CONCEPTVOORSTELLEN LEERGEBIED NEDERLANDSNederlands. Leerlingen leren om mondelinge en schriftelijke...

60
1 CONCEPTVOORSTELLEN LEERGEBIED NEDERLANDS 7 mei 2019 INLEIDING In dit document vindt u de conceptvoorstellen van de leraren en schoolleiders van het ontwikkelteam Nederlands. Het team vraagt hierop uw feedback vóór 11 augustus. Ga voor de samenvatting van de voorstellen en om feedback te geven naar www.curriculum.nu. Wat zijn dit voor voorstellen? De leraren en schoolleiders hebben een visie op het leergebied opgesteld, op basis daarvan de essenties van het leergebied benoemd (grote opdrachten) en die vervolgens uitgewerkt in kennis en vaardigheden voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit zijn de bouwstenen. Voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs heeft het team aanbevelingen geformuleerd voor de herziening van de eindtermen. De voorstellen gaan over de onderwijsinhoud (wat), niet over didactiek (hoe). Op basis van uw feedback werkt het team hieraan verder, om het vervolgens te overhandigen aan de minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs. De voorstellen van alle ontwikkelteams van leraren en schoolleiders voor de 9 leergebieden vormen de basis voor de actualisatie van de huidige kerndoelen en eindtermen. Waarom deze actualisatie van het curriculum? Voor het eerst worden de kerndoelen van het primair en voortgezet onderwijs door leraren zelf en in samenhang geactualiseerd. Dit draagt bij aan doorlopende leerlijnen, de samenhang in het onderwijs, het terugdringen van overladenheid en de balans in de hoofddoelen van het onderwijs: kwalificatie, socialisatie en persoonlijke vorming. Lees verder op www.curriculum.nu en bekijk de animatie op www.curriculum.nu/animatie.

Transcript of CONCEPTVOORSTELLEN LEERGEBIED NEDERLANDSNederlands. Leerlingen leren om mondelinge en schriftelijke...

  • 1

    CONCEPTVOORSTELLEN LEERGEBIED NEDERLANDS 7 mei 2019

    INLEIDING

    In dit document vindt u de conceptvoorstellen van de leraren en schoolleiders van het

    ontwikkelteam Nederlands. Het team vraagt hierop uw feedback vóór 11 augustus. Ga voor

    de samenvatting van de voorstellen en om feedback te geven naar www.curriculum.nu.

    Wat zijn dit voor voorstellen? De leraren en schoolleiders hebben een visie op het

    leergebied opgesteld, op basis daarvan de essenties van het leergebied benoemd (grote

    opdrachten) en die vervolgens uitgewerkt in kennis en vaardigheden voor het primair

    onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit zijn de bouwstenen. Voor de

    bovenbouw van het voortgezet onderwijs heeft het team aanbevelingen geformuleerd voor

    de herziening van de eindtermen. De voorstellen gaan over de onderwijsinhoud (wat), niet

    over didactiek (hoe).

    Op basis van uw feedback werkt het team hieraan verder, om het vervolgens te

    overhandigen aan de minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs. De voorstellen van alle

    ontwikkelteams van leraren en schoolleiders voor de 9 leergebieden vormen de basis voor

    de actualisatie van de huidige kerndoelen en eindtermen.

    Waarom deze actualisatie van het curriculum? Voor het eerst worden de kerndoelen van

    het primair en voortgezet onderwijs door leraren zelf en in samenhang geactualiseerd. Dit

    draagt bij aan doorlopende leerlijnen, de samenhang in het onderwijs, het terugdringen

    van overladenheid en de balans in de hoofddoelen van het onderwijs: kwalificatie,

    socialisatie en persoonlijke vorming. Lees verder op www.curriculum.nu en bekijk de

    animatie op www.curriculum.nu/animatie.

    http://www.curriculum.nu/http://www.curriculum.nu/http://www.curriculum.nu/animatie

  • 2

    INHOUDSOPGAVE

    1. VISIE OP HET LEERGEBIED ........................................................................... 3

    2. GROTE OPDRACHTEN VAN HET LEERGEBIED NEDERLANDS........................... 6

    Grote opdracht 1: Interactie en een rijk taalaanbod dragen bij aan de taal- en

    denkontwikkeling ................................................................................................... 8

    Grote opdracht 2: De competente taalgebruiker blijft een leven lang zijn taal en

    taalgebruik ontwikkelen .......................................................................................... 9

    Grote opdracht 3: De competente taalgebruiker ontwikkelt zijn taal- en cultuurbewustzijn

    in een meertalige samenleving .............................................................................. 10

    Grote opdracht 4: Experimenteren met taal en vormen van taal stimuleert het

    zelfvertrouwen en plezier in taal ............................................................................ 11

    Grote opdracht 5: De competente taalgebruiker communiceert doelgericht ................. 12

    Grote opdracht 6: De competente taalgebruiker zet taal in bij het kritisch verwerken van

    (digitale) informatie ............................................................................................. 13

    Grote opdracht 7: Leesmotivatie en de ontwikkeling van literaire competentie stimuleren

    leerlingen lezers te worden en te blijven ................................................................. 14

    3. RAAMWERK: VAN VISIE EN GROTE OPDRACHTEN NAAR BOUWSTENEN ...... 16

    4. GENERIEKE AANBEVELINGEN VOOR DE UITWERKING BOVENBOUW VO ..... 18

    5. BOUWSTENEN ............................................................................................. 20

    Onderlegger 1.1 Rijke teksten als voorwaarde voor taal- en denkontwikkeling ............. 20

    Bouwsteen 1.2 Interactie in dienst van taal- en denkontwikkeling .............................. 23

    Bouwsteen 2.1 Een leven lang taal en taalgebruik ontwikkelen .................................. 26

    Bouwsteen 3.1 Meertaligheid: de ontwikkeling van taal- en cultuurbewustzijn ............. 30

    Bouwsteen 4.1 Experimenteren met taal en vormen van taal .................................... 33

    Bouwsteen 5.1 Doelgerichte communicatie ............................................................. 36

    Bouwsteen 6.1 Kritisch (digitale) informatie verwerken ............................................ 41

    Bouwsteen 7.1 Leesmotivatie en literaire competentie .............................................. 45

    BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST ............................................................................... 50

    BIJLAGE 2: BRONNENLIJST .................................................................................. 54

    BIJLAGE 3. VISUALISATIE VAN DE SAMENHNG VISIE EN GROTE OPDRACHTEN... 60

  • 3

    1. VISIE OP HET LEERGEBIED

    Denken, spelen en werken met taal

    Relevantie: Het leergebied Nederlands bevordert gelijke kansen voor alle leerlingen door

    hen in de gelegenheid te stellen een sterke taalbasis op te bouwen van waaruit zij zich een

    leven lang kunnen blijven ontwikkelen. Leerlingen werken aan hun taalbasis door in

    betekenisvolle taalgebruikssituaties gesprekken te voeren, te spreken, luisteren, lezen en

    schrijven. Hierbij is ook aandacht voor de rol van beelden en gebaren als betekenisdragers.

    Het leergebied Nederlands doet recht aan de verschillende talen en taalvariëteiten die

    leerlingen mogelijk ook beheersen. Deze talen en taalvariëteiten spelen een belangrijke rol

    als voertuig voor denkprocessen en communicatie, als drager van de identiteit en als

    vormgever van de samenleving. Ook zijn ze een belangrijke basis voor de algemene

    ontwikkeling en voor de ontwikkeling van het Standaardnederlands.

    Kennis van de Nederlandse taal en cultuur en een goede beheersing van het

    Standaardnederlands is van groot belang voor succesvolle participatie op school en

    deelname aan een geletterde, meertalige en pluriforme samenleving. Het

    Standaardnederlands is de gemeenschappelijke taal in informele en formele situaties: de

    taal van het onderwijs, de overheid en de wet. Het leergebied Nederlands voorziet in de

    ontwikkeling van de beheersing van de standaardtaal (kwalificatie).

    Ook draagt het leergebied bij aan de socialisatie van leerlingen. Leerlingen verwerven

    kennis en inzicht in de Nederlandse taal en cultuur, zodat deze in stand gehouden,

    overgedragen en verder ontwikkeld wordt. Ze worden ondersteund en uitgedaagd bij hun

    ontwikkeling tot actieve en kritische burgers. Leerlingen die zich thuis voelen in de

    Nederlandse taal zijn beter toegerust om op volwassen wijze hun verantwoordelijkheid te

    nemen in de samenleving (socialisatie).

    Taal is een belangrijk middel om relaties aan te gaan en expressie te geven aan en kennis

    te nemen van eigen en andermans ervaringen, gedachten en intenties. Leerlingen worden

    zich bewust van de relatie tussen vorm en betekenis van taal en taalgebruik en verwerven

    inzicht in hun eigen taal en taalgebruik en dat van anderen. Ze leren reflecteren op hun

    eigen ontwikkeling als taalgebruiker, in relatie tot de ander en de wereld om hen heen. Ten

    slotte bevordert het leergebied de ontwikkeling van een positieve houding ten opzichte van

    talen en taalvariëteiten in hun culturele context (persoonsvorming).

    Inhoud: De inhouden van het leergebied Nederlands worden hieronder beschreven,

    uitgaande van drie kerninhouden: Taal & communicatie, Taal & cultuur en Taal & identiteit.

    De samenhang tussen deze drie kerninhouden vormt binnen het leergebied Nederlands het

    uitgangspunt.

    Taal & communicatie

    Leerlingen komen op school structureel in aanraking met het Standaardnederlands en

    krijgen kansen zich daarin te ontwikkelen. Ze worden taalcompetent door in elke fase van

    ontwikkeling hun talige kennis, vaardigheden en attitudes uit te breiden en te verdiepen.

    De taalbasis die op deze manier ontstaat is een instrument om (verder) te leren.

    Door middel van taal verlenen leerlingen betekenis aan de wereld en kunnen ze gevoelens,

    ervaringen, meningen en feiten onder woorden brengen, begrijpen, interpreteren,

    vastleggen, evalueren en/of nuanceren. Bij het leergebied Nederlands leren leerlingen

    communiceren in verschillende, betekenisvolle taalgebruikssituaties. Ze worden

    gestimuleerd in hun taalproductie, eerst mondeling in interactie met elkaar en de leraar,

    later ook schriftelijk, digitaal en multimodaal. Ze leren communiceren in interactie met

    elkaar, bijvoorbeeld om te kunnen samenwerken en problemen op te lossen. Leerlingen

  • 4

    leren vanuit verschillende perspectieven naar onderwerpen uit het eigen leergebied, andere

    leergebieden en een bredere maatschappelijke context te luisteren en erover te praten, te

    lezen en te schrijven.

    Leerlingen verdiepen zich in teksten die rijk zijn aan inhoud en vorm. Ze produceren en

    verwerken een breed scala aan mondelinge, schriftelijke, digitale en multimodale teksten.

    Daarbij leren leerlingen gaandeweg hun communicatie af te stemmen op doel, publiek en

    taalgebruikssituatie en leren ze steeds beter de juiste taalregisters te hanteren. Ook leren

    ze om kritisch en efficiënt om te gaan met de continue stroom aan (digitale) informatie in

    de samenleving, zodat ze goede informatieverwerkers worden. Leerlingen leren doelgericht

    om te gaan met digitale media, inclusief nieuwe tekstsoorten en bijbehorende registers.

    Om doelgericht te communiceren, verwerven leerlingen inzicht in hoe taal in elkaar zit en

    hoe taal betekenis creëert. Ook leren ze systematisch over taalgebruik te denken en te

    communiceren.

    Taal & cultuur

    Leerlingen komen bij het leergebied Nederlands in aanraking met allerlei talige culturele

    uitingen uit heden en verleden. Door deze verschillende uitingen te verkennen, te

    bespreken en zelf te experimenteren en teksten te creëren, leren ze hun eigen en andere

    culturen beter te begrijpen en er respectvol mee om te gaan. Cultuur is alles wat mensen

    denken, doen en maken en de betekenis die mensen vanuit hun eigen achtergrond daaraan

    geven. De talige en culturele bagage die leerlingen meekrijgen op school is bepalend voor

    een succesvolle participatie in de samenleving.

    Het ontwikkelen van literaire competentie is een belangrijke taak van het leergebied

    Nederlands. Leerlingen leren om mondelinge en schriftelijke literaire teksten, zowel literaire

    fictie, non-fictie als poëzie, te begrijpen, te analyseren, interpreteren, erover te

    communiceren, erop te reflecteren en er persoonlijke, historische en culturele betekenis

    aan toe te kennen. Het uitgangspunt van het literatuuronderwijs is het geschreven woord.

    Andere culturele uitingen zoals film, theater, beeld en muziek kennen ook fictionele

    kenmerken en kunnen eveneens benut worden in het literatuur- en taalonderwijs, onder

    meer om aan te sluiten bij de belevingswereld van leerlingen. Leerlingen ontdekken de

    kracht en schoonheid van taal in allerlei talige uitingen en experimenteren met taal en

    vormen van taal. Bovendien is het bevorderen van leesplezier en leesmotivatie een

    belangrijke taak van het leergebied, omdat het een positieve leesspiraal in gang zet: een

    leerling die graag leest, leest meer en beter en grijpt daardoor ook sneller naar een ander

    boek of een andere tekst.

    Taal & identiteit

    Taal is een drager van identiteit en vertolkt het geheel aan normen, waarden en

    opvattingen van een individu, groep en samenleving. Leerlingen verkennen en ontwikkelen

    door taal hun eigen identiteit en hun relatie tot anderen en kunnen hier uiting aan geven.

    Ze leren om hun eigen gedachten, gevoelens en ervaringen uit te drukken en maken door

    middel van taal hun ideeën en intenties duidelijk. Leerlingen ontdekken en benutten hun

    talige kwaliteiten, ontwikkelen hun eigen voorkeuren en krijgen vertrouwen in hun eigen

    taalvaardigheid. Door taal leren ze hun gedachten, gevoelens en keuzes kenbaar te maken

    en toe te lichten, zoals eigen plannen en ideeën en ook hun school-, studie- en

    beroepskeuze.

    Leerlingen leren ook dat ze een onderwerp of thema vanuit meerdere perspectieven

    kunnen bekijken. Ze leren die perspectieven herkennen, daarop te reflecteren, hun oordeel

    uit te stellen of een gefundeerd oordeel te geven. Literatuur en andere talige culturele

    uitingsvormen spelen daarbij een belangrijke rol. Het (voor)lezen van, kijken en luisteren

    naar, praten over en scheppen van taaluitingen draagt daarmee bij aan de persoonlijke

    ontwikkeling van leerlingen, het verkennen van andere werelden en de ontwikkeling van

    inlevingsvermogen en van verbeeldingskracht.

  • 5

    Positie:

    Samenhang met andere leergebieden

    Binnen het leergebied Nederlands is er naast aandacht voor de dagelijkse algemene taal

    (DAT) ook aandacht voor de cognitief academische taal (CAT). Daar valt zowel de taal

    onder die wordt gebruikt in schriftelijke teksten als de vaktaal die expliciet wordt geleerd in

    alle leergebieden en beroepen. Leerlingen leren bij het leergebied Nederlands deze taal

    steeds passender te gebruiken om over de inhouden van het leergebied te communiceren.

    Daarnaast speelt het leergebied een ondersteunende rol als het gaat om het bewustmaken

    van het bestaan van cognitief academische taal bij alle leergebieden. Ten eerste door te

    helpen bij het identificeren ervan en ten tweede door talige activiteiten en rijke teksten in

    interactie aan te bieden die aansluiten bij doelen van andere leergebieden.

    In alle leergebieden is interactie met elkaar en de leraar een middel waarmee leerlingen

    hun taal- en denkvaardigheid ontwikkelen. Daarom is het belangrijk dat leerlingen in elk

    leergebied in aanraking komen met teksten met uitdagende inhouden en rijke taal. Door

    ernaar te luisteren, erover te praten, lezen en schrijven ontwikkelen zij hun taalbasis. Dat

    vraagt om talige doelen in de curricula van alle leergebieden en om ondersteuning van

    leerlingen in hun taalontwikkeling door de leraar.

    De inhouden en vaardigheden bij het leergebied Nederlands komen voor een belangrijk

    deel overeen met de inhouden en vaardigheden van het leergebied Engels/Moderne

    vreemde talen (MVT). Ook daar staat de ontwikkeling van talige en culturele competenties

    centraal. Daarom worden de dwarsverbanden tussen de curricula uitgewerkt.

    Doorlopende leerlijnen

    De basis voor de taalontwikkeling van een leerling wordt gelegd in de thuisomgeving en in

    de voorschoolse periode. Het is belangrijk om te constateren dat deze basis voor leerlingen

    verschillend is. Voor leerlingen met een beperkte Nederlandse taalvaardigheid moet het

    taalaanbod op school en specifiek bij het leergebied Nederlands niet worden verarmd. Deze

    leerlingen moeten juist op maat worden ondersteund bij het zelf produceren van rijke taal

    en het leren begrijpen van taal en teksten. Voor leerlingen met een goede beheersing van

    de Nederlandse taal is het van belang dat ook zij blijvend worden uitgedaagd hun

    taalvaardigheid te versterken.

    De taalontwikkeling van leerlingen verloopt grotendeels concentrisch: in elke fase van

    ontwikkeling is er sprake van een combinatie van verwerving van nieuwe talige en culturele

    kennis, vaardigheden en attitudes en van consolidatie en verdieping van bestaande kennis,

    vaardigheden en attitudes. In elke fase van de taalontwikkeling spelen een rijk taalaanbod,

    taalproductie en een multiperspectivische benadering van onderwerpen een grote rol.

    Leerlingen werken in interactie aan hun taalontwikkeling, waarbij (tijdelijke) ondersteuning

    van leerlingen bij het versterken van hun taalvaardigheid van belang is.

    Het aanbod binnen het leergebied Nederlands bereidt leerlingen voor op doorstroom naar

    passend vervolgonderwijs, beroep of dagbesteding. Daarbij wordt recht gedaan aan de

    eigenheid van de verschillende onderwijssectoren. Leerlingen krijgen de mogelijkheden om

    zich vanuit talenten, interesses en leerbehoeften te ontwikkelen. Op die manier kunnen

    leerlingen hun individuele kwaliteiten optimaal benutten, zich kwalificeren voor de

    overgangsmomenten en zich ontwikkelen tot taalcompetente deelnemers aan de

    samenleving, met een open houding ten opzichte van variatie en verandering in taal en

    cultuur.

  • 6

    2. GROTE OPDRACHTEN VAN HET LEERGEBIED NEDERLANDS

    Kennis van de Nederlandse taal en cultuur en een goede beheersing van de Nederlandse

    taal dragen bij aan persoonsvorming van leerlingen, succesvolle participatie op school en

    deelname aan de geletterde, meertalige en pluriforme samenleving. Het leergebied

    Nederlands draagt bij aan deze doelen vanuit drie kerninhouden: taal & communicatie, taal

    & cultuur en taal & identiteit. Vanuit de drie kerninhouden werkt het leergebied Nederlands

    mee aan de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van de leerlingen.

    De drie kerninhouden laten gezamenlijk zien waar het bij het leergebied om gaat. Ze staan

    niet los van elkaar, maar hangen sterk met elkaar samen. Vanuit de drie kerninhouden zijn

    zeven essenties vastgesteld: de zeven grote opdrachten van het leergebied. Deze grote

    opdrachten zijn een nadere specificering van de kerninhouden en vormen daarmee de

    schakel tussen de visie op het

    leergebied en de uitwerking in de

    bouwstenen (zie figuur 1 en bijlage 1).

    In elke grote opdracht ligt het accent op

    minstens twee van de drie

    kerninhouden.

    Binnen het leergebied Nederlands leren

    leerlingen te communiceren in woord,

    gebaar, schrift en beeld. Leerlingen zijn

    zowel taalleerder als taalgebruiker.

    De eerste drie grote opdrachten leggen

    het accent op de leerling als taalleerder:

    leerlingen worden taalvaardig, ze

    vergroten hun vermogen om taal te

    leren, ze leren over taal en taalgebruik

    te communiceren en ze leren erop te

    reflecteren. Hierdoor zijn ze hun leven

    lang in staat om hun talige kennis en

    vaardigheden te ontwikkelen. De

    essenties van de drie grote opdrachten

    zijn als volgt:

    Grote opdracht 1: interactie en

    een rijk taalaanbod dragen bij

    aan de taal- en denkontwikkeling;

    Grote opdracht 2: de competente taalgebruiker blijft een leven lang zijn taal en

    taalgebruik ontwikkelen;

    Grote opdracht 3: de competente taalgebruiker ontwikkelt zijn taal- en

    cultuurbewustzijn in een meertalige samenleving

    De andere vier grote opdrachten leggen het accent op de leerling als taalgebruiker. Er is

    altijd sprake van een wisselwerking tussen de eerste drie grote opdrachten en de laatste

    vier grote opdrachten: leerlingen versterken hun taallerend vermogen (NLGO 1 – 3) door

    zich te ontwikkelen in het experimenteren met taal en vormen van taal, doelgericht

    communiceren, kritisch informatie verwerken en literaire competentie (NLGO 4 – 7). En

    omgekeerd versterkt hun taallerend vermogen hun communicatie in de verschillende

    taalgebruikssituaties.

    Grote opdracht 4: experimenteren met taal en vormen van taal

    Creatief omgaan met taal en vormen van taal draagt bij aan expressieve communicatie,

    creatieve denkontwikkeling, zelfkennis en identiteitsvorming, plezier in taal en motivatie

    voor en door taal. Bij het leergebied Nederlands is een belangrijke rol weggelegd voor het

    Figuur 1: visualisatie van de samenhang tussen visie en grote opdrachten en grote opdrachten onderling

  • 7

    experimenteren met taal en vormen van taal om uiting te geven aan ideeën, ervaringen,

    gevoelens en intenties, als stimulans voor het creatieve proces van leerlingen (NLGO 4).

    Deze grote opdracht is vormgegeven vanuit het accent op taal & communicatie en taal &

    identiteit.

    Grote opdrachten 5 en 6: doelgerichte communicatie

    Bij doelgerichte communicatie houdt de taalgebruiker rekening met het doel, het publiek en

    de taalgebruikssituatie waarbinnen gecommuniceerd wordt. De leerling leert zijn verbale en

    non-verbale communicatie hierop af te stemmen, omdat afstemming zorgt voor vlotte,

    succesvolle en gepaste communicatie (NLGO 5).

    De leerling leert ook kritisch (digitale) informatie te verwerken (NLGO 6). Het kritisch

    verwerven, verwerken en verstrekken van informatie staat in dienst van doelgerichte

    communicatie. Het is een zelfstandige grote opdracht, omdat het omgaan met meer en

    minder betrouwbare informatie een van de belangrijkste vaardigheden is in de huidige

    samenleving. Beide grote opdrachten zijn vormgegeven vanuit het accent op taal &

    communicatie en taal & cultuur.

    Grote opdracht 7: leesmotivatie en literaire competentie

    Leerlingen krijgen door het werken aan zowel leesmotivatie als aan literaire competentie de

    kans om lezers te worden en te blijven. Literair competent zijn betekent dat leerlingen

    literatuur belevend, interpreterend, beoordelend en met narratief begrip lezen en erover

    kunnen communiceren. Het leergebied Nederlands werkt aan leesmotivatie en literaire

    competentie (NLGO 7). Deze grote opdracht is vormgegeven vanuit het accent op taal &

    cultuur en taal & identiteit.

    Brede vaardigheden

    De zeven grote opdrachten beschrijven hoe leerlingen als taalleerder en taalgebruiker

    steeds beter leren communiceren. Ze verwerven steeds meer en complexere taalmiddelen

    om te communiceren. Ook leren ze de wereld, de mens en zichzelf erin steeds beter

    kennen. Door te werken aan de ontwikkeling van het Nederlands ontwikkelen leerlingen

    tegelijkertijd hun brede vaardigheden die hen helpen te leren denken en handelen, zichzelf

    te leren kennen, en te leren omgaan met anderen. Daarbij gaat het om kritisch, creatief en

    probleemoplossend denken en handelen, om reflectie op taal en cultuur, eigen

    taalleerproces en talenten, om oriëntatie op jezelf, je studie en loopbaan en om

    samenwerken.

    Relatie met het leergebied Engels/MVT

    De drie kerninhouden van het leergebied Nederlands vertonen grote overeenkomsten met

    de perspectieven van het leergebied Engels/MVT, met name als het gaat om taal &

    communicatie en taal & cultuur. Beide leergebieden rusten leerlingen talig toe voor hun

    participatie in een meertalige en pluriforme samenleving. Bij het leergebied Nederlands ligt

    daarbij het accent op het leren van het Nederlands als gemeenschappelijke taal en op de

    culturele aspecten van communicatie, zodat leerlingen kunnen participeren op school, in

    hun vervolgstudie, beroep of dagbesteding en in de samenleving. Bij het leergebied

    Engels/MVT ligt het accent op het leren van andere moderne vreemde talen en op

    interculturele en grensoverstijgende aspecten van communicatie.

    Samenhang grote opdrachten met andere leergebieden

    Hieronder beschrijven we voor welke grote opdrachten van het leergebied Nederlands de

    samenhang met andere leergebieden is geëxpliciteerd:

    Interactie draagt bij aan taal- en denkontwikkeling (NLGO 1): omdat het leggen van

    een sterke basis in de Nederlandse taal helpt om de doelen rondom taalbewustzijn

    bij het leergebied Engels/MVT te realiseren, is deze grote opdracht afgestemd met

    het leergebied Engels/MVT (EMvTGO 1). Ook de keuze van onderwerpen binnen het

    leergebied is uitgewerkt, waarbij expliciet de link met mondiale en

  • 8

    wereldoriënterende onderwerpen uit de andere leergebieden, waaronder Mens &

    Maatschappij, Mens & Natuur en Burgerschap wordt gelegd.

    Meertaligheid (NLGO 3): omdat elke taal en elke taalvariëteit onderdeel is van het

    meertalig repertoire van de leerling, zijn zowel het Nederlands (vanuit het

    perspectief van het leergebied Engels/MVT) als de moderne vreemde talen (vanuit

    het perspectief van het leergebied Nederlands) onderdeel van dat repertoire. Beide

    leergebieden hebben daarom een grote opdracht rondom meertaligheid uitgewerkt

    (Engels/MVT, EMvTGO 5) die met elkaar zijn afgestemd. Er ligt ook een duidelijke

    relatie met de grote opdracht rondom identiteit, diversiteit en gelijkwaardigheid bij

    Burgerschap (BuGO 4 en 5), waarbij het gaat over de verschillende achtergronden,

    mogelijkheden en oriëntaties van leerlingen.

    Experimenteren met taal en vormen van taal (NLGO 4): het experimenteren met

    taal en vormen van taal levert een bijdrage aan de persoonsvorming en socialisatie

    van de leerling. Dit onderdeel komt terug bij zowel het leergebied Nederlands als

    het leergebied Engels/MVT (EMvTGO 2). Ook met het leergebied Kunst & Cultuur

    (KCGO 1 en 2) is nauw afgestemd als het gaat om het ontwikkelen van artistiek en

    creatief vermogen en artistieke expressie bij het experimenteren met taal en

    vormen van taal. Daarbij is aandacht voor en invulling van het creatieve proces in

    plaats van het product én aandacht voor reflectie van eigen en andermans werk op

    dezelfde manier beschreven.

    Doelgericht communiceren (NLGO 5) en Kritisch informatie verwerken (NLGO 6):

    communicatie in de Nederlandse taal en internationale communicatie zijn nauw met

    elkaar verbonden. Daarom zijn zowel de gehanteerde terminologie (bijvoorbeeld

    begrippen zoals 'tekst') als de kennis en vaardigheden afgestemd met het

    leergebied Engels/MVT (EMvTGO 1). Voor het uitwerken van de grote opdracht over

    kritische informatieverwerking is afstemming gezocht met het leergebied Digitale

    geletterdheid (DLGO 1) als het gaat om de kennis en vaardigheden die nodig zijn

    voor online informatieverwerking. De grote opdracht hangt ook nauw samen met de

    grote opdrachten Democratie is van waarde (BUGO 1) en Leven in een digitale

    maatschappij van Burgerschap (BuGO 7). In de eerste staan menings- en

    oordeelsvorming centraal en in de tweede het inzicht in eigen en andermans

    mediagebruik en de invloed van media op het sociale en politieke leven.

    Leesmotivatie en literaire competentie (NLGO 7): het beleven van literatuur in het

    Nederlands en in andere talen levert een bijdrage aan de persoonsvorming en

    socialisatie van de leerling. Dit komt terug bij zowel het leergebied Nederlands, het

    leergebied Engels/MVT (EMvTGO 2) als het leergebied Kunst & Cultuur (KCGO 7).

    Daarnaast hebben de leergebieden Kunst & Cultuur, Engels/MVT en Nederlands

    gezamenlijk een definitie van cultuur opgesteld.

    Grote opdracht 1: Interactie en een rijk taalaanbod dragen bij aan de taal- en

    denkontwikkeling

    Relevantie: Om op school en in onze geletterde samenleving optimaal te kunnen

    functioneren, hebben alle leerlingen een sterke taalbasis nodig: een mentaal netwerk van

    kennis en ervaringen en de daarmee verbonden taal. Hiermee geven ze vorm aan hun

    gedachten en het stelt ze in staat een leven lang te blijven leren. Een sterke taalbasis

    vormt de grondslag voor voortdurende ontwikkeling van kennis in informele en formele

    taalgebruikssituaties, binnen en buiten school.

    Inhoud: Leerlingen ontwikkelen een sterke taalbasis door sociale interactie met een rijk

    taalaanbod en uitgedaagde taalproductie, zowel mondeling, schriftelijk, digitaal en

    multimodaal. Voor de taal- en denkontwikkeling van leerlingen is interactie tussen

    leerlingen onderling en met de leraar noodzakelijk, zodat leerlingen de ruimte krijgen om

    hun gedachten te verwoorden. Interactie functioneert als middel om te leren en het

  • 9

    denkproces te faciliteren, om gedachten te ordenen en lijn in het denken aan te brengen.

    Wanneer leerlingen actief hun eigen bedoelingen en ideeën onder woorden brengen en

    redeneren, ontwikkelen ze al doende naast hun algehele denkvaardigheid ook hun

    taalvaardigheid op alle niveaus. Daarbij gaat het om fonologie, woordvorming,

    woordenschat, zinsbouw, schrift en pragmatiek. Leerlingen leren bovendien passende

    taalregisters te hanteren in verschillende taalgebruikssituaties, waarbij ze niet alleen

    dagelijkse algemene taal (DAT) maar ook steeds meer cognitief academische taal (CAT)

    gebruiken.

    Een rijk taalaanbod bestaat uit literaire en zakelijke teksten met een rijke inhoud en vorm.

    Leerlingen werken met mondelinge, schriftelijke, digitale en multimodale teksten. De

    inhouden ervan komen zowel uit het eigen leergebied als uit de andere leergebieden in het

    kader van betekenisvolle samenhang voor leerlingen. Leerlingen verdiepen zich in

    persoonsvormende, wereldoriënterende en mondiale thema's, zoals taal en cultuur,

    burgerschap, globalisering, duurzaamheid, technologie en oriëntatie op jezelf, je talenten,

    studie en beroep. Het is belangrijk dat leerlingen zich langdurig verdiepen in onderwerpen

    die vanuit meerdere perspectieven benaderd kunnen worden. Dat doen ze met een variatie

    aan zowel literaire als zakelijke teksten die elkaar aanvullen of tegenspreken. Daarbij zijn

    de teksten van goede kwaliteit, met rijk taalgebruik, gevarieerde woordenschat inclusief

    laagfrequente woorden, en gevarieerde zinsstructuren inclusief samengestelde zinnen en

    verbindingswoorden.

    Brede vaardigheden: communicatie, samenwerken

    Grote opdracht 2: De competente taalgebruiker blijft een leven lang zijn taal en

    taalgebruik ontwikkelen

    Relevantie: Iedereen krijgt gedurende zijn of haar persoonlijke leven, studie- en

    werkloopbaan met verschillende en nieuwe taalgebruikssituaties te maken. Daarom is het

    in een geletterde samenleving van belang dat leerlingen in staat zijn om als taalgebruiker

    hun leven lang talige kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Bij het leergebied Nederlands

    werken leerlingen aan het versterken van hun taallerend vermogen. Daardoor zijn ze beter

    in staat om in verschillende, nieuwe taalgebruikssituaties doelgericht te communiceren. De

    leerling ziet en verwoordt de effecten van taalgebruik op zichzelf en de ander, reageert

    adequaat en herkent en waardeert de culturele aspecten ervan.

    Inhoud: Zowel bij het leergebied Nederlands als het leergebied Engels/moderne vreemde

    talen ontwikkelen leerlingen hun (taal)leervaardigheden en taalbewustzijn. Ze beseffen

    welke (taal)leervaardigheden ze nodig hebben om talige activiteiten goed uit te voeren.

    Ook verwerven ze kennis over en inzicht in hoe taal in elkaar zit en hoe taal werkt in een

    context (taalbewustzijn). Daarbij ontwikkelen ze een metataal om functioneel over

    taalgebruik en taalleren te kunnen communiceren.

    De ontwikkeling van taalbewustzijn loopt parallel aan de cognitieve ontwikkeling en de

    taalontwikkeling van leerlingen. Pas als leerlingen voldoende taalbasis hebben ontwikkeld,

    zijn ze in staat om te leren metacognitieve strategieën in te zetten tijdens de voorbereiding

    en uitvoering van en de reflectie op complexe talige activiteiten. Leerlingen leren deze

    strategieën in te zetten op basis van noodzaak en behoefte.

    Leerlingen leren (realistische) taal(leer)doelen te stellen. Ook leren ze effectieve cognitieve

    en metacognitieve strategieën toepassen om de gestelde taal(leer)doelen te bereiken.

    Daarnaast leren ze om de effectiviteit van hun taalgebruik binnen en buiten school en/of

    van hun taalleeractiviteit waar te nemen, te analyseren en te evalueren in relatie tot de

    gestelde taal(leer)doelen en eigen verwachtingen. Daarbij leren ze feedback op waarde

  • 10

    schatten en verwerken. Ook leren ze bruikbare feedback geven op aanpak en prestaties

    van medeleerlingen. Ze kijken niet alleen terug, maar juist ook vooruit en leren

    verwoorden hoe prestaties en opgedane leerervaringen van invloed zijn op toekomstige

    taalgebruikssituaties.

    Om het taallerend vermogen te versterken, is het van belang dat bij het leergebied

    Nederlands wordt gewerkt aan taalbewustzijn. Leerlingen krijgen inzicht in hoe taal in

    elkaar zit, in de relatie tussen vorm en betekenis en in hoe taal werkt in een context. Ook

    het werken aan taal(leer)plezier en motivatie is een essentieel onderdeel van het

    leergebied Nederlands. Het is belangrijk dat leerlingen het vertrouwen hebben dat ze een

    talige activiteit tot een goed einde kunnen brengen. Een klimaat waarin leerlingen kunnen

    oefenen om hun taalgebruik te optimaliseren en hierbij naar behoefte worden ondersteund,

    is daarbij voorwaardelijk. Ook is het belangrijk om een context te creëren waarin ruimte is

    voor interactie over taal(leer)doelen en eigen taalontwikkeling.

    Brede vaardigheden: zelfregulatie, oriëntatie op jezelf, je studie en je loopbaan

    Grote opdracht 3: De competente taalgebruiker ontwikkelt zijn taal- en

    cultuurbewustzijn in een meertalige samenleving

    Relevantie: Historisch gezien is Nederland een land waarin verschillende talen en

    taalvariëteiten gesproken en gebruikt worden, zowel binnen als buiten de schoolcontext.

    Globalisering en migratie brengen bovendien met zich mee dat leerlingen vaak samen leren

    en samenwerken met mensen met een andere talige en culturele achtergrond. Iedereen

    gebruikt afwisselend en soms door elkaar verscheidene talen of taalvariëteiten, zoals

    Nederlands, Fries, Engels, Turks, Pools of Arabisch, Nederlandse gebarentaal, een regionale

    taal, dialect of straattaal. Deze talen hebben een bijzondere betekenis voor de gebruiker,

    omdat ze dragers zijn van cultuur en identiteit.

    Erkennen van en aansluiten bij (thuis)talen en taalvariëteiten van leerlingen is nodig om

    het Standaardnederlands (verder) te ontwikkelen, samen te leren en samen te leven. Het

    versterkt het talig en (inter)cultureel bewustzijn en leidt tot gevoeligheid voor meerdere

    talen en een open houding, waardering en respect bij leraren, leerlingen en ouders ten

    aanzien van talige diversiteit en culturele identiteit.

    Inhoud: Meertaligheid verwijst naar de aanwezigheid van meerdere talen en

    taalvariëteiten binnen een bepaalde context of bepaald gebied, zoals op een school, in de

    thuissituatie of in de samenleving. Leerlingen worden zich ervan bewust dat ze leven in een

    meertalige en pluriforme samenleving en begrijpen wat dat betekent voor zichzelf en voor

    de ander. Ze leren hoe verschillende talen en taalvariëteiten het Nederlands beïnvloeden

    en beïnvloed hebben, doordat deze met elkaar in contact staan. Leerlingen ontdekken dat

    ze woorden uit andere talen en taalvariëteiten in hun dagelijks leven gebruiken en dat er

    overeenkomsten en verschillen tussen talen en taalvariëteiten zijn in woorden, klanken,

    taalstructuren en conventies. Dat draagt bij aan hun taalbewustzijn. Ze verwerven

    gefundeerde inzichten in meertaligheid, taalvariatie, taalnormen en -verandering. Door

    deze kennis, inzichten en ervaringen leren leerlingen bewust en respectvol om te gaan met

    overeenkomsten en verschillen in (thuis)talen en taalvariëteiten in hun culturele context.

    Meertaligheid houdt ook in dat taalgebruikers hun meertalige repertoire flexibel kunnen

    inzetten om te communiceren en het Standaardnederlands te leren. Afhankelijk van de

    taalgebruikssituatie waarin leerlingen zich bevinden, zetten ze hun meertalig repertoire in.

    Ze leren schakelen tussen talen en taalvariëteiten met de bijbehorende taalregisters en

    taalstructuren in interactie en om doelgericht te communiceren. Door kennis van en

    ervaring met talen of taalvariëteiten krijgen leerlingen bovendien meer inzicht in de eigen

  • 11

    (meer)talige cultuur en identiteit en in die van anderen. Hierdoor kunnen leerlingen

    mensen van verschillende sociale en culturele achtergronden met zelfvertrouwen, empathie

    en spreekdurf tegemoet treden, met hen communiceren en samenwerken.

    Brede vaardigheden: Sociale en culturele vaardigheden, oriëntatie op jezelf, je studie en

    loopbaan

    Grote opdracht 4: Experimenteren met taal en vormen van taal stimuleert het

    zelfvertrouwen en plezier in taal

    Relevantie: Experimenteren met taal en vormen van taal is het scheppen van kunst met

    woorden. Bij het leergebied Nederlands is een belangrijke rol weggelegd voor het

    experimenteren met taal en vormen van taal als uiting van het creatieve proces. Creatief

    denken en handelen zijn vaardigheden waar nu en in de toekomst in de samenleving een

    groot beroep op wordt gedaan.

    Creatief omgaan met taal kan bijdragen aan inzicht en plezier in en motivatie voor taal.

    Ook kan het leerlingen nieuwsgierig maken naar bepaalde taalverschijnselen. Door in

    aanraking te komen met creatieve vormen van taal, hierover in gesprek te gaan en ze zelf

    te creëren, werken leerlingen aan expressie en culturele kennis. Ook werken ze aan het

    vormgeven van hun eigen identiteit. Aandacht voor het creatieve proces zorgt voor

    verrijkende ervaringen voor leerlingen. Hiermee kunnen taalcompetentie, durf en

    zelfvertrouwen versterkt worden. Ook kan het nieuwe manieren aanreiken om betekenis te

    geven aan ervaringen.

    Inhoud: Leerlingen beschikken van jongs af aan over een eigen creatief vermogen om

    verhalen op een eigen en/of nieuwe manier te delen. Leerlingen geven uiting aan ideeën,

    ervaringen, gevoelens en intenties vanuit spel en fantasie. Door in het onderwijs aandacht

    te besteden aan zelfexpressie en het creatieve proces, blijft het creatieve vermogen

    behouden en kan het verder worden ontwikkeld.

    De nadruk bij het experimenteren met taal ligt op het creatieve proces. Leerlingen leren

    om divergerend te denken en daarbij allerlei verschillende creatieve ideeën te genereren.

    Dat doen ze door het oefenen met en het zien van een breed scala aan vormen van taal en

    tekstgenres en daarbij na te denken over de effecten ervan op de ontvanger. Leerlingen

    leren vervolgens deze ideeën te analyseren en passende ideeën te selecteren. Ze creëren

    op basis daarvan zelf een talige uiting, waarbij originaliteit, het nieuwe en het eigene van

    leerlingen belangrijk zijn. Leerlingen kunnen de gemaakte keuzes in hun doorgemaakte

    creatieve proces toelichten.

    Het creatieve proces wordt gekenmerkt door spel, experiment, intuïtie en/of improvisatie

    met taal en vormen van taal, al dan niet gecombineerd met beeld, klank en beweging.

    Creatieve vormen van taal omvatten alle vormen van taalgebruik, zoals luisteren, spreken,

    lezen en schrijven, mogelijk gecombineerd met beeld en gebaren.

    Bij het leergebied Nederlands bouwen leerlingen een repertoire op van kennis,

    vaardigheden en technieken die het creatieve proces stimuleren. Dat doen ze door te

    kijken naar het eigen werk en dat van anderen en te reflecteren op het doorgemaakte

    creatieve proces en op de (mogelijke) effecten van de creatieve uiting op de ontvanger. Ze

    krijgen hierdoor steeds meer inzicht in het taalsysteem en breiden hun repertoire aan

    technieken uit. Daardoor zijn ze steeds meer in staat om te experimenteren met taal en

    vormen van taal en met werkelijkheid en fantasie in zowel zakelijke als meer artistieke

    teksten, zoals liedjes, rijmspellen, taalgrappen, digitale vertellingen en cabaretteksten. In

    deze vaak speelse teksten is aandacht voor vormaspecten, waarbij leerlingen leren om

  • 12

    vormen van taal en taalnormen bewust te doorbreken.

    Om ruimte te bieden aan creativiteit is het van belang een klimaat te creëren waarin

    leerlingen zichzelf durven zijn en beseffen dat er altijd verschillende manieren zijn om iets

    in taal uit te drukken. Leerlingen moeten ruimte krijgen om met plezier te durven

    experimenteren met taal, zowel mondeling, schriftelijk, digitaal en multimodaal. Ze mogen

    daarbij herhaald oefenen om hun taalgebruik te optimaliseren en worden daarbij naar

    behoefte ondersteund.

    Brede vaardigheden: Creatief denken en (praktisch) handelen, ondernemend denken en

    handelen

    Grote opdracht 5: De competente taalgebruiker communiceert doelgericht

    Relevantie: Doelgericht leren communiceren is een van de voornaamste doelen van

    taalonderwijs. Communicatie is namelijk een cruciaal element om tot maatschappelijke

    participatie en persoonlijke ontwikkeling te komen in een geletterde samenleving. Bij het

    leergebied Nederlands leren leerlingen in informele en formele taalgebruikssituaties

    doelgericht te communiceren. Dat doen ze zowel mondeling, schriftelijk, digitaal en

    multimodaal, bijvoorbeeld om te amuseren, elkaar te informeren of te overtuigen. Met

    name voor het schriftelijk communiceren (lezen en schrijven) en het afstemmen op formele

    taalgebruikssituaties geldt dat verreweg de meeste leerlingen dit vooral op school leren.

    Inhoud: Bij doelgerichte communicatie houdt de taalgebruiker rekening met doel, publiek

    en taalgebruikssituatie waarin gecommuniceerd wordt. De leerling leert steeds beter en

    bewuster zijn verbale en non-verbale communicatie hierop af te stemmen, omdat

    afstemming zorgt voor vlotte, succesvolle en gepaste communicatie. Leerlingen

    communiceren productief (spreken en schrijven), receptief (luisteren, kijken en lezen) en in

    interactie. In interactie zijn er zowel receptieve als productieve vaardigheden vereist en is

    er sprake van een (snelle) afwisseling tussen deze vaardigheden. Zeker in de huidige

    samenleving waarin online- en offlineactiviteiten elkaar afwisselen en vermengen is er vaak

    sprake van onmiddellijke, snelle en massale interactie.

    Leerlingen verwerven inzicht in en werken met mondelinge, schriftelijke, digitale en

    multimodale teksten die via verschillende media worden gecommuniceerd. Om doelgericht

    te communiceren verwerven leerlingen kennis van communicatieve doelen, bijbehorende

    genres en talige, visuele en retorische middelen die taalgebruikers inzetten om hun

    doel(en) te bereiken. Leerlingen leren in welke taalgebruikssituatie welk taalregister en

    welke taalvariëteit passend is en leren hierin de juiste keuzes maken als ze zelf

    communiceren. Ook leren ze welke taalnormen gelden in bepaalde taalgebruikssituaties,

    met name als het gaat om schriftelijk taalgebruik. Op den duur leren leerlingen bronnen

    met taaladviezen te raadplegen op basis van noodzaak en behoefte. Ze zijn zich steeds

    meer bewust van de effecten die talige, visuele en retorische middelen kunnen hebben op

    het denken, handelen en de opvattingen van anderen. Deze inzichten krijgen ze door te

    reflecteren op de relatie tussen vorm en betekenis van taal en op het taalgebruik van

    anderen en van zichzelf in literaire en zakelijke teksten.

    Het jonge kind leert zijn taalregister en taalvariëteit al af te stemmen op de

    taalgebruikssituatie, bijvoorbeeld in spelsituaties zoals een gesprek bij de kassa of een

    telefoongesprek met de dokter. Naarmate leerlingen ouder worden, wordt het gebruik van

    formele taal en taalregisters, inclusief cognitief academische taal (CAT), in verschillende

    taalgebruikssituaties steeds belangrijker. Leerlingen produceren, verwerken en waarderen

    steeds complexere literaire en zakelijke teksten en voeren steeds complexere talige

    activiteiten uit naarmate ze zich cognitief en talig ontwikkelen. Dat doen ze niet alleen

  • 13

    individueel, maar juist ook samen: gezamenlijk realiseren ze beoogde taaldoelen en

    ondersteunen elkaar daarbij onder andere door het geven en ontvangen van feedback.

    Om doelgericht te leren communiceren is het noodzakelijk talige activiteiten aan te bieden

    waarvan het belang en het doel duidelijk is. Deze talige activiteiten zijn gesitueerd in een

    authentieke taalgebruikssituatie en hebben een realistisch publiek. Zowel het leergebied

    Nederlands als de andere leergebieden creëren deze voor leerlingen betekenisvolle

    taalgebruikssituaties, zodat de gewenste mondelinge, schriftelijke, digitale en multimodale

    productie en de daarbij passende taalregisters en taalvariëteiten worden uitgelokt.

    Brede vaardigheden: kritisch denken en (praktisch) handelen, probleemoplossend

    denken en (praktisch) handelen en communiceren

    Grote opdracht 6: De competente taalgebruiker zet taal in bij het kritisch

    verwerken van (digitale) informatie

    Relevantie: Leerlingen groeien op in een geletterde, digitale samenleving waarin in een

    hoog tempo een continue stroom informatie op hen afkomt die ze moeten filteren. Feiten

    en meningen, hoofd- en bijzaken wisselen elkaar af en leerlingen moeten beoordelen wat

    waar en belangrijk is, wie wat zegt en met welke bedoeling. Het is belangrijk om hoofd-

    van bijzaken en objectieve van subjectieve informatie te kunnen scheiden. Kritisch

    informatie kunnen verwerken is in alle leergebieden en ook buiten school van groot belang.

    Het accent bij het leergebied Nederlands ligt op de rol van talige, visuele en retorische

    middelen bij het kritisch verwerven, verwerken en verstrekken van (digitale) informatie.

    Inhoud: Leerlingen leren kritisch en efficiënt omgaan met online en offline

    informatiebronnen, zoals elkaars verhalen, het (jeugd)journaal, boeken, websites en

    berichten op sociale media. Ze worden zich er steeds meer van bewust dat ze daarvoor

    voldoende inhoudelijke kennis van onderwerpen nodig hebben, omdat kritisch informatie

    verwerken over onbekende inhouden (vrijwel) onmogelijk is.

    Leerlingen leren om informatie op waarde te schatten, hoofd- van bijzaken en objectieve

    van subjectieve informatie te onderscheiden. Leerlingen ontwikkelen hierdoor een kritische

    blik op de betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid van verschillende, soms

    tegenstrijdige bronnen. Ze leren hun mening en/of oordeel uit te stellen, totdat ze genoeg

    informatie hebben verzameld waarmee ze hun mening gefundeerd kunnen onderbouwen.

    Ze verwerven steeds meer kennis van en inzicht in tekstkenmerken die helpen bij het

    onderscheid tussen feit en mening, hoofd- en bijzaak en bij het beoordelen van de kwaliteit

    van argumenten. Ook verkrijgen ze steeds meer inzicht in talige, visuele en retorische

    middelen, die worden ingezet om communicatieve doelen te bereiken, bijvoorbeeld om de

    ontvanger te overtuigen of te manipuleren. Dat doen leerlingen door teksten en taalgebruik

    van zichzelf en van anderen te analyseren en hierop met elkaar en de leraar te reflecteren.

    Leerlingen leren steeds beter om hun informatievraag te formuleren en hun zoekstrategie

    te bepalen bij het zoeken naar informatie. Ze leren om verder te kijken dan de eerste

    zoekresultaten en om informatie niet letterlijk over te nemen. Leerlingen leren bijvoorbeeld

    juiste trefwoorden en synoniemen te gebruiken, voor een spreekbeurt over Annie M.G.

    Schmidt of de Eiffeltoren, voor een klein onderzoek naar de waarde van poëzie of groene

    energie bij wereldoriëntatie en voor hun archiefonderzoek bij Nederlands of geschiedenis.

    Ook leren ze de bronnen te documenteren, zodat ze verkregen informatie steeds beter

    kunnen verantwoorden. In toenemende mate leren leerlingen informatie uit verschillende

    bronnen op een logische manier te ordenen en te integreren in eigen woorden, zodat er

    een goede tekst ontstaat die ze mondeling, schriftelijk, digitaal en/of multimodaal

  • 14

    communiceren bij het leergebied Nederlands, andere leergebieden en buiten de

    schoolcontext.

    Brede vaardigheden: kritisch denken en (praktisch) handelen, probleemoplossend

    denken en (praktisch) handelen, communiceren

    Grote opdracht 7: Leesmotivatie en de ontwikkeling van literaire competentie

    stimuleren leerlingen lezers te worden en te blijven

    Relevantie: Literatuur draagt eraan bij jezelf, de ander en de wereld te leren kennen. Het

    geeft de mogelijkheid om op te gaan in een verhaalwereld. Literaire teksten geven een

    inkijk in het hoofd en de cultuur van iemand anders en laten meerdere interpretaties toe.

    Dit draagt bij aan het empathisch vermogen en aan genuanceerder denken, communiceren

    en handelen. Door leerlingen de kans te geven regelmatig literaire teksten die aanspreken

    en uitdagen, te lezen, voor te lezen, te bekijken/beluisteren en erover te praten wordt het

    waarschijnlijker dat leerlingen positieve leeservaringen opdoen. Deze ervaringen en het

    werken met literaire teksten zijn van belang voor de ontwikkeling van taalcompetenties en

    onderwijsprestaties in het algemeen.

    Inhoud: Het leergebied Nederlands werkt aan leesmotivatie, maakt leerlingen wegwijs in

    het brede aanbod van literatuur en werkt aan de ontwikkeling van literaire competentie.

    Het bevorderen van leesplezier, wegwijs maken in het leesaanbod en ontwikkelen van

    leesmotivatie is van belang, omdat ze een positieve leesspiraal in gang zetten: een leerling

    die graag leest, leest meer en beter en pakt daardoor ook sneller een ander boek of een

    andere tekst. Belangrijk daarvoor is een positief leesklimaat waarin rust en tijd om vrij te

    lezen vanzelfsprekend zijn.

    Leerlingen maken kennis met een breed aanbod aan historische en hedendaagse literaire

    teksten, zowel fictie als literaire non-fictie en poëzie. Daartoe behoren prentenboeken,

    kinder-, jeugd-, adolescenten- (Young Adult) en volwassenenliteratuur. Door kennis te

    maken en te werken met literaire teksten krijgen leerlingen inzicht in hun leesvoorkeuren.

    Als ze daarbij vrijheid krijgen in het kiezen van literaire teksten, begeleid worden bij hun

    keuze en boeken kunnen lezen die aansluiten op hun competenties en interesses, wordt de

    kans vergroot dat ze lezers met een positieve leesattitude worden en blijven.

    Literair competent worden betekent dat leerlingen literatuur belevend, interpreterend,

    beoordelend en met narratief begrip leren lezen en over hun literaire leeservaringen leren

    communiceren en discussiëren. Ze ontwikkelen zich binnen elk van deze vier dimensies,

    waarbij ontwikkeling binnen één dimensie van invloed is op de ontwikkeling binnen de

    andere dimensies. Binnen het literatuuronderwijs komen deze vier dimensies geïntegreerd

    aan bod. Het is van belang dat leerlingen daarbij kennis opdoen van aanbod en genres en

    een literair vocabulaire opbouwen. Hierdoor zijn ze in staat om teksten te kiezen die bij

    hun leesvoorkeuren passen, kunnen ze hun leeservaring verwoorden en zelf literaire

    teksten produceren. Dit versterkt de leesmotivatie van leerlingen.

    Werken aan literaire competentie begint al vroeg, waarbij wordt aangesloten bij de

    belevingswereld van leerlingen en verder wordt gewerkt op een wijze die past bij het

    schooltype en het niveau van de leerling. Door over literaire teksten te praten en te

    schrijven, door voorgelezen te worden en door zelf te lezen, kijken en luisteren bouwen

    leerlingen verschillende tekstwerelden op. Zo’n tekstwereld is een samenhangende

    representatie van beelden, emoties, gedachten en ervaringen. Via het bouwen van deze

    tekstwerelden geven lezers zelf betekenis aan de tekst.

  • 15

    Leerlingen lezen, horen over en kijken naar gebeurtenissen en situaties die zich in

    verschillende (fantasie)werelden, (sub)culturen en perioden afspelen. Daarbij reflecteren ze

    op eigen en andermans (sub)cultuur, wat hen helpt om respect en tolerantie te

    ontwikkelen. Ze leren meerdere perspectieven te verkennen en in te nemen en ze leren

    vragen te stellen aan de tekst, zichzelf en de ander. Ook leren ze eigen standpunten ter

    discussie te stellen, hun eigen oordeel uit te stellen en argumenten af te wegen op basis

    van onderzoek en interactie. Door creatieve opdrachten met literatuur worden leerlingen

    uitgedaagd en wordt de leesmotivatie versterkt.

    Brede vaardigheden: Kritisch denken en (praktisch) handelen, creatief denken en

    (praktisch) handelen, sociale en culturele vaardigheden

  • 16

    3. RAAMWERK: VAN VISIE EN GROTE OPDRACHTEN NAAR BOUWSTENEN

    Kennis van de Nederlandse taal en cultuur en een goede beheersing van de Nederlandse

    taal dragen bij aan persoonsvorming van leerlingen, succesvolle participatie op school en

    deelname aan de geletterde, meertalige en pluriforme samenleving. Het leergebied

    Nederlands draagt bij aan deze doelen vanuit drie kerninhouden: taal & communicatie, taal

    & cultuur en taal & identiteit. Vanuit de drie kerninhouden zijn zeven essenties vastgesteld:

    de zeven grote opdrachten van het leergebied.

    De zeven grote opdrachten zijn vervolgens uitgewerkt in even zoveel bijbehorende sets

    van bouwstenen (zie het raamwerk), waarin wordt beschreven welke kennis en

    vaardigheden ten minste nodig zijn om aan de grote opdrachten in po en onderbouw vo te

    voldoen. In de bouwsteen po worden de kennis en vaardigheden daarbij in twee fasen

    beschreven: onderbouw (fase 1) en bovenbouw (fase 2), waarbij de overgang tussen fase

    1 en fase 2 rondom groep 4 ligt, hoewel het in de praktijk een vloeiende overgang betreft.

    Voor vo bovenbouw levert het ontwikkelteam aanbevelingen op die richtinggevend zijn

    voor de formulering van eindtermen voor vmbo, havo en vwo in een vervolgfase.

    Bij het beschrijven van de kennis en vaardigheden in de bouwstenen is in acht genomen

    dat de taalontwikkeling van leerlingen grotendeels concentrisch verloopt: in elke fase van

    ontwikkeling is er sprake van een combinatie van verwerving van nieuwe talige kennis,

    vaardigheden en attitudes en van consolidatie en verdieping van bestaande kennis,

    vaardigheden en attitudes. In elke nieuwe fase zal in meer of mindere mate ondersteuning

    en begeleiding nodig zijn bij het verwerven van zowel nieuwe als verdiepende kennis en

    vaardigheden.

    Raamwerk van bouwstenen

    Het ontwikkelteam heeft gekozen voor een 1-op-1-relatie tussen grote opdrachten en sets

    van bouwstenen: elke grote opdracht wordt in één set bouwstenen uitgewerkt. In de

    vervolgfase zullen de bouwstenen in samenhang worden uitgewerkt in kerndoelen en

    eindtermen.

    Daarnaast heeft het ontwikkelteam een onderlegger ontwikkeld die aan alle bouwstenen

    ten grondslag ligt, namelijk het aanbod van rijke teksten. In het onderstaande raamwerk

    worden de zeven grote opdrachten genoemd en de bijbehorende bouwstenen.

    Gro

    te o

    pdra

    cht

    NLGO 1

    Interactie

    en een rijk

    taalaanbod

    dragen bij

    aan taal- en

    denk-

    ontwikkeling

    NLGO 2 Een

    leven lang

    taal en

    taalgebruik

    ontwikkelen

    NLGO 3

    Meertaligheid:

    ontwikkeling

    van taal- en

    cultuur-

    bewustzijn

    NLGO 4

    Experimen-

    teren met

    taal en

    vormen van

    taal

    NLGO 5

    Doelgericht

    communiceren

    NLGO 6

    Kritisch

    (digitale)

    informatie

    verwerken

    NLGO 7

    Lees-

    motivatie en

    literaire

    competentie

    Bouw

    ste

    en NL 1.2

    Interactie

    draagt bij

    aan taal- en

    denk-

    ontwikkeling

    NL 2.1

    Een leven

    lang taal en

    taalgebruik

    ontwikkelen

    NL 3.1

    Meertaligheid:

    ontwikkeling

    van taal- en

    cultuur-

    bewustzijn

    NL 4.1

    Experimen-

    teren met

    taal en

    vormen van

    taal

    NL 5.1

    Doelgericht

    communiceren

    NL 6.1

    Kritisch

    (digitale)

    informatie

    verwerken

    NL 7.1

    Lees-

    motivatie en

    literaire

    competentie

    1.1 Rijke teksten

    Hieronder verduidelijken we de elementen uit het raamwerk die om toelichting vragen,

    namelijk de onderlegger 'rijke teksten' en de grote opdracht en set bouwstenen 'interactie'.

  • 17

    Rijke teksten

    Het ontwikkelteam beschrijft in een onderlegger onder alle bouwstenen de noodzaak van

    het gebruik van rijke teksten, zowel mondeling, schriftelijk, digitaal als multimodaal. Het

    gebruik van rijke teksten is voorwaardelijk voor het ontwikkelen van kennis en

    vaardigheden die in de zeven bouwstenen worden uitgewerkt. Het bevordert het

    ontwikkelen van de taal- en denkvaardigheid en is een middel om alle leerlingen gelijke

    kansen te bieden op het ontwikkelen van een sterke taal- en culturele basis. Het

    ontwikkelteam benadrukt dat rijke teksten niet alleen van belang zijn bij het leergebied

    Nederlands maar ook bij de andere leergebieden en doet daarom ook de aanbeveling de

    onderlegger uit te werken voor alle leergebieden.

    Interactie als middel en doel

    Het tweede voorwaardelijke aspect voor een goede taal- en denkontwikkeling is frequente

    interactie met medeleerlingen, de leraar en andere taalgebruikers. Interactie inzetten als

    leeractiviteit geldt bij zowel het leergebied Nederlands als bij de andere leergebieden.

    Leerlingen ontwikkelen zodoende hun woordenschat en bouwen gezamenlijk talige en

    culturele kennis en kennis van de wereld op. Bij het leergebied Nederlands is frequente

    interactie niet alleen een leeractiviteit, maar werken leerlingen ook aan kennis en

    vaardigheden voor kwalitatief goede interactie. Daarom zijn de kennis en vaardigheden

    uitgewerkt in een aparte grote opdracht en bijbehorende set bouwstenen (1.1).

    Mondiale thema's

    De mondiale thema's worden bij het leergebied Nederlands niet inhoudelijk uitgewerkt. Wel

    worden in verschillende bouwstenen de thema's globalisering, duurzaamheid,

    technologische ontwikkelingen en gezondheid & welzijn opgevoerd als mogelijke

    onderwerpen of thema's om bij het leergebied Nederlands aan te werken, bijvoorbeeld in

    de bouwstenen waarin interactie en doelgericht communiceren worden uitgewerkt.

    Brede vaardigheden

    In de grote opdrachten zijn per grote opdracht de meest relevante brede vaardigheden

    expliciet benoemd. De uitwerking van zowel de leergebiedspecifieke als de brede

    vaardigheden is zichtbaar in de opsomming van kennis en vaardigheden in de verschillende

    sets van bouwstenen. De brede vaardigheid 'sociale en culturele vaardigheden' is

    bijvoorbeeld zichtbaar in bouwsteen 3.1 over meertaligheid waarbij leerlingen onder andere

    leren dat talen en taalvariëteiten verschillend gewaardeerd worden, ze vooroordelen leren

    herkennen en reflecteren op hun eigen en andermans talige en culturele identiteit.

    Overzicht samenhang bouwstenen met die van andere leergebieden

    Onderstaande tabel toont welke bouwstenen van het leergebied Nederlands nauw zijn

    afgestemd met bouwstenen van andere leergebieden.

    NL 1.1 Rijke teksten als voorwaarde voor de

    taal- en denkontwikkeling

    Relevant voor alle leergebieden

    NL 1.2 Interactie in dienst van taal- en

    denkontwikkeling

    Relevant voor alle leergebieden

    NL 2.1 Taalbewustzijn en een leven lang

    taal ontwikkelen

    Engels/MVT

    3.1 Meertaligheid: ontwikkeling van taal- en

    cultuurbewustzijn

    Engels/MVT Burgerschap

    4.1 Experimenteren met taal en vormen

    van taal

    Kunst & Cultuur Engels/MVT

    5.1 Doelgericht communiceren

    Engels/MVT

    6.1 Kritisch (digitale) informatie verwerken Digitale

    geletterdheid

    Burgerschap

    7.1 Leesmotivatie en literaire competentie Engels/MVT Burgerschap Kunst & Cultuur

  • 18

    4. GENERIEKE AANBEVELINGEN VOOR DE UITWERKING BOVENBOUW VO

    1. Neem in de uitwerking van de bovenbouw vo de visie en de zeven grote opdrachten

    van het leergebied Nederlands als uitgangspunt en bouw voort op de onderliggende

    bouwstenen (po en vo onderbouw). Het aanbod uit die bouwstenen dient in alle

    schoolsectoren te worden uitgebreid en verdiept.

    2. Ontwikkel een kerncurriculum voor de verschillende sectoren in de bovenbouw, in

    elk geval specifiek voor vmbo-bb en -kb, vmbo-gt, havo en vwo. Borg daarbij het

    onderscheidende karakter van de betreffende sector en maak keuzes in kennis,

    vaardigheden, onderwerpen en contexten die aansluiten bij de accenten die in het

    daaraan gekoppelde vervolgonderwijs (vmbo-mbo, havo-hbo en vwo-wo) worden

    gelegd en voorkom een zogenaamd 'theezakjes-model' waarbij de inhoud van de

    havo een afgeleide is van de inhoud van het vwo, en de inhoud van het vmbo een

    afgeleide is van de inhoud van de havo. Wel is daarbij de horizontale afstemming

    tussen sectoren van belang, zodat leerlingen kunnen stapelen en Nederlands op een

    hoger niveau kunnen volgen en afsluiten.

    3. Werk in de bovenbouw vmbo een kerncurriculum uit waarbij zowel het algemeen

    vormende aspect van het leergebied Nederlands behouden blijft als ook de

    koppeling met de beroepsgerichte examenprogramma's wordt gezocht. Te denken

    valt aan het benutten van de talige eindtermen in de beroepsgerichte programma's,

    zoals:

    een ontwerp kunnen presenteren bij de opdrachtgever en een offerte

    kunnen maken bij het profiel Bouwen, Wonen en Interieur,

    frontoffice-werkzaamheden kunnen uitvoeren zoals klachten afhandelen,

    klanten en bezoekers ontvangen en het bedrijf presenteren bij het profiel

    Economie en Ondernemen,

    informatie zoeken en geven over gezonde voeding, voedings- en

    bewegingspatroon en dagritme, voedings- en leefgewoonten signaleren,

    observeren, rapporteren en erover adviseren bij het profiel Zorg en Welzijn.

    4. Werk in de bovenbouw havo en de bovenbouw vwo net als bij wiskunde een aantal

    varianten van het kerncurriculum uit (wiskunde kent een A-, B-, C- en D-

    programma). Koppel de varianten aan de profielen, waarbij er in elk geval een

    cultuurprofielvariant wordt uitgewerkt. Leerlingen met het cultuurprofiel krijgen

    naast een algemeen vormend deel ook een verdiepend aanbod van inhouden uit de

    neerlandistiek. Net als in de onderbouw vo worden verbanden gelegd met de

    inhouden van de moderne vreemde talen die ook deel uitmaken van het

    cultuurprofiel. Daarbij analyseren en vergelijken leerlingen bijvoorbeeld

    overeenkomsten en verschillen in woordstructuren, -betekenissen, zinnen en

    taalgebruik.

    5. Ontwikkel voor het kerncurriculum van elke sector in de bovenbouw vo een

    algemeen deel dat voor alle leerlingen in de betreffende sector gelijk is. Ontwikkel

    daarnaast een deel dat bestaat uit een aantal modules waarvan leerlingen er een

    vastgesteld aantal uit kiezen op basis van interesses, gekozen (beroeps)profiel en

    mogelijke vervolgopleiding. Keuzemodules hebben tot doel een route op maat van

    de leerling samen te stellen, waardoor een leerling kan oriënteren, verbreden of

    verdiepen.

    6. Stel voor het kerncurriculum van elke sector in de bovenbouw vo een aantal

    leergebiedspecifieke thema's/onderwerpen vast, waar leerlingen onderzoek naar

    kunnen doen. In onderstaande tabel is per grote opdracht een suggestie gedaan

    voor een centraal te stellen thema dat voor alle leerlingen relevant is en van waaruit

    concrete onderwerpen kunnen worden afgeleid. In de uitwerking van de

  • 19

    aanbevelingen voor de bovenbouw vo worden bij de afzonderlijke bouwstenen

    telkens enkele suggesties voor onderwerpen gedaan.

    G

    rote

    opdra

    cht

    NLGO 1 Interactie en

    een rijk taalaanbod

    dragen bij aan taal-

    en denkontwikkeling

    NLGO 2 Een leven

    lang taal en

    taalgebruik

    ontwikkelen

    NLGO 3

    Meertaligheid:

    ontwikkeling van

    taal- en

    cultuurbewustzijn

    NLGO 4

    Experimenteren met

    taal en vormen van

    taal

    Them

    a

    Interactie en denken Taalbewustzijn en

    (taal)leervaardigheden

    Meertaligheid en

    taalverandering

    Zelfexpressie en

    effect

    Gro

    te

    opdra

    cht NLGO 5 Doelgericht

    communiceren

    NLGO 6 Kritisch

    (digitale) informatie

    verwerken

    NLGO 7

    Leesmotivatie en

    literaire competentie

    Them

    a Communicatie en

    genres

    Moderne retorica en

    oordeelsvorming

    literaire beleving en

    waardering

    In de vervolgfase kan het aantal vastgestelde thema's onderzocht worden en ook of

    scholen en/of leerlingen daarin een keuze mogen maken, passend bij hun

    interesses, gekozen profiel en mogelijke vervolgopleiding.

  • 20

    5. BOUWSTENEN

    Onderlegger 1.1 Rijke teksten als voorwaarde voor taal- en denkontwikkeling

    Relevantie Rijke teksten zijn essentieel voor de taal- en denkontwikkeling van leerlingen bij

    Nederlands en bij andere leergebieden. Ze bevorderen de ontwikkeling van kennis van de

    wereld en diep begrip, maken leerlingen nieuwsgierig en stimuleren daarmee de motivatie

    om verder te lezen of kijken/luisteren. Het gebruik van zowel literaire als zakelijke teksten

    met een rijke inhoud en vorm passend bij een onderwerp of thema versterkt de taalbasis

    van leerlingen in alle fasen van het onderwijs en draagt zodoende bij aan de

    woordenschat-, lees- en schrijfontwikkeling. Het is daarom van belang om rijke teksten in

    te zetten bij zowel het leergebied Nederlands, als bij de andere leergebieden.

    Kenmerken en inhoud

    Rijke teksten kunnen zowel literaire (fictie, non-fictie en poëzie) als zakelijke teksten zijn.

    Ze hebben verschillende verschijningsvormen: mondeling, schriftelijk, digitaal en

    multimodaal. Kenmerkend voor rijke teksten zijn de goede taalkwaliteit en de rijke inhoud.

    Taalkwaliteit

    Rijke teksten zetten aan tot denken. De teksten zijn veelal origineel van vorm en inhoud,

    waarbij tekst, beeld, illustraties en geluid elkaar versterken. Het taalgebruik in een rijke

    tekst is gevarieerd, en zo min mogelijk vereenvoudigd. De woordenschat wordt ontwikkeld

    doordat leerlingen onbekende en laagfrequente woorden tegenkomen in verschillende

    zinsverbanden en bekende contexten. Rijke teksten kunnen abstract taalgebruik bevatten,

    zoals figuurlijk taalgebruik.

    Een rijke zakelijke tekst is inhoudelijk samenhangend en heeft een heldere tekststructuur

    met onder andere gevarieerde zinsstructuren, samengestelde zinnen en verwijs- en

    verbindingswoorden.

    Als het om rijke literaire teksten gaat, komen in teksten onder andere wisselingen in

    vertelperspectief en chronologie voor, kan er sprake zijn van gelaagdheid, verschillende

    stijlen en verhaallijnen, variatie in taalregisters en afwisseling in beschrijving en dialoog.

    Rijke literaire teksten bieden ruimte tot meerdere interpretaties en mogelijkheden tot

    opgaan in een andere wereld.

    Rijke inhoud

    Rijke teksten sluiten aan bij een onderwerp of thema dat centraal staat en bieden de

    mogelijkheid tot interactie. Rijke teksten komen uit het eigen leergebied, sluiten aan bij of

    leggen de verbinding met andere leergebieden en de mondiale thema's: globalisering,

    duurzaamheid, technologische ontwikkelingen en gezondheid. Er is een evenwichtige

    verhouding tussen de hoeveelheid nieuwe informatie en de al bekende informatie uit de

    tekst, zodat leerlingen de nieuwe informatie kunnen integreren met hun voorkennis.

    In de klas

    Het is van belang dat er verschillende mondelinge, schriftelijke, digitale en multimodale

    teksten in samenhang worden aangeboden, zodat er een taalrijke leeromgeving ontstaat.

    Leerlingen komen begrippen tegen in meerdere teksten en in verschillende contexten en

    leergebieden, zodat ze deze kunnen verankeren in hun langetermijngeheugen. Leerlingen

    leren om verbindingen te leggen tussen verschillende teksten en onderwerpen uit

    verschillende leergebieden en vanuit meerdere perspectieven naar een onderwerp te

    kijken. Bij nieuwe onderwerpen ondersteunt de leraar middels modelling. De leraar doet

    hierbij hardop denkend voor hoe hij de tekst verwerkt en interpreteert. Er kunnen hierbij

    overeenkomstige, maar ook tegenstrijdige teksten worden aangeboden. Daardoor kunnen

    leerlingen zowel hun oordeelsvorming, als hun inlevingsvermogen ontwikkelen in interactie

    met elkaar en de leraar. De betrokkenheid van leerlingen wordt vergroot door hen uit te

  • 21

    dagen zich een langere tijd te verdiepen in een onderwerp of thema, bijvoorbeeld in

    mondiale thema's zoals duurzaamheid en internationalisering, of leergebiedspecifieke

    thema’s zoals meertaligheid en communicatie. Om de leesmotivatie te stimuleren, is een

    diversiteit aan (terugkerende) thema’s en onderwerpen gedurende de schoolloopbaan

    wenselijk.

    Het is belangrijk dat alle leerlingen toegang krijgen tot rijke teksten en erover

    communiceren, dus ook leerlingen die taalzwak zijn, lezen moeilijk vinden of het

    Nederlands als tweede taal leren. Scaffolding is daarom voorwaardelijk: het ondersteunen

    van leerlingen door hen tijdelijk steigers te bieden die weer worden afgebroken als ze niet

    meer nodig zijn. Hierbij richt de leraar zich op het verduidelijken van de strekking van de

    hele tekst en zo nodig op losse woorden. Scaffolding is gericht op het overbrengen van

    kennis over de inhoud, indien mogelijk visueel en auditief ondersteund. Denk hierbij aan

    beeldmateriaal om de context te verduidelijken (bijvoorbeeld foto's, filmfragmenten,

    tabellen en grafieken), visualisatie en toelichting van de tekst vooraf (bijvoorbeeld door

    gebeurtenissen uit de tekst met een prikkelende vraag te bespreken) of een ingesproken

    versie van de tekst.

    In de fase van het aanvankelijk leesproces maken rijke teksten deel uit van het aanbod in

    het kader van rijke kennisontwikkeling. Leerlingen kijken en luisteren ernaar, en gaan

    erover met elkaar in gesprek. Tegelijkertijd ontwikkelen de leerlingen hun lees- en

    decodeervaardigheid met behulp van relatief eenvoudige teksten. Deze helpen hen het

    leesproces te automatiseren en hun zelfvertrouwen in hun leesvaardigheid te vergroten.

    Daarnaast kunnen deze teksten als opstap dienen voor steeds rijkere en complexere

    teksten over hetzelfde onderwerp.

    Voorbeelden ter inspiratie

    Bij het leergebied Nederlands is het van belang dat er een goede balans is tussen literaire

    en zakelijke teksten. Hieronder wordt per fase een aantal voorbeelden gegeven van rijke

    literaire teksten, onderverdeeld in fictie, non-fictie en poëzie, en rijke zakelijke teksten.

    Deze voorbeelden zijn geselecteerd uit verschillende bestaande lijsten van bekroonde

    jeugdboeken, namelijk Griffels, Penselen, Vlag en Wimpels, de Woutertje Pieterse Prijs en

    de Gouden Lijst. Verder zijn de voorbeelden geselecteerd uit nominaties voor prijzen in de

    kinder- en jeugdliteratuur, zijn het boeken die worden geprezen door recensenten en

    experts op dit gebied en op lijsten van kinderboekenambassadeurs staan.

    De onderstaande teksten zijn uitdrukkelijk niet voorschrijvend of volledig, maar ter

    illustratie van de hierboven beschreven kenmerken. De voorbeelden bestaan uit een

    variëteit aan schrijvers, onderwerpen en zijn Nederlandstalig (oorspronkelijk en vertaald).

  • 22

    A Primair onderwijs

    Fase 1 (po onderbouw)

    Literaire teksten Zakelijke teksten

    Fictie Non-fictie Poëzie

    Auteur: Werner Holzwarth

    en Wolf Erlbruch

    Titel: Over een kleine mol

    die wil weten wie er op

    zijn kop gepoept heeft

    Auteur: Jenni

    Desmond

    Titel: De olifant

    Auteur: Hans en

    Monique Hagen

    Titel: Daar komt

    de tijger

    Rijke teksten zijn onder andere te

    vinden in informatieve boeken

    geschikt voor leerlingen in deze fase.

    En op www.schooltv.nl

    Auteur: Annie M.G. Smidt

    Titel: Pluk van de Petteflet

    Auteur: Yuval

    Zommer

    Titel: Het bijzondere

    beestjesboek

    Auteur: Edward

    van de Vendel

    Titel:

    Superguppie

    Auteur: Dolf Verroen

    Titel: Droomopa

    Auteur: Imme Dros

    Titel: Uit de

    kapperszaak in de

    Dapperstraat

    Auteur: Koos

    Meinderts

    Titel: Bij ons in

    de straat

    Fase 2 (po bovenbouw)

    Literaire teksten Zakelijke teksten

    Fictie Non-fictie Poëzie

    Auteur: Annet Schaap

    Titel: Lampje

    Auteur: Jan Paul

    Schutten

    Titel: Het raadsel

    van alles wat leeft

    Auteur: Ted van

    Lieshout

    Titel: Ze gaan er

    met je neus

    vandoor

    Rijke teksten zijn onder andere te

    vinden in informatieve boeken

    geschikt voor leerlingen in deze fase.

    En te vinden op:

    www.blendle.nl

    www.entoen.nu

    www.jeugdbibliotheek.nl

    www.jeugdjournaal.nl

    www.klokhuis.nl

    www.natgeojunior.nl

    www.nemokennislink.nl

    www.slimme-teksten.nl

    www.nieuwsindeklas.nl

    www.schooltv.nl

    Andere bronnen zijn:

    New Scientist, National Geographic,

    Roots, Puur natuur, Technisch

    weekblad, Quest, Quest historie, Kijk

    en Historisch nieuwsblad.

    Auteur: Anna Woltz Titel: Gips

    Auteur: Stine

    Jensen Titel: Alles wat ik

    voel

    Auteur: Jaap

    Robben Titel: Als iemand

    ooit mijn botjes

    vindt

    Auteur: Martine Letterie Titel: Oorlog zonder vader

    Auteur: Joukje

    Akveld Titel: Een aap op de

    wc

    Auteur: Bibi

    Dumon Tak Titel: Laat een

    boodschap achter

    in het zand

    http://www.schooltv.nl/http://www.blendle.nl/http://www.entoen.nu/http://www.jeugdbibliotheek.nl/http://www.jeugdjournaal.nl/http://www.klokhuis.nl/http://www.natgeojunior.nl/http://www.nemokennislink.nl/http://www.slimmeteksten.nl/http://www.nieuwsindeklas.nl/http://www.schooltv.nl/

  • 23

    B vo onderbouw

    Literaire teksten Zakelijke teksten

    Fictie Non-fictie Poëzie

    Auteur: Marjolijn Hof

    Titel: Regels van drie

    Auteur: Annet

    Huizing en Margot

    Westermann

    Titel:

    Zweetvoetenman

    Auteur: Kees

    Spiering

    Titel: Jij begint

    Rijke teksten zijn onder andere te

    vinden in informatieve boeken

    geschikt voor leerlingen in deze fase.

    En te vinden

    op: www.nemokennislink.nl

    www.entoen.nu

    www.natgeojunior.nl

    www.nos.nl

    www.taalcanon.nl

    www.blendle.nl

    www.scientias.nl

    www.schooltv.nl

    Andere bronnen zijn: De

    Correspondent, New Scientist,

    National Geographic, Roots, Puur

    natuur, Technisch weekblad, Quest,

    Quest historie, Kijk, historisch

    nieuwsblad en landelijk

    gerenommeerde kranten.

    Auteur: Bart Moeyaert Titel: Tegenwoordig heet

    iedereen sorry

    Auteur: Wouter

    Laumans en Marijn

    Schrijver Titel: Mocro Maffia

    Auteur: Akwasi Titel: Laten we

    het er maar niet

    over hebben

    Auteur: Rindert Kromhout Titel: Soldaten huilen niet

    Auteur: Arend van

    Dam Titel: De reis van

    Syntax Bosselman

    Auteur: Kila van

    der Starre en

    Babette Zijlstra

    (Kila & Babsie) Titel: Woorden

    temmen

    Bouwsteen 1.2 Interactie in dienst van taal- en denkontwikkeling

    Opbouw doorlopende leerlijn

    De ontwikkeling van leerlingen verloopt grotendeels concentrisch: bepaalde kennis en

    vaardigheden komen in elke fase aan bod. Naarmate de leerlingen zich verder ontwikkelen

    worden deze kennis en vaardigheden geconsolideerd, uitgebreid en verdiept. In deze

    bouwsteen is de opbouw van de doorlopende leerlijn zichtbaar op met name twee

    aspecten:

    ● Van minder naar meer: de interactie in dienst van taal- en denkontwikkeling wordt

    in de leerlijn uitgebreid door steeds meer (soorten) teksten met verschillende

    verschijningsvormen en uit verschillende media te betrekken bij de interactie, en

    daar ook een of meerdere verwerkingsvaardigheden aan te koppelen, zoals een

    samenvatting of schema maken van het besprokene. Naast dagelijkse algemene

    taal (DAT) leren leerlingen steeds meer cognitieve academische taal (CAT)

    gebruiken en dit ook steeds passender gebruiken.

    ● Van eenvoudig naar complex: het onderwerp, verschijnsel en/of probleem waarover

    de leerlingen interactie hebben, bouwt zich op in complexiteit van taalgebruik, in de

    mate van abstractie, diepgang en informatiedichtheid, en in de aard van de

    onderwerpen. De onderwerpen kunnen zowel dichtbij als verder van de leerlingen af

    staan.

    Samenhang binnen het leergebied

    Het ontwikkelen van en inbedden van kwalitatief goede interactie is voorwaardelijk om

    kennis en vaardigheden uit andere bouwstenen te ontwikkelen en vormt een belangrijk

    onderdeel van alle bouwstenen.

    http:// www.nemokennislink.nlhttp://www.entoen.nu/http://www.natgeojunior.nl/http://www.nos.nl/http://www.taalcanon.nl/http://www.blendle.nl/http://www.scientias.nl/http://www.schooltv.nl/

  • 24

    Samenhang tussen leergebieden

    Taal- en denkontwikkeling vindt plaats in alle leergebieden en wordt gestimuleerd door

    interactie. Interactie is daarom een belangrijk middel om het leren vorm te geven in alle

    leergebieden. Ook bij het leergebied Engels/MVT krijgt interactie in bouwsteen 1.1 Effectief

    communiceren een belangrijke plaats.

    Brede vaardigheden

    Bij deze bouwsteen komen de volgende brede vaardigheden aan bod: communiceren;

    samenwerken.

    A Bouwsteen po

    FASE 1 (po onderbouw)

    In alle leergebieden wordt kwalitatief goede interactie met medeleerlingen en de leraar

    ingezet als leeractiviteit. Ze bouwen gezamenlijk talige kennis en kennis van de wereld op.

    Bij het leergebied Nederlands is het ontwikkelen en stimuleren van kwalitatief goede

    interactie ook een doel, opdat leerlingen die binnen en buiten school kunnen gebruiken. In

    de onderbouw po hebben leerlingen interactie in groepjes, in de (kleine) kring, bij

    (rollen)spel en via verhalen en (prenten)boeken over onderwerpen, verschijnselen of

    problemen die zich lenen voor onderbouwde meningen, standpunten en oplossingen. Deze

    onderwerpen sluiten aan bij inhouden uit het eigen leergebied of leggen de verbinding met

    andere leergebieden en de mondiale thema's. De leerlingen gebruiken taal om zaken te

    benoemen en te beschrijven (eenvoudige taaldenkfuncties). Ook gebruiken ze taal om

    verbanden te leggen, te ordenen, te vergelijken, te redeneren, te onderhandelen en te

    concluderen (complexe taaldenkfuncties). In de interactie schakelen leerlingen indien nodig

    tussen hun (thuis)talen en taalvariëteiten en het Nederlands en gebruiken ze de kennis en

    vaardigheden van hun thuistaal om hun denkvaardigheden en de Nederlandse

    taalvaardigheid verder te ontwikkelen.

    Kennis en vaardigheden

    Leerlingen leren:

    ● samen het onderwerp, verschijnsel of probleem verkennen en uitdiepen. Daarbij

    gaat het niet alleen om het beschrijven of benoemen van het 'wie-wat-waar-

    wanneer', maar ook om het op eenvoudige wijze verwoorden van het 'hoe' en

    'waarom'.

    ● hun eigen bedoelingen, ideeën, gevoelens en denkproces onder woorden brengen,

    verwoorden wat ze al weten, te weten zijn gekomen en nog willen weten door

    vragen te stellen.

    ● gericht luisteren en constructief, kritisch en op het passende moment in de

    interactie reageren op ideeën van anderen.

    ● de opgedane kennis en ideeën benutten, en alleen of met medeleerlingen aan

    anderen mondeling, visueel en later ook schriftelijk presenteren en/of samenvatten

    in spel, kleine kring of klas.

    ● samen terugkijken op het doel van de interactie (brainstormen, onderhandelen,

    redeneren etc.) en op hoe dat doel (alsnog) kan worden behaald.

    ● naast dagelijkse algemene taal steeds meer cognitieve academische taal gebruiken

    passend bij het onderwerp of thema, en passend bij de taaldenkfuncties, zoals

    chronologisch ordenen: eerst/dan; vergelijken: minder/meer/meest; oorzaak-

    gevolg: omdat/daarom.

    FASE 2 (po bovenbouw)

    In de bovenbouw po ontwikkelen leerlingen hun taal- en hun denkvaardigheid verder,

    zowel binnen als buiten school. Ze bekijken, overdenken en bespreken een onderwerp,

    verschijnsel of probleem vanuit verschillende perspectieven en teksten. Deze onderwerpen

  • 25

    sluiten aan bij inhouden uit het eigen leergebied of leggen de verbinding met andere

    leergebieden en de mondiale thema's. Ze zijn geschikt om leerlingen actief aan de slag te

    laten gaan om onderbouwde meningen, standpunten en oplossingen te bedenken. De

    complexiteit en diepgang ervan passen bij de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen.

    Kennis en vaardigheden

    Leerlingen leren:

    ● het onderwerp, verschijnsel of probleem verkennen en uitdiepen samen met andere

    leerlingen en de leraar. Ze leren daarbij een of meerdere teksten gebruiken en

    gedurende de interactie verwerkingsvaardigheden inzetten, zoals aantekeningen of

    een schema maken.

    ● hun eigen bedoelingen, ideeën, gevoelens en denkproces gestructureerd onder

    woorden brengen (bijvoorbeeld in chronologische volgorde), verwoorden wat zij al

    weten, te weten zijn gekomen en nog willen weten door vragen te stellen.

    Leerlingen leren als dat nodig is ideeën op verschillende manieren overbrengen.

    ● gericht te luisteren en constructief, kritisch en op het passende moment in de

    interactie te reageren op ideeën van anderen.

    ● de ander te laten weten dat ze hem begrijpen en vragen te stellen als ze iets niet

    begrijpen of als ze meer informatie willen hebben.

    ● de opgedane kennis en ideeën benutten en alleen of met medeleerlingen mondeling,

    schriftelijk, digitaal en multimodaal presenteren en/of samenvatten, indien nodig en

    passend met ondersteuning van verschillende technologische middelen.

    ● samen reflecteren op het doel van de interactie (brainstormen, onderhandelen,

    redeneren etc.), op hoe dat doel (alsnog) kan worden behaald en op de eigen rol en

    inbreng daarbij.

    ● hun cognitieve academische taal steeds passender tijdens de interactie inzetten en

    deze uitbreiden.

    B. Bouwsteen vo onderbouw

    In de onderbouw vo ontwikkelen leerlingen hun taal- en hun denkvaardigheid verder. Ze

    bekijken, overdenken en bespreken een onderwerp, verschijnsel of probleem vanuit

    verschillende perspectieven en ontwikkelen onderbouwde meningen, standpunten en

    oplossingen. De inhouden sluiten aan bij de inhouden van het eigen leergebied, de andere

    leergebieden en/of de mondiale thema's. Ook sluiten de inhouden aan bij de accenten die

    binnen een schoolsector worden gelegd (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo). De

    complexiteit en diepgang ervan passen bij de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen.

    Kennis en vaardigheden

    Leerlingen leren:

    ● het onderwerp, verschijnsel of probleem verkennen en uitdiepen samen met andere

    leerlingen en de leraar, en daarbij meerdere teksten gebruiken. Ook leren ze

    gedurende de interactie verwerkingsvaardigheden inzetten, zoals aantekeningen of

    een schema maken.

    ● hun eigen bedoelingen, ideeën, gevoelens en denkproces gestructureerd onder

    woorden brengen, verwoorden wat ze al weten, te weten zijn gekomen en nog

    willen weten door vragen te stellen. Leerlingen leren als dat nodig is ideeën op

    verschillende manieren overbrengen.

    ● gericht luisteren en constructief, kritisch en op het passende moment in de

    interactie reageren op ideeën van anderen.

    ● de ander laten weten dat ze hem begrijpen, vragen stellen en doorvragen als ze iets

    niet begrijpen of als ze meer informatie willen hebben.

    ● de opgedane kennis en ideeën benutten en alleen of met medeleerlingen mondeling,

    schriftelijk, digitaal of multimodaal presenteren, samenvatten en/of parafraseren.

    Ze doen dit indien nodig en passend met toepassing van verschillende

    technologische middelen.

  • 26

    ● samen reflecteren op het doel van de interactie (brainstormen, onderhandelen,

    redeneren etc.), op hoe dat doel (alsnog) kan worden behaald en op de eigen rol en

    inbreng daarbij.

    ● inzicht verwerven in het belang van kwalitatief goede interactie voor de taal- en

    denkontwikkeling en hoe een interactief gesprek in elkaar zit.

    ● hun cognitieve academische taal steeds passender tijdens de interactie inzetten en

    deze uitbreiden.

    C. Aanbevelingen vo bovenbouw

    In de bovenbouw vo ontwikkelen leerlingen hun taal- en hun denkvaardigheid verder. Ze

    bekijken, overdenken en bespreken een onderwerp, verschijnsel of probleem vanuit

    verschillende perspectieven en ontwikkelen onderbouwde meningen, standpunten en

    oplossingen.

    Aanbevelingen

    ● Zorg ervoor dat bij alle schoolsectoren (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo) kwalitatief

    goede interactie een cruciaal element vormt van het taalonderwijs in de bovenbouw. De

    inhoud en vorm van de interactie staan niet alleen in dienst van de taal- en

    denkontwikkeling, maar zijn ook belangrijk voor de voorbereiding op dagbesteding,

    vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo) en beroepen.

    ● Zorg ervoor dat voor alle schoolsectoren (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo) de

    inhoud van de interactie wordt afgestemd met de inhouden uit het eigen leergebied

    (taalverandering, taal & macht, framing in de communicatie, cultureel erfgoed),

    inhouden uit andere leergebieden (democratie, privacy, ondernemerschap) en mondiale

    thema's (globalisering, duurzaamheid, technologische ontwikkelingen en gezondheid).

    ● Zorg ervoor dat