Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk...

30
Colofon Historica is een uitgave van de Vereniging voor Vrouwengeschiedenis en verschijnt drie keer per jaar (februari, juni en oktober). Informatie op Internet: http://www.vrouwengeschiedenis.nl Redactie Sophie Bollen Eva Midden (eindredactie) Mariken Schuur (hoofdredactie) Madelon Stokman (eindredactie) Hilde Timmerman Mieke de Vos (penningen) Redactieadres Mariken Schuur RUG/Faculteit der Letteren Postbus 716 9700 AS Groningen E-mail: [email protected]; [email protected] 050-3637752 (werk); 050-3115286 (privé) Lidmaatschap VVG, p/a IIAV, Obiplein 4, 1094 RB Amsterdam Tel: 020-6651318; Fax: 020-6655812, Internet: www.vrouwengeschiedenis.nl Voor privé-personen bedraagt de contributie e 25,- per jaar (lidmaatschap); reductie-lidmaatschap (voor studenten of mensen met een inkomen onder e 700,- p.m.: e 20,- per jaar (studentlid, ovv collegekaartnum- mer). Leden van de VVG ontvangen Historica automa- tisch en hebben stemrecht bij de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering. Voor instellingen kost een abonnement op Historica e 20,-.Abonnees kunnen geen aanspraak maken op de rechten van de leden. Het abonnementsgeld dient vooruit te worden betaald. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij één maand voor het ver- strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem- ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen, door het bedrag over te maken op het VVG-gironummer 4102980, of door een briefkaart te sturen naar de Vereniging voor Vrouwengeschiedenis. U ontvangt dan een acceptgiro. Donaties zijn ook van harte welkom. Inleveren kopij: Auteurs wordt verzocht tevoren contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor om bij- dragen te weigeren.Auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun bijdragen. Advertenties: Sjoerd van Boxtel, e-mail: [email protected] Bestuur Vereniging voor Vrouwengeschiedenis . 1e secretaris: drs. Eveline Buchheim Tel. 030-2341846, e-mail: [email protected] . 2e secretaris: drs.Annette Mevis Tel. 020-6654780, e-mail: [email protected] . Penningmeester: drs. Marloes Hülsken Tel. 024-3612826 (w), 024-3609927 (p) e-mail: [email protected] . drs. Sjoerd van Boxtel Tel. 024-3236767, e-mail: [email protected] Raad van Aanbeveling van de VVG prof.dr. (em.) Piet Blaas (EUR) prof.dr. Hans Blom (UvA en NIOD) prof.dr. Rosi Braidotti (UU) prof.dr. Maria Grever (EUR) prof.dr.Willy Jansen (KUN) prof.dr. Paul Klep (KUN) prof.dr. Selma Leydesdorff (UvA) prof.dr. Joyce Outshoorn (RUL) prof.dr. Marjan Schwegman (UU) Historica verschijnt met steun van het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), www.iiav.nl ISSN 1382-3914 Lay-out: Marieke Bausch Bausch Graphic Design Druk: Zet & Print, Naarden Distributie: AM-groep, Hoofddorp Foto omslag: Portret van Johanna Naber, jaren '20. Fotograaf onbekend. Collectie IIAV Angela Merkel Duitsland krijgt misschien een vrouwelijke bondskanselier. Op het moment van schrijven (19 september) is dat nog lang niet zeker. In de weken vooraf- gaand aan de Duitse verkiezingen van 18 september 2005 werd in de pers uitgebreid gefilosofeerd over de vraag of de mogelijke kandidatuur van Merkel een zegen dan wel een vloek voor de positie van vrouwen in Duitsland (en in Europa als geheel) zou zijn. Vooral vrouwen bogen zich in groten getale over deze kwestie. Opvallend was dat ‘Frau Merkel’ er lang niet altijd goed vanaf kwam. Een aantal vrouwen ziet in Merkel geen geschikt rolmodel, omdat zij te ver af zou staan van ‘het dagelijks leven’. Ik noem één voorbeeld. Susanne Gaschke, redacteur van het Duitse weekblad Die Zeit, schreef in Trouw (vrijdag 2 september) dat Duitsland niet zit te wachten op een ‘compromisloze carrièrepoliticus zoals Merkel’. Volgens Gaschke zijn ‘onverstoorbaarheid’, ‘nietsontziendheid’ en ‘zucht naar macht’ eigenschappen die bij Merkel horen en die zijn ‘noch bijzonder vrou- welijk noch bijzonder sympathiek’. Bovendien, zo betoogt Gaschke, kent Merkel ‘de tegenstellingen en spanningen’ van het leven van alledag niet. Zij kent de ‘paniek’ niet als je kind ziek is, weet niet wat het is om ‘gehaast’ van kantoor naar supermarkt te gaan en kent geen ‘angst voor ontslag of ‘rela- tieproblemen’. Wat dit alles met goed politiek leiderschap van doen heeft blijft een raadsel, maar feit is dat ook andere vrouwen dergelijke argumen- ten aanvoerden tegen de kandidatuur van Merkel. Deze vrouwen gaan ervan uit dat zij zich inmiddels de luxe kunnen veroorloven kritisch te zijn over vrouwelijke kandidaten op dergelijke topposities. Dat is echter niet terecht. Nog steeds zijn vrouwen in de politieke top in Europa veruit in de minder- heid. Vrouwelijke politieke leiders zijn al helemaal met een lantaarntje te zoeken. Daarom vrouwen, tel uw zegeningen. Angela Merkel als bondskan- selier in grootmacht Duitsland is een geweldige stap vooruit voor de positie van vrouwen in de politiek in Europa. Mariken Schuur Onder historicae In dit nummer BIJBELGESCHIEDENIS Delila, een moordwijf Willien van Wieringen 3 NATIONALISME EN GENDER Oranjenationalisme en de vrouwenbeweging Koen Haegens 6 LITERATUUR Het succes van de streekroman Annemarie van Buuren 9 ECONOMISCHE EN SOCIALE GESCHIEDENIS Handelingsbekwaamheid van gehuwde vrouwen in de Republiek Danielle van den Heuvel 12 HERINNERINGSPOLITIEK Het Ravensbrückcomité als herinneringsmaker Susan Hogervorst 15 BIOGRAFIE Charlotte Heidenreich-von Siebold, Duitslands eerste vrouwelijke arts in de verloskunde Bea van Boxtel 18 ECONOMISCHE EN SOCIALE GESCHIEDENIS G Verhalen van vrouwen uit de bakkerijbranch Heleen Louwerse en Hendrik Dirk Roodenburg 21 RECENSIE Een monumentale biografie Hanneke Hoekstra 24 Vrouwen en boeken Marijke Huisman 26 Aletta Jacobs en het verlangen naar de politiek Janny Nieboer 27 ONDER DE LOEP 28 NIEUWE BOEKEN 30 SERVICE 31

Transcript of Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk...

Page 1: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

Colofon

Historica is een uitgave van de Vereniging voorVrouwengeschiedenis en verschijnt drie keer per jaar (februari, juni en oktober).Informatie op Internet:http://www.vrouwengeschiedenis.nl

RedactieSophie BollenEva Midden (eindredactie)Mariken Schuur (hoofdredactie)Madelon Stokman (eindredactie)Hilde TimmermanMieke de Vos (penningen)

RedactieadresMariken SchuurRUG/Faculteit der LetterenPostbus 7169700 AS GroningenE-mail: [email protected]; [email protected] (werk); 050-3115286 (privé)

LidmaatschapVVG, p/a IIAV, Obiplein 4, 1094 RB AmsterdamTel: 020-6651318; Fax: 020-6655812,Internet: www.vrouwengeschiedenis.nlVoor privé-personen bedraagt de contributie e 25,- per jaar (lidmaatschap); reductie-lidmaatschap (voorstudenten of mensen met een inkomen onder e 700,-p.m.: e 20,- per jaar (studentlid, ovv collegekaartnum-mer). Leden van de VVG ontvangen Historica automa-tisch en hebben stemrecht bij de jaarlijkse AlgemeneLedenvergadering.Voor instellingen kost een abonnement op Historica e 20,-.Abonnees kunnen geen aanspraak maken op derechten van de leden. Het abonnementsgeld dientvooruit te worden betaald. Abonnementen wordenautomatisch verlengd, tenzij één maand voor het ver-strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd.U kunt lid of abonnee worden door te bellen, door hetbedrag over te maken op het VVG-gironummer 4102980,of door een briefkaart te sturen naar de Vereniging voorVrouwengeschiedenis. U ontvangt dan een acceptgiro.Donaties zijn ook van harte welkom.

Inleveren kopij:Auteurs wordt verzocht tevoren contact op te nemen metde redactie. De redactie behoudt zich het recht voor om bij-dragen te weigeren.Auteurs zijn verantwoordelijk voor deinhoud van hun bijdragen.

Advertenties: Sjoerd van Boxtel,e-mail: [email protected]

Bestuur Vereniging voor Vrouwengeschiedenis. 1e secretaris: drs. Eveline Buchheim

Tel. 030-2341846,e-mail: [email protected]

. 2e secretaris: drs.Annette MevisTel. 020-6654780, e-mail: [email protected]

. Penningmeester: drs. Marloes HülskenTel. 024-3612826 (w), 024-3609927 (p) e-mail: [email protected]

. drs. Sjoerd van BoxtelTel. 024-3236767,e-mail: [email protected]

Raad van Aanbeveling van de VVGprof.dr. (em.) Piet Blaas (EUR)prof.dr. Hans Blom (UvA en NIOD)prof.dr. Rosi Braidotti (UU)prof.dr. Maria Grever (EUR)prof.dr.Willy Jansen (KUN)prof.dr. Paul Klep (KUN)prof.dr. Selma Leydesdorff (UvA)prof.dr. Joyce Outshoorn (RUL)prof.dr. Marjan Schwegman (UU)

Historica verschijnt met steun van het InternationaalInformatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging(IIAV), www.iiav.nl

ISSN 1382-3914

Lay-out: Marieke Bausch Bausch Graphic Design

Druk: Zet & Print, NaardenDistributie: AM-groep, HoofddorpFoto omslag: Portret van Johanna Naber, jaren '20.

Fotograaf onbekend. Collectie IIAV

Angela Merkel

Duitsland krijgt misschien een vrouwelijke bondskanselier. Op het momentvan schrijven (19 september) is dat nog lang niet zeker. In de weken vooraf-gaand aan de Duitse verkiezingen van 18 september 2005 werd in de persuitgebreid gefilosofeerd over de vraag of de mogelijke kandidatuur vanMerkel een zegen dan wel een vloek voor de positie van vrouwen inDuitsland (en in Europa als geheel) zou zijn. Vooral vrouwen bogen zich ingroten getale over deze kwestie. Opvallend was dat ‘Frau Merkel’ er langniet altijd goed vanaf kwam. Een aantal vrouwen ziet in Merkel geengeschikt rolmodel, omdat zij te ver af zou staan van ‘het dagelijks leven’. Iknoem één voorbeeld. Susanne Gaschke, redacteur van het Duitse weekbladDie Zeit, schreef in Trouw (vrijdag 2 september) dat Duitsland niet zit tewachten op een ‘compromisloze carrièrepoliticus zoals Merkel’. VolgensGaschke zijn ‘onverstoorbaarheid’, ‘nietsontziendheid’ en ‘zucht naarmacht’ eigenschappen die bij Merkel horen en die zijn ‘noch bijzonder vrou-welijk noch bijzonder sympathiek’. Bovendien, zo betoogt Gaschke, kentMerkel ‘de tegenstellingen en spanningen’ van het leven van alledag niet. Zijkent de ‘paniek’ niet als je kind ziek is, weet niet wat het is om ‘gehaast’ vankantoor naar supermarkt te gaan en kent geen ‘angst voor ontslag of ‘rela-tieproblemen’. Wat dit alles met goed politiek leiderschap van doen heeftblijft een raadsel, maar feit is dat ook andere vrouwen dergelijke argumen-ten aanvoerden tegen de kandidatuur van Merkel. Deze vrouwen gaan ervanuit dat zij zich inmiddels de luxe kunnen veroorloven kritisch te zijn overvrouwelijke kandidaten op dergelijke topposities. Dat is echter niet terecht.Nog steeds zijn vrouwen in de politieke top in Europa veruit in de minder-heid. Vrouwelijke politieke leiders zijn al helemaal met een lantaarntje tezoeken. Daarom vrouwen, tel uw zegeningen. Angela Merkel als bondskan-selier in grootmacht Duitsland is een geweldige stap vooruit voor de positievan vrouwen in de politiek in Europa.

Mariken Schuur

Onder histor icae

In dit nummer

BIJBELGESCHIEDENIS

� Delila, een moordwijfWillien van Wieringen 3

NATIONALISME EN GENDER

� Oranjenationalisme en de vrouwenbewegingKoen Haegens 6

LITERATUUR

� Het succes van de streekromanAnnemarie van Buuren 9

ECONOMISCHE EN SOCIALE GESCHIEDENIS

� Handelingsbekwaamheid van gehuwde vrouwen in de RepubliekDanielle van den Heuvel 12

HERINNERINGSPOLITIEK

� Het Ravensbrückcomité als herinneringsmakerSusan Hogervorst 15

BIOGRAFIE

� Charlotte Heidenreich-von Siebold,Duitslands eerste vrouwelijke arts in de verloskundeBea van Boxtel 18

ECONOMISCHE EN SOCIALE GESCHIEDENISG� Verhalen van vrouwen uit

de bakkerijbranchHeleen Louwerse en Hendrik Dirk Roodenburg 21

RECENSIE

� Een monumentale biografieHanneke Hoekstra 24

� Vrouwen en boekenMarijke Huisman 26

� Aletta Jacobs en het verlangen naar de politiekJanny Nieboer 27

ONDER DE LOEP 28

NIEUWE BOEKEN 30

SERVICE 31

Page 2: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

D

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

3

Delila komt in het leven van de bijbel-se held Simson als hij al een aantalbelevenissen en een huwelijkspogingachter de rug heeft. Laten we daaromeerst kennismaken met Simson, alvo-rens de blik te richten op Delila.Simson wordt, zoals ook bijvoorbeeldaartsvader Isaak, geboren uit eenonvruchtbare moeder. Hij is voorbe-stemd om een begin te maken met debevrijding van de Israelieten uit degreep van de Filistijnen. Dat zal hijdoen als nazir, een godgewijde, die alsteken van zijn toegewijdheid aanJHWH zijn haar nooit zal mogenafscheren en zich verre dient te houdenvan onrein voedsel en alcohol. Simsonziet in de Filistijnse stad Timna eenvrouw, die hij zich als bruid wenst. Zijnouders gaan morrend akkoord, maarhet huwelijk zal uiteindelijk niet door-gaan. Als Simson erachter komt datzijn bruid is uitgehuwelijkt aan eenander, krijgt hij haar zus aangebodendoor zijn ex-aanstaande schoonvader.Simson neemt dit aanbod niet serieusen verlaat woedend de stad. Hijbezoekt later in Gaza een hoer, en kanna dat bezoek dankzij zijn grote krachtontkomen aan een hinderlaag die deinwoners van die Filistijnse stad voorhem hebben opgeworpen. Dan wordthij verliefd op de vrouw die zijn onder-gang zal worden: Delila.Van deze vijf vrouwen in het leven vanSimson heeft alleen de laatste in rij eeneigen naam. De verteller vermeldt vanhaar geen woon- of vaste verblijfplaats.Simson ontmoet haar op Filistijnsegrond, namelijk in het Dal van de beekSoreq (Dal van de Wijnstok). Dat zij ophet moment van ontmoeting aanwezigis in dat dal, is alles wat we van haar teweten komen. En dat Simson van haargaat houden. Is het toeval dat de manmet een alcoholverbod in het Dal vande Wijnstok valt voor een vrouw? Hetverhaal verloopt dan als volgt. DeFilistijnse vorsten, gebrand op degevangenneming van Simson, stellenDelila veel geld in het vooruitzicht als

zij kan achterhalen waarin de krachtvan Simson schuilt. Immers, als de vor-sten deze krachtbron weten, weten zeook hoe ze hem kunnen overmeesterenen onschadelijk maken. Delila gaat inop de vraag en krijgt na een aantal ver-geefse pogingen tijdens een samenzijnSimson zover dat hij zwicht en verteltdat zijn kracht in zijn lange haar zit.Zijn haar is nog nooit afgeschoren en isinmiddels strengen, dreadlocks, gaanvormen. Worden die afgeschoren, danverliest deze vos met zijn haren ookzijn kracht. Zodra Delila dit hoort,zorgt zij ervoor dat iemand zijn lokkenafscheert, waardoor de Filistijnse vor-sten de voormalige krachtpatser kun-nen overmeesteren. Later zal de inmid-dels blind gestoken Simson, wiensharen natuurlijk weer zijn gaan aan-groeien waardoor zijn kracht konterugkeren, tijdens een bijeenkomst inde Filistijnse tempel twee pilarenomver duwen, waardoor 3.000Filistijnen én Simson de dood vindenonder het puin van de instortende tem-pel.

Het geweldDe verhalen rond Simson bevatten veelgeweld (in het kader van dit artikelgedefinieërd als een uiting van machtwaarbij degene over wie de macht uit-geoefend wordt, beschadigd kanraken). De held verscheurt een leeuwmet zijn blote handen, hij jaagt drie-honderd vossen met brandende staartendoor een korenveld, en verslaat in z’neentje dertig Filistijnen. Een diploma-tieke man is Simson niet; vrijwel elkedialoog die hij voert wordt gevolgddoor een uitbarsting van woede. Hetlijkt zelfs of het gebruiken van geweldhet enige antwoord van Simson is opeen conflict.De vrouwen rondom hem blijken hierniet van te worden gevrijwaard. Wiemet Simson te maken krijgt, wordtgeconfronteerd met geweld. Zo wordtde bruid in Timna (Ri 14 en 15)bedreigd met excessief geweld door

Delila, een moordwijfOver vrouwen, geweld en een langharige held

Delila, wie kent haar niet? Hedy Lamarr speelde haar(in Cecil B. de Mille’s Samson and Delilah, 1949),TomJones bezong haar (‘O, o, o…’). Maar echt kénnen? Deenige bron die ons ter beschikking staat om meer vanDelila te weten te komen is de bijbel, en wel hetlevensverhaal van Simson zoals dat verteld wordt inRichteren 13 - 16, en dan met name hoofdstuk 16.Het is een levensverhaal vol vrouwen en geweld. Enliefde, tot de dood erop volgt.

haar Filistijnse volksgenoten.Aanleiding is een raadsel dat Simsonheeft opgegeven tijdens het bruilofts-feest en dat te moeilijk blijkt voor degasten. Als ze het antwoord schuldigblijven, pogen ze via de bruid de oplos-sing van het raadsel te achterhalen. Omte dwingen mee te werken, dreigen zehaar en haar familie te verbrandenmocht ze weigeren. Natuurlijk gaat devrouw overstag, wie zou dat niet? Zeprobeert Simson met huilen en pruilenover te halen de oplossing van het raad-sel te vertellen. Maar Simson weigert:hij heeft zelfs zijn vader en moeder nietverteld wat de oplossing is, waaromzou hij het dan wel aan haar vertellen?Maar de vrouw blíjft vragen. Ze pastemotioneel geweld toe. En Simsonzwicht. Hij vertelt de oplossing aanzijn bruid, die deze op haar beurt door-vertelt aan de bruiloftsgasten. Simsonwordt kwaad als hij merkt dat ze haarmond voorbij heeft gepraat en in zijnwoede geeft hij de dertig Filistijnenvan wie hij de kleding nodig heeft omzijn schuld in te lossen, er ongenadigvan langs. Als Simson na zijn gewelds-

Bij

be

lge

sc

hie

de

nis

Wil

lien

van

Wie

rin

gen

Hedy Lamarr

Bron: http://www.exordio.com/1993-

1945/civilis/cine/lamarr.html

Page 3: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

4

Delila’s rol in de ondergang van SimsonDelila lijkt zich verre te houden vaneen persoonlijke rol bij de ondergangvan Simson. Delila vraagt en zeurt,maar blijft zich tegelijkertijd afzijdighouden van de uiteindelijke ondergangvan Simson, namelijk door iemandanders zijn hoofdhaar af te laten sche-ren. Delila houdt zich hiermee preciesaan haar deel van de afspraak met deFilistijnse vorsten.De vrouw wist niet van het belang vande lange haren en moest vier keer vra-gen naar de bron van Simsons kracht.Voor het huidige lezerspubliek zitten ertwee spanningselementen in deze epi-sode: op basis van het levensverhaalvan Simson heeft de lezer/es weet vanhet belang van de lange haren én hethedendaags publiek heeft zich op basisvan diezelfde bekendheid met de ver-halen en de interpretatie daarvan in hetpublieke domein een beeld gevormdvan Delila. Juist zij, over wie de auteurzo weinig achtergrondinformatie heeft,is geworden tot een persoon over wievrijwel iedereen een mening heeft. Ooknu nog, dankzij liedjes als dat van TomJones en films over deze bijbelpassa-ges. Delila wordt gekend via haar han-delingen, en door velen veroordeeldomdat de sympathie bij Simson ligt.Maar zou het anders kunnen zijn, bij-voorbeeld dat Delila in haar rol vanminnares min of meer slachtoffer werdvan een krachtpatser, die niet alleen ingevechten met leeuwen en mensenblijk gaf van zijn enorme spierkracht,maar ook in bed misschien wel te wei-nig subtiel met haar omging, te over-weldigend was? Dat ze wraak wildenemen op haar te hardhandige min-naar? De karakterschets van het perso-nage wordt door de auteur zó summieringekleurd, dat deze – uiteraard specu-latieve! - invulling ook mogelijk is. Het

zou haar ‘verraad’ van Simson in eenander licht zetten. Delila is dan niet

een op geld beluste, egoïstischevrouw, maar iemand die een

probleem oplost met midde-len waar Simson gevoeligvoor is (ruwe sex) waarbijze zorgt zelf niet geslacht-offerd te worden.Is Delila schuldig aan deondergang van Simson?Ze heeft een som geld inhet vooruitzicht gesteldgekregen als ze verteltwaarin de kracht vanSimson ligt. De

Filistijnse vorsten die haarhet geld beloven, zeggen

niet dat zij Simson willendoden. Zij willen hem ‘vast-

binden’ en ‘overweldigen’.Wat Delila te verwijten zou zijn,

is het verraden van de liefde dieSimson - blijkens haar eigen woor-

den - voor haar heeft opgevat.

uitbarsting zijn bruid wil bezoeken,merkt hij dat deze niet meer beschik-baar is. Ze is in de tussentijd uitgehu-welijkt aan een ander. De vader biedtnu bij wijze van vervangster zijn jong-ste dochter aan, maar Simson neemtgeen genoegen met deze tweede keus.Uiteindelijk zullen de bruid en haarfamilie, waarschijnlijk inclusief de zus,de vuurdood sterven als de Filistijnenwraak nemen op Simson. Zo is hetbestaan van beide vrouwen uit Timnadoor hun relatie met Simson getekenddoor geweld. Als Simson niet wasgevallen voor de vrouw in Timna, haddeze een rustig bestaan kunnen hebbenaan de zijde van een volksgenoot. Haarrol is die van katalysator van degebeurtenissen en van zondebok. Derol van de zus bestaat vooral uit hetbezweren van geweld, doordat zij doorhaar vader wordt aangeboden bij wijzevan zoenoffer. Vanuit hedendaagsecategorieën gedacht zou je kunnen zeg-gen dat de zus slachtoffer wordt vangeweld tegen haar recht op zelfbe-schikking - maar een dergelijke uit-spraak zou te zeer zijn gedacht vanuithedendaags perspectief om zondermeer toe te kunnen passen op een per-sonage in een bijbelverhaal. Opgemerktzij dat van de vijf vrouwen die een rolspelen in Simsons leven, zijn moeder(Ri 13) en de hoer te Gaza (Ri 16,1-3)niet te maken krijgen met geweld.

DelilaIn het laatste hoofdstuk van deSimsoncyclus lijkt het geweld in tegen-stelling tot Ri 14 en 15 mee te vallen.Het leeuwendeel van de vertellingwordt namelijk in beslag genomendoor het liefdesspel van Delila enSimson. Maar dat liefdesspel blijkt weleen spel rond geweld te zijn. Delila isomgekocht door de Filistijnen om hetgeheim van Simsons kracht te achter-halen. Ze besluit dit te doen via deweg die voor haar open ligt: zevraagt haar minnaar waarmee hijvastgebonden zou moeten wor-den als ze hem zou willenovermeesteren. DeFilistijnen liggen ondertus-sen in een hinderlaagklaar om toe te slaanzodra Simson machte-loos is gemaakt. Simsonlijkt mee te gaan in hetspel door te vertellenhoe hij te overmeesterenis. Het is een spel tussentwee geliefden die elkaarplagend uitdagen, voor degek houden, het weer goedmaken en verder gaan metplagen en uitdagen. Het is infeite een expliciet SM-spel datde twee hier spelen en waarvanwij als lezers - net als de in hin-derlaag liggende Filistijnse vorsten -getuigen zijn.Het is een gevaarlijk spel, waarbij degeliefden de grenzen opzoeken en dieuitmondt in bijna emotionele chantage.Want tot drie keer bindt Delila Simson

daadwerkelijk vast, waarschuwt zij deFilistijnen die klaar liggen om toe teslaan maar weet Simson zich tijdig loste rukken. Geniet Simson ervan Delilatelkens op het verkeerde been te zettenen de Filistijnen voor schut te zetten?Hij is in het hol van de leeuw en tochweet hij zichzelf elke keer weer tebevrijden. Tot de laatste keer. AlsDelila voor de vierde keer het woordricht tot Simson, lijkt de plagerij ver-dwenen. Ze vraagt niet meer waarinzijn kracht schuilt, nee, ze speelt in opzijn gemoed.Ze verwijt hem wel te zéggen dat hijvan haar houdt, maar dat niet in dadenom te zetten. Blijkbaar heeft Simsonhaar zijn liefde verklaard, en deze ver-klaring grijpt zij aan om hem aan tespreken op zijn gedrag. Ze vindt hemonwaarachtig, want zijn woordenkomen niet overeen met zijn houding.En hiervoor blijkt de sterke en stoereSimson gevoelig te zijn. Hij laat nietmet zich spotten! Hij vertelt zijn grotegeheim: zijn kracht zit in zijn haar. Alsdat eraf geschoren zou worden, zou hijmét zijn haren zijn ongelooflijke spier-kracht verliezen. Delila merkt aanSimson dat hij de waarheid heeftgesproken en dat ze zijn geheim heeftontfutseld. Ze laat hem op haar knieënin slaap vallen. Simson slaapt zo diep(de fantasie van de lezer mag invullenwat hieraan vooraf gegaan is), datDelila zelfs de gelegenheid heeftiemand anders erbij te halen om dezeven lokken te latenafscheren.Tegelijk met de kracht vanSimson verlaat ook Delila het verhaal.Het laatste wat we van haar horen, ishaar waarschuwing: ‘De Filistijnenover je, Simson!’

Samson en Delila

Bron: http://spaightwoodgalleries.com/Pages/Bible_Samson.html

Bij

be

lge

sc

hie

de

nis

Wil

lien

van

Wie

rin

gen

Page 4: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

5

Verhaalfunctie en geweldTot slot enkele lijnen over de samen-hang tussen de mate waarin de vrou-wen met het geweld te maken hebbenenerzijds, en de rol die zij hebben endie bepaald is door hun functie binnende socio-culturele context anderzijds.De vrouwen in het levensverhaal vanSimson die een rol hebben die vast-staat, komen niet in contact metgeweld. Over hen wordt geen machtuitgeoefend met de mogelijkheidbeschadigd te raken. Zo is het voor hetverhaal voldoende dat de lezer weet datde vrouw die de moeder van Simsonwordt, moeder is. Meer hoeft ze niet tezijn. Haar naam, haar afkomst, haarkarakter: alles is ondergeschikt aanhaar moederschap. Hetzelfde geldtvoor de hoer. Zij heeft geen andereplaats binnen het verhaal dan haar pro-fessie aangeeft en de verteller geeftvoor het overige geen informatie overhaar. De vertelsituatie rond de bruid isgecompliceerder. Als deze vrouw netals Simson had behoord tot een van destammen van Israël, dan zou er geenprobleem zijn gerezen voor haar ofvoor Simson. Maar omdat zij eenFilistijnse is, passen de socio-culturelefunctie van bruid en haar afkomst nietbij elkaar. De vrouw wordt een grens-ganger tussen het volk van Simson enhet volk van de Filistijnen. Voor deduur van de bruiloft behoort ze tot alle-bei, en juist dat wordt haar ondergang.De rollen van bruid en Filistijnse schu-ren tegen elkaar, tot de vonken ervan afvliegen en deze vrouw in een vuurdoodten onder gaat. De zus van de bruidwordt verzwolgen in de gevolgen hier-van. Beide vrouwen lijden onder hetmachtsmisbruik en het daarmeegepaard gaande geweld van hun eigenvolksgenoten. Het zijn immers deFilistijnen die de bruid bedreigen endoden, het is de vader die de zus aan-biedt als plaatsvervangende bruid.Delila bestaat binnen de grenzen vanhaar ontmoeting met Simson. Van haarworden geen banden buiten het verhaalverteld. Geen woonplaats, geenafkomst, geen volk waar ze bij hoort.Zij is een autonome persoon en handeltook als zodanig. Zou ze vanwege dezeautonome positie niet vatbaar zijn voordreigementen? Ze wordt niet metgeweld gedwongen, maar met geldgewonnen. Zelf speelt ze met macht engeweld in haar SM-spel met Simson.Ze plaagt en daagt uit, maar de werke-lijke dreiging gaat uit van de in hinder-laag liggende Filistijnen. HoewelSimson geen dreiging bespeurt. Hijvreest geen geweld zolang hij het SM-spel meespeelt en zijn geheim niet ont-hult. Maar de liefde van Simson voorDelila lijkt groter te zijn dan zijn trouwaan God waarvan zijn haardracht degetuigenis vormt. Hij herkent in haarspel niet de werkelijke dreiging, of wildie niet herkennen, en tekent hiermeezijn doodvonnis.We kunnen concluderen dat de vrouwdie verhaaltechnisch de minste infor-matie meekrijgt (de lezer verneemt

Willien van Wieringen (1964) is neerlandica en theologe. Zij is als onderzoekerin opleiding verbonden aan Vrouwen- en Genderstudies van de KatholiekeTheologische Universiteit te Utrecht en bereidt een proefschrift voor over de rolvan de vrouwen rond Simson. Verder was zij als supervisor betrokken bij deNieuwe Bijbel Vertaling en is zij voorzitter van de redactie van Interpretatie,Tijdschrift voor Bijbelse Theologie.

Literatuur. S. Ackermann, Warrior, Dancer, Seductress, Queen: Women in Judges and

Biblical Israel. New York, 1998.. M. Bal, Death and Dissymmetry, The Politics of Coherence in the Book of

Judges. Chicago, 1988.. Hanna Blok, A.G. van Daalen, K. Deurloo (e.a.), Geen koning in die dagen,

Over het boek Richteren als profetsiche geschiedschrijving. Baarn, 1982.. A. Brenner, (red.), A Feminist Companion to Judges. Sheffield, Deel 1

1993; deel 2 1999.. A.G. van Daalen, Simson, Een onderzoek naar de plaats, de opbouw en de

funktie van het Simsonverhaal in het kader van de Oudtestamentsiche geschiedschrijving. Assen, 1966.

. L.R. Klein, The Triumph of Irony in the Book of Judges. Journal for the Study of the Old Testament Supplement Series, 68. Sheffield,1988.

. W.C.G. van Wieringen, ‘Een dochter in de aanbieding (Ri 15.2), De wederwaardigheden van de dochters in het boek Richteren als teken van verval.’, J.W. Dyk (red.), Richteren. Amsterdamse Cahiers voor Exegese van de Bijbel en zijn Tradities, 19. Maastricht, 2001, pp. 125-138.

behalve de naam geen verdere gege-vens over haar) het meest wordt inge-kleurd door haar daden binnen het ver-haal. Haar rol is situationeel bepaald,en niet socio-cultureel vastgelegd. Zeheeft geen duidelijke rol als moeder,bruid of hoer. Ze heeft geen afkomst:ze is hoogstwaarschijnlijk geenIsraelitische, en of zij een Filistijnse iswordt niet gezegd. De functie die zijheeft binnen het verhaal is het bespelenvan de persoon Simson en daarmee hetvinden van zijn zwakke plek. En juistdeze vrouw is de grootste bedreigingvoor Simson. Zij staat aan de wieg vanzijn ondergang. Deze vrouw, die geendochter van de Israelieten is, die niettot de Filistijnen behoort. Simson is

voor haar gevallen vanwege haarzelf.Hij heeft zich niets aangetrokken vanpolitieke gevoeligheden noch van zijnspeciale relatie met God, en is zijn harten lust gevolgd. Delila verslaat Simsonmet zijn eigen middelen, door te spelenmet zijn kracht.Hij is het slachtoffer geworden van zijneigen, menselijk falen. Dáár gaat hetom. En daardoor kan Delila als hetminst ingevulde verhaalpersonage degrootste en persoonlijkste rol van allevrouwen toebedeeld krijgen, die uitein-delijk leidt naar het einde van Simson,de man die van haar hield. Ze heeft -gewild of ongewild - zijn dood in ganggezet. In vele opzichten een moord-wijf.

Samson en Delila

Bron: http://www.

columbia.edu/itc/

arthist/rosand/AHpics/

content/mantegna/

images/

samson%20&20%

delilah,20%LNG,20%

late%201490s.jpg

Bij

be

lge

sc

hie

de

nis

Wil

lien

van

Wie

rin

gen

Page 5: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

6

Eén grote familieOranjenationalisme en de vrouwenbeweging

HHet moet een lieflijk gezicht zijn geweest, de1400 schoolkinderen die in 1898 de enkeledagen eerder gekroonde koninginWilhelmina toezongen in Den Haag. De tekstdie de kleine spruiten ten beste gaven doetheel wat minder onschuldig aan:

“Ons Neerland is een krachtig land,Al is z'n vorst een Vrouwe:En wie 't er ooit heeft aangerand,Die moest het bloedig rouwen.En 't krachtig Neerland, één van zin,Staat pal voor Neerlands Koningin:Wilhelma van Nassauwe!”

De rolverdeling is helder. De natie - inNederland door een koningin gesymboli-seerd, in Duitsland door Germania, inFrankrijk door Marianne - is vrouwelijk enkan aangerand worden. Om dat te voorkomenstaat het krachtige, eendrachtige Nederland‘pal’ voor de koningin. Het fallische taalge-bruik suggereert masculiniteit. Het zijn deactieve, heroïsche mannen die de passieve,vrouwelijke natie zullen beschermen tegendreigingen van buitenaf.

Reine vrouwen, stoere mannen en de verloren zedenvan weleer: het nationalisme is een discours doorspektmet genderverhoudingen en seksualiteit. Aan die ver-wevenheid ontleent het nationalisme een enorme aan-trekkingskracht, zo laat ook de geschiedenis van hetNederlandse Oranjenationalisme zien. Uiteindelijk blijktde natie één groot gezin, waarin ieder zijn of haarplaats weet - zelfs de vrouwenbeweging.

Na

tio

na

lism

e e

n g

en

de

rK

oen

Hae

gens

OranjemaagdelijnJuist rond koninklijke feestdagen, zoalsWilhelmina’s kroning in 1898, wanneer alleaandacht uitgaat naar monarchie en natie,komt de aard van het Nederlandse nationalis-me tot uitdrukking. Het Oranjenationalistische discours is dooren door gegenderficeerd en geseksualiseerd;bovenstaand voorbeeld laat het al zien. Eennadere analyse van een drietal koninklijkehoogtepunten, van de kroning vanWilhelmina in 1898 via het huwelijk tussenBernhard en Juliana in 1937 tot haar troons-bestijging in 1948, werpt meer licht op diehistorische verhouding tussen gender en hetNederlandse Oranjenationalisme.Aan het einde van de negentiende eeuw heer-ste grote onrust en pessimisme onder demaatschappelijke elite, zo beschrijft histori-cus Henk te Velde in zijn proefschriftGemeenschapszin en plichtsbesef. De libera-le heren meenden overal om zich heen eenafbrokkelende, polariserende maatschappij tezien, geteisterd door tuchteloosheid en eengebrek aan deugdzaamheid. Ze grepen naarhet nationalisme als medicijn om de nationa-

le eenheid te versterken, en zo wellicht demaatschappelijke onrust, tot uiting gekomenbij het Palingoproer, te doenverstommen.Hoe zuur het ook mag klinken,de dood van de onberekenbare Willem IIIkwam met het oog op deze toestand als eengeschenk uit de hemel. De naderende troons-bestijging van de populaire, jonge koninginWilhelmina gaf de liberale elite een uitgele-zen mogelijkheid om het Nederlandse natio-nalisme verder te populariseren. In tegenstel-ling tot haar losbandige vader kon de jongeWilhelmina uitstekend dienen als een voorbijna alle partijen acceptabele verbeeldingvan de natie. In de jaren negentig van denegentiende eeuw op kennismakingstourneedoor het land belichaamden moeder en doch-ter volgens Wilhelmina-biograaf CeesFasseur “de nationale traditie en identiteit”.En dat “in een samenleving die door partij-strijd, geloofsstrijd, een snelle industrialisa-tie, stadsuitbreiding en economische ontwik-keling op allerlei gebied in een hoog tempoleek te vervreemden van een verleden datvelen vertrouwd en dierbaar was.”Wilhelmina stond symbool voor het jonge envruchtbare Nederland dat na alle ellendige,tuchteloze tijden op zou bloeien als eenbloem. Bovendien, zo schrijft Maria Grever,kan een vrouw in tijden van sociale onrustuitstekend functioneren als barmhartig moe-derfiguur die het goed op heeft met de armen.Te Velde voegt daaraan toe dat de mannen dievorm gaven aan het nationalisme graag hunnationale droom projecteerden op een poli-tiek vrijwel machteloze vrouw.Hoewel aanvankelijk sommigen nog vraagte-kens zetten bij een vrouw op zo’n hoge posi-tie, zagen de meeste opiniemakers hier al snelde voordelen van in. Juist een jonge, kuisevrouw als Wilhelmina kon de Nederlandsenatie leiden in de zoektocht naar gemeen-schapszin en plichtsbesef, naar een moreelreveille. Hoe ver de acceptatie van een vrou-welijk staatshoofd in 1898 inmiddels reikte,blijkt uit het commentaar in De Tijd. Het katholieke dagblad mijmerde rond dekroningsfeesten in Amsterdam dat, hoewelmen blij zou zijn geweest met “een Koning,in volle mannelijke kracht”, het ook zeertevreden was nu “het lieflijk schoon vanjonkvrouwelijke jeugd, reinheid en bevallig-heid zich met de majesteit der Kroon hebbenvereenigd”. Het is geen overdrijving om testellen dat Wilhelmina in 1898, vanuit hetoogpunt van de heersende burgerij en haarnationalisme, de juiste persoon op het juistemoment was. De katholieke voorman enpriester Schaepman vatte het treffend samenin een gedicht naar aanleiding van de troons-bestijging:

“Doet Gij de Oranjezonne dagen,In vredelicht en glorieschijn,Gij, ons Oranjemaagdelijn (...)U, voor dit volk, in hooger zin:Zijn jeugd in schooner vorm herboren,Tot schooner toekomst uitverkorenIn U, zijn jonge Koningin!”

Echte mannenHet officiële deel van de inhuldiging voltrokzich in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.Middelpunt was natuurlijk Wilhelmina, in hetwit gekleed. Maria Grever benadrukt hetbelang van 'whiteness' in Wilhelmina haar

Begroeting van Ere-presidente Prinses Juliana bij de opening van de tentoonstelling

‘De Nederlandse vrouw 1898-1948’ door de Commissie van Ontvangst. Afkomstig uit het archief

Tentoonstelling ‘De Nederlandse vrouw 1898-1948’. Collectie IIAV.

Page 6: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

7

vroege publieke optreden, waarbij christelij-ke noties hierover samengaan met nationaledeugd in het lichaam van de koningin. Metdeze suggestie van maagdelijke reinheid namWilhelmina afstand van het scandaleuzeleven van haar vader. Wit symboliseert rein-heid, maagdelijkheid en vruchtbaarheid, pre-cies die nationale waarden waaraanNederland volgens de toenmalige liberale enconservatieve commentatoren behoefte had.Ook bij de intocht, net als bij haar meesteandere publieke verschijningen, gingWilhelmina in het wit. Een journalist van hetAlgemeen Handelsblad beschreef hoe “zenadert als een bruid die ter kerke gaat”.En net als binnen het gewone huwelijk heer-ste ook in dit verbond een duidelijke rolver-deling. In de bundel Gender Ironies ofNationalism noemt Mayer de voornaamstetaak van vrouwen binnen de natie de repro-ductie, zowel biologisch als symbolisch.Daarbij geldt dat “only pure and modestwomen can re-produce the pure nation; wit-hout purity in biological reproduction thenation clearly cannot survive”. Terwijl vrou-wen de natie reproduceren, zorgen de man-nen voor haar bescherming. De witte bruidWilhelmina omringde zich in de NieuweKerk dan ook vooral met militairen; echtemannen die de vrouwelijke natie moestenverdedigen. Prominente aanwezige was bij-voorbeeld ‘koning eenoog’ generaal Van derHeijden, onder wiens leiding duizendenAtjehers vermoord werden. Het ritueel van deinhuldiging bleek buitengewoon aangrijpendte zijn, zo doet de beschrijving in hetAlgemeen Handelsblad vermoeden:

“Ik heb zien schrijden mijn Koningin, hoogen blank haar wijding tegemoet. Haar hoofdwas als een lelie in zonneschijn, schitterenddroeg ze een vijfmaal gesterden diadeem vanedelstenen in het glanzend haar.”

Vrouw aan de spitsWie denkt dat tenminste de opkomende vrou-wenbeweging zich tegen dit patriarchalebeschavingsoffensief zou verzetten, komtbedrogen uit. In de pleidooien voor nationale‘zuiverheid’ liep opvallend genoeg zelfs eenaantal vooraanstaande feministische activis-ten voorop. Zo citeerde het liberale AlgemeenHandelsblad enkele dagen voor de inhuldi-ging de feministe Johanna Naber. In een spe-ciaal oranje-nummer van het tijdschriftVrouwenarbeid riep zij Wilhelmina op deNederlandse vrouwen voor te gaan in denationale strijd tegen moreel en zedelijk ver-val:

“(...) indien weder als van ouds een Oranjeaan de spits ging in den strijd, niet minderheet en bang dan de kamp, eens met denSpanjaard gevoerd: de worsteling metzooveel, dat onze maatschappij bezoedelt,verontreinigd en het Nederlandsche volk,zoowel hier als in zijn koloniën in stoffelijken geestelijk opzicht beide, zooveel minderrijk en vruchtbaar maakt dan het zoude kun-nen zijn.”

Het idee dat de feministische beweging tenalle tijde de vrouwen aller landen wilde ver-enigen is dan ook onjuist, meent MariaGrever. De meeste Nederlandse vrouwentrachtten zich te emanciperen binnen de gren-

zen van de Nederlandse natiestaat. Blijkbaarmiste de krachtige met genderverhoudingenen seksualiteit doorspekte beeldspraak vanhet nationalisme ook op veel feministen haaruitwerking niet. Hun emancipatiestrevenvond plaats binnen de strikte morele kadersvan de zogenaamde ‘beschavingsoffensie-ven’, zoals deze door de heersende burgerijwerden gevoerd tegen arbeiders en kolonia-len. Op een conferentie gewijd aan de publie-ke moraliteit bespraken de vrouwen volgensGrever “strategies on how to civilise the‘uncivilised people’ into morally responsibleDutch citizens. Both ‘decent’ men andwomen should take charge of the implemen-tation of a proper morality in the Dutch king-dom.”Met name na de inhuldiging van koninginWilhelmina in 1898 raakte het streven naaremancipatie nauw verweven met deNederlandse identiteit en steun voor demonarchie. Naast oprecht nationalisme,hoopten conservatieve feministes als Naberook dat de koningin, als vrouw op een hoge,verantwoordelijke positie, een voortrekkers-rol kon vervullen in de strijd voor emancipa-tie van de vrouw.

Nederlandse moedersDat deze feministische liefdesverklaring aande monarchie een blijvertje was, lieten deactiviteiten van de vrouwenbeweging rondJuliana’s kroning, vijftig jaar later zien. Ophet Binnenhof in Den Haag waren de vrou-wen gekleed in traditionele klederdrachten.Net als in 1898 organiseerde de vrouwenbe-weging een overzichtstentoonstelling. Overde inhoud daarvan en de weg die de feminis-ten waren ingeslagen was zelfs de katholiekeVolkskrant tevreden. Genoegzaam constateer-de de krant dat juist nu vrouwen de mogelijk-heid hadden om alle mogelijk beroepen uit teoefenen, “bezint een grote groep vrouwenzich weer opnieuw op haar gezinstaak”. “Ishet dan geen winst, dat deze grandioze ten-toonstelling van wat de vrouw kan en mag

doen, begint met dat wat ze weer het liefstewil doen: dat onvervangbare werk in haareigen gezin!” In hun eigen gedenkboek slotende vrouwen zich hierbij aan. Lovend werdover het gezinsleven van de kersverse konin-gin Juliana geschreven:

“Misschien mag ik wel zeggen, dat zij moe-der is in de volle en meest voortreffelijke zinvan het woord. Zij is allerminst een vrouw,die door allerlei plichten buitenshuis wegge-zogen wordt van haar gezin. Zij leeft methaar man en haar kinderen het leven van deechte Nederlandse moeder.”

Met de tweede feministische golf achter derug is de buitenstaander geneigd deze tradi-tionalistische activiteiten rond de koninklijkeviering te wijten aan ideologische zwakte.Deze zou tekenend zijn voor de miserabeletoestand waarin de feministische bewegingzich in deze tijd bevond. Toch ontplooidendeze vrouwen in de jaren direct na de oorlogopvallend veel activiteiten. VolgensSchwegman en Withuis had de ervaring vande oorlog, waarin vrouwen door de extremesituatie en de afwezigheid van veel inDuitsland tewerkgestelde mannen meer zelf-standigheid verwierven, een versterking vanhun bewustzijn als vrouw teweeggebracht.Tegelijkertijd was deze identiteit explicietaan de Nederlandse natie gebonden, aldusSchwegman en Withuis:

“Hier symboliseerden Wilhelmina en haaropvolgster Juliana de gezamenlijkheid van deNederlandse vrouwen die elkaar gedurendede barre oorlogsjaren over vroegere sociale,religieuze en politieke scheidslijnen heen,hadden leren kennen en waarderen alsNederlandse vrouwen.”

Daarmee had de ‘nationalisering’ van deNederlandse vrouw een versterkt vrouwelijkwij-gevoel tot gevolg, hetgeen een goedebasis is voor feminisme. Daar stond tegen-

Interieur St. Jacobskerk Den Haag 1937. Collectie IIAV.

Na

tio

na

lism

e e

n g

en

de

rK

oen

Hae

gens

Page 7: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

8

nomische crisis en maatschappelijke ver-deeldheid, is de band tussen vorst en volk alseen huwelijk, schrijft De Telegraaf. Immers,“het hechte huwelijk is niet dat zonder strijden oneenigheid, maar dat waarin men bijeen-blijft en staat voor elkander, met rede en hart,na alle beproeving, omdat het goed is, zooalshet is.” De gezinssymboliek leende zichtevens voor de nationalisering van de erva-ring van de oorlog. Baron De Vos vanSteenwijk, commissaris der Koningin in deprovincie Noord-Holland, stelde in een redeter gelegenheid van het koninklijk jubileumvan Wilhelmina in 1948 dat:

“Evenals in een gezin, waarvan de leden intijden van voorspoed min of meer gedachte-loos naast elkander voortleven, maar in ziek-te en tegenspoed de diepere betekenis van degezinsband gaan beseffen, zo hebben velen inons Nederlandse volk eerst in de oorlogsjarenleren begrijpen, wat de drager van de kroonook in een moderne staat nog aan geestelijkewaarden voor het volksbestaan vertegen-woordigt.”

Temidden van al het moralistische nationalis-tische gepraat - van de schone zeden tot destoere mannen en reine vrouwen - is de ver-gelijking tussen gezin en natie nog wel demeest opvallende en veelvuldigst terugkeren-de. Dat is ook niet vreemd. De voortdurendgesuggereerde relatie tussen natie en gezin iseen wezenlijk onderdeel van de nationalisti-sche succesformule. Volgens Grever ligt in degezinssymboliek een verklaring voor de aan-houdende populariteit van de monarchie bijhet ‘gewone volk’. “De voorstelling van eengezin rond de nationale troon (...) appelleerdeaan godsdienstige gevoelens en sprak tot deverbeelding op het niveau van het alledaagseleven. De massa wilde de koninklijke familieals een Heilige Familie zien.” Het patriar-chaat is daarmee ook een soort protonationa-

over dat zij als vrouw van de Nederlandsenatie een offer moest brengen voor diegemeenschap, door zonder morren mee tewerken aan de wederopbouw en zich teplooien naar de eisen van het gezin. Het leid-de tot de paradoxale situatie dat de al in dejaren dertig breed gedeelde consensus overhet traditionele gezin als hoeksteen van desamenleving zich na de oorlog ook uitstrektetot de feministen, schrijft De Liagre Böhl ineen bijdrage aan de bundel In fatsoen her-steld. Zedelijkheid en wederopbouw na deoorlog.

BeschavingsoffensiefZo werkte de vrouwenbeweging opnieuwmee aan een nationalistisch beschavings-offensief. Van zo’n offensief was ook sprakerond 1898, zoals we zagen. In 1937, rond hethuwelijk van Bernhard en Juliana, werd hetpublieke debat opnieuw beheerst door eencombinatie van conservatief pessimisme eneen moreel reveille. Daarin stonden volgensBlom normen en waarden centraal als“gevoel voor orde en gezag, standsbesef,nationaal sentiment, arbeidszin, spaarzaam-heid, en een hele reeks morele en fatsoensre-gels met beheersing, zelfbeheersing bij voor-keur, als gemeenschappelijke noemer.”Tegenover al de verloedering werd de monar-chie gesteld als moreel ijkpunt, een veilige,nationale rots in de branding waarop dewoeste golven van modernisering beukten.Ook na de oorlog meenden de pessimisteneen verval in beschaving waar te nemen.Gedurende deze chaotische periode was hetgezag van de autoriteiten beperkt. In de roesvan de bevrijding wisten jongeren zich tijde-lijk uit de beklemmende moraal los te maken.Vooral vrouwen gaven zich, in de ogen vanveel Nederlandse mannen, over aan losban-digheid door hun omgang met buitenlandsesoldaten. Daarnaast waren veel commentato-ren en politici bezorgd over een vermeende,alom aanwezige ‘arbeidsschuwheid’. Dediverse motieven in dit beschavingsdiscours,schrijft De Liagre Böhl:

“(...) klonterden in het najaar van 1945 samentot een afgerond, disciplinerend betoog: dezedenverwildering tastte de kracht en waar-digheid van de volksgemeenschap aan, redenwaarom de buikriem aangetrokken en een-drachtig aan het werk getogen moest wor-den.”

GezinsbandHet medicijn voor al deze maatschappelijkeziektes was ten alle tijden het harmonieuze,traditionele gezin. Niet alleen op het niveauvan de familie, ook de natie als geheel moestvoldoen aan die vertrouwde, patriarchaleordening. Het hoeft dan ook geen verbazingte wekken dat de parallel tussen gezin ennatie een dominante rol inneemt in de natio-nalistische symboliek, door alle tijden heen.Zo droomde De Tijd in 1898 over een zelfdeverhouding tussen vorst en volk “als zich inden boezem van het gezin tusschen ouders enkinderen openbaart". De Oranjefeesten warenvoor het Nederlandse volk wat verjaardagenen familiefeesten betekenden voor een gezin,stelde het katholieke dagblad.Ook bij latere monarchistische feestdagenblijkt de gezinsbeeldspraak breed inzetbaar tezijn. In de jaren dertig, gekenmerkt door eco-

le verhouding, zoals Hobsbawm de pre-natio-nale vormen van collectieve identificatie -taal, religie en etniciteit - noemde, waar hetnationalisme op voort kon bouwen en zijnsucces aan ontleent. In de terugkerende vergelijkingen tussennatie en gezin komt de gender-kern van hetnationalisme tot uiting. Dezelfde normenvoor zedelijkheid die gelden binnen hetgezin, stelt een bepaalde elite ook voor hetvolk als geheel. En net als binnen het gezindienen onder het volk de verschillende groe-pen hun plaats te weten en te accepteren. Datook grote delen van de vrouwenbewegingzich hierin schikten, laat zien hoe krachtig decombinatie van nationalisme en patriarchaalmoralisme is.

Koen Haegens (1980) is politicoloog en journalist. Zijn afstudeerscriptieHoeders van de natie. Monarchie en nationalisme in Nederland is een onder-zoek naar de rol van het koningshuis bij de constructie van de Nederlandsenatie.

Literatuur. J.H.C. Blom, Burgerlijk en Beheerst. Over Nederland in de twintigste

eeuw. Amsterdam, 1996.. C. Fasseur, Wilhelmina. De jonge koningin. Amsterdam, 1998.. H. Galesloot en M. Schrevel, In fatsoen hersteld. Zedelijkheid en

wederopbouw na de oorlog. Amsterdam, 1987.. M. Grever, ‘Koningin Wilhelmina en het feminisme of de ogenschijnlijke

onverenigbaarheid van karakters’, Tijdschrift voor genderstudies 2 (1999) pp. 4-19.

. M. Grever, ‘Moral Purity and Whiteness. Feminist Visions of the Nation at the Dutch Women's Exhibition in 1898’, Thamyris. Mythmaking from past to present, Vol. 7, nr. 1/2 (2000) pp. 225-247.

. M. Grever, ‘Van landsvader tot moeder des vaderlands. Oranje, Gender en Nederland’, Historisch tijdschrift Groniek, 158/159 (2002) pp. 131-150.

. E. Hobsbawm, Nations and Nationalisme since 1780. Cambridge, 1992.

. T. Mayer (red.), Gender Ironies of Nationalism. Sexing the Nation. Londen, 2000.

. M. Schwegman en J. Withuis, ‘Moederschap: van springplank tot obstakel. Vrouwen, natie en burgerschap in twintigste-eeuws Nederland’, G. Duby en M. Perrot (red.), Geschiedenis van de vrouw. De twintigste eeuw. Amsterdam, 1993, pp. 557-583.

. H. te Velde, Gemeenschapszin en plichtsbesef. Liberalisme en Nationalisme in Nederland, 1870-1918. Groningen, 1992.

Wilhelmina in 1898. Bron: Henk te Velde,

Gemeenschapszin en plichtsbesef. Liberalisme

en nationalisme in Nederland, 1870-1918.

Groningen, 1992.

Na

tio

na

lism

e e

n g

en

de

rK

oen

Hae

gens

Page 8: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

9

op een arme arbeidersknecht (anders-om kan ook). Een van de ouders is opde verbintenis tegen en maakt het jongestel het leven zuur. Er worden velerleibeproevingen doorstaan en misverstan-den uit de weg geruimd, maar leed lou-tert en uiteindelijk overwint de liefde.Het boek eindigt met een scène waarinde geliefden elkaar eeuwige trouwbeloven, of waarin het prille gelukwordt bekroond in de vorm van degeboorte van een ‘stamhouder’. Er zijnnatuurlijk talloze variaties mogelijk,maar het valt niet te ontkennen datstreekromans een vaste opbouw en the-matiek hebben. Er wordt in deze boe-ken een overzichtelijke wereldgeschetst waarin het kwaad wordtgestraft, de deugd beloond, boontje omzijn loontje komt en ware liefde allesoverwint.

Maatschappelijke afkeuringHet negatieve oordeel van de recensen-ten beperkt zich echter niet tot deinhoud van de romans, maar heeft ookbetrekking op de auteurs en de lezersvan het genre. Het leespubliek vanstreekromans bestaat voor tachtig pro-cent uit vrouwen. Tweederde van dezelezers is ouder dan vijftig jaar en een-vierde is zelfs de zeventig gepasseerd.Er wordt door de boekbesprekers directof indirect een verband gelegd tussende trivialiteit van de romans en het feitdat ze vooral worden geschreven engelezen door vrouwen. Zo wordt hetouderwetse, kleinschalige, ‘huiselijke’van de streekromanwereld, het gebrekaan engagement, verklaard uit hetgeslacht van de auteurs. Een literaireauteur beschrijft de samenhang tussenmenselijke relaties en grotere maat-schappelijke stromingen, schrijft eenrecensent, maar in streekromans isdeze samenhang losgelaten. Dat komtomdat de auteurs van deze boekenvoornamelijk vrouwen zijn, zij zijnvolgens Wim Zaal: “de hoedsters vaneen meer traditionele, haast huiselijkevorm en wereldvisie”. Het schrijvenvan de romans wordt vaak op neerbui-gende wijze vergeleken met vervaardi-gen van een handwerkje. Zo luidt een

WWie in Nederland een OpenbareBibliotheek binnenloopt, ziet dat deboekenkasten voor een belangrijk deelmet streekromans zijn gevuld. Hetgenre, herkenbaar aan het gekleurdeomslag met een tekening van eenjonge, blozende boerin voor een rustie-ke hoeve, is zeer geliefd bij het leespu-bliek. De gebonden uitgaven vanHenny Thijssing-Boer, Gerda vanWageningen en Annie Oosterbroek-Dutschun worden door bibliotheekbe-zoekers veel vaker mee naar huis geno-men dan andere romans. De boeken,traditioneel op de markt gebracht dooruitgeverijen als Gottmer, Zomer &Keuning, Kok en Callenbach, wordengedrukt in oplagen waar veel literaireauteurs alleen maar van kunnen dro-men. Van Henny Thijssing-Boer,‘koningin van de streekroman’ zijn tus-sen de vijf en zes miljoen boeken overde toonbank gegaan. Marktleider Kokten Have verkoopt op dit moment jaar-lijks 500.000 streekromans inNederland en Vlaanderen.Een zoektocht op het internet leert datstreekromans weliswaar veel wordengelezen en geschreven, maar dat ernauwelijks serieus onderzoek naar deboeken is gedaan. Wie iets over streek-romans wil weten is aangewezen oprecensies en boekbesprekingen in kran-ten en dagbladen. Ondanks hun succesbij het leespubliek, komen streekro-mans er in deze kritieken gewoonlijkslecht vanaf. De boeken worden stee-vast beschreven als ouderwets, morali-serend en oppervlakkig. Ze zouden deechte problemen op het platteland (hetmestoverschot, de varkenspest) verhul-len en valse sentimenten aankweken.Ook wordt met afkeuring op de een-voudige verhaallijn gewezen en op het,in de ogen van de recensenten, senti-mentele happy end.Hoewel in streekromans uiteenlopendeonderwerpen aan de orde komen,variërend van een net meisje dat hetslachtoffer wordt van een loverboy totmedicijn- en gokverslaving, hebben deboeken inderdaad vaak een vergelijk-bare plot. In grote lijnen gaat dat zo:een rijke boerendochter wordt verliefd

De taal van het hartHet succes van de streekromanDe streekroman is zeer populair bij een voornamelijkvrouwelijk leespubliek. Hoewel het genre nauwelijks isonderzocht, wordt het leesplezier algemeen verklaarduit een mechanisme van weerspiegeling en bevestiging:de lezeressen zouden even conservatief, oppervlakkigen eenvoudig zijn als de personages in hun favorieteromans. Onderzoek naar het succes van de streekro-man levert een ander beeld op.

paginagrote kop van een artikel overdeze auteurs in het Algemeen Dagbladvan 21 mei 1992: ‘Romans haken metde breipen’. Een ander voorbeeld uithet Nieuwsblad van het Noorden, in1982: ‘Henny Thijssing-Boer schrijft,zoals een ander breit of naait’. Er wordtbij herhaling op gewezen dat ‘de damesvan de streekroman’ in de vrije uurtjestussen het huishouden door, de ene nade andere roman produceren. Dezeenorme productie (Henny Thijssing-Boer heeft inmiddels 86 romansgeschreven) wordt daarbij opgevat alseen teken van de lage kwaliteit van deromans.De lezers van het genre komen er nietveel beter af. Gewoonlijk wordt aange-nomen dat de romans worden gelezendoor huisvrouwen met een lage oplei-ding die hun eigen, protestants-christe-lijk wereldbeeld in de boeken willenherkennen. Er wordt op neerbuigendetoon over hen geschreven. Zo zoudenze zich willen verliezen in een senti-mentele liefdesgeschiedenis of uit nos-talgie willen wegdromen bij verhalenover het ouderwetse dorps- en platte-landsleven, gesitueerd in een tijd dat debloemkool nog een kwartje kostte, hetkacheltje gezellig snorde en het ’s win-ters bitter, bitter koud was. De sterkversimpelde, schematische verhaalwe-reld met zijn vaste normen en waarden,zou een getrouwe afspiegeling zijn vanhet wereldbeeld van de lezer. De recen-senten beschouwen, met andere woor-den, niet alleen de romans als triviaal,maar evenzeer de vrouwelijke liefheb-bers van het genre.Deze maatschappelijke afkeuring is,voor zover het ‘vrouwengenres’ betreft,een algemeen verschijnsel. De litera-tuurcritica Krentz, die dit verschijnselbeschrijft, is van mening dat romanti-sche literatuur voor vrouwen door desamenleving wordt veroordeeld als‘trash’ en de lezers als ‘unintelligent,uneducated, unsophisticated, or neuro-tic’. De lectuur van meer ‘mannelijk’geassocieerde triviale literatuur, zoalsScience Fiction of de Western, komt delezers niet op maatschappelijkeminachting te staan. Zo zouden de lief-hebbers van Ian Flemings James Bondin geheimagent 007 diepe, algemeenmenselijke dilemma’s herkennen. DatBond er schematische, ongenuanceer-de opvattingen over goed en kwaad opnahoudt, betekent in de ogen van decritici niet dat de mannelijke lezers vande boeken dat ook doen. Van de vrou-welijke lezers van streekromans wordtdaarentegen door de recensenten aan-genomen dat ze net zo zwart-wit den-ken als de personages in de boeken.De critici zijn algemeen van meningdat onderzoek naar de wijze waarop deboeken worden gelezen en gewaar-

Lit

era

tu

ur

Ann

emar

ie v

an B

uure

n

Page 9: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

10

ven, veelgelezenhedendaagsestreekroman.Als eerste werd deveelgehoorde op-vatting onderzochtdat streekromanle-zers zich willenverliezen in eensentimenteel lief-desverhaal meteen happy end. Inhet algemeen kun-nen streekromans,op grond van hunplotstructuur,inderdaad wordenopgevat als lief-desgeschiedenis-sen: de held, bijaanvang van hetverhaal alleen, isaan het slot ver-enigd met zijn geliefde. In tradi-tionele analysesvan plotstructurenhangen mobiliteiten subjectiviteitdirect met elkaarsamen. Het perso-nage dat het meestin beweging is endat handelend op-treedt, komt auto-matisch naar vorenals de held van hetverhaal.

Omdat alle aandacht naar dit actieve,mobiele personage uitgaat, verschui-ven de personages in de objectpositiesnaar de achtergrond. Zij vertegenwoor-digen slechts een tussendoel, een halte-plaats of een rustpunt in het verhaalvan de held.Literatuurwetenschapper Lotman defi-nieert deze niet-mobiele personages alsfunctie van de ruimte waarvan ze deeluitmaken. In de praktijk is deze rolvaak weggelegd voor de vrouwelijkepersonages. Zo is Lotman van meningdat de narratieve structuur van een ver-haal in zijn meest fundamentele vormgebaseerd is op twee functies: “entryinto a closed space, and emergencefrom it”. Deze ruimte kan worden inge-vuld als “ ‘a cave’, ‘the grave’, ‘ahouse’, ‘woman’” en toetreding totdeze ‘ruimtes’ als “‘death’, ‘concep-tion’, ‘return home’” enzovoorts.Lotman voegt er aan toe dat “all theseacts are thought of as mutually identi-cal”. Ten opzichte van de actieve, zichontwikkelende, mannelijke held zijn depersonages in de objectposities passie-ve exponenten van een bepaalde ruim-te of plaats.De subjectiviteitsopvatting van theore-tici als Lotman heeft voor de interpre-tatie van streekromans een specifiekeffect. Wie een streekroman leest metuitsluitend oog voor activiteit leest eenliefdesverhaal: ‘boer zoekt vrouw’ of:‘hoe hij haar uiteindelijk toch krijgt’.Een analyse van de focalisatie (bij welkpersonage ligt het perspectief? Met wie

kijkt, denkt en voelt de lezer mee?)maakt echter een ander verhaal zicht-baar.Zo is in Verzwegen Verleden het moe-derpersonage, samen met het kleine,scheve huisje waar zij woont, eenobject in het verhaal van de held.Omdat zij haar huisje nauwelijks ver-laat en niet mobiel is, komt de moederniet naar voren als subject of held vanhet verhaal. ‘Moeder’ en ‘huis’ zijnnauwelijks van elkaar te onderschei-den. Toch is het voornamelijk haarvisie op de gebeurtenissen die, door demanier waarop het verhaal wordt ver-teld en gefocaliseerd, naar voren wordtgeschoven. De lezer wordt uitgenodigdom haar interpretatie van de gebeurte-nissen te delen.Verzwegen verleden bevat daarmee eendubbelperspectief. De lezer wordt in degelegenheid gesteld om mee te levenmet de held van het liefdesverhaal,maar wordt tevens uitgenodigd de visievan het moederpersonage op degeschiedenis te delen. Dit maakt hetmoeilijk om het verhaal uitsluitend alsliefdesgeschiedenis te lezen. De romanbevat tevens een relaas dat de betrek-kingen tussen moeder en kind behan-delt.Uit de enquête blijkt dat inderdaadslechts 10,3 procent van de lezers uit-sluitend met de held van de liefdesge-schiedenis in Verzwegen Verleden heeftmeegeleefd. Een ruime meerderheidvan de respondenten (84,3 procent)blijkt het verhaal tevens als ouder-kindverhaal te hebben gelezen. Dezeuitkomst geldt niet alleen voorVerzwegen Verleden. Voor streekro-mans in het algemeen bedraagt degemiddelde waardering voor het ouder-kindverhaal 4,0 op een schaal van 1 tot5, terwijl de gemiddelde waarderingvoor de liefdesgeschiedenis 3,4 is.Romantische thema’s spelen in hetalgemeen voor de lezers dus niet debelangrijkste rol.De aantrekkingskracht van streekro-mans wordt ook wel verklaard uit degedachte dat lezers hun eigen wereld-beeld in de boeken bevestigd zien. Omdit te testen werd een aantal opvattin-gen van het moederpersonage uitVerzwegen Verleden aan de lezers voor-gelegd. Het gaat hier om opvattingendie representatief zijn voor de streekro-manmoraal in het algemeen, zoals bij-voorbeeld: een mens mag het leven nietin eigen hand nemen. De meesterespondenten zien hun normen enwaarden niet in deze opvattingen weerspiegeld. Van de lezers die hetmeest met het moederpersonage hebben meegeleefd (44,1 procent)geeft bovendien 71,7 procent aan datze niets van haar hebben geleerd datvoor hun eigen leven van belang is.Het leesplezier lijkt dus niet te kunnenworden verklaard uit een mechanismevan weerspiegeling en bevestiging.

MoedersDe verhalen van de streekromanheldenkenmerken zich door een opvallende

deerd in feite overbodig is: dat deromans de opvattingen van hun lezersweerspiegelen is, in hun ogen, ‘moei-lijk betwistbaar’ en het valt dan ook teverwachten dat een onderzoek hiernaar‘geen opzienbarende resultaten’ zalopleveren. Deze voorstelling van zakenhoudt het triviale imago van de streek-romanlezeres in stand en ontmoedigtkritisch onderzoek naar de juistheidervan.

Het succes van de streekromanDeze gangbare opvattingen ten spijt,blijkt onderzoek naar de achtergrondenvan het leesplezier echter weldegelijkverrassende resultaten op te leveren.Dit blijkt uit een enquête gehoudenonder 250 leden van dePlattelandsvrouwen, verspreid oververschillende afdelingen in de provin-cies Groningen en Drenthe. Deze groeprespondenten, met de kenmerken vande doelgroep van de streekroman,beantwoordde een uitgebreide vragen-lijst. Deze lijst bevatte vragen overstreekromans in het algemeen entevens vragen over een specifieke, zeerpopulaire streekroman die door allerespondenten was gelezen, VerzwegenVerleden (1988) van Henny Thijssing-Boer. Deze roman kan worden opgevatals representatief voor de, immers alle-maal volgens hetzelfde recept geschre-

Lit

era

tu

ur

Ann

emar

ie v

an B

uure

n

Cover van Henny Thijssing-Boers

trilogie Menneke.

Page 10: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

11

machteloosheid, eenzaamheid en ver-blinding. Zonder hulp van buitenaf sla-gen zij er niet in om hun doelen tebereiken. De hulpeloosheid van dehoofdpersonen wordt ook welgenoemd als verklaring voor de popu-lariteit van de boeken. De vrouwelijkelezers zouden hun eigen machteloos-heid in de protagonisten weerspiegeldzien. De streekromanfantasie stelt delezer echter, door middel van de focali-satie, ook in staat om zich te identifice-ren met het personage dat ‘alles goed-maakt’ en dat de eenzaamheid en hetverlangen opheft: het moederpersona-ge. Het moederpersonage speelt indeze romans een sleutelrol die tot nutoe echter onopgemerkt is gebleven.De streekromanmoeder doet in alwe-tenheid nauwelijks onder voor de, inhet genre zo belangrijke, alomtegen-woordige verteller. Net als de vertellerheeft zij inzicht in de beweegredenenvan de andere personages en beschiktover kennis die voor ‘gewone’ persona-ges verborgen is. Ze doorziet iedereenen kan in alle harten en hoofden kijken.Ze beschikt over een onfeilbare vrou-welijke intuitie. Bovendien voorziet zijde gebeurtenissen voor de lezer vaneen betrouwbaar moreel interpretatie-kader.De machteloosheid van de hoofdper-soon komt daarmee in een ander lichtte staan. Deze onmacht is geen weer-spiegeling van gevoelens van hulpe-loosheid bij de lezer, maar moet wor-den gezien in samenhang met de narra-tief sterke positie van het moederperso-nage. De focalisatie nodigt de lezer uitzich afwisselend in beide perspectieven(macht en machteloosheid) in te leven.De lezer van streekromans kan gevoe-lens van verlatenheid en hulpeloosheidoplossen door zich te vereenzelvigenmet de allesvergevende, liefhebbendemoeder die ervoor zorgt dat alles goed-komt. De meestgelezen streekromansnodigen hun lezers uit om zich zowelmet de hulpeloze held als met hetmachtige moederpersonage te identifi-ceren. Waarom dit prettig is voor delezer kan het beste worden verduide-

lijkt door een vergelijking met eenander populair vrouwengenre: de boe-ketreeks. In dit genre wordt de een-zaamheid van de heldin uiteindelijkweggenomen door held, maar de foca-lisatiesituatie maakt het moeilijk voorde lezer om zich met hem te identifice-ren. Het perspectief ligt niet bij hem,maar bij de heldin. De lezer kan meele-ven met degene die gered moet wor-den, maar niet met de redder.Streekromans bieden hun lezers, watdit betreft, meer mogelijkheden.

VerbeeldingstekortTegen de achtergrond van het doorKaplan, Hirsch, en anderen beschreven‘verbeeldingstekort’ rond de figuur vande moeder, is dit een opmerkelijke uit-komst. De moeder wordt in onze cul-tuur nauwelijks gerepresenteerd alshandelend, denkend en sprekend sub-ject. Gewoonlijk speelt zij slechts eenrol in het verhaal van haar kind(eren),

hetzij als object van verlangen (alsrepresentant van het verloren paradijsvan de kindertijd) hetzij als hindernisin hun ontwikkeling. Streekromansappelleren aan een verlangen naar ver-bondenheid, emotionele vervulling en(nest)warmte. Aan dit verlangen wordtinvulling gegeven door middel vanbeelden die de moeder, in afwijkingvan wat in onze cultuur gebruikelijk is,voorstellen als gezaghebbend en volko-men. Dat het verhaal grotendeels doorde moeder wordt verteld, overdacht engeïnterpreteerd maakt haar in narratiefen visueel opzicht tot het belangrijkstepersonage in veel van deze boeken.Streekromans geven hun lezers demogelijkheid om de moeder niet alleenop te vatten als object van verlangen,maar tevens als denkend en sprekendsubject van het verhaal. Het genoegenwaarmee streekromans worden gelezenkan tegen deze achtergrond volledigerworden begrepen.

Annemarie van Buuren promoveerde op 13 januari 2004 op een onderzoek naarhet succes van de streekroman: De taal van het hart. Retorica en receptie van dehedendaagse streekroman.

Literatuur. A. van Buuren, De taal van het hart. Retorica en receptie van de

hedendaagse streekroman. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen (2004).

. J.G. Cawalti, Adventure, Mystery and Romance. Formula Stories as Art andPopular Culture. Chicago, 1976.

. K. Fens, ‘Er is ook een leesboek waarover zelden of nooit iets te lezen valt’,in: De Volkskrant (19-9-1972).

. M. Hirsch, The Mother/Daughter Plot. Narrative, Psychoanalysis,Feminism. Bloomington / Indianapolis, 1989.

. A.E. Kaplan, Motherhood and Representation. The Mother in Popular Culture and Melodrama. London / New York, 1992.

. A. Krentz, Dangerous Men and Adventurous Women: Romance Writers on the Appeal of the Romance. Philadelphia, 1992.

. J. Lotman, ‘The Origin of Plot in the Light of Typologie’, in: Poetics Today1 (1979) pp.161-184.

. H. Thijssing-Boer, Verzwegen verleden. Haarlem, 1988.

. E.Veenstra, ‘De lezer aan de leiband. Anatomie van de streekroman’, in: DeHaagse Post (8-6-1974).

. W. Zaal, ‘De dames van de streekroman’, in: Elseviers Magazine(17-4-1979).

Richtlijnen voor auteursEen artikel voor Historica bevat:* een titel, ondertitel, een korte lead (pakkende introductie die aan het

artikel voorafgaat) en enige tussenkopjes* een korte literatuuropgave (van ten hoogste tien titels).

Titelbeschrijving boek:Elsbeth Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriette Roland Holst 1869-1952. Meppel, 1992.Titelbeschrijving artikel:R. Dekker, ‘Vrouwen in middeleeuws en vroegmodern Nederland’, in:G. Duby en M. Perrot, Geschiedenis van de vrouw III. Van Renaissance tot de moderne tijd. Amsterdam, 1992,pp. 415-443.

* géén noten* enige personalia van de auteur (een of twee zinnen, met daarin o.a.

vermeld naam, functie, geboortejaar) en het adres van de auteur* drie illustraties met onderschriften én bronvermelding;

digitaal aangeleverde illustraties bij voorkeur wegschrijven als tif-bestand en gescanned op minimaal 300 dpi

* de officiële spelling (volgens het Groene Boekje)* een artikel van drie pagina’s bevat maximaal 2600 woorden; een twee

pagina’s tellend artikel 1600 woorden, een recensie (één pagina) 850 woorden

* citaten staan tussen dubbele aanhalingstekens (“en ”), in andere gevallen worden enkele aanhalingstekens (‘ en ’) gebruikt.

Aanlevering van kopij:* Per e-mail sturen naar het redactieadres: Mariken Schuur,

[email protected] of [email protected]

Deadlines:februarinummer: 1 oktoberjuninummer: 1 februarioktobernummer: 1 mei

Lit

era

tu

ur

Ann

emar

ie v

an B

uure

n

Page 11: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

I

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

12

Dan

iell

e va

n de

n H

euve

l

In de vroegmoderne Noordelijke Neder-landen waren gehuwde vrouwen handelings-onbekwaam. Dit betekende dat zij niet zelf-standig contracten mochten sluiten, niet huneigen goed mochten beheren en dat ze nietzelfstandig voor de rechtbank konden ver-schijnen. In al deze gevallen moesten zijzich door hun echtgenoot laten vertegen-woordigen. Nu bestond er een uitzonde-ringsregel die deze groep vrouwen in iedergeval meer economische speelruimte gaf, enwel de regel van de ‘Openbaar Koopvrouw’.De ‘Openbaar Koopvrouw’-regel wordt veelaangehaald in literatuur over de economi-sche positie van vrouwen in de Republiek.De gedachte is vaak dat dankzij het bestaanvan deze uitzonderingsregel Hollandsevrouwen een opmerkelijk grote bijdrage aande handel geleverd zouden hebben. Tot opheden is echter onduidelijk gebleven watdeze juridisch status precies inhield; voorwie de regel precies bestemd was, of deregel in de loop der eeuwen veranderingendoormaakte en of deze speciale status in degehele Noordelijke Nederlanden gold.De praktische uitwerking van de status is totop heden eveneens onderbelicht gebleven.Historici verwijzen vaak naar de groteinvloed die de echtgenoot had op het in wer-king stellen van deze uitzonderingspositie.Een vrouw zou alleen met toestemming vanhaar echtgenoot van de regel gebruik hebbenkunnen maken en haar man zou de juridi-sche verworvenheden verbonden aan dezestatus ook weer in hebben kunnen trekkendoor met een ‘expliciet’ veto van zich telaten horen. Dergelijke weergaven van destatus zijn voornamelijk gebaseerd op dewerken van contemporaine rechtsgeleerdenals Hugo de Groot (1583-1645) en Simonvan Leeuwen (ca. 1627-1685), die zich ophun beurt weer baseerden op diverse stede-lijke keuren. Aanwijzingen voor een derge-lijke gang van zaken zijn tot op heden inandere bronnen echter niet gevonden. In ditartikel zal ik op basis van de stedelijke keu-ren bovenstaande onduidelijkheden probe-ren op te lossen.

opererende gehuwde zakenvrouwen was dusniet typisch voor de provincie Holland, nochvoor de Republiek. Wél vond er in deNoordelijke Nederlanden een ontwikkelingplaats die niet direct in andere West-Europese landen te traceren valt. In 1620merkt Hugo de Groot in zijn Inleidinge totde Hollandse rechtsgeleerdheid op, dat van-wege de groei van “de neeringen ende rijck-dommen der landen” de uitzonderingsposi-tie voor gehuwde koopvrouwen is uitge-breid. Volgens De Groot mag op datmoment, “een gehuwede vrouw, doendeopenbare neeringe ofte koopmanschap, wel(…) handelen in alle zaken de zelve neerin-ge ofte koopmanschap betreffende, endediengoederen van de neeringe vervremdenen belaste”. Dit betekent dat in de zeventien-de eeuw de speciale juridische status van deOpenbaar Koopvrouw en de bijbehorendebevoegdheden niet meer alleen van toepas-sing waren op gehuwde vrouwen werkzaamin een beperkt aantal beroepen, zoals voor-heen het geval was. Deze uitbreiding van de juridische statusdateert in ieder geval uit de zestiende eeuw.In 1542 verschijnt in de Friese keuren eenalgemenere beschrijving van de uitzonde-ringsregel. In Friesland geldt vanaf datmoment dat alle gehuwde vrouwen die inhet openbaar handel drijven daartoe hande-lingsbekwaam geacht worden. De algemeneformulering zoals in de Friese keuren vanhet midden van de zestiende eeuw gesteld,“openbare neeringe ende coopmanschap-pen”, zonder enige specificatie van beroe-pen, zien we later in vrijwel alle costumenen keuren terug en wordt tevens overgeno-men door Hugo de Groot in de eerder aan-gehaalde passage.Naast de uitbreiding van de toepassing vande status op handelsvrouwen in het alge-meen, in plaats van slechts op een handvolberoepen, betekende het voor de betrokkenvrouwen een verruiming van de reedsbestaande mogelijkheden. Zoals eerder al isaangegeven, mochten in de middeleeuwende vrouwen die konden profiteren van hetOpenbaar Koopvrouwschap alleen beperkteschulden aangaan. Vanaf het midden van dezestiende eeuw werden er daarentegen geenbeperkingen meer gesteld aan de grootte vanhet bedrag waarmee zij zich aan een anderkonden verbinden. Niet alleen werd de regeltoepasbaar op vrouwen in meer verschillen-de beroepen, ook kregen de handeldrijvendegehuwde vrouwen met de verruiming meerfinanciële armslag.

Dagelijkse praktijkNaast de vraag op welke vrouwen de uitzon-deringsregel van toepassing was, is er ookweinig bekend over de gevolgen van deregel voor de dagelijkse praktijk. Een ondui-delijk aspect aan de juridische status is deverwerving. Kortom, hoe werd een vrouwOpenbaar Koopvrouw?Tot op heden gingen veel historici ervan uitdat de rol van de echtgenoot cruciaal was in

Hollandse vrouwen stonden in de vroegmoderne tijdbekend om hun zelfstandige optreden in de handel.Zelfs getrouwde vrouwen zouden in deze sector hunmannetje hebben gestaan. Hoewel zij na hun huwelijkjuridisch handelingsonbekwaam waren, werd hen dooreen uitzonderingsregel de mogelijkheid gegeven actiefte zijn als handelsvrouw. Over deze uitzonderingsregel,die ook wel de regel van de ‘Openbaar Koopvrouw’genoemd wordt, is tot op heden weinig bekend. In ditartikel zal ik een antwoord geven op de vraag watdeze speciale status voor gehuwde handelsvrouwenprecies inhield.

De Openbaar KoopvrouwDe handelingsbekwaamheid van gehuwde koopvrouwen in de Republiek

Ec

on

om

isc

he

en

so

cia

le g

esc

hie

de

nis

De Openbaar KoopvrouwDe uitzonderingsregel voor gehuwde han-delsvrouwen duikt in de NoordelijkeNederlanden voor het eerst op in de eerstehelft van de dertiende eeuw. De middel-eeuwse stadsrechten van de Hollandse ste-den Monnikendam, Haarlem, Alkmaar enDelft stellen dat gehuwde vrouwen die zichbezighouden met brouwen, bakken, én deverkoop van wollen en linnen lakens engaren, zonder ingrijpen van hun echtgenootschulden mogen maken met betrekking tothun handel. De schulden die deze vrouwelij-ke ondernemers mogen aangaan zijn echterwel beperkt en betreffen telkens één een-heidsmaat (één broute biers, één baktebroods of één steen garen) van het door henverhandelde product. Andere gehuwde vrou-wen mogen slechts ten behoeve van hethuishouden een schuld aangaan met eenmaximum van 4 penningen. De vroegste vermeldingen van het OpenbaarKoopvrouwschap vinden we dus in de stads-rechten van Hollandse steden, maar in latereeeuwen is de vermelding van de uitzonde-ringspositie voor gehuwde koopvrouwenook terug te vinden buiten de provincieHolland, onder andere in ’s-Hertogenbosch(1330), Zutphen (1356), Friesland (1524),en Culemborg (1746). Het is aannemelijkdat dit recht voor gehuwde zakenvrouwenniet alleen in bovengenoemde plaatsenbestaan heeft, de vrijwel identieke formule-ring van de diverse keuren wijst erop datmen de formuleringen van elkaar heeft over-genomen op het moment dat de stedelijkerechtsregels werden opgetekend. Het feit datde uitzonderingspositie als eerst inHollandse steden opduikt heeft wellichtvooral te maken met het feit dat de stads-rechten daar eerder zijn opgesteld.Bovendien kenden niet alleen deNoordelijke Nederlanden een dergelijkejuridische status voor gehuwde koopvrou-wen: vergelijkbare uitzonderingsregels kwa-men voor in andere West-Europese landenals de Zuidelijke Nederlanden, Duitsland enFrankrijk.De aparte juridische status voor zelfstandig

Page 12: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

13

Ec

on

om

isc

he

en

so

cia

le g

esc

hie

de

nis

Dan

iell

e va

n de

n H

euve

l

het bemachtigen van de speciale juridischestatus voor getrouwde koopvrouwen.Volgens velen zou de man niet alleen (im-pliciet) toestemming hebben moeten gevenvoor het optreden van zijn vrouw alsOpenbaar Koopvrouw, maar zou hij haarbevoegdheden als zodanig ook weer hebbenkunnen intrekken door het uitspreken vaneen (expliciet) veto. Er wordt zelfs gesug-gereerd dat zowel de toestemming als hetverbod door de rechtbank bekrachtigd moes-ten worden. Opmerkelijk is dat in bronnenuit de vroegmoderne tijd weinig aanwijzin-gen te vinden zijn dat dit werkelijk het gevalwas. Er zijn geen notariële akten, nochrechtbankverslagen bekend waarin vrouwenhet Openbaar Koopvrouwschap wordt gege-ven of juist afgenomen. Slechts een enkelekeer, in Den Bosch in 1607 en in Amsterdamin 1644, is een verwijzing naar de beslissen-de rol van de man ook daadwerkelijk terugte vinden in de stedelijke regelgeving diebetrekking heeft op deze uitzonderingsposi-tie. In deze specifieke gevallen wordtbepaald dat de echtgenoot op de hoogtemoet zijn én toestemming moet geven voorde afzonderlijke handelsactiviteiten van zijnvrouw. In alle andere keuren die onderzochtzijn, komt een dergelijke voorwaarde nietvoor.In het vormen van ideeën omtrent de rol vande echtgenoot in de verwerving van de sta-tus van Openbaar Koopvrouw hebben histo-rici zich in het verleden gebaseerd op rechts-historische werken en contemporaine juridi-sche verhandelingen. De hierboven beschre-ven misvattingen zijn waarschijnlijk te wij-ten aan de lastige interpretatie van deze wer-

ken. Zo verwijzenzowel De Groot alsVan Leeuwen inder-daad naar de moge-lijkheden die echtge-noten hebben dejuridische vrijhedenvan hun vrouwen telaten beperken doorde rechtbank. Ditbetreft echter demogelijkheden voorgetrouwde vrouwenom zelfstandig voorhet huishouden uit-gaven te doen. Nu iser weliswaar in het

vijftiende-eeuwse Rechtsboek van Den Brieleen verwijzing te vinden naar de mogelijk-heid die een echtgenoot had om zijn vrouw“voirt gherecht ende tscependom” een halttoe te roepen, maar in latere keurboekenwordt deze voorwaarde niet herhaald. Ditbetekent overigens niet dat mannen de zakenvan hun echtgenotes in de vroegmoderne tijdniet meer door middel van een rechtszaakkonden stoppen. Het gebrek aan bewijs uitde praktijk lijkt er echter op te wijzen dat bijuitspreken van een verbod, evenals bij hetverlenen van toestemming, niet een officië-le weg werd bewandeld, maar dat dit inhuiselijke kring werd beslecht.Gehuwde vrouwen die een eigen zaak wil-den beginnen, zullen zich dus niet naar eennotaris of rechtbank hebben begeven omzich ‘Openbaar Koopvrouw’ te laten verkla-ren. Op het moment dat zij zelfstandig én inhet openbaar een onderneming begonnen,konden zij zich beroepen op de uitzonde-ringspositie. Hierbij moeten we ons ookrealiseren dat de rechtspositie van deOpenbaar Koopvrouw is vastgelegd in destedelijke regelgeving als een uitzonderingop de normale rechtspositie van gehuwdevrouwen. Het was een vorm van gewoonte-recht die in de stedelijke keuren werd vast-gelegd, waar pas aanspraak op gemaaktwerd als zich problemen voordeden. Zovond in 1630 het Amsterdamse gerecht hetnodig om zich te beroepen op deze specifie-ke rechtsregels op het moment dat eenvrouw zich probeerde te ontrekken aan debetaling van een lading koren. Het gerechtoordeelde echter dat omdat de vrouw “eenkoopwijf” was, de vrouw noch haar man het

recht had de transactie ongedaan te makenen dat in ieder geval één van hen verplichtwas het openstaande bedrag te betalen. DeBossche schepenen raadpleegden de speci-fieke keur toen zij het verzoek van soldaten-vrouwen kregen om toegelaten te worden tothet kramersgilde. Zij oordeelden dat ze hetverzoek niet konden weigeren omdatgehuwde vrouwen volgens de keur immersafzonderlijk van hun echtgenoten handelmochten drijven. Het voorbeeld van de Amsterdamse hande-laarster in koren geeft een impressie van depraktische implicaties voor vrouwen dieOpenbaar Koopvrouw waren. Maar watbetekende het nu precies om als gehuwdevrouw aanspraak te maken op de mogelijk-heden die het Openbaar Koopvrouwschapbood? Allereerst maakte het bestaan van deuitzonderingsregel het gehuwde vrouwennatuurlijk mogelijk een eigen handel ofbedrijf op te zetten. Als OpenbaarKoopvrouw verwierf een gehuwde vrouw dehandelingsbekwaamheid die haar normaalgesproken ontbrak. Zonder deze uitzonde-ringsregel was het voor deze vrouwen nietmogelijk om buiten vertegenwoordiging vanhun man contracten te sluiten en konden zijook niet een eigen vermogen beheren. Datwil overigens niet zeggen dat gehuwde vrou-wen zonder het Openbaar Koopvrouwschapzich niet in de handel konden begeven; mee-werken in het bedrijf van de echtgenoot konimmers ook. Alleen in Friesland was de uit-zonderingsregel van toepassing op vrouwendie meewerkten in het bedrijf van hun man,in alle andere gevallen waren ‘OpenbaarKoopvrouwen’ gehuwde vrouwen met eeneigen zaak en vielen de meewerkende echt-genotes buiten beschouwing.We moeten ons wel realiseren dat de hande-lingsbekwaamheden slechts de koopman-schap van een Openbaar Koopvrouw betrof.Deze vrouwen waren dus niet volledig han-delingsbekwaam, zoals het geval van dehandelsvrouw Harmpjen Barends illustreert.In 1717 toog Harmpjen naar het Enkhuizergerecht. De echtgenoot van Harmpjen voerop zee en in zijn afwezigheid had ze een huisgekocht. Tot haar verbazing was het haarniet toegestaan de zaken af te handelen.Hiervoor had ze speciale toestemming vanhet gerecht nodig: het kopen van een huishad namelijk niets met haar koopmanschapte maken. Het feit dat Harmpjen zelf hier

Op de Amsterdamse vismarkt werkten veel Openbaar Koopvrouwen:

gehuwde vrouwen van wie de echtgenoten een ander beroep hadden.

Claes Jansz Visscher, Amsterdam 1611.

Titelpagina van het keurboek van Amsterdam uit 1644 waarin de aparte sta-

tus voor gehuwde koopvrouwen is opgenomen. Collectie IISG.

Page 13: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

14

ook niet van op de hoogte was, maakt nogeens duidelijk dat de status vooral een papie-ren regel was, die pas werd toegepast in hetgeval van problemen of overduidelijke over-schrijdingen van de grenzen aan de status.Een tweede belangrijke implicatie van hetOpenbaar Koopvrouwschap was de toenamein verantwoordelijkheden. Als OpenbaarKoopvrouw was een vrouw volledig verant-woordelijk voor de schulden die ze maakte.Bovendien verbond ze niet alleen zichzelf,maar tevens haar echtgenoot wanneer zecontracten afsloot. Haar man kon de con-tracten die ze aanging dus ook niet meerongedaan maken.Deze extra verantwoordelijkheid betrofeveneens de financiële situatie van het gezin.Normaal konden weduwen na de dood vanhun echtgenoot ‘voor de baar uitgaan’. Ditbetekende dat een weduwe afstand kon doenvan de boedel en op deze manier niet ver-antwoordelijk was voor de betaling vaneventuele openstaande schulden. Deze rege-ling was ingesteld om handelingsonbekwa-me echtgenotes te beschermen: zij haddenimmers tijdens hun huwelijk niet debevoegdheden zelf schulden te maken. VoorOpenbaar Koopvrouwen gold dit niet en zijkonden na het overlijden van hun echtgenootzich dan ook niet op deze mogelijkheidberoepen.Naast het feit dat een vrouw als OpenbaarKoopvrouw medeverantwoordelijk werdgehouden voor de schulden die het gezinaanging, maakte haar handelingsbekwaam-heid het eveneens mogelijk haar te dwingenzelf haar financiële beloftes aan anderen nate komen. Zo werd er op 12 juli 1634 voorhet Amsterdamse gerecht bepaald dat eenmoeder die haar aanstaande schoonzoon eenbruidsschat beloofd had, die ook zelf moestbetalen. Kennelijk probeerde de vrouw aandeze toezegging te ontkomen, maar volgenshet gerecht kon de vrouw zich niet onttrek-ken aan de belofte en deze ook niet afschui-ven op haar echtgenoot omdat ze “oockaparte koopmanschap” dreef.

ConclusieOnderzoek naar stedelijke keuren maaktduidelijk dat de juridische status van deOpenbaar Koopvrouw minder statisch is danvaak wordt verondersteld. In de Noordelijke

Nederlanden deden zich in de loop der tijdveranderingen voor die meer ruimte bodenvoor vrouwelijk ondernemerschap. Terwijlin de middeleeuwen getrouwde vrouwenalleen een beperkt aantal beroepen zelfstan-dig konden uitvoeren, golden er in de vroeg-moderne tijd geen beperkingen meer tenaanzien van het type onderneming.Bovendien werd met het uitbreiden van deberoepen ook de toegestane hoogte van deschuld die een getrouwde vrouw voor haarbedrijf kon maken groter. De gehuwde han-delsvrouwen kregen daarmee dus ook meerfinanciële armslag.

Ondanks lokale nuanceverschillen, in ondermeer de voorwaarden die aan het status ver-bonden waren, was het basisprincipe in dediverse steden in de Republiek hetzelfde:een gehuwde vrouw was wanneer zij in hetopenbaar nering deed of handel dreef,(deels) handelingsbekwaam. Dit betekendedat zij zelfstandig – dus zonder inmengingvan haar echtgenoot - contracten kon afslui-ten. In sommige steden werd daarbij wel alsvoorwaarde gesteld dat de echtgenoot hier-mee instemde, maar dit hoefde niet formeelte gebeuren. De handelingsbekwaamhedenbrachten echter niet alleen ruimere economi-sche mogelijkheden voor OpenbaarKoopvrouwen maar ook grotere, met name,financiële verantwoordelijkheden. AlsOpenbaar Koopvrouw kon een vrouw zichna de dood van haar echtgenoot niet meeronttrekken aan eventuele schulden en zewerd zelf verantwoordelijk gehouden voorfinanciële afspraken die zij met derdenmaakte.Een interessante vraag is of de uitbreidingvan de juridische mogelijkheden voorgehuwde vrouwen om actief te zijn als zelf-standig onderneemster ook zorgde voor eentoename van het aantal vrouwen dat actiefwas als handelaarster. Op dit moment is hetnog te vroeg om hierop antwoord te geven,maar met de resultaten van mijn promotie-onderzoek naar handeldrijvende vrouwen inde Republiek hoop ik in de toekomst meerzicht hierop te bieden.

Danielle van den Heuvel (1977) werkt als onderzoeker in opleiding bij hetInternationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

De auteur bedankt Jessica Dijkman voor het ter beschikking stellen van infor-matie over de middeleeuwse stedelijke keuren.

Literatuur. Laura van Aert, ‘Tussen norm en praktijk. Een terreinverkenning over het

juridische statuut van vrouwen in het 16de eeuwse Antwerpen’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis. Amsterdam, nog te verschijnen.

. Hugo de Groot, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid etc. Leiden, 1965.

. B.H.D. Hermesdorf, Rechtsspiegel. Een rechtshistorische terugblik in de Lage Landen van het herfsttij. Nijmegen, 1980.

. Simon van Leeuwen, Het Rooms-Hollands Regt. Leiden/Rotterdam, 1664.

. Els Kloek, ‘De vrouw’, H.M. Beliën, A.Th. van Deursen en G.J. van Setten(red.), Gestalten van de Gouden Eeuw. Een Hollands groepsportret. Amsterdam, 1995, pp. 241-280.

. Anne Laurence, ‘How free were English women in the seventeenth century?’, Els Kloek, Marijke Huisman en Nicole Teeuwen (red.), Women of the Golden Age. An international debate on women in seventeenth-century Holland, England and Italy. Hilversum, 1994, pp. 127-136.

. D. Meulmeester-Jacobs, ‘’Op saaken van houlijken’. Het wereldlijk recht inzake verloving en huwelijk’, P. van Boheemen e.a. (red.), ‘Kent, en versint, Eer dat je mint’. Vrijen en trouwen 1500-1800. Zwolle, 1989, pp. 121-137.

. Ariadne Schmidt, Overleven na de dood. Weduwen in Leiden in de GoudenEeuw. Amsterdam, 2001.

. Ariadne Schmidt, ‘Vrouwen en het recht. De juridische status van vrouwenin Holland in de vroegmoderne tijd’ , Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie. Den Haag, 2004, pp. 26-44.

. Marlou Schrover, ‘De affaire wordt gecontinueerd door de weduwe’. Handelende vrouwen in de negentiende eeuw’, Geld & Goed. Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 17. Amsterdam, 1997, pp. 55-74.

Kleine winkeltjes werden vaak gedreven door gehuwde vrouwen. Cornelis Dekker, detail. Frans

Halsmuseum Haarlem. Bron: G.F. van der Ree-Scholtens, Deugd boven geweld.

Een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995.

Dan

iell

e va

n de

n H

euve

lE

co

no

mis

ch

e e

n s

oc

iale

ge

sc

hie

de

nis

Page 14: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

D

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

15

He

rin

ne

rin

gsp

oli

tie

k

De tekst op het monument wekt de sug-gestie dat alle vrouwen in Ravensbrückdaar zaten omdat zij zich tegen het fascis-me hadden verzet. Dit terwijl er ook velevrouwen waren die op grond van hun poli-tieke overtuiging of in de hoedanigheidvan echtgenote of familielid van verzets-mannen en politieke dissidenten gevangenwerden genomen. Niet alleRavensbrücksters zijn dus verzetsvrou-wen. En zelfs niet alle gevangenen inRavensbrück waren vrouw. Het kamp is in1938 gebouwd als vrouwenkamp en wasdaarmee het grootste in zijn soort, maarvanaf 1941 was er ook een permanentmannenkamp op het terrein gevestigd. Intotaal werden daar tot april 1945 meer dantwintigduizend mannen geregistreerd.Onder hen moeten ook Nederlandse man-nen zijn geweest. Op de website van hetRavensbrückcomité worden het geringeaantal overlevende mannen en het feit datde overlevenden zich niet hebben georga-niseerd als redenen voor hun onbekend-heid genoemd. Uiteraard is het Comitédaar zelf ook verantwoordelijk voor,omdat het zich gedurende haar zestigjarigbestaan nadrukkelijk als vrouwencomitéheeft gemanifesteerd. Blijkbaar was en issekse een relevante categorie voor hetComité en heeft het er belang bij om zichals vrouwengroep te presenteren. Dit arti-kel gaat over deze invloed van gender opde herinneringspolitiek van hetRavensbrückcomité, in het vervolg aange-duid als CVR.

HerinneringspolitiekIn december 1945, tien maanden na debevrijding van het kamp, richtten enkeleoverlevenden van het vrouwenconcentra-tiekamp Ravensbrück een comité op om debelangen van de overlevenden te beharti-gen en de herinnering aan het kamp levendte houden. Het eerste deel van deze doel-stelling is gedurende de afgelopen zestig

jaar goeddeels bereikt. Inmiddels is eralom erkenning voor het leed van oorlogs-getroffenen en is er een waar ‘oorlogscir-cuit’ ontstaan van lichamelijke, geestelijkeen financiële hulpverlening. Aan het twee-de deel van de doelstelling wordt echternog steeds actief gewerkt. Op welkemanier moet Ravensbrück worden herin-nerd? Deze vraag heeft het CVR zestigjaar lang beziggehouden. Diverse maat-schappelijke ontwikkelingen waren opdeze herinneringspolitiek van invloed,onder andere de heropleving van het femi-nisme aan het einde van de jaren zestig. De term herinneringspolitiek verdient eennadere uitleg. Het veronderstelt een actie-ve rol van in dit geval hetRavensbrückcomité dat bewust zaken uithet verleden benadrukt of verzwijgt om heteigen belang te dienen. Dit is ook groten-deels het geval, zoals dat geldt voor elkeorganisatie die haar bestaan ontleent aaneen historische gebeurtenis. De herinne-ring levend houden lijkt een nobele bij-zaak, uit respect voor degenen die het niethebben overleefd en met het oog op de vol-ledigheid van de kennis over in dit geval deTweede Wereldoorlog. Het levend houdenvan de herinnering aan de betreffendegebeurtenis is echter van belang voor hetvoortbestaan van een dergelijke organisa-tie. Van wezenlijk belang zelfs: de veron-derstelde gemeenschappelijke ervaring(ieder heeft de historische gebeurtenisnatuurlijk op een andere manier ervaren)en vooral de gemeenschappelijke herinne-ring daaraan vormt het wezen, de identiteitvan de organisatie. Maatschappelijkebekendheid van die gebeurtenis vergrootvervolgens de mogelijkheden voor deorganisatie om haar belangen te beharti-gen. De beide delen van de hierbovengenoemde doelstelling van hetRavensbrückcomité zijn daarom veel nau-wer met elkaar verweven dan je in eersteinstantie zou vermoeden.

Op het Museumplein in Amsterdam staat sinds april1975 een monument voor de vrouwen van concentra-tiekamp Ravensbrück. In dit kamp, tachtig kilometerten noordoosten van Berlijn gelegen, hebben naarschatting 120.000 vrouwen en kinderen gevangengezeten.“Voor haar die neen bleven zeggen tegen hetfascisme.Vrouwen van Ravensbrück 1940-1945” luidtde tekst die erop is aangebracht. Het is er gekomendankzij de financiering van de gemeente Amsterdamen dankzij de inspanningen van het ComitéVrouwenconcentratiekamp Ravensbrück (CVR).

Herinneringspolitiek is niet een kwestievan je beleid bepalen, je strategie uitzettenen vervolgens uitvoeren. Er moet voortdu-rend rekening worden gehouden met indi-viduele belangen en in dit geval herinne-ringen, met andere sociale groepen zoalsbijvoorbeeld andere kampcomités, maarook met bredere maatschappelijke ontwik-kelingen die als het ware de kaders vormenwaarbinnen de herinneringspolitiek zichafspeelt. Voor het CVR waren er driebelangrijke kaders: ten eerste de manierwaarop in Nederland met de oorlog werdomgegaan, ten tweede het communisme ende veranderende houding ten opzichtedaarvan, en ten slotte (de heropleving van)het feminisme. Op deze laatste wil ik hiervooral de nadruk leggen, maar dat kan nietzonder op de andere twee in te gaan.Overigens moet worden opgemerkt dat eenterm als herinneringspolitiek een zuiveracademische is; de vrouwen van het CVRzouden hun activiteiten nooit als zodanigtyperen en veel keuzen werden weliswaarbewust gemaakt, maar niet bewust als her-inneringspolitiek.

(Her)oriëntatie op het feminismeHet beeld bestaat dat het Ravens-brückcomité een communistische organi-satie was en dus niets moest hebben vanhet ‘bourgeois’ feminisme. Dat beeld ver-dient nuancering. Het CVR had al vanafhet begin banden met het georganiseerdefeminisme. Uit onderzoek van Jolande

Susa

n H

oger

vors

t

Het Ravensbrückcomitéals herinneringsmakerOver de vrouwenbeweging en een vrouwencomité

Close-up van het Ravensbrückmonument op het

museumplein te Amsterdam. Foto: Susan

Hogervorst.

Page 15: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

16

Susa

n H

oger

vors

t

Withuis blijkt bijvoorbeeld dat van deachtentwintig vrouwen die bij de oprich-ting van de NederlandseVrouwenbeweging (NVB) in 1946 betrok-ken waren, er ten minste acht inRavensbrück gevangen hadden gezeten. Ofdeze acht vrouwen ook tot het pasgevorm-de Ravensbrückcomité behoorden is nietzeker, maar gezien de korte tijd tussen deoprichting van beide organisaties wel goedmogelijk. Van enkele Ravensbrücksters van het eer-ste uur is bovendien bekend dat zij reedsvoor de oorlog lid waren van pacifistischevrouwenorganisaties. Al deze organisatieshadden het basisidee gemeen dat er eenrelatie bestond tussen vrouwen en vrede.Ook het CVR was deze overtuiging toege-daan, zo blijkt uit een groot aantal toespra-ken. In feite waren de oorlogservaringeneen katalysator voor het nastreven van devooroorlogse pacifistische idealen. Ofomgekeerd: de vooroorlogse idealenwaren een vorm waarin de zeer traumati-sche kampervaringen konden worden ver-werkt.Interessant in dit opzicht is de totstandko-ming van het eerdergenoemde monumentin 1975. Dit jaar was door de VerenigdeNaties uitgeroepen tot Internationaal Jaarvan de Vrouw. Op de dag van de onthul-ling, 25 april 1975, werd tevens een ten-toonstelling geopend in het Vincent vanGogh Museum, getiteld ‘Vrouwen in hetverzet’. Ook bracht het Comité voor dezegelegenheid een boek uit over dit onder-werp. Door deze activiteiten rondom de

onthulling lijkt het monument vooral eenvrouwenverzetsmonument te worden. Hetkomt op deze manier wat meer los te staanvan Ravensbrück, en haalt de overlevendenuit de slachtofferrol. Deze nadruk op de rolvan vrouwen in ‘het’ verzet kan niet losworden gezien van de heropleving van hetfeminisme. Vrouwen werden zich meer enmeer bewust van hun betekenis in de maat-schappij en zagen zich als actief handelen-de personen in plaats van als willozeslachtoffers.De toespraak die de toenmaligeComitévoorzitter Stennie Pratomo-Grethield, is bewaard in het archief van hetComité. In deze toespraak maakt ze nietalleen een verbinding tussen ‘het verzettoen en nu’, maar ook tussen het verzet tij-dens de oorlog en de strijd van vrouwenvoor gelijke rechten: “De beweegreden,die ons allen in het verzet verenigde, wasboven alles die van het behoud van demenselijke waardigheid. Want in wezen isde strijd voor de vrede, voor de vrijheid,voor de rechtvaardigheid, de strijd voor hetbehoud van de menselijke waardigheid.(…) De menselijke waardigheid strooktniet met discriminatie van rassen en vol-ken, strookt niet met discriminatie van devrouw, strookt niet met discriminatie vande bezitlozen. (…) In dit internationalejaar van de vrouw zijn wij ons ervanbewust dat deze strijd niet voor niets isgeweest, maar ook niet geëindigd is. Het isbitter te constateren, dat zelfs in 1975 nogoveral ter wereld vormen van discriminatievan de vrouw voorkomen en des te bitter-der is het feit, dat ook in de meest ontwik-kelde landen, waaronder ons land, devrouw haar strijd voor gelijke rechten nogsteeds moet voeren. Want is het niet zo, dataan de positie van de vrouw in een land ofgebied kan worden bepaald, in hoeverre dehele bevolking ervan maatschappelijk encultureel geëmancipeerd is?”Het is verbluffend om te zien hoe het CVRbij monde van Pratomo in één moeite doorde vrouwenemancipatie legitimeert doorde oorlog (en het verzet) in herinnering teroepen én het voortbestaan van het CVRzelf legitimeert door deze aan de vrouwen-emancipatie op te hangen. Het is eenprachtig voorbeeld van de actualiteit vanherinneren en van de geconstrueerdheidvan herdenken. Pratomo gaat nog verder. Niet alleen ver-bindt ze het lot van het CVR aan dat van devrouwenemancipatie, maar ook het CVRzelf heeft zich het emancipatorisch doelgesteld om te streven naar rehabilitatie vande verzetsvrouw: “Ondanks alle verschei-denheid, ondanks voorkomende menings-verschillen, omvatte het verzet tegen demeest onmenselijke onderdrukking en uit-buiting vrouwen en mannen, die vochtenvoor die menselijke waardigheid. Datvrouwen daarbij een even hardnekkig alsmoedige rol speelden in alle geledingenvan het verzet, bewijst deze tentoonstel-ling.”Pratomo noemt tenslotte het monument alseen “baken voor de strijd voor de mense-lijke waardigheid”. Gezien haar eigenwoorden is het monument dus ook voor destrijd (van vrouwen) tegen discriminatie(van vrouwen). Herdenken heeft altijd iets

actueels; er moet immers worden bena-drukt wat het huidige belang is van het her-denken van iets dat in het verleden isgebeurd. In 1975, op het hoogtepunt vande vrouwenbeweging, lijkt dat belangvoort te komen uit de strijd die op datmoment door vrouwen werd gevoerd. Door het monument kreeg de jaarlijkseherdenking die het Comité organiseerde(en nog steeds organiseert) een soort van-zelfsprekendheid, die het herdenken eenmeer officieel karakter gaf. De herinneringaan Ravensbrück had nu een eigen plaatsgekregen. Dit droeg in belangrijke mate bijaan de maatschappelijke erkenning van de(verzets)vrouwen van Ravensbrück. HetCVR maakt hier ook melding van in eenjaarverslag: “Onze activiteiten nemen eer-der toe dan af, ook al door de officiële enmaatschappelijke erkenning die onscomité in toenemende mate van verschil-lende zijden te beurt is gevallen.” Dit hingsamen met de toegenomen interesse voorde jaren 1940-1945 in het algemeen. Dat het CVR zich in deze periode identifi-ceerde met het feminisme blijkt niet alleenuit de toespraak van Pratomo. Het monu-ment werd opgemerkt door andere vrou-wengroepen. Zij organiseerden, metinstemming van het CVR, vredesdemon-straties die begonnen of eindigden bij hetRavensbrückmonument. Vrouwen van hetCVR werden bovendien uitgenodigd doorvrouwengroepen om te komen sprekenover hun ervaringen in het kamp en in hetverzet. Het streven van het CVR werd dusopgemerkt en erkend.Terwijl het CVR steeds meer (spontane)belangstelling kreeg van (vrouwen)groe-pen en oud-Ravensbrücksters, kregen dewerkzaamheden een meer en meer geïnsti-tutionaliseerd karakter. De gezamenlijkejuridische strijd rond de Drie van Breda enlater in de zaak-Menten blies de talrijkeverzets- en vervolgdenorganisaties nieuwleven in. Er ontstond een overkoepelendsamenwerkingsverband, waarvan de vrou-wen van het Ravensbrückcomité in hetbestuur waren vertegenwoordigd. Huninbreng bestond met name uit het belichtenvan de specifieke financiële situatie vanvrouwen. Zoals een jaarverslag meldt:“Wij stellen ons voor speciaal de proble-men van de vrouwen, zowel die van deverzetsstrijdsters als die van de weduwenvan verzetsstrijders naar voren te brengen.”Het comité maakte zich dan ook sterk voorde totstandkoming van een pensioen voorverzetsvrouwen en –weduwen en vond hetzeer belangrijk dat vrouwen in de talrijkeoverlegorganen waren vertegenwoordigd.

Communistisch kader Naast het feminisme vormde gedurende deeerste vijfentwintig jaar van haar bestaanhet communisme het belangrijkste herin-neringskader van het CVR. Over die eersteperiode is niet veel informatie; het toen-malige Ravensbrückcomité had een zeerinformeel karakter. Dit had onder andere temaken met het feit dat er onder deRavensbrücksters veel verzetsvrouwenwaren en dat een groot aantal van die ver-zetsvrouwen (en mannen) communistenwaren. Hun politieke activisme zetten dezevrouwen na de oorlog in dit, voor hun

Stennie Pratomo-Gret houdt een rede tijdens de

herdenking van 21 april 1989 in Amsterdam.

Bron: E. Brümann-Güdter (red.),

Ravensbrückerinnen. 2001.

He

rin

ne

rin

gsp

oli

tie

k

Page 16: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

17

bekende, kader voort. Dat hoefde op zichgeen probleem te betekenen, ware het nietdat de Koude Oorlog een diepe maatschap-pelijke tweedeling veroorzaakte, waardooriedereen met communistische sympat-hieën bij voorbaat verdacht was. Zo ookhet Ravensbrückcomité. Het maatschappe-lijk isolement heeft waarschijnlijk alleenmaar bijgedragen tot een grotere oriëntatieop het communisme. Dit heeft veel voor-malige gevangenen van Ravensbrück doenbesluiten zich niet langer te identificerenmet het CVR. Het communisme vormdezelfs een zodanige bron van onenigheid,dat er sinds ongeveer 1954 twee comitésfungeerden, in de woorden van Withuis“elk met een verschillende mate vanonderhorigheid aan de CPN”. Deze beidecomités bleven bestaan tot in de jarenzeventig, maar het monument en depublieke belangstelling die de oprichtingervan teweegbracht, hadden tot gevolg datde rivaliteit als het ware ondergronds ging.Men schaarde zich zo rond 1978 tegen wilen dank onder de noemer CVR, schrijftWithuis. Onder druk van de publiekebelangstelling en de officiële erkenningvan het verzetsverleden en het lijden vande vrouwen van Ravensbrück kwamen(herinnerings)politieke verschillen op detweede plaats. Het min of meer begravenvan de strijdbijl had ook te maken met deheropleving van het feminisme. Dit ver-sterkte het zelfbewustzijn van de vrouwenen vormde als het ware een nieuwe afzet-markt voor hun herinneringspolitiek. Waarhet communisme en de verschillen inopvatting daarover voorheen leidden tothet benadrukken van verschillen, bood hetfeminisme een nieuwe gemeenschappelij-ke noemer. Deze heroriëntatie op het femi-nisme kreeg een kans door de dooi in deKoude Oorlog en de opbloei van linksebewegingen en het marxisme aan het eindevan de jaren zestig. Niet alleen werd hetverzet in algemene zin populair, ook hetanticommunisme raakte in diskrediet. DeCPN ging hoe langer hoe meer tot het nor-male politieke leven behoren en de partijwon aan populariteit, met name door haarverzetsverleden.

Op afstandDat het Comité zich als vrouwencomitémanifesteerde, zich sterk bleef maken voorde belangen van vrouwelijke oorlogsge-troffenen en in tegenstelling tot de NVBhet nieuwe feminisme niet afwees, bete-kende echter niet dat het zich vanaf die tijdonvoorwaardelijk achter de belangen vanvrouwen schaarde. Dit werd onder andereduidelijk toen in 1983 binnen de CPN ont-hullingen over seksueel geweld door deRussische bevrijders in Ravensbrück aanhet licht kwamen. Withuis heeft hier indiverse publicaties over geschreven. Zijstuitte, net als de door haar geïnterviewdegetuigen, op heftige ontkenning van zowelde CPN-top als het Ravensbrückcomité. Het Comité eigende zich de onthullingenover seksueel geweld in de kampen doorhet Rode Leger dus niet toe om te gebrui-ken voor zijn herinneringspolitiek. Withuiswijdt dat aan de sterke communistische

invloed binnen het Comité. Dat loyaliteitaan de CPN en verschillende opvattingenvan individuele Ravensbrücksters daarom-trent een bron van hevig conflict vormdenbinnen het Comité (en de NVB) kan metzekerheid worden gesteld. Maar dat ditook de (enige) reden is voor het verzwij-gen valt te betwijfelen. Het seksueelgeweld dat plaatshad in het kamp zelf, dusvoordat de Russen kwamen, wordt name-lijk ook verzwegen door het Comité. De misdaden van het Russische leger,waarvan sommige Nederlandse vrouwengetuige waren, hadden een zeer trauma-tisch effect. Dit kwam nog bovenop detraumatische kampervaringen. Voor eengeneratie die is grootgebracht met het ideedat over seksualiteit niet wordt gesproken,is het haast onmogelijk om over dergelijkeervaringen te praten. Bovendien is het mogelijk dat ervaringenvan seksueel geweld, ongeacht of dit doorde Russen, de Nazi’s of door anderen werdbegaan, voor de vrouwen zelf niet verenig-baar was met hun oorlogservaringen.Misschien had het Comité, al dan nietbewust, het idee dat wanneer het veelnadruk zou leggen op het seksueel geweldin de kampen, het niet alleen de naam vanoverleden kampgenoten zou bezoedelen,maar dat andere vervolgden- en verzetsor-ganisaties hen dan niet meer serieus zou-den nemen als gelijkwaardige en ‘volwaar-dige’ oorlogsslachtoffers. Het verzwijgenof ontkennen van seksueel geweld is daneen herinneringspolitieke strategie van hetCVR, dat zich als gelijkwaardige partnerwilde handhaven in de algemene herinne-ringspolitiek van het ‘oorlogscircuit’.Individuele belangen en herinneringen vanRavensbrücksters werden ondergeschiktgemaakt aan het collectieve belang van hetCVR en de collectieve herinnering aan hetkamp die het wilde blijven uitdragen.

Susan Hogervorst (1982) verricht sinds juli 2005 haar promotieonderzoek aande Erasmus Universiteit Rotterdam. Haar onderzoek richt zich op de herinne-ringspolitiek van organisaties van overlevenden van Ravensbrück in een aantalWest-Europese landen.

Dit artikel is gebaseerd op de doctoraalscriptie Vrouwen Verzet en Vrede.Gender en de herinneringspolitiek van het Comité Vrouwen van Ravensbrück,1945-1995. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004.

Literatuur. Archief Comité Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück 1970-2003,

inmiddels overgedragen aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam (nog geen archiefnummer).

. D. Breur, Een verborgen herinnering. Tekeningen van Aat Breur uit Ravensbrück. Amsterdam, 1983.

. W. Kansteiner, ‘Finding meaning in memory: a methodological critique of collective memory studies’, History and Memory. Studies in the philosophyof history, 41, 2 (mei 2002), 179-197.

. M.C.F. Mossink, De levenbrengsters. Over vrouwen, vrede, feminisme en politiek in Nederland 1914-1940. Amsterdam, 1995.

. J. Withuis, De jurk van de kosmonaute. Over politiek, cultuur en psyche. Meppel/Amsterdam, 1995.

. J. Withuis, Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland, 1946-1976. Meppel/Amsterdam, 1990.

De vrouwen van Ravensbrück achter hun Ravensbrückvlag tijdens de herdenking op 24 april 1992

in Amsterdam. Bron: E. Brümann-Güdter (red.), Ravensbrückerinnen. 2001.

He

rin

ne

rin

gsp

oli

tie

kSu

san

Hog

ervo

rst

Page 17: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

18

Bea

va

n B

oxt

el

O

In Nederland was zij nauwelijks bekend. In Duitsland,haar geboorteland, echter des te meer. Op grotepublieke belangstelling kon zij daar zelfs rekenen, voor-al in de eerste helft van de negentiende eeuw. Zomaakten maar liefst drie kranten er melding van toenzij op 26 maart 1817 aan de universiteit van Giessenpromoveerde als verloskundig arts. En ook daarna ble-ven de publieke schijnwerpers op haar gericht. Zoals in1819, na de geboorte van de latere Engelse koninginVictoria in Londen, een bevalling die door Charlottewas begeleid. Nog in 1938, 150 jaar na haar geboor-te, werd Charlotte Heidenreich-von Siebold in verschei-dene Duitse tijdschriften als “die erste deutscheFrauenärztin” geëerd. Reden haar ook in Nederlandeens voor het voetlicht te brengen.

Onder de namen Henriette CharlotteTheresia werd Charlotte op 12 september1788, als oudste dochter van GeorgHeiland en Josepha Henning, inHeiligenstadt gedoopt. Omdat haar vader alvrij snel overleed, Charlotte was vijf jaaroud, trouwde haar moeder in 1795 voor detweede keer. Charlotte’s nieuwe vaderwerd Damian von Siebold, tweede arts vanHeiligenstadt en een telg uit één van demeest vooraanstaande Duitse artsenfami-lies in die tijd. Of hij Charlotte en haar jon-gere zus Therese ook daadwerkelijk adop-teerde is niet duidelijk, maar in haar laterelevensloop beschreef Charlotte haar twee-de vader als een man die “die Sorge fürunsere Erziehung mit der Mutter väterlichteilte”.

InspiratiebronCharlotte’s eigen loopbaan werd sterk doordie van haar ouders beïnvloed. Haar vaderhad zich in 1804 als geneesheer en verlos-kundig arts in Darmstadt gevestigd, terwijlhaar moeder, zowel uit eigen interesse alster ondersteuning van haar man, zich even-eens het verloskundige vak had eigengemaakt. Aan de universiteit van Würzburgwel te verstaan; iets dat heel ongebruikelijkwas voor een vrouw in die tijd. Weliswaarbestonden er speciale scholen waar vrou-wen tot vroedvrouw konden worden opge-leid, maar toegang tot de academischewereld werd hen in principe altijd ontzegd.Een universitaire studie ontsteeg nu een-maal “das Vermögen der Weiberklasse”, zowas het idee. Josepha von Siebold liet zichdoor deze sociale conventie echter nietweerhouden. Terwijl haar man nog twijfel-de of het haar überhaupt wel zou lukken,

vond zij haar zwager Elias von Siebold,professor in de genees- en verloskunde teWürzburg, bereid haar in het vak te onder-richten. En dat terwijl hij eigenlijk een uit-gesproken tegenstander van vrouwelijkeverloskundigen was. Het leren omgaan metverloskundige instrumenten bleef haar ech-ter verboden. Zou dat aan vrouwen wordentoegestaan, zo vreesde Elias von Siebold,dan werden in plaats van goede vroedvrou-wen slechts “medizinische Pfuscherinnen”voortgebracht. Damian von Siebold hadmeer vertrouwen in het kunnen van zijnvrouw. Terug in Darmstadt leerde hij haaralsnog die onderdelen van het vak die haarin Würzburg waren onthouden. Met goedgevolg legde zij vervolgens in november1807 voor het Medisch College teDarmstadt haar examen af. Josepha vonSiebold werd een zeer gewaardeerd verlos-kundige die tevens, samen met haar man,vanuit huis vroedvrouwen opleidde.Hoewel zelf nooit gepromoveerd ontvingzij, voor al haar verdiensten aan zwangerevrouwen, van de universiteit van Giessen in1815 een eredoctoraat in de verloskunde. Dat Charlotte zich op dezelfde wijze alshaar ouders nuttig wenste te maken voor demedemens, stond al vroeg voor haar vast.Na van diverse leraren les te hebben gehad,begon zij op zeventienjarige leeftijd deanatomische, fysiologische en verloskundi-ge boeken uit de bibliotheek van haar vaderte bestuderen. Toen haar ouders zagen dathet haar ernst was, nam haar vader haaronder zijn hoede en leerde haar de beginse-len van het verloskundige vak. Met haarmoeder oefende zij op het fantoom en deedzij ervaring op in de praktijk. Na twee jaarwas zij in kennis zo ver gevorderd en was

het vertrouwen van haar ouders in haar zogroot, dat zij haar moeder bij afwezigheidmocht vervangen in de kleine geboortekli-niek van haar vader aan huis. Na op diemanier voldoende theoretische en prakti-sche kennis te hebben opgedaan, vertrokCharlotte eind 1811 naar Göttingen, waarzij aan de universiteit aldaar lezingen vanbekende Duitse professoren volgde alsOsiander (verloskunde), Blumenbach (ana-tomie en chirurgie) en Langenbeck (zoölo-gie, vergelijkende anatomie en antropolo-gie). Eind november 1812 keerde Charlottenaar Darmstadt terug en op 18 juli 1814,bijna zeven jaar na haar moeder, legde ookzij voor het Medisch College vanDarmstadt een vier uur durend examen af.Gezien haar grote kennis van zaken wasGroothertog Ludwig I bereid haar de ver-gunning ook zonder ondervraging te verle-nen, maar haar vader, intussen zelf lid vanhet Medisch College, hield het voor“geschikter”en Charlotte zelf voor “eervol-ler”om de bestaande regels in acht tenemen. Charlotte slaagde met vlag en wim-pel en op 12 november 1814 ontving zij devergunning om zich in Darmstadt (enomgeving) als verloskundige te vestigen.

Doctor in de verloskundige hulpCharlotte deed haar werk zo goed, dat haarvader op 21 augustus 1815 bij de medischefaculteit van de universiteit van Giessenvoor haar een verzoek tot promotie indien-de. Dit leidde tot grote opschudding onderde professoren ter plaatse want: zou eenopenbare disputatie voor een vrouw nietonfatsoenlijk zijn? Professor Karl WilhelmChristian Müller hield het “wegen derMaterie für ein Frauenzimmer contra deco-rum”, maar zijn collegae waren een anderemening toegedaan. Professor GeorgFriedrich Wilhelm Balser vond dat, alsCharlotte graag wilde promoveren, haarwens gerespecteerd diende te worden. Enook een andere professor, Johann BernhardWilbrand, was van oordeel dat het, juistomdat het zo zelden voorkwam, voorCharlotte bijzonder eervol zou zijn om tepromoveren in het openbaar. De voorstan-ders waren in de meerderheid en Charlottekreeg een uitnodiging om naar Giessen tekomen.Voor zij daar echter ook inderdaadgehoor aan kon geven, verstreek zeker noganderhalf jaar. Eerder kon zij in Darmstadtniet worden gemist. Eerst was haar moederernstig ziek geweest, om vervolgens, bijeen ongeluk met paard en wagen, haar voetzo ernstig te bezeren, dat zij maandenlangmet hevige pijn aan bed gekluisterd lag.Haar vader werd volledig in beslag geno-men door zijn vele werkzaamheden als artsen zijn taken als leidinggevende van hetMedisch College van Darmstadt, waartoe

Charlotte Heidenreich-von Siebold (1788-1859)Duitslands eerste vrouwelijke arts in de verloskunde

Bio

gra

fie

Page 18: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

19

Bio

gra

fie

hij intussen bevorderd was. Pas in januari1817 reisde Charlotte naar Giessen af, waarzij haar intrek bij haar halfzuster Henriettenam. Deze verwachtte haar eerste kind endit gaf Charlotte de kans zowel haar zus bijde bevalling bij te staan als ook, in alle rust,de verdediging van haar proefschrift voorte bereiden. Het onderwerp daarvan betrofeen jonge, buitenbaarmoederlijk zwangergeraakte boerin uit haar vaders praktijk. Op26 maart 1817 vond de promotie plaats. Derustige wijze waarop Charlotte haar proef-schrift verdedigde, evenals haar grondigewetenschappelijke kennis, maakten op alleaanwezigen grote indruk. Openlijk en metalle bijbehorende formaliteiten werd zij naafloop ervan tot doctor in de verloskundigehulp benoemd en geproclameerd.Vervolgens keerde Charlotte naarDarmstadt terug en hielp als voorheen haarouders in de verloskundige praktijk. Ooknam zij een deel van het vroedvrouwenon-derwijs voor haar rekening. Op 2 maart1829 huwde zij de veertien jaar jongereAugust Heidenreich, die op dat momentonderarts tweede klasse in het militaire zie-kenhuis van Darmstadt was. Kinderen zouhet echtpaar niet krijgen.

Een koninklijke geboorteHoewel tot in de hoogste adellijke kringenhaar hulp werd ingeroepen, was zondertwijfel de beroemdste geboorte dieCharlotte ooit begeleidde die van deEngelse koningin Victoria. Vooral de groot-moeder van Victoria, de hertogin douairiè-re van Sachsen-Coburg, zou daarbij veel

vertrouwen in Charlotte’s kunnen hebbengehad. En dat vertrouwen moet grootgeweest zijn, want voor de Engelse troon-opvolging was deze bevalling van cruciaalbelang. Koning Georg III van Engeland enHannover had weliswaar zeven zonen enzes dochters, maar verder nakomeling-schap bleef uit. Een van de nog ongehuwdezonen, prins Eduard, de hertog van Kent,besloot daarop in 1818 alsnog in het huwe-lijk te treden met vorstin Viktoria vonLeiningen, prinses van Sachsen-Coburg-Saalfeld, die weduwe en reeds moeder vantwee kinderen was. De helft van het jaar, zowerd in het huwelijksverdrag vastgelegd,zou in Amorbach, de residentie van hetvorstendom Leiningen, worden doorge-bracht. Omdat naar Engels recht een in hetbuitenland geboren kind echter de aan-spraak op de troon verloor, wenste het echt-paar, toen de hertogin in verwachtingbleek, de bevalling naar Londen te ver-plaatsen. Kostbare tijd ging vervolgens ver-loren met het voeren van familieonderhan-delingen over de kosten van de reis. Toenop de valreep alsnog enkele leningen aande hertog werden verstrekt, was zijn echt-genote inmiddels hoogzwanger. Deopdracht aan Charlotte om de hertogin naarLonden te begeleiden was dus niet eenvou-dig en niet zonder risico. Dat de bevalling,in een op slechte wegen voortdurendschuddend en wiebelend rijtuig, voortijdigin gang zou worden gezet, was nietondenkbeeldig. Hoe zeer ook aan bed enbeddengoed van de hertogin was gedacht,zelfs voor een ervaren verloskundige als

Charlotte zou de situatie dan verre van ide-aal zijn geweest. De tocht over land verliepechter naar omstandigheden voorspoedigen hoewel bij aankomst in Calais het weerslecht bleek te zijn, werd na een weekoponthoud de overtocht naar Engelandtoch maar gewaagd. De zee was onstuimig,de hertogin werd onwel en daar het schipniet in de haven kon worden aangelegd,werd zij bij Dover met een open boot aanland geroeid. Ondanks al het ongeriefkwam echter zonder complicaties op 24mei 1819, krap een maand na aankomst inLonden, in Kensington Palace het prinsesjeter wereld. Op een zilveren tableau werd zijdoor Charlotte aan de verzamelde ambts-dragers van het Engelse Koninkrijkgetoond. Zelf ontving zij als dank voorhaar diensten een kostbare armband vansaffier en een gouden broche met kogelvor-mig hangertje waarin zich, tot op de dagvan vandaag, een lichtblond haarlokje vande baby en een donkere haarstreng van demoeder zouden bevinden. Opnieuw bij-stand aan een in historisch opzicht interes-sante bevalling, verleende Charlotte slechtsenkele maanden later. Ditmaal was hetprins Albert, de latere echtgenoot vankoningin Victoria, die op 26 augustus 1819op slot Rosenau bij Coburg het levenslichtzag. Toen vele jaren later, in 1845, hetjonge Engelse koningspaar aan Mainz eenwerkbezoek bracht, bleek Charlotte nogaltijd niet vergeten. Aan beiden werd zijvoorgesteld.

Invloed op de verloskundeDat Charlotte voor al haar inspanningenniet alleen maar lof en waardering kreeg,bleek in 1823, toen de RheinischeJahrbücher für Medicin und Chirurgie inhaar eerste artikel de aanval opende op eenarts die tijdens een bevalling verkeerd zouhebben gehandeld. Niet alleen zou zijn ver-zaakt de bevalling op kunstmatige wijze tebespoedigen, maar erger nog: het kind, datverkeerd in de baarmoeder lag, zou te laatop de voet zijn gekeerd. Dood was het terwereld gekomen. Hoewel niet openlijkgenoemd, was het voor ingewijden duide-lijk dat met de nalatige arts Charlotte werdbedoeld. Deze voelde zich, na het verschij-nen van het artikel, zodanig in haarberoepseer aangetast dat zij een geschriftvan zestien bladzijden liet drukken waarinzij de aan haar gerichte verwijten weerleg-de. Ander werk, behalve deze verdedigingen haar dissertatie uit 1817, heeft Charlotteniet gepubliceerd. Hoewel zij dat overigensgraag had gedaan. In het voorwoord vanhaar dissertatie gaf zij al aan zich verder inzwangerschappen buiten de baarmoeder tewillen verdiepen en zij riep geleerde enervaren mannen op om haar daartoe bijdra-gen te leveren. Door tijdgebrek, zoalsCharlotte het zelf stelde, zou het er echternooit van komen. Dat zij daarom voor detoenmalige verloskunde, ondanks haarunieke kennis van zaken en naamsbekend-heid, geen bijdrage van belang zou hebbengeleverd, zoals Gisela Krüger in haarproefschrift uit 1969 stelt, is echter een teeenzijdige conclusie. Weliswaar kwam zijop het medisch-wetenschappelijke vlakvan de verloskunde niet tot inspirerendeinzichten of ideeën, maar op een ander vlak

Doctorsbul van de medische faculteit van de universiteit Giessen van 26 maart 1817 voor

Charlotte von Siebold. Bron: Körner, Die Würzburger Siebold. Leipzig 1967.

Bea

va

n B

oxt

el

Page 19: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

20

daarvan, het sociale, kwam zij dat wel.Uitzonderlijk voor een arts, want de mees-te van haar mannelijke vakgenoten haddenin het geheel geen interesse voor de socia-le omstandigheden waaronder bevallingenplaatsvonden.Hun aandacht richtte zich lie-ver op de verlossing zelf en dan bij voor-keur alleen op het operatieve ingrijpenervan. Voor de rest was bevallen een zaakvan de vroedvrouw en de verzamelde vrou-welijke familieleden, vriendinnen en/ofbuurvrouwen ter plekke. Charlotte, wel-licht als arts én vrouw, vond goede medi-sche hulp op zich echter niet voldoende.Ook de vaak mensonterende omstandighe-den waaronder veel arme vrouwen hun kin-deren ter wereld brachten, hadden haaraandacht en zorg. Waar nodig trachtte zijmet levensmiddelen, schoon goed en eigengeld de grootste nood te lenigen. En tege-lijkertijd reikte haar blik verder. Zo organi-seerde zij in 1823, op eigen initiatief, ondervrienden en bekenden een geldinzamelingvoor het plaatselijke ziekenhuis. Een actiedie duizend gulden opleverde en de eersteaanzet voor een grote verbouwing gaf. Ooktrachtte zij in 1845 groothertog Ludwig IIover te halen tot de bouw van een geboor-tekliniek in de stad, bedoeld als weldadigtoevluchtsoord voor arme vrouwen. De lei-ding ervan zou zij zelf ter hand nemen. Eenvergoeding hoefde daar niet tegenover testaan. Hoewel het plan geen doorgang vond– kraamklinieken van overheidswege kwa-men destijds in Duitsland alleen als univer-

sitair onderzoeks- en onderwijsinstituutvan de grond – gingen de sociale ideeën erachter niet verloren. Dat werd zichtbaar naCharlotte’s overlijden in 1859, toen eengroep geïnspireerde Darmstadtse vrouwenhaar niet in koud marmer wenste te geden-ken, maar handelend in haar geest.Gezamenlijk richtten zij een vereniging terondersteuning van arme kraamvrouwen op.Van de 368 leden die de stichting in 1860reeds telde, behoorden enkelen tot de hoog-

ste adellijke kringen van die tijd, zoals deRussische keizerin Marie Alexandrowna,de Engelse koningin Victoria, haar manprins Albert, haar moeder de hertogin vanKent en de groothertogin van Hessen, destaat waar Darmstadt onder viel.Uiteindelijk zou deze zogenaamde“Heidenreich-von Sieboldsche Stiftung”,voordat zij opging in een groter geheel,bijna honderd jaar blijven bestaan.

Bea van Boxel (1962) studeerde in oktober 2004 aan de universiteit van Utrechtaf. Dit artikel is op haar afstudeerscriptie gebaseerd. Momenteel is zij aandezelfde universiteit als auteur verbonden aan het project DigitaalVrouwenlexicon van Nederland (DVN). Tevens maakt zij deel uit van de redac-tie van het Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis.

Literatuur. H. Körner, Die Würzburger Siebold. Eine Gelehrtenfamilie des 18. und 19.

Jahrhunderts. Leipzig, 1967.. G. Krüger, Die Bedeutung der Charlotte Heiland genannt von Siebold für

die Geburtshilfe ihrer Zeit. Berlijn, 1969.. M. Heidenreich, Wesentliches und Unwesentliches aus einer weltoffenen

südhessischen Familie. Z.p. 1980.. M. Borkowsky, Krankheit Schwangerschaft? Schwangerschaft, Geburt und

Wochenbett aus ärtzlicher Sicht seit 1800. Zürich, 1988.. G. Vöge, ‘Regina Josepha von Siebold (1771-1849) und Charlotte

Heidenreich von Siebold (1788-1859)’, M. Dierks, Sie gingen voran. Vier bedeutende Darmstädter Frauen des 19. Jahrhunderts. Darmstadt, z.j.

. C. Woodham-Smith, Queen Victoria. Her life and times 1819-1861. Londen, 1984

Charlotte Heidenreich gen. Von Siebold geb. Heiland naar een lithografie van

Valentin Schertle naar een tekening van Bernhard Seibert, na 1846. Bron:

Körner, Die Würzburger Siebold. Leipzig 1967.

Gouden broche met kogelvormig hangertje. Geschenk aan Charlotte von

Siebold van de hertog en hertogin van Kent. Bron: Körner, Die Würzburger

Siebold. Leipzig 1967.

Bea

va

n B

oxt

elB

iog

ra

fie

Page 20: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

H

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

21

In dit artikel richten wij ons voornamelijkop bakkersvrouwen die voor de TweedeWereldoorlog in de bakkerij zijn gaan wer-ken. Juist deze oudere bakkersvrouwenzijn moeilijk op te sporen omdat zij vaakzijn verhuisd. Uiteindelijk is het ons geluktom dertien bakkersvrouwen te interviewen.Zij zijn geboren tussen 1900 en 1918. Hunstart in het bakkersbedrijf vindt plaats in deperiode 1928 tot 1945, in vrijwel allegevallen samen met hun echtgenoot. Debakkersvrouwen zijn op één na gehuwd.Zij zijn getrouwd (geweest) ofwel met eenbakkerszoon ofwel met een bakkersknecht.Hun leeftijd ligt bij de aanvang van hunbedrijfsarbeid tussen de 21 en 28 jaar. Van1950 tot 1976 beëindigen zij hun bedrijfs-taken en wordt het bedrijf overgenomendoor een zoon of zijn zij om financiëleredenen genoodzaakt te stoppen. Zij heb-ben dan gemiddeld 35 jaar gewerkt in hetbakkersbedrijf.De gesprekken zijn tussen 1995 en 1997gehouden. In de interviews vertelden devrouwen uitvoerig over hun bedrijfsarbeid,de manier waarop zij hun arbeid organi-seerden en hoe hun leven als bakkersvrouweruit zag. De geïnterviewde vrouwenwaren verrast dat er iemand was diebelangstelling had voor hun levensverhaalen dat het de interviewer niet ging om hetwerk van hun man. Zij bleken allen trots tezijn op hun bedrijf en op hun bijdrage daar-aan.

Ontwikkelingen van 1900 tot 1945De bakkersvrouwen hebben in deze episo-de met allerlei gebeurtenissen te makengehad. Dit tijdvak kenmerkt zich doorslechte economische omstandigheden metveel werklozen. In de bakkersbranche wor-den veel kleine bakkerijen opgericht omdatwerklozen het beroep van bakker gaan uit-oefenen; de concurrentie die hierdoor ont-staat is groot. Tijdens het interbellum zijnde drie belangrijkste wetten Arbeidswet,

Winkeltijdenwet, Vestigingswet voor hetbakkersbedrijf in werking getreden.Allerlei regels werden er opgesteld waar-aan een bedrijf moest voldoen en zich aanmoest houden. In diezelfde tijd kwam demechanisatie in het bakkersbedrijf lang-zaam op gang, waardoor het werk in deproductie door machines werd overgeno-men of vervangen. De slechte economischesituatie vóór de oorlog bedreigde het bak-kersbedrijf in haar voortbestaan. De uit-breiding van het aantal bakkerijen ver-grootte de concurrentie tussen de bakkers,aangezien men op dezelfde markt hetbrood probeerde af te zetten.Broodoorlogen en lage broodprijs warenhiervan het gevolg. Een bakkersechtpaarmoest hard werken om het hoofd bovenwater te houden.

BakkersvrouwenVerhalen van vrouwen uit de bakkerijbranch

Het werk van bakkersvrouwen in het bakkersbedrijf isin de afgelopen honderd jaar sterk veranderd. In hetonderzoek trachten wij de arbeid van bakkersvrouwenzichtbaar te maken en het belang dat hun werk voorhet bakkersbedrijf vertegenwoordigt. De focus ligtdaarbij op hun werk binnen het bakkersbedrijf.Voorhet achterhalen van gegevens zijn er een honderdtalbakkersvrouwen benaderd en geïnterviewd. Daarnaastis aanvullend archiefonderzoek gedaan. Over de bak-kerijbranche blijkt in het begin van de twintigste eeuwbehoorlijk veel te zijn geschreven. Maar de bakkers-vrouw komt daar niet in voor. Reden voor ons om ver-halen van bakkersvrouwen op te tekenen.

Voorbereid op hun werkzaamheden?Aanvankelijk is het inwerken van bakkers-vrouwen voorafgaand aan hun komst in hetbakkersbedrijf geen veel voorkomend ver-schijnsel voor 1945. De bakkersvrouwenzijn veelal uit een ondernemersgezinafkomstig; hun vader is winkelier of boer.De meesten van hen (10 van 13) komendoor hun huwelijk met een bakkerszoon inhet bedrijf terecht. De ene dag trouwen zijen de volgende dag staan zij als vrouw vande bakker in de bakkerswinkel. Als bak-kersvrouw moeten zij zichzelf binnen hetbakkersbedrijf de specifieke taken eigenzien te maken, want uitleg erover ontbreektveelal. De eerste keer in de winkel de klan-ten bedienen, staat menigeen nog scherpvoor de geest. Hoe moet de klant wordenbehandeld en wat moet er worden gezegdof gevraagd? En in een aantal gevallen isbehalve dit probleem, nog een barrière aan-wezig: het niet kunnen verstaan van deklanten. De klanten spreken een dialect datsommige bakkersvrouwen niet machtigzijn. Zoals de bakkersvrouw uit Oudkerk

Ec

on

om

isc

he

en

so

cia

le g

esc

hie

de

nis

Hel

een

Lou

wer

se e

n H

endr

ik D

irk

Roo

denb

urg

(1917) die het in de winkel staan van huisuit niet was gewend. Zij kwam uit een vis-sersfamilie en zij sprak de streektaal niet.Zij kwam zelf uit een deel van Friesland(het Bilt) waar een ander dialect werdgesproken. Zij vertelde dat ze erg heeftmoeten wennen, maar allengs lukte het. Ofzoals zij het uitdrukte: “het was een heleommekeer”. Voor een drietal bakkersvrou-wen is het werk al bekend, omdat zij alsbakkersdochters hun moeder taken hebbenzien uitvoeren en/of als kind nog zijn inge-schakeld bij allerlei werk. Eén bakkers-vrouw (Hillegom; 1918), blijkt vooraf-gaand aan haar huwelijk met de bakker,wel werkervaring te hebben opgedaan ineen bakkerswinkel in een andere stad. Haarschoonvader regelde dit. De bakker en/ofde schoonouders in spé maakten wel vaker,

Mevrouw Verboom, geboren 1920. Bakkersvrouw in een bakkersbedrijf in Alphen aan de Rijn.

Ze staat hier achter haar toonbank waar zij vele jaren haar werk als bakkersvrouw heeft uitgevoerd.

Foto: Heleen Louwerse (1997).

Page 21: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

22

voordat werd overgegaan tot een huwelijk,een taxatie of de vrouw geschikt zou zijnvoor het bakkersbedrijf. Of zoals een bak-ker het formuleerde tijdens het interview:“als de vrouw ongeschikt is dan loopt hetniet hè”.

Broodproductie en bezorgingHet bakken van brood doet de bakker. Hijverricht het meeste werk in de bakkerij. Debakkersvrouwen voeren, een uitzonderingdaargelaten, nog grotendeels daarvan afge-leide werkzaamheden (meel afwegen, deegafwegen, bakblikken klaarzetten en insme-ren met boter) uit. Zij werken op diversemomenten in het productieproces in debakkerij. De bakkersvrouwen zijn bij hetgehele bakproces betrokken maar bakkenvrijwel nooit zelf brood. Slechts in bijzon-dere situaties - door de bouw van een nieu-we bakoven of als een bakker ziek is ofoverlijdt - moeten de bakkersvrouwen zichafvragen hoe zij de broodvoorziening moe-ten regelen. Bij een bakkersvrouw uitOudkerk (1917) is eenmaal de oven in debakkerij verbouwd, wat nogal spanningmet zich meebracht. Haar man kon eenaantal dagen geen brood bakken. Alsoplossing werd er brood bij een andere

bakker gehaald en bezorgd bij de klanten.Het risico hiervan was dat de klanten hetbrood van de nieuwe bakker lekkerder zou-den vinden en dan naar de andere bakkerzouden overgaan. Ook was niet duidelijkhoe het brood uit de nieuwe oven zou sma-ken. De klanten waren aan een bepaaldesmaak gewend en het was maar de vraag ofdeze smaak in de nieuwe oven terug zoukomen. De slechte conditie van de bakkerleidde voor twee andere bakkersvrouwentot een vrij definitieve beslissing. Zoals debakkersvrouw uit Roodenschool (1915) dietijdens haar mans ziekte aanvankelijk hetbedrijf alleen draaide, waarbij zij het broodbij een collega inkocht. Toen haar man natwee jaar ziekte overleed, heeft zij hetbedrijf opgeheven. Ook een andere bak-kersvrouw uit Aerdenhout (1902) werdgetroffen door het vroege overlijden vanhaar man (1944). Zij heeft nog een aantaljaren, tot 1951, het bedrijf alleen geëxploi-teerd. Het bedrijf bleef de broodproductievoortzetten maar doordat in de bakkerij eenbakkersknecht de leiding kreeg, die achter-af niet bekwaam bleek te zijn, heeft zijmoeten besluiten het bedrijf te verkopen.De broodbezorging is de belangrijksteinkomstenbron. Het brood wordt bij alleklanten, zelfs de buren van het bakkersbe-

drijf, thuisbezorgd. Het venten van broodgeeft een vast inkomen. De relatie tussende bakker en de klanten is vrij stabielomdat klanten niet zo snel wisselen vanbakker. Het komt nauwelijks voor dat bak-kersvrouwen brood bezorgen. Maar als debakker er niet is wat dan? Een leuke anek-dote is de vervanging van de vader van eenbakkersdochter uit Huizen (1906). Haarvader bezorgde brood met de hondenkar. In1914 werd hij opgeroepen als soldaat. Hetgezin kreeg geen uitkering en had daardoorgeen inkomsten meer. Haar moeder kwamop het idee om te gaan bezorgen. Maaromdat niemand haar vaders klanten kende,adviseerde haar moeder om op die adres-sen, waar de hond voor de deur bleef staan,brood te bezorgen. De gedachte van haarmoeder was dat de hond wel zou stoppenbij de klanten waar haar man brood bracht.En met veel trots vervolgde zij haar ver-haal: “waarachtig die hond wist al de klan-ten. Stond stil met de kar alsof hij wildezeggen hier moet je zijn.”

WinkelverkoopAanvankelijk vindt er in de winkel nogweinig verkoop plaats. Het meeste broodverkopen de bakkers aan de deur. Alleenklanten die iets hebben vergeten af tenemen van de broodbezorger of kwetsbareproducten willen kopen, zoals koekjes ofgebakjes, komen naar de bakkerswinkel.Gedurende de jaren zestig worden detaken uitgebreid met het inrichten van deetalage, de vitrines aanvullen (met koekjes,gebakjes, chocolaatjes, etc.) en de bakkers-winkel schoonhouden. Naast hun zelfge-bakken broodassortiment kunnen nog bij-artikelen worden gekocht: chocolade, bon-bons, beschuit, biscuit. Deze doorverkoop-producten kopen zij in bij de leveranciers.Vertegenwoordigers komen in opdrachtvan de fabrikanten de bakkersbedrijvenbezoeken. En bakkersvrouwen plaatsen bijhen hun bestellingen voor de gewenstenevenproducten. Zij zijn gespitst op eengoede kwaliteit van deze doorverkoop enop de inkoop van nieuwe bijartikelen. Zowist een bakkersvrouw uit Aerdenhout(1902) zich nog te herinneren dat zij dechocolademerken Ringers en Baronie ver-kocht. Alleen goede kwaliteit chocola konte koop worden aangeboden, daarom kwamhet merk Van Dungen niet in haar assorti-ment voor. Dit merk Van Dungen was geeneerste kwaliteit, meende zij. De bakkers-winkel was gevestigd in Aerdenhout, waarde klanten nogal hoge eisen stelden aan deproducten. Bij de inkoop van de artikelenmoest met de ‘goede’ smaak van haarpubliek rekening worden gehouden.Daarom bood zij geen goedkope snoepjesen bonbons te koop aan. Bij een anderebakkersvrouw uit Alphen (1913) werdvoornamelijk het merk Droste chocoladeverkocht. In het begin waren ook de koe-tjesrepen van het merk Kwatta te koop.Deze Kwattarepen waren in haar ogen tegoedkoop en leverden haar te weinig winstop. Het merk haalde zij vrij snel uit hetassortiment.Zolang de winkelverkoop weinig inzetvergt kan de huishouding en de verzorgingvan het gezin min of meer gelijktijdig metde winkelverkoop worden uitgevoerd.

Hel

een

Lou

wer

se e

n H

endr

ik D

irk

Roo

denb

urg

Ec

on

om

isc

he

en

so

cia

le g

esc

hie

de

nis

Mevrouw Zijlstra, geboren 1917. Bakkersvrouw met haar man in hun bakkersbedrijf in Oudkerk.

Op het moment van het interview (1996) was hun zaak nog gedeeltelijk in bedrijf.

Foto: Heleen Louwerse (1996).

Page 22: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

23

Indien het nodig is, worden de bezighedenonderbroken om de kopers te bedienen. Hetonderbreken van huishoudelijk werk komtnog niet veelvuldig voor, omdat er nogmaar weinig winkelklanten zijn. Een bak-kersvrouw uit Hillegom (1918) afkomstiguit een ondernemersgezin, maakte, zoalszij zelf als meisje thuis gewend wasgeweest, de boterhammen klaar voor haarkinderen. Tijdens dit karweitje was de win-keldeur al open. Om zeven uur ’s morgensopende zij de deur van haar bakkerswinkel.Aangezien zij vanuit een ruitje in de kamerzicht had op de bakkerswinkel, kon zijintussen allerlei huishoudelijke zaken uit-voeren zoals strijken en de was opvouwen.Een bakkersvrouw uit Leeuwarden (1916)onderbrak eveneens haar huishoudelijkwerk voor de winkel. Hoewel haar broers(beiden bakker) zich niet met de voedsel-bereiding bemoeiden, letten zij wel op dekookpannen als zij in de winkel moest hel-pen. Zij zetten dan de vlam lager zodat heteten niet zou aanbranden. Om het zicht opde kookpannen te vergemakkelijken, stondhet gasstel in een hoekje in de bakkerij. Vande bakkers kon niet worden verwacht datzij de kookpannen in de keuken in de gatenzouden houden.Hoewel de bakkersvrouwen zichzelf niethebben gezien als ondernemer, blijkt uithun werk wel degelijk dat zij zich onderne-mend hebben gedragen. Klantencontactenworden als waardevol gezien en ook hunwinkel promoten zij. Van klanten ben jeafhankelijk want zij zijn de voornaamsteinkomstenbron. De bakkersvrouwen zijnzich ervan bewust dat kopers moeten wor-den gekoesterd. Bedrijfsbeslissingen heb-ben veelal te maken met de aanschaf vanbakkerijapparatuur. De bakkers, hun man-nen, nemen hierin de meeste besluiten.Bakkersvrouwen doen de managementta-ken doorgaans omdat hun echtgenoot ergeen tijd voor heeft of voor wil vrijmaken.Hun betrokkenheid hier is dat er zoveelmogelijk geld wordt geïnd. Uitstaandeschulden bedreigen de bedrijfscontinuïteit.Daarbij tonen zij inventiviteit om dit doelte bereiken. Zo had een bakkersvrouw uitAerdenhout (1902) in haar woonplaats eengroot aantal klanten met schulden. Zij ginger zelf op uit om het geld te innen. Wanneerde klanten dan nog weigerden te betalendan had zij een vrij onorthodoxe methode.Betaalden klanten niet, dan dreigde zij hunwerkgever in kennis te stellen van hunschulden. Meestal werd snel betaald na eendergelijke handelwijze. Ook een bakkers-vrouw uit Beilen (1915) herinnerde zichklanten die om uitstel van betaling vroe-gen. Deze kopers vroegen een week uitstelen betaalden dan twee weken later hunrekening. Echter onder deze groep zatenook betalers, die de afspraken aan hun laarslapten. Haar man weigerde zich bezig tehouden met onwillige klanten en hun ach-terstallige schulden; daarom deed zij hetmaar.Niet allemaal zijn zij betrokken bij deadministratie en boekhouding. Maar als zijwel iets doen gaat het om het schrijven vanrekeningen voor klanten en het onderhou-den contacten met vertegenwoordigers.Een aantal, in het bezit van een midden-standsdiploma, handelt alleen de boekhou-

ding af. De meesten onder hen doen ditsamen met de bakker.

Zichtbaar aanwezigTussen 1900 en 1945 komen de bakkers-vrouwen zichtbaar in de winkel terecht. Dewinkel, vaak een afgescheiden deel van dewoonkamer, wordt ingericht voor verkoopaan huis. Het hedendaagse beeld dat bak-kersvrouwen in de winkel staan is mededoor de ontwikkelingen in het begin van devorige eeuw gangbaar geworden.Oorspronkelijk doen bakkersvrouwen veelwerk dat voor de buitenwereld onderbe-licht is gebleven. In het begin is daar hetproductiewerk in de bakkerij, doorgaansclandestien. De Arbeidswet van 1919 heefthierin een cruciale rol gespeeld. De uitvoe-ring van de Arbeidswet in 1920 is eropgericht om vrouwen te beschermen tegenzware arbeid. Vrouwen mogen ’s nachtsniet werken terwijl het broodbakken door-gaans na middernacht begint. Zo blijkenvrouwen buiten het productieproces teworden gehouden. Dit is de formele kant,maar de praktijk leert anders. Regelmatigworden de regels overtreden doordat vrou-wen frequent blijken te werken. De bak-kersdochter uit Huizen (1906) weet nog dathaar moeder hielp vooral in de tijd rondsinterklaas in de bakkerij, want dan werd erveel speculaas gebakken. Ook voor eenbakkersdochter uit Katwijk (1906) was ‘snachts broodbakken een normaal ver-schijnsel. Maar zij herinnerde zich de con-troles van de politie ’s nachts.Politieagenten werden onthaald op koffieen broodjes want ‘met de politie was jeeigen. Je kon ze zo al een beetje lijmen’.Zo trachtte haar vader te voorkomen datwerd ontdekt dat zijn vrouw in de bakkerijwerkte. Een ontdekking bracht hoge boetesmet zich mee, die moesten worden betaald.Bakkersvrouwen deden hun bakkerijwerkdaarom verborgen.De enige zichtbare taak is hun winkelwerk.Een taak die tot in de jaren zestig van de20e eeuw nog beperkt is, want het meestebrood wordt uitgevent. De winkel is aan-vankelijk geen druk verkoopkanaal. Welworden er wat bijproducten verkocht maarde winkel draagt maar weinig bij aan deomzet. Na verloop van tijd gaan de neven-artikelen (beschuit, biscuit, rollen drop)voor meer inkomsten in de winkel zorgen.De doorverkoop komt op gang door de wij-ziging van de vestigingswet (rond 1950).De liberalisatie van deze wet leidt ertoe dat

de verkoop van niet-eigengemaakte pro-ducten steeds omvangrijker wordt en daar-mee wint de winkeltaak aan importantie.Dit is echter een langdurig proces dat pashaar hoogtepunt heeft tijdens de werkpe-riode van de volgende generatie bakkers-vrouwen. Zij zorgen door de winkelver-koop voor de bedrijfsomzet en daarmeevoor de bedrijfscontinuïteit. De basis voordit succes is al gelegd door de oudste bak-kersvrouwen die voordien werkten in hetbakkersbedrijf. Tijdens hun werkperiode isde omwenteling gaande van broodbezor-ging naar winkelverkoop. Nadien is men erzich op gaan toeleggen om van de winkeleen verkoopkanaal te maken. Maar het hui-dige beeld dat bakkersvrouwen onafgebro-ken in de winkel staan is destijds nog geenpraktijk. Wel is het zo dat zij zich de win-kel steeds meer gaan toeëigenen als hunwerkdomein. De toevallig uitgevoerde win-keltaak van de oude generatie bakkersvrou-wen heeft uiteindelijk geleid tot een per-manente verkoopfunctie van de huidigebakkersvrouwen.

Geïnspireerd door haar oma, Anna Louwerse - een bakkersvrouw/ondernemer- is Heleen Louwerse, samen met haar partner Hendrik Dirk Roodenburg, deverhalen van bakkersvrouwen over hun werkzaamheden gaan vastleggen.

Literatuur. Ria Efdée, Bakker hoe bakte je 't toen? Een onderzoek naar baktech-niek,

bakkers en bakprodukten op het Friese platteland (1919 - 1939). Publicatiereeks van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Friesland, 6. Leeuwarden, 1986.

. Ria Efdée, Beschuit een tere juffer. Den Haag, 1989..

. G.H.M.J. Verhaegen, Rationeele broodvoorziening in Nederland. Leiden, 1941.

. J.J. Voskuil (met medewerking van A.C. Spil en F.M.A. van der Wiel),Twaalf bakkers en twee bakkersdochters. Wagenin-gen / Arnhem, 1978.

Mevrouw Angerman, geboren 1923.

Bakkersvrouw in een bakkersbedrijf in Beerta.

Het bedrijf was inmiddels beëindigd ten

tijde van het interview (1997).

Foto: Heleen Louwerse (1997).

Ec

on

om

isc

he

en

so

cia

le g

esc

hie

de

nis

Hel

een

Lou

wer

se e

n H

endr

ik D

irk

Roo

denb

urg

Page 23: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

24

Re

ce

nsie

de Herinneringen voor biografe Bosch een centrale bron alsdocument van een mentaliteit en de constructie van een iden-titeit. Jacobs werd beroemd als belichaming van de strijdvoor het vrouwenkiesrecht. Bosch merkt echter op dat destrijd om het vrouwenkiesrecht een bescheiden plaats in haarleven innam. Jacobs zette zichzelf neer als iemand die nietzozeer de wettelijke gelijkheid van mannen en vrouwen voorogen stond maar vooral werd gedreven door de grote onge-lijkheid als gevolg van armoede. Als arts werd zij geconfron-teerd met het lijden van vrouwen die teveel kinderen kregenen woonden in erbarmelijke en vervuilde omstandigheden. Volgens Bosch was de voornaamste drijfveer van AlettaJacobs een onwrikbaar gevoel voor rechtvaardigheid. AlettaJacobs was in haar ogen dan ook een veelzijdig hervormsterdie haar sporen had verdiend als het ging om de socialekwestie van de negentiende eeuw. Dit is een heel andere visiedan die van Annie Romein, en ook van veel historici na haardie het activisme van de burgerlijke hervormers en de damesfeministes vooral toeschreven aan verveling, domme ambitieof statuscompetitie. Spigt heeft het bijvoorbeeld in Atheismeen vrijdenken in Nederland (1976) over de ‘cursusmentali-teit’ van Aletta Jacobs.

Beroep en netwerken als bron van inspiratieAletta’s oprechte bewogenheid was, zoals Bosch mooi laatzien, onlosmakelijk verbonden met haar beroep als arts. Doorde contacten van haar geliefde, de graanhandelaar en radica-le liberaal Victor Carel Gerritsen, werd Aletta al heel gauwgeïntroduceerd in de kringen van radicale hervormers en vrij-denkers in Londen. De internationale graanhandel was sindsde oprichting van de Britse Anti-Corn Law League in 1838bij uitstek een netwerk waarin radicaal-liberale opvattingendomineerden. Aletta ging in 1879 op studiereis naarEngeland en bezocht daar het kleine hospitaal voor vrouwenin de Londense arbeiderswijk Marlylebone. Aan het hoofdstond de eerste vrouwelijke Engelse arts Elizabeth GarrettAnderson. De professionele zorg voor de vaak aan veelvuldi-ge zwangerschappen gerelateerde ziektes van arme vrouwenen kinderen, sprak Aletta aan. Zij woonde elke ochtend depolikliniek in het kinderziekenhuis bij. Garett Anderson diestreefde naar volledige gelijkstelling van mannen en vrouwenin het medisch beroep was een groot voorbeeld voor Jacobs.Later zou zij zelfs ook een gratis spreekuur voor arbeiders-vrouwen uit de Jordaan beginnen.Via Elizabeth Garrett Anderson kwam Aletta Jacobs ook inaanraking met de belangrijke kiesrechtstrijdsters van het eer-ste uur. Garrett Anderson maakte deel uit van de kringen rondJohn Stuart Mill en de latere leidster van de Britse gematig-de vrouwenkiesrechbeweging, Millicent Garrett Fawcett,was een zuster van haar. De persoonlijke confrontatie met hetlijden van arme mensen én de netwerken waar zij door oplei-ding, beroep en afkomst toegang tot had, waren belangrijkeelementen in het leven van Jacobs en leidden uiteindelijk tothaar politiek activisme. Het was dus niet toevallig dat hetboegbeeld van de vrouwenkiesrechtbeweging een arts was.Met name de impact van een persoonlijke ontmoeting meteen stervende prostituee in het ziekenhuis in Groningen was,zoals Bosch beschrijft, bepalend voor Jacobs’ boodschap aande wereld. Dit weesmeisje was verleid door een heer die haarin bordeel bracht. Toen zij zich realiseerde waar zij was,besefte zij dat er geen ontsnapping meer mogelijk was. Dezenegentiende-eeuwse versie van de internationale vrouwen-handel kwam vaker voor in de negentiende eeuw; vele armemeisjes werden zo het onschuldige slachtoffer van de lust van

HHet ontbreken van monografieën over de vrouwenkiesrecht-beweging is een merkwaardig gegeven in de Nederlandse(feministische) geschiedschrijving. Waarschijnlijk heeft hetalles te maken met het ongemak dat marxistisch-feministi-sche historica’s voelden ten opzichte van de rechtschapen,maar paternalistische dames van stand die de wereld wel wil-den verbeteren maar hun handschoenen niet wilden besmeu-ren en vooral hun éigen vrijheid en gelijkheid wilden beplei-ten. Annie Romein-Verschoor schrijft in Vrouwenspiegel (1935)dat de Hollandse dames verstoken bleven van de ware geestder revolutie. Hun hoogste doel was het veilig stellen van eenbehoorlijke werkkring voor zichzelf, zodat zij ‘de ouderwet-se soep- en borstrokken-liefdadigheid’ konden vervangendoor rationelere vormen van ‘bescherming van haar misdeel-de zusters’. Het vermeende eigenbelang en paternalisme vande burgerlijke hervormers van de negentiende eeuw, waartoeook Jacobs behoorde, zou ook latere historica's in de wegstaan die liever schreven over dienstmeisjes en arbeiders-vrouwen om daarmee de klassenstrijd een warm hart toe tedragen. Bosch schrijft in haar inleiding dat zij aanvankelijkook neigde het ijdele beeld van Aletta Jacobs, als heldhaftigen voorbeeldig, zoals dat uit haar eigen Herinneringen naarvoren komt, te nuanceren ten gunste van andere vrouwen.Toch zijn Aletta Jacobs’ eigen gepubliceerde herinneringenniet zo maar te lezen als een vorm van zelfverheffing. ZoalsBosch terecht schrijft in haar mooie inleiding, hoorde hetschrijven van een (auto)biografie bij de politieke cultuur vande internationale vrouwenbeweging. Veel wegbereidstersschreven hun memoires, zoals de Amerikaanse feministesElizabeth Cady Stanton (Eigthy Years and More.Reminiscences 1815-1897), Anna Howard Shaw (The Storyof a Pioneer) en Emmeline Pankhurst (My Own Story).Aletta's eigen memoires lagen in de lijn der verwachting enwaren deel van een internationale traditie. Het doel van dielevensbeschrijvingen was politiek. Het uitventen van het lij-den en het offer voor de grote strijd voor rechtvaardigheiddiende zoals in het geval van Pankhursts boek rechtstreeksals propagandamiddel om fondsen te werven. De feministesvan het eerste uur bewaakten en regisseerden de herinneringaan hun eigen beweging door het schrijven van dergelijkememoires en door het oprichten van archieven. Zonder Aletta’s eigen verhaal kritiekloos over te nemen, zijn

Han

neke

Hoe

kstr

a

Een monumentale biografieDe biografie van Aletta Jacobs mag met

recht een monument genoemd worden.Het is een indrukwekkend boek watbetreft het aantal pagina's (ruim 700),maar het is ook een veelomvattendboek als het gaat om de reikwijdte vanalle verbindingen van Jacobs met dewereld om haar heen. Dit historiogra-fisch gedenkteken voor de inspanningenvan de burgerlijke dames van de eerstefeministische golf was ook wel nodig ineen tijd waarin historici zoals Bank enDe Rooij zich opstellen als de nieuwepoortwachters van het Nederlands verle-den. Naast Piet Hein en Colijn horenmoedige vrouwen daar ook in thuis.

Page 24: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

25

Re

ce

nsie

heren van stand. Omdat Aletta Jacobs alsarts in aanraking kwam met deze slacht-offers van de dubbele moraal wist zij beterdan anderen hoe ernstig de problematiekwas en voelde zij zich extra betrokken.Syfilis levert net als cholera, een vreselijkziektebeeld op. Ook voor andere feministenwas de prostitutiekwestie dan ook de kernvan de sociale kwestie. De symbolischekracht van de prostitutie als slavernij dervrouwen was groot.

De sociale kwestie, sociale hervorming en kiesrechtDe verbinding tussen de sociale kwestie,sociale hervorming en kiesrecht zoals beli-chaamd door Aletta Jacobs maakt duidelijkdat de eerste feministische golf vooral voort-kwam uit een verlangen de sociale ongelijk-heid te bestrijden en minder een bewegingwas die primair de gelijkheid van vrouwennastreefde vanuit een juridische, klassiekliberale denktrant. De strijd tegen de armoe-de en onzedelijkheid werd beschouwd alseen kwestie van morele hervorming en nietvan economische herverdeling door middelvan wetgeving. Als zedelijke bewegingdroeg het feminisme ironisch genoeg ook bijaan het burgerlijk zedelijk regime, waarinhet moederschap een verheven morele bete-kenis kreeg, burgermannen zichzelf moestenbeheersen en buitenechtelijke seks een vre-selijke zonde werd. Die moraal werd vastge-legd in de zedelijkheidswetgeving van 1911.Maar het verhaal van Jacobs’ geloof in recht-vaardigheid zoals opgetekend door Boschmaakt nog iets anders duidelijk, namelijk dievan de mogelijkheid van strijd vanuit eenoprechte, diepgevoelde solidariteit van eenhogere klasse met de zwakken in de samen-leving. Vrouwen hadden als sociale hervor-mers een belangrijke rol in de definitie vande morele basis van sociale relaties. Dat gingniet alleen over zedelijke betutteling maarook over het scheppen van voorwaardenvoor gelijkheid en geluk.Het is de vraag of Bosch Aletta’s zelfbeeldals hervormster van sociale misstandenreproduceert. Het grootste deel van de bio-grafie behandelt de kiesrechtjaren van AlettaJacobs, haar internationale contacten, haarreizen en haar leiderschap. Dat er een dis-crepantie is tussen de wijze waarop AlettaJacobs herinnerd wenste te worden en de herinnering aanhaar, zoals verwoord in haar biografie, is vooral een gevolgvan de wijze waarop de internationale kiesrechtbeweginghaar nagedachtenis organiseerde en documenteerde. Er zijnnu eenmaal veel meer bronnen over die periode. En die bron-nen zijn verleidelijk. Er rijst een beeld op van Aletta Jacobsdie genoot van de ontvangsten en recepties op huizen en bui-tenplaatsen van de internationale elite en adel. Door de inter-nationale congressen van de vrouwenbeweging ontmoetteAletta Jacobs alle belangrijke vrouwen van die tijd, waaron-der Charlotte Perkins Gilman en Susan B. Anthony. Dieinternationale contacten waren natuurlijk opwindend, maarook bepalend voor het succes van de Vereeniging voorVrouwenkiesrecht na 1900. De radicale actiemethoden vande suffragettes vond Jacobs, die in 1910 zelf in een suffra-gette betoging meeliep, ook wel inspirerend, zij het in gema-tigde vorm.Het lijkt dat Bosch met de biografie in al haar doelstellingenis geslaagd. De ruime aandacht voor de internationale vrou-wenkiesrechtbeweging leidt tot een ‘vergruizing’ van Aletta’ssinguliere beeld temidden van al die actiebereide vrouwen,beschrijvingen van demonstraties in binnen- en buitenland ende interne conflicten binnen de organisatie. Daarmee is

Bosch ook begonnen aan de door haar gesignaleerde tweedehistoriografische lacune: het ontbreken van een prosoprogra-fie van de vrouwenkiesrechtbeweging. Dat men het boekdaardoor niet in twee avonden uitleest is niet onoverkome-lijk, Bosch schrijft vlot en weet al die 700 pagina’s de aan-dacht van de lezer vast te houden. Dat is geen geringe pres-tatie.

Mineke Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardig-heid. Aletta Jacobs 1854-1929. Balans, 2005. 819 blz.ISBN 90 5018 657 2. E 37,50.

Hanneke Hoekstra is verbonden aan het Kossmann-Instituut, centrum voor politieke geschiedenis van deRijksuniversiteit Groningen. In oktober verschijnt haarboek Het hart van de natie. Morele verontwaardiging enpolitieke verandering bij uitgeverij Wereldbibliotheek inAmsterdam. Het gaat over het belang van compassie voorhet proces van natievorming in de negentiende eeuw.

Han

neke

Hoe

kstr

a

Page 25: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

26

Re

ce

nsie

Mar

ijke

Hui

sman

ken zich tot boekhistorie in engere zin. Rudolf Rasch belicht bij-voorbeeld de dochters van de achttiende-eeuwse muziekuitgeverEstienne Roger, die onmisbare schakels waren in de vererving vande zaak. Marjan Groot behandelt het aandeel van vrouwen in devormgeving van boeken in de periode 1895-1940, en MarjoleinNieboer gaat in op de beeldvorming rond de bibliothecaresse tus-sen 1900 en 1940. Lizet Duyvendak boog zich over twintigste-eeuwse leeskringen, en Inge de Wilde, Janneke van der Veer enLisa Kuitert hielden zich bezig met een nieuw fenomeen in de twin-tigste eeuw: de vrouwelijke uitgever die niet uit een boekhandels-familie stamt. Al deze bijdragen sluiten aan bij de oproepen vanHannie van Goinga en Boudien de Vries in deze bundel meeronderzoek naar vrouwen binnen de boekenbranche te doen, opdathet boekhistorische geschiedbeeld aangevuld en gecorrigeerdwordt. De verschillende artikelen bieden daartoe mooie aanzetten.Het is te hopen dat sekse na deze bundel definitief op de agenda vanboekhistorici staat – en ook de negentiende eeuw in het onderzoekzal worden betrokken. De ambitie kan wat mij betreft wel wat uit-gebreid worden, omdat met name Everard en De Baar laten zienhoezeer een boekhistorische invalshoek ook van belang kan zijnvoor meer ‘algemeen’ historisch onderzoek naar bijvoorbeeld (deconstructie van een nieuwe) openbaarheid – en de rol van vrouwendaarin.

Adriaan van der Weel e.a. (red.), Jaarboek voorNederlandse boekgeschiedenis 12. Vantilt/NederlandseBoekhistorische Vereniging, 2005. 221 blz. ISBN 9077503307. E 27,50.

Marijke Huisman (1972) doet aan de Faculteit derHistorische en Kunstwetenschappen van de ErasmusUniversiteit Rotterdam promotie-onderzoek naar de com-mercialisering van het autobiografisch schrijven inNederland, 1850-1918.

HHet thema ‘vrouw en boek’ leidt nogal eens tot badinerende uitla-tingen over zogenaamde ‘vrouwenliteratuur’, maar die hebben deNederlandse Boekhistorische Vereniging er niet van weerhouden inmaart 2004 een congres over dit onderwerp te organiseren. Delezingen zijn nu, samen met andere bijdragen over hetzelfde onder-werp, gebundeld in het twaalfde Jaarboek voor NederlandseBoekgeschiedenis. Het resultaat is een gevarieerde verzamelingartikelen over lezeressen, uitgeefsters, een schrijfster, bibliotheca-ressen en vormgeefsters van boeken in de vroegmoderne periode ende twintigste eeuw. Vrouwen hebben dus ruim baan gekregen in deze bundel, maar eennadere reflectie op sekse in relatie tot meer algemene ontwikkelin-gen betreffende de productie, distributie en consumptie van boekenis in de artikelen zelden te vinden. Dit heeft vooral te maken methet feit dat de boekgeschiedenis nog een relatief jong onderzoek-sterrein is, waar tot voor kort helemaal geen aandacht voor vrou-wen en/of gender was. Onderzoekers hielden zich vooral bezig metvragen naar bedrijfspraktijken van (grote) uitgevers en de versprei-ding van boeken in de vroegmoderne periode. In dat kader is veelnoeste archiefarbeid verricht, die zich concentreerde op onderandere uitgeversarchieven, klantenboeken van boekhandelaren enboedelinventarissen van particulieren. In dergelijke bronnen zijn desporen van vrouwen niet altijd gemakkelijk te vinden. Aangezienvrouwen hun boeken lange tijd via mannelijke verwanten betrok-ken, bieden klantenboeken en boedelinventarissen namelijk weinigzicht op hun koopgedrag en/of boekenbezit. Dat een genderper-spectief op deze bronnen toch resultaat kan hebben, bewijst PaulHoftijzer. In een boeiende bijdrage over het boekenbezit van vrou-wen in zeventiende-eeuws Leiden vergelijkt hij de boedels van eenaantal ongehuwde vrouwen met die van weduwes. Daaruit blijktgeen significant verschil: meer dan de helft van alle Leidse vrou-wen bezat ten hoogste tien boeken, waarbij godsdienstige werkenoververtegenwoordigd waren. Helaas bieden de inventarissen geenantwoord op de vraag of de vrouwen deze boeken zelf kozen ofdoor conventies in een ‘leeskorset’ werden gedwongen.Antoinette Bourignon (1616-1680), de succesvolle schrijfster vangodsdienstige werken, liet zich in ieder geval niet in een korsetsnoeren. In een interessante bijdrage belicht Mirjam de Baar dewijze waarop deze vrouw de uitgave van haar vele werken reali-seerde. Nauwgezet historisch onderzoek wees onder andere uit datBourignon over een eigen huisdrukkerij beschikte, en De Baar con-cludeert dat Bourignon de drijvende kracht achter de schermen vanhaar publicaties was – ze schreef niet alleen, maar bemoeide zichmet de financiering, de druk en andere organisatorische aspectenvan het publiceren. Zo had ze uitgesproken ideeën over de marke-ting van haar geschriften en was zij een van de eersten die in haarboeken lijsten opnam met de titels en verkoopadressen van eerderverschenen werken. Deze interventies rondom de publicatie vanhaar werk hield Bourignon voor de buitenwereld echter verborgen,waardoor zij zich schijnbaar voegde naar de regel dat vrouwen nietin de openbaarheid traden.De relatie tussen vrouwen en openbaarheid via de drukpers wordteveneens door Myriam Everard geëxploreerd, in haar bijdrage overCatharina Dóll-Egges en andere uitgeefsters tijdens de patriotten-tijd en de Bataafse Republiek. Vanuit het perspectief dat uitgevers(m/v) openbare activiteiten – uitgeven en verkopen – ontplooien diede openbaarheid mede vormgeven, pleit Everard voor meer onder-zoek naar vrouwelijke uitgevers in de jaren 1780 en 1790. Haareigen resultaten bieden interessante perspectieven: het blijkt dateen aantal uitgeefsters zich expliciet verbond met de ‘nieuwe poli-tiek’ van die dagen, zoals de weduwe Vieweg die een door haar uit-gegeven krant enige tijd het motto ‘zusterschap’ meegaf en deweduwe Dóll die plannen had een vertaling van MaryWollstonecrafts Vindication of the rights of women (1792) te reali-seren.Meer onderzoek naar de bedrijfspraktijk van deze uitgeefsters biedtvolgens Everard mogelijkheden de bijdrage van vrouwen aan hetontstaan van een nieuwe politieke cultuur rond 1800 te schrijven.Zij breekt daarom een lans voor een boekgeschiedenis die zich nietbeperkt tot boeken alleen, maar de meeste andere bijdragen beper-

Vrouwen en boeken

Page 26: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

27

Re

ce

nsie

Jan

ny

Nie

bo

er

“Aletta Jacobs en het verlangen naar de politiek”Een tienermeisje, dat de naam kreegvan Aletta Jacobs vindt dat wel "cool".Ze vindt het extra leuk, dat ze nu ookop school over deze beroemde Groning-se joodse vrouw leert.Tweede Kamer-leden (m/v) vertellen wat Aletta Jacobsvoor hen persoonlijk betekent. Dit zijntwee van de vier videofragmenten, diede tentoonstelling over het leven enwerk van Aletta Jacobs in het gebouwvan de Tweede Kamer verlevendigen.

VVan Aletta Jacobs zijn geen filmbeelden bewaard gebleven. Deenige keer dat ze op het bioscoopjournaal te zien was, was in1929, toen ze werd gecremeerd. Op die dag werd duidelijkafscheid genomen van een grote Nederlander. Krantenberichtenover haar overlijden zijn in de tentoonstelling te lezen. Een min-der bekend element uit het leven van Jacobs is haar joodse ach-tergrond, ze vond het niet nodig om dit expliciet te benoemen inde autobiografie die ze in 1924 schreef. Bovendien was AlettaJacobs niet godsdienstig en had ze zich geprofileerd als een radi-caal en vrijdenker. Mineke Bosch vertelt in een videofragment dathet schrijven van de biografie haar de gelegenheid bood om AlettaJacobs meer te positioneren in het joodse milieu in de stadGroningen en het dorp Sappemeer, waar ze opgroeide. De rol diehaar joodse opvoeding en het netwerk van joden rondom haarfamilie speelden in haar leven was tot nu toe namelijk tamelijkonderbelicht. In haar latere leven werkte Jacobs zeer nauw samen met RosaManus, die na haar dood in 1935, met twee anderen hetInternationaal Archief voor de Vrouwenbeweging oprichtte. Denalatenschap van Jacobs belandde in dit archief. Beide vrouwendeelden dezelfde passie voor vrouwen, vrede en rechtvaardigheid.Rosa Manus kwam om in kamp Ravensbrück in 1943. Het archiefvan het IAV werd in 1940 door de Duitse bezetters weggehaald enpas in 1992 ontdekt in het Osobyi archief in Moskou. Een deelkeerde in 2003 terug, maar een aantal dozen van Jacobs, zijn totop heden nog niet gevonden. Op 28 april opende Tweede Kamervoorzitter Frans Weisglas dezetentoonstelling, die tot begin november het gebouw van deTweede Kamer zal sieren. Weisglas onthulde dat hij graag zouwillen dat meer dan 50% van de parlementariërs vrouw was. Deexpositie is gemaakt door Dineke Stam in samenwerking met hetIIAV, het Centrum voor Gender en Diversiteit van de Universiteitvan Maastricht en de afdeling voorlichting van de Tweede Kamer. Meteen na binnenkomst in de hal staat een aantal voorwerpen invitrines, die eigendom waren van Aletta Jacobs en uit museum-collecties in bruikleen zijn gegeven. Haar bureau staat er opge-steld en er wordt een grote reiskoffer tentoongesteld met origine-le visa van haar wereldreis in 1911-1912. Het is een enormgevaarte dat op de zijkant staand de vorm heeft van een soort kast-je met laden. Ook zijn er vier schilderijen, gemaakt door IzaacIsraëls, voor de gelegenheid bijeen gebracht. Aletta Jacobs waseen fervent poppenmaakster; ze maakte vele poppen voor de kin-deren uit haar omgeving. Eentje ervan is bewaard gebleven; eentheemuts in de vorm van een pop gemaakt uit de stof van eenavondjapon. Het was mooi om te zien hoe haar 'vrouwelijke'talenten en hobby's ook een plaats kregen op de tentoontstelling.De anekdote uit haar autobiografie, waarbij de voorziene echtge-noot Carel Gerritsen Aletta en haar zus handwerkend aantreft - hij

Tentoonstelling “Aletta Jacobs en het verlangen naar depolitiek”, tot 4 november in het gebouw van de TweedeKamer in Den Haag. Op werkdagen van 10 tot 17 geopend. Virtueel ook op alettajacobs.org.

Janny Nieboer is zelfstandig tekstschrijver.

vindt dat maar niks - is kostelijk.De tentoonstelling is compact en toegankelijk ingericht voor eendivers publiek. Een tijdbalk, die haar leven markeert met illustra-ties en foto's, vormt een belangrijk onderdeel van de tentoonstel-ling. Daarnaast krijgt de bezoeker een beeld van Jacobs studietijd,haar ervaringen als arts en activiste en haar leven als publiek per-soon. Ook aan een aantal privé-aspecten wordt aandacht gegeven.Eigenlijk is de tentoonstelling een ingedikte vorm van de vuist-dikke biografie van Bosch.Ik denk dat je de tentoonstelling het beste kan bekijken na hetlezen van de biografie van Bosch. Dan krijgen de kleine dingetjesmeer waarde, die je anders door de compactheid van de tentoon-stelling wellicht over het hoofd kan zien. Mijns inziens waren delesgevende tieners van het Aletta Jacobscollege in Hoogezand hetmooiste onderdeel van de tentoonstelling. Het feit dat dit homevi-deo's waren van de leerlingen zelf, maakte ze minder gelikt.

Page 27: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

28

On

de

r d

e l

oe

pE

lkie

Jor

da

ns

Het IIAV jubileert!Het IIAV viert dit najaar haar 70-jarig bestaan. Ondanks het matige politieke klimaat en de daaruit vloeiende financiële tegenslagen voor de vrouwenbeweging –de voornaamste subsidiegever, de Directie Coördinatie Emancipatiezaken, heeft hetIIAV per januari 2005 tien procent gekort – toch een reden om feest te vieren.Immers, het IIAV blijft onverdroten archieven en informatie op het gebied van vrou-wenemancipatie en feminisme verzamelen en ontsluiten om deze beschikbaar temaken voor onderwijs, wetenschap en vrouwenbeweging. Ironisch genoeg heeft hetIIAV het juist in deze tijden drukker dan ooit. Doordat vele vrouwenorganisaties hunsubsidies van overheidswege zagen verdwijnen, zijn velen ter ziele gegaan.Hun archieven en/of collecties zijn vervolgens bij het IIAV terechtgekomen.

omvangrijke internationale netwerk. De drie feministen hadden een aantal rede-nen voor de oprichting van het IAV. Zijvonden dat het cultureel erfgoed van vrou-wen en informatie over de vrouwenbewe-ging behouden moest blijven. Veel vrou-wen die actief waren geweest in de vrou-wenbeweging rond 1900 waren oud of aloverleden. Daarnaast hadden de jonge,veelal wetenschappelijk geschoolde femi-nisten behoefte aan goed gedocumenteer-de kennis van het verleden. Bijvoorbeeldom zich te kunnen weren tegen de veleaanvallen op het recht van vrouwen ombetaald te werken, die sinds de jaren twin-tig van regeringswege plaatsvonden. De belangrijkste collectie in het prille IAVwas de nalatenschap van Aletta Jacobs, diezij aan Rosa Manus had geschonken.Daaromheen breidde de collectie zich uitmet vele schenkingen uit binnen- en bui-

tenland. Na de roof door de Nazi’s enmoeizame tijden in de TweedeWereldoorlog, bliezen de overgeblevenvrouwen het IAV in 1947 toch nieuw levenin. Met vereende krachten werd gepro-beerd de collectie weer op te bouwen. Metsucces: vele zusters uit binnen- en buiten-land schonken nieuw materiaal voor decollectie.

IAV wordt IIAVIn de jaren zeventig maakte het IAV – toengevestigd op de Herengracht – een enormegroei door in het kielzog van de tweedefeministische golf. In 1975, hetInternationaal Jaar van de Vrouw, kreeg deorganisatie een flinke overheidssubsidie enkon zij meer betaalde krachten aanstellen.In 1981 betrok het IAV een pand samenmet ondermeer het Informatie- enDocumentatiecentrum voor de

Het IIAV huist heden ten dage in de majestueuze Gerardus Majellakerk aan het Obiplein in Amsterdam. ©Elkie Jordans

HHet begon allemaal in 1935 toen drie vrou-wen besloten samen het InternationaalArchief voor de Vrouwenbeweging (toendus nog IAV) op te richten. De oudste wasJohanna Naber, al jaren strijdster voorvrouwenrechten. De jongste wasWillemijn Posthumus-van der Goot, deeerste vrouwelijke gepromoveerde eco-noom in Nederland. En dan last but notleast Rosa Manus: zij completeerde dedrie generaties die zij samen weerspiegel-den. Zij had zich reeds decennialang inge-zet in de nationale en internationale vrou-wen(kiesrecht)beweging. De drie vrouwen brachten elk hun eigenexpertise mee om het IAV succesvol temaken. Naber haar grote ervaring,Posthumus-van der Goot haar wetenschap-pelijke achtergrond (en een handige con-nectie: haar echtgenoot was de directeurvan het IISG) en Rosa Manus haar

Page 28: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

29

Vrouwenbeweging (IDC), dat vooral actu-ele informatie verzamelde, en LOVER,tijdschrift over feminisme, cultuur enwetenschap. Het IDC werd in 1969 opge-richt door het Nederlandse VrouwenComité (in 1975 overgegaan in deNederlandse Vrouwen Raad). Het tijd-schrift LOVER werd in 1973 opgerichtdoor de actiegroep Man VrouwMaatschappij. Het IDC, LOVER en hetIAV fuseerden in 1988 tot hetInternationaal Informatiecentrum enArchief voor de Vrouwenbeweging(IIAV). Eind 1993/begin 1994 verhuisde het IIAVnaar de voormalige Gerardus Majellakerkop het Obiplein in de Indische buurt. Dezegerestaureerde kerk met haar immensekoepel biedt een waardig onderdak aan deunieke collecties van het IIAV: honderdenmeters oude en nieuwe tijdschriften, bro-

chures, boeken, archieven, pamfletten,affiches en foto's. Het IIAV is uitgegroeidtot hét nationale expertisecentrum op hetgebied van de positie van vrouwen. Ookinternationaal gezien speelt het IIAV eenbelangrijke rol, vooral in het toegankelijkmaken van informatie voor en over vrou-wen via moderne informatie- en communi-catietechnologie.

Feest!Het heugelijke feit dat het IIAV 70 jaarbestaat laten wij natuurlijk niet ongemerktvoorbijgaan. Van 30 november t/m 2december zijn er tal van activiteitengepland, zoals de masterclass ‘Hoe kom ikin de geschiedenisboeken’, de presentatievan het boek over de tweede feministischegolf van Vivian van der Loo, een tentoon-stelling, een wetenschappelijk symposium‘Traveling Heritages’ en een colloqium

‘Protestrepertoires in Nederland 1965-2005’ in samenwerking met het IISG.Verder is er natuurlijk feest voor relaties enmedewerkers en geeft het tijdschriftLOVER een themanummer uit, gewijd aanhet jubileum. Het volledige programmavindt u via www.iiav.nl/nieuws. U bentvan harte welkom het IIAV-jubileum meete vieren!

Het hoofdbestuur van de International Alliance of Women, de Wereldbond voor Vrouwenbijeen in het nog niet officeel geopende IAV.V.l.n.r.: Mrs. M. Corbett Ashby ( presidente),mme. D, Ivanova, mrs. N. Spiller, mme. Anna Szelagowska, Dr. Ingeborg Hansen, miss

Alison Neilans, mlle. Marie Ginsberg, mrs. Rama Rau, mrs. Kathleen Bompas ( algemeensecretaresse), mlle. Emilie Gourd ( bestuurssecretaresse), mej. Rosa Manus ( eerste vice-presidente), senator F. Plaminkova ( vice-presidente), mej. E.H. Piepers ( penningmeeste-

resse). Mei 1936. Fotograaf onbekend. Collectie IIAV.

Foto gemaakt tijdens de officiële opening van het Internationaal Archief voor deVrouwenbeweging (IAV). V.l.n.r zittend: mevr. Adema van Scheltema, mevr. Ketelaar vanGogh, drie vrouwelijke studenten Amsterdam-Utrecht, Dr. W.H. Posthumus-van der Groot

(stichtster en secretaris), Johanna W.A. Naber (stichtster), Rosa Manus (presidente enstichtster), mevr. Cohen Tervaert-Israëls, Prof. Posthumus ( directeur van het Instituut

voor Sociale Geschiedenis). Staande v.l.n.r.: mej. MacDonald, mevr. Potgieser-Rolandus,mevr. Manus-van Erkom, mevr. van Steenderen-van Houtum, mr. Corrie Tendeloo, mej.Bouwmeester, mej. Jackson, mej. Corrie van der Greindt ( adjunct secretaris), mej. B.Ferf (bibliothecaresse), mevr. Slingenberg, mej. Vening Meinesz, Mr. Frida Katz, mej.

Annie Schippers, mevr. Douwes Dekker-Jolles, mevr. B. Rijkens-Culp ( penningmeester),jhr. Mr. Bas Bakker, mej. E.H.Piepers, mevr. Boissevan van Lennep, hr. Boissevain, mej.

Clara Meijers. Uit IAV-archieven, teruggekeerd uit Moskou in 2003. december 1936.©Nederlands-Belgisch Fotopersbureau.

Portret van Willemijn Posthumus van der Goot. Jaartal en fotograaf onbekend. Collectie IIAV.

Portret van Rosa Manus, aan de telefoon. Jaartal en fotograaf onbekend. Collectie IIAV.

Voor informatie over de geschiede-nis van het IIAV kunt u terecht bij deinformatiebalie via nummer 0206650820 of via e-mail:[email protected]. Op de websitewww.iiav.nl kunt u meer lezen overde huidige activiteiten en projectenvan het IIAV.

On

de

r d

e l

oe

pE

lkie

Jor

da

ns

Page 29: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

Nie

uw

e b

oe

ke

nH

IST

OR

ICA

o

kto

be

r 2

00

5

30

Tonny van der HorstVroeger. HerinneringenAtlas, 2005. E 25,-.Vroeger bevat de verzameldeherinneringen van Tonny vander Horst (1915). In Het huisaan de Schiekade en Liefde enoorlog beschrijft zij haar jeugdin Rotterdam, haar ouders, hetkunstenaarsdorp Bergen en haarhuwelijk met Victor vanVriesland. Haar stukken overoud-Rotterdam, die eerder indrie bundels verschenen, zijneveneens opgenomen en uitge-breid met een aantal nieuweherinneringen. Vroeger brengtde eerste helft van de twintigsteeeuw opnieuw tot leven.

Peter VenmansDe ontdekking van de wereld.Over Hannah ArendtAtlas, 2005. E 18,50.

Dertig jaar na haar dood is denaam van Hannah Arendt(1906-1975) niet meer weg tedenken uit het politieke enintellectuele debat. Haar tekstenover Israël en Amerika, over hetkwaad in de wereld, over ter-rorisme en wereldvreemdheid,maar ook over de kracht van dedemocratie blijken verrassendactueel. Het boek van Venmansis een bevattelijke inleiding ophet leven en werk van HannahArendt.

Irmgard A. HuntOp schoot bij Hitler. Een jeugdin een paradijs dat geen para-dijs mocht zijnBert Bakker, 2005. E 18,95.Irmgard A. Hunt werd geborenin 1934, een jaar nadat haarouders bij de verkiezingen opHitler en diens nazi-partij had-den gestemd. Ze groeide op inBerchtesgarden, een plaatsje inde buurt van de Obersalzberg,in de schaduw van Hitlershoofdkwartier, het ‘Arendsnest’.Haar ouders bleven gedurendede hele oorlog aanhangers vanhet nazi-regime, zelfs na de

dood van haar vader in 1941 inFrankrijk. Op schoot bij Hitleris een persoonlijke herinneringaan een jeugd omringd doornazi-leiders en hun families.

Betsy UdinkAllah en EvaAugustus, 2005. E 18,50.

Drie jaarlang ver-bleefBetsyUdink inPakistan.Volgensde moel-lahs daaris deislam deenigegods-dienstter

wereld die vrou-wen rechten heeft gegeven.Udink ging op onderzoek uit enliep op tegen honderden ere-moorden en tegen seksueel mis-bruik van jongens. Op bijnavermakelijke wijze beschrijft zehoe het is om te leven temiddenvan gevaar en temidden van ter-roristisch en sektarisch geweld.

Renate RubinsteinJood in Arabië, Goj in IsraëlAugustus, 2005. E 19,95.In 1967 reisde RenateRubinstein, drie weken na hetuitbreken van de oorlog, naarIsraël, bezocht de buurlandenJordanië en Libanon en pro-beerde als een der eersten,zeker inNederland,zich te ver-plaatsen inde emotiesvan beidepartijen.Het ver-slag vandeze reis,en datvan eenvolgen-de in1971 door Egypte enopnieuw Israël vormen tezamenhet hart van deze bundel. Meteen voorwoord van ArnonGrunberg.

Renate RubinsteinTwijfel trainen. Uit de dagboe-ken, gekozen en ingeleid doorHans GoedkoopAugustus, 2005. E 10,-.

Deze bundel is een selectie uitde vroege dagboeken vanRenate Rubinstein. Ze schreefdeze dagboeken nog niet met degedachte ooit te publiceren,maar uitsluitend en alleen voorzichzelf, op zoek naar een eigenplek in het bestaan.

Beb VuykKampdagboekenAugustus, 2005. E 13,50.

Kampdagboeken van Beb Vuykis een van de meest indringendedocuments humains over deinternering van Nederlanders inIndië tijdens de TweedeWereldoorlog.

Anna SparreKoningin Astrid. Een vriend-schapHoutekiet, 2005. E 14,95.Dit boek vormt een verslag vande vriendschap tussen koninginAstrid en Anna Sparre. Tegelijk

is het een verhaal, gebaseerd opbrieven en herinneringen, overhoe een prinses uit Zweden zichontwikkelde als mens en konin-gin van België in de eerste helftvan deze eeuw.

Amedee SuijverDe draad van Ariadne. Delevensverhalen van een groepoud-studenten van de Schoolvoor Maatschappelijk WerkontslotenWetenschapswinkel Letteren

Utrecht, 2005.In dit boek wordt het levensver-haal geschetst van een groepvrouwen die in de jaren zestigin dezelfde lichting studeerdeaan de Karthuizeracademie, deSchool voor MaatschappelijkWerk in Amsterdam. In de lite-ratuur over het vrouwbeeld inde jaren zestig was vooralsnogweinig ruimte voor persoonlijkeervaringen. Suijver brengt daarmet haar boek verandering in.

Irène NémirovskyStorm in juniDe Geus, 2005. E 24,90.

In de jarendertig was Irène Némirovsky inFrankrijk een beroemd schrijf-ster. Maar met het uitbrekenvan de Tweede Wereldoorlogbegonnen haar problemen: zewas joods. Storm in junibeschrijft het dagelijks leven inFrankrijk in oorlogstijd.

Wouke van ScherrenburgVrouwen op het Binnenhof.Interviews met Nederlandsepolitica’sArchipel, 2006.Tijdens haar jarenlange carrièrebij Den Haag Vandaag stondWouke van Scherrenburgbekend als een echte terriër. Indit boek ondervraagt zij demeest prominente vrouwen uitde hedendaagse Nederlandsepolitiek: doordringend en vanuiteen insiderspositie.

Nieuwe boeken

Page 30: Colofon - Gendergeschiedenis · strijken van de abonnementsperiode (voor 1 decem-ber) schriftelijk is opgezegd. U kunt lid of abonnee worden door te bellen,door het bedrag over te

HIS

TO

RIC

A o

kto

be

r 2

00

5

31

Tentoonstelling Aletta JacobsAletta Jacobs stelde zich kandidaat voor de Tweede-Kamerverkiezingen toen na 35 jaar strijd de Nederlandsevrouwen in 1917 wel het passief maar niet het actief kies-recht kregen. Destijds kwam Aletta Jacobs ondanks een ver-kiesbare plaats niet in de Kamer, maar nu is Nederlands eer-ste afgestudeerde vrouwelijke arts en één van de bekendstevoorvechtsters van de vrouwenbeweging er alsnog te zien inde vorm van een tentoonstelling getiteld ‘Aletta Jacobs en hetverlangen naar de politiek’. Te zien zijn bijzondere originelevoorwerpen uit het leven van Aletta Jacobs, zoals brieven,haar reiskist, spotprenten, foto’s en een film. Aanleiding vande tentoonstelling is het verschijnen van de eerste biografievan Aletta Jacobs van de hand van Mineke Bosch.Wanneer: 2 mei t/m 4 november 2005,

op werkdagen gratis te bezoeken van 10 tot 17 uurWaar: Tweede Kamer, Lange Poten 4, Den HaagZie ook: www.alettajacobs.org

Database ‘Vrouw en recht’ onlineDe waardevolle collectie op het onderwerpsterrein Vrouw enRecht van het Clara Wichmann Instituut blijft behouden. Deliteratuur en documentatie van dit voormalige expertisecen-trum op het gebied van Vrouw en Recht is de afgelopenmaanden ondergebracht bij het IIAV. De collectie is opgeno-men in de database ‘Vrouw en Recht’ en te raadplegen opwww.iiav.nl/vrouw-en-recht.

Tentoonstelling winkelenNaar de stad gaan betekent winkelen. In Rotterdam kunnenshoppers al meer dan honderd jaar terecht voor het nieuwstevan het nieuwste. Van de Allereerste Passage in Nederlandvia de revolutionaire Lijnbaan in de fifties, tot de koopgootnu. De expositie Winkelen in museum Het Schielandshuisneemt de bezoeker mee in winkelstad Rotterdam. Omdat deBijenkorf 75 jaar in Rotterdam zit, heeft de prachtige voor-oorlogse Bijenkorf van Dudok een glansrol.Wanneer: 3 juli 2005 t/m eind mei 2006Waar: Museum Het Schielandshuis,

Korte Hoogstraat 31, RotterdamZie ook: www.hmr.rotterdam.nl

IIAV 70 jaarOp 3 december 2005 bestaat het IIAV 70 jaar. Dit heuglijkefeit wordt feestelijk gevierd met diverse activiteiten, ver-spreid over drie dagen. Op woensdag 30 november staat demasterclass ‘Hoe kom ik in de geschiedenisboeken’ op hetprogramma, de jubileumreceptie en de presentatie van hetboek van Vivian van der Loo over de tweede feministischegolf. Donderdag 1 december vindt de conferentie ‘TravelingHeritages’ plaats en wordt de Johanna W.A. Naberprijs uit-gereikt. Op vrijdag 2 december wordt samen met het IISGeen colloquium georganiseerd.Zie ook: www.iiav.nl/nieuws

Service

Se

rv

ice

Interieur en bestuursleden van hetInternationaal Archief voor de Vrouwen-

beweging. Reproductie uit tijdschrift. 1935.Collectie IIAV.Aletta Jacobs