Contact 10 (2-06) NL

16
WTCB contact contact Een uitgave van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf Inhoud Afgifte : Brussel X – Erkenningsnr. : P 401011 Publicatie van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Verantwoordelijke uitgever : Carlo De Pauw WTCB - Lombardstraat 42, 1000 Brussel Dit is een tijdschrift van algemeen informatieve aard. De bedoeling ervan is de resultaten van het bouwonderzoek uit binnen- en buitenland te helpen verspreiden Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de teksten van dit tijdschrift is slechts toegelaten mits schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever www.wtcb.be Driemaandelijkse publicatie – Nr. 10 – 3 e jaargang – 2 e trimester 2006 Actualiteit – Evenementen Het Belgische Bouwplatform : enthousiaste opstart 2 www.wtcb.be ... intuïtief en evolutief 2 Projecten – Studies Inbraakbeveiliging 3 Houtskeletbouw : een systeem in volle ontwikkeling 4 Uitbloeiingen op baksteenmetselwerk 5 Normalisering – Reglementering – Certificering CE-markering van ramen en deuren voor voetgangers 6 CE-markering van industriële, commerciële en residentiële poorten 6 Duurzaam grindgebruik in Vlaanderen 7 Beton voorschrijven volgens NBN B 15-001 en NBN EN 206-1 7 Schilderwerken : grote veranderingen in zicht ... 9 Europese specificaties voor de duurzaamheid van buitenbepleisteringen 10 Uit de praktijk Afwerkingsgraad en uitvoeringstoleranties van lichte wanden 11 Onderhoud van houten buitenschrijnwerk 13 WTCB-Activiteiten 15 WTCB-Informatie 16 Ö . %

Transcript of Contact 10 (2-06) NL

Page 1: Contact 10 (2-06) NL

WTCBcontactcontact

Een uitgave van het Wetenschappelijk enTechnisch Centrum voor het Bouwbedrijf

Inhoud

Afgifte : Brussel X – Erkenningsnr. : P 401011

Publicatie van het Wetenschappelijk en TechnischCentrum voor het Bouwbedrijf, inrichting erkend bijtoepassing van de besluitwet van 30 januari 1947

Verantwoordelijke uitgever : Carlo De PauwWTCB - Lombardstraat 42, 1000 Brussel

Dit is een tijdschrift van algemeen informatieveaard. De bedoeling ervan is de resultaten van hetbouwonderzoek uit binnen- en buitenland tehelpen verspreiden

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen vande teksten van dit tijdschrift is slechts toegelatenmits schriftelijk akkoord van de verantwoordelijkeuitgever

www.wtcb.be

Dri

emaa

nd

elijk

se p

ub

licat

ie –

Nr.

10 –

3e

jaar

gan

g –

2e

trim

este

r 20

06

Actualiteit – EvenementenHet Belgische Bouwplatform : enthousiaste opstart 2www.wtcb.be ... intuïtief en evolutief 2

Projecten – StudiesInbraakbeveiliging 3Houtskeletbouw : een systeem in volle ontwikkeling 4Uitbloeiingen op baksteenmetselwerk 5

Normalisering – Reglementering – CertificeringCE-markering van ramen en deuren voor voetgangers 6CE-markering van industriële, commerciëleen residentiële poorten 6Duurzaam grindgebruik in Vlaanderen 7Beton voorschrijven volgens NBN B 15-001en NBN EN 206-1 7Schilderwerken : grote veranderingen in zicht ... 9Europese specificaties voor de duurzaamheid vanbuitenbepleisteringen 10

Uit de praktijkAfwerkingsgraad en uitvoeringstoleranties van lichte wanden 11Onderhoud van houten buitenschrijnwerk 13

WTCB-Activiteiten 15

WTCB-Informatie 16

Ö

.

%

Page 2: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 2

ACTUALITEIT – EVENEMENTEN

Het Belgische Bouwplat-form : enthousiaste opstart

Ter gelegenheid van zijn derde In-novatiedag lanceerde het WTCB op19 januari het Belgische Bouwplat-form ‘Bouwen en Innoveren’, in sa-menwerking met het OCW. Dit eve-nement vond plaats in de lokalen vanhet VBO, in aanwezigheid van promi-nenten uit de bouwnijverheid en aan-verwante sectoren, de betrokken be-roepsorganisaties, de overheid enoverkoepelende Europese organis-men, zoals ECCREDI en ENBRI. Depositieve respons van de overheidop dit initiatief werd kracht bijgezetdoor de deelname en de toespraakvan minister Marc Verwilghen.

Dankzij het Belgische Bouwplatform, dat moetuitgroeien tot dé communicatielink met hetECTP (www.ectp.org) en de Europese beleids-instanties, krijgt de Belgische bouwwereld dekans om ook de Europese bouwinnovatie meete sturen. Dit moet onder meer gebeuren dooreen verbetering van de coördinatie tussen hetonderzoek, de ontwikkeling en de innovatieop nationaal en Europees niveau, rekeninghoudend met het feit dat een innovatiestrategiein de bouw slechts succesvol kan zijn als zeinspeelt op de plaatselijke situatie.

Het is de bedoeling, zo stelde Carlo De Pauw,directeur-generaal van het WTCB, dat debouwsector evolueert naar een innovatieve,competitieve en duurzame industrie. De ont-wikkeling van nieuwe ontwerp- en voorberei-dingsmethoden (virtueel bouwen), nieuwe vor-men van samenwerking (bouwteams), nieuwediensten (energiebewaking), … kan hierbij eenbelangrijke rol gaan spelen.

Een meer gedetailleerde invulling van dezeideeën zit vervat in de ontwerptekst ‘Visie2030’ (http://visie2030.wtcb.be).

Dat het WTCB alvast druk aan de weg aan hettimmeren is, bewees Jan Venstermans, direc-teur Onderzoek, door de aankondiging van deoprichting van een Competentiepool ‘VirtueelBouwen’ (http://virtueelbouwen.wtcb.be) inHeusden-Zolder. Het Centrum wil hiermee alleinnoverende toepassingen voor virtueel bou-wen samenbrengen en de bouwprofessionelen– en dan vooral de KMO – sensibiliseren en in-formeren.

Ook het thema energie kreeg tijdens deze in-novatiedag de nodige aandacht. Volgens PeterWouters, hoofd van het departement ‘Bouwfy-sica en Uitrustingen’ zullen de huizen van detoekomst meer energie produceren dan ver-bruiken. Dankzij de technologie van de pas-siefhuizen zou het tegenwoordig zelfs moge-lijk zijn de volledige woning te verwarmen metbehulp van een eenvoudig strijkijzer. ■

Het nationale Bouwplatform : geba-seerd op een Europees model, mettoch wat Belgische trekjes.

1 DE WEBSITE : EEN TOEKOMST-GERICHTE EVOLUTIE

De WTCB-website, die zijn gemiddelde aan-tal dagelijkse bezoekers in twee jaar tijd zagverdubbelen, werd in een gloednieuw kleedjegestoken. Deze schijnbaar oppervlakkige wij-ziging, waarbij het grafische ontwerp een stukluchtiger gemaakt werd, ging hand in hand meteen aantal grondige technische veranderingen.Het oogmerk bleef echter identiek : het ver-gemakkelijken van de toegang tot de informa-tie voor alle geïnteresseerden via een intuïtiefen evolutief hulpmiddel. Een vereenvoudigdenavigatie, tal van soepele zoeksystemen, eennaar wens te moduleren structuur : het is maareen greep uit de geboden voordelen. Dezewijzigingen waren geen doel op zich : ze dron-gen zich op om de goede werking van een aan-tal nieuwe digitale documenten te waarborgen.Nu zijn eerste elektronische Technische Voor-lichting (voorgesteld in een vorige uitgave van

www.wtcb.be …intuïtief en evolutief

Net zoals vorig jaar ging het salonBatibouw in 2006 gepaard met tal vanevenementen. Zo stelde het WTCB erzijn volledig herwerkte website voor,evenals een thematische WTCB-Contact, boordevol energie.

dit magazine) on line consulteerbaar is, werkthet WTCB immers volop aan een Infofichemet een geïntegreerde ‘e-vorming’-module.

2 BATIBOUW 2006 : ‘ENERGIE’ INDE SCHIJNWERPERS

Het thema energie staat de laatste tijd steedsvaker in de belangstelling. De constante stij-ging van de stookolieprijzen, de problemen ophet gebied van de strategische gasreserves, deopwarming van het klimaat, de Kyoto-doel-stellingen inzake de beperking van de uitstootvan broeikasgassen en de nieuwe gewestelijkereglementeringen zijn daar zeker niet vreemdaan. Het WTCB is nauw betrokken bij ditmaatschappelijke en technische debat, dat zijninvloed op de huidige constructieprocessen nureeds laat voelen, en speelt een belangrijke rolop het vlak van de informatieverspreiding. Detechnologieën zijn immers voorhanden en vra-gen enkel nog om toegepast te worden.

In de marge van het salon Batibouw werktehet WTCB eveneens aan de voorbereiding vanzijn volgende Jaarverslag. Het voor de uitgavevan 2004 met succes ingeluide concept werdhierbij opnieuw aangewend en – waar moge-lijk – verbeterd. Zo wordt de papieren versie(te downloaden via onze website) voor geïn-teresseerde lezers aangevuld door een on lineconsulteerbare projectendatabank. ■

Page 3: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 3

PROJECTEN – STUDIES Ö

1 EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK

Indien men een afdoende mate van inbraak-beveiliging wenst te bereiken, is een geïnte-greerde aanpak vereist. Men dient met anderewoorden zowel aandacht te schenken aan deorganisatorische, bouwkundige, mechanischeals elektronische aspecten van dit probleem.

2 RISICOANALYSE

Om het risico op inbraak voor een gebouw inte schatten, kan een risicoanalyse uitgevoerdworden. Deze laat toe om via een eenvoudigechecklist (www.tis-inbraak.be) te beoordelentot welke risicoklasse het gebouw behoort.Aan de hand van deze risicoklasse kan mende inbraakvertragende maatregelen bepalen diedienen getroffen te worden via het schrijnwerk.Dit gebeurt door middel van een typebestek.

3 TYPEBESTEK

De idee achter het typebestek (te downloadenvia www.tis-inbraak.be) is dat er bij een groterinbraakrisico (afhankelijk van de risicoklasse)strengere maatregelen vereist zijn en dat hetbetreffende schrijnwerkelement bijgevolg ookmoet beantwoorden aan een hogere weer-standsklasse (WK). Het typebestek somt permateriaalsoort de mechanische maatregelen opdie moeten genomen worden opdat het elementzou voldoen aan de beoogde weerstandsklasseuit de Europese ontwerpnormen prEN 1627tot 1630 (zie ook tabellen 1 en 2). ■

Inbraakbeveiliging

G. Dekens, lic., E. Kinnaert, ir., enV. Detremmerie, ir., onderzoekers,laboratorium ‘Structuren, Schrijnwerken Gevelelementen’, WTCB

Als gevolg van de recente golven vaninbraken ziet de bouwsector zich ertoeverplicht te zoeken naar technischvolwaardige en betaalbare oplossingenvoor het beveiligen van gebouwen engoederen. In dit kader verlenen hetWTCB, de Bouwunie en de Confedera-tie Bouw Vlaamse Schrijnwerkerssedert 2002 hun medewerking aan hetTIS-project ‘Inbraakbeveiliging’, dat totdoel heeft technische innovatieste stimuleren bij schrijnwerkers dieactief zijn in dit domein.

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

Voor meer informatie verwijzen wenaar de lange versie van dit artikel,die zal verschijnen op de website.

Vereiste weer-standsklasse(prEN 1627)

1 (WK 1)

2 (WK 2)

3 (WK 2)

4 (WK 3)

Tabel 1 Verband tussen de risicoklassen en de te treffen mechanische be-schermingsmaatregelen.

Klasse 1

Klasse 2

Klasse 3

Klasse 4

Zichtbare rijwoning in een dorp

Niet-zichtbare woning in een dorp

Niet-zichtbare woning nabij een autosnelweg

Winkel met waardevolle en aantrekkelijke goederen

Risicoklasse Gebouwtype

Voor de vervaardiging van inbraakvertragend buitenschrijnwerk kunnenalle houtsoorten uit klasse 1 (volumieke massa ≥ 550 kg/m³ en/oflangsvlakke Jankahardheid ≥ 3000 N) en uit klasse 2 (volumiekemassa < 550 kg/m³ en/of langsvlakke Jankahardheid < 3000 N)gebruikt worden, met uitzondering van Western red cedar (WRC)(Thuya plicata) en Californian redwood (Sequoia sempervirens). Hethout mag zowel massief als gelijmd-gelamelleerd zijn.

De doorsnede van de profielen is afhankelijk van de windbelasting, desneeuwbelasting en de gebruiksbelastingen. Het gebruik van degangbare profielen (kaderdoorsnede van 68 mm) is toegestaan.

De uitvoering van de hoekverbindingen van de profielen en hetraamkader kan als volgt gebeuren :• met een gelijmde pen- en gatverbinding• met een gelijmde deuvelverbinding (deuvels in een duurzame

houtsoort)• met een gelijmde vingerlasverbinding• met een mechanische verbinding (van buitenaf slechts moeilijk

bereikbaar).De kwaliteit van de gelijmde verbindingen moet minstens voldoen aande klasse D3 volgens de norm NBN EN 204.

De loutere vernageling van de glaslatten is niet toegelaten. Ze moetenbijkomend vastgeschroefd worden.

De maximale afmetingen worden vastgelegd volgens de STS 52.0 enmede bepaald door de leveranciers van de profielen en het hang- ensluitwerk. Ze zijn afhankelijk van het aantal ophangpunten, het eigen-gewicht van de materiaalsoort en het gewicht van de beglazing.

Het hang- en sluitwerk moet beveiliging bieden tegen het uitlichten vande vleugel. Zo dient elke hoek van de vleugel voorzien te worden vaneen paddenstoelnok met bijhorende veiligheidssluitplaat met gepastevorm, uitgevoerd in gegalvaniseerd staal of een gelijkwaardig materiaal.De bevestiging van het hang- en sluitwerk in de profielen, afhankelijkvan de lengte, het aantal schroeven en de plaatsing ervan, is aangewe-zen. Indien de profielen uit hout bestaan, wordt bij voorkeur schuingeschroefd. De raamkruk moet door middel van een cilinder kunnenafgesloten worden.

De beglazing moet geplaatst worden overeenkomstig de voorschriftenuit TV 221, rekening houdend met de plaatsingszin (bij aanwezigheidvan coatings en gelaagd glas). De gebruikte kitten moeten beantwoor-den aan de klasse G 25 LM uit de STS 56.1. De buitenramen wordenvoorzien van een inbraakvertragende beglazing met een minimumglasblad 44.2 (2 PVB-folies). Andere bereikbare ramen kunnendesgewenst uitgerust worden met een traliewerk of een rolluik.

Tabel 2 Inbraakvertragende maatregelen voor een houten raam in een woning(risicoklasse 2; beoogde weerstandsklasse 2).

Mogelijke inbraakvertragende maatregelen

Beglazing

Houtsoorten

Profielen

Hoek-verbindingen

Glaslatten

Maximaleafmetingen

Hang- ensluitwerk

Page 4: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 4

PROJECTEN – STUDIES Ö

Houtskeletbouw :een systeem in volle

ontwikkelingF. Dobbels, ir.-arch., technologischadviseur, TD ‘Duurzame uitvoerings-technieken voor daken en lichte buiten-wanden’

Houtskeletbouw is een bouwsys-teem dat steeds vaker toegepastwordt voor het optrekken van ener-giezuinige gebouwen en passiefhui-zen. Dit is niet zo verwonderlijk. Uitrecent onderzoek is immers geblekendat dit bouwsysteem erg duurzaam isen toelaat op een relatief makkelijkemanier constructies met uitstekendeprestaties te realiseren.

1 VOORDELEN VAN HOUTSKELET-BOUW

Aangezien de warmtegeleidingscoëfficiënt vanhout beduidend lager is dan deze van bouw-materialen uit steen of metaal, vertonen hou-ten wanden doorgaans een hogere thermischeweerstand en minder koudebruggen dan tra-ditionele spouwmuren.

Zo heeft een wand in houtskeletbouw met stij-len van 38 x 140 mm, waarbij de holten opge-vuld worden met een laag minerale wol van140 mm en die aan de buitenzijde voorzien isvan een buitenspouwblad in metselwerk (totalemuurdikte : ± 30 cm), een warmtedoorgangs-coëfficiënt van om en bij de 0,25 W/m2K.

Een traditionele spouwmuur uit metselwerkmet spouwisolatie vertoont bij eenzelfde muur-dikte een U-waarde die dubbel zo hoog is.

Bovendien kan men de isolatie tussen de stij-len in een wand uit houtskeletbouw eenvoudigaanvullen met spouwisolatie aan de buitenzijdevan het skelet of met binnenisolatie, wat deluchtdichtheid en de geluidsisolatie ten goedekomt. Een globaal K-peil van 30 is relatiefmakkelijk haalbaar.

2 RECENTE TECHNISCHE ONTWIK-KELINGEN

De laatste jaren is het aanbod aan plaatmate-rialen, verbindingsmiddelen en andere basis-elementen voor houtskeletbouw in ons landsterk toegenomen. Het wordt daarenbovenvolop geëxploiteerd en verder ontwikkeld. Zoworden houten I-liggers niet enkel meer ge-bruikt als vloerbalken of dakkepers, maar te-vens in wanden. Op deze manier kan men im-mers de koudebrugwerking van de stijlen be-perken en bijgevolg de thermische weerstandvan de wand verhogen.

Een andere mogelijkheid om meerwaarde tebieden aan houtskeletbouwconstructies ligt inde verbetering van de akoestische prestatiesvan de verdiepingsvloeren door het aanbren-gen van een dekvloer op de houten vloer. Menkan zelfs nog een stap verder gaan door beidelagen aan elkaar te bevestigen via stalen ver-bindingsmiddelen. Zodoende ontstaat eencomposiete draagstructuur, met name eenhout-betonvloer, wat vooral bij renovatie inte-ressante perspectieven opent.

Verder wordt er meer dan vroeger rekening ge-houden met het belang van de luchtdichtheidvan de buitenwanden voor de thermische enakoestische prestaties en de brandveiligheid. Indit kader werden er recentelijk nieuwe pro-ducten ontwikkeld waarmee lichte constructiesaan de gestelde eisen kunnen voldoen.

Tenslotte is het met de huidige kennis even-eens mogelijk de hoogte van de houtskelet-constructies op te trekken. Zo werden er reedseen groot aantal gebouwen met 3 tot 6 bouw-lagen gerealiseerd.

3 REFERENTIEDOCUMENTEN

De Eurocode 5 komt steeds nadrukkelijker opde voorgrond als de nieuwe norm voor het di-mensioneren van houtconstructies en zal op ter-mijn alle oude nationale referentiedocumentengaan vervangen. In het licht van deze verande-ringen van het Europese reglementaire kaderwordt momenteel ook gewerkt aan de herzie-ning van een aantal Belgische Technische Spe-cificaties :• de STS 31, het vroegere nationale referentie-

document voor de dimensionering van hout-constructies

• de STS 23, het Belgische referentiedocu-ment voor houtskeletbouw.

Deze aanpassingen dringen zich op als gevolgvan de publicatie van de Europese Goedkeu-ringsleidraad ETAG 007, die de grondslagvormt voor de aflevering van Europese Tech-nische Goedkeuringen voor houtskeletbouw-systemen. ■

Afb. 1 Aanbrengen van een dekvloerop de houten vloer.

KR

ON

OS

AR

CH

ITE

CTU

UR,

RU

DD

ER

VO

OR

DE,

2000

.

Afb. 2 Energiezuinige woning inhoutskeletbouw.

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

In de lange versie van dit artikel ko-men, naast de onderwerpen die hierreeds besproken werden, ook devolgende thema’s aan bod :• nieuwe houtbouwproducten• alternatieve methoden op het vlak

van houtverduurzaming• verbetering van het zomercomfort

i NUTTIGE INFORMATIE

Nuttige link

Meer gedetailleerde informatie over ditonderwerp is beschikbaar op de web-site van de TD ‘Duurzame uitvoerings-technieken voor daken en lichte bui-tenwanden’ :www.wtcb.be/go/td-daken

Page 5: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 5

PROJECTEN – STUDIES Ö

Uitvoering van de proef op de oranjebaksteen zonder verschijning vanuitbloeiingen.

Gebouw waarbij er zoutuitbloeiingenvoorkomen op de rode baksteen,maar niet op de oranje.

Uitvoering van de proef op de rodebaksteen met verschijning van uit-bloeiingen (sluier en kristallen).

Vanuit een normatief oogpunt geeft deEN 771-1 slechts een aanduiding over de hoe-veelheid potentieel expansieve actieve oplosba-re zouten in de baksteen. Ook de nog steeds ge-bruikte oude Belgische norm NBN B 24-209,beoordeelt enkel de gevoeligheid voor uitbloei-ingen van de bakstenen op zich, zonder de uit-wisselingen met het hydraulische bindmiddelin aanmerking te nemen. De meeste studiesover dit onderwerp hebben echter aangetoonddat het vooral de baksteen-mortelverbinding is,die leidt tot het ontstaan van de uitbloeiingen.

De nationale en internationale normaliseringvertoont een nijpend gebrek aan proefproce-dures die de bouwprofessionelen kunnen hel-pen bij het voorkomen en het karakteriserenvan dit verschijnsel. Daarom heeft het WTCB,in samenwerking met het CWOBKN, een on-derzoek uitgevoerd dat tot doel had een derge-lijke proef te ontwikkelen. Na afloop van ditproject wordt een normaliseerbare proef ter be-paling van de gevoeligheid voor uitbloeiingenvan baksteenelementen voorgesteld aan de be-langrijkste betrokken actoren.

Uitbloeiingen opbaksteenmetselwerk

Ch. de Bueger, ir., onderzoeker, labora-torium ‘Ruwbouw- en afwerkings-materialen’, WTCBF. de Barquin, ir., afdelingshoofd,afdeling ‘Materialen’, WTCB

Uitbloeiingen op baksteenmetsel-werk voor gebruik in buitengevelsvormen een waar probleem dat dik-wijls optreedt na de beëindiging vande werken. Hoewel ze meestal enkelhet esthetische uitzicht van het ge-bouw beïnvloeden, zijn de negatievegevolgen ervan onweerlegbaar. Hetprobleem van uitbloeiingen kan bo-vendien leiden tot kostelijke betwis-tingen tussen de betrokken partijen :de opdrachtgever, de aannemer, dearchitect, de baksteen-, mortel- encementfabrikanten.

1 VORMING VAN ZOUTUITBLOEI-INGEN

Uitbloeiingen op gevelmetselwerk zijn toe teschrijven aan de kristallisatie van zouten aanhet oppervlak na hun migratie naar het ver-dampingsfront van het water waarin ze vervatzaten tijdens een drogingsperiode, volgend opeen bevochtiging. Ze moeten duidelijk onder-scheiden worden van de kalkafzettingen dieontstaan naar aanleiding van de intense be-vochtiging van het metselwerk, vlak na de uit-voering of het opvoegen.

Zoutuitbloeiingen bevatten doorgaans Na-, K-,Mg- of Ca-sulfaten. Ze ontstaan gewoonlijkdoor een reactie van het CaSO4 uit de bak-steen met de NaOH- of KOH-hydroxyden uithet hydraulische bindmiddel. Voor de vormingvan zoutuitbloeiingen in het metselwerk is eenzekere hoeveelheid water vereist.

Het water, afkomstig van de werken of vanslechte weersomstandigheden, kan aanleidinggeven tot de ontwikkeling van zouten (in aan-wezigheid van voornoemde elementen) en tothun migratie naar het metselwerk. Het ver-schijnen van zouten aan het geveloppervlak isdus afhankelijk van het drogingsgedrag vanhet metselwerk onder specifieke omgevings-omstandigheden.

2 GEVOELIGHEIDSPROEF

Voor de ontwikkeling van de nieuwe proef washet nodig de kritieke waarden te identificerenen te bepalen van de parameters die de ver-schillende sleutelmomenten in het onstaan van

de uitbloeiingen karakteriseren : de uitvoering,de nabehandeling, de bevochtiging en de dro-ging.

Aan de hand van deze studie werd een proef-procedure opgesteld. Hiertoe wordt er eenmuurtje gemetseld, bestaande uit drie rijenbaksteen, rekening houdend met de reële bak-steen-mortelverhoudingen.

Na een curing van 14 dagen wordt het geheelgedurende 14 dagen in contact gebracht meteen bad met een constant waterniveau. Vervol-gens wordt het gedroogd bij een temperatuurvan 25 °C en een relatieve luchtvochtigheidvan 50 %. Na het bereiken van een constantemassa kan men overgaan tot de beoordelingvan het uitzicht van het proefmuurtje.

Deze proef werd verschillende malen vergele-ken met waarnemingen, uitgevoerd op reëleuitbloeiingen. Dit gebeurde zowel door mid-del van een blootstellingssite (meer dan100 proefmuurtjes van zo’n 0,5 m2 te Limelet-te), als door de opvolging van bestaande ge-bouwen. Hieruit is gebleken dat de proef vol-doende betrouwbaar en reproduceerbaar is omin de toekomst de grondslag te vormen van eennieuwe norm terzake. Ze maakt momenteel hetvoorwerp uit van besprekingen tussen de pro-ducenten en de certificeringsinstellingen, methet oog op de bevordering van haar toepassing.

We willen er bovendien op wijzen dat het ergbelangrijk is om het metselwerk zowel tijdensals na de uitvoering correct te beschermen te-gen de regen. Ook de materialen die nog nietgemonteerd werden, dienen afgeschermd teworden tegen een overmatige bevochtiging. ■

Page 6: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 6

NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING .

CE-markering van indus-triële, commerciële en

residentiële poorten

E. Winnepenninckx, ing., dienst ‘Norma-lisatie’ en C. Cornu, ir.-arch., afdeling‘Technische Goedkeuring’, WTCB

Industriële, commerciële en residen-tiële poorten moeten voldoen aan deeisen uit de norm NBN EN 13241-1die in het kader van de Bouwproduc-tenrichtlijn aanleiding geeft tot eenverplichte CE-markering. Het WTCB ismomenteel bezig met de opstellingvan een gedetailleerd Rapport hier-omtrent.

De norm NBN EN 14351-1 inzakebuitendeuren voor voetgangers enramen zonder brandweerstandseigen-schappen zal weldra gepubliceerdworden. Dit betekent dat de CE-mar-kering van dergelijke producten bin-nenkort mogelijk zal worden en ver-volgens ook verplicht, met belangrij-ke gevolgen voor hun fabrikanten.

CE-markering vanramen en deurenvoor voetgangers

Y. Martin, ir., adjunct-laboratorium-hoofd, en G. Dekens, lic., onderzoeker,laboratorium ‘Structuren, Schrijnwerken Gevelelementen’, WTCBE. Dupont, ing., hoofdadviseur, afdeling‘Technische Goedkeuringen’, WTCB

De CE-markering van voornoemde poor-ten volgens de Europese geharmoniseerdenorm NBN EN 13241-1 is mogelijk sinds1 mei 2004. Het WTCB besliste dan ook omdeze norm te introduceren en de professionelente begeleiden bij het verkrijgen van de bijbe-horende CE-markering. Dit nieuwe Rapport(weldra beschikbaar op www.wtcb.be), dat op-gesteld werd door het WTCM en de BCCA, insamenwerking met het TCHN, moet opgevatworden als een leidraad voor leveranciers vantoebehoren, fabrikanten, installateurs en allepersonen die bij de uitvoering van hun werk-zaamheden te maken kunnen krijgen met in-dustriële, commerciële en residentiële poorten.

1 DE NORM NBN EN 13241-1

De norm NBN EN 13241-1 behandelt deveiligheids- en prestatie-eisen voor deuren enpoorten die de veilige doorgang van door men-sen begeleide goederen en voertuigen moetenwaarborgen in een industriële, commerciële ofresidentiële omgeving en heeft twee belang-rijke doelstellingen :• enerzijds wil ze eisen definiëren voor de CE-

markering• anderzijds wil ze een aantal regels der kunst

formuleren voor de gecommercialiseerdeproducten.

Als gevolg van het verschijnen van de ECLeidraad M wordt op Europees niveau mo-menteel gewerkt aan de herziening van dezenorm.

1 PRODUCTEN DIE VOORZIENMOETEN WORDEN VAN EENCE-MARKERING

De CE-markering is verplicht voor alle fabri-kanten die deuren en/of ramen in de handelbrengen. In het kader van de Bouwproducten-richtlijn verstaat men onder de term ‘fabrikan-ten’ niet alleen de fabrikanten van de produc-ten, maar ook de verdelers of de invoerdersdie deze producten onder hun eigen naam com-mercialiseren. Schrijnwerkers die deuren of

ramen fabriceren voor een welbepaalde bouw-plaats en die deze ook zelf installeren, wor-den daarentegen niet beschouwd als fabrikan-ten, maar wel als aannemers, zodat de CE-mar-kering voor deze producten niet verplicht is.

2 VOORWAARDEN OM DE CE-MAR-KERING OP EEN PRODUCT TEMOGEN AANBRENGEN

Om de CE-markering te mogen aanbrengen,moet de fabrikant aan de volgende twee voor-waarden voldoen :• de producten dienen te beantwoorden aan

de specificaties uit de geharmoniseerdenorm (NBN EN 14351-1)

• bij het maken van zijn producten moet defabrikant een attesteringssysteem toepassen.

3 MAATREGELEN WAARDOOR KMOGEMAKKELIJKER EEN CE-MAR-KERING MOETEN VERKRIJGEN

De oplossingen voor het initiële type-onder-zoek kunnen steunen op het collectieve ge-bruik van proefresultaten (bv. shared ITT). Denormen kunnen ook verwijzen naar bij con-ventie aanvaarde prestaties. Deze gelden voorduidelijk gedefinieerde producten en omvat-ten een zekere veiligheidsfactor. ■

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

Meer informatie is beschikbaar in hetvolledige artikel op de website.

2 DOELSTELLINGEN VAN DE CE-MARKERING

De CE-markering is een wettelijk instrumentdat de overheden toelaat te verifiëren of eenfabrikant alle noodzakelijke stappen ondernamom ervoor te zorgen dat zijn product zonderhandelsbelemmeringen gecommercialiseerdmag worden binnen de Europese EconomischeRuimte. Hoewel de CE-markering niet onmid-dellijk bestemd is voor contractuele afsprakentussen fabrikanten, installateurs en bouwheren,geven de productprestaties die gebaseerd zijnop uniforme evaluatiemiddelen hen wel de mo-gelijkheid producten onderling beter te ver-gelijken. Zo kunnen aannemers, architecten enbouwheren bijvoorbeeld weigeren productente gebruiken die niet voorzien zijn van een CE-markering. ■

Page 7: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 7

NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING .

Beton voorschrijven vol-gens NBN B 15-001

en NBN EN 206-1

V. Pollet, ir., adjunct-afdelingshoofd,afdeling ‘Technologie en Milieu’, WTCBJ. Desmyter, ir., afdelingshoofd, afdeling‘Technologie en Milieu’, WTCB

Sedert 1 januari 2006 moet betondat het BENOR-merk draagt, voorge-schreven worden volgens de specifi-caties uit deze nieuwe normen. Beidenormen zijn onlosmakelijk met elkaarverbonden en werden onlangs uitge-breid toegelicht in een aantal WTCB-artikels.

Als gevolg van het Grinddecreet uit1993 wordt de grindwinning in deprovincie Limburg geleidelijk afge-bouwd. Men dient dan ook te zoekennaar mogelijke vervangproducten voorhet Limburgse maasgrind en maas-zand. Het WTCB coördineerde in ditkader een studie in opdracht van hetOnderzoekscomité van het Grindfonds.

Duurzaam grindgebruikin Vlaanderen

J. Van Dessel, ir., laboratoriumhoofd, laboratorium ‘Duurzame Ontwikkeling’, WTCBA. Janssen, dr., onderzoeker, laboratorium ‘Duurzame Ontwikkeling’, WTCB

1 HET GRINDFONDS

Het Grindfonds werd opgericht ter financie-ring van de begeleidende maatregelen, getrof-fen in het kader van het Grinddecreet. Hetbestaat uit een overkoepelend Grindcomité endrie subcomités : het Herstructureringscomité,het Sociaal Comité en het Onderzoekscomité.Dit laatste ontwikkelt onderzoeksprogramma’smet betrekking tot grindsubstituten, evenalsprojecten ter ondersteuning van de commercia-lisering van dergelijke vervangproducten(www.grind-limburg.be). De huidige open op-roep tot projectvoorstellen loopt nog tot eindmei 2006.

2 GRINDGEBRUIK IN VLAANDE-REN : EEN STAND VAN ZAKEN

Om een beeld te krijgen van het huidige enhet verwachte verbruik van grind en anderegranulaten, werd een enquête uitgevoerd bijde grindverwerkende beton- en asfaltbedrijvenin Vlaanderen. Deze bracht aan het licht dat :• de huidige beschikbaarheid aan maasgrind

op de Vlaamse markt jaarlijks nog 2 tot 3 mil-joen ton bedraagt

• ± 69 % van de betonbedrijven nog steedsLimburgs maasgrind en maaszand gebruiken

• de toepassing van maasgrind en maaszandin de asfaltcentrales beperkt is tot de pro-vincie Limburg

• de meeste bedrijven vrezen dat het wegval-len van de Limburgse grindwinning zal lei-den tot een sterke prijsstijging voor de

grondstoffen en de afgewerkte producten entot een verhoogde druk op het transport.

De toekomst moet uitwijzen wat de gevolgenvoor de tewerkstelling zullen zijn. ■

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

In de lange versie van dit artikel ko-men ook de volgende onderwerpenaan bod : evolutie van de grindwinningin de provincie Limburg, stand vanzaken van de beschikbare grindsub-stituten, resultaten van een enquête(uitgevoerd bij meer dan 120 grindver-werkende beton- en asfaltbedrijven),inventaris van de beleidslijnen inzakedelfstoffenwinning in de omliggenderegio’s, overzicht van de beschikbaresubsidies voor onderzoeksprojectennaar grindvervanging.

Beton kan op twee verschillende manierenvoorgeschreven worden :• door het opgeven van een samenstelling• aan de hand van gespecificeerde eigenschap-

pen, in de vorm van de gewenste prestatie-eisen.

Het voorschrijven van beton met gespecifi-ceerde eigenschappen is de enige methode dietoelaat een beton te bekomen dat drager is vanhet BENOR-merk.

Bij het bestellen van een beton is men verplichteen algemene basiseis, vier basiseisen op hetvlak van prestaties en eventueel enkele aanvul-lende eisen op te geven, te weten :• het beton moet voldoen aan de normen NBN

EN 206-1 en NBN B 15-001• de sterkteklasse (A), het gebruiksdo-

mein (B1) en de omgevingsklasse (B2), de

consistentieklasse (C) en de nominale groot-ste korrelafmeting (D)

• het cementtype, speciale eisen ten aanzienvan het cement (HSR of LA), het gebruikvan luchtbelvormers, eisen op het vlak vanverpompbaarheid, een verhoogde weerstandtegen wateropslorping (WAI-klasse), … (E).

Tabel 1 vormt een geheugensteuntje aan dehand waarvan men snel een beton kan voor-schrijven of bestellen, zonder gebruik te hoe-ven maken van de twee voornoemde normen.

i NUTTIGE INFORMATIE

Nuttige documenten• Nieuwe normen voor beton. Deel 1 :

nieuwe versie van de norm NBNB 15-001. Brussel, WTCB, WTCB-Dossiers, Katern nr. 4, 3/2004.

• Nieuwe normen voor beton (Deel 2).Brussel, WTCB, WTCB-Dossiers,Katern nr. 6, 3/2005.

Deze tabel kan eveneens gedownload wordenvia onze website (www.wtcb.be).

In bepaalde specifieke gevallen kan het nodigzijn milieuklassen te gebruiken in plaats vanomgevingsklassen. ■

Page 8: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 8

NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING .

De normen NBN EN 206-1 en NBN B 15-001 vormen de grondslag voor het voorschrijven van beton. Het betreft hier de enige methode waarmeehet mogelijk is beton voor te schrijven dat het BENOR-merk draagt. Het BENOR-merk waarborgt dat het beton in overeenstemming is met degespecificeerde prestatie-eisen. Naast de verwijzing naar voornoemde normen vermeldt de bestelbon voor een beton met gespecificeerdeeigenschappen ook de sterkteklasse (A), het gebruiksdomein (B1), de omgevingsklasse (B2), de consistentieklasse (C), de korrelafmeting (D) eneventueel een aantal aanvullende eisen (E).

Tabel 1 Hoe beton voorschrijven ?Basisgegevens A : keuze van de sterkteklasse C fck,cyl/fck,cub (

1) (2)

Klasse C8/10

C50/60

C12/15

C55/67

C20/25

C70/85

C25/30

C80/95

C30/37

C90/105

C35/45

C100/115

C40/50

/

C45/55

/

C16/20

C60/75Basisgegevens B1 : keuze van het gebruiksdomein

OBGB

VB

Ongewapend beton (toegelaten chloride-ionengehalte ≤ 1,0 % Cl-)Gewapend beton (toegelaten chloride-ionengehalte ≤ 0,4 % Cl-)Voorgespannen beton (toegelaten chloride-ionengehalte ≤ 0,2 % Cl-)

(1) fck,cyl = cilinderdruksterkte (N/mm2; cilinder met een hoogte van 300 mm en een diameter van 150 mm).fck,cub = kubusdruksterkte (N/mm2; kubus met een zijde van 150 mm).

(2) Bij de keuze van de sterkteklasse dient men rekening te houden met de omgevingsklasse.(3) – A : beton met toevoeging van luchtbelvormers.

Basisgegevens B2 : keuze van de omgevingsklasse

GB/VBMinimale

sterkteklasseN. v. toepassing

C16/20

C20/25C25/30

C30/37C35/45C30/37 – A (3)

C30/37

C30/37

C35/45C35/45C30/37 – A (3)

C25/30C30/37C35/45

OBMinimale

sterkteklasse

C12/15C12/15

C12/15C25/30

C25/30C35/45C25/30 – A (3)

C20/25

C25/30

C25/30C35/45C25/30 – A (3)

C25/30C30/37C35/45

Klasse

E0

EI

EEEE1EE2

EE3EE4

ES

ES1

ES2

ES3

ES4

EA

EA1EA2EA3

Beschrijving

Niet schadelijk (enkel van toepassing op ongewapend beton)

Binnenomgeving (binnenwanden van woningen of kantoorgebouwen)BuitenomgevingGeen vorst (fundering onder de vorstgrens, …)Vorst, geen contact met regen (overdekte open garage, kruipruimte, open doorgang ineen gebouw, …)Vorst, contact met regen (aan regen blootgestelde buitenmuren, …)

Vorst en dooizouten (delen van verkeersinfrastructuur, …)

ZeeomgevingGeen contact met zeewater, wel contact met zeelucht (tot 3 km van de kust) en/ofmet brak waterGeen vorst (fundering onder de vorstgrens, blootgesteld aan brak water, …)Vorst (buitenmuren van gebouwen in de kuststreek, …)Contact met zeewater

Ondergedompeld

Getijden- en spatzone (kaaimuren, …)

Agressieve omgeving (altijd in combinatie met een van de voornoemde omgevings-klassen)Zwak agressieve chemische omgevingMiddelmatig agressieve chemische omgevingSterk agressieve chemische omgeving

Basisgegevens C : keuze van de consistentieklasse

Klasse

S1

S2

S3

S4

S5

Zetmaat (‘slump’)

10 - 40 mm

50 - 90 mm

100 - 150 mm

160 - 210 mm

≥ 220 mm

Klasse

F1

F2

F3

F4

F5

F6

Schudmaat (‘flow’)

≤ 340 mm

350 - 410 mm

420 - 480 mm

490 - 550 mm

560 - 620 mm

≥ 630 mm

Basisgegevens D : keuze van de nominale grootste korrelafmeting Dmax

Dmax moet gekozen worden uit de volgende reeks : 6 8 10 11 12 14 16 20 22 32 40 45 63

Aanvullende gegevens E

Eisen met betrekking tot het cementtype, de samenstelling, het verse beton, de uitvoering, het verharde beton.Voorbeelden : HSR-cement, al dan niet verpompbaar beton, weerstand tegen wateropslorping (WAI 0,50), …

CB1/B2A D E BENOR

Page 9: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 9

NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING .

M. Lor, dr., onderzoeker, dienst ‘Bouwchemie’, WTCBV. Pollet, ir., adjunct-afdelingshoofd, afdeling ‘Technologie en Milieu’, WTCB

Door het verschijnen van een grootaantal nieuwe Europese normen enrichtlijnen met betrekking tot milieu engezondheid vonden er enkele ingrij-pende veranderingen en innovatiesplaats op het gebied van verven. HetWTCB zag zich dan ook genoodzaakthierop in te spelen door de herzieningvan zijn Technische Voorlichting nr. 159‘Leidraad voor de goede uitvoering vanschilderwerken (gebouwen en burger-lijke bouwkunde). Ondergronden, sys-temen, schilderwerken’.

Schilderwerken :grote veranderingen

in zicht …

In het kader van de herziening van TV 159voerde het WTCB een vergelijkende studie uitomtrent de classificatie van verven. Hierbij wer-den verschillende nationale en internationalemilieulabels, tal van Belgische en Europese nor-men, evenals diverse Technische Goedkeurings-leidraden van de BUtgb onder de loep genomen.

De belangrijkste milieulabels die in de contextvan deze studie onderzocht werden, zijn : EUEcolabel, Natureplus, Blue Angel, Nor-dic Swan, M1, MAL code, AWARE, Green-guard, … Deze labels kunnen zowel een regu-latief als een vrijwillig karakter hebben en wor-den doorgaans ingedeeld in een van de drie vol-gende categorieën :• labels met betrekking tot de werkomgeving• labels met betrekking tot de binnenomgeving• labels met betrekking tot de algemene om-

geving.

NORMEN EN BUtgb-GOEDKEU-RINGSLEIDRADEN

Er bestaan diverse normen en TechnischeGoedkeuringsleidraden van de BUtgb (zie ooktabel 1) voor verven die aangebracht wordenop verschillende ondergronden. Zo maakt meneen onderscheid tussen :• normen voor coatings op metallische onder-

gronden• normen voor coatings op minerale onder-

gronden en beton• normen voor coatings op houten ondergron-

den.

De diverse Europese normen die verschenenzijn op het vlak van de classificatie van ver-ven zullen in de (nabije) toekomst bovendienwellicht de grondslag gaan vormen voor deCE-markering ervan.

ANDERE CLASSIFICATIECRITERIA

Daarnaast bestaan er nog tal van andereclassificatiecriteria voor verven, met name :• volgens de hoeveelheid oplosmiddelen

• volgens de drogingswijze• volgens de manier van aanbrengen• volgens het uitzicht van de film• volgens het gehalte aan vaste stoffen• volgens de specifieke functie, ...

Inzake milieu-aspecten, bestaat er een Europe-se richtlijn die specifiek van toepassing is op

Tabel 1 Bestaande normen en BUtgb-Goedkeuringsleidraden met betrekkingtot de classificatie van verven.

Toepassingsgebied

Poederverven en -vernissen voor aluminium en aluminium legeringenvoor architectonische doeleinden

Organische poederverven en -vernissen voor gegalvaniseerde engesherardiseerde stalen producten voor constructiedoeleinden

Verven en vernissen voor buitenmetselwerk en -beton

Producten en systemen voor het beschermen en herstellen vanbetonconstructies

Bekledingen ter bescherming van betonoppervlakken die blootgesteldworden aan de weersinvloeden, maar niet aan verkeer

Bekledingen ter bescherming van betonoppervlakken in permanent ofsemi-permanent contact met water

Watergedragen verven en verfsystemen voor wanden en plafonds binnen

Verven en verfsystemen voor buitenhoutwerk

Norm of BUtgb-Goedkeurings-

leidraad

NBN EN 12206-1

NBN EN 13438

NBN EN 1062-1

NBN EN 1504-2

G0008

G0017

NBN EN 13300

NBN EN 927-1

solventen en vluchtige organische stoffen(VOS). In bijlage II van deze richtlijn worden12 productsoorten vermeld, met elk een wa-tergedragen en een oplosmiddelhoudende va-riant.

De richtlijn definieert maximale grenswaardenvoor het oplosmiddelgehalte, die ten laatstevanaf 2010 niet meer overschreden mogenworden. Een eerste termijn is reeds vastgelegdvoor 2007. Elke Lidstaat is verplicht dezewettelijke bepalingen te doen respecteren.

Naast deze richtlijn voor solventen zijn er nogdiverse andere richtlijnen met betrekking totchemische producten en bouwmaterialen dieeen invloed hebben op verven.

In de Europese Unie wordt de classificatie enhet labelen van de diverse substanties beregelddoor twee richtlijnen, met name :• de richtlijn 67/548/EEG inzake gevaarlijke

stoffen• de richtlijn 1999/45/EG betreffende gevaar-

lijke preparaten. ■

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

In de lange versie van dit artikel zaldieper ingegaan worden op de vol-gende onderwerpen :• de classificatie van verven• de Europese wetgeving en richtlijnen

met betrekking tot milieuaspecten(maximale grenswaarden voor hetgehalte aan vluchtige organischestoffen (VOS), chemische emissies,aanleg voor schimmelgroei, ...)

• enkele lopende en voorziene WTCB-onderzoeksprojecten

Page 10: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 10

NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING .

Europese specificatiesvoor de duurzaamheid

van buitenbepleisteringen

Y. Grégoire, ir.-arch., adjunct-laborato-riumhoofd, laboratorium ‘Ruwbouw- enafwerkingsmaterialen’, WTCB

Buitenbepleisteringen kwamenreeds uitgebreid aan bod in enkelevorige publicaties en maken regel-matig het voorwerp uit van conferen-ties, georganiseerd ten behoeve vande bouwprofessionelen. Dit artikelstelt kort de inhoud van de Europesespecificaties inzake de duurzaamheidvan deze afwerkingssystemen voor.

1 SPECIFICATIES

1.1 BEPLEISTERINGEN OP STEENACHTIGE

ONDERGRONDEN

Het CEN TC 125 (Producten voor metselwerk)werkt momenteel aan de ontwikkeling van deontwerpnorm prEN 998-3 over bepleisteringenop basis van organische bindmiddelen en lagaan de grondslag van de publicatie van de ge-harmoniseerde norm EN 998-1, die de CE-mar-kering regelt voor buitenbepleisteringen opbasis van niet-organische bindmiddelen (voormeer informatie : zie ‘Nuttige link’).

Wat het vochtgedrag betreft, moeten de wa-terdampdoorlaatbaarheidscoëfficiënt en de wa-terabsorptie door capillariteit bepaald wordenvoor de zes morteltypes die gedefinieerd wer-den in de voornoemde geharmoniseerde norm.

Inzake duurzaamheid bestaat er tegenwoordigenkel een Europese methode voor eenlagigebepleisteringen. Deze verouderingsproef, dieopgenomen is in de norm EN 1015-21, omvateen opeenvolging van vier warmte-vorstcyclien vier bevochtigings-vorstcycli. De proef-monsters bestaan uit twee soorten ondergron-den, die in twee verschillende diktes be-pleisterd werden met het te beproeven product.De waterdoorlaatbaarheid en de hechtsterkteworden gemeten na twee reeksen van cycli.De gedeclareerde waarde van de hechtsterktewordt hierbij echter niet in verband gebrachtmet een specifiek criterium.

Voor de 5 andere types bepleisteringen wordt en-kel de initiële hechting aan een specifieke onder-grond opgemeten en gedeclareerd. De product-norm stelt immers dat men bij gebrek aan eenEuropese methode de vorst-dooiweerstand dientte evalueren en te declareren volgens de plaats(het land) van gebruik van de mortel. Totnogtoebestaat er in ons land geen dergelijke procedure.

1.2 BEPLEISTERINGEN OP ISOLATIE

Het CEN TC 88 heeft onder meer de Europesenormen EN 13499 en EN 13500 opgesteld metbetrekking tot bepleisteringen op isolatie (ookaangeduid als ETICS). Deze zijn niet geharmo-niseerd, maar de richtlijnen zijn wel opgeno-men in de ETAG 004 (zie ‘Nuttige link’ voormeer informatie hieromtrent). In deze contextvormt de Europese Technische Goedkeuring(ETA) de noodzakelijke referentie voor de CE-markering.

De duurzaamheid van deze bepleisteringenwordt beoordeeld via proeven op een groteverouderingsmuur; de gebruikte methode voor-ziet een opeenvolging van 80 warmte-regen-cycli en 5 warmte-vorstcycli.

De gevoeligheid voor vorst-dooicycli bij vocht(30 vorst-dooicycli met vochtwerking) wordtafzonderlijk bepaald. De uit te voeren proe-ven en de te evalueren afwerkpleisters zijn af-hankelijk van de waterabsorptie door capilla-riteit (basispleister met en zonder afwerk-pleister). Na deze versnelde verouderingsproe-ven gaat men over tot de uitvoering van hech-tingsproeven en schokproeven, die geassoci-eerd worden met een aantal criteria.

2 HOMOLOGATIE MET CERTIFICE-RING

Er geldt op Belgisch niveau geen enkelgoedkeuringssysteem (van het BENOR-type)voor buitenbepleisteringen op steenachtigeondergronden. Voor de ETICS bestond er weleen dergelijke homologatie met certificering(ATG, afgeleverd door de BUtgb), maar dezewordt momenteel omgezet naar een nationaaltoepassingsdocument (TDA).

Voor de evaluatie van de duurzaamheid van debepleisteringen, voorziet deze vrijwillige com-plementaire Belgische procedure de opeenvol-ging van cycli met thermische schokken envorst-dooicycli met vochtwerking, rekening

houdend met ons klimaat en de reeds opgedaneervaring. Er worden bovendien hechtingsproe-ven uitgevoerd ter hoogte van de wapening.

3 WTCB-ONDERZOEKSPROJECT

Gezien de verschillen tussen de diverse metho-den, het feit dat de ETAG 004 bepaalde klimaat-types buiten beschouwing laat en de vaststel-ling van talrijke schadegevallen, is het WTCBonlangs van start gegaan met een onderzoeks-programma dat tot doel heeft de procedures terbeoordeling van de duurzaamheid (afhankelijkvan de blootstelling) te verbeteren.

Een bijkomend oogmerk is de opstelling vaneen bijlage bij de Technische Voorlichting 209.In dit kader werd binnen het Technisch Comi-té ‘Plafonneer- en voegwerken’ van het WTCBeen werkgroep opgericht die deze onderzoeks-activiteiten moet begeleiden. ■

V www.wtcb.beWTCB-DOSSIERS NR. 2/2006

Voor meer informatie hieromtrentverwijzen we naar de lange versie vandit artikel die weldra zal verschijnenop onze website (www.wtcb.be).

AR

CH.

: G

ITTE

PU

TTE

Bepleistering op isolatie op de gevelvan een woning.

i NUTTIGE INFORMATIE

Nuttige documenten

• Buitenbepleisteringen. Brussel,WTCB, Technische Voorlichting,nr. 209, 1998.

• Aspect van hydraulische buiten-bepleisteringen. Brussel, WTCB,WTCB-Tijdschrift, 1993/3.

Nuttige link

http://info.benoratg.org/ : website vanhet InfoPoint BENOR-ATG

Page 11: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 11

UIT DE PRAKTIJK

Afb. 1 Uitvoering van een opvoegingvolgens de afwerkingsgraad Q2.

1 TOEPASSINGSGEBIED

Dit artikel heeft betrekking op binnenwandenuit gipskartonplaten met een zogenoemde‘droge’ afwerking. Dit afwerkingstype omvatvoegpleisters en filmvormende of ultradunnebepleisteringen (ongeveer een mm dik), die of-wel plaatselijk (ter hoogte van de voegen tus-sen de platen of aan de bevestigingen) of overhet volledige oppervlak aangebracht worden.Gipsplaten die voorzien worden van een dik-kere pleisterlaag (dunne bepleisteringen vanenkele mm dik – zogenoemde ‘vochtige’ af-werkingen) komen aan bod in de TV 199 en201, gewijd aan binnenbepleisteringen.

We willen erop wijzen dat de aanduiding vande afwerkingsgraad door de term ‘schilder-klaar’ niet eenduidig is en de gewenste afwer-kingsgraad onvoldoende nauwkeurig om-schrijft. Dit geldt eveneens voor voorschrif-ten zoals : ‘de vlakheid is perfect of vereistgeen enkele voorbereiding door de schilder’.

2 UITVOERINGSTOLERANTIES ENAFWERKINGSGRADEN

Men dient een onderscheid te maken tussen deuitvoeringstoleranties op de binnenwand en deafwerkingsgraad die gewenst is voor de bekle-ding ervan. In het eerste geval komt het eropneer de geometrie van de wand te definiëren(vlakheid, verticaliteit, rechtheid van de hoe-

Afwerkingsgraad enuitvoeringstoleranties

van lichte wanden

Totnogtoe bestonden er in Belgiëgeen precieze voorschriften metbetrekking tot de afwerkingsgraad ende uitvoeringstoleranties van vasteen demonteerbare binnenwanden.Om deze leemte op te vullen, is eenwerkgroep van start gegaan met deopstelling van drie nieuwe TV, diespecifiek toegespitst zijn op lichtewanden. In afwachting van de offi-ciële publicatie van deze documen-ten, geven we hier reeds een over-zicht van de aanbevelingen die eringeformuleerd zouden moeten wordeninzake de afwerkingsgraad en deuitvoeringstoleranties van vastebinnenwanden uit gipskartonplaten.

Y. Martin, ir, adjunct-laboratorium-hoofd, laboratorium ‘Structuren,Schrijnwerk en Gevelelementen’, WTCBO. Vandooren, ing., afdelingshoofd,afdeling ‘Communicatie’, WTCBW. Van de Sande, ing., afdelingshoofd,afdeling ‘Technisch Advies’, WTCB

ken), terwijl de afwerkingsgraad veeleer temaken heeft met het uitzicht en de homogeni-teit van het oppervlak.

2.1 UITVOERINGSTOLERANTIES

Uit de interventiestatistieken van de ingenieursvan de afdeling Technisch Advies blijkt datde eisen op het gebied van de vlakheid vanwanden tot de gevoeligste criteria behoren bijde oplevering van het bouwwerk. Indien menhet oppervlak bestudeert onder scherend lichtof tegenlicht, zal elke aanwezige oneffenheiduiteraard erg benadrukt worden. Het uitvoe-ren van een oplevering onder dergelijke voor-waarden druist echter in tegen de regels vande kunst. Binnenwanden moeten namelijk on-derzocht worden bij daglicht, met het blote oogen vanop een afstand van 2 m.

Naar analogie met de vlakheidstoleranties opplafonneerwerken (1), maar rekening houdendmet het feit dat het makkelijker is te beant-woorden aan een hoger eisenniveau voor eenwand die opgebouwd is uit samengestelde enopgevoegde platen, kan men twee verschil-lende uitvoeringsklassen onderscheiden (zietabel 1). Om aan de strenge vlakheidsklassete kunnen voldoen (te preciseren in de con-tractuele documenten), is het aanbevolen ge-bruik te maken van platen met afgeschuindelangs- en dwarsranden of het pleister brederaan te brengen ter hoogte van de voegen (min-stens 60 cm). Bij ontstentenis van eisen dientmen de normale tolerantieklasse te beschou-wen.

2.2 AFWERKINGSGRADEN

Het belang van de oppervlakteafwerking vande binnenwand is veranderlijk, naargelang vande aard van de beoogde bekleding. Wanneerdeze laatste bijvoorbeeld opgebouwd is uittegels, is het voldoen aan de uitvoeringsto-leranties vaak onontbeerlijk om te kunnen be-antwoorden aan het vereiste tolerantieniveauop de betegeling (in het bijzonder voor groot-formaattegels). In dit geval hebben het uitzicht

(1) Normale tolerantieklasse : respectievelijk 2 mm en 5 mm voor de controle onder de lat van 0,2 m en 2 m.Speciale tolerantieklasse : respectievelijk 1,5 mm en 3 mm voor de controle onder de lat van 0,2 en 2 m.

Tabel 1 Tolerantieklassen.

Tolerantie-klasse

Normaal

Speciaal

Controle onder de lat van :

0,2 m

1,5 mm

1,0 mm

2 m

4,0 mm

2,0 mm

en de homogeniteit van het oppervlak van dewand slechts weinig belang. Het tegengesteldeis echter waar indien men de wand wenst af tewerken met een satijnverf.

Om deze diversiteit in aanmerking te nemen,werden drie verschillende afwerkingsgradengedefinieerd. De afwerkingsgraad Q1 stemtovereen met een minimale opvoeging, de af-werkingsgraad Q2 (zie afbeelding 1) met eenstandaardopvoeging (in twee fasen), terwijl deafwerkingsgraad Q3 bestemd is voor eenvolvlakkige bedekking met behulp van eendunlagige pleister (afwerkpleister).

De ontwerper of de opdrachtgever moet opvoorhand de eisen met betrekking tot de ge-wenste afwerkingsgraad en de uitvoerings-

Page 12: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 12

UIT DE PRAKTIJK

Afb. 2 Soms kan het nodig zijn hetoppervlak af te schuren.

toleranties vastleggen. Bij gemis aan duide-lijke specificaties zijn de normale tolerantie-klasse en de afwerkingsgraad Q2 van toepas-sing (zie afbeelding 2 en tabel 2).

Om de hoogste afwerkingsgraad (Q3) te ver-krijgen, kunnen bepaalde werken uitgevoerdworden door de plaatser of de schilder. Deplaatser kan bijvoorbeeld zelf een ondergrondleveren met afwerkingsgraad Q3. Hij kan even-eens een opvoeging uitvoeren die overeenstemtmet de afwerkingsgraad Q2. De bijkomendewerken die nodig zijn om de afwerkingsgraadQ3 te behalen, zijn in dat geval voor rekeningvan de schilder. Het is dus de taak van de op-drachtgever (ontwerper of bouwheer) om een-duidig de manier aan te geven waarop de wer-ken dienen uitgevoerd te worden, opdat de ver-schillende betrokken bouwvakken hiermeezouden kunnen rekening houden bij de opstel-ling van hun offerte. ■

i NUTTIGE INFORMATIE

Nuttige documenten

• Plamuren voor het schilderen. Tenlaste van wie ? Brussel, WTCB,WTCB-Tijdschrift, 1987.

• Binnenbepleisteringen (deel 1). Brus-sel, WTCB, Technische Voorlichting,nr. 199, 1996.

• Binnenbepleisteringen. Deel 2 :Uitvoering. Brussel, WTCB, Techni-sche Voorlichting, nr. 201, 1996.

• Leidraad voor de goede uitvoeringvan schilderwerken (gebouwen enburgerlijke bouwkunde). Ondergron-den, systemen, schilderwerken.Brussel, WTCB, Technische Voorlich-ting, nr. 159, 1985 (in herziening).

Tabel 2 Afwerkingsgraad, opvoeging en toepassingsgebied.

Afwerkingsgraad

Q1

Q2

Q3

Voor oppervlakken waaraan geenenkele visuele (decoratieve) eisgesteld wordt, volstaat eenminimale opvoeging (Q1).

Indien er normale eisen gesteldworden aan het oppervlak van debinnenwanden : standaardopvoe-ging (Q2) (te beschouwen bij ont-stentenis van bijzondere voor-schriften in de contractuele docu-menten).

Indien het opgevoegde oppervlakmoet voldoen aan de strengsteeisen : afwerkingsgraad Q3 (dun-lagige pleister over het volledigeoppervlak).

Opvoeging

De opvoeging zoals beschouwd in Q1 om-vat :• de opvulling van de voegen (opvoegpro-

duct) tussen de gipskartonplaten (1)• het aanbrengen van een wapening (tenzij

dit niet nodig is voor het gekozen voeg-systeem).

De aanwezigheid van groeven en bramen istoegelaten.

De standaardopvoeging heeft tot doel desoepele en gladde overgang tussen devoeg en het plaatoppervlak te waarborgen.Dit geldt eveneens voor de bevestigings-middelen, de in- en uitspringende hoekenen de aansluitingen. De opvoeging zoalsbeschouwd in Q2 omvat :• de uitvoering van een minimale opvoe-

ging zoals in Q1• het navoegen over een minimale breedte

van ± 25 cm met behulp van een geschiktproduct (dunlagige navoegproducten voorgipskartonplaten) om een gladde over-gang te verkrijgen

Er mogen geen bramen, tekeningen, groe-ven en scherpe randen zichtbaar blijven. In-dien nodig, moet men overgaan tot het afschu-ren en afstoffen van het opgevoegde deel.

De afwerkingsgraad Q3 omvat :• de uitvoering van een standaardopvoe-

ging zoals in Q2• de volvlakkige bedekking van het plaat-

oppervlak met een hiertoe bestemdepleister (filmvormende pleister voor gips-kartonplaten) om de poriën op te vullen enaldus de uniformiteit van het uitzicht vanhet volledige oppervlak te waarborgen.

Er mogen geen bramen, tekeningen, groe-ven en scherpe randen zichtbaar blijven.Indien nodig, moet men overgaan tot hetafschuren en afstoffen van het oppervlak.

Toepassingsgebied

De afwerkingsgraad Q1 volstaat indien hetoppervlak enkel bedekt moet worden metplaten of tegels.

Een oppervlak met afwerkingsgraad Q2 kanbijvoorbeeld gebruikt worden voor :• grof- of halfgrofgestructureerde muurbe-

kledingen (bv. behangpapier met grovevezel)

• een matte gestructureerde afwerkingsverf(bv. een dispersieverf die manueel, meteen rol van schapenvel of een gestructu-reerde rol aangebracht wordt)

• fijngestructureerde muurbekledingen• niet-gestructureerde matte afwerkings-

verven• gestructureerde bepleisteringen (maxima-

le korrelgrootteverdeling 1 mm) indien depleisterfabrikant het gebruik ervan op eendergelijke ondergrond toelaat.

Een oppervlak met afwerkingsgraad Q3 kanbijvoorbeeld gebruikt worden voor :• gladde of gestructureerde glanzende

muurbekledingen (bv. gemetalliseerdbehangpapier of vinyl)

• beitsen of satijnverven• Venetiaans stucwerk of andere kwaliteits-

verven.

(1) In het geval van meervoudige overlappingen (2 of 3 platen) volstaat het de voegen tussen de afwerkingsplaten op te vullen (zichtvlak).

Page 13: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 13

UIT DE PRAKTIJK

1. Beglazing2. Kitvoeg3. Glaslat4. Dichting ter verzekering van de luchtdichtheid5. Ontwateringsgroeven6. Soepele aansluitvoeg7. Vleugel8. Vast kader9. Decompressiekamer

Afb. 1 Onderdelen van het houtenbuitenschrijnwerk.

12

3

4

5

6

75

8

9

≥ 15°

≥ 15°

1 ONTWERP EN AFWERKING VANHET SCHRIJNWERK

Om de goede prestaties van het schrijnwerk tevrijwaren, moeten het ontwerp, de plaatsing,de bescherming en de afwerking ervan correctgebeuren. Terwijl de eerste twee taken meestalvoor rekening zijn van de schrijnwerker, dientmen de contractuele documenten te raadplegenom te weten wie verantwoordelijk is voor deafwerking. De onderhoudswerkzaamhedenvallen ten laste van de opdrachtgever, die dezeeventueel kan toevertrouwen aan een aannemer.De bouwprofessionelen moeten alle gegevens,vereist om het goede onderhoud van hetschrijnwerk te waarborgen, ter beschikkingstellen en bovendien vermelden wat de risico’szijn bij het achterwege laten ervan.

Onderhoud van houtenbuitenschrijnwerk

Het onderhoud van houten buiten-schrijnwerk is van kapitaal belang terverzekering van de duurzaamheid(werking, vormvastheid, …) en hetbehoud of de verbetering van hetoorspronkelijke uitzicht. Hoewel hetonderhoud in bepaalde gevallenduidelijk te wensen overlaat, moetmen soms vaststellen dat de ver-waarlozing ervan na de plaatsingbewust gebeurt uit esthetische ofecologische overwegingen. Dezepraktijken druisen echter in tegende regels der kunst en kunnen bo-vendien zeer nefast zijn voor deduurzaamheid en de prestaties vanhet schrijnwerk.

C. Decaesstecker, ir., ex-WTCBG. Dekens, lic., onderzoeker, laborato-rium ‘Structuren, Schrijnwerk enGevelementen’, WTCB

2 ONDERHOUD VAN HET SCHRIJN-WERK

De onderhoudswerkzaamheden hebben nietalleen betrekking op de houtafwerking, maarook op het hang- en sluitwerk, de soepele voe-gen ter verzekering van de lucht- en water-dichtheid en alle andere schrijnwerkdelen dievoorgesteld zijn in afbeelding 1.

Bepaalde taken moeten jaarlijks uitgevoerdworden, andere moeten herhaald worden naar-gelang van de behoeften en volgens de matevan blootstelling. Tabel 1 (p. 14) geeft een over-zicht van de aard en de periodiciteit van de uitte voeren onderhoudswerkzaamheden. Bij devervanging van oude soepele dichtingsprofie-len dient men rekening te houden met de dieptevan de sponning, de omtrekvoeg, de samen-drukking van de voeg en de afmetingen van debevestigingslijst. Oude dichtingsprofielen (vanhet PVC-type) zijn onverenigbaar met tal vanverfsoorten, waaronder verven op waterbasis,en moeten vervangen worden door andere,beter presterende materialen, zoals bijvoor-beeld thermoplastische elastomeren (TPE).

Het onderhoud van de afwerking is erg belang-rijk, omdat ze een vierledige doelstelling heeft :• de verfraaiing van het uitzicht• de verlenging van de levensduur van het

schrijnwerk• de bescherming van het hout tegen de kli-

maatvoorwaarden, waaronder :– de fotochemische aantasting door de ul-

traviolette straling (UV) van het zonlicht– grote schommelingen van het vocht-

gehalte van het hout als gevolg van aflo-pend water, bezonning, de relatieve lucht-vochtigheid, droge wind, …

– het uitspoelen van inhoudsstoffen en vlek-vorming door vocht

• de vereenvoudiging van het onderhoud.

De op het hout aangebrachte afwerkingspro-ducten (1) vereisen een regelmatig onderhoud,afhankelijk van het gebruikte product. Eennormaal onderhoud, rekening houdend met de

periodiciteit en de werkzaamheden zoals be-paald in tabel 2 (p. 14), laat toe de goede staatvan het uitzicht van het schrijnwerk te behou-den. In principe beschermt de afwerking vanhet schrijnwerk het hout niet tegen aantastingdoor schimmels en insecten. Beschermings-afwerkingssystemen op basis van C2-produc-ten vormen hierop echter een uitzondering. Deproducten die gebruikt worden voor buiten-toepassingen moeten bestand zijn tegen deweersinvloeden, waterdampdoorlaatbaar zijnen bij voorkeur ook pigmenten bevatten terbescherming tegen UV-straling. Het binnenop-pervlak van vensters en deuren moet zodanigafgewerkt zijn dat dit minder dampdoorlaatbaaris dan het buitenoppervlak. De aanwending vanfilmvormende vernissen wordt afgeraden voorbuitentoepassingen, maar is wel uiterst ge-schikt voor een binnenafwerking.

3 ONTWERP EN BESCHERMINGVAN HET SCHRIJNWERK

‘Voorkomen is beter dan genezen’. Deze zegs-wijze is eveneens van toepassing op houtenbuitenschrijnwerk. Door het treffen van be-paalde eenvoudige constructieve maatregelenis het immers mogelijk de onderhoudsfrequen-tie sterk te beperken. Zo zal het eventuele wa-ter dankzij de uitvoering van afgeschuinde ran-den ter hoogte van de horizontale delen (zieafbeelding 1) bijvoorbeeld makkelijker kun-nen wegstromen en afgevoerd worden. Hetvoorzien van dakoversteken, druiplijsten bo-venaan of de plaatsing van het schrijnwerk ineen neg kan dan weer leiden tot een vermin-dering van de regenbelasting. ■

V www.wtcb.be• Bepaling en doelen van het onder-

houd van buitenschrijnwerk• Beschrijving van de onderhouds-

werkzaamheden• Afwerkingsprincipes voor het hout

(dampscherm, …) en overzicht vande toegepaste producten ensystemen

Dit onderwerp zal in detail besprokenworden in een Infofiche die weldra zalverschijnen op de WTCB-website(www.wtcb.be).

(1) De initiële behandeling van houten buitenschrijn-werk is doeltreffender wanneer deze aangebrachtwordt in de fabriek.

Page 14: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 14

UIT DE PRAKTIJK

Tabel 1 Aard en periodiciteit van de onderhoudswerkzaamheden voor het schrijnwerk.

Periodiciteit

Afhankelijkvan de

blootstelling

Jaarlijks

Jaarlijks

Opmerkingen

• De beglazing, de beglazingsvoegen, het vleugel- en kaderprofiel, de ventilatieroosters ende mechanische (rol-)luiken moeten (afhankelijk van de vervuilingsgraad) gereinigdworden met zuiver water waaraan eventueel een beetje detergent toegevoegd wordt. Hetgebruik van schurende producten is niet toegelaten.

• Organische oplosmiddelen (bv. alcohol, …) en sterk alkalische producten (zoals ammo-niak) zijn uit den boze.

• Het hang- en sluitwerk moet gereinigd worden met een licht vochtig doek, eventueel naonderdompeling in wat detergent. Het gebruik van agressieve producten is afgeraden.

• De reiniging van het schrijnwerk met behulp van een hogedrukreiniger is uit den boze.• De ontwateringsgroeven van de vleugels en de vaste kaders moeten vrijgemaakt worden.

Ook de decompressiekamer moet schoongemaakt worden (zie afbeelding 1, p. 13).• De goede werking moet gecontroleerd worden.

• Soepele kitvoegen ter verzekering van de aansluiting : de staat van de kitvoegen moetvisueel beoordeeld worden. Ook hun hechting aan de ondergrond (beglazing, houtenelement, ruwbouw, …) dient aan een controle onderworpen te worden. Delen die gebre-ken vertonen moeten vervangen worden (bv. door vogels beschadigde soepele voegen).Wanneer de voegen beschilderd zijn, moet men – zonodig – hun afwerking vernieuwen.

• De soepele dichtingen ter verzekering van de luchtdichtheid moeten gereinigd worden metzuiver water waaraan eventueel een licht detergent toegevoegd wordt. Daarnaast dientmen de algemene staat ervan te controleren, de gelaste aansluitingen aan een onderzoekte onderwerpen (bv. in de hoeken) en de verharde of beschadigde dichtingen te vervan-gen (bv. door TPE). Deze dichtingen mogen niet overschilderd worden.

• Wanneer het hang- en sluitwerk blootstaat aan agressieve omgevingsvoorwaarden (bv.industriezone, kust, zwembaden, zuivelfabriek) moet men het beschermen tegen corrosie.

• De beweeglijke delen moeten gesmeerd worden :– cilinders : grafiet of siliconenspray. Het gebruik van olie of vet is uit den boze– beslag : niet-agressieve olie of zuurvrij vet. Voor de sluitplaten kan men gebruik maken

van vaseline.• De afstelling, de herstelling of de vervanging van het hang- en sluitwerk en de sloten

(draaikipramen, hefschuiframen, …) moet gebeuren door specialisten. Indien de werkingte wensen overlaat, kan het soms nodig zijn het hang- en sluitwerk en de sloten af testellen, te herstellen, of – indien nodig – te vervangen. Doorgaans moet het hang- ensluitwerk opnieuw afgesteld worden wanneer er gebruiksproblemen optreden of wanneerde samendrukking van de soepele dichtingsvoegen ter verzekering van de luchtdichtheidniet langer gewaarborgd is.

• Bij mechanische poorten, luiken en roosters dient men de bedienings- en sluitingsorganente controleren en de bevestigingen na te kijken.

• De bevestigingen moeten gereinigd worden en de goede werking ervan moet aan eencontrole onderworpen worden.

Aard van de werken

ReinigingBeglazing (1)BeglazingsvoegenVleugel en vast kaderHang- en sluitwerkVentilatieroostersMechanische (rol-)luikenOntwateringsgroevenDecompressiekamer

Controle (eventueel vervan-ging)

Soepele kitvoegen voor deaansluiting met de beglazingSoepele dichting ter verzeke-ring van de luchtdichtheidSoepele kitvoeg voor deaansluiting tussen hetschrijnwerk en de ruwbouw

Onderhoud van het hang-en sluitwerk

CilindersBeslag, slotenMechanische luiken enroostersRolluiken

Reiniging en controle vande ventilatieroosters

(1) Bepaalde cementbestanddelen kunnen aanleiding geven tot afzettingen die zeer moeilijk schoon te maken zijn. Deze moeten bijgevolg zo snel mogelijk vande beglazing verwijderd worden. Het gebruik van schurende producten die niet speciaal voor dergelijke toepassingen ontwikkeld werden, is afgeraden.

Tabel 2 Aard en periodiciteit van de onderhoudswerkzaamheden voor de houtafwerking.

Beschilderd hout moet regelmatig gereinigd worden (zie hiervoor). Men dient er wel op te letten dat hetgebruik van detergenten aanleiding kan geven tot glansverliezen. Indien men een nieuwe verflaag wenstaan te brengen, moet men eerst de soepele profielen ter verzekering van de luchtdichtheid verwijderen omdeze niet te overschilderen. De onderhoudsfrequentie is onder meer afhankelijk van de staat, de oriëntatieen het reliëf van de gevel van het gebouw, evenals van de aard van de afwerking. Voor het onderhoud vanhet schilderwerk dienen bepaalde bijzondere principes in aanmerking genomen te worden (zie TV 159).

Frequentie in jaren (1)Aard van de werken

Onderhoud van het houtenafwerkingssysteem

C2-systemen (niet-film-vormende producten)

CTOP-systemen (semi-filmvormende producten)

Verfystemen (filmvormendeproducten)

Algemeen

2

X

3

X

X

4

X

5

X

6

X

7

X

Opmerkingen

Na 1 tot 2 jaar wordt het schrijnwerk gereinigd en wordt onmiddellijk eennieuwe afwerkingslaag aangebracht. Het is doorgaans niet nodig het elementin zijn geheel te behandelen. Meestal volstaat de correctie van de horizontaledelen (onderregels). Voor transparante satijnbeitsen : 2 tot 3 jaar.

3 tot 5 jaar na de laatste behandeling wordt het hout gereinigd, dan lichtjesafgeschuurd en afgestoft en tenslotte voorzien van een nieuwe afwerkingslaag.

6 tot 7 jaar (of meer) na de eerste beschildering worden de vensters endeuren gereinigd, afgeschuurd, afgestoft en herschilderd.

(1) Het onderhoud kan vervroegd worden voor delen die blootstaan aan zeer agressieve omgevingsvoorwaarden (zuidwestelijke oriëntatie, horizontale delen, …).

Page 15: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 15

WTCB-ACTIVITEITEN %

Normen-Antennes : news

NA EUROCODES

Het CEN heeft enkele delen van de Eurocodes‘Staal’, deel 2 van EC 7 en deel 4 van EC 8 voorformele stemming opgestuurd naar de Lidsta-ten. Dit betekent dat de betreffende BelgischeSpiegelcommissies hierop binnen de tweemaanden een advies moeten formuleren. Daar-naast werden de ANB bij deel 1-2 en 1-3 vanEC 1 aan het BIN overgemaakt met het oog ophun openbare onderzoek. Tot slot heeft de BIN-Commissie ‘Eurocodes’ de coëxistentieperiodevan de EN-normen en hun ANB met de natio-nale normen over hetzelfde onderwerp vastge-legd op twee jaar, waarna laatstgenoemde moe-ten wijken voor hun Europese tegenhangers.

NA MORTEL-BETON-GRANULAAT

Het ontwerp van de toepassingsnormen prNBNB 21-001, 21-002 en 21-003 werd door het BINter kritiek gepubliceerd over een periode van

Via de Normen-Antennes die doorde FOD Economie opgericht werdenbinnen het WTCB kunnen de KMOeen schat aan informatie krijgen overde evolutie van de normalisering. 6 maanden. Vanaf 1 april 2006 wordt de CE-

markering van de door deze normen behandel-de producten verplicht en moet de afleveringvan het BENOR-merk steunen op de Europesenormen voor deze producten. Om de continuï-teit van het BENOR-merk te vrijwaren, zullendeze ontwerpteksten voorlopig gepubliceerdworden als PTV, mits enkele aanpassingen,rekening houdend met de ervaringen, opgedaantijdens de BENOR-overgangsperiode.

NA BRANDPREVENTIE

In 2004 annuleerde de Raad van State een ali-nea uit het KB van 7 juli 1994 met de basisnor-men inzake brandpreventie, waardoor de wette-lijke verplichting van het BENOR-ATG-merkvoor brandwerende deuren tenietgedaan werden de goedkeuring van hun plaatsers vernietigd.Om hetzelfde veiligheidsniveau als vroeger tewaarborgen, zal er weldra een nieuw ontwerpvan reglementering omtrent de kwaliteit vanbrandwerende deuren en hun plaatsing ver-schijnen. Dit ontwerp werd eind april door deFOD Binnenlandse Zaken ter kritiek naar deEuropese Commissie opgestuurd.

i NUTTIGE INFORMATIE

Contact (e-mail : [email protected])• NA Eurocodes : B. Parmentier• NA Mortel-Beton-Granulaat : V. Pollet• NA Brandpreventie : Y. Martin• NA Energie en Binnenklimaat :

C. Delmotte.

Nuttige links• Website van de Normen-Antennes :

www.normen.be.• Website van het BIN : www.bin.be.

NA ENERGIE EN BINNENKLIMAAT

Het BIN gaf onlangs een tweede addendum bijde norm NBN B 62-002 uit, waarin een nieuwerekenmethode voor de warmtedoorgangscoëf-ficiënten van vensters, deuren en lichte gevelsvoorgesteld wordt, conform de Europese normen.Het gaat dus om een document dat van kapitaalbelang is voor de berekening van de warmtever-liezen van gebouwen en de bepaling van het glo-bale warmte-isolatieniveau (K-niveau). ■

Om de Vlaamse bouwbedrijven, en dan vooralde KMO, te informeren over en te ondersteu-nen bij dit innovatieproces, richtte het WTCB –in samenwerking met de Belgische Verenigingvan Funderingsaannemers (ABEF) en deK.U.Leuven – het door het IWT gesubsidieerdeproject van Thematische Innovatiestimulering‘Speciale funderingstechnieken’ op.

1 DOELGROEP

Hoewel de hoofddoelgroep van dit project ge-vormd wordt door bedrijven die speciale fun-deringstechnieken uitvoeren, materiaalfabri-kanten en -leveranciers en bedrijven uit de mo-nitorings- en senseringsindustrie, kunnen ookbouwheren, ontwerpers, algemene aannemers,machinebouwers en bedrijven die gespeciali-seerd zijn in aanverwante technieken een beroepdoen op het advies van de projectmedewerkers.

TIS Specialefunderingstechnieken

Als gevolg van de recente ontwik-kelingen op maatschappelijk, ecolo-gisch, wetgevend en normatief vlak,ziet de sector van de speciale funde-ringstechnieken zich ertoe genood-zaakt een aantal ingrijpende innove-rende maatregelen door te voeren.

2 INTERESSEGEBIEDEN

Tijdens het project zal vooral aandacht besteedworden aan de vijf volgende onderwerpen :• de recente innovaties op het gebied van de uit-

voering van speciale funderingstechnieken• de toepassing van geavanceerde senserings-

systemen voor speciale funderingstechnieken• de aanwending van nieuwe materialen bij

speciale funderingstechnieken• de innovatieve technieken, ontwikkeld voor

het gebruik, de renovatie en de verstevigingvan bestaande funderingssystemen

• de inschakeling van funderingstechniekenvoor de energievoorziening van gebouwen.

3 VERHOOPTE RESULTATEN

Door hun acties hopen de projectmedewerkersop termijn bij te dragen tot de ontwikkeling vanperformantere funderingssystemen en kosten-efficiënte, milieuvriendelijke en veilige uitvoe-

ringstechnieken. Een ander oogmerk ligt in deverbetering van de kwaliteit en de betrouwbaar-heid van de speciale funderingstechnieken. HetTIS-project tracht deze doelen te bereiken doorhet verhogen van het kennisniveau in zijn ruimedoelgroep, het opsporen van synergieën tussende geïnteresseerden en het onderzoeken en ver-der ontwikkelen van het bestaande innovatiepo-tentieel. Deze acties gaan gepaard met techni-sche publicaties, netwerking, workshops, stu-diedagen, databanken, … Tenslotte krijgen debouwbedrijven concrete hulp bij het definiërenen vormgeven van hun innovatieprojecten. ■

i NUTTIGE INFORMATIE

Contact (e-mail : [email protected])TIS Speciale funderingstechnieken :N. Huybrechts

Nuttige linkWebsite van de TIS Speciale funde-ringstechnieken : www.tis-sft.wtcb.be

Page 16: Contact 10 (2-06) NL

WTCB-Contact – Nr. 10 – Juni 2006 – pagina 16

WTCB-INFORMATIE

BRUSSEL

Maatschappelijke zetelLombardstraat 42B-1000 Brussel

e-mail : [email protected]

algemene directie02/502 66 9002/502 81 80

LIMELETTE

ProefstationAvenue Pierre Holoffe 21B-1342 Limelette

02/655 77 1102/653 07 29

onderzoeklaboratoriavormingdocumentatiebibliotheek

ZAVENTEM

KantorenLozenberg 7B-1932 Sint-Stevens-Woluwe

algemene nummers nummers publicaties02/716 42 11 02/529 81 0002/725 32 12 02/529 81 10

technisch adviescommunicatie - kwaliteittoegepaste informatica bouwplanningtechniekenontwikkeling & innovatie

HET TC ‘DAKBEDEKKINGEN’Voorzitter : G. PierrardIngenieur-animator : F. Dobbels

Het Technisch Comité ‘Dakbedekkingen’ is al geruime tijd actief bij de sturing en de begeleiding van het collectieve onderzoek en deinformatieverspreiding ten behoeve van de dakdekkers en onderhoudt zeer nauwe banden met de Confederatie Bouw Dak (CBD –www.cct-cbd.be). De laatste jaren kenden beide organen een ware heropleving dankzij het aantreden van een nieuwe voorzitter. Zo zagonlangs nog een nieuw opleidingscentrum het licht en werd een innovatieve, aan de noden van de sector aangepaste informaticatoe-passing ontwikkeld. Dat de geleverde inspanningen om het beroep van dakdekker te promoten hun vruchten afwerpen, werd bovendienreeds bewezen door de Belgische overwinning op het 17e Wereldkampioenschap voor jonge dakdekkers in 2004.

1 Onderzoek en studies

Op dit ogenblik stuurt het Technisch Comité ‘Dakbedekkingen’voornamelijk de WTCB-activiteiten op het gebied van hellendedaken. In dit kader werd recentelijk een onderzoek naar devochthuishouding in dergelijke daken afgerond, waarbij denadruk gelegd werd op het risico op inwendige condensatie.Deze studie leverde nuttige informatie op omtrent de construc-tieve maatregelen die kunnen getroffen worden om dit verschijn-sel te vermijden.

Met de steun van het TC trad het WTCB eveneens op als coör-dinator van een door de CBD opgestarte studie ter bepaling vande vrijgekomen hoeveelheid asbestvezels bij de verwijdering vandakbedekkingsmaterialen uit asbestcement op verschillendebouwplaatsen. De handelswijze die gevolgd dient te wordentijdens dergelijke werkzaamheden om de door het nieuweKB van 16 maart 2006 opgelegde blootstellingsgrenswaarde van0,1 vezel per cm3 niet te overschrijden, zal beschreven wordenin een toekomstige publicatie.

Ook het WTCB-onderzoek naar het gebruik van fotokatalyse bijde productie van zelfreinigende en milieuvriendelijke materialen(zoals dakpannen en andere elementen uit beton) wordt vannabij opgevolgd door dit Technisch Comité.

2 Informatieverspreiding

Het TC ‘Dakbedekkingen’ is zeer actief op het gebied van infor-matieverspreiding. Zo werden de afgelopen jaren niet minderdan 9 Technische Voorlichtingen gepubliceerd, waaronder :• TV 195 en TV 219 over dakbedekkingen met leien• TV 225 over daken met golfplaten van vezelcement.

Daarnaast staan er in de nabije toekomst Technische Voorlichtin-gen op stapel met betrekking tot pannendaken uit gebakkenaarde en beton, de thermische isolatie van hellende daken en deintegratie van zonne-energietechnieken in daken en gevels. Optermijn bestaan er bovendien plannen voor publicaties omtrentdaktimmerwerk en de luchtdichtheid van buitenwanden. ■

VariaHet verstrekken van informatie ende organisatie van opleidingen be-horen tot de voornaamste taken vanhet WTCB. Hierna volgt dan ook eenoverzicht van de recentste publi-caties en voorziene cursussen.

De nieuwe WTCB-DossiersParellel met de laatste twee uitgaven van hetmagazine WTCB-Contact, werd de catalogusder WTCB-publicaties aangevuld met talvan artikels (de WTCB-Dossiers 4/2005 en1/2006, die volledig gewijd waren aan de

energieprestatie van gebouwen). Deze artikelskunnen geconsulteerd worden via de rubriek‘Publicaties’ op de website www.wtcb.be.

Het planningprogramma MS Project,module basiscursus• Korte beschrijving :

Werking van MS Project (2000, 2002 en2003) en praktische handleiding voor hetplannen van projecten met behulp ervan

• Doelgroep : werfleiders, projectleiders enbedrijfsleiders die wensen te starten met deplanning van hun project(en) op PC met be-hulp van MS Project

• Waar en wanneer ?WTCB, Lozenberg 7, 1932 Sint-Stevens-Woluwe, 7, 14, 21 en 28 juni 2006, van 9u00tot 16u00.

Meer informatie hieromtrent is beschikbaar viade rubriek ‘Agenda’ op de WTCB-website. ■