CAO INTERPOLIS MENS & WERK BEDRIJFSZORG N.V

CAO INTERPOLIS MENS & WERK BEDRIJFSZORG N.V.

1 juni 2004 tot en met 31 mei 2007

Copyright

© 2004 Partijen bij de CAO voor Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,

microfilm of op welke andere wijze dan ook en evenmin worden opgeslagen in een databank met als doel een

terugzoekmogelijkheid te verschaffen aan derden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van partijen bij

deze CAO.

CAO Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV 1 juni 2004 tot en met 31 mei 2007 2

INHOUD

INLEIDING...........................................................................................................................................3 Definities..................................................................................................................................................4 Werkingssfeer ..........................................................................................................................................5 aansluitende dienstjaren .........................................................................................................................5 Werkgelegenheid.....................................................................................................................................5 Verplichtingen van de werkgever .........................................................................................................6 Verplichtingen van de werknemersverenigingen ...............................................................................6 Verplichtingen van de werknemer .......................................................................................................6 Indienstneming en ontslag ....................................................................................................................9 Arbeidsduur, werktijden en atv-uren .................................................................................................12 Overwerk ...............................................................................................................................................14 Salarisschalen.........................................................................................................................................15 Toepassing van de salarisschalen........................................................................................................17 Individuele prestatiebeloningsregeling...............................................................................................18 Winstdeling ............................................................................................................................................18 Vakantietoeslag .....................................................................................................................................18 Vakantieregeling....................................................................................................................................19 Cao à la carte .........................................................................................................................................20 Buitengewoon verlof ............................................................................................................................21 Zorgverlof..............................................................................................................................................22 Kinderopvang........................................................................................................................................22 spaarloonregeling ..................................................................................................................................23 Arbeidsongeschiktheid en loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid .....................................23 Pensioenregeling ...................................................................................................................................27 Eigen bijdrage werknemer pensioenpremie......................................................................................28 Tegemoetkoming ziektekostenverzekering.......................................................................................31 Overlijdensuitkering .............................................................................................................................32 Professioneel statuut ............................................................................................................................33 Tussentijdse wijzigingen ......................................................................................................................33 Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst .............................................................................33 Bijlage 1 Harmonisatiebepalingen ......................................................................................................34 Bijlage 2:Protocol Vakbondsfaciliteiten.............................................................................................36 Bijlage 3:Protocollen ............................................................................................................................37


INLEIDING Interpolis ontwikkelt één gemeenschappelijk HRM-beleid voor het totale Interpolis concern.

Deze gemeenschappelijkheid betreft alle aspecten van het HRM-beleid. Hierbij is uiteraard wel

ruimte om recht te doen aan eigenheden van bedrijfsonderdelen zoals deze er vanuit

bedrijfsvoering, ontwikkeling en marktomstandigheden zijn.

Het Interpolis concern kent na het project “harmonisatie arbeidsvoorwaarden” per 1 januari

2003 nog maar twee arbeidsvoorwaardenregimes waarvan de cao en arbeidsvoorwaardelijke

regelingen Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg er één is. De beide

arbeidsvoorwaardenregimes binnen het Interpolis concern zullen in de tijd zo veel als mogelijk

convergeren.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST

Tussen

Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV

en

FNV Bondgenoten te Utrecht

De Unie te Culemborg

CNV Dienstenbond te Hoofddorp

ieder afzonderlijk en gezamenlijk als partijen ter andere zijde,

is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. De werkgever en de werknemers

dragen gezamenlijk zorg voor goede verstandhoudingen in de onderneming in het algemeen

en op de plaats van de arbeid in het bijzonder.

Deze CAO wil daaraan een bijdrage leveren.


Artikel 1

DEFINITIES In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. Werkgever: Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV

b. Werknemer: Degene met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst in de zin van

het BW is aangegaan, met uitzondering van, stagiaires, oproep- en

vakantiekrachten.

c. Parttimer: Degene met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst in de zin van

het BW is aangegaan voor minder uren dan is vermeld in artikel 10 lid

1 valt naar rato van zijn werktijd onder de bepalingen van deze CAO,

tenzij in de desbetreffende bepaling hiervan wordt afgeweken.

d. Vakantiekracht: De werknemer die tijdens de perioden waarop geen onderwijs wordt

gegeven en/of op zaterdag en/of op zondag werkzaamheden verricht

en die ingeschreven is bij een door de overheid erkend instituut voor

dag-, avond- of deeltijdonderwijs.

e. Relatiepartner: De persoon met wie de werknemer, met het oogmerk duurzaam

samen te leven, ten minste een half jaar een gemeenschappelijke

huishouding voert, hetgeen blijkt uit een aan de werkgever

overgelegde notariële akte.

f. Salaris: Het voor de werknemer geldende bruto maandsalaris, exclusief de

vergoedingen als genoemd in de artikelen 14, 15 en 16.

g. Jaarsalaris: 12 x het maandsalaris.

h. Uurloon: 1/(1976/12)ste deel van het salaris.

i. Feestdagen: Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, 2e

Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag, en 5 mei voor zover het een

lustrumjaar betreft.

j. Winst: Bedrijfsresultaat ná bijzondere baten en lasten, vóór financiële baten

en lasten en vóór belastingen.


Artikel 2

WERKINGSSFEER

Deze CAO is van toepassing op alle werknemers, waarbij voor de werknemers hoger

ingedeeld dan in functiegroep 11 de artikelen 10 (Arbeidsduur en Werktijden), 11 (Overwerk),

12 (Salarisschalen), 14 (Individuele Prestatiebeloningsregeling), 15 (Winstdeling) en 18

(Vakantieregeling) niet van toepassing zijn.

Artikel 2A

AANSLUITENDE DIENSTJAREN

Voor medewerkers die op 31 december 2002 in dienst waren van Commit Arbo, Relan Arbo,

Stigas Agrarisch Preventief, Relan Werk of Beon Advies en voor de medewerkers die op 31

maart 2003 in dienst waren van BMG Groep geldt dat dienstjaren zoals die zijn

opgebouwd tot en met 31 december 2002 respectievelijk 31 maart 2003, behouden blijven.

Artikel 3

WERKGELEGENHEID

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit resp. de SER-fusie gedragsregels en de

Wet op de Ondernemingsraden, zal werkgever, indien hij voornemens is om:

• een fusie aan te gaan;

• een vestigingsplaats te wijzigen voor zover daaruit ingrijpende personele consequenties

voortvloeien;

• het bedrijf, of een belangrijk deel van het bedrijf te sluiten en/of;

• de personeelsbezetting ingrijpend te herzien;

bij het nemen van zijn beslissing zich tijdig met de werknemersverenigingen in verbinding

stellen met het oogmerk tot een voor betrokkenen passende regeling te komen en voor

betrokkenen voortvloeiende sociale consequenties te regelen.


Artikel 4

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER

1. De werkgever verplicht zich deze CAO naar redelijkheid en billijkheid na te komen.

2. De werkgever verplicht zich geen personeel in dienst te nemen of te houden op

voorwaarden, strijdig met het in deze CAO bepaalde.

3. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereen-

komst aangaan, waarin deze CAO van toepassing wordt verklaard.

4. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de

persoon van de werknemer uit hoofde van diens functie bekend is, tenzij de

werknemer, tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens,

toestemming geeft.

Artikel 5

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMERSVERENIGINGEN

1. De werknemersverenigingen verplichten zich deze CAO naar redelijkheid en

billijkheid te zullen nakomen.

2. De werknemersverenigingen verplichten zich nakoming van deze CAO door haar

leden te bevorderen.

Artikel 6

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER

1. De werknemer is gehouden alle door of namens de werkgever opgedragen

werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd,

naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de

aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven en voorts al datgene te doen en


na te laten wat een goed werknemer in vergelijkbare omstandigheden behoort te doen

of na te laten.

Indien de werkgever dit voor een goede voortgang van het werk noodzakelijk acht, is

de werknemer gehouden tijdelijk andere dan zijn gewone werkzaamheden te

verrichten, mits deze werkzaamheden gezien zijn persoon en omstandigheden in

redelijkheid van hem kunnen worden gevergd.

2. De werknemer is gehouden ook buiten de arbeidstijden volgens rooster arbeid te

verrichten, voor zover niet in strijd met de desbetreffende wettelijke voorschriften en

de bepalingen van deze CAO, alsmede de bepalingen van de Wet op de

Ondernemingsraden.

3. a. De werkgever kan, indien het bedrijfsbelang dit redelijkerwijs noodzakelijk maakt, de

werknemer verplichten zijn functie uit te oefenen vanuit een andere standplaats binnen

het vestigingsgebied dan wel binnen een ander vestigingsgebied. Alsdan kan de

werkgever een woongebied aangeven, waar de werknemer in redelijkheid verplicht is

zich te vestigen.

b. De werknemer is verplicht binnen 6 maanden aan dit verzoek gehoor te geven. Indien

daartoe aanleiding bestaat kan deze periode in overleg tussen de werkgever en de

werknemer met maximaal 6 maanden worden verlengd.

c. Door de werkgever wordt voor deze doeleinden na overleg met de OR een passende

verhuis-/verplaatsingsregeling vastgesteld.

4. a. De werknemer is, zowel tijdens als na beëindiging van het dienstverband, verplicht tot

geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voor

zover de verplichting volgt uit de aard der zaak of het van toepassing zijnde

privacyreglement dan wel hem uitdrukkelijk is opgelegd.

b. De onder 4a. bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de

verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer

noch ook tegenover hen, wier medewerking tot die vervulling noodzakelijk is te

achten, indien en voor zover deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich

verplichten, een en ander met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het

beroepsgeheim, alsmede het privacy-reglement van de werkgever.


5. Het is de werknemer niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

van de werkgever een al dan niet betaalde nevenfunctie te vervullen of

nevenwerkzaamheden te verrichten welke redelijkerwijs geacht kan/kunnen worden

onverenigbaar te zijn met zijn functie dan wel met de belangen of het aanzien van de

onderneming.

6. Het is de werknemer niet toegestaan:

a. direct of indirect deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever uit te voeren

aannemingen en leveringen;

b. direct of indirect geschenken met een waarde van meer dan € 46,- te accepteren

anders dan met instemming van de werkgever;

c. direct of indirect beloningen of provisie te vorderen of te accepteren anders dan

met instemming van de werkgever.

7.a. De werknemer is verplicht de goederen welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn

toevertrouwd zorgvuldig te beheren.

b. De werknemer kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door

de werkgever geleden schade, voor zover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of

ernstige nalatigheid.

8. Het is de werknemer niet toegestaan om eigendommen van de werkgever of zaken die

hem vanwege zijn functie ter beschikking zijn gesteld, aan te wenden voor eigen

doeleinden, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen.

9. Het is de werknemer niet toegestaan informatie betreffende producten en procedures

die eigendom zijn van de werkgever dan wel de werkmaatschappij waarvoor hij

werkzaam is aan derden te verstrekken zonder schriftelijke instemming van de

werkgever.


Artikel 7

INDIENSTNEMING EN ONTSLAG

1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd en wordt in

tweevoud opgemaakt. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemer een door beide

partijen ondertekend exemplaar van deze overeenkomst ontvangt of van de wijziging

daarvan. Bovendien verstrekt de werkgever een exemplaar van deze CAO. Onder

‘verstrekt de werkgever een exemplaar van deze CAO’ wordt in het kader van dit artikel

gelijkgesteld de mogelijkheid voor de werknemer om via elektronische hulpmiddelen

kennis te nemen van de bepalingen van deze CAO en andere regelingen.

2. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst kan schriftelijk een proeftijd worden

overeengekomen. De overeen te komen proeftijd is voor werkgever en werknemer

gelijk en zal, ongeacht het bepaalde in artikel 7:652 BW, twee maanden bedragen.

3. De dienstbetrekking wordt aangegaan:

a. hetzij voor onbepaalde tijd;

b. hetzij voor een bepaalde tijd, met inachtneming van het bepaalde in lid 8;

c. hetzij voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden;

d. hetzij voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.

In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienstbetrekking van

toepassing is.

4 De arbeidsovereenkomst eindigt:

a. met wederzijds goedvinden;

b. op de dag dat de betreffende werknemer gebruik maakt van de pensioenregeling,

tenzij sprake is van deeltijd-pensionering doch uiterlijk op de eerste dag van de

maand waarin de werknemer 62 jaar wordt, tenzij werkgever en werknemer

overeenkomen dat werknemer zijn dienstverband voortzet. In dat geval eindigt

het dienstverband in ieder geval op de eerste dag van de maand waarin de

werknemer 70 jaar wordt;

c. door het verstrijken van de termijn of door de beëindiging van de

werkzaamheden, waarvoor de overeenkomst is aangegaan met inachtneming van

het bepaalde in lid 8;


d. ingeval van een overeenkomst voor onbepaalde tijd door opzegging met inachtne-

ming van lid 6;

e. door beëindiging om dringende redenen, als bedoeld in de artikelen 7:678 BW en

7:679 BW;

f. door ontbinding door de kantonrechter ingevolge artikel 7:685 BW;

g. tijdens de proeftijd, ook ingeval van ziekte, wanneer de werknemer of de

werkgever te kennen geeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen;

h. met ingang van de dag na overlijden van de werknemer;

i. door opzegging door de werkgever op basis van een verkregen ontslagvergunning

na twee jaar arbeidsongeschiktheid van de werknemer;

j. door uitoefening van een ontslagvergunning.

5. De werknemer, die op het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid,

bedoeld in art 23 lid 3 de 55 jarige leeftijd heeft bereikt, heeft bij aaneengesloten

arbeidsongeschiktheid na de in artikel 23 lid 4 genoemde termijnen aanspraak op

doorbetaling tot 80% van het bruto salaris. Voornoemde aanspraak geldt zolang

sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en er nog arbeid wordt verricht,

echter uiterlijk tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het dienstverband

met deze werknemer ondervindt na twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid

geen wijziging.

6. a. De opzegging door de werknemer zal schriftelijk geschieden met inachtneming van de

volgende opzegtermijnen:

• 1 kalendermaand voor de werknemer in de functiegroepen 1 tot en met 5;

• 2 kalendermaanden voor de werknemer in de functiegroepen 6 tot en met 8;

• 3 kalendermaanden voor de werknemers in de functiegroepen 9 en hoger.

b. De opzegging door werkgever zal schriftelijk geschieden met inachtneming van de

volgende opzegtermijnen:

• Duur van het dienstverband 0 - 5 jaar en/of

functiegroep 1 tot en met 5: 1 maand


functiegroep 6 tot en met 8: 2 maanden



functiegroep 9 en hoger: 3 maanden

• Duur van het dienstverband 15 - 20 jaar: 4 maanden

• Duur van het dienstverband 20 - 25 jaar: 5 maanden

• Duur van het dienstverband 25 jaar - langer: 6 maanden

Hierbij zal het hoogste aantal maanden gelden. 7. De datum van ingang van het ontslag zoals bedoeld in dit artikel is de eerste dag van

de kalendermaand.

8. De dienstbetrekking van de werknemer voor een bepaalde tijd in dienst kan eindigen

door tussentijdse opzegging met een wederzijds in acht te nemen opzegtermijn van

één maand, indien deze mogelijkheid schriftelijk voor beide partijen is

overeengekomen. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a BW kunnen meerdere

voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar opvolgen, zonder dat de

laatste arbeidsovereenkomst zal gelden als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Alle

voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten eindigen derhalve van

rechtswege, zonder dat enige opzegging zal zijn vereist. Indien de

arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd met een

tussenpose van niet meer dan drie maanden, zullen zij tezamen in totaal niet langer

duren dan 36 maanden, tenzij in overleg met de Ondernemingsraad in individuele

gevallen dispensatie wordt verleend tot in totaal maximaal 48 maanden.

9. De werkgever is, rekening houdend met de capaciteit van de werknemer en met de

inpasbaarheid in de organisatie, gehouden al het mogelijke te doen om het

dienstverband met gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers na de in lid 4 sub i van

dit artikel genoemde termijn voort te zetten op een wijze die zo goed mogelijk aansluit

bij de mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokken werknemer.

(De artikelen 8 en 9 zijn vervallen)


Artikel 10

ARBEIDSDUUR, WERKTIJDEN EN ATV-UREN

1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienstverband

gemiddeld 38 uur per week. Doordat er feitelijk 40 uur per week gewerkt wordt, heeft

een werknemer met een volledig dienstverband op jaarbasis recht op 104 uur

arbeidstijdverkorting (ATV). Opname van de ATV-uren geschiedt na overleg met de

werkgever.

Indien de werknemer niet kiest voor ATV in tijd, dan wordt dit gecompenseerd met

een bedrag van 5,26% van het salaris. De keuze om ATV in geld uit te laten keren kan

worden gemaakt bij indiensttreding en voorts éénmaal per jaar per 1 januari van enig

jaar. Deze keuze geldt voor het totaal aan ATV rechten in enig kalenderjaar en voor

een heel kalenderjaar.

2. De werktijden liggen doorgaans tussen 07.00 en 18.00 uur op maandag t/m vrijdag.

Tevens kan er in overleg met de werknemer op zaterdag worden gewerkt. Op uren

gelegen tussen 18.00 en 07.00 uur en op zon- en feestdagen worden slechts die werk-

zaamheden verricht, die naar het oordeel van de werkgever strikt noodzakelijk zijn.

3. Binnen de onderneming geldt een variabele werktijdenregeling in overleg met de OR

vast te stellen. Aanvang en einde van de werktijden worden op basis van de regeling

door werkgever vastgesteld.

4. Op feestdagen, niet vallend op zaterdag of zondag, heeft de werknemer een vrije dag

met behoud van salaris.

5. Bij volledige arbeidsongeschiktheid in het eerste kalenderjaar geldt de volgende ATV

regeling (ongeacht of deze arbeidsongeschiktheid een aaneengesloten dan wel een

onderbroken periode betreft):

Totaal aantal door arbeidsongeschiktheid Aantal vervallen

verzuimde werkdagen in een jaar ATV uren

0 tot en met 46 0

47 tot en met 90 18

91 tot en met 135 36


136 tot en met 180 54

181 tot en met 225 72

226 tot en met 260 90

meer dan 260 104

Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt deze regeling naar evenredigheid

toegepast. In geval van een parttime dienstverband, is het aantal vervallen ATV uren

naar evenredigheid. In geval de ATV wordt uitgekeerd in geld, vindt overeenkomstig

bovenstaande tabel verrekening plaats van teveel uitgekeerd salaris.

6. Vanaf met tweede ziektejaar worden ATV uren opgebouwd naar evenredigheid van

het aantal feitelijke arbeidsuren.

7. Werknemers vanaf 55 jaar krijgen de mogelijkheid om de werktijd terug te brengen tot

80% met behoud van 90% van het salaris. Werknemers vanaf 58 jaar kunnen de

werktijd terugbrengen tot 60% met behoud van 80% van het salaris. In beide gevallen

zal voor de pensioenopbouw worden uitgegaan van een ongewijzigde werktijd. Voor

de werknemers die ná 1 juli 1998 in dienst zijn getreden geldt dat zij tenminste 10 jaar

in dienst moeten zijn voordat van deze regeling gebruik gemaakt kan worden.Voor de

werknemer die van deze regeling gebruik maakt vervalt het recht op ATV zoals

genoemd in lid 1 van dit artikel alsmede vervallen de extra vakantie-uren vanaf leeftijd

40 en ouder zoals bedoeld in artikel 17. De vakantierechten worden vastgesteld naar

rato van de werktijd.

De mogelijkheid om gebruik te maken deze regeling gaat in per de eerste dag van de

maand volgend op de maand waarop men de betreffende leeftijd heeft bereikt.

8. Voor medewerkers die op 31 december 2002 in dienst waren van Commit Arbo, Relan

Arbo, Stigas Agrarisch Preventief, Relan Werk of Beon Advies én op die datum 45 jaar

of ouder waren, geldt de voorwaarde als bedoeld in lid 7 dat men 10 jaar in dienst

dient te zijn niet.

9. Een verzoek om in deeltijd te gaan werken zal worden gehonoreerd, tenzij het

organisatiebelang zich daartegen verzet. In overleg met de Ondernemingsraad zal een

regeling voor de toepassing van de Wet Aanpassing Arbeidsduur worden opgesteld.


Artikel 11

OVERWERK 1. Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever incidenteel opgedragen

arbeid, waardoor de arbeidsduur als gedefinieerd in artikel 10 lid 1 dan wel lid 3 wordt

overschreden.

2. Niet als overwerk wordt aangemerkt:

• arbeid verricht gedurende een periode van een half uur of korter voorafgaande

aan of aansluitend op de vastgestelde werktijd;

• arbeid verricht door de werknemer in functiegroep 7 en hoger.

3. a. De vergoeding voor overwerk wordt primair verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk

aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd vermeerderd met het percentage

uitgedrukt in tijd als bedoeld onder b. Opname hiervan wordt in overleg met de

werknemer door de werkgever vastgesteld.

b. De percentages overwerkvergoeding zijn als volgt:

• maandag tot en met vrijdag incidenteel (<5 dagen per maand): 25% tijd voor tijd.

• weekend incidenteel: 50% tijd voor tijd

• maandag tot en met vrijdag structureel (>5 dagen per maand): 25% geld

• weekend structureel: 50% geld

functiegroep 7 en hoger: geen overwerktoeslag.

De werkgever behoudt zich het recht voor om de overwerkvergoeding in geld uit te

keren indien het toekennen van overwerkvergoeding in vrije tijd op zichzelf zou leiden

tot nieuw overwerk dan wel de opname van vakantie door andere werknemers zou

belemmeren.

c. Voor de toepassing van deze regeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen

werknemers die voltijds werken en werknemers die in deeltijd werken.


Artikel 12

SALARISSCHALEN 1. Per 1 december 2003 gelden de volgende salarisschalen:

Functiegroep Minimum per maand

Maximum per maand

Minimum per jaar

Maximum per jaar

1 € 1.270,00 € 1.814,25 € 15.240,00 € 21.771,00

2 € 1.368,42 € 1.952,67 € 16.421,00 € 23.432,00

3 € 1.486,25 € 2.227,33 € 17.835,00 € 26.728,00

4 € 1.634,92 € 2.377,00 € 19.619,00 € 28.524,00

5 € 1.840,92 € 2.630,17 € 22.091,00 € 31.562,00

6 € 2.096,17 € 2.994,08 € 25.154,00 € 35.929,00

7 € 2.398,50 € 3.424,58 € 28.782,00 € 41.095,00

8 € 2.757,25 € 3.939,08 € 33.087,00 € 47.269,00

9 € 3.186,75 € 4.540,75 € 38.241,00 € 54.489,00

10 € 3.701,33 € 5.262,42 € 44.416,00 € 63.149,00

11 € 4.309,17 € 6.123,42 € 51.710,00 € 73.481,00

2. De op 31 oktober 2005 geldende salarissen en de salarisschalen worden per 1

november 2005 structureel verhoogd met 1,25%. Vanaf 1 november 2005 gelden de

volgende salarisschalen:


Maximum per maand

Minimum per jaar

Maximum per jaar

1 € 1.285,88 € 1.836,93 € 15.431,00 € 22.044,00

2 € 1.385,53 € 1.977,08 € 16.627,00 € 23.725,00

3 € 1.504,83 € 2.255,17 € 18.058,00 € 27.063,00

4 € 1.655,36 € 2.406,71 € 19.865,00 € 28.881,00

5 € 1.863,93 € 2.663,05 € 22.368,00 € 31.957,00

6 € 2.122,37 € 3.031,51 € 25.469,00 € 36.379,00

7 € 2.428,48 € 3.467,39 € 29.142,00 € 41.609,00

8 € 2.791,72 € 3.988,32 € 33.501,00 € 47.860,00

9 € 3.226,58 € 4.597,51 € 38.720,00 € 55.171,00

10 € 3.747,60 € 5.328,20 € 44.972,00 € 63.939,00

11 € 4.363,03 € 6.199,96 € 52.357,00 € 74.400,00


Daarnaast ontvangen medewerkers die op 1 november 2005 in dienst zijn per die

datum een eenmalige uitkering van 1,5% van het op 31 oktober 2005 voor hen

geldende vaste jaarsalaris.

3. De op 31 mei 2006 geldende salarissen en de salarisschalen worden per 1 juni 2006

structureel verhoogd met 0.75%. Vanaf 1 juni 2006 gelden de volgende salarisschalen:


Maximum per maand

Minimum per jaar

Maximum per jaar

1 € 1.295,58 € 1.850,83 € 15.547,00 € 22.210,00

2 € 1.396,00 € 1.991,92 € 16.752,00 € 23.903,00

3 € 1.516,17 € 2.272,017 € 18.194,00 € 27.266,00

4 € 1.667,83 € 2.424,83 € 20.014,00 € 29.098,00

5 € 1.878,00 € 2.683,08 € 22.536,00 € 32.197,00

6 € 2.138,42 € 3.054,33 € 25.661,00 € 36.652,00

7 € 2.446,75 € 3.493,50 € 29.361,00 € 41.922,00

8 € 2.812,75 € 4.018,25 € 33.753,00 € 48.219,00

9 € 3.250,92 € 4.632,08 € 39.011,00 € 55.585,00

10 € 3.775,83 € 5.368,25 € 45.310,00 € 64.419,00

11 € 4.395,83 € 6.246,50 € 52.750,00 € 74.958,00

4. De op 30 november 2006 geldende salarissen en de salarisschalen worden per 1

december 2006 structureel verhoogd met 1%. Vanaf 1 december 2006 gelden de

volgende salarisschalen:


Maximum per maand

Minimum per jaar

Maximum per jaar

1 € 1.308,58 € 1.869,42 € 15.703,00 € 22.433,00

2 € 1.410,88 € 2.011,92 € 16.920,00 € 24.143,00

3 € 1.531,33 € 2.294,92 € 18.376,00 € 27.539,00

4 € 1.684,58 € 2.449,08 € 20.215,00 € 29.389,00

5 € 1.896,83 € 2.709,92 € 22.762,00 € 32.519,00

6 € 2.159,83 € 3.084,92 € 25.918,00 € 37.019,00

7 € 2.471,25 € 3.528,50 € 29.655,00 € 42.342,00

8 € 2.840,92 € 4.058,50 € 34.091,00 € 48.702,00

9 € 3.283,50 € 4.678,42 € 39.402,00 € 56.141,00

10 € 3.813,67 € 5.422,00 € 45.764,00 € 65.064,00

11 € 4.439,83 € 6.309,00 € 53.278,00 € 75.708,00


Artikel 13

TOEPASSING VAN DE SALARISSCHALEN

1. De functies worden beschreven volgens de Hay methode voor functie-evaluatie en -

profilering. De uitkomst van de functie-evaluatie bepaalt de zwaarte van de functie en

vervolgens de indeling in de salarisschalen.

2. Met de Ondernemingsraad is een beoordelingssysteem overeengekomen. Op basis van

de uitkomsten van de jaarlijkse beoordeling wordt de hoogte van de jaarlijkse

doorgroei conform lid 6 van dit artikel en de hoogte van de eenmalige

prestatiebeloning conform artikel 14 vastgesteld.

3. De werknemer ontvangt een salaris conform de bij zijn functie behorende salarisgroep.

Dit salaris is gelijk aan of ligt tussen het minimum- en het maximumbedrag van de

salarisgroep.

4. Indien een werknemer geen of onvoldoende ervaring heeft in de functie dan kan

inschaling plaatsvinden in een naastlagere functiegroep voor de duur van maximaal 12

maanden.

5. Jaarlijks per 1 januari wordt, voor werknemers die het maximum van de salarisgroep

nog niet hebben bereikt, beoordeeld of het salaris wordt aangepast. Werknemers die na

31 augustus in dienst zijn getreden, dan wel in een hogere functie zijn benoemd,

ontvangen per 1 januari daaropvolgend geen verhoging.

6. De salarisverhoging als bedoeld in lid 5 van dit artikel is afhankelijk van het

functioneren en wordt vastgesteld aan de hand van de criteria die in het kader van het

beoordelingssysteem zijn ontwikkeld. Op basis van de beoordeling wordt de doorgroei

als volgt vastgesteld:

• Niet gerealiseerd: 0%

• Grotendeels gerealiseerd: 2%

• Gerealiseerd: 3%


• Overtroffen: 4%

• Sterk overtroffen: 6%

7. In geval van promotie naar de eerstvolgende functiegroep zal het salaris met 3% van

het maximum van de oude functiegroep worden verhoogd.

Artikel 14

INDIVIDUELE PRESTATIEBELONINGSREGELING

Jaarlijks aan het einde van het jaar wordt beoordeeld in hoeverre werknemers de in het kader

van het beoordelingssysteem gemaakte afspraken zijn nagekomen. Deze beoordeling dient als

basis voor de toekenning van een eenmalige prestatiebeloning, die wordt uitbetaald in

december. De hoogte van de prestatiebeloning bedraagt 0%, 3% of 6% van het in het

betreffende kalenderjaar ontvangen salaris. Werknemers die in dienst zijn getreden na 31

augustus ontvangen geen prestatiebeloning.

Voor de vigerende tekst wordt verwezen naar de regeling beoordelingssysteem.

Artikel 15

WINSTDELING

Van de behaalde winst zal 10% gebruikt worden ten behoeve van een winstdelingsregeling. De

winstdelingsuitkering bedraagt nooit meer dan 3,75% van het jaarsalaris in het daarvoor

geldende boekjaar welke in de maand juni daaropvolgend, of zoveel eerder of later als de

jaarrekening is opgemaakt, wordt uitgekeerd mits de werknemer op het moment van uitkeren

nog in dienst is.

Artikel 16

VAKANTIETOESLAG

1. Het jaar waarover de vakantietoeslag wordt berekend, loopt van 1 januari tot en met

31 december.


2. Jaarlijks in de maand april ontvangt de werknemer een vakantietoeslag gelijk aan 8%

van het op 1 april voor hem geldende jaarsalaris.

3. De werknemer die slechts een deel van het vakantietoeslagjaar in dienst is, ontvangt

een vakantietoeslag naar evenredigheid.

4. Indien in een kalenderjaar het salaris wijzigt als gevolg van een verandering in het

overeengekomen aantal arbeidsuren, wordt de vakantietoeslag naar evenredigheid

vastgesteld.

Artikel 17

VAKANTIEREGELING

1. Het vakantiejaar is gelijk aan het kalenderjaar.

2. De werknemer die op 1 januari van enig jaar in dienst is, heeft in dat jaar recht op

vakantie met behoud van salaris op grond van onderstaand schema:

leeftijd functiegroep 1 tot en met 6 functiegroep 7 tot en met 11

16 t/m 39 jaar 200 uren 216 uren




Voor de bepaling van de leeftijd bedoeld onder lid 2, geldt de leeftijd die in de loop

van het betreffende kalenderjaar wordt bereikt.

3. Tijdens ziekte c.q. arbeidsongeschiktheid wordt gedurende maximaal een half jaar

recht op vakantie opgebouwd.

4. De werknemer, die ná 1 januari van het lopende vakantiejaar in dienst is getreden, of

die vóór het einde van het lopende vakantiejaar uit dienst is getreden, heeft in

afwijking van het in lid 2 bepaalde in het lopende vakantiejaar recht op een evenredig

deel van de in dit artikel geregelde vakantie.


5. Werknemers die in deeltijd werken hebben recht op vakantie naar rato.

6. De vakantie wordt tijdig vastgesteld in overleg tussen werknemer en werkgever.

7. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen zijn, na overleg met de

werknemer, het door hem vastgestelde tijdstip van de vakantie wijzigen. De werkgever

vergoedt de schade welke de werknemer als gevolg daarvan lijdt. Het vaststellen van de

nieuwe vakantie geschiedt in overleg met de werknemer.

8. De werknemer die behoort tot een erkende niet-christelijke religieuze gemeenschap,

kan op voor hem geldende religieuze feestdagen onbetaald verlof opnemen tot een

maximum van drie dagen per kalenderjaar.

Artikel 18

CAO À LA CARTE

De medewerker heeft de mogelijkheid om arbeidsvoorwaarden te ruilen. Het betreft de

volgende arbeidsvoorwaarden:

• 104 ATV uren

• de bovenwettelijke vakantiedagen

• de winstuitkering

• de individuele prestatiebeloning en

• de overwerkvergoeding

Deze kunnen worden geruild voor:

• geld

• pensioen

• kinder-/naschoolse-opvang

• opleiding

• vrije tijd

• spaarloon

• loopbaanonderbreking/sabbatical


• fiets (fietsregeling)

De inhoud van de regeling is opgenomen in de brochure ”CommPositie”.

Artikel 19

BUITENGEWOON VERLOF

1. Voor het deelnemen aan of bijwonen van de navolgende gebeurtenissen wordt

gedurende de daarbij vermelde tijd afwezigheid met behoud van betaling toegestaan

wanneer de medewerker daarbij anders niet aanwezig kan zijn:

a. bij overlijden van de partner of een inwonend kind zonder partner: twee

kalenderweken;

b. bij overlijden van (schoon)ouder(s) en een kind niet vallend onder sub a.: één dag

en bovendien voor bijwoning van de begrafenis/crematie een tweede dag. Indien

de werknemer is aangewezen de begrafenis/crematie te regelen: één dag of de tijd

die daar voor nodig is met een maximum van vijf dagen;

c. voor het bijwonen van vergaderingen van vakbonden, indien de werknemer deel

uitmaakt van besturende colleges of afgevaardigde van een onderdeel van die

vakorganisatie, echter tot een maximum van tien dagen per kalenderjaar

(eventueel in dagdelen op te nemen). Dit verlof wordt gegeven voor zover de

werkzaamheden dit toelaten;

d. voor het volgen van door of namens vakorganisaties georganiseerde cursussen,

indien dit mede naar de opvatting van de werkgever ook voor de onderneming

van direct belang is, zulks met een maximum van zes dagen per kalenderjaar

(eventueel in dagdelen op te nemen), voor zover de werkzaamheden dit toelaten

en mits het verlof tijdig is aangevraagd.

2. Waar in het bovenstaande sprake is van echtgeno(o)t(e) wordt daaronder tevens ver

staan relatiepartner.

3. Voor zover het bezoek aan huisarts, tandarts, verloskundige, specialist en

fysiotherapeut niet in eigen tijd kan geschieden en verschuiving van werktijd evenmin


mogelijk is, vindt tijdens de voor het bezoek noodzakelijk te besteden tijd doorbetaling

van het salaris plaats.

4. In voorkomende gevallen kan de werknemer verzoeken om doorbetaald

calamiteitenverlof. Het is ter beoordeling van de werkgever of sprake is van een

calamiteit, alsmede de duur van het daarvoor benodigde verlof.

Artikel 20

ZORGVERLOF

De werkgever zal in overleg met de Ondernemingsraad een regeling opstellen in het kader van

het opnemen van zorgverlof.

Artikel 21

KINDEROPVANG

De werkgever vindt het belangrijk dat iedereen kan toetreden tot de arbeidsmarkt. In dat kader

biedt de werkgever de werknemer een faciliteit in de vorm van financiering van kinderopvang.

1. De werkgever biedt de werknemer een faciliteit in de vorm van een bijdrage in de

kosten van kinderopvang.

In het kader van dit artikel wordt verstaan onder kinderopvang: het in georganiseerd

verband en tegen vergoeding verzorgen van kinderen van 0 jaar tot en met einde

basisschoolleeftijd, door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren

dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn.

2. De werkgever betaalt een bijdrage in de kosten van kinderopvang van maximaal 1/6e

deel van de kosten van kinderopvang. De werknemer komt alleen in aanmerking voor

een bijdrage in de kosten van kinderopvang voor de uren dat ouders/verzorgers

hiervoor niet beschikbaar zijn. Indien de partner van de werknemer behoort tot een

specifieke doelgroep op grond van de Wet kinderopvang komt de werknemer in

aanmerking voor een bijdrage in de kosten van kinderopvang voor de uren waarop de

werknemer zelf werkzaam is.


3. De bijdrage van de werkgever in de kosten van kinderopvang zal maximaal 0,5% van

de totale bruto loonsom (zijnde vaste jaarsalarissen + vakantietoeslag) in de

onderneming per 31 december van het voorgaande kalenderjaar bedragen.

4. De werkgever betaalt alleen een bijdrage indien de kinderopvang plaatsvindt in bij de

gemeente geregistreerde kindercentra of via bemiddeling van bij de gemeente

geregistreerde gastouderbureaus bij gastoudergezinnen.

Artikel 22

SPAARLOONREGELING

Er is een spaarloonregeling van kracht, waaraan werknemers kunnen deelnemen. Nadere

uitwerking van de regelingen geschiedt in overleg met de OR.

Artikel 23

ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN LOONDOORBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

A. Algemeen

Ingeval van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WULBZ/BW/ZW/WAO/WIA is

de werknemer, onverminderd de op hem krachtens voornoemde wetten rustende

verplichtingen, gehouden:

a. de werkgever terstond van de arbeidsongeschiktheid en zo mogelijk van de

vermoedelijke duur daarvan op de hoogte te stellen;

b. zo nodig geneeskundige hulp in te roepen;

c. na zijn herstel de werkgever terstond daarvan in kennis te stellen en de

werkzaamheden te hervatten.

De werknemer zal zich houden aan het in overleg met de Ondernemingsraad

opgestelde verzuimprotocol.

De wijzigingen in artikel 23 van deze CAO ten opzichte van de CAO met looptijd 1

juni 2003 tot en met 31 mei 2004 zijn van toepassing op werknemers die op of na 1


januari 2004 ziek zijn geworden.

Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor medewerkers die ziek zijn geworden voor

1 januari 2004 en op wie de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (en

onderliggende wet- en regelgeving) van toepassing is en blijft. Voor deze medewerkers

blijft het bepaalde in artikel 23 uit de CAO 2003-2004 van toepassing.

1 Eerste en tweede ziektejaar

1.1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte niet is staat is de bedongen arbeid te

verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Wet werk en

inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet verbetering poortwachter (Staatsblad

2001, 628) en de toekomstige aanpassingen daarop.

1.2. Onder ziekte wordt conform artikel 7:629 BW verstaan het als gevolg van lichamelijk

of geestelijk gebrek niet in staat zijn de bedongen arbeid te verrichten. Onder

bedongen arbeid wordt verstaan de overeengekomen arbeid gedurende de

overeengekomen arbeidsduur.

1.3. Werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis zijn werkzaamheden die door de zieke

werknemer worden verricht en die primair tot doel hebben om op den duur de

werknemer te reïntegreren. Door het werken op arbeidstherapeutische basis worden

de duurzaamheid en opbouw van de belastbaarheid van de zieke werknemer

onderzocht en bevorderd.

De ziekteperiode wordt niet onderbroken door het verrichten van werkzaamheden op

arbeidstherapeutische basis.

1.4.1. De werknemer, die wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten,

ontvangt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 7:629 BW, zolang het dienstverband

met de werkgever voortduurt:

a. gedurende het eerste jaar van de ziekte 100%

b. gedurende het tweede jaar van de ziekte 70%

van het brutosalaris.

1.4.2. Indien het UWV oordeelt dat de werkgever onvoldoende inspanningen heeft


verricht en op grond daarvan het tijdvak waarop de werknemer jegens de

werkgever recht heeft op loon, verlengt tot maximaal 156 weken, ontvangt de

werknemer gedurende de toegekende periode een aanvulling tot 70% van het

brutosalaris. Hetzelfde geldt indien werkgever en werknemer gezamenlijk een verzoek

hebben ingediend tot verlenging van de wachttijd. De aanvulling wordt

gestaakt zodra (en zolang) de werknemer (tijdelijk) zijn recht op loondoorbetaling

verliest. De aanvulling vervalt tevens op het moment dat het dienstverband wordt

beëindigd.

1.5.1. Indien de zieke werknemer werkzaamheden, niet zijnde op arbeidstherapeutische

basis, voor ten minste 50% van de bedongen arbeidsduur gaat verrichten of hervatten,

ontvangt de werknemer met ingang van de eerste dag van de werkhervatting, in

afwijking van het bepaalde in lid 1.4.1 sub b en zolang het dienstverband met de

werkgever voortduurt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 7:629 BW, gedurende

het tweede jaar van de ziekte 100% van het brutosalaris. Onder werkhervatting wordt

in dit verband ook omscholing verstaan.

1.5.2. Indien het UWV oordeelt dat de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht

en op grond daarvan het tijdvak waarop de werknemer jegens de werkgever recht heeft

op loon, verlengt tot maximaal 156 weken, ontvangt de werknemer gedurende de

toegekende periode een aanvulling tot 100% van het brutosalaris. Hetzelfde geldt

indien werkgever en werknemer gezamenlijk een verzoek hebben ingediend tot

verlenging van de wachttijd. De aanvulling wordt gestaakt zodra (en zolang) de

werknemer (tijdelijk) zijn recht op loondoorbetaling verliest. De aanvulling vervalt

tevens op het moment dat het dienstverband wordt beëindigd.

1.6.1. Indien de zieke werknemer werkzaamheden, niet zijnde op arbeidstherapeutische

basis, voor minder dan 50% van de bedongen arbeidsduur gaat verrichten of

hervatten, ontvangt de werknemer met ingang van de eerste dag van de

werkhervatting, in afwijking van het bepaalde in lid 1.4.1 sub b en zolang het

dienstverband met de werkgever voortduurt, in aanvulling op het bepaalde in artikel

7:629 BW gedurende het tweede jaar van de ziekte 85% van het brutosalaris. Onder

werkhervatting wordt in dit verband ook omscholing verstaan.


1.6.2. Indien het UWV oordeelt dat de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht

en op grond daarvan het tijdvak, waarop de werknemer jegens de werkgever recht

heeft op loon, verlengt tot maximaal 156 weken, ontvangt de werknemer gedurende de

toegekende periode een aanvulling tot 85% van het brutosalaris. Hetzelfde geldt indien

werkgever en werknemer gezamenlijk een verzoek hebben ingediend tot verlenging

van de wachttijd. De aanvulling wordt gestaakt zodra (en zolang) de werknemer

(tijdelijk) zijn recht op loondoorbetaling verliest. De aanvulling vervalt tevens op het

moment dat het dienstverband wordt beëindigd.

1.7. De werknemer die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is (flexibele keuring UWV)

ontvangt, in afwijking van het bepaalde in lid 1.4.1 sub b, in aanvulling op het bepaalde

in artikel 7:629 BW en zolang het dienstverband met de werkgever voortduurt,

gedurende de 1e tot en met de 24e maand van de ziekte 100% van het brutosalaris.

1.8. Na de loondoorbetalingsperiode als hiervoor beschreven, wordt het salaris van de

gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die werkzaamheden, niet zijnde op

arbeidstherapeutische basis, gaat verrichten, vastgesteld op basis van de inschaling van

de functie die de werknemer bij werkhervatting gaat uitoefenen en naar rato van het

aantal uren dat de werknemer deze werkzaamheden gaat verrichten. Hierbij wordt

uitgegaan van het aantal ervaringsjaren dat de werknemer in de (oude) schaal heeft

bereikt. Bij werkhervatting in de eigen functie blijft de daarbij behorende inschaling

gehandhaafd, waarbij het salaris behorende bij deze functie wordt vastgesteld naar rato

van het aantal uren dat de werknemer deze werkzaamheden gaat verrichten.

2.1. Voor de berekening van het brutosalaris zoals bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van het

vaste jaarsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag conform artikel 16. De

pensioenopbouw gedurende de periode van 104 weken vindt plaats over het

laatstverdiende loon, voorzover wettelijk en fiscaal toegestaan.

2.2. Op de in lid 1 genoemde aanvullingen worden de wettelijk voorgeschreven

inhoudingen toegepast.

3.1. Het bepaalde in lid 1 geschiedt onder voorwaarde dat de uitkering krachtens de

Ziektewet, WIA en/of WW wordt gecedeerd aan de werkgever.


3.2. De uitkeringen, respectievelijk aanvullende uitkeringen, bedoeld in lid 1, worden over

een overeenkomstig tijdvak met uitdrukkelijke terzijdestelling van artikel 7:629 BW

verminderd met het bedrag waarop door de werknemer krachtens een wettelijke

bepaling eventueel tegenover een derde aanspraak kan worden gemaakt ter zake van de

desbetreffende arbeidsongeschiktheid. De werknemer zal een voorschot op deze

schadeloosstelling ontvangen ter hoogte van de in de lid 1 bedoelde uitkeringen, indien

hij aan de werkgever alle rechten en aanspraken welke hij ter zake van de

arbeidsongeschiktheid krachtens enige wettelijke bepaling jegens derden kan doen

gelden, tot het bedrag van deze uitkering overdraagt.

4. Voortzetting van pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid vanaf het derde jaar

vindt plaats op basis van het werkelijk inkomen.

5. De aanvullingen genoemd in dit artikel worden stopgezet zodra de werknemer het

recht op doorbetaling of op een uitkering uit hoofde van arbeidsongeschiktheid

verliest.

6. Bij tussentijdse wettelijke wijzigingen betreffende ziekte en arbeidsongeschiktheid

zullen de wettelijke bepalingen onverkort worden toegepast.

Artikel 24

PENSIOENREGELING

1. De werkgever stelt in overleg met de Centrale Ondernemingsraad een nieuwe

pensioenregeling vast voor de werknemers van Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg.

Deze nieuwe pensioenregeling treedt per 1 januari 2006 in werking en vervangt vanaf

die datum de oude pensioenregeling.

2. Opgebouwde rechten

De in de oude pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief

opgebouwd pre- en overbruggingspensioen, worden voor ieder individu per

invoeringsdatum van de nieuwe pensioenregeling vastgesteld en premievrij gemaakt.


Deze premievrije rechten worden – voorzover de deelnemer nog in actieve dienst is -

welvaartsvast gehouden door ze jaarlijks aan de CAO-loonontwikkeling in de

verzekeringsbedrijfstak aan te passen. Op deze opgebouwde premievrije rechten zijn

de flexibele elementen van de nieuwe pensioenregeling ook van toepassing.

3. Overgangsregeling voor werknemers geboren voor 1 januari 1950

Voor werknemers die zijn geboren voor 1 januari 1950 blijven de oude

pensioenregeling en de destijds getroffen aanvullingsregelingen van toepassing, tot het

moment dat het dienstverband wordt beëindigd, doch uiterlijk tot en met 31 december

2014, met uitzondering van een aantal bepalingen die verband houden met

pensioen(opbouw) bij arbeidsongeschiktheid.

Deze uitzondering vloeit voort uit de wettelijke overgangsregeling voor deze categorie

deelnemers, welke als doel heeft werknemers die zich in de laatste jaren voor hun

pensionering bevinden niet onevenredig te treffen door de wettelijke maatregelen op

het gebied van VUT en prepensioen. Het doel van deze overgangsmaatregelen is er

voor te zorgen dat die werknemers die het verwachtingspatroon hebben om op een

vooraf vastgestelde leeftijd met vervroegd pensioen te gaan, gehandhaafd zal blijven.

4. Overgangsregeling voor werknemers geboren op 1 januari 1950 of later

Werknemers die zijn geboren op 1 januari 1950 of later en voor 1 januari 2003 reeds

deelnemer waren aan de destijds geldende pensioenregeling van (de rechtsvoorganger

van) werkgever, vielen onder de overgangsregelingen van de pensioenregeling. Deze

overgangsregelingen komen met de inwerkingtreding van de nieuwe pensioenregeling

per 1 januari 2006 voor deze groep werknemers te vervallen. Ter compensatie doet de

werkgever een in overleg met de centrale ondernemingsraad vast te stellen eenmalige

extra inkoop van pensioenrechten voor de werknemers die in aanmerking kwamen

voor deze overgangsregelingen.

Artikel 24A

EIGEN BIJDRAGE WERKNEMER PENSIOENPREMIE


1. De eigen bijdrage van de werknemer aan zijn pensioenpremie wordt berekend volgens

onderstaande criteria.

Eerst wordt de totale pensioenlast bepaald. Vervolgens wordt op basis daarvan de

werknemersbijdrage voor nieuwe medewerkers vastgesteld. Voor zittende

medewerkers wordt uit de totale pensioenlast afgeleid of en zo ja, welk percentage van

zijn pensioengrondslag de individuele werknemer bijdraagt.

2. Onder de omvang van de pensioenlast wordt verstaan de actuarieel berekende premie

die noodzakelijk is om de pensioentoezeggingen van Interpolis Mens & Werk

Bedrijfszorg NV en Interpolis Verzekeringen NV af te dekken. Bij berekening van de

pensioenlast wordt deze in geval van winstdeling resp. rentestandskorting op de

gebruikelijke wijze verlaagd. De actuariële premie wordt berekend exclusief eventuele

afvloeiingsregelingen en directieregelingen, maar inclusief alle andere lasten. Alle

budgetten die in het kader van de Flexibele Aanvullingsregeling (FAR) beschikbaar

worden gesteld aan de medewerker, alsmede de kosten in het kader van het

‘prepensioenhiaat 62-65’, worden meegenomen bij de bepaling van de pensioenlasten.

Deze actuarieel berekende collectieve premie wordt volgens algemeen aanvaarde

grondslagen per bedrijf vastgesteld door de certificerend actuaris. De werkgever geeft

jaarlijks informatie aan het vertegenwoordigend overleg over de berekening en de

hoogte van de pensioenlast en de werknemersbijdrage die daaruit voortvloeit.

3. Er zijn twee categorieën van werknemersbijdragen:

A. Werknemersbijdrage nieuwe medewerkers

De werknemersbijdrage is van toepassing voor medewerkers die met ingang van 1

december 2003 in dienst treden bij en deelnemer worden in de pensioenregeling van

Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV.

Wanneer de medewerker zonder onderbreking afkomstig is van Interpolis

Verzekeringen NV wordt de medewerker aangemerkt als een bestaande medewerker.

De werknemersbijdrage van nieuwe medewerkers bedraagt 1/3 van de totale

pensioenlasten van Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV en Interpolis

Verzekeringen NV als percentage van de totale pensioengrondslag van beide

werkgevers met een maximum van 6 2/3% van de pensioengrondslag. De bijdrage is

voor alle medewerkers uit deze groep een gelijk percentage van de pensioengrondslag.


B. Werknemersbijdrage medewerkers in dienst op 30 november 2003

Basisregeling

De werknemersbijdrage is gekoppeld aan de hoogte van de pensioenlasten van

Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV en Interpolis Verzekeringen NV. Als de

pensioenlasten minder bedragen dan 20% procent van de collectieve

pensioengrondslag van beide werkgevers wordt geen werknemersbijdrage ingehouden.

Boven 20% van de collectieve pensioengrondslag van beide werkgevers dragen

werkgevers en werknemers ieder 50% van het meerdere met een maximum voor

werknemers van 6 2/3% van de pensioengrondslag. De eigen bijdrage is voor alle

medewerkers uit deze groep een gelijk percentage van de pensioengrondslag.

Ingroeiregeling

Deze regeling voor medewerkers die op 30 november 2003 in dienst zijn van en

deelnemer blijven in de pensioenregeling bij Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV,

wordt geleidelijk ingevoerd met ingang van 1 december 2003.

De eigen bijdrage van deze werknemers is nooit meer dan 50% van de collectieve

salarisverhogingen vanaf 1 juni 2003. Dit leidt tot de volgende formule:

de groei van de eigen bijdrage = 50% x (CAO%-verhoging x totale salarissom van het

bedrijf) / totale pensioengrondslag van het bedrijf.

Artikel 24B

FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING

Naast het ouderdomspensioen hebben deelnemers recht op een Flexibele Aanvullingsregeling

(verder te noemen FAR) in de vorm van een individueel budget. In het kader van de FAR zal

jaarlijks een bijdrage worden toegekend in de vorm van een percentage van het jaarsalaris (in

dit kader wordt hieronder verstaan het vaste jaarsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag).

Dit percentage bedraagt (gemiddeld) 2,5% van het jaarsalaris en wordt beschikbaar gesteld als

een toeslag op het salaris die niet pensioengevend is en waarover geen vakantietoeslag of

andere toeslag worden verleend.

In overleg met de centrale ondernemingsraad maakt de werkgever afspraken over de

aanwending van het FAR-budget.


Aanvullend FAR-budget

In aanvulling op de nieuwe basispensioenregeling geldt voor werknemers die

• op 31 december 2005 in dienst zijn bij de werkgever en

• deel hebben genomen aan de tot 1 januari 2006 geldende pensioenregeling en

• op de datum van in werking treden van de nieuwe pensioenregeling in dienst zijn,

dat zij een aanvullend FAR-budget ontvangen. De hoogte van het aanvullende FAR-budget

wordt in overleg met de centrale ondernemingsraad vastgesteld.

Het aanvullende FAR-budget voldoet aan dezelfde voorwaarden als hiervoor is beschreven

onder het kopje ‘Flexibele aanvullingsregeling’. Dit aanvullende FAR-budget komt te vervallen

zodra een werknemer op of na 1 januari 2006 in dienst treedt bij een andere werkgever en

deelnemer wordt in de pensioenregeling van die werkgever.

Artikel 25

TEGEMOETKOMING ZIEKTEKOSTENVERZEKERING

1. De werkgever heeft voor werknemers, die niet verplicht verzekerd zijn ingevolge de

Ziekenfondswet, een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten, die tenminste de

kosten dekt van:

a. verpleging en behandeling in een ziekenhuis, derde klasse, een sanatorium en een

psychiatrische inrichting;

b. niet-klinische specialistische hulp;

c. kunst- en hulpmiddelen.

2. De werknemer, die deelneemt aan de in het vorige artikel genoemde collectieve

ziektekostenverzekering, ontvangt voor hem en zijn inwonende gezinsleden, voor

zover deze meeverzekerd zijn, van de werkgever een tegemoetkoming in de kosten. De

tegemoetkoming bedraagt een belaste vergoeding van 60% over de premie voor het

basispakket (klasse 3, zonder eigen risico) inclusief wettelijke opslag.

3. Met ingang van 1 januari 2006 vervallen de leden 1 en 2 van dit artikel en wordt de

Zorgverzekeringswet van kracht. De werkgever betaalt vanaf die datum het wettelijk

vastgestelde inkomensafhankelijke deel van de werknemersbijdrage. In overleg tussen


werkgever, vakorganisaties en medezeggenschap is de hoogte van de extra

werkgeversbijdrage vastgesteld die de werkgever met ingang van 1 januari 2006

verstrekt.

De nadere uitwerking van de regeling Zorgverzekering vindt plaats in overleg met de

medezeggenschap.

4. Als bijdrage voor de stijging van de ziektekosten zal de werkgever aan de werknemer

een bedrag uitkeren van € 170,= bruto. Dit bedrag zal in 17 maandelijkse termijnen

van € 10,= worden uitbetaald met ingang van 1 januari 2006.

5. Bij belangrijke wijzigingen in het stelsel van volksgezondheidsverzekeringen zullen

partijen opnieuw in overleg treden over dit artikel.

Artikel 26

OVERLIJDENSUITKERING

1. Ingeval van overlijden van de werknemer, wordt door de werkgever aan:

a. de echtgeno(o)t(e), van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leeft en bij

ontstentenis van deze aan

b. de relatiepartner en bij ontstentenis daarvan aan

c. diens minderjarige kinderen en bij ontstentenis van deze aan

d. diens meerderjarige kinderen, voor wie kinderbijslag wordt ontvangen;

een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten salaris over de periode vanaf

de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het

overlijden plaatsvond.

2. De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt in de maand volgend op die waarin het

overlijden plaatsvond, belastingen premievrij uitbetaald voor zover niet in strijd met

de geldende fiscale wetgeving.

3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 wordt verminderd met het bedrag der

uitkering terzake van overlijden dat krachtens de wettelijk voorgeschreven ziekte- of


arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet aan de personen

zoals genoemd in lid 1 toekomt.

Artikel 27

PROFESSIONEEL STATUUT

De werkgever zal zich in haar handelen gebonden achten aan het door de BOA vastgelegd

professioneel statuut voor de bedrijfsartsen.

Artikel 28

TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN

Wanneer een van de partijen op grond van belangrijke sociaal economische ontwikkelingen

daartoe redenen aanwezig acht zal overleg tussen partijen plaatsvinden omtrent een

tussentijdse wijziging van de CAO. De wederpartij is gehouden aan het overleg op dit punt

deel te nemen. Bij dit overleg zullen uitsluitend de bepalingen, waarop de genoemde wijziging

direct betrekking heeft, mogen worden betrokken.

Artikel 29

INWERKINGTREDING EN DUUR VAN DE OVEREENKOMST

Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 juni 2004 en loopt tot en met

31 mei 2007. Indien geen der partijen uiterlijk 3 maanden vóór het verstrijken van de looptijd

van de CAO aan de wederpartij schriftelijk te kennen heeft gegeven dat hij de CAO wenst te

wijzigen dan wel te beëindigen zal deze CAO geacht worden telkens voor 1 jaar te zijn

verlengd.


Bijlage 1

HARMONISATIEBEPALINGEN

In het kader van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden voor Interpolis Mens & Werk

Bedrijfszorg per 1 januari 2003 gelden de navolgende bepalingen.

Artikel A 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 12 geldt voor de medewerkers die op 31 december

2002 in dienst waren van Relan Arbo, Stigas Agrarisch Prevetief, Relan Werk of Beon Advies

een zogenaamde perspectiefgarantie. Deze perspectiefgarantie houdt in dat indien het

maximaal te bereiken eindsalaris van de functiegroep waarin men per 1 januari 2003 wordt

ingedeeld (de Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg salarisschaal) lager ligt dan het maximum

van de functiegroep (niet zijnde uitloopperiodiek A of B) vermeerderd met 5,33%, het als

maximaal te bereiken eindsalaris geldt het maximum van de ‘oude’ functiegroep vermeerderd

met 5,33%. Voor de medewerkers die in hun ‘oude’ functiegroep waren ingedeeld in

uitloopperiodiek A of B, geldt als maximaal te bereiken eindsalaris hun ‘oude’ salaris in uitloop

periodiek A of B vermeerderd met 5,33%.

Het maximum inclusief 5,33% wordt geïndexeerd met de structurele collectieve

loonsverhogingen.

Per 1 januari 2003 gelden de volgende bedragen:

Functiegroep waarin men per

31 december 2002 was ingedeeld (Relan Arbo, Stigas Agrarisch

Preventief en Relan Werk)

Maximumbedrag (niet zijnde

uitloopperiodiek A of B) (inclusief 5,33%)

1 € 1.722 2 € 1.883 3 € 2.173 4 € 2.319 5 € 2.489 6 € 2.845 7 € 3.220 8 € 3.585


9 € 3.997 10 € 4.391 11 € 4.860 12 € 5.387 13 € 5.936 14 € 6.485 21 € 6.155

Sinds 1 januari 2003 zijn de volgende structurele collectieve loonsverhogingen toegepast:

- per 1 december 2003: 2,5%

- per 1 november 2005: 1,25%

- per 1 juni 2006: 0,75%

- per 1 december 2006: 1 %

Artikel A 2

In afwijking van het bepaalde in artikel 13 lid 3 geldt de navolgende bepaling. De werknemer

ontvangt een salaris conform de bij zijn functie behorende salarisgroep. Dit salaris is gelijk aan

of ligt tussen het minimum- en het maximumbedrag van de salarisgroep, tenzij met toepassing

van de perspectiefgarantie zoals bepaald in artikel A 1, de perspectiefgarantie hoger is dan het

maximumbedrag van de schaal. In dat geval geldt de perspectiefgarantie als maximumbedrag.


Bijlage 2

PROTOCOL VAKBONDSFACILITEITEN

Algemeen

Ten behoeve van een doelmatige communicatie en het overleg van vakorganisaties, partij bij

de CAO Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg, met medewerkers die lid zijn van deze

vakorganisaties zijn onderstaande afspraken gemaakt. Het contact tussen directie en de

vakorganisaties zal blijven plaatsvinden via de bezoldigde bestuurders respectievelijk de

voorzitter van deze organisaties.

Faciliteiten

De toekenning van faciliteiten aan de vakorganisaties heeft betrekking op:

• Het ter beschikking stellen van publicatieborden voor het doen van mededelingen van

zakelijke en informatieve aard na voorafgaande toestemming van de Directie respectievelijk

de manager Personeel & Organisatie.

• Vergaderingen vinden in principe buiten werktijd respectievelijk na de bloktijden plaats. In

voorafgaand overleg met de directie kan hiervan worden afgeweken.

Bescherming van vertegenwoordigers van de vakorganisaties

Vertegenwoordiger van een vakorganisaties is een medewerker die een bestuurlijke functie

uitoefent in het kader van een vakorganisatie en als zodanig bij de directie schriftelijk is

aangemeld. Deze medewerkers zullen uit hoofde van hun werk ten behoeve van de

vakorganisatie binnen Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg niet in hun positie als werknemer

worden geschaad. In geval van vermeende schending van deze afspraak zal in het overleg

tussen bezoldigd bestuurder/voorzitter met de directie naar een oplossing worden gezocht.


Bijlage 3

PROTOCOLLEN 1. De werkgever zal in overleg met de Ondernemingsraad in het kader van de Wet REA

een beleid ontwikkelen, waarmee het mogelijk is om meer (gedeeltelijk)

arbeidsongeschikten in dienst te nemen.

2. De werkgever zal omtrent het onderwerp werkdruk de Vakorganisaties informeren

over het in overleg met de Ondernemingsraad eventueel noodzakelijke geachte

onderzoek hiernaar en eventuele maatregelen.

3. De vakbondsbijdrage is vastgesteld op een bedrag van € 30.000,-.

4. De vergoeding voor bedrijfshulpverleners is vastgesteld op € 137,- bruto per jaar.


Aldus overeengekomen,

Voor Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg NV: ----------------------------------------------- P. Wensveen Voor FNV Bondgenoten ----------------------------------------------- F. Polhout Voor De Unie: ----------------------------------------------- ---------------------------------------- J. Teuwen, voorzitter G.W.E. ter Welle, bestuurder Voor CNV Dienstenbond: ------------------------------------------------ Mw. I. Wiersinga

CAO INTERPOLIS MENS & WERK BEDRIJFSZORG N.V

Documents

Transcript of CAO INTERPOLIS MENS & WERK BEDRIJFSZORG N.V