C 5...2017/09/04  · en arine Crutz C oes als Neelie Kr #metoo, oftewel: hij ook Joyce Roodnat I...

1
nrc DONDERDAG19OKTOBER2017 C5 Advertentie Schoenmaker VERZAMELWOEDE Een Limburgs schoenmakersechtpaar verzamelde een paar duizend werken van één kunstenaar. Kamer, keuken, souterrain en tuin: alles staat vol. Nu is er een tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum. Door GrethaPama Foto ChrisKeulen J aap Mooy (1916-1987) had een be- roemd kunstenaar kunnen zijn. Maar dan had hij ‘ja’ moeten zeggen toen Constant hem in 1948 vroeg om deel te nemen aan Cobra. En hij zei ‘nee’. Jaap Mooy, autodidact en een leven lang te- gendraads, wilde nergens bijhoren. Dat ant- woord is nu zijn bekendste erfenis. De andere erfenis bestaat uit zijn werk: een paar duizend tekeningen, collages, kijkkastjes, sculpturen en brieven. Díé erfenis wordt be- heerd door Jacques (69) en Miny (71) Defau- wes, een Limburgs echtpaar dat Jaap Mooy leerde kennen in 1982. Jacques was toen 34, hij was net voor zichzelf begonnen als orthope- disch schoenmaker. Zijn eerste schoenen maakte hij in de huiskamer, Miny deed de ad- ministratie en boven, in de wieg, sliep de oud- ste van hun drie kinderen. Toen Jaap Mooy in 1987 overleed, stond en hing hun huis vol kunst, in de tuin stond een groot, met zeildoe- ken gemaakt beeld. Miny Defauwes: „Ik weet nog dat de buurvrouw vanwege dat beeld kwam aanbellen. Ze dacht dat de wasmolen was omgevallen.” De verzameling-Defauwes is sinds een week tentoongesteld in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Dat wil zeggen: een deel, de collec- tie is veel te groot om in haar geheel te laten zien. Meer werk van Jaap Mooy is voor kleine gezelschappen op verzoek te bezichtigen in het nieuwe, tegenwoordig veel grotere huis van Jacques en Miny. Daar liggen ook de paar hon- derd brieven opgeslagen die ze elkaar in vijf jaar tijd schreven. En in de tuin staat nog altijd de zeilensculptuur. Hoe kon deze bijzondere vriendschap ont- staan? En vervolgens vijfendertig jaar lang het leven bepalen van Jacques en Miny Defauwes? Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Denk maar zo Sjaak, de stakkers die op jouw schoe- nen lopen laten toch een spoor achter in het zand en zonder jouw schoenen moeten ze treurig achter het raam blijven zitten en dat is de ruimtelijkheid die jij mogelijk maakt.” Jacques Defauwes, vertelt hij, komt uit een schoenmakersfamilie: zijn vader, zijn grootva- der, zijn overgrootvader, allemaal maakten ze schoenen. Maar toen hij het vak wilde leren, was dat al op zijn retour. „Mijn vader zei: als je het echt wilt, word dan orthopedisch schoen- maker. Zelf had hij op het laatst geen zaak meer en moest hij ander werk zoeken.” Het werd zijn geluk: toen hij met pensioen ging, had hij een bedrijf met ruim zeventig werknemers opgebouwd. Maar tegelijk was het een soort noodlot. Jacques Defauwes: „Ik maakte schoenen die mensen eigenlijk niet willen. Het grootste compliment dat ik kon krijgen was: zijn dat orthopedische schoenen, dat had ik helemaal niet gezien. Niet: wat zijn dat mooie schoenen.” Mooi, dat was de kunst waar hij kennis mee maakte dankzij het carnaval. „De praalwagens in ons dorp werden beschilderd door echte kunstenaars. Ik ging dan kijken in hun ateliers. Die wereld fascineerde me.” Al op zijn acht- tiende kocht hij zijn eerste kunstwerk. „Van een kunstenaar uit een dorp verderop, Lei Mo- lin. Mijn ouders vonden het maar niks. Leg het maar onder je bed, zei mijn moeder. Of boven- op de klerenkast.” Later ging hij voor zijn opleiding naar de stad, Eindhoven. En Lei Molin, van wie hij steeds meer werk had gekocht, nam hem mee naar Amsterdam. „Het waren de jaren zestig, de tegenstelling met waar ik vandaan kwam was enorm. In het dorp regeerde de kerk. Daar was het benauwend.” Lei Molin was weggegaan uit Limburg. Hij had een atelier in IJmuiden. En hij kende Jaap Mooy. „Zo is het gekomen. Lei had als decora- tie houten schoenmallen van mij in zijn atelier staan. Jaap zag ze daar en vroeg: heeft die schoenmaker nog meer van die voeten?” Jacques Defauwes bracht ze hem, een hele doos vol. Daarna kreeg hij zijn eerste brief. Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Wat het geheim is van kunst? Daar kom je niet achter door dingen op te hangen. Ik wil dat jij – door te vergelijken er achter komt wat goed is – en met goed bedoel ik dat wat gezicht heeft en eerlijk is en geen decoratie.” Jaap Mooy bevond zich begin jaren tachtig in de nadagen van een turbulente loopbaan. Na een opleiding tot smid-bankwerker had hij beslo- ten kunstenaar te worden. In Bergen, Noord- Holland, waar hij was geboren en altijd was blij- ven wonen, was hij geholpen door Charley Toorop. Zij had zijn authentieke talent herkend – en hem afgeraden een kunstopleiding te vol- gen: wees eigenzinnig, maak zelf je keuzes. Vervolgens, in het kader van de Arbeitsein- satz, had hij moeten helpen puinruimen in het gebombardeerde Bremen. Dat had hem geïnspireerd, Mooys kunst werd een perma- nente aanklacht: tegen machthebbers, tegen machtsmisbruik en meer in het algemeen te- gen systemen en afhankelijkheid. Zijn werk, bijna altijd min of meer figuratief, maar in di- verse elkaar opvolgende stijlen, had hem enige tijd bekendheid gebracht, van eind jaren vijftig tot begin jaren zeventig, vooral dankzij zijn sculpturen van schroot. Jacques Defauwes: „Zijn atelier maakte een enorme indruk op me. Ik was vaker in ateliers geweest, dan zei je: ik vind die blauwe mooi, en die groenige trouwens ook. Maar bij hem ging het ergens over. Zijn werk handelde over oorlog, over onrecht. Ik had het gevoel: hier kom ik zelf ook verder mee.” De brief verbaasde hem wel. Maar hij ant- woordde meteen. „Ik schreef hem: we doen een beetje hetzelfde, jij en ik. Jij probeert via je werk mensen op het goeie spoor te houden, ik laat ze letterlijk rechtop lopen.” Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Het heeft mij jaren gekost om enigszins redelijk een kunstwerk te kunnen beoordelen. En dat wil jij nu allemaal even snel ook kunnen begrij- pen? Beschouw mij maar als een soort Char- ley. Ik wil je graag helpen.” Vanaf die eerste briefwisseling werd Jaap Mooy voor Jacques en Miny Defauwes wat Charley Toorop voor hém was geweest: een leermees- ter. Hij raadde ze boeken aan, en muziek, en scherpte hun blik. Jacques en Miny kwamen bijna elke maand wel een keer langs op het ate- lier, hoe druk het ook was op de zaak. En dan reden ze terug met een paar tekeningen of een serie collages. Miny Defauwes: „Al ons geld ging naar de kunst. We namen in die tijd ook geen vakantie. Dan zei onze oudste zoon: ie- dereen gaat met vakantie, maar wij niet. En dan zeiden wij: van een schilderij heb je een heel jaar plezier, van vakantie maar een week.” Jacques Defauwes: „Ik werkte hard, ook op de zaterdag en op zondagmorgen. De kunst, de boeken en de brieven hielpen me erdoor. Die harnasten me tegen wat ik zag op mijn werk: mensen die een infarct hadden gehad en nau- welijks meer konden praten of lopen – en die nu mijn schoenen nodig hadden.” Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Wat dat boek van Camus aangaat moet ik je wel even waarschuwen. Het absurdisme is niet zomaar een grap – net zo min als dada alleen maar gekkigheid is. […] Als je Camus hebt gelezen en het bevalt je moet je aan Beckett beginnen. Overigens moet je ook Kafka lezen maar nog- maals pas op dit is geen vrolijke wereld. Niet voor niets zegt de kerk zalig zijn de armen van geest. Wat niet weet, deert niet. Ik wil je niet je vrolijke lach ontnemen Sjaak.” Jacques Defauwes: „De Slegte opende precies in die tijd een filiaal in Maastricht. Daar ging ik toen kunstboeken kopen, steeds van elk boek twee exemplaren: dan konden we gelijk op le- zen. Vanaf dat moment kreeg ik andere brieven van hem. Kijk eens naar die lijn, schreef hij bij- voorbeeld: zie je dat die breekt? Een lijn van Egon Schiele, leerde ik dan, is iets heel anders dan een Matisse-lijn.” Ook die lijnen zelf verbonden hen. „Met schoenen gaat het net zo goed over een lijn waaraan je vorm geeft. Die mag niet te veel hel- len, want dan valt de drager voorover. Of hij valt juist achterover. Maar ik kon de schoen al- tijd nog bijwerken. Een tekenaar heeft niks an- ders dan zijn lijn. Dat fascineerde mij ook.” Na de dood van Jaap Mooy in 1987, aan een hartaanval, besloten Jacques en Miny om door te gaan met het kopen van zijn werk. „Zo zorg- den we er ook voor dat het goedging met zijn weduwe, Tineke. En toen zij overleed, negen jaar geleden, erfden wij van haar wat er nog over was in het atelier.” Al dat werk is nu geordend in een indruk- wekkende, door hen bekostigde monografie, waarin tevens een deel van de brieven is opge- nomen. En er is dus de tentoonstelling, waar ook enkele tientallen kunstwerken te zien zijn die ze de afgelopen decennia kochten van an- dere kunstenaars: Michael Ackerman, Jos Ber- kers, Les Deux Garçons. Miny Defauwes: „We kopen nog steeds. En dan zeggen de kinderen: wat, alweer kunst?” Verzameling Jacques & Miny Defauwes, Bon- nefantenmuseum, Maastricht, t/m 27 mei. Mono- grafie Noord West –Zuid Oost. Jaap Mooy, de kun- stenaar en zijn verzamelaar ,368pag.,50euro. JacquesenMinyDefauwes inhunhuiskamerinHeerlen,vooreenwerkvanJaapMooy. CarineCrutzen alsNeelieKroes #metoo, oftewel: hij ook Joyce Roodnat I n de schouwburg zitten, woedend worden en niet weg kunnen. Het gebeurt me zelden. Maar nu wel, bij Nee- lie!. Maar ik houd mijn fatsoen, ik blijf ik zitten en kijk toe hoe dit stuk Neelie Kroes misbruikt. Zij is een legen- darische politica die bewees dat geen vrouw onderdoet voor een man, inclusief machtshonger en onbesuisde beslissingen. Daarnaast claimde ze het recht om zich niet te excuseren voor haar uitbundige uiterlijk – leer daarvan, man- nen in pakken! Maar daar heeft het stuk Neelie! allemaal geen boodschap aan. Dat definieert Kroes via de mannen die ze heeft bewon- derd, geneukt en/of vernederd. Dat is sowieso bespottelijk, maar het is eens zo wrang omdat we dezer dagen leven met de affaire-Weinstein. Voor wie het miste: Hollywood-mogul Harvey Weinstein vergreep zich tientallen jaren aan actrices. Zijn omgeving wist dat, niemand deed iets. Maar nu brengen zijn slachtoffers de moed op om zijn wangedrag aan te kaar- ten. Door hun actie is wereldwijd het gesprek geopend over seksueel machtsmisbruik. Over vrouwen die hun carrière wel kunnen vergeten tenzij ze zich voegen naar de mannen van wie ze afhankelijk zijn. Nogal wat (niet alle, stil maar) machtige mannen lijken het logisch te vinden dat ze met een vrouw kunnen doen wat ze willen. Aan ze zitten, dus. Seks en sekse bepalen het meisje, wat haar kwaliteiten ook zijn – en Neelie! onderschrijft dat. Intussen klinken er relativerende geluiden: is het allemaal nou echt zo erg? Ja. Het is erg. Ik weet het want ik maakte het mee. Ik was 29 en mocht voor NRC in Parijs Claude Lanzmann gaan interviewen, de documentairemaker die met zijn feno- menale film Shoah (1985) doordrong tot het wezen van de na- zi-vernietigingskampen. Een held dus, een groot kunstenaar. Het gesprek voltrok zich bij hem thuis, hij ging uitvoerig in op elke vraag. En terwijl hij sprak over Auschwitz en de ma- nier waarop hij kampbeulen attaqueerde met een verborgen camera, zat hij me te bepotelen. Hem beleefd afwerend liet ik hem zo’n beetje begaan. Ik kende mijn plaats. Hij was de gro- te filmer, ik was niemand. Bovendien, ik moest dat interview maken, onverrichter zake terugkeren was onmogelijk. Het in- teressante is dat hij noch ik iets zei over zijn gedrag. Toen hij al te eng deed, stond ik op en zei ik dat ik weg moest. Hij stond erop me een lift te geven en ik stapte nog in zijn auto ook. Waarom? Ik zou het niet kunnen zeggen. Uit- eindelijk kwam ik bij mijn positieven. Bij een stoplicht ben ik uitgestapt. Ik heb het artikel geschreven en niemand iets verteld. Ik zweeg uit respect voor de kunst. Later hoorde ik dat ik de eni- ge niet was. Dat hielp. met een huis vol kunst FOTOCLAUDIAKAMERGORODSKI

Transcript of C 5...2017/09/04  · en arine Crutz C oes als Neelie Kr #metoo, oftewel: hij ook Joyce Roodnat I...

Page 1: C 5...2017/09/04  · en arine Crutz C oes als Neelie Kr #metoo, oftewel: hij ook Joyce Roodnat I kunnen. Het gebeurt me zelden. Maar nu wel, bij n de schouwburg zitten, woedend worden

nrcDONDERDAG�19�OKTOBER�2�0�17 C5

t/m 2 april 2018 | leeuwarden | boek nu online via friesmuseum.nl

de mythe en het meisje

★ ★ ★ ★★ ★ ★ ★

A�d�ve�r�t�e�n�t�i�e

S c h o e n m a ke r

VERZAMELWOEDE�Een Limburgs schoenmakersechtpaarverzamelde een paar duizend werken van één kunstenaar.Kamer, keuken, souterrain en tuin: alles staat vol. Nu is ereen tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum.Door�Gretha�Pama�Foto�Chris�Keulen

Jaap Mooy (1916-1987) had een be-roemd kunstenaar kunnen zijn. Maardan had hij ‘j a’ moeten zeggen toenConstant hem in 1948 vroeg om deel tenemen aan Cobra. En hij zei ‘n e e’. JaapMooy, autodidact en een leven lang te-

gendraads, wilde nergens bijhoren. Dat ant-woord is nu zijn bekendste erfenis.

De andere erfenis bestaat uit zijn werk: eenpaar duizend tekeningen, collages, kijkkastjes,sculpturen en brieven. Díé erfenis wordt be-heerd door Jacques (69) en Miny (71) Defau-wes, een Limburgs echtpaar dat Jaap Mooyleerde kennen in 1982. Jacques was toen 34, hijwas net voor zichzelf begonnen als orthope-disch schoenmaker. Zijn eerste schoenenmaakte hij in de huiskamer, Miny deed de ad-ministratie en boven, in de wieg, sliep de oud-ste van hun drie kinderen. Toen Jaap Mooy in1987 overleed, stond en hing hun huis volkunst, in de tuin stond een groot, met zeildoe-ken gemaakt beeld. Miny Defauwes: „Ik weetnog dat de buurvrouw vanwege dat beeldkwam aanbellen. Ze dacht dat de wasmolenwas omgevallen.”

De verzameling-Defauwes is sinds een weektentoongesteld in het Bonnefantenmuseum inMaastricht. Dat wil zeggen: een deel, de collec-tie is veel te groot om in haar geheel te latenzien. Meer werk van Jaap Mooy is voor kleinegezelschappen op verzoek te bezichtigen in hetnieuwe, tegenwoordig veel grotere huis vanJacques en Miny. Daar liggen ook de paar hon-derd brieven opgeslagen die ze elkaar in vijfjaar tijd schreven. En in de tuin staat nog altijdde zeilensc ulptuur.

Hoe kon deze bijzondere vriendschap ont-staan? En vervolgens vijfendertig jaar lang hetleven bepalen van Jacques en Miny Defauwes?

Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „D enkmaar zo Sjaak, de stakkers die op jouw schoe-nen lopen laten toch een spoor achter in hetzand en zonder jouw schoenen moeten zetreurig achter het raam blijven zitten en dat isde ruimtelijkheid die jij mogelijk maakt.”

Jacques Defauwes, vertelt hij, komt uit eenschoenmakersfamilie: zijn vader, zijn grootva-der, zijn overgrootvader, allemaal maakten zeschoenen. Maar toen hij het vak wilde leren,was dat al op zijn retour. „Mijn vader zei: als jehet echt wilt, word dan orthopedisch schoen-maker. Zelf had hij op het laatst geen zaak meeren moest hij ander werk zoeken.”

Het werd zijn geluk: toen hij met pensioenging, had hij een bedrijf met ruim zeventigwerknemers opgebouwd. Maar tegelijk was heteen soort noodlot. Jacques Defauwes: „Ikmaakte schoenen die mensen eigenlijk nietwillen. Het grootste compliment dat ik kon

krijgen was: zijn dat orthopedische schoenen,dat had ik helemaal niet gezien. Niet: wat zijndat mooie schoenen.”

Mooi, dat was de kunst waar hij kennis meemaakte dankzij het carnaval. „De praalwagensin ons dorp werden beschilderd door echtekunstenaars. Ik ging dan kijken in hun ateliers.Die wereld fascineerde me.” Al op zijn acht-tiende kocht hij zijn eerste kunstwerk. „Va neen kunstenaar uit een dorp verderop, Lei Mo-lin. Mijn ouders vonden het maar niks. Leg hetmaar onder je bed, zei mijn moeder. Of boven-op de klerenkast.”

Later ging hij voor zijn opleiding naar destad, Eindhoven. En Lei Molin, van wie hijsteeds meer werk had gekocht, nam hem meenaar Amsterdam. „Het waren de jaren zestig,de tegenstelling met waar ik vandaan kwamwas enorm. In het dorp regeerde de kerk. Daarwas het benauwend.”

Lei Molin was weggegaan uit Limburg. Hijhad een atelier in IJmuiden. En hij kende JaapMooy. „Zo is het gekomen. Lei had als decora-tie houten schoenmallen van mij in zijn atelierstaan. Jaap zag ze daar en vroeg: heeft dieschoenmaker nog meer van die voeten?”

Jacques Defauwes bracht ze hem, een heledoos vol. Daarna kreeg hij zijn eerste brief.

Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Wat hetgeheim is van kunst? Daar kom je niet achterdoor dingen op te hangen. Ik wil dat jij – doorte vergelijken er achter komt wat goed is – enmet goed bedoel ik dat wat gezicht heeft eneerlijk is en geen decoratie.”

Jaap Mooy bevond zich begin jaren tachtig in denadagen van een turbulente loopbaan. Na eenopleiding tot smid-bankwerker had hij beslo-ten kunstenaar te worden. In Bergen, Noord-Holland, waar hij was geboren en altijd was blij-ven wonen, was hij geholpen door CharleyToorop. Zij had zijn authentieke talent herkend– en hem afgeraden een kunstopleiding te vol-gen: wees eigenzinnig, maak zelf je keuzes.

Vervolgens, in het kader van de Arbe itse in-satz, had hij moeten helpen puinruimen in hetgebombardeerde Bremen. Dat had hemgeïnspireerd, Mooys kunst werd een perma-nente aanklacht: tegen machthebbers, tegenmachtsmisbruik en meer in het algemeen te-gen systemen en afhankelijkheid. Zijn werk,bijna altijd min of meer figuratief, maar in di-verse elkaar opvolgende stijlen, had hem enigetijd bekendheid gebracht, van eind jaren vijftigtot begin jaren zeventig, vooral dankzij zijnsculpturen van schroot.

Jacques Defauwes: „Zijn atelier maakte eenenorme indruk op me. Ik was vaker in ateliersgeweest, dan zei je: ik vind die blauwe mooi,en die groenige trouwens ook. Maar bij hem

ging het ergens over. Zijn werk handelde overoorlog, over onrecht. Ik had het gevoel: hierkom ik zelf ook verder mee.”

De brief verbaasde hem wel. Maar hij ant-woordde meteen. „Ik schreef hem: we doeneen beetje hetzelfde, jij en ik. Jij probeert via jewerk mensen op het goeie spoor te houden, iklaat ze letterlijk rechtop lopen.”

Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Het heeftmij jaren gekost om enigszins redelijk eenkunstwerk te kunnen beoordelen. En dat wil

jij nu allemaal even snel ook kunnen begrij-pen? Beschouw mij maar als een soort Char-ley. Ik wil je graag helpen.”

Vanaf die eerste briefwisseling werd Jaap Mooyvoor Jacques en Miny Defauwes wat CharleyToorop voor hém was geweest: een leermees-ter. Hij raadde ze boeken aan, en muziek, enscherpte hun blik. Jacques en Miny kwamenbijna elke maand wel een keer langs op het ate-lier, hoe druk het ook was op de zaak. En danreden ze terug met een paar tekeningen of een

serie collages. Miny Defauwes: „Al ons geldging naar de kunst. We namen in die tijd ookgeen vakantie. Dan zei onze oudste zoon: ie-dereen gaat met vakantie, maar wij niet. Endan zeiden wij: van een schilderij heb je eenheel jaar plezier, van vakantie maar een week.”Jacques Defauwes: „Ik werkte hard, ook op dezaterdag en op zondagmorgen. De kunst, deboeken en de brieven hielpen me erdoor. Dieharnasten me tegen wat ik zag op mijn werk:mensen die een infarct hadden gehad en nau-welijks meer konden praten of lopen – en dienu mijn schoenen nodig hadden.”

Jaap Mooy aan Jacques Defauwes: „Wat datboek van Camus aangaat moet ik je wel evenwaarschuwen. Het absurdisme is niet zomaareen grap – net zo min als dada alleen maargekkigheid is. […] Als je Camus hebt gelezen enhet bevalt je moet je aan Beckett beginnen.Overigens moet je ook Kafka lezen maar nog-maals pas op dit is geen vrolijke wereld. Nietvoor niets zegt de kerk zalig zijn de armen vangeest. Wat niet weet, deert niet. Ik wil je niet jevrolijke lach ontnemen Sjaak.”

Jacques Defauwes: „De Slegte opende preciesin die tijd een filiaal in Maastricht. Daar ging iktoen kunstboeken kopen, steeds van elk boektwee exemplaren: dan konden we gelijk op le-zen. Vanaf dat moment kreeg ik andere brievenvan hem. Kijk eens naar die lijn, schreef hij bij-

voorbeeld: zie je dat die breekt? Een lijn vanEgon Schiele, leerde ik dan, is iets heel andersdan een Matisse-lijn.”

Ook die lijnen zelf verbonden hen. „Me tschoenen gaat het net zo goed over een lijnwaaraan je vorm geeft. Die mag niet te veel hel-len, want dan valt de drager voorover. Of hijvalt juist achterover. Maar ik kon de schoen al-tijd nog bijwerken. Een tekenaar heeft niks an-ders dan zijn lijn. Dat fascineerde mij ook.”

Na de dood van Jaap Mooy in 1987, aan eenhartaanval, besloten Jacques en Miny om doorte gaan met het kopen van zijn werk. „Zo zorg-den we er ook voor dat het goedging met zijnweduwe, Tineke. En toen zij overleed, negenjaar geleden, erfden wij van haar wat er nogover was in het atelier.”

Al dat werk is nu geordend in een indruk-wekkende, door hen bekostigde monografie,waarin tevens een deel van de brieven is opge-nomen. En er is dus de tentoonstelling, waarook enkele tientallen kunstwerken te zien zijndie ze de afgelopen decennia kochten van an-dere kunstenaars: Michael Ackerman, Jos Ber-kers, Les Deux Garçons. Miny Defauwes: „Wekopen nog steeds. En dan zeggen de kinderen:wat, alweer kunst?”

Verzameling�Jacques�&�Miny�Defauwes,�Bon-nefantenmuseum,�Maastricht,�t/m�27�mei.�Mono-grafie�Noord�West�– Zuid�Oost.�Jaap�Mooy,�de�kun-stenaar�en�zijn�verzamelaar,�368�pag.,�50�euro.

Jacques�en�Miny�Defauwes in�hun�huiskamer�in�Heerlen,�voor�een�werk�van�Jaap�Mooy.

Carine�Crutzen als�Neelie�Kroes

#metoo, oftewel:hij ook

Joyce Roodnat

In de schouwburg zitten, woedend worden en niet wegkunnen. Het gebeurt me zelden. Maar nu wel, bij Ne e-lie!. Maar ik houd mijn fatsoen, ik blijf ik zitten en kijktoe hoe dit stuk Neelie Kroes misbruikt. Zij is een legen-darische politica die bewees dat geen vrouw onderdoetvoor een man, inclusief machtshonger en onbesuisde

beslissingen. Daarnaast claimde ze het recht om zich niet teexcuseren voor haar uitbundige uiterlijk – leer daarvan, man-nen in pakken!

Maar daar heeft het stuk Ne elie! allemaal geen boodschapaan. Dat definieert Kroes via de mannen die ze heeft bewon-derd, geneukt en/of vernederd. Dat is sowieso bespottelijk,maar het is eens zo wrang omdat we dezer dagen leven metde affaire-Weinstein. Voor wie het miste: Hollywood-mogulHarvey Weinstein vergreep zich tientallen jaren aan actrices.Zijn omgeving wist dat, niemand deed iets. Maar nu brengenzijn slachtoffers de moed op om zijn wangedrag aan te kaar-ten. Door hun actie is wereldwijd het gesprek geopend overseksueel machtsmisbruik. Over vrouwen die hun carrière welkunnen vergeten tenzij ze zich voegen naar de mannen vanwie ze afhankelijk zijn.

Nogal wat (niet alle, stil maar) machtige mannen lijken hetlogisch te vinden dat ze met een vrouw kunnen doen wat zewillen. Aan ze zitten, dus. Seks en sekse bepalen het meisje,wat haar kwaliteiten ook zijn – en Ne elie! onderschrijft dat.

Intussen klinken er relativerende geluiden: is het allemaalnou echt zo erg? Ja. Het is erg. Ik weet het want ik maakte hetmee. Ik was 29 en mocht voor N RC in Parijs Claude Lanzmanngaan interviewen, de documentairemaker die met zijn feno-menale film Sh o a h (1985) doordrong tot het wezen van de na-z i -ve r n i e t i g i ng s k a m p e n . Een held dus, een groot kunstenaar.

Het gesprek voltrok zich bij hem thuis, hij ging uitvoerig inop elke vraag. En terwijl hij sprak over Auschwitz en de ma-nier waarop hij kampbeulen attaqueerde met een verborgencamera, zat hij me te bepotelen. Hem beleefd afwerend liet ikhem zo’n beetje begaan. Ik kende mijn plaats. Hij was de gro-te filmer, ik was niemand. Bovendien, ik moest dat interviewmaken, onverrichter zake terugkeren was onmogelijk. Het in-teressante is dat hij noch ik iets zei over zijn gedrag.

Toen hij al te eng deed, stond ik op en zei ik dat ik wegmoest. Hij stond erop me een lift te geven en ik stapte nog inzijn auto ook. Waarom? Ik zou het niet kunnen zeggen. Uit-eindelijk kwam ik bij mijn positieven. Bij een stoplicht ben iku itge s t a p t .

Ik heb het artikel geschreven en niemand iets verteld. Ikzweeg uit respect voor de kunst. Later hoorde ik dat ik de eni-ge niet was. Dat hielp.

met een huisvol kunst

FOTO

�CLA

UDIA�KAMERGORODSKI