CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn...

179
CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE ZWARTE MARKT? EEN ONDERZOEK NAAR DE ATTITUDE EN KENNIS VAN CANNABISGEBRUIKERS Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01304469) (Loots Astrid) Academiejaar 2016-2017 Promotor : Commissaris : Decorte Tom De Ruyver Brice

Transcript of CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn...

Page 1: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE ZWARTE

MARKT?

EEN ONDERZOEK NAAR DE ATTITUDE EN KENNIS VAN CANNABISGEBRUIKERS

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (01304469) (Loots Astrid)

Academiejaar 2016-2017 Promotor : Commissaris : Decorte Tom De Ruyver Brice

Page 2: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

II

CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE ZWARTE

MARKT?

EEN ONDERZOEK NAAR DE ATTITUDE EN KENNIS VAN CANNABISGEBRUIKERS

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (01304469) (Loots Astrid)

Academiejaar 2016-2017 Promotor : Commissaris : Decorte Tom De Ruyver Brice

Page 3: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

III

Page 4: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

IV

WOORD VOORAF Er is al veel inkt gevloeid over de regulering en legalisering van cannabis. Toch lijkt het dat

deze vaak hoog oplaaiende discussies een belangrijke stem vergeten. De stem van de

cannabisgebruiker zelf. De scriptie, die hier voor u ligt, wil hier verandering in brengen. We

willen met dit eerste verkennend kwantitatieve onderzoek ervoor zorgen dat cannabisgebruikers

een stem krijgen in het Cannabis Social Club-debat.

Deze scriptie is het eindresultaat van een jaar vol ontdekkingen, ervaringen, ontmoetingen en

toch ook wel wat tegenslagen. Ik wil dan ook hier de tijd nemen om de mensen te bedanken die

het afgelopen jaar met mij dit avontuur zijn aangegaan.

In de eerste plaats wil ik mijn promotor Tom Decorte bedanken. Niet alleen voor het aanreiken

en aftasten van dit boeiende onderwerp, maar ook voor het vertrouwen in mijn capaciteiten.

Bovendien wil ik hem nog eens extra in de verf zetten voor de vele feedbackmomenten

doorheen het onderzoek, zijn steun en motivatie. Verder wil ik Mafalda Pardal uitdrukkelijk

bedanken voor de begeleiding en ondersteuning inzake de literatuurstudie en het ontwikkelen

van de eigen vragenlijst. Hierbij grijp ik de kans om de personen te bedanken die mijn

vragenlijst meermaals getest en verbeterd hebben. Ook Frédérique Bawin moet hier vermeld

worden. Haar hulp tijdens de analyses en kennis over het statistisch verwerkingsprogramma

SPSS 24 waren onmisbaar. Kortom zonder de expertise en ervaring van bovenstaande personen

zou dit onderzoek nooit volledig geweest zijn.

Tot slot wil ik de mensen bedanken die eerder indirect bij dit avontuur betrokken waren. Het

gaat hier in de eerste plaats over Brandon Van de Perre. Zonder zijn creatieve skills waren de

flyers en de Facebook-pagina nooit zo aantrekkelijk geweest. Ook wil ik Céline Loots, Jens de

Wilde, Sien Vannimmen, Erika Loots en Bram VanderAerschot bedanken voor hun hevige

promotiecampagne en de leuke momenten on the road. Om af te sluiten wil ik graag mijn

thuisfront bedanken. Niet alleen voor hun steun, maar ook voor de ventilatieklep die zij waren

tijdens goede en minder goede ervaringen.

Ik wens u veel leesplezier.

Astrid Loots Gent, Juli 2017

Page 5: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

V

INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF ................................................................................................................. IV INLEIDING ............................................................................................................................... 1

1. Van inleiding tot probleemstelling ..................................................................................... 1

2. Theoretische en praktische relevantie ................................................................................ 3

3. Hoofd- en bijvragen inzake de probleemstelling ............................................................... 3

4. De keuze voor de onderzoekstechnieken ........................................................................... 5

5. Structuur ............................................................................................................................. 6

DEEL I: VERKENNENDE LITERATUURSTUDIE .......................................................... 8

Hoofdstuk I: Verschillende perspectieven, een ander verhaal ................................................... 8 1. Inleiding: The War on Drugs als uitzichtloze strijd ........................................................... 8

2. Cannabismodellen nader bekeken ...................................................................................... 8

2.1. Populaire mogelijkheden .......................................................................................... 10 2.2. Twee uitersten ........................................................................................................... 10 2.3. Tussenoplossingen .................................................................................................... 11

3. Conclusie .......................................................................................................................... 14

Hoofdstuk II: De positie van internationale en Europese verdragen ....................................... 15 1. Inleiding: De Europese en internationale context als uitganspunt ................................... 15

1.1. Internationale verdragen en ontwikkelingen ............................................................. 15 1.2. Europese verdragen en ontwikkelingen .................................................................... 16

2. Conclusie .......................................................................................................................... 21

Hoofdstuk III: De verschillende façades van Cannabis Social Clubs ..................................... 23 1. Inleiding ........................................................................................................................... 23

2. Spanje als bakermat van het Cannabis Social Club-model .............................................. 23

2.1. Het ontstaan van Cannabis Social Clubs .................................................................. 24 2.2. De opkomst van de eerste Cannabis Social Clubs .................................................... 26

3. De weg naar legalisering in Uruguay ............................................................................... 29

3.1. Een expliciete keuze in Uruguay .............................................................................. 29 3.2. Cannabis Law en vooropgestelde eisen .................................................................... 30

4. Flirten met de grenzen in België ...................................................................................... 33

4.1. De Belgische drugwetgeving .................................................................................... 33 4.2. Cannabis Social Clubs in België? ............................................................................. 36

5. De ruimere internationale context .................................................................................... 39

5.1. Andere Europese landen ........................................................................................... 39 5.2. Latijns-Amerika en Oceanië ..................................................................................... 42

6. Conclusie .......................................................................................................................... 43

Hoofdstuk IV: Cannabis Social Clubs: een theoretische afbakening ...................................... 45 1. Een inleiding .................................................................................................................... 45

Page 6: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VI

1.1. Wat is het Cannabis Social Club-model? .................................................................. 45 1.2. De kenmerken nader bekeken ................................................................................... 46

2. Conclusie .......................................................................................................................... 49

Hoofdstuk V: De publieke opinie en het drugsbeleid .............................................................. 50 1. Een inleiding tot attitudeonderzoek ................................................................................. 50

2. Het attitude-concept ......................................................................................................... 50

2.1. Theoretische afbakening van het attitudebegrip ....................................................... 51 2.2. Het belang van attitudes ............................................................................................ 52

3. Attitudes inzake het drugsbeleid ...................................................................................... 53

3.1. Attitudeonderzoek bij de algemene bevolking ......................................................... 53 3.2. Attitudeonderzoek bij drugsgebruikers ..................................................................... 55 3.3. Vergelijkend onderzoek ............................................................................................ 58

4. Verwachtingen binnen het eigen onderzoek .................................................................... 59

4.1. Algemene hypothesen ............................................................................................... 59 4.2. Specifieke hypothesen .............................................................................................. 60

5. Conclusie .......................................................................................................................... 62

DEEL II: EMPIRISCH LUIK .............................................................................................. 63 Hoofdstuk VI: Een online survey als uitgangspunt ................................................................. 63

1. Inleiding ........................................................................................................................... 63

2. Kiezen voor kwantitatief onderzoek ................................................................................ 63

3. Het pilot-onderzoek ......................................................................................................... 66

4. De vragenlijst ................................................................................................................... 68

5. De onderzoekspopulatie ................................................................................................... 70

6. De promotie ..................................................................................................................... 71

7. Ethische aspecten ............................................................................................................. 73

8. Data-analyse ..................................................................................................................... 74

9. Conclusie: krachtpunten en beperkingen van het onderzoek ........................................... 75

Hoofdstuk VII: Beschrijving van de resultaten ....................................................................... 78 1. Inleiding ........................................................................................................................... 78

2. Univariate beschrijving van de resultaten ........................................................................ 78

2.1. Socio-demografische gegevens ................................................................................. 78 2.2. Ervaringen met cannabis ........................................................................................... 83 2.3. Algemene opvattingen omtrent het cannabis- en drugsbeleid .................................. 86 2.4. Kennis en opinie inzake het Cannabis Social Club-concept ..................................... 90

3. Bivariate analyses .......................................................................................................... 100

3.1. Algemene hypothesen getest ................................................................................... 100 3.2. Specifieke hypothesen getest .................................................................................. 106

4. Conclusie ........................................................................................................................ 109

CONCLUSIE ......................................................................................................................... 111

Page 7: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VII

BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................... 117

BIJLAGEN ................................................................................................................................. I I. Vragenlijst - kennis en attitude omtrent Cannabis Social Clubs ........................................ II

II. De flyer .................................................................................................................... XXXIX

III: Informed Consent ........................................................................................................ XLI

Page 8: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VIII

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ARSEC Asociacion Ramon Santos de Estudios sobre el Cannabis

CSC Cannabis Social Club

CSCF Cannabis Social Clubs Français

DCE Discrete Choice Experiment Approach

EU Europese Unie

FAC the Federation of Cannabis Associations

GCCRC the Global Cannabis Cultivation Research Consortium

ICCQ The international cannabis cultivation questionnaire

IDRS Illicit Drug Reporting System Survey

IRCCA Instituto de Regulación y Control del Cannabis/Institute for the Regulation and Control of Cannabis

NDSHS National Drug Strategy Household Survey

SCND Single Convention on Narcotic Drugs

TUP Trekt Uw Plant

UKCSC United Kingdom Cannabis Social Clubs

VS Verenigde Staten

Page 9: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

IX

LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN

AFBEELDING 1: TWELVE SUPPLY ALTERNATIVES TO STATUS QUO PROHIBITION ..................... 9 TABEL 1: GESLACHT ................................................................................................................ 79 TABEL 2: HUISHOUDEN ............................................................................................................ 79 TABEL 3: GEBOORTELAND ....................................................................................................... 80 TABEL 4: PROVINCIES .............................................................................................................. 81 TABEL 5: OPLEIDINGEN ............................................................................................................ 82 TABEL 6: POLITIEKE VOORKEUR .............................................................................................. 83 TABEL 7: THC-WAARDE .......................................................................................................... 84 TABEL 8: CBD-WAARDE .......................................................................................................... 84 TABEL 9: BRONNEN .................................................................................................................. 86 TABEL 10: CANNABISTEELT ..................................................................................................... 87 TABEL 11: VERKOPEN VAN CANNABIS ..................................................................................... 88 TABEL 12: REGULERING VAN ANDERE DRUGS .......................................................................... 90 TABEL 13: KENT U HET CANNABIS SOCIAL CLUB-MODEL? ...................................................... 91 TABEL 14: WELKE CSC’S KENT U? .......................................................................................... 92 TABEL 15: MINIMUMLEEFTIJD CSC’S ...................................................................................... 94 TABEL 16: NATIONALITEIT CSC’S ........................................................................................... 95 TABEL 17: NATIONALE DATABANK .......................................................................................... 96 TABEL 18: BEPERKING HOEVEELHEID CANNABIS ...................................................................... 97 TABEL 19: AANTAL LEDEN IN EEN CSC ................................................................................... 98 TABEL 20: CSC'S EN RECLAME ................................................................................................. 99 TABEL 21: CONTROLE VAN EEN NATIONALE INSTANTIE ........................................................... 99 TABEL 22: POLITIEKE VOORKEUR X LEEFTIJD ......................................................................... 101 TABEL 23: LID WILLEN ZIJN X POPULAIRE PARTIJEN ............................................................... 102 TABEL 24: LID WILLEN ZIJN X LEEFTIJD .................................................................................. 102 TABEL 25: TOESTAAN VAN CSC X LEEFTIJD .......................................................................... 103 TABEL 26: TOESTAAN VAN CSC X GESLACHT ........................................................................ 104 TABEL 27: LID WILLEN ZIJN X GESLACHT ............................................................................... 105 TABEL 28: LID WILLEN ZIJN X POLYGEBRUIKERS ................................................................... 106 TABEL 29: REGISTREREN IN DATABANK X VERTROUWEN IN DE OVERHEID ............................ 107 TABEL 30: REGISTREREN IN DATABANK X VERTROUWEN IN JUSTITIE .................................... 108 TABEL 31: REGISTREREN IN DATABANK X VERTROUWEN IN POLITIE ...................................... 108

Page 10: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

1

INLEIDING

1. Van inleiding tot probleemstelling

War on Drugs:

1 the effort in the United States since the 1970s to combat illegal drug use by greatly

increasing penalties, enforcement, and incarceration for drug offenders. The War on Drugs

began in June 1971 when U.S. Pres. Richard Nixon declared drug abuse to be “public enemy

number one” and increased federal funding for drug-control agencies and drug-treatment

efforts. In 1973, the Drug Enforcement Agency was created out of the merger of the Office for

Drug Abuse Law Enforcement, the Bureau of Narcotics and Dangerous Drugs, and the Office

of Narcotics Intelligence to consolidate federal efforts to control drug abuse.

(Encyclopædia Britannica online, 2016)

Bovenstaande omschrijving geeft een eerste idee van hoe staten, en dan voornamelijk de VS,

omgingen met drugsgebruik in de brede betekenis van het woord. Drugsgebruik was een

fenomeen dat angst inboezemde en moest daarom zo snel mogelijk onderdrukt worden. Jaren

gingen voorbij waarin staten regeerden met ijzeren hand. Toch lijkt deze staalharde aanpak

vandaag zijn doelstellingen niet bereikt te hebben. Steeds vaker stellen onderzoekers en

regeringsleiders dat de oorlog niet gezorgd heeft voor meer controle en houvast, integendeel.

De oorlog heeft een moeilijk te bereiken marginaliteit gecreëerd, waar allerhande criminele

groeperingen elkaar bestrijden in hun zoektocht naar macht. Een bijkomend probleem dat

duidelijk maakt dat een productieve controle idealiter niet vertrekt vanuit de randen van de

samenleving, maar vanuit het hart van de samenleving (Global Commission on Drug Policy,

2011; Lopez, Marin, Sorum, & Mullet, 2016).

Hoewel nog veel overheden aan de slag gaan met de principes van the War on drugs, zijn andere

overheden vastberaden om de legalisering en regulering van (sommige) drugs door te voeren.

De meeste ontwikkelingen hieromtrent situeren zich rond cannabisgebruik en het

cannabisbeleid. Zo zijn er al ettelijke jaren hoog oplaaiende discussies tussen aanhangers van

prohibitie en legalisering van cannabis. Meer recent heeft een derde groep een nieuw standpunt

aan deze discussie toegevoegd. Er zijn de laatste jaren meer stemmen voor het installeren van

een tussenweg waar productie en bezit van cannabis tot op een zeker hoogte gedoogd worden

Page 11: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

2

(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven

geweest om deze derde weg te introduceren. Een interessant initiatief binnen deze middenweg

is het verhaal van de Cannabis Social Clubs (ook wel CSC’S).

CSC’S zijn non-profit organisaties die hun meerderjarige, geregistreerde leden op regelmatige

tijdstippen voorzien van cannabis. Ze hebben geen commerciële doeleinden, maar willen

cannabisgebruikers een alternatief bieden voor de illegale markt (Arana & Sanchez, 2011;

Barriuso, 2011; Kilmer, Kruithof, Pardal, Caulkins, & Rubin, 2013; Murkin, 2015; Room,

2013; Room, Fisher, Hall, Lenton, & Reuter, 2010; Transform, 2013). Deze cannabis clubs zijn

bottom-up ontstaan in Spanje en hebben soortgelijke ontwikkelingen in andere landen

gestimuleerd (Arana & Sanchez, 2011). Ook in België zijn er verschillende CSC’S gevestigd.

Ze zijn ontstaan vanuit een grijze zone in de wetgeving. Er is een soort gedoogbeleid omtrent

persoonlijk gebruik van cannabis. CSC’S gebruiken dit gedoogbeleid en oordelen dat het

collectief produceren van cannabis, volgens de regels van het persoonlijk gebruik (één plant of

drie gram per volwassen persoon), dan ook geen probleem mag zijn (Decorte, 2015). Hoewel

het Cannabis Social Club-model in België geen wettelijke verankering kent, zijn er steeds meer

onderzoekers die de voordelen van dergelijke modellen erkennen en mogelijke pistes

onderzoeken (Maerevoet, 2016).

De probleemstelling binnen deze masterproef situeert zich binnen de eventuele wettelijke

inbedding van het Cannabis Social Club-model in België. Het is niet de bedoeling om de

wettelijke mogelijkheden van dit model te toetsen of een studie te doen naar de verschijning,

werking en organisatie van CSC’S1. De focus in deze studie ligt op de cannabisgebruiker zelf.

Binnen deze focus treden er twee vragen op de voorgrond. Een eerste vraag is of

cannabisgebruikers bekend zijn met dit model. Als tweede element is het belangrijk om na te

gaan of cannabisgebruikers opteren voor dit model, in al zijn facetten, of ze eerder terugvallen

op de illegale markt. Het is hierbij belangrijk om vooral mensen te bereiken die nog geen lid

zijn van reeds bestaande CSC’S in België. Het is de bedoeling dit draagvlak te bestuderen

binnen de Vlaamse context (Brussel en Wallonië worden uitgesloten gezien de beperkte

tijdspanne van de masterproef). Het beoogde doel wordt nagestreefd door enerzijds inzicht te

verwerven in Cannabis Social Clubs zelf en anderzijds door te focussen op attitudeonderzoek

bij drugsgebruikers. Dit wordt gerealiseerd door een literatuuronderzoek over dit model en het

1 Een lopende studie van Mafalda Pardal richt zich reeds op dit onderwerp.

Page 12: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

3

organiseren en lanceren van een online survey (empirisch deel). Concreet willen wij via deze

masterproef een eerste aftasting bieden van mogelijke pro’s en contra’s van meerderjarige

cannabisgebruikers in verhouding tot het Cannabis Social Club-model.

2. Theoretische en praktische relevantie In deze masterproef vertrekken we vanuit een stevige theoretische basis. We willen een

duidelijke omschrijving geven van hoe Cannabis Social Clubs zijn ontstaan en wat ze de dag

van vandaag betekenen. Na deze inleidende delen is deze masterproef wel eerder

praktijkgericht. We willen via het formuleren van verwachtingen iets toevoegen aan de

beeldvorming en de kennis rond Cannabis Social Clubs. Op die manier dragen we via dit

onderzoek ook enige maatschappelijke relevantie met ons mee. Wanneer er beleidsbeslissingen

genomen worden vertrekken deze binnen onze democratische rechtstaat idealiter vanuit de

mening van de bevolking. Deze mening kunnen we alleen achterhalen door de bevolking actief

te betrekken bij het debat. Het is duidelijk dat wij, als onderzoekers, veel belang hechten aan

de stem van de cannabisgebruiker zelf. Om die reden werd de opinie van de cannabisgebruiker

inzake het CSC-debat het uitgangspunt binnen dit onderzoek. Het kan zijn dat uit hun stem

blijkt dat er absoluut geen aanhang is bij cannabisgebruikers omtrent het CSC-model. Er moet

dan stilgestaan worden bij de vraag of Cannabis Social Clubs wel een wenselijke

tussenoplossing zijn binnen de eigen Vlaamse context. Het omgekeerde kan natuurlijk ook. Dan

vormt dit onderzoek een bijkomend argument om CSC’S eventueel wettelijk te verankeren

binnen de Vlaamse context en zo cannabis onder controle van de overheid te brengen.

3. Hoofd- en bijvragen inzake de probleemstelling

De hoofdvraag (ook wel centrale vraag) in deze masterproef valt uiteen in twee delen (in

principe twee hoofdvragen). Enerzijds willen we weten of meerderjarige cannabisgebruikers

het Cannabis Social Club-concept kennen en of ze er reeds (directe of indirecte) ervaringen mee

gehad hebben. Anderzijds willen we te weten komen of cannabisgebruikers bereid zijn het

Cannabis Social Club-model te gebruiken als dit een inbedding zou vinden binnen onze

Belgische context. Concreet gaat het over een eerste stap in het ontrafelen van het draagvlak

omtrent dit model bij meerderjarige cannabisgebruikers. Deze twee hoofdvragen vallen elk

uiteen in een aantal deelvragen. De antwoorden op elk van deze deelvragen vormen dan een

hulp om de hoofdvragen adequaat te kunnen beantwoorden.

Page 13: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

4

De eerste hoofdvraag is: ‘Kennen meerderjarige Vlaamse cannabisgebruikers, die geen lid zijn

van een Cannabis Social club, het Cannabis Social Club-model?’ Om dit te kunnen

beantwoorden is het belangrijk dat de onderzoeker zelf een goed zicht heeft over de recente

ontwikkelingen in verband met dit model. Deze vraag valt daarom uiteen in volgende

deelvragen:

1. Binnen welke internationale stroming valt het Cannabis Social Club-model? Welke

perspectieven en overtuigingen zitten achter deze ideeën? Vanuit welke overtuiging zijn

dergelijke initiatieven ontstaan?

2. Passen deze perspectieven en ideeën binnen de internationale en Europese context? Wat

zeggen de verdragen en wetten? Kunnen Cannabis Social Clubs hier een inbedding

vinden?

3. Wat zijn Cannabis Social Clubs? Waar zijn ze ontstaan? Hoe zijn ze ontstaan? Wat zijn

de verschillende verschijningsvormen? Hoe zijn ze georganiseerd? Wat zijn hun

doelstellingen en kenmerken? Zijn er positieve of negatieve aspecten? Welke

weerstanden en verwachtingen worden mogelijks aangehaald? Kunnen de

verschijningsvormen in verschillende landen leiden tot een samenvattend theoretisch

kader? Wat zijn de elementen uit dit theoretisch kader?

4. Kennen meerderjarige cannabisgebruikers, die geen lid zijn van een Cannabis Social

Club, het Cannabis Social Club-model? Kennen ze het model? Hoe hebben ze dit model

leren kennen? Zijn ze zelf lid (geweest)? Hebben ze vrienden die lid zijn van dit model?

Hoe zouden ze zelf een Cannabis Social Club omschrijven?

Op basis van deze informatie kan een theoretisch kader omtrent Cannabis Social Clubs gevormd

worden. Met dit theoretisch kader in het achterhoofd worden de respondenten bevraagd via een

online survey. Hier kan hun ervaring en kennis met en omtrent dit model gemeten worden.

De tweede hoofdvraag is: ‘Zijn meerderjarige cannabisgebruikers, die geen lid zijn van een

Cannabis Social Club, bereid zich aan te sluiten bij Belgische Cannabis Social Clubs?’ Deze

vraag verwijst duidelijk naar attitudeonderzoek bij drugsgebruikers, om die reden valt deze

hoofdvraag uiteen in volgende deelvragen:

1. Wat zijn attitudes (theoretische achtergrond)? Hoe worden deze gevormd? Hoe kunnen

we deze bestuderen? Waarom is het bestuderen van de attitudes van drugsgebruikers

belangrijk?

Page 14: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

5

2. Welke attitudeonderzoeken zijn er al gedaan omtrent drugsgebruik en het drugsbeleid?

Zijn er verschillende soorten? Wat zijn hun belangrijkste bevindingen? Hoe werden ze

opgesteld? Hoe is de vragenlijst samengesteld?

3. Kunnen we op basis van eerder gevoerd onderzoek tot een aantal hypothesen komen

voor ons onderzoek? Welke respondenten met welke kenmerken zullen eerder geneigd

zijn om toe te treden tot een CSC? Welke respondenten met welke kenmerken zullen

eerder niet geneigd zijn om toe te treden tot een CSC? Wat zijn de hinderpalen? Wat

zijn de succesfactoren?

4. Hoe denken meerderjarige cannabisgebruikers, die geen lid zijn van een CSC, over het

gebruik van het Cannabis Social Club-model? Is er een draagvlak voor dit alternatief?

Wat zijn de eventuele struikelpunten?

Via deze vragen kan gepeild worden naar de attitudes van meerderjarige cannabisgebruikers.

We willen vooral weten onder welke omstandigheden ze al dan niet zouden willen toetreden

tot een Cannabis Social Club en of dit (deels) kan verklaard worden door algemene opvattingen,

consumptiepatronen van cannabis en socio-demografische gegevens.

4. De keuze voor de onderzoekstechnieken Zoals reeds aangehaald vertrekt deze masterproef vanuit een grondige literatuurstudie (in

principe bureauonderzoek). Grof geschetst gaat dit eerste deel in op twee aspecten. Enerzijds

het verhaal van de Cannabis Social Clubs (in alle facetten), en anderzijds het verhaal van

attitudeonderzoek bij de algemene populatie en/of bij drugsgebruikers. De kennis verzameld

tijdens deze eerste fase fungeert niet alleen als een algemeen theoretisch kader (om het

fenomeen te kunnen begrijpen), maar ook als onderzoeksoptiek (bril waarmee de onderzoeker

naar het onderzoek en naar de probleemstelling kijkt) voor de student.

Het tweede deel van deze masterproef is een eigen empirisch onderzoek. Concreet zullen

meerderjarige Vlaamse cannabisgebruikers bevraagd worden over hun kennis en attitude ten

opzichte van het Cannabis Social Club-model via een online survey. We willen zo veel mogelijk

gegevens verzamelen bij zoveel mogelijk verschillende mensen. We willen dus eerder focussen

op gegevens in de breedte (kwantitatief) in plaats van in de diepte (kwalitatief). Bovendien kan

men via een online survey sneller gegevens verzamelen dan via het afnemen van diepte-

interviews. Dit laatste is iets wat zeer belangrijk is, gezien de strakke tijdsindeling van deze

masterproef. Dit wil echter niet zeggen dat kwalitatief onderzoek ondergeschikt is. In een ideale

Page 15: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

6

situatie worden beide onderzoeksmethoden gecombineerd om op die manier een zicht te hebben

op alle aspecten van een fenomeen.

Deze masterproef is dus een combinatie van inductie en deductie. De resultaten van de online

survey (verzamelde data) worden getoetst aan de reeds bestaande bevindingen in opinie-

onderzoek bij de algemene bevolking of bij drugsgebruikers inzake het drugsbeleid. Aangezien

er nog geen onderzoek verricht is inzake attitude van cannabisgebruikers omtrent het Cannabis

Social Club-model in Vlaanderen vult deze masterproef een hiaat in het attitudeonderzoek.

Bovendien worden er nieuwe hypothesen geformuleerd vanuit de resultaten van de verzamelde

data om zo de kennis omtrent CSC’S in zijn geheel verder aan te vullen. Het is wel belangrijk

te bemerken dat deze masterproef slechts een eerste aanraking is met deze probleemstelling.

Dit wil dus zeggen dat er nood is aan meer doorgedreven en verregaand kwantitatief en

kwalitatief onderzoek om tot een totaalbeeld te komen.

5. Structuur

De verschillende perspectieven omtrent het drugsbeleid, net als the War on Drugs, vormen het

vertrekpunt voor deze masterproef. Concreet worden deze verschillende perspectieven

besproken volgens the Twelve Supply Alternatives to Status Quo Prohibition (DEEL I:

LITERATUURSTUDIE, Hoofdstuk I). Deze ideeën worden ondersteund door internationale,

Europese en Belgische verdragen en wetgeving inzake drugs (en cannabis) die evenals in deze

masterproef aan bod komen (DEEL I: LITERATUURSTUDIE, Hoofdstuk II). Verder wordt er

gekeken naar de verschillende verschijningsvormen en organisaties van CSC’S. Er is een

specifieke focus op Spanje, Uruguay en België. Nadien is er een korte uiteenzetting over de

verschijningsvormen in andere Europese en internationale landen (DEEL I:

LITERATUURSTUDIE, Hoofdstuk III). In een volgend hoofdstuk worden de bevindingen uit

deze verschillende onderzoeken met elkaar vergeleken op gelijkenissen, verschillen en

contextuele factoren. Deze vergelijken vormt dan de basis voor een eigen theoretische

afbakening van het Cannabis Social Club-fenomeen (DEEL I: LITERATUURSTUDIE,

Hoofdstuk IV). Nadien worden er verschillende attitudeonderzoeken omtrent drugsgebruik en

het drugsbeleid onder de loep genomen. Concreet zijn er twee grote stromingen. Langs de ene

kant zijn er onderzoeken die focussen op de publieke opinie van de hele bevolking aangaande

het drugsbeleid. Langs de andere kant zijn er ook onderzoeken die zich specifiek richten op de

attitude van drugsgebruikers aangaande het drugsbeleid. In deze masterproef wordt er vooral

Page 16: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

7

gekeken naar onderzoeken die zich richten op het achterhalen van de publieke opinie inzake

cannabisgebruik en het cannabisbeleid. Niet alleen worden de belangrijkste bevindingen

meegenomen, ook zal er stilgestaan worden bij het methodologische luik van deze studies. Op

die manier kan er inspiratie opgedaan worden voor het eigen empirisch onderzoek (DEEL I:

LITERATUURSTUDIE, Hoofdstuk V). Tot slot is er een laatste samenvattend deel binnen dit

hoofdstuk. De bedoeling was om op basis van de informatie verkregen uit reeds bestaande

attitudeonderzoeken een aantal hypothesen te formuleren. Het zijn deze hypothesen die dan

later vergeleken worden met de verkregen resultaten uit de eigen online survey (DEEL I:

LITERATUURSTUDIE, Hoofdstuk V). Het streefdoel van deze masterproef is om na te gaan

of meerderjarige cannabisgebruikers bekend zijn met het model en of ze bereid zijn om

Cannabis Social Clubs te omarmen en zo de illegale markt te verlaten. We poogden deze

informatie te verkrijgen via een internet-enquête. De opbouw van deze survey, alsook de

methodologische keuzes, sterktes en zwaktes worden uitgebreid besproken in het eerste

hoofdstuk van het empirische luik (DEEL II: EMPIRISCH LUIK: Hoofdstuk VI). Nadien

werden de verkregen resultaten geanalyseerd. De analyses waren voornamelijk beschrijvend

van aard. Bovendien werd er gezocht naar samenhang tussen bepaalde attitudes en

consumptiepatronen, ervaringen of socio-demografische gegevens. Hier moet rekening

gehouden worden met het feit dat de uiteindelijk bereikte doelgroep slechts een beperkt deel

uitmaakt van de gehele populatie cannabisgebruikers. De resultaten dienen dus met de nodige

voorzichtigheid benaderd te worden. In een laatste onderdeel van dit hoofdstuk werden de

verkregen resultaten kort vergeleken met de reeds geformuleerde hypothesen. Het doel is om

na te gaan in welk opzicht deze overeen komen en verschillen (DEEL II: EMPIRISCH LUIK,

Hoofdstuk VII). Het laatste deel behandelt de discussie om zo af te sluiten met een algemene

conclusie (CONCLUSIE).

Page 17: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

8

DEEL I: VERKENNENDE LITERATUURSTUDIE

Hoofdstuk I: Verschillende perspectieven, een ander verhaal 1. Inleiding: The War on Drugs als uitzichtloze strijd Drugsgebruik is een realiteit binnen onze hedendaagse samenleving. Jarenlang hebben

verschillende staten dit fenomeen proberen onderdrukken en werd er geregeerd met ijzeren

hand. Steeds meer onderzoekers en regeringsleiders stellen dat deze staalharde aanpak, de

zogenaamde War on Drugs, zijn doelstellingen niet bereikt heeft, integendeel. In een ideale

samenleving is drugsgebruik een gekend en zichtbaar fenomeen. Via the War on Drugs wordt

deze finaliteit echter niet bereikt. Door de aanhoudende criminalisering en marginalisering

verloren de overheden hun controle en namen allerhande criminele organisaties het stuur over.

Er ontstond rivaliteit en geweld tussen deze verschillende criminele groeperingen in hun

zoektocht naar macht. De overheden wilden deze escalatie zo snel mogelijk stoppen en

begonnen een eindeloze strijd. Vandaag worden de littekens van deze jarenlange oorlog steeds

meer zichtbaar en is het duidelijk dat middelengebruik alleen gecontroleerd en gereguleerd kan

worden wanneer het een zichtbaar fenomeen binnen de samenleving is (Global Commission on

Drug Policy, 2011; Lopez et al., 2016). Deze vaststelling geldt echter niet alleen voor

drugsgebruik in het algemeen, maar ook voor cannabisgebruik in het bijzonder. Hoewel het

steeds duidelijker wordt dat the War on Cannabis zijn beloften niet nakomt, ligt een volledige

legalisering en regulering van cannabisgebruik binnen de huidige moderne samenleving nog

steeds moeilijk. Toch valt het op dat verschillende staten reeds onderhevig geweest zijn aan

verschillende ontwikkelingen. In dit hoofdstuk willen we de lezer wegwijs maken in de sterk

uiteenlopende modellen waarmee cannabisgebruik, -productie en –verdeling benaderd kunnen

worden (Lopez et al., 2016).

2. Cannabismodellen nader bekeken De discussies inzake het cannabisbeleid hebben al ettelijke malen voor de nodige verdeeldheid

gezorgd. Concreet zijn er twee kampen met tegenstrijdige overtuigingen. Aan de ene zijde staan

de cannabisactivisten die pleiten voor een volledige legalisering van cannabis (principe van

vrije markt, zonder enige tussenkomst van de staat). Aan de andere zijde groeperen de

conservatieven die vasthouden aan een totaal verbod op cannabis (voorstanders van the War on

Drugs). Ondanks de focus op deze twee uiteinden zijn er de afgelopen jaren verschillende

tussenoplossingen ontstaan die focussen op de teelt en het recht om cannabis te verdelen. De

Page 18: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

9

discussie omtrent cannabis(gebruik) moet dus verschuiven van een focus op de twee uiteinden

naar het in acht nemen van alle mogelijke tussenoplossingen. Concreet zijn er twaalf modellen

die elk specifieke kenmerken hebben en verschillende nadrukken leggen. In de volgende figuur

worden de verschillende modellen voorgesteld van meer tot minder beperkingen inzake

cannabisteelt en verdeling (Caulkins et al., 2015).

Afbeelding 1: Twelve Supply Alternatives to Status Quo Prohibition (Caulkins et al., 2015)

In de volgende paragraaf worden de verschillende modellen besproken. We starten met de

meest gekende mogelijkheden in de VS (commonly discussed options) (2), nadien worden de

extremen besproken (extreme options) (2) om te eindigen met enkele tussenoplossingen

(middle-ground options) (8).

Page 19: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

10

2.1. Populaire mogelijkheden Binnen dit onderdeel worden er twee modellen besproken die vaak bediscussieerd geweest zijn

binnen de Amerikaanse context (Caulkins et al., 2015).

A. Verbod met verlaging van sancties (prohibit and decrease sanctions)

Aanhangers van deze strekking willen het verbod op cannabis behouden, maar vinden de strikte

repressie die hieraan gekoppeld is niet goed. In dat opzicht zullen ze dus de opgelegde straffen

proberen te beperken. België is ook onderhevig geweest aan soortgelijke ontwikkelingen. In

2005 bepaalde een Ministeriële Richtlijn dat onder bepaalde strikte omstandigheden het bezit

en gebruik van cannabis de laagste vervolgingsprioriteit krijgt (een vervolging is onder deze

omstandigheden dus vrijwel onwaarschijnlijk). Deze persoonlijke hoeveelheid cannabis mag

het maximum van drie gram of één cannabisplant per volwassene niet overschrijden2 (Caulkins

et al., 2015).

B. Standaard commercieel model (standard commercial model)

Cannabisteelt, -verdeling en –verkoop moet een onderdeel zijn van de competitieve private

markt zoals alle andere goederen (vergelijkbaar met alcohol en sigaretten). Hierbij moet er

voldaan worden aan de standaard regelgeving inzake economische, financiële en sociale

activiteiten. Verder zal de overheid bijkomende regelgeving moeten voorzien in lijn met de

specifieke kenmerken van het product om excessen te vermijden. Concreet zal de overheid

afspraken moeten maken over kwaliteitsgaranties, kwantiteitsquota, de minimumleeftijd,

reclame, promotie en dergelijke meer (Caulkins et al., 2015).

2.2. Twee uitersten Dit deel gaat in op de twee uiteinden van het continuüm3. Enerzijds is er de optie waar het

verbod behouden blijft en de repressie wordt opgedreven. Anderzijds is er de optie die

gelijkenissen vertoont met het principe van de vrije markt (Caulkins et al., 2015).

2 Infra: 3.3.1. De Belgische drugwetgeving. 3 De discussie zoals besproken in Supra: 1.2. Cannabismodellen nader bekeken.

Page 20: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

11

C. Verbod met verhoging van sancties (prohibit and increase sanctions)

Aanhangers van deze strekking zijn sterke voorstanders van een volledige prohibitie aangaande

cannabisteelt, -verdeling en –gebruik. Bovendien vinden ze de huidige repressie niet hard

genoeg en pleiten daarom voor strengere straffen. Concreet gaat het over het verhogen van de

boetes en het verlengen van gevangenisstraffen (Caulkins et al., 2015).

D. Vrije markt (repeal-only of state prohibition)

In deze optie worden alle wetten inzake cannabis opgeheven. Dit wil zeggen dat er bij

cannabisproductie en -handel enkel moet voldaan worden aan de standaard regelgeving inzake

economische, financiële en sociale activiteiten. Concreet zal er geen enkele tussenkomst zijn

van de staat en worden er ook geen bijkomende wetten opgelegd die interfereren met de

kenmerken van het product (Caulkins et al., 2015).

Een voorbeeld: voor personen met een minimumleeftijd van 21 jaar zal de teelt, de

productie, de verkoop, de levering, het bezit, het vervoer, … van cannabis voor

religieuze, medische, industriële, commerciële of persoonlijke redenen niet worden

verboden, vervolgd of maatschappelijk worden afgekeurd (Caulkins et al., 2015).

2.3. Tussenoplossingen Dit onderdeel gaat dieper in op acht verschillende tussenoplossingen.

E. Eigen kweek voor volwassenen (allow adults to grow their own)

De overtuiging achter deze strekking is dat meerderjarige cannabisgebruikers in staat zijn om

zelf thuis cannabis te kweken zonder dat dit zeer verregaande negatieve gevolgen heeft. Het is

hierbij belangrijk dat er duidelijke regels zijn over de hoeveelheid planten per volwassen

persoon en per woning. In Washington D.C. heeft de regering besloten dat elke volwassen

persoon maximum zes cannabisplanten (voor medicinaal gebruik) in zijn of haar bezit mag

hebben. Bovendien hebben ze het totaal aantal planten per woning beperkt tot twaalf. Het

nadeel is dat de controle op dergelijke initiatieven en mogelijke linken met de illegale markt

moeilijk is. Daartegenover staat dat je met het invoeren van deze initiatieven wel een alternatief

biedt voor de illegale markt (Caulkins et al., 2015).

Page 21: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

12

F. Collectieve productie (communal own-grow and distribution)

Het probleem met het vorige model is dat het vaak moeilijk is om de hoeveelheid cannabis die

je kweekt te beperken, in overeenstemming met de regelgeving. Dit probleem kan worden

opgevangen door het installeren van Cannabis Social Clubs. Dit houdt in dat meerderjarige

cannabisgebruikers collectief cannabis telen en verdelen onder de geregistreerde leden. Een

belangrijk gegeven hierbij is dat het gaat om non-profit organisaties. De eventuele winsten

moeten dus steeds geherinvesteerd worden in de club4 (Caulkins et al., 2015). Dit model heeft

reeds zijn inbedding gevonden binnen de Belgische context. Hoewel niet gereguleerd opereren

deze clubs binnen een grijze zone in de Belgische wetgeving. Ze stellen dat het gedoogbeleid

(lees: de laagste vervolgingsprioriteit) omtrent cannabisteelt en –bezit voor persoonlijk gebruik

ook op collectieve wijze kan geïnterpreteerd worden5 (Backer, Maebe, Legrand, Colman, &

Theunis, 2010; Caulkins et al., 2015; Decorte, 2014b, 2015). Verschillende Belgische

onderzoekers zien de opportuniteiten van dergelijk model en houden een pleidooi om Cannabis

Social Clubs wettelijk te reguleren (Redactie, 2016). Dit pleidooi in combinatie met de

toegenomen aandacht omtrent het model inspireerde ons om de volgende vragen te stellen.

Enerzijds willen we weten of meerderjarige cannabisgebruikers het Cannabis Social Club-

concept kennen en of ze er reeds (directe of indirecte) ervaringen mee hebben. Anderzijds

willen we te weten komen of cannabisgebruikers bereid zijn het model te gebruiken als dit een

inbedding zou vinden binnen de Belgische context.

G. Het Nederlandse model (Retail sales only - Dutch model)

Deze tussenoplossing gaat over het bekende Coffeeshop-model in Nederland. Het is een vaak

voorkomende misvatting dat Nederland cannabisteelt en -verkoop in zijn geheel gelegaliseerd

heeft. Het gaat veeleer over een de facto legalisering via een decriminalisering van de verkoop

van kleine hoeveelheden cannabis. Grof geschetst kunnen meerderjarige personen cannabis

kopen en gebruiken in coffeeshops zonder hiervoor vervolgd te worden. Deze shops mogen

geen alcohol of harddrugs verkopen en mogen geen cannabis aanbieden aan minderjarigen.

Bovendien zijn er nog een reeks andere criteria waaraan een shop moet voldoen vooraleer deze

effectief cannabis mag verkopen (deze criteria zijn zowel nationaal als lokaal bepaald). Dit

model heeft de afgelopen jaren ook wat druk ervaren door een toename in drugtoerisme en

druggerelateerde overlast (Caulkins et al., 2015).

4 Meer uitleg onder infra: Hoofdstuk IV: Cannabis Social Clubs: een theoretische afbakening. 5 Meer uitleg onder infra: 3.3.1. De Belgische drugwetgeving.

Page 22: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

13

H. Overheidsmonopolie (government operates the supply chain)

De strikte betekenis houdt in dat de overheid zelf in staat voor de productie en de verdeling van

cannabis (monopolie). In de brede betekenis zal de overheid de cannabis niet zelf produceren

(andere landen), maar wel zelf verdelen via shops die ze daarvoor oprichten of aanduiden

(partieel monopolie). In sommige gevallen kan dit er wel voor zorgen dat de overheid zijn eigen

federale wetgeving zal moeten schaden (Caulkins et al., 2015).

I. Publieke autoriteit (public authority)

Deze visie heeft grote gelijkenissen met de voorgaande strekking. In de vorige strekking werd

cannabis geproduceerd en verdeeld via de overheid. In dit model kan de overheid ervoor kiezen

een speciaal daarvoor gecreëerde overheidsinstantie op te richten. Op die manier is het niet de

overheid zelf, maar een overheidsinstantie die (eventueel) bepaalde wetten schendt. De

overheid kan dan zelf de leden kiezen en zal voorzien in een adequate regelgeving (Caulkins et

al., 2015).

J. Non-profit organisaties (non-profit organizations)

Sommige mensen oordelen dat het publiek belang verloren gaat als cannabis niet geproduceerd

en verdeeld wordt door de overheid of via de daarvoor opgerichte overheidsinstanties. Deze

kritiek kan opgevangen worden door cannabis te produceren en te verdelen via non-profit

organisaties. Daarnaast kan er bepaald worden dat deze organisaties moeten bestaan uit leden

gekozen door volksgezondheidsorganisaties. Op die manier wordt voorkomen dat ze alleen

denken aan commercieel profijt en wordt het publiek belang beschermd (Caulkins et al., 2015).

K. For-benefit organisaties (for-benefit companies)

Een andere mogelijkheid is om de productie en verdeling van cannabis te laten verlopen via

for-benefit organisaties. Op die manier wordt voorkomen dat cannabis verdeeld wordt door

organisaties die heimelijk focussen op het maken van winst. Verder zullen deze for-benefit

organisaties er ook voor zorgen dat er aandacht is voor het milieu en sociale (werk)condities

(Caulkins et al., 2015).

L. Licenties voor for-profit organisaties (very few monitored for-profit licensees)

Als al deze bovenstaande mogelijkheden niet haalbaar of wenselijk zijn, kan ervoor gekozen

worden een beperkt aantal for-profit organisaties een licentie te geven voor het produceren en

het verdelen van cannabis. Deze licentie kunnen ze verkrijgen als ze bepaalde criteria naleven

Page 23: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

14

en standaarden nastreven. Belangrijk is dat de overheid een soort van artificiële schaarste

creëert aangaande deze licenties. Op die manier hechten de bedrijven waarde aan deze licenties

en zullen ze meer geneigd zijn samen te werken met de regelgevers (gezien ze hun licentie niet

willen verliezen) (Caulkins et al., 2015).

3. Conclusie

Dit hoofdstuk suggereert dat the War on Drugs in het algemeen en the War on Cannabis in het

bijzonder een verloren strijd is. Hoewel deze oorlog jarenlang als enige oplossing naar voor

geschoven werd, zijn er nog tal van andere paden die een land kan bewandelen inzake het

cannabisbeleid. Concreet kunnen er drie groepen van oplossingen onderscheiden worden. De

eerste groep zijn de populaire mogelijkheden. Binnen deze groep werden er twee modellen naar

voor geschoven. Langs de ene kant verbod met verlaging van sancties en langs de andere kant

het standaard commercieel model. Daarnaast hadden we aandacht voor de twee uiteinden van

het continuüm. Enerzijds is er de optie waar het verbod behouden blijft en de repressie wordt

opgedreven (verbod met verhoging van sancties). Anderzijds is er de optie dat gelijkenissen

vertoont met het principe van de vrije markt (vrije markt). De laatste groep zijn de

tussenoplossingen (derde weg). Er werden er acht kort besproken: eigen kweek voor

volwassenen, collectieve productie, het Nederlandse model, overheidsmonopolie, publieke

autoriteit, non-profit organisaties, for-benefit organisaties en licenties voor for-profit

organisaties. Vooral collectieve productie werd in dit hoofdstuk als een belangrijke

tussenoplossing naar voor geschoven. Via dit model wordt de productie en het bezit van

cannabis tot op zeker hoogte en onder bepaalde omstandigheden toegelaten. Het is binnen deze

derde weg dat er mogelijkheden zijn voor het CSC-model.

Page 24: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

15

Hoofdstuk II: De positie van internationale en Europese verdragen

1. Inleiding: De Europese en internationale context als uitganspunt In het vorige hoofdstuk werden de verschillende cannabismodellen onder de loep genomen.

Tijdens deze uiteenzetting was er uitdrukkelijk meer aandacht voor het Cannabis Social Club-

model binnen de tussenoplossingen. Wanneer we Cannabis Social Clubs naar voor schuiven als

mogelijke derde weg, dienen we ook na te gaan of dergelijk model juridisch haalbaar is. In dit

hoofdstuk worden er verschillende internationale en Europese verdragen bestudeerd om de

context waarbinnen deze Cannabis Social Clubs fungeren beter te kunnen schetsen. In het eerste

deel gaan we in op internationale verdragen en ontwikkelingen. In het tweede deel focussen we

dan weer op de Europese verdragen en ontwikkelingen. Hierbij is er specifiek aandacht voor

Het Verdrag van Maastricht, Het Verdrag van Amsterdam, Het Verdrag van Nice en Het

verdrag van Lissabon.

1.1. Internationale verdragen en ontwikkelingen Op het internationale niveau wordt er vooral belang gehecht aan de verdragen van de Verenigde

Naties (WIV-ISP). Het belangrijkste verdrag is de Single Convention on Narcotic Drugs

(SCND) van 1961. Dit verdrag regelt expliciet de productie, handel, in- en uitvoer, het bezit en

het gebruik van verdovende middelen voor medische en wetenschappelijke doeleinden 6 .

Recreatief gebruik van illegale middelen, alsook cannabis, vond dus geen inbedding binnen

deze conventie (United Nations, 1961). De daaropvolgende jaren kreeg de internationale

context te maken met een enorme uitbreiding in aanbod en soorten drugs. Zo situeerde het

probleem zich vooral omtrent de handel en het gebruik van lysergzuurdiethylamide (ofwel lsd)

en amfetamines (WIV-ISP). Dit zijn psychotrope substanties en synthetische drugs die nog niet

waren opgenomen in de Single Convention. Om die reden werd er besloten om het basisverdrag

van 1961 uit te breiden met de Convention on Psychotropic Substances van 1971 (United

Nations, 1971). De drugsproblematiek heeft zich in die jaren verder ontwikkeld tot een

internationaal fenomeen. Dit heeft geleid tot het aannemen van de United Nations Convention

against illicit traffic in Narcotic Drugs and Psychotropic substances van 1988 (United Nations,

1988). Concreet wil dit zeggen dat alle landen, die dit verdrag ondertekend hebben, actief

inzitten op een betere samenwerking inzake de uitlevering en bestraffing van sluikhandel en

6 Dit verdrag deelt de verdovende middelen op in vier verschillende categorieën naar verslavingseigenschappen.

Page 25: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

16

sluikhandelaars van psychotrope stoffen en verdovende middelen. Belangrijk hierbij is dat er

actief wordt ingezet op het beperken van de vraag naar drugs en de financiële voordelen die

drughandelaars ervaren. Er wordt dan ook besloten dat de aankoop en het bezit van drugs (ook

cannabis), ook voor persoonlijk gebruik, als een strafbaar feit moet gedefinieerd worden

(Boekhout van Solinge, 2000; Gelders & Vander Laenen, 2007).

1.2. Europese verdragen en ontwikkelingen Op Europees niveau zijn er vier verdragen die een betekenis gehad hebben voor de

ontwikkeling van het drugs- en cannabisbeleid (WIV-ISP). Het Verdrag van Maastricht of Het

Verdrag betreffende de Europese Unie van 1992 vormde in de eerste plaats de Europese

gemeenschappen om tot de Europese Unie7. Voor deze eenmaking zagen de beleidsmakers de

drugsproblematiek niet echt als een volwaardig beleidsdomein op Europees niveau. Om die

reden waren de mogelijkheden en initiatieven omtrent de drugsproblematiek in die periode

eerder beperkt. Dit wil echter niet zeggen dat er geen initiatieven waren. Zo was er reeds in

1985 al een onderzoekscommissie naar drugsproblemen in de landen van de Gemeenschap,

ook wel de commissie-Stewart-Clark genaamd (dit was een initiatief van het Europees

Parlement) (Stewart-Clark, 1986). Deze commissie hield zich gedurende een jaar actief bezig

met verschillende aspecten van de drugsproblematiek. Op die manier kan gesteld worden dat

dit het eerste initiatief was op Europees niveau. Een sluitende visie omtrent de aanpak van deze

problematiek was er echter niet. Zo meenden de rechtse commissieleden dat drugs illegaal zijn

en dat een volledige prohibitie de enige logische oplossing is. De linkse leden, aan de andere

kant, willen vooral inzetten op schadebeperking. Ondanks deze tegenstrijdigheden kwam de

commissie wel tot de vaststelling dat een volledige legalisering van drugs niet wenselijk is,

gezien de overheid anders moet voorzien in de behoefte van diens onderdanen8. Opmerkelijk

is het onderscheid dat deze commissie reeds maakt op vlak van cannabisgebruik. Op basis van

het Nederlandse vrije model moedigen ze een minder strenge aanpak van deze drug aan (eerste

poging om tot regulering van cannabisgebruik te komen) gezien dit vrije model niet geleid heeft

tot een stijging in gebruik. Bovendien kan een eliminatie van de illegale context ervoor zorgen

dat cannabisgebruikers minder snel in contact komen met andere harddrugs (of beter illegale

drugs) 9 . Na afloop van deze commissie bekrachtigde de Raad het illegale karakter van

7 Verdrag van Maastricht van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie, Pb.C. 29 juli 1992, afl. 191. 8 De idee van overheidsmonopolie (supra: Hoofdstuk I: Verschillende perspectieven, een ander verhaal) wordt hier als niet wenselijk beschouwd. 9 Tim Boekhout van Solinge maakt in dit opzicht nog een onderscheid tussen cannabis als soft drug en andere harddrugs. Recentelijk is het wel zo dat er steeds meer THC-waarde aanwezig is in de verhandelde cannabis. In

Page 26: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

17

drugsgebruik, zoals vooropgesteld in de SCND van 1961 (United Nations, 1961). Het

onderscheidt dat de commissie maakt in verband met cannabisgebruik werd in dat opzicht nog

genegeerd (Boekhout van Solinge, 2000). In de daaropvolgende jaren volgden er nog

initiatieven, die achteraf gezien eerder beperkt waren in vergelijking met de veranderingen die

Het Verdrag van Maastricht, Het Verdrag van Amsterdam, Het verdrag van Nice en Het

Verdrag van Lissabon teweegbrachten.

Het Verdrag van Maastricht van 1992 10 (WIV-ISP) zorgde voor een eerste ingrijpende

verandering. Zo werd de driepijlerstructuur ingevoerd, om de beleidsdomeinen van de Europese

Unie op een logische wijze te ordenen. Vooral de geboorte van de eerste pijler is belangrijk

geweest in de ontwikkeling van het drugsbeleid op Europees niveau. De eerste pijler heeft

betrekking op de bevoegdheden van wat men voorheen de Europese Gemeenschappen noemde.

Het initiatiefrecht tot het indienen van voorstellen ligt bij de Europese Commissie, maar de

uiteindelijke beslissing ligt bij de Raad. In dat opzicht kent de eerste pijler een communautaire

samenwerking. Ook het domein inzake drugsproblematieken is toegevoegd aan deze eerste

pijler (Vermeulen & De Bondt, 2015). Concreet wil men het gebruik van drugs aanpakken in

het kader van de bezorgdheid om de volksgezondheid. Er is dus een beleid voor het

drugsprobleem als het betrekking heeft op uiteenlopende aspecten van volksgezondheid. Ook

via precursoren (de grondstof van synthetische drugs) en het witwassen van drugspraktijken is

er een link met de eerste pijler. Deze worden respectievelijk aangepakt binnen de Groep

Economische Vraagstukken en de Groep Financiën (Boekhout van Solinge, 2000).

De tweede pijler handelt over het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Deze

betrekt vooral de ministers van Defensie en de ministers van Buitenlandse Zaken. Dit

samenwerkingsverband verloopt intergouvernementeel. Samenspraak en unanimiteit tussen de

landen is hier dus noodzakelijk (Vermeulen & De Bondt, 2015). Een expliciete verwijzing in

deze pijler inzake drugs is er echter niet, de aanwezigheid van het thema is eerder subtiel van

aard. Deze tweede pijler houdt zich bezig met afgesloten en af te sluiten internationale

verdragen. Ook de verdragen van de Verenigde Naties inzake drugs vallen hieronder.

Aangezien alle leden van de Europese Unie op dat moment deze verdragen inzake drugs

ondertekent hebben, zijn deze deel gaan uitmaken van het zogenaamde acquis van de Europese

dat opzicht is het onderscheid tussen cannabis als soft drug en andere harddrugs vervaagt. Het is in het huidige licht beter om een opdeling te maken in soft en hard gebruik van drugs.10Verdrag van Maastricht van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie, Pb.C. 29 juli 1992, afl. 191.

Page 27: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

18

Unie (dus een zogenaamde rechtsbasis binnen EU). Concreet wil dit zeggen dat kandidaat-

lidstaten zich eerst akkoord moeten verklaren met deze verdragen vooraleer ze kunnen

toetreden tot de EU (lees: de verdragen ondertekenen). Verder wordt van deze landen verwacht

dat ze op een evenredige en vergelijkbare manier, als reeds bestaande EU-landen, de

drugsproblematiek aanpakken. Langs de andere kant neemt de Europese Unie deze aanpak

omtrent drugs ook mee als vereiste in alle samenwerkingsverbanden die ze afsluiten met derden

(steeds in verhouding en rekening houdend met mensenrechten) (Boekhout van Solinge, 2000).

De derde pijler handelt over de zaken justitie en binnenlandse zaken. Het is belangrijk te

benadrukken dat het initiatiefrecht uitsluitend bij de lidstaten ligt en dat elke staat zich kan

beroepen op het vetorecht. Concreet wil dit zeggen dat het gaat over een intergouvernementele

samenwerking. Dit houdt in dat geen enkele lidstaat kan verplicht worden rekening te houden

met een beslissing waar deze niet achter staat. Unanimiteit in beslissingen in dus noodzakelijk

(Vermeulen & De Bondt, 2015). Op vlak van illegale drugs liggen hier de repressieve gronden

van het drugsbeleid. Een belangrijke speler binnen dat gebied is de zogenaamde K4-groep (later

zal dit de artikel 36-groep worden). Deze was verantwoordelijk voor de coördinatie van

opdrachten binnen de derde pijler (Boekhout van Solinge, 2000).

Een tweede belangrijke overeenkomst betreft het Verdrag Van Amsterdam van 199711 dat het

Verdrag van Maastricht versterkt en verder uitbouwt (WIV-ISP). Een belangrijke wijziging aan

de eerste pijler (zoals omschreven in Het Verdrag van Maastricht) is dat het

volksgezondheidsthema wordt versterkt. Zo wordt er ruimte voorzien voor het ontwikkelen van

harm-reduction-strategieën 12 als onderdeel van preventie. Ook wordt bepaald dat het

tussenkomen van de EU gelinkt is aan het subsidiariteitbeginsel. Dit houdt in dat het Europees

beleid alleen maar een aanvulling is op het beleid dat elke lidstaat voor zichzelf uitstippelt. Om

die reden zijn de Europese initiatieven in die periode dan ook eerder beperkt. In de derde pijler

wordt er voorzien in meer mogelijkheden en initiatiefrecht van de Commissie (het initiatiefrecht

ligt dan niet langer alleen bij de lidstaten van de EU). Zo wordt het initiatiefrecht van de

Commissie voor het indienen van voorstellen uitgebreid van de eerste pijler naar de derde pijler

(Vermeulen & De Bondt, 2015). Verder wordt er ingezet op een doorgedreven politiële en

11 Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, Pb.C. 10 november 1997, afl. 340. 12 Dit zijn strategieën en programma’s die de schade ontstaan door het gebruik en de handel van illegale drugs zoveel mogelijk willen beperken.

Page 28: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

19

justitiële samenwerking. Zo wordt EUROJUST13 opgericht en wordt er verder gewerkt aan de

uitbouw van EUROPOL 14 (De Moor & Vermeulen, 2010). Bovendien werden er

gemeenschappelijke onderzoeksteams opgericht om tot een meer doorgedreven samenwerking

te komen op verschillende domeinen, waaronder ook de drugsproblematiek. Op die manier

situeert de belangrijkste wijziging zich binnen de derde pijler. Het is wel belangrijk op te

merken dat door het intergouvernementeel karakter van deze pijler, en de daarmee gepaard

gaande beperkingen inzake beslissingen en gevolgen, er een deel van de thema’s verplaatst

wordt van de derde naar de eerste pijler (Boekhout van Solinge, 2000). Verder wordt ook de

Horizontale Druggroep (HDG) opgericht, als vervanging voor het Europees Comité voor

Drugsbestrijding (CELAD) dat reeds bestond voor Het Verdrag van Maastricht (Boekhout van

Solinge, 2000). Deze instelling heeft een coördinerende werking op vlak van internationale

samenwerking van de lidstaten, het afstemmen van preventiemaatregelen, de gezondheidszorg,

het sociale beleid en het repressieve karakter inzake het drugsbeleid (Europese Commissie,

2010). Het is belangrijk te benadrukken dat de ontwikkelingen en aanpassingen binnen de

Europese Unie nog niet aan hun einde gekomen zijn.

De veranderingen inzake het drugsbeleid op het niveau van de EU zijn veel minder opvallend

in Het Verdrag van Nice (2001) 15 . Het gaat eerder om een verdere uitwerking van de

beslissingen genomen in Het Verdrag van Maastricht en Het Verdrag van Amsterdam. Er wordt

eindelijk ingezet op een multidisciplinaire en grensoverschrijdende aanpak binnen de eerste

pijler. Zo werd het Early Warning System16 (European Monitoring Centre for Drugs and Drug

Addiction, 2016a) herzien en aangepast om tot een efficiëntere toepassing te komen. Op het

niveau van de derde pijler is het opvallend dat er een steeds meer uitgesproken samenwerking

is ontstaan tussen EUROPOL en EUROJUST. Dit wijst op het ontstaan van een eerder

geïntegreerd drugsbeleid (Vermeulen & De Bondt, 2015).

13 Dit orgaan ondersteunt de gerechtelijke samenwerking tussen de verschillende lidstaten van de EU, voornamelijk op vlak van grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit. 14 Dit is een samenwerkingsverband van de politiediensten van de EU om zo te kunnen inzetten op een betere uitwisseling, analyse en coördinatie van informatie. Deze samenwerking is er vooral op gericht om grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken. 15 Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, Pb.C. 10 maart 2001, afl. 80, blz.1-87. 16 Wanneer er een nieuwe psychoactieve stof (illegale drug) ontdekt wordt, wordt alle informatie die een lidstaat heeft omtrent de karakteristieken, voorkomen, handel en dergelijke meer doorgestuurd naar EUROPOL in den Haag en EMCDDA in Lissabon. Na verder onderzoek kunnen ook andere landen met deze waarschuwing rekening houden en bijkomende zaken toevoegen.

Page 29: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

20

Het Verdrag van Lissabon, ook wel Hervormingsverdrag, kwam tot stand in 200717 . De

belangrijkste verandering is zonder twijfel het afschaffen van de driepijlerstructuur en de

gevolgen dat dit heeft inzake het drugsbeleid. Het grootste voordeel is dat er een einde komt

aan de opeenhoping van regels en de wirwar van rechtsinstrumenten. Zo was er een contrast

tussen het vlot communautair werken in de eerste pijler en de trage besluitvorming met

unanimiteit en vetorecht (intergouvernementeel) in de tweede en derde pijler (Vermeulen & De

Bondt, 2015). Door dit op eenzelfde niveau te brengen valt dit contrast weg en kunnen er

evenredige resultaten geboekt worden in alle aspecten van het drugsfenomeen. Zo stelt artikel

168 van Het Verdrag van Lissabon dat de EU zal optreden inzake volksgezondheid, preventie

van ziekte en aandoeningen en het wegnemen van gevaren voor de lichamelijke en geestelijke

gezondheid. Dit wordt gerealiseerd door actief in te zetten op de vraag- en aanbodzijde van het

drugsfenomeen. Verder wordt er in de EU-drugsstrategie 2005-2012 benadrukt dat coördinatie,

internationale samenwerking, informatie-uitwisseling, onderzoek en evaluatie de steunpunten

zijn van een goed drugsbeleid. Kortom er ontstaat een mogelijkheid voor de EU om met een

integraal en geïntegreerd beleid (de zogenaamde totaalaanpak) naar voor te komen en zo een

uniforme en meer gerichte aanpak van de drugsproblematiek te laten bloeien (DG Gezondheid

en Voedselveiligheid, 2016; Vander Laenen, Vandam, & Colman, 2010).

Ondanks al deze mogelijkheden is de EU er niet in geslaagd om cannabisproductie en –gebruik

op een gezamenlijke manier te controleren. De Europese landen hebben eigen accenten gelegd

en een eigen koers gevaren. Deze versnipperde aanpak zorgt voor de nodige onzekerheden,

maar creëert ook een opening voor de introductie van Cannabis Social Clubs. In 2014

benadrukte The European Drug Report dat de installatie van Cannabis Social Clubs in

tegenspraak is met de internationale en Europese conventies. Nu, twee jaar later, hebben zij hun

visie gewijzigd en nemen zij een meer humaan standpunt in dat rekening houdt met de

opportuniteiten van dergelijk model (European Monitoring Centre for Drugs and Drug

Addiction, 2014, 2016b).

17 Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Pb.C. 17 december 2007, afl. 306, blz.1-230.

Page 30: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

21

2. Conclusie In dit hoofdstuk hebben we verschillende verdragen en beleidsstukken besproken om het

internationale en Europese cannabis- en drugsbeleid beter te kunnen kaderen en toe te passen

op het Cannabis Social Club-model. Vooreerst focusten we op een aantal internationale

verdragen. Het basisprincipe hierbij is prohibitie. Dit houdt in dat zowel illegale drugs in het

algemeen als cannabis in het bijzonder strafbaar moeten gesteld worden. De besproken

verdragen inzake drugs zijn SCND van 1961, de Convention on Psychotropic Substances van

1971 en de United Nations Convention against illicit traffic in Narcotic Drugs and

Psychotropic substances van 1988.

Binnen Europa zijn er vier verdragen uitermate relevant voor de vormgeving van het Europese

drugs- en cannabisbeleid. Het Verdrag van Maastricht van 1992 vormde in de eerste plaats de

Europese gemeenschappen om tot de Europese Unie. Verder voegde dit verdrag een

driepijlerstructuur in. Vooral de geboorte van de eerste pijler is belangrijk geweest in de

ontwikkeling van het drugsbeleid op Europees niveau. Concreet willen de beleidsmakers de

drugsproblematiek aanpakken door een bezorgdheid om de volksgezondheid. Er is dus een

beleid voor de drugsproblematiek als het betrekking heeft op uiteenlopende aspecten van

volksgezondheid. Ook via precursoren en het witwassen van drugspraktijken is er een link met

de eerste pijler. De tweede pijler houdt zich bezig met afgesloten en af te sluiten internationale

verdragen, ook de verdragen van de Verenigde Naties inzake drugs vallen hieronder. De derde

pijler handelt over de zaken justitie en binnenlandse zaken. Op vlak van illegale drugs liggen

hier de repressieve gronden van het drugsbeleid. Een tweede belangrijke overeenkomst betreft

het Verdrag Van Amsterdam van 1997. Dit verdrag voerde een belangrijke wijziging aan de

eerste pijler door. Op die manier werd het volksgezondheidsthema versterkt. Daarnaast werden

er gemeenschappelijke onderzoeksteams opgericht om tot een meer doorgedreven

samenwerking te komen op verschillende domeinen, waaronder ook de drugsproblematiek. Op

die manier situeert de belangrijkste wijziging na Het Verdrag van Amsterdam zich binnen de

derde pijler. Het Verdrag van Nice zet specifiek in op een multidisciplinaire en

grensoverschrijdende aanpak binnen de eerste pijler. Op het niveau van de derde pijler werd er

ingezet op een meer doorgedreven samenwerking tussen EUROJUST en EUROPOL. Dit wijst

op het ontstaan van een integraal en geïntegreerd drugsbeleid. Tot slot werd er stilgestaan bij

Het Verdrag van Lissabon, of het Hervormingsverdrag. De belangrijkste verandering is het

afschaffen van de driepijlerstructuur. Hiermee verdwijnt de opeenhoping van regels en

Page 31: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

22

rechtsinstrumenten. Dit leidt tot de opportuniteit om een integraal en geïntegreerd drugs- en

cannabisbeleid uit te werken binnen de EU.

Reeds in een vroeg stadium waren er ideeën om cannabisgebruik te onderscheiden van een meer

algemeen drugsgebruik. Zo moedigde de commissie Stewart-Clarck van 1985 een mindere

repressieve aanpak van cannabisgebruik aan. Ondanks dit statement bekrachtigden de Europese

verdragen het illegale karakter van drugs- en cannabisgebruik, zoals vooropgesteld in de SCND

van 1961. In de daaropvolgende jaren werd dit repressieve drugsbeleid verder uitgebouwd en

versterkt. Ondanks verschillende afstemmings- en samenwerkingsmogelijkheden is de EU er

niet in geslaagd om cannabisproductie en –gebruik op een gezamenlijke manier te controleren.

De Europese landen hebben eigen accenten gelegd en een eigen koers gevaren. Deze

versnipperde aanpak zorgt voor de nodige onzekerheden, maar creëert ook een opening voor

de introductie van Cannabis Social Clubs. In 2014 benadrukte The European Drug Report nog

dat de opkomst van deze clubs in strijd is met de Europese en internationale verdragen. Twee

jaar later hebben ze hun standpunt herzien en kiezen ze voor een eerder humane positie.

Page 32: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

23

Hoofdstuk III: De verschillende façades van Cannabis Social Clubs

1. Inleiding Aanhangers van collectieve productie18 reiken Cannabis Social Clubs aan als de derde weg

tussen volledige legalisering en volledige prohibitie van cannabis. Hoewel de Europese en

internationale verdragen vooral gericht zijn op een volledige prohibitie, zijn ze er niet in

geslaagd om tot een gezamenlijke controle van de cannabisproblematiek te komen. Integendeel,

door het leggen van eigen accenten en het benadrukken van eigen ideeën zijn verschillende

landen een eigen koers gaan varen. Deze versnipperde aanpak zorgt voor de nodige

onzekerheden, maar creëert ook een opening voor de introductie van Cannabis Social Clubs.

Deze clubs kennen verschillende verschijningsvormen aangepast aan de context van het

desbetreffende land. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van

Cannabis Social Clubs in deze verschillende landen. Eerst is er uitgebreid aandacht voor de

situatie in Spanje, gezien dit de bakermat is van het Cannabis Social Club-model. Nadien gaan

we in op de situatie in Uruguay, omdat dit tot op heden het enige land is dat het gebruik van

Cannabis Social Clubs gelegaliseerd en gereguleerd heeft. Vervolgens staan we stil bij de

Belgische context, gezien dit het ruimtelijk domein van deze masterproef omvat. Tot slot

worden er voor de volledigheid nog enkele verschijningsvormen uit andere internationale

landen aangehaald.

2. Spanje als bakermat van het Cannabis Social Club-model In dit onderdeel beschrijven we de eerste ontwikkelingen van het Cannabis Social Club-model.

Het eerste deel focust op de voedingsbodem dat aan de grondslag ligt van dit model. Eerst staan

we uitgebreid stil bij de introductie van recreatief cannabisgebruik in Spanje en de verspreiding

over het Spaanse vasteland. Verder hebben we aandacht voor de verenigingen die een eerste

aanzet gegeven hebben tot het ontstaan van CSC’S. In het tweede onderdeel gaan we specifiek

in op de geboorte, inbedding en de verdere ontwikkeling van dit model in Spanje.

18 Supra: Hoofdstuk I: Verschillende perspectieven, een ander verhaal.

Page 33: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

24

2.1. Het ontstaan van Cannabis Social Clubs Het is pas in de late 19e eeuw dat recreatief gebruik van cannabis op de voorgrond treedt in

Spanje. Voorheen had cannabis voornamelijk een therapeutische rol te spelen. Deze toch wel

opmerkelijke switch in gebruik is voornamelijk het gevolg van de bezetting die Spanje

uitoefende over Marokko (de Frans-Spaanse bezetting) gedurende de periode van 1912 tot 1956

(ook wel The Protectorate). Het is in die periode dat het voormalige Spaanse bezettingsleger in

contact kwam met cannabis als genotsmiddel (Arana & Sanchez, 2011). In de daaropvolgende

periode is het gebruik van cannabis onder het Spaanse leger zo wijdverspreid dat de dictator,

Fransisco Franco, zelf een deel van zijn leger (Berder soldaten tijdens de Spaanse burgeroorlog)

betaalt met cannabis (op dat moment spreken ze van Kif) (Rubin, 1975). Het is tijdens diezelfde

periode dat het recreatief gebruik zich stapsgewijs via het Spaanse leger over de eerste steden

van Spanje verspreidt. Aanvankelijk betrof dit voornamelijk verdoken gebruik, maar

uiteindelijk resulteerde dit in een wijdverspreid gegeven onder de ‘Rock Culture’ in de Spaanse

gemeenschap. De toenemende populariteit van het product zorgde voor een forse prijsstijging.

Verder kwamen er steeds meer stemmen op de voorgrond die zich vragen stelde bij de kwaliteit

van de verhandelde cannabis. Bovendien was er onder het publiek vooral een grote vraag naar

marihuana (gedroogde en verkruimelde bloemtoppen), terwijl de mark vooral met hasj

(geperste of geknede harskorrels) liep te pronken. Daarnaast hadden sommige

cannabisgebruikers er plezier in hun groene vingers in de verf te zetten. Deze groep van mensen

beleeft specifiek genot aan het zelf bijdragen aan alle stappen van het productieproces. Tot slot

waren er een aantal risico’s verbonden aan het transporten van cannabis over de landsgrenzen

heen. De combinatie van voorgaande factoren heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat steeds meer

cannabisgebruikers ervoor kozen hun cannabis zelf te telen. De allereerste plantages werden

door de politie gevonden in Barcelona en na verloop van tijd doken deze over heel het Spaanse

vasteland op (Arana & Sanchez, 2011).

Na de opkomst van dergelijke plantages werden de gebruikers ervan geconfronteerd met enkele

onduidelijkheden omtrent de legaliteit. Zo werd in 1961 de SCND door de Verenigde Naties

ondertekent en later door Spanje geratificeerd. In principe houdt dit verdrag in dat het bezit van

middelen (ook cannabis) alleen kan worden toegestaan als het verband houdt met

wetenschappelijke of medisch vooropgestelde doeleinden19. Recreatief gebruik van cannabis

19 Supra: 1.1. Internationale verdragen en ontwikkelingen (Hoofdstuk II: De positie van internationale en Europese verdragen).

Page 34: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

25

vond dus geen inbedding onder dit verdrag (United Nations, 1961). Toch was er een keerzijde

gezien het verdrag enkel vooropstelde dat illegale middelen in beslag moesten genomen

worden. Over het opleggen van verdere sancties aan de houders van dergelijke middelen

werden er geen duidelijke richtlijnen naar voor geschoven (hoewel het verdrag wel de

strafrechtelijke aanpak benadrukte), gezien men de soevereiniteit en het nationaal (straf)recht

van de deelnemende landen wou respecteren. Dit resulteerde in een soort informele

decriminalisering van het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik en het telen op kleine

schaal in Spanje (laagste vervolgingsprioriteit) (Barriuso, 2011; Murkin, 2015). Toch waren er

een reeks inconsistenties aan dit beleid dat ervoor zorgden dat de onzekerheden toenamen. Zo

was er in de daaropvolgende jaren een stijging op te merken in het aantal cannabistelers, met

plantages voor persoonlijk gebruik, die alsnog vervolgd werden voor een misdrijf tegen de

volksgezondheid (Arana & Sanchez, 2011).

Het is deze onzekerheid die ervoor gezorgd heeft dat er verschillende stemmen op de voorgrond

zijn getreden. Een van de bekendste verenigingen is ongetwijfeld Asociacion Ramon Santos de

Estudios sobre el Cannabis (verder ARSEC), dat in 1993 in Barcelona geboren is. Ze zetten

actief in op het zoeken naar volledig legale oplossingen voor het produceren van cannabis voor

persoonlijk gebruik. Op die manier willen ze voor eens en altijd komaf maken met de

rechtsonzekerheid die in het land leeft. Ze gingen hier zeer ver in en richtte een collectieve

cannabisplantage op (Kilmer et al., 2013). Op dat moment kwam deze stap te vroeg in de

ontwikkeling van het Cannabis Social Club-model, en leidde dan ook tot de vervolging van

ARSEC en het (voorlopig) afkeuren van de regering inzake dergelijke initiatieven. Toch was

de strijdbijl nog niet begraven. In de daaropvolgende jaren zagen verschillende andere

alternatieven het daglicht (AMEC, SECA, …). Een interessant gegeven is de oprichting van

een tijdschrift genaamd Cáñamo. Het baanbrekende aan dit tijdschrift was dat het debat,

omtrent de (de)criminalisering van cannabis voor persoonlijk gebruik en collectieve

cannabisproductie, een prominente plaats in de media kreeg. Verder zal de oprichting van het

internetforum: Cannabiscafe (2001) een boost zijn voor de samenwerking tussen verschillende

verenigingen (Arana & Sanchez, 2011). Een baanbrekende vereniging in dat opzicht is

Pannagh (onderdeel van oorspronkelijke vereniging: Kalamudia). Ettelijke jaren na ARSEC

kwamen ze naar voor met een eigen collectieve cannabisplantage. Dit gegeven is op zich niets

nieuw, maar het gevolg dat eraan gegeven wordt wel. Na inval van de politie werd de volledige

plantage in beslag genomen. Ondanks dit gegeven trok Pannagh alsnog naar de Europese

Commissie en stelde een parlementaire vraag aangaande de collectieve cannabisplantages en

Page 35: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

26

hun link met het gedoogbeleid. Een rechter van de Europese Commissie oordeelde verrassend

dat er in deze zaak geen misdrijf had plaatsgevonden. Deze uitspraak was baanbrekend en de

uitkomst waar al deze verenigingen jarenlang naar gestreefd hadden (Arana & Sanchez, 2011;

Barriuso, 2011).

2.2. De opkomst van de eerste Cannabis Social Clubs In de volgende jaren (na 2001) ontstond er als het ware een wildgroei van initiatieven omtrent

het collectief kweken van cannabis voor persoonlijk gebruik. Het nieuwe element in het verhaal

is dat deze clubs bereid waren zich te associëren met een overkoepelende vereniging. In eerste

instantie gaat het over the State Coalition for the Normalization of Cannabis. Hoewel succesvol

in het samenbrengen van cannabisactivisten, werd deze overkoepelende vereniging reeds in

2003 vervangen door the Federation of Cannabis Associations (kortweg FAC). Deze

overkoepelende vereniging bracht in die periode ongeveer 16 verschillende clubs samen en

zorgde ervoor dat ze op gelijke golflengte zaten (Arana & Sanchez, 2011; Barriuso, 2011;

Decorte, 2013). Dit laatste was noodzakelijk omwille van de aanhoudende onzekerheid en

tegenstrijdigheden omtrent hun bestaan. De invloed van dergelijke verenigingen moet wel

enigszins gerelativeerd worden aangezien een groot aantal clubs zich niet wilden aansluiten bij

dergelijke initiatieven.

Het probleem van onzekerheid en twijfel komt voort uit de organisatie en verdeling van

bevoegdheden op het Spaanse vaste land. Op nationaal niveau stelt Spanje dat persoonlijk en

privaat drugsgebruik niet relevant is binnen het crimineel systeem (Decorte et al., 2017). Langs

de andere kant vertrekken ze vanuit de zogenaamde shared consumption doctrine. Dit laatste

houdt in dat het verdelen, verkopen en bezit van kleine hoeveelheden drugs om tot

groepsgebruik te komen niet strafbaar is (opvatting van het Spaanse Hooggerechtshof)

(Barriuso, 2011). Deze twee gegevens impliceren dus dat persoonlijk gebruik van cannabis in

de privésfeer niet strafbaar is. Wel moet er rekening gehouden worden met het feit dat

cannabisgebruik en –bezit in de publieke ruimte echter niet zo makkelijk getolereerd wordt. Zo

kan een persoon die zich niet houdt aan de regels van privaat en publiek gebruik en bezit

gesanctioneerd worden met een boete. Commercieel gebruik, verkopen en promoten van

cannabis is daarentegen wel een crimineel feit en zal actief bestraft worden door het Spaanse

rechtssysteem (artikel 368 Spaanse strafwetboek). Persoonlijk gebruik en bezit van cannabis

Page 36: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

27

bevindt zich op die manier in een grijze zone20. Het is deze zone waar optimaal op wordt ingezet

door de Cannabis Social Clubs (Blickman, 2014).

Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat Spanje, net als België, een federale staat is. Zo is

het land naast het nationale niveau opgedeeld in verschillende deelstaten (Spanje spreekt van

autonome gemeenschappen). Deze deelstaten hebben vaak een ruime hoeveelheid eigen

bevoegdheden en eigen verantwoordelijkheden (Storme, 2010). Muňoz en Soto kwamen in

2001 naar voor met een niet-bindend21 onderzoeksrapport betreffende een reeks voorwaarden

waar mogelijke CSC’S zich aan moeten houden, willen ze vestigingen creëren waar op een

wettelijke wijze cannabis kan geproduceerd en geconsumeerd worden. Dit onderzoeksrapport

was voor de verschillende verenigingen het uitganspunt om Cannabis Social Clubs te

organiseren. Aanvankelijk in het Baskenland en Catalonië, later ook in de andere autonome

gemeenschappen. De eerste club kwam tot stand in Barcelona (Catalonië): the Barcelona

Catadores Cannabis Club (Arana & Sanchez, 2011; Barriuso, 2011). In Spanje zijn er drie

deelstaten te onderscheiden die zich specifiek hebben beziggehouden met het Cannabis Social

Club-fenomeen. Catalonië en het Baskenland hebben ingezet op het uitbouwen van richtlijnen

om zo de opkomst van CSC’S gecontroleerd te laten verlopen. Navarra aan de andere kant is

hierbij nog een stap verder gegaan en ontwikkelde wetgeving omtrent dit fenomeen

(Parlemento de Navarra, 2014). Het nationale niveau heeft deze ontwikkeling niet gevolgd en

schrapte de regulering van Navarra vanuit het idee dat dit impliciet een legalisering van

cannabisgebruik zal inhouden22 (Parés Franquero & Bouso Saiz, 2015). Het is duidelijk dat

bepaalde deelstaten al verder staan in de ontwikkeling naar het CSC-model dan andere. Deze

ongelijkheid tussen de deelstaten zal opnieuw zorgen voor onduidelijkheid en

rechtsonzekerheid.

Zoals reeds gesteld wil FAC deze problemen aankaarten en aanpakken. Het uitgangspunt was

het opstellen van een aantal gemeenschappelijke regels en verwachtingen om zo de neuzen in

dezelfde richting te duwen. Specifiek hielden ze zich bezig met het opstellen van een aantal

voorwaarden waar elke CSC aan moest voldoen in hun dagelijks functioneren. Op deze manier

20 Link met Belgische context: laagste vervolgingsprioriteit voor persoonlijk gebruik en bezit van cannabis door meerderjarigen (18+). 21 De nationale overheid was niet verplicht hier gehoor aan te geven. Bovendien werd dit rapport ook nooit beschikbaar gesteld voor het brede publiek. 22 Hun beweegreden: dergelijke beslissingen kunnen enkel genomen worden vanuit het centrale niveau. De deelstaten hebben hier geen beslissingsrecht.

Page 37: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

28

gaven ze richting aan een reeks van initiatieven en kwamen zij tot basisprincipes om een CSC

op te richten. Elk lid van een CSC, die geholpen heeft met de oprichting ervan moet zijn

identiteit en achtergrondkenmerken registreren in een regionaal verenigingen-register. Op die

manier is er een duidelijk onderscheidt tussen leden en niet-leden en is er een soort afscherming

van dergelijke verenigingen naar de buitenwereld toe. Cannabisgebruikers kunnen alleen maar

lid worden van een CSC als ze minstens 18 jaar oud zijn (in sommige gevallen 21), al ettelijke

jaren gebruiker zijn en ze specifiek worden uitgenodigd door een persoon die reeds lid is van

de club. Een andere mogelijkheid is dat potentiële nieuwe leden worden uitgenodigd op een

soort intakegesprek, waar ze moeten bewijzen dat ze reeds enkele jaren cannabis gebruiken.

Tot slot is het uitgangspunt non-profit. Wat wil zeggen dat de clubs hun winsten moeten

herinvesteren in de eigen activiteiten. Uit onderzoek weten we dat dit laatste element al

meerdere keren misbruikt is in Spanje (Barriuso, 2011; Blickman, 2014; Coombes, 2014;

Decorte, 2014b, 2015; Decorte et al., 2017; Murkin, 2015; Transform, 2013). FAC wou via

deze richtlijnen het promoten van cannabisgebruik en zo ook de commercialisering van

cannabis voorkomen, gezien dit nog steeds een strafbaar feit is in Spanje23. Ook heeft FAC een

poging gedaan om de grenzen en mogelijkheden van CSC te definiëren in een werkbare en

duidelijke definitie. Vandaag bestaat FAC nog steeds, dit wil echter niet zeggen dat elke

Cannabis Social Club zich aangesloten heeft bij deze vereniging en hun richtlijnen naleeft.

Bovendien zijn de opgelegde richtlijnen niet bindend en wordt een niet-naleving bijgevolg dus

niet gesanctioneerd (de richtlijnen zijn dus niet ingeburgerd op nationaal niveau). De impact

van FAC op de verschillende Cannabis Social Clubs moet dus ook gerelativeerd worden

(Murkin, 2015). Niet alleen FAC, maar ook andere CSC-federaties (Federació d’Associacions

de Cannabis de Catalunya, the Basque Institute of Criminology en Federació d’Associacions

Cannabiques Autoregulades de Catalunya) willen good practices promoten. Zo stellen zij

richtlijnen op over het maximumaantal leden (streng: maximum 650 leden), de

maximumhoeveelheid cannabis per maand per persoon (tussen 60-90 gram) en verblijfscriteria

(soms moeten ze afkomstig zijn uit een bepaalde Spaanse stad, soms uit de Schengen-zone met

een wachtperiode van twee weken om drugstoerisme tegen te gaan). Hoewel Spaanse CSC-

federaties drugstoerisme willen vermijden, is geweten dat sommige CSC’s gemakkelijk

cannabis verkopen aan toeristen en hierbij geen beperkingen opleggen24. Hoewel het in principe

de bedoeling is dat de CSC’s hun eigen cannabis telen, is dat in Spanje niet steeds het geval. Ze

baseren zich op the shared consumption doctrine, wat de aankoop van cannabis via de zwarte

23 Supra: artikel 368 Spaanse strafwetboek. 24 Bijkomend kwalitatief en kwantitatief onderzoek omtrent dit fenomeen is noodzakelijk.

Page 38: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

29

markt mogelijk maakt. Bovendien hebben de clubs vaak een permanente stock aan cannabis

waar de leden zich op kunnen beroepen. Onderzoekers schatten dat er vandaag minstens 12

actieve federaties zijn in Spanje. Het is niet duidelijk hoeveel van de actieve CSC’s zich

effectief hebben aangesloten bij een van deze federaties, maar onderzoekers gaan ervan uit dat

het hier toch een minderheid betreft (Decorte et al., 2017).

Het zijn burgerinitiatieven van cannabisactivisten25 die ervoor gezorgd hebben dat het Cannabis

Social Clubs-model een gekend en wijdverspreid fenomeen is over het Spaanse vasteland. Zo

wordt er op dit moment gesproken over het bestaan van een 800 à 1000-tal CSC’S (Boidi, Cruz,

& Queirolo, 2016; Queirolo, Boidi, & Cruz, 2016), voornamelijk gesitueerd in Catalonië en

Baskenland (Decorte, 2013; Kilmer et al., 2013). Dit bottum-up-fenomeen (begeestering is

ontstaan vanuit burgerinitiatieven en niet vanuit de overheid) (Barendregt, Meerkerk, & van de

Mheen, 2011; Kilmer et al., 2013) is een dagdagelijkse realiteit met een goede dosis

opportuniteiten. Het model kan nieuwe deuren omtrent controle en zichtbaarheid creëren als de

overheid na al die jaren van strijd voorziet in een wettelijke erkenning van deze realiteit

(alternatief voor de illegale markt?) (Bewley-Taylor, Blickman, & Jelsma, 2014).

3. De weg naar legalisering in Uruguay In deze paragraaf gaan we specifiek in op het legaliseringsproces van cannabis in Uruguay. Het

eerste deel focust op een aantal noodzakelijke ingrediënten die geleid hebben tot het aannemen

van The Cannabis Law. Het tweede deel gaat specifiek in op deze Cannabis Law en een aantal

vooropgestelde eisen.

3.1. Een expliciete keuze in Uruguay Oorspronkelijk was er ook in Uruguay sprake van een informele decriminalisering van

cannabisgebruik en kleine private plantages. Wel werden er, zoals in de meeste landen, toch

beperkingen aan deze vrijheid opgelegd. Zo mogen recreatieve cannabisgebruikers niet meer

dan zes planten hebben per huishouden en mag men niet meer dan 40 gram cannabis per maand

telen. Toch is het hier niet bij gebleven (Fijnaut & De Ruyver, 2014; Room, 2013; Transform,

2013). Vandaag is Uruguay het eerste land dat het gebruik en de kleinschalige productie van

cannabis volledig reguleert en legaliseert (Pardo, 2014).

25 Supra: 2.1. Het ontstaan van Cannabis Social Clubs.

Page 39: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

30

De legalisering en regulering van cannabis was voornamelijk een top-down-proces in Uruguay.

Dit wil zeggen dat het initiatief voor deze ontwikkeling vooral steun kreeg vanuit het beleid en

minder vanuit de gemeenschap. Boidi, Cruz en Queirolo vinden dat een meerderheid van de

bevolking uitermate sceptisch is tegenover de regulering van cannabis (Boidi, Cruz, &

Queirolo, 2015). Er zou dus gesteld kunnen worden dat het draagvlak voor deze wetswijziging

eerder zwak is (Fijnaut & De Ruyver, 2014). Deze wetswijziging, van President José Mujica,

werd voornamelijk doorgevoerd om de interne veiligheid van Uruguay te verstevigen. Dit

omwille van het feit dat er een enorme hoeveelheid criminaliteit verscholen zit achter illegale

productie en gebruik van cannabis. Bovendien had onderzoek al meermaals uitgewezen dat het

prohibitiebeleid niet effectief was. Wel probeert men via de legalisering van productie en

gebruik van cannabis minderjarigen zo veel mogelijk te weren en het gebruik van

meerderjarigen enigszins te beperken (Transform, 2013). De oorspronkelijke versie van de

Cannabis Law (Law 19,172) bevatte geen legalisering van het CSC-model. Dit kwam pas later

na aanhoudende druk van verschillende Uruguayaanse, maar voornamelijk ook internationale

cannabisactivisten. In dat opzicht is een deel van het proces dus ook bottom-up verlopen

(Albrecht, 2014; Hoffmann, 2016). Het is hierbij belangrijk om te vermelden dat CSC’S pas

ontstonden na het aannemen van de Cannabis Law. De clubs zijn dus nooit actief geweest in de

zogenaamde grijze zone zoals dat in Spanje het geval was26 (Boidi et al., 2016; Queirolo et al.,

2016).

3.2. Cannabis Law en vooropgestelde eisen De Cannabis Law bepaalt dat meerderjarigen, vanaf de leeftijd van 18, recreatieve

cannabisgebruikers27 op drie verschillende manieren kunnen voorzien in de productie, het bezit

en de consumptie van cannabis. Een eerste mogelijkheid omvat het zelf-cultiveren van

cannabis. Hierbij kunnen meerderjarigen zelf thuis een hoeveelheid cannabis kweken. Een

andere mogelijkheid is dat de gebruikers zich bevoorraden via een apotheek. Deze

keuzemogelijkheid kende echter een moeilijker implementatieproces. Het is om die reden dat

de eerste experimenten met verkoop van cannabis in apothekers pas midden 2017 werden

opgestart (Reedijk, 2017). Tot slot kunnen gebruikers er ook voor kiezen zich aan te sluiten bij

een Cannabis Social Club. Het is de bedoeling dat gebruikers een van deze drie opties kiezen

(een combinatie van opties of een registratie bij verschillende CSC’s is dus niet mogelijk) en

zich hiervoor registreren bij IRCCA (Instituto de Regulación y Control del Cannabis/Institute

26 Supra: 2.2. De opkomst van de eerste Cannabis Social Clubs. 27 Medicinale cannabisgebruikers kunnen via een andere weg medicinale cannabis aankopen.

Page 40: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

31

for the Regulation and Control of Cannabis) Dit instituut voert een controle uit over alle legaal

aanvaarde cannabisvoorzieningen. Specifiek voor CSC’S zal het IRCCA, voorafgaand aan de

opening, steeds een controle uitoefenen aangaande het pand en technische- en

veiligheidsvoorzieningen (het zogenaamde Crop Plan), alsook een controle van de documenten

verkregen door the Ministry of Education and Cultutre (Boidi et al., 2016; Decorte et al., 2017;

IRCCA, 2014; Queirolo et al., 2016).

Het registratiesysteem voor gebruikers van cannabis, zoals hierboven beschreven, is niet vrij

van kritiek. Zo is er een ongerustheid over de mate van anonimiteit binnen de verschillende

databanken van de overheid. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze informatie misbruikt wordt

en ingezet wordt voor andere doeleinden (naast het voeren van het drugsbeleid). De overheid

stelt dat dit registratiesysteem in het leven geroepen is om het gebruik van cannabis te

begrenzen tot 40 gram per persoon/per maand. Met behulp van het registratiesysteem hopen ze

deze beperking effectief te kunnen controleren (Decorte et al., 2017; Transform, 2013).

Elke CSC moet voldoen aan een aantal vooropgestelde eisen. Zo gaat het om non-profit

organisaties. Dit wil zeggen dat mogelijke winsten steeds opnieuw moeten geïnvesteerd worden

in de eigen club (herinvestering). Een verdeling van de winsten onder de leidinggevenden en

eventuele andere clubleden is nagenoeg niet toegestaan (Barriuso, 2011; Decorte, 2015; Kilmer

et al., 2013; Parés Franquero & Bouso Saiz, 2015; Room et al., 2010).Vooraleer de club kan

beginnen met haar activiteiten heeft ze een bevestiging nodig van the Ministry of Education

and Culture. Dit instituut handelt over het non-profit-karakter van organisaties. De toekomstige

club moet dus aan een aantal voorwaarden voldoen. Enkele voorbeelden zijn: het hebben van

een geldig adres en de term ‘cannabis’ moet in de naam van de club terug te vinden zijn. Pas

na deze bevestiging volgen de controles van IRCCA, zoals hierboven reeds aangehaald

(IRCCA, 2014). Concreet moet de CSC alle verkregen documenten voorleggen aan een speciaal

daarvoor aangeduid postkantoor, die nadien de informatie doorspeelt aan IRCCA. De overheid

heeft ervoor gekozen om postkantoren te laten fungeren als tussenpersoon, aangezien deze op

territoriaal vlak evenredig verdeeld zijn over het grondgebied (Decorte et al., 2017). Dit proces

lijkt een moeilijk gegeven gezien 20 clubs gestart zijn, maar er momenteel slechts zeven

effectief geregistreerd zijn binnen the Ministry of Education and Culture. Slechts twee van deze

zeven clubs zijn al volledig gecontroleerd en goedgekeurd door het IRCCA (Boidi et al., 2016;

Queirolo et al., 2016). Het gevolg hiervan is dat de erkende clubs zich nog niet kunnen

Page 41: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

32

verenigen in een federatie, aangezien ze hiervoor minstens drie erkende clubs nodig hebben

(Decorte et al., 2017).

In Uruguay is besloten dat elke Cannabis Social Club minstens 15 leden en maximum 45 leden

mag tellen. Sommige onderzoekers beargumenteren dat een maximum van 45 leden in sommige

gevallen te beperkt is, waardoor bepaalde clubs genoodzaakt zijn om underground te opereren.

De leden moeten evenals 18 jaar zijn of ouder en zich registreren binnen IRCCA. Op die manier

blijft de kleinschaligheid van de clubs behouden en wordt er een buffer gevormd tegen

escalaties (zoals in Spanje)28. De collectieve planten zijn steeds in verhouding met het aantal

leden en mag de omvang van 99 collectieve planten niet overschrijden. Bovendien is er een

maximum van 480 gram cannabis per lid, per jaar (ofwel 40 gram per maand, wat de

vooropgestelde hoeveelheid voor persoonlijk gebruik is). De gekweekte cannabis mag dusdanig

enkel verdeeld worden onder geregistreerde leden van de cannabis club (Bewley-Taylor et al.,

2014; Boidi et al., 2016; Decorte, 2014b; Fijnaut & De Ruyver, 2014; Kilmer et al., 2013;

Queirolo et al., 2016; Transform, 2013).

De verschillende cannabis clubs moeten een kilometer uit elkaar liggen. Bovendien mogen ze

niet in de buurt van scholen, allerhande verslavingsklinieken of behandelingscentra gevestigd

zijn. Informatie omtrent de teelt, kwaliteit en dergelijke meer kan gedeeld worden tussen de

verschillende geregistreerde leden via e-mail, Facebook of WhatsApp29. Toch is het belangrijk

te vermelden dat reclame en promotie op openbare plaatsen naar niet-leden toe ten strengste

verboden is. Op die manier worden commerciële doeleinden beperkt (Bewley-Taylor et al.,

2014; Boidi et al., 2016; Decorte, 2014b; Decorte et al., 2017; Fijnaut & De Ruyver, 2014;

Kilmer et al., 2013; Queirolo et al., 2016; Transform, 2013).

Na onderzoek blijkt dat CSC’S een geringe populariteit kennen in Uruguay. Dit heeft naar alle

waarschijnlijkheid te maken met het feit dat er nog andere keuzemogelijkheden voorhanden

zijn (apothekers en private thuis cultivatie). In Spanje is er nog steeds geen regulering omtrent

kleinschalige cannabisteelt en cannabisgebruik. Dit in combinatie met een gebrek aan andere

keuzemogelijkheden kan de immense aanhang van het model in Spanje deels verklaren. Ook in

België is er geen regulering inzake kleinschalige cannabisteelt en –gebruik, toch bleef de

populariteit van het model eerder uit. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de mogelijkheid

28 Infra: 1.2. De kenmerken nader bekeken – Het escalatieprobleem in Spanje. 29 WhatsApp is een zeer populair medium in Uruguay.

Page 42: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

33

van Belgen om terug te vallen op het Coffeeshop-model in Nederland (Bewley-Taylor et al.,

2014; Boidi et al., 2016; Caulkins, Hawken, Kilmer, & Kleiman, 2016; Decorte, 2015; Parés

Franquero & Bouso Saiz, 2015). De vraag die nu rijst is of een legalisering en regulering van

dit model in België meer mensen zal overtuigen om lid te worden van een Cannabis Social

Club.

4. Flirten met de grenzen in België Net zoals in Spanje maken de Cannabis Social Clubs in België gebruik van een grijze zone in

de drugwetgeving. In het eerste deel van deze paragraaf zal de Belgische drugwetgeving dan

ook nader bekeken worden. Het tweede onderdeel gaat in op het huidige beeld30 van deze

Cannabis Social Clubs, actief in België.

4.1. De Belgische drugwetgeving De basiswetgeving inzake drugs in België dateert van 1921 (Drugswet – 21.02.1921)31. In deze

wet wordt zowel het bezit, de productie als de handel van drugs in het algemeen en cannabis in

het bijzonder strafbaar gesteld32 (Decorte, 2014b; Kilmer et al., 2013). Toch is deze wet

doorheen de tijd onderhevig geweest aan een reeks aanpassingen. Een eerste wijziging kwam

er in 197533 nadat België wou tegemoetkomen aan de bepalingen van de Single Convention on

Narcotic Drugs (SCND) van 1961. Samenvattend was er meer aandacht voor hulpverlening,

een opdrijven van het strafrechtelijk karakter en een meer duidelijke definiëring van

verschillende actieve stoffen. Een tweede grote wijziging vond plaats in 199434. Belangrijk was

dat de drugwetgeving niet alleen meer gevormd werd door de wetgevende macht. Ook de

uitvoerende macht kan bestaande wetten aanvullen, wijzigen of zelf opheffen via een

Koninklijk Besluit (KB). Deze ingrepen zijn vaak gebaseerd op internationale en Europese

verdragen en overeenkomsten. Op die manier waren de wetten minder rigide en kon er sneller

ingespeeld worden op de veranderende context.

30 Het is belangrijk op te merken dat deze clubs dynamisch zijn en zich aanpassen aan veranderingen in de Belgische context. Dit wil zeggen dat er elementen zijn die voortdurend onderhevig zijn aan veranderingen en op die manier anders kunnen zijn dan hoe we ze in dit onderzoek hebben voorgesteld. 31 Wet betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. 32 Deze wetgeving is tot stand gekomen op basis van de VN-verdragen en Europese voorschriften. Concreet: Conferentie van Den Haag van 1912. 33 Wet van 9 juli 1975 tot wijziging van de Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica, B.S. 26 september 1975. 34 Wet van 14 juli 1994 tot wijziging van de Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, B.S. 21 oktober 1994.

Page 43: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

34

In de periode 1996-1997 werd er een Parlementaire Werkgroep Drugs35 opgericht met als doel

alle aspecten van het drugfenomeen te onderzoeken, de centrale concepten te achterhalen en

deze duidelijk te definiëren. Hoewel dit rapport een enorme reeks aanbevelingen kent, is er een

aanbeveling die bepalend zal zijn voor het verdere verloop van het verhaal. Zo wordt er een

onderscheid gemaakt tussen cannabis en andere illegale drugs36. Meer nog, de Parlementaire

Werkgroep Drugs raad aan om persoonlijk cannabisgebruik niet langer te vervolgen

(cannabisgebruik moet laagste vervolgingsprioriteit krijgen) (EMCDDA, 2015; Fijnaut & De

Ruyver, 2014; Gelders & Vander Laenen, 2007; Kilmer et al., 2013). Pas in 2001 gaat de

overheid aan de slag met dit rapport en lanceert de Federale Beleidsnota Drugs om zo

duidelijkheid te scheppen omtrent het rapport van de Parlementaire Werkgroep Drugs. Het zijn

deze aanbevelingen die er uiteindelijk voor gezorgd hebben dat de basiswet van 1921 werd

aangepast en aangevuld met de Drugwet van 200337. Deze wet stelt dat het bezit van cannabis

voor persoonlijk gebruik (drie gram maximum of één vrouwelijke plant) niet langer zal

vervolgd worden (dit is door het stellen van prioriteiten. Dit wil dus niet zeggen dat er een

decriminalisering is van cannabisgebruik en –bezit). Wel stelt de nieuwe Drugwet dat de

vervolging enkel zal uitblijven als er geen sprake is van problematisch gebruik of openbare

overlast. Na de vaststelling wordt er evenwel voorzien in een politionele anonieme registratie.

Deze bepaling draagt echter een hele reeks problemen met zich mee. Zo is het niet duidelijk

wat er nu precies moet verstaan worden onder problematisch gebruik en openbare overlast. Dit

zijn twee termen die een eerder subjectieve invulling genieten met alle gevolgen van dien.

Bovendien zijn er ook onduidelijkheden over de gebruikershoeveelheid. Deze is niet genoeg

uitgewerkt. Uiteindelijk zullen deze onduidelijkheden leiden tot de vernietiging van Artikel 11

door het Grondwettelijk Hof (vroeger Arbitrage Hof). Ondanks deze terugval naar de basiswet

van 1921 blijft het idee ronddwalen. Het gevolg hiervan is dat er een periode aanbreekt met

veel onduidelijkheden omtrent het drugsbeleid en rechtsonzekerheid voor cannabisgebruikers.

35 Verslag namens de parlementaire werkgroep belast met het bestuderen van de drugsproblematiek, 5 juni 1997, Gedr. St. Kamer, 1996-1997, 1062/1. 36 Deze onderverdeling werd reeds naar voor geschoven door de Commissie Stewart-Clark in 1985: Supra: 1.2. Europese verdragen en ontwikkelingen. 37 Wet van 4 april 2003 tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, en van artikel 137 van het Wetboek van strafvordering en Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de wet van 21 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Page 44: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

35

Uiteindelijk werd er in 2005 een Ministeriële Richtlijn38 gelanceerd en daarmee is de kogel

door de kerk (Decorte & Tuteleers, 2007).

De Ministeriële Richtlijn van 2005 bepaalt dat onder bepaalde strikte omstandigheden het bezit

en gebruik van cannabis de laagste vervolgingsprioriteit krijgt (soort gedoogbeleid). Zo mag

een persoonlijke hoeveelheid cannabis het maximum van drie gram of één cannabisplant niet

overschrijden. Verder wordt er bepaald dat deze tolerantie alleen geldt ten opzichte van

meerderjarige cannabisgebruikers (18 jaar of ouder). Tot slot mag het gebruik van cannabis

nooit de openbare orde verstoren of plaatsvinden onder verzwarende omstandigheden. Het

verstoren van de openbare orde omvat het bezit van cannabis in een straf- of jeugdinrichting,

het bezit van cannabis in de buurt van onderwijsinstellingen of de directe omgeving (waar

leerlingen samenkomen) en het expliciet tonen van (het bezit van) cannabis op publieke

plaatsen. Dit wordt expliciet vermeldt in de Ministeriële Richtlijn om de verwarring, zoals deze

bestond in artikel 11 van de Drugwet (2003), tegen te gaan. De verzwarende omstandigheden

zijn het bezit van cannabis in het bijzijn van een minderjarige, activiteiten in een criminele

organisatie en schade of dood toebrengen aan een ander individu. Het is wel belangrijk te

vermelden dat lang niet alles even gedetailleerd is uitgewerkt. Zo kan het zijn dat één plant

meer dan drie gram produceert. De vraag is dan of dit nog onder de tolerantie van de

Ministeriële Richtlijn valt of niet (Backer et al., 2010; Decorte, 2014b, 2015; Kilmer et al.,

2013).

Cannabis voor persoonlijk gebruik bevindt zich om die reden in een soort grijze zone. Zolang

het een private aangelegenheid is waar de persoon in kwestie de regels respecteert, bestaat er

het systeem van de laagste vervolgingsprioriteit (zo zullen deze gebruikers een vereenvoudigd

proces-verbaal (VPV) krijgen). Dit wil echter niet zeggen dat het persoonlijk gebruik van

cannabis volledig uit het strafrecht verwijderd is (het blijft strafbaar, geen decriminalisering).

Het is via deze grijze zone (het gedoogbeleid) dat Cannabis Social Clubs zich een weg hebben

gebaand binnen de Belgische context.

38 Ministeriële Omzendbrief van 25 januari 2005 van Minister van Justitie en het College van procureursgeneraal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, B.S., 31 januari 2005.

Page 45: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

36

4.2. Cannabis Social Clubs in België? De Belgische Cannabis Social Clubs zijn van mening dat hun activiteiten binnen de Ministeriële

richtlijn van 2005 vallen. Het uitgangspunt is dat ze, zoals voorgeschreven, één plant telen per

meerderjarig lid en daardoor onder de laagste vervolgingsprioriteit vallen (Decorte et al., 2017).

De clubs gaan er dus van uit dat het telen van cannabis op gemeenschappelijke wijze geen

probleem mag vormen (Decorte, 2015). Op die manier maken ze net zoals in Spanje gebruik

van de grijze zone (het gedoogbeleid) in de drugwetgeving.

In 2006 verscheen, naar aanleiding van het Spaanse model, de eerste en grootste CSC in België.

De vereniging werd getrokken door een aantal cannabisactivisten uit Antwerpen (dus ook

bottom-up). Ze werden bekend onder de naam Trekt Uw Plant (TUP). Vanuit dit succes werden

later Mambo Social Club (was oorspronkelijk een onderafdeling van TUP) in Hasselt, WeedOut

in Andenne, MaWeedPerso in Luik en Sativa in Namen opgericht (5). Momenteel is er geweten

dat enkele van deze CSC’S reeds hun activiteiten gestaakt hebben, langs de andere kant doken

er ook nieuwe initiatieven op. Momenteel is er weet van zeven verschillende actieve Cannabis

Social Clubs in België: Bon Pied Bonne Herbe, Le Planet Vert, Mambo Social Club, Medicinale

Cannabis Club, Oost West Thuis Best, Peace, The Herb Club en Trekt uw Plant (Decorte et al.,

2017). Voor ons minder belangrijk zijn The Herb Club en Medicinale Cannabis Club.

Aangezien deze clubs zich richten op medicinaal gebruik van cannabis zijn ze minder relevant

voor dit onderzoek en worden ze niet verder behandeld. De discussies omtrent dit fenomeen

zijn nog niet uitgedoofd en er bestaat nog steeds verwarring over de legaliteit van deze clubs.

Verschillende clubs zijn in het verleden reeds voor een rechtbank moeten verschijnen.

Bovendien waren de uitspraken sterk uiteenlopend. Zo werden deze clubs vaak veroordeeld in

eerste aanleg, maar vrijgesproken op het niveau van het Hof van Beroep. Het is deze

rechtsonzekerheid die de cannabisactivisten, en vooral ook de leden van TUP, willen

aankaarten. Om die reden zochten ze meermaals media-aandacht omtrent hun activiteiten,

voorzien ze in workshops en proberen ze contacten op te bouwen met de overheid op vlak van

informatie en transparantie (Decorte, 2015; Trekt uw plant, 2016).

Het grote verschil met de situatie in Uruguay is dat CSC’S in België geen wettelijke verankering

kennen. In dat opzicht zullen de transparantie omtrent de werking en de mogelijkheden die ze

genieten anders zijn. Decorte heeft in 2014 contacten gehad met vijf verschillende CSC’S in

Page 46: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

37

België (TUP, Mambo Social Club, WeedOut, Sativa en MaWeedPerso). Zijn inzichten omtrent

de organisatie, regels en werking van deze clubs vormt de basis voor volgende uiteenzetting.

Het eerste element is het non-profit-karakter van de Cannabis Social Clubs. Dit wil zeggen dat

eventuele winsten steeds moeten geherinvesteerd worden in de eigen club. Het is om die reden

dat de clubs in Uruguay verplicht worden zich in te schrijven als een non-profit organisatie. In

België is deze verplichting er niet, toch heeft Decorte in zijn onderzoek naar CSC’S (5)

vastgesteld dat er wel degelijk een bereidheid is om zich te registreren bij the national registry

of associations. Ondanks deze bereidwilligheid benadrukken sommige CSC’S het bestaan van

zogenaamde shadow clubs. Deze clubs doen zich voor als CSC, met dat verschil dat ze wel

actief inzetten op het behalen van winst (ook in Spanje kennen ze dit probleem). Dit laatste is

een punt waar verder onderzoek zeker aandacht voor moet hebben (Decorte, 2015).

Elke club heeft zijn eigen board of directors dat bestaat uit drie leden. Een president, een

secretaris en een penningmeester. Het is deze board of directors dat de beslissingen neemt en

hierover communiceert met de leden. Als ze hulp krijgen is dit op vrijwillige basis. In dat

opzicht maken ze dus geen gebruik van echt personeel. Sommige clubs huren een gebouw (of

kantoor) waar ze hun vereniging officieel in onderbrengen. Andere clubs geven het thuisadres

van de president, de secretaris of de penningmeester op als officieel onderkomen. Expliciete

regels over waar deze moeten gevestigd zijn, zoals in Uruguay, zijn er niet door het ontbreken

van een wettelijk karakter (Decorte, 2015).

Elke plant krijgt een zogenaamde grow card om aan te duiden wie de eigenaar is (het

zogenaamde nummersysteem om te kunnen bewijzen dat er slechts één plant per lid geteeld

wordt). Op vlak van productie kunnen er twee groepen worden onderscheiden. Zo zijn er

verenigingen die om de x aantal maanden een grotere hoeveelheid cannabis telen. Andere

kiezen ervoor om sneller kleinere hoeveelheden cannabis te produceren. De cannabisteelt wordt

meestal niet uitgevoerd door de board of directors. De meeste clubs maken gebruik van

vrijwilligers, de zogenaamde growers. Deze vrijwilligers moeten steeds lid zijn van de club en

krijgen vaak een compensatie voor hun inzet (ze moeten hun deel van de oogst niet betalen).

Door de inzet van vrijwilligers hebben sommige clubs meermaals te maken gehad met

kwaliteitsproblemen. Toch probeert de board of directors hier iets aan te doen door op

verschillende tijdstippen de plantages te inspecteren op onregelmatigheden (Decorte, 2015).

Het valt op dat in 2014 bijna alle Belgische clubs verschillende kleine indoor plantages hadden.

Page 47: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

38

Op die manier reduceerden ze de kans op diefstal en ziekte van de planten. Bovendien werd

deze manier van werken gezien als een soort extra juridische bescherming. Zo worden plantages

tot 49 planten door de politie beschouwd als micro-plantages (Decorte et al., 2017).

De verdeling van cannabis gebeurd op zogenaamde exchange fairs. Afhankelijk of de club kiest

voor een grotere of snellere productie zal er om de twee à drie maand of om de vier à zes weken

een verdeling zijn. De hoeveelheid cannabis dat elk lid krijgt, is sterk verschillend van club tot

club. Ruw geschetst gaat het over 10 tot 30 gram per maand. Per gram cannabis betalen de

leden tussen de vijf en acht euro, afhankelijk van de club (Decorte, 2015).

Personen die zich willen aansluiten bij een Belgische CSC voor recreatief gebruik39 moeten

minstens 18 jaar oud zijn (sommige clubs gebruiken een leeftijdsgrens van 21 jaar - Mambo

Social Club (21 jaar voor recreatief gebruik en 18 jaar voor medicinaal gebruik), Weedout (idem

Mambo Social Club), MaWeedPerso (zowel voor recreatief als medicinaal gebruik dient de

persoon in kwestie 21 jaar of ouder te zijn)). Bovendien moeten deze personen gedomicilieerd

zijn in België. De clubs staan dus niet open voor buitenlandse leden. Op die manier willen ze

de overlast gelinkt aan drugstoerisme (zoals in Nederland) vermijden. Net zoals in Uruguay,

mogen de Belgen slechts van één club tegelijkertijd lid zijn. De clubs merken wel op dat dit

laatste element moeilijk te implementeren en te controleren is. Nieuwe leden worden steeds

uitgenodigd op een intakegesprek. Hier worden ze gewezen op de huidige Belgische

drugwetgeving, moeten ze bewijzen dat ze reeds cannabisgebruiker zijn en moeten ze aangeven

volledig vrijwillig te willen deelnemen. Dit doen ze door een zogenaamd document van

lidmaatschap te ondertekenen. Op die manier kunnen de clubs het verwijt dat ze mensen

aanzetten tot cannabisgebruik vermijden (Decorte et al., 2017). Verder krijgen ze informatie

over de club zelf en worden ze gewezen op het feit dat verkoop van de verkregen cannabis aan

derden niet toegelaten wordt. Vastgelegde minimum- en maximumgrenzen op vlak van leden,

zoals in Uruguay, zijn er echter niet. Informeel wordt aangenomen dat elke club minstens drie

leden moet hebben om een board of directors te kunnen vormen. Over het maximumaantal

leden bestaat dergelijke informele afspraak echter niet. Dit heeft tot gevolg dat er een enorme

variëteit bestaat tussen eerder kleine en grotere clubs. De leden betalen een jaarlijkse bijdrage

van 25 euro, naast de aankoop van cannabis voor persoonlijk gebruik. Tot slot is het belangrijk

om te vermelden dat alle clubs, die Tom Decorte bevraagd heeft, gebruik maken van een

39 Er bestaan ook CSC’S in België die zich specifiek bezighouden met medicinaal gebruik (The Herb Club en Medicinale Cannabis Club).

Page 48: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

39

website waar ze informatie publiceren over hun organisatie en hun doelstelling. Verder

onderhouden CSC’s ook contacten met hun leden via allerhande sociale media en mail. Het

aanzetten en promoten van cannabis is ook in België (net zoals in Uruguay) strafbaar. De meeste

clubs worden dan ook aangeklaagd voor het aanzetten tot of het faciliteren van drugsgebruik.

Om die reden moeten de clubs uitermate voorzichtig zijn met promotie en reclame (Decorte,

2015).

5. De ruimere internationale context In dit onderdeel wordt het bestaan van het Cannabis Social Club-model toegelicht vanuit de

typische context van een aantal wijdverspreide landen. In Europa is er kennis over het bestaan

van CSC’S in Nederland, Italië, Frankrijk, Slovenië, Zwitserland, alsook het Verenigd

Koninkrijk (hoewel deze officieel niet meer tot de EU behoort - Brexit). In Latijns-Amerika

zijn er geruchten over het bestaan van Cannabis Social Clubs in Colombia, Argentinië en Chili.

Ook in Oceanië, meer bepaald in Nieuw-Zeeland, zijn er meldingen van CSC’S. De Europese

en internationale verdragen, zoals deze werden besproken in hoofdstuk twee 40 , zijn van

toepassing op bovenstaande landen.

5.1. Andere Europese landen Nederland is gekend om zijn eerder liberaal cannabisbeleid. Inzake cannabis maken ze gebruik

van het Coffeeshop-model 41 . De Nederlandse Coffeeshops zijn ontstaan vanuit een

gedoogbeleid van de overheid ten opzichte van kleinschalige teelt en het bezit van cannabis

voor persoonlijk gebruik. De daaropvolgende jaren doken er verschillende etablissementen op

die van start gingen met de kleinschalige verkoop van cannabis. De Opiumwet van 1976

oordeelde dat het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik en kleinschalige handel van

cannabis de laagste vervolgingsprioriteit moest krijgen. In dat opzicht was er een de facto

decriminalisering. Ondanks het gedoogbeleid van de overheid bleef cannabis in die periode wel

illegaal. De AHOJ-G-criteria schepte meer duidelijkheid omtrent de grenzen van de

Coffeeshops. Ze mogen zichzelf niet promoten, mogen geen harddrugs verkopen, geen overlast

veroorzaken, geen minderjarigen toelaten in de shop, geen cannabis verkopen aan

minderjarigen en ze mogen de maximum toegelaten hoeveelheid cannabis niet overschrijden.

In 1996 kregen de lokale overheden meer bevoegdheden inzake de Coffeeshops. Ze konden

40 Supra: Hoofdstuk II: De positie van internationale en Europese verdragen. 41 Supra: 2.3. Tussenoplossingen – Het Nederlandse model (Retail sales only (Dutch model)).

Page 49: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

40

binnen de grenzen van de nationale wetgeving een aantal bijkomende lokale eisen opleggen.

De lokale overheden hebben deze taak ook opmerkelijk goed en uitgebreid uitgevoerd (Blom,

2008; Decorte, 2013; Decorte & Boekhout van Solinge, 2006; Fijnaut & De Ruyver, 2014).

Ondanks de aanwezigheid van dergelijk vrij beleid is er toch een Cannabis Social Club ontstaan

in Nederland. De club is gevestigd in Amsterdam onder de naam; Tree of Life. Het is niet

helemaal duidelijk waarom deze illegale Cannabis Social Club opgericht is, terwijl er een

wettelijke regeling is voor Coffeeshops. Bovendien zijn de drijfveren van de mensen die zich

aansluiten bij dit illegaal model onvoldoende duidelijk. Verder onderzoek is hierbij steevast

noodzakelijk (The Tree of Life Cannabis Social Club Amsterdam, 2016).

Vanuit het verlangen om tegemoet te komen aan de behoeften van medicinale

cannabisgebruikers zijn er CSC’S opgericht in Italië. Iedereen die lid wil worden, moet een

document kunnen afgeven ondertekend door een arts. Op dit document kan men meer

informatie terugvinden omtrent de ziekte, diagnose en voorgestelde behandeling. In de periode

voor de legalisering van cannabisgebruik voor medicinale doeleinden (voor 2013) moest elke

persoon die lid wou worden van een CSC reeds een cannabisgebruiker zijn. De CSC’S zorgen

ervoor dat hun leden op regelmatige tijdstippen cannabis kunnen aankopen. Op die manier

wordt er tegemoetgekomen aan hun therapeutische noden. Verder werken ze ook nauw samen

met de medische wereld. In dat opzicht bieden ze naast cannabis, een volledige en up-to-date

ondersteuning en fungeren ze als informatienetwerk. Sinds 2013 is het cannabisgebruik voor

medicinale doeleinden toegestaan binnen de Italiaanse context en konden de CSC’S voor

medicinaal gebruik een officiële erkenning verkrijgen. De eerste erkende non-profit CSC was

LapianTiamo (Decorte, 2014a). Later zijn er nog enkele bijgekomen. Er is wel degelijk een

vermoeden dat er CSC’S voor recreatieve doeleinden bestaan, al zijn deze veel minder goed

zichtbaar en niet goed gedocumenteerd (Palm Partners, 2015).

In Frankrijk zijn zowel de consumptie, teelt als handel van cannabis voor recreatief gebruik

streng verboden. De overheid heeft zich meerdere malen hard verzet tegen mogelijke

versoepelingen van de drugwetgeving inzake recreatief gebruik. Het gebruik van cannabis voor

medicinale of wetenschappelijke doeleinden wordt echter sinds 2013 wel getolereerd (Kilmer

et al., 2013). Onder leiding van Dominique Broc kwam reeds in 2009 de eerste Cannabis Social

Club tot stand. Deze club werkte uitsluitend met meerderjarige leden die zich verplicht moesten

registreren. Op die manier kregen cannabisgebruikers een alternatief voor de illegale markt. Het

achterliggende doel van de oprichting van dergelijke clubs en het oprichten van de federatie:

Page 50: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

41

Cannabis Social Clubs Français (CSCF) was het thema onder de aandacht brengen. Zij wilden

het cannabisdebat aan wakkeren om zo tot een meer soepele regelgeving te komen (Blickman,

2014; Decorte, 2015; Fijnaut & De Ruyver, 2014). Deze overkoepelende vereniging slaagde

hier echter niet in. Les amis du CSCF is een tweede federatie van CSC’S in Frankrijk. Ze zijn

momenteel wel nog actief bezig met de strijd om een meer soepel drugsbeleid (Fijnaut & De

Ruyver, 2014). Momenteel is er nog steeds veel onduidelijkheid over CSC’S in Frankrijk. Zo

is het niet helemaal duidelijk of deze clubs zichzelf zien als louter cannabisactivisten of zij

effectief instaan voor de productie en verdeling van cannabis onder hun leden. Er wordt geschat

dat er ongeveer 150 à 425 CSC’S zijn, toch is ook hier de situatie niet helemaal duidelijk. Er is

meer onderzoek nodig naar het bestaan, de spreiding en de werkwijze van de clubs actief in

Frankrijk (Decorte, 2013, 2014a; Fijnaut & De Ruyver, 2014).

Het Cannabis Social Club-model vond ook zijn weg naar Slovenië. De clubs richten zich vooral

op recreatief gebruik, gezien de Sloveense regering in 2014 het gebruik van cannabis voor

medicinale doeleinden legaliseerde. Deze legalisering kwam er na druk van onder andere de

eerste Cannabis Social Club in Slovenië; SkSk. Er is weet van andere Cannabis Social Clubs in

Maribor, en Ljubljana. Toch blijft meer doorgedreven onderzoek noodzakelijk (Blickman,

2014; Decorte, 2014a; Underground cannabis, 2014).

In 2013 besloot Zwitserland om recreatief cannabisgebruik van meerderjarigen te

decriminaliseren (het blijft wel illegaal). De maximumhoeveelheid cannabis werd hierbij

vastgelegd op 10 gram (persoonlijk gebruik) (Blickman, 2014; Kilmer et al., 2013). Ondanks

deze normalisering van de Zwitserse overheid waren er nog steeds cannabisactivisten die een

stap verder wilden gaan. Zo deed in datzelfde jaar een werkgroep in Genève het voorstel om

een proefproject rond CSC’S op te starten. De clubs zouden de lijnen van het Spaanse model

volgen. De steden Zurich, Basel en Bern wilden zich meteen aansluiten bij dit initiatief. Die

Grüne Blume is een gekende medicinale CSC in Zwitserland (Decorte, 2014a; The Local,

2016).

Er is weet van het bestaan van Cannabis Social Clubs in het Verenigd Koninkrijk. Zo werd in

2011 het UKCSC opgericht. Dit is een overkoepeling die verschillende verenigingen

samenbrengt. Ze maken zich zorgen om de nationale en internationale war on cannabis en

vermelden hierbij dat deze oorlog verschillende perverse effecten heeft. Zo verbiedt het

Verenigd Koninkrijk cannabisteelt, ook voor privaat, kleinschalig en persoonlijk gebruik

Page 51: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

42

(Kilmer et al., 2013). Volgens UKCSC zorgt dit voor problemen gezien de cannabismarkt nu

volledig beheerst wordt door georganiseerde criminaliteit en amper controle geniet. Hun

belangrijkste streefdoel is het aanbieden van een legaal alternatief voor cannabisgebruikers.

Verder staan ze in voor de informatie-uitwisseling tussen cannabisactivisten en

cannabisgebruikers enerzijds en lokale, nationale en internationale politici en wetenschappers

anderzijds. Er zijn ongeveer 70 clubs die de missie van UKCSC steunen en zich registeren

onder deze overkoepelende vereniging. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat

deze clubs verschillen in hun werking. Zo zijn er clubs die zich louter profileren als

activistengroep, terwijl andere wel degelijk in de behoeften van hun leden voorzien. Bovendien

zijn er ook CSC’S die zich niet willen linken met UKCSC. Het is belangrijk om een beeld te

kunnen scheppen over hoeveel clubs het gaat en of deze significant verschillen van de clubs die

zich wel registreren onder UKCSC (United Kingdom Cannabis Social Clubs, 2016). Ook hier

is er dus nood aan bijkomend onderzoek (Decorte, 2014a).

5.2. Latijns-Amerika en Oceanië Er is ook melding van informele Cannabis Social Clubs in Argentinië, Chili, Colombia en

Nieuw-Zeeland. De verschijningsvormen van deze clubs passen zich aan; aan de lokale

regelgeving in een land, de eventuele decriminalisering van cannabis voor persoonlijk gebruik,

gerechtelijke uitspraken in het voordeel van dergelijke clubs en een eventueel gedoog van de

autoriteiten. De rapportage omtrent deze clubs is echter beperkt waardoor het wachten is op

meer en diepgaand onderzoek (Bewley-Taylor et al., 2014; Decorte, 2014a). Ondanks een

gebrek aan rapportage, valt het op dat het cannabisdebat op gang gekomen is en dat

veranderingen onderweg zijn. Zo heeft Dr. Chris Wilkins of Massey

University’s SHORE research center een voorstel gedaan tot de hervorming van het

cannabisbeleid in Nieuw-Zeeland. Deze verandering wil hij te weeg brengen door het

introduceren van een legale basis voor Cannabis Social Clubs in de vorm van Incorporated

Societies (CIS). In dit model zal alleen de overheid de mogelijkheid krijgen cannabis te

verkopen via deze cannabis clubs42. Hoewel dit voorstel nieuw lijkt, zijn er al enkele jaren

tekenen van cannabis clubs in Nieuw-Zeeland. Zo is er The Daktory cannabis club voor

medicinaal gebruik (Fowlie, 2016).

42 Supra: 2.3. Tussenoplossingen – Publieke autoriteit (Public authority).

Page 52: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

43

6. Conclusie

In dit hoofdstuk hadden we aandacht voor de verschillende verschijningsvormen van Cannabis

Social Clubs. We gingen uitgebreid in op de situatie in Spanje, Uruguay en België. Om tot een

totaalbeeld te komen, hebben we ook een kort overzicht gegeven van de stand van zaken in een

aantal andere landen. Spanje wordt gezien als de bakermat van het Cannabis Social Club-model.

Een goede mix van factoren heeft ervoor gezorgd dat steeds meer mensen een voorkeur hadden

voor eigen kweek cannabis. Na verloop van tijd groeide deze private thuiscultivatie uit tot

collectieve cannabisproductie. Deze private groepsplantages dienden af te rekenen met

rechtsonzekerheid en tegenstrijdige gerechtelijke uitspraken. Deze onduidelijkheden hebben er

uiteindelijk voor gezorgd dat cannabisactivisten zich zijn gaan verenigen. Ondanks de recente

geschiedenis van het fenomeen hebben bepaalde overkoepelende verenigingen, zoals FAC,

actief ingezet op het uittekenen van een aantal algemene kenmerken van deze Cannabis Social

Clubs. Gezien er in Spanje nog steeds geen wettelijke regeling is, zijn deze richtlijnen bijgevolg

niet bindend en kunnen ze ook niet worden afgedwongen.

Verder werd er uitgebreid stilgestaan bij de legalisering van de kleinschalige productie en het

bezit van cannabis in Uruguay (top-down). De oorspronkelijke versie van deze Cannabis Law

(Law 19,172) bevatte geen legalisering van het CSC-model. Dit kwam pas later na aanhoudende

druk van verschillende Uruguayaanse, maar voornamelijk ook internationale cannabisactivisten

(ook bottom-up). De Cannabis Law bepaalt dat meerderjarigen, recreatieve cannabisgebruikers

op drie verschillende manieren cannabis kunnen verkrijgen. Een eerste optie is het zelf

cultiveren van cannabis. Een tweede mogelijkheid is dat de gebruikers zich bevoorraden bij een

apotheek. Tot slot kunnen gebruikers er ook voor kiezen zich aan te sluiten bij een Cannabis

Social Club.

De Belgische basiswetgeving inzake drugs dateert van 1921. In deze wet wordt zowel het bezit,

de productie als de handel van drugs in het algemeen en cannabis in het bijzonder strafbaar

gesteld. Toch is deze wet doorheen de tijd onderhevig geweest aan een aantal wijzigingen. De

eerste ingrepen zijn gebaseerd op veranderingen in internationale en Europese verdragen en

overeenkomsten. In de periode 1996-1997 werd er een Parlementaire Werkgroep Drugs

opgericht met als doel alle aspecten van het drugfenomeen te onderzoeken. Een belangrijke

aanbeveling is dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen cannabis en andere illegale

drugs. De aanbevelingen uit deze Werkgroep vormen de basis voor de Drugwet van 2003, die

Page 53: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

44

de basiswet van 1921 aanpast. Deze wet stelt dat het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik

niet langer zal vervolgd worden als er geen elementen van problematisch gebruik of openbare

overlast aanwezig zijn. De begrippen problematisch gebruik en openbare overlast dekken

zodanig veel ladingen dat het moeilijk is hiermee aan de slag te gaan. Als gevolg van deze

onduidelijkheden schrapt het Grondwettelijk Hof deze bepaling. Pas in 2005 zal een

Ministeriële Richtlijn duidelijkheid scheppen omtrent deze centrale begrippen en het bezit en

het persoonlijk gebruik van cannabis de laagste vervolgingsprioriteit toeschrijven. Deze

bepaling betreft een de facto decriminalisering van kleine hoeveelheden cannabis en creëert een

grijze zone in de Belgische wetgeving, waar Cannabis Social Clubs gretig gebruik van maken.

Belangrijk is dat deze clubs tot op heden nog geen wettelijke verankering hebben binnen de

Belgische drugwetgeving. Het valt op dat de verschijningsvormen van de clubs sterk

afhankelijk zijn van de specifieke sociale, politieke en juridische context in een land.

Page 54: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

45

Hoofdstuk IV: Cannabis Social Clubs: een theoretische afbakening

1. Een inleiding In het vorige hoofdstuk gaven we een overzicht van de verschillende façades die een Cannabis

Social Club kan aannemen. De verschijningsvorm hangt vaak af van de specifieke politieke,

juridische en sociale context waarin deze is ontstaan. In deze paragraaf willen we een stap

verder gaan en deze verschillende verschijningsvormen met elkaar confronteren en vergelijken.

Het is de bedoeling om tot een werkbare definitie te komen binnen deze masterproef en een

aantal fundamentele kenmerken, alsook herkenningspunten, van CSC’S op te lijsten. Hoewel

er verschillende federaties zijn die soortgelijke kenmerken naar voor schuiven is deze definitie

niet strikt. Zo zijn er verschillende verenigingen die niet volledig passen binnen onze definitie,

maar die zichzelf wel profileren als Cannabis Social Club. In het eerste deel geven we een

algemene omschrijving van het Cannabis Social Club-model. In het tweede deel gaan we meer

diepgaand in op de verschillende kenmerken.

1.1. Wat is het Cannabis Social Club-model?

Grof geschetst gaat het hier over verenigingen die vertrekken vanuit het principe dat ze een

beperkte hoeveelheid cannabis (lees: hoeveelheid voor persoonlijk gebruik), niet alleen op

individueel- maar, ook op collectief niveau mogen produceren (Arana & Sanchez, 2011;

Barriuso, 2011; Kilmer et al., 2013; Murkin, 2015; Room et al., 2010; Transform, 2013).

Cannabis Social Clubs zijn steeds private organisaties of clubs bestaande uit geregistreerde43,

meerderjarige (varieert van 18 tot 21 jaar) 44 leden die allemaal cannabisgebruikers zijn.

Sommige clubs willen dat potentiële leden eerst bewijzen dat ze reeds in het verleden cannabis

gebruikt hebben. Op die manier bouwen ze aan een afweermechanisme tegen de kritiek dat ze

personen aanzetten tot cannabisgebruik. De leden gaan voor zichzelf of via growers45 cannabis

telen binnen de vereniging om zo te kunnen voorzien in hun persoonlijke behoeften (de clubs

zijn dus zelfvoorzienend). De begeestering is het inzetten op gezondheids- en

veiligheidsverbetering. Ze willen een controle uitoefenen op de kwaliteit van de cannabis die

ze produceren om zo een gezonder alternatief te bieden voor de illegale markt. Via deze visie

proberen de clubs eventuele commerciële overwegingen te beperken (Room et al., 2010). Een

43 Supra: 3.2. Cannabis Law en vooropgestelde eisen. 44 Supra: 4.2. Cannabis Social Clubs in België? 45 Volledige omschrijving in: Supra: 4.2. Cannabis Social Clubs in België?

Page 55: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

46

ander belangrijk element is dat het moet gaan om non-profit organisaties. Dit houdt in dat de

opbrengsten steeds opnieuw moeten geïnvesteerd worden in de club en niet mogen fungeren

als winst (Barriuso, 2011; Decorte, 2014b, 2015; Murkin, 2015; Transform, 2013). Ondanks de

opkomende bekendheid van deze clubs, is het uitrafelen van de verschillende kenmerken niet

zo simpel. Zo zijn er verenigingen die zichzelf onterecht de stempel van CSC geven46, wat

ervoor zorgt dat heel het model onder druk komt te staan (Caulkins et al., 2015; Decorte, 2013,

2015).

1.2. De kenmerken nader bekeken De definitie uit de vorige paragraaf valt uit elkaar in een aantal kenmerken. De belangrijkste

elementen worden hier verder uitgediept.

Cannabis Social Clubs gaan ervan uit dat ze een beperkte hoeveelheid cannabis, zoals voorzien

in de wetgeving, ook op een collectief niveau mogen produceren. Concreet bestaan er twee

processen die kunnen leiden tot de installatie van CSC’S. De meeste landen komen via een

bottom-up werking in contact met cannabis clubs. Dit wil zeggen dat voornamelijk

cannabisactivisten het model geïntroduceerd hebben en dat ze vechten voor een wettelijke

verankering. Deze cannabisactivisten maken hierbij vaak gebruik van een grijze zone in de

nationale drugwetgeving. Door beperkte capaciteiten moet de overheid prioriteiten stellen

binnen het strafrechtelijk beleid. Deze prioriteitenstelling zorgt er in sommige gevallen voor

dat cannabisbezit en -productie voor persoonlijk gebruik (hoeveelheid is afhankelijk van land

tot land) de laagste vervolgingsprioriteit geniet. Concreet wil dit zeggen dat de kans op een

vervolging eerder klein is, hoewel de bevoegde instanties in bepaalde gevallen nog steeds

kunnen beslissen om de vervolging op te starten. Het gevolg is dat de brede samenleving dit

vaak interpreteert als een gedoogbeleid ten opzichte van kleinschalige cannabisteelt en –

gebruik. De cannabisactivisten stellen dan dat het telen van cannabis voor persoonlijk gebruik

binnen een groepssetting (bijvoorbeeld binnen de CSC) geen probleem mag vormen als ze zich

houden aan de maximum toegelaten hoeveelheid cannabis47 (Caulkins et al., 2015). Hoewel

deze clubs niet wettelijk verankerd zijn, is er geen eenduidige visie binnen de rechtspraak. Zo

zijn er tegenstrijdige beslissingen binnen nationale rechtbanken en Europese instellingen. Via

de oprichting van Cannabis Social Clubs willen de leden niet enkel voorzien in hun eigen

cannabis, maar willen ze ook opkomen voor meer rechtszekerheid voor de cannabisgebruiker.

46 De zogenaamde shadow clubs – Supra: 4.2. Cannabis Social Clubs in België? 47 De situatie in België: één plant of het bezit van maximum drie gram cannabis per volwassen (+18) persoon.

Page 56: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

47

In dat opzicht fungeert de club ook als een vereniging van cannabisactivisten (in België en

Spanje). In Uruguay is de installatie van Cannabis Social Clubs deels anders verlopen. Langs

de ene kant kan er, weliswaar eerder indirect, van een bottom-up proces gesproken worden.

Langs de andere kant is dit model ook top-down geïntroduceerd. Dit laatste wil zeggen dat het

initiatief voor de regulering en legalisering van cannabisgebruik en –productie, alsook de

oprichting van Cannabis Social Clubs vooral steun kreeg vanuit het beleid. De keuze voor

regulering en legalisering van cannabis werd voornamelijk doorgevoerd om de interne

veiligheid van Uruguay te verstevigen. Dit omwille van het feit dat er een enorme hoeveelheid

criminaliteit verscholen zit achter illegale productie en gebruik van cannabis. Bovendien had

onderzoek al meermaals uitgewezen dat het prohibitiebeleid niet effectief was. De

oorspronkelijke versie van de Cannabis Law (Law 19,172) bevatte geen verwijzing naar de

oprichting van CSC’S. Die kwam er pas later na aanhoudende druk van verschillende

Uruguayaanse, maar voornamelijk ook internationale cannabisactivisten. In dat opzicht is een

deel van het proces dus ook bottom-up verlopen (Boidi et al., 2016; Queirolo et al., 2016).

Zoals in de vorige paragraaf48 reeds beschreven zijn Cannabis Social Clubs private organisaties

of clubs met meerderjarige, geregistreerde leden. De minimumleeftijd is steevast 18 jaar, al zijn

er clubs die toch beslissen om deze leeftijdsgrens op te trekken naar 21 jaar. In niet-gereguleerde

systemen is deze leeftijdsbeperking afhankelijk van de voorkeur van de board of directors

(België). In gereguleerde systemen is dit afhankelijk van hoe de wetgeving de meerderjarigheid

omschrijft (Uruguay). Verder is het de bedoeling dat elk lid zich registreert in een databank.

Dit impliceert dat de identiteit en achtergrond van de leden bekend zijn. In Uruguay, waar het

model gelegaliseerd en in gebruik is, moeten de leden zichzelf registreren in een nationale

databank voor cannabisgebruikers. Deze registratie is een controlemechanisme om na te gaan

of eenzelfde persoon zich niet bij verschillende Cannabis Social Clubs of andere

cannabisvoorzieningen inschrijft. De algemene kritiek op dit registratiesysteem is de

mogelijkheid tot het gebruiken en soms zelfs misbruiken van deze toch wel gevoelige

informatie (Albrecht, 2014; Pardo, 2014).

In de meeste gevallen worden potentiële leden voorgedragen door een persoon die reeds lid is

of worden ze uitgenodigd op een intakegesprek. Tijdens dit gesprek wordt de persoon op de

hoogte gebracht van de huidige drugwetgeving en de huisregels. Een vaak voorkomende regel

48 De definitie - Supra: 1.1. Wat is het Cannabis Social Club-model?

Page 57: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

48

is dat leden de verkregen cannabis niet mogen doorverkopen aan derden (niet-leden).

Bovendien kan hen gevraagd worden een bewijs van eerder cannabisgebruik voor te leggen en

moeten ze aangeven dat hun aanvraag tot lidmaatschap volledig vrijwillig verlopen is. Op die

manier vermijden de clubs de kritiek dat ze personen aanzetten tot cannabisgebruik en

vermijden ze eventuele vervolgingen (promotie van cannabis kent geen gedoogbeleid en is dus

ten allen tijden strafbaar). Aan medicinale gebruikers van cannabis kan gevraagd worden om

een diagnose of doktersvoorschrift voor te leggen (Barriuso, 2011; Blickman, 2014; Coombes,

2014; Decorte, 2014b, 2015; Murkin, 2015; Transform, 2013). Het behouden van deze

werkwijze lijkt echter niet zo eenvoudig. Zo zijn er in Spanje verschillende stemmen die de

registratie in een CSC willen vereenvoudigen en toegankelijker maken. Bovendien is er van

enkele Spaanse clubs geweten dat ze actief nieuwe leden opzoeken en hen overtuigen tot

aansluiting. Andere clubs laten dan weer toe dat nieuwe leden meteen na hun registratie een

hoeveelheid cannabis meenemen naar huis. Het valt op dat sommige Spaanse cannabis clubs

flirten met de grenzen van het CSC-model (Bewley-Taylor et al., 2014).

Een Cannabis Social Club mag dus geen commerciële doeleinden vooropstellen. Wel willen ze

dat toegelaten, geregistreerde, meerderjarige leden de mogelijkheid hebben om voor zichzelf

of via growers cannabis te kweken. Deze werkwijze heeft als doel een zekere transparantie

inzake (volks)gezondheid te creëren. Zo is er een beter zicht op de herkomst, kwaliteit,

samenstelling, THC-waarde en CBD-waarde van de geproduceerde cannabis. Deze informatie

wordt vaak actief gedeeld met de leden via de website, een nieuwsbrief, via Facebook of via

mail (Decorte, 2015). Daarnaast kunnen Cannabis Social Clubs positief bijdragen tot het

veiligheidsaspect door een alternatief te bieden voor de onveilige, illegale markt.

Tot slot worden Cannabis Social Clubs gedefinieerd als non-profit organisaties. Dit wil zeggen

dat de opbrengsten steeds opnieuw moeten geïnvesteerd worden in de eigen club. Eventuele

winst(en) mogen dus nooit verdeeld worden onder de leidinggevenden of de leden (Barriuso,

2011; Caulkins et al., 2015; Decorte, 2014b, 2015; Murkin, 2015; Transform, 2013). Dit

kenmerk heeft als neveneffect dat er een grote transparantie zou moeten bestaan inzake de

financiën. Toch blijkt dat dit in de praktijk niet zo vanzelfsprekend is. In Barcelona profileren

sommige verenigingen zichzelf als Cannabis Social Club, terwijl dit in principe verdoken

vormen van het Coffeeshop-model zijn. In dat opzicht kan worden gesteld dat sommige CSC’S

Page 58: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

49

in Spanje steeds meer evolueren naar een commercieel en for-profit model49. Deze clubs

brengen hiermee de tolerantie ten opzichte van andere CSC’S in het gedrang. Bovendien dragen

ze niet meer bij tot het veiligheidsaspect. Zo aanvaarden ze vaak zodanig veel leden dat ze zelf

niet meer in de behoeften van hun leden kunnen voorzien. Deze clubs zijn dan genoodzaakt

cannabis aan te kopen op de illegale markt. Deze vaststelling zorgt ervoor dat overheden eerder

geneigd zijn het aantal leden binnen een Cannabis Social Club te beperken. Deze

maximumgrens mag echter niet te laag zijn zodat de clubs op een efficiënte manier kunnen

functioneren. Als de wetgevende macht hier geen rekening mee houdt, dreigen mogelijke legale

clubs opnieuw in de onderwereld te verdwijnen (Bewley-Taylor et al., 2014).

2. Conclusie In deze masterproef wordt een Cannabis Social Club als volgt gedefinieerd:

Een CSC is een private organisatie bestaande uit meerderjarige cannabisgebruikers (leden). De

leden moeten zichzelf registreren in een daarvoor ontwikkelde databank. Het is belangrijk dat

deze leden kunnen bewijzen dat ze reeds in het verleden cannabis gebruikt hebben. Op die

manier ontwijken de clubs de kritiek dat ze personen zouden aanzetten tot (meer)

cannabisgebruik. De leden gaan voor zichzelf of via growers cannabis telen binnen de

vereniging om zo te kunnen voorzien in hun persoonlijke behoeften. De begeestering is het

inzetten op gezondheids- en veiligheidsverbetering. Op die manier worden commerciële

doeleinden door de clubs afgezworen. Een laatste belangrijk element is dat een CSC steeds een

non-profit organisatie moet zijn. Dit wil zeggen dat eventuele winsten steeds opnieuw moeten

geïnvesteerd worden in de eigen organisatie.

49 Volgens de definitie in Supra: 1.1. Wat is het Cannabis Social Club-model? Moeten de clubs dit proberen vermijden.

Page 59: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

50

Hoofdstuk V: De publieke opinie en het drugsbeleid

1. Een inleiding tot attitudeonderzoek In de voorgaande hoofdstukken was het onze bedoeling om de lezer de nodige

achtergrondinformatie omtrent Cannabis Social Clubs te bezorgen. We hebben stilgestaan bij

verschillende theoretische modellen met een focus op het CSC-model, Europese en

internationale verdragen en verschillende verschijningsvormen van het model om zo tot een

theoretische afbakening te komen. In dit hoofdstuk verleggen we echter onze focus. We gaan

het hebben over attitudeonderzoek bij de volledige bevolking in het algemeen en bij

drugsgebruikers in het bijzonder. Concreet is attitudeonderzoek geïnteresseerd in de opinie van

een persoon omtrent een bepaald thema. Het thema waar we in deze masterproef bijzonder veel

aandacht voor hebben is het gevoerde drugsbeleid. Een dieper inzicht in dit type onderzoek is

noodzakelijk gezien het empirisch luik van deze studie een eerste kennismaking is met de

kennis en attitude van Vlaamse cannabisgebruikers ten opzichte van een mogelijke legalisering

en regulering van cannabis via het CSC-model. In het eerste deel van dit hoofdstuk willen we

meer inzicht verkrijgen in de definitie, alsook in de totstandkoming van attitudes. Nadien staan

we stil bij de beperkingen van het voorspellend karakter van attitudes. Vervolgens focussen we

op reeds afgenomen attitudeonderzoek bij de algemene bevolking en bij drugsgebruikers. Er

wordt vooral aandacht besteed aan het cannabisbeleid en de cannabisgebruikers, gezien deze

laatsten ook het onderzoeksobject van deze masterproef uitmaken. Tot slot worden de

belangrijkste bevinden uit de besproken attitudeonderzoeken geanalyseerd en pogen we een

aantal hypothesen te formuleren in lijn met het eigen empirisch onderzoek50. Concreet willen

we stilstaan bij een aantal elementen die mogelijks een invloed hebben op de attitude van de

respondenten inzake het Cannabis Social Club-verhaal.

2. Het attitude-concept Dit onderdeel geeft een theoretisch overzicht van het attitudebegrip. Er is aandacht voor een

duidelijke definiëring, het belang van attitudes en mogelijke uitdagingen in attitudeonderzoek.

50 Infra: DEEL II: EMPIRISCH LUIK.

Page 60: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

51

2.1. Theoretische afbakening van het attitudebegrip Iemands attitude of opinie ten opzichte van een bepaald gegeven (bijvoorbeeld het reguleren

van Cannabis Social Clubs) vormt een uitermate interessant onderzoeksobject binnen de sociale

psychologie en meer recent ook binnen de criminologie. Inzicht in dit concept kan boeiende

informatie opleveren omtrent het ontstaan van attitudes, het statisch of dynamisch wezen van

attitudes en de effecten ervan. Ondanks de grote relevantie van het concept is attitude een eerder

kneedbaar concept dat verschillende invullingen kent naargelang de doeleinden waarvoor het

gebruikt wordt (doelen van onderzoek). Om die reden is een strikte theoretische afbakening van

het begrip allerminst gemakkelijk. Het is belangrijk te benadrukken dat de gehanteerde definitie

in het licht van deze studie zeker niet de enige juiste is (Bain, 1927; Cooper, Crano, & Forgas,

2010).

Binnen deze studie vertrekken we vanuit de definitie van Perloff: “a learned global (typically

emotional) evaluation of an object (person, place or issue) that influences thought and action”

(Perloff, 2003).

Deze definitie gaat ervan uit dat er drie aspecten verbonden zijn met het concept attitude. In

eerste instantie spreekt de auteur over “a learned global evaluation”. Dit wil zeggen dat

attitudes geleerd zijn na een bepaalde ervaring met een persoon, plaats of onderwerp. Hoewel

dit leerproces omtrent het aannemen van attitudes heel het leven aanhoudt, is het belangrijk te

vermelden dat de belangrijkste stappen van socialisatie gezet worden in de kinderjaren. Verder

zijn de beoordelingen globaal en emotioneel. Emotioneel wil zeggen dat onze opinies meestal

gebaseerd zijn op hetgeen we voelen als we in aanraking komen met een bepaald object.

Concreet wil dit zeggen dat dit dus voor elke persoon zeer uiteenlopend kan zijn en bijgevolg

erg subjectief van aard is. Attitudes kunnen ook tot stand komen door hetgeen we te weten

komen of leren. In dat opzicht is de attitude dan niet gebaseerd op emoties maar op iets

intellectueel. Dit laatste komt wel minder naar voor in de gekozen definitie. Globaal houdt in

dat onze attitude meestal niet gebaseerd is op een evaluatie, maar op een reeks van evaluaties

aangaande het onderwerp. Tot slot stelt Perloff dat attitudes onze gedachten en acties (gedrag)

beïnvloeden. Meestal zal het zichtbare gedrag consistent zijn aan de attitude van een persoon.

Zo zal een persoon die een hekel heeft aan sigaretten niet snel een sigaret roken. In sommige

situaties is het echter niet mogelijk het gedrag af te stemmen op de eigenlijke attitude. Zo kan

een persoon een bloedhekel hebben aan school omdat hij/zij gepest wordt, toch zal deze persoon

Page 61: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

52

niet in staat zijn heel het jaar door te spijbelen. Wanneer het gestelde gedrag niet in

overeenstemming is met de oorspronkelijke attitude ontstaat er bij de persoon in kwestie vaak

een onaangenaam gevoel (inconsistentie attitude-gedrag). Om dit onaangenaam gevoel te

neutraliseren gaan personen vaak achteraf hun oorspronkelijke attitude aanpassen, zodat deze

in overeenstemming is met het gestelde gedrag (Perloff, 2003).

De gehanteerde definitie kan samengelegd worden met het drie-componenten-model. Dit model

houdt in dat een attitude gevormd wordt op basis van een wisselwerking tussen een cognitieve,

affectieve en conatieve (ook wel gedrags-) component. De cognitieve component handelt over

de kennis die een persoon heeft over een bepaalde persoon, plaats of onderwerp51. De affectieve

component bevat emoties die voortvloeien uit de cognitieve component52. De conatieve- of

gedragscomponent handelt over de specifieke gedragsintenties van een individu. Het gaat hier

niet noodzakelijk over het effectieve gedrag dat een individu stelt, maar vooral over het gedrag

dat de persoon vanuit zijn/haar overtuiging wil stellen53 (De Rijcke, 2000; Perloff, 2003).

2.2. Het belang van attitudes Het interessante aan attitudeonderzoek is dat inzicht in attitudes van een persoon het

uiteindelijke gedrag zouden kunnen voorspellen. Zoals reeds aangehaald is dit te kort door de

bocht. Zo zijn er mensen die hun attituden aanpassen na het stellen van gedrag dat principieel

niet overeenkwam met hun oorspronkelijke attitude. Er is dus nog steeds een zekere afstand

tussen wat een persoon denkt en effectief zal doen (Perloff, 2003).

Ajzen stelt dat de intentie van een persoon om een bepaalde gedraging te stellen een goede

voorspeller is van het effectief gestelde gedrag. Deze intentie wordt volgens de theorie van

gepland gedrag (Ajzen, 2005) beïnvloed door drie componenten. De attitude van een persoon

is slechts een van de drie componenten. In dat opzicht is het een noodzakelijke, maar geen

voldoende voorspeller van het effectieve gedrag. Ook de andere twee componenten oefenen

een belangrijke invloed uit. De tweede component is de sociale of subjectieve norm. Dit gaat

over de mening van anderen betreffende het gestelde gedrag. De mate waarin een persoon tot

een bepaalde groep wil behoren in combinatie met de perceptie van die persoon over de mening

van anderen zal hierbij een grote rol spelen. In attitudeonderzoek is er dus steeds een gevaar

51 Het object – de intellectuele kennis zoals beschreven in vorige alinea. 52 Emoties als basis – zoals beschreven in de vorige alinea. 53 Beïnvloeding van gedrag zoals beschreven in de vorige alinea.

Page 62: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

53

dat de respondenten sociaal-wenselijk antwoorden (de respondenten geven in dit geval een

antwoord dat niet noodzakelijk in overeenstemming is met wat de persoon effectief denkt). Het

laatste element is bekwaamheid, ook wel vaardigheid. Het individu gaat dan voor zichzelf

nagaan of het vooropgestelde/gewenste gedrag wel echt realiseerbaar of effectief is. Ervaringen

uit het verleden, en dan vooral mislukkingen, geven richting aan dit aspect. In attitudeonderzoek

zal het dus belangrijk zijn achtergrondvragen te stellen om de invloed van bepaalde ervaringen

te kunnen inschatten (Ajzen, 2005).

3. Attitudes inzake het drugsbeleid Er zijn verschillende mogelijkheden om opinies en voorkeuren van de algemene bevolking of

van de populatie drugsgebruikers te bestuderen. Achtereenvolgens worden er verschillende

vormen besproken en worden de belangrijkste bevindingen gepresenteerd.

3.1. Attitudeonderzoek bij de algemene bevolking Het grootste deel van de opinieonderzoeken inzake drugs- en cannabisbeleid wordt afgenomen

bij de algemene populatie. Het is dan ook de opinie van de algemene bevolking die zal

domineren in het beleidsvormingsproces (Lancaster, Ritter, & Stafford, 2013).

A. Algemeen drugsbeleid

De attitudes van de algemene bevolking worden mee gevoed door de politieke, sociale,

culturele en juridische context van een land. Onderzoek uit 2012 heeft dit proberen staven door

de opinies van Noren en de opinies van Nederlanders inzake illegaal drugsgebruik met elkaar

te vergelijken. 2150 Noren en 5615 Nederlanders boven de 16 jaar namen deel aan deze studie.

Globaal genomen waren zowel de Nederlanders als de Noren eerder terughoudend voor een

volledige acceptatie van illegaal drugsgebruik. Toch was de steun voor de acceptatie en

eventuele legalisering van alle illegale drugs hoger in Nederland. Dit was zowel het geval voor

personen die aangaven drugs te gebruiken als voor personen die aangaven dit niet te doen.

Samenvattend kan er dus gesteld worden dat Nederland meer open staat ten opzichte van een

acceptatie en eventuele legalisering van illegale drugs. Dit kan deels verklaard worden door het

eerder liberale drugsbeleid dat Nederland kenmerkt (van der Sar et al., 2012).

Page 63: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

54

B. Cannabisbeleid De meeste opiniestudies omtrent cannabisgebruik en cannabisbeleid zijn uitgevoerd bij

jongeren binnen een schoolcontext. Jospehh J. Palamar heeft dergelijke studie uitgevoerd in de

VS. Het objectief was om de opinie van jongeren inzake de legalisering van cannabis te

achterhalen. Ongeveer een derde van de bevraagde jongeren was van mening dat er een

volledige legalisering van cannabis zou moeten zijn. 28,5% vond dat cannabisgebruik zou

moeten behandeld worden als een klein vergrijp. 48% van de bevraagde jongeren vond dat

cannabis enkel verkocht zou mogen worden aan meerderjarigen, terwijl 10,4% van mening was

dat leeftijdsgrenzen niet noodzakelijk zijn. Vooral Afro-Amerikanen, jongeren met een liberaal

gedachtegoed en jongeren afkomstig uit steden stond positief ten opzichte van de legalisering

van cannabis. Vrouwelijke studenten, jongeren die religie hoog in het vaandel dragen,

conservatieve studenten en jongeren die vrienden hebben met een sterke afkeer ten aanzien van

cannabis zijn minder sterk voorstander van legalisering. Het recentelijk gebruik van cannabis

bij de jongeren zorgt voor een enorme toename van steun voor het eventuele

legaliseringsbeleid. Het lijkt dus dat jongeren die frequenter cannabis gebruiken meer

voorstander zijn van een liberaal beleid. Langs de andere kant is het wel zo dat 16,7% procent

van de jongeren die nooit cannabis gebruikt hebben ook voorstander zijn van een

legaliseringsbeleid inzake cannabis (Palamar, 2014).

Andere onderzoeken verlaten de schoolcontext en bevragen (delen van) de algemene bevolking.

Zo gaan Shanahan, Gerard en Ritter aan de slag met de Discrete Choice Experiment Approach

(DCE) via een online survey afgenomen bij 1020 Australiërs. De meerderheid van de bevraagde

personen geeft de voorkeur aan cannabis als illegaal gegeven. Wel willen ze voorzien in de

mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie als het gaat over het bezit van een

beperkte hoeveelheid cannabis (minder dan 15 gram). De politieambtenaar in kwestie kan

alsnog kiezen om te vervolgen. Zodra de administratieve boete betaald wordt, kan er geen

vervolging meer opgestart worden. Bovendien komt deze administratieve sanctie niet op het

strafblad. 83% verkoos deze optie in vergelijking met het huidige beleid. Het huidig beleid

bepaalt dat er bij bezit van minder dan 15 gram een waarschuwing volgt van de politie, zonder

administratieve sanctie. Hier wordt de gevonden cannabis in beslag genomen, wijst de politie

de persoon op de gevaren van cannabis en de illegale sfeer en zal de politieambtenaar de

gegevens noteren. Wel kan de politieambtenaar in bepaalde gevallen nog steeds kiezen om de

vervolging op te starten. Een meer uitgebreide criminalisering van cannabis was de minst

Page 64: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

55

gekozen optie (altijd arresteren, vervolgen en bestraffen). Zo koos 84% voor de huidige situatie

in plaats van voor een opgedreven criminalisering. 61% van de bevraagde personen verkoos

echter een volledige legalisering van cannabis, voor gebruikers vanaf de leeftijd van 18 jaar,

boven het huidig gevoerde beleid. De mogelijkheid om cannabis via een legale weg te kopen

genoot een sterke voorkeur. Op die manier wordt cannabis weggehaald uit het illegale circuit

en is er meer zicht op de samenstelling van het product. Dit zijn meteen ook de voornaamste

redenen om te kiezen voor legalisering van cannabis. Personen die geloven in de medische

voordelen van cannabis zijn meer geneigd te opteren voor legalisering of een systeem met een

waarschuwing voor het bezit van kleine hoeveelheden cannabis (minder dan 15 gram)

(Shanahan, Gerard, & Ritter, 2014).

Een ander onderzoek is een cross-sectionele survey bij 8280 respondenten boven de 16 jaar in

Nederland. Deze studie werd uitgevoerd door van der Sar, Brouwers, de Goor en Garretsen. Ze

vonden dat de mening van de respondenten ten aanzien van het cannabisbeleid afhankelijk was

van het feit of ze beïnvloed werden door dat gevoerde beleid. Mensen worden volgens de

auteurs beïnvloedt door het cannabisbeleid als ze zelf cannabis gebruiken of als iemand uit hun

dicht sociaal netwerk cannabis gebruikt. De auteurs maakten een onderscheidt tussen

educatieve maatregelen en maatregelen die de beschikbaarheid van cannabis beperken. Meer

dan 90% van de respondenten kon akkoord verklaren met educatieve maatregelen. De

maatregelen die de beschikbaarheid van cannabis beperken waren opvallend minder populair

bij mensen die zelf cannabis gebruiken en in mindere mate ook bij diegene die cannabisgebruik

kennen in hun directe sociale omgeving (van der Sar, Brouwers, de Goor, & Garretsen, 2011).

3.2. Attitudeonderzoek bij drugsgebruikers Attitudeonderzoek bij drugsgebruikers is eerder schaars (zeker in vergelijking met

attitudeonderzoek bij de brede bevolking). Toch is het nuttig om dergelijk onderzoek op een

regelmatige basis uit te voeren. Het is belangrijk dat de groepen die het meest in aanraking

komen met het drugsbeleid meegenomen worden in het beleidsvormingsproces. De kennis en

ervaring van deze ‘drugsexperten’ is een bron van informatie die niet genegeerd mag worden.

Bovendien wordt de stigmatisering van drugsgebruikers doorbroken door hen een stem te geven

in het (her)vormen van het drugsbeleid (Lancaster et al., 2013; Lenton, Frank, Barratt, Dahl, &

Potter, 2015).

Page 65: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

56

C. Algemeen drugsbeleid

Zoals in het eerste hoofdstuk reeds werd aangehaald stellen steeds meer mensen zich vragen bij

the War on Drugs. Ook het Verenigd Koninkrijk heeft jarenlang vastgehouden aan de

staalharde aanpak gericht op prohibitie, preventie en bestraffing. Buchanan en Young oordelen

dat deze War on Drugs in principe een War on Drug Users is. De oorlog komt hiermee zijn

beloftes niet na, integendeel. Drugsgebruik en druggerelateerde criminaliteit zijn niet

afgenomen. De auteurs beargumenteren dat deze oorlog veelal stigmatisering, marginalisering

en sociale exclusie creëert in plaats van bij te dragen aan een structurele oplossing. Om hun

idee te staven hadden de onderzoekers semigestructureerde diepte-interviews met 200

probleemgebruikers in Merseyside (VK). In deze interviews hadden de respondenten het over

hun eigen ervaring en indirect benadrukten ze daarmee de negatieve zijde van het gevoerde

drugsbeleid. De meerderheid van de respondenten gaf aan dat ze zich vaak afgewezen of

gestigmatiseerd voelen in hun contacten met niet-drugsgebruikers. Dit gaat hand in hand met

het feit dat ze zich vaak geïsoleerd voelen in een drukke samenleving. Het gevoel

gestigmatiseerd en gemarginaliseerd te worden zorgt ervoor dat problematische

drugsgebruikers zich geen houding meer weten te geven in hun contacten met niet-gebruikers.

Door dit onaangename gevoel gaan ze deze contacten eerder beperken en ontstaat er een

vicieuze cirkel. Het is door de War on Drugs dat deze sterke afkeur van de samenleving

buitengewone proporties heeft aangenomen. Het grote probleem is dat ze na verloop van tijd

buiten de samenleving vallen. The War on Drugs lost de drugsproblematiek niet op en zorgt

ervoor dat een eventuele re-integratie onnodig bemoeilijkt wordt. Sommige van de

respondenten volgden een student-centred Structured Day Programme. Ze gaven aan dat

dergelijke programma’s een positief effect hebben op de sociale isolatie en het uitbouwen van

relaties. Wanneer drugsgebruikers de weg afleggen naar een stabiel drugsvrij leven, is het

belangrijk dat ze snel nieuwe routines en relaties aangaan. Wanneer hier niet voldoende

aandacht voor is zullen ze hoogstwaarschijnlijk snel hervallen in oude gewoonten. Het

drugsbeleid van de overheid, met een sterke nadruk op het risicogedrag van drugsgebruikers,

maakt deze re-integratie in de samenleving echter niet gemakkelijk. In sommige gevallen gaan

de drugsgebruikers deze stigmatisering internaliseren en zijn ze ervan overtuigd dat ze hopeloos

zijn. Dit zorgt voor problemen op vlak van zelfvertrouwen en draagkracht, waardoor ze

opnieuw naar illegale middelen zullen grijpen. Door hun drugsgebruik worden de meeste

respondenten uitgesloten van economische activiteiten. Om hun gebrek aan financiële middelen

op te vangen zijn ze vaak actief in kleine eigendomsmisdrijven (economisch). Het is hierbij

belangrijk de drugsgebruikers niet opnieuw uit te sluiten, maar ze een plaats te geven binnen

Page 66: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

57

de economische wereld. Ook geven de respondenten aan dat ze nood hebben aan hulpverlening

op zeer uiteenlopende vlakken. Om dit te realiseren is een verandering in het beleid

noodzakelijk. Er moeten meer middelen naar hulpverlening in plaats van naar preventie,

prohibitie en bestraffing gaan. Het lijkt dat de meeste respondenten gemotiveerd zijn om te

veranderen wanneer ze meer toegang hebben tot hulpverlening, bijstand en nieuwe kansen op

vlak van werk en training. Bij anderen lijkt deze motivatie te zijn omgeslagen in frustratie omdat

de bijstand te lang op zich heeft laten wachten (Buchanan & Young, 2000).

D. Cannabisbeleid

Sommige onderzoekers zoeken actief naar personen (of groepen) die zichzelf identificeren als

cannabisgebruiker(s). Caral Stevenson organiseerde semigestructureerde interviews die ze

afnam bij 38 personen tussen de leeftijd van 18 en 59 jaar. De belangrijkste bevinding was dat

de meeste gebruikers wel enige kennis hadden omtrent het cannabisbeleid in Noord-Ierland,

maar dat ze de implicaties voor het bezit van cannabis sterk onderschatten (ze onderschatten de

criminalisering van cannabis). Verder werd het ook duidelijk dat een meerderheid van de

respondenten zich binnen hun gebruik weinig zorgen maakten over eventuele tussenkomsten

van de overheid en sancties (Stevenson, 2012). Binnen het eigen empirische luik zal het ook de

bedoeling zijn te focussen op gebruikers van cannabis en niet op de bevolking in zijn geheel.

Brochu, Duff, Asbridge en Erickson deden een onderzoek naar de kennis en opinies van

cannabisgebruikers aangaande het drugsbeleid in Canada via 165 diepte-interviews. Ze

kwamen tot de conclusie dat er een eerder beperkte kennis was van het cannabisbeleid en de

regelgeving onder de bevraagde groep cannabisgebruikers. Wanneer de gebruikers

geconfronteerd werden met eigenlijke wetgeving gaven ze vaak aan deze als hard, repressief

en soms belachelijk te aanschouwen (Brochu, Duff, Asbridge, & Erickson, 2011). Het

interessante aan dit laatste type onderzoek is dat het ook specifiek aandacht besteed aan de

kennis van gebruikers inzake het gevoerde beleid. In het licht van deze studie zal niet alleen

stilgestaan worden bij de opinies van gebruikers, maar ook bij de kennis die gebruikers hebben

omtrent het Cannabis Social Club-model.

Het volgende onderzoek focust niet echt op cannabisgebruikers, maar vooral op kleinschalige

cannabiskwekers. Gezien deze twee groepen in sommige gevallen overlappen werd er besloten

deze studie toch mee te nemen. De onderzoekers gebruikten de data van een online web-survey

geconstrueerd door the Global Cannabis Cultivation Research Consortium (GCCRC). Deze

survey werd afgenomen bij kleinschalige cannabiscultivators vanaf de leeftijd van 18 jaar in 11

Page 67: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

58

verschillende landen. De onderzoekers vergeleken nadien de resultaten van Australië,

Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Ze onderzochten eventuele steun voor verschillende

beleidswegen inzake cannabiscultivatie. De belangrijkste mogelijkheden waren; vrije markt,

enkel volwassen kwekers, werken met een kwekers-licentie, beperkingen op de hoeveelheid

planten, alleen bedrijven met een licentie mogen verkopen en goedgekeurde commerciële

teelt54. De voorkeuren werden vergeleken op basis van het land, de cultivatieschaal, crimineel

verleden, drugsgebruik en achtergrondkenmerken. Hoewel er verschillen zijn tussen de landen,

is het opvallend dat ze grotendeels dezelfde mening hebben als het gaat over de eerder populaire

beleidsopties. Zo vindt meer dan twee-derde van de respondenten dat enkel volwassenen

cannabis mogen kweken. Bovendien vinden ze dat de verkoopkanalen van cannabis moeten

beperkt worden tot commerciële bedrijven met een licentie en dat commerciële kwekers ook

een vergunning moeten hebben. Deze uitkomsten zijn niet alleen acceptabel voor

cannabiskwekers, maar kunnen ook steun vinden binnen de brede bevolking. Het kan dus een

goede evolutie zijn wanneer beleidsmakers meer aandacht hebben voor de opinie van de

doelgroep. Verder is het ook belangrijk te benadrukken dat de opinies van de cannabiskwekers

mee gevormd werden door de cultivatieschaal, het eigen drugsgebruik en

achtergrondvariabelen. Dit ondersteunt het gegeven dat attitudes zeer subjectief zijn van aard

en gekneed worden door eigen ervaringen en indrukken (Lenton et al., 2015).

3.3. Vergelijkend onderzoek Er kan een interessant verhaal ontstaan wanneer attitudes uit de algemene bevolking vergeleken

worden met de attitudes van drugsgebruikers. In Australië hebben onderzoekers deze oefening

uitgevoerd. Ze vergeleken de opinie van de algemene bevolking met de opinie van personen

die drugs injecteren. Concreet werden de resultaten van The National Drug Strategy Household

Survey (NDSHS) van 2010 (algemene bevolking) vergeleken met de resultaten van de Illicit

Drug Reporting System Survey (IDRS) van 2011 (injecterende gebruikers). De intraveneuze

gebruikers waren grote voorstander van alle beleidsmaatregelen55 die een ondersteuning bieden

voor de problemen gelinkt aan heroïnegebruik. In vergelijking met de algemene bevolking zien

we dat intraveneuze gebruikers dergelijke maatregelen veel actiever steunen dan de

respondenten uit de algemene bevolking (methadon-behandeling (IDRS 86.3% voorstander;

NDSHS 48.7% voorstander). De opinies omtrent de legalisering van drugs voor persoonlijk

54 De Engelse categorieën: free market, adult only, growing licenses, restrictions on plant numbers, licensed business-only sale en approved commercial growing. 55 De mogelijke maatregelen: methadon-behandeling, buprenorphine-behandeling, behandeling met andere drugs, spuitenruilprogramma’s, het voorzien van gebruikersruimten, …

Page 68: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

59

gebruik waren sterk uiteenlopend. Zo kreeg de legalisering van cannabis voor persoonlijk

gebruik de meeste steun (87%), gevolgd door heroïne (54.9%). Let wel dat meer dan de helft

van de respondenten tegen de legalisering van methamfetamine (58.1%), ecstasy (57.8%) en

cocaïne (52%) is. Als de respondenten recentelijk een van deze drugs gebruikt hadden, waren

ze meer geneigd de legalisering van deze drug te ondersteunen. De algemene bevolking is

grofweg tegen de legalisering van drugs voor persoonlijk gebruik. Wel zien we dat legalisering

van cannabis ook hier de meeste steun geniet (IDRS 87% voorstander; NDSHS 22.3%

voorstander), hoewel het nog steeds een minderheid is. In een laatste onderdeel werd gepeild

naar de opinies van de intraveneuze gebruikers inzake een strengere bestraffing van het

aanbieden en de verkoop van drugs. Ook hier waren de meningen sterk afhankelijk van de soort

drug. De meeste respondenten waren tegen een strengere bestraffing van het aanbod en de

verkoop van cannabis (80.8%). Ongeveer de helft was tegen een strengere bestraffing van het

aanbod en de verkoop van heroïne (58.4%), cocaïne (50.8%), ecstasy (50.1%) en

methamfetamine (49.2%). Ongeveer drie-vierde van de algemene bevolking was voorstander

van een strengere bestraffing van heroïne (78.9%), methamfetamine (78.5%), cocaïne (76.9%)

en ecstasy (75.8%). In verhouding was slechts een-vierde tot een-derde van de intraveneuze

gebruikers voorstander van een strengere bestraffing (methamfetamine (33.3%) en ecstasy

(29.4%)). De grote verschillen tussen deze twee groepen kunnen misschien verklaard worden

door een verschil in ervaring en kennis. Zo waren er veel respondenten binnen de algemene

populatie die de antwoordcategorie ‘ik weet het niet’ verkozen. Het is belangrijk met deze

verschillen rekening te houden wanneer het drugsbeleid wordt aangepast. Zo zouden

beleidsmakers en wetenschappers steeds oor moeten hebben voor de twee kanten van eenzelfde

verhaal (Lancaster et al., 2013).

4. Verwachtingen binnen het eigen onderzoek

4.1. Algemene hypothesen Het sociale, politieke en sanctionerende beleid van een land, en meer specifiek van een stad of

gemeente, kan een invloed uitoefenen op de gedachtegang van het gros van de bevolking. Het

voeren van een drugsbeleid is een druk uitgeoefende activiteit van de grootsteden. Het beleid

dat ze naar voor schuiven kan de opinie van de volwassen bevolking dus mee beïnvloeden,

vooral wanneer ze zelf cannabis gebruiken of er mee in aanraking komen56. Het lijkt wel zo dat

56 The War on Drugs van Bart De Wever (N-VA) in Antwerpen beïnvloedt de opinie van de Antwerpenaren. Drugsgebruikers voelen zich geïsoleerd en gestigmatiseerd, terwijl de algemene bevolking een versterkt geloof heeft in de War on Drugs.

Page 69: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

60

jongeren en jongvolwassenen die leven in een stad doorgaans meer open staan voor een liberaal

drugsbeleid. In dat opzicht zouden we kunnen veronderstellen dat vooral jongvolwassenen uit

grootsteden voorstander zijn van het Cannabis Social Club-model (trend is vrij algemeen, los

van het eigen gebruik). Het valt op dat vrouwen vaker iets minder positief staan ten opzichte

van een liberaler beleid dan mannen. In lijn met deze bevinding zouden we kunnen verwachten

dat vrouwen ook minder steun zullen verlenen aan het CSC-model (trend is vrij algemeen, los

van het eigen gebruik). Polydruggebruikers zijn vaker voorstander van een legalisering van

cannabis dan voor een legalisering van andere illegale drugs. Dit zou kunnen suggereren dat

polygebruikers cannabisgebruik als minder ingrijpend beschouwen en positiever staan ten

opzichte van het CSC-model. Wel is er een opvallende trend op te merken. Hoe recenter het

cannabisgebruik, hoe meer deze polygebruikers een eerder liberaal beleid ondersteunen. Een

vergelijkend onderzoek tussen Australië, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk suggereert

dat cannabisgebruikers en kleinschalige cannabiskwekers openstaan voor een nieuw model. Ze

geven vooral de voorkeur aan verkoop door commerciële bedrijven met een licentie. Cannabis

Social Clubs vallen perfect binnen deze beschrijving wat zou betekenen dat er wel degelijk

steun is voor dit model onder de populatie cannabisgebruikers en kleinschalige telers.

4.2. Specifieke hypothesen Het registratiesysteem dat gekoppeld is aan het Cannabis Social Club-model kan een probleem

vormen voor cannabisgebruikers. Drugsgebruik is nog steeds een vrij verdoken fenomeen dat

gepaard gaat met veel stigmatisering en marginalisering (Hathaway, Comeau, & Erickson,

2011). Concreet leeft stigmatisering op drie niveaus. Het individuele, sociale of publieke en

structurele niveau. Sociaal of publiek stigma wil zeggen dat er een stigmatisering is van een

bepaalde groep vanuit alle lagen van de samenleving (een algemeen geldend idee). Dit houdt

in dat gestigmatiseerde groepen vaak ook in stereotype kenmerken denken ten opzichte van

elkaar. Gebruikers van cocaïne vinden vaak dat het injecteren van drugs (zoals vaak voorkomt

bij heroïne) een brug te ver is. Heroïnegebruikers vinden dan weer dat cocaïnegebruikers geen

echte drugsgebruikers zijn (within-group stigma). De samenleving in zijn geheel maakt dit

onderscheid niet en gaat deze kenmerken toeschrijven aan alle drugsgebruikers en dus ook aan

cannabisgebruikers. Een structureel stigma houdt in dat de stigmatisering van een groep reeds

verankerd is in de cultuur, wet- en regelgeving. Deze twee laatsten vormen een probleem gezien

dit ervoor zorgt dat er (hard) repressief opgetreden wordt ten aanzien van bepaalde groepen

(ook drugsgebruikers). Dit heeft als bijkomend gevolg dat de toegang voor sommige gebruikers

naar hulpverleningsinstanties onnodig belemmerd wordt. Bovendien zorgt de focus op de harde

Page 70: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

61

aanpak ervoor dat er nauwelijks oog is voor harm-reduction-strategieën. Dit heeft als gevolg

dat reeds kwetsbare groepen nog verder gemarginaliseerd worden. Verder is het mogelijk dat

via sociale en structurele stigmatisering er een geïnternaliseerd stigma ontstaat. Dit wil zeggen

dat een persoon de negatieve vooroordelen van de samenleving op zichzelf zal toepassen en

deze ook als waar zal gaan aanschouwen. Vooraleer dit mogelijk is, zal de persoon eerst zelf in

contact komen met discriminatie, vooroordelen en stereotypering van anderen naar een bepaald

kenmerk van de persoon in kwestie (enacted stigma). Op langere termijn zal dit leiden tot de

ogenblikkelijke verwachting van een gestigmatiseerde tot discriminatie, vooroordelen en

stereotypering van een specifiek kenmerk (anticipated stigma). Uiteindelijk zal de persoon deze

stigmatisering automatisch op zichzelf toepassen en kan er gesproken worden van

geïnternaliseerd stigma. Het is duidelijk dat deze laatste twee verschijningsvormen van stigma

steeds tot stand komen in een interactieproces met anderen. In dat opzicht is het belangrijk dat

de impact van stigmatisering afhankelijk is van wie de stigmatisering uitroept. Stigmatisering

van dichte vrienden of van een hulpverlener zullen een veel grotere impact hebben dan

stigmatisering van een willekeurige derde persoon. Concreet ontstaat er een soort vicieuze

cirkel waarbij de verschillende niveaus en belevingsvormen van stigmatisering elkaar

onderhouden (Bos, Pryor, Reeder, & Stutterheim, 2013; Lancaster et al., 2013; Samen Sterk

Zonder Stigma, 2016; Smith, Earnshaw, Copenhaver, & Cunningham, 2016). Om deze reden

zullen de meeste cannabisgebruikers een openlijke bevestiging van hun gebruik dus eerder

vermijden. Het zullen vooral de meest kwetsbare personen zijn die afhaken door angst voor

verdere stigmatisering en afglijding uit de samenleving. In dat opzicht zou het

registratiesysteem een hinderpaal kunnen zijn voor heel het Cannabis Social Club-model. Een

eventuele weigering van registratie kan ook samenhangen met het vertrouwen dat ze hebben in

de overheid en het gevoerde beleid. Wanneer dit vertrouwen eerder laag is, zullen deze personen

niet geneigd zijn dergelijke gevoelige informatie te delen met overheidsinstanties. Zo kan er

angst zijn voor misbruik en het doorspelen van gevoelige informatie. Bovendien kan hun

standpunt ook vasthangen met de stabiliteit en zekerheid die ze ervaren in hun leven. Het lijkt

begrijpelijk dat pas afgestudeerden en werkzoekenden eerder voorzichtig omspringen met het

delen van deze informatie. Al zal ook dit laatste weer samenhangen met het algemeen

vertrouwen in de verschillende overheidsinstanties.

Page 71: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

62

5. Conclusie In dit hoofdstuk hebben we onze focus verschoven naar attitudeonderzoek. Attitudes zijn een

geleerde, globale en voornamelijk emotionele beoordeling die een invloed hebben op de

gedachten en het gedrag57 van mensen. Het voorspellen van gedrag op basis van de attitudes

van een persoon zal niet steeds valide zijn. Om tot een betere voorspelling te komen kan er

beter vertrokken worden vanuit de intenties van een persoon. Deze intenties worden gevormd

door de attitude in combinatie met de sociale of subjectieve norm en de bekwaamheid of

vaardigheid van een persoon.

Er zijn verschillende vormen van attitudeonderzoek omtrent het drugsbeleid mogelijk. Zo

kunnen onderzoekers zich focussen op de algemene bevolking of ze kunnen zich toespitsen op

de populatie drugsgebruikers. Bij elke vorm van attitudeonderzoek werden er voorbeelden van

algemeen drugsbeleid en voorbeelden van cannabisbeleid besproken.

Vanuit de bevindingen van de besproken opinieonderzoeken hebben we een aantal

verwachtingen voor het eigen onderzoek geformuleerd. We gaan ervan uit dat vooral

(mannelijke) jongvolwassenen afkomstig uit grote steden die recent cannabis gebruikt hebben

voorstander zijn van een eerder liberaal cannabismodel. In dat opzicht zouden ze het idee rond

de Cannabis Social Clubs moeten ondersteunen. Toch zullen sommige groepen niet geneigd

zijn effectief toe te treden. Dit heeft vooral te maken met het registratiesysteem dat eigen is aan

het model. Kwetsbare en zwaar gestigmatiseerde mensen, uitgesloten mensen, mensen met

weinig vertrouwen in de staat, werkzoekenden en pasafgestudeerden kunnen eerder

wantrouwig zijn ten opzichte van dit systeem. Bovendien kunnen ze ervan overtuigd zijn dat

dit zal leiden tot een verdere stigmatisering en eventuele uitsluiting uit bepaalde aspecten van

het leven. Om die reden zouden ze de illegale markt blijven verkiezen boven een gereguleerd

systeem dat zij initieel wel steunen.

57 De definitie van Perloff werd in deze studie naar voor geschoven.

Page 72: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

63

DEEL II: EMPIRISCH LUIK

Hoofdstuk VI: Een online survey als uitgangspunt 1. Inleiding In dit hoofdstuk worden de methodologische aspecten van het onderzoek onder de loep

genomen. Vooreerst onderbouwen we de keuze voor een kwantitatief onderzoek. We staan hier

uitgebreid stil bij de voor- en nadelen van een online survey. Nadien hebben we aandacht voor

het pilot-onderzoek, de gebruikte vragenlijst en de vooropgestelde populatie. Verder gaan we

kort in op de aspecten: betrouwbaarheid, validiteit en ethiek. Tot slot is er ruime aandacht voor

de beperkingen van het gevoerde onderzoek en de methodologische keuzes.

2. Kiezen voor kwantitatief onderzoek De opzet van het empirisch onderzoek, binnen deze masterproef, was het bevragen van

meerderjarige Vlaamse cannabisgebruikers omtrent hun persoonlijk gebruik van cannabis, hun

opinie over het drugsbeleid, hun kennis aangaande Cannabis Social Clubs en hun mening

betreffende dit model. Deze potentiële respondenten werden bereikt via een online (internet)

survey. Het vertrekpunt van dit methodologisch hoofdstuk is dus een kwantitatief

onderzoeksdesign. De reden hiervoor is simpel. We willen zo veel mogelijk gegevens

verzamelen bij zoveel mogelijk verschillende mensen (meer specifiek: meerderjarige Vlaamse

cannabisgebruikers). We willen dus eerder focussen op gegevens in de breedte (kwantitatief)

in plaats van in de diepte (kwalitatief) (Bethlehem & Biffignandi, 2011). Bovendien valt het op

dat internet-surveys steeds vaker gebruikt worden binnen de gezondheids- en sociale

wetenschappen (van Gelder, Bretveld, & Roeleveld, 2010). Dit is het gevolg van de voordelen

die deze manier van onderzoeken heeft ten opzichte van gevoelige onderwerpen en verborgen

populaties. Cannabisgebruik blijft nog steeds een gevoelig onderwerp binnen onze moderne

samenleving. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat de gebruikers van cannabis eerder verdoken

blijven. Vanuit dat opzicht leek het ons interessant om dit gevoelige onderwerp via een online-

survey te linken met de verdoken groep van cannabisgebruikers (Barratt et al., 2015; Kays,

Keith, & Broughal, 2013; van Gelder et al., 2010).

De keuze voor een internet-survey heeft, zoals alle andere onderzoekmethoden, niet alleen

voordelen maar ook een reeks nadelen. We staan eerst stil bij de voordelen om nadien de

nadelen verder uit te diepen.

Page 73: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

64

Een online-survey zorgt er in de eerste plaats voor dat respondenten vrij zijn om de vragenlijst

in te vullen wanneer hen dat het beste uitkomt. Onze doelpopulatie, meerderjarige personen uit

Vlaanderen die de afgelopen 30 dagen minstens een keer cannabis gebruikt hebben, is zeer

breed en zal zeer uiteenlopende profielen van mensen bestrijken (Kays et al., 2013). De

flexibiliteit van een online-survey speelt dan in het voordeel van een zeer gevarieerde

doelgroep.

Daarnaast blijft cannabisgebruik een gevoelig thema. Het online-aspect of de afwezigheid van

een interviewer kan ervoor zorgen dat mensen eerlijker en minder sociaal wenselijk

antwoorden, omdat ze een verhoogd gevoel van privacy, anonimiteit en veiligheid ervaren. Het

valt ook op dat bepaalde vooroordelen of angsten ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek

deels opgevangen worden door het gebruik van een online-survey (Miller & Sonderlund, 2010).

Bovendien wordt de interviewer bias vermeden. Dit laatste is een ongewenst effect gecreëerd

door de persoon van de interviewer. Dit kan te wijten zijn aan verschil in training, foute

interpretatie, woorden in de mond leggen, eigen opinie laten doorschijnen en dergelijke meer

(Billiet & Carton, 2006; Fricker & Schonlau, 2002; Kays et al., 2013).

Verder kan men via een online-survey doorgaans sneller gegevens verzamelen dan via het

afnemen van diepte-interviews (kwalitatief onderzoek). Het online-aspect zorgt ervoor dat de

respondenten vrij snel, makkelijk en goedkoop te bereiken zijn. Dit laatste is iets dat zeer

belangrijk is, gezien de strakke tijdsindeling en beperkte financiële middelen van deze

masterproef. Tot slot kan er via een online-survey en statistische verwerkingsprogramma’s

makkelijker nagegaan worden of er samenhang is tussen bepaalde variabelen. Op vlak van

werkdruk maakt het bij deze verwerkingsprogramma’s (wij maakten gebruik van SPSS 24) niet

uit hoeveel respondenten er uiteindelijk deelnemen aan het onderzoek (de Leeuw, Hox, &

Dillman, 2008).

Ondanks deze voordelen zijn er ook een aantal nadelen verbonden aan het gebruik van online-

surveys. Een eerste belangrijk nadeel is dat het internet onrechtstreeks bepaalde

bevolkingsgroepen uitsluit. Hoewel het internet in onze samenleving een wijdverspreid

gegeven is, zijn er nog steeds mensen die geen of beperkte toegang hebben tot het internet.

Bovendien zijn er ook mensen die minder goed overweg kunnen met het World Wide Web.

Andere personen maken misschien wel gebruik van het internet, maar vermijden online

Page 74: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

65

onderzoeken. Het is hierbij belangrijk om na te gaan of diegene die de survey niet invullen

significant verschillen van diegene die de survey wel invullen. Specifiek voor dit onderzoek

bestaat het gevaar dat eerder oudere gebruikers van cannabis minder goed bereikt worden. Dit

vanuit de veronderstelling dat eerder oudere mensen minder actief zijn op het internet. Langs

de andere kant zal een online-survey wel sneller jongere mensen bereiken dan andere meer

traditionele onderzoeksmethoden (post- of telefoonenquêtes). Bovendien worden personen

zonder een vast adres niet uitgesloten van deelname, wat bij meer klassieke

onderzoeksmethoden wel vaak het geval is (Barratt et al., 2015; Couper, Kapteyn, Schonlau, &

Winter, 2007).

Een ander probleem is de soms beperkte kwaliteit van de verkregen data. Vaak voorkomende

problemen zijn een lage responsgraad, onvolledige antwoorden, foute antwoorden, verkeerde

interpretatie van de vragen, te snel invullen (niet doorgrond nadenken), onvolledige responsen,

valse respondenten, eenzelfde persoon die meerdere keren deelneemt, veelvuldig gebruik van

de meest neutrale optie, de antwoordcategorieën; ‘ik weet het niet’ of ‘ik wens hier niet op te

antwoorden’. Deze beperkte kwaliteit kan het gevolg zijn van de afwezigheid van de persoon

van de interviewer. Het grootste probleem is dat de onderzoeker zichzelf niet kan

verduidelijken. De respondent moet het dan enkel doen met de informatie die is neergeschreven

in de vragenlijst (Hy, Feig, & Regoli, 1983). Dit nadeel hebben we proberen opvangen door de

vragenlijst te testen met verschillende respondenten 58 . Bovendien is het moeilijk om

vertekeningen als gevolg van deze problemen te onderzoeken. Dit is te wijten aan het feit dat

de onderzoeker weinig zicht heeft op de kenmerken van mensen die de vragenlijst geheel,

gedeeltelijk of niet invullen. De sterkte van de anonimiteit van het internet-survey lijkt hier dus

een zwakte te zijn (Bethlehem & Biffignandi, 2011; Bowen, Daniel, Williams, & Baird, 2008;

Fricker & Schonlau, 2002; Hy et al., 1983).

Tot slot wordt de representativiteit van een online-survey bedreigd door zelf-selectie of het

volunteer effect. Dit wil zeggen dat potentiële respondenten volledig zelf beslissen of zij

deelnemen aan het onderzoek. De vraag is dan natuurlijk of er significante verschillen zijn

tussen diegene die beslissen om deel te nemen en diegene die aan alle criteria voldoen maar

toch beslissen om niet deel te nemen aan het onderzoek. De anonimiteit van een online-survey

58 De resultaten van deze test kunnen teruggevonden worden in infra: 3. Het pilot-onderzoek.

Page 75: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

66

zorgt er dan opnieuw voor dat eventuele vertekeningen moeilijk te detecteren en te interpreteren

zijn (Miller, Johnston, McElwee, & Noble, 2007).

3. Het pilot-onderzoek Om na te gaan hoeveel tijd de vragenlijst in beslag nam, of de oorspronkelijke vragenlijst

voldoende duidelijk was en of er nog aanpassingen omtrent; condities, vormgeving en

vraagvolgorde nodig waren, werden er tests uitgevoerd met acht verschillende respondenten,

Pardal en promotor Decorte. Concreet wilden we nagaan of de vragenlijst effectief meet wat ze

beoogt te meten, ook wel betrouwbaarheid genoemd (Pauwels & Ponsaers, 2009; Pauwels,

Ponsaers, & Decorte, 2009). Deze paragraaf geeft bijgevolg een overzicht van de verschillende

opmerkingen en de gevolgen die hieraan gegeven werden.

De eerste sectie handelt over de inclusiecriteria en is, in tegenstelling tot de andere secties,

verplicht in te vullen. Op die manier kunnen we onze onderzoekspopulatie afbakenen en

beslissen wie mag deelnamen aan de survey. Het is belangrijk dat deze sectie beknopt is en dat

dubbele vragen vermeden worden. Zo wordt meteen de vraag gesteld hoe oud de respondenten

zijn. Wanneer zij een getal lager dan 18 invoeren, kunnen zij niet deelnemen aan de survey.

Door het leeftijdscriterium op die manier te benaderen, werd een bijkomende vraag naar de

leeftijd in de sectie omtrent socio-demografische gegevens vermeden. Voor de vraag omtrent

de woonplaats werd deze redenering echter niet gevolgd. Zo wordt er in de eerste sectie enkel

nagegaan of de respondent in Vlaanderen woont, waarna deze informatie verder uitgediept

wordt in de sectie omtrent socio-demografische gegevens. Dit om ervoor te zorgen dat de

vragenlijst niet meteen bedreigend aanvoelt voor de potentiële respondenten.

Sommige respondenten uit de pilootfase gaven aan dat de survey lang aanvoelde. We

probeerden hierop in te spelen door een aantal overbodige vragen in de sectie omtrent de kennis

over Cannabis Social Clubs en de sectie aangaande consumptie- en bevoorradingspatronen te

herzien en eventueel te verwijderen. Hoewel sommige respondenten aangaven dat ze de vragen

omtrent de THC- en CBD-waarden te moeilijk vonden, werd er toch beslist om deze vragen te

behouden. Wel werd de definitie van deze stoffen aan de vraag toegevoegd om de respondenten

beter op weg te helpen. De reden hiervoor is om een eventuele latere vergelijking tussen de

responsen van de eigen vragenlijst en deze van Pardal, die peilt naar de opinies en ervaringen

Page 76: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

67

van de leden van een CSC59, mogelijk te maken. Concreet is het doel om na te gaan of er

significante verschillen zijn in de opinies van cannabisgebruikers die effectief lid zijn van een

CSC en de opinies van cannabisgebruikers die momenteel (nog) geen lid zijn.

Binnen LimeSurvey (dit is een programma om een online survey op te stellen en resultaten te

exporteren naar SPSS 24) bestaat de optie: vaste vraagvolgorde. Via deze functie kunnen de

onderzoekers ervoor zorgen dat respondenten niet kunnen terugkeren in de vragenlijst. Op die

manier wordt vermeden dat informatie die later in de survey aan bod komt eerdere antwoorden

zal beïnvloeden (Billiet & Carton, 2006). Binnen dit onderzoek was dit een noodzakelijk

gegeven gezien er eerst gepeild werd naar de kennis omtrent Cannabis Social Clubs en nadien

pas naar hun attitude aangaande dit model. In het deel omtrent de attitude van de respondenten

werd uitgelegd wat een Cannabis Social Club is, zonder de vragen omtrent de oorspronkelijke

kennis over het model te beïnvloeden.

Daarnaast werden er een aantal eerder technische aanpassingen gedaan binnen Limesurvey. Zo

kregen de antwoordopties een numerieke code in plaats van een lettercode. Dit zou de latere

analyses binnen SPSS 24 moeten vergemakkelijken. Verder werd ervoor gezorgd dat de

antwoordopties: ‘ik weet het niet’ (code: 888) en ‘ik wens hier niet op te antwoorden’ (code:

999) steeds onderaan de lijst van antwoordmogelijkheden staan. Op die manier is de keuzelijst

makkelijker leesbaar voor de respondenten. Uit onderzoek blijkt dat een at random presentatie

van de antwoordmogelijkheden vertekening als gevolg van het primacy effect (eerst

aangeboden antwoordcategorie meer gekozen) tegengaat. Toch is er bij sommige vragen alsnog

gekozen voor een alfabetische volgorde van de antwoordmogelijkheden, omdat de

respondenten een at random verdeling moeilijk of storend vonden. Om ervoor te zorgen dat de

respondenten duidelijk weten waarover een vraag gaat, werden in sommige vragen de

sleutelwoorden in het vet geplaatst. Deze reeks aanpassingen zouden ervoor moeten zorgen dat

de respondenten minder fouten maken en makkelijker hun weg vinden doorheen de survey.

Een moeilijk gegeven was het exporteren van de testgegevens naar het statistisch

verwerkingsprogramma SPSS 24. Dit probleem heeft ervoor gezorgd dat de survey iets later

gelanceerd werd dan initieel gepland. Na de testfase werd de vragenlijst uiteindelijk op 18 maart

59 Infra: 4. De vragenlijst - meer info omtrent de vragenlijst van Pardal.

Page 77: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

68

2017 gelanceerd via de link: bit.ly/mening –csc. In volgende paragraaf bespreken we de bronnen

van onze finale vragenlijst en geven we een overzicht van de verschillende secties.

4. De vragenlijst Het onderzoek en de vragenlijst van Pardal, naar de leden van Belgische Cannabis Social Clubs,

vormde de belangrijkste inspiratiebron voor deze survey60. De vragenlijst werd nadien verder

aangevuld met vragen uit: de International Cannabis Cultivation Questionnaire en de Cannabis

Questionnaire. In bijlage wordt de volledige vragenlijst weergegeven.

Het onderzoek van Pardal peilt naar ervaringen van de leden van Belgische Cannabis Social

Clubs. Het is een gesloten survey die enkel kan worden ingevuld door respondenten die een

toegangscode verkregen vanuit hun Cannabis Social Club. De vragenlijst bestaat uit 8 secties

met een totaal van 73 vragen. Achtereenvolgens kwamen; de inclusiecriteria, deelname in een

Cannabis Social Club, bevoorrading van cannabis binnen een Cannabis Social Club,

consumptiepatronen, algemene opvattingen omtrent het drugsbeleid en politieke standpunten,

socio-demografische gegevens, enkele bijkomende open vragen en eventuele laatste

opmerkingen aan bod (Pardal M. (forthcoming)).

De International Cannabis Cultivation Questionnaire (ICCQ) (Decorte et al., 2012) is een 35-

item survey om de patronen van kleinschalige cannabisteelt in beeld te brengen. De vragenlijst

omvat secties over; de ervaring met het kweken van cannabis, methode en hoeveelheid cannabis

die respondenten kweken, reden van eigen kweek, persoonlijk gebruik van cannabis en andere

drugs, deelname aan cannabis- en andere drugsmarkten, contacten met justitie, deelname aan

andere illegale activiteiten en socio-demografische gegevens (Barratt et al., 2015).

De Cannabis Questionnaire, van Cohen en Sas uit Cannabis use in Amsterdam (Cohen &

Arjan, 1998), is een vragenlijst die via een interview werd afgenomen. Het doel was om een

grote hoeveelheid gevarieerde gegevens te verzamelen inzake cannabisgebruik bij ervaren

gebruikers in Amsterdam. De vragenlijst zelf bestaat uit 13 secties met een totaal van 78 vragen.

Ze gaat van start met vragen over de initiatie met cannabis. Nadien behandelt de vragenlijst

volgende onderwerpen; de frequentie van cannabisgebruik, consumptiepatronen van cannabis

doorheen de tijd, periodes van tijdelijke abstinentie van cannabis, gebruik van andere drugs dan

60 Zie Bijlage I: vragenlijst: Kennis en attitude omtrent Cannabis Social Clubs.

Page 78: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

69

cannabis, aankopen van cannabis, omstandigheden/plaatsen van cannabisgebruik, voor- en

nadelen van het cannabisgebruik, effecten van cannabis, opinie omtrent cannabis en andere

cannabisgebruikers, afhankelijkheid van cannabis, gebruik van cannabis op de werkvloer,

algemene achtergrondinformatie en onderdompeling in de drug-subcultuur (Cohen & Arjan,

1998).

De eigen vragenlijst bestaat uit zeven delen onderverdeeld in sectie A tot G. In totaal werden

er 54 vragen gesteld.

§ Sectie A bevat de inclusiecriteria: minimum 18 jaar, afgelopen 30 dagen minstens een

keer cannabis gebruikt, geen lid van een Cannabis Social Club en wonend in

Vlaanderen. Deze vragen moeten de onderzoekspopulatie beperken en afbakenen. Basis

voor sectie A is de vragenlijst van Pardal (forthcoming) en ICCQ.

§ Sectie B handelt over de kennis omtrent Cannabis Social Clubs. Concreet gaat het hier

over het feit of de respondenten het Cannabis Social Club-concept kennen en of zij op

de hoogte zijn van de Cannabis Social Clubs die reeds bestaan in België. Op aanraden

van Pardal werd er een fictieve CSC (Green Spirit) aan de keuzelijst toegevoegd om op

die manier te controleren of de respondenten wel degelijk weten waar ze het over

hebben. Basis sectie B: Pardal (forthcoming).

§ Sectie C gaat over de algemene opvattingen omtrent het cannabis- en drugsbeleid in

België. Regulering van cannabisteelt en –verkoop, alsook legaliseren van andere drugs

worden hier besproken. Basis sectie C: Pardal (forthcoming) en Cannabis

Questionnaire (Cohen en Sas).

§ Sectie D bevat de attitude van de respondenten ten opzichte van Cannabis Social Clubs.

Het Cannabis Social Club-model, zoals gelegaliseerd in Uruguay, is de basis voor deze

sectie. De verschillende elementen van het model, zoals gelegaliseerd en georganiseerd

in Uruguay, worden weergegeven en de respondenten moeten aangeven of ze akkoord

gaan met verschillende stellingen. Op basis van hun antwoord werden er dan nog enkele

bijvragen gesteld. Op die manier waren we in staat om de redenering van de

respondenten dieper te doorgronden. In dit deel wordt er evenals meer uitleg gegeven

over wat het Cannabis Social Club-model inhoudt, zodat ook mensen die dit model niet

kennen, kunnen deelnemen aan de vragenlijst. Basis sectie D: Pardal (forthcoming).

§ Sectie E richt zich tot de consumptie- en bevoorradingspatronen van cannabis.

Basis sectie E: ICCQ en Cannabis Questionnaire (Cohen en Sas).

Page 79: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

70

§ Sectie F vraagt naar de socio-demografische gegevens van de respondenten. Basis sectie

F: Pardal (forthcoming) en ICCQ.

§ Sectie G geeft de respondenten de mogelijkheid om bijkomende vragen en/of

opmerkingen neer te schrijven. Basis sectie F: Pardal (forthcoming).

Sectie E en F bevinden zich op het einde van de survey, omdat deze de meest gevoelige

informatie bevat. In combinatie met de lengte van de vragenlijst heeft dit soms een nadelig

effect. Het valt op dat veel respondenten afhaken en de laatste delen van de survey niet invullen

(onvolledige responsen). Het gaat hier vooral over sectie E en F. Dit is problematisch gezien

dit beperkingen oplevert voor het analyseren en interpreteren van de resultaten. We probeerden

ervoor te zorgen dat potentiële respondenten gemotiveerd werden om de vragenlijst volledig af

te werken. Zo plaatsten we aan het begin van de survey en als opmerking boven de betreffende

secties dat het belangrijk is om de vragenlijst te vervolledigen. Bovendien plaatsten we

verschillende bijkomende oproepen via de facebook-pagina (Barratt et al., 2015; Bethlehem &

Biffignandi, 2011).

5. De onderzoekspopulatie61 Wij hebben ervoor gekozen om de onderzoekspopulatie te beperken tot meerderjarige (+18)

personen. De reden hiervoor is dat de survey anoniem is. Dit wil zeggen dat minderjarigen

zouden meewerken aan een onderzoek zonder de toestemming van hun ouders of een voogd

(Rhodes, Bowie, & Hergenrather, 2003). Bovendien is de meerderjarigheid ook het

uitgangspunt van de verschillende reeds besproken62 Cannabis Social Clubs. Wallonië en

Brussel worden uitgesloten van de vragenlijst, gezien de beperkte tijd en financiële middelen

van deze masterproef. Dit wil zeggen dat we de verkregen resultaten nooit kunnen

veralgemenen naar de ruimere Belgische context (zogenaamde externe validiteit) (Hy et al.,

1983; Pauwels & Ponsaers, 2009; Pauwels et al., 2009). Door enkel personen wonend in

Vlaanderen toe te laten, worden eventuele Nederlandse respondenten evenals uitgesloten. Dit

is belangrijk gezien de bevraging van Nederland niet binnen de onderzoeksopzet valt. De

potentiële respondenten moeten minstens een keer cannabis gebruikt hebben in de afgelopen

30 dagen, om ervoor te zorgen dat alleen mensen die regelmatig en recent cannabis gebruikten

in aanmerking komen. Is deze uitsluiting er niet, is de kans groot dat een te breed publiek deze

enquête invult. Tot slot mogen de respondenten ook geen lid zijn van een Cannabis Social Club

61 Dit zijn ook de toelaatbaarheidscriteria van de survey: Supra: 4. De vragenlijst. 62 Supra: Hoofdstuk IV: Cannabis Social Clubs: een theoretische afbakening.

Page 80: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

71

om overbevraging van eenzelfde doelgroep te vermijden (Pardal deed in dezelfde periode

onderzoek naar de leden van Cannabis Social Clubs).

Na de ontwikkeling van de vragenlijst en de afbakening van de onderzoekspopulatie, werd de

survey gepromoot om zo veel mogelijk potentiële respondenten te bereiken. De rekrutering van

respondenten kan bedreigd worden door het probleem van selectieve promotie (Bethlehem &

Biffignandi, 2011). Hierbij is de kans groot dat de gevoerde promotie vooral de eigen kennissen

(lees: leeftijdsgenoten) en de eigen omgeving (Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant) bereikt.

Daarnaast blijft het reeds besproken probleem van het volunteer effect gelden63. We hebben

deze problemen proberen inperken door scholen/verenigingen in andere provincies te

contacteren, Facebook-advertenties te plaatsen en te flyeren 64 aan verschillende cafés,

jeugdhuizen en shops (Bethlehem & Biffignandi, 2011).

6. De promotie

In deze paragraaf worden de verschillende promotiestrategieën achtereenvolgens besproken en

wordt er stilgestaan bij het bereikte effect.

Op 18 maart 2017 werd de enquête gelanceerd en werd de bijhorende Facebook-pagina officieel

geopend. Een 70-tal eigen vrienden en kennissen werden uitgenodigd om de pagina te liken en

werden op die manier op de hoogte gesteld van het onderzoek en de bijhorende enquête. 20

vrienden, kennissen en klasgenoten deelden het Facebook-bericht waardoor vrienden van

vrienden bereikt werden. Deze sneeuwbal-methode resulteerde al vrij snel in een totaal van 80

respondenten. Hoewel dit voornamelijk eigen vrienden en kennissen waren, viel het meteen op

dat er een probleem was met het aantal volledige responsen. Zo zijn er telkens meer onvolledige

dan volledige responsen wat een bedreiging inhoudt voor de latere analyses en interpretaties.

Op maandag 20 maart 2017 werd er een eerste promotieboost uitgevoerd via Facebook for

Business. Er werd besloten om deze advertentiestrategie eerst te testen, aangezien er online veel

tegenstrijdige reacties terug te vinden zijn. De advertentie was 24 uur online en resulteerde in

een 30-tal nieuwe responsen. Jammer genoeg waren er nog steeds veel onvolledige antwoorden.

Ondanks dit laatste, werd deze strategie toch als eerder effectief beschouwd.

63Supra: 2. Kiezen voor kwantitatief onderzoek.64 Zie Bijlage II: De flyer.

Page 81: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

72

Een dag later, op 21 maart 2017 werd er een promotiecampagne gevoerd op verschillende

sociale media, pagina’s en websites rond cannabis en cannabisgebruik. Op Facebook werden

de pagina’s: Cannabis Destiny, Weed, Weed’s Home, Weed Palace en Legaliseer cannabis in

België betrokken. Ook werden er uitnodigingen geplaatst op verschillende Facebookpagina’s

van verschillende scholen of studierichtingen: UGent, UCLL, KUL, UA, Odisee en

verenigingen: Reverze en Bassleader. Nadien werden er uitnodigingen geplaatst op de

cannabisfora: wiet-forum, jointje-draaien en Drugsforum. Op deze manier werden er nog eens

50 respondenten bereikt.

Ondanks de toch wel grote interesse in de vragenlijst, bleef het probleem van de onvolledige

responsen gelden. Om die reden werd beslist om de inleidende boodschappen van de

verschillende secties in de vragenlijst aan te passen. De idee was om de respondent doorheen

de vragenlijst te motiveren om door te gaan tot het einde van de survey. Ook via de eigen

facebook-pagina werd deze boodschap verspreid65.

Op dinsdag 14 maart 2017 werden er opnieuw uitnodigingen geplaatst op verschillende

Facebook-pagina’s en websites over cannabis en cannabisgebruik. Ditmaal ging het over een

herinnering tot deelname. Verder werd er op 2 april 2017 een tweede promotieboost op

Facebook besteld. Deze keer bleef de advertentie één week actief om zo veel mogelijk extra

respondenten te bereiken. Deze strategie werd tot slot voor een derde keer herhaald op 18 april

2017. Deze combinatie van online-strategieën resulteerde uiteindelijk in 100-tal extra

respondenten met volledige responsen.

Zaterdag 8 april 2017 werd er voor het eerst geflyerd. Concreet hebben we een 200-tal, eigen

ontworpen, flyers uitgedeeld in Aalst (Oost-Vlaanderen) en Mechelen (Antwerpen). We hadden

onze pijlen vooral gericht op stations, cafés, friet/kebab-shops en vape-shops (vaporizers).

Hoewel we nooit volledig zeker zijn of de extra responsen afkomstig zijn van deze flyers, lijkt

het toch dat zij gezorgd hebben voor een stijging met 30 respondenten. Dit heeft naar alle

waarschijnlijkheid te maken met het mondelinge contact, wat het eerste wantrouwen bij

potentiële respondenten laat afnemen (Barratt et al., 2015). Bovendien bestaat de kans dat

geïnteresseerden andere personen op de hoogte stellen van de enquête. Op die manier ontstaat

65 Dit probleem werd reeds aangehaald in: Supra: 4. De vragenlijst.

Page 82: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

73

er dan weer een sneeuwbalmethode, waarbij de respondenten elkaar als het ware rekruteren.

Door het succes van deze strategie werden er op dinsdag 18 april 2017 opnieuw een 150-tal

flyers uitgedeeld. Ditmaal trokken we naar Dendermonde, Zele en Lokeren (Oost-Vlaanderen).

Hier hebben we ons vooral gericht op cafés, cultuurcentra, vape-shops en tattoo- en

piercingshops. Op woensdag 26 april 2017 trok ik met enkele vrienden naar Sint-Niklaas,

Wetteren (Oost-Vlaanderen), Gooik en Roosdaal (Vlaams-Brabant). Ook hier werden er om en

bij de 150 flyers verdeeld en werd er een mondelinge toelichting gegeven indien nodig. Deze

laatste uitstap resulteerde in een 180-tal nieuwe reacties.

7. Ethische aspecten De internationale literatuur omtrent Cannabis Social Clubs beperkt zich meestal tot

meerderjarige leden66. Dit samen met een aantal ethische overwegingen heeft ervoor gezorgd

dat we minderjarige (-18) cannabisgebruikers uitsluiten voor ons onderzoek. Zoals reeds

besproken 67 , wilden we vermijden dat minderjarigen deelnamen aan wetenschappelijk

onderzoek zonder de toestemming van een ouder of een voogd (Rhodes et al., 2003). Daarnaast

wilden we vermijden dat de vragenlijst nog niet ontdekte verkoopkanalen introduceert bij

minderjarige gebruikers van cannabis.

Daarnaast is het belangrijk dat de respondenten steeds zeer goed weten waaraan ze beginnen.

Voor de aanvang van de survey werden er een aantal afspraken en verduidelijkingen naar voor

geschoven. Indien de respondenten wilden verdergaan in de enquête moesten ze zich eerst

akkoord verklaren met reeds vermelde afspraken. De zogenaamde informed consent is

gebaseerd op deze van Mafalda Pardal (Pardal M. (forthcoming)) en bestond voor dit

onderzoek uit vier grote delen; de verwachtingen, belang van deelname, uitleg omtrent

privacybescherming en verplichtingen68 (Billiet, 2006; Hy et al., 1983). Als inleiding werd er

achtergrondinformatie gegeven over de masterstudente en de opzet van de masterproef om op

die manier een eventueel wantrouwen te kenteren. In het tweede deel werd de inhoud van de

enquête grondiger uitgelegd. Zo worden de verschillende secties als volgt omschreven; hun

ervaringen als cannabisgebruiker, hun persoonlijk gebruik van cannabis, hun opinie omtrent het

drugsbeleid en hun kennis en opinie aangaande het Cannabis Social Club-model. Verder werd

er vermeld dat de deelnemers minstens 18 jaar moesten zijn, in Vlaanderen wonend en geen lid

66 Supra: Hoofdstuk IV: Cannabis Social Clubs: een theoretische afbakening. 67 Supra: 5. De onderzoekspopulatie. 68 Zie Bijlage III: Informed consent.

Page 83: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

74

mochten zijn van een Cannabis Social Club. Ook werd het belang van hun deelname

onderstreept en werd er duidelijk gesteld dat er geen financiële vergoeding gekoppeld is aan

hun deelname. Tot slot werd de vertrouwelijkheid van hun informatie benadrukt en werd

aangehaald dat ze nergens toe verplicht konden worden. Dit laatste is belangrijk gezien

cannabisgebruik nog steeds een gevoelig onderwerp is binnen onze samenleving. Bovendien

werden de respondenten bevraagd over verschillende socio-demografische gegevens. Wanneer

potentiële respondenten dus beslissen hun kennis, attitude en achtergrondkenmerken met ons

te delen is het belangrijk dat hun anonimiteit te allen tijde gegarandeerd is. De verzamelde

gegevens werden enkel gebruikt in het kader van deze masterproef en werden niet doorgespeeld

naar andere actoren en instanties69. Identificeerbaarheid is in een online survey een minder

groot probleem gezien de onderzoekers de data niet kunnen linken aan een bepaalde respondent.

Bovendien werd in LimeSurvey de optie: anonimiteit aangeklikt. Op die manier worden de IP-

adressen van de respondenten beschermd en kunnen zij door de onderzoekers niet geraadpleegd

worden (Billiet, 2006).

8. Data-analyse

Niet alle verkregen responsen voor dit onderzoek werden meegenomen in de finale analyses.

Zo was er reeds sinds het begin van de dataverzameling een probleem omtrent de grote

hoeveelheid onvolledige responsen70. Sommige van deze onvolledige reacties waren te vaag,

waardoor ze geen deel konden uitmaken van de verdere analyses. Andere responsen waren

vollediger en dus wel bruikbaar. In totaal waren er 48 vragen (exclusief het welkomstbericht,

de inclusiecriteria en eventuele laatste opmerkingen), waarvan 31 vragen aan elke potentiële

respondent werden voorgelegd. Deze 31 vragen konden dus gebruikt worden in een dichotome

missing data-analyse. Een score van 1, wou zeggen dat er een antwoord gegeven werd, ook ‘ik

weet het niet’ of ‘ik wens hier niet op te antwoorden’ waren geldige antwoordmogelijkheden.

Een score van 0 wil zeggen dat de respondent de vraag had overgeslagen of vergat in te vullen.

Er werd besloten dat de responsen geldig waren wanneer 11 of meer (een derde van de 31

vragen die aan elke respondent gesteld werden) vragen werden ingevuld (Barratt et al., 2015;

Potter et al., 2015).

69 Zie Bijlage III: Informed consent. 70 Supra: 4. De vragenlijst en 6. De promotie.

Page 84: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

75

In totaal hebben 801 respondenten deelgenomen aan de enquête. Niet al deze respondenten zijn

opgenomen in de uiteindelijke analyses. 398 respondenten vulden alle vragen in (49,69%),

waardoor deze responsen makkelijk konden worden geanalyseerd. 403 respondenten begonnen

aan de survey, maar besloten omwille van verschillende redenen de survey niet af te maken. De

meest voor de hand liggende redenen zijn hier; gebrek aan interesse in het onderwerp, gebrek

aan tijd of de vragenlijst te langdradig vinden. Omdat de respondenten minstens de helft van de

verplichte vragen moesten invullen, werden er uiteindelijk 432 volledige en onvolledige

responsen verder onder de loep genomen (53,93% van het totale aantal respondenten (801)).

De overgebleven verzamelde data werden dan vanuit Limesurvey rechtstreeks geëxporteerd

naar SPSS 24. Via dit programma werden de gegevens dan verder geanalyseerd. Het

uitgangspunt van dit onderzoek is om een eerste algemeen beeld te scheppen omtrent de opinie

van meerderjarige gebruikers van cannabis in Vlaanderen. Om die reden waren de verzamelde

statistische gegevens vooral beschrijvend van aard. Bij beschrijvende statistiek doen we

uitspraken over de onderzochte doelgroep, zonder deze resultaten te kunnen veralgemenen.

Bovendien kunnen we geen uitspraken doen over eventuele causaliteit. Binnen dit onderzoek

lag de focus vooral op nominale en ordinale variabelen (samen het categoriale meetniveau),

wat de mogelijkheden tot verdere hoogstaande kwantitatieve analyses enigszins beperkt (geen

variabelen op metrisch niveau). In eerste instantie werden er een aantal univariatie

beschrijvende analyses uitgevoerd. Dit om een beter zicht te krijgen op de kenmerken en keuzes

van de respondenten die deelnamen aan dit onderzoek. We hadden specifiek aandacht voor de

frequenties, de mediaan en het rekenkundig gemiddelde. In een tweede fase werden er een reeks

bivariate analyses uitgevoerd om de samenhang tussen twee kenmerken van de verschillende

respondenten te bestuderen. Aangezien het meetniveau ook hier eerder beperkt is, werd er op

nominaal niveau enkel ingegaan op de kruistabellen, het percentageverschil, de odds ratio en

Chi-kwadraat. Wanneer het ordinale niveau bereikt was, was er aandacht voor Gamma,

Cramer’s V en Kendall’s Tau-B (Decorte, 2010; Demanet, Van den Broeck, Van Pottelberge,

Vlegels, & Lievens, 2016).

9. Conclusie: krachtpunten en beperkingen van het onderzoek In dit hoofdstuk hebben we de algemene methodologische keuzes uitgelicht. We vertrokken

vanuit de keuze voor een online survey. De flexibiliteit, in combinatie met de grote mate aan

anonimiteit en privacy waren hierbij doorslaggevende elementen. We mogen hierbij wel niet

uit het oog verliezen dat de sterkte van anonimiteit evenals een bedreiging kan zijn. Zo is de

Page 85: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

76

kans op lage kwaliteit van de data groter en hebben we weinig zicht op eventuele verbanden

tussen non-respons en bepaalde achtergrondkenmerken (Barratt et al., 2015; Bethlehem &

Biffignandi, 2011).

Om de betrouwbaarheid van onze survey te verhogen werden er een aantal tests uitgevoerd in

de pilotfase. Deze tests zullen naar alle waarschijnlijkheid een aantal fouten hebben

blootgelegd, maar zullen nooit alle struikelpunten voorzien hebben. Zo heeft het pilot-

onderzoek het probleem van de onvolledige responsen niet kunnen aankaarten (Pauwels &

Ponsaers, 2009; Pauwels et al., 2009).

De gehanteerde vragenlijst is gebaseerd op de vragenlijst van Mafalda Pardal (Pardal M.

(forthcoming)), de International Cannabis Cultivation Questionnaire (Decorte et al., 2012) en

de Cannabis Questionnaire van Cohen en Arjan (Cohen & Arjan, 1998). De uiteindelijke

survey bestaat uit zeven delen onderverdeeld in sectie A tot G, met een totaal van 54 vragen.

Tijdens de eigenlijke lancering van de survey kregen we al snel het gevoel dat sommige mensen

dit net iets te lang vonden. Dit was te merken aan de hoge graad van onvolledige responsen die

binnenstroomden. Het gevolg daarvan was dat sommige respondenten de gevoelige secties E

en F niet invulden, waardoor bepaalde vergelijkingen tussen variabelen niet of moeilijk

gemaakt konden worden (Bethlehem & Biffignandi, 2011).

De onderzoekspopulatie werd beperkt tot meerderjarige personen (+18) uit Vlaanderen, die de

afgelopen 30 dagen minstens een keer cannabis gebruikt hebben. Bovendien mochten de

potentiële respondenten geen lid zijn van een Cannabis Social Club. De respondenten konden

zelf kiezen of zij deelnamen aan het onderzoek. Het probleem hierbij is de zelf-selectie of het

zogenaamde volunteer-effect. Zo kan het zijn dat er significante verschillen zijn tussen diegene

die beslissen om deel te nemen aan het onderzoek en diegene die beslissen dit niet te doen. De

hoge mate aan anonimiteit versterkt dit effect, aangezien we moeilijk zicht hebben op de

achtergrondkenmerken van de personen die beslissen om niet deel te nemen (Bethlehem &

Biffignandi, 2011; Miller et al., 2007).

De ethische aspecten van dit gevoelige onderwerp werden in overweging genomen door ervoor

te zorgen dat minderjarigen (-18) niet konden deelnemen aan het onderzoek. Bovendien werd

er veel belang gehecht aan het opstellen van het informed consent. Dit document moet ervoor

zorgen dat de respondenten zeer goed weten waaraan zij beginnen en moet hen de mogelijkheid

Page 86: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

77

bieden om een weloverwogen keuze te maken. Verder hebben wij ervoor gezorgd dat de

anonimiteit en privacy van de respondenten beschermd is, zodat zij in een open klimaat kunnen

rapporteren over hun ervaringen (Billiet, 2006; Hy et al., 1983).

Vooraleer verdere analyse van de verkregen data mogelijk was, moesten we eerst bepalen welke

responsen geldig waren. Er werd besloten dat onvolledige responsen enkel werden

meegenomen wanneer de respondenten 11 of meer (een derde) algemene vragen hadden

ingevuld (Barratt et al., 2015; Potter et al., 2015). De gehanteerde variabelen zijn voornamelijk

categoriaal. Het gevolg hiervan is dat de analyses uit het volgende hoofdstuk vooral univariate

en bivariate beschrijvende statistiek omvatten (Decorte, 2010; Demanet et al., 2016).

Page 87: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

78

Hoofdstuk VII: Beschrijving van de resultaten 1. Inleiding In dit laatste hoofdstuk geven we een presentatie van de verkregen resultaten na analyse van de

online-survey. In het eerste grote deel gaan we in op een algemene univariate beschrijving van

de resultaten. Vooreerst wordt er een uitgebreide omschrijving gegeven van de socio-

demografische achtergrondkenmerken van de respondenten. Nadien volgt een bondige

uiteenzetting over hun ervaringen met cannabis. Daarna is er kort aandacht voor de opinie van

de respondenten inzake het algemene cannabis- en drugsbeleid. Tot slot is er een uitgebreide

controle en beschrijving over de kennis van de respondenten ten aanzien van Cannabis Social

Clubs en hun mening omtrent dit model. In het tweede deel focussen we op een reeks bivariate

analyses. Het opzet is om de reeds vooropgestelde hypothesen te vergelijken met de eigen

resultaten. Meer concreet worden de antwoorden van de respondenten inzake hun kennis en

opinie omtrent het Cannabis Social Club-model vergeleken met de socio-demografische

achtergrondvariabelen, hun ervaring met cannabis en hun algemene opvatting omtrent het

cannabis- en drugsbeleid.

2. Univariate beschrijving van de resultaten

2.1. Socio-demografische gegevens De respondenten zijn tussen 18 en 64 jaar oud. De gemiddelde leeftijd is 26,73 jaar en de

mediaan ligt op 24 jaar. Deze eerder jonge leeftijdscategorie is hoogstwaarschijnlijk te wijten

aan de eigen kennissenkring en de rekruteringsmethode. Zo is het internet doorgaans

makkelijker toegankelijk voor jongere mensen (Barratt et al., 2015; Couper et al., 2007).

81,17% van de respondenten identificeert zichzelf als man (332 respondenten), terwijl 17,60

procent zichzelf identificeert als vrouw (72 respondenten). Vijf respondenten geven aan zich

anders te identificeren (1,22%). Hoewel er één respondent aangaf zichzelf te identificeren als

transman, gaven de andere respondenten eerder nietszeggende antwoorden. 23 respondenten

hebben ervoor gekozen deze vraag niet in te vullen.

Page 88: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

79

Tabel 1: Geslacht

Aantal (N) Percentage

Geslacht Man 332 81,17%

Vrouw 72 17,60% Andere 5 1,22%

Totaal 409 100,00%

a. 23 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

Een groot deel van de respondenten geeft aan dat ze het huis delen met hun ouders (46,40% of

182 respondenten). Dit is waarschijnlijk een neveneffect van de eerder jonge leeftijd van de

respondenten. 117 respondenten geven ook aan het huis te delen met broers en/of zussen

(29,80%). 113 respondenten (28,80%) geven aan dat ze een huishouden delen met een

echtgenoot of partner terwijl 60 respondenten aangaven alleen te wonen (15,30%). De

respondenten hadden de mogelijkheid meer dan één antwoordcategorie aan te duiden. Om die

reden bedraagt het totaal ook meer dan 100,00%.

Tabel 2: Huishouden

Antwoorden Percentage van

de cases Aantal (N) Percentage

Huishouden Echtgenoot of partner 113 20,00% 28,80%

(Stief-) kinderen 34 6,00% 8,70%

Ouders 182 32,20% 46,40%

Grootouders 7 1,20% 1,80%

Broer(s) of zus(sen) 117 20,70% 29,80%

Andere familieleden 27 4,80% 6,90%

Mijn vrienden 17 3,00% 4,30%

Ik woon alleen 60 10,60% 15,30%

Ik wens hier niet op te

antwoorden

8 1,40% 2,00%

Totaal 565 100,00% 144,10%

a. De respondenten hadden de toestemming om meerdere antwoordmogelijkheden tegelijkertijd aan

te duiden. We baseren ons daarom op de gegevens; percentage van de cases (vandaar ook een

totaal van meer dan 100,00%).

b. 40 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

Page 89: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

80

De overgrote meerderheid van de respondenten is geboren in België (88,40%), acht

respondenten (1,90%) zijn geboren in Nederland en twee in de Verenigde Staten (0,50%). Wat

betreft de andere geselecteerde landen is er telkens slechts een respondent die aangeeft hier

geboren te zijn (zie onderstaande tabel voor een overzicht).

Tabel 3: Geboorteland

Frequentie Percentage

Landen AM - Armenië 1 ,20%

BE - België 382 88,40%

BR - Brazilië 1 ,20%

CO - Colombia 1 ,20%

DO - Dominicaanse Republiek 1 ,20%

EG - Egypte 1 ,20%

ES - Spanje 1 ,20%

GB - Verenigd koninkrijk 1 ,20%

HU - Hongarije 1 ,20%

KR - Zuid-Korea 1 ,20%

NL - Nederland 8 1,90%

PT - Portugal 1 ,20%

RW - Rwanda 1 ,20%

US - Verenigde Staten 2 ,50%

ZA - Zuid-Afrika 1 ,20%

Ik wens hier niet op te antwoorden 2 ,50%

Totaal 406 94,00%

Ontbrekende

antwoorden

26 6,00%

Totaal 432 100,00%

a. 26 respondenten hebben deze vraag niet beantwoord.

Het grootste deel van de respondenten geeft aan momenteel in Oost-Vlaanderen te wonen

(30,80% of 133 respondenten). Ook Antwerpen (20,80% of 90 respondenten) en Vlaams-

Brabant (19,00% of 82 respondenten) zijn goed vertegenwoordigd. Respondenten uit West-

Vlaanderen (13,90% of 60 respondenten) en Limburg (7,90% of 34 respondenten) zijn iets

minder goed vertegenwoordigd binnen deze survey. Deze verschillen zijn naar alle

waarschijnlijkheid het gevolg van de rekrutering binnen de eigen kennissenkring (Oost-

Vlaanderen en Vlaams-Brabant) en de rekrutering via flyers (Antwerpen en Oost-Vlaanderen).

Page 90: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

81

Tabel 4: Provincies

Frequentie Percentage

Provincies Vlaams- Brabant 82 19,00%

Oost-Vlaanderen 133 30,80%

West-Vlaanderen 60 13,90%

Antwerpen 90 20,80%

Limburg 34 7,90%

Ik wens hier niet op te antwoorden 7 1,60%

Totaal 406 94,00%

Ontbrekende

antwoorden

26 6,00%

Totaal 432 100,00%

a. 26 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan dat ze een diploma hoger secundair onderwijs

bezitten (46,80% of 202 respondenten). 21,30 procent (92 respondenten) bezit de graad van

bachelor en 10,60% (46 respondenten) bezit de graad van master. We kunnen toch voorzichtig

stellen dat deze respondenten eerder hoogopgeleid zijn. Dit kan gelinkt worden aan de

rekruteringsmethode via internet. Zo valt het op dat hoger opgeleide mensen actiever zijn op

het internet en er doorgaans ook meer toegang tot hebben (Barratt et al., 2015; Couper et al.,

2007). De meeste respondenten zijn fulltime student (39,40% of 151 respondenten) of hebben

een fulltime job (37,30% of 143 respondenten). Slechts 7,00% van de respondenten geeft aan

werkloos te zijn (27 respondenten) en amper 1,30% (5 respondenten) ontvangt een

werkloosheidsuitkering.

Page 91: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

82

Tabel 5: Opleidingen

Frequentie Percentage

Opleiding Lager onderwijs 7 1,60%

Lager secundair onderwijs 34 7,90%

Hoger secundair onderwijs 202 46,80%

Bachelor of soortgelijken 92 21,30%

Master of soortgelijken 46 10,60%

Doctoraat of soortgelijken 1 ,20%

Ik wens hier niet op te antwoorden 12 2,80%

Totaal 394 91,20%

Ontbrekende

antwoorden

38 8,80%

Totaal 432 100,00%

a. 31 respondenten sloegen deze vraag over. b. 7 respondenten kozen voor de optie: andere.

De overgrote meerderheid van de respondenten stelt dat zij ongelovig of atheïst zijn (samen

270 respondenten of 62,50%). 77 respondenten (17,80%) geven aan dat zij behoren tot het c-

Christendom. Een kleiner aantal respondenten situeert zichzelf binnen het Boeddhisme (6

respondenten of 1,40%), de Islam (4 respondenten of 0,90%) en het Hindoeïsme (1 respondent

of 0,20%). 56 respondenten hebben deze vraag uiteindelijk niet ingevuld, terwijl 18

respondenten wensten de vraag niet te beantwoorden.

40,30% (174 respondenten) geeft aan dat ze een politieke voorkeur hebben. 45 respondenten

hebben deze eerste vraag niet ingevuld en twee respondenten die aangaven een politieke

voorkeur te hebben, hebben hun eigen politieke voorkeur later niet vermeld. De populairste

partijen zijn: Groen (14,80% of 64 respondenten), PVDA (6,50% of 28 respondenten) en N-

VA (5,60% of 24 respondenten). Zeer opvallend is dat 73,10% (316 respondenten) aangeeft dat

ze geen vertrouwen hebben in de overheid (47 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld).

Hoewel de meeste respondenten aangeven dat ze nog nooit in contact gekomen zijn met politie

voor hun cannabisgebruik (56,60% of 244 respondenten), lijkt het vertrouwen in politie en

justitie toch ver zoek. Zo geeft 64,60% (279 respondenten) expliciet aan dat ze geen vertrouwen

hebben in justitie (47 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld) en 56,00% (242

respondenten) dat ze geen vertrouwen hebben in politie (44 respondenten hebben deze vraag

niet ingevuld).

Page 92: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

83

Tabel 6: Politieke voorkeur

2.2. Ervaringen met cannabis De respondenten waren gemiddeld 17,16 jaar oud toen ze voor het eerste cannabis gebruikten.

De minimumleeftijd voor eerste gebruik was 9 jaar, terwijl de maximumleeftijd 34 was. 80,30%

(347 respondenten) was beneden 18 jaar (minderjarig) toen ze voor het eerst in aanraking

kwamen met cannabis. De respondenten hebben de afgelopen 30 dagen gemiddeld 18,51 dagen

cannabis gebruikt. Wat opvalt is dat 32,5% (139 respondenten) aangeeft dat ze dagelijks

cannabis gebruiken (4 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld). De overgrote

meerderheid rookt cannabis in combinatie met tabak (joint – 80,60% of 348 respondenten),

terwijl amper 5,10% (22 respondenten) cannabis rookt zonder tabak (24 respondenten hebben

deze vraag niet ingevuld). Het is opvallend dat drie vierde van de respondenten aangeeft dat ze

de THC-waarde in hun cannabis niet kennen (74,80% of 321 respondenten). Zij vermelden

hierbij dat dit voornamelijk te wijten is aan de illegale sfeer en de daardoor beperkte controle

op de kwaliteit. Opmerkelijk is dat de THC-waarde, door diegene die deze wel kennen, geschat

wordt op 15 à 25 procent wat volgens de respondenten vrij hoog is.

Frequentie Percentage

Politieke

voorkeur

CD&V 3 ,70%

Groen 64 14,80%

N-VA 24 5,60%

Open VLD 22 5,10%

PVDA 28 6,50%

PTB 1 ,20%

SP.a 11 2,50%

PS 1 ,20%

Vlaams Belang 9 2,10%

Front National 1 ,20%

Ik wens hier niet op te antwoorden 8 1,90%

Totaal 172 39,80%

Ontbrekende

antwoorden

260 60,20%

Totaal 432 100,00%

a. 258 respondenten (213 +45) hebben deze vraag niet gekregen. b. 2 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

Page 93: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

84

Tabel 7: THC-waarde

Aantal (N) Percentage

THC Ja, ik ken de THC-waarde 108 25,20%

Neen, ik ken de THC-waarde niet 321 74,80%

Totaal 429 100,00%

a. 3 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. Op vlak van de CBD-waarde is de situatie nog problematischer. 89,20% (379 respondenten)

geeft aan dat ze de CBD-waarde niet kennen, meer nog, sommige respondenten vermelden dat

ze hier nog nooit van gehoord hebben. Ook hier geven de respondenten aan dat legalisering een

oplossing kan bieden. Tabel 8: CBD-waarde

Aantal (N) Percentage

CBD Ja, ik ken de CBD-waarde 46 10,80%

Neen, ik ken de CBD-waarde niet 379 89,20%

Totaal 425 100,00%

a. 7 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. De meeste respondenten geven daarnaast aan dat ze de afgelopen 30 dagen enkel cannabis

gebruikt hebben (71,50% of 309 respondenten, 28 respondenten hebben deze vraag echter niet

ingevuld). Wanneer zij toch andere drugs gebruikten waren dit voornamelijk alcohol (82,40%

of 75 respondenten) en sigaretten (69,20% of 63 respondenten), die beiden gereguleerd zijn.

Op vlak van illegale drugs komen vooral cocaïne/crack (39,60% of 36 respondenten) en ecstasy

(40,70% of 37 respondenten) naar voor (4 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld en 1

respondent wenste niet te antwoorden. Bovendien kregen 337 respondenten deze vraag niet

aangezien zij aangaven geen andere drugs te gebruiken).

Op sociaal vlak zien we dat de meeste respondenten cannabis gebruiken in een vriendengroep

(43,10% of 186 respondenten). Langs de andere kant verkiest bijna een derde van de

respondenten om cannabis alleen te gebruiken (26,40% of 114 respondenten). Wat opvalt is dat

10,26% van de respondenten (43 respondenten) de optie andere aangeklikt heeft. Hierin

verduidelijken zij dat hun sociaal gebruik afhangt van de situatie en zij om die reden wisselen

Page 94: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

85

tussen de verschillende antwoordmogelijkheden (56 respondenten hebben deze vraag niet

ingevuld). 64,10% (277 respondenten) geeft aan dat ze zelden tot nooit fora, facebook-pagina’s

of websites bezoeken waar ze hun cannabisgebruik met anderen (al dan niet anoniem)

bespreken (26 respondenten hebben deze vraag niet beantwoord). Langs de andere kant

vermeldt 83,50% (333 respondenten) dat ze hun cannabisgebruik reeds face-to-face met

vrienden besproken hebben en ongeveer 47,60% (190 respondenten) geeft aan al eens een

gesprek gehad te hebben met familie. Deze vaststelling is waarschijnlijk het gevolg van een te

beperkt vertrouwen in online ontmoetingsplaatsen (33 personen hebben deze vraag niet

beantwoord). Bij iets meer dan de helft van de respondenten (57,10% of 206 respondenten), die

reeds over hun gebruik gesproken hebben, waren de gesprekken die ze hadden eerder neutraal.

Zij geven aan dat niemand zich verregaande zorgen maakt over hun cannabisgebruik. Wanneer

er zich toch iemand zorgen maakt, betreft dit in de meeste gevallen de eigen familie (34,10%

of 123 respondenten) 71 respondenten hebben deze laatste vraag niet ingevuld.

De meeste respondenten verkrijgen hun cannabis via een dealer, via een Nederlandse

Coffeeshop of via familie/vrienden. Al geeft 25,20% van de respondenten (109 respondenten)

wel aan dat zij meestal verschillende bronnen combineren. Opvallend is dat bij de

antwoordcategorie andere verschillende respondenten aangeven dat zij nooit zelf voorzien in

cannabis, maar enkel meedoen met anderen die kopen in hun plaats.

De meeste respondenten kiezen voor een dealer omdat zij geloven dat die betrouwbaar is en dat

hij/zij de kwaliteit van de cannabis in de gaten zal houden. Ook Nederlandse Coffeeshops

scoren hoog omwille van hun kennelijk betrouwbare uitstraling en de grotere mate van

aanvaarding in Nederland. Concluderend kunnen we stellen dat vertrouwen een zeer belangrijk

element is. Niet alleen op vlak van het illegale circuit, maar ook op vlak van kwaliteit. Dit

laatste is markant gezien de meeste respondenten toch aangeven dat zij weinig tot geen zicht

hebben op de THC- en CBD-waarde in hun verkregen cannabis.

Page 95: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

86

Tabel 9: Bronnen

Frequentie Percentage

Bronnen Ik kweek zelf cannabis 30 6,90%

Ik koop van familie of vrienden 37 8,60%

Vrienden of familie kopen het voor mij 29 6,70%

Ik koop van een kennis 38 8,80%

Ik koop via een dealer 70 16,20%

Ik koop cannabis in Nederland via Coffeeshops 51 11,80%

Ik verkrijg mijn cannabis via een Cannabis Social

Club (hoewel ik zelf geen lid ben)

1 ,20%

Ik koop cannabis in Nederland via apothekers 3 ,70%

Ik bestel online 4 ,90%

Ik combineer verschillende vormen 109 25,20%

Ik wens hier niet op te antwoorden 27 6,30%

Totaal 399 92,40%

Ontbrekende

antwoorden

33 7,60%

Totaal 432 100,00%

a. 33 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

2.3. Algemene opvattingen omtrent het cannabis- en drugsbeleid De algemene opvattingen van de respondenten aangaande het cannabis- en drugsbeleid zijn vrij

uitgesproken. Concreet werden er drie thema’s bevraagd: cannabisteelt, verkoop van cannabis

en bevoorrading van andere illegale drugs.

Betreffende het eerste thema vindt iets meer dan de helft van de respondenten dat alle

meerderjarige personen zelf cannabis mogen kweken en dat zij hiervoor geen vergunning nodig

hebben (52,00% of 212 respondenten). Een andere, iets kleinere, groep is voorstander van een

model waarbij een meerderjarig persoon enkel cannabis mag telen mits deze in het bezit is van

een vergunning (39,70% of 162 respondenten). De eerste strekking is het meest vrije model.

De tweede strekking wil nog steeds veel vrijheid behouden, maar legt de nadruk net iets meer

op controle (ook op kwaliteit) en zichtbaarheid. Grofweg komen deze twee visies overeen met

het reeds besproken eigen kweek voor volwassenen-model71. Deze visie stelt dat het telen van

de eigen cannabis succesvol kan zijn binnen een samenleving mits er duidelijke afspraken en

71 Supra: 2.3. Tussenoplossingen.

Page 96: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

87

regels ingevoerd worden. Het grote nadeel is dat dergelijke initiatieven in de praktijk moeilijk

op te volgen zijn. Als we afgaan op de opmerkingen van de respondenten lijkt het erop dat zij

zich hiervan zeer bewust zijn. Zo geven zij aan dat ze het model van de meerderjarige kweker

goed vinden, maar dat deze persoon dan onderworpen moet zijn aan verschillende regels. Er

zijn respondenten die een duidelijk onderscheid willen maken tussen gereguleerde

kleinschalige teelt en een meer commercieel model voor grootschalige productie. Enkel die

personen/bedrijven met een vergunning mogen dan verkopen aan derden. Een derde groep stelt

dat de commerciële en grootschalige kant van cannabisteelt een taak moet zijn van de overheid

(36,30% of 148 respondenten). Sommige respondenten stellen dat enkel op die manier een

degelijke kwaliteitscontrole gegarandeerd is. Dit laatste element dragen de respondenten hoog

in het vaandel, zeker wanneer het gaat over cannabis voor medicinale doeleinden. Deze laatste

visie kent een link met het reeds behandelde overheidsmonopolie- en het publieke autoriteit-

model72. Het grootste probleem bij dergelijke modellen is dat wanneer deze niet goed zijn

uitgewerkt de overheid zijn eigen federale regelgeving zal schenden wat een probleem is voor

diens geloofwaardigheid. De respondenten hadden de mogelijkheid meer dan één

antwoordcategorie aan te duiden. Om die reden bedraagt het totaal ook meer dan 100,00%.

Tabel 10: Cannabisteelt

Antwoorden Percentage

van de cases Aantal (N) Percentage

Cannabisteelt Er zijn geen regels 36 6,00% 8,80%

Alle meerderjarigen + zonder vergunning 212 35,40% 52,00%

Alle meerderjarigen + met vergunning 162 27,00% 39,70%

De overheid moet cannabis uit andere

landen overkopen

29 4,80% 7,10%

De overheid moet zelf cannabis kweken 148 24,70% 36,30%

Ik weet het niet 8 1,30% 2,00%

Ik wens hier niet op te antwoorden 4 0,70% 1,00%

Totaal 599 100,00% 146,80%

a. 24 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

b. De respondenten hadden de toestemming om meerdere antwoordmogelijkheden tegelijkertijd aan te

duiden. We baseren ons daarom op de gegevens; percentage van de cases (vandaar ook een totaal van

meer dan 100,00%).

72 Supra: 2.3. Tussenoplossingen.

Page 97: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

88

Op vlak van de verkoop van cannabis merken we onenigheid tussen de respondenten. Grofweg

zijn er twee dominante groepen. Langs de ene kant zijn er respondenten die van mening zijn

dat alle individuele telers met een vergunning cannabis mogen verkopen (54,00% of 225

respondenten). De andere groep kiest voor een andere nuance en stelt dat enkel commerciële

bedrijven met een vergunning cannabis mogen verkopen (51,30% of 214 respondenten). Deze

laatste groep staaft hun argument door te vermelden dat de herkomst van het product enkel

gecontroleerd kan worden als er gewerkt wordt met gespecialiseerde verdelings- en

kweekpunten. Op die manier kan fraude worden tegengegaan en is er een grotere

controlefunctie voor de overheid. Bovendien zien zij deze hele situatie als een win-win-gegeven

voor alle betrokken partijen. Zo moet het de overheid zijn die de vergunningen voor

grootschalige teelt en verkoop uitreikt, de telers hierop belast en onderwerpt aan strenge

kwaliteitscontroles. Op die manier is dit een nieuwe bron van inkomsten voor de overheid en

zullen dealers en de daarmee gepaard gaande criminaliteit na verloop van tijd verdwijnen. Ook

het belang van een degelijke kwaliteitscontrole zal op deze manier gewaarborgd worden. Het

uiteindelijke streefdoel is dat cannabis een thema wordt waar personen in alle openheid over

kunnen praten. De respondenten hadden de mogelijkheid meer dan één antwoordcategorie aan

te duiden. Om die reden bedraagt het totaal ook meer dan 100,00%.

Tabel 11: Verkopen van cannabis

Antwoorden Percentage van

de cases Aantal (N) Percentage

Verkopen van cannabis Iedereen mag cannabis verkopen 34 4,50% 8,20%

Individuele telers + met vergunning 225 29,90% 54,00%

Commerciële bedrijven + met vergunning

214 28,40% 51,30%

De overheid verdeelt cannabis via

apothekers

117 15,50% 28,10%

De overheid verkoopt zelf cannabis 154 20,50% 36,90%

Ik weet het niet 6 0,80% 1,40%

Ik wens hier niet op te antwoorden 3 0,40% 0,70%

Totaal 753 100,00% 180,60%

a. 15 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

b. De respondenten hadden de toestemming om meerdere antwoordmogelijkheden tegelijkertijd aan te

duiden. We baseren ons daarom op de gegevens; percentage van de cases (vandaar ook een totaal van meer

dan 100,00%).

Page 98: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

89

Als het gaat over de eventuele regulering van andere illegale drugs (los van alcohol en

sigaretten) zegt meer dan de helft van de respondenten neen (51,50% of 205 respondenten). Het

valt op dat deze respondenten dus een strikt onderscheid maken tussen cannabis enerzijds en

andere illegale drugs anderzijds. Wanneer we dieper ingaan op hun antwoorden lezen we vaak

dat de respondenten cannabis niet beschouwen als een echte drug. Zo maken sommigen de

vergelijking met alcohol en stellen dat cannabis in se minder schadelijk is. Ook zijn er

respondenten die drugs beoordelen op basis van hun plantaardige eigenschappen. Ze stellen dat

plantaardige middelen zouden moeten gereguleerd worden, terwijl synthetische middelen

geweerd moeten worden. Wanneer de respondenten toch kiezen voor regulering treden vooral

lsd (24,10% of 96 respondenten) en ecstasy (23,40% of 93 respondenten) op de voorgrond. Al

valt het op dat sommige respondenten pleiten voor een volledige regulering van alle soorten

drugs. Op die manier is er volgens hen meer (kwaliteits-)controle en een grotere kans op een

succesvolle sensibilisering en preventie binnen onze samenleving. Het valt op dat verschillende

respondenten binnen deze discussie verwijzen naar het model van Portugal. Zij besloten in

2000-2001 om alle vormen van drugs te decriminaliseren. Dit wil zeggen dat drugsgebruik is

geëvolueerd van een crimineel naar een sociaal maatschappelijk probleem waarbij verslaafden

behandeld worden als zieken (Vanoost, 2016). Het lijkt erop dat sommige respondenten van

deze survey dergelijke progressieve maatregelen ondersteunen en dat zij wel degelijk hun

opinie baseren op ontwikkelingen in de wereld. De respondenten hadden de mogelijkheid meer

dan één antwoordcategorie aan te duiden. Om die reden bedraagt het totaal ook meer dan

100,00%.

Page 99: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

90

Tabel 12: Regulering van andere drugs

Antwoorden Percentage van

de cases Aantal (N) Percentage

Regulering van andere drugs Ja, voor metamphetaminen 68 8,00% 17,10%

Ja, voor amphetaminen 74 8,70% 18,60%

Ja, voor cocaïne 79 9,20% 19,80%

Ja, voor crack 58 6,80% 14,60%

Ja, voor ecstasy 93 10,90% 23,40%

Ja, voor LSD 96 11,20% 24,10%

Ja, voor synthetische

canabinoïden

62 7,30% 15,60%

Ja, voor heroïne 58 6,80% 14,60%

Neen 205 24,00% 51,50%

Ik weet het niet 51 6,00% 12,80%

Ik wens hier niet op te

antwoorden

11 1,30% 2,80%

Totaal 855 100,00% 214,80%

a. 34 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld.

b. De respondenten hadden de toestemming om meerdere antwoordmogelijkheden tegelijkertijd aan te

duiden. We baseren ons daarom op de gegevens; percentage van de cases (vandaar ook een totaal van

meer dan 100,00%).

2.4. Kennis en opinie inzake het Cannabis Social Club-concept In deze paragraaf gaan we de kennis en attitude van de respondenten inzake het CSC-concept

na. In een eerste deel gaan we dieper in op hun kennis. We controleren hun responsen en geven

een uitgebreide beschrijving. In het tweede deel doen we hetzelfde maar focussen we op de

opinie van de respondenten in dit debat.

A. Kennis inzake het Cannabis Social Club-concept

Wat meteen opvalt is dat een grote meerderheid van de respondenten het Cannabis Social Club-

model niet kent (62,70% of 271 respondenten). Een andere groep, van 149 respondenten

(34,50%), had de naam CSC al eerder gehoord.

Page 100: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

91

Tabel 13: Kent u het Cannabis Social Club-model?

Frequentie Percentage

Kent u het CSC-

model?

Ja 149 34,50%

Nee 271 62,70%

Totaal 420 97,20%

Ontbrekende

antwoorden

12 2,80%

Totaal 432 100,00%

a. 12 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. De vraag was dan of de respondenten het model op dezelfde manier interpreteren als wij binnen

deze masterproef. Om dit na te gaan werden er drie juist of fout vragen gesteld. De eerste

stelling luidde als volgt: Cannabis Social Clubs mogen winst maken. 117 respondenten merken

terecht op dat dit fout is. 17 respondenten geven aan dat deze stelling juist is en 15 respondenten

geven geen geldig antwoord. De stelling dat CSC’s enkel openstaan voor volwassen leden werd

door 146 personen correct beantwoord. Twee respondenten geven een fout antwoord en één

respondent geeft geen geldig antwoord. De laatste stelling: Cannabis Social Clubs verkopen

cannabis op de open markt werd door 141 respondenten correct als foutief beschouwd. Zeven

respondenten geven ten onrechte aan dat dit juist was en één persoon geeft geen geldig

antwoord. Hoewel een minderheid van de respondenten het CSC-model kent, kunnen we toch

stellen dat diegene die het model wel kennen zeer goed op de hoogte zijn van de verschillende

aspecten van het model.

25,20% van de respondenten kent een of meerdere CSC’s, (109 respondenten) terwijl 71,30%

(308 respondenten) hier geen zicht op heeft (15 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld).

Wat opvalt is dat Trekt Uw Plant (TUP) en Mambo Social Club veruit het meest gekend zijn

onder de bevraagde populatie cannabisgebruikers. Hun kennis ten opzichte van de andere clubs

is haast verwaarloosbaar. Dit kan te maken hebben met het feit dat zowel TUP als Mambo

Social Club vaker in de mediabelangstelling staan dan de andere clubs. Wel werden er twee

andere (nieuwe) clubs vermeld: Brotherhood 420 en Medische Cannabis Club (MCC). Er was

ook één respondent die de fictieve CSC: Green Spirit had aangeduid. Dit is een interessant

gegeven aangezien we op die manier wilde gokken kunnen uitsluiten. De respondenten hadden

de mogelijkheid meer dan één antwoordcategorie aan te duiden. Om die reden bedraagt het

totaal ook meer dan 100,00%.

Page 101: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

92

Tabel 14: Welke CSC’s kent u?

Antwoorden Percentage van

de cases Aantal (N) Percentage

Kennis CSC’S Bon Pied Bonne Herbe 4 2,00% 3,70%

CSC Green Spirit 1 0,50% 0,90%

CSC Sativa 1 0,50% 0,90%

Le Planet Vert 1 0,50% 0,90%

Ma Weed Perso 1 0,50% 0,90%

Mambo Social Club 72 36,50% 66,70%

Oost West Thuis Best 5 2,50% 4,60%

The Herb Club 6 3,00% 5,60%

Trekt Uw Plant (TUP) 104 52,80% 96,30%

Weed Out 1 0,50% 0,90%

Ik wens hier niet op te antwoorden 1 0,50% 0,90%

Totaal 197 100,00% 182,40%

a. Een respondent (van de 109 respondenten die aangaven een of meer CSC’s te kennen) heeft deze vraag niet ingevuld.

b. De respondenten hadden de toestemming om meerdere antwoordmogelijkheden tegelijkertijd aan te

duiden. We baseren ons daarom op de gegevens; percentage van de cases (vandaar ook een totaal van

meer dan 100,00%).

De meeste respondenten hebben de club(s) leren kennen via sociale media (52,90% of 54

respondenten). Andere succesvolle strategieën om deze onderzoekspopulatie te bereiken zijn

via nieuwsberichten op de televisie, radio of krant (35,30% of 36 respondenten) en via

cannabisfora (31,40% of 32 respondenten). Zeven respondenten (van de 109 respondenten die

aangaven een of meerdere CSC’s te kennen) hebben deze vraag niet ingevuld. De meeste

respondenten kennen niemand die op dit moment lid is van een CSC (73,10% of 79

respondenten). Wanneer zij wel iemand kennen betreft het hier voornamelijk kennissen

(16,70% of 18 respondenten) en/of vrienden (13,90% of 15 respondenten). 308 respondenten

hebben deze vraag niet gekregen en 16 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. 81 van

de 109 respondenten hebben zelf nooit geprobeerd om toe te treden tot een CSC, terwijl 24

respondenten aangeven dit wel reeds geprobeerd te hebben. Van deze 24 respondenten waren

er 19 die aansluiting zochten bij TUP, zes bij Mambo Social Club en twee bij The Herb Club

(één respondent wenste deze vraag niet te beantwoorden). De andere mogelijke clubs werden

niet aangeduid. Het totaal van 24 is hier overschreden, omdat de respondenten toetreding

kunnen zoeken tot meer dan één CSC. Uiteindelijk schieten er 10 respondenten over die

effectief lid geweest zijn van een (of meerdere) CSC’s. Twee personen geven aan dat ze geen

Page 102: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

93

lid meer zijn73 van de CSC aangezien deze niet meer bestaat. De andere respondenten geven

andere redenen: de respondent had een meningsverschil met de directie van de CSC, de

respondent was niet tevreden over de werking van de CSC, de respondent was niet tevreden

met de beslissingen van de CSC, de respondent was niet tevreden over de kwaliteit van de

cannabis, de respondent was niet tevreden over de hoeveelheid cannabis en de CSC was te ver

van de woonplaats van de respondent. Drie respondenten (van de 10 respondenten die aangeven

ooit lid te zijn geweest van een CSC) hebben deze vraag niet ingevuld. Er is ook een groep

respondenten die aangeeft dat ze het model kennen, maar toch nooit geprobeerd hebben om lid

te worden (81 respondenten van de 109). Hun voornaamste beweegredenen waren dat ze hun

identiteitsgegevens niet wilden prijsgeven (44,60% of 25 respondenten), de hoeveelheid

verkregen cannabis te laag was (30,40% of 17 respondenten) en dat de frequentie van verdeling

te laag lag (19,60% of 11 respondenten). Andere respondenten (28 respondenten) geven

daarnaast ook aan dat ze hier nog nooit over nagedacht hebben, de wachtlijsten enorm lang zijn,

ze liever zelf cannabis telen of dat er geen CSC in hun buurt aanwezig is. 348 respondenten

werden uitgesloten van deze vraag aangezien ze niet de juiste kennis hadden om dergelijke

(meer diepgaande) vragen te beantwoorden.

Op het einde van deze sectie gaven we een beknopte omschrijving van wat een CSC inhoudt

volgens het gehanteerde model binnen deze masterproef. Op basis van deze informatie vroegen

we aan de respondenten of ze in de toekomst lid zouden willen zijn van een CSC. 291

respondenten (67,40%) beantwoordden deze vraag met ja, terwijl 98 respondenten neen

aanduidden (22,70%). 43 respondenten hebben ervoor gekozen deze vraag niet in te vullen.

Hoewel er geen allesomvattende eensgezindheid is, kunnen we toch voorzichtig stellen dat

bijna drie vierde (74,80%), van de respondenten die een antwoord gaven, oprecht geïnteresseerd

zijn in het Cannabis Social Club-model.

B. Opinie inzake het Cannabis Social Club-concept

De opinie van de respondenten werd gemeten aan de hand van een aantal stellingen in een

tabel74. Deze bevatte volgende antwoordmogelijkheden; helemaal niet akkoord, niet akkoord,

neutraal, akkoord, helemaal akkoord en niet van toepassing (voor zij die geen directe opinie

hebben). De eerste stelling handelde over een leeftijdsbeperking van 18 jaar. Een overgrote

73 Indien de respondenten momenteel wel nog lid zijn van een CSC, zouden ze door de inclusiecriteria idealiter niet kunnen deelnemen aan dit onderzoek. 74 De uitspraken in de stellingen zijn allemaal gebaseerd op het model zoals gereguleerd in Uruguay.

Page 103: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

94

meerderheid van 385 respondenten verklaren zich akkoord tot helemaal akkoord (89,12%). 16

respondenten kiezen voor de optie neutraal (3,70%) en 16 respondenten (3,70%) zijn van

mening dat er een andere leeftijdsbeperking zou moeten gelden (niet akkoord en helemaal niet

akkoord). 15 respondenten kiezen voor de optie: niet van toepassing (3,47%). Wanneer de

respondenten zich niet akkoord of neutraal opstelden, werd er dieper ingegaan op hun opinie.

Zij moesten dan aangeven wat volgens hen een ideale leeftijd is. De meeste respondenten (13)

geven aan dat 16 een meer geschikte leeftijd is om toe te treden tot een CSC. Al zijn er ook zes

respondenten die kiezen voor een hogere leeftijdsbeperking (20, 21 of 25 jaar). De gemiddelde

leeftijd ligt vrij laag op 14,5 jaar en de mediaan op 17 jaar. We kunnen voorzichtig stellen dat

er toch wel een aantal respondenten zijn die opteren voor een vroegere en in sommige gevallen

een latere toetreding. Ondanks dit gegeven valt het op dat een leeftijdsbeperking van 18 jaar

grofweg goed onthaald wordt door de respondenten.

Tabel 15: Minimumleeftijd CSC’s

Toegang tot Cannabis Social Clubs kan enkel voor volwassenen (+ 18)

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 273 63,20%

Akkoord 112 25,90%

Neutraal 16 3,70%

Niet akkoord 10 2,30%

Helemaal niet akkoord 6 1,40%

Niet van toepassing 15 3,50%

Totaal 432 100,00%

a. 15 respondenten kozen voor de optie: niet van toepassing. Op die manier hebben zij de stelling dan ook niet beantwoord.

Een tweede stelling wil de toegang tot CSC’s beperken tot personen met een Belgische

nationaliteit. Op dit punt is er meer onenigheid tussen de respondenten. 150 respondenten

scharen zich achter deze stelling (34,72%). 100 respondenten zijn vrij neutraal (23,15%), terwijl

het grootste deel van de respondenten (164 respondenten of 37,96%) deze stelling omverwerpt

(niet akkoord en helemaal niet akkoord). 18 personen kiezen voor de optie niet van toepassing

(4,17%). Ook hier werd er een bijkomende vraag gesteld om het antwoord van de respondenten

beter te kunnen kaderen. Opvallend is dat wanneer de respondenten zich neutraal of niet

akkoord verklaren met bovenstaande stelling, zij in de follow-up vraag aanduiden dat zij

voorstander zijn van een zeer brede toegang. Meer concreet wil dit zeggen dat 147 respondenten

Page 104: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

95

(58,60%) van mening zijn dat Belgische CSC’s toegankelijk moeten zijn voor alle mensen uit

alle landen, 60 respondenten (23,90%) staan open voor een toegankelijkheid voor alle mensen

uit de EU en slechts 45 respondenten (17,90%) willen de toegang beperken tot de Benelux.

Andere respondenten maken een nuancering en zeggen dat de nationaliteit op zich niet zo veel

uitmaakt, maar focussen op het domicilieadres dat wel in België moet liggen. Deze beperking

halen zij aan om op die manier eventueel drugtoerisme te voorkomen. 31 respondenten hebben

deze bijkomende vraag niet beantwoord.

Tabel 16: Nationaliteit CSC’s

Toegang tot CSC enkel voor Belgische nationaliteit

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 69 16,00%

Akkoord 81 18,80%

Neutraal 100 23,10%

Niet akkoord 112 25,90%

Helemaal niet akkoord 52 12,00%

Niet van toepassing 16 4,20%

Totaal 432 100,00%

a. 18 respondenten kozen voor de optie niet van toepassing en hebben op die manier in principe de vraag niet ingevuld.

Nadien werd hun mening inzake een eventuele registratie in een nationale databank onder de

loep genomen. Zoals verwacht kan slechts een minderheid (87 respondenten of 20,14%) zich

vinden in deze stelling75. Een meerderheid van de respondenten (250 respondenten of 57,87%)

is ronduit tegen de idee van een nationale registratie (niet akkoord en helemaal niet akkoord).

78 respondenten (18,05%) identificeren zichzelf eerder neutraal binnen dit discussiepunt. 17

respondenten kiezen voor de optie niet van toepassing (3,94%).

75 Supra: Hoofdstuk V: De publieke opinie en het drugsbeleid.

Page 105: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

96

Tabel 17: Nationale databank

Leden van een CSC moeten zich registreren in een nationale databank

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 28 6,50%

Akkoord 59 13,70%

Neutraal 78 18,10%

Niet akkoord 122 28,20%

Helemaal niet akkoord 128 29,60%

Niet van toepassing 17 3,90%

Totaal 432 100,00%

a. 17 respondenten kozen voor niet van toepassing. Op die manier hebben zij geen stem in deze stelling.

Vervolgens werd er ingegaan op de beperking van de hoeveelheid cannabis tot een maximum

van 40 gram per maand. Een meerderheid van de respondenten (231 respondenten of 53,47%)

kan zich neerleggen bij deze stelling (akkoord en helemaal akkoord). Langs de andere kant zijn

93 respondenten (21,53%) tegen deze stelling (niet akkoord en helemaal niet akkoord) en zijn

er 89 respondenten (20,60%) die zich eerder afzijdig houden. Tot slot zijn er 19 respondenten

die kiezen voor niet van toepassing (4,40%) Wanneer we dieper ingaan op de mening van de

respondenten valt het op dat een meerderheid (85,30% of 139 respondenten) aanhaalt dat een

beperking niet goed is, omdat dit in se een vrije keuze moet zijn. Een beperkt aantal

respondenten antwoordt dan weer helemaal anders en meldt dat deze beperking volgens hen te

ruim is (6,70% of 11 respondenten). Wanneer de respondenten hun visie beschrijven in de optie

andere valt meteen op dat zij een onderscheid maken tussen cannabis als genotsmiddel en

medicinale cannabis. Zo zijn ze van mening dat er een grotere hoeveelheid ter beschikking moet

gesteld worden als het gaat over medicinale doeleinden. 38 respondenten hebben deze vraag

niet ingevuld. Dit hoge cijfer is waarschijnlijk te wijten aan de hoge graad van neutraliteit

binnen deze stelling.

Page 106: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

97

Tabel 18: beperking hoeveelheid cannabis

Leden van een CSC kunnen maximum 40 gram cannabis per maand verkrijgen

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 70 16,20%

Akkoord 161 37,30%

Neutraal 89 20,60%

Niet akkoord 54 12,50%

Helemaal niet akkoord 39 9,00%

Niet van toepassing 19 4,40%

Totaal 432 100,00%

a. 19 respondenten kozen voor niet van toepassing en hebben daardoor weinig invloed op deze stelling.

Een vierde stelling betrof een beperking in het aantal leden. Zo werd deze vastgelegd op een

minimum van 15 en een maximum van 45 leden (de huidige situatie in Uruguay). Slechts 50

respondenten (11,57%) verklaren zich akkoord (akkoord en helemaal akkoord). Een groot

aantal respondenten is neutraal of kan dit moeilijk inschatten (141 respondenten of 32,60%).

Een meerderheid (204 respondenten of 47,22%)) is niet te spreken over dit element en beschrijft

zichzelf als niet akkoord (niet akkoord en helemaal niet akkoord). 37 respondenten (8,56%)

kiezen voor niet van toepassing. Wanneer we hier verder op ingaan menen 173 respondenten

(72,40%) dat deze beperking niet goed is, aangezien de maximumgrens te weinig is. De

respondenten geven aan dat er dan waarschijnlijk een wildgroei van clubs zal ontstaan wat

opnieuw moeilijkheden veroorzaakt voor een goede regulering. Bovendien zullen er zo mensen

uit de boot vallen, waardoor zij opnieuw kiezen voor het illegale circuit. Sommige respondenten

geven zelfs aan dat zij het nut van een maximumbeperking niet inzien en pleiten dat de CSC’s

dit zelf moeten beslissen aan de hand van de vraag. Ze vergelijken dit heel vaak met een café.

Hier is er ook geen beperking op het aantal klanten, hoewel de uitbaters wel alcohol en

sigaretten verkopen. Er zijn ook een aantal respondenten die aanhalen dat een

minimumbeperking van 15 leden niet haalbaar is, zeker niet in de opstartperiode.

Page 107: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

98

Tabel 19: Aantal leden in een CSC

CSC’s mogen tussen de 15 en 45 leden hebben

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 9 2,10%

Akkoord 41 9,50%

Neutraal 141 32,60%

Niet akkoord 116 26,90%

Helemaal niet akkoord 88 20,40%

Niet van toepassing 37 8,60%

Totaal 432 100,00%

a. 143 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met het grote aantal mensen die aangeven geen opinie te hebben binnen deze kwestie. Waarschijnlijk kon dit verholpen worden door meer achtergrondinformatie te geven over de achterliggende reden van de beperkingen. Langs de andere kant zou aan te veel aan informatie hun mening natuurlijk kunnen beïnvloeden wat ook niet wenselijk is.

Indien het gaat over reclame en promotie merken we opnieuw veel verschillen op. 183

respondenten (42,36%) zijn akkoord met deze visie (akkoord en helemaal akkoord). 117

respondenten (27,08%) houden zich afzijdig of vinden dit moeilijk om in te schatten. 114

respondenten (26,39%) zien dit anders en verzetten zich tegen deze stelling (niet akkoord en

helemaal niet akkoord). 18 respondenten (4,17%) kiezen voor niet van toepassing. Diegene die

zich akkoord verklaarden met deze stelling kregen een follow-up vraag. 147 respondenten

(59,50%) geven aan dat zij tegen promotie zijn omdat zij vrezen dat dit mensen zal aanzetten

tot cannabisgebruik (en niet in het minst minderjarigen). 63 respondenten (25,50%) vinden

reclame overbodig, aangezien cannabis ongezond is (net als bij tabak). 46 respondenten

(18,60%) kunnen zich niet vinden in promotie, omdat zij vrezen dat cannabisgebruik op die

manier genormaliseerd zal worden. Grofweg vinden deze respondenten dat regulatie goed is in

termen van het decriminaliseringsproces, maar promotie is op zich dan weer een stap te ver.

Een kleine groep mensen maakt een andere nuance. Zo zeggen zij dat reclame over specifieke

events wel kan, maar enkel en alleen naar hun leden toe. Er is geen nood om dergelijke zaken

grootschalig te promoten, klinkt het. 71 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. Ook

hier kan dit hoge aantal in verband gebracht worden met een eerder neutrale houding van de

respondenten.

Page 108: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

99

Tabel 20: CSC's en reclame

CSC’s mogen geen reclame/promotie maken

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 58 13,40%

Akkoord 125 28,90%

Neutraal 117 27,10%

Niet akkoord 77 17,80%

Helemaal niet akkoord 37 8,60%

Niet van toepassing 18 4,20%

Totaal 432 100,00%

a. 18 respondenten kozen voor niet van toepassing en gaven dus ook geen geldig antwoord.

De laatste stelling handelt over een eventuele controle van de CSC’s door een speciaal daarvoor

opgerichte nationale instantie. De grote meerderheid (287 respondenten of 66,44%) is hiermee

akkoord. Dit is waarschijnlijk gelinkt aan het feit dat de respondenten kwaliteit hoog in het

vaandel dragen76. Slechts 45 respondenten (10,42%) zijn hier niet mee akkoord. Dit kan gelinkt

zijn aan eerdere negatieve ervaringen met overheid, politie en justitie. 75 respondenten

(17,36%) kiezen voor de optie neutraal en 25 respondenten (5,79%) voor de optie niet van

toepassing.

Tabel 21: Controle van een nationale instantie

Nationale instantie controleert de werking van CSC’s

Frequentie Percentage Helemaal akkoord 88 20,40%

Akkoord 199 46,10%

Neutraal 75 17,40%

Niet akkoord 29 6,70%

Helemaal niet akkoord 16 3,70%

Niet van toepassing 25 5,80%

Totaal 432 100,00%

a. 25 respondenten kozen voor niet van toepassing en maken dus geen deel uit van de verdere interpretaties.

76 Supra: 2.3. Algemene opvattingen omtrent het cannabis- en drugsbeleid.

Page 109: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

100

Er werd verder kort stilgestaan bij het toegangsproces tot een CSC. Een meerderheid van de

respondenten geeft aan (231 respondenten of 56,20%) dat zij voorstander zijn van een

intakegesprek waar de regels van de CSC verduidelijkt worden, 30,40% van de (125)

respondenten ziet dit anders en kiest voor een eenvoudige aansluiting zonder administratie of

controle. 26,30% (108 respondenten) verkiest een controle van het strafblad van de potentiële

klant. 21 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld. Wel vermelden de respondenten dat

er een onderscheid moet gemaakt worden in soorten misdrijven. Zo is een strafblad op zich niet

voldoende om toegang tot de CSC te weigeren. Dit is wel het geval indien de misdrijven te

maken hebben met drugshandel. Een aantal respondenten vermelden wel dat het belangrijk is

om de privacy van de leden te respecteren. Wanneer er te veel informatie uitgewisseld wordt

met de overheid zullen naar alle waarschijnlijkheid veel mogelijke klanten de illegale markt

verkiezen boven dit initiatief. Deze bezorgdheid komt overeen met onze eigen vooropgestelde

hypothesen77.

Om deze sectie af te sluiten vroegen we aan de respondenten of CSC’s zouden moeten worden

toegelaten in België. De resultaten waren zeer uitgesproken. 92,70% van de respondenten is

van mening dat CSC’s zouden moeten worden toegelaten in België (395 respondenten). Dit

voor zowel recreatief als medicinaal gebruik. 2,30% (10 respondenten) vindt dat dit enkel kan

voor medicinaal gebruik, terwijl 1,20% (5 respondenten) oordeelt dat dit enkel kan worden

toegestaan voor recreatief gebruik. Slechts 0,90% (4 respondenten) geeft aan geen voorstander

te zijn van een eventuele toelating in België. Zij opteren voor andere mogelijkheden zoals het

Coffeeshop-model in Nederland of eigen kweek. Zes respondenten hebben deze vraag echter

niet beantwoord.

3. Bivariate analyses

3.1. Algemene hypothesen getest78 A. Leeftijd

Een van de algemene verwachtingen is dat jongeren en jongvolwassenen positiever staan ten

opzichte van een liberaal drugsbeleid en dus ook ten opzichte van het CSC-model. Om dit na

te gaan werd er eerst een kruistabel gemaakt tussen de leeftijd van de respondenten en hun

77 Supra: Hoofdstuk V: De publieke opinie en het drugsbeleid. 78 Voor deze paragraaf: Supra: 4.1. Algemene hypothesen.

Page 110: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

101

politieke voorkeur. Het valt op dat de groep van 18 tot 25 jaar, alsook de groep van 26-35 jaar

expliciet de partij Groen verkiezen. Bovendien valt het op dat de respondenten die Groen

verkozen ook eerder geneigd zijn om in de toekomst zelf toe te treden tot een CSC (54 voor, 6

tegen, 4 ontbrekende antwoorden in tabel 23: populaire partijen x lid willen zijn). Dit heeft naar

alle waarschijnlijkheid te maken met hun openheid naar het cannabisdebat, wat eerder

kenmerkend is voor linkse partijen. Langs de andere kant merken we ook dat er steun is voor

N-VA. Ook hier merken we op dat een meerderheid van deze respondenten in de toekomst lid

willen zijn van een CSC (13 voor, 7 tegen, 4 ontbrekende antwoorden in tabel 23: populaire

partijen x lid willen zijn). Op het eerste zicht lijkt dit enigszins vreemd gezien deze partij the

War on Drugs hoog in het vaandel draagt. Langs de andere kant is het wel zo dat deze partij

gezien het huidige radicaliserings- en terrorisme vraagstuk veel aanhang kent. Dit zou deels

kunnen verklaren waarom ook N-VA een vaak gekozen partij is. Op het eerste zicht lijken jonge

respondenten dus ook binnen deze steekproef voorstander van een eerder open drugsbeleid.

Tabel 22: Politieke voorkeur x leeftijd

Leeftijd Totaal

18-25 26-35 36-45 46-55 55-99

Welke partij

geniet uw

voorkeur?

CD&V 3 0 0 0 0 3

Groen 43 13 5 2 1 64

N-VA 18 5 1 0 0 24

Open VLD 11 10 1 0 0 22

PVDA 8 12 6 1 1 28

PTB 0 1 0 0 0 1

SP.a 8 1 2 0 0 11

PS 1 0 0 0 0 1

Vlaams Belang 8 1 0 0 0 9

Front National 0 1 0 0 0 1

Ik wens hier niet op

te antwoorden

4 1 2 1 0 8

Totaal 104 45 17 4 2 172

a. 260 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor kruisvergelijking niet mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

Page 111: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

102

Tabel 23: Lid willen zijn x populaire partijen

Om hier dieper op in te gaan werd er opnieuw een kruistabel gecreëerd. Ditmaal tussen vijf

leeftijdsgroepen enerzijds en de vraag of de respondenten in de toekomst zelf lid willen zijn

van een CSC anderzijds. Tabel 24: Lid willen zijn x leeftijd

Wanneer we kijken naar de percentagepunten valt het op dat het niet de jongvolwassenen zijn

die het meest positief staan ten opzichte van een CSC. Het is voornamelijk de leeftijdscategorie

26-35 jaar die zich zou willen aansluiten bij dit model. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat een

iets oudere leeftijdscategorie meer stabiliteit kent aangaande het werk- en privéleven waardoor

ze minder kwetsbaar zijn voor opinies en tussenkomsten van derden. Het is wel zo dat oudere

leeftijdsgroepen minder positief staan ten opzichte van het model en vaker expliciet aangeven

dat ze niet willen toetreden tot een CSC. Ook de Chi-kwadraat toets geeft aan dat er een verband

bestaat van 4,959. Aangezien de Chi-kwadraattoets moeilijk te interpreteren is, werd ook

Cramer’s V berekent. Deze bedraagt 0,113. Het gaat hier dus om een eerder zwakke associatie.

Leeftijd Totaal

18-25 26-35 36-45 46-55 55-99

Zou u in de

toekomst lid

willen zijn van

een CSC?

Ja Aantal (N) 177 82 23 7 2 291

% within leeftijd 73,10% 82,00% 74,20% 58,30% 66,70% 75,00%

Nee Aantal (N) 65 18 8 5 1 97

% within leeftijd 26,90% 18,00% 25,80% 41,70% 33,30% 25,00%

Totaal Aantal (N) 242 100 31 12 3 388

% within leeftijd 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00%

a. 44 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende cases.

Welke partij geniet uw voorkeur?

Groen N-VA Totaal

Zou u in de toekomst

lid willen zijn van een

CSC?

Ja 54 13 67

Nee 6 7 13

Totaal 60 20 80

a. Zowel bij de keuzemogelijkheid Groen als N-VA zijn er 4 respondenten die deze vraag niet hebben ingevuld, waardoor er geen verdere kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

Page 112: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

103

Het probleem is dat beide maten het significantieniveau van 0,05 niet halen (significantieniveau

van 0,292 nominaal). Toch kunnen we met de nodige voorzichtigheid stellen dat er ook hier

een eerder licht positief verband is tussen een jonge leeftijdscategorie en positiever staan ten

opzichte van een eerder liberaal drugsbeleid en dus ook het CSC-model. Langs de andere kant

zijn de verschillen tussen de leeftijdsgroepen zodanig klein dat dit zou kunnen indiceren dat het

CSC-model een aanvaardbaar initiatief is voor jong en oud.

Tot slot hebben we ook een kruistabel gemaakt waarbij we de leeftijdsgroepen vergeleken met

de vraag of een CSC zou moeten worden toegelaten in België. Het valt op dat er op vlak van

acceptatie voor zowel medicinaal als recreatief gebruik weinig verschil bestaat tussen de

leeftijdscategorieën.

Tabel 25: Toestaan van CSC x leeftijd

Dit impliceert dat de respondenten een onderscheid maken tussen de algemene goedkeuringvan

CSC’s in België en de situatie waarin de respondent zelf toetreedt. In de vorige paragraaf kwam

hierbij aan bod dat sommige respondenten, hoewel geen tegenstander van het model, andere

methoden verkiezen. Hierbij waren vooral eigen kweek en het Nederlandse Coffeeshop-model

populair. Bovendien stelt ander internationaal onderzoek dat jonge mensen vaak kwetsbaarder

a. 7 respondenten hebben de vraag

niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende cases.

Leeftijd Totaal

18-25 26-35 36-45 36-55 56-99

CSC’s

Toestaan?

Enkel recreatief gebruik Aantal (N) 3 1 0 0 1 5

% within leeftijd 1,10% 1,00% 0,00% 0,00% 25,00%

Enkel medicinaal gebruik Aantal (N) 8 2 0 0 0 10

% within leeftijd 2,90% 1,90% 0,00% 0,00% 0,00%

Ja, zowel voor medicinaal

als recreatief gebruik

Aantal (N) 250 98 32 12 3 395

% within leeftijd 91,20% 95,10% 100,00% 100,00% 75,00%

Ik ben tegenstander Aantal (N) 3 1 0 0 0 4

% within leeftijd 1,10% 1,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Ik wens hier niet op te

antwoorden

Aantal (N) 3 0 0 0 0 3

% within leeftijd 1,10% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Ik weet het niet Aantal (N) 11 1 0 0 0 12

% within leeftijd 4,00% 1,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Totaal Aantal (N) 274 103 32 12 4 425

Page 113: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

104

zijn gezien zij minder zekerheden hebben in hun privé- en professioneel leven. Dit kan

verklaren waarom zij in se positief staan ten opzichte van het model, maar toch beslissen om

niet deel te nemen79.

B. Geslacht

Uit andere onderzoeken blijkt dat mannen doorgaans positiever staan ten opzichte van een

eerder liberaal drugsbeleid en dus naar alle waarschijnlijkheid ook positiever staan ten opzichte

van het CSC-model. Zowel mannen als vrouwen geven hun voorkeur vooral aan Groen. Dit

kan, zoals reeds beschreven, deels verklaard worden door hun eerder openminded opinie in het

cannabisdebat. Deze hypothese werd verder nagegaan aan de hand van een kruistabel:

Tabel 26: Toestaan van CSC x geslacht

Geslacht Totaal

Man Vrouw

Toestaan

CSC’s?

Enkel recreatief gebruik Aantal (N) 4 0 4

% within Geslacht 1,20% 0,00%

Enkel medicinaal Aantal (N) 3 6 9

% within Geslacht 0,90% 8,30%

Ja, zowel voor medicinaal

als recreatief gebruik

Aantal (N) 312 59 370

% within Geslacht 95,70% 81,90%

Ik ben tegenstander Aantal (N) 1 1 2

% within Geslacht 0,30% 1,40%

Ik wens hier niet op te

antwoorden

Aantal (N) 1 1 2

% within Geslacht 0,30% 1,40%

Ik weet het niet Aantal (N) 5 6 11

% within Geslacht 1,50% 8,30%

Totaal Aantal (N) 326 72 397

a. 35 respondenten hebben de vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende cases.

Wat opvalt is dat 95,70% van de mannen positief staat ten opzichte van het CSC-model. Dit

voor zowel recreatief als medicinaal gebruik. Langs de andere kant staat ook 81,90% van de

vrouwen positief tegenover de invoer van het CSC-model voor zowel recreatief als medicinaal

gebruik. Dit geeft een verschil van 13,80% percentagepunten. Wanneer we kijken naar de odds

79 Dit is in principe al een antwoord op een van de specifiek hypothesen: Supra: 4.2. Specifieke hypothesen.

Page 114: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

105

ratio komen we iets zeer interessant te weten. Zo zien we dat mannen 312 keer meer kans

hebben om voorstander te zijn van het model dan tegenstander. Vrouwen hebben 59 keer meer

kans om voorstander te zijn van het model in plaats van tegenstander. Wanneer we de

verhouding mannen/vrouwen (312/59) berekenen komen we tot volgend resultaat: mannen

hebben 5,29 keer meer kans om voorstander te zijn van het CSC-model dan vrouwen.

Er kan ook een kruistabel gemaakt worden tussen het geslacht enerzijds en de wens om later

toe te treden tot een CSC anderzijds. Deze berekening geeft volgende resultaten:

Tabel 27: Lid willen zijn x geslacht

Geslacht

Totaal Man Vrouw

Zou u in de toekomst lid

willen zijn van een CSC?

Ja Aantal (N) 239 37 275

% within Geslacht 79,10% 57,80%

Nee Aantal (N) 63 27 90

% within Geslacht 20,90% 42,20%

Totaal Aantal (N) 302 64 365

a. 67 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende cases.

De odds ratio voor mannen bedraagt: 3,79, terwijl die voor vrouwen 1,37 bedraagt. De

verhouding man/vrouw is dan: 2,77. Dit wil zeggen dat mannen 2,77 keer meer kans hebben

om in de toekomst lid te willen zijn van een CSC. We kunnen dus concluderen dat de

mannelijke respondenten binnen deze steekproef, zoals verwacht, positiever staan ten

opzichte van CSC’s en een eventuele toetreding. Opnieuw valt op dat hun algemeen standpunt

over CSC’s positiever is dan de kans dat ze in de toekomst effectief willen toetreden tot een

van deze clubs.

C. Polygebruikers

Volgens internationaal onderzoek zouden polygebruikers positiever moeten staan ten opzichte

van het CSC-model dan niet-polygebruikers. Deze hypothese lijkt hier niet volledig te kloppen.

Als eerste merken we op dat zowel polygebruikers als niet-polygebruikers een uitgesproken

voorkeur hebben voor de politieke partij Groen en hun eerder liberaal standpunt inzake het

drugsbeleid. Bovendien valt het op dat er maar 5,50% percentagepunten verschil is tussen beide

groepen wanneer zij moeten aangeven of ze in de toekomst lid zouden willen zijn van een CSC.

Page 115: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

106

Wanneer we de odds ratio berekenen komen we tot volgend resultaat. Polygebruikers hebben

3,89 keer meer kans om in de toekomst lid te willen zijn van een CSC. Voor niet-polygebruikers

is de verhouding 2,85. Wanneer we deze met elkaar vergelijken, zien we dat polygebruikers

1,36 keer meer kans hebben om in de toekomst lid te willen zijn dan niet-polygebruikers.

Wanneer we Chi-kwadraat berekenen komen we op een totaal van 1,103. Op basis van dit

resultaat konden we Phi berekenen met een resultaat van 0,055. Ook hier halen we het

significantieniveau van 0,05 niet (significantieleven van 0,294 nominaal). We kunnen er dus

niet zomaar vanuit gaan dat er wel degelijk een verband is. Wat opvalt is dat het mogelijke

verband eerder zwak tot verwaarloosbaar van aard is. In dat opzicht kunnen we dus wel stellen

dat deze samenhang veel minder uitgesproken is dan in de brede internationale literatuur. Dit

kan erop wijzen dat CSC’s voornamelijk cannabisgebruikers zullen aantrekken wat het risico

op eventuele excessen in de verhandeling van andere illegale drugs zou kunnen beperken.

Tabel 28: Lid willen zijn x polygebruikers

Afgelopen 30 dagen andere

drugs gebruikt?

Totaal Ja Nee

Zou u in de toekomst lid

willen zijn van een CSC?

Ja Aantal (N) 70 205 275

% within andere drugs 79,50% 74,00% 75,30%

Nee Aantal (N) 18 72 90

% within andere drugs 20,50% 26,00% 24,70%

Totaal Aantal (N) 88 277 365

% within andere drugs 100,00% 100,00% 100,00%

a. 67 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

3.2. Specifieke hypothesen getest80 D. Registratiesysteem en vertrouwen

In deze paragraaf wordt er een link gelegd tussen geloof in het registratiesysteem (verbonden

met CSC’s) en het vertrouwen van de respondenten in de overheid, justitie en politie.

Onderstaande tabellen geven een overzicht:

80 Voor deze paragraaf: Supra: 4.2. Specifieke hypothesen.

Page 116: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

107

Tabel 29: Registreren in databank x vertrouwen in de overheid

We bekijken de verhouding tussen vertrouwen in de overheid enerzijds en personen die zich

helemaal akkoord of helemaal niet akkoord verklaren met het registratiesysteem anderzijds.

Personen die vertrouwen hebben in de overheid hebben 2,67 keer meer kans om geen

vertrouwen te hebben in het registratiesysteem. Personen die geen vertrouwen hebben in de

overheid hebben 5,10 keer meer kans om geen vertrouwen te hebben in het registratiesysteem.

De relatieve verhouding naar vertrouwen in de overheid is: 1,91. Dit wil zeggen dat personen

die geen vertrouwen hebben in de overheid 1,91 keer meer kans hebben om tegenstander te zijn

van het registratiesysteem. Chi-kwadraat bedraagt: 4,531 en Cramer’s V: 0,108. Op ordinaal

niveau bedraagt Gamma: 0,082 en Kendall’s tau-b: 0,040. Ook hier zijn de resultaten niet

statistisch significant (significantieniveau 0,476 nominaal en 0,401 ordinaal) en kunnen we

onze hypothese noch bevestigen noch omverwerpen. Ondanks dit gegeven merken we wel een

zeer lichte steun voor de hypothese dat er een verband is tussen weinig vertrouwen in de

overheid en weinig vertrouwen in het registratiesysteem.

Heeft u globaal genomen

vertrouwen in de overheid?

Totaal Ja Nee

Leden van een CSC moeten

zich registreren in een

nationale databank

Helemaal akkoord 6 20 26

Akkoord 13 38 51

Neutraal 14 54 68

Niet akkoord 18 93 111

Helemaal niet akkoord 16 102 118

Niet van toepassing 2 9 11

Totaal 69 316 385

a. 47 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

Page 117: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

108

Tabel 30: Registreren in databank x vertrouwen in justitie

Heeft u globaal genomen

vertrouwen in justitie?

Totaal Ja Nee

Leden van een CSC

moeten zich

registreren in een

nationale databank

Helemaal akkoord 10 15 25

Akkoord 20 30 50

Neutraal 14 52 66

Niet akkoord 32 80 112

Helemaal niet akkoord 28 92 120

Niet van toepassing 2 10 12

Totaal 106 279 385

a. 47 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

De odds ratio tussen helemaal niet akkoord en helemaal akkoord naar vertrouwen in justitie

bedraagt: 2,19. Dit houdt in dat personen die geen vertrouwen hebben in justitie 2,19 keer meer

kans hebben om weigerachtig te staan ten opzichte van het registratiesysteem. Chi-kwadraat

bedraagt: 8,996 en Cramer’s V: 0,153. Op ordinaal niveau bedraagt Gamma: 0,079 en Kendall’s

tau-b: 0,044. Opnieuw is het signifcantielevel van 0,05 niet bereikt (significantieniveau van

0,109 nominaal en 0,356 ordinaal). Ondanks deze beperking kunnen we wel stellen dat de

samenhang ook relatief klein is. Tabel 31: Registreren in databank x vertrouwen in politie

Heeft u globaal genomen

vertrouwen in politie?

Totaal Ja Nee

Leden van een CSC

moeten zich registreren

in een nationale

databank

Helemaal akkoord 13 13 26

Akkoord 28 23 51

Neutraal 29 42 71

Niet akkoord 35 75 110

Helemaal niet akkoord 36 82 118

Niet van toepassing 5 7 12

Totaal 146 242 388

a. 44 respondenten hebben deze vraag niet ingevuld, waardoor er geen kruisvergelijking mogelijk was bij desbetreffende gevallen.

Page 118: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

109

Een persoon die geen vertrouwen heeft in politie heeft 2,29 keer meer kans om negatief te staan

ten opzichte van het registratiesysteem verbonden aan CSC’s. Chi-kwadraat bedraagt: 12,707

en Cramer’s V: 0,181. Op ordinaal niveau bedraagt Gamma: 0,162 en Kendall’s tau-b: 0,099.

Opvallend hier is dat het significantieniveau van 0,05 wel bereikt is (significantieniveau van

0,026 nominaal en 0,032 ordinaal). We kunnen dus stellen dat er een verband is tussen beide

kenmerken, hoewel dit verband wel aan de kleine kant is.

4. Conclusie In dit hoofdstuk gaven we in de eerste plaats een uitgebreide beschrijving van de respondenten

die deelnamen aan het onderzoek. Naast de socio-demografische achtergrondvariabelen, hun

ervaring met cannabis en hun opinie inzake het cannabis- en drugsbeleid was er ook aandacht

voor de twee centrale vragen binnen dit onderzoek.

In de eerste plaats wilden we met dit onderzoek nagaan of Vlaamse cannabisgebruikers bekend

zijn met het CSC-model. Opvallend is dat 64,50% van de respondenten aangaf het CSC-model

niet te kennen. 149 respondenten gaven aan het model wel te kennen. Uit de follow-up-

questions bleek bovendien dat de meeste respondenten het model op dezelfde manier definiëren

als wij binnen deze masterproef.

Als tweede focus werd er stilgestaan bij de visie van de respondenten inzake de regels,

organisatie, mogelijkheden en beperkingen van een CSC. Een meerderheid van de respondenten

kon zich vinden in een leeftijdsbeperking van 18 jaar. Terwijl een meerderheid van de

respondenten niet akkoord was met een beperking van de toegang tot de Belgische nationaliteit.

Zij waren voornamelijk van mening dat CSC’s zouden moeten openstaan voor alle

nationaliteiten. Zoals verwacht was een meerderheid van de respondenten tegen de idee van

een registratie in een nationale databank. Langs de andere kant waren zij wel voorstander van

gerichte controles door daarvoor opgerichte nationale instantie(s). Een meerderheid van de

respondenten kon zich vinden in een beperking van de hoeveelheid cannabis tot een maximum

van 40 gram per maand. De respondenten waren echter niet te spreken over een beperking van

het aantal leden met een minimum van 15 en een maximum van 45. Zo waren zij van mening

dat de ondergrens te hoog is, zeker in de opstartfase, en dat het maximum te laag is waardoor

zij vrezen voor een wildgroei van clubs. Op vlak van reclame waren de meningen eerder

verdeeld.

Page 119: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

110

In het tweede deel vergeleken we, met behulp van bivariate statistiek, de eigen resultaten met

bevindingen uit eerder besproken internationaal attitudeonderzoek. Op vlak van leeftijd kunnen

we voorzichtig stellen dat jonge mensen doorgaans iets positiever staan ten opzichte van het

Cannabis Social Club-model. Dit komt overeen met de resultaten uit andere internationale

onderzoeken. Verder kunnen we binnen onze steekproef, zoals verwacht, stellen dat mannen

positiever staan tegenover CSC’s en een eventuele toetreding. Wat wel opvalt bij deze

vergelijkingen is dat het algemene standpunt over CSC’s positiever is dan de kans dat ze in de

toekomst effectief zouden toetreden tot een van deze clubs. Daarnaast zouden ook

polygebruikers, volgens internationaal onderzoek, een positief standpunt moeten innemen.

Deze veronderstelling is echter veel minder uitgesproken of zelfs verwaarloosbaar binnen dit

onderzoek. Tot slot merken we op dat een persoon die geen vertrouwen heeft in politie, justitie

of de overheid meer kans heeft om negatief te staan ten opzichte van het registratiesysteem

verbonden aan CSC’s. Hoewel dit verband eerder aan de zwakke kant is, kunnen we toch

voorzichtig stellen dat het onze vooropgestelde verwachting en bezorgdheid deels bevestigd.

Page 120: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

111

CONCLUSIE We leven in een wereld waar the War on Drugs steeds meer in vraag gesteld wordt. Op politiek

vlak laaien de discussies hoog op. Verschillende alternatieven zijn de revue gepasseerd. Een

interessante ontwikkeling binnen de resem aan mogelijkheden is het Cannabis Social Club-

verhaal. Een tussenoplossing waar aanhangers van the War on Drugs en voorstanders van een

eerder liberaal beleid elkaar ontmoeten in de controle én regulering van cannabis.

Maar hoe hoort deze gulden middenweg er dan uit te zien? Cannabis Social Clubs kennen hun

oorsprong in Spanje, waar ze bottom-up ontstaan zijn. In principe hebben bezorgdheden

omtrent de kwaliteit en de prijs van de verhandelde cannabis een kettingreactie in gang gezet.

Steeds meer mensen kozen ervoor om de onzekere situatie op de markt te verlaten en in te zetten

op zogenaamde eigen-kweek-cannabis. De opkomst van dit fenomeen zorgde impliciet voor

het ontstaan van een gedoogbeleid inzake het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik en

kleinschalige teelt in Spanje. Doorheen de jaren zijn deze private kleinschalige plantages

uitgegroeid tot een systeem van collectieve cannabisproductie. Het uitgangspunt binnen deze

redenering was dat het telen van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik ook in

groepsverband moet kunnen plaatsvinden. Deze eerder grootschalige collectieve plantages, die

later de naam Cannabis Social Club zullen dragen, dienden echter af te rekenen met

rechtsonzekerheid en vaak tegenstrijdige gerechtelijke uitspraken. Dit heeft er uiteindelijk voor

gezorgd dat verschillende aanhangers van het model zich zijn gaan verenigen. De Spaanse

overheid heeft in dat opzicht de trein gemist en koos ervoor om geen wettelijke verankering te

voorzien. Het gevolg hiervan is dat de bestaande overkoepelende verenigingen tevergeefs

proberen om de neuzen van de uiteenlopende CSC’s in dezelfde richting te krijgen. Zonder

wettelijke verankeringen, zijn hun richtlijnen immers niet bindend. Dit zorgt ervoor dat een

initieel goed initiatief soms een slechte uitkomst krijgt. Ondanks het bestaan van deze excessen,

houden vele clubs zich wel aan de richtlijnen. Op die manier leunt hun werking en organisatie

toch nog dicht aan bij de definitie van CSC’s die wij in dit onderzoek naar voor schoven:

Cannabis Social Clubs zijn steeds private organisaties of clubs bestaande uit geregistreerde,

meerderjarige leden die allemaal cannabisgebruikers zijn. Sommige clubs willen dat potentiële

leden eerst bewijzen dat ze reeds in het verleden cannabis gebruikt hebben. Op die manier

bouwen ze aan een afweermechanisme tegen de kritiek dat ze personen aanzetten tot

cannabisgebruik. De leden gaan voor zichzelf of via growers cannabis telen binnen de

Page 121: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

112

vereniging om zo te kunnen voorzien in hun persoonlijke behoeften. De begeestering is het

inzetten op gezondheids- en veiligheidsverbetering. Zo willen ze een controle uitoefenen op de

kwaliteit van de cannabis die ze produceren, en bieden ze een alternatief voor de illegale markt.

Via deze visie proberen de clubs eventuele commerciële overwegingen te beperken. Een ander

belangrijk element is dat het moet gaan om non-profit organisaties. Dit houdt in dat de

opbrengsten steeds opnieuw moeten geïnvesteerd worden in de club en niet mogen fungeren

als winst.

Hele onderzoeken en vele discussies later zet een land dan toch de stap. Uruguay reguleert

cannabis via drie wegen. Zelf-cultivatie, apothekers en Cannabis Social Clubs. De mogelijkheid

om te kiezen voor Cannabis Social Clubs was oorspronkelijk niet opgenomen in de Cannabis

Law. Dit kwam pas later na aanhoudende druk van verschillende Uruguayaanse, maar

voornamelijk ook internationale cannabisactivisten. In dat opzicht kunnen we dus stellen dat de

organisatie van CSC’s deels top-down en deels bottom-up tot stand gekomen is. Ondanks de

vele nationale en internationale aandacht voor het model, blijkt uit onderzoek dat het een

geringe populariteit kent in Uruguay. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met het

feit dat er nog twee andere keuzemogelijkheden voorhanden zijn. In Spanje is er nog steeds

geen formele regulering omtrent kleinschalige cannabisteelt en cannabisgebruik. Dit in

combinatie met een gebrek aan andere keuzemogelijkheden kan de immense aanhang van het

model in Spanje deels verklaren. Ook in België bleef de formele regulering inzake kleinschalige

cannabisteelt en –gebruik tot nu toe uit. Toch valt het ook hier op dat de populariteit van het

model tot nu eerder beperkt is. Een mogelijke verklaring is dat Belgen de mogelijkheid hebben

om cannabis te kopen in legale Coffeeshops in Nederland. Met deze bevindingen in het

achterhoofd rijst de vraag of een eventuele regulering van het model in België gebruikers alsnog

over de streep kan trekken.

Dit model is dus, zoals hierboven beschreven, al ettelijke malen het punt van discussie geweest

binnen de academische en politieke wereld. Toch zou dit niet voldoende mogen zijn in een

samenleving die zichzelf een democratische rechtstaat noemt. In een ideale wereld zouden

immers alle politieke beslissingen moeten geïnspireerd zijn op de mening van het volk. Het is

vanuit deze redenering dat dit onderzoek een eerste aanzet wil geven om ook de zogenaamde

ervaringsdeskundigen te betrekken in het debat. Meer concreet zou de hele discussie over

Cannabis Social Clubs en een eventuele introductie in onze samenleving moeten vertrekken

vanuit de mening van de cannabisgebruiker zelf.

Page 122: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

113

Om de cannabisgebruiker een stem te geven, moeten we ze natuurlijk eerst op een adequate

manier bereiken. We kozen voor een online survey. Er zijn twee grote voordelen verbonden

aan deze methode. Enerzijds zorgt het online-aspect voor een grote flexibiliteit.

Geïnteresseerden kunnen op die manier zelf bepalen wanneer ze de enquête invullen. Langs de

andere kant zorgt een internet-enquête voor een grote mate aan anonimiteit en privacy. Dit is

belangrijk aangezien cannabis nog steeds voor vele mensen een gevoelig onderwerp blijkt te

zijn. We mogen hierbij wel niet uit het oog verliezen dat de sterkte van anonimiteit evenals een

bedreiging kan zijn. Zo is de kans op lage kwaliteit van de data groter en hebben we weinig

zicht op eventuele verbanden tussen non-respons en bepaalde achtergrondkenmerken van de

respondenten.

Door de beperkte tijd en financiële middelen van dit onderzoek moesten we onze

onderzoekspopulatie afbakenen. Concreet wilden wij meerderjarige personen (+18) uit

Vlaanderen, die de afgelopen 30 dagen minstens een keer cannabis gebruikt hebben en geen lid

zijn van een CSC een stem geven in het debat. Uiteindelijk hebben 801 mensen hun stem laten

horen. Niet al deze respondenten zijn opgenomen in de uiteindelijke analyses. 398 respondenten

vulden alle vragen in, waardoor deze responsen makkelijk konden worden geanalyseerd. 403

respondenten begonnen aan de survey, maar besloten omwille van verschillende redenen de

survey niet af te maken. Omdat de respondenten minstens de helft van de verplichte vragen

moesten invullen, werden er uiteindelijk 432 volledige en onvolledige responsen verder onder

de loep genomen via univariate en bivariate beschrijvende statistiek.

“Ja, maar …” is het algemene antwoord van de respondenten binnen dit onderzoek. Een

overtuigende 92,70% van de respondenten is van mening dat CSC’s zouden moeten worden

toegelaten in België. Dit is opmerkelijk gezien 62,70% van de respondenten aangaf dat zij het

model nog niet kenden. Het is belangrijk te vermelden dat de respondenten niet alleen oog

hadden voor de krachtlijnen van het model. Ze formuleerden evenals enkele kritische

bedenkingen waar academici en politici in de toekomst mee aan de slag kunnen gaan.

1. Een meerderheid van de respondenten kon zich vinden in een leeftijdsbeperking van

18 jaar. De respondenten die hier niet mee akkoord waren gaven meestal aan dat zij 16

een meer geschikte leeftijd vinden om te kunnen toetreden tot een CSC. Al waren er

Page 123: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

114

ook een aantal respondenten die opteerden voor een hogere leeftijdsgrens (20, 21 of 25

jaar).

2. Een meerderheid van de respondenten was niet akkoord met een beperking van de

toegang tot de Belgische nationaliteit. Ze waren voornamelijk van mening dat CSC’s

zouden moeten openstaan voor alle nationaliteiten.

3. Zoals verwacht is een meerderheid van de respondenten tegen de idee van een

registratie in een nationale databank. Dit kan gelinkt worden aan het beperkte

vertrouwen in justitie, politie en de overheid.

4. Een beetje contradictorisch, zijn de respondenten wel voorstander van gerichte

controles door speciaal daarvoor opgerichte nationale instanties(s). Dit is waarschijnlijk

gelinkt aan het feit dat de respondenten kwaliteit hoog in het vaandel dragen.

5. Een meerderheid van de respondenten kan zich vinden in een beperking van de

hoeveelheid cannabis tot een maximum van 40 gram per maand. Opvallend is dat de

cannabisgebruikers zelf aanhalen dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen

cannabis als genotsmiddel en medicinale cannabis. Deze laatste groep moet volgens de

respondenten een grotere hoeveelheid cannabis ter beschikking krijgen indien dit nodig

zou zijn.

6. De respondenten zijn echter niet te spreken over een beperking van het aantal leden

met een minimum van 15 en een maximum van 45. Zo zijn zij van mening dat de

ondergrens te hoog is, zeker in de opstartfase, en dat het maximum te laag is waardoor

zij vrezen voor een wildgroei van clubs. Bovendien oordelen zij dat een maximum

aantal leden zal zorgen voor een eerder exclusief karakter van de clubs. Dit zal er dan

op zijn beurt voor zorgen dat sommige mensen uit de boot vallen en opnieuw voor het

illegale circuit moeten kiezen.

7. Op vlak van promotie en reclame zijn de meningen erg verdeeld. De tegenstanders

vrezen dat reclame mensen zal aanzetten tot cannabisgebruik wat volgens hen dan weer

een stap te ver is.

8. Wanneer we focussen op het toegangsproces kiest een meerderheid van de

respondenten voor een intakegesprek waar de regels van de CSC verduidelijkt worden,

andere respondenten zien dit anders en kiezen voor een eenvoudige aansluiting zonder

administratie of controle. Drie vierde van de respondenten verkiest een controle van het

strafblad van de potentiële klant. Een aantal respondenten vermelden wel dat het

belangrijk is om de privacy van de leden te respecteren. Wanneer er te veel informatie

Page 124: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

115

uitgewisseld wordt met de overheid zullen naar alle waarschijnlijkheid veel mogelijke

klanten de illegale markt verkiezen boven dit initiatief.

Deze bevindingen werden nadien gescoord op een aantal achtergrondvariabelen die expliciet

naar voor komen in internationaal onderzoek naar de attitude van drugsgebruikers in het

algemeen en cannabisgebruikers in het bijzonder. Op die manier worden de mogelijkheden en

beperkingen van het CSC-model verder uitgediept. We kunnen stellen dat:

1. Het zijn niet de jongvolwassenen die het meest positief staan ten opzichte van het CSC-

model. Het is voornamelijk de leeftijdscategorie 26-35 jaar die zich zou willen

aansluiten. Dit kan te maken hebben met het feit dat de jongste leeftijdsgroep

kwetsbaarder is op zowel professioneel als privaat vlak. Hoewel er niet veel verschil is

met de oudere leeftijdsgroepen, kunnen we toch voorzichtig stellen dat jongere mensen

net iets positiever staan ten opzichte van het model. Dit komt overeen met de

bevindingen uit internationaal attitudeonderzoek, al is het verschil minder uitgesproken

dan eerst gedacht. Dit kan een indicatie zijn van het feit dat CSC’s een aanvaardbaar

initiatief kunnen zijn voor jong en oud.

2. Uit internationale onderzoeken blijkt dat mannen doorgaans positiever staan ten

opzichte van een liberaal drugsbeleid dan vrouwen. Ook binnen onze steekproef kunnen

we, zoals verwacht, stellen dat mannen positiever staan tegenover CSC’s en een

eventuele toetreding. Wat opvalt bij deze vergelijkingen is dat het algemeen standpunt

over CSC’s positiever is dan de kans dat ze in de toekomst effectief willen toetreden tot

een van deze clubs. Dit impliceert dat de respondenten in hun antwoorden een

onderscheid maken tussen de algemene goedkeuring van CSC’s in België en de situatie

waarin de respondent zelf zou toetreden. Dit kan deels verklaard worden doordat

sommige respondenten, hoewel geen tegenstander van het model, andere methoden

verkiezen. Hierbij waren vooral eigen kweek en het Nederlandse Coffeeshop-model

populair.

3. Polygebruikers zouden, volgens internationaal onderzoek, een eerder positief standpunt

moeten innemen. Deze veronderstelling is echter veel minder uitgesproken of zelfs

verwaarloosbaar binnen dit onderzoek. Dit kan erop wijzen dat CSC’s voornamelijk

cannabisgebruikers zullen aantrekken wat het risico op eventuele excessen in de

verhandeling van andere illegale drugs zou kunnen beperken.

Page 125: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

116

4. Respondenten die aangeven geen vertrouwen te hebben in politie, justitie en de overheid

hebben een grotere kans om negatief te staan ten opzichte van het registratiesysteem

verbonden aan CSC’s. Hoewel het gevonden verband vrij klein is, kunnen we toch

stellen dat het de vooropgestelde verwachtingen en bezorgdheden van de respondent

bevestigt.

Dit onderzoek was een eerste stap in een groter geheel. Er is meer uitgebreid en diepgaand

kwantitatief en kwalitatief onderzoek nodig om de opinie van de Vlaamse cannabisgebruikers

verder in beeld te brengen en te begrijpen. Toch kunnen we voorzichtig stellen dat de eerste

reacties inzake het CSC-model overwegend positief zijn. Dit zou dan impliceren dat Cannabis

Social Clubs inderdaad een alternatief voor de illegale markt kunnen zijn.

Page 126: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

117

BIBLIOGRAFIE

Boeken

Ajzen, I. (2005). Attitudes, personality and behavior. Berkshire: Open University Press.

Arana, X., & Sanchez, V. M. (2011). Cannabis cultivation in spain - the case of cannabis

social clubs In T. Decorte, G. Potter, & M. Bouchard (Eds.), World wide weed: global

trends in cannabis cultivation and its control (pp. 163-177). London: Ashgate.

Backer, B., Maebe, K., Legrand, S.-A., Colman, C., & Theunis, L. (2010). Studie van het

marktaandeel van cannabis dat in België wordt geteeld op de Belgische

cannabismarkt. Gent: Academia Press.

Barendregt, C., Meerkerk, G. J., & van de Mheen, D. (2011). De Cannabisclub als

experiment: een voorstel tot wetenschappelijk onderzoek. Rotterdam: IVO.

Bethlehem, J. G., & Biffignandi, s. (2011). Handbook of web surveys. Hoboken, NJ: John

Wiley & Sons, Inc.

Bewley-Taylor, D., Blickman, T., & Jelsma, M. (2014). The rise and decline of cannabis

prohibition. The history of cannabis in the UN drug control system and options for

reform. Amsterdam: Transnational Institute.

Billiet, J. (2006). Ethiek en deontologie van de onderzoeker. In J. Billiet & H. Waege (Eds.),

Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp.

365-369). Antwerpen: De Boeck.

Billiet, J., & Carton, A. (2006). Dataverzameling: gestandaardiseerde interviews en zelf-in-te-

vullen vragenlijsten. In J. Billiet & H. Waege (Eds.), Een samenleving onderzocht:

methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp. 285-314). Antwerpen: De

Boeck.

Blom, T. (2008). Opiumwetgeving en drugsbeleid. Deventer: Kluwer.

Page 127: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

118

Boekhout van Solinge, T. (2000). De besluitvorming rond drugs in de Europese Unie.

Amsterdam: CEDRO/Mets en Schilt.

Caulkins, J. P., Hawken, A., Kilmer, B., & Kleiman, M. A. R. (2016). Marijuana

legalization: what everyone needs to Know: Oxford University Press.

Caulkins, J. P., Kilmer, B., Kleiman, M. A. R., MacCoun, R. J., Midgette, G., Oglesby, P., . . .

Pacula, R. L. (2015). Considering marijuana legalization: insights for Vermont and

other jurisdictions.

Cooper, J., Crano, W. D., & Forgas, J. P. (2010). Attitudes and attitude change: an

introductary review. In W. D. Crano, J. Cooper, & J. P. Forgas (Eds.), The psychology

of attitudes and attitude change. New York: Psychology Press.

de Leeuw, D., Hox, J. J., & Dillman, D. A. (Eds.). (2008). International handbook of survey

methodology: Lawrence Erlbaum Associates.

De Rijcke, J. (2000). Handboek marketing. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Decorte, T. (2013). De regulering van cannabis. Lessen uit het verleden en denksporen voor

de toekomst. Mechelen: Kluwer.

Decorte, T., Potter, G., & Bouchard, M. (2011). The globalization of cannabis cultivation. In

T. Decorte, G. Potter, & M. Bouchard (Eds.), World Wide Weed: global trends in

cannabis cultivation and its control. Farnham: Ashgate Publishing Limited.

Decorte, T., & Tuteleers, P. (2007). Cannabisteelt in Vlaanderen. Patronen en motieven van

748 telers. Leuven: Acco Publishers.

Demanet, J., Van den Broeck, L., Van Pottelberge, A., Vlegels, J., & Lievens, J. (2016).

Statistiek. Leuven: Acco.

Fijnaut, C., & De Ruyver, B. (2014). De derde weg. Een pleidooi voor een evenwichtig

cannabisbeleid. Antwerpen: Intersentia.

Page 128: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

119

Hy, R. J., Feig, D. G., & Regoli, R. M. (1983). Research methods and statistics: a primer for

criminal justice and related sciences. Cincinatti: Anderson Publishing.

Kays, K. M., Keith, T. L., & Broughal, M. T. (2013). Best practice in online survey research

with sensitive topics. In N. Sappleton (Ed.), Advancing research methods with new

technologies (pp. 157-168). Hershey, PA: Information Science Reference.

Kilmer, B., Kruithof, K., Pardal, M., Caulkins, J. P., & Rubin, J. (2013). Multinational

overview of cannabis production regimes. Santa Monica: RAND Corporation.

Parés Franquero, O., & Bouso Saiz, J. C. (2015). Innovation born of necessity: pioneering

drug policy in Catalonia. New York: Global Drug Policy Program & Open Society

Foundations.

Pauwels, L., & Ponsaers, P. (2009). Kwantitatieve dataverzameling. In J. Goethals & L.

Pauwels (Eds.), Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes:

een introductie (pp. 89-108). Leuven: Acco.

Pauwels, L., Ponsaers, P., & Decorte, T. (2009). De steekproeftrekking in kwantitatief en

kwalitatief onderzoek. In J. Goethals & L. Pauwels (Eds.), Kwantitatieve en

kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes: een introductie (pp. 69-88).

Leuven: Acco.

Perloff, R. M. (2003). The dynamics of persuasion, communication and attitudes in the 21st

century. Mahwah, NJ/London: Lawrence Erl baum Associates.

Room, R., Fisher, B., Hall, W., Lenton, S., & Reuter, P. (2010). Cannabis policy. Moving

beyond stalemate. New York: Oxford University Press.

Rubin, V. D. (1975). Cannabis and culture. The Hague; Chicago: Mouton & Co; Aldine

Publishing Company.

Storme, H. (2010). Relatie tussen de territoriale bevoegdheidsverdeling en het conflictenrecht

in een federale staat: België en de Verenigde Staten. Brussel: Larcier.

Page 129: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

120

Transform. (2013). How to regulate cannabis: a practical guide: Transform Drug Policy

Foundation.

Vermeulen, G., & De Bondt, W. (2015). Justice, home affairs and security. European and

international institutional and policy development. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.

Tijdschriftartikels

Albrecht, L. (2014). Uruguay's drug policy reform: at the cutting edge of alternative policy.

Journal of Peace and Conflict Studies, 1(1), 39-49.

Bain, R. (1927). An attitude on attitude research. American Journal of Sociology, 33(28), 940-

967.

Barratt, M. J., Potter, G. R., Wouters, M., Wilkins, C., Werse, B., Perala, J., . . . Blok, T.

(2015). Lessons from conducting trans-national internet-mediated participatory

research with hidden populations of cannabis cultivators. International Journal of

Drug Policy, 26(3), 238-249. doi:10.1016/j.drugpo.2014.12.004

Barriuso, M. (2011). Cannabis social clubs in Spain: a normalizing alternative underway.

Series on legislative reform of drug policies, 9, 1-8.

Blickman, T. (2014). Cannabis policy reform in Europe: bottom up rather than top down.

Series on legislative reform of drug policies, 28, 1-24.

Boidi, M. F., Cruz, J. M., & Queirolo, R. (2016). Marijuana consumption patterns among

frequent consumers in Uruguay. International Journal of Drug Policy, 34, 34-40.

Bos, A. E., Pryor, J. B., Reeder, G. D., & Stutterheim, S. E. (2013). Stigma: addvances in

theory and research. Basic and Applied Social Psychology, 35, 1-9.

Bowen, A. M., Daniel, C. M., Williams, M. L., & Baird, G. L. (2008). Identifying multiple

submissions in internet research: preserving data integrity. Aids and Behavior, 12(6),

964-973. doi:10.1007/s10461-007-9352-2

Page 130: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

121

Brochu, S., Duff, C., Asbridge, M., & Erickson, P. G. (2011). "There's what's on paper and

then there's what happens, out on the sidewalk": cannabis users knowledge and

opinions of Canadian drug laws. Journal of Drug Issues, 41(1), 95-115.

Buchanan, J., & Young, L. (2000). The war on drugs - a war on drug users? Drugs:

Education, Prevention, and Policy, 7(4).

Coombes, R. (2014). Cannabis regulation: high time for change? British Medical Journal,

Feature.

Couper, M. P., Kapteyn, A., Schonlau, M., & Winter, J. (2007). Noncoverage and

nonresponse in an internet survey. Social Science Research, 36, 131-148.

De Moor, A., & Vermeulen, G. (2010). The Europol Council decision: a new legal basis for

Europol. New Journal for European Criminal Law, 1, 178-198.

Decorte, T. (2010). Small scale domestic cannabis cultivation: an anonymous web survey

among 659 cultivators in Belgium. Contemporary drug problems, 37(2), 341-370.

Decorte, T. (2014b). De Belgische 'Cannabis Social Clubs': middenweg tussen zwarte markt

en commerciele beschikbaarheid? Panopticon, 35(6), 520-537.

Decorte, T. (2015). Cannabis social clubs in Belgium: organizational strengths and

weaknesses, and threats to the model. International Journal of Drug Policy, 26(2),

122-130. doi:10.1016/j.drugpo.2014.07.016

Decorte, T., & Boekhout van Solinge, T. (2006). Het aanbod van cannabis in Nederland en

België. Tijdschrift voor Criminologie, 48(2), 144-154.

Decorte, T., Pardal, M., Queirolo, R., Boidi, M. F., Avilés, C. S., & Franquero, O. P. (2017).

Regulating cannabis social clubs: a comparative analysis of legal and self-regulatory

practices in Spain, Belgium and Uruguay. International Journal of Drug Policy, 43,

44-56.

Page 131: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

122

Fricker, R. D., & Schonlau, M. (2002). Advantages and disadvantages of internet research

surveys: evidence from the literature. Field Methods, 14, 347-367.

Gelders, D., & Vander Laenen, F. (2007). 'Mr Police Officer, I thought cannabis was legal' -

Introducing new policy regarding cannabis in Belgium: a story of good intentions and

Babel. Drugs-Education Prevention and Policy, 14(2), 103-116.

doi:10.1080/09687630600935113

Hathaway, A. D., Comeau, N. C., & Erickson, P. G. (2011). Cannabis normalization and

stigma: contemporary practices of moral regulation. Criminology & Criminal Justice,

11(5), 451-469. doi:10.1177/1748895811415345

Hoffmann, J. (2016). The international dimension of drug policy reform in Uruguay.

International Journal of Drug Policy, 34, 27-33.

Lancaster, K., Ritter, A., & Stafford, J. (2013). Public opinion and drug policy in Australia:

engaging the 'affected community'. Drug and Alcohol Review, 32(1), 60-66.

doi:10.1111/j.1465-3362.2012.00497.x

Lenton, S., Frank, V. A., Barratt, M. J., Dahl, H. V., & Potter, G. R. (2015). Attitudes of

cannabis growers to regulation of cannabis cultivation under a non-prohibition

cannabis model. International Journal of Drug Policy, 26(3), 257-266.

doi:10.1016/j.drugpo.2014.08.002

Lopez, W. L., Marin, C. P., Sorum, P. C., & Mullet, E. (2016). Prohibition, regulation or free

market: a mapping of Colombian people's perspectives regarding national drug

policies. Social Indicators Research, 126(2), 689-710. doi:10.1007/s11205-015-0908-

7

Miller, P. G., Johnston, J., McElwee, P. R., & Noble, R. (2007). A pilot study using the

internet to study patterns of party drug use: processes, findings and limitations. Drug

and Alcohol Review, 26(2), 169-174. doi:10.1080/09595230601146629

Page 132: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

123

Miller, P. G., & Sonderlund, A. L. (2010). Using the internet to research hidden populations

of illicit drug users: a review. Addiction, 105(9), 1557-1567. doi:10.1111/j.1360-

0443.2010.02992.x

Palamar, J. J. (2014). An examination of opinions toward marijuana policies among high

school seniors in the United States. Journal of Psychoactive Drugs, 46(5), 351-361.

doi:10.1080/02791072.2014.962716

Pardo, B. (2014). Cannabis policy reforms in the Americas: a comparative analysis of

Colorado, Washington, and Uruguay. International Journal of Drug Policy, 25, 727-

735.

Potter, G. R., Barratt, M. J., Malm, A., Bouchard, M., Blok, T., Christensen, A.-S., . . .

Wouters, M. (2015). Global patterns of domestic cannabis cultivation: sample

characteristics and patterns of growing across eleven countries. International Journal

of Drug Policy, 26(3), 226-237. doi:10.1016/j.drugpo.2014.12.007

Queirolo, R., Boidi, M. F., & Cruz, J. M. (2016). Cannabis clubs in Uruguay: the challenges

of regulation. International Journal of Drug Policy, 34, 41-48.

doi:10.1016/j.drugpo.2016.05.015

Rhodes, S. D., Bowie, D. A., & Hergenrather, K. C. (2003). Collecting behavioural data using

the world wide web: considerations for researchers. Journal of Epidemiology and

Community Health, 57(1), 68-73. doi:10.1136/jech.57.1.68

Room, R. (2013). Legalizing a merkat for cannabis for pleasure: Colorado, Washington,

Uruguay and beyond. Addiction, 345-351.

Shanahan, M., Gerard, K., & Ritter, A. (2014). Preferences for policy options for cannabis in

an Australian general population: a discrete choice experiment. International Journal

of Drug Policy, 25(4), 682-690. doi:10.1016/j.drugpo.2014.03.005

Smith, L. R., Earnshaw, V. A., Copenhaver, M. M., & Cunningham, C. O. (2016). Substance

use stigma: reliability and validity of a theory-based scale for substance-using

Page 133: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

124

populations. Drug and Alcohol Dependence, 162, 34-43.

doi:10.1016/j.drugalcdep.2016.02.019

Stevenson, C. (2012). Cannabis use: what's law got to do with it? Perceptions and knowledge

of cannabis policy from the user perspective in Northern Ireland. Drugs-Education

Prevention and Policy, 19(2), 129-136. doi:10.3109/09687637.2011.602375

van der Sar, R., Brouwers, E. P. M., de Goor, L., & Garretsen, H. F. L. (2011). The opinion

on Dutch cannabis policy measures: a cross-sectional survey. Drugs-Education

Prevention and Policy, 18(3), 161-171. doi:10.3109/09687637.2010.519361

van der Sar, R., Odegard, E., Rise, J., Brouwers, E. P. M., van de Goor, L. A. M., &

Garretsen, H. F. L. (2012). Acceptance of illicit drug use in the Netherlands and

Norway: a cross-national survey. Drugs-Education Prevention and Policy, 19(5), 397-

405. doi:10.3109/09687637.2012.671859

van Gelder, M. M., Bretveld, R. W., & Roeleveld, N. (2010). Web-based questionnaires: the

future in epidemiology? American Journal of Epidemiology, 172, 1292-1298.

Vander Laenen, F., Vandam, L., & Colman, C. (2010). Met velen aan de tafel: goede

voorbeelden van een integraal en geintegreerd drugbeleid. Tijdschrift Verslaving, 6(4),

54-71.

Webpagina's

DG Gezondheid en Voedselveiligheid. (2016). Illegale drugs- beleid. Retrieved from

http://ec.europa.eu/health/drugs/policy/index_nl.htm

Encyclopædia Britannica online. (2016). War on Drugs. Retrieved from

https://www.britannica.com/topic/war-on-drugs

European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2016a). The EU Early Warning

System. 2016-11-09. Retrieved from http://www.emcdda.europa.eu/themes/new-

drugs/early-warning

Page 134: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

125

Fowlie, C. (2016). Cannabis Social Clubs in New Zealand: the best option for beyond

prohibition? 2016-11-23. Retrieved from

http://thedailyblog.co.nz/2016/05/16/cannabis-social-clubs-in-new-zealand-the-best-

option-for-beyond-prohibition/

Maerevoet, E. (2016). Vooraanstaande proffen pleiten voor legale cannabis. Retrieved from

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.2838671

Murkin, G. (2015). Cannabis Social Clubs in Spain: legalization without commercialization.

06-08-2017. Retrieved from http://www.tdpf.org.uk/blog/cannabis-social-clubs-spain-

legalisation-without-commercialisation

Palm Partners. (2015). The Cannabis Social Clubs of Italy. 05-08-2017. Retrieved from

http://blog.palmpartners.com/cannabis-social-clubs-italy/

Samen Sterk Zonder Stigma. (2016). Over stigma. 2016-11-22. Retrieved from

https://www.samensterkzonderstigma.nl/wat-is-stigma/over-stigma/

The Local. (2016). 'Cannabis clubs' set for four Swiss cities. 2016-11-23. Retrieved from

http://www.thelocal.ch/20160212/cannabis-clubs-set-for-four-swiss-cities

The Tree of Life Cannabis Social Club Amsterdam. (2016). Missie. 2016-11-23. Retrieved

from http://www.treeoflifeamsterdam.club/#about

Trekt uw plant. (2016). Uitspraak Hof van beroep in zaak Mambo social club. 2016-11-10.

Retrieved from http://www.trektuwplant.be/csc/spip.php?article275

Underground cannabis. (2014). Slovenia, balkans weednation. 2016-11-23. Retrieved from

https://undergroundcannabis.com/2014/06/27/slovenia-balkans-weednation/

United Kingdom Cannabis Social Clubs. (2016). Who are the UK Cannabis Social Clubs?

2016-11-23. Retrieved from http://ukcsc.co.uk/our-story/

Page 135: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

126

Vanoost, L. (2016). Portugal: 15 jaar succesvolle decriminalisering drugsgebruik. 2017-05-

23. Retrieved from http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2016/11/22/portugal-15-

jaar-succesvolle-decriminalisering-drugsgebruik

WIV-ISP. Drugs epidemiologie België. 2016-11-08. Retrieved from https://drugs.wiv-

isp.be/our-organisation/Pages/Organisation.aspx

Rapporten

Boidi, M. F., Cruz, J. M., & Queirolo, R. (2015). LAPOP - Americas Barometer: topical

briefs. Retrieved from Nashville, TN:

http://www.vanderbilt.edu/lapop/insights/Insights_Compilation_Volume_IV_2014-

2015_V4_W_08.04.16.pdf

European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2014). European Drug Report.

Retrieved from:

http://www.emcdda.europa.eu/system/files/publications/963/TDAT14001ENN.pdf

European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. (2016b). European Drug Report.

Retrieved from:

http://www.emcdda.europa.eu/system/files/publications/2637/TDAT16001ENN.pdf

Europese Commissie. (2010). Verslag van de commissie: voortgangsverslag 2010 over het

EU-drugsactieplan (2009-2012) Retrieved from:

http://docs.vlaamsparlement.be/eudocs/2016/COM_2010_630_NL.pdf

Global Commission on Drug Policy. (2011). War on drugs: report of the global commission

on drug policy. Retrieved from: https://www.globalcommissionondrugs.org/wp-

content/themes/gcdp_v1/pdf/Global_Commission_Report_English.pdf

Stewart-Clark, J. (1986). Committee of inquiry into the drugs problem in the member states of

the community: report on the results of the enquiry. Retrieved from:

file:///Users/astridloots/Downloads/AX4887646ENC_001.pdf

Page 136: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

127

United Nations. (1961). Single convention on narcotic drugs. Retrieved from:

https://www.unodc.org/pdf/convention_1961_en.pdf

United Nations. (1971). The convention on psychotropic substances. Retrieved from:

https://www.unodc.org/pdf/convention_1971_en.pdf

United Nations. (1988). Convention against illicit traffic in narcotic drugs and psychotropic

substances. Retrieved from: https://www.unodc.org/pdf/convention_1988_en.pdf

Krantenartikels

Redactie. (2016). Professoren: "Maak cannabis legaal". Het Laatste Nieuws. Retrieved from

http://www.hln.be/hln/nl/957/Binnenland/article/detail/1742282/2013/11/18/Professor

en-Maak-cannabis-legaal.dhtml

Reedijk, T. (2017). In Uruguay koop je vanaf nu wiet in de apotheek. Algemeen Dagblad.

Retrieved from http://www.ad.nl/buitenland/in-uruguay-koop-je-vanaf-nu-wiet-in-de-

apotheek~a6ce9464/

Overheidsdocumenten

Cohen, P., & Arjan, S. (1998). Cannabis use in Amsterdam. Amsterdam: Centrum voor

Drugsonderzoek, Universiteit van Amsterdam Retrieved from http://www.cedro-

uva.org/lib/cohen.canasd.pdf.

IRCCA. (2014). Condiciones para la habilitación de los clubes de membresia.

Funcionamiento, infraestructura y seguridad. Montevideo: IRCCA.

Parlemento de Navarra. (2014). Ley Foral reguladora de los clubes sociales de cannabis en

Navarra.

Page 137: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

128

Overige

Decorte, T. (2014a). Cannabis social clubs in Belgium: recent developments. Paper presented

at the 8th Annual Conference of the International Society for the Study of Drug

Policy.

Decorte, T., Barratt, M. J., Nguyen, H., Bouchard, M., Malm, A., & Lenton, S. (2012).

International Cannabis Cultivation Questionnaire (ICCQ) (Version 1.1) (Technical

Report). Belgium: Global Cannabis Cultivation Research Consortium.

EMCDDA. (2015). European legal database on drugs. Retrieved from:

http://www.emcdda.europa.eu/eldd

Pardal M. (forthcoming). Survey questionnaire: cannabis social clubs in Belgium. A study of

the organization of collective cannabis cultivation for personal use and characteristics

of club members.

Page 138: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

I

BIJLAGEN

I. Vragenlijst – kennis en attitude omtrent Cannabis Social clubs

II. De flyer

III. Informed consent

Page 139: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

II

I. Vragenlijst - kennis en attitude omtrent Cannabis Social Clubs

Page 140: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

III

Page 141: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

IV

Page 142: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

V

Page 143: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VI

Page 144: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VII

Page 145: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

VIII

Page 146: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

IX

Page 147: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

X

Page 148: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XI

Page 149: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XII

Page 150: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XIII

Page 151: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XIV

Page 152: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XV

Page 153: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XVI

Page 154: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XVII

Page 155: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XVIII

Page 156: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XIX

Page 157: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XX

Page 158: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXI

Page 159: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXII

Page 160: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXIII

Page 161: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXIV

Page 162: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXV

Page 163: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXVI

Page 164: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXVII

Page 165: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXVIII

Page 166: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXIX

Page 167: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXX

Page 168: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXI

Page 169: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXII

Page 170: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXIII

Page 171: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXIV

Page 172: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXV

Page 173: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXVI

Page 174: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXVII

Page 175: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXVIII

Page 176: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XXXIX

II. De flyer

Page 177: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XL

Page 178: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XLI

III: Informed Consent Deze informed consent is volledig gebaseerd op het model van Pardal (Pardal, M.

(forthcoming). Survey Questionnaire: Cannabis Social Clubs in Belgium. A study of the

organization of collective cannabis cultivation for personal use and characteristics of club

members)

Beste heer/mevrouw

Mijn naam is Astrid Loots en ik ben masterstudente criminologie aan de universiteit van Gent.

In het kader van mijn masterproef peil ik, onder begeleiding van prof. dr. Tom Decorte, naar

de kennis en attitude van meerderjarige cannabisgebruikers omtrent het Cannabis Social Club-

model.

Wat kan u verwachten?

In deze survey zullen wij u vragen stellen omtrent uw ervaringen als cannabisgebruiker, uw

persoonlijk gebruik van cannabis, uw opinie over het drugsbeleid, uw kennis aangaande

Cannabis Social Clubs en uw mening betreffende dit nieuwe model. Ook mensen die niet weten

wat een Cannabis Social Club is, worden vriendelijk uitgenodigd om deel te nemen aan ons

onderzoek.

Om deel te nemen aan deze survey moet u:

minstens 18 jaar zijn, in Vlaanderen wonen en mag u geen lid zijn van een Cannabis Social

Club

Het invullen van de survey zal ongeveer 20 minuten van uw tijd in beslag nemen.

Waarom uw deelname belangrijk is:

Er is geen financiële vergoeding voor uw deelname aan dit onderzoek. Toch zou uw participatie

belangrijke informatie kunnen opleveren omtrent cannabisgebruik en de attitude van

cannabisgebruikers ten aanzien van het Cannabis Social Club-model. Zo kunnen wij aan de

hand van deze vragenlijst nagaan of cannabisgebruikers, die geen lid zijn van een Cannabis

Social Club, het model kennen en of ze bereid zouden zijn om toe te treden en wat de eventuele

struikelpunten zijn.

Page 179: CANNABIS SOCIAL CLUBS ALS ALTERNATIEF VOOR DE …...(Decorte, Potter, & Bouchard, 2011). Er zijn verschillende bottom-up en top-down initiatieven geweest om deze derde weg te introduceren.

XLII

Moet ik mij zorgen maken om mijn privacy?

De informatie die hier wordt verzameld is strikt vertrouwelijk en zal alleen gebruikt worden

voor academische doeleinden. Dit wil zeggen dat er geen vragen gesteld worden die verwijzen

naar uw identiteit. Op die manier zorgen wij voor uw anonimiteit.

Word ik ergens toe verplicht?

Deze survey is volledig vrijwillig. Dit wil zeggen dat u tot niets kan verplicht worden. U kan

beslissen om sommige vragen niet te beantwoorden. Met uitzondering van de

toelaatbaarheidsvragen (sectie A), gezien deze nagaan of u voldoet aan een aantal criteria om

deel te nemen aan onze enquête. Tot slot kan u ten allen tijden beslissen om deze enquête te

verlaten