(Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het...

59
1 (Concept)Handreiking veilige leefomgeving Een leidraad voor het omgevingsplan Kernwaarde 3, 5 en 7 d.d. 27 september 2019 versie 1.4

Transcript of (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het...

Page 1: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

1

(Concept)Handreiking veilige leefomgeving

Een leidraad voor het omgevingsplan

Kernwaarde 3, 5 en 7 d.d. 27 september 2019

versie 1.4

Page 2: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

2

Colofon en contactinformatie

Dit is een product van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, Veiligheidsregio Brabant-Noord en

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Deze uitgave is mede tot stand gekomen door de

betrokkenheid van vele collega’s uit de drie veiligheidsregio’s en Tonnaer Adviseurs in

Omgevingsrecht.

Voor meer informatie over de toepassing van deze handreiking kunt u contact opnemen met uw

veiligheidsregio via onderstaande contactgegevens.

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

[email protected]

040-2203 203

Veiligheidsregio Brabant-Noord

[email protected]

088-0208103

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

[email protected]

088-2250100 (Tilburg)

088-2250200 (Breda)

Vastgesteld Datum

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Veiligheidsregio Brabant-Noord

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Page 3: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

3

Inhoud 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 5

De Omgevingswet komt eraan ................................................................................................ 5 1.1.

Doel en doelgroep ................................................................................................................... 5 1.2.

Status en totstandkomingsproces ........................................................................................... 6 1.3.

Leeswijzer ................................................................................................................................ 6 1.4.

2. Veiligheid en de veiligheidsregio ..................................................................................................... 8

Wat doet een veiligheidsregio? ............................................................................................... 8 2.1.

Veiligheid en rol van de veiligheidsregio in de Omgevingswet ............................................... 9 2.2.

3. De omgevingsvisie, het omgevingsplan en het programma ......................................................... 11

De verbeterdoelen van de Omgevingswet ............................................................................ 11 3.1.

De 6 kerninstrumenten van de omgevingswet ..................................................................... 12 3.2.

De gereedschapskist voor het omgevingsplan ...................................................................... 15 3.3.

Nu al anticiperen op de Omgevingswet: bestemmingsplan met verbrede reikwijdte ......... 22 3.4.

4. Enkele algemene overwegingen bij het opstellen van regels voor het aspect veiligheid ............. 23

Het proces ............................................................................................................................. 23 4.1.

De inhoud .............................................................................................................................. 23 4.2.

5. Kernwaarde 1 | Voorkomen of beperking van risico’s vergroot de veiligheid ............................. 25

6. Kernwaarde 2 | Afstand tot de risico’s vergroot de veiligheid ..................................................... 25

7. Kernwaarde 3 | Bouwwerken en omgeving bieden bescherming ................................................ 26

Wat houdt de kernwaarde in? .............................................................................................. 26 7.1.

Wat betekent dat concreet? ................................................................................................. 26 7.2.

De kaders ............................................................................................................................... 27 7.3.

De bouwstenen ..................................................................................................................... 30 7.4.

8. Kernwaarde 4 | Bouwwerken en gebieden zijn snel en veilig te verlaten .................................... 33

9. Kernwaarde 5 | De omgeving maakt snel en effectief optreden van hulpdiensten mogelijk ...... 34

Wat houdt de kernwaarde in? .............................................................................................. 34 9.1.

Wat betekent dat concreet? ................................................................................................. 34 9.2.

De kaders ............................................................................................................................... 35 9.3.

De bouwstenen ..................................................................................................................... 37 9.4.

10. Kernwaarde 6 | Mensen krijgen bij crisis passende medische zorg ......................................... 48

11. Kernwaarde 7 | Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te handelen .................... 49

Wat houdt de kernwaarde in? .............................................................................................. 49 11.1.

Wat betekent dat concreet? ................................................................................................. 49 11.2.

De kaders ............................................................................................................................... 50 11.3.

De bouwstenen ..................................................................................................................... 52 11.4.

12. Tot slot: samenvatting ............................................................................................................... 56

Doel en aanleiding ................................................................................................................. 56 12.1.

Kernwaarde 1 | Voorkomen of beperking van risico’s vergroot de risico’s .......................... 56 12.2.

Kernwaarde 2 | Afstand tot de risico’s vergroot de veiligheid ............................................. 56 12.3.

Kernwaarde 3 | Bouwwerken en omgeving bieden bescherming ........................................ 56 12.4.

Kernwaarde 4 | Bouwwerken en gebieden zijn snel en veilig te verlaten ............................ 56 12.5.

Kernwaarde 5 | De omgeving maakt snel en effectief optreden van de .................................. 12.6.

hulpdiensten mogelijk ........................................................................................................... 56

Page 4: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

4

Kernwaarde 6 | Mensen krijgen bij crisis passende medische zorg ..................................... 57 12.7.

Kernwaarde 6 | Iedereen is bekend met de risico’s en weet hoe te handelen als het mis ...... 12.8.

gaat ........................................................................................................................................ 57

13. Bijlage 1 ..................................................................................................................................... 58

14. Bijlage 2 Bruidsschat – relevante artikelen veiligheid ............................................................. 589

Page 5: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

5

1. Inleiding

De Omgevingswet komt eraan 1.1.

De Omgevingswet komt eraan. Een nieuwe wet met een nieuw instrumentarium. Van structuurvisie,

bestemmingsplan en omgevingsvergunning nu, naar omgevingsvisie, omgevingsplan,

omgevingsprogramma en omgevingsvergunning straks. Het perspectief wordt daarbij ook breder:

van goede ruimtelijke ordening naar een veilige en gezonde fysieke leefomgeving met een goede

omgevingskwaliteit. Veiligheid wordt daarbij dus ook expliciet genoemd en dat krijgt in de nieuwe

wet- en regelgeving rondom de Omgevingswet ook verder vorm.

In het kort beoogt de Omgevingswet: meer regie, meer ruimte voor ontwikkeling, aandacht voor

innovatie en duurzaamheid, herkenbare kwaliteit door samenhang en duidelijke (bestuurlijke)

afwegingsruimte en flexibiliteit. Daarbij krijgen initiatiefnemers meer vrijheid, maar daarmee ook

meer verantwoordelijkheid. Dat betekent dat rollen en verantwoordelijkheden in de zorg voor de

fysieke leefomgeving gaan verschuiven voor zowel overheidsorganen, als ontwikkelaars, bedrijven en

burgers.

Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke

leefomgeving te reguleren zullen veranderen. Aangezien veiligheid daarin nadrukkelijk een rol speelt,

heeft de komst van de Omgevingswet ook gevolgen voor de rol van de veiligheidsregio’s. Veiligheid

zal per gemeente een plek gaan krijgen in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.

Op initiatief van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (VRBZO) hebben de drie Brabantse

veiligheidsregio’s1 deze Handreiking veilige leefomgeving opgesteld. Dit document dient als

handreiking voor en als uitnodiging aan gemeenten om samen met de veiligheidsregio te komen tot

een goede borging van het aspect veiligheid in de nieuwe kerninstrumenten omgevingsvisie en

omgevingsplan. Het document is gebaseerd op de landelijk geformuleerde kernwaarden als

beschreven in de “Kernwaarden Veiligheidsregio’s”, als opgesteld in het kader van de Impuls

Omgevingsveiligheid (IOV)2. Op basis daarvan zijn de volgende kernwaarden geformuleerd:

1. Voorkomen of beperking van risico’s vergroot de veiligheid

2. Afstand tot de risico’s vergroot de veiligheid

3. Bouwwerken en omgeving bieden bescherming

4. Bouwwerken en gebieden zijn snel en veilig te verlaten

5. De omgeving maakt snel en effectief optreden van de hulpdiensten mogelijk

6. Mensen krijgen bij crisis passende medische zorg

7. Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te handelen

Ten aanzien van veiligheid beperken we ons in dit document tot die onderdelen van het

beleidsterrein van de fysieke veiligheid waarbij de veiligheidsregio een rol speelt.

Doel en doelgroep 1.2.

Dit document is bedoeld als handreiking voor gemeenten die aan de slag gaan met het opstellen van

hun Omgevingsplan en daarin het aspect veiligheid een plek willen geven. Er zijn concrete

1 Naast Veiligheidsregio Brabant Zuidoost: Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en Veiligheidsregio

Brabant-Noord 2 Kernwaarden Veiligheidsregio’s, IOV werkgroep Planfiguren, versie april 2018

Page 6: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

6

bouwstenen opgenomen die kunnen worden gebruikt om te implementeren in het Omgevingsplan

en waarmee daaraan invulling kan worden gegeven. Daarnaast kan het document ook worden

gebruikt bij het opstellen van een Omgevingsvisie, omdat het meer inzicht geeft in de relevante

aspecten rondom het begrip veiligheid.

Status en totstandkomingsproces 1.3.

Het voorliggende document is een groeidocument. Enerzijds omdat het gefaseerd wordt opgesteld

en per kernwaarde wordt aangevuld, anderzijds omdat in de totstandkomingsperiode van dit

document (2018/2020) nog niet het gehele ‘plaatje’ compleet is. Het wetgevingsproces is namelijk

nog niet geheel afgerond. Hoewel er al kan worden ‘voorgesorteerd’ op de Omgevingswet en er in

dat proces al praktijkervaring kan worden opgedaan, kan pas vanaf 2021 volledig gebruik worden

gemaakt van alle (wettelijke) mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Gezien het voorgaande is

en blijft dit document een dynamisch document. Tussentijdse revisies worden in een tabel in de

bijlage bijgehouden.

Naarmate het document verder wordt (aan)gevuld zal ook de kring van betrokkenen worden

uitgebreid. In aanvang wordt een concept opgesteld door de veiligheidsregio’s zelf. Het doel is

gemeenten en andere stakeholders gedurende het proces steeds meer deelgenoot te maken van de

opgave en praktijkervaringen en belangen over en weer in te brengen. Op basis daarvan kan dit

document dan ook weer kan worden aangevuld en worden verbeterd.

Leeswijzer 1.4.

Na deze algemene inleiding wordt in hoofdstuk 2 kort beschreven wat in het kader van de

Omgevingswet wordt verstaan onder veiligheid, wat de rol van de veiligheidsregio is op grond van de

Wet veiligheidsregio’s en waar daarin verandert door de Omgevingswet. Vervolgens wordt in

hoofdstuk 3 kort ingegaan op de verbeterdoelen van de Omgevingswet en worden de voornaamste

kerninstrumenten voor de gemeente (omgevingsvisie, omgevingsplan en programma)

geïntroduceerd. In hetzelfde hoofdstuk wordt beknopt en in algemene zin beschreven welke vormen

van regels en regulering kan worden toegepast in een omgevingsplan. Daarbij wordt ook ingegaan op

de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet nu al biedt voor gemeenten die willen experimenteren

met het opstellen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In hoofdstuk 4 worden enkele

algemene overwegingen meegegeven voor toepassing bij de afweging op welke wijze een bepaald

veiligheidsaspect in een omgevingsplan een plek kan krijgen. Vervolgens worden in de hoofdstukken

5 t/m 11 per kernwaarde bouwstenen gegeven om de betreffende veiligheidsaspecten te borgen in

het omgevingsplan. Hoofdstuk 12 voorziet in een beknopte samenvatting.

In dit document wordt verwezen naar artikelnummers en passages uit bijvoorbeeld nota’s van

toelichting behorende bij de AMvB’s of de Memorie van Toelichting behorende bij de Omgevingswet

of de Invoeringswet. Aangezien die documenten gedurende het proces nog wijzigen, wordt hierna

volledigheidshalve vermeld van welke versies is uitgegaan in deze versie van dit document. De laatste

versies van de betreffende document zijn eenvoudig te vinden via de website

https://www.omgevingswetportaal.nl/wet-en-regelgeving.

Betreft Versie

Omgevingswet – wettekst Geconsolideerde versie, d.d. 26 september 2019

Omgevingswet – Memorie van toelichting Als Ingediend bij Tweede Kamer, d.d. 17 juni 2014

Invoeringswet Omgevingswet Als ingediend bij de Tweede Kamer, d.d. 3 juli 2018

Omgevingsbesluit Ontwerp als gepubliceerd in het Staatsblad (Stb

Page 7: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

7

2018, 290) d.d. 31 augustus 2018

Besluit kwaliteit leefomgeving Ontwerp als gepubliceerd in het Staatsblad (Stb

2018, 292) d.d. 31 augustus 2018

Besluit bouwwerken leefomgeving Ontwerp als gepubliceerd in het Staatsblad (Stb

2018, 291) d.d. 31 augustus 2018

Besluit activiteiten leefomgeving Ontwerp als gepubliceerd in het Staatsblad (Stb

2018, 293) d.d. 31 augustus 2018

Page 8: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

8

2. Veiligheid en de veiligheidsregio

Wat doet een veiligheidsregio? 2.1.

Op grond van de Wet op de veiligheidsregio’s (verder: Wvr) is de brandweerzorg, het bestrijden van

rampen en crisisbeheersing een taak van gemeenten3. Daarbij wordt onder brandweerzorg

verstaan4:

het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het

voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij

brand.

De feitelijke uitvoering van deze taken ligt grotendeels bij de veiligheidsregio’s. Veiligheidsrisico’s

houden zich immers niet aan gemeentegrenzen en veiligheid is een complexe zaak die vraagt om de

nodige expertise waarin met name kleinere gemeenten niet (betaalbaar) kunnen voorzien.

Gemeenten zijn verplicht samen met de overige gemeenten binnen de regio (als vastgelegd in de

bijlage bij de Wvr) een gemeenschappelijke regeling te treffen tot het instellen van een openbaar

lichaam in de vorm van een veiligheidsregio5. Met die regeling worden een aantal taken en

bevoegdheden overgedragen van de gemeente naar de veiligheidsregio6, waaronder:

het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crisis;

het adviseren van de burgemeester over de brandweerzorg;

het treffen van voorbereidingen op het bestrijden van branden en het organiseren van de

rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

het instellen en in stand houden van een brandweer, een GHOR7 en (vooralsnog) een

gemeenschappelijke meldkamer.

Het beleid ten aanzien van deze taken wordt door het bestuur van de veiligheidsregio tenminste

eenmaal in de vier jaar vastgelegd in een beleidsplan8. Dit bestuur bestaat uit de burgemeesters van

de deelnemende gemeenten. Hoewel ze formeel geen onderdeel uitmaken van het bestuur, worden

in het kader van een goede afstemming ook vertegenwoordigers van de provincie(s),

waterschap(pen), het Openbaar Ministerie en eventuele andere instanties uitgenodigd voor de

bestuursvergaderingen9.

Onderdeel van dat takenpakket is ook het vroegtijdig adviseren over fysieke veiligheidsaspecten bij

bijvoorbeeld ruimtelijke plannen, concrete bouwplannen en inrichtingen. Een belangrijke

informatiebron voor de invulling daarvan is de vereiste inventarisatie van risico’s, wat resulteert in

een zogenoemd regionaal risicoprofiel10. Dit profiel wordt opgesteld volgens een uniforme

3 Artikel 2 Wvr

4 Artikel 3 Wvr

5 Artikel 8 en 9 Wvr

6 Artikel 10 Wvr

7 de Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio, die is belast met de coördinatie, aansturing en regie

van de geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing 8 Artikel 14 Wvr

9 Artikel 11 Wvr en verder

10 Artikel 15 Wvr

Page 9: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

9

methodiek11 en wordt besproken met de deelnemende gemeenten. Vervolgens dient het

risicoprofiel ook als basis voor het beleidsplan.

Veiligheid en rol van de veiligheidsregio in de Omgevingswet 2.2.

2.2.1. Algemeen

Een van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van

een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Het omgevingsrecht – en het omgevingsplan als

onderdeel daarvan – is in belangrijke mate bepalend voor het voorkomen van zogenoemde

‘ongewone voorvallen’ en rampen en de gevolgen daarvan. Denk daarbij aan externe veiligheid,

bescherming tegen overstromingen, brandveiligheid, maar ook verkeersveiligheid en constructieve

veiligheid van bouwwerken.

Ook het wettelijk stelsel rondom de Omgevingswet gaat uit van de taak- en bevoegdheidsverdeling

tussen gemeente en veiligheidsregio als in de vorige paragraaf is beschreven. Een concrete vertaling

van de rol van de veiligheidsregio is bijvoorbeeld het adviseren over risicovolle milieubelastende

activiteiten12. Er is géén expliciet adviesrecht opgenomen met de strekking dat de veiligheidsregio

om advies moet worden gevraagd bij de voorbereiding c.q. vaststelling van een omgevingsplan of bij

het verlenen van omgevingsvergunning in afwijking van een omgevingsplan. Dat wil echter niet

zeggen dat de veiligheidsregio in dat kader geen rol meer heeft. Er is gekozen voor een andere

manier van regelen, namelijk in de vorm van instructieregels. Kortgezegd moeten gemeenten op

grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) in een omgevingsplan rekening houden met

risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in de Wvr13. De adviserende rol van de

veiligheidsregio in dat kader volgt al uit de Wvr, zo is de stelling. Deze systematiek komt in de plaats

van de huidige adviesmomenten en -verplichtingen als opgenomen in onder andere de Wet

ruimtelijke ordening (goede ruimtelijke ordening), Besluit externe veiligheid inrichtingen14

(verantwoording groepsrisico) en het Bouwbesluit 2012 (bereikbaarheid voor hulpdiensten)15.

Er wordt onderkend dat het veiligheidsbelang het beste wordt gediend wanneer dit vroegtijdig wordt

betrokken in de plan- en besluitvorming. Goede bestuurlijke afspraken over de wijze en het tijdstip

waarop de betrokkenheid van de veiligheidsregio’s vorm moet krijgen zijn daarbij een bepalende

factor16. Daarom wordt via de Invoeringswet Omgevingswet de Wet op de veiligheidsregio’s op dit

punt wel aangescherpt. De voornaamste wijziging betreft de verplichting om in het beleidsplan dat

veiligheidsregio’s tenminste éénmaal per vier jaar moeten opstellen17 ook te beschrijven hoe de

adviesfunctie wordt ingevuld. Daarbij kunnen criteria worden gesteld voor het wel of niet betrekken

van de veiligheidsregio bij het wijzigen van een omgevingsplan. Ook dient het beleidsplan een

beschrijving te bevatten van de wijze waarop gemeenten de veiligheidsregio in de gelegenheid

stellen haar adviesfunctie uit te oefenen, in elk geval met betrekking tot omgevingsplannen18.

11

Handreiking Regionaal Risicoprofiel, NVBR e.a., november 2009 12

Zie artikel 4.33 Omgevingsbesluit (Ob) 13

Artikel 5.2 Bkl 14

Dit geldt ook voor het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen 15

Zie NvT Bkl, p. 328 16

Nota naar aanleiding van het Verslag mbt wetsvoorstel Omgevingswet, Kamerstukken II, 2014/15, 33 962, nr 12, p. 77-78 17

Zie artikel 14 Wvr 18

Zie artikel 2.49, onderdeel B Invoeringswet Omgevingswet, MvT Invoeringswet Omgevingswet, p. 431 en NvT Bkl, p. 245

Page 10: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

10

Bij de voorbereiding en vaststelling van een omgevingsplan moet het voorkomen, beperken en

bestrijden van een brand, ramp of crisis worden meegenomen in de belangenafweging19. Dit volgt uit

de eerder genoemde instructieregel. Dat houdt in dat bij de toedeling van functies aan locaties en de

inrichting van een gebied in elk geval ook rekening wordt gehouden met20:

het vermogen van mensen om zichzelf in veiligheid te brengen in een gebied waar een ramp of

zwaar ongeval optreedt (zelfredzaamheid);

de hulp die mensen dan nodig hebben, waaronder begrepen de bereikbaarheid van het gebied

voor hulpdiensten en de mogelijkheden voor het bestrijden van de ramp c.q. het zware ongeval

(bestrijdbaarheid en bluswatervoorzieningen);

de aanwezigheid van voldoende schuilgelegenheden;

de effecten van een ramp of een zwaar ongeval op de infrastructuur (incl beschikbaarheid

drinkwater, elektriciteit en communicatie).

Verder is de gemeente bij het opstellen van het omgevingsplan in elk geval gebonden aan de regels

die in het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn opgenomen21 over:

de veiligheid rond opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windmolens;

zogenoemde belemmeringengebieden rond buisleidingen voor gevaarlijke stoffen;

de veiligheid rond het opslaan, herverpakken en bewerken van vuurwerk en pyrotechnische

artikelen voor theatergebruik;

de veiligheid rond het bewerken en opslaan van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik en op

militaire objecten;

de veiligheid rond luchthavens;

de veiligheid van infrastructuur rond zogenoemde Seveso-inrichtingen22.

2.2.2. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening

Uit het voorgaande blijkt dat bij het opstellen van een omgevingsplan ook rekening moet worden

gehouden met een goede toegankelijkheid voor hulpdiensten bij (primaire) hulpverlening en de

aanwezigheid van bluswatervoorzieningen23. Daarbij wordt in de Nota van Toelichting op het Bkl

gewezen op de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid (Brandweer Nederland, 2012).

Door de drie Brabantse veiligheidsregio’s zijn (onder andere) op basis van dat document de

Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening opgesteld en vervolgens gepubliceerd door de

afzonderlijke gemeenten binnen die regio’s. Dit document wordt vervolgens voor deze handreiking

als basis gebruikt.

19

Zie NvT Bkl, p. 663, 20

Zie NvT Bkl, p. 328 21

Zie paragraaf 5.1.2.2 en verder Bkl 22

Inrichtingen waarop de Seveso-richtlijn (Richtlijn 82/501/EG) van toepassing is, die is bedoeld om de veiligheid van locaties met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen te verbeteren. 23

Zie NvT Bkl, p. 663

Page 11: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

11

3. De omgevingsvisie, het omgevingsplan en het programma

De verbeterdoelen van de Omgevingswet 3.1.

Het doel van de Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige, gezonde en goede

fysieke leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit. Met de Omgevingswet wordt beoogd een

doelmatiger beheer en gebruik van die fysieke leefomgeving te realiseren en te behouden ter

vervulling van maatschappelijke functies. Die dubbele doelstelling komt tot uitdrukking in het motto

van de wet “Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit”.

De nieuwe wet kan worden gezien als een bundeling van huidige wet- en regelgeving in het brede

fysieke domein. Die nieuwe wet is “van de grond af opgebouwd”. Er is dus geen sprake van een

nietje door huidige wet- en regelgeving.

De Omgevingswet kent vier verbeterdoelen:

Meer gebruiksgemak: inzichtelijk en voorspelbaar

Het nieuwe stelsel wordt transparanter. Het is de bedoeling dat inwoners, initiatiefnemers en

overheden over dezelfde informatie beschikken, zodat vanuit een samenwerkingsrelatie naar

oplossingen kan worden gezocht bij bijvoorbeeld vraagstukken met betrekking tot de inrichting van

gebieden. Hiervoor wordt het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ingericht. Alle overheden en

uitvoeringsorganisaties moeten hierop gaan aansluiten.

Een meer integrale benadering: de fysieke leefomgeving centraal

Een integrale benadering stelt ons beter in staat om de fysieke leefomgeving in de gemeente als één

geheel te beschouwen. Gezondheid en veiligheid krijgen met de Omgevingswet ook een plek in het

ruimtelijke domein: hoe kunnen we onze leefomgeving zodanig inrichten dat deze veilig is en

bijdraagt aan het welzijn van onze inwoners? Dit betekent dat onder andere gemeenten in het

ruimtelijke domein ook meer (moeten) gaan samenwerken met partners als de GGD en de

Veiligheidsregio.

Ruimte voor maatwerk

Lokale vraagstukken moeten lokaal kunnen worden opgelost. Dat betekent dat gemeenten meer in

staat worden gesteld om, samen met inwoners en andere belanghebbenden, in te kunnen spelen op

lokale behoeften. Dat kunnen (andere) milieunormen of duurzaamheidsvraagstukken zijn, maar ook

bijvoorbeeld gezondheidsproblematiek, overlast of ontwerpprincipes gericht op het realiseren en

behouden van een veilige leefomgeving.

Een snellere en betere besluitvorming

De doorlooptijden bij de meeste procedures in het omgevingsrecht gaan terug van maximaal 26

weken naar maximaal 8 weken. Het werken met de Omgevingswet gaat verder dan deze vier

verbeterdoelen. Uitgangspunt is de “ja, mits” houding in plaats van “nee, tenzij”. Er wordt gewerkt

vanuit een basishouding van vertrouwen, maar dat betekent ook dat initiatiefnemers meer vrijheid

én meer verantwoordelijkheden krijgen.

Page 12: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

12

De samenleving komt meer zelf aan zet om te bepalen wat ze belangrijk vindt voor haar

leefomgeving. De nieuw op te stellen Omgevingsvisie vervult hierin een belangrijke rol. Ook hier zit

een extra prikkel om integraal en interactief te gaan werken.

De Omgevingswet stelt de gemeenten straks in staat om sneller in te spelen op ontwikkelingen en

vragen. Dat betekent dat de gemeenten dynamischer (dienen te) gaan werken. Werken vanuit een

andere basishouding dan vroeger: van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Met andere woorden: de

gemeente is dus niet meer vanzelfsprekend de aangewezen partij om zaken op te pakken, maar

faciliteert. Overigens zijn de actiepunten en transformatiedoelen niet helemaal nieuw: de meeste

gemeenten zijn al jaren stappen aan het zetten om hier invulling aan te geven. Met de

Omgevingswet wordt nu het formele kader daarvoor ook aangepast.

De 6 kerninstrumenten van de omgevingswet 3.2.

3.2.1. Algemeen

De Omgevingswet kent een zestal kerninstrumenten:

1. Omgevingsvisie

2. Programma

3. Decentrale regels (o.a. omgevingsplan)

4. Algemene rijksregels

5. Omgevingsvergunning

6. Projectbesluit.

Voor gemeenten en veiligheidsregio’s zijn met name de omgevingsvisie, het omgevingsplan, de

omgevingsvergunning en het programma van belang. Gezien het doel van deze handreiking wordt

hierna voor de beeldvorming enkel kort ingegaan op de instrumenten omgevingsvisie,

omgevingsplan en het programma.

Page 13: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

13

3.2.2. Omgevingsvisie

De omgevingsvisie onder de Omgevingswet laat zich in de basis goed vergelijken met de

structuurvisie in het huidige stelsel. Net als in de huidige situatie wordt de visie vastgesteld door de

gemeenteraad en biedt het een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.

Het gaat om strategische hoofdkeuzes van het beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange

termijn. Welke termijn dat is, is niet vastgelegd in een concreet aantal jaren, maar daarbij wordt

gedacht aan ten minste één raadsperiode. In elk geval dient een Omgevingsvisie te voorzien in:

een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving;

de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en

het behoud van de fysieke leefomgeving;

de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.

De Omgevingsvisie is daarmee een belangrijke beleidsmatige basis voor keuzes die in het

omgevingsplan (vervolgens) worden gemaakt. Op basis van de omgevingsvisie kunnen ook

programma’s worden opgesteld, waarin de aanpak wordt beschreven hoe de gemeente bepaalde

doelstellingen in de omgevingsvisie denkt te gaan realiseren.

Ook op Rijks- en provinciaal niveau wordt een omgevingsvisie vastgesteld. Op nationaal niveau is de

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in voorbereiding, op provinciaal niveau de Brabantse

Omgevingsvisie. Vastelling van een omgevingsvisie is verplicht voor zowel het Rijk, de provincie als

gemeenten.

Page 14: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

14

De omgevingsvisie kan ook beleidsmatige keuzes bevatten ten aanzien van het aspect veiligheid. Dat

past ook goed in de nagestreefde integrale benadering. Ten aanzien van de inhoud daarvan kan

gebruik worden gemaakt van de eerder genoemde kernwaarden. Ook is een handreiking beschikbaar

die gemeenten helpt bij het integreren van het aspect veiligheid in de omgevingsvisie24.

3.2.3. Omgevingsplan

Het omgevingsplan is voor gemeenten het centrale instrument onder de Omgevingswet. Hoewel het

omgevingsplan in de basis kan worden gezien als de opvolger van het bestemmingsplan, is het breder

dan een bestemmingsplan 2.0. In het omgevingsplan moet in ieder geval voor het gehele

grondgebied van de gemeente een evenwichtige toedeling van functies aan locaties plaatsvinden25.

In het omgevingsplan komen de regels uit de huidige bestemmingsplannen en uit de huidige

verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving samen. Daarmee wordt het

omgevingsplan meer omvattender dan een traditioneel bestemmingsplan. Verder is van belang dat

de Omgevingswet het principe ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ als uitgangspunt neemt. Met

name het Rijk laat meer ‘los’. Het is aan de gemeente om die gaten al dan niet op te vullen en kan

daarbij lokaal maatwerk bieden.

In tegenstelling tot de huidige bestemmingsplannenpraktijk heeft elke gemeente straks nog maar

één gebiedsdekkend omgevingsplan, dat permanent moet worden ‘onderhouden’, in tegenstelling

tot een periodieke actualisatie zoals dat bij het bestemmingsplan het geval is. Iedere wijziging of

aanpassing wordt direct onderdeel van dat ene, geconsolideerde omgevingsplan. Het omgevingsplan

wordt vastgesteld door de gemeenteraad, maar de gemeenteraad kan de vaststelling van delen van

het omgevingsplan delegeren aan burgemeester en wethouders26. In tegenstelling tot de

omgevingsvisie bevat een omgevingsplan regels die rechtstreeks bindend zijn voor burgers en

bedrijven. Een omgevingsplan bestaat uit een set regels, een (digitale) verbeelding en een

bijbehorende toelichting.

24

Aanpak bouwsteen omgevingsveiligheid, Ministerie van IenM e.a., januari 2017 25

Artikel 4.2 Ow 26

Artikel 2.8 Ow

Page 15: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

15

3.2.4. Programma

Programma’s vervullen volgens de Memorie van Toelichting bij de Omgevingswet een belangrijke rol

bij de operationalisering van beleidsdoelen uit de omgevingsvisie.27 Ingevolge artikel 3.4 van de

Omgevingswet kan het college van burgemeester en wethouders programma’s vaststellen. Een

programma bevat een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het

beheer, de bescherming of het behoud van een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving.

Programma’s bevatten maatregelen om te voldoen aan omgevingswaarden of om een of meer

andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. (art. 3.5 Ow). Als niet aan

omgevingswaarden wordt voldaan of die dreigen te worden overschreden dan is een programma

verplicht. De wet kent ook nog andere verplichte programma’s maar die verplichting gelden niet voor

het programma voor omstandigheden zoals hier aan de orde.

Een programma is vormvrij en is vooral uitvoeringsgericht: het gaat erom binnen een beheersbare

termijn een bepaald doel te bereiken. Programma’s binden net als de omgevingsvisie alleen het

vaststellend bestuursorgaan zelf. Er staat geen bezwaar of beroep tegen open. Wel moet inspraak

worden geboden en is op de voorbereiding afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing

(eerst ontwerp ter inzage, met mogelijkheid indienen zienswijzen).

De gereedschapskist voor het omgevingsplan 3.3.

3.3.1. Algemeen

Met de introductie van het omgevingsplan komen ook een aantal nieuwe mogelijkheden en

bevoegdheden beschikbaar om in het omgevingsplan te kunnen komen tot een goede toedeling van

functies aan locaties en om de maatschappelijke doelen van de omgevingswet te kunnen bereiken.

Flexibiliteit is daarbij een belangrijk begrip. Door flexibiliteit te bieden wordt invulling gegeven aan

een tweetal verbeterdoelen van de Omgevingswet, namelijk het vergroten van de (lokale)

afwegingsruimte en betere besluitvorming over projecten28. Het bieden van flexibiliteit is niet

hetzelfde als loslaten. Daar tegenover staat namelijk ook een behoefte aan rechtszekerheid. Regels

bieden immers ook houvast, een gelijk speelveld en voorspelbaarheid.

3.3.2. Korte schets: typen regels

In een omgevingsplan kan worden gewerkt met verschillen typen van regels. Om daarvan beknopt

een beeld te schetsen worden hierna een aantal regels, c.q. kenmerken daarvan tegenover elkaar

gezet in een tabel en vervolgens kort toegelicht.

Locatiegebonden regels Functiegebonden regels

Doelvoorschriften Middelvoorschriften

Directe werking Indirecte werking

Uniforme regels Maatwerk voor specifieke gevallen

Verboden Geboden

27

Zie MvT Omgevingswet, p. 114. 28

Zie MvT Omgevingswet, p. 264

Page 16: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

16

Locatiegebonden regels hebben betrekking op een specifiek gebied, functiegebonden regels alleen

op een bepaalde functie, zoals een bepaalde vorm van grondgebruik of een bepaalde activiteit. De

benaming spreekt wat dat betreft voor zich. Een voorbeeld van een locatiegebonden regel kan

bijvoorbeeld een regel zijn voor een afgebakend evenemententerrein of voor wateren of

natuurgebieden. Een functiegebonden regel kan bijvoorbeeld betrekking hebben op alle risicovolle

inrichtingen binnen de gemeente. Ook een combinatie van beide vormen is mogelijk.

Bij doelvoorschriften staat het wat centraal, waarbij een initiatiefnemer veelal de ruimte heeft om te

bepalen hoe dat doel te bereiken. Bij een middelvoorschrift staat het hoe centraal. Er wordt

bijvoorbeeld een concrete maatregel voorschreven, waarmee dan aan het doel wordt geacht te zijn

voldaan. Een doelvoorschrift zou kunnen zijn ‘het voorkomen van onevenredige geurhinder’, terwijl

voor dat doel een middelvoorschrift zou kunnen zijn, de verplichting geurreducerende maatregel X

met een minimale capaciteit Y te installeren. Andere voorbeelden van doelvoorschriften uit de

huidige praktijk zijn bijvoorbeeld de regels in het Besluit bouwwerken leefomgeving over de

weerstand van brandcompartimenten tegen branddoorslag of brandoverslag, die zijn uitgedrukt in

minuten of een bepaalde vuurbelasting in MJ/m229.

Regels met directe werking zijn zogenoemde algemeen verbindende voorschriften, die rechtstreeks

gelden voor alle burgers, bedrijven (en overheden). Ze hebben een zogenoemde externe werking.

Regels met indirecte werking richten zich niet rechtstreeks tot burgers en bedrijven. Denk daarbij

bijvoorbeeld aan de toedeling van bevoegdheden om maatwerkvoorschriften te stellen of om met

een omgevingsvergunning van het plan af te wijken, of beoordelingsregels voor het verlenen van de

hiervoor bedoelde omgevingsvergunning.

Ook is een onderscheid te maken in uniforme regels ten opzichte van maatwerk in specifieke

gevallen. In de Memorie van Toelichting op de Omgevingswet wordt dit, inclusief de voor- en

nadelen die aan die keuzes verbonden zijn, schematisch weergegeven30, zoals te zien op navolgende

pagina.

Bestemmingsplannen gaan uit van het principe van toelatingsplanologie. Dat houdt in dat de regels

zijn gericht op wat juist wel en wat juist niet mag. Denk aan de maximum afmetingen voor

bouwwerken of een verbod op risicovolle inrichtingen. Gebodsbepalingen mogen niet worden

opgenomen, tenzij ze worden geformuleerd als een voorwaardelijke verplichting. Denk bij een

voorwaardelijke verplichting bijvoorbeeld aan het slechts mogen bouwen indien een vooraf met de

initiatiefnemer overeengekomen landschappelijke inpassing of een geluidsscherm wordt gerealiseerd

en in stand wordt gehouden. In een omgevingsplan kan, zoals dat nu ook het geval is voor

verordeningen, ook worden voorzien in gebodsbepalingen waarmee een bepaalde handeling wordt

verplicht31.

Nog een ander onderscheid is te maken in verschillende toestemmingsconstructies. Staat een regel

bijvoorbeeld een bepaald gebruik rechtstreeks toe of is het gewenst een toetsmoment in te bouwen

en moet een initiatiefnemer eerst een omgevingsvergunning vragen en verkrijgen? Is het wel van

belang ergens actief over te worden geïnformeerd, maar is een vergunningplicht een te zwaar

middel, dan kan worden gekozen voor een meldingsplicht32. Daarnaast kan er in voorkomend geval

29

Zie bv artikel 2.84 Bouwbesluit 2012 30

Zie MvT Omgevingswet, p. 269 31

Zie NvT Ob, p. 90 32

Artikel 4.4 Ow

Page 17: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

17

natuurlijk ook voor worden gekozen om bepaalde functies enkel toe te staan door middel van een

wijziging van het omgevingsplan (op onderdelen).

In navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op enkele bijzondere vormen van regels, die kunnen

worden toegepast bij de borging van veiligheidsaspecten in een omgevingsplan.

3.3.3. Zorgplichten

In de Omgevingswet zelf is een algemene zorgplicht opgenomen waarmee tot uitdrukking wordt

gebracht dat ‘een ieder’ voldoende zorgt dient te dragen voor de fysieke leefomgeving33. Een ieder

die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een bepaalde activiteit nadelige gevolgen kan hebben

voor de fysieke leefomgeving dient de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken,

ongedaan te maken, dan wel zelfs geheel achterwege te laten34. Daarnaast komen bijvoorbeeld in

het Besluit activiteiten leefomgeving specifieke zorgplichten voor. Zorgplichten kunnen ook worden

opgenomen in een omgevingsplan35. Het nadeel van dergelijke plichten is dat ze onvoldoende

concreet zijn en dat handhaving weliswaar mogelijk is, maar dat het meer ruimte geeft voor een

discussie over het feit of sprake is van een overtreding. Zorgvuldige motivering is dus geboden. Een

voordeel is juist dat een zorgplicht zorgt voor een vangnet voor eventuele gaten in regelgeving.

3.3.4. Open normen

Net zoals nu in verordeningen al het geval is, kunnen in het omgevingsplan zogenoemde open

normen worden toegepast. Deze regels hebben een globaler karakter en een hoger abstractieniveau

33

Artikel 1.6 Ow 34

Artikel 1.7 Ow 35

Zie NvT Ob, p. 96

Page 18: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

18

dan traditionele bestemmingsplanregels. Dat geeft ruimte om de regels meer vanuit het doel te

formuleren, in plaats van in de vorm van een middelvoorschrift. Deze open norm kan vervolgens

nader worden ingevuld met bijvoorbeeld een beleidsregel. Zo kan een dergelijke regel inhouden dat

moet voorzien in ‘voldoende parkeergelegenheid’ of dat een gebouw voor wat betreft afmetingen ‘in

het straatbeeld dient te passen’. Dit als alternatief voor een concreet aantal parkeerplaatsen of een

concrete goot- en bouwhoogte. In een beleidsregel kan dan worden beschreven wanneer daaraan

wordt voldaan. Daarbij kan bijvoorbeeld met doelcriteria worden gewerkt of een bepaalde

bandbreedte worden gehanteerd, wat ruimte maar tegelijkertijd ook een kader voor maatwerk

geeft. Dat maatwerk kan vervolgens desgewenst worden geconcretiseerd in een zogenoemd

maatwerkvoorschrift (zie paragraaf 3.3.6).

Open normen bieden een zekere flexibiliteit en zijn uitermate geschikt om als doelvoorschrift te

formuleren. Hoe dat doel dan wordt bereikt is aan de initiatiefnemer en het biedt de gemeente

beoordelingsruimte. Daar staat als nadeel tegenover dat het minder inzichtelijk en voorspelbaar is of

bijvoorbeeld een bepaalde functie wel of niet is dan wel wordt toegestaan en onder welke

voorwaarden. Dat geldt zowel voor potentiële initiatiefnemers als bijvoorbeeld hun buren.

3.3.5. Verdeling van gebruiksruimte

Een andere methode die kan worden toegepast in een omgevingsplan is het vastleggen en verdelen

van gebruiksruimte. Bepaalde activiteiten hebben nu eenmaal nadelige gevolgen voor de fysieke

leefomgeving. Dat maakt ze echter niet per definitie ongewenst of onaanvaardbaar vanuit het

oogpunt van de bescherming van de fysieke leefomgeving. Die fysieke leefomgeving heeft immers

een bepaald draagvermogen om nadelige gevolgen op te kunnen vangen. De ruimte die er is voor

activiteiten in de fysieke leefomgeving, zonder dat de doelen of eventuele omgevingswaarden (zie

daarover paragraaf 3.3.7) in het gedrang komen, wordt aangeduid met de term gebruiksruimte36.

Een omgevingsplan kan regels bevatten die betrekking hebben op de verdeling van die schaarse

ruimte over een bepaald gebied. Een voordeel daarvan is dat zo kan worden voorkomen dat

bijvoorbeeld één bedrijf alle beschikbare geluidruimte opsoupeert en daarmee vestiging van andere

bedrijven op omliggende kavels niet meer mogelijk is. Een tweede voordeel is dat bedrijven zo

worden kunnen gestimuleerd om bijvoorbeeld – om bij het voorbeeld van geluidruimte te blijven –

(meer) emissiereducerende maatregelen te treffen om toch groeiruimte voor zichzelf te creëren.

3.3.6. Maatwerkvoorschriften en -regels

Maatwerk en lokale afwegingsruimte zijn belangrijke begrippen in het kader van de Omgevingswet.

In een omgevingsplan kunnen regels worden opgenomen die inhouden dat voor bepaalde

onderwerpen maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld of voor die onderwerpen voorschriften

kunnen worden verbonden aan een omgevingsvergunning37. Die ruimte kan ook worden geboden in

rijksregels die zijn opgenomen in één van de AMvB’s, zoals bijvoorbeeld het Besluit activiteiten

leefomgeving. Zo kan individueel maatwerk worden geboden op het moment dat bijvoorbeeld een

initiatief zich aandient en daartoe aanleiding wordt gezien. Deze systematiek is nu bijvoorbeeld ook

opgenomen in het Activiteitenbesluit. Wanneer je de vaststelling van het omgevingsplan als

peildatum neemt, is dus in feite sprake van maatwerk achteraf. Uniform maatwerk bieden vooraf in

een omgevingsplan kan ook wanneer algemene regels van bijvoorbeeld het Rijk of de provincie

daarvoor ruimte laten. Dergelijke regels worden aangeduid als maatwerkregels38. Dergelijke regels

voorzien in uniform maatwerk. Ze gelden dus niet voor slechts één specifiek geval, maar voor een

36

Zie MvT Ow, p. 285 37

Artikel 4.5 Ow 38

Artikel 4.6 Ow

Page 19: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

19

bepaalde activiteit of een bepaalde locatie. Het kan daarbij gaan om invulling van of aanvulling op

algemene rijksregels. Welke ruimte daarvoor bestaat volgt uit de AMvB’s, zoals bijvoorbeeld het

Besluit activiteiten leefomgeving39.

3.3.7. Omgevingswaarden

Een omgevingswaarde is een bijzondere vorm van een doelstelling voor de fysieke leefomgeving. Ze

kunnen worden vastgesteld door zowel gemeenten, provincies en het Rijk en ze kunnen voortvloeien

uit bepaalde Europese of andere internationale verplichtingen, maar ook uit het beleid van de

gemeente, de provincie of het Rijk zelf40. Het betreft een meetbare, berekenbare of anderszins

objectief af te bakenen waarde die betrekking heeft op de gewenste staat of kwaliteit voor (een

onderdeel van) de fysieke leefomgeving, de toelaatbare belasting door activiteiten of een

toelaatbare concentratie of depositie van stoffen41. Enkele voorbeelden zijn bijvoorbeeld een

maximale concentratie van een bepaalde stof in de lucht of in het oppervlaktewater of een

emissieplafond voor een bepaalde stof. Belangrijk is dus wel dat het objectief toetsbaar moet zijn.

Het betreft een juridisch bindend beleidsdoel voor de gemeente zelf dat ook alleen de gemeente zelf

direct bindt. De gemeente kan daarbij haar bevoegdheden, maar ook andere taken of handelingen

inzetten om te kunnen voldoen aan een omgevingswaarde, waaronder voorlichtingscampagnes,

subsidies, verkeersmaatregelen, etc42. Anderen kunnen natuurlijk ook een bijdrage leveren, maar

enkel de gemeente zelf kan worden aangesproken op het wel of niet bereiken van een

omgevingswaarde43. Is het wel gewenst om bepaalde geboden of verboden op te nemen in het

omgevingsplan om zo ook anderen een bijdrage te laten leveren aan het bereiken van een

omgevingswaarde, dan zijn dus aanvullende regels nodig.

Bij de vaststelling van de omgevingswaarde moet ook worden bepaald wat het (juridische) karakter

daarvan is. Het kan een resultaatsverplichting zijn, maar ook een inspanningsverplichting of een

andere, daarbij te omschrijven vorm van een verplichting44. De locatie waarvoor de

omgevingswaarde geldt wordt ook bij de vaststelling afgebakend45. Dat hoeft dus niet de hele

gemeente te zijn. Bij de vaststelling kan verder een termijn worden bepaald waarbinnen de waarde

moet zijn verwezenlijkt. Ook dient bij de vaststelling in de toelichting te worden onderbouwd welke

taken en bevoegdheden worden ingezet om de waarde inderdaad te verwezenlijken46.

Aan het vaststellen van een omgevingswaarde in een omgevingsplan zijn twee belangrijke gevolgen

verbonden. Er dient te worden gemonitord of aan de omgevingswaarde wordt voldaan47. Indien

(naar verwachting) niet aan de omgevingswaarde wordt voldaan, dan moet een programma worden

vastgesteld, dat voorziet in een pakket van beleids- of beheersmaatregelen om alsnog te kunnen

voldoen aan die waarde48.

39

Artikel 4.6 Ow 40

MvT Ow, p. 95. 41

Artikel 2.9 42

MvT Ow, p. 96 43

MvT Os, p.96 44

Artikel 2.10 Ow 45

Artikel 2.10 Ow 46

Artikel 2.10 Ow 47

Artikel 20.1 Ow 48

Artikel 3.10 Ow

Page 20: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

20

Of het zinvol is om een omgevingswaarde vast te stellen is – ook gezien het voorgaande – afhankelijk

van een aantal praktische factoren:

Heb je als gemeente wel invloed op het bereiken van de omgevingswaarde? Liggen de relevante

bronnen buiten de gemeente , zijn de gevolgen niet beïnvloedbaar door de gemeente en/of

hebben de gevolgen een veel groter schaalniveau dan de eigen gemeente? Dan heeft het geen

zin voor het betreffende aspect een omgevingswaarde vast te stellen.

Het bereiken van een omgevingswaarde moet voldoende objectief bepaalbaar en te monitoren

zijn.

Is het aantal relevante bronnen beperkt? Dan is het wellicht praktischer brongericht maatregelen

te treffen.

Een groot voordeel van een omgevingswaarde is dat een gemeente daarmee duidelijk laat zien wat

ze belangrijk vindt en dat de ambitie toont om de betreffende waarde te bereiken. Nadelen zijn het

feit dat ze niet rechtstreeks bindend zijn voor anderen dan de gemeente zelf, waardoor aanvullende

regels nodig zijn en de verplichte monitor- en programmaplicht, wat een extra belasting kan

betekenen.

Voor wat betreft het aspect veiligheid is van belang dat omgevingswaarden objectgericht kunnen

zijn, zoals bijvoorbeeld een veiligheidsnorm voor een waterkering, zoals nu ook is opgenomen in de

Waterwet. Ook kunnen het in objectieve kwalitatieve termen uitgedrukte waarden zijn, wanneer het

niet zo eenvoudig is meetbare eenheden te gebruiken. De Memorie van toelichting op de

Omgevingswet noemt daarbij als (enige) voorbeeld een geobjectiveerde beschrijving van de

kwaliteiten die een natuurgebied moet hebben om geschikt te zijn als biotoop voor een specifieke

beschermde diersoort49.

3.3.8. Meldingplicht

In traditionele bestemmingsplannen wordt veelal onderscheid gemaakt tussen gebruiksvormen die

‘rechtstreeks’ zijn toegestaan en gebruiksvormen die pas mogelijk zijn nadat door middel van een

omgevingsvergunning van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De gemeenteraad neemt

daarvoor voor het college van burgemeester en wethouders afwijkingsbevoegdheden op in het

bestemmingplan. Zo kan een afweging worden gemaakt of een specifieke gebruiksvorm om een

bepaalde locatie inpasbaar is. Met de Omgevingswet wordt een tussenvorm geïntroduceerd : de

meldingsplicht50. Er is dan geen voorafgaande toestemming nodig in de vorm van een vergunning,

maar moet het aanvangen van een bepaalde activiteit wel vooraf worden gemeld. Daarmee wordt

ruimte gecreëerd voor51:

het uitvoeren van een initiële controle voordat de activiteit van start gaat, zodat het

bestuursorgaan kan nagaan of de regels worden nageleefd en geen onaanvaardbare risico’s voor

de fysieke leefomgeving optreden;

het beoordelen of gelet op de kwetsbaarheid van de fysieke leefomgeving of cumulatie met

andere activiteiten het wellicht noodzakelijk is om aanvullende eisen te stellen in de vorm van

maatwerkvoorschriften;

zelf in het kader van het beheer van de fysieke leefomgeving maatregelen te treffen, die een

betere bescherming van de leefomgeving waarborgen;

49

MvT Ow, p. 96 50

Artikel 4.4 Ow 51

MvT Ow, p. 468

Page 21: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

21

het via een publieke kennisgeving informeren van de directe omgeving over de voorgenomen

activiteit.

Ook kan onderbouwing van de melding met bijvoorbeeld onderzoeksrapporten worden verlangd. Let

op: er is geen acceptatie aan de orde. Ook is er geen ruimte meer om een activiteit op basis van een

melding alsnog te weigeren. Voor het overige mag het betreffende bevoegd gezag zelf bepalen op

welke wijze met een melding wordt omgegaan. Er kan worden volstaan met een

ontvangstbevestiging, maar er kan ook schriftelijk een ‘mening’ kenbaar worden gemaakt over de

juistheid van de melding52. Uiteraard moet de melder wel aan de gestelde voorwaarden voldoen. Op

dat punt is handhaving mogelijk, maar een weigering is dus niet aan de orde.

3.3.9. Doorschuiven onderzoekslasten

Een voor de praktijk belangrijke vernieuwing is de mogelijkheid tot meer globaal te bestemmen bij de

toedeling van functies aan een locatie. Dat houdt ook in dat onderzoekslasten bij de vaststelling van

het omgevingsplan zoveel mogelijk wordt doorgeschoven naar het moment dat een concrete

aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangevraagd53. Dat geeft flexibiliteit aan de voorkant

en ruimte om maatwerk te bieden bij vergunningverlening. Nu is het traditionele

bestemmingsplannen vaak zo dat aan de voorkant wel flexibiliteit wordt nagestreefd, maar daaruit

juist méér beperkingen volgen, omdat van een worst case-scenario moet worden uitgegaan, dat in

de praktijk wellicht niet eens wordt gerealiseerd. Bij de vaststelling van het omgevingsplan wordt

daarom de uitvoerbaarheidstoets beperkt tot de vraag: is het plan niet evident onuitvoerbaar54?

3.3.10. Gelijkwaardigheid

Eerder kwam al het onderscheid tussen doel- en middelvoorschriften aan de orde. In bepaalde

situaties zijn maatwerkvoorschriften in de basis een goede keuze. Zie daarvoor ook de voor- en

nadelen als opgenomen in de afbeelding in paragraaf 3.3.2. Wanneer een initiatiefnemer de

voorgeschreven maatregel toepast, mag hij ervan uitgaan dat hij voldoet aan de betreffende

bepaling. Wellicht zijn er echter (innovatieve) maatregelen beschikbaar waarmee ten minste

hetzelfde resultaat wordt bereikt. Het uitgangspunt onder de Omgevingswet is dat toepassing van

gelijkwaardige maatregelen mogelijk is, tenzij dat is uitgesloten in de betreffende regel55. Het staat

een initiatiefnemer niet vrij zelf zomaar voor een andere maatregel te kiezen. Hij dient de

gelijkwaardigheid van de maatregel van zijn keuze vooraf aan te tonen, waarna het bevoegd gezag

daarover een besluit moet nemen. Overigens kan in het omgevingsplan ook worden bepaald dat

géén voorafgaande toestemming nodig is, of dat kan worden volstaan met een melding56.

3.3.11. Procesregels

Naast inhoudelijke regels kan een omgevingsplan ook regels bevatten die betrekking hebben op het

proces en de voorbereiding van besluiten, zoals het verlenen van een omgevingsvergunning

omgevingsplanactiviteit. Een dergelijke procesregel kan bijvoorbeeld inhouden dat advies moet

worden gevraagd aan een instantie als de veiligheidsregio.

52

MvT Ow, p. 469 53

MvT Ow, p. 277 54

MvT Ow, p. 154 55

Artikel 4.7 Ow en MvT Ow, p. 144 56

Artikel 4.7 Ow

Page 22: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

22

Nu al anticiperen op de Omgevingswet: bestemmingsplan met verbrede 3.4.reikwijdte

De Omgevingswet treedt in werking op 1 januari 2021. Voor die tijd kan nog geen gebruik worden

gemaakt van een groot deel van de hiervoor beschreven ‘gereedschapskist’. Toch zijn er ook voor

2021 al mogelijkheden om voor te sorteren op de omgevingswet op basis van de Crisis- en

herstelwet. Een voorbeeld daarvan is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Op basis van

het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuCHW) kan een deel van het instrumentarium dat het

Omgevingsplan introduceert al worden gebruikt. In onderstaande tabel worden deze mogelijkheden

beknopt weergegeven in relatie tot de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Daarbij wordt het

overzicht beperkt tot de mogelijkheden die artikel 7c BuCHW biedt. Bovendien is het overzicht

beperkt tot de voor dit document relevante mogelijkheden. Zo blijven bijvoorbeeld planschade en

kostenverhaal buiten beschouwing.

Aspect Toepasbaar in BP mvr? Toelichting

Bredere reikwijdte (gehele fysieke

leefomgeving i.p.v. goede RO)

Ja Integrale benadering

incl. veiligheid en

gezondheid mogelijk

Integratie van verordeningen Ja

Zorgplichten Nee

Toepassing open normen Ja

Omgevingswaarden Nee

Verdeling van gebruiksruimte Nee

Gelijkwaardigheidsbepalingen Nee

Meldingstelsel Ja

Maatwerkvoorschriften Nee Wel eventueel als

alternatief nadere eisen

te stellen

Maatwerkregels Beperkt Alleen voor bepaalde

geluidwaarden

Doorschuiven onderzoekslasten Ja

Delegatie uitwerking delen plan aan B&W Ja

Omgevingsplanactiviteit etc Ja, als bestemmingsplanactiviteit

Ruimere Indieningsvereisten Ja

Page 23: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

23

4. Enkele algemene overwegingen bij het opstellen van regels voor het aspect veiligheid

Het proces 4.1.

Bestemmingsplannen zijn bekend terrein voor zowel gemeenten als de veiligheidsregio. Het

omgevingsplan is een nieuw instrument voor zowel gemeenten als de veiligheidsregio. Ook ontstaan

door het loslaten van regels op Rijksniveau wellicht ‘lacunes’ in de regelgeving rondom veiligheid.

Daarvan moet worden overwogen of die moeten worden ingevuld met lokaal maatwerk in het

omgevingsplan. Het proces om gezamenlijk tot een goed omgevingsplan te komen is minstens zo

belangrijk als het eindresultaat. In navolgende paragraaf worden ten aanzien van de inhoud enkele

algemene aandachtspunten meegegeven. Ten aanzien van het proces wordt benadrukt dat in het

kader van de door de Omgevingswet vereiste integrale benadering de veiligheidsregio graag en

vroegtijdig haar kennis en ervaring inbrengt om te komen tot een goede borging van het aspect

veiligheid in het omgevingsplan.

De inhoud 4.2.

In navolgende hoofdstukken worden concrete bouwstenen gegeven om toe te passen in een

omgevingsplan. Vooraf worden in algemene zin de navolgende aandachtspunten en overwegingen

meegegeven.

Er is geen vergaande standaardisering van de vormgeving en inrichting van het omgevingsplan,

zoals dat nu op basis van IMRO2012 en met name SVBP2012 voor bestemmingsplannen aan de

orde is. De opbouw van de omgevingsplannen die gemeenten gaan maken zullen dus sterk

verschillen. In dit document gaan van uit van twee ‘hoofdtypen’: 1) gebiedsgerichte opbouw en

2) thematische opbouw. Bij elke actualisatie van dit document wordt bezien hoe de planpraktijk

zich ontwikkelt en of bijstelling van deze keuze noodzakelijk dan wel gewenst is.

Hoort een bepaald aspect wel thuis in het omgevingsplan of kan het beter op een andere wijze

worden geregeld? Bij die keuze kunnen de volgende afwegingen helpen:

Hebben burgers en bedrijven invloed op het betreffende aspect of betreft het bijvoorbeeld

een aspect waar alleen de overheid zelf invloed op heeft? Mogelijk kunnen in het laatste

geval wel voorwaarden worden gesteld die borgen dat het aspect volwaardig wordt

meegewogen bij afwijkingen van het omgevingsplan, maar is primair voor de realisatie van

een bepaald beleid een programma een betere optie. Een voorbeeld is bijvoorbeeld de

aanpak van de gladheidsbestrijding of verkeerscirculatieaspecten in relatie tot

bereikbaarheidsvraagstukken.

Kan een gemeente überhaupt invloed uitoefenen op een bepaald aspect, is het

gemeentegrens overstijgend, of ligt de oorzaak/bron buiten de gemeentegrenzen?

Wat is het ambitieniveau van een gemeente met betrekking tot het aspect veiligheid? Is die

hoog, dan kan de toepassing van omgevingswaarde een goed instrument zijn om die ambitie

ook goed te verankeren en uit te stralen. Daar staat tegenover dat er extra verplichtingen

aan zijn verbonden (monitoring en eventueel programmaplicht). Het is daarom goed vooraf

ambtelijk en bestuurlijk af te stemmen over het draagvlak voor de toepassing van

Page 24: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

24

omgevingswaarden. Dat geldt in feite ook voor alle andere vormen van regels die hogere

normen inhouden dan de wettelijke minimumnorm.

Bieden de rijksregels en eventuele instructieregels in de provinciale verordening wel de

gewenste ruimte om lokaal maatwerk te leveren? In de Omgevingswet is bepaald voor welke

onderwerpen het Rijk aan de lat staat om algemene regels te stellen57. Dat geldt ook voor het

waarborgen van de veiligheid, hetgeen in ieder geval betrekking moet hebben op een

brandveilig gebruik van bouwwerken en de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving

van bouw- en slooplocaties58. Die regels krijgen een plek in het Besluit bouwwerken

leefomgeving. Voor zover een onderwerp is geregeld in dat Besluit en daarbij niet expliciet is

opgenomen dat maatwerkregels mogelijk worden gesteld, is dat onderwerp uitputtend

geregeld op rijksniveau. Er is dan dus geen ruimte om voor dat onderwerp regels op te

nemen in het omgevingsplan59. Dat is bijvoorbeeld aan de orde voor het aspect

brandveiligheid60.

Hoe blijft een omgevingsplan goed raadpleegbaar? Naarmate er meer in wordt geregeld wordt

een plan integraler, maar ook een stuk omvangrijker. Daardoor wordt het voor de burger of een

bedrijf een stuk lastiger om door de bomen het bos nog te kunnen zien en een antwoord te

vinden op de vraag die hij / het op dat moment heeft. Zo’n vraag kan bijvoorbeeld zijn of er

vergunning nodig is voor het realiseren van een fietsenstalling. Een groot deel van de regels in

het omgevingsplan zullen niet relevant zijn voor het beantwoorden van die vraag. Dit is een

belangrijk aandachtspunt bij de vormgeving en opbouw van een omgevingsplan.

Biedt de geformuleerde regel de ruimte om het gewenste niveau van regie te kunnen voeren?

Met andere woorden : wordt voldoende flexibiliteit geboden om nieuwe initiatieven mogelijk te

maken, maar kunnen ongewenste initiatieven worden geweerd? Dit raakt ook aan de

handhaafbaarheid van de regel. Hoe opener een regel is geformuleerd of des te vager een

doelvoorschrift is geformuleerd, des te lastiger wordt het die regel te handhaven.

Is het gewenst regionaal af te stemmen en tot een regionale uniforme regeling te komen?

Hoewel de Omgevingswet lokaal maatwerk als uitgangspunt neemt, vraagt de stelselvernieuwing

op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving onder de Wabo juist om het

creëren van een level playing field. Dit staat op gespannen voet met elkaar.

Bepaalde bevoegdheden op het gebied van veiligheid berusten bij de burgemeester, onder

andere op basis van de Wet op de veiligheidsregio’s. Er kunnen in het omgevingsplan geen regels

worden opgenomen die betrekking hebben op een bevoegdheid van de burgemeester.

57

Artikel 4.3 Ow 58

Artikel 4.21 Ow 59

MvT Bbl, p. 172 60

MvT Bbl, p. 173

Page 25: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

25

5. Kernwaarde 1 | Voorkomen of beperking van risico’s vergroot de veiligheid

Gereserveerd

6. Kernwaarde 2 | Afstand tot de risico’s vergroot de veiligheid Gereserveerd

Page 26: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

26

7. Kernwaarde 3 | Bouwwerken en omgeving bieden bescherming

Wat houdt de kernwaarde in? 7.1.

Hoeveel voorzieningen er ook worden getroffen, er blijft altijd een kans bestaan dat zich incidenten

voordoen die nadelige gevolgen hebben voor de leefomgeving en haar bewoners en bezoekers. Het

is daarom zaak ook oog te hebben voor het beperken en vertragen van deze nadelige gevolgen. Dat

kan bijvoorbeeld door het bieden van schuilmogelijkheden, maar ook door de bouwwijze en indeling

van gebouwen waarin mensen verblijven. Dit vraagt om bewustwording van veiligheidsaspecten zo

vroeg mogelijk in het proces rondom de inrichting van de fysieke leefomgeving. Vervolgens kunnen

bewuste keuzes rondom de inrichting van de fysieke leefomgeving worden gemaakt.

Die hiervóór beschreven kernwaarde 2 [NB, nog in te vullen] heeft kortgezegd betrekking op de

locatiekeuze voor ontwikkelingen. Door het vergroten van de afstand tussen risicobronnen enerzijds

en gebieden waarin (zeer) kwetsbare groepen verblijven en/of vitale infrastructuur aanwezig is

anderzijds, wordt de veiligheid verhoogd. Kernwaarde 3 heeft betrekking op voorzieningen die er

voor zorgen dat wanneer het vergroten van die afstand niet (verder) mogelijk is, in elk geval de

nadelige effecten zoveel mogelijk worden beperkt dan wel vertraagd.

Wat betekent dat concreet? 7.2.

Wanneer het vergroten van de afstand tot de risicobron niet mogelijk is, kunnen wellicht wel nog

voorzieningen worden gerealiseerd en geborgd of ontwerpprincipes worden gehanteerd die voorzien

in de hiervóór bedoelde beperking en vertraging van nadelige gevolgen van incidenten.

Page 27: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

27

Daarbij kan het (niet limitatief) gaan om:

het realiseren van nieuwe fysieke maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van aarden wallen,

schermen of greppels, dan wel het borgen van de instandhouding van bestaande wallen,

schermen, greppels of andere fysieke maatregelen;

voorzieningen in of aan gebouwen die mensen beschermen tegen effecten van een incident,

zoals gevelconstructies die druk kunnen opvangen of centraal c.q. eenvoudig uit te schakelen

ventilatie;

een risicobewuste situering en indeling van gebouwen, door bijvoorbeeld een parkeergarage of

andere ruimten met relatief lage personendichtheden aan de zijde van de risicobron te situeren

en de ruimten met hogere personendichtheden juist zover mogelijk van de risicobron vandaan;

voorzieningen gericht op scenario’s als hoogwater en verstoring van de vitale infrastructuur;

benoemen van opvanggebieden ten behoeve van evacuaties.

Naast het toepassen en borgen van deze (technische) voorzieningen is het minstens zo belangrijk

veiligheid vroeg in het proces van planvorming bij een initiatief mee te nemen als ontwerpprincipe

en niet pas nadat de inrichtingstekeningen voor een gebied of een ontwerp voor een nieuw gebouw

al (goeddeels) gereed zijn. Denk aan de fase waarin de uitgangspunten voor een stedenbouwkundig

plan of inrichtingsplan worden bepaald, of in het kader van vooroverleg over een conceptaanvraag,

principeverzoek of soortgelijke informele voorfase.

De kaders 7.3.

7.3.1. Besluit kwaliteit leefomgeving en Besluit bouwwerken leefomgeving

Vooraf toegelicht: Instructieregels

Bij de stelselherziening rondom de Omgevingswet wordt de formulering van de instructieregels

zoveel mogelijk geharmoniseerd. Daarbij wordt uitgegaan van drie basistypen, voor wat betreft de

wijze waarop de bevoegdheid wordt ingezet. Deze basistypen zijn ook toegepast in paragraaf 5.1.2

van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Om die reden worden deze basistypen hierna in volgorde van

toenemende ‘juridische hardheid’ kort toegelicht, gebaseerd op de Nota van Toelichting bij het

Besluit kwaliteit leefomgeving61:

Basistype Redactie Toelichting

Basistype 1 Betrekken bij Aandacht schenken aan veiligheid. Het heeft daarmee wel

een plaats in afwegingen, maar de instructieregel stuurt

niet op inhoud.

Basistype 2 Rekening houden met Stuurt inhoudelijk de belangenafweging, maar als het

bestuursorgaan daar goede redenen voor heeft, is afwijken

gemotiveerd mogelijk.

Basistype 3 In acht nemen Harde, dwingende doorwerking. Bij de uitoefening van de

bevoegdheid moet het bestuursorgaan zich aan de

betreffende norm houden. Alleen bij zeer zwaarwegende

redenen is afwijking mogelijk.

61

Zie paragraaf 2.3.2.3 NvT Bkl

Page 28: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

28

De kaders zelf

In het Besluit kwaliteit leefomgeving is in paragraaf 5.1.2 (Waarborgen van de veiligheid) als

instructieregel opgenomen62 dat in een omgevingsplan voor risico’s voor branden, rampen en crises

rekening wordt gehouden met het belang van:

1. het voorkomen, beperken en bestrijden ervan;

2. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen, en;

3. de geneeskundige hulpverlening aan personen daarbij.

Dat raakt ook aan deze kernwaarde, namelijk het beperken van branden, rampen en crisis. (verder:

incidenten). Met deze aspecten dient bij het opstellen en wijzigen van omgevingsplannen rekening te

worden gehouden bij de toedeling van functies aan locaties. Bij het toelaten van functies op een

bepaalde plek dient daarom bijvoorbeeld rekening worden gehouden met het voorkomen van

incidenten door risicobronnen en kwetsbare functies te scheiden. Ook de aspecten zelfredzaamheid

van personen en de bestrijdbaarheid van het incident door hulpdiensten is er onderdeel van.

In het Besluit kwaliteit leefomgeving is dit verder uitgewerkt in paragraaf 5.1.2. Daarin worden onder

andere beperkingen gesteld aan de situering van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare

gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties en activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

ten opzichte van elkaar. Daarbij dienen plaatsgebonden risicocontouren (10-6) in acht te worden

genomen63.

Voor wat betreft het groepsrisico wordt onder de Omgevingswet (vanaf de risicobron) onderscheid

gemaakt in een brandaandachtsgebied, een explosieaandachtsgebied en een

gifwolkaandachtsgebied. Als instructieregel is verder opgenomen dat binnen de genoemde gebieden

rekening moet worden gehouden met de kans op overlijden van een groep van tien of meer

personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval64 door een activiteit.65 Daaraan

wordt in ieder geval voldaan indien:

1. het omgevingsplan geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt

kwetsbare en kwetsbare locaties worden toegelaten, of;

2. waar het omgevingsplan wél beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en

beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaat, wordt gewaarborgd dat:

a. maatregelen zijn getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen en op die locaties.

of;

b. het doorgaans aanwezige aantal personen of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen en

op die locaties beperkt is.

Verder is in het Besluit kwaliteit leefomgeving opgenomen dat binnen een brandaandachtsgebied

een brandvoorschriftengebied wordt aangewezen en dat binnen een explosieaandachtsgebied een

explosievoorschriftengebied wordt aangewezen. Deze voorschriftengebieden worden in het

omgevingsplan geometrisch begrensd, of te wel op de (digitale) kaart aangegeven. In beginsel heeft

een dergelijk voorschriftengebied dezelfde omvang als het aandachtsgebied waaraan het is

gerelateerd, maar het is ook mogelijk een kleiner gebied als voorschriftengebied aan te wijzen.

Daarbij geldt dan wel als voorwaarde dat binnen het deel van het aandachtsgebied dat niet als

voorschriftengebied wordt aangewezen, géén zeer kwetsbare gebouwen worden toegelaten in het

omgevingsplan.66

62

Art. 5.2 Bkl 63

Art. 5.7 Bkl 64

In deze handreiking wordt de term incident gebruikt, in lijn met de eerder gedefinieerde kernwaarden. Daaronder wordt ook het begrip ‘ongewoon voorval door een activiteit’ verstaan. 65

Art. 5.15 Bkl 66

Art. 5.14 Bkl

Page 29: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

29

Door het aanwijzen van een voorschriftengebied gaan op grond van het Besluit bouwwerken

leefomgeving in dat gebied enkele extra (technische) eisen gelden voor bouwwerken, met het oog op

het beperken van de gevolgen van een brand of explosie.67 Die eisen hebben betrekking op:

de brandwerendheid van scheidingsconstructies van een brandcompartiment;

de brandklasse van het buitenoppervlak en het dak van een bouwwerk;

de situering van vluchtroutes;

de constructieve veiligheid in relatie tot brand;

het toepassen van scherfwerende beglazing.

Het aanwijzen van deze voorschriftengebieden dient plaats te vinden in het omgevingsplan, ze

ontstaan niet van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit geldt overigens niet

voor Basisnetroutes waarvoor bij ministeriële regeling een brandvoorschriftengebied is aangewezen.

Die gebieden gelden direct op basis van deze ministeriële regeling, de Omgevingsregeling.

Gemeenten hoeven c.q. kunnen deze gebieden niet aanwijzen in het omgevingsplan.68 Dit betreft de

gebieden die ook wel worden aangeduid als plasbrandaandachtsgebied. Het betreft alleen

(spoor)wegen die grote chemieclusters in Nederlands met elkaar verbinden en waarover substantiële

hoeveelheden brandbare vloeistoffen worden vervoerd.69

7.3.2. Afbakening

Die hierna afgebeelde infographic vat de systematiek van de aandachtsgebieden en

voorschriftengebieden nogmaals kort samen. Dit hoofdstuk van de Handreiking heeft betrekking op

de omgevingsmaatregelen die kunnen worden getroffen om de effecten zoveel mogelijk te

beperken, dan wel te vertragen.

Bron: www.aandeslagdeslagmetdeomgevingswet.nl

67

Zie paragraaf 4.2.14 Bbl 68

Zie artikel 5.14, lid 5 Bkl 69

Zie NvT Bkl, p. 678

Page 30: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

30

De bouwstenen 7.4.

In deze paragraaf vindt een analyse van de relevante instructieregels in het Besluit kwaliteit

leefomgeving plaats en wordt kort ingegaan op de mogelijkheden om in het omgevingsplan in

aanvulling op het Besluit bouwwerken leefomgeving regels te stellen over de maatregelen waarop

deze kernwaarde betrekking heeft. Vervolgens wordt een concreet afwegingskader geïntroduceerd

dat in omgevingsplannen kan worden gebruikt bij het toedelen van een functie aan een locatie,

indien daarbij op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving rekening moet worden gehouden met

risico’s en eventueel het treffen en borgen van maatregelen.

Analyse in relatie tot omgevingsplan

Samenvatting systematiek

Uit paragraaf 7.3 (NB: en straks na uitwerking, uit hoofdstuk 6) blijkt dat uit het Bkl de in navolgende

tabel schematisch weergegeven instructieregels zijn te destilleren voor wat betreft het toelaten van

beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare

locaties in de genoemde gebieden. Daarbij geldt dat wanneer de cel rood is gekleurd, er in principe

geen ruimte is voor afwijking. De instructieregel moet in acht worden genomen. Voor de gele cellen

geldt dat rekening moet worden gehouden met de betreffende externe veiligheidsrisico’s en daar is

dus (beperkte) afwegingsruimte.

Binnen gebied Gebouwen Locaties

Zeer kwetsbaar Kwetsbaar Beperkt kwetsbaar Kwetsbaar Beperkt kwetsbaar

Plaatsgebonden

risicocontour 10-6

Uitsluiten

(art. 5.7 Bkl)

Uitsluiten

(art. 5.7 Bkl)

Rekening houden

met

(art. 5.11 Bkl)

Uitsluiten

(art. 5.7 Bkl)

Rekening houden

met

(art. 5.11 Bkl)

Aandachtsgebied

(groepsrisico)

Rekening houden met de kans op overlijden van tien of meer personen per jaar:

1. uitsluiten, of;

2. maatregelen treffen en borgen.

(Art 5.15 Bkl)

Voor wat betreft deze kernwaarde zijn met name de ‘gele’ instructieregels met afwegingsruimte van

belang. Vanuit de inhoud, aangezien bij de besluitvorming maatregelen kunnen worden overwogen

om de veiligheid te vergroten, maar ook procesmatig, omdat de veiligheidsregio op dat punt graag

adviseert.

Deze overwegingen zijn al relevant bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het

omgevingsplan. Daarbij moet in verband met risico’s voor branden, rampen en crises rekening

worden gehouden met het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan en de mogelijkheden voor

personen om zich daarbij in veiligheid te brengen.70 Voor de motivering die daarbij aan de orde is kan

ook gebruik worden gemaakt van het afwegingskader voor omgevingsplanactiviteiten dat hierna

wordt geïntroduceerd. Dat geldt zowel voor het opstellen van het eerste omgevingsplan na

inwerkingtreding van de Omgevingswet als iedere herziening c.q. wijziging die daarna plaatsvindt.

70

Art. 5.2 Bkl

Page 31: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

31

Overigens kan het afwegingskader ook worden gehanteerd bij het toestaan van nieuwe

risicobronnen (zogenoemde omgekeerde werking).

Van belang is dat voorgaande tabel slechts het ‘wettelijk minimum’ aangeeft. Een gemeente is vrij om een

hoger niveau van veiligheid na te streven. In dat kader wordt geadviseerd voor beperkt kwetsbare

gebouwen en locaties minimaal de plaatsgebonden risico 10-5

(1 op 100.000) in acht te nemen.

Aanvullende regeling Besluit bouwwerken leefomgeving?

De Omgevingswet gaat bij de toedeling van bevoegdheden uit van het uitgangspunt ‘de gemeente is

bevoegd, tenzij’. Bepaalde onderwerpen lenen zich echter niet (goed) voor een decentrale wijze van

regelen c.q. toedeling van bevoegdheden en daarom kiest het Rijk ervoor om voor die onderwerpen

algemene regels te stellen. Dat geldt ook voor de algemene regels die zijn opgenomen in het Besluit

bouwwerken leefomgeving, die vanuit het oogpunt van rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en een

beperking van administratieve en bestuurlijke lasten voor alle gemeenten gelden. Voor het Bbl geldt

net als voor het Bouwbesluit 2012 kortgezegd dat, wanneer voor een voor bepaald onderwerp regels

zijn opgenomen in het Bbl, die onderwerpen daarmee uitputtend zijn geregeld. Er bestaat dan geen

ruimte om met hetzelfde oogmerk aanvullend lokaal maatwerk te treffen in de vorm van strengere

eisen, tenzij expliciet de mogelijkheid wordt geboden om maatwerkregels te stellen.

Hoewel jurisprudentie dat op termijn zal moeten uitwijzen gaan wij er vooralsnog van uit dat het

binnen brandvoorschriftengebieden en explosievoorschriftengebieden niet mogelijk is om strengere

eisen te stellen dan de eisen die zijn gesteld in paragraaf 4.2.14 Bbl (zie paragraaf 7.3.1). Hetzelfde

geldt voor het stellen van de betreffende eisen buiten dergelijke voorschriftengebieden. Daarmee

zou immers een uitputtend bedoelde regeling worden aangevuld c.q. doorkruist.

Omgevingsplanactiviteit

Zoals hiervoor reeds aangegeven is zijn met name de ‘gele’ instructieregels van belang, aangezien die

afwegingsruimte bieden. Met navolgende conceptregeling kan voor die gevallen een afwegingskader

worden opgenomen in het omgevingsplan.

Het uitgangspunt van de regeling is dat nieuwe beperkt kwetsbare gebouwen en locaties niet zonder

nadere afweging mogelijk worden gemaakt in het omgevingsplan binnen plaatsgebonden

risicocontouren. Hetzelfde geldt voor nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare

gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen aandachtsgebieden. Die nadere

afweging kan plaatsvinden door het bouwen van die gebouwen en het mogelijk maken van die

locaties binnen de genoemde risicogebieden te koppelen aan een omgevingsvergunning voor een

omgevingsplanactiviteit. Daaraan kan het volgende beoordelingskader worden verbonden, dat

aanvragers dwingt expliciet af te wegen welke maatregelen kunnen worden getroffen en vervolgens

ook aan te geven welke maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen om de effecten van een

incident te beperken en/of te vertragen.

Afwegingskader omgevingsplanactiviteit binnen aandachtsgebieden en plaatsgebonden

risicocontouren

De omgevingsvergunning als bedoeld in [artikel omgevingsplan] kan slechts verleend, indien:

a. een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van ten minste 1 op de 100.000 (10-5) in acht

wordt genomen, en;

b. in de aanvraag afdoende is gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet buiten [de

plaatsgebonden risicocontour/het brand-, explosie-, gifwolkaandachtsgebied] wordt

gerealiseerd;

Page 32: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

32

c. wordt onderbouwd op welke wijze de effecten van een eventueel incident voor de relevante

scenario’s worden beperkt en/of vertraagd tot een aanvaardbaar niveau, waarbij

achtereenvolgens in ieder geval de volgende mogelijkheden worden afgewogen:

Wordt een zo groot mogelijke afstand gecreëerd tussen de risicobron en het gebouw c.q.

de locatie?

Kunnen nieuwe fysieke maatregelen worden getroffen tussen de risicobron en het

gebouw c.q. de locatie die de effecten van een incident beperken dan wel vertragen?

Zijn er bestaande fysieke voorzieningen tussen risicobron en het gebouw c.q. de locatie

die de effecten van een incident beperken dan wel vertragen en waarvan de

instandhouding kan worden gewaarborgd?

Wordt bij de situering en indeling van gebouwen rekening gehouden met het beperken

dan wel vertragen van de gevolgen van een incident?

Is het mogelijk de aanwezigheid van personen in aantal of in tijd te beperken?

Worden door de aanvrager technische voorzieningen aan het gebouw c.q. voor de locatie

getroffen die een hoger beschermingsniveau bieden dan – voor zover aan de orde – het

wettelijk minimum?

Worden er organisatorische maatregelen getroffen op het gebied van bewustwording van

risico’s bij gebruikers van het gebouwen in de vorm van handelingsperspectieven bij

incidenten (aanvullende risicocommunicatie).

d. de realisatie en duurzame instandhouding van de uit het bepaalde onder b voortvloeiende

maatregelen worden geborgd;

e. ten aanzien van het bepaalde onder sub b en c advies is ingewonnen bij de veiligheidsregio

alvorens de vergunning wordt verleend.

De wijze waarop de effecten van een incident kunnen worden beperkt dan wel vertraagd worden

met het voorgaande niet limitatief beschreven, wel wordt met de regeling geborgd dat in de

motivering bij de aanvraag in elk geval de genoemde aspecten worden beschouwd. Andere

voorzieningen c.q. maatregelen zijn ook mogelijk, indien ze tot een beperking of vertraging van de

effecten van een incident leiden. Dat blijkt uit de zinsnede ‘in ieder geval’. Daarbij kan gebruik

worden gemaakt van in de praktijk gehanteerde handleidingen, zoals bijvoorbeeld het Handboek

Omgevingsveiligheid van het RIVM (in ontwikkeling). De initiatiefnemer is daarbij aan zet. Gemeente

en veiligheidsregio kunnen meedenken, maar het is primair de initiatiefnemer die aan zet is om

invulling te geven aan het afwegingskader en met (creatieve) oplossingen te komen. Er worden

vooraf geen ‘standaardmaatregelen’ aangereikt.

Het verlenen van de vergunning is een zogenoemde discretionaire bevoegdheid. Dat blijkt uit de

redactie van het afwegingskader (de omgevingsvergunning kan worden verleend). Dat houdt in dat

burgemeester en wethouders altijd nog de ruimte hebben om de vergunning niet te verlenen

wanneer uit de aanvraag blijkt dat onvoldoende maatregelen worden getroffen om effecten tot een

aanvaardbaar niveau te beperken.

Verder is van belang dat veel functies ook buitenruimten kennen waar mensen verblijven. Ook het

verblijf van personen in die buitenruimten wordt daarom in de afweging en in de advisering vanuit

de veiligheidsregio betrokken.

Page 33: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

33

8. Kernwaarde 4 | Bouwwerken en gebieden zijn snel en veilig te verlaten

Gereserveerd

Page 34: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

34

9. Kernwaarde 5 | De omgeving maakt snel en effectief optreden van hulpdiensten mogelijk

Wat houdt de kernwaarde in? 9.1.

Bij deze kernwaarde gaat het om 3 dingen:

Hulpverleners kunnen het snelst optreden als ze goed bij een incident kunnen komen. Een goed

doordachte bereikbaarheid en aanrijdroutes van gebieden, gebouwen, bedrijven en

evenemententerreinen zijn daarom belangrijk.

Voor een effectief optreden van hulpverleners is het van belang om te weten wat ze aan kunnen

treffen. Wonen of verblijven er minder-zelfredzame mensen? En welke risico’s zijn er (in de

omgeving)? Actuele informatie over deze zaken moet toegankelijk zijn voor hulpdiensten.

Wanneer voldoende bluswater voorhanden is, kan de brandweer snel en efficiënt optreden. Dit

beperkt de gevolgen voor de omgeving en haar bewoners. Er is dan een snellere terugkeer naar

de ‘normale’ situatie mogelijk. Ook de opvang van (vervuild) bluswater is belangrijk om het

milieu zo min mogelijk te schaden.

Wat betekent dat concreet? 9.2.

Bereikbaarheid/opkomsttijd

Aanrijdroutes en toegangswegen zijn geschikt voor een snelle opkomst van het materieel van de

hulpverleners en voor het afvoeren van gewonden. Opstelplaatsen voor het materieel zijn

beschikbaar. Gebieden zijn voor hulpverleners van meerdere kanten en bij verschillende

windrichtingen goed te bereiken.

Page 35: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

35

Bluswatervoorziening

In het gebied is bluswater beschikbaar. De hoeveelheid en de wijze waarop bluswater beschikbaar is,

is afgestemd met de hulpdiensten. Een bluswatervoorziening als onderdeel van een doorlopend

watersysteem, kan ook een andere functie hebben zoals visvijver of recreatieplas.

Milieueffecten

Vooral bij brand door bedrijfsmatige activiteiten kunnen grote hoeveelheden vervuild bluswater

ontstaan. Om milieueffecten te beperken kunnen maatregelen worden voorbereid om bijvoorbeeld

verspreiding van bluswater voorkomen.

Informatievoorziening

Initiatiefnemers dragen bij aan de ontsluiting en het beheer van informatie voor de hulpdiensten,

waardoor deze kunnen beschikken over actuele informatie over de risico's en de effecten op de

leefomgeving.

De kaders 9.3.

9.3.1. Besluit bouwwerken leefomgeving

Zoals reeds is aangegeven in hoofdstuk 4 dient bij het stellen van regels in het omgevingsplan altijd

te worden nagegaan of voor een bepaald aspect wel ruimte bestaat om lokaal regels te stellen. In het

Besluit bouwwerken leefomgeving zijn geen regels opgenomen voor wat betreft voorzieningen voor

brandweerinzet, waaronder opstelplaatsen en bluswater. Dat wordt bewust overgelaten aan de

gemeenten71. De eisen aan terreinvoorzieningen en de bereikbaarheid van gebouwen voor

71

NvT Bbl, p. 189

Page 36: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

36

hulpdiensten worden dus niet overgenomen uit het Bouwbesluit 201272. Let op: de bereikbaarheid

van gebouwen is iets anders dan de toegankelijkheid van gebouwen voor hulpdiensten. Voor wat

betreft de toegankelijkheid van gebouwen zijn wél regels opgenomen in het Besluit bouwwerken

leefomgeving73, zoals bijvoorbeeld over het realiseren van een brandweeringang bij een bouwwerk

waarvoor een brandmeldinstallatie met inspectiecertificaat verplicht is.

Voor wegtunnels langer dan 250 meter is de beschikbaarheid van bluswater ook geregeld in het

Besluit bouwwerken leefomgeving. Een dergelijke tunnel heeft een bluswatervoorziening die bij

brand gedurende ten minste 60 minuten een capaciteit van ten minste 120 m3/h kan leveren74.

Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het leidingnet, een watervoorraad of oppervlaktewater75.

Dit geldt alleen voor tunnels met een lengte van meer dan 250 meter, voor kortere tunnels kan de

gemeente weer regels opnemen in het omgevingsplan.

9.3.2. Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening

De inhoudelijke basis voor navolgende bouwstenen wordt gevormd door de Beleidsregels

Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening die zijn vastgesteld door de drie Brabantse

veiligheidsregio’s76. De inhoud van dit document wordt als actueel beleid gehanteerd voor

navolgende regels en daarmee beleidsneutraal overgenomen. Daarbij wordt wel opgemerkt dat

actualisatie in de toekomst mogelijk en denkbaar is. Op dat moment is dus een wijziging van het

omgevingsplan noodzakelijk. Een alternatief is het werken met een dynamische verwijzing. Een

dergelijke verwijzing houdt kortgezegd in dat na een wijziging of vervanging van een beleidsregel,

vanaf dat moment moet worden getoetst aan die nieuwe beleidsregel. Een dergelijke verwijzing is

echter niet gewenst, omdat daardoor onduidelijkheid kan ontstaan over aan welke beleidsregels

moet worden getoetst.

In het document wordt voor wat betreft de bereikbaarheid voor hulpdiensten als lange termijndoel

(2040) gesteld dat hulpverleningsvoertuigen voor de uitoefening van hun wettelijke taak minimaal

even snel (ten opzichte van situatie 2016, red), maar mogelijk nog sneller, bij een incident kunnen

komen middels een goede en veilige verkeersdoorstroming. Voor de bluswatervoorziening is als

doelstelling geformuleerd: veilig drinkwater en voldoende bluswater tegen de laagste

maatschappelijke kosten.

Voor beide delen van het document geldt dat eerst doelvoorschriften worden geformuleerd, waarna

richtlijnen worden gegeven om die doelstelling nader in te vullen en te realiseren.

72

Voorheen: artikel 6.38 en 6.39 Bouwbesluit 2012 73

Zie artikel 3.128 Bbl en verder 74

Artikel 3.126 Bbl 75

NvT Bbl, p. 300 76

VRBZO d.d. 7 april 2016, VRMWB d.d. 7 juli 2016 en VRBN d.d. 10 november 2016

Page 37: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

37

De bouwstenen 9.4.

9.4.1. Bereikbaarheid voor hulpdiensten

De kern van de beleidsregels wordt voor het aspect bereikbaarheid gevormd door een drietal

doelvoorschriften:

1. Stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen bieden te allen tijde een onbelemmerde doorgang

aan hulpdiensten77.

2. Ieder object is voor de hulpdiensten vanaf een gebiedsontsluitingsweg te allen tijde binnen 2

minuten te bereiken. 3. Kazernes en posten moeten altijd ontsloten blijven door een gebiedsontsluitingsweg.

Analyse in relatie tot omgevingsplan

In een bestaand, reeds ingericht gebied en bij voorzetting van de bestaande functies hebben

burgers en bedrijven eigenlijk geen invloed op deze doelen. Wegbeheerders zoals het Rijk, de

provincie en de gemeente hebben dat wel. Het ligt daarom meer voor de hand te kiezen voor het

instrument programma om de hiervoor benoemde doelen te bereiken.

Bij functiewisselingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is (omgevingsplanactiviteit)

kunnen beoordelingsregels een bijdrage leveren aan het borgen c.q. bereiken van doelen 1 en 2,

door voorwaarden te stellen. Ze zijn zo van invloed op de locatiekeuze voor een bepaalde functie

en er kunnen voorwaarden worden gesteld aan een ontwikkeling, waaronder ook de

bereikbaarheid voor hulpdiensten.

Ook bij de inrichting van een nieuw gebied, bijvoorbeeld door transformatie/herstructurering

kunnen beoordelingsregels een bijdrage leveren door ze als voorwaarde voor het ontwerp c.q. de

inrichting mee te geven. In dat geval gaat het om de locatiekeuze voor functies, maar ook het

ontwerp van de openbare ruimte.

Zorgplicht

Aangezien de bereikbaarheid van percelen via de openbare weg primair binnen de invloedssfeer van

de wegbeheerder ligt en dat veelal het college van burgemeester en wethouders is, is het gebruik

van een zorgplicht een goede basis voor de verdere regeling en borging van de bereikbaarheid voor

hulpdiensten. Die zorgplicht kan dan dienen als vangnet78. Verder dient de zorgplicht dan als

signaalfunctie voor de taak van de gemeente op dit gebied en als basis voor bijvoorbeeld de

beoordelingsregels als hiervoor bedoeld, onder het kopje ‘analyse in relatie tot het omgevingsplan’.

De zorgplicht kan op basis van de doelvoorschriften uit de beleidsregels worden geformuleerd als

hierna wordt voorgesteld. Indien gewenst kan hieraan ook een programmaplicht worden gekoppeld

waarin wordt opgenomen hoe aan deze bestuurlijke zorgplicht invulling wordt gegeven. Onderstaand

voorstel gaat uit van een zelfstandig programma, maar het kan ook worden geïntegreerd in het

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP).

77

De Beleidsregels gaan voor de definitie van de begrippen stroomweg en gebiedsontsluitingsweg uit van de definities binnen het programma Duurzaam Veilig 78

Zie paragraaf 3.3.3 van deze handreiking

Page 38: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

38

Zorgplicht

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor een goede en veilige

verkeersdoorstroming, ten behoeve van een goede bereikbaarheid van incidenten voor

hulpdiensten, waaronder in elk geval wordt begrepen:

a. het te allen tijde bieden van een onbelemmerde doorgang aan hulpdiensten op stroomwegen

en gebiedsontsluitingswegen;

b. het te allen tijde binnen 2 minuten kunnen bereiken van ieder object vanaf een

gebiedsontsluitingsweg;

c. het te allen tijde handhaven van de ontsluiting van kazernes en posten van

hulpverleningsdiensten door een gebiedsontsluitingsweg

Uitvoeringsprogramma

Het college van burgemeester en wethouders stelt elke x jaar een uitvoeringsprogramma vast,

waarin de maatregelen worden beschreven om invulling te geven aan deze zorgplicht bij de

inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

9.4.1.1. Afmetingen van wegen

Concreet voor de afmetingen van wegen zijn de volgende bouwstenen te geven. Deze gelden als

aanvulling op de hiervoor opgenomen zorgplicht.

Open norm met koppeling naar beleidsregels - beoordelingsregels

In de beleidsregels zelf zijn voor het aspect bereikbaarheid al duidelijke doelvoorschriften

opgenomen. Deze lenen zich dan ook goed voor een vertaling naar doelvoorschriften in het

omgevingsplan. Wanneer het gaat om het (op)nieuw inrichten van een gebied is het zaak vroeg in

het proces aandacht te hebben voor de inrichting van de openbare ruimte. Ook bij een wijziging van

de functie van een gebouw waarvoor een omgevingsvergunning (omgevingsplanactiviteit) nodig is, is

het zaak aandacht te hebben voor de bereikbaarheid. Dat kan door navolgende voorwaarde c.q.

beoordelingsregel toe te voegen aan het betreffende afwegingskader.

Bij een transformatie van een gebied of de wijziging van de functie van een gebouw wordt voldaan

aan de volgende voorwaarden:

[of]

De vergunning als bedoeld in [artikel omgevingsplan] wordt slechts verleend, indien:

a. de te realiseren dan wel in gebruik te nemen bouwwerken vanaf een gebiedsontsluitingsweg te

allen tijde binnen 2 minuten bereikbaar zijn voor hulpdiensten;

b. nieuwe wegen worden ontworpen en ingericht overeenkomstig de Beleidsregels

Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening, als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de

Veiligheidsregio [NN] d.d. xxx, zodat ze te allen tijde een onbelemmerde doorgang aan

hulpdiensten bieden. Een herinrichting van een bestaande weg wordt aangemerkt als de

aanleg van een nieuwe weg.

c. Ten aanzien van het bepaalde onder a en b wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio

voordat de vergunning wordt verleend.

d. (…)

Page 39: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

39

Gezien de aard van deze regels zijn ze te integreren in zowel thematisch opgebouwde als

gebiedsgerichte omgevingsplannen. De beleidsregels maken geen onderscheid in verschillende

gebieden, waardoor ook geen aanleiding bestaat dat in het omgevingsplan te doen. Indien voor

specifieke gevallen toch aanleiding bestaat om tot een werkbare maatwerkregeling te komen, wordt

ook een expliciete adviesfunctie voor de veiligheidsregio voorgesteld. De veiligheidsregio brengt op

dat punt haar expertise graag en vroegtijdig in.

Open norm met koppeling naar beleidsregels – rechtstreeks werkend

Hoewel over het algemeen zowel het eigendom als het beheer van een weg in handen is van de

overheid, zijn situaties mogelijk, waarbij dat niet het geval is. In dergelijke gevallen is het toch

raadzaam in rechtsreeks werkende planregels de afmetingen van wegen wel vast te leggen. Dat kan

ook door in de vorm van een open norm, waarbij wordt aangesloten bij de beleidsregels. Ook het

borgen van de instandhouding is raadzaam, maar het ligt minder voor de hand daarbij te kiezen voor

een verwijzing naar beleidsregels, aangezien daar dan uit zou voortvloeien dat bij een wijziging van

de beleidsregels ook bestaande wegen zouden moeten worden aangepast. Om die reden wordt

voorgesteld te kiezen voor een regeling die minimaal het aanhouden van de oorspronkelijke

afmetingen (bij de aanleg ervan) borgt. Verbreding is dan mogelijk, versmalling niet.

Afmetingen van (nieuwe) wegen

a. Nieuwe wegen worden ingericht overeenkomstig de Beleidsregels Bereikbaarheid en

Bluswatervoorziening, als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio [NN]

d.d. xxx, zodat ze te allen tijde een onbelemmerde doorgang aan hulpdiensten bieden.

b. Bestaande wegen en overeenkomstig het bepaalde onder a aangelegde wegen worden in

stand gehouden met minimaal de oorspronkelijke afmetingen.

c. Een herinrichting van een bestaande weg wordt aangemerkt als de aanleg van een nieuwe

weg.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de beleidsregels uitgaan van bereikbaarheid voor

hulpdiensten van meerdere kanten en uit verschillende windrichtingen. Doodlopende wegen

voldoen daar niet aan en zijn daarom niet wenselijk wanneer het gaat om de bereikbaarheid van

bouwwerken die zijn bestemd voor het verblijf van personen. Hoewel het niet de voorkeur heeft, is

een uitvoering als doodlopende weg mogelijk, indien het een uitvoering betreft die in de

Beleidsregels als acceptabel is aangeduid of waarvan de bereikbaarheid in dat document als

voldoende is betiteld.

Ook hier geldt dat de voorgestelde regeling integreerbaar is in zowel thematisch opgebouwde als

gebiedsgerichte omgevingsplannen. Maatwerk per gebied is mogelijk, maar ligt niet voor de hand,

omdat de beleidsregels dat onderscheid ook niet maken.

9.4.1.2. Bereikbaarheid van gebieden die niet via de openbare weg worden ontsloten

Open norm met koppeling naar beleidsregels

In tegenstelling tot het Bouwbesluit 2012 bevat het Besluit bouwwerken leefomgeving geen regels

op het gebied van de bereikbaarheid van gebouwen over eigen terrein en het realiseren en in stand

houden van opstelplaatsen79. Die regels zullen daarom een plek moeten krijgen in het

omgevingsplan. Dat kan op basis van de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening. Deze

79

Zie paragraaf 9.3.1 van deze handreiking

Page 40: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

40

beleidsregels gaan vooralsnog uit van het Bouwbesluit 2012. Om die reden wordt het in navolgende

bouwstenen het onder het Bouwbesluit gehanteerde onderscheid tussen bouwwerken met een

toegang op meer dan 10 meter van de openbare weg en bouwwerken met een toegang op minder

dan 10 meter tot de openbare weg, gehandhaafd. Dat houdt in dat navolgende regels alleen van

toepassing zijn voor bouwwerken waarvan de toegang op meer dan 10 meter van de openbare weg

is gesitueerd. Deze afstand heeft dus geen wettelijke basis. Dat houdt in dat aanpassing van die

afstand mogelijk is. Overleg daarbij wel altijd vroegtijdig met de veiligheidsregio.

Net als onder het Bouwbesluit 2012 is een beoordeling gewenst bij een aanvraag om een

omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waardoor het uitgangspunt een bouwregel is,

waaraan zo’n aanvraag kan worden getoetst. Eventuele vergunningvrije bouwwerken zullen ook

moeten voldoen aan zo’n bouwregel.

Ook voor wat betreft de bereikbaarheid van bouwwerken ligt een open norm met koppeling naar de

beleidsregels voor de hand. Per bouwwerk kan de benodigde inzet van brandweervoertuigen

namelijk verschillen en die voertuigen hebben niet allemaal hetzelfde gewicht. De verbindingsweg zal

daarom afgestemd moeten zijn op het gewicht van het betreffende voertuig.

Die regeling kan er als volgt uitzien:

Bereikbaarheid bouwwerken en terreinen voor hulpdiensten

a. Tussen de openbare weg en de toegang tot een bouwwerk voor het verblijf van personen wordt

een verbindingsweg aangelegd die geschikt is voor hulpverleningsdiensten, indien die afstand

meer bedraagt dan 10 meter.

b. Er is sprake van een verbindingsweg die geschikt is voor hulpverleningsdiensten wanneer wordt

voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het

Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio [NN] d.d. xxx.

c. Bestaande verbindingswegen en overeenkomstig het bepaalde onder a aangelegde wegen

worden in stand gehouden met minimaal de oorspronkelijke afmetingen.

d. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio

alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft

aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval.

Het verdient aanbeveling de hiervoor beschreven regel op te nemen bij eventuele andere

gebiedsonafhankelijke algemene bouwregels. De regeling laat zich daarom in zowel thematisch

opgebouwde als gebiedsgerichte omgevingsplannen integreren.

Om tot een goede afweging op basis van de binnen de veiligheidsregio aanwezige expertise te

komen, wordt een expliciete adviesfunctie voor de veiligheidsregio voorgesteld. De veiligheidsregio

brengt op dat punt haar expertise graag en vroegtijdig in. Daarbij bestaat de optie dat de

veiligheidsregio categorieën van gevallen definieert waarin geen advies hoeft te worden gevraagd.

Overigens kan de veiligheidsregio zo’n lijst altijd maken en daarom is ook geen grondslag nodig (of

überhaupt mogelijk) in een omgevingsplan. Wel is het zaak de planregel dan zo te formuleren dat in

dergelijke gevallen inderdaad geen advies hoeft te worden ingewonnen.

Ook voor opstelplaatsen kan worden gewerkt met een open norm, waaraan vervolgens de

beleidsregels worden gekoppeld. Een dergelijke regeling heeft ook hier de voorkeur, aangezien de

benodigde inzet van brandweervoertuigen per bouwwerk kan verschillen en een tankautospuit

Page 41: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

41

minder plaats in beslag neemt dan eventuele andere voertuigen die nodig kunnen zijn voor een

adequate blussing, zoals een hoogwerker of een haakarmbak. De benodigde inzet van die voertuigen

bepaalt ook de omvang van de opstelplaats.

Opstelplaats voor brandweervoertuigen

a. Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor

brandweervoertuigen aanwezig dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de

bluswatervoorziening kan worden gelegd.

b. Er is sprake van een doeltreffende verbinding als bedoeld onder a, wanneer wordt voldaan aan

de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het Algemeen

Bestuur van de Veiligheidsregio [NN] d.d. xxx.

c. Bestaande en overeenkomstig het bepaalde onder a aangelegde opstelplaatsen worden in

stand gehouden met minimaal de oorspronkelijke afmetingen.

d. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio

alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft

aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval.

Het verdient aanbeveling de hiervoor beschreven regel op te nemen bij eventuele andere

gebiedsonafhankelijke algemene bouwregels, zoals bijvoorbeeld de regeling over de verbindingsweg

op eigen terrein. De regeling laat zich daarom in zowel thematisch opgebouwde als gebiedsgerichte

omgevingsplannen integreren.

Om tot een goede afweging op basis van de binnen de veiligheidsregio aanwezige expertise te

komen, wordt een expliciete adviesfunctie voor de veiligheidsregio voorgesteld. De veiligheidsregio

brengt op dat punt haar expertise graag en vroegtijdig in. Daarbij bestaat de optie dat de

veiligheidsregio categorieën van gevallen definieert waarin geen advies hoeft te worden gevraagd.

Overigens kan de veiligheidsregio zo’n lijst altijd maken en daarom is ook geen grondslag nodig (of

überhaupt mogelijk) in een omgevingsplan. Wel is het zaak de planregel dan zo te formuleren dat in

dergelijke gevallen inderdaad geen advies hoeft te worden ingewonnen.

Doelvoorschriften – evenementen

In een omgevingsplan zal ook moeten worden voorzien in een passende regeling voor evenementen.

Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een set regels die gelden voor evenementen die zonder

vergunning of melding zijn toegestaan, maar ook als regels die gelden voor meldingsplichtige of

omgevingsvergunningplichtige evenementen. Het is van groot belang in die regelingen ook de

bereikbaarheid van de evenementenlocatie te borgen en daarvoor een adviesrol voor de

veiligheidsregio te creëren, wanneer de omvang of de locatie van een evenement daartoe aanleiding

geeft. Mogelijk zijn daarover al afspraken gemaakt tussen een bepaalde gemeente en de

veiligheidsregio. Dit aspect is daarom altijd maatwerk. De veiligheidsregio brengt op dat punt haar

expertise graag en vroegtijdig in. Aandachtspunten zijn in elk geval:

Het ook tijdens evenementen kunnen bereiken van objecten binnen 2 minuten vanaf een

gebiedsontsluitingsweg.

Het tijdig inwinnen van advies bij de veiligheidsregio bij het (tijdelijk) afsluiten van stroomwegen

en gebiedsontsluitingswegen, tenzij eerder zogenoemde rijlopers zijn vastgesteld.

De bereikbaarheid voor hulpdiensten op het evenemententerrein, zo nodig in de vorm van

verbindingswegen.

Page 42: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

42

Zie in verband hiermee ook paragraaf 2.6.8 van de beleidsregels.

Gebodsbepaling – trailerhelling

In aanvulling op de hiervoor beschreven bouwstenen kan specifiek voor gebieden die een vaarweg,

recreatieplas of ander water omvatten, waarvan de functie daartoe aanleiding geeft, een

gebodsbepaling worden opgenomen die de toegankelijkheid van dat water voor een

hulpverleningsvaartuig garandeert. Of de functie van het water daartoe aanleiding is afhankelijk van

het gebruik van het water : is het in gebruik voor recreatieve doeleinden als zwemmen, varen, zeilen,

etc?

Die regel kan als volgt worden vormgegeven.

Bereikbaarheid wateren voor hulpdiensten

a. Een vaarweg, recreatieplas of ander oppervlaktewater is, indien de functie van dat water

daartoe aanleiding geeft, bereikbaar en toegankelijk voor hulpdiensten voor het te water laten

van een hulpverleningsvaartuig.

b. Een vaarweg, recreatieplas of ander oppervlaktewater is bereikbaar voor hulpdiensten indien

wordt voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld

door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio [NN] d.d. xxx.

Deze regeling is te integreren in zowel een thematisch opgebouwd als een gebiedsgericht

omgevingsplan. Daarbij kan ook een link worden gelegd naar een specifieke locatie van (bestaande)

hellingen op de verbeelding bij het omgevingsplan.

9.4.2. Bluswatervoorziening

Samen met Brabant Water is de doelstelling voor de beschikbaarheid van bluswater als volgt

geformuleerd: “Veilig drinkwater en voldoende bluswater tegen de laagste maatschappelijke kosten”.

Er wordt gestreefd naar een professioneel minimum, met een toereikende bluswatervoorziening

voor maatgevende incidenten. In de beleidsregel is vervolgens als doelvoorschrift opgenomen: “Ten

behoeve van de brandbestrijding is tijdig voldoende bluswater voorhanden” .

Bluswater levert een bijdrage in het kunnen uitvoeren van een veilige redding indien zelfstandig

ontvluchten niet meer mogelijk is. De brandweer beschikt in de regel direct over voldoende eigen

middelen (bijvoorbeeld het water in de tank) om een dergelijke redding mogelijk te maken.

Daarnaast is een bluswatervoorziening nodig om de uitbreiding van een brand te voorkomen, dan

wel te beperken. Welke hoeveelheid water nodig is in een bepaalde situatie, is afhankelijk van een

aantal factoren, waaronder brandfysica, bouwtechniek, architectuur en omgevingsfactoren. Deze

factoren bepalen, samen met een aantal andere factoren, de mate van brandveiligheid in een

bepaalde situatie. Zie op dat punt ook navolgend kenmerkenschema.

Page 43: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

43

Kenmerkenschema mate van brandveiligheid

Voor de benodigde bluswatervoorziening is dus geen ‘gouden standaard’. Het hangt onder meer af

van de aard en omvang van een gebouw, maar ook de omgeving waarin het gebouw staat. Daarnaast

is de benodigde hoeveelheid water afhankelijk van de ontwikkeling van de brand en fase waarin de

brand zich bevindt op het moment dat de brandweer een interventie pleegt. De benodigde

bluswatervoorziening is kort en schematisch samen te vatten in het navolgende, zogenoemde

cascademodel. Voor meer informatie over de achtergronden wordt hier volstaan met een verwijzing

naar de beleidsregels.

Page 44: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

44

Weergave benodigde bluswatervoorzieningen in relatie tot brandweerinzet

Verder is voor toepassing van deze handreiking van belang dat bluswatervoorzieningen niet altijd uit

een brandkraan hoeven te bestaan. Ook andere vormen van bluswatervoorzieningen zijn denkbaar

en werkbaar. Daarbij kan het gaan om geboorde putten, open water, (bluswater)bassins of een

bluswaterriool met brandput.

Analyse in relatie tot omgevingsplan

De beschikbaarheid van een openbare bluswatervoorziening is primair een verantwoordelijkheid

van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente. In een bestaand, reeds

ingericht gebied en bij voorzetting van de bestaande functies hebben burgers en bedrijven geen

invloed op de beschikbaarheid van bluswater in de openbare ruimte. Wel kan behoefte zijn aan

een aanvullende, niet openbare bluswatervoorziening.

Welke hoeveelheid en vorm van bluswater in een bepaald geval nodig is, is maatwerk. De

veiligheidsregio heeft de expertise in huis om het benodigde maatwerk te kunnen leveren. Om

goed en tijdig gebruik te (kunnen) maken van die expertise is het expliciet opnemen van een

adviesrol voor de veiligheidsregio wenselijk.

Zorgplicht

Aangezien de beschikbaarheid van voldoende openbaar bluswater in beginsel binnen de

invloedssfeer en verantwoordelijkheid van de gemeente zelf ligt, is het gebruik van een zorgplicht

een goede basis voor de verdere regeling en borging van de beschikbaarheid van voldoende

bluswater. Die zorgplicht kan dan dienen als vangnet80. Verder dient de zorgplicht dan als

signaalfunctie voor de taak van de gemeente op dit punt.

80

Zie paragraaf 3.3.3 van deze handreiking

Page 45: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

45

De zorgplicht kan als navolgende voorstel worden geformuleerd. Indien gewenst kan hieraan ook een

programmaplicht worden gekoppeld, waarin wordt opgenomen hoe aan deze bestuurlijke zorgplicht

invulling wordt gegeven.

Zorgplicht

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor een tijdige beschikbaarheid van

voldoende openbaar bluswater ten behoeve van brandbestrijding.

Uitvoeringsprogramma

Het college van burgemeester en wethouders stelt elke x jaar een uitvoeringsprogramma vast,

waarin de maatregelen worden beschreven om invulling te geven aan deze zorgplicht.

9.4.2.1. Beschikbaarheid en capaciteit bluswatervoorzieningen

Concreet voor de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen zijn de volgende bouwstenen te

geven. Deze gelden als aanvulling op de hiervoor opgenomen zorgplicht.

Open norm met koppeling naar beleidsregels

In tegenstelling tot het Bouwbesluit 2012 bevat het Besluit bouwwerken leefomgeving geen regels

op het gebied van de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen81. Die regels zullen daarom een

plek moeten krijgen in het omgevingsplan. Dat kan op basis van de beleidsregels. Uit die

beleidsregels en uit de praktijkervaringen van adviseurs van de veiligheidsregio blijkt dat expertise en

maatwerk nodig is om invulling te geven aan het doelvoorschrift als opgenomen in de beleidsregels,

namelijk tijdige beschikbaarheid van voldoende bluswater. Om die reden wordt voorgesteld dit

aspect in het omgevingsplan te regelen door het opnemen van een open norm, die vervolgens nader

wordt ingevuld door de bestaande, dan wel eventuele nieuwe beleidsregels.

Net als onder het Bouwbesluit 2012 is een beoordeling gewenst bij een aanvraag om een

omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waardoor het uitgangspunt een bouwregel is,

waaraan zo’n aanvraag kan worden getoetst. Eventuele vergunningvrije bouwwerken zullen ook

moeten voldoen aan zo’n bouwregel.

De regeling kan er als volgt uitzien.

Bluswatervoorziening

a. Een bouwwerk heeft een adequate bluswatervoorziening.

b. Er is sprake van een adequate bluswatervoorziening als bedoeld onder a, wanneer wordt

voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het

Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio [NN] d.d. xxx..

c. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio

alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft

aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval.

81

Zie paragraaf 9.3.1 van deze handreiking

Page 46: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

46

Uit de Nota van toelichting op het Besluit bouwwerken leefomgeving blijkt niet dat wordt beoogd de

verdeling van verantwoordelijkheden voor wat betreft de aanleg en het beheer van

bluswatervoorzieningen te wijzigen. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van openbare

bluswatervoorzieningen rust primair bij het college van burgemeester en wethouders. Wanneer de

afstand tussen de perceelsgrens en (de brandweertoegang van) het betreffende bouwwerk meer

bedraagt dan 40 meter, dan is de openbare bluswatervoorziening niet meer toereikend en dient een

niet-openbare bluswatervoorziening te worden getroffen. Zie daarover paragraaf 3.9 van de

Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening.

Gezien de aard van deze regels zijn ze te integreren in zowel thematisch opgebouwde als

gebiedsgerichte omgevingsplannen. De beleidsregels maken weliswaar onderscheid in verschillende

gebieden en scenario’s, maar op basis van de beleidsregels is binnen de open norm gebiedsgericht

maatwerk reeds mogelijk. Om tot een goede afweging op basis van de binnen de veiligheidsregio

aanwezige expertise te komen, wordt een expliciete adviesfunctie voor de veiligheidsregio

voorgesteld. De veiligheidsregio brengt op dat punt haar expertise graag en vroegtijdig in. Daarbij

bestaat de optie dat de veiligheidsregio categorieën van gevallen definieert waarin geen advies hoeft

te worden gevraagd. Overigens kan de veiligheidsregio zo’n lijst altijd maken en daarom is ook geen

grondslag nodig (of überhaupt mogelijk) in een omgevingsplan. Wel is het zaak de planregel dan zo te

formuleren dat in dergelijke gevallen inderdaad geen advies hoeft te worden ingewonnen.

9.4.3. Milieueffecten

Vooral bij brand door bedrijfsmatige activiteiten kunnen grote hoeveelheden vervuild bluswater

ontstaan. Om milieueffecten te beperken kunnen maatregelen worden voorbereid om bijvoorbeeld

verspreiding van bluswater voorkomen.

Analyse in relatie tot omgevingsplan

Dit aspect is vooral aan de orde bij bedrijven en verdient de aandacht in het milieuspoor

(omgevingsvergunning dan wel algemene regels), waarin dit aspect vaak al wordt meegenomen

onder de noemer ‘afwijkende lozingen’.

Wanneer het gaat om lozingsactiviteiten is veelal het waterschap bevoegd gezag, hetgeen ook zo

blijft onder de Omgevingswet82. In bepaalde gevallen kan het echter ook de Minister van

Infrastructuur83 of kunnen gemeente en waterschap bijvoorbeeld in gezamenlijkheid besluiten

dat de zuivering van stedelijk afvalwater door de gemeente doelmatiger is, dan wanneer het

waterschap dat doet.84

Gezien het voorgaande lijkt het Omgevingsplan niet het geëigende instrument om op dit punt

regels te stellen.

Afgezien van het voorgaande is het wel wenselijk dit aspect vroegtijdig mee te nemen in het proces

rondom nieuwe initiatieven en de integrale afweging die daarbij plaatsvindt: zijn er voorzieningen

wenselijk? Daarbij kan worden aangehaakt bij de zogenoemde watertoets. Na realisatie van de

ontwikkeling verdient dit een aspect de aandacht bij de planvorming voor zowel de veiligheidsregio

als voor de waterbeheerder (wat te doen bij incident).

82

Artikel 4.2 Ob 83

Zie bv artikel 4.4 Ob 84

Artikel 2.19 Ow

Page 47: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

47

Overigens gaat het daarbij niet alleen om bedrijven met gevaarlijke stoffen (bv BRZO-, Bevi-, PGS-

bedrijven). Ook andere in of aan het gebouw toegepaste bouwmaterialen of opgeslagen materialen

kunnen tot vervuiling van bluswater leiden, zonder dat sprake is van een bedrijf van een hoge

milieucategorie.

9.4.4. Informatievoorziening

Initiatiefnemers dragen bij aan de ontsluiting en het beheer van informatie voor de hulpdiensten,

waardoor deze kunnen beschikken over actuele informatie over de risico's en de effecten op de

leefomgeving en daarvan gebruik kunnen maken bij de planvorming en bij daadwerkelijke

hulpverlening. Aandachtspunten zijn daarbij (niet uitputtend):

gebouwen met grote brandcompartimenten;

beheer niet-openbare bluswatervoorzieningen;

informatie over toegankelijkheid van percelen en gebouwen.

Analyse in relatie tot omgevingsplan

Deze aandachtspunten komen aan de orde in de vergunningfase, bij de toetsing aan het

omgevingsplan en/of het Besluit bouwwerken leefomgeving. In dat kader vindt de afweging plaats.

Wanneer het gaat om de informatievoorziening, dan gaat het om het delen van de relevante

informatie op die punten na vergunningverlening. Het maken van afspraken daarover tussen

gemeente en veiligheidsregio ligt daarbij voor de hand. Wanneer het gaat om de borging van beheer

van voorzieningen, kunnen voorwaarden worden verbonden aan de betreffende

omgevingsvergunning. Daarbij gaat het om maatwerk.

Op het actief delen van informatie wordt hierna nog nader ingegaan bij kernwaarde 7: ‘Iedereen is

bekend met de risico’s en weet hoe te handelen als het mis gaat.’

Page 48: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

48

10. Kernwaarde 6 | Mensen krijgen bij crisis passende medische zorg

Gereserveerd

Page 49: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

49

11. Kernwaarde 7 | Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te handelen

Wat houdt de kernwaarde in? 11.1.

Een samenleving heeft altijd te maken met risico’s. Communicatie over risico’s zelf en de

voorbereiding erop, draagt bij aan de zelfredzaamheid en samenredzaamheid van bewoners.

Het uiteindelijke doel is dat iedereen die in een gemeente verblijft weet welke risico’s er zijn, hoe

men zich kan voorbereiden en wat men kan doen in het geval van crisissituaties. Daar hoort ook

kennis van de inrichting van de omgeving en van de mogelijkheden om te handelen bij. Hierdoor

stijgt het veiligheidsbewustzijn van mensen en is het handelingsperspectief bekend.

Wat betekent dat concreet? 11.2.

Bevordering van zelfredzaamheid en samenredzaamheid is het doel van deze kernwaarde. In het

overheidsbeleid kan tot uitdrukking gebracht worden, hoe voldoende aan de realisering van die

kernwaarde kan worden bijgedragen. Daartoe is het van belang om aan te geven hoe de ‘Mate van

zelfredzaamheid’ uitgedrukt kan worden. Wat betreft het kennisniveau van de burgers betreffende

dit aspect zou deze waarde cijfermatig weergegeven kunnen worden als:

- het percentage van de bevolking dat bekend is met de bestaande risico’s; - het percentage van de bevolking dat bekend is met het handelingsperspectief als deze risico’s

zich in de praktijk voordoen.

De mate van zelfredzaamheid hangt dus samen met het kennisniveau van de burgers en met name

met de bekendheid met de handelingsperspectieven (wat te doen als de risico’s zich voordoen?). Het

kennisniveau en de handelingsperspectieven zijn dus middelen om tot het doel van een zo groot

mogelijke zelfredzaamheid te komen. Deze ‘zelfredzaamheid’ zegt nog niet alles over de werkelijke

mogelijkheden van burgers om te ontsnappen aan de gevaren als die zich voordoen. Bij een

Page 50: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

50

verminderde zelfredzaamheid van bepaalde groepen personen (bijvoorbeeld bij kinderen, ouderen

of in beweging beperkten) kunnen zij in meerdere of mindere mate zijn aangewezen op de hulp van

derden. Dat kunnen de hulpdiensten zijn, maar ook zelfredzame personen, dus personen die zichzelf

goed kunnen redden en anderen daarbij kunnen helpen. De mate van risico-inzicht gaat ook vooraf

aan de mate van zelfredzaamheid. Het betreft niet alleen het bekend zijn met de bestaande risico’s

(zie het eerste gedachtestreepje) maar ook de vertaling van die kennis in het inzicht van het gevaar in

de concrete situatie en van de noodzaak tot een bepaald handelen in die situatie.

Risicocommunicatie heeft betrekking op een mogelijke ramp of crisis en de bijbehorende gevaren

en handelingsperspectieven. Bij crisiscommunicatie is er daadwerkelijk sprake van een ramp of

crisis en gaat het over de gevolgen van die ramp of crisis en over de gevaren en

handelingsperspectieven die op dat moment aan de orde zijn. Behalve dit verschil tussen

risicocommunicatie en crisiscommunicatie is er ook sprake van een relatie c.q. wisselwerking. De

zorg voor veiligheid wint aan kracht, wanneer de informatie over een ramp of crisis al onderwerp

is (geweest) van risicocommunicatie en niet voor het eerst wordt verstrekt wanneer een ramp of

crisis zich voordoet. Doeltreffende risicocommunicatie helpt de effectiviteit van

crisiscommunicatie te vergroten: ‘de koude fase helpt de warme’1.

Het is bij risicocommunicatie van belang dat de lokale overheid met een eenduidige boodschap naar

buiten treedt, aansluitend op het Brabantbrede risicocommunicatiebeleid. Daarnaast is het van

belang dat de overheid verantwoording kan afleggen over de werkwijze, de keuzes, de afwegingen

die daarbij gemaakt zijn en de resultaten van het risicocommunicatiebeleid (effectiviteit). Daartoe is

het noodzakelijk dat de hier aan de orde zijn kernwaarde wordt vertaald in na te streven doelen en

bijbehorende normen. De normen betekenen dat de overgedragen kennis tot uitdrukking komt in

houding en gedrag vanuit een of meer geschetste handelingsperspectieven.

De kaders 11.3.

In de Wet Veiligheidsregio’s hebben zowel gemeenten als veiligheidsregio’s taken op het gebied van

het informeren over risico’s. De term ‘risicocommunicatie’ als zodanig staat niet in de wet. Op basis

van deze wet is het Beleidsplan Risicocommunicatie 2015-2019 vastgesteld.

Wat de Omgevingswet betreft bevat het Besluit kwaliteit leefomgeving als uitvoerings-AMvB

bepalingen omtrent het in het omgevingsplan op te nemen risicobeleid (art. 5.2) en

beoordelingsregels voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor risicovolle activiteiten (art.

8.12). Kaders op basis van de Omgevingswet voor het beleid m.b.t. de risicocommunicatie zijn de

gemeentelijke omgevingsvisie waarin het communicatiebeleid kan worden opgenomen en het

omgevingsplan waarin diverse instrumenten ter uitvoering van het beleid in een concrete context

kunnen worden geplaatst.

11.3.1. Wet veiligheidsregio’s

In artikel 7 is te lezen: De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt

verschaft over de oorsprong, omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt

of treft, alsmede de daarbij te volgen gedragslijn.

In artikel 46 staat beschreven: Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de

bevolking informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, over de

maatregelen die er zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan en over de

daarbij te volgen gedragslijn.

Page 51: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

51

11.3.2. Beleidsplan Risicocommunicatie 2015 – 2019

Met het Beleidsplan Risicocommunicatie 2015-2019 geven de besturen van de drie Brabantse

Veiligheidsregio’s uitvoering aan de door hen opgedragen taak ingevolge de Wet op de

Veiligheidsregio’s. In het beleidsplan is de ambitie uitgesproken om tot een krachtige coalitie te

komen tussen veiligheidsregio’s en gemeenten als het om risicocommunicatie gaat.

De rolverdeling tussen gemeenten en veiligheidsregio is in dit beleid als volgt omschreven.

- De gemeenten zijn in veel gevallen de hoofdrolspelers op het gebied van risicocommunicatie.

Van alle overheden staan zij het dichtst bij de burgers. Gemeenten beschikken over belangrijke

contacten en kanalen om doelgericht en effectief te communiceren. Ook kunnen zij, indien

gewenst, aan het beleid een eventuele ‘couleur locale’ meegeven.

- De veiligheidsregio’s treden op als netwerkmanager en adviseur. Zij zorgen voor beleid,

coördinatie, regie en afstemming voor een Brabant-brede aanpak van risicocommunicatie.

Daarbij fungeren zij als kennisbank voor de regionale partners en zijn zij uitvoerder (maar geen

afzender) van risicocommunicatie bij provincie- en regiobrede gevaren en voor trajecten en

middelen waarvan regio- of provinciebreed gebruik kan worden gemaakt.

11.3.3. Omgevingswet

Besluit kwaliteit leefomgeving

Artikel 5.2 (veiligheidsrisico’s van branden, rampen en crises)

1. In een omgevingsplan wordt voor risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 10,

onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s, rekening gehouden met het belang van:

a. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan;

b. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en

de geneeskundige hulpverlening, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.

2. (…)

Artikel 8.12: Beoordelingsregels activiteit externe veiligheidsrisico’s

1. (…)

2. (…)

3. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt:

a. voor risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 10, onder a en b, van de

Wet veiligheidsregio’s rekening gehouden met het belang van:

1°. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan

2°. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en

3°. de geneeskundige hulpverlening aan personen, bedoeld in artikel 1 van de Wet

veiligheidsregio’s;

b. (…)

‘De mogelijkheden voor personen om zicht daarbij in veiligheid te brengen’, slaat op het eerder in dit

document geïntroduceerde begrip zelfredzaamheid. Met risicocommunicatie kan bijgedragen

worden aan het vergroten van de zelfredzaamheid waardoor zij betere mogelijkheden hebben om

zichzelf in veiligheid te brengen.

Invoeringsbesluit

Op basis van de tekst van het Invoeringsbesluit dat tussen 28-10-2018 en 21-12-2018 geconsulteerd

is, zal de bepaling over het oorspronkelijk art. 8.12, lid 3 Bkl nadat het Bkl in werking is getreden nog

een tijdje blijven gelden en vervolgens op een later moment bij Koninklijk Besluit buiten werking

Page 52: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

52

worden gesteld, mede afhankelijk wat de gemeenten in hun omgevingsplannen daarover hebben

geregeld. Om die reden zal bij het Invoeringsbesluit de materie van het derde lid van art. 8.12 Bkl

worden overgeheveld naar artikel 10a.2 van het Bkl in welk onderdeel de tijdelijke

beoordelingsregels zijn opgenomen. Voorlopig blijven de beoordelingsregels dus nog bestaan.

De bouwstenen 11.4.

De kern van het Beleidsplan risicocommunicatie wordt gevormd door een drietal doelstellingen: 1. Bijdragen aan de kennis bij de bevolking over risico’s. 2. De bevolking bewust maken van het bestaan van risico’s. 3. De bevolking bewegen tot bepaald gedrag waardoor men is voorbereid op rampen en crises

Deze doelstellingen worden gerealiseerd met behulp van de onderstaande instrumenten.

11.4.1. Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is zoals in paragraaf 3.2.2 is gezegd een belangrijke, zo niet de belangrijkste,

gemeentelijke beleidsmatige basis voor keuzes die vervolgens in het omgevingsplan worden

uitgewerkt.

Het ligt dan ook voor de hand dat de omgevingsvisie beleidsuitgangspunten bevat ten aanzien van de

risicocommunicatie. De kernwaarde ‘Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te handelen’

aangevuld met de drie genoemde doelstellingen uit het Beleidsplan risicocommunicatie verdienen

dan ook een plaats daarin. Bij het zelfbindende karakter van de gemeentelijke omgevingsvisie past

dat het bestuur uitspraken doet over de eigen informatieplicht aan de burgers betreffende de risico’s

in de leefomgeving en over wat het bestuur daaraan doet. Er kan al globaal inzicht worden verschaft

in de bestaande handelingsperspectieven wat betreft het omgaan met deze risico’s. Uiteindelijk is

dat gericht op bevordering van zelfredzaamheid. Dat zou in de visie nog op redelijk abstract niveau

in algemene zin gekoppeld kunnen worden aan de risicovolle activiteiten en omstandigheden in de

gemeente. Dergelijke beleidsuitspraken krijgen daarmee naast een thematisch ook een

gebiedsgericht karakter. Zij vormen de basis voor uitwerking in het omgevingsplan en bevatten

tevens de hoofddoelstelling(en) van een eventueel programma.

11.4.2. Omgevingsplan

Het omgevingsplan vormt het juridische kader voor de belangrijkste instrumenten waarmee het

bestuur de burgers maar ook zichzelf kan binden. Hierna eerst een korte analyse van het instrument

van de omgevingswaarden en vervolgens staan we uitvoerig stil bij de mogelijkheden die

zorgplichten in dit verband bieden. Onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurlijke zorgplichten en

zorgplichten die gelden voor de vergunninghouders van inrichtingen of bedrijven waar risicovolle

activiteiten worden verricht. Bij die laatste wordt kort aandacht geschonken aan de mogelijkheid van

uitwerking in de vergunningsvoorschriften.

Omgevingswaarden

Omgevingswaarden zijn een bijzondere vorm van doelstellingen voor de fysieke leefomgeving (zie

par. 3.3.7). Ze bepalen voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan de gewenste staat of

kwaliteit, de toelaatbare belasting door activiteiten of de toelaatbare concentratie of depositie van

stoffen. De omgevingswaarde wordt uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of anderszins

in objectieve termen (art. 2.9 Ow). Risicocommunicatie heeft echter doelstellingen die betrekking

hebben op informatievoorziening en het handelen van overheid en burgers in risicovolle situaties.

Alhoewel dat natuurlijk steeds uiteindelijk te maken heeft met wat er in de fysieke leefomgeving

gebeurt, betreft het niet om de kwaliteit etc. van die fysieke omgeving zoals die hier aan de orde is.

Page 53: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

53

Om die reden kan de hier behandelde kernwaarde niet worden vorm te geven als een

omgevingswaarde.

Zorgplichten

Evenals de andere regels die op basis van de wet worden gesteld, zijn ook de regels van het

omgevingsplan te beschouwen als concretisering van de algemene zorgplicht voor de fysieke

leefomgeving die in de wet is opgenomen (art. 1.6). Via de zorgplicht kan zowel de zorg van de

overheid als die van de burgers tot uitdrukking worden gebracht.

In de komende Omgevingswet is een belangrijke plaats ingeruimd voor zorgplichten. Al in artikel 1.6

Ow is een zeer brede een ruime algemene zorglicht opgenomen: “een ieder draagt voldoende zorg

voor de fysieke leefomgeving”. Deze zorgplicht is te ruim om hier in te zetten en vraagt om nadere

afbakening. Hierna wordt onderscheid gemaakt tussen zorgplichten die zich uitsluitend tot het

bestuur richten en specifieke zorgplichten voor bedrijven waarin risicovolle activiteiten worden

verricht. In de beide gevallen betreft het hier zorgplichten die betrekking hebben op een goede

risicocommunicatie.

Bestuurlijke zorgplicht

Het Rijk staat risicovolle activiteiten zoals buisleidingen en transport (Basisnet) toe. Het lokale

bestuur dient hier bij de inrichting van een nieuw gebied rekening mee te houden. Deze kernwaarde

betreft het informeren van burgers en het bieden van een handelingsperspectief aan hen door het

lokale bestuur.

Een bestuurlijke zorgplicht wordt dan in het omgevingsplan geformuleerd als een opdracht van de

gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders. Ze heeft bij voorkeur een plek aan

het begin van het omgevingsplan. Er kan ook een relatie in gelegd worden met een op te stellen

programma. De zorgplicht biedt daarmee de normatieve basis voor het programma. Omdat de

omgevingsvisie als grondslag voor het programma alleen een zelfbindende werking heeft voor het

vaststellende bestuursorgaan (de gemeenteraad) ontbreekt de formele binding voor het college van

de omgevingsvisie aan het programma. Die verbinding kan wel via de zorgplicht worden gelegd.

Bestuurlijke zorgplicht

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor een adequate risicocommunicatie.

De risicocommunicatie dient tot vergroten van de zelfredzaamheid van de burgers op basis van

kennis van de bevolking over de risico’s en de bijbehorende handelingsperspectieven in de daarvoor

relevante gebieden. Het betreft die gebieden van de gemeente waar de risico’s uit het Regionaal

Risicoprofiel als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio {NN} d.d. …… zich

kunnen voordoen..

Uitvoeringsprogramma

Het college van burgemeester en wethouders stelt elke x jaar een uitvoeringsprogramma vast

waarin de maatregelen worden beschreven die invulling geven aan deze zorgplicht. Ten aanzien

van het uitvoeringsprogramma wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio. De effectiviteit

van het uitvoeringsprogramma wordt <jaarlijks> beoordeeld door het college van burgemeester en

wethouders.

Specifieke zorgplicht

Naast de bestuurlijke zorgplicht kan in het omgevingsplan een zorgplicht betreffende

risicocommunicatie worden opgenomen voor de vergunninghouders van inrichtingen waar sprake is

Page 54: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

54

van risicovolle activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan vergunninghouders voor activiteiten die

in de toekomst niet meer onder het inrichtingenbegrip vallen, maar ook aan degenen die

verantwoordelijk zijn voor dergelijke niet-vergunningsplichtige activiteiten.

(Deze zorgplicht kan aansluiten bij de bestuurlijke zorgplicht en geldt specifiek voor deze personen.

Maar de zorgplicht kan ook wat verder worden uitgewerkt en aangevuld en ook om die reden als

‘specifiek’ kunnen worden aangeduid. Hieronder is een zorglicht van bedrijven opgenomen richting

burgers, maar er kan ook een aanvulling op worden gegeven richting bestuur of/en veiligheidsregio.

Die zou dan weer moeten aansluiten op de bestuurlijke zorgplicht.)

Specifieke zorgplicht vergunninghouder85

De houder van een omgevingsvergunning voor een inrichting of bedrijf waarin risicovolle activiteiten

worden verricht zoals bedoeld in de bijlagen VII t/m X bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, of

degene die anderszins verantwoordelijk is voor dergelijke activiteiten, draagt zorg voor een adequate

risicocommunicatie ter vergroting van de zelfredzaamheid van de burgers, bestaande uit kennis van

de bevolking over de risico’s en de bijbehorende handelingsperspectieven in de daarvoor relevante

(aandachts-)gebieden.

Onderdeel van deze zorgplicht is het x-jaarlijks opstellen van een risicocommunicatiestrategie met

betrekking tot de te verrichten activiteiten. Ten aanzien van deze strategie wordt advies ingewonnen

bij de veiligheidsregio. De vergunninghouder informeert <het college van burgemeester en

wethouder> <jaarlijks> over de effectiviteit van risicocommunicatie.

NB: voor de vergunningverlening waar de provincie het bevoegd gezag is, zou deze specifieke

zorgplicht ook opgenomen kunnen worden in de ‘Omgevingsverordening’.

Adequate risicocommunicatie

In de beide zorgplichten wordt gesproken over ‘adequate risicocommunicatie’. Daaronder wordt

in elk geval verstaan risicocommunicatie die:

volledig en transparant is;

zo specifiek mogelijk is;

proactief en reactief ingezet wordt, bij voorkeur bij veranderingen;

daadwerkelijk bijdraagt aan het vergroten van de kennis en bewustwording over risico’s (weten

welke risico’s in hun leefomgeving voorkomen en zich hiervan bewust zijn) en het daarbij

horende handelingsperspectief;

daadwerkelijk bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid van burgers en dus effectief

is;

voldoet aan de informatiebehoefte van de burgers, waarbij risicoperceptie en risicoacceptatie

leidend zijn.

Als deze zorgplichten in het omgevingsplan worden opgenomen, is deze toelichting op het begrip

‘adequate risicocommunicatie’ noodzakelijk.

Uitwerking in omgevingsvergunning

De specifieke zorgplicht voor de vergunninghouder kan uitwerking vinden in de aan de

omgevingsvergunning te verbinden voorschriften. Daarin kunnen nadere instructies voor de

vergunninghouder worden opgenomen over de manier waarop de communicatie moet plaatsvinden,

85

Deze Specifieke Zorgplicht kan blijven gelden onafhankelijk of de beoordelingsregels van art. 8.12 BkL nu wel of niet in het omgevingsplan zijn opgenomen.

Page 55: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

55

de informatie die daarbij verstrekt moet worden, de frequente van informeren, de

handelingsperspectieven die geboden moeten worden etc. Dat geldt ook voor de door inrichting of

het bedrijf te volgen strategie wat betreft de risicocommunicatie. Let wel: het betreft hier de

risicocommunicatie en niet de crisiscommunicatie die aan de orde is als de betreffende gevaren zich

daadwerkelijk hebben gerealiseerd.

Het betreft hier alleen de door het gemeentebestuur te verlenen omgevingsvergunning. In de

meeste gevallen is echter het provinciebestuur vergunningsbevoegd gezag. In die gevallen bestaat er

voor het gemeentebestuur dus geen bevoegdheid tot uitwerking. Dan kan de specifieke zorgplicht op

het punt van de risicocommunicatie voor de vergunninghouder worden uitgewerkt in de door

Gedeputeerde Staten aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften.

11.4.3. Het programma

Het programma vormt een van de zes kerninstrumenten uit de Omgevingswet (zie par. 3.2.4) en met

het programma wordt invulling gegeven aan de hier aan de orde zijnde kernwaarde. In de

Omgevingsvisie vormen de opgenomen doelstellingen betreffende het aspect veiligheid en met

name betreffende de risicocommunicatie de beleidsuitgangspunten voor zo’n programma. In het

programma kunnen de doelstellingen uit de Omgevingsvisie verder worden geconcretiseerd. Het

programma is dan ook bedoeld als concrete uitwerking van de beleidskeuzen die in de

Omgevingsvisie wat betreft het aspect van de risicocommunicatie zijn gemaakt. Dit wordt geborgd

door het opnemen van de kernwaarde “Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te

handelen” in de Omgevingsvisie.

In het programma worden de acties uitgewerkt betreffende het informeren van de burgers over de

bestaande risico’s in de leefomgeving en aldus wordt tevens invulling gegeven aan de bestuurlijke

zorgplicht uit het omgevingsplan.

Deze acties worden aan tijdstippen of termijnen gekoppeld wat betreft hun uitvoering en de

realisering van de in het programma opgenomen doelstellingen. Het programma bevat een overzicht

van de handelingsperspectieven van de burgers ingeval zich het gevaar onverhoopt realiseert.

Daarmee draagt het programma bij aan het verhogen van de zelfredzaamheid van burgers.

In het programma kan een brug worden geslagen tussen het overdragen van kennis aan de bevolking

(het kennen) en de mogelijkheden van het optreden in voorkomende gevallen (het kunnen).

Tenslotte kan in het programma aangegeven worden hoe B&W zullen nagaan wat de stand van

zaken is betreffende de realisering van de aangegeven doelstellingen (monitoringparagraaf).

Page 56: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

56

12. Tot slot: samenvatting

Doel en aanleiding 12.1.

Voorgaande hoofdstukken brengen achtereenvolgens in beeld welke taak en rol de veiligheidsregio’s

hebben na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Die wet brengt veranderingen teweeg en leidt

er toe dat veiligheidsregio’s ook nadrukkelijk een rol krijgen bij de invulling van het aspect veiligheid

in de integrale afwegingen bij het opstellen van het omgevingsplan. Dat omgevingsplan is een

gemeentelijk instrument, dat wordt vastgesteld door de gemeenteraad.

De veiligheidsregio heeft de juiste kennis en expertise in huis om samen met een gemeente invulling

te geven aan de veiligheidsaspecten in een omgevingsplan en zet die kennis en expertise daarvoor

ook graag in. Deze handreiking dient als uitnodiging en voorzet daarvoor, op basis van de door de

gemeenten geformuleerde zes kernwaarden. Hierna worden de belangrijkste conclusies kort en per

kernwaarde samengevat. Voor meer uitleg wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken.

Kernwaarde 1 | Voorkomen of beperking van risico’s vergroot de risico’s 12.2.

[gereserveerd]

Kernwaarde 2 | Afstand tot de risico’s vergroot de veiligheid 12.3.

[gereserveerd]

Kernwaarde 3 | Bouwwerken en omgeving bieden bescherming 12.4.

Hoeveel voorzieningen er ook worden getroffen, er blijft altijd een kans bestaan dat zich incidenten

voordoen die nadelige gevolgen hebben voor de leefomgeving en haar bewoners en bezoekers. Het

is daarom zaak ook oog te hebben voor het beperken en vertragen van deze nadelige gevolgen. Dat

kan bijvoorbeeld door het bieden van schuilmogelijkheden, maar ook door de bouwwijze en indeling

van gebouwen waarin mensen verblijven. Dit vraagt om bewustwording van veiligheidsaspecten zo

vroeg mogelijk in het proces rondom de inrichting van de fysieke leefomgeving. Vervolgens kunnen

bewuste keuzes rondom de inrichting van de fysieke leefomgeving worden gemaakt.

In hoofdstuk 7 van dit document wordt een afwegingskader geboden dat als leidraad kan dienen bij

die afweging en dat implementeerbaar is in het omgevingsplan. Dat is mogelijk door het

afwegingskader te verbinden aan een omgevingsvergunningplicht (omgevingsplanactiviteit) voor het

toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt

kwetsbare en kwetsbare locaties binnen aandachtsgebieden en voor het toestaan van beperkt

kwetsbare gebouwen en locaties binnen plaatsgebonden risicocontouren.

Kernwaarde 4 | Bouwwerken en gebieden zijn snel en veilig te verlaten 12.5.

[gereserveerd]

Kernwaarde 5 | De omgeving maakt snel en effectief optreden van de 12.6.hulpdiensten mogelijk

Wanneer het Bouwbesluit 2012 met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt te vervallen,

komt daarvoor het Besluit bouwwerken leefomgeving in de plaats (Bbl). In het Bbl komt een groot

deel van de regels over bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van percelen en de

beschikbaarheid van opstelplaatsen voor hulpverleningsvoertuigen, niet meer terug. Het is aan de

gemeenten om voor die aspecten regels op te nemen in het omgevingsplan. In dit document

Page 57: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

57

(hoofdstuk 9) is een voorstel voor een regeling opgenomen die daarin voorziet. Daarbij wordt uitgaan

van en aangesloten bij de huidige beleidsmatige kaders : de Beleidsregels Bereikbaarheid en

Bluswatervoorziening. Daarnaast wordt ingegaan op milieuaspecten en informatievoorziening. Dit

betreffen wel aandachtspunten bij planvorming en de afwegingen die daarbij worden gemaakt,

maar vragen niet om concrete regels in het omgevingsplan.

Kernwaarde 6 | Mensen krijgen bij crisis passende medische zorg 12.7.

[gereserveerd]

Kernwaarde 6 | Iedereen is bekend met de risico’s en weet hoe te 12.8.

handelen als het mis gaat

[gereserveerd]

Page 58: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

58

13. Bijlage 1

Documentversie Datum gereed Beknopte beschrijving wijzigingen

1.1 16-10-2018 Eerste concept met invulling Kernwaarde 5

1.2 14-11-2018 Definitief concept met invulling Kernwaarde 5

1.3 2 april 2019 Aanvulling met Kernwaarde 6 (nb inmiddels 7)

1.4 27 september 2019 - Document aangepast aan nieuwe nummering kernwaarde, vanwege

toevoeging kernwaarde ‘Mensen krijgen bij crisis passende medische

zorg’. De kernwaarde ‘Mensen zijn bekend met risico’s en weten hoe te

handelen’ is als gevolg daarvan hernummerd van 6 naar 7.

- Inhoudelijk aangevuld met Kernwaarde 3.

Page 59: (Concept)Handreiking veilige leefomgeving...Ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om het gebruik van en de zorg voor de fysieke leefomgeving te reguleren zullen veranderen.

59

Hoofdstuk: Bruidsschat artikelen: Omschrijving van het artikel: Kernwaarde:Hoofdstuk 1 Algemeen Art. 1.1 begripsbepalingen Begripsbepalingen van Omgevingswet, Omgevingsbesluit, Bkl, Bbl, Bal en Omgevingsregeling

Hoofdstuk 2 ActiviteitenParagraaf 2.1 algemene

aanvraagvereisten

omgevingsvergunning

Art. 2.1 algemene aanvraagvereisten omgevingsvergunningDe te verstrekken gegevens en bescheiden bij aanvraag van een omgevingsvergunning op grond van het omgevingsplan

Paragraaf 2.2 activiteiten met

betrekking tot bouwwerken

Art. 2.2.1.1 maatwerkvoorschriften

Mogelijkheden voor bevoegd gezag om in concreet geval maatwerkvoorschrift te gebruiken Kernwaarde 1

Art. 2.2.3.6 bluswatervoorziening Adequate bluswatervoorziening waarborgen, inclusief maximale afstand en bereikbaarheid Kernwaarde 5

Art. 2.2.3.7 bereikbaarheid bouwwerk hulpdiensten Regels ten behoeve van bereikbaarheid van gebouwen voor brandweer en hulpdiensten Kernwaarde 5

Art. 2.2.3.8 opstelplaats brandweervoertuigen Regels voor opstelplaatsen van brandweer bij gebouwen en bouwwerken Kernwaarde 5

Art. 2.2.4.3 specifieke zorgplicht gebruik bouwwerk Zorplicht (kapstokartikel) voor gebruik van bouwwerken. Ingrijpen bij veiligheidsrisico's. Kernwaarde 1

Art. 2.2.5.1 brandgevaarlijke stof nabij bouwwerk Regels mbt beperkte aanwezigheid brandgevaarlijke stoffen

Tabel 2.2.5.1 brandgevaarlijke stoffen Overzicht van brandgevaarlijke stoffen die onder art. 2.2.5.1 vallen

Art. 2.2.5.2 specifieke zorgplicht gebruik open erven Zorplicht (kapstokartikel) voor gebruik van open erven. Ingrijpen bij veiligheidsrisico's. Kernwaarde 1

Art. 2.2.7.1 binnenplanse vergunning

omgevingsplanactiviteit bouwwerken Verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit bij bouwwerk te verrichten.

Paragraaf 2.3 milieubelastende

activiteiten

Art. 2.3.1.1 algemeen toepassingsbereik

Uitgangspunt is aansluiten bij terminologie Omgevingswet.

Art. 2.3.1.2 oogmerken Algemene regels voor milieubleastende activiteiten

Art. 2.3.1.3 normadressaat Regels hebben betrekking op degenen die de activiteit verricht

Art. 2.3.1.4 specifieke zorgplicht milieubelastende Plicht om alles te doen en laten om negatieve gevolgen voor milieu/gezondheid te voorkomen

Art. 2.3.1.5 maatwerkvoorschriften Regels voor gebruik van maatwerkvoorschriften

Art. 2.3.1.6 algemene gegevens verstrekken van gegevens Algemene gegevens die verstrekt dienen te worden bij bescheiden richting bevoegd gezag

Art. 2.3.1.7 gegevens wijzigen naam, adres of Doorgeven naam- of adreswijziging aan bevoegd gezag

Art. 2.3.1.8 gegevens en bescheiden op verzoek van Plicht tot verstrekken gegevens indien bevoegd gezag deze nodig heeft voor beoordeling

Art. 2.3.1.9 informeren over een ongewoon voorval Bevoegd gezag direct informeren bij ongewoon voorval.

Art. 2.3.1.10 gegevens en bescheiden bij een ongewoon Omschreven welke gegevens bij een melding ongewoon voorval verstrekt moeten worden

Art. 2.3.7.8 lozen bij calamiteitenoefeningen Regels voor lozen van afvalwater bij een calamiteitenoefening

Art. 2.3.10 in werking hebben van een acculader Regels voor het in werking hebben van een acculader

Art. 2.3.26.2 omgevingsvergunning verwerken Omgevingsvergunning met beperkte milieutoets voor handelingen met polyesterhars

Art. 2.3.26.4 vergunningplichten in Besluit activiteiten uitzonderingen voor vergunningplicht uit deze paragraaf op grond van hoofdstuk 3 Bal

Art. 2.3.26.6 omgevingsvergunning opslaan propaan of Vergunningplicht en toetsingsgrond. Kernwaarde 2

Art. 2.3.26.7 omgevingsvergunning opslaan LPG voor en Belangrijkste toetsingsgrond is veiligheid Kernwaarde 2

Art. 2.3.27.1 toepassingsbereik

Art. 2.3.27.2 milieubelastende activiteit: beperkte Indieningsvereisten voor activiteiten met een enkelvoudige toetingsgrond.

Art. 2.3.27.3 milieubelastende activiteit: overige gevallen Overige gevallen

Art. 2.3.28.4 beoordelingsregels overige milieubelastende Beoordelingsregels bij overige activiteiten

Afdeling 2.4 Overige activiteiten Art. 2.4.1.1 toepassingsbereik

Art. 2.4.1.3 omgevingsplanactiviteit: gebruik locaties of Aanvraagvereisten voor omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op gebruik van locaties

Art. 2.4.1.16 uitweg Indieningsvereisten aanvragen van omgevingsvergunning bij activiteit die binnen gemeentelijke verordening vergunningplicht heeft

Bruidsschat in het OmgevingsplanAan het tijdelijk deel van het Omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, van de Invoeringswet Omgevingswet, worden twee hoofdstuken toegevoegd. In deze hoofdstukken staan de voormalige

Rijksregels die automatisch deel uitmaken van het omgevinsplan. Gemeenten hebben tot 2029 de tijd om zelf een afweging te maken of ze deze regels willen behouden of aan willen passen.

14. Bijlage 2 Bruidsschat – relevante artikelen veiligheid