COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling...

122
COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN ASSURANTIEWEZEN Overeenkomstig artikel 48, §1, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 wordt het jaarverslag van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen opgesteld door het directiecomité van de CBFA en goedgekeurd door de raad van toezicht. Krachtens die wetsbepaling oefent de raad "algemeen toezicht uit op de werking van de CBFA". In het kader van zijn opdracht neemt de raad geen kennis van individuele toezichtsdossiers. Onderhavig verslag is door het directiecomité opgesteld en weerspiegelt, naast de wetgevende en reglementaire wijzigingen, de activiteiten van het directiecomité en de beslissingen die het in individuele gevallen heeft genomen tijdens het verslagjaar. Tenzij anders vermeld, loopt het verslag over de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2005. Dit verslag mag als volgt geciteerd worden: "CBFA Verslag DC 2005" Verslag van het directiecomité 2005

Transcript of COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling...

Page 1: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN ASSURANTIEWEZEN

Overeenkomstig artikel 48, §1, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 wordt het jaarverslag van de

Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen opgesteld door het directiecomité van

de CBFA en goedgekeurd door de raad van toezicht. Krachtens die wetsbepaling oefent de raad

"algemeen toezicht uit op de werking van de CBFA". In het kader van zijn opdracht neemt de

raad geen kennis van individuele toezichtsdossiers.

Onderhavig verslag is door het directiecomité opgesteld en weerspiegelt, naast de wetgevende

en reglementaire wijzigingen, de activiteiten van het directiecomité en de beslissingen die het in

individuele gevallen heeft genomen tijdens het verslagjaar. Tenzij anders vermeld, loopt het

verslag over de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2005.

Dit verslag mag als volgt geciteerd worden: "CBFA Verslag DC 2005"

Verslag van het directiecomité 2005

Page 2: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet
Page 3: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1PRUDENTIËLE MATERIES

1.1. Prudentieel beleid 11

1.1.1. Evolutie in de internationale reglementering ende internationale samenwerking 11

1.1.1.1. Multilaterale fora 11

1.1.1.1.1. Het Joint Forum 11

1.1.1.1.2. Het Bazelcomité 12

Toepassing van het Bazel II Kapitaalakkoord 12

De toepassing van Bazel II op de marktactiviteiten ende behandeling van gevallen van dubbele wanbetaling(double default) 13

Ontwikkelingen in de domeinen boekhouding en audit 14

Compliance and the compliancefunction in banks 14

1.1.1.1.3. De internationale Verenigingvan Verzekeringstoezichthouders 15

1.1.1.1.4. De Groupe d’action financière 15

Aanbevelingen van de GAFI 15

Verslag van de GAFI overde wederzijdse evaluatie van België 17

1.1.1.1.5. De Europese Unie 19

1.1.1.1.5.1. Verordeningen en richtlijnen 19

Omzetting van «Bazel II»in het Europees recht 19

De richtlijn betreffende de instellingenvoor bedrijfspensioenvoorziening 20

Richtlijn van het Europees parlement ende Raad tot voorkoming van het gebruikvan het financiële stelsel voor het witwassenvan geld en de financiering van terrorisme 21

Advies van CESR over deuitvoeringsmaatregelen vande MiFID-richtlijn – de organisatie vande bemiddelaars en de gedragsregels terbescherming van de beleggers 22

1.1.1.1.5.2. Europees Comité voor het Bankwezen 23

1.1.1.1.5.3. Comité van Europese Bankentoezichthouders 23

Richtlijnen inzake een SupervisoryDisclosure Framework 26

Ontwikkelingen in de domeinenboekhouding en audit 26

1.1.1.1.5.4. Comité van EuropeseToezichthouders op verzekeringenen bedrijfspensioenen 27

Solvency II 27

Richtsnoeren voor de Coördinatiecomités 31

Verslag over de wijzigingen die zoudenkunnen worden aangebracht in de richtlijnvoor verzekeringsgroepen (98/78/EG) 31

Implicaties van de IAS/IFRS-normenvoor het prudentiële toezichtop de verzekeringsondernemingen 32

1.1.1.1.5.5. Comité voor Bankentoezichtvan de Europese Centrale Bank 32

Page 4: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

4

CBFA 2005

1.1.1.2. Samenwerkingsovereenkomstentussen toezichthouders 33

MoU inzake samenwerking EU banktoezichthouders,centrale banken en thesaurieën in crisissituaties 33

Samenwerkingsovereenkomst tussende Commissie en de toezichthoudervan Hong Kong 34

1.1.2. Evolutie in de nationale reglementering 35

1.1.2.1. Gemeenschappelijke aspecten 35

Wetgeving tot omzetting van de financiëleconglomeratenrichtlijn 35

Wijziging van de circulaire over dewaakzaamheidsverplichtingen met betrekking totde cliënteel en de voorkoming van het gebruik vanhet financiële stelsel voor het witwassen van geld ende financiering van terrorisme 36

Circulaire over de bedrijfscontinuïteitvan financiële instellingen 37

Nieuwe financiële prudentiële rapportering opgeconsolideerde basis en gelijktijdige implementatieeXtensible Business Reporting Language (XBRL) 38

Wijzigingen van het eigen-vermogensreglement van dekredietinstellingen en de beursvennootschappen 39

Memoranda voor het verkrijgen van een bedrijfsvergunningdoor een kredietinstelling, een beleggingsondernemigof een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht 39

Initiatieven gericht op het uitwerken van aangepasteprocedures voor het beheer van financiële enoperationele crisissen 40

1.1.2.2. Sectorale aspecten 41

1.1.2.2.1. Kredietinstellingen enbeleggingsondernemingen 41

Wet betreffende de bemiddeling in bank-en beleggingsdiensten 41

Nieuwe toezichtsregels in verband met de vereffeningvan transacties in financiële instrumenten 42

Nieuwe toezichtstaken in verband met het houdenvan gedematerialiseerde vennootschapseffecten 43

Statuut van derivatenspecialisten die diensten verlenenzonder vestiging 43

1.1.2.2.2. Verzekeringsondernemingenen verzekeringstussenpersonen 44

Omzetting van de richtlijn inzakeverzekeringsbemiddeling 44

De compliance-functiebij verzekeringsondernemingen 45

Circulaire Arbeidsongevallen 46

Circulaire betreffende de indexering van bedragenaangewend bij de bepaling van de vereistesolvabiliteitsmarge 46

Circulaire over de aanvullende voorziening in levens-en arbeidsongevallen-verzekeringen 47

Samenstelling directiecomité – externe functies 48

Samenwerkingsprotocol tussen de Commissie enhet Fonds voor Arbeidsongevallen 48

1.1.2.2.3. Voorzorgsinstellingen enpensioenkassen 49

Wijziging van de controlewet verzekeringen 49

Overdracht aan de Staat van de pensioenverplichtingenvan sommige openbare rechtspersonen 50

Page 5: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

5

Inhoudsopgave

1.2. Prudentieel toezicht op kredietinstellingenen beleggingsondernemingen 51

1.2.1. Gemeenschappelijke aspecten 51

Professionele betrouwbaarheid van de effectieve leidersvan financiële instellingen 51

1.2.2. Sectorale aspecten 52

1.2.2.1. Kredietinstellingen 52

Fusie Almanij – KBC Bankverzekeringsholding:Herstructurering van de KBC Groep 52

Nieuwe operationele organisatiestructuurvan de Dexia-groep 52

Gezonde praktijken inzake financiële deontologiebij diamantfinanciering 53

Legiolease: problematiek van de aandelenleasecontractenvan Dexia in Nederland 53

Reglementering inzake de instellingenvoor elektronisch geld: verzoek om een vrijstelling 54

1.2.2.2. Beleggingsondernemingen 55

Geschiktheid als aandeelhouder 55

1.2.2.3. Andere ondernemingen 55

Inschrijving van Euroclear NV op de lijst van dein België vergunde met vereffeningsinstellingengelijkgestelde instellingen 55

De beheervennootschappen van instellingenvoor collectieve belegging 56

1.3. Prudentieel toezicht op de verzekeringsbranche 57

1.3.1. Verzekeringsondernemingen – Toezicht in de praktijk 57

Verdeling van de bevoegdhedenonder de bestuursorganen 57

Aanvragen tot vrijstelling van de verplichtingom in «Leven» en «Arbeidsongevallen»een aanvullende voorziening samen te stellen 57

Het toezicht op de solvabiliteit 58

1.3.2. Verzekeringstussenpersonen 59

Opleiding van de verzekeringstussenpersonenover de witwaswetgeving 59

1.4. Prudentieel toezicht op de voorzorgsinstellingen 60

Circulaires inzake de jaarlijkse rapporteringaan de Commissie 60

Verandering van pensioeninstelling - overdrachtvan vrijstelling 61

Page 6: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

6

CBFA 2005

2.1. Toezicht op de financiële verrichtingen 63

2.1.1. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 63

Mededeling van de Commissie over het met ingangvan 1 juli 2005 gehanteerde beleid voor de behandelingvan dossiers over openbare aanbiedingen en toelatingentot de verhandeling op een gereglementeerde markt 63

Vrijwillig openbaar bod door de controleaandeelhouder 64

2.1.2. Toezicht in de praktijk 64

2.1.2.1. Openbare aanbiedingenvan financiële instrumenten 64

Gecombineerd aanbod van warrants en een swapten gunste van het personeel 64

De opname op de Eerste Markt van Euronext Brussels van deaandelen van RHJ International NV 65

Kwalificatie als openbaar aanbod van effecten in Belgiëwanneer op het aanbod enkel kan worden ingegaan viaeen buitenlandse gereglementeerde markt 66

De vrije markt 67

2.1.2.2. Openbare overnameaanbiedingen,koershandhavingen en wijzigingenin de controle over vennootschappen 68

Openbaar overnameaanbod op vastgoedcertificaten –vernietiging van beslissingen van de Commissiedoor het Hof van Beroep te Brussel 68

Wijziging van controle over een vennootschap –vernietiging van een aanmaning van de Commissiedoor het Hof van Beroep te Brussel 69

Openbaar uitkoopbod door Solvus op de aandelenBureau Van Dijk Computer Services (BvDCS) 69

Uitkoopbod door Koceram NV op Koramic BuildingProducts NV 70

Gemengd openbaar bod tot aankoop en omruilingvan de vennootschap Suez op de nog niet doorhaar gehouden aandelen Electrabel 71

Verplicht openbaar overnamebod door Landbouwkredietop de aandelen van Keytrade Bank 74

Openbaar overnameaanbod, tegenbod en hoger bodop Telindus Group 75

Samenvatting van een aanvraag tot voorafgaand akkoorden van de beslissing van de Commissie terzake 78

2.2. Toezicht op de financiële informatie 79

2.2.1. Internationale ontwikkelingen 79

CESR-werkzaamheden in het kadervan de Transparantierichtlijn 79

CESR-Coördinatiemechanisme inzake de handhavingvan de IFRS: Databank en EECS 79

2.2.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 81

Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 81

Wijziging van het koninklijk besluitvan 31 maart 2003 81

2.2.3. Toezicht in de praktijk 82

Verkrijging van eigen aandelen door genoteerdevennootschappen 82

HOOFDSTUK 2TOEZICHT OP DE FINANCIELEINFORMATIE EN MARKTEN

Page 7: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

7

Inhoudsopgave

Oproepingen tot algemene vergaderingenvan Belgische genoteerde vennootschappen 83

Studie over de in 2005 gepubliceerde halfjaarlijksecommuniqués van de vennootschappen die op Eurolistby Euronext Brussels genoteerd zijn 84

Laattijdige publicatie van jaarlijkse en halfjaarlijksecommuniqués 85

Transparantierichtlijn: verspreiding, opslag en «filing»van informatie 86

Voorstel tot vereffening van de beursgenoteerdevennootschap Virgin Express plc 87

De waardering van extern verworven klantenrelatiesin de IFRS-rekeningen 87

Verwerking in de IFRS-jaarrekening als eigen actiefof als geleasd actief 88

2.3. Toezicht op de marktondernemingen 90

2.3.1. Internationale ontwikkelingen 90

Advies van CESR over de uitvoeringsmaatregelenvan de MiFID-richtlijn – aspecten van marktregulering 90

Wijzigingen in de marktregels van Euronext 90

2.3.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 91

Reglementair kader van de Belgischeelektriciteitsbeurs: BELPEX 91

2.3.3. Toezicht in de praktijk 93

Euronext Brussels: toepassing van de proceduresmet betrekking tot de derivatenmarkt 93

2.4. Beteugeling van marktmisbruik 94

2.4.1. Internationale ontwikkelingen 94

Werkzaamheden CESR 94

IOSCO MoU 94

2.4.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 94

Omzetting richtlijn inzake marktmisbruik 94

Toezicht op de gedragsregels 95

2.5. Toezicht op de instellingen voor collectieve belegging 96

2.5.1. Internationale ontwikkelingen 96

Activiteiten van de CESR Expert Groupon Investment Management 96

Activiteiten van het CESR Review Panelmet betrekking tot ICBE’s 97

Bijdrage van de CBFA aan het Groenboekover de ICBE’s 98

2.5.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 100

Wijzigingen aan de ICB-wet 100

Circulaire over het prospectus en het vereenvoudigdprospectus op te stellen door de openbare instellingenvoor collectieve belegging naar Belgisch recht meteen veranderlijk aantal rechten van deelneming 101

Circulaire inzake de overgangsregelingvan de ICB-wet en van het ICB-besluit 102

Aanbevelingen over de organisatie van de zogenaamde«zelfbeherende» ICB’s 103

2.5.3. Toezicht in de praktijk 104

Risicoklassen van ICB’s met vaste vervaldag enkapitaalbescherming 104

Page 8: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

8

CBFA 2005

HOOFDSTUK 4CONSUMENTENBESCHERMING, CONTROLE VAN

VERZEKERINGSCONTRACTEN EN TOEZICHTOP HET HYPOTHECAIR KREDIET

4.1. Bescherming van de consumenten tegen het onregelmatigaanbieden van financiële diensten 113

Verhuur van betaalterminals - Beoordeling ofdeze activiteit bemerkingen oproept vanuithet oogpunt van artikel 4 van de bankwet 113

Beroep op het spaarderspubliek voor een beleggingin exotische-bomenplantages 113

Uitgifte van aandelen door coöperatievevennootschappen met vrijstelling van prospectus 114

Onrechtmatig gebruik van de naamvan erkende financiële instellingen 114

4.2. Controle van de verzekeringsvoorwaarden 115

De vijfde richtlijn Burgerlijke Aansprakelijkheid (BA)Motorrijtuigen 115

De wet van 17 september 2005 betreffendede natuurrampenverzekering 116

Adviezen aan de Minister van Economie 118

4.3. Hypothecair krediet 119

Standpunt over het regime van het koninklijkbesluit nr 225 van 7 januari 1936 119

Mededeling aan de hypotheekondernemingendie geen kredietinstellingen of verzekeringsondernemingenzijn betreffende de voorkoming van het witwassenvan geld en de financiering van terrorisme 119

Werkzaamheden op het niveau van de Europese Unie 119

BIJLAGEOverzicht van de wettelijke en reglementaire tekstenin de bevoegdheidssfeer van de CBFA die tijdens deverslagperiode werden gepubliceerd in het BelgischStaatsblad 121

Nieuwe teksten 121

Wijzigingsteksten 122

3.1. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine 107

Omzetting van kapitaal in rente 107

Koninklijk besluit tot aanwijzing van de ambtenaar inhet kader van sociale pensioenstelsels 107

Uitbreiding van het toepassingsgebied van de WAPZ 107

Circulaire over de individuele pensioentoezeggingen 108

3.2. Toezicht op de aanvullende pensioenen 108

Interpretatievragen 108

HOOFDSTUK 3DE AANVULLENDE PENSIOENEN

Page 9: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

9

Inhoudsopgave

NOMENCLATUUR

Voor de leesbaarheid gebruikt het verslag vereenvoudigde verwijzingen, waarvan de volledige officiële benaminghieronder wordt weergegeven.

Commissie of CBFA Commissie voor het Bank-, Financie- en AssurantiewezenCBF Commissie voor het Bank- en Financiewezen (voor de fusie met de CDV)CDV Controledienst voor de Verzekeringen (voor de fusie met de CBF)

Controlewet verzekeringen Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingenTransparantiewet Hoofdstuk I van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke

deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering vande openbare overnameaanbiedingen

Overnamewet Hoofdstuk II van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijkedeelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering vande openbare overnameaanbiedingen

Witwaswet Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voorhet witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Bankwet Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Wet van 6 april 1995 Wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggings-ondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

Wet van 2 augustus 2002 Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en definanciële diensten

Wet op de aanvullende pensioenen Titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I)voor zelfstandigen of WAPZ van 24 december 2002Wet op de aanvullende pensioenen Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelselof WAP van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid

ICB-wet Wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer vanbeleggingsportefeuilles

Transparantiebesluit Koninklijk besluit van 10 mei 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemin-gen in ter beurze genoteerde vennootschappen

Overnamebesluit Koninklijk besluit van 8 november 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en dewijzigingen in de controle op vennootschappen

Algemeen reglement verzekeringen Koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende decontrole op de verzekeringsondernemingen

Reglement leven Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekerings-activiteitICB-besluit Koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen

voor collectieve beleggingICBE-richtlijn Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de

wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voorcollectieve belegging in effecten (icbe’s)

Beleggingsdienstenrichtlijn Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten vandiensten op het gebied van beleggingen in effecten

Gecoördineerde bankrichtlijn Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van krediet-instellingen

MiFID-richtlijn Richtlijn 2004/39/EG van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten

BCBS Basel Committee on Banking SupervisionCEBS Committtee of European Banking SupervisorsCEIOPS Committee of European Insurance and Occupational Pensions SupervisorsCESR Committee of European Securities RegulatorsFEBELFIN Belgische Federatie van het Financiewezen

GAFI Groupe d’action financière sur le blanchiment de capitauxIAIS International Association of Insurance SupervisorsIAS International Accounting StandardsICB Instelling voor collectieve belegging

ICBE Instelling voor collectieve belegging die over een Europees paspoort beschiktIFRS International Financial Reporting StandardsMoU Memorandum of Understanding (samenwerkingsovereenkomst)NBB Nationale Bank van BelgiëVBS Vennootschap voor belegging in schuldvorderingen

W.Venn. Wetboek van Vennootschappen

Page 10: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

10

HOOFDSTUK 1

Page 11: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

11

Prudentiële materies

1.1. Prudentieel beleid

1.1.1. Evolutie in de internationale reglementering en de internationale samenwerking

1.1.1.1. Multilaterale fora

1.1.1.1.1. Het Joint Forum

Het Joint Forum is een internationaal forum samenge-steld uit bank-, verzekerings- en effecteninstellingen-toezichthouders (1). Het Joint Forum besteedt aandachtaan sectoroverschrijdende prudentiële thema’s en aande ontwikkeling van standaarden van het toezicht opfinanciële conglomeraten.

Tijdens de verslagperiode heeft het Joint Forum aan-dacht besteed aan de organisatie van hetliquiditeitsbeheer binnen financiële dienstengroepenactief in de drie vermelde financiële sectoren. Om in-zicht te verwerven in de aanpak van groepen en on-dernemingen werd een ruime bevraging van de sectorgeorganiseerd. De voornaamste vaststelling van hetdocument luidde dat binnen financiële dienstengroepenliquiditeitsrisico’s doorgaans niet op een geïntegreerdemanier (i.e. op cross-sectorale basis) worden beheerd.In het bijzonder tussen bank- en effectenbedrijf ener-zijds en verzekeringsbedrijf anderzijds blijkt een inte-gratie van het liquiditeitsbeheer de facto nauwelijks voorte komen. Andere conclusie luidde dat binnen een-zelfde financiële sector er een brede waaier aan ver-klaringen voorhanden is om verschillen in de aanpakvan liquiditeitsrisico’s te verklaren. De voornaamste zijnde aard, omvang en complexiteit van de verrichtingenin de verschillende jurisdicties waarin de groep actief isen de wettelijke en reglementaire omgeving van demarkten waarin men opereert.

De publicatie van dit document wordt in de loop vande eerste helft van 2006 verwacht. Naast het verslagdat in hoofdzaak beschrijvend van aard is, werd doorhet Joint Forum een beleidsdocument opgesteld, en-kel bestemd voor de parent committees (2). De voor-naamste conclusie hiervan was dat verder prudentieel

werk met betrekking tot de beheersing vanliquiditeitsrisico’s, hoewel niet exclusief, in de eersteplaats een aandachtspunt voor de bancaire toezicht-houder zou moeten zijn.

Daarnaast heeft het Joint Forum voor diverse domei-nen (o.m. berekening van kapitaalvereisten, gebruikvan interne modellen, waardering van activa en pas-siva, ALM-beheer, behandeling van operationeel risico,gebruik van externe ratings, rapporteringsvereisten, ...)geïdentificeerd wat in de verschillende financiële sec-toren de marktpraktijken zijn en hoe de toezichthoudersin de verschillende sectoren deze aandachtspuntenprudentieel behandelen. Daarbij werd nagegaan of devastgestelde reglementaire en prudentiële verschillenverantwoord konden worden door verschillen in risico-profiel en risicobeheer tussen de sectoren. Dit rap-port (3), dat in hoofdzaak beschrijvend van aard is, zalin de loop van 2006 worden gepubliceerd. Het zal eenbron van inspiratie zijn voor het definiëren van toe-komstig werk voor het Joint Forum.

Het Joint Forum heeft in het najaar een consultatieaangevat over principes inzake bedrijfscontinuïteit(High-level principles for business continuity). Het be-vat aanbevelingen die toepasselijk zijn op alle finan-ciële sectoren en gericht op het behoud of het herstelvan de bedrijfsfuncties bij het voorkomen van niet-ge-plande onderbrekingen veroorzaakt binnen de eigenorganisatie of daarbuiten (terrorisme, natuurram-pen, ...). Er heeft zich in de afgelopen jaren eengroeiend aantal voorvallen voorgedaan die verhoogdewaakzaamheid van de sector en van de toezichthoudersvereisen met het oog op het vrijwaren van de finan-ciële stabiliteit. De principes uitgewerkt op nationaalvlak (4) zijn niet strijdig en bovendien concreter dandeze van het Joint Forum. In de loop van 2006 zal ditdocument worden afgewerkt.

(1) In het Joint Forum zijn het Bazelcomité voor het banktoezicht, IOSCO en de IAIS vertegenwoordigd.(2) Parent committees is de benaming die gehanteerd wordt om het Bazelcomité, IOSCO en IAIS aan te duiden.(3) Regulatory and market differences: issues and observations.(4) Zie dit verslag, p. 37.

Page 12: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

12

CBFA 2005

Naast de afwerking van hoger vermelde documenten zalhet Joint Forum in 2006 aandacht besteden aan praktij-ken gericht op het beheer van concentratierisico en eencross-sectorale doorlichting van risicobeheerpraktijken engedragsregels bij de verkoop van financiële producten.

1.1.1.1.2. Het Bazelcomité

Toepassing van het Bazel II Kapitaalakkoord

In juni 2004 heeft het Bazelcomité het Bazel II Kapitaal-akkoord gepubliceerd dat de eigen-vermogensvereistenvoor de kredietinstellingen ingrijpend wijzigt. HetKapitaalakkoord werd reeds uitvoerig besproken in devorige jaarverslagen van de Commissie (5).

In 2005 werd het Bazel II Kapitaalakkoord op een aantalpunten herzien, voornamelijk wat het beheer van dehandelsportefeuille betreft en de verwerking van dedubbele wanbetaling (double default). Hierna wordtnader ingegaan op de draagwijdte van deze herziening.

Het Bazelcomité heeft zich in 2005, meer bepaald viade werkzaamheden van de Accord ImplementationGroup (AIG), hoofdzakelijk toegelegd op het uitwer-ken van richtlijnen voor de concrete toepassing van deinterne-modellenbenaderingen voor kredietrisico’s ofoperationele risico’s, om aldus te komen tot een ge-harmoniseerde toepassing van de bepalingen van hetnieuwe Bazel II Kapitaalakkoord, alsook om de relatieste bevorderen tussen de toezichthouders van de lan-den van herkomst (home supervisors) en van de lan-den van ontvangst (host supervisors).

Deze werkzaamheden resulteerden in november 2005in de publicatie van een consultatiedocument «Homehost information sharing for effective Basel IIimplementation». Hierin onderstreept het Bazelcomitéhet belang van een nauwe samenwerking tussen detoezichthouders van de landen van ontvangst en vanherkomst in het kader van de toepassing van de Bazel-II-benadering door de internationale bankgroepen.Zonder te raken aan de wettelijke bevoegdheden vande afzonderlijke toezichthouders, wordt in het docu-ment aangegeven met welke aspecten de toezicht-houders rekening dienen te houden bij het uitwisselenvan informatie en welk type informatie als dienstig kanworden beschouwd voor een uitwisseling.

Daarnaast heeft AIG zijn werkzaamheden voortgezetover de validatie van de geavanceerde methoden waarinhet nieuwe reglementaire kader voorziet, alsook over

de informatie-uitwisseling tussen toezichthouders. Opgrond van die werkzaamheden heeft het Bazelcomitéeveneens verschillende documenten (6) gepubliceerdmet het oog op een geharmoniseerde toepassing vande bepalingen van het nieuwe Akkoord, te weten:

In januari 2005: «Update of work of the accordimplementation group related to validation underBasel II framework». In dit document worden debasisbeginselen beschreven van de validatieprocedurevoor de geavanceerde methodologieën voor krediet-risicometingen. Een belangrijk beginsel daarbij is dathet in de eerste plaats de kredietinstelling is die ver-antwoordelijk is voor de validatie van deze meet-instrumenten zodat zij op dit vlak hoort te zorgenvoor een passende organisatie.

In juli 2005: «Guidance on estimation of loss givendefault (paragraph 468 of the framework)». In devoorschriften van het Bazelcomité voor de krediet-risicomodellen wordt aanbevolen om, in geval vaneen default--situatie, voor de raming van het verliesuit te gaan van een hypothese van economische ver-traging. In het document van juli 2005 licht het Co-mité deze benadering nader toe door de beginselente definiëren die ter zake moeten worden nageleefd.De kredietinstellingen zullen rekening moeten hou-den met die beginselen bij de raming van de verlie-zen in geval van een default--situatie.

In september 2005: «Validation of low default port-folio in the Basel II framework». In dit documentwordt getracht een antwoord te formuleren op devragen van de sector over de validatie van de krediet-risicomodellen voor kredietportefeuilles met eenbeperkt aantal defaults. De conclusie luidt dat deinterne-modellenbenadering kan worden gevolgdvoor dit type van portefeuille. Door het gebrek aaninterne historische gegevens, dient immers meerbelang te worden gehecht aan de naleving van dekwalitatieve criteria en dienen aangepastevalidatiemethoden te worden uitgewerkt.

In november 2005: «Teatment of expected lossesby banks using AMA under the Basel framework».Dit document is bestemd voor de instellingen dieeen interne methodologie hanteren voor de bere-kening van de eigen-vermogensvereisten voor ope-rationele risico’s. Er wordt gepreciseerd welke dedekkingsregels zijn voor de verwachte verliezen vooroperationele risico’s en welke voorwaarden hieraanverbonden zijn.

(5) Zie de jaarverslagen van de CBF 1997-1998, p. 91 en 92, 1998-1999, p. 84 en volg., 1999-2000, p. 135 en volg., 2000-2001, p. 116 en volg., 2001-2002, p. 167 en volg., en 2002-2003, p. 61 en volg., alsook het verslag van het directiecomitéCBFA 2004, p. 17 en 18.

(6) Deze documenten staan op de website van het Bazelcomité, www.bis.org.

Page 13: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

13

Prudentiële materies

AIG heeft eveneens besloten om zijn werkdocumentenonder te brengen in een bibliotheek die toegankelijk isvoor alle prudentiële toezichthouders teneinde hen deverrichte werkzaamheden ten dienste te stellen. In 2006zal AIG zijn werkzaamheden voortzetten over devalidatie en het gebruik van de geavanceerde model-len waarin de nieuwe reglementering voorziet.

De toepassing van Bazel II op de marktactiviteitenen de behandeling van gevallen van dubbelewanbetaling (double default)

Doelstelling van het nieuwe Bazelakkoord over het eigenvermogen (7), dat in juni 2004 werd gepubliceerd, is dereglementaire kapitaalvereisten nauwer af te stemmenop de door de instellingen gelopen onderliggende risi-co’s. Verder tracht het Bazelakkoord een meer toekomst-gerichte benadering te promoten door de instellingenertoe aan te zetten potentiële risico’s te identificeren enhun technieken inzake risicobeheer te verfijnen en te ver-beteren. Daarom is geopteerd voor een reglementair ka-der dat voldoende flexibel is om te kunnen mee evolue-ren met de nieuwe ontwikkelingen op de markten en ophet vlak van de praktijken inzake risicobeheer.

Bij de publicatie van het nieuwe akkoord heeft hetBazelcomité twee aandachtspunten aangestipt waar-van prioritair werk dient te worden gemaakt: (i) deprudentiële aanpak van gevallen van dubbele wan-betaling, en (ii) de toepassing van het nieuwe kader opbepaalde marktactiviteiten.

Omwille van de gemeenschappelijke belangen van dekredietinstellingen en de beursvennootschappen, heeft hetBazelcomité in verband met deze problematiek samenge-werkt met de internationale organisatie van effecten-toezichthouders (IOSCO). Die gezamenlijke werkzaamhe-den hebben geresulteerd in diverse voorstellen die in april2005 ter raadpleging zijn voorgelegd aan de sector.

In de definitieve tekst die op 18 juli 2005 is gepubli-ceerd, komen de volgende vijf onderwerpen aan bod:

i) de behandeling van het tegenpartijrisico voor OTC-derivaten, retrocessie- en omgekeerde retrocessie-overeenkomsten alsook verstrekte en opgenomeneffectenleningen,

ii) de behandeling van gevallen van dubbele wanbetaling,iii) de bijstelling van de vervaldag van korte-termijn-

verrichtingen,iv) de verbetering van de behandeling van het marktrisico,v) de behandeling van niet-afgewikkelde verrichtin-

gen/verrichtingen zonder tegenprestatie.

Wat de behandeling van het tegenpartijrisico betreft,zijn tal van benaderingen uitgewerkt, gaande van hetbehoud van de huidige berekeningswijze tot een be-nadering van het type «intern model». Binnen laatst-genoemde benadering zijn trouwens bepalingen voor-gesteld over de verrekening tussen opbrengsten.

Inzake dubbele wanbetaling moet rekening wordengehouden met het feit dat pas een verlies wordt ge-boekt als er in hoofde van zowel schuldenaar als borg-steller sprake is van wanbetaling. Het risico op dub-bele wanbetaling is potentieel dan ook minder grootdan het risico op wanbetaling door één van beide par-tijen. Deze versoepeling bij de berekening van de ei-gen-vermogensvereisten zal echter slechts in beperktegevallen worden toegepast. Enkel die situatie komt inaanmerking waarbij de borgsteller een financiële on-derneming is die zich borg stelt voor een niet-finan-ciële onderneming, en dit om het risico op een ket-tingreactie te voorkomen. Bovendien gelden dezenieuwe regels enkel voor instellingen die, voor de be-rekening van het kredietrisico, opteren voor een opinterne ratings gebaseerde benadering.

Wat de behandeling van de vervaldag van korte-termijn-verrichtingen betreft, is een lijst van dergelijke korte-termijnverrichtingen toegevoegd in verband waarmeerekening wordt gehouden met hun reële looptijd, waar-bij vrijstelling wordt verleend van de drempel van één jaaren op voorwaarde dat aan bepaalde vereisten is voldaan.Daarbij komt nog dat de bevoegde autoriteiten de mo-gelijkheid hebben om andere korte-termijnverrichtingenvoor die vrijstelling in aanmerking te laten komen in functievan de kenmerkende eigenschappen van de lokale markt.

In verband met het marktrisico zijn diverse bepalingeningevoerd over de toewijzing van posities aan de handels-portefeuille, alsook over de waardering van die posities.Met die maatregelen wordt vooral gestreefd naar deontwikkeling van bepaalde, minder liquide producten.

De berekening van het specifieke risico volgens destandaardmethode is aangepast om rekening te kun-nen houden met de regels inzake kredietrisico. Wat deberekening op basis van een intern model betreft, wordtnadere toelichting gegeven bij de manier waarop het«event»-risico (8) en het «default»-risico moeten wor-den aangepakt als die niet volledig door het modelworden gedekt.

Die verschillende aspecten zijn aangevuld met vereis-ten in pijler 2, inzonderheid voor crisissimulaties.

(7) Zie inzonderheid het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 17 en volgende.(8) Het «event»-risico is het risico dat de waarde van een schuldinstrument of een eigendomsbewijs plots schommelt als gevolg

van een gebeurtenis die met name de emittent van het betrokken bewijs treft.

Page 14: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

14

CBFA 2005

Voor niet-afgewikkelde verrichtingen en verrichtingenzonder tegenprestatie is voorzien in een specifieke be-handeling die gebaseerd is op de bepalingen van deEuropese richtlijn. Aan eerstgenoemde verrichtingenwordt, na een respijttermijn van vijf dagen, een kapitaal-vereiste gekoppeld dat gebaseerd is op de aan het ri-sico blootgestelde waarde. Laatstgenoemde verrichtin-gen worden eerst behandeld als een lening en daarnaafgetrokken van het eigen vermogen.

Ontwikkelingen in de domeinen boekhoudingen audit

In de loop van 2005 heeft het Comité twee documen-ten gepubliceerd.

Het eerste is een ontwerpdocument met als titelSupervisory guidance on the use of the fair value optionby banks under International Financial ReportingStandards. De fair value optie is een optie beschikbaarin IAS 39 Financial Instruments: Recognition andMeasurement met als doel de strikte regels van IAS 39voor de boekhoudkundige verwerking van dekkings-verrichtingen te vereenvoudigen. De optie laat toe ombepaalde financiële instrumenten aan reële waarde (fairvalue) te waarderen wanneer er een economische re-latie is tussen de instrumenten of wanneer zij samenworden beheerd op basis van hun reële waarde (bv.een portefeuille vastrentende overheidsfondsen op hetactief en een portefeuille renteswaps op het passief).

Het ontwerpdocument stelt dat banken die gebruikwensen te maken van de fair value optie ook rekeningdienen te houden met de prudentiële aspecten vanhun keuze. Hierbij is het belangrijk dat binnen het risico-beheer van de instelling de optie goed wordt begre-pen, beheerd, opgevolgd en gerapporteerd. Ook dientde instelling te zorgen dat niet gerealiseerde winstenen verliezen op financiële instrumenten die wordengewaardeerd aan fair value, geen ongewensteprudentiële impact hebben op het reglementair eigenvermogen. Het Comité onderzoekt de commentarenop de consultatie. Verwacht wordt dat het eind-document in de loop van 2006 zal worden gepubli-ceerd.

Het tweede document betreft Sound Credit RiskAssessment and Valuation for Loans. Het document iseen ontwerp ter consultatie. Het document herinnertaan een aantal gezonde praktijken voor de beoorde-ling en waardering van kredietrisisco’s. Het licht toehoe gemeenschappelijke data en processen kunnenworden gebruikt, zowel bij de boekhoudkundige ver-werking van leningen als bij de toepassing van de re-gels voor de bepaling van het reglementair eigen ver-mogen. Het Comité zal de reacties op het documentonderzoeken in de loop van 2006 en nadien de eind-versie van het document publiceren.

Zoals gebruikelijk heeft het Comité de ontwikkelingvan de voor banken relevant internationale boekhoud-en auditnormen opgevolgd. Commentaarbrieven vanhet Bazelcomité kunnen worden geraadpleegd opwww.bis.org.

Compliance and the compliancefunction in banks

Het Comité publiceerde in oktober 2003 eenconsultatiedocument over The Compliance Function inBanks. In 2004 werden de talrijke reacties onderzochten werden bijkomende consultaties georganiseerd (9).De definitieve versie van het document werd goedge-keurd en gepubliceerd in april 2005 (10). De Commis-sie heeft actief meegewerkt aan de totstandkomingvan het document. De circulaires van de Commissievormden een belangrijke inspiratiebron (11).

In vergelijking met voormelde circulaires van de Com-missie, is het Bazeldocument principiëler wat de orga-nisatie van de compliance functie betreft en mindergedetailleerd voor de uitwerking van de functie. Ditheeft te maken met het feit dat de compliance functieniet in elk land in een even vergevorderd stadium is.Hierin ligt ook het belang van het document dat hope-lijk zal bijdragen tot een meer eenvormige praktijk inde verschillende landen.

Het voorgaande verklaart ook waarom het Comitébeslist heeft de ontwikkelingen rond de compliancefunctie verder op te volgen.

(9) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 18.(10) Het volledige document is beschikbaar op www.bis.org.(11) Kredietinstellingen: circulaire D1 2001/13 van 18 december 2001; beleggingsondernemingen: circulaire D1/EB/2002/6 van

14 november 2002; verzekeringsondernemingen: circulaire PPB/D.255 van 10 maart 2005 (zie ook dit verslag, p. 45).

Page 15: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

15

Prudentiële materies

1.1.1.1.3. De internationale Verenigingvan Verzekeringstoezichthouders

De activiteiten van de IAIS, de internationale vereni-ging van verzekeringstoezichthouders, spelen zich afrond de comités en subcomités die voor verschillendefacetten van de verzekeringsreglementering en hetverzekeringstoezicht zijn opgericht. Ieder van dezeComités en hun subgroepen hebben in 2005 de on-derwerpen die het voorwerp uitmaken van hun op-dracht verder uitgediept (12). Voor de vier voor IAISprioritaire deelgebieden: accounting, kapitaalvereistenen solvabiliteit, herverzekering en verzekeringsfraudewerden belangrijke nieuwe initiatieven genomen in deloop van 2005.

Inzake solvabiliteit werden er twee belangrijke docu-menten gepubliceerd in de loop van 2005. A newframework for insurance supervisions: Towards acommon structure and common standards for theassessment of insurer solvency beschrijft de principesen de inhoud van het kader voor het verzekerings-toezicht. Het is binnen dit kader dat de structuur en destandaarden voor de beoordeling van de solvabiliteitvan de verzekeringsondernemingen zullen wordenontwikkeld. Een tweede document, Towards a commonstructure and common standards for the assessmentof insurer solvency: Cornerstones for the formulationof regulatory financial requirements identificeert dehoekstenen voor het formuleren van bovenvermeldereglementaire solvabiliteitsvereisten.

Inzake accounting was er de aanname van het docu-ment Issues arising as a result of the IASB’s InsuranceContracts Project – Phase II: Initial IAIS observationswaarmee IAIS haar bekommernissen meedeelt over deboekhoudnormen houdende de waardering van deverzekeringsverplichtingen.

IAIS publiceerde een tweede Global Reinsurance MarketReport over de toestand van de herverzekerings-markten. Met het oog op een verdere sensibiliseringvan de toezichthouders over de problematiek van deverzekeringsfraude werden de documenten A standardon fit and proper requirements and assessment forinsurers en Guidance paper on combating the misuseof insurers for illicit purposes gepubliceerd.

1.1.1.1.4. De Groupe d’action financière

Aanbevelingen van de GAFI

In het verlengde van de goedkeuring door de GAFI inoktober 2004 van een nieuwe bijzondere aanbevelingover het toezicht op grensoverschrijdende contanten-bewegingen (bijzondere aanbeveling IX) (13), is in fe-bruari 2005 een gids met best practices op dat vlakgoedgekeurd en gepubliceerd. De doelstelling van diegids is tweeërlei: enerzijds, de tenuitvoerlegging vanconcrete maatregelen begeleiden die moeten voorko-men dat contanten of instrumenten aan toonder fy-siek over de grenzen worden gebracht in het kadervan witwaspraktijken of terrorismefinanciering, en,anderzijds, de informatie-uitwisseling tussen de verschil-lende landen bevorderen over de in die context uitge-voerde fysieke contantenbewegingen.

Daarnaast heeft de GAFI rekening gehouden met dein 2004 aangebrachte wijzigingen in de bijzondereaanbeveling VII over elektronische overschrijvingen (14),bij de aanpassing in juni 2005 van de betrokkeninterpretatieve nota. Die interpretatieve nota geeft aanwelke identificatiegegevens bij dergelijkeoverschrijvingen moeten worden gevoegd en verdui-delijkt enkele aspecten van de tenuitvoerlegging vandie aanbeveling.

Meer algemeen moet trouwens worden opgemerkt datresolutie 1617 (2005) over de internationale samen-werking inzake terrorismebestrijding die de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 29 juli 2005 heeftgoedgekeurd, de wereldwijde autoriteit van de GAFIop het vlak van de bestrijding van witwaspraktijken enterrorismefinanciering andermaal versterkt. Die reso-lutie stelt immers expliciet dat de Veiligheidsraad allelidstaten dringend verzoekt de gedetailleerde interna-tionale standaarden toe te passen die vervat zitten inde 40 GAFI-aanbevelingen inzake witwaspraktijken ende negen bijzondere GAFI-aanbevelingen inzaketerrorismefinanciering.

(12) Zie de website van IAIS (http://www.iaisweb.org).(13) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 15.(14) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 15.

Page 16: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

16

CBFA 2005

Derde cyclus van de wederzijdse evaluaties

In 2005 is de derde cyclus gestart van de wederzijdseevaluaties van de conformiteit van de nationale voor-schriften van de GAFI-lidstaten met de 40 GAFI-aan-bevelingen inzake witwaspraktijken en de 9 bijzondereGAFI-aanbevelingen inzake terrorismefinanciering. Deevaluatie van de stand van zaken in België (15), Noor-wegen, Australië, Zwitserland en Italië kon trouwensin 2005 al worden afgerond. Bij die wederzijdse eva-luaties wordt de aandacht zowel gevestigd op de sterkepunten van de nationale voorschriften als op de nog televeren inspanningen om de nationale voorschriften inovereenstemming te brengen met de internationalestandaarden. Verder kunnen dankzij die evaluaties ookde interpretatieproblemen worden geïdentificeerd dierijzen bij de tenuitvoerlegging van die standaarden,waardoor het mogelijk wordt richting te geven aan delatere GAFI-werkzaamheden.

Landen en gebieden die niet meewerkenaan de witwasbestrijding

De lijst van de landen die niet meewerken aan de wit-wasbestrijding telt nu nog slechts twee landen, name-lijk Myanmar en Nigeria. De GAFI heeft Nauru geschraptvan deze lijst omdat dit land in haar wetgeving een ver-bod heeft ingevoerd op de oprichting van fictieve ban-ken, waardoor het witwasrisico in dat land aanzienlijkafneemt. Daar waar Nigeria en Myanmar nog steeds opde lijst voorkomen van de landen die niet meewerkenaan de witwasbestrijding, heeft de GAFI toch kunnenvaststellen dat in deze landen reeds een aantal noodza-kelijke wettelijke hervormingen werden doorgevoerd,en moedigt zij hen aan om dit werk verder te zetten.

Verscherpte samenwerking tussen de GAFI ende regionale groepen van het GAFI-type

Medio 2005 heeft de GAFI een eerste gezamenlijke ple-naire vergadering gehouden met de GAP (Groupe Asie-Pacifique), die tot doel had om de strijd tegen het wit-wassen van geld en de financiering van terrorisme inhet Aziatische werelddeel op te voeren. Deze vergade-ring vormde de eerste gezamenlijke vergadering die deGAFI met haar regionale partners heeft gehouden. Innovember 2005 vond tevens een gezamenlijke verga-dering GAFI-GAFISUD (de regionale partner voor Zuid-Amerika) plaats, die voornamelijk aan de typologieëninzake witwassen gewijd werd. In diezelfde periode vondvoorts ook nog een vergadering plaats tussen de GAFIen de GABAOA, de regionale partner voor Oost-Afrika.

Meldenswaardig is tevens het feit dat de GAFI recen-telijk nog twee nieuwe regionale partners heeft ver-welkomd, met name de GEA (deze verenigt een aan-tal voormalige Sovjetlanden en de VolksrepubliekChina), en GAFIMOAN (landen uit het Midden-Oostenen Noord-Afrika).

Overleg met de privé-sector

Om de doeltreffendheid te optimaliseren van de inter-nationale standaarden inzake de bestrijding van wit-waspraktijken en terrorismefinanciering, heeft de GAFI-werkgroep «Implementation and Evaluation» het ini-tiatief genomen om een ontmoeting te organiserenmet de representatieve organisaties van de financiëlesector (kredietinstellingen en beleggings-ondernemingen), om hen de gelegenheid te biedenhun bekommernissen toe te lichten omtrent de tenuit-voerlegging van de GAFI-aanbevelingen. Tijdens dieconferentie die in december 2005 in Brussel werd ge-houden, kwamen onder meer volgende thema’s aanbod:

de door de overheid te verstrekken verduidelijkin-gen in verband met de identificatiegegevens vande cliënten en de vereiste bewijsstukken;

de toegang van de betrokken ondernemingen totde informatie, inzonderheid over de uiteindelijkebegunstigden van de rechtspersonen en juridischeconstructies of over de politieke prominenten;

de hinderpalen voor de uitwisseling van gegevensdie verband houden met de bescherming van depersoonlijke levenssfeer;

het belang van de aanpassing van de reikwijdte vande verplichtingen in functie van het risico;

de moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van demaatregelen ter bestrijding van de terrorisme-financiering.

Na afloop van die ontmoeting hebben velen de hoopuitgedrukt dat deze dialoog zou worden voortgezet,opdat de GAFI bij de verdere besluitvorming op pas-sende wijze rekening zou kunnen houden met hetstandpunt van de betrokken ondernemingen.

(15) Zie dit verslag, p. 17.

Page 17: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

17

Prudentiële materies

Verslag van de GAFI overde wederzijdse evaluatie van België

Tijdens haar plenaire vergadering van 8 tot 10 juni 2005heeft de GAFI de laatste hand gelegd aan haar verslagover de wederzijdse evaluatie van de maatregelen diedoor België zijn getroffen in de strijd tegen het witwassenvan geld en de financiering van terrorisme. Aldus is onsland, samen met Noorwegen, een van de eerste tweeGAFI-leden waar een dergelijke evaluatieprocedure vol-ledig is afgerond sinds de 40 Aanbevelingen van de GAFIin juni 2003 grondig werden herzien. Bij deze evaluatiewerd ook nagegaan of de ingestelde mechanismen con-form zijn aan de 8 Bijzondere Aanbevelingen in de strijdtegen de financiering van terrorisme die in oktober 2001door de GAFI zijn aangenomen, en tevens of België reedsrekening heeft gehouden met de nieuwe BijzondereAanbeveling IX (over de controle van grensoverschrijdendgeldvervoer) die in oktober 2004 werd goedgekeurd.Bovendien wordt in deze derde reeks wederzijdse eva-luaties de nadruk gelegd op de toetsing van de doel-treffendheid van de maatregelen die in de nationale re-gelingen zijn vastgesteld.

Gezien haar toezichtsverantwoordelijkheid voor grotedelen van de Belgische financiële sector, behoorde hettot de intrinsieke rol van de Commissie om eerst actiefdeel te nemen aan de voorbereidende fase waarin deantwoorden van België op de vragenlijst voor de weder-zijdse evaluatie geformuleerd dienden te worden (16),en vervolgens haar medewerking te verlenen aan deleden van het evaluatieteam van de GAFI tijdens hunbezoek in België in januari 2005. Naderhand heeft deCommissie, als lid van de Belgische delegatie, deelgeno-men aan de debatten naar aanleiding van de voltooiingvan het wederzijds evaluatieverslag (17).

Uit deze oefening is naar voren gekomen dat de evalua-tie voor België algemeen gezien positief is. Dit is metname toe te schrijven aan het feit dat België de in 2003herziene Aanbevelingen van de GAFI reeds in zijn wet-geving heeft getransponeerd, en dat de Commissie voorhet opstellen van haar reglement van 27 juli 2004 enhaar circulaire van 22 november 2004 (18) nauwgezetrekening heeft gehouden met deze Aanbevelingen.

De GAFI heeft meer bepaald geoordeeld dat deBelgische reglementering «volledig conform» is met21 van de 49 Aanbevelingen over het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme en «in ruimemate conform» is met 20 andere Aanbevelingen. Deze

laatste beoordeling betekent dat de vereiste verbete-ringen louter details betreffen. Zeven Aanbevelingenvergen een grotere inspanning aangezien de Belgischeregeling daarmee slechts «gedeeltelijk conform» isbevonden. De Belgische regeling is enkel als «niet con-form» aangemerkt ten aanzien van de voormelde Bij-zondere Aanbeveling IX. Hierbij dient evenwel te wor-den opgemerkt dat deze Aanbeveling van zeer recentedatum is en dat er bovendien op Europees niveau thansontwerpen worden uitgewerkt om concreet gestaltete geven aan de haar tenuitvoerlegging.

De preventiemaatregelen en het toezicht op deze maat-regelen in de financiële sector, wat tot de bevoegdhedenvan de Commissie behoort, krijgen in het evaluatieverslagglobaal gezien een bijzonder positieve beoordeling. DeGAFI stelt meer bepaald in haar verslag dat België eenopmerkelijke inspanning heeft geleverd om dewaakzaamheidsverplichtingen ten aanzien van de (overi-gens zeer talrijke en specifieke) cliënten af te stemmenop de vereisten van de GAFI-normen van 2003 (en dit ineen uitermate korte tijdspanne): alle verplichtingen zijn inde regeling vervat en alle krachtlijnen van de regelingbeantwoorden aan de normen die de GAFI op dat ge-bied heeft vastgelegd. Daarenboven merkt de GAFI alspositief punt op dat het reglement en de circulaire van deCommissie heel duidelijk aangeven welke gegevens enbewijsstukken de ondernemingen dienen te vergaren (inhet bijzonder voor de cliënten-rechtspersonen en huneconomisch rechthebbenden), alsook dat het toezicht datde Commissie hierop uitoefent (steekproefsgewijze con-trole van cliëntendossiers) door de geadministreerden alsbijzonder grondig wordt ervaren (19).

Toch dienen de volgende aandachtspunten te wordenbelicht.

Met artikel 6 van de witwaswet is in België een vrijstel-ling van de identificatieplicht ingevoerd voor cliëntendie een financiële instelling zijn, ressorterend onder hetrecht van een andere Staat die lid is van de EuropeseGemeenschap of van de GAFI. De GAFI heeft beslotenom in een latere fase te onderzoeken of een dergelijkevrijstelling toelaatbaar is. Zo nodig zal België haar wet-telijke bepalingen moeten aanpassen aan de conclu-sies van dit onderzoek. De GAFI betreurt overigens datde uitzondering op deze vrijstelling ingeval er een ver-moeden van witwassen is gerezen, enkel expliciet ver-meld is in de circulaire van de Commissie die geen krachtvan wet heeft.

(16) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 16.(17) Het wederzijds evaluatieverslag kan worden geraadpleegd op de website van de GAFI: http://www.fatf-gafi.org.(18) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 33.(19) Zie het wederzijds evaluatieverslag pg 8 en 91.

Page 18: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

18

CBFA 2005

Daarnaast stelt de GAFI vast dat de financiële instellin-gen in de praktijk moeilijkheden ondervinden om deeffectieve begunstigden te identificeren van naamlozevennootschappen die effecten aan toonder uitgeven(aspect van het doeltreffendheidsonderzoek). In haarverslag merkt de GAFI op dat België een alles-omvattende regeling heeft uitgewerkt voor de politiekprominente personen maar betreurt zij evenwel datdeze striktere aanvaardingsregels voor de politiek pro-minente personen niet zijn uitgebreid tot de verrich-tingen waarvan de effectieve begunstigden zelf poli-tiek prominente personen zijn.

Wat de melding van informatie over de opdrachtgeverbij elektronische geldoverdrachten betreft (BijzondereAanbeveling VII), merkt de GAFI op dat dit beginsel wel-iswaar in de wet is geponeerd, maar dat de regels voorde concrete toepassing ervan niet zijn opgenomen in hetreglement van de Commissie maar in haar circulaire dieevenwel niet in dezelfde mate afdwingbaar is. Toch wordtin het verslag opgemerkt dat hier bewust voor gekozenis teneinde rekening te houden met een Europees regle-ment in wording dat deze materie regelt en rechtstreeksvan toepassing zal zijn in de lidstaten van de EuropeseUnie. Voor het overige hebben de beoordelaars geenenkele kritiek ten gronde geformuleerd over de bepalin-gen die hieromtrent in de circulaire zijn opgenomen.

De wettelijke regeling voor de meldingsplicht aan deCel voor Financiële-Informatieverwerking (CFI) is vol-strekt toereikend bevonden. Toch merkt de GAFI opdat bepaalde categorieën van financiële instellingenrelatief weinig verdachte transacties hebben gemeldaan de CFI. Het gaat onder meer om delevensverzekeringsondernemingen en de bemiddelaarsin levensverzekeringen. Hoewel de GAFI in het verslagerkent dat deze sectoren in mindere mate zijn bloot-gesteld aan het witwasrisico, meent zij dat dit tevenste wijten is aan een minder ver doorgedrevensensibilisering en een minder scherpe controle. De GAFIconcludeert hieruit dat het een probleem van doeltref-fendheid betreft en geeft de raad om bijkomende in-spanningen te leveren voor het sensibiliseren en oplei-den van de personeelsleden in die sectoren.

De regels over de wijze waarop de financiële instellin-gen zich dienen te organiseren in het licht van de wit-waspreventie en het voorkomen van terrorisme-financiering (beleidslijnen, procedures, vorming, internecontrole enz.) zijn conform bevonden aan de vereisten.In haar verslag maakt de GAFI evenwel de kanttekeningdat de richtlijnen in de circulaire van de Commissie voorhet peilen naar de betrouwbaarheid van de kandidaat-personeelsleden met het oog op hun aanwerving, veel-eer in het reglement vervat zouden moeten zijn. Dit zouhun afdwingbaarheid immers vergroten. Deze opmer-

king geldt volgens de GAFI ook voor de regels die via decirculaire worden opgelegd aan de buitenlandse doch-ters en bijkantoren van de financiële instellingen. De GAFIheeft daarentegen geen enkele opmerking ten grondegeformuleerd over deze maatregelen.

De GAFI is van oordeel dat de sanctioneringsbevoegdheidvan de Commissie in geval van tekortkomingen aan depreventieverplichtingen, toereikend lijkt te zijn. De GAFIneemt er nota van dat de Commissie ervoor geopteerdheeft om voorrang te geven aan prudentiële bijsturings-maatregelen, veeleer dan aan sanctioneringsmaatregelenwanneer zij lacunes of tekortkomingen vaststelt bij eenfinanciële instelling. Toch betreurt de GAFI dat er geenstatistieken voorhanden zijn over de specifiekeprudentiële maatregelen die zijn getroffen om lacunesaan te vullen op het vlak van de witwaspreventie en devoorkoming van terrorismefinanciering.

Wat de vraag betreft of al de financiële instellingenzijn onderworpen aan toezichtsmechanismen, wordtin het verslag opgemerkt dat de Commissie voor delevensverzekeringsondernemingen pas zeer recent isgestart met een daadwerkelijk toezicht op de nalevingvan hun verplichtingen, wat impliceert dat deze on-dernemingen tot voor kort niet aan een dergelijk toe-zicht waren onderworpen.

Aangaande de financiële, personele en technische mid-delen waarover de toezichthouders moeten kunnenbeschikken, merkt de GAFI op dat die voor het toezichtop de levensverzekeringsondernemingen vóór 2004nagenoeg onbestaand waren, en dat thans nog nietvolkomen duidelijk is of daadwerkelijk toezicht wordtuitgeoefend op de hypothecaire ondernemingen diegeen levensverzekeringsonderneming of kredietinstellingzijn. De GAFI benadrukt dan ook het belang om de in-spanningen op dit vlak voort te zetten.

Voor het merendeel van de aanbevelingen die de Com-missie rechtstreeks aanbelangen, is de geldende Belgischeregeling voor de financiële instellingen evenwel volledigconform bevonden door de GAFI. Dit geldt in het bijzon-der voor de volgende punten: het niet-aanwezig zijn vanhinderpalen ingevolge het bankgeheim, de omkaderingvan de relaties met bankcorrespondenten, het voorko-men van het overmatig gebruik van nieuwe technolo-gieën en de omkadering van relaties op afstand, het be-roep op de derden en de zaakaanbrengers voor het nale-ven van de waakzaamheidsplicht, de verplichtingen in-zake gegevensbewaring, de verhoogde waakzaamheidbij ongebruikelijke transacties, de rechtsbescherming vande personen die vermoedens melden en het verbod omde cliënt te waarschuwen, het verbod op fictieve bankenen relaties met dergelijke banken alsook de bijzondereaandacht voor landen die een bijzonder risico inhouden.

Page 19: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

19

Prudentiële materies

1.1.1.1.5. De Europese Unie

1.1.1.1.5.1. Verordeningen en richtlijnen

Omzetting van «Bazel II» in het Europees recht

In 2005 hebben de Europese instellingen hun werk-zaamheden voortgezet met betrekking tot de wijzi-ging van de richtlijn betreffende de toegang tot en deuitoefening van de werkzaamheden van krediet-instellingen (20), en de richtlijn inzake dekapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingenen kredietinstellingen (21), in het vooruitzicht van deomzetting in het Europees recht van de door het Bazel-comité uitgewerkte beginselen in het kader van deherziening van zijn akkoord over het eigen vermogenvan kredietinstellingen (doorgaans «Bazel II» genaamd).

In juni 2004 had de Europese Commissie al voorstellentot wijziging van de betrokken richtlijnen inge-diend (22), waarbij nieuwe solvabiliteitsvereisten wer-den vastgesteld voor de kredietinstellingen en debeleggingsondernemingen (doorgaans «CapitalRequirement Directive» genaamd, hierna «CRD» ge-noemd). In september 2005 heeft het Europees Parle-ment een resolutie aangenomen waarmee de richtlijn-voorstellen van de Europese Commissie, mits bepaaldewijzigingen, werden goedgekeurd. In oktober 2005heeft de Raad van Ministers van Economie en Finan-ciën zijn goedkeuring verleend aan die resolutie. DeCRD zou definitief moeten worden goedgekeurd zo-dra de tekst is vertaald in de verschillende nationaletalen van de Europese lidstaten. Hierna volgt een kortoverzicht van de belangrijkste wijzigingen die in dedefinitieve tekst van de CRD worden opgenomen.

Eerst en vooral stelt de CRD de lidstaten opnieuw instaat af te zien van de mogelijkheid om moeder-ondernemingen waarop toezicht op geconsolideerdebasis wordt uitgeoefend, te verplichten de eigen-vermogensvereisten op vennootschappelijke basis nate leven, op voorwaarde dat daarbij dwingende regelsin acht worden genomen.

Wat de erkenning betreft van de interne methodes voorde berekening van de eigen-vermogensvereisten voorde krediet-, markt- en operationele risico’s, breidt deCRD (zie artikel 129 van het tekstvoorstel) de bevoegd-heid uit van de toezichthoudende autoriteit belast methet toezicht op geconsolideerde basis op de groep dieom die erkenning verzoekt. De instelling die dergelijke

methodes wenst te gebruiken, moet inderdaadvoortaan slechts één verzoek om goedkeuring indie-nen bij de autoriteit die belast is met het prudentieeltoezicht op geconsolideerd basis, zelfs al heeft dat ver-zoek ook betrekking op haar dochters in de EuropeseUnie. De autoriteit die belast is met het toezicht opgeconsolideerde basis, moet de goedkeuringsprocedureefficiënt organiseren met de andere betrokken Euro-pese toezichthouders, om binnen zes maanden tot eengezamenlijk standpunt te kunnen komen; als zij er bin-nen die termijn niet in slagen een consensus te berei-ken, heeft voornoemde autoriteit het recht om eenbeslissing te nemen die geldt voor alle dochters van degroep in de Europese Unie, inclusief met betrekkingtot de berekening van de eigen-vermogensvereistendie door die dochters lokaal wordt uitgevoerd.

Inzake transparantie legt de CRD de ondernemingenook de verplichting op om hun cliënten, als die daaromverzoeken, toelichting te geven bij hun beslissing omeen interne rating te hanteren, waarbij zij hen zelfseen schriftelijke verklaring moeten verstrekken als zijdaarom vragen. Het zal de sector toekomen om denodige maatregelen te nemen; als die maatregelenontoereikend blijken, zal de bevoegde autoriteit natio-nale maatregelen moeten opleggen. De kosten verbon-den aan de te nemen maatregelen moeten echter inverhouding blijven tot de omvang van de betrokkenverrichtingen.

Bovendien zijn de voorstellen van de Europese Com-missie van juni 2004 aangepast om rekening te kun-nen houden met de nieuwe bepalingen die het Bazel-comité in juli 2005 heeft gepubliceerd en die inzonder-heid betrekking hebben op het aan derivaten verbon-den tegenpartijrisico, de behandeling van de handels-portefeuille (trading book), het afwikkelingsrisico ende dubbele wanbetaling (double default) (23).

Verder hebben de Europese Commissie, het EuropeesParlement en de Raad beslist om 1 januari 2007 tebehouden als datum van inwerkingtreding voor denieuwe richtlijn, ondanks de beslissing van de Vere-nigde Staten om de tenuitvoerlegging van de nieuwebepalingen van het Bazelcomité uit te stellen tot 1 ja-nuari 2009. Bijgevolg zal de wetgevende tekst die deCRD in Belgisch recht omzet, op 1 januari 2007 inwerking treden. De nieuwe bepalingen van de CRDzullen van toepassing zijn op alle kredietinstellingen enbeleggingsondernemingen.

(20) Gecoördineerde bankrichtlijn.(21) Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993.(22) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 21en 22.(23) Zie dit verslag, p.13.

Page 20: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

20

CBFA 2005

De richtlijn betreffende de instellingenvoor bedrijfspensioenvoorziening

Hoewel de eenmaking van de Europese verzekerings-markt al een tiental jaar een realiteit is, is er voor depensioenfondsen pas een richtlijn gekomen op 3 juni2003 (24). Deze richtlijn brengt op Europees niveau eengeharmoniseerd wettelijk kader tot stand voor de acti-viteit van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen voor het prudentieel toezicht op die instellingen. Derichtlijn laat veel ruimte voor interpretatie. Om de om-zetting van de richtlijn in goede banen te leiden, heeftde Europese Commissie twee informatievergaderingengehouden (22 oktober 2004 en 19 april 2005) (25).

De richtlijn is voornamelijk bedoeld voor instellingenmet of zonder rechts-persoonlijkheid die belast zijn methet beheer van aanvullende pensioenregelingen voorwerknemers of zelfstandigen, die in het kader van eenarbeidsrelatie worden ingericht en op basis vankapitalisatie gefinancierd worden. Instellingen voor so-ciale zekerheid, instellingen die op basis van eenrepartitiesysteem werken en instellingen die boekhoud-reserves aanleggen om hun pensioenregelingen te fi-nancieren, zijn van het toepassingsgebied van de richt-lijn uitgesloten (artikel 2). Bovendien kunnen de lidsta-ten ervoor opteren om in hun nationale wetgeving hetmerendeel van de bepalingen van de richtlijn niet toete passen op instellingen voor bedrijfspensioen-voorziening die minder dan 100 aangeslotenen tellen(artikel 5, eerste lid) en op bepaalde pensioenregelingenvoor ambtenaren (artikel 5, tweede lid).

Verzekeringsondernemingen vallen in principe nietonder de richtlijn. De lidstaten kunnen er echter voorkiezen (artikel 4) het merendeel van de prudentiëlebepalingen van de richtlijn toe te passen op de activi-teiten inzake bedrijfspensioenvoorziening vanverzekerings-onder-nemingen. In dat geval moetendeze activiteiten duidelijk worden gescheiden van deoverige activiteiten van de verzekeringsonderneming.Deze scheiding is te vergelijken met die welke moetworden gemaakt tussen de groepen Leven en Niet-leven door verzekerings-ondernemingen die beide ac-tiviteiten gelijktijdig mogen beoefenen (26). De beslis-sing om de richtlijn al dan niet toe te passen opverzekeringsondernemingen berust bij de wetgever.

In België geldt de richtlijn voor voorzorgsinstellingen, ookwel pensioenfondsen genoemd, (artikel 2, § 3, 6°, van

de controlewet verzekeringen) en voor pensioenkassen(artikel 2, § 3, 4°, van de controlewet verzekeringen).

Hoofddoel van de richtlijn is ondernemingen in staat testellen om de uitvoering van hun pensioenplan toe tevertrouwen aan een in een andere lidstaat gevestigdeinstelling voor bedrijfspensioenvoorziening. De voorwaar-den die aan dit «Europees paspoort» verbonden zijn,worden ook vermeld in de verzekerings- en bank-richtlijnen: controle door de bevoegde autoriteiten vande lidstaat van herkomst, verlening van toelating vóórde activiteit wordt aangevangen, minimale prudentiëlevereisten, regels inzake corporate governance, enz. Derichtlijn bevat echter ook een aantal bijzonderheden.

Zo is het onderscheid tussen binnenlandse en grens-overschrijdende activiteiten gebaseerd op de bepalin-gen van de voor bedrijfspensioenvoorziening geldendesociale en arbeids-wetgeving, die van toepassing zijnop de relatie tussen de bijdragende onderneming ende aangeslotenen (artikel 6, j). Criteria zoals lokalisatieof woonplaats zijn dus niet relevant.

Dit betekent dat de begrippen «bijkantoor» en «vrijedienstverlening» niet voorkomen in de richtlijn. In beidegevallen gelden dus dezelfde regels, in het bijzondervoor wat betreft de procedure die gevolgd moet wor-den wanneer een instelling in de lidstaat van ontvangsteen grensoverschrijdende activiteit wil aanvatten, on-geacht of zij in die lidstaat over een vestiging beschikt.

Het begrip «bepaling van algemeen belang» komt even-min voor in de richtlijn. «De voor bedrijfspensioen-voorziening geldende sociale en arbeidswetgeving »(artikel 6, j) vervult echter een gelijkaardige rol. Hier-mee worden bijvoorbeeld de bepalingen bedoeld in-zake «de definitie en de betaling van pensioen-uitkeringen en de voorwaarden voor deoverdraag-baarheid van pensioenrechten » (37ste over-weging van de considerans). Het prudentieel toezichtbehoort tot de bevoegdheid van de autoriteiten vande lidstaat van herkomst, terwijl het toezicht op denaleving van deze bepalingen van de sociale en arbeids-wetgeving de bevoegdheid is van de autoriteiten vande lidstaat van ontvangst (artikel 20, § 9).

Een andere bijzonderheid is dat de lidstaat van ontvangstaan de instellingen die op zijn grondgebied grens-overschrijdende activiteiten uitoefenen bepaalde kwanti-tatieve regels kan opleggen betreffende de belegging van

(24) Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en hettoezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.

(25) Main conclusions of the Meetings on 22 October 2004 and 19 April 2005 on the transposition of the IORP Directive,European Commission, Internal Market and Services DG, Doc. MARKT/2520/05-EN, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/pensions/docs/legislation/ markt-2520-05-conclusions.pdf).

(26) Zie art. 18 en 19 van de richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering.

Page 21: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

21

Prudentiële materies

activa (artikel 18, § 7). Van deze mogelijkheid kan enkelgebruik gemaakt worden binnen de bij de richtlijn be-paalde beperkingen en op voorwaarde dat voor de in-stellingen van de lidstaat van ontvangst dezelfde vereis-ten gelden. Aangezien het prudentieel toezicht tot debevoegdheid behoort van de lidstaat van herkomst, staathet aan de autoriteiten van die lidstaat om na te gaan ofde instellingen die op zijn grondgebied zijn gevestigd, debeperkingen in acht nemen die worden opgelegd doorde wetgevingen van de lidstaten waar deze instellingeneen grensoverschrijdende activiteit uitoefenen.

Het geharmoniseerd prudentieel kader dat door derichtlijn tot stand gebracht wordt, beperkt zich tot eenaantal belangrijke principes. De richtlijn beoogt dusslechts een minimale harmonisatie. Hier en daar wordtverwezen naar het communautair recht dat van toe-passing is op de verzekeringsondernemingen (onderandere in de artikelen 17, § 2, en 18, § 5, tweede lid ),maar de gelijkenissen tussen de twee sectoren blijvenbeperkt tot een aantal in essentie technische bepalin-gen. Op enkele zeldzame uitzonderingen na bevat derichtlijn geen kwantitatieve regels. De richtlijn beperktzich ertoe herhaaldelijk te vermelden dat de instellin-gen voor bedrijfspensioenvoorziening een prudent be-heer moeten voeren op het vlak van de technischevoorzieningen (artikel 15), het niveau en de beleggingvan de dekkingswaarden (artikel 16), de eventueel ver-eiste solvabiliteitsmarge (artikel 17) en de belegging vande activa (artikel 18). Het staat aan de lidstaten omaan dit algemene principe een concretere inhoud tegeven, of zelfs om aan de instellingen die onder huntoezicht staan strengere regels op te leggen indien ditgerechtvaardigd is om prudentiële redenen of om re-denen die verband houden met de vrijwaring van debelangen van de aangeslotenen en de begunstigden.

Enkele artikelen zijn gewijd aan de informatie die deinstellingen voor bedrijfs-pensioen-voorziening moetenverstrekken aan de aangeslotenen en de begunstigden.De belangrijkste nieuwigheid is dat de instellingen ver-plicht zijn een verklaring op te stellen over hunbeleggingsbeginselen (artikel 12) die zowel voor detoezichthoudende autoriteiten als voor de aangeslotenenen de begunstigden toegankelijk moet zijn.

De aangeslotenen en de begunstigden hebben ooktoegang tot de jaarrekeningen van hun instelling (arti-kel 10) en, wanneer deze instelling verschillendepensioenregelingen beheert, tot de jaarrekeningen voorhun specifieke pensioenregeling (artikel 11, § 2). Vol-

gens de Europese Commissie mogen de instellingengelijksoortige pensioenregelingen in eenzelfde jaarre-kening onderbrengen indien deze pensioenregelingenonderling slechts marginale, niet-essentiële verschillenvertonen rekening houdend met de economische rea-liteit, met inbegrip bijvoorbeeld van het niveau en hettype van de bijdragen, de types van voordelen en degedekte personen (27). Voor het overige bepaalt derichtlijn (artikel 11) dat er verschillende inlichtingenmoeten worden verstrekt over het niveau van de uit-keringen, de beleggingen en de modaliteiten voor deoverdracht van aanspraken, die grotendeels overeen-stemmen met de vereisten van de WAP en de WAPZ.

De tenuitvoerlegging van de richtlijn vereist een nauwesamenwerking tussen de autoriteiten van de lidstatenvan de Europese Economische Ruimte. Die samenwer-king wordt door de richtlijn (artikel 21, § 1) aange-moedigd en in het kader van CEIOPS zijn er in dat ver-band reeds werkzaamheden aangevat.

Wat de bevoegde autoriteiten betreft, kunnen de lid-staten worden opgesplitst in twee hoofdgroepen. Deene groep van lidstaten heeft de in de richtlijn vastge-stelde taken toevertrouwd aan de autoriteiten die be-last zijn met het toezicht op een van de financiële sec-toren (verzekeringen, beleggingsondernemingen, ...) enbij de andere groep gebeurt dit toezicht in het kadervan het toezicht op de arbeidsrelaties of de pensioe-nen. Wat ook frequent voorkomt is dat verschillendeautoriteiten bevoegd zijn. De Europese Commissiehoopt dat er een doeltreffende samenwerking tot standzal komen tussen de verschillende nationale toezicht-houders. Ideaal zou zijn dat een van de instellingen derol van «enig loket» op zich neemt, met name in hetkader van de grensoverschrijdende relaties. Dit is watgesuggereerd wordt in artikel 20, § 2 van de richtlijn.

Richtlijn van het Europees parlement en deRaad tot voorkoming van het gebruik van hetfinanciële stelsel voor het witwassen van gelden de financiering van terrorisme

Het Europees Parlement en de Raad hebben een nieuwerichtlijn tot voorkoming van het gebruik van het finan-ciële stelsel voor het witwassen van geld en de finan-ciering van terrorisme aangenomen in het kader vande medebeslissingsprocedure (28).

De nieuwe richtlijn vervangt de richtlijn 91/308/EG van deRaad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruikvan het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

(27) European Commission, Main conclusions of the Meetings on 22 october 2004 and 19 april 2005 on the transposition of theIORP Directive, MARKT/2520/05-EN, op.cit., p. 6.

(28) Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 26 oktober 2005, tot voorkoming van het gebruik vanhet financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, PB nr. L 309/15 en volgende van25 november 2005.

Page 22: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

22

CBFA 2005

Zoals reeds werd meegedeeld in het vorig verslag (29),heeft deze richtlijn tot doel het wettelijke kader aan-gaande witwaspreventie en de voorkoming vanterrorismefinanciering grondig aan te passen, teneindete vermijden dat daders van witwaspraktijken enterrorismefinanciering voordelen zouden putten uit hetvrije verkeer van kapitaal en de vrije dienstverleningbinnen de interne markt. Bij de onderhandeling vandeze richtlijn werd tevens rekening gehouden met deveertig aanbevelingen van de Financial Action Task Forceon Money Laundering («FATF»), die in 2003 op ingrij-pende wijze werden herzien en uitgebreid.

De richtlijn bevat volgende grote krachtlijnen:

de uitbreiding van het preventiemechanisme tot definanciering van terrorisme;

de verruiming van het toepassingsgebied rationepersonae tot de verzekeringstussenpersonen, als-ook tot een aantal andere niet-financiële beroeps-beoefenaars;

het verbod in hoofde van financiële instellingen enkredietinstellingen om anonieme rekeningen ofspaarboekjes aan te houden;

het bepalen van de voorwaarden waaronder eenvereenvoudigd klantenonderzoek («simplifiedcustomer due diligence») mogelijk is enerzijds, eneen verscherpt klantenonderzoek («enhancedcustomer due diligence») zich opdringt anderzijds;

het uitbreiden van de identificatieverplichting totde zogenaamde uiteindelijke begunstigden(«beneficial owners»);

het voortdurend bewaken van de zakenrelatie;

het voorschrijven van een verscherpt klanten-onderzoek ten aanzien van buitenlandse politiekprominente personen;

het beroep op derden voor de uitoefening van be-paalde verplichtingen in het kader van het klanten-onderzoek;

het instellen van een adequaat sanctie-apparaatingeval van miskenning van het in de richtlijn voor-geschreven preventiemechanisme.

Voorts bepaalt de richtlijn dat iedere EU lidstaat eenFinanciële Inlichtingen-eenheid dient in te stellen, dieverantwoordelijk zal zijn voor het ontvangen en analy-seren van informatie aangaande mogelijke gevallen vanwitwassen en terrorismefinanciering.

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maat-regelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstighet besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefe-ning van de aan de Europese Commissie verleendeuitvoeringsbevoegdheden. In dit kader dient een nieuwComité voor de voorkoming van het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme te worden op-gericht, dit ter vervanging van het Contactcomité datopgericht werd onder de richtlijn 91/308/EEG.

De richtlijn dient vóór 25 november 2007 te wordenomgezet naar Belgisch recht.

Advies van CESR over de uitvoeringsmaatregelenvan de MiFID-richtlijn – de organisatie van debemiddelaars en de gedragsregels terbescherming van de beleggers

De MiFID-richtlijn voert nieuwe regels in betreffendede bemiddelaars in beleggingsdiensten (beleggings-ondernemingen en kredietinstellingen) (30) en mach-tigt de Europese Commissie om bepaalde uitvoerings-maatregelen te treffen.

In het kader van de voorbereiding van deze uitvoerings-maatregelen heeft CESR in 2005 een reeks technischeadviezen aan de Europese Commissie gegeven, met nameover de organisatie van de bemiddelaars in beleggings-diensten en over de gedragsregels die deze in acht moe-ten nemen in hun relatie met de beleggers (31).

Wat de organisatie betreft, geeft CESR advies over devereisten waaraan de administratieve organisatie, internecontrole en onafhankelijke controlefuncties, zoalscompliance, interne audit en risicobeheer, van de bemid-delaar moeten beantwoorden. Het advies gaat ook in opde maatregelen die deze moeten treffen om de ordersvan hun cliënten tegen de voordeligste voorwaarden uitte voeren, alsook op de systemen waarover ze moetenbeschikken ter vrijwaring van de rechten van de cliëntendie hen tegoeden (gelden en effecten) toevertrouwen.

(29) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 24 en 25.(30) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 23, 111 en 112.(31) Zie CESR’s Technical Advice on Possible Implementing Measures of the Directive 2004/39/EC on Markets in Financial

Instruments – 1st set of Mandates (CESR/05-024c) en CESR’s Technical Advice on Possible Implementing Measures of theDirective 2004/39/EC on Markets in Financial Instruments – 1st set of Mandates where the deadline was extended and 2ndset of Mandates (CESR/05-290b), bekendgemaakt op het webadres www.cesr-eu.org.

Page 23: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

23

Prudentiële materies

Wat de gedragsregels betreft, geeft CESR advies overde invulling van de verplichting die rust op de bemid-delaars om hun cliënten passende informatie te ver-strekken over hun dienstverlening en over de finan-ciële instrumenten en transacties die er het voorwerpvan uitmaken. Het advies behelst eveneens de verplich-ting van de bemiddelaars om bij hun cliënten informa-tie in te winnen en hen, naar gelang de aangebodendienstverlening, passend bij te staan.

Tot slot verleende CESR de Europese Commissie nogadvies over de omschrijving van bepaalde begrippendie in de richtlijn zijn opgenomen, zoals «beleggings-advies» en «grondstoffen».

1.1.1.1.5.2. Europees Comitévoor het Bankwezen

Het Europees Comité voor het Bankwezen heeft tijdensde verslagperiode voor het eerst officieel vergaderd (32).Het Comité zet deels de werkzaamheden voort van hetRaadgevend Comité voor het Bankwezen, dat werdopgeheven ingevolge het veralgemeend invoeren in deEuropese Unie van de «Lamfalussy»comitéstructuur voorfinanciële diensten (33).

De voornaamste aandachtspunten van het EuropeesComité voor het Bankwezen tijdens deze periode be-troffen, naast de goedkeuring van de interne werkings-regels van het Comité, adviezen door het Comité ver-strekt over een voorontwerp van richtlijn van de Euro-pese Commissie tot aanpassing van de Europese bank-wetgeving, met als doel het wegwerken van moge-lijke belemmeringen in de vorming van transnationalebankengroepen in de Europese Unie; het besprekenvan het post Europees Actieplan voor financiële dien-sten (het zogenaamde «White Paper» van de Euro-pese Commissie); een reflectiedocument over de no-den en uitdagingen van het prudentieel toezicht in devolgende jaren, inzonderheid in het licht van de voort-schrijdende Europese integratie inzake financiële dien-sten en de invoering van nieuwe Europese wetgevingzoals de nieuwe solvabiliteitsrichtlijn (34); adviezen overde herziening van de Europese regelgeving inzakedepositogarantiesystemen; en adviezen voor de her-ziening van de richtlijn «elektronisch geld». Daarnaast

heeft het Comité de behoefte onderzocht tot herzie-ning van de Europese bankwetgeving inzake risico-concentratie en de definitie van reglementair eigenvermogen, alsook de diverse werkzaamheden en stap-pen die nodig zijn voor een vlotte implementatie doorde lidstaten van de nieuwe solvabiliteitsrichtlijn voorkredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Ten-slotte heeft het Comité ook aandacht besteed aan hetprogramma van werkzaamheden van het Comité vanEuropese Bankentoezichthouders (zie hierna).

1.1.1.1.5.3. Comité van EuropeseBankentoezichthouders

Activiteiten van het Comité tijdens het jaar 2005

In het vorig verslag (35) werd uitvoerig toelichting verstrektbij de oprichting, samenstelling en de doelstellingen vanhet CEBS in het kader van de zogenaamde Lamfalussy-architectuur voor de financiële sector in de EU (36).

Veruit de meeste aandacht van CEBS ging in dezeverslagperiode naar de voorbereiding van de inwerking-treding van het nieuwe kapitaalakkoord (Basel II). Deaandacht gaat daarbij in de eerste plaats naar het stre-ven naar convergentie in de prudentiële aanpak enpraktijk tussen toezichthouders.

Tegen het einde van 2005 werd door CEBS ook een re-flectie gehouden over een aangepaste structuur voor deorganisatie van haar werkzaamheden. CEBS zal onder-steund worden door drie (permanente) werkgroepen:

de Europese Contactgroep van Bankentoezicht-houders: een groep die functioneert als een opera-tioneel netwerk van bankentoezichthouders voorde uitwisseling van prudentiële ervaringen en ver-trouwelijke informatie;

de expertgroep ‘eigen-vermogensvereisten’: zal zichtoeleggen op het opvolgen van ontwikkelingen in-zake beheer van krediet-, markt- en operationele risi-co’s;

de expertgroep ‘informatie’: zal de boekhoud- enauditontwikkelingen opvolgen en een expertise-centrum voor prudentiële rapporteringen worden.

(32) Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministers van financiën, die zich kunnen laten bijstaan door eenexpert. De Minister van Financiën heeft de CBFA gevraagd als expert deel te nemen aan de vergaderingen van dit comité.

(33) Zie over de invoering van de Europese comitéstructuren, het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 22.(34) In dit verband vond op initiatief van de Europese Commissie een rondetafelgesprek plaats tussen de Europese Commissie,

de leden van het Comité en vertegenwoordigers van de banksector, over de problematiek van samenwerking tussentoezichthouders uit landen van oorsprong en landen van vestiging (zogenaamde «home-host supervisory issues»).

(35) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 25 tot 27.(36) Zie ook het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 22.

Page 24: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

24

CBFA 2005

Deze organisatiestructuur moet CEBS in staat stellenhaar toekomstige uitdagingen te realiseren. Na eenperiode van regulering, hoofdzakelijk in het kader vanhet Basel II-akkoord, verschuift de aandacht nu gelei-delijk aan naar de implementering en de convergentetoepassing van de regelgeving.

Naast het streven naar convergentie tussen de EU-toezichthouders, heeft CEBS ook een adviesopdracht.In de verslagperiode heeft CEBS in het kader van dezeopdracht aan de Europese Commissie de hierna-volgende adviezen verstrekt:

over de belemmeringen voor grensoverschrijdendefusies en overnames in de Europese banksector;

over de toepassing van richtlijn elektronisch geld;

over het depositobeschermingssysteem.

Inmiddels heeft de Europese Commissie aan CEBS ad-viezen gevraagd (zogenaamde «calls for advice») over:

de aanpassing van de reglementaire definitie vaneigen vermogen;

de herziening van de reglementering met betrek-king tot grote risico’s.

Deze adviezen worden momenteel door CEBS voorbe-reid.

De adviesopdracht van CEBS kadert in het verstrekkenvan de prudentiële invalshoek bij de voorbereiding vannieuwe richtlijnen of de aanpassing van bestaande.

Hierna volgt een overzicht van de richtlijnen en aanbe-velingen die door CEBS werden uitgevaardigd met hetoog op de voorbereiding van de inwerkingtreding enimplementering van Basel II.

Richtlijnen inzake het Supervisory Review Processonder de tweede pijler (37)

Het CEBS-document dat begin 2006 (38) werd gepu-bliceerd bevat richtlijnen voor banken en beleggings-ondernemingen enerzijds en toezichthouders ander-

zijds om het Supervisory Review Process (SRP) teimplementeren. Het SRP heeft tot doel om de link teversterken tussen de risico’s die instellingen lopen, hetbeheer van die risico’s en het vereiste kapitaalniveau.Het behoort tot de verantwoordelijkheid van elke in-stelling om haar risico’s te beoordelen en het passendniveau van kapitaal te definiëren. De toezichthouderszullen vervolgens het beoordelingsproces bij de instel-lingen evalueren en overgaan tot het vormen van heteigen oordeel over het risicoprofiel van de instelling enhet vereiste eigen vermogen. De Capital RequirementDirective (hierna CRD genoemd) bevat de basis-beginselen inzake de toepassing van de tweede pijler.Deze beginselen werden door CEBS nader gepreciseerd.De toepassing ervan geschiedt met in aanmerking ne-men van het proportionaliteitsbeginsel in functie vande aard en complexiteit van de instellingen.

Het document bevat diverse onderdelen:

de vereisten opgelegd aan de instellingen onderhet Internal Capital Adequacy Assessment Process(ICAAP). De ICAAP is wat doorgaans het procesvan berekening van de kapitaalvereisten in toepas-sing van het economisch kapitaalmodel wordt ge-noemd;

beginselen van internal governance (deugdelijkbestuur) toepasselijk op de instellingen. Het bevatde prudentiële verwachtingen van de toezicht-houder ten aanzien van het deugdelijk bestuur vande instellingen onder de tweede pijler;

de principes die de toezichthouders zullen hante-ren bij het evaluatieproces van het ICAAP(Supervisory Review and Evaluation Process of SREP)en de instrumenten die daarbij aangewend zullenworden (Risk Analysis System of RAS);

tenslotte de interactie tussen ICAAP en SREP in hetkader van de dialoog tussen de toezichthouders ende instellingen of in het kader van de prudentiëlemaatregelen opgelegd door de toezichthouder.

(37) Voor een definitie en beschrijving van het Supervisory Review Process, zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 222.(38) Guidelines on the application of the Supervisory Review Process under Pillar 2. Dit en andere documenten zijn

consulteerbaar op www.c-ebs.org.

Page 25: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

25

Prudentiële materies

Samenwerking tussen toezichthouders in het kadervan grensoverschrijdende groepen (39)

Binnen het kader zoals vastgelegd door de CRD, bevathet document bepalingen over samenwerking tussentoezichthouders die zich in de eerste plaats richten tottoezichthoudende overheden. Het document bevattoelichting zowel voor de samenwerking in het kadervan de eerste als van de tweede pijler. Wat de eerstepijler betreft is er bijzondere aandacht voor het procesvan modelvalidatie in uitvoering van artikel 129 van deCRD (40).

Het document bevat gedetailleerde richtlijnen voor deorganisatie van de prudentiële samenwerking tussentoezichthouders in de EU en dit met het oog op hetbevorderen van een efficiënt toezicht op bancaire groe-pen in de EU. Het dient de netwerking tussen toezicht-houders in de EU te versterken. De sector zelf heefthierop aangedrongen in de mate dat deze er de voor-keur aan geeft één centraal aanspreekpunt voor degehele groep te hebben in haar relaties met de toezicht-houders, en dit onverminderd de wettelijke bevoegd-heden van de toezichthouder van het gastland (hostsupervisor) voor de instellingen in zijn jurisdictie. Detendens naar een meer uitgesproken rol voor detoezichthouder verantwoordelijk voor het geconsoli-deerd toezicht (home supervisor) wordt verantwoorddoor de centralisatie van het risicobeheer en anderecruciale beheers- en controlefuncties bij de financiëlegroepen.

Werkzaamheden inzake de harmonisatie van hetschema voor de periodieke rapportering betreffendede nieuwe eigen-vermogensreglementering(‘Basel II’) (41)

CEBS ontwikkelde een «COmmon REPorting» (COREP)of geharmoniseerd schema voor periodieke rappor-tering betreffende de nieuwe eigen-vermogensrappor-tering (in uitvoering van de CRD). Hierdoor zal deprudentiële informatie-uitwisseling tussen de Europesebanktoezichthouders vereenvoudigen.

Homogeniteit en flexibiliteit zijn de kenmerken van hetvoorgestelde schema voor de rapportering van de ei-gen-vermogensvereisten voor krediet-, markt- en ope-rationeel risico. Enerzijds laat het geharmoniseerdschema toe om prudentiële informatie te rapporterengebruikmakend van gemeenschappelijke formaten endefinities waarbij anderzijds de toezichthouders overde flexibiliteit beschikken om het niveau van detail vandeze informatie te bepalen.

De consultatie van de sector over het desbetreffendeschema leidde in de definitieve versie tot een vermin-dering van de omvang van te rapporteren informatieen een verhoogde aandacht voor moeilijkheden diezouden kunnen optreden bij de invoering van het des-betreffende schema door de betrokken instellingen.De laatste aanpassingen opgenomen in de CRD wer-den eveneens ingelast.

De definitieve versie - zoals gepubliceerd begin 2006 -zal in België de basis vormen voor het schema inzakede periodieke rapportering van de instellingen onder-hevig aan het nieuwe reglement eigen vermogen vanaf1 januari 2007.

Uitwerking erkenningsprocedure voor deaanwending van externe rating agentschappen (42)

Instellingen die onder de nieuwe eigen-vermogensreglementering het door hen gelopenkredietrisico inschatten volgens de standaard-benadering (43) maken hierbij gebruik van externeratings toegekend aan hun tegenpartijen. Alvorens eeninstelling gebruik kan maken van de ratings van eenspecifiek extern rating agentschap, dient het agent-schap te voldoen aan de criteria opgenomen in de CRD.

CEBS heeft begin 2006 een document gepubliceerdover de erkenning van rating agentschappen in hetkader van de CRD. Met het oog op een verhoogdeefficiëntie kunnen de toezichthouders opteren voor eendirecte erkenning waarbij een toezichthouder – al danniet in samenwerking met andere toezichthouders -de agentschappen zelf evalueert of er kan gekozenworden om gebruik te maken van het beginsel van dewederzijdse erkenning waarbij de toezichthouder zichbaseert op de evaluatie van een andere toezichthouder.

(39) Guidance on supervisory cooperation for cross-border banking and investment firms groups.(40) Het beginsel van artikel 129 van de CRD is toegelicht in dit verslag, p. 19.(41) Guidelines on Common Reporting.(42) Guidelines on the recognition of external credit assessment institutions.(43) Naast de standaardbenadering voor kredietrisico, worden externe ratings ook aangewend bij de berekening van de eigen-

vermogensvereisten bij effectiseringsverrichtingen.

Page 26: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

26

CBFA 2005

Richtlijnen inzake invoering, validatie en beoordelingvan de interne rating benadering (kredietrisico) engeavanceerd meetsysteem (operationeel risico) (44)

Met het oog op een maximale afstemming van de prak-tijken tussen de Europese banktoezichthouders, werkteCEBS richtlijnen uit met betrekking tot de invoeringvan de minimumvereisten voor het gebruik van de in-terne rating benaderingen voor kredietrisico (InternalRating Based Approach) en de geavanceerde meet-benadering voor operationeel risico (AdvancedMeasurement Approach). Dit document is nog in con-sultatie en zal in het eerste semester van 2006 wordengefinaliseerd.

Een van de behandelde onderwerpen, is de aanvraagvoor het gebruik van een interne rating- en/of eengeavanceerde meetbenadering. De richtlijnen stroom-lijnen de aanvraag en het beslissingsproces tussen deverschillende betrokken toezichthouders. Verwachtwordt dat de toezichthouders een gemeenschappelijkstandpunt innemen met betrekking tot de volledigheidvan een dossier en de verwachte documentatie.

Naast de bepalingen rond het aanvraagdossier voor deberekeningsmethodes voor eigen-vermogenvereisten,worden bijkomende richtlijnen en gemeenschappelijkeinterpretaties gegeven over een breed spectrum vanonderwerpen waaronder de validatie van modellen ende definitie van wanbetaling (definition of default).

Niettegenstaande de richtlijnen ter ondersteuning voorde toezichthouders opgesteld zijn, zijn deze tevens re-levant voor de instellingen onderworpen aan dit toe-zicht.

Richtlijnen inzake een Supervisory DisclosureFramework

Met als doel een belangrijke impuls te geven aan detransparantie in de omzetting van de nieuwesolvabiliteitsrichtlijn (Capital Requirement Directive) eneen convergente toepassing van toezichtspraktijken inde EU-lidstaten na te streven, heeft CEBS eensupervisory disclosure framework ontwikkeld. Dit in-strument zal aan elke publieke eindgebruiker de mo-gelijkheid bieden om convergentie in de omzetting vande nieuwe richtlijn tussen lidstaten op te volgen en omeen vergelijking te maken van de invulling gelaten aannationale instanties, alsook van de criteria en metho-

dologieën die door toezichthouders gehanteerd wor-den in het supervisory review process (de zogenaamdetweede pijler van de Bazel 2-architectuur) (45). Ten-slotte zal vanuit de CEBS-website de vergelijkbaarheidvan en de toegang tot de nationale wetteksten en re-gelgevingen worden bevorderd.

Het project wordt voorbereid in de loop van 2006, omvanaf 2007 operationeel te kunnen zijn.

Ontwikkelingen in de domeinen boekhoudingen audit

De Expert Group on Accounting and Auditing (EGAA)volgt binnen CEBS de ontwikkelingen betreffendeaccounting en audit. Specifieke werkgroepen volgende werkzaamheden van de International AccountingStandards Board (IASB) en de International Auditingand Assurance Standards Board (IAASB). CEBS levertcommentaar op de verschillende documenten die doorbeide internationale instellingen ter consultatie wor-den gepubliceerd.

Zoals vermeld in het vorige jaarverslag (46) werkte CEBSaan het harmoniseren van de prudentiële financiëlerapportering voor banken onder IAS/IFRS. Een eersteversie van het rapporteringspakket werd ter consulta-tie gepubliceerd in de lente van 2005. De definitieveversie werd gepubliceerd in december 2005 (47). Hetpakket is gekend onder de naam FINREP.

Het rapporteringspakket is ontworpen voor deprudentiële financiële rapportering voor banken die eengeconsolideerde jaarrekening opstellen onder interna-tionale boekhoudnormen. Het pakket is consistent metdeze normen. Sommige elementen van het pakket gaanverder dan de vereisten van de normen maar dit wordtnoodzakelijk geacht omwille van het prudentieel be-lang van de gegevens of omwille van de band met derapportering gereglementeerd eigen vermogen(COREP(48)).

Binnen FINREP wordt een onderscheid gemaakt tussenzogenaamde kern (core) en andere (non-core) gege-vens. De balans en de resultatenrekening zijn kern-gegevens (core), de overige elementen van FINREP zijnnon-core. Het gebruik van FINREP is geen verplichtingmaar er werd binnen CEBS afgesproken dat wanneereen toezichthouder FINREP informatie vraagt, minstensalle core informatie wordt gevraagd. Toezichthouders

(44) Validation and assessment of the risk management and risk measurement systems.(45) Voor een beschrijving van het supervisory review process, zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 222.(46) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 27.(47) Zie www.c-ebs.org.(48) Zie dit verslag, p. 25.

Page 27: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

27

Prudentiële materies

die non core informatie vragen zullen dit doen zoalsgedefinieerd in FINREP. Toezichthouders kunnen bijko-mende informatie vragen wanneer zij dat noodzakelijkachten.

FINREP is een belangrijke stap in het stroomlijnen vande prudentiële financiële verslaggeving binnen Europa:de core informatie en de definiëring van de non-coreelementen zijn voortaan gestandaardiseerd. FINREP zalgeregeld worden bijgewerkt.

CEBS zal zo snel mogelijk een eXtensible BusinessReporting Language (XBRL) (49) taxonomie voor FIN-REP ontwikkelen en ter beschikking stellen van de ge-bruikers.

Het Belgische rapporteringspakket schema A en FIN-REP zijn in lijn. De bestaande versie van het schemaA (50) is gesteund op de consultatieversie van FINREPen zal in de loop van 2006 worden afgestemd met definale versie van het Europese pakket.

1.1.1.1.5.4. Comité van EuropeseToezichthouders op verzekeringenen bedrijfspensioenen

Solvency II

De Europese Commissie heeft CEIOPS om advies ge-vraagd over een nieuw prudentieel regime voor deverzekeringsondernemingen (Solvency II) (51) binnende Europese Unie. De vraag naar advies werd opge-deeld in drie luiken die waves of calls for advice wor-den genoemd. Voor de derde wave zal dit in 2006gebeuren.

De adviezen worden door de Europese Commissie ge-bruikt voor het opstellen van een richtlijn die het toe-komstig prudentieel toezichtskader voor verzekerings-ondernemingen vastlegt. Dit nieuwe kader is funda-menteel verschillend van het bestaande. De EuropeseCommissie voorziet een eerste ontwerp van richtlijntegen oktober 2006 voor te leggen.

First wave of calls for advice

In de eerste wave werden de volgende onderwerpenbehandeld: interne controle en risicobeheersing, dealgemene toezichtspraktijk, kwantitatieve instrumen-ten in de toezichtspraktijk, transparantie in de uitoefe-ning van het toezicht en beleggingsregels en beheervan balansrisico’s (asset and liability management,hierna ALM genoemd).

Inzake interne controle en risicomanagement (InternalControl and Risk Management) identificeert het advieseen reeks van regels die een deugdelijk bestuur en over-eenstemmende risicobeheersprocedures zouden moe-ten waarborgen.

Goed bestuur vereist een aangepaste organisatie, eenduidelijke aflijning van verantwoordelijkheden, «fit andproper» vereisten voor sleutelpersoneel en aandeelhou-ders, doeltreffende processen voor de beheersing vande risico’s waaraan de onderneming is blootgesteld, eenaangepast en voldoende begrepen systeem van internecontrole, afdoende rapporteringsmechanismes en eenaudit raamwerk. Risicobeheersing betekent inzicht in deaard en de omvang van de risico’s waaraan de onderne-ming is blootgesteld zodat corrigerende actie in het risico-profiel van de onderneming mogelijk wordt.

De rol en de verantwoordelijkheid van de bestuurs-organen van de onderneming in dit alles wordt in hetadvies aangegeven.

Wat het algemeen toezicht (Supervisory Review Process(general)) betreft, geeft het advies de componentenvan een dergelijk toezicht aan. Van de toezichthouderwordt verwacht dat hij het risicoprofiel, deadequaatheid van de financiële middelen en van debedrijfsvoering van de onderneming op continue wijzeevalueert. Die evaluatie stoelt op kwantitatieve en kwa-litatieve elementen en gebeurt zowel ter plaatse als opbasis van documenten. De tussenkomsten van detoezichthouder zijn tijdig, gebaseerd op duidelijke cri-teria en aangepast aan de objectieven van deverzekeringsregels.

(49) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 32 et 33.(50) Zie dit verslag, p. 38.(51) Zie het jaarverslag CBFA 2004, p. 28: «Solvency II staat voor een volledige hertekening van de prudentiële regels voor het

verzekeringstoezicht. Centraal hierbij staat een risico-georiënteerde aanpak waarbij de voor gecontroleerdeondernemingen gestelde vereisten zullen afhangen van de risico’s waaraan zij zijn blootgesteld.»

Page 28: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

28

CBFA 2005

De kwantitatieve instrumenten (Supervisory Review Process(quantitative tools)) nodig voor een goede toezichtspraktijkworden in het advies opgesomd. Als instrumenten geschiktom een verslechterende financiële toestand te detecterenvermeldt het advies knipperlichtratio’s, stress tests,gevoeligheidsanalyse en scenarioanalyse.

De transparantie in de uitoefening van het toezicht(Transparency of Supervisory Action) zou moeten ge-waarborgd worden door het ter beschikking stellen aanhet publiek van informatie inzake de procedures, me-thodes en criteria die de toezichthouder hanteert.

Wat de regels inzake het beheer van de beleggingen envan de balansrisico’s (Investment Management Rules enALM) betreft, stelt het advies dat verzekerings-ondernemingen een globale beleggingsstrategie moetenhebben, met inbegrip van een strategie inzake ALM. Hetadvies identificeert ook de bevoegdheden van de bestuurs-organen en het management van de onderneming in dezematerie. Beperkingen per beleggingscategorie en regelsinzake concentratie worden aanbevolen. Te weinig diversi-ficatie kan aanleiding geven tot het opleggen van een bij-komende kapitaalvereiste door de toezichthouder.

Second wave of calls for advice

In de tweede wave werden adviezen geformuleerdomtrent de volgende onderwerpen: technische voor-zieningen leven, technische voorzieningen niet-leven,bijkomende veiligheidsmaatregelen, solvabiliteits-vereisten (volgens een standaard formule en volgenseen intern model), herverzekering, kwantitatieve im-pact studies, bevoegdheden van de toezichthouder,vereisten inzake passende ervaring en betrouwbaar-heid (fit and proper) voor leiders, andere vereisten voorleiders, peer review en groepsaangelegendheden encross-sectorale aandachtspunten.

Technische voorzieningen

Wat de technische voorzieningen betreft, gaat het adviesnader in op de methoden die gehanteerd worden voorhet kwantificeren van de verzekeringsverplichtingen.

De benadering waarvoor werd geopteerd, sluit nauw aanbij die van de toekomstige IFRS 4 normen en is, zowelvoor leven als voor niet-leven, gebaseerd op een gege-ven voorzichtigheidsniveau waaraan een nog te kalibrerenveiligheidsmarge zal moeten worden toegevoegd (zie hier-onder de «Quantitative Impact Studies» of QIS).

Er komen verschillende gekende problemen aan bod,zoals het identificeren van homogene risicogroepen, dewinstdeelname en de egalisatiemechanismen. De rol ende verantwoordelijkheid van de bestuursorganen vande onderneming worden benadrukt, zowel wat betreftde aanvaarding van het risico, als de middelen die wor-

den aangewend om een exacte meting en beheersingvan het risico te waarborgen (geïnformatiseerde opvol-ging, actuariële expertise, herverzekeringsdekking).

Kapitaalvereisten

Inzake kapitaalvereisten moeten de adviezen nog be-langrijke aanvullingen krijgen. De algemene ideeën in-zake het uittekenen van de vereisten zijn reeds vervatin de adviezen maar behoeven nog een verdere con-crete uitwerking.

- Minimale kapitaalvereisten(Minimum Capital Requirement of MCR)

Het advies bepaalt dat een minimale solvabiliteitsvereiste(Minimum Capital Requirement of MCR) moet wor-den vastgesteld. Haalt de onderneming dit niveau nietmeer, dan is het risico waaraan de verzekerden zijnblootgesteld, onaanvaardbaar geworden. Zodra ditgegeven zich voordoet, grijpt de toezichthoudendeoverheid in door de strengst mogelijke correctie-maatregelen op te leggen.

Ook de activa ter dekking van de technische voorzie-ningen en de solvabiliteitsvereiste zullen moeten vol-doen aan specifieke vereisten aangaande hun aard,liquiditeit, kwantificatie en diversificatie. Aan dezeactiefbestanddelen zullen tevens concentratielimietenworden opgelegd. Voor het beheer van de activa enpassiva zal een strategie moeten worden gevolgd dieis goedgekeurd door de raad van bestuur. De raad dienteen procedure in te stellen om de correcte toepassingvan deze strategie te waarborgen.

- Vereist solvabiliteitskapitaal(Solvency Capital Requirement of SCR) –standaardformule

Het advies stelt dat het vereiste solvabiliteitskapitaal(SCR) het kapitaal is dat nodig is om met een voorafbepaalde zekerheid onvoorziene verliezen te kunnenabsorberen die zich voordoen binnen een vooraf be-paalde periode. Kwantitatieve impact studies (QIS) zul-len uitsluitsel moeten geven over het niveau van zeker-heid dat moet worden gekozen. De standaardformulegaat alle materiële kwantificeerbare risico’s omzettenin kapitaalvereisten. Voor verzekeringsrisico, marktrisico,kredietrisico en operationeel risico wordt de kapitaal-vereiste bepaald door de toepassing van een standaard-methode voor het risico in kwestie. Dit model wordtaangevuld met eenvoudige scenariotechnieken. Deaggregatie van de verschillende kapitaalvereisten moetgebeuren rekening houdend met mogelijke diversifi-catie-effecten. Dit laatste vereist nog verdere analyse.

Naast de kwantitatieve vereisten inzake kapitaal, die-nen de ondernemingen volgens CEIOPS ook een beleidinzake het aanhouden van kapitaal vast te stellen. In het

Page 29: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

29

Prudentiële materies

kader van die politiek definiëren zij een niveau van kapi-taal dat zij doorlopend wensen aan te houden.

De aangepastheid van het kapitaalniveau is het voor-werp van het toezichtproces, dat kan leiden tot hetopleggen van een additionele kapitaalvereiste.

- Vereist solvabiliteitskapitaal – Interne modellen

In zijn advies stelt CEIOPS dat de solvabiliteitsvereistemag worden berekend aan de hand van een internmodel van de onderneming en dat dit overigens devoorkeur verdient boven de standaardformule. Er kanook met partiële interne modellen worden gewerkt voorhet dekken van specifieke risico’s of uitzonderlijke si-tuaties. Deze partiële modellen zullen evenwel moe-ten worden ingepast in het conceptuele raamwerk vaneen totaalmodel of van de standaardformule.

Het interne model moet gevalideerd worden door detoezichthouder. Daartoe dient het te voldoen aan di-verse criteria onder meer wat betreft de kwaliteit vande gebruikte statistieken, de correcte kalibrering en heteffectieve gebruik ervan in de beheersmodellen.

Het validatieproces is een continu proces. Dit houdt indat de criteria te allen tijde moeten worden nageleefd.

Het gebruik van een intern model is enkel mogelijk in-dien de bedrijfsleiding van de onderneming er tot hethoogste echelon bij betrokken is en er passende midde-len in menselijk en technisch opzet worden ingezet.

- Technieken van risicoreductie (risk mitigation)

Er is een afzonderlijk advies gewijd aan de verminderingvan de blootstelling aan risico’s. Het gaat daarbij om deal dan niet traditionele herverzekeringstechnieken, als-ook om de financiële technieken om posities te dekkenmet derivaten. Voor de herverzekering moeten strikteprocedures gelden die zijn ingepast in een algemenestrategie voor risicoaanvaarding en -beheersing. De her-verzekering heeft uiteraard een weerslag op desolvabiliteitsvereiste. Hier zal dan ook rekening meeworden gehouden bij de berekening van de SCR. Of deherverzekering ook in aanmerking wordt genomen voorde MCR, zal afhangen van de basisopties die zijn geno-men bij de berekening ervan.

Kwantitatieve Impact Studies(Quantitative Impact Studies of QIS)

In het kader van de voorbereiding van Solvency II werdaan CEIOPS gevraagd om het voorgestelde prudentiëleregime te staven met resultaten van kwantitatieve im-pact studies (Quantitative Impact Studies). Dergelijke stu-dies houden in dat nationale toezichthouders een inzichtkrijgen in de impact van de nieuwe solvabiliteitsvereistenop de balansstructuur van de verzekeringssector. Eeneerste impact studie werd reeds in oktober 2005 gelan-

ceerd, waarbij men een markt-consistente waardering vantechnische provisies beoogde, alsook het testen van hetniveau van veiligheid van de huidige technische provisies.Er kan verwacht worden dat er meerdere impact studiesverricht zullen worden om ontwikkelingen van de SolvencyII regels en om hypothesen te testen. Daarbij zal elkeimpactoefening een verfijning zijn van de vorige.

Bevoegdheden van de toezichthouder

CEIOPS stelt dat de bevoegdheden van de toezicht-houder toereikend moeten zijn om de belangen vande polishouders en andere rechthebbenden te bescher-men, de solvabiliteit van de verzekeringsondernemingente vrijwaren en de naleving van de Europese en natio-nale regelgeving af te dwingen. De toezichthoudermoet daarom een directe toegang hebben tot om heteven welke informatie die relevant kan zijn met hetoog op het bereiken van de gestelde objectieven.

CEIOPS formuleert voorts de volgende beginselen:

De toezichthouder moet de naleving door de ondernemingvan de regelgeving (compliance) kunnen evalueren. Hij moetpreventieve en corrigerende maatregelen kunnen nemenmet het oog op de verwezenlijking van dat doel.

Een andere bevoegdheid betreft de evaluatie van de finan-ciële toestand van de onderneming. De toezichthouder moetpreventief kunnen ingrijpen wanneer naar zijn inschattingde solvabiliteit van de onderneming gevaar loopt. Wanneerhet vereiste solvabiliteitsniveau (SCR en MCR) niet meer wordtgehaald, dan moet de toezichthouder vanzelfsprekend kun-nen optreden en eisen dat de onderneming het probleemremedieert en onmiddellijk de maatregelen neemt zoals doorde toezichthouder opgelegd.

Ook inzake het beheer van de onderneming heeft detoezichthouder bevoegdheden. Aldus kan hij eisen datde politiek, de strategie en de procedures met betrek-king tot de interne controle en het risicomanagementgecorrigeerd en versterkt worden. Zijn toezicht strektzich ook uit tot activiteiten die door de ondernemingzijn uitbesteed. Wat de beoordeling betreft van de pas-sende ervaring en betrouwbaarheid (fit and proper)van leiders en aandeelhouders, heeft de toezichthoudereen vanzelfsprekende opdracht (zie ook verder).

Ieder gebruik van preventieve of correctieve maatre-gelen door de toezichthouder gebeurt overeenkom-stig vooraf vastgestelde en gekende principes.

Controleniveaus

Het advies identificeert verschillende controleniveau’sen de interventie van de toezichthouder is verschillendal naargelang het controleniveau dat overschredenwordt. Aldus geeft het niet langer halen van het ver-eiste solvabiliteitskapitaal (SCR) aanleiding tot een se-

Page 30: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

30

CBFA 2005

rie maatregelen en acties met het oog op een zo snelmogelijk herstel van de financiële toestand, ten laatstebinnen het jaar en dit volgens een concreet en haal-baar plan goedgekeurd door de toezichthouder. Demaatregelen kunnen erg divers zijn en gaan van eenverzoek tot kapitaalverhoging tot het indijken van derisico’s middels een beperking van het onderschrijvenvan nieuwe risico’s.

Is het beschikbaar kapitaal niet langer toereikend omde minimum kapitaalvereiste (MCR) te dekken danzullen er afhankelijk van de ernst en van de evolutievan de situatie verschillende maatregelen worden ge-nomen. Zo krijgt de onderneming een korte periodeom het kapitaal opnieuw op het niveau van MCR tebrengen. Bij in gebreke blijven zal de toezichthouderde procedure van ontbinding van de onderneming opgang brengen.

Passende ervaring en betrouwbaarheid(fit and proper)

- Sleutelpersoneel

Het algemene principe is dat sleutelpersoneel in kri-tieke functies binnen de verzekeringsondernemingmoet voldoen aan de vereisten van passende ervaring(fit) en betrouwbaarheid (proper). De bewijslast ligt bijde persoon of de onderneming; de toezichthouderevalueert. Daar waar de leden van de Raad van Be-stuur (of een equivalent orgaan) betrouwbaar en res-pectabel moeten zijn, moeten de leden van het Directie-comité, of van het hoogste uitvoerende orgaan, nietalleen individueel voldoen aan de geschikheidsvereistenmaar ook als geheel genomen over een afdoende theo-retische en praktische kennis beschikken over hetverzekeringswezen.

CEIOPS verstaat onder fit dat de kwalificaties, kennisen ervaring van de persoon onderworpen aan de fitnessvereiste als voldoende en adequaat worden beschouwd.Proper heeft dan weer betrekking op (voorbije en hui-dige) houding en gedrag van de persoon. Houding engedrag moeten zo zijn dat geen twijfel kan bestaanover de integriteit van de betrokken persoon.

- Aandeelhouders

Gekwalificeerde aandeelhouders worden al evenzeergeacht geschikt te zijn. Dit impliceert onder meer dataandeelhouders over aangepaste financiële mogelijk-heden beschikken, dat de potentiële aandeelhoudergeen negatieve invloed heeft op het gezond beheeren de doelstellingen van de onderneming en dat hijinteger en betrouwbaar is. Er wordt niet enkel gepleitvoor een geharmoniseerde set van fit and proper crite-ria binnen de EU maar ook over financiële sectorenheen met het oog op het bevorderen van de doeltref-fendheid van het toezicht.

Peer review

De bedoeling van peer reviews is het bevorderen vande convergentie in de door de toezichthouder gebruiktewerkmethodes met het oog op een gelijk gerichte aan-pak tussen toezichthouders. CEIOPS zal hiertoe een setvan principes en maatregelen definiëren waaroptoezichthouders zich kunnen baseren voor het ontwer-pen van een concreet kader voor de peer review.

Groepsaangelegenheden en cross-sectoraleaandachtspunten

Voor de specifieke problemen die zich voordoen bij hettoezicht op (verzekerings- of financiële) groepen, wer-den drie analyses gemaakt die respectievelijk betrek-king hebben op de reglementaire arbitrage, de kapitaal-vereiste op groepsniveau en het proces van het toe-zicht op de groep.

Teneinde het arbitragerisico uit te schakelen, is het vol-gens CEIOPS van doorslaggevend belang om voor alledeelgebieden van de financiële sector een grote cohe-rentie na te streven bij de erkenning van de solvabiliteits-componenten. Daarnaast moet in de verschillende deel-sectoren ter dekking van een bepaald risico, eenzelfdeeigen-vermogensniveau worden opgelegd, ongeachtde sector waar dit risico zich voordoet. Voor het vast-stellen van de kapitaalvereiste zal, net als bij het solo-toezicht, de SCR moeten worden berekend. Zoals deMCR thans is gedefinieerd, vormt zij op zich geen spe-cifieke vereiste op groepsniveau, maar moet zij wor-den beschouwd als een minimumdrempel van de SCR.De raming ervan zou de som van de MCR’s van desamenstellende entiteiten van de groep moeten bena-deren. CEIOPS pleit voor een berekening van de SCRop groepsniveau aan de hand van een intern model.

Zowel bij een intern model als bij een standaardformule,moet voor de berekening van de kapitaalsvereiste re-kening worden gehouden met de aanvullende vereis-ten die voortvloeien uit de specifieke risico’s van degroep en met de eventuele voordelen ingevolge derisicodiversificatie.

Het controleproces zal afhangen van de wijze waaropde betrokken toezichthouders samenwerken. Er werdgeopteerd voor de aanstelling van een «groepstoezicht-houder». Die zal verantwoordelijk zijn voor het ver-richten van de specifieke controle op de groep als ge-heel, weliswaar in samenwerking met de toezicht-houders die de individuele entiteiten opvolgen.

Het validatieproces voor het interne model voor degroep, zal nader worden gepreciseerd in de antwoor-den op de derde wave of calls for advice.

Page 31: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

31

Prudentiële materies

Richtsnoeren voor de Coördinatiecomités

De richtlijn betreffende het aanvullend toezicht opverzekerings-onder-nemingen in een verzekerings-groep (52) impliceert een nauwere en frequentere sa-menwerking tussen de controle--autoriteiten. Om aandeze behoefte te vol-doen werd het Helsinki-protocolin het leven geroepen, dat in 2000 werd ondertekenddoor de toezicht-houders van alle lidstaten.

Onder de auspiciën van CEIOPS werd een werkgroepopgericht om richtsnoeren op te stellen voor decoördinatiecomités. Dit document (53), datgoed-gekeurd is door CEIOPS, beoogt twee doelstel-lingen: de praktijken op het vlak van het aanvullendtoezicht beter op elkaar afstemmen en dewerkzaam-heden van de coördinatiecomités efficiën-ter en effectiever maken.

De coördinatiecomités bestaan uit vertegenwoordigersvan de controleautoriteiten van elke Lid-Staat waar deverzekeringsgroep verzekeringsondernemingen heeft.De toezichts-aspecten die door deze comités wordenbehandeld, vormen een aanvulling op het toezicht datop nationaal niveau wordt uitgeoefend.

De richtsnoeren gaan uitvoerig in op de essentiële pun-ten die aan bod zouden moeten komen tijdens de ver-gaderingen van de coördinatiecomités:

de structuur en de strategie van de groep,

de systemen voor interne controle en risicobeheervan de groep,

aspecten die betrekking hebben op het kapitaal(beschikbaarheid, spreiding, over-draag--baar-heid),

de berekening van de aangepaste solvabiliteit opgroepsniveau,

de intragroeptransacties.

Het document bevat een hoofdstuk over de houdingdie de coördinatiecomités moeten aannemen in crisis-situaties en onder-streept het belang van het instellenvan procedures voor crisisbeheer, zowel op het vlakvan informatie als van coördinatie.

Verder wordt in het document nader ingegaan op derol van de verschillende partijen in decoördinatie-comités, zoals die is vastgelegd in het pro-

tocol. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aande rol van de «sleutelcoördinator» en van de «leidendetoezichthouder», die belast is met de coördinatie vande activiteiten die vereist zijn om het aanvullend toe-zicht te kunnen uitoefenen. De leidende toezichthouderspeelt een belangrijke rol bij de verzameling, analyseen verspreiding van de relevante informatie over degroep. Hij wordt met eenparigheid van stemmen aan-gewezen door de leden van het coördinatiecomité. Bijgebrek aan eenparigheid wordt de aanwijzing voorge-legd aan CEIOPS.

In het document wordt onderstreept dat het aanvul-lend toezicht op groepsniveau het toezicht op de indi-viduele entiteiten niet vervangt. Het individuele toe-zicht blijft tot de bevoegdheid behoren van detoezicht-houder van de Lid-Staat van oorsprong.

Vanaf 2006 wordt er van start gegaan met een conti-nue controle en evaluatie van de goede werking vande coördinatie-comités, die getoetst zal worden aande criteria die in de richtsnoeren zijn vastgelegd.

Verslag over de wijzigingen die zouden kunnenworden aangebracht in de richtlijn voorverzekeringsgroepen (98/78/EG)

De richtlijn over het aanvullend toezicht op verzekerings-ondernemingen in een verzekerings-groep (54) is aan-genomen op 27 oktober 1998.

Artikel 11 van deze richtlijn bepaalt dat de EuropeseCommissie in januari 2006 een verslag zal moeten voor-leggen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn. In ditverslag kan zij wijzigingen aanbevelen om de toepas-sing van de richtlijn te verge-makkelijken. De EuropeseCommissie heeft CEIOPS gevraagd een ontwerpverslagop te stellen. CEIOPS heeft deze opdracht toevertrouwdaan de subwerkgroep Insurance Groups SupervisionCommittee (IGSC). De IGSC heeft zijn ontwerp voor-gelegd aan CEIOPS, dat het heeft aangenomen na eenopen consultatie (55).

De aanbevelingen die in dit verslag geformuleerd wor-den vormen een eerste stap in het algemeen denk-proces over het toezicht op verzekeringsgroepen.

Het verslag doet geen afbreuk aan het coördinatie-proces tussen de controle-autoriteiten.

(52) Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht opverzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB nr. L 330 van 5.12.1998, p. 1).

(53) CEIOPS–DOC–02/05 «Guidelines for Coordination Committees in the Context of Supplementary Supervision as defined bythe Insurance Groups Directive» (98/78/EC) – February 2005.

(54) Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 oktober 1998 over het aanvullend toezicht opverzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB nr. L 330 van 5 december 1998, p. 1).

(55) CEIOPS-DOC-04/05 «Recommendation on possible need for Amendments to the Insurance Groups Directive» – October 2005.

Page 32: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

32

CBFA 2005

Wel worden er in het verslag een aantal voorstellengeformuleerd waarvan de meeste tot doel hebben som-mige bepalingen van de richtlijn voor verzekerings-groepen af te stemmen op die van de richtlijn voorfinanciële conglomeraten (56):

invoering van de functie van coördinator tussen debetrokken controleautoriteiten. Deze coördinatorvervult taken in verband met het aanvullend toe-zicht op groepsniveau,

mogelijkheid voor de coördinatiecomités - die be-staan uit vertegenwoordigers van de controle-autoriteiten - om van de groepen waarvan demoedermaatschappij in een derde land gevestigdis, te eisen dat zij hun structuur aanpassen, metname door in de Europese Economische Ruimte eenverzekeringsholding op te richten;

overdracht naar de controleautoriteiten zelf van debevoegdheid van de Lid-Staten om bepaalde onder-nemingen vrij te stellen van de verplichting om eenaangepaste solvabiliteitsmarge te berekenen,

mogelijkheid voor de ondernemingen die deel uit-maken van een grens-over-schrijdende groep omnaar keuze een van de drie methodes voor de be-rekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge tegebruiken, ook al gaat het om een methode die opnationaal niveau niet is toegelaten bij het toezichtop binnenlandse groepen,

overname van de eisen van de richtlijn voor finan-ciële conglomeraten voor de interne controle enhet risicobeheer.

Tot slot zouden crisissituaties explicieter aan bod moe-ten komen in de richtlijn. CEIOPS zou een definitie kun-nen uitwerken van het begrip «crisissituatie» en zoukunnen bepalen in welke gevallen de uitwisseling vaninformatie binnen het Coördinatiecomité gerechtvaar-digd of noodzakelijk zou zijn.

Implicaties van de IAS/IFRS-normen voor hetprudentiële toezicht op deverzekeringsondernemingen

De invoering van de IAS/IFRS-normen heeft een ingrij-pende invloed op de geconsolideerde jaarrekening vande verzekeringsondernemingen (57). Dit heeft CEIOPSertoe aangezet zijn aandacht toe te spitsen op de mo-gelijke gevolgen die de toepassing van de internationaleboekhoudnormen kan hebben voor de kwaliteit van desolvabiliteitsmarge. Om de solvabiliteitsmarge vast te

stellen wordt namelijk uitgegaan van de boekwaardevan haar samenstellende bestanddelen. Een wijzigingvan de boekhoudregels kan dan ook een weerslag heb-ben op de samenstellende bestanddelen van de marge,van de dekkingswaarden en van de beschikbare en ver-eiste marges indien er geen correctiefactoren wordenopgelegd door de toezichthoudende overheid. Het kanoverigens verantwoord zijn om voor de berekening vande solvabiliteitsmarge af te wijken van de boekhoud-kundige benadering, aangezien de doelstelling die opboekhoudkundig gebied wordt nagestreefd, verschilt vande doelstelling die de prudentiële regels beogen, name-lijk de bescherming van de verzekerden.

Deze overweging indachtig heeft CEIOPS een aanbeve-ling (58) gepubliceerd waarin een aantal correctiefact-oren worden aangereikt («prudentiële filters» genoemd)die de prudentiële toezichthouders kunnen toepassenom de gevolgen van de overgang naar een anderboekhoudstelsel voor de solvabiliteit van de verzekerings-ondernemingen te neutraliseren. Het is vervolgens aande toezichthoudende overheden om te oordelen of hetopportuun is deze prudentiële filters toe te passen.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat het de bedoe-ling is deze filters slechts gedurende een beperkte pe-riode te hanteren aangezien de nieuwe «Solvency II»-regeling, die thans wordt uitgewerkt, zou moeten aan-sluiten bij de nieuwe boekhoudnormen. Op termijnzullen de prudentiële filters dan ook overbodig wor-den of nog maar zelden worden toegepast.

1.1.1.1.5.5. Comité voor Bankentoezichtvan de Europese Centrale Bank

In 2004 werd het mandaat van het Comité voor Banken-toezicht van de Europese Centrale Bank, samengestelduit vertegenwoordigers van de Europese bankentoezicht-houders en centrale banken, herzien om duidelijk deverschillende activiteitsdomeinen van het Comité en hetnieuw opgerichte «niveau 3» Comité van EuropeseBankentoezichthouders af te bakenen (59). De verdereimplementatie van dit nieuwe mandaat in de loop van2005 versterkte de focus van de werkzaamheden vanhet Comité op de analyse van de financiële stabiliteit.

De analyse van conjuncturele en structurele ontwikkelingenin de Europese banksector vanuit het oogpunt van de finan-ciële stabiliteit blijft het eerste aandachtspunt uitmaken vanhet Comité voor Bankentoezicht. Ze is gericht op het verkrij-gen van een beter inzicht in de wisselwerking tussen debanksector, de economie en de financiële markten.

(56) Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullend toezicht op kredietinstellingen, verzekerings-ondernemingen enbeleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (PB nr. L 35/1 van 11 februari 2003).

(57) Zie het jaarverslag 2005, p. 31.(58) Zie Implications of IAS/IFRS introduction for the prudential supervision (www.ceiops.org).(59) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 29.

Page 33: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

33

Prudentiële materies

In dat kader publiceerde het Comité gedurende hetverslagjaar opnieuw een omstandige analyse van destabiliteit van de Europese banksector, alsook een over-zicht van de belangrijkste structurele ontwikkelingenin de sector (60). Dit laatste rapport omvatte eveneensvier korte thematische studies over gesyndiceerdekredietverlening, de concurrentie op de Europese mark-ten voor hypothecair krediet, de structuur van de Eu-ropese Unie markt voor consumentenkrediet en de stra-tegieën van een staal van internationaal actieve Euro-pese banken inzake internationalisering.

Daarenboven onderzocht het Comité de interactiestussen grote Europese kredietinstellingen en hefboom-fondsen. Het onderzoek, waarvan de resultaten even-eens werden gepubliceerd, toonde aan dat er aan-wijzigen zijn dat de rechtstreekse blootstelling van dekredietinstellingen aan kredietrisico via investeringenin - of kredietverlening aan - hefboomfondsen stijgt,maar in het algemeen relatief beperkt blijft ten op-zichte van het balanstotaal van de kredietinstellingen.Een verdere stijging van de absolute en relatieve om-vang van de blootstelling aan krediet- en andere risi-co’s zoals markt-, tegenpartij- en operationele risico’sverbonden aan verrichtingen met hefboomfondsen lijktdesalniettemin waarschijnlijk, gegeven de voortdurendeexpansie van de hefboomfondsindustrie in Europa. Debij het onderzoek betrokken kredietinstellingen lekenin het algemeen strikte vereisten en limieten te gebrui-ken inzake de blootstelling aan risico’s ten aanzien vanhefboomfondsen, in het bijzonder door het gebruikvan zekerheden bij het merendeel van de transacties.Het rapport van het Comité voor Bankentoezicht be-nadrukt echter enkele aandachtspunten, onder meerde eerder beperkte informatieverstrekking vanhefboomfondsen naar de kredietinstellingen toe, deonder druk staande discipline van kredietinstellingentegenover bepaalde tegenpartijen om wille vancompetitieve marktomstandigheden, het feit dat dedoor kredietinstellingen uitgevoerde stresstesten zichvaak baseren op historische scenario’s en niet altijd dewisselwerking tussen verschillende hefboomfondsen inrekening brengen en het feit dat de opmaak van eengeconsolideerd zicht van een financiële groep met be-trekking tot de blootstelling aan risico’s tegenover be-paalde individuele fondsen of fondsen met een gelijk-aardige beleggingsstrategie vaak problematisch blijkt.

Tot slot ging het Comité in een rapport eveneens in opde structuur van de banksector in de nieuwe lidstatenvan de Europese Unie.

Een andere component van het nieuwe mandaat vanhet Comité voor Bankentoezicht bestaat uit de bevor-dering van grensoverschrijdende samenwerking en in-formatie-uitwisseling tussen centrale banken enbankentoezichthouders, onder meer in de context vande preventie en efficiënte afhandeling van financiëlecrisissen. In dit kader werd er tijdens het verslagjaardoor een gezamenlijke werkgroep van het Comité voorBankentoezicht en van CEBS gewerkt aan aanbevelin-gen inzake de aanpak van financiële crisissen door cen-trale banken en bankentoezichthouders, met ondermeer aandacht voor de primaire verantwoordelijkheidvan de kredietinstellingen zelf voor het beheer van cri-sissen en de organisatie van (grens)overschrijdendecoördinatie inzake crisisbeheer en informatie-uitwisse-ling tussen autoriteiten. Deze aanbevelingen zullen inde loop van 2006 worden afgewerkt. Deze werkzaam-heden sluiten nauw aan bij de uitbreiding tot dethesaurieën van de multilaterale samenwerkings-overeenkomst (of Memorandum of Understanding)betreffende crisisbeheer tussen de Europese centralebanken en bankentoezichthouders (zie hierna).

1.1.1.2. Samenwerkingsovereenkomstentussen toezichthouders

MoU inzake samenwerking EUbanktoezichthouders, centrale banken enthesaurieën in crisissituaties

De banktoezichthouders, centrale banken enthesaurieën van de Europese Unie sloten een Memo-randum of Understanding on co-operation betweenthe Banking Supervisors, Central Banks and FinanceMinistries of the European Union in Financial Crisissituations (MoU) af inzake hun onderlinge samenwer-king in crisissituaties. Dit MoU bouwt voort op gelijk-aardige overeenkomsten tussen de EU banktoezicht-houders en de toezichthouders op betaalsystemen uit2001 en tussen de EU banktoezichthouders en de cen-trale banken uit 2003 (uitgebreid naar de nieuwe EU-lidstaten in 2004) (61). Dat MoU uit 2003 voorzag reedsin de toekomstige uitbreiding van de overeenkomst

(60) Deze en andere publieke rapporten van het Comité voor Bankentoezicht van de Europese Centrale Bank zijnconsulteerbaar op de website van de Europese Centrale Bank (www.ecb.int).

(61) Zie de jaarverslagen CBF 2000-2001, p. 137 en 2002-2003, p. 223, evenals het verslag van het Directiecomité CBFA 2004,p. 29.

Page 34: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

34

CBFA 2005

naar de thesaurieën toe en dit in het kader van debetrokkenheid en publieke verantwoordelijkheid vandeze overheidsinstanties bij het oplossen van financiëlecrisissen van systemische aard. Het nieuwe MoU werdna een uitgebreide consultatie tussen de betrokkenpartijen goedgekeurd tijdens de informele vergaderingvan EU ministers van financiën en centrale bank gou-verneurs van 14 mei 2005 en trad in voege op 1 juli2005. Voor België onderschreven naast de Commissieook de NBB en de Federale Overheidsdienst Financiënhet memorandum. De tekst en gedetailleerde inhoudvan het MoU werden niet publiek gemaakt.

Het toepassingsgebied van het MoU beslaat crisissenmet een grensoverschrijdende en systemische impactop individuele kredietinstellingen, bankgroepen en bank-onderdelen van financiële groepen alsook anderesystemisch belangrijke verwikkelingen die een weerslagkunnen hebben op betaalsystemen, andere markt-infrastructuren en financiële markten. De nadruk vanhet MoU ligt op de informatie-uitwisseling bij financiëlecrisissen. Het beschrijft principes en procedures voor hetuitwisselen van relevante informatie, inzichten en be-oordelingen en voorziet aldus in een platform voor desamenwerking tussen de EU autoriteiten in crisissitua-ties. Het MoU voorziet eveneens in de ontwikkeling vannoodplannen, het opstellen van contactlijsten en hetuitvoeren van stresstests en crisissimulaties. Al de in hetkader van dit MoU tussen de ondertekenende partijenuitgewisselde informatie is onderworpen aan de bepa-lingen omtrent confidentialiteit en beroepsgeheim diezijn voorzien in de Europese en nationale regelgevingterzake. De ondertekenende partijen dienen er in ditverband voor te zorgen dat de betrokken personeelsle-den die toegang hebben tot deze informatie zijn onder-worpen aan het beroepsgeheim.

Het MoU doet geenszins afbreuk aan de verantwoor-delijkheid van de eigenaars en aandeelhouders van fi-nanciële instellingen voor het oplossen van een finan-ciële crisis in een individuele instelling, noch aan debevoegdheden van de respectievelijke ondertekenendeautoriteiten inzake crisispreventie, -detectie en -mana-gement, financieel toezicht en financiële stabiliteit. Hetverschil met het uit 2003 daterende MoU tussen bank-

toezichthouders en centrale banken betreft niet alleende uitbreiding van de overeenkomst naar dethesaurieën, maar eveneens het feit dat het MoU tus-sen EU banktoezichthouders en centrale banken uit2003 reeds in een vroeger stadium van de ontwikke-ling van een financiële crisis kan worden geactiveerd,namelijk bij de detectie of bij het opleggen van speci-fieke beleidsmaatregelen door toezichthouders of cen-trale banken.

Samenwerkingsovereenkomst tussende Commissie en de toezichthoudervan Hong Kong

Begin 2005 hebben de Commissie en de Hong KongMonetary Authority een samenwerkingsovereenkomstgesloten via een uitwisseling van brieven waarin beidetoezichthouders zich ertoe hebben verbonden om sa-men te werken op het vlak van het toezicht op dekredietinstellingen.

De overeenkomst regelt de informatie-uitwisseling overde instellingen waarop de betrokken instellingen toe-zicht houden. Verder voorziet de overeenkomst ook inde mogelijkheid voor de toezichthouder van het landvan herkomst van een kredietinstelling om inspectiester plaatse te verrichten bij de dochters of de bijkantorenvan die kredietinstelling in het land van ontvangst.Wanneer een toezichthouder een dergelijke inspectieter plaatse wenst te verrichten, moet hij zijn buiten-landse collega-toezichthouder daarvan vooraf in ken-nis stellen. De toezichthouder van het land van ont-vangst kan beslissen om de inspecteurs van het landvan herkomst te vergezellen wanneer die een inspec-tie komen uitvoeren bij een dochter of een bijkantoorvan een kredietinstelling.

De samenwerkingsovereenkomst poneert als beginseldat de uitgewisselde informatie enkel mag wordengebruikt voor het toezicht op de betrokken instellin-gen. Indien één van de toezichthouders wettelijk ver-plicht is om de verkregen informatie door te spelenaan een derde, moet hij zijn buitenlandse collega-toezichthouder daarvan op de hoogte brengen en eroptoezien dat het vertrouwelijke karakter van die infor-matie wordt gevrijwaard.

Page 35: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

35

Prudentiële materies

1.1.2. Evolutie in de nationale reglementering

werp en de modaliteiten van het aanvullende groeps-toezicht, de regeling voor financiële dienstengroepenmet een moederonderneming buiten de Europese Eco-nomische Ruimte, de aanwijzing en opdracht van deautoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht,de informatieverstrekking en samenwerking tussen be-trokken autoriteiten, en de invoering vanafdwingbaarheidsmaatregelen. Daarnaast bevat hetkoninklijk besluit van 21 november 2005 diverse bepa-lingen die het algemeen reglement en het koninklijkbesluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op ge-consolideerde basis op kredietinstellingen wijzigen. Metdeze wijzigingen wordt het sectorale groepstoezichtop verzekeringsondernemingen en op krediet-instellingen aangepast. Ze beogen een grotere afstem-ming van het sectorale groepstoezicht op het groeps-toezicht met betrekking tot financiële dienstengroepen.

Tenslotte werd bij ministerieel besluit het besluit vande Commissie van 22 februari 2005 goedgekeurd, totwijziging van het besluit over het reglement op heteigen vermogen van de kredietinstellingen en van hetbesluit over het reglement op het eigen vermogen vande beursvennootschappen (65). Deze aanpassingen aande solvabiliteitsreglementering vloeien eveneens voortuit de voormelde richtlijn 2002/87/EG.

Voor een meer inhoudelijke toelichting bij de nieuweregeling aangaande het aanvullende toezicht op finan-ciële dienstengroepen en de aanpassingen aangaandehet vennootschappelijke toezicht en het sectoralegroepstoezicht, wordt verwezen naar het vorige ver-slag (66). Teneinde de invoering van deze belangrijkenieuwe wetgeving vlot te laten verlopen, pleegt deCommissie ruim overleg met de betrokken financiëledienstengroepen, alsook met de betrokken buiten-landse toezichthouders met wie samenwerkings-akkoorden in voorbereiding zijn.

1.1.2.1. Gemeenschappelijke aspecten

Wetgeving tot omzetting van de financiëleconglomeratenrichtlijn

In de verslagperiode is de wetgeving goedgekeurd enin werking getreden die de Europese richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 over het toezicht op finan-ciële conglomeraten omzet in Belgisch recht (62). Denieuwe wetgeving is van toepassing vanaf het boek-jaar dat aanvangt op of na 1 januari 2005.

Met de wet van 20 juni 2005 worden in de controle-wet verzekeringen, de bankwet, de wet van 6 april1995 en de ICB-wet, de basisbeginselen ingevoerd in-zake het aanvullend toezicht op verzekerings-ondernemingen, kredietinstellingen, beleggings-ondernemingen en beheervennootschappen, behorendtot een financiële dienstengroep (63). De wet omvatde essentiële aspecten van het aanvullende groeps-toezicht met betrekking tot financiële dienstengroepenen bepaalt dat de technische modaliteiten bij konink-lijk besluit geregeld worden. Naast de invoering vanhet aanvullende toezicht met betrekking tot financiëledienstengroepen wijzigt de wet van 20 juni 2005 even-eens de voormelde sectorale wetgevingen aangaandeaspecten van vennootschappelijk toezicht en sectoraalgroepstoezicht. Met deze laatste wijzigingen wordende prudentiële statuten in de verzekerings-, bank- enbeleggingsdienstensector meer met elkaar in overeen-stemming gebracht.

Het koninklijk besluit van 21 november 2005 vervol-ledigt de omzetting naar Belgisch recht van de richtlijn2002/87/EG (64). Het besluit heeft een dubbele doel-stelling. Enerzijds definieert het de technische modali-teiten van het aanvullende toezicht met betrekking totfinanciële dienstengroepen, zoals de procedure vooridentificatie van een financiële dienstengroep, het voor-

(62) Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezichtop kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en totwijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en vande Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad.

(63) Wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle derverzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, dewet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en debeleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer vanbeleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen (BS 26 augustus 2005).

(64) Koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen,verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectievebelegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende hetalgemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen (BS 30 november 2005).

(65) Belgisch Staatsblad van 2 december 2005.(66) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 38 en volgende.

Page 36: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

36

CBFA 2005

Wijziging van de circulaire over dewaakzaamheidsverplichtingen met betrekking totde cliënteel en de voorkoming van het gebruikvan het financiële stelsel voor het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme

Op 12 juli 2005 heeft de Commissie een circulaire goed-gekeurd tot wijziging van haar circulaire van 22 novem-ber 2004 over de waakzaamheidsverplichtingen met be-trekking tot de cliënteel en de voorkoming van het ge-bruik van het financiële stelsel voor het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme (67). Bedoeling vandie wijziging is de circulaire af te stemmen op enkele re-cente nationale en internationale ontwikkelingen.

De circulaire heeft voornamelijk tot doel in België deaanbevelingen toe te passen die het Bazelcomité inoktober 2004 heeft uitgevaardigd in zijn documentgetiteld «Consolidated Know-Your-Customer Risk Ma-nagement». Met die aanbevelingen (68) wordt ge-streefd naar een efficiënter beheer van het wettelijken reputatierisico dat bankgroepen (i.e. banken en hundochters en bijkantoren) lopen op hun cliënten. Dieaanbevelingen zijn tweeërlei.

Een eerste reeks aanbevelingen van het Bazelcomitébetreft de vaststelling en de gecoördineerde tenuitvoer-legging van procedures en beleidslijnen op groeps-niveau. Conform de aanbevelingen van het Bazelcomitéverduidelijkt de circulaire dat die vaststelling en tenuit-voerlegging moeten gebeuren via:

het uitwerken van een allesomvattend risicobeheer-programma,

de invoering van een gecentraliseerd systeem omde vaststelling van de binnen elke groepsentiteitgeldende beleidslijnen en procedures in verbandmet de waakzaamheid ten aanzien van de cliënteel,te coördineren op groepsniveau,

de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de aldusgedefinieerde beleidslijnen en procedures en van devoor een effectief risicobeheer vereiste maatregelen.

Die maatregelen moeten inzonderheid van toepassingzijn op de cliëntenidentificatie, op het cliënt-acceptatie-beleid, op het toezicht op de cliëntenrekeningen en -verrichtingen en op de voor een effectief risicobeheervereiste organisatie- en controlemaatregelen.

Volgens een tweede reeks aanbevelingen van het Bazel-comité moeten de verschillende groepsentiteiten on-derling de informatie uitwisselen die nodig is voor het

geconsolideerde beheer van cliëntgebonden risico’s. Detenuitvoerlegging van die aanbevelingen doet complexejuridische vragen rijzen, vooral over de beschermingvan de persoonlijke levenssfeer, die grondig moetenworden bestudeerd. De Commissie heeft er daaromde voorkeur aan gegeven om in haar circulaire noggeen richtsnoeren te formuleren in verband met dezetweede reeks aanbevelingen van het Bazelcomité.

De tweede belangrijke doelstelling die met deze nieuwecirculaire wordt nagestreefd, moet worden gezien te-gen de achtergrond van de recente evoluties in ver-band met de elektronische identiteitskaart die in Bel-gië op steeds grotere schaal wordt uitgereikt. De ter-zake bevoegde Belgische autoriteiten hebben beslistom de gemeentebesturen vrij te stellen van de verplich-ting om aan de houders van een elektronische identi-teitskaart het aanvullende document af te leveren datvoorheen samen met de identiteitskaart werd overhan-digd als bewijs van het adres. Uitgaande van diverse,terzake relevante bepalingen van haar reglement van27 juli 2004 betreffende de voorkoming van het wit-wassen van geld en de financiering van terrorisme,bepaalde de Commissie in haar circulaire van 22 no-vember 2004 echter dat de instellingen waarvoor zijbevoegd is, voornoemd aanvullend document moetengebruiken om het adres van de cliënt te controlerenwanneer dat niet kan via het inlezen van de gegevensop de microprocessor waarmee de elektronische iden-titeitskaart is uitgerust. Omdat die manier om het adreste controleren kwam te vervallen, een rechtstreeksgevolg van de afschaffing van dat aanvullende docu-ment, heeft de Commissie beslist om de controle-mogelijkheden als volgt uit te breiden: als het adresvan een cliënt niet kan worden geverifieerd aan de handvan het door die cliënt voorgelegde bewijsstuk, moethet worden gecontroleerd aan de hand van een anderdocument dat als bewijs kan fungeren voor het wareadres. De informatie die daarover oorspronkelijk in decirculaire van de Commissie werd verstrekt in verbandmet cliënten met woonplaats in het buitenland, is danook aangepast en tegen die achtergrond uitgebreidtot cliënten met woonplaats in België.

Verder diende rekening te worden gehouden met debeslissing van de GAFI om haar tegenmaatregelen te-gen Nauru en Myanmar op te heffen. Momenteel is erop internationaal vlak dus geen enkel land of gebiedmeer waaraan tegenmaatregelen zijn opgelegd. Dietoestand is in België vertaald in het koninklijk besluitvan 16 maart 2005 (69), dat artikel 1 opheft van het

(67) Circulaire PPB 2005/5 en D. 258 van de Commissie van 12 juli 2005 over de wijziging van circulaire PPB 2004/8 en D. 250van de Commissie van 22 november 2004.

(68) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 19.(69) Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 april 2005.

Page 37: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

37

Prudentiële materies

koninklijk besluit van 10 juni 2002 tot uitvoering vanartikel 14ter van de anti-witwaswet. De in artikel 14tervan de wet vermelde uitgebreide kennisgevingsplichtis dan ook niet langer van toepassing. De door die evo-lutie vereiste wijzigingen zijn in de Belgische preventie-regeling aangebracht bij de circulaire van 12 juli 2005.

Bovendien wordt in de circulaire rekening gehouden metde opeenvolgende wijzigingen die de GAFI heeft aan-gebracht in de lijst van landen en gebieden die nietmeewerken aan de witwasbestrijding. Voor de geactu-aliseerde lijst van die landen en gebieden wordt voortaandan ook verwezen naar de website van de GAFI.

Tot slot breidt artikel 1 van het koninklijk besluit van21 september 2004 (70) het toepassingsgebied rationepersonae van de anti-witwaswet uit met dederivatenspecialisten. Ook op die wijziging van hettoepassingsgebied gaat de circulaire van 12 juli 2005dieper in.

Circulaire over de bedrijfscontinuïteit vanfinanciële instellingen

«Bedrijfscontinuïteit» wordt doorgaans omschreven als dedoelstelling om de dienstverlening en de activiteit van eenonderneming een ongestoord verloop te laten kennen.

Voor financiële instellingen is bedrijfscontinuïteit – alsonderdeel van een passende organisatie – niet alleeneen belangrijke vergunningsvoorwaarde, maar even-eens van wezenlijk belang voor het behoud van degezondheid, degelijkheid en stabiliteit van het finan-ciële stelsel als geheel.

De factoren die de bedrijfscontinuïteit beïnvloeden, zijntalrijk en divers. De financiële sector wordt immers ge-kenmerkt door een hoge graad van automatisering eninformatisering, globalisering, interdependentie en con-centratie van operatoren, evenals door zijn relatieve af-hankelijkheid van publieke communicatie-infrastructuur.

Niet-geplande onderbrekingen van een bedrijf kunnenhet gevolg zijn van incidenten die zich voordoen bin-nen de eigen organisatie (ongevallen, IT-pannes,cybercriminaliteit, fraude, ...), als daarbuiten (natuur-rampen, terrorisme, uitvallen van nuts-voorzieningen, ...).

Op 10 maart 2005 stuurde de Commissie – na eenruime raadpleging van de sector – een circulaire rond

die haar normenkader voor de toetsing van de pas-sende organisatie van de financiële instellingen vervol-ledigt met gezonde beheerspraktijken inzake debedrijfscontinuïteit van financiële instellingen.

Doelstelling is dat de betrokken instellingen alle rede-lijke middelen inzetten om in geval van een niet-ge-plande onderbreking, hun verplichtingen die voort-vloeien uit het toezichtstatuut blijven nakomen en debelangen van hun cliënten vrijwaren. Daartoe moetenzij hun organisatie zo opzetten dat hun kritieke bedrijfs-functies in dergelijke situaties worden behouden of zospoedig mogelijk hersteld, en dat hun normale dienst-verlening en activiteit binnen een redelijke tijdspannewordt hervat.

De circulaire is gericht tot alle kredietinstellingen,verzekeringsondernemingen, beleggings-ondernemingen en beheervennootschappen van ICB’sen viseert zowel de grote als de kleine instellingen. Te-genover dit brede toepassingsveld staat dat de gezondebeheerspraktijken proportioneel en individueel op elkeonderneming moeten worden vertaald en in toepas-sing gebracht, rekening houdend met de aard, schaal,complexiteit van haar bedrijf en met de risico’s die er-mee gepaard gaan.

Sommige grote financiële instellingen worden be-schouwd als kritiek voor de goede werking van hetfinanciële stelsel als zodanig (grootbanken, betalings-,verrekenings- en vereffeningsinstellingen, marktopera-toren). Deze instellingen moeten niet alleen de beheers-praktijken zoals bepaald in de Commissie-circulaire toe-passen, maar eveneens de aanbevelingen opvolgen diehet Comité voor Financiële Stabiliteit hen richt. Wan-neer de Commissie in de uitoefening van haar toezicht-opdracht de bedrijfscontinuïteit van de bedoelde in-stellingen beoordeelt, zal zij rekening houden met zo-wel haar eigen circulaire, als met de strengere aanbe-velingen van bedoeld Comité.

Aangezien de effectiviteit van het bedrijfscontinuïteits-beleid van een onderneming mede wordt bepaald doorde betrokkenheid en inzet van al haar geledingen, bren-gen de gezonde beheerspraktijken de bijdragen en ta-ken in kaart van de bestuursorganen, de operationeleen technische diensten en van de controlefuncties (in-terne audit, compliance, risicobeheer, externe audit)van de financiële instelling.

(70) Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2004.

Page 38: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

38

CBFA 2005

De gezonde beheerpraktijken zetten de financiële in-stellingen ertoe aan om een systematische aanpak tevolgen, gekenmerkt door:

vastleggen en periodiek evalueren van een omvat-tend bedrijfscontinuïteitsbeleid (strategie, kracht-lijnen);

permanent analyseren van de discontinuïteitsrisico’svan de instelling;

samenbrengen van alle bedrijfscontinuïteits-maatregelen in een bedrijfscontinuïteitsplan (BCP)dat, afhankelijk van het bedrijf, onderdelen bevatzoals:

- crisismanagement en communicatie;

- recuperatie van kritieke documentatie;

- rampenplannen voor personeel en uitrusting;

- herstel van kritieke bedrijfsfuncties;

- specifieke plannen voor informatie- entelecommunicatietechnologie;

testen, evalueren en aanpassen van het beleid ende BCP’s;

opvolgen van de uitbestede functies die kritisch zijnvoor de bedrijfscontinuïteit van de instelling.

Wanneer de aard, omvang en complexiteit van hetbedrijf van de instelling dit vereisen, moet deze be-schikken over één of meer beveiligde uitwijkcentra opafstand, namelijk voor kritieke ICT-systemen of bedrijfs-centra. De circulaire bepaalt geen minimumafstandtussen de bedrijfs- of ICT-centra en de uitwijkcentra.De financiële instelling moet deze evaluatie zelf uit-voeren aan de hand een reeks specifieke criteria die alsbijlage bij de circulaire zijn gevoegd.

De Commissie vraagt dat alle betrokken financiële in-stellingen hun bestaande bedrijfscontinuïteitsbeleidevalueren in het licht van de gezonde beheerspraktijkenen, waar nodig, maatregelen nemen om hun organi-satie terzake aan te passen.

De instellingen kregen daarvoor de tijd tot einde 2005.Dit neemt niet weg dat de realisatie van bepaalde on-derdelen van de bedrijfscontinuïteitplanning (bijvoor-beeld het uitrusten of verbeteren van uitwijkcentra)volgens een meerjarenplan kan worden uitgevoerd.

Nieuwe financiële prudentiële rapporteringop geconsolideerde basis en gelijktijdigeimplementatie eXtensible Business ReportingLanguage (XBRL)

In het vorige verslag van het directiecomité werd deinvoering van IAS/IFRS bij de banken en beleggings-ondernemingen toegelicht. In aansluiting hierop wer-den ook de werkzaamheden van de Commissie voor-gesteld om een geconsolideerd schema A voor krediet-instellingen onder IAS/IFRS op te stellen (71). Zoals aan-gekondigd werden tijdens het eerste kwartaal van 2005de gesprekken tussen de sector en de Commissie af-gerond.

De Commissie stelde in maart 2005 de nieuwe regelsvast inzake de periodieke rapportering over de finan-ciële positie op geconsolideerde basis van de krediet-instellingen aan de NBB en de Commissie (het nieuwgeconsolideerd schema A). Per circulaire van 30 maart2005 werd de sector op de hoogte gebracht van hetnieuwe geconsolideerde schema A en van de richtlij-nen voor het invullen ervan, zodat de sector met devoorbereidingen kon beginnen. Na de vertaling ervanin beide landstalen, werd het besluit houdende hetnieuwe geconsolideerd schema A goedgekeurd op 21maart 2006. Het nieuwe schema A dient door conso-liderende banken te worden overgemaakt aan detoezichthoudende overheden voor boekjaren vanaf 1januari 2006. Vanaf deze datum dienen alle Belgischekredietinstellingen immers hun geconsolideerde jaar-rekening op te stellen volgens IAS/IFRS (72).

Zoals uiteengezet in het verslag van het directiecomitéover 2004, werd in samenwerking met de NBB en deBelgische Vereniging van Banken beslist om XBRL tegebruiken als technische standaard voor de rappor-tering door de banken aan de NBB van het schema A(geconsolideerd) onder IAS/IFRS (73). De NBB en deCommissie hebben samen de taxonomie voor hetschema A opgesteld. De taxonomie, of structurerendwoordenboek, bestaat uit een reeks nauwkeurige om-schrijvingen van financiële informatie met daaraan ver-bonden een code (74). De taxonomie werd tijdig enna consultatie ter beschikking gesteld van de sector. Inseptember werd onder auspiciën van CEBS een XBRLworkshop georganiseerd in Brussel. Van die gelegen-heid werd gebruik gemaakt om de taxonomie voor testellen aan andere Europese toezichthouders.

(71) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 47 en 48.(72) Deze verplichting geldt ook voor beleggingsondernemingen. Zij zijn echter niet onderworpen aan de verplichtingen van het

Besluit van de Commissie.(73) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 32.(74) Een meer uitgebreide beschrijving van XBRL is opgenomen in het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 32.

Page 39: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

39

Prudentiële materies

Tot slot werden ook de validatietesten voor het schema Aaan de sector overgemaakt. De testen laten toe de juistheiden de coherentie van de overgemaakte gegevens na te gaan.De testen werden opgesteld door de NBB en de Commissie.

De taxonomie en de validatietesten zijn beschikbaarop de website van de Commissie.

Wijzigingen van het eigen-vermogensreglementvan de kredietinstellingen en debeursvennootschappen

Bij besluit van 21 juni 2005 heeft de Commissie eenwijziging aangebracht in de reglementen op het eigenvermogen van de kredietinstellingen en de beurs-vennootschappen (75). Dit wijzigingsbesluit is op 1 ja-nuari 2006 in werking getreden.

Deze wijziging heeft hoofdzakelijk tot doel de nodigebijsturingsmaatregelen voor de berekening van hetnuttig eigen vermogen - doorgaans Prudential Filtersgenoemd – in te voeren in de reglementering zoalsvereist ingevolge de toepassing, vanaf 1 januari 2006,van de internationale boekhoudnormen, de IFRS, opde geconsolideerde jaarrekeningen van de krediet-instellingen en de beleggingsondernemingen.

Voor het vastleggen van haar bijsturingsbeleid heeftde Commissie zich in ruime mate laten leiden door deaanbevelingen van het Bazelcomité terzake. Deze aan-bevelingen moeten de waarborg bieden dat de ven-nootschappen voor het vaststellen van hun reglemen-tair eigen vermogen blijven uitgaan van de boekwaardevan de samenstellende bestanddelen, uiteraard metbehoud van de kwalitatief hoogwaardige beschermingvan de deponenten en het financieel stelsel (76).

Via haar besluit brengt de Commissie voornamelijk devolgende aanpassingen aan:

de niet-gerealiseerde meer- of minderwaarden opde rentende effecten die bij de herwaarderings-reserves zijn geboekt, worden niet opgenomen inhet reglementair eigen vermogen;

niet-gerealiseerde meerwaarden op vastgoed, opvastgoed bestemd voor handelsdoeleinden en niet-rentende instrumenten die zijn opgenomen in hetboekhoudkundig eigen vermogen, worden tenbelope van 90% van hun boekwaarde opgenomenin het aanvullend eigen vermogen; de niet-gereali-

seerde minderwaarden op dit type van activa wor-den integraal afgetrokken van het eigen vermogensensu stricto;

de Commissie heeft de mogelijkheid om te eisendat het eigen vermogen wordt aangepast indienzij vaststelt dat een vennootschap niet op passendewijze gebruik heeft gemaakt van de optie om fi-nanciële instrumenten tegen reële waarde te waar-deren als voorgeschreven door IAS 39.

De Commissie heeft tevens van de gelegenheid gebruikgemaakt om een reglementaire grondslag te geven aande opname van vernieuwende eigen-vermogens-instrumenten in het eigen vermogen sensu stricto. Deregels voor de opname van deze instrumenten als be-standdelen van het eigen vermogen sensu stricto diereeds in de vorige jaarverslagen (77) van de Commissiezijn beschreven, zijn thans in het reglement geïntegreerd.

De Commissie heeft vervolgens de eigen-vermogens-rapporteringsstaten aangepast om de reglementairewijzigingen in de rapportering tot uiting te brengen.

Memoranda voor het verkrijgen van eenbedrijfsvergunning door een kredietinstelling,een beleggingsondernemig of eenverzekeringsonderneming naar Belgisch recht

Tijdens het voorbije jaar heeft de Commissie de me-moranda voor het verkrijgen van een bedrijfsvergunningvoor de kredietinstellingen, de beleggings-ondernemingen en de verzekeringsondernemingennaar Belgisch recht opnieuw ter hand genomen ten-einde ze bij te werken en te harmoniseren.

Deze memoranda zijn opgesteld ten behoeve van depersonen die een bedrijfsvergunning aanvragen. Erwordt duidelijk in aangegeven welke informatie deaanvragers aan de Commissie moeten bezorgen terondersteuning van hun vergunningsaanvraag. Daar-naast wordt er informatie verstrekt over de wettelijkeen reglementaire vereisten, alsook over de voorwaar-den die moeten worden vervuld om een vergunning tekrijgen. Die tweeledige opzet is terug te vinden in deopmaak van de memoranda: enerzijds worden er, perthema, een aantal vragen gesteld aan de promotorenvan het project teneinde de nodige gegevens in te za-melen voor de beoordeling van de aanvraag, en, an-derzijds, wordt daarbij de nodige toelichting verstrekt.

(75) Het besluit tot wijziging van de besluiten van de CBFA van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogenvan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen is op 14 juli 2005 goedgekeurd door de bevoegde ministers en op5 augustus 2005 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

(76) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 18.(77) Zie de jaarverslagen CBF 1997-1998, p. 53 tot 55 en 1998-1999, p. 40 tot 42.

Page 40: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

40

CBFA 2005

Bij het herwerken van de memoranda voor deze drietypes instellingen die een vergunning behoeven, werdeveneens gestreefd naar een harmonisatie van de struc-tuur en, voor zover mogelijk en dienstig, van de ge-vraagde informatie.

Daartoe dienden een aantal veranderingen te wordendoorgevoerd, zoals bijvoorbeeld de veralgemeendetoepassing van de twee-fasen procedure voor het ver-lenen van een vergunning die ook van toepassing zalzijn voor de verzekeringsondernemingen. De eerste fasevan deze procedure is de analysefase waarin de Com-missie de vergunningsaanvraag onderzoekt aan dehand van een dossier met een gedetailleerde beschrij-ving van het gehele project. Als de Commissie het dos-sier eenmaal heeft goed bevonden, volgt deconcretiseringsfase waarin de aanvragers de nodigejuridische of materiële stappen ondernemen om daad-werkelijk te voldoen aan de wettelijke voorwaardenen om aldus aan het einde van de tweede fase, degevraagde vergunning te verkrijgen.

Daarnaast heeft de Commissie eveneens het documentvoor de inschrijving van een hypothecaire onderneminggeactualiseerd.

Deze memoranda staan op de website van de Com-missie. De Commissie raadt de personen die overwe-gen om een vergunningsaanvraag in te dienen, even-wel aan om eerst contact op te nemen met haar dien-sten alvorens een gedetailleerd dossier voor eenvergunningsaanvraag samen te stellen aan de hand vandeze memoranda.

Initiatieven gericht op het uitwerken vanaangepaste procedures voor het beheer vanfinanciële en operationele crisissen

Internationale werkzaamheden inzake de bevorderingvan samenwerking tussen de Europese centrale ban-ken, bankentoezichthouders en thesaurieën in het ka-der van de preventie en efficiënte afhandeling van fi-nanciële crisissen zetten de Belgische autoriteiten er-toe aan om de nationale samenwerking op dat vlakverder uit te bouwen (78).

In dat kader en in uitvoering van het Memorandum ofUnderstanding on high-level principles of co-operationbetween the banking supervisors and central banks ofthe European Union in crisis management situationsvan 1 maart 2003 (79) werd een protocol met prakti-sche schikkingen afgesloten inzake samenwerking eninformatie-uitwisseling tussen de Commissie en de NBBin crisissituaties. Dit protocol wil een algemeen kaderscheppen voor de samenwerking tussen beide instel-lingen in crisissituaties. Het voorziet vooreerst in eenvroegtijdige wederzijdse uitwisseling van informatie alséén van de autoriteiten feiten, beslissingen of ontwik-kelingen opmerkt die op een significante manier definanciële situatie van een financiële instelling of infra-structuur kan bezwaren. Daarenboven voorziet hetprotocol in deze gevallen eveneens in eenvoorafgaandelijk overleg tussen beide autoriteiten aan-gaande het treffen van eventuele herstelmaatregelenof maatregelen inzake de herroeping van de vergun-ning, schorsing of uitsluiting van een financiële instel-ling of infrastructuur. Ten slotte regelt het de uitwisse-ling van informatie bij het opleggen van financiële sanc-ties aan een financiële instelling wegens het niet nale-ven van reglementaire verplichtingen. Aan vermeldprotocol werd concreet uitvoering gegeven door decontactpersonen bij de Commissie aan te duiden dieinstaan voor de organisatie van de informatieve-strekking bij financiële crisissen.

Om de afsluiting van het multilateraal Memorandumof Understanding on co-operation between the BankingSupervisors, Central Banks and Finance Ministries ofthe European Union in Financial Crisis situations (80)te concretiseren op het Belgische niveau werkte hetsecretariaat van het Comité voor Financiële Stabiliteit(CFS) daarenboven een aantal praktische schikkingenuit inzake samenwerking tussen de Federale Overheids-dienst Financiën, de Commissie en de NBB bij een zichontluikende financiële crisis. Deze trilaterale afspraken-bundel is complementair aan het voormelde bilateraleprotocol tussen de Commissie en de NBB inzake desamenwerking en informatie-overdracht bij crisissitua-ties maar heeft een meer beperkt toepassingsgebied.Het toepassingsgebied van de praktische schikkingen

(78) Zie dit verslag, p. 32 en 33.(79) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 223.(80) Zie dit verslag, p. 33.

Page 41: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

41

Prudentiële materies

met de Federale Overheidsdienst Financiën is met namebeperkt tot informatie-uitwisseling bij financiële crisis-sen met een potentieel systemisch karakter.

Tenslotte werd met het oog op het beheer van opera-tionele crisissen met een belangrijke instellings-overschrijdende impact bij systeemkritische financiëleinstellingen en infrastructuren, een nationale escalatie-procedure uitgewerkt. Deze procedure werd opge-maakt in samenwerking met de Commissie, de Fede-rale Overheidsdienst Financiën, de NBB, het NationaalCrisiscomité en een aantal systeemkritische financiëleinstellingen en infrastructuren. Bij potentiële instellings-overschrijdende operationele crisissen voorziet de pro-cedure in overleg en informatie-uitwisseling tussenautoriteiten via een operationele crisiscel met verte-genwoordigers van alle betrokken autoriteiten.

1.1.2.2. Sectorale aspecten

1.1.2.2.1. Kredietinstellingen enbeleggingsondernemingen

Wet betreffende de bemiddeling in bank-en beleggingsdiensten

In het vorig jaarverslag heeft de Commissie meldinggemaakt van het verslag dat de Raad van toezicht vande Overheid der Financiële diensten eind 2004 heeftopgesteld op vraag van de Minister van Financiën (81).In dit verslag formuleert de Raad aanbevelingen overde basisbeginselen van een eventueel in te voerenwettelijk statuut voor de tussenpersonen in bank- enbeleggingsdiensten. Deze aanbevelingen steunen opeen ruime consensus van alle betrokken partijen (82).Aansluitend bij dit verslag kondigde de Minister in debevoegde parlementaire commissie een wetgevendinitiatief aan tot invoering van een wettelijk statuutvoor de bedoelde tussenpersonen, dat in ruime matezou steunen op de aanbevelingen van de Raad.

Aldus werd in de afgelopen verslagperiode door hetParlement een wet aangenomen betreffende de be-middeling in bank- en beleggingsdiensten en de distri-butie van financiële instrumenten (83). De belangrijk-ste kenmerken van het nieuwe bij wet geregelde sta-tuut van de tussenpersoon in bank- en beleggings-diensten kunnen als volgt worden samengevat.

De wet legt elke rechtspersoon en elke natuurlijke per-soon werkzaam als zelfstandige, die werkzaamhedenvan bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten wiluitoefenen, de verplichting op zich voorafgaandelijk inte schrijven in het register dat daartoe door de Com-missie wordt bijgehouden (84). Bemiddeling in bank-en beleggingsdiensten wordt ruim gedefinieerd, enverwijst naar werkzaamheden met het oog op het totstand brengen voor rekening van een kredietinstelling,beleggingsonderneming, beheervennootschap vanICB’s of een ICB (zgn. «gereglementeerde ondernemin-gen»), van door de wet omschreven bank- enbeleggingsdiensten. Daarbij maakt de wet een onder-scheid tussen de agent in bank- en beleggingsdiensten,die handelt in naam en voor rekening van één enkelegereglementeerde onderneming (85), en de makelaarin bank- en beleggingsdiensten, voor wie deexclusiviteitsverplichting niet geldt.

Om als tussenpersoon in bank- en beleggingsdienstente kunnen worden ingeschreven, moet de kandidaataan meerdere vereisten voldoen, onder meer inzakeberoepskennis, financiële draagkracht, geschiktheid enprofessionele betrouwbaarheid, beroeps-aansprakelijkheidsdekking, en moet hij toetreden toteen buitengerechtelijke geschillenregeling. De Koningis bevoegd om aan deze vereisten verdere invulling tegeven. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, zijnde vereisten inzake beroepskennis, betrouwbaarheiden passende ervaring van toepassing op de leiding, enmoeten de controlerende aandeelhouders de passendegeschiktheid hebben. De agent in bank- en beleggings-diensten handelt onder de volledige en onvoorwaar-delijke verantwoordelijkheid van zijn principaal, waar-door hij inzake financiële draagkracht enaansprakelijkheidsdekking aan soepelder vereistenwordt onderworpen dan de makelaar in bank- enbeleggingsdiensten. De makelaar in bank- enbeleggingsdiensten mag bovendien op geen enkelogenblik in contanten of op rekening gelden en finan-ciële instrumenten ontvangen en bijhouden, afkom-stig van of bestemd voor zijn cliënteel (86).

Voorts bepaalt de wet met welke andere professionelebedrijvigheid de activiteit van bemiddeling in bank- enbeleggingsdiensten samen kan worden uitgeoefend. Zolegt de wet onder meer een organisatorische en boek-

(81) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 30 en volgende.(82) De Raad had daartoe een werkgroep opgericht: zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 31.(83) Wet betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, B.S. 28 april 2006.(84) De wet voorziet in de mogelijkheid van collectieve inschrijving. De Commissie moet de lijst van de ingeschreven

tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten op haar website bekendmaken.(85) De exclusiviteitsverplichting geldt niet voor de bemiddeling in kredieten.(86) Deze verplichting vloeit mede voort uit de MiFID richtlijn (zie dit verslag, p. 22).

Page 42: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

42

CBFA 2005

houdkundige scheiding op tussen de activiteiten van detussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten in de fi-nanciële sector en zijn activiteiten buiten de financiëlesector. De cumulregeling heeft tot doel het cliënteel vande tussenpersoon een voldoende bescherming te biedenen de reputatie van de financiële sector te vrijwaren. Voorde makelaar in bank- en beleggingsdiensten die tevensals verzekeringstussenpersoon werkzaam is, geldt hetvoormelde verbod in een debetpositie te staan ten op-zichte van zijn cliënt bovendien ook voor zijn activiteitvan verzekeringsbemiddeling inzake producten die be-horen tot de takken 21, 23 en 26 in de zin van deverzekeringswet, die gemeenschappelijke karakteristiekenvertonen met spaar- en beleggingsinstrumenten (87).

Naast de invoering van een wettelijk statuut voor tussen-personen in bank- en beleggingsdiensten, bevat de wetook bepalingen voor de werknemers van deze tussenper-sonen en de werknemers van gereglementeerde onder-nemingen, die met het publiek in contact staan. De wetvoorziet dat ook deze werknemers aan vereisten vanberoepskennis moeten beantwoorden. Bovendien bepaaltde wet dat bij koninklijk besluit andere beroepsuitoefenings-vereisten die voor tussenpersonen gelden ook van toepas-sing kunnen worden verklaard op deze werknemers.

Een belangrijk onderdeel van het nieuwe wettelijk sta-tuut van de tussenpersoon in bank- en beleggings-diensten, is de ruime zorgplicht waaraan hij wordt on-derworpen in zijn handelen met het cliënteel. Deze zorg-plicht bestaat erin dat de tussenpersoon loyaal, billijk enprofessioneel moet handelen en aan zijn cliënteel mini-male informatie moet verstrekken. De wet bepaalt debeginselen terzake en voorziet dat de Koning in uitvoe-ring ervan nadere gedragsregels en regels ter voorko-ming van belangenconflicten kan opleggen.

De wet belast de Commissie met de inschrijving vande tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten inhet register, en met het toezicht op de naleving van dewet en de besluiten en reglementen die in uitvoeringervan worden genomen. De wet treedt in werking op1 juli 2006. Voor de afgevaardigde agenten van krediet-instellingen en beleggingsondernemingen die op dezedatum aan een aantal minimumvoorwaarden voldoen,voorziet de wet in een overgangsregime (88).

De wet voorziet in diverse uitvoeringsmaatregelen. Opdatum van afsluiting van de redactie van dit verslagwas een koninklijk besluit in voorbereiding.

De Commissie heeft in de afgelopen maanden diverseinitiatieven genomen met als doel een efficiënteimplementatie van de wet en haar uitvoeringsbesluitente verzekeren.

Nieuwe toezichtsregels in verband met devereffening van transacties in financiëleinstrumenten

Zoals toegelicht in het vorige verslag (89) werd de wetvan 2 augustus 2002 gewijzigd teneinde het prudentieeltoezicht van de Commissie op de vereffeningsinstellingenuit te breiden tot instellingen waaraan vereffeningsin-stellingen een deel van hun operationeel beheer toever-trouwen. Aan de Koning werd opgedragen om de be-trokken instellingen, die «met vereffeningsinstellingengelijkgestelde instellingen» worden genoemd,nominatim aan te duiden. In 2005 werd met toepassingvan deze bepaling Euroclear N.V. aangeduid als een meteen vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling (90).

Tevens werd het koninklijk besluit van 26 september2005 houdende het statuut van de vereffeningsin-stellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkge-stelde instellingen (91) getroffen. Dit besluit beoogtnadere regels vast te stellen in verband met hetprudentieel toezicht van de Commissie op devereffeningsinstellingen en de met vereffeningsin-stellingen gelijkgestelde instellingen.

Voor de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instel-lingen neemt dit de vorm aan van een vergunningsregime.De wet schrijft dergelijke vergunningsplicht niet voor tenaanzien van vereffeningsinstellingen. De afwezigheid vaneen vergunningsplicht voor vereffeningsinstellingen zelfhoudt verband met de omstandigheid dat zij reeds overeen erkenning bij koninklijk besluit als centrale depositarisbeschikken (92). Vereffeningsinstellingen zijn nietteminonderworpen aan het continue prudentieel toezicht vande Commissie met betrekking tot de op hen krachtenshet besluit van 26 september 2005 toepasselijke bedrijfs-uitoefeningsvoorwaarden.

(87) De wet bepaalt dat dit verbod dient vastgelegd in de overeenkomst tussen de verzekeringstussenpersoon en deverzekeringsondernemingen voor dewelke de tussenpersoon handelt.

(88) De overgangsregeling omvat onder meer een voorlopige toelating voor deze personen om hun werkzaamheden tijdelijkverder te zetten in afwachting van een definitieve inschrijving in het register.

(89) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 48 en 49.(90) Koninklijk besluit van 26 september 2005 (BS 11 oktober 2005).(91) Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2005.(92) Met toepassing van het koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en

de vereffening van transacties op deze instrumenten erkent de Koning de centrale depositarissen. Op grond van dit besluitwerden CIK (de Interprofessionele effectendeposito- en girokas) en Euroclear Bank erkend als centrale depositaris (zie hetkoninklijk besluit van 22 augustus 2002).

Page 43: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

43

Prudentiële materies

Het toezichtsregime is voor beide categorieën van in-stellingen in belangrijke mate geïnspireerd door de re-gels die gelden voor de aan het prudentieel toezichtvan de Commissie onderworpen kredietinstellingen. Hetbesluit inspireert zich daarvoor op de relevante bepa-lingen van de bankwet. De reglementaire voorschrif-ten zijn bovendien verrijkt op basis van de meest re-cente Europeesrechtelijke voorschriften betreffende hetprudentieel toezicht op kredietinstellingen enbeleggingsondernemingen. Zo worden specifieke ver-eisten bepaald in verband met «compliance»-verplich-tingen in hoofde van de instellingen. Het besluit preci-seert voorts nadere regels in verband met de uit-besteding («outsourcing») van operationele functies enbetreffende de gezonde beheerspraktijken inzake con-tinuïteit van de activiteiten («business continuity»). Deaan het besluit onderworpen instellingen moeten te-vens beschikken over mechanismen tot identificatie,beheersing, controle en verslaggeving inzake de (po-tentiële) risico’s die zij lopen. Specifieke eigen-vermogensvereisten worden eveneens opgelegd.

Wanneer een vereffeningsinstelling (of een hiermeegelijkgestelde instelling) een moederonderneming is,is zij bovendien onderworpen aan het toezicht op ge-consolideerde basis voor het geheel dat zij samen methaar Belgische of buitenlandse dochters vormt.

Volledigheidshalve kan worden opgemerkt dat hettoepassingsgebied van het besluit de in België geves-tigde kredietinstellingen niet omvat, zelfs al zijn ze er-kend als centrale depositaris en verrichten ze dus deactiviteit van een vereffeningsinstelling.

Nieuwe toezichtstaken in verband met hethouden van gedematerialiseerdevennootschapseffecten

De wet van 14 december 2005 houdende de afschaf-fing van de effecten aan toonder (93) strekt er onder-meer toe, via een aantal wijzigingen in het Wetboekvan Vennootschappen, het regime van degedematerialiseerde effecten grondig te herzien.Gedematerialiseerde vennootschapseffecten wordenvertegenwoordigd door een boeking op rekening, opnaam van de eigenaar of de houder, bij een vereffening-sinstelling of bij een erkende rekeninghouder. De wetduidt de Commissie aan als de bevoegde autoriteit voor

het toezicht op de instellingen erkend om in Belgiërekeningen van gedematerialiseerde vennootschaps-effecten bij te houden. Dit toezicht zal inzonderheidslaan op de voorschriften voor het houden van reke-ningen door rekeninghouders die worden bepaald doorhet koninklijk besluit van 12 januari 2006 betreffendede gedematerialiseerde vennootschapseffecten (94). Devoornaamste door dit besluit opgelegde verplichtingvoor de rekeninghouders bestaat erin dat zij al huntransacties, activa en passiva, rechten en verplichtin-gen in gedematerialiseerde effecten in hun boekhou-ding moeten registreren overeenkomstig de gebruike-lijke regels van het dubbel boekhouden.

Voor de uitoefening van haar controletaken beschikt deCommissie over de toezicht- en handhavings-instrumenten uit de relevante prudentiële wetgevingen.

Statuut van derivatenspecialisten die dienstenverlenen zonder vestiging

In het kader van de organisatie van de transnationaleaspecten van het toezicht op Euronext, hebben debetrokken toezichthouders (95) een aantal afsprakengemaakt over derivatenspecialisten (96).

Zo werden onder meer akkoorden gesloten die ertoestrekken aan derivatenspecialisten die geen beleggings-ondernemingen zijn in de zin van de Beleggings-dienstenrichtlijn en daardoor niet over een Europeespaspoort beschikken, toch toegang op afstand (remotetoegang) te verlenen tot de andere platformen vanEuronext.liffe die zijn gevestigd in een andere Euronext-jurisdictie. Deze toegang wordt verleend door de toe-kenning van een vervangingspaspoort («proxy pass-port»). De wederzijdse erkenning door Euronext-toezichthouders van een proxy passport uitgevaardigddoor een andere toezichthouder uit de Euronext-zoneis mogelijk gemaakt door de minimum erkennings-voorwaarden voor dergelijke niet ISD-ondernemingente harmoniseren.

De akkoorden over het proxy passport vinden enkeltoepassing op door toezichthouders uit de Euronext-zone verleende vergunningen aan niet ISD-onderne-mingen die in hun jurisdictie zijn gevestigd. De weder-zijdse erkenning geldt dus niet voor niet ISD-onderne-mingen van andere landen.

(93) Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 december 2005.(94) Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 februari 2006.(95) Autoriteit Financiële Markten, Autorité des Marchés Financiers, Comissão do Mercado de Valores Mobiliários, Financial

Services Authority en de CBFA.(96) Derivatenspecialisten zijn beursleden van wie de beleggingsdiensten bestaan in het voor eigen rekening handelen op een

derivatenmarkt, of die voor andere leden van die markt handelen, of aan deze laatsten prijzen geven. De afwikkeling vanhun verrichtingen wordt gewaarborgd door een clearing member van deze markt. Zie het jaarverslag CBFA 2004, p. 39.

Page 44: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

44

CBFA 2005

Zo kunnen de Belgische derivatenspecialisten, die eenvergunning hebben gekregen overeenkomstig het ko-ninklijk besluit van 28 januari 2004 (97), remotemember worden van de buitenlandse Euronext.liffederivatenplatformen (Londen, Amsterdam, Parijs enLissabon) op basis van de Euronext overeenkomstenmet betrekking tot lidmaatschap («crossmembershipagreements»). De buitenlandse derivatenspecialistenvan de Euronextzone kunnen op basis van dezelfdeakkoorden in België actief worden als remote membersvan Euronext.liffe in Brussel.

Indien de Commissie een kennisgeving ontvangt vaneen derivatenspecialist van buiten de Euronext-zone,zal op basis van artikel 19 van het koninklijk besluitvan 28 januari 2004 een analyse per jurisdictie en perkandidaat remote member moeten worden uitgevoerd.

Per 31 december 2005 was er één Belgischederivatenspecialist op de lijst van derivatenspecialistennaar Belgisch recht opgenomen, en waren er zestienNederlandse en twee Engelse derivatenspecialistenopgenomen op de lijst van derivatenspecialisten dieonder vreemd recht ressorteren en die diensten in Bel-gië verlenen zonder vestiging.

1.1.2.2.2. Verzekeringsondernemingenen verzekeringstussenpersonen

Omzetting van de richtlijn inzakeverzekeringsbemiddeling

Tijdens de verslagperiode heeft de wetgever deBelgische wetgeving aangepast aan de richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9december 2002 betreffende verzekerings-bemiddeling (98).

Met de wet van 22 februari 2006 (99) wordt de wetvan 25 juni 1992 op de landverzekerings-overeenkomstgewijzigd, alsook de wet van 27 maart 1995 betref-fende de verzekeringsbemiddeling en de distributie vanverzekeringen. De wet van 27 maart 1995 heeft in Bel-gië reeds het statuut van verzekeringstussenpersooningevoerd, in uitvoering van diverse Europese bepalin-gen (100). Met richtlijn 2002/92/EG wordt evenwel in

de Europese Unie een verregaande harmonisering vande wetgevingen inzake toezicht op verzekerings- enherverzekeringstussenpersonen doorgevoerd, met inbe-grip van de invoering van een «Europees paspoort» voorverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen. Even-wel dient opgemerkt te worden dat de wet van 27 maart1995 aan de verzekeringstussenpersonen reeds stren-gere vereisten oplegt dan de Europeesrechtelijke bepa-lingen die op dat ogenblik in voege waren. Daardoorzijn diverse verplichtingen die de richtlijn 2002/92/EGoplegt, reeds in België van toepassing.

De nieuwe wetgeving behoudt de huidige categorieënvan ‘verzekeringsmakelaar’, ‘verzekeringsagent’ en‘verzekeringssubagent’. De categorie ‘overige tussen-personen’ wordt daarentegen geschrapt, gezien dezecategorie in de praktijk niet voorkomt.

De belangrijkste wijzigingen die de wet van 22 februari2006 invoert, betreffen:

de uitbreiding van het toepassingsgebied van dewet op de verzekeringsbemiddeling tot de her-verzekeringstussenpersonen (101);

de invoering van striktere voorwaarden voor uit-sluiting van bepaalde personen uit het toepassings-gebied van de wet;

de invoering van een Europees paspoort, waardoortussenpersonen erkend in een lidstaat van de Eu-ropese Unie via bijkantoren of vrije dienstverleningook werkzaam kunnen zijn in andere lidstaten, zon-der in die andere lidstaten een inschrijving te moe-ten bekomen;

een nauwere aflijning van het begrip «verantwoor-delijke voor de distributie»;

een verscherping van de voorwaarden waaraanverzekeringstussenpersonen moeten voldoen om teworden ingeschreven (de zogenaamde bedrijfs-uitoefeningsvoorwaarden), ondermeer inzake devereiste beroepsaansprakelijkheidsdekking, de ver-eiste beroepskennis, de verplichte toetreding tot eenbuitengerechtelijke klachtenregeling, en inzakeaandeelhouderschap en leiding van tussenpersonenmet de hoedanigheid van rechtspersoon;

(97) Koninklijk besluit houdende het statuut van de derivatenspecialisten van 28 januari 2004 (BS 2 maart 2004).(98) PB nr. L 9 van 15 januari 2003, p. 3.(99) Wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en van de wet

van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (BS 15 maart 2006).(100) Richtlijn 77/92/EEG van de Raad van 13 december 1976 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke

uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagenten assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden enAanbeveling 92/48/EEG van de Commissie van 18 december 1991 inzake verzekeringstussenpersonen.

(101) De wet voorziet in overgangsmaatregelen voor wat herverzekeringstussenpersonen betreft, die reeds actief zijn vóór deinwerkingtreding van de wet.

Page 45: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

45

Prudentiële materies

de verplichting voor verzekeringstussenpersonenom de behoeften van hun cliënt vooraf te identifi-ceren, evenals een significante uitbreiding van deinformatie die zij in hun contacten met het publiekdienen te verstrekken en de verplichting die infor-matie in beginsel vooraf aan het sluiten van eenovereenkomst te verstrekken;

de identificatie- en informatieverplichtingen varië-ren volgens de ingewikkeldheid van de verzekerings-overeenkomst en volgens de hoedanigheid waarinde tussenpersoon optreedt (aldus moeten in be-paalde omstandigheden adviezen worden gemoti-veerd);

de invoering van een wettelijke basis voor eenbuitengerechtelijke klachtenregeling en de verplich-ting tot deze regeling toe te treden;

een uitbreiding van de toezichtsbevoegdheden vande Commissie, die belast is met het toezicht op denaleving van de wet, en een verduidelijking van detoepasbare sanctieregeling.

Verder wijzigt de voormelde wet van 22 februari 2006eveneens de wet van 25 juni 1992 op de land-verzekeringsovereenkomst. Deze wijziging biedt verze-kerden en verzekeringsnemers, bij tussenkomst van eenverzekeringstussenpersoon, een grotere financiële be-scherming dan tot nog toe het geval was. Voortaan isniet enkel de premiebetaling aan de tussenpersoon be-vrijdend voor de verzekerde, maar is de verzekeraar pasvan zijn verplichtingen bevrijd wanneer de verzekerdeof de rechthebbende de betaling van een schadever-goeding of andere som daadwerkelijk ontvangen heeft.

Daarnaast wijzigt een wet van 22 februari 2006 de wetvan 2 augustus 2002 (102). Deze wijzigingen voorzienin beroepsmogelijkheden tegen beslissingen, maatrege-len en sancties die door de Commissie worden geno-men in uitvoering van de voormelde wet van 27 maart1995 betreffende de verzekerings- en herverzekerings-bemiddeling en de distributie van verzekeringen.

Als gevolg van de wijzigingen van de wet van 27 maart1995 moet ook het koninklijk besluit van 25 maart1996 (103) worden aangepast. De opstelling van hetwijzigingsbesluit is op het ogenblik van de publicatievan dit jaarverslag in voorbereiding.

De compliance-functiebij verzekeringsondernemingen

De beheersing van het reputatierisico (104) vormt zo-wel voor de verzekeringsondernemingen als voor dekredietinstellingen en de beleggingsondernemingen,een essentieel onderdeel van een gezonde en voor-zichtige beleidsvoering.

De Commissie heeft de verzekeringsondernemingen danook via een circulaire (105) verzocht om een compliance-functie te creëren. Zij heeft daartoe een aantal beginse-len vooropgesteld die analoog zijn aan de geldende be-ginselen voor de banken (106) en de beleggings-ondernemingen (107). Voor de Commissie zullen dezebeginselen als referentiekader dienen voor de toetsingvan de passende werking en organisatie van decompliance-functie, in het kader van het toezicht dat zijuitoefent op de administratieve en boekhoudkundigeorganisatie en op de interne controleprocedures, zoalsvoorgeschreven door de controlewet verzekeringen.

Naast het vastleggen van formele criteria voor de be-oordeling van de organisatie en de werking van decompliance-functie bij de verzekeringsondernemingen,heeft de Commissie er tevens voor gezorgd een levelplaying field te creëren, niet enkel voor de verzekerings-ondernemingen onderling, maar tevens ten aanzien vande kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Een aantal van de beginselen die zijn opgenomen inde bestaande circulaires voor de twee andere secto-ren, dienden evenwel te worden aangepast teneinderekening te houden met de specifieke kenmerken vande verzekeringssector. Zo wordt in de compliance cir-culaire voor de verzekeringsondernemingen het begrip«effectieve leiding» gehanteerd in plaats van «directie-comité». Daarnaast worden ook een aantalpreciseringen toegevoegd om de rol van de compliance-functie te verduidelijken ten aanzien van de verrichtin-gen van tussenpersonen voor rekening van deverzekeringsonderneming. Ook de relatie tussen deaangewezen actuaris en de compliance officer komtaan bod in de circulaire. Tot slot werden er voor decompliance-functie en het integriteitsbeleid anderedomeinen aangemerkt als prioritair aandachtsgebied,teneinde de prioriteiten beter af te stemmen op deactiviteiten van de verzekeringsondernemingen.

(102) Wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector ende financiële diensten (BS 15 maart 2006).

(103) Koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de art. 9, 10, 2°, 4° en 6°, en art. 11, § 3, van de wet van 27 maart1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.

(104) Zie de jaarverslagen CBF 2001-2002, p. 61 en 62 en 2002-2003, p. 52 en 53.(105) Circulaire PPB/D.255 van 10 maart 2005.(106) Circulaire D1 2001/13 van 18 december 2001.(107) Circulaire D1/EB/2002/6 van 14 november 2002.

Page 46: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

46

CBFA 2005

De Commissie heeft de verzekeringsondernemingenin haar circulaire tevens verzocht om haar de identiteitmee te delen van de verantwoordelijke voor decompliance-cel, de compliance officer genoemd, enhaar eveneens het compliance-charter en de beleids-nota’s te bezorgen. De wijze waarop concreet gestalteis gegeven aan de compliance-functie wordt thansgeanalyseerd door de diensten van de Commissie (108).

De circulaire werd gericht aan de verzekerings-ondernemingen naar Belgisch recht alsook aan de bij-kantoren van verzekeringsondernemingen uit derdelanden. Zij werd tevens met een afzonderlijk schrijventer kennis gebracht van de bijkantoren uit de EuropeseUnie, met het verzoek om via een passende compliance-functie toe te zien op de toepassing van de regels vanalgemeen belang.

Circulaire Arbeidsongevallen

In 2004 heeft de regering besloten bepaalde socialeuitkeringen, waaronder de uitkeringen voor blijvendearbeidsongeschiktheid, aan te passen aan de welvaart.

Deze verhoging van de uitkeringen dient gefinancierdte worden door de verzekeraars, die echter geen ho-gere premies hebben ontvangen en die nietnood-zakelijk voor-zieningen hebben aan-gelegd omaan deze verplichting te kunnen voldoen.

Om de verzekeraars in staat te stellen bijkomende voor-zieningen samen te stellen, heeft de regering de be-dragen verminderd die de verzekeraars aan het Fondsvoor Arbeids-ongevallen (FAO) moeten storten voorarbeidsongevallen die een blijvendearbeids-ongeschikt-heid van minder dan 10% tot ge-volg hebben. Voor deze ongevallen keert de verzeke-raar de rente immers niet zelf uit, maar stort hij bij deschaderegeling het vestigings-kapitaal van de rente aanhet FAO.

Het koninklijk besluit van 31 augustus 2005 (109) wij-zigt de berekeningswijze van het bedrag dat deverzekeringsondernemingen moeten storten aan hetFAO. De actualisatievoet van 4,75% wordt verlaagdtot 3,75% voor de ongevallen die zich hebben voor-gedaan sedert 1 januari 2003, met uitzondering van

de ongevallen die een blijvende arbeidsongeschiktheidvan minder dan 10% tot gevolg hebben en die zichhebben voorgedaan tussen 1 januari 2003 en 31 de-cember 2006. Voor deze ongevallen blijft deactualisatievoet die als grondslag dient voor de bere-kening van het vestigingskapitaal van de rente 4,75%.Aangezien de voorzieningen voor deze schadegevallenaanvankelijk berekend zijn tegen een actualisatievoetvan 3,75%, komen er voorzieningen vrij. Op die ma-nier wordt er aan de verzekeraars een compensatiegeboden.

De circulaire van de Commissie van 10 oktober 2005bepaalt dat de verzekerings-onder-nemingen bij deberekening van hun technische voorzieningen rekeningmogen houden met het feit dat de uitkering die ver-schuldigd is aan het FAO berekend is en blijft tegen4,75% voor de in het vorige lid bedoelde ongevallenen, indien nodig, het vrijgekomen bedrag mogen over-dragen naar de voorziening die bestemd is om de aan-passing aan de welvaart te dekken.

Circulaire betreffende de indexering vanbedragen aangewend bij de bepaling van devereiste solvabiliteitsmarge

De Europese richtlijnen (110) voorzien in een jaarlijkseaanpassing aan de evolutie van de Europese index vanconsumptieprijzen van het bedrag van de minimumvereiste solvabiliteitsmarge. Voor de schade-verzekeringen wordt een zelfde indexering ingevoerdvoor wat betreft de drempelwaarden voor de bepalingvan de schijven betreffende de premies en schadesaangewend bij de berekening van de vereistesolvabiliteitsmarge. Het koninklijk besluit van 26 mei2004 (111) incorporeert deze door de Europese richt-lijnen voorziene indexering in de Belgischecontrolereglementering.

Om een uniforme toepassing van deze indexering inalle lidstaten van de Europese Unie te bekomen, heefthet Europees verzekeringscomité in december 2004een methodologie uitgewerkt. Hierbij gelden volgendeprincipes:

De gebruikte index is de Europese index vanconsumptieprijzen zoals door Eurostat berekend.

(108) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 54 en 55.(109) Koninklijk besluit van 31 augustus 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot uitvoering van

artikel 51ter van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (BS 28 september 2005, Ed. 2).(110) Het betreft de volgende richtlijnen:

- Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEGvan de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen;

- Richtlijn 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 79/267/EEGvan de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen.

(111) Koninklijk besluit van 26 mei 2004 tot wijziging op het vlak van de solvabiliteitsmargevereisten van het koninklijk besluitvan 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen.

Page 47: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

47

Prudentiële materies

De aanpassing van de bedragen dient te gebeurenwanneer de index een stijging van 5% vertoont enwordt naar boven afgerond op een veelvoud van100.000 euro;

Als startdatum werd 20 maart 2002 weerhouden,met een index van 110,3 punten;

De aanpassing gebeurt jaarlijks op 20 septem-ber (112). Om praktische redenen wordt de bere-kening gedaan op basis van de gegevens van 20maart van hetzelfde jaar;

De nieuwe bedragen worden effectief toegepastvanaf 1 januari van het daaropvolgende boekjaar.

De Commissie heeft de methodologie en deberekeningswijze betreffende de indexering van debetrokken bedragen zoals voorgesteld door het Euro-pees Verzekeringscomité, overgenomen en met de cir-culaire D.257 van 18 maart 2005 aan de verzekerings-ondernemingen meegedeeld. Het E.I.O.P.C. (113) heeftbeslist de indexering van de bedoelde bedragen op 1januari 2007 door te voeren (114).

Circulaire over de aanvullende voorziening inlevens- en arbeidsongevallen-verzekeringen

Zoals elk jaar heeft de Commissie de spilrentevoet be-rekend die met ingang van 31 december 2005 moetworden toegepast voor de berekening van de aanvul-lende voor-ziening. Deze spilrentevoet, die bekendge-maakt werd in de circulaire D.262 van 20 december2005, bedraagt 3,51%. Hij is voor het eerst kleinerdan de maximum-referentievoet die vastgesteld is inde wetgeving over de levens-verzekerings-activiteit.

Bij de bekendmaking van de spilrentevoet heeft deCommissie erop gewezen dat een goed beheer impli-ceert dat de verzekeringsondernemingen bij detarifering van hun bestaande en nieuwelevensverzekeringsproducten anticiperen op de even-tuele risico’s die deze producten kunnen opleveren voorde onderneming zelf en impliciet ook voor de verze-kerden. De technische grondslagen van de nieuweproducten moeten zodanig worden ontwikkeld dat deverzekeringsondernemingen te allen tijde voldoendetechnische voorzieningen kunnen aanleggen om hunverbintenissen te dekken.

Concreet houdt dit in dat er bij de ontwikkeling van detechnische grondslagen van de tarifering (technischerentevoeten, sterftetafels, toeslagen en andere vergoe-dingen) globaal genomen in een voldoende marge moetworden voorzien om een tegen-gewicht te kunnenvormen voor de werkelijke elementen. De volgendetabel brengt dit schematisch in beeld:

Technische grondslag Werkelijke elementen

Technische interestvoet Beleggingsopbrengsten

Sterftetafels Risicokapitalen(voorvalswetten) (uitkeringen)

Toeslagen en Kosten inherent aan hetvergoedingen produceren van verzekeringen

en uitvoeren van deaangegane verbintenissen

De toereikendheid van de technische grondslagen moetniet alleen voor de nieuwe producten worden onder-zocht, maar ook voor de bestaande producten. Voorde bestaande producten moet dit onderzoek met eenzekere regelmaat gebeuren, wanneer er zichomstandig-heden voordoen die een invloed kunnenhebben op de levens-verzekeringen.

De Commissie heeft de verzekeringsondernemingenook herinnerd aan de circulaire (mededeling) D. 206van 9 november 2001 over de adviezen die op dit ge-bied moeten worden verstrekt door de aangewezenactuaris. In deze circulaire worden de onder-nemingenverzocht om geregeld en wanneer de omstandighe-den dit vereisen, advies in te winnen bij de aangewe-zen actuaris over de toereikendheid van de technischegrondslagen van de aangeboden producten en niet tewachten tot het product op de markt gebracht wordtof een wijziging ondergaat of tot de actuaris zijn jaar-lijks advies verstrekt.

(112) 20 september 2003 was de principiële einddatum voor de omzetting van de bepalingen van de desbetreffende Europeserichtlijnen in het nationale recht.

(113) European Insurance & Occupational Pensions Committee (E.I.O.P.C.).(114) Zie circulaire D.261 van 27 december 2005.

Page 48: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

48

CBFA 2005

Samenstelling directiecomité – externe functies

Artikel 90 van de controlewet verzekeringen, dat han-delt over de leiding en leiders van verzekerings-ondernemingen, werd aangevuld met een § 3 en § 4door de wet van 20 juni 2005 betreffende de finan-ciële conglomeraten (115).

Krachtens het nieuwe artikel 90, § 3 kunnen de statutenvan de verzekeringsondernemingen, en dit naar analogiemet de reeds bestaande reglementering voor krediet-instellingen (116), de raad van bestuur toestaan eendirectiecomité op te richten uitsluitend bestaande uit be-stuurders. Verschillende verzekeringsondernemingen had-den vóór de inwerkingtreding van deze bepaling reedseen directiecomité opgericht, overeenkomstig artikel524bis W.Venn., doch de leden ervan dienden niet te-vens lid van de raad van bestuur te zijn.

Het nieuwe artikel 90, § 4 voert een wettelijkeonverenigbaarheidsregeling in voor de leiders van deverzekeringsondernemingen, eveneens naar analogiemet de regeling die reeds bestond voor de krediet-instellingen (117).

De nieuwe wettelijke onverenigbaarheidsregeling is vantoepassing op de bestuurders en directeuren van deverzekeringsondernemingen, en op alle personen die,onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook,deelnemen aan het bestuur of het beleid van deverzekeringsonderneming.

De wet stelt drie beperkingen aan de uitoefening vanexterne functies:

a. De mandaten die worden uitgeoefend op voor-dracht van een verzekeringsonderneming, mogenslechts worden toevertrouwd aan personen diedeelnemen aan de effectieve leiding van die onder-neming, of aan personen die worden aangewezendoor het orgaan dat met de effectieve leiding be-last is.

b. De bestuurders die niet deelnemen aan de effec-tieve leiding van een verzekeringsonderneming,mogen niet deelnemen – via de uitoefening vaneen mandaat – aan de effectieve leiding van ven-nootschappen waarin de verzekeringsondernemingeen deelneming bezit (118).

c. De personen die deelnemen aan de effectieve lei-ding van de verzekeringsonderneming, mogen en-kel in de limitatief opgesomde gevallen een man-daat uitoefenen dat een deelname inhoudt aan hetdagelijks bestuur van andere vennootschappen.

De wet legt niet alleen de voornoemde beperkingenop, maar bepaalt ook dat de voorwaarden waaronderexterne functies mogen worden uitgeoefend, door deverzekeringsondernemingen in interne regels moetenworden vastgelegd. Met die interne regels moeten driedoelstellingen worden nagestreefd:

- voldoende beschikbaarheid van de effectieve lei-ders van de verzekeringsonderneming voor het uit-oefenen van hun functie;

- het voorkomen van belangenconflicten of het be-heersen van risico’s, zoals transacties van ingewij-den;

- een passende openbaarmaking van de externefuncties.

Deze interne regels moeten ertoe leiden dat de drievoornoemde beginselen, die als essentieel worden be-schouwd voor een goed bestuur van de verzekerings-ondernemingen, geëerbiedigd worden.

De interne regels die de verzekeringsonderneming in-voert, moeten aan de Commissie worden meegedeeld,evenals alle functies die buiten de verzekerings-onderneming worden uitgeoefend door de bestuur-ders, directeuren en personen die deelnemen aan hetbestuur of het beleid van de verzekeringsonderneming.

Samenwerkingsprotocol tussen de Commissieen het Fonds voor Arbeidsongevallen

De Commissie en het Fonds voor Arbeidsongevallen(hierna het FAO genoemd) hebben in onderling overlegop 6 juni 2005 een samenwerkingsprotocol ondertekend.

Het betreft de hernieuwing van de samenwerking dieeerder al bestond tussen het FAO en de vroegere CDV.

Het FAO en de Commissie zijn wettelijk belast met deopdracht de verzekeringen tegen arbeidsongevallen tecontroleren.

(115) Wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle derverzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars ende beleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer vanbeleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen, artikel 12 (BS 26 augustus 2005).

(116) Zie art. 26 van de bankwet.(117) Zie art. 27 van de bankwet.(118) Op deze verbodsbepaling is een tijdelijke uitzondering toegestaan bij de verwerving van een deelneming in een

vennootschap of bij overname van een vennootschap door de verzekeringsonderneming.

Page 49: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

49

Prudentiële materies

Overeenkomstig artikel 87bis van de arbeidsongevallen-wet van 10 april 1971, zoals gewijzigd door de wet van 10augustus 2001 houdende de aanpassing van de arbeid-songevallenverzekering aan de Europese richtlijnen betref-fende de directe verzekering met uitzondering van de le-vensverzekering, sloten het FAO en de Commissie een pro-tocol af betreffende onder meer de mededeling van allerelevante gegevens in verband met de financiële situatievan de sector, de uitwisseling van informatie en van devaststellingen gedaan tijdens de controlewerkzaamheden,de organisatie van de gezamenlijke controles en de maat-regelen ter vrijwaring van de belangen van deverzekeringsnemers, de verzekerden en de begunstigden.

Overeenkomstig de controlewet verzekeringen zoalsgewijzigd door de bovenvermelde wet van 10 augus-tus 2001, oefent de Commissie de controle uit op deverzekeringsondernemingen met inbegrip van deverzekeringsverrichtingen tegen arbeidsongevallen.

Meer in het bijzonder is de Commissie belast met deprudentiële controle van deze ondernemingen en is zijderhalve onder meer bevoegd inzake de solvabiliteit, detechnische voorzieningen, de dekkingswaarden, de ta-rieven, de organisatie, het beheer en de interne controle.

Bovendien waakt de Commissie over de naleving vande bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de land-verzekeringsovereenkomst, onverminderd de controle-bevoegdheid van het FAO op de naleving van deverzekeringsverplichting.

Overeenkomstig de wet van 10 april 1971 oefent hetFAO de technische en medische controle uit op de toe-passing door de verzekeringsondernemingen van dewet van 10 april 1971 en de wet van 3 juli 1967 (119).Meer in het bijzonder blijft het FAO bevoegd voor decontrole met betrekking tot de schadeloosstelling vande arbeidsongevallen, zoals bijvoorbeeld de controleop de juridische kwalificatie van een ongeval als zijndeeen arbeidsongeval of een ongeval naar en van hetwerk, de controle op een correcte vaststelling van hetinvaliditeitspercentage, de controle op een correcteberekening van de verschuldigde vergoedingen en ren-ten waarop de slachtoffers van een arbeidsongeval ofhun nabestaanden aanspraak kunnen maken, de con-trole op een correcte uitbetaling van die vergoedingenen renten alsook de betaling van medische en farma-ceutische kosten en van verplaatsingsonkosten, en totde bijdragen en overdrachten bestemd voor het FAO.

Bovendien oefent het FAO de controle uit op de cor-recte naleving van de bepalingen van het Handvest vande sociaal verzekerde. Voor de wet van 1967 houdt ditmet betrekking tot de schadeloosstelling van de arbeid-songevallen de controle in van de relatie tussen deverzekeringsonderneming en de verzekeringsnemer.

Dit protocol raakt niet aan de respectieve bevoegdhedenvan het FAO en de Commissie noch aan het beginsel datelke overheid jegens de ondernemingen de uitsluitendeverantwoordelijkheid draagt voor haar beslissingen, zelfsal is hieraan een samenwerking of informatie-uitwisse-ling met de andere betrokken overheid voorafgegaan.

Het protocol heeft tot doel een algemeen kader vast teleggen voor de samenwerking en de uitwisseling van ge-gevens tussen het FAO en de Commissie met het oog opeen doeltreffende uitoefening van hun respectieve taken.

1.1.2.2.3. Voorzorgsinstellingen enpensioenkassen

Wijziging van de controlewet verzekeringen

Het toepassingsgebied van artikel 2, § 3, 4° van decontrolewet verzekeringen werd met ingang van 1 ja-nuari 2004 aangepast door de wet op de aanvullendepensioenen voor zelfstandigen (WAPZ) om rekening tehouden met het ééngemaakte wettelijke regime vanaanvullende pensioenen voor zelfstandigen.

Vóór deze aanpassing echter, mochten pensioenkassenvoor zorgverstrekkers (120) pensioenvoordelen aanbie-den aan niet-zelfstandigen. Daarnaast konden depensioenkassen aan zowel geconventioneerde als niet-geconventioneerde zorgverstrekkers, voordelen bij ar-beidsongeschiktheid en invaliditeit verstrekken. Dezebeide mogelijkheden werden door de WAPZ opgehe-ven. Hierdoor zouden niet-zelfstandige zorgverstrek-kers niet meer in de mogelijkheid verkeren ompensioenvoordelen in een pensioenkas op te bouwenhoewel dit krachtens de ziektewet (121) voorzien is.Anderzijds zouden zorgverstrekkers geen dekking ar-beidsongeschiktheid en/of invaliditeit bij een pensioen-kas meer kunnen aangaan. De bestaande pensioen-kassen moesten dan, in beginsel, een einde stellen aandeze dekkingen. De wetten van 20 juli 2005 (122) en27 december 2005 (123) herstellen de bestaande toe-stand met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004.

(119) Wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de wegnaar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector (BS 10 augustus 1967).

(120) Geneesheren, tandartsen, apothekers, kinesisten.(121) Artikel 54 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd

op 14 juli 1994.(122) Artikelen 55 en 56 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.(123) Artikel 15 van de wet houdende diverse bepalingen (1) van 27 december 2005.

Page 50: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

50

CBFA 2005

Overdracht aan de Staat van depensioenverplichtingen van sommige openbarerechtspersonen

De artikelen 159 tot 162 van de programmawet van27 december 2005 (124) brengen een wettelijk kadertot stand dat toelaat dat de Staat de pensioen-verplichtingen van bepaalde publiek-rechtelijke rechts-personen overneemt. Concreet gaat het om de «open-bare rechtspersonen met een industriële, commerciëleof economische activiteit» (artikel 159) en om de wet-telijke pensioenstelsels die zij ten voordele van hun sta-tutair en gewezen statutair personeel hebben ingericht.

Wat overgedragen kan worden aan de Staat zijn ener-zijds de verplichtingen tot betaling van pensioen- enoverlevingsrenten en anderzijds de pensioenfondsenvan de betrokken rechts-personen. Als tegenprestatiekan er van de rechtspersoon een socialezekerheids-bijdrage verlangd worden en kunnen er bepaalde maat-regelen worden genomen inzake het administratief enboekhoudkundig beheer van de rechtspersoon. Dit zalverder worden uit-gewerkt in een of meer in Minister-raad overlegde koninklijke besluiten die uiterlijk op31 december 2006 moeten worden genomen (artikel161, § 1) en die binnen het jaar na de datum van huninwerkingtreding moeten worden bekrachtigd bij wet(artikel 161, § 2).

Vóór eind 2005 zijn er op basis van de voornoemdeartikelen koninklijke besluiten genomen over deN.M.B.S. Holding (125) enerzijds en over het Gemeen-telijk Havenbedrijf Antwerpen (126) anderzijds.

In het eerste geval kon de entiteit die in de schoot vande Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen(N.M.B.S.) de pensioenstelsels van het personeel be-heerde, niet beschouwd worden als een pensioen-instelling in de zin van artikel 2, § 3, 6°, van de controle-wet verzekeringen, ook al bevat de naam van deze en-titeit de term «Pensioenfonds». De vraag of de N.M.B.S.een pensioeninstelling moest oprichten of de vrijstellingkon genieten van artikel 2, § 3, 6°, b), van de controle-wet verzekeringen, is nu niet langer relevant.

In het tweede geval ging het wel om een voorzorgsin-stelling die onder het toezicht van de Commissie valt,namelijk het Pensioenfonds Havenbedrijf (127). Krachtensartikel 2 van het koninklijk besluit van 28 december 2005wordt deze instelling op 31 december 2005 van rechts-wege ontbonden en in vereffening gesteld. Ditzelfde ar-tikel bepaalt ook dat de bepalingen van de controlewetverzekeringen die betrekking hebben op de vereffeningen de overdracht (hoofdstukken V en Vquater) in dit ge-val niet van toepassing zijn, wat betekent dat de Com-missie niet geraadpleegd moet worden en ook geen toe-stemming moet geven. Volgens artikel 3 van hetzelfdebesluit wordt het saldo van de vereffening naargelangvan het geval betaald door of uitgekeerd aan hetGemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen.

De pensioenrechten van het personeel en derecht-hebbenden worden in geen van beide gevallengewijzigd door de overdracht.

(124) Belgisch Staatsblad van 30 december 2005, Ed. 2.(125) Koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding

door de Belgische Staat (BS 30 december 2005, Ed. 2).(126) Zie het koninklijk besluit van 28 december 2005 tot overname van de pensioenverplichtingen van het Gemeentelijk

Havenbedrijf Antwerpen (BS 30 december 2005, Ed. 2).(127) Meer bepaald het «Pensioenfonds voor de rust en overlevingspensioenen van het statutair personeel van het Gemeentelijk

Havenbedrijf Antwerpen en hun rechthebbende V.Z.W».

Page 51: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

51

Prudentiële materies

1.2. Prudentieel toezicht op kredietinstellingenen beleggingsondernemingen

1.2.1. Gemeenschappelijke aspecten

analyse hadden uitgesproken over het behoud van debetrokkene als effectief leider, en dat de nodige ga-ranties waren ingebouwd om de continuïteit van eengezond en voorzichtig beleid van de instelling te ga-randeren.

Toen die persoon werd voorgedragen als bestuurder,lid van het directiecomité, heeft de Commissie, geletop de wijziging in de aard van de functie van effectiefleider waartoe die voordracht aanleiding gaf, geoor-deeld dat de beschuldiging op persoonlijke titel van debetrokkene van aard was om zijn professionele be-trouwbaarheid in de zin van artikel 18 van de bankwetin het gedrang te brengen, wat zijn voorgestelde be-noeming tot bestuurder, lid van het directiecomité, inde weg stond.

Dit betekende echter niet dat de betrokkene zijn hui-dige functies niet langer kon uitoefenen, aangeziendat gebeurde onder de verantwoordelijkheid van hetdirectiecomité van de betrokken kredietinstelling.

In een ander dossier heeft de Commissie geoordeelddat een lid van het directiecomité van een krediet-instelling die ook op persoonlijke titel was beschuldigdin het kader van een lopend gerechtelijk onderzoek,een einde kon stellen aan zijn functie van effectief lei-der van die kredietinstelling, terwijl hij zijn functie vanbestuurder verder kon blijven uitoefenen binnen dieinstelling.

Professionele betrouwbaarheid van deeffectieve leiders van financiële instellingen

De effectieve leiding van kredietinstellingen enbeleggingsondernemingen moet worden toevertrouwdaan natuurlijke personen die de vereiste professionelebetrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten voorde uitoefening van deze functies.

Zoals de Commissie al heeft verduidelijkt (128), slaathet begrip «effectief leider» op alle personen die, on-der welke benaming of in welke hoedanigheid ook,deelnemen aan het bestuur of het beleid van de krediet-instelling of de beleggingsonderneming. Dit geldt dusook voor de personen van wie het functieniveau hië-rarchisch net onder dat van het directiecomité ligt, als-ook voor de leiders van de buitenlandse bijkantorenvan de kredietinstelling of de beleggingsonderneming.

Naar aanleiding van de wijzigingen in de beleids-structuur van een kredietinstelling, diende de Commis-sie zich uit te spreken over de professionele betrouw-baarheid van een persoon van wie het functieniveaunet onder dat van het directiecomité van die instellinglag, en die werd voorgedragen om tot bestuurder-lidvan het directiecomité van die instelling te wordenbenoemd.

De betrokken persoon was in het verleden echter oppersoonlijke titel beschuldigd in het kader van een ge-rechtelijk onderzoek. Overeenkomstig de ter zake ge-hanteerde gedragslijn (129), had de Commissie zich erdestijds van vergewist dat de bestuursorganen van dekredietinstelling zich op basis van een gemotiveerde

(128) Zie circulaire D1 2002/5 van 21 oktober 2002 aan de kredietinstellingen over de onverenigbaarheidsregeling voor hunleiders, en circulaire D4/EB/2002/5 van 21 oktober 2002 aan de beleggingsondernemingen en de vennootschappen voorbeleggingsadvies over de onverenigbaarheidsregeling voor hun leiders.

(129) Zie het jaarverslag CBF 1999-2000, p. 42.

Page 52: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

52

CBFA 2005

1.2.2. Sectorale aspecten

die controlepositie beschouwt de Commissie ditaandeelhouderssyndicaat nu als een onrechtstreekseaandeelhouder van de voormelde financiële instellin-gen onder prudentieel statuut.

Een tweede prudentieel aandachtspunt betrof de be-oordeling van de beleids- en organisatiestructuur vande financiële instellingen uit de groep, gelet op de doorKBC Groep nagestreefde groepsaansturing. Deze hadnamelijk een weerslag op de taak- en bevoegdheids-verdeling tussen holding en relevante dochters en opde organisatie van het groepstoezicht op de dochters.De Commissie heeft deze elementen onderzocht opbasis van een aantal principes en criteria die ze voor-bereidt voor de beoordeling van de beleids- enorganisatiestructuur van financiële instellingen die medein groepscontext worden aangestuurd (130).

Nieuwe operationele organisatiestructuurvan de Dexia-groep

In het verlengde van de progressieve integratie diestartte in 1996 met de oprichting van de groep en diewerd doorgezet in 1999 met de invoering van een aan-sturing per métier (131), heeft de Dexia-groep, metingang van 1 januari 2006, een nieuwe operationeleorganisatiestructuur ingevoerd.

De hervorming die, naast een coherentere aansturingvan de groep en haar métierstructuur, ook een verbe-terd besluitvormingsproces van haar bestuursorganennastreeft, is toegespitst op een quasi homogene sa-menstelling van de directiecomités van de financiëleholding Dexia NV en van haar drie belangrijkste opera-tionele dochters Dexia Bank in België, Dexia BIL inLuxemburg en Dexia Crédit Local in Frankrijk. Die lo-kale comités zijn aangevuld met een voorzitter die be-last is met het dagelijks bestuur van die instellingen.

Verder berust de nieuwe structuur, zowel op het ni-veau van de financiële holding als op het niveau vande drie belangrijkste operationele eenheden, op eenexecutief comité dat telkens is samengesteld uit ledenvan het betrokken directiecomité en verantwoordelijkenvoor de belangrijkste commerciële activiteiten en ope-rationele functies. Op groepsniveau is het de taak vanlaatstgenoemden om een strategie uit te werken dieeigen is aan het métier waarvoor zij verantwoordelijkzijn. Vanuit functioneel oogpunt zijn zij ook de perso-nen aan wie de lokale verantwoordelijken binnen elkexecutief comité rapporteren.

1.2.2.1. Kredietinstellingen

Fusie Almanij – KBC Bankverzekeringsholding:Herstructurering van de KBC Groep

In maart 2005 vond de herstructurering van de groepenAlmanij en KBC Bankverzekeringsholding plaats. Daarbijwerd de topholding Almanij NV overgenomen door KBCBankverzekeringsholding NV, haar dochtervennootschap,en werd nadien de naam gewijzigd in KBC Groep NV.Vooraf had Almanij in het Groothertogdom Luxemburgeen openbaar bod uitgebracht op alle aandelen van haardochter Kredietbank SA Luxembourgeoise (KBL) die nogniet in haar bezit waren. Met die integratie beoogde deKBC Groep zijn positie als Europese financiële diensten-groep te verstevigen door het versterken van een een-heid van strategie, kapitaal en bestuur en het stroomlij-nen van de organisatiestructuur. Aan de top kwam er nuéén beursgenoteerde geïntegreerde vennootschap, metdaaronder als voornaamste werkmaatschappijen: KBCBank, KBC Verzekeringen, KBL, KBC Asset Managementen Gevaert.

Bij het onderzoek van deze herstructurering vanuit deprudentiële invalshoek stonden er twee aandachts-punten centraal.

Een eerste prudentieel aandachtspunt betrof de weer-slag van de herstructurering op de kapitaalstructuurvan de Belgische kredietinstellingen, verzekeringsmaat-schappijen en beleggingsondernemingen uit de groep.Omdat de nieuwe KBC Groep NV de voortzetting wasvan de vroegere KBC Bankverzekeringsholding, was ergeen weerslag op het rechtstreekse aandeelhouder-schap in de betrokken dochters. Cera, Almancora,MRBB (de Maatschappij voor Roerend Bezit van deBoerenbond CV) en de groep van «Andere Vaste Aan-deelhouders» (afgekort de AVA’s) bleven optreden alsstabiele aandeelhouders van KBC Groep. Nieuw wasdat MRBB, die voordien geen lid was van hetaandeelhouderssyndicaat gevormd door CeraAlmancora en de AVA’s, nu wel toetrad tot hunaandeelhoudersovereenkomst.

Daarmee treden alle geledingen van de vaste kern vanaandeelhouders van KBC Groep, die samen meer dande helft van het kapitaal van KBC Groep aanhouden,voortaan op in gezamenlijk overleg, wat hen ondermeer toelaat rechtstreeks of onrechtstreeks de meer-derheid van de bestuurders van KBC Groep NV, KBCBank en KBC Verzekeringen aan te duiden. Gelet op

(130) Zie het jaarverslag 2005, p. 31.(131) Zie de jaarverslagen CBF 1996-1997, p. 52 en volgende, en 1999-2000, p. 43 en 44.

Page 53: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

53

Prudentiële materies

Over die hervorming zijn talrijke gesprekken gevoerd metde Dexia-groep en daarnaast hebben de Belgische, Franseen Luxemburgse toezichthoudende autoriteiten de her-vorming ook gezamenlijk onderzocht, conform het Me-morandum over het toezicht op geconsolideerde basisop de bankgroep Dexia en het protocol over de prudentiëleomkadering van de Dexia-groep (132). Die toezicht-houdende autoriteiten hebben ter zake bijzondere aan-dacht besteed aan de afbakening van de bevoegdhedenvan de verschillende organen en de verschillende verte-genwoordigers tegen de achtergrond van hun onderschei-den rol op het vlak van het toezicht, de algemene aan-sturing en de operationele leiding, alsook vanuit het oog-punt van de preventie van belangenconflicten. Verderhebben de betrokken autoriteiten ook aandacht besteedaan de naleving van het vennootschapbelang van de ope-rationele entiteiten, de toereikende beschikbaarheid vande leiders, de passende interne werking van de bestuurs-organen van de verschillende betrokken entiteiten en deinvoering van passende procedures inzake interne con-trole en risicobeheer. Tot slot hebben de toezichthoudersaangedrongen op de versterking van de controlerenderol van de raden van bestuur.

Gezonde praktijken inzake financiëledeontologie bij diamantfinanciering

In het verleden heeft de Commissie een aantal aanbe-velingen geformuleerd inzake de kredietverlening aande diamantsector (133). Zonder afbreuk te doen aande eigen kenmerken en gebruiken van de sector, werdaan de banken gevraagd de nodige waakzaamheid envoorzichtigheid aan de dag te leggen bij het beheervan de betrokken kredieten.

Zoals aangekondigd in het vorige jaarverslag (134), werdop basis van een horizontaal onderzoek bij de zogenaamdediamantbanken over de toepassing van de financiëledeontologie, een nieuw referentiekader over gezonde prak-tijken (sound practices) terzake uitgewerkt in aanvullingop de destijds geformuleerde aanbevelingen (135).

De vroegere aanbevelingen inzake de kredietverleningaan de diamantsector blijven van kracht, met dienverstande dat de Commissie bij de beoordeling van denaleving ervan rekening houdt met de gewijzigde con-text in de diamantsector en in de financiering ervan.

De sound practices moeten niet worden beschouwdals een handleiding met beginselen of procedures in-zake financiële deontologie. Wel beklemtonen zij dathet integriteitsbeleid, de compliancefunctie, de

waakzaamheid ten opzichte van klanten en financiëleverrichtingen, en het kredietrisicobeheer specifiek re-kening moeten houden met de bijzondere dimensievan de diamantfinanciering.

Het sectoraal overleg daarover werd ondertussen af-gerond en heeft geleid tot een gezamenlijke verklaringvan de betrokken banken aan de Commissie dat ze devoormelde sound practices als een bijkomend referen-tiekader aanvaarden voor het toezicht op de financiëledeontologie in de diamantfinanciering.

Door het aanvaarden van deze sound practices geven dediamantbanken een belangrijk signaal naar de sector datze elkaar niet zullen beconcurreren op basis van een soe-pele toepassing van de regelgeving of van de financiëledeontologie. Zij zullen ook verder periodiek met elkaaroverleggen over de actualisering van hun normen en pro-cedures, gelet op de evoluties in de diamantsector.

Legiolease: problematiek vande aandelenleasecontracten van Dexiain Nederland

In het verslag van het directiecomité van 2004 werdingegaan op de prudentiële aandachtspunten met be-trekking tot de geschillen waarmee Dexia Bank Neder-land NV, de Nederlandse bankdochter van Dexia NV,wordt geconfronteerd in het kader van deaandelenleasecontracten die de voorbije jaren in Ne-derland werden gesloten (136).

Na bemiddeling door wijlen de heer Wim Duisenberg,voormalig voorzitter van de Europese Centrale Bank,heeft Dexia Bank Nederland in juni 2005 met een aan-tal beleggersverenigingen een overeenkomst bereikt.Volgens die overeenkomst wordt de betrokken cliën-ten de mogelijkheid geboden om, in bepaalde geval-len en onder bepaalde voorwaarden, een schadeloos-stelling te verkrijgen in de vorm van een volledige ofgedeeltelijke kwijtschelding van hun restschuld op hetaandelenleasecontract.

De Commissie is de verdere afwikkeling van die over-eenkomst blijven volgen, ook rekening houdend metde nog hangende rechtszaken waarin de Nederlandserechtbanken zich zullen moeten uitspreken.

Tegen die achtergrond is de Commissie, in nauw over-leg met de Nederlandse en Luxemburgse toezicht-houders, bijzondere aandacht blijven besteden aan dedoor Dexia Bank Nederland NV gekozen methodolo-

(132) Zie het jaarverslag CBF 1999-2000, p. 44.(133) Zie het jaarverslag CBF 1990-1991, p. 40 en 41.(134) Zie het jaarverslag CBFA 2004, p. 46.(135) Zie het jaarverslag CBF 1990-1991, p. 40 en 41.(136) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 61.

Page 54: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

54

CBFA 2005

gie in verband met de vorming van voorzieningen vooren de waardeverminderingen op vorderingen, alsookaan het operationeel beheer van de geschillendossiers.Ook heeft zij aandacht besteed aan de boekhoudkun-dige wijzigingen die, voor die voorzieningen en waar-deverminderingen, voortvloeien uit de overschakelingvan Dexia NV op de internationale standaarden voorjaarrekeningen IAS/IFRS bij de opstelling van de finan-ciële staten per 1 januari 2005.

Reglementering inzake de instellingen voorelektronisch geld: verzoek om een vrijstelling

De bankwet als gewijzigd bij de wet van 25 februari2003 (137) voorziet in een specifieke categorie van krediet-instellingen, namelijk de instellingen voor elektronisch geldwaarvan de werkzaamheden bestaan in het uitgeven vanelektronisch geld als gedefinieerd in artikel 3, § 1, 7° vande wet. Voor deze specifieke categorie van krediet-instellingen geldt een prudentiële regeling die vrij parallelloopt met de regeling die geldt voor banken, weliswaaraangepast op bepaalde specifieke punten.

Artikel 2, § 2 van de bankwet bepaalt meer in het bij-zonder dat de Commissie een instelling voor elektro-nisch geld kan vrijstellen van de toepassing van alle ofeen aantal bepalingen van die wet:

als zij werkzaamheden van uitgifte van elektronischgeld verricht voor een totaalbedrag aan financiëleverplichtingen, die verband houden met het uitstaandelektronisch geld, dat in normale omstandigheden nietmeer bedraagt dan vijf miljoen euro en nooit meerbedraagt dan zes miljoen euro, of

als zij elektronisch geld uitgeeft dat als betaalinstrumentenkel wordt aanvaard door ondernemingen waarmeezij zich in een controleverhouding bevindt, of

als zij elektronisch geld uitgeeft dat als betaal-instrument enkel wordt aanvaard door een beperktaantal ondernemingen.

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie een eer-ste verzoek om een vrijstelling ontvangen dat geba-seerd was op die bepaling. Het verzoek betrof eenbesloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheiddie in België elektronisch geld wil uitgeven met de be-doeling betalingen via het internet te vergemakkelij-ken. De betrokken vennootschap is een zuster-vennootschap van een vennootschap naar Nederlandsrecht die identiek dezelfde werkzaamheden verricht.

De uitgevende vennootschap wenst aan natuurlijkepersonen in België kaarten te verkopen, waarmee dezeop het Internet betalingen kunnen doen aan een partijdie via het Internet goederen of diensten (in de ruim-ste zin van het woord) aanbiedt en die met de uitge-

vende vennootschap een overeenkomst is aangegaan.De kaarten zullen worden aangeboden via winkeliersen andere wederverkopers. De kaarten zullen eenwaarde hebben die gelijk is aan het bedrag dat de ge-bruiker in ruil voor de kaarten aan de uitgevende ven-nootschap heeft betaald. Om te beginnen zullen dekaarten worden uitgegeven in coupures van 5 euro,10 euro, 20 euro en 50 euro.

De promotor baseerde zijn verzoek om een vrijstelling vande toepassing van alle of een aantal bepalingen van debankwet en van haar uitvoeringsbesluiten, op artikel 2,§ 2, eerste lid, 1° van die wet, omdat de door hem ge-plande uitgifte van elektronisch geld aanleiding zou geventot een totaalbedrag aan financiële verplichtingen, die ver-band houden met het uitstaand elektronisch geld, dat innormale omstandigheden niet meer bedraagt dan vijf mil-joen euro en nooit meer bedraagt dan zes miljoen euro.

Na onderzoek van de overgelegde informatie heeft deCommissie de analyse van de promotor bevestigd diestelde dat de door hem geplande werkzaamhedenbestonden in de uitgifte van elektronisch geld in de zinvan artikel 3, § 1, 7°, van de bankwet. Bijgevolg moetde betrokken vennootschap beschouwd worden als eeninstelling voor elektronisch geld in de zin van artikel 1,tweede lid, 2°, van de wet.

De Commissie heeft verder beslist om de vennootschapeen vrijstelling te verlenen op basis van artikel 2, § 2,eerste lid, 1°, van de bankwet.

Hoewel die vrijstelling de meeste bepalingen van debankwet betreft, inclusief de vergunningsverplichtingen de inschrijving op de lijst van de kredietinstellingen,blijven een aantal verplichtingen toch van toepassing.Daarbij moet vooral worden verwezen naar:

a. de verplichting om elektronisch geld terug te beta-len, zoals bepaald bij artikel 5quater van de wet;

b. het wettelijke en reglementaire kader met betrekkingtot de voorkoming van het gebruik van het financiëlestelsel voor witwaspraktijken en terrorismefinanciering;

c. artikel 6, § 2, tweede lid, van de bankwet dat instel-lingen voor elektronisch geld waaraan een vrijstellingis verleend met toepassing van artikel 2, § 2, van dewet, verbiedt in België publiekelijk gebruik te makenvan de term «instelling voor elektronisch geld»;

d. artikel 2, § 2, tweede lid, van de bankwet dat bepaaltdat «de instellingen voor elektronisch geld waaraan eenvrijstelling is verleend op grond van deze paragraaf:

1° niet in aanmerking komen voor de regeling in-zake wederzijdse erkenning vastgesteld in deartikelen 65 tot 66bis van die wet;

(137) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 56.

Page 55: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

55

Prudentiële materies

2° in de overeenkomst tot regeling van de uitgiftevan elektronisch geld, moeten bepalen dat decapaciteit van de elektronische drager waarophet elektronisch geld wordt opgeslagen, beperktis tot maximum 150 euro;

3° periodiek verslag uitbrengen over hun werk-zaamheden bij de Nationale Bank van België enbij de Commissie voor het Bank-, Financie- enAssurantiewezen. Dit verslag, inzonderheid overhet totaalbedrag van hun financiële verplich-tingen die verband houden met het uitstaandelektronisch geld, wordt opgesteld volgens deregels die, na advies van de Nationale Bank vanBelgië, zijn vastgesteld door de Commissie voorhet Bank-, Financie- en Assurantiewezen die derapporteringsfrequentie bepaalt.»

Conform het laatste punt van artikel 2, § 2, tweedelid, van de wet, zal de Commissie de NBB raadplegenalvorens de regels vast te stellen met betrekking tot derapportering die de vrijgestelde vennootschap perio-diek aan de NBB en de Commissie moet voorleggenover haar werkzaamheden.

1.2.2.2. Beleggingsondernemingen

Geschiktheid als aandeelhouder

Artikel 67 van de wet van 6 april 1995 vereist dat eenaandeelhouder die ten minste 5 % van het kapitaal ofde stemrechten van een beleggingsonderneming be-zit, in staat moet zijn het gezond en voorzichtig beleidvan de beleggingsonderneming te waarborgen. Omde geschiktheid van de aandeelhouder na te gaan, moetworden onderzocht of hij betrouwbaar is, of hij finan-cieel in staat is om de stabiliteit van de beleggings-onderneming te waarborgen en deel te nemen aanhaar groei en, in het algemeen, of hij ten aanzien vande controle-autoriteiten de rol van een belangrijke aan-deelhouder kan vervullen (138).

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie vastgestelddat een bestuurder van een beursvennootschap via zijnpatrimoniumvennootschap een participatie van meer dan5 % in de beursvennootschap aanhield zonder hiervaneen voorafgaande kennisgeving te hebben gedaan aande Commissie. Destijds was aan de Commissie meege-deeld dat de bestuurder de aandelen ten persoonlijke ti-tel in de beursvennootschap zou aanhouden.

De Commissie voert een beleid waarbij zij erop toeziet dat inhet geval de aandeelhouder een rechtspersoon is, de deel-neming in de beleggingsonderneming op een passende wijzeis gefinancierd door de betrokken aandeelhouder om debeleggingsonderneming in staat te stellen, zo nodig, voorzelffinanciering te zorgen (139). De geschiktheid van eenaandeelhouder wordt immers mee beoordeeld op grondvan zijn solvabiliteit en de mogelijkheid om de beleggings-onderneming indien nodig financieel te ondersteunen.

Uit nazicht van de jaarrekening van de patrimonium-vennootschap bleek dat de participatie in de beurs-vennootschap de enige relevante actiefpost uitmaaktevan de vennootschap. De participatie werd grotendeelsmet vreemde middelen gefinancierd, wat niet de gun-stige voorwaarden creëert voor de financiële stabiliteitvan de beursvennootschap. De vennootschap beschikteimmers niet over de nodige eigen middelen om debeursvennootschap indien nodig financieel te onder-steunen. De Commissie heeft er bijgevolg op gewezendat de participatie van de patrimoniumvennootschapin de beursvennootschap met de eigen middelen vandeze aandeelhouder-rechtspersoon moest worden ge-financierd. Ze heeft er tevens over gewaakt dat debeursvennootschap maatregelen nam om de stabili-teit van haar aandeelhouderschap te vrijwaren en eenoplossing uit te werken die rekening houdt met debepalingen van artikel 67 van de wet van 6 april 1995.

1.2.2.3. Andere ondernemingen

Inschrijving van Euroclear NV op de lijst van dein België vergunde met vereffeningsinstellingengelijkgestelde instellingen

De omkadering van het toezicht op de vereffeningsin-stellingen is uitgebreid tot de in België gevestigde in-stellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele ofgedeeltelijke operationele beheer van de door dievereffeningsinstellingen verstrekte diensten (140).

Die omkadering werd aangevuld met twee koninklijkebesluiten van 26 september 2005. Het eerste van diebesluiten dat handelt over het statuut van devereffeningsinstellingen en de met vereffeningsin-stellingen gelijkgestelde instellingen (141), verduidelijktde regels met betrekking tot het prudentieel toezichtdat op die instellingen wordt uitgeoefend (142). Hettweede besluit van 26 september 2005 (143) duidt de

(138) Zie het jaarverslag CBF 1991-1992, p. 59.(139) Zie het jaarverslag CBF 1991-1992, p. 60.(140) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 48 en 49.(141) Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2005.(142) Zie dit verslag, p. 42.(143) Koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de instellingen als bedoeld in artikel 23, § 7,

van de wet van 2 augustus 2002 (BS 11 oktober 2005).

Page 56: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

56

CBFA 2005

vennootschap naar Belgisch recht Euroclear NV (hierna«ESA» genoemd) aan als instelling die wordt gelijkge-steld met een vereffeningsinstelling (144). Deze ven-nootschap treedt, binnen de Euroclear-groep, op alsdienstverlener ten gunste van alle centraledepositarissen (hierna «CSD’s/ICSD’s» genoemd (145))van die groep, enerzijds, en centraliseert op haar ni-veau alle voor voornoemde CSD’s/ICSD’s als gemeen-schappelijk te beschouwen operationele, toezichts- enondersteunende functies, anderzijds.

Conform de bepalingen van de wet van 2 augustus 2002en met toepassing van eerstgenoemd koninklijk besluitvan 26 september 2005, heeft de vennootschap ESA dieaan de vergunningsvoorwaarden (146) voldeed, van deCommissie een vergunning verkregen als met eenvereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling naar Belgischrecht en is zij ingeschreven op de lijst van die instellingen.

De beheervennootschappen van instellingenvoor collectieve belegging

Het landschap van de Belgische fondsenbeheerderswerd grondig gewijzigd door de ICB-wet (147) waar-bij de Richtlijn 2001/107/EG van 21 januari 2002 inBelgische reglementering werd omgezet. De nieuwewet plaatste deze beheerders, die voorheen het sta-tuut van beleggingsonderneming of kredietinstellinghadden aangenomen, voor een belangrijke keuze metbetrekking tot de wijze waarop zij in de toekomst debeleggingsvennootschappen konden blijven beheren.De wet gaat immers uit van twee mogelijkeorganisatiestructuren voor het beheer van dezebeleggingsvennootschappen.

Ofwel wordt de beleggingsvennootschap op autonomewijze bestuurd (148) waarbij deze over een passendebeheerstructuur moet beschikken en over een passendeadministratieve, boekhoudkundige, financiële en tech-nische organisatie die in overeenstemming is met devoorgenomen werkzaamheden. Deze nieuweorganisatiestructuur, waarbij aan de beleggings-vennootschappen een wezenlijke substantie wordtopgelegd, betekent voor de meeste instellingen eenbelangrijke wijziging ten opzichte van hun bestaandestructuur waarbij zij de quasi totaliteit van het beheeren van hun organisatie delegeren aan een derde, incasu de fondsenbeheerders.

Ofwel, indien de beleggingsvennootschap niet beschiktover een eigen en voor haar voorgenomen werkzaam-heden passende beheerstructuur of over de passendeorganisatie, stelt zij een beheervennootschap van ICB’saan die verantwoordelijk wordt voor het geheel vande beheertaken van de beleggingsvennootschap.

Voor wat de beleggingsfondsen betreft heeft de wet-gever geen keuze gelaten. Het model van zelfbeheerstaat voor hen niet open.

Een beleggingsvennootschap die niet opteert voor hetmodel van zelfbeheer of een beleggingsfonds kan en-kel een instelling met het statuut van beheer-vennootschap van ICB’s aanstellen om het geheel vande beheertaken waar te nemen.

Op grond van de beheerstructuur gekozen door dedoor hen beheerde ICB’s hebben in 2005 vijf groteBelgische fondsenbeheerders beslist hun statuut vanvennootschap voor vermogensbeheer te ruilen voor datvan beheervennootschap van ICB’s. Zij hebben daar-toe elk aan de Commissie een nieuw vergunnings-dossier ter goedkeuring moeten voorleggen waarbij zijmoesten aantonen dat zij beantwoorden aan allenieuwe wettelijke vergunningsvoorwaarden (149).Daarbij werd door de Commissie in het bijzonder deaandacht gevestigd op de specifieke controlefunctieszoals het risicobeheer, op de vergoedingsstructuur enop de toepassing van het nieuwe reglement eigen ver-mogen (150) dat voor de meeste beheerders nieuwevermogensvereisten met zich meebrengt.

De keuze van de fondsenbeheerders voor het nieuwe sta-tuut werd voornamelijk ingegeven uit efficiëntie-overwegingen. Een aanpassing van hun statuut naar datvan beheervennootschap van ICB’s vergde immers minderorganisatorische en financiële inspanningen dan de aan-passing van iedere beleggingsvennootschap afzonderlijk.

De omvorming gaf hen bovendien ook een oplossingvoor het beheer van de beleggingsfondsen van degroep. Dezelfde beheervennootschap kan immers zo-wel het beheer waarnemen van de beleggingsfondsenals dat van de beleggingsvennootschappen.

Binnen een groep met meerdere beleggings-vennootschappen geeft deze gecentraliseerde struc-tuur tenslotte ook voordelen inzake beleid en controle.

(144) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 58 en 59.(145) CSD = central securities depository; ICSD = international central securities depository.(146) Zie afdeling II van hoofdstuk II van voornoemd koninklijk besluit van 26 september 2005.(147) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 120.(148) Zie Circulaire 2/2006: «Aanbevelingen van de CBFA over de organisatie van de zelfbeheerde instellingen voor collectieve

belegging», verder besproken in dit verslag, p. 103.(149) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 123.(150) Koninklijk besluit van 4 maart 2005 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie over het eigen vermogen van de

beheervennootschappen van ICB’s.

Page 57: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

57

Prudentiële materies

1.3. Prudentieel toezicht op de verzekeringsbranche

1.3.1. Verzekeringsondernemingen – Toezicht in de praktijk

samen-stellen. Het bedrag van deze voorziening stemtovereen met het verschil tussen de levensverzekerings-voorzieningen die aan de knipperlicht-intrest-voet zijnberekend en diezelfde voorzieningen die op basis vande technische -grondslagen van de tarifering zijn bere-kend. Deze aanvullende voorziening moet worden sa-mengesteld per tiende. Doel van deze aanvullende voor-ziening is de technische voor-zieningen en dus dedekkings-waarden aan te vullen en op die manier tegaranderen dat wanneer het rendement dat op het ge-heel van de voorzieningen wordt verkregen lager ligtdan de gewaarborgde intrestvoet, dit toch volstaat omhet gewaarborgde rendement uit te keren dat voor klei-nere voorzieningen wordt toe-gepast.

Conform het koninklijk besluit van 30 november 2004tot wijziging van het algemeen reglement verzekerin-gen en het reglement leven, hebben vijftien verzekerings-ondernemingen een aanvraag ingediend om voor hetboekjaar 2005 vrijgesteld te worden van de verplichtingom de aanvullende voorziening «Leven» samen te stel-len. Voor de aanvullende voorziening «Arbeidsonge-vallen» werden er geen vrijstellingen aangevraagd.

De meeste ondernemingen hebben de vrijstelling nietaangevraagd voor de volledige portefeuille van deover-een-komsten waarvoor een aanvullende voorzie-ning moet worden aangelegd. Sommige segmentenvoldeden niet aan de vereisten van de circulaire, an-dere waren te moeilijk te modelleren.

Het onderzoek van de dossiers heeft een aantal wijzi-gingen onder-gaan ten opzichte van het vorige boek-jaar omdat de verzekerings-ondernemingen dit jaarbijkomende gegevens moesten verstrekken.

De Commissie moest ook toezien op de coherentie vande bestemming van de activa: wanneer er in 2004 eenaanvraag tot vrijstelling ingediend geweest was voor eenbepaalde portefeuille, moesten de in 2005 onttrokkenactiva overeen-stemmen met de in 2004 onttrokkenactiva. Verschillen waren enkel toegelaten indien ze tewijten waren aan de aankoop en verkoop van activa ofaan herbeleggingen. Voor alle andere wijzigingen moester een rechtvaardiging worden gegeven.

Voor de dossiers die in 2005 werden ingediend heeft deCommissie ook moeten oordelen over de interne cohe-rentie van de parameters van de gebruikte modellen.Zo moest het koppel risico/rendement coherent zijn voorelk jaar, moest de jaarlijkse evolutie van de parameters

Verdeling van de bevoegdhedenonder de bestuursorganen

Een verzekeringsonderneming was van plan om in haarstatuten op te nemen dat sommige beslissingen vande raad van bestuur of van het directiecomité op ver-zoek van een minderheidsaandeelhouder «geëvoceerd»kunnen worden door de algemene vergadering.

Zonder zich uit te spreken over de implicaties ten aan-zien van artikel 522, §1 W.Venn., heeft de Commissiezich tegen dit voornemen verzet. Aangezien het gaatom bevoegdheden die door hun aard aan de raad vanbestuur of aan de effectieve leiding toekomen, heeftde Commissie geoordeeld dat in het geval van eenverzekeringsonderneming niet aanvaard kan wordendat aan de algemene vergadering een evocatierechtwordt toegekend voor bestuursdaden in ruime zin.

Artikel 90 van de controlewet verzekeringen legt aande verzekeringsondernemingen verplichtingen op in-zake de samenstelling van de bestuursorganen en deeffectieve leiding en inzake de kwaliteiten waaroverde leden van deze organen moeten beschikken.

Deze verplichtingen en kwaliteiten scheppen de voorwaar-den voor een gezond en prudent beheer van deverzekeringsactiviteit. De bestuursverantwoordelijkhedenmogen dus niet worden overgedragen aan een ander or-gaan van de onderneming, dat niet onderworpen is aande specifieke regels betreffende de aanstelling van de le-den van de bestuursorganen en van de effectieve leiding.

Aanvragen tot vrijstelling van de verplichtingom in «Leven» en «Arbeidsongevallen»een aanvullende voorziening samen te stellen

Het reglement leven bevat een bepaling die deverzekeringsondernemingen verplicht een aanvullendevoorziening aan te leggen om te kunnen anticiperen opde problemen die verband houden met de daling vande intrestvoeten. De filosofie achter deze voorziening isde volgende: er wordt een knipperlicht-intrest--voet vast-gesteld die 80% bedraagt van het gemiddelde maan-delijkse rendement van de laatste 5 jaar van de OLO’sop 10 jaar. Deze knipper-lichtintrestvoet wordt overeen-komst per overeenkomst vergeleken met degewaar-borgde intrestvoet. Wanneer de gewaarborgdeintrest-voet voor een bepaalde over-eenkomst deknipperlichtintrestvoet met meer dan 10 basispuntenoverschrijdt, moet de verzekeringsonderneming voordeze overeen-komst een aanvullende voorziening

Page 58: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

58

CBFA 2005

logisch zijn en moesten de gebruikte parameters onder-ling en met het marktgemiddelde vergeleken worden.

De formules die gebruikt werden om de ontwikkelingvan de verschillende risicofactoren (rendement van deactiva, afkooppercentages, ...) te verklaren, moestengetest worden op hun sensibiliteit ten opzichte van deparameters. Om de modellering te kunnen beoorde-len, heeft de Commissie de verzekerings-ondernemingen verzocht een tiental stress tests uit tevoeren en de resultaten hiervan op te nemen in deverdelingsfunctie van de stochastische resultaten.

Vier van de stress tests waren gebaseerd op historischevoorvallen (Aziatische crisis van 1997/1998, Russische crisisvan 1998, crisis van 2002, Japanse recessie van 1991),vier andere op synthetische scenario’s (economischeverstarringen, monetaire expansie, onzekerheid op kortetermijn, onzekerheid op lange termijn) en de laatste tweeop een belangrijke wijziging van de verbintenissen.

Om een idee te hebben van de stabiliteit en de coheren-tie van de gebruikte modellen heeft de Commissie deverzekeringsondernemingen die in 2004 een dossier heb-ben ingediend, gevraagd om naast de bovenvermeldegegevens een coherentietabel te verstrekken op basiswaarvan een vergelijking gemaakt kan worden tussenhet niveau van de «Value at Risk» (VaR) voor het dossierdat in 2004 werd ingediend en dat van het dossier dat in2005 werd ingediend. De verzekeringsondernemingenmoesten een verklaring geven voor de impact van dewijzigingen van het waarschijnlijkheidsniveau, die te wij-ten kon zijn aan een verandering in de actualiseringscurve,in de economische prospectieve hypothesen (rendements-voet van de activa, volatiliteit van de activa, ...), in deperimeter, in de modellering, in de financiële strategie ofin de niet-economische prospectieve hypothesen (sterfte,afkoop, commissielonen en kosten).

Eind jaren negentig zijn de verzekeringsondernemingenhun klassieke levensverzekeringsproducten (productenmet vaste premies en kapitalen en met tarief-garantievoor de volledige duur van de overeenkomst) gaanomvormen tot producten van het type Universal Life(producten met flexibele premies waarbij een in de tijdbeperkte tarief-garantie geldt voor reeds gedane stor-tingen en waarbij geen enkele tariefgarantie kan wor-den geboden zolang er geen storting is gedaan). Dezeevolutie viel min of meer samen met de beslissing van

de wetgever om de gewaarborgde maximum-rentevoette verlagen van 4,75% tot 3,75%.

Hierdoor moesten de overeenkomsten worden opge-splitst in homogene segmenten. Conform de bepalin-gen van artikel 31, § 3bis van het algemeen reglementverzekeringen heeft de Commissie de verzekerings-ondernemingen verzocht om in hun portefeuille eenopsplitsing te maken per generatie van intrestvoeten,namelijk tussen de overeenkomsten met eengewaar-borgde rentevoet van 4,75% en die met eengewaarborgde rentevoet van 3,75%.

Door deze opsplitsing heeft de Commissie in één geval devrijstelling moeten weigeren voor het segment met gewaar-borgde rentevoet van 3,75%, hoewel de globale portefeuille(4,75% + 3,75%) van de verzekeringsonderneming in kwes-tie voldeed aan de vereisten om in aanmerking te komenvoor de vrijstelling en de onderneming de vrijstelling hadaangevraagd voor haar globale portefeuille.

Het toezicht op de solvabiliteit

De voorschriften betreffende de elementen die voorde samenstelling van de solvabiliteitsmarge mogenaangewend worden, werden door de omzetting vande Europese richtlijnen 2002/12 en 2002/13 betref-fende de solvabiliteitsmarge (151) aangepast (152). Dieworden ook solvabiliteit I wijzigingen genoemd.

De controlewet verzekeringen (153) verleent aan deCommissie een beoordelingsbevoegdheid om uit temaken welke elementen al dan niet kunnen aange-wend worden voor de samenstelling van desolvabiliteitsmarge. De Commissie neemt zich voorbeleidslijnen op te stellen betreffende de voorwaardendie hieromtrent dienen gerespecteerd te worden.

Hierbij zal er onder meer onderzocht worden in welkemate de afstemming met het beleid gevoerd ten aan-zien van de kredietinstellingen hieromtrent aangewe-zen is. Ook met de IFRS normen en het solvency II ont-werp zal er rekening gehouden worden bij het uitstip-pelen van deze beleidslijnen.

In de loop van 2005 hebben een aantal ondernemin-gen een aanvraag ingediend om dergelijke elementente mogen aanwenden.

(151) Zie:- Richtlijn 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002, tot wijziging van Richtlijn 79/267/EEG

van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen;- Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002, tot wijziging van richtlijn 73/239/EEG

van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen.(152) Zie koninklijk besluit van 26 mei 2004 tot wijziging op het vlak van de solvabiliteitsmargevereisten van de wet van 9 juli

1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.(153) Zie art. 15bis § 3 van de controlewet verzekeringen.

Page 59: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

59

Prudentiële materies

In afwachting van de opstelling van de eerder aange-haalde beleidslijnen, heeft de Commissie beslist dat dehierna volgende elementen mogen aangewend wor-den voor de samenstelling van de solvabiliteitsmargegedurende het boekjaar 2005 mits de naleving van dereglementaire limieten opgelegd door artikel 15bis vande controlewet verzekeringen:

a) de helft van niet-volstorte gedeelte van het maat-schappelijk kapitaal of maatschappelijk fonds;

b) de suppletiebijdragen die onderlinge verzekerings-verenigingen van hun leden kunnen eisen;

c) de latente meerwaarden op:

- obligaties;

- onroerende goederen doch beperkt tot 90%.Deze latente meerwaarde dient aangetoond teworden door een expertiseverslag over de be-trokken onroerende goederen;

- genoteerde en niet-genoteerde aandelen. Be-treffende deelnemingen inimmobiliënvennootschappen worden de latentemeerwaarden slechts aanvaard onder dezelfdevoorwaarden als voor de latente meerwaardenop onroerende goederen. Evenwel dient bij deaanwending van latente meerwaarden ook re-kening gehouden te worden met latenteminderwaarden op andere activa;

d) de niet afgeschreven acquisitiekosten vervat in detechnische voorzieningen. De berekening van ditelement dient door de aangewezen actuarisgewaarmerkt te worden;

e) de toekomstige winsten betreffende delevensverzekeringsverrichtingen.

1.3.2. Verzekeringstussenpersonen

Opleiding van de verzekeringstussenpersonenover de witwaswetgeving

De verplichte opleiding voor de verzekerings-tussenpersonen tot de voorkoming van het witwassenvan geld en de financiering van terrorisme kan wordenbekeken vanuit twee invalshoeken.

Enerzijds is er de algemene verplichting in artikel 9 vande witwaswet tot opleiding en sensibilisatie met be-trekking tot de voorkoming van het witwassen van gelden de financiering van terrorisme die geldt voor alleondernemingen en personen die onderworpen zijn aandeze wet, onder meer de kredietinstellingen, deverzekeringsondernemingen en de verzekeringsmake-laars «Leven». De modaliteiten van deze verplichtevorming zijn vastgelegd in artikel 40 van het reglementvan de Commissie van 27 juli 2004, evenals in hoofd-stuk 14 van de gecoördineerde circulaire van 12 juli2005 van de Commissie.

In het kader van de uitoefening van haar prudentiëletoezichtsopdracht, gaat de Commissie a posteriori naof de ondernemingen en personen onderworpen aande witwaswet op passende wijze invulling hebben ge-

geven aan de opleidingsprogramma’s zoals beschre-ven in artikel 9 van deze wet. Het is daarbij van belangte onderstrepen dat de verplichte opleiding zich richttot zowel de personeelsleden van de aan de witwas-wet onderworpen ondernemingen als tot hun zelfstan-dige vertegenwoordigers, met name de exclusieve engevolmachtigde agenten en de verzekeringsmakelaars,die door de taken die zij verrichten voor de cliënten, ofdoor de verrichtingen die zij uitvoeren, het risico lopengeconfronteerd te worden met pogingen tot witwassenvan geld of de financiering van terrorisme.

Tengevolge de aanbevelingen van de GAFI om de vor-ming en de sensibilisatie van de betrokken personennog te verbeteren, werden reeds gezamenlijke initia-tieven genomen door de representatieve beroeps-verenigingen in de verzekeringssector (154). Dit resul-teerde in een opleidingsprogramma bestemd voorverzekeringsmakelaars «Leven» dat tot doel heeft hunkennis over deze materie te verbeteren en te actualise-ren. Hoewel het bedoelde opleidingsprogramma werdvoorgelegd aan de Commissie ter evaluatie, werd hetniet officieel erkend daar artikel 9 van de witwaswetniet voorziet in een systeem van een voorafgaande er-kenning van individuele opleidingsprogramma’s.

(154) Zie dit verslag, p. 17.

Page 60: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

60

CBFA 2005

Anderzijds zal, op het moment dat de richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9december 2002 betreffende verzekeringsbemiddelingwordt omgezet in het Belgisch recht, elke kandidaatverzekeringsmakelaar «Leven» evenals elke reeds in hetregister van de verzekeringstussenpersonen ingeschre-ven verzekeringsmakelaar «Leven» moeten aantonendat hij over voldoende kennis beschikt in verband metde voorkoming van het witwassen van geld en de fi-nanciering van terrorisme nodig bij de uitoefening vanzijn activiteiten.

1.4. Prudentieel toezicht op de voorzorgsinstellingen

Circulaires inzake de jaarlijkse rapporteringaan de Commissie

krijgt van een heel aantal voor prudentieel toezichtnoodzakelijke gegevens.

De circulaire P.40 (156) somt de nieuw aan te leverengegevens op en geeft waar nodig toelichting. Zo wor-den onder meer gegevens ingezameld in verband metde inrichter(s), het bestuur van de IBP, de pensioen-plannen en de solidariteit.

De circulaire P.41 (157) geeft een duidelijk overzichtvan enerzijds de via het nieuwe kanaal van rapporteringover te maken inlichtingen en anderzijds de recht-streeks, bij voorkeur elektronisch, aan de Commissieover te maken documenten.

Vervolgens beschrijft de circulaire de inhoud van derapportering, waaronder de jaarrekening, de statistie-ken, het verslag van de erkende commissaris, hetactuarisverslag, de samenvattende staat van dedekkingswaarden en de staat van de solvabiliteitsmarge.

De Commissie heeft gebruik gemaakt van demodernisering van de jaarlijkse inzameling van finan-ciële en statistische informatie bij de instellingen voorbedrijfspensioenvoorziening (IBP’s) om een aantal ge-gevens waarover de Commissie tot hiertoe niet of en-kel op papier beschikte, elektronisch op te vragen.

In hun gezamenlijke brief van 9 juni 2005 hebben deCommissie en de NBB de modernisering, die ondermeer bestaat uit de creatie van een gemeenschappe-lijk kanaal voor de rapportering aan beide instellingen,aangekondigd en de nodige uitleg gegeven.

Via dit kanaal dienen de nieuwe inlichtingen voor deeerste maal gelijktijdig met de rapportering over dejaarrekening betreffende het boekjaar 2005 (155) over-gemaakt te worden. Het koppelen van de nieuwe col-lecte aan de jaarlijkse financiële rapportering heeft alsvoordeel voor de Commissie dat ze een jaarlijkse update

In deze context zal de Commissie bevoegd zijn om dein dit kader voorgestelde opleidingen officieel te er-kennen, zoals dit reeds het geval is voor andereopleidingsaspecten. Elke onderneming, beroeps-vereniging of organisatie die op dat moment eenopleidingsprogramma voorlegt aan de Commissie zaler moeten op toezien dat de door haar voorgesteldevorming de nadruk legt op de specifieke typologieënvan witwasverrichtingen inzake levensverzekeringenalsook op de beschikbare en uit te werken proceduresen organisaties met het oog op de samenwerking tus-sen de verzekeringsondernemingen en de verzekering-smakelaars «Leven».

(155) Volgens artikel 11, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 april 1991 wordt de jaarrekening afgesloten op 31 december.(156) Circulaire P.40 van 15 november 2005 betreffende de uitbreiding van de gegevensinzameling.(157) Circulaire P.41 van 10 januari 2006 betreffende de jaarrekening, statistiek en er bij te voegen documenten voor het

boekjaar eindigend in 2005.

Page 61: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

61

Prudentiële materies

Verandering van pensioeninstelling -overdracht van vrijstelling

Op grond van artikel 20, § 1, van het koninklijk besluitvan 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsin-stellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende decontrole der verzekeringsondernemingen genietensommige pensioenfondsen nog een vrijstelling voor devoorzieningen die moeten worden samengesteld voorverplichtingen die dateren van vóór 1 januari 1986.

De vraag die in dit verband is gerezen, is of deze vrij-stelling mee kan worden overgedragen wanneer derechten en verplichtingen die aan een bepaaldpensioenstelsel zijn verbonden, naar een ander pen-sioenfonds overgaan.

Volgens de Commissie valt te rechtvaardigen dat dezevrijstelling samen met de rechten en verplichtingenwordt overgedragen, omdat de vrijstelling die aan eeninstelling wordt toegekend, in feite wordt toegekendvoor een bepaald pensioenstelsel en ook nauw ver-bonden is met dit stelsel. Zo doven de vrijstellingensamen uit met de pensioentoezeggingen waarop zebetrekking hebben.

De overdracht van de vrijstelling blijft echter niet zon-der gevolgen voor de aard van de toelating. Pensioen-fondsen die een vrijstelling genieten, mogen enkel eenvoorlopige toelating bezitten. De overgang naar eenvoorlopige toelating heeft echter geen enkele invloedop het toezicht dat door de Commissie wordt uitgeoe-fend op de pensioen-fondsen.

Page 62: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

62

HOOFDSTUK 2

Page 63: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

63

Toezicht op de financiele informatie en markten

2.1. Toezicht op de financiële verrichtingen

2.1.1. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Mededeling van de Commissie over het metingang van 1 juli 2005 gehanteerde beleid voorde behandeling van dossiers over openbareaanbiedingen en toelatingen tot deverhandeling op een gereglementeerde markt

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement ende Raad (158) betreffende het prospectus dat gepu-bliceerd moet worden wanneer effecten aan het pu-bliek worden aangeboden of tot de handel wordentoegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG(hierna «de richtlijn» genoemd), diende uiterlijk 1 juli2005 door de lidstaten te zijn omgezet in nationaleregelgeving.

Verordening nr. 809/2004 van de Commissie van 29april 2004 vormt daarnaast een aanvulling op de rege-ling die de richtlijn invoert. Deze verordening «tot uit-voering van richtlijn 2003/71/EG wat de in het pros-pectus te verstrekken informatie, de vormgeving vanhet prospectus, de opneming van informatie door mid-del van verwijzing, de publicatie van het prospectus ende verspreiding van advertenties betreft» die op 1 juli2005 in werking is getreden, is rechtstreeks van toe-passing en behoeft geen omzetting in Belgisch recht.Sinds 1 juli 2005 zijn haar bepalingen dan ook bindendvoor de door de richtlijn geharmoniseerde verrichtin-gen en vervangen zij de overeenstemmende bepalin-gen van de Belgische reglementering, meer bepaaldwat de prospectusmodellen betreft (159).

In afwachting van de volledige omzetting van de richt-lijn in Belgisch recht (160), heeft de Commissie in juni

2005 een mededeling gepubliceerd (161) waarmee zijde markt in kennis stelt van haar beleid, vanaf 1 juli2005, voor de behandeling van dossiers over open-bare aanbiedingen en toelatingen tot de verhandelingop een gereglementeerde markt, wanneer het verrich-tingen betreft waarop de richtlijn betrekking heeft,namelijk openbare aanbiedingen van effecten met eentotale tegenwaarde van minder dan 100.000 euro ofmeer dan of gelijk aan 2.500.000 euro, die plaatsvin-den in een of meer lidstaten van de Europese Econo-mische Ruimte, en toelatingen van effecten tot de ver-handeling op een of meer gereglementeerde marktenbinnen de Europese Economische Ruimte.

In haar mededeling onderstreept de Commissie in deeerste plaats dat de wet van 22 april 2003 betreffendede openbare aanbiedingen van effecten en haaruitvoeringsbesluiten, in de tussentijdse fase van 1 juli2005 tot de volledige omzetting van de richtlijn in Bel-gisch recht, het algemene kader blijven vormen voorde door de richtlijn beoogde verrichtingen, zij het opeen aantal aanpassingen na. Voor de uitgevende in-stellingen betekent dit dan ook dat zij hun voordeelkunnen blijven doen met de bepalingen van hetBelgische recht als die voor hen gunstiger zijn dan debepalingen van de richtlijn.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap-pen erkent hieromtrent dat indien een lidstaat de be-palingen van een richtlijn niet tijdig heeft omgezet innationaal recht, deze bepalingen «rechtstreekse uit-werking» hebben voor zover zij onvoorwaardelijk envoldoende duidelijk en nauwkeurig zijn. Derhalve heeft

(158) Richtlijn 2003/71/CE van 4 november 2003, PB nr. L 345 van 31 december 2003, p. 63.(159) Het betreft de modellen die als bijlage gaan bij het koninklijk besluit van 31 oktober 1991 over het prospectus dat moet

worden gepubliceerd bij openbare uitgifte van effecten en waarden en het koninklijk besluit van 18 september 1990 overhet prospectus dat moet worden gepubliceerd voor de opneming van effecten in de eerste markt van een effectenbeurs.

(160) De op 1 juli 2005 van kracht zijnde Belgische wetgeving is reeds op talrijke punten conform aan de richtlijn, meer bepaaldwat de verplichting betreft om een prospectus te publiceren voor elke verrichting die plaatsvindt op het Belgischegrondgebied (art. 3, lid 1 van de richtlijn), de verplichting om in het prospectus alle noodzakelijke informatie op te nemenom het publiek in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de aangeboden belegging (art. 5, lid 1 van de richtlijn),de verplichting om het prospectus door de Commissie te laten goedkeuren (art. 13, lid 1 en art. 21, lid 1 van de richtlijn), demogelijkheid om in bepaalde gevallen een aantal gegevens niet te vermelden (art. 8 van de richtlijn) en de verplichting omeen aanvulling op het prospectus op te stellen indien er zich een nieuw feit voordoet (art. 16, lid 2 van de richtlijn).

(161) De integrale tekst van deze mededeling staat op de website van de Commissie.

Page 64: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

64

CBFA 2005

de Commissie in haar mededeling aangekondigd datzij de bepalingen van de richtlijn die nog niet in Bel-gisch recht zijn omgezet en die de uitgevende instellin-gen rechten toekennen zonder hun evenwel strengereverplichtingen op te leggen, op eigen initiatief zou toe-passen. Op die manier conformeert de Commissie zichaan de voorschriften die voortvloeien uit het Europeserecht. Het gaat daarbij vooral om de bepalingen overde vrijstellingen van de prospectusplicht, over de ter-mijnen voor de prospectusgoedkeuring en over de mo-gelijkheid om een prospectus in bepaalde gevallen inhet Engels te publiceren.

De Commissie heeft er tevens op gewezen dat de uit-gevende instellingen, eveneens op grond van de «recht-streekse uitwerking» van de richtlijnen, ook de toepas-sing kunnen eisen van de meeste andere bepalingenvan de richtlijn die nog niet zijn omgezet in Belgischrecht. Het gaat voornamelijk om de bepalingen van derichtlijn over het Europees paspoort dat aan het pros-pectus wordt verleend (of de «communautaire reikwijdtevan de prospectusgoedkeuring»), over de opneming vaninformatie door middel van verwijzing en over de goed-keuring van het prospectus door de Commissie indiende verrichting niet in België plaatsvindt maar België delidstaat van herkomst is in de zin van de richtlijn.

Vrijwillig openbaar bod door decontroleaandeelhouder

Wanneer een vrijwillig openbaar bod wordt uitgebrachtdoor de controleaandeelhouder van een vennootschap,zal de Commissie de bieder steeds verzoeken om eenfairness opinion te vragen aan een expert die onaf-hankelijk is (162).

De beoordeling van de onafhankelijkheid van de ex-pert is in deze van zeer groot belang.

De Commissie neemt aan dat de onafhankelijkheid vande expert onder meer in het gedrang komt (163):

als er een band van juridische aard of een kapitaal-band bestaat tussen de expert en de bieder of dedoelvennootschap of hun verbonden vennoot-schappen;

als de expert een geldelijk belang – ander dan in-gevolge de opdracht - heeft bij de geplande ver-richting;

als de expert in de twee laatste jaren een andereopdracht heeft verwezenlijkt voor de bieder, dedoelvennootschap of hun verbonden vennoot-schappen;

als er, in hoofde van de expert, een vordering op ofeen schuld ten aanzien van de bieder, de doel-vennootschap of hun verbonden vennootschappenbestaat, voor zover deze van aard is een economi-sche afhankelijkheid te creëren.

Zelfs als de expert zich in een omstandigheid bevindtwaarin zijn onafhankelijkheid in het gedrang lijkt tekomen, kan hij niettemin de opdracht aanvaarden, alshij in zijn verslag de betrokken omstandigheid uitvoe-rig beschrijft en op pertinente wijze aantoont dat zijzijn onafhankelijkheid niet in het gedrang brengt.

De Commissie vraagt steeds dat de expert zijn onaf-hankelijkheid ten aanzien van de bieder, de doel-vennootschap en hun verbonden vennootschappen aanhaar bevestigt en dat er tevens een verklaring terzakein het prospectus wordt opgenomen.

2.1.2. Toezicht in de praktijk

2.1.2.1. Openbare aanbiedingenvan financiële instrumenten

Gecombineerd aanbod van warrants eneen swap ten gunste van het personeel

Op grond van artikel 6, 3°, d) van het koninklijk besluitvan 18 september 1990 op het noteringsprospectus,verzocht een emittent, genoteerd op de Eurolist byEuronext Brussels, voor een aanbod van warrants aanhaar personeelsleden om een volledige vrijstelling van

de prospectusplicht. Het aanbod vond plaats vóór 1juli 2005, termijn voor de omzetting van de prospectus-richtlijn.

Uit de documentatie bleek echter dat aan het personeelvan de emittent tevens werd voorgesteld om eenswapovereenkomst aan te gaan waarbij, in geval vanuitoefening van de warrants, de belasting verschuldigdop de aanvaarding van de warrants werd geruild tegeneen vooraf bepaald percentage van het positieve ver-schil tussen enerzijds de koers van het aandeel op het

(162) Zie bijvoorbeeld het bod van Suez op Electrabel, dit verslag, p. 71 en v.(163) Zie ook de circulaire D2/F/2000/5 over het begrip «onafhankelijk expert» in het kader van een uitkoopbod.

Page 65: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

65

Toezicht op de financiele informatie en markten

ogenblik van de uitgifte van de aandelen en anderzijdsde uitoefenprijs van de warrant (een zogenaamde equityswap). De tegenpartij van deze swapovereenkomst wasniet de emittent maar een financiële instelling.

De emittent betoogde dat de equity swap geen effectin de zin van artikel 2 van de wet van 22 april 2003betrof gezien het een instrument tot financiering vande belastingen zou zijn en geen beleggingsinstrument.De Commissie deelde die visie niet; naar haar oordeelwas het financieringsaspect inderdaad aanwezig dochdiende evenzeer een beleggingsbeslissing genomen teworden. Het product kon immers voor de werknemers(weze het op termijn) mogelijks negatieve gevolgen heb-ben, vermits het zowel een meerwaarde (indien dewarrants niet werden uitgeoefend diende het personeelde belasting niet terug te betalen aan de emittent vande swap) als een minwaarde kon opleveren (indien dewarrants werden uitgeoefend kon het aan de emittentvan de swap over te maken bedrag groter zijn dan dedoor de emittent van de swap betaalde belasting). Hetpersoneel diende deze afweging te maken.

Gezien het aanbod aan het personeel tot het sluitenvan de equity swap, weliswaar uitgegeven door eenandere partij, uitging van de werkgever die tevensemittent van de warrants was en die terzake het per-soneel informeerde, heeft de Commissie aanvaard dathet aanbod van beide met elkaar verbondenbeleggingsinstrumenten in aanmerking kwam voor eenprospectusvrijstelling, gebaseerd op een combinatie vanartikel 6, 3°, d) van het koninklijk besluit van 18 sep-tember 1990 op het noteringsprospectus en artikel 10,eerste lid, c) van het koninklijk besluit van 31 oktober1991 op het uitgifteprospectus.

De opname op de Eerste Markt van EuronextBrussels van de aandelen van RHJ International NV

De rekeningen op te nemen in hetbeursintroductieprospectus van een zeer recentopgerichte vennootschap

RHJ International, een vennootschap naar Belgischrecht, verwierf via inbreng in natura ongeveer gelijktij-dig met haar beursintroductie deelnemingen - waar-van het merendeel controleparticipaties - in een 7-talgroepen. Deze autonoom opererende groepen waren

in hoofdzaak gevestigd in Japan en actief in zeer uit-eenlopende sectoren. Ze vormden veruit de belang-rijkste activa van RHJ International en er waren quasigeen verrichtingen tussen de groepen onderling.

RHJ International beschikte op het ogenblik van haarbeursintroductie nog niet over geconsolideerde reke-ningen die in het prospectus konden worden opgeno-men. Aldus rees de vraag hoe hieraan gelijkwaardigefinanciële informatie in het prospectus kon worden ver-schaft (164). In nauw overleg met de Commissie werdhiervoor volgende oplossing uitgewerkt:

RHJ International NV stelde een pro forma gecon-solideerde balans en resultatenrekening op over hetlaatste volledige boekjaar vóór de beursintroductie(de facto het laatste volledige boekjaar van de in-gebrachte groepen) en voor het eerste semestervan het lopende boekjaar. Deze geconsolideerdebalans en resultatenrekening werd opgesteld vol-gens de IFRS-normen (165) mits enkele afwijkin-gen omwille van het pro forma karakter van derekeningen. De IFRS-waarderingsregels werdenopgenomen in het prospectus en er werd uitvoe-rige informatie verstrekt over de gevolgde werk-wijze bij het opstellen van de pro forma rekenin-gen en de overgang naar de IFRS;

Voor elk van de ingebrachte groepen werd de ge-consolideerde balans, resultatenrekening en cashflow statement (waar mogelijk over 3 jaar, zonietover een kortere periode (166) en over het eerstesemester van het lopende boekjaar) en de toelich-ting over het laatste jaar opgenomen. Deze reke-ningen, opgesteld volgens de Japanse of Ameri-kaanse boekhoudnormen, werden aangevuld meteen reconciliatie van de balans en de resultaten-rekening naar IFRS (voor het laatste boekjaar enhet eerste semester van het lopende boekjaar), eenuitgebreide bespreking van de relevante verschil-len in boekhoudnormen en met relevante additio-nele toelichtingen vereist onder IFRS, in de matedat de bedoelde informatie niet werd verstrekt inde toelichting opgesteld volgens de lokaleboekhoudnormen. De verwachtingen voor het lo-pende boekjaar voor de ingebrachte groepen in-zake omzet en bedrijfsresultaat werden over hetalgemeen eveneens opgenomen.

(164) Deze verrichting vond plaats voor inwerkingtreding van de (verordening (EG) Nr. 809/2004 (Verordening van de Commissievan 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectuste verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, depublicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft).

(165) De eerste officiële geconsolideerde jaarrekening van RHJ International zou conform IFRS worden opgesteld.(166) Sommige van de ingebrachte groepen stelden bijvoorbeeld nog maar sinds kort geconsolideerde rekeningen op, of waren

nog maar recent gecreëerd en er was onvoldoende informatie beschikbaar om retroactief (pro forma) geconsolideerderekeningen te gaan opstellen.

Page 66: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

66

CBFA 2005

Gezien het gediversifieerde karakter van RHJ Interna-tional kon men aannemen dat een investeerder zichzou moeten inwerken in iedere groep afzonderlijk omzicht te krijgen op de waarde van het geheel. RHJ In-ternational had trouwens het voornemen om ook nahaar beursintroductie gedetailleerde informatie te blij-ven publiceren over deze groepen. Onder meer daaromwerd geopteerd voor dergelijke gedetailleerde infor-matie per ingebrachte groep.

De pro forma geconsolideerde staten van RHJ Interna-tional maakten het voorwerp uit van een nazicht doorde commissaris van de vennootschap. De geconsoli-deerde rekeningen van de ingebrachte groepen, inclu-sief de IFRS-informatie, werden geauditeerd door deauditoren van de betrokken vennootschappen.

Eenvoudig toegankelijke informatie

Gezien het bijzonder volumineus karakter van het pros-pectus heeft RHJ International op vraag van de Com-missie de samenvatting van het prospectus (met daarinhet geheel aan risicofactoren) enerzijds en de anderegedeeltes van het prospectus anderzijds, als afzonder-lijke documenten via het Internet ter beschikking ge-steld, waarbij telkens werd vermeld dat het niet hetvolledige prospectus betrof. Omwille van redenen dieverband hielden met het internationale karakter vande operatie, de mogelijke toepassing van Amerikaansrecht en mogelijke repercussies inzake verantwoorde-lijkheid, was het volgens de emittent niet mogelijk omook de gedrukte versie van de samenvatting afzonder-lijk te verspreiden.

Conflicten inzake bedrijfsopportuniteiten

De Commissie heeft er op toegezien dat er omstan-dige informatie werd verstrekt over de belangen-conflicten van de gedelegeerde bestuurder van RHJInternational en heeft zelfs een vermelding van dit ri-sico op de frontpagina van het prospectus gevraagd.

Zoals aangegeven in het prospectus was de gedele-geerd bestuurder van RHJ International eveneens CEOvan andere private equity fondsen en had hij boven-dien de vrijheid dat ook nog bij andere dergelijke enti-teiten te worden. Aldus kon hij vrij beslissen ominvesteringsopportuniteiten toe te wijzen aan RHJ In-ternational of aan één van deze andere fondsen. Degedelegeerd bestuurder kon bovendien grotere finan-ciële of andere stimulansen hebben ominvesteringsopportuniteiten toe te wijzen aan andereentiteiten dan aan RHJ International.

Informatie over de waardering van de ingebrachtegroepen

De Commissie vraagt in principe om in het prospectuseen «analyse» op te nemen van de prijsvork of van debiedprijs, naar gelang van het geval. De Commissieerkent dat de bekendmaking van dergelijke informatiein het prospectus in bepaalde landen problemen vanaansprakelijkheid met zich kan brengen bij verrichtin-gen met een internationaal karakter en aanvaardtdaarom onder bepaalde voorwaarden dat er geen prijs-verantwoording als dusdanig wordt opgenomen in hetprospectus (167).

In casu zou de prijs voor de plaatsing van de aandelenworden bepaald tijdens een bookbuilding procedure ende aandelen zouden uitsluitend worden geplaatst bij insti-tutionele beleggers (ondermeer Angelsaksische). Na dezeplaatsing zouden de aandelen dan worden genoteerd.

Rekening houdend met het feit dat het ging om eennieuw opgerichte vennootschap die al haar participatieszou verwerven via inbreng in natura, heeft de Commis-sie gevraagd dat de verslagen betreffende de inbrengenin natura, met daarin uitgebreide informatie over dewaardering, tezamen met het prospectus ter beschik-king van het publiek werden gesteld. Het argument datmen vreesde voor aansprakelijkheidsvorderingen doorAngelsaksische beleggers leek hier niet valabel omdatde inbrengverslagen krachtens het Wetboek van Ven-nootschappen moeten worden publiek gemaakt.

Kwalificatie als openbaar aanbod van effectenin België wanneer op het aanbod enkel kanworden ingegaan via een buitenlandsegereglementeerde markt

Een buitenlandse promotor heeft aan de Commissieeen prospectus ter goedkeuring voorgelegd voor ef-fecten waarvoor enkele dagen voordien de noteringwas aangevraagd en verkregen op een gereglemen-teerde markt in een andere lidstaat. Nauwelijks enkeledagen voor die buitenlandse notering, had de promo-tor de effecten uitgegeven, bij welke gelegenheid alleeffecten door de promotor in eigen portefeuille wer-den opgenomen. De promotor was voornemens omook in België het publiek te solliciteren om de effectenaan te kopen op de voornoemde buitenlandse markt.

De finaliteit van deze verrichting leunde aldus dicht aanbij die van een klassieke beursgang. De structuur vande verrichting verschilde niettemin, aangezien de (bui-tenlandse) notering reeds had plaatsgevonden enkeledagen voordat werd gestart met de sollicitatie van hetBelgische publiek. De aankopen door het publiek kon-

(167) Zie circulaire over de werking van de primaire markt (Circulaire D2/F/2000/4).

Page 67: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

67

Toezicht op de financiele informatie en markten

den enkel plaatsvinden via de buitenlandse geregle-menteerde markt, en dus aan de beurskoers.

De vraag rees of de voorgenomen verrichting een open-baar aanbod van effecten betrof in de zin van de wetvan 22 april 2003 betreffende de openbare aanbie-ding van effecten (168). De kwalificatie als «effecten»in de zin van deze wet en het openbare karakter vande voorgenomen sollicitatie van het publiek in Belgiëspraken voor zich. Enkel de kwalificatie als «(openbaar)aanbod» in de zin van artikel 3 van de wet verdiendenader onderzoek. Er was immers geen sprake van detoelating tot de verhandeling op een Belgische gere-glementeerde markt die voor het publiek toegankelijkis. De kernvraag was of de voorgenomen verrichtingkan worden gekwalificeerd als een «(openbaar) aan-bod tot verkoop».

De Commissie heeft geoordeeld dat het antwoord opdeze vraag bevestigend was. Dat op het aanbod enkelkon worden ingegaan op veeleer ongebruikelijke wijze,namelijk via aankopen op een buitenlandse geregle-menteerde markt, was te beschouwen als eenmodaliteit van het aanbod tot verkoop en deed geenafbreuk aan deze kwalificatie. De promotor beoogdewel degelijk om het Belgische publiek te solliciterenmet het oog op de verkoop van de effecten die hij bijde lancering van het aanbod nog (nagenoeg) allemaalin eigen portefeuille hield. Het aanbod gebeurde aaneen bepaalbare prijs, zijnde de beurskoers. De promo-tor omschreef de verrichting overigens zelf als eenopenbaar aanbod in het prospectus dat hij voornemenswas in België te verspreiden. De omstandigheid datvan zodra één beursverrichting op het betrokken ef-fect had plaatsgevonden niet langer vaststond dat depromotor ook effectief de tegenpartij zou zijn bij eenaankoop op de buitenlandse gereglementeerde markt,was een gevolg van de bijzondere modaliteit van hetaanbod, en belette niet dat het Belgische publiek werdgesolliciteerd om de effecten aan te kopen. De vast-stelling dat het een openbaar aanbod tot verkoop be-trof, was ook volledig conform met de ratio legis vande wet van 22 april 2003, die beoogt een toezicht teorganiseren op de informatie die moet worden ver-spreid in geval van sollicitatie van het openbaar spaar-wezen in België bij verrichtingen waarbij wordt voor-gesteld effecten te verwerven. De Commissie is danook overgegaan tot onderzoek, en vervolgens goed-keuring, van het prospectus.

De vrije markt

De vrije markt die in 2004 in België is opgericht naarhet voorbeeld van de vrije markt opgezet door EuronextParis, is een door Euronext Brussels georganiseerde

markt die geen gereglementeerde markt is in de zinvan artikel 2, 3° van de wet van 2 augustus 2002.Voor de emittenten waarvan de financiële instrumen-ten zijn toegelaten tot de verhandeling op de vrijemarkt, gelden bijgevolg niet dezelfde verplichtingen alsdiegene die voortvloeien uit de toelating tot de ver-handeling op een gereglementeerde markt.

Zijn bijgevolg evenmin van toepassing:

de verplichtingen met betrekking tot de periodiekeen de occasionele informatieverstrekking als be-doeld in het koninklijk besluit van 31 maart 2003betreffende de verplichtingen van emittenten vanfinanciële instrumenten die zijn toegelaten tot deverhandeling op een Belgische gereglementeerdemarkt, alsook

de transparantiewet en de overnamewet, als gewij-zigd bij artikel 136 van de wet van 2 augustus 2002.

Daarentegen zijn de strafrechtelijk beteugelde verbods-bepalingen van koersmanipulatie en misbruik van voor-wetenschap wel van toepassing op de vrije markt, con-form de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van26 juni 2003 houdende diverse bepalingen inzake desecundaire markten voor financiële instrumenten.

Aangezien de toelating van effecten tot een georgani-seerde markt die voor het publiek toegankelijk is (zoalsde vrije markt) - in de huidige stand van de wetgeving -een openbare aanbieding vormt, geldt voor deemittenten de prospectusverplichting conform artikel 13van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbareaanbiedingen van effecten en haar uitvoeringsbesluiten.Als het totaalbedrag van een openbare aanbieding bo-vendien meer bedraagt dan 2.500.000 euro, moet deemittent het prospectus opstellen conform artikel 5 vanrichtlijn 2001/34/EG en gebruik maken van de schema’sdie worden gedefinieerd door de Verordening waarmeedie richtlijn ten uitvoer wordt gelegd.

Zeven vennootschappen die een ondernemingsprojectwensten uit te werken, zijn overgegaan tot de open-bare uitgifte van effecten voor bedragen die varieer-den van 500.000 euro tot net geen 2.500.000 euro,waarbij die effecten bovendien tot de verhandeling opde vrije markt werden toegelaten.

De doelvennootschappen van die markt zijn per definitiekleine ondernemingen die zich in hoofdzaak toespitsen opde uitbouw van hun «zakelijk» project en die voorheenniet werden geconfronteerd met de noodzaak om over denodige mankracht te beschikken voor de afhandeling vanfinanciële en boekhoudkundige problemen.

(168) De omzettingstermijn voor richtlijn 2003/71/EG was nog niet verstreken op het ogenblik van de verrichting.

Page 68: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

68

CBFA 2005

In globo heeft de Commissie, omwille van de risico’sverbonden aan dergelijke ondernemingen en aan hunprojecten, bijzondere aandacht besteed aan:

de benoeming van een commissaris, belast met decontrole op de rekeningen, door die vennootschap-pen, ongeacht hun omvang en ondanks het feitdat zij daar volgens het boekhoudrecht niet altijdtoe verplicht waren;

de recentste jaarrekening van die vennootschap-pen, waarbij zij de aanbeveling formuleerde dat zijdie jaarrekening door hun commissaris zou latencertificeren en dat zij hun eventuele halfjaarlijkserekening aan een beperkt nazicht door hun com-missaris zouden onderwerpen;

de waardebepaling van de vennootschappen. Wan-neer de biedprijs niet wordt vastgesteld volgens detraditionele «book building»-procedure, moet dieimmers worden verantwoord op basis van de alge-mene beginselen die van toepassing zijn op de pri-maire markt (169). In dat verband werd gevraagddat, wanneer de prijs werd verantwoord aan de handvan voorlopige rekeningen, die rekeningen ook opgeconsolideerde basis zouden worden opgesteld,wanneer de emittent vóór of gelijktijdig met de aan-bieding één of meer dochters had opgericht;

de risicofactoren, meer in het bijzonder deze die ver-band hielden met het belang van sleutelpersonen enmet de gebrekkige liquiditeit van de effecten als ge-volg van de marktkrapte en de zwakke «free float».

Tot op heden hebben alle vennootschappen die zijntoegelaten tot de verhandeling op de vrije markt, dietoelating uitsluitend te danken aan een openbaar aan-bod tot verkoop van nieuwe aandelen, met uitzonde-ring van één vennootschap waarvan de helft van deaangeboden effecten afkomstig was van een over-dracht van aandelen van de meerderheids-aandeelhouder.

De eigenlijke aanbieding berust over het algemeen opde volgende beginselen:

een vaste eenheidsprijs (en geen prijsvork) die inhet prospectus wordt verantwoord;

een aanbieding die in twee schijven is opgesplitst:een zogenaamd «prioritaire» schijf die prioritairbestemd is voor de orders die worden ingediendbij de financiële tussenpersoon die instaat voor deverrichting, en die vroegtijdig wordt afgeslotenzodra de geplaatste orders het aantal aangebodenaandelen evenaren, en een tweede «niet-prioritaire»schijf die bestemd is voor de orders die bij anderetussenpersonen worden geplaatst.

Hoewel de bedragen die de uitgevoerde verrichtingen ver-tegenwoordigen, niet erg groot zijn in absolute waarde,zijn zij echter wel relatief groot in verhouding tot de om-vang van de betrokken ondernemingen en zijn zij in demeeste gevallen bestemd voor de financiering van eenconcreet project. Er moet ook worden opgemerkt dat devrije markt momenteel ondernemingen groepeert uit erguiteenlopende activiteitensectoren, een punt waarop zijverschilt van eerdere initiatieven om specifiek op technolo-gische groeibedrijven gerichte markten te organiseren.

2.1.2.2. Openbare overnameaanbiedingen,koershandhavingen en wijzigingenin de controle over vennootschappen

Openbaar overnameaanbod opvastgoedcertificaten – vernietiging vanbeslissingen van de Commissie door het Hofvan Beroep te Brussel

In een arrest van 25 februari 2005 vernietigde het Hofvan Beroep te Brussel twee beslissingen die de Com-missie in het kader van een openbaar overnameaanbodop vastgoedcertificaten had genomen, en waarbij zijhet dossier van de bieder eerst onontvankelijk en ver-volgens onvolledig had verklaard. Een openbaarovernameaanbod op vastgoedcertificaten is luidens hetarrest onderworpen aan de wet van 22 april 2003,maar niet aan het overnamebesluit. Volgens het arrestzou de Commissie met haar eerste beslissing hebbengetracht om aan de bieder een bepaalde wijze van fi-nanciering op te leggen voor het gedeelte van de bied-prijs dat overeenstemt met de premie, en zou de Com-missie met haar tweede beslissing onder meer hebbengetracht om voorwaarden op te leggen die moestenbeletten dat de certificaathouders die op het bod in-gingen vertraging zouden oplopen in de ontvangst vanbetaling van de biedprijs. Volgens het arrest haddende door de Commissie geformuleerde bezwaren geenbetrekking op de kwaliteit van de informatie opgeno-men in het bieddocument dat bedoeld was om open-baar te worden gemaakt, en zou de Commissie degrenzen van haar wettelijke controlebevoegdheid al-dus hebben overschreden.

De Commissie had zich er onder meer op gesteund datzij voor een openbaar overnameaanbod op vastgoed-certificaten enkel genoegen kan nemen met een zeerbeknopt bieddocument op voorwaarde dat de bieder inafdoende mechanismen heeft voorzien om aan decertificaathouders die op het bod ingaan de betalingvan de biedprijs te garanderen. De hele handelswijzevan de Commissie was op deze benadering gebaseerd,en viel volgens haar dus wel onder haar wettelijke

(169) Zie circulaire D2/F/2000/4 van 19 juni 2000 over de werking van de primaire markt.

Page 69: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

69

Toezicht op de financiele informatie en markten

controlebevoegdheid met betrekking tot de kwaliteit vande informatieverstrekking naar de certificaathouders toe,onder meer met het oog op de beleggersbescherming.Het arrest stelt overigens uitdrukkelijk dat de Commis-sie uit artikel 18, § 3, van de wet van 22 april 2003 debevoegdheid put om van de bieder te vereisen dat hijhet dossier vervolledigt met de informatie die nodig isom de volledige en afdoende aard van de informatiebestemd voor de certificaathouders te beoordelen, metinbegrip van informatie over de financieringswijze vande verrichting of over mogelijke vertragingen in de uit-betaling. In het arrest wordt eveneens uitdrukkelijk ge-steld dat de Commissie uit artikel 13 van dezelfde wetde bevoegdheid put om haar nihil obstat te koppelenaan de toevoeging in het bieddocument van vermeldin-gen over de gekozen financieringswijze.

De Commissie heeft een voorziening in cassatie inge-steld tegen dit arrest.

Wijziging van controle over een vennootschap –vernietiging van een aanmaning van deCommissie door het Hof van Beroep te Brussel

In een arrest van 1 juli 2005 heeft het hof van beroepte Brussel een aanmaning van de Commissie vernie-tigd. In deze zaak had de Commissie voordien geoor-deeld dat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel41 van het overnamebesluit was voldaan en had zijSocreal aangemaand om, tegen de prijs van 870 europer aandeel, de nog uitstaande aandelen van de doel-vennootschap Vooruitzicht te verwerven (170).

Een eerste vernietigingsgrond van de aanmaning be-trof de kwalificatie van Vooruitzicht als een vennoot-schap die een openbaar beroep doet of heeft gedaanop het spaarwezen. Volgens het arrest werden doorde partijen geen sluitende indicaties aangereikt nopensde vraag of de aandelen Vooruitzicht bij meer dan 50personen waren verspreid. Evenmin aanvaardde hethof van beroep dat de aandelen Vooruitzicht «regel-matig» werden verhandeld. In dit verband werd ge-steld dat een regelmatige verhandeling niet louter be-trekking had op de frequentie ervan, doch dat meneveneens de verhandelde hoeveelheid - met als refe-rentiepunt het verhandelbare aandelenkapitaal - inaanmerking diende te nemen. In de lijn van de bena-dering van de «regelmatige verhandeling» maakten,overeenkomstig de tweede vernietigingsgrond van deaanmaning, de verhandelingsprijzen op de openbareveilingen geen «representatieve marktprijs» uit.

Bij het nemen van haar aanmaningsbeslissing was deCommissie ervan uitgegaan dat Vooruitzicht op datogenblik was ingeschreven als een vennootschap dieeen openbaar beroep doet of heeft gedaan op het

spaarwezen in de zin van artikel 438 W.Venn. Voor deCommissie volgde hieruit onder meer dat de aandelenVooruitzicht nog steeds in het publiek waren verspreid,aangezien de vennootschap de schrapping op vermeldelijst slechts kon bekomen door te bewijzen dat de doorhaar uitgegeven effecten niet meer onder het publiekwaren verspreid, en dat de bewijslast terzake niet opde Commissie rustte. Bovendien was de Commissie vanoordeel dat artikel 41, § 2, van het overnamebesluitgeen verplichting voor haar inhield om rekening tehouden met gegevens waaruit blijkt dat een markt-prijs niet betekenisvol was.

De Commissie heeft een voorziening in cassatie inge-steld tegen dit arrest.

Openbaar uitkoopbod door Solvus op deaandelen Bureau Van Dijk Computer Services(BvDCS)

Tijdens de verslagperiode heeft Solvus, de controlerendeaandeelhouder van BvDCS voor 94,15%, beslist een open-baar uitkoopbod uit te brengen op de aandelen BvDCS.Solvus diende daartoe echter wel de in artikel 513, § 1W.Venn. vermelde drempel van 95% te bereiken.

Om die drempel te kunnen bereiken, heeft Solvus be-slist een kapitaalverhoging door te voeren via een in-breng van schuldvorderingen. Die beslissing alsook hetvoornemen van Solvus om, in aansluiting op de kapitaal-verhoging, een openbaar uitkoopbod uit te brengentegen een prijs van 0,50 euro per aandeel, zijn bekend-gemaakt op 3 maart 2005. Net voor die aankondigingbedroeg de beurskoers van de aandelen BvDCS 2,7 euro.Solvus heeft schuldvorderingen tegen nominale waardeingebracht voor een totaalbedrag van 4 miljoen euro,wat heeft geresulteerd in de uitgifte van 8.000.000nieuwe aandelen BvDCS tegen een prijs van 0,50 europer aandeel. Door die kapitaalverhoging kreeg BvDCSopnieuw een positief eigen vermogen en steeg de deel-neming van Solvus in BvDCS van 94,15% tot 98,44%.

De in het kader van de kapitaalverhoging in naturagehanteerde prijs van 0,50 euro per aandeel was ookde prijs die werd geboden in het kader van het open-baar uitkoopbod. Die prijs werd berekend aan de handvan twee waarderingsmethodes: de actualisering vande kasstromen («discounted cash flow» of DCF) en degecorrigeerde intrinsieke waarde. De bieder heeft geenrekening gehouden met de beurskoers omwille van debeperkte «free float» en de beperkte liquiditeit. Bij deaankondiging van het openbaar uitkoopbod lag debeurskoers meer dan vijfmaal hoger dan de biedprijs.

In zijn verslag heeft de onafhankelijke expert geoor-deeld dat de gekozen waarderingsmethodes het meest

(170) Zie, voor de antecedenten van dat dossier, het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 97.

Page 70: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

70

CBFA 2005

geschikt waren om de waarde te bepalen van een ven-nootschap zoals BvDCS, alsook dat de beurskoers nietrelevant was gelet op de omvang, de liquiditeit en definanciële structuur van BvDCS.

Twee minderheidsaandeelhouders hebben daarop ge-reageerd, omdat zij van oordeel waren dat zowel Solvusals de onafhankelijke expert, om voor hen onbegrijpe-lijke redenen, hadden geweigerd rekening te houdenmet de beurskoers van het aandeel BvDCS.

De Commissie heeft zich gebogen over deaanvaardbaarheid van de aangevoerde argumenten omde beurskoers als waarderingscriterium uit te sluiten, re-kening houdend met het feit dat een geringe «free flow»en een beperkte liquiditeit kenmerkend zijn voor nage-noeg alle openbare uitkoopaanbiedingen, omdat er maxi-maal 5% vlottend kapitaal overblijft. Bovendien vormtde beurskoers, buiten de context van een openbaar uit-koopbod, de enige referentie voor de minderheids-aandeelhouder die zijn aandelen wil verkopen.

Daarop heeft de Commissie de bieder, met toepassingvan artikel 57, tweede lid, van het overnamebesluit,gevraagd om, aan de hand van concrete elementenuit het dossier, te rechtvaardigen waarom bij de waarde-bepaling helemaal geen rekening was gehouden metde beurskoers, en om, als dat niet mogelijk bleek, debiedprijs aan te passen.

De bieder vermeldde als reden waarom hij geen reke-ning had gehouden met de beurskoers, dat de nega-tieve berichten die de vennootschap sinds 20 novem-ber 2002 had gepubliceerd, geen enkele negatieve in-vloed op de beurskoers hadden gehad. Volgens hemkon daaruit worden geconcludeerd dat de beurskoersin dit dossier geen betrouwbare maatstaf was voor dewaardebepaling van de vennootschap.

De Commissie heeft vastgesteld dat de koers steedsruim boven de in het kader van het openbaar uitkoop-bod geboden prijs was gebleven tot op de dag waaropde biedprijs werd aangekondigd, en dat die koers nochde ongunstige evolutie van de intrinsieke waarde vanBvDCS, noch het niveau van de negatieve resultatenvan die vennootschap weerspiegelde. Sinds 2002 hadde groep de verliezen immers opgestapeld en was haarnetto-actief vóór de kapitaalverhoging via de inbrengvan de schuldvorderingen in het bezit van Solvus steedsnegatief geweest. Bovendien leverden de anderewaarderingsmethodes die op BvDCS werden toegepast,zoals eerder al vermeld, aanzienlijk lagere resultatenop dan de beurskoers.

Daaruit heeft de Commissie geconcludeerd dat het, inuitzonderlijke gevallen, onder andere wanneer er sprakeis van een bewezen discontinuïteit of van aanzienlijkeverliezen, toelaatbaar is dat de beurskoers niet in aan-merking wordt genomen als criterium voor de prijs-bepaling in het kader van een openbaar uitkoopbodwanneer er een groot verschil bestaat tussen de beurs-koers en de overeenstemmende resultaten die de an-dere gebruikelijke waarderingsmethode(s) opleveren.

De gedetailleerde antwoorden van de bieder op de vra-gen van de Commissie en de minderheids-aandeelhouders zijn opgenomen in het prospectus.

Uitkoopbod door Koceram NV op KoramicBuilding Products NV

In juni 2003 had Korfinco NV, dochter van KoceramNV, reeds een ruilbod uitgebracht op alle aandelen vande genoteerde vennootschap Koramic Building ProductsNV («Koramic») tegen aandelen Wienerberger metopleg in geld (171).

Op vrijdag 4 maart 2005 ontving de Commissie eenkennisgeving met betrekking tot het voornemen vanKoceram om een openbaar uitkoopbod uit te brengenop alle in het publiek verspreide aandelen Koramic te-gen de prijs van 20,50 euro per aandeel. Op dat ogen-blik bezaten Koceram en Korfinco gezamenlijk circa97,50% van Koramic. De free float beperkte zich totongeveer 1,30%; Koramic hield 1,20% eigen aande-len aan.

Gelet op het holdingkarakter van de doelvennootschap,waardeerde de bieder Koramic op basis van degeherwaardeerde netto-actiefwaarde («sum of theparts»- methode), waarbij de verschillende activa-bestanddelen volgens een gepaste methode apartwerden geëvalueerd.

De bieder bekwam aldus een waarderingsvork van19,29 euro tot 21,10 euro per aandeel; de biedprijsbevond zich net boven het gemiddelde van die vork.Vervolgens vergeleek de bieder de biedprijs met onderandere de beurskoers van het aandeel Koramic.

De slotkoers van het aandeel Koramic, genoteerd opde Eurolist by Euronext Brussels, bedroeg op 1 maart2005 23,50 euro, de gemiddelde slotkoers van de laat-ste zes maanden 21,53 euro, de gemiddelde slotkoerssedert 9 juni 2004 (172) 20,49 euro en de gemiddeldeslotkoers van het laatste jaar 22,50 euro. De biederwas van oordeel dat de beurskoers niet kon gebruikt

(171) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 129 tot 131.(172) Op 8 juni 2004 had Koramic een dividend uitbetaald van bruto 11 euro per aandeel.

Page 71: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

71

Toezicht op de financiele informatie en markten

worden als vergelijkingspunt gelet op de lage free floaten het beperkte volume van de beursverrichtingen,omwille van het speculatieve karakter van de verrich-tingen en gezien de gevormde koers niet de reëlewaarde van Koramic vertegenwoordigt.

De onafhankelijke expert attesteerde dat de doorKoceram gehanteerde methode om de aandelen tewaarderen en om de geboden prijs te bepalen relevantwas, in overeenstemming was met de gebruikelijkewaarderingsmethodes en op een gepaste manier werdtoegepast. De expert concludeerde dat de gebodenprijs de belangen van de effectenhouders veilig stelde.Met betrekking tot de beurskoers stelde de expert datde waargenomen koersen van weinig belang warenomwille van de beperkte free float en het lage volume.Ook de raad van bestuur van de doelvennootschapoordeelde dat de prijs de belangen van de aandeel-houders veilig stelde.

Verschillende minderheidsaandeelhouders hebbendaarop een bezwaar geformuleerd bij de Commissiebetreffende de waardering en de geboden prijs.

De Commissie was enerzijds van oordeel dat de infor-matie op een aantal punten ontoereikend was. Ander-zijds was zij van mening dat de waardering en verant-woording van de prijs niet geheel voldoening schonk.Haar voornaamste bezwaren in dit verband waren dat(i) wel rekening diende te worden gehouden met debeurskoers, waarvan door de bieder niet overtuigendwas aangetoond dat deze niet-betekenisvol was, en(ii) het boekhoudkundige netto-actief - dat de beurs-koers benaderde - veeleer dan het gecorrigeerd netto-actief als een relevante maatstaf in aanmerking moestworden genomen gelet op het holdingkarakter vanKoramic en het gegeven dat op grond van hetvoorzichtigheidsprincipe de nodige waardecorrecties inprincipe reeds waren doorgevoerd.

Daarop heeft de bieder besloten, enerzijds, bijkomende,meer gedetailleerde informatie te verschaffen, voor-namelijk met betrekking tot de prijsverantwoording,en anderzijds, de prijs te verhogen van 20,50 euro naar21,52 euro. Deze prijs kwam overeen met de gecon-solideerde netto-actiefwaarde per aandeel Koramic enbenaderde de gemiddelde slotkoers van de laatste zesmaanden.

Gemengd openbaar bod tot aankoop enomruiling van de vennootschap Suez op de nogniet door haar gehouden aandelen Electrabel

Algemene kenmerken van de verrichting

Op 8 augustus 2005 stelde de naamloze vennootschapnaar Frans recht Suez de Commissie in kennis van haarvoornemen om een openbaar overnamebod uit te bren-

gen op alle nog niet door haar of haar dochters ge-houden aandelen Electrabel.

Dit vrijwillig en onvoorwaardelijk bod had betrekkingop 49,9% van het kapitaal van Electrabel en werd ge-kenmerkt door het feit dat het een gemengd open-baar bod tot aankoop en omruiling was.

Suez bood immers aanvankelijk als tegenprestatie 322euro en vier aandelen Suez (deelnemingsgerechtigdvanaf 1 januari 2005) per aandeel Electrabel, met an-dere woorden, 410 euro per aandeel op basis van deslotkoers van het aandeel Suez op 8 augustus 2005(datum van de kennisgeving van Suez over het doorhaar geplande bod). Zoals verder wordt toegelicht, werddie prijs later aangepast.

De oorspronkelijke biedprijs impliceerde een premie van14,8% ten opzichte van de slotkoers van Electrabel op22 juli 2005 (5,2% ten opzichte van de slotkoers op 8augustus 2005).

Het bod vertegenwoordigde een totale waarde van11,2 miljard euro.

Op 8 september 2005 maakte Suez haar beslissingbekend om een kapitaalverhoging door te voeren doorde uitgifte van aandelen tegen een prijs van 20,60 europer nieuw aandeel. De totale waarde van de kapitaal-verhoging bedroeg zo 2,4 miljard euro.

Er werd bepaald dat het voorkeurrecht zou wordenlosgekoppeld van het aandeel Suez vóór de betalings-datum van de in het kader van het bod geboden te-genprestatie. De tegenprestatie in contanten werd bij-gevolg verhoogd met 1,56 euro per aandeel Electrabeldat in het bod werd ingebracht.

Over de prijsaanpassing is een perscommuniqué gepu-bliceerd waarin werd aangegeven hoe de theoretischewaarde van het voorkeurrecht werd berekend. Het be-drag van de prijsaanpassing stemde overeen met vier-maal die theoretische waarde (4 x 0,39 of 1,56 euro).

De aangepaste tegenprestatie per aandeel Electrabeldat in het bod werd ingebracht, bedroeg uiteindelijkdus 323,56 euro en vier aandelen Suez (deelnemings-gerechtigd vanaf 1 januari 2005).

Wettelijk en reglementair kader

Rekening houdend met de kenmerken van de verrich-ting, had het prospectus enerzijds betrekking op hetopenbaar bod tot overname van de effecten Electrabelen anderzijds op de uitgifte en de toelating tot de ver-handeling van een gereglementeerde markt van de inruil aangeboden aandelen Suez. Het prospectus werdopgesteld en goedgekeurd in overeenstemming metde op dat ogenblik geldende reglementering, met name

Page 72: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

72

CBFA 2005

de wet van 22 april 2003 op de openbare aanbiedin-gen van effecten, het overnamebesluit, en de zoge-naamde Prospectusverordening (173).

Voor wat de informatie over Suez betrof, bevatte hetprospectus het referentiestuk van Suez en eenactualisatie ervan in het licht van de zogenaamdeProspectusrichtlijn. Beide documenten werden doorSuez, in combinatie met een verrichtingsnota, tevensgebruikt voor de aan het bod voorafgaande kapitaal-verhoging. Het referentiestuk en de actualisatie ervan,door de Franse toezichthouder gecontroleerd in hetkader van de kapitaalverhoging, werden als dusdanigovergenomen in het prospectus.

Voornemens van de bieder ten aanzien van Electrabel

Naar aanleiding van de onderhandelingen tussen defederale regering en de groep Suez over de concreteinvulling van de geboden garanties in verband met deBelgische verankering van de groep Suez na het open-baar overnamebod en over de verbetering van de wer-king van de elektriciteitsmarkt, heeft Suez inzonder-heid beslist het beslissingscentrum van Electrabel inBrussel te handhaven en haar toenadering tot Electrabelte versterken door de oprichting van een Europese ven-nootschap waarvan de aandelen te gelegener tijd opEuronext Brussels zouden worden genoteerd.

De groep Suez heeft de ondernemingsraden vanElectrabel laten weten erg veel belang te hechten aanhet behoud van bestaande teams en alle vertrouwente hebben in de teams van Electrabel. Verder heeft Suezaangegeven dat het bod op zich geen belangrijke in-vloed zou hebben op de tewerkstelling bij Electrabel.

De Commissie heeft erop toegezien dat die verbinte-nissen van Suez duidelijk en volledig in het prospectuswerden toegelicht.

Fairness opinions

Over het bod van Suez op Electrabel hebben drie inter-nationale banken en één Belgische bank elk een fairnessopinion afgeleverd. Die vier fairness opinions kwamenallemaal tot een positieve conclusie over de billijkheidvan het bod. Twee fairness opinions werden opgesteldop vraag van Suez, de twee andere op vraag van deraad van bestuur van Electrabel.

Aangezien twee fairness opinions op vraag van de bie-der zelf werden opgesteld, was het essentieel dat debetrokken instellingen hun onafhankelijkheid kondenaantonen en dat de daarover verstrekte informatie inhet prospectus zou worden opgenomen. Beide instel-lingen waren van oordeel dat zij onafhankelijk waren,aangezien zij – buiten het opstellen van de hen ge-vraagde fairness opinion – op geen enkele wijze be-trokken waren bij de transactie, dat hun zakenvolumevoor rekening van Suez beperkt was en tot slot dat zijde opdracht om een fairness opinion op te stellen, paszouden aanvaarden als ook de toetsing op basis vanhun interne procedures uitwees dat zij een volledigonafhankelijk oordeel zouden kunnen vellen.

Wat de door de doelvennootschap gekozen bankenbetrof, was het de raad van toezicht van die doel-vennootschap die de onafhankelijkheid van de betrok-ken banken ten aanzien van zowel de doel-vennootschap als de bieder diende na te gaan. Deselectieprocedure werd gecontroleerd door het binnende raad van bestuur opgerichte speciaal comité. Degeselecteerde banken hebben zelf aan de raad vanbestuur van Electrabel bevestigd dat zij in staat warende betrokken opdracht te aanvaarden. Verder hebbenzij de Commissie een brief over hun onafhankelijkheidgestuurd die in het prospectus is opgenomen.

De door de banken opgestelde presentaties ter atten-tie van hun zogenaamde «billijkheidscomités» of terattentie van de raad van bestuur van Electrabel zijnaan de Commissie overgelegd en de inhoud ervan werdtijdens de vergaderingen met de diverse betrokkenbankiers besproken.

Verantwoording van de waarde van het bod

Eén hoofdstuk van het prospectus is gewijd aan de ver-antwoording van de biedprijs. Het speculatieve karaktervan de koersevolutie van het aandeel Electrabel tijdensde weken vóór het bod verklaart waarom bij de bereke-ning van de door Suez betaalde premie rekening is ge-houden met verschillende data en gemiddelden in plaatsvan met de slotkoers vóór de aankondiging van het bod.

Naast de vergelijking met de koersevolutie van het aandeelElectrabel, werden twee waarderingsmethodes gebruiktom het bod van Suez te evalueren: de methode van waar-dering via vergelijkbare genoteerde vennootschappen ende methode van de actualisering van de toekomstigecashflows (hierna «de DCF-methode» genoemd).

(173) Punt 3, h), van het schema, opgenomen in bijlage bij het overnamebesluit, verwijst naar de gegevens over de alsvergoeding aangeboden effecten, die men krachtens de art. 29 en 29bis van het koninklijk besluit nr. 185 (heden de art. 13en 15 van de wet van 22 april 2003) en de uitvoeringsbesluiten dient te vermelden. De schema’s van het uitvoeringsbesluitvan 18 september 1990 over het prospectus dat moet worden gepubliceerd voor de opneming van effecten in de EersteMarkt van een effectenbeurs zijn inmiddels vervangen door de schema’s van de zogenaamde Prospectusverordening(Verordening nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004, PB L, 149/1).

Page 73: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

73

Toezicht op de financiele informatie en markten

Er moet worden opgemerkt dat de gehanteerde DCF-methode aansluit bij de courante praktijk bij de analis-ten die Electrabel volgen: het gaat daarbij meer be-paald om een hybride methode waarbij de opwekkingen de commercialisering van elektriciteit worden ge-waardeerd volgens de DCF-methode, terwijl de ove-rige componenten worden gewaardeerd volgens demethode van het geherwaardeerde netto-actief. DeCommissie heeft geëist dat in het prospectus naderzou worden ingegaan op de onderliggende hypothe-ses van beide waarderingsmethodes.

De methode van de actualisering van de dividenden(dividend discount model) werd door Suez uitgeslotenomwille van de gunstige evolutie (vrijmaking) van deelektriciteitsmarkt, het activiteitsprofiel van Electrabelen de mogelijke wijzigingen in haar eigen dividend-beleid die in het prospectus werden aangekondigd.

Tot slot werd Suez gevraagd te vermelden hoe deminderheidsaandeelhouders van Electrabel via de ont-vangen premie hun voordeel zouden doen met de doorSuez geplande synergieën.

Boekhoudkundige aspecten met betrekking tot degroep Electrabel

Het prospectus omvatte naast de jaarbrochure, met daarinde geconsolideerde rekeningen opgesteld volgens Bel-gisch recht, eveneens documenten waarin de overgangnaar IFRS omstandig werd toegelicht. Daarnaast werdeveneens de brochure met de geconsolideerde halfjaar-rekeningen van Electrabel (volgens IFRS), opgenomen.

Bij het onderzoek van het prospectus werd bijzondereaandacht besteed aan specifieke aspekten die verbandhielden met de overgang naar IFRS. Het prospectuswerd onder meer vervolledigd met informatie over deontmantelingsverplichtingen inzake nucleaire centra-les, de wijze waarop de voorzieningen ervoor wordenbepaald, beheerd en belegd, informatie over de ver-plichtingen inzake verwerking van nucleair afval, dewijze waarop de voorzieningen hiervoor worden aan-gelegd en over de overname op termijn van deze ver-plichtingen door het NIRAS, informatie over de rech-ten op capaciteit van electriciteitscentrales en hunboekhoudkunidge verwerking, informatie over de boek-houdkundige verwerking van groene certificaten en hetbelang ervan, en informatie over de boekhoudkundigeverwerking van CO2-emissierechten. Tenslotte werd erook informatie opgenomen over de kosten in de IFRS-rekeningen van Electrabel ingevolge de toekenning doorSuez aan bestuurders van Electrabel van opties, alsvergoeding voor hun prestaties bij Electrabel. Overeen-komstig IFRS 2, § 3 worden dergelijke opties be-schouwd als op aandelen gebaseerde vergoedingen endus als kosten geboekt bij Electrabel.

Advies van de raad van bestuur van Electrabel overhet bod

Op 11 augustus 2005 nam de raad van bestuur vanElectrabel kennis van het overnameproject en beslistezich op zowel juridisch als financieel vlak (zie supra«fairness opinions») te laten bijstaan. Een comité werdsamengesteld, in hoofdzaak bestaande uit onafhan-kelijke bestuurders, belast met de voorbereiding vande observaties en het advies.

Tevens verzocht de raad aan de Commissie om een uit-zondering voor wat de vijfdagentermijn betreft waarbin-nen de raad zijn advies over het bod moet verstrekkenconform de artikelen 14 en 15 van het overnamebesluit.

Gelet op de complexiteit van het bod en het beroepop externe adviseurs heeft de Commissie ingestemdmet dit verzoek.

Vermeldenswaardig is tenslotte dat de vertegenwoor-digers van de intercommunales in de raad van bestuurmeedeelden dat de intercommunales hun positie nogniet hadden kunnen vaststellen (zie verder). Op vraagvan de Commissie hebben de betrokken bestuurdersde intercommunales die ze vertegenwoordigdengecontacteerd met het verzoek een standpunt in tenemen en heeft de raad van bestuur zich geëngageerdom informatie over de positie van de intercommunalesbekend te maken.

Positie van de intercommunales

Bij de behandeling van het dossier bleek er onzekerheidte bestaan over de mogelijkheid voor eenintercommunale om in te gaan op het bod en over degevolgen wanneer de beslissing van een intercommunaleom op het bod in te gaan, nietig zou worden verklaarddoor haar voogdij-overheid. Na onderzoek en rekeninghoudend met de besprekingen met de bieder en de ver-tegenwoordigers van bepaalde intercommunales daar-over, is beslist een specifieke passage over die proble-matiek in het prospectus in te lassen.

Die passage vermeldde inzonderheid dat Suez, bij deopstelling van het tijdschema van de verrichting, reke-ning had gehouden met de termijnen die de bevoegdeorganen van de verschillende intercommunales, volgenshaar, nodig zouden hebben om zich over het bod uit tespreken. Verder vermeldde het prospectus dat de be-slissingen van de verschillende intercommunales nietigkonden worden verklaard door hun voogdij-overhem-den, zelfs nadat het bod al was afgesloten. Tot slot bleekhet aangewezen dat de bieder, bij de publicatie van deresultaten van het bod, zou bekendmaken hoeveel ef-fecten de intercommunales precies in het bod haddeningebracht, in voorkomend geval onder opschortendevoorwaarde, alsook dat hij, bij de berekening in het voor-

Page 74: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

74

CBFA 2005

uitzicht van de verplichte heropening van het bod, reke-ning zou houden met de door de intercommunales inhet bod ingebrachte effecten, ook als hun voogdij-over-heden achteraf op die aanvaarding van het bod zoudenterugkomen. In verband met de berekeningswijze vande drempel van 90% voor de heropening van het bod,is Suez, voor zover dat nodig zou blijken, een afwijkingverleend van artikel 32 van het overnamebesluit.

Geschillen en betwistingen

In het kader van de verrichting zijn diverse verzoek-schriften ingediend en vorderingen ingesteld waarbijde Commissie als verweerster werd gedagvaard. Demeeste verzoekschriften zijn ingediend en de meestevorderingen ingesteld bij het Hof van Beroep te Brusselen zijn verworpen door de gevatte rechtscolleges (174).

Momenteel loopt nog één procedure, meer bepaaldeen procedure ten gronde over het verzoek tot nietig-verklaring van het openbaar overnamebod die bij hetHof van Beroep is ingeleid door een natuurlijk persoon.

Een aantal punten in de hoger vermelde rechterlijkebeslissingen trekken de aandacht.

Op procedureel vlak wordt verduidelijkt dat de vervalter-mijn, bedoeld bij artikel 18ter, § 2, van de overname-wet begint te lopen vanaf het ogenblik dat de belang-hebbende kennis kon krijgen van het feit waarop zijnvordering steunt (175). Het Hof van Beroep te Brusselverwijst in dit verband naar de doelstelling van de wet-gever om geschillen, die rijzen in het kader van een open-baar overnamebod, zo snel mogelijk te beslechten. Hetogenblik waarop de belanghebbende daadwerkelijkkennis heeft gekregen van het feit waarop zijn vorde-ring steunt, wordt niet in aanmerking genomen.

In een ander arrest (176) wordt bevestigd dat eengoedkeuringsbeslissing vanwege de Commissie met betrek-king tot een overnameprospectus een definitieve apprecia-tie van de kwaliteit van de verstrekte informatie inhoudt.Bijgevolg kan het Hof van Beroep te Brussel geen voorlopigemaatregelen bevelen met het oog op de publicatie van eennieuw prospectus. Het Hof is dan ook van oordeel dat het,meer algemeen, geen rechtsmacht heeft om, na goedkeu-ring van het prospectus door de Commissie, te bevelen ombijkomende informatie te verstrekken.

Verplicht openbaar overnamebod doorLandbouwkrediet op de aandelen van KeytradeBank

Landbouwkrediet (België) heeft, via een overeenkomstmet de meerderheidsaandeelhouders van KeytradeBank, de controle verworven over die instelling.

De volgende twee verrichtingen hebben aanleidinggegeven tot die controlewijziging.

Enerzijds heeft Landbouwkrediet (België) rechtstreeks40,9% van de aandelen van Keytrade Bank gekochttegen een prijs van 31,22 euro per aandeel.

Anderzijds hebben de cedenten aan de cessionarissen ophet saldo van hun deelneming (namelijk 36,9%) een call-optie verleend die tussen 1 januari en 31 maart 2007 inglobo kan worden uitgeoefend tegen dezelfde prijs alsdie van de rechtstreekse overdracht. Parallel daarmee isaan de cedenten een put-optie verleend die, ook in 2007maar na de uitoefeningsperiode van de call-optie, tegendezelfde voorwaarden kan worden uitgeoefend.

Door de wederzijdse toekenning van een call-optie doorde cedenten en een put-optie door de cessionarissenverloopt de controleverwerving gespreid in de tijd. Metdergelijke rechten op de verwerving van stemrecht-verlenende effecten moet rekening worden gehoudenbij de beoordeling van de controle wanneer de houderervan het recht heeft te eisen dat ze worden verwor-ven of zich ertoe verbindt ze te zullen verwerven (177).

Bijgevolg heeft de controlewijziging wel degelijk plaats-gevonden als gevolg van die verrichtingen en diendede cessionaris een openbaar overnamebod uit te bren-gen op het nog onder het publiek verspreide saldo vande aandelen ten belope van 22,2%.

Bij het onderzoek van de door de bieders overgelegdedocumenten in het kader van deze verrichting is geble-ken dat de tussen de meerderheidsaandeelhouders vanKeytrade Bank en het Landbouwkrediet gesloten over-eenkomsten voor drie bestuurders van Keytrade Bankvoor drie jaar een systeem van variabele vergoeding in-voerde. Aangezien die leiders ook cederende aandeel-houders waren, heeft de Commissie onderzocht of datsysteem al dan niet een bijzonder voordeel vormde inde zin van artikel 41, § 2, c), van het overnamebesluit.

(174) Zie onder meer: Br., 7 november 2005, T.R.V., 2005, 250; Vz. Kh. Br., 7 november 2005, T.R.V., 2005, 257;Br., 8 november 2005, T.R.V., 2005, 261; Br., 10 november 2005, T.R.V., 2005, 270.

(175) Br., 7 november 2005, T.R.V., 2005, (250) 252.(176) Br., 8 november 2005, T.R.V., 2005, (261) 263-264.(177) Zie art. 41, § 1, tweede lid, van het overnamebesluit.

Page 75: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

75

Toezicht op de financiele informatie en markten

Krachtens die bepaling moet «om uit te maken of hetpubliek de mogelijkheid moet krijgen» om alle effec-ten in zijn bezit over te dragen tegen betaling van de-zelfde prijs, «rekening worden gehouden met anderebijzondere rechtstreekse of onrechtstreekse voordelenbuiten de ontvangen tegenprestatie voor de overdrachtvan hun effecten, ten gunste van de effectenhoudersdie alle of een deel van de effecten hebben overgedra-gen waardoor de controle kon worden verworven».

Na onderzoek van de argumenten voor een kwalificatievan het systeem als bijzonder voordeel en de argumen-ten tegen een dergelijke kwalificatie, heeft de Commis-sie geoordeeld dat dit systeem geen bijzonder voordeelvormde in de zin van voornoemde bepaling. Zij heeft debieder niettemin verzocht in het prospectus een gede-tailleerde beschrijving op te nemen van de werking vanhet systeem, en de verschillende elementen voor en te-gen die thesis in passende bewoordingen toe te lichten.

Openbaar overnameaanbod, tegenbod en hogerbod op Telindus Group

Feitenschets

Op 29 september 2005 ontving de Commissie eenkennisgeving waaruit bleek dat Belgacom NV van pu-bliek recht (hierna «Belgacom») had beslist om eenvoorwaardelijk openbaar overnamebod uit te brengenop alle aandelen en uitstaande warrants uitgegevendoor Telindus Group NV (hierna «Telindus»).

Belgacom bood de aandeelhouders de keuze tussen het-zij een contante betaling van 13,50 euro per aandeel,hetzij een contante betaling van 8,33 euro per aandeelsamen met één certificaat Mobistar (hierna het «gemengdbod»). Dit certificaat zou binnen twee maanden na debekendmaking van het welslagen van het bod omgeruildworden in aandelen Mobistar (178), in een verhoudingvan dertien certificaten voor één aandeel Mobistar.

Voor de in totaal vier reeksen warrants bood Belgacom eenbedrag in cash gaande van 0,03 euro tot 6,45 euro per warrant.

Het bod was onderworpen aan vijf voorwaarden, waar-onder het behalen van 75% plus één aandeel en hetgebrek aan verzet door de Europese Commissie tegen deovername krachtens de Concentratieverordening (179).

Dit bod werd zowel door Belgacom als Telindus ge-kwalificeerd als een ongevraagd bod.

Verlenging van de termijn voor het advies van deraad van bestuur van Telindus

De raad van bestuur van Telindus verzocht de Com-missie om een verlenging van de vijfdagentermijn waar-binnen een raad van bestuur conform artikel 15 vanhet overnamebesluit zijn advies over een bod dient teverstrekken. Het verzoek werd gemotiveerd op basisvan het ongevraagd karakter van het bod alsook om-wille van het beroep op externe adviseurs (180).

De Commissie verleende de gevraagde afwijking. Hetadvies van de raad van bestuur van de doelvennootschapvormt een belangrijk onderdeel van de informatiever-strekking aan het publiek. Om deze reden is het aange-wezen dat de raad van bestuur en zijn externe adviseursover de nodige tijd beschikken om dit advies terdegevoor te bereiden en aldus bij te dragen tot een accurateinformatieverstrekking aan het publiek.

Combinatie van een bod in cash en een gemengdbod op de warrants

In totaal had Telindus vier reeksen warrants uitgegeven; allewarrants waren in handen van medewerkers van Telindusen krachtens de uitgiftevoorwaarden niet overdraagbaar.

De bieder bood de warranthouders enkel cash en hadhet gemengd bod dus niet uitgebreid tot de warrants.De bieder verantwoordde de verschillende behandelingop twee gronden: enerzijds waren de warrants niet over-draagbaar en anderzijds zou de uitbreiding van het ge-mengd bod tot de warranthouders bijzonder complexzijn, gelet op de lage waarde van de warrants zodat dekosten niet zouden opwegen tegen de baten.

De Commissie erkende dat de warrants uitgegeven doorTelindus verschillende effecten betroffen die geen behan-deling behoeven die volledig identiek is aan de behande-ling van de aandelen. Wel heeft de Commissie gewezenop het feit dat aan de aandeelhouders een kans werdgeboden om Mobistar aandelen te verkrijgen, terwijl diekans niet geboden werd aan de warranthouders.

Daarop heeft de bieder het gemengd bod uitgebreidtot de warrants van de vierde reeks, waarvoor een prijsgeboden werd van 6,45 euro per aandeel.

(178) Die zich in het vermogen van Telindus bevonden en waarover Belgacom zou beschikken indien het bod tot een goed eindezou worden gebracht.

(179) Verordening N° 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen. Deze voorwaarde betrof meerbepaald het gebrek aan verzet door de Europese Commissie tegen de overname krachtens het onderzoek voorzien in art.6, paragraaf 1, alinea 1 van de Concentratieverordening binnen de termijn zoals voorzien in art. 10, paragraaf 1, alinea 1van de Concentratieverordening.

(180) Zie het jaarverslag CBF 2001-2002, p. 108 voor een andere vraag om verlenging van deze termijn evenals onderhavigverslag, p. 73.

Page 76: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

76

CBFA 2005

Advies raad van bestuur en verantwoordingvan de prijs

De raad van bestuur van Telindus oordeelde in zijn ad-vies over het bod dat de geboden prijs te laag was enonvoldoende de waarde reflecteerde van het poten-tieel van de vennootschap zodat de prijs de belangenvan de effectenhouders niet vrijwaarde. De raad ba-seerde zich daartoe op (i) zijn toekomstplan voor devennootschap dat «in de komende jaren» bijkomendewaarde zou creëeren, (ii) de beurskoers en de updatesvan de analistenrapporten die, na de aankondiging vanhet bod, hoger lagen dan de biedprijs en (iii) een fairnessopinion van een financiële instelling die oordeelde datde prijs «not fair» was. Telindus heeft de krachtlijnenvan het advies van haar raad van bestuur bekendge-maakt via een perscommuniqué.

Noch het advies van de raad van bestuur, noch hetperscommuniqué bevatten evenwel details met betrek-king tot de waardering van de vennootschap en hetdocument dat de fairness opinion van de financiëleinstelling ondersteunde werd niet publiek gemaakt.

De CBFA heeft het document dat de fairness opinionvan de financiële instelling ondersteunde opgevraagden aan een marginale toetsing onderworpen in over-eenstemming met haar gebruikelijke controlepraktijkeninzake waardering van ondernemingen. Zij heeft vande betrokken financiële instelling bovendien de ge-vraagde nodige toelichting bekomen.

Enkele dagen na bovenvermeld perscommuniqué heeftTelindus wel een met cijfers toegelichte visie op het bodbekendgemaakt. Hierbij dient echter opgemerkt dat decijfermatige onderbouw zich beperkte tot één waarderings-methode. Het management van Telindus vergeleek het bodvan Belgacom op basis van een EV/EBITDA (181)-ratio metde ratio’s van sectorgenoten. Telindus concludeerde dathet bod van Belgacom Telindus onderwaardeerde.

Twee van de sectorgenoten die Telindus had geselec-teerd werden ook door Belgacom geselecteerd in haarwaarderingsoefening in het prospectus. De EV/EBITDA-ratio’s die Telindus bekwam voor deze ondernemingenlagen evenwel merkelijk hoger dan de ratio’s dieBelgacom bekwam. Deze verschillen waren ondermeerte wijten aan de datum waarop de berekeningen wer-den gemaakt, de definitie die werd gehanteerd voor

de Enterprise Value (= som van de eigenvermogens-waarde (Equity value) en de netto schulden) en de ver-schillen in gehanteerde EBITDA (182).

De Commissie heeft de nodige stappen ondernomenopdat zowel Telindus als Belgacom de nodige informa-tie publiceerden zodat het voor de beleggers duidelijkzou zijn waarom deze ratio’s dermate afweken. Telindusheeft hiertoe een perscommuniqué verspreid en bijko-mende informatie op haar website geplaatst. Belgacomheeft het ontwerp van prospectus aangevuld, boven-vermeld perscommuniqué van Telindus hierin opgeno-men evenals een verwijzing opgenomen naar de bijko-mende informatie op de website van Telindus.

Concurrentievoorwaarde

Het bod was uitgebracht onder de opschortende voor-waarde dat de Europese Commissie zich niet zou ver-zetten tegen de overname krachtens het onderzoekvoorzien in artikel 6, paragraaf 1, b) van deConcentratieverordening, binnen de termijn zoals voor-zien in artikel 10, paragraaf 1, alinea 1 van deConcentratieverordening. Deze alinea schrijft een ter-mijn voor van 25 werkdagen. In geval van verzoek dooreen lidstaat tot doorverwijzing wordt de termijn met10 werkdagen verlengd (alinea 2 van artikel 10, para-graaf 1 van de Concentratieverordening).

Op 8 november had de Belgische Staat de EuropeseCommissie verzocht tot gedeeltelijke verwijzing van dezaak naar de Belgische mededingingsautoriteit, met alsgevolg dat de termijn voor de Europese Commissie au-tomatisch met 10 werkdagen verlengd werd. Het ge-brek aan verzet in het kader van de eerste fase van deEuropese Commissie zou zich dus niet voordoen in deperiode van 25 werkdagen zoals geviseerd in de eerstealinea maar tijdens de verlenging van 10 werkdagen.Het was dan ook onduidelijk of ingeval van verwijzingdoor de Europese Commissie naar de Belgischemededingingsautoriteit of ingeval van opening door deEuropese Commissie van een fase II onderzoek, de bie-der nog de mogelijkheid had om zich te beroepen opde betrokken voorwaarde om haar bod in te trekken.

De Belgische Staat trok haar verzoek tot gedeeltelijkeverwijzing in op 29 november, waarna de EuropeseCommissie op 1 december de concentratie verenig-baar verklaarde met de gemeenschappelijke markt,zodat deze problematiek zich uiteindelijk niet stelde.

(181) EV staat voor Enterprise Value en EBITDA staat voor Earnings Before Interest, Taxes Depreciation and Amortization.(182) Telindus hanteerde een Equity Value (als onderdeel van de Enterprise Value) die rekening hield met de conversie van

converteerbare obligaties die «in the money» waren en met opties die «in the money» waren. Dit leidde tot een hogereEquity Value omdat Belgacom de beurskapitalisatie op basis van het bestaande aantal aandelen hanteerde. De netto schuld(het tweede onderdeel van de Enterprise value) die door Belgacom werd gebruikt was een verwachte netto schuld voor2005, terwijl Telindus hiervoor actuele gegevens gebruikte. Voor de EBITDA hanteerden beiden cijfers die ofwel demarktconsensus waren ofwel er kort bij aansloten. Omwille ondermeer van het feit dat Belgacom en Telindus hun EBITDAop een andere datum hadden berekend, kwamen ze ook hier voor tot een ander cijfer.

Page 77: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

77

Toezicht op de financiele informatie en markten

Tegenbod, hoger bod en intrekkingvan het tegenbod

Tijdens de biedperiode werd door Telindus aan eenaantal geïnteresseerde partijen (potentiële tegenbieders)informatie ter beschikking gesteld onder de vorm vaneen dataroom en een managementpresentatie. Het wasdan ook niet ondenkbaar dat de CBFA meerdere bie-dingen tegelijk zou ontvangen of van een tweedetegenbod op de hoogte zou gebracht worden alvo-rens een eerder ingediend tegenbod was bekendge-maakt (183). Bovendien kon Belgacom haar oorspron-kelijke biedprijs nog verhogen; van bij de aankondi-ging van het bod was de beurskoers gestegen tot bo-ven de door Belgacom geboden prijs.

Besloten werd om het ogenblik van ontvangst van eenvolledig dossier voor het bod of de prijsverhoging alscriterium te hanteren om te bepalen welk dossier eerstzou worden onderzocht en desgevallend zou wordenbekendgemaakt («First in, first out-principe»). Ingevaltwee dossiers gelijktijdig zouden zijn ingediend, zouhet voor de effectenhouders meest voordelige bod eerstworden onderzocht.

Op 14 december 2005 ontving de Commissie een ken-nisgeving van France Télécom SA houdende een open-baar tegenbod op alle aandelen en warrants van Telindus.France Télécom bood 15,80 euro per aandeel en eenovereenkomstige verhoging van de prijs voor dewarrants. Het gemengde bod werd door France Telecomniet weerhouden. Dit hoefde ook niet gezien het tegen-bod zowel 5% hoger was dan het oorspronkelijke cash-bod als het gedeeltelijke ruilbod (184). De Commissiemaakte het tegenbod nog diezelfde dag openbaar.

De dag nadien bracht Belgacom de Commissie op dehoogte van haar intentie om een hoger bod uit te bren-gen aan de prijs van 16,60 euro per aandeel en eenovereenkomstige verhoging voor de warrants. Net zo-als het tegenbod was dit hoger bod een louter cashbod. Belgacom verlengde haar oorspronkelijk bod tot6 januari 2006. Ook dit bod werd op de dag van deindiening, 15 december 2005, bekendgemaakt.

Ofschoon de hoogste prijs geboden werd door Belgacom,stelde de raad van bestuur van Telindus in zijn advies dathet industriële project voorgesteld door France Télécom

betere ontplooiingsmogelijkheden bood voor de vennoot-schap, in het bijzonder op internationaal vlak.

De raad gaf aan een bod na te streven dat zowel voorde effectenhouders als de andere stakeholders een fairewaarde bood en dat beide biedingen dit potentieel inzich droegen. De raad stelde dat met Belgacom nogverdere onderhandelingen zouden worden gevoerdbetreffende het industriële project van Belgacom. Ookmet France Télécom zou verder worden onderhandeld;de tegenbieder had zijn tegenbod nog niet ingetrok-ken en kon zijn prijs nog verhogen. De aandeelhou-ders die vertegenwoordigers hadden in de raad vanbestuur van Telindus gaven te kennen dat ze hun aan-delen in het bod van Belgacom zouden inbrengen,behoudens in geval van hoger tegenbod en behou-dens indien geen bevredigende afspraken zouden ge-maakt worden tussen Belgacom en Telindus.

Op 30 december bereikten Telindus en Belgacom eenvoorwaardelijk akkoord over een partnership en adviseerdede raad van bestuur van Telindus zijn aandeelhouders omop het bod van Belgacom in te gaan, weliswaar ondervoorbehoud van het recht om zijn advies bij te sturen ingeval van een hoger bod of een tegenbod.

Hierna besloot France Télécom haar tegenbod in te trekken.

Resultaat oorspronkelijk bod –nieuw bod – uitkoopbod

Belgacom behaalde ingevolge haar bod 90,86% vande aandelen. Gezien hun onoverdraagbaarheid niet wasopgeheven, werden geen warrants in het bod inge-bracht, met als gevolg dat het bod van Belgacom nietdoor een heropening moest worden gevolgd, vermitsde 90% drempel op het totaal van de effecten (aande-len en warrants) niet werd behaald (artikel 32, lid 1,van het overnamebesluit).

Belgacom wenste echter de resterende aandeelhou-ders een nieuwe kans te geven om hun aandelen inhet bod in te brengen. Vandaar diende ze een dossierin tot lancering van een nieuw bod. Gezien dit eenzuiver koopaanbod betrof kon de bieder zich, in toe-passing van artikel 32 van het overnamebesluit, hetrecht voorbehouden om zijn bod te laten volgen dooreen uitkoopbod (185).

(183) De limietdatum voor de bekendmaking door de CBFA van de kennisgeving van een tegenbod is ten minste twee dagenvoor het afsluiten van het laatste bod (art. 34 van het overnamebesluit). Wanneer de CBFA een kennisgeving van een bodheeft ontvangen, maakt zij die uiterlijk de dag na die van de ontvangst ervan openbaar, als het bod voldoet aan devereisten van het besluit.

(184) Als referentie werd de laatst gekende slotkoers van het aandeel Mobistar op het ogenblik van de ontvangst door de CBFAvan het oorspronkelijke bod gehanteerd (zie het jaarverslag 1997-1998, p. 115).

(185) Omdat het oorspronkelijk bod van Belgacom naast het bod in cash eveneens een gemengd bod (certificaten Mobistar encash) omvatte, kon dit bod niet gevolgd worden door een vereenvoudigd uitkoopbod in de zin van art. 32 van hetovernamebesluit. Art. 32 voorziet deze mogelijkheid immers enkel indien het een koopaanbod betreft en niet in geval vaneen ruilbod, weze het in combinatie met een koopbod.

Page 78: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

78

CBFA 2005

Aangezien Belgacom door het oorspronkelijke bodreeds de controle over Telindus had verworven, konhet uitkoopbod, met toepassing van artikel 32, lid 6van het overnamebesluit, enkel gelanceerd wordenindien Belgacom in het kader van het nieuwe bod 66%van de effecten die ze nog niet bezat wist te verkrij-gen. Belgacom kon echter de drempel van 66% nietbereiken, omdat de warrants die meer dan 34% ver-tegenwoordigen van het in het publiek verspreide ef-fecten, onoverdraagbaar waren. Belgacom verzocht omeen afwijking van deze regel, wat door de Commissiewerd toegestaan. De grote respons (90,86% van hettotaal van de aandelen) op het oorspronkelijke bod,dat net afgesloten was, gaf aan dat de aandeelhou-ders de prijs, tot stand gekomen na het spel van boden tegenbod, billijk achtten.

In het kader van het nieuwe bod werden 7,45% vande aandelen aangeboden zodat Belgacom over 98,31%van de aandelen beschikte. Op 14 maart 2006, na af-loop van het uitkoopbod, is de marktautoriteit vanEuronext Brussels overgegaan tot de schrapping vande notering van het aandeel Telindus.

Aan- en verkopen na bekendmaking van het bod

Deze biedstrijd werd gekenmerkt door de tussenkomstvan onder andere hefboomfondsen die na debekendmaking van het bod aanzienlijke participatiesopbouwden. Merkwaardig was dat na elk bod, tegen-bod en hoger bod de koers boven de biedprijs uitsteeg.

In dit kader wenst de Commissie de transparantieverplichtingenin herinnering te brengen waartoe aan- en verkopenna de bekendmaking van een openbaar bod kunnenaanleiding geven. Naast de algemene transparantier-egels opgenomen in de transparantiewet kent hetovernamebesluit verschillende bijzondere transparant-ieregels, waaronder de verplichting in hoofde van aan-deelhouders die 1% bezitten van de effecten van debieder of de doelvennootschap, om hun aan- en ver-kopen na de bekendmaking van het bod te meldenaan de Commissie binnen de twee werkdagen.

Samenvatting van een aanvraag totvoorafgaand akkoord en van de beslissing vande Commissie terzake

In overeenstemming met artikel 11 van het koninklijkbesluit van 23 augustus 2004 tot uitvoering van artikel63, §§ 1 en 3, van de wet van 2 augustus 2002, gaatde Commissie na behandeling van een aanvraag totvoorafgaand akkoord over tot de publicatie van eensamenvatting van de aanvraag tot voorafgaand ak-koord en van haar beslissing terzake, na weglating vande nominatieve en vertrouwelijke gegevens.

Tijdens de verslagperiode werd een aanvraag tot vooraf-gaand akkoord ingediend voor een (voorgenomen) acti-

viteit die kan worden samengevat als volgt: de aanvra-gers beoogden het publiek in België te solliciteren omschenkingen te bekomen van aandelen (met stemrecht)van een welbepaalde vennootschap. De aanvragers wa-ren voornemens om het publiek te solliciteren om (1) of-wel hen deze effecten rechtstreeks te schenken, (2) of-wel aan een vergunde tussenpersoon een mandaat tegeven om deze effecten te verkopen en om, vervolgens,aan de aanvragers de opbrengst van dergelijke verkoopte schenken, na aftrek van de kosten ervan.

De aanvragers verzochten om een voorafgaand akkoordteneinde de bevestiging te bekomen dat, volgens de Com-missie, artikel 3, § 1, 2°, van de wet van 22 april 2003betreffende de openbare aanbiedingen van effecten enartikel 1, § 1, van het overnamebesluit niet van toepassingwaren op hun project. De aanvraag tot voorafgaand ak-koord strekte er met andere woorden toe te weten of deCommissie akkoord ging dat de voorgenomen activiteitenniet moesten worden beschouwd, in hun geheel dan welgedeeltelijk, als een openbaar overname(aan)bod in de zinvan de voornoemde bepalingen.

Na onderzoek heeft het directiecomité van de Com-missie deze aanvraag ontvankelijk verklaard en beslisthet voorafgaand akkoord toe te kennen. Bij deze be-slissing heeft het directiecomité overwogen dat depublieke sollicitatie van schenkingen van effecten kanworden gelijkgesteld met een openbaar aanbod totverwerving dat gratis is voor de bieders (te weten deaanvragers), in die zin dat door hen geen tegenpresta-tie wordt geboden, terwijl volgens het directiecomitéde termen «(openbaar) overname(aan)bod» in artikel3, § 1, 2°, van de wet van 22 april 2003 en in artikel 1,§ 1, van het overnamebesluit enkel de openbare aan-biedingen tot aankoop en/of ruil viseren, dit wil zeg-gen de openbare overnamebiedingen waarbij een te-genprestatie wordt geboden door de bieder.

Het voorafgaand akkoord was uiteraard beperkt totde voorgenomen activiteit zoals beschreven in de aan-vraag. Dit hield onder meer in dat de sollicitatie vanhet publiek effectief zou worden opgesteld in termenvan een sollicitatie van schenkingen. Voor zover alsnodig, heeft de Commissie het voorafgaand akkoorddan ook gekoppeld aan de voorwaarde dat de sollici-tatie duidelijk zou worden geformuleerd als een sollici-tatie van schenkingen, en dat de door het gesolliciteerdepubliek te nemen beslissing niet zou worden voorge-steld als een (des)investeringsbeslissing die op basis vaneconomisch redelijke motieven moet worden genomen.

Overeenkomstig artikel 3, § 1, lid 2, van het voornoemdekoninklijk besluit van 23 augustus 2004, had het voor-afgaand akkoord enkel betrekking op het feit dat deCommissie geen gebruik zou maken van de aanmanings-of publicatiebevoegdheid waarover zij beschikt.

Page 79: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

79

Toezicht op de financiele informatie en markten

2.2. Toezicht op de financiële informatie

2.2.1. Internationale ontwikkelingen

CESR-werkzaamheden in het kader van deTransparantierichtlijn

In het vorige jaarverslag (186) werd verslag gedaan vande publicatie van twee CESR-consultatiedocumentenmet betrekking tot de Transparantierichtlijn. Deze do-cumenten werden, rekening houdend met de tijdensde consultatieperiodes ontvangen reacties, omgevormdtot respectievelijk een voortgangsverslag van maart2005 en een technisch advies van juni 2005 (187) aande Europese Commissie.

Volgend op het technisch advies van juni 2005 heeftde Europese Commissie een werkdocument gepubli-ceerd (188), dat enerzijds een voorontwerp vanuitvoeringsrichtlijn van de Transparantierichtlijn en an-derzijds een voorontwerp van aanbeveling bevat. Ophet werkdocument konden tot en met 8 januari 2006commentaren gegeven worden.

Daarnaast heeft de Europese Commissie - mede opgrond van het voortgangsverslag van CESR van maart2005 - CESR in juli 2005 een nieuw mandaat (189)gegeven met betrekking tot:

de rol van het officieel aangewezen mechanismevoor de centrale opslag van gereglementeerde in-formatie;

het toekomstige elektronische netwerk op EU-ni-veau;

de indiening van informatie bij de toezichthoudervia elektronische weg (190).

CESR heeft in dit verband in januari 2006 eenconsultatiedocument gepubliceerd (191).

CESR-Coördinatiemechanisme inzake dehandhaving van de IFRS: Databank en EECS

In de IAS-Verordening EG/1606/2002 van 19 juli 2002,waarmee uitvoering werd gegeven aan de strategievan de Europese Commissie op het vlak van de finan-ciële verslaggeving, wordt vastgesteld dat «een pas-send en rigoureus handhavingstelsel essentieel (is) omhet vertrouwen van beleggers in financiële markten teondersteunen». In deze Verordening drukt de Com-missie haar voornemen uit om samen met CESR eengemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen om denakoming van de IFRS door de Europese genoteerdeondernemingen te waarborgen. Naar aanleiding hier-van heeft CESR, CESR-Fin en het «Subcommittee onEnforcement» (SCE) opgericht.

In de schoot van het SCE werkte CESR tot nu toe tweestandaarden uit. Deze standaarden beogen het har-moniseren van de toezichtpraktijk en -methoden metbetrekking tot de financiële verslaggeving, en als re-sultante hiervan, het garanderen van een consistentetoepassing van de IFRS door alle Europese genoteerdevennootschappen.

«Standard n. 1 on Financial Information - Enforcementof Standards on Financial Information in Europe» om-vat een aantal beginselen op het vlak van handhavingvan de financiële verslaggeving door Europese geno-teerde ondernemingen. In deze standaard wordt te-vens de noodzaak erkend om een mechanisme uit tewerken dat is gericht op de coördinatie van het toe-zicht op de IFRS-verslaggeving in Europa, waarbij CESRen niet-CESR leden worden betrokken.

In «Standard n. 2 on the coordination of enforcementactivities» worden de kaderbeginselen van dit

(186) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 100.(187) Zie CESR’s Progress Report regarding Possible Implementing Measures of the Transparency Directive (CESR/05-150b) van

maart 2005 en CESR’s Final Technical Advice on Possible Implementing Measures of the Transparency Directive (CESR/05-407) van juni 2005, op de site www.cesr-eu.org.

(188) Zie Working Document ESC/34/2005 Rev. 2, op de site www.europa.eu.int/comm/internal_market/securities/transparency/index_en.htn

(189) Zie «Mandate to CESR regarding technical advice on implementing measures concerning the Transparency Directive.Storage of regulated information and filing of regulated information. Call for evidence» (CESR/05-493), juli 2005, op de sitewww.cesr-eu.org.

(190) Zie dit verslag, p. 86.(191) Zie CESR’s Consultation Paper on Possible Implementing Measures concerning the Transparency Directive – Storage of

regulated information and filing of regulated information (CESR/06-025) van januari 2006, op de site www.cesr-eu.org.

Page 80: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

80

CBFA 2005

coördinatiemechanisme vastgelegd. Luidens deze be-ginselen dienen de Europese nationale toezichthouders,i.e. CESR en niet-CESR leden, hun handhavings-beslissingen ter beschikking te stellen van elkaar enmoeten zij deze beslissingen raadplegen alvorens zelfeen beslissing te nemen (beginselen 1 en 2). Daarnaastworden de European Enforcers Coordination Sessions(EECS) ingericht (beginsel 4). Als zodanig levert dezestandaard een belangrijke bijdrage tot een geharmo-niseerde Europese IFRS-toepassing, noodzakelijke voor-waarde voor het welslagen van het Europese IFRS-pro-ject en, in een latere fase, voor de erkenning van deEuropese jaarrekeningen door de AmerikaanseSecurities and Exchange Commission (SEC).

Ter uitvoering van het tweede beginsel van standaardn. 2 werd een «database of enforcement decisions»ingesteld. Deze databank is opgevat als een verzame-ling van alle relevante handhavingsbeslissingen van deEuropese nationale toezichthouders met betrekking totde financiële verslaggeving van Europese genoteerdeondernemingen. In de Belgische context komt dit neerop de beslissingen van de Commissie genomen in hetdomein van haar toezicht op de naleving van informatie-verplichtingen die voor genoteerde emittenten voort-vloeien uit het koninklijk besluit van 31 maart 2003betreffende de verplichtingen van emittenten van fi-nanciële instrumenten die zijn toegelaten tot de ver-handeling op een Belgische gereglementeerde markt,inzonderheid het artikel 12 ervan, en dus met een fo-cus op de IFRS-verslaggeving voorgeschreven door hetartikel 4 van voornoemde Verordening. Ex-ante zowelals ex-post beslissingen, beslissingen om actie te on-dernemen omwille van vastgestelde inbreuken zowelals beslissingen om geen actie te ondernemen omwillevan de vastgestelde afwezigheid van een inbreuk wor-den hierbij geviseerd. Van belang in al deze gevallen isde achterliggende motivering. Om in aanmerking tekomen voor invoering in de databank is wel vereist datde beslissing de relevantietoets, waarvoor een aantalcriteria werden vastgelegd in het document «Guidancefor implementation of co-ordination of enforcementof financial information (192), doorstaat.

In verband met de databank rusten op de Europesenationale toezichthouders hoofdzakelijk de verplichtingom tijdig - i.e. binnen een redelijke termijn - nieuwebeslissingen in te voeren teneinde een maximaletransparantie te bewerkstelligen tussen toezichthoudersen om de databank te raadplegen alvorens beslissin-gen te nemen en aldus rekening te houden met debestaande precedenten.

Deze databank kan enkel worden gebruikt door deEuropese nationale toezichthouders. Het is met anderewoorden geen publieke databank. In een tweede fasevoorziet CESR wel in het publiek maken vanhandhavingsbeslissingen van de Europese nationaletoezichthouders, onverkort de mogelijkheid voor iederetoezichthouder om deze beslissingen zelf op nationaalniveau bekend te maken.

De in uitvoering van het vierde beginsel van standaardn. 2 ingerichte EECS vormt het tweede luik van het doorCESR opgezette coördinatiemechanisme. De EECS vor-men een forum voor de bespreking van beslissingen inverband met het toezicht op de IFRS verslaggeving ende uitwisseling van ervaringen op dit vlak. De zittingenvan de EECS worden bijgewoond door vertegenwoor-digers van de Europese nationale toezichthouders.

Tijdens de EECS worden evenwel geen formele beslis-singen genomen. De beslissingen die het voorwerp vande besprekingen uitmaken zijn handhavingsbeslissingenvan de Europese nationale toezichthouders die als zo-danig onder de verantwoordelijkheid vallen van dezetoezichthouders. De EECS maken derhalve geenberoepsinstantie uit voor de herziening van op natio-naal vlak genomen beslissingen. Evenmin zijn zij be-doeld om interpretaties af te leveren van de IFRS enom op te treden als een standard-setter.

Als CESR-lid is de Commissie eveneens vertegenwoor-digd in de EECS.

(192) CESR/04-257b, oktober 2004, randnr. 20.

Page 81: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

81

Toezicht op de financiele informatie en markten

2.2.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Wijziging van de wet van 2 augustus 2002

In het licht van de verdere omzetting van de richtlijneninzake marktmisbruik (193), werd in artikel 10 van dewet van 2 augustus 2002 de verplichting tot onmid-dellijke openbaarmaking van «gevoelige informatie»vervangen door een verplichting tot onmiddellijke open-baarmaking van «voorkennis». «Voorkennis» vervangtdus «gevoelige informatie» als aanknopingspunt vooroccasionele informatieverstrekking. Aangezien voorken-nis in het algemeen op een vroeger tijdstip ontstaatdan gevoelige informatie, zal ook de openbaarmakings-plicht in hoofde van de emittenten in beginsel vroegerontstaan dan voorheen.

Een andere wijziging is dat emittenten voortaan zelfde openbaarmaking van voorkennis kunnen uitstellen,wanneer ze oordelen dat die openbaarmaking hunrechtmatige belangen zou kunnen schaden, op voor-waarde dat dit uitstel de markt niet dreigt te misleidenen de emittent maatregelen neemt om devertrouwelijkheid van de voorkennis te waarborgen.Emittenten die beslissen de openbaarmaking van voor-kennis uit te stellen, dienen de Commissie in kennis testellen van de beslissing tot uitstel, zodat de Commis-sie verscherpt toezicht kan uitoefenen op de markt.

Naar aanleiding van deze wetswijzigingen werden deomzendbrieven in verband met de verplichtingen vanemittenten (194) bijgewerkt.

Wijziging van het koninklijk besluitvan 31 maart 2003

Bij koninklijk besluit van 22 december 2005 (195) werdhet koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffendede verplichtingen van emittenten gewijzigd.

De wijziging had hoofdzakelijk betrekking op deemittenten van vastgoedcertificaten.

Emittenten van vastgoedcertificaten toegelaten tot deverhandeling op een Belgische gereglementeerde marktwaren tot voor kort, qua informatieverstrekking aanhet publiek, onderworpen aan twee onderscheidenwettelijke regimes. Enerzijds waren zij, op grond vanartikel 106 van de wet van 4 december 1990 op definanciële transacties en de financiële markten, gedeel-telijk onderworpen aan het wettelijke regime van deinstellingen voor collectieve belegging en anderzijdswaren zij onderworpen aan een aantal bepalingen vanhet koninklijk besluit van 31 maart 2003.

Bij de hervorming van de wetgeving van de instellin-gen voor collectieve belegging werd beslist deemittenten van vastgoedcertificaten niet meer te on-derwerpen aan het wettelijke regime van de ICB’s (196).

Aldus werden de genoteerde emittenten van vastgoed-certificaten onderworpen aan hetzelfde regime als degenoteerde emittenten van andere niet-kapitaal-vertegenwoordigende effecten. Dit komt er op neerdat zij voortaan één bijkomende publicatieverplichtingzullen moeten naleven: zij zullen - voor de boekjarendie ingaan na 31 december 2004 - een jaarlijks com-muniqué moeten publiceren.

Voorts werd het koninklijk besluit op technisch vlakaangepast aan de voormelde hervorming, door de in-voering van een nieuwe definitie van «instellingen voorcollectieve belegging die niet van het closed-end typezijn». Deze ICB’s genieten van bepaalde vrijstellingenonder het koninklijk besluit van 31 maart 2003.

(193) Zie dit verslag, p. 94.(194) Omzendbrief FMI/2003-02 over de verplichtingen van Belgische emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten

tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt en omzendbrief FMI/2004-02 over de verplichtingen vanbuitenlandse emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgischegereglementeerde markt.

(195) Belgisch Staatsblad van 29 december 2005.(196) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 182 en 183.

Page 82: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

82

2.2.3. Toezicht in de praktijk

Verkrijging van eigen aandelen doorgenoteerde vennootschappen

Artikel 620 W.Venn. regelt de verkrijging van eigenaandelen door naamloze vennootschappen. In haarvorig jaarverslag (197) heeft de Commissie aandachtbesteed aan de inkoop van eigen aandelen op de beursdoor genoteerde vennootschappen en aan wat onder«ter beurze kopen» moet worden verstaan voor detoepassing van de terzake geldende bepalingen vanhet Wetboek van Vennootschappen. Zij heeft aan ditonderwerp ook een circulaire (198) gewijd.

In 2005 diende de Commissie zich, vóór de publicatie vandie circulaire, over twee dossiers te buigen over de inkoopvan eigen aandelen door genoteerde vennootschappen.

In het eerste geval had een op de Eerste Markt vanEuronext Brussels genoteerde vennootschap die van haaralgemene vergadering toestemming had gekregen omhaar eigen aandelen in te kopen conform artikel 620W.Venn., een groot aantal eigen aandelen (3,4% vanhet kapitaal) gekocht van één van haar aandeelhoudersdie ook bestuurder was. Die verrichting werd via een«block trade» buiten het centrale orderboek uitgevoerdtegen marktprijs en vervolgens aan Euronext gemeld.

De Commissie heeft de vennootschap erop gewezendat die methode indruiste tegen artikel 620 W.Venn.op grond waarvan dergelijke aankopen op de beursmoeten worden verricht. Om aan te sluiten bij de geestvan artikel 620 W.Venn. dat de gelijke behandeling vande aandeelhouders vooropstelt, heeft de vennootschapzich ertoe verbonden om haar eigen aandelen voortaanop de beurs in te kopen en heeft zij de markt daarvanin kennis gesteld met een perscommuniqué.

Aangezien de verrichting onder de toepassing viel vanartikel 523 W.Venn., heeft de vennootschap ook hetpubliek over het verloop ervan geïnformeerd door inhaar jaarverslag de informatie op te nemen waarvansprake in dat artikel 523. De Commissie heeft geoor-deeld dat de informatieverstrekking over die verrichtingmet een bestuurder-aandeelhouder pas volledig zou zijnals zou worden verduidelijkt dat het een «block trade»buiten het centrale orderboek betrof die, volgende de

Euronext-regels (199), werd geacht op de beurs te zijnuitgevoerd volgens de «reporting»-methode.

Bovendien bleken latere verrichtingen op de eigen aande-len grotendeels te zijn uitgevoerd met directieleden via«cross»-transacties op de beurs. De Commissie heeft geoor-deeld dat die verrichtingen, hoewel ze binnen het centraleorderboek werden uitgevoerd, toch bepaalde vragen kon-den doen rijzen in verband met de naleving van het begin-sel van de gelijke behandeling van de aandeelhouders.

Omdat de Commissie, krachtens artikel 620, § 2,tweede lid W.Venn., enkel bevoegd is om toe te zienop de conformiteit van de verrichtingen met de beslis-sing van de algemene vergadering of de raad van be-stuur, waarbij haar wel de mogelijkheid wordt gebo-den om haar advies openbaar te maken, heeft zij desituatie bekeken vanuit het oogpunt van deinformatieverstrekking aan de aandeelhouders.

De parallelle verkoop van effecten door verschillendedirectieleden binnen een relatief korte periode op eenmoment waarop de koers van die effecten fors steeg,kan op zich immers als nuttige informatie worden be-schouwd voor de markt. Omwille van hun positie bin-nen de vennootschap, zijn die personen erg goed ge-plaatst om zich een oordeel te vormen over de gangvan zaken en de evolutie van de vennootschap en dusom zich een weloverwogen oordeel te vormen overhet waarderingsniveau van de beurskoers.

In dat verband voorziet de richtlijn «markt-misbruik» (200) in de bekendmaking, op individuelebasis, van verrichtingen die worden uitgevoerd doorpersonen met leidinggevende verantwoordelijk-heid (201), wanneer die verrichtingen ten minste goedzijn voor 5.000 euro per jaar. Terzake wordt gestelddat «meer openheid over transacties die worden ver-richt door personen met leidinggevende verantwoor-delijkheden bij de emittenten en, in voorkomend ge-val, door personen die nauw aan hen gelieerd zijn, eenpreventieve maatregel tegen marktmisbruik is.Bekendmaking van deze transacties, op zijn minst inafzonderlijke vorm, kan tevens een zeer waardevollebron van informatie voor de beleggers vormen. (202)»

(197) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 102 tot 105.(198) Zie circulaire FMI/2005-01.(199) Regel 4502/3, Rule Book Euronext.(200) Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap

en marktmanipulatie (marktmisbruik), PB nr. 96 van 12 april 2003, p. 16 tot 25.(201) Een persoon met leidinggevende verantwoordelijkheid bij een emittent is een persoon die (a) lid is van de bestuurs-,

leidinggevende of toezichthoudende organen van de emittent; b) een kaderlid is dat een leidinggevende functie heeft maardie geen deel uitmaakt van de onder a) bedoelde organen en dat regelmatig toegang heeft tot voorwetenschap die directof indirect op de emittent betrekking heeft, en tevens de bevoegdheid bezit managementbeslissingen te nemen diegevolgen hebben voor de toekomstige ontwikkelingen en bedrijfsvooruitzichten van deze emittent.

(202) Richtlijn 2003/6/EG, considerans (26).

CBFA 2005

Page 83: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

83

Aangezien die richtlijn nog niet in Belgisch recht is om-gezet, kon de Commissie de toepassing ervan niet op-leggen. Rekening houdend met het relevante karaktervan de informatie, heeft zij de vennootschap nietteminverzocht die informatie in haar jaarverslag 2004 op tenemen, meer bepaald in de paragraaf over de tenuit-voerlegging van het programma rond de inkoop vaneigen aandelen, wat uiteindelijk ook is gebeurd.

In een tweede geval, dat zich eveneens voordeed vóór depublicatie van de desbetreffende circulaire van de Com-missie, had een vennootschap in hoofdzaak van haar con-trolerende aandeelhouder eigen aandelen ingekocht tenbelope van 3,1% van haar kapitaal, waarvan ongeveeréén derde buiten de beurs. Omdat de in detransparantiewet vermelde kennisgevingsdrempels wa-ren overschreden, hebben die verrichtingen aanleidinggegeven tot de publicatie van een transparantieverklaringwaarin verkeerdelijk werd aangegeven dat de inkoop-verrichtingen op de beurs waren uitgevoerd.

Na onderzoek is gebleken dat de uitvoering van dieverrichtingen buiten de beurs te wijten was aan eenfout van de financiële tussenpersoon aan wie de ven-nootschap expliciet een mandaat had gegeven om haareigen aandelen in te kopen op de beurs. De aankopenbuiten de beurs druisten weliswaar in tegen de begin-selen van artikel 620 W.Venn. en de beslissing van dealgemene vergadering, maar aangezien de vennoot-schap te goeder trouw had gehandeld en de uitvoe-ring van die verrichtingen buiten de beurs het gevolgwas van een fout van de financiële tussenpersoon, heeftde Commissie beslist om geen gebruik te maken vande in artikel 620, § 2, tweede lid W.Venn. vermeldemogelijkheid om een advies openbaar te maken. Zijheeft echter wel verkregen dat de vennootschap debetrokken verrichtingen toelichtte in haar jaarverslagen dat een addendum werd gepubliceerd bij de reedsverspreide transparantieverklaring.

Oproepingen tot algemene vergaderingen vanBelgische genoteerde vennootschappen

Modaliteiten van openbaarmaking

In het kader van haar studies inzake de financiëleinformatieverstrekking door genoteerde vennootschap-pen heeft de Commissie een onderzoek gedaan naarde modaliteiten van openbaarmaking van de oproe-

pingen tot de jaarlijkse algemene vergaderingen, endit voor de Belgische vennootschappen die noteren opEurolist by Euronext Brussels.

Belgische vennootschappen publiceren - ook als zijgenoteerd zijn - hun oproepingen tot algemene verga-deringen conform de regels van het Wetboek van Ven-nootschappen (203). Deze regels werden in januari2005 door de wetgever gewijzigd, met het oog opadministratieve vereenvoudiging.

Zo werd de verplichting afgeschaft om twee opeen-volgende oproepingen in een nationaal verspreid bladte publiceren en werd de verplichting opgeheven omdeze publicaties daarnaast ook nog te doen in een re-gionaal blad. Daarenboven werd - voor sommige jaar-vergaderingen althans - de publicatie in een nationaalverspreid blad volledig afgeschaft.

Het nieuwe regime voor algemene vergaderingen vanaandeelhouders in vennootschappen met aandelen aantoonder is als volgt:

oproepingen voor jaarvergaderingen die plaats vin-den in de gemeente, op de plaats, de dag en hetuur aangeduid in de oprichtingsakte met een agendadie zich beperkt tot de behandeling van de jaarreke-ning, het jaarverslag en, in voorkomend geval, hetverslag van de commissarissen en de stemming overde kwijting te verlenen aan de bestuurders en, invoorkomend geval, de commissarissen, hierna jaar-vergaderingen «met beknopte agenda» genoemd,moeten enkel nog worden gedaan door middel vaneen aankondiging die wordt geplaatst in de bijlagenbij het Belgisch Staatsblad;

oproepingen voor andere algemene vergaderingenmoeten éénmaal worden gepubliceerd in een na-tionaal verspreid blad alsmede in het Staatsblad.

Daarnaast werden de publicatietermijnen aangepast.

Vroeger dienden genoteerde vennootschappen éénaankondiging te plaatsen in het Belgisch Staatsblad,ten minste 15 dagen vóór de vergadering of vóór deregistratiedatum, en twee opeenvolgende aankondi-gingen in een nationaal verspreid blad, met een tus-sentijd van ten minste 8 dagen en de tweede maal tenminste 15 dagen vóór de vergadering of vóór deregistratiedatum.

(203) Het koninklijk besluit van 31 maart 2003 bevat weliswaar algemene regels voor de openbaarmaking van financiëleinformatie (met name de opneming in één of meer dagbladen die landelijk of in grote oplage in België verspreid wordenenerzijds en de bekendmaking via de website van de emittent of van Euronext Brussels anderzijds), maar ookuitzonderingen. Eén van die uitzonderingen is dat de verplichting tot opneming in één of meer dagbladen wegvalt wanneerde regels inzake openbaarmaking zijn vastgesteld door het Wetboek van Vennootschappen.

Toezicht op de financiele informatie en markten

Page 84: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

84

CBFA 2005

Thans dienen deze vennootschappen ten minste 24 da-gen vóór de vergadering of vóór de registratiedatumte publiceren, zowel via het Belgisch Staatsblad als -voor andere dan jaarvergaderingen «met beknopteagenda» - via een nationaal verspreid blad.

De Commissie heeft nagegaan welke impact de nieuweregels hadden voor de transparante informatiever-strekking door de genoteerde vennootschappen. Zijheeft vastgesteld dat dit tot nu toe slechts een be-perkte wijziging in de bestaande publicatie praktijkenmet zich heeft gebracht.

Slechts zeven vennootschappen hadden de oproepingtot hun algemene vergadering enkel geplaatst in hetBelgisch Staatsblad. Bij gebrek aan een beknopteagenda, deden vier vennootschappen dit in strijd metde nieuwe regels. De Commissie heeft alle genoteerdevennootschappen, via de publicatie van haar stu-die (204), opgeroepen om minstens één publicatie ineen nationaal verspreid (dag)blad te doen, op grondvan de vaststelling dat hun agenda in de praktijk bijnaaltijd meer punten zal bevatten dan de behandelingvan de jaarrekening, jaarverslag en verslag van de com-missaris en kwijting aan bestuurders en commissaris.

De Commissie heeft ook vastgesteld dat een aantalemittenten de oproeping te laat publiceert en heeftgevraagd dat zij hieraan zouden verhelpen.

Gebruik van de registratiedatum

Uit het onderzoek van de oproepingen is ook geble-ken dat in minder dan 5% van de gepubliceerde op-roepingen melding wordt gemaakt van de procedurevan de «registratiedatum» voor de deelneming aan dealgemene vergaderingen.

De statuten van een genoteerde vennootschap kunneninderdaad bepalen dat de aandeelhouders aan de alge-mene vergadering kunnen deelnemen en er hun stem-recht kunnen uitoefenen, met betrekking tot de aande-len waarvan zij op de registratiedatum om 24 uur houderzijn, ongeacht het aantal aandelen waarvan zij houderzijn op de dag van de algemene vergadering. De wetge-ver heeft de statutaire mogelijkheid van een registratie-datum in 2002 ingevoerd om tegemoet te komen aanhet euvel dat ingevolge de klassieke deelnemingsvereistende aandelen normaliter worden geblokkeerd tot na dealgemene vergadering, dat deze blokkering van aard isde liquiditeit van de aandelen te schaden, en dat bepaalde

institutionele beleggers daarom verkiezen het stemrechtniet uit te oefenen (205).

De Commissie heeft zich afgevraagd wat de reden isvan het beperkte gebruik van de procedure van deregistratiedatum door de genoteerde vennootschap-pen. De blokkering van aandelen, waarvoor de proce-dure van de registratiedatum een oplossing lijkt te kun-nen bieden, wordt door sommige aandeelhouders im-mers vaak als dermate hinderlijk beschouwd dat zijverkiezen hun stemrechten niet uit te oefenen. In datverband kan overigens worden opgemerkt dat volgenshet voorstel van Europese richtlijn betreffende de uit-oefening van stemrechten door aandeelhouders (206)een bepaling is opgenomen die alle vormen vanaandelenblokkering verbiedt.

Tot slot heeft de Commissie het gebruik van de proce-dure van de registratiedatum bepleit bij de commissie«Beursgenoteerde vennootschappen» van het Verbondvan Belgische Ondernemingen. Als er op passende wijzegebruik van wordt gemaakt, kan deze procedure dezichtbaarheid van de genoteerde vennootschappen bijde beleggers vergroten.

Studie over de in 2005 gepubliceerdehalfjaarlijkse communiqués van devennootschappen die op Eurolist by EuronextBrussels genoteerd zijn (207)

De Commissie heeft zoals elk jaar een studie verricht overde halfjaarlijkse communiqués van de vennootschappengenoteerd op Eurolist by Euronext Brussels. Hierna vol-gen de meest relevante vaststellingen van die studie.

Eerste toepassing van IAS/IFRS

Het boekjaar 2005 is voor de meeste genoteerde ven-nootschappen een heel belangrijk jaar wat de over-gang naar IAS/IFRS betreft. In de studie werd nage-gaan in welke mate IAS/IFRS werd toegepast in de half-jaarlijkse communiqués van de vennootschappen.

Uit de studie is gebleken dat reeds 81% van de ven-nootschappen hun halfjaarlijkse resultaten 2005 vol-gens de opname- en waarderingscriteria van IAS/IFRShebben opgesteld.

In de studie werd verder nagegaan in welke mate devennootschappen reeds de bepalingen van IAS 34 heb-ben toegepast bij de opstelling van het halfjaarlijks com-

(204) Zie studie nr. 29 «Oproeping tot algemene vergaderingen van Belgische genoteerde vennootschappen die op EuronextBrussels genoteerd zijn».

(205) Parl. st., Kamer, 2000-2001, nr. 1211/001, p. 38 en 39.(206) COM(2005)685.(207) De studie kan worden geraadpleegd op de website van de Commissie.

Page 85: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

85

Toezicht op de financiele informatie en markten

muniqué 2005. IAS 34 is een optionele norm, die wel-licht uiterlijk tegen het boekjaar 2007 verplicht wordt,en die bepaalt dat een tussentijds financieel verslagminstens 5 componenten dient te bevatten, met nameeen verkorte balans, een verkorte resultatenrekening,een verkort overzicht van de vermogensmutaties, eenverkort kasstroomoverzicht en een aantal specifieketoelichtingen. De studie toont aan dat een kwart vande vennootschappen aangeeft dat ze de voorschriftenvan IAS 34 hebben toegepast.

Bovendien werd met de studie vastgesteld dat de ven-nootschappen hun eerste stappen hebben gezet in hetgebruik van de nieuwe IAS/IFRS-terminologie betreffendede resultatenrekening en wordt een positieve evolutieopgetekend inzake de publicatie van de facultatievegegevens in het halfjaarlijks communiqué, zoals een fi-nanciële kalender, vooruitzichten voor het lopende boek-jaar, geografische of sectorgegevens, een contactper-soon en diens e-mailadres, een website-adres. Dit wijstop een grotere openheid bij de vennootschappen enmaakt deze vennootschappen toegankelijker voor deaandeelhouders en het brede publiek.

Publicatie van voorkennis

Waar er normaliter een negatieve correlatie tussen dekoersgevoeligheid van de resultaten en depublicatietermijn te verwachten valt (met andere woor-den hoe hoger de koersgevoeligheid, hoe korter depublicatietermijn), is dit blijkens de studie niet het ge-val. 60% van de vennootschappen maakten koers-gevoelig (208) nieuws bekend in hun halfjaarlijks com-muniqué 2005. De koersgevoeligheid van de gepubli-ceerde informatie heeft hen er echter niet toe aange-zet om sneller te publiceren, ondanks dat de wet steltdat voorkennis in principe onmiddellijk moet wordenbekendgemaakt. Verklaring hiervoor is dat de vennoot-schappen vaak om organisatorische redenen niet snel-ler kunnen publiceren. Desgevallend wordt hen doorde Commissie aangeraden om hun halfjaarlijks com-muniqué te laten voorafgaan door een ‘trading update’of een (positieve of negatieve) winstwaarschuwing.

Laattijdige publicatie van jaarlijkse enhalfjaarlijkse communiqués

Het koninklijk besluit van 31 maart 2003 verplicht degenoteerde emittenten een halfjaarlijks en een jaar-

lijks (209) communiqué te publiceren over hun bedrijfen hun resultaten binnen drie maanden na afloop vande betrokken periode. Deze publicatie moet gebeurendoor opneming in één of meer dagbladen die landelijkof in grote oplage in België worden verspreid en doorde informatie te bezorgen aan minstens één pers-agentschap en aan Euronext Brussels. Voor emittentendie hun website gebruiken om hun financiële informa-tie te verspreiden komt daar nog bekendmaking viadeze website bij.

Om alle emittenten ertoe aan te zetten hun periodiekecommuniqués te publiceren binnen de door de regel-geving voorgeschreven termijn en conform de hierbo-ven beschreven modaliteiten, heeft de Commissie tij-dens het verslagjaar twee keer dezelfde procedure toe-gepast als die beschreven in het vorig jaarverslag (210).

Zowel voor de jaarlijkse communiqués over 2004 als voorde halfjaarlijkse communiqués over de eerste helft van2005 heeft zij - vóór het verstrijken van de wettelijketermijn - de emittenten die nog geen communiqué had-den gepubliceerd op de in het koninklijk besluit van 31maart 2003 voorgeschreven wijze, erover ingelicht datzij, uiteraard na afloop van de wettelijke termijn, eenwaarschuwing zou publiceren, met vermelding van denamen van de te laat publicerende emittenten.

Aldus heeft zij begin april 2005 een waarschuwingopenbaar gemaakt met de namen van twee emittentendie hun jaarlijks communiqué niet binnen de wettelijketermijn hadden gepubliceerd.

Begin oktober 2005 werd dan een waarschuwing open-baar gemaakt met de namen van drie emittenten diehun halfjaarlijks communiqué niet binnen de wette-lijke termijn of niet conform de voorgeschreven moda-liteiten hadden gepubliceerd.

Het is de Commissie opgevallen dat enkele emittentenbij de publicatie van hun periodiek communiqué geenrekening hadden gehouden met de verplichting tot op-neming ervan in een dagblad of - voor de buitenlandseemittenten - door het in België verkrijgbaar stellen vaneen geschreven stuk op de plaatsen vermeld in een ad-vertentie in een dagblad. Aan deze emittenten heeft zijgevraagd deze situatie recht te zetten door ook totpublicatie via opneming in een dagblad over te gaan.

(208) De koersgevoeligheid van de informatie werd, voor de behoeften van deze studie, beoordeeld op basis van de koersreactieop de eerste handelsdag na de publicatie. De drempel van deze parameter werd arbitrair vastgelegd op een afwijking vanmeer dan 1 procent ten opzichte van de referentie-index (referentie-index voor BEL20-aandelen = BEL20-index; referentie-index voor niet-BEL20-aandelen = BAS-index (Belgian All Shares-index)).

(209) Tenzij ze hun jaarbrochure publiceren binnen een termijn van drie maanden na het einde van het boekjaar en een berichtpubliceren waarin wordt aangegeven hoe het publiek die brochure kan verkrijgen.

(210) Zie het jaarverslag CBFA 2004, p. 73.

Page 86: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

86

CBFA 2005

Transparantierichtlijn: verspreiding,opslag en «filing» van informatie

In het vorige jaarverslag (211) werd reeds een bespre-king gewijd aan de Transparantierichtlijn (212), die te-gen begin 2007 in nationale wetgeving dient te wor-den omgezet.

Gezien deze omzetting belangrijke gevolgen zal heb-ben op het vlak van openbaarmaking, opslag enindiening van financiële informatie, heeft de Commis-sie in 2005 al het initiatief genomen de emittentenhierover te informeren door een mededeling, in okto-ber 2005, aan de emittenten. Deze mededeling be-helsde drie domeinen: de verspreiding van informatie,de opslag en de indiening ervan bij de toezichthouder.

Verspreiding van informatie

De richtlijn schrijft voor dat gereglementeerde infor-matie op zodanige wijze wordt bekendgemaakt dat zijsnel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is inheel Europa.

Emittenten kunnen hun informatie zelf verspreiden danwel deze activiteit uitbesteden aan een derde.

Opslag van informatie

In elke lidstaat moet er ten minste één officieel aange-wezen mechanisme zijn voor de centrale opslag vangereglementeerde informatie. Dat mechanisme moetvoldoen aan minimumnormen op het vlak van beveili-ging, zekerheid met betrekking tot de informatiebron,tijdregistratie en gemakkelijke toegang voor eind-gebruikers.

De richtlijn staat dus een ander concept van opslagvoor dan het huidig Belgisch concept dat bestaat uitde opslag van gereglementeerde informatie op dewebsites van de emittenten, conform artikel 14 vanhet koninklijk besluit van 31 maart 2003.

Naast de centrale opslag op niveau van elke lidstaatvoorziet de richtlijn ook nog in de creatie van «één

enkel elektronisch netwerk of een platform van elek-tronische netwerken dat alle lidstaten bestrijkt», ten-einde de informatie die uit hoofde van de Markt-misbruikrichtlijn, de Transparantierichtlijn en deProspectusrichtlijn moet worden bekendgemaakt, be-ter toegankelijk te maken voor het publiek.

De Europese Commissie heeft in het mandaat dat zij injuli 2005 aan CESR heeft gegeven (213) laten verstaandat zij in dit kader denkt aan een soort van geïnte-greerd netwerk van nationale opslagmechanismen datde eindgebruikers een one-stop-shop aanbiedt.

De nationale mechanismen voor de centrale opslag vangereglementeerde informatie lijken niet operationeelte kunnen zijn vóór begin 2007: de minimumnormen -die door de Europese Commissie in een uitvoerings-maatregel moeten worden vastgelegd - zullen wellichtslechts begin 2007 uitgevaardigd worden, waarna detechnische implementatie op nationaal niveau pas kanaanvangen. De Europese Commissie heeft daarom, ineen brief aangehecht aan het mandaat aan CESR, aan-gegeven dat er, tussen begin 2007 en het operatio-neel worden van de mechanismen voor de centraleopslag, een interimperiode zal zijn, waarin elke lidstaatten minste één interim-opslagmechanisme zal moetenaanduiden (214).

Indiening van informatie bij de toezichthouder

De richtlijn schrijft voor dat, telkens een emittent gere-glementeerde informatie openbaar maakt, hij die in-formatie tegelijkertijd indient bij de toezichthouder. Ditvoorschrift komt reeds voor in de huidige Belgischewetgeving (215).

Conform de richtlijn dient de toezichthouder indieningvan informatie langs elektronische weg mogelijk temaken.

(211) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 100.(212) Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen

waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG,PB nr. L 390 van 31 december 2004, p. 38.

(213) Zie «Mandate to CESR regarding technical advice on implementing measures concerning the Transparency Directive.Storage of regulated information and filing of regulated information. Call for evidence» (CESR/05-493), juli 2005, ziewww.cesr-eu.org.

(214) Zie bijlage bij CESR/05-493.(215) Zie art. 15 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003.

Page 87: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

87

Toezicht op de financiele informatie en markten

Voorstel tot vereffening van debeursgenoteerde vennootschapVirgin Express plc

Virgin Express plc, een op Eurolist by Euronext Brusselsgenoteerde vennootschap naar het recht van het Ver-enigd Koninkrijk, heeft in september 2004 eentoenaderingsakkoord afgesloten met SN BrusselsAirlines. Dit akkoord hield de oprichting in van eengemeenschappelijke dochtervennootschap, SNAir,waarin Virgin Express plc haar enige actief inbracht,namelijk Virgin Express NV. In aansluiting op deze ope-ratie wenste Virgin Express plc voor haar minderheids-aandeelhouders een uitstapmogelijkheid te creëren vooreen prijs van 1 euro per aandeel.

Als argumentatie voor deze uitstapmogelijkheid weesVirgin Express plc enerzijds op het vrij beperkte vlot-tend kapitaal van 11,4% en de zwakke liquiditeit vanhet effect en, anderzijds, op de beperkte vooruitzich-ten voor het koersverloop gezien de voorwaarden diewaren vastgesteld voor de operatie SNAir. Daarenbo-ven wenste de meerderheidsaandeelhouder Virgin SkyLimited het aandeel te laten schorsen.

De geboden 1 euro werd als een gunstige prijs be-schouwd aangezien de netto-actiefwaarde van VirginExpress plc, rekening houdend met de operatie SNAir,tussen 0,45 en 0,54 euro per aandeel schommelde.

Teneinde concreet gestalte te geven aan deze uitstap-mogelijkheid werd, na de alternatieve oplossingen tehebben onderzocht, in april 2005 geopteerd voor detechniek van de vrijwillige vereffening (216) van VirginExpress plc. Deze techniek houdt in dat de vereffeningter stemming wordt voorgelegd aan de algemene ver-gadering en is goedgekeurd mits een 75%-meerder-heid van de stemmen wordt behaald. Aangezien demeerderheidsaandeelhouder Virgin Sky Limited meerdan 88% van de effecten bezat, was de goedkeuringvan deze vereffening van meet af aan een feit. Als devereffening eenmaal was goedgekeurd, gold zij vooralle aandeelhouders. Deze formule bood de zekerheiddat het aandeel Virgin Express plc na deze operatieniet langer genoteerd zou zijn (217).

Gezien haar financiële situatie beschikte Virgin Expressplc evenwel niet over de nodige middelen om aan elkeaandeelhouder 1 euro per aandeel te betalen. Om ditbedrag te financieren werd de deelneming van 29,9%in SNAir verkocht aan een vennootschap die verbon-den was met de hoofdaandeelhouder. De liquide mid-

delen die daarvoor in ruil werden verkregen, moestenVirgin Express plc in staat stellen om (i) de bestaandeschuld ten aanzien van de hoofdaandeelhouder af telossen, (ii) 1 euro per aandeel te betalen aan deminderheidsaandeelhouders en (iii) circa 0,38 euro peraandeel te betalen aan de meerderheidsaandeelhouderdie, door ermee in te stemmen niet hetzelfde bedragte ontvangen als de minderheidsaandeelhouders, eenfinanciering verstrekte aan Virgin Express plc.

De verkoop door Virgin Express plc van haar deelne-ming in SNAir aan een met haar meerderheids-aandeelhouder verbonden persoon, deed de vraag rij-zen of er mogelijkerwijs een voordeel was toegekendaan deze aandeelhouder en eveneens of er eenbelangenconflict was ontstaan. De Commissie was vanoordeel dat deze twee vragen negatief konden wordenbeantwoord. Enerzijds vond de verkoop immers plaatstegen dezelfde prijs als de prijs die tussen Virgin Expressplc en de aandeelhouders van SN Brussels Airlines «atarm’s length» was bedongen voor hun toenadering, metdien verstande dat deze prijs was geverifieerd in hetkader van de inbreng in natura. Anderzijds was deverkoopoperatie ter goedkeuring voorgelegd aan de al-gemene vergadering, een procedure waarop de bepa-lingen inzake belangenconflicten volgens het Belgischerecht niet van toepassing zouden zijn.

Om de aandeelhouders van Virgin Express plc informatiete verstrekken over deze operatie werd hen een gedetail-leerd document («circular») bezorgd als bijlage bij de op-roeping voor de buitengewone algemene vergadering.Dit document omvatte de redenen voor het uitvoerenvan de verrichting, een verantwoording van de prijs eneen aanbeveling van de onafhankelijke bestuurders waarinzij pleitten voor de vereffening van Virgin Express plc.

Nadat de algemene vergadering in mei 2005 de vereffe-ning bij stemming had goedgekeurd, werd het aandeelVirgin Express plc op Euronext Brussels geschorst en werdde vereffeningsprijs uitgekeerd aan de aandeelhouders.

De waardering van extern verworvenklantenrelaties in de IFRS-rekeningen

IFRS 1 (218), «Eerste toepassing van InternationalFinancial Reporting Standards», regelt de overgang vande nationale boekhoudnormen naar de IFRS. Bij hetonderzoek van de informatie die een beursgenoteerdeonderneming zou geven over de overgang van het Bel-gisch boekhoudrecht naar de IFRS, werd de Commissiemet volgend probleem geconfronteerd. De betrokken

(216) ‘Members Voluntary Liquidation’ volgens het Engelse recht (Insolvency Act 1986).(217) Met een openbaar overnameaanbod kon niet worden gewaarborgd dat deze doelstelling zou worden bereikt aangezien

het in dit geval volgens het Engelse recht niet mogelijk was om een uitkoopbod uit te brengen.(218) International Financial Reporting Standard 1.

Page 88: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

88

CBFA 2005

onderneming, ondermeer actief in een zeer specifieksegment van de postordermarkt, gaf aan dat ze actieveklantenrelaties (extern verworven adressenlijsten vanpostorderklanten) op overgangsdatum naar IFRS gewaar-deerd had aan reële waarde in plaats van tegen kost-prijs. Het activeren van deze klantenrelaties was als dus-danig geen probleem. Aan de voorwaarden van IAS 38om ze als immaterieel vast actief op te nemen, was in-derdaad in casu voldaan. De waardering van de klanten-relaties vormde daarentegen wel een probleem.

Volgens IFRS 1, § 18 mag een entiteit onder bepaaldevoorwaarden ervoor kiezen een immaterieel vast ac-tief op datum van de overgang naar IFRS tegen reëlewaarde te waarderen en deze reële waarde te hante-ren als veronderstelde kostprijs op dat moment. Omvan deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken moeter ondermeer voldaan zijn aan de criteria in IAS 38voor herwaardering (met inbegrip van het bestaan vaneen actieve markt). Een actieve markt is volgens § 8van deze norm, een markt die voldoet aan alle onder-staande voorwaarden:

de items die op de markt worden verhandeld zijnhomogeen;

er kunnen normaliter op elk moment kopers enverkopers worden gevonden; en

de prijzen zijn beschikbaar voor het publiek.

Volgens IAS 38, § 78 is het weinig gebruikelijk dat er eenactieve markt met deze kenmerken zou bestaan vooreen immaterieel actief, al is dat soms wel het geval (219).

Volgens de onderneming was er voldaan aan de voor-waarden van een actieve markt en haar commissaris-sen bevestigden deze analyse.

Na grondig onderzoek en overleg met Europese collega-toezichthouders binnen de EECS (220) kwam de Com-missie evenwel tot het besluit dat er niet voldaan wasaan de voorwaarden van een actieve markt, ondermeeromdat de verschillende klantenlijsten die worden verhan-deld geen homogene items zijn en er ook geen prijzenpubliek beschikbaar zijn voor homogene klantenlijsten.

Het gebrek aan homogeniteit bleek volgens de Commis-sie onder meer uit het feit dat de via websites (221) pu-bliek beschikbare prijzen – in het jargon «huurprijzen»genoemd – voor dergelijke adressenbestanden sterk uitelkaar liepen, deze adressenbestanden afkomstig warenvan uiterst diverse segmenten van de postordermarkt,

de karakteristieken van de populaties in deze adressen-bestanden sterk uiteen liepen en de criteria op basis waar-van men adressen kon selecteren gevoelig verschilden.

Inzake de beschikbaarheid van prijzen voerde de be-trokken onderneming ondermeer aan dat men «pu-bliek» diende te begrijpen als het relevante publiek voorde betrokken actieve markt, met name de bedrijvenuit het betrokken postordersegment. De actoren bin-nen het specifieke postordersegment waren volgensde betrokken onderneming goed geïnformeerd overde prijzen van klantenrelaties. De Commissie kon dezezienswijze niet delen, aangezien IAS 38, § 8 het louterheeft over «het publiek». De Commissie heeft verdervastgesteld dat de huurprijzen volgens de beschikbareinformatie, prijzen waren die het recht gaven om depersonen in de database éénmaal aan te schrijven enniet om de database te verwerven. Enkel personen dieantwoorden op de eigen mailing verwierf men als klant.Databases van directe concurrenten binnen hetzelfdesegment kon men volgens beschikbare informatie viadeze websites trouwens niet verwerven. Zoals hiervoorreeds aangegeven betroffen de «huurprijzen» daaren-boven geen homogene items.

De Commissie heeft de betrokken onderneming geïn-formeerd over de resultaten van haar onderzoek enhet overleg met haar Europese collega-toezichthouders.De betrokken onderneming heeft haar IFRS-rekenin-gen aangepast en het publiek omstandig geïnformeerdover het voor de onderneming belangrijke effect vandeze aanpassing.

Verwerking in de IFRS-jaarrekening als eigenactief of als geleasd actief

Bij de introductie van een vennootschap op Eurolist byEuronext Brussels bevatte het ontwerpprospectus degeconsolideerde jaarrekeningen van de laatste drieboekjaren opgesteld met toepassing van de IFRS.

Bij het nazicht van deze rekeningen bleek dat het be-langrijkste actief van deze vennootschap, eenonderzoekslaboratorium met een boekwaarde onge-veer gelijk aan 41 procent van het balanstotaal, opge-nomen en gewaardeerd werd alsof het een actief be-treft waarvan de vennootschap eigenaar is.

Nochtans beschikt de vennootschap juridisch niet overhet eigendomsrecht van dit gebouw, doch enkel overeen gebruiksrecht gedurende vijftien jaren mits de be-

(219) In deze paragraaf worden er ook enkele voorbeelden gegeven van immateriële activa waarvoor er in sommigerechtsgebieden een actieve markt bestaat.

(220) EECS staat voor European Enforcers Consultation Sessions, en is een overlegorgaan binnen CESR, zie ook dit verslag, p. 79 en 80.(221) Dit was de enige teruggevonden publiek beschikbare bron van prijzen.

Page 89: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

89

Toezicht op de financiele informatie en markten

taling van periodieke vergoedingen en over eenaankoopoptie om het gebouw na afloop van diegebruiksperiode aan te kopen. Dit gebruiksrecht wordtverleend door een financiële instelling die de construc-tie van het onderzoekslaboratorium financierde nadathet erfpachtrecht werd verkregen van het terreinwaarop het laboratorium zou worden gebouwd.

Op grond van volgende redenering was de vennoot-schap van oordeel dat het onderzoekslaboratorium mettoepassing van algemene IFRS-criteria opgenomen enverwerkt moest worden als een actief in eigendom.

Vooreerst zou de vennootschap reeds initieel vanaf deconstructiefase beschouwd moeten worden als eige-naar van het gebouw omdat zij reeds in die fase dewezenlijke risico’s en voordelen van de eigendom zoudragen. Zo zou de vennootschap contractueel alle bij-komende constructiekosten moeten dragen boven hetovereengekomen financieringsbedrag en aansprakelijkzijn tegenover derden voor alle schade die door deconstructie van het gebouw zou worden veroorzaakt.

Vervolgens zou de vennootschap, ervan uitgaand datzij vanaf de constructiefase als eigenaar moet wordenbeschouwd, slechts als houder van een gebruiksrecht(leasingnemer) kunnen worden gekwalificeerd indiener bij veronderstelling een «sale and lease back» over-eenkomst zou afgesloten worden met de financierder(leasinggever) van het gebouw. Van deze hypotheti-sche overeenkomst zou er echter geen sprake kunnenzijn omdat niet voldaan wordt aan een aantal IFRS-vereisten om het verkoopgedeelte van de «sale andlease back»-overeenkomst als zodanig te erkennen. Hetbestaan van een aankoopoptie wijst er immers op datde vennootschap een blijvend belang heeft bij het «ver-kochte» gebouw en tegelijk geen afstand heeft ge-daan van belangrijke met het gebouw verbonden voor-delen en risico’s.

Bijgevolg zou de vennootschap met toepassing vanIFRS-criteria vóór en na de constructie van het bedrijfs-gebouw gekwalificeerd moeten worden als «eigenaar»en zou het onderzoekslaboratorium als een eigen ac-tief moeten opgenomen en gewaardeerd worden.

Deze argumentatie kon de Commissie niet overtuigenomwille van volgende overwegingen.

Buiten het geval van leasing bepalen de IFRS, net zoalshet Belgische jaarrekeningrecht, geen situaties waarineen actief waarover men enkel een gebruiksrecht heeft,als eigen actief zou kunnen geactiveerd worden.

Abstractie makend van de door de vennootschap ge-volgde redenering, is er geen behoefte om in de voor-liggende situatie een andere verwerking te volgen dandeze bepaald door IAS 17 «Lease-overeenkomsten».De overeenkomst inzake het gebruiksrecht van hetonderzoekslaboratorium beantwoordt immers in alleopzichten aan de criteria van IAS 17 om als een finan-ciële lease gekwalificeerd te worden. Overigens bepa-len deze criteria uitdrukkelijk dat een lease-overeen-komst wordt ingedeeld als een financiële lease wan-neer nagenoeg alle aan de eigendom verbonden risi-co’s en voordelen aan de leasingnemer worden over-gedragen. In dergelijke omstandigheden kan er bijge-volg niet van worden uitgegaan dat er geen standaardvan toepassing zou zijn op deze transactie waardoorhet management met toepassing van IAS 8, alinea 10zelf een aangepaste financiële verslaggeving zou die-nen te ontwikkelen.

Tenslotte zou de activering als eigen actief voor degebruiker van de jaarrekening kunnen leiden tot eenmisvatting over de vermogenstoestand.

Nadat deze bezwaren werden kenbaar gemaakt, pastede vennootschap haar IFRS-jaarrekeningen aan met toe-passing van IAS 17 voor de opname en waarderingvan het onderzoekslaboratorium.

Page 90: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

90

CBFA 2005

2.3. Toezicht op de marktondernemingen

2.3.1. Internationale ontwikkelingen

Advies van CESR over deuitvoeringsmaatregelen van de MiFID-richtlijn –aspecten van marktregulering

De MiFID-richtlijn (222) voert nieuwe regels in betref-fende de verstrekkers van beleggingsdiensten(beleggingsondernemingen en kredietinstellingen) enhertekent het reglementair kader voor de werking vande financiële markten (223).

De richtlijn machtigt de Europese Commissie om (inhet kader van de zogenoemde «Lamfalussy-proce-dure» (224)) een aantal uitvoeringsmaatregelen te tref-fen. In het kader van de voorbereiding van dezeuitvoeringsmaatregelen heeft CESR in 2005 twee tech-nische adviezen aan de Europese Commissie gegeven.

Het eerste advies (225) werkt inzonderheid de bepalin-gen van de kaderrichtlijn uit betreffende de samenwer-king tussen bevoegde autoriteiten en betreffende demelding aan de bevoegde autoriteiten door de bemid-delaars van hun transacties in financiële instrumentendie tot een gereglementeerde markt zijn toegelaten.

Op het gebied van de marktregulering handelt hettweede advies (226) over de markttransparantie op deaandelenmarkten en over de voorwaarden waaronderfinanciële instrumenten tot een gereglementeerdemarkt kunnen worden toegelaten. Op basis van dezeadviezen zal de Europese Commissie in 2006 deuitvoeringsmaatregelen van de kaderrichtlijn treffen.

De richtlijn en de uitvoeringsmaatregelen dienden oor-spronkelijk tegen 30 april 2006 in nationaal recht teworden omgezet. Deze termijn is via een wijzigings-richtlijn verlengd. De uiterlijke termijn voor de omzet-ting is nu bepaald op 31 januari 2007, terwijl de inwer-kingtreding van de omzettingsbepalingen tot 1 novem-ber 2007 is verdaagd.

Wijzigingen in de marktregels van Euronext

In het kader van het Eurolist-project waarbij de vierlanden van de Euronext-zone met een contantmarkthun verschillende gereglementeerde markten hebbensamengevoegd tot één gereglementeerde markt perland (227), is het nieuwe hoofdstuk 6 van het EuronextRule Book ter goedkeuring voorgelegd aan de Minis-ter van Financiën. Krachtens artikel 5, § 3, van de wetvan 2 augustus 2002 moeten de marktregels van eengereglementeerde markt immers door de ministerworden goedgekeurd op advies van de Commissie.

Dat hoofdstuk, getiteld «Admission to listing andcontinuing obligations of issuers», omvat de regels overde toelating van financiële instrumenten en over dedoorlopende verplichtingen van de emittenten.

Ook bepaalde wijzigingen die in hoofdstuk 1 van het EuronextRule Book dienden te worden aangebracht, vooral in ver-band met de tenuitvoerlegging en de interpretatie, via me-dedelingen, van de in het Rule Book bepaalde regels, zijn tergoedkeuring voorgelegd aan de Minister van Financiën.

Wat Euronext Brussels betreft, sloten de bestaandebepalingen al nauw aan bij het nieuwe hoofdstuk 6.

Die wijzigingen zijn uitvoerig besproken in werkgroe-pen (opgericht krachtens het Gentlemen’s Agreementtussen de regelgevers van de Euronext-zone en de ver-tegenwoordigers van de verschillende Euronext-enti-teiten), waarna ze zijn goedgekeurd door hetChairmen’s Committee, het Comité van de voorzittersvan de regelgevers van de Euronext-zone.

Zoals al aangegeven, kunnen de in hoofdstuk 6 gehar-moniseerde regels worden aangevuld of verduidelijktvia mededelingen, die op hun beurt geharmoniseerdemededelingen kunnen zijn dan wel, precies omgekeerd,

(222) PB nr. L 145/1 van 30 april 2004.(223) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 23, 111 en 112.(224) Zie het jaarverslag CBF 2000-2001, p. 103 en 104.(225) Zie «CESR’s Technical Advice on Possible Implementing Measures of the Directive 2004/39/EC on Markets in Financial

Instruments – 1st set of Mandates» (CESR/05-024c) op het webadres www.cesr-eu.org.(226) Zie «CESR’s Technical Advice on Possible Implementing Measures of the Directive 2004/39/EC on Markets in Financial

Instruments – 1st set of Mandates where the deadline was extended and 2nd set of Mandates» (CESR/05-290b) op hetwebadres www.cesr-eu.org.

(227) Bij Euronext Brussels heeft die fusie aanleiding gegeven tot de verdwijning van de drie Belgische gereglementeerdemarkten, namelijk de Eerste, de Tweede en de Nieuwe Markt, en tegelijkertijd ook tot de oprichting van één enkelegereglementeerde markt, «Eurolist by Euronext» genaamd.

Page 91: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

91

Toezicht op de financiele informatie en markten

lokale mededelingen kunnen blijven. Voor laatstge-noemde mededelingen geldt, krachtens het Gentle-men’s Agreement, een snelle goedkeuringsprocedure.

De besprekingen in de betrokken werkgroep (WP-2)handelden vooral over de noodzaak om onnauwkeu-rige of vage regels te vermijden, en over de classifica-tie van de in het Rule Book te integreren regels: op datpunt vereist de vrees voor een verdraaiing van de me-dedelingen een bijzondere waakzaamheid van de regel-gevers. Die vrees wordt echter getemperd door hetfeit dat de regelgevers steeds zullen kunnen eisen dateen voorstel van een mededeling in het Rule Book zelfwordt opgenomen. Er werd trouwens verduidelijkt datde omzetting van een bepaling van een Europese richt-lijn slechts mogelijk is via een regel in het Rule Book.

De bepalingen die niet konden worden geharmoni-seerd, zijn gebundeld in het nieuwe Boek II dat ook tergoedkeuring werd voorgelegd aan de Minister van Fi-nanciën. Boek II bevat een beperkt aantal nieuwighe-den ten opzichte van de vroegere regels die van toe-passing waren op Euronext Brussels.

De specifieke bepalingen omvatten inzonderheid debepalingen die handelen over de markt van de instru-menten van de overheidsschuld, de trading facility ende derivatenmarkt. Die regels worden voorafgegaandoor een hoofdstuk met definities en algemene bepa-lingen in verband met de markten van Euronext Brus-sels. Daarbij moet de wijziging worden vermeld van

regel B-6304 over de markt van de instrumenten vande overheidsschuld, die een overgangsperiode vanmaximum drie maanden invoert op grond waarvan hetmogelijk is de doorlopende verhandeling van die in-strumenten voort te zetten met één enkele LiquidityProvider (LP), met dien verstande dat Euronext van dieperiode gebruik maakt om een tweede LP te zoeken.

De Commissie heeft de Minister van Financiën eengunstig advies bezorgd, onder voorbehoud dat hetkoninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel14 van de wet van 2 augustus 2002 aan Euronext debevoegdheid delegeert om in het Rule Book de regelste verduidelijken over de organisatie van de markt vande instrumenten van de overheidsschuld. Deze dele-gatie is effectief aan Euronext verleend door het ko-ninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rente-markt. Vervolgens heeft de Minister van Financiën dehem ter goedkeuring voorgelegde marktregels goed-gekeurd.

Verder heeft de Commissie geoordeeld dat de over-gang naar Eurolist, inzonderheid voor de vennootschap-pen die vroeger op de nieuwe en op de Tweede Marktwaren genoteerd, een technische verrichting is waar-voor geen prospectus moet worden gepubliceerd.

Zij heeft dat standpunt ingenomen na overleg met deoverige regelgevers van de Euronext-zone.

2.3.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Reglementair kader van de Belgischeelektriciteitsbeurs: BELPEX

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie op vraagvan de federale Minister van Energie advies verstrektover het reglementair kader voor de geplande Belgischeelektriciteitsbeurs BELPEX. De wet van 29 april 1999betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarktbepaalt immers dat de Koning, op advies van de Com-missie en de CREG, de regels bepaalt voor de oprich-ting van, de toegang tot en de functionering van mark-ten voor de uitwisseling van energieblokken.

BELPEX zal een markt in spot-contracten organiseren(met levering van blokken van elektriciteit de volgendedag, de zogenaamde day ahead market). In dit gevalwordt elektriciteit louter als commodity verhandeld. Eenderivatenmarkt met elektriciteit als onderliggende

waarde (commodity derivatives) wordt in een later sta-dium overwogen.

Met toepassing van voornoemde wet heeft de Com-missie advies verstrekt over het koninklijk besluit van20 oktober 2005 met betrekking tot de oprichting ende organisatie van een Belgische markt voor de uitwis-seling van energieblokken (228). Dit besluit preciseertin het bijzonder dat de operator van de Belgischeelektriciteitsbeurs voorafgaandelijk een vergunningmoet bekomen van de Minister bevoegd voor Energieen daartoe aan een aantal vergunningsvoorwaardenmoet voldoen. De Commissie had eveneens in die zingeadviseerd, gelet op de cruciale rol van de markt-beheerder in de marktwerking en diens verregaandebevoegdheden ten aanzien van de marktdeelnemers.

(228) Belgisch Staatsblad van 26 oktober 2005.

Page 92: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

92

CBFA 2005

Het Verslag aan de Koning bij het besluit herinnert eraan dat een onderscheid moet worden gemaakt tus-sen, enerzijds, contracten die strekken tot een leveringvan elektriciteit en, anderzijds, afgeleide contracten diebetrekking hebben op elektriciteit. In het eerste gevalwordt elektriciteit louter als commodity verhandeld. Inhet tweede geval kunnen de betrokken contracten fi-nanciële instrumenten uitmaken, in welk geval reke-ning zal moeten worden gehouden met de toepasse-lijke financiële reglementering. Overeenkomstig de nogom te zetten MiFID richtlijn omvat het begrip finan-cieel instrument alle op een markt verhandelde opties,futures en andere afgeleide instrumenten betreffendegrondstoffen, ongeacht of deze grondstoffen fysiekworden geleverd.

Het koninklijk besluit bevat enkel een regeling voor demarkten waarop elektriciteit als commodity wordt ver-handeld. De ervaring met gelijksoortige markten leertdat alvorens een markt van afgeleide producten te star-ten, de markt van producten waarop de afgeleideproducten betrekking hebben voldoende liquide moetzijn, zodat een markt van afgeleide producten meestalpas in een tweede fase wordt georganiseerd. Luidenshet Verslag aan de Koning zal een markt in afgeleideproducten met betrekking tot elektriciteit in een laterstadium aan een aangepaste financieelrechtelijkeomkadering moeten worden onderworpen, uit tevaardigen op grond van de wet van 2 augustus 2002,die waarborgt dat België de internationale standaar-den in verband met de regulering en het toezicht doorde Commissie op dergelijke markten respecteert. Omdeze reden bepaalt het koninklijk besluit in artikel 4,§ 3 dat dit besluit geen afbreuk doet aan de regelsbepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002.

Het besluit machtigt de marktbeheerder om het markt-reglement voor te stellen en de marktprocedures op testellen. Het marktreglement zal worden goedgekeurddoor de Minister bevoegd voor Energie, na advies vande Commissie en de CREG. Op vraag van de Ministervan Energie heeft de Commissie in 2005 ook over hetmarktreglement een advies verstrekt. De Commissieheeft in haar advies over het marktreglement vooralaandacht besteed aan aspecten die een latere finan-ciële markt van commodity derivatives met elektriciteitals onderliggende commodity beïnvloeden of kunnenbeïnvloeden.

In haar advies heeft de Commissie voorgesteld om naarhet voorbeeld van de regels van gelijkaardige markteneen specifieke regel te introduceren houdende een uit-drukkelijk verbod van misbruik van voorkennis. Het doorde Minister van Energie goedgekeurde markt-reglement (229) is in die zin vervolledigd. Het bepaaltdat het een deelnemer die beschikt over voorkennisverboden is om rechtstreeks of onrechtstreeks, elektri-citeit op de markt te (pogen) te kopen of te verkopenmet de bedoeling misbruik te maken van deze voor-kennis. De Commissie heeft voorts aanbevolen om deregels inzake markttransparantie (d.i. de informatie overorders, aankopen en verkopen) te preciseren en naverloop van tijd te herevalueren.

Volledigheidshalve kan worden vermeld dat de Com-missie, met toepassing van het voornoemde besluit van20 oktober 2005, kopie heeft gekregen van hetvergunningsdossier van Belpex NV als marktbeheerder.De Minister van Energie heeft deze vergunning toege-kend op 11 januari 2006 (230) en de markt zal, naarverwachting, in de loop van 2006 opstarten.

(229) Ministerieel besluit van 11 januari 2006 tot goedkeuring van het marktreglement voor de uitwisseling van energieblokken(BS 20 februari 2006).

(230) Ministerieel besluit van 11 januari 2006 betreffende de erkenning van de n.v. Belpex als marktbeheerder voor deuitwisseling van energieblokken (BS 20 februari 2006).

Page 93: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

93

Toezicht op de financiele informatie en markten

2.3.3. Toezicht in de praktijk

Euronext Brussels: toepassingvan de procedures met betrekkingtot de derivatenmarkt

Volgens de procedures met betrekking tot dederivatenmarkt van Euronext moeten, bij openbareovernameaanbiedingen, de bestaande opties op deaandelen van de doelvennootschap met vervaldatumnà de afsluiting van het bod worden vereffend tegeneen bedrag dat overeenstemt met de fair value van deoptie. Het begrip fair value verwijst naar een modelwaarbij, bij de waardering van opties, vooral rekeningwordt gehouden met de impliciete volatiliteit van hetonderliggend financieel instrument. Meer specifiekbepalen de Euronext-procedures dat een gemiddeldeimpliciete volatiliteit moet worden berekend over devijf werkdagen voorafgaand aan de aankondiging vanhet openbaar overnamebod, zonder dat wordt verdui-delijk wat precies onder «aankondiging van het open-baar overnamebod» moet worden verstaan. De Com-missie is in dat verband van oordeel dat de datumwaarop zij, met toepassing van artikel 6 van hetovernamebesluit, de kennisgeving over een openbaarovernamebod publiceert, als aankondigingsdatum vandat bod moet worden beschouwd.

In een dossier over een openbaar overnamebod heeftEuronext echter de goedkeuringsdatum van het pros-pectus in aanmerking genomen, terwijl de Commissiede kennisgeving over het bod bijna twee maandeneerder had gepubliceerd.

Nu is het zo dat de koers van de doelvennootschapzich, nà de aankondiging van een openbaar overname-bod, stabiliseert rond de biedprijs, met als gevolg datde volatiliteit van de financiële instrumenten waarophet bod betrekking heeft, over het algemeen veel la-ger ligt dan de volatiliteit vóór die aankondiging. Defair value die met behulp van het waarderingsmodelwordt berekend, ligt dan ook onder de fair value ophet moment van de aankondiging van het bod. Datwas trouwens ook het geval voor de fair values van dereeksen opties waarop voornoemd openbaarovernamebod betrekking had.

Het onderzoek dat de Commissie heeft uitgevoerd opgrond van de artikelen 4,1°, en 17, 6°, van de wet van2 augustus 2002, heeft uitgewezen dat de Euronext-procedures dubbelzinnig waren over de datum waaropde fair value moet worden berekend tijdens de bied-periode, wat tot gevolg kon hebben dat de fair valuewerd berekend op een datum die niet de reglemen-taire aankondigingsdatum van het bod was.

De Commissie heeft Euronext Brussels daarop verzochtde betrokken procedures te verduidelijken. Aangezienhet gezamenlijke procedures betrof voor alle landenvan de Euronext-zone, heeft de Commissie dit puntook op de agenda van het college van regelgevers vande Euronext-zone geplaatst.

Page 94: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

94

2.4. Beteugeling van marktmisbruik

2.4.1. Internationale ontwikkelingen

Werkzaamheden CESR

In mei 2005 publiceerde CESR een document met toe-lichting over de toepassing van de richtlijnen inzakemarktmisbruik (231), samen met een «feedback state-ment» over de opmerkingen die marktdeelnemers tij-dens de voorafgaande consultatie hadden geuit (232).In het document zetten de Europese effectentoezicht-houders uiteen welk soort marktpraktijken in aanmer-king kunnen komen voor erkenning als «gebruikelijkemarktpraktijk», wat zij onder marktmanipulatie ver-staan, en welke de knipperlichten zijn voor tussenper-sonen in het kader van hun plicht om verdachte trans-acties te melden.

Verder maakten de toezichthouders onderlinge afspra-ken over verzoeken tot samenwerking, gezamenlijkeonderzoeken in grensoverschrijdende dossiers,bemiddelingsprocedures en de uitwisseling van infor-matie.

IOSCO MoU

Tijdens de jaarvergadering van IOSCO in april 2005 isde toetreding van de Commissie tot de IOSCOMultilateral MoU officieel bekrachtigd. Sindsdien werdin een aantal onderzoeken naar marktmisbruik reedsgebruik gemaakt van de nieuwe mogelijkheden totinternationale samenwerking die hierdoor ontstaan zijn.

2.4.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Omzetting richtlijn inzake marktmisbruik

Op 24 augustus 2005 is het koninklijk besluit vastge-steld tot wijziging, wat de bepalingen inzake markt-misbruik betreft, van de wet van 2 augustus 2002. Ditkoninklijk besluit is genomen op grond van artikel 146van de wet van 2 augustus 2002, dat bijzondere mach-ten toekent aan de Koning met het oog op de omzet-ting van richtlijnen in materies die door de wet van 2augustus 2002 zijn geregeld.

De wijzigingen aan de wet van 2 augustus 2002 hou-den onder meer de verfijning van de definitie van voor-kennis in. Zo wordt voor de beoordeling van het be-grip «informatie die de koers van financiële instrumen-ten aanzienlijk zou kunnen beïnvloeden» het criteriumvan de «redelijk handelende belegger» aangereikt enwordt een omschrijving gegeven van het begrip «nauw-

keurige informatie» en van voorkennis met betrekkingtot van grondstoffen afgeleide instrumenten.

Voor genoteerde emittenten is het van belang dat hetbegrip «voorkennis» voortaan niet alleen geldt als aan-knopingspunt voor het verbod op misbruik van voor-kennis, maar ook voor de verplichting tot occasioneleinformatieverstrekking. Vóór de wetswijziging werddeze verplichting geactiveerd door het ontstaan van«koersgevoelige informatie» in de zin van het oudeartikel 10, § 1, 1°, b, van de wet van 2 augustus 2002.Tevens beschikken emittenten voortaan over de mo-gelijkheid om op eigen verantwoordelijkheid de open-baarmaking van voorkennis uit te stellen wanneer deonmiddellijke openbaarmaking hun rechtmatige belan-gen zou kunnen schaden. Dergelijk uitstel mag de marktechter niet misleiden. Daarenboven moeten emittenten

(231) Zie «Market Abuse Directive: level 3 – first CESR guidance and information on the common operation of the directive»(cesr/04-505) op het webadres www.cesr-eu.org.

(232) Zie «Feedback statement» (cesr/05-274) op het webadres www.cesr-eu.org.

CBFA 2005

Page 95: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

95

maatregelen nemen om de vertrouwelijkheid van devoorkennis te waarborgen en dienen zij de Commissiein kennis te stellen van de beslissing tot uitstel, zodatde Commissie verscherpt toezicht kan uitoefenen opde markt.

In artikel 25, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 isbepaald dat inkoop van eigen aandelen en koers-stabilisatie niet binnen de werkingssfeer van het ver-bod op marktmisbruik vallen, wanneer zij volgens devereisten van verordening nr. 2273/2003 worden uit-gevoerd. Zoniet vinden de verbodsbepalingen terugtoepassing.

Voorts zijn in de wet van 2 augustus 2002 preventievemaatregelen tegen marktmisbruik ingevoerd, die inwerking zullen treden op 10 mei 2006. Deze maatre-gelen betrekken marktdeelnemers bij de strijd tegenmarktmisbruik en vormen middelen voor de bestrijdingen opsporing van marktmisbruik. Emittenten zullen lijs-ten moeten bijhouden van personen die toegang heb-ben tot voorkennis en deze op verzoek aan de Com-missie bezorgen. Vaak vroeg de Commissie dergelijkeinformatie al op in de loop van haar onderzoeken naarmisbruik van voorkennis, maar deze praktijk wordt nugeformaliseerd. Ook moeten leidinggevende personenbij emittenten en de met hen verbonden personenvoortaan hun transacties in effecten van de betrokkenemittent melden aan de Commissie. Tussenpersonenmoeten op hun beurt de transacties melden waarvanzij een redelijk vermoeden hebben dat zij marktmisbruikinhouden. Beleggingsaanbevelingen ten slotte wordenonderworpen aan specifieke inhoudelijke vereisten diezullen bijdragen tot de betere inschatting ervan doorhet publiek.

Op 5 maart 2006 zijn vervolgens twee koninklijke be-sluiten vastgesteld ter uitvoering van de wet van 2 au-gustus 2002. Zij vormen de verdere omzetting van deEuropese richtlijnen inzake marktmisbruik en treden inwerking op 10 mei 2006.

Het «koninklijk besluit betreffende marktmisbruik»bevat om te beginnen bepalingen over diverse aspec-ten van marktmisbruik: signalen welke kunnen wijzenop marktmanipulatie, criteria en procedures in verbandmet gebruikelijke marktpraktijken en bepalingen in hetkader van de toepassing van voormelde «safe harbor»-verordening. Daarnaast worden de preventieve maat-regelen nader ingevuld door onder meer te bepalenwelke gegevens de lijsten van insiders en de meldin-

gen van verdachte transacties en insider transactiesmoeten bevatten. Ten slotte worden in het kader vande omzetting van de Europese richtlijnen nog een aan-tal aanpassingen doorgevoerd aan het koninklijk be-sluit van 31 maart 2003 over de informatie-verplichtingen van genoteerde emittenten.

Het «koninklijk besluit betreffende de juiste voorstel-ling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmakingvan belangenconflicten» is uitsluitend gewijd aan deregulering van de beleggingsaanbevelingen. Het bevatenerzijds inhoudelijke regels en vereisten inzake debekendmaking van financiële belangen en anderebelangenconflicten voor personen die aanbevelingenuitbrengen, en anderzijds regels voor personen dieandermans aanbevelingen verspreiden. Voor professio-nele spelers zoals kredietinstellingen, beleggings-ondernemingen en onafhankelijke analisten geldenstrengere regels, aangezien aan hun aanbevelingendoorgaans meer waarde wordt gehecht.

Toezicht op de gedragsregels

De wet van 6 april 1995 bepaalt de verplichtingen, inhet bijzonder de gedragsregels, die bemiddelaars in fi-nanciële instrumenten moeten naleven.

Deze voorschriften (in het bijzonder artikel 36 van voor-noemde wet) blijven van toepassing tot de inwerking-treding van de gedragsregels opgenomen in de artike-len 26 en 27 van de wet van 2 augustus 2002. De wetvan 20 juni 2005 (233) heeft de regels betreffende hettoezicht op en de handhaving van de voornoemdevoorschriften - in de periode tot de inwerkingtredingvan de artikelen 26 en 27 van de wet van 2 augustus2002 - gepreciseerd. De wet bevestigt in de eerste plaatsdat de Commissie in deze overgangsperiode op hetgebied van de gedragsregels gebruik kan maken vanhaar opsporingsbevoegdheden waarvan sprake in deartikelen 34 en 35 van de wet van 2 augustus 2002.Voorts bevestigt de wet dat de handhaving van de tij-dens de overgangsperiode geldende gedragsregels kangeschieden met de sanctiebevoegdheden waarover deCommissie krachtens de artikelen 36 en 37 van de wetvan 2 augustus 2002 beschikt. Tijdens de parlemen-taire voorbereiding werd toegelicht dat de bedoelingvan de wetgever er altijd heeft in bestaan dat de Com-missie bevoegd was voor de handhaving van deze re-gels.

(233) Belgisch Staatsblad van 26 augustus 2005, derde editie.

Toezicht op de financiele informatie en markten

Page 96: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

96

CBFA 2005

2.5. Toezicht op de instellingen voor collectieve belegging

2.5.1. Internationale ontwikkelingen

Activiteiten van de CESR Expert Group onInvestment Management

Tijdens de verslagperiode heeft de CESR-deskundigen-groep inzake Investment Management (hierna «CESRIM» genoemd) haar activiteiten vooral toegespitst opde volgende twee thema’s: het mandaat met betrek-king tot de activa die voor belegging in aanmerkingkomen, en de aanbevelingen voor een vereenvoudigingvan de kennisgevingsprocedure (234).

De doelstelling van het mandaat dat de Europese Com-missie CESR heeft gegeven met betrekking tot de ac-tiva die voor belegging in aanmerking komen, is deverduidelijking van een aantal definities van richtlijn 85/611/EEG over de beleggingsmogelijkheden voor ICBE’s.De betrokken CESR-werkzaamheden hebben geresul-teerd in de vastlegging van criteria en de toelichtingvan bepaalde begrippen of termen inzake portefeuille-beheer waarmee rekening moet worden gehouden bijde beoordeling of bepaalde financiële instrumenten aldan niet voor belegging in aanmerking komen.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat over die werk-zaamheden een definitief advies zou worden gepubliceerdin oktober 2005 na afloop van een eerste openbareconsultatieronde die in juni 2005 werd afgerond. Geletop het technische karakter van de materie en het belangvan de behandelde onderwerpen, hebben diverse markt-deelnemers de wens uitgedrukt dat de activiteiten zou-den worden voortgezet en dat in oktober en november2005 een tweede openbare consultatieronde zou wor-den georganiseerd. Rekening houdend daarmee heeftde Europese Commissie het CESR-voorstel bekrachtigdom de termijn te verlengen van oktober 2005 tot januari2006. Het definitieve advies (235) werd goedgekeurd tij-dens de CESR-vergadering van 19 en 20 januari 2006 enter kennis gebracht van de Europese Commissie.

Na afloop van de tweede openbare consultatierondehandelden de gesprekken binnen CESR IM vooral overde verhandelbaarheid van genoteerde effecten, overde criteria die moeten worden toegepast om te bepa-len of ICB’s van het besloten type (closed end funds)en instrumenten van de monetaire markt voor beleg-ging in aanmerking komen, alsook over de financiëleindexen die in aanmerking komen als onderliggendewaarden van financiële derivaten (236).

Eén van de resultaten van de CESR-werkzaamheden isde erkenning van de mogelijkheid voor ICBE’s om eenonrechtstreekse positie te nemen in activa die niet voorbelegging in aanmerking komen. Op die manier kun-nen ICBE’s zich in het bijzonder blootstellen aan eenrisico op vastgoed of op grondstoffen via beleggingenin financiële derivaten op indexen die zelf een risico opvastgoed of op grondstoffen inhouden, of via beleg-gingen in rechten van deelneming in ICB’s van het be-sloten type waarvan het beleggingsbeleid in hoofdzaakop vastgoed of op grondstoffen is toegespitst.

Ondanks voornoemde conclusies op grond waarvanhet mogelijk wordt voor ICBE’s om een risico te lopenop activa die niet rechtstreeks voor belegging in aan-merking komen, vermeldt CESR in zijn definitief adviesdat het zijn werkzaamheden in verband met derivatenop financiële indexen zal voortzetten, om te bepalenof indexen van hedge funds al dan niet in aanmerkingkunnen komen als onderliggende waarden van finan-ciële derivaten in het bezit van een ICBE.

Verder heeft CESR IM ook een denkoefening gewijdaan de vereenvoudiging van de kennisgevingsprocedurein het kader van het Europees paspoort vanICBE’s (237). Met die werkzaamheden wordt gestreefdnaar een convergentie van de administratieve praktij-ken van de verschillende Europese toezichthoudendeautoriteiten in het kader van de kennisgeving aan de

(234) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 119.(235) CESR’s Advice on Clarification of Definitions concerning Eligible Assets for Investments of UCITS (CESR/ 06-005), dat kan

worden geraadpleegd op www.cesr-eu.org.(236) Of closed end funds al dan niet voor belegging in aanmerking komen, moet worden beoordeeld ten aanzien van art. 19,

§ 1, a) tot d), en § 2, a), van de ICBE-richtlijn. Datzelfde artikel is ook van toepassing op de instrumenten van de monetairemarkt, net als art. 19, § 1, h). Of de onderliggende waarden van financiële derivaten voor belegging in aanmerking komenkomt aan bod in art. 19, § 1, g), zonder dat het begrip «financiële indexen» daarbij echter nader wordt toegelicht.

(237) Terloops wordt eraan herinnerd dat een ICBE die correct is geregistreerd in haar lidstaat van herkomst, om de verhandelingvan haar rechten van deelneming in de andere lidstaten van de Europese Unie kan verzoeken via een eenvoudigekennisgeving aan die lidstaten. De lidstaten van ontvangst zijn enkel bevoegd voor de naleving van de verhandelingsregels.

Page 97: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

97

Toezicht op de financiele informatie en markten

lidstaat van ontvangst. Aan de eerste resultaten vandie werkzaamheden die op 27 oktober 2005 zijn ge-publiceerd (238), is een openbare consultatierondegewijd van november 2005 tot eind januari 2006.

Die werkzaamheden hebben duidelijkheid verschaftover de door de ICBE’s en de bevoegde autoriteiten tevolgen procedure bij een verhandelingskennisgeving,en hebben bijgedragen tot de opstelling van een lijstvan documenten die door een aan de bevoegdetoezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ont-vangst ICBE moeten worden overgelegd. Die lijst om-vat een model van kennisgevingsbrief die de ICBE aande bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lid-staat van ontvangst moet richten, alsook een modelvan officieel attest dat de toezichthoudende autoriteitvan de lidstaat van herkomst moet afleveren aan detoezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ont-vangst. Door het gebruik van die standaarddocumentente promoten, wil CESR bijdragen tot de uniformiseringvan de documenten die in het kader van eenkennisgevingsprocedure moeten worden overgelegd.

Activiteiten van het CESR Review Panel metbetrekking tot ICBE’s

Het Review Panel dat in december 2002 werd opge-richt om CESR bij te staan bij de totstandbrenging vaneen coherente en tijdige tenuitvoerlegging van de Eu-ropese wetgeving door de lidstaten, speelt ook eenbelangrijke rol in het kader van de Lamfalussy-proce-dure, meer bepaald op het vlak van de naleving van deop niveau 3 goedgekeurde aanbevelingen.

Aanbevelingen van de Europese Commissie

In april 2004 heeft de Europese Commissie twee aan-bevelingen goedgekeurd in het kader van de nieuweICBE-reglementering (239), waarvan de eerste handeltover het gebruik van financiële derivaten doorICBE’s (240) en de tweede over de inhoud van het ver-eenvoudigd prospectus (241).

Op vraag van de Europese Commissie heeft CESR eendiepgaand onderzoek verricht naar de stand van detenuitvoerlegging van die aanbevelingen. Het onder-zoek is uitgevoerd door het CESR Investment Manage-ment met de hulp van het Review Panel.

Het onderzoek (242) heeft uitgewezen dat de BelgischeICBE-wetgeving en -reglementering (243), zowel in spe-cifieke bepalingen als in algemene beginselen die zijponeren, erg nauw aansluiten bij de geformuleerdeaanbevelingen.

CESR-aanbevelingen over de overgangsregeling voorICBE’s

Eind januari 2005 heeft CESR de aanbevelingen (244)goedgekeurd in verband met de overgangsregeling voorICBE’s (245) die van toepassing is in het kader van deinwerkingtreding van de richtlijnen tot wijziging vanrichtlijn 85/611/EEG (246). Parallel met die goedkeu-ring heeft CESR het Review Panel gemandateerd omhet verloop van de tenuitvoerlegging van die aanbeve-lingen door de lidstaten te evalueren.

(238) CESR’s guidelines for supervisors regarding the notification procedure according to Section VIII of the UCITS Directive (CESR/05-484), die kunnen worden geraadpleegd op www.cesr-eu.org.

(239) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 118.(240) Aanbeveling 2004/383/EG van de Europese Commissie van 27 april 2004 betreffende het gebruik van financiële derivaten

door instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s), PB nr. L 144, p. 34 tot 46.(241) Aanbeveling 2004/384/EG van de Europese Commissie van 27 april 2004 betreffende bepaalde gegevens die

overeenkomstig schema C van bijlage I bij Richtlijn 85/611/EEG van de Raad in het vereenvoudigd prospectus moetenworden vermeld, PB nr. 144, p. 47-61.

(242) Implementation of the European Commission’s Recommendations on UCITS – Report on the review conducted by CESR(CESR/05-302b), dat kan worden geraadpleegd op www.cesr-eu.org.

(243) ICB-wet en ICB-besluit.(244) CESR’s guidelines for supervisors regarding the transitional provisions of the amending UCITS Directives (CESR/04-434b),

die kunnen worden geraadpleegd op www.cesr-eu.org.(245) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 119, en dit verslag, p. 102.(246) Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG

van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voorcollectieve belegging in effecten (icbe’s) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigdeprospectussen, PB nr. L 41 van 13 februari 2002, p. 20 tot 34, en Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en deRaad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke enbestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s), betreffendebeleggingen van icbe’s, PB nr. 41 van 13 februari 2002, p. 35 tot 42.

Page 98: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

98

CBFA 2005

De aanbevelingen voorzien in verschillende deadlinesvoor de opstelling van een vereenvoudigd prospectus,de aanpassing van de organisatie van bepaalde ICBE’sen de organisatie van bepaalde beheer-vennootschappen. Het Review Panel heeft die deadlinesals uitgangspunt genomen voor zijn evaluatie die uitdrie fases bestond, waarvan de eerste twee in 2005zijn afgerond. Bij elke fase werd een vragenlijst ge-stuurd naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.De vragen hadden telkens betrekking op de maatre-gelen die het betrokken land had genomen in zijn hoe-danigheid van land van herkomst, meer bepaald tenaanzien van de in dat land gevestigde ICBE’s, én in zijnhoedanigheid van land van ontvangst, meer bepaaldten aanzien van ICBE’s naar buitenlands recht waarvande rechten van deelneming in dat land worden ver-handeld in het kader van de paspoortregeling.

De eerste fase van de evaluatie betrof de verplichtingvoor de vóór 13 februari 2004 opgerichte «UCITS I»-ICBE’s, inclusief voor hun na die datum opgerichte com-partimenten, om uiterlijk op 30 september 2005 eenvereenvoudigd prospectus op te stellen.

De tweede fase had betrekking op de deadline van31 december 2005 waartegen de tussen 13 februari2002 en 13 februari 2004 opgerichte ICBE’s en de vóór13 februari 2002 opgerichte ICBE’s met compartimen-ten die nà 13 februari 2002 nieuwe compartimentenhadden opgericht, zich zowel qua organisatie als quabeleggingsbeleid aan de nieuwe reglementering dien-den te conformeren.

De derde fase van de evaluatie betreft de toetsing vande naleving van de datum van de aanpassing van debeheervennootschappen waarvoor de overgangs-regeling geldt en die ten minste één ICBE hebben op-gericht conform de nieuwe Europese wetgeving (247).Krachtens de CESR-aanbevelingen moeten die beheer-vennootschappen zelf uiterlijk op 30 april 2006 in over-eenstemming zijn met de nieuwe reglementering.

Uit de analyse van de eerste twee fases van de evalua-tie door het Review Panel blijkt dat de CESR-aanbeve-

lingen over de overgangsregeling voor ICBE’s, vanuithet oogpunt van de lidstaat van herkomst, correct zijnomgezet in zowel de Belgische ICBE-reglementeringals de circulaires ICB 1/2005 (248) en ICB 4/2005 (249).

De Belgische wet bevat geen specifieke bepalingen voorICBE’s naar buitenlands recht waarvan de rechten vandeelneming in België worden verhandeld. Als land vanontvangst is België immers enkel bevoegd voor de toe-passing van de regels over de verhandeling van de rech-ten van deelneming in dergelijke ICBE’s. Het is dus deovergangsregeling van het land van herkomst die opdergelijke ICBE’s van toepassing is. In dat verband heeftde CBFA aan het Review Panel bevestigd dat de ICBE’snaar buitenlands recht die onder de toepassing vallenvan de overgangsbepalingen die aansluiten bij de CESR-aanbevelingen, hun rechten van deelneming verderzullen kunnen verhandelen in België.

België verschilt op dat vlak niet van andere lidstaten.Het Review Panel merkt immers op dat tal van lidsta-ten, in hun hoedanigheid van land van ontvangst, deCESR-aanbevelingen niet ten uitvoer hebben gelegdvia de invoering van specifieke bepalingen in hunreglementering.

Bijdrage van de CBFA aan het Groenboekover de ICBE’s

In het kader van de evaluatie van de huidige ICBE-wet-geving waarmee zij belast is, heeft de Europese Com-missie in juli 2005 een Groenboek gepubliceerd waar-mee zij de aanzet wil geven tot een openbare gedachte-wisseling over de kwesties en uitdagingen die bij detoekomstige uitbouw van de Europese markt voorbeleggingsfondsen moeten worden aangepakt.

De Europese Commissie streeft ernaar, enerzijds, dekernelementen te bepalen die ten grondslag zullen lig-gen aan de verdere ontwikkeling van de ICBE-sector,en, anderzijds, die elementen naar prioriteit te rang-schikken zodat op een evenwichtige manier kan wor-den ingespeeld op de belangen van de sector, de be-langen van de beleggers en de aandachtspunten vande regelgevers.

(247) Er moet worden onderstreept dat een beheervennootschap naar Belgisch recht die op de datum van inwerkingtreding vande ICB-wet is erkend, haar werkzaamheden, op grond van haar erkenning, enkel mag uitoefenen binnen de beperkingenen op de voorwaarden vastgelegd door de wet van 4 december 1990 en dus geen «UCITS III»-ICBE mag oprichten(zie art. 232, § 1, tweede lid van de ICB-wet).

(248) Circulaire van 26 april 2005 over de voorstelling van het prospectus en van het vereenvoudigd prospectus op te stellen doorde openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rechten vandeelneming.

(249) Circulaire van 17 oktober 2005 over de toelichting bij de overgangsregeling die geldt voor instellingen voor collectievebelegging die hebben geopteerd voor een belegging die beantwoordt aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG ofvoor een belegging in effecten en liquide middelen.

Page 99: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

99

Toezicht op de financiele informatie en markten

Het Groenboek maakt een onderscheid tussenprioritaire acties op korte termijn en uitdagingen oplange termijn.

Wat de op korte termijn te ondernemen acties betreft,besteedt het Groenboek vooral aandacht aan de wer-king van het paspoort van de beheervennootschap ende verdeling van de rechten van deelneming in ICBE’s.

Wat de uitdagingen op langere termijn betreft, schetsthet Groenboek de verschillende te nemen maatrege-len die de integratie van de ICB-markt in Europa moe-ten bevorderen en tegelijkertijd een hoogbeschermingsniveau voor de beleggers moeten hand-haven. Verder wordt ook dieper ingegaan op de pro-blematiek van de concurrentie tussen economisch ge-lijksoortige producten (gestructureerde obligaties,verzekeringsproducten, ...).

Tot slot behandelt het Groenboek de vraag naar eeneventuele uitbreiding van de categorieën van ICB’s diedoor een Europese reglementering moeten worden be-heerst (vastgoed-ICB’s, hedge funds, ...), en naar eeneventueel vereiste modernisering van het huidige kader.

De CBFA heeft selectief gereageerd op het Groenboek.Haar individuele bijdrage vormt een aanvulling op dealgemene denkoefening over het Groenboek door alleEuropese regelgevers die deelnemen aan het CESR-overleg, en onderstreept de meer specifieke aandachts-punten van de CBFA (250).

Zo is een shortlist ontstaan van elementen die belang-rijk worden geacht voor de evenwichtige ontwikkelingvan de Europese fondsenindustrie.

Wat de verdeling van de ICBE’s betreft, wenst de CBFAeen harmonisatie van de nationale definities van «ver-handeling» en «publiek»: momenteel lopen die defini-ties zo sterk uiteen dat zij de goede werking van depan-Europese verdeling van ICBE’s belemmeren, en eenduidelijke afbakening van de respectieve bevoegdhe-den van de lidstaat van herkomst en de lidstaat vanontvangst in de weg staan. Bovendien moeten gedrags-regels worden uitgewerkt die zowel moeten wordentoegepast bij de verdeling van de rechten van deelne-ming in ICBE’s als bij het beheer van de portefeuillesvan die ICBE’s. In dat verband moeten de regels waar-van sprake in de MiFID-richtlijn als referentieregelsworden gebruikt, zonder dat daarbij de marginale aan-passingen mogen worden uitgesloten die nodig zijnom rekening te kunnen houden met de kenmerkendeeigenschappen van de ICBE’s en hun aangesteldebeheervennootschappen. Bij de totstandbrenging van

die regels moet er worden op toegezien dat de positievan de ICBE’s niet al te sterk afwijkt van die van deandere financiële producten.

Verder stelt de CBFA ook vast dat, hoewel de ICBE-richtlijn een beheervennootschap van ICBE’s de moge-lijkheid biedt om haar activiteiten uit te voeren in hetkader van de vrije dienstverlening, het vereiste bij arti-kel 3 van die richtlijn op grond waarvan het hoofdkan-toor van een ICBE zich moet in dezelfde lidstaat moetbevinden als die waar de statutaire zetel is gevestigd,die beheervennootschap precies belet om die moge-lijkheid te benutten. Anderzijds is het niet evident omde meerwaarden te bepalen die zouden kunnen wor-den gerealiseerd als de beheervennootschap haar acti-viteiten effectief in het kader van de vrije dienstverle-ning zou kunnen verrichten, ten opzichte van de hui-dige situatie waarbij het ICBE-paspoort als dusdanigwordt gecombineerd met de mogelijke delegatie vanandere beheerfuncties dan de administratie, zoals in-zonderheid het financieel beheer van de portefeuille.

Ongeacht of het gaat om de grensoverschrijdende aan-stelling van een beheervennootschap, de grens-overschrijdende delegatie van het bestuur van een ICBEof de mogelijkheid om een bewaarder aan te stellen ineen andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst vande ICBE, mag niet uit het oog worden verloren datdergelijke structuren een belangrijke uitdaging vormenvoor de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lid-staten, omdat de bevoegdheden met betrekking tothet toezicht op de ICBE’s worden opgesplitst tussenverschillende toezichthoudende autoriteiten in verschil-lende lidstaten. Om de risico’s verbonden aan die si-tuatie te voorkomen en opdat de bevoegde autoritei-ten een overtuigend antwoord zouden kunnen biedenop de uitdagingen verbonden aan de integratie van deEuropese markt van het collectief beheer, is de CBFAvan oordeel dat de operationele samenwerking tussende nationale regelgevers moet worden verbeterd.

Tot slot pleit de CBFA voor een convergentie tussen deEuropese wetgevingen inzake beleggersbeschermingdie van toepassing zijn op de ICBE’s en op de financiëleproducten die rechtstreeks concurreren met die ICBE’s.Zij onderstreept het feit dat, parallel met elke wetge-vende actie inzake ICBE’s (in voorkomend geval bij detotstandbrenging van een op een meer kwalitatievebenadering gebaseerde wetgeving), soortgelijke actieszouden moeten worden ondernomen ten aanzien vanconcurrerende producten om op die manier de con-vergentie tussen de verschillende reglementeringen tebevorderen.

(250) Te raadplegen op www.forum.europa.eu.int.

Page 100: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

100

CBFA 2005

2.5.2. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Wijzigingen aan de ICB-wet

De wet van 20 juni 2005 (251) wijzigt op diverse pun-ten de ICB-wet.

Op de eerste plaats strekken deze wijzigingen ertoehet toepassingsgebied van Deel II van deze wet te ver-duidelijken.

Aldus wordt gepreciseerd dat zogenaamde holdingsniet zijn onderworpen aan het toepassingsgebied vande ICB-wet en haar uitvoeringsbesluiten. Vennootschap-pen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het uitoe-fenen van (gezamenlijke) controle of het houden vandeelnemingen, in de zin van de bepalingen van hetWetboek van Vennootschappen, worden niet be-schouwd als ICB’s wanneer een openbaar aanbod vanhun effecten in België plaatsvindt of heeft plaatsge-vonden (artikel 4, derde lid, 1°, van de ICB-wet).

Ook vennootschappen waarvan de effecten voor 90%- of een ander door de Koning te bepalen percentage- het voorwerp uitmaken van een onvoorwaardelijkeen onherroepelijke overheidswaarborg en die aan be-paalde voorwaarden voldoen, vallen buiten hettoepassingsgebied van de wet (artikel 4, derde lid, 2°,van de ICB-wet). Dergelijke vennootschappen dienenevenwel onderworpen te zijn aan bijzondere wetge-ving die ertoe strekt investeringen in niet-genoteerdevennootschappen te bevorderen. Ze dienen op grondvan de wetgeving of op grond van hun statuteninformatieverplichtingen na te leven, die gelijkwaardigzijn aan deze die gelden voor vennootschappen waar-van de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling opeen gereglementeerde markt. De gelijkwaardigheid vanhun informatieverplichtingen wordt in eerste instantiedoor de betrokken vennootschappen beoordeeld. An-derzijds zal de Commissie, onder meer in het kadervan het toezicht op het prospectus bij openbaar be-roep op het spaarwezen, een toetsing van deze voor-waarde kunnen doorvoeren.

Voor bepaalde vennootschappen wordt overigens demogelijkheid ingevoerd om te opteren voor het sta-tuut van een openbare ICB (artikel 4, laatste lid, van deICB-wet). Dergelijke optie bestaat in de mate dat debetrokken vennootschappen, ondanks het feit dat ze

controleparticipaties of andere deelnemingen bezitten,de collectieve belegging van financieringsmiddelennastreven en wanneer zij, gelet op onder meer hunorganisatiestructuur en hun beleggingsbeleid, aan debepalingen van Deel II van de ICB-wet en zijnuitvoeringsbesluiten kunnen beantwoorden en huninschrijving als openbare ICB kunnen bekomen.

De ICB-wet wordt nog op andere punten gewijzigddoor de wet van 20 juni 2005. Die wijzigingen zijndrieërlei.

In de eerste plaats worden bepaalde machtigingen aande Koning uitgebreid die nodig zijn om de wettelijkegrondslag te kunnen garanderen van sommige bepa-lingen van het ter uitvoering van de ICB-wet genomenICB-besluit. Verder worden ook de CESR-conclusies overde manier waarop de overgangsbepalingen van richt-lijnen 2001/107/EG en 2001/108/EG (252) moetenworden geïnterpreteerd, in Belgisch recht omgezet. Totslot worden in de ICB-wet technische correcties aan-gebracht.

Artikel 55 van de wet van 23 december 2005 (253)vult de in artikel 233, derde lid, van de ICB-wet be-doelde overgangsregeling aan voor de openbare ICB’sin schuldvorderingen die, op het ogenblik van de in-werkingtreding van de ICB-wet, waren ingeschrevenop de in artikel 31 van de ICB-wet bedoelde lijst.

De ICB-wet heeft, bij de vaststelling van de overgangs-regeling voor openbare ICB’s in schuldvorderingen, re-kening gehouden met de kenmerkende eigenschap-pen van effectiseringsverrichtingen.

Aangezien de nieuwe organisatorische vereisten dieworden opgelegd aan openbare ICB’s in schuld-vorderingen, zoals trouwens aan alle openbare ICB’s,wijzigingen in de kostenstructuur vaneffectiseringsverrichtingen met zich zouden kunnenbrengen, heeft de wetgever het wenselijk geacht tevoorzien in de mogelijkheid om bij de inwerkingtre-ding van de ICB-wet niet te raken aan de lopende ver-richtingen. Die kostenstructuur wordt immers over hetalgemeen bij de aanvang van de verrichting vastge-steld voor de volledige looptijd ervan. Gelet op de tijddie nodig is om een effectiseringsverrichting voor te

(251) Wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle derverzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, dewet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en debeleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer vanbeleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen.

(252) Zie «CESR’s guidelines for supervisors regarding the transitional provisions of the amending UCITS Directives (2001/107/ECand 2001/108/EC)» , februari 2005.

(253) Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen (BS 30 december 2005, 2de ed., p. 57301).

Page 101: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

101

Toezicht op de financiele informatie en markten

bereiden, heeft de wetgever bovendien niet willen ra-ken aan de verrichtingen waarvan de voorbereiding alver gevorderd was op de datum van inwerkingtredingvan de ICB-wet. Hij heeft er daarom, in verband metde openbare ICB’s in schuldvorderingen die na afloopvan een termijn van 9 maanden na de inwerkingtre-ding van de ICB-wet zijn ingeschreven op de lijst alsbedoeld in artikel 31 van die wet, voor geopteerd debepalingen van de ICB-wet over de organisatie vandergelijke ICB’s pas te laten gelden vanaf het ogenblikwaarop die ICB’s of één van hun compartimenten nahet verstrijken van die termijn overgaan tot een nieuweopenbare uitgifte van effecten (254). Hier worden meerspecifiek de bepalingen geviseerd over de organisatievan de beheertaken bij openbare ICB’s in schuld-vorderingen (de aanstelling van een beheer-vennootschap van ICB’s, het feit dat voor de uitoefe-ning van bepaalde beheertaken een beroep wordt ge-daan op een derde entiteit, ...).

Opdat die overgangsregeling volledige uitwerking zouhebben voor zowel openbare ICB’s in schuldvorderingenals derde ondernemingen die taken uitoefenen op hetvlak van het portefeuillebeheer van dergelijke ICB’s, vultartikel 55 van de wet van 23 december 2005 voornoemdartikel 233 aan. Daarbij wordt bepaald dat de vennoot-schappen waarvan het gewone bedrijf, op de datumvan inwerkingtreding van deze wet, bestaat in hetberoepsmatige collectieve beheer van portefeuilles vanopenbare ICB’s in schuldvorderingen waarvoor de in ar-tikel 233, derde lid, bedoelde overgangsregeling geldt,deel III van die wet moeten naleven zodra een door henbeheerde openbare ICB in schuldvorderingen of eencompartiment niet langer in aanmerking komt voor dein artikel 233, derde lid bedoelde overgangsregeling.

Om de kostenstructuur van de effectiseringsverrichtingendie worden uitgevoerd via openbare ICB’s in schuld-vorderingen, niet in het gedrang te brengen, moetendie vennootschappen immers, wat de toepassing vandeel III van de ICB-wet betreft, kunnen terugvallen opeen overgangsregeling die overeenstemt met deovergangsregeling die geldt voor de door hen beheerdeopenbare ICB’s in schuldvorderingen. Aan die overgangs-regeling komt een einde zodra één van die ICB’s of éénvan hun compartimenten niet langer aanspraak kan

maken op de toepassing van artikel 233, derde lid, vande ICB-wet. Vanaf dat moment moeten die vennoot-schappen ervoor zorgen deel III van de ICB-wet na televen en moeten zij opteren voor het statuut van beheer-vennootschap van ICB’s.

Circulaire over het prospectus en hetvereenvoudigd prospectus op te stellen door deopenbare instellingen voor collectievebelegging naar Belgisch recht met eenveranderlijk aantal rechten van deelneming

De circulaire ICB 1/2005 over de voorstelling van hetprospectus en het vereenvoudigd prospectus op te stel-len door de openbare ICB’s naar Belgisch recht meteen veranderlijk aantal rechten van deelneming heefttot doel een model van prospectus en vereenvoudigdprospectus aan te bevelen om, enerzijds, de informa-tie voor de beleggers te verbeteren, en, anderzijds, devoorstellingswijze van die documenten optimaal teharmoniseren, om op die manier de vergelijking tus-sen ICB’s te vergemakkelijken.

Deze circulaire is van toepassing op de openbare ICB’snaar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rech-ten van deelneming, met andere woorden, de ICB’swaarvan de beleggingen voldoen aan de voorwaardenvan richtlijn 85/611/EEG (255), of die beleggen infinanciële instrumenten en liquide middelen (256).

De circulaire omvat drie modellen van een prospectusen drie modellen van een vereenvoudigd prospectus metbetrekking tot respectievelijk een bevek met verschil-lende compartimenten, een bevek zonder compartimen-ten en een gemeenschappelijk beleggingsfonds.

Doelstelling van deze modellen is op een homogeneen coherente manier de gegevens voor te stellen diezijn opgenomen in bijlagen A en B (en in zekere matein bijlage C) bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voorcollectieve belegging en die betrekking hebben op deminimuminhoud van respectievelijk het prospectus enhet vereenvoudigd prospectus. Deze bijlagen liggen inhet verlengde van de bepalingen van richtlijn 85/611/EEG en aanbeveling 2004/384/EG van de EuropeseCommissie (257).

(254) Zie het wetsontwerp betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, Amendementen, Parl.st., Senaat, 2003-2004, nr. 3-609/3, p. 5 en 6.

(255) De ICB’s die hebben geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in art. 122, § 1, 1°, van de wetvan 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten (hierna «de wet van 4 december 1990»genoemd) of in art. 7, eerste lid, 1°, van de ICB-wet.

(256) De ICB’s die hebben geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in art. 122, § 1, 2°, van de wetvan 4 december 1990, of in art. 7, eerste lid, 2°, van de ICB-wet.

(257) Aanbeveling 2004/384/EG van de Europese Commissie van 27 april 2004 betreffende bepaalde gegevens dieovereenkomstig schema C van bijlage I bij Richtlijn 85/611/EEG van de Raad in het vereenvoudigd prospectus moetenworden vermeld, PB nr. L 144/47 van 30 april 2004.

Page 102: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

102

CBFA 2005

Die richtlijn en die aanbeveling bepalen onder anderedat in het prospectus en in het vereenvoudigd pros-pectus een beoordeling van het risicoprofiel van de ICBof van het compartiment moet worden ingevoegd, in-zonderheid via een tekstuele beschrijving van de risi-co’s die significant en relevant worden geacht gelet ophun gevolgen en waarschijnlijkheid. In dat verband kan,aan de hand van de in circulaire ICB 1/2005 vermeldemodellen van vereenvoudigd prospectus, het risico-profiel van de ICB of van het compartiment wordengeschetst in de vorm van een tabel waarin elk risicokort moet worden gedefinieerd en het niveau ervanmoet worden vermeld («Geen», «Laag», «Gemiddeld»of «Hoog»). In het prospectus moet een volledige be-schrijving worden opgenomen van de risico’s die alssignificant en relevant worden gekwalificeerd (niveau«Gemiddeld» of «Hoog»).

Om een vergelijking tussen de ICB’s mogelijk te ma-ken, heeft de beroepsvereniging BEAMA een aanbe-veling (258) geformuleerd met het oog op de gestand-aardiseerde bepaling van het risiconiveau dat in voor-noemde tabel moet worden vermeld. De ICB’s die zichop de BEAMA-aanbeveling baseren, moeten dat dui-delijk vermelden in het vereenvoudigd prospectus. EenICB kan echter van die aanbeveling afwijken indien haarportefeuille een zeer specifieke samenstelling heeft. Deaanbeveling ontheft de ICB echter niet van haar ver-antwoordelijkheid om haar risicoprofiel op een pas-sende manier te beschrijven.

De circulaire ICB 1/2005 behandelt ook de periodewaarover de ICB’s beschikken om zich aan de nieuweprospectusregels aan te passen. In dat verband her-haalt zij de overgangsbepalingen en de datums vaninwerkingtreding van de bepalingen over de opstellingvan het vereenvoudigd prospectus en van het pros-pectus die zijn opgenomen in de artikelen 234 tot 236van de ICB-wet. Bovendien heeft CESR van zijn kant infebruari 2005 aanbevelingen (259) geformuleerd metbetrekking tot, onder andere, de overgangsbepalingendie de ICB’s die voldoen aan de voorwaarden van richt-lijn 85/611/EEG, moeten toepassen bij de opstelling vanhun prospectus en hun vereenvoudigd prospectus. De

CBFA beveelt bijgevolg in haar circulaire aan de CESR-aanbevelingen na te leven indien zij strenger zijn dande overgangsbepalingen van de ICB-wet, en dit vooralvoor de ICB’s of de compartimenten die in een anderelidstaat van de Europese Economische Ruimte wordengecommercialiseerd, om te vermijden dat de bevoegdeautoriteiten van de lidstaten van ontvangst maatrege-len zouden nemen ten aanzien van die ICB’s.

Circulaire inzake de overgangsregeling van deICB-wet en van het ICB-besluit

De circulaire ICB 4/2005 van de Commissie geeft toe-lichting bij de overgangsregeling van de ICB-wet (260)en van het ICB-besluit. Het toepassingsgebied van dezecirculaire is beperkt tot instellingen voor collectievebelegging die beantwoorden aan de voorwaarden vande richtlijn 85/611/EEG («geharmoniseerde ICB’s») ofdie hebben geopteerd voor een belegging in effectenen liquide middelen («niet-geharmoniseerde ICB’s»).

Deze circulaire biedt vooreerst een algemeen overzichtvan de termijnen waarbinnen de voormelde instellin-gen voor collectieve belegging die reeds bestonden opde datum van inwerkingtreding van de ICB-wet, zichmoeten aanpassen aan het geheel van de nieuwe wet-telijke en reglementaire bepalingen, uitgezonderd debepalingen met betrekking tot het opstellen van hetvereenvoudigd prospectus en het prospectus (261). Indit kader wordt inzake de Belgische ICB’s een onder-scheid gemaakt tussen (i) de geharmoniseerde ICB’sopgericht vóór 13 februari 2002, (ii) de geharmoni-seerde ICB’s opgericht nà 13 februari 2002 en vóór 13februari 2004 en (iii) de niet-geharmoniseerde ICB’s.Voor de buitenlandse ICB’s wordt een onderscheid ge-maakt tussen de niet-geharmoniseerde ICB’s en degeharmoniseerde ICB’s.

De circulaire neemt de aanbevelingen in acht die CESRin februari 2005 heeft uitgevaardigd met betrekkingtot de overgangsbepalingen van de richtlijnen 2001/107/EG en 2001/108/EG (262) («de CESR-richtlijnen»).Er wordt dan ook aanbevolen om deze CESR-richtlij-nen te eerbiedigen indien ze strenger zijn dan de

(258) BEAMA-aanbeveling van 30 september 2005 met betrekking tot bepaalde aspecten van de circulaire ICB 1/2005, die kanworden geraadpleegd op www. beama.be.

(259) CESR’s guidelines for supervisors regarding the transitional provisions of the amending UCITS Directives (2001/107/EC and2001/108/EC) van februari 2005 (CESR/04-434b), die kunnen worden geraadpleegd op www.cesr-eu.org.

(260) Zoals gewijzigd door de wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle derverzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, dewet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en debeleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer vanbeleggingsportefeuilles, en houdende diverse andere bepalingen.

(261) Dit laatste aspect wordt, althans voor de Belgische geviseerde ICB’s, immers behandeld in de circulaire ICB 1/2005(zie dit verslag, p. 101).

(262) CESR’s guidelines for supervisors regarding the transitional provisions of the amending UCITS Directives (2001/107/EC and2001/108/EC) (zie dit verslag, p. 97).

Page 103: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

103

Toezicht op de financiele informatie en markten

overgangsbepalingen van de ICB-wet en haaruitvoeringsbesluit. Deze aanbeveling geldt vooral voorde geharmoniseerde ICB’s die daadwerkelijk wordengecommercialiseerd in een andere lidstaat van de Eu-ropese Economische Ruimte en beoogt te vermijdendat de bevoegde overheden van de lidstaten van ont-vangst ten aanzien van deze ICB’s maatregelen zou-den treffen.

De bijlage bij de circulaire bevat vervolgens een over-zicht in tabelvorm van de bepalingen van de ICB-wetdie reeds van toepassing zijn voorafgaandelijk aan deaanpassing van de betrokken ICB’s aan het nieuwe sta-tuut (bijlage I), alsook van de bepalingen van het ICB-besluit die gelden voor de Belgische ICB’s, met aandui-ding of zij al dan niet onmiddellijk toepassing vinden(bijlage II).

Aanbevelingen over de organisatie van dezogenaamde «zelfbeherende» ICB’s

Krachtens richtlijn 85/611/EEG, zoals gewijzigd bij richt-lijnen 2001/107/EG en 2001/108/EG (de «ICBE-richt-lijn»), heeft een ICBE de keuze tussen twee organisatie-modellen: ofwel beschikt zij over een eigen organisa-tie die aan haar werkzaamheden is aangepast(organisatiemodel van de zelfbeherende ICB), ofwelbeschikt zij niet over zo’n organisatie en stelt zij eenbeheervennootschap van ICB’s aan die de uitoefeningvan al haar beheertaken van haar overneemt(organisatiemodel van de aangestelde beheer-vennootschap).

De ICB-wet, die in hoofdzaak beide voornoemdewijzigingsrichtlijnen in Belgisch recht omzet, breidt dietwee organisatiemodellen uit tot alle ICB’s naar Bel-gisch recht.

Sinds de inwerkingtreding van voornoemde wet enonder andere rekening houdend met bepaalde termij-nen die door de in die wet vermelde overgangs-bepalingen worden opgelegd dan wel door CESR wor-den aanbevolen (263), hebben vele ICB’s naar Belgischrecht zich aan het nieuwe reglementaire kader gecon-formeerd.

Een meerderheid van hen heeft geopteerd voor hetorganisatiemodel van de aangestelde beheer-vennootschap. Toch hebben bepaalde instellingen ookte kennen gegeven dat zij wensen te functioneren vol-gens het organisatiemodel van de zelfbeherende ICBof zijn zij voornemens om zo te functioneren.

In haar circulaire ICB 2/2006 heeft de Commissie aan-bevelingen goedgekeurd die ertoe strekken de conti-nuïteit van de werkzaamheden en de toekomstigeontwikkeling te garanderen van de openbarebeleggingsvennootschappen naar Belgisch recht dieervoor hebben geopteerd te functioneren als zelf-beherende beleggingsvennootschappen en die dus bij-gevolg geen beheervennootschap van ICB’s hebbenaangesteld als bedoeld in artikel 138 van de ICB-wet.Die aanbevelingen verwijzen in hoofdzaak naar dewerking van een openbare beleggingsvennootschapmet veranderlijk kapitaal. Als die aanbevelingen opandere categorieën van openbare beleggings-vennootschappen worden toegepast, moeten zijmutatis mutandis aan de kenmerkende eigenschap-pen van die vennootschappen worden aangepast.

De aanbevelingen van de Commissie hebben in hoofd-zaak betrekking op de in artikel 40 van de ICB-wetbedoelde wettelijke vereisten. Die bepaling poneert deorganisatorische beginselen die van toepassing zijn opde zelfbeherende vennootschappen (264). De thema’sdie daarbij aan bod komen, zijn de delegatie van debeheertaken, de in menselijk en technisch opzicht ver-eiste middelen waarover een ICB moet beschikken, ende werking van haar effectieve leiding. Vervolgenswordt toelichting gegeven bij de aspecten die verbandhouden met de continuïteit van de werkzaamhedenvan de ICB, met het opzetten van procedures voor defollow-up van risico’s en voor de interne controle enmet de methodes voor de evaluatie van de waardevan OTC-derivaten. Tot slot wordt een voorstel gefor-muleerd voor de coördinatie van de door de ICB zelfuitgevoerde en de aan haar bewaarder toevertrouwdecontroleopdrachten.

Bij de opstelling van die aanbevelingen heeft de Com-missie er voortdurend op toegezien dat de organisato-rische vereisten aansluiten bij de complexiteit en deomvang van de ICB’s, en dat de door de verschillendepartijen uitgevoerde controles elkaar niet overlappen.

De Commissie is aldus voornemens om rekening tehouden met de diversiteit van de structuren van dezelfbeherende ICB’s en om voorwaarden te creëren diehet mogelijk maken die diversiteit te bewaren.

(263) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 119 en dit verslag, p. 102.(264) Die vereisten stemmen inzonderheid overeen met de vereisten waarvan sprake in de art. 13ter, 13quater en 21, § 1,

van richtlijn 85/611/EEG.

Page 104: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

104

CBFA 2005

2.5.3. Toezicht in de praktijk

Risicoklassen van ICB’s met vaste vervaldag enkapitaalbescherming

Aan elke ICB of compartiment van een ICB wordt bijcommercialisering een risicoklasse toegekend. Dezerisicoklasse wordt bepaald aan de hand van devolatiliteit van de netto-inventariswaarde van de ICB.Dit gebeurt via de berekening van de standaard-afwijking, d.i. de schommeling rond een gemiddelde,op jaarbasis van de rendementen tijdens de voorbijevijf jaar, of tijdens een minder lange periode indien debetrokken ICB of compartiment minder lang bestaat.

Voor de berekening van de risicoklasse van ICB’s metvaste vervaldag en kapitaalbescherming werd in 2003in gezamenlijk overleg met BEAMA een eigen dynami-sche berekeningsmethode uitgewerkt in functie vande reeds verstreken looptijd van de ICB (of comparti-ment) (265). Eigen aan deze methode is onder meerdat de risicoklasse van dergelijke ICB’s met een netto-inventariswaarde-historiek van minder dan 1 jaar wordttoegekend aan de hand van de gemiddelde standaard-afwijking van categorieën van gelijkaardige ICB’s (266).Hiertoe werden op grond van een aantal parame-ters (267) verschillende categorieën van ICB’s met vastelooptijd en kapitaalbescherming gedefinieerd. De af-bakening van de bedoelde categorieën wordt weerge-geven in een «boomstructuur».

BEAMA heeft de taak op zich genomen om deze«boomstructuur» te actualiseren in functie van nieuwe

structuren en nieuwe historische gegevens. Tijdens deverslagperiode werden ingevolge desbetreffend onder-zoek van BEAMA volgende aanpassingen doorgevoerdaan de «boomstructuur»:

Voor multi-period (268) fixed income gelinkte structu-ren wordt een bijkomend onderscheid gemaakt in func-tie van de looptijd (groter of kleiner dan 7 jaar).

Single period (269) structuren met een hoge minimumreturn (270) (best of (271) via coupon of kapitalisatie)worden gelijkgesteld met de multi-period equity struc-turen voor zover de best of-component (het aandeelvan het gegarandeerde rendement) voldoende zwaardoorweegt. De best of-component wordt geacht vol-doende zwaar door te wegen indien meer dan 50%van de investeringen die gericht zijn op het behalenvan een vooropgesteld rendement de betaling vanvooraf bepaalde dividenden beogen. De netto-inventariswaarde van deze ICB’s zal in principe de eer-ste jaren gekenmerkt worden door een lage volatiliteiten de volgende jaren door een hogere volatiliteit. Inhet (vereenvoudigd) prospectus van de ICB wordt bij-komend vermeld dat de risicoklasse van deze structu-ren na verloop van tijd kan stijgen.

De aangepaste methodologie gebruikt voor de risico-berekening van ICB’s is te raadplegen op de websitevan de Commissie (www.cbfa.be) onder de rubriekpublicaties/studie 21 (272).

(265) Zie het jaarverslag CBF 2002-2003, p. 188 en 189.(266) Bij andere ICB’s wordt de risicoklasse in dat geval bepaald op grond van de berekening van de standaardafwijking op

jaarbasis van de rendementen tijdens de voorbije vijf jaar van een benchmark die aansluit bij de beleggingen aangekondigdin het prospectus en vereenvoudigd prospectus.

(267) Voor de afbakening van de categorieën werd rekening gehouden met volgende criteria: 1/ «Multiperiods» of «singleperiod»-structuren; 2/ het onderliggende («equity» of «fixed income»); 3/ de normale of hoge volatiliteit van hetonderliggende; 4/ de uitdrukkingsmunt.

(268) Multi-period-structuren zijn ICB’s waarvan het rendement volgens een bepaalde periodiciteit tussentijds wordt«vastgeklikt».

(269) Bij een single period-structuur wordt het rendement, in tegenstelling tot de multi-period structuren, bepaald op het eindevan de looptijd.

(270) Het gaat voornamelijk om structuren die de eerste (2) jaren een dividend uitkeren en vervolgens een rendement beogen opde vervaldag.

(271) «Best of» betekent het beste van enerzijds een vooraf bepaalde meerwaarde (uitgedrukt in % van het inschrijvingsbedrag)en anderzijds een mogelijke meerwaarde afhankelijk van de stijging van een bepaalde (aandelen)index.

(272) Studies en documenten nr. 21 dd. juli 2003 (bijwerking juli 2005).

Page 105: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

105

Page 106: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

106

HOOFDSTUK 3

Page 107: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

107

De aanvullende pensioenen

3.1. Evolutie in de nationale reglementering en doctrine

Omzetting van kapitaal in rente

Wanneer de prestatie wordt uitgekeerd als een kapi-taal heeft de aangeslotene of rechthebbende overeen-komstig de WAP en de WAPZ het recht om de omvor-ming in rente te vragen. Krachtens artikel 19, §1 vanhet uitvoeringsbesluit WAP en artikel 2, § 1 van hetuitvoeringsbesluit WAPZ mogen de actualisatieregelsdie in dat geval gebruikt worden om de rente te bepa-len geen lager resultaat opleveren dan het resultaatdat men zou verkrijgen met de sterftetafels die doorde Commissie worden vastgelegd en een bepaalderentevoet.

In uitvoering daarvan heeft de Commissie sterftetafelsvoor de omzetting van kapitaal in rente vastgelegd ineen reglement dat bij koninklijk besluit van 9 maart2005 werd goedgekeurd (273).

Koninklijk besluit tot aanwijzing van deambtenaar in het kader van socialepensioenstelsels (274)

De WAP maakt een onderscheid tussen gewonepensioenstelsels en sociale pensioenstelsels. Deze laat-ste bevatten naast een pensioenluik tevens eensolidariteitsluik en zijn daarnaast onderworpen aan eenaantal bijkomende voorwaarden. Zo moet een sociaalpensioenstelsel in principe steeds worden ingevoerd opgrond van een C.A.O. Het sluiten van een C.A.O. isechter niet altijd mogelijk, meer bepaald in onderne-mingen zonder syndicale afvaardiging. Artikel 12 vande WAP heeft daarop voor ondernemingen zondersyndicale afvaardiging een bijzondere procedure inge-steld met het oog op de invoering van een sociaalpensioenstelsel. Wanneer er in het kader van die pro-cedure onenigheid rijst tussen de werkgever en dewerknemers, voorziet artikel 12 in de bemiddeling dooreen bij koninklijk besluit aan te wijzen ambtenaar.

Het koninklijk besluit van 24 februari 2006 geeft uit-voering aan artikel 12 van de WAP en wijst de territo-riaal bevoegde sociale inspecteur van de AlgemeneDirectie van het Toezicht op de Sociale Wetten van deFederale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid enSociaal Overleg aan als bevoegde ambtenaar bij de in-voering van sociale pensioenstelsels. Het koninklijk be-sluit bepaalt voorts dat deze ambtenaar de bijstandkan inroepen van een vertegenwoordiger van de Com-missie, wat de aspecten betreft die verband houdenmet de wet op de aanvullende pensioenen.

Uitbreiding van het toepassingsgebied van deWAPZ

Zelfstandigen kunnen in het kader van het Vrij Aanvul-lende Pensioen voor Zelfstandigen bijdragen stortenvoor de vorming van een aanvullend pensioen. Initieelwas deze mogelijkheid enkel voorzien voor zelfstandi-gen in hoofdberoep.

Artikel 232 van de programmawet van 9 juli 2004 voor-zag in een uitbreiding van de doelgroep tot de zelf-standigen in bijberoep, op voorwaarde dat zij socialebijdragen verschuldigd zijn, die minstens gelijk zijn aande bijdragen voor een zelfstandige in hoofdberoep. Ditis het geval van zodra de beroepsinkomsten van debetrokkenen het drempelbedrag in artikel 12, §1,tweede lid van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli1967 houdende inrichting van het sociaal statuut derzelfstandigen, overschrijden. Op grond van artikel 234van voornoemde programmawet diende de inwerking-treding van die uitbreiding te worden geregeld bij ko-ninklijk besluit.

Het koninklijk besluit van 7 maart 2005 (275) geeftuitvoering aan artikel 234 en heeft de inwerkingtre-ding van artikel 232 van de Programmawet van 9 juli2004 vastgesteld op 1 januari 2004. Dit is de datumwaarop de WAPZ zelf in werking is getreden.

(273) Koninklijk besluit van 9 maart 2005 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- enAssurantiewezen met betrekking tot de vaststelling van de sterftetafels voor de omzetting van kapitaal in rente. Zie ookhet verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 140.

(274) Koninklijk besluit van 24 februari 2006 tot aanwijzing van de ambtenaar in het kader van sociale pensioenstelsels.(275) Koninklijk besluit van 7 maart 2005 met betrekking tot het aanvullende pensioen voor zelfstandigen en houdende

uitvoering van artikel 234 van de programmawet van 9 juli 2004.

Page 108: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

108

CBFA 2005

Circulaire over de individuelepensioentoezeggingen (276)

De WAP legt de verplichting op om aan de Commissiebepaalde gegevens mee te delen over de individuelepensioentoezeggingen.

Concreet is de inrichter (277) ertoe gehouden om jaarlijks,per categorie van werk-nemers, het aantal individuelepensioentoezeggingen mee te delen en het bewijs te leve-ren dat er in de onderneming voor alle werknemers eenpensioenstelsel bestaat (artikel 6, §1, lid 4, van de WAP).

In circulaire WAP 2 werd nader ingegaan op deze ver-plichting en aan de hand van het formulier WAP 2 wer-den de gegevens verzameld die nodig waren om denaleving van deze verplichting te kunnen controleren.

Het onderzoek van de ontvangen formulieren en devragen die door de sector gesteld werden, hebben tot

de conslusie geleid dat de circulaire WAP 2 vervangenmoest worden door een duidelijkere versie en dat hetbijhorende formulier aangepast moest worden om eendoeltreffendere controle mogelijk te maken. Zo is decirculaire WAP 4 ontstaan.

De circulaire definieert het begrip «individuele pensioen-toezegging» door het te stellen tegenover het begrip«groepsverzekering» en wijst erop dat er maar eenindividuele pensioentoezegging kan worden toegekendals er voor alle werknemers, en niet alleen voor de ca-tegorie van werknemers waartoe de begunstigde vande individuele pensioen-toezegging behoort, eenpensioenstelsel bestaat.

De informatie die in formulier WAP 4 verstrekt moetworden is uitgebreider dan in formulier WAP 2. Zomoeten de gegevens over de pensioenstelsels voortaanworden opgesplitst volgens werknemerscategorie.

3.2. Toezicht op de aanvullende pensioenen

Interpretatievragen

Overdracht van reserves van zelfstandigen diesamengesteld werden vóór 1 januari 2004

In verband met artikel 51 van de WAPZ heeft er zicheen interpretatieprobleem voorgedaan. Dit artikel be-paalt het volgende:

«Een aangeslotene kan ten alle tijde de pensioen-overeenkomst stopzetten en een nieuwe pensioen-overeenkomst sluiten bij een andere pensioeninstelling.

Een aangeslotene heeft het recht om de verworvenreserve over te dragen naar die nieuwe pensioen-overeenkomst. Op het ogenblik van de overdracht maggeen verlies van winstdelingen ten laste worden ge-legd van de aangeslotene, of van de verworven reser-

ves worden afgetrokken. De nieuwe pensioeninstellingmag geen acquisitie-kosten aanrekenen op de overge-dragen reserves. (...)».

Dit artikel is in werking getreden op 1 januari 2004.Aangezien de oude wetgeving (278) geen regels bevatteover de overdracht van de reserves, is de vraag gerezenof de reserves die samengesteld werden vóór 1 januari2004 eveneens kunnen worden overgedragen.

Volgens de Commissie is de pensioeninstelling niet ver-plicht de reserves die zij vóór 1 januari 2004 heeft sa-mengesteld over te dragen.

Bij gebrek aan wetsbepalingen terzake moeten we onsimmers richten naar de pensioenovereenkomst, die alswet tussen de partijen geldt. Wanneer de

(276) Circulaire WAP 4 van 15 november 2005 – Jaarlijkse mededeling betreffende de individuele pensioentoezeggingen.(277) Onder «inrichter» wordt verstaan hetzij de paritair samengestelde rechtspersoon die via een collectieve

arbeidsovereenkomst wordt aangeduid door de representatieve organisaties van een paritair comité of subcomité, datopgericht is volgens hoofdstuk III van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten ende paritaire comités, dat een pensioen-stelsel invoert, hetzij een werkgever die een pensioentoezegging doet(zie art. 3, §1, 5°, van de WAP).

(278) Met name het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voorzelfstandigen en het koninklijk besluit van 31 juli 1981 houdende inrichting van het aanvullend pensioenstelsel derzelfstandigen.

Page 109: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

109

De aanvullende pensioenen

pensioen-over-eenkomst de overdracht verbiedt, moe-ten we ervan uitgaan dat de reserves niet mogen wor-den overgedragen. Wanneer de pensioenovereenkomstde overdracht daarentegen expliciet toelaat, of er nietsover zegt, mogen de reserves die vóór 1 januari 2004zijn samengesteld, wel worden overgedragen. In ditgeval kunnen de garanties van artikel 51, onder an-dere wat betreft de toepassing van een eventueleoverdracht-vergoeding, niet worden ingeroepen.

Conformiteit van bonusplannenmet de WAP

Een bonusplan is een type pensioenstelsel waarbij debetaling van de premie en/of de omvang ervan wor-den gekoppeld aan het bedrijfsresultaat. De vraag reesof dergelijke plannen wel in overeenstemming zijn metde wet op de aanvullende pensioenen, meer bepaaldmet artikel 14, §3, 2° dat een verbod instelt om detoekenning van een pensioentoezegging afhankelijk temaken van een bijkomende beslissing van de inrichterof de pensioeninstelling en met artikel 23, dat verbiedtdat pensioenreglementen op dusdanige wijze wordenomschreven dat de verplichting om uiterlijk na één jaaraansluiting verworven reserves toe te kennen wordtomzeild.

Wat artikel 14, §3, 2° van de WAP betreft, is de Com-missie van oordeel dat bonusplannen in overeenstem-ming zijn met die bepaling op voorwaarde dat de voor-waarden waaronder de bonus wordt toegekend even-als de omvang ervan ondubbelzinnig in het pensioen-reglement worden bepaald en onafhankelijk zijn vande appreciatie van de werkgever. Bovendien wordtbenadrukt dat bonusplannen het verbod op ongeoor-loofde onderscheiden dienen te respecteren. Deaansluitings- en toekenningsvoorwaarden mogen nietzodanig worden omschreven dat er een ongeoorloofdonderscheid wordt gemaakt tussen de werknemers.

Bij bonusplannen kan het gebeuren, ingevolge eennegatief bedrijfsresultaat, dat er het eerste jaar vanaansluiting geen bonus wordt toegekend. Het resul-taat is dat de verworven reserve na één jaar gelijk isaan nul. De Commissie is evenwel van oordeel datbonusplannen geen inbreuk vormen op artikel 23.Pensioenstelsels vormen slechts een overtreding vanartikel 23 indien het pensioenreglement per se voorgevolg heeft dat de verworven reserve voor sommigeaangeslotenen na één jaar gelijk is aan nul. Pensioen-stelsels waarbij de reserve na één jaar niet per definitienul is, maar waarbij de opbouw van rechten afhangtvan een onzekere gebeurtenis, zodat de reserve mo-gelijkerwijze nul is, zoals bonusplannen, vormen daar-entegen geen omzeiling van artikel 23.

Toelaatbaarheid van medische onderzoeken in hetkader van een onthaalstructuur

Een medisch onderzoek is sedert de invoering van deWAP nog slechts mogelijk in drie limitatief omschre-ven gevallen. Het gaat om situaties waarin er een ver-hoogd risico op antiselectie bestaat. Dit is onder meerhet geval wanneer de aangeslotene over de mogelijk-heid beschikt om zelf de omvang van de overlijdens-dekking te bepalen. Een medisch onderzoek mag er ingeen geval toe leiden dat een werknemer niet aange-sloten wordt. Eventuele bijpremies vallen ten laste vande inrichter.

De WAP heeft tevens een wettelijk kader gecreëerdvoor de bestaande praktijk van de «onthaalstructuren».Onthaalstructuren zijn verzekeringsovereenkomsten ofvoorzorgsreglementen waarin de reserves kunnenworden ondergebracht van werknemers die van werk-gever veranderen. Er bestaan twee types onthaal-structuren.

Een eerste type betreft de onthaalstructuren die wor-den opgericht voor het beheer van de reserves vanwerknemers die de onderneming verlaten en ervoorkiezen hun reserves achter te laten bij de pensioen-instelling van de vroegere werkgever. Werknemers diehun werkgever verlaten en hun reserves wensen ach-ter te laten beschikken over twee mogelijkheden. Deeerste mogelijkheid bestaat in het ongewijzigd verder-zetten van de oorspronkelijke pensioentoezegging. Bijgebreke aan een uitdrukkelijke keuze wordt de werk-nemer geacht voor deze optie gekozen te hebben. Detweede mogelijkheid bestaat in de transfer van de re-serves naar de onthaalstructuur, althans indien er eenonthaalstructuur werd gecreëerd. De onthaalstructuurbiedt in de meeste gevallen de mogelijkheid om eenoverlijdensdekking te behouden, terwijl de overlijdens-dekking stilvalt indien de pensioentoezegging zonderwijziging wordt voortgezet. De transfer naar de onthaal-structuur is een vrije keuze van de werknemer en kanniet worden opgelegd.

Een tweede type betreft de onthaalstructuren die wor-den gecreëerd voor het beheer van de reserves vanwerknemers die in de onderneming binnenkomen enervoor opteren om reserves die tijdens een vorigetewerkstelling werden opgebouwd, over te dragen naarde pensioeninstelling van de nieuwe werkgever. Hetpensioenreglement kan bepalen dat inkomende reser-ves steeds in de onthaalstructuur terecht komen. Hierheeft de wet niet in een keuzerecht voor de werkne-mers voorzien.

Page 110: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

110

CBFA 2005

De vraag rees hoe de reglementering inzake medischeonderzoeken zich verhoudt ten aanzien van onthaal-structuren. Meer bepaald is de vraag of bij de over-gang naar een onthaalstructuur een medisch onder-zoek kan worden opgelegd en zo ja, welke gevolgendaaraan verbonden mogen worden. De WAP heeft dezematerie niet uitputtend geregeld.

De Commissie hanteert volgende interpretatie:

1) wat de onthaalstructuren voor het beheer van ach-tergelaten reserves betreft

De werknemers van wie de reserve in een onthaal-structuur wordt ondergebracht moeten verder alsaangeslotene worden beschouwd. Aangezien debepalingen inzake medische onderzoeken geformu-leerd zijn in hoofde van de aangeslotenen, strek-ken zij zich ook uit tot onthaalstructuren;

De onthaalstructuur wordt beschouwd als een bij-zonder onderdeel van het gehele pensioenstelselbij een bepaalde inrichter. In de mate dat de onthaal-

structuur een overlijdensdekking bevat kan de keuzevoor de onthaalstructuur worden aangemerkt alseen keuze met betrekking tot de omvang van deoverlijdensdekking, in welk geval een medisch on-derzoek is toegelaten;

In geval een verhoogd risico blijkt uit het medischonderzoek vallen eventuele bijpremies bij gebrekeaan een arbeidsrechtelijke relatie ten laste van dereserve.

2) wat de onthaalstructuren voor het beheer van over-gedragen reserves betreft

Met betrekking tot de overgedragen reserves kansteeds een medisch onderzoek worden gevraagd.Aangezien er met betrekking tot de overgedragenreserves geen arbeidsrechtelijke band bestaat tus-sen de werknemer en de nieuwe inrichter, valt debijpremie ten laste van de reserve.

Page 111: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

111

Page 112: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

112

HOOFDSTUK 4

Page 113: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

113

Consumentenbescherming, controle vanverzekeringscontracten en toezichtop het hypothecair krediet

4.1. Bescherming van de consumenten tegen het onregelmatigaanbieden van financiële diensten

Verhuur van betaalterminals - Beoordeling ofdeze activiteit bemerkingen oproept vanuit hetoogpunt van artikel 4 van de bankwet

Tijdens de verslagperiode hebben verschillende promo-toren aan de Commissie een dossier voorgelegd methet oog op de verhuur van betaalterminals op kortetermijn (één dag tot maximum enkele maanden) aanhandelaars en andere ambulante verkopers die deel-nemen aan manifestaties van beperkte duur, zoalshandelsbeurzen en korte-termijn evenementen.

De betalingen die de cliënten van de handelaars viadeze terminals zouden uitvoeren met een kredietkaart,zouden rechtstreeks worden getransfereerd naar debankrekening van de handelaar. De betalingen met eendebetkaart zouden echter eerst op een rekening vande betrokken verhuurder komen (of op de rekeningvan een aparte juridische entiteit van de verhuurder)en vervolgens door deze laatste worden doorgestortaan de handelaars. Een rechtstreekse doorstorting vande rekening van de cliënt naar de rekening van de han-delaars bleek technisch immers niet mogelijk ingevalvan betalingen met een debetkaart.

De Commissie heeft deze diverse dossiers onderzochtvanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet. Arti-kel 4, eerste lid, legt aan personen die geen krediet-instelling zijn, het verbod op om in België een beroepte doen op het publiek om terugbetaalbare gelden teontvangen. Het begrip «terugbetaalbare gelden» blijftniet beperkt tot gelden die terugbetaalbaar zijn aan deoorspronkelijke titularis. Ook driehoeksverhoudingenwaarbij de ontvanger van de gelden deze doorstortaan een derde kunnen onder dit begrip vallen.

De Commissie heeft er in het bijzonder op toegeziendat de betalingen door de klanten van de huurdersvan de terminals bevrijdend zouden zijn en bovendiendat de termijn waarbinnen de gelden door de verhuur-ders zouden worden doorgestort aan de handelaars/huurders van de terminals zo kort mogelijk zou zijn.

De betrokken initiatiefnemers hebben hiermee reke-ning gehouden en hun projecten overeenkomstig aan-gepast. Elk van hen heeft zich meer bepaald tot hetvolgende verbonden:

de via de betaalterminals op de rekening van deverhuurder binnenkomende gelden worden in be-ginsel dezelfde bankwerkdag getransfereerd naarde rekening van de handelaars/huurders;

een attestering van een bedrijfsrevisor met kopieaan de Commissie bevestigt deze werkwijze;

de algemene voorwaarden stipuleren dat de huurdervan de terminal accepteert dat de betalingen die parti-culieren via deze terminals uitvoeren voor hen bevrij-dend zijn; de verhuurder verbindt zich ertoe om dealgemene voorwaarden op dit punt niet te wijzigendan na voorafgaande mededeling aan de Commissie;

een kopie van de bankovereenkomst over de wer-king van de rekening van de terminalverhuurderwordt aan de Commissie overgemaakt.

Voorts hebben de diverse promotoren onder diversevormen en voor onderscheiden bedragen, afhankelijkvan de omvang van de activiteit, een garantie gesteldten voordele van de huurders van de terminals.

De Commissie heeft geoordeeld dat de voorgenomenactiviteit, onder de voormelde omstandigheden, geenbemerkingen opriep vanuit het oogpunt van artikel 4van de bankwet.

Beroep op het spaarderspubliek voor eenbelegging in exotische-bomenplantages

Tijdens de verslagperiode werd aan de Commissie eendossier voorgelegd over een vennootschap naar Zwit-sers recht die zich in België tot het publiek wenddevoor een belegging in plantages van exotische bomen.Deze plantages werden beheerd door een tweede ven-nootschap, naar Panamees recht, die met deze eerstevennootschap verbonden was. De vraag rees of ditberoep op het publiek gekwalificeerd moest wordenals een openbaar aanbod van effecten waaraan rech-ten zijn verbonden «die rechtstreeks of onrechtstreeksbetrekking hebben op roerende of onroerende goede-ren, die ondergebracht zijn in een juridische of feite-lijke vereniging, onverdeeldheid of groepering, waarbijde houders van die rechten niet het privatief genothebben van deze goederen, en waarvan het collectief

Page 114: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

114

CBFA 2005

beheer wordt opgedragen aan één of meerdere per-sonen die beroepshalve optreden» (279).

De bomen werden per perceel van een tiende hectarete koop aangeboden aan het publiek. Het hele proces,gaande van de exploitatie tot het kappen van de bo-men en de commercialisering, werd integraal beheerddoor de Panamese vennootschap. De Commissie isnagegaan of de bomen individualiseerbaar bleven tothet einde van het volledige proces zodat de beleggersde waarborg hadden dat zij op de vervaldag van hunbelegging de netto-opbrengst zouden ontvangen vande verkoop van precies die bomen die zij hadden ge-kocht. Zo ja, beantwoordde de aangeboden beleggingniet aan het wettelijk vastgesteld criterium van de af-stand van het privatief genot en viel zij niet onder hettoepassingsgebied van de wet.

De Zwitserse vennootschap heeft de Commissie eenaantal gegevens bezorgd, alsook een revisoraal attestover de procedures die gevolgd zouden worden omde individualisering van de bomen tot op de vervaldagvan de belegging te waarborgen. Op grond hiervanheeft de Commissie geoordeeld dat deze aan het pu-bliek aangeboden belegging geen openbaar aanbodvan effecten was en er bijgevolg geen door de Com-missie goedgekeurd prospectus voor gepubliceerddiende te worden. De Commissie heeft niettemin ge-vraagd dat de promotor haar jaarlijks een revisoraalattest zou bezorgen waarin wordt verklaard dat deexploitatie daadwerkelijk volgens de beschreven pro-cedures verloopt en dat de individualisering van debelegging dus gehandhaafd blijft.

Uitgifte van aandelen door coöperatievevennootschappen met vrijstelling vanprospectus

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie zich ge-bogen over aandelenemissies van een aantal coöpera-tieve vennootschappen die allen een gelijkaardig maat-schappelijk doel hadden, met name het investeren inprojecten van groene energie en het leveren van dezeenergie aan hun coöperanten.

De vraag rees of deze coöperatieve vennootschappenaanspraak konden maken op de vrijstelling van deprospectusplicht waarvan sprake in artikel 10, 1°, van

de wet van 22 april 2003 betreffende de openbareaanbiedingen van effecten (280).

In het kader van deze dossiers heeft de Commissie geoor-deeld dat aan vier cumulatieve voorwaarden moet zijnvoldaan om aanspraak te kunnen maken op de uitzon-dering van artikel 10, 1°, van de wet: i) de vennootschapdie de effecten uitgeeft moet door de Nationale Raadvoor de Coöperatie zijn erkend; ii) de openbare aanbie-ding moet betrekking hebben op aandelen van de coö-peratieve vennootschap; iii) de coöperanten moeten aan-spraak kunnen maken op een dienstverlening van de coö-peratieve vennootschap; iv) de diensten van de coöpera-tieve vennootschap moeten zo niet exclusief dan tochhoofdzakelijk bestemd zijn voor haar coöperanten.

Wat in het bijzonder de derde voorwaarde betreft heeftde Commissie gepreciseerd dat het uitkeren aan decoöperanten van een (fiscaal begunstigd (281)) dividendop zich niet volstaat om aan de voorwaarde van dienstver-lening te voldoen. In de betrokken dossiers heeft de Com-missie echter geoordeeld dat het zorgen voor de mogelijk-heid voor de coöperanten om groene energie te ontvan-gen, weze het geleverd door een derde, als een dienstver-lening aan deze coöperanten kan worden beschouwd.

Onrechtmatig gebruik van de naam vanerkende financiële instellingen

In haar vorig jaarverslag heeft de Commissie meldinggemaakt van een frauduleuze praktijk die phis(h)ingwordt genoemd en waarvoor zij in 2004 een pers-communiqué heeft gepubliceerd om het publiek tewaarschuwen (282). Kort samengevat houdt phis(h)ingin dat wordt getracht om van de slachtoffers persoon-lijke of vertrouwelijke gegevens te ontfutselen die ver-volgens voor illegale doeleinden worden gebruikt. Vaakwordt daarbij ook de website van erkende financiëleinstellingen vervalst om een schijn van betrouwbaar-heid te wekken.

Ook Belgische financiële groepen ontsnappen niet aanpogingen om hun naam te misbruiken voor frauduleuzedoeleinden. In 2005 werden de belangrijkste krediet-instellingen naar Belgisch recht geconfronteerd met der-gelijke fraudepogingen. In een eerste geval stelde eenvennootschap zich op haar website valselijk voor als eenBelgische bank en gebruikte daarbij een naam die kon

(279) In de zin van art. 2, eerste lid, 3°, c) van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten.(280) Krachtens deze bepaling geldt de prospectusplicht bij een publiek aanbod van effecten niet voor «openbare aanbiedingen

van aandelen in coöperatieve vennootschappen die erkend zijn krachtens artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdendeinstelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, voorzover de verwerving of het bezit van deze aandelen voor dehouder als voorwaarde gelden om aanspraak te kunnen maken op de dienstverlening van deze coöperatievevennootschappen.»

(281) Zie art. 21, 6° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.(282) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 147.

Page 115: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

115

Consumentenbescherming, controle van verzekeringscontracten entoezicht op het hypothecair krediet

worden verward met de naam van een financiële groepwaarvan een Belgische grootbank deel uitmaakt. In eentweede geval werd het publiek verzocht om geld overte schrijven naar een rekening bij een vermeende bankin Spanje met hetzelfde acroniem als een andereBelgische grootbank. In een derde geval stelde een ven-nootschap zich op haar website voor als een beleggings-bank in het Verenigd Koninkrijk en gebruikte daarbij eennaam die kon worden verward met de naam van eenderde Belgische grootbank. Het vierde en laatste gevalbetrof opnieuw het onrechtmatig gebruik van de naamvan een grote Belgische financiële groep.

Telkens werd de fraude, in overleg met de betrokkenBelgische kredietinstellingen en, in voorkomend geval,met de betrokken buitenlandse autoriteiten, ter ken-nis gebracht van de gerechtelijke autoriteiten en wer-den de betrokken websites onmiddellijk gesloten. In

twee gevallen werd het ook nuttig geacht een waar-schuwing van het publiek te publiceren. In de anderegevallen hebben de betrokken Belgische banken zelfpassende maatregelen genomen.

De Commissie heeft geen enkele klacht ontvangen vanparticulieren die het slachtoffer geworden zouden zijnvan voornoemde misbruiken. Meer algemeen dienttrouwens te worden opgemerkt dat de Belgischekredietinstellingen, conform de aanbevelingen van deCommissie in dat verband, efficiënte informatica-systemen op punt hebben gesteld om hun cliëntentegen phis(h)ing-pogingen te beschermen.

De cliënten dienen echter te beseffen dat zij gevaarlopen als zij ingaan op verzoeken van vennootschap-pen die zich voordoen als financiële instellingen, omhun persoonlijke of vertrouwelijke gegevens zoals re-kening- of bankkaartnummers mee te delen.

4.2. Controle van de verzekeringsvoorwaarden

De vijfde richtlijn Burgerlijke Aansprakelijkheid(BA) Motorrijtuigen

De vijfde richtlijn BA Motorrijtuigen (283) werd op 11 mei2005 goedgekeurd. Zij wijzigt de vier bestaande richtlij-nen BA Motorrijtuigen, evenals de tweede richtlijn schade-verzekering (284). De vijfde richtlijn dient uiterlijk op 11juni 2007 door de lidstaten te zijn omgezet (285).

De belangrijkste bepalingen van de vijfde richtlijn wor-den hierna besproken.

Wat in te voeren motorrijtuigen betreft, werd vastge-steld dat het moeilijk was om deze te verzekeren. Hetin te voeren motorrijtuig wordt immers tijdelijk inge-schreven in het land van aankoop en bijgevolg dienthet ook verzekerd te worden bij een verzekeraar diebedrijvig mag zijn in het land van aankoop. De vijfderichtlijn bepaalt dat voor de motorrijtuigen die van éénlidstaat in een andere lidstaat worden ingevoerd bin-

nen een periode van dertig dagen vanaf de datumwaarop het voertuig is geleverd aan, beschikbaar ge-steld van of verzonden naar de koper, de lidstaat vanbestemming dient beschouwd te worden als de lid-staat waar het risico is gelegen. Bij ongeval en gebrekeaan een verzekering zal het vergoedingsorganisme vande lidstaat van bestemming (286) van het motorrijtuigtussen dienen te komen.

Wat de waarborgen betreft, bevat de vijfde richtlijndrie bepalingen.

De gewijzigde minimum te verzekeren bedragen (287)worden voortaan om de vijf jaar automatisch geïndexeerd.

Ook de regeling inzake motorrijtuigen zonder num-merplaat of met een nummerplaat die niet overeen-komt of niet langer overeenkomt met het betrokkenmotorrijtuig, wordt gewijzigd (288). De vijfde richtlijnstelt een bijzondere regeling vast voor ongevallen die

(283) Vijfde Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de Richtlijnen72/166/EEG, 84/5/EEG, 8/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en deRaad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer vanmotorrijtuigen aanleiding kan geven, PB nr. L 149 van 11 juni 2005, p. 14.

(284) Tweede Richtlijn schadeverzekering 88/357/EEG van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijkebepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststellingvan de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdendewijziging van Richtlijn 73/239/EEG, PB nr. L 172 van 4 juli 1988, p. 1.

(285) De omzetting veronderstelt een aanpassing van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichteaansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en van de controlewet verzekeringen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

(286) In België is dit het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds.(287) Voor lichamelijke schade dient een minimumbedrag voorzien te worden van één miljoen euro per slachtoffer of vijf miljoen

euro per ongeval, ongeacht het aantal slachtoffers. Voor materiële schade bedraagt het minimum te verzekeren bedragéén miljoen euro per ongeval, ongeacht het aantal slachtoffers.

(288) Ingevolge de eerste richtlijn BA Motorrijtuigen wordt het land van risico bepaald op basis van het land van de nummerplaat.

Page 116: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

116

CBFA 2005

worden veroorzaakt door een motorrijtuig zonder num-merplaat of met een nummerplaat die niet overeen-komt of niet langer overeenkomt met het betrokkenmotorrijtuig. In dat geval, en uitsluitend met het oogop het afwikkelen van de vordering, dient het grond-gebied waar het ongeval heeft plaatsgevonden teworden beschouwd als het grondgebied waar het voer-tuig gewoonlijk is gestald.

Verder wordt de bepaling dat een verzekeraar tegenbetaling van één enkele premie en gedurende de ge-hele looptijd van de overeenkomst dekking dient teverschaffen voor het gehele grondgebied van de Euro-pese Economische Ruimte verfijnd. Die verplichtinggeldt thans eveneens indien het verzekerde motorrijtuigzich, gedurende de looptijd van de overeenkomst, ineen andere lidstaat bevindt.

Wat de schadebehandeling betreft, bevat de vijfde richt-lijn verschillende bepalingen.

Vooreerst wordt de vergoedingsplicht van het Gemeen-schappelijk Motorwaar-borgfonds voor niet-geïdenti-ficeerde motorrijtuigen uitgebreid. Het beperken vande vergoeding tot gevolgen van de lichamelijke schadeindien het ongeval werd veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd motorrijtuig, zoals voorzien in de tweederichtlijn BA Motorrijtuigen, zal niet langer mogelijk zijn.De vijfde richtlijn bepaalt dat de materiële schade zaldienen vergoed te worden van zodra er sprake is vaneen aanzienlijk lichamelijk letsel. De wetgever dient tebepalen wat onder de kwalificatie «aanzienlijk» begre-pen wordt. Het is toegestaan om voor materiële schadeeen franchise te voorzien van ten hoogste 500 euro.

De passagier die wist of had moeten weten dat de be-stuurder ten tijde van het ongeval onder invloed van al-cohol of enige andere bedwelmende stof verkeerde, kanniet langer van schadevergoeding uitgesloten worden.

Het inroepen van een franchise ten aanzien van debenadeelde wordt verboden.

De rechtstreekse vordering wordt uitgebreid tot alleongevallen.

De invoeging van een nieuwe overweging in de vierderichtlijn BA Motorrijtuigen herinnert er aan dat de be-nadeelde in de lidstaat van zijn verblijfplaats een rechts-vordering kan instellen tegen de BA verzekeraar opbasis van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad

van 22 december 2000 betreffende de rechtelijkebevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging vanbeslissingen in burgerlijke en handelszaken (289).

De vijfde richtlijn verplicht de lidstaten om de voor debenadeelden noodzakelijke informatie aangaande eenongeval gemakkelijker te bekomen. Daartoe dienen deslachtoffers, hun verzekeraars en hun wettelijke verte-genwoordigers tijdig te kunnen beschikken over debasisgegevens die nodig zijn voor de afhandeling vanrechtsvorderingen. De gegevens dienen in een centraledatabank te worden opgeslagen en toegankelijk te zijnvoor de bij de zaak betrokken partijen.

Ingevolge de vijfde richtlijn kan de verzekeringnemerte allen tijde een schadeattest vragen dat betrekkingheeft op de laatste vijf verzekeringsjaren. Het attestdient verstrekt te worden binnen de vijftien dagen nazijn aanvraag (290).

Tot slot wordt de regeling inzake de van verzekeringvrijgestelde motorrijtuigen gewijzigd. De mogelijkheidtot vrijstelling van bepaalde types van motorrijtuigenof van motorrijtuigen met een speciale nummerplaatblijft mogelijk. De vijfde richtlijn verplicht de lidstatenom de slachtoffers van ongevallen met dergelijkemotorrijtuigen op dezelfde wijze te behandelen als niet-verzekerde motorrijtuigen (291).

De wet van 17 september 2005 betreffende denatuurrampenverzekering

De wet van 17 september 2005 tot wijziging, wat deverzekering tegen natuurrampen betreft, van de wetvan 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel vanzekere schade veroorzaakt aan private goederen doornatuurrampen (292), heeft een aangepast kadergecreëerd voor de natuurrampendekking.

De wet komt tegemoet aan een aantal problemen die deinwerkingtreding van de vroegere wet van 21 mei 2003tot invoering van de verzekeringsdekking tegen overstro-mingen in de weg stonden. Deze laatste wet betrof na-melijk alleen de overstromings-dekking die bovendienbeperkt was tot onroerende goederen die zich in eenrisico-zone bevonden. Op die manier werkte de wet eenanti-selectie in de hand met hoge premies of weigeringvan dekking door de verzekerings-onderne-mingen alsgevolg. Bovendien vereiste de wet de afbakening van derisicogebieden door de Gewesten die nog geen stand-punt terzake hadden ingenomen.

(289) PB nr. 12 van 16 januari 2001.(290) Op dit ogenblik dient de verzekeraar binnen de vijftien dagen die volgen op het einde van de overeenkomst een schade-

attest af te leveren.(291) De mogelijkheid om voertuigen van publiekrechtelijke of privaat-rechtelijke natuurlijke of rechtspersonen vrij te stellen van

de verzekeringsplicht blijft gehandhaafd.(292) Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2005.

Page 117: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

117

Consumentenbescherming, controle van verzekeringscontracten entoezicht op het hypothecair krediet

Krachtens de wet van 17 september 2005 moet elkeverzekeringsovereenkomst «brand eenvoudige risico’s»verplicht de dekking voor natuurrampen omvatten. Ditis een dekking voor een aantal zogenoemde «cata-strofale» risico’s, zijnde aardbeving, overstro--ming, hetoverlopen of de opstuwing van openbare riolen enaard-ver-schuiving of grondverzakking. De dekkingwordt aldus verplicht voor iedereen die eenbrand-verzeke-rings--overeenkomst eenvoudige risico’ssluit en wordt niet beperkt tot de gebouwen die zichin een risico-zone bevinden. Door de uitbreiding vanhet toepassingsgebied van de wet tot alle verzekerden«brand» en door de uitbreiding van de dekking totmeerdere natuurrampen wordt een ruime solidariteitgecreëerd waardoor de kost per verzekeringsnemer opeen redelijk niveau kan worden vastgesteld.

De afbakening van de risicozones, die reeds voorzienwas in de wet van 21 mei 2003, is niet meer nodigvoor het verzekeringsluik. De afbakening zal wel ver-der afgewerkt worden in het perspectief van ruimte-lijke ordening. Voor het gebouw of gedeelte van eengebouw dat is opgericht nadat een gebied als risico-zone is geklasseerd, en voor de inhoud van zulk ge-bouw, zal de brandverze-keraar krachtens de wet van17 september 2005 dekking kunnen weigeren voorhet overstro-mings-risico.

Dezelfde wet bepaalt verder dat de verzekeraar in eenvrijstelling voor de natuurrampendekking mag voor-zien. Deze vrijstelling mag echter niet hoger zijn dan610 euro (293) per schadegeval.

Om de financiële stabilititeit van verzekerings-ondernemingen bij buitengewone natuur-rampen nietin gevaar te brengen, zijn in de wet formules opgeno-men die toelaten de tussenkomst-limiet perverzeke-rings-onderneming vast te leggen. De wetbepaalt een maximum--bedrag voor aardbeving en eenmaximumbedrag voor de andere natuurram-pen. Ditmaximum--bedrag wordt vermeerderd met een per-centage van het premie-inkomen voor «brand eenvou-dige risico’s» van de betrokken onderneming. Wan-neer voor een bepaalde gebeurtenis de verzekerings-limiet overschreden wordt, zal de Nationale Kas voorRampenschade («het Rampenfonds») aanvullendtussen-komen.

De afhandeling van het schadedossier blijft bij de ver-zekeraar. Hij zal ofwel de vergoedingen voorschietenen die later bij het Rampenfonds recupereren ofwel

voorschot-ten vragen aan het Rampenfonds van zo-dra de verzekeraar merkt dat de limiet bereikt wordt.De verzekerde zal dus geen nieuw dossier moeten in-dienen bij het Rampen-fonds.

Wanneer het bedrag ten laste van het Rampenfonds700 miljoen euro voor aardbeving of 280 miljoen eurovoor de andere gevaren overschrijdt, wordt de finan-ciële tussen-komst evenredig verminderd.

Kandidaat-verzekeringsnemers die geen natuurrampen-dekking aangeboden krijgen of met te hoge premiesworden geconfronteerd kunnen terecht bij hetTariferings-bureau. De verzekeraar, die de kandidaat-verzekeringsnemer weigert of die een premie of eenvrijstelling voorstelt die hoger ligt dan de tarief-voorwaarden van het Tari-ferings-bureau, moet de kan-didaat-verzekeringsnemer op eigen initiatiefinfor-meren over de tariefvoorwaarden van hetTariferingsbureau en tegelijk melding maken aan dekandidaat-verzekeringsnemer dat deze zich kan wen-den tot een andere verzekeraar.

Het risico wordt dan, aan de voorwaarden bepaald doorhet Tariferingsbureau, tegen natuurrampen verze-kerddoor al de verzekeraars die in België de verzekeringvan de eenvoudige risico’s tegen brand aanbieden. Hetbeheer gebeurt door de brand-verzekeraar van deverzekeringsnemer. Het resultaat van het beheer wordtover alle verzekeraars omgeslagen.

De bepalingen van de wet betreffende de nieuwevergoedings-termijnen en de oprichting van hetTariferingsbureau zijn in werking getreden op de dagdat de wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt,dit is op 11 oktober 2005.

De overige bepalingen treden in werking op het ogen-blik dat het Tariferingsbureau operationeel is. De Voor-zitter en de leden van het Tarife-ringsbureau zijn reedsbenoemd bij het koninklijk besluit van 6 oktober2005 (294).

Wanneer de wet volledig zal in werking getreden zijn,zullen de verzekerings-over-een-komsten «brand, een-voudige risico’s» aangepast worden aan de wet van17 september 2005. Voor de lopende verzekerings-overeenkomsten zal de waarborg «natuurrampen»verworven zijn vanaf de eerstvolgende vervaldag dievolgt op de datum van inwerkingtreding van de weten het Tariferingsbureau.

(293) Dit bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindexcijfer dat van december 1983,nl. 119,64.

(294) Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2005.

Page 118: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

118

CBFA 2005

Adviezen aan de Minister van Economie

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie op verzoekvan de Minister van Economie een advies uitgebracht overde problematiek van de terrorismedekking (295) en hetal dan niet behouden van de onbeperkte dekking in Bur-gerlijke Aansprakelijkheid (BA) Motorrijtuigen (206) als-ook over mogelijke oplossingen om te verhelpen aan demoeilijkheden die militairen ondervonden voor het beko-men of behouden van hun levensverzekering bij de deel-name aan een vredesmissie in het buitenland.

Terrorismedekking

Terrorismedekking is zowel vanuit maatschappelijk oog-punt als voor de verzekeringssector van bijzonder be-lang. Een passende terrorismedekking is een essentieelonderdeel van de strijd tegen het terrorisme. De dek-king zorgt voor economisch herstel na een aanslag envermindert aldus de economische kwetsbaarheid vaneen land. Zij moedigt het nemen van passende veilig-heidsmaatregelen aan en vermindert aldus de fysiekekwetsbaarheid. Zij kan het gevoelen van ontredderingtegengaan die terroristische aanslagen veelal beogen.

De verzekering van het terrorismerisico staat echter invrijwel alle verzekeringstakken onder druk, mede alsgevolg van de houding van de herverzekeraars die her-verzekeringsdekking voor terrorisme inperken.

Het toegenomen verschil tussen de aan de verzeker-den verleende terrorismedekking en de daar tegenoverstaande herverzekeringsdekking kan belangrijkepruden-tiële gevolgen hebben indien een schadegevalzich zou voordoen. Een oplossing die erin bestaat omde bestaande terrorismedekking verder te verkleinenzou echter ongewenste maatschappelijke gevolgenvoor de slachtoffers kunnen hebben.

Om een passende (her)verze-kerings-capaciteit voorterrorisme in stand te houden hebben een aantal lan-den van de Europese Unie specifieke structuren opge-zet (297). In haar advies aan de Minister van Economieheeft de Commissie te kennen gegeven dat deze struc-turen een inspiratiebron voor België kunnen zijn. Zijheeft dan ook in overweging gegeven om een werk-

groep op te richten met als opdracht de problematiekvan de terrorisme-dekking in haar geheel te onderzoe-ken vertrekkend vanuit een vergelijkende studie. DeMinister heeft hieraan gevolg gegeven. De Commissieheeft het secretariaat waargenomen van de door deMinister opgerichte werkgroep.

Dekking in BA Motorrijtuigen

De huidige wetgeving betreffende de verplichteaansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigenbepaalt dat de verzekeraar – afgezien van enkele uit-zonderingen – een onbeperkte dekking moet verle-nen (298). De Minister van Economie heeft de Com-missie om advies gevraagd over een eventuele beper-king van deze aansprakelijkheidsverzekering.

De Commissie heeft te kennen gegeven dat de invoe-ring van een beperking van deze aansprakelijkheids-verzekering om prudentiële redenen aangewezen isrekening houdend met het voornemen van de her-verzekeraars om niet langer onbeperkte her-verzekeringsdekkingen te verstrekken. Deze houdingvan de herverzekeraars zou de financiële situatie vanbij een groot schadegeval betrokken verzekeraars inhet gedrang kunnen brengen, wat op zijn beurt, inge-volge de onbeperkte solidariteit via het Gemeenschap-pelijk Motorwaarborgfonds, tot negatieve financiëlegevolgen zou kunnen leiden voor de andere verzeke-raars en de verzekeringnemers.

Deelnemers aan een vredesmissiein het buitenland

In het verleden hebben militairen of andere personendie deelnemen aan een vredesmissie van de Krijgsmachtin het buitenland, moeilijkheden ondervonden om eenlevensverzekering te bekomen of te behouden. Daar-over ondervraagd heeft de Commissie aan de Ministervan Economie geadviseerd om deze moeilijkheden teverhelpen via een overeenkomst tussen de beroeps-vereniging van verzekeraars, Assuralia, en de BelgischeStaat. Bij het protocol dat overeenkomstig deze sug-gestie werd uitgewerkt, heeft de Commissie geen op-merkingen geformuleerd.

(295) Vraag om advies in verband met een ontwerp van wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1992 betreffendede verzekering tegen brand en andere gevaren, wat de eenvoudige risico’s betreft en een ontwerp van wijziging van hetkoninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffendede preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheidin dergelijke gevallen.

(296) Vraag om advies over een eventuele wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichteaansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

(297) Zie daarover de OESO publicaties: «Policy Issues in Insurance»– «Catastrophic Risks and Insurance», n° 8, 2005 en«Terrorism Risk Insurance in OECD Countries», n° 9, 2005.

(298) Zie in het bijzonder art. 3 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringinzake motorrijtuigen.

Page 119: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

119

Consumentenbescherming, controle van verzekeringscontracten entoezicht op het hypothecair krediet

4.3. Hypothecair krediet

Op 18 augustus 2005 heeft de Commissie aan dezeondernemingen een mededeling gericht.

In die mededeling somt de Commissie de plichten enverplichtingen op die de betrokken hypotheek-ondernemingen moeten nakomen inzake de voorko-ming van het gebruik van het financiële stelsel voorhet witwassen van geld en de financiering van terro-risme en vraagt ze dat ze zich daar volledig zoudennaar schikken.

Werkzaamheden op het niveauvan de Europese Unie

Volgens het Witboek van de Europese Commissie overhet beleid inzake financiële diensten 2005-2010 is hethypothecair krediet een van de voorrangs-gebiedenvoor communautaire actie.

In juli 2005 heeft de Europese Commissie op aanbeve-ling van de Forumgroep voor hypothecair krediet (301)een Groenboek gepubliceerd over het hypothecair kre-diet in de Europese Unie (302), dat moet uitmaken inhoeverre een optreden van de Europese Commissie ophet gebied van hypothecair krediet gerechtvaardigd is.In dit document worden de belanghebbenden verzochthun standpunt kenbaar te maken over een groot aan-tal vraagstukken, die gegroepeerd zijn rond vier the-ma’s: consumenten-bescherming, juridische kwesties,zekerheidstelling en financiering. Het Groenboek isvoordien besproken geweest door een groep vanregeringsdeskundigen, waar de CBFA deel van uit-maakt (303).

In aansluiting op het Groenboek heeft de EuropeseCommissie in september 2005 een studie gepubliceerdover de kosten en baten van een verdere integratievan de markt van het hypothecair krediet. Volgens dezestudie zou een grotere integratie van de sector belang-rijke voordelen opleveren.

Standpunt over het regime van hetkoninklijk besluit nr 225 van 7 januari 1936

Een onderneming verzocht de Commissie te onderzoe-ken of zij als hypotheekonderneming kon worden inge-schreven, zowel onder het stelsel van de wet van 4 au-gustus 1992 op het hypothecair krediet, als onder hetregime van het koninklijk besluit nr 225 van 7 januari1936 tot reglementering van de hypothecaire leningenen tot inrichting van de controle op de ondernemingenvan hypothecaire leningen. Ter staving van haar aanvraagrefereerde de onderneming aan het feit dat het konink-lijk besluit nr 225 door de wetgever niet is opgeheven.

De Commissie heeft op basis van diverse wetshistorischeargumenten (299) geoordeeld dat de wetgever hetkoninklijk besluit nr 225 slechts heeft behouden methet oog op de afhandeling van de kredieten die onderdit stelsel werden afgesloten tot 1 januari 1995. Daar-uit volgt dat geen nieuwe kredieten onder deze rege-ling aan particulieren kunnen worden aangeboden enbijgevolg ook dat ondernemingen hieronder niet meerkunnen worden ingeschreven.

Mededeling aan de hypotheekondernemingendie geen kredietinstellingen ofverzekeringsondernemingen zijn betreffende devoorkoming van het witwassenvan geld en de financiering van terrorisme

De hypotheekondernemingen die met toepassing vanartikel 43 van de wet van 4 augustus 1992 op hethypothecair krediet zijn ingeschreven en die geenkrediet-instellingen of verzekeringsondernemingen zijn,staan niet onder het prudentieel toezicht van de Com-missie, maar zijn wel onderworpen aan de anti-wit-waswet en dus aan het reglement van de Commissievan 27 juli 2004 betreffende de voorkoming van hetwitwassen van geld en de financiering van terrorismeevenals aan de circulaire PPB 2004/8 en D.250 van deCommissie van 22 november 2004 (300).

(299) Zie inzonderheid het eerste advies van de Raad van State van 6 juni 1991 betreffende het wetsontwerp op het hypothecairkrediet (Kamer van volksvertegenwoordigers, Gewone zitting 1991-1992, Parlementaire bescheiden, nr.1742/1), deartikelen 54 en 55 van de wet van 4 augustus 1992 en artikel 55 van de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wetvan 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

(300) Zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 33 tot 36.(301) Voor de aanbevelingen van de Forumgroep: zie het verslag van het directiecomité CBFA 2004, p. 152.(302) COM/2005/327 definitief.(303) Government Expert Group on Mortgage Credit (GEGMC).

Page 120: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

120

Page 121: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

121

Overzicht van de wettelijke en reglementaire teksten in de bevoegdheidssfeer van deCBFA die tijdens de verslagperiode werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad

Nieuwe teksten

Wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (BS 9 maart 2005)

Wet van 22 juli 2004 betreffende verhaalmiddelen inzake de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormenvan collectief beheer van beleggingsportefeuilles (BS 9 maart 2005)

Koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging(BS 9 maart 2005)

Koninklijk besluit van 4 maart 2005 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie-en Assurantiewezen van 14 december 2004 over het eigen vermogen van de beheervennootschappen van instel-lingen voor collectieve belegging (BS 9 maart 2005)

Koninklijk besluit van 9 maart 2005 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie-en Assurantiewezen met betrekking tot de vaststelling van de sterftetafels voor de omzetting van kapitaal in rente(BS 21 april 2005)

Koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering vanartikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiëlediensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA (BS 27 mei 2005)

Ministerieel besluit van 1 september 2005 tot vaststelling voor het dienstjaar 2005 van het bedrag van het inschrijvings-recht bedoeld in artikel 10, 7° van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en dedistributie van verzekeringen, gewijzigd door de wet van 11 april 1999 (BS 15 september 2005)

Koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffening-sinstellingen gelijkgestelde instellingen (BS 11 oktober 2005)

Koninklijk besluit van 26 september 2005 tot aanduiding van de instellingen bedoeld in artikel 23, § 7, van de wet van2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (BS 11 oktober 2005)

Koninklijk besluit van 19 oktober 2005 houdende bekendmaking van de lijst van de betalings-en effectenafwikkelings-systemen die geregeld worden door het Belgisch recht, tot uitvoering van artikel 2 van de wet van 28 april 1999houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikke-ling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (BS 29 november 2005)

Koninklijk besluit van 25 oktober 2005 tot uitvoering van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van eenbeschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingenvoor deposito’s en financiële instrumenten (BS 29 november 2005)

Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder (BS 23 december 2005)

Bijlage

Page 122: COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN … library... · Verhuur van betaalterminals - Beoordeling of deze activiteit bemerkingen oproept vanuit het oogpunt van artikel 4 van de bankwet

122

CBFA 2005

Wijzigingsteksten

Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzakezakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (BS 1 februari 2005)

Wet van 14 februari 2005 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiëlesector en de financiële diensten en van artikel 40 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering vanartikel 45, § 2, van die wet (BS 4 maart 2005).

Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 22 februari 2005, goedgekeurd bijMinisterieel besluit van 17 oktober 2005, tot wijziging van de besluiten van de Commissie voor het Bank- enFinanciewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en overhet reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen (BS 2 december 2005)

Koninklijk besluit van 16 maart 2005 tot opheffing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 totuitvoering van artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiëlestelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1994 betreffendede wisselkantoren en de valutahandel (BS 19 april 2005)

Wet van 20 juni 2005 houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekerings-ondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wetvan 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en debeleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggings-portefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen (BS 26 augustus 2005)

Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 21 juni 2005, goedgekeurd bij Minis-terieel besluit van 14 juli 2005, tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen (BS 5 augustus 2005)

Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 21 juni 2005, goedgekeurd bij Minis-terieel Besluit van 14 juli 2005, tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen (BS 5 augustus 2005)

Ministerieel besluit van 7 juli 2005 tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 april 2003 houdende de lijst vande Belgische gereglementeerde markten (BS 12 augustus 2005)

Wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (BS 29 juli 2005)

Wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten opafstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie (BS 31 augustus 2005)

Koninklijk besluit van 24 augustus 2005 tot wijziging, wat de bepalingen inzake marktmisbruik betreft, van de wetvan 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (BS 9 september 2005)

Wet van 17 september 2005 tot wijziging, wat de verzekering tegen natuurrampen betreft, van de wet van 25 juni1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schadeveroorzaakt aan private goederen door natuurrampen (BS 11 oktober 2005)

Koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullende groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekerings-ondernemingen, beleggingsondernemingen en beheer-vennootschappen van instellingen voor collectieve beleg-ging in een financiële dienstgroep en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende hetalgemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen (BS 30 november 2005)

Koninklijk besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende deverplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgischegereglementeerde markt (BS 29 december 2005)

Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen (BS 30 december 2005)

Wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (BS 30 december 2005)