CGT voor angststoornissen bij jongeren: werkingsmechanismen

1
38 PSYCHOPRAKTIJK | jaargang 5 | nummer 6 • december 2013 CGT voor angststoornissen bij jongeren: werkingsmechanismen J ongeren met angststoornissen kunnen succesvol be- handeld worden met cognitieve gedragstherapie (CGT). Toch zijn 3 tot 4 op 10 kinderen hier niet voldoende bij gebaat. Om behandelingen te verbeteren moeten we ...begrijpen waardoor ze werken: de werkingsmechanismen die verantwoordelijk zijn voor het behandeleffect (mediatoren). De meeste behandelstudies beperken zich echter tot ‘outcome research’. Om werkingsmechanismen bloot te leggen, moet een studie verdergaan dan een doorsnee pre-post design: het moet gaan om een longitudinale studie met minstens drie meetmo- menten waarbij telkens alle vermoedelijke mediatoren worden gemeten. Enkel zo kan worden nagegaan of een verandering in de potentiële mediator het gevolg is van de behandeling dan wel aan het behandeleffect voorafgaat. Recent werd onderzocht of ‘copingstrategieën’, ‘perceived control’ en ‘positive/negative thinking’ werkingsmechanismen voor angst- behandelingen bij jongeren zijn 1 . Deze concepten werden geko- zen omdat ze een rol spelen bij het ontstaan en instandhouden van angstproblemen. 145 Jongeren namen deel aan het onder- zoek en volgden het Dappere Kat protocol 2 . Ze werden gemeten op vier momenten (voor, tijdens, na en drie maand follow-up). Een toename in positieve gedachten tijdens behandeling ging vooraf aan een afname van angstsymptomen na behandeling, en een toename in positieve gedachten na behandeling zorgde voor een verdere afname van angstsymptomen bij follow-up. Gelijksoortige resultaten werden gevonden voor de copingstra- tegieën probleemoplossende coping, positieve cognitieve herstructure- ring en afleiding zoeken. Verbeteringen in ‘positive thinking’ en ‘coping’ zijn dus mogelijke mediatoren. De rol van perceived control is minder duidelijk: een stijging hierin tijdens of na behandeling ging vooraf aan een daling van angstsymptomen, maar een daling van de angstsymptomen tijdens behandeling ging ook vooraf aan een stijging in perceived control. Deze studie is een van de eerste naar processen die verant- woordelijk zijn voor positieve effecten tijdens behandelingen. Dit soort studies levert zo een belangrijke bijdrage aan de optimalisering van behandelingen voor jongeren met angst- stoornissen. 1 Hogendoorn SM ea (2013) Mediators of cognitive behavioral therapy for anxiety-disordered children and adolescents: Cognition, perceived con- trol and coping. Journal of clinical child & adolescent psychology. Advance online publication. 10.1080/15374416.2013.807736. 2 Nauta MH & Scholing A (2007) Dappere kat: Cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jongeren: een protocol van twaalf sessies. Groningen: Universiteit Groningen. Oudertraining bij ADHD O ver de diagnose ADHD is nogal wat discussie, met name over het gevaar van overdiagnostiek door ieder druk kind het label ADHD te geven. Desal- niettemin is er een groep kinderen met ernstige beperkingen die voldoen aan de diagnose ADHD. In de preva- lentieschattingen zijn dat ongeveer 2 % van de schoolgaande kinderen. De meest toegepaste evidence based behandelingen voor ADHD zijn medicatie en gedragstherapie, waartoe ook de gedrags- therapeutische oudertraining wordt gerekend. Deze is effectief gebleken in vergelijking met een wachtlijst controlegroep, al zijn deze studies uitsluitend uitgevoerd in academische centra. In hoeverre oudertraining een toegevoegde waarde heeft in de klinische praktijk werd door onderzoekers van de afdeling kinderpsychiatrie in Groningen onderzocht. 94 Kinderen met de diagnose ADHD werden of behandeld volgens de reguliere zorg of reguliere zorg aangevuld met een oudertraining 1 . De behandeling was poliklinisch en behelsde een groepstraining van twaalf sessies. De training bestond uit psycho-educatie, het uitdagen van belemmerende cognities en het aanleren van gedragstherapeutische vaardigheden. Dit waren bijvoorbeeld: structureren van de omgeving, het stellen van regels en het bekrachtigen van gewenst gedrag en negeren van ongewenst gedrag. De resultaten waren minder eenduidig dan de onder- zoekers verwachtten. In beide groepen werden significante verbeteringen gevonden, maar wat betreft ADHD-symptomen en ouderlijke stress werd geen verschil gevonden tussen de beide groepen. De oudertraining had wel toegevoegde waarde bij het verminderen van gedragsproblemen en internaliserende problemen. Ook kregen de kinderen in de groep met oudertrai- ning minder verschillende soorten medicatie voorgeschreven. Ondanks het feit dat de oudertraining geen extra reductie geeft in de ADHD-symptomen, lijkt deze training een zinvolle aanvulling op de reguliere zorg bij kinderen met ADHD. Bij kinderen met gedragsproblemen lijkt dit in ieder geval aange- wezen. De onderzoekers zien ook een plaats voor de oudertrai- ning in de eerste lijn. Aandacht voor de rol van ouders bij het beteugelen van ADHD heeft ook in de zelfhulpliteratuur zijn weg gevonden. Een voorbeeld is het boek van de ADHD-expert Russell Barkley 2 . 1 Hoofdakker BJ van den ea (2007) Effectiveness of behavioral parent trai- ning for children with ADHD in routine clinical practice: a randomized controlled study. Journal for American Academy of Child and Adolescent Psychiatry 46: 1263-1271 2 Barkley RA (2013) Taking charge of ADHD. The complete, authoritative guide for parents. New York: The Guilford Press In deze rubriek vindt u korte signalementen van interessante bijdragen uit de (internationale) literatuur. Deze keer staan kinderen en jeugdigen centraal. Gesignaleerd

Transcript of CGT voor angststoornissen bij jongeren: werkingsmechanismen

Page 1: CGT voor angststoornissen bij jongeren: werkingsmechanismen

38 psychopraktijk | jaargang 5 | nummer 6 • december 2013

CGT voor angststoornissen bij jongeren: werkingsmechanismen

Jongeren met angststoornissen kunnen succesvol be-

handeld worden met cognitieve gedragstherapie (CGT).

Toch zijn 3 tot 4 op 10 kinderen hier niet voldoende bij

gebaat. Om behandelingen te verbeteren moeten we

...begrijpen waardoor ze werken: de werkingsmechanismen die

verantwoordelijk zijn voor het behandeleffect (mediatoren).

De meeste behandelstudies beperken zich echter tot ‘outcome

research’. Om werkingsmechanismen bloot te leggen, moet een

studie verdergaan dan een doorsnee pre-post design: het moet

gaan om een longitudinale studie met minstens drie meetmo-

menten waarbij telkens alle vermoedelijke mediatoren worden

gemeten. Enkel zo kan worden nagegaan of een verandering in

de potentiële mediator het gevolg is van de behandeling dan

wel aan het behandeleffect voorafgaat.

Recent werd onderzocht of ‘copingstrategieën’, ‘perceived control’

en ‘positive/negative thinking’ werkingsmechanismen voor angst-

behandelingen bij jongeren zijn1. Deze concepten werden geko-

zen omdat ze een rol spelen bij het ontstaan en instandhouden

van angstproblemen. 145 Jongeren namen deel aan het onder-

zoek en volgden het Dappere Kat protocol2. Ze werden gemeten

op vier momenten (voor, tijdens, na en drie maand follow-up).

Een toename in positieve gedachten tijdens behandeling ging

vooraf aan een afname van angstsymptomen na behandeling,

en een toename in positieve gedachten na behandeling zorgde

voor een verdere afname van angstsymptomen bij follow-up.

Gelijksoortige resultaten werden gevonden voor de copingstra-

tegieën probleemoplossende coping, positieve cognitieve herstructure-

ring en afleiding zoeken.

Verbeteringen in ‘positive thinking’ en ‘coping’ zijn dus mogelijke

mediatoren. De rol van perceived control is minder duidelijk:

een stijging hierin tijdens of na behandeling ging vooraf aan

een daling van angstsymptomen, maar een daling van de

angstsymptomen tijdens behandeling ging ook vooraf aan een

stijging in perceived control.

Deze studie is een van de eerste naar processen die verant-

woordelijk zijn voor positieve effecten tijdens behandelingen.

Dit soort studies levert zo een belangrijke bijdrage aan de

optimalisering van behandelingen voor jongeren met angst-

stoornissen.

1 Hogendoorn SM ea (2013) Mediators of cognitive behavioral therapy for

anxiety-disordered children and adolescents: Cognition, perceived con-

trol and coping. Journal of clinical child & adolescent psychology. Advance

online publication. 10.1080/15374416.2013.807736.

2 Nauta MH & Scholing A (2007) Dappere kat: Cognitieve gedragstherapie bij

kinderen en jongeren: een protocol van twaalf sessies. Groningen:

Universiteit Groningen.

Oudertraining bij ADHD

Over de diagnose ADHD is nogal wat discussie, met

name over het gevaar van overdiagnostiek door

ieder druk kind het label ADHD te geven. Desal-

niettemin is er een groep kinderen met ernstige

beperkingen die voldoen aan de diagnose ADHD. In de preva-

lentieschattingen zijn dat ongeveer 2 % van de schoolgaande

kinderen.

De meest toegepaste evidence based behandelingen voor ADHD

zijn medicatie en gedragstherapie, waartoe ook de gedrags-

therapeutische oudertraining wordt gerekend. Deze is effectief

gebleken in vergelijking met een wachtlijst controlegroep, al

zijn deze studies uitsluitend uitgevoerd in academische centra.

In hoeverre oudertraining een toegevoegde waarde heeft in

de klinische praktijk werd door onderzoekers van de afdeling

kinderpsychiatrie in Groningen onderzocht. 94 Kinderen met

de diagnose ADHD werden of behandeld volgens de reguliere

zorg of reguliere zorg aangevuld met een oudertraining1. De

behandeling was poliklinisch en behelsde een groepstraining

van twaalf sessies. De training bestond uit psycho-educatie,

het uitdagen van belemmerende cognities en het aanleren van

gedragstherapeutische vaardigheden. Dit waren bijvoorbeeld:

structureren van de omgeving, het stellen van regels en het

bekrachtigen van gewenst gedrag en negeren van ongewenst

gedrag. De resultaten waren minder eenduidig dan de onder-

zoekers verwachtten. In beide groepen werden significante

verbeteringen gevonden, maar wat betreft ADHD-symptomen

en ouderlijke stress werd geen verschil gevonden tussen de

beide groepen. De oudertraining had wel toegevoegde waarde

bij het verminderen van gedragsproblemen en internaliserende

problemen. Ook kregen de kinderen in de groep met oudertrai-

ning minder verschillende soorten medicatie voorgeschreven.

Ondanks het feit dat de oudertraining geen extra reductie

geeft in de ADHD-symptomen, lijkt deze training een zinvolle

aanvulling op de reguliere zorg bij kinderen met ADHD. Bij

kinderen met gedragsproblemen lijkt dit in ieder geval aange-

wezen. De onderzoekers zien ook een plaats voor de oudertrai-

ning in de eerste lijn. Aandacht voor de rol van ouders bij het

beteugelen van ADHD heeft ook in de zelfhulpliteratuur zijn

weg gevonden. Een voorbeeld is het boek van de ADHD-expert

Russell Barkley2.

1 Hoofdakker BJ van den ea (2007) Effectiveness of behavioral parent trai-

ning for children with ADHD in routine clinical practice: a randomized

controlled study. Journal for American Academy of Child and Adolescent

Psychiatry 46: 1263-1271

2 Barkley RA (2013) Taking charge of ADHD. The complete, authoritative guide

for parents. New York: The Guilford Press

In�deze�rubriek�vindt�u�korte�signalementen�van�interessante�bijdragen�

uit�de�(internationale)�literatuur.�Deze�keer�staan�kinderen�en�jeugdigen�

centraal.

Gesignaleerd