Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn?...

196
1 Richtlijn Hallux Valgus Richtlijn hallux valgus INITIATIEF Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) IN SAMENWERKING MET Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN) Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVvP) Stichting Landelijk Overkoepelend Orgaan voor de Podologie (LOOP) MET ONDERSTEUNING VAN Kennisinstituut van Medisch Specialisten FINANCIERING De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Transcript of Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn?...

Page 1: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

1

Richtlijn Hallux Valgus

Richtlijn hallux valgus INITIATIEF Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) IN SAMENWERKING MET Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN) Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVvP) Stichting Landelijk Overkoepelend Orgaan voor de Podologie (LOOP) MET ONDERSTEUNING VAN Kennisinstituut van Medisch Specialisten FINANCIERING De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Page 2: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

2

Richtlijn Hallux Valgus

Colofon CONCEPTRICHTLIJN HALLUX VALGUS ©2015 Nederlandse Orthopaedische Vereniging Bruistensingel 128, 5232 AC ’s-Hertogenbosch Tel. 073 700 34 10 Email: [email protected] Website: http://www.orthopeden.org/ Alle rechten voorbehouden. De tekst uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën of enige andere manier, echter uitsluitend na voorafgaande toestemming van de uitgever. Toestemming voor gebruik van tekst(gedeelten) kunt u schriftelijk of per e-mail en uitsluitend bij de uitgever aanvragen. Adres en e-mailadres: zie boven.

Page 3: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

3

Richtlijn Hallux Valgus

Inhoudsopgave Samenstelling van de werkgroep .............................................................................................. 5 Samenvatting ............................................................................................................................. 6 Hoofdstuk 1 Algemene inleiding ............................................................................................. 14

1.1 Aanleiding voor het maken van de richtlijn............................................................. 14 1.2 Doel van de richtlijn ................................................................................................. 14 1.3 Afbakening van de richtlijn ...................................................................................... 14 1.4 Beoogde gebruikers van de richtlijn ........................................................................ 15 1.5 Methodiek ............................................................................................................... 15

Hoofdstuk 2 Verantwoording .................................................................................................. 16 Hoofdstuk 3 Diagnostiek en indicatiestelling .......................................................................... 21

3.1 Wat is de waarde van klinisch, radiologisch (HVA, DMAA, IMA) en echo-onderzoek bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn?............................................................ 21 3.2 Wat zijn de indicaties en contra-indicaties voor chirurgische ingreep van hallux valgus? ................................................................................................................................. 26

Hoofdstuk 4 Conservatieve behandeling ................................................................................ 29 Hoofdstuk 5 Chirurgische behandeling van hallux valgus ....................................................... 53

5.1 Welke chirurgische ingreep heeft de voorkeur voor de behandeling van patiënten met een Hallux valgus? ........................................................................................................ 53

5.1.1 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Chevron osteotomie, Wilson, Hohmann, Scarf allen met/zonder DSTP) voor patiënten met een primaire milde hallux valgus? .......................................................................................... 55 5.1.2 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (proximale osteotomie, distale osteotomie, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire matige hallux valgus? ................................................................................. 65 5.1.3 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Lapidus, dubbel osteotomie, artrodese, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire ernstige hallux valgus? .................................................................................................... 73

5.2 Wat is de effectiviteit en veiligheid van de “minimaal invasieve techniek”? ........ 108 5.3 Wat is de effectiviteit (pijn (scores), bijwerkingen, ontslagtijd, kosten, patiënttevredenheid, opioid consumptie)) van zenuwblokkade versus spinale anesthesie en algehele anesthesie bij chirurgische ingreep van hallux valgus? ................................. 117

Hoofdstuk 6 Nabehandeling .................................................................................................. 145 6.1 Welke nabehandeling na chirurgische hallux valgus correctie heeft de voorkeur? 145 6.2 Wat is de waarde van radiologische follow up na hallux valgus chirurgie? .......... 161 6.3 Wanneer is de inzet van paramedische behandeling wenselijk? .......................... 163

Hoofdstuk 7 Informatie voor de patiënt ............................................................................... 167 Bijlage 7.1 Checklist informatievoorziening patiënt ................................................... 170

Hoofdstuk 8 Organisatie van Zorg ......................................................................................... 173 8.1. Wat zijn voor de eerste lijn de criteria voor verwijzing van een patiënt met hallux valgus? ............................................................................................................................... 173 8.2 Aan welke kwalificaties zou een chirurg die hallux valgus chirurgie uitvoert moeten voldoen? ............................................................................................................................ 177

Bijlage 1 Afkortingen en begrippenlijst ................................................................................. 179 Bijlage 2 Verslag patiëntengroep .......................................................................................... 180 Bijlage 3 Verslag invitational conference richtlijn hallux valgus ........................................... 184 Bijlage 4 tijdschema en afwijkend verloop ............................................................................ 188 Bijlage 5 Lacunes in kennis .................................................................................................... 190

Page 4: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

4

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 6 Indicatoren .............................................................................................................. 192 Bijlage 7 implementatiehoofdstuk ........................................................................................ 196

Page 5: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

5

Richtlijn Hallux Valgus

Samenstelling van de werkgroep ­ Dr. B.J. Burger, orthopedisch chirurg, werkzaam in Medisch Centrum Alkmaar

(voorzitter) (NOV); ­ Dr. I.V. van Dalen, orthopedisch chirurg, werkzaam in de Bergman Kliniek te

Naarden (NOV); ­ J.E. Fluit, gipsverbandmeester, werkzaam in het Onze LieveVrouwe Gasthuis te

Amsterdam (VGN); ­ M. van der Goot, fysiotherapeut en registerpodoloog, werkzaam in Back in shape te

Badhoevedorp (KNGF, stichting LOOP); ­ Drs. J.F. Hoekstra, huisarts, werkzaam in Huisartsenpraktijk Dros Hoekstra te Den

Burg Texel (NHG); ­ E. Poppe, MSc, podotherapeut en beleidsmedeweker, werkzaam bij

Sportpodotherapie Fuit te Rijswijk en bij Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten te Hilversum (NVvP);

­ Drs. A.G.F. Witteveen, orthopedisch chirurg, werkzaam in st. Maartenskliniek te Nijmegen (NOV);

­ Dr. M.A. Witlox, orthopedisch chirurg, werkzaam in MUMC te Maastricht (NOV). ­ Dr. P. Hennis. Anesthesioloog, werkzaam in Zuwe Hofpoort ziekenhuis te Woerden

(NVA) Meelezers: ­ Mw. drs. Ing. A.S.D. van der Wilk, Orthopedisch Technoloog,

bewegingswetenschapper, werkzaam bij Universitair medisch centrum Groningen (UMCG), bestuurslid Nederlandse Beroepsvereniging Orthopedisch Technologen (NBOT).

­ Mw. H. Schepers, Orthopedisch schoenmaker, NBOT

Met ondersteuning van: ­ Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten; ­ Drs. S. Mulder, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten; ­ E.E Volmeijer, MSc, junior adviseur Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Page 6: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

6

Richtlijn Hallux Valgus

Samenvatting Onderstaande is een samenvatting van de belangrijkste aanbevelingen uit de multidisciplinaire evidence-based klinische richtlijn hallux valgus. Deze richtlijn beperkt zich tot de behandeling van volwassen patiënten met hallux valgus. Deze richtlijn heeft als doelstelling te komen tot optimalisatie van de zorg rondom patiënten met primaire idiopatische en verworven hallux valgus bij volwassenen. In deze samenvatting ontbreken het wetenschappelijk bewijs en de overwegingen die tot de aanbevelingen geleid hebben. Lezers van deze samenvatting worden voor deze informatie verwezen naar de volledige richtlijn. Deze samenvatting van aanbevelingen staat niet op zichzelf. Bij medische besluitvorming dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden en voorkeuren van de patiënt. Behandeling en procedures met betrekking tot de individuele patiënt berusten op wederzijdse communicatie tussen patiënt, arts en andere zorgverleners. Hoofdstuk 3 3.1 Wat is de waarde van klinisch, radiologisch (HVA, DMAA, IMA) en echo-onderzoek

bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn?

Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3). Meet

hierbij de HVA, IMA, IPA en DMAA.

Maak een driekwart opname wanneer er verdenking is op degeneratieve veranderingen

in Lisfranc, de overige middenvoet, of MTP I.

Maak een tangentiele (skyline) opname wanneer de mate van (sub)luxatie van de

sesamoidea beoordeeld dienen te worden

Wellicht is er in de toekomst plaats voor echo als aanvullende diagnostiek, maar op dit

moment is dat nog niet zo.

3.2 Wat zijn de indicaties en contra-indicaties voor chirurgische ingreep van hallux

valgus?

Wanneer conservatieve behandeling onvoldoende resultaat heeft gehad (persisterende functionele beperking en pijnklachten) is er een operatie indicatie. Wanneer voor een chirurgische techniek is gekozen waarbij belaste mobilisatie mogelijk is bespreek dan een bilaterale procedure.

Bij een hallux valgus met een klinische verdenking op een beginnende artrose is chirurgische correctie van de hallux valgus geïndiceerd.

Bij co-morbiditeit met de volgende compromitterende factoren: diabetes mellitus, neuropathische voet, reumatoïden artritis, vaat pathologie en roken is bij het stellen van een operatie indicatie voor een hallux valgus terughoudendheid geboden.

Page 7: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

7

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 4 Welke conservatieve behandeling van hallux valgus heeft de voorkeur?

Zet schoenaanpassingen van confectieschoenen of (semi)orthopedische schoenen in bij

patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus waarbij de

schoenbreedte en hakhoogte een rol spelen bij de ontwikkeling van pijnklachten.

Zet functionele voetortheses, schoenadviezen of schoenaanpassingen in bij patiënten

met een symptomatische milde tot matige hallux valgus waarbij intrinsieke factoren in

de voet (zoals pronatie en/of hypermobiliteit) meespelen in de pijnklachten met als doel

de pijnvermindering op korte termijn.

Overweeg voor deze patiënten oefentherapie bestaande uit propriocepsis training en

training van stabiliteit in het eerste tarsometatarsale gewricht (TMT I) en de sub- en

midtarsale gewrichten en kracht van de in- en extrinsieke voetmusculatuur.

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus en

irritaties aan de huid interdigitaal een interdigitale siliconen orthese ter protectie van de

huid zodat pijnklachten verminderen.

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus en een

musculaire of capsulaire dorsaalflexie beperking in het bovenste sprong gewricht

fysiotherapeutische en/of manueel therapeutische behandeling eventueel aangevuld

met een aanpassing van het schoeisel (hakverhoging).

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus mobilisatie van het MTP I gewricht ter vermindering van pijn en verbetering van de voetfunctie. Wanneer er binnen een maand geen behandeleffect meetbaar is moet worden uitgezien naar andere behandelmodaliteiten.

Gebruik bij voorkeur geen nachtspalken en tape als standaardtherapie voor patiënten

met een hallux valgus.

Hoofdstuk 5 5.1 Welke chirurgische ingreep heeft de voorkeur voor de behandeling van patiënten met een Hallux valgus? 5.1.1 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Chevron osteotomie, Wilson, Hohmann, Scarf allen met/zonder DSTP) voor patiënten met een primaire milde hallux valgus?

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij de keuze van een chirurgische techniek voor de milde hallux valgus lijkt de Chevron techniek een lichte voorkeur te hebben boven andere technieken.

Page 8: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

8

Richtlijn Hallux Valgus

De Akin is bedoeld om een hallux valgus interphalangeus te corrigeren. De Akin kan ook gebruikt worden indien er bij de metatarsale osteotomie onvoldoende correctie verkregen is. Het doen van een Akin bij een onvoldoende correctie van de metatarsale osteotomie verlaagt waarschijnlijk niet de kans op een recidief hallux valgus.

Wees spaarzaam met proximale osteotomiëen voor de operatieve behandeling van een milde hallux valgus.

Doe een DSTP uitsluitend bij een incongruentie van het MTP I gewricht.

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

Overweeg bij toegenomen diabetes mellitus, AA biplane Chevron of correctie met scarf osteotomie.

5.1.2 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (proximale osteotomie, distale osteotomie, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire matige hallux valgus?

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij patiënten met een matige hallux valgus heeft een distale osteotomie (Chevron, Scarf osteotomie) de voorkeur. Op basis van de literatuur is er geen aanbeveling te doen voor een specifieke techniek.

Wees spaarzaam met proximale osteotomiëen voor de operatieve behandeling van een matige hallux valgus.

Voer bij matige hallux valgus alleen DSTP uit indien er sprake is van incongruentie van het MTP 1 gewicht.

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

De Akin is bedoeld om een hallux valgus interphalangeus te corrigeren. De Akin kan ook

gebruikt worden indien er bij de metatarsale osteotomie onvoldoende correctie

verkregen is. Het doen van een Akin bij een onvoldoende correctie van de metatarsale

osteotomie verlaagt waarschijnlijk niet de kans op een recidief hallux valgus.

Overweeg in geval van een vergrote DMAA (bij juveniele hallux valgus) het corrigeren

van de DMAA (bijvoorbeeld door een biplane osteotomie).

Overweeg in geval van transfer metatarsalgie een techniek die de 1e straal ook plantair

flecteert, waardoor deze meer dragend wordt.

Page 9: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

9

Richtlijn Hallux Valgus

5.1.3 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Lapidus, dubbel osteotomie, artrodese, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire ernstige hallux valgus?

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij patiënten met een ernstige hallux valgus heeft een Scarf osteotomie, proximale osteotomie, dubbel osteotomie of MTP-1 artrodese (eventueel TMTI artrodese) de voorkeur.

De Lapidus (TMT1 atrodese) is een techniek die overwogen kan worden wanneer een proximale correctie nodig is, in het bijzonder bij de aanwezigheid van een knikplatvoet, TMT 1 artrose en instabiliteit van het TMT 1 gewricht.

Zorg bij een proximale osteotomie voor een stabiele fixatie en een anatomische positie van TMT-1.

Plaats het MTP I gewricht zo veel als mogelijk terug naar de natuurlijke plaats (dit is boven de sesamoidea).

Gebruik een techniek die de functie van het MTP-1 gewricht niet onnodig nadelig beïnvloedt.

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

Een Akin osteotomie is geïndiceerd voor een hallux valgus interphalangeus component

(in essentie niet om een onder correctie te corrigeren).

Voer bij ernstige hallux valgus alleen DSTP uit indien er sprake is van incongruentie van het MTP 1 gewicht.

Overweeg in geval van transfer metatarsalgie een techniek die de 1e straal ook plantair

flecteert, waardoor deze meer dragend wordt.

5.2 Wat is de effectiviteit en veiligheid van de “minimaal invasieve techniek”?

Aangezien nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar minimaal invasieve technieken voor de correctie van hallux valgus, kan deze techniek vooralsnog alleen gebruikt worden in onderzoeksverband.

Er wordt geadviseerd om ten minste de GRECMIP kadavercursus te volgen en af te ronden voordat de operateur de techniek volgens boven beschreven voorwaarden in de praktijk gaat toepassen.

Page 10: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

10

Richtlijn Hallux Valgus

5.3 Wat is de effectiviteit (pijn (scores), bijwerkingen, ontslagtijd, kosten, patiënttevredenheid, opioid consumptie)) van zenuwblokkade versus spinale anesthesie en algehele anesthesie bij chirurgische ingreep van hallux valgus?

Pas voor hallux valgus chirurgie bij voorkeur een anesthesievorm toe die gebruik maakt van zenuw (poplitea, enkel, midvoet )blokkade, al dan niet in combinatie met algehele of spinale anesthesie.

Hoofdstuk 6 6.1 Welke nabehandeling na chirurgische hallux valgus correctie heeft de voorkeur?

Patiënten met MT1 correctie osteotomie Geef bij voorkeur direct postoperatief verband in combinatie met achtervoetloopschoen. Geef na eerste postoperatieve controle voorvoetgips (spica) in combinatie met achtervoetloopschoen. Geef indien complicaties optreden (zoals het uitbreken van osteosynthesemateriaal of moeizame consolidatie) een vast voorvoetgips voor ten minste zes weken na de ingreep. Geef (oudere) patiënten met een beperking en/of comorbiditeit, en patiënten die slecht instrueerbaar zijn een gipsschoen met teenbrug of spica en platte loopzool gedurende zes weken, waarvan de eerste twee weken onbelast.

Patiënten met MTP1 artrodese Geef de patiënt bij voorkeur direct postoperatief een gipsschoen met teenbrug of met spica of een verband (afhankelijk van het gebruikte fixatie materiaal onbelast) tot één tot twee weken postoperatief. Laat de patiënt één tot twee weken na OK terug komen voor gipswissel naar belastbaar gips, wondinspectie en zo nodig verwijderen hechtingen. Start daarna opbouwend met belasten op geleide van de pijn. Na radiologische bevestiging van consolidatie kan gips worden verwijderd en worden begonnen met belasten.

Patiënten met TMT-1 artrodese (Lapidus) Geef de patiënt bij voorkeur direct postoperatief een onderbeengips (achterspalk) met teenplateau voor ten minste één tot twee weken postoperatief. Laat de patiënt één tot twee weken na OK terug komen voor gipswissel naar belastbaar gips, wondinspectie en zo nodig verwijderen hechtingen. Start daarna opbouwend met belasten op geleide van de pijn. Na radiologische bevestiging van consolidatie kan gips worden verwijderd en worden begonnen met belasten (op zijn vroegst zes weken postoperatief).

Page 11: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

11

Richtlijn Hallux Valgus

6.2 Wat is de waarde van radiologische follow up na hallux valgus chirurgie?

Maak na een chirurgische correctie van een hallux valgus bij voorkeur peroperatief (of direct postoperatief) een onbelaste röntgenfoto.

Maak na ten minste zes tot acht weken een belaste foto om te bepalen of er sprake is van consolidatie.

Indien er bij de nacontrole op zes tot acht weken nog geen sprake is van consolidatie, of wanneer er sprake is van aanhoudende klachten (pijn en functieverlies) dient de patiënt na zes weken tot drie maanden opnieuw gecontroleerd te worden en dient een nieuwe röntgenopname te worden gemaakt.

Voor de eerste lijn: Verwijs een patiënt terug voor hernieuwde controle indien er sprake is van: ­ toenemende pijn of blijvende pijn langer dan drie maanden na de operatie;

­ aanwezigheid van zwelling en roodheid of andere ontstekingsverschijnselen, zoals

koorts;

­ niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht (bijvoorbeeld op

basis van het ontstaan van artrose van het MTP1 dan wel ontstaan van avasculaire

necrose;

­ verandering van stand van de grote teen;

­ klachten van het osteosynthese materiaal.

6.3 Wanneer is de inzet van paramedische behandeling wenselijk?

Postoperatief herstel zonder complicaties heeft geen verdere indicatie voor nazorg.

Indien sprake is van preoperatieve hypermobiliteit gepaard met overmatige pronatie is verwijzing naar fysiotherapeut, ergotherapie, orthopedisch schoenmaker, podotherapie of registerpodologie op zijn plaats.

Verwijs naar de genoemde disciplines als er sprake is van een afwijkend beloop of complicaties: Kort na operatie: - naar fysiotherapeut wanneer patiënt niet zelfstandig kan lopen/transfers kan

maken. Na controle bij de specialist: - naar fysiotherapeut bij aanhoudende problemen mobiliteit en functies (mits de

consolidatie goed verloopt); - naar fysiotherapeut en ergotherapeut bij CRPS-I (zie voor doorverwijzing richtlijn

CRPS); - naar een podotherapeut of registerpodoloog bij afwijkingen in het looppatroon

en/of pijn in MTP-1 of omliggende gewrichten door recidief hallux valgus, transfer metatarsalgie, abnormale stand van de voet en/of tenen en schoenpas problemen;

- naar orthopedisch schoenmaker bij blijvende pijn, afwikkelproblemen en schoenpasproblemen waarbij ADL schoeisel niet afdoende is;

- naar ergotherapeut bij langer durende complicaties, aanhoudende beperkingen of

Page 12: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

12

Richtlijn Hallux Valgus

transferproblemen.

Voorzie de zorgverlener waar naar verwezen wordt van informatie over: - de aandoening van de patiënt; - de soort ingreep; - aanvullende informatie als de beperking ten aanzien van belasting en beperking ten

aanzien van mobiliseren MTP I.

Hoofdstuk 7 Welke informatie dient voorafgaande aan- en rondom een hallux valgus operatie te worden verstrekt aan de patiënt?

Gebruik bij voorkeur het stroomschema (figuur 7.1 stroomschema informatievoorziening) en de checklist (bijlage checklist informatievoorziening) bij de informatievoorziening naar de patiënt in de spreekkamer.

De informatievoorziening naar de patiënt dient bij voorkeur audiovisueel aangeboden te worden via internet in dit geval de websites van de betrokken beroepsverenigingen. De beroepsverenigingen dienen bij de ontwikkeling van deze informatie een leidende rol te spelen en de inhoud onderling op elkaar af te stemmen.

Geef de procedure ziekenhuisopname ook op schrift mee aan de patiënt.

Geef de informatie over postoperatief herstel/revalidatie en de informatie voor een afwijkend beloop op schrift mee aan de patiënt (zie bijlage 4: tijdschema en afwijkend verloop).

Hoofdstuk 8 8.1. Wat zijn voor de eerste lijn de criteria voor verwijzing van een patiënt met hallux valgus?

Verwijs de patiënt door naar de tweede lijn: ­ bij pijn gerelateerd aan de hallux valgus én indien optimale conservatieve

behandeling zonder succes doorlopen is;

­ overweeg eerdere verwijzing van een hallux valgus:

1. bij het optreden van pijn in het MTP 2;

2. bij het optreden van pijnklachten elders in het lichaam door een afwijkend

looppatroon als gevolg van de hallux valgus.

Verwijs de patiënt niet voor chirurgische behandeling aan de hand van uitsluitend esthetische problematiek.

Röntgen opnames of echografie in de eerste lijn in het kader van verwijzing naar de tweede lijn worden niet aanbevolen.

Page 13: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

13

Richtlijn Hallux Valgus

8.2 Aan welke kwalificaties zou een chirurg die hallux valgus chirurgie uitvoert moeten voldoen?

De orthopeed heeft een specifieke belangstelling en vaardigheid, aantoonbare ervaring of certificering door bijvoorbeeld DOFAA (voet en enkel cursus) op het gebied van hallux valgus chirurgie.

Het gebruik van PROM’s pre- en postoperatief wordt aanbevolen. De MOXFQ als PROM binnen de hallux valgus chirurgie lijkt veelbelovend, maar is nog niet in het Nederlands beschikbaar.

Het is wenselijk dat de hallux valgus chirurgie in het normenrapport van de NOV onder categorie 4 (medium complex en medium volume) wordt ondergebracht.

Page 14: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

14

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 1 Algemene inleiding 1.1 Aanleiding voor het maken van de richtlijn Er bestaat op dit moment nog geen richtlijn voor hallux valgus, terwijl er in Nederland circa 4.000 patiënten per jaar worden geopereerd aan hallux valgus (DHD). Daarbij is de indicatiestelling voor conservatieve dan wel operatieve behandeling van hallux valgus nog niet duidelijk omschreven. Naast de indicatie stelling is het tijdstip en het type van het operatief ingrijpen niet eenduidig. Een ander knelpunt is het ontbreken van consensus over de aanvullende diagnostiek. Daarbij ontbreekt het aan uniformiteit met betrekking tot het vastleggen van de ernst van de aandoening. Er zijn een groot aantal (meer dan honderd) verschillende conservatieve en chirurgische behandelingen in gebruik voor hallux valgus. Ook in Nederland worden verschillende operatietechnieken gebruikt, merendeels niet evidence-based. Bij de operatieve technieken kan onderscheid gemaakt worden tussen de distale correcties (Chevron, Mitchell, Scarf, Akin), meer proximale correcties (Lapidus, Ludloff) en mtp-arthrodese (voor de degeneratieve hallux valgus). In de richtlijn zal gezocht worden naar onderbouwing van de operatietechniek in relatie tot de ernst van de aandoening. Ook wordt aandacht gegeven aan de indicatiestelling in relatie tot cosmetiek, ADL, beroep en sportbeoefening. Het doel van de behandeling is een functioneel belastbare, pijnvrije en schoeibare voet. De richtlijn wil de kwaliteit van de behandeling van hallux valgus verbeteren door meer uniformiteit aan te brengen in diagnostiek, en in indicatiestelling voor respectievelijk conservatieve therapie en operatief ingrijpen. Hierbij is getracht de keuze van het type operatie onder te brengen in een behandelalgoritme. Door meer uniformiteit op medisch-technisch gebied wordt de behandeling van hallux valgus doelmatig en tijdsefficiënt (opnameduur). Complicaties kunnen zo mogelijk worden voorkomen en waar nodig op tijd herkend en behandeld. 1.2 Doel van de richtlijn Het doel van de werkgroep was het opstellen van multidisciplinaire landelijke richtlijn over hallux valgus. De richtlijnwerkgroep heeft als doel waar mogelijk te komen tot evidence based aanbevelingen ten aanzien van diagnostiek, conservatieve dan wel operatieve behandeling, de keuze van de operatietechniek en tot slot nabehandeling. 1.3 Afbakening van de richtlijn Hallux valgus komt zowel op kinderleeftijd voor als bij volwassenen. De aandoening kan voorkomen in syndroomdiagnoses (Syndroom van Down, Marfansyndroom, Infantiele Encefalopathie). Onderwerp van de richtlijn is de primaire behandeling van de idiopatische en verworven hallux valgus bij volwassenen (exclusief iatrogene hallux valgus). Waar relevant wordt verwezen naar voorstadia, zoals de juveniele hallux valgus.

Page 15: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

15

Richtlijn Hallux Valgus

Bij ieder medisch handelen zijn uitkomstmaten die voor de patiënt relevant zijn veruit het belangrijkste. In deze richtlijn betreft dat de effectiviteit zoals verminderen van pijn, het opheffen van schoenpasproblemen en beperkingen in dagelijkse activiteiten, werk en sport. Daarnaast het voorkomen of vroegtijdig herkennen van complicaties van de behandeling die zorgen voor klachten op de langere termijn of heringreep nodig maken. 1.4 Beoogde gebruikers van de richtlijn Deze richtlijn is bedoeld voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de behandeling van patiënten met een hallux valgus: orthopedisch chirurgen, huisartsen, radiologen, anesthesiologen-pijnbestrijders, fysiotherapeuten, podotherapeuten, registerpodologen en gipsverbandmeesters. 1.5 Methodiek Deze richtlijn wordt opgesteld aan de hand van het “Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II” (AGREE II) instrument (www.agreecollaboration.org). Dit is een internationaal breed geaccepteerd instrument voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen. Tevens wordt de richtlijn ontwikkeld conform de eisen in het rapport ‘Richtlijnen 2.0’ en het procedureboek richtlijnen van de Raad Kwaliteit.

Page 16: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

16

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 2 Verantwoording Geldigheid Uiterlijk in 2018 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. De Nederlandse Orthopaedische Vereniging is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Algemene gegevens De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kims.orde.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Doel en doelgroep Doel Het doel van de richtlijn is om te komen tot optimalisatie van de zorg rondom patiënten met primaire idiopatische en verworven hallux valgus bij volwassenen (exclusief iatrogene hallux valgus). Doelgroep Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus. Hierbij wordt in eerste instantie geadresseerd aan orthopedisch chirurgen, huisartsen, radiologen, anesthesiologen-pijnbestrijders, fysiotherapeuten, podotherapeuten, registerpodologen en gipsverbandmeesters. Tevens kan de richtlijn gebruikt worden door de patiëntenvereniging om uniforme voorlichting mogelijk te maken. Samenstelling werkgroep Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep). De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende één jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

Page 17: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

17

Richtlijn Hallux Valgus

Belangenverklaringen De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KiMS ), een overzicht vindt u hieronder: Financiële belangen Overige belangen

I.V. Van Dalen Geen gemeld Geen gemeld

JF Hoekstra Geen gemeld Geen gemeld

J.E. Fluit Geen gemeld Geen gemeld

B.J. Burger Geen gemeld Geen gemeld

E. Poppe Geen gemeld Geen gemeld

A.G.H. Witteveen Geen gemeld Geen gemeld

A. Witlox Geen gemeld Geen gemeld

M. van der Goot Geen gemeld Geen gemeld

P. Hennis Geen gemeld Geen gemeld

Inbreng patiëntenperspectief Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het houden van een focusgroep en search naar het patiëntenperspectief. Een verslag van de focusgroep is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. Het verslag is te vinden in bijlage 2 Verslag patiëntenfocusgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers van de focusgroep. Implementatie Tijdens en na de commentaarfase zal een implementatieplan worden opgesteld bij deze richtlijn. Werkwijze AGREE Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.

Knelpuntenanalyse Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door vertegenwoordigers van de volgende verenigingen: Zorgverzekeringen Nederland (ZN), Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN) via een invitational conference. Een verslag hiervan kunt u vinden in bijlage 3.

Page 18: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

18

Richtlijn Hallux Valgus

Uitgangsvragen en uitkomstmaten Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in het hoofdstuk van desbetreffende uitgangsvraag. Kwaliteitsbeoordeling individuele studies Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de quality assessment tabellen. Samenvatten van de literatuur De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs A) Voor interventievragen De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADEmethode.

GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’

(zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004).

B) Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en

prognose

Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (van Everdingen et al, 2004).

Page 19: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

19

Richtlijn Hallux Valgus

Formuleren van de conclusies Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. Overwegingen Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’. Formuleren van aanbevelingen De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. Randvoorwaarden (Organisatie van zorg) In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in hoofdstuk 8. Indicatorontwikkeling Bij deze richtlijn werden geen indicatoren ontwikkeld. Kennislacunes Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in de bijlage 5 Lacunes in kennis. Commentaar- en autorisatiefase De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Page 20: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

20

Richtlijn Hallux Valgus

Implementatie In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

Page 21: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

21

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 3 Diagnostiek en indicatiestelling Uitgangsvraag 3.1 Wat is de waarde van klinisch, radiologisch (HVA, DMAA, IMA) en echo-onderzoek

bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? 3.2 Wat zijn de indicaties en contra-indicaties voor chirurgische ingreep van hallux

valgus bij volwassenen? 3.1 Wat is de waarde van klinisch, radiologisch (HVA, DMAA, IMA) en echo-onderzoek

bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Inleiding Hallux valgus is de meest voorkomende aandoening van de voet bij volwassenen, ongeveer de helft van de volwassen populatie is bekend met een al dan niet symptomatische hallux valgus. De deformatie wordt gekenmerkt door een valgus deviatie in het Metatarso-phalangeaal I (MTPI) gewricht en het ontstaan van een bunion (knok). Naast de klinische diagnose is voor de indicatiestelling en keuze van chirurgische techniek radiologische diagnostiek van groot belang. In den lande is de methode van het maken van röntgenopnamen van hallux valgus/ voet niet uniform. Er wordt gebruik gemaakt van onbelaste en belaste opname waardoor geen uniformiteit bestaat bij de beoordeling van de röntgenfoto’s. Om tot een eenduidige behandeling te komen is het belangrijk hier consensus over te bereiken. In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan over de diagnostiek van de hallux valgus en de methode van het maken van röntgenopnames van de voet. Tevens wordt aandacht besteed aan de plaats van echo-onderzoek bij diagnostiek van hallux valgus. Het doel is meer uniformering van de praktijk. Deze uniformering heeft ook tot gevolg dat er in grote cohorten klinisch wetenschappelijk onderzoek verricht kan worden. Zoeken en selecteren Voor deze vraag is niet systematisch gezocht naar wetenschappelijke literatuur, omdat naar wetenschap van de werkgroep geen wetenschappelijk literatuur is die antwoord geeft op deze vraag. De aanbevelingen voor deze module zijn gebaseerd op de overwegingen van de werkgroep. Overwegingen In het streven naar een meer uniforme diagnostiek en behandeling van het hallux-valguscomplex is de werkgroep van mening dat het goed is om de klinische beoordeling en de röntgendiagnostiek nader te omschrijven. Klinische beoordeling Patiënten met een hallux valgus ervaren hinder. Zij hebben moeite met lopen, meestal door pijnklachten bij het lopen (zowel met als zonder schoen). Patiënten met een hallux valgus kunnen vaak geen passende schoenen vinden. Ook klachten als metatarsalgie en hamertenen passen binnen het hallux valgus complex. Juist omdat de pijnklachten van de patiënt een essentieel onderdeel vormen om tot een operatie indicatie te komen is

Page 22: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

22

Richtlijn Hallux Valgus

de werkgroep van mening dat hier voldoende aandacht aan dient te worden besteed. Het lichamelijk onderzoek vormt een essentieel onderdeel in de beoordeling van het hallux valgus complex. De stand en vorm van de voet maakt onderdeel uit van de uiteindelijk operatie indicatie. Derhalve is het een overweging van de werkgroep om het onderzoek en de daarin essentiële punten achtereenvolgend te beschrijven:

De stand van de voet en enkel in belaste situatie, evenals het loop patroon worden klinisch onderzocht (paslengte, afwikkeling, stand van de achtervoet rotatie van de hallux). De voeten worden gecontroleerd op callus vorming en eventuele wonden. De ernst van de valgus deformiteit en bunion worden klinisch beoordeeld, de valgushoek globaal in graden beschreven, evenals de mogelijkheid tot repositie van de hallux valgus tot in neutraal stand. De beweeglijkheid van het MTP I gewricht en de daarbij eventuele pijnklachten worden geobserveerd. Mede om een oordeel te vormen over het bestaan van artrose. De callus vorming onder de voet evenals overige afwijkingen aan tenen worden in kaart gebracht. Metatarsalgie wordt beoordeeld, waarbij dit een aanwijzing is voor het niet dragend zijn van de eerste straal bij een hallux valgus complex. Daarnaast is het belangrijk om de voeten te controleren op wonden en mogelijke neurovasculaire afwijkingen. Hypermobiliteit in zijn algemeenheid wordt nagevraagd en beoordeeld in de verschillende gewrichten van de voet. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan het eerste tarsometatarsale gewricht (TMTI) gewricht. Hypermobiliteit in TMTI speelt een rol in het hallux valgus complex. De kwantitatieve beoordeling hiervan is vooralsnog niet eenduidig. Wel dient de aanwezigheid van mobiliteit (dorsale beweging in sagittale vlak waarbij het kopje MTPI tot boven het niveau van de MTP’s van de kleinere tenen bewogen kan worden) te worden onderzocht. De aanwezigheid van pes planus (bijvoorbeeld vlucht valgus bij verkorting van de achillespees of beperking talo-cruraal) en pronatie van de voorvoet dient ook in deze context beoordeeld te worden. De schoenen die patiënt draagt worden onderzocht en beoordeeld op pasvorm, voldoende ruimte voor de voorvoet, hak hoogte en ondersteuning van de voet. Ook wordt de zool en eventuele steunzolen beoordeeld. Hierbij kan het illustratief zijn om de voet omvang uit te tekenen en deze te vergelijken met de schoenvorm.

Radiologisch onderzoek Om te komen tot uniformering van het radiologische onderzoek is de werkgroep tot de volgende overwegingen gekomen. Het radiologisch onderzoek van de hallux valgus bestaat uit belaste anterior- posterior en laterale opnames. Het maken van belaste opnames is essentieel om een juiste indruk van de klinische situatie te verkrijgen. Het meten van de verschillende hoeken is slechts dan reproduceerbaar en een weergave van de realiteit wanneer dat plaatsvind op een belaste “voor- achterwaartse” (AP) opname. Om een juiste röntgenologische indruk van het voetmodel (pes planus, stand van achter en middenvoet) te krijgen is een belaste laterale opname van essentieel belang (Spinner et al 1984). De driekwart opnames geven hier onvoldoende indruk van en hebben daarom alleen plaats in de röntgenologische beoordeling indien nauwkeuriger gezocht moet worden naar degeneratieve kenmerken van het gewricht van Lisfranc, de overige middenvoet of MTP gewrichten Ter beoordeling van de mate van (sub)luxatie van de sesamoidea en de congruentie met de sulci kan een tangentiele röntgenopname van de sesamoidea (skyline view) worden verricht.

Page 23: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

23

Richtlijn Hallux Valgus

Gestandaardiseerde röntgenopnamen Het maken van gestandaardiseerde röntgen opnames verdient de aanbeveling. Daartoe heeft de werkgroep het volgende schema opgenomen in de richtlijn (tabel 3.1). Tabel 3.1 Standaard uitvoeren van voeten AP belast

Indicatie en contra-indicaties

Indicatie: hallux valgus met operatie indicatie. Contra-indicatie: niet kunnen staan.

Techniek Het is van belang dat de gehele voet wordt afgebeeld inclusief de voetwortel.

Ff : 1.10 mgeen strooistralenrooster Cassette: 24 x 30 portrait

De patiënt staat met beiden voeten aangesloten op de cassette, de voeten worden gelijkmatig belast.

Centrering

­ tussen de beide voeten, ter hoogte van de middenvoet; ­ ca 15˚inschieten van distaal (tenen) naar proximaal (voetwortel).

Tabel 3.2 Standaard uitvoeren van voeten lateraal belast

Indicaties en contra-indicaties

Indicatie: hallux valgus met operatie-indicatie Contra-indicatie: niet kunnen staan.

Techniek Met behulp van een voetenbankje staan beide voeten in lijn en wordt de betreffende voet goed belast. De voet moet in zijn geheel lateraal afgebeeld worden, inclusief tenen, calcaneus en enkel gewricht.

Techniek: Ff: 1.10 mgeen strooistralenrooster Cassette: 24 x 30 landscape. Patiënt staat tegen de cassette, moet de voet goed belasten

Centrering

Centrering op het midden van de voet met een horizontale stralengang

Page 24: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

24

Richtlijn Hallux Valgus

IMA

DMAA

HVA

Hoekmeting Op belaste opnames worden de volgende hoeken gemeten; de hallux valgus hoek (HVA), de Inter Metatarsaal hoek (IMA) en de Distale Metafysaire Articulaire hoek “(DMAA) (zie ook figuur 3.3). en de interphalangeale hoek” (IPA) Van de DMAA zal pas tijdens de operatie de hoekwaarde definitief bepaald worden omdat de begrenzing van het gewrichtsvlak op de röntgenfoto niet altijd duidelijk zichtbaar is. Behalve deze hoekmetingen moet de kwaliteit van het MTPI gewricht worden beoordeeld. Is er sprake van een congruent/dyscongruent gewricht en of is er sprake artrose van het gewricht. Afwijkingen in het MTPI gewricht zijn bepalend voor de keuze die gemaakt moet worden met betrekking tot de operatieve procedure (zie hoofdstuk 5 Chirurgische behandeling van hallux valgus). Samengevat: bij objectivering van de hallux valgus is de röntgenfoto het onderzoek van eerste keuze. Hierbij dient een belaste voor-achterwaartse (AP) en belaste laterale opname gemaakt te worden om reproduceerbaar hoekmeting te verrichten en de voetstand te beoordelen. Bij verdenking op degeneratieve veranderingen in Lisfranc, de overige middenvoet of het MTP1 gewricht is er plaats voor een driekwart opname. Beoordeling van (sub)luxatie van de sesamoidea kan plaatsvinden op een tangentiele (skyline) opname. Figuur 3.3 Hoekmeting HVA, IMA, DMAA

Bron: Mosby elsevier “surgery of the foot and ankle” M.J.Coughlin, R..A. Mann and C.L. Saltzman

Echografisch onderzoek Als aanvulling op standaard röntgendiagnostiek kan in de tweede lijn echografisch onderzoek verricht worden. Echografie is momenteel echter nog geen standaardprocedure bij de diagnostiek van een hallux valgus. In ervaren handen zou met echografisch onderzoek extra informatie verkregen kunnen worden door beoordeling van de weke delen structuren in de voorvoet. Op dit moment bestaat er nog onvoldoende evidence over de toegevoegde waarde van het echo onderzoek bij het hallux valgus complex. De rol van de echografie dient dus nog nader onderzocht te worden. De werkgroep ziet dan ook nog geen reden om het echografisch onderzoek als standaard onderzoek op te nemen in de richtlijn.

Page 25: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

25

Richtlijn Hallux Valgus

Aanbevelingen

Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3). Meet

hierbij de HVA, IMA, IPA en DMAA.

Maak een driekwart opname wanneer er verdenking is op degeneratieve veranderingen

in Lisfranc, de overige middenvoet, of MTP I.

Maak een tangentiele (skyline) opname wanneer de mate van (sub)luxatie van de

sesamoidea beoordeeld dienen te worden

Wellicht is er in de toekomst plaats voor echo als aanvullende diagnostiek, maar op dit

moment is dat nog niet zo.

Literatuur S. Terry Canale and James H. Beaty. Campbell’s Operative Orthopaedics. Mosby Elsevier2013 Coughlin MJ, Mann RA, Salzman CL Surgery of the foor and Ankle. Mosby Elsevier, 2014. Sint Maartens kliniek. Protocol afdeling radiologie. Spinner SM, Lipsman S, Spector F. Radiographic criteria in the assessment of hallux abductus deformities. J Foot

Surg 1984;23(1):25-30.

Page 26: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

26

Richtlijn Hallux Valgus

3.2 Wat zijn de indicaties en contra-indicaties voor chirurgische ingreep van hallux valgus?

Inleiding Patiënten met een hallux valgus vormen een grote groep binnen de orthopedische praktijk. De afwijking kan variëren van een simpele bunion tot een complexe eenheid van anatomische afwijkingen resulterend in een hallux valgus. In de huidige praktijk is nog niet eenduidig wanneer er een indicatie voor chirurgische behandeling van hallux valgus gesteld moet worden. Landelijk is de behandeling van hallux valgus slechts in beperkte mate geprotocolleerd en wordt gewerkt met verschillende algoritmes voor de indicatiestelling voor hallux-valgus chirurgie. Deze weinig uniforme wijze van behandelen doet tekort aan de complexiteit van de hallux valgus en resulteert mogelijk in wisselend succes van zowel conservatieve als chirurgische behandelingen. Dit hoofdstuk richt zich op de indicatiestelling voor operatieve behandeling bij patiënten met een hallux valgus en heeft tot doel de indicatiestelling voor hallux-valgus chirurgie te uniformeren en daarmee de doelmatigheid en effectiviteit van deze ingreep te verhogen. Gezien het electieve karakter van de operatieve ingreep is het uitgangspunt om tot een excellent operatie resultaat te komen met een zo hoog mogelijk succespercentage en zo min mogelijk complicaties. De effectiviteit van de verschillende chirurgische technieken en conservatieve behandelingen wordt beschreven in aparte modulen (zie hoofdstuk 4 en 5). Om een effectieve en succesvolle behandeling van de hallux valgus te bereiken is het belangrijk dat er consensus bestaat over de mate van de hallux valgus afwijking. Afhankelijk van de ernst van de hallux valgus afwijking kan dan voor de meest optimale chirurgische techniek gekozen worden. Uit literatuur is geen eenduidigheid verkregen om de ernst van de hallux valgus in maat en getal uit te drukken. Daarom kan de werkgroep hierin alleen tot een aanbeveling komen aan de hand van expert opinion; er is besloten om de volgende indeling te adviseren. Hierbij is het van belang op te merken dat de indeling in deze categoriën niet absoluut is, en deze indeling bedoeld is als leidraad: ­ milde hallux valgus wordt gedefinieerd door een intermetatarsale hoek (IMA) van

minder dan 13° en een hallux valgus hoek (HVA) van minder dan 19°; ­ matige hallux valgus wordt gedefinieerd door een IMA van 14° tot 20° en een HVA

van 20° tot 40°; ­ ernstige hallux valgus wordt gedefinieerd door een IMA van >20° en een HVA van

>40° (Robinson, 2005). (gebaseerd op de afwijking gemeten op belaste AP röntgenfoto’s zoals beschreven in 3.1). Hierbij moet enige nuance worden aangebracht omdat ook de vorm (breedte) van MT I moet worden meegewogen bij het bepalen van de ernst. Zoeken en selecteren Er werd voor de beantwoording van deze uitgangsvraag niet systematisch naar literatuur gezocht. Voor de uitgangsvraag over chirurgische technieken is wel systematisch gezocht

Page 27: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

27

Richtlijn Hallux Valgus

(zie module chirurgische technieken). Er is voor de beantwoording van deze uitgangsvraag gebruik gemaakt van de literatuuranalyses in de andere modules in deze richtlijn, bekende literatuur en expert opinion. Overwegingen Patiënten met een hallux valgus dienen in eerste instantie conservatief behandeld te worden (deze behandeling wordt nader beschreven in hoofdstuk 4 Conservatieve behandeling). Er is onvoldoende onderzoek bekend van voldoende kwaliteit waarin de conservatieve behandeling direct wordt vergeleken met de operatieve behandeling. De operatieve correctie van een hallux valgus is een intensief traject wat de nodige operatie risico’s met zich mee brengt. Wanneer de pijnklachten niet op de voorgrond staan is in een vroeg stadium opereren ondoelmatig en ethisch niet verantwoord. Wanneer conservatieve behandeling niet voor verlichting van de klachten zorgt, kan overgegaan worden tot een chirurgische behandeling. In de overweging van de werkgroep staan de klachten centraal wanneer gekozen wordt voor een chirurgische interventie. Cosmetiek is hierin van ondergeschikt belang. Een belangrijk aspect van de behandeling van de hallux valgus is het voorkómen van vroegtijdige artrose van het MTPI gewricht. Dit kan een reden zijn om eerder tot een chirurgische correctie over te gaan. Onderkennen en herkennen van het ontstaan van artrose in het MTP I gewricht is in de klinische praktijk niet eenduidig. De meest belangrijke indicator kan zijn het snel progressief ontstaan van pijnklachten. Deze progressieve pijnklachten kunnen wijzen op het ontstaan van of progressie van artrose. De werkgroep adviseert om voor deze patiënten eerder tot een chirurgische interventie te komen en daarmee de kans op artrose van het MTP I gewricht te voorkomen. Wanneer er sprake is van een dubbelzijdige hallux valgus valt een operatie aan beiden voeten in één operatiesessie te overwegen. Uit de focusgroep met patiënten die voor deze richtlijn werd georganiseerd, bleek dat patiënten interesse hadden naar de mogelijkheden tot bilaterale ingreep. Wanneer voor een operatietechniek gekozen is waarmee de patiënten direct kunnen belasten, kan een dubbelzijdige ingreep worden overwogen. Het voordeel is dat de patiënten niet ongelijk hoeven te lopen (geen unilaterale hoge achtervoetloopschoen waardoor er scheef gelopen wordt), en slechts een keer hoeven te revalideren. Uit de praktijk blijkt dat patiënten na een unilaterale procedure vaak niet mobieler zijn dan na een bilaterale procedure. Voor patiënten die actief zijn op de arbeidsmarkt is het reduceren van de herstelperiode een belangrijke overweging. Anderzijds kan een dubbelzijdige operatie nadelige effecten hebben op de postoperatieve revalidatie van de oudere patiënten. Dit alles overziend heeft dat voor de werkgroep geresulteerd in het advies om dubbelzijdige correcties uit te voeren indien de patiënt dit wenst en de operatietechniek een belaste mobilisatie postoperatief toelaat. Er zijn een aantal algemeen bekende voorspellende factoren voor peri- en postoperatieve complicaties. Hierbij valt te denken aan diabetes mellitus, de neuropathische voet, reumatoïde artritis (RA) en de daarbij gebruikte medicatie, vaatproblematiek, wekedelen aandoeningen en roken. Deze factoren verhogen de kans op complicaties in de botgenezing (delayed union en pseudartrose), postoperatieve wondinfecties en het verloren gaan van de intra-operatieve behaalde correcties. Deze

Page 28: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

28

Richtlijn Hallux Valgus

risicofactoren spelen een belangrijke rol in de overweging tot een operatie indicatie. Het is belangrijk om hiervan als patiënt en behandelend arts op de hoogte te zijn en in samenspraak met de patiënt tot het besluit voor operatieve behandeling te komen. Boven genoemde risicofactoren zijn geen absolute contra-indicatie voor een operatieve procedure. Aanbevelingen

Wanneer conservatieve behandeling onvoldoende resultaat heeft gehad (persisterende functionele beperking en pijnklachten) is er een operatie indicatie. Wanneer voor een chirurgische techniek is gekozen waarbij belaste mobilisatie mogelijk is bespreek dan een bilaterale procedure.

Bij een hallux valgus met een klinische verdenking op een beginnende artrose is chirurgische correctie van de hallux valgus geïndiceerd.

Bij co-morbiditeit met de volgende compromitterende factoren: diabetes mellitus, neuropathische voet, reumatoïden artritis, vaat pathologie en roken is bij het stellen van een operatie indicatie voor een hallux valgus terughoudendheid geboden.

Literatuur Robinson AHN, Limbers, JP. Modern concepts in the treatment of hallux valgus. J Bone Joint Surg 2005;87-

B:1038-45.

Page 29: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

29

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 4 Conservatieve behandeling Uitgangsvraag Welke conservatieve behandeling van hallux valgus heeft de voorkeur? Inleiding Er zijn verschillende conservatieve behandelingen van hallux valgus mogelijk, variërend van verschillende vormen van fysiotherapie tot verschillende vormen van ortheses en de bijbehorende adviezen. Fysiotherapie kan bestaan uit oefentherapie ter versterking van bepaalde spiergroepen die een rol spelen bij de ontwikkeling van klachten als gevolg van de hallux valgus. De fysiotherapeutische behandeling kan ook bestaan uit passieve mobilisatie of manuele technieken ter bevordering van de beweeglijkheid in gewrichten die aangedaan zijn door de hallux valgus. Schoenaanpassingen kunnen gericht zijn op confectie schoenen, maar ook op (semi)orthopedische schoenen. Daarnaast is er nog een enorm scala aan voetortheses en spalken. Een functionele voetorthese heeft als doel de abnormale voetfunctie of voetstand indien mogelijk te corrigeren of anders te compenseren. Dit kan een op maat gemaakte inlegzool zijn of een standaard inlegzool die is aangemeten of aangepast door een kundig professional. Een teenorthese is een op maat gemaakt hulpstuk van siliconen ter hoogte van de digiti ter correctie van een afwijkende teenstand of ter protectie van de huid. Onder een spalk wordt in deze richtlijn verstaan een hulpstuk die de abductiestand van de hallux beoogt te corrigeren. Er is onduidelijkheid over de effectiviteit van deze behandelingen, in termen van pijnreductie, belasting tijdens dagelijkse activiteiten zoals werk of sport, beweeglijkheid van het MTP I gewricht en patiënttevredenheid. Er zijn zowel intrinsieke als extrinsieke factoren gerelateerd aan de ontwikkeling van hallux valgus. Voorbeelden van intrinsieke factoren zijn familiaire aanleg, overmatige pronatie in de subtalaire en/of midtarsale gewrichten, hypermobiliteit in het eerste tarsometatarsale gewricht (TMT I), artrose in het eerste metatarsophalangeale gewricht (MTP-1), bewegingsbeperkingen in het MTP-1 gewricht en neurologische of reumatische aandoeningen (Root, 1977; Ross, 1986; Glasgoe, 2001; Barg, 2008; Ferrari, 2009). Conservatieve behandeling kan zich richten op enkele van deze intrinsieke factoren zoals de overmatige pronatie in de subtalaire en/of midtarsale gewrichten, de hypermobiliteit in TMT I en de bewegingsbeperking in MTP I. Het is daarom van belang deze factoren als onderdeel van de algehele voetfunctie mee te nemen in de evaluatie van de conservatieve behandeling. Daarnaast richt de behandeling zich op een belangrijke extrinsieke factor; het schoeisel (Menz, 2005). Wanneer er geen passende conservatieve behandeling (meer) te vinden is, is tijdig doorverwijzen naar de orthopedische chirurg in de tweede lijn van belang. Criteria en aanbevelingen voor een optimale verwijzing worden beschreven in hoofdstuk 8 Organisatie van zorg. In de voorbereidingsfase van de richtlijnontwikkeling is er een patiënten-focusgroep (zie bijlage 2 Verslag patiëntenfocusgroep) opgesteld bestaande uit personen met pijnklachten als gevolg van een hallux valgus. Deze groep geeft de richtlijnontwikkelaars inzicht in de belangrijkste vragen en knelpunten ten aanzien van de zorg rond hallux

Page 30: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

30

Richtlijn Hallux Valgus

valgus. Hieruit kwam naar voren dat voor de patiënt pijn de voornaamste reden is om behandeld te worden. Daaruit volgt dat pijnreductie een van de belangrijkste doelen zou moeten zijn bij een conservatieve behandeling van hallux valgus. Het lijkt waarschijnlijk dat in een vroeg stadium van de ontwikkeling van hallux valgus, de conservatieve behandeling voorkeur verdient boven een chirurgische ingreep, gezien de omvang en risico’s van een dergelijke ingreep. Kennis van de effectiviteit van de verschillende conservatieve behandelingen zal helpen bij de vorming van een eenduidig beleid met als doel de patiënt een optimale behandeling te bieden. Zoeken en selecteren Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling:

Wat zijn voor patiënten met een hallux valgus zowel de positieve als de negatieve effecten van de verschillende conservatieve behandeling (zolen, spalken, schoenaanpassingen, taping, oefentherapie, mobilisatie) op pijn en voetfunctie wanneer onderling wordt vergeleken of wanneer wordt vergeleken met geen behandeling?

De werkgroep achtte pijn, gemeten middels de VAS schaal van 0 tot 100mm, en voetfunctie, gemeten middels de Foot Function Index (FFI) of de AOFAS Hallux-Metatarsophalangeal-Interphalangeal Scale (AOFAS hallux scale), geschikt voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten. Uitkomstmaten alleen gericht op standsverandering, zoals de hallux valgus hoek en de intermetatarsale hoek achtte de werkgroep als minder relevante uitkomstmaten, aangezien uit verschillende onderzoeken blijkt dat conservatieve therapie geen of weinig effect heeft op de stand van het MTP I gewricht (Ferrari, 2003; Barg, 2008; Ferrari 2009). De werkgroep hield bij de uitkomstmaat pijn (VAS) een verschil in score van 9mm als een klinisch relevant verschil zoals geformuleerd in voorgaande literatuur (Landorf et al., 2007). De werkgroep hield bij de Foot Function Index (FFI) 12 als een klinisch relevant verschil voor pijn, 7 voor voetfunctie beperking en 7 voor het totaal functioneren van de voet, zoals geformuleerd in voorgaande literatuur (Landorf et al., 2007). De werkgroep hield bij de uitkomstmaat AOFAS Hallux-Metatarsophalangeal-Interphalangeal Scale (AOFAS hallux scale) 25 als een klinisch relevant verschil zoals geformuleerd in voorgaande literatuur (Dawson et al., 2007).

Page 31: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

31

Richtlijn Hallux Valgus

In de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane is met relevante zoektermen in de tijdspanne tussen 1980 en 10-10-2013 gezocht naar vergelijkend onderzoek naar conservatieve behandelmogelijkheden voor hallux valgus. De zoekverantwoording is weergegeven in de bijlage. De literatuurzoekactie leverde 98 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende inclusiecriteria: ­ patiënten een milde tot matige hallux valgus in een volgroeide voet; ­ vergelijking van twee methoden van conservatieve behandeling (plantaire)

voetorthesen/zolen, (nacht)spalken, schoenaanpassingen, taping, oefentherapie/fysiotherapie (verminderen excessieve pronatie) en/of mobilisatie MTP I) of een vergelijking van een van deze conservatieve behandelingen met geen interventie;

­ geschreven in Engelse of Nederlandse taal; ­ voldoende data presentatie (numerieke rapportage van uitkomsten, met ten

minste: aantal, proportie, gemiddelde (±sd) of mediaan (range of interkwartielrange));

­ minimaal één van de uitkomstmaten VAS, FFI of AOFAS hallux scale. Exclusiecriteria: ­ studies waarin alleen patiënten met neuropathie of reumatoïde artritis onderzocht

worden. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 22 studies geselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 14 studies niet geselecteerd (zie exclusietabel), drie studies bleken dubbel te zijn en vijf studies werden definitief geselecteerd (Brantingham, 2005; du Plessis, 2011;Tehraninasr, 2008; Torkki, 2001; Torkki). Het selectieproces werd gedaan door twee auteurs van de richtlijn (EP, EV). Resultaten Vijf onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De evidence tabel met een overzicht van alle studies en gemeten effecten en de beoordeling van individuele studiekwaliteit zijn in de bijlage opgenomen. Samenvatting literatuur Functionele voet orthese Er zijn drie studies geïncludeerd die het effect van een functionele voetorthese evalueren. Een functionele voetorthese heeft als doel abnormale voetfunctie en/of voetstand te corrigeren of compenseren (Ferrari, Higgins, & Prior,2009)). Bijvoorbeeld het corrigeren van een overmatige pronatie beweging of het compenseren van een dorsaalflexiebeperking in het MTP I gewricht. Dit gebeurt in de vorm van een inlegzool in de schoen. De methode van vervaardiging en materiaalkeuze kan sterk verschillen, maar het doel is altijd het corrigeren of compenseren van de abnormale voetfunctie. Eén RCT (Torkki et al., 2001) vergeleek het één jaar dragen van een orthese (n= 69) met een jaar afwachten zonder orthese (n=69), bij voornamelijk vrouwelijke (89% in de orthesegroep en 96% in de controlegroep) volwassenen. Aanleiding voor de orthese was een pijnlijke bunion met een hallux valgus hoek (HVA) <35° en een intermetatarsale hoek (IMA) <15°. Daarnaast was er een groep patiënten (n=71) die direct werd geopereerd. Na een jaar werden ook de patiënten in de orthese- en controlegroep een

Page 32: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

32

Richtlijn Hallux Valgus

operatie aangeboden. Torkki et al. beschreven de resultaten na twee jaar follow-up in het volgende artikel van Torkki et al. uit 2003. In de orthese groep ondergingen 43 van de 69 patiënten een operatie gedurende het tweede jaar van de follow/up, in de controle groep waren het er in totaal 48 van de 69 (waarvan vier patiënten al in het eerste jaar werden geopereerd; wegens ernstige pijnklachten). De studie (Tehraninasr, Saeedi, Forogh, Bahramizadeh, & Keyhani,2008)) vergeleek een semi-rigide inlegzool inclusief teenspreider (n=15) met het dragen van een nachtspalk (n=15) bij Iranese vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar vanwege dezelfde klachten die beschreven staan bij de studie van Torkki et al. (2001; 2003). De vrouwen werden drie maanden gevolgd. Pijn (VAS) In de studies van Torkki et al. ((Torkki et al.,2003;Torkki et al.,2001)) werd pijn na zes maanden, 12 maanden en 24 maanden gemeten op de VAS (0 tot 100 mm) schaal. Na zes maanden was er in de orthesegroep significant minder pijn dan in de controle groep. Het gemiddelde verschil in pijnscore tussen interventie- en controlegroep is 14mm in het voordeel van de orthesegroep, het betrouwbaarheidsinterval (BI) ligt tussen -22 en -6mm. Dit verschil is klinisch relevant. Bij 12 en 24 maanden was dit verschil niet meer significant. In de orthesegroep is er een verschil in VAS-score tussen baseline en 6, 12 en 24 maanden follow-up van respectievelijk 14, 10 en 34mm (bij alle metingen ten opzichte van de baseline klinisch relevant); in de controlegroep is dit verschil respectievelijk 0,5 en 26mm; er is alleen na twee jaar follow-up een klinisch relevant verschil. Dit laatste komt waarschijnlijk door dat 48 van de 69 patiënten in de controlegroep na een jaar werden geopereerd (dit speelt echter ook bij de resultaten van de orthesegroep bij 24 maanden). In de studie van Tehraninasr et al. (2008) werd pijn voor de interventie (baseline) en na 3 maanden gemeten op de VAS schaal (gerapporteerd op een schaal van 0 tot 10, voor de vergelijkbaarheid in deze richtlijn omgerekend naar een schaal van 0 tot 100). Tijdens de baseline meting was er geen verschil in pijn tussen beide groepen; bij de follow-up van 3 maanden hadden de patiënten die een semi-rigide inlegzool inclusief teenspreider droegen significant minder pijn ten opzichte van baseline (p<0,05); in de nachtspalkgroep is de pijn na 3 maanden ten opzichte van baseline niet afgenomen. In de interventiegroep is er een verschil in VAS-score tussen baseline en drie maanden follow-up van 16mm; in de nachtspalkgroep is dit verschil 1,3mm (verschil 14.7mm). Zowel de afname in pijn in de interventiegroep als het verschil tussen de twee groepen in pijnafname is klinisch relevant. Foot Function Index Geen van de geïncludeerde studies had FFI als uitkomstmaat. AOFAS Hallux-Metatarsophalangeal-Interphalangeal Scale (AOFAS hallux scale) De functionele status werd alleen in de RCT van Torkki et al. (2001) na 12 maanden follow-up gemeten doormiddel van de AOFAS hallux scale. Er was geen verschil tussen beide groepen (gemiddelde verschil: 0, BI(-4;5)).

Page 33: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

33

Richtlijn Hallux Valgus

Mobilisatie Twee studies keken naar een conservatieve aanpak vanuit de manueel therapeutische benadering(du Plessis ,2011; Brantingham, 2005). In de studie van Brantinham werd manuele therapie vergeleken met een placebo behandeling. De manuele therapie bestond uit progressieve mobilisatie van het MTP I gewricht in combinatie met cryotherapie en manueel therapeutische behandeling van alle andere gevonden gewrichtsbeperkingen in de voet in zes behandelingen gedurende twee weken, met een follow-up van 1 week. De placebo bestond uit ‘Action Potential Therapy’ (een placebobehandeling d.m.v. zelfklevende koude pads). Er waren vier meetmomenten (baseline, derde behandeling, zesde behandeling en een week na alle behandelingen). Du Plessis et al. vergeleek de manueel therapeutische behandeling volgens hetzelfde protocol als Brantingham met behandeling middels een nachtspalk bij volwassen mannen en vrouwen met een hallux valgus hoek groter dan 15° en een intermetatarsale hoek groter dan 9° en pijnlijke voeten en een verminderde voetfunctie (≥30%), gemeten met de VAS en FFI. De behandeling duurde in beide groepen (mobilisatie vs. nachtspalk) twee weken, met een follow-up van vier weken. Er waren twee meetmomenten; één week en vier weken na de behandeling. Pijn (VAS) In de studie van Du Plessis et al. werd pijn gemeten na één week en na vier weken na de behandeling. In de nachtspalkgroep (n=15) was de baseline VAS-score (37,55 (BI: 30-45)), dit nam af na 1 week tot een waarden van 5,1 (BI: 0-12), en weer toe na vier weken (17,7 (BI: 10-24)). In de mobilisatiegroep (n=15) was de VAS-score bij baseline (40,7 (BI: 30-53)), na 1 week (1,2 (BI: 0-3)), en na vier weken (1,2 (BI: 0-3)). In de mobilisatiegroep is er een klinisch relevant verschil in VAS-score tussen baseline en vier weken follow-up van 39,5; in de nachtspalkgroep is dit klinisch relevante verschil 19,85. Echter, er was onvoldoende datapresentatie om aan te geven of deze verschillen statistisch significant waren. Na één week was er geen significant verschil in pijnafname tussen de mobilisatiegroep en nachtspalkgroep. Na vier weken was dit verschil wel significant en klinisch relevant in het voordeel van de mobilisatiegroep (16,5 [BI: 9,24] p<0,01). In de studie van Brantingham et al. werd pijn d.m.v. de VAS niet gemeten. Foot Function Index In de studie van Du Plessis et al. werd de FFI één week en vier weken na de interventie gemeten. In de nachtspalkgroep was de FFI-score tijdens baseline 63,8 [BI: 53-74], na 1 week 9,2 [BI: 0-20], en na vier weken 32,4 [BI: 19-45]. In de mobilisatiegroep was de FFI-score tijdens baseline 51.8 (36–67), na 1 week follow-up 1,7 [BI: 0-5]; na 1 maand follow-up 2,3 [BI: 0-6]. In beide groepen neemt de FFI-score in de loop van de tijd toe. Na één week was er geen significant verschil in FFI-score, na vier weken was er een klinisch relevant verschil in het voordeel van de mobilisatiegroep (30 [BI: 16 -44]). In de studie van Brantingham werden de verschillende FFI-sub schalen weergegeven in de resultaten; de FFI-pijnscore, FFI-functiescore en de totale FFI-score. Bij alle metingen (met uitzondering van baseline) was er een significant verschil in totale FFI-score in het voordeel voor de mobilisatiegroep (p<0,05) en voor FFI-functiescore alleen bij de derde behandeling (p<0,05).

Page 34: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

34

Richtlijn Hallux Valgus

In alle subschalen was het verschil tussen de mobilisatiegroep en placebogroep klinische relevant. Het verschil in score tussen baseline en een week follow-up was voor de mobilisatiegroep: FFI-pijn 39,93; FFI-functie 41,33; FFI-totaal 40,52 en voor de placebogroep: FFI-pijn 1,75; FFI-functie 1,26; FFI-totaal 1,38. Met als verschil in score tussen beide groepen: 38,18; 40,07; 39,14. AOFAS Hallux-Metatarsophalangeal-Interphalangeal Scale De AOFAS hallux scale is alleen in de studie van Brantingham et al. (2005) gemeten. In deze studie is in de mobilisatiegroep op alle behandelingsintervallen een significante verbetering te zien, zowel subjectief als objectief met een gemiddelde totale verhoging van 38,57 punten naar 82,30 punten (max. 100 punten mogelijk). De placebogroep liet een significante verbetering zien tussen baseline en de derde behandeling; tussen baseline en zesde behandeling en tussen baseline en 1 week follow-up. Er was geen significante verbetering tussen behandeling 3 en 6; behandeling 3 en 1 week follow-up en behandeling 6 en 1 week follow-up. Hoewel de verhoging significant was is deze gemiddelde totale scoreverhoging maar 6,94 punten van de 100 (van 42,43 naar 49,37). Het viel op dat 26 van de 30 patiënten in de placebogroep per meting de pijnscore regelmatig wijzigde. De verklaring die hiervoor gegeven werd was dat de patiënten wellicht de gewenste antwoorden wilden geven. Het zou ook te maken kunnen hebben met de verplicht gestelde leefstijlveranderingen die gedurende het hele onderzoek golden, zoals het niet dragen van hoge hakken met een spits toelopende neus. In de mobilisatiegroep was de gemiddelde totale scoreverhoging klinisch relevant (43,73 verschil), in de placebogroep was dit niet het geval (verschil van 6,94). Functionele voet orthese De bewijskracht voor de uitkomstmaten ‘pijn’ en ‘AOFAS hallux scale is matig omdat bij één onderzoek de onderzoeksgroep klein is (imprecisie) (Tehraninasr et al. 2008). Mobilisatie De bewijskracht voor de uitkomstmaat ‘pijn’ is laag omdat er geen blindering van patiënten en behandelaars was (beperking in onderzoeksopzet) en de onderzoeksgroep klein is (imprecisie). De bewijskracht voor de uitkomstmaat ‘FFI’ is laag omdat er bij één van de onderzoeken geen blindering van patiënten en behandelaars was (beperking in onderzoeksopzet) en bij beide onderzoeken de onderzoeksgroepen klein zijn (imprecisie). De bewijskracht voor de uitkomstmaten ‘AOFAS hallux scale’ is matig omdat de onderzoeksgroep klein is (imprecisie).

Page 35: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

35

Richtlijn Hallux Valgus

Conclusies Functionele voetorthese vs. geen behandeling

Matig GRADE

Het is aannemelijk dat het gebruik van een functionele voetorthese in vergelijking met geen behandeling tot zes maanden een significant en klinisch relevant voordeel heeft in het verminderen van pijn; na 12 maanden is dit effect niet meer meetbaar. Bronnen (Torkki et al., 2001; 2003)

Matig GRADE

Het is aannemelijk dat het gebruik van een functionele voetorthese in vergelijking met geen behandeling, geen significant en klinisch relevant voordeel heeft wat betreft scores op de AOFAS hallux scale na één jaar. Bronnen (Torkki et al., 2001; 2003)

Functionele voetorthese versus nachtspalk

Laag GRADE

Er zijn aanwijzingen dat een functionele voetorthese inclusief teenspreider in vergelijking met een nachtspalk een significant voordeel heeft in het verminderen van pijn binnen drie maanden. Bronnen (Tehraninasr et al., 2008)

Mobilisatie versus nachtspalk/placebo

Laag GRADE

Er zijn aanwijzingen dat progressieve mobilisatie (met betrekking tot het Brantingham protocol) in vergelijking met nachtspalk of placebo een significant en klinisch relevant voordeel heeft wat betreft pijn en voetfunctie, binnen één maand. Bronnen (Brantingham et al., 2005; Du Plessis et al., 2011)

Overwegingen De literatuurstudie geeft een onvoldoende duidelijk beeld over de toepassing van conservatieve behandeling bij hallux valgus. In deze paragraaf wordt de kennis uit de resultaten gecombineerd met de kennis uit de praktijk en algemene literatuur. Uit de focusgroep is gebleken dat de afname in pijn het belangrijkste behandeldoel is voor de patiënt. Dit komt overeen met de literatuur waarin wordt beschreven dat pijn de voornaamste klacht is bij 80% van de patiënten met hallux valgus (De Jongh, 2002). Een afname in pijnklachten is voor de korte termijn binnen zes maanden te behalen door middel van functionele voetortheses (Torkki et al. 2001;Torkki et al. 2003). Daarnaast zijn er geen bijwerkingen, risico’s en/of complicaties bekend bij gebruik van functionele voetortheses voor de behandeling van hallux valgus. De werkgroep acht daarom de functionele voetorthese een geschikte eerste behandelmethode gericht op pijnvermindering voor de symptomatische milde tot matige hallux valgus. Verbetering van de functie van het MTP I gewricht als gevolg van functionele ortheses wordt niet gemeten in de huidige literatuur. Het lijkt onwaarschijnlijk dat middels een functionele voetorthese een standsverandering in het MTP I gewricht is te behalen (Menz, 2007).

Page 36: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

36

Richtlijn Hallux Valgus

Wel ligt het in de lijn der verwachting dat men beter kan functioneren in zijn dagelijkse activiteiten, wanneer de pijnklachten zijn afgenomen (Ferrari, 2002). De nachtspalk is slechts in twee studies meegenomen als controle behandeling (du Plessis, 2011; Tehraninasr, 2008). Deze resultaten wijzen erop dat er geen structurele pijnafname en functieverbetering te verwachten is door het gebruik van een nachtspalk. De theorie achter de nachtspalk is dat de ligamenten, pezen en het kapsel rond het gewricht worden oprekt (Ferrari, 2009). Uit de bestaande literatuur blijkt dat het effect op de stand en functie van de hallux erg marginaal is. De nachtspalk is daarnaast geen veelgebruikte behandelmethode in de dagelijkse praktijk. De werkgroep geeft daarom niet de voorkeur aan het gebruik van een nachtspalk als behandelmethode voor pijnvermindering en functieverbetering bij de hallux valgus. Studies over andere vormen van spalken of teenortheses die overdag te dragen zijn, zijn niet gevonden in de literatuur. De werkgroep acht het gebruik van teenortheses weinig effectief, omdat hierdoor de overige digiti naar lateraal worden geforceerd en daardoor andere klachten kunnen ontstaan. Een teenorthese is wel aan te bevelen bij een zogenaamde kissing laesion interdigitaal, ter protectie van de huid. Er is tevens geen literatuur gevonden over schoenaanpassingen en schoenadvies als behandeling van hallux valgus. Er is wel een sterke relatie tussen schoeneigenschappen (namelijk breedte en hakhoogte) en de aanwezigheid van pijnklachten van de hallux valgus (Menz, 2010; Metcalfe, 2007). De werkgroep acht het daarom waarschijnlijk dat aanpassing van de schoenbreedte en/of hakhoogte van een schoen een geschikte behandelmethode kan zijn. Wanneer deze aanpassingen niet meer mogelijk zijn in een confectieschoen zal daar een (semi)orthopedische schoen aangemeten kunnen worden. Ook de taping als behandelstrategie voor hallux valgus is onderbelicht in de literatuur. Deze methode heeft dezelfde theorie als de nachtspalk: het oprekken van de ligamenten, pezen en het kapsel rond het gewricht. In de praktijk blijkt deze theorie niet haalbaar; de tape is niet sterk genoeg om de biomechanische krachten tegen te gaan. De werkgroep acht het structureel tapen van het MTP I gewricht daarom als geen reguliere behandeling. De invloed van fysiotherapie waaronder oefentherapie bij hallux valgus is niet naar voren gekomen in de literatuur. Hypermobiliteit in TMT I lijkt echter wel gerelateerd aan een hallux valgus (Harris, 1998; Roukis, 2003). In de praktijk is vaak een verminderde kracht in de voet waarneembaar van met name de mediale enkel en voetmusculatuur in combinatie met hypermobiele gewrichtskapsels (Snook, 2001). Oefentherapie is een veel gebruikte vorm van fysiotherapie gericht op het verminderen van de actieve instabiliteit als gevolg van hypermobiliteit in de voeten. Hierbij speelt het verbeteren van de kracht, coördinatie en proprioceptie een belangrijke rol. Daarnaast blijkt een dorsaalflexie beperking in het bovenste sprong gewricht geassocieerd met een hallux valgus (Mann, 1981). Deze bewegingsbeperking kan een gevolg zijn van een musculaire, een ossale of capsulaire beperking. Fysiotherapie kan zich richten op de musculaire beperking. Deze therapie kan aangevuld met behandeling van de capsulaire door mobilisatie en manuele therapie. Ter compensatie van de bewegingsbeperking kan een hakverhoging gebruikt worden. Punt van aandacht is daarbij dat deze verhoging niet moet leiden tot extra belasting van het MTP I en andere MTP gewrichten.

Page 37: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

37

Richtlijn Hallux Valgus

Progressieve mobilisatie vanuit manueel therapeutische benadering als conservatieve behandeling is in twee gerandomiseerde studies bekeken (Brantingham, 2005; du Plessius, 2011).De literatuur is onvoldoende bruikbaar om lange termijn effecten op afname van pijn (na 1 maand) te beoordelen. Er is een significant en klinisch relevant verschil gemeten wat betreft de scores op de AOFAS hallux scale in vergelijking met de placebogroep binnen één maand. De verschillen na deze periode van een maand zijn niet aangetoond. De werkgroep is van mening dat mobilisaties van het MTP I gewricht ingezet kunnen worden mits er binnen enkele weken afname van pijn of verbetering van functioneren wordt waargenomen. Indien na één maand nog geen effect is bereikt (geen verbetering in functioneren en/of pijn) moet worden uitgezien naar andere behandelmodaliteiten. Aanbeveling

Zet schoenaanpassingen van confectieschoenen of (semi)orthopedische schoenen in bij

patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus waarbij de

schoenbreedte en hakhoogte een rol spelen bij de ontwikkeling van pijnklachten.

Zet functionele voetortheses, schoenadviezen of schoenaanpassingen in bij patiënten

met een symptomatische milde tot matige hallux valgus waarbij intrinsieke factoren in

de voet (zoals pronatie en/of hypermobiliteit) meespelen in de pijnklachten met als doel

de pijnvermindering op korte termijn.

Overweeg voor deze patiënten oefentherapie bestaande uit proprioceptie training en

training van stabiliteit in het TMT I en de sub- en midtarsale gewrichten en kracht van de

in- en extrinsieke voetmusculatuur.

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus en

irritaties aan de huid interdigitaal een interdigitale siliconen orthese ter protectie van de

huid zodat pijnklachten verminderen.

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus en een

musculaire of capsulaire dorsaalflexie beperking in het bovenste sprong gewricht

fysiotherapeutische en/of manueel therapeutische behandeling eventueel aangevuld

met een aanpassing van het schoeisel (hakverhoging).

Overweeg bij patiënten met een symptomatische milde tot matige hallux valgus mobilisatie van het MTP I gewricht ter vermindering van pijn en verbetering van de voetfunctie. Wanneer er binnen een maand geen behandeleffect meetbaar is moet worden uitgezien naar andere behandelmodaliteiten.

Gebruik bij voorkeur geen nachtspalken en tape als standaardtherapie voor patiënten

met een hallux valgus.

Page 38: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

38

Richtlijn Hallux Valgus

Literatuur Barg EC, Eekhof JAH, Knuistingh Neven A. Hallux valgus. Huisarts & Wetenschap. 2008;51(2). Brantingham JW, Guiry S, Kretzmann HH, et al. A pilot study of the efficacy of a conservative chiropractic protocol

using graded mobilization, manipulation and ice in the treatment of symptomatic hallux abductovalgus bunion. Clinical Chiropractic 2005;8:117-33.

Dawson J, Coffey J. Responsiveness and minimally important change for the Manchester_oxford foot questionnaire compared with AOFAS ans SF-36 assessments following surgery for hallux valgus. OsteoArtritis and Cartilage 2007;15:918-931.

De Jongh T, De Vries H, Grundmeijer H. Diagnostiek van alledaagse klachten I. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2002.

Du PM, Zipfel B, Brantingham JW, et al. Manual and manipulative therapy compared to night splint for symptomatic hallux abducto valgus: an exploratory randomised clinical trial. Foot 2011;21(2):71-8.

Ferrari J, Higgins JP, Prior TD. WITHDRAWN: Interventions for treating hallux valgus (abductovalgus) and bunions. [Review] [50 refs][Update of Cochrane Database Syst Rev. 2004;(1):CD000964; PMID: 14973960]. COCHRANE DATABASE SYST REV 2009;(2):CD000964.

Ferrari J. Hallux valgus (bunions). [Review] [12 refs][Update in Clin Evid. 2002 Dec;(8):1103-12; PMID: 12603932]. Clinical Evidence 2002;(7):983-91.

Glasgoe WM, Allen MK, Saltzman CL. First ray dorsal mobility in relation to hallux valgus deformity and first intermetatarsal angle. Foot Ankle Int 2001;22(2):98e101.

Harris M-C, Beeson P. Generalized hypermobility: Is it a predisposing factor towards the development of juvenile hallux abducto-valgus? Part 2. The Foot. 1998;8:203–209.

Landorf KB, Radford JA. Minimal important difference: Values for the Foot Health Status Questionnaire, Foot Function Index and Visual Analogue Scale. The Foot 2008;18:15–19.

Mann RA, Coughlin MJ. Hallux valgus: etiology, anatomy, treatment and surgical considerations. Clin Orthop Relat Res. 1981;157:31–41.

Menz HB, Fotoohabadi MR, Wee E, et al. Validity of self-assessment of hallux valgus using the Manchester scale. BMC musculoskeletal disorders 2010;11:215.

Menz HB, Morris ME. Footwear characteristics and foot problems in older people. Gerontology 2005;51:346-351. Metcalfe S. A prospective analysis of surgical outcomes in hallux valgus surgery using a validated outcome

measurement tool... SCP Conference 2006: 'Progressing Clinical Practice: New Directions for Podiatry'. British Journal of Podiatry 2007;10(2):73.

Root ML, Orien WP, Weed JH. Normal and Abnormal Function of the Foot. Los Angeles, CA, Clinical Biomechanics Corp, 1977.

Ross FD. The relationship of abnormal foot pronation to hallux abducto valgus — a pilot study. Prosthetics and Orthotics International 1986,10,72-78.

Roukis T, Landsman A. Hypermobility of the first ray: a critical review of the literature. J Foot Ankle Surg 2003;42:377-90.

Snook AG. The Relationship between Excessive Pronation as Measured by Navicular Drop and Isokinetic Strength of the Ankle Musculature. Foot Ankle Int March 2001;22:234-240.

Tehraninasr A, Saeedi H, Forogh B, et al. Effects of insole with toe-separator and night splint on patients with painful hallux valgus: a comparative study. Prosthetics & Orthotics International 2008;32(1):79-83.

Torkki M, Malmivaara A, Seitsalo S, et al. Hallux valgus: immediate operation versus 1 year of waiting with or without orthoses: a randomized controlled trial of 209 patients. ACTA ORTHOP SCAND 2003;74(2):209-15.

Torkki M, Malmivaara A, Seitsalo S, et al. Surgery vs orthosis vs watchful waiting for hallux valgus: a randomized controlled trial. JAMA: Journal of the American Medical Association 2001;285(19):2474-80.

Page 39: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

39

Richtlijn Hallux Valgus

Zoekverantwoording Zoektermen met als onderwerp Conservatieve behandeling van hallux valgus

Medline (OVID)

1980-okt. 2013

E N

1 Hallux Valgus/ (2645) 2 ((("Great Toe*" or hallux) adj3 (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)) or Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus").ti,ab. (2926) 3 1 or 2 (3534) 4 (Insole* or inlay* or orthos* or orthotic* or (arch adj3 support*) or "shoe insert*" or "podiatric treatment*" or podiatry or splint* or (shoe* adj3 modif*) or tape* or taping or exercise or physiotherapy or "physical therap*").ti,ab. (267010) 5 exp Orthotic Devices/ [ook tape en foot orthoses] (9582) 6 Shoes/ or Splints/ (12126) 7 exp Physical Therapy Modalities/ [omvat ook exercise therapy] (124050) 8 conservative.ti,ab. (74490) 9 Podiatry/ or podiatr*.ti,ab. or podolog*.ti,ab. or chiropodiatr*.ti,ab. (3219) 10 4 or 5 or 6 or 7 or 8 or 9 (444588) 11 3 and 10 (493) 12 limit 11 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (377) 13 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not humans/)) (213408) 14 12 and 13 (21) 15 "Interventions for treating hallux valgus (abductovalgus) and bunions".m_titl. (6) 16 Surgery vs orthosis vs watchful waiting for hallux valgus.m_titl. (1) 17 12 and 16 (1) 18 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or multicenter study or clinical trial).pt. or clinic$ trial$1.tw. or (clinic$ adj trial$1).tw. or ((singl$ or doubl$ or treb$ or tripl$) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo$.tw. or randomly allocated.tw. or (allocated adj2 random$).tw.) not (animals/ not humans/) (1152136) 19 12 and 18 (45) 20 exp epidemiological studies/ (1661474) 21 12 and 20 (100) 22 21 not (19 or 14) (84) – nog niet in lijst Totaal 55 referenties, waarvan 45 uniek

98 SR en Trials

Cochrane (Wiley)

#1 MeSH descriptor: [Hallux Valgus] explode all trees #2 ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*):ab #3 (("Great Toe*" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)):ti #4 (Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus"):ti,ab #5 #1 or #2 or #4 #6 (Insole* or inlay* or orthos* or orthotic* or "shoe insert" or "podiatric treatment" or podiatry or splint* or tape* or taping or exercise or physiotherapy or "physical therapy") #7 MeSH descriptor: [Orthotic Devices] explode all trees #8 MeSH descriptor: [Physical Therapy Modalities] explode all trees #9 MeSH descriptor: [Podiatry] explode all trees #10 MeSH descriptor: [Shoes] explode all trees #11 conservative or podiatr* or podolog* or chiropodiatr* #12 #6 or #7 or #8 or #9 or #10 or #11 #13 #5 and #12 (37 referenties), 12 uniek

Cinahl (Ebsco) 41 uniek

0

S19 S18 not S16 49

S18 S14 AND S17 54

S17

(mh "clinical trials+") or pt clinical trial or TX random* or placebo* or TX (clin* n25 trial*) or TX (singl* n25 blind*) or (doubl* n25 blind*) or (trebl* n25 blind*) or (tripl* n25 blind*) or TX (singl* n25 mask*) or (doubl* n25 mask*) or (trebl* n25 mask*) or (tripl* n25 mask*) or (mh "random assignment") or (mh "placebos") or (mh "quantitative studies") or TX control* or prospective* or volunteer*

S16 S14 AND S15 6

S15 (MH "Meta Analysis") or TX (meta-analy* or metanaly* or

Page 40: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

40

Richtlijn Hallux Valgus

metaanaly* or meta analy*) or TX (systematic* N5 review*) or (evidence* N5 review*) or (methodol* N5 review*) or (quantitativ* N5 review*) or TX (systematic* N5 overview*) or (evidence* N5 overview*) or (methodol* N5 overview*) or (quantitativ* N5 overview*) or TX (systematic* N5 survey*) or (evidence* N5 survey*) or (methodol* N5 survey*) or (quantitativ* N5 survey*) or TX (systematic* N5 overview*) or (evidence* N5 overview*) or (methodol* N5 overview*) or (quantitativ* N5 overview*) or TX (pool* N2 data) or (combined N2 data) or (combining N2 data) or (pool* N2 trials) or (combined N2 trials) or (combining N2 trials) or (pool* N2 studies) or (combined N2 studies) or (combining N2 studies) or (pool* N2 results) or (combined N2 results) or (combining N2 results)

S14 S5 AND S12 168

S13 S5 AND S12

S12 S6 OR S7 OR S8 OR S9 OR S10 OR S11

S11 (MH "Therapeutic Exercise+") OR (MH "Physical Therapy")

S10 (MH "Podiatry") OR (MH "Podiatric Care")

S9 (MH "Athletic Tape") OR (MH "Foot Orthoses") OR (MH "Splints") OR (MH "Orthoses") OR (MH "Orthopedic Footwear")

S8 AB conservative or podiatr* or podolog* or chiropodiatr*

S7 TI conservative or podiatr* or podolog* or chiropodiatr*

S6

TI ( Insole* or inlay* or orthos* or orthotic* or "shoe insert" or "podiatric treatment" or podiatry or splint* or tape* or taping or exercise or physiotherap* or "physical therapy" ) OR AB ( Insole* or inlay* or orthos* or orthotic* or "shoe insert" or "podiatric treatment" or podiatry or splint* or tape* or taping or exercise or physiotherap* or "physical therapy" )

S5 S1 OR S2 OR S3 OR S4

S4 TI ( Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus" ) OR AB ( Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus" )

S3 TI ( ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*) ) OR AB ( ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*) )

S2 ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)

S1 (MH "Hallux Valgus")

Database: Medline (OVID), Cochrane, Cinahl. 1980 – oktober 2013

Page 41: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

41

Richtlijn Hallux Valgus

Exclusietabel na het lezen van het volledige artikel Auteur en jaartal Redenen van exclusie

SR

Hennessy et al., 2012 alleen RCT van Budiman-Mak opgenomen, wat over preventie van HAV gaat bij RA patiënten

Ferrari et al., 2009 Bunion ≠ hallux valgus. Verwijst naar eerdere Cochrane Review (SR 10, Ferrari, 2003). En naar RCT van Torkki uit 2001 en RCT van Kilmartin uit 1994.

Ferrari et al., 2009 voldoet niet aan de PICO. Alleen RCTs Kilmartin 1994 wordt full tekst beoordeeld of deze apart mee kan.

Hawke et al., 2008 één geïncludeerde studie: RCT Torkki et al., 2001. Nemen we apart mee.

Ferrari et al., 2006 is een critical review

Egan et al., 2003 P komt niet overeen, RA patiënten, niet specifiek met HV.

Brantingham 2009 P en I komen niet overeen; studie naar manipulative theapy for lower extremity disorders. Alleen studie van Brantingham uit 2005 is opgenomen, die nemen we los mee.

Brantingham 2012 Alleen studie van Brantingham uit 2005 en du Plessis uit 2011, deze nemen we los mee.

RCT

Mirzashahi et al., 2012

alleen in Arabisch. Na discussie in werkgroep over vergelijking tussen 2 soorten spalken her beoordeelt, maar valt dus af door taal.

Landsman et al., 2009

P: volwassenen met HV of hamertenen of rug/knie/heup pijn. Het is niet terug te vinden welke pp HV hadden en welke niet voldoet daarmee niet aan de PICO.

Macfarlane et al., 2004

Er is geen controle groep. De pp worden gevolgd over de tijd en vergelijkingen zijn pre- en post-interventie.

Bek et al., 2002 Alleen beschikbaar Turks

Kilmartin et al., 1994 Voldoet niet aan P: kinderen tussen de 9 en 10 jaar. De voet is dan niet volgroeid.

Reina et al., 2013 Heeft niet gekeken naar de uitkomstmaten die de werkgroep gedefinieerd heeft.

Page 42: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

42

Richtlijn Hallux Valgus

Evidence Table Wat is de effectiviteit van conservatieve behandeling?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2 Intervention (I) Comparison / control (C) 3

Follow-up Outcome measures and effect size 4

Comments

Torkki et al., 2001

Type of study: RCT Setting: conducted in 4 general community hospitals in Finland in 1997-1998 Country: Finland Source of funding: no

Inclusion criteria: a painful bunion with the hallux valgus angle 35° or less and the intermetatarsal angle of 15° or less. Exclusion criteria: Any foot that had previously undergone bunion surgery, Hallux rigidus, Hallux limitus, Theumatoid disease, use of functional foot ortheses, pregnancy, Age older than 60 years. N total at baseline: Ntotal= 209 I1: n= 71 I2: n= 69 C: n= 69 Aged (SD) years I1: 48 (10) I2: 49 (10) C: 47 (9) Sex: I1: 93% female I2: 89% female C: 96% female Intensity of foot pain at

1: immediate operation 2: 1 year waiting with foot orthoses

3: 1 year waiting without foot orthoses

1 year follow-up Loss-to-follow-up: 4 patients (2%) I1: N=0 I2: N= 1 (0.5%) C: N= 3 (1.4%) Reasons (describe): not reported Incomplete outcome data after 1 year: I1: N=0 I2: N= 1 (0.5%) C: N= 3 (1.4%) Reasons (describe): not reported The dropouts did not differ markedly from those remaining in the study.

total number of operated patients After 1 year follow-up I1: 66\71 (n=2, cancelled operation due to a work conflict, n=1 pregnant, n= 1 severe depression, n=1 refused of personal reasons) I2: 0\69 C: 4\69 (n=4 because of severe foot pain ) Intensity of foot pain (VAS) after 6 month: Mean (SD) I2: 36 (24) C: 45 (23) MD I2, C: -14 (-22 to -6); Foot function index (FFI) after 6 month: not reported

Orthoses provide short-term symptomatic relief.

Page 43: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

43

Richtlijn Hallux Valgus

baseline: Mean (SD) I2: 50 (23) C: 45 (24) AOFAS HMIS at baseline: Mean (SD) I2: 59 (11) C: 62 (11) Groups comparable at baseline? yes

AOFAS HMIS after 6 month: not reported Intensity of foot pain (VAS) after 12 month: Mean (SD) I2: 40 (23) C: 40 (26) MD I2, C: -6 (-15 to 3); Foot function index (FFI) after 12 month: not reported AOFAS HMIS after 12 month: Mean (SD) I2: 64 (10) C: 66 (10) MD I2, C: 0 (-4 to 5);

Torkki et al., 2003

Type of study: RCT Setting: conducted in 4 general community hospitals in Finland in 1997-1999 Country:

Inclusion criteria: See Torkki et al., 2001 Exclusion criteria: See Torkki et al., 2001 . N total at baseline: See Torkki et al., 2001 Intensity of foot pain at baseline: Mean (SD)

1: immediate operation 2: 1 year waiting with foot orthoses

3: 1 year waiting without foot orthoses After 1 year, the patients in the orthosis and control groups were offered surgery.

At 1 year follow-up Loss-to-follow-up: 4 patients (2%) I1: N=0 I2: N= 3 (1.4%) C: N= 1 (0.5%) At 2 year follow-up

total number of operated patients after 1 year follow-up See Torkki et al., 2001 after 2 year follow-up I1: 68\71 I2: 43\69 C: 48\69

At the 1-year follow-up, the pain was least intense in the surgery group. At the 2- year follow-up, the intensity of pain was similar in all groups. We conclude that immediate operation is superior to delayed operation or foot

Page 44: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

44

Richtlijn Hallux Valgus

Finland Source of funding: no

I2: 50 (23) C: 45 (24) AOFAS HMIS at baseline: Mean (SD) I2: 59 (11) C: 62 (11) Groups comparable at baseline? yes

Loss-to-follow-up: 12 patients (6%) I1: N=3 (1.4%) I2: N= 3 (1.4%) C: N= 6 (2.8%) The dropouts did not differ markedly from the remaining subjects as a whole, or between the 3 intervention groups.

Intensity of foot pain (VAS) after 6 month and 12 month: See Torkki et al., 2001 Foot function index (FFI) after 6 month and 12 month: See Torkki et al., 2001 AOFAS HMIS after 6 month and 12 month: See Torkki et al., 2001 Intensity of foot pain (VAS) after 24 month: Mean (SD) I2: 16 (17) C: 19 (22) MD I2, C: -9 (-18 to 1); Foot function index (FFI) after 24 month: not reported AOFAS HMIS after

orthoses. However, if this is not possible because of limited possibilities for surgery, waiting for 1 year, with or without an orthosis, does not jeopardize the final outcome. The calculations were made for pain during walking (the primary outcome) on a 0–100 mm visual analogue scale, using 15 mm as a clinically significant difference between the groups and assuming a standard deviation of 15%

Page 45: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

45

Richtlijn Hallux Valgus

24 month: not reported

Tehraninasr et al., 2008

Type of study: A comparative study Setting: University of Social Welfare and Rehabilitation Sciences Country: Iran Source of funding: not mentioned

Inclusion criteria: having a painful bunion and the hallux valgus angle 35° or less and the intermetatarsal angle of 15° or less , mild to moderate bilateral flexible hallux valgus. Exclusion criteria: Any foot that had previously undergone bunion surgery, had hallux rigidus, hallux limitus was excluded in the study, age younger than 19 or older than 45 years, previous use of foot orthoses, rheumatoid disease, and pregnancy. N total at baseline: N= 30 Age (mean ±SD) 27 ± 8.91 Sex: 30 females and 0 males Groups comparable at baseline? Not described

semi-rigid insole and toe separator

Night splint Length of follow-up: 3 months Loss-to-follow-up: not mentioned

Pain (VAS, 0-10, converted to 0-100)): Before I: 42.6±14.8 C: 41.3±17.8 After I: 26.6±13.4 C: 40.0±11.3 (p<0.05) Foot function index (FFI) : not reported AOFAS HMIS: not reported

The insole with toe separator seems to be an effective orthotic treatment to reduce the pain and in patients with painful hallux valgus deformity. On the other hand, the night splint was unable to reduce the pain in these patients. Although neither orthoses decreased hallux valgus and intermetatarsal angulations, both prevented the increase in angles in the two groups.

M. du Plessis et al., 2011

Type of study: Pragmatic exploratory randomised clinical trial Setting:

Inclusion criteria: pain and reduced function of the first metatarsophalangeal joint (≥30%); enlarged medial portion of the first metatarsal head;

Experimental group: mobilization involving the Brantingham protocol 1)Graded joint mobilisation of the 1st MTPJ, ranging from grades 1 to 4

Control group: night splint which holds the great toe in an adducted or corrected

The treatment period for both groups was 2 weeks, with follow-up at 1-week and at 1-month.

Pain (VAS): % (CI) At 1 week FU C: 5.1 (0–12) I: 1.2 (0–3) MD: 4(0–11) P: 0.35 At 1 month FU

There was a statistically significant change in both pain and FFI scores across both groups. The reduction also achieved clinically meaningful outcomes

Page 46: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

46

Richtlijn Hallux Valgus

chiropractic outpatient teaching clinic of the University of Johannesburg. Country: South Africa. Source of funding: This research was designed, funded and completed in 2005 as partial fulfillment of a Masters in Technology: Chiropractic in the Department of Chiropractic, University of Johannesburg (UJ), South Africa, Cleveland Chiropractic College appreciates the opportunity to collaborate with the UJ and publish this data.

inability to wear shoes comfortably; mild, moderate or severe lateral deviation of the hallux from the mid-saggital plane as per Lorimer et al. ; radiological evidence of an HAVangle greater than 15 degrees and inter-metatarsal angle greater than 9 degrees as per Reid; age range between 26 and 64 years. Exclusion criteria: systemic or local pathology, for example inflammatory arthritis or severe osteoarthritis; where manual or manipulative therapy was contraindicated, for example joint instability or intolerance to manual therapy; regular, continued use of narrow pointed high-heeled shoes as this would likely result in different outcomes. Participants were advised to discontinue wearing such shoes during the course of this study and beyond; pregnant woman, since plain-film X-rays are contraindicated; patients younger than 25 years and older than 65 years.

2) Joint manipulation, usually grade 5 high velocity, low amplitude, controlled thrust (HVLA). 3) All treatments are initially followed by post-treatment cold therapy using ice to decrease the possibility of side effects. 4) Mobilisation/manipulation of other foot and ankle joints maximum of 4 treatments over 2 weeks

position Loss-to-follow-up; there were no exclusions or dropouts over the duration of the study and no data was missing.

C: 17.7 (10–24) I: 1.2 (0–3) MD: 16.5 (9–24) P: <0.01 Foot function index (FFI) : % (CI) At 1 week FU C: 9.2 (0–20) I: 1.7 (0–5) MD: 7.5 (0–21) P: 0.19 At 1 month FU C: 32.4 (19–45) I: 2.3 (0–6) MD: 30 (16–44) P: <0.01 AOFAS HMIS: not reported

(MCID > 20%). Examination of the scores suggests that the control treatment (night splint) did not maintain its effect from the 1-week follow-up to the 1-month follow-up, showing regression towards baseline scores. The experimental treatment (Brantingham protocol) maintained its effect up to the 1-month follow-up.

Page 47: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

47

Richtlijn Hallux Valgus

N total at baseline: N= 30 I: n= 15 C: n= 15 Average age: 42 years (range 25–65) Sex: equal distribution Pain (VAS) at baseline:% (CI) C: 37.55 (30–45) I: 40.7 (30–53) MD: 3 (0–15) P: 0.48 FFI at baseline:% (CI) C: 63.8 (53–74) I: 51.8 (36–67) MD: 12 (0–24) P: 0.09 Groups comparable at baseline? There was a significant difference between baseline data sets between the two groups for the outcome measure of disability (FFI), accounted for by ANCOVA analysis.

Brantingham et al., 2005

Type of study: a prospective, randomized clinical trial Setting:

Inclusion criteria: Radiological examination; Hallux valgus/abductus angle greater than 15°; Intermetatarsal angle greater than 9°; Enlarged medial

conservative chiropractic approach involving progressive mobilization, adjustment and cryotherapy (the Brantingham protocol)

Placebo Action Potential Therapy (a physical therapy modality

Total of six treatments over a two-week period and were re-examined one week after

Pain (VAS): Not reported Foot function index (FFI) at third treatment :

The results of this pilot study indicated that a conservative chiropractic treatment protocol, as opposed to placebo treatment, was

Page 48: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

48

Richtlijn Hallux Valgus

chiropractic outpatient teaching clinic of the University of Johannesburg. Country: South Africa. Source of funding: Not reported

portion of the first metatarsal Head; Mild, moderate or severe lateral deviation of the hallux from the mid-sagittal plane; Pain around the first MPJ; Inability to wear shoes comfortably; Females >18 years of age. Exclusion criteria: Any patients with systemic or local pathology, for example rheumatoid arthritis or gout; The use of anti-inflammatory drugs or analgesics; The use of tight, narrow pointed high-heeled shoes, as Reid is of the opinion that this type of shoe nullifies any therapeutic benefit derived from conservative care; Any contra-indication to manipulation; Patients who have had Action Potential Therapy or manipulation of the first MPJ. N total at baseline: N= 60 I: n= 30 C: n= 30 Average age: I: 49.43 years C: 50.86 years

which passed no current) was ‘‘administered’’ to the foot by means of self-adhesive pads that could, on application, cause some degree of cutaneous stimulation.

their last appointment

Mean (SD) FFIpain I: 33.03 (19.50) P: 0.000 C: 56.11 (18.71) CI: 13.20—32.96 FFIdis I: 30.26 (21.88) P: 0.004 C: 46.19 (16.61) CI: 5.89—25.97 FFItot I: 31.94 (19.51) P: 0.000 C:51.05 (16.76) CI: 9.71—28.51 Foot function index (FFI) at the sixth consultation: Mean (SD) FFIpain I: 19.27 (18.37) P: 0.000 C: 58.42 (19.06) CI: 29.48—48.82 FFIdis I: 16.19 (17.19) P: 0.000 C: 44.67 (18.07) CI: 19.37—37.59 FFI tot I: 17.82 16.74 P: 0.000 C: 51.56 (16.77) CI: 25.08—42.40

efficacious in alleviating, short-term pain and disability associated with this condition.

Page 49: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

49

Richtlijn Hallux Valgus

Sex: only female FFI at baseline: Mean (SD) FFpain I: 55.23 (16.91) P: 0.343 C: 59.93 (14.51) CI: -3.44 to 12.84 FFdis I: 53.31 (22.04) P: 0.264 C: 48.33 (17.69) CI: -15.31 to 5.35 FFtot I: 56.13 (17.06) P :0.464 C: 54.16 (13.42) CI: -9.90 to 5.96 HMIS at baseline: Mean (SD) I: 38.57 (11.17) P: 0.115 C: 42.43 (7.07) CI:- 0.97 to 8.69 Groups comparable at baseline?

Foot function index (FFI) at the one-week follow-up: Mean (SD) FFI pain I: 15.30 (19.33) P: 0.000 C: 58.18 (18.05) CI: 33.21—52.55 FFI dis I: 11.98 (14.09) P: 0.000 C: 47.07 (21.32) CI: 25.75—44.43 FFI tot I: 15.61 (19.32) P: 0.000 C: 52.78 (18.02) CI: 27.51—46.83 AOFAS HMIS at third treatment Mean (SD) I: 61.47 (7.32) P: 0.000 C: 46.30 (6.81) CI: -8.82 to -11.52 AOFAS HMIS at the sixth consultation Mean (SD) I: 76.53 (7.12) P: 0.000 C: 48.83 (6.62)

Page 50: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

50

Richtlijn Hallux Valgus

CI:-31.25 to -24.15 AOFAS HMIS at the one-week follow-up Mean (SD) I: 82.30 (5.28) P: 0.000 C: 49.37 (5.89) CI: -35.82 to -30.04

Notes: 1. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between

treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures

2. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders] 5 3. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls 4. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

Table of quality assessment Research question: Wat is de effectiviteit van conservatieve behandeling? 10 Study reference (first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6 (unlikely/likely/unclear)

Torkki et al., 2001

Based on a list of numbers in a random number table using numbered sealed envelopes

unlikely unlikely unlikely unlikely Unlikely Unlikely Unlikely

Page 51: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

51

Richtlijn Hallux Valgus

Torkki et al., 2003

Based on a list of numbers in a random number table using numbered sealed envelopes

unlikely unlikely unlikely unlikely unlikely unlikely unlikely

Tehraninasr et al., 2008

Not reported unclear unclear unclear unclear unclear unclear unclear

M. du Plessis et al., 2011

using a manual non-algorithmic process where pieces of paper with group allocation written on them were folded over and concealed and drawn randomly by the participating patients themselves.

unlikely unclear unclear unlikely unlikely unlikely unlikely

Brantingham et al., 2005

60 slips of paper (30 slips with group A (intervention) and 30 slips with group B (controle) written on them) were placed in a bag and randomly drawn out by patients at the initial consultation.

unlikely unlikely unlikely unlikely unlikely unlikely Unlikely

1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.

2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules. 5

3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient

Page 52: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

52

Richtlijn Hallux Valgus

assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.

4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.

5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the 5 number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear

6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

10

Page 53: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

53

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 5 Chirurgische behandeling van hallux valgus Uitgangsvragen 5.1 Welke chirurgische ingreep heeft de voorkeur voor de behandeling van patiënten

met milde een Hallux valgus? 5.2 Wat is de effectiviteit en veiligheid van de “minimaal invasieve techniek”? Subuitgangsvragen: 5.1.1 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Chevron

osteotomie, Wilson, Hohmann, Scarf allen met/zonder DSTP) van hallux valgus voor patiënten met een primaire milde hallux valgus?

5.1.2 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (proximale osteotomie, distale osteotomie, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire matige hallux valgus?

5.1.3 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Lapidus, dubbel osteotomie, artrodese, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire ernstige hallux valgus?

5.1 Welke chirurgische ingreep heeft de voorkeur voor de behandeling van patiënten

met een Hallux valgus? Inleiding Er zijn in de literatuur een aantal oorzaken voor halluces valgi beschreven, zoals de idiopathische hallux valgus, de juveniele hallux valgus, of de hallux valgus als gevolg van een neurologische of reumatische aandoening. Daarnaast kan er bij een hallux valgus artrose in het MTP I gewricht aanwezig zijn, of niet. Er kunnen andere (voor) voetklachten ontstaan als gevolg van een hallux valgus. In dit hoofdstuk hebben we vooral gekeken naar de ernst van de deformiteit van de hallux valgus, en niet naar de oorzaak van de deformiteit of de bijkomende klachten bij het bepalen van de voorkeurs ingreep voor de hallux valgus. Het doel van de operatieve behandeling van een hallux valgus is het verminderen van de pijnklachten, het herstel van een normale functie van de eerste straal, en het creëren van een langdurig cosmetisch acceptabel resultaat. Het herstel van de functie van de eerste straal bestaat uit het terugbrengen van de congruentie van het MTP I complex, en het uitlijnen van de hallux in de richting van de voortbeweging. De cosmetische correctie bestaat uit het opheffen van de mediale prominentie aan de mediale zijde van de hallux, en de hallux parallel aan de tweede teen te plaatsen. Een succesvolle operatieve correctie van de hallux valgus is afhankelijk van de postoperatieve stand van de grote teen en het verkrijgen van de juiste intermetatarsale hoek tussen MT I en II. Daarnaast is het belangrijk de preoperatieve functie van het MTP I gewricht zo veel als mogelijk te behouden. Er zijn ongeveer 120 operatietechnieken beschreven voor de behandeling van symptomatische hallux valgus, waarvan er in Nederlandop dit moment veel verschillende operatietechnieken in gebruik zijn (Deenik et al.,2008). Voor het uitwerken van de literatuur voor dit hoofdstuk is een keuze gemaakt voor technieken die veel

Page 54: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

54

Richtlijn Hallux Valgus

gepraktiseerd worden in Nederland en Europa. De werkgroep realiseert zich dat hiermee andere technieken niet meegenomen zijn (waaronder bijvoorbeeld de Mitchell osteotomie). Het is onduidelijk wat de effectiviteit van de verschillende operatietechnieken is. Er is daarom behoefte aan een overzicht van de effectiviteit van de verschillende technieken om een indicatie te geven voor de keuze van een bepaalde operatietechniek voor een bepaalde patiënt. De beslissing welke operatietechniek gebruikt moet worden, moet beginnen met begrip dat niet alle halluces valgi aan elkaar gelijk zijn. Vele verschillende factoren moeten worden overwogen bij de beoordeling van de misvorming. Hierbij worden vaak de hallux valgus hoek (HVA), intermetatarsale hoek (IMA), distale metatarsale articulaire hoek (DMAA), de Interphalangeale hoek (IPA)en tarsometatarsale hoek (TMA) gebruikt om verschillende typen hallux valgus te identificeren. Over het algemeen wordt milde tot matige hallux valgus behandeld met distale osteotomie, en matig tot ernstige hallux valgus met een meer proximale metatarsale osteotomie omdat het een grotere correctie in de hoek mogelijk maakt. In dit hoofdstuk wordt een overzicht van de literatuur gegeven over de effecten van verschillende operatietechnieken die worden ingezet voor de milde, matige en ernstige hallux valgus. En op basis van de literatuur en expert opinie van de werkgroep komen tot een behandelalgoritme. Zoeken en selecteren Om de uitgangsvraag van dit hoofdstuk te kunnen beantwoorden is de vraag in drie sub vragen opgedeeld, en is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling(en): 5.1.1 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Chevron

osteotomie, Wilson, Hohmann, Scarf allen met/zonder DSTP) van hallux valgus voor patiënten met een primaire milde hallux valgus?

5.1.2 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (proximale osteotomie, distale osteotomie, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire matige hallux valgus?

5.1.3 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Lapidus, dubbel osteotomie, artrodese, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire ernstige hallux valgus?

Relevante uitkomstmaten De werkgroep achtte correctie van de hoekafwijking (IMA, HVA, IPA, DMAA) en repositie van de sesambeentjes, de functie van het MTP I gewricht postoperatief (beweeglijkheid (range of motion), de door de patiënt gerapporteerde pijn en activiteiten, en complicaties (recidief hallux valgus, transfer metatarsalgie, avasculaire necrose, artrose) op de langere termijn voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en patiënt tevredenheid een voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaat.

Page 55: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

55

Richtlijn Hallux Valgus

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities. Zoeken en selecteren In de databases Medline (OVID), Embase en Cochrane is met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, RCT’s en vergelijkend onderzoek waarin twee chirurgische ingrepen met elkaar worden vergeleken. De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage. De literatuurzoekactie leverde 254 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: directe vergelijking operatietechnieken, patiënten met (symptomatische) hallux valgus, rapportage van tenminste een van de genoemde uitkomstmaten en voldoende data presentatie. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 48 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 32 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel), en 14 studies definitief geselecteerd. De bestaande richtlijn op het gebied van hallux valgus van de Clinical practice Guideline First Metatarsophalangeal Joint Disorders Panel of the American Collega of Foot and AnkleSurgeons is niet evidence based opgesteld, en is daarom niet als uitgangspunt genomen. De Cochrane review over behandeling van hallux valgus (Ferrari, 2002) is teruggetrokken. De clinical evidence (Ferrari, 2009) is een systematische review van de literatuur omtrent de behandeling van hallux valgus. In deze review worden echter veelal andere uitgangsvragen beantwoord, en worden de karakteristieken van de individuele studies onvoldoende beschreven om deze review als uitgangspunt te nemen. Wel wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van deze review. Uiteindelijk zijn 14 onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De evidencetabellen hiervan en beoordeling van individuele studiekwaliteit kunt u in bijlage vinden. 5.1.1 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Chevron osteotomie, Wilson, Hohmann, Scarf allen met/zonder DSTP) voor patiënten met een primaire milde hallux valgus? Inleiding In dit hoofdstuk vergelijken we de operatietechnieken die voor milde halluces valgi zijn beschreven. Het betreft voornamelijk distale correctie osteotomiën, omdat met deze techniek theoretisch minder grote verschuivingen zouden kunnen plaatsvinden. Samenvatting literatuur Chevron versus Wilson Er werd een studie gevonden waarin de Chevron osteotomie (n=25 patiënten, 45 voeten) wordt vergeleken met de Wilson osteotomie (n=26 patiënten, 42 voeten) (Klosok, 1993). Bij patiënten met een bilaterale ingreep werd bij beide voeten dezelfde techniek gebruikt. Postoperatieve behandeling na Chevron bestond uit een drukverband dat gewisseld werd twee weken postoperatief en verwijderd vier weken postoperatief. Na 48 uur werd gewicht op de voet toegestaan indien de patiënt dit kon verdragen. Postoperatieve behandeling na Wilson osteotomie bestond uit onderbeensgips gedurende zes weken. Een loop-hiel werd aan het gips toegevoegd na 48 uur. De ernst van de hallux valgus wordt in deze studie niet benoemd als inclusiecriteria. Patiënten met reumatoïde artritis werden in deze studie niet geëxcludeerd. Gemiddeld

Page 56: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

56

Richtlijn Hallux Valgus

waren de patiënten 45±8.6 jaar oud in de Chevron groep, en 45±11.4 jaar oud in de Wilson groep. De gemiddelde preoperatieve hallux valgus hoek waren 30˚±8.8 en 29˚±7.9 respectievelijk. Klinische uitkomsten AOFAS en patiënttevredenheid: 20% van de patiënten was ontevreden met het resultaat (pijn vermindering, beschoeiingsproblemen, of esthetische bezwaren). Hersteltijd: De hersteltijd werd in deze studie gedefinieerd als het aantal weken tot terugkeer naar werk. De hersteltijd was korter na Chevron osteotomie dan na Wilson osteotomie (gemiddeld 7±1.2 weken in vergelijking met 10±3 weken). Er wordt niet gerapporteerd of dit verschil statistisch significant is. Beweeglijkheid: 36˚±8 vs. 42˚±11 Radiologische uitkomsten HVA/IMA: De postoperatieve HVA werd gemeten tijdens vroege follow up (gemiddeld 22 weken) en latere follow up (gemiddeld 38 maanden). Tijdens vroege follow up was de gemiddelde HVA 21.2±8.3 na Chevron versus 14.5±6.9 na Wilson (P=0.004), en na lange follow up 25.7±10 versus 13.3±8.1 (P=0.0005). Metatarsale verkorting: De metatarsale verkorting was significant kleiner in de Chevron groep in vergelijking met de Wilson groep (gemiddeld 6 mm (0-11) vs. 10mm (6-20) p=0.02). Complicaties De volgende complicaties (Chevron versus Wilson) werden in de studie gerapporteerd: hallux varus (0 vs. 2), recidief hallux valgus (1 vs. 0), metatarsalgie (10 vs. 5) en nieuwe centrale eeltvorming (7 vs. 12). Deze verschillen waren niet statistisch significant. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten, en de uitkomstmaat complicaties zijn met drie niveaus verlaagd gezien beperkingen in de studie opzet (niet geblindeerd, hoge loss-to-follow-up) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Laag GRADE

Er zijn geen studies die de AOFAS score na Chevron osteotomie en Wilson osteotomie bij de milde hallux valgus vergelijken

Laag GRADE

De hersteltijd (gemeten in weken tot terugkeer naar werk) lijkt voor patiënten met milde hallux valgus korter te zijn na Chevron osteotomie dan na Wilson osteotomie. Bronnen (Klosok, 1993)

Laag GRADE

De postoperatieve hallux valgus hoek na Chevron osteotomie lijkt groter te zijn dan de postoperatieve hallux valgus hoek na Wilson osteotomie, er zou dus minder correctie zijn verkregen. Bronnen (Klosok, 1993)

Page 57: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

57

Richtlijn Hallux Valgus

Laag GRADE

Er lijkt minder metatarsale verkorting te zijn na Chevron osteotomie dan na de Wilson osteotomie. Bronnen (Klosok, 1993)

Laag GRADE

Mogelijk resulteert een Chevron osteotomie in vergelijking met een Wilson osteotomie in een vergelijkbaar aantal complicaties, transfer-metatarsalgie komt mogelijk vaker voor na Chevron dan na Wilson osteotomie. Centrale metatarsalgie (eeltvorming) lijkt meer voorkomt na Wilson. Bronnen (Klosok, 1993)

Chevron versus Scarf Er werden twee Nederlandse studies van dezelfde auteur geïncludeerd die de Chevron osteotomie vergelijken met de Scarf osteotomie (refs). In de studie van Deenik uit 2007 werden 96 voeten in 83 patiënten gerandomiseerd in twee interventiegroepen (47 Chevron en 49 Scarf osteotomie). De tweede studie van Deenik uit 2008 was een vervolg op deze studie, met additionele patiënten. Uiteindelijk werden 120 patiënten (141 voeten) gerandomiseerd voor Chevron (70 voeten) of Scarf (66 voeten) osteotomie. Omdat in de studie van 2007 de patiënttevredenheid rapporteert, en de studie van 2008 niet, zijn beide studies opgenomen in de evidence tabel. De aantallen patiënten kunnen echter niet worden opgeteld. De Chevron osteotomie werd gefixeerd met een K-draad, en de Scarf met distale mini-AO schroeven, gevolgd door een proximale schroef. Postoperatieve behandeling bestond na beide ingrepen uit postoperatief verband voor twee weken en daarna een teenspica gedurende drie maanden. De eerste zes weken was alleen lopen op de platte voet of hiel toegestaan. In deze studie werden patiënten tussen de 18 en 65 jaar, met pijnlijke hallux valgus en adequate range of motion geïncludeerd. Alle gradaties van ernst worden meegenomen. Patiënten met reumatoïde artritis, eerdere hallux valgus chirurgie, en symptomatische of radiografisch bewijs van artritis van het MTP I gewricht werden geëxludeerd. In de studie uit 2008 worden de resultaten voor milde, matige en ernstige hallux valgus echter apart geanalyseerd. Deze worden gedefinieerd als mild (IMA<11˚), matig (IMA 11-17) en ernstig (IMA≥17˚). In de studie van Deenik et al., 2007 werden 47 voeten geopereerd middels Chevron osteotomie en 49 voeten middels Scarf osteotomie. Er waren geen significante verschillen tussen deze groepen op het gebied van de verbetering van AOFAS score, HVA correctie en IMA correctie. De auteurs concluderen dat in beide groepen uitstekende resultaten werden gevonden voor AOFAS score, HVA en IMA correcties. Het aantal complicaties in de groepen was gelijk, hoewel in de beide groepen verschillende soorten complicaties optraden.

Page 58: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

58

Richtlijn Hallux Valgus

Klinische uitkomsten AOFAS: Voor de AOFAS score zijn alleen de resultaten van de studie uit 2008 meegenomen, omdat dit dezelfde groep patiënten betreft als de patiëntenpopulatie uit 2007, met additionele patiënten. De AOFAS was niet verschillend na Chevron osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie (86 vs. 88 P=0.38). Patiënt tevredenheid: Alleen in de studie van 2007 werd de patiënttevredenheid gerapporteerd: in beide groepen was 95% van de patiënten tevreden met de ingreep. Radiologische uitkomsten HVA/IMA: De postoperatieve HVA en IMA waren niet significant verschillend na Chevron osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie (HVA: 17.2±5.2 vs. 19.0±7.7 P=0.12; IMA: 9.5±2.0 vs. 9.4±2.2 P=0.65). Ook de postoperatieve DMAA was niet verschillend in de beide groepen (DMAA: 12.4±6.3 vs. 12.1±6.8 P=0.80). Met de Chevron osteotomie kon verder naar lateraal geschoven worden met het kopje van MT I. De verklaring hiervoor is dat de proximale poot van de langere Scarf osteotomie tegen MT II aanschuift bij de laterale verplaatsing, en zodoende verdere verschuiving belemmert. In de studie van Deenik uit 2008 werden aparte analyses gedaan voor milde, matige en ernstige hallux valgus. Voor de milde (I=9, N=12 voeten) en matige (I=55, C=48 voeten) hallux valgus waren de correctie van de HVA en IMA niet significant verschillend na Chevron of Scarf osteotomie. In een subgroepanalyse voor de ernstige hallux valgus (I=6 voeten, C=6 voeten) was de correctie van de HVA significant hoger na Chevron dan na Scarf osteotomie (20.0±4.6 vs. 11.8±5.0, P=0.01). De correctie van de IMA was in groepen gelijk. Complicaties Complicaties die werden gemeld waren: recidief hallux valgus na initiële goede correctie (5 (7.14%) vs. 7 (10.6%), en complex regionaal pijn syndroom (1 (1.4%) vs. 7 (10.6%)). Verder werd bij de Chevron osteotomie bij 3 patiënten een partiële avasculaire necrose van de kop van MT I gezien. Metatarsale verkorting werd niet gerapporteerd. Overige uitkomstmaten De hersteltijd, positie van de mediale sesambeentjes en de beweeglijkheid werden in geen van de studies gerapporteerd. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten is met 1 niveau verlaagd gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). Voor de analyses van de subgroepen voor milde, matige en ernstige hallux valgus van de radiologische uitkomstmaten is de bewijskracht met 2 niveaus verlaagd, omdat de groepen daardoor nog kleiner werden. Conclusies

Matig GRADE

De postoperatieve AOFAS lijkt niet verschillend te zijn na Chevron osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie. Deenik, 2008

Page 59: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

59

Richtlijn Hallux Valgus

Matig GRADE

De patiënttevredenheid lijkt niet verschillend te zijn na Chevron osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie. Bronnen (Deenik, 2007)

Laag GRADE

Chevron osteotomie lijkt in vergelijking met Scarf osteotomie geen significant en klinisch relevant voordeel te hebben wat betreft de correctie van de HVA en IMA. Bronnen (Deenik, 2008)

Laag GRADE

Het is mogelijk dat de Chevron osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie een significant en klinisch relevant voordeel heeft wat betreft het optreden van complicaties. Bronnen (Deenik, 2008)

Distale Chevron met of zonder distale soft tissue procedure (DSTP). Er werden twee studies geïncludeerd die distale Chevron osteotomie in combinatie met distale soft tissue release (DSTP) vergeleken met enkel distale Chevron (Lee, Chung, Chu, & Kim,2010;Resch, Stenstrom, Reynisson, & Jonsson,1994). In de studie van Lee werden patiënten met symptomatische hallux valgus, die geen verbetering ondervonden na conservatieve therapie, met een HVA<40 en IMA<20 gerandomiseerd voor een van de ingrepen (Chevron+ DTSR 74 voeten en Chevron 78 voeten)((Lee et al. 2010)). In beide technieken werd geen fixatie gebruikt. Postoperatieve behandeling bestond uit redresserend drukverband gedurende twee weken en een teenspica voor twee maanden. Directe belaste mobilisatie om een achterloopschoen was toegestaan. Bij patiënten met een bilaterale afweking werden de voeten met een interval van drie maanden geopereerd. Alleen patiënten bij wie de hallux valgus deformiteit passief volledig kon worden gecorrigeerd (door handmatig de grote teen in varus te trekken), werden geïncludeerd. Patiënten met diabetes, leeftijd >50 jaar, osteoporose door systemische ziekte, rokers en eerdere hallux valgus correctie werden geëxcludeerd. In de studie van Resch werden 84 patiënten met pijn en schoenpasproblemen geïncludeerd, waarvan 22 patiënten een bilaterale ingreep ondergingen. Bij bilaterale ingrepen werden beide voeten met dezelfde techniek geopereerd. Verdere in- of exclusiecriteria worden niet beschreven. Postoperatieve behandeling bestond uit een gipsspica voor drie tot vijf dagen. Belast mobiliseren op de hiel en laterale zijde van de voet werd gestimuleerd en volledig gewicht op de voet was toegestaan wanneer dit mogelijk was. Klinische uitkomsten AOFAS: De AOFAS was niet significant verschillend Chevron + DSTP in vergelijking met enkel Chevron (86 vs. 94) (Lee et al. 2010).

Page 60: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

60

Richtlijn Hallux Valgus

Patiënttevredenheid, pijn en hersteltijd De uitkomstmaat pijn werd beschreven in de studie van Resch aan de hand van de tevredenheid met de postoperatieve pijn. Na Chevron osteotomie was 87% van de patiënten zeer tevreden, in vergelijking met 79.5% van de patiënten na Chevron + DSTP (Resch et al. 1994). Beide studies rapporteren de patiënttevredenheid ten aanzien van het cosmetische resultaat. In de interventiegroep was 37% van de patiënten ontevreden over de littekens, in vergelijking met geen van de patiënten in de controlegroep (Lee et al. 2010). Ook in de studie van Resch leken patiënten in de Chevron groep (85.5% zeer tevreden) tevredener met het cosmetisch resultaten dan in de Chevron + DSTP groep (72.7%)(Lee et al. 2010;Resch et al. 1994). De hersteltijd werd in de studie van Resch gedefinieerd als het aantal weken ziekteverlof. In de Chevron groep was dit langer (gemiddeld 8 weken) dan in de Chevron + DSTP groep (gemiddeld 7 weken), dit verschil was niet significant(Resch et al. 1994). ROM: In de studie van Lee was de ROM van MTP I kleiner na Chevron + DSTP dan na een geïsoleerde Chevron (gemiddeld 60˚ vs 76˚ p<0.05)(Lee et al. 2010). In de studie van Resch was de ROM echter niet significant verschillend in de beide groepen (Dorsal 40˚ vs. 38˚, Plantar: 27˚ vs. 31˚, NS)(Lee et al. 2010;Resch et al. 1994). Radiologische uitkomsten HVA/IMA De HVA was in de studie van Lee et al., niet significant verschillend na Chevron + DSTP in vergelijking met enkel Chevron (correctie: 20 vs 23 NS). In de studie van Resch et al., was de correctie van de HVA groter na Chevron + DSTP dan na enkel Chevron (9.8 vs. 7.5 (p=0.04)). De auteurs concluderen echter zelf dat dit verschil van 2.3˚ klinisch niet relevant is. In beide studies was de correctie van de IMA niet significant verschillend na Chevron + DSTP in vergelijking met enkel Chevron (correctie: 4 vs. 3 NS(Lee et al. 2010) en 3 vs. 3 (NS) (Resch et al. 1994)). Metatarsale verkorting: Uitkomstmaat metatarsale verkorting wordt niet beschreven. Complicaties Postoperatieve neuralgie, gedefinieerd als klachten over uitstralende of stekende pijn, en positieve Tinelsign van het dorsale gebied kwam in de Chevron + DSTP vaker voor dan in de Chevron groep (33% vs. 0%).(Lee et al. 2010) Avasculaire necrose en non-union kwamen na beide interventies niet voor. In de studie van Resch werden na Chevron + DSTP de volgende complicaties gemeld:Hallux varus (1), neuroma (1), plantaire eeltvorming (1) en onverklaarbare pijn (1). In de controle groep werden geen complicaties gemeld. Hoewel er in de beide studies geen significante verschillen waren wat betreft het voorkomen van complicaties lijkt er een trend te zijn naar meer complicaties na Chevron in combinatie met DSTP. Recidief: Een recidief hallux valgus werd in de studie van Lee gedefinieerd als het voortbestaan of opnieuw optreden van een HVA>15 graden. Terugkeer trad op bij zeven voeten (9%) na Chevron + DSTP in vergelijking met 8 voeten (10%) na enkel Chevron (Lee

Page 61: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

61

Richtlijn Hallux Valgus

et al. 2010). In de studie van Resch werd het aantal correcties vermeld die onvoldoende waren: geen na Chevron + DSTP en drie na geïsoleerde Chevron. De bewijskracht voor de uitkomstmaten AOFAS en radiologische uitkomsten (HVA, IMA) zijn met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht voor de uitkomstmaat patiënttevredenheid (ten aanzien van cosmetische resultaten) is met één niveau verlaagd gezien de beperkingen in onderzoeksopzet van de beide studies die deze uitkomstmaat onderzochten. De bewijskracht voor de uitkomstmaat complicaties is met 2 niveaus verlaagd gezien de beperkingen in onderzoeksopzet van de beide studies die deze uitkomstmaat onderzochten en het geringe aantal patiënten. Dit laatste is voor de uitkomstmaat complicaties van belang: omdat complicaties relatief gezien maar weinig voorkomen is een grotere studiepopulatie nodig voor het aantonen van verschillen tussen de groepen. Conclusies

Laag GRADE

De AOFAS postoperatief lijkt niet te verschillen na Chevron osteotomie in combinatie met DSTP in vergelijking met een geïsoleerde Chevron osteotomie. Bronnen (Lee et al. 2010)

Matig GRADE

De patiënttevredenheid ten aanzien van de cosmetische resultaten van de hallux valgus ingreep lijken lager na Chevron in combinatie met DSTP dan na een geïsoleerde Chevron. Bronnen (Lee et al. 2010;Resch et al. 1994)

Laag GRADE

Chevron osteotomie in combinatie met DSTP in vergelijking met Chevron osteotomie heeft waarschijnlijk geen significant en klinisch relevant voordeel wat betreft de correctie van de HVA en IMA bij patiënten met een milde hallux valgus afwijking. Bronnen (Lee et al. 2010;Resch et al. 1994)

Laag GRADE

Het is onduidelijk of de beweeglijkheid van de MTP I verschillend is na Chevron osteotomie in combinatie met DSTP dan wel een geïsoleerde Chevron osteotomie. Mogelijk is de ROM minder groot is na Chevron osteotomie + DSTP dan na geïsoleerde Chevron. Bronnen (Lee et al. 2010;Resch et al. 1994)

Page 62: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

62

Richtlijn Hallux Valgus

Laag GRADE

Chevron osteotomie in combinatie met DSTP lijkt in vergelijking met een geïsoleerde Chevron osteotomie te resulteren in een lichte verhoging van het aantal complicaties. Bronnen (Lee et al. 2010;Resch et al. 1994)

Andere technieken voor de milde hallux valgus. Er werden geen studies gevonden die Wilson osteotomie vergeleken met de Hohmann osteotomie of Scarf. Er werden geen studies gevonden waarin de Hohmann techniek werd vergeleken met Scarf, Chevron of Wilson osteotomie bij patiënten met een milde hallux valgus. Overwegingen In de studie van Klosok wordt gevonden dat na Wilson meer metatarsale verkorting is dan na Chevron osteotomie, maar dat metatarsalgie minder vaak voorkomt. Hoewel niet statistisch significant, zijn deze resultaten geheel tegen de verwachtingen in; men zou verwachten dat de Wilson ingreep die meer verkorting van de eerste straal veroorzaakt dan de Chevron osteotomie, ook meer metatarsalgie zou veroorzaken. Volgens de auteurs correleerde de verkorting niet met transfer metatarsalgie en ontstond deze op basis van het onvoldoende dragend maken van de eerste straal. Bij de Chevron osteotomie werd de kop van MT I dus minder naar plantair geflecteerd dan bij de Wilson (dubbel)osteotomie. Toch werd in 20% van de Wilsongroep postoperatief een elevatie gezien van het kopje van metatarsale 1. Dit is waarschijnlijk op basis van secundaire verplaatsing omdat geen interne fixatie was gebruikt. De ervaring van de werkgroep is dat in geval van transfer metatarsalgie het aan te bevelen is om een operatietechniek te kiezen waarbij eerste straal ook plantair geflecteerd kan worden. Bij een Chevron osteotomie is het heel goed mogelijk om plantair te flecteren, door het osteotomievlak wat schuiner te maken. Op grond van de verkorting van de eerste straal die een Wilson osteotomie veroorzaakt is er een zeer beperkte indicatie voor deze ingreep. In de studie van Deenik et al., wordt Chevron vergeleken met Scarf osteotomie. Er waren weinig verschillen, mogelijk komen complicaties iets vaker voor na Scarf osteotomie (CRPS). De bewijskracht voor verschil in complicaties tussen de twee technieken is echter laag. Er werd na een Chevron osteotomie bij drie patiënten gedeeltelijke osteonecrose van de metatarsale kop gezien, dit werd tijdens de analyse van de eerste 47 patiënten opgemerkt, waarna in de daaropvolgende patiënten extra aandacht gegeven werd om bij de plantaire osteotomie de plantaire bloedvoorziening te beschermen. De plantaire bloedvoorziening wordt door de vorm van de osteotomie gemakkelijker beschadigd bij een Chevron dan bij een Scarf osteotomie. De auteurs van het artikel geven aan de Chevron osteotomie te prefereren, omdat het een minder invasieve techniek is dan de Scarf osteotomie. De Scarf osteotomie daarentegen wordt gefixeerd met twee schroeven, waardoor iets extremere verschuivingen van de kop van MTI naar lateraal mogelijk zijn. Indien geen ernstige verschuiving naar lateraal hoeft plaats te vinden, is de Chevron osteotomie gemakkelijker, sneller en goedkoper. De auteurs van Lee et al., concluderen zelf dat DSTP niet nodig is voor flexibele en volledig corrigeerbare milde of matige hallux valgus afwijkingen. Door geen DSTP toe te

Page 63: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

63

Richtlijn Hallux Valgus

passen kunnen complicaties zoals verminderde beweeglijkheid en neuromen, en ontevredenheid van patiënten over de cosmetische resultaten worden voorkomen. Het is bij deze studie echter de vraag in hoeverre de resultaten extrapoleerbaar zijn naar de Nederlandse praktijk: patiënten ouder dan 50 jaar werden geëxcludeerd, terwijl in de praktijk de meeste patiënten vaak ouder zijn dan 50. Vermoedelijk zouden de resultaten van deze studie heel anders zijn geweest als niet alleen patiënten met een corrigeerbare hallux valgus waren geselecteerd. Een DSTP is bedoeld om de correctie van de hallux valgus bij een incongruent MTP I gewricht te vergemakkelijken. Bij een milde hallux valgus is er geen sprake van een incongruent gewricht. Het doen van een DSTP bij een hallux valgus bij een congruent gewricht verhoogt de kans op overcorrectie (een hallux varus). In een oude studie van Resch lijkt de correctie van de HVA groter te zijn na Chevron + DSTP dan na een geïsoleerde Chevron. Het verschil is echter maar 2.3˚. Ook de auteurs van de studie concluderen dat dit verschil waarschijnlijk klinisch niet relevant is. Conclusie De literatuur geeft niet veel handvatten om een gewogen wetenschappelijke onderbouwing te geven in de keuze welke operatietechnieken het meest geschikt zijn voor de chirurgische behandelingen van een milde hallux valgus. De Chevron osteotomie lijkt een lichte voorkeur te genieten boven de andere technieken. Het is een techniek waarbij vooral een laterale verplaatsing, met weinig verkorting van de eerste straal plaatsvindt. De incisie is niet zo groot als bij andere technieken, zoals de Scarf osteotomie. Het nadeel van de Chevron techniek is dat in sommige studies er een verhoogde incidentie van osteonecrose werd gevonden. Dit probleem zou met een aanpassing van de operatietechniek eventueel kunnen worden verholpen, namelijk door bij de plantaire osteotomie de plantaire bloedvoorziening te beschermen. Om de operatierisico’s te minimaliseren, is het van belang dat de chirurg ervaren is in de gebruikte operatietechniek. Het succes van de operatie hangt voor een groot deel af van de bedrevenheid van de chirurg met een bepaalde techniek. Bij de beslissing welke techniek voor de correctie van de hallux valgus gebruikte gaat worden, moet de ervaring van de chirurg met de techniek zwaar meewegen. Bij de operatieve behandeling van een milde hallux valgus wordt een DSTP afgeraden. De DSTP gaat gepaard met meer complicaties en gewrichtsstijfheid postoperatief. Bij een milde hallux valgus is er vrijwel nooit subluxatie van het MTP I gewricht, en derhalve is er dus vrijwel nooit een indicatie voor een DSTP. Door geen DSTP toe te passen kunnen complicaties zoals verminderde beweeglijkheid, neuromen, en ontevredenheid van patiënten over de cosmetische resultaten kunnen worden voorkomen. De correctie in de proximale phalanx (Akin) geeft geen duidelijke verbetering van de IMA, en kan het beste alleen worden gebruikt voor de correctie van een hallux valgus interphalangeus. Bij de milde hallux valgus is er nauwelijks een indicatie voor een proximale osteotomie. In uitzonderlijke gevallen kan het nodig zijn, bijvoorbeeld indien er ernstige correctie in het sagittale vlak dient plaats te vinden. Het gebruik van operatietechnieken die de MT I sterk verkorten maar niet plantair flecteren zijn af te raden, gezien het risico op transfer metatarsalgie.

Page 64: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

64

Richtlijn Hallux Valgus

Aanbevelingen

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij de keuze van een chirurgische techniek voor de milde hallux valgus lijkt de Chevron techniek een lichte voorkeur te hebben boven andere technieken.

De Akin is bedoeld om een hallux valgus interphalangeus te corrigeren. De Akin kan ook gebruikt worden indien er bij de metatarsale osteotomie onvoldoende correctie verkregen is. Het doen van een Akin bij een onvoldoende correctie van de metatarsale osteotomie verlaagt waarschijnlijk niet de kans op een recidief hallux valgus.

Wees spaarzaam met proximale osteotomiëen voor de operatieve behandeling van een milde hallux valgus.

Doe een DSTP uitsluitend bij een incongruentie van het MTP I gewricht.

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

Overweeg bij toegenomen DMAA biplane Chevron of correctie met scarf osteotomie.

Page 65: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

65

Richtlijn Hallux Valgus

5.1.2 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (proximale osteotomie, distale osteotomie, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire matige hallux valgus?

Inleiding In dit hoofdstuk vergelijken we de operatie technieken die over het algemeen voor matige halluces valgi zijn beschreven. We onderzochten zowel distale correctie en proximale osteotomiën, omdat met deze technieken theoretisch respectievelijk minder en grotere verschuivingen zouden kunnen plaatsvinden. De uitdaging bij de behandeling van een matige hallux is om de juiste balans te vinden tussen onder- en overcorrectie van de deformiteit. De bandbreedte tussen onder- en overcorrectie is over het algemeen vrij klein. Samenvatting van de literatuur Proximale Chevron versus proximale crescentic osteotomie Een studie van matige methodologische kwaliteit vergeleek proximale Chevron osteotomie met DSTP met proximale crescentic osteotomie in combinatie met DSTP (Easley et al., 1996). Patiënten met een matige tot ernstige hallux valgus (IMA≥13 en HVA≥30) die na conservatieve therapie geen verbetering in pijn en functionele beperkingen ondervonden gerandomiseerd voor een van de behandelingen en voor een periode van minimaal 12 maanden gevolgd. Postoperatieve behandeling bestond uit een drukverband en een beschermende postoperatieve schoen voor 6 weken, gevolgd door gepaste schoenen, spica’s. Volle gewichtsbelasting mocht na 7-10 dagen. De auteurs melden dat de operateurs in de studie met opzet de IMA over corrigeren omdat dit positief zou zijn voor het behoud van de correctie op de langere termijn. Klinische uitkomstmaten AOFAS: De AOFAS score verbeterde significant na beide ingrepen. Postoperatief zijn de AOFAS scores 90 na Chevron en 92 na crescentic, dit verschil is niet statistisch significant. Patiënttevredenheid: In beide groepen waren 95% van de patiënten tevreden met de ingreep. Radiologische uitkomstmaten HVA en IMA: De gemiddelde correctie van de HVA en IMA na minimaal 12 maanden postoperatief waren 20.1˚ (range 32.7-12.6) en 9.5 (16.1-6.6) in de Chevron groep versus 22.0˚ (range 21.1-10.2) en 9.0 (15.6-6.6) in de crescentic groep. Deze verschillen waren niet statistisch significant. Metatarsale verkorting: De metatarsale verkorting (%) was 1.95±2.22 na Chevron versus 1.07±2.01 na crescentic (p=0.072). Positie mediale sesambeentjes: De mediale sesamoidea verschuiven door de correctie van lateraal naar mediaal. In de studie wordt in een figuur weergegeven dat dit na Chevron osteotomie significant verschillend (vaker mediaal) is dan na proximale crescentic techniek.

Page 66: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

66

Richtlijn Hallux Valgus

Complicaties Postoperatieve dorsiflexie van de eerste metatarsalia: Postoperatieve dorsiflexie van de 1e straal kwam niet voor na Chevron, en 7 keer na crescentic (gemiddelde van 2.7 graden) (p=0.005). Recidief:In beide groepen kwam recidief 2 keer voor (4.7% en 4.8%) Hallux varus kwam voor in 5 voeten (12%) na Chevron en 4 voeten (10%) na de crescentic osteotomie. Vertraagde consolidatie of pseudartrose kwam in geen van beide groepen voor. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Laag GRADE

De AOFAS score na hallux valgus chirurgie bij patiënten met een matige tot ernstige hallux valgus lijkt gelijk na Chevron osteotomie en crescentic osteotomie. Bronnen (Easley, 1996)

Laag GRADE

De correctie van de HVA en de IMA na hallux valgus chirurgie bij patiënten met een matige tot ernstige hallux valgus lijken gelijk na Chevron osteotomie en crescentic osteotomie. De positie van de sesambeentjes verbeterde significant meer na Chevron dan na crescentic osteotomie. Bronnen (Easley, 1996)

Laag GRADE

Metatarsale verkorting lijkt groter na Chevron osteotomie dan na crescentic osteotomie. Bronnen (Easley, 1996)

Laag GRADE

Bij de crescentic osteotomie wordt het kopje van de MTP I vaker onbedoeld gedorsiflecteerd. Bronnen (Easley, 1996)

Chevron osteotomie versus proximale gesloten wig osteotomie Een studie van matige methodologische kwaliteit vergeleek distale Chevron osteotomie met proximale gesloten wig osteotomie bij patiënten die werden doorverwezen voor hallux valgus chirurgie (Resch, 1993). In totaal werden 79 patiënten (93 voeten) gerandomiseerd, 12 patiënten ondergingen een bilaterale operatie. Bij de distale Chevron werd geen fixatie gebruikt, bij de proximale gesloten wig werd een schroef gebruikt. Postoperatieve behandeling werd halverwege de studie veranderd. De eerste

Page 67: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

67

Richtlijn Hallux Valgus

33 voeten ontvingen de eerste drie weken een ‘gips spica”, gevolgd door een plastic spica voor drie weken. De overige 47 patiënten kregen drie tot vijf dagen een gipsspica en daarna een plastic spica over MTP I gewricht gedurende de nacht voor twee weken. Belasting op de hiel en laterale zijde werd gestimuleerd en volledige belasting toegestaan wanneer mogelijk. Klinische uitkomsten Patiënt tevredenheid: De patiënttevredenheid ten aanzien van pijn, uiterlijk en mobiliteit werd gerapporteerd. Ten aanzien van pijn waren 36 patiënten (83.7%) in de Chevron groep versus 33 patiënten (89.2%) in de gesloten wig groep tevreden over de pijn. Ten aanzien van uiterlijk was waren dit 36 (83.7%) versus 24 (64.8%) respectievelijk. Ten aanzien van mobiliteit waren 39 patiënten (90.7%) na Chevron en 32 patiënten (86.5%) na proximale osteotomie tevreden. Radiologische uitkomsten HVA/IMA: De correctie van de HVA was kleiner in de Chevron groep dan in de proximale osteotomie groep (postoperatieve HVA: 25±8.6 vs, 20±10.1 en 8±6.4, en correctie van de HVA: 13±8.3 p=0.002 resp.). Ook de correctie van de IMA was kleiner in de Chevron groep dan in de proximale osteotomie groep (postoperatieve IMA: 13±1.9 vs. 10±5.4 en correctie van IMA: 2.4±5.0 vs. 6±4.7 p=0.002 resp.). Metatarsale verkorting: De relatieve metatarsale verkorting (%) significant lager 3%±4.3 na Chevron in vergelijking met 8%±6.9 na proximale osteotomie (p=0.01) Complicaties Postoperatieve wondinfectie (1 vs. 0), stress fracturen (2 vs. 2), en paresthesie (0 vs. 5) kwamen niet significant vaker of minder vaak voor in de Chevron of in proximale osteotomie. Metatarsalgie kwam in de Chevron groep niet voor, en in de proximale osteotomie groep bij 6 patiënten (16.2%). Overige uitkomstmaten Er werden geen studies gevonden die de uitkomstmaten AOFAS, hersteltijd, beweeglijkheid en positie mediale sesambeentje rapporteerden. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Laag GRADE

Er werden geen studies gevonden die de uitkomstmaat AOFAS rapporteerden.

Laag GRADE

Na Chevron lijken patiënten tevredener te zijn met de pijn, mobiliteit en het cosmetisch resultaat dan na proximale gesloten wig osteotomie. Bronnen (Resch, 1993)

Page 68: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

68

Richtlijn Hallux Valgus

Laag GRADE

Chevron osteotomie lijkt in vergelijking proximale osteotomie te resulteren in een kleinere correctie van de HVA, en IMA minimaal 1 jaar na de operatie. Bronnen (Resch, 1993)

Laag GRADE

Chevron osteotomie lijkt in vergelijking met proximale osteotomie te resulteren in minder verkorting van de MT-1 ten opzichte van MT-2. Bronnen (Resch, 1993)

Laag GRADE

Chevron osteotomie lijkt in vergelijking met proximale osteotomie een significant en klinisch relevant voordeel te hebben wat betreft het optreden van complicaties. Bronnen (Resch, 1993)

Ludloff versus Scarf Er werd een studie gevonden waarin 88 patiënten met een matige tot ernstige hallux valgus (HVA>20˚) werden gerandomiseerd voor Ludloff (57 voeten) of Scarf osteotomie (57 voeten) (Robinson,2003). Additionele Akin osteotomie werd toegepast op basis van de bereikte correctie (in 91.2% van de voeten na Ludloff en 89.5% van de voeten na Scarf). Patiënten met inflammatoire artropathie, diabetes mellitus, eerdere voetchirurgie werden geëxcludeerd. Patiënten werden gezien na twee weken, zes weken, zes maanden en twaalf maanden postoperatief. Klinische uitkomsten AOFAS: De AOFAS score na zes en twaalf maanden waren niet verschillend na Ludloff osteotomie danwel Scarf osteotomie (6 maanden: 82.2 vs. 82.4 NS; 12 maanden: 84.5 vs. 83.9 NS). Pijn: De pijn werd gemeten aan de hand van een 100mm VAS (100 is optimale score). Er werd gevraagd naar de pijn op de slechtste momenten op de beste momenten. Na 6 maanden hadden patiënten na Ludloff danwel Scarf niet significant meer of minder pijn (op de slechtste momenten: 87 vs. 80 p=0.110; op de beste momenten: 92 vs. 84 p=0.342). Na 12 maanden was de pijn op de slechtste momenten niet verschillend na Ludloff osteotomie danwel Scarf osteotomie (85 vs. 86 p=0.595). Patiënten hadden op de beste momenten na Ludloff meer pijn dan na Scarf osteotomie (89 vs. 96 p<0.01). Patiënt tevredenheid: De patiënttevredenheid werd gemeten aan de hand van een 100mm VAS (100 is optimale score). Deze was niet verschillend Ludloff osteotomie of Scarf osteotomie (86 vs. 85 p=0.478). Beweeglijkheid: Na 12 maanden was er geen verschil reductie van de beweeglijkheid van MTP I na Ludloff versus Scarf osteotomie (18.8 vs. 22.1 p=0.222).

Page 69: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

69

Richtlijn Hallux Valgus

Radiologische uitkomsten HVA/IMA: De exacte uitkomsten van de HVA en IMA worden in deze studie niet gerapporteerd. Wel vermelden de auteurs dat er direct postoperatief (gemeten aan de hand van gesimuleerde gewicht dragende foto’s op de operatietafel) geen significante verschillen waren de HVA, IMA. Echter na 6 en 12 maanden waren de HVA en IMA significant verhoogd in de Ludloff groep. Positie mediale sesambeentje: De exacte uitkomsten van de positie van de sesamoidea en DMAA worden in deze studie niet gerapporteerd. Wel vermelden de auteurs dat postoperatief de positie van de DMAA en sesamoidea significant beter waren na Scarf osteotomie. Complicaties Na zes maanden kwam vertraagde consolidatie voor bij drie patiënten (5%) na Ludloff en bij geen patiënt na Scarf. Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten hersteltijd, recidief en metatarsale verkorting werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten zijn met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht voor complicaties is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet en het geringe aantal patiënten (2 niveaus, aangezien het voorkomen van complicaties relatief zeldzaam is, waardoor mogelijke klinisch relevante verschillen moeilijk aan te tonen zijn in een dergelijke kleine populatie). Conclusies

Laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten twaalf maanden na de operatie op de beste momenten meer pijn hebben na Ludloff osteotomie in vergelijking met scarf osteotomie. Op de slechtste momenten lijkt de pijn na Ludloff en Scarf zes en twaalf maanden postoperatief niet verschillend. Bronnen (Robinson,2003)

Laag GRADE

De AOFAS scores zes en twaalf maanden postoperatief lijken na Ludloff en Scarf osteotomie niet te verschillen. Bronnen (Robinson,2003)

Page 70: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

70

Richtlijn Hallux Valgus

Laag GRADE

Direct postoperatief lijken de HVA en IMA niet significant verschillend na Ludloff of Scarf osteotomie. Na 6 en 12 maanden waren de HVA en IMA in de Ludloff verhoogd. De DMAA en positie van de sesamoidea lijken na Scarf beter dan na Ludloff. Het is mogelijk dat de beweeglijkheid na Ludloff niet verschillend is dan na Scarf. Bronnen (Robinson,2003)

Zeer laag GRADE

Het totaal aantal complicaties lijkt niet verschillend na Ludloff osteotomie in vergelijking met Scarf osteotomie, mogelijk komt vertraagde consolidatie vaker voor na Ludloff osteotomie. Bronnen (Robinson,2003)

Er werden geen studies van voldoende kwaliteit gevonden die de hersteltijd, het aantal recidieven en metatarsale verkorting na Scarf versus Ludloff rapporteerden.

Overige chirurgische technieken voor de matige hallux valgus Er werden geen studies gevonden waarin de proximale osteotomie wordt vergeleken met Scarf osteotomie. Er zijn geen studies gevonden die distale osteotomie vergeleken met Scarf osteotomie bij patiënten met matige hallux valgus. Overwegingen In de studie van Easly vergeleken de auteurs Chevron met crescentic osteotomie. De auteurs deden een over correctie om te voorkomen dat de correctie teveel in valgus terugzakt: dat betekent dat de initiële fixatiemogelijk niet afdoende was. De hoge prevalentie van hallux varus kan te maken hebben met deze over correctie. Een andere mogelijke verklaring kan zijn dat bij deze IMA te veel wordt gecorrigeerd. De prevalentie van hallux varus was in deze studie hoog; dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat er voor een bewuste overcorrectie is gekozen. Echter het kan ook te maken hebben met het feit dat bij deze de IMA teveel wordt gecorrigeerd. De Chevron osteotomie leek stabieler te zijn dan de crescentic osteotomie. Bij de crescentic osteotomie trad significant meer dorsiflectie op van de 1e straal. In de studie van Resch waar Chevron osteotomie werd vergeleken met proximale osteotomie kwam metatarsalgie (onacceptabel) vaak voor. De studie is echter uitgevoerd in 1993, waardoor de technieken in deze studie mogelijk verouderd zijn. In de studie werden verder geen klinisch relevante verschillen gevonden tussen de uitkomsten na de twee ingrepen. Op basis van deze studie is het dus niet te zeggen of Chevron of proximale osteotomie de voorkeur heeft.

Page 71: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

71

Richtlijn Hallux Valgus

In de studie van Robinson werden de Scarf en Ludloff osteotomie vergeleken. De Scarf osteotomie lijkt beter te zijn dan Ludloff wanneer men kijkt naar radiologische resultaten en pijn op de langere termijn. Tevens verminderde in de loop van de tijd na de Ludloff de correctie deels. De Ludloff wordt in het algemeen nabehandeld met gips en/of een onbelaste periode, dit is voor de Scarf osteotomie niet noodzakelijk. Hoewel het in deze studie (kleine aantallen) niet aan te tonen is of er significant meer complicaties zijn lijkt het er op dat er meer complicaties zijn na de Ludloff. Er zijn geen studies gevonden waarbij verschillende operatie technieken zijn vergeleken bij de juveniele hallux valgus. Bij de juveniele hallux valgus is er een grotere kans op een recidief. Hiervoor zou mogelijk de operatie techniek wat moeten worden aangepast. Bij een juveniele hallux valgus kan er sprake zijn van een vergrote DMAA (die soms radiologisch moeilijk te onderscheiden kan zijn van een gesubluxeerd MTP I gewricht), en deze zou gecorrigeerd moeten worden. Conclusie De uitdaging bij de behandeling van een matige hallux is om de juiste balans te vinden tussen onder- en overcorrectie van de deformiteit. De bandbreedte tussen onder- en overcorrectie is over het algemeen vrij klein. De literatuur over de chirurgische behandeling van de matige hallux valgus geeft niet veel duidelijkheid over welke operatie methode de voorkeur heeft. Omdat er bij een matige hallux valgus een grotere IMA moet worden gecorrigeerd dan bij een milde hallux valgus, moet over het algemeen de laterale verschuiving van de kop van MT I wat ruimer zijn. Het is de vraag of deze ruime verschuiving in alle gevallen met een distale osteotomie kan worden bereikt. De beschikbare studies geven daar geen overtuigend antwoord op. De proximale osteotomiëen lijken een groter risico op over correctie, pseudartrose, transfer metatarsalgie en verslechtering van de initiële correctie te hebben. Bovendien is de hersteltijd van proximale osteotomiëen langer, onder andere omdat de patiënten langer moeten worden geïmmobiliseerd. Derhalve lijkt het veiliger om een meer distale techniek te gebruiken voor een matige hallux valgus. De Scarf osteotomie neemt hier een aparte plaats in. De Scarf osteotomie moet vanwege het feit dat er niet onbeperkt naar lateraal geschoven kan worden, gezien worden als een distale osteotomie. Doordat de osteotomie langer is dan de meeste distale osteotomiëen, en wordt vastgezet met 2 schroeven, kan er wel wat krachtiger worden gecorrigeerd dan met de andere distale technieken. De Scarf osteotomie kan direct belast worden behandeld, en heeft minder complicatie risico’s dan de proximale osteotomiëen. Momenteel kunnen we op grond van de literatuur geen uitspraak doen of een Lapidus procedure effectiever of minder effectief is dan een proximale osteotomie van MT I voor de correctie van een matige hallux valgus. Er is wel voldoende aangetoond dat voor een hypermobiel TMT I zonder artrose van het gewricht, geen TMT I artrodese hoeft te worden gedaan om een langdurige goede hallux valgus correctie te bewerkstelligen. In de door ons onderzochte literatuur is geen onderscheid gemaakt tussen een juveniele hallux valgus, of de hallux valgus die op latere leeftijd ontstaat. Bij een juveniele hallux valgus is er vaak een vergrote DMAA, die soms radiologisch moeilijk te onderscheiden

Page 72: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

72

Richtlijn Hallux Valgus

kan zijn van een gesubluxeerd MTP I gewricht. Er moet dus goed gekeken worden of de DMAA moet worden gecorrigeerd bij een juveniele hallux valgus. Het gebruik van operatietechnieken die de MT I sterk verkorten (zoals closing wedge technieken, proximaal of distaal) maar niet plantair flecteren zijn af te raden, gezien het risico op transfer metatarsalgie. DSTP gaat gepaard met meer complicaties en gewrichtsstijfheid postoperatief, en is vooral geïndiceerd bij een subluxatie van het MTP I gewricht. Bij een matige hallux valgus is er niet altijd sprake van een incongruent gewricht en derhalve is er dus niet altijd een indicatie voor een DSTP. Aanbevelingen

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij patiënten met een matige hallux valgus heeft een distale osteotomie (Chevron, Scarf osteotomie) de voorkeur. Op basis van de literatuur is er geen aanbeveling te doen voor een specifieke techniek.

Wees spaarzaam met proximale osteotomiëen voor de operatieve behandeling van een matige hallux valgus.

Voer bij matige hallux valgus alleen DSTP uit indien er sprake is van incongruentie van het MTP 1 gewicht.

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

De Akin is bedoeld om een hallux valgus interphalangeus te corrigeren. De Akin kan ook

gebruikt worden indien er bij de metatarsale osteotomie onvoldoende correctie

verkregen is. Het doen van een Akin bij een onvoldoende correctie van de metatarsale

osteotomie verlaagt waarschijnlijk niet de kans op een recidief hallux valgus.

Overweeg in geval van een vergrote DMAA (bij juveniele hallux valgus) het corrigeren

van de DMAA (bijvoorbeeld door een biplane osteotomie).

Overweeg in geval van transfer metatarsalgie een techniek die de 1e straal ook plantair

flecteert, waardoor deze meer dragend wordt.

Page 73: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

73

Richtlijn Hallux Valgus

5.1.3 Wat zijn de voordelige en nadelige effecten van chirurgische ingreep (Lapidus, dubbel osteotomie, artrodese, Scarf) van hallux valgus voor patiënten met een primaire ernstige hallux valgus?

Inleiding In dit hoofdstuk worden operatie technieken die over het algemeen voor ernstige halluces valgi worden toegepast beschreven. We onderzochten zowel distale correctie en proximale osteotomiën, omdat met deze technieken theoretisch respectievelijk minder en grotere verschuivingen zouden kunnen plaatsvinden. Samenvatting literatuur Proximale Chevron versus proximale crescentic osteotomie Er werd een studie gevonden waarin proximale Chevron werd vergeleken met een proximale crescentic osteotomie. Deze studie wordt beschreven in het hoofdstuk van de matige hallux valgus (Easley et al., 1996). Proximale Chevron + DSTP versus distale Chevron + DSTP Een studie randomiseerde patiënten met een ernstige hallux valgus (HVA≥40 of IMA≥17) die ondanks conservatieve therapie pijn en schoenpasproblemen hielden, voor proximale Chevron osteotomie (60 patiënten) of distale Chevron osteotomie (60 patiënten), beiden in combinatie met DSTP ((Park, Lee, Chung, & Kim,2013)). Beide ingrepen werden gefixeerd met 2 k-draden. Nabehandeling bestond uit drukverband gedurende 2 weken, daarna elastische bandage. Lopen na de ingreep was toegestaan met een beschermende schoen. Patiënten met post traumatische hallux valgus, eerdere hallux valgus ingreep, radiologisch bewijs van substantieve artrose van de MTP I en ernstige instabiliteit van het TMT I gewricht werden geëxcludeerd. Klinische uitkomsten AOFAS: De AOFAS score (na gemiddeld 39 maanden) was niet verschillend na proximale Chevron in vergelijking met distale Chevron (91.9±5.6 vs. 92.7±7.1 p=0.373) (Park et al. 2013). Patiënttevredenheid: De patiënttevredenheid was niet verschillend na proximale Chevron in vergelijking met distale Chevron. Na proximale Chevron gaven 30 (53%) patiënten aan zeer tevreden, en 23 (41%) tevreden te zijn in vergelijking met 30 (55%) en 22 (41%) patiënten na distale Chevron (Park et al. 2013). Radiologische uitkomsten HVA/IMA: Er waren geen significante verschillen in de pre- en postoperatieve HVA en IMA na proximale Chevron in vergelijking met distale Chevron (postoperatieve HVA: 12.2±6.9 vs. 12.9±7.3 p=0.376; IMA: 7.7±3.9 vs. 8.3±3.4 p=0.105). Er waren geen significante verschillen in de DMAA na proximale Chevron in vergelijking met distale Chevron (3.0±1.5 vs. 3.6±2.1 p=0.513)(Park et al. 2013). Positie mediale sesambeentje: De gemiddelde positie van de mediale sesamoidea was niet significant verschillend na proximale Chevron (1.4±0.6) in vergelijking met distale Chevron 1.5±0.6, p=0.145)(Park et al. 2013).

Page 74: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

74

Richtlijn Hallux Valgus

Complicaties Complicaties kwamen niet vaker voor na proximale Chevron dan na distale Chevron (totale incidentie complicaties: p=0.693). Stijfheid van de MTP I kwam respectievelijk bij 2 en 4 patiënten voor, recidief van de hallux valgus in beide groepen 1 keer, en hallux varus trad bij 2 patiënten na proximale Chevron op. Er werden geen gevallen van avasculaire necrose, vertraagde of non-union, korte hallux, “secundaire verplaatsing na fixatie”, diepe infectie en MTP I artrodese gerapporteerd (Park et al. 2013). De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten en de uitkomstmaat complicaties zijn met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (onduidelijke randomisatie procedure en niet geblindeerd) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten hersteltijd, beweeglijkheid en metatarsale verkorting werden niet gerapporteerd. Conclusies

Laag GRADE

De AOFAS score en patiënttevredenheid lijken na proximale Chevron of distale Chevron osteotomie in combinatie met DSTP bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Er waren geen studies die de hersteltijd rapporteerden. Bronnen (Park et al. 2013)

Laag GRADE

De postoperatieve HVA en IMA lijken niet significant verschillend na proximale Chevron of distale Chevron in combinatie met DSTP bij patiënten met een ernstige hallux valgus. De DMAA en positie van de sesamoidea lijken niet verschillend na proximale Chevron of distale Chevron in combinatie met DSTP bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Bronnen (Park et al. 2013)

Laag GRADE

Het voorkomen van complicaties lijkt niet verschillend na proximale Chevron of distale Chevron in combinatie met DSTP bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Bronnen (Park et al. 2013)

Hohmann versus Lapidus Er werden twee publicaties van dezelfde auteur gevonden die korte- en lange termijn resultaten van Hohmann osteotomie (50 voeten) vergeleken met de Lapidus osteotomie (51 voeten) bij patiënten met symptomatische hallux valgus tussen de 15 en 65 jaar (Faber, Mulder, & Verhaar,2004a), (Faber, Mulder, & Verhaar,2004b)). Patiënten met reumatoïde artritis of andere inflammatoire ziekten, eerdere voetoperaties, artrose van

Page 75: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

75

Richtlijn Hallux Valgus

het eerste tarso-metatarsale gewricht, matige tot ernstige artrose van de MTP I hadden werden geëxcludeerd. De Hohmann osteotomie werd gefixeerd met een Kirschnerdraad. De Lapidus procedure werd gefixeerd met twee 3.5 corticale trekschroeven. Postoperatief kregen patiënten onbelast onderbeen gips voor twee weken, en na verwijdering van de hechtingen droegen zij een loopgips voor ten minste zes weken. Klinische uitkomsten AOFAS: De AOFAS 24 maanden postoperatief was niet verschillend na Hohmann in vergelijking met Lapidus (89.6 (55-100) vs. 88.6 (60-100) ; verschil in verbetering: 1.4 (-2.5 to 5.2) p=0.48). (Faber et al. 2004a). Ook na een langere follow-up van gemiddeld 10 jaar was de AOFAS niet verschillend na Hohmann in vergelijking met Lapidus: 82.0 (34-100) vs. 79.4 (44-95)). (Faber, van Kampen, & Bloembergen,2013a) Pijn: De pijnscore (gemeten aan de hand van VAS) was niet verschillend na Hohmann in vergelijking met Lapidus (1 (0-5) vs. 0 (0-8)) P=0.95). (Faber et al. 2004b). Ook na een langere follow up van gemiddeld 10 jaar was de pijnscore niet verschillend na Hohmann of Lapidus (2 (0-9) vs. 1 (0-7)).(Faber, van Kampen, & Bloembergen,2013b) Patiënt tevredenheid: De patiënttevredenheid, gemeten aan de hand van een 6-punts schaal (1 is zeer tevreden, 6 is zeer ontevreden), was niet verschillend na Hohmann in vergelijking met Lapidus (mediaan (range): 1 (1-5) vs. 2 (1-4)). (Faber et al. 2004b). Ook na 10 jaar follow up waren er geen verschillen in de patiënttevredenheid na Hohmann of Lapidus (78% versus 83% tevreden, p=0.55)(Faber et al. 2013b). Hersteltijd: De hersteltijd werd in deze studies niet beschreven. Beweeglijkheid: De beweeglijkheid werd in deze studies niet beschreven. Radiologische uitkomsten HVA en IMA: De HVA en IMA waren 12 maanden postoperatief niet verschillend na Hohmann in vergelijking met Lapidus (HVA: 9.9±8.0 vs. 13.3±10.4, correctie: -20.7±7.0 vs, -20.1±10.3 P=0.28 ; IMA: Postoperatief: 4.9±2.7 vs. 5.6±4.0, correctie: -8.0±3.2 vs. -7.9±4.7 P=0.38). (Faber et al. 2004b). Ook na een langere follow up van gemiddeld 10 jaar waren de HVA en IMA niet verschillend na Hohmann of Lapidus osteotomie (HVA: 10.8 (-10 -29) vs. 15.0 (-18-40), IMA: 6.9 (0-13) vs. 6.9 (0-17) (Faber et al. 2013b). Metatarsale verkorting: De lengte van de eerste metatarsaal (cm) was meer verkort de na Hohmann dan na Lapidus procedure (lengte postoperatief: 6.1±0.5 vs. 6.6±0.6; verschil met preoperatief: -0.5±0.2 vs, -0.0±0.2 P<0.001). (Faber et al. 2004b)

Positie mediale sesambeentje: De positie van de sesambeentjes 1 jaar postoperatief vergelijkbaar na de Hohmann dan wel Lapidus procedure (mediaan, range: 1 (0-3)vs. 1 (0-3), correctie: -1 (-3-0)vs. -1(-3-0) P=0.46) (Faber et al. 2004b). Complicaties Tot 12 maanden postoperatief waren de volgende complicaties gemeld na de Hohmann versus Lapidus techniek: Oppervlakkige wondinfectie 7 (13.7%) versus 2 (3.9%), Complexe regionale pijn syndroom 0 vs. 2 (3.9%), vertraagde consolidatie (8weken) 4 (7.8%) versus 0, pseudartrose (zes maanden) 0 versus 5 (10%), her operatie voor

Page 76: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

76

Richtlijn Hallux Valgus

ondercorrectie en/of recidief 2 (3.9%) versus 1 (2%), transfer metatarsalgie 4 (7.8%) versus 3 (6%), er werden geen DVT en geen osteonecrose beschreven. (Faber et al. 2004b) Na 10 jaar was er bij vier patiënten in de Hohmann (8.8%) en vier patiënten in de Lapidus (8.7%) groep sprake van klinisch recidief. Bij respectievelijk drie patiënten versus vijf patiënten na Hohmann dan wel Lapidusprocedure was na tien jaar een transfer metatarsalgie aanwezig. De bewijskracht voor de klinische en radiologische uitkomstmaten zijn met 1 niveau verlaagd gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht voor de uitkomstmaat complicaties is met 2 niveaus verlaagd gezien het geringe aantal patiënten (voor imprecisie is voor deze uitkomstmaat met 2 punten verlaagd omdat complicaties relatief weinig voorkomen en de kleine onderzoekspopulatie daardoor een groter risico geeft op bias). Conclusies

Matig GRADE

De AOFAS zowel twee als tien jaar postoperatief lijkt niet verschillend na Hohmann osteotomie in vergelijking met Lapidus osteotomie. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Matig GRADE

De pijnscore zowel twee als tien jaar postoperatief lijkt niet verschillend na Hohmann osteotomie in vergelijking met Lapidus osteotomie. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Matig GRADE

Het lijkt dat patiënttevredenheid zowel twee als tien jaar postoperatief niet verschillend is na Hohmann osteotomie in vergelijking met Lapidus osteotomie. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Matig GRADE

De HVA, IMA en positie van de sesamoidea zowel twee als tien jaar postoperatief lijken niet verschillend na Hohmann osteotomie in vergelijking met Lapidus osteotomie. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Matig GRADE

Het is mogelijk dat de eerste straal meer verkort wordt na Hohmann dan na Lapidus. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Laag GRADE

Complicaties lijken niet vaker voor te komen na Hohmann of Lapidus. Bronnen (Faber et al. 2004b; Faber et al. 2013b)

Page 77: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

77

Richtlijn Hallux Valgus

Overige technieken Er werden geen studies gevonden die de dubbel osteotomie vergeleken met een andere operatieve techniek bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Er werden geen studies gevonden die artrodese vergeleken met een andere operatieve techniek bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Er werden geen studies gevonden die de Scarf vergeleken met een andere operatieve techniek bij patiënten met een ernstige hallux valgus. Overwegingen De auteurs in de studie van Park et al., concluderen dat de klinische en radiologische uitkomsten van proximale en distale Chevron voor ernstige hallux valgus afwijkingen vergelijkbaar waren en dat iedere techniek een significante verbetering en hoge patiënttevredenheid bieden. De hoeveelheid correctie zou theoretisch groter moeten zijn met een proximale Chevron, maar een distale Chevron met DSTP was in deze studie even effectief als een proximale Chevron met DSTP. De auteurs vergelijken in deze studie ook de resultaten van patiënten onder de 50 jaar met de resultaten van patiënten boven de 50 jaar: er werden geen verschillen gezien in de uitkomsten van hallux valgus chirurgie. De auteurs van de studies van Faber et al., kijken in deze studie ook naar de invloed van mobiliteit van het TMT I gewricht op de behandeling van hallux valgus met een IMA>15. Met grotere IMA’s zou het distale fragment niet ver genoeg kunnen worden verplaatst naar lateraal voor een complete correctie. De studie onderbouwt niet de theorie dat een hallux valgus afwijking bij een patiënt met een klinische hypermobiel TMT I gewricht met de Lapidus procedure zou moeten worden behandeld. De auteurs concluderen dat Hohmann en Lapidus beide goede opties zijn voor de correctie van een hallux valgus afwijking, met gelijke betrouwbare lange termijn resultaten. De aan- of afwezigheid van een hypermobiel TMT I in dit onderzoek geen invloed op de uitkomst bij de keuze voor een van deze twee chirurgische technieken. De bewijskracht hiervoor is echter matig, en de conclusies sluiten niet aan bij de dagelijkse praktijk. Dit alles overwegende is de werkgroep van mening dat een Lapidus bij instabiliteit gebruikt kan worden. Bovendien lijkt het logisch om bij een artrose van het TMT1 gewricht een corrigerende artrodese van het gewricht te verrichten. Conclusie In de literatuur wordt vrijwel nooit duidelijk onderscheid gemaakt tussen een matige of ernstige hallux valgus. In theorie is een proximale correctieosteotomie voor de ernstige hallux valgus in potentie krachtiger dan een distale correctie osteotomie. Dit wordt in de door ons onderzochte literatuur niet bevestigd. De gevonden uitkomsten kunnen te maken hebben met het feit dat in de literatuur over het algemeen een erg ruim indicatiegebied voor een onderzochte operatietechniek gebruikt is, van milde tot en met ernstige halluces valgi. Maar de gebruikte techniek bij de proximale osteotomie kan ook een rol spelen bij de gevonden uitkomsten in de literatuur. Bij een proximale osteotomie waar naar lateraal geschoven wordt, zoals bij de proximale Chevron osteotomie, de correctie worden beperkt door de lokale anatomie. De IMA wordt immers naar proximaal steeds kleiner, er is dus niet veel ruimte om te schuiven. Een proximale dome (crescentic) of opening wedge osteotomie (waar geroteerd wordt in plaats van

Page 78: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

78

Richtlijn Hallux Valgus

getransleerd) zouden in principe een grotere correctie moeten kunnen bewerkstelligen. Er werden geen studies gevonden waar deze technieken met een andere techniek vergeleken. Proximale osteotomiën leiden gemakkelijker tot complicaties (malunion, pseudarthrose, transfer metatarsalgie) dan distale osteotomiën. Wij kunnen op grond van de literatuur geen uitspraak doen of een Lapidus procedure effectiever of minder effectief is dan een proximale osteotomie van MT I voor de correctie van een ernstige hallux valgus. Een ernstige proximale correctie leidt in sommige gevallen wel tot een verslechtering van de DMAA, hier zal dus aandacht aan gegeven moeten worden, eventueel dient een distale roterende osteotomie te worden toegevoegd om de DMAA weer te normaliseren. In de literatuur wordt geen antwoord gegeven op de vraag of bij een ernstige hallux valgus met enige artrose van het MTP I gewricht beter een gewricht sparende dan wel MTP I artrodese kan worden verricht. De mening van de commissie is dat er bij een ernstige hallux valgus die zich slecht laat reponeren laagdrempelig een MTP I artrodese moet worden overwogen. De commissie is van mening dat de operatietechniek moet worden aangepast aan de ernst van de hallux valgus (de wijdte van de IMA, het aantal graden van de hallux valgus hoek, de DMAA, eventuele secundaire artrose) en aan de etiologie ervan (bijvoorbeeld: idiopathisch juveniel, neurologisch of reumatisch). Dit standpunt kan wordt echter niet worden bevestigd in de beschikbare studies. Er is meer onderzoek nodig om hier meer duidelijkheid over te krijgen. Zolang er geen evidence in de literatuur voorhanden is, raadt de commissie aan om bij een ernstige hallux valgus hetzij een Lapidus procedure of MTP I artrodese te doen, hetzij een proximale osteotomie (al dan niet in combinatie met een distale osteotomie om de DMAA te herstellen) te doen. Verder kan een Scarf osteotomie ook worden gebruikt bij deze categorie patiënten. Aanbevelingen

Gebruik het algoritme (bijlage) voor de keuze van de operatietechniek.

Bij patiënten met een ernstige hallux valgus heeft een Scarf osteotomie, proximale osteotomie, dubbel osteotomie of MTP-1 artrodese (eventueel TMTI artrodese) de voorkeur.

De Lapidus (TMT1 atrodese) is een techniek die overwogen kan worden wanneer een proximale correctie nodig is, in het bijzonder bij de aanwezigheid van een knikplatvoet, TMT 1 artrose en instabiliteit van het TMT 1 gewricht.

Zorg bij een proximale osteotomie voor een stabiele fixatie en een anatomische positie van TMT-1.

Plaats het MTP I gewricht zo veel als mogelijk terug naar de natuurlijke plaats (dit is boven de sesamoidea).

Gebruik een techniek die de functie van het MTP-1 gewricht niet onnodig nadelig beïnvloedt.

Page 79: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

79

Richtlijn Hallux Valgus

Zorg voor een voldoende dragende eerste straal door de metatarsaal niet te sterk te verkorten. Indien toch verkorting optreedt zorg voor voldoende plantairflectie.

De Akin is bedoeld om een hallux valgus interphalangeus te corrigeren. De Akin kan ook

gebruikt worden indien er bij de metatarsale osteotomie onvoldoende correctie

verkregen is. Het doen van een Akin bij een onvoldoende correctie van de metatarsale

osteotomie verlaagt waarschijnlijk niet de kans op een recidief hallux valgus.

Voer bij ernstige hallux valgus alleen DSTP uit indien er sprake is van incongruentie van het MTP 1 gewicht.

Overweeg in geval van transfer metatarsalgie een techniek die de 1e straal ook plantair

flecteert, waardoor deze meer dragend wordt.

Literatuur Deenik A, van MH, de VE, de Waal MM, Draijer F, de BR. Equivalent correction in scarf and chevron osteotomy in

moderate and severe hallux valgus: a randomized controlled trial. Foot & Ankle International 2008 Dec;29(12):1209-15.

Faber FW, Mulder PG, Verhaar JA. Role of first ray hypermobility in the outcome of the Hohmann and the Lapidus procedure. A prospective, randomized trial involving one hundred and one feet. Journal of Bone & Joint Surgery - American Volume 2004 Mara;86-A(3):486-95.

Faber FW, van Kampen PM, Bloembergen MW. Long-term results of the Hohmann and Lapidus procedure for the correction of hallux valgus: a prospective, randomised trial with eight- to 11-year follow-up involving 101 feet. Bone Joint J 2013 Sepa;95-B(9):1222-6.

Lee HJ, Chung JW, Chu IT, Kim YC. Comparison of distal chevron osteotomy with and without lateral soft tissue release for the treatment of hallux valgus. Foot & Ankle International 2010 Apr;31(4):291-5.

Park HW, Lee KB, Chung JY, Kim MS. Comparison of outcomes between proximal and distal chevron osteotomy, both with supplementary lateral soft-tissue release, for severe hallux valgus deformity: A prospective randomised controlled trial. Bone & Joint Journal 2013 Apr;95(4):510-6.

Resch S, Stenstrom A, Reynisson K, Jonsson K. Chevron osteotomy for hallux valgus not improved by additional adductor tenotomy. A prospective, randomized study of 84 patients. acta orthop scand 1994 Oct;65(5):541-4.

Robinson AH. A randomised control trial comparing scarf osteotomy and the lapidus procedure in the treatment of hallux valgus associated with metatarsus primus varus. http://www.update-software.com/national/ (accessed 22/05/2003). The national research register 2003.

Page 80: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

80

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 5.1 Afhankelijk van de ernst van hallux valgus afwijking en het succes van de conservatieve therapie kunnen verschillende chirurgische technieken worden overwogen. In de literatuur is geen consensus over de beste chirurgische techniek. Er is ook geen eenduidigheid over de verschillende 5 technieken bij de verschillende patiënten groepen. Concluderend er is geen evidence welke chirurgische techniek geprevaleerd wordt bij de verschillende mate (mild, matig ernstig) van hallux valgus. Overwegingen binnen de werkgroep hebben na bestudering van de bestaande literatuur, en op basis van bestaande algoritmen, tot een algoritme geleid. Voor de definities en onderbouwing van deze indeling en de nuances hierbij verwijzen we naar module 3.2. De werkgroep stelt voor om besluitvorming te laten plaatsvinden via dit algoritme: 10

Page 81: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

81

Richtlijn Hallux Valgus

Zoekverantwoording

Zoektermen met als onderwerp chirurgische techniek hallux valgus

Medline (OVID)

1 Hallux Valgus/ (2621) 2 ((("Great Toe*" or hallux) adj3 (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)) or Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus").ti,ab. (2889) 3 1 or 2 (3494) 4 "Orthopedic Procedures"/ (13592) 5 (surgery or surgeon or surgical or operati*).ti. (524023) 6 Osteotomy/ or Osteotom*.ti,ab. (31938) 7 Bone Screws/ or Lapidus.ti,ab. (17177) 8 Arthrodesis/ or Arthrodes*.ti,ab. (11733) 9 (Scarf or Chevron or keller or brandes or Hohmann or Wilson).ti,ab. (6837) 10 or/4-9 (586635) 11 3 and 10 (2144) 12 Hallux Valgus/su (2048) 13 11 or 12 (2472) 14 limit 13 to (yr="1970 -Current" and (dutch or english)) (1934) 15 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adjanaly$).tw. or ((systematic* or literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not humans/)) (209856) 16 14 and 15 (25) – 21 uniek 17 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or ((singl* or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo*.tw.) not (animals/ not humans/) (1390651) 18 14 and 17 (171) 19 18 not 16 (161) – 132 uniek

Embase 'hallux valgus'/exp/mj OR (('great toe' OR hallux) NEAR/3 (deform* OR valgus OR deviat* OR abduct*)):ab,ti OR bunion*:ab,ti OR abductovalgus:ab,ti OR 'metatarsus primus varus':ab,ti AND ('orthopedic surgery'/exp/mj OR surgery:ti OR surgeon:ti OR surgical:ti OR operati*:ti OR 'osteotomy'/mj OR 'bone screw'/exp OR 'arthrodesis'/exp/mj OR osteotom*:ab,ti OR Lapidus:ab,ti OR arthrodes*:ab,ti OR Scarf:ab,ti OR Chevron:ab,ti OR keller:ab,ti OR brandes:ab,ti OR Hohmann:ab,ti OR wilson:ab,ti) OR 'hallux valgus'/exp/mj/dm_su AND ([dutch]/lim OR [english]/lim) AND [embase]/lim AND [1970-2014]/py Filter SR (11) - 4 uniek Filter RCT (144) – 74 uniek Cochrane (Wiley) D Search #1 MeSH descriptor: [Hallux Valgus] explode all trees #2 (("Great Toe*" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)):ti #3 (("Great Toe*" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)):ab #4 (Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus"):ti,ab #5 #1 or #2 or #3 or #4 #6 osteotom*:ab,ti or Lapidus:ab,ti or arthrodes*:ab,ti or Scarf:ab,ti or Chevron:ab,ti or keller:ab,ti or brandes:ab,ti or Hohmann:ab,ti or wilson:ab,ti #7 (surgery or surgeon or surgical or operati*):ti #8 #6 or #7 #9 #5 and #8 #10 MeSH descriptor: [Hallux Valgus] explode all trees and with qualifiers: [Surgery - SU] #11 #9 or #10 3 SR – 0 uniek 125 Trials, 23 uniek

Database: Medline (OVID), Embase, Cochrane 1970 – [09,2013] Aantal hits: 254 referenties

Page 82: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

82

Richtlijn Hallux Valgus

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel Auteur en jaartal Redenen van exclusie

Schuh R, Willegger M, Holinka J, Ristl R, Windhager R, Wanivenhaus AH. Angular correction and complications of proximal first metatarsal osteotomies for hallux valgus deformity. Int Orthop 2013;1-10.

Geen directe vergelijking technieken

Smith SE, Landorf KB, Butterworth PA, Menz HB. Scarf versus Chevron osteotomy for the correction of 1-2 intermetatarsal angle in hallux valgus: a systematic review and meta-analysis. [Review]. Journal of Foot &AnkleSurgery 2012 Jul;51(4):437-44

Niet systematische review, losse studies zijn geïncludeerd.

Kilmartin TE, O'Kane C. Combined rotation Scarf and Akin osteotomies for hallux valgus: a patient focussed 9 year follow up of 50 patients. Journal of Foot &Ankle Research 2010;3:2.

Geen directe vergelijking technieken

Srivastava S, Chockalingam N, El Fakhri T. Radiographic measurements of hallux angles: A review of current techniques. Foot 2010;20(1):27-31.

Geen directe vergelijking technieken

Easley ME, Trnka HJ. Current concepts review: Hallux valgus part II: Operative treatment. Foot Ankfle Int 2007;28(6):748-58.

Niet systematische review, losse studies zijn geïncludeerd.

Laughlin TJ. Complications of distal first metatarsal osteotomies. [Review] [46 refs]. Journal of Foot &AnkleSurgery 1995 Nov;34(6):524-31.

Niet systematische review, losse studies zijn geïncludeerd.

Tomczak RL, Lewandowski JE. A meta-analysis of first metatarsal osteotomies for the correction of metatarsus primus adductus. J FOOT SURG 1991 Jul;30(4):364-8.

Oude meta-analyse van onvoldoende kwaliteit (methoden onvoldoende beschreven).

Okuda R, Yasuda T, Jotoku T, Shima H. Proximal abduction-supination osteotomy of the first metatarsal for adolescent hallux valgus: A preliminary report. J OrtopSci 2013;18(3):419-25.

Geen directe vergelijking technieken, slechts 11 patiënten.

Lechler P, Feldmann C, Kock FX, Schaumburger J, Grifka J, Handel M. Clinical outcome after Chevron-Akin double osteotomy versus isolated Chevron procedure: a prospective matched group analysis. Archives of Orthopaedic& Trauma Surgery 2012 Jan;132(1):9-13

Vergelijkend onderzoek van onvoldoende kwaliteit (onvergelijkbare groepen), tevens valt vergelijking buiten uitgangsvraag.

Mortier JP, Bernard JL, Maestro M. Axial rotation of the first metatarsal head in a normal population and hallux valgus patients. Orthopaedics&traumatology, surgery& research 2012 Oct;98(6):677-83.Ref ID: 35

Geen directe vergelijking technieken

Mostafa MF, El-Adl G. Distal soft tissue realignment and proximal metatarsal countersinking osteotomy for moderate to severe hallux valgus. Foot 2012;22(3):186-93.

Niet gerandomiseerd onderzoek, baseline populatie van de groepen ongelijk waardoor vergelijking niet mogelijk is.

Wulker N, Mittag F. The treatment of hallux valgus. DtschArzteblInter 2012 Dec;109(49):857-67. Ref ID: 29

Exclusie: niet systematische review, losse studies zijn geïncludeerd.

Adam SP, Choung SC, Gu Y, O'Malley MJ. Outcomes after Scarf osteotomy for treatment of adult hallux valgus deformity. ClinicalOrthopaedics&Related Research 2011 Mar;469(3):854-9.

Geen directe vergelijking technieken

Aly TA, Mousa W, Elsallakh S. Evaluation of Scarf osteotomy for management of hallux valgus deformity. Orthopedics 2011;34(2).

Geen directe vergelijking technieken

Jawish R, Assoum H, Saliba E. Opening wedge osteotomy of the first cuneiform for the treatment of hallux valgus. Int Orthop 2010 Mar;34(3):361-8.

Geen directe vergelijking technieken

Lucijanic I, Bicanic G, Sonicki Z, Mirkovic M, Pecina M. Treatment of hallux valgus with three-dimensional modification of Mitchell's osteotomy: technique and results. Journal of the American PodiatricMedicalAssociation 2009 Mar;99(2):162-72

Geen directe vergelijking technieken

Mote GA, Yarmel D, Treaster A. First Metatarsal-Cuneiform Arthrodesis for the Treatment of First Ray Pathology: A Technical Guide. J Foot AnkleSurg 2009;48(5):593-601.

Geen directe vergelijking technieken, is technische gids.

Trnka HJ, Hofstaetter SG, Easley ME. Intermediate-term results of the Ludloff osteotomy in one hundred and eleven feet. Surgical technique. Journal of Bone & Joint Surgery - American Volume 2009 Mar 1;91:156-68.

Geen directe vergelijking technieken

Deenik AR, de VE, Louwerens JW, de Waal MM, Draijer FF, de Bie RA. Hallux valgus angle as main predictor for correction of hallux valgus. BMC

Geen directe vergelijking technieken

Page 83: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

83

Richtlijn Hallux Valgus

Musculoskeletal Disorders 2008;9:70.

Lagaay PM, Hamilton GA, Ford LA, Williams ME, Rush SM, Schuberth JM. Rates of revision surgery using Chevron-Austin osteotomy, Lapidus arthrodesis, and closing base wedge osteotomy for correction of hallux valgus deformity. Journal of Foot &AnkleSurgery 2008 Jul;47(4):267-72.

Geen directe vergelijking technieken

Meyer O, Godolias G. Treatment of hallux-valgus deformity in 140 patients - Ludloff versus Scarf-osteotomy [abstract]. 2007.

Abstract, geen volledig artikel

Saro C, Andren B, Wildemyr Z, Fellander-Tsai L. Outcome after distal metatarsal osteotomy for hallux valgus: a prospective randomized controlled trial of two methods. Foot &Ankle International 2007 Jul;28(7):778-87.

Lindgren techniek is in Nederland niet bekend en valt buiten de uitgangsvraag

Giannini S, Ceccarelli F, Faldini C, Vannini F, Bevoni R. Surgical treatment of hallux valgus: a clinical prospective randomised study comparing a distal metatarsal osteotomy (SERI) with SCARF osteotomy [abstract]. Journal of Boneand Joint Surgery British Volume 2006;88:19.

Abstract, geen volledig artikel

Ceccarelli F, Bevoni R, Biagini CG, Faldini C, Vannini F. Surgical treatment of hallux valgus: prospective evaluation of distal metatarsal osteotomy versus SCARF [abstract]. 2005.

Abstract, geen volledig artikel

Fuhrmann RA. Arthrodesis of the first tarsometatarsal joint for correction of the advanced splayfoot accompanied by a hallux valgus. OperOrthop Traumatol 2005 Jun;17(2):195-210.

Geen directe vergelijking technieken

Petroutsas J, Trnka HJ. The Ludloff osteotomy for correction of hallux valgus. OperOrthop Traumatol 2005 Feb;17(1):102-17.

Geen directe vergelijking technieken

Coetzee JC, Wickum D. The Lapidus procedure: a prospective cohort outcome study. Foot &Ankle International 2004 Aug;25(8):526-31.

Geen directe vergelijking technieken

Torkki M. Surgery for hallux valgus [dissertation]. 2004;1-64. Geen origineel onderzoek.

Robinson AH. A randomised control trial comparing Scarf osteotomy and the Lapidus procedure in the treatment of hallux valgus associated with metatarsus primus varus. http://www.update-software.com/national/ (accessed 22/05/2003). The national research register 2003

Patiënten met Hallux Varus

Oliver MN. What is the best treatment for patients with symptomatic mild-to-moderate hallux valgus (bunions)? J FamPract 2001;50(8):718.

Niet systematische review

Thordarson DB, Rudicel SA, Ebramzadeh E, Gill LH. Outcome study of hallux valgus surgery--an AOFAS multi-center study.[Erratum appears in Foot Ankle Int 2002 Feb;23(2):96]. Foot &Ankle International 2001 Dec;22(12):956-9.Ref ID: 95

Geen vergelijkend onderzoek. Gaat over bruikbaarheid AOFAS. (tabellen missen)

Earll M, Wayne J, Caldwell P, Adelaar R. Comparison of two proximal osteotomies for the treatment of hallux valgus. Foot &Ankle International 1998 Jul;19(7):425-9.

Studie op schuim modellen en kadaver onderzoek.

Senaris-Rodriguez J, Martinez-Serrano A, Rodriguez-Durantez JA, Soleto-Martinez J, Gonzalez-Lopez JL. Surgical treatment for bunions in adolescents. Journal of Pediatric Orthopaedics, Part B 1998 Jul;7(3):210-6.

Afbakening richtlijn is volgroeide voet

Partio EK, Hirvensalo E, Partio E, Rokkanen P. The controlled trial to compare proximal or distal osteotomy in patients with hallux valgus. Suomenortopedia ja traumatologia 1993;16:103-6.

Alleen beschikbaar in Zweeds

Page 84: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

84

Richtlijn Hallux Valgus

Evidence tabellen Evidence table for intervention studies Welke chirurgische ingreep heeft de voorkeur voor de behandeling van patiënten met een (milde, matige of ernstige vorm) van Hallux valgus? 5 Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I) Comparison / control (C) 3

Follow-up Outcome measures and effect size 4

Comments

Proximale chevron + DSTR vs. Proximal crescentic osteotomy + DSTR

Easley, 1996

Type of study: RCT Setting: hospital Country: USA Source of funding: not stated

Inclusion criteria: >18yrs, moderate to severe hallux valgus (IMA≥13˚, HA≥30˚), persistent incapacitating symptoms despite nonoperative treatment. Exclusion criteria: - Only data for patients who were not lost to follow up: N total at baseline: 75 (97 feet) I: 37 (43 feet) C: 29 (41 feet) Important prognostic factors: Age (range): I:51.5 (25-73) C:50.4 (27-73)

Proximal chevron osteotomy + distal soft tissue realignment Fixation: screw + k-wire Postoperative management: dressings that provided not only compression but also maintenance of the great toe. Full weight bearing in 7-10 days. K-wires were removed when there was radiographic evidence of healing. Protection in postoperative shoe for 6 weeks, followed by accommodative shoe wear, toe separators and night splints.

Proximal crescentic osteotomy + distal soft tissue realignment Fixation: 2 k-wires Postoperative management: Dressings that provided not only compression but also maintenance of the great toe. Full weight bearing in 7-10 days. K-wires were removed when there was radiographic evidence of healing. Protecton in postoperative shoe for 6 weeks, followed by accommodative shoe wear, toe separators and night splints.

Length of follow-up (months): 12 (minimum) Average: I: 20 (range 13-30) C: 24 (range 13-32) Loss-to-follow-up: Intervention: 3 pat (4 feet) Control: 6 pat (9 feet) Reasons (describe): moved (5), missed follow up appointment (1), death due natural causes (3) Incomplete outcome data: -

I vs. C Clinical evaluation AOFAS (postoperative) 90 vs. 92 NS Patient satisfaction 95% vs. 95% satisfied NS Radiographic evaluation AP radiographs(>12months) Mean correction HVA (range): 20.1˚ (32.7-12.6) vs 22.0˚ (32.1-10.1) Mean correction IMA (range): 9.5 (16.1-6.6) vs. 9.0 (15.6-6.6) Tibial sesamoid position Significantly more lateral in the crescentic (C) group relative to the Chevron (I) group

Outcome: tibial sesamoid position at final follow up?? Evaluated effect of age on outcome by comparing results <55yrs and >55years: IMA correction not influenced. Bilateral vs. unilateral: no differences in HVA, IMA In the study centre IMA overcorrection is performed intentionally, because they believe it is useful in maintaining correction at follow up. Author conclusion: statistically significant shorter healing time in chevron. Other potential benefits of

Page 85: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

85

Richtlijn Hallux Valgus

Sex: C: 97%F (n=36) C: 93 %F ( n=27) AOFAS: I: 50 C: 51 Simultaneous bilateral procedure (n): I: 6 C: 12 Groups comparable at baseline? yes

(p=0.016). Time to healing (radiographic evidence for bridging callus at osteotomy site) (mean weeks±sd): 4.0±0.6 vs. 6.7±1.1 P<0.001 Complications Metatarsal shortening (%) 1.95±2.22 vs. 1.07±2.01 p=0.072 Postoperative dorsiflexion of first metatarsal (n) 0 vs. 7 (p=0.005) Persistent intractable plantar keratosis: 1 vs. 2 Recurrence (n) 2 vs. 2 Hallux Varus, n (%) 5 (12%) vs. 4 (10%) (no shoe wear modifications needed and no pain) No cases of delayed union

chevron: tendency to less metatarsal shortening, more medial tibial sesamoid position. We favour chevron, but acknowledge that similar results can be obtained with crescentic.

Chevron vs. proximale osteotomie

Page 86: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

86

Richtlijn Hallux Valgus

Resch, 1993 Type of study: RCT Setting: hospital Country: Sweden Source of funding: Foundation for crippled (Skane) and Swedish Medical Council.

Inclusion criteria: All patients referred for hallux valgus surgery Exclusion criteria: Osteoarthritis of MPI joint disturbed peripheral circulation. N total at baseline: 79 (93 feet) I: 43 C: 37 Important prognostic factors: Mean age: 49 (range 16-78) Bilateral operation: 12 Mean preoperative HVA±sd: I: 33±9.0 C: 33±9.1 Mean preoperative IMA±sd: I: 15±3.7 C: 16±4.5 Mean intermetatarsal distance (mm)

Distal Chevron (Austin and Leventen) Chevron with osteotomy through medial incision, translation of distal fragment 3-4mm, capsule suture. Fixation: no internal fixation Postoperative treatment: In the first part of the study all 33 feet received small medial plaster slab for 3 weeks, thereafter a plastic arthosis for additional 3 weeks. Halfway through the study, regimen was changed for the remaining 47 patients. The medial plaster slab was removed after 3-5 days and plastic orthosis over the medial MPI joints was used at night for 2 weeks. Active physiotherapy. Weight bearing on the heel and lateral edge was encouraged, full weight bearing allowed

Proximal closing wedge osteotomy Wedge of approx.. 3-4mm was taken laterally, 10mm distal to the metatarsal I-cuneiform I joint; certain compensation for shortening and dorsalisation was made by widening the wedge on the plantar aspect. It was angled 45˚ to allow the use of a small canellous compression screw. Fixation: screw Postoperative treatment: In the first part of the study all 33 feet received small medial plaster slab for 3 weeks, thereafter a plastic arthosis for additional 3 weeks. Halfway through the study, regimen was changed for the remaining 47 patients. The medial plaster slab was removed after 3-5 days and plastic orthosis over the medial MPI joints was

Length of follow-up: 42 months (range 12-58) Loss-to-follow-up: 11 patients Reasons (describe): 1 died of unrelated causes, 2 demanded reoperation before final follow up, 2 emigrated, 6 refused follow up. Incomplete outcome data: -

I (n=43) vs C (n=37) Clinical evaluation Patient satisfaction with regard to: pain, appearance and mobility: satisfied; satisfied with reservation; dissatisfied: Pain: 36(83.7%) ; 4(9.3%) ;3(6.9%) vs. 33(89.2%); 3(8.1%); 1(2.7%) Appearance: 36(83.7%) ; 4(9.3%) ;3(6.9%) vs. 24 (64.8%) ;10 (27%); 2 (5.4%). Mobility: 39 (90.7%);3 (7.0%) ;1 (2.3%) vs. 32 (86.5%) ;4 (10.8%) ;0 Plantar and dorsal ROM of the great toe: 68˚ vs. 68˚ Rotation of the hallux (measured semi-quantitatively as 0˚, <25˚, 25-45˚, >45˚) Radiological evaluation at final follow up Mean postoperative HVA±sd:

Author conclusion: while no difference in patient satisfaction could be seen when comparing proximal osteotomy and chevron osteotomy, proximal osteotomy gives a greater correction than chevron osteotomy in both HVA and first IMA, but not in ball circumference. The complication rate for proximal osteotomies is largely due to metatarsalgia which at times requires a second operation. Chevron osteotomy would seem to be preferable. In cases where the angular deformity is significant, a proximal osteotomy may be an alternative.

Page 87: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

87

Richtlijn Hallux Valgus

I: 31±3.6 C: 31±3.2 Ball circumfence: 24.8 (22-29) cm. Groups comparable at baseline? Yes.

when possible. used at night for 2 weeks. Active physiotherapy. Weight bearing on the heel and lateral edge was encouraged, full weight bearing allowed when possible.

25±8.6 vs, 20±10.1 Correction: 8±6.4 vs. 13±8.3 p=0.002 Mean postoperative IMA±sd: 13±1.9 vs. 10±5.4 Correction: 2.4±5.0 vs. 6±4.7 p=0.002 Mean intermetatarsal distance (mm) ±sd 28±3.9 vs. 28±3.1 Correction 2.4±2.8 vs. 3±2.0 Relative length MI/MII shortening (%) 3%±4.3 vs. 8%±6.9 p=0.01 Complications: Postoperative wound infection: 1 vs. 0 Stress fractures: 2 vs. 2 Paresthesia 0 vs. 5 Metatarsalgia: 0 vs. 6 (1 requiring surgery)

Chevron vs. Scarf

Deenik, 2007

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Netherlands

Inclusion criteria: Age 18-65, painful bunion and hallux valgus, adequate range of motion Exclusion criteria: Rheumatoid

Chevron osteotomy with tourniquet Securing: percutaneous Kischner wire Soft tissue realignment: medial

Scarf osteotomy with tourniquet Securing: distal mini AO screw, followed by proximal one. Soft tissue

Length of follow-up: Mean 27 months (range 23-31) Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome

I (47 feet) vs. C (49 feet) Only outcomes reported that are not reported in the Deenik 2008 study. Clinical evaluation Patient satisfaction

Outcome: operation time? In the study 52 feet (49 patients) after a 2-year follow up had a HVA >15 degrees. These patients had

Page 88: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

88

Richtlijn Hallux Valgus

Source of funding: Not stated

arthritis, failed previous surgery, symptomatic or radiographic evidence of arthritis of the MTP joint. N total at baseline: 86 (patients) Intervention: 47 feet Control:49 feet Important prognostic factors2: age: I: 43 C: 45 HVA ±sd I: 30.4±7.7 C: 28.9±3.2 IMA ±sd I: 13.4±3.2 C: 12.8±3.2 Groups comparable at baseline? Yes

capsulorraphy Postoperative: After 2 weeks removal of post-operative dressing. Then toe space & night splint 3 months. First 6 weeks only allowed walking on heel or flat foot.

realignment: medial capsulorraphy Postoperative: After 2 weeks removal of post-operative dressing. Then toe space & night splint 3 months. First 6 weeks only allowed walking on heel or flat foot.

data: -

I/c: 95% satisfied

good AOFAS and will probably not improve with further correction. Author conclusion: no differences of statistical significance could be measured between the two groups with respect to AOFAS, HVA, IMA. Although both groups showed good to excellent results, we favour chevron because it is technically less demanding.

Deenik, 2008

Type of study: RCT Same study as 2007 with additional patients Setting: hospital

Age 18-65, painful bunion and hallux valgus, adequate range of motion Exclusion criteria: Rheumatoid arthritis, failed previous surgery,

Chevron osteotomy with tourniquet Fixation: Percutaneous Kischner wire Soft tissue realignment: medial capsulorraphy

Scarf osteotomy with tourniquet Fixation: Distal mini AO screw, followed by proximal one. Soft tissue realignment: medial

Length of follow-up: 2.6 years (range 23-39 months) Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: Intervention: 1 (1.6%)

I (70 feet) vs. C (66 feet) Overall group: Clinical evaluation: AOFAS 86 vs. 88 P=0.38 Radiographic evaluation HVA

Mild hallux valgus: IMA <11 Moderate: IMA11-17 Severe: IMA ≥17 *CRPS: grace 1 complex regional pain syndrome

Page 89: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

89

Richtlijn Hallux Valgus

Country: Netherlands Source of funding: none

symptomatic or radiographic evidence of arthritis of the MTP joint. N total at baseline: 120 patients (141 feet) Intervention: 70 Control: 66 Important prognostic factors2: Mean AOFAS I:46 C: 47 Mean HVA I: 30.5±6.7 C: 30.0±5.2 Mean IMA I: 13.4±2.4 C:13.1±2.6 Groups comparable at baseline? Yes

Postoperative management: After removal of bandage: toe space & night splint 3 months. First 6 weeks only allowed walking on heel or flat foot.

capsulorraphy Postoperative management: After removal of bandage: toe space & night splint 3 months. First 6 weeks only allowed walking on heel or flat foot.

Reasons: not operated according to protocol Control: 3 (5%) Reasons: not operated according to protocol, 1 patient refused to show up for follow up (psychological problems)

17.2±5.2 vs. 19.0±7.7 P=0.12 IMA 9.5±2.0 vs. 9.4±2.2 P=0.65 Distal metatarsal articular angle 12.4±6.3 vs. 12.1±6.8 P=0.80 Complications Recurrence because of subluxation of the MTPJ1 after initial adequate correction: 5 (7.14%) vs. 7 (10.6%) Avascular necrosis: 3 (4.3%) vs. 0 CRPS* 1 (1.4%) vs. 7 (10.6%) Mild hallux valgus (n,I: 9, C: 12) Postoperative correction HVA 11.8±2.4 vs. 11.3±6.8 P=0.83 Correction IMA 2.6±1.1 vs. 2.3±1.6 P=0.72 Moderate hallux valgus (n,I: 55, C: 48) Postoperative correction HVA

during analysis of the first 47 cases, avascular necrosis was noted in 3 cases: in the remaining patients extra attention was given to the plantar osteotomy to protects plantar blood supply. Author conclusion: In patients with moderate and severe hallux valgus, chevron osteotomy was at least as effective as a scarf osteotomy. Subluxation of MTPJ1 was the main cause for insufficient correction. We favour chevron because it is less invasive, without sacrificing correction of HVA and IMA. Rate of CRPS in scarf did raise concern.

Page 90: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

90

Richtlijn Hallux Valgus

12.8±6.2 vs. 10.9±6.3 P=0.12 Correction IMA 3.8±1.7 vs. 3.6±2.2 P=0.61 Severe hallux valgus (n,I: 6, C: 6) Postoperative correction HVA 20.0±4.6 vs. 11.8±5.0 P=0.01 Correction IMA 6.2±1.9 vs. 7.3±1.8 P=0.30

Chevron vs. Wilson

Klosok, 1993

Type of study: RCT Setting: hospital Country: UK Source of funding: none

Inclusion criteria: Unilateral or bilateral hallux valgus Exclusion criteria:- N total at baseline: 51 patients Intervention: 45 feet (25 patients) Control: 42 feet (26 patients) Important prognostic factors2: Rheumatoid arthritis (n): I: 4 C: 3

Chevron osteotomy Tight tourniquet Skin was closed with interrupted ethilon Postoperative management: Wool and crepe bandage was used to hold the toe in its corrected position. After 48h weightbearing was allowed as tolerated. Dressing were changed after 2 wks, and discarded at 4 wks.

Wilson osteotomy Tight tourniquet Skin was closed with interrupted ethilon Postoperative management: Dressings Below-knee plaster was applied (6 weeks), with extension to hold the hallux in its corrected position. Walking heel was added after 48h.

Length of follow-up: 38 months postoperative Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: Only outcome radiographs Intervention: N: 9 feet (20%) Reasons (describe) Because some patients were not willing to attend hospital, they were examined home and radiographs were not taken.

I (45 feet) vs. C (42 feet) Clinical evaluation Rehabilitation (return to work) (weeks±sd) I: 7±1.2 C: 10±3 Unlimited walking distance (n patients) Early follow up (±22wks) 22 (48.8%) vs. 7 (16.7%) Later follow up (±38months) 21 (46.7%) vs. 19 (45.2%) Satisfaction (only stated in discussion section: 20% dissatisfied

In bilateral cases, both feet had the same selected operation during the same operation session. Author conclusion: Patients in chevron returned to work earlier and mobilised faster, but after later review those in the Wilson group had better functional results and were more satisfied. Correction of HVA was better maintained in wildon group and had better ROM in metatarsophalangeal

Page 91: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

91

Richtlijn Hallux Valgus

Age ± SD: I:45±8.6 C:45±11.4 HVA (mean±sd) I: 30˚±8.8 C: 29˚±7.9 Groups comparable at baseline? yes

Control: N: 11 feet (26.2%) Reasons (describe): Because some patients were not willing to attend hospital, they were examined home and radiographs were not taken.

Radiograpic evaluation postoperative HVA (mean±sd) Early follow up (±22wks) 21.2±8.3 vs. 14.5±6.9 P=0.004 Later follow up (±38months) 25.7±10 vs. 13.3±8.1 P=0.0005 Metatarsal shortening, mm(range): 6 (0-11) vs. 10 (6-20) p=0.02 Passive arc of motion of the first MTPJ (later follow up): 36˚±8 vs. 42˚±11 Complications (n) Hallux varus: 0 vs. 2 Recurrence of bunion:1 vs. 0 Avascular necrosis: 0 vs. 0 Metatarsalgia (patients): 10 vs. 5 NS New central callosities: 3 vs. 7 Increased central ray loading: 7 feet vs. 12 feet

joint, fewer compliained of metatarsalgia.

Ludloff versus Scarf

Robinson, 2009

Type of study: Prospective comparative

Inclusion criteria: >18 years, metatarsus primus

Ludloff Surgical technique:

Scarf Surgical technique:

Length of follow-up: At 2 and 6 weeks, 6 and 12 months.

I (57 feet) vs. C (57 feet) Clinical evaluation

Author conclusion: both the scarf and ludloff osteotomies

Page 92: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

92

Richtlijn Hallux Valgus

study Setting: hospital Country: UK Source of funding: none.

varus + moderate/severe hallux valgus (HVA>20˚). Exclusion criteria: Inflammatory arthropathy, DM, previous surgery, associated lesser metatarsal osteotomy, mid-foot or hind-foot surgery. N total at baseline: 115 cases (in 88 patients) Intervention: 57 Control: 57 Important prognostic factors: age (range): I: 55.7 (22-73) C: 54.3 (22-78) Sex: F: 83 M: 4 Akin osteotomy performed I: 52 (91.2%) C: 51 (89.5%) Degenerative changes

Medial incision Distal soft tissue release bunionectomy. Soft tissue release through separate incision at ½ webspace. Adductor hallicis and lateral capsule were released. Lateral collateral ligament of the first metatarsophalangeal joint was left intact. Proximal phalangeal closing wedge (akin) osteotomy was undertaken based on the correction achieved. Simulated weightbearing radiograph was taken at the end of surgery, and correction was revised as needed until satisfactory correction had been achieved. Postoperative: full weight bearing mobilization in heel wedge shoes for 6 weeks.

Medial incision Distal soft tissue release bunionectomy. Soft tissue release through separate incision at ½ webspace. Adductor hallicis and lateral capsule were released. Lateral collateral ligament of the first metatarsophalangeal joint was left intact. Proximal phalangeal closing wedge (akin) osteotomy was undertaken based on the correction achieved. Simulated weightbearing radiograph was taken at the end of surgery, and correction was revised as needed until satisfactory correction had been achieved. Postoperative: full weight bearing mobilization in heel wedge shoes for 6 weeks.

Loss-to-follow-up: Intervention :N(%) 1 Reasons not described. Control: N(%): 0 Incomplete outcome data: None

AOFAS At 6 months 82.2 vs. 82.4 NS At 12 months 84.5 vs. 83.9 NS Pain (100mm VAS) At 6 months At worst 87 vs. 80 p=0.110 At best 92 vs. 84 p=0.342 At 12 months At worst 85 vs. 86 p=0.595 At best 89 vs. 96 p<0.01 Satisfaction (100mm VAS) At 6 months: 87 vs. 83 p=0.115 At 12 months: 86 vs. 85 p=0.478 Radiographic evaluation (Weight bearing anteroposterior and lateral radiographs) Postoperative: no significant difference in HVA, IMA. DMAA and sesamoid position were significantly better in scarf group. 6 and 12 months: all the measurements were significantly increased in

gave good clinical results. However, the scarf osteotomy has been shown to be biomechically more stable, and this is borne out by the lower non-union rate. The scarf has also been shown to be more radiologically stable and reduce the numer of transfer lesions. As such we would recommend the use of the scarf osteotomy over the ludloff osteotomy.

Page 93: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

93

Richtlijn Hallux Valgus

(cheilectomy was performed at same time as hallux valgus correction): I: 10 (17.5%) C: 8 (14%) Pain (at worst) I: 55 C: 48 P=0.043 Pain (at best) I: 83 C: 84 P=0.742 Shoe wear I: 37 C: 29 P=0.017 Groups comparable at baseline? No, more pain and inability to wear shoes in scarf group.

the ludloff group. Reduction in range of motion MTP 6 months19.4 vs. 24.8 p=0.729 12 months: 18.8 vs. 22.1 p=0.222 Complications Delayed union: 6m: 3 (5%) vs. 0 12m: 0 vs. 0 Complex regional pain syndrome: 1 vs 0 Re-exploration for suture granuloma over medial capsular stitch: 0 vs. 2

Hohmann vs. lapidus

Faber, 2004 Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Netherlands

Inclusion criteria: Symptomatic hallux Valgus deformity requiring operative correction Exclusion criteria: <15 and >65 years, rheumatoid arthritis

Hohmann procedure Fixation: Kirschner wire Postoperative: well-molded non-weight-bearing below-the-knee plaster-of-Paris splint for 2 weeks.

Lapidus procedure Fixation: of the first tarsometatarsal atrhodesis is performed with two 3.5mm cortical lag screws.

Length of follow-up: 2 years Loss-to-follow-up: Intervention: 0 Control: 0 Incomplete outcome data:

I vs. C Clinical evaluation: Median pain (VAS), range) 1 (0-5) vs. 0 (0-8) Difference in pain reduction: p=0.58

Goede studie in NL setting. Author conclusion: in general, we believe the hohman can be performed, regardless o the amount of mobility of the first tarsometatarsal joint

Page 94: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

94

Richtlijn Hallux Valgus

Source of funding: none.

or other inflammatory disease, previous foot operation, osteoarthritis of first tarsometatarsal joint, moderate-severe osteoarthritis of first metatarsophalangeal joint (ROM<50˚ and/or radiographic signs of grade III-IV osteoarthritis) N total at baseline: 101 feet (87 patients) I: 50 ; C:51 Important prognostic factors: Age: Median (range): I:44 (15-63) C:43 (16-63) Preoperative pain score: median (range): I: 6 (1-10) C: 6 (1-10) Preoperative AOFAS: mean±sd I: 56.2±11.2 C: 57.6±7.7

After removal of the stitches: weight bearing cast for six more weeks. When radiograph showed good bone-healing (evident at 8wks postop.) patients was allowed unprotected weightbearing and ankle and toe exercise were begun.

Postoperative: well-molded non-weight-bearing below-the-knee plaster-of-Paris splint for 2 weeks. After removal of the stitches: weight bearing cast for six more weeks.

1 patient Reasons: emigrated just before the two year follow up visit. Results for that patient at the one-year follow up visit were considered the end point.

AOFAS at 24 months (mean, range): 89.6 (55-100) vs. 88.6 (60-100) Difference in improvement (I-C): 1.4; p=0.48 (95%CI -2.5 to 5.2) Patient satisfaction (6 point scale with 1 very satisfied to 6 very dissatisfied): median (range) 1 (1-5) vs. 2 (1-4) P=0.95 Radiographic evaluation Standardized weightbearing dorsoplantar radiographs and lateral radiographs), mean±sd First metatarsophalangeal angle (deg). Postop: 9.9±8.0 vs. 13.3±10.4 Change: -20.7±7.0 vs, -20.1±10.3 P=0.28 IMA Postop: 4.9±2.7 vs. 5.6±4.0 Change: -8.0±3.2 vs. -

for the treatment of a hallux algus deformity with an intermetatarsal angle of <15˚. With largers IMA, the distal fragment cannot be shifted far enough laterally to achieve complete correction. T is better to base the decision to perform a lapidus procedure (of proximal osteotomy of first metatarsal) on existence of a large IMA (>15˚) than on clinically assessed hypermobility of the first tarsometatarsal joint. This study does not support the theory that a hallux Valgus deformity in a patient with a clinically assessed hypermobile TMTJ-1 joint should be managed with a lapidus procedure.

Page 95: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

95

Richtlijn Hallux Valgus

Hypermobility of first tarsometatarsal joint: n (%) I: 32 (64) C: 36 (71) Groups comparable at baseline? Yes

7.9±4.7 P=0.38 Sesamoid position (median, range) Postop: 1 (0-3)vs. 1 (0-3) Change: -1 (-3-0)vs. -1(-3-0) P=0.46 Forefoot with Postoperative: 8.5±0.7 vs. 8.5±0.9 Change: -0.7±0.5 vs. -0.8±0.6 p=0.42 First metatarsal length (cm) Postop 6.1±0.5 vs. 6.6±0.6 Change: -0.5±0.2 vs, -0.0±0.2 P<0.001 Complications -Superficial wound infection: 7 (13.7%) vs. 2 (3.9%) -Reflex sympathetic dystrophy: 0 vs. 2 (3.9%) (both readmitted) -Delayed union (8wks): 4 (7.8%) vs. 0 -Non-union (absence of radiographic union 6 months postoperative) 0 vs. 5 (10%)

Page 96: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

96

Richtlijn Hallux Valgus

-Reoperation for undercorrection and/or recurrence: 2 (3.9%) vs. 1 (2%) -Development of hallux varus: 1 (3.9%) vs. 3 (6%) (no reoperation) -Transfer metatarsalgia: 4 (7.8%) vs. 2 (4%) - No DVT - no osteonecrosis

Faber, 2013 Type of study: RCT, reporting the long term results form the Faber et al., 2004 study. Setting: Hospital Country: Netherlands Source of funding: none.

Inclusion criteria: Symptomatic hallux Valgus deformity requiring operative correction Exclusion criteria: <15 and >65 years, rheumatoid arthritis or other inflammatory disease, previous foot operation, osteoarthritis of first tarsometatarsal joint, moderate-severe osteoarthritis of first metatarsophalangeal joint (ROM<50˚ and/or radiographic signs of grade III-IV osteoarthritis) N total at baseline: 87 patients (101

Hohmann procedure Fixation: Kirschner wire Postoperative management: well-molded non-weight-bearing below-the-knee plaster-of-Paris splint for 2 weeks. After removal of the stitches: weight bearing cast for six more weeks. When radiograph showed good bone-healing (evident at 8wks postop.) patient was allowed unprotected weight bearing and ankle and toe exercise were begun.

Lapidus procedure Fixation: of the first tarsometatarsal atrhodesis is performed with two 3.5mm cortical lag screws. Postoperative management: well-molded non-weight-bearing below-the-knee plaster-of-Paris splint for 2 weeks. After removal of the stitches: weight bearing cast for six more weeks. When radiograph showed good bone-healing (evident at 8wks postop.) patient was allowed unprotected weight

Length of follow-up: 111 months (87 to 137) Loss-to-follow-up: I: 5 (10%) C: 5 (9.8%) Reasons: 1 patient (1foot) died, 3 patients (3 feet) moved abroad, 6 patients (6 feet) could not be traced Incomplete outcome data: -

I (n=45) vs. C (n=46) (results of 2 years follow up are not given here, because of duplicity with Faber et al., 2004) Clinical evaluation Mean AOFAS At 10 yrs: 82.0 (34-100) vs. 79.4 (44-95) difference vs. baseline: 25.3(-23-48)vs 21.4(-4-48) p=0.19 Mean pain score (VAS) At 10 yrs: 2 (0-9) vs. 1 (0-7) Difference vs. baseline: -4 (-9-4) vs. -5 (-10-1) p=0.77 Satisfaction with procedure Satisfactory; undecided;

Author conclusion: results after 10-yr follow-up showed a significant improvement in AOFAS, pain scores, radiological parameters with pre-operative score. A comparison between ten and 2 year follow up shows a slight decrease in the clinical scoers. This study does not support the theory that a hallux Valgus deformity in a patient with a clinically aseessed hypermobile TMTJ-1 joint requires fusion of the first tarsometatarsal joint. Conclusion: hohmann

Page 97: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

97

Richtlijn Hallux Valgus

feet) I: 50; C:51 Important prognostic factors (patients not lost to follow up): Mean age (range): I: 41 (16-63) C: 43 (16-63) P=0.541 Mean pain (VAS) score (range): I: 6 (0-9) C: 6 (1-10) P=0.387 Mean preoperative AOFAS I: 56.7 (29-85) C: 58.0 (47-75) P=0.5 Hypermobility of TMTJ-1; n(%) I:29 (65%) C:34 (76%) P=0.328 Groups comparable at baseline? Yes.

bearing and ankle and toe exercise were begun.

unsatisfactory: I: 35 (78%); 1 (2%); 9 (20%) vs. 28 (83%); 2 (4$); 6 (13%) p=0.55 Radiographic evaluation Mean first metatarsophalangeal angle at 10 years: 10.8 (-10 -29) vs. 15.0 (-18-40) Difference vs. baseline: -20.4 (-42-6) vs. -18.8 (-47-5) p=0.77 Mean IMA at 10 years: 6.9 (0-13) vs. 6.9 (0-17) Difference vs. baseline: -6.2 (-13- -1) vs. -6.6 (-15-3) p=0.60 Complications (at 10 years) Clinical recurrence (satisfaction about position=3 and/or AOFAS sub score for alignment was 0 (symptomatic malalignment) 4 (8.8%) vs. 4 (8.7%) Transfer metatarsalgia: 3 vs. 5

and lapidus are good options for correction of a hallux valgus deformity, with similar reliable long-term results and comparable with other types of surgery for the same condition. The presence or absence of a hypermobile TMTJ-1 makes no difference of the outcomes.

Distale Chevron osteotomie met lateral soft tissue release versus distale chevron

Page 98: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

98

Richtlijn Hallux Valgus

Lee, 2010 Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Korea Source of funding: none stated

Inclusion criteria: Symptomatic hallux Valgus, pain over the first metatarsophalangeal joint refractory to conservative treatment (inc. Activity, shoeware modifications), HVA<40, IMA<20. Exclusion criteria: If longitudinal axis of great toe could not be corrected straight with that of the first metatarsal, DM, >50years, osteoporosis due to systemic disease (RA, lupus), smoking, previous HV correction. N total at baseline: Intervention: 45 (74 feet) Control: 41 (78 feet) Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 42 (19-48) C:44 (18-48)

Distal chevron osteotomy + lateral soft tissue release. Fixation: none Postoperative care: Gauze and tape compression dressing at first web space for 2 weeks. Ready-made 12mm thick silicon spaces for 2 months postoperatively. Weightbearing was permitted on the day after surgery with postoperative hindfoot weightbearing shoe. In bilateral cases the procedure was performed with a 3 month interval.

Distal chevron osteotomy Fixation: none Postoperative care: Gauze and tape compression dressing at first web space for 2 weeks. Ready-made 12mm thick silicon spaces for 2 months postoperatively. Weightbearing was permitted on the day after surgery with postoperative hindfoot weightbearing shoe. In bilateral cases the procedure was performed with a 3 month interval.

Mean Length of follow-up (range): I: 1.7 (1-2.4) years C: 2.1 (1-3.1) years Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: -

I (74 feet) vs. C (78 feet) Clinical evaluation AOFAS (hallux matatarsophaleangeal scale) 86 vs. 94 NS Radiographic evaluation Weightbearing anteroposterior radiographs taken 15 degrees from vertical projection centered on the tarsomatatarsal joint, preoperatively and postoperatively at 1 year DMAA HVA 9 (2-22) vs. 7 (0-18) NS Mean correction 20 vs 23 NS IMA 12 (3-15) vs 10 (4-15) NS Mean correction: 4 vs. 3 NS ROM of first metatarsophalangeal joint 60 vs 76 p<0.05 Complications: Recurrence n (%) Defined as HVA>15,

DMAA was similar between patients who recurred and the others. Therefore the authors believe that the stability of the osteotomized site is as important as the degree of deformity when trying to prevent recurrence of the deformity Note: in the study atuthors selected patients for the procedure whose hallux Valgus deformities could be passively corrected to a straight line with the first ray by manually pulling the greater toe in varus. This manual correctability may reflect the stiffness of the lateral soft tissues so in this patient population the authors believe the soft tissues are not the major deforming force Author conclusion: lateral soft tissue release may not be

Page 99: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

99

Richtlijn Hallux Valgus

Sex: I: 4.65% M C:0% M DMAAL I: 11.3 (5.2-14.3) C: 11.7 (5.6-14.8) Mean sesamoid position: I:1.7 C:1.6 HVA, mean (range): I: 29(20-40) C: 30 (18-38) IMA, mean (range): I: 16 (12-18) C: 13 (11-15) ROM, mean I: 75 C: 80 AOFAS I: 43 C: 47 Groups comparable at baseline? Yes

7 (9%) vs 8 (10%) Dorsal or plantar nerve neuritis n (%) defined as: patient complaining of radiating or shooting pain and positive Tinel sign of dorsal area. 25 (33%) vs. 0 Cosmetically dissatisfied scarring of dorsal web space 28 (37%) vs. 0 Fracture of capital fragment of metatarsal head: O vs. 2 (2%) Avascular necrosis: 0 Non-union: 0

needed for flexible and fully correctable mild or moderate hallux Valgus deformityes. Avoiding the release may help to prevent complications such as decreased ROM, neuritis and cosmetic dissatisfaction with the additional scar.

Resch, 1994 Type of study: RCT Setting: Hospital

Inclusion criteria: Pain and discomfort wearing shoes Exclusion criteria:

Distal Chevron osteotomy + adductor tenotomy Postoperative

Distal Chevron osteotomy Postoperative treatment: small

Length of follow-up: Mean (range): 3 (1-4) Loss-to-follow-up: 1 died of unrelated causes, 1 refused

Clinical evaluation Satisfaction with pain (%) Satisfied: 79.5 vs. 87 Satisfied w reservation:16 vs.6.5

If patients were operated on bilaterally, the same technique was used on both feet.

Page 100: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

100

Richtlijn Hallux Valgus

Country: Sweden Source of funding: Foundation for crippled (Skane) and Swedish Medical Council.

N total at baseline:106 feet (84 patients, 22 bilateral) I: 38 (44 feet) C: 46 (62 feet) Important prognostic factors2: Mean age (range): 47 (15-74) Mean HVA: 31 Mean IMA: 15 Average ball circumference: 20 range 20-27) cm ROM: from 36˚dorsal to 36˚plantar Groups comparable at baseline? yes

treatment: small medial plaster swab for 3-5 days. Immediate weight bearing on heel and lateral edge was encouraged, and full weight bearing allowed when possible.

medial plaster swab for 3-5 days. Immediate weight bearing on heel and lateral edge was encouraged, and full weight bearing allowed when possible.

follow-up, 1 radiographs not available Incomplete outcome data: -

Dissatisfied: 4.5 vs. 6.5 Satisfaction with appearance (%) Satisfied:85.5 vs. 72.7 Satisfied w reservation: 11. Vs. 22.7 Dissatisfied:3.2 vs. 4.5 Sick leave (weeks): 8 vs. 7 NS Radiographic evaluation Unloaded lateral and standing AP(>13 months) Correction of HVA 9.8 vs. 7.5 (p=0.04) Correction IMA 3 vs. 3 (NS) IMA/DMAA: No other radiographic differences ROM: Dorsal 40˚ vs. 38˚ Plantar: 27˚ vs. 31˚ NS Ball circumference: 23 vs. 24 NS Complications: Medial dislocation of first metatarsal head: 1 vs. 0 Neuroma: 1 vs. 0

Note: there was no difference in radiographic correction or clinical satisfaction of the bi- or unilaterally operated. The sick leave was 8wks for unilaterally operated and 7 for bilaterally operated patients. Author conclusion: This study shows that the addition of adductor tenotomy to chevron osteotomy improved the correction of the HV angle by only 2.3˚. the additional correction was small and probably insignificant.

Page 101: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

101

Richtlijn Hallux Valgus

Intractable plantar keratosis under first metatarsal head: 1 vs. 0 Inexplicable pain: 1 vs. 0 Inadequate correction: 0 vs. 3 (2 patients)

Saro, 2007 Note: study is excluded, because Lidgren technique is not common in the Netherlands (see exlusion table)

Type of study: RCT Setting: hospital Country: Sweden Source of funding: not stated

Inclusion criteria: 16-80 years, HVA 20-44, IMA<20, DMAA<25, no radiographic evidence of degenerative MTP arthritis and persistent symptoms, painful bunion Exclusion criteria: previous operation on affected foot, diabetes, peripheral vascular disease, peripheral neuropathy, RA, orther inflammatory diseases. N total at baseline:100 Intervention: 50 Control:50 Important prognostic factors2: age ± SD: 48±14

Lidgren osteotomy as described by Lindgren and Turan (subcapital an extra-articular) Postoperative care: standard bunion dressing with supported strapping of the hallux for 3 weeks. Then new dressing for 2 wks. Allowed full weight bearing as tolerated in postoperative shoe.

Chevron osteotomy as described by Austin. The distal fragment was fixed with a 2.7mm lag screw. Postoperative care: standard bunion dressing with supported strapping of the hallux for 3 weeks. Then new dressing for 2 wks. Allowed full weight bearing as tolerated in postoperative shoe.

Length of follow-up: Mean 4.7 (range 3-6) years Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 6 Reasons (describe): refused further participation (4), unable to get into contact with the patient (2) Control: N (%): 3 Reasons (describe): refused further participation (2), unable to get into contact with the patient (1) Incomplete outcome data: Intervention: 1 Control: N (%): 1 Reasons (describe): revision procedure at 6 month evaluation

AOFAS 85±14.6 vs. 85±12.9 NS ROM of MTP1 (%) at 1 year: Good (>30 extention and 15 flexion): 82 vs. 77 Mild limited (15-30 extension, 10-15 flexion: 18 vs. 12 Stiffness (<15 extension, 10 flexion): 0 vs. 0 Pain (VAS): No significant difference between groups (no data presented) Patient satisfaction (%patients who would have the surgery again) At 1 year:82 vs. 84 At 4.7yrs: 83 vs. 94 Radiographic evaluation By standardized anteroposterior and lateral weightbearing radiographs after 1 year and last follow up

Not for all outcome measures mentioned in methods section, outcomes are (clearly) presented Regardless of the type of osteotomy, patients with a preoperative HVA <30˚ and iMA<15˚ had a statistically significant better correlation of HVA and IMA at 1 and 4.7 years follow-up. In the study subgroup analysis (data not presented) there was no difference between patients younger or older than 50 years according to AOFAS, VAS, ROM, radiographic results, patientsatisfaction and eQ-5D Author conclusion: study showed Lindgren gave better correction of HVA, IMA, IMD, sesamoid position, as well as

Page 102: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

102

Richtlijn Hallux Valgus

Sex: 6% M Preoperative AOFAS I: 42 (16.7) C: 47 (16.5) Preoperative HVA I: 29±5 C:30±6 P=0.2 Preoperative IMA I: 14±2 C: 14±2 P=0.8 Preoperative DMAA I: 15±5 C:15±5 P=0.7 Groups comparable at baseline? yes

HVA at 1 year, mean±sd 15±5 vs. 17±5 p=0.01 At 4.7years: 17±7 vs. 21±7 p=0.01 IMA at 1 year, mean±sd 8±3 vs 10±2 p=0.01 At 4.7 years: 8±3 vs. 10±2 p=0.04 DMAA at 1 year, mean±sd 7.6±4 vs. 10±5 p=0.009 Metatarsal shortening, mm±sd 2.3±1.4 vs. 2.3±1.4 Radiographic narrowing 5.5±1 vs. 5.2±1.2 Complications Delayed union 1 vs. 0 NS No hallux varus, non-union, osteonecrosis undercorrection

fewer patients with postoperative HVA>16 than chevron. But no sign. Differences in clinical outtome. However, both groups showed a loss of HVA correction at final follow up. Lindgren and distal chevron are not recommended for patients with HVA>30 or IMA>15.

Basile, 2000 Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Italy Source of

Inclusion criteria: mild hallux Valgus, 20-55 years, IMA <14˚, HVA<30˚, arthritis, minimum follow up 1 year. Exclusion criteria: prior hallux Valgus

Chevron-modified Akin double osteotomy. A compression screw/staple was used to provide stable internal fixation Postoperative care:

DSTR-modified Akin osteotomy 3 steps: lateral release through first web space; preparation of medial aspects of the MTP joint with excision of medial

Length of follow-up: I: mean 27 months C: mean 24.3 months Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 4 (4 feet) Reasons (describe): not described

Clinical evaluation Overall satisfaction 9 vs. 11 NS Toe mobility No stiffness: 12 vs. 11 NS Noticeable stiffnes: 5 vs. 8 NS Stiffness that impairs: 1

Unclear why 81 patients were recruited for the study, but then only 32 were randomised to procedure (or included) Author conclusion: the

Page 103: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

103

Richtlijn Hallux Valgus

funding: not stated

surgery, osteoarthritis, inflammatory N total at baseline: (feet) 81 Intervention: 14 (22) Control:18 (28) Important prognostic factors2: age ± SD: I: 38.6±6 C:33.6±9 p=0.05 preoperative IMA I: 11.5±2 C: 11.0±2 NS Preoperative HVA I: 22.5±2 C: 24.0±4 NS Tibial sesamoid position: I: 1.5±0.5 C: 1.5±0.5 NS Sex: I: n=2% M C: 1 M Groups comparable at baseline? yes

Gauze wrap dressing changed at weekly intervals for 2wks. Ambulation as tolerated, using postoperative sandal. Passive and active plantar and dorsiflexion exercises of the great toe were encouraged at 2wks postoperative. At 4wks gradual resumption of shoe ware was begun.

eminence and subsequent recontructrion of the joint; modifief Akin osteotomy. Postoperative care: Gauze wrap dressing reinforced with adhesive tape, renewed weekly until 4-6wks after surgery. Ambulation as tolerated 1day after surgery, using postoperative sandal. Then gradual resumption of foorware. Patients were encouraged to begin passive and active range of motion exercises of great toe following period of dressing immobilization.

Control: N (%): 5 (8 feet) Reasons (describe): not described Incomplete outcome data: Not described

vs. 1 NS Radiographic evaluation By standing dorso-plantar radiographs IMA 7.0 vs. 10.0 Mean correction 4.5±1 vs. 1±0.5 p<0.01 HVA 12.5 vs. 17.0 Mean correction: 10±3 vs. 7±2 p<0.01 Passive ROM 55 dors/30plant vs. 50dors/32plant Sesamoid position 0.5 vs. 1 Mean correction: 1±5 vs. 0.5±0.5 p<0.01 Complications Malunion: 1 vs. 0 Transfer metatarsalgia: 1 vs. 0 Neuropathy: 0 vs. 1

authors do not advocate adding akin osteotomy to chevron osteotomy for all cases of mild hallux Valgus. It is most useful for thos cases that have persistand lateral deviation and/or pronation and/or excessive length of hallux after chevron osteotomy has been performed. For mild hallux Valgus deformity chevron modified akin double osteotomy and DSTR-modified Akin osteotomy both gave equally satisfactory results, however chevron akin resulted in greater correction of IMA, HVA and TSP.

Proximale chevron versus distale chevron

Park, 2013 Type of study: Inclusion criteria: Proximal metatarsal Distal metatarsal Length of follow-up: I (60) vs. C (60) Comparing results

Page 104: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

104

Richtlijn Hallux Valgus

RCT Setting: Hospital Country: Korea Source of funding: none stated

Painful unilateral hallux valgus, difficulty wearing shoes, no history of hallux valgus surgery, HVA≥40˚ or first-second IMA≥17˚, failed non-operative management. Exclusion criteria: post-traumatic hallux valgus, radiological evidence of substantial degenerative arthritis of MTP1, severe instability of fist tarsometatarsal joint (displacement 8-10mm without firm endpoint) N total at baseline: 120 Intervention: 60 Control: 60 Important prognostic factors: age (range): I: 54 (33-70) C: 39 (24-54) Sex: I: 0% M

Chevron osteotomy + distal soft tissue procedure (dorsal web approach between first and second metatarsals) Fixation: two medially placed 1.6 k-wires. Postoperative care: Dressing (changed weekly for 2wks), then sutures were removed. Elastic bandage. Patients were allowed walking after surgery wearing protective shoe (weight through heel and outer aspect of the foot). Early active and passive metatarsophalangeal stretching was encouraged. K-wires were usually removed in outpatient at 6-8wks.

Chevron + distal soft tissue procedure (dorsal web approach between first and second metatarsals) Fixation: two medially placed 1.4mm k-wires. Postoperative care: Dressing (changed weekly for 2wks), then sutures were removed. Elastic bandage. Patients were allowed walking after surgery wearing protective shoe (weight through heel and outer aspect of the foot). Early active and passive metatarsophalangeal stretching was encouraged. K-wires were usually removed in outpatient at 6-8wks.

I: 39 months (range 24-54) C: 39 months (range 24-52) Loss-to-follow-up: Intervention: N (%): 4 Reasons (describe): adequate documentation of follow-up was not available Control: N (%): 6 Reasons (describe): adequate documentation of follow-up was not available Incomplete outcome data: -

Clinical evaluation AOFAS 91.9±5.6 vs. 92.7±7.1 p=0.373 Satisfaction Very satisfied: 30(53%) vs. 30(55%) Satisfied: 23 (41%) vs. 22 (41%) Improved: 1(2%) vs. 1 (2%) Dissatisfied: 2 (4%) vs. 1 (2%) Radiographic evaluation By anteroposterior and lateral weight-bearing radiographs Mean HVA±sd 12.2±6.9 vs. 12.9±7.3 p=0.376 Mean IMA±sd: 7.7±3.9 vs. 8.3±3.4 p=0.105 Mean DMAA±sd: 3.0±1.5 vs. 3.6±2.1 p=0.513 Mean Tibial sesamoid position±sd: 1.4±0.6 vs. 1.5±0.6 p=0.145

according to patients age <50 vs. >50years, no differences between outcomes in groups were seen. Author conclusion: Results showed clinical and radiological outcomes of proximal and distal chevron for severe HV deformities were comparable both providing significant improvement and high levels of satisfaction in the patients. The amount of correction is likely to be greater with proximal chevron osteotomy but distal chevron osteotomy with a supplementary distal soft tissue procedure was as effective as proximal osteotomy with a distal soft-tissue procedure for the correction of severe hallux valgus deformities.

Page 105: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

105

Richtlijn Hallux Valgus

C: 0% M Preoperative AOFAS, mean±sd I: 54.0±11.9 C: 56.6±11.8 Mean HVA±sd: I: 41.0±7.2 C: 39.9±7.6 P=0.175 Mean IMA±sd: I: 18.8±3.2 C: 18.0±2.9 P=0.634 Mean DMAA±sd I: 11.2±5.0 C: 10.7±5.3 P=0.634 Tibial sesamoid position±sd I: 3.0±0.3 C: 3.0±0.5 P=0.981 Groups comparable at baseline? yes

Complications Metatarsophalangeal joint stiffness: 2 vs. 4 Recurrent HV: 1 vs. 1 Hallux varus: 2 vs. 0 Superficial infection: 0 vs. 1 Avascular necrosis, delayed union/non-union, short hallux, displacement after fixation, deep infection, MTP1 arthrosis: 0 vs. 0 Total incidence: p=0.693

Notes: 5. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between

treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures

6. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders] 5 7. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls 8. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

Page 106: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

106

Richtlijn Hallux Valgus

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Study reference (first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6 (unlikely/likely/unclear)

Easley, 1996

Randomized per patient (no further description)

Unclear Unlikely1 Unlikely2 Unclear Unlikely Unlikely Unlikely

Deenik, 2008

Inclusion by a computer generated randomisation scheme.

Unlikely Unlikely1 Unlikely2 Unlikely Unlikely Unlikely Unlikely3

Deenik, 2008

Inclusion by a computer generated randomisation scheme.

Unlikely Unlikely1 Unlikely2 Unlikely Unlikely Unlikely Unlikely

Klosok, 1993

Randomised (computer generated list ; patients, not feet)

Unlikely Unlikely1 Unlikely2 Unclear (not blinded)

Unlikely Likely (high loss to follow up)

Unlikely

Resch, 1993

Randomised (patients, not feet; no further description)

Unlikely Unclear (not described)

Unclear (not blinded)

Unclear (not blinded)

Unlikely Unclear (not described which group patients were in, no analysis of cases lost to follow up)

Unlikely

Robinson, 2009

Not randomised (consecutive patients because of preferred operative technique)

Unlikely (no randomisation, but because consecutive patients were selected

Unclear Unclear Unclear Unlikely Unlikely Unlikely

Page 107: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

107

Richtlijn Hallux Valgus

bias is unlikely)

Faber, 2004

Sealed envelopes (feet, not patients were randomised)

Unlikely Unlikely1 Unlikely Unlikely (blinded) Unlikely Unlikely Unlikely

Faber, 2013

Sealed envelopes (feet, not patients were randomised)

Unlikely Unlikely1 Unlikely Unlikely (blinded) Unlikely Unlikely Unlikely

Lechler, 2012

Randomized per patient (no further description)

Unclear Unlikely1 Unlikely2 Unclear Unlikely Likely Unlikely

Lee, 2010 Alternatively, randomisation unclear

Unclear Unlikely (likely for outcome cosmetic appearance)

Unlikely 2 Unlikely (blinded) Unlikely Unlikely Unlikely

Saro, 2007

Randomised by opening sealed unmarked envelopes

Unlikely Unlikely1 Unlikely 2 Unlikely (blinded) Unclear5 Unlikely Unclear4

Basile, 2000

Alternation Unclear Unlikely 1 Unclear Unclear Unlikely Likely6 Unlikely

Park, 2013 Allocation of their position on the operation registration list (even and odd numbers)

Unclear Unlikely1 Unlikely 2 Unlikely Unlikely Unlikely Unlikely

Resch, 1994

Closed envelope method

Unlikely Unlikely1 Unlikely 2 Unclear Unclear5 Unlikely Unlikely

1) Not blinded, but because outcome measures were objective, and preference for one technique is not expected bias is unlikely 2) Not blinded, but influence on outcome measures is unlikely 3) Three cases were excluded after scarf osteotomy and one after chevron because patients did not have surgery to the study protocol. 4) One patients had recurrence of the deformity and required revision procedure, only preoperative data are included (no ITT). 5 5) Not all data on outcome measures mentioned in methods (and discussion) section are presented. 6) High loss to follow up, for reasons not stated

Page 108: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

108

Richtlijn Hallux Valgus

5.2 Wat is de effectiviteit en veiligheid van de “minimaal invasieve techniek”? Inleiding De laatste jaren is er in toenemende mate een interesse voor minimaal invasieve chirurgische technieken binnen de orthopedie. Ook bij hallux valgus chirurgie wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van minimaal invasieve technieken. De effectiviteit en veiligheid van deze techniek zijn echter nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen. In Zuid Europa wordt in een aantal klinieken de hallux valgus door middel van een percutane bunionectomie al dan niet in combinatie met een mediale gesloten wig osteotomie van de basis falanx (een Akin osteotomie) behandeld. De laatstgenoemde techniek wordt wegens gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing in Nederland niet meer vergoed door de ziekenkostenverzekeraars (College voor zorgverzekeringen, 2011). Bij minimaal invasieve technieken in het algemeen blijkt meer kans te bestaan op zenuw- en vasculaire schade dan bij een open techniek (Perez-Cruet, 2002; Spaans, 2012). Zoeken en selecteren De werkgroep acht de mate van hallux valgus correctie, pijn, recidief en complicaties voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en patiënttevredenheid een voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaat. De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de NICE guidance gebruikte definities. Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er uit gegaan van de NICE richtlijn die in 2010 werd gepubliceerd over chirurgische correctie van hallux valgus met minimaal invasieve technieken. Voor de NICE richtlijn werd in de databases Medline (OVID), Embase en Cochrane met relevante zoektermen gezocht naar klinische studies naar chirurgische behandeling van hallux valgus met minimaal invasieve technieken. De search werd uitgevoerd in juli 2009. Voor de zoekverantwoording wordt verwezen naar de NICE richtlijn en bijlagen. Studies werden geïncludeerd indien zij voldeden aan de volgende inclusiecriteria: klinische studies, voldoende datapresentatie, patiënten met hallux valgus, uitkomstmaten effectiviteit en veiligheid en gepubliceerd in het Engels. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 10 case series geïncludeerd. Additioneel werd in de search die is beschreven in de module chirurgische technieken (tot september 2013) gezocht naar recente systematische reviews en vergelijkende studies. De zoektermen staan beschreven in de module chirurgische technieken van deze richtlijn. Er werden twee systematische reviews en twee RCT’s gevonden. Na raadpleging van de reviews werd geconcludeerd dat deze geen hogere bewijskracht hebben (er werden geen vergelijkende studies werden geïncludeerd) en aansluiten bij de conclusies van de NICE guidance. Deze reviews werden daarom niet geïncludeerd. De twee additionele gerandomiseerde studies zijn toegevoegd aan de literatuuranalyse (Radwan, 2012; Giannini, 2013). In de NICE-richtlijn werden tien case series opgenomen in de literatuuranalyse. De evidence tabellen hiervan kunt u vinden in de originele NICE richtlijn (NICE, 2010). De conclusies uit de literatuur zijn voor deze module overgenomen en aangevuld met de nieuwere studies.

Page 109: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

109

Richtlijn Hallux Valgus

Samenvatting literatuur In totaal werden in de NICE richtlijn 755 patiënten (1018 voeten) in 10 case series beschreven. Voor de karakteristieken van de individuele studies wordt verwezen naar de NICE richtlijn (NICE, 2010). In de studie van Radwan werden 31 voeten geopereerd met percutane distale metatarsale osteotomie en 33 voeten met distale Chevron osteotomie. De follow-up duur was 12 maanden. In de studie van Gianninni werden 10 patiënten met bilaterale hallux valgus aan twee voeten geopereerd: de ene voet met de SERI techniek en de andere voet met Scarf osteotomie. De follow-up duur in deze studie was 7 jaar. Radiologische resultaten Case series van 204, 83, 15 en 13 patiënten rapporteerden een postoperatieve vermindering van de preoperatieve gemiddelde hallux valgus hoek van 26 tot 7.5˚ (p<0.05), 33 tot 14˚ (p<0.05); 32 tpt 14.1˚ (p=0.04) en 25 tot 5˚ en 12˚ (2e follow up, p<0. 0001) resp. Case series van 82 en 31 patiënten rapporteerden gemiddelde HVA correcties van 17.8˚ (p<0.05) en 11.8˚ (p<0.001) respectievelijk. Er waren corresponderende verbeteringen in andere radiografische maten van hallux valgus en sesambeentjes positie. In de studie van Radwan werd geen significant verschil gevonden in het verschil (preoperatief versus postoperatief) van de hallux valgus hoek (14.41±3.45 vs 13.13 ±2.99, P=0.13), en IMA (I:4.80 ±2.06 vs. 3.90 1.64, p=0.08) na MIS en chevron osteotomie (Radwan, 2012). In de studie van Giannini werden de resultaten 7 jaar na de ingreep beschreven. Er waren geen statistisch significante verschillen na MIS en Scarf (HVA 21.8 ± 4.1 vs. 20.1 ± 3.6; IMA 6.8 ± 4.3 vs. 8.3 ± 3.4; DMAA 15.9 ± 5.4 vs. 15.0 ± 7.5) (Giannini, 2013). Klinische resultaten Een case serie van 204 patiënten (301 voeten) rapporteerde dat 84.3% (70/83) van de patiënten die gereageerd had op de survey geen postoperatieve pijn had, 8.4% (7/83) had minder pijn en 1.2% (1/83) had meer pijn. Er werd in de studie niet duidelijk beschreven wanneer de vragenlijsten werden afgenomen. Case series van 83, 82 en 31 patiënten rapporteerden een gemiddelde postoperatieve AOFAS (maximale score 40, waar hoge score weinig pijn indiceert) van 37 (sd 6.0), 36.3 (sd 6.2) en 35.7 (sd 5.0) respectievelijk. Een case serie van 64 patiënten (98 voeten) rapporteerde dat 95% (61/64) van de patiënten na een gemiddelde follow up van 8 jaar en 9 maanden geen pijn had. In de studie van Radwan werd de pijn gemeten aan de hand van de pijnscore uit de AOFAS schaal. Het verschil in pijn (preoperatief versus postoperatief) was groter na MIS dan na Chevron osteotomie (21.72 ±10.71 vs. 16.13±9.91, P=0.06). Dit verschil was echter niet statistisch significant (Radwan, 2012). De studie van Giannini vond geen statistisch significante verschillen in de AOFAS score na 2 jaar (89±10 vs. 87±12) en 7 jaar (81.2 ±15.1 vs. 77.6±16.6). Complicaties Recidief: Een case serie van 83 patiënten (94 voeten) rapporteerde recidief van hallux valgus postoperatief in 2.1% van de voeten. Een andere case serie van 83 patiënten (90 voeten) rapporteerde postoperatieve recidief in 2.1% (1/47) van de voeten, in deze studie was 43.4% (36/83) van de patiënten lost to follow-up. Een case serie van 82 patiënten (118 voeten) vond 0.8% (1/118) recidief, beschreven als progressief en gekenmerkt door pijn en ernstige beperkingen voor het lopen. Een case serie van 64 patiënten (98 voeten) rapporteerde recidief

Page 110: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

110

Richtlijn Hallux Valgus

in 1 patiënt die verdere behandeling nodig had. In een case serie van 13 patiënten (follow up gemiddeld 130 dagen) kwam recidief in 38.5% (5/13) van patiënten voor, gedefinieerd als een uiteindelijke hoek van >15˚. Ook voor de uitkomstmaat recidief werden geen vergelijkende studies gevonden. Doordat veel verschillende operatie technieken zijn beschreven die niet goed met elkaar vergelijkbaar zijn, en die verschillende recidief percentages beschrijven is het onduidelijk hoe vaak recidief optreed na minimaal invasieve chirurgie. Omdat de operatie techniek relatief nieuw is, zijn er bovendien ook nog geen lange follow up studies bekend. Osteonecrose werd in een case serie gerapporteerd bij 7.7% (1/13) patiënten. Hallux varus werd in twee studies gerapporteerd in 0.33% (1/301) en 1.1% (1/94) van de voeten. Diepe wondinfectie werd in 3 studies gerapporteerd bij respectievelijk 1.22% (1/82) van de patiënten, en 2.1% (1/47) en 4.1% (4/98)van de voeten. Vertraagde consolidatie werd gerapporteerd in een studie bij 1.32% (4/301) van de voeten. Pseudartrose werd in een studie gerapporteerd bij 7.7% (1/13) patiënten. Stijfheid van het gewricht kwam respectievelijk voor bij 1.1% (1/94), 2.1% (1/47) en 4.3% (2/47) van de patiënten. In de studie van Radwan werden de volgende complicaties gerapporteerd in de MIS versus Chevron groepen: infectie (pin track): 2 (6.9%) vs. 1 (3.2%); Diepe infectie: 0 vs. 0; Mineure wond dehiscentie: 0 vs. 1 (3.2%); limitatie in de dorsale range of motion (<30 ): 2 (6.9%) vs. 3 (6.9%). In de studie van Giannini werden geen complicaties gerapporteerd. De bewijskracht voor alle uitkomstmaten is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (niet vergelijkend onderzoek geïncludeerd in NICE richtlijn, beperkingen in studieopzet van de twee RCT’s), en imprecisie (zeer kleine onderzoekspopulatie). Tevens zijn de technieken die in de verschillende studies werden gebruikt verschillend (met name verschillende visualisatie) waardoor het onduidelijk is in hoeverre de resultaten kunnen worden gegeneraliseerd. Conclusies

Zeer laag GRADE

Minimaal invasieve technieken lijken de hallux-valgushoek voldoende te kunnen reduceren ten opzichte van preoperatief. Het is mogelijk dat de correctie van de hallux valgus hoek niet verschillend is na minimaal invasieve chirurgie en open technieken. Bronnen (NICE, 2010; Radwan, 2012; Giannini, 2013)

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk of minimale invasieve technieken minder pijnlijk zijn in de postoperatieve fase dan de open technieken. Het is mogelijk dat patiënten even veel pijn hebben na minimaal invasieve chirurgie en open technieken. Bronnen (NICE, 2010; Radwan, 2012; Giannini, 2013)

Page 111: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

111

Richtlijn Hallux Valgus

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk hoe vaak complicaties optreden na minimaal invasieve ingreep van de hallux valgus. Er zijn te weinig gegevens van voldoende kwaliteit beschikbaar om een conclusie te trekken over het aantal complicaties na minimaal invasieve technieken in vergelijking met open technieken. Bronnen (NICE, 2010)

Overwegingen Na het uitvoeren van de systematische search voor deze module verschenen een aantal studies. Een van deze studies is een review van Trnka et al., 2013. In deze review werden 21 studies gevonden (met in totaal 2.195 voeten met percutane of arthroscopische hallux valgus chirurgie) (Trnka, 2013). Dit waren echter grotendeels case-series (n=16), drie retrospectief vergelijkende studies en een prospectief vergelijkende studie. De conclusie van de auteurs is dat hoewel klinische rapporten van resultaten van minimaal invasieve technieken tijdens meetings en congressen veel besproken worden er veel minder resultaten worden gepubliceerd in peer-reviewed tijdschriften. Er werden geen gerandomiseerde onderzoeken gevonden, dus conclusies over de vergelijking tussen minimaal invasieve en andere technieken zijn niet te trekken. De auteurs concluderen dat de correctie vergelijkbaar lijkt met open hallux valgus chirurgie. Mogelijke voordeel is kortere duur van de operatie, de een mogelijk nadeel is de mogelijk gereduceerde range of motion. De gerapporteerde complicaties in de studies zijn mogelijk lager dan die in de eigen klinische praktijk omdat de meeste studies worden gepubliceerd door centra die met name minimaal invasieve hallux valgus chirurgie doen (Trnka, 2013). Met de huidige beschikbare minimaal invasieve technieken is met name de ernstige hallux valgus (waar de intermetatarsaal hoek groot is) moeilijk te behandelen. Bij een aantal minimaal invasieve technieken die veel gebruikt worden in zuid Europa wordt geen interne botfixatie gebruikt. Bij een grote intermetatarsaal hoek moet een grote ossale verschuiving plaatsvinden. Een grote ossale verschuiving dient te worden gefixeerd omdat anders de osteotomievlakken gemakkelijk weer in hun oude positie zouden kunnen terugglijden. Er werden geen vergelijkende studies van voldoende kwaliteit gevonden, die de veiligheid en effectiviteit van minimaal invasieve methoden onderbouwen. Daarnaast kwam bij een aantal studies de gerapporteerde correctie van de intermetatarsale hoek niet tot stand door een correctie osteotomie, maar door een ruime resectie van de bunion. In Europa houdt de GRECMIP (Group of Research and Study into Minimally Invasive Surgery of the Foot and Ankle) zich bezig met de wetenschappelijke onderbouwing van minimaal invasieve technieken in voet- en enkelchirurgie De missie van de GRECMIP, samengesteld uit orthopedisch chirurgen die de resultaten van minimaal-invasieve technieken in voet en enkel verzamelen, evalueren en valideren, is om de morbiditeit ten gevolge van deze chirurgische techniek te verminderen, en nieuwe, gevalideerde methoden zoals arthroscopische benaderingen, en percutane chirurgie te ontwikkelen. Er zijn de laatste jaren veel verschillende minimaal invasieve technieken voor hallux valgus chirurgie ontwikkeld. De werkgroep beschouwt de minimaal invasieve procedures als een nieuwe procedure waarvan de effectiviteit en veiligheid nog onduidelijk is. Omdat er nog weinig wetenschappelijke resultaten bekend zijn over deze techniek, en het derhalve een nieuwe techniek betreft, kan deze volgens de huidige NOV richtlijnen, en de “leidraad Nieuwe Interventies in de Klinische

Page 112: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

112

Richtlijn Hallux Valgus

Praktijk” alleen in onderzoeksverband gebruikt en getest worden (Orde van Medisch Specialisten, 2014). Aanbevelingen

Aangezien nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar minimaal invasieve technieken voor de correctie van hallux valgus, dient deze techniek vooralsnog alleen gebruikt worden in onderzoeksverband.

Er wordt geadviseerd om ten minste de GRECMIP cursus te volgen en af te ronden voordat de operateur de techniek volgens boven beschreven voorwaarden in de praktijk gaat toepassen.

Literatuur College voor zorgverzekeringen, adviesaanvraag Zvw “minimally invasive surgery bij hallux valgus voldoet niet aan de stand

van de wetenschap en praktijk” Augustus 2011. National Institute for health and Clinical Excellence. Interventional procedure overview of surgical correction of hallux

valgus using minimal access techniques. NICE guidance 2010; x:1-26. Perez-Cruet MJ, Fessler RG, Perin NI. Review: complications of minimally invasive spinal surgery. Neurosurgery 2002;51:26-

36. Spaans AJ, Hout van JAAM, Bolder SBT. High complication rate in the early experience of minimally invasive total hip

arthroplasty by the direct anterior approach. Acta Orthoped 2012;83(4):342-346. Trnka H, Krenn S, Reinhard S Minimally invasive hallux valgus surgery: a critical review of the evidence. International

Orthopaedics (SICOT) (2013) 37:1731–1735 Radwan YA, Mansour AM. Percutaneous distal metatarsal osteotomy versus distal chevron osteotomy for correction of

mild-to-moderate hallux valgus deformity. Archives of Orthopaedic & Trauma Surgery 2012 Nov;132(11):1539-46. Giannini S, Cavallo M, Faldini C, Luciani D, Vannini F. The SERI distal metatarsal osteotomy and Scarf osteotomy provide

similar correction of hallux valgus. Clinical Orthopaedics & Related Research 2013 Jul;471(7):2305-11. Orde van Medisch Specialisten (OMS), Zorginstituut Nederland en Kennisinstituut van Medisch Specialisten. Leidraad Nieuwe Interventies in de Klinische Praktijk. © Kennisinstituut van Medisch Specialisten. Oktober 2014

Zoekverantwoording Zie de zoekverantwoording bij hoofdstuk 5.1 van deze richtlijn.

Page 113: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

113

Richtlijn Hallux Valgus

Evidence tabellen Study reference

Study characteristics Patient characteristics 2

Intervention (I) Comparison / control (C) 3

Follow-up Outcome measures

and effect size 4 Comments

NICE, 2010 See full study (and evidence tables) for characteristics and outcomes.

Radwan, 2012 Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Egypt Source of funding: not stated

Inclusion criteria: mild-to moderate symptomatic hallux valgus refractory to conservative treatment (HVA\37_ and IMA\20_) were included in this comparative study. On physical examination, the deformity could be fully corrected by painless manual pulling of the great toe. Exclusion criteria: rheumatoid arthritis, failed previous hallux valgus surgery, severe foot and ankle deformities, generalized joint laxity, hypermobility of the first metatarso-cuneiform joint, neuromuscular disorders, and severe osteoarthritis of the MTP. N total at baseline: Intervention: 31 feet Control: 33 feet

Percutaneous distal metatarsal osteotomy. The technique used was a modification of the techniques described by Bosch et al. and Magnan et al. Surgeries under fluoroscopic guidance and a pneumatic tourniquet was maintained on the thigh. Lateral release was not performed in any case. Postoperative compression dressing and elastic bandage after insertion of a suitable spacer in the first web space. Changing dressing was done on the second postoperative day and the foot was protected in a posterior slab for 2 weeks during which the patients were mobilized nonweight- bearing. After 2 wks, sutures removed , below-knee walking cast was applied, as we were concerned about patient co-operation and compliance

Distal chevron osteotomy Surgeries under fluoroscopic guidance and a pneumatic tourniquet was maintained on the thigh. Lateral release was not performed in any case. Postoperative compression dressing and elastic bandage after insertion of a suitable spacer in the first web space. Changing dressing was done on the second postoperative day and the foot was protected in a posterior slab for 2 weeks during which the patients were mobilized nonweight- bearing. After 2 wks, sutures removed , below-knee walking cast was applied, as we were concerned about patient co-operation and compliance In the chevron group, active and passive range-of-motion exercises of the MTP joint were advocated taking particular care to obtain full dorsiflexion within 4 weeks.

Length of follow-up: 12 months Loss-to-follow-up: Not stated Incomplete outcome data: Not stated

I vs. C Pain (Pain score of AOFAS scale, difference): I: 21.72 ±10.71 C: 16.13±9.91 P=0.06 HVA (difference) I: 14.41±3.45 C: 13.13 ±2.99 P=0.13 IMA (difference) I:4.80 ±2.06 C: 3.90 1.64 P=0.08 Sesamoid position median (inter-quartile) (difference) I:1 (1–1) C: 1 (0–1) P=0.09 ROM (postoperative) I: 77.4 ±19.12 C:78.55±21.57 P=0.83 Satisfactied n(%) (with cosmetic results): I: 26/29 (89.6) C: 20/31 (64.5) P=0.03

This study has shown that percutaneous distal metatarsal osteotomy is an effective and reliable method for correction of a mild-to-moderate hallux valgus deformity. This minimally invasive procedure gives good cosmetic and radiological results, with low morbidity and complications.

Page 114: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

114

Richtlijn Hallux Valgus

Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 32.7 (7.4) C: 35.7 (6.9) Sex (f/m): I: 25/4 C:28/3 P=0.70 Groups comparable at baseline? yes

Complications Pin track infection 2 (6.9) vs. 1 (3.2) Deep infection: 0 vs. 0 Minor wound dehiscence 0 vs. 1 (3.2) Limitation of dorsal range of motion

<30 : 2 (6.9%) vs. 3 (6.9%) P=0.99

Giannini, 2013 Type of study: RCT Setting: Hospital Country:Italy Source of funding: none

Inclusion criteria: 20-70 years, bilateral hallux valgus similar in severity in both Feet, pain and difficulty wearing shoes, no benefit from conservative treatments. Exclusion criteria: rheumatoid arthritis or other inflammatory diseases, previous hallux valgus surgery that failed, interphalangeal hallux valgus symptomatic or radiographic evidence of arthritis of the MTP joint, or associated deformities in other joints of the

SERI, a 1-cm medial incision is made just proximal to the medial eminence through the skin and subcutaneous tissue, down to the bone. local or block anesthesia, while in the supine position, and under tourniquet control. The foot is kept externally rotated with its lateral edge on the operating table. Manual stretching of the adductor hallucis is performed forcing the big toe into a varus position. Postoperative care was similar in both groups and consisted of a gauze bandage, with ambulation being allowed immediately using talus shoes for 30 days. After 1 month, comfortable normal shoes, cycling, and swimming were advised.

For the Scarf osteotomy, a 3-cm medial incision is made from the medial eminence to the base of first ray through the skin and subcutaneous tissue. The Z osteotomy is performed using a standard pneumatic saw. local or block anesthesia, while in the supine position, and under tourniquet control. The foot is kept externally rotated with its lateral edge on the operating table. Manual stretching of the adductor hallucis is performed forcing the big toe into a varus position. Postoperative care was similar in both groups and consisted of a gauze bandage, with ambulation being allowed immediately using talus shoes for 30 days. After 1 month, comfortable normal shoes, cycling, and swimming were

Length of follow-up: 24 months postoperatively, and at final followup 7 years Loss-to-follow-up: none Incomplete outcome data: none

I vs. C AOFAS at 2yrs 89±10 vs. 87±12 At 7 years 81.2 ±15.1 vs. 77.6±16.6 Improvement (7yrs vs. Preoperative): 29.6±22.3 vs. 30.7±15.7 *Scores were not compared between groups. Radiographic measurements HVA (at 7 yrs) 21.8 ± 4.1 vs. 20.1 ± 3.6 IMA (at 7 yrs) 6.8 ± 4.3 vs. 8.3 ± 3.4 DMAA (at 7 yrs)

Our study confirmed that the Scarf and SERI osteotomies are effective for correction of hallux valgus and provided similar results with time, in line with other prospective and retrospective case series in the literature [1, 13]. However the SERI, performed with a minimal skin incision and less surgical time, fixed with a less expensive device (one K wire), resulted in greater patient satisfaction and may be preferable

Page 115: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

115

Richtlijn Hallux Valgus

foot. None of the patients had preexisting transfer lesions or first-ray hypermobility. N total at baseline: Intervention: 10 feet Control: 10 feet Important prognostic factors2: For example age ± SD:

53 ± 11 years

Sex (m/f): I: 20/0 Preoperative HVA: I: 35.8_ ± 3.5 C: 35.5_ ± 4.7 Preoperatieve IMA I: 16.1 ± 3.9 C: 16.1o ±3.8 Preoperative DMAA I: 21.7 ± 5.5 C: 21.7± 8.4 Groups comparable at baseline? yes (feet randomized, not patients)

advised. 15.9 ± 5.4 vs. 15.0 ± 7.5 Complications No intraoperative or postoperative complications were found; in particular, no pin tract infections, nerve injury, or avascular necrosis of the first metatarsal head was recorded. All osteotomies had healed properly by the 6 months radiographic control

Research question: Wat is de effectiviteit van conservatieve behandeling?

Page 116: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

116

Richtlijn Hallux Valgus

Study reference (first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6 (unlikely/likely/unclear)

Radwan, 2012

randomized computer list

unlikely Unclear (not blinded)

Unclear (not blinded)

Unclear (not blinded)

Unlikely Unlikely Unlikely

Giannini, 2013

randomly generated list

unlikely Unclear (not blinded)

Unclear (not blinded)

Unclear (not blinded)

Unclear (not all stated outcomes are reported on in results section)

unlikely unlikely

7. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.

8. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules.

9. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.

10. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.

11. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear

12. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

Page 117: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

117

Richtlijn Hallux Valgus

5.3 Wat is de effectiviteit (pijn (scores), bijwerkingen, ontslagtijd, kosten, patiënttevredenheid, opioid consumptie)) van zenuwblokkade versus spinale anesthesie en algehele anesthesie bij chirurgische ingreep van hallux valgus? Inleiding Chirurgie aan de voet en enkel wordt vaak poliklinisch of in dagbehandeling toegepast. Een ideale anesthesie van deze procedures leidt daarom voor een snel herstel van de patiënt, behoeft zo min mogelijk zorg op de post-anesthesie unit, en maakt een vroeg ontslag uit het ziekenhuis mogelijk. Het moet echter ook zorgen voor betrouwbare postoperatieve analgesie, vooral omdat ingrepen aan de voet er om bekend staan matig- tot ernstige pijn te veroorzaken (Adam, 2012). In de praktijk wordt meestal een zenuwblokkade (n.poplitea) uitgevoerd, meestal in combinatie met algehele anesthesie of spinaal anesthesie ter bestrijding van de pijn die optreedt na aanleggen van bloedleegte rond boven- of onderbeen. Het is de vraag of het verantwoord is patiënten na poplitea blokkade te ontslaan uit het ziekenhuis, vooral (oudere) patiënten die moeilijkheden hebben met het lopen (op krukken). Doordat de proprioceptie en beschermende pijn-reflex afwezig zijn lopen patiënten risico op vallen, trauma, problemen met lopen en beschadiging van de voet op de plaats van de ingreep. Zenuwblokkade via infiltratie-anesthesie of via zenuwblokkade (enkelblok) worden in enkele klinieken, vooral in het buitenland uitgevoerd. Daarbij blijft het probleem van pijn door de bloedleegte band om het bovenbeen, dat opgelost kan worden door de band om het onderbeen aan te leggen. Omdat het enkelblok in Nederland toegepast wordt, wordt ook deze blokkade beschreven. Het doel van deze module is om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor anesthesie bij de chirurgische ingreep van hallux valgus, en de indicatie voor de verschillende opties. De mogelijkheden voor pijnstilling tijdens hallux valgus chirurgie zijn: ­ Perifere zenuwblokkade: poplitea- met saphenus- of femoralisblokkade, al of niet in

combinatie met sedatie

­ Perifere zenuwblokkade (popliteablokkade) met algehele anesthesie

­ Perifere zenuwblokkade (popliteablokkade) met spinale anesthesie

­ Perifere zenuwblokkade: enkel blok al dan niet in combinatie met algehele anesthesie of

spinale anesthesie;

­ blokkade ter hoogte van de middenvoet (midvoetblok);

­ spinale anesthesie;

­ algehele anesthesie.

Zoeken en selecteren Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling(en): Wat is de effectiviteit (pijn, bijwerkingen, vallen, ontslagtijd, kosten, patiënttevredenheid, opioid consumptie) van zenuwblokkade en enkel- en midvoetblokkade versus spinale anesthesie en algehele anesthesie bij chirurgische ingreep van hallux valgus?

Page 118: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

118

Richtlijn Hallux Valgus

Relevante uitkomstmaten De werkgroep achtte pijnscores, bijwerkingen en patiënt tevredenheid) voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en opioid consumptie en ontslagtijd voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten. De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities. De werkgroep definieerde een verschil van VAS (NRS) > 2 als een klinisch relevant verschil. Zoeken en selecteren (Methode) In de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane is met relevante zoektermen voor de periode van 2000 tot mei 2014 gezocht naar vergelijkend onderzoek naar anesthesie bij hallux valgus chirurgie in het Nederlands en Engels. De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage. De literatuurzoekactie leverde 151 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: gerandomiseerd vergelijkend onderzoek, vergelijking van twee methoden, voldoende data presentatie met minimaal een van de volgende uitkomstmaten: pijn (scores), bijwerkingen, vallen, ontslagtijd, kosten, patiënt tevredenheid en opioid consumptie. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 21 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 12 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel), en 9 studies definitief geselecteerdenopgenomen in de literatuuranalyse. De evidencetabellen hiervan en beoordeling van individuele studiekwaliteit kunt u in bijlage vinden. Samenvatting literatuur Er werden in de literatuur verschillende vergelijkingen gevonden: - algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok;

- algehele anesthesie versus algehele anesthesie met continue popliteablokkade;

- algehele anesthesie / spinale anesthesie versus enkelblok;

- spinale anesthesie versus popliteablokkade;

- midvoetblok versus popliteablokkade;

Voor andere vergelijkingen werden geen studies van voldoende kwaliteit gevonden. De vergelijkingen worden hier onder apart uitgewerkt. Algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok Er werden twee studies gevonden waarin algehele anesthesie met en zonder enkelblok worden vergeleken (Clough, 2003; Turan, 2007). In de studie van Clough werden patiënten die unilaterale benige voorvoetchirurgie ondergingen met ASA klasse 1 of 2 geïncludeerd. Patiënten die alleen een soft-tissue procedure ondergingen werden geëxcludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd voor algehele anesthesie (n=21) met algehele anesthesie in combinatie met een enkelblok(n=21) met isobare bupivacaine 0,5%, in totaal 20ml. Drie zenuwen (n. peroneus superficialis, n. peroneus profundus en n. tibialis posterior) werden geblokkeerd. De patiënten werden twee dagen gevolgd. In de studie van Turan werden patiënten die hallux valgus chirurgie ondergingen, ASA klasse 1 of 2 geïncludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd in een van drie groepen: algehele anesthesie met enkelblok met 15 ml levobupivacaïne 0,25%; algehele anesthesie met enkelblok met 15 ml lidocaïne 1% en algehele anesthesie met placebo. Postoperatief kregen patiënten een dosis etoricoxib 120mg en 30mg/kg paracetamol. Patiënten werden 24 uur gevolgd.

Page 119: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

119

Richtlijn Hallux Valgus

Pijn In de studie van Clough worden verschillende pijn gerelateerde uitkomstmaten gerapporteerd. De pijn score was een verbale pijnscore (VRS; 1=geen pijn tot 10=ernstige pijn). In de eerste nacht hadden patiënten na algehele anesthesie plus enkelblok een mediane pijnscore van 4, en na algehele anesthesie van 5 (p=0.32). Ook de eerste (5 vs. 5, p=0.46) en tweede dag (4 vs. 4, p=0.24) waren er geen significante verschillen in de pijnscores. Ook de totale consumptie van analgesie is niet verschillend na een van beide methoden (gemiddeld aantal tabletten: 8.4±3.0 vs. 9.9±2.9 p=0.12). Wel rapporteert deze studie een significant verschil in de tijd vanaf de operatie dat patiënten voor het eerst pijn beleven: na algehele anesthesie plus enkel blok is dit gemiddeld na 12±5.5 uur, in vergelijking met 7.0±5.2 uur na alleen algehele anesthesie (p=0.002) (Clough, 2003). Van belang is wel te vermelden dat de toediening van intra-operatieve opioiden door de anesthesist (die niet geblindeerd was) verschillend was: patiënten in de controlegroep ontvingen meer opioiden. Dit heeft mogelijk de tijd tot eerste pijn in de controlegroep verlengd. Dit verandert niet de richting van het verschil (het verschil zou mogelijk juist groter zijn), maar levert mogelijk wel een verklaring waarom de tijd tot eerste pijn in de controlegroep langer is dan op basis van andere studies/literatuur te verwachten is. In de studie van Turan werd de pijnscore gerapporteerd (geen pijn, een beetje pijn, ernstige pijn). In de studie worden de resultaten alleen in een figuur gerepresenteerd, en wordt in de tekst gerapporteerd dat er geen significante verschillen waren in de pijnscores tussen de drie groepen op de avond na chirurgie, en de ochtend en middag van de eerste postoperatieve dag. Tevens wordt in deze studie het aantal patiënten dat geen escape medicatie (pijnstilling) nodig had: na bupivacaïne hadden 21 patiënten, na lidocaïne negen patiënten en na placebo 13 patiënten geen escape medicatie nodig. De verschillen tussen de twee enkelblok groepen en de placebo/controlegroep waren niet statistisch significant (Turan, 2007). Complicaties In de studie van Clough werden chirurgische of anesthesiologische complicaties (postoperatieve misselijkheid en braken) gerapporteerd. Een patiënt had perifere zenuwschade (mogelijk secundair aan de toediening van de enkel blok of druk van het gips) na enkel blokkade. Er werden geen andere complicaties gerapporteerd. In de studie van Turan wordt vermeld dat er geen complicaties of adverse events gerapporteerd werden tijdens de follow up periode. Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid werd in de studie van Clough (n=42) gerapporteerd (1=patiënt zou procedure opnieuw ondergaan, 4= zou de procedure niet opnieuw ondergaan). Er was geen statistisch significant verschil tussen de beide groepen (mediaan 1 vs. 1, p=0.24). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten vallen en kosten werden in geen van de studies gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijn is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de studieopzet (onduidelijke procedure van randomisatie, geen blindering) en verschillen in de interventies (indirectheid) die werden onderzocht in de studies. De uitkomstmaten complicaties en patiënttevredenheid zijn met drie niveaus verlaagd naar zeer laag gezien beperkingen in de studieopzet en het lage aantal patiënten/events.

Page 120: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

120

Richtlijn Hallux Valgus

Conclusies

Matig GRADE

Het is waarschijnlijk dat patiënten kort na de operatie vergelijkbare pijn hebben na algehele anesthesie en algehele anesthesie in combinatie met een enkelblok. Het is mogelijk dat patiënten na alleen algehele anesthesie minder lang pijnvrij zijn na de operatie. Bronnen (Clough, 2003; Turan, 2007)

Laag GRADE

Er zijn te weinig gegevens om een conclusie te trekken over het voorkomen van complicaties na algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok. Bronnen (Clough, 2003; Turan, 2007)

Laag GRADE

De patiënttevredenheid lijkt na algehele anesthesie en algehele anesthesie plus enkel blok gelijk. Bronnen (Clough, 2003)

Anesthesie versus anesthesie met continue popliteablokkade Er werden twee studies gevonden waarin algehele anesthesie (White, 2003) en spinale anesthesie (Zaric, 2004) werden vergeleken met algehele anesthesie in combinatie met een continue popliteablokkade (White, 2003; Zaric, 2004). Voor de continue blokkade werd een (epidurale) katheter ingebracht. In de studie van White werden patiënten die voorvoetchirurgie of enkelchirurgie ondergingen geïncludeerd. In totaal kregen alle patiënten 30ml 0.25% bupivacaine toegediend. Patiënten werden gerandomiseerd in een interventiegroep (n=10 ) en controle/placebo groep (n=10). Beide groepen ontvingen algehele anesthesie, deze bestond uit intraveneuze toediening van propofol 1.75-2.5mg/kg en fentanyl 0.75-1.5µg/kg. Additionele fentanyl werd toegediend wanneer nodig. In de interventiegroep kregen patiënten 30ml 0.25% racemisch bupivacaïne toegediend, en in de eerste 48 uur na de operatie middels een elastomeerpomp een continue toediening van 5 ml 0.25% bupivacaïne per uur. In de controlegroep hadden de patiënten ook een elastomeer pomp, maar werd 0.9% fysiologisch zout toegediend tijdens de eerste 48 uur. Patiënten met ernstige pijn (VRS>6) kregen op de PACU morfine; een PCA (patient controlled anesthesie) morfinepomp werd gestart (bolus doses 1 tot 2 mg, 5 tot 10 minuten lock out interval). Patiënten werden uit het ziekenhuis ontslagen als er sprake was van voldoende controle van de pijn met orale pijnstillers, en als patiënten mobiel waren zonder gebruik van krukken. Patiënten konden zelf de katheter verwijderen wanneer het reservoir leeg was. De follow-up duur van deze studie was één week (White, 2003). In de studie van Zaric werden patiënten met ASA klasse 1 of 2 die electieve voetchirurgie ondergingen onder spinale anesthesie gerandomiseerd voor de interventie (n=30) of controle (n=30). De spinale anesthesie bestond uit lidocaïne 2%, 2.5 tot 3.5 ml. Direct na de operatie werden op de PACU de n.ischiadicus (poplitea) en n.saphenus geblokkeerd. Een bolus van 30ml

Page 121: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

121

Richtlijn Hallux Valgus

ropivacaïne 0,5%werd gegeven; de n.saphenus werd geblokkeerd met 10ml ropivacaïne 0,75%). Een (18g epidurale) katheter werd ingebracht. De katheter werd verbonden aan een elastomeerpomp met een inhoud van 275ml en een gefixeerde toediening van 5ml/h. In de interventiegroep kregen patiënten 2mg/ml ropivacaïne toegediend tot het reservoir leeg was. In de controlegroep kregen patiënten fysiologisch zout toegediend. Patiënten werden drie dagen gevolgd (Zaric, 2004). Pijn Pijn werd in de studie van White gemeten met een VRS (Verbal Rating Scale) (0=geen pijn en 10=ergst voorstelbare pijn). De maximale pijnscore tijdens ziekenhuis verblijf was significant lager na continue toediening van bupivacaïne dan na placebo (mediaan 4 vs. 8, p<0.05). De maximale pijnscore na ontslag (binnen 1 week) was tevens lager in de interventiegroep dan in de controlegroep (mediaan 2.5 vs. 7.5, p<0.05). In de studie van Zaric werd de pijn gemeten aan de hand van een telefoon interview. De resultaten worden in de studie alleen weergegeven in een figuur (geen exacte getallen) (zie figuur 5.1). Hier is te zien dat patiënten in de interventiegroep significant minder pijn hadden dan patiënten in de controlegroep op de 1e en 2e postoperatieve dag. Op de dag van ontslag, dag van operatie en 3e postoperatieve dat was dit verschil niet statistisch significant. Figuur 5.1 Postoperatieve pijn (VAS score) (Zaric, 2004)

In de beide studies wordt een significant verschil in pijnscore gevonden tussen de interventie en controlegroep. Een verschil van 2 punten op een 10 punts-VAS of VRS werd als klinisch relevant beschouwd. De verschillen in de beide studies waren groter dan 2 punten, en lijken daarmee ook klinisch relevant. Opioid consumptie In de studie van White wordt de gemiddelde totale hoeveelheid morfine (op de PACU gegeven aan patiënten met ernstige of matige pijn) gerapporteerd. Patiënten in de interventiegroep gebruikten significant minder morfine (10.3±13.6 vs. 34.7±19.4 p<0.05). Tevens wordt het aantal patiënten dat orale opioid analgesie nodig had gerapporteerd. In de interventiegroep gebruikten 6 (60%) patiënten orale opioiden, in vergelijking met 10 patiënten (100%) in de controlegroep. Dit verschil was niet significant. In de studie van Zaric werd de gemiddelde totale ketobemidon

Page 122: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

122

Richtlijn Hallux Valgus

(een opioid) consumptie de eerste drie dagen na operatie gerapporteerd (2 (0-7) vs. 3 (0-16) p=0.067). Ook dit verschil was niet significant (Zaric, 2004). Bijwerkingen In de studie van White werden postoperatieve bijwerkingen niet duidelijk gerapporteerd. Duizeligheid, zwakte, urine retentie, ileus, misselijkheid en/of braken werden niet gezien. Wel rapporteerden 8 (80%) van de patiënten in de interventiegroep een tintelend gevoel in de voet, in de controlegroep was dit 1 (10%) patiënt (p=0.05). In de studie van Zaric komt misselijkheid en braken niet vaker voor in de interventiegroep of controlegroep op de dag van de operatie (7 vs. 6 p=0.82); na 1 dag ( 11 vs. 8 p=0.54) en na 2 dagen (9 vs. 5 p=0.27). Slaapproblemen kwamen minder vaak voor in de interventie dan de controlegroep (6 vs. 15, p=0.029). Ook werden technische problemen met de pomp vermeld, patiënten meldden disconnectie (n=1), lekkage (n=5), problemen met slapen (n=2), problemen met naar toilet gaan i.v.m. pomp (3). Er waren geen problemen met toxische effecten en het verwijderen van de pomp (Zaric, 2004). Ontslagtijd In de studie van White wordt de gemiddelde duur van verblijf in het ziekenhuis gerapporteerd. Patiënten werden ontslagen als er sprake was van voldoende controle van de pijn, en wanneer patiënten veilig konden mobiliseren zonder hulpmiddelen. Patiënten in de interventiegroep verbleven significant korter in het ziekenhuis dan patiënten in de controlegroep (gemiddeld aantal dagen: 0.7±0.7 vs. 1.4±0.5 p=0.05). In de studie van Zaric was er geen significant verschil in de tijd van operatie tot ontslag (gemiddeld aantal minuten 203.9±64.3 vs. 209.2±59.2). Er wordt in de studie niet gerapporteerd wat de ontslagcriteria waren (“standaard ontslagcriteria”).

Patiënttevredenheid In de studie van White werd in een telefonisch interview 24 uur na operatie naar patiënttevredenheid gevraagd (verbale schaal van 100 punten). De patiënttevredenheid was significant hoger na continue toediening van bupivacaïne dan na fysiologisch zout (placebo) (gemiddeld 98±3 vs. 77±13p <0.05). In de studie van Zaric werd de patiënttevredenheid gemeten op een 5-puntsschaal. Van de patiënten was 60% na interventie versus 43% na controle zeer tevreden; 36.7% versus 46.6% tevreden; 3.3% versus 6.6% neutraal en 0 versus 3.3% ontevreden. De verschillen waren niet statistisch significant verschillend (p=0.47). Kosten De kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten pijn, opioid consumptie, bijwerkingen en patienttevredenheid werd met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de studieopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie) Conclusies

Laag GRADE

De toevoeging van continue popliteablokkade de eerste dagen na de operatie aan algehele of spinale anesthesie lijkt een klinisch relevant voordeel te hebben op de postoperatieve pijn. Bronnen (White, 2003; Zaric, 2004)

Page 123: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

123

Richtlijn Hallux Valgus

Laag GRADE

Er zijn aanwijzingen dat de opioid consumptie na continue popliteablokkade lager is dan wanneer geen continu popliteablok wordt toegediend. Bronnen (White, 2003; Zaric, 2004)

Laag GRADE

Het is mogelijk dat het aantal bijwerkingen gelijk is na continue popliteablokkade met actieve agent en placebo. Wel werd in een studie gerapporteerd dat patiënten na popliteablok een tintelend gevoel in de voet ervoeren. Het is mogelijk dat technische problemen aan de elastomeerpomp (of problemen met op de plaats blijven van de katheter) ontstaan. Bronnen (White, 2003; Zaric, 2004)

Laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten met continue popliteablokkade eerder met ontslag naar huis kunnen dan patiënten die geen continue popliteablokkade hebben. Bronnen (White, 2003; Zaric, 2004)

Laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten met gecontinueerde popliteablok meer tevreden zijn met de behandeling en pijnstilling dan patiënten die geen gecontinueerde popliteablok hebben. White, 2003; Zaric, 2004

Algehele anesthesie / spinale anesthesie versus enkelblok Er werd een studie gevonden waarin algehele anesthesie of spinale anesthesie werd vergeleken met een enkelblok (Kullenberg, 2006). Patiënten die voorvoet chirurgie ondergingen werden gerandomiseerd voor enkelblokkade (met een mix van 10 ml mepivacaïne 1% en 10ml ropivacaïne 1%) van vijf zenuwen: n. tibialis posterior, peroneus profundus en peroneus superficialis, saphenus en suralis (n=54) of spinale of algehele anesthesie (n=62). In totaal ondergingen 56 patiënten een osteotomie van de metatarsale één, 14 patiënten een osteotomie van metatarsale twee tot vijf, 20 patiënten geïsoleerde “lesser toe procedures” en 26 patiënten een combinatie van metatarsale één en een “lesser toe” procedure. De follow-up bedroeg 48 uur. Pijn Pijn tijdens lopen werd bij ontslag gemeten aan de hand van de VAS. De gemiddelde pijnscore was na enkel blok 2.3±2.1 versus 2.1±1.8 na spinale/algehele anesthesie. Daarbij is van belang te melden dat de consumptie van intra-operatieve aanvullende anesthesie in de interventiegroep significant lager was dan in de controlegroep (gemiddeld µg:60±16 vs. 123±32 p=0.012) (Kullenberg, 2006).

Page 124: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

124

Richtlijn Hallux Valgus

Opioid consumptie Het gemiddelde gebruik van morfine (mg/24 uur) was 11.6±7.3 na enkel blok in vergelijking met 15.8±6.2 na spinale/algehele anesthesie. Dit verschil was statistisch significant verschillend (p=0.04) (Kullenberg, 2006). Ontslagtijd Gemiddeld verbleven patiënten na de operatie 280±62 minuten in het ziekenhuis na enkel blok, en 375±90 minuten na spinale/algehele anesthesie (p<0.001) (Kullenberg, 2006). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten bijwerkingen, patiënttevredenheid en kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten pijn, opioid consumptie en ontslagtijd is met drie niveaus verlaagd gezien beperkingen in studieopzet (geen blindering, onduidelijk proces van randomisatie), gebrekkige rapportage van uitkomstmaten (en daarmee kans op bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten die voetchirurgie ondergaan na enkelblokkade minder postoperatieve pijn hebben dan na algehele/spinale anesthesie. Bronnen (Kullenberg, 2006)

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat de opioid consumptie na enkel blok lager is dan na algehele/spinale anesthesie. Bronnen (Kullenberg, 2006)

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten na enkelblok eerder met ontslag naar huis kunnen dan patiënten na algehele/spinale anesthesie. Bronnen (Kullenberg, 2006)

GRADE Er waren geen studies van voldoende kwaliteit die de bijwerkingen, patiënttevredenheid en kosten na enkelblok en algehele/spinale chirurgie met elkaar vergeleken.

Spinale anesthesie versus poplitea blok Er werd een studie uit Korea gevonden waarin poplitea blok met een mix van 10 ml fysiologisch zout met 30 ml 0.75% ropivacaïne werd vergeleken met spinale anesthesie met 2.5ml 0.5% hyperbare bupivacaïne (Jeon, 2013). Patiënten tussen de 20 en 65 jaar met ASA klasse 1 of 2 die hallux valgus chirurgie ondergaan werden gerandomiseerd voor de interventiegroep (poplitea blok) (n=20) of controlegroep (spinale anesthesie) (n=20). Patiënten in de poplitea blok groep

Page 125: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

125

Richtlijn Hallux Valgus

kregen voor postoperatieve pijncontrole een PCA pomp. De follow-up bedroeg 3 dagen. In deze studie werden vooral intra-operatieve uitkomsten beschreven die voor de beantwoording van deze uitgangsvraag niet als relevant benoemd werden. Bijwerkingen Er werden na poplitea blok geen postoperatieve nadelige effecten gerapporteerd, na spinale chirurgie werden de volgende nadelige effecten gemeld: postspinale hoofdpijn (10%), urine retentie (20%), hypotensie (15%), bradycardie (10%) rillen (5%), braken (5%), postoperatieve hoofdpijn (20%). De verschillen waren echter niet statistisch significant. Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid met procedure en postoperatieve pijnstilling werd gemeten aan hand van 5 classificaties: zeer tevreden tot zeer ontevreden. In totaal waren 17 patiënten (85%) na poplitea blok en 12 patiënten (60%) na spinale anesthesie zeer tevreden tot voldoende tevreden. Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten pijn, ontslagtijd, opioidconsumptie en kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten bijwerkingen en patiënttevredenheid is met drie niveaus verlaagd naar zeer laag gezien beperkingen in de studieopzet (onduidelijke beschrijving van de procedure van randomisatie, geen blindering) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat er minder bijwerkingen optreden na poplitea blok dan na spinale anesthesie. Bronnen (Jeon, 2013)

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten vaker tevreden zijn na poplitea blok dan na spinale anesthesie. Bronnen (Jeon, 2013)

Zeer laag GRADE

Er waren geen onderzoeken van voldoende kwaliteit die pijn, ontslagtijd, opioidconsumptie en kosten na poplitea blok vergeleken met spinale anesthesie. Bronnen (Jeon, 2013)

Midvoetblok versus popliteablok Er werden twee studies gevonden waarin een mid-voet blok werd vergeleken met een poplitea blok. In de studie van Adam werden patiënten met ASA klasse 1 of 2 die electieve percutane

Page 126: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

126

Richtlijn Hallux Valgus

hallux valgus chirurgie ondergaan gerandomiseerd voor mid-voet blok met 30ml 7.5% ropivacaïne (n=20) of poplitea blok met 30ml 7.5% ropivacaïne. In het geval van onvoldoende analgesie werd 1-1.5mg/kg/uur van propofol toegediend. Postoperatieve analgesie bestond uit paracetamol/codeïne (100mg en 60mg drie maal daags), ketoprofene LP (150mg tweemaal daags) en indien nodig tramadol (100mg twee maal). Patiënten werden één week gevolgd (Adam, 2012). In de studie van Migues werden patiënten die electieve unilaterale voorvoetchirurgie (hallux valgus, hallux rigidus, hamerteen, mortons neuroom, hallux varus, phalanx fractuur) ondergaan geïncludeerd. In de interventiegroep (n=26) kregen patiënten een voetblok (blokkade van de n tibialis posterior met 4ml 0.5 bupivacaïne en 2ml 2% lidocaïne; nn peronei met 2ml 0.5% bupivacaïne en 1ml 2% lidocaïne). De n.saphenus werd geblokkeerd indien er gebruik werd gemaakt van een enkeltourniquet. In de controlegroep (n=25) kregen patiënten een poplitea blok met 7.5ml 0.5% bupivacaïne en 7.5ml 2% lidocaïne rond de n. tibialistak en 5ml 0.5% bupivacaïne en 5ml 2 lidocaïne rond de n.peroneustak (Migues, 2005). Pijn In de studie van Adam werd de pijnscore gemeten aan de hand van een VAS van 100mm. De resultaten worden alleen in een figuur (en niet in cijfers) weergegeven. De auteurs melden in de tekst dat er geen statistisch significante verschillen tussen de twee groepen werden gezien in de VAS score tijdens ontslag en tijdens de eerste 48 uur postoperatief. In de studie van Migues wordt de pijn (VAS score) 6, 12, 18 en 24 uur postoperatief beschreven in een figuur (geen cijfers). Er zijn geen significante verschillen tussen de groepen. Tevens wordt gerapporteerd dat de tijd tussen het einde van de chirurgische procedure en het beginnen van de pijn niet significant verschilde na voet blok (10.96±7.56 uur) in vergelijking met poplitea blok (14.32±7.73 p=0.123) (Migues, 2005). Gebruik opioiden In de studie van Adam wordt het aantal patiënten dat tramadol gebruikte gerapporteerd. Na voet blok gebruikte 30% van de patiënten tramadol, in vergelijking met 42% van de patiënten na poplitea blok. Dit verschil was niet significant. Ook de mediane dosis (100 vs. 100) was niet verschillend. Bijwerkingen De bijwerkingen misselijkheid, braken en constipatie worden in de methodesectie van de studie van Adam beschreven. In de resultaten beschrijven ze echter alleen dat het voorkomen van deze bijwerkingen in beide groepen “vergelijkbaar” was (Adam, 2012). In de studie van Migues werden postoperatieve neurologische complicaties 4 tot 8 maanden na de operatie onderzocht: in geen van beide groepen traden deze op (Migues, 2005). Tijd tot ontslag De tijd tot ontslag werd in de studie van Adam niet gerapporteerd. Wel wordt de tijd tot de patiënt in staat was zonder krukken of hulp te staan gerapporteerd. Deze tijd was significant lager na voet blok (gemiddeld 3.8±1.4 uur) dan na spinale anesthesie (gemiddeld 19.2±9.5 uur). Na spinale anesthesie moesten veel patiënten met krukken lopen in verband met motor blokkade die langer duurde.

Page 127: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

127

Richtlijn Hallux Valgus

Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid werd in de studie van Adam een week na de chirurgie beoordeeld, vermoedelijk een schaal van 0 tot 100. De gemiddelde patiënttevredenheid was niet verschillend in de beide groepen (97±5 vs. 92±10). Ook in de studie van Migues was de patiënttevredenheid tussen de beide groepen niet verschillend (96.1 vs. 96 p=1.00). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaat kosten werd in geen van de studies beschreven. De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijn is met twee niveaus verlaagd naar laag gezien beperkingen in de studieopzet (geen blindering, onvolledige rapportage van sommige uitkomstmaten) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Conclusies

Laag GRADE

Het is waarschijnlijk dat de postoperatieve pijn na voetchirurgie gelijk is na midvoet blok en popliteablok. Bronnen (Adam, 2012; Migues, 2005)

Laag GRADE

Het is waarschijnlijk dat de consumptie van opioiden na chirurgische ingreep van de voet gelijk is na midvoet blok en poplitea blok. Bronnen (Adam, 2012; Migues, 2005)

Laag GRADE

Het is mogelijk dat bijwerkingen even vaak voorkomen na midvoet blok en poplitea blok. Bronnen (Adam, 2012; Migues, 2005)

Laag GRADE

Het is onbekend of de tijd tot ontslag uit het ziekenhuis na voetchirurgie verschillend is na midvoet blok of poplitea blok. De tijd tot patiënten kunnen lopen zonder hulpstukken is mogelijk korter na voetblok dan na poplitea blok. Bronnen (Adam, 2012)

Laag GRADE

Het is waarschijnlijk dat patiënten die voetchirurgie ondergaan even tevreden zijn na voetblok en poplitea blok. Bronnen (Adam, 2012)

Er waren geen studies van voldoende kwaliteit die de kosten van voet blok en poplitea blok met elkaar vergeleken.

Page 128: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

128

Richtlijn Hallux Valgus

Overwegingen Voor een snelle en veilige mobilisatie na hallux valgus chirurgie is adequate analgesie nodig. De anesthesievormen die dit kunnen bewerkstelligen, dienen daarnaast een gunstig profiel te hebben qua bijwerkingen en dienen bij te dragen aan veilige en idealiter vlotte mobilisatie zonder risico op vallen. Vergelijkende studies tussen de eerder genoemde anesthesievormen geven aan dat de analgesie beter is na chirurgische ingrepen aan enkel en voet inclusief hallux valgus chirurgie onder zenuwblokkade, al dan niet gecombineerd met algehele of spinale anesthesie dan na algehele anesthesie alleen. De opioidconsumptie is navenant lager (White 2003, Zaric, 2004). Enkelblokkade heeft mogelijk een betere analgesie dan algehele of spinale anesthesie (Kullenberg 2006) met mogelijk een lagere opioidconsumptie (Kullenberg 2006, Clough 2003). Blokkade op midvoetniveau geeft een analgesie die vergelijkbaar is met perifere zenuwblokkade al dan niet gecombineerd met algehele anesthesie; de opioidconsumptie is vergelijkbaar (Adam, 2012, Migues 2005). Het gebruik van bloedleegte met tourniquets wordt in geen van voornoemde studies expliciet vermeld. Patiënten geven aan dat zij even tevreden zijn over zenuwblokkade, al dan niet gecombineerd met algehele of spinale anesthesie als met enkel- of midvoetblokkade (Adam, 2012; Migues 2005). Patiënten geven aan tevredener te zijn na hallux valgus chirurgie onder een poplitablokkade al dan niet gecombineerd met algehele of spinale anesthesie dan na algehele anesthesie alleen (White 2003; Zaric 2004). De conclusie op pagina 115 is gebaseerd op de studies van White en Zaric uit respectievelijk 2003 en 2004. In deze studies werd de popliteablokkade verricht met behulp van zenuwstimulatie. Tegenwoordig is het gebruik van ultrageluid bij perifere zenuwblokkades in de meeste Nederlandse ziekenhuizen routine en diverse publicaties van de laatste tien jaar tonen aan dat echogeleide perifere zenuwblokkade gepaard gaat met een snellere onset, een hoger succespercentage en langere werkingsduur. Het plaatsen van een popliteakatheter bij halluxchirurgie is in Nederland geen usance. Een zgn single dosis van levobupivacaine (chirocaine of ropivacaine) wordt gegeven met een werkingsduur van 1-2 dagen, meestal ruim voldoende om bij het merendeel van de patienten opioidconsumptie te voorkomen. Patiënten zijn mogelijk tevredener na hallux valgus chirurgie onder poplitea blokkade dan onder spinale anesthesie (Jeon, 2013). Vergelijking tussen voornoemde anesthesievormen lijkt geen verschil te geven in tijd tot ontslag uit het ziekenhuis en/of tijd tot het mogelijk is zonder hulpmiddelen te lopen. Mogelijk leidt enkel- en voetchirurgie onder een enkelblok tot een kortere tijd tot ontslag en lopen zonder hulpmiddelen dan algehele of spinale anesthesie (Kullenberg 2006). Als patiënten goed geïnstrueerd zijn over gebruik van krukken, treedt vallen niet of nauwelijks op (Capdevila 2006, Lee 2014). Over het algemeen is de hallux populatie zo jong dat vallen als uiting van comorbiditeit nauwelijks een issue is. Over bijwerkingen zoals het risico van vallen wordt in de diverse studies niet of nauwelijks gerapporteerd. Geen van voornoemde studies rapporteerde over kosten. Het zetten van een popliteablok duurt in handen van een ervaren anesthesioloog 5-10 minuten, een tijdsduur die vergelijkbaar is met die van een midvoet- of enkelblok.

Page 129: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

129

Richtlijn Hallux Valgus

Aanbeveling

Pas voor hallux valgus chirurgie bij voorkeur een anesthesievorm toe die gebruik maakt van zenuw (poplitea, enkel, midvoet) blokkade, al dan niet in combinatie met algehele of spinale anesthesie.

Overweeg postoperatief vragenlijsten (na 6 en/of 12 maanden).

Literatuur Adam F, Pelle-Lancien E, Bauer T, et al. Anesthesia and postoperative analgesia after percutaneous hallux valgus repair in

ambulatory patients. Annales Francaises d Anesthesie et de Reanimation 2012 Nov;31(11):e265-e268. Burg A, Tytiun Y, Velkes S, Heller S, Haviv B, Dudkiewicz I. Ankle tourniquet pain control in forefoot surgery: A randomized

study. Foot Ankle Int 2011;32(6):595-8. Capdevila X, Dadure C, Bringuier S, et al. Effect of patient-controlled perineural analgesia on rehabilitation and pain after

ambulatory orthopedic surgery: a multicenter randomized trial. Anesthesiology 2006;105(3):566-73. Clough TM, Sandher D, Bale RS, et al. The use of a local anesthetic foot block in patients undergoing outpatient bony

forefoot surgery: A prospective randomized controlled trial. J Foot Ankle Surg 2003;42(1):24-9. Kullenberg B, Topalis C, Resch S. Ankle nerve block-perioperative pain relief in surgery of the forefoot. Foot 2006;16(3):135-

7. Lee KT, Park YU, Hyuk J, et al. Femoral and sciatic nerve block for hindfoot and ankle surgery. J Orthop Sci. 2014;19(4):546-

51. Migues A, Slullitel G, Vescovo A, et al. Peripheral foot blockade versus popliteal fossa nerve block: a prospective

randomized trial in 51 patients. Journal of Foot & Ankle Surgery 2005;44(5):354-7. Turan I, Assareh H, Rolf C, et al. Multi-modal-analgesia for pain management after hallux valgus surgery: a prospective

randomised s?tudy on the effect of ankle block. Journal of Orthopaedic Surgery 2007;2:26. White PF, Issioui T, Skrivanek GD, et al. The Use of a Continuous Popliteal Sciatic Nerve Block After Surgery Involving the

Foot and Ankle: Does It Improve the Quality of Recovery? Anesth Analg 2003;97(5):1303-9. Zaric D, Boysen K, Christiansen J, et al. Continuous popliteal sciatic nerve block for outpatient foot surgery--a randomized,

controlled trial. Acta Anaesthesiol Scand 2004;48(3):337-41.

Page 130: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

130

Richtlijn Hallux Valgus

Zoekverantwoording Database Zoektermen Totaal

Medline (OVID) 1970-juni 2014 Engels, Nederlands

1 Hallux Valgus/ or exp Foot/ (40729) 2 ((("Great Toe*" or hallux) adj3 (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)) or Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus").ti,ab. (2732) 3 1 or 2 (41224) 4 "Orthopedic Procedures"/ (13669) 5 (surgery or surgeon or surgical or operati*).ti. (536047) 6 Osteotomy/ or Osteotom*.ti,ab. (32499) 7 Bone Screws/ or lapidus.ti,ab. (17166) 8 Arthrodesis/ or Arthrodes*.ti,ab. (11578) 9 (scarf or chevron or keller or brandes or Hohmann or Wilson).ti,ab. (6783) 10 or/4-9 (599065) 11 3 and 10 (5098) 12 Hallux Valgus/su or exp Foot/su (7551) 13 11 or 12 (9076) 14 limit 13 to (yr="2000 -Current" and (dutch or english)) (2983) 15 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not humans/)) (210642) 16 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or ((singl* or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo*.tw.) not (animals/ not humans/) (1372512) 25 popliteal.ti,ab. (11392) 26 exp anesthesia, conduction/ or anesthesia, general/ (81223) 27 ((regional or spinal or local or conduction or general) adj3 an?esthes*).ti,ab. (62922) 28 ((nerv* or ankle* or regional) adj6 block*).ti,ab. (14503) 29 25 or 26 or 27 or 28 (133880) 31 14 and 29 (203) 32 15 and 31 (1) 33 16 and 31 (68) 36 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case control.tw. or (cohort adj (study or studies)).tw. or Cohort analy$.tw. or (Follow up adj (study or studies)).tw. or (observational adj (study or studies)).tw. or Longitudinal.tw. or Retrospective.tw. or prospective.tw. or Cross sectional.tw. or Cross-sectional studies/ [Onder exp cohort studies vallen ook longitudinale, prospectieve en retrospectieve studies] (1999456) 37 31 and 36 (79) 38 32 or 33 (69) 39 37 not 38 (41)

151

Embase (Elsevier)

'hallux valgus'/exp/mj OR 'hallux valgus' OR bunion*:ab,ti OR abductovalgus:ab,ti OR 'metatarsus primus varus':ab,ti OR (('great toe' OR hallux) NEAR/3 (deform* OR valgus OR deviat* OR abduct*)):ab,ti OR 'foot'/exp OR 'ankle'/exp AND ('orthopedic surgery'/exp/mj OR surgery:ti OR surgeon:ti OR surgical:ti OR operati*:ti OR 'osteotomy'/mj OR 'bone screw'/exp OR 'arthrodesis'/exp/mj OR osteotom*:ab,ti OR lapidus:ab,ti OR arthrodes*:ab,ti OR scarf:ab,ti OR chevron:ab,ti OR keller:ab,ti OR brandes:ab,ti OR hohmann:ab,ti OR wilson:ab,ti OR 'hallux valgus'/exp/mj/dm_su OR 'foot'/exp/mj/dm_su OR 'ankle'/exp/mj/dm_su) AND (popliteal:ab,ti OR 'regional anesthesia'/exp OR 'general anesthesia'/exp OR ((regional OR spinal OR local OR conduction OR general) NEAR/3 an?esthes*):ab,ti OR ((nerve* OR ankle* OR regional) NEAR/6 block*):ab,ti) AND ([dutch]/lim OR [english]/lim) AND [embase]/lim AND [1970-2014]/py AND 'meta analysis'/de OR cochrane:ab OR embase:ab OR psychlit:ab OR cinahl:ab OR medline:ab OR (systematic NEAR/1 (review OR overview)):ab,ti OR (meta NEAR/1 analy*):ab,ti OR metaanalys*:ab,ti OR 'data extraction':ab OR cochrane:jt OR 'systematic review'/de NOT ('animal experiment'/exp OR 'animal model'/exp OR 'nonhuman'/exp OR 'clinical trial'/exp OR 'randomization'/exp OR 'single blind procedure'/exp OR 'double blind procedure'/exp OR 'crossover procedure'/exp OR 'placebo'/exp OR 'prospective study'/exp OR rct:ab,ti OR random*:ab,ti OR 'single blind':ab,ti OR 'randomised controlled trial':ab,ti OR 'randomized controlled trial'/exp OR placebo*:ab,ti NOT 'conference abstract':it)) (35), 17 uniek AND 'clinical study'/exp NOT 'conference abstract':it (24) – 14 uniek

Page 131: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

131

Richtlijn Hallux Valgus

Exclusietabel Artikel Reden van exclusie

Burg A, Tytiun Y, Velkes S, Heller S, Haviv B, Dudkiewicz I. Ankle tourniquet pain control in forefoot surgery: A randomized study. Foot Ankle Int 2011;32(6):595-8.

Exclusie: enige uitkomstmaat is tolerantie/pijn van tourniquet. Dat valt buiten onze vraag.

Delgado-Martinez AD, Marchal JM, Molina M, Palma A. Forefoot surgery with ankle tourniquet: complete or selective ankle block? Regional Anesthesia & Pain Medicine 2001 Mar;26(2):184-6.

Exclusie, niet volledig artikel maar letter to the editor. Niet peer reviewed. Valt ook buiten UV.

Samuel R, Sloan A, Patel K, Aglan M, Zubairy A. The efficacy of combined popliteal and ankle blocks in forefoot surgery. Journal of Bone & Joint Surgery - American Volume 2008 Jul;90(7):1443

Exclusie, ongebruikelijke (niet effectieve) toediening van enkel blok, die niet vergelijkbaar is met de Nederlandse situatie.

Rudkin GE, Rudkin AK, Dracopoulos GC. Bilateral ankle blocks: a prospective audit. ANZ Journal of Surgery 2005 Jan;75(1-2):39-42.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Fuzier R, Hoffreumont P, Bringuier-Branch, Capdevila X, Singelyn F. Does the sciatic nerve approach influence thigh tourniquet tolerance during below-knee surgery? Anesthesia & Analgesia 2005;100(5):1511-4.

Exclusie: valt buiten UV, niet juiste uitkomstmaten

Pearce CJ, Hamilton PD. Current concepts review: regional anesthesia for foot and ankle surgery. [Review] [69 refs]. Foot & Ankle International 2010 Aug;31(8):732-9.

Exclusie: geen systematische review of origineel onderzoek.

Gartke K, Portner O, Taljaard M. Neuropathic symptoms following continuous popliteal block after foot and ankle surgery. Foot & Ankle International 2012 Apr;33(4):267-74. Ref ID: 93

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Hajek V, Dussart C, Klack F, Lamy A, Martinez JY, Laine P, et al. Neuropathic complications after 157 procedures of continuous popliteal nerve block for hallux valgus surgery. A retrospective study. Orthopaedics & traumatology, surgery & research 2012 May;98(3):327-33.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Rudkin GE, Rudkin AK, Dracopoulos GC. Ankle block success rate: a prospective analysis of 1,000 patients. CAN J ANAESTH 2005 Feb;52(2):209-10.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Rudkin AK, Rudkin GE, Dracopoulos GC. Acceptability of ankle tourniquet use in midfoot and forefoot surgery: audit of 1000 cases. Foot & Ankle International 2004 Nov;25(11):788-94.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Provenzano DA, Viscusi ER, Adams SB, Jr., Kerner MB, Torjman MC, Abidi NA. Safety and efficacy of the popliteal fossa nerve block when utilized for foot and ankle surgery. Foot & Ankle International 2002 May;23(5):394-9.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Singh VK, Ridgers S, Sott AH. Ankle block in forefoot reconstruction before or after inflation of tourniquet--Does timing matter? Journal of Foot & Ankle Surgery 2013 Mar;19(1):15-7.

Exclusie: Valt buiten UV

Page 132: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

132

Richtlijn Hallux Valgus

Evidence tabellen Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I) Comparison / control (C) 3

Follow-up Outcome measures and effect size 4

Comments

Midfoot block (+sedation) versus posterior popliteal sciatic nerve block

Adam, 2012

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: France Source of funding: not stated

Inclusion criteria: ASA 1 or 2, ambulatory patients scheduled for elective percutaneous hallux valgus repair Exclusion criteria: Age <18 or >75, obesity (>130% ideal body weight), anticipated general anaesthesia, history of chronic pain, routine use of analgesics or analgesic consumption within 24h of surgery, drug or alcohol abuse, psychiatric disorders or contraindications to ketoprofene, tramadol or paracetamol/codeine. N total at baseline: Intervention: 20 Control: 20 Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 53±13 C:56±9

Mid-foot block with 30ml of 7.5% ropivacaïne (I) Infiltration was performed with 22-gaugse, short-bevel needle, and ropivacaïne was injected after initial aspiration test was negative. Performed by surgeon and consisted in four punctures. Patients were given propofol sedation (1-2mg/kg) for procedure In case of inadequate block, a rescue light sedation by infusion of 1-1.5mg/lg/hr of propofol was used. Postoperative analgesia: paracetamol/codeine (100mg and 60mg, 3x daily) and ketoprofene LP

Posterior popliteal sciatic nerve block with 30ml of 7.5% ropivacaïne (C). Short-bevel, insulated needle, and the block was facilitated by a nerve stimulator. Patients were positioned prone and double injections were made in posterior popliteal region. Block was realized by an experienced practitioner. No propofol sedation. In case of inadequate block, a rescue light sedation by infusion of 1-1.5mg/lg/hr of propofol was used. Postoperative analgesia: paracetamol/codeine (100mg and 60mg, 3x daily) and ketoprofene LP (150mg twice daily)

Length of follow-up: 1 week Loss-to-follow-up: none Incomplete outcome data: none

I vs. C Pain (100mm VAS, only figure provided, data is estimated based on figure) At discharge 0 vs. 3 NS Within 48h: “no statistically significant differences” No numbers stated Tramadol (% used) 30 vs. 42 NS Cumulative dose tramadol (median mg) 100 vs. 100 NS Sleep quality first postoperative night (diary) (% did not sleep) 5 vs. 35 p=0.01 Side effects (diary) Nausea, vomiting, constipation “comparable” Satisfaction (asked by doctor 1 week after surgery) 97±5 vs. 92±10 NS

Power calculation performed In summary: after percutaneous hallux valgus repair, mid-foot block and sciatic nerve block provided comparable postoperative analgesia. However, mid-foot block seems preferable since the time to safe ambulation is much reduced. “Continuous popliteal sciatic nerve blocks have been successfully used in outpatients. However, the advisability of discharging patients with such long-acting sciatic blocks remains controversial. Particularly in the elderly people who may have difficulty to get about on crutches. Because of the loss of proprioception and the protective pain reflex, outpatients are at risk of falls, trauma, inability to ambulate

Page 133: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

133

Richtlijn Hallux Valgus

Sex (m/f): I: 2/18 C:1/19 Groups comparable at baseline? yes

(150mg twice daily) systematically, and tramadol LP (100mg 2x) if necessary.

systematically, and tramadol LP (100mg 2x) if necessary.

Time to ambulation (hours to ability to walk without assistance of another person or crutches) 3.8±1.4 vs. 19.2±9.5 p<0.001 Not blinded

and accidental injury of the limb at the surgical side. None of our patients suffered trauma at home, but our study was in no way powered for this sort of presumably rare complication. Gebruik bloedleegte wordt niet vermeld. Twee technieken (infiltratie I vs. popliteal C) worden vergeleken; de arts die de techniek uitvoert is verschillend: chirurg (I) vs. anesthesist C)

Migues, 2005

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Argentina Source of funding: not stated

Inclusion criteria: Elective unilateral forefoot (hallux valgus, hallux rigidus, hammer toe, mortons neuroma, hallux varus, phalanx fracture) procedures on outpatient basis Exclusion criteria: Midfoot and hind foot procedures, iliac crest bone grafts at same time, history of peripheral neuropathy, alcoholism, rheumatoid arthritis, substance abuse. N total at baseline: 51

Foot block Patient in supine position. IV midazolam (1-2mg). Using nerve stimulator. Posterior tibial nerve was blocked using 4ml of 0.5% bupivacaine and 2ml of 2% lidocaine. Common peroneal nerves (superficial and deep) were blocked with 2ml of 0.5% bupivacaine and 1ml of 2% lidocaine in each nerve. Saphenous nerve was blocked at the groin if tourniquet was used

Popliteal sciatic nerve block Patient in prone position. IV midazolam (1-2mg). Using nerve stimulator. 7.5ml of 0.5% bupivacaine and 7.5ml of 2% lidocaine were infiltrated (25g needle) around the tibial nerve, and 5ml of 0.5% bupivacaine and 5ml of 2% lidocaine around the common peroneal nerve. Saphenous nerve was blocked at the groin if tourniquet was used

Length of follow-up: Mean 5.7 months Loss-to-follow-up: None Incomplete outcome data: Not stated

I vs. C Effectiveness (if it was sole anaesthetic technique required for forefoot surgery) 92.3 vs. 96 p=0.972 Pain (VAS) 6,12,18 and 24h postoperatively): No numbers provided, only figure. No significant differences. Time to onset of pain (hours between end of surgical procedure and onset of pain) 10.96±7.56 vs. 14.32±7.73 p=0.123

Author conclusion: both anaesthesia blocks are safe and effective and well suited for forefoot ambulatory surgery settings. Furthermore, they provide good postoperative analgesia, reducing the need for opioids and minimizing the risk of side effects.

Page 134: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

134

Richtlijn Hallux Valgus

Intervention: 26 Control: 25 Important prognostic factors: age ± SD: I: 61±11 C: 56±17 Sex (%f): I: 88.5% C: 92% Groups comparable at baseline? yes

(Ankle tourniquet haemostatic was used whenever necessary).

(Ankle tourniquet hemostatis was used whenever necessary).

Postoperative neurological complications (assessed 4-8 months postoperatively) 0 vs. 0 Patient satisfaction 96.1 vs. 96 p=1.00

General anaesthesia + ankle block versus general anaesthesia alone ( placebo or no block)

Turan, 2007

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Sweden Source of funding: none.

Inclusion criteria: ASA 1-2, elective hallux valgus surgery. Exclusion criteria: - N total at baseline: Intervention1: 30 Intervention2: 30 Control: 30 Important prognostic factors2: age ± SD: I1: 50±12 I2: 45±15 C: 46±13 Sex (m/f): I1 1/29: I2:6/24 C:4/26 Surgery (HV / HVA+hammertoe)

I1: General anaesthesia + ankle block (posterior tibial nerve, peroneal nerve, superficial and deep, sural nerve) with 15cc levobupivacaïne 2.5mg/ml I2: : General anaesthesia + ankle block (posterior tibial nerve, peroneal nerve, superficial and deep, sural nerve) witch 15cc lidocaine 10mgl/ml All patients received: IV 8mg betamethasone, 0.3mg alfentanil, 30-50mg propofol. After sedation patients

C: General anaesthesia + ankle block (posterior tibial nerve, peroneal nerve, superficial and deep, sural nerve) with placebo 15cc saline. All patients received: IV 8mg betamethasone, 0.3mg alfentanil, 30-50mg propofol. After sedation patients received ankle block. General anaesthesia by sevoflurane in oxygen/air by mask. Postoperative: initial oral dose of

Length of follow-up: 24h Loss-to-follow-up: None stated Incomplete outcome data: None stated

No rescue analgesia needed (vs. C) I1: 21 p=0.052 I2: 9 C: 13 Pain: “no difference in pain ratings was seen between the groups”. Only figure provided no numbers. No complications or adverse events were noticed during the follow-up period.

Take home analgesics: - 120mg once daily

etoricoxib - 1gr oral

paracetamol when needed (max 4mg)

- Additional dextropropoxyphene 100mg oral if paracetamol had reviled pain within 30min.

Conclusion: when added to a multimodal pain management single shot ankle block was not enough to show any significant difference in the need for further analgesic and did not change the pain ratings during the first 24h after elective hallux valgus surgery as

Page 135: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

135

Richtlijn Hallux Valgus

I1: 28/2 I2: 26/4 C: 27/3 Groups comparable at baseline? yes

received ankle block. General anaesthesia by sevoflurane in oxygen/air by mask. Postoperative: initial oral dose of etoricoxib 120mg, loading dose 30 mg/kg paracetamol

etoricoxib 120mg, loading dose 30 mg/kg paracetamol

compared to placebo. *data representation is below average (only 1 outcome measure is reported on in numbers, all others are mentioned in text or presented in figure)

Clough, 2003

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: UK Source of funding: not stated

Inclusion criteria: unilateral out-patient bony forefoot surgery, ASA 1 or 2 Exclusion criteria: undergoing merely soft-tissue procedure N total at baseline: 42 Intervention: 21 Control: 21 Important prognostic factors2: age (range): I: 51 (21-77) C: 57 (25-78) Patients needing Intraoperative NSAID I: 9 C: 14 p=0.052 Patients needing morphine supplements I: 3 C: 9 p=0.035 Surgical procedure (n,

General anaesthesia + foot block No premedication. Standard general anaesthetic: 2, 3,-diisopropulphenol induction, fentanyl, and spontaneous respiration of isoflurane in a nitrous oxide/oxygen mixture via a laryngeal mask airway. Further intraoperative morphine and/or nonsteroidal anti-inflammatory (NSAID) was given according to he routine practice and discretion of the anaesthetist. Foot block: 20ml 0.5% plain bupivacaine using 25-g needles to 3 nerves (superficial personal, deep peroneal, posterior tibial).

General anaesthesia No premedication. Standard general anaesthetic: 2, 3,-diisopropulphenol induction, fentanyl, and spontaneous respiration of isoflurane in a nitrous oxide/oxygen mixture via a laryngeal mask airway. Further intraoperative morphine and/or nonsteroidal anti-inflammatory (NSAID) was given according to the routine practice and discretion of the anaesthetist.

Length of follow-up: 2 days Loss-to-follow-up: Patients who were not able to be contacted by telephone postoperatively were excluded. It is not stated how many patients from which group. Incomplete outcome data: Intervention: 2 (9.5%) Reasons: exclusion because 1 needed overnight admission owing to poor pain control, 1 because of poor control of epilepsy needing overnight admission. Control: 1 (4.3%) Reasons: exclusion because 1 needed overnight admission owing to poor pain control

I vs C Time to first postoperative pain (assessed by follow-up telephone call 24h postoperatively), mean hours±sd: 12.0 ±5.5 vs. 7.0±5.2 p=0.002 Pain (verbal incremental pain score (1=no pain, 10=severe pain) First night, median (range): 4 (1-10) vs. 5 (1-8) p=0.32 First day, median (range): 5 (2-10) vs. 5 (1-10) p=0.46 Second day, median (range): 4 (1-9) vs. 4 (1-7) p=0.24

Bias due to differences in perioperative drug use. The authors believe that the intraoperative opioid administration by the anaesthesist to patients in the control group probably contributed to the extended time to first perception of pain (longer than expected). Anaesthetist was not blinded. In conclusion, we found a local anaesthetic FB supplement to general anaesthesia in patients having outpatient bony forefoot surgery gave improved early postoperative pain relieve with no worsening of pain control on the first postoperative night. We conclude that FB is not detrimental to patients having outpatient surgery,

Page 136: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

136

Richtlijn Hallux Valgus

I vs. C) Distal first MT osteotomy: 9 vs. 11 Keller’s procedure: 2 vs. 5 First MTP fusion: 2 vs. 2 First MTP implant: 0 vs. 2 Bunionectomie: 3 vs. 1 Chielectomy: 2 vs. 0 Groups comparable at baseline? no

Postoperative: oral analgesia (combined codeine phosphate 30mg and acetaminophen 500mg p. tablet) to take as required (max 8/day).

Analgesic consumption, Mean number of tablets ±sd 8.4±3.0 vs. 9.9±2.9 p=0.12 Sleep disturbance (0=none, 1=<hrs., 2=<4hrs, 3=>4 hrs.) median (range): 1 (0-3) vs. 1 (0-3) p=0.32 Complications (surgical or anaesthetic, e.g. postoperative nausea and vomiting) 1 patient in FB group reported peripheral nerve injury that might have been secondary to administration of the FB or pressure from the plaster cast. Overall satisfaction (assessed by telephone call after 48h, 1=would definitely have procedure again to 4= would not have procedure again), median (range) 1 (1-4) vs. 1 (1-4) p=0.24

although its use did not improve overall patient satisfaction. Note: gebruik bloedleegte wordt niet vermeld. Statistiek is vreemd (voor alle uitkomstmaten worden zowel mean, median, SD, range, en een 95%CI (maar waarvan..) gemeld.

General anaesthesia or spinal anesthesia+ continued popliteal nerve block (home catheter) versus general anaesthesia + placebo

White, 2003

Type of study: RCT Setting:

Inclusion criteria: Age 18-85, undergoing foot (bunionectomie, claw

20g epidural catheter was inserted: 30 ml 0.25% bupivacaïne was injected in all

20g epidural catheter was inserted: 30 ml 0.25% bupivacaïne was injected in all

Length of follow-up: 1wk Loss-to-follow-up:

Pain (11-point verbal rating scale, 0=no pain, 10=worst pain imaginable) mean

major concern regarding the use of CPNB relates to the ability to

Page 137: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

137

Richtlijn Hallux Valgus

Hospital Country: US Source of funding: none

toe/hammertoe corrections) or ankle (bone fusions or internal fixation) procedures. Exclusion criteria: Allergic to local anaesthetics, active infection involving lower extremity, pregnant or lactating, neurological dysfunction, diabetes, history of chronic opioid analgesic use or drugs abuse, unstable cardiovascular, renal or hepatic disease. N total at baseline: 14 (see incomplete outcome data) Intervention: 10 Control: 10 Important prognostic factors: age ± SD: I: 58±11 C: 50±15 Sex m/f: I: 4/6 C: 3/7 Surgical procedure Ankle / foot I: 1/9 C: 2/8

patients in prone position. Generic bupivacaine 0.25% 5 ml/h was infused for up to 48h after surgery by using a disposable elastomeric pump. General anaesthesia was induced within 15 min after the block was performed by propofol 1.75-2.5mg/kg IV and fentanyl 0.75-1.5µg /kg IV. Supplemental sufentanil as needed. Patients with severe pain (VRS>6) in PACU received 1- to 2mg IV bolus doses of morphine and were started on PCA morphine 1-2mg bolus on demand with 5- to 10 minute interval. Patients with moderate pain were treated with morphine until acceptable pain relieve was achieved. Patients with VRS pain scores of 2–3 received an oral opioid-containing analgesic (e.g., hydrocodone [5 mg] and acetaminophen

patients in prone position. Infusion of 0.9% saline for up to 48h after surgery by using a disposable elastomeric pump. General anaesthesia was induced within 15 min after the block was performed by propofol 1.75-2.5mg/kg IV and fentanyl 0.75-1.5µg /kg IV. Supplemental sufentanil as needed. Patients with severe pain (VRS>6) in PACU received 1- to 2mg IV bolus doses of morphine and were started on PCA morphine 1-2mg bolus on demand with 5- to 10 minute interval. Patients with moderate pain were treated with morphine until acceptable pain relieve was achieved. Patients with VRS pain scores of 2–3 received an oral opioid-containing analgesic (e.g., hydrocodone [5 mg] and acetaminophen [500 mg]).

None Incomplete outcome data: 4 eliminated from data analysis because of catheter dislodgement before discharge.

(range). Maximal pain score at hospital 4 (0-10) vs. 8 (6-10) p<0.05 Maximal pain score after discharge 2.5 (0-10) vs. 7.5 (2-10) p<0.05 Postoperative side effects (pain, dizziness, nausea, vomiting) Side effects after discharge (dizziness, weakness, urinary retention, ileus, nausea and/or vomiting) No weakness or numbness, Tingling sensation in foot: 80% vs. 10% p=0.05 Requirements for rescue analgesic 100% vs. 60% Duration of stay in PACU (min) 69±33 vs. 98±50 NS Average length of hospital stay (days) 0.7±0.7 vs. 1.4±0.5 p=0.05 Discharge (satisfactory

maintain the catheter in the correct position as patients increase their physical activity in the post discharge period. Problems with catheter displacement were observed after ambulation in the first four patients enrolled in this study (two in each treatment group), necessitating a modification in the procedure used for securing the catheter in the popliteal fossa. Other concerns regarding the use of this technique outside the hospital relate to the potential for local anaesthetic toxicity and complications secondary to the residual sensory and motor Block continuous popliteal nerve block with an elastomeric pump infusing bupivacaine 0.25% at rate of 5mL/h decreases postoperative pain and the need for opioid analgesic medication and improves patient

Page 138: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

138

Richtlijn Hallux Valgus

Groups comparable at baseline? yes

[500 mg]). pain control, ability to mobilize safely with or without assistance devices) Use of oral pain medication Total morphine (mg) 10.3±13.6 vs. 34.7±19.4 p<0.05 Required oral opioid analgesics, n (%) 10 (100) vs. 6 (60) Patient satisfaction with postoperative pain management (after 24h, by 100 point VRS) 98±3 vs. 77±13p <0.05

satisfaction with pain management after painful orthopaedic procedures involving the foot and ankle.

Zaric, 2004 Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Denmark Source of funding: not stated

Inclusion criteria: ASA 1 or 2, scheduled for elective outpatient foot surgery (hallux valgus, metatarsal osteotomies and great toe arthrodesis), in spinal anaesthesia, age >18yrs, able to understand possible complications and wiling to remove catheter themselves. Exclusion criteria: contraindication sciatic nerve block, allergy for treatment

Spinal anaesthesia + ropivacaïne Preoperative: Spinal anaesthesia with 20mg/ml lidocaine 2.5-3.5 ml. Thigh tourniquet IV midazolam and alfentanil. Lornoxicam 16mg or propacetamol 2g were given IV at the end of surgery. Immediately after surgery sciatic and saphenous nerve blocks were undertaken in the

Spinal anaesthesia + saline Preoperative: Spinal anaesthesia with 20mg/ml lidocaine 2.5-3.5 ml. Thigh tourniquet IV midazolam and alfentanil. Lornoxicam 16mg or propacetamol 2g were given IV at the end of surgery. Immediately after surgery sciatic and saphenous nerve blocks were undertaken in the

Length of follow-up: 3 days Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: 3 patients were excluded because of breach of protocol (unclear from which group)

I vs. C Time to discharge (min) 203.9±64.3 vs. 209.2±59.2 Pain Pain free period, mean±SD 23h 44m ±14h 34m vs. 18h 16m ±7h p=0.07 VRS (0=10) assessed by telephone call Data is not stated in numbers, only figure provided. Patients had significantly more pain

The long-lasting effect of bolus injection in the study might be the explanation for the lack of differences in pain experience between our two groups on the operation day. Conclusion: continuous sciatic nerve block is a valuable and safe method for pain control after outpatients’ foot surgery. It gives better analgesia and less pronounced sleep disturbance on the first night at home than placebo. No adverse

Page 139: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

139

Richtlijn Hallux Valgus

medicine, current chronic analgesic therapy, peripheral neuropathy, coagulopathy. N total at baseline: 63 Intervention: 30 Control: 30* Unclear which patients were excluded due to breach of protocol Important prognostic factors: age ± SD: I: 47±12.5 C:46±14.9 Sex (F/M): I: 25/5 C: 27/3 Procedure (I vs. C), n: Hallux valgus correction: 24 vs. 22 Metatarsal osteotomy: 3 vs. 4 Great toe arthrodesis: 3 vs. 4 Groups comparable at baseline? yes

postoperative care unit. Bolus of 30ml ropivacaïne 5mg/ml was given, and 18g epidural catheter was inserted . The catheter was connected to an elastomeric infusor pump containing 275ml, giving a fixated rate infusion rate of 5ml/h. The saphenous nerve was blocked separately at the level of the tibial tuberosity by subcutaneous infiltration of 10ml of ropivacaïne 7.5ml/ml. 2mg/ml ropivacaïne Home medication: lornoxicam 8mg x2 (or paracetamol 2g x 4) for 4 postoperative days and ketomibon 5mg as en escape opioid.

postoperative care unit. Bolus of 30ml ropivacaïne 5mg/ml was given, and 18g epidural catheter was inserted. The catheter was connected to an elastomeric infusor pump containing 275ml, giving a fixated rate infusion rate of 5ml/h. The saphenous nerve was blocked separately at the level of the tibial tuberosity by subcutaneous infiltration of 10ml of ropivacaïne 7.5ml/ml. 2mg/ml saline

in placebo group at 1st and 2nd postoperative days. At discharge, operative day 8pm and 3rd postoperative day no significant differences were found. Analgesic consumption (mean total ketobemidon consumption for 3 postop days (range): 2 (0-7) vs. 3 (0-16) p=0.067 Sleep problems, n: 6 vs. 15, p=0.029 Adverse effects (post operative nausea and vomiting) Operation day: 7 vs. 6 p=0.82 Day 1: 11 vs. 8 p=0.54 Day 2: 9 vs. 5 p=0.27 Technical problems: 1 disconnection (child pulled out catheter), 5 pts. reported leakage, 2 pts. had difficulties sleeping, 3 pts. problems using toilet with the pump, no toxic effects, no problems with termination. Patient satisfaction: Very satisfactory: 18 vs. 13

effects were reported.

Page 140: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

140

Richtlijn Hallux Valgus

Satisfactory: 11 vs. 14 Neutral: 1 vs. 2 Unsatisfactory: 0 vs. 1 Very unsatisfactory: 0 vs. 0 P=0.47

Popliteal sciatic nerve block versus spinal anesthesia

Jeon, 2013 Type of study: RCT Setting: hospital Country: Korea Source of funding: not stated

Inclusion criteria: 20 – 65 yrs, ASA 1-2, due for elective hallux valgus surgery Exclusion criteria: spinal malformation, nerve system conditions, regular administration of medication due to medical or surgical disease, hemostatic disorders or infection at the anesthetic injection site N total at baseline: 40 Intervention: 20 Control: 20 Important prognostic factors2: age ± SD: I: 50.4±8.1 C:49.9±8.5 Sex: (f/m) I: 0/20 C: 0/20 Groups comparable at baseline? yes

Popliteal sciatic nerve block (PSNB) group was administered with a mixture of 10 ml of normal saline and 30 ml of 0.75% ropivacaïne For postoperative pain control, a PCA pump (was connected (basal rate: 10 ml/h, bolus: 2 ml, lock out interval: 30 min) to administer a mixture of 50 ml mepivacaïne and 150 ml of normal saline solution. The PCA provided pain block for up to 1 day after surgery, and it was not refilled when all the medication was used. Extra analgesics and sedatives were administered relative to the degree of the block. About 50-100 μg of fentanyl was administered IV if the patient complained

In the spinal anesthesia group (n = 20 2.5 ml of 0.5% hyperbaric bupivacaine ) was administered

Length of follow-up: 3 days Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: -

Time from block to op. start (min) 21.8 ± 8.1 vs. 13.4 ± 3.1 p<0.05 Postoperative adverse events PDPH 0 vs. 2 (10%) Urinary retention 0 vs. 4 (20%) Hypotension 0 vs. 15% Bradycardia 0 vs. 10% Shivering 0 vs. 5% Vomiting 0 vs. 5% Postoperative headache 0 vs. 20% Patient satisfaction (surveyed with 5 classifications, very satisfied-average, survey) 17 (85%) vs. 12 (60%) NS

This study, which was conducted in patients who underwent hallux valgus surgery, resulted in a longer duration for application of anesthesia and longer surgery time in the ropivacaïne-administered PSNB group relative to the spinal anesthesia group. The PSNB group was associated with a low incidence of anesthesia-related complications, relatively high patient satisfaction with the anesthesia procedure, and effective post-surgical pain control. The authors suggest that PSNB be considered as the anesthetic procedure for hallux valgus surgery anesthesia and for postoperative pain control, especially in patients for whom spinal anesthesia is not feasible.

Page 141: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

141

Richtlijn Hallux Valgus

of pain, and 2 mg of midazolam was administered IV if the patient complained of anxiety. During surgery, 5-10 mg of ephedrine was administered IV when the systolic blood pressure fell below 100 mmHg, and 0.5 mg of atropine was administered IV when bradycardia occurred (heart rate < 50 BPM).

Ankle block vs. spinal / general anaesthesia

Kullenberg, 2006

Type of study: RCT Setting: hospital Country: Sweden Source of funding: not stated

Inclusion criteria: Patients undergoing forefoot surgery. Exclusion criteria: Not described N total at baseline:116 Intervention: 54 Control: 62 Important prognostic factors2: For example age ± SD: I: 62±10.3 C: 49.0±12.6 Sex (m/f: I: 4/54 C: 7/62

Ankle block using a mixture of 10 ml mepivacaïne (10mg/ml) + 10ml ropivacaïne (10mg/ml), blocking 5 nerves (posterior tibial, deep peroneal, saphenous, superficial peroneal, sural (only with lateral foot surgery). Surgery using pneumatic ankle tourniquet

Spinal/general anaesthesia Surgery using pneumatic ankle tourniquet

Length of follow-up: 48h Loss-to-follow-up: Not described Incomplete outcome data: Not described

I vs. C Pain (VAS) on discharge during walking mean±sd 2.3±2.1 vs. 2.1±1.8 Use of morphine (mean mg/24h): 11.6±7.3 vs. 15.8±6.2 p=0.04 Intraoperative anaesthetic agents mean µg: 60±16 vs. 123±32 p=0 0012 In hospital care time (min) 280±62 vs. 375±90, p<0.001

Page 142: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

142

Richtlijn Hallux Valgus

Type of procedure: First metatarsal osteotomy: 56 Osteotomy of 2-5 metatarsal: 14 Isolated lesser toe procedures: 20 Combined first and lesser toe: 26 Groups comparable at baseline? Yes

Notes: 1. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between

treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures

2. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders] 3. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls 4. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Study reference (first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6 (unlikely/likely/unclear)

Adam, 2012

Computer generated, randomised assignments

unlikely Unclear (no blinding) Unlikely (no blinding) Unclear (no blinding)

Unlikely Unlikely Unlikely

Samuel, 2008

Computerized random number generator

Unlikely Unlikely (blinding) Unlikely (blinding) Unlikely (blinding)

Unlikely Unlikely Unlikely

Turan, Not Unlikely Unlikely (blinding) Unlikely (blinding) Unlikely Unlikely Unlikely Unlikely

Page 143: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

143

Richtlijn Hallux Valgus

2007 described (blinding)

White, 2003

Computer generated randomization number table

Unclear Unlikely (blinding) Unlikely (blinding) Unlikely (blinding)

Unclear (some outcomes in methods – results do not correspond)

Unlikely Unlikely

Jeon, 2013

Unclear Unclear Unclear (no blinding, could influence outcome assessment)

Unlikely (blinding) Unlikely Unlikely Unlikely Unlikely

Clough, 2003

Unclear Unlikely Unlikely Likely (anesthesist was not blinded, and intraoperative pain control was different)

Unlikely Unlikely Unclear Unclear (patients who could not be contacted for follow-up were excluded, not stated how many, from which group, and how they were analysed.

Zaric, 2004

Unclear Unlikely Unlikely (blinding) Unlikely (blinding) Unlikely (blinding)

Unclear (some outcomes are not clearly reported on)

unclear Unclear (patients were excluded because of breach of protocol, not clearly stated from which group, and how results are analysed).

Migues, 2005

Random numbers table

Unlikely Unlikely (not described, but unlikely to influence)

Unlikely Unlikely Unlikely Unclear (not described)

Unlikely

Kullenberg, 2006

Randomised (process unclear)

Unclear (nor Unlikely (not described, but unlikely to influence)

Unlikely (no blinding) Unlikely (no blinding)

Unclear (outcomes are not described in methods section, but not all relevant outcomes are described)

Unclear (not described)

Unlikely

1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.

2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules..

3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient

Page 144: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

144

Richtlijn Hallux Valgus

assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.

4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.

5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear

6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

Page 145: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

145

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 6 Nabehandeling Inleiding Er zijn verschillende operatietechnieken voor de correctie van een hallux valgus. Ook de nabehandeling varieert, van lopen met elleboogkrukken tot een gipsschoen. Er wordt verschillend gedacht over de waarde van het nemen van postoperatieve röntgen foto’s, de frequentie hiervan en het inschakelen van fysiotherapeut, ergotherapeut, podotherapeut, registerpodoloog en orthopedisch schoenmaker. In dit hoofdstuk zal de effectiviteit van verschillende manieren van nabehandeling worden beschreven met als doel eenduidigheid in beleid op basis van onderzoek. Uitgangsvragen 6.1 Welke nabehandeling na chirurgische hallux valgus correctie heeft de voorkeur? 6.2 Wat is de waarde van radiologische follow up na hallux valgus chirurgie? 6.3 Wanneer is de inzet van paramedische behandeling wenselijk? 6.1 Welke nabehandeling na chirurgische hallux valgus correctie heeft de voorkeur? Inleiding Op dit moment wordt er postoperatief een drukverband of gips aangelegd, waarna de patiënt na 10 tot 14 dagen terugkomt voor het vervangen hiervan. Wat er dan wordt aangelegd is afhankelijk van de arts en de operatietechniek. Als er wordt gekozen voor gips, kan dit een voorvoetgips zijn (spica), een gipsschoen of een onderbeengips. Een voorvoetgips kan ook afneembaar zijn, zodat de patiënt kan douchen, de wond kan controleren en kan oefenen. Ook wordt er veel gebruik gemaakt van een achtervoetloopschoen: een loop zool waarbij op de hiel gelopen wordt. Deze wordt vaak in combinatie met een verband of een voorvoetgips gegeven. Het is onduidelijk welke nabehandeling het meest effectief is, voor welke chirurgische ingreep in termen van optimale postoperatieve stand, complicaties (wondinfectie, non-of mal-union, CRPS type 1, uitbreken materiaal), comfort (tijd tot terugkeer naar ADL, pijn,) stijfheid van het operatiegebied en mobiliteit van de patiënt. Zoeken en selecteren Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling(en): Wat zijn de positieve en negatieve effecten van gips versus drukverband versus geen behandeling na chirurgische ingreep van primaire hallux valgus? Bij geen behandeling wordt bedoeld dat het postoperatieve verband na enkele dagen verwijderd wordt waarna er niets wordt aangelegd. Onder ‘gips’ wordt verstaan kalk- en kunststof gips, rigide, semi-rigide en afneembare gipsimmobilisaties.

Page 146: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

146

Richtlijn Hallux Valgus

Relevante uitkomstmaten De werkgroep achtte complicaties, pijn, stijfheid van het operatiegebied, tijd tot terugkeer naar ADL en mobiliteit van de patiënt voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten, en postoperatieve stand en kans op recidief is een voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaat. De werkgroep definieerde klinisch relevante verschillen niet vooraf. Zoeken en selecteren (Methode) In de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane is met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, RCT’s en ander vergelijkend onderzoek. De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage. De literatuurzoekactie leverde 81 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: vergelijkend onderzoek, vergelijking van twee methoden van nabehandeling (gips, orthese, drukverband, geen behandeling, achtervoetloopschoen), voldoende data presentatie, met minimaal een van de volgende uitkomstmaten: postoperatieve stand, complicaties (nabloeding, wondinfectie, extreme zwelling, CRPS, uitbreken materiaal, non-union), comfort (ADL, pijn), stijfheid van het operatiegebied en mobiliteit van de patiënt. Op basis van titel en abstract werden tien studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens zeven studies geëxcludeerd (zie exclusietabel), en 3 studies definitief geselecteerd. Drie vergelijkende onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De evidence tabellen hiervan en beoordeling van individuele studiekwaliteit kunt u in bijlage vinden. Samenvatting literatuur Er werd een studie gevonden die de effecten semi-rigide afneembaar gips met elastische zwachtel gedurende zes weken vergeleek ((Pentikainen, Ojala, Ohtonen, Piippo, & Leppilahti,2012)). Patiënten tussen de 20 en 50 jaar, met pijnlijke knobbel met hallux valgus hoek kleiner dan 50 graden en intermetatarsale hoek kleiner dan 21 graden werden geïncludeerd. In deze studie werden de effecten van fixatietechniek en van nabehandeling onderzocht. Hiertoe werden patiënten gerandomiseerd in vier groepen. Omdat we voor de beantwoording van deze uitgangsvraag geïnteresseerd zijn in de methoden van nabehandeling worden hier slechts de resultaten over deze vergelijking beschreven. Patiënten die eerder voetchirurgie ondergingen, zwanger waren, of hallux rigidus, hallux limitus, platvoeten of een reumatoïde ziekte hadden werden geëxcludeerd. In de interventiegroep ondergingen 50 patiënten Chevron osteotomie en kregen als nabehandeling gedurende zes weken een semi-rigide voorvoetgips. In de controle groep ondergingen 50 patiënten dezelfde interventie maar werden nabehandeld met een elastische zwachtel gedurende zes weken. Gewichtsbelasting op de hiel was meteen na de operatie toegestaan, en op de hele voet na drie weken. De gemiddelde leeftijd was 39 jaar. Twee gerandomiseerde onderzoeken vergeleken gipsschoen (interventie) met drukverband (controle): Meek et al., 1998 (n=52) en Meek et al., 1999 (n-54) (Meek,1998; Meek,1999). In de studie uit 1998 werden patiënten na hallux valgus chirurgie na ziekenhuisopname met strikte bedrust en elevatie van de voet van vijf dagen gerandomiseerd voor postoperatief beleid bestaande uit zes weken een niet afneembare gipsschoen of zes weken verband. De gemiddelde leeftijd in de gips groep

Page 147: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

147

Richtlijn Hallux Valgus

was 60.8 jaar en 55.9 jaar in de verband groep. De gemiddelde preoperatieve hallux valgus hoek en intermetatarsale hoek waren 30.5 en 13.8 graden in de gipsgroep versus 31.8 en 13.9 graden in de verbandgroep. Ook in de studie van 1999 werden patiënten na hallux valgus chirurgie gerandomiseerd voor zes weken verband of gips. Postoperatief werden patiënten drie dagen opgenomen met strikte bedrust en elevatie van de voet. De gemiddelde leeftijd in de gips groep was 43.2 jaar en 43.3 jaar in de verband groep. De preoperatieve hallux valgus hoek en intermetatarsale hoek waren 31.4 en 13.1 graden in de gipsgroep versus 33.2 en 15.2 graden in de verbandgroep. Afneembaar gips (spica) versus verband Complicaties In de studie van Pentikainen werden patiënten na 6 weken, 1 jaar en langere follow-up (gemiddeld 7.9 jaar) gezien. Er werd bij geen van de patiënten een van de volgende complicaties gevonden: verandering van stand, avasculaire necrose, diepe wond infectie of her-operatie (Pentikainen, 2012). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten postoperatieve stand, pijn, stijfheid van het operatiegebied, recidief, tijd tot terugkeer naar normale activiteiten en mobiliteit van de patiënt werden niet in deze studie meegenomen. De hoekstand werd in deze studie wel gemeten, maar de waarden voor de gips-groep en drukverband groep werden niet gerapporteerd en vergeleken. Daarom zijn deze in deze literatuuranalyse niet meegenomen. De bewijskracht voor de uitkomstmaat complicaties is zeer laag omdat de onderzoeksgroepen klein zijn (imprecisie). Conclusies

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat het aantal complicaties niet verschillend is na nabehandeling met semi-rigide, afneembaar gips en drukverband. Bronnen (Pentikainen, 2012)

GRADE

Er waren geen studies die de postoperatieve stand, pijn, recidief, stijfheid van het operatiegebied, tijd tot terugkeer naar normale activiteiten en mobiliteit van de patiënt na semi-rigide afneembaar gips vergeleken met drukverband.

Vast gips versus verband Complicaties Twee studies onderzochten de uitkomstmaat complicaties binnen drie maanden (Meek, 1998; Meek, 1999). Non-union kwam totaal voor bij vier patiënten na gips (n=53) en één patiënt na verband (n=53). Oppervlakkige wondinfectie kwam bij vier patiënten na gips en twee patiënten na verband voor. In geen van de infecties werd een significante groei van bacteriën gevonden. In beide studies was de frequentie van complicaties niet significant verschillend tussen de groepen. Stijfheid van het operatiegebied

Page 148: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

148

Richtlijn Hallux Valgus

Een studie onderzocht de uitkomstmaat stijfheid van het operatiegebied (Meek, 1999) aan de hand van de postoperatieve ROM (Range Of Motion) na gips (n=27) was 48.9±11.9 graden en na verband (n=27) 44.2±9.8 graden. Dit verschil was niet significant. Pijn In de studies van Meek werd de pijnscore gemeten aan de hand van een analoge schaal na drie maanden postoperatief. De gemiddelde pijnscores in de gips versus verbandgroep waren 1.5±0.8 versus 1.6±0.9 (niet significant) (Meek, 1998) en 2.1± 1.9 versus 1.1±1.3 (p>0.07) (Meek, 1999). Tijd tot hervatten van normale activiteiten Twee studies onderzochten de tijd tot het hervatten van normale activiteiten na hallux valgus chirurgie. De gemiddelde tijd tot hervatten van normale activiteiten was in de studie uit 1998 7±2.2 weken in de interventiegroep (gips) in vergelijking met 5.8±2.7 weken in de controlegroep (verband) (p<0.02) (Meek, 1998) en in de studie uit 1999 6.2±2.1 versus 6.6±1.1 weken (niet significant) (Meek, 1999 ). Postoperatieve loopafstand Twee studies onderzochten de postoperatieve loopafstand na hallux valgus chirurgie aan de hand van het aantal patiënten dat drie maanden postoperatief weer in staat is naar de winkel te lopen, en het aantal patiënten dat weer in staat is ongelimiteerd te lopen (Meek, 1998; Meek, 1999). Het aantal patiënten dat in staat was om naar de winkel te lopen was niet verschillend in de beide groepen (gips 50 (94.3%) vs. verband 52 (98.1%)). Het aantal patiënten dat ongelimiteerd kon lopen was niet significant verschillend in de beide groepen (44 van 53 (83.0%) vs. 50 van 53 (94.3%)(Meek, 1998; Meek, 1999). Postoperatieve stand Twee studies onderzochten de uitkomstmaat peroperatieve stand. In deze studies werden de hallux valgus hoek en intermetatarsaal hoek gemeten aan de hand van radiografische beeldvorming. Er is niet beschreven op welke manier (belast of onbelast) de foto’s gemaakt en beoordeeld werden. De gemiddelde postoperatieve HVA was niet verschillend in de gipsschoen- (n=26) versus de verbandgroep (n=26): 17.1±6.1 vs. 18.4 ±6.4 graden (Meek, 1998) en 19.4±6.0 vs. 17.9±5.1 graden (Meek, 1999). De gemiddelde postoperatieve IMA was niet verschillend in de gipsschoen- (n=27) versus de verbandgroep (n=27): 9.7 ±3.4 vs. 10.2±2.8 graden (Meek, 1998) en 9.2 ±2.4 vs. 10.1±2.6 graden (Meek, 1999).

De bewijskracht voor de uitkomstmaat kosten complicaties, stijfheid van het operatiegebied, pijn, tijd tot hervatten van normale activiteiten, mobiliteit en postoperatieve stand is zeer laag omdat de bewijskracht is verlaagd voor imprecisie (kleine onderzoeksgroepen) en indirectheid. Er is sprake van indirectheid omdat de patiënten in de beide studies patiënten na de ingreep vijf respectievelijk drie dagen werden opgenomen in het ziekenhuis met strikte bedrust en elevatie van de voet. Het is onduidelijk in hoeverre de resultaten extrapoleerbaar zijn naar de huidige Nederlandse

Page 149: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

149

Richtlijn Hallux Valgus

situatie, waar patiënten over het algemeen op de dag van de ingreep naar huis mogen, en de voet de eerste weken hooguit op de hiel mogen belasten. Conclusies

Zeer laag GRADE

Het aantal complicaties lijkt niet te verschillen na nabehandeling met gips of verband. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Zeer laag GRADE

De pijnbeleving lijkt niet verschillend na nabehandeling met gips of verband. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Zeer laag GRADE

Stijfheid van het operatiegebied lijkt niet vaker op te treden na nabehandeling met gips of verband. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Zeer laag GRADE

Het is mogelijk dat patiënten dagelijkse activiteiten sneller hervatten met verband dan met gips. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Zeer laag GRADE

De mobiliteit lijkt niet verschillend te zijn na nabehandeling met gips of verband. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Zeer laag GRADE

De postoperatieve stand lijkt niet te verschillen na nabehandeling met gips of verband. Bronnen (Meek, 1998; Meek, 1999)

Overall Zeer laag GRADE

Nabehandeling van hallux valgus chirurgie door middel van gips in vergelijking met verband heeft geen verschil laten zien ten aanzien van complicaties, pijn, stijfheid van het operatiegebied, mobiliteit en postoperatieve stand. Het is mogelijk dat patiënten dagelijkse activiteiten sneller hervatten met verband dan met gips.

Overwegingen Het doel van nabehandeling is om deze zo min mogelijk belastend te laten zijn voor de patiënt (zo functioneel mogelijke nabehandeling), de pijnklachten postoperatief zo minimaal mogelijk te houden, en tegelijkertijd de initiële standscorrectie van de hallux te behouden en een recidief, dan wel complicatie als fractuur, nabloeding, wondinfectie, extreme zwelling, CRPS, uitbreken materiaal, non union te voorkomen. De mogelijkheden zijn o.a. het aanbrengen van verband of gips (afneembaar of vast).

Page 150: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

150

Richtlijn Hallux Valgus

Tevens kan worden overwogen om een achtervoetloopschoen te geven. Er werden drie studies gevonden waarin een gipsschoen en afneembaar gips (spica) werden vergeleken met verband. Er waren geen studies die vast gips vergeleken met afneembaar gips. De gevonden studies hadden kleine onderzoeksgroepen waardoor de bewijskracht laag is. In een onderzoek ondergingen de patiënten een Chevron operatie (Pentikainen, 2012), en in twee onderzoeken een correctie volgens Wilson (Meek, 1998; Meek, 1999). Er zijn geen vergelijkende onderzoeken van de Lapidus TMT 1 arthrodese) procedure gevonden. Omdat de keuze voor een nabehandeling ook afhankelijk is van de gekozen chirurgische techniek wordt er bij de aanbevelingen onderscheid gemaakt in de nabehandeling van correcties van de MT1 en artrodesen van de MTP1 en TMT1 (Lapidusoperatie) die op basis van expert opinion geformuleerd zijn. Na correcties van de MT1 zal er in de meeste gevallen postoperatief een drukverband worden aangelegd. Daarna volgt de keuze voor gips of verband. Omdat bij deze operaties de gewrichten intact blijven, volstaat een voorvoetgips. Er werden geen klinisch relevante en statistisch significante verschillen gevonden tussen gips en verband ten aanzien van complicaties, pijn, stijfheid van het operatiegebied, mobiliteit en postoperatieve stand. Een voor patiënten belangrijke uitkomstmaat is de snelheid tot terugkeer naar ADL. Het is mogelijk dat patiënten dagelijkse activiteiten sneller hervatten met verband dan met gips (Meek, 1998; Meek, 1999; Pentikainen, 2012). Het is mogelijk dat de kosten van verband lager zijn. Dit omdat het aanleggen van gips meer tijd kost, het materiaal duurder is en er een gespecialiseerd persoon in het ziekenhuis nodig is om het gips aan te leggen.

Nadelen van verband kan zijn dat de voet minder goed beschermd wordt tegen stoten. Wanneer er na correctie een K-draad in de hallux is achtergelaten, is het risico op schade door stoten groter. Gips is iets duurder om aan te leggen, maar heeft als voordeel dat het operatiegebied goed beschermd wordt tegen stoten of valpartijen. Dit voordeel geldt extra in de periode direct na de operatie als de patiënt nog niet kan belasten. Deze overwegingen overziend is voor patiënten die een hoger risico op schade door stoten (externe fixatie door middel van K-draad) of vallen hebben een voorkeur voor gips, voor andere patiënten kan een verband ook voldoen. In beide gevallen kan door combinatie met de achtervoetloop schoen snel worden belast. Er werden geen studies gevonden die vast gips vergeleken met afneembaar gips. Vast gips heeft als nadeel dat de patiënt de voet niet kan verzorgen en het gips moet beschermen tegen water. Ook kan de patiënt de wond niet even zelf controleren, dat kan alleen in het ziekenhuis. Bovendien is oefenen met vast gips onmogelijk. Afneembaar gips kost iets meer tijd om te maken, daarentegen hoeft er geen gipswissel plaats te vinden als er nog hechtingen verwijderd moeten worden. Andere voordelen van afneembaar gips zijn dat de patiënt toch de voet kan verzorgen, de wond kan controleren en kan oefenen. Deze overwegingen overziend heeft afneembaar gips daarom de voorkeur. Wanneer er echter bepaalde medische redenen voor zijn (uitbreken osteosynthese, slecht instrueerbare patiënt) of een anderzijds moeizame consolidatie van het operatiegebied kan vast gips de voorkeur hebben. Voor correcties van de MT1 volstaat een gipsperiode van 6 weken. Eventueel kan een afneembaar gips daarna alleen ‘s nachts gedragen worden. Bij een artrodese van MTP1 wordt het Os metatarsale en de proximale phalang aan elkaar gefixeerd. Vanwege een grotere kans op pseudartrose dan bij een osteotomie

Page 151: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

151

Richtlijn Hallux Valgus

heeft de werkgroep een voorkeur voor een vaste gipsschoen met teenbrug of spica en platte loopzool voor de duur van zes weken. Deze kan op geleide van pijn, zwelling en goede consolidatie op de röntgenfoto snel belast worden. Er zijn geen vergelijkende onderzoek van de nabehandeling van de Lapidusprocedure (TMT1 artrodese) gevonden. De Lapidustechniek vindt plaats in het TMT gewricht en dus gedeeltelijk in de voetwortel. Het proximale deel van de MT1 en het Os cuneiforme mediale worden aan elkaar gefixeerd. Er zijn klinieken waarbij deze operatie met een onderbeengips wordt nabehandeld, anderen schrijven een gipsschoen voor. Volgens de immobilisatieleer wordt bij een fractuur het gewricht proximaal en distaal van de fractuur vastgezet. Als er een vergelijking tussen deze operatie en een fractuur getrokken kan worden, zou de immobilisatie inclusief MTP1 en Os naviculare moeten zijn. Dat betekent een onderbeenloopgips met teenplateau. Vanwege een groter risico op pseudartrose dan bij een osteotomie zou de immobilisatieperiode onbelast 2 weken moeten zijn en daarna nog minstens vier weken belast. Daarna op geleide van röntgenfoto’s ter beoordeling van de consolidatie. Van de veel gebruikte achtervoetloop schoen werden geen vergelijkende onderzoeken gevonden die geschikt waren voor literatuuranalyse. Er is wel een onderzoek gevonden wat het effect van de schoen bij de postoperatieve hallux valgus chirurgie beschrijft (Sarmah, 2012). In dit retrospectieve onderzoek werd bij 64 patiënten onderzocht of het veranderde looppatroon effect had op de bereidheid om de schoen te dragen. Het onderzoek beschrijft dat de achtervoetloop schoen het operatiegebied beschermt, steun geeft, de voorvoet ontlast en pijnvrij mobiliseren toestaat. Echter, door het ongelijke looppatroon kunnen patiënten pijn in de kuit, knie, heup en rug ontwikkelen, waardoor de schoen minder geschikt is voor patiënten met een beperking (ouderdom, comorbiditeit). Goede instructie over gebruik van de schoen door onder andere gipsverbandmeesters en fysiotherapeuten wordt geadviseerd. Deze klachten worden minder vaak bij bilaterale ingrepen gezien. Een andere studie beschrijft dat patiënten na een Scarf ingreep de schoen gemiddeld 5.7 weken een goed hulpmiddel vinden (Hook, 2008). Op basis van deze twee onderzoeken kunnen we concluderen dat de achtervoetloop schoen voordeel lijkt te hebben, doordat patiënten vroeg kunnen belasten. Maar door het ongelijke looppatroon is deze schoen niet comfortabel en minder geschikt voor patiënten met een beperking en/of comorbiditeit. Voor deze patiënten is een gipsschoen met een platte loopzool een goed alternatief. Aanbevelingen

Patiënten met MT1 correctie osteotomie Geef bij voorkeur direct postoperatief verband in combinatie met achtervoetloopschoen. En na eerste postoperatieve controle (afneembaar) voorvoetgips (spica) in combinatie met achtervoetloopschoen. Geef indien complicaties optreden (zoals het uitbreken van osteosynthesemateriaal of moeizame consolidatie) bij voorkeur een vast voorvoetgips voor ten minste zes weken na de ingreep. Overweeg bij (oudere) patiënten met een beperking en/of comorbiditeit, en patiënten die slecht instrueerbaar zijn een gipsschoen met teenbrug of spica en platte loopzool

Page 152: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

152

Richtlijn Hallux Valgus

gedurende zes weken, waarvan de eerste twee weken onbelast.

Patiënten met MTP1 artrodese Geef bij voorkeur de patiënt direct postoperatief een gipsschoen met teenbrug of met spica of een verband (afhankelijk van het gebruikte fixatie materiaal onbelast) tot één tot twee weken postoperatief. Laat de patiënt één tot twee weken na OK terug komen voor gipswissel naar belastbaar gips, wondinspectie en zo nodig verwijderen hechtingen. Start daarna opbouwend met belasten op geleide van de pijn. Na radiologische bevestiging van consolidatie kan gips worden verwijderd en worden begonnen met belasten.

Patiënten met TMT-1 artrodese (Lapidus) Geef de patiënt bij voorkeur direct postoperatief een onderbeengips (achterspalk) met teenplateau voor ten minste één tot twee weken postoperatief. Laat de patiënt één tot twee weken na OK terug komen voor gipswissel naar belastbaar gips, wondinspectie en zo nodig verwijderen hechtingen. Start daarna opbouwend met belasten op geleide van de pijn. Na radiologische bevestiging van consolidatie kan gips worden verwijderd en worden begonnen met belasten (op zijn vroegst zes weken postoperatief).

Literatuur Hook S, Walker N, Cannon L. The use of post operative reverse camber shoes following scarf osteotomy. Foot

Ankle Surg. 2008;14(4):190-3. Meek R M D, Anderson E G. Plaster slipper versus crepe bandage after first metatarsophalangeal joint fusion.

Foot and Ankle Surgery 1998;4:213-217. Meek RMD, Anderson EG. Plaster slipper versus crepe bandage after Wilson's osteotomy for hallux valgus. The

Foot 1999;9(3):138-141. Pentikainen IT, Ojala R, Ohtonen P, et al. Radiographic analysis of The impact of internal fixation and dressing

choice of distal chevron osteotomy: randomized control trial. Foot Ankle Int. 2012;33(5):420-3. doi: 10.3113.

Sarmah SS, Hossain FS, Mishra V. Effectiveness of the reverse camber shoe in postoperative hallux valgus surgery. Foot Ankle Spec. 2012;5(4):245-8.

Page 153: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

153

Richtlijn Hallux Valgus

Zoekverantwoording Database(s): Medline. Cinahl. 1980 – oktober 2013 Zoektermen met als onderwerp nabehandeling na hallux valgus chirurgie Totaal

Medline (OVID) 1980 Engels, Nederlands

1 Hallux Valgus/ (2651) 2 ((("Great Toe*" or hallux) adj3 (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)) or Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus").ti,ab. (2934) 3 1 or 2 (3543) 4 exp Orthotic Devices/ [ook tape en foot orthoses] (9589) 5 Casts, Surgical/ (7826) 6 (plaster* or cast*).ti,ab. (74489) 7 bandages/ or compression bandages/ (13883) 8 (orthos* or orthotic* or compression* or bandage* or dressing*).ti,ab. (109598) 9 ((heel adj9 weightbearing) or ((postoperative or post-operative) adj3 elevation)).ti,ab. (386) 10 ("surgical shoe*" or ((postoperative or post-operative) adj3 shoe*)).ti,ab. (64) 11 4 or 5 or 6 or 7 or 8 or 9 or 10 (199550) 12 3 and 11 (282) 13 "Orthopedic Procedures"/ (13836) 14 (surgery or surgeon or surgical or operati*).ti. (528554) 15 Osteotomy/ or Osteotom*.ti,ab. (32275) 16 Bone Screws/ or lapidus.ti,ab. (17344) 17 Arthrodesis/ or Arthrodes*.ti,ab. (11843) 18 (scarf or chevron or keller or brandes or Hohmann or Wilson).ti,ab. (6930) 19 or/13-18 (591890) 20 Hallux Valgus/su (2069) 21 3 and 19 (2178) 22 20 or 21 (2508) 23 12 and 22 (205) 24 Postoperative Care/ (51700) 25 Aftercare/ (6586) 26 (aftercare or after-care or postoperative or post-operative or post-surg* or postsurg* or "follow-up care").ti,ab. (358212) 27 24 or 25 or 26 (395102) 28 23 and 27 (100) 29 limit 28 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (80) – 69 uniek

81

Cinahl (Ebsco)

S23 (S18 AND S22) 12 uniek 27 S22 S19 OR S20 OR S21 37,161 S21 (MH "Postoperative Care") 8,855 S20 (MH "After Care") 5,391 S19 TI ( aftercare or after-care or postoperative or post-operative or

post-surg* or postsurg* or "follow-up care" ) OR AB ( aftercare or after-care or postoperative or post-operative or post-surg* or postsurg* or "follow-up care" )

26,491

S18 S5 AND S17 99 S17 (S6 OR S7 OR S8 OR S9 OR S10 OR S11 OR S12 OR S14 OR S15 OR

S16) 28,076

S16 TI ( ("surgical shoe*" or ((postoperative or post-operative) N3 shoe*)). ) OR AB ( ("surgical shoe*" or ((postoperative or post-operative) N3 shoe*)) )

20

S15 TI ( ((postoperative or post-operative) N3 elevation) ) OR AB ( ((postoperative or post-operative) N3 elevation) )

13

S14 TI (heel N9 weightbearing) OR AB (heel N9 weightbearing) 6 S12 TI (compression* or bandage* or dressing* ) OR AB (

compression* or bandage* or dressing* ) 11,861

S11 TI ( plaster* or cast* ) OR AB ( plaster* or cast* ) 5,185 S10 (MH "Elastic Bandages") 8 S9 (MH "Bandages and Dressings+") 8,297 S8 (MH "Casts") 949 S7 (MH "Foot Orthoses") OR (MH "Orthoses") 4,811 S6 TI (orthos* or orthotic*) OR AB (orthos* or orthotic*) 3,595 S5 S1 OR S2 OR S3 OR S4 1,060 S4 TI ( Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus" ) OR 253

Page 154: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

154

Richtlijn Hallux Valgus

AB ( Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus" ) S3 TI ( ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or

abduct*) ) OR AB ( ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*) )

683

S2 ("Great Toe" or hallux) and (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)

979

S1 (MH "Hallux Valgus") 731

Exclusietabel Auteur en jaartal Redenen van exclusie

Ferrari J, Higgins JP, Prior TD. WITHDRAWN: Interventions for treating hallux valgus (abductovalgus) and bunions. [Review] [50 refs][Update of Cochrane Database Syst Rev. 004;(1):CD000964; PMID: 14973960]. Cochrane Database of Systematic Reviews 2009;(2):CD000964.

Exclusie, withdrawn, en maakt geen vergelijking die overeenkomst met uitgangsvraag

Saragas NP. Clinical tip: postoperative dressing for hallux valgus surgery. FOOT ANKLE INT 2005 Oct;26(10):899-900.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek en interventie valt buiten de uitgangsvraag.

Unver B, Sampiyon O, Karatosun V, Gunal I, Angin S. Postoperative immobilisation orthosis for surgically corrected hallux valgus. Prosthetics & Orthotics International 2004 Dec;28(3):278-80.

Exclusie, geen vergelijkend onderzoek.

Forster MC, Dhar S. A comparison between forefoot plaster and wooden soled shoes following Mitchell's osteotomy for hallux valgus. Annals of the Royal College of Surgeons of England 2002 Jan;84(1):43-6.

Exclusie, interventies vallen buiten de uitgangsvraag

Ramanathan EB, Heywood-Waddington MB. Plaster support after Wilson's osteotomy for hallux valgus. Journal of Bone & Joint Surgery - British Volume 1988 May;70(3):412-4.

Exclusie, (gipsschoen vs, onderbeengips) interventies vallen buiten de uitgangsvraag.

John M, Kalish S, Perns S, V, Willis F. Dynamic splinting for postoperative hallux limitus: a randomized, controlled trial. J AM PODIATR MED ASSOC 2011 Jul;101(4):285-8.

Exclusie, valt buiten de uitgangsvraag, andere patiëntpopulatie.

Donatto KC, Rightor N, D'Ambrosia R. Custom-molded orthotics in postoperative hallux valgus immobilization. Orthopedics 1992 Apr;15(4):449-51.

Geen vergelijkend onderzoek

Page 155: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

155

Richtlijn Hallux Valgus

Evidence tabellen Research question: what are the effects of different postoperative treatment regimens after hallux valgus surgery?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I) Comparison / control (C) 3

Follow-up Outcome measures and effect size 4

Comments

Pentikainen, 2012

Type of study: RCT Setting: Hospital Country: Finland Source of funding: none.

In this study two surgical techniques (fixation vs. no fixation) and two postoperative regimens were compared. Only data on the postoperative regimens are included in this table. Inclusion criteria: Age 2-50, painfull bunion with HVA<50, 1-2IMA<21 Exclusion criteria: Previous foor surgery, hallux rigidus, hallux limitus, flat foot, rheumatoid disease, pregnancy.

soft cast for 6 weeks postoperatively after chevron (afneembaar gips) Weightbearing was allowed on the heel immediately after the operation in all four groups and plantigrade walking was allowed after 3 weeks. Postoperative was identical from 6 weeks onwards.

traditional elastic bandage for 6 weeks postoperatively after chevron Weightbearing was allowed on the heel immediately after the operation in all four groups and plantigrade walking was allowed after 3 weeks. Active exercising of the great toe was begun at 3 weeks in the traditional elastic bandage group. Postoperative was identical from 6 weeks onwards.

Length of follow-up: mean 7.9 (range, 5.8 to 9.4) years. Loss-to-follow-up: none Incomplete outcome data: none

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available): Shift distance (mm) compared to preoperative measurement. Measured: distance medial corner of medial articular surface from median axis of first metatarsal proximal diaphysis (by weightbearing radiographs): Bandage type had no significant effect on the mean shift in either surgical groups at 6 weeks, 1 year and longterm (no outcome measures reported). Complications: Slippage: 0 Tilt: 0 Avascular necrosis: 0 Deep wound infection: 0 Reoperation: 0

Goed opgezette studie, echter wordt de focus gelegd op te methode van fixatie, en niet op nabehandeling. Nabehandeling lijkt geen invloed te hebben op de resultaten, echter de getallen worden niet gegeven. Assessor van de radiographs was niet geblindeerd.

Page 156: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

156

Richtlijn Hallux Valgus

N total at baseline: 100 Intervention: 50 Control:50 Important prognostic factors2: age (range): 39 (21-50) sex (%female): 92 Groups comparable at baseline? yes

Meek, 1999 Type of study: Prospective study Setting: Hospital Country: Scotland Source of funding: none

Inclusion criteria: Not stated Exclusion criteria: Not stated N total at baseline: 54 Intervention: 27 Control: 27 Important prognostic factors2: Side (right, left, bilateral)

Full weightbearing in a plaster slipper (vast gips) Surgery: modified wilson’s osteotomy of first metatarsal Procedure: skin was closed with interrupted ethilon sutures, wool and crepe dressing applied and foor elevated. Strict bedrest and elevation prior to discharge at 3 days. Plaster slipper for 6 weeks (after 12 days stitches

Full weightbearing without plaster splintage: Surgery: modified wilson’s osteotomy of first metatarsal Procedure: skin was closed with interrupted ethilon sutures, wool and crepe dressing applied and foor elevated. Strict bedrest and elevation prior to discharge at 3 days. Wool and crepe bandage for 6 weeks (after 12

Length of follow-up: 3 months Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: -

Outcome measures and effect size( I vs. C) Pain (mean VAS±sd): 1.5±0.8 vs. 1.6±0.9 NS Time until back to normal activities (mean weeks±sd): 6.2±2.1 vs. 6.6±1.1 NS Complications Non-union 0 vs. 0 Superficial wound infection

Auteurs noemen in de. Non-complicante patienten met verband die postoperatieve instructies niet opvolgen zouden met verband mogelijk een hoger risico op complicaties hebben. Dit is echter niet aangetoond. Bij gelijke effectiviteit raden de auteurs daarom verband aan.

Page 157: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

157

Richtlijn Hallux Valgus

I: 4; 5; 9 C: 6; 7; 7 Age (±sd) I: 43.2 ±14 C: 43.3±16.2 Mean Preoperative HVA±sd I: 31.4 ± 8.7 C: 33.2 ±6.9 Mean properative IMA±sd I: 13.1±3.3 C: 15.2±3.8 Preoperative pain (mean±sd): I: 6.1±1.7 C: 6.2±0.9 Preop passive MTP arc movement (degrees±sd) I: 54.1 (+/– 9.7) C: 51.1 (+/– 10.7) Groups comparable at baseline? yes

were removed and wounds inspected at clinic, and plaster slipper was reapplied)

days stitches were removed and wounds inspected at clinic, and bandages were reapplied)

2 vs. 0 Radiological results Mean postoperative HVA±sd 19.4±6.0 vs. 17.9±5.1 NS Mean postperative IMA±sd 9.2 ±2.4 vs. 10.1±2.6 NS Metatarsal Shortening (mm) 5.3±2.6 vs. 5.8±2.0 NS Postop passive MTP arc movement 48.9 ±11.9 vs. 44.2±9.8 NS Activity Walk to the shops (n) 27 vs 27 Unlimited walking ability 25 vs. 26 NS

Meek, 1998 Type of study: Inclusion Full weightbearing in a Full weightbearing Length of follow-up: Outcome measures and Auteurs noemen in de

Page 158: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

158

Richtlijn Hallux Valgus

Prospective study Setting: Hospital Country: Scotland Source of funding: none

criteria: Not stated Exclusion criteria: Not stated N total at baseline: 52 Intervention: 26 Control: 26 Important prognostic factors2: Side (right, left, bilateral) I: 6; 8; 6 C: 8; 6; 6 Age (±sd) I: 60.8 ±9.9 C: 55.9 ± 9.4 Mean Preoperative HVA±sd I: 30.5±12.5 C: 31.2±11.8 Mean properative IMA±sd I: 13.8±4 C: 13.9±4.2 Groups

plaster slipper: Surgery: modified wilson’s osteotomy of first metatarsal Procedure: skin was closed with interrupted ethilon sutures, wool and crepe dressing applied and foor elevated. Strict bed rest and elevation of the operated foot was enforced before discharge at 5 days. Plaster slipper for 6 weeks (after 12 days stitches were removed and wounds inspected at clinic, and plaster slipper was reapplied)

without plaster splintage: Surgery: modified wilson’s osteotomy of first metatarsal Procedure: skin was closed with interrupted ethilon sutures, wool and crepe dressing applied and foor elevated. Strict bed rest and elevation of the operated foot was enforced before discharge at 5 days. Wool and crepe bandage for 6 weeks (after 12 days stitches were removed and wounds inspected at clinic, and bandages were reapplied)

3 months Loss-to-follow-up: - Incomplete outcome data: -

effect size( I vs. C) Pain (mean diff VAS±sd): 2.1±1.9 vs. 1.1±1.3 P=0.07 Time until back to normal activities (mean weeks±sd): 7±2.2 vs. 5.8±2.7 p<0.02 Complications Non-union 4 vs. 1 Superficial wound infection 2 vs.2 (no significant growth of bacteria was found) Radiological results Mean postoperative HVA±sd 17.1±6.1 vs. 18.4 ±6.4 NS Mean postperative IMA±sd 9.7 ±3.4 vs. 10.2±2.8 NS Metatarsal Shortening (mm) 6.4±2.4 vs. 5.5±1.9 Activity Walk to the shops (n) 23 (88.46%) vs 25

overwegingen ook de kosten van gips (£4.64) vs. verband (£0.83), en benodigde tijd voor aanbrengen gips (10 min) als argumenten. Non-complicante patiënten met verband die postoperatieve instructies niet opvolgen zouden met verband mogelijk een hoger risico op complicaties hebben. Dit is echter niet aangetoond. Bij gelijke effectiviteit raden de auteurs daarom verband aan.

Page 159: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

159

Richtlijn Hallux Valgus

comparable at baseline? yes

(96.2%) Unlimited walking ability 19 (73.1%) vs. (24) 92.3% NS

Notes: 5. Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between

treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures

6. Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders] 5 7. For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls 8. For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials) 10 Study reference (first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5 (unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of intention to treat analysis?6 (unlikely/likely/unclear)

Pentikainen, 2012

Randomly shuffled, numbered and sealed opaque envelopes

Unlikely Unlikely Unlikely Unclear (assessor was not blinded, assessment of radiographs is not fully objective)

Unlikely Unlikely Unlikely

Meek, 1999

Not described

Unclear Unclear Unlikely Unclear (not blinded, subjective outcome measures)

Unlikely Unlikely Unlikely

Meek, 1998

Not described

Unclear Unclear Unlikely Unclear (not blinded, subjective outcome measures)

Unlikely Unlikely Unlikely

Page 160: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

160

Richtlijn Hallux Valgus

1. Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.

2. Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules.. 5

3. Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.

4. Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes 10 listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.

5. If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear

6. Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b) 15 outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.

Page 161: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

161

Richtlijn Hallux Valgus

6.2 Wat is de waarde van radiologische follow up na hallux valgus chirurgie?

Inleiding Direct na hallux valgus chirurgie wordt een röntgen opname gemaakt van de voet om de correctie te controleren en te controleren of er geen complicaties zijn ontstaan zoals: een fractuur, malpositie van het materiaal of bijvoorbeeld een te lange schroef. Vervolgens vindt veelal na 6 weken nogmaals een controle plaats om te kijken naar de stand van de hallux, de positie van de sesamoidea en of de osteotomie of artrodese genezen is. Op de langere termijn, of op indicatie zijn er mogelijk nog foto’s nodig. In de huidige praktijk zijn het aantal foto’s en de termijn waarop deze gemaakt worden niet uniform. In deze module worden aanbevelingen gedaan over de radiologische follow up, met als doel de praktijk te uniformeren en onnodige röntgen opnames te voorkomen. Zoeken en selecteren Er is voor deze vraag geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de bij de werkgroep bekende literatuur en overige overwegingen van de werkgroep. Overwegingen De werkgroep is van mening dat na of tijdens de procedure het nemen van een röntgenfoto gebruikelijk is om het resultaat van de operatie te beoordelen en te controleren of er geen complicaties zijn ontstaan. Hierbij worden de volgende onderdelen gecontroleerd; de correctie van de hallux en de positie van de sesamoidea. Daarnaast wordt de opname gebruikt om een inschatting te maken hoe het verloop van het herstel zal zijn. Te denken valt aan een overcorrectie waardoor een hallux varus kan ontstaan, of een complicatie in de zin van malpositie van materiaal, te lange schroeven of een te distale osteotomie dan wel een fractuur in de buurt van de osteotomie. De werkgroep vindt op basis van de normale tijd tot botgenezing, dat een poliklinische controle van de patiënt na ongeveer zes weken zou moeten plaats vinden. Het is gebruikelijk om dit te doen door middel van een belaste a.p. en laterale röntgenopname van de gehele voet. De röntgenopname zal beoordeeld worden op complicaties, consolidatie en stand van de hallux. Ten tijde van deze controle wordt verder naar de belastbaarheid van de voet, de stand van de teen en de functie van de hallux gekeken. Op indicatie; bijvoorbeeld bij onvoldoende consolidatie van de osteotomie, het ontstaan van een recidief hallux valgus, kan er een reden zijn om op andere tijdstippen in het verloop van de genezing opnieuw een röntgenfoto te maken. In het verdere verloop kan bijvoorbeeld bij pijn en stijfheid, gedacht worden aan complicaties in de zin van een avasculaire necrose van het kopje van metatarsale 1, dan wel het ontstaan van een artrose in het gewricht of irritatie van het materiaal, dit kan een reden zijn voor een hernieuwde röntgen opname. Wanneer een patiënt uit de orthopedische controle ontslagen is adviseert de werkgroep aan de eerste lijn om de patiënt terug te verwijzen naar de orthopedisch chirurg indien er sprake is van: toenemende pijn of blijvende pijn, aanwezigheid van zwelling en roodheid of andere ontstekingsverschijnselen zoals koorts, niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht (dit laatste kan onder andere wijzen op het ontstaan van artrose van het MTP1 dan wel ontstaan van avasculaire necrose (AVN)).

Page 162: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

162

Richtlijn Hallux Valgus

Tevens verandering van stand van de grote teen en andere klachten zoals materiaal dat palpabel wordt. Aanbevelingen

Maak na een chirurgische correctie van een hallux valgus bij voorkeur peroperatief (of direct postoperatief) een onbelaste röntgenfoto.

Maak na ten minste zes tot acht weken een belaste foto om te bepalen of er sprake is van consolidatie.

Indien er bij de nacontrole op zes tot acht weken nog geen sprake is van consolidatie, of wanneer er sprake is van aanhoudende klachten (pijn en functieverlies) dient de patiënt na zes weken tot drie maanden opnieuw gecontroleerd te worden en dient een nieuwe röntgenopname te worden gemaakt.

Voor de eerste lijn: Verwijs een patiënt terug voor hernieuwde controle indien er sprake is van: ­ toenemende pijn of blijvende pijn langer dan drie maanden na de operatie;

­ aanwezigheid van zwelling en roodheid of andere ontstekingsverschijnselen, zoals

koorts;

­ niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht (bijvoorbeeld op

basis van het ontstaan van artrose van het MTP1 dan wel ontstaan van avasculaire

necrose;

­ verandering van stand van de grote teen;

­ klachten van het osteosynthese materiaal.

Page 163: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

163

Richtlijn Hallux Valgus

6.3 Wanneer is de inzet van paramedische behandeling wenselijk? Inleiding De postoperatieve klinische nabehandeling bij patiënten met een hallux valgus operatie verloopt volgens lokale protocollen. Het herstel na een hallux valgus operatie is in eerste instantie afhankelijk van de soort ingreep. Daarnaast zijn de aard van de aandoening de preoperatieve situatie en eventuele andere patiëntgebonden factoren van belang. Op dit moment worden eerste of tweedelijns fysiotherapie, ergotherapie, orthopedisch schoeisel en podotherapie of registerpodologie in wisselende mate ingezet, en in sommige gevallen wordt er mogelijk niet optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden. Deze module geeft aanbevelingen over in welke situatie het nuttig is nazorg te bieden. Zoeken en selecteren Er is voor deze vraag geen systematische literatuuranalyse gedaan. De aanbevelingen zullen worden gebaseerd op bij de werkgroep bekende literatuur en overige overwegingen. Overwegingen De werkgroep is van mening dat de fysiotherapeut, ergotherapeut, orthopedisch schoenmaker, podotherapeut of registerpodoloog in de postoperatieve fase een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Naar de huidige maatschappelijke opvattingen is een zo spoedig mogelijke terugkeer in het arbeidsproces gewenst. De genoemde disciplines bieden over het algemeen genomen een veilige en relatief goedkope interventie die nauwelijks risico’s en/of complicaties met zich mee brengt en in veel gevallen op volledige of gedeeltelijke vergoeding vanuit de zorgverzekeraar kan rekenen. De zorgverlener dient uiteraard te beschikken over de juiste ervaring, deskundigheid en voorzieningen. De werkgroep is van mening dat de betreffende zorgverlener aangesloten dient te zijn bij de betreffende beroepsvereniging en geregistreerd staat in een onafhankelijk kwaliteitsregister. Het is niet alleen de operatie die bepaalt of de patiënt verwezen moet worden voor eerste of tweedelijns nabehandeling, maar meer of er sprake is van normaal of (te verwachten) vertraagd herstel of afwijkend beloop. Tevens is het voor een verantwoord ontslag uit het ziekenhuis c.q. kliniek nodig dat de patiënt veilig transfers kan uitvoeren en zelfstandig kan (traplopen). Indien dit niet het geval is kan dit een indicatie zijn voor doorverwijzing. De ervaring van de werkgroep is dat de patiënt bij een normaal herstel de eerste twee weken postoperatief pijn ervaart, de patiënt kan en mag dan nog weinig lopen en vaak is er sprake van een aanzienlijke zwelling. Twee weken postoperatief kan er in toenemende mate gemobiliseerd worden. Bewegingsactiviteiten worden gestart met als doel voorkomen en/of verbeteren van de verminderde mobiliteit. Gemiddeld na twee weken mag de teen bewogen worden ofwel lokaal gemobiliseerd. Zes weken postoperatief zal in het algemeen het eventuele gips worden verwijderd of stopt de patiënt met het dragen van de achtervoetloopschoen. De patiënt gaat weer toenemend normaal functioneren in het ADL en ervaart dat de functies, activiteiten en participaties

Page 164: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

164

Richtlijn Hallux Valgus

in de tijd toenemen en de pijn afneemt. Bij vertraagd herstel nemen functies, activiteiten en participatie in de tijd niet toe maar blijven gelijk of nemen zelfs af bij een toename van pijn en het eventueel ontstaan van stoornissen elders. De herstelperiode in tijd uitgedrukt verloopt volgens de werkgroep als volgt: Het verwacht herstel voor zittend werk vier weken. Voor staand werk zes tot acht weken. De zwelling van de voet kan in veel gevallen twaalf weken aanhouden. Na de gipsperiode, lopen op achterloopschoen of platte revalidatieschoen volgt het lopen op een wijde confectieschoen. Dit kan de patiënt gemiddeld na acht tot twaalf weken. De verwachting is dat de patiënt na twaalf weken weer “normale” confectieschoenen kan dragen. Het eindresultaat van de operatie zal in drie maanden tot een jaar plaatsvinden. Bij de proximale correctie is de duur van het herstel vaak enkele weken langer in vergelijk met de distale correcties. Hervatting van sport verloopt wisselend. De compliance van de sporter speelt hierbij een rol. De “fanatieke sporter” dient gedoseerd op te bouwen en meer te worden afgeremd. Hetzelfde geldt voor de (oudere) of osteoporotische patiënt. De algemene ervaring vanuit de kliniek is dat patiënten zich postoperatief goed kunnen redden in hun thuissituatie. Voorwaarde hiervoor is het geven van de juiste instructies aan de patiënt (zie hoofdstuk 7 informatie voor de patiënt) pre- en perioperatief. De werkgroep is daarom van mening dat bij patiënten met een verwacht normaal herstel en ongecompliceerd beloop na een hallux valgus operatie genoemde disciplines geen meerwaarde hebben in de acute fase (eerste 6 weken). Wanneer er echter sprake is van een (te verwachten) vertraagd herstel na een hallux valgus operatie is volgens de werkgroep meerwaarde van het doorverwijzen naar: ­ de fysiotherapeut in de eerste lijn indien er sprake is van: aanhoudende stoornissen

in functies (mobiliteit van MTP I of omliggende gewrichten, oedeem, kracht, stabiliteit en gangbeeld) en beperkingen in activiteiten (bijvoorbeeld uitvoeren van transfers en lopen). Ook het ontstaan van CRPS-I (zie richtlijn Complex Regionaal Pijn Syndroom Type I) kan reden zijn voor verwijzing; ­ in individuele gevallen kan bij een (oudere) patiënt met veel stoornissen in

functies en beperkingen in activiteiten en met veel comorbiditeit preoperatieve kan direct postoperatieve fysiotherapie (inclusief voorlichting en oefenen met krukken) overwogen worden. Tevens kunnen belastingsadviezen worden gegeven;

­ de podotherapeut of registerpodoloog indien er sprake is van: aanhoudende pijn in MTP I of omliggende gewrichten, metatarsalgie, afwikkelproblemen, recidief hallux valgus, schoenpasproblemen, abnormale stand van de voet of tenen en afwijkend looppatroon;

­ de podotherapeut of registerpodoloog voor een “functionele voetorthese” zodra de patiënt mag belasten zonder gips of loopschoen om recidief hallux valgus te voorkomen (expert opinion) indien er sprake is van preoperatief vastgestelde hypermobiliteit en overmatige pronatie van de voet. Tevens lijkt het de werkgroep zinvol deze groep te verwijzen naar de fysiotherapeut voor oefentherapie gericht op het versterken van de voetmusculatuur;

­ de orthopedische schoenmaker indien er sprake is van blijvende pijn, afwikkelproblemen of schoenpasproblematiek en waarbij confectieschoeisel niet afdoende is;

Page 165: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

165

Richtlijn Hallux Valgus

­ de ervaring vanuit de werkgroep is dat ergotherapie zelden wordt ingezet. Bij complicaties als CRPS-I en langdurige beperkingen of transferproblemen kan verwijzing zinvol zijn.

Het blijkt erg lastig om preoperatief een juiste inschatting te maken van de benodigde postoperatieve zorg. Uit ervaring is gebleken dat bij een normaal postoperatief beloop bij een primaire hallux valgus operatie geen postoperatieve nazorg nodig is. Voor de verdere voorspellers van postoperatieve complicaties wordt verwezen naar H 3.2 (indicatiestelling bij hallux valgus). Om het verwijzingsproces van specialist naar de betreffende zorgverlener te optimaliseren dient de specialist indien besloten wordt de patiënt door te verwijzen, de aandoening van de patiënt, evenals de soort ingreep, zo volledig mogelijk op de aanvraag beschrijven. Daarnaast moeten de volgende items op de aanvraag staan: ­ is er een beperking ten aanzien van de belasting? Zo ja, hoeveel mag de patiënt

belasten en voor welke periode. ­ is er een beperking ten aanzien van het mobiliseren van MTP I? Aanbevelingen

Bij patiënten met een (te verwachten) normaal postoperatief en ongecompliceerd beloop is er geen indicatie voor nazorg.

Indien sprake is van preoperatieve hypermobiliteit gepaard met overmatige pronatie is verwijzing naar fysiotherapeut, ergotherapeut, orthopedisch schoenmaker, podotherapeut of registerpodoloog op zijn plaats.

Verwijs naar de genoemde disciplines als er sprake is van een afwijkend beloop of complicaties: Kort na operatie: - naar fysiotherapeut wanneer patiënt niet zelfstandig kan lopen/transfers kan

maken. Na controle bij de specialist: - naar fysiotherapeut bij aanhoudende problemen mobiliteit en functies (mits de

consolidatie goed verloopt); - naar fysiotherapeut en ergotherapeut bij CRPS-I (zie voor doorverwijzing richtlijn

CRPS); - naar een podotherapeut of registerpodoloog bij afwijkingen in het looppatroon

en/of pijn in MTP-1 of omliggende gewrichten door recidief hallux valgus, transfer metatarsalgie, abnormale stand van de voet en/of tenen en schoenpas problemen;

- naar orthopedisch schoenmaker bij blijvende pijn, afwikkelproblemen en schoenpasproblemen waarbij ADL schoeisel niet afdoende is;

- naar ergotherapeut bij langer durende complicaties, aanhoudende beperkingen of transferproblemen.

Page 166: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

166

Richtlijn Hallux Valgus

Voorzie de zorgverlener waar naar verwezen wordt van informatie over: - de aandoening van de patiënt; - de soort ingreep; - aanvullende informatie als de beperking ten aanzien van belasting en beperking ten

aanzien van mobiliseren MTP I.

Page 167: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

167

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 7 Informatie voor de patiënt Uitgangsvraag Welke informatie dient voorafgaande aan- en rondom een hallux valgus operatie te worden verstrekt aan de patiënt? Inleiding In de voorbereidingsfase van deze richtlijn werd in april 2013 een invitational conference en in oktober 2013 een focusgroep voor (geopereerde) hallux valgus patiënten georganiseerd (zie bijlagen verslag invitational conference en verslag patiënten-focusgroep). Zowel de deelnemers aan de invitational conference als de deelnemers aan de focusgroep gaven aan dat de impact van de hallux valgus operatie, ondanks de verstrekte informatie, onderschat werd. Ook gaf men aan dat de informatievoorziening verschilt in inhoud en volledigheid. Doel van dit hoofdstuk is om de informatievoorziening aan de patiënt te verbeteren. Zoeken en selecteren Er is voor deze uitgangsvraag geen systematische literatuuranalyse verricht. Wel is in de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane met relevante zoektermen gezocht naar literatuur over informatieoverdracht bij de behandeling van hallux valgus. De zoekverantwoording is weergegeven in de bijlage. De literatuurzoekactie leverde 15 treffers op. Na raadpleging van samenvatting of volledige tekst, werden geen studies definitief geselecteerd. Overwegingen Uit de focusgroep kwam naar voren dat de verstrekte mondelinge én schriftelijke informatie onvoldoende gehoord, gelezen en onthouden wordt door de patiënten. Ook uit andere specialismen (bijvoorbeeld: binnen de oogheelkunde in de richtlijn cataract) zijn er aanwijzingen dat de traditionele mondelinge voorlichting in de spreekkamer al of niet ondersteund met een informatiefolder niet of onvoldoende werkt. In de literatuur werden geen andere initiatieven, of wijzen van informatieoverdracht bij de behandeling van hallux valgus gevonden. De werkgroep heeft deze module daarom opgesteld op grond van bestaand informatiemateriaal van vier ziekenhuizen (Alkmaar, Naarden, Maastricht en Nijmegen) en diverse informatiefolders uit de eerste lijn, de input van de focusgroep patiënten en de aanwezige kennis en ervaring binnen de werkgroep en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) (artikel 448 lid 2). Uit de focusgroep kwam naar voren dat patiënten behoefte hebben aan informatie nog voordat ze terecht kunnen bij een zorgverlener. Er werd gesteld dat men door deze informatie eerder op zoek gaat naar passende zorg in de eerste lijn en daarmee minder lang door blijft lopen met klachten. Patiënten geven concreet aan dat ze de informatie graag op een duidelijke en betrouwbare website zouden zien met plaatjes en filmpjes. Opvallend is dat geen van de websites van de beroepsverenigingen (thuisarts.nl, kngf.nl, podotherapie.nl, loop.nl , orthopeden.org) informatie biedt over de hallux valgus en

Page 168: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

168

Richtlijn Hallux Valgus

haar behandeling. De werkgroep is, gezien de behoefte van de patiënt, van mening dat voorlichting bij voorkeur audiovisueel en via het internet aangeboden moet worden. De websites van de beroepsverenigingen kunnen hier een leidende rol in spelen. Het is dan van belang dat de inhoud van de websites op elkaar afgestemd is en er onderling naar elkaar verwezen wordt. De informatievoorziening in zijn geheel werd door patiënten als wisselend ervaren zowel wat betreft inhoud en volledigheid. Met name in het postoperatieve traject wordt onjuiste of verschillende informatie gegeven. De werkgroep heeft gemeend dat een stroomschema en een checklist de zorgverlener tot steun kunnen zijn en als leidraad kunnen dienen om zo tot een meer uniforme en vollediger informatievoorziening aan de patiënt te komen. In het stroomschema (figuur 7.1) wordt aangegeven welke informatie, wanneer en door wie aan de patiënt verstrekt dient te worden. In de checklist (bijlage 7.1 checklist informatievoorziening) is per informatieblok puntsgewijs de te bespreken onderwerpen aangegeven. Tevens heeft de werkgroep voor de laatste twee fasen in het stroomschema een voorbeeld schriftelijke informatie samengesteld. In de focus groep kwamen nog de volgende aandachtspunten t.a.v. de voorlichting naar voren: ­ patiënten willen vooral weten of de operatie helpt tegen de pijn;

­ patiënten onderschatten de operatie;

­ patiënten vinden het belangrijk wat de impact van de operatie is zodat ze hun

thuissituatie hieraan vooraf beter kunnen aanpassen;

­ patiënten wilden graag op de hoogte gebracht zijn van de optie om aan beide

voeten tegelijkertijd geopereerd te worden;

­ patiënten wilden graag een heldere beschrijving van alle per- en postoperatieve

pijnbestrijdingsopties;

­ patiënten geven aan dat de eerste week na de operatie erg tegenviel omdat ze

onvoldoende beeld hadden wat hun te wachten stond;

­ patiënten vinden het heel belangrijk een duidelijk en persoonlijk aanspreekpunt te hebben bij vragen na de operatie. Diegene moet weten wie je bent en op de hoogte zijn van de medische situatie. Vertrouwen en een goede band met de behandelaar wordt als zeer waardevol ervaren.

Aanbevelingen

Gebruik bij voorkeur het stroomschema (figuur 7.1 stroomschema informatievoorziening) en de checklist (checklist informatievoorziening) bij de informatievoorziening naar de patiënt in de spreekkamer.

De informatievoorziening naar de patiënt dient bij voorkeur audiovisueel aangeboden te worden via internet in dit geval de websites van de betrokken beroepsverenigingen. De beroepsverenigingen dienen bij de ontwikkeling van deze informatie een leidende rol te spelen en de inhoud onderling op elkaar af te stemmen.

Geef de procedure ziekenhuisopname ook op schrift mee aan de patiënt.

Page 169: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

169

Richtlijn Hallux Valgus

Geef de informatie over postoperatief herstel/revalidatie en de informatie voor een afwijkend beloop op schrift mee aan de patiënt (zie bijlage 4: tijdschema en afwijkend verloop).

Figuur 7.1 Stroomschema informatievoorziening

Literatuur Website: http://schoenadvies.com/Folder: http://schoenadvies.com/wp-content/uploads/folder-definitief.pdf Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) (artikel 448 lid 2). Zwaard BC, Poppe E, Vanwanseele B, et al. Development and evaluation of a leaflet containing shoe advice: a

randomized controlled trial. Family Practice 2014;31(3):267-272.

Page 170: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

170

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 7.1 Checklist informatievoorziening patiënt Algemene voorlichting over het ziektebeeld hallux valgus

ontstaan, beloop en prognose hallux valgus;

mogelijkheden voor zelfbehandeling;

indien van toepassing een goed schoenadvies (van der Zwaard, 2014).

Voorlichting conservatieve behandelingen

mogelijke conservatieve behandelingen in de eerste lijn, verwijzen naar

podotherapeut, registerpodoloog of fysiotherapeut;

doelstelling en prognose van conservatieve behandeling.

Algemene voorlichting over de operatie

de verwachtingen van de patiënt t.a.v. de operatie, het operatieresultaat en het

operatie herstel;

stilstaan bij de postoperatieve herstelperiode. Onbelaste en belaste periode (totaal

van zes tot acht weken) en de gevolgen voor mobiliteit, beroep, sport, autorijden;

de klachten pijn en zwelling nog wel veel langer (maanden) aan kunnen houden en

het niet na zes tot acht weken helemaal klaar is;

bespreken en inventariseren van de factoren die de operatie negatief kunnen

beïnvloeden. Indien van toepassing stopadvies roken en afvaladvies;

operatierisico’s (stijfheid MTP1, wondinfectie, last van schroefjes, recidief, CRPS,

lang aanhoudende klachten van zwelling en pijn, vertraagde consolidatie) en

complicaties (trombose, zenuwbeschadiging, nabloeding, botnecrose,

pseudoartrose, peroperatieve fractuur, varusstand).. Voor verdere voordelige en

nadelige effecten van hallux valgus chirurgie wordt verwezen naar Hoofdstuk 5.1

Chirurgische technieken.

Operatiekeuze

aard en doel van de diagnostiek;

verwachtingen van de patiënt t.a.v. de operatie;

informatie over de gekozen operatietechniek: uitleg over keuze en de uitvoering;

bespreken van de kans dat peroperatief afgeweken wordt van de

operatieprocedure;

operatierisico’s en complicaties.

Informatie over opname en procedure

voorbereiding operatie. Aanpassingen thuissituatie (bed, douche traplopen),

gebruik van krukken, looprek, voorvoet ontlastende schoen, zo nodig beoordelen

thuissituatie;

procedure ziekenhuisopname;

opties per- en postoperatieve pijnbestrijding;

tromboseprofylaxe (Fraxiparine).

Page 171: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

171

Richtlijn Hallux Valgus

Informatie over postoperatief herstel en revalidatie

globaal tijdschema herstelperiode (zie bijlage 4: tijdschema en afwijkend verloop);

bespreken van controlemomenten en controlefoto;

instructies ter attentie van de hechtingen, belasting, gebruik gips of verband,

achtervoetloopschoen en krukken;

postoperatieve pijnbestrijding;

algemene bereikbaarheid en aanspreekpunt bij nood;

voorlichting vroege postoperatieve complicaties.

Informatie bij afwijkend beloop na laatste controle

wanneer is er sprake van afwijkend beloop (zie ook module 6.3 paramedische inzet

bij nabehandeling na hallux valgus operatie). Zie bijlage tijdschema en afwijkend

beloop;

bespreken van aanspreekpunt bij een afwijkend beloop

Page 172: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

172

Richtlijn Hallux Valgus

Zoekverantwoording Database Zoektermen Totaal

Medline (OVID) 2004-2013 Engels, Nederlands, Duits, Frans

1 Hallux Valgus/ 2 ((("Great Toe*" or hallux) adj3 (Deform* or Valgus or Deviat* or abduct*)) or Bunion* or abductovalgus or "metatarsus primus varus").ti,ab. 3 1 or 2 4 exp Health Education/ 5 (educat* or communicat*).ti. 6 4 or 5 7 limit 6 to (dutch or english or french or german) 8 3 and 7 9 exp Informed Consent/ 10 information.ti. or "informed consent".ti,ab. 11 9 or 10 12 limit 11 to (dutch or english or french or german) l 12 3 and 12 13 8 or 12 14 limit 13 to yr="2004 -Current" 10 (geen search door KiMS)

15

Embase 2004-jan. 2014

'hallux valgus'/exp/mj OR (('great toe' OR hallux) NEAR/3 (deform* OR valgus OR deviat* OR abduct*)):ab,ti OR bunion*:ab,ti OR abductovalgus:ab,ti OR 'metatarsus primus varus':ab,ti AND ('patient education'/exp/mj OR 'health education'/mj OR 'informed consent'/exp/mj OR 'informed consent':ab,ti OR educat*:ti OR communicat*:ti OR information:ti OR 'counseling'/exp/mj OR 'patient guidance'/exp/mj OR ('counseling'/exp/mj OR 'patient counseling'/exp/mj OR (counseling:ab,ti OR counselling:ab,ti AND ([dutch]/lim OR [english]/lim OR [french]/lim OR [german]/lim) AND [embase]/lim AND [2004-2014]/py 15 referenties

15

Page 173: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

173

Richtlijn Hallux Valgus

Hoofdstuk 8 Organisatie van Zorg Uitgangsvragen 8.1 Wat zijn voor de eerste lijn de criteria voor verwijzing van een patiënt met hallux

valgus? 8.2 Wat is de toegevoegde waarde van aanvullende diagnostiek in de eerste lijn bij een

verwijzing van een patiënt met hallux valgus? Inleiding Onder ‘organisatie van zorg’ wordt verstaan “alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur)”. In de voorbereidingsfase van deze richtlijn kwamen op de invitational conference en in de focusgroep met patiënten alswel in de discussie binnen de richtlijnwerkgroep een aantal knelpunten ten aanzien van de organisatie van zorg rondom de hallux valgus naar voren (zie bijlage 2 Verslag patiëntenfocusgroep en bijlage 3 Verslag invitational conference). De volgende knelpunten zullen in deze module worden uitgewerkt: ­ doorverwijzing van de eerste naar de tweede lijn en diagnostiek in de eerste lijn; ­ de kwalificatie van de chirurg.

Over de communicatie naar- en met de patiënt is in deze richtlijn een apart hoofdstuk opgenomen (zie hoofdstuk 7 Informatie aan de patiënt). Zoeken en selecteren Er is voor dit hoofdstuk en voor de uitgangsvragen geen systematische literatuur search gedaan. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de bij de werkgroep bekende literatuur en overige overwegingen van de werkgroep. 8.1. Wat zijn voor de eerste lijn de criteria voor verwijzing van een patiënt met hallux

valgus? Inleiding In deze paragraaf worden aanbevelingen gedaan over verwijscriteria voor de eerste lijn en de plaats van aanvullende diagnostiek daarbij. De aanbevelingen hebben tot doel een doelmatige doorverwijzing naar de tweede lijn en een zinnige inzet van aanvullende diagnostiek. De eerste lijn en huisartsen in het bijzonder zijn terughoudend in hun doorverwijzing naar de tweede lijn voor een operatieve ingreep (Eekhof, 2013). Het is algemeen geaccepteerd om de patient te verwijzen bij ernstige pijn of hinder of de sterke wens van de patiënt zelf. Objectieve criteria om al of niet te verwijzen naar de tweede lijn zijn er niet. Het ontbreken van dergelijke verwijscriteria voor de eerste lijn geeft onduidelijkheid over het tijdstip van verwijzing. Probleem hierbij is het spanningsveld tussen te vroege en te late verwijzing. Te vroege verwijzing dient voorkomen te worden in verband met met de operatierisico’s en complicaties en het intensieve en langdurige revalidatietraject. Een te late verwijzing kan de patient onnodige lang aan pijn

Page 174: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

174

Richtlijn Hallux Valgus

blootstellen. Tevens is niet duidelijk wat de rol van aanvullende diagnostiek voor de verwijzing is. Overwegingen Doorverwijzing naar de tweede lijn Patiënten in de focusgroep gaven aan dat de enige belangrijke uitkomst van de operatie voor hen afname van de pijn is. Patienten waren duidelijk van mening dat als de pijn zou verdwijnen zij een concessie willen doen aan schoeisel. Wel is het dragen van “normale schoenen” voor de patient belangrijk. De chirurgische behandeling van een hallux valgus betreft een electieve ingreep waarbij de patiënt een intensief behandeltraject ingaat en zich blootstelt aan operatierisico’s en complicaties. Een te vroege verwijzing kan de patiënt hieraan onnodig blootstellen. Wanneer conservatieve therapie geen verbetering geeft voor de patient ten aanzien van pijn, met daarbij passende beperkingen in mobiliteit en functioneren is verwijzing naar de tweede lijn aangewezen. De werkgroep kent geen absolute contraindicaties voor een hallux valgus operatie. Een relatieve contraindicatie is een chronische infectie in het operatiegebied. Hierbij merkt de werkgoep op dat als de chronische infectie op basis van een bunion in stand gehouden wordt er juist wel een operatieve behandeling geindiceerd kan zijn. Er zijn wel een aantal bekende voorspellers voor slechte wond- en bot-genezing. Deze risicofactoren kunnen naar de mening van de werkgroep wel een overweging bij verwijzing zijn. Hierbij valt te denken aan diabetes mellitus, de neuropatische voet, reuma (en de daarbij gebruikte medicatie), vaatproblematiek, weke delen aandoeningen en roken. Naar de mening van de werkgroep is er ook een kleine groep waar langer wachten nadelig is en die eerder verwezen kunnen worden zonder eerst een conservatieve behandeling af te wachten. Het betreft hier o.a. patiënten die als gevolg van de hallux valgus uitbreiding van de pijnklachten naar lateraal in de voorvoet krijgen met name ter plaatse van het MTP 2 gewricht. Een vroegtijdige verwijzing zou een ingrijpender en minder succesvolle ingreep kunnen voorkomen. Ook de groep patiënten met (vroegtijdige) artrose van met name de sesambeentjes zou eerder verwezen kunnen worden. Probleem hierbij is dat de werkgroep niet duidelijk heeft gekregen hoe de eerste lijn via diagnostiek deze groep vroegtijdig kan identificeren. Het spreekt voor zich dat bij de groep patiënten waarbij sprake is van een stoornis in de pijnzin, zoals bij een perifere neuropathie kan voorkomen, pijn geen verwijscriterium kan zijn. Specifiek bij een diabetische perifere neuropathie moet enerzijds het risico voor het ontstaan of de aanwezigheid van ulcera a.g.v. de hallux valgus en/of bunion afgewogen worden tegen de mogelijke extra operatierisico’s en het ontbreken van onderzoek naar het effect van deze ingreep bij deze indicatie. De werkgroep kan hier geen algemene aanbeveling over doen. Bij iedere patiënt zal een individuele afweging gemaakt moeten worden.

Page 175: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

175

Richtlijn Hallux Valgus

Tot slot geeft de werkgroep ter overweging dat bij een langdurige pijnlijke hallux er andere klachten (bijvoorbeeld voet, knie of rug)kunnen optreden als gevolg van een afwijkend looppatroon (Menz, 2005; Shih, 2014). Aanvullende diagnostiek in de eerste lijn. Een röntgenfoto draagt meestal niet bij aan het besluit om te verwijzen. Verwijzing gebeurt primair op basis van klachten gerelateerd aan de hallux valgus. Binnen de werkgroep is gediscusieerd over het belang van een röntgenfoto in geval van het vermoeden van discongruentie in het MTP 2 gewricht en en bij het vermoeden op artrose van met name de sesambeentjes. De werkgroep merkt op dat discongruentie en artrose in een vroeg stadium niet of moeilijk op basis van klachten en symptomen zijn te identificeren. Vroegtijdige opsporing door gericht röntgenonderzoek aan te vragen op basis van klachten en symptomen is voor de eerste lijn dan ook lastig. Daar komt nog bij dat een ‘gewone’ röntgenopname niet volstaat en er specifieke eisen aan de röntgenopname gesteld worden, wil deze zinvol zijn (hoofdstuk 3 Diagnostiek en indicatiestelling). Ook bij een reeds gevorderde artrose van de sesmoideae en discongruentie van het MTP 2 gewricht voegt een röntgenfoto weinig toe aan het besluit wel of niet te verwijzen en ook in deze situatie volstaat een gewone röntgenfoto niet. Een lokale behandeling van pijn op basis van een artrose van het MTP 1 gewricht zou ook ingezet kunnen worden zonder dat een röntgenfoto vooraf gemaakt is. Na verwijzing is het maken van een röntgenfoto wel belangrijk voor het stellen van de operatie indicatie en het maken van een keuze in de toegepaste operatietechniek. Deze opname dient dan aan bepaalde criteria te voldoen (zie hoofdstuk 3). De operatie indicatie wordt gesteld door de behandelend orthopedisch chirurg. Steeds vaker vindt er in de eerste lijn echografie van het bewegingsapparaat plaats. Echografie speelt geen rol bij de verwijzing voor hallux valgus. Echografie voorafgaand aan een verwijzing is derhalve naar de mening van de werkgroep niet aanbevolen. Aanbevelingen

Verwijs de patiënt door naar de tweede lijn: ­ bij pijn gerelateerd aan de hallux valgus én indien optimale conservatieve

behandeling zonder succes doorlopen is;

­ overweeg eerdere verwijzing van een hallux valgus:

1. bij het optreden van pijn in het MTP 2;

2. bij het optreden van pijnklachten elders in het lichaam door een afwijkend

looppatroon als gevolg van de hallux valgus.

Verwijs de patiënt niet voor chirurgische behandeling aan de hand van uitsluitend esthetische problematiek.

Röntgen opnames of echografie in de eerste lijn in het kader van verwijzing naar de tweede lijn worden niet aanbevolen.

Page 176: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

176

Richtlijn Hallux Valgus

Literatuur: Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Verheij TJM. Kleine kwalen in de huisartspraktijk. Reeds business. 6e druk, 2013.

SBN: 9789035235595 Menz HB, Lord SR. Gait instability in older people with hallux valgus. Foot Ankle International 2005;26(6):483-

489. Shih KS, Chien HL, Lu TW, et al. Gait changes in individuals with bilateral hallux valgus reduce first

metatarsophalangeal loading but increase knee abductor moments. Gait posture 2014;40(1):38-42.

Page 177: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

177

Richtlijn Hallux Valgus

8.2 Aan welke kwalificaties zou een chirurg die hallux valgus chirurgie uitvoert moeten voldoen?

Inleiding Op de invitational conference was men van mening dat het succes van de hallux valgus operatie afhankelijk is van de vaardigheid en scholing van de chirurg. In de focusgroep werd door patiënten aangegeven dat men een specialist met ervaring op het gebied van hallux valgus belangrijker vond dan reisafstand. In de huidige praktijk kan het voorkomen dat de ingreep door orthopedische chirurgen met weinig ervaring wordt gedaan. Deze richtlijn geeft aanbevelingen over de kwalificatie van de orthopedisch chirurg. Doel is dat een hallux valgus operatie uitgevoerd wordt door een daartoe voldoende gekwalificeerd orthopedisch chirurg. Overwegingen In de kwaliteitsnomen voor orthopedische zorg versie 2.1 van het NOV en geaccordeerd in 2013 wordt de voorvoet chirurgie in categorie 5 geplaatst (NOV, 2013). Dit zijn laag complexe orthopedisch chirurgische behandelingen. Het rapport stelt aan deze categorie geen volume eisen en acht de kwaliteit van de zorg voldoende gewaarborgd als voldaan wordt aan de algemene normen voor orthopedische praktijkvoering. De werkgroep is gezien het complicatierisico met risico op invaliditeit en arbeidsongeschiktheid, en de gewenste vaardigheid op het gebied de hallux valgus chirurgie van mening dat de voorvoet chirurgie onder categorie 4 zou moeten vallen. Daarbij merkt de werkgroep op dat hoewel er gevoelsmatig een relatie tussen volume en vaardigheid bestaat een volumenorm niet of nauwelijks te onderbouwen is. Het voorstel om de voorvoet chirurgie onder categorie 4 te laten vallen moet dan ook gezien worden als het benadrukken van de opvatting dat de hallux valgus ingreep door een orthopedisch chirurg met voldoende ervaring verricht dient te worden.Ook meent de werkgroep dat nog meer dan een volumenorm een specifieke belangstelling voor hallux valgus chirurgie/voetchirurgie een tot aanbeveling strekt. Een dergelijke specifieke belangstelling zou blijken uit extra scholing die de orthopedisch chirurg in voet en enkel chirurgie gevolgd heeft. Een voorbeeld van een dergelijke scholing zijn de cursussen aangeboden door de Dutch Orthopaedic Foot and Ankle Association (DOFAA), certificering is daarbij een belangrijk toetsingsinstrument. Het gebruik van zorguitkomsten door patiënten gerapporteerd de zogeheten patient reported outcome measures (PROM‘s) kan een ander instrument zijn om de kwaliteit te monitoren. In oktober 2012 is een advies van NOV over PROM’s vastgesteld in haar ALV (NOV, 2012). Hierin wordt het gebruik van PROM’s aanbevolen en worden criteria gegeven waaraan een geschikte PROM zou moeten voldoen. Heel recent is er specifiek gekeken naar het gebruik van PROM’s binnen de hallux valgus chirurgie (Schrier, 2014). De Manchester Oxford Foot Questionaire (MOxFQ) is gevalideerd voor verschillende voet en enkel aandoeningen, maar specifiek voor hallux valgus. De vragenlijst heeft een goede betrouwbaarheid en responsiviteit. Er werden geen vloer en plafond effecten gevonden in een patientenpopulatie die voet en enkel chirurgie onderging (Dawson, 2011). De score wordt steeds meer gebruikt door Europese voet en enkel chirurgen, en wordt momenteel vertaald in het Nederlands (Schrier, 2014). Al met al lijkt de MOxFQ als PROM binnen de hallux valgus chirurgie veelbelovend. Er bestaat echter nog geen voor Nederland gevalideerde versie ook zijn de kosten verbonden aan het gebruik een

Page 178: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

178

Richtlijn Hallux Valgus

bezwaar. Indien deze PROM in gebruik genomen wordt dient een minimaal klinisch verschil aangegeven te worden. Ook zullen de PROM’s gekoppeld moeten worden aan andere uitkomsten zoals operatierisico verhogende factoren, aantallen complicaties en heroperaties. Het verdient aanbeveling om de keuze te maken voor één instrument. Een keuze maken voor de MOxFQ lijkt vooralsnog te vroeg. Het gebruik van PROMs wordt pre- en postoperatief aanbevolen. Postoperatief vinden twee metingen plaats zes tot acht weken en één jaar na de operatie. Aanbevelingen

De orthopeed heeft een specifieke belangstelling en vaardigheid, aantoonbare ervaring of certificering door bijvoorbeeld DOFAA (voet en enkel cursus) op het gebied van hallux valgus chirurgie.

Het gebruik van PROM’s pre- en postoperatief wordt aanbevolen. De MOxFQ als PROM binnen de hallux valgus chirurgie lijkt veelbelovend, maar is nog niet in het Nederlands beschikbaar.

Het is wenselijk dat de hallux valgus chirurgie in het normenrapport van de NOV onder categorie 4 (medium complex en medium volume) wordt ondergebracht.

Literatuur Coughlin & Mann. Surgery of the foot and ankle, 9th edition 2014 (chapter 77). P. 366-400. Dawson J, Boller I, Doll H, Lavis G, Sharp P, Cooke P. The MOXFQ patient-reported questionnaire: assessment of

data quality, reliability and validity in relation to foot and ankle surgery. Foot (Edinb) 2011;32(2):92-102 NOV. Patient Reported Outcome Measures: Advies Nederlandse Orthopaedische Vereniging, oktober 2012. NOV. Rapport: Kwaliteitsnormen voor orthopedische zorg. Versie 2.1, 31 mei 2013. Schier JCM, Witteveen AGH, Jansen J, et al. PROMs for assessing outcome after hallux valgus surgery. Where do

we stand and which road to follow. Nederlands tijdschrift voor orthopedie 2014; 21.

Page 179: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

179

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 1 Afkortingen en begrippenlijst Achtervoetloopschoen Darco, heel bearing shoe AP Belaste voor-achterwaartse röntgenopname AVN Avasculaire necrose Beweeglijkheid Range of motion (ROM) Bewegingsuitslag passieve MTP flexie /extensie beweging DMAA Distale Metafysaire Articulaire hoek Functionele voetorthese Plantaire voetorthese in de vorm van een inlegzool met

als doel abnormale functie van de voet te corrigeren of compenseren

HVA Hallux Valgus Hoek IMA Intermetatarsaal Hoek IPA Interphalangiale Hoek PCA patient controlled analgesie Podotherapeut De podotherapeut behandelt personen met voetklachten

of klachten aan het houdings- en bewegingssysteem, die voortvloeien uit een afwijkend functioneren en/of afwijkende stand van de voeten. Een Podotherapeut staat ingeschreven bij het kwaliteitsregistrer Paramedici

RA Reumatoïde artritis Registerpodoloog De registerpodoloog behandelt voet gerelateerde

aandoeningen in het houding- en bewegingsapparaat. Een registerpodoloog staat ingeschreven in het kwaliteitsregister van Stichting LOOP

Teenorthese Orthese van siliconenmateriaal t.h.v. de digiti ter protectie van de huid of correctie van een abnormale teenstand

TMA Tarsometatarsale hoek VAS Visual Analoge Scale Voorvoetgips Spica VRS Verbal Rating Scale

Page 180: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

180

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 2 Verslag patiëntengroep

Focusgroep Hallux valgus Datum: donderdag 31 oktober 2013

18:30 tot 20:30 uur Locatie: Domus Medica; Mercatorlaan 1200, Utrecht Aanwezig: vijf patiënten, orthopedisch chirurg en voorzitter van de werkgroep hallux valgus (de heer dr. Burger), fysiotherapeut/register podoloog (mevrouw van der Goot), senior adviseur (mevrouw dr. Pols) en junior adviseur (mevrouw drs. Volmeijer). Patiëntgegevens: vijf vrouwen; twee patiënten met bilaterale hallux valgus correctie (waarvan één patiënt met heroperatie), één met unilaterale hallux valgus correctie, twee patiënten met geplande hallux valgus correctie Aanvullingen: één patiënt (verhinderd op 31oktober; aanvullingen op basis email-correspondentie) Opening Welkom en voorstelronde. Ter inleiding, enige informatie over de richtlijn en uitleg over het doel van de focusgroepbijeenkomst. Richtlijn hallux valgus: recent is een werkgroep van start gegaan met de richtlijn voor hallux valgus. Deze werkgroep bestaat uit vier orthopedisch chirurgen, één huisarts, één fysiotherapeut/podoloog, één podotherapeut en één gipsverbandmeester. Een richtlijn is een document voor behandelaars met aanbevelingen over de diagnostiek, behandeling en nabehandeling van patiënten met hallux valgus. Dit alles zoveel mogelijk op basis van wetenschappelijk bewijs. Doel van de focusgroep: een richtlijn heeft tot doel het verbeteren van de zorg voor de patiënt: de beste behandeling naar laatste stand van de wetenschap. Maar ook best mogelijke organisatie van zorg, dus optimale samenwerking tussen zorgverleners en optimale informatievoorziening voor de patiënt. Een focusgroep is bedoeld om de ervaringen, verwachtingen en suggesties van patiënten te horen: wat is goed, wat niet, wat kan beter (hoe)? Van deze focusgroep wordt een verslag (geanonimiseerd) naar de patiënten gestuurd voor commentaar, en zal uiteindelijk als bijlage bij de richtlijn worden gevoegd. Het verslag wordt in de werkgroep besproken, en alle informatie wordt zoveel mogelijk meegenomen bij ontwikkeling van de richtlijn. Focusgroep: Groepsgesprek aan de hand van het verloop van de klachten Eerste klachten, doorverwijzing, diagnose en verwachtingen: Eerste klachten - de klachten die tot het starten van het medisch traject leidden bestonden vaak al

langere tijd. Sommige patiënten geven aan dat ze gewend waren aan pijn bij het lopen, ’s avonds na een dag schoenen dragen pijn aan de voeten: het hoorde er bij. één patiënt geeft aan minder pijn te hebben gehad, maar wel last had van gevoelloze plekken op de teen;

Page 181: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

181

Richtlijn Hallux Valgus

- bij een aantal patiënten lijkt hallux valgus in de familie te zitten: ouders, broers en zussen hebben dezelfde klachten en zijn soms ook (al) geopereerd;

- met het verloop van de jaren namen de pijnklachten toe: hele dagen schoenen dragen en stukken lopen gaan dan eigenlijk niet meer. Op dat moment wordt er contact gezocht met huisarts (of in 1 geval rechtstreeks met het ziekenhuis);

- door de pijn verandert ook het looppatroon: schoenen slijten aan één zijde, of familie/vrienden geven aan dat de patiënt raar loopt. Maar niet alleen slijten schoenen aan één zijde: de rug, de heupen, de schouders veranderen ook van stand doordat patiënten de pijn compenseren met een andere houding. Een dergelijke houding is dan wellicht optimaal in termen van minst mogelijke pijn, maar uiteraard niet voor het gehele skelet;

- de meeste patiënten hebben vóór het kiezen voor een operatie ook andere behandeling gehad: 6-tenenschoenen of zooltjes. De 6-tenenschoenen verlichtten de pijn even, maar uiteindelijk helpt dit niet voldoende tegen de pijn. Ook zooltjes verlichtten bij sommige patiënten de pijn, maar uiteindelijk op de lange termijn onvoldoende.

Doorverwijzing - patiënten geven aan vooraf meer behoefte te hebben gehad aan informatie: de

term hallux valgus was natuurlijk niet bekend, en dan is het moeilijk te vinden wat je nou precies hebt; wat is normaal; en wat kan er gedaan worden. Met goede informatie stap je makkelijker naar de huisarts, en dit maakt het gesprek ook makkelijker. Deze informatie bij voorkeur op internet zodat je het zelf kunt opzoeken (folders krijg je pas als je al in het zorgtraject zit);

- sommige patiënten geven aan dat ze achteraf liever de stap eerder hadden gezet: het gevoel nu onnodig lang met pijn te hebben rondgelopen. Daarnaast is er door te lang doorlopen misschien ook wel andere schade aangericht. De balans tussen te vroeg en te laat opereren is wel lastig;

- doorverwijzing ging bij de meeste patiënten goed: na bespreken van de klachten bij de huisarts werden ze doorverwezen naar de orthopeed. Enkele patiënten moesten bij de huisarts wel duidelijk aangeven dat ze doorverwezen wilden worden;

- een patiënt kreeg van de huisarts te horen dat een operatie wel mogelijk was, maar dat de tenen hierna stijf zouden blijven. Bij bezoek aan de podotherapeut bleek dit niet juist te zijn, waarop de patiënt zelf met deze informatie is teruggegaan naar de huisarts voor doorverwijzing;

- huisartsen zouden meer uniform moeten handelen. Vragen naar de klachten en pijn, en kijken naar de voet. Op basis daar van moet het toch niet zo moeilijk zijn door te verwijzen;

- de overgang van de huisarts, die vaak wat terughoudend is, en de orthopeed, die meteen wil overgaan tot operatie, is wel wat groot;

- sommige patiënten hebben zelf gezocht naar een specialist met ervaring op het gebied van hallux valgus: via informatie van de huisarts of op internet. Een specialist met ervaring op dit gebied is belangrijker dan reisafstand;

- sommige patiënten zijn bij een podoloog of podotherapeut geweest en hebben hier duidelijke informatie ontvangen. Maar dan moet je al wel zo ver in het traject zijn. Eigenlijk is er al eerder behoefte aan informatie;

- het zou heel fijn zijn als er een duidelijke website is waar, in lekentaal, staat beschreven wat de klachten zijn, wat de opties zijn, etc. Duidelijke plaatjes, en misschien zelfs filmpjes met uitleg zouden handig zijn.

Page 182: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

182

Richtlijn Hallux Valgus

Diagnostiek - alle patiënten kregen bij de orthopeed een röntgenfoto van de voet; - een patiënt geeft aan zelf altijd een foto van deze foto te maken voor de

fysiotherapeut of podoloog/podotherapeut. Verwachtingen van de operatie - patiënten geven aan dat de enige belangrijke uitkomst van de operatie voor hen

afname van de pijn is, waardoor ook de beperkingen in het lopen afnemen. Sportbeperking is van minder groot belang: de patiënten hebben zich al neergelegd bij het feit dat intensieve sporten (basketbal of iets dergelijks) niet gaan. Het dragen van normale schoenen is belangrijk, maar mooie schoenen is niet meer van belang;

- de meeste patiënten wisten vooraf niet goed wat te verwachten: de impact van de operatie was vaak niet goed ingeschat. Of dit komt doordat het niet verteld was, of omdat je het gewoon niet goed opneemt/inschat is niet helemaal duidelijk. Het is wel belangrijk om te weten wat de impact is: dan kun je mensen vragen je te helpen, de juiste spullen in huis halen, etc. Het kan heel goed gaan, maar het kan ook minder gaan. Een operatie is géén garantie voor het weer optimaal en pijnvrij kunnen lopen!

- veel patiënten geven aan wel behoefte te hebben gehad aan een schets van wat je de eerste periode kunt verwachten: de eerste week viel nu heel erg tegen, waardoor sommige patiënten een beetje in paniek raakten. Wanneer je weet wat je kunt verwachten hoef je niet in paniek te raken.

Zorg om operatie heen (informatie, uitleg, voorbereidingstraject): Informatie en uitleg - de informatievoorziening vooraf is erg wisselend: sommige patiënten waren vooraf

goed ingelicht over de operatie (met tekeningen op de voet, etc.) en verloop van de dag van operatie, anderen wisten erg weinig. In de meeste gevallen werd een brochure/folder verstrekt. Deze informatie wordt onvoldoende gelezen of blijft niet “hangen”;

- sommige patiënten werden niet door dezelfde orthopeed vooraf gezien en geopereerd: dit had tot gevolg dat er eigenlijk geen duidelijk aanspreekpunt was voor vragen voor en na de operatie. Dit is niet prettig;

- er zijn erg veel operatietechnieken. De meeste patiënten weten niet welke techniek bij hen gebruikt is. De uitleg over een operatietechniek wordt te ingewikkeld en te technisch ervaren door leken oftewel patiënten;

- geen van de aanwezige patiënten heeft correctie aan beide voeten tegelijk gehad: ze waren niet bewust van deze optie, of het ziekenhuis gaf aan dit niet te doen. Als ze meer informatie hadden gehad dat dit elders wel mogelijk was geweest hadden ze dit misschien wel gewild: het herstel is dan wel extra zwaar waarschijnlijk, maar je hoeft maar één keer. Vooral voor patiënten die werken / een gezin hebben of alleen wonen is het hersteltraject een probleem. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van de woonsituatie (jaren dertig huis, veel trappen, etc.);

- vertrouwen en een goede band met de behandelaar wordt als zeer waardevol ervaren;

- het is altijd fijn iemand mee te nemen naar de afspraak voor de operatie (en ook andere (belangrijke) afspraken met de chirurg of assistent chirurg): zelf is het vaak moeilijk alle informatie te onthouden. En de patiënt heeft steun van zijn of haar begeleider;

Page 183: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

183

Richtlijn Hallux Valgus

- soms is er een wachtlijst voor operatie; is als niet wenselijk ervaren. Reden hiervoor is dat patiënten in het algemeen al lang wachten.

Pijnbestrijding tijdens de operatie - het wisselt welke manier van pijnbestrijding patiënten krijgen. Mogelijkheden zijn

ruggenprik, block of narcose. Het block wordt vaak in combinatie met ruggenprik gegeven: dit kan dan achteraf (blokkeert te pijn na de operatie) of vooraf (zorgt voor pijnbestrijding tijdens de operatie, nadeel is echter dat het zetten van een block vaak wat langer duurt). Ervaringen met een block zijn wisselend: als het werkt is het fijn dat er na de operatie de eerste periode helemaal geen pijn is, maar het block werkte niet altijd (en dit levert extra stress op). Daarnaast is voorlichting over wat wel/niet mag na block (niet lopen ivm risico op vallen) punt van verbetering;

- patiënten vinden het belangrijk dat de opties met de gevolgen helder beschreven worden en zij zelf (natuurlijk zover mogelijk) een keuze kunnen maken;

- de anesthesist had in sommige gevallen weinig aandacht voor de patiënt. Dit werd als niet prettig ervaren.

Zorg na de operatie (nazorg) - de nazorg was wisselend: Een patiënt had wel wat pijnstilling meegekregen, maar

was niet goed geïnformeerd over het gebruik van paracetamol: hoe veel kun je het beste nemen en hoe vaak. Na de operatie zou het ziekenhuis nog bellen. De patiënt kon echter niet op tijd bij de telefoon komen. Bij terugbellen was de juiste persoon niet meer bereikbaar. Andere patiënten kregen wel voldoende informatie;

- het is belangrijk om een duidelijk aanspreekpunt bij vragen te hebben, en dat diegene dan ook weet wie je bent en bij je medische gegevens kan. Bij sommige patiënten was dit heel goed, bij anderen onvoldoende;

- één keer nacontrole is voor de meeste patiënten voldoende, als je verder bij vragen maar weet met wie je contact op kunt nemen;

- na de operatie hadden patiënten verschillende soorten gips en herstelschoenen. Deze zijn verder niet uitgebreid besproken;

- een patiënt geeft aan door het scheef lopen (eenzijdige verhoging door schoen) last te hebben gekregen van de rug en knie aan de andere zijde (al eerder geopereerd). Het zou fijn zijn als dit kan worden voorkomen;

- veel patiënten geven aan ook na operatie nog zooltjes te dragen; - een patiënt (met heroperatie in verband met weer terug gaan van de teen) heeft

fysiotherapie (gehad) na de operatie, de andere patiënten niet. Rondvraag - geen aanvullende punten. Bijeenkomst is als prettig ervaren. Patiënten die de ingreep nog moeten ondergaan hebben veel nuttige informatie gehoord.

Page 184: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

184

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 3 Verslag invitational conference richtlijn hallux valgus Invitational Conference hallux valgus 17 april 2013 Aanwezig: ZN, NOV, VGN. Schriftelijke bijdrage: NHG Genodigd: Achmea, CZ, Menzis, IGZ, NPCF, KNGF, ZN, NOV, VGN, NHG De richtlijn hallux valgus heeft als doelstelling dat de patiënt goede transparante kwaliteit van zorg krijgt. Er moet een richtlijn komen die door de behandelaar gevolgd word, waarin de behandeling goed beschreven wordt; conservatief, operatief, maar ook de nabehandeling en processen rondom de operatie. Dat is vooral belangrijk omdat er in de indicatiestelling en behandeling nu veel mogelijkheden zijn (mogelijk 125 verschillende ingrepen, waarvan in Nederland zeker vier). De grote teen is belangrijk bij het afwikkelen in het looppatroon. De populatie strekt van kinderen (juveniele hallux valgus) tot en met volwassenen. Juveniele hallux valgus - aangeboren afwijking van het middenvoetsbeentje waardoor de teen de andere

kant op staat;

- weke delen die voor standsafwijkingen kunnen zorgen, daarbij is er een complex

van afwijkingen die achter elkaar geschakeld maken dat niet alleen het meest

distale deel van de voet is aangedaan, maar ook de rest van de voet meegenomen

wordt in de problematiek.

Hallux valgus op volwassen leeftijd - is een meestal verworven standsafwijking van de grote teen.

- het middenvoetsbeen van de grote teen staat naar mediaal maar de teen zelf wijst

naar lateraal (vulgus).

Volwassen populatie: - aandeel van cosmetische ingreep van vrouwen die de voet aan willen passen aan de

schoen;

- deel volwassenen wordt niet behandeld, dit kan leiden tot een niet sporend

gewricht, dat bewegingsbeperking tot gevolg kan hebben, wat ook zorg vraagt. De

eindfase is artrose, leidend tot artrodese.

Aanpalende afwijkingen: - patiënten met de aandoening in syndroomdiagnoses zoals Downsyndroom en

infantiele encefalopathie, zowel congenitaal als verworven.

Professionals waar de richtlijn voor bedoeld is: orthopeden, gipsverbandmeesters (ook in natraject hallux valgus), fysiotherapeuten, huisartsen en patiënten(verenigingen). Indicatiestelling vanuit de eerste lijn is belangrijk. Je hoeft niet alles te opereren maar bij kinderen kan het wel goed zijn om op tijd in te grijpen. Te laat verwijzen is een knelpunt.

Page 185: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

185

Richtlijn Hallux Valgus

- uit de vergadering kwam naar voren dat de kinderarts/ jeugdarts daar ook een

plaats zou kunnen hebben, maar ook de artsen op het consultatiebureau. Tevens

mogelijk schoentechnicus/orthopedisch schoenmaker. Ook de revalidatiearts zal

een rol kunnen hebben (hier wordt in de richtlijnwerkgroep verder over nagedacht).

Verdere knelpunten die uit de Invitational Conference hallux valgus naar voren

kwamen:

- grote verschillen in het nabehandelingstraject (momenteel is er een onderzoek

(RCT) naar nabehandeling gestart);

- operatietechnieken (heeft de voorkeur), en er is discussie over de minimaal

invasieve techniek (en het bewijs voor de veiligheid en effectiviteit hier van);

- wanneer zou naar de kindervoet gekeken moeten worden (rol

jeugdgezondheidszorg);

- operatie indicaties (en keuze operatie):

­ expert opinion, bij kinderen is dat wel zo. Huidige idee is dat je moet behandelen

wanneer er klachten zijn. Er is een soort beslisboom/ algoritme; deze is tot stand

gekomen op ervaring en kennis en gedeeltelijk op onderzoek, het heeft geen

officiële status.

Ook geven de orthopeden aan dat je wel voorzichtig moet zijn met richtlijnen te dwingend te maken.

- indicatiestelling: wat zijn indicaties, hoe vallen cosmetische indicaties hier binnen

(cosmetische indicatie valt buiten verzekeringspakket). Wanneer patiënten echter

geen enkele schoen passen, is er dan nog sprake van een puur cosmetisch

probleem;

- indicatiestelling oudere patiënten en juveniele patiënten. Deze groepen zijn

verschillend, en zouden in de richtlijn apart behandeld moeten worden;

- afweging gunstige effecten van hallux valgus ingreep en mogelijke complicaties;

- awareness en voorlichting zijn vaak onvoldoende. Mensen onderschatten de

ingreep erg. Tekenen van informed consent lijkt hierin geen verbetering te geven.

Patiënten hebben een wens wat maakt dat ze niet luisteren en niet goed lezen.

Gipsverbandmeesters geven aan dat de informatie die gegeven wordt van

wisselende kwaliteit is. Wens om dit nationaal te regelen;

Page 186: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

186

Richtlijn Hallux Valgus

- diversiteit in nabehandeling (en wens van de patiënt hier in). Ook compliantie van

patiënten (ondersteunende middelen zelf uittrekken met schade als gevolg, te

vroeg stoppen met het dragen van walker) is een punt van aandacht;

- volumenormen. Succes van de ingreep hangt samen met kwaliteit van de chirurg.

De vraag is of je dan ook volumenorm moet stellen. Verzekeraar sluit aan bij de

normen die de beroepsgroep stelt. Bij hallux valgus is momenteel weinig bekend

over de relatie tussen kwaliteit en volume;

- kwaliteit van de chirurg. De operatie wordt ook wel gedaan door mensen die er

eigenlijk niet goed in zijn. Er worden veel second/ third opinions gedaan. Het is een

kwalijke zaak dat ingrepen onnodig misgaan en patiënten heringreep moeten

ondergaan, wat ook veel kosten voor de zorg met zich meebrengt. (Er is momenteel

een cursus voor gevorderden, en een starterscursus basis. Daar zou je in de richtlijn

ook iets over kunnen zeggen; bijvoorbeeld aanbeving dat je scholing moet hebben

gedaan mocht je hallux valgus chirurgie willen doen);

- voor de hallux valgus chirurgie zijn geen prijsafspraken. Maar alle producten zijn

onderhandelbaar, maar wordt waarschijnlijk niet apart over geonderhandeld;

- pijnbehandeling rondom de operatie. Discussie: er wordt vanuit anesthesie

momenteel veel gewerkt met blokkers. Deze hebben voordelen voor pijnstiller,

maar ook nadelen zoals kans op vallen, gevoelloos been bij ontslag, later ontslag

wanneer patiënten niet op krukken kunnen lopen/ geen ondersteuning van partner

hebben (tevens meenemen in patiëntenperspectief);

- aanvullende diagnostiek. Zowel in voor als natraject is niet altijd duidelijk wanneer

aanvullende diagnostiek zou moeten worden gedaan;

- niet medicamenteuze/chirurgische therapie (conservatief). Effectiviteit en plaats

zijn onduidelijk;

- verwijsbeleid van eerste naar tweede lijn. Het moment van verwijzen is belangrijk.

Scheiding eerste en tweede lijn in de richtlijn aanbrengen. Belangrijk punt is

scholing over dit onderwerp aan de huisartsen. Maar geldt voor alle richtlijnen, het

is manier om grens kleiner te maken. Goede verwijsprocedure diagnose (foto van

een onbelaste voet);

- contra-indicaties: diabetes mellitus, neuropatische voet.

De NHG was niet aanwezig bij de Invitational Conference hallux valgus, maar heeft wel een schriftelijke bijdrage wat betreft knelpunten aangelevert. Deze zijn tevens besproken in de vergadering en hieronder weergegeven: Utrecht, 26 februari 2013 Etiologie, pathofysiologie en natuurlijk beloop - wat is de etiologie, pathofysiologie en het natuurlijk beloop van hallux valgus? - wat is het natuurlijk beloop van hallux valgus (ook in relatie tot de leeftijd)? - zijn er risicogroepen voor bepaalde aandoeningen (leeftijd, geslacht, genetische

aanleg, comorbiditeit)?

Page 187: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

187

Richtlijn Hallux Valgus

- is het voorkomen van hallux valgus gerelateerd aan belasting door arbeid of sport? Bestaat er een relatie tussen lichamelijk zware beroepen en het optreden van hallux valgus op oudere leeftijd?

- is er een relatie tussen het ontstaan van hallux valgus en schoeisel (hoogte van de hak)?

- is hypermobiliteit een risicofactor voor het ontwikkelen van bepaalde voetklachten of arthrose op de lange termijn?

Epidemiologie - wat is de incidentie en prevalentie in de huisartspraktijk? Aanvullend onderzoek - is aanvullende diagnostiek zinvol? Zo ja welke? - wat is de waarde van het onderzoeken van de schoenen?

Conservatieve therapie - wat is de bijdrage van zooltjes/ steunzolen? Hoe lang duurt het alvorens deze

effectief zijn? - welke adviezen kan de huisarts geven ten aanzien van schoeisel, inlegzolen of

andere aanpassingen voor de voet? - welke meerwaarde heeft een podotherapeut ten aanzien van adviezen voor

(adequaat) schoeisel e/o zolen? - wat is het verschil tussen een podoloog en een podotherapeut?

Preventie - is er een voorkeur voor schoeisel bij voetklachten en de preventie hiervan? Welk

schoeisel geeft vooral problemen?

Consultatie en verwijzing - wanneer is een verwijzing naar de tweede lijn zinvol? Wanneer juist niet? Wat is de

te verwachten meerwaarde? - wat betreft schoenen/ zooltjes: rol van podotherapeut, podoloog, ergotherapeut?

Ook hierbij: vergoedingsregels.

Page 188: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

188

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 4 tijdschema en afwijkend verloop Schriftelijke informatie patiënt over herstelperiode en afwijkend verloop na hallux valgus osteotomie. Tijdschema Direct na de operatie. ­ de eerste twee tot veertien dagen na de operatie krijgt u een drukverband of gips.

Welke u krijgt is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden en de gekozen operatietechniek;

­ u mag de voet in veel gevallen belasten met een loophulpmiddel als bijvoorbeeld de achterloopschoen. Bij sommige ingrepen mag de voet nog niet direct belast worden;

­ de voet is meestal dik en pijnlijk. Zwelling en pijn worden wel minder maar kunnen nog wel tot twee tot drie maanden na de operatie aanhouden.

Kort na de operatie ­ Na drie tot veertien dagen vindt de eerste controle plaats. Deze afspraak is met een

arts of gipsverbandmeester; ­ indien direct na de operatie nog geen foto is gemaakt wordt er een foto gemaakt; ­ de hechtingen worden eventueel verwijderd (er worden ook veel oplosbare

hechtingen gebruikt); ­ opnieuw wordt aan de hand van uw persoonlijke omstandigheden en de gekozen

operatietechniek voor een verband (afneembaar) voorvoetgips (een zgn. spica) en een achtervoetloopschoen of gipsschoen.

­ als U een afneembaar voorvoetgips heeft, kunt u na twee weken de grote teen voorzichtig gaan oefenen;

­ u mag op geleide van pijn en zwelling uw voet weer gaan belasten (al of niet met krukken of looprek).

Vier weken na de operatie ­ als u zittend werk heeft kunt u dit in het algemeen na vier weken weer hervatten. Zes tot acht weken na de operatie ­ zes weken na de operatie vindt de tweede controle plaats. Er wordt een

röntgenfoto gemaakt; ­ het gips (en indien van toepassing de achtervoetloopschoen) wordt verwijderd; ­ u mag weer op gewone wijde schoenen gaan lopen; ­ u mag (door) gaan met oefenen om de grote teen te bewegen. Deze blijft over het

algemeen drie tot zes maanden na de operatie stijf; ­ als u staand werk heeft kunt u dit in het algemeen na zes tot acht weken hervatten. Twaalf weken na de operatie ­ de meeste patiënten kunnen na twaalf weken weer gewone schoenen aan.

Page 189: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

189

Richtlijn Hallux Valgus

Drie tot zes maanden na de operatie ­ kunt u weer langzaam en gedoseerd gaan sporten. Voorwaarde is een volledige

botgenezing. Eén jaar na de operatie ­ in het algemeen duurt het een heel jaar voordat er sprake is van volledig herstel. Afwijkend beloop Tot zes tot acht weken postoperatief Neem contact op met ziekenhuis indien: ­ tekenen van ontsteking (koorts roodheid) kunnen wijzen op wondinfectie; ­ nabloeding; ­ trombosebeen; ­ afwijkende stand grote teen; ­ niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht; ­ materiaal palpabel wordt.

Na de laatste controle Neem contact op met eerste lijn (huisarts) indien: ­ er nog veel pijn is na drie maanden of als de pijn toeneemt; ­ de grote teen alleen maar stijver wordt in plaats van soepeler; ­ operatie materiaal te voelen is of naar buiten komt en/of u hier last van heeft; ­ u na drie maanden u alleen maar slechter in plaats van beter gaat bewegen; ­ de stand van de grote teen steeds meer gaat afwijken (de teen weer schuiner gaat

staan).

Page 190: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

190

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 5 Lacunes in kennis Inleiding Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn ‘hallux valgus’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de uitgangsvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat op het terrein van preventie, conservatieve behandeling en chirurgische behandeling van de hallux valgus nog lacunes in de beschikbare kennis bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is, om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep de belangrijkste lacunes in kennis geprioriteerd en vervolgens per hoofdstuk aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is. De werkgroep hallux valgus heeft de volgende top drie van lacunes in kennis geprioriteerd, waarvoor nader onderzoek het meest dringend is: 1. het is onvoldoende onderzocht welke operatietechniek bij patiënten met zowel

milde, matige als ernstige hallux valgus tot grotere verbetering van de pijn en radiografische uitkomstmaten en minder complicaties leidt;

2. het is onvoldoende onderzocht wat de veiligheid en effectiviteit is van minimaal invasieve chirurgische technieken in vergelijking met de technieken die in de huidige praktijk gebruikt worden;

3. het is onvoldoende onderzocht of schoenadviezen en schoenaanpassingen bij hallux valgus kunnen leiden tot dan wel minder pijnklachten, dan wel een betere voetfunctie; mate van pronatie in sub- en midtarsale gewrichten en de mobiliteit in TMT I en MTP I.

Definitie en etiologie Er zijn geen goede onderzoeken beschikbaar over het opstaan, mogelijkheden voor preventie, en het voorkomen van hallux valgus in Nederland. Nader onderzoek hiernaar is wenselijk. Prognose Het is niet onderzocht of een hallux valgus osteotomie bij een diabetische perifere neuropathie tot minder recidief ulcera en amputaties leidt. Preventie Het is niet onderzocht of vroegtijdige verwijzing, diagnostiek n en behandeling bij een hallux valgus artrose van de sesamoideae en/of (sub)luxatie in het MTP gewricht kan voorkomen.

Page 191: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

191

Richtlijn Hallux Valgus

Conservatieve behandeling Het is onvoldoende onderzocht of schoenadviezen en schoenaanpassingen bij hallux valgus kunnen leiden tot dan wel minder pijnklachten, dan wel een betere voetfunctie; mate van pronatie in sub- en midtarsale gewrichten en de mobiliteit in TMT I en MTP I. Het is onvoldoende onderzocht of fysiotherapie gericht op het versterken van de voetmusculatuur bij hallux valgus kunnen leiden tot dan wel minder pijnklachten, dan wel een betere voetfunctie; mate van pronatie in sub- en midtarsale gewrichten en de mobiliteit in TMT I en MTP-1. Operatieve behandeling Het is onvoldoende onderzocht welke operatietechniek bij patiënten met zowel milde, matige als ernstige hallux valgus tot grotere verbetering van de pijn en radiografische uitkomstmaten en minder complicaties leidt. Het is onvoldoende onderzocht wat de veiligheid en effectiviteit is van minimaal invasieve chirurgische technieken in vergelijking met de technieken die in de huidige praktijk gebruikt worden.

Page 192: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

192

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 6 Indicatoren Inleiding In de gezondheidszorg 2015 zijn kwaliteit en transparantie belangrijke onderwerpen. Dit is terug te zien in de ontwikkeling van richtlijnen voor medisch handelen en indicatoren om dit handelen te kunnen meten. Deze indicatoren zijn in opdracht van de NOV opgesteld bij de richtlijn Hallux Valgus. Doel van de indicatoren Het doel van deze indicatorenset is een stimulans te geven aan professioneel handelen in de zorg voor patiënten met een Hallux Valgus en zo te komen tot steeds betere patiëntenzorg. Overzicht indicatoren Er werden twee indicatoren ontwikkeld De indicatoren zijn: Indicator Type

1 Behandel protocol conservatief en operatief Structuur indicator

2 Behandel resultaat en patiënt tevredenheid Uitkomst indicator

In onderstaande paragrafen worden de indicatoren verder uitgewerkt. Factsheets indicatoren Indicator 1: behandel protocol conservatief en operatief

Operationalisatie Is er een behandelprotocol voor de hallux valgus aanwezig op de afdeling orthopedie, gebaseerd op de richtlijn. Ja/nee

Teller Aanwezigheid behandelprotocol.

Noemer -

Type indicator Structuur indicator.

In- en exclusiecriteria Inclusie: alle primaire verwijzingen met diagnose hallux valgus Exclusie: secundair verwezen of recidief behandelingen

Kwaliteitsdomein Patiëntgerichtheid: het respecteren van de wensen van patiënten. Doelmatigheid: het vermijden van zorg die niet bijdraagt aan de vraagstelling van de patiënt en niet kosteneffectief is.

Meetfrequentie Eén keer per verslagjaar

Verslagjaar Afgelopen volledige kalenderjaar

Rapportagefrequentie Een keer per verslagjaar.

Toelichting 1. Achtergrond en variatie in zorg Doel van de indicator is het stimuleren van de implementatie van de richtlijn, en tevens het stimuleren van registratie van frequentie van toegepaste behandelingen. Uiteindelijk doel is het verminderen van de praktijkvariatie, en optimaliseren van de behandeling van hallux valgus. Uit analyse van de beschikbare literatuur komt naar voren dat er geen evidence bestaat over de meest geschikte indicatiestelling, diagnostiek, behandeling en nabehandeling

Page 193: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

193

Richtlijn Hallux Valgus

van een hallux valgus. Waarschijnlijk is er in Nederland dan ook sprake van een grote praktijk variatie. Dit kan veranderen door inzicht te verschaffen over incidentie (prevalentie) cijfers en consensus over de meest toegepaste behandeling. Door bewustwording kan deze indicator bijdragen aan het verminderen van ongewenste variatie. Verbeteringen van de zorgprestatie kan dan daadwerkelijk door de professionals zelf worden bewerkstelligd door gerichte (bij) scholing. De invoering van de voorliggende richtlijn Hallux Valgus is hiertoe een handreiking. 2. Definities Een behandelprotocol betreft behandeling voor de primaire Hallux Valgus. Het protocol dient minimaal de onderstaande elementen te bevatten:

- Kwalificering van de ernst van de afwijking; - Behandel algoritme waarin onderscheid wordt gemaakt tussen conservatieve en

operatieve behandeling (de behandeling wordt benoemd naar type voorziening of ingreep);

- Registratie van resultaat (PROMS, bij voorkeur 1 jaar na de ingreep); - Registratie van de behandeling (bij voorkeur: (a) onbehandelde patiënten, (b) aantal

en soort conservatieve behandelingen en (c) aantal en soort operatieve behandelingen).

3. Registreerbaarheid De registratielast is laag als slechts de aanwezigheid van een behandelprotocol voor de primaire Hallux Valgus wordt vastgesteld. De werkgroep is van mening dat de tijdsinvestering die nodig is om aanvullend de frequentie maten op te nemen, opweegt tegen de waarde van de indicator. Daarbij kan het gebruik van bestaande DBC-DOT-ICD10-CBV codering de registratie last verlichten, hetgeen ook de betrouwbaarheid ten goede komt. 4. Mogelijke verstorende factoren Omdat beschrijving van factoren als leeftijd, geslacht en comorbiditeit een te grote registratie last oplevert is het niet mogelijk om voor alle bias te corrigeren. Een andere verstorende factor is dat er op dit moment nog geen geschikte (Nederlandstalige) PROMS beschikbaar is voor de hallux valgus. 5. Mogelijke ongewenste effecten De werkgroep is van mening dat er geen ongewenste effecten bestaan die door het gebruik van de indicator worden uitgelokt. 6. Referenties: Niet van toepassing .

Page 194: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

194

Richtlijn Hallux Valgus

Indicator 2: Behandel resultaat en patiënt tevredenheid

Indicator 2: Behandel resultaat en patiënt tevredenheid

Operationalisatie In het behandelprotocol voor de hallux valgus van de afdeling orthopedie vindt registratie plaats van het behandel resultaat. Dit geschied aan de hand van beoordeling of 1 jaar na aanvang van de behandeling middels een enquête waarin opgenomen de patiënt tevredenheid.

Teller Aantal patiënten waarvoor uitkomst PROMS is geregistreerd

Noemer Het totaal aantal verwezen patiënten met een hallux valgus

Type indicator Uitkomst indicator

In- en exclusiecriteria Inclusie: alle behandelde patiënten met diagnose primaire hallux valgus Exclusie: secundair verwezen of recidief behandelingen

Kwaliteitsdomein - Effectiviteit: het in kaart brengen van het behandelresultaat - Patiëntgerichtheid: het respecteren van de wensen van patiënten. - Doelmatigheid: het vermijden van zorg die niet bijdraagt aan de

vraagstelling van de patiënt en niet kosteneffectief is. Meetfrequentie Eén keer per verslagjaar

Verslagjaar Afgelopen volledige kalenderjaar

Rapportagefrequentie Een keer per verslagjaar.

Toelichting 1. Achtergrond en variatie in zorg Doel van de indicator is het objectiveren van het resultaat van de toegepaste behandelingen. Uit analyse van de beschikbare literatuur komt naar voren dat er geen evidence bestaat over het resultaat van de behandeling van een Hallux Valgus. Waarschijnlijk is er in Nederland dan ook sprake van een grote praktijk variatie. Dit kan veranderen door inzicht te verschaffen over het resultaat van de toegepaste behandeling. Door transparantie in de behandelresultaten kan deze indicator bijdragen aan het verminderen van ongewenste variatie en een optimalisatie van de zorgprestatie. De invoering van de voorliggende richtlijn Hallux Valgus is hiertoe een handreiking. 2. Definities Een jaar na aanvang van de behandeling wordt het resultaat in kaart gebracht aan de hand van een Patient Reported Outcome Measure (PROM) 3. Registreerbaarheid De registratielast is aanvaardbaar. De werkgroep is van mening dat de tijdsinvestering die nodig is om het resultaat van de behandeling in kaart te brengen opweegt tegen de waarde van de indicator. Het gebruik van bestaande DBC-DOT-ICD10-CBV (en nog te ontwikkelen PROMS) codering zal de registratie last verlichten, hetgeen ook de betrouwbaarheid ten goede komt. 4. Mogelijke verstorende factoren Voordat de registratie van het behandelresultaat door middel van PROMS mogelijk is, zullen deze eerst ontwikkeld en landelijk goedgekeurd moeten worden. Omdat beschrijving van factoren als leeftijd, geslacht en co-morbiditeit een te grote registratie last oplevert, is het niet mogelijk om voor alle bias te corrigeren.

Page 195: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

195

Richtlijn Hallux Valgus

5. Mogelijke ongewenste effecten De werkgroep is van mening dat er geen ongewenste effecten bestaan die door het gebruik van de indicator worden uitgelokt. Referenties: Niet van toepassing

Page 196: Conceptrichtlijn Hallux Valgus - REP-Online · bij diagnostiek van hallux valgus in de tweede lijn? Maak een belaste AP en belaste laterale opname (zie tabel 3.1, figuur 3.2 en 3.3).

196

Richtlijn Hallux Valgus

Bijlage 7 implementatiehoofdstuk Inleiding De richtlijn hallux valgus bevat aanbevelingen voor o.a. de huisarts, orthopedisch chirurg, anesthesioloog, gipsverbandmeesters. Dit betekent dat de verschillende aanbevelingen moeten worden geïmplementeerd in verschillende settings. Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de richtlijn hallux valgus. Te ondernemen acties per partij Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen. Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties ­ Bekend maken van de richtlijn onder de leden. ­ Publiciteit voor de richtlijn maken door over de richtlijn te publiceren in

tijdschriften en te vertellen op congressen. ­ Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen, ­ Ontwikkelen en aanpassen van patiënteninformatie/keuzehulpen. ­ Er is op dit moment nog geen PROMs beschikbaar in het Nederlands. Deze moet

nog ontwikkeld worden. ­ Controleren van de toepassing van de aanbevelingen middels audits en de

kwaliteitsvisitatie. ­ Gezamenlijk afspraken maken over en opstarten van continu modulair onderhoud

van de richtlijn. De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals ­ Het bespreken van de aanbevelingen in de vakgroepsvergadering en lokale

werkgroepen. ­ Het volgen van bijscholing die bij deze richtlijn ontwikkeld gaat worden. ­ Aanpassen lokale patiënteninformatie op grond van de materialen die door de

verenigingen beschikbaar gesteld zullen worden. ­ Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de

toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen. De systeemstakeholders (onder andere zorgverzekeraars, (koepelorganisaties van) ziekenhuisbestuurders, IGZ) Ten aanzien van de financiering van de zorg voor patiënten met hallux valgus zijn er naar aanleiding van de aanbevelingen niet veel extra investeringen te verwachten. Wel wordt van bestuurders verwacht dat zij bij de betrokken medische professionals nagaan op welke wijze zij kennis hebben genomen van de nieuwe richtlijn en deze toepassen in de praktijk (aanwezigheid lokale behandelprotocol op basis van de richtlijn). Het Kennisinstituut van Medisch Specialisten Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase. Daarbij opnemen van dit implementatieplan op een voor alle partijen goed te vinden plaats.