedgekeurd zonder
voorbehoud
37. Zijn de goedgekeurde bestektekeningen en berekeningen op de
bouw aanwezig
38. Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen
goedgekeurd
39. Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen op de
bouw aanwezig
40. Zijn de attesten, certificaten of garanties ingediend ter controle
41. Zijn de attesten, certificaten of garanties goedgekeurd zonder
voorbehoud
42. Zijn de attesten, certificaten of garanties op de bouw aanwezig
43. Zijn er bijzondere omstandigheden uit VCA-oogpunt
44. Is de bemonstering aangeleverd op de bouw, en is deze kompleet
45. Is de bemonstering goedgekeurd en vastgesteld naar alle
betrokken partijen
46. Is een (detail)planning voor dit onderdeel wenselijk
47. Is de (detail)planning realistisch en haalbaar
48. Is de opslag van materialen goed geregeld (bescherming)
C. Uitvoering
49. Zijn partijen op de hoogte van de startbewerkingen
50. Zijn de aangevoerde damwandprofielen correct
51. Zijn de voorzieningen t.b.v. de parkeerkelder of kelder aanwezig
52. Zijn de noodvoorzieningen aanwezig
53. Worden stortnaden aangestraald
54. Zijn er afspraken over het vlinderen en het eventuele toeslagmiddel
55. Worden peilbuizen regelmatig gecontroleerd
56. Is de maatvoering gecontroleerd
CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS 05.71
© 2018 Centraal Bureau Bouwbegeleiding B.V. – Op het gebruik van de controleplannen zijn de
Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden.
telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl versie 2018-01
pagina 12 - 12
D. Nacontrole
57. Is een nieuwe expertise uitgevoerd vóór het trekken van
damwanden
58. Is een nieuwe expertise uitgevoerd na het trekken van damwanden
59. Zijn de mogelijkheden om de kelder snel droog te krijgen
voldoende
60. Worden de eventuele lekkages gemonitoord
61. Worden er tijdig maatregelen getroffen om lekkages te voorkomen
62. Worden er maatregelen getroffen om lekkages te verhelpen
63. Is de kwaliteit beoordeeld en akkoord bevonden
64. Zijn alle gegevens op de juiste wijze in de revisiestukken verwerkt
Eventuele opmerkingen: