Chapter00a nl PT Galestra Inti Kompleks Perkantoran Duta Merlin Blok E No.6Ñ7 Jl. Gajah Mada...

150
xp-30 64 voice expandable synthesizer Nederlandstalige handleiding

Transcript of Chapter00a nl PT Galestra Inti Kompleks Perkantoran Duta Merlin Blok E No.6Ñ7 Jl. Gajah Mada...

xp-30

64 voice expandable synthesizer

Nederlandstalige handleiding

InformatieIndien u een herstellingsdienst nodig hebt, gelieve het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland- verdeler in uw land zoals hieronder aangegeven te contacteren.

Sinds 25 December 1997

ARGENTINAInstrumentos Musicales S.A.Florida 638 (1005) Buenos Aires ARGENTINATEL: (01) 394 4029

BRAZILRoland Brasil Ltda.R. Coronel Octaviano da Silveira 203 05522-010 Sao Paulo BRAZILTEL: (011) 843 9377

CANADA Roland Canada Music Ltd.(Head Office)5480 Parkwood Way Richmond B. C., V6V 2M4 CANADA TEL: (0604) 270 6626

Roland Canada Music Ltd.(Toronto Office)Unit 2, 109 Woodbine Downs Blvd, Etobicoke, ONM9W 6Y1 CANADA TEL: (0416) 213 9707

MEXICOCasa Veerkamp, s.a. de c.v.Av. Toluca No. 323 Col. Olivar de los Padres 01780 Mexico D.F. MEXICOTEL: (525) 668 04 80

La Casa Wagner de Guadalajara s.a. de c.v.Av. Corona No. 202 S.J. Guadalajara, Jalisco Mexico C.P.44100 MEXICO TEL: (03) 613 1414

PANAMAProductos Superiores, S.A.Apartado 655 - Panama 1REP. DE PANAMATEL: 26 3322

U. S. A. Roland Corporation U.S.7200 Dominion Circle Los Angeles, CA. 90040-3696,U. S. A.TEL: (0213) 685 5141

VENEZUELAMusicland Digital C.A.Av. Francisco de Miranda,Centro Parque de Cristal, Nivel C2 Local 20 CaracasVENEZUELATEL: (02) 285 9218

AUSTRALIA Roland Corporation Australia Pty. Ltd. 38 Campbell Avenue Dee Why West. NSW 2099 AUSTRALIA TEL: (02) 9982 8266

NEW ZEALAND Roland Corporation (NZ) Ltd.97 Mt. Eden Road, Mt. Eden, Auckland 3, NEW ZEALAND TEL: (09) 3098 715

HONG KONGTom Lee Music Co., Ltd. Service Division22-32 Pun Shan Street, Tsuen Wan, New Territories, HONG KONGTEL: 2415 0911

CHINABeijing Xinghai Musical Instruments Co., Ltd.6 Huangmuchang Chao Yang District, Beijing, CHINATEL: (010) 6774 7491

INDIARivera Traders Pvt. Ltd.409, Nirman Kendra, off Dr. Edwin Moses Road, Munbai 400011, INDIATEL: (022) 498 3079

INDONESIAPT Galestra Inti Kompleks Perkantoran Duta Merlin Blok E No.6Ñ7Jl. Gajah Mada No.3Ñ5,Jakarta 10130, INDONESIATEL: (021) 6335416

MALAYSIABentley Music SDN BHD140 & 142, Jalan Bukit Bintang 55100 Kuala Lumpur,MALAYSIATEL: (03) 2443333

PHILIPPINESG.A. Yupangco & Co. Inc.339 Gil J. Puyat AvenueMakati, Metro Manila 1200,PHILIPPINESTEL: (02) 899 9801

SINGAPORESwee Lee CompanyBLOCK 231, Bain Street #03-23Bras Basah Complex,SINGAPORE 180231TEL: 3367886

CRISTOFORI MUSIC PTE LTDBlk 3014, Bedok Industrial Park E, #02-2148, SINGAPORE 489980 TEL: 243 9555

TAIWANROLAND TAIWAN ENTERPRISE CO., LTD.Room 5, 9fl. No. 112 Chung Shan N.Road Sec.2, Taipei, TAIWAN, R.O.C.TEL: (02) 2561 3339

THAILANDTheera Music Co. , Ltd.330 Verng Nakorn Kasem, Soi 2, Bangkok 10100, THAILANDTEL: (02) 2248821

BAHRAINMoon StoresBab Al Bahrain Road, P.O.Box 20077State of BAHRAINTEL: 211 005

VIETNAMSaigon music distributor160 Nguyen Dinh Chieu St. Dist 3 Ho chi minh CityVIETNAMTEL: 88-242531

ISRAELHalilit P. Greenspoon & Sons Ltd.8 Retzif Fa'aliya Hashnya St.Tel-Aviv-Yaho ISRAELTEL: (03) 682366

JORDANAMMAN Trading Agency Prince Mohammed St. P. O. Box 825 Amman 11118 JORDANTEL: (06) 641200

KUWAITEasa Husain Al-YousifiP.O. Box 126 Safat 13002KUWAITTEL: 5719499

LEBANONA. Chahine & FilsP.O. Box 16-5857 Gergi Zeidan St. Chahine Building, AchrafiehBeirut, LEBANONTEL: (01) 335799

OMANOHI Electronics & Trading Co. LLCP. O. Box 889 Muscat Sultanate of OMANTEL: 959085

QATARBadie Studio & StoresP.O.Box 62, DOHA QATARTEL: 423554

SAUDI ARABIAAbdul Latif S. Al-GhamdiTrading EstablishmentMiddle East Commercial Center Al-Khobar Dharan Highway P.O. Box 3631 Al-Khober31952 SAUDIARABIA TEL: (03) 898 2332

aDawliah Universal Electronics APLP.O.Box 2154 ALKHOBAR 31952, SAUDI ARABIA TEL: (03) 898 2081

SYRIATechnical Light & Sound CenterKhaled Ibn Al Walid St.P.O.Box 13520Damascus - SYRIATEL: (011) 2235 384

TURKEY Barkat Muzik aletleri ithalat ve ihracat limited ireketiSiraselvier Cad. Guney Ishani No. 86/6 Taksim, Istanbul TURKEYTEL: (0212) 2499324

U.A.EZak Electronics & Musical Instruments Co.Zabeel Road, Al Sherooq Bldg., No. 14, Grand Floor DUBAI U.A.E.P.O. Box 8050DUBAI, U.A.ETEL: (04) 360715

EGYPTAl Fanny Trading OfficeP.O.Box2904, El Horrieh Heliopolos, Cairo, EGYPTTEL: (02) 4171828 (02) 4185531

KENYAMusik Land LimitedP.O Box 12183 Moi Avenue Nairobi Republic of KENYATEL: (2) 338 346

REUNIONMaison FO - YAM Marcel25 Rue Jules MermanZL Chaudron - BP79 97491Ste Clotilde REUNIONTEL: 28 29 16

SOUTH AFRICAThat Other Music Shop (PTY) Ltd.11 Melle Street (Cnr Melle and Juta Street) Braamfontein 2001 Republic of SOUTH AFRICATEL: (011) 403 4105

Paul Bothner (PTY) Ltd.17 Werdmuller Centre Claremont 7700 Republic of SOUTH AFRICATEL: (021) 64 4030

BELORUSSIATUSHEUL. Rabkorovskaya 17220001 MINSKTEL: (0172) 764-911

CYPRUSRadex Sound Equipment Ltd.17 Diagorou St., P.O.Box 2046, Nicosia CYPRUSTEL: (02) 453 426

DENMARK Roland Scandinavia A/SLangebrogade 6 Post Box 1937 DK-1023 Copenhagen K. DENMARK TEL: 32 95 3111

FRANCERoland France SA4, Rue Paul Henri SPAAK Parc de l'Esplanade F 77 462 St. Thibault Lagny Cedex FRANCETEL: 01 600 73 508

FINLANDRoland Scandinavia As, Filial FinlandLauttasaarentie 54 BFin-00201 Helsinki, FINLANDTEL: (9) 682 4020

GERMANY Roland Elektronische Musikinstrumente Handelsgesellschaft mbH.Oststrasse 96, 22844 Norderstedt, GERMANY TEL: (040) 52 60090

GREECEV. Dimitriadis & Co. Ltd.20, Alexandras St. & Bouboulinas 54 St. 106 82 Athens, GREECETEL: (01) 8232415

HUNGARYIntermusica Ltd.Warehouse Area ÔDEPOÕ Pf.83H-2046 Torokbalint, HUNGARYTEL: (23) 511011

IRELANDThe Dublin Service Centre Audio Maintenance Limited11 Brunswick Place Dublin 2 Republic of IRELANDTEL: (01) 677322

ITALYRoland Italy S. p. A. Viale delle Industrie, 8 20020 Arese Milano, ITALYTEL: (02) 937 781

NORWAYRoland Scandinavia Avd. Kontor NorgeLilleakerveien 2 Postboks 95 Lilleaker N-0216 Oslo NORWAYTEL: 273 0074

POLANDP. P. H. Brzostowicz MarianUL. Blokowa 32, 03624 Warszawa POLANDTEL: (022) 679 44 19

PORTUGALCaius - Tecnologias Audio e Musica , Lda.Rue de SANTA Catarina 1314000 Porto, PORTUGALTEL: (02) 38 4456

RUSSIASlami Music CompanySadojava-Triumfalnaja st., 16 103006 Moscow, RUSSIA TEL: 095 209 2193

SPAINRoland Electronics de Espa�a, S. A. Calle Bolivia 239 08020 Barcelona, SPAINTEL: (93) 308 1000

SWITZERLANDRoland (Switzerland) AGMusitronic AG Gerberstrasse 5, CH-4410 Liestal, SWITZERLANDTEL: (061) 921 1615

SWEDEN Roland Scandinavia A/S SWEDISH SALES OFFICEDanvik Center 28, 2 tr. S-131 30 Nacka SWEDEN TEL: (08) 702 0020

UKRAINETIC-TACMira Str. 19/108P.O.Box 180 295400 Munkachevo, UKRAINETEL: (03131) 414-40

UNITED KINGDOM Roland (U.K.) Ltd., Swansea OfficeAtlantic Close, Swansea Enterprise Park SWANSEAWest Glamorgan SA7 9FJ, UNITED KINGDOMTEL: (01792) 700139

KOREACosmos Corporation Service Station261 2nd Floor Nak-Won Arcade Jong-Ro ku, Seoul, KOREATEL: (02) 742 8844

AUSTRIAE. Dematte &Co.Neu-Rum Siemens-Strasse 4 6063 Innsbruck AUSTRIATEL: (0512) 26 44 260

BELGIUM/HOLLAND/LUXEMBOURGRoland Benelux N. V.Houtstraat 3 B-2260 Oevel (Westerlo) BELGIUMTEL: (014) 575811

3

001

¥ Gelieve onderstaande instructies en de handleiding te lezen, alvorens dit toestel te gebruiken.

..........................................................................................................

002b

¥ Maak het toestel niet open of breng geen wijzig-ingen aan aan de interne componenten. (Met als enige uitzondering: daar waar deze handleiding specifieke instructies voorziet die de gebruiker dient te volgen om zelf componenten te installeren; zie p. 17.)

..........................................................................................................

006

¥ Wanneer u het toestel op een rack of een statief aanbevolen door Roland plaatst, zorg dan dat het rack of statief waterpas en in een stabiele positie staat. Als u geen rack of statief gebruikt, dan dient u ervoor te zorgen dat, waar u het toestel ook plaatst, het steeds op een waterpas oppervlak staat dat voldoende steun biedt en niet waggelt.

..........................................................................................................

009

¥ Beschadig de stroomkabel niet. Plooi hem niet te sterk, trap er niet op, plaats er geen zware voor-werpen op, enz. Een beschadigde kabel kan brand of elektrocutie veroorzaken. Gebruik nooit een stroomkabel die reeds beschadigd is.

..........................................................................................................

013

¥ In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit toestel te gebruiken in overeen-stemming met de veiligheidsvoorschriften.

..........................................................................................................

014

¥ Bescherm het toestel tegen zware schokken.

(Laat het niet vallen!)..........................................................................................................

015

¥ Sluit de stroomkabel van dit toestel niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoerenÑhet totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/amp�re) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.

..........................................................................................................

016

¥ Alvorens het toestel in het buitenland te gebruiken, gelieve uw handelaar, het dichtstbij-zijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler te raadplegen, zoals opgegeven op de ÒInformatieÓ-pagina.

..........................................................................................................

022a

¥ Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact, alvorens te beginnen met de instal-latie van het circuit board (SR-JV80-serie).

..........................................................................................................

023

¥ Speel NOOIT een CD-ROM disc af in een gewone audio CD-speler. Het geluid dat dit voortbrengt zou permanente gehoorschade kunnen veroorzaken. Schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten is eveneens een mogelijk gevolg.

..........................................................................................................

Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op het risico op verwondingen of materi�le schade bij onjuist gebruik van het toestel.

* Materi�le schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten die aan het huis en de hele inboedel, huisdieren inbegrepen, worden toegebracht.

Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op levensgevaar of ernstige verwondingen bij onjuist gebruik van het toestel.

Het ● -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden uitgetrokken.

Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waar-schuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.

Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool hier links betekent dat het toestel nooit mag worden gedemonteerd.

VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL

INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN

Over WAARSCHUWING en OPGEPAST Over de Symbolen

WAAR-SCHUWING

OPGEPAST

NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT

WAARSCHUWING WAARSCHUWING

4

Veilig gebruik van het toestel

102b

¥ Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.

..........................................................................................................

104

¥ Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Hou alle kabels en snoeren buiten het bereik van kinderen.

..........................................................................................................

106

¥ Klim nooit bovenop het toestel of plaats er geen zware voorwerpen op.

..........................................................................................................

107b

¥ Neem de stroomkabel of de stekkers nooit vast met natte handen wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.

..........................................................................................................

108a

¥ Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle aangesloten apparaten af, alvorens het toestel te verplaatsen.

..........................................................................................................

109a

¥ Zet het toestel uit en trek de stroomkabel uit, alvorens het toestel schoon te maken.

..........................................................................................................

110a

¥ Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen vermoedt.

..........................................................................................................

115a

¥ Installeer enkel de gespecifieerde circuit boards (SR-JV80-serie). Verwijder enkel de aangeduide schroeven (p. 17 ).

..........................................................................................................

OPGEPAST

5

Belangrijke opmerkingen

Behalve de aandachtspunten opgesomd in “VEILIGGEBRUIK VAN HET TOESTEL” op p. 3 en 4, gelieve ookhet volgende te lezen en in acht te nemen:

Stroombron

¥ Gebruik dit toestel niet op eenzelfde stroomkring samen met apparaten die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem).

¥ Alvorens dit apparaat aan te sluiten op andere toestellen, schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen.

Plaatsing van het toestel

¥ Als u dit toestel gebruikt nabij een vervmogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators) kan er brom ontstaan. Orienteer het toestel anders of verwijder het van de interferentiebron.

¥ Dit toestel kan radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik het niet in de nabijheid van zulke ontvangers.

¥ Stel dit toestel niet bloot aan direct zonlicht of aan extreme temperaturen. Plaats het niet nabij warmte-bronnen. Overdreven hitte kan het toestel doen vervormen of verkleuren.

¥ Gebruik dit toestel niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen of in een andere vochtige omgeving.

Onderhoud

¥ Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg nadien het toestel goed af met een zachte droge doek.

¥ Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel. Dit om verkleuring of vervorming te voorkomen.

Herstellingen en data

¥ Gelieve er rekening mee te houden dat alle gegevens in het geheugen van het toestel verloren kunnen gaan, wanneer het toestel wordt hersteld. Maak steeds een backup van belangrijke data. Tijdens de reparatie wordt er grote zorg besteed aan het voorkomen van dataverlies. In sommige gevallen (bv. wanneer de geheugencircuits zelf defect zijn) is het helaas niet mogelijk om de data te recupereren. Roland neemt geen enkele aansprakelijk-heid op in verband met zulk dataverlies.

Memory Backup

¥ Dit toestel bevat een batterij die de geheugencircuits voedt wanneer het toestel uit staat. Als deze batterij te zwak wordt, verschijnt de onderstaande melding in de display. Wanneer u deze melding ziet, laat dan zo snel mogelijk de batterij vervangen, om te voorkomen dat u alle data in het geheugen verliest. Voor het vervangen van de batterij raadpleegt u best uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Center, of een erkende Roland-verdeler (Zie de ÒInformatieÓ-pagina).

Ò

Battery Low

Ó

Bijkomende voorzorgen

¥ Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect of van het onjuist bedienen van het toestel. Daarom raden we aan om van belangrijke data die in het geheugen van het toestel zijn opgeslagen, regelmatig een backup te maken op memory card.

¥ Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data opgeslagen in het geheugen van het toestel, op een memory card of in een ander MIDI-toestel, niet kunnen worden gerecu-pereerd eens dat ze verloren zijn. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor zulk dataverlies.

¥ Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de jacks en connectors van het toestel gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken

¥ Sla of druk nooit op de display.

¥ Neem bij het aan- en afkoppelen van alle kabels steeds de connector zelf vast Ð trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de interne elementen van de kabel.

¥ Bij normale werking produceert het toestel een kleine hoeveelheid warmte.

¥ Hou, om uw buren niet te storen, het volume op een redelijk niveau. U kan ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).

¥ Om het toestel te transporteren, gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking.

¥ Gebruik enkel de aangeduide expressiepedaal (EV-5; apart verkocht). Met andere expressiepedalen riskeert u het toestel te beschadigen.

Memory Cards

Gebruik van Memory Cards

¥ Schuif de Memory card voorzichtig helemaal in de gleufÑtot ze stevig op haar plaats zit.

¥ Raak nooit de contactpunten van de Memory card aan. Zorg ook dat de contactpunten niet vuil worden.

Omgaan met CD-ROMs

¥ Vermijd vuil en krassen op de blinkende kant van de disc. Beschadigde of vuile CD-ROM discs worden misschien niet correct gelezen. Schoonmaakproducten voor CDÕs zijn in de handel verkrijgbaar.

6

Hoe deze handleiding gebruiken

Deze gebruikershandleiding is als volgt gestructureerd.

Quick Start

Dit deel is bestemd voor de mensen die de XP-30 voor de eerste maal gebruiken, en legt op eenvoudige wijze de verschillende functies uit. Lees

Quick Start

en voer de instructies uit op de XP-30. Zo krijgt u de basisbediening grotendeels onder de knie. Meer geavanceerde toepassingen voor de XP-30 of details over andere handelingen worden uitgelegd in het deel

Gevorderd gebruik

.

Gevorderd gebruik

Het deel

Gevorderd gebruik

is onderverdeeld in 6 hoofdstukken. Maar voor u daaraan begint, leest u toch best eerst de

Quick Start

.

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Dit hoofdstuk behandelt zowel de configuraties van de geluidsbron van de XP-30 als de basisbediening. Om de XP-30 volledig te begrijpen, dient u dit hoofdstuk aandachtig te lezen.

Hoofdstuk 2. Spelen

Dit hoofdstuk legt uit hoe u de XP-30 gebruikt in de Patch, Performance en de Rhythm Set modes. Dit is van fundamenteel belang om de XP-30 te kunnen bedienen.

Hoofdstuk 3. Maak uw eigen klanken

Dit hoofdstuk gaat over het cre�ren van klanken, de parameters waaruit een Patch, Performance of Rhythm Set bestaat, en de Systeemparameters die de globale werking van de XP-30 bepalen, en hun functies. Het is van groot belang dat u deze zaken begrijpt, wanneer u uw eigen klanken wil gaan maken.

Hoofdstuk 4. Geheugeninstellingen (Utility/Card Mode)

Dit hoofdstuk overloopt de verschillende Utility-functies zoals het opslaan van Patch-, Performance- of Rhythm Set- data, het wissen van het interne geheugen, enz. Als u vertrouwd bent met deze functies, zal het werken met de XP-30 heelwat vlotter gaan.

Hoofdstuk 5. De XP-30 gebruiken als GM-Klankmodule

Dit hoofdstuk geeft toelichting bij de procedures en parameters die u nodig hebt wanneer u de XP-30 gebruikt als General MIDI System-compatibele klankbron. Lees dit voor u General MIDI System score data gaat afspelen.

Hoofdstuk 6. Getting the Full Potential of the XP-30

In dit hoofdstuk leert u verschillende technieken om de mogelijkheden van de XP-30 nog uit te breiden, zoals het gebruik met externe MIDI-apparatuur, toepassingen voor live-optredens, enz.

Appendices

In dit deel wordt o.m. uitgelegd hoe u bepaalde problemen kan oplossen wanneer de XP-30 niet werkt zoals het hoort. Het bevat ook een lijst met foutmeldingen die u kan raadplegen wanneer er een foutmelding in de display verschijnt. Een lijst van de parameters en een MIDI implementation chart zijn eveneens voorzien.

Notaties gebruikt in deze handleiding

Opdat de bedieningsprocedures makkelijk te begrijpen zouden zijn, gebruiken we het volgende notatiesysteem:

Karakters en getallen tussen vierkante haakjes [ ] verwijzen naar knoppen op het voorpaneel. Bijvoorbeeld, [PATCH] verwijst naar de PATCH-knop en [ENTER] naar de ENTER-knop.

Een asterisk (*) aan het begin van een paragraaf wijst op een opmerking of een te nemen voorzorg. Neem deze in acht. In het Quick Start-gedeelte worden deze zaken aangeduid met ( ).

(p. **) verwijst naar paginaÕs in de handleiding zelf.

Wanneer er in deze handleiding wordt verwezen naar een bepaalde parameter, dan wordt de naam van de parameter gegeven, gevolgd (tussen haakjes) door informatie over de mode, display-groep en display. Bijvoorbeeld: Key Mode parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON).

* De displays afgedrukt in deze handleiding zijn gebaseerd op de

fabrieksinstellingen. Hou er echter rekening mee dat ze in

sommige gevallen kunnen afwijken van de eigenlijke

fabrieksinstellingen.

7

Inhoud

Voornaamste eigenschappen ..............................................................11

Voor- en achterpaneel ..........................................................................12

Quick Start ........................................................ 15

Voorbereiding........................................................................................16

De Wave Expansion Boards installeren ................................................................................................ 16Voorzorgen wanneer u een Wave Expansion Board installeert............................................. 16

Aansluitingen maken............................................................................................................................... 20Het toestel aanzetten................................................................................................................................ 22

Het toestel uitschakelen ............................................................................................................... 22De fabrieksinstellingen opnieuw inladen (Factory Reset).................................................................. 23

De Demo Song beluisteren ..................................................................24

De componisten............................................................................................................................. 25

De klanken .............................................................................................26

Patches kiezen en klanken spelen .......................................................................................................... 26Wave Expansion Patches kiezen ............................................................................................................ 27Patches selecteren volgens hun categorie (Patch Search Function) .................................................. 28De Patches voorbeluisteren (Phrase Preview)...................................................................................... 29Probeer de Performance-functies uit ..................................................................................................... 30

Aanslagwaarde/Aftertouch ........................................................................................................ 30Pitch Bend/Modulation-hendel.................................................................................................. 30C1ÐC4 Slider................................................................................................................................... 30Hold-pedaal ................................................................................................................................... 31Expressiepedaal............................................................................................................................. 31Solo .................................................................................................................................................. 31Portamento..................................................................................................................................... 31Sound Palette ................................................................................................................................. 32

ArpeggioÕs spelen (Arpeggiator)............................................................................................................ 32Percussiegeluiden spelen op het klavier ............................................................................................... 34

Gevorderd gebruik............................................ 35

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30 .................................................36

Configuratie van de XP-30 ...................................................................................................................... 36Basisconfiguratie ........................................................................................................................... 36Indeling van de klanktypes van de XP-30................................................................................. 36Polyfonie......................................................................................................................................... 38

Basisbediening .......................................................................................................................................... 38Een mode kiezen ........................................................................................................................... 38De functieknoppen........................................................................................................................ 39De cursorknoppen......................................................................................................................... 40Een waarde veranderen ............................................................................................................... 41Een naam toewijzen ...................................................................................................................... 42

8

Inhoud

Hoofdstuk 2. Spelen .............................................................................43

Spelen in Patch Mode .............................................................................................................................. 43Een Patch kiezen............................................................................................................................ 43Patches spelen met Phrase Preview ........................................................................................... 45Een Patch dik of dun laten klinken (Een Tone aan/uit zetten) .............................................. 46Losse noten spelen (Solo) ............................................................................................................. 46Vloeiende toonhoogteveranderingen (Portamento) ................................................................ 46Het geluid in Realtime wijzigen met de sliders (Sound Palette-functie) .............................. 46

Spelen in Performance Mode.................................................................................................................. 47Een Performance kiezen............................................................................................................... 47Patches combineren tot dikkere en vollere klanken (Layer)................................................... 48Het klavier opsplitsen in verschillende delen met verschillende Patches (Split) ................ 48Meespelen met een song (De XP-30 als multitimbrale klankbron)........................................ 49Een andere Patch toewijzen aan een Part .................................................................................. 50Het geluid in Realtime wijzigen met de sliders (Sound Palette-functie) .............................. 50

Spelen in Rhythm Set Mode.................................................................................................................... 51Een Rhythm Set kiezen................................................................................................................. 51Percussie-instrumenten spelen ................................................................................................... 52

ArpeggioÕs spelen..................................................................................................................................... 52Een Arpeggio spelen binnen een bepaald klaviergedeelte ..................................................... 53Een Arpeggio aanhouden ............................................................................................................ 54Een ritmische gitaarslag simuleren ............................................................................................ 54Een Arpeggio spelen vanuit een extern MIDI-apparaat ......................................................... 54Een Arpeggio-patroon aanmaken .............................................................................................. 54

Handige functies tijdens het spelen....................................................................................................... 55Het klavier transponeren met stappen van een octaaf (Octave Shift)................................... 55Het klavier transponeren met stappen van een halve toon (Transpose) .............................. 56Noten die Òblijven hangenÓ of niet weergegeven worden (Panic) ........................................ 56

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren .............................................57

De Effecten................................................................................................................................................. 57Hoe werken de effecten in de verschillende Modes ................................................................ 57Effecten aan/uit zetten................................................................................................................. 58

Procedures voor het editen van klanken .............................................................................................. 58Een Patch editen ............................................................................................................................ 58Een Performance editen ............................................................................................................... 61Een Rhythm Set editen ................................................................................................................. 62

Bewerkte klanken behouden .................................................................................................................. 63Geheugen en data-opslag............................................................................................................. 63Een gewijzigde klank opslaan in het User-geheugen.............................................................. 64

Functies van Patch-parameters .............................................................................................................. 64Instellingen die gelden voor de gehele Patch (COMMON).................................................... 64Effecten instellen voor een Patch (EFFECTS)............................................................................ 67Met de controllers bepalen hoe de XP-30 klanken speelt (CONTROL) ................................ 69Golfvormen wijzigen (WAVE).................................................................................................... 72Klanken moduleren (LFO)........................................................................................................... 74De toonhoogte wijzigen (PITCH) ............................................................................................... 75De geluidshelderheid wijzigen met een Filter (TVF)............................................................... 76Volume en stereopositie van het geluid veranderen (TVA) ................................................... 77

Functies van de Performance-parameters ............................................................................................ 79Instellingen voor de hele Performance (COMMON)............................................................... 79Effecten instellen voor een Performance (EFFECTS) ............................................................... 80MIDI-instellingen maken voor een Part (MIDI) ....................................................................... 82Instellingen maken voor elke Part (PART)................................................................................ 83MIDI-informatie bevestigen voor elke Part (INFO)................................................................. 83

Functies van de Rhythm Set-parameters .............................................................................................. 84Een naam geven aan een Rhythm Set (COMMON)................................................................. 84

9

Inhoud

Effecten instellen voor een Rhythm Tone (EFFECTS) ............................................................. 84Bepalen hoe een Rhythm Tone klinkt door middel van Controllers (CONTROL) ............. 86De golfvorm van een Rhythm Tone wijzigen (WAVE) ........................................................... 86De toonhoogte van een Rhythm Tone wijzigen (PITCH) ....................................................... 87De Tone (Filter) van een Rhythm Tone veranderen (TVF) ..................................................... 87Het volume en de stereopositie van een Rhythm Tone (TVA) .............................................. 88

Multi-Effects Types (EFX Parameter) .................................................................................................... 89Werkomgeving van de XP-30 (Systeemparameters en hun functies)............................................. 104

Display -contrast en klokinstellingen (SETUP) ...................................................................... 104Arpeggio-instellingen (ARPEGGIO)........................................................................................ 104Instellingen voor klavier en controllers (CONTROL) ........................................................... 106MIDI-instellingen (MIDI)........................................................................................................... 108Phrase Preview-instellingen (PREVIEW) ................................................................................ 109De stemming regelen (TUNE)................................................................................................... 109Program Change (PGM CHNG) ............................................................................................... 110De installatiestatus van Wave Expansion Boards controleren (INFO) ............................... 110

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode).....................................111

De Utility/Card Mode........................................................................................................................... 111Basisprocedure in Utility/Card Mode ................................................................................................ 111Geluidsdata opslaan in het User-geheugen (WRITE) ....................................................................... 112

Performance Write ...................................................................................................................... 112Patch Write................................................................................................................................... 112Rhythm Set Write ........................................................................................................................ 112

Instellingen van de klankbron kopi�ren (COPY) .............................................................................. 113Performance Copy ...................................................................................................................... 113Patch Copy ................................................................................................................................... 113Rhythm Set Copy ........................................................................................................................ 114

Instellingen van de klankbron initialiseren (INIT)............................................................................ 115Performance Initialize................................................................................................................. 115Patch Initialize ............................................................................................................................. 115Rhythm Set Initialize .................................................................................................................. 115

Klankinstellingen verzenden (XFER) .................................................................................................. 115Data verzenden naar een extern MIDI-toestel ........................................................................ 115Data verzenden naar het User-geheugen ................................................................................ 116

Het User-geheugen beveiligen (PROTECT) ....................................................................................... 117Instellingen betreffende geheugenkaarten (CARD).......................................................................... 117

De geheugenkaart van de XP-30 formatteren (FORMAT).................................................... 118De naam van een bestand wijzigen (REMAME) .................................................................... 118Ongewenste bestanden verwijderen (DELETE) ..................................................................... 118De inhoud van de geheugenkaart controleren (INFO) ......................................................... 118

Een bestand van de geheugenkaart inladen in de XP-30 (LOAD) .................................................. 118Data bewaren op geheugenkaart (SAVE) ........................................................................................... 118De fabrieksinstellingen oproepen (FACTORY RESET) .................................................................... 119

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule....................................120

GM Mode oproepen............................................................................................................................... 120De klankbron initialiseren voor GM System-basisinstellingen............................................ 120Een GM Score afspelen............................................................................................................... 120

GM Mode-instellingen wijzigen........................................................................................................... 121Effectinstellingen maken in GM Mode (EFFECTS)................................................................ 121Een Part instellen (PART) .......................................................................................................... 123MIDI-informatie van de Parts controleren (INFO) ................................................................ 123

Handige functies in GM Mode (GM Utility) ...................................................................................... 123Effectinstellingen kopi�ren (COPY) ......................................................................................... 124GM Mode initialiseren (INIT) ................................................................................................... 124GM Mode-instellingen verzenden (XFER) .............................................................................. 124

10

Inhoud

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30 ..................................125

Het gebruik van Patches........................................................................................................................ 125Filtereigenschappen versterken ................................................................................................ 125De noot van de opmaat laten klinken wanneer u een neerslagnoot speelt ........................ 125Een gemoduleerde noot aanhouden ........................................................................................ 125De LFO-cyclus synchroniseren met het System Tempo........................................................ 125Multi-Effects aanpassen aan het systeemtempo..................................................................... 126De rotatiesnelheid van het Rotary-effect wijzigen met een pedaalschakelaar................... 126Phrase Loops spelen aan het systeemtempo........................................................................... 126De panning van een klank in Real Time regelen met de slider............................................ 127

Live spelen op de XP-30 ........................................................................................................................ 127Meerdere klanken van een extern MIDI-apparaat tegelijkertijd uitwisselen..................... 127Van klank veranderen met een pedaalschakelaar.................................................................. 127

Externe MIDI-apparatuur ..................................................................................................................... 128Met de XP-30 externe MIDI-apparaten aansturen ................................................................. 128De klankbron van de XP-30 aansturen vanuit een extern MIDI-apparaat ......................... 128XP-30-klanken kiezen vanuit een extern MIDI-apparaat...................................................... 128

Desktop Music ........................................................................................................................................ 130De XP-30 aansluiten op uw computer ..................................................................................... 130Het klavier loskoppelen van de interne klankbron (Local OFF).......................................... 133

Appendix ........................................................ 135

Problemen oplossen...........................................................................136

Foutmeldingen ....................................................................................138

Overzicht van de Procedures ............................................................139

Parameters, golfvormen, Patches, enz. ...........................................143

Specificaties ........................................................................................144

Index.....................................................................................................145

11

Voornaamste eigenschappen

Hoogwaardige Synthesizer- Klankbron

64-stemmige Polyfonie en 16-Part Multitimbraal

De XP-30 is multitimbrale klankbron (16 parts) die tot 64 noten tegelijkertijd kan spelen. Wanneer u hem gebruikt met een externe sequencer of computer, worden de creatieve mogelijkheden van de XP-30 echt duidelijk (p. 37).

Krachtige ingebouwde effecten

Dankzij de geavanceerde DSP-technologie (Digital Signal Processor) kan u beschikken over een brede waaier aan effecten van studiokwaliteit. Naast het Multi-Effects- gedeelte (EFX) met zijn 40 verschillende effecttypes beschikt de XP-30 eveneens over een afzonderlijke chorus en reverb (p. 57).

Extensive Tone Structure Range

U kan kiezen uit tien Structuren voor het combineren van basisklankelementen, wat u een grote flexibiliteit geeft bij het cre�ren van klanken. Een ring modulator en een booster breiden de mogelijkheden nog uit (p. 66).

Een brede waaier aan opties voor arpeggio en gitaarsimulatie

Met [ARPEGGIO] kan u verscheidene arpeggioÕs cre�ren en de ritmische aanslag van een gitaar nabootsen door gewoon een akkoord te spelen. U kan zelfs kiezen welke ritmische ÒfeelÓ u aan de song wil geven (p. 52).

General MIDI System-compatibel

De XP-30 beschikt over een modus die compatibel is met het General MIDI System, het standaardformaat voor desktop music (DTM) systems, en kan songdata die compatibel zijn met het General MIDI System, afspelen (p. 120).

Mogelijkheid tot uitbreiden

U kan twee Wave Expansion Boards tegelijk installeren

De XP-30 biedt plaats aan twee Wave Expansion Boards van de SR-JV80-serie, waardoor u het aantal klanken enorm kan uitbreiden (p. 16 ).

Data van de Populaire Wave Expansion Boards reeds aanwezig

De data van de drie poulaire Wave Expansion Boards, de SR-JV80-02 ÒOrchestral,Ó SR-JV80-09 ÒSessionÓ en SR-JV80-11 ÒTechno CollectionÓ zijn reeds aanwezig.

Dit betekent dat u in de praktijk onmiddellijke toegang hebt tot de klanken van vijf Wave Expansion Boards en dat u kan vertrekken van een groot arsenaal aan waveform data om uw eigen klanken te cre�ren.

Snelle en intuïtieve bediening

Zeer eenvoudig te bedienen

De bediening wordt vereenvoudigd dankzij de specifieke knoppen die voor elke functie voorzien zijn. Met de reeks functieknoppen onder de display kan u intu�tief editen (p. 39).

Beschikt over de populaire Patch Search- en Phrase Preview-functies van de JV-2080

Dankzij de Patch Search-functie (p. 28, 44) vindt u snel de patch die u zoekt, door gewoon een patch-categorie aan te duiden. Als u dan op [PHRASE PREVIEW] drukt, hoort u die patch een frase spelen die bij dat patch-type past. (Phrase Preview-functie, p. 29, 45)

Snelle wijziging van het geluid met de Sound Palette Sliders

Met de vier sliders in het PALETTE-gedeelte kan u de klankkleur en het volume van de klanken regelen terwijl u speelt (p. 32, 46, 50).

Computer Interface Connector

Dankzij een speciale computerkabel kan u uw XP-30 probleemloos aansluiten op uw computer, zodat u hem kan gebruiken in combinatie met muzieksoftware (p. 130).

General MIDI SystemHet General MIDI system is een reeks aanbevelingen waarmee getracht wordt een manier aan te reiken om de beberkingen van merkgebonden ontwerpen te overstijgen en om de MIDI-capaciteiten van geluids-producerende apparaten te standaardiseren. Geluids-apparaten en muziekbestanden die voldoen aan de General MIDI-normen dragen het General MIDI-logo ( ). Muziekbestanden met het General MIDI-logo kan u afspelen met gelijk welk geluidstoestel dat het General MIDI system hanteert.

12

BA

H

C D E

Voor- en achterpaneel

Voorpaneel

A

Volume Slider

Met deze slider regelt u het globale volume van het signaal van de OUTPUT jacks en de PHONES jack.

p. 22

B PALETTE-gedeelte

Met de vier sliders wijzigt u de klanken in real time.

[FILTER/ENV]

Zet deze knop op ON wanneer u filter- en/of envelope- instellingen in real time wijzigt met de vier sliders (CUTOFF/RESO./ATTACK/DECAY).

p. 32, 47, 50

[LEVEL]

Zet deze knop op ON wanneer u de volumebalans in real time regelt met de vier sliders (1/2/3/4).

p. 32, 47, 50

[CONTROLLER]

Kan aangezet worden wanneer u verscheidene parameters wil toewijzen aan de vier sliders en het geluid wil wijzigen terwijl u speelt (C1/C2/C3/C4).

p. 30

C KEY EFFECTS-gedeelte

Met deze knoppen kan u verschillende functies toewijzen aan de toetsen van het klavier van de XP-30.

[PORTAMENTO]

Hiermee zet u Portamento aan/uit.

p. 31, 46

[SOLO]

In deze functie speelt u ��n noot tegelijkertijd.

p. 31, 46

[TRANSPOSE]

Hiermee transponeert u het klavier.

p. 56

[ARPEGGIO]

Hiermee zet u de Arpeggiator aan/uit.

p. 32, 52

[+OCT], [-OCT]

Hiermee schuift u het klavier 1 tot 3 octaven hoger of l.ager.

p. 55Als u met [TRANSPOSE] ingedrukt op een van deze knoppen drukt, kan u de gewenste transpositie instellen.

p. 56

D MODE-gedeelte

Met de knoppen in dit gedeelte kiest u de modes. De indicator van de geselecteerde mode licht op.

p. 38

[PERFORM]/[GM]

Hiermee kiest u de Performance mode. Houd [SHIFT] en druk op [PERFORM] om GM mode te kiezen.

p. 47, 120

[PATCH]/[PART]

Hiermee kiest u de Patch mode. Als u met [PERFORM] ingedrukt op [PATCH] drukt, kan u voor elke partij van de performance de patch-instellingen wijzigen.

p. 43, 50, 62

[SYSTEM]

Hiermee kiest u de System mode.

p. 104

[RHYTHM]

Hiermee kiest u de Rhythm Set mode.

p. 51

[UTIL/CARD]

Hiermee kiest u de Utility/Card mode.

p. 111

[EFFECTS ON/OFF]

Hiermee zet u de interne effecten (Multi-Effects, Chorus, Reverb) aan/uit.

p. 58

E

Display

Toont allerlei informatie over de momenteel geselecteerde functie of handeling.

[PHRASE PREVIEW]

Druk op deze knop als u een frase van een bepaalde patch wil beluisteren.

p. 29, 45

13

Voor- en achterpaneel

[EDIT]

Druk op deze knop als u verschillende instellingen wil wijzigen. Selecteer het display-scherm van de parameter die u wil wijzigen met de functieknoppen.

Function Buttons

De functie van deze knoppen hangt af van de bedienings-modus en de status van de [EDIT]-indicator.

p. 39

[1–8/9–16]

Met deze knop bepaalt u welke Parts (1Ð8/9Ð16) u kan selecteren met de functieknoppen.

p. 39

[EXIT]/[PANIC]

EXIT:

Met deze knop keert u terug naar de Play-display van een mode of annuleert u een handeling.

PANIC:

Als er om een of andere reden noten blijven hangen en blijven doorklinken, houd dan SHIFT ingedrukt en druk op deze knop om dit probleem te verhelpen.

p. 56

[UNDO/COMPARE]

De functie van deze knoppen hangt af van de handeling die wordt uitgevoerd.

UNDO:

Met deze knop zet u een gewijzigde waarde terug op de oorspronkelijke waarde.

p. 59, 61, 62

COMPARE:

Druk hierop om het geluid op de bestemming of bij de bron te controleren, wanneer u Tone settings opslaat of kopieert.

p. 112, 114

[PALETTE EDIT]

Druk hierop als u de Palette display wil gebruiken om Patch- of Performance-instellingen te wijzigen.

p. 59, 61

F

VALUE Dial

Met deze dial wijzigt u waarden. Als u met [SHIFT] ingedrukt aan de VALUE dial draait, verandert de waarde

met grotere stappen.

p. 41

[INC], [DEC]

Met deze knoppen wijzigt u waarden. Als u ��n knop ingedrukt houdt en dan op de andere drukt, verandert de waarde sneller. Als u met [SHIFT] ingedrukt op een van deze knoppen drukt, verandert de waarde met grotere stappen.

p. 41

[ ], [ ] (Cursor-knoppen)

Hiermee verplaatst u de cursor (onderlijning).

[ ], [ ] (Pagina-knoppen)

Als er links in de display een of staat, kan u met deze knoppen naar andere parameter-displays gaan.

[0]–[9] (Numerieke toetsen)

Hiermee stelt u waarden in. U kan zowel numerieke waarden als alfanumerieke karakters invoeren.

p. 41Wanneer [CATEGORY] aan staat, kan u met deze knop een categorie kiezen in de Patch Search-functie.

p. 28, 44

[SHIFT]

Wordt gebruikt in combinatie met andere knoppen. Bij som-mige knoppen op het voorpaneel staat een grijze benaming. Dit is hun funcie in combinatie met [SHIFT].

[ENTER]/[DIGIT HOLD]

ENTER:

Hiermee bevestigt u een waarde of een handeling.

DIGIT HOLD:

Hou [SHIFT] en druk op deze knop om de Digit Hold-functie aan/uit te zetten. Met Digit Hold aan blijven de 100-tallen en de 10-tallen staan en veranderen enkel de 1-heden. U kan dus Patches kiezen met de numerieke toetsen voor de plaats van de eenheden, zonder op [ENTER] te drukken. Hetzelfde geldt wanneer u Performances of Rhythm sets kiest.

p. 44

[CATEGORY]/[DEMO]

CATEGORY:

Kies een patch met de Patch Search-functie.

p. 28, 44

DEMO:

Hou [SHIFT] ingedrukt en druk op deze knop om de demo te beluisteren.

p. 24

G WAVE EXPANSION-gedeelte

Hier kan u klanken kiezen uit een Wave Expansion.

p. 27

[EXP A], [EXP B], [EXP C]

Hiermee kiest u klanken uit de interne Wave Expansion.

EXP-A:

ÒSessionÓ

EXP-B:

ÒOrchestralÓ

EXP-C:

ÒTechno CollectionÓ

[EXP D], [EXP E]

Hiermee kiest u klanken uit de Wave Expansion Board slots (EXP-D en E).

GF

14

Voor- en achterpaneel

H

Pitch Bend/Modulation-hendel

Hiermee bepaalt u de pitch bend of past u vibrato toe. Afhankelijk van de instellingen kan u hiermee ook andere parameters aansturen.

p. 30

Achterpaneel

Power-schakelaar

Hiermee schakelt u het toestel in/uit.

→p. 22

AC-aansluitingSluit de AC-stroomkabel (bijgeleverd) hierop aan. →p. 20

* Bij toestellen die op 117V werken, hangt de AC-kabel vast aan

het toestel.fig.0-02a

MEMORY CARD-gleufIn deze gleuf kan u een optionele memory card (SmartMedia) schuiven. →p. 111fig.0-02b

MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)Via deze connectors kan u het toestel verbinden met andere MIDI-apparaten om MIDI-boodschappen te verzenden en te ontvangen. →p. 20, 115, 128fig.0-02c

COMPUTER-schakelaarDe positie waarin u deze schakelaar moet zetten, hangt af van het type computer dat aangesloten is op de Computer-connector of van de software die u gebruikt. Schakel het toestel uit vooraleer u deze schakelaar verzet. Als u de MIDI-connectors wil gebruiken, zet deze schakelaar dan op MIDI. →p. 130

COMPUTER-connectorHierop kan u een speciale computerkabel (afzonderlijk verkocht) aansluiten. Het type kabel dat u nodig hebt, hangt af van uw computer.Als de computer-schakelaar links hiervan op MIDI staat, kan deze connector niet gebruikt worden. →p. 130fig.0-02d

CONTROL PEDAL JackOp deze jack kan u een optionele expressiepedaal aansluiten. Door een bepaalde functie aan de pedaal toe te wijzen, kan u hem gebruiken om klanken te kiezen of te wijzigen of om nog andere functies mee aan te sturen. U kan ook een optionele pedaalschakelaar aansluiten, om een klank aan te houden. →p. 20, 106

HOLD PEDAL JackOp deze jack kan u een optionele pedaalschakelaar aansluiten en hem gebruiken als hold pedal. →p. 20, 106fig.0-02e

OUTPUT Jacks (L (MONO), R)Deze jacks sturen het audio signal in stereo uit naar de aangesloten mixer/geluidssysteem. Voor een mono-output dient u de L jack te gebruiken. →p. 20

PHONES JackOp deze jack kan u, indien gewenst, een hoofdtelefoon aansluiten. →p. 20fig.0-02f

15

Quic

k S

tart

Quick Start

16

Voorbereiding

De Wave Expansion Boards installeren

U kan tot twee Wave Expansion Boards (SR-JV80-serie; apart verkocht) installeren in de EXP-D- en E-sleuven van de XP-30. Wave Expansion Boards bevatten Wave data, alsook Patches en Rhythm Sets die deze Wave data gebruiken, welke u rechtstreeks in de temporary area kan oproepen en spelen.

Voorzorgen wanneer u een Wave Expansion Board installeert

Om schade aan de interne componenten als gevolg van statische elektriciteit te voorkomen, gelieve de volgende zaken in acht te nemen wanneer u met het board omgaat.¥ Neem steeds eerst een metalen voorwerp (bv. een buis) vast voordat

u het board aanraakt, zodat u zeker bent dat alle statische elektriciteit die u mogelijk meedroeg, ontladen is.

¥ Neem het board uitsluitend bij de randen vast. Raak geen enkele van de electronische componenten of connectors aan.

¥ Bewaar het zakje waarin het board oorspronkelijk vepakt zat, en stop het board erin wanneer u het opbergt of transporteert.

Gebruik een Philips schroevendraaier van een formaat dat past op de schroef (een nr 2). Met een ongeschikte schroevendraaier kan u de kop van de schroef beschadigen.

Om een schroef te verwijderen, draait u ze in tegenwijzerzin. Om ze vast te maken, draait u ze in wijzerzin.

Verwijder enkel de aangeduide schroeven wanneer u de Wave Expansion Boards installeert.

Zorg ervoor dat de schroeven die u verwijdert, niet in het binnenwerk van de XP-30 vallen.

Laat het dekplaatje aan de onderzijde niet open. Bevestig het opnieuw nadat u de Wave Expansion Boards hebt ge�nstalleerd.

Raak de circuits of de contactpunten niet aan.

Pas op dat u zich niet snijdt aan de rand van het installatiecompartiment.

Oefen nooit te veel kracht uit wanneer u een circuit board installeert. Als u het niet van de eerste keer op zÕn plaats krijgt, verwijder het dan en probeer opnieuw.

Controleer alles nogmaals wanneer de installatie voltooid is.

Om een optioneel Wave Expansion Board (SR-JV80-serie; apart verkocht) te installeren, moet het dekplaatje aan de onderzijde van het toestel verwijderd worden. Er zijn twee sleuven (EXP-D en E) waarin u een board kan installeren. De slots EXP-D en E komen overeen met de groep (XP-D en E) die u moet selecteren om een Wave, Patch of Rhythm Set te kiezen van het Wave Expansion Board.

Wanneer u met een Patch of Rhythm Set speelt die de Wave data van een Wave Expansion Board gebruiken, dan moet u het juiste Wave Expansion Board installeren in de XP-30 om het geluid correct te kunnen weergeven

vastlos

17

Voorbereiding

Quic

k S

tart

1

Schakel de XP-30 en alle aangesloten apparaten uit en koppel alle kabels van de XP-30 los, voordat u het Wave Expansion Board installeert.

2

Leg de XP-30 onondersteboven en verwijder enkel de schroeven aangeduid in de onderstaande figuur.

fig.Q-02a.e

3

Binnenin bevinden zich twee connectors en zes board-houders. Plaats de connectors van het Wave Expansion Board in de interne connectors en zorg daarbij dat de board-houders in de gaatjes van het Wave Expansion Board komen.

fig.Q-02b.e

Indien hetzelfde type van Wave Expansion Board wordt ge�nstalleerd in de EXP-D-sleuf en de EXP-E-sleuf, zal u enkel data kunnen selecteren van het Wave Expansion Board dat in de EXP-D-sleuf zit. De XP-30 bevat reeds de data van de volgende drie Wave Expansion Boards, dus als een van deze drie Wave Expansion Boards ge�nstalleerd is, zal u enkel de interne data (XP-AÐC) kunnen kiezen.

SR-JV80-09 ÒSessionÓ (XP-A)

SR-JV80-02 ÒOrchestralÓ (XP-B)

SR-JV80-11 ÒTechno CollectionÓ (XP-C)

Schroeven die u dient te verwijderen

Wave Expansion Board

Connector

Board-houderEXP D

EXP E

18

Voorbereiding

4

Met de installatiesleutel die bij het Wave Expansion Board is bijgeleverd, draait u de houders in wijzerzin (vast), om het board op zijn plaats te bevestigen.

fig.Q-02c.e

5

Gebruik de schroeven die u in stap 2 hebt verwijderd, om het dekplaatje weer op zijn plaats te bevestigen.

Daarmee is de installatie van het Wave Expansion Board voltooid.

6

Sluit de kabels die u had afgekoppeld weer aan.

7

Zet het toestel aan, zoals beschreven in

“Het toestel aanzetten”

(p. 22).

8

Druk op [PATCH] om de PATCH PLAY-display op te roepen.

fig.Q-03

InstallatiesleutelVAST

19

Voorbereiding

Quic

k S

tart

9

Druk op [EXP D] of [EXP E], en controleer of u patches van de Wave Expansion Boards D of E kan kiezen. De indicator van [EXP D] of [EXP E] licht op en de volgende display verschijnt.

fig.Q-04

Als u geen patches van de Wave Expansion Boards kan kiezen, is het mogelijk dat het ge�nstalleerde Wave Expansion Board niet correct herkend wordt. Schakel het toestel uit zoals beschreven in “Het toestel uitschakelen” (p. 22), en installeer het Wave Expansion Board opnieuw.

20

Voorbereiding

Aansluitingen maken

De XP-30 bevat geen versterker of luidsprekers. Om het geluid te horen, moet u hem aansluiten op een keyboardversterker, een audiosysteem of een hoofdtelefoon. Raadpleeg onderstaand schema en sluit de XP-30 aan op de externe apparatuur die u gebruikt.

fig.Q-05.e

1

Zorg ervoor dat alle apparaten uitgeschakeld zijn, voordat u enige aansluitingen maakt.

Naar stopcontact

Expressiepedaal (EV-5) of pedaalschakelaar

Pedaalschakelaar

Extern MIDI-apparaat

Stereo hoofdtelefoon

Stereo-installatie, e.d. Luidspreker met ingebouwdeversterker, keyboardversterker

Roland

Om defecten en/of schade aan luidsprekers en andere toestellen te voorkomen, dient u steeds het volume dicht te zetten en alle apparaten uit te schakelen voor u iets aansluit.

21

Voorbereiding

Quic

k S

tart

2

Sluit de bijgeleverde AC-stroomkabel aan op de XP-30, en stop het andere uiteinde in een AC-stopcontact.

3

Sluit audiokabels en MIDI-kabels aan zoals getoond in het schema. Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit hem dan aan op de PHONES jack. Indien nodig, kan u ook nog een expressiepedaal en/of een pedaalschakelaar aansluiten.

Bij de 117Volt-versie hangt de AC-stroomkabel vast aan het toestel.

Om de kwaliteiten van de XP-30 volledig tot hun recht te laten komen, raden we aan om een stereo versterker of geluids-systeem te gebruiken, Als u met een mono-systeem werkt, gebruik dan de OUTPUT jack L (MONO).

Voor meer informatie over het aansluiten op een computer, zie “De XP-30 aansluiten op uw computer” (p. 130).

De CONTROL PEDAL jack kan ook dienen voor pedaalschakelaars.

Gebruik enkel de aan-geduide expressiepedaal (EV-5; apart verkocht). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u defecten en/of schade aan het toestel.

22

Voorbereiding

Het toestel aanzetten

1

Controleer de volgende zaken voor u het toestel aanzet:

¥ Zijn alle externe apparaten correct aangesloten op de XP-30 ?¥ Staan de volumeregelaars van de XP-30 en de versterker/

geluidsinstallatie helemaal dicht?

2

Zet het toestel aan met de Power-schakelaar op het achterpaneel van de XP-30.

fig.Q-06

3

Zet uw versterker of audiosysteem aan.

4

Speel op de XP-30 en verhoog geleidelijk het volume van de XP-30, uw versterker of mixer tot op het gewenste niveau.

fig.Q-07

Het toestel uitschakelen

1

Controleer de volgende zaken voor u het toestel uitschakelt:

¥ Staan de volumeregelaars van de XP-30 en de versterker/geluidsinstallatie helemaal dicht?

¥ Hebt u uw belangrijke data opgeslagen op een memory card (p. 118)?

2

Schakel uw versterker/geluidssysteem uit.

3

Schakel de XP-30 uit.

Zet, nadat u de aansluitingen hebt gemaakt (p. 20), de verschillende toestellen aan in de opgegeven volgorde. Als u de toestellen in een verkeerde volgorde aan zet, riskeert u defecten en/of schade aan luidsprekers en andere toestellen.

Dit toestel is uitgerust met een beveiligingscircuit. Na het aanzetten duurt het enkele seconden voordat de normale werking begint.

Let erop dat u de VOLUME slider van de XP-30 niet te hoog zet. Een te hoog volume kan uw versterker, uw luidsprekers of u w gehoor beschadigen.

23

Voorbereiding

Quic

k S

tart

De fabrieksinstellingen opnieuw

inladen (Factory Reset)

Laad de fabrieksinstellingen in door middel van

Factory Reset

voordat u de XP-30 de eerste maal gebruikt. Andere instellingen kunnen tot onverwachte resultaten leiden.

fig.Q-08

1

Druk op [UTIL/CARD] zodat de indicator knippert.

De UTIL 1-display verschijnt.

fig.Q-09

2

Druk op [ ].

De UTIL 2-display verschijnt.

fig.Q-09a

3

Druk op numerieke toets [4].

De FACTORY RESET display verschijnt.

fig.Q-10

4

Druk op [ENTER].

Indien de boodschap ÒInternal Write Protect= ONÓ verschijnt, druk dan op [DEC] om deze instelling op OFF te zetten. Als u op [ENTER] drukt, verdwijnt deze boodschap; en als u nogmaals op [ENTER] drukt, worden de fabrieksinstellingen opnieuw ingeladen.

De Factory Reset-handeling zet alle data in het interne geheugen en het user memory terug op de fabrieksinstellingen. Bewaar belangrijke data op een memory card voordat u deze handeling uitvoert (p. 118).

1 2 3 4

24

De Demo Song beluisteren

De XP-30 bevat 9 demo songs, die u met

Demo Play

kan afspelen. Dit is het beste voorbeeld van de uitzonderlijke klanken en effecten van de XP-30.

Demo Song Componist/Copyright

TRANSFERENCE Scott Tibbs © 1999 Roland CorporationCHANTERELLE Scott Tibbs © 1999 Roland CorporationVECTORIAL Scott Tibbs © 1999 Roland CorporationAll In Good Time Scott Wilkie © 1999 Scott Wilkie Media (ASCAP)TEKKNO MILLENNIUM MASA © 1999 COPYRIGHT CONTROLA ShadowÕs March Steve Lu © 1999 Stephen LuGuitars Forever Gundy Keller © 1999 Gundy Keller / A-TOWN recordingsRude99 Hans-Joerg Scheffler © 1999 Hans SchefflerOvertime Hans-Joerg Scheffler © 1999 Hans Scheffler

fig.Q-11

1

Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CATEGORY].

De DEMO PLAY-display verschijnt.

fig.Q-12

2

Draai aan de VALUE dial gebruik [INC]/[DEC] om de song te kiezen die u wil horen.

Als u ÒCHAIN-PLAYÓ selecteert, worden de songs een voor een afgespeeld, te beginnen met de eerste.

3

Druk op [ENTER] om de demo song te starten.

Wanneer een demo song helemaal ten einde is, keert hij automatisch terug naar het begin en wordt de weergave herhaald. Om de weergave te onderbreken, drukt u op [EXIT].

fig.Q-13

4

Druk op [EXIT] om terug te keren naar de vorige display.

Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van ditmateriaal voor andere doeleinden dan het beluisteren in persoonlijke, huislijke kring is een over-treding van de toepasbare wetten

1 324

Van de gespeelde muziek worden geen data uitge-stuurd via MIDI OUT.

25

De Demo Song beluisteren

Quic

k S

tart

■ De Componisten

Scott TibbsScott Tibbs heeft reeds bij verschillende orkesten, waaronder het Atlanta Symphony Orchestra, gespeeld en gedirigeerd, in de Verenigde Staten, Canada, Latijns-Amerika en Japan. Zijn composities gaan van talrijke film-, theater- en televisieprojecten tot symfonische concerten. De afgelopen vier jaar doceerde hij muziekcompositie en -theorie aan de UCLA, waar hij een doctoraat kreeg in de compositie. Hij heeft opgetreden met bekende artiesten zoals Dizzy Gillespie, Bill Cosby, Jerry Sienfeld, Bobby Shew, om er maar enkele te noemen.

Gundy KellerGundy Keller, een in Duitsland gevestigde gitarist, songwriter en producer, geeft al sinds 1986 demonstraties voor Roland op internationaal vlak. Gundy richt zich vooral op de GR-synthesizers en de V-Guitar, zowel voor internationale muziekconventies als voor opnamesessies die om buitengewone gitaarklanken vragen. Behalve zijn eigen productiehuis, heeft hij ook de Rocksound Music School opgericht, een priv�-instituut voor muzikale opleiding, waarvan hij directeur is. Onder meer op de Roland VG-8 Demo CD en de Roland GR-30 Video vinden we zijn werk terug.

Steve LuSteve Lu studeerde onlangs af aan het Berklee College of Music. Tussen zijn recente werk vinden we niet alleen een soundtrack album met daarop een synthesizer-remake van filmtemaÕs zoals ÒTitanicÓ en ÒThe RockÓ, maar ook de productie en arrangementen voor het album van saxofonist Jimmy Reid. Momenteel werkt hij aan een project met de artiesten Brandy en Ray-J.

Scott WilkieScott Wilkie is een hedendaagse jazz-studiomuzikant, gevestigd in Zuid-Californi�. Hij gaat vaak op tournee met zij eigen band, en speelt ook voor Roland in de V.S., Japan, Europa Zuid-Amerika. Zij eerste solo-album, Boundless, werd in 1999 wereldwijd uitgebracht door Narada/Virgin Records. Op Internet treft u hem aan op www.scottwilkie.com.

Hans-Joerg SchefflerGeboren en getogen in de Ruhr-vallei, het grootste industriegebied van Duitsland, had Hans een natuurlijke voorliefde voor lawaai en ritme.Tegenwoordig runt hij zijn eigen bedrijf, DIGITAL AUDIO DESIGN, dat sample-CDÕs en CD ROMÕs produceert.Hij werkt voor Roland als pro audio product specialist, als klankontwerper voor expansion boards en als componist van demo songs. Hij bracht reeds verscheidene CDÕs uit die het Roland RSS-systeem gebruiken.Soundclips van zijn werk kan u downloaden op: http://www.united-sound.com/usmaster/cell2downde.htm

MASAMasa treedt sinds begin jaren Ô90 vooral live op op psychedelische trance parties.In het voorjaar van 1996 bracht hij het album ÒJust InsideÓ van East-West uit. De interesse in zijn werk groeit en er verschijnen nieuwe releases onder diverse labels, waaronder Tokyo Tekno Tribe Records en Psy-Harmonics.Web site: www.ifnet.or.jp/~masa-k/

26

De Klanken

Patches kiezen en klanken spelenDe XP-30 bevat een groot aantal onmiddellijk beschikbare geluiden. De klanken die u kiest en speelt op de XP-30, worden algemeen Patches genoemd. Die Patches kiest u als volgt.

fig.Q-14

1 Druk op [PATCH] zodat de indicator oplicht.

De PATCH PLAY-display verschijnt.fig.Q-15

2 Speel op het klavier en luister naar het geluid.

3 Om een andere Patch te kiezen, draait u aan de VALUE dial of drukt u op [INC]/[DEC].

4 Om van Patch-groep te veranderen, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op een toets van [1] t.e.m. [6] op het numerieke toetsenbord.

[SHIFT] + [1]: PR-A (Preset A)[SHIFT] + [2]: PR-B (Preset B)[SHIFT] + [3]: PR-C (Preset C)[SHIFT] + [4]: PR-D (GM (General MIDI))[SHIFT] + [5]: PR-E (Preset E)[SHIFT] + [6]: USER (User)

1 3 4

Als u de Phrase Preview- functie gebruikt, kan u een voorgeprogrammeerde frase beluisteren, die bij de gekozen patch past (p. 29).

27

De Klanken

Quic

k S

tartWave Expansion Patches kiezen

De XP-30 bevat de patches van de volgende populaire Wave Expansion Boards:¥ SR-JV80-09 ÒSessionÓ¥ SR-JV80-02 ÒOrchestralÓ¥ SR-JV80-11 ÒTechno CollectionÓ

Deze patches selecteert en speelt u als volgt.fig.Q-16

1 Druk op [PATCH] zodat de indicator oplicht.

De PATCH PLAY-display verschijnt.fig.Q-15

2 Met [EXP A]Ð[EXP C] kiest u de Wave Expansion Patch die u wil horen.

[EXP A]: ÒSessionÓ[EXP B]: ÒOrchestralÓ[EXP C]: ÒTechno CollectionÓ

fig.Q-17

3 Speel op het klavier en luister naar het geluid.

4 Om een andere Patch te kiezen, draait u aan de VALUE dial of drukt u op [INC]/[DEC].

1 4 2

Wanneer er een Wave Expansion Board van de SR-JV80-serie (apart verkocht) ge�nstalleerd is in de EXP-D of EXP-E Wave Expansion Board-sleuf, kan u met [EXP D] of [EXP E] de overeenkomstige patches kiezen.

Als u de Phrase Preview- functie gebruikt, kan u een voorgeprogrammeerde frase beluisteren, die bij de gekozen patch past (p. 29).

28

De Klanken

Patches kiezen volgens hun Categorie (Patch Search-functie)

De JV-2080 is voorzien van een Patch Search-functie waarmee u snel Patches van het opgegeven type (Categorie) kan zoeken. De 38 categorie�n zijn ingedeeld in 10 groepen.Onderstaand voorbeeld toont hoe u Patches van het orgel-type kan vinden.

fig.Q-18

1 Druk op [PATCH] zodat de indicator oplicht.

De PATCH PLAY-display verschijnt.fig.Q-15

2 Druk op [CATEGORY] zodat de indicator oplicht.

De Patch Search-functie wordt ingeschakeld en in de plaats van de patch number display verschijnt de category display.

fig.Q-19

3 Kies de categorie. Houd [CATEGORY] ingedrukt en druk op [2 (KEY&ORG)].

fig.Q-20

4 Kies voor dit voorbeeld de Organ-categorie (ORG) door op numerieke toets [4] te drukken.

Nu kan u patches van het Organ-type kiezen.

1 5 2,6 3 4

Nu kan u binnen de opgegeven categorie patches kiezen, ofwel met de VALUE dial, of met [INC] of [DEC]. Om van categoriegroep te veranderen gebruikt u de numerieke toetsen.

Voor details over de beschikbare categorie�n, zie pag. 45.

29

De Klanken

Quic

k S

tart5 Kies een patch met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

6 Druk op [CATEGORY] zodat de indicator uitgaat.

De Patch Search-functie wordt uitgeschakeld en de normale PATCH PLAY-display verschijnt opnieuw.

De Patches voorbeluisteren (Phrase Preview)

Met de XP-30 kan u Patches voorbeluisteren. Voor elk Patch-type is er een frase geprogrammeerd die u een voorproefje geeft van die patch.

fig.Q-21

1 Druk op [PATCH] zodat de indicator oplicht.

De PATCH PLAY-display verschijnt.fig.Q-15

2 Houd [PHRASE PREVIEW] ingedrukt.

Als de fabrieksinstellingen werden ingeladen, dan hoort u de patch USER: 001 Temple of XP .

3 De frase stopt met spelen wanneer u [PHRASE PREVIEW] loslaat.

Als u de Phrase Preview- functie gebruikt, kan u een voorgeprogrammeerde frase beluisteren, die bij de gekozen patch past (p. 29).

1 2,3

U kan de frase en de manier waarop ze door de Phrase Preview gespeeld wordt, veranderen. Voor details, zie “Patches spelen met Phrase Preview” (p. 45), en “Phrase Preview-instellingen (PREVIEW)” (p. 109).

30

De Klanken

Probeer de Performance-functies uitDe XP-30 is voorzien van een aantal regelaars waarmee u het geluid kan modifi�ren. Probeer ze uit terwijl u speelt en luister naar het effect ervan.

■ Aanslagwaarde/AftertouchDe kracht waarmee u een toets aanslaat (aanslagwaarde of velocity) kan het volume of de klankkleur van het geluid be�nvloeden. De Aftertouch (druk die u na het spelen van de nootop de toets uitoefent) heeft ook invloed op het geluid.

■ Pitch Bend/Modulation-hendelBeweeg tijdens het spelen deze hendel naar links om de toonhoogte te verlagen en naar rechts om ze te verhogen. Dit noemen we Pitch Bend . U kan ook vibrato toepassen door de hendel naar voren te duwen. Dit noemen we Modulation .Als u de hendel tegelijkertijd naar voren en naar links of rechts beweegt, krijgt u beide effecten tegelijk.

fig.Q-22.e

■ C1–C4 SliderDoor de sliders op en neer te bewegen terwijl u speelt, kan u de verschillende functies die aan de sliders zijn toegewezen, controleren.Dit gaat als volgt: Druk op [CONTROLLER] zodat de indicators oplichten, en beweeg de sliders.Als u [CONTROLLER] ingedrukt houdt, verschijnt de C1 ASSIGN-display, waar u de instellingen voor de respectieve functies van de sliders C1 tot C4 kan verifi�ren of wijzigen. Hou [CONTROLLER] ingedrukt terwijl u de wijzigingen aanbrengt.

fig.Q-23

Het effect dat de regelaars hebben, hangt af van de instellingen voor de geselecteerde Patch. Als het effect van de regelaars moeilijk merkbaar is, kies dan een andere Patch.

Pitch Bend

Modulation

Hoe het geluid verandert, hangt af van de huidige instellingen. Voor details, zie “C1/C2/C3/C4 ASSIGN (C1/C2/C3/C4 Slider Assign)” (p. 107).

Als de fabrieksinstellingen van kracht zijn, kan u met de sliders C1 Ð C4 onderstaande functies bedienen.C1: AFTERTOUCHC2: BREATHC3: PORTA-TIME

(Portamento time)C4: MODULATION

31

De Klanken

Quic

k S

tart■ Hold-pedaal

Als er een pedaalschakelaar aangesloten is op de HOLD PEDAL jack (achterpaneel), kan u door deze pedaal in te drukken, het geluid laten doorklinken (aanhouden), zelfs als u de toetsen loslaat.

■ ExpressiepedaalAls er een expressiepedaal is aangesloten op de CONTROL PEDAL jack (achterpaneel), kan u daarmee het vloume en de klankkleur controleren.

■ SoloDoor op [SOLO] te drukken (indicator licht op), kan u met losse noten spelen. Deze functie komt heel goed van pas wanneer u sax, fluit of een ander monofonisch instrument speelt op het klavier.Met de combinatie van [PORTAMENTO] en [SOLO] kan u bepaalde technieken zoals vioolglissandoÕs nabootsen.

fig.Q-24

■ PortamentoWanneer u tijdens het spelen op [PORTAMENTO] drukt (indicator licht op), kan u de toonhoogte naadloos laten overvloeien van ��n toets naar de volgende.

fig.Q-25

Hoe het geluid verandert, hangt af van de huidige instellingen. Voor details, zie “CONTROL PEDAL” (p. 106).

Voor details, zie “Losse noten spelen (Solo)” (p. 46).

Voor details, zie “Vloeiende toonhoogte-veranderingen (Portamento)” (p. 46).

32

De Klanken

■ Sound PaletteU kan tijdens het spelen de sliders op en neer bewegen om het volume en het karakter van het geluid te veranderen.Om het karakter van het geluid te veranderen, drukt u op [FILTER/ENV] zodat de indicator oplicht, en beweegt u de sliders.Om het volume te veranderen, drukt u op [LEVEL] zodat de indicator oplicht, en beweegt u de sliders.

fig.Q-26

Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)U kan automatisch een gebroken akkoord (arpeggio) spelen, door gewoon een akkoord te spelen. Als u bijvoorbeeld een C majeur-akkoord speelt, speelt de XP-30 een arpeggio in de aard van C → E → G → C → E → G...

fig.Q-27

1 Druk op [PATCH] zodat de indicator oplicht.

De PATCH PLAY-display verschijnt.fig.Q-15

2 Druk op [ARPEGGIO] zodat de indicator oplicht.

Voor details, zie “Het geluid in Realtime wijzigen met de sliders (Sound Palette Function)” (p. 46, 50).

516 2,4,5,7

33

De Klanken

Quic

k S

tart3 Speel een akkoord.

De XP-30 speelt een arpeggio, volgens de noten waaruit het akkoord dat u zonet speelde, bestaat.

4 Blijf [ARPEGGIO] ingedrukt houden en de ARP SELECT-display verschijnt.

fig.Q-28

Op deze pagina kan u de Style, de Accent Rate, de Octave Range en het Tempo van de arpeggio veranderen. De Style verandert u als volgt.

5 Houd [ARPEGGIO] ingedrukt en druk op [ ] of [ ] om de cursor (onderlijning) op de Style-parameter te plaatsen. Met de VALUE dial kan u dan verscheidene instellingen selecteren.

Afhankelijk van de waarde die u ingeeft, verandert de manier waarop de arpeggioÕs gespeeld worden.

6 Houd [ARPEGGIO] ingedrukt en druk op [TRANSPOSE]. De [ARPEGGIO]-indicator begint te knipperen, en de arpeggio blijft doorklinken, zelfs nadat u de toetsen loslaat (Hold).

U kan deze aanhoudende arpeggio stoppen door opnieuw [ARPEGGIO] ingedrukt te houden en op [TRANSPOSE] te drukken. De indicator blijft nu branden in plaats van te knipperen.

7 Om de arpeggio-functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op [ARPEGGIO] zodat de indicator uitgaat.

Meer details over het spelen van arpeggioÕs vindt u in “Arpeggio’s spelen” (p. 52) en “Arpeggio-instellingen (ARPEGGIO)” (p. 104).

34

De Klanken

Percussiegeluiden spelen op het klavierDe Rhythm Sets van de XP-30 bevatten een brede waaier aan percussiegeluiden en speciale effecten. Een Rhythm Set kiezen en percussiegeluiden spelen doet u als volgt.

fig.Q-29

1 Druk op [RHYTHM] zodat de indicator oplicht.

De RHYTHM PLAY-display verschijnt.fig.Q-30

2 Met de verschillende toetsen speelt u verschillende percussie-instrumenten.

In de display verschijnt de laatst ingedrukte toets (Nootnaam) en de naam van het percussie-instrument (Rhythm Tone name) dat aan die toets is toegewezen.

3 Om een andere Rhythm Set te kiezen, draait u aan de VALUE dial of drukt u op [INC]/[DEC].

31

Het percussie-instrument dat door elke toets wordt gespeeld, hangt af van de gekozen Rhythm Set. Voor details, zie ÒRhythm Set ListÓ (Engelstalige handleiding p177).

35

Hoofd

st. 1

Hoofd

st. 2

Hoofd

st. 3

Hoofd

st. 4

Hoofd

st. 5

Hoofd

st. 6

Gevorderd gebruik

36

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Configuratie van de XP-30

Basisconfiguratie

De XP-30 bestaat uit een klankbron en regelaars.

fig.1-01.e

Klankbron

De klankbron van de XP-30 produceert geluid doordat hij reageert op commandoÕs in de vorm van MIDI-boodschappen die hij ontvangt van zijn regelaars. Hij kan eveneens geluid produceren als respons op commandoÕs die hij ontvangt van externe apparaten die op de XP-30 zijn aangesloten.

Regelaars

Met regelaars bedoelen we het klavier, de sliders op het voorpaneel en pedalen die aangesloten zijn op hun respectieve jack op het achterpaneel. Met deze regelaars kan u geluid produceren of modifi�ren.

Indeling van de klanktypes van de XP-30

XP-30-klanken bestaan uit de volgende types:

Tones

In de XP-30 is de Tone de kleinste klankeenheid. Elke Tone bestaat uit ��n klank. Maar wanneer u op de XP-30 speelt, zal u meestal een Patch spelen, die uit verscheidene Tones bestaat. Tones zijn dus elementen die samen een Patch vormen. Tone-configuratie:

fig.1-02.e

WG (Wave Generator)

Met de Wave Generator kan u een golfvorm selecteren en zijn toonhoogte instellen.

TVF (Time Variant Filter)

Met de Time Variant Filter wijzigt u de frequentiekenmerken van de golfvorm.

TVA (Time Variant Amplifier)

Met de Time Variant Amplifier regelt u het volume en de positie van het geluid in een stereo geluidsveld.

Envelope

Envelope gebruikt u om wijzigingen in de loop van de tijd aan te berengen in een geluid. Er zijn aparte Envelopes voor de WG (toonhoogte), TVF (filter) en TVA (volume). Als u bijvoorbeeld de aanslag- en uitsterftijd van een klank wil wijzigen, zal u de TVA Envelope gebruiken om volume-wijzigingen in het geluid in functie van de tijd te regelen.

LFO (Low Frequency Oscillator)

Met de LFO kan u cyclische wijzigingen (modulatie) cre�ren in een geluid. De XP-30 heeft twee LFOÕs. Ze kunnen afzonderelijk of samen worden toegepast op de WG (toonhoogte), TVF (filter) en/of TVA (volume). Als voor-beeld van de werking van deze regelaar kan u een LFO toepassen op de WG (toonhoogte) om vibrato te krijgen. Als u met de LFO de TVA (volume) wijzigt, krijgt u tremolo.

Controller-gedeelte (controllers zoals hetklavier, de pitch bend-hendel, enz.)

Klankbron-gedeelte

U speelt

WG

PitchEnvelope

TVF

TVF Envelope

TVA Envelope

TVA

LFO 1 LFO 2

controlesignaal

Tone

audiosignaal

37

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Hoofd

stuk

1

Patches

Patches zijn de elementaire klankconfiguraties die u speelt tijdens een performance. U kan elke Patch configureren met een combinatie van vier Tones. Hoe de vier Tones worden gecombineerd, wordt bepaald op de STRUCT-display (PATCH/COMMON).

fig.1-03.e

Performances

Het volgende niveau in de klankconfiguratie. E�n enkele Performance groepeert 15 Patches en ��n Rhythm Set zodat ze kunnen worden gecombineert tot ensembles of dikke, volle klanken. De XP-30 kan in ��n Performance 16 instrumentgeluiden aansturen. Omdat de klankbron van de XP-30 meerdere klanken (instrumenten) kan aansturen, spreken we van een Òmultitimbrale klankbronÓ.

fig.1-04.e

Rhythm Sets

Een Rhythm Set is groep percussie-instrumenten (Rhythm Tones). Aangezien percussie-instrumenten doorgaans geen melodie�n spelen, moet u met een percussie-instrument ook geen toonladder kunnen spelen op het klavier. Het is immers van groter belang dat er zoveel mogelijk percussie-instrumenten tegelijkertijd beschikbaar zijn. Daarom geeft elke toets (Nootnummer) van een Rhythm Set een ander percussie-instrument.

fig.1-05.e

Parts

Wanneer de XP-30 gebruikt wordt als een multitimbrale klankbron, doet een andere klankconfiguratie haar intrede, nl. de Part. Een Part bevat een Patch of Rhythm Set. Voor multitimbrale toepassingen bestaat de Performance uit 16 Parts. Een specifieke Patch kan worden toegewezen aan elke Part, behalve Part 10 omdat Part 10 universeel voorbehouden is voor de Drum Part waaraan een Rhythm Set (cfr supra) is toegewezen. In een multitimbrale context kunnen we een Performance vergelijken met een orkest, waarin elke Part een muzikant is, en de Patch of Rhythm Set diens instrument.

Voor details over de volgende items, zie de overeenkomstige paginaÕs.

Het geheugen

(p. 63)

De Effecten

(p. 57)

Patch

Tone 4Tone 3

Tone 2Tone 1

WG

PitchEnvelope

TVF

TVF Envelope

TVA Envelope

TVA

LFO 1 LFO 2

Performance

Patch

Rhythm Set

Part 10 (MIDI receive ch.)

Part 11 (MIDI receive ch.)

Part 16 (MIDI receive ch.)

Patch

Part 1 (MIDI receive ch.)

Part 9 (MIDI receive ch.)

Klavier,MIDI

Geluid

Nootnummer 98 (D7)

Nootnummer 97 (C#7)

Nootnummer 36 (C2)

Nootnummer 35 (B1)

Rhythm Tone (Percussiegeluid)

Rhythm Set

WG

PitchEnvelope

TVF

TVF Envelope

TVA Envelope

TVA

38

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Polyfonie

De XP-30 kan tot 64 stemmen (noten) tegelijkertijd spelen. In de volgende paragrafen wordt uitgelegd wat dit betekent, en wat er gebeurt wanneer er meer dan 64 simultane stemmen van de XP-30 gevraagd worden.

Het aantal stemmen berekenen

De XP-30 kan tot 64 simultane stemmen spelen. Dit aantal is echter niet zondermeer gelijk aan het aantal noten dat gespeeld wordt, maat hangt af van het aantal Tones in elke Patch. Als u ��n Patch speelt die 4 Tones gebruikt, zal u tot 16 noten tegelijkertijd kunnen spelen. Als u de XP-30 in Performance mode gebruikt om een ensemble te spelen, bereken dan het aantal Tones dat door al de Parts gebruikt wordt met de volgende formule.

(aantal noten dat u hoort) x (aantal Tones dat in de gespeelde Patch wordt gebruikt)

Hoe gebruikt een Patch de noten?

Wanneer de XP-30 meer dan 64 simultane stemmen moet spelen, wordt er een klinkende noot uitgeschakeld om plaats te maken voor de nieuwe noot. De noot met de laagste prioriteit zal eerst worden uitgeschakeld. Deze rangorde wordt bepaald door de Voice Priority-instelling.Voice Priority kan u instellen op Last of Loudest. Last betekent dat de eerstgespeelde noot wordt uitgeschakeld wanneer de limiet van 64 stemmen overschreden wordt. Als u Loudest kiest, wordt de noot met het laagste volume uitgeschakeld.Normaal gezien stelt u Voice Priority in op Last.

Note Priority in Performance Mode

Aangezien de Performance mode gewoonlijk gebruikt wordt om een ensemble te spelen dat uit verscheidene Patches bestaat, is het belangrijk welke Parts prioriteit hebben. Deze prioriteit wordt bepaald door de Voice Reserve-instellingen. Wanneer een noot in een Patch moet worden uitgeschakeld om plaats te maken voor een nieuwe noot, geldt de Voice Priority-instelling van de Patch.

Voice Reserve

De XP-30 heeft een Voice Reserve-functie waarmee u een minimumaantal noten kunt reserveren die altijd beschikbaar zijn voor elke Part. Als bijvoorbeeld Voice Reserve op 10 staat voor Part 16, zal Part 16 altijd 10 noten kunnen produceren, zelfs als er meer dan 64 noten (totaal voor alle Parts) gespeeld worden. Bij het instellen van de Voice Reserve moet u rekening houden met het aantal noten dat u in elke PArt wil spelen en met het aantal Tones dat door de gekozen Patch wordt gebruikt.

* In de Voice Reserve-instellingen kan het totaal van alle Parts

nooit groter zijn dan 64 stemmen.

Basisbediening

Een Mode kiezen

De XP-30 beschikt over een groot aantal functies. Om deze functies makkelijk toegankelijk te maken, werden ze gegroepeerd in de volgende modes. De geselecteerde mode bepaalt de werking van de klankbron, hoe de data getoond worden in de display, en hoe de functieknoppen werken.De mode kiest u met de Mode-knoppen. De indicator van de gekozen knop licht op/knippert, en de display verandert naargelang de gekozen mode.

fig.1-06

Klankbron

Door Patch mode, Performance mode, Rhythm Set mode of GM mode te kiezen, bepaalt u de werking van de klankbron. U moet altijd ��n mode kiezen.

Patch Mode

In deze mode kan u een individuele Patch spelen op het klavier of Patch-instellingen wijzigen. Als u in deze mode de XP-30 aanstuurt met een extern MIDIapparaat, fungeert de XP-30 als een single-patch klankbron.

Performance Mode

In deze mode fungeert de XP-30 als een multitimbrale klankbron en kan u Performance-instellingen wijzigen. Als u in deze mode de XP-30 aanstuurt met een extern MIDI-apparaat, fungeert hij als een multitimbrale klankbron. Om de instellingen te wijzigen van een Patch die toegewezen is aan een Part, houdt u [PERFORM] ingedrukt en drukt u op [PATCH]. De indicators van beide knoppen lichten op.

Rhythm Set Mode

In deze mode kan u een Rhythm Set bespelen met het klavier en de Rhythm Set-instellingen wijzigen. In deze mode bespeelt u op het klavier de Rhythm Set, maar de XP-30 blijft fungeren als een multitimbrale klankbron. Dus uw effectinstellingen van de momenteel geselecteerde Performance zijn hoorbaar wanneer u de Rhythm Set bespeelt. Rhythm Sets worden toegewezen aan Part 10 van de Performance. Als u de XP-30 in deze mode aanstuurt met een extern MIDI-apparaat, zal hij nog steeds fungeren als een multitimbrale klankbron.

39

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Hoofd

stuk

1

GM Mode

Deze speciale mode laat de XP-30 fungeren als een GM-compatibele klankbron. Deze mode dient u te kiezen als u een GM score (muziekbestanden gecre�erd voor GM-klankbronnen) wil afspelen.Om GM mode te kiezen, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [PERFORM]. De indicators van [PERFORM], [PATCH] en [RHYTHM] lichten niet op.

System Mode

In deze mode bepaalt u globale XP-30-instellingen zoals stemming, contrast van de display en hoe de MIDI-bood-schappen ontvangen worden.

* Sommige System mode-parameters hebben betrekking op een

volledige Patch of een volledige Performance. Om deze

parameters in te stellen, drukt u op [SYSTEM] in de

geselecteerde mode (Patch of Performance).

Utility/Card Mode

In deze mode kan u instellingen voor de klankgenerator opslaan en verzenden, en kan u instellingen maken met betrekking tot memory cards.

* Sommige Utility/Card mode-parameters hebben betrekking op

een volledige Patch, Performance of Rhythm Set. Om deze

parameters in te stellen, drukt u op [UTIL/CARD] in de

geselecteerde mode (Patch, Performance of Rhythm Set).

De Functieknoppen

Functieknoppen zijn knoppen die verscheidene functies hebben. Welke functie ze uitoefenen, hangt af van de gekozen mode, en van het feit dat [EDIT] aan (indicator aan) of uit (indicator uit) staat. [EDIT] zet u aan en uit door erop te drukken.

fig.1-07

* [EDIT] verandert de functie van de functieknoppen, maar door

op [EDIT] te drukken, verandert de display nog niet. Als u een

instelling wil wijzigen, druk dan op [EDIT] zodat de indicator

oplicht, en druk daarna op een functietoets om de display-groep

te kiezen en de display te veranderen. Wanneer u klaar bent met

de instellingen, drukt u op [EXIT] of op een mode-knop om de

display te veranderen.

In Performance Mode ([EDIT]-indicator is uit)

fig.1-08

De functieknoppen dienen als Part-knoppen ([PART]) waarmee u Parts in- (aan) of uitschakelt (uit). Aangezien er 16 Parts bediend worden met slechts 8 knoppen, dient u met [1-8/9-16] te kiezen welke reeks Parts u wil bedienen. Als de [1-8/9-16]-indicator uit is, kan u de Parts 1Ð8 aan/uit zetten. Als deze indicator brandt, kan u de Parts 9Ð16 aan/uit zetten.Als de [EDIT]-indicator uit staat in de Part setting display, fungeren de functieknoppen als PART-knoppen, waarmee u kiest welke Part u wil editen.

* De functie van de on/off -instelling van de Part hangt af van de

instelling van de Key Mode-parameter (PERFORM/

COMMON/PERFORM COMMON) (p. 79).

40

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

In Patch Mode ([EDIT]-indicator is uit)

fig.1-09

De functieknoppen dienen als Tone Switch-knoppen ([TONE SWITCH]) en Tone Select-knoppen ([TONE SELECT]).Met [TONE SWITCH] kan u elke Tone in de Patch aan (indicator aan) of uit zetten (indicator uit). Wanneer een Tone aan staat, is hij hoorbaar.Met [TONE SELECT] kiest u de Tone die u wil wijzigen. Om een Tone te selecteren voor wijziging, dient u de [EDIT]-indicator in de Tone setting-display uit te zetten. Om twee of meer Tones tegelijkertijd te selecteren, houdt u ��n [TONE SELECT] ingedrukt en drukt u op de andere [TONE SELECT]. In dit geval worden de nummers van de andere Tones dan de eerstgeselecteerde Tone voorgesteld door *-symbolen.

In Rhythm Set Mode ([EDIT]-indicator is uit)

fig.1-10

Met de functieknoppen (TONE SELECT-gedeelte) selecteert u de toets die in de display verschijnt.Als de [EDIT]-indicator uitgezet is in de Rhythm Set setting display (de instellingsdisplay voor individuele toetsen), kan u met de functieknoppen kiezen welke toets u wil editen.[TONE SELECT 1]: een octaaf lager[TONE SELECT 2]: een halve toon lager[TONE SELECT 3]: een halve toon hoger[TONE SELECT 4]: een octaaf hoger

Wanneer de [EDIT]-indicator brandt

Elke mode bevat een groot aantal instelbare items, en die items zijn ingedeeld in twee groepen. Wanneer de [EDIT]-indicator brandt, dienen de functieknoppen om displaygroepen te kiezen. De displays die verschijnen, hangen af van de huidige mode. De groepen die u in elke mode kan selecteren, staan afgedrukt op het voorpaneel, boven de knoppen.

fig.1-11

De Cursor-knoppen

De cursor-knoppen worden gebruikt om door de display-paginaÕs te bladeren of om de cursor te verplaatsen.

fig.1-12

Door de display-pagina’s bladeren

De verschillende displays zijn gegroepeerd volgens functieknop, en elke groep bevat verscheidene display-paginaÕs. Met de Cursor-knoppen kan u door deze display-paginaÕs en -groepen bladeren.

Door de pagina’s bladeren

Een pijltje naar boven ( ) in de display wijst erop dat er nog ��n of meerdere paginaÕs voor deze pagina komen. Een pijltje naar onder ( ) in de display wijst erop dat er nog ��n of meer paginaÕs na deze pagina komen. Druk op [ ] om naar de vorige pagina te gaan, of op [ ] om naar de volgende pagina te gaan. Als u op [ ] drukt terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, springt u naar de eerste pagina. Als u op [ ] drukt terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, springt u naar de laatste pagina.

fig.1-13

Door de groepen bladeren

Houd in ��n van de Play-displays [SHIFT] ingedrukt en druk op [ ] om de groepdisplay van de uiterst linkse functieknoppen op te roepen.In groepdisplays die u met de functieknoppen selecteert, kan u [SHIFT] ingedrukt houden en op [ ] drukken om naar de groep van de functieknop links ervan te gaan, of u kan [SHIFT] ingedrukt houden en op [ ] drukken om naar de groep van de functieknop rechts ervan te gaan.Wanneer u in een groepdisplay zit, kan u steeds naar een andere groep overgaan, zelfs als de [EDIT]-indicator uit is. Anders gezegd, met deze werkwijze kan u naar een andere groep overgaan, zonder dat u de [EDIT]-indicator hoeft aan te zetten, zodat alle functies sneller en effici�nter toegankelijk zijn.

41

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Hoofd

stuk

1

De Cursor (onderlijning) verplaatsen

Wanneer er twee of meer items getoond worden op ��n displaypagina, plaats dan de cursor (onderlijning) op het item waarvan u de waarde wil instellen. Met [ ] beweegt u de cursor naar links en met [ ] naar rechts.

fig.1-14

Een -symbool dat bovenaan rechts in de display verschijnt, wijst erop dat er op deze pagina nog items zijn, welke wegens plaatsgebrek niet op het scherm staan. Druk op [ ] om deze items te zien, en druk op [ ] om terug te keren naar de vorige display.

fig.1-15

Een waarde veranderen

Om een waarde te veranderen, gebruikt u de VALUE dial, [INC]/[DEC] of [0]Ð[9] (numerieke toetsen).

fig.1-16

* Elke parameter heeft een bepaald bereik, dus het is niet mogelijk

om een waarde kleiner dan de minimumwaarde of groter dan de

maximumwaarde in te stellen.

VALUE Dial

Als u de VALUE dial in wijzerzin draait, neemt de waarde toe, in tegenwijzerzin neemt de waarde af. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u aan de VALUE dial draait, verandert de waarde met grotere stappen, dus sneller.

[INC] en [DEC]

Als u op [INC] drukt, neemt de waarde toe, en als u op [DEC] drukt, neemt ze af. Als u [INC] of [DEC] blijft indrukken, dan blijft de waarde toe- of afnemen. Voor een snellere toename houdt u [INC] ingedrukt en drukt u op [DEC]. Voor een snellere afname houdt u [DEC] ingedrukt en drukt u op [INC]. Als u op [INC] of [DEC] drukt terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de waarde met grotere stappen.

[0]–[9] (Numerieke toetsen)

Met [0]Ð[9] (Numerieke toetsen) kan u rechtstreeks een numerieke waarde invoeren. Wanneer u het nummer invoert, knippert de waarde. Dit wijst erop dat de waarde nog niet gefinaliseerd is. Om de waarde te finaliseren, drukt u op [ENTER]. Om het teken (+/-) om te keren, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [0].

* Bij sommige parameters is het niet nodig dat u op [ENTER]

drukt om de waarde te finaliseren.

< Voorbeeld 1: Een waarde 38 invoeren >

Druk op [3]

druk op [8]

druk op [ENTER]

< Voorbeeld 2: Een waarde -60 invoeren >

Houd [SHIFT] ingedrukt, druk op [0]

druk op [6]

druk op [0]

druk op [ENTER]

* Zolang u niet op [ENTER] hebt gedrukt, kan u het teken (+/-)

van de numerieke waarde veranderen.

Speciale Functies van de numerieke toetsen

Voor sommige parameters kan u met de numerieke toetsen niet-numerieke instellingen invoeren.

* Hoe u de numerieke toetsen kan gebruiken om karakters of

symbolen in een naam in te voeren, wordt uitgelegd in

“Een naam toewijzen”

(p. 42).

Performance/Patch/Rhythm Set-groep

In de PLAY-displays van de Performance mode/Patch mode/Rhythm Set mode kan u met de numerieke toetsen groepen specifi�ren. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de numerieke toesten om de groepen te specifi�ren.

Knoppen Groep

[SHIFT]+[1] PR-A (preset A)[SHIFT]+[2] PR-B (preset B)[SHIFT]+[3] PR-C (preset C)[SHIFT]+[4] PR-D (GM (General MIDI))[SHIFT]+[5] PR-E (preset E)[SHIFT]+[6] USER (user)

Een vorige waarde herstellen (Undo)

Als u een waarde wil herstellen in haar vorige toestand, druk dan op [UNDO/COMPARE] om de waarde terug te brengen naar haar toestand onmiddellijk voor de laatste wijziging.De Undo-functie kan u gebruiken wanneer u de instellingen van de klankbron wijzigt.

42

Hoofdstuk 1. Overzicht van de XP-30

Een naam toewijzen

De XP-30 geeft u de mogelijkheid om namen te geven aan Patches, Performances en Rhythm Sets. De procedure is dezelfde voor alle soorten data.Om een naam te geven, plaatst u met [ ]/[ ] de cursor op de plaats waar u een karakter wil invoegen. Gebruik vervolgens de VALUE dial of [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen om een karakter in te voeren.

Beschikbare karakters/symbolen:

space, AÑZ, aÑz, 0Ñ9, + - * / | = ! ? < > ( ) [ ]

: ; . , Ò Ô ` # % & $ ´ @ ^ _

Gebruik van de numerieke toetsen

Met de numerieke toetsen kan u de getallen die erop staan invoeren, alsook de karakters die bij elke toets horen (zie onderstaande tabel). Elke keer dat u op een numerieke toets drukt, toont de display afwisselend het cijfer en de karakters van de toets. Voor kleine letters moet u [SHIFT] ingedrukt houden wanneer u op de numerieke toets drukt.

Numerieke toets Karakter

[1] A B C[2] D E F[3] G H I[4] J K L[5] M N O[6] P Q R[7] S T U[8] V W X[9] Y Z ![0] space

Handige functies

Terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, toont het scherm drie handige functies voor het invoeren van namen. Om die fiuncties te gebruiken, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op de overeenkomstige functieknop.

fig.1-17

A a:

omschakelen tussen hoofdletters/kleine letters

INS:

spatie invoegen op de plaats van de cursor

DEL:

karakter op de plaats van de cursor wissen

43

Hoofd

stuk

2

Hoofdstuk 2. Spelen

Spelen in Patch Mode

Patches zijn wat u normaal speelt tijdens een performance. Kies een Patch voor u begint te spelen.

Een Patch kiezen

De 768 patches van de XP-30 zijn ingedeeld in zes groepen van 128 patches: User en Preset AÐE. Daarenboven zijn de patches van drie populaire Wave Expansion Boards (ÒSessionÓ, ÒOrchestralÓ en ÒTechno CollectionÓ) eveneens in het geheugen opgeslagen. Bovendien kan u nog twee apart verkrijgbare Wave Expansion Boards installeren, wat u de keuze geeft uit maar liefst 2044 patches.

USER

Het user-geheugen van de XP-30 bevat 128 Patches die herschreven kunnen worden om uw eigen Patches te cre�ren.

PR-A–C, E (Presets A–C, E)

De XP-30 heeft 512 preset Patches die niet herschrijfbaar zijn. Maar u kan preset Patch-instellingen oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze vervolgens opslaan in het User-geheugen.

PR-D (GM (General MIDI))

GM Patches zijn voor instrumenten die compatibel zijn met het GM-systeem. De bedoeling van dit systeem is de MIDI-specificaties van de verschillende modellen en fabrikanten van apparatuur te standaardiseren. De XP-30 bevat 128 GM Patches die niet herschrijfbaar zijn. Maar u kan GM Patch-instellingen oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze vervolgens opslaan in het User-geheugen.

XP-A–C (Internal Wave Expansion)

De patches van drie Wave Expansion Boards (766 patches) zijn reeds in de XP-30 ingebouwd, en kunnen niet herschreven worden. U kan echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde patch wijzigen, en daarna de gewijzigde patch opslaan in het User-geheugen.

XP-D, E (Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de sleuven EXP-D, E)

De Patches van de optionele Wave Expansion Boards zijn niet herschrijfbaar. Maar u kan die Patch-instellingen oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze daarna opslaan in het User-geheugen.

* Een Patch XP-D, E is niet toegankelijk als het overeenkomstige

Wave Expansion Board niet ge�nstalleerd is.

1.

Druk op [PATCH] om de PATCH PLAY-display op te roepen.

fig.2-01.e

2.

Kies een Patch met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

Een Patch kiezen met de numerieke toetsen

Met de numerieke toetsen kan u rechtstreeks de gewenste Patch kiezen.

1.

Druk op [PATCH] om de PATCH PLAY-display op te roepen.

2.

Druk op de volgende knoppen om een Patch-groep te selecteren.

Knop Patch-groep

[SHIFT] + [1] PR-A (Preset A)[SHIFT] + [2] PR-B (Preset B)[SHIFT] + [3] PR-C (Preset C)[SHIFT] + [4] PR-D (GM (General MIDI))[SHIFT] + [5] PR-E (Preset E)[SHIFT] + [6] USER (User)[EXP A] XP-A (ÒSessionÓ)[EXP B] XP-B (ÒOrchestralÓ)[EXP C] XP-C (ÒTechno CollectionÓ)[EXP D] XP-D (Wave Expansion Board D)[EXP E] XP-E (Wave Expansion Board E)

3.

Voer een Patch-nummer in met de numerieke toetsen.Het nummer een de naam van de Patch knipperen. Op dit ogenblik is de keuze van de Patch nog niet gefinaliseerd.

4.

Druk op [ENTER] om het ingevoerde nummer te finaliseren.

Patch groupPatch number

Patch name

44

Hoofdstuk 2. Spelen

Patches kiezen volgens categorie (Patch Search-functie)

De XP-30 beschikt over een

Patch Search-functie

waarmee u een type (categorie) van Patch kan opgeven zodat u snel de gewenste Patch kan vinden. Er zijn in totaal 38 categorie�n.

1.

Druk op [PATCH] om de PATCH PLAY-display op te roepen.

2.

Druk op [CATEGORY] om de Patch Search-functie aan te zetten.

In de plaats van de patch number-display verschijnt de category-display.

* Nu kan u Patches kiezen binnen de geselecteerde categorie, ofwel

met de VALUE dial of met [INC]/[DEC]. Gebruik de numerieke

toetsen om van categoriegroep te veranderen.

Als u patches uit een andere categorie wil kiezen, ga dan verder met de volgende procedure.

3.

Houd [CATEGORY] ingedrukt en druk op [0]Ð[9] (numerieke toetsen) om de categoriegroep te kiezen.

fig.2-03

4.

Draai aan de VALUE dial of druk op [INC]/[DEC] om een categorie te kiezen.

De geselecteerde categoriedisplay knippert. Op dit ogenblik is de keuze van de categorie nog niet gefinaliseerd.

* Als u nu op [ ] drukt, verschijnt de volgende display, en kan u

patches kiezen. Hierbij ziet u het aantal patches (a) in de

momenteel geselecteerde categorie, en de plaats van de huidige

Patch (b) in de reeks geselecteerde Patches. Met de numerieke

toetsen kan u een andere categorie kiezen.

fig.2-04

5.

Druk op [ENTER] om de keuze te finaliseren.

* In stap 4 kan u ook rechtstreeks een categorie selecteren door op

de overeenkomstige numerieke toets te drukken.

6.

Draai aan de VALUE dial of druk op [INC]/[DEC] om een Patch te kiezen.

7.

Druk op [CATEGORY] om de Patch Search-functie uit te zetten.

U keert terug naar het gewone PATCH PLAY-scherm.

Express Patch Select (Digit Hold)Wanneer de Digit Hold-functie aan staat, is het cijfer van de 100-tallen en de10-tallen onveranderlijk wanneer u een Patch kiest met de numerieke toetsen. Dit betekent dat u met de numerieke toetsen enkel het cijfer van de eenheden verandert en dat u niet telkens op [ENTER] hoeft te drukken. Hetzelfde geldt voor het kiezen van Performances en Rhythm Sets.

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ENTER] om Digit Hold aan te zetten.

fig.2-02

De cijfers van de 100-tallen en de 10-tallen verschijnen in kleine karakters als teken dat Digit Hold aan staat.

2. Wanneer u met de numerieke toetsen een cijfer invoert, verandert het cijfer van de een heden onmiddellijk, zonder dat u op [ENTER] hoeft te drukken.

3. Om Digit Hold uit te schakelen, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u nogmaals op [ENTER].

(b) (a)

45

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

U kan de volgende categorie�n selecteren.

Categorie-

groep Categorie Inhoud

--- NO ASSIGN No assign

Piano

PNO AC.PIANO Acoustic Piano

EP EL.PIANO Electric Piano

Keys&OrganKEY KEYBOARDS Other Keyboards

(Clav, Harpsichord etc.)

BEL BELL Bell, Bell Pad

MLT MALLET Mallet

ORG ORGAN Electric and Church Organ

ACD ACCORDION Accordion

HRM HARMONICA Harmonica, Blues Harp

Guitar

AGT AC.GUITAR Acoustic Guitar

EGT EL.GUITAR Electric Guitar

DGT DIST.GUITAR Distortion Guitar

Bass

BS BASS Acoustic & Electric Bass

SBS SYNTH BASS Synth Bass

Orchestral

STR STRINGS Strings

ORC ORCHESTRA Orchestra Ensemble

HIT HIT&STAB Orchestra Hit, Hit

WND WIND Winds (Oboe, Clarinet etc.)

FLT FLUTE Flute, Piccolo

Brass

BRS AC.BRASS Acoustic Brass

SBR SYNTH BRASS Synth Brass

SAX SAX Sax

Synth

HLD HARD LEAD Hard Synth Lead

SLD SOFT LEAD Soft Synth Lead

TEK TECHNO SYNTH Techno Synth

PLS PULSATING Pulsating Synth

FX SYNTH FX Synth FX (Noise etc.)

SYN OTHER SYNTH Poly Synth

Pad

BPD BRIGHT PAD Bright Pad Synth

SPD SOFT PAD Soft Pad Synth

VOX VOX Vox, Choir

Ethnic

PLK PLUCKED Plucked (Harp etc.)

ETH ETHNIC Other Ethnic

FRT FRETTED Fretted Inst

(Mandolin etc.)

Ryhthm&SFX

PRC PERCUSSION Percussion

SFX SOUND FX Sound FX

BTS BEAT&GROOVE Beat and Groove

DRM DRUMS Drum Set

CMB COMBINATION Other Patches which

use Split and Layer

Patches spelen met Phrase Preview

Met de XP-30 kan u Patches voorbeluisteren door middel van een frase die past bij de gekozen Patch.

1.

Kies een Patch (p. 43).

2.

Houd [PHRASE PREVIEW] ingedrukt.

* Wanneer er een Performance geselecteerd is, weerklinkt de Patch

van de Part waarvoor u instellingen maakt. Wanneer er een

Rhythm Set geselecteer is, weerklinkt er een drumfrase.

* Patches van de USER-groep of van een optioneel Wave

Expansion Board (SR-JV80-serie) klinken misschien niet op de

juiste toonhoogte. In dat geval dient u met [+OCT] of [-OCT]

(de Octave Shift-functie) de juiste toonhoogte in te stellen.

* Als het bereik van de frase breder is dan het bereik van de Tones

in de Patch (p. 66), of breder dan het bereik van de Parts in de

Performance (p. 79), dan zal het deel van de frase dat buiten dit

bereik valt, niet te horen zijn.

3.

De frase stopt wanneer u [PHRASE PREVIEW] loslaat.

4.

Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PHRASE PREVIEW], en de PREVIEW SELECT-display verschijnt. Hier kan u opgeven welke frase u wenst te horen (Patch Category) en hoe ze moet worden gespeeld (Mode).

fig.2-05

5.

Om te bepalen hoe de frase moet worden gespeeld, dient u met de cursor-knoppen de cursor op de Mode-parameter te plaatsen.

6.

Maak de instelling met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

Mode (Preview Sound Mode)

SINGLE:

De noten gespecifieerd door de Note 1Ð4- parameter (SYSTEM/PREVIEW/PREVIEW KEY) weerklinken ��n voor ��n.

CHORD:

De noten gespecifieerd door de Note 1Ð4- parameter (SYSTEM/PREVIEW/PREVIEW KEY) klinken tegelijkertijd.

PHRASE:

De voorgeprogrammeerde frase voor het Patch-type (categorie) weerklinkt.

* Deze instelling is gelinkt aan de Mode-parameter (SYSTEM/

PREVIEW/PREVIEW MODE).

7.

Als u de Mode-parameter op PHRASE zet, kan u bepalen welke frase er zal worden gespeeld. Plaats met de cursor-knoppen de cursor op de Patch Category-parameter.

* Als er een rhythm set geselecteerd is, zal deze parameter

vaststaan op DRUMS en zal u geen andere frase kunnen kiezen.

46

Hoofdstuk 2. Spelen

8.

Maak de instelling met de VALUE dial of met [INC]/[DEC]. Voor details over de beschikbare categorie�n, zie pag. 45.

* Deze instelling is gelinkt aan de Category-parameter (PATCH/

COMMON/PATCH CATEGORY).

Een Patch dik of dun laten klinken (Een Tone aan/uit zetten)

Aangezien een Patch een combinatie is van twee tot vier Tones, kan u (van die vier) de ongewensteTones uitschakelen zodat u enkel het geluid van een specifieke Tone krijgt.

* Deze instelling is gelinkt aan de Switch-parameter (PATCH/

WAVE/WAVE). Als u slechts ��n of twee Tones wil laten

klinken in een Patch, schakel dan de andere uit en sla deze

instelling op als een Patch. Zo vermijdt u onnodig gebruik van

de simultane stemmen van de XP-30.

1.

Zorg dat de PATCH PLAY-display op het scherm staat.

2.

Zorg dat de [EDIT]-indicator uit is. Als hij brandt, druk dan op [EDIT].

Op dit ogenblik tonen de indicators van TONE SWITCH [1]Ð[4] of de Tones in de getoonde Patch aan of uit staan. Diegenen die branden, staan aan en diegenen die uit zijn, staan uit.

3.

Met TONE SWITCH [1]Ð[4] zet u de Tones aan/uit.

Losse noten spelen (Solo)

Normaal kan u op de XP-30 akkoorden spelen. Als u op [SOLO] kan u spelen met losse noten. Deze functie komt van pas wanneer u een solo speelt met single-note Patches zoals sax en fluit.

1.

Zorg dat de PATCH PLAY-display op het scherm staat.

2.

Druk op [SOLO] zodat de indicator oplicht.Nu kan u een solo spelen.

* Deze instelling is gelinkt aan de Assign-parameter (PATCH/

CONTROL/KEY MODE & BENDER). Wanneer de [SOLO]-

indicator brandt, wordt Assign-parameter op SOLO gezet.

Wanneer de indicator uit is, wordt hij op POLY gezet.

3.

Speel op het klavier van de XP-30.

* Als u op [SOLO] drukt, terwijl Single Performance geselecteerd

is, dan kan de Solo-functie in- en uitgeschakeld worden voor de

huidige Part. Wanneer Layer Performance geselecteerd is, kan

de Solo-functie in- en uitgeschakeld worden voor de Parts

waarvan de Local-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON

staat. Als er een Rhythm Set geselecteerd is, kan [SOLO] niet

aangezet worden.

Vloeiende toonhoogte-veranderingen (Portamento)

Portamento zorgt voor een vloeiende overgang van de ene noot naar de volgende. Wanneer [SOLO] aan staat (indicator brandt), kan u technieken zoals vioolglissandoÕs nabootsen.

1.

Zorg dat de PATCH PLAY display op het scherm staat.

2.

Druk op [PORTAMENTO]. De indicator licht op.U kan nu met portamento spelen.

* Deze instelling is gelinkt aan de Sw-parameter (PATCH/

CONTROL/PORTAMENTO).

3.

Om de portamento-instellingen te wijzigen, drukt u op [EDIT] zodat de indicator oplicht. Druk dan op de [CONTROL]-functieknop, en druk op [ ] of [ ] om de PORTAMENTO-display op te roepen.

fig.2-06

4.

Plaats de cursor op de Time-, Mode-, Type- of Start-parameter.

Zie p. 69 voor de functies van elke parameter.

5.

Stel de gewenste waarde in met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

6.

Met [EXIT] keert u terug naar de PATCH PLAY-display en vervolgens kan u beginnen spelen.

* Als u op [PORTAMENTO] drukt terwijl Single Performance

geselecteerd is, kan de Portamento-functie in- en uitgeschakeld

worden voor de huidige Part. Wanneer Layer Performance

geselecteerd is, kan de Portamento-functie in- en uitgeschakeld

worden voor de Parts waarvan de Local parameter (PERFORM/

MIDI/MIDI) op ON staat. Als er een Rhythm Set geselecteerd

is, kan [PORTAMENTO] niet aangezet worden.

Het geluid in realtime wijzigen met de sliders(Sound Palette-functie)

Met de vier sliders in het PALETTE-gedeelte, kan u in real time variaties in het geluid en in het volume cre�ren.

* Variaties in het geluid of in het volume gemaakt met de Sound

Palette hebben enkel invloed op de performance. Ze hebben geen

enkel effect op de huidige Patch-instellingen. Als u van Patch

verandert, verliest u echter deze Sound Palette-instellingen.

* Het geluidskarakter en de volumeveranderingen die u met de

Sound Palette cre�ert, worden eveneens verzonden naar de

externe MIDI-apparaten.

47

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

Het geluidskarakter veranderen

1.

Zorg dat de PATCH PLAY-display op het scherm staat.

2.

Druk op [FILTER/ENV] zodat de indicator oplicht.

3.

Verschuif de sliders terwijl u speelt, om het geluid te veranderen.

Verschuif de CUTOFF-slider om de helderheid te wijzigen.Verschuif de RESO-slider om de resonantie te wijzigen.Verschuif de ATTACK-slider om de attack time te wijzigen.Verschuif de DECAY-slider om de decay time te wijzigen.

Het volume van de Tones veranderen

1.

Zorg dat de PATCH PLAY-display op het scherm staat.

2.

Druk op [LEVEL] zodat de indicator oplicht.

3.

Stel het gewenste volume in met de LEVEL-slider terwijl u speelt.

Het volume van Tones 1, 2, 3 en 4 regelt u respectievelijk met sliders 1, 2, 3 en 4.

Spelen in Performance Mode

Er zij twee soorten performances:

Layer performances

en

Single performances

. Bovenaan rechts in de display ziet u ÒLAYER p* Ò (* is het partnummer) voor een layer performance, en Òpart=* Ò (* is het partnummer) voor een single performance.Met Layer Performance kan u twee of meer Parts tegelijker-tijd spelen op het klavier. Kies Layer Performance als u dikke, volle geluiden wil van twee of meer Patches, of als u verschillende Patches wil spelen op de verschillende delen van een gesplitst klavier.Met Single Performance speelt u enkel de Part die in de display verschijnt (current Part). Kies Single Performance wanneer u een song speelt waarbij twee of meer instrumenten gebruikt worden.

* Kies het Performance-type met de Key Mode-parameter

(PERFORM/COMMON/PREFROM COMMON). De Key

Mode-parameter bepaalt hoe het klavier van de XP-30 de interne

klankbron aanstuurt. Hij heeft geen invloed op de aansturing

van de klankbron van de XP-30 door de ingebouwde sequencer

of door een extern MIDI-apparaat.

* U kan rectstreeks omschakelen tussen SINGLE en LAYER

vanuit de PERFORM PLAY-display door op [SOLO] te

drukken terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.

Een Performance kiezen

De XP-30 bevat drie groepen van Performances (User, Presets A en B) met in elke groep 32 Performances. Er zijn dus in totaal 96 Performances beschikbaar.

USER

Het user-geheugen van de XP-30 bevat 32 Performances die u kan herschrijven om uw eigen Performances te cre�ren.

PR-A–B (Preset A–B)

De XP-30 bevat 64 preset Performances die niet kunnen worden herschreven. Maar u kan wel preset Performance-instellingen oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze nadien opslaan in het user-geheugen.

1.

Druk op [PERFORM] om de PERFORM PLAY-display op te roepen.

fig.2-07.e

2.

Kies een Performance met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

Een Performance kiezen met de numerieke toetsen

U kan een Performance kiezen door het nummer in te toetsen.

1. Druk op [PERFORM] om de PERFORM PLAY-display op te roepen.

2. Kies de Performance-groep met de volgende knoppen.

Knop Performance-groep

[SHIFT] + [1] PR-A (Preset A)[SHIFT] + [2] PR-B (Preset B)[SHIFT] + [6] USER (User)

3. Voer het Performance-nummer in met de numerieke toetsen.

Nummer en naam van de Performance knipperen. Op dit ogenblik is de keuze van de Performance nog niet gefinaliseerd.

4. Druk op [ENTER] om de keuze te bevestigen.

* Als u Digit Hold gebruikt, kan u een Performance kiezen door

gewoon het cijfer van de eenheden in te toetsen (p. 44).

Performance-groepPerformance-nummer

Performance-naam

48

Hoofdstuk 2. Spelen

■ Patches combineren tot dikkere en vollere klanken (Layer)

Als er een Layer Performance geselecteerd is, kan u alle Parts spelen waarvan de Local-parameter op ON staat. Deze Parts kan u combineren tot dikkere, vettere klanken. fig.2-08.e

1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2. Zorg dat bovenaan rechts in de display ÒLAYER p* Ó staat (* is het partnummer). Als de display Òpart=* Ó aangeeft (* is het partnummer), dan is de performance een Òsingle performanceÓ. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SOLO] om er een Òlayer performanceÓ van te maken.

* Deze instelling is gelinkt aan de Key Mode-parameter

(PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON).

3. Druk op de functieknop van de part die u wil spelen, zodat de indicator oplicht. Als de [1-8/9-16]-indicator uit is, kan u de parts 1Ð8 selecteren, en wanneer deze indicator brandt, kan u de parts 9Ð16 selecteren.

De Local-parameter van de geselecteerde part staat op ON.

* Deze instelling is gelinkt aan de Local-parameter (PERFORM/

MIDI/MIDI).

4. Herhaal stap 3 om de Local-parameter op ON te zetten voor elke part die u wil spelen.

■ Het klavier opsplitsen in verschillende delen met verschillende Patches (Split)

Als u een Layer Performance geselecteerd hebt, kan u het klavier opsplitsen om met elk gedeelte van het klavier een andere Patch te spelen. Aangezien u het notenbereik voor elke Part individueel kan instellen, kan u het klavier opsplitsen in maximaal 16 delen.U kan bijvoorbeeld een strijkinstrument spelen met het lage gedeelte, piano met het hoge gedeelte en allebei in het middengedeelte.fig.2-09.e

* Als er een KEY RANG-display (PATCH/COMMON) is

ingeseteld, worden de klanken geproduceerd in de overlappende

delen van het bereik voor de Patch en de Performance.

1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2. Controleer of de display bovenaan rechts ÒLAYER p* Ó aangeeft (* is het partnummer). Als de display Òpart=* Ó aangeeft (* is het partnummer), dan is de performance een Òsingle performanceÓ. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SOLO] om er een layer performance van te maken.

* Deze instelling is gelinkt aan de Key Mode-parameter

(PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON).

3. Druk op de functieknop van de part die u wil spelen, zodat de indicator oplicht. Als de [1-8/9-16]-indicator uit is, kan u de parts 1Ð8 selecteren, en wanneer deze indicator brandt, kan u de parts 9Ð16 selecteren.

De Local-parameter van de geselecteerde part staat op ON.

* Deze instelling is gelinkt aan de Local-parameter (PERFORM/

MIDI/MIDI).

4. Herhaal stap 3 om de Local-parameter op ON te zetten voor elke part die u wil spelen.

5. Druk op [EDIT] zodat de indicator oplicht. Druk vervolgens op de [COMMON]-functieknop, en druk op [ ] of [ ] om de PERFORM COMMON-display op te roepen.

Part 1 Part 2 Part 15 Part 16

Local-parameters

Part 1: StringsPart 1 + Part 2:

(Strings + Piano)Part 2: Piano

49

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

6. Zorg dat de Key Range parameter op ON staat. Als hij op OFF staat, plaats dan met de cursorknoppen de cursor op de Key Range-parameter, en zet de parameter op ON met de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

* ALs de Key Range-parameter op OFF staat, kan u het klavier

niet splitsen, zelfs al stelt u de key range in.

7. Druk op [ ] om de KEY RANG-display op te roepen.fig.2-10

8. Druk op [EDIT] zodat de indicator uitgaat.

9. Druk op een functieknop om de part te selecteren waarvan u de Local-parameter op ON wil zetten. Als de [1-8/9-16]-indicator uit is, kan u de parts 1Ð8 selecteren, en wanneer deze indicator brandt, kan u de parts 9Ð16 selecteren.

10. Specifieer het notenbereik dat u voor deze part wil gebruiken. Plaats met de cursorknoppen de cursor op de Lower-parameter en stel de laagste noot van het bereik in. Plaats dan de cursor op de Upper-parameter en stel de hoogste noot van het bereik in.

11. Deze noten kiest u door middel van de VALUE dial of met [INC]/[DEC].

* Als u de klaviergedeelten van verschillende Parts elkaar laat

overlappen, kan u in een bepaald klaviergedeelte twee of meer

Patches combineren.

12. Wanneer u klaar bent met deze instellingen, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM PLAY-display, en begin te spelen.

■ Meespelen met een song(De XP-30 als Multitimbrale klankbron)

Als er een Single Performance geselecteerd is, zal de XP-30 enkel de Part spelen die u op het klavier selecteerde. Dit is handig wanneer u op het klavier meespeelt met een song.fig.2-11.e

Een Part kiezen die u op het klavier wil spelenAls er een Single Performance geselecteerd is, kies dan de Part die u wil spelen met [ ] of [ ]. Deze geselecteerde Part noemen we de Current Part .

1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2. Kies met [ ] of [ ] welke Part u wil spelen.Het partnummer bovenaan rechts in de display verandert.fig.2-12

* U kan ook met de functieknoppen kiezen welke Part u wenst te

spelen. De indicator van de functieknop van de gekozen Part

licht op.

Een specifieke Part uitzetten (Receive Channel On/Off)Terwijl u meespeelt met de weergave van een song, kan u gelijk welke Part aan of uit zetten. Zo kan u de Part van de melodie uitzetten voor karaoke of gelijk welke andere Part die u wil inoefenen.

1. Zorg dat de [EDIT]-indicator uit is. Als hij brandt, druk dan op [EDIT] om hem uit te zetten.

Op dit moment geven de indicators van de functieknoppen aan of een Part aan of uit staat. Wanneer de [1-8/9-16]-indicator uit is, duiden de indicators de status van de Parts 1-8 aan. Wanneer de [1-8/9-16]-indicator brandt, duiden de indicators de status van de Parts 9-16 aan. (Indicator aan = Part aan, indicator uit = Part uit.)

2. Houd [SHIFT] en druk op de functieknop om Parts aan en uit te zetten.

* Deze instelling is gelinkt aan de Rx-parameter (PERFORM/

MIDI/MIDI).

Part 1 Part 2 Part 15 Part 16

50

Hoofdstuk 2. Spelen

■ Een andere Patch toewijzen aan een Part

De Patch die aan een Part is toegewezen, kan opgeslagen worden als een Performance-parameter.

1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2. Met [ ] of [ ] kiest u de Part waaraan u een andere Patch wil toewijzen.

3. Houd [PERFORM] ingedrukt en druk op [PATCH] om de PLAY display (PART PLAY) van de Patch toegewezen aan een specifieke Part, op te roepen.

fig.2-13

Bovenaan rechts in de display ziet u het nummer van de momenteel geselecteerde part (de huidige part).

4. Kies een Patch op dezelfde manier als in de Patch mode (p. 43).

* Deze instelling is gelinkt aan de Group-parameter en de

Number-parameter (PERFORM/PART/PATCH).

5. Druk op [PERFORM] of op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM PLAY display.

■ Het geluid in realtime wijzigen met de sliders (Sound Palette-functie)

Met de Sound Palette-functie kan u het geluidskarakter van een Patch toegewezen aan een Part, wijzigen of kan u het volume van elke Part regelen.

* Variaties in het geluid of in het volume gemaakt met de Sound

Palette-functie hebben enkel invloed op de performance. Ze

hebben geen effect op de momenteel geselecteerde Performance,

dus de Sound Palette-instellingen kunnen niet worden

opgeslagen. Als u een andere Performance kiest, gaan deze

instellingen verloren.

* Het geluidskarakter en de volumeveranderingen die u maakt

met de Sound Palette worden mee verzonden naar de externe

MIDI-apparaten.

Het geluidskarakter veranderen* Als Single Performance geselecteerd is, dan is het effect enkel

van toepassing op de huidige Part. Als Layer Performance

geselecteerd is, is het enkel van toepassing op de Parts waarvan

de Local-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON staat.

1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2. Druk op [FILTER/ENV] zodat de indicator oplicht.

3. Beweeg de sliders terwijl u op het klavier van de XP-30 speelt, om variatie aan te brengen in het geluid.

Om de helderheid te wijzigen, beweegt u de CUTOFF-slider.Om de resonantie te wijzigen, beweegt u de RESO-slider.Om de attack time te wijzigen, beweegt u de ATTACK-slider.Om de decay time te wijzigen, beweegt u de DECAY-slider.

Het volume van de Parts veranderen1. Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm

staat.

2. Druk op [LEVEL] zodat de indicator oplicht.

3. Met [ ] of [ ] kiest u de Part waarvan u het volume wil aanpassen.

Als u een van de Parts 1Ð4 kiest, dan regelt u met de sliders 1, 2, 3 en 4 het volume van respectievelijk Parts 1, 2, 3 en 4.Als u een van de Parts 5Ð8 kiest, dan regelt u met de sliders 1, 2, 3 en 4 het volume van respectievelijk Parts 5, 6, 7 en 8.Als u een van de Parts 9Ð12 kiest, dan regelt u met de sliders 1, 2, 3 en 4 het volume van respectievelijk Parts 9, 10, 11 en 12.Als u een van de Parts 13Ð16 kiest, dan regelt u met de sliders 1, 2, 3 en 4 het volume van respectievelijk Parts 13, 14, 15 en 16.

4. Beweeg de slider terwijl u speelt en stel voor elke Part het gewenste volume in.

51

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

Spelen in Rhythm Set ModeIn Rhythm Set mode kan u percussie-instrumenten (Rhythm Tones) spelen op het klavier. Omdat de Rhythm Tones die aan de toetsen zijn toegewezen voor elke Rhythm Set anders zijn, kan u beschikken over een brede waaier aan percussie-instrumenten.

■ Een Rhythm Set kiezenDe XP-30 bevat in totaal twaalf rhythm sets, ingedeeld in zes groepen (User en Preset AÐE) met elk twee rhythm sets. Bovendien zitten de rhythm sets van twee populaire Wave Expansion Boards (ÒSessionÓ en ÒTechno CollectionÓ) reeds in het geheugen. Verder kan u nog twee, afzonderlijk verkrijgbare, Wave Expansion Boards installeren, zodat u over nog meer percussie-instrumenten kan beschikken.

USERHet user-geheugen van de XP-30 bevat twee Rhythm Sets die u kan herschrijven om uw eigen Rhythm Sets te cre�ren.

PR-A–C, E (Preset A–C, E)De XP-30 bevat acht preset Rhythm Sets die niet herschrijfbaar zijn. Maar u kan de instellingen van een preset Rhythm Set oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze vervolgens opslaan in het user-geheugen.

PR-D (GM (General MIDI))GM Rhythm Sets zijn voor instrumenten die compatibel zijn met het General MIDI-systeem, dat bedoeld is om de MIDI-specificaties van verschillende fabrikanten en modellen van apparatuur te standaardiseren. De XP-30 bevat twee GM Rhythm Sets die niet herschrijfbaar zijn. Maar u kan wel instellingen van een GM Rhythm Set oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze vervolgens opslaan in het user-geheugen.

XP-A and C (Internal Wave Expansion)De rhythm sets van twee Wave Expansion Boards (16 rhythm sets) zijn reeds ingebouwd. Ze zijn niet herschrijfbaar. U kan echter wel de instellingen van de momenteel geselecteerde rhythm set wijzigen, en dan die gewijzigde instellingen opslaan in het User-geheugen.

XP-D, E (Wave Expansion Boards geïnstalleerd in de sleuven EXP-D, E)Deze Rhythm Sets zitten in de optionele Wave Expansion Boards en zijn niet herschrijfbaar. Maar u kan wel instellingen van een Rhythm Set oproepen in de Ôtemporary areaÕ, ze wijzigen en ze vervolgens opslaan in het user-geheugen.

* De Patches XP-D, E zijn niet toegankelijk indien het Wave

Expansion Board waar ze bij horen, niet ge�nstalleerd is.

1. Druk op [RHYTHM] om de RHYTHM PLAY-display op te roepen.

fig.2-14.e

2. Kies een Rhythm Set met de VALUE-dial of met [INC]/[DEC].

* Als u nu op [0] (numerieke toets) drukt terwijl u [CATEGORY]

ingedrukt houdt, dan verschijnt de onderstaande display, waar

u het totale aantal selecteerbare Rhythm Sets (a) kan

controleren, and the number within the sequence of the

currently selected Rhythm Set (b), and choose a Rhythm Set.fig.2-14a

Een Rhythm Set kiezen met de numerieke toetsenDoor middel van de numerieke toetsen kan u het nummer van de gewenste Rhythm Set rechtstreeks invoeren.

1. Druk op [RHYTHM] om de RHYTHM PLAY-display op te roepen.

2. Met de volgende toetsen kan u een Rhythm Set-groep selecteren.

Knop Rhythm Set-groep

[SHIFT] + [1] PR-A (Preset A)[SHIFT] + [2] PR-B (Preset B)[SHIFT] + [3] PR-C (Preset C)[SHIFT] + [4] PR-D (GM (General MIDI))[SHIFT] + [5] PR-E (Preset E)[SHIFT] + [6] USER (User)[EXP A] XP-A (ÒSessionÓ)[EXP C] XP-C (ÒTechno CollectionÓ)[EXP D] XP-D (Wave Expansion Board D)[EXP E] XP-E (Wave Expansion Board E)

3. Voer het nummer van de Rhythm Set in met de numerieke toetsen.

Naam en nummer van de rhythm set knipperen. De keuze van de Rhythm Set is echter nog niet gefinaliseerd.

4. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.

* Als u Digit Hold gebruikt, kan u een Rhythm Set kiezen door

gewoon het cijfer van de eenheden in te toetsen (p. 44).

Rhythm Set-groepRhythm Set-nummer

Rhythm Set-naam

(b) (a)

52

Hoofdstuk 2. Spelen

■ Percussie-instrumenten spelen1. Druk op [RHYTHM] om de RHYTHM PLAY-display op

te roepen.

2. Kies de gewenste Rhythm Set.

3. Met de toetsen van het klavier bespeelt u het percussie-instrument.

De toets (nootnaam) die u indrukt en de naam van het bijbehorende percussie-instrument (naam van de Rhythm Tone, hetzelfde als de gebruikte Wave) verschijnen onder de naam van de Rhythm Set.fig.2-15.e

U kan ook met de TONE SELECT-knoppen de toets selecteren.[TONE SELECT 1]: een octaaf lager[TONE SELECT 2]: een halve toon lager[TONE SELECT 3]: een halve toon hoger[TONE SELECT 4]: een octaaf hoger

* Wanneer u het percussiegeluid toegewezen aan toets B1 wil

spelen, drukt u eerst ��nmaal op [-OCT] en vervolgens op toets

B2 . Analoog hiermee drukt u eerst ��nmaal op [+OCT] en

drukt u vervolgens op toets C#6 of D6 om het percussiegeluid

van toets C#7 of D7 te spelen. (Op de XP-30 is de uiterst linkse

witte toets C2 en is de uiterst rechtse witte toets C7.)

Voor details, zie “Het klavier transponeren met stappen

van een octaaf (Octave Shift)” (p. 55).

Arpeggio’s spelenMet de Arpeggiator van de XP-30 kan u arpeggioÕs (gebroken akkoorden) spelen door gewoon een akkoord in te drukken. Behalve gewone arpeggioÕs spelen, kan u hiermee ook een nauwkeurige simulatie geven van een ÔgestrumdeÕ gitaar, afhankelijk van de Arpeggiator-instellingen. De Arpeggiator kan dus eigenlijk gebruikt worden als een handige automatische arranger.Wanneer u op [ARPEGGIO] drukt, licht de indicator op en kan u arpeggioÕs spelen op het klavier van de XP-30.

* Als u deze functie aanzet met [ARPEGGIO] terwijl Single

Performance geselecteerd is, zal de huidige Part arpeggioÕs

spelen. Wanneer er een Layer Performance geselecteerd is, zal er

een arpeggio klinken voor de Part die aangeduid is door de Part-

parameter (SYSTEM/ARPEGGIO/ARPEGGIO).

* De arpeggioÕs gspeeld door de arpeggiator worden mee

verzonden via MIDI OUT naar externe MIDI-apparaten.

1. Zorg dat de PLAY-display van de sound source mode (PERFORM, PATCH, RHYTHM, GM) op het scherm staat.

2. Druk op [ARPEGGIO] om de Arpeggiator aan te zetten.

3. Als u de manier waarop de arpeggio wordt gespeeld wil wijzigen, druk dan op [ARPEGGIO] om de ARP SELECT display op te roepen, plaats de cursor op de Style-parameter en wijzig de instelling.

fig.2-16

* De selectie die u hier maakt be�nvloedt ook de Style parameter

(SYSTEM/ARPEGGIO/ARPEGGIO) instellingen.

Er zijn 43 arpeggio styles beschikbaar. Volg de onderstaande aanwijzingen voor de selectie ervan.

Een arpeggio spelen volgens het timing- interval van een noot1/4Ð1/32

Een glissando spelenGLISSANDO

Een baspartij spelenSYNTH BASS, SLAP BASS A, SLAP BASS B, WALK BASS

Gitaar spelenRHYTHM GTR A, RHYTHM GTR B, RHYTHM GTR C, RHYTHM GTR D, RHYTHM GTR E, 3FINGER GTR, STRUMMING GTR

Een toetseninstrument spelenKBD COMPING A, KBD COMPING B

Een Wals spelenKBD COMPING C, KBD COMPING D

Nootnaam Naam v/d Rhythm Tone

53

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

Spelen in Reggae-stijlKBD COMPING E

Percussie-instrumenten spelenPERCUSSION

* Er zijn ook nog andere stijlen, waaronder die voor random play

en voor het maken van eigen styles. Voor details over de styles,

zie “Arpeggio-instellingen (ARPEGGIO)” (p. 104).

4. Om de Ògroove feelÓ van de arpeggio te wijzigen, houdt u [ARPEGGIO] ingedrukt om de ARP SELECT-display op te roepen, platst u de cursor op de Accent-parameter en verandert u de instelling.

fig.2-16a

Met een waarde van 100% krijgt u de meest uitgesproken groove feel.

* Deze instelling be�nvloedt ook de Accent Rate parameter

(SYSTEM/ARPEGGIO/ARPEGGIO) instellingen.

5. Om het bereik waarbinnen de arpeggio gespeeld wordt, te wijzigen, houdt u [ARPEGGIO] ingedrukt om de ARP SELECT-display op te roepen, plaatst u de cursor op de Oct-parameter en wijzigt u de instelling.

fig.2-17

Als u een arpeggio met enkel de werkelijk gespeelde noten wil, stel hier dan 0 in. Stelt u +1 in, dan gaat het bereik van de arpeggio tot 1 octaaf hoger dan de noten die u speelt. Als u -1 instelt, gaat het bereik van de arpeggio tot 1 octaaf hoger dan de noten die u speelt.

* Deze instelling be�nvloedt ook de Octave Range-parameter

(SYSTEM/ARPEGGIO/ARPEGGIO) instellingen.

6. Om het tempo van de arpeggio te wijzigen, houdt u [ARPEGGIO] ingedrukt om de ARP SELECT-display op te roepen, Plaatst u de cursor op de Tempo-parameter en wijzigt u de instelling.

fig.2-17a

* Deze instelling be�nvloedt ook de Tempo-parameter (SYSTEM/

ARPEGGIO/ARPEGGIO) instellingen.

7. Speel een akkoord om een arpeggio te laten klinken.

8. Om de arpeggio te stoppen, drukt u op [ARPEGGIO] zodat de indicator uitgaat.

* Als u [SHIFT] ingedrukt houdt wanneer u op [ARPEGGIO]

drukt, blijft de ARP SELECT-display op het scherm staan,

zonder dat u [ARPEGGIO] hoeft ingedrukt te houden. Druk op

[EXIT] om terug te keren naar de vorige display.

■ Een arpeggio spelen binnen een bepaald klaviergedeelte

Zodra u op [ARPEGGIO] drukt om de Arpeggiator aan te zetten, wordt het klavier ingesteld om arpeggioÕs te spelen, zodat gewoon op het klavier spelen niet meer mogelijk is. Als u het klavier opsplitst in twee delen, kan u ��n deel gebruiken om gewoon te spelen en het andere deel voor arpeggioÕs. Met deze instelling kan u bijvoorbeeld arpeggioÕs spelen met uw linkerhand en een melodie met uw rechterhand.

1. Druk op [PERFORM] om de PERFORM PLAY-display op te roepen.

2. Als u een Single Performance had geselecteerd, zet dan de Key Mode-parameter (PERFORM/COMMON/PREFROM COMMON) op LAYER (p. 48).

3. Controleer of de Key Range parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON) op ON staat. Als hij op OFF staat, zet hem dan op ON (p. 49).

4. Zet de Local-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON voor de Part die u wenst te horen (p. 48).

5. Druk op [SYSTEM] zodat de indicator oplicht, druk op de [ARPEGGIO]-functieknop en vervolgens op [ ] om een Arpeggio-scherm zoals het onderstaande op te roepen.

fig.2-18

6. Plaats met de cursorknoppen de cursor op de Part-parameter.

7. Met de VALUE dial of met [INC]/[DEC] kiest u het gedeelte dat de arpeggioÕs zal spelen.

8. Stel de Lower- of Upper-parameter (PERFORM/COMMON/KEY RANG) in om het nootbereik te bepalen van de part die de arpeggioÕs zal spelen (p. 49).

9. Stel de key range van de andere parts zodanig in dat ze niet overlappen met het bereik van de arpeggio-part.

10. Als u klaar bent met deze instellingen, drukt u op [EXIT] om de PERFORM PLAY-display opnieuw op te roepen, en speel een akkoord.

* Als u een arpeggio speelt met Layer Performance, maar zonder

de key range in te stellen, dan klinken de akoorden voor alle

Parts behalve voor de aangeduide Part.

54

Hoofdstuk 2. Spelen

■ Een arpeggio aanhoudenAls u [ARPEGGIO] ingedrukt houdt en op [TRANSPOSE] drukt, zodat de indicator gaat knipperen, dan blijft de arpeggio verder spelen, zelfs nadat u het akkoord hebt losgelaten.

1. Houd [ARPEGGIO] ingedrukt en druk op[TRANSPOSE] zodat de indicator gaat knipperen.

2. Sppeel een akkoord.

3. Als u, terwijl de arpeggio speelt, een ander akkoord of andere noten speelt, dan volgt de arpeggio deze veranderingen.

4. Om Arpeggio Hold te annuleren, houdt u [ARPEGGIO] ingedrukt en drukt u opnieuw op [TRANSPOSE].

Gebruik van een Hold PedalAls u een arpeggio speelt terwijl u een hold-pedaal indrukt, dan blijft de arpeggio doorspelen, zelfs als u het akkoord loslaat.

1. Sluit een optionele pedaalschakelaar aan op de HOLD PEDAL jack.

2. Speel een akkoord terwijl u de hold-pedaal indrukt.

3. Om een ander akkoord te spelen, dient u de pedaal te lossen en opnieuw in te drukken wanneer u het volgende akkoord speelt.

■ Een ritmische gitaarslag simuleren

Met de onderstaande procedure kan u de ritmische slag van een gitaar nabootsen. Door middel van de Sound Palette kan u eveneens een wah-effect toepassen terwijl u speelt.

1. Kies een gitaar-patch.

2. Stel de Style-parameter (SYSTEM/ARPEGGIO/ARPEGGIO) in op RHYTHM GTR B, RHYTHM GTR C, RHYTHM GTR D of RHYTHM GTR E.

3. Druk op [FILTER/ENV] zodat de indicator oplicht.

4. Beweeg de CUTOFF-slider of de RESO-slider terwijl u een akkoord speelt.

■ Een Arpeggio spelen vanuit een extern MIDI-apparaat

De XP-30 kan arpeggioÕs spelen op basis van binnenkomende Note messages van een extern MIDI-apparaat.

1. Verbind de MIDI IN-connector van de XP-30 met de MIDI OUT-connector van een extern MIDI-apparaat doormiddel van een MIDI-kabel.

2. Druk op [PERFORM] om de PERFORM PLAY-display op te roepen.

3. Druk op [SYSTEM] zodat de indicator oplicht, druk op de [MIDI]-functieknop, en druk vervolgens op [ ] om de PERFORM MIDI-display op te roepen.

fig.2-19

4. Plaats met de cursorknoppen de cursor op de Remote-parameter.

5. Draai aan de VALUE dial of druk op [INC]/[DEC] om deze instelling op ON te zetten.

6. Speel op het externe MIDI-apparaat.

■ Een Arpeggiopatroon aanmaken

U kan in totaal 9 parameters instellen voor de Arpeggiator, maar de belangrijkste is de Style-parameter. Het arpeggio- patroon wordt grotendeels bepaald door deze instelling.Wanneer u de Style-parameter instelt, worden voor de Motif-, Beat Pattern-, Accent Rate- en Shuffle Rate- parameters automatisch de optimale instellingen gemaakt. Nadat u de style hebt geselecteerd, kan u ook de Octave Range- en Key Velocity-parameters, enz. instellen.Als u uw gading niet vindt in deze reeks patronen, wijzig dan de instellenigen van de Motif-, Beat Pattern-, Accent Rate- en Shuffle Rate-parameters om naar wens variaties aan te brengen in de style.

* De instellingen voor Motif, Beat Pattern, Accent Rate en

Shuffle Rate gaan verloeren als u een andere style kiest en

vervolgens het toestel uitschakelt.

* De waarden die u kan instellen voor Motif of Beat Pattern, zijn

normaal gezien gebonden aan de beperkingen van de gekozen

style. Alleen wanneer de Style-parameter op LIMITLESS staat,

is gelijk welke waarde mogelijk.

55

Hoofdstuk 2. Spelen

Hoofd

stuk

2

1. Druk op [SYSTEM] zodat de indicator oplicht, en druk dan op de [ARPEGGIO]-functieknop om de ARPEGGIO-display op te roepen.

fig.2-20

* Voor details over de parameters, zie “Arpeggio-instellingen (ARPEGGIO)” (p. 104)

2. Plaats de cursor op ÒStyleÓ en specifieer de gewenste style.

3. Plaats de cursor op ÒOctave RangeÓ en geef aan over welk bereik u arpeggioÕs wil spelen.

4. Druk op [ ], plaats de cursor op ÒMotifÓ en geef aan in welke volgorde de noten van het akkoord moeten worden gespeeld.

* De beschikbare keuzemogelijkheden hangen af van de instelling

van de Style-parameter. Voor details, zie ÒArpeggio Style ListÓ

(Engelstalige handleiding p. 182).

5. Plaats de cursor op ÒBeat PatternÓ om de maatslag (ritme) te veranderen.

* De beschikbare keuzemogelijkheden hangen af van de instelling

van de Style-parameter. Voor details, zie ÒArpeggio Style ListÓ

(Engelstalige handleiding p. 182) .

6. Druk op [ ], plaats de cursor op ÒAccent RateÓ en stel het ÒgrooveÓ-gehalte in.

Een waarde van 100% levert de meest uitgesproken Ògroove feelÓ op.

7. Plaats de cursor op ÒShuffle RateÓ en stel de swing rate in.

Als u hier 50% instelt, worden de noten gelijkmatig gespreid. Naarmate deze waarde toeneemt, krijgt de noottiming een meer en meer swingend gevoel.

8. Druk op [ ], plaats de cursor op ÒKey VelocityÓ en geef aan hoe sterk de noten van het akkoord moeten klinken.

Plaats de cursor op ÒKey VelocityÓ en specifieer de kracht van het akkoord.Wanneer REAL geselecteerd is, wordt die aanslag gebruikt waarmee de noten gespeeld worden. Met een instelling van 1Ð127 wordt de opgegeven aanslagwaarde gebruikt, ongeacht de kracht waarmee u het akkoord speelt.

9. Als u een arpeggio wil spelen met Layer Performance, plaats dan de cursor op ÒPartÓ en specifieer de Part waarvoor u arpeggio wil.

* De andere Parts zullen niet als arpeggioÕs klinken, en wanneer u

speelt, hoort u de noten van het akkoord.

10. Plaats de cursor op ÒTempoÓ en geef de snelheid van de arpeggio op.

11. Druk op [EXIT], wanneer u klaar bent met deze instellingen.

Handige functies tijdens het spelen

■ Het klavier transponeren met stappen van een octaaf (Octave Shift)

De Octave Shift -functie transponeert de toonhoogte van het klavier met stappen van 1 octaaf (-3Ð +3 octaven).Om een baspartij makkelijker te spelen met uw rechterhand, kan u het klavier 1 of 2 octaven naar beneden transponeren.

1. Druk op [+OCT] of [-OCT] zodat de indicator oplicht.Als u ��n keer op [+OCT] drukt, verhoogt het klavier met 1 octaaf en als u ��n keer op [-OCT] verlaagt het klavier met 1 octaaf.De ingestelde Octave Shift-waarde kan u aflezen in de aanduiding Òcenter=C4Ó van elk Play-scherm. Als u bijvoorbeeld ��n keer op [+OCT] drukt om het klavier 1 octaaf te verhogen, dan vermeldt de display Òcenter=C5.Ó Dit betekent dat, wanneer u de C4-toets indrukt, u de C5-noot hoort.fig.2-21

* Er is slechts ��n Octave Shift-instelling voor de XP-30, dus ze

blijft geldig, zelfs wanneer u een andere Patch, Performance of

Rhythm Set kiest, of wanneer u het toestel uitschakelt.

2. Om de Octave Shift-functie uit te schakelen, drukt u hetzelfde aantal keren op de andere knop ([+OCT] of [-OCT]) dan waar u in stap 1 drukte. De indicator gaat uit.

56

Hoofdstuk 2. Spelen

■ Het klavier transponeren met stappen van een halve toon (Transpose)

Met Transpose verschuift u de toonhoogte van het klavier met stappen van een halve toon (-5Ð +6 halve tonen).Deze functie komt van pas wanneer u een getransponeerd instrument zoals trompet of klarinet speelt volgens een partituur.

1. Druk op [TRANSPOSE] zodat de indicator oplicht.Hiermee zet u Transpose aan.

2. Houd [TRANSPOSE] ingedrukt en druk op [+OCT] of [-OCT] om het klavier te transponeren.

Als u ��n keer op [+OCT] drukt met [TRANSPOSE] ingedrukt, dan verhoogt het klavier met een halve toon. Als u ��n keer op [-OCT] drukt met [TRANSPOSE] ingedrukt, dan verlaagt het klavier met een halve toon.De opgegeven Transpose-instelling wordt bijgeteld bij de Octave Shift-waarde. Als u bijvoorbeeld [TRANSPOSE] ingedrukt houdt en ��n keer op [+OCT] drukt om het klavier een halve toon te verhogen, dan verschijnt in de display Òcenter=C#4.Ó Dus wanneer u dan C4 indrukt, klinkt de C#4-noot.

3. Om Transpose uit te schakelen, drukt u opnieuw op [TRANSPOSE] zodat de indicator uitgaat.

De Transpose-instelling die u maakt, blijft behouden.

* De Transpose-instelling die u hier maakt, verandert ook de

Transpose-parameter (SYSTEM/CONTROL/KEYBOARD).

* De gemaakte instelling blijft behouden, zelfs wanneer u een

andere Patch, Performance of Rhythm Set kiest, of wanneer u

het toestel uitschakelt.

■ Noten die “blijven hangen” of niet weergegeven worden (Panic)

Als er een noot gespeeld op de XP-30 of op een ewtern apparaat Òvast zitÓ of blijft doorklinken en u kan ze niet afzetten, druk dan op de Panic-knop. Doe hetzelfde wanneer een noot niet wordt weergegeven.

Als er een noot “blijft hangen”1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [EXIT].Er worden MIDI-boodschappen voor Note Off en Hold Off verstuurd naar de Parts (MIDI-kanalen) die de Note On/Hold Onboodschappen ontvangen.

2. In de display verschijnt ÒPanic !! Now Muting.Ó terwijl de Panic-functie wordt uitgevoerd. Wanneer deze boodschap verdwijnt, kan u beginnen spelen.

Als een noot niet wordt weergegeven1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk langer dan een seconde

op [EXIT].Er worden MIDI-boodschappen voor Volume (127), All Note Off, Pitch Bend (center), Channel Aftertouch (0), Modulation (0) en Hold 1 (0) verzonden naar alle Parts (MIDI-kanalen).

2. In de display verschijnt ÒPanic !! Now Transmitting.Ó terwijl de Panic-functie wordt uitgevoerd. Wanneer deze boodschap verdwijnt, kan u beginnen spelen.

57

Hoofd

stuk

3

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

De Effecten

De XP-30 bevat drie onafhankelijke effect-eenheden.

Multi-Effects (EFX)

De Multi-Effects beschikt over 40 verschillende effecten, gaande van enkelvoudige effecten zoals distortion en delay tot krachtige gecombineerde effecten. De Multi-Effects bevat eveneens chorus- en reverb-effecten, die onafhankelijk zijn van de hieronder vermelde Chorus en Reverb.

Chorus

Chorus geeft meer diepgang en ruimte aan het geluid.

Reverb

Reverb voegt een galm toe, zoals in een zaal of een auditorium.De aansluiting van deze drie effecten, hangt af van de mode die u hebt gekozen.

Hoe werken de effecten in de verschillende modes

In Patch Mode

Multi-Effects, Chorus en Reverb kunnen voor elke Patch afzonderlijk ingesteld worden. Door de sterkte van het signaal dat naar elke effect-eenheid wordt gestuurd (Send Level), te regelen, bepaalt u de intensiteit van het effect dat op elke Tone wordt toegepast.

fig.3-01

In Performance Mode/GM Mode

Multi-Effects, Chorus en Reverb kunnen voor elke Performance en GM mode afzonderlijk ingesteld worden. De intensiteit van elk effect wordt ingesteld voor elke Part (Fig. 1), maar de Send Level-instelling voor elke Tone kan eveneens de intensiteit van het effect be�nvloeden (Fig. 2). De effectinstellingen van de Patch toegewezen aan elke Part worden genegeerd, maar Multi-Effects toegepast op een Patch die toegewezen is aan een bepaalde Part, kan ook toegepast worden op de gehele Performance.

fig.3-02.e

fig.3-03.e

In Rhythm Set Mode

Omdat in Rhythm Set mode enkel Part 10 van een Performance wordt opgeroepen, worden de effect-instellingen van een Performance in de temporary area gebruikt.

Chorus

Reverb

TONE Multi-Effects

Patch

Performance

Part16

Chorus

Reverb

TONE Multi-Effects

Patch

Part 1

Fig.1 – Wanneer Output Assign op “EFX” staat in de Performance mode (de output-instellingen voor Tone worden genegeerd)

Performance

Part16

Fig.2 – Wanneer Output Assign op “PATCH” staat in de Performance mode (de output-instellingen voor Tone zijn geldig)

TONE

Patch

Part 1

Chorus

Reverb

Multi-Effects

58

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Effecten aan/uit zetten

De ingebouwde effecteenheden (Multi-Effects, Chorus en Reverb) kunnen in- en uitgeschakeld worden voor de XP-30 in zÕn geheel. Schakel ze uit als u geluid wil editen terwijl u naar het oorspronkelijke geluid luistert, of wanneer u externe effecten gebruikt.

1.

Druk op [EFFECTS ON/OFF] om de EFFECTS ON/OFF- display op te roepen.

fig.3-04

2.

Met [ ] of [ ] plaatst u de cursor op het effect dat u wenst te wijzigen.

3.

Draai aan de VALUE dial of druk op [INC]/[DEC] om het effect aan of uit te zetten.

4.

Wanneer u klaar bent met deze instellingen, druk dan op [EFFECTS ON/OFF] of [EXIT] om terug te keren naar de vorige display.

* Wanneer de EFX- (multi-effects), Chorus- en Reverb-processors

allen uit staan, gaat de [EFFECTS ON/OFF]-indicator uit als

teken dat de ingebouwde effectprocessors niet gebruikt worden.

Procedures voor het editen

van klanken

Met de XP-30 hebt u volledige controle over verschillende instellingen. Elk item dat u moet instellen is een parameter. Editen betekent het wijzigen van gelijk welke parameterwaarde. In deze paragraaf overlopen we de procedures voor Patches, Performances en Rhythm Sets.

Een Patch editen

Begin met een reeds bestaande Patch te editen om er een nieuwe aan te maken. Aangezien een Patch een combinatie is van twee tot vier willekeurige Tones, luistert u best naar de individuele Tones voor u gaat editen.

Vier Tips voor het editen van PatchesVertrek van een Patch die enigszins vertrouwd klinkt

Het is moeilijk om een klank te cre�ren die exact klinkt zoals u wil, als u gewoon een Patch kiest en willekeurig zijn parameters gaat veranderen. Daarom is het zinvol om te vertrekken van een Patch die het geluid dat u in gedachten hebt, reeds benadert.

Welke Tones gebruik ik?

Wanneer u een Patch cre�ert, zijn de Tones die u gebruikt van cruciaal belang. Gebruik voor elke Tone de TONE SWITCH [1]Ð[4] om hem aan of uit te zetten. Tones die u niet nodig hebt, zet u best uit. Zo vermijdt u dat u meer stemmen gebruikt dan nodig is. Wanneer de indicator van een Tone brandt, staat die toon aan en zal hij dus te horen zijn.

Controleer de Structure-instelling

De belangrijke Type parameter (PATCH/COMMON/STRUCT) bepaalt hoe de vier Tones gecombineerd worden. Voordat u Tones gaat editen, dient u goed te begrijpen hoe ze samen klinken.

Schakel de effecten uit

Omdat de effecten van de XP-30 het geluid wezenlijk be�nvloeden, zet u ze best af om naar het ÒcleaneÓ geluid te luisteren, zodat u de wijzigingen die u aanbrengt beter kan evalueren. Soms krijgt u reeds het gewenste geluid door gewoon de effectinstellingen te veranderen.

59

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

1.

Druk op [PATCH] om de PATCH PLAY-display op te roepen en selecteer de Patch waarvan u de instellingen wil wijzigen (p. 47).

2.

Druk op [EDIT] zodat de indicator oplicht.

3.

Kies de display-groep met de functieknoppen.De indicator van de geselecteerde display-groep knippert.

fig.3-05

4.

Kies een display-pagina met [ ] of [ ].

5.

Als u een parameterdisplay hebt geselecteerd die voor elke Tone apart kan ingesteld worden, dan verschijnt de nummer van de Tone die geselecteerd is om te editen in de display. Om een andere Tone te kiezen, drukt u op [EDIT] om de indicator tijdelijk uit te zetten en gebruikt u TONE SELECT [1]Ð[4] (in de rij functieknoppen) om een Part te kiezen.

fig.3-06

Om tegelijkertijd dezelfde parameter voor twee of meer Tones te wijzigen, houdt u een van de TONE SELECT [1]Ð[4]-knoppen ingedrukt en drukt u op een andere TONE SELECT [1]Ð[4]-knop, en op nog een andere, indien nodig. De andere Tones dan de geselecteerde Tone krijgen een asterisk (*).

* Om Tones aan/uit te zetten, zet u de [EDIT]-indicator uit en

vervolgens gebruikt u de TONE SWITCH [1]Ð[4] in de rij

functieknoppen.

6.

Met [ ] of [ ] plaatst u de cursor op de parameter die u wenst te wijzigen.

7.

Gebruik de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen om de parameterwaarde te veranderen.

* Als u twee of meer Tones hebt geselecteerd, dan verandert uw

instelling de parameterwaarden voor alle geselecteerde Tones

met dezelfde hoeveelheid.

* Als u een fout hebt gemaakt bij het instellen van de parameter-

waarde of als de wijzigingen u niet bevallen, druk dan op

[UNDO/COMPARE] om de waarde in haar vorige toestand te

herstellen.

8.

Als u naar een andere displaygroep wil gaan, druk dan op [EDIT] zodat de indicator oplicht, en gebruik de functieknoppen.

* U kan ook naar een andere displaygroep overgaan door [SHIFT]

ingedrukt te houden en [ ] of [ ] te gebruiken. Aangezien

dit ook kan wanneer de [EDIT]-indicator uit is, is deze manier

sneller omdat u de [EDIT]-indicator niet telkens hoeft aan te

zetten.

9.

Herhaal de stappen 3Ð8 om een Patch te voltooien.

10.

Wanneer u klaar bent met deze instellingen, drukt u op [EXIT] of [PATCH] om terug te keren naar de PATCH PLAY-display.

Er verschijnt een asterisk (*) links van de Patch-groep. Dit wijst erop dat de Patch-instellingen gewijzigd zijn.

fig.3-07

* Als u een andere Patch in de groep met een asterisk (*) selecteert,

tdan verliest u de gewijzigede Patch instellingen. Als u deze

gewijzigde instellingen wil behouden, dient u ze weg te schrijven

naar het user-geheugen (p. 64).

Patches editen met de Palette-display

Wanneer u een Tone van een Patch bewerkt, kan u de parameterwaarden van de vier Tones samen op ��n display zien, nl. de

Palette-display

. Gebruik dit wanneer u parameter-waarden wil wijzigen terwijl u de instellingen van de vier Tones vergelijkt.

1.

Wanneer u een Tone wijzigt, plaats dan met [ ] of [ ] de cursor op de parameter die u wil veranderen.

2.

Roep met [PALETTE EDIT] de Palette-display op.

fig.3-08

3.

Met TONE SELECT [1]Ð[4], [ ] of [ ] kiest u de Tone die u wil wijzigen.

De indicator voor de geselecteerde Tone licht op en het Tone-nummer en de Wave-naam verschijnen in de display.Om dezelfde parameter voor twee of meer Tones tegelijkertijd te wijzigen, houdt u een van de TONE SELECT [1]Ð[4]-knoppen ingedrukt en drukt u op een andere.

4.

Wijzig de parameterwaarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen.

Als u twee of meer Tones had geselecteerd, dan worden de parameterwaarden voor alle geselecteerde Tones met dezelfde hoeveelheid gewijzigd.Als u voor alle geselecteerde Tones dezelfde waarde wil instellen, selecteer dan de Tone met die waarde met [ ] of [ ], houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ENTER].

* Als u een foute instelling hebt gemaakt of als de wijzigingen u

niet bevallen, kan u met [UNDO/COMPARE] de vorige

waarde terugkrijgen.

60

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

5.

Als u nog andere parameters wil editen, selecteer ze dan met [ ] of [ ].

6.

Herhaal de stappen 3Ð5 om een Patch te voltooien.

7.

Om de palette-display te annuleren, drukt u op [PALETTE EDIT] zodat de indicator uitgaat.

Opmerking bij Tone Editing

Omdat de XP-30 ontworpen is om realistische geluiden te produceren, worden bij het editen de complexe PCM-golfvormen, waarop het geluid gebaseerd is, gewijzigd. Als u dus tracht een geluid te maken dat totaal verschilt van de oorspronkelijke golfvorm, zal het resultaat misschien niet naar wens zijn. XP-30-golfvormen worden ingedeeld in:

One-Shot:

Deze golfvormen omvatten klanken met een korte uitsterftijd. Een one-shot-golfvorm neemt het aanzwellen en het wegebben van het geluid op. Sommige van de one-shotgolfvormen van deXP-30 zijn op zich complete klanken, zoals percussiegeluiden. De XP-30 bevat echter nog vele andere one-shot-golfvormen die slechts een deel uitmaken van een klank. Dit zijn onder meer attack-componenten zoals het geluid van een pianohamertje of van een gitaarfret.

Lussen:

Deze golfvormen omvatten klanken met een lange uitsterftijd of aanhoudende klanken. Bij lusgolfvormen wordt het laatste deel van de klank herhaaldelijk gegenereerd over een bepaald deel van de golfvorm, zolang de noot wordt aangehouden (zodat het wave-geheugen effici�nter kan worden gebruikt). De lusgolf-vormen van de XP-30 omvatten onder meer klankcomponenten zoals trillingen van piano-snaren en het holle geluid van koperblazers.

Het volgende diagram toont een voorbeeld van een klank (elektrisch orgel) die one-shot- en lusgolfvormen combineert.

fig.3-09.e

One-Shot-golfvormen editen

U kan geen ÒenvelopeÓ gebruiken om een one-shot-golfvorm een langere uitsterftijd te geven dan die van de originele golfvorm, of om er een aanhoudende klank van te maken. Zelfs als u zulke envelope-instellingen zou maken, zou u er gewoon een niet-bestaand deel van het geluid mee controleren, dus zulke instellingen zouden zinloos zijn.

Lusgolfvormen editen

Bij vele akoestische instrumenten zoals een piano of een sax, verandert de klankkleur vrij radicaal gedurende de eerste momenten van de noot. Deze aanzet van het geluid bepaalt grotendeels het karakter van het instrument. De XP-30 beschikt over een brede waaier aan golfvormen met een realistische aanzet van akoestische instrumenten. Voor het meest realistische resultaat bij het gebruik van deze golfvormen laat u best de filter wijd open tijdens de aanzet. Zo zijn alle complexe wijzigingen van de klankkleur hoorbaar. Voor het decay-gedeelte (het uitsterven) van het geluid kan u de envelope gebruiken om de gewenste wijzigingen aan te brengen. Als u de envelope gebruikt om ook het attack-gedeelte (de aanzet) te wijzigen, dan komt de natuurlijke aanzet die in de golfvorm vervat zit, niet volledig tot zÕn recht en bekomt u misschien niet het gewenste resultaat.

fig.3-10.e

Als u tracht enkel de aanzet helderder te maken en de decay te temperen door middel van de TVF-filter, dient u rekening te houden met het klankkleurkarakter van de oorspronkelijke golfvorm. Vooral wanneer u een deel van het geluid helderder maakt dan de oorspronkelijke golfvorm, dient u eerst boventonen (welke niet aanwezig zijn in de oorspronkelijke golfvorm) te genereren met de Color- en Depth-parameters (PATCH/WAVE/FXM), voordat u gaat filteren. Doet u dat niet dan zal het resultaat teleurstellend zijn. Om het volledige geluid helderder te maken dan de oorspronkelijke golfvorm, kan u eerst eens proberen om effecten zoals de enhancer en de equalizer aan te passen, voordat u de TVF-parameter (PATCH/TVF) gaat wijzigen.

TVA ENV voor lusvormige Orgel- golfvorm (sustain-gedeelte)

Toets los

Resulterende TVA ENV-verandering

TVA ENV voor one-shot Key-click golfvorm (attack-gedeelte)

Toets los

+ =

Klankveranderinginherent aan de golf

Envelope voor de TVF-filter

Resulterendeklankverandering

Lusgedeelte

61

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Een Performance editen

Vertrek van een bestaande Performance en bewerk die om zo een nieuwe Performance te cre�ren. Maar probeer, voor u hieraan begint, u even voor te stellen hoe de volledige Performance zal klinken en beslis welke Patch u aan elk van de 16 Parts zal toewijzen.

1.

Druk op [PERFORM] om de PERFORM PLAY-display op te roepen en selecteer de Performance waarvan u de instellingen wil wijzigen (p. 47).

2.

Druk op [EDIT] zodat de indicator oplicht.

3.

Selecteer de displaygroep met de functieknoppen.De indicator van de geselecteerde display-groep knippert.

fig.3-11

4.

Kies een displaypagina met [ ] of [ ].

5.

Als u een parameterdisplay hebt geselecteerd die voor elke Part afzonderlijk kan worden ingesteld, dan verschijnt het nummer van de Part die u gaat editen in de display. Om een andere Part te selecteren, drukt u op [EDIT] om de indicator tijdelijk uit te zetten, en kiest u een Part met [1-8/9-16] en de functieknoppen.

fig.3-12

6.

Plaats met [ ] of [ ] de cursor op de parameter die u wil wijzigen.

7.

Wijzig de parameterwaarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen.

* Als u twee of meer Tones hebt geselecteerd, dan worden de

waarden voor alle geselecteerde Tones met dezelfde hoeveelheid

gewijzigd.

* Als u een foute instelling hebt gemaakt of als de wijzigingen u

niet bevallen, kan u met [UNDO/COMPARE] de vorige

waarde terugkrijgen.

8.

Als u naar een andere displaygroep wil overgaan, druk dan op [EDIT] zodat de indicator oplicht en gebruik de functieknoppen.

* U kan ook naar een andere displaygroep overgaan door [SHIFT]

ingedrukt te houden en [ ] of [ ] te gebruiken. Dit kan ook

wanneer de [EDIT]-indicator uit is, dus is dit een snellere werk-

wijze omdat u niet steeds de [EDIT]-indicator moet aanzetten.

9.

Herhaal stappen 3Ð8 om een Performance te voltooien.

10.

Wanneer u klaar bent, drukt u op [EXIT] of [PERFORM] om terug te keren naar de PERFORM PLAY-display.

Links van de Performance-groep verschijnt er een asterisk (*) als teken dat de Performance-instellingen gewijzigd zijn.

fig.3-13

* Als u een andere Performance kiest in de groep met de asterisk

(*), dan verliest u de gewijzigde Performance-instellingen. Als u

deze gewijzigde instellingen wil behouden, dient u ze weg te

schrijven naar het user-geheugen (p. 64).

Performances editen met de Palette-display

U kan ook een Performance editen door middel van de Palette-display in de Performance mode. Wanneer u de instellingen van de Parts van een Performance verandert, ziet u de waarden voor acht Parts (Part 1Ð8 of Part 9Ð16) samen op ��n display. Dit is handig wanneer u de parameter-waarden wil wijzigen, en intussen de instellingen van de Parts wil vergelijken.

1.

Wanneer u een Part wijzigt, plaats dan met [ ] of [ ] de cursor op de parameter die u wil wijzigen.

2.

Roep met [PALETTE EDIT] de Palette-display op.

fig.3-14

3.

Kies met [ ] of [ ] de Part die u wil wijzigen. Het Part-nummer en de Patch-naam die aan de Part zijn toegewezen, ziet u in de display.

* Door op [1-8/9-16] te drukken, schakelt u over tussen de pagina

voor de parts 1Ð8 en die voor de parts 9Ð16.

4.

Wijzig de parameterwaarde door middel van de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen.

* Als u een foute instelling hebt gemaakt of als de wijzigingen u

niet bevallen, kan u met [UNDO/COMPARE] de vorige

waarde terugkrijgen.

5.

Als u nog andere parameters wil veranderen, selecteer ze dan met [ ] of [ ].

6.

Herhaal stappen 3Ð5 om een Performance te voltooien.

7.

Om de palette-display te annuleren, drukt u op [PALETTE EDIT] zodat de indicator van de knop uitgaat.

62

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Een Patch die toegewezen is aan een Part wijzigen

Wanneer u Patches gebruikt in Performance mode, kunnen bijvoorbeeld de effectinstellingen be�nvloed worden door Performance-instellingen. Als u een Patch wil editen en tegelijkertijd wil horen hoe hij klinkt in de Performance, volg dan deze procedure:

1.

Zorg dat de PERFORM PLAY-display op het scherm staat.

2.

Selecteer met [ ] of [ ] de Part waaraan de geselecteerde Patch is toegewezen.

3.

Houd [PERFORM] ingedrukt en druk op [PATCH].De indicators van beide knoppen lichten op. Zo roept u de PLAY-display op van de Patch die toegewezen is aan de momenteel geselecteerde Part.

fig.3-15

4.

De volgende stappen zijn dezelfde als wanneer u een Patch wijzigt in Patch mode.

5.

Wanneer u klaar bent, drukt u op [EXIT] om de PLAY display op te roepen van de Patch toegewezen aan de Part.

Links van de Patch-groep verschijnt een asterisk (*) als teken dat de Patch-instellingen gewijzigd zijn.

6.

Om terug te keren naar de PERFORM PLAY-display, drukt u op [PERFORM] of [EXIT].

* Als u een andere Patch selecteert in de groep met de asterisk (*),

dan verliest u de gewijzigde Patch-instellingen. Om deze

gewijzigde instellingen te behouden dient u ze weg te schrijven

naar het user-geheugen (p. 64).

Een Rhythm Set editen

U kan de percussie-instrumenten die aan de toetsen zijn toegewezen, wijzigen. Omdat elk percussie-instrument uit ��n enkele Rhythm Tone bestaat, is er geen Palette-display.

1.

Druk op [RHYTHM] om de RHYTHM PLAY-display op te roepen, en selecteer de Rhythm Set waarvan u de instellingen wil wijzigen (p. 51).

2.

Druk op [EDIT] zodat de indicator oplicht.

3.

Selecteer de displaygroep met de functieknoppen.De indicator van de geselecteerde displaygroep knippert.

fig.3-16

* Aangezien Rhythm Sets geen LFO hebben, zal u de LFO-groep

niet kunnen selecteren.

4.

Selecteer een displaypagina met [ ] of [ ] .

5.

Als u een parameterdisplay hebt geselecteerd die voor elke toets apart kan worden ingesteld, dan verschijnt de toets die geselecteerd is om te editen in de display. Om een andere toets te kiezen, slaat u gewoon de gewenste toets aan op het klavier.

fig.3-17

* Als de [EDIT]-indicator uit staat, kan u ook met TONE

SELECT [1]Ð[4] (in de rij van de functieknoppen) toetsen

selecteren.

TONE SELECT [1]: naar een octaaf lagerTONE SELECT [2]: naar een halve toon lagerTONE SELECT [3]: naar een halve toon hogerTONE SELECT [4]: naar een octaaf hoger

6.

Plaats met [ ] of [ ] de cursor op de parameter die u wenst te wijzigen.

7.

Wijzig de parameterwaarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen.

* Als u een foute instelling hebt gemaakt of als de wijzigingen u

niet bevallen, kan u met [UNDO/COMPARE] de vorige

waarde terugkrijgen.

8.

Als u naar een andere displaygroep wil overgaan, druk dan op [EDIT] zodat de indicator oplicht en gebruik de functieknoppen.

* U kan ook naar een andere displaygroep overgaan door [SHIFT]

ingedrukt te houden en [ ] of [ ] te gebruiken. Dit kan ook

wanneer de [EDIT]-indicator uit is, dus is dit een snellere werk-

wijze omdat u niet steeds de [EDIT]-indicator moet aanzetten.

9.

Herhaal stappen 3Ð8 om een Rhythm Set te voltooien.

10.

Wanneer u klaar bent, drukt u op [EXIT] of [RHYTHM] om terug te keren naar de RHYTHM PLAY-display.

Links van de Rhythm Set-groep verschijnt een asterisk (*) als teken dat de Rhythm Set-instellingen gewijzigd zijn.

fig.3-18

* Als u een andere Rhythm Set selecteert in de groep met de

asterisk (*), dan verliest u de gewijzigde Rhythm Set-

instellingen. Als u deze gewijzigde instellingen wil behouden,

dient u ze weg te schrijven naar het user-geheugen (p. 64).

63

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Bewerkte klanken behouden

Geheugen en data-opslagPatch- en Performance-instellingen, enz. worden opgeslagen in het Geheugen . Er zij drie types van geheugen: tijdelijk geheugen, herschrijfbaar geheugen en niet-herschrijfbaar geheugen. fig.3-19.e

Tijdelijk geheugen (Temporary Memory)Temporary AreaHierin zitten de data voor de Performance, Patch en Rhythm Set die u selecteert met de knoppen op het voorpaneel. Wanneer u op het klavier speelt of een externe sequence afspeelt, wordt het geluid geproduceerd op basis van de data in de temporary area. Wanneer u een Performance, Patch of Rhythm Set wijzigt, wijzigt u de data die opgeroepen zijn in de temporary area in plaats van de data in het geheugen.De instellingen in de temporary area zijn tijdelijk, en gaan verloren wanneer u het toestel uitschakelt of wanneer u een andere Performance/Patch/Rhythm Set kiest. Als u gewijzigde instellingen wil behouden, dient u ze weg te schrijven naar het herschrijfbare geheugen (rewritable memory).

Herschrijfbaar gehuegen (Rewritable Memory)Systeemgeheugen (System Memory)In het System memory zitten de systeemparameter-instellingen die bepalen hoe de XP-30 functioneert. Wanneer u deze instellingen verandert, worden de instellingen van het system memory onmiddellijk herschreven. Deze instellingen zijn niet vluchtig, wat betekent dat ze behouden blijven, zelfs als het toestel wordt uitgeschakeld.

User-geheugen (User Memory)Her User-geheugen bevat data voor 32 Performances, 128 Patches en twee Rhythm Sets.

Geheugenkaart (optioneel: SmartMedia)Geheugenkaarten zijn lees/schrijf-kaarten waarop u data van het interne systeemgeheugen en het user-geheugen kan opslaan. U kan geheugenkaarten (memory cards) gebruiken om data op te slaan waarvoor er in het interne user-geheugen geen plaats is, of data die u op een andere XP-30 wil gebruiken.Voordat een geheugenkaart kan worden gebruikt, moet ze eerst geformatteerd worden (p. 118).

* U kan kaarten gebruiken van het type ÒS2M-5Ó of ÒS4M-5Ó.

Geheugen kaarten zijn niet in dit pakket inbegrepen, maar zijn

verkrijgbaar bij uw dealer.

Niet-herschrijfbaar geheugen(Non-Rewritable Memory)Preset MemoryData in het Preset memory (Patch: PR-AÐC, E, GM, XP-AÐC, Performance: PR-A, B, Rhythm Set: PR-AÐC, E, GM, XP-A, C) kunnen niet worden herschreven. U kan echter wel instellingen van het preset memory oproepen in de temporary area, ze wijzigen en ze nadien opslaan in het herschrijfbare geheugen.

Wave Expansion Boards (optioneel: SR-JV80-serie)Er kunnen tot vier Wave Expansion Boards ge�nstalleerd worden in de sleuven EXP-D, E van de XP-30. Wave Expansion Boards bevatten zowel Wave data als Patches en Rhythm Sets die deze Wave data gebruiken, welke u rechtstreeks kan oproepen in de temporary area en spelen.

Preset E (PR-E)

EXP-E-sleuf (XP-E)

EXP-D-sleuf (XP-D)

Patch

Rhythm Set

XP-30-geluid

Preset D (GM)

Preset C (PR-C)

Preset B (PR-B)

Preset A (PR-A)

Temporary Area

Performance32

Patch128

Rhythm Set2

XP-C

XP-B

XP-A

Patch

Rhythm Set

User (USER)

Performance32

Patch128

Rhythm Set2

Schrijven

Expansion Board

Laden Opslaan

Geheugenkaart

Performance32

Patch128

Rhythm set2

System

64

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

■ Een gewijzigde klank opslaan in het User-geheugen

De wijzigingen die u in de instellingen aanbrengt zijn slechts tijdelijk en gaan verloren wanneer het toestel wordt uitgeschakeld of wan neer u een andere Patch, Performance of Rhythm Set kiest. Om de gewijzigde instellingen te behouden, dient u ze weg te schrijven in het user-geheugen.

1. In Patch mode (wanneer u een Patch opslaat), in Performance mode (wanneer u een Performance opslaat) of in Rhythm Set mode (wanneer u een Rhythm Set opslaat), drukt u op [UTIL/CARD].

De UTIL 1-display verschijnt.fig.3-20

2. Gebruik [ ] of [ ] om Ò1: WRITEÓ te doen knipperen en druk op [ENTER].

De WRITE-display verschijnt.fig.3-21.e

3. Met de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen specifieert u het Patch-, Performance- of Rhythm Set-nummer van de opslagbestemming.

4. Druk op [ENTER].Als Internal Write Protect uitgeschakeld is, dan wordt de Patch, Performance of Rhythm Set op de opgegeven opslag-bestemming overschreven.

5. Als Internal Write Protect (p. 117) aan staat, verschijnt de volgende display. Verander ON in OFF, en druk op [ENTER]. Internal Write Protect wordt uitgeschakeld en u keert terug naar de display van stap 2. Druk nogmaals op [ENTER] en de geselecteerde Patch wordt overschreven.

fig.3-22

* Internal Write Protect wordt automatisch op ON gezet wanneer

de XP-30 wordt aangezet.

Functies van Patch-parametersfig.3-05

■ Instellingen die gelden voor de gehele Patch (COMMON)

In deze display kan u een naam toewijzen aan een Patch en kan u het volume en de pan voor de gehele Patch regelen.

PATCH NAMEU kan de Patch een naam geven van maximaal 12 karakters.

* Voor details i.v.m. namen, zie “Een naam toewijzen” (p. 42).

PATCH CATEGORYCategorySpecifieer het type (categorie) van de Patch.De Patch Search-functie gebruikt deze instelling. Deze instelling bepaalt ook de frase die door de Phrase Preview -functie gespeeld wordt.

* Voor details over de namen van de categorie�n, zie p. 45.

PATCH CLOCKVoor sommige parameters kan u een tijdwaarde instellen uitgedrukt in een nootlengte die bepaald wordt door een tempo-instelling of tempobron die u opgeeft; Rate- parameters (PATCH/ LFO/ LFO1, 2), Time-parameters (PATCH/WAVE/TONE DELAY) en sommige Multi-Effects- parameters. Deze Patch Clock-instelling bepaalt het tempo dat kan worden gebruikt door die parameters.

* Wanneer u een Patch gebruikt in Performance mode, wordt de

instelling van deze parameter genegeerd, en in de plaats wordt

de instelling van de PERFORM CLOCK-display (PERFORM/

COMMON) gebruikt.

Source (Patch Clock Source)Kies de bron van de Patch Clock.PATCH: Synchroniseren met de Patch Tempo-instelling.SYSTEM: Synchroniseren met de tempo clock van de

sequencer.

* De Patch Clock verzendt geen clock messages via MIDI OUT.

Tempo (Patch Tempo)Set the Patch Tempo setting.

* Als Source (Patch Clock Source) op SYSTEM staat, loopt de

synchronisatie volgens de tempo clock van het systeem, dus kan

u geen tijdwaarde instellen. Het systeemtempo staat tussen ( ).

PATCH COMMONLevelHiermee regelt u het volume van de Patch.

Writing destination

65

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

PanHiermee regelt u de stereopositie van de Patch. L64 = helemaal links, 0 = centraal, en 63R = helemaal rechts.

Analog Feel (Analog Feel Depth)Dit is de diepte van de 1/f-modulatie toegepast op de Patch.

Octave (Octave Shift)Hiermee bepaalt u de transpositie van de Patch wanneer hij wordt gespeeld, uitgedrukt in octaven (-3Ð+3 octaven).

Stretch (Stretch Tuning Depth)Kies de stretch tuning-curve. De gekozen curve be�nvloedt de manier waarop noten van een akkoord samenklinken. Het diagram hieronder toont uit welke stemcurves u kan kiezen. In de Òtuning curveÓ stelt de horizontale as de toonladder voor, en ve verticale as het toonhoogteverschil t.o.v. gelijkzwevend temperament. Wanneer deze parameter op OFF staat, staan de noten van het klavier in mathematisch gelijkzwevend temperament. Bij een waarde van 3 wordt het gebied van de hoge en lage noten het meest uitgerekt.fig.3-23.e

Priority (Voice Priority)Hiermee bepaalt u welke noten prioriteit krijgen wanneer er noten worden uitgesschakeld om plaats te maken voor noten die de limiet van 64 stemmen zouden overschrijden.LAST: De laatst gespeelde noten krijgen voorrang. Bij

de 65e stem wordt de eerst gespeelde van de momenteel klinkende noten uitgeschakeld.

LOUDEST: De luidste noten krijgen voorrang. Bij de 65e stem wordt de zachtste van de momenteel klinkende noten uitgeschakeld.

VelRang (Velocity Range Switch)Hiermee bepaalt u of de Velocity Range-instelling (zie volgende display) wel of niet gebruikt wordt. De Velocity Range-instelling geldt wanneer VelRange op ON staat.

VELOCITY (Velocity Range)Deze parameters bepalen het bereik van de aanslagwaarden die de Tone doen weerklinken. Zo kan u andere Tones laten weerklinken naargelang de aanslagwaarde van de noot.

* Om Velocity Range-instellingen te maken moet de Velocity

Range Switch in de vorige display op ON staan.

Lower (Velocity Range Lower)Stel de ondergrens voor de aanslagwaarde in. Hoewel dit ook afhangt van de Cross Fade-instellingen, zullen noten die zachter dan deze limiet gespeeld worden, ofwel geen Tone of een extreem stil geluid produceren.

Upper (Velocity Range Upper)Stel de bovengrens voor de aanslagwaarde in. Hoewel dit ook afhangt van de Cross Fade-instellingen, zullen noten die harder dan deze limiet gespeeld worden, ofwel geen Tone of een extreem stil geluid produceren.

* Voor Lower kan u geen hogere waarde dan voor Upper

instellen, of voor Upper geen lagere waarde dan voor Lower.

Cross Fade (Velocity Cross Fade)Bepaal hoe het volume van de Tone verandert wanneer de aanslagwaarde buiten de Velocity Range valt. Hoe hoger deze waarde, des te geleidelijker is de volumeverandering. Als u helemaal geen Tone wil voor aanslagwaarden buiten het opgegeven bereik, stel dan deze parameter in op 0.fig.3-24.e

1/f-modulatieÒ1/fÓ is een wiskundige verhouding voor de hoeveel-heid Òvoorspelbare willekeurÓ die voorkomt in natuur-lijke geluiden die voor ons aangenaam klinken, bv. een kabbelend beekje. De XP-30 kan de toonhoogte en het volume volgens deze verhouding moduleren en cre�ert zo de warme klank van analoge synthesizers.

1

2

3

OFF

2

1

OFF

3

Hoge noten

Toonhoogteverschil metgelijkzwevend temperament Parameterwaarde

Lage noten

Stretched TuningAkoestische pianoÕs worden normaal zodanig gestemd dat de hoge noten iets hoger en de lage noten iets lager staan dan bij een mathematisch berekend gelijkzwevend temperament (d.w.z. waarbij elk octaaf exact de dubbele frequentie heeft van het vorige octaaf). Men stemt pianoÕs op deze manier omdat ze zo beter klinken.

1

parameterwaarde

Level

AanslagwaardeLower Upper

parameterwaarde

66

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

KEY RANG (Key Range)Deze parameters bepalen door welke reeks noten de Tone zal worden gespeeld. Zo kan u op verschillende delen van het klavier verschillende Tones spelen.

Lower (Key Range Lower)Stel de laagste noot in die de Tone moet spelen.

Upper (Key Range Upper)Stel de hoogste noot in die de Tone moet spelen.

* U kan voor Lower geen hogere waarde instellen dan voor Upper,

en voor Upper geen lagere waarde dan voor voor Lower. Als u

dat tracht te doen, veranderen de twee waarden samen.

* Als u met Octave Shift (System) of de Transpose-parameter

(SYSTEM/CONTROL/KEYBOARD) de toonhoogte van het

klavier hebt getransponeerd, dan schuift het klaviergedeelte dat

u hebt ingesteld als Key Range mee op.

STRUCT (Structure)Type (Structure Type)De Structure-parameter bepaalt hoe Tones 1 en 2 (en 3 en 4) verbonden zijn.fig.3-25a

fig.3-25b

fig.3-25c

fig.3-25d

fig.3-25e

fig.3-25f

fig.3-25g

fig.3-25h

fig.3-25i

fig.3-25j

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVATVFWG

WG TVF TVA

TYPE 1

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVA TVFWG

WG TVF TVA

TYPE 2

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVA TVFWG

WG TVF TVA

B

TYPE 3

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVA TVFWG

WG TVF TVA

B

TYPE 4

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVA TVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 5

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVA TVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 6

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVATVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 7

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVATVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 8

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVATVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 9

TONE 1 (3)

TONE 2 (4)

TVATVFWG

WG TVF TVA

R

TYPE 10

67

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

De display geeft een grafische aanduiding van de geselecteerde Structure. De symbolen in de display hebben de volgede betekenis.W1 (WG1), W2 (WG2), F1 (TVF1), F2 (TVF2), A1 (TVA1), A2 (TVA2), B (booster), R (ring modulator)

* Als u een Tone kiest in de Structure-display, dan wordt de Tone

die gekoppeld is aan de gekozen Tone eveneens gekozen.

* Als u een Structure van 2Ð10 kiest, en u schakelt ��n Tone uit,

dan wordt de andere Tone aangesloten in de orde van WG/

TVF/TVA.

Booster (Booster Gain)Als de Type-parameter op 3 of 4 staat, kan u de sterkte van de Booster regelen. De Booster versterkt het binnenkomende signaal, waardoor dit vervormd wordt. Dit geeft een effect dat lijkt op de vervorming die vaak voor elektrische gitaren wordt gebruikt.

■ Effecten instellen voor een Patch (EFFECTS)

Deze groep bevat instellingen voor Multi-Effects/Chorus/Reverb; effecten die gebruikt worden door een Patch.

* Als er rechts van de naam in de display een ÒxÓ staat, betekent

dit dat het effect voor die display uitgeschakeld is. Zet het

betreffende effect aan voordat u instellingen maakt (p. 58).

OUTPUTDeze parameters bepalen hoe de output van elke Tone naar de effecten wordt gestuurd.

* Wanneer de Type parameter (PATCH/COMMON/STRUCT)

ingesteld is op een waarde van 2Ð10, wordt de output van de

Tones 1 (3) en 2 (4) gecombineerd met Tone 2 (4). Dit betekent

dat de instelling voor Tone 1 (3) genegeerd wordt.

Output Assign (Output Assign/Output Level)Kies of u de output van elke Tone wel of niet door Multi-Effects wil sturen, en regel het volume voor elke Tone.MIX: De Tone wordt naar de OUTPUT jack gestuurd

zonder door Multi-Effects te gaan.EFX: De Tone wordt naar de OUTPUT jack gestuurd, via

Multi-Effects.

* Als u MIX kiest, worden de instellingen van de PATCH EFX

OUT-display (PATCH/EFFECTS) genegeerd.

Chorus (Chorus Send Level)Regel de hoeveelheid Chorus voor elke Tone.

Reverb (Reverb Send Level)Regel de hoeveelheid Reverb voor elke Tone.

PATCH EFX TYPEHiermee stelt u de Patch Multi-Effects in.

Type (EFX Type)Kies het type Multi-Effects. Voor details, zie “Multi-Effects

Types (EFX-parameter)” (p. 89).

PATCH EFX PRM (Patch EFX Parameters)Hiermee stelt u de verschillende parameters in van het geselecteerde EFX-type. Voor details, zie “Multi-Effects

Types (EFX-parameter)” (p. 89).

Ring ModulatorDe Ring Modulator vermenigvuldigt twee Tones met elkaar, waardoor een nieuw geluid ontstaat dat boven-tonen bevat (niet-hamonische boventonen) die in geen van beide oorspronkelijke Tones aanwezig waren. Aangezien het toonhoogteverschil tussen beide Tones de boventoon-structuur zal wijzigen, resulteert dit in een toonloos metaalachtig geluid. Dit is zeer geschikt voor het cre�ren van belgeluiden en andere metaal-klanken.fig.3-26

68

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

PATCH EFX OUT (Patch EFX Output)Deze parameters bepalen de output voor de Tone waarvoor u EFX koos bij Output Assign.

* Bij Tones waarvoor u MIX koos bij Output Assign, worden de

instellingen van deze display genegeerd.

Mix Out (EFX Output Level)Hiermee regelt u het volume van het oorspronkelijke geluid en het Multi-Effects -geluid.

Chorus (Chorus Send Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid Chorus voor het geluid dat door Multi-Effects gaat.

Reverb (Reverb Send Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid Reverb voor het geluid dat door Multi-Effects gaat.

PATCH EFX CTRL (Patch EFX Control)Gebruik deze instelling wanneer u met een bepaalde controller een EFX-parameter wil aansturen. Welke EFX- parameters beschikbaar zijn voor aansturing, hangt af van het gekozen EFX-type. Voor details, zie “Multi-Effects

Types (EFX-parameter)” (p. 89). De bovenste lijn van de display toont de EFX-parameters die kunnen worden aangestuurd. Voor elke EFX-parameter kan u de EFX Control Source en de EFX Control Depth bepalen.

EFX Control Source 1, 2U kan de volgende MIDI controllers gebruiken. Als u een controller wil gebruiken die van toepassing is op alle Patches, of een controller die u hier niet rechtstreeks kan specifi�ren, kies dan SYS-CTRL1 of SYS-CTRL2, en kies vervolgens de controller door middel van de Control 1/2 - parameter (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN).OFF: controller wordt niet gebruiktSYS-CTRL1: System controller (control 1)SYS-CTRL2: System controller (control 2)MODULATION: Modulation (MIDI controller number 1)BREATH: Breath (MIDI controller number 2)FOOT: Foot (MIDI controller number 4)VOLUME: Volume (MIDI controller number 7)PAN: Pan (MIDI controller number 10)EXPRESSION: Expression (MIDI controller number 11)BENDER: Pitch bendAFTERTOUCH: Aftertouch

EFX Control Depth 1, 2Hiermee regelt u de hoeveelheid verandering die optreedt wanneer de controllers bewogen worden. Hoe hoger deze waarde, des te groter de verandering. Negatieve (-) waarden keren de richting van de verandering om.

PATCH CHORUSDeze parameters sturen het Chorus-effect van de Patch aan.

Rate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid voor het Chorus-effect.

Depth (Chorus Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte voor het Chorus-effect.

Delay (Chorus Pre Delay)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het moment dat het oorspronkelijke geluid begint en het moment dat het Chorus- effect in werking treedt. Hoge waarden geven een uitgesproken ruimte-effect.

Fbk (Chorus Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveelheid geluid die van de Chorus output wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de Chorus. Hogere waarden resulteren in een intenser effect.

Level (Chorus Level)Hiermee regelt u het volume van het Chorus effect.

Out (Chorus Output Assign)Hiermee bepaalt u op welke manier de Chorus en de Reverb worden aangesloten.

MIX: Het Chorus-geluid en het Reverb-geluid worden gemixt.

fig.3-27.e

REV:De Reverb wordt toegepast op het Chorus-geluid.fig.3-28.e

M+R: Het Chorus-geluid zonder Reverb en het Chorus-geluid met Reverb worden gemixt.

fig.3-29.e

OUTPUT

ReverbChorus input

ChorusReverb input

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

69

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

PATCH REVERBDeze parameters controleren het Reverb-effect van de Patch.

Type (Reverb/Delay Type)Kies het type Reverb-effect.

ROOM1: compacte reverb met korte uitsterftijdROOM2: dunne reverb met korte uitsterftijdSTAGE1: reverb met een sterke nagalmSTAGE2: reverb met een sterke vroege galmHALL1: reverb met een heldere weergalmingHALL2: reverb met een rijke weergalmingDELAY: gewone delay (echo)PAN-DLY: delay met echoÕs die naar links en rechts

bewegen

Time (Reverb/Delay Time)Hiermee regelt u de weergalmingstijd. Als u DELAY of PAN-DLY hebt gekozen, dan bepaalt deze parameter het tijdsinterval tussen het originele geluid en de eerste echo.

Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid delay-geluid die wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de delay. Hoe hoger de waarde, des te meer herhalingen van de echo.

* Als u een van de Reverb types (ROOM1ÐHALL2) hebt gekozen,

dan heeft deze parameter geen effect.

HF Damp (Reverb/Delay HF Damp)Deze parameter bepaalt de frequentie boven dewelke het galmgeluid wordt afgesneden. Naarmate u hier een lagere frequentie instelt, worden er meer en meer hoge frequenties afgesneden, wat een zachtere en meer gedempte galm geeft. Als u niet wil dat de hoge frequenties worden afgesneden, stel deze parameter dan in op BYPASS.

Level (Reverb/Delay Level)Hiermee regelt u het volume van het galmgeluid (of het echogeluid).

■ Met de controllers bepalen hoe de XP-30 klanken speelt (CONTROL)

De parameters in deze groep bepalen hoe de controllers werken.

KEY MODE & BENDER (Key Assign Mode & Bender)Assign (Key Assign Mode)Geef aan hoe de noten moeten worden gespeeld. Wanneer u een solo instrument Patch (zoals sax of fluit) speelt, kiest u best SOLO.POLY: Er kunnen meerdere noten tegelijk gespeeld

worden.SOLO: Er kan slechts ��n noot tegelijkertijd klinken.

Legato (Solo Legato Switch)Zet deze parameter op ON wanneer u Solo Legato gebruikt, anders zet u hem op OFF. Solo Legato is een functie die enkel werkt als de Key Assign Mode op SOLO staat. Wanneer Solo Legato op ON staat, en u drukt een toets in terwijl er al een ingedrukt is, dan blijft deze laatste doorklinken, maar ze verandert haar toonhoogte in die van de nieuwe noot. Dit is handig om gitaartechnieken zoals hammer-on en pull-off na te bootsen.

Bend RangeBepaal hoeveel de toonhoogte moet veranderen wanneer u de Pitch Bend-hendel beweegt. De linkerwaarde is de toonhoogte-verandering met de hendel helemaal links. De rechterwaarde is de toonhoogteverandering wanneer u hem helemaal naar rechts beweegt. De linkerwaarde heeft een bereik van -48Ð0 (-4Ð0 octaven) en de rechterwaarde van 0Ð+12 (0Ð1 octaaf).

PORTAMENTOPortamento is een functie die de toonhoogte naadloos doet overgaan van ��n noot naar de volgende. Wanneer de Key Assign Mode op SOLO staat, is dit handig om bepaalde technieken zoals vioolglissandoÕs na te bootsen.

Sw (Portamento Switch)Zet dit op ON wanneer u Portamento wil gebruiken.

Time (Portamento Time)Hiermee bepaalt u hoe snel de toonhoogte verandert.

Mode (Portamento Mode)Hier kiest u hoe Portamento wordt toegepast.NORMAL: Portamento wordt altijd toegepast.LEGATO: Portamento wordt enkel toegepast voor noten

die legato gespeeld worden (d.w.z. wanneer u de volgende toets indrukt voor u de vorige loslaat).

Type (Portamento Type)Hier bepaalt u de relatie tussen het toonhoogteverschil en de overgangstijd (Portamento Time).RATE: De overgangstijd verandert in verhouding tot het

toonhoogteverschil.

70

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

TIME: De overgangstijd is constant, ongeacht het toonhoogteverschil.

Start (Portamento Start Pitch)Portamento begint opnieuw wanneer u een andere toets indrukt tijdens een toonhoogteverschuiving. Deze instelling bepaalt hoe de nieuwe portamento begint.PITCH: De toonhoogte begint te veranderen wanneer de

nieuwe toets wordt ingedrukt.fig.3-30.e

NOTE: De toonhoogte begint te veranderen vanaf het punt waar de huidige verschuiving eindigt.

fig.3-31.e

RxSWITCH (Receive Switch)Deze parameters bepalen hoe Volume/Pan/Pitch Bend MIDI-boodschappen worden ontvangen door elke Tone.

* In het algemeen sturen Volume-boodschappen het volume aan,

Pan-boodschappen de stereopositie en Pitch Bend-boodschappen

de toonhoogte. De XP-30 biedt echter de mogelijkheid om met

deze MIDI-boodschappen andere parameters aan te sturen. Als

u dus een boodschap gebruikt om een andere (d.w.z. niet-

standaard) parameter aan te sturen, dient u de ontvangst van

die MIDI-boodschap uit te schakelen. Als de ontvangst aan

staat, dan stuurt die MIDI-boodschap behalve de bijkomende

parameter ook nog haar standaardfunctie aan.

Volume (Receive Volume Switch)Indien u wil dat Volume-boodschappen ontvangen worden, zet u deze parameter op ON. Indien niet, zet u hem op OFF.

Pan (Receive Pan Control Switch)Hiermee bepaalt u hoe Pan-boodschappen worden ontvangen.OFF: De boodschappen worden niet ontvangen.CONT: Wanneer er een Pan-boodschap wordt ontvangen,

zal deze onmiddellijk de stereopositie van het geluid wijzigen.

KEY-ON: De stereopositie van het geluid wordt gewijzigd wanneer de volgende noot wordt gespeeld. Als er een Pan-boodschap wordt ontvangen terwijl een noot nog klinkt, Zal de stereopositie pas veranderen bij de volgende noot. In dit geval zal de stereopositie enkel veranderen voor de later gespeelde noot, en de momenteel klinkende noot zal niet verschuiven.

Pitch Bend (Receive Pitch Bend Switch)Indien u wil dat Pitch Bend-boodschappen ontvangen worden, zet u deze parameter op ON. Indien niet, zet u hem op OFF.

DAMPERHiermee bepaalt u hoe Hold 1-boodschappen (sustain-pedaal) worden ontvangen door elke Tone.

Hold-1 RxSwitch (Receive Hold 1 Switch)Indien u wil dat Hold 1-boodschappen ontvangen worden, zet u deze parameter op ON. Indien niet, zet u hem op OFF.

Redamper (Redamper Switch)Als er een Hold 1-boodschap wordt ontvangen tussen een note-off (wanneer u de toets loslaat) en het moment dat het geluid verdwijnt, worden de momenteel klinkende geluiden aangehouden indien deze Redamper-parameter op ON staat. Als u deze functie gebruikt, dient u ook de Receive Hold 1 switch aan te zetten.

PEAK & HOLDHold-boodschappen (Hold 1, Hold 2, Sostenuto, Soft) worden gebruikt om het geluid aan te houden. De XP-30 laat toe deze Hold-boodschappen te gebruiken om de waarden van specifieke parameters aan te houden.

* Als u deze functie gebruikt, dient u ook de Receive Hold 1

switch voor de Patch aan te zetten (vorig scherm).

* Als u HOLD kiest voor de volgende parameters, dan dient u ook

de Hold-parameter (SYSTEM/CONTROL/CONTROL

SOURCE) in te stellen op het type van Hold-boodschap dat

wordt aangestuurd.

* Als u PEAK kiest voor de volgende parameters, dan dient u ook

de Peak-parameter (SYSTEM/CONTROL/CONTROL

SOURCE) in te stellen op het type van Hold-boodschap dat

wordt aangestuurd.

C5

D4

C4

druk toets D4 in

Toonhoogte

Tijd

druk toets C4 indruk toets C5 in

C5

D4

C4

druk toets D4 in

Toonhoogte

Tijd

druk toets C4 indruk toets C5 in

71

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

EfxCtrl (EFX Control Peak/Hold)Hiermee bepaalt u hoe de Hold-boodschappen de parameters die u instelt in de PATCH EFX CTRL-display (PATCH/EFFECTS) be�nvloeden.OFF: Parameterwaarde worden niet aangehouden, zelfs

wanneer er Hold-boodschappen worden ontvangen.HOLD: Parameterwaarden worden aangehouden wanneer

er Hold-boodschappen worden ontvangen.PEAK: Parameterwaarden worden aangehouden wanneer

er Hold-boodschappen worden ontvangen. Als de ontvangen waarde hoger is dan de huidige waarde, en Hold staat aan, wordt de nieuwe waarde aangehouden.

Ctrl 1 (Control 1 Peak/Hold)Hiermee bepaalt u het effect van Hold-boodschappen op de parameters aangestuurd door Control Source 1 (Modulation: MIDI controller number 1). De instellingen zijn hetzelfde als voor EFX Control.

Ctrl 2 (Control 2 Peak/Hold)Deze parameter bepaalt hoe Hold-boodschappen de para-meter aansturen die u in de volgende display als Control Source 2 kiest. Het bereik is hetzelfde als voor EFX control.

Ctrl 3 (Control 3 Peak/Hold)Deze parameter bepaalt hoe Hold-boodschappen de para-meter aansturen die u in de volgende display als Control Source 3 kiest. Het bereik is hetzelfde als voor EFX control.

CONTROL SOURCEAls u controllers wil gebruiken om een specifieke Tone- parameter aan te sturen, kies dan de controller in deze display. U kan aan elke Patch tot 3 control sources toewijzen, maar de functie van control source 1 staat vast op Modulation (MIDI controller number 1).

Control 2 (Control Source 2)Wijs een van de volgende controllers toe aan Control Source 2. Als u een gemeenschappelijke controller voor alle Patches wil gebruiken, of een controller die niet beschikbaar is voor deze selectie, kiest u eerst SYS-CTRL 1 of SYS-CTRL 2 en stelt u vervolgens de Control 1/2 parameter in (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN) om de controller te kiezen.OFF: er wordt geen controller gebruiktSYS-CTRL1: System controller (Control 1)SYS-CTRL2: System controller (Control 2)MODULATION: Modulation (MIDI controller number 1)BREATH: Breath (MIDI controller number 2)FOOT: Foot (MIDI controller number 4)VOLUME: Volume (MIDI controller number 7)PAN: Pan (MIDI controller number 10)EXPRESSION: Expression (MIDI controller number 11)BENDER: Pitch bend

AFTERTOUCH: AftertouchLFO1: LFO1 rateLFO2: LFO2 rateVELOCITY: VelocityKEYFOLLOW: Key follow (regel de parameterwaarde

naargelang de klavierpositie, t.o.v. een standaardwaarde (0) bij de C4-toets)

PLAYMATE: Playmate (regel de parameterwaarde naargelang van de tijdsduur dat de toets wordt ingedrukt)

Control 3 (Control Source 3)Wijs een controller toe aan Control Source 3. De beschikbare controllers zijn dezelfde als voor Control Source 2.

CONTROL 1–3Bepaal welke parameters Control Sources 1Ð3 moeten aan-sturen, alsook de diepte van elke parameter. Bovenaan in de display ziet u de Control Source gekozen in de vorige display.

* Van de PATCH PLAY-display kan u direct overschakelen naar

de CONTROL1-display door op [CONTROLLER] te drukken

terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.

Destination 1–4Kies de aan te sturen parameters. Per controller kan u tot vier parameters opgeven, die tegelijk kunnen worden aangestuurd.OFF: geen aansturingPCH: WG PitchCUT: TVF-afsnijfrequentieRES: TVF-resonantieLEV: TVA LevelPAN: TVA PanMIX: Uitgangsniveau van de ToneCHO: Chorus Send level van de ToneREV: Reverb Send level van de TonePL1: LFO1-diepte van de WG PitchPL2: LFO2-diepte van de WG PitchFL1: LFO1-diepte van de TVF-afsnijfrequentieFL2: LFO2-diepte van de TVF-afsnijfrequentieAL1: LFO1 -diepte van het TVA LevelAL2: LFO2 -diepte van het TVA LevelpL1: LFO1 -diepte van de TVA PanpL2: LFO2 -diepte van de TVA PanL1R: LFO1 rateL2R: LFO2 rate

Depth 1–4Hiermee bepaalt u hoeveel verandering er optreedt wanneer de controllers bewogen worden. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve waarden keren de richting van de verandering om. Voor LFO rates, verlengen negatieve waarden de periode (tragere modulatie), terwijl positive waarden de periode verkorten (snellere modulatie).

72

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

■ Golfvormen wijzigen (WAVE)Deze groep bevat parameters die verband houden met de basisgolfvorm (Wave) van de Tone.

WAVEGroup (Wave Group)Selecteer de groep van de Wave.INT-A, B: Internal A, BEXP-A–E: Wave Expansion Boards AÐE

* Het is onmogelijk om een groep te selecteren van een Wave

Expansion Board dat niet ge�nstalleerd is.

Number (Wave Number)Kies het Wave-nummer. De naam van de Wave verschijnt tussen haakjes ( ).

Gain (Wave Gain)Hiermee regelt u de gain (volume boost) van de Wave. Het bereik gaat van -6Ð+12 dB, met stappen van 6 dB. Een verhoging van 6 dB verdubbelt de gain. Wanneer u met de Booster het geluid wil vervormen, kies dan de hoogste Gain.

Switch (Tone Switch)Indien u de Tone wil gebruiken, zet dit dan op ON. Indien niet, zet u dit op OFF. Om optimaal gebruik te maken van de beschikbare stemmen, dient u de niet-gebruikte Tones uit te schakelen.

* Wanneer u met TONE SWITCH [1]Ð[4] Tones aan of uit zet,

is het deze parameter die wordt ingesteld.

FXM (Frequency cross modulation)FXM is een functie die door middel van frequentiemodulatie nieuwe harmonische componenten aan het geluid toevoegt. U kan dit ook gebruiken als ring modulator om een metaal-achtige tint toe te voegen.

Switch (FXM Switch)Als u FXM wil gebruiken, kiest u ON. Anders kiest u OFF.

Color (FXM Color)Kies hier een van de vier manieren waarop FXM de frequentiemodulatie moet gebruiken.

Depth (FXM Depth)Hiermee regelt u de diepte van de FXM-frequentiemodulatie.

TONE DELAYDeze parameter zorgt voor een tijdsinterval van het moment dat een toets wordt ingedrukt (of losgelaten) tot wanneer de Tone weerklinkt. Aangezien u de timing van elke Tone kunt regelen, kan u effecten cre�ren waarbij u met ��n toets-aanslag meerdere klanken op verschillende momenten krijgt.

* Als u Tone Delay niet wil gebruiken, stelt u Mode in op

NORMAL en Delay Time op 0.

Mode (Tone Delay Mode)Hoer kiest u hoe de Tone moet weerklinken.NORMAL: De Tone weerklinkt na de opgegeven Delay

Time.fig.3-32.e

HOLD: Als de toets langer dan de Delay Time ingedrukt wordt, weerklinkt de Tone na de Delay Time. Als de toets vroeger dan de Delay Time wordt losgelaten, hoort u geen Tone.

fig.3-33.e

PLAYMATE: Als het 2 sec of langer duurt voor de volgende toets wordt ingedrukt, hoort u de Tone na de Delay Time.Als dat minder dan 2 sec duurt, dan wordt dat interval de Delay Time waarna de Tone zal weerklinken.

CLOCK-SYNC: Synchroniseer de Delay Time ofwel met het Patch Tempo (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK), met het Performance Tempo (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK), of met de tempo clock van de XP-30.Als u een vast tempo in Patch mode (Tempo parameter setting) wil gebruiken, zet dan de Source-parameter (PATCH/COMMON /PATCH CLOCK) op PATCH en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van het systeem in Patch mode wil gebruiken, zet dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.Als u een vast tempo wil gebruiken in Performance mode (Tempo parameter setting), zet dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) op PERFORM en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van het systeem wil gebruiken in Performance mode, zet dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) op SYSTEM.

toets los

Delay Time

toets ingedrukt

toets los

Delay Time Tone klinkt niet

toets ingedrukt toets los toets ingedrukt

DelayTime

73

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

KEY-OFF-N: De Tone weerklinkt niet zolang de toets ingedrukt is, maar weerklinkt na de Delay Time nadat de toets is losgelaten.

fig.3-34.e

KEY-OFF-D: De Tone weerklinkt niet zolang de toets ingedrukt is, maar weerklinkt na de Delay Time nadat de toets is losgelaten. Met deze instelling echter, begint de TVA envelope van de Tone wanneer de toets wordt ingedrukt, dus in de meeste gevallen zal u slechts het decay-gedeelte (het uitsterven) van het geluid horen.

fig.3-35.e

* Als de Wave die u hebt geselecteerd een klank van het decay-

type is (d.w.z. een geluid dat natuurlijk wegsterft, zelfs als de

toets niet wordt losgelaten), kan het dat u geen geluid hoort

wanneer u KEY-OFF-N of KEY-OFF-D kiest.

TEMPO-SYNC: Als u een Wave kiest terwijl het tempo (BPM) wordt getoond, zal de Tone zich synchroniseren met de tempo clock van het system ongeacht welke toets er wordt ingedrukt. Dit is erg handig wanneer u phrase loops speelt synchroon met het tempo van een song (p. 130).Als u wil synchroniseren met het tempo van een systeem in Patch mode, zet dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.Als u wil synchroniseren met het tempo van een systeem in Performance mode, zet dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) op SYSTEM.

* Wanneer TEMPO-SYNC geselecteerd is, worden de

instellingen voor de toonhoogte en FXM genegeerd.

* Wanneer u TEMPO-SYNC selecteert, zet dan ook de Time-

parameter op 0. Als u een andere waarde instelt, wordt Tone

Delay geactiveerd.

Time (Tone Delay Time)Hiermee bepaalt u de tijd na dewelke de Tone moet weerklinken wanneer u Tone Delay gebruikt.Indien u in Tone Delay mode PLAYMATE hebt geselecteerd, dan betekent een waarde van 64 dat de delay time wordt ingesteld op het interval tussen de vorige Note On en de huidige Note On. Een waarde van 127 resulteert in een tijd die twee keer zo lang is als voor een waarde van 64, en een waarde van 32 resulteert in een tijd die half zo lang is.Als de Tone Delay Mode staat ingesteld op CLOCK-SYNC, dan gebeurt de instelling met kwartnoten, en wordt het symbool voor de overeenkomstige nootwaarde afgebeeld. Zodoende kan u de delay time invoeren in nootlengten zoals bij het synchronisatietempo.

* Als de Type-parameter (PATCH/COMMON/STRUCT)

ingesteld staat op een selectie van 2Ð10, dan worden de outputs

van Tone 1 (3) en 2 (4) gecombineerd in Tone 2 (4). Dit betekent

dus dat de instellingen voor Tone 1 (3) zullen worden

genegeerd.

toets los

DelayTime

toets ingedrukt

toets los

DelayTime

toets ingedrukt

74

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

■ Klanken moduleren (LFO)De LFO (Low Frequency Oscillator) cre�ert een cyclische verandering. Elke Tone heeft twee LFOÕs, waarmee u wijzigingen kan aanbrengen in de WG Pitch/TVF Cutoff Frequency/TVA Level/TVA Pan.

LFO1/LFO2Aangezien beide LFOÕs dezelfde parameters hebben, worden ze hier samen uitgelegd.

Form (LFO Form)Hiermee kiest u de golfvorm van de LFO.fig.3-36.e

Key Sync (LFO Key Sync)Hiermee bepaalt u of u de LFO-cyclus synchroon met een toetsaanslag laat beginnnen (ON), of niet (OFF).

Rate (LFO Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de LFO.

* Als u External Sync op CLOCK hebt ingesteld, dan geeft deze

parameter een nootwaarde aan in een veelvoud van een

kwartnoot, en wordt ook het overeenkomstige symbool voor de

nootwaarde afgebeeld. Zo kan u de LFO rate instellen

uitgedrukt in een nootlengte van het synchronisatietempo.

* De Chaos-golfvorm heeft geen golflengte. Wanneer de Chaos-

golfvorm geselecteerd is, heeft de Rate-instelling geen effect.

ExtSync (LFO External Sync)Hiermee bepaalt u hoe de LFO gesynchroniseerd wordt.OFF: OngesynchroniseerdCLOCK: De LFO wordt gesynchroniseerd met het Patch

Tempo, het Performance Tempo, of de tempo clock van de XP-30.Als u in Patch mode een vast tempo wil gebruiken (Tempo parameter setting), zet dan de Source- parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op PATCH en stel het gewenste tempo in. Als u in Patch mode de tempo clock van het systeem wil gebruiken, zet dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.Als u in Performance mode een vast tempo wil gebruiken (Tempo parameter setting), zet dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) op PERFORM en stel het gewenste tempo in. Als u in Performance mode de tempo clock van het systeem wil gebruiken, zet dan de Source- parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) op SYSTEM.

Mode (LFO Fade Mode)Hiermee bepaalt u hoe de LFO wordt toegepast.ON-IN: De LFO treedt geleidelijk in na de toetsaanslag.fig.3-37.e

ON-OUT: De LFO wordt onmiddellijk toegepast wanneer de toets wordt aangeslagen en vervaagt dan.

fig.3-38.e

OFF-IN: De LFO treedt geleidelijk in nadat u de toets hebt losgelaten.

fig.3-39.e

Hoe de LFO gebruiken?De LFO toepassen op de Pitch geeft vibrato, op de TVF Cutoff Frequency geeft hij wah, en op TVA Level geeft hij tremolo. Wanneer LFO wordt toegepast op TVA Pan, verandert de stereopositie van het geluid cyclisch.Afhankelijk van de instellingen kan u met LFO twee Tones cyclisch laten afwisselen. Als u bv. over en weer wil schakelen tussen Tones 1 en 2, maak dan voor beide dezelfde LFO-instellingen, maar geef ze voor hun TVA Level een LFO Depth met tegengestelde polariteit (+/-).

TRI SIN SAW SQR

TRP S&H RND CHS

chaosgolf

driehoeksgolf sinusgolf zaagtandgolf blokgolf

trapeziumgolf sample &hold-golf

willekeurigegolf

toets wordtingedrukt

hoog (meer)

laag (minder)

WG Pitch /TVF Cutoff Frequency /

TVA Level / TVA Pan

DelayTime

FadeTime

Depth

toetsingedrukt

hoog (meer)

laag (minder)

WG Pitch /TVF Cutoff Frequency /

TVA Level / TVA Pan

Delay Time Fade Time

Depth

hoog (meer)

laag (minder)

WG Pitch /TVF Cutoff Frequency /

TVA Level / TVA Pan

DelayTime

FadeTime

Depth

toetsingedrukt

toets los

75

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

OFF-OUT:De LFO wordt onmiddellijk toegepast wanneer de toets wordt aangeslagen, en begint te vervagen wanneer de toets wordt losgelaten.

fig.3-40.e

Delay (LFO Delay Time)Hiermee regelt u de tijd van wanneer de toets wordt ingedrukt (of losgelaten) tot wanneer de LFO intreedt. (Zie de diagrammen voor Fade Mode.)

Fade (LFO Fade Time)Hiermee regelt u de tijd waarover de LFO zijn volle effect bereikt (of afneemt). (Zie de diagrammen voor Fade Mode.)

Offset (LFO Offset)Hiermee regelt u de basiswaarde van de LFO-golfvorm naar boven of naar beneden.

LFO DEPTH 1:2Met deze parameters regelt u hoe de LFO elke parameter be�nvloedt. Vooe elke parameter verschijnen er twee waarden. De linkerwaarde is voor LFO1 en de rechterwaarde is voor LFO2.

Pitch (Pitch LFO Depth 1, 2)Hiermee bepaalt u in welke mate de LFO de WG Pitch be�nvloedt.

TVF (TVF LFO Depth 1, 2)Hiermee bepaalt u in welke mate de LFO de TVF Cutoff Frequency be�nvloedt.

TVA (TVA LFO Depth 1, 2)Hiermee bepaalt u in welke mate de LFO het TVA Level be�nvloedt.

Pan (Pan LFO Depth 1, 2)Hiermee bepaalt u in welke mate de LFO de TVA Pan be�nvloedt.

■ Toonhoogte wijzigen (PITCH)Deze parameters be�nvloeden de WG Pitch van elke Tone.

PITCHBepaal de basistoonhoogte van elke Tone.

Coarse (Coarse Tune)Hiermee regelt u de toonhoogte met stappen van een halve toon (-4Ð+4 octaves).

Fine (Fine Tune)Hiermee regelt u de toonhoogte met stappen van 1 cent (-50Ð+50 cents).

* E�n cent is 1/100 van een halve toon.

Random (Random Pitch Depth)Als u de toonhoogte van de Tone willekeurig wil laten veranderen telkens als de toets wordt ingedrukt, stel dan hier de gewenste verandering in. Als u de toonhoogte niet willekeurig wil laten veranderen, stelt u hier 0 in. De waarde staat uitgedrukt in cents.

Keyfollow (Pitch Key Follow)Deze parameter bepaalt hoeveel de toonhoogte verandert wanneer u op het klavier een octaaf opschuift. Als u de toonhoogte 1 octaaf hoger wil wanneer de klavierpositie 1 octaaf verhoogt (zoals bij normale toetsinstrumenten), stelt u hier +100 in. Als u de toonhoogte 2 octaven hoger wil wanneer u op het klavier 1 octaaf hoger gaat, stelt u hier +200 in. Negatieve (-) waarden doen de toonhoogte zakken wanneer u hogere toetsen aanslaat. Als u voor alle toetsen van het klavier dezelfde toonhoogte wil, stelt u hier 0 in.fig.3-41.e

PCH ENVELOPE (Pitch Envelope)Deze parameters bepalen hoe de Pitch Envelope de toon-hoogte be�nvloedt.

Envelope Depth (Pitch Envelope Depth)Hiermee regelt u de Pitch Envelope. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve (-) waarden keren de richting van de envelope om.

toetsingedrukt

hoog (meer)

laag (minder)

WG Pitch /TVF Cutoff Frequency /

TVA Level / TVA Pan

DelayTime

FadeTime

Depth

toetslos

C2 C3 C4 C5 C6 C7

–100–70–50–30

–100+10+20+30+40+50+70

+100

+120+150+200Toonhoogte

Klavierpositie

76

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Velocity Sens (Pitch Envelope Velocity Sensitivity)Stel deze parameter in wanneer u met de kracht van detoets-aanslagen de toonhoogteverandering wil bepalen. Hoe hoger deze waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren de veranderingsrichting om.

PCH TIME ENV (Pitch Time Envelope)Deze parameters bepalen hoe de kracht van de toets- aanslagen de tijden van de Pitch Envelope be�nvloedt.

V-T1 (Pitch Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde (velocity) T1 (time) van de Pitch Envelope be�nvloedt. Hoe hoger deze waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Bij positieve (+) waarden versnelt de aanslagwaarde de T1-tijd. Bij negatieve (-) waarden vertraagt de aanslagwaarde de T1-tijd.

V-T4 (Pitch Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde (velocity) T4 (time) van de Pitch Envelope be�nvloedt. Hoe hoger deze waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Bij positieve (+) waarden versnelt de aanslagwaarde de T4-tijd. Bij negatieve (-) vertraagt de aanslagwaarde de T4-tijd.

Time Keyfollow (Pitch Envelope Time Key Follow)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de klavierpositie van de noot de tijden (T2ÐT4) van de Pitch Envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het tijdsverschil t.o.v. de envelope time bij de middelste C (C4). Positieve (+) waarden maken de tijdsverandering korter voor noten rechts van de middelste C. Negatieve (-) waarden maken de tijdsverandering langer voor noten rechts van de middelste C.

PCH ENVELOPE (Pitch Envelope)Deze parameters stellen de Pitch Envelope in (de vorm van de toonhoogteverandering in functie van de tijd).fig.3-42.e

T1–4 (Pitch Envelope Time 1–4)Stel de tijden in waarover de toonhoogte moet veranderen van een punt tot het volgende.

L1–L4 (Pitch Envelope Level 1–4)Stel voor elk punt de toonhoogteverandering in (t.o.v. de basistoonhoogte).

■ De geluidshelderheid wijzigen met een filter (TVF)

Via deze parametergroep kan u met de TVF (Time Variant Filter) de frequentiekarakteristieken van het geluid wijzigen.

FILTERDeze parameters zijn de TVF filterinstellingen.

Type (Filter Type)Hier kiest u het filtertype.OFF: geen filter.LPF (Low Pass Filter): Snijdt de frequenties boven de

Cutoff Frequency af. Dit is het meest gebruikte filtertype in synthesizers.

BPF (Band Pass Filter): Laat enkel de frequenties in de buurt van de Cutoff Frequency door.

HPF (High Pass Filter): Snijdt de frequenties onder de Cutoff Frequency af.

PKG (Peaking Filter): Benadrukt de frequenties in de buurt van de Cutoff Frequency.

Cut (Cutoff Frequency)Hiermee stelt u de frequentie van de filter in.

Res (Resonance)Hiermee benadrukt u de frequenties in de buurt van de Cutoff Frequency. Bij sommige instellingen kunnen extreem hoge waarden oscillatie en vervorming veroorzaken.fig.3-43.e

Keyfollow (Cutoff Frequency Key Follow)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de klavierpositie de Cutoff Frequency be�nvloedt.Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering t.o.v. de middelste C (C4). Positieve (+) waarden verhogen de Cutoff Frequency naarmate u verder naar rechts op het klavier speelt. Negatieve (-) waarden verlagen de Cutoff Frequency.

EnvDepth (TVF Envelope Depth)Hiermee regelt u de diepte van de TVF envelope. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve (-) waarden

T1 T2 T3 T4

L3

L4L2

L1

toets wordtgelost

Toon-hoogte Tijd

toets wordtingedrukt

LPF BPF HPF PKG

par

amet

erw

aard

e

Level

Cutoff frequency

Frequentie

Hoog

Laag

77

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

keren de envelope om.

TVF VELOCITYDeze parameters bepalen hoe de aanslaggevoeligheid van het klavier TVF Envelope/Cutoff Frequency/Resonance be�nvloedt.

V-Sens (TVF Envelope Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de TVF Envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

V-Curve (TVF Envelope Velocity Curve)Kies een van de 7 types van curve waarmee de aanslag-waarde de Cutoff Frequency moet be�nvloeden. De curve verschijnt als grafiek rechts van de waarde.

V-Resonance (Resonance Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de Resonance be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

TVF TIME ENV (TVF Time Envelope)Deze parameters bepalen hoe de aanslaggevoeligheid van het klavier de tijden van de TVF envelope be�nvloedt.

V-T1 (TVF Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde T1 (time) van de TVF envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Als u wil dat een hardere aanslag een snellere T1-tijd geeft, voert u een positieve (+) waarde in. Voor een tragere T1-tijd voert u een negatieve (-) waarde in.

V-T4 (TVF Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat Key Off Velocity (de snelheid waarmee u een toets loslaat) T4 (time) van de TVF envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen snel en langzaam geloste noten. Als u wil dat door sneller los te laten de T4-tijd versnelt, voer dan een positieve (+) waarde in. Voor een tragere T4-tijd voert u een negatieve (-) waarde in.

Time Keyfollow (TVF Envelope Time Key Follow)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de klavierpositie de tijden (T2ÐT4) van de TVF envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering t.o.v. de middelste C (C4). Positieve (+) waarden resulteren in kortere tijden naarmate u meer naar rechts op het klavier speelt. Negatieve (-) waarden resulteren in langere tijden.

TVF ENVELOPEDeze parameters bepalen de TVF envelope (de manier waarop de cutoff frequency (afsnijfrequentie) verandert in functie van de tijd).fig.3-44.e

T1–T4 (TVF Envelope Time 1–4)Stel de tijden in waarover de afsnijfrequentie van een punt naar het volgende moet bewegen.

L1–L4 (TVF Envelope Level 1–4)Stel voor elk punt de cutoff frequency levels in, t.o.v. de basis-afsnijfrequentie.

■ Volume en stereopositie van het geluid veranderen (TVA)

De TVA (Time Variant Amplifier) controleert de volume-veranderingen en de stereopositie.

TVALevelHiermee regelt u het basisvolume van de Tone. Gebruik deze parameter om de volumebalans tussen Tones te regelen.

PanHiermee regelt u de pan (stereopositie) van de Tone. L64 betekent volledig links, 0 is centraal en 63R betekent volledig rechts.

V-Sens (TVA Envelope Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde van het klavier invloed heeft op de hoeveelheid verandering die de TVA envelope produceert. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

V-Curve (TVA Envelope Velocity Curve)Kies een van de 7 curves die bepalen hoe de aanslag-gevoeligheid van het klavier de TVA envelope be�nvloedt. De geselecteerde curve verschijnt rechts van de numerieke waarde.

T1 T2 T3 T4

L3

L1

L2

L4

toest wordt gelost

CutoffFrequency

Tijd

toets wordt ingedrukt

78

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

BIASGebruik de Bias-parameter wanneer u wil dat de klavier-positie het TVA level be�nvloedt.fig.3-45.e

Bias (Bias Level)Hiermee regelt u de hoek van de volumeverandering die zal voorkomen in de gekozen Bias Direction. Hogere waarden geven een grotere verandering. Negatieve (-) waarden keren de verandering om.

Point (Bias Point)Kies de toets waarbij het volume moet beginnen veranderen.

Direction (Bias Direction)Kies de richting van de verandering, vertrekkend van het Bias Point.LOWER: het gebied onder het Bias PointUPPER: het gebied boven het Bias PointLOWER&UPPER: de gebieden boven en onder het Bias

PointALL: het hele klavier wordt ÒgebiasedÓ

volgens de hoek bepaald door het Bias Level, t.o.v. het Bias Point

PAN MODULATEMet deze parameters bepaalt u de positie van de TVA Pan.

Keyfollow (Pan Key Follow)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de klavierpositie de stereopositie wijzigt. Hogere waarden geven een grotere verandering t.o.v. de middelste C (C4). Bij een positieve (+) waarde staan noten die rechts op het klavier liggen, rechts in het stereobeeld. Bij negatieve (-) waarden is dit omgekeerd.

Random (Random Pan Depth)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de stereopositie willekeurig verandert, telkens als u een toets indrukt. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering.

Alternate (Alternate Pan Depth)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de stereopositie afwisselt tussen links en rechts, telkens als u een toets

indrukt. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. U kan L- of R-waarden instellen, waarmee u de links/rechts-volgorde van de panning omkeert. Om de stereopositie van twee Tones af te wisselen, geeft u ze tegengestelde L- en R-waarden.

TVA TIME ENV (TVA Time Envelope)Deze parameters bepalen welke invloed het klavier heeft op de tijdsveranderingen van de TVA envelope.

V-T1 (TVF Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde T1 (time) van de TVA envelope be�nvloedt. Hoe hoger deze waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Als u wil dat een hogere aanslagwaarde de T1-tijd versnelt, voer dan een positieve (+) waarde in. Als u wil dat een hogere aanslagwaarde de T1-tijd vertraagt, voert u een negatieve (-) waarde in.

V-T4 (TVA Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat Key Off Velocity de T4 (time) van de TVA envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen snel en langzaam geloste noten. Als u wil dat sneller lossen een snellere T4-tijd geeft, kiest u een positieve waarde. Als u de T4-tijd wil ver-tragen door sneller te lossen, kiest u een negatieve waarde.

Time Keyfollow (TVA Envelope Time Key Follow)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de klavierpositie de TVA envelope-tijden (T2ÐT4) be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil t.o.v. de middelste C (C4). Positieve (+) waarden geven kortere tijden en negatieve (-) waarden geven langere tijden, naarmate u verder naar rechts op het klavier speelt.

TVA ENVELOPE (TVA Envelope)Deze parameters vormen de instellingen voor de TVA envelope (veranderingen in het TVA level over de tijd).fig.3-46.e

T1–T4 (TVA Envelope 1–4)Hiermee bepaalt u de tijd waarover het volume verandert van het ene punt naar het volgende.

L1–L3 (TVA Envelope 1–3)Hiermee regelt u het volumeniveau van elk punt t.o.v. het basic TVA level.

C-1 G9

+

0

C-1 G9

+

0

C-1 G9

+

0

C-1 G9

+

0

+

0

– +

0

–LOWER&UPPER

LOWER UPPER

ALL

Bias Point

Level

Level

Level

Level

toets

toets

toets

toetsBias Point

Bias Point

Bias Point

T1 T2 T3 T4

L3

L1L2

toets wordt gelost

Level

Tijd

toets wordt ingedrukt

79

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Functies van de Performance-parametersfig.3-11

■ Instellingen voor de hele Performance (COMMON)

Deze display gebruikt u om parameters in te stellen die niet bij andere groepen horen, o.m. Performance Name en Key Mode.

PERFORM NAME (Performance Name)U kan de Performance een naam geven van max. 12 karakters.

* Voor details over de naamgeving, zie “Een naam toewijzen”

(p. 42).

PERFORM CLOCKVoor sommige parameters kan u een tijdwaarde instellen uit-gedrukt in een nootlengte die bepaald is door een opgegeven tempo; Rate-parameters (PATCH/LFO/LFO1, 2), Time- parameter (PATCH/WAVE/TONE DELAY) en sommige Multi-Effects-parameters. Het opgegeven tempo dat deze parameters gebruiken, kan u voor elke Patch instellen. Wanneer u echter een Patch gebruikt in Performance mode, worden de Patch-instellingen genegeerd, en worden de instellingen van deze display in deplaats gebruikt.

Source (Performance Clock Source)Kies de bron voor de Performance Clock.PERFORM: Synchroniseren met het Performance Tempo.SYSTEM: Synchroniseren met de tempo clock.

* De Performance Clock zendt geen clock messages uit via de

MIDI OUT-connector.

Tempo (Performance Tempo)Stel hier het Performance Tempo in.

* Wanneer Source (Performance Clock Source) op SYSTEM

staat, gebeurt de synchronisatie volgens de tempo clock van het

systeem, dus kan u de tempowaarde niet instellen. Het tempo

van het systeem verschijnt tussen haakjes ( ).

PEFORM COMMONKey ModeDeze parameter bepaalt hoe de klankbron wordt aangestuurd door het klavier van de XP-30.LAYER: Wanneer u op het klavier speelt, hoort u alle Parts

waarvan de Local-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) aan staat. De Tx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) van elke Part bepaalt de verzending van MIDI-boodschappen vanuit het controller-

gedeelte naar externe MIDI-apparaten.SINGLE: Wanneer u op het klavier speelt, hoort u enkel de

aangeduide Part (de Part die in de display staat). MIDI-boodschappen worden verzonden van het controller-gedeelte naar de externe MIDI-toestellen, zelfs als de Local-parameter en de Tx- parameter voor elke Part (PERFORM/MIDI/MIDI) uitgeschakeld zijn.

* Als u een Layer-type Performance hebt gekozen, verschijnt er

bovenaan rechts in de PERFORM PLAY-display ÒLAYER p*Ó

(* is het partnummer). Als u een Single-type Performance

hebt gekozen, verschijnt het nummer van de Part die u kan

spelen.

* Als LAYER geselecteerd is en u tracht Patches te spelen van alle

Parts, zal u waarschijnlijk slechts een beperkte polyfonie krijgen.

Hou bij het ÒlayerenÓ van Patches rekening met het aantal

beschikbare stemmen en zet de onnodige Parts uit. Als u voor

elke Part de Key Range instelt, kan u het klavier splitsen om op

de verschillende delen verschillende Parts te spelen.

* Om vanuit de PERFORM PLAY display te switchen tussen

SINGLE en LAYER, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op

[SOLO].

Key Range (Key Range Switch)Deze parameter bepaalt of de Key Range-instellingen (volgende display) wel of niet worden toegepast. Als u ze wil toepassen, kiest u hier ON.

KEY RANG (Key Range)Stel het toetsbereik in voor elke Part wanneer u verschillende Patches wil spelen op de verschillende klaviergedeeltes.

Lower (Key Range Lower)Stel hier de laagste noot voor de Part in.

Upper (Key Range Upper)Stel hier de hoogste noot voor de Part in.

* Als de Key Range ingesteld is voor de Patch, dan klinken enkel

de noten waarvoor de Key Range-instellingen van de Patch en

de Performance elkaar overlappen.

* U kan voor Lower geen hogere waarde instellen dan voor Upper,

of voor Upper geen lagere waarde dan voor Lower. Als u dat

probeert, veranderen beide waarden tegelijk.

* Als u met Octave Shift (System) of met de Transpose-parameter

(SYSTEM/CONTROL/KEYBOARD) de toonhoogte van het

klavier van de XP-30 hebt getransponeerd, dan schuift het

klaviergedeelte bepaald door de Key Range mee op.

KEYBOARDOctave ShiftMet deze parameter regelt u de toonhoogte van elke Part in stappen van een octaaf (-3Ð+3 octaven).

80

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

■ Effecten instellen voor een Performance (EFFECTS)

Deze groep bevat instellingen voor de Multi-Effects/Chorus/Reverb-effecten die een Performance gebruikt.

OUTPUTGeef aan hoe elke Part moet worden uitgestuurd.

Output Assign (Output Assign/Output Level)Hier kiest u of de output van elke Part door Multi-Effects wordt gestuurd, en regelt u het volume van elke Part.MIX: output naar de OUTPUT jack zonder door Multi-

Effects te passeren.EFX: output naar de OUTPUT jack via Multi-Effects.PATCH: de Output Assign-instellingen van de Patch

toegewezen aan elke Part worden gebruikt (voor elke Tone).

* Als u MIX of EFX kiest, dan wordt de instelling van de Output

Assign-parameter (PATCH/EFFECTS/OUTPUT) genegeerd.

Chorus (Chorus Send Level)Hiermee regelt u hoeveel Chorus er op elke Part wordt toegepast.

Reverb (Reverb Send Level)Hiermee regelt u hoeveel Reverb er op elke Part wordt toegepast.

PERFORM EFX TYPE (Performance EFX TYPE)Met deze parameters stelt u de Performance Multi-Effects in.

* Als EFX Source ingesteld is om de EFX-instellingen te

gebruiken van de Patch die toegewezen is aan een van de Parts,

dan verschijnt het Partnummer bovenaan links in de display.fig.3-47

Type (EFX Type)Kies het type van Multi-Effects. Voor details, zie “Multi-

Effects Types (EFX-parameter)” (p. 89).

* Als u de EFX-parameterinstellingen van een van de Patches

toegewezen aan een Part als EFX Source hebt gekozen, dan

wordt het EFX Type van die Patch getoond.

Source (EFX Source)Hiermee kiest u welke EFX-parameterinstellingen door de Performance gebruikt worden. Kies PERFORM als u de EFX-parameterinstellingen van de Performance wil gebruiken. Als u de EFX-parameterinstellingen wil gebruiken van de Patch toegewezen aan een van de Parts, selecteer dan het Partnummer. Aangezien de Rhythm Set geen EFX-parameter heeft, kan u Part 10 niet selecteren.

PERFORM EFX PRM (Performance EFX Parameters)De EFX-parameters voor het geselecteerde EFX Type worden getoond. Voor details, zie “Multi-Effects Types (EFX-

parameter)” (p. 89).

* Als EFX Source ingesteld is om de EFX-instellingen te

gebruiken van de Patch die toegewezen is aan een van de Parts,

dan verschijnt het Partnummer bovenaan links in de display.

PERFORM EFX OUT (Performance EFX Output)Deze parameters bepalen de output voor de Part waarvoor EFX werd geselecteerd in Output Assign.

* Voor Parts met MIX als Output Assign worden de instellingen

van deze display genegeerd.

* Voor Parts met PATCH als Output Assign worden de Output

Assign-instellingen van elke Tone van de Patch gebruikt.

M.a.w., de instellingen van deze display gelden enkel voor de

Tones waarvoor EFX geselecteerd is.

Mix Out (EFX Output Level)Hiermee regelt u het volume van het directe geluid en het Multi-Effects-geluid.

Chorus (Chorus Send Level)Hiermee bepaalt u hoeveel Chorus er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects gaat.

Reverb (Reverb Send Level)Hiermee bepaalt u hoeveel Reverb er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects gaat.

PERFORM EFX CTRL (Performance EFX Control)Gebruik deze parameter wanneer u met een bepaalde controller een EFX-parameter wil aansturen. Welke types van EFX-parameters beschikbaar zijn voor aansturing, hangt af van het EFX type. Voor details, zie “Multi-Effects Types

(EFX-parameter)” (p. 89).Bovenaan in de display verschijnt de EFX-parameter die

Wanneer de EFX-parameterinstellingen van een Patch geselecteerd zijnWanneer de EFX-parameterinstellingen van een Patch geselecteerd zijn, verschijnen deze in de EFX parameter setting display van de Performance, en kan u ze ook wijzigen. Als u de gewijzigde Patch EFX-parameter-instellingen wil behouden, dient u de Patch-instellingen te herschrijven. Deze gewijzigde instellingen gaan verloren als u een andere Patch kiest.

81

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

wordt aangestuurd. Voor elke EFX-parameter kan u de EFX Control Source en de EFX Control Depth specifi�ren.

EFX Control Source 1, 2De beschikbare MIDI controllers staan hieronder opgesomd. Als u een controller wil gebruiken die gemeenschappelijk is voor alle Patches, of een controller die u hier niet kan kiezen, selecteer dan eerst SYS-CTRL1 of SYS-CTRL2, en gebruik dan de Control 1/2 -parameter (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN) om de controller te kiezen.OFF: er wordt geen controller gebruiktSYS-CTRL1: System controller (Control 1)SYS-CTRL2: System controller (Control 2)MODULATION: Modulation (MIDI controller number 1)BREATH: Breath (MIDI controller number 2)FOOT: Foot (MIDI controller number 4)VOLUME: Volume (MIDI controller number 7)PAN: Pan (MIDI controller number 10)EXPRESSION: Expression (MIDI controller number 11)PITCH BEND: Pitch bendAFTERTOUCH: Aftertouch

EFX Control Depth 1, 2Hiermee regelt u de hoeveelheid verandering die optreedt wanneer de controllers bewogen worden. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve (-) waarden keren de richting van de verandering om.

PERFORM CHORUSStel hier het Chorus-effect van de Performance in.

* In Performance mode worden de Chorus-instellingen van de

Patches die gebruikt worden door elke Part, genegeerd (behalve

voor de Send Level-parameter).

Rate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de chorus.

Depth (Chorus Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de chorus.

Delay (Chorus Pre Delay)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het moment dat het directe geluid begint en het moment dat u het chorus-geluid hoort. Hogere waarden geven een meer ruimtelijk geluid.

Fbk (Chorus Feedback Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid chorus-geluid die wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de chorus. Hoe hoger de waarde, hoe intenser het effect.

Level (Chorus Level)Hiermee regelt u het volume van het chorus-geluid.

Out (Chorus Output Assign)Kies de manier waarop de Chorus en Reverb aangesloten worden.

MIX: Het Chorus - en het Reverb-geluid worden gemixt.fig.3-27.e

REV:Er wordt reverb toegepast op het chorus-geluid.fig.3-28.e

M+R: Het chorus-geluid zonder reverb en het chorus-geluid met reverb worden gemixt.

fig.3-29.e

PERFORM REVERBStel hier het Reverb-effect van de Performance in.

* In Performance mode worden de Reverb-instellingen van de

Patches die gebruikt worden door elke Part, genegeerd (behalve

voor de Send Level-parameter).

Type (Reverb/Delay Type)Kies het type van Reverb-effect.ROOM1: compacte reverb met korte uitsterftijdROOM2: dunne reverb met korte uitsterftijdSTAGE1: reverb met een sterke nagalmSTAGE2: reverb met een sterke vroege galmHALL1: reverb met een heldere weergalmingHALL2: reverb met een rijke weergalmingDELAY: gewone delayPAN-DLY: delay met echoÕs die naar links en rechts bewegen

Time (Reverb/Delay Time)Hiermee regelt u de weergalmingstijd. Als u DELAY of PAN-DLY hebt gekozen, dan regelt deze parameter het tijds-interval tussen het oorspronkelijke geluid en de eerste echo.

OUTPUT

ReverbChorus input

ChorusReverb input

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

82

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel echogeluid er wordt teruggestuurd naar de delay. Hogere waarden geven meer herhalingen.

* Als u een van de Reverb types (ROOM1ÐHALL2) hebt gekozen,

heeft deze parameter geen effect.

HF Damp (Reverb/Delay HF Damp)Bepaal de frequentie waarboven het galmgeluid wordt afgesneden. Naarmate deze frequentie afneemt, worden er meer hoge frequenties afgesneden, zodat u een zachtere en meer gedempte galm krijgt. Als u de hoge frequenties niet wil afsnijden, stel deze parameter dan in op BYPASS.

Level (Reverb/Delay Level)Hiermee regelt u het volume van het galm- (of echo-)geluid.

■ MIDI-instellingen maken voor een Part (MIDI)

MIDIDeze parameters bepalen hoe elke Part MIDI-boodschappen verzendt en ontvangt.

Channel (MIDI Channel)Stel het MIDI-kanaal van elke Part in.

* Als dit op hetzelfde kanaal staat als de Control Channel-

parameter (SYSTEM/MIDI/PERFORM MIDI), en u tracht

met MIDI-boodschappen (Program Change en Bank Select)

vanuit een extern toestel Patches te kiezen, dan kiest u

Performances in de plaats. Als u Patches wil kiezen, wijzig dan

de instelling van het Control Channel.

Rx (Receive Switch)Bepaal voor elke Part of die wel of geen MIDI-boodschappen van de externe MIDI-toestellen moet ontvangen.Normaal laat u dit op ON staan, maar u kan het ook op OFF zetten wanneer u een bepaalde Part niet wil laten spelen tijdens de weergave van een song.

* Om dit vanuit de PERFORM PLAY-display aan en uit te

zetten, houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op de functieknop

van de Part die u wil veranderen.

Tx (Transmit Switch)Hiermee bepaalt u voor elke Part of er wel of geen data gegenereerd door het controller-gedeelte worden verzonden als MIDI-boodschappen via de MIDI OUT-connector wanneer de Key Mode-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON) op LAYER staat.Normaal laat u dit aan staan, maar u kan het ook uit zetten als u de XP-30 geen externe klankbronnen wil laten aansturen.

* Wanneer de Key Mode-parameter (PERFORM/COMMON/

PERFORM COMMON) op SINGLE staat, wordt de instelling

van de Tx-parameter gedeactiveerd en worden enkel de MIDI-

boodschappen van de huidige Part via MIDI OUT uitgezonden.

Local (Local Switch)Hiermee bepaalt u voor elke Part of u het controller-gedeelte wel of niet wil loskoppelen van de interne klankbron wanneer de Key Mode-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM COMMON) op LAYER staat.Normaal laat u dit aan staan, maar u kan het ook uit zetten als u de XP-30 geen externe klankbronnen wil laten aansturen.

* Om dit aan en uit te zetten van uit de PERFORM PLAY-

display, drukt u op de functieknop van de Part die u wil

veranderen.

* Wanneer de Key Mode-parameter (PERFORM/COMMON/

PERFORM COMMON) op SINGLE staat, wordt de instelling

van de Local-parameter gedeactiveerd, en wanneer u op het

klavier speelt, klinkt enkel de patch van de huidige Part.

RxSWITCH (Receive Switch)Hier bepaalt voor elke Part welke MIDI-boodschappen er worden ontvangen.

Volume (Receive Volume Switch)Indien u wil dat de Part Volume-boodschappen ontvangt, kiest u ON. Indien niet, kiest u OFF.

Hold-1 (Receive Hold 1 Switch)Indien u wil dat de Part Hold 1-boodschappen ontvangt, kiest u ON. Indien niet, kiest u OFF.

Program Change (Receive Program Change Switch)Indien u wil dat de Part Program Change-boodschappen ontvangt, kiest u ON. Indien niet, kiest u OFF.

* Als u een Part Program Change-boodschappen wil laten

ontvangen, dient u ook de Program Change-parameter op ON te

zetten (SYSTEM/MIDI/RECEIVE MIDI).

TRANSMIT (Transmit Bank Select)BankSelectGroup (Transmit Bank Select Group)Wanneer u een Performance kiest, worden er Bank Select- en Program Change-boodschappen gestuurd voor de Patch of de Rhythm Set toegewezen aan elke Part door deze instelling.PATCH: Wanneer u een Performance kiest, worden er geen

Bank Select-boodschappen of Program Change- boodschappen uitgestuurd voor de Patch/Rhythm Set toegewezen aan elke Part.

BS1-7: Wanneer u een Performance kiest, worden er Bank Select- en Program Change-boodschappen verzon-den voor de Patch/Rhythm Set toegewezen aan elke Part. In dit geval bepaalt de Bank Select Group-instelling (BS1Ð7) het Bank Select Number dat wordt verzonden. In de BANK SEL GROUP-display (SYSTEM/MIDI) kan u het Bank Select number voor elke Bank Select Group instellen.

83

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

* Bank Select- en Program Change-boodschappen worden niet

verzonden voor Parts waarvan de Tx-parameter (PERFORM/

MIDI/MIDI) is uitgeschakeld.

Transmit VolumeAls u ook Volume-boodschappen wil verzenden wanneer u een Performance kiest, stel dan hier het gewenste volume in. Als u geen Volume-boodschappen wil verzenden, kiest u hier OFF.

■ Instellingen maken voor elke Part (PART)

PATCHKies een Patch vooe elke Part.

Group (Patch Group)Selecteer de groep van de Patch (of Rhythm Set voor Part 10).USER: User-geheugenPR-A–C, E: Preset-geheugen AÐC, EGM: Preset-geheugen GMXP-A–E: Wave Expansion Board AÐE

* Het is onmogelijk om een groep te selecteren van een Wave

Expansion Board dat niet ge�nstalleerd is.

Number (Patch Number)Geef het nummer van de Patch in. De naam van de Patch verschijnt tussen haakjes ( ).

SETTINGStel het volume, de pan en de toonhoogte in voor elke Part.

LevelHiermee regelt u het volume van elke Part. Met deze parameter regelt u ook de volumebalans tussen Parts.

PanHiermee regelt u de stereopositie van de Part. L64 betekent volledig links, 0 is centraal en 63R betekent volledig rechts.

Coarse (Coarse Tune)Hiermee regelt u de toonhoogte van de Part in stappen van een halve toon (-4Ð+4 octaven).

Fine (Fine Tune)Hiermee regelt u de toonhoogte van de Part in stappen van1 cent (-50Ð+50 cents).

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

RESERVE (Voice Reserve)Voice ReserveDeze instelling bepaalt hoeveel stemmen er worden voorbehouden voor elke Part wanneer de limiet van 64 gelijktijdige stemmen overschreden wordt.

* Voice Reserve -instellingen waarbij alle Parts samen meer dan

64 stemmen tellen, zijn onmogelijk. Het resterende aantal

beschikbare stemmen staat rechts van de parameter naam (rest=).

Hou daar rekening mee wanneer u instellingen maakt.

■ MIDI-informatie bevestigen voor elke Part (INFO)

INFO (Part Information)In de displays van deze groep kan u verschillende instellingen, zoals de ontvangststatus van elke Part voor MIDI-boodschappen, controleren. Dit is handig om te controleren of de klankbron correct reageert op commandoÕs van het klavier of van een externe MIDI controller.

Mod (Modulation Information)

Breath (Breath Information)

Foot (Foot Information)

Vol (Volume Information)

Pan (Pan Information)

Exp (Expression Information)

Hold (Hold 1 Information)

Bend (Bender Information)

Aft (Aftertouch Information)

Sys1 (System Controller 1 Information)De MIDI-boodschap opgegeven als Control 1-parameter (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN)

Sys2 (System Controller 2 Information)De MIDI-boodschap opgegeven als Control 2-parameter (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN)

Voices (Voice Information)Het aantal gebruikte stemmen

MIDI Message TransmissionWanneer u een waarde (behalve Voice) in de INFO -display wijzigt, wordt de MIDI-boodschap van de gewijzigde waarde verzonden naar de interne klank-bron en naar externe MIDI-toestellen. Hoe de bood-schap wordt verzonden, hangt af van de instellingen van de momenteel geselecteerde Performance.Als u een Single-type Performance hebt gekozen, wordt de MIDI-boodschap verzonden naar de opgegeven Part, en terzelfdertijd ook naar externe MIDI-toestellen op het MIDI-kanaal van die Part.Als u een Layer-type Performance hebt gekozen, wordt de MIDI-boodschap verzonden naar alle Parts waarvan de Tx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) aan staat, en eveneens naar externe MIDI-toestellen op het MIDI-kanaal van elk van deze Parts.

84

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Functies van de Rhythm Set- parametersfig.3-16

■ Een naam geven aan een Rhythm Set (COMMON)

RHYTHM NAME (Rhythm Set Name)U kan een Rhythm Set een naam van max. 12 karakters geven.

* Voor details over de naamgeving, zie “Assigning a Name”

(p. 46).

■ Effecten instellen voor een Rhythm Tone (EFFECTS)

* Rhythm Sets gebruiken de effectinstellingen van de Performance

die momenteel in de Performance mode geselecteerd is. U kan de

Performance effectinstellingen wijzigen vanuit de Rhythm Set

mode, maar die worden dan niet opgeslagen als Rhythm Set-

instellingen. Als u de effectinstellingen wil behouden, dient u ze

op te slaan als Performance-instellingen.

OUTPUTBepaal de output voor elke toets.

Output Assign (Output Assign/Output Level)Bepaal voor elke toets of het output-signaal wel of niet door Multi-Effects wordt gestuurd, en regel het volume.MIX: het output-signaal gaat naar de OUTPUT jack zonder

door Multi-Effects te passeren.EFX: het output-signaal gaat naar de OUTPUT jack nadat

het door Multi-Effects is gepasseerd.

Chorus (Chorus Send Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid Chorus voor elke toets.

Reverb (Reverb Send Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid Reverb voor elke toets.

PERFORM EFX TYPE (Performance EFX Type)* Als EFX Source ingesteld is om de EFX-parameterinstellingen

te gebruiken van de Patch die is toegewezen aan een van de

Parts, dan verschijnt het Part-nummer bovenaan links in de

display.

Type (EFX Type)Kies het EFX-type. Voor details, zie “Multi-Effects Types

(EFX-parameter)” (p. 89).

* Als u de EFX-parameterinstellingen van een van de Patches

toegewezen aan een Part als EFX Source hebt gekozen, dan

verschijnt het EFX Type van die Patch.

Source (EFX Source)Kies welke EFX-parameterinstellingen de Performance moet gebruiken. Als u de EFX-parameterinstellingen van de Performance wil gebruiken, kiest u PERFORM. Als u de EFX- parameterinstellingen van de Patch toegewezen aan een van de Parts wil gebruiken, kiest u het Part-nummer.

PERFORM EFX PRM (Performance EFX Parameters)De EFX-parameters voor het geselecteerde EFX-type worden getoond. Voor details, zie “Multi-Effects Types (EFX-

parameter)” (p. 89).

* Als EFX Source ingesteld is om de EFX-parameterinstellingen

te gebruiken van de Patch die is toegewezen aan een van de

Parts, dan verschijnt het Part-nummer bovenaan links in de

display.

PERFORM EFX OUT (Performance EFX Output)Deze parameters bepalen de output voor de toetsen waarvoor EFX werd gekozen in Output Assign.

* Voor toetsen met MIX als Output Assign-instelling worden de

instellingen van deze display genegeerd.

Mix Out (EFX Output Level)Regel het volume van het directe en het Multi-Effects-geluid.

Chorus (Chorus Send Level)Hiermee bepaalt u hoeveel Chorus er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects gaat.

Reverb (Reverb Send Level)Hiermee bepaalt u hoeveel Reverb er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects gaat.

Wanneer de EFX-parameterinstellingen van een Patch geselecteerd zijnWanneer de EFX-parameterinstellingen van een Patch geselecteerd zijn, verschijnen deze in de EFX parameter setting display van de Performance, en kan u ze ook wijzigen. Als u de gewijzigde Patch EFX-parameter-instellingen wil behouden, dient u de Patch-instellingen te herschrijven. Deze gewijzigde instellingen gaan verloren als u een andere Patch kiest.

85

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

PERFORM EFX CTRL (Performance EFX control)Gebruik deze parameter wanneer u met een bepaalde controller een EFX-parameter wil aansturen. Welke types van EFX-parameters u kan aansturen, hangt af van het EFX- type. Voor details, zie “Multi-Effects Types (EFX-

parameter)” (p. 89).De bovenste lijn van de display geeft aan welke EFX- parameter wordt aangestuurd. Voor elke EFX-parameter kan u de EFX Control Source en de EFX Control Depth bepalen.

EFX Control Source 1, 2De beschikbare MIDI controllers staan hieronder opgesomd. Als u een controller wil gebruiken die gemeenschappelijk is voor alle Patches, of een controller die u hier niet kan kiezen, selecteer dan eerst SYS-CTRL1 of SYS-CTRL2, en selecteer de controller met de Control 1/2 -parameter (SYSTEM/CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN).OFF: er wordt geen controller gebruiktSYS-CTRL1: System controller (Control 1)SYS-CTRL2: System controller (Control 2)MODULATION: Modulation (MIDI controller number 1)BREATH: Breath (MIDI controller number 2)FOOT: Foot (MIDI controller number 4)VOLUME: Volume (MIDI controller number 7)PAN: Pan (MIDI controller number 10)EXPRESSION: Expression (MIDI controller number 11)PITCH BEND: Pitch bendAFTERTOUCH: Aftertouch

EFX Control Depth 1, 2Hiermee regelt u de hoeveelheid verandering die optreedt wanneer de controllers bewogen worden. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve (-) waarden keren de richting van de verandering om.

PERFORM CHORUSStel hier het Chorus-effect van de Performance in.

Rate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de chorus.

Depth (Chorus Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de chorus.

Delay (Chorus Pre Delay)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het moment dat het directe geluid begint en het moment dat u het chorus-geluid hoort. Hogere waarden geven een meer ruimtelijk geluid.

Fbk (Chorus Feedback Level)Hiermee regelt u de hoeveelheid chorus-geluid die wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de chorus. Hoe hoger de waarde, hoe intenser het effect.

Level (Chorus Level)Hiermee regelt u het volume van het chorus-geluid.

Out (Chorus Output Assign)Hier kiest u hoe de Chorus en de Reverb aangesloten worden.

MIX: Het Chorus-geluid en het Reverb-geluid worden gemixt.

fig.3-27.e

REV:Er wordt reverb toegepast op het chorus-geluid.fig.3-28.e

M+R: Het chorus-geluid zonder reverb en het chorus-geluid met reverb worden gemixt.

fig.3-29.e

PERFORM REVERBStel hier het Reverb-effect van de Performance in.

Type (Reverb/Delay Type)Kies het type van Reverb-effect.ROOM1: compacte reverb met korte uitsterftijdROOM2: dunne reverb met korte uitsterftijdSTAGE1: reverb met een sterke nagalmSTAGE2: reverb met een sterke vroege galmHALL1: reverb met een heldere weergalmingHALL2: reverb met een rijke weergalmingDELAY: gewone delayPAN-DLY: delay met echoÕs die naar links en rechts bewegen

Time (Reverb/Delay Time)Hiermee regelt u de weergalmingstijd. Als u DELAY of PAN-DLY hebt gekozen, dan regelt deze parameter het tijds-interval tussen het oorspronkelijke geluid en de eerste echo.

OUTPUT

ReverbChorus input

ChorusReverb input

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

86

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel echogeluid er wordt teruggestuurd naar de delay. Hogere waarden geven meer herhalingen.

* Als u een van de Reverb types (ROOM1ÐHALL2) hebt gekozen,

heeft deze parameter geen effect.

HF Damp (Reverb/Delay HF Damp)Bepaal de frequentie waarboven het galmgeluid wordt afgesneden. Naarmate deze frequentie afneemt, worden er meer hoge frequenties afgesneden, zodat u een zachtere en meer gedempte galm krijgt. Als u de hoge frequenties niet wil afsnijden, stel deze parameter dan in op BYPASS.

Level (Reverb/Delay Level)Hiermee regelt u het volume van het galm- (of echo-)geluid.

■ Bepalen hoe een Rhythm Tone klinkt door middel van controllers (CONTROL)

De parameters in deze groep bepalen hoe de controllers functioneren en hoe de instruments van een Rhythm Set klinken.

CONTROLDeze parameters bepalen hoe elke noot wordt aangestuurd.

Bend RangeSpecifieer (in halve tonen) hoeveel de toonhoogte verandert wanneer de Pitch Bend-hendel wordt bewogen (max. +1 octaaf).

Env Mode (Envelope Mode)Wanneer u een Wave van het loop-type hebt gekozen, blijft deze normaal gezien doorklinken zolang de toets wordt ingedrukt. Als u de klank natuurlijk wil laten wegsterven, zelfs als de toets ingedrukt blijft, stel dit dan in op NO-SUS.

* Als u een Wave van het one-shot-type hebt gekozen, blijft deze

niet doorklinken, zelfs al staat deze parameter op SUSTAIN.

Mute GroupMet de Mute Group-functie kan u instellen dat bepaalde Rhythm Tones niet tegelijkertijd mogen klinken. Als we het voorbeeld van een akoestisch drumstel nemen, is het duidelijk dat het geluid van een open hi-hat nooit samen kan voorkomen met dat van een gesloten hi-hat. Om dit soort situatie te simuleren op de XP-30, dient u elk hi-hat-geluid in te stellen op hetzelfde Mute Group-nummer.U kan tot 31 Mute Groups gebruiken. Als u voor een bepaalde Rhythm Tone geen Mute Group wil gebruiken, zet u deze parameter op OFF.

RxSWITCH (Receive Switch)Deze parameters bepalen hoe elke toets Volume- / Pan- / Hold 1 MIDI-boodschappen ontvangt.

Volume (Receive Volume Switch)Indien u wil dat Volume-boodschappen ontvangen worden, zet u deze parameter op ON. Indien niet, kiest u OFF.

* Om Volume-boodschappen te kunnen ontvangen, moet de

Volume-parameter (PERFORM/MIDI/RxSWITCH) op ON

staan voor Part 10 van de momenteel geselecteerde Performance.

Pan (Receive Pan Control Switch)Hier bepaalt u hoe Pan-boodschappen worden ontvangen.OFF: Niet ontvangen.CONT: Wanneer er een Pan-boodschap wordt ontvangen,

wijzigt ze onmiddellijk de stereopositie van het geluid.

KEY-ON: De stereopositie verandert zodra de volgende noot wordt gespeeld. Als er een Pan-boodschap wordt ontvangen terwijl er nog een noot klinkt, dan verandert de stereopositie pas bij de volgende noot. In dit geval verandert de stereopositie enkel voor de later gespeelde noot, en niet voor de noot die momenteel nog klinkt.

Hold-1 (Receive Hold 1 Switch)Indien u wil dat Hold 1-boodschappen ontvangen worden, zet deze parameter dan op ON. Indien niet, kiest u OFF.

* Om Hold 1-boodschappen te kunnen ontvangen, moet de

Hold 1-parameter (PERFORM/MIDI/RxSWITCH) op ON

staan voor Part 10 van de momenteel geselecteerde Performance.

■ De golfvorm van een Rhythm Tone wijzigen (WAVE)

Maak hier de instellingen voor de basisgolfvorm (Wave) van de Rhythm Tone die is toegewezen aan elke toets.

WAVEGroup (Wave Group)Selecteer de Groep van de Wave.INT-A, B: Internal A, BEXP-A–E: Wave Expansion Boards AÐE

* Het is niet mogelijk om een Groep te selecteren van een Wave

Expansion Board dat niet ge�nstalleerd is.

Number (Wave Number)Kies het Wave-nummer. De naam van de Wave verschijnt tussen haakjes ( ).

Gain (Wave Gain)Hiermee regelt u de gain (volume boost) van de Wave. Het instelbereik gaat van -6Ð+12 dB, met stappen van 6 dB. Een toename van 6 dB verdubbelt de gain.

Switch (Key Switch)Kies hier ON voor toetsen die u wil laten klinken, en OFF voor toetsen die u niet wil laten klinken.

87

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

■ De toonhoogte van een Rhythm Tone wijzigen (PITCH)

Deze groep bevat parameters die voor elke toets de toonhoogte van de Rhythm Tone be�nvloeden.

PITCHBepaal de basistoonhoogte voor de Rhythm Tone.

Coarse (Coarse Tune)Selecteer de toets die overeenkomt met de toonhoogte die u voor de Rhythm Tone wil.

Fine (Fine Tune)Regel de toonhoogte met stapjes van 1 cent (-50Ð+50 cents).

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

Random (Random Pitch Depth)Als u wil dat de toonhoogte willekeurig verandert telkens als u op een toets drukt, geef dan het bereik van de verandering in. Als u geen willekeurige toonhoogteverandering wil, zet deze parameter dan op 0. De waarde is uitgedrukt in cents.

Env Depth (Pitch Envelope Depth)Regel het effect van de Pitch Envelope. Hogere waarden geven meer verandering. Negatieve (-) waarden keren de envelope om.

PCH VELOCITYBepaal hoe de toetsaanslag het effect van de Pitch Envelope verandert.

Velocity Sens (Pitch Envelope Velocity Sensitivity)Deze parameter zorgt dat de aanslagwaarde het effect van de Pitch Envelope verandert. Hogere waarden geven een groter verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren de verandering om.

Velocity Time (Pitch Envelope Time Velocity Sensitivity)Deze parameter zorgt dat de aanslagwaarde de globale tijd van de Pitch Envelope verandert. Hogere waarden geven een groter verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren de verandering om.

PCH ENVELOPEStel de Pitch Envelope in (toonhoogteveranderingen over de tijd).fig.3-42.e

T1–4 (Pitch Envelope Time 1–4)Bepaal de tijd waarover de toonhoogte moet veranderen van het ene punt naar het volgende.

L1–4 (Pitch Envelope Level 1–4)Bepaal voor elk punt de toonhoogteverandering t.o.v. de basistoonhoogte.

■ De Tone (Filter) van een Rhythm Tone veranderen (TVF)

De TVF (Time Variant Filter) gebruikt een filter om de frequentiekarakteristieken van het geluid te wijzigen.

FILTERMaak hier de TVF-filterinstellingen.

Type (Filter Type)Kies het filtertype.OFF: geen filter.LPF (Low Pass Filter): Snijdt de frequenties boven de

Cutoff Frequency af. Dit is het meest gebruikte filtertype in synthesizers.

BPF (Band Pass Filter): Laat enkel de frequenties rondom de Cutoff Frequency door.

HPF (High Pass Filter): Snijdt de frequenties onder de Cutoff Frequency af.

PKG (Peaking Filter): Benadrukt de frequenties rondom de Cutoff Frequency.

Cutoff (Cutoff Frequency)Stel de basisfrequentie van de filter in.

ResonanceHiermee benadrukt u de frequenties rondom de Cutoff Frequency. Voor sommige instellingen kunnen extreme waarden oscillatie en vervorming veroorzaken.fig.3-43.e

Env Depth (TVF Envelope Depth)Hiermee regelt u de diepte van de TVF envelope. Hoe hoger de waarde, hoe groter de verandering. Negatieve (-) waarden keren de envelope om.

T1 T2 T3 T4

L3

L4L2

L1

toets wordtgelost

Toon-hoogte Tijd

toets wordtingedrukt

LPF BPF HPF PKG

par

amet

erw

aard

e

Level

Cutoff frequency

Frequentie

Hoog

Laag

88

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

TVF VELOCITYV-Sens (TVF Envelope Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de TVF Envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

V-Time (TVF Envelope Time Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de tijd van de TVF envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het tijdsverschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

V-Resonance (Resonance Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de Resonance be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

TVF ENVELOPEMet deze parameters stelt u de TVF envelope in (de manier waarop de cutoff frequency verandert over de tijd).fig.3-44.e

T1–T4 (TVF Envelope Time 1–4)Stel de tijden in waarin de cutoff frequency van het ene punt naar het volgende moet gaan.

L1–L4 (TVF Envelope Level 1–4)Stel voor elk punt de afsnijfrequenties (cutoff frequency levels) in, t.o.v. de basis-afsnijfrequentie.

■ Het volume en de stereopositie van een Rhythm Tone (TVA)

De TVA (Time Variant Amplifier) heeft de controle over volumeveranderingen en over de stereopositie.

TVALevelHiermee regelt u het basisvolume van de Rhythm Tone. Gebruik deze parameter om de volumebalans tussen de Rhythm Tones te regelen.

PanHiermee regelt u de pan (stereopositie) van de Rhythm Tone. L64 is volledig links, 0 is centraal en 63R is volledig rechts.

Random (Random Pan Depth)Deze parameter zorgt dat de stereopositie willekeurig verandert telkens als u op een toets drukt. Als u niet wil dat de stereopositie willekeurig verandert, zet u dit op 0.

Alternate (Alternate Pan Depth)Deze parameter zorgt dat de stereopositie afwisselt tussen links en rechts telkens als u op een toets drukt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het bereik van de verandering. U kan waarden instellen voor L of R, waardoor de links/rechts-volgorde van de panning wordt omgekeerd. Als u de pan- positie van twee Rhythm Tones wil afwisselen, geef ze dan tegengestelde L- en R-waarden.

TVA VELOCITYHier bepaalt u hoe de toetsaanslag de tijd van de TVA envelope be�nvloedt.

Velocity Sens (TVA Envelope Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslag-waarde de TVA Envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

Velocity Time (TVA Envelope Time Velocity Sensitivity)Gebruik deze parameter wanneer u wil dat de aanslagwaarde de tijd van de TVA envelope be�nvloedt. Hoe hoger de waarde, hoe groter het verschil tussen hard en zacht gespeelde noten. Negatieve (-) waarden keren het effect om.

TVA ENVELOPEMet deze parameters stelt u de TVA envelope in (verander-ingen in het TVA level in functie van de tijd).fig.3-46.e

T1–T4 (TVA Envelope Time 1–4)Hiermee bepaalt u over hoeveel tijd het volume verandert van het ene punt naar het volgende.

L1–L3 (TVA Envelope Level 1–3)Hiermee regelt u het volume van elk punt, t.o.v. het basis- TVA level.

T1 T2 T3 T4

L3

L1

L2

L4

toest wordt gelost

CutoffFrequency

Tijd

toets wordt ingedrukt

T1 T2 T3 T4

L3

L1L2

toets wordt gelost

Level

Tijd

toets wordt ingedrukt

89

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Multi-Effects Types (EFX-parameter)Multi-Effects beschikt over 40 effecttypes. Sommige hiervan bestaan uit twee verschillende effecten in serie of parallel geschakeld.

* Parameters gemarkeerd met een kruis Ò#Ó kan u aansturen met

een bepaalde controller (Items met twee instellingen veranderen

gelijktijdig voor Ò#1Ó en Ò#2Ó). De instellingen in de Patch- of

Performance EFX Control-display (PATCH/EFFECTS/

PATCH EFX CTRL of PERFORM/EFFECTS/PERFORM

EFX CTRL) bepalen hoe deze parameters worden aangestuurd.

1: STEREO-EQ (Stereo Equalizer)Dit is een 4-bands stereo equalizer (low, mid x 2, high).fig.3-48

LowFreq (Low Frequency)Hiermee kiest u de frequentie van het lage gebied (200 Hz/400 Hz).

LowGain (Low Gain)Hiermee regelt u de versterking van de lage frequentie.

Hi Freq (High Frequency)Hiermee kiest u de frequentie van het hoge gebied (4000 Hz/8000 Hz).

Hi Gain (High Gain)Hiermee regelt u de versterking van de hoge frequentie.

P1 Freq (Peaking 1 Frequency)Hiermee regelt u de frequentie van Peaking 1 (middengebied).

P1 Q (Peaking 1 Q)Deze parameter bepaalt de breedte van het gebied rond de Peaking 1-frequentie dat be�nvloed wordt door de Gain-instelling. Hoe hoger de Q-waarde, hoe smaller dit gebied.

P1 Gain (Peaking 1 Gain)Hiermee regelt u de versterking voor het gebied bepaald door de frequentie en de Q-waarde van Peaking 1.

P2 Freq (Peaking 2 Frequency)Hiermee regelt u de frequentie van Peaking 2 (middengebied).

P2 Q (Peaking 2 Q)Deze parameter bepaalt de breedte van het gebied rond de Peaking 2-frequentie dat be�nvloed wordt door de Gain-instelling. Hoe hoger de Q-waarde, hoe smaller dit gebied.

P2 Gain (Peaking 2 Gain)Hiermee regelt u de versterking voor het gebied bepaald door de frequentie en de Q-waarde van Peaking 2.

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

2: OVERDRIVEDit effect cre�ert een zachte vervoming zoals die van een buizenversterker.fig.3-49

Drive #Hiermee regelt u de graad van vervorming. Het volume verandert samen met de graad van vervorming.

Level (Output Level)Hiermee regelt u de sterkte van het uitgangssignaal.

LowGain (Low Gain)Hiermee regelt u de versterking van het lage frequentie-gebied.

Hi Gain (High Gain)Hiermee regelt u de versterking van het hoge frequentie-gebied.

Amp Type (Amp Simulator Type)Kies het type gitaarversterker.SMALL: kleine versterkerBUILT-IN: comboversterker2-STACK: losse versterkerkop met 1 luidsprekerkast3-STACK: losse versterkerkop met 2 luidsprekerkasten

Pan (Output Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

3: DISTORTIONDit effect geeft een intensere vervorming dan Overdrive.fig.3-50

Drive #Hiermee regelt u de graad van vervorming. Het volume verandert samen met de graad van vervorming.

Level (Output Level)Hiermee regelt u de sterkte van het uitgangssignaal.

L in

R in

L out

R out

4-Band EQ

4-Band EQ

AmpSimulator

2-BandEQ

L in

R in

Overdrive

L out

R outPan R

Pan L

L in

R in

L out

R outPan R

Pan LAmpSimulator

2-BandEQ

Distortion

90

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

LowGain (Low Gain)Hiermee regelt u de versterking van het lage frequentie-gebied.

Hi Gain (High Gain)Hiermee regelt u de versterking van het hoge frequentie-gebied.

Amp Type (Amp Simulator Type)Kies het type gitaarversterker.SMALL: kleine versterkerBUILT-IN: comboversterker2-STACK: losse versterkerkop met 1 luidsprekerkast3-STACK: losse versterkerkop met 2 luidsprekerkasten

Pan (Output Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

4: PHASEREen phaser voegt een geluid met verschoven fase toe aan het oorspronkelijke geluid, zodat u een draaiende modulatie krijgt die het geluid ruim en diep doet klinken.fig.3-51

Manual #Hiermee regelt u de basisfrequentie van waar het geluid wordt gemoduleerd.

Rate #Hiermee regelt u de frequentie (periode) van de modulatie.

DepthHiermee regelt u de diepte van de modulatie.

Res (Resonance)Hiermee bepaalt u hoeveel nadruk er wordt gelegd op het frequentiegebied rondom de basisfrequentie bepaald door de Manual-instelling.

Mix (Mix Level)Hiermee bepaalt u volgens welke verhouding het geluid met verschoven fase gecombineerd wordt met het directe geluid.

Pan (Output Pan)Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

5: SPECTRUMSpectrum is een soort filter die de klankkleur wijzigt door het signaal bij bepaalde frequenties te versterken of af te snijden. Dit lijkt op een equalizer, maar heeft 8 vaste frequentie-punten op plaatsen die het meest geschikt zijn om karakter aan het geluid te geven.fig.3-52

Band 1 (Band 1 Gain)Hiermee regelt u het 250 Hz -signaal.

Band 2 (Band 2 Gain)Hiermee regelt u het 500 Hz -signaal.

Band 3 (Band 3 Gain)Hiermee regelt u het 1000 Hz -signaal.

Band 4 (Band 4 Gain)Hiermee regelt u het 1250 Hz -signaal.

Band 5 (Band 5 Gain)Hiermee regelt u het 2000 Hz -signaal.

Band 6 (Band 6 Gain)Hiermee regelt u het 3150 Hz -signaal.

Band 7 (Band 7 Gain)Hiermee regelt u het 4000 Hz -signaal.

Band 8 (Band 8 Gain)Hiermee regelt u het 8000 Hz -signaal.

QHiermee regelt u de breedte van de gebieden voor alle frequentiebanden tegelijk.

Pan (Output Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

6: ENHANCERDe Enhancer bepaalt de boventoonstructuur van de hoge frequenties, zodat u een pitiger en strakker geluid krijgt.fig.3-53

Sens (Sensitivity) #Hiermee regelt u de gevoeligheid van de enhancer.

Phaser

Resonance

Mix

L in

R in

L out

R outPan R

Pan L

Spectrum

L out

R outPan R

Pan LL in

R in

L in

R in

L out

R outMix

MixEnhancer

Enhancer2-Band

EQ

2-BandEQ

91

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Mix (Mix Level) #Hiermee bepaalt u volgens welke verhouding de boventonen gegenereerd door de enhancer gecombineerd worden met het directe geluid.

LowGain (Low Gain)Hiermee regelt u de versterking van het lage frequentie-gebied.

Hi Gain (High Gain)Hiermee regelt u de versterking van het hoge frequentie-gebied.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

7: AUTO-WAHDe Auto Wah stuurt een filter cyclisch aan en cre�ert zo een cyclische wijziging van de klankkleur.fig.3-54

Filter (Filter Type)Kies het filtertype.LPF: Het wah-effect wordt toegepast op een breed

frequentiegebied.BPF: Het wah-effect wordt toegepast op een smal

frequentiegebied.

SensHiermee regelt u de gevoeligheid waarmee de filter wordt aangestuurd.

Manual #Hiermee bepaalt u de centrale frequentie van waar het effect wordt toegepast.

PeakHiermee regelt u hoeveel wah-effect er moet voorkomen in het gebied van de centrale frequentie. Bij een lage waarde wordt het effect toegepast op een breed gebied rondom de centrale frequentie. Hoe hoger de waarde, hoe smaller het actiegebied van het effect wordt.

Rate #Hiermee regelt u de frequentie van de modulatie.

DepthHiermee regelt u de diepte van de modulatie.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

8: ROTARYHet Rotary-effect simuleert het geluid van de roterende luidsprekers die vroeger vaak bij elektrischa orgels gebruikt werden. U kan de beweging van de hoge- en de lagetonen-rotors apart instellen, zodat de unieke modulatie-karakteristiek van deze luidsprekers vrij dicht benaderd wordt. Dit effect is zeer uitermate geschikt voor elektrische orgel-Patches.fig.3-55

LowSlow (Low Frequency Slow Rate)Stel de lage snelheid (SLOW) van de lagetonenrotor in.

LowFast (Low Frequency Fast Rate)Stel de hoge snelheid (FAST) van de lagetonenrotor in.

LowAccl (Low Frequency Acceleration)Stel in hoe lang de overgang van de lage naar de hoge snelheid (of omgekeerd) voor de lagetonenrotor moet duren. Hoe lager de waarde, hoe langer de overgang duurt.

Low Lvl (Low Frequency Level)Hiermee regelt u het volume van de lagetonenrotor.

Hi Slow (High Frequency Slow Rate)Stel de lage snelheid (SLOW) van de hogetonenrotor in.

Hi Fast (High Frequency Fast Rate)Stel de hoge snelheid (FAST) van de hogetonenrotor in.

Hi Accl (High Frequency Acceleration)Stel in hoe lang de overgang van de lage naar de hoge snelheid (of omgekeerd) voor de hogetonenrotor moet duren. Hoe lager de waarde, hoe langer de overgang duurt.

Hi Lvl (High Frequency Level)Hiermee regelt u het volume van de hogetonenrotor.

SeparationHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

Speed #Hiermee verandert u de rotatiesnelheid gelijktijdig voor de lagetonenrotor en de hogetonenrotor.SLOW: De rotatie vertraagt tot de opgegeven snelheid (de

Low Slow / Hi Slow-waarden).FAST: De rotatie versnelt tot de opgegeven snelheid (de

Low Fast / Hi Fast-waarden).

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

Auto Wah

L out

R out

L in

R in

L out

R out

L in

R in

Rotary

92

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

9: COMPRESSORDe Compressor onderdrukt signaalpieken en versterkt zwakke signalen, zodat het volume ge�ffend wordt.fig.3-56

AttackHiermee regelt u de attack-tijd van een input-geluid.

SustainHiermee bepaalt u hoelang de versterking van de zwakke signalen tot het opgegeven volume duurt.

Post GainHiermee regelt u de versterking van het uitgangssignaal.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Pan (Output Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

10: LIMITERDe Limiter comprimeert signalen die een opgegeven volume-niveau overschrijden, om vervorming te voorkomen.fig.3-57

Thresh (Threshold Level)Hiermee bepaalt u het volume waarbij de compressie begint.

Ratio (Compression Ratio)Hiermee bepaalt u de compressieverhouding.

Release (Release Time)Hiermee bepaalt u hoelang de compressie nog blijft werken nadat het volume weer onder het Threshold Level is gezakt.

Gain (Post Gain)Hiermee regelt u de versterking van het uitgangssignaal.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Pan (Output Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het uitgangssignaal. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

11: HEXA-CHORUSHexa-chorus gebruikt een zes-fasenchorus (zes lagen van chorus-geluid) om het geluid te verrijken en het een ruimtelijke spreiding te geven.fig.3-58

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het moment dat het directe geluid begint en het moment dat u het chorus-geluid hoort.

Rate #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

Dly Dev (Pre Delay Deviation)Pre Delay bepaalt het tijdsinterval tussen het directe geluid. Pre Delay Deviation bepaalt de verschillen in Pre Delay tussen elk chorus-geluid.

Dpt Dev (Depth Deviation)Hiermee regelt u het verschil in modulatiediepte tussen elk chorus-geluid.

Pan Dev (Pan Deviation)Hiermee regelt u het verschil in stereopositie tussen elk chorus-geluid. Bij een waarde van 0 staan alle chorus-geluiden in het midden. Bij een waarde van 20 worden de chorus-geluiden geplaatst met intervallen van 60 ¡ t.o.v. het midden.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het chorusgeluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het chorus-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

L in

R in

L out

R outPan R

Pan LCompressor 2-Band

EQ

L in

R in

L out

R outPan R

Pan LLimiter 2-Band

EQ

Balance W

Balance W

L in

R in

L out

R out

Hexa Chorus

Balance D

Balance D

93

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

12: TREMOLO-CHORUSTremolo Chorus is een chorus-effect met toegevoegde Tremolo (cyclische modulatie van het volume).fig.3-59

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het chorus-geluid.

ChoRate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van het chorus-effect.

Cho Dpt (Chorus Depth)Hiermee regelt u demodulatiediepte van het chorus effect.

Phase (Tremolo Phase)Hiermee regelt u de fase van het tremolo-effect.

TrmRate (Tremolo Rate) #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de tremolo.

Trm Sep (Tremolo Separation)Hiermee regelt u de spreiding van het tremolo-effect.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het tremolo-chorus-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W enkel het tremolo-chorus-geluid.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

13: SPACE-DSpace-D is een meervoudige chorus die een tweefasige modulatie in stereo toepast. Dit lijkt geen modulatie, maar geeft een transparant chorus-effect.fig.3-60

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het effectgeluid.

Rate #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

PhaseHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het chorus-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het chorus-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

14: STEREO-CHORUSDit is een stereo-chorus. Door middel van de filter kan u de klankkleur van het chorus-geluid wijzigen.fig.3-61

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het effectgeluid.

Rate #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

PhaseHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

Filter (Filter Type)Kies het filtertype.OFF: geen filterLPF: filtert de frequenties boven de cutoff frequency wegHPF: filtert de frequenties onder de cutoff frequency weg

Cutoff (Cutoff Frequency)Hiermee regelt u de basisfrequentie van de filter.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het chorus-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het chorus-geluid uitgestuurd.

Tremolo Chorus

L in

R in

L out

R outBalance D

Balance D

Balance W

Balance W

L in

R in

Space D

Space D

L out

R out

2-BandEQ

2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

L in

R in

Chorus

Chorus

L out

R out

2-BandEQ

2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

94

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

15: STEREO-FLANGERDit is een stereo-flanger. (De LFO heeft voor links en rechts dezelfde fase.) Hij produceert een metaalachtige resonantie die stijgt en daalt als een jet die opstijgt of landt. Met de filter kan u de klankkleur van het flanger-geluid wijzigen.fig.3-62

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

Rate #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) van het effectgeluid wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de input. Positieve (+) waarden sturen het geluid terug in fase en negatieve (-) waarden sturen het geluid terug in tegenfase.

PhaseHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

Filter TypeKies het filtertype.OFF: geen filterLPF: filtert de frequenties boven de cutoff frequency wegHPF: filtert de frequenties onder de cutoff frequency weg

Cutoff (Cutoff Frequency)Hiermee regelt u de basisfrequentie van de filter.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHIermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het flanger-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het flanger-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

16: STEP-FLANGERBij het Step Flanger-effect verandert de flanger-toonhoogte stapsgewijs. De snelheid waarmee de toonhoogte verandert, kan u ook uitdrukken als een nootwaarde van een tempo.fig.3-62a

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

RateHiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) van het effectgeluid wordt teruggestuurd (teruggekoppeld) naar de input. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

PhaseHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

Step Rate #Hiermee regelt u hoe snel de toonhoogte verandert (periode). Deze parameter kan u instellen als nootwaarde van een tempo. Geef in dit geval de gewenste nootwaarde op.

R in R out

L in L out

Flanger

FeedbackFeedback

Flanger

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

Step Flanger

Step Flanger

Step Rate uitdrukken als nootwaardeU kan ofwel het Patch Tempo, het Performance Tempo of de tempo clock van de XP-30 gebruiken als tempo.Als u een vast tempo wil gebruiken in Patch mode (Tempo-parameter), stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op PATCH en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 wil gebruiken in Patch mode, stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op SYSTEM.Als u een vast tempo wil gebruiken in Performance mode (Tempo-parameter), stel dan de Source- parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op PERFORM en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 in Performance mode wil gebruiken, stel dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op SYSTEM.

95

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het flanger-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het flanger-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

17: STEREO-DELAYDit is een stereo-delay.

Feedback Mode = NORMAL:fig.3-63a

Feedback Mode = CROSS:fig.3-63b

Delay L (Delay Time Left)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het oorspronkelijke geluid en het linker delay-geluid.

Delay R (Delay Time Right)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het oorspronkelijke geluid en het rechter delay-geluid.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Mode (Feedback Mode)Kies op welke manier het delay-geluid terug naar het effect wordt gestuurd.NORMAL: Het linker delay-geluid gaat naar de linker delay en

het rechter delay-geluid naar de rechter delay.CROSS: Het linker delay-geluid gaat naar de rechter delay

en het rechter delay-geluid naar de linker delay.

Phase L (Feedback Phase Left)Kies de fase van het linker delay-geluid.NORMAL: Fase blijft ongewijzigd.INVERT: Fase wordt omgekeerd.

Phase R (Feedback Phase Right)Kies de fase van het rechter delay-geluid.NORMAL: Fase blijft ongewijzigd.INVERT: Fase wordt omgekeerd.

HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feed-back niet wil wegfilteren, zet u deze parameter op BYPASS.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het delay-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

18: MODULATION-DELAYDit effect voegt modulatie toe aan het delay-geluid. Het resultaat is een effect dat lijkt op een flanger.

Feedback Mode = NORMAL:fig.3-63c

Feedback Mode = CROSS:fig.3-63d

Delay L (Delay Time Left)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het oorspronkelijke geluid en het linker delay-geluid.

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

Delay

Delay

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

Delay

Delay

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

Delay

Delay

Modulation

Modulation

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

2-BandEQ

2-BandEQ

Delay

Delay

Modulation

Modulation

96

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Delay R (Delay Time Right)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het oorspronkelijke geluid en het rechter delay-geluid.

Fbk (Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Mode (Feedback Mode)Kies op welke manier het delay-geluid terug naar het effect wordt gestuurd.NORMAL: Het linker delay-geluid gaat naar de linker delay en

het rechter delay-geluid naar de rechter delay.CROSS: Het linker delay-geluid gaat naar de rechter delay

en het rechter delay-geluid naar de linker delay.

Rate #Hiermee regelt u de modulatiesnelheid.

DepthHiermee regelt u de modulatiediepte.

PhaseHiermee regelt u de ruimtelijke spreiding van het geluid.

HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feed-back niet wil wegfilteren, zet u deze parameter op BYPASS.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het modulation delay-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W enkel het effectgeluid.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

19: TRIPLE-TAP-DELAYDe Triple Tap Delay produceert drie delay-geluiden; midden, links en rechts. De centrale delay-tijd kan u uitdrukken als een nootwaarde van een bepaald tempo.fig.3-64

Delay C (Delay Time Center)Delay L (Delay Time Left)Delay R (Delay Time Right)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het delay-geluid. Deze parameter kan u instellen als een nootwaarde van een bepaald tempo. Specifieer in dit geval de gewenste nootwaarde.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Level C (Center Level)Level L (Left Level)Level R (Right Level)Hiermee regelt u het volume van elk delay-geluid.

HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feed-back niet wil wegfilteren, zet u deze parameter op BYPASS.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het delay-geluid uitgestuurd.

L in

R in

L out

R out

Left Tap

Right Tap

Triple Tap Delay

2-BandEQ

2-BandEQ

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

Feedback

Center Tap

Step Rate uitdrukken als nootwaardeU kan ofwel het Patch Tempo, het Performance Tempo of de tempo clock van de XP-30 gebruiken als tempo.Als u een vast tempo wil gebruiken in Patch mode (Tempo-parameter), stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op PATCH en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 wil gebruiken in Patch mode, stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op SYSTEM.Als u een vast tempo wil gebruiken in Performance mode (Tempo-parameter), stel dan de Source- parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op PERFORM en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 in Performance mode wil gebruiken, stel dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op SYSTEM.

97

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

20: QUADRUPLE-TAP-DELAYDe Quadruple Tap Delay bevat vier delays. Elk van de Delay Time-parameters kan u opgeven als een nootlengte (-waarde) van het gekozen tempo.fig.3-65a

De stereopositie van de delay-geluiden is als volgt.fig.3-65b

Delay 1 (Delay Time 1)Delay 2 (Delay Time 2)Delay 3 (Delay Time 3)Delay 4 (Delay Time 4)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en de verschillende delay-geluiden. Deze parameters kan u instellen als een nootwaarde van een bepaald tempo. Specifieer in dit geval de gewenste nootwaarde.

Level 1Level 2Level 3Level 4Hiermee regelt u het volume van elk delay-geluid.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feed-back niet wil wegfilteren, zet u deze parameter op BYPASS.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het delay-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

21: TIME-CONTROL-DELAYBij dit effect kan u met een bepaalde controller (gekozen in EFX Control Source) de delay-tijd en de toonhoogte in realtime aansturen. Een langere delay geeft een lagere toon-hoogte, en een kortere delay een hogere toonhoogte.fig.3-66

Delay (Delay time) #Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en de verschillende delay-geluiden.

Accel (Acceleration)Deze parameter bepaalt hoe snel de Delay Time overgaat van de huidige instelling naar een nieuw ingevoerde instelling. De veranderingssnelheid van de Delay Time heeft directe invloed op de snelheid van de toonhoogteverandering.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feed-back niet wil wegfilteren, zet u deze parameter op BYPASS.

Pan (Output Pan)Hiermee regelt u de stereopositie van het delay-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

L in

R in

L out

R out

Quadruple Tap Delay

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

Delay 1

Delay 2

Delay 3

Delay 4

Feedback

1

2 3

4

L R

Step Rate uitdrukken als nootwaardeU kan ofwel het Patch Tempo, het Performance Tempo of de tempo clock van de XP-30 gebruiken als tempo.Als u een vast tempo wil gebruiken in Patch mode (Tempo-parameter), stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op PATCH en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 wil gebruiken in Patch mode, stel dan de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) in op SYSTEM.Als u een vast tempo wil gebruiken in Performance mode (Tempo-parameter), stel dan de Source- parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op PERFORM en stel het gewenste tempo in. Als u de tempo clock van de XP-30 in Performance mode wil gebruiken, stel dan de Source-parameter (PERFORM/COMMON/PERFORM CLOCK) in op SYSTEM.

L in

R in

L out

R out2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

2-BandEQ

Feedback

Time Control Delay

98

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het delay-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

22: 2VOICE-PITCH-SHIFTEREen Pitch Shifter verschuift de toonhoogte van het geluid. Deze 2-voice pitch shifter bevat 2 pitch shifters en kan twee geluiden met verschoven toonhoogte bij het geluid voegen.fig.3-67

CoarseA (Coarse Pitch A) #1Hiermee regelt u de toonhoogte van Pitch Shift A in stappen van een halve toon (-2Ð+1 octaven).

Fine A (Fine Pitch A) #1Hiermee doet u de fijnregeling van Pitch Shift A in stappen van 2 cents (-100Ð+100 cents).

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

Pan A (Output Pan A)Hiermee regelt u de stereopositie van het Pitch Shift A-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal, 63R is uiterst rechts.

PreDlyA (Pre Delay Time A)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het Pitch Shift A-geluid.

CoarseB (Coarse Pitch B) #2Hiermee regelt u de toonhoogte van Pitch Shift B in stappen van een halve toon (-2Ð+1 octaven).

Fine B (Fine Pitch B) #2Hiermee doet u de fijnregeling van Pitch Shift A in stappen van 2 cents (-100Ð+100 cents).

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

Pan B (Output Pan B)Hiermee regelt u de stereopositie van het Pitch Shift A-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal, 63R is uiterst rechts.

PreDlyB (Pre Delay Time B)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het Pitch Shift B-geluid.

Mode (Pitch Shifter Mode)Naarmate deze parameterwaarde toeneemt, krijgt u een tragere respons, maar een meer standvastige toonhoogte.

Lvl Bal (Level Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen de Pitch Shift A- en Pitch Shift B-geluiden.

Balance (Effect Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het pitch shift-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W enkel het pitch shift-geluid.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

23: FBK-PITCH-SHIFTER (Feedback Pitch Shifter)Bij deze pitch shifter kan het pitch shift-geluid worden teruggekoppeld naar het effect.fig.3-68

Coarse (Coarse Pitch) #1Hiermee regelt u de toonhoogte van het pitch shift-geluid in stappen van een halve toon (-2Ð+1 octaven).

Fine (Fine Pitch) #1Hiermee doet u de fijnregeling van de toonhoogte van het pitch shift-geluid, in stappen van 2 cents (-100Ð+100 cents).

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

Fbk (Feedback Level) #Hiermee regelt u hoeveel (%) effectgeluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het pitch shift-geluid.

Mode (Pitch Shifter Mode)Naarmate deze parameterwaarde toeneemt, krijgt u een tragere respons, maar een meer standvastige toonhoogte.

Pan (Output Pan)Hiermee regelt u de stereopositie van het pitch shift-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

L in

R in

L out

R out

2Voice Pitch Shifter

Level Balance ABalance W

Balance D

Balance W

Balance D

Level Balance BPanB R

PanA L

PanA R

PanB L

L in

R in

L out

R out2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

2-BandEQ

Feedback

Pitch Shifter

99

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance)Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het pitch shift-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W enkel het pitch shift-geluid.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

24: REVERBHet Reverb effect voegt galm toe aan het geluid, en simuleert aldus een akoestische ruimte.fig.3-69

Type (Reverb Type)Kies het type van Reverb-effect.ROOM1: compacte reverb met korte uitsterftijdROOM2: dunne reverb met korte uitsterftijdSTAGE1: reverb met een sterke nagalmSTAGE2: reverb met een sterke vroege galmHALL1: reverb met een heldere weergalmingHALL2: reverb met een rijke weergalming

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het reverb-geluid.

Time (Reverb Time) #Hiermee regelt u de duur van de weergalming.

HF DampStel in boven welke frequentie het galmgeluid wordt weg-gefilterd. Hoe lager deze frequentie is, hoe meer de hoge frequenties worden weggefilterd, wat een zachtere en meer gedempte galm geeft. Als u de hoge frequenties niet wil wegfilteren, stel deze parameter dan in op BYPASS.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het reverb-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het reverb-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

25: GATE-REVERBGate Reverb is een speciaal type van reverb waarbij het galmgeluid vroegtijdig wordt afgesneden.fig.3-70

Type (Gate Reverb Type)Kies het reverb-type.NORMAL: gewone gate reverbREVERSE: achterwaartse reverbSWEEP1: het galmgeluid gaat van rechts naar linksSWEEP2: het galmgeluid gaat van links naar rechts

Pre Dly (Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het reverb-geluid.

Gate TimeHiermee bepaalt u hoe lang het reverb-geluid duurt.

LowGainHiermee regelt u de versterking van de lage frequenties.

Hi GainHiermee regelt u de versterking van de hoge frequenties.

Balance (Effect Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het reverb-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het reverb-geluid uitgestuurd.

Level (Output Level) #Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

26: OVERDRIVE→CHORUSDit effect schakelt een overdrive en een chorus in serie.fig.3-71

OD DriveHiermee regelt u de graad van vervorming. Het volume verandert mee met de graad van vervorming.

OD Pan (Overdrive Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het overdrive-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Cho Dly (Chorus Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het chorus-geluid.

L in

R in

L out

R out

Reverb

2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

2-BandEQ

L in

R in

L out

R out

Gate Reverb

2-BandEQ

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

2-BandEQ

L in

R in

ChorusOverdrive

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

100

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

ChoRate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van het chorus-effect.

Chorus DepthHiermee regelt u de modulatiediepte van het chorus-effect.

Chorus Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het overdrive-geluid met chorus en het overdrive-geluid zonder chorus. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het overdrive geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het overdrive-geluid uitgestuurd dat door de chorus is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

27: OVERDRIVE→FLANGERDit effect schakelt een overdrive en een flanger in serie.fig.3-72

OD DriveHiermee regelt u de graad van vervorming. Het volume verandert samen met de graad van vervorming.

OD Pan (Overdrive Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het overdrive-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

Flg Dly (Flanger Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

FlgRate (Flanger Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de flanger.

Flg Dpt (Flanger Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de flanger.

Flg Fbk (Flanger Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) flanger-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Flanger Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het overdrive-geluid met flanger en het overdrive-geluid zonder flanger. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het overdrive geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het overdrive-geluid uitgestuurd dat door de flanger is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

28: OVERDRIVE→DELAYDit effect schakelt een overdrive en een delay in serie.fig.3-73

OD DriveHiermee regelt u de graad van vervorming. Het volume verandert samen met de graad van vervorming.

OD Pan (Overdrive Pan) #Hiermee regelt u de stereopositie van het overdrive-geluid. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

DlyTime (Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het delay-geluid.

Dly Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Delay HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde delay-geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de feedback niet wil wegfilteren, kiest u hier BYPASS.

Delay Balance (Delay Balance) #Hiermee regelt u de volume balans tussen het overdrive-geluid met delay en het overdrive-geluid zonder delay. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het overdrive geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het overdrive-geluid uitgestuurd dat door de delay is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

29: DISTORTION→CHORUSDit effect schakelt distortion en chorus in serie. De parameters zijn in wezen hetzelfde als voor Ò26: OVERDRIVE→CHORUSÓ, behalve de volgende twee.OD Drive → Dist Drive (Bepaalt de hoeveelheid

vervorming.)OD Pan → Dist Pan (Bepaalt de stereopositie van het

distortion-geluid.)fig.3-74

L in

R in

FlangerOverdrive

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

L in

R in

DelayOverdrive

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

L in

R in

ChorusDistortion

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

101

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

30: DISTORTION→FLANGERDit effect schakelt distortion en flanger in serie. De parameters zijn in wezen hetzelfde als voor Ò27: OVERDRIVE→FLANGERÓ, behalve de volgende twee.OD Drive → Dist Drive (Bepaalt de hoeveelheid

vervorming.)OD Pan → Dist Pan (Bepaalt de stereopositie van het

distortion-geluid.)fig.3-75

31: DISTORTION→DELAYDit effect schakelt distortion en delay in serie. De parameters are essentially the same as in Ò28: OVERDRIVE→DELAYÓ, behalve de volgende twee.OD Drive → Dist Drive (Bepaalt de hoeveelheid

vervorming.)OD Pan → Dist Pan (Bepaalt de stereopositie van het

distortion-geluid.)fig.3-76

32: ENHANCER→CHORUSDit effect schakelt een enhancer en een chorus in serie.fig.3-77

Enhancer Sens #Hiermee regelt u de gevoeligheid van de enhancer.

Enhancer Mix (Enhancer Mix Level)Hiermee bepaalt u volgens welke verhouding de boventonen gegenereerd door de enhancer gecombineerd worden met het directe geluid.

Cho Dly (Chorus Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het chorus-geluid.

ChoRate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van het chorus-effect.

Chorus DepthHiermee regelt u de modulatiediepte van het chorus-effect.

Chorus Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het enhancer-geluid met chorus en het enhancer-geluid zonder chorus. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het enhancer geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het enhancer-geluid uitgestuurd dat door de chorus is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

33: ENHANCER→FLANGERDit effect schakelt een enhancer en een flanger in serie.fig.3-78

Enhancer Sens #Hiermee regelt u de gevoeligheid van de enhancer.

Enhancer Mix (Enhancer Mix Level)Hiermee bepaalt u volgens welke verhouding de boventonen gegenereerd door de enhancer gecombineerd worden met het directe geluid.

Flg Dly (Flanger Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

FlgRate (Flanger Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de flanger.

Flg Dpt (Flanger Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de flanger.

Flg Fbk (Flanger Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) flanger-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Flanger Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het enhancer-geluid met flanger en het enhancer-geluid zonder flanger. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het enhancer geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het enhancer-geluid uitgestuurd dat door de flanger is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

L in

R in

FlangerDistortion

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

L in

R in

DelayDistortion

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

Chorus

L in

R in

L out

R out

Mix

Mix

Enhancer

Enhancer

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

Flanger

L in

R in

L out

R out

Mix

Mix

Enhancer

Enhancer

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

102

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

34: ENHANCER→DELAYDit effect schakelt een enhancer en een delay in serie.fig.3-79

Enhancer Sens #Hiermee regelt u de gevoeligheid van de enhancer.

Enhancer Mix (Enhancer Mix Level)Hiermee bepaalt u volgens welke verhouding de enhancer-boventonen gecombineerd worden met het directe geluid.

DlyTime (Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het delay-geluid.

Dly Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar de delay input gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Delay HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde delay-geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de delay feedback niet wil wegfilteren, kiest u hier BYPASS.

Delay Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het enhancer-geluid met delay en het enhancer-geluid zonder delay. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het enhancer- geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het enhancer-geluid uitgestuurd dat door de delay is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

35: CHORUS→DELAYDit effect schakelt een chorus en een delay in serie.fig.3-80

Cho Dly (Chorus Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het chorus-geluid.

ChoRate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van het chorus-effect.

Cho Dpt (Chorus Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van het chorus-effect.

Cho Bal (Chorus Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het chorus-geluid. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het directe geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ enkel het chorus-geluid.

DlyTime (Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het delay-geluid.

Dly Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar de delay input gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Delay HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde delay-geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de delay feedback niet wil wegfilteren, kiest u hier BYPASS.

Delay Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het chorus-geluid met delay en het chorus-geluid zonder delay. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het chorus-geluid uit-gestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het chorus-geluid uitgestuurd dat door de delay is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

36: FLANGER→DELAYDit effect schakelt een flanger en een delay in serie.fig.3-81

Flg Dly (Flanger Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

FlgRate (Flanger Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de flanger.

Flg Dpt (Flanger Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de flanger.

Flg Fbk (Flanger Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) flanger-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Flg Bal (Flanger Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het flanger-geluid. Met een instelling van D100:0W wordt enkel het directe geluid uitgestuurd en met een instelling van D0:100W wordt enkel het flanger-geluid uitgestuurd.

DlyTime (Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het delay-geluid.

Feedback

Delay

L in

R in

L out

R out

Mix

Mix

Enhancer

Enhancer

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

Delay

L in

R in

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

ChorusBalance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

Delay

L in

R in

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Flanger

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

Feedback

103

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Dly Fbk (Delay Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) delay-geluid er terug naar de delay input gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Delay HF DampStel in boven welke frequentie het teruggekoppelde delay-geluid wordt weggefilterd. Als u de hoge frequenties van de delay feedback niet wil wegfilteren, kiest u hier BYPASS.

Delay Balance #Hiermee regelt u de volume balans tussen het flanger-geluid met delay en het flanger-geluid zonder delay. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het flanger-geluid uit-gestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het flanger-geluid uitgestuurd dat door de delay is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

37: CHORUS→FLANGERDir effect schakelt een chorus en een flanger in serie.fig.3-82

Cho Dly (Chorus Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het chorus-geluid.

ChoRate (Chorus Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van het chorus-effect.

Cho Dpt (Chorus Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van het chorus-effect.

Cho Bal (Chorus Balance) #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het chorus-geluid. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het directe geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ enkel het chorus-geluid.

Flg Dly (Flanger Pre Delay Time)Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het directe geluid en het flanger-geluid.

FlgRate (Flanger Rate)Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de flanger.

Flg Dpt (Flanger Depth)Hiermee regelt u de modulatiediepte van de flanger.

Flg Fbk (Flanger Feedback Level)Hiermee regelt u hoeveel (%) flanger-geluid er terug naar het effect gaat. Negatieve (-) waarden keren de fase om.

Flanger Balance #Hiermee regelt u de volumebalans tussen het chorus-geluid en het chorus-geluid met flanger. Met een instelling van ÒD100: 0WÓ wordt enkel het chorus)geluid uitgestuurd. Met een instelling van ÒD0: 100WÓ wordt enkel het chorus-geluid uitgestuurd dat door de flanger is gepasseerd.

Level (Output Level)Hiermee regelt u het volume van het uitgangssignaal.

38: CHORUS/DELAYDit effect schakelt een chorus en een delay parallel. De parameters zijn dezelfde als voor Ò35: CHORUS→DELAY.Ó De Delay Balance-parameter regelt echter de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid.fig.3-83

39: FLANGER/DELAYDit effect schakelt een flanger en een delay parallel. De parameters zijn dezelfde als voor Ò36: FLANGER→DELAY.Ó De Delay Balance-parameter regelt echter de volumebalans tussen het directe geluid en het delay-geluid.fig.3-84

40: CHORUS/FLANGERDit effect schakelt een chorus en een flanger parallel. De parameters zijn dezelfde als voor Ò37: CHORUS→FLANGER.Ó De Flanger Balance-parameter regelt echter volumebalans tussen het directe geluid en het flanger-geluid.fig.3-85

Feedback

Flanger

L in

R in

L out

R out

Balance W

Balance W

Balance D

Balance D

ChorusBalance W

Balance W

Balance D

Balance D

R in R out

L in L out

Feedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

Chorus

Delay

R in R out

L in L out

FeedbackFeedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

Flanger

Delay

R in R out

L in L out

Feedback

Balance W

Balance D

Balance W

Balance D

Chorus

Flanger

104

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Werkomgeving van de XP-30 (Systeemparameters en hun functies)fig.3-86

■ Display-contrast en Klok-instellingen (SETUP)

SYSTEM SETUPLCD ContrastHiermee regelt u het contrast (helderheid) van de display.

Power Up ModeKies in welke toestand de XP-30 moet staan wanneer hij wordt opgestart.LAST-SET: De XP-30 staat in dezelfde toestand als wanneer

hij het laatst werd uitgeschakeld.DEFAULT: De XP-30 staat klaar om Patch ÒUSER:001Ó te

spelen

Patch Remain (Patch Remain Switch)Om momenteel klinkende noten uit te zetten wanneer u een nieuwe Patch (Rhythm Set) kiest, stelt u hier OFF in.

* Effectinstellingen veranderen zodra u een nieuwe Patch of

Rhythm Set kiest, ongeacht de Patch Remain-instelling.

Daardoor kan het dat u bij sommige effecten bepaalde noten die

tot dan toe wel hoorbaar waren, niet meer te horen zijn, zelfs als

Patch Remain aan staat.

Clock SourceBepaal welke de tempo clock van het systeem is.INT: De interne klok is de tempo clock voor het systeem.MIDI: Een externe klok is de tempo clock voor het systeem.

System TempoStel het systeemtempo in.

* Wanneer Clock Source op MIDI staat, synchroniseert het tempo

zich op de clock messages die worden ontvangen van een extern

MIDI-toestel, dus kan u de tempowaarde niet instellen. Het

tempo van de externe klok verschijnt tussen haakjes.

Category Select ModeBepaal welke patch er wordt geselecteerd wanneer u bij het zoeken naar patches op een numerieke toets drukt.LAST-SET: De laatst geselecteerde patch van de vorige

patch search wordt geselecteerd.DEFAULT: De patch opgegeven als de factory default

wordt geselecteerd.

■ Arpeggio-instellingen (ARPEGGIO)

Hier stelt u de Arpeggiator-parameters in.

ARPEGGIOStyleKies de stijl van de arpeggio. U kan kiezen uit 43 mogelijk-heden. Als u zelf een stijl wil cre�ren, kiest u LIMITLESS.1/4: Het ritme wordt verdeeld in kwartnoten.1/6: Het ritme wordt verdeeld in triolen van kwartnoten.1/8: Het ritme wordt verdeeld in achtste noten.1/12: Het ritme wordt verdeeld in triolen van achtste noten.1/16: Het ritme wordt verdeeld in zestiende noten.1/32: Het ritme wordt verdeeld in twee�ndertigste noten.PORTAMENTO A, B: Een stijl met het portamento-effect.GLISSANDO: Een glissando-stijl.SEQUENCE A–D: Stijlen voor Òsequenced patternsÓ.ECHO: Een echo-achtige stijl.SYNTH BASS, SLAP BASS A, SLAP BASS B, WALK BASS: Stijlen die geschikt zijn voor bas.RHYTHM GTR A–E: Stijlen voor een ritmische gitaarslag.

Stijlen BÐE zijn geschikt wanneer u 3Ð4 noten aanhoudt.

3 FINGER GTR: Gitaarspel met drie vingers.STRUMMING GTR: Simulatie van een opwaarts (neer-

waarts) gestrumd gitaarakkoord. Geschikt als u 5Ð6 noten aanhoudt.

KBD COMPING A, B: Stijlen voor de backing van klavierinstrumenten.

KBD COMPING C, D: Stijlen in drieslagmaat.KBD COMPING E: Een reggae-achtige stijl. Geschikt

wanneer u 3 noten aanhoudt.PERCUSSION: Een stijl geschikt voor percussiegeluiden.HARP: De speelstijl van een harp.SHAMISEN: De speelstijl van een Shamisen.BOUND BALL: Een stijl die doet denken aan een botsbal.RANDOM: Een stijl met de noten in willekeurige volgorde.BOSSANOVA: Een stijl met bossanova gitaarritme. Klinkt

het best als u 3Ð4 noten aanhoudt. Met een hoger tempo kan dit ook dienen als Samba.

SALSA: Typische salsastijl. Klinkt het best als u 3Ð4 noten aanhoudt.

MAMBO: Typische mambostijl. Klinkt het best als u 3Ð4 noten aanhoudt.

LATIN PERCUSION: Een ritmestijl met Latijnse percussie- instrumenten zoals Clave, Cowbell, Clap, Bongo, Conga, Agogo enz.

SAMBA: Typische sambastijl. Voor ritmepatronen of bas.TANGO: Typische tangostijl. Houd de grondtoon, de terts

en de quint van een drieklank aan voor het beste resultaat.

105

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

HOUSE: Een stijl voor backing van een house piano. Houd 3Ð4 noten aan voor het beste resultaat.

LIMITLESS: U kan de instellingen van alle parameters vrij combineren zonder beperkingen.

* Voor elke stijl kan u de Motif-, Beat Pattern-, Shuffle Rate- en

Accent Rate-parameters instellen. Zie de ÒArpeggio Style ListÓ

(Engelstalige handleiding p. 182).

Octave RangeHiermee stelt u het toetsbereik in voor de arpeggio. Als u wil dat in de arpeggio enkel de noten voorkomen die u werkelijk speelt, stelt u deze parameter in op 0. Als u +1 kiest, speelt de arpeggio de noten die u speelt en die van 1 octaaf hoger. Als u -1 kiest, gebruikt de arpeggio de noten die u speelt en die van een octaaf lager.

MotifHiermee bepaalt u in welke volgorde de noten van het akkoord klinken. Sommige instellingen zullen niet beschik-baar zijn vanwege de Style-parameterinstelling.SINGLE UP: Enkelvoudige noten, te beginnen met

de laagste ingedrukte toets.SINGLE DOWN: Enkelvoudige noten, te beginnen met

de hoogste ingedrukte toets.SINGLE UP&DOWN: Enkelvoudige noten, te beginnen met

de laagste ingedrukte toets, omhoog en weer terug.

SINGLE RANDOM: Enkelvoudige noten in willekeurige volgorde.

DUAL UP: De noten klinken per 2, te beginnen met de laagste ingedrukte toets.

DUAL DOWN: De noten klinken per 2, te beginnen met de hoogste ingedrukte toets.

DUAL UP&DOWN: De noten klinken per 2, te beginnen met de laagste ingedrukte toets, omhoog en weer terug.

DUAL RANDOM: De noten klinken per 2, in willekeurige volgorde.

TRIPLE UP: De gespeelde noten klinken per 3, van laag naar hoog.

TRIPLE DOWN: De gespeelde noten klinken per 3, van hoog naar laag.

TRIPLE UP&DOWN: De gespeelde noten klinken per 3, van laag naar hoog en weer terug.

TRIPLE RANDOM: De gespeelde noten klinken per 3, in willekeurige volgorde.

NOTE ORDER: De noten klinken in de volgorde waarin ze gespeeld worden. U kan tot 32 noten opslaan, zodat u melodielijnen kan cre�ren door de toetsen in de juiste volgorde aan te slaan.

GLISSANDO: De noten worden gespeeld in een stijgende en dalende chromatische toonladder tussen de laagste en de hoogste aangeslagen toetsen. Speel gewoon twee noten, de laagste en de hoogste.

CHORD: Alle gespeelde noten klinken tegelijkertijd.

BASS+CHORD1–5: De laagste gespeelde noot en andere noten klinken als een akkoord.

BASS+UP1–8: De laagste gespeelde noot en andere noten klinken als een arpeggio.

BASS+RANDOM1–3: De laagste gespeelde noot en andere noten klinken willekeurig.

TOP+UP1–6: De hoogste gespeelde noot en andere noten klinken als een arpeggio.

BASS+UP+TOP: Simulatie van getokkel met drie vingers op een folkgitaar.

Beat PatternKies het maatpatroon uit onderstaand lijstje. Deze instelling be�nvloedt de plaats van het accent en de lengte van de noten om de maatsoort (het ritme) te bepalen.Sommige instellingen zullen niet beschikbaar zijn afhankelijk van de Style-parameterinstelling.1/4, 1/6, 1/8, 1/12, 1/16 1–3, 1/32 1–3, PORTA-A 01–11 , PORTA-B 01–15 , SEQ-A 1–7, SEQ-B 1–5, SEQ-C 1–2, SEQ-D 1–8, ECHO 1–3, MUTE 01–16, STRUM1–8, REGGAE1–2, REFRAIN1–2, PERC1–4, WALKBS, HARP , BOUND, RANDOM, BOSSA NOVA , SALSA 1–4 , MAMBO

1–2, CLAVE , REV CLA , GUIRO, AGOGO, SAMBA , TANGO

1–4, HOUSE 1–2

Accent RateHiermee wijzigt u de sterkte van accenten en de lengte van de noten om de Ògroove feelÓ van de arpeggio te bepalen. Een waarde van 100% geeft de meest uitgesproken Ògroove feelÓ.

Shuffle RateMet deze parameter kan u de timing wijzigen van een opmaat tussen twee naast elkaar liggende neerslagen, om shuffle-ritmes te cre�ren. Bij een waarde van 50% worden de noten gelijkmatig gespreid. Hogere waarden geven de indruk dat er veel gepunte noten in de shuffle zitten.

Key VelocityHiermee stelt u de kracht van het akkoord in. Als u de werkelijke aanslagwaarde van de noten wil gebruiken, stel deze parameter dan in op REAL. Voor een constante aanslagwaarde, ongeacht de kracht waarmee u de toetsen aanslaat, stelt u de gewenste waarde (1Ð127) in.

106

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Part (Arpeggio Part)Bij een Layer performance kan u met deze parameter bepalen welke Part een arpeggio speelt. Andere Parts klinken gewoon zoals u ze op het klavier speelt.

* Deze instelling is ongeldig indien Single performance, Patch

mode of Rhythm Set mode geselecteerd is.

TempoHiermee bepaalt u de snelheid van de arpeggio. Deze instelling is dezelfde als het tempo van de song. Als u dit wijzigt, verandert ook het weergavetempo van de song.Wanneer de Clock Source-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) op INT staat, verschijnt in de display Tempo(=SYS), en dit heeft dezelfde waarde als het systeem-tempo. Als u MIDI instelt, verschijnt in de display Tempo(=EXT), en wordt u gesynchroniseerd op de klok van het externe MIDI-toestel.

■ Instellingen voor klavier en controllers (CONTROL)

KLAVIERTranspose (Transpose Switch/Value)Als u het bereik van het klavier wil transponeren, kies dan hier ON en stel de gewenste transpositie in (in stappen van een halve toon). De tonica staat tussen haakjes ( ).

* De getransponeerde nootnaam verschijnt onderaan rechts in de

Performance/Patch/Rhythm Set play-display.

* Wanneer u het bereik van het klavier transponeert, druk dan op

[TRANSPOSE] zodat de indicator oplicht.

* Om de hoeveelheid transpositie in een PLAY-display te

wijzigen, houdt u [TRANSPOSE] ingedrukt en drukt u op

[-OCT] of [+OCT].

Sens (Keyboard Sensitivity)Hiermee stelt u de gevoeligheid van het klavier in.LIGHT: lichtMEDIUM: normaalHEAVY: zwaar

Vel (Keyboard Velocity)Bepaal welke aanslagwaarde er wordt verstuurd wanneer u op het klavier speelt. Als u wil dat de werkelijke aanslagwaarde wordt verstuurd, stel hier dan REAL in. Als u wil dat er een vaste aanslagwaarde wordt verstuurd, ongeacht hoe u speelt, stel dan de gewenste waarde in.

Aft (Aftertouch Sensitivity)Hiermee bepaalt u de Aftertouch-gevoeligheid. Hoe hoger de waarde, hoe gemakkelijker de Aftertouch wordt toegepast. Normaal gezien laat u dit op 100 staan.

HOLD PEDALHier stelt u de functie in van de pedaal aangesloten op de HOLD PEDAL jack.

Output (Pedal Output)Hiermee bepaalt u welke klankbron(nen) (de interne klankbron en/of de externe klankbronnen aangesloten op de MIDI OUT-connector) er worden aangestuurd door de pedaal.OFF: Geen van beide wordt aangestuurd.INT: Enkel de interne klankbron wordt aangestuurd.MIDI: Enkel externe klankbronnen worden aangestuurd.BOTH: Zowel de interne als de externe klankbronnen

worden aangestuurd.

Polarity (Pedal Polarity)Deze parameter verwisselt de polariteit van de Hold pedal. Bij sommige pedalen is het elektrische signaal dat wordt uitgestuurd wanneer u de pedaal indrukt of lost, net het omgekeerde als van andere pedalen. Als uw pedaal net het omgekeerde doet van wat u verwacht, kies dan REVERSE. Als u een Roland-pedaal gebruikt (zonder omgekeerde polariteit), stel deze parameter dan in op STANDARD .

CONTROL PEDALWijs een functie toe aan de pedalen aangesloten op de CONTROL PEDAL jack.

Assign (Pedal Assign)Hiermee kiest u welke functie de pedaal aanstuurt.CC01–95: Controller numbers 1Ð95 (behalve 6, 32Ð63).PITCH BEND: Pitch bendAFTERTOUCH: AftertouchPROG-UP: Met elke druk op de pedaal kiest u het

volgende Performance-nummer, Patch- nummer of Rhythm Set.

PROG-DOWN: Met elke druk op de pedaal kiest u het vorige Performance-nummer, Patch- nummer of Rhythm Set.

TAP-TEMPO: Tap tempo (een tempo bepaald door het interval waarmee u de pedaal indrukt).

OCT-UP: Met elke druk op de pedaal stijgt de toon-hoogte met 1 octaaf (tot 3 octaven hoger).

OCT-DOWN: Met elke druk op de pedaal daalt de toon-hoogte met 1 octaaf (tot 3 octaven lager).

Output (Pedal Output)Hiermee bepaalt u welke klankbron(nen) (de interne klankbron en/of de externe klankbronnen aangesloten op de MIDI OUT-connector) er worden aangestuurd door de pedaal.OFF: Geen van beide wordt aangestuurd.INT: Enkel de interne klankbron wordt aangestuurd.MIDI: Enkel externe klankbronnen worden aangestuurd.

107

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

BOTH: Zowel de interne als de externe klankbronnen worden aangestuurd

Polarity (Pedal Polarity)Deze parameter verwisselt de polariteit van de pedaal. Bij sommige pedalen is het elektrische signaal dat wordt uitgestuurd wanneer u de pedaal indrukt of lost, net het omgekeerde als van andere pedalen. Als uw pedaal net het omgekeerde doet van wat u verwacht, kies dan REVERSE. Als u een Roland-pedaal gebruikt (zonder omgekeerde polariteit), stel deze parameter dan in op STANDARD .

C1/C2/C3/C4 ASSIGN (C1/C2/C3/C4 Slider Assign)Deze parameters bepalen welke functies er worden aangestuurd door de C1ÐC4 sliders.

Assign (C1/C2/C3/C4 Slider Assign)Wijs aan elke slider een van de volgende functies toe.CC01–95: Controller numbers 1Ð95 (behalve 6, 32Ð63).PITCH BEND: Pitch bendAFTERTOUCH: Aftertouch

* Afhankelijk van de aangestuurde functies is het mogelijk dat de

waarde onveranderd blijft wanneer de slider verschoven wordt,

zelfs als u van Patch of Performance wisselt.

Output (C1/C2/C3/C4 Slider Output)Hiermee bepaalt u welke klankbron(nen) (de interne klankbron en/of de externe klankbronnen aangesloten op de MIDI OUT-connector) er worden aangestuurd door de sliders.OFF: Geen van beide wordt aangestuurd.INT: Enkel de interne klankbron wordt aangestuurd.MIDI: Enkel externe klankbronnen worden aangestuurd.BOTH: Zowel de interne als de externe klankbronnen

worden aangestuurd.

SYS-CTRL ASSIGN (System Control Assign)Control 1/2 (System Control Assign 1/2)Met deze instellingen kan u twee controllers voor gemeen-schappelijk gebruik kiezen, wanneer u de parameters van een Patch of Performance aanstuurt. De instellingen in elke Patch (of Performance) bepalen of de twee controllers die u hier kiest, werkelijk worden gebruikt. U zal ook voor elke Patch (of Performance) moeten bepalen welke parameters er worden aangestuurd.CC01–95: Controller numbers 1Ð95 (behalve 6, 32Ð63).PITCH BEND: Pitch bendAFTERTOUCH: Aftertouch

* Om de geselecteerde controllers te kunnen gebruiken, dient u de

System-instellingen en de Patch/Performance-instellingen

zodanig te maken dat de MIDI-boodschappen uitgezonden door

de geselecteerde controllers ontvangen worden.

* Voor vele control change-boodschappen is de functie die door elk

nummer wordt uitgevoerd, gedefinieerd in de MIDI-specificatie.

Dankzij deze instellingen kan u control change-boodschappen

gebruiken ongeacht hun officieel gedefinieerde functie, dus let

altijd goed op wat u doet.

CONTROL SOURCEKies welk type van MIDI-boodschap u wil gebruiken om de volgende functies aan te sturen.

Hold (Hold Control Source)Hiermee kiest u het type van pedaalboodschap dat u wil gebruiken om de huidige parameterwaarden vast te houden.OFF: niet gebruiktHOLD1: Hold 1 (controller number 64)SOST: Sostenuto (controller number 66)SOFT: Soft pedal (controller number 67)HOLD2: Hold 2 (controller number 69)

Peak (Peak Control Source)Hiermee kiest u het type van pedaalboodschap dat u wil gebruiken om de hoogste parameterwaarden die werden ontvangen, vast te houden.OFF: niet gebruiktHOLD1: Hold 1 (controller number 64)SOST: Sostenuto (controller number 66)SOFT: Soft pedal (controller number 67)HOLD2: Hold 2 (controller number 69)

Volume (Volume Control Source)Hier bepaalt u of Expression-boodschappen (controller number 11) al dan niet het volume van een Patch of Part be�nvloeden, naast de Volume-boodschappen (controller number 7).VOLUME: Enkel Volume-boodschappen en niet

Expression-boodschappen be�nvloeden het volume.

VOL&EXP: Zowel Volume- als Expression-boodschappen be�nvloeden het volume.

Aftertouch (Aftertouch Control Source)Hier bepaalt u welke type(s) van Aftertouch-boodschap de interne klankbron be�nvloeden.CHANNEL: Channel pressure

(de aftertouch die gelijk is voor alle toetsen)POLY: Polyphonic key pressure (de aftertouch die voor

elke toets anders is)CH&POLY: Channel pressure en Polyphonic key pressure

* Het klavier van de XP-30 kan geen Polyphonic Key Pressure-

boodschappen uitzenden.

108

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

■ MIDI-instellingen (MIDI)Deze parameters bepalen de instellingen voor de MIDI-kanalen en hoe Òexclusive dataÓ worden verwerkt.

* De eerste display van de MIDI-groep zal verschillen naargelang

de mode waarin u zat wanneer u op [SYSTEM] drukte (Patch

mode/Performance mode/GM mode).

PERFORM MIDI (Performance MIDI)Maak MIDI-instellingen voor de Performance mode. Daar-voor drukt u op [SYSTEM] wanneer u in Performance mode zit, en drukt u vervolgens op [MIDI] in de rij functieknoppen.

Control Channel (Performance Control Channel)Selecteer het ontvangskanaal dat wordt gebruikt om via MIDI (Program Change- en Bank Select-boodschappen) performances te kiezen. Als u geen MIDI-boodschappen wil gebruiken om Performances te kiezen, zet u dit op OFF. Als u dit instelt op hetzelfde kanaal als het ontvangstkanaal van een Part, dan heeft de Performance-keuze voorrang en zal het niet mogelijk zijn om Patches voor die Part te kiezen via MIDI.

* Het MIDI Receive Channel van elke Part wordt voor elke

Performance apart ingesteld.

Local (Local Switch)Hier bepaalt u of het controller-gedeelte al dan niet wordt verbonden met de interne klankbron (alle Parts). Normaal gezien laat u dit op ON staan, Maar als u het klavier en de controllers gebruikt om externe klankbronnen aan te sturen, zet u dit op OFF.

* Als u het keyboard controller-gedeelte enkel wil loskoppelen van

een of enkele Parts, gebruik dan de Local-parameter

(PERFORM/MIDI/MIDI).

Remote (Remote Keyboard Switch)Zet deze parameter aan wanneer u een extern MIDI-klavier wil gebruiken in plaats van het klavier van de XP-30. In dat geval kan u het zendkanaal van het externe MIDI-klavier op gelijk welk kanaal zetten. Normaal laat u dit op OFF staan.

* Zet deze parameter op ON als u wil spelen met de Arpeggiator

aangestuurd door een extern MIDI-toestel.

* Met de Remote keyboard switch aan worden alle boodschappen

die aankomen bij MIDI IN, uitgestuurd door MIDI OUT.

PATCH MIDIHier maakt u MIDI-instellingen voor Patch mode. Daarvoor drukt u op [SYSTEM] wanneer u in Patch mode zit, en daar-na op [MIDI] in de rij functieknoppen.

Rx-Ch (Patch Mode Receive Channel)Hiermee bepaalt u op welk kanaal MIDI-boodschappen worden ontvangen in Patch mode.

Tx-Ch (Patch Mode Transmit Channel)Deze parameter bepaalt het zendkanaal voor MIDI-boodschappen in Patch mode. Als u geen MIDI-boodschap-pen naar externe MIDI-toestellen wil sturen, zet u deze para-meter uit. Als het zendkanaal altijd moet overeenkomen met het Patch Mode Receive Channel, kies hier dan Rx-Ch.

Local (Local Switch)Hiermee bepaalt u of het controller-gedeelte al dan niet verbonden wordt met de interne klankbron (alle Parts). Normaal gezien laat u dit op ON staan, maar als u met het klavier een de controllers van de XP-30 enkel externe klankbronnen wil aansturen, zet u deze parameter op OFF.

Remote (Remote Keyboard Switch)Zet deze parameter aan wanneer u een extern MIDI-klavier gebruikt in plaats vanhet klavier van de XP-30. In dat geval kan u het zendkanaal van het externe MIDI-klavier op gelijk welk kanaal zetten. Normaal laat u deze parameter uit staan.

GM MIDIHier maakt u MIDI-instellingen voor GM mode. Daarvoor drukt u op [SYSTEM] wanneer u in GM mode zit, en daarna op [MIDI] in de rij functieknoppen.

Local (Local Switch)Hiermee bepaalt u of het controller-gedeelte al dan niet verbonden wordt met de interne klankbron (alle Parts). Normaal gezien laat u dit op ON staan, maar als u met het klavier een de controllers van de XP-30 enkel externe klankbronnen wil aansturen, zet u deze parameter op OFF.

RECEIVE MIDIHiermee bepaalt u of er wel of geen MIDI-boodschappen worden ontvangen voor het kiezen van Patches, Rhythm Sets of Performances.

Program Change (Receive Program Change Switch)Als u wil dat er Program Change-boodschappen worden ontvangen, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

Bank Select (Receive Bank Select Switch)Als u wil dat er Bank Select-boodschappen worden ontvangen, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

TRANSMIT MIDIHier bepaalt u hoe MIDI-boodschappen worden verzonden.

Program (Transmit Program Change Switch)Als u wil dat er Program Change-boodschappen verzonden worden, kiest u hier ON. anders kiest u OFF.

Bank Sel (Transmit Bank Select Switch)Als u wil dat er Bank Select-boodschappen verzonden worden, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

109

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

Hoofd

stuk

3

Active Sensing (Transmit Active Sensing Switch)Als u wil dat er Active Sensing-boodschappen verzonden worden, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

SYS-EXC MIDI (Exclusive MIDI)Hier bepaalt u hoe Exclusive messages verzonden en ontvangen worden.

Device# (Exclusive Device ID Number)Wanneer u Exclusive messages wil verzenden of ontvangen, zet dan deze parameter op hetzelfde Device ID-nummer als het andere MIDI-toestel.

Rx.Exc (Receive Exclusive Switch)Als u wil dat er Exclusive messages ontvangen worden, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

Tx.Edit (Transmit Edit Data Switch)Als u wil dat er Exclusive messages verstuurd worden voor elke wijziging die u maakt bij het editen van een Patch, Performance of Rhythm Set, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

Rx.GM (Receive GM Exclusive Switch)Als u wil dat er Exclusive messages i.v.m. GM worden ontvangen, kiest u hier ON. Anders kiest u OFF.

* Voor details over de GM MIDI-boodschappen, zie “Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule” (p. 120).

BANK-SEL GROUP (Bank Select Group)Elke Performance heeft een Bank Select Group-instelling (PERFORM/MIDI/TRANSMIT). De Bank Select Group- parameter van elke Performance bepaalt hoe Bank Select-boodschappen worden verzonden wanneer de Performance wordt gekozen. Hier kan u het eigenlijke Bank Select Number opgeven dat wordt verzonden voor elk van de keuzes (BS1Ð7) die in Performance mode werden gemaakt.

Number (Bank Select Group Number)Selecteer de Bank select-groep die u wil instellen. De inhoud van elk BS-nummer wordt bepaald door de volgende instellingen voor Switch, MSB en LSB.

Switch (Back Select Transmit Switch)Als u wil dat de geselecteerde Bank select-groep haar toegewezen Bank Select-nummer uitzendt, kiest u hier ON. Als u niet wil dat het geselecteerde BS-nummer een Bank Select-boodschap uitzendt, kiest u hier OFF.

MSB (Bank Select MSB)Bepaal de MSB van het Bank Select-nummer verzonden door het geselecteerde BS-nummer.

LSB (Bank Select LSB)Bepaal de LSB van het Bank Select-nummer verzonden door het geselecteerde BS-nummer.

■ Phrase Preview-instellingen (PREVIEW)

Hier bepaalt u hoe de frase wordt weergegeven wanneer u op [PHRASE PREVIEW] drukt.

PREVIEW MODEMode (Preview Sound Mode)SINGLE: De noten bepaald door Note 1Ð4 klinken ��n na

��n.CHORD: De noten bepaald door Note 1Ð4 klinken tegelijk.PHRASE: De voorgeprogrammeerde frase voor het Patch-

type (categorie) weerklinkt.

PREVIEW KEYNote 1–4 (Preview Note Set 1–4)Hiermee bepaalt u de toonhoogte (C-1ÐG9) van de vier noten die klinken wanneer Mode (Preview Sound Mode) staat ingesteld op SINGLE of CHORD.

* Als u PHRASE kiest voor Mode, hebben deze instellingen geen

effect.

PREVIEW VELOCITYHiermee bepaalt u de aanslagwaarde (0Ð127) van de vier noten die klinken wanneer Mode (Preview Sound Mode) staat ingesteld op SINGLE of CHORD.

* Als u PHRASE kiest voor Mode, hebben deze instellingen geen

effect.

■ De stemming regelen (TUNE)De parameters in deze groep regelen de stemming van de interne klankbron, of veranderen de temperatuur (stem-systeem) van het klavier.

* De SCALE-display van de TUNE-groep zal verschillen naar-

gelang van de mode waar u in zat toen u op [SYSTEM] drukte.

TUNEMaster (Master Tune)Deze parameter stemt de interne klankbron. De getoonde waarde geeft de toonhoogte (frequentie) van de A4-toets aan.

Key ShiftRegel de toonhoogte van de interne klankbron in stapjes van een halve toon.

Scale Tune (Scale Tune Switch)Zet dit op ON als u een andere toonschaal wil spelen dan gelijkzwevende temperatuur. U kan 1 toonschaal kiezen voor Patch mode en 1 voor Performance mode/GM mode. Voor de stemming van de noten gebruikt u de SCALE-display.

* De gekozen toonschaal wordt zelfs gebruikt voor MIDI-

boodschappen ontvangen van een extern MIDI-toesten.

110

Hoofdstuk 3. Uw eigen klanken creëren

PATCH SCALEKEY SCALEWil u een toonschaal defini�ren voor gebruik in Patch mode, druk dan in Patch mode op [SYSTEM] en druk op [TUNE] in de rij functieknoppen om de PATCH SCALE-display op te roepen. Wil u een toonschaal defini�ren voor gebruik in Performance mode/GM mode, druk dan in Performance mode op [SYSTEM] en druk op [TUNE] in de rij functieknoppen om de KEY SCALE-display op te roepen. Om andere Parts in te stellen selecteert u de gewenste Part met de cursorknoppen.Definieer een toonschaal door het toonhoogteverschil t.o.v. gelijkzwevende temperatuur op te geven (stapjes van 1 cent). In Patch mode zijn er verschillende schermen voor de witte en de zwarte toetsen en de instellingen voor ��n octaaf (CÐG) bepalen de stemming voor alle octaven. In Performance mode/GM mode kan u elke toets van elke Part instellen.

* Een cent is 1/100 van een halve toon.

■ Program Change (PGM CHNG)

TRANSMIT P.C (Transmit Program Change)Wanneer u MIDI-boodschappen (Program Change en Bank Select) wil verzenden om klanken te kiezen op een extern MIDI-apparaat, maak dan de nodige instellingen in deze display en druk op de ENTER-knop.

Channel (Transmit MIDI Channel)Kies op welk kanaal de MIDI-boodschap zal worden verzonden.

P.C# (Transmit Program Change)Kies het Program Number dat u wil verzenden.

Bnk-MSB (Transmit Bank Select MSB)Selecteer de MSB (control number 0) van het Bank Select- nummer dat u wil verzenden.

Bnk-LSB (Transmit Bank Select LSB)Selecteer de LSB (control number 32) van het Bank Select- nummer dat u wil verzenden.

■ De installatiestatus van Wave Expansion Boards controleren (INFO)

INFO EXP (Information Expansion Board)De namen van Wave Expansion Boards ge�nstalleerd in de sleuven EXP-D en E worden getoond. Sleuven zonder board worden aangeduid als Ò----------------.Ó

* Als er voor Expansion D: en Expansion E: een Wave Expansion

Board met identiek dezelfde naam verschijnt, zullen enkel de

data van het Wave Expansion Board in de EXP-D sleuf

toegankelijk zijn. Bovendien bevat de XP-30 reeds de data van

de drie hieronder vermelde Wave Expansion Boards, en als de

namen van deze Wave Expansion Boards in de display

verschijnen, zullen enkel de onboard data (XP-AÐC)

toegankelijk zijn.

- SR-JV80-09 ÒSessionÓ (XP-A)- SR-JV80-02 ÒOrchestralÓ (XP-B)- SR-JV80-11 ÒTechno CollectionÓ (XP-C)

BATTERY CHECKDe XP-30 bevat een batterij die ervoor zorgt dat de data in het interne geheugen bewaard blijft. In deze display kan u de batterijspanning controleren. Als de display OK aangeeft, is er nog voldoende batterijspanning. Als de display LOW aangeeft, is de batterijspanning te laag. Contacteer in dat geval uw Roland-dealer om de batterij te laten vervangen.

Gelijkzwevende temperatuurDeze toonschaal verdeelt het octaaf in 12 gelijke delen en is het meest gebruikte systeem in de Westerse muziek. De XP-30 gebruikt dit systeem wanneer de Scale Tune Switch op OFF staat.

Zuivere temperatuur (Tonica is C)In dit systeem klinken de 3 basisakkoorden rijker dan bij gelijkzwevende temperatuur. Dit effect geldt slechts voor 1 toonaard en transpositie maakt het akkoord dubbelzinnig.

Arabische toonschaalIn dit systeem zijn E en B een kwartnoot lager en C#, F# en G# zijn een kwartnoot hoger dan bij gelijkzwevende tem-peratuur. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, A# en C#, en D# en F# hebben een natuurlijke terts (het interval tussen een grote terts en een kleine terts). Op de XP-30 kan u de Arabische toonschaal spelen in G, C en F.

<Voorbeelden>

Noot- Gelijkzw. Zuivere temperat. Arabischenaam temperat. (tonica C) toonschaal

C 0 0 -6C# 0 -8 +45D 0 +4 -2Eb 0 +16 -12E 0 -14 -51F 0 -2 -8F# 0 -10 +43G 0 +2 -4G# 0 +14 +47A 0 -16 0Bb 0 +14 -10B 0 -12 -49

111

Hoofd

stuk

4

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Dankzij de Utility mode kan u Patch/Performance/Rhythm Set-instellingen opslaan (Write) alsook data (Data Transfer) en andere globale XP-30 geheugeninstellingen verzenden.

De Utility/Card Mode

De XP-30 gaat naar Utility/Card mode als u op [UTIL/CARD] drukt. De indicator knippert.Utility/Card mode beschikt over negen functies, ingedeeld in twee groepen Ñ UTIL 1 en UTIL 2.

UTIL 1 (Utility 1)

fig.3-20

WRITE

Met deze functie slaat u gewijzigde Patch-, Performance- of Rhythm Set-instellingen op in het user-geheugen (p. 112).

COPY

Met deze functie kopieert u data van een Patch, Performance of Rhythm Set naar de huidige Patch, Performance of Rhythm Set (p. 117).

INIT (Initialize)

Hiermee zet u de parameters van de huidige Patch, Performance of Rhythm Set terug op hun fabrieksinstelling (p. 119).

XFER (Data Transfer)

Deze functie verzendt Patch, Performance, Rhythm Set of System-instellingen naar een extern MIDI-toestel (p. 115).

PROTECT (User Memory Protect)

Deze functie voorkomt dat het user-geheugen per ongeluk wordt overschreven (p. 117).

UTIL 2 (Utility 2)

fig.4-01

CARD

Hier kan u instellingen maken i.v.m. geheugenkaarten(p. 117).

LOAD

Deze functie laadt data van een geheugenkaart in het geheugen van de XP-30 (p. 118).

SAVE

Deze functie slaat data op op een geheugenkaart (p. 118).

FACTORY RESET

Deze functie zet alle instellingen opgeslagen in de XP-30 terug naar de fabrieksinstellingen (p. 119).

Basisprocedure in Utility/

Card Mode

* Om een geheugenkaart te kunnen gebruiken, dient u eerst het

toestel uit te schakelen en vervolgens schuift u een geheugen-

kaart in de kaartsleuf.

fig.4-02

1.

Druk op [UTIL/CARD] zodat de indicator knippert.De XP-30 schakelt over naar Utility/Card mode.

fig.3-20

* Het type van data dat wordt opgeslagen, gekopierd en

ge�nitialiseerd, hangt af van de mode waarin u zit wanneer u op

[UTIL/CARD] drukt.

2.

Druk op [ ] of [ ] om de groep (UTIL 1, UTIL 2) met de gewenste functie te selecteren.

3.

Selecteer met [ ] of [ ] de gewenste functie (de naam van de functie knippert), en druk op [ENTER].

De display van de gekozen functie verschijnt.

* U kan ook de gewenste functiedisplay oproepen door met de

numerieke toetsen of de functieknoppen het nummer van de

functie in te voeren.

* Als u de functie Ò1: CARDÓ uit de UTIL 2-groep hebt gekozen,

dan verschijnt de CARD-display. Hier kan u ook weer de

gewenste functie kiezen.

4.

Stel in de display van elke functie de nodige parameters in.

* Druk op [EXIT] om de handeling te annuleren.

5.

Druk op [ENTER] om de functie uit te voeren.Wanneer de handeling voltooid is, verschijnt kort de melding ÒCOMPLETEDÓ in de display.

6.

Druk op [EXIT] om terug te keren naar de UTIL 1- of UTIL 2-displays. Om terug te keren naar de display van de vorige mode, drukt u op [UTIL/CARD] zodat de indicator uitgaat.

112

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Geluidsdata opslaan in het

User-geheugen (WRITE)

Als u het toestel uitschakelt of een andere Patch, Performance of Rhythm Set kiest nadat u de instellingen van een Patch, Performance of Rhythm Set hebt gewijzigd, dan gaan die gewijzigde data verloren. Als u de data wil behouden, dient u ze op te slaan in het user-geheugen.

Performance Write

De instellingen van de huidige Performance worden weggeschreven in het user-geheugen. Druk in Performance mode op [UTIL/CARD] en voer de Write-handeling uit.

fig.4-03.e

* Door met [SHIFT] ingedrukt op [UTIL/CARD] te drukken, kan

u rechtstreeks de PERFORM WRITE-display oproepen.

Patch Write

De instellingen van de huidige Patch worden weggeschreven in het user-geheugen. Druk in Patch mode op [UTIL/CARD] en voer de Write-handeling uit.

fig.4-04.e

* Door met [SHIFT] ingedrukt op [UTIL/CARD] te drukken, kan

u rechtstreeks de PATCH WRITE-display oproepen.

Rhythm Set Write

De instellingen van de huidige Rhythm Set worden weggeschreven in het user-geheugen. Druk in Rhythm Set mode op [UTIL/CARD] en voer de Write-handeling uit.

fig.4-06.e

* Door met [SHIFT] ingedrukt op [UTIL/CARD] te drukken, kan

u rechtstreeks de RHYTHM WRITE-display oproepen.

Internal Write ProtectEr is een Internal Write Protect -instelling voorzien om te voorkomen dat de instellingen in het user-geheugen per ongeluk overschreven worden. Wanneer u instellingen van het user-geheugen overschrijft, moet u eerst Internal Write Protect uitschakelen. Als u probeert data weg te schrijven wanneer Internal Write Protect aan staat, verschijnt de volgende display.fig.3-22

Verander in de display ON in OFF en druk op [ENTER] om Internal Write Protect uit te schakelen. Druk nog-maals op [ENTER] en de data worden weggeschreven in het user-geheugen.Eens dat u Internal Write Protect uitschakelt, blijft het uit tot u de XP-30 uitschakelt.

Performance v/d schrijfbestemming (groep, nummer, naam)

Patch v/d schrijfbestemming (groep, nummer, naam)

De Compare-functieDankzij de Compare-functie kan u de Patch spelen die momenteel op de schrijfbestemming staat, zodat u kan controleren of u hem wel echt wil overschrijven. Om de Patch van de schrijfbestemming te spelen, roept u de PATCH COMPARE-display op met [UNDO/COMPARE]. In deze display kan u ook de Patch voor de schrijfbestemming selecteren. Nadat u de Patch voor de schrijfbestemming hebt gekozen, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar de vorige display.fig.4-05.e[

* Gelieve er rekening mee te houden dat Patches die gespeeld

worden met de Compare-functie, lichtjes anders kunnen

klinken dan wanneer ze gewoon gespeeld worden.

Patch v/d schrijfbestemming (groep, nummer, naam)

Rhythm Set v/d schrijfbestemming (groep, nummer, naam)

De Compare-functieDankzij de Compare-functie kan u de Rhythm Set spelen die momenteel op de schrijfbestemming staat, zodat u kan controleren of u hem wel echt wil overschrijven. Om de Rhythm Set van de schrijf-bestemming te spelen, roept u de RHYTHM COMPARE-display op met [UNDO/COMPARE]. In deze display kan u ook de Rhythm Set voor de schrijf-bestemming selecteren. Nadat u de Rhythm Set voor de schrijfbestemming hebt gekozen, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar de vorige display.fig.4-07.e

* Gelieve er rekening mee te houden dat Rhythm Sets die

gespeeld worden met de Compare-functie, lichtjes anders

kunnen klinken dan wanneer ze gewoon gespeeld worden.

Rhythm Set v/d schrijfbestemming (groep, nummer, naam)

113

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Hoofd

stuk

4

Instellingen van de klank-

bron kopiëren (COPY)

Met deze functie kan u data van gelijk welke Patch, Performance of Rhythm Set kopi�ren naar de huidige Patch, Performance of Rhythm Set. Doeltreffend gebruik van deze functie maakt het editen een stuk makkelijker.

Performance Copy

Om de instellingen van een Performance te kopi�ren, drukt u in Performance mode op [UTIL/CARD] en voert u de Copy- handeling uit.

Performance Part Copy

De Part-instellingen van een Performance worden gekopieerd naar de door u gespecifieerde Part van de huidige Performance.

fig.4-08.e

* Om de momenteel geselecteerde Performance te specifi�ren als

de kopieerbron, zet u Source op TEMP.

* Wanneer de Copy-handeling is uitgevoerd, verschijnt er een Ò*Ó

voor de naam van de part van de kopieerbestemming.

Performance Effects Copy

De effectinstellingen van een Performance of Patch worden gekopieerd naar de huidige Performance.

fig.4-09.e

Druk op [ ] om naar de volgende display te gaan, en selecteer vervolgens de inhoud van het effect dat u wil kopi�ren.

fig.4-10.e

ALL:

Multi-effects-, chorus- en reverb-instellingen

EFX:

Multi-effects-instellingen

CHORUS:

Chorus-instellingen

REVERB:

Reverb-instellingen

CHO&REV:

Chorus- en reverb-instellingen

Performance Name Copy

De naam van een Performance wordt gekopieerd naar de huidige Performance.

fig.4-11.e

Patch Copy

Om Patch-instellingen naar de huidige Patch te kopi�ren, drukt u in Patch mode op [UTIL/CARD] en voert u de Copy-handeling uit.

Patch Tone Copy

Tone-instellingen van een Patch worden gekopi�erd naar de door u gespecifieerde Tone van de huidige Patch.

fig.4-12.e

* Om de momenteel geselecteerde Patch te specifi�ren als de

kopieerbron, zet u Source op TEMP.

* Wanneer de Copy-handeling is uitgevoerd, verschijnt er een Ò*Ó

voor de tone van de kopieerbestemming.

Patch Effects Copy

De effectinstellingen van een Performance of Patch worden gekopieerd naar de huidige Patch.

fig.4-13.e

Druk op [ ] om naar de volgende display te gaan, en selecteer vervolgens de inhoud van het effect dat u wil kopi�ren.

fig.4-14.e

ALL:

Multi-effects-, chorus- en reverb-instellingen

EFX:

Multi-effects-instellingen

CHORUS:

Chorus-instellingen

REVERB:

Reverb-instellingen

CHO&REV:

Chorus- en reverb-instellingen

Performance v/d kopieerbron (groep, nummer)

Performance-naamv/d kopieerbron

Part v/d kopieerbron Part v/d kopieerbestemming

Patch/Performance v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Kopieerbron

Type v/d kopie

Performance v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Patch v/d kopieerbron (groep, nummer)

Patch-naam v/d kopieerbron

Tone v/d kopieerbronTone v/d kopieerbestemming

Patch/Performance v/d kopieerbron(groep, nummer, naam)

Kopieerbron

Type v/d kopie

114

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Patch Name Copy

De naam van een Patch wordt gekopieerd naar de huidige Patch.

fig.4-16.e

Rhythm Set Copy

Om Rhythm Set-instellingen naar de huidige Rhythm Set te kopi�ren, drukt u in Rhythm Set mode op [UTIL/CARD] en voert u de Copy-handeling uit.

Rhythm Key Copy

Individuele toetsinstellingen in een Rhythm Set worden gekopieerd naar elke toets in de huidige Rhythm Set.

fig.4-17.e

* De toetsparameters voor kopieerbron en -bestemming kan u ook

instellen door een toets van het klavier in te drukken.

* Wanneer de Copy-handeling uitgevoerd is, verschijnt er een Ò*Ó

voor de toets van de kopieerbestemming.

Rhythm Set Name Copy

De naam van een Rhythm Set wordt gekopieerd naar de huidige Rhythm Set.

fig.4-19.e

De Compare-functieVoor Patch Tone Copy en Patch Effect Copy kan u de Compare-functie gebruiken.Met de Compare-functie kan u de Patch spelen die momenteel op de kopieerbestemming staat. Om de Patch van de kopieerbron te spelen, drukt u op [UNDO/COMPARE] zodat de PATCH COMPARE-display verschijnt. De Patch van de kopieerbron kan u in deze display ook veranderen, maar u kan hier geen patches van XP-AÐE kiezen. Nadat u de Patch van de kopieerbron hebt geselecteerd, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar de vorige display.fig.4-15.e

* De Compare-functie kan niet gebruikt worden met Patch

Tone Copy als ofwel TEMP of een patch van XP-AÐE

geselecteerd is als patch van de kopieerbron (Source).

* De Compare-functie kan niet gebruikt worden met Patch

Effect Copy als PERFORM geselecteerd is als de

kopieerbron (Source).

* Gelieve er rekening mee te houden dat Patches die gespeeld

worden met de Compare-functie, lichtjes anders kunnen

klinken dan wanneer ze gewoon gespeeld worden.

Patch v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Patch v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Rhythm Set v/d kopieerbron (groep, nummer)

Rhythm Set-naamv/d kopieerbron

Toets v/d kopieerbron Toets v/d kopieerbestemming

De Compare-functieDe Compare-functie kan gebruikt worden tijdens de Rhythm Key Copy-handeling.Dankzij de Compare-functie kan u de Rhythm Set die momenteel op de kopieerbron staat, spelen. Om de Rhythm Set van de kopieerbron te spelen, drukt u op [UNDO/COMPARE] zodat de RHYTHM COMPARE-display verschijnt. In deze display kan u ook de Rhythm Set van de kopieerbron wijzigen, maar u kan hier geen patches van XP-AÐE kiezen. Nadat u de Rhythm Set voor de kopieerbron gekozen hebt, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar de display.fig.4-18.e

* Als een van de XP-AÐE Rhythm Sets geselecteerd is als de

Rhythm Set van de kopieerbron (Source), is de Compare-

functie niet beschikbaar.

* Gelieve er rekening mee te houden dat Rhythm Sets die

gespeeld worden met de Compare-functie, lichtjes anders

kunnen klinken dan wanneer ze gewoon gespeeld worden.

Rhythm Set v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Rhythm Set v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

115

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Hoofd

stuk

4

Instellingen van de klank-

bron initialiseren (INIT)

Deze functie zet de instellingen van de huidige Patch, Performance of Rhythm Set terug op een standaardwaarde of op de fabrieksinstellingen.

* Enkel huidige data worden ge�nitialiseerd, en data die in het

user-geheugen zitten, worden niet overschreven. Om alle

instellingen terug te brengen naar hun default-waarde, dient u

een Factory Reset (UTILITY/UTIL 2/FACTORY RESET) uit te

voeren.

Afhankelijk van de toepassing kan u data op twee manieren initialiseren.

Mode (Initialize Mode)

DEFAULT:

Zet de huidige data terug op hun standaard-waarde, nl. de ÒIniti�le dataÓ (INIT PATCH, INIT PERFORM or INIT SET). Deze mode wordt gebruikt om van nul af geluiden te cre�ren.

PRESET:

Zet de huidige data in het user-geheugen terug op de fabrieksinstellingen.

* Als de huidige data een Patch, Performance of Rhythm Set in

het preset-geheugen is (PR-AÐPR-C, E, GM), en de initialisatie

wordt uitgevoerd met PRESET gespecifieerd, dan worden de

data teruggezet naar de waarde van het overeenkomstig

genummerde user-geheugen.

Performance Initialize

Om Performance-instellingen te initialiseren, drukt u in Performance mode op [UTIL/CARD] en voert u de initialisatie uit.

fig.4-20

Patch Initialize

Om Patch-instellingen te initialiseren, drukt u in Patch mode op [UTIL/CARD] en voert u de initialisatie uit.

fig.4-21

Rhythm Set Initialize

Om Rhythm Set-instellingen te initialiseren, drukt u in Rhythm Set mode op [UTIL/CARD] en voert u de initialisatie uit.De Rhythm Set Initialize-handeling kan u ook gebruiken om de instellingen van een individueel percussiegeluid (toets) dat u bepaalt, te initialiseren. Plaats in dit geval de cursor op Key en kies het percussiegeluid dat u wil initialiseren. U kan het percussiegeluid ofwel via het klavier bepalen, of door op TONE SELECT [1]Ð[4] te drukken.

fig.4-22

Klankinstellingen verzenden

(XFER)

Met deze functie kan u klankbron- of System-instellingen die in het geheugen van de XP-30 of op een geheugenkaart zijn opgeslagen, verzenden naar een extern MIDI-toestel of User-geheugen.

Data verzenden naar een extern MIDI-toestel

Het verzenden van Patch-, Performance-, Rhythm Set- of System-data naar een extern MIDI-toestel noemen we Bulk

dump . Dit proc�d� wordt gebruikt wanneer twee XP-30Õs met dezelfde Patch-, Performance- en/of Rhythm Set-instellingen op elkaar aangesloten worden om te spelen of wanneer u Patch-, Performance-, Rhythm Set- of System-data naar een extern MIDI-toestel opneemt als backup in geval van dataverlies.fig.4-23.e

Terwijl de data worden verzonden, verschijnt de volgende display.fig.4-24

* Druk op [EXIT] om de datatransmissie te annuleren.

* Als u gebruik wil maken van instellingen die het gebruik van

XP-A/B/C waves en patches bepalen nadat ze verzonden zijn

naar een ander toestel (XP-50/60/80; of JV-1010/1080/2080),

dient u zich er eerst van te vergewissen dat de betreffende Wave

Expansion Boards ge�nstalleerd zijn in het andere toestel.

DatatypeSource block

Bestemming

116

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Bepaal welke data er worden verzonden, door middel van de onderstaande combinaties.Als u bijvoorbeeld de Patches 001Ð020 van de USER-groep wil verzenden, dan voert u ÒPATCH USER:001-020Ó in.

Type Block

ALL USERTEMP

PERFORM USER 01Ð32TEMP -PATCH *1

+PATCH *2CTRL

PATCH USER 001Ð128TEMP

RHYTHM USER 001Ð002TEMP

SYSTEM USER

*1 De huidige Performance

*2 De huidige Performance en de Patch of Rhythm Set

toegewezen aan elke Part van de Performance

Type (Data Type)Hiermee bepaalt u welk type van data er wordt verzonden.ALL: Performance, Patch en Rhythm SetPERFORM: PerformancePATCH: PatchRHYTHM: Rhythm SetSYSTEM: System

Block (Source Block)Hiermee bepaalt u de bron van de te verzenden data.USER: De data van het user-geheugen verzenden.TEMP: De data van de temporary area verzenden.CTRL: Boodschappen voor Performance bank select,

Performance program change, en Volume- en Pan- boodschappen voor de Parts waarvan de Rx- parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON staat.

DestinationStel de bestemming van de verzending in op MIDI.

■ Data verzenden naar het User-geheugen

U kan Patch-, Performance- of Rhythm Set-instellingen naar het user-geheugen en System-instellingen naar het systeem-geheugen versturen. Door klankdata te laden van geheugen-kaart of Wave Expansion Boards naar het user-geheugen, kan u nog vele klanken toevoegen aan uw performance. fig.4-27.e

Bepaal welke data er worden verzonden, door middel van de onderstaande combinaties.Als u bijvoorbeeld enkel Patch 001 van de PR-A-groep wil verzenden, dan voert u ÒPATCH PR-A:001-001Ó in.

* Als de opgegeven data te omvangrijk zijn voor hun bestemming,

dan worden er zoveel data verzonden als dat er in de

bestemming passen, te beginnen bij het eerste nummer van de

opgegeven verzendingsbestemming.

(Voorbeeld)Block PATCH PR-A:001Ñ005Bestemming User:127

Als bovenstaande instellingen gemaakt zijn en de verzending uitgevoerd wordt, worden enkel de Patches 01 en 02 van de PR-A-groep verzonden naar de Patches 127 en 128 van de USER-groep.

Type Block

ALL PR-APR-B

PERFORM USER 01Ð32PR-A, B 01Ð32CARD ** *1

PATCH USER 001Ð128PR-AÐC, GM, PR-E 001Ð128XP-A, B 001Ð255XP-C 001Ð256XP-D, E 001Ð*** *2CARD ** *1

RHYTHM USER 001Ð002PR-AÐC, GM, PR-E 001Ð002XP-A, C 001Ð008XP-D, E 001Ð*** *2CARD ** *1

SYSTEM Card ** *1

*1 Bepaald door bestandsnummer

*2 Afhankelijk van het ge�nstalleerde Wave Expansion Board

Type (Data Type)Hiermee bepaalt u welk type van data er wordt verzonden.ALL: Performance, Patch en Rhythm SetPERFORM: PerformancePATCH: PatchRHYTHM: Rhythm SetSYSTEM: System (behalve sequencer-gedeelte)

DatatypeSource block

Bestemming

117

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Hoofd

stuk

4

Block (Source Block)Hiermee bepaalt u de bron van de te verzenden data.USER: Data van het user-geheugen verzenden.PR-A–C, E: Data van Preset A/B/C/E verzenden.GM: GM-data verzenden.XP-A–E: Data van een Wave Expansion Board

verzenden.

* XP-D, E kan u enkel selecteren als het overeenkomstige Wave

Expansion Board ge�nstalleerd is.

CARD: Performance/Patch/Rhythm Set/System-data opgeslagen op geheugenkaart verzenden.

fig.4-29.e

DestinationStel de verzendingsbestemming in op USER.

* Als de Type-parameter op PERFORM, PATCH of RHYTHM

staat, geef dan het eerste nummer van de verzendings-

bestemming in.

Het User-geheugen beveiligen (PROTECT)Deze functie verhindert dat het user-geheugen wordt overschreven om te voorkomen dat Patch-, Performance- of Rhythm Set-data per ongeluk verloren gaan.fig.4-30

Internal (Internal Write Protect)De Internal write Protect-instelling verhindert dat de Write- handeling het user-geheugen overschrijft. Wanneer deze instelling op ON staat, kunnen de data niet worden over-schreven. Wanneer ze op OFF staat, wel. Wanneer de XP-30 wordt aangezet, staat deze instelling altijd op ON, dus u dient ze op OFF te zetten voordat u instellingen van het user-geheugen gaat wijzigen. U kan deze instelling ook uitzetten als onderdeel van de Write-procedure.

Exclusive (Exclusive Protect)De Exclusive Protect-instelling verhindert dat System Exclusive-boodschappen ontvangen van een extern MIDI-toestel de instellingen van het user-geheugen overschrijven. Wanneer deze instelling op ON staat, kunnen de data niet worden overschreven. Wanneer ze op OFF staat, kunnen de data overschreven worden door een binnenkomende exclusive message, zelfs als de Internal Write Protect-instelling op ON staat.

Instellingen betreffende geheugenkaarten (CARD)De XP-30 kan een optionele geheugenkaart (S2M-5 (2MByte) of S4M-5 (4MByte)) gebruiken.Gebruik deze kaart om data op te slaan waarvoor er in de interne USER-groep geen plaats meer is, of om de data die u cre�erde te gebruiken op een andere XP-30.Geheugenkaarten moeten geformatteerd worden voor u ze kan gebruiken.

* Wanneer u Ò1: CARDÓ in de UTIL 2-groep selecteert,

verschijnt de volgende CARD-display. Kies de functie die u wil

uitvoeren.fig.4-31

Voordat u een geheugenkaart gebruikt* Schakel de JP-8080 uit voordat u een geheugenkaart insteekt of

verwijdert. Als u een geheugenkaart insteekt terwijl het toestel

aanstaat, kan het gebeuren dat de data van de geheugenkaart

vernietigd worden, of dat de geheugenkaart onbruikbaar wordt.

* Zorg dat u de geheugenkaart zo ver mogelijk in de sleuf schuift.

* Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan en zorg

dat ze niet vuil worden.

* Verwijder de geheugenkaart nooit of schakel het toestel niet uit

terwijl er een bewerking (formatteren of data lezen/schrijven)

wordt uitgevoerd op de kaart. Als u dat toch doet, vernietigt u

de data op de kaart en/of maakt u de kaart onbruikbaar.

* Als u het write protect label aanbrengt op de write protect area

van de geheugenkaart, wordt het onmogelijk om de kaart te

formatteren of om er data op weg te schrijven. Als u de kaart wil

formatteren of als u er data op wil wegschrijven, doe dit dan

zonder dat het label erop kleeft. Voor details over het write

protect label raadpleegt u best de gebruiksaanwijzing van uw

geheugenkaart.

Als u tracht de kaart te formatteren of om er data op weg te schrijven terwijl het write protect label bevestigd is, verschijnt de volgende boodschap.fig.4-32

BestandsnaamBestandsnummer

118

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

■ De geheugenkaart van de XP-30 formatteren (FORMAT)

Deze functie initialiseert (formatteert) een geheugenkaart zodat u er XP-30 data op kan opslaan. Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een die reeds op een ander apparaat werd gebruikt, op de XP-30 kan gebruiken, dient deze geformatteerd te worden op de XP-30.

* Hou er wel rekening mee dat bij het formatteren alle data op de

geheugenkaart uitgewist worden.fig.4-33

■ De naam van een bestand wijzigen (REMAME)

Met deze functie verandert u de naam van een bestand op de geheugenkaart.

* U kan het bestand een naam geven van maximaal acht karakters.

Voor details over de namen, zie “Een naam toewijzen” (p.

42).

* Extensies van bestandsnamen kunnen niet veranderd worden.fig.4-34.e

■ Ongewenste bestanden verwijderen (DELETE)

Met deze functie verwijdert u ongewenste bestanden van de geheugenkaart.fig.4-35

■ De inhoud van de geheugen-kaart controleren (INFO)

Deze functie toont u het aantal bestanden op de geheugenkaart, de vrije geheugenruimte en de omvang van elk bestand.fig.4-36.e

Een bestand van de geheugenkaart inladen in de XP-30 (LOAD)Een databestand dat Patch-, Performance-, Rhythm Set- en System-instellingen bevat wordt ingeladen in het interne geheugen.

* Als u een nieuw bestand inlaadt, worden de data die momenteel

in het geheugen zitten, herschreven. Om bestaande data te

behouden, dient u ze op te slaan op geheugenkaart voordat u

nieuwe data inlaadt.fig.4-38

* Als u slechts een gedeelte van de data van het bestand wil

inladen, raadpleeg dan “Data verzenden naar het User-geheugen” (p. 116).

Data bewaren op geheugen-kaart (SAVE)De Patch-, Performance-, Rhythm Set- en System-instellingen in het interne geheugen worden opgeslagen in ��n enkel bestand op de geheugenkaart, onder een naam die u opgeeft.fig.4-39

* Databestanden bevatten een volledige set parameterinstellingen

voor de klankbron. Het is niet mogelijk om individuele Patches

of Performances te bewaren op geheugenkaart.

* U kan het bestand een naam geven van maximaal acht karakters.

Voor details over de namen, zie “Een naam toewijzen” (p.

42).

Oorspronkelijke bestandsnaam

Nieuwe bestandsnaam

Bestandsnaam Omvang v/h bestand

Aantal bestanden op de geheugenkaart Vrije ruimte

Bestandsnummer

119

Hoofdstuk 4. Geheugen (Utility/Card Mode)

Hoofd

stuk

4

De fabrieksinstellingen oproepen (FACTORY RESET)Deze handeling zet alle data in de XP-30 terug op de fabrieksinstellingen.

* Indien het interne geheugen van de XP-30 belangrijke data

bevat die u hebt gecre�erd, dan zullen door deze handeling die

data verloren gaan. Als u de data wil behouden, dient u ze op te

slaan op een geheugenkaart (p. 118) of in een externe MIDI

sequencer (p. 115).fig.4-40

* Als Internal Write Protect aanstaat, verschijnt de volgende

display, en wordt de Factory Reset niet uitgevoerd.fig.3-22

Verander in de display ON in OFF en druk op [ENTER] om Internal Write Protect uit te schakelen. ÒAre You Sure?Ó verschijnt in de display. Druk op [ENTER].

120

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule

De XP-30 beschikt over een

GM mode

Ñeen handige manier om GM score data (muziekbestanden voor een GM-klank-module) af te spelen of aan te maken. U kan commercieel uitgebrachte GM score data afspelen en zelfs verscheidene parameter-instellingen wijzigen om de muzikale expressie te vergroten.

GM Mode oproepen

Gebruik de GM mode om de klankbron van de XP-30 in GM System compatible mode te zetten. In wezen lijkt GM mode op een speciale soort Performance in dewelke een GM System Rhythm Set toegewezen is aan Part 10, en GM System Patches toegewezen zijn aan andere Parts. U kan echter geen GM mode-instellingen in het user-geheugen opslaan.

fig.5-01.e

De GM PLAY-display toont een Patch of Rhythm Set die aan elke Part is toegewezen. Telkens als u naar GM mode gaat, is de GM Drum Set toegewezen aan Part 10, en is Piano 1 toegewezen aan de andere Parts. U kan ook andere GM Patches en GM Drum Sets kiezen voor elke Part naargelang de muziek die u wil spelen.

1.

Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PERFORM] om de GM PLAY-display op te roepen.

Wanneer u de XP-30 in GM mode zet, initialiseert de klankbron zichzelf voor de GM System-basisinstellingen.

2.

Druk op [ ] of [ ] om de huidige Part te veranden.

3.

Om de GM Patch of GM Rhythm Set toegewezen aan de Part te veranderen, voert u dezelfde procedure uit als wanneer u een Patch of Rhythm Set kiest.

De klankbron initialiseren voor GM System-basisinstellingen

Om een GM score correct te kunnen weergeven, moet de klankbron eerst ge�nitialiseerd worden voor de GM system basisinstellingen. De klankbron van de XP-30 wordt in de volgende situaties ge�nitialiseerd:- Wanneer de XP-30 in GM mode wordt gezet- Wanneer hij een GM System On-boodschap ontvangt van

een extern MIDI-toestel- Wanneer er een GM System On-boodschap wordt

aangetroffen in de songdata die worden weergegevenBij het opstarten- Wanneer u de GM Initialize-functie uitvoert (p. 128).

* Omdat er geen effectinstellingen gedefinieerd worden in het GM

System, zullen deze niet teruggezet worden op de fabrieks-

instellingen tenzij er een GM Initialize (DEFAULT) of Factory

Reset wordt uitgevoerd.

Een GM Score afspelen

Wanneer de XP-30 in GM mode staat, speelt hij GM scores correct af. Maar daarbuiten beschikt de XP-30 over nog vele andere eigenschappen die niet gedefinieerd zijn in GM System-specificaties, en als u die eigenschappen gebruikt om muziekbestanden te maken, is het mogelijk dat uw song niet correct wordt afgespeeld door andere GM-compatibele klankmodules.

* De XP-30 is niet compatibel met het GS-formaat (standaard-

formaat voor multitimbrale klankbronnen, aanbevolen door

Roland). Muziekbestanden die het GS-logo dragen (GS music

data) worden daarom misschien niet correct weergegeven op de

XP-30.

* In het begin van een GM score staat er normaal gezien een GM

System On-boodschap. Dus als u een GM score van in het begin

van een song afspeelt, zal de XP-30 zichzelf in GM mode zetten.

Maar als u een GM score afspeelt van in het midden van een

song, kan het dat de XP-30 zichzelf niet in GM mode zet, en dat

de GM score niet correct wordt weergegeven. Dus voor alle

veiligheid raden we aan om de XP-30 manueel in GM mode te

zetten voordat u een GM score afspeelt.

Een bepaalde Part uitschakelen

Wanneer u overschakelt naar GM mode, worden alle Parts ingesteld om MIDI-boodschappen te ontvangen. Om een bepaalde Part uit te schakelen zodat hij niet weerklinkt, zet u de Recieve Switch op OFF voor die Part.

1.

Zorg dat de [EDIT]-indicator uit is. Als hij brandt, druk dan op [EDIT] om hem uit te zetten.

Op dit moment geven de indicators van de functieknoppen de aan/uit-status van elke Part aan. Wanneer de [1-8/9-16]-indicator uit is, geven de indicators van de functieknoppen de status van Parts 1-8 aan. Wanneer de [1-8/9-16]-indicator brandt, geven de indicators van de functieknoppen de status van Parts 9-16 aan. Branden = aan, donker = uit.

2.

Druk op de functieknoppen om Parts aan/uit te zetten.

GM Patch/Rhythm Set (nummer, groep) Part-nummer

GM System On-boodschapDe GM System On-boodschap zet het apparaat in een toestand die overeenkomt met het GM System en die een GM-compatibele klankmodule initialiseert.

* Als de Rx GM-parameter (SYSTEM/MIDI/SYS-EXC

MIDI) op OFF staat, kunnen er geen GM System On-

boodschappen ontvangen worden.

121

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule

Hoofd

stuk

5

GM Mode-instellingen wijzigen

GM mode heeft ook parameters die u voor elke Part kan wijzigen. U kan bv. de effecten, pan en level instellen om een GM score weer te geven zoals u dat wenst.

* Wanneer GM mode ge�nitialiseerd is (p. 124), bent u al deze

instellingen kwijt.

1.

Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PERFORM] om de GM PLAY-display op te roepen.

2.

Druk op [EDIT] zodat de indicator oplicht.

3.

Kies een display-groep met de functieknoppen.De knopindicator van de gekozen display-groep knippert.

fig.5-02

* In GM mode kan u op de functieknoppen [2/10(EFFECTS)],

[4/12(PART)] en [8/16(INFO)] drukken.

4.

Kies een display-pagina met [ ] of [ ].

5.

Als u een parameterdisplay hebt gekozen die voor elke Part afzonderlijk kan worden ingesteld, dan verschijnt het nummer van de Part die u gaat editen in de display. Om een andere Part te kiezen, drukt u op [EDIT] zodat de indicator uitgaat, en gebruik [1-8/9-16] en de functie-knoppen om een Part te selecteren.

6.

Plaats met [ ] of [ ] de cursor op de parameter die u wil wijzigen.

7.

Wijzig de parameterwaarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC] of de numerieke toetsen.

* Als u een fout hebt gemaakt bij het instellen van de parameter-

waarde of als de wijzigingen u niet bevallen, drukt u gewoon op

[UNDO/COMPARE] om de vorige waarde terug te krijgen.

8.

Als u naar een andere display-groep wil gaan, druk dan op [EDIT] zodat de indicator oplicht en gebruik de functieknoppen.

* U kan ook naar een andere display-groep gaan door [SHIFT]

ingedrukt te houden en op [ ] of [ ] te drukken. Aangezien

dit ook kan wanneer de [EDIT]-indicator uit is, is dit een

snellere manier van werken omdat u de [EDIT]-indicator niet

telkens hoeft aan te zetten.

9.

Herhaal stappen 3Ð8 om de GM mode-instellingen te voltooien.

10.

Wanneer u klaar bent met de instellingen, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar de GM PLAY-display.

* De Palette-display kan u op dezelfde manier gebruiken wanneer

u edit in Performance mode (p. 61).

Effectinstellingen maken in GM Mode (EFFECTS)

De parameterconfiguraties van GM-effecten en Performance- effecten zijn bijna hetzelfde. Voor details, zie

“Effecten

instellen voor een Performance (EFFECTS)”

(p. 80).Maak instellingen voor de Multi-Effects/Chorus/Reverb- effecten die in GM mode gebruikt worden.

* Als er een ÒxÓ rechts van de display-naam staat, dan is het effect

voor die display uitgeschakeld. Zet het betreffende effect aan

voor u instellingen maakt (p. 58).

OUTPUT

Bepaal hier hoe het signaal van elke Part wordt uitgestuurd.

Output Assign (Output Assign/Output Level)

Wanneer de Output Assign-parameter op MIX staat, wordt de output van elke Part naar de OUTPUT jacks gestuurd zonder door Multi-Effects te passeren. Als deze parameter op EFX staat, passeert de door Multi-Effects. Als u PATCH kiest, dan worden de output assign-instellingen gebruikt van de GM Patch die toegewezen is aan de Part.De Output Level-parameter regelt het volume van elke Part.

Chorus (Chorus Send Level)

Hiermee regelt u de hoeveelheid chorus voor elke Part.

Reverb (Reverb Send Level)

Hiermee regelt u de hoeveelheid reverb voor elke Part.

GM EFX TYPE (EFX Type)

Kies welk type van Multi-Effects u in GM mode wil gebruiken.

Type (EFX Type)

Hiermee kiest u het type van Multi-Effects. Voor details, zie

“Multi-Effects Types (EFX-parameter)”

(p. 89).

GM EFX PRM (GM EFX Parameters)

Stel de parameters in voor het EFX-type gekozen met de Type-parameter. Voor details, zie

“Multi-Effects Types

(EFX-parameter)”

(p. 89).

GM EFX OUT (GM EFX Output)

Bepaal de output routing voor Parts waarvan de Output Assign op EFX staat.

* De instellingen in deze display hebben geen effect op Parts

waarvan de Output Assign op MIX staat.

Mix Out (EFX Output Level)

Hiermee regelt u de volumebalans tussen het directe geluid en het Multi-Effects-geluid.

Chorus (Chorus Send Level)

Hiermee regelt u hoeveel chorus er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects is gepasseerd.

122

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule

Reverb (Reverb Send Level)

Hiermee regelt u hoeveel reverb er wordt toegepast op het geluid dat door Multi-Effects is gepasseerd.

GM CHORUS

Hier stelt u het chorus-effect in voor de GM mode.

* In GM mode, worden de chorus-instellingen voor de GM Patch

toegewezen aan elke Part genegeerd (behalve Send Level ).

Rate (Chorus Rate)

Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de chorus.

Depth (Chorus Depth)

Hiermee regelt u de modulatiediepte van de chorus.

Delay (Chorus Pre Delay)

Hiermee regelt u het tijdsinterval tussen het originele geluid en het chorus-geluid. Hogere waarden geven een meer ruimtelijk geluid.

Fbk (Chorus Feedback Level)

Hiermee regelt u hoeveel chorus-geluid er wordt terug-gestuurd (teruggekoppeld) naar de chorus input. Hoe hoger deze waarde, hoe intenser het effect.

Level (Chorus Level)

Hiermee regelt u het volume van het chorus-geluid.

Out (Chorus Output Assign)

Bepaal hoe de Chorus en de Reverb geplaatst worden.

MIX:

Het Chorus- en het Reverb-geluid worden gemixt.

fig.3-27.e

REV:

Er wordt reverb toegepast op het chorus-geluid.

fig.3-28.e

M+R:

Het chorus-geluid zonder reverb en het chorus-geluid met reverb worden gemixt.

fig.3-29.e

GM REVERB

Maak de reverb-instellingen voor de GM mode.

* In GM mode, worden de reverb-instellingen voor de GM Patch

toegewezen aan elke Part genegeerd (behalve Send Level )..

Type (Reverb/Delay Type)

Kies het type van Reverb-effect.

ROOM1:

compacte reverb met korte uitsterftijd

ROOM2:

dunne reverb met korte uitsterftijd

STAGE1:

reverb met sterke late weergalming

STAGE2:

reverb met sterke vroege weergalming

HALL1:

reverb met heldere galm

HALL2:

reverb met rijke galm

DELAY:

gewone delay

PAN-DLY:

delay met echoÕs die naar links en rechts gaan

Time (Reverb/Delay Time)

Hiermee regelt u de weergalmingstijd. Als de Type- parameter op DELAY of PAN-DLY staat, dan regelt deze parameter het tijdsinterval tussen het originele geluid en de eerste echo.

Fbk (Delay Feedback Level)

Hiermee regelt u hoeveel delay-geluid er wordt terug-gestuurd (teruggekoppeld) naar de delay. Hoe hoger deze waarde, hoe meer herhalingen van de delay.

* Als u een van de Reverb-types (ROOM1ÐHALL2) hebt

gekozen, heeft deze parameter geen effect.

HF Damp (Reverb/Delay HF Damp)

Hiermee bepaalt u boven welke frequentie het galmgeluid wordt afgesneden. Naarmate u deze frequentie lager instelt, worden er meer hoge frequenties afgesneden, wat een zachtere en meer gedempte galm geeft. Als u geen hoge frequenties wil afsnijden, zet u deze parameter op BYPASS.

Level (Reverb/Delay Level)

Hiermee regelt u het volume van het galm- (of delay-)geluid.

OUTPUT

ReverbChorus input

ChorusReverb input

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

OUTPUT

Reverbinput

Chorusinput

Chorus Reverb

Effecten voor GM-Compatibele Klank-modulesDe meeste GM-compatibele klankbronnen beschikken over effecten zoals reverb en chorus, maar het gebruik van effecten zit niet in de GM System Level 1-instructies. Dit betekent dat song data gemaakt voor de GM mode van de XP-30 die Multi-Effects/Reverb/Chorus gebruiken, misschien niet correct worden afgespeeld op andere GM-compatibele klankbronnen.

123

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule

Hoofd

stuk

5

Een Part instellen (PART)

PATCH

Selecteer voor elke Part de toegewezen GM Patch.

Number (GM Patch Number)

Kies het nummer (001Ð128) van de GM Patch.

* In GM mode is het niet mogelijk om USER of PRESET A/B/C/

E Patches te kiezen.

SETTING

Stel het volume, de pan en de toonhoogte van elke Part in.

Volume

Hiermee regelt u het volume van elke Part.

Pan

Hiermee regelt u de stereopositie van elke Part. L64 is uiterst links, 0 is centraal en 63R is uiterst rechts.

* Als u de instelling van de Volume-parameter of de Pan-parameter

wijzigt, dan ziet u dit in de volgende INFO -groepdisplays.

Coarse (Coarse Tune)

Hiermee regelt u de toonhoogte van elke Part in stappen van een halve toon (-4Ð+4 octaven).

Fine (Fine Tune)

Hiermee doet u de fijnregeling van de toonhoogte ingesteld in Coarse Tune, in stapjes van 1 cent. (-50Ð+50 cents)

* 1 cent is 1/100 van een halve toon.

MIDI-informatie van de Parts controleren (INFO)

In deze display kan u de ontvangststatus controleren van verscheidene types van MIDI-boodschappen voor elke Part. Dit is een handige manier om te controleren of de klankbron correct reageert op boodschappen van het klavier of van externe MIDI controllers.Voor alle items behalve Voice mag u de waarde veranderen. Wanneer u dat doet, wordt er een MIDI-boodschap verzon-den, en kan ze opgenomen worden op een sequencer, enz.

Mod (Informatie over Modulatie)

Breath (Informatie over Breath)

Foot (Informatie over Foot)

Vol (Informatie over Volume)

Pan (Informatie over Pan)

Exp (Informatie over Expressie)

Hold (Informatie over Hold 1)

Bend (Informatie over Pitch Bend)

Aftertouch (Informatie over Aftertouch)

Voices (Informatie over Voice)

Het aantal stemmen dat gebruikt wordt.

Handige functies in

GM mode (GM Utility)

In de GM mode kan u door middel van de Utility-functies effectinstellingen kopi�ren, GM mode initialiseren en GM mode-instellingen verzenden.

Basic Procedure

1.

Druk in de GM mode op [UTIL/CARD] zodat de indicator knippert.

De XP-30 schakelt over naar Utility/Card mode.

2.

Druk op [ ] of [ ] om de UTIL 1-groep te selecteren.

fig.5-03

* De functies van de UTIL 2-groep kunnen eveneens uitgevoerd

worden vanuit GM mode. De handeling is dezelfde als in andere

modes.

3.

Selecteer met [ ] of [ ] de gewenste functie (de functienaam knippert), en druk op [ENTER].

De display van de gekozen functie verschijnt.

* U kan ook de gewenste functiedisplay oproepen door het

nummer van de functie in te voeren met de numerieke toetsen of

de functieknoppen.

4.

Stel in de display van elke functie de nodige parameters in.

* Druk op [EXIT] als u deze handeling wil annuleren.

5.

Druk op [ENTER] om de functie uit te voeren.Wanneer de verrichting voltooid is, verschijnt kort de melding ÒCOMPLETEDÓ in de display.

6.

Om terug te keren naar de UTIL 1-display, drukt u op [EXIT]. Om terug te keren naar de GM PLAY-display, drukt u op [UTIL/CARD] zodat de indicator uitgaat.

124

Hoofdstuk 5. De XP-30 als GM-klankmodule

■ Effectinstellingen kopiëren (COPY)

Met deze functie kopieert u effectinstellingen van een Patch of Performance naar de GM mode.fig.5-04.e

Druk op [ ] om naar de volgende display te gaan, en bepaal dan de inhoud van het effect dat u wil kopi�ren.fig.5-05.e

ALL: Multi-effects-, chorus- en reverb-instellingenEFX: Multi-effects-instellingenCHORUS: Chorus-instellingenREVERB: Reverb-instellingenCHO&REV: Chorus- en reverb-instellingen

■ GM mode initialiseren (INIT)fig.5-06

* Aangezien GM Initialize enkel GM mode data initialiseert,

worden data die in het user-geheugen zitten niet ge�nitialiseerd.

Om alle instellingen terug op de fabrieksinstellingen te zetten,

dient u Factory Reset te gebruiken (UTILITY/UTIL 2/

FACTORY RESET) (p. 23).

Er zijn twee initialisatiemethoden.GM-ON: Initialiseert GM mode-instellingen door middel

van een GM System On-boodschap.DEFAULT: Initialiseert alle GM mode-instellingen naar hun

fabrieksinstelling, inclusief de effectinstellingen.

■ GM Mode-instellingen verzenden (XFER)

fig.5-07

Het is niet mogelijk om GM mode-instellingen op te slaan in het user-geheugen. Als u uw GM mode-instellingen wil behouden, kan u ze als een MIDI-boodschap verzenden naar een extern MIDI-apparaat.Zet het externe MIDI-apparaat klaar om data op te nemen, en druk op [ENTER].Voor elke Part worden de volgende GM mode-instellingen verzonden.- Program-nummer van de GM Patch- Volume (control number 7)- Pan (control number 10)- Reverb send level (control number 91)- Chorus send level (control number 93)- Pitch bend-gevoeligheid- Fine tune- Coarse tune

* Als u de instellingen van een bepaalde Part niet wil verzenden,

schakel dan de Recieve Switch voor die Part uit (p. 120).

Patch/Performance v/d kopieerbron (groep, nummer, naam)

Kopieerbron

Type v/d kopie

125

Hoofd

stuk

6

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

In dit hoofdstuk zien we verschillende technieken om de XP-30 effici�nt te gebruiken voor verschillende toepassingen. Hoe meer u de XP-30 gebruikt, des te meer zal u de kracht van dit apparaat weten te appreci�ren.

Het gebruik van Patches

Filtereigenschappen versterken

Als u filtereigenschappen wil versterken, zet dan de Type-parameter (PATCH/COMMON/STRUCT) op 2, en schakel de TVFÕs van Tones 1 en 2 in serie.Dit voorbeel toont hoe u de effectiviteit van de filter voor ÒPR-C:014 MKS-80 BrassÓ kan verhogen.

1.

Kies ÒPR-C:014 MKS-80 BrassÓ in de Play-display (PATCH).

2.

Druk op [FILTER/ENV] zodat de indicator oplicht.

3.

Beweeg de CUTOFF- en RESO-sliders terwijl u speelt en hoor hoe het geluid verandert.

4.

Zet de Type-parameter (PATCH/COMMON/STRUCT) op 2.

5.

Beweeg opnieuw de CUTOFF- en RESO-sliders en hoor hoe het geluid verandert.

U hoort dat de effectiviteit van de filter veranderd is.

* Als het resultaat moeilijk te horen is, druk dan op [EFFECTS

ON/OFF] om de effecten (Multi-Effects, Chorus, Reverb) uit te

schakelen (p. 58).

De noot van de opmaat laten klinken wanneer u een neerslagnoot speelt

1.

Kies ÒPR-A:087 Music BellsÓ in de PATCH PLAY-display en luister naar het geluid.

2.

Roep de TONE DELAY-display op (PATCH/WAVE).

3.

Selecteer Tone 1.

4.

Zet de Mode-parameter van Tone 1 op PLAYMATE en de Time-parameter op 32.

5.

Speel op het klavier van de XP-30 met een constant tempo.

Tones 1 en 2 klinken afwisselend. Tone 1 klinkt op het moment exact tussen een noot die u speelt en de volgende noot. Probeer verschillende instellingen uit, gebruik bv. een andere golfvorm of wijzig de toonhoogte.

* Tone 1 zal niet weerklinken als het tijdsinterval tussen de

gespeelde noten 2 seconden of langer is.

Een gemoduleerde noot aanhouden

In het algemeen blijft een noot doorklinken als u de Hold-pedaal indrukt. Andere effecten worden echter uitgeschakeld. Om ook de andere effecten te behouden, voert u de volgende procedure uit.

1.

Sluit een pedaalschakelaar aan op de HOLD PEDAL jack.

2.

Kies een Patch (PR-C:110 Crash Pad, enz.) waarop een effect wordt toegepast wanneer de modulatiehendel wordt bewogen op de PATCH PLAY-display.

3.

Zet de Hold-parameter (SYSTEM/CONTROL/CONTROL SOURCE) op HOLD1.

4.

Roep de PEAK & HOLD-display (PATCH/CONTROL) op en zet de Ctrl 1-parameter op HOLD.

5.

Speel een noot en druk de pedaal in terwijl u de modulatiehendel naar voren duwt.

6.

Wanneer u de noot en de modulatiehendel loslaat, blijven zowel de noot als het effect van de modulatie-hendel aangehouden.

De LFO-cyclus synchroniseren met het System Tempo

1.

Kies ÒPR-B:052 Blade RacerÓ in de PATCH PLAY-display.

2.

Zet de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.

3.

Zorg dat de EXTSync-parameter (PATCH/LFO/LFO 1, 2) van elke Tone op CLOCK staat. Indien niet, reset hem dan.

4.

Zet de Clock Source-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) op INT.

* Wanneer de Clock Source-parameter op MIDI staat, kan u

synchroniseren met het tempo van een extern MIDI-toestel.

5.

Speel op het klavier terwijl u de waarde van de System Tempo-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) verandert.

6.

Stel de gewenste modulatiediepte in met de LFO DEPTH1:2-display (PATCH/LFO) van elke Tone.

* Wanneer u PR-B:047, 049, 051Ð056, 069, PR-C:034, 093, 097,

099, of 123 hebt gekozen, is het ook mogelijk om de LFO te

synchroniseren met de tempo clock van het systeem door de

Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op

SYSTEM te zetten. Probeer maar eens.

126

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Multi-Effects aanpassen aan het systeemtempo

1.

Kies ÒPR-C:094 AlbionÓ in de PATCH PLAY-display.

2.

Zet de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.

3.

Zorg dat de Type-parameter (PATCH/EFFECTS/PATCH EFX TYPE) op STEP-FLANGER staat. Indien niet, reset hem dan.

4.

Zorg dat de Step Rate-parameter (PATCH/EFFECTS/PATCH EFX PRM) op een nootwaarde staat. Indien niet, stel dan een nootwaarde in.

5.

Zet de Clock Source-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) op INT.

6.

Sppe op het klavier terwijl u de waarde van de System Tempo-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) verandert.

U zal merken dat het tempo van de modulatie van de Patch verandert in overeenstemming met de tempo clock van het systeem van de XP-30.U kan EFX-parameterwaarden wijzigen in overeenstemming met de tempo clock van het systeem, wanneer u de volgende types hebt gekozen voor de EFX Type-parameter.

Type

EFX Parameter

16: STEP-FLANGER Step Rate parameter19: TRIPLE-TAP-DELAY Delay LÐR parameter20: QUADRUPLE-TAP-DELAY Delay 1Ð4 parameter

* Wanneer u PR-B:057, 065, 068, PR-C:094, 096 en 098 hebt

gekozen, is het ook mogelijk om de EFX-parametervariaties van de

tempo clock van de sequencer te synchroniseren door de Source -

parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM

te zetten. Probeer maar eens.

De rotatiesnelheid van het Rotary-effect wijzigen met een pedaalschakelaar

1.

Roep de CONTROL PEDAL-display (SYSTEM/CONTROL) op en zet de Assign-parameter op CC04:FOOT-TYPE.

2.

Kies ÒPR-A:054 Rocker SpinÓ in de PATCH PLAY- display.

Deze Patch gebruikt ROTARY als EFX-type.

3.

Roep de PATCH EFX CTRL-display (PATCH/EFFECTS) op, en stel daarna de Speed-parameter in op FOOT:+63.

4.

Sluit een pedaalschakelaar aan op de CONTROL PEDAL jack.

5.

Wanneer u het rotary-effect wil versnellen, drukt u de pedaal in. Wanneer u de pedaal lost, vertraagt het rotary-effect.

Phrase Loops spelen aan het systeemtempo

De interne wave expansion XP-C-groep bevat Patches die afgeleid zijn van golfvormen met tempoaanduiding (BPM) (phrase loops). U kan deze phrase loops synchroon met het systeemtempo spelen.

1.

Kies ÒXP-C:001 TeknoperatorÓ in de PATCH PLAY-display.

2.

Zet de Source-parameter (PATCH/COMMON/PATCH CLOCK) op SYSTEM.

3.

Roep de WAVE-display (PATCH/WAVE) op.

4.

Verander de Tone door op TONE SELECT [1]Ð[4] te drukken en zoek de Tone die golfvormen met BPM-aanduiding gebruikt.

De wave-naam verschijnt tussen haakjes ( ) onder de Number-parameter. U zal merken dat voor dit voorbeeld Patch Tone 1 een phrase loop gebruikt die Ò132:DetroitÓ heet.

5.

Roep de TONE DELAY-display (PATCH/WAVE) op.

6.

Zet de Mode-parameter van Tone 1 op TEMPO-SYNC.

7.

Zet de Clock Source-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) op INT.

8.

Speel op het klavier terwijl u de waarde van de System Tempo-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP) verandert.

De snelheid van de phrase loop verandert in overeenstemming met de tempo clock van het systeem.

* De phrase loop volgt het systeemtempo, ongeacht welke toets u

indrukt. De instellingen voor de toonhoogte en voor FXM

worden genegeerd.

127

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Hoofd

stuk

6

De Panning van een klank in Real Time regelen met de slider

U kan verschillende functies toewijzen aan de C1-slider. In dit voorbeeld zal de stereopositie (pan-positie) van een Patch veranderen wanneer u de C1-slider beweegt.

1.

Roep de C1 ASSIGN-display (SYSTEM/CONTROL) op.

2.

Zet de Assign-parameter op CC10:PANPOT.

* Met andere Assign-parameterinstellingen kan u verschillende

variaties proberen.

3.

Kies een Patch in de PATCH PLAY-display.

4.

Druk op [CONTROLLER] zodat de indicator oplicht.

5.

Beweeg de C1-slider terwijl u op het klavier speelt.U zal merken dat het geluid van links naar rechts schuift, en omgekeerd.

* Als de stereopositie van het geluid moeilijk te horen is, druk dan

op [EFFECTS ON/OFF] om de effecten uit te schakelen (Multi-

Effects, Chorus, Reverb) (p. 58).

Live spelen op de XP-30

Meerdere klanken van een extern MIDI-apparaat tegelijkertijd uitwisselen

Wanneer er een andere Performance wordt gekozen, zal de klank die overeenkomt met het Bank Select-nummer en het Program-nummer van de gekozen Performance meestal gekozen worden op het externe MIDI-toestel.Eens u het Bank Select-nummer en het Program-nummer voor elke Part hebt ingesteld op de gewenste klank van het externe MIDI-toestel, kan u op het externe MIDI-toestel verscheidene geluiden kiezen door de Performance te veranderen.

1.

Bepaal met welke Part u het externe MIDI-toestel zal aansturen.

2.

Roep de BANK-SEL GROUP-display (SYSTEM/MIDI) op.

3.

Stel de Number-parameter in zodat hij de bank select-groep kiest die overeenstemt met de bank select van uw extern MIDI-toestel, zet Switch-parameter op ON voor die groep, en stel de LSB- en MSB-parameters in.

4.

Nadat u bent overgeschakeld naar de MIDI-display (PERFORM/MIDI) van de part die het externe MIDI-toestel zal aansturen, zet u de Channel-parameter op hetzelfde kanaal als het ontvangstkanaal van het externe MIDI-toestel, en zet u de Tx-parameter op ON.

5.

Ga naar de TRANSMIT (PERFORM/MIDI)-display, en zet de Bank Select Group-parameter op de bank select-groep die u koos in stap 3.

6.

Roep de PATCH-display (PERFORM/PART) op en zet de Number-parameter op hetzelfde nummer als het Program-nummer van de klank die u wil spelen vanuit het externe MIDI-toestel.

* Als het Program-nummer van het externe MIDI-toestel tussen

0 en 127 ligt, vermeerder dan de waarde van het externe MIDI-

toestel met 1 en stel dit getal in als P.C. Number-parameter.

7.

Sla de Performance op.

8.

Ga vanuit een andere Performance naar de Performance die u zonet opsloeg en controleer of de klank van het externe MIDI-toestel verandert in de gewenste klank. Als dit niet zo is, controleer dan uw instellingen en het externe MIDI-toestel.

Van klank veranderen met een Pedaalschakelaar

U kan de Patches, Performances en Rhythm Sets kiezen met een pedaalschakelaar.

1.

Sluit een pedaalschakelaar aan op een CONTROL PEDAL jack.

2.

Roep de CONTROL PEDAL-display (SYSTEM/CONTROL) op en zet de Assign-parameter op 98:PROG-UP.

3.

Roep de PLAY-display van een klankbron op.

4.

Telkens als u de pedaal indrukt, roept u de volgende Patch, Performance of Rhythm Set op.

128

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Externe MIDI-apparatuur

Met de XP-30 externe MIDI-apparaten aansturen

1.

Sluit de MIDI OUT van de XP-30 aan op de MIDI IN van het externe MIDI-apparaat met een MIDI-kabel.

fig.6-01.e

2.

Stem het zendkanaal van de XP-30 af op het ontvangst-kanaal van het externe MIDI-apparaat.

Het zendkanaal wordt bepaald door de volgende parameters.- Patch modeTx-Ch-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI)- Performance modeChannel-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI)Zet de Tx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON.

3.

Als u enkel het geluid van het externe MIDI-toestel wil spelen, zet u de Local-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI) / (SYSTEM/MIDI/PERFORM MIDI) op OFF.

Als u twee of meer externe MIDI-apparaten wil verbinden, gebruik dan de MIDI THRU van het externe MIDI-toestel.

fig.6-02.e

* Als u drie of meer MIDI-apparaten in een Òdaisy chainÓ

opneemt, verbonden met IN

THRU

IN

THRU ..., dan

kan het MIDI-signaal verstoord geraken, en kunnen er foutieve

data doorgestuurd worden. In zulke gevallen gebruikt u best een

MIDI Thru Box. MIDI Thru Boxen zijn apparaten waarmee ��n

MIDI-datastroom naar een groot aantal MIDI-toestellen kan

worden gestuurd zonder dat er fouten in de data optreden.

De klankbron van de XP-30 aansturen vanuit een extern MIDI-apparaat

1.

Sluit de MIDI OUT van het externe MIDI-apparaat aan op de MIDI IN van de XP-30 met een MIDI-kabel.

fig.6-03.e

2.

Stem het ontvangstkanaal van de XP-30 af op het zendkanaal van het externe MIDI-apparaat.

Het ontvangstkanaal wordt bepaald door de volgende parameters.- Patch modeRx-Ch-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI)- Performance modeChannel-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI)Zet de Rx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON.

XP-30-klanken kiezen vanuit een extern MIDI-apparaat

Door Bank Select-boodschappen (controller number 0 en 32) en Program Change-boodschappen te verzenden vanuit het externe MIDI-apparaat naar de XP-30, kan u Patches, Performances of Rhythm Sets kiezen. Anders gezegd, wanneer u klanken kiest op een extern MIDI-klavier, wordt de overeenkomstige MIDI-boodschap verzonden naar de XP-30, waardoor de XP-30 de juiste Patch kiest, enz.

* Als de XP-30 enkel Program Change-boodschappen ontvangt,

en geen Bank Select-boodschappen, zal hij enkel klanken kiezen

uit de momenteel geselecteerde groep, zoals PR-A of USER.

MIDI OUT

MIDI INXP-30

MIDI-klavier

MIDI INMIDI THRU

MIDI IN

MIDI-klavier

MIDI-klavier

MIDI OUT

XP-30

MIDI IN

MIDI OUTXP-30

MIDI-klavier

129

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Hoofd

stuk

6

Patches kiezenDe XP-30 ontvangt de MIDI-boodschappen die verzonden worden door het externe MIDI-apparaat, en kiest Patches zoals aangegeven in de onderstaande tabel.

Groep Nummer Bank Select Program-nummerMSB LSB

USER 1Ð128 80 0 1Ð128PR-A 1Ð128 81 0 1Ð128PR-B 1Ð128 81 1 1Ð128PR-C 1Ð128 81 2 1Ð128PR-D (GM) 1Ð128 81 3 1Ð128PR-E 1Ð128 81 4 1Ð128XP-A 1Ð128 84 0 1Ð128XP-A 129Ð255 84 1 1Ð127XP-B 1Ð128 84 2 1Ð128XP-B 129Ð255 84 3 1Ð127XP-C 1Ð128 84 4 1Ð128XP-C 129Ð256 84 5 1Ð128XP-D 1Ð128 84 6 1Ð128XP-D 129Ð256 84 7 1Ð128XP-E 1Ð128 84 8 1Ð128XP-E 129Ð256 84 9 1Ð128

<Voorbeeld> We kiezen PR-B Patch nummer 10 vanuit een extern MIDI-apparaatWe verzenden de data naar de XP-30 in de volgende volgorde. (Decimale waarden.)Controller number 0 (Bank Select MSB-knop), waarde 81Controller number 32 (Bank Select LSB-knop), waarde 1Program-nummer 10

Performances kiezenDe XP-30 ontvangt de MIDI-boodschappen die verzonden worden door het externe MIDI-apparaat, en kiest Performances zoals aangegeven in de onderstaande tabel.

Groep Nummer Bank Select Program-nummerMSB LSB

USER 1Ð32 80 0 1Ð32PR-A 1Ð32 81 0 1Ð32PR-B 1Ð32 81 1 1Ð32

Om een Performance te selecteren moet het MIDI-kanaal van het uitzendende apparaat overeenstemmen met de Control Channel-parameter van de XP-30 (SYSTEM/MIDI/PERFORM MIDI). Om de Patch of Rhythm Set van een Part te kiezen, moet het zendkanaal overeenstemmen met het ontvangstkanaal van de Part. Als echter de Control Channel-parameter en het ontvangstkanaal van een Part dezelfde instelling hebben, dan heeft de Control Channel-parameter voorrang zodat de boodschappen die op dit kanaal worden ontvangen, de Performances kiezen.

Rhythm Sets kiezenDe XP-30 ontvangt de MIDI-boodschappen die verzonden worden door het externe MIDI-apparaat, en kiest Rhythm Sets zoals aangegeven in de onderstaande tabel.

Groep Nummer Bank Select Program-nummerMSB LSB

USER 1, 2 80 0 1, 2PR-A 1, 2 81 0 1, 2PR-B 1, 2 81 1 1, 2PR-C 1, 2 81 2 1, 2PR-D (GM) 1, 2 81 3 1, 2PR-E 1, 2 81 4 1, 2XP-A 1Ð8 84 0 1Ð8XP-C 1Ð8 84 1 1Ð8XP-D 1Ð128 84 2 1Ð128XP-D 129Ð256 84 3 1Ð128XP-E 1Ð128 84 4 1Ð128XP-E 129Ð256 84 5 1Ð128

Om Rhythm Sets te kiezen moet het MIDI-kanaal van het uitzendende apparaat overeenstemmen met het ontvangst-kanaal van Part 10 van de Performance. Bij levering van de XP-30 staat Part 10 ingesteld op MIDI-kanaal 10.

130

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Desktop MusicU kan de XP-30 aansturen met muzieksoftware die draait op een computer. Zo kan u uw eigen songs maken, en klanken kiezen of bewerken vanop het computerscherm. De beschik-bare mogelijkheden wanneer u met een computer werkt, zullen sterk uiteenlopen, afhankelijk van de software die u gebruikt. Het is dus belangrijk dat u de software gebruikt die het best aansluit bij uw wensen en behoeften.

■ De XP-30 aansluiten op uw computer

Twee manieren van aansluitenEr zij twee manieren om de XP-30 aan te sluiten op uw computer: door middel van de Computer-connector, of door middel van de MIDI-connectors.Voor aansluiting via de Computer-connector gebruikt u een computerkabel om de seri�le poort (RS-232C-connector) van uw computer te verbinden met de Computer-connector van de XP-30.Voor een aansluiting via MIDI hebt u een MIDI interface (zoals de Roland Super MPU64, enz) nodig. Gebruik MIDI-kabels om de MIDI-connectors van de XP-30 te verbinden met de MIDI-connectors van de MIDI interface, nadat deze op uw computer is aangesloten.Sluit de XP-30 aan op uw computer volgens de methode die geschikt is voor uw situatie.Als u de aansluiting maakt met MIDI, lees dan verder op p. 135.

Aansluiting met de Computer-connector1. Schakel de XP-30, uw computer en alle randapparatuur

uit.

* Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparatuur

te voorkomen, dient u steeds het volume dicht te zetten en alle

apparaten uit te schakelen, alvorens u aansluitingen maakt.

2. Zet de COMPUTER-schakelaar op het achterpaneel van de XP-30 zoals in de onderstaande figuur.

In het algemeen zet u de schakelaar op PC-2 voor een PC, en op Mac voor een Apple Macintosh-computer.fig.6-04.e

* Voordat u de Computer-schakelaar verzet, moet u eerst de

XP-30 uitschakelen.

* Deze instelling bepaalt de overdrachtssnelheid (baud rate)

tussen uw computer en de MIDI-klankmodule (de XP-30), en de

instelling van de computer moet overeenstemmen met de

instelling van de XP-30. We hebben zonet uitgelegd hoe u de

instelling maakt op de XP-30. De instellingen op uw computer

dient u met de software te maken. Als u met Windows werkt,

kunnen deze instellingen verschillen van de bovenstaande,

afhankelijk van uw drivers. Als dat het geval is, lees dan

aandachtig de instructies die met de driver werden meegeleverd.

* De PC-1 baud rate is 31.25 (kbit/sec), en de PC-2 baud rate is

38.4 (kbit/sec).

In stap 3 zullen de aansluitingen lichtjes verschillen naargelang het type van computer dat u gebruikt. Volg dus de instructies van de paragraaf (3a, 3b) die voor u van toepassing is.

3a. Als u met een PC werkt, sluit dan de computerkabel aan op de seri�le poort (RS-232C) achteraan op de computer.

Computerkabel: RSC-15AT (afzonderlijk verkocht)Dit is een 9 -pins kabel. Als u een 25 -pins kabel nodig hebt, raadpleeg dan ÒComputer Cable Wiring DiagramsÓ (Engelstalige handleiding, p. 208) en schaf de juiste kabel aan.

3b. Als u met een Apple Macintosh-computer werkt, sluit dan de computerkabel aan op de modempoort of de printerpoort achteraan op de computer.

Computerkabel: RSC-15APL (afzonderlijk verkocht)

Apple Macintosh PC

131

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Hoofd

stuk

6

4. Sluit het andere uiteinde van de computerkabel aan op de COMPUTER-connector achteraan op de XP-30.

fig.6-05.e

* Om de klanken van de XP-30 te kunnen horen, moet u ook een AC-stroomkabel, en audiokabels of een

hoofdtelefoon aansluiten. Indien u nog geen aansluitingen hebt gemaakt, lees dan “Aansluitingen maken” (p. 20). Als u klaar bent met de aansluitingen, ga dan verder met “Het toestel aanzetten” (p.

22).

Aansluiting met de MIDI-connectorsAls er een MIDI interface (Roland Super MPU64, enz.) aangesloten is op uw computer, of als er een MIDI interface adaptor aangesloten is, kan u via de MIDI-connectors de aansluitingen maken.

* Voor de installatie-instructies van de MIDI interface verwijzen we u naar de handleiding van uw MIDI

interface.

1. Schakel de XP-30, uw computer en alle randapparatuur uit.

* Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparatuur te voorkomen, dient u steeds het volume

dicht te zetten en alle apparatuur uit te schakelen voordat u aansluitingen maakt.

2. Zet de COMPUTER-schakelaar op het achterpaneel van de XP-30 op MIDI.fig.6-06

* Voordat u de Computer-schakelaar verzet, dient u eerst de XP-30 uit te schakelen.

Seriële Poort (|O|O|)

Apple Macintosh

Optionele computerkabelRSC-15APL

PC

Optionele computerkabelRSC-15AT

XP-30 (achterpaneel)

Modempoort of Printerpoort

132

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

3. Sluit de MIDI OUT-connector van de MIDI interface aan op de MIDI IN-connector van de XP-30 met een MIDI-kabel (afzonderlijk verkocht).

4. Sluit, eveneens met een MIDI-kabel, de MIDI IN-connector van de MIDI interface aan op de MIDI OUT-connector van de XP-30.

* Deze aansluiting is nodig om de controller section (klaviergedeelte) van de XP-30 te kunnen gebruiken.fig.6-07.e

Modempoort of Printerpoort

MIDI Interface Adapter

IN

MID

I OU

T

Schakelaarin MIDI-stand

Apple Macintosh

PC Super MPU64

USB- kabel

USB- connector

XP-30 (achterpaneel)

Schakelaarin MIDI-stand

XP-30 (achterpaneel)

133

Hoofdstuk 6. Optimaal gebruik van de XP-30

Hoofd

stuk

6

■ Het klavier loskoppelen van de interne klankbron (Local OFF)

De XP-30 bevat een controller section (klaviergedeelte) en een sound generating section (de klankgenerator), die samen in ��n apparaat zitten. Dit betekent dat u een instelling kan maken (Local Control) die bepaalt of de performance data van het klavier al dan niet rechtstreeks naar de klankbron verstuurd worden.Wanneer u de XP-30 op zichzelf gebruikt, zal u dit normaal gezien op Local ON zetten. Als u hem echter als klank-generator voor een DTM- (desktop music) systeem gebruikt, moet u de Local parameter (SYSTEM/MIDI/PERFORM MIDI) op OFF zetten zodat het klavier wordt losgekoppeld van de interne klankgenerator.fig.6-08.e

Zet de Thru-functie van uw Sequencer Software aanOm de muziekdata die de computer ontvangt van de XP-30, terug te kunnen zenden naar de XP-30, moet de Thru-functie van het sequencerprogramma aan staan. Wanneer de Thru-functie van het sequencerprogramma aan staat, worden de MIDI-boodschappen die binnenkomen via MIDI IN, ongewijzigd weer uitgestuurd via MIDI OUT.Als u zich afvraagt of uw sequencerprogramma al dan niet een Thru-functie heeft, en hoe u die moet aan- en uitzetten, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing van uw sequencer-programma.

* Als uw sequencerprogramma geen Thru-functie heeft, zet dan

de Local Control van de XP-30 op ON.

* Bij sommige sequencerprogrammaÕs worden System Exclusive-

boodschappen niet verstuurd door de Thru-functie. Als u met

zulke software werkt en u wil System Exclusive-boodschappen

opnemen, zet dan de Local Control van de XP-30 op ON.

Met deze instelling zijnhet klavier en de controllers van de XP-30 losgekoppeld van het klankbron-gedeelte, dus sturen ze het niet rechtstreeks aan.

Alle performance data diebinnenkomen via MIDI INworden uitgestuurd via MIDI OUT.

Opname

XP-30

Sequencer

MIDI IN MIDI OUT

MIDI OUT MIDI IN

Local-parameter staat uit.(Local Off)

Thru-functie staat aan.

Keyboard Controller- gedeelte

Klankbron- gedeelte

134

135

Appen

dix

Appendix

136

Problemen oplossen

Indien dit apparaat niet volgens uw verwachtingen functioneert, controleer dan eerst de volgende punten. Als daarmee het probleem niet verholpen is, raadpleeg dan uw dealer of het dichtstbijzijnde Roland Service Station (zie lijst achteraan in deze handleiding).

* Als er tijdens de werking een boodschap verschijnt, raadpleeg

dan de volgende paragraaf :

“Foutmeldingen”

(p. 138)

U kan het toestel niet aanzetten

- Is de stroomkabel correct aangesloten op een stopcontact?

Geen geluid

- Zijn alle apparaten die op dit instrument zijn aangesloten, ingeschakeld?

- Staat de VOLUME-slider helemaal dicht?

- Zijn de aansluitingen correct?Wanneer u enkel de XP-30 gebruikt, sluit dan audiokabels of een hoofdtelefoon aan (p. 20).Wanneer u de XP-30 met een computer gebruikt, gebruik dan een computerkabel of MIDI-kabels om hem aan te sluiten op de computer (p. 130). In dit geval dient u ook audiokabels of een hoofdtelefoon aan te sluiten (p. 20).

- Hoort u geluid door de hoofdtelefoon?Als u wel geluid kan horen door een hoofdtelefoon, dan is het mogelijk dat de audiokabel die het geluid naar de andere apparaten voert, stuk is of incorrect is aangesloten, of dat er een probleem is met uw mengtafel/versterker/luidsprekers.

- Als u geen geluid hoort wanneer u op het klavier speelt, controleer dan of de Local Switch, een Systeemparameter, op OFF staat.

Zet de Local-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI, PERFORM MIDI, GM MIDI) op ON (p. 108).

- Als u een layer-type performance hebt gekozen, staat dan de Local switch van de part uit?

Zet de Local-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON (p. 82).

- Zijn alle tones van de patch uitgeschakeld?Druk op TONE SWITCH [1]Ð[4] zodat de indicators oplichten.

- Als u instellingen hebt gekozen die een XP-D of E Wave, Patch of Rhythm Set gebruiken, is dan het betreffende Wave Expansion Board correct ge�nstalleerd? (p. 16)

- Werd het volume lager gezet met een pedaal of door een MIDI-boodschap (volume- of expression-boodschappen) ontvangen van een extern MIDI-apparaat?

Gebruik de Panic-functie om het volume te verhogen (p. 56).Als u in Performance mode zit, roep dan de INFO-display op (PERFORM/INFO) om de instellingen van de Volume-boodschap (Vol) en de Expression-boodschap (Exp) te controleren, en stel de juiste waarden in.

- Staat de COMPUTER-schakelaar op het achterpaneel in de juiste positie?

Als u de XP-30 aansluit op een computer, maak dan de juiste instellingen m.b.t. de aansluitmethode, het type van computer en de driverinstellingen (p. 130).

* Schakel de XP-30 uit voordat u de COMPUTER-schakelaar

verzet.

Een song wordt niet correct afgespeeld

- Gaat het hier om een song in GS-formaat?De XP-30 is compatibel met het General MIDI System, maar niet met het GS-formaat, dus een song in GS-formaat zal niet correct afgespeeld worden op de XP-30.

- Wanneer u een GM score afspeelt, staat de klankbron dan ingesteld op GM mode?

Ga naar GM Mode (p. 120).

- Staat de Receive GM Exclusive switch op ON?Zet de Rx.GM-parameter (SYSTEM/MIDI/SYS-EXC MIDI) op ON (p. 109).

Een bepaalde Part is niet hoorbaar

- Werd het volume van die part lager gezet?Verhoog met de Level-parameter (PERFORM/PART/SETTING) het volume van de part die u niet hoort (p. 83).

- Staat het instrument ingesteld om MIDI-boodschappen te ontvangen?

Zet de Rx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON (p. 82)

- Stemt het MIDI Receive channel van de Part overeen met het MIDI Transmit channel van het aangesloten MIDI-apparaat?

Stel de Channel-parameter in (PERFORM/MIDI/MIDI) om het MIDI receive channel te specifi�ren (p. 82).

Geen geluid uit het aangesloten MIDI-apparaat

- Staat het instrument ingesteld om MIDI-boodschappen te verzenden?

Stel in de Patch mode de Tx-Ch-parameter in (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI) (p. 108).Zet in de Performance mode de Tx parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op ON (p. 82).

137

Problemen oplossen

Appen

dix

- Stemt het MIDI send channel van de controller van de XP-30 overeen met het MIDI receive channel van het aangesloten MIDI-instrument?

Stel in de Patch mode de Tx-Ch-parameter in (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI) (p. 108).Stel in de Performance mode het MIDI send channel in met de Channel-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) (p. 82).

Een bepaald deel van het klavier geeft geen geluid

- Werd er een beperkt notenbereik ingesteld?Als een bepaalde reeks noten niet klinken, controleer dan de Key Range-instellingen voor de patch en de performance in de twee KEY RANG-displays (PATCH/COMMON en PERFORM/COMMON). Als er voor beiden een notenbereik is ingesteld, dan klinken enkel de noten die binnen dat bereik liggen.

Het geluid is vervormd

- Wordt er een effect toegepast dat het geluid vervormt? (p. 89)

- Als het geluid vervormd wordt bij bepaalde patches of parts, verlaag dan het volume van die patches of parts (p. 77, 83).

- Als alle klanken vervormd worden, verlaag dan het volume met de VOLUME -slider.

De toonhoogte klopt niet

- Staat de XP-30 incorrect gestemd?Controleer de Master-parameter (SYSTEM/TUNE/TUNE) (p. 109).

- Werd de toonhoogte veranderd met een pedaal of door pitch change-boodschappen ontvangen van een extern MIDI-apparaat?

Gebruik de Panic-functie om de oorspronkelijke waarden terug te krijgen (p. 56).Als u in Performance mode zit, roep dan de INFO display op (PERFORM/INFO) om de instelling van de Pitch Bend Message-parameter (Bend) te controleren, en stel de juiste waarde in (p. 83).

- Werden de Coarse Tune- of Fine Tune-parameters ingesteld voor bepaalde parts?

Controleer de Coarse-parameter en de Fine-parameter (PERFORM/PART/SETTING) (p. 83).

De effecten worden niet toegepast

- Staat de effect switch op OFF voor Multi-Effects, Chorus of Reverb?

Druk op [EFFECTS ON/OFF] om deze instellingen te controleren (p. 58).

De klanken worden onderbroken

- Als u tracht van meer de 64 stemmen tegelijk te spelen, dan worden de klanken onderbroken (p. 38).

Verminder het aantal Tones dat u gebruikt (p. 46, 72).Verhoog de Voice Reserve-instelling voor de parts die niet mogen wegvallen (p. 83).

Exclusive Messages worden niet ontvangen

- Komt het Device ID-nummer van de verzonden exclusive message overeen met het Device ID-nummer van dit toestel?

Controleer de Device#-parameter (SYSTEM/MIDI/SYS-EXC MIDI) (p. 109).

Dit toestel verzendt geen MIDI-data

- Als u met dit toestel data wil verzenden via de Computer-connector, zet dan de COMPUTER-schakelaar op PC-1, PC-2 of Mac, afhankelijk van de computer en de software die u gebruikt (p. 130).

- Wanneer de COMPUTER-schakelaar op het achterpaneel op MIDI staat, zal dit toestel geen data verzenden vanuit de COMPUTER-connector. In dit geval worden de data verzonden vanuit de MIDI OUT-connector.

Wanneer u sequencing-software gebruikt, hebben de sliders of de andere regeleenheden geen effect op het geluid

- Sommige sequencer-software heeft geen Òsoft-thruÓ om system exclusive messages door te sturen. Als u dit type van sequencer-software gebruikt en u wil system exclusive messages opnemen, zet dan de Local-parameter van de XP-30 op ON (p. 108).

138

Foutmeldingen

Als er een fout wordt gemaakt in een handeling of als de XP-30 een bepaalde instructie niet kan uitvoeren, verschijnt er een foutmelding in de display. Neem de passende maatregel voor de betreffende foutmelding. Hieronder worden de foutmeldingen in alfabetische volgorde opgesomd.

Battery Low

Situatie:

De interne backup-batterij die de het geheugen in stand houdt, is (bijna) leeg.

Maatregel:

Laat de batterij vervangen bij uw dealer of bij het dichtstbijzijnde Roland Service Center.

File Format Error

Situatie:

De XP-30 kan met dit bestand niet werken.

File I/O Error

Situatie:

Een bestand kon niet bewaard/geladen worden.

Maatregel:

Probeer de handeling opnieuw. Als dezelfde melding verschijnt, dan is het bestand beschadigd. Wis het beschadigde bestand.

File Name Duplicated

Situatie:

Er staat een bestand met dezelfde naam op de geheugenkaart.

Maatregel:

Gebruik een andere bestandsnaam.

File Name Format Error

Situatie:

Er werd geen bestandsnaam toegewezen.

Maatregel:

Geef het bestand een naam.

File not Found

Situatie:

Het opgegeven bestand werd niet gevonden.

Maatregel:

Plaats de geheugenkaart die het bestand bevat in de gleuf, en probeer de handeling opnieuw.

Memory Card Full

Situatie:

Er is onvoldoende ruimte beschikbaar op de geheugenkaart om de data op te slaan.

Maatregel:

Gebruik ofwel een andere geheugenkaart, of wis de onnodige data en probeer de handeling opnieuw.

Memory Card I/O Error

Situatie:

Het is mogelijk dat de geheugenkaart gekrast of op een andere manier beschadigd is.

Maatregel:

Als de geheugenkaart beschadigd is, gebruik ze dan niet. Als u herhaaldelijk dezelfde foutmelding krijgt, raadpleeg dan uw dealer of het dichtstbijzijnde Roland Service Center.

Memory Card not Ready

Situatie:

Er zit geen geheugenkaart in de MEMORY CARD-gleuf.

Maatregel:

Schakel het toestel uit en schuif een geheugen-kaart in de gleuf.

Memory Card Write Protected

Situatie:

Omdat er een write protect sticker bevestigd is op de geheugenkaart, kunnen er geen data worden opgeslagen op de kaart.

Maatregel:

Verwijder de write protect sticker van de geheugenkaart.

MIDI Buffer Full

Situatie:

Doordat er een buitensporig aantal MIDI-boodschappen werden ontvangen, kon de XP-30 ze niet correct verwerken.

Maatregel:

Verminder het aantal MIDI-boodschappen dat wordt verzonden.

MIDI Communication Error

Situatie:

Er is een probleem met de aansluitingen van de MIDI-kabels.

Maatregel:

Controleer of de MIDI-kabels niet defect of uitgetrokken zijn.

Receive Data Error

Situatie:

Een MIDI-boodschap werd incorrect ontvangen.

Maatregel:

Als u herhaaldelijk dezelfde foutmelding krijgt, dan is er een probleem met de MIDI-bood-schappen die worden verzonden naar de XP-30.

Unformatted Memory Card

Situatie:

Deze geheugenkaart kan niet gebruikt worden door de XP-30.

Maatregel:

Formatteer de geheugenkaart op de XP-30.

User Memory Damaged

Situatie:

De data in het user-geheugen zijn verdwenen.

Maatregel:

Gebruik de Factory Reset-functie (UTILITY/UTIL 2/FACTORY RESET) om het geheugen terug te zetten op de fabrieksinstellingen.

User Memory Write Protected

Situatie 1:

De Internal-parameter (UTILITY/UTIL 1/PROTECT/WRITE PROTECT) staat op ON.

Maatregel 1:

Zet de Internal-parameter op OFF.

Situatie 2:

De Exclusive-parameter (UTILITY/UTIL 1/PROTECT/WRITE PROTECT) staat op ON, en Exclusive messages worden niet ontvangen.

Maatregel 2:

Zet de Exclusive-parameter op OFF.

139

Appen

dix

Overzicht van de Procedures

De XP-30 heeft een groot aantal functies. Hier worden de procedures voor de meetst gebruikte functies opgesomd. Voor functies die gebruikt worden door gewoon de betreffende parameter in te stellen, wordt enkel de ÒParameter name (mode/display-groep/display)Ó vermeld.

* Ò[A] + [B]Ó betekent dat u [A] moet ingedrukt houden en op [B)

moet drukken.

Patch Mode

De Patch Mode PLAY-display kiezen

Druk op [PATCH].

Een Patch kiezen

Gebruik de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen.

De Patch-groep kiezen met de numerieke toetsen

Druk op [SHIFT] + de numerieke toetsen.

Patches kiezen met de Digit Hold-functie

1.

Druk op [SHIFT] + [ENTER] (de Digit Hold-functie aanzetten).

2.

Geef met de numerieke toetsen het cijfer van de eenheden in.

* Om de Digit Hold -functie uit te zetten, drukt u nogmaals op

[SHIFT] + [ENTER].

Het klavier transponeren per octaaf

Druk op [-OCT] of [+OCT].

Het klavier transponeren per halve toon

Transpose aan/uit: druk op [TRANSPOSE]Klavier verlagen: druk op [TRANSPOSE] + [-OCT]Klavier verhogen: press [TRANSPOSE] + [+OCT]

Een Patch wijzigen (basisprocedure)

1.

Laat de [EDIT]-indicator oplichten.

2.

Kies de display-groep met de functieknoppen.

3.

Kies de gewenste display-pagina met [ ]/[ ] .

4.

Zet de [EDIT]-indicator uit.

5.

Kies de Tone met TONE SELECT [1]Ð[4] (functieknoppen).

6.

Kies een parameter met [ ]/[ ].

7.

Wijzig de waarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen.

* Als u naar een andere parametergroep wil gaan, zet dan de

[EDIT]-indicator aan.

De Patch veranderen die toegewezen is aan een Performance

1.

Druk op [PERFORM] + [PATCH].

2.

Kies een Part met [ ]/[ ].

3.

Gebruik de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen om een Patch te kiezen.

De rest is hetzelfde als voor de bovenstaande basisprocedure.

De waarden van twee of meer Tones tegelijkertijd veranderen

In een Tone setting-display houdt u de TONE SELECT [1]Ð[4] (functieknop) van ��n Tone ingedrukt, en drukt u op de knop(pen) van de andere Tone(s) die u wil editen.

Het volume van een Patch regelen

Level-parameter (PATCH/COMMON/PATCH COMMON)

De Pan-positie van een Patch regelen

Pan-parameter (PATCH/COMMON/PATCH COMMON)

Performance Mode

De Performance Mode PLAY-display kiezen

Druk op [PERFORM].

Een Part kiezen om op het klavier te spelen (voor een Single-Type Performance)

Gebruik [ ]/[ ].

De Patch/Rhythm Set veranderen die aan een Part is toegewezen

1.

Druk op [PERFORM] + [PATCH].

2.

Kies een Part met [ ]/[ ].

3.

Gebruik de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen om een Patch of Rhythm Set te kiezen.

De Performance/Patch/Rhythm Set-groep kiezen met de numerieke toetsen

Druk op [SHIFT] + numerieke toetsen.

140

Overzicht van de Procedures

Performances kiezen met de Digit Hold-functie

1.

Druk op [SHIFT] + [ENTER] (de Digit Hold-functie aanzetten).

2.

Geef met de numerieke toetsen het cijfer van de eenheden in.

* Om de Digit Hold -functie uit te zetten, drukt u nogmaals op

[SHIFT] + [ENTER].

Een Performance wijzigen (basis-procedure)1. Laat de [EDIT]-indicator oplichten.

2. Kies de display-groep met de functieknoppen.

3. Kies de gewenste display-pagina met [ ]/[ ] .

4. Zet de [EDIT]-indicator uit.

5. Gebruik [PART] (functieknop) om de Tone te kiezen.

6. Selecteer een parameter met [ ]/[ ].

7. Verander de waarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen.

* Als u naar een andere parametergroep wil gaan, zet dan de

[EDIT]-indicator aan.

Het volume van een Part regelen1. Zet de [EDIT]-indicator aan.

2. Druk op [PART] (functieknop).

3. Kies de PART SETTING-display met [ ]/[ ].

4. Stel de Level-parameter in.

De Pan-positie van een Part regelen1. Zet de [EDIT]-indicator aan.

2. Druk op [PART] (functieknop).

3. Kies de PART SETTING-display met [ ]/[ ].

4. Stel de Pan-parameter in.

Een Rhythm Set wijzigen (basis-procedure)1. Druk op [PERFORM] + [PATCH].

2. Selecteer Part 10 met [ ]/[ ].

3. Gebruik de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen om een Rhythm Set te kiezen.

4. Laat de [EDIT]-indicator oplichten.

5. Kies de parameter-groep met de functieknoppen.

6. Kies de gewenste display-pagina met [ ]/[ ].

7. Selecteer een parameter met [ ]/[ ].

8. Kies met het klavier een rhythm-instrument.

9. Verander de waarde met de VALUE dial, [INC]/[DEC], of de numerieke toetsen.

■ Controller-instellingen

Het bereik van de Pitch Bend-hendel (voor elke Patch) wijzigenBend Range-parameter (PATCH/CONTROL/KEY MODE&BENDER)

Kiezen welke MIDI-boodschappen aangestuurd worden door de C1–C4 SlidersAssign-parameter (SYSTEM/CONTROL/C1ÐC4 ASSIGN)

Kiezen welke MIDI-boodschappen aangestuurd worden door de CONTROL PEDALAssign-parameter (SYSTEM/CONTROL/CONTROL PEDAL)

De polariteit van de CONTROL PEDAL omkeren (wanneer u een pedaal van een andere fabrikant gebruikt, met een omgekeerde polariteit)Polarity-parameter (SYSTEM/CONTROL/CONTROL PEDAL)

Patch-parameters aansturen met een Slider of PedaalU kan tot 3 Òcontrol sourcesÓ (MIDI-boodschappen gebruikt voor aansturing) bepalen. Control source 1 staat echter vast op ÒmodulationÓ. Voor elke control source kan u tot 4 Òcontrol destinationsÓ (aan te sturen parameters) bepalen.

1. Bepaal welke MIDI-boodschap door welke controller wordt aangestuurd (C1ÐC4, CONTROL PEDAL) (cfr supra).

2. Kies de control source.Control 2/3-parameter (PATCH/CONTROL/CONTROL SOURCE)

3. Bepaal de Òcontrol destinationÓ (de parameter die wordt aangestuurd).

Destination parameter (PATCH/CONTROL/CONTROL1Ð3)

* Als u geen verschillende control sources voor elke Patch moet

instellen, zet dan de Control 2/3-parameters (PATCH/

CONTROL/CONTROL SOURCE) op ÒSYS-CTRL1Ó of

ÒSYS-CTRL2Ó en zet de Control 1/2-parameters (SYSTEM/

141

Overzicht van de Procedures

Appen

dix

CONTROL/SYS-CTRL ASSIGN) op de MIDI-boodschappen

die u wil gebruiken voor aansturing.

De respons van het klavier regelenSens-parameter (SYSTEM/CONTROL/KEYBOARD)

Een vaste aanslagwaarde instellen voor het klavierVel-parameter (SYSTEM/CONTROL/KEYBOARD)

■ Data bewaren en laden* Nadat u deze procedures voltooid hebt, drukt u op [UTIL/

CARD] om terug te keren naar de PLAY-display.

Een geheugenkaart formatteren1. Druk op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò1: CARDÓ in de UTIL 2 -display.

3. Kies Ò1: FORMAT.Ó

4. Druk op [ENTER].

Patch-instellingen bewaren1. Druk in Patch mode op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò1: WRITEÓ in de UTIL 1 -display.

3. Geef de schrijfbestemming op.

4. Druk op [ENTER].Als de melding ÒInternal Write Protect=ONÓ verschijnt, verander ÒONÓ dan in ÒOFFÓ en druk 2 maal op [ENTER].

* Als u het geluid van de Patch in de geselecteerde schrijf-

bestemming wil horen, druk dan op [UNDO/COMPARE].

Druk er nogmaals op om terug te keren naar de vorige display.

Performance-instellingen bewaren1. Druk in Performance mode op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò1: WRITEÓ in de UTIL 1 -display.

3. Geef de schrijfbestemming op.

4. Druk op [ENTER].Als de melding ÒInternal Write Protect=ONÓ verschijnt, verander ÒONÓ dan in ÒOFFÓ en druk 2 maal op [ENTER].

Saving Rhythm Set Settings1. Druk in Rhythm Set mode op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò1: WRITEÓ in de UTIL 1 -display.

3. Geef de schrijfbestemming op.

4. Druk op [ENTER].Als de melding ÒInternal Write Protect=ONÓ verschijnt,

verander ÒONÓ dan in ÒOFFÓ en druk 2 maal op [ENTER].

Instellingen van User-geheugen en System als één geheel opslaan op geheugenkaart1. Druk op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò3: SAVEÓ in de UTIL 2 -display.

3. Geef het bestand een naam.

4. Druk op [ENTER].

Een bestand van de geheugenkaart wissen1. Druk op [UTIL/CARD].

2. KiesÒ1: CARDÓ in de UTIL 2 -display.

3. Kies Ò3: DELETE.Ó

4. Selecteer het bestand dat u wil wissen.

5. Druk op [ENTER].

De vrije ruimte op een geheugenkaart controleren1. Druk op [UTIL/CARD].

2. Kies Ò1: CARDÓ in de UTIL 2 -display.

3. Kies Ò4: INFO.Ó

■ Externe MIDI-apparatuur aansturen

Het zendkanaal veranderen voor Patch ModeTx-Ch-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI)

Het zendkanaal veranderen voor Performance Mode (voor elke Part)Channel-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI)

* Toetsaanslagen en controller-bewegingen (MIDI-boodschappen)

van het controller-gedeelte worden verschillend verzonden

naargelang er een single-type Performance of een layer-type

Performance werd gekozen. Als er een single-type Performance

werd gekozen, worden de MIDI-boodschappen verzonden op het

MIDI-kanaal van de Part die door het klavier wordt gespeeld.

Als er een layer-type Performance werd gekozen, worden de

MIDI-boodschappen verzonden op het MIDI-kanaal van de

Parts waarvan de Tx-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI) op

ON staat.

142

Overzicht van de Procedures

Verzending van Program Change/Bank Select MIDI-boodschappen uitschakelen (System)TRANSMIT MIDI-display (SYSTEM/MIDI)

Bank Select Messages verzenden voor de Patch toegewezen aan een specifieke Part wanneer er een Performance geselecteerd is1. Stel de Bank Select Group-parameter (PERFORM/

MIDI/TRANSMIT) in op het gewenste Bank Select Group-nummer (BS1ÐBS7).

2. Bewaar de Performance.

3. Kies in de BANK SEL-GROUP-display (SYSTEM/MIDI/BANK SEL-GROUP) de Bank Select Group die u opgaf in stap 1.

4. Zet de Switch-parameter op ON, en specifieer de MSB en de LSB.

■ De XP-30 aansturen vanuit een extern MIDI-apparaat

Het ontvangstkanaal waarop de Performances worden gekozen, veranderenControl Channel-parameter (SYSTEM/MIDI/PERFORM MIDI)

Het ontvangstkanaal van een Part veranderen (Performance)Channel-parameter (PERFORM/MIDI/MIDI)

Het ontvangstkanaal veranderen (Patch)Rx-Ch-parameter (SYSTEM/MIDI/PATCH MIDI)

Ontvangst van Program Change/Bank Select MIDI-boodschappen uitschakelen (System)RECEIVE MIDI-display (SYSTEM/MIDI)

Ontvangst van Volume/Hold 1/Program Change MIDI-boodschappen aan/uit zetten voor elke Part (Performance)Rx SWITCH-display (PERFORM/MIDI)

Ontvangst van Volume/Pan/Pitch Bend/Hold 1/Redamper MIDI-boodschappen aan/uit zetten voor elke Tone (Patch)Rx SWITCH/DAMPER-display (PATCH/CONTROL)

Ontvangststatus van MIDI-boodschappen controleren (Performance mode)INFO-display (PERFORM/INFO)

■ Andere

Gebruik van de Panic-functieDruk op [SHIFT] + [PANIC].

De stemming regelenMaster-parameter (SYSTEM/TUNE/TUNE)

Het contrast van de display regelenLCD Contrast-parameter (SYSTEM/SETUP/SYSTEM SETUP)

De tijdelijke Performance/Patch/Rhythm Set terugzetten naar de fabrieksinstelling1. Kies een Performance, Patch of Rhythm Set.

2. Druk op [UTIL/CARD].

3. Kies Ò3: INITÓ in de UTIL 1 -display.

4. Kies ÒPRESETÓ.

5. Druk op [ENTER].

De XP-30 terugzetten naar de fabrieksinstellingen1. Kies een Performance, Patch of Rhythm Set.

2. Druk op [UTIL/CARD].

3. Kies Ò4: FACTORY RESETÓ in de UTIL 2 -display.

4. Druk op [ENTER].

143

Appen

dix

Parameters, golfvormen, Patches, enz.

Voor de lijst van de Parameters, zie Engelstalige handleiding pp. 147-159.Voor de lijst van de Golfvormen, zie Engelstalige handleiding pp. 160-167.Voor de lijst van de Patches, zie Engelstalige handleiding pp. 168-176Voor de lijst van de Rhythm Sets, zie Engelstalige handleiding pp. 177-180Voor de lijst van de Performances, zie Engelstalige handleiding p. 181Voor de lijst van de Arpeggio Styles, zie Engelstalige handleiding p. 182Voor de MIDI-Implementatietabellen, zie Engelstalige handleiding pp. 183-206

144

Technische Specificaties

XP-30: 64 Voice Expandable Synthesizer (Conform met het General MIDI System)

Klavier

61 toetsen (aanslaggevoelig, channel aftertouch)

Aantal Parts

16 (Part 10 is Rhythm Part)

Maximale polyfonie

64 stemmen

Effecten

EFX: 40 setsReverb: 1 set (8 types)Chorus: 1 set

Preset-geheugen

Patches: 1406 (640 van de JV-2080 + 766 van ÒSession,Ó ÒOrchestralÓ en ÒTechno CollectionÓ)

Performances: 64Rhythm Sets: 26 (10 van de JV-2080 + 16 van ÒSessionÓ en

ÒTechno CollectionÓ")

User-geheugen

Patches: 128Performances: 32Rhythm Sets: 2

Wave Expansion Boards (apart verkocht)

Max. 2 Boards (D, E)

* Elk Wave Expansion Board bevat Patches / Rhythm Sets die

gebruik maken van de golfvormen van het board.

Arpeggiator

43 Styles

Display

40 karakters, 2 regels (LCD langs achter verlicht)

Connectors

Output Jacks (L (MONO), R)Headphones JackMIDI-connectors (IN, OUT, THRU)Computer-connector (Mac, PC-1, PC-2, MIDI)Hold Pedal JackControl Pedal JackMemory Card-sleuf

Stroombron

AC 117 V, AC 230 V, AC 240 V

Stroomverbruik

10 W (AC 117 V), 10 W (AC 230 V), 10 W (AC 240 V)

Afmetingen

1011 (B) x 289 (D) x 88 (H) mm39-13/16 (B) x 11-7/16 (D) x 3-1/2 (H) inches

Gewicht

7.8 kg / 17 lbs 4 oz (except Power cord)

Accessoires

HandleidingStroomkabel (Niet meegeleverd bij XP-30 die op 117 V werkt)CD-ROM (SoundDiver JV/XP)

Opties

Wave Expansion Boards: SR-JV80 -serieSmartMedia: S2M-5 (2M bytes), S4M-5 (4M bytes)

* In het belang van de productverbetering kunnen de specificaties

en/of het uitzicht van dit product gewijzigd worden, zonder

voorafgaande kennisgeving.

145

Index

Symbolen

[+OCT] .......................................................................12, 55[-OCT] ........................................................................12, 55

Cijfers

[1Ð8/9Ð16] ........................................................................132VOICE-PITCH-SHIFTER ............................................98

A

Aanslagwaarde ...............................................................30Aansluiting ..............................................................20, 130AC-aansluiting ................................................................14AC-stroomkabel .............................................................21Accent rate .....................................................................105Achterpaneel ...................................................................14Aftertouch .......................................................................30Aftertouch control source ...........................................107Aftertouch information .........................................83, 123Aftertouch sens .............................................................106Alternate pan depth .................................................78, 88Analog feel depth ...........................................................65Arabische toonschaal ...................................................110ARP SELECT-display ..............................................33, 52Arpeggiator ...............................................................32, 52[ARPEGGIO] .......................................................12, 32, 52Arpeggio ..................................................................32, 104arpeggio ...........................................................................52ARPEGGIO-display .......................................................55Arpeggio part ................................................................106Arpeggio style ...............................................................143Audiokabel ......................................................................21AUTO-WAH ...................................................................91

B

Back select transmit switch .........................................109Bank select group number ..........................................109Bank select LSB .............................................................109Bank select MSB ............................................................109Battery check .................................................................110Beat pattern ...................................................................105Bend range ................................................................69, 86Bender information ........................................................83Bias direction ..................................................................78Bias level ..........................................................................78Bias point .........................................................................78Booster gain .....................................................................67Breath information .................................................83, 123Bulk dump .....................................................................115

C

C1/C2/C3/C4 slider assign .......................................107C1/C2/C3/C4 slider output ......................................107C1ÐC4 slider ....................................................................30Card ................................................................................111[CATEGORY] ......................................................13, 28, 44Categorie ..............................................................28, 44Ð45Categoriegroep ...............................................................28Category select mode ...................................................104Chorus ..............................................................................57Chorus depth ..............................................68, 81, 85, 122Chorus feedback level ................................68, 81, 85, 122Chorus level ................................................68, 81, 85, 122Chorus output assign .................................68, 81, 85, 122Chorus pre delay ........................................68, 81, 85, 122Chorus rate ..................................................68, 81, 85, 122Chorus send level .................................67Ð68, 80, 84, 121CHORUS/DELAY .......................................................103CHORUS/FLANGER ..................................................103CHORUS

DELAY ......................................................102CHORUS

FLANGER ................................................103Clock source ..................................................................104Coarse tune ..................................................75, 83, 87, 123Compare-functie ...................................................112, 114COMPRESSOR ...............................................................92Computer .......................................................................130COMPUTER-connector .........................................14, 131Computerkabel .....................................................130, 204COMPUTER-schakelaar ................................14, 130Ð131Control 1 peak/hold ......................................................71Control 2 peak/hold ......................................................71Control 3 peak/hold ......................................................71CONTROL PEDAL jack ................................................14Control source 2 ..............................................................71Control source 3 ..............................................................71[CONTROLLER] .......................................................12, 30Controller .........................................................................36Copy ...............................................................................111Current part .....................................................................49Cursor ..............................................................................41Cursorknop ...............................................................13, 40Cutoff frequency .......................................................76, 87Cutoff frequency key follow .........................................76

146

Index

D

Data transfer .................................................................111Datatype ........................................................................116[DEC] ..........................................................................13, 41Delay feedback level ..................................69, 82, 86, 122[DEMO] ...........................................................................13Demo play .......................................................................24DEMO PLAY-display ....................................................24Demo song ......................................................................24Depth 1Ð4 .........................................................................71Desktop music ..............................................................130Destination ............................................................116Ð117Destination 1Ð4 ...............................................................71[DIGIT HOLD] ................................................................13Digit hold .........................................................................44DISTORTION ..................................................................89DISTORTION

CHORUS ..........................................100DISTORTION

DELAY ..............................................101DISTORTION

FLANGER ........................................101

E

[EDIT] ...............................................................................13Effecten ............................................................................57[EFFECTS ON/OFF] ................................................12, 58EFFECTS ON/OFF-display ..........................................58EFX control depth 1, 2 .......................................68, 81, 85EFX control peak/hold ..................................................71EFX control source 1, 2 ......................................68, 81, 85EFX output level .........................................68, 80, 84, 121EFX parameter ........................................................89, 150EFX source .................................................................80, 84EFX type ..............................................................67, 80, 84ENHANCER ...................................................................90ENHANCER

CHORUS ............................................101ENHANCER

DELAY ...............................................102ENHANCER

FLANGER ..........................................101[ENTER] ...........................................................................13Envelope mode ...............................................................86Exclusive device ID number .......................................109Exclusive protect ..........................................................117[EXIT] ...............................................................................13[EXP A] ......................................................................13, 27[EXP B] .......................................................................13, 27[EXP C] .......................................................................13, 27[EXP D] ......................................................................13, 27[EXP E] .......................................................................13, 27Expressiepedaal ........................................................21, 31Expression information .........................................83, 123Extern MIDI-apparaat .........................................127Ð128

F

Fabrieksinstellingen .....................................................119Factory reset ....................................................23, 111, 119FACTORY RESET-display ............................................23FBK-PITCH-SHIFTER ....................................................98Filter type ...................................................................76, 87[FILTER/ENV] .............................................12, 32, 47, 50Fine tune ......................................................75, 83, 87, 123FLANGER/DELAY .....................................................103FLANGER

DELAY ....................................................102Foot information .....................................................83, 123Format ............................................................................118Foutmelding ..................................................................138Functieknop ...............................................................13, 39FXM color ........................................................................72FXM depth .......................................................................72FXM switch ......................................................................72

G

GATE-REVERB ...............................................................99Geheugen .................................................................63, 111Geheugenkaart ................................................63, 111, 117Gelijkzwevende temperatuur .....................................110General MIDI system .....................................................11[GM] .................................................................................12GM initialize ..................................................................124GM-klankmodule .........................................................120GM mode .................................................................39, 120GM patch number ........................................................123GM PLAY-display ........................................................120GM score data ...............................................................120GM system on-boodschap ...........................................120Golfvorm .......................................................................156

H

HEXA-CHORUS .............................................................92Hold 1 information .................................................83, 123Hold control source ......................................................107Hold pedal .................................................................31, 54HOLD PEDAL jack ........................................................14Hoofdtelefoon .................................................................21

I

[INC] ...........................................................................13, 41Initial data ......................................................................115Initialiseren ............................................................115, 124Initialize .........................................................................111Initialize mode ..............................................................115Internal write protect .....................................64, 112, 117

147

Index

K

Key assign mode ............................................................69KEY EFFECTS section ....................................................12Key mode .........................................................................79Key range lower .......................................................66, 79Key range switch ............................................................79Key range upper .......................................................66, 79Key scale ........................................................................110Key shift .........................................................................109Key switch .......................................................................86Key velocity ...................................................................105Keyboard sensitivity ....................................................106Keyboard velocity ........................................................106Klankbron ..................................................................36, 38Kopi�ren .................................................................113, 124

L

Layer ................................................................................48Layer performance .........................................................47LCD contrast .................................................................104[LEVEL] .........................................................12, 32, 47, 50Level ...............................................................64, 77, 83, 88LFO ...................................................................................74LFO delay time ...............................................................75LFO external sync ...........................................................74LFO fade mode ...............................................................74LFO fade time .................................................................75LFO form .........................................................................74LFO key sync ..................................................................74LFO offset ........................................................................75LFO rate ...........................................................................74LIMITER ..........................................................................92Load ................................................................................111Local OFF ......................................................................133Local switch ............................................................82, 108Lussen ..............................................................................60

M

Master tune ...................................................................109MEMORY CARD slot ....................................................14MIDI ...............................................................................108MIDI-connectors (IN, OUT, THRU) ............................14MIDI-informatie ...........................................................123MIDI interface ...............................................................131MIDI-kabel ......................................................................21MIDI-kanaal ....................................................................82MODE-gedeelte ..............................................................12Modulatie ........................................................................30Modulation information ........................................83, 123MODULATION-DELAY ...............................................95Motif ...............................................................................105Multi-effects ..............................................................57, 89Multitimbrale klankbron .........................................37, 49Mute group .....................................................................86

N

Naam ................................................................................42Numerieke toets .......................................................13, 41

O

Octave range .................................................................105Octave shift ..........................................................55, 65, 79One-shot ...........................................................................60Opslaan ..........................................................................112Orchestral ..................................................................27, 43Output assign/Output level .....................67, 80, 84, 121OUTPUT jacks (L (MONO), R) .....................................14OVERDRIVE ...................................................................89OVERDRIVE

DELAY ...............................................100OVERDRIVE

FLANGER ..........................................100

P

Page-knop ........................................................................13Palette-display ..........................................................59, 61[PALETTE EDIT] ................................................13, 59, 61PALETTE-gedeelte .........................................................12Pan ..........................................................65, 77, 83, 88, 123Pan information ......................................................83, 123Pan key follow ................................................................78Pan LFO depth 1, 2 .........................................................75[PANIC] ...........................................................................13Panic .................................................................................58Parameter .......................................................................143[PART] .............................................................................12Part ...................................................................................37Part-knop .........................................................................39[PATCH] ..............................................................12, 26, 43Patch .............................................................26, 37, 43, 164Patch category .................................................................64Patch clock source ..........................................................64Patch copy .....................................................................113Patch effects copy .........................................................113Patch group .....................................................................83Patch initialize ...............................................................115Patch mode ................................................................38, 43Patch mode receive channel ........................................108Patch mode transmit channel .....................................108Patch name ......................................................................64Patch name copy ...........................................................114Patch number ..................................................................83Patch parameter ......................................................64, 143PATCH PLAY display .............................................26, 43Patch remain switch .....................................................104Patch scale .....................................................................110Patch search function ...............................................28, 44Patch tempo .....................................................................64Patch tone copy .............................................................113Patch write .....................................................................112Peak control source ......................................................107Pedal assign ...................................................................106Pedal output ..................................................................106Pedal polarity ........................................................106Ð107Pedal switch ............................................................21, 127

148

Index

[PERFORM] ...............................................................12, 47PERFORM NAME ..........................................................79PERFORM PLAY display ..............................................47Performance ......................................................37, 47, 177Performance clock source .............................................79Performance control channel ......................................108Performance copy ........................................................113Performance effects copy ............................................113Performance initialize ..................................................115Performance mode ...................................................38, 47Performance name .........................................................79Performance name copy ..............................................113Performance parameter .........................................79, 146Performance part copy ................................................113Performance tempo ........................................................79Performance write ........................................................112PHASER ...........................................................................90PHONES jack ..................................................................14[PHRASE PREVIEW] .........................................12, 29, 45Phrase preview .................................................29, 45, 109Pitch bend ........................................................................30Pitch bend information ................................................123Pitch bend/Modulatie-hendel ................................13, 30Pitch envelope depth ...............................................75, 87Pitch envelope level 1Ð4 ..........................................76, 87Pitch envelope time 1 velocity sensitivity ..................76Pitch envelope time 1Ð4 ...........................................76, 87Pitch envelope time 4 velocity sensitivity ..................76Pitch envelope time key follow ....................................76Pitch envelope time velocity sensitivity .....................87Pitch envelope velocity sensitivity ........................76, 87Pitch key follow ..............................................................75Pitch LFO depth 1, 2 ......................................................75Polyfonie ..........................................................................38[PORTAMENTO] ...............................................12, 31, 46Portamento ................................................................31, 46Portamento mode ...........................................................69Portamento start pitch ...................................................70Portamento switch .........................................................69Portamento time .............................................................69Portamento type .............................................................69Power-schakelaar .....................................................14, 22Power up mode ............................................................104Preset-geheugen .............................................................63Preview note set 1Ð4 ....................................................109PREVIEW SELECT-display ..........................................45Preview sound mode .............................................45, 109Preview velocity ...........................................................109Program change ............................................................110

Q

QUADRUPLE-TAP-DELAY .........................................97

R

Random pan depth ..................................................78, 88Random pitch depth ................................................75, 87Receive bank select switch ..........................................108Receive exclusive switch .............................................109Receive GM exclusive switch .....................................109Receive hold 1 switch ........................................70, 82, 86Receive pan control switch .....................................70, 86Receive pitch bend switch .............................................70Receive program change switch ..........................82, 108Receive switch ...........................................................82, 86Receive volume switch ......................................70, 82, 86Redamper switch ............................................................70Remote keyboard switch .............................................108Resonance ..................................................................76, 87Resonance velocity sensitivity ................................77, 88REVERB ...........................................................................99Reverb ..............................................................................57Reverb send level .........................67Ð68, 80, 84, 121Ð122Reverb/Delay HF damp ...........................69, 82, 86, 122Reverb/Delay level ....................................69, 82, 86, 122Reverb/Delay time ....................................69, 81, 85, 122Reverb/Delay type .....................................69, 81, 85, 122[RHYTHM] ..........................................................12, 34, 51Rhythm key copy .........................................................114RHYTHM PLAY-display ........................................34, 51Rhythm set ..................................................34, 37, 51, 173Rhythm set copy ...........................................................114Rhythm set initialize ....................................................115Rhythm set mode .....................................................38, 51Rhythm set name ............................................................84Rhythm set name copy ................................................114Rhythm set parameter ...........................................84, 147Rhythm set write ..........................................................112Ring modulator ...............................................................67ROTARY ..........................................................................91

149

Index

S

Save ................................................................................111Scale tune switch ..........................................................109Session ..................................................................27, 43, 51[SHIFT] .............................................................................13Shuffle rate ....................................................................105Single performance ........................................................47Sleuven EXP-D en E ...............................................16, 110SmartMedia .....................................................................63[SOLO] .................................................................12, 31, 46Solo .............................................................................31, 46Solo legato switch ...........................................................69Sound palette ..................................................................32Sound palette function ............................................46, 50Source block ..........................................................116Ð117SPACE-D .........................................................................93SPECTRUM .....................................................................90Split ..................................................................................48SR-JV80 -serie ............................................................16, 63Stemming .......................................................................109STEP-FLANGER .............................................................94STEREO-CHORUS .........................................................93STEREO-DELAY ............................................................95STEREO-EQ ....................................................................89STEREO-FLANGER .......................................................94Stretch tuning depth ......................................................65Stretched tuning .............................................................65Structure ..........................................................................66Structure type .................................................................66Style ................................................................................104Systeemgeheugen ...........................................................63Systeemparameter ................................................104, 143Systeemtempo ...............................................................104[SYSTEM] ........................................................................12System control assign 1/2 ...........................................107System controller 1 information ...................................83System controller 2 information ...................................83System mode ...................................................................39

T

Techno ..............................................................................43Techno Collection ...............................................27, 43, 51Tempo ............................................................................106Temporary area ..............................................................63Thru-functie ..................................................................133TIME-CONTROL-DELAY ............................................97Tone ............................................................................36, 46Tone delay mode ............................................................72Tone delay time ..............................................................73[TONE SELECT] .............................................................40Tone select-knop .............................................................40[TONE SWITCH] ............................................................40Tone switch .....................................................................72Tone switch-knop ...........................................................40Transmit active sensing switch ..................................109Transmit bank select group ..........................................82Transmit bank select LSB ............................................110Transmit bank select MSB ...........................................110Transmit bank select switch ........................................108Transmit edit data switch ............................................109Transmit MIDI channel ...............................................110Transmit program change ...........................................110Transmit program change switch ..............................108Transmit switch ..............................................................82Transmit volume ............................................................83[TRANSPOSE] ..........................................................12, 56Transpose .........................................................................56Transpose switch/value ..............................................106TREMOLO-CHORUS ....................................................93TRIPLE-TAP-DELAY .....................................................96TVA ............................................................................77, 88TVA envelope 1Ð3 ..........................................................78TVA envelope 1Ð4 ..........................................................78TVA envelope level 1Ð3 .................................................88TVA envelope time 1Ð4 .................................................88TVA envelope time 4 velocity sensitivity ...................78TVA envelope time key follow .....................................78TVA envelope time velocity sensitivity ......................88TVA envelope velocity curve .......................................77TVA envelope velocity sensitivity .........................77, 88TVA LFO depth 1, 2 .......................................................75TVF .............................................................................76, 87TVF envelope depth .................................................76, 87TVF envelope level 1Ð4 ............................................77, 88TVF envelope time 1 velocity sensitivity ..............77Ð78TVF envelope time 1Ð4 ............................................77, 88TVF envelope time 4 velocity sensitivity ....................77TVF envelope time key follow .....................................77TVF envelope time velocity sensitivity .......................88TVF envelope velocity curve ........................................77TVF envelope velocity sensitivity ..........................77, 88TVF LFO depth 1, 2 ........................................................75

150

Index

U

Undo .................................................................................41[UNDO/COMPARE] ..............................13, 41, 112, 114User memory ....................................................63Ð64, 112User memory protect ...................................................111UTIL 1 display ..........................................................23, 64UTIL 2 display ................................................................23[UTIL/CARD] ............................................12, 23, 64, 111Utility/Card mode .................................................39, 111

V

VALUE dial ...............................................................13, 41Velocity cross fade .........................................................65Velocity range lower ......................................................65Velocity range switch ....................................................65Velocity range upper .....................................................65Verzenden .............................................................115, 124Voice information ...................................................83, 123Voice priority ..................................................................65Voice reserve .............................................................38, 83Volume ...........................................................................123Volume control source ................................................107Volume information ..............................................83, 123VOLUME slider ..............................................................22Volume slider ..................................................................12Voorpaneel ......................................................................12

W

Wave ................................................................................43Wave expansion board ........................16, 43, 51, 63, 110WAVE EXPANSION-gedeelte .....................................13Wave gain ..................................................................72, 86Wave group ...............................................................72, 86Wave number ...........................................................72, 86Werkomgeving .............................................................104Write ...............................................................................111WRITE-display ...............................................................64

Z

Zuiver temperament ....................................................110