Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk...

36
Code van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als aanvulling op de NBN EN 12464-1 norm

Transcript of Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk...

Page 1: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

Code vangoede praktijk

voor Binnenverlichting

O n d e r l e i d i n g v a n h e t I B E - B I V – G ro e p B

R e f e re n t i e d o c u m e n t a l s a a n v u l l i n g o p d e N B N E N 1 2 4 6 4 - 1 n o rm

Page 2: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

2

Co

de

va

ng

oe

de

pra

kti

jkv

oo

rB

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Page 3: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

3

Co

de

va

ng

oe

de

pra

kti

jkv

oo

rB

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

0 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

0.1 Normen en referentiedocumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

1 Concepten / glossarium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

1.1 Referentieoppervlakken & referentiezones . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

1.1.1 Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

1.1.2 Aanvullende definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

1.1.3 Concrete voorbeelden van zones en oppervlakken . . . . . . . . . 9

1.2 De verlichtingssterktes en uniformiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

1.2.1 Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

1.2.2 Aanvullende definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

1.3 Toepassing op een concreet geval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14

1.3.1 Definitie van de oppervlakken en zones - voorbeeld . . . . . . . 14

1.3.2 Bepaling van de verlichtingssterktes – voorbeeld . . . . . . . . . . 15

1.4 De onderhoudsfactor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

1.5 De UGR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

2 Een kwaliteitsvol project volgens de gestelde prioriteiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

2.1 Het visuele comfort. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

2.2 Rationeel energiegebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

2.2.1 Het geïnstalleerde vermogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

2.2.2 Het verlichtingsbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

3 De dimensionering van het project. . . . . . . . . . . . . . . . 26

3.1 De bepaling van de roosterpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26

3.1.1 Standaardroosterverdeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26

3.1.2 Sportinstallaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

3.2 De reflectiecoëfficiënten van wanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

3.2.1 Standaardreflectiecoëfficiënten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

3.2.2 Specifieke reflectiecoëfficiënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

4 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

4.1 Technische fiche van een armatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

4.2 Standaard technische fiche . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

4.3 Controle ter plaatse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32

5 Referenties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

6 Bron van de foto’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

Page 4: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

4

Co

de

va

ng

oe

de

pra

kti

jkv

oo

rB

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Page 5: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

5

I n l e i d i n g

Co

de

va

ng

oe

de

pra

kti

jkv

oo

rB

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Dit document wil geen specifieke oplossingen bie-den of de vrijheid van technische of materiële ver-nieuwingen beperken.

Het document is bestemd voor studiebureaus, licht-technici, architecten, ontwerpers, fabrikanten, aanne-mers, controleorganismen, … De tekst is dan wel nietdwingend in de strikte zin van het woord, maar wiltoch een referentiedocument zijn op federaal niveau.

Dit document wordt eveneens aangevuld met tweebijlagen die niet onmiddellijk verband houdenmet de NBN EN 12464-1: de technische fiche vaneen lamp en de uitleg van de controle ter plaatse.Het leek nuttig deze twee standaarddocumententoe te voegen om het werk te kunnen vergemakke-lijken dat verband houdt met de NBN EN 12464-1 norm, namelijk de keuze van de lampen op ver-gelijkende basis, evenals de controle van de verze-kerde verlichtingsniveaus.

Dit document werd opgemaakt door de groep Bvan het IBE-BIV (Institut belge de l’éclairage –Belgisch Instituut voor de Verlichtingskunde)

Na de publicatie van de NBN EN 12464-1 Licht enverlichting - Werkplekverlichting - Deel 1: Binnen-werkplekken norm in 2003, moesten bepaaldeBelgische normen , die tegenstrijdig waren hiermee,geschrapt worden, waardoor praktische informatie,die nuttig was in het kader van een binnenverlich-tingproject, verloren ging. Deze norm met algemeneaanduidingen voor een kwaliteitsvolle verlichtings-installatie behandelt bovendien niet alle aspectenvan het project in detail, wat in de praktijk kan lei-den tot verschillende interpretaties.

De hier voorgestelde “code van goede praktijk” wil-len dus een aanvulling zijn op de NBN EN 12464-1 norm, enerzijds door dieper in te gaan op begrip-pen zoals ruimte, verlichtingssterkte, onderhouds-factor, UGR,…, en anderzijds door ook aanvullen-de aspecten te behandelen, zoals dimensionering,rationeel energiegebruik en controle van de presta-ties van de verlichtingsinstallatie.

Deze richtlijnen hebben betrekking op de binnen-werkruimtes, zoals beschouwd in de NBN EN12464-1 norm. Ze hebben in geen geval betrekkingop noodverlichting, sportverlichting of esthetischeverlichting.

0 Inleiding

0.1 Normen en referentiedocumenten

Werkten mee aan de opmaak van dit document:

Billy Jean-Louis TractebelBodart Magali Université Catholique de Louvain – Architecture et ClimatCollard Bénédicte SibelgaD’Herdt Peter Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCBDeneyer Arnaud Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCBPillmeyer Pierre TractebelVanden Bosch Marc LaborelecVandermeersch Guy Belgisch Instituut voor de Verlichtingskunde - IBE-BIV

CIE 17.4 Internationale verlichtingswoordenlijstCIE 52 Calculation for interior lighting - Applied methodCIE 97 Onderhoud van elektrische verlichtingssystemen voor gebruik binnenshuisCIE 117 Discomfort glare in interior lightingCIE 121 The photometry and gionophotometry of luminairesCIE S015 Lighting of outdoor work placesISO 9142--7 Ergonomic requierements for office work with visual display terminals -

Part 7: requirements for display with reflectionsNBN EN 12464--1 Licht en verlichting - Werkplekverlichting - Deel 1: binnenwerkplekkenNBN EN 12193 Licht en verlichting - Verlichting van sportinstallaties

Page 6: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

6

I n l e i d i n g

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

NBN EN 12665 Licht en verlichting - Basistermen en criteria voor het vaststellen van eisen aan deverlichting

NBN EN 13032--1 Licht en verlichting - Meting en presentatie van fotometrische gegevens van lampenen armaturen - Deel 1: metingen

NBN EN 13032--2 Licht en verlichting - Meting en presentatie van fotometrische gegevens van lampenen armaturen - Deel 2: voorstelling van gegevens voor werkplekken binnen en buiten

NBN L13--001 Binnenverlichting van de gebouwen - Algemene principes NBN L14--001 Binnenverlichting van de gebouwen - Constructies voor kunstverlichting NBN L14--002 Methoden ter voorafbepaling van verlichtingssterkten, luminanties en verblindings-

indices bij kunstmatige verlichting in gesloten ruimten. NBN EN 1837 Veiligheid van machines - Integrale verlichting van machines RTV 01 Woordenlijst voor de verlichtingskunde

Page 7: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

7

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

• Onmiddellijk aangrenzende zone (NBN EN12464--1)Band van minstens 0,5 m rond de werkzone bin-nen het gezichtsveld.

De eisen uit de NBN EN 12464-1 norm zijn vantoepassing op de werkzone en op de onmiddellijkaangrenzende zone.

Als er geen specifieke voorschriften bestaan voorde werkvlakken en de horizontale effectieve werk-vlakken, wordt een hoogte aangenomen van 0,85cm.

Het is noodzakelijk een terminologie te gebruikendie niet in strijd is met de definities uit de bestaan-de normen, opdat een verlichtingsproject aansluitop de logica van dit document en om elk misver-stand in de praktijk te vermijden.

Zo werden voor wat betreft de referentieoppervlak-ken bepaalde termen, zoals “effectief” ingevoerd.

1.1 Referentie-oppervlakken enReferentiezones

1.1.1 Definities

Deze paragraaf vermeldt de definities van de meestgebruikte referentievlakken die in de praktijk kun-nen beschouwd worden.

DRIEDIMENSIONALE BEGRIPPEN• Werkplaats

Plaats waar gewerkt wordt (ruimte in zijngeheel).

TWEEDIMENSIONALE BEGRIPPEN• Nuttig vlak (NBN L13--001)

Referentieoppervlak dat gevormd wordt dooreen vlak waarop normaal gewerkt wordt. Tenzijanders aangegeven, is dit vlak per definitie hori-zontaal, gelegen op 0,85 m van de grond enbeperkt door de wanden van de ruimte.

• WerkvlakDeel van het nuttig vlak dat zich beperkt tot dewerkpost (meestal horizontaal vlak begrensddoor het meubilair).

• Werkzone (NBN EN 12464-1)Het deel van de werkplaats waar de visuele takenworden uitgevoerd.

• Effectief werkvlakOppervlak van de werkpost waar de belangrijk-ste visuele taak wordt uitgevoerd. In een kantoorgaat het meestal om lezen, schrijven, typen oftekenen. Het effectief werkvlak omvat gewoon-lijk de onderlegger en het toetsenbord van dePC. Het is vaak identiek aan de werkzone. Hetis in dat geval in dit vlak dat de eisen m.b.t. denorm van toepassing zijn.

1 Concepten / glossarium

Figuur 1: Schema ter illustratie van de terminologie:

wanneer de werkpost ontbekend is

Page 8: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

8

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

1.1.2 Aanvullende definities

Deze paragraaf vermeldt verschillende definitiester aanvulling van de definities in het vorige punt.Deze definities zijn nuttig voor de praktische toe-passing van de voorschriften.

• WerkruimteRuimte waarbinnen een activiteit effectief kanworden uitgevoerd (bruikbare ruimte van dewerkplaats, van de ruimte – driedimensionaalbegrip).

• Visuele taak (NBN EN 12464--1)Alle visuele elementen van de taak die wordt uit-gevoerd.

• WerkpostAlle meubilair nodig om de taak uit te voeren.

• Referentieoppervlak (NBN EN 12665)Vlak waarop de verlichtingssterkte gemeten ofgespecificeerd wordt. Dit vlak moet nauwkeurigvastgelegd worden. In vele gevallen is dit opper-vlak gelijk aan het effectief werkvlak of de werk-zone.

• Aangrenzende zone (van de werkzone)De aangrenzende zone van de werkzone wordtbepaald door de werkzone af te trekken van dewerkruimte. Deze zone bestaat gewoonlijk mini-mum uit een strook van 0,5 m langs de wandenen/of het meubilair van het lokaal.

Figuur 2: Schema ter illustratie van de

terminologie van de terminologie; wanner de

werkpost gedefinieerd is

Page 9: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

9

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

ng

oe

de

pra

kti

jkv

oo

rB

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

1.1.3 Concrete voorbeelden vanzones en oppervlakken

Legende:

WerkzoneAangrenzende zoneWerkplaats

COURANTE GEVALLEN

Figuur 3: Kantoor

Figuur 4: School

Page 10: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

10

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Figuur 5: Postsorteercentrum – Werkposten Figuur 6: Productiehall – Werkpost

Figuur 7: Museum – Expositiezaal Figuur 8: Ziekenhuis – Onderzoeksruimte

SPECIALE GEVALLEN

A. Opbergrekken

Standaard is het werkvlak voor opbergrekken verti-caal en valt het samen met het opbergrek.

Als de exacte positie gekend is van de elementendie moeten geobserveerd worden in verhoudingtot de rand van het opbergrek, kan gewerkt wordenmet een verticaal vlak langsheen de objecten die

moeten gezien worden (rug van de boeken in eenbibliotheek, de voorkant van de producten in eenwinkel, positie van de kisten in een opslagzone,…).

Page 11: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

11

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

B. Het waargenomen voorwerp is niet vlak

Een typisch voorbeeld is het werk op een machine-post.

Indien de visuele taak betrekking heeft op de bin-nenkant van een voorwerp (werk in een motor,…),moet de verlichtingssterkte beschouwd worden ineen vlak loodrecht op de voornaamste hoofdkij-krichting van de waarnemer, waarbij dit vlak doorhet midden van het waargenomen voorwerp gaat.

Indien de visuele taak daarentegen betrekkingheeft op het oppervlak van een voorwerp, zijn er 2mogelijkheden:

Ofwel bestaat het waargenomen voorwerp groten-deels uit een beperkt aantal vlakke oppervlakken.In dit geval zijn de eisen van toepassing op dezeoppervlakken. (bv.: werk op een machinepost).

Figuur 9: Verticaal opbergrek – Standaard verticaal vlak Figuur 10: Verticaal opbergrek – Verticaal vlak

Figuur 11: Verticaal opbergrek – Standaard verticaal vlak

Figuur 12 : Productiehall – Werkpost

Page 12: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

12

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

nuttige vlak waarvan 50 cm van de rand werd afge-trokken. De werkzone is dan gelijk aan het werk-vlak (de 2 begrippen worden in dat geval doorelkaar gebruikt).

EEN GANG

In gangen wordt de werkzone gedefinieerd op eenhoogte van 0,1 m boven de vloer, waarbij een zonevan 0,5 m breedte langs de wanden wordt afgetrok-ken van de vloeroppervlakte.

Ofwel is het moeilijk om het voorwerp te modelle-ren aan de hand van enkele loodrechte op elkaarstaande vlakke oppervlakken. In dit geval wordthet werk uitgevoerd op het zichtbare vlakke opper-vlak loodrecht op de kijkrichting van de waarne-mer en meestal rakend aan het waargenomen voor-werp. (bv.: controle van de naden van een voetbal).

ONBEKENDE WERKPOST

Indien de werkpost onbekend is, is het aangewezenhet werkvlak te beschouwen als equivalent van het

Figuur 13 : Gang

Page 13: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

13

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

1.2.2 Aanvullende definities

Deze paragraaf vermeldt verschillende definitiester aanvulling van de definities in het vorige puntdie in de praktijk worden gebruikt.

Verlichtingssterkte in bedrijf -- Eδδ - NBN L13-001Wanneer de hypotheses van de NBN L14-002norm “Methoden ter voorafbepaling van verlichtings-sterkten, luminanties en verblindingsindices bij kunstma-tige verlichting in gesloten ruimten.” van toepassingzijn, wordt de verlichtingssterkte in bedrijf als volgtberekend:

[lx]

Waarbij:

Φ de totale lichtstroom is die wordt uitgestraalddoor de lampen van alle armaturen;

u de gebruiksfactor is;δ de onderhoudsfactor is;S de oppervlakte van het nuttige vlak in m2 is.

Opgelet, op heden is het beter het symbool MF tegebruiken voor de onderhoudsfactor en niet δ.

Dienst verlichtingssterkte -- Es - NBN L13-001Gewogen gemiddelde van de gemiddelde verlich-tingssterktes gemeten op het nuttige vlak tussentwee lampvervangingen met gelijke tijdsintervallenindien de vervanging systematisch per groepengebeurt of na een tijdsinterval gelijk aan de nuttigemediane levensduur van de lampen indien ze indi-vidueel worden vervangen.

Initiële verlichtingssterkte -- Ei - NBN EN 12665De gemiddelde verlichtingssterkte bij een nieuweinstallatie.De initiële verlichtingssterkte hangt af van de teverzekeren verlichtingssterkte en van de onder-houdsfactor van een armatuur.

Em = Ei × MF

Ud - CIE S015

Verhouding tussen de minimale verlichtingssterkteEmin en de maximale verlichtingssterkte Emax opeen gegeven oppervlak.

[-] (Engelse benaming : Illuminance diversity)

UE

Ed = min

max

Eu

Sδδ= × ×Φ

1.2 De verlichtingssterktesen uniformiteit

1.2.1 Definities

Deze paragraaf vermeldt de regelmatig gebruiktenormatieve definities die in de praktijk wordengebruikt.

Te verzekeren verlichtingssterkte -- Em - NBN EN12464-1Minimumwaarde van de gemiddelde verlichtings-sterkte op het beschouwde oppervlak.

Het is de gemiddelde verlichtingssterkte op hetmoment dat er onderhoud moet gebeuren (NBNEN 12665).

De NBN EN 12464-1 norm hanteert volgendewaarden voor de te verzekeren verlichtingssterkte:

20 30 50 75100 150 200 300500 750 1000 15002000 3000 5000

Maximale verlichtingssterkte -- Emax - NBN EN12665De maximale verlichtingssterkte op de representa-tieve punten van het gespecificeerde oppervlak.

Minimale verlichtingssterkte -- Emin - NBN EN12665De minimale verlichtingssterkte op de representa-tieve punten van het gespecificeerde oppervlak.

Gemiddelde verlichtingssterkte -- E - NBN EN 12665Gemiddelde verlichtingssterkte op het gespecifi-ceerde oppervlak.

In de praktijk kan dit bepaald worden door ofwelde totale ontvangen lichtstroom te delen door detotale oppervlakte van het oppervlak, ofwel doorhet gemiddelde te berekenen van de verlichtings-sterkte gemeten op een bepaald aantal representa-tieve punten van het oppervlak.In oudere normen wordt de gemiddelde verlich-tingsstrekte genoteerd als Emoy.

Uniformiteit van de verlichting -- U - NBN EN12464-1Verhouding tussen de minimale en de gemiddeldeverlichtingssterkte op een oppervlak.

[-]

UE

E= min

Page 14: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

14

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

1.3 Toepassing op eenconcreet geval

Ter illustratie volgt een toepassing van de afbake-ning van de oppervlakken en van de selectie van deverlichtingssterkteniveaus die vereist zijn in een kan-toor waar schrijf-, lees- en typwerk wordt verricht.

1.3.1 Definitie van de oppervlakken en zones - voorbeeld

De werkplaats wordt gedefinieerd als de ruimte inzijn geheel.

De werkruimte wordt gedefinieerd als de ruimtewaaruit de zogeheten “niet toegankelijke” volumeswerden verwijderd. In dit geval betreft het de kas-ten en de radiatoren.

De werkposten worden gedefinieerd als de verschil-lende bureaus (meubels) waaraan de gebruikersplaatsnemen.

Het werkvlak van elke werkpost wordt hier gedefi-nieerd als de volledige oppervlakte van de bureauswaarop de gebruikers verschillende visuele takenuitvoeren.

Het effectief werkvlak is dat deel van het werkvlakwaar de gebruiker de belangrijkste visuele activiteituitoefent. In dit geval is ze identiek aan de werk-zone.

De onmiddellijk aangrenzende zone van het effec-tief werkvlak wordt hier gedefinieerd als een zonevan 0,5 m rond het effectief werkvlak.

Het nuttige vlak wordt gedefinieerd als het hori-zontaal vlak dat zich op 0,85 m van de grondbevindt. Het wordt begrensd door de wanden vande ruimte. Indien geen enkele werkpost of effectiefwerkvlak gedefinieerd of vermeld wordt, is hetstandaard aangewezen het nuttige vlak, mat aftrekvan een randzone van 0,5 m, te gebruiken om deverlichtingssterktes vast te leggen.

De visuele taak wordt gedefinieerd als het geheel vanschrijf-, typ- en leeswerk en gegevensverwerking.

Deze waarde wordt ook algemene uniformiteits-factor genoemd in de NBN L13-001 norm waar zegenoteerd wordt als g1.

Gemiddelde uniformiteitsfactor -- g2 - AddendumNBN L13-001Verhouding tussen de minimale verlichtingssterkteEmin en de gemiddelde verlichtingssterkte Emoy

[-]

Waarbij bendaderd:

[-]

Of : [-]

Onderhoudsfactor -- δδ - NBN L13-001Verhouding tussen de gemiddelde verlichtings-sterkte op het nuttige vlak na een bepaaldegebruiksduur van een verlichtingsinstallatie en degemiddelde verlichtingssterkte in dezelfde omstan-digheden voor de nieuwe installatie.

Belangrijke opmerking:

Het gebruik van de term δ zou moeten afgeschaftworden, gezien het risico op verwarring met determ die bepaald wordt door de CIE 97 die deonderhoudsfactor MF definieert.

Onderhoudsfactor -- MF - CIE 97 : 2006Reductiefactor die rekening houdt met de vermin-dering van de gerealiseerde verlichtingssterkte tewijten aan verschillende parameters die verbandhouden met de veroudering van de installatie ende ruimten.

[-]

Gebruiksfactor -- u - NBN L13-001Begrip gebruikt bij kunstmatige verlichting dat deverhouding uitdrukt tussen de nuttige lichtstroomdie ontvangen wordt door het nuttige vlak en delichtstroom die uitgestraald wordt door de lampen.

MF m

i

= E

E

gg

g12

22=

gE

E E22= ⋅

+min

min max

gE

Emoy2 = min

Page 15: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

15

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Aangezien de onderhoudsfactor (verminderings-factor) van de installatie standaard wordt vastge-legd op 0,85, is het van belang een initiële verlich-tingssterkte op te leggen die hoger is dan de gemid-delde te verzekeren verlichtingssterkte.

Te verzekeren verlichtingssterkte: Em = 500 lx.

Onderhoudsfactor MF : MF = 0,85

Em = 0,85 × Ei [lx]

Bij de ingebruikname van de installatie moet duseen hogere initiële verlichtingssterkte verzekerdworden.

[lx]Ei = =500

0 85588

,

1.3.2 Bepaling van de verlich-tingssterktes – voorbeeld

OP DE TAAK

Voor de beschouwde visuele taak (schrijven, typen,lezen en gegevensverwerking) beveelt de NBN EN12464-1 aan zich te beroepen op sectie 3.2 vantabel 5.3 met betrekking tot de verlichting in kan-toren. Deze tabel vermeldt 3 eisen voor de te verze-keren verlichtingssterkte Em, de maximale UGRLen de kleurenweergave-index (Ra).

Voor de te verzekeren verlichtingssterkte op het effectief werkvlak vermeldt de norm een waarde van500 lx.

Figuur 14: Kantoor

Figuur 15: Kantoor

Figuur 16: Uittreksel uit de NBN EN 12464-1 norm

Page 16: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

16

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Dit komt overeen met een waarde van 353 lx als rekening wordt gehouden met de onderhoudsfactor.

Zoals uitgelegd in Figuur 17, gaat het om een waar-de van gemiddelde initiële verlichtingssterkte waar-van de uniformiteit niet lager mag zijn dan 0,5 (enniet 0,7).

De minimale verlichtingssterkte in de onmiddel-lijk aangrenzende zone moet dus bij de ingebruik-stelling van de installatie hoger zijn dan 176 lx, alsde gemiddelde initiële verlichtingssterkte 353 luxbedraagt.

Want :

Emin ≥ 0,5 × 353 [lx]

Emin ≥ 176 lx voor een te verzekeren gemiddeldeverlichtingssterkte van 300 lx.

Aangezien het werkvlak groter is dan het effectiefwerkvlak, wordt het vereiste verlichtingssterkteniveauop deze plaats niet meer opgenomen in tabel 5.3.“Kantoorverlichting” van de NBN EN 12464-1norm. Het is dus van belang na te gaan of er geenandere activiteiten worden uitgevoerd in de rest vande ruimte en, in voorkomend geval, opnieuw dezelf-de redenering toe te passen.

E

E

E

min

min

,

,

i

0 5

3530 5

UE

E= ≥min ,

m

0 5

Aangezien de uniformiteit U op de werkzone, vol-gens de norm NBN EN 12464-1, maximaal 0,7mag bedragen, is het de waarde van de initiëlegemiddelde verlichtingssterkte die 588 lx moetbedragen en niet de verlichtingssterkte in elk puntvan de werkzone.

[-]

In dit geval moet bij de ingebruikname:

Emin ≥ 0,7 × 588 [lx]

Emin ≥ 412 lx voor een te verzekeren gemiddeldeverlichtingssterkte van 500 lx.

In dit voorbeeld moet de verlichtingssterkte, lood-recht op de werkzone waar de visuele taak moet uit-gevoerd worden, bij de ingebruikname van de instal-latie in elk punt hoger zijn dan 412 lx als de gemid-delde initiële verlichtingssterkte 588 lx bedraagt.

De door de norm vereiste verlichtingssterkte in deonmiddellijk aangrenzende zone is op haar beurtlager.

IN DE ONMIDDELLIJK AANGRENZENDEZONE

De te verzekeren verlichtingssterkte in de onmid-dellijk aangrenzende zone bedraagt 300 lx, voor debeschouwde visuele taak.

Emin ,588

0 7≥

E

Emin ,

i

≥ 0 7†

UE

E= ≥min ,

m

0 7

Figuur 17 : Uittreksel uit de NBN EN 12464-1 norm

Page 17: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

17

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Waarbij:• LLMF de onderhoudsfactor van de lichtstroom

van de lamp is;• LSF de levensduurfactor van de lamp is;• LMF de onderhoudsfactor van de armatuur is;• RSMF de onderhoudsfactor van de wanden van

de ruimte is.

De grafiek van Figuur 18 illustreert de relatieveevolutie van de verlichtingssterkte van een systeemvoor verschillende configuraties. Uit de interpreta-tie ervan blijkt het belang van de inspectie en hetregelmatige onderhoud van de verlichtingsinstallatie.

Indien de installatie niet onderhouden wordt (con-figuratie C), is er een continue daling van de ver-lichtingssterkte. Configuratie B stelt de evolutievan de verlichtingssterkte van dezelfde installatievoor, waarbij er een tweejaarlijks onderhoud vande armaturen wordt voorzien. Configuratie A illus-treert op haar beurt het gedrag van de verlichtings-sterkte, indien het onderhoud van de armaturen(tweejaarlijks) gecombineerd wordt met een reini-ging van de wanden van de ruimte (na 6 jaar).

Deze drie voorbeelden tonen het belang van eensystematisch onderhoud van de verlichtingsinstal-latie aan (er werden lichtrendementsverminderin-gen van om en bij de 50 % opgetekend) en recht-vaardigen het feit dat men bij het ontwerp van deinstallatie een onderhoudsfactor in rekeningbrengt die representatief is voor de toekomstigesituatie.

Voor elk van bovenvermelde configuraties kan eengedetailleerde berekening van de onderhoudsfac-tor MF gedaan worden, maar in de praktijk kun-nen volgende standaardwaarden gebruikt worden:

1.4 De onderhoudsfactor

Om de te verzekeren verlichtingssterkte te garande-ren, moet rekening gehouden worden met een ver-mindering van de gerealiseerde verlichtingssterktedie veroorzaakt wordt door verschillende parame-ters die rekening houden met de veroudering vande installatie en van de ruimten.

Om deze vermindering mee in rekening te brengen,werd de zogenoemde onderhoudsfactor in het levengeroepen. Dit is een vermenigvuldigingsfactor MFdie bij de dimensionering van de installatie gecom-bineerd wordt met de initiële verlichtingssterkte (Ei)om de te verzekeren verlichtingssterkte (Em) te ver-krijgen.

Em = Ei × MF [lx]

De onderhoudsfactor is afhankelijk van verschil-lende parameters die rekening houden met de ver-oudering van de installatie en van de ruimten.Deze waarde vervangt de vroeger gebruikte globaleverminderingsfactor en houdt rekening met:

• de vermindering van de lichtstroom van de lamp;• de frequentie van defecten aan de lampen zon-

der dat ze onmiddellijk vervangen worden;• de vermindering van het rendement van de

armaturen (door vervuiling);• de vervuiling van de ruimte.

Deze vier parameters zitten in de definitie van deonderhoudsfactor vervat onder de vorm van viervermenigvuldigingsfactoren.

MF = LLMF × LSF × LMF × RSMF [-]

Figuur 18 : Vermindering van de verlichtingssterkte in de tijd

Page 18: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

18

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

blinding waaronder er geen hinder ontstaat bij deuitvoering van de taak.

Voor een gegeven positie van een waarnemer,wordt de UGR berekend aan de hand van volgen-de formule:

Waarbij:• Lb de achtergrondluminantie [cd/m2] is die

berekend wordt op basis van de rechtstreekseverlichtingssterkte van de armaturen op deoppervlakken;

• L de luminantie van de lichtgevende delen vande armatuur[cd/m2] is, die bepaald wordt opbasis van de lichtintensiteit van de armatuur in

UGRL

L

p= × × ×

∑8

0 25 2

2log.

b

ω

1.5 De UGR

De UGR - Unified Glare Rating (gelijkgeschakeldeindex van de directe verblinding) – is een interna-tionaal eengemaakte index, ontwikkeld door deCIE (Commission Internationale de l’Éclairage),voor de evaluatie van de directe verblinding, infunctie van de opstelling van de verlichtingstoestel-len, de karakteristieken van de ruimte (afmetin-gen, reflecties) en de waarnemingspositie van degebruikers.

Concreet wordt een UGR-waarde berekend vooreen gegeven positie van de waarnemer in een ruim-te en wordt deze waarde vergeleken met een grens-waarde: de grenswaarde voor de hinderlijke ver-blinding (van de verlichtingsinstallatie) is de doorde norm vastgelegde maximale waarde voor de ver-

MF Vervuilingsgraad

Minimaal Laag Gemiddeld Hoog

Open armaturen voor een rechtstreekse verlichting (downlights)

T5 of T8 – reeks 800

Vervanging van de groep 0,85 0,80 0,75 0,70

Vervanging van de defecte lampen + 0,90 0,85 0,80 0,70vervanging van de groep

Correctiefactor voor

Armaturen met afdekplaat voor een MF x 0,95rechtstreekse verlichting

Armaturen met beschilderde reflector MF ×× 0,90

Armaturen voor een onrechtstreekse verlichting (up-light)

T5 ou T8 – série 800

Vervanging van de groep 0,85 0,70 0,65 0,65

Vervanging van de defecte lampen + 0,90 0,75 0,70 0,65vervanging van de groep

Armaturen met afdekplaat MF ×× 0,95 MF ×× 0,90

Correctiefactor voor armaturen met MF ×× 0,90beschilderde reflector

Pendelarmaturen met rechtstreekse en onrechtstreekse verlichting (up-light en downlight)

T5 of T8 – reeks 800

Vervanging van de groep 0,85 0,75 0,70 0,65

Vervanging van de defecte lampen + 0,90 0,80 0,75 0,70vervanging van de groep

Armaturen met afdekplaat MF ×× 0,95

Correctiefactor voor armaturen met MF ×× 0,90beschilderde reflector

Tabel 1: Standaardwaarden van de onderhoudsfactor

Page 19: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

19

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Nota: De afmeting x is loodrecht genomen t.o.v. de obser-vatierichting en y is parallel genomen t.o.v. de observatie-richting.

De afmetingen van het lokaal kunnen dus als volgtuitgedrukt worden:

Transveraal: x = 6 m Õ x = 4 Hy = 12 m Õ y = 8 H

Longitudinaal: x = 12 m Õ x = 8 Hy = 6 m Õ y = 4 H

Zodra de x- en y-waarden bepaald zijn in functievan H, worden de UGR-waarden uit de tabelgehaald in functie van de reflectiecoëfficiënten vanhet lokaal.

Indien de reflectiecoëfficiënten van het plafond 70 % zijn, die van de muren 50 % en die van devloer 20 %, zijn de UGR-waarden uit de tabellenvoor het bovenstaande voorbeeld respectievelijkgelijk aan 14,0 voor het transversaal zicht (evenwij-dig met de vlakken C0/C180) en 13,1 voor het lon-

de richting van de waarnemer;• ω de lichaamshoek is vanuit het oogpunt van de

waarnemer, uitgedrukt in steradialen [sr];• p de positie-index van Guth [-] is. Deze index is

afhankelijk van de relatieve positie van de waar-nemer tot de armatuur en wordt bekomen doorinterpolatie van de tabel uit het technisch rap-port CIE 117.

Gezien de discretisatie van de waarnemingshoeken,gebeurt de precieze berekening van de UGR vooreen welbepaalde positie van een waarnemer gewoon-lijk op basis van een computerberekening. Er kanechter een vereenvoudigde methode gebruikt wor-den om de UGR te berekenen: de tabelmethode.

Deze tabelmethode is aangewezen bij een eersteschatting. Ze baseert zich op de bepaling van deverblinding in een rechthoekige ruimte voor tweeobservatieposities die theoretisch gezien het meestongunstig zijn. Deze twee posities worden in hetmidden van de wanden van de ruimte geplaatst enzijn elk gericht volgens de loodrechte richtingen,respectievelijk longitudinaal (endwise) en transver-saal (crosswise) genoemd.

De longitudinale kijkrichting is evenwijdig met devlakken C90/C270 en de transversale kijkrichtingis evenwijdig met de vlakken C0/C180. Deze vlak-ken worden gedefinieerd overeenkomstig de NBNEN 13032-1 norm.

De tabelmethode berust op het gebruik van deUGR-tabel (verschaft door de armatuurfabrikant)waarvan de waarden indien nodig moeten gecorri-geerd worden. Deze methode vereist verschillendegegevens met betrekking tot de vorm van de ruim-te, de plaatsing van de armaturen en de reflectieco-ëfficiënt van de wanden.

De UGR-waarden voor de twee kijkrichtingen(longitudinaal en transversaal) worden bepaalddoor de afmetingen van de ruimte uit te drukkenin verhouding tot H, de afstand tussen de hoogtevan de ogen van de waarnemer en het montagevlakvan de armaturen.

Zo wordt H voor een ruimte van 12 m lang, 6 mbreed en 2,7 m hoog als volgt bepaald :

• Montagehoogte van de armaturen: 2,7 m (hoog-te onder plafond);

• Ooghoogte van de waarnemer: 1,2 m (ooghoog-te van een zittend persoon).

Hoogte boven de ogen: H = 1,5 m

C0 C90

C270 C180

C270

C180 C0

C90 C60

C45

C30

Binnenarmatuur : onderaanzicht

Figuur 19: C0/C180 en C90/C270 vlakken

Page 20: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

20

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

gitudinaal zicht (evenwijdig met de vlakkenC90/C270). Zie Figuur 21.

Wanneer in de tabel geen enkele specifieke indica-tie gegeven is, zijn de vermelde UGR-waarden niet-gecorrigeerde waarden. De standaardtabel wordtnamelijk opgesteld voor een lamp met een bepaaldvermogen en een lichtstroom van 1.000 lm.

Het is aangewezen de UGR-waarden te corrigerenin functie van de reële prestaties van de lampen diegebruikt worden, daar de waarden uit de UGR-tabel mee de UGR van gelijkaardige armaturenuigerust met lampen met een verschillend vermo-gen en verschillende lichtstromen, bepalen.

Bij een lamp van 36 W en een lichtstroom van3.250 lm, wordt een eerste correctiefactor inge-voerd met de waarde zoals vermeld in Figuur 21 (0in dit geval).

De tweede correctie wordt gedaan om de totalelichtstroom van de lamp (3.250 lm) in rekening tebrengen. Ze wordt opgeteld bij de reeds berekendewaarde en wordt als volgt berekend:

8 83 250

1 0004 1

0

×

= ×

+log log

.

.,

ΦΦ

Transversaal zicht Longitudinaal zicht

Figuur 20 : Standaard UGR-tabel

Figuur 21 : Type tabel voor de UGR

x = 4H y = 4H

y =

8H

S

observatie

observatie

S

Page 21: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

21

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

onderlinge afstand uit te drukken in functie van dehoogte H, zoals hierboven reeds gebruikt.

Opmerking: met onderlinge afstand wordt de afstandvan midden tot midden tussen twee naburige armaturenbedoed.

Als de onderlinge afstand tussen de armaturen inons voorbeeld 1,5 m bedraagt, komt dit overeenmet 1 H. S is dus = 1 H.

Met behulp van de twee vermelde waarden kun-nen de maximale en minimale UGR voor elke kijk-richting berekend worden. Met de twee berekendemax. UGR-waarden (één in elke richting) moet

De berekende UGR-waarden zijn gemiddeldewaarden. Om de variaties van de posities in aan-merking te nemen en de maximale UGR te bereke-nen, wordt een bijkomende correctie opgeteldafhankelijk van de onderlinge afstand tussen dearmaturen in de kijkrichting. Hoe groter de onder-linge afstand, hoe belangrijker deze correctie.Wanneer er namelijk weinig ruimte zit tussen dearmaturen, is uniformiteit van de luminantieshoog. Enkel wanneer de onderlinge afstand groterwordt, is er een meer duidelijke variatie van deluminantie.

De correctie die rekening houdt met de onderlin-ge afstand, S genaamd, wordt bepaald door de

Tablel 2 : Berekening van de gemiddelde UGR

Figuur 22 : Type tabel voor de UGR

Transversaal Longitudinaal

Niet gecorrigeerde UGR 14 13,1

Correctie type lamp 0 0

Lichtstroomcorrectie 4,1 4,1

Gemiddelde UGR 18,1 17,2

Min. correctie S -2,1 -1,5

Max. correctie S 0,9 0,8

Min. UGR 16,0 15,7

Max. UGR 19,0 18,0

Transversaal (Crosswise) Longitudinaal (Endwise)

Niet gecorrigeerde UGR 14 13,1

Correctie type lamp 0 0

Lichtstroomcorrectie van de lamp 4,1 4,1

Gemiddelde UGR 18,1 17,2

Tablel 3 : Berekening van de gecorrigeerde UGR-waarden

rekening gehouden worden: ze moeten lager zijndan de waarde die aanbevolen wordt in de normNBN EN 12464-1.

Hoe lager de waarde is, hoe minder er directe ver-blinding is. Voor UGR-waarden lager dan 10treedt geen enkele merkbare verblinding op. Het ispas vanaf waarden rond 22 dat de verblinding sto-

Page 22: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

22

C o n c e p t e n / g l o s s a r i u m

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Voor de werkposten met beeldscherm voorziet denorm NBN EN 12464-1 eveneens een maximalegemiddelde luminantie van de armaturen voor ele-vatiehoeken van 65° tot 85° in alle kijkrichtingen.

Dit kan niet bepaald worden op basis van eenbenaderende methode. Men moet zich tot de fabri-kant richten of meer gedetailleerde berekeningenuitvoeren.

rend wordt. Voor waarden hoger dan 28 wordt deverblinding zelfs ondraaglijk.

De norm NBN EN 12464-1 stelt de volgende typi-sche waarden voor:

Voor de UGR-eisen hanteert de norm standaard-waarden, verdeeld in categorieën: 16, 19, 22, 25 en28.

Kantoren UGR ≤ 19

Kantoren waar detailwerk wordt verricht (bv.: technisch tekenen) UGR ≤ 16

Vergaderzalen UGR ≤ 19

Onthaal UGR ≤ 22

Trappen UGR ≤ 25

Gangen UGR ≤ 28

Tabel 4 : Type waarden voor de UGR

Soorten schermen volgens ISO 9241-7 I II III

Schermkwaliteit Goed Gemiddeld Slecht

Gemiddelde luminantie van de lampen die ≤ 1000 cd/m2 ≤ 200 cd/m2

weerkaatst worden in het scherm

Tabel 5: Schermklassen volgens ISO-9242-7

Figuur 23 : Maximum van de luminantie voor een elevatiehoek die groter is dan 65°

Page 23: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

23

E e n k w a l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Er zijn twee voorwaarden verbonden aan een kwali-teitsvol verlichtingsproject: voldoende visueel com-fort verzekeren en streven naar energiebesparing.

De eerste voorwaarde, die van het visuele comfort, isde doelstelling die moet bereikt worden. De tweedevoorwaarde - het rationele gebruik van verlichting -is een logica die moet geïntegreerd worden van aanhet begin tot het einde van het project.

Naast de eisen bepaald in de norm NBN EN12464-1, zijn de te beschouwen parameters voordeze twee voorwaarden verschillend.

2.1 Het visuele comfort

Boven de eisen in de NBN EN 12464-1 norm(gemiddeld verlichtingssterkteniveau, uniformiteit,UGR en kleurweergave-index), bestaan er ookandere factoren om voldoende visueel comfort tewaarborgen:

• Het evenwicht tussen de luminanties in het helelokaal (luminanties van de verschillende wan-den, van de werkoppervlakken, van de compu-terschermen, …);

• De kleurtemperatuur. Deze parameter is danwel een psychologisch begrip, maar er is tocheen tendens om te kiezen voor lichtbronnenmet een lage gecorreleerde kleurtemperatuurvoor ruimtes die weinig verlicht zijn en aanlichtbronnen met een hoge gecorreleerde kleur-temperatuur voor goed verlichte ruimtes;

• Naast de kleurtemperatuur en de kleurweerga-ve-index, is het bij speciale toepassingen (zoalsbeenhouwerijen, vishandels, …) belangrijk tekiezen voor bronnen met een uitstekende kleur-weergave voor de hoofdkleur van de gebruiks-voorwerpen;

• Voor visueel comfort is het ook uiterst belang-rijk dat er geen flikkering is. Dit hangt sterk afvan de voedingsfrequentie van de lichtbronnen.Bij 30.000 Hz kunnen de lokaalgebruikers geenenkel probleem van flikkering waarnemen;

• De afwezigheid van schaduwen – met inbegripvan de schaduwen van de gebruikers of eventu-ele meubelstukken -, in de werkzone of van ver-blinding door reflectie op blinkende oppervlak-ken of door het sluiereffect.

2 Een kwaliteitsvol project volgens degestelde prioriteiten

Figuur 25 : Koud licht (5.000 K)

Figuur 26 : Neutraal licht (3.500 K)

Figuur 27 : Warm licht (2.500 K)

Figuur 24 : Kruithoff diagram

Zone A : Warmesfeer

Zone B :Neutralesfeer

Zone C :Koude sfeer

Page 24: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

24

E e n k w a l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

2.2.2 Het verlichtingsbeheer

Het verlichtingsbeheer is een belangrijke parame-ter voor een goede verlichtingsinstallatie. Dankzijeen goede regeling kan tegelijkertijd het visuelecomfort verbeterd worden (antwoord op de vraagvan de gebruikers) en energie bespaard worden.

Kunnen vermeld worden:

• Zonering;• Tijdsregeling;• Aan- of afwezigheiddetectie;• Regeling van de geleverde lichtstroom in functie

van het beschikbare daglicht;• Programmeerbaarheid (à conserver note : autre

terme à utiliser).

Zonering met een afzonderlijke regeling van dearmaturen kan gerealiseerd worden dicht bij ven-steropeningen, in grote kantoren of vergaderzalen.

Dankzij een tijdsregeling kan de verlichting volle-dig of gedeeltelijk uitgeschakeld worden op tijd-stippen dat er niemand in het gebouw is (bv.: auto-matische uitschakeling om 19u00).

Een aan- en/of afwezigheiddetectie maakt hetmogelijk de verlichting aan of uit te schakelen, infunctie van de bezetting van de lokalen (technischelokalen die weinig gebruikt worden, landschaps-kantoren,…).

Een regeling van de lichtstroom in functie van hetbeschikbare daglicht kan plaatselijk (per armatuur)of centraal (per armatuurgroep) gebeuren door hetopmeten van de verlichtingssterkte op het werk-vlak of van de luminantie van de vensteropeningen soms zelfs in functie van de gemeten verlich-tingssterkte buiten het gebouw.

De manier waarop de regeling van de armaturengebeurt, is echter afhankelijk van het type arma-tuur en van het type regeling.

De regeling op basis van analoge signalen (spanningvan 1 tot 10 V) of digitale signalen (systemen dieinformatie overbrengen met behulp van communi-catieprotocollen van het type DALI of andere) kan

2.2 Rationeel energiegebruik

Reeds vanaf de ontwerpfase van de verlichtingsinstal-latie dient rekening gehouden te worden met ratio-neel energiegebruik. De ontwerper ziet erop toe dat:

• De waarden van de NBN EN 12464-1 normnageleefd worden zonder dat ze bovenmatigoverschreden worden. Het is aangewezen omhet niveau van de gemiddelde te verzekeren ver-lichtingssterkte in de norm met niet meer dan20% te overschrijden;

• Gekozen wordt voor kwaliteitsmateriaal (lam-pen, ballast1 en armatuur);

• Naar boven gerichte lichtstromen beperkt wordtin de lokalen waar de onrechtstreekse verlich-ting niet noodzakelijk is;

• De algemene verlichting van het lokaal in demate van het mogelijke op een doordachtemanier gecombineerd wordt met de verlichtingvan de werkzones;

• Enkel de noodzakelijke hoeveelheid licht gele-verd wordt, waar en wanneer nodig. Men moetdus de voorkeur geven aan een verlichtingsbe-heer dat afhankelijk is van de activiteit, de aan-wezigheid, de natuurlijke verlichting, …

2.2.1 Het geïnstalleerde vermogen

De meest directe manier om in te spelen op deinstallatie is het beperken van het geïnstalleerdevermogen terwijl toch het comfort van de gebrui-kers gegarandeerd blijft: het elektrische vermogen,dat gedefinieerd wordt door de som van alle arma-turen in een lokaal (met inbegrip van de gedecen-traliseerde armaturen), moet zo laag mogelijk zijn.

We vermelden hier ter informatie enkele geïnstal-leerde vermogens van een verlichtingsinstallatiedie men energetisch gezien als goed ontworpenkan beschouwen:

• max. 2 tot 2,5 W/m2 per 100 lux voor kanto-ren, leslokalen, …

• max. 3,5 W/m2 per 100 lux voor grote halls(echter niet hoger dan 5 m);

• max. 3,5 W/m2 per 100 lux voor circulatie.

Een andere manier om het energieverbruik van deverlichtingsinstallatie te beperken is het voorzienvan een degelijk verlichtingsbeheer. In het idealegeval worden de beide manieren gecombineerd.

1 Voor ballasten moet men conform zijn met de Europeserichtlijn 2000/55/CE die sinds november 2005 hetgebruik verbiedt van ballasten van categorie C en D, als-ook naar de koninklijke besluiten die van toepassing zijn

Page 25: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

25

E e n k w a l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Wanneer de wanden tussen de bureaumodulesof werkposten verplaatst worden, kunnen dearmaturen en schakelaars, afhankelijk van debehoeften, gemakkelijk anders ingericht wor-den via programmering van het regelsysteem;

• De uitgebreide regelmogelijkheden. Bepaaldesystemen laten toe om, gecentraliseerd of gede-centraliseerd, de regelingen, de prestaties en deonderhoudsinformatie te wijzigen;

• De vereenvoudiging van het ontwerp en van deinstallatie, want de elektronica, de voedingscir-cuits en de afstandsbedieningen kunnen vaaklos staan van de inrichting van de lokalen.

Over het algemeen maakt de regeling van een ver-lichtingsinstallatie via sensoren en controle-unitshet mogelijk om een energiebesparing te garande-ren. Het is echter belangrijk aandacht te bestedenaan het parasitair verbruik van het geheel, dat voorbepaalde systemen niet verwaarloosbaar is, of somszelfs energieverslindend.

een invloed hebben op de bekabeling en/of op detoekomstige flexibiliteit van de regeling.

De bedieningssystemen voor verlichting kunnenonderverdeeld worden in schakelende of module-rende systemen, manuele of automatische syste-men en gecentraliseerde of gedecentraliseerde sys-temen.

Hoewel in de praktijk alle combinaties mogelijkzijn, zijn de meest gebruikte systemen de automati-sche gedecentraliseerde schakelaar in combinatiemet aanwezigheidsdetectie, de tijdsschakelaar, deplaatselijke automatische regeling in functie vanhet daglicht en natuurlijk ook de klassieke manue-le gecentraliseerde of gedecentraliseerde schake-laars.

De technologie van de automatische bediening vanverlichting evolueert snel en er komen steeds méérgesofistikeerde systemen op de markt die het moge-lijk maken de prestaties te verbeteren, alsook deflexibiliteit van de kantoren, de tevredenheid vande gebruikers en het energetisch rendement.

De voornaamste argumenten voor het plaatsen vaneen automatische bediening zijn:

• Energiebesparing: vermindering van de brand-duur buiten de gebruiksperiodes van het lokaal,exploitatie van daglicht;

• De hoogste graad van tevredenheid van en com-fort voor de gebruiker die de visuele omgevingbeter kan controleren;

• De hoogste flexibiliteit voor de ruimtes (bijzon-der duidelijk bij kantoorverdiepingen), want deschakel- en variatiefuncties worden onafhanke-lijk van de fysieke voedingsbekabeling.

Figuur 28 : Classificatie van de bedieningssystemen voor

verlichting

Automatisch Manueel

Gedecentraliseerd Gecentraliseerd

Regelaars Schakelaars

Continu Progressief

STURING

Page 26: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

26

D e d i m e n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c t

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

3 De dimensionering van het project

n = (0,375 × d) + 12,5 [-]

Als het lokaal in de beschouwde richting tussen 5en 20 meter lang is, dan wordt het aantal rooster-punten in deze richting bepaald met behulp vanvolgende formule:

[-]

Als het lokaal in de beschouwde richting tussen 2en 5 meter lang is, dan wordt het aantal rooster-punten in deze richting bepaald met behulp vanvolgende formule:

[-]

Als het lokaal in de beschouwde richting korter isdan 2 meter, dan wordt het aantal roosterpuntenin deze richting bepaald met behulp van volgendeformule:

n = 3 × d [-]

De maaswijdte (afstand tussen de rekenpunten)wordt dan bepaald door de afstand d te delen doorhet aantal roosterpunten volgens de beschouwderichting.

[m]

In de voorgaande formules is d de lengte van hetlokaal in de beschouwde kijkrichting, uitgedruktin meter.

pd

n=

n d= × ×( ) +[ ]1

34 10

n d= × +( )2

310

3.1 De bepaling van deroosterpunten

Tijdens de dimensioneringsfase van het project, wan-neer men de installatie wenst te dimensioneren opbasis van berekeningen, is het noodzakelijk de roos-terverdeling van het berekeningsrooster aan te passenaan de afmetingen van de beschouwde oppervlakte.

Het is hier van belang een onderscheid te makentussen de roosterverdeling die standaard wordt toe-gepast en de roosterverdeling van sportinstallatiesvastgelegd in de norm NBN EN 12193.

3.1.1 Standaardroosterverdeling

De roosterverdeling gebeurt standaard door debelangrijkste kijkrichtingen (longitudinaal entransversaal) te beschouwen. Voor elke kijkrichtingwordt een maaswijdte (p) berekend.

Nota: de maaswijdte is per definitie de afstand tussentwee meet- of dimensioneringspunten.

Deze afstand varieert voor de 2 kijkrichtingenafhankelijk van de afmetingen van het lokaal enwordt bepaald op basis van de berekening van hetaantal roosterpunten (zie Figuur 29).

Als het lokaal in de beschouwde richting langer isdan 20 meter, dan wordt het aantal roosterpuntenin deze richting bepaald met behulp van volgendeformule:

Figuur 29: Variatie van het aantal roosterpunten in functie van de afmetingen van het lokaal volgens de beschouwde kijkrichting

Page 27: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

27

D e d i m e n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c t

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Figuur 30 : Standaardroosterverdeling met afstanden a en b in de longitudinale en transversale richting

Ongeacht het beschouwde oppervlak moeten deroosterpunten in de mate van het mogelijke zoda-nig geplaatst zijn dat afstand tussen een punt vande rand/periferie van de roosterverdeling en derand van de bestudeerde ruimte gelijk is aan dehelft van de gebruikte afstand in deze richting.

Figuur 31 : Standaard maaswijdte a en b in de longitudi-

nale en transversale richtingen

Opmerking: Het aantal roosterpunten voor de bepalingvan de maaswijdte, is de waarde die bekomen wordt metde formule die hoger wordt vermeld, naar boven afgerond(als bijvoorbeeld n = 4,3333 dan wordt het aantal roos-terpunten afgerond op 5).

De gebruikte afmetingen worden d1 en d2genoemd en worden uitgedrukt in meter. Het isuiteraard steeds toegelaten een groter aantal pun-ten te beschouwen.

3.1.2 Sportinstallaties

Bij de dimensionering van sportinstallaties varieertde maaswijdte (afstand tussen twee meet- of reken-punten, uitgedrukt in meter) die gebruikt wordtvoor de dimensionering en de berekening, wat nor-maalgezien niet het geval is bij de dimensioneringvan binnenverlichting.

Voor sportinstallaties is de maaswijdte (p) afhanke-lijk van:

• De beoefende sport;• De geometrie van de installatie;• De lichtverdeling van de geïnstalleerde armatu-

ren;• De verwachte nauwkeurigheid.

Omdat het in de praktijk erg moeilijk is de maas-wijdte te bepalen in functie van al deze parameters,kan deze geschat worden met behulp van volgendeformule:

p = 0,2 × 5log(d)

waarbij

• p de maaswijdte is (uitgedrukt in meter);• d de grootste afmeting van het referentievlak is

(uitgedrukt in meter). De waarden voor degrootste afmetingen van het referentievlak zijnper sport vastgelegd (voor de meest courantbeoefende sporttakken in Europa).

b/2

b

a

a/2

Page 28: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

28

D e d i m e n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c t

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

3.2 De reflectiecoëfficiën-ten van de wanden

De reflectiecoëfficiënt van de wanden ρ(%) is zeerbelangrijk op het niveau van de waarneming vanhet visuele comfort. Hij wordt gedefinieerd als dehoeveelheid lichtenergie die weerkaatst wordt dooreen oppervlak gedeeld door de hoeveelheid licht-energie die het oppervlak ontvangt.

3.2.1 Standaardreflectie-coëfficiënten

Indien er geen specifieke voorschriften zijn bij dedimensionering van een ontwerp, worden de vol-gende coëfficiënten als referentiewaarden genomen.

Deze oppervlakken worden standaard als perfectdiffuus beschouwd, wat natuurlijk een benaderingis. Het ligt echter niet zo ver van de werkelijkheid:de meeste bouwmaterialen zijn gewoonlijk heel dif-fuus (met uitzondering van gepolijste oppervlak-ken of inox materialen,…)

3.2.2 Specifieke reflectie-coëfficiënten

Voor meer gedetailleerde berekeningen op basisvan echte waarden is het aangewezen rekening tehouden met de reële reflectiecoëfficiënten van dewanden die gebruikt worden.

Deze informatie kan bekomen worden bij de leveran-ciers van materialen of aan de hand van metingen.

De informatie verkregen bij de leveranciers bestaatbijvoorbeeld uit een RAL-code (kleurcode) die hetmogelijk maakt via conversie naar de colorimetri-sche ruimte, de Yxy gegevens te bekomen en dusvia Y de hemisferische reflectiecoëfficiënt.

De colorimetrische meting van de materialenmaakt het op haar beurt mogelijk om rechtstreeksde colorimetrische gegevens Yxy van het beschouw-de materiaal te bekomen en dus via Y de hemisfe-rische reflectiecoëfficiënt.

Zo bekomt men:

• p = 0,2 m indien d = 1 m;• p = 1 m indien d = 10 m;• p = 5 m indien d = 100 m.

Het aantal roosterpunten in de langste richtingwordt gegeven door het gehele getal dat het dichtstde verhouding d/p benadert.

We verwijzen naar bijlage 4.3 Controle ter plaatsevoor de bepaling van de roosterverdeling bij decontrole ter plaatse.

Tabel 6: Te beschouwen standaardreflectiecoëfficiënt

Standaardreflectiecoëfficiënt

Plafond 0,7

Wanden 0,5

Vloer 0,3

Page 29: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

29

B i j l a g e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

gedetailleerd te beschrijven (lamp, ballasten envoorschakelapparatuur, steun, reflector en/ofoptieken) ;

• De fotometrische eigenschappen van de arma-tuur te verduidelijken (polair diagram van lich-tintensiteit in cd/1.000 lm volgens de vlakkenC0/C180 en C90/C270, tabel van lichtintensi-teit in cd/1.000 lm, luminantietabel voor denominale lichtstroom van de lamp, hemisferi-sche rendementen volgens de CIE 100 classifi-catie, CIE-fluxcodes volgens het technische rap-port CIE 52, CEN-fluxcodes volgens de NBNEN 13032-2 norm, lichtoppervlak, UGR vol-gens het technische rapport CIE 117).

Hieronder vindt u een voorbeeld van een techni-sche fiche die kan gebruikt worden om een arma-tuur te beschrijven.

4.1 Technische fiche vaneen armatuur

Om het visuele comfort en de verlichtingsinstalla-tie zo goed mogelijk te ontwerpen, is het vanbelang de geplaatste armaturen zo gedetailleerdmogelijk te beschrijven.

Hiertoe is het aangewezen:

• De referenties van de armatuur in detail tebeschrijven (soort materiaal, merk, referentiesvan de fabrikant);

• Beknopt de armatuur te beschrijven (algemeneeigenschappen);

• Te verduidelijken of het toestel gelijkvormig-heidsattesten of kwaliteitslabels heeft;

• De verschillende onderdelen van de armatuur

4 Bijlagen

Page 30: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

30

B i j l a g e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

4.2 Standaard technische fiche

Technische fiche nr. x

Datum: xx/xx/20xx

Referentie

Materiaal : ……………………………………………………………………Merk van het toestel : ……………………………………………………………………Referentie fabrikant : ……………………………………………………………………

Beknopte beschrijving van de armatuur …………………………………………………………………….

Gelijkvormigheid

Het materiaal:

q heeft een gelijkvormigheidattest van de fabrikant

Soort attest: ……………………………………………………… Reeks: ………………………………………

Datum van inwerkingtreding: ……………………………. Einddatum: ………………………………

q heeft kwaliteitslabels van de fabrikant Soort label: ……………….…………….

q werd geproduceerd in een erkende fabriek:

q werd geproduceerd volgens de beschermingsklasse:

q werd geproduceerd volgens de schokbestendigheidsklasse IK-- : --

Beschrijving

DD..11.. LLaammpp

– Merk : …………………………………………………….– Type : …………………………………………………………– Nominaal vermogen : ………… W

– Nominale lichtstroom * na 100 u werking : ………… lm

– Kleurtemperatuur * : ………… K

– Kleurweergave-index * : …………

– Omgevingstemperatuur voor optimale werking : ………… °C

– Gemiddelde levensduur* : ………… uren* met ballast hernomen in D.2

DD..22.. HHuullppmmiiddddeelleenn ((bbaallllaasstt))

– Merk : …………– Type : …………

q Ferromagnetische ballast : …………• Klasse volgens richtlijn 2000/55/CE : …………• Systeemvermogen : ………… Wq Elektronische ballast : …………• Klasse volgens richtlijn 2000/55/CE : …………• Systeemvermogen : ………… W

– Ballast lumen factor (BLF volgens CIE 121) : …………

Page 31: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

31

B i j l a g e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

DD..33.. AArrmmaattuuuurr

– Beschrijving van de behuizing van de armatuur: (bijvoorbeeld: plaat, plaatdikte, corrosiewreedheid,lak, positie lampen, afmetingen van de armatuur,…..)

– Beschrijving van het optisch systeem: (bijvoorbeeld: soort reflector, aluminiumkwaliteit, vorm van deschotten, bevestiging van de reflector op de steun, afschermhoeken, aansluiting van de reflector opde aarding,….)

– Beschrijving van het montagesysteem: (bijvoorbeeld: via draadstangen

Foto’s en detailplannen in bijlage (aantal) : ……………………………

Fotometrische eigenschappen van de armatuur

EE..11.. PPoollaaiirr ddiiaaggrraamm vvaann lliicchhttiinntteennssiitteeiitt iinn ccdd//11000000 llmm

Volgens de vlakken C0/C180 en C90/C270

EE..22.. TTaabbeell vvaann lliicchhttiinntteennssiitteeiitt iinn ccdd//11000000 llmm

Volgens de Gamma-vlakken C0 - C15 - C30 - C45 - C60 - C75 - C90 voor de vlakken gericht volgens stappen van telkens 5°.

EE..33.. LLuummiinnaannttiieettaabbeell vvoooorr ddee nnoommiinnaallee lliicchhttssttrroooomm vvaann ddee llaammpp

(In dezelfde vlakken als E.2.)

EE..44.. HHeemmiissffeerriisscchhee rreennddeemmeenntteenn vvoollggeennss CCIIEE 110000 ccllaassssiiffiiccaattiiee

– Boven : ………………………………… %– Onder : ………………………………… %– Totaal : ………………………………… %

EE..55..FFlluuxxccooddeess CCIIEE –– CCEENN

CIE-fluxcodes volgens CIE 52– .N1 (= FC1/FC4) : …………………………………– .N2 (FC2/FC4) : …………………………………– .N3 (FC3/FC4) : …………………………………– .N4 (FC4/F) : …………………………………– .N5 (F/PHIS) : …………………………………– PHIS : ………………………………… lm

CEN-fluxcodes, afgekort volgens NBN EN 13032-2– FCL1/FCL4 : …………………………………– FCL2/FCL4 : …………………………………– FCL3/FCL4 : …………………………………– DFF : …………………………………– LOR : …………………………………

EE..66.. LLiicchhttooppppeerrvvllaakk

– Lengte : ………………………………… mm– Breedte : ………………………………… mm– Lichtoppervlak : ………………………………… mm2

EE..77.. EEvvaalluuaattiiee vvaann ddee vveerrbblliinnddiinngg vvoollggeennss UUGGRR oovveerreeeennkkoommssttiigg CCIIEE 111177 ((ttaabbeell))

Het is aangewezen voor de UGR-tabel het soort lamp, evenals de lichtstroom te verduidelijken waaraanvoornoemde tabel beantwoordt.

Page 32: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

32

B i j l a g e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

onering overgenomen. Bij gebrek hieraanwordt een onderlinge afstand van 30 cm aan-geraden.

– De meetpunten worden symmetrisch in deruimte geplaatst.

• De gebruikte luxmeter dient een V(λ) luxmeterte zijn, geijkt en gecorrigeerd voor cos(ϕ). Deopgemeten waarden ter plaatse dienen boven-dien gecorrigeerd te worden met een correctie-factor waarbij rekening gehouden wordt methet type lichtbronnen.

• De meting van de verlichtingssterkte gebeurt inelk roosterpunt zoals hierboven gedefinieerd.De luxmeter wordt evenwijdig met het verlichteoppervlak geplaatst (horizontaal bij een hori-zontaal werkoppervlak, verticaal bij een bord,diagonaal bij een hellende werkpost of tekenta-fel, …). Voor de horizontale verlichtingssterkteis de meethoogte gelijk aan de hoogte van hetwerkvlak.

• Voor metingen in lokalen met natuurlijke ver-lichting is de meest eenvoudige manier van wer-ken om nachtmetingen uit te voeren en eventu-eel kunstmatig licht van buitenaf af te scher-men. Indien dit niet mogelijk is, dienen demetingen van de verlichtingssterkte in 2 stap-pen te gebeuren die in de tijd zo dicht mogelijkop elkaar volgen: een eerste stap waarbij demeting gebeurt met diffuus natuurlijke (over-trokken hemel) verlichting en kunstverlichtingen een tweede stap met enkel natuurlijke ver-lichting. Het verschil tussen de resultaten in eenzelfde punt is het aandeel van de kunstverlich-ting in dit punt.

4.3 Controle ter plaatse

Indien een meting van de gemiddelde verlichtings-sterkte en van de uniformiteit van de verlichtings-sterkte ter plaatse noodzakelijk is, dienen volgendestappen gevolgd te worden:

• De metingen moeten gebeuren nadat de instal-latie in totaal minstens een honderdtal urengewerkt heeft.

• Alle meubilair dat niet gepreciseerd werd in hetlastenboek dient uit het lokaal verwijderd teworden.

• Bij meting in geval van betwisting, dienen dereflectiecoëfficiënten van de wanden overeen testemmen met de reflectiecoëfficiënten die aan-bevolen worden in het lastenboek. Wanneer ditniet het geval is, dienen aanvullende computer-simulaties te worden uitgevoerd.

• De installatie moet minstens 1 uur voor hetaanvatten van de metingen aangezet worden.Voor gloei- en halogeenlampen volstaan 15minuten van voorverwarming.

• Vooraleer over te gaan tot het meten van de ver-lichtingssterkte, is het noodzakelijk de voedings-spanning van de verlichtingstoestellen te meten(deze spanning moet minimum 220 V bedra-gen), alsook de omgevingstemperatuur van hetlokaal (indien er geen specifieke voorschriftenin het lastenboek vermeld staan, dient de tem-peratuur tussen 18 en 25°C te liggen). Als dezetwee voorwaarden niet voldaan zijn, kunnen demetingen van de verlichtingssterkte niet wordenuitgevoerd.

• Om de meetpunten te bepalen, dient de temeten werkzone afgebakend te worden, zoalsvermeld in het oorspronkelijk bestek. Idealiterwordt de werkzone begrensd door een recht-hoek.

– Voor werkoppervlakken van meer dan 10 m2

is de onderlinge afstand tussen de meetpun-ten max. 1 m. (Conform met addendum I vande NBN L14-002), er wordt echter geen enke-le meting uitgevoerd op minder dan 0,5 mvan een wand, om randeffecten te vermijden.

– Voor kleinere werkoppervlakken of werkvlak-ken die niet kunnen begrensd worden dooreen rechthoek wordt de positie van de meet-punten die gebruikt werd tijdens de dimensi-

Figuur 32 : Luxmeter V(λ)

Page 33: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

33

B i j l a g e n

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

• Wanneer alle metingen werden uitgevoerd engecorrigeerd met de factoren die van toepassingzijn, is het rekenkundig gemiddelde van dewaarden op de verschillende roosterpuntengelijk aan de gemiddelde verlichtingssterkte. Denauwkeurigheid van de bekomen meting wordtgeschat op 5%. De uniformiteit is de verhou-ding tussen de minimale gemeten waarde en degemiddelde verlichtingssterkte.

• Het is belangrijk alle informatie samen te bren-gen in een verslag (gemeten spanning, omge-vingstemperatuur, leeftijd van de installatie,werkingsduur vóór de meting, inplantings-schets, gebruikte luxmeter, gebruikte correctie-factoren, types aanwezige lichtbronnen, reflec-tiecoëfficiënt van de wanden, …).

Figuur 33 : Afscherming van de vensteropening d.m.v.

afdekzeilen

Figuur 34 : Opstellen van de luxmeter

Page 34: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

34

R e f e r e n t i e s / B r o n v a n d e f o t o ’s

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

5 Referenties

Wij danken volgende bedrijven voor hun foto’s enillustraties:

– Architecture et climat – UCL, pagina’s: 23,33– CSTC – WTCB, pagina’s: 7, 8, 17, 19, 25, 32, 33– ETAP N.V., pagina’s: 9, 10, 11, 15– Mitralux, pagina’s: 10, 12, 15– Philips Lighting, pagina’s: 9, 11, 23

[BAK 1993] Baker N., Fanchiotti A., Steemers K., “Daylighting in Architecture, A EuropeanReference Book”, James & James, 1993.

[BAK 2003] Baker N., Steemers K., “Daylight Design of Buildings”, James & James, 2003, 250 blad-zijden.

[BOD 1999] Bodart Magali, De Herde André, “Guide d'aide à l'utilisation de l'éclairage artificiel encomplément à l'éclairage naturel”, Ministère de la Région Wallonne, DGTRE – DivisionEnergie, 1999, 197 bladzijden.

[WTCB 2002] WTCB, “Probe : Stap-voor-stap-renovatie van kantoorgebouwen – Voor een beter bin-nenklimaat met minder energie”, WTCB verslag nr 6, 2002, 75 bladzijden.

[DIN 2006] DIN EN 12464-1 – Zvei Leitfaden zud DIN EN 12464-1, 2005, 26 bladzijden.

[REI 2002] Reiter Sigrid, De Herde André, “L’éclairage naturel des bâtiments”, Ministère de laRégion Wallonne, DGTRE – Division Energie, 2002, 265 bladzijden.

[RTV 01] RTV 01 – Woordenschatgids voor de verlichtingskunde, BIN, september 2001.

6 Bron van de foto’s

Page 35: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

35

Co

de

va

n g

oe

de

pra

kti

jk v

oo

r B

inn

en

ve

rli

ch

tin

g

Page 36: Code van goede praktijk voor binnenverlichting - .: IBE- · PDF fileCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onder leiding van het IBE-BIV – Groep B Referentiedocument als

B e l g i s c h I n s t i t u u t v o o r d e Ve r l i c h t i n g s k u n d e

I n f o r m a t i e e n c o n t a c t

S e c r e t a r i a a t v a n h e t I B E - B I Vc / o V U B - T W - E T E C P l e i n l a a n 21 0 5 0 B r u s s e l

Te l : + 3 2 / ( 0 ) 2 - 6 2 9 . 2 8 . 1 9F a x : + 3 2 / ( 0 ) 2 - 6 2 9 . 3 6 . 2 0E - m a i l : i b e - b i v @ v u b . a c . b ew w w. i b e - b i v. b e