Bzzz 30

36
nummer 30 november 2009 Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera Sectie Hymenoptera Sectie Hymenoptera Sectie Hymenoptera Nederlandse Entomologische Vereniging Nederlandse Entomologische Vereniging Nederlandse Entomologische Vereniging Nederlandse Entomologische Vereniging In dit nummer onder meer: Wespen en bijen op vliegbasis Gilze-Rijen De driedoornige metselbij maakt een sprong naar het noorden Na de klimopbij nu ook de oliekever Stenoria analis in Nederland Nederland hommelland? Determinatietabel voor de bijen van het genus Colletes in Nederland

Transcript of Bzzz 30

Page 1: Bzzz 30

nummer 30 november 2009

Nieuwsbrief

Sectie HymenopteraSectie HymenopteraSectie HymenopteraSectie Hymenoptera

Nederlandse Entomologische VerenigingNederlandse Entomologische VerenigingNederlandse Entomologische VerenigingNederlandse Entomologische Vereniging

In dit nummer onder meer:

Wespen en bijen op vliegbasis Gilze-Rijen

De driedoornige metselbij maakt een sprong naar het noorden

Na de klimopbij nu ook de oliekever Stenoria analis in Nederland

Nederland hommelland?

Determinatietabel voor de bijen van het genus Colletes in Nederland

Page 2: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

46

ISSN 1387-1773 Foto voorpagina: Boomhommel (Bombus hypnorum) op Erica, Strabrechtse Heide 29-7-2009. Foto: Jap Smits. Vormgeving: Jan Smit. Druk: Drukkerij Presikhaaf, Arnhem.

RedactioneelRedactioneelRedactioneelRedactioneel Zo te merken is de zomer geen goede periode voor ‘onze’ schrijvers, want we kregen nauwelijks bijdragen voor dit nummer van Bzzz. Ergens wel logisch, want iedereen is druk met waarnemen en verzamelen en het verwerken van de gegevens. Gelukkig heeft een oproep aan enkele collega’s nog een aantal bijdragen opgeleverd, waardoor dit toch weer een aardig gevuld nummer is geworden. Daar zijn we als redactie erg blij mee. De inhoud is goed gevarieerd. Bij de artikelen een verslag van Aad van Diemen over zijn inventarisatie van de vliegbasis Gilze-Rijen, Jan Smit verhaalt over een leuke vangst van Hoplitis tridentata en Ivo Raemakers heeft een nieuwe parasiet voor de Nederlandse fauna ontdekt, bij Colletes hederae. Hans Nieuwenhuijsen heeft een blaaskopvlieg gekweekt uit een bij en vertelt erover. Onder de metselbijen bevinden zich echte mijnwerkers, Hans Nieuwenhuijsen maakt ons deelgenoot van zijn waarnemingen en overpeinzingen. Theo Peeters praat ons bij over de recente ontwikkelingen op het gebied van de hommels en geeft tevens een korte mededeling over de herintroductie van een hommelsoort in Engeland.

Bij ‘Tabellen’ een determinatietabel voor de bijen van het genus Colletes in Nederland, door Jan Smit. Op literatuurgebied is er weer veel te doen, met name door de ‘AcuBieb’ en een tweetal boekbesprekingen van Theo Peeters. Bij de ‘Oproepen’ uiteraard de vraag om de bijdrage voor het komende jaar over te maken. En de gegevens van de excursie naar België en naar Schoorl door te geven. Zoals gewoonlijk in het laatste nummer van het jaar ook de oproep om de leuke waarnemingen en vangsten door te geven van het afgelopen seizoen, daar hebben we er zelfs al enkele van binnen gekregen. Bij de ‘Mededelingen’ de aankondiging van onze studiedag over Hommels (Bombus), op 23 januari 2010. Onze dank gaat weer uit naar Raymond Broersma, die de samenvattingen bij de artikelen heeft vertaald. We wensen jullie veel leesplezier en we hopen op veel bijdragen voor het komende nummer.

Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging

Redactie H. Nieuwenhuijsen, T. Peeters, J. Smit

Redactieadres Voermanstraat 14, 6921 NP Duiven e-mail: [email protected]

Website www.nev.nl/hymenoptera/

Page 3: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

47

ArtikelenArtikelenArtikelenArtikelen

Wespen en bijen op Wespen en bijen op Wespen en bijen op Wespen en bijen op

vliegbasis Gilzevliegbasis Gilzevliegbasis Gilzevliegbasis Gilze----Rijen in Rijen in Rijen in Rijen in

2006200620062006----2008200820082008 Aad van Diemen Inleiding In 2006 werd door enkele oud-medewerkers en de vogelwacht van de vliegbasis het initiatief genomen een inventarisatiegroep voor de vliegbasis te beginnen. Door een aantal IVN-ers, KNNV-ers en losse individuen, werd de “Flora- en faunagroep Vlieghaai” gevormd. “Vlieghaai” is de lokale naam voor de vliegbasis. “Haai” is heide. Vogels werden en worden zeer nauwkeurig, en uiteraard professioneel, gevolgd. Verder worden door groepjes of individuen libellen, vlinders, kevers, paddenstoelen en planten, geteld en opgeschreven. De grootste biologische faam ontleent de Vlieghaai aan de boomkikkers, waarover met grote zorg wordt gewaakt. Ze doen het goed. De angeldragende wespen en de bijen zijn nu drie seizoenen gevolgd en daarvan staan in dit artikel de resultaten. Het terrein Het terrein is ongeveer 660 ha groot en ligt in zijn geheel in atlasblok 50-15. Voor het grootste deel wordt de basis omsloten door landbouwgrond en bebouwd gebied. In het noordwesten sluit het aan op het uitgestrekte bosgebied Vijf Eiken in Dorst. De bodem bestaat uit zand. Voor het grootste deel leemarm en fijn, zogenaamd klapzand, dat door de wind in het Pleistoceen is aangevoerd en in lage zandduinen is neergelegd (Hornman & Haverman 1998). De vorm van het terrein is een lange ellips, gedicteerd door de functie landingsbaan. Het middenterrein is een grote, open vlakte omzoomd door gebouwen, bossen en bosjes en kleine stukjes struikheide. Het bos bestaat voor de helft uit grove den, waarvan de meeste in de dertiger jaren zijn aangeplant. Daarnaast zijn er stukken loofhout met amerikaanse eik, beuk, esdoorn, berk, zomereik en sporkehout. Voor de bijen en wespen is van belang dat er hier en

daar boswilg en grauwe wilg staat, meidoorn en lijsterbes. In de zomer zijn er de bramen en de veel voorkomende sneeuwbes. Voor inventarisatie van Hymenoptera is het middendeel niet toegankelijk en daarmee zeker 60% van het terrein. Dit gedeelte wordt ingenomen door de landingsbaan en is bijna permanent operationeel. Het is overigens niet zo dat daardoor een voor insecten unieke biotoop wordt gemist. Dit type schraal terrein bevindt zich ook aan de rand, die wel toegankelijk is. Het westelijk en zuidelijk deel van het terrein is zeer schraal met soorten als het hondsviooltje, kruipganzerik en stekelbrem. Het zijn kenmerkende soorten voor heide en heischrale graslanden. Daar groeit ook het zandblauwtje, vertakte leeuwentand, jakobskruiskruid en distelsoorten. Het oostelijk en noordelijk deel is voedselrijker, want als akkerland in gebruik geweest. Hoewel het grootste deel van het terrein betrekkelijk soortarm is, zijn er toch 386 soorten planten geteld. Een bijzonderheid van het gebied is de aanwezigheid van een twintigtal blusvijvers, waarvan een aantal met plaggen op de grondfolie en glooiende oevers. De grondwaterstand is laag en het gebied is dus droog, maar door de vijvers zijn er veel libellen en zweefvliegen uit de Eristalis-groep. Mij is geen positief effect bekend van water op de Hymenoptera-stand. Het beheer van het terrein is des militairs: er wordt altijd wel wat kleinschalig gerommeld. Daardoor ontstaan steeds pioniersituaties. In 2008 en 2009 wordt een grootschalige reconstructie van de basis uitgevoerd; de vliegvelden Soesterberg en Valkenburg zijn opgeheven en een deel van hun taken zijn naar Gilze-Rijen gegaan.

Methode De lijst van wespen en bijen betreft het totale aantal soorten dat in drie jaar is waargenomen. Vanaf maart tot september werd maximaal elke zaterdag door één persoon met de hand gevangen. Niet in de vakantie, bij slechte weersomstandigheden, enzovoort. In werkelijkheid een keer in de drie weken gemiddeld.

Figuur 1. Pioniersituatie, ontstaan door afbraak van gebouwen. Foto Aad van Diemen.

Page 4: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

48

Omdat het terrein zo groot is, en maar door één persoon wordt geïnventariseerd, bestaat de neiging kansrijke stukken het meest te bezoeken. De inventarisatie is in ieder geval niet volledig. In 2008 bijvoorbeeld waren 31 van 70 gevangen soorten, nieuw voor de Vlieghaai. Het aantal soorten zal daardoor in de loop der jaren nog wel groeien. Resultaten In de bijlage 1 staat de volledige soortenlijst. In de tabel hieronder staat een overzicht van het aantal soorten per familie, per jaar. Tabel 1. Aantal soorten per familie per jaar

Wespen In drie jaar tijd werden in totaal 52 soorten wespen verzameld. Wat aantallen betreft gaat de gewone vliegendoder (Mellinus arvensis) aan kop. Vele honderden vrouwtjes jagen op vliegen in de zomer op de stukjes struikheide. Talrijk zijn eveneens de rode springcicadendoder (Alysson spinosus), de grote zeefwesp (Crabro cribrarius), de knotcelwesp van Wesmael (Crossocerus wesmaeli) en de gewone keverdoder (Tiphia femorata). Meer dan de helft van de soorten werd gevangen op een hectare nagenoeg kale grond met grof bouwzand, die is vrijgekomen nadat de gebouwen erop waren gesloopt en afgevoerd. Een typische pioniersituatie. Deze plek is bovendien omringd door bos en dus windvrij en warm. Veel wespen nestelen daar en de spinnendoders zijn gemakkelijk te zien. Vermeldenswaard tenslotte, is de ivoorwesp (Lestica alata) met nog maar enkele recente vindplaatsen in het oosten des lands. (Peeters et al. 2004) Bijen Het totaal aantal soorten in drie jaar is 72. Veruit de meest voorkomende soort is de rode-lijstsoort (Peeters & Reemer 2003), de heidezandbij (Andrena fuscipes) die met duizenden boven de hei vliegt, vergezeld van zijn koekoek, de heidewespbij (Nomada rufipes). Een goede tweede is de vroege zandbij (Andrena praecox) die in

grote aantallen de boswilgen bezoekt en het roodgatje (Andrena haemorrhoa). Er zijn verschillende kolonies grijze zandbijen (Andrena vaga), ook weer met koekoeken: de pantserbloedbij (Sphecodes gibbus) en de roodharige wespbij (Nomada lathburiana). De laatste staat ook op de rode lijst, maar is zeer algemeen op de Vlieghaai. Een veel voorkomend heidekoppel wordt gevormd door heidezijdebij (Colletes succinctus) en de koekoek heideviltbij (Epeolus cruciger). Bovengenoemde soorten treden in een bepaalde tijd en een bepaalde plaats massaal op, en vallen daarom op. Een paar hommelsoorten als de aardhommel (Bombus terrestris), akkerhommel (Bombus pascuorum) en de steenhommel (Bombus lapidarius) zie je het hele jaar door en overal. Ze zijn in ieder geval talrijk en wellicht het talrijkst. Een paar bijzondere, want soorten van de rode lijst van de bijen, zijn: de kruiskruidzandbij (Andrena denticulata), de gewone kegelbij (Coelioxys inermis), de klaverbehangersbij (Megachile ligniseca), en de bruinsprietwespbij (Nomada fuscicornis). De meest zeldzame is de dubbeldoornwespbij (Nomada femoralis), een kleine donkere soort die er voor de betrekkelijke beginneling zoals ik, meer uitziet als een bloedbij, dan een wespbij. Dankwoord Theo Peeters wil ik bedanken omdat hij bijna alles heeft gecontroleerd. Frank van der Meer voor het nakijken van de groefbijen uit 2006 en 2007. Natuurlijk bedank ik de leiding en medewerkers van de Vliegbasis die hun groene been voorzetten. Tenslotte bedank ik Loek Vingerhoeds die mij geduldig de eerste beginselen bijbracht in de wereld van de angeldragers. Literatuur Hornman, M, Haveman, R. Vliegbasis Gilze-Rijen, inventarisatie natuurwaarden 1997. - IKC Natuurbeheer Wageningen, 71 p.

Peeters, T.M.J. & M. Reemer, 2003. Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). - Stichting EIS-Nederland, Leiden, 96 p.

Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F.Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland. Nederlandse Fauna 6. - Naturalis, KNNV en EIS- Nederland, 507 p.

Summary A general survey was made of species present on the grounds of the airbase Gilze-Rijen in 2006-2008; this included an inventory of bees and wasps. 60% of the grounds were closed to the public. In the remaining 40% we found 124 species of aculeates. The majority of the species was found in a small area (approx. 1

2006 2007 2008 totaal

Chrysididae 1 1 1 1 Mutillidae 0 1 2 2 Tiphiidae 0 1 1 1 Pompilidae 3 7 5 11 Vespidae 6 1 5 8 Sphecidae s.s. 1 1 1 1 Crabronidae 13 26 32 28 Apidae s.l. 31 40 40 72 totaal 55 68 57 124

Page 5: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

49

hectare) consisting of coarse sand, which had been exposed after the demolition of some buildings. Bijlage 1 Soortenlijst 2006-2008 Vliegbasis Gilze-Rijen Chrysididae Hedychrum nobile Mutillidae Myrmosa atra Smicromyrme rufipes Tiphiidae Tiphia femorata Pompilidae Anoplius infuscatus Anoplius viaticus Arachnospila spissa Caliadurgus fasciatellus Dipogon subintermedius Episyron rufipes Evagetes dubius Pompilus cinereus Priocnemis fennica Priocnemis parvula Priocnemis perturbator Vespidae Dolichovespula saxonica Eumenes coarctatus Eumenes papillarus Eumenes pedunculatus Symmorphus bifasciatus Vespa crabro Vespula rufa Vespula vulgaris Sphecidae s. str. Ammophila sabulosa Crabronidae Alysson spinosus Astata boops Cerceris arenaria Cerceris quadrifasciata Cerceris rybyensis Crabro cribrarius Crabro peltarius Crabo scutellatus Crossocerus annulipes Crossocerus exiguus Crossocerus palmipes Crossocerus wesmaeli Ectemnius cavifrons Ectemnius continuus Ectemnius lapidarius Lestica alata Lestica subterranea Lestiphorus bicinctus Lindenius albilabris Lindenius pygmaeus Mellinus arvensis Mimesa equestris Oxybelus bipunctatus Oxybelus uniglumis Passaloecus insignis Pemphredon inornata Philanthus triangulum

Apidae s.l. Andrena angustior Andrena barbilabris Andrena carantonica Andrena chrysosceles Andrena cineraria Andrena clarkella Andrena denticulata Andrena dorsata Andrena flavipes Andrena fulva Andrena fuscipes Andrena haemorrhoa Andrena helvola Andrena nitida Andrena praecox Andrena tibialis Andrena vaga Andrena ventralis Anthidium strigatum Apis mellifera Bombus hypnorum Bombus lapidarius Bombus lucorum s.l. Bombus pascuorum Bombus pratorum Bombus terrestris Chelostoma rapunculi Colletes cunicularius Colletes fodiens Colletes succinctus Coelioxys inermis Dasypoda hirtipes Epeolus cruciger Halictus rubicundus Heriades truncorum Hylaeus communis Hylaeus rinki Lasioglossum albipes Lasioglossum calceatum Lasioglossum leucopus Lasioglossum leucozonium Lasioglossum lucidulum Lasioglossum morio Lasioglossum sabulosum Lasioglossum sexnotatum Lasioglossum sexstrigatum Lasioglossum villosulum Lasioglossum zonulum Megachile ligniseca Megachile versicolor Nomada femoralis Nomada flava Nomada fuscicornis Nomada goodeniana Nomada lathburiana Nomada marshamella Nomada rufipes

Tachysphex obscuripennis Nomada sheppardana Nomada signata Nomada succincta Osmia cornuta Osmia uncinata Osmia rufa Panurgus calcaratus Sphecodes crassus Sphecodes gibbus Sphecodes miniatus Sphecodes pellucidus Sphecodes punticeps Sphecodes reticulatus Sphecodes rubicundus Sphecodes scabricollis

De driedoornige De driedoornige De driedoornige De driedoornige

metselbij (metselbij (metselbij (metselbij (HoplitisHoplitisHoplitisHoplitis tridentatatridentatatridentatatridentata) maakt een ) maakt een ) maakt een ) maakt een

sprong naar het noordensprong naar het noordensprong naar het noordensprong naar het noorden Jan Smit Inleiding In de laatste jaren zijn er verschillende zuidelijke bijen- en wespensoorten naar het noorden aan het oprukken. Enkele voorbeelden hiervan uit ons land zijn Colletes hederae, Eumenes coronatus, Hylaeus difformis, Polistes dominulus. De metselbij Hoplitis tridentata (Dufour & Perris, 1840) was in ons land tot dusver alleen bekend uit Zuid-Limburg, maar deze soort is nu bij Giesbeek aan de IJssel gevonden. In 2008 is er ook een exemplaar in Duitsland in Westfalen gevonden, het lijkt er op alsof deze soort het areaal eveneens naar het noorden aan het uitbreiden is. Metselbijen In Nederland komen twee bijengenera voor die tot de metselbijen gerekend worden: Hoplitis en Osmia. Van het genus Hoplitis komen 9 soorten voor in ons land en van Osmia 11 soorten. Ze worden metselbijen genoemd omdat de vrouwtjes van veel soorten de wanden tussen de broedcellen metselen van leem, klei, zand en steentjes. Een aantal soorten gebruikt fijngekauwd plantenmateriaal om de tussenwanden van te maken.

Page 6: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

50

Verspreiding Hoplitis tridentata Deze metselbij komt voor in Zuid- en Midden-Europa, in Duitsland tot Berlijn, naar het oosten tot in centraal Azië, Turkije en de Kaukasus. Uit Nederland waren tot dusver 6 exemplaren bekend, 3 mannetjes en 3 vrouwtjes. Alle vangsten waren uit Zuid-Limburg: Maastricht (ENCI-groeve en Lage Fronten), van de Vrakelberg en van de emplacementen in Eijsden en Simpelveld. Deze soort is pas recent opgedoken in ons land, de eerste vangst is van 1993 en de tot dusver laatste vangst was uit 2007. Op 4 juli 2009 heb ik een vrouwje gevangen bij Giesbeek (Ge.), in een uiterwaardgebied aan de IJssel (Fig. 1). In de Duitse deelstaat Westfalen, die aan Nederland grenst, is in 2008 voor het eerst een exemplaar van Hoplitis tridentata gevonden bij Halle-Künsebeck (ten westen van Bielefeld), ook een vrouwtje (Adorf et al. 2009).

Uiterlijk en levenswijze Zowel de wetenschappelijke naam als de Nederlandse naam heeft Hoplitis tridentata te danken aan het zevende tergiet van het mannetje, dat is op twee plekken diep uitgesneden, zodat er drie lange tanden gevormd zijn (Fig. 2). Het is een tamelijk robuuste metselbij van 10-12 mm groot. Beide geslachten zijn bij vergroting onmiskenbaar te herkennen aan de opstaande achterrand van de kop, dat heeft geen andere metselbij in ons land (Fig. 3).

Hoplitis tridentata maakt het nest in dorre plantenstengels, die in het midden een kern van merg hebben. Voorbeelden hiervan zijn toortsen (Verbascum), bijvoet (Artemisia vulgaris), kaardenbol

(Dipsacus) en fijnstraal (Erigeron) (Westrich 1989). Het is een van de weinige inlandse bijensoorten waarvan het vrouwtje zelf een gang knaagt in het merg van de stengels van planten. Ze bijt met haar bovenkaken stukjes merg los en duwt die uit de gang naar buiten met haar poten en kaken (Westrich 2008). De voorkeur gaat uit naar solitaire, rechtopstaande stengels. Als die niet voorhanden zijn, kan ze het nest ook maken in afgebroken stengels van braam, die staan echter zelden rechtop. De gang die door het knagen ontstaat, is 5-6 mm in doorsnede. De broedcellen liggen uiteraard lineair, de tussenwanden en afsluitprop worden van fijn gekauwd plantenmateriaal gemaakt. De broedcellen worden bevoorraad met stuifmeel van verschillende soorten vlinderbloemigen, in één broedcel bevindt zich vaak stuifmeel van twee soorten vlinderbloemen. Het exemplaar bij Giesbeek werd gevangen op rolklaver (Lotus corniculatus), evenals het exemplaar van Simpelveld. De jonge bijen knagen zich bij het uitkomen meestal zijwaarts door de stengel naar buiten. Als broedparasieten noemt Westrich (1989) Stelis minuta en Stelis ornatula. De vliegtijd in Duitsland is voor het mannetje van half mei tot eind juli en voor het vrouwtje van begin juni tot eind augustus. De drie Nederlandse mannetjes zijn uit juni, de vier vrouwtjes uit juli en augustus. Discussie De vangst van Hoplitis tridentata in 2009 is een flink stuk verder naar het noorden in ons land, dan de tot dusver bekende vangsten. Dit kan mogelijk een ver afgedwaald exemplaar geweest zijn. Maar mede gelet op de vangst van dezelfde soort in Westfalen, in welke deelstaat de soort niet eerder werd gevangen, zou dit wel eens kunnen duiden op een verder uitbreiden van het areaal van deze bij, via het dal van de Rijn. Het is dus zaak, vooral tussen Zuid-Limburg en de IJssel, goed te letten op plekken met overjarige plantenstengels (die zijn er helaas niet zoveel), gecombineerd met het voorkomen van een behoorlijke

Fig. 2. Hoplitis tridentata, laatste tergieten mannetje.

Fig. 3. Hoplitis tridentata, kop vrouwtje.

Fig. 1. Vindplaatsen van Hoplitis tridentata in Nederland. (Bron EIS-Nederland).

Page 7: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

51

populatie vlinderbloemen. De mogelijkheid bestaat dat ook daar de driedoornigee metselbij opduikt. Dank aan EIS-Nederland voor het verspreidingskaartje. Literatuur Adorf, L., C. Bleidorn, H. Dudler, U. Schlichting & C. Venne, 2009. Erstnachweise. - www.stechimmen-owl.de.

[geraadpleegd: oktober 2009] Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs. Spezieller Teil. - Eugen Ulmer Verlag, 437-972.

Westrich, P., 2008. Osmia tridentata (Dreizahn-Mauerbiene): Nestbau im Pflanzenstengel. - www.eucera.de/forschung/beobachtung2008.php

[geraadpleegd: oktober 2009] Summary The mason bee Hoplitis tridentata was found in the Netherlands for the first time in 1993. Until recently there had been only six sightings, all of them in South Limburg. In 2009 the species was also found near Giesbeek (Gelderland) along the IJssel, quite a bit farther north.

Na de klimopbij nu ook Na de klimopbij nu ook Na de klimopbij nu ook Na de klimopbij nu ook

de oliekever de oliekever de oliekever de oliekever StenoriaStenoriaStenoriaStenoria

analisanalisanalisanalis in Nederland in Nederland in Nederland in Nederland En een oproep voor Europese waarnemingen van deze kever Ivo Raemakers Triungulinen in de tuin Dat de klimopbij (Colletes hederae) het in Nederland en de rest van Europa prima doet, moge duidelijk zijn. De soort krijgt veel aandacht in tijdschriften en op het internet, deels vanwege de late herkenning als afzonderlijke, laat in het jaar vliegende soort, deels als lid van een evolutionair interessante soortgroep, maar zeker ook vanwege zijn recente noordwaartse expansie (vgl. Moenen 2005, Roberts & Vereecken 2009, Vereecken et al. 2009). Met een areaalgrens die vooralsnog door het (uiterste?) zuiden van Nederland loopt, staat dit laatste aspect ook bij ons sterk in de belangstelling. De uitbreiding in Zeeland wordt op de voet gevolgd (Smit & de Wilde 2008), de soort blijkt naar waarnemingen van Pieter van Breugel (schrift. med.) in 2009 inmiddels ook in de noordelijke helft van Brabant te zijn opgedoken en in Zuid-Limburg wordt de soort nog steeds algemener. Zo verscheen de

klimopbij dit jaar ook voor het eerst in mijn tuin in Gronsveld. Al op 14 augustus, toen de waardplant klimop (Hedera helix) nog in bloei moest komen, vlogen de eerste, volledig verse mannetjes op de kruisdistel Eryngium planum. Een week later verschenen ook de eerste vrouwtjes die toen vooral nectar zochten op wilde marjolein (Origanum vulgare). Dit vroege verschijnen - Smit & de Wilde (2008) noemen begin september als verschijningsdatum en Roberts & Vereecken (2009) spreken zelfs van half september - betekent vrijwel zeker dat de soort in 2008 in of bij mijn tuin genesteld moet hebben. Tot dusver heb ik helaas nooit nesten in mijn tuin kunnen vinden. Hoewel het opduiken van een nieuwe tuinsoort op zichzelf al leuk is, de tuinscore staat nu ergens rond de 130, werd het nog veel interessanter toen op 22 augustus bleek dat enkele klimopbijmannetjes tientallen triungulinen (drieklauwige met bijen meeliftende oliekeverlarven) bij zich droegen (Figuur 1). Gezien de draagbij, het seizoen en de oliekeversoorten die uit Nederland en omgeving bekend zijn, was er ten aanzien van de soortsvraag eigenlijk maar één conclusie mogelijk: Stenoria analis (Schaum)! Deze oliekever was tot dusver niet bekend uit Nederland, maar Belgische waarnemingen uit 2007 en 2008 van Jelle Devalez en Nico Vereecken (vgl. http://www.flickr.com/photos/90408805@N00/sets/72157607463849348/) maakten het verschijnen in Nederland wel waarschijnlijk.

Een kever in Maastricht Hoewel het eigenlijk niet anders dan om Stenoria analis kon gaan, was de vondst van uitsluitend larven toch niet echt bevredigend. Jonge oliekeverlarven zijn namelijk in de meeste gevallen, en zo ook bij S. analis, (nog) niet op naam te brengen met op morfologische kenmerken gebaseerde tabellen. Met volwassen oliekevers kan dit wel. De waarneming van

Figuur 1 Triungulinen van Stenoria analis op een Gronsvelds klimopbijmannetje. Foto Ivo Raemakers.

Page 8: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

52

triungulinen in mijn tuin, vormde dan ook een goede aanleiding om snel enkele grotere nestkolonies van de klimopbij te bezoeken, in de hoop op een volwassen oliekever. Om te beginnen werd op 23 augustus een bezoek gebracht aan de Hoge Fronten in Maastricht. In het gebied vlogen tientallen, zo niet honderden klimopbijmannetjes op bloeiende canadese guldenroede (Solidago canadensis), maar op de nestplekken van het vorige jaar was nog geen enkele activiteit te bespeuren. Op deze nestplaatsen was ook geen spoor van oliekevers te bekennen. Toen vervolgens enkele bloembezoekende zijdebijmannetjes op triungulinen werden gecontroleerd, volgde toch nog succes. Vanuit het niets landde er ineens een S. analis man op de rug van mijn meezoekende zoon, werd daar gespot door mijn vrouw, en toen het dier weer acuut wegvloog kon ik het nog juist met mijn net onderscheppen (Figuur 2). Verder zoekwerk leverde op deze locatie niets meer op, ook triungulinen werden niet gevonden. Op 11 september werd de Hoge Fronten opnieuw bezocht. Nu waren beide klimopbij-geslachten volop actief op de nestplaatsen. Oliekevers werden echter niet gezien, maar wel droegen verscheidene klimopbijmannetjes triungulinen. Op 19 en 20 september werd de St. Pietersberg onder de loep genomen. Hier werden geen triungulinen of kevers gevonden en de klimopbij was er erg schaars. Een in 2008 met enkele tientallen nestjes bezette nestplaats in Groeve Duchateau bleek volkomen verlaten. Deze groeve is in de winter 2008/2009 grotendeels van bomen en struiken ontdaan, maar zonder directe beschadiging van de nestplaats. Het verloren gaan van de nestplaats is dan ook raadselachtig, maar misschien hebben indirecte effecten, zoals een sterk veranderd microklimaat, misschien toch een groter, in dit geval negatief effect dan ik persoonlijk zou vermoeden. Al met al bleven de waarnemingen van de klimopbij beperkt tot enkele nesten en vrouwtjes bij de Duivelsgrot en wat verspreide bloembezoekende dieren op klimop.

Larven met Sirene-achtige trekjes In de levenscyclus van S. analis en veel andere oliekevers spelen jonge larven de hoofdrol bij het zorgen voor nageslacht. De larven van Stenoria gedragen zich daarbij een stuk gehaaider dan de ons beter bekende larven van Nederlandse soorten van het oliekevergeslacht Meloe. Waar Meloe-larven op goed geluk en schijnbaar willekeurig vanuit een bloem op aanvliegende bijen proberen over te stappen, lokken de Stenoria-larven hun gastheer naar zich toe. De wijze waarop dit gebeurt is gedetailleerd beschreven door Vereecken & Mahe (2007) en doet denken aan de tactiek van de Sirenen in de mediterrane oudheid. Snel na hun uitkomen, rond het begin van de vliegtijd van de klimopbij, leggen S. analis vrouwtjes grote eiclusters op uitstekende plantenstengels of lage struiken in de directe omgeving van de bijennestplaats. Wanneer deze eieren uitkomen, verspreiden de larven zich niet, maar blijven gegroepeerd. Vaak spinnen ze gezamenlijk een draad en hangen dan als een grote larvenbol in de lucht. De larvenclusters blijken zeer aantrekkelijk voor klimopbijmannetjes die met de larvenbol proberen te paren. Vereecken & Mahe (2007) maken aannemelijk dat deze aantrekkingskracht wordt veroorzaakt door het uitscheiden van feromonen, speciale geurstoffen, die sterk lijken op die van vrouwelijke klimopbijen. Op het moment van een paarpoging stapt een deel van de larven over op de mannetjesbij. Hoewel de directe gevolgen voor het bijenmannetje (anders dan bij de Sirenen) beperkt blijven tot wat jeuk op de rug , is de kans aanzienlijk dat zijn ongecontroleerde driften er toe leiden dat hij zijn eigen nageslacht of dat van zijn verwanten in het verderf stort. Wanneer het mannetje vervolgens namelijk met een vrouwtje probeert te paren, zal een deel van de triungulinen op het vrouwtje proberen over te stappen. Via het vrouwtje bereiken deze larven het bijennest. Daar doen ze zich ten koste van de bijenlarven tegoed aan de voedselvoorraad en zorgen zo voor een nieuwe kevergeneratie. De toekomst van Stenoria analis in Nederland De vondst van een kever en triungulinen op de Hoge Fronten in Maastricht betekent vrijwel zeker dat S. analis zich in Nederland heeft voortgeplant. Voor een kever kan S. analis behoorlijk goed vliegen, maar voor areaaluitbreiding, cq. het overbruggen van grotere afstanden tussen klimopbijpopulaties is de soort toch wel afhankelijk van het meeliften van triungulinen met bijen. Ook de vroege vondstdatum helemaal aan het begin van de activiteitsperiode van S. analis wijst op een lokale herkomst van de kever. Nu in 2009 ook triungulinen in de klimopbijpopulatie op de Hoge Fronten zijn aangetroffen, mag er van uit worden gegaan dat de soort zich hier gevestigd heeft. Ook de toekomst ziet er goed uit voor S. analis. De waarnemingen van Jelle Devalez in het westen van

Figuur 2. De Stenoria analis man van de Hoge Fronten in Maastricht. Foto Ivo Raemakers.

Page 9: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

53

Vlaanderen geven aan dat de soort op korte termijn ook in Zeeland mag worden verwacht. En zet de uitbreiding van de klimopbij verder door, dan zal S. analis ongetwijfeld verder meeliften naar noordelijkere delen van ons land. Europese waarnemingen gezocht Na de Nederlandse vondst van S. analis is contact opgenomen met Nico Vereecken, die onderzoek doet aan én Colletes én S. analis, en met oliekeverkenner Johannes Lückmann. Tijdens de correspondentie ontstond al snel het idee dat het interessant zou zijn om op korte termijn de Europese verspreiding van S. analis in kaart te brengen. Door het voorkomen in de toekomst te blijven volgen, valt na te gaan of S. analis blijft profiteren van de opmars van de klimopbij. Mogelijk valt zo ook meer inzicht te krijgen over de mogelijke gastheren. Gezien het areaal lijkt het in elk geval zeker dat niet alleen de klimopbij als gastheer fungeert. Naast Nico Vereecken en Johannes Lückmann maken inmiddels ook Jelle Devalez en Pierre Dufrêne deel uit van het team en mogelijk gaat ook oliekeverdeskundige Marco Bologna meedoen. Hoe dan ook, alle waarnemingen van S. analis, oude, nieuwe en toekomstige, zijn meer dan welkom. Ook zijn we geïnteresseerd in waarnemingen van de nauw verwante soorten S. apicalis en S. antoinei. Vermeldt indien bekend bijzonderheden zoals de mogelijke gastheer en of er bewijsmateriaal in de vorm van foto's of verzamelde dieren voorhanden is. Waarnemingen kunnen worden doorgegeven aan mij ([email protected]) of aan de andere leden van het team. Literatuur Moenen, R., 2005. Waarnemingen aan de klimopbij (Hymenoptera: Apidae). - Entmologische Berichten 65: 145-148.

Roberts, S.& N. Vereecken, 2009. Information Sheet Ivy Bee (Colletes hederae). Information Sheet 1. Hymettus & BWARS.

Smit J. & A. de Wilde, 2008. De klimopbij (Colletes hederae) is de Westerschelde over (Hymenoptera, Apidae). - Bzzz 28: 48-50.

Vereecken, N.J. & G. Mahé, 2007. Larval aggregations of the blister beetle Stenoria analis (Schaum) (Coleoptera: Meloidae) sexually deceive patrolling males of their host, the solitary bee Colletes hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera: Colletidae). - Annales de la Société Entomologique de France 43(4): 493-496.

Vereecken, N.J., H. Schwenninger, A. Gogala & S.P.M. Roberts, 2009. Mise à jour de la distribution de l'abeille du lierre, Colletes hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera, Colletidae) en Europe. - Osmia 3: 2-3.

Summary In august 2009 the blister beetle Stenoria analis was recorded for the first time in the Netherlands. Near Maastricht triunguline larvae were observed on Colletes

hedearae males and near a C. hederae nest site a male beetle was collected. The life cycle of S. analis and the perspectives of this beetle in the Netherlands are briefly described. Other European records of S. analis are requested In order to support an international initiative to describe the recent distribution and expansion of the species.

Andrena barbilabrisAndrena barbilabrisAndrena barbilabrisAndrena barbilabris, een , een , een , een

mogelijke gastheer van mogelijke gastheer van mogelijke gastheer van mogelijke gastheer van

de blaaskopvlieg de blaaskopvlieg de blaaskopvlieg de blaaskopvlieg MyopaMyopaMyopaMyopa

tessellatipennistessellatipennistessellatipennistessellatipennis Hans Nieuwenhuijsen In Bzzz nummer 28 schreef ik over de nestarchitectuur van de zilveren zandbij Andrena argentata (Nieuwenhuijsen 2008). Op pagina 39 meld ik op 25 augustus 2007 de vondst van een dode bij, waarin zich een vliegenpop bevindt en ‘ik wacht nog op het uitkomen van de pop.” Op 24 april 2009 komt er een blaaskopvlieg uit de pop. Menno Reemer determineert de vlieg als Myopa tessellatipennis Motsch, een determinatie, die bevestigd wordt door Jens-Hermann Stuke. Mark van Veen (1984) meldt dat het geslacht Myopa in het voorjaar foerageert op wilg (Salix spec). M. tessellatipennis wordt op bloeiende bomen en struiken, zoals meidoorn (Crataegus spec.) aangetroffen. De gastheer van deze soort is onbekend. M. tessellatipennis vliegt van begin april tot begin juni en is bekend uit de duinen van Santpoort en Overveen. Mijn eerste gedacht was dat de vlieg een parasitoid is van Andrena argentata omdat ik de pop vond in een dode bij in de nestaggregatie van deze zandbij-soort. Maar de vlieg verschijnt te vroeg om als parasitoid op te treden van deze soort , die in Schoorl alleen in zomergeneratie heeft. Op 24 mei 2009 ben ik teruggegaan naar de nestplaats om uit te zoeken of ik er misschien de voorjaarsgeneratie van A. argentata kon aantreffen. Ik vond wel de tweelingsoort A. barbilabris, maar niet A. argentata. Blijkbaar gebruiken beide soorten dezelfde plek om te nestelen. A. barbilabris foerageert op de kruipwilg (Salix repens), A. argentata op struikheide (Calluna vulgaris) (Nieuwenhuijsen 2008). Ik concludeer, dat gezien de feiten dat M. tessellatipennis vliegt van begin april tot begin juni, Myopa foerageert op wilg, een voorjaarsbloeier, en ik een pop van Myopa vond op de plek waar de voorjaarssoort A. barbilabris

Page 10: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

54

nestelt, deze zandbij mogelijk een gastheer is van Myopa tessellatipennis. Literatuur Nieuwenhuijsen, H., 2008. De zilveren zandbij (Andrena

argentata) in de Schoorlse Duinen. - Bzzz, Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV, 28: 37-39.

Veen, M. van., 1984. De blaaskopvliegen en roofvliegen van Nederland en België. – Jeugdbonduitgeverij, ’s Graveland, 52 p.

Summary A thick-headed fly, Myopa tessellatipennis Motsch, emerged from a pupa which had been found in a dead bee, 13 cm deep in the ground in a cluster of nests of Andrena argentata. The pupa had been found in August 2007 in Schoorl; it emerged in april 2009. April is so early in the year that we think that the fly isn't a parasite of A. argentata, but of A. barbilabris, which also had clusters of nests in the same area in the spring.

De mijnen en de De mijnen en de De mijnen en de De mijnen en de

stuifmeelkeus van de stuifmeelkeus van de stuifmeelkeus van de stuifmeelkeus van de

vrouwtjes van de rosse vrouwtjes van de rosse vrouwtjes van de rosse vrouwtjes van de rosse

metselbij (metselbij (metselbij (metselbij (O. rufaO. rufaO. rufaO. rufa

LinLinLinLinnnnnaeus 1758) in de aeus 1758) in de aeus 1758) in de aeus 1758) in de

Egmonder Hout in Egmonder Hout in Egmonder Hout in Egmonder Hout in

AlkmaarAlkmaarAlkmaarAlkmaar Hans Nieuwenhuijsen Inleiding Voordat ik mijn verhaal begin, de volgende opmerking over de wetenschappelijke naam: volgens Amiet et al. (2004) hoort Osmia rufa nu Osmia bicornis te heten. Begin mei 2009 werd ik opgebeld door Ad Jansen, lid van het IVN afdeling Noord Kennemerland. Tijdens één van zijn rondleidingen in de Egmonder Hout was hem opgevallen dat uit een kuil, aan de voet van kort geleden omgewaaide boom, regelmatig bijen in- en uitvlogen. Aan de voeten van bomen die langer geleden waren omgewaaid was geen bij te bekennen. Had dat met de vochtigheid van de grond te maken? vroeg hij. En welke soort bij was dit? Als oud-imker zag hij wel dat het geen honingbijen waren. Of ik eens wilde gaan kijken.

Op 4 mei ging ik naar de door hem aangegeven plek (figuur 1). Ik zag al direct bij de kuil een komen en gaan van bijen. Het waren de vrouwtjes van de rosse metselbij. Op de bodem van de kuil zag ik een flink gat, dat als in- en uitgang voor de bijen functioneerde. (figuur 2). Bij nadere inspectie bleken niet alleen in de kuil, maar ook op de wortelvoet van de boom gangen te zijn waar bijen in en uit gingen. Was ik dan zowaar op het spoor van een grote ondergrondse nestaggre-gatie van een soort, die normaal bovengronds in stengels nestelt?

Ik ving tien vrouwtjes, die richting ingang vlogen, met de verwachting dat hun buikschuiers vol met stuifmeel zouden zitten. Geen korrel stuifmeel in de buikschuiers te bekennen. Toch geen nest? Misschien kon ik rond het nest dan foeragerende bijen aantreffen, en die proberen te volgen? Er bloeiden een paar paardenbloemen, veel boterbloe-men, nogal wat fluitenkruid en bosandoorn. Geen Osmia op deze bloemen te bekennen. Ik keek ook op meidoorn. Niets. Op hondsdraf vond ik twee nectar zuigende mannetjes. Ook nog maar eens op de zomer-

Figuur 1. Egmonder Hout, wortelkluit van de omgevallen boom. Foto Hans Nieuwenhuijsen.

Figuur 2. Ingang van de mijn. Foto Hans Nieuwenhuijsen.

Page 11: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

55

eik gekeken. Op de stuifmeelkatjes ving ik twee Osmia vrouwtjes met stuifmeel in hun buikschuier. Een viertal vragen kwam in me op. Wat doen de bijen vrouwtjes daar onder de grond? Hoe komen de bijen zo massaal op één plek af? Welke bloemen bezoeken de vrouwtjes van Osmia bicornis? Als ze zomereiken bezoeken hoe vinden ze die dan? Genoeg vragen om thuis eens in de literatuur naar antwoorden te gaan zoeken. Wat doen de bijen vrouwtjes daar onder de grond? Ik moet met het schaamrood op mijn kaken bekennen dat ik een slechte lezer blijk te zijn van onze Nieuwsbrief. Of beter gezegd: ik lees alles, maar vergeet teveel. In Nieuwsbrief 26 beschrijft Erik van der Spek (2007) hoe bij het aanleggen van een nieuwe vijver ‘de rosse metselbijen massaal (cursivering van mij) op de verse leemhoudende grond’ afkwamen. En bij het opdrogen van de grond gingen ze, ook weer massaal, zoals hij zo aardig beschrijft, ‘van de dagbouw over op het ondergronds delven van hun bouwmateri-aal’. Erik verwijst ook naar een waarneming van Ivo Raemakers van tientallen Osmia vrouwtjes die in twee gaatjes in een verzakte slootkant in en uit vliegen en ook hij denkt in eerste instantie aan communaal nestelen (Raemakers 2000). O’ Toole (2000) vermeldt dat waar meer Osmia’s in een gemeenschappelijk gegraven gang verdwijnen dat kan leiden tot de onjuiste conclusie dat ze ondergronds nestelen. In zijn tuin laat hij verse grond storten en na twee uur ziet hij al een groep bijenvrouwtjes, die bouwmateriaal verzamelen. Er zijn zoveel dieren dat ze een soort streep tegen de lucht vormen. Hij probeert ze te volgen, dat lukt niet, maar hij veron-derstelt dat ze zo’n 250 meter van hun nestplaats verwijderd zijn. Genoeg gestudeerd. Terug naar de omgewaaide boom. Ik vang nu uit de kuil 10 wegvliegende vrouwtjes. Als ik een vrouwtje na inspectie weer vrijlaat blijkt onder in mijn net een ‘kleiballetje’ – zandkorrels vermengt met leem- van 3 x 3 mm te liggen. Dus toch een mijn. Hoe ziet die eruit?

Er zijn meer gaten waarin de vrouwtjes verdwijnen. Ik besluit een gang te vullen met vloeibaar gips, op het moment dat ik vrij zeker weet dat er niet gewerkt wordt in de mijn. Het resultaat is figuur 3, met afmetingen en twee toegevoegde bijen. Ik kan nu ook de vraag van Ad Jansen beantwoorden. De bijen zoeken voor hun bouwmateriaal alleen plekken op waar de grond lemig en wat vochtig is. Droogt het oppervlak wat uit, dan gaan ze onder-gronds. Peerenboom (2008) vermeldt dat de grond van de Egmonderhout bestaat uit kalkrijke zavelgrond, een mengsel van zand en klei. Hoe komen de bijen zo massaal op één plek af? Een intrigerende vraag met betrekking tot een solitaire bij. Hier moet sprake zijn van communicatie tussen veel dieren. Osmia bicornis vormt, zoals zoveel solitaire bijen, graag nestaggregaties in die zin dat ze graag ‘gezellig’ nestelen op plekken waar veel holten bij elkaar zijn. Soms nestelen ze met een aantal individuen zelfs in een grote holte, waarbij de lineaire nestvorm overgaat in een groepje samengevoegde cellen. Het lijkt mij zeer waarschijnlijk dat wanneer één of meer bijen uit zo’n aggregatie een plek hebben gevonden met geschikt nestmateriaal (een kostbaar goedje), de andere bijen dat in de gaten hebben en de pioniers volgen. Er moet sprake zijn van het uitwisselen van informatie tussen de individuen. Waarschijnlijk niet met behulp van de klassieke signalen, dat zijn gedragingen die een gerichte boodschap zijn voor soortgenoten (denk aan baltsgedragingen, feromonen, e.d.), maar met behulp van ‘social cues’ (Danchin e.a 2008). Dit is een begrip uit de gedragsecologie (behavioral ecology) en ik ver-taal het als ‘sociale aanwijzingen’. Gedrag, dat niet be-doeld is als signaal, kan ook informatie voor andere dieren bevatten, die daar vervolgens wel of niet op reageren. Wanneer een Osmia vrouwtje een ander vrouwtje met bouwmateriaal ziet, vaak een schaars goed, dan kan ze haar volgen naar de plek waar ze het materiaal haalt. Er kan nu een sneeuwbal-effect ontstaan. Steeds meer vrouwtjes komen terug met bouwmateriaal, wat weer andere vrouwtjes tot volgen stimuleert. Zo zou je de grote groepen bijen bij de mijnen, een verschijnsel dat veel waarnemers rapporteren, kunnen verklaren. Welke bloemen bezoeken de O. bicornis vrouwtjes? De literatuur vermeldt een veelheid aan planten-soorten, waarop stuifmeel wordt verzameld. Met name paardenbloemen en boterbloemen worden veel genoemd (o.a. De Groot 1974, Westrich 1989). Daarop vond ik geen bijen. Ook zomereik wordt regelmatig genoemd (Westrich 1989, Hallman & van Leeuwen 1990, Müller e.a. 1996). Het stuifmeel dat ik uit de buikschuier van de vrouwtjes, die ik op de Figuur 3. Mijn van Osmia bicornis.

in/uitgang

in/uitgang

oppervlak

7 cm 4 cm

2 cm

3 cm hoogte mijn 4 cm

Page 12: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

56

zomereik ving, haalde en bekeek, bleek inderdaad eikenstuifmeel. Hallman & van Leeuwen (1990) vinden dat Osmia rufa (= bicornis) in een eikenrijke omgeving bijna uitsluitend eikenstuifmeel verzameld. Zij kunnen niet uitmaken of dat een genetische voor-keur is of dat het komt omdat er een rijk zomer-eikenaanbod is. In Alkmaar echter bloeiden naast de eik ook veel andere soorten, waarop de soort volgens de literatuur pollen verzamelt. Hier, in de Egmonderhout, lijkt zich weer het verschijnsel voor te doen dat ik signaleerde bij Andrena argentata (Nieuwenhuijsen 2008). Bekijk je een soort op soortsniveau dan kun je spreken van polylectie. Enkele populaties van die soort kunnen heel goed monolec-tisch zijn. Ik durf de stelling wel aan dat deze begrippen mono-, oligo- en polylectie zo langzamerhand onbruikbaar worden. Ik zou veel liever spreken over specialisten en generalisten met betrekking tot hun voedsel. De specialisten zijn erfelijk gebonden aan bepaalde pollensoorten, terwijl de generalisten dat niet zijn. Afhankelijk van het pollenaanbod in hun omgeving kiezen zij één (‘monolectisch’) of meer soorten pollen (‘oligo’, ‘poly’). Wie gaat de discussie aan? Hoe vinden ze de stuifmeelbloemen van de zomereik? De zomereik is een windbestuiver, dus ik vraag me af hoe de bijen de stuifmeelbloemen van de zomereik kunnen vinden. Wilgenkatjes produceren nectar om insecten te lokken maar eikenkatjes doen dat niet. Eerst maar eens kijken in de in de Nederlandse Oecologische Flora deel 1. Daarin wordt zelfs niets vermeld over stuifmeel verzamelende Hymenoptera bij de zomereik. De paar boeken die ik heb over bloembiologie vermelden niets over bijen en de zomereik, waarschijnlijk omdat de vrouwelijke katjes niet door bijen bestoven worden. Zelfs Westrich (1989) laat mij in de steek. Hij meldt dat honingbijen pollen door het pollenkit kunnen ruiken. Maar ook dat pollen van windbestuivers arm is aan die klevende pollenstof. Blijkbaar is de gladheid en de weinig klevende stof van het eikenstuifmeel geen beletsel voor Osmia om het stuifmeel te vervoeren. Wie van de lezers weet mij meer over dit onderwerp te vertellen? Literatuur Amiet, F., M. Herrmann, A. Müller, R. Neumeyer, 2004. Apidae 4. Fauna Helvetica 9. - Schweizerische Entomologische Gesellschaft, 273 p.

Danchin, E., L-A. Giraldeau & F. Cézilly, 2008. Behavioural Ecology. - Oxford, 874 p.

Groot, W. de, 1974. De biologie van de Rode Mestelbij. - Natura 71(4): 49-54.

Hallmen, M. & J.F.N. van Leeuwen, 1990. Die Bedeutung von Eichen (Quercus spec.) für eine Population der Solitärbiene Osmia rufa L. im Raum Hanau. - Mitteilungen

des Internationalen Entomologischen Vereins e.V. Frankfurt a.M. 15(3/4): 79-89.

Müller, A., A. Krebs & F. Amiet, 1996. Bienen. - Augsburg, 384 p.

Nieuwenhuijsen, H., 2008. De zilveren zandbij (Andrena argentata) in de Schoorlse duinen. - Bzzz 28: 37-39.

O’Toole, C., 2000. The red mason bee. - Banburry, 25 p. Peerenboom. A., 2008. Egmonderhout. In: Natuur in en om Alkmaar (red. P. Korstanje, R. Polder & H. Nieuwenhuijsen). - KNNV afd. regio Alkmaar, Alkmaar, 96 p.

Raemakers, I., 2000. Laatvliegers en andere bijzonderheden. - Bzzz 11: 13-15.

Spek, E. van der, 2007. Rosse metselbij (Osmia rufa) als mijnwerker. - Bzzz 26: 72.

Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1985. De Nederlandse Oecologische Flora 1. – IVN, VARA, Vewin, 304 p.

Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs. –Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 972 p.

Summary We describe a bee mine in a park in Alkmaar where Osmia bicornis females collect building material. Through use of the concept 'cue' we give a possible explanation for the massive appearance of a species of solitary bee near such a mine. Only two foraging females were found, both on oak trees. These findings, together with data in the literatuur lead us to doubt such concepts as poly- and monolectic. We suggest using generalist and specialist, respectively, instead. The question how the bees find the catkins of oaks remains unanswered.

Nederland hommelland?Nederland hommelland?Nederland hommelland?Nederland hommelland? Theo Peeters In de vangpotten van de gemiddelde bijenverzamelaar zie je zelden hommels en ook als je onze nieuwsbrief erop na slaat, lijkt ’t wel of hommels niet tot de bijen behoren! De afgelopen decennia en vooral ook de laatste jaren is er wereldwijd echter veel activiteit in hommelland. Zelf heb ik al een tiental jaren nauwelijks aan hommels gewerkt, maar tijdens recent schrijfwerk voor de bijenatlas, kwam ik in de literatuur veel nieuws tegen. Twee onderwerpen worden hieronder uitgewerkt: waar vind je goede informatie als je je in hommels wil gaan verdiepen en waardoor zijn sommige hommels verdwenen of sterk bedreigd? Informatief Over de gehele wereld is het genus Bombus vertegen-woordigd door een 250-tal soorten (Williams et al. 2008). In Nederland zijn 29 soorten aangetroffen,

Page 13: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

57

waaronder 7 koekoekshommels. Een zevental sociale soorten (B. hortorum, B. hypnorum, B. lapidarius, B. lucorum, B. pratorum, B. pascuorum, B. terrestris) is algemeen, bijna alle andere hommelsoorten zijn bedreigd danwel verdwenen uit ons land. Alle koekoekshommels in Nederland, behalve B. norvegicus en B. barbutellus, zijn algemeen. Nieuwe indeling van het genus Bombus De opvattingen over de plaats van hommels in het 'systeem' en de afgrenzing van de (sub-)genera zijn in het verleden nogal eens aan verandering onderhevig geweest. Recentelijk nog werden de verschillende subgenera tot genus verheven en werd de groep dus opgesplitst in vele genera zoals Mega-, Pyro-, etc. -bombus (Reinig 1981, Rasmont 1983). Wereldwijd zijn in loop van de tijd een 38-tal van dergelijke eenheden in het genus Bombus onderscheiden (Richards 1968, Michener 1990, Williams 1998, Michener 2000). In 1994 komt Williams met een nieuwe phylogene-tische studie waarbij alle hommelsoorten tot één genus worden gerekend. Ook de koekoekshommels (Psithyrus) vallen voortaan dus onder de brede opvatting van het genus Bombus. Sommigen (o.a. Amiet 1996, Sárospataki et al. 2005) blijven o.a. om praktische redenen kiezen voor twee genera Psithyrus en Bombus die sterk verschillen in biologie en morfologie als gevolg van hun leefwijze. Michener (1990, 2000) schrijft dat de subgenera minder goed van elkaar te onderscheiden zijn dan in andere bijengroepen en duidt op het gebrek aan biologische studies voor het definiëren van meer beperkt bruikbare eenheden. In 2008 publiceren Williams et al. een vereenvoudigde Tabel 1. Indeling van het genus Bombus in Nederland (naar Williams et al. 2008).

classificatie van de subgenera gebaseerd op de fylogenetische studie van Cameron et al. 2007. Ze onderscheiden 15 subgenera en geven tevens een determinatietabel tot de subgenera voor vrouwtjes en mannetjes. Volgens deze classificatie zijn de 29 hommelsoorten in ons land te verdelen over tien subgenera (zie tabel 1). Belangrijke artikelen, boeken en websites over hommels Voor het Nederlandse taalgebied hebben we helaas nog geen hommelboek. Gat in de markt! Wel verschenen er in het afgelopen decennium enkele artikelen van Manja Kwak die een goed overzicht geven van de levenswijzen van hommels (Kwak 2003a, b, c, d). Wie zich verder wil verdiepen in het leven van (Europese) hommels raden we de volgende engelsta-lige boeken te lezen: Sladen 1912, Free & Butler 1959, Alford 1975, Heinrich 1979, Goulson 2003 [zie bespreking in dit nummer], Benton 2006 [zie ook Bzzz 26]. Zeer lezenswaardig is ook von Hagen (1986 en volgende drukken). Een goede website over hommels is die van Paul Williams te vinden op: www.nhm.ac.uk/research-curation/research/projects/bombus. Het merendeel van Dave Goulson’s publicaties zijn te downloaden van de website van de universiteit van Stirling op www.sbes.stir.ac.uk/people/goulson. Belangrijke determinatietabellen voor hommels In Nederland is een aantal tabellen verschenen voor deze populaire groep. Begin vorige eeuw verscheen een uitgebreide bespreking over Nederlandse hommels van Vuyck in De Levende Natuur (1921-1924). Daarna was het vooral Kruseman die de bewerking van de hommels en koekoekshommels voortzette. In

Subgenus (15) Synoniem Soorten wereldwijd (250)

Soorten in Nederland (29)

Mendacibombus 12 Bombias Confusibombus 3 confusus Kallobombus 1 soroeensis Orientalibombus 3 Subterraneobombus 10 distinguendus, subterraneus Megabombus 22 hortorum, ruderatus Thoracobombus Rhodobombus 50 humilis, muscorum, pascuorum, pomorum, ruderarius,

sylvarum, veteranus Psithyrus [koekoekshommels]

30 barbutellus, bohemicus, campestris, norvegicus, rupestris, sylvestris, vestalis

Pyrobombus 50 hypnorum, jonellus, pratorum Alpinobombus 5 Bombus s. str. 10 cryptarum, lucorum, magnus, terrestris Alpigenobombus 7 Melanobombus 17 lapidarius Sibiricobombus 7 Cullumanobombus 23 cullumanus

Page 14: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

58

1947 verscheen van zijn hand een nog steeds bruikbare tabel (Kruseman 1947). Ook binnen de Jeugdbond verscheen rond deze tijd de eerste hommeltabel (den Boer [1950]). Deze tabel groeide al in het begin van de vijftiger jaren uit tot een fraai geïllustreerd en vrij volledig boekwerkje (den Boer 1954, 1960). In de tachtiger jaren werd deze uitgave herzien door Jan van der Blom (1984, 1989). Helaas is de nomenclatuur die gebruikt wordt niet met zijn tijd meegegaan en ontbreken recente verspreidingsge-gevens. Tevens ligt bij de determinatie de nadruk in deze tabellen te vaak op kleurkenmerken die vaak variëren en veel verwarring oproepen (zie ook Peeters et al. 2005). Inmiddels hebben we helaas geen aanbevelenswaardige Nederlandstalige determinatie-tabel voor de hommels in Nederland. Ook de hommeltabel van de Duitse Jeugdbond (Mauss 1987) is een goede samenvatting van de stand van zaken tot halverwege de jaren negentientachtig, maar daarna helaas niet meer bijgewerkt. Voor de determinatie van alle hommel-soorten in ons land (inclusief Bombus magnus en B. cryptarum) zijn we dan ook aangewezen op buitenlandse determinatie-tabellen en artikelen (Løken 1973, Alford 1975, Løken 1984, Rasmont 1984, Rasmont et al. 1986, Amiet 1996, Bertsch 1997, Bertsch et al. 2004). De determinatietabel van Mauss (1987) samen met Amiet (1996) geven het beste resultaat. We moeten er echter rekening mee houden dat morfologische verschillen om de soorten van het subgenus Bombus te determineren vaak te kort schieten (Wolf et al. 2009). Fraai gekleurde platen en foto's van de verschillende soorten vinden we o.a. in von Hagen (1986 en volgende herdrukken), Prys-Jones & Corbet (1987), Westrich (1989) en Edwards & Jenner (2005). Deze laatste veldgids wordt verderop in dit nummer besproken.

Hommeles Terwijl de bijensterfte (lees: honingbijensterfte!) sinds deze zomer ook alle media in ons land heeft veroverd, kwam de discussie over de mogelijke oorzaken van de

achteruitgang van hommels in West-Europa al enkele jaren geleden op gang. Veel hommelsoorten in Europa zijn in de laatste decennia sterk achteruit gegaan (Williams 1982, 1986, Rasmont 1988, Peeters & Reemer 2003, Sárospataki et al. 2005, Fitzpatrick et al. 2007, Kosior et al. 2007). [Overigens het artikel van Kosior et al. geeft een overzicht van de hommels in Europa maar bevat nogal wat slordigheden!] Ook uit Noord-Amerika komen meer meldingen van achteruitgang van hommelsoor-ten (Thorp 2005, Cola & Packer 2008, Grixti et al. 2009) en zelfs in Azië zijn aanwijzigen dat hommels achteruit gaan (Inoue et al. 2008, Williams et al. 2009). Is het erg dat hommels verdwijnen? Oordeel zelf! Jaarlijks worden enorm veel hommelkolonies, van een beperkt aantal soorten, gebruikt voor bestuivings-doeleinden in de landbouw. Daarnaast zijn hommels vooral in noordelijke landen vrij populair en hebben ook een bepaalde culturele waarde. Maar hun belangrijkste waarden zijn hun bijdragen aan de biodiversiteit binnen het insectenrijk en ontlenen ze aan hun bestuivingswerk in natuurlijke ecosystemen. Waardoor gaan hommels achteruit? Of... waarom gaan bepaalde soorten niet of nauwelijks achteruit? Sommige soorten zoals Bombus terrestris, B. lucorum, B. lapidarius, B. pratorum, B. hortorum en B. pascuorum, lijken geen last te hebben van achteruitgang. De oorzaken van deze verschillende reacties van hommelsoorten zijn niet duidelijk, hetgeen ook blijkt uit discussies en analyses in recente literatuur (Goulson et al. 2005, 2006, 2008, Williams 2005, Fitzpatrick et al. 2007, Williams et al. 2007, Williams & Osborne 2009, Williams et al. 2009). Klimaatverandering, predatoren, het toegenomen aantal autoslachtoffers, entomologen die hommels verzamelen, worden niet gezien als belangrijke oorzaken achter het verdwijnen van bepaalde hommelsoorten. Hieronder een samenvatting, voorzien van enkele commentaren, van een aantal mogelijke oorzaken die worden besproken in Goulson et al. (2008) en Williams & Osborne (2009): A. Verlies en achteruitgang van belangrijke bloemplanten door veranderingen in landgebruik. De toename van de perceelgrootte en afname van houtwallen en boomgaarden, drainage van natte graslanden, de verschuiving van klavervelden en hooilanden naar maïs- en grasteelt voor veevoeders, het frequenter en intensiever maaien en begrazen van graslanden zijn voorbeelden van veranderd en intensiever agrarisch landgebruik. Deze veranderingen hebben o.a. geleid tot een algehele afname van de hoeveelheid en soortenrijkdom aan geschikte bloem-planten, een van de hoofdfactoren waardoor o.a. de hommelfauna in soortenaantal en dichtheid enorm

Figuur 1. Grote koekoekshommel (Bombus vestalis). Foto Albert de Wilde.

Page 15: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

59

werd teruggezet (zie ook Rasmont 1988, Edwards & Williams 2004, Carvell et al. 2006). De studie van David Kleijn & Ivo Raemakers (2008) toont nog een nieuw onderzoeksveld om (historische) vergelijkingen in bloembezoek van hommels te maken en verdient hier wat extra aandacht. Zij bestudeerden voor het eerst pollenladingen van o.a. museumexem-plaren uit Engeland, Begië en Nederland, verzameld tussen 1878 en 1949 van 5 bedreigde (B. humilis, B. jonellus, B. ruderatus, B. soroeensis en B. sylvarum) en 5 stabiele hommelsoorten (B. hortorum, B. lapidarius, B. pascuorum, B. pratourum en B. terrestris). Het totaal aantal pollentaxa verzameld door soorten die in de daarop volgende decennia sterk zouden teruglopen bleek significant (bijna een derde) kleiner dan dat van soorten met stabiele populaties en verspreidings-patronen. De pollenladingen van de twee onder-scheiden groepen toonden geen significante verschil-len in plantenfamilies en ook geen enkele pollenbron die overheerste. Rode klaver werd duidelijk het meest verzameld. En bedreigde hommelsoorten hadden duidelijker voorkeuren als je naar plantengenera of plantensoorten keek, zoals B. soroeensis voor Campanu-laceae, B. jonellus voor Vaccinium en Calluna en B. humilis voor Erica. Overigens toont het artikel een prachtige foto van Tim Faasen van een verse koningin van B. jonellus op 8 oktober 2006, een nieuwe bevestiging van een tweede generatie van deze hommelsoort in Nederland. Bij een vergelijking tussen de pollenladingen van stabiele soorten van voor 1950 en van hommels verzameld in 2004-2005 op dezelfde plekken, bleek de samenstelling van de pollenladingen duidelijk verschillend. Witte klaver, braam en reuzenbalsemien waren in de recente pollenladingen veel meer aanwezig of nieuw en Lotus en rode klaver minder. Opvallend is ook de aanwezigheid van toortspollen (Verbascum) in oude ladingen van bijvoorbeeld B. ruderatus en ook in de ladingen van allerlei andere hommelsoorten. Wie van jullie heeft ooit een hommelkoningin of werkster op toorts gezien?

B. Verlies van nestplekken, overwinteringsplekken door veranderingen in landgebruik. In de huidige landschappen zouden minder muizennesten (kleinere muizenpopulaties) en daardoor een verminderd aanbod aan potentiele nestlocaties voor hommels zijn. De gegevens om deze voor de hand liggende tendens in onze landschappen te toetsen ontbreken echter nog. Ook de overwinte-ringsplekken van de verschillende hommelsoorten zijn nauwelijks bekend en dus is het moeilijk in te schatten wat de invloed van het ontbreken van geschikte over-winteringsplekken op de overleving van soorten is.

C. Habitatvernietiging, habitatversnippering en populatie-opbouw. Door verlies van geschikte habitats en habitatver-snippering wordt de genetische variatie van populaties gereduceerd. Populatie-genetische effecten spelen wellicht een belangrijke rol in de achteruitgang van hommels, maar de onderzoeken op dit gebied zijn nog schaars (Zayed 2009). Maar zijn populatie-genetische effecten nu een belangrijke oorzaak of zijn ze slechts het gevolg van het kleiner worden van hommelpo-pulaties? Kleine en achteruit lopende populaties van hommels kunnen door inteelt een hoog percentage (6-11 %) diploïde mannen produceren (Darvill et al. 2006, Ellis et al. 2006, Takahashi et al. 2008). Diploïde mannetjes ontwikkelen zich normaal en kunnen ook paren. Ze produceren (geen haploïd maar) diploïd sperma, hebben kleinere testes en minder spermacellen dan normale (haploïde) mannetjes en zijn daardoor minder vruchtbaar. Koninginnen die paren met diploïde mannetjes produceren geen kolonies (Duchateau & Marien 1995) of kunnen triploïde vrouwelijke nakomelingen produceren die niet levenskrachtig of steriel zijn. Diploïde mannetjes verzetten geen werk en hun productie gaat ten koste van het aantal werksters en vormt dus een potentieel gevaar voor de overleving en groei van de kolonie. Experimenten in het labora-torium (Plowright & Pallet 1979) en in het veld (Whitehorn et al. 2009) hebben inmiddels aangetoond Figuur 2. Hommelonvriendelijke habitat: grasteelt in de

omgeving van Sneek, 1 mei 2009. Foto Theo Peeters.

Figuur 3. Hommelvriendelijk habitat: wegberm in Friesland. Foto Mervyn Roos.

Page 16: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

60

dat door de productie van diploïde mannetjes de kans op overleving van een hommelvolk af neemt. Maar hoe vaak komt een dergelijke vorm van inteelt in natuurlijke omstandigheden voor en door welke mechanismen, adaptaties worden deze ‘kosten’ tegengegaan? En dan zijn er ook nog voorbeelden van hommelpopulaties met een hoge productie van diploïde mannetjes die zich succesvol hebben uitgebreid (Buttermore et al. 1998). D. Pesticiden. Hommels kunnen op een aantal manieren blootstaan aan pesticiden. Door direct contact met bestrijdings-middelen (b.v. insecticiden) op bloemen of door contact met behandelde plantendelen of opname van de chemische middelen via de nectar of pollen. Of indirect door middelen (b.v. herbiciden) die hun voedselplanten doden. Dit kan direct leiden tot de dood, of indirect allerlei gedragstornissen tot gevolg hebben (Thompson 2003). Vooral in de lente, wanneer alleen de koningin actief is, of wanneer de nesten nog klein zijn, kunnen enkele doden een grote invloed hebben op de ontwikkeling van het volk. In de Europese Gemeenschap, de Verenigde Staten en Canada is men verplicht een nieuw pesticide te testen op orale en acute giftigheid voor honingbijen. De resultaten van deze tests zijn zeer waarschijnlijk niet volledig van toepassing op hommels (Thompson 2001). Bijen reageren namelijk verschillend op pesticiden. Kleine bijen hebben in verhouding tot hun volume een groter oppervlakte, zij zijn veel gevoeliger voor gifresten in het veld dan grote bijen, omdat ze blootstaan aan een relatief grotere dosis (Johansen et al. 1978, Scott-Dupree et al. 2009). Uit onderzoek blijkt tevens dat diverse pesticiden (incl. biopesticiden zoals fungi, bacteriën en virussen) die tegenwoordig gebruikt worden weliswaar geen adulte hommels doden, maar wel sterke effecten hebben op de larvale ontwikkeling en de groei van de kolonie (Mommaerts et al. 2006), of het foerageergedrag van de werksters (Morandin et al. 2005). In Engeland loopt het aantal incidenten met vergiftigingen van bijen vanaf 1994 duidelijk terug (Barnett et al. 2007). Uit Duitsland komen vergelijk-bare meldingen en van de Nederlandse situatie ben ik helaas (nog) niet op de hoogte. Het testen van deze chemische en microbiologische bestrijdingsmiddelen in combinatie met bestuivers blijft echter belangrijk omdat er nog steeds producten op de markt verschijnen die toch een meer of minder dodelijke uitwerking blijken te hebben (Mommaerts et al. 2009). De invloed van pesticiden op de achteruitgang van hommels is echter onduidelijk omdat het tot op heden onmogelijk is de effecten van pesticiden te scheiden van de effecten van andere omgevingsfactoren in het landschap.

E. Toegenomen risico’s op genetische vervuiling en pathogenen. Wereldwijd worden 5 hommelsoorten (B. terrestris, B. impatiens, B. occidentalis, B. ignitus, B. lucorum), op com-merciële basis gekweekt voor de bestuiving van een 20-tal gewassen. De verkoop van Bombus levert jaarlijks naar schatting zo’n 55 miljoen euro op en de gewassen bestoven door deze hommels hebben een geschatte waarde van tenminste 12 biljoen euro (Velthuis & van Doorn 2006). Het op grote schaal kweken en vervoeren van hommels voor de tuinbouw brengt tenminste een tweetal belangrijke risico’s met zich mee: genetische vervuiling en het overbrengen van ziekten door het ontsnappen van dieren uit de glastuinbouw. Het merendeel van de hommelkweek in Eurazië vindt plaats met Bombus terrestris een soort waarbij 9 ondersoorten worden onderscheiden (Rasmont et al. 2008). De ondersoort B. terrestris dalmatinus wordt in de commerciële kweek het meest gebruikt, ook buiten haar natuurlijke verspreidings-gebied. B. t. dalmatinus heeft geen duidelijke morfo-logische kenmerken, waardoor ze in het veld niet gemakkelijk gescheiden kan worden van B. t. terrestris. Maar ongetwijfeld zal vroeg of laat verdringing of hybridisatie optreden in gebieden waar van nature andere ondersoorten voorkomen (Velthuis & van Doorn 2006, Ings et al. 2006). Een tweede risico is de verspreiding van allerlei ziekten, zoals veroorzaakt door bijvoorbeeld de protozoa Crithidia bombi en Nosema bombi of de mijt Locustacarus buchneri, die meer voorkomen bij gekweekte dan in het wild levende hommels (Goka et al. 2001, Cola et al. 2006). Er bestaat een vermoeden dat de achteruitgang sinds 1995 van enkele verwante hommelsoorten in Noord-America die tot het subgenus Bombus behoren (B. affnis, B. occidentalis, B. terricola), door pathogenen, overgedragen door geïmporteerde Europese hommels, veroorzaakt kan zijn (Winter et al. 2006). Ook moeten we rekening houden met nieuwe bedreigingen zoals bijvoorbeeld parasieten en ziekten die beperkt waren tot honingbijen, zoals de Kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en het ‘verkreukelde vleugel’-virus (DWV = Deformed Wing Virus), die inmiddels ook bij hommels zijn gevonden (Spiewok & Neumann 2006, Genersch et al. 2006). Zover mij bekend is in ons land nooit systematisch onderzoek gedaan naar pathogenen bij in het wild levende hommels. Levende hommels zouden niet getransporteerd moeten worden tussen continenten voor commerciële doeleinden, maar ik verwacht dat, evenals bij de honingbij, uiteindelijk de economische belangen zwaarder zullen wegen dan de ecologische. F. Concurrentie. Aansluitend bij het bovenstaande kan concurrentie tussen hommelsoorten onderling, tussen hommels en

Page 17: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

61

honingbijen (Thomson 2004), en tussen hommels en andere bijen de oorzaak vormen voor de achteruitgang van hommelsoorten. Introductie van uitheemse hommels zoals Bombus terrestris in Japan ten behoeve van de tuinbouw is van invloed op de achteruitgang van inheemse soorten zoals Bombus hypocrita en B. florilegus (Matsumura et al. 2004, Inoue et al. 2008, Takahashi et al. 2008). Vergelijkbare en nog andere problemen treden op door introductie van B. terrestris in andere gebieden zoals Nieuw-Zeeland, Tasmanië en

Chili. Rasmont et al. (2008) noemen Bombus terrestris dan ook een invasieve soort. Of concurrentie ook in ons land zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de achteruitgang van hommelsoorten waag ik te betwijfelen. Anderzijds ben ik het met Goulson & Sparrow (2009) eens dat je voorzichtig moet zijn met het plaatsen van grote hoeveelheden honingbijkasten bij of in gebieden waar nog ernstig bedreigde of bedreigde hommels (zie Peeters & Reemer 2003) voorkomen. Behalve de invloeden van buitenaf hebben we ook nog de hommels zelf. Hommels beschikken over allerlei eigenschapen die hun in staat stellen in hun areaal te overleven. Ze hebben korte, lange of zeer lange tongen, een korte of een lange levenscyclus, kleine of grotere volkjes, een, twee of meer generaties per jaar, een meer of minder goed oriëntatievermogen, een kleine of grote homerange, meer of minder voorkeur voor bepaalde bloemen, meer of minder voorkeur voor bepaalde nestplekken, bepaalde landschappen, habitats, klimaatomstandigheden, etc. De arealen van hommels kunnen krimpen, stabiel blijven of groeien. We kennen de verspreiding van hommels wereldwijd globaal en in sommige landen zoals Engeland en Nederland is ook de verspreiding op locale schaal vrij

goed gedocumenteerd. Maar hoeveel koninginnen worden door de verschillende soorten geproduceerd? Waardoor wordt de productie van mannelijke en vrouwelijke geslachtsdieren gestuurd? Waar overwin-teren de bevruchte koninginnen? Welke habitats heb-ben een hoge nestdichtheid voor bijvoorbeeld mos-hommel, zandhommel, boshommel en heidehommel? Veel soortspecifieke eigenschappen van de bedreigde en uit ons land verdwenen hommels, die een ander licht kunnen werpen op de levenswijzen en overleving

van deze soorten, zijn onbekend. Ook de Engelsen met hun lange traditie van hommelonderzoek en de enorme inspanningen m.b.t. hommels in het afgelopen decennium lijken daar weinig terreinwinst te hebben geboekt. Hoe willen we die soorten beschermen als we niet precies weten aan welke knoppen we moeten draaien? Richt je nu eens werkelijk op die soorten die je wilt beschermen, want daar ligt het grootste gat in onze kennis van deze ijverige bloembezoekers!

Epiloog ‘De droom van Nederland hommelland’ Een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van hommels in ons land is ongetwijfeld de intensivering en veranderingen in het landgebruik binnen de agrarische sector. Echter binnen Nederland en Europa zijn er tegenwoordig allerlei ontwikkelingen om landbouw- en natuurbeschermingdoelstellingen meer op elkaar af te stemmen. Toename van de (hommel-) diversiteit in onze agrarische gebieden wordt gepro-moot door bijvoorbeeld inzaaien van akkerranden, braaklegging, aanleg van houtwallen, etc. Herintroductie van klavers (vooral rode klaver) in agrarische teeltmethoden en aanleg van akkers in natuurgebieden kunnen eveneens van grote betekenis zijn voor insecten (incl. hommels). Echter niet alle hommels komen voor in (moderne) agrarische gebieden en de kwaliteit en continuïteit van de ingezaaide akkerranden lijkt voor veel hommels onvoldoende. En welke hommelsoorten worden door bijvoorbeeld die zwaar gesubsidiëerde akkerranden geholpen? Ik ken geen publicaties van meerjarige evaluaties van dit soort agrarisch natuurbeheer in Nederland. Het wordt tijd voor effectmeting op populatieniveau!

Figuur 4. Wilgenhommel (Bombus cryptarum). Foto Jap Smits.

Page 18: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

62

Als je echter om je heen kijkt, dan valt de snelheid op waarmee vele landschappen veranderen en weilanden en akkers worden omgezet in gronden met boomteelt, bloementeelt en andere tuinbouw. De snelheid waarmee we bouwen en steeds meer stedelijke mens worden. En we creëren een maatschappij en daarbij ook een landbouw die zich niet alleen steeds meer richt naar ‘stedelijke behoeften’ maar ook steeds meer op een grootschalig stedelijk-industrieel gebied gaat lijken. Inclusief de verhuizing van landbouwdieren van open schuren naar industrie-terreinen. Ja, dan ontwaken we snel uit de droom over het open agrarische oud-Hollandse landschap met talrijk vliegende Hollanders zoals moshommels, zandhommels en gele hommels; dat ‘Verkade-beeld’ dat automatisch in mijn gedachten verschijnt als ik de verspreidingskaarten van zeldzame hommelsoorten bekijk. Nee, dit oude landschap heeft al lang plaats gemaakt voor moderniteit en wordt langzaam maar zeker omgevormd tot een gesloten stedelijk-industrieel parklandschap. Welke hommels kunnen in een stedelijk parklandschap overleven? Mag je in een dergelijk landschap nog hommels van open gebieden zoals grashommel, moshommel, heidehommel, zandhommel of boshommel verwachten? Ho, ho, stedelijke gebieden kunnen een hoge diversiteit aan solitaire bijen en hommels herbergen! Volken van Bombus terrestris groeien er zelfs sterker en worden groter (Goulson et al. 2002), en de nestdichtheid van hommels in tuinen ligt hoger dan in graslanden of bossen (Osborne et al. 2008). Maar dat geldt voor de algemene soorten. Gelukkig hebben we ook nog populaties van hommels die onze parklandschappen mijden, al zijn deze soorten gedoemd slechts lokaal te overleven op eilanden of in relatief bloemrijke, grootschalige open gebieden. Gelukkig zijn er af en toe nog bombofielen

die deze lokale populaties in kaart brengen. Maar hoe kunnen we deze o zo karakteristieke ‘vliegende Hollanders’ behouden voor het Nederlandse landschap? Voor het landelijk leefgebiedenbeleid bleek alleen de moshommel interessant. Aan de provincies dus de eer om te scoren met (deel)projecten voor het behoud van moshommel in Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en Drenthe. En laten we zo creatief zijn om die andere zeldzame soorten zoals zand- en heidehommel dan ook even mee te nemen in ’t onderzoek. Want wat is nou een Friese waard of een Zuid-Hollands eiland zonder zandhommel en ’n Drentse hei zonder heidehommel? Literatuur O.a. om plaats te sparen is hieronder alleen de literatuur opgenomen van het tweede deel van dit artikel. Alle literatuurreferenties van het eerste deel zijn op de website van de sectie terug te vinden onder het kopje determineren en vervolgens onder ‘Aan de slag met hommels’ (www.nev.nl/hymenoptera). Barnett, E.A., A.J. Charlton & M.R. Fletcher, 2007. Incidents of bee poisoning with pesticides in the United Kingdom, 1994-2003. - Pest Management Science 63: 1051-1057.

Buttermore, R.E., et al., 1998. Assessment of the genetic base of Tasmanian bumble bees (Bombus terrestris) for development as pollination agents. - J. Apicult. Res. 37: 23-35.

Carvell, C., D.B. Roy, S.M. Smart, R.F. Pywell, C.D. Preston & D. Goulson, 2006. Declines in forage availability for bumblebees at a national scale. - Biological Conservation 132: 481-489.

Colla, S.R., M.C. Otterstatter, R.J. Gegear & J.D. Thomson, 2006. Plight of the bumble bee: pathogen spillover from commercial to wild populations. - Biological Conservation 129: 461-467.

Colla, S.R. & L. Packer, 2008. Evidence for decline in eastern North American bumblebees (Hymenoptera: Apidae), with special focus on Bombus affinis Cresson. - Biodiversity and Conservation 17: 1379-1391.

Darvill, B., J.S. Ellis, G.C. Lyle & D. Goulson, 2006. Population structure and inbreeding in a rare and declining bumblebee, Bombus muscorum (Hymenoptera: Apidae). - Molecular Ecology 15: 601-611.

Duchateau, M.J. & J. Mariën, 1995. Sexual biology of haploid and diploid males in the bumblebee Bombus terrestris. - Insectes Sociaux 42 (3): 255-266.

Edwards, M. & P. Williams, 2004. Where have all the bumblebees gone, and could they ever return? - British Wildlife (june): 305-312.

Ellis, J.S., M.E. Knight, B. Darvill & D. Goulson, 2006. Extremely low effective population sizes, genetic structuring and reduced genetic diversity in a threatened bumblebees species, Bombus sylvarum (Hymenoptera: Apidae). - Mol. Ecol. 15: 4375-4386.

Fitzpatrick, U., T.E. Murray, R.J. Paxton, J. Breen, D. Cotton, V. Santorum & M.J.F. Brown, 2007. Rarity and decline in bumblebees - A test of causes and correlates in the Irish fauna. - Biological Conservation 136: 185-194.

Figuur 5. Heidehommel (Bombus humilis) op klokjesgentiaan. Foto Jap Smits.

Page 19: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

63

Genersch, E., C. Yue, I. Fries, J.R. de Miranda, 2006. Detection of deformed wing virus, a honey bee viral pathogen, in bumble bees (Bombus terrestris and Bombus pascuorum) with wing deformities. - J. Invertebr. Pathol. 91: 61-63.

Goka, K., K.Okabe, M. Yoneda & S. Niwa, 2001. Bumblebee commercialization will cause worldwide migration of parasitic mites. - Molecular Ecology 10: 2095-2099.

Goulson, D., W.O.H. Hughes, L.C. Derwent & J.C. Stout, 2002. Colony growth of the bumblebee, Bombus terrestris, in improved and conventional agricultural and suburban habitats. - Oecologia 130: 267-273.

Goulson, D., M.E. Hanley, B. Darvill, J.S. Ellis & M.E. Knight, 2005. Causes of rarity in bumblebees. - Biological Conservation 122: 1-8.

Goulson, D., M.E. Hanley, B. Darvill & J.S. Ellis, 2006. Biotope associations and the decline of bumblebees (Bombus spp.). - Journal of Insect Conservation 10: 95-103.

Goulson, D., G.C. Lye & B. Darvill, 2008. Decline and conservation of bumble bees. - Annu. Rev. Entomol. 53: 191-208.

Goulson, D. & K.R. Sparrow, 2009. Evidence for competition between honeybees and bumblebees; effects on bumblebee worker size. - J. Insect Conservation 13: 177-181.

Grixti, J.C., L.T. Wong, S.A. Cameron & C. Favret, 2009. Decline of bumble bees (Bombus) in the North American Midwest. - Biological Conservation 142: 75-84.

Ings, T.C., N.L. Ward & L. Chittka, 2006. Can commercially imported bumblebees out-compete their native conspecifics? - Journal of Applied Ecology 43: 940-948.

Inoue, M.N., J. Yokoyama & I. Washitani, 2008. Displacement of Japanese native bumblebees by the recently introduced Bombus terrestris (L.) (Hymenoptera: Apidae). - J. Insect. Conserv. 12: 135-146.

Johansen, C.A., D.F. Mayer, J.D. Eves & C.W. Kious, 1983. Pesticides and bees. - Environ. Entomol. 12: 1513-1518.

Kleijn, D. & I. Raemakers, 2008. A retrospective analysis of pollen host plant use by stable and declining bumble bee species. - Ecology 89 (7): 1811-1823.

Kosior, A., W. Celary, P. Olejniczak, J. Fijal, W. Krol, W. Solarz & P. Plonka, 2007. The decline of the bumble bees and cuckoo bees (Hymenoptera: Apidae: Bombini) of western and central Europe. - Oryx 41 (1): 79-88.

Matsumura, C., J. Yokoyama & I. Washitani, 2004. Invasion status and potential impacts of an invasive alien bumblebee, Bombus terrestris L. (Hymenoptera: Apidae) naturalized in southern Hokkaido, Japan. - Global Environ. Res. 8: 51-66.

Mommaerts, V., G. Sterk & G. Smagghe, 2006. Hazards and uptake of chitin synthesis inhibitors in bumblebees Bombus terrestris. - Pest Management Science 62: 752-758.

Mommaerts, V., G. Sterk, L. Hoffmann & G. Smagghe, 2009. A laboratory evaluation to determine the compatibility of microbiological control agents with the pollinator Bombus terrestris. - Pest Management Science 65: 949-955.

Moradin, L.A., M.L. Winston, M.T. Franklin & V.A. Abbott, 2005. Lethal and sub-lethal effects of spinosad on bumble bees (Bombus impatiens Cresson). - Pest Management Science 61: 619-626.

Osborne, J.L, A.P.Martin, C.R. Shortall, A.D. Todd, D. Goulson, M.E. Knight, R.J. Hale & R.A. Sanderson, 2008. Quantifying and comparing bumblebee nest densities in gardens and countryside habitats. - Journal of Applied Ecology 45: 784-792.

Peeters, T.M.J. & M. Reemer, 2003. Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. - European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden, 96 p.

Plowright, R.C. & M.J. Pallet, 1979. Worker-male conflict and inbreeding in bumble bees (Hymenoptera; Apidae). - Can. Ent. 111: 289-294.

Rasmont, P., 1988. Monographie ecologique et zoogeographique des bourdons de France et de Belgique (Hymenoptera, Apidae, Bombinae). - Ph. D. thesis, Faculte de Sciences Agronomique de l' Etat, Gembloux, 306 pp + 16 bijlagen

Rasmont, P., A. Coppee, D. Michez & T. De Meulemeester, 2008. An overview of the Bombus terrestris (L. 1758) subspecies (Hymenoptera: Apidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.) 44 (1): 243-250.

Sarospataki, M., J. Novak & V. Molnar, 2005. Assessing the threatened status of bumble bee species (Hymenoptera: Apidae) in Hungary, Central Europe. - Biodiversity and Conservation 14: 2437-2446.

Scott-Dupree, C.D., L. Conroy & C.R. Harris, 2009. Impact of currently used or potentially useful insecticides for canola agroecosystems on Bombus impatiens (hymenoptera: Apidae), Megachile rotundata (Hymenoptera: Megachilidae), and Osmia lignaria (Hymenoptera: Megachilidae). - Journal of Econ. Entomol. 102 (1): 177-182.

Spiewok, S. & P. Neumann, 2006. Infestation of the commercial bumblebee (Bombus impatiens) field colonies by small hive beetles (Aethina tumida). - Ecol. Entomol. 31: 623-628.

Takahashi, J., T. Ayabe, M. Mitsuhata, I. Shimizu & M. Ono, 2008. Diploid male production in a rare and locally distributed bumblebee, Bombus florilegus (Hymenoptera, Apidae). - Insectes Sociaux 55: 43-50.

Thomson, D., 2004. Competitive interactions between the invasive european honey bee and native bumble bees. - Ecology 85 (2): 458-470.

Thompson, H.M., 2001. Assessing the exposure and toxity of pesticides to bumblebees (Bombus sp.). - Apidologie 32: 305-321.

Thompson, H.M., 2003. Behavioural effects of pesticides in bees - their potential for use in risk assessment. - Ecotoxicology 12: 317-330.

Thorp, R.W., 2005. Species profile: Bombus franklini. In: M.D. Shepherd, D.M. Vaughan, S.H. Black (eds.), Red list of pollinator insects of North America. - Portland, OR: The Xerces Society for Invertebrate Conservation.

Velthuis, H.H.W. & A. van Doorn, 2006. A century of advances in bumblebee domestication and the economic and environmental aspects of its commercialization for pollination. - Apidologie 37: 1-31.

Whitehorn, P.R., M.C. Tinsley, M.J.F. Brown, B. Darvill & D. Goulson, 2009. Impacts of inbreeding on bumblebee colony fitness under field conditions. - BMC Evolutionary Biology 9: 152-160.

Williams, P.H., 1982. The distribution and decline of British bumble bees (Bombus Latr.). - Journal of Apicultural Research 21 (4): 236-245.

Page 20: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

64

Williams, P.H., 1986. Environmental chance and the distributions of British bumble bees (Bombus Latr.). - Bee World 64: 50-61.

Williams, P., 2005. Does specialization explain rarity and decline among British bumblebees? A response to Goulson et al. - Biological Conservation 122: 33-43.

Williams, P.H., M.B. Araujo & P. Rasmont, 2007. Can vulnerability among British bumblebee (Bombus) species be explained by niche position and breadth? - Biological Conservation 138: 493-505.

Williams, P.H. & J.L. Osborne, 2009. Bumblebee vulnerability and conservation world-wide. - Apidologie 40: 367-387.

Williams, P., S. Colla & Z. Xie, 2009. Bumblebee vulnerability: common correlates of winners and losers across three continents. - Conservation Biology 23: [blz. nog onbekend].

Winter, K., L. Adams, R. Thorp, D. Inouye, L. Day, J.Ascher & S. Buchmann, 2006. Importation of non-native bumble bees into North America: potential consequences of using Bombus terrestris and other non-native bumble bees for greenhouse crop pollination in Canada, Mexico and the United States. - A white paper of the North American Pollinator Portection Campaign (NAPPC), 33 pp.

Zayed, A., 2009. Bee genetics and conservation. - Apidologie 40: 237-262.

Summary Holland Bumblebee-land? We survey the distribution, taxonomy, most important literatuur and identification keys of the genus in the Netherlands. We also use recent literature to discuss the greatest threats to bumblebees. The artikel ends with a dream.

Herintroductie van Herintroductie van Herintroductie van Herintroductie van

Bombus subterraneusBombus subterraneusBombus subterraneusBombus subterraneus in in in in

EngelandEngelandEngelandEngeland Theo Peeters Op mijn verjaardag 7 september j.l. werd tijdens de bijeenkomst ‘Gardening for wildlife’ van de Britse Ecologische Vereniging bekend gemaakt dat de donkere tuinhommel (Bombus subterraneus) wellicht binnenkort weer geïntroduceerd kan worden in Zuid-Engeland. Dr. Nikki Gammans, projectleider van het herintro-ductieproject, onthult in het persbericht een stukje van het geheim achter de geslaagde kweek van B. subterraneus; dat is een ‘moeilijke eter’ die elke dag verse

pollen van een hoge kwaliteit wenst. Een geslaagde kunstmatige kweek, opgezet in Tjechië door de hommelliefhebber Jaromir Cizek, maakt het nu mogelijk een grote stap voorwaarts te kunnen zetten in het herintroductieproject. De Engelsen willen deze kweekmethode gaan gebruiken in Nieuw-Zeeland, waar ze in november de koninginnen die uit hun overwinteringsplekken komen, gaan vangen en ter plekke gaan kweken. De nieuwe generatie koninginnen die deze kweek in januari en februari 2010 gaat opleveren, zal tijdens hun overwintering naar Engeland gevlogen worden om in juni 2010 te worden uitgezet. Over de paring, vaak een moeilijke factor bij het binnenshuis kweken van insecten, wordt niet gerept. En kennen de onderzoekers inmiddels de soorteigenschappen en levenscyclus van de donkere tuinhommel voldoende om te weten aan welke knoppen ze straks moeten draaien bij het beheer? De donkere tuinhommel was verdwenen uit Engeland sinds 1988. Honderd jaar daarvoor, in 1885, werden enkele Engelse exemplaren, samen met drie andere hommelsoorten, in Nieuw-Zeeland geïntroduceerd om de rode klaver, die als veevoer diende, te bestuiven. Wanneer het project slaagt, is het de eerste keer dat de directe afstammelingen van een verdwenen soort herintroduceerd worden in Engeland. De soort wordt uitgezet in Dungeness in Kent, de plek waar de laatste exemplaren van de soort werden waargenomen. Ter plekke is samen met plaatselijke boeren, andere landeigenaren en de bevolking gewerkt om er voor te zorgen dat er genoeg en de juiste bloemen (vooral rode klaver) bloeien om deze soort te voeden. Binnen een straal van 10 km rond Dungeness en Romney Marsh werd binnen 8 maanden in elke vierkante kilometer maar liefst 0.6 ha grond ingericht voor de donkere tuinhommel en het aantal geschikte gronden groeit nog steeds. Samenwerking van een groot aantal natuurbescher-mingsorganisaties, boeren en andere landeigenaren, universiteiten en overheden, plus de grote historie die Engeland heeft op het gebied van hommels (van Sladen 1912 tot Goulson 2010), hebben dit alles mogelijk gemaakt. Prachtig! Laten we hopen dat het project lukt en de donkere tuinhommels weer kunnen wennen in hun voorouderlijke omgeving op het noordelijk halfrond. Een mooier cadeau hadden de Britten me niet kunnen geven! Summary The reintroduction of Bombus subterraneus in England is planned for 2010.

Page 21: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

65

TabellenTabellenTabellenTabellen

DeterminatietDeterminatietDeterminatietDeterminatietabel voor de bijen van het genus abel voor de bijen van het genus abel voor de bijen van het genus abel voor de bijen van het genus

ColletesColletesColletesColletes in Nederland in Nederland in Nederland in Nederland Jan Smit Inleiding De sectie Hymenoptera heeft als één van de doelstellingen het stimuleren van de uitgave van Nederlandstalige determinatietabellen voor Hymenoptera. In voorgaande nummers van Bzzz zijn reeds tabellen verschenen voor het determineren van de genera van de bladwespen van Ad Mol (Mol 2002a, 2002b, 2003) en van bijen van de genera Anthophora (Nieuwenhuijsen 2007) en Hylaeus (Nieuwenhuijsen & Raemakers, 2009). De tabel hieronder is een verdere uitwerking van de deeltabel voor de Colletes succinctus-groep die in Bzzz 28 is verschenen (Smit & Wilde 2008). Bij het samenstellen is mede gebruik gemaakt van de tabellen van Noszkiewicz (1936) en Amiet et al. (1999). In ons land komen 9 soorten bijen voor, die behoren tot het genus Colletes: Colletes cunicularius (Linnaeus 1761) - grote zijdebij Colletes daviesanus Smith 1846 - wormkruidbij Colletes fodiens (Geoffroy in Fourcroy 1785) - duinzijdebij Colletes halophilus Verhoef 1943 - schorzijdebij Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993 - klimopbij Colletes impunctatus Nylander 1852 - ijszijdebij Colletes marginatus Smith 1846 - donkere zijdebij Colletes similis Schenck 1853 - zuidelijke zijdebij Colletes succinctus (Linnaeus 1758) - heizijdebij

Opmerkingen Bij het prepareren is het belangrijk er voor te zorgen dat de tong van het dier uitgestoken is en dat de galea van de maxillen (Figuur 1) goed te zien zijn. Bij de mannetjes moet het zesde sterniet goed zichtbaar zijn. De genitaliën moeten goed uitgeprepareerd worden. Wanneer deze naar buiten worden getrokken, komt ook sterniet 7 naar buiten. Zorg dat dit ook goed te zien is. De afbeeldingen van de sternieten in de tabel zijn van onderen getekend. Bij oudere exemplaren kan de beharing afgesleten zijn. In de tabel is bij de vrouwtjes bij enkele soorten aangegeven op welke plant ze het stuifmeel verzamelen. Voor het halen van nectar kunnen ze ook andere planten bezoeken.

Determinatietabel 1. Vrouwtjes: abdomen met 6 tergieten, antenne met 12

leden ............................................................................................ 2 - Mannetjes: abdomen met 7 tergieten, antenne met 13

leden ...........................................................................................10 Vrouwtjes 2. Tergiet 1 niet dicht bestippeld, afstand minstens dubbel

zo groot als de stippels zelf (Fig. 2)........................................ 3 - Tergiet 1 heel dicht bestippeld. Afstand tussen de stippels

hoogstens zo groot als de stippels zelf (Fig. 3). .................. 5

Figuur 1. Kop Colletes hederae.

galea

wang clypeus

Fig. 2. Colletes daviesanus, vrouwtje bestippeling tergiet 1

Fig. 3. Colletes succinctus, vrouwtje bestippeling tergiet 1

Page 22: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

66

3. Geen bandjes van aanliggende haren op de tergieten. Abdomen dicht en lang behaard. Grote soort, 11,5-15 mm. .......................................................Colletes cunicularius

- Tergieten 2-6 met bandjes van aanliggende haren op de achterranden. Kleinere soorten............................................... 4

4. Wangen op het smalste deel hoogstens half zo langs als de

dikte van de antenne (Fig 4). 8-11 mm ...................................................................Colletes daviesanus - Wangen op het smalste deel zo lang of langer dan de dikte

van de antenne (Fig 5). 9-11 mm......Colletes impunctatus 5. Clypeus dicht behaard, structuur van de clypeus niet

zichtbaar door de beharing. Tergiet 2 zeer dicht bestippeld, bijna zonder tussenruimtes, mat. 9-11 mm.

...........................................................................Colletes fodiens

- Clypeus minder dicht behaard, structuur grotendeels zichtbaar door de beharing heen. Tergiet 2 meestal met glanzende tussenruimtes ........................................................ 6

6. Haarband op de eindrand van tergiet 1 in het midden

versmald of smal onderbroken. Clypeus met lengterimpels. Op de plek waar de slaap overgaat in de achterkant van de kop zit een smalle richel. 8-9 mm.

................................................................Colletes marginatus - Geen haarband op de eindrand van tergiet 1, alleen aan de

beide zijkanten een haarvlek................................................... 7 7. Tergiet 1 op het middendeel even grof bestippeld als op

de zijkant van het mesonotum. Tergiet 2 veel fijner bestippeld. 9-11 mm. .....................................Colletes similis

- Tergiet 1 op het middendeel fijner bestippeld als het mesonotum. .............................................................................. 8

8. Galea glad en glanzend. 10-12 mm. Haalt pollen op struikhei (Calluna vulgaris).

.....................................................................Colletes succinctus - Galea mat en gerimpeld ........................................................... 9 9. De rimpels van de clypeus lopen in de lengte en zijn naar

de voorrand van de clypeus gericht (Fig. 6). Punctering van tergiet 2 is grover en dieper, de punten zijn even breed als de tussenruimtes. Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij verse exemplaren wit. 11-13 mm.

Haalt pollen op zeeaster (Aster tripolium).

....................................................................Colletes halophilus

- De laterale rimpels van de clypeus zijn naar het midden vooraan gericht (Fig. 7). Punctering van tergiet 2 is fijner en vlakker, de punten zijn kleiner dan de tussenruimtes. Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij verse exemplaren geelbruin. 11-13 mm.

Haalt pollen op klimop (Hedera helix). ..............Colletes hederae

Fig. 6. Colletes halophilus, clypeus

Fig. 7. Colletes hederae, clypeus

Fig. 4. Colletes daviesanus, wangbreedte Fig. 5. Colletes

impunctatus, wangbreedte

Page 23: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

67

Mannetjes 10. Tergieten lang behaard, zonder haarbanden op de

eindrand. Achterand van sterniet 7 op twee plekken diep uitgehold (fig 8). 11-14 mm............... Colletes cunicularius

- Tergieten met haarbanden op de achterranden. ................11 11. Sterniet 6 aan de zijkanten met een bultje............................12 - Sterniet 6 aan de zijkanten zonder bultje .............................14 12. Bultjes op sterniet 6 tandvormig naar achteren uitstekend,

met lange haren bezet (Fig. 9). Achterrand van sterniet 7 met sterke uitholling in het midden (Fig. 10). 7-9,5 mm.

...................................................................Colletes daviesanus - Bultjes op sterniet niet tandachtig uitstekend, beharing

kort (Fig. 11). Achterrand van sterniet 7 recht of licht uitgehold....................................................................................13

13. Doorzichtige lamellen van de valven afgerond (Fig. 13).

Sterniet 7 zie Fig. 12. 7,5-10 mm..................Colletes similis - Doorzichtige lamellen van de valven min of meer recht

afgesneden (Fig. 14). Sterniet 7 zie Fig. 15. 8,5-10 mm. ...........................................................................Colletes fodiens

14. Sterniet 6 aan de zijkant voor de achterrand zonder ovale

groeven. .....................................................................................15 - Sterniet 6 aan de zijkant voor de achterrand met ovale

groeven (Fig. 16). .....................................................................16 15. Tergiet 1 en 2 verspreid, fijn bestippeld. Sterniet 7 zie Fig.

17. 7,5-10 mm......................................Colletes impunctatus - Tergiet 1 en 2 dichter bestippeld, tergiet 1 met veel

grovere stippels dan 2. Sterniet 7 zie Fig. 18. 7-9,5 mm. ..................................................................Colletes marginatus

16. Galea glad en glanzend. Achterrand van sterniet 7 licht

boogvormig uitgerand (fig 19). 8-11 mm. ...................................................................Colletes succinctus - Galea mat en gerimpeld ..........................................................17 17. Opmerking: Zonder vergelijkingsmateriaal zijn de beide

volgende soorten bijna niet uit elkaar te houden. Punctering van tergiet 2 grover en dieper. Haarbanden op

de achterrand van de tergieten bij verse exemplaren wit. 8-12 mm.......................................................Colletes halophilus

- Punctering van tergiet 2 fijner en minder diep. Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij verse exemplaren geelbruin. 8-12 mm. ...............Colletes hederae

Fig. 9. Colletes daviesanus, man, sterniet 6

Fig. 10. Colletes daviesanus, man, sterniet 7

Fig. 8. Colletes cunicularius, man, sterniet 7

Fig. 11. Colletes fodiens, man, sterniet 6

Fig. 15. Colletes fodiens, man, sterniet 7

Fig. 14. Colletes fodiens, man, lamellen valven

Fig. 13. Colletes similis, man, lamellen valven

Fig. 12. Colletes similis, man, sterniet 7

Fig. 16. Colletes succinctus, man, sterniet 6

Fig. 17. Colletes impunctatus, man, sterniet 7

Fig. 18. Colletes marginatus, man, sterniet 7

Fig. 19. Colletes succinctus, man, sterniet 7

Page 24: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

68

Literatuur Amiet, F., A. Müller & R. Neumeyer, 1999. Fauna

Helvetica 4, Apidae 2 (Colletes, Dufourea, Hylaeus, Nomia, Nomioides, Rhophitoides, Rhopites, Sphecodes, Systropha). - Schweizerische Entomologische Gesellschaft, 219 p.

Mol, A., 2002a. Overzicht van de families en genera van de Nederlandse bladwespen (Symphyta). I. – Bzzz 15: 9-26.

Mol, A., 2002b. Overzicht van de families en genera van de Nederlandse bladwespen (Symphyta). II. – Bzzz 16: 45-60.

Mol, A., 2003. Overzicht van de families en genera van de Nederlandse bladwespen (Symphyta). III. – Bzzz 18: 31-43.

Nieuwenhuijsen, H., 2007. Determinatietabel voor de Nederlandse Anthophora-soorten. - Bzzz 26: 73-76.

Nieuwenhuijsen, H. & I. Raemakers, 2009. Tabel voor de bijen van het genus Hylaeus in Nederland. - Bzzz 29: 28-36.

Noszkiewicz, J., 1936. Die palearktischen Colletes-Arten. – Prace Naukowe Wydawnictwo Towarzystwa Naukowego we Lwowie 3: 1-531.

Smit, J. & A. de Wilde, 2008. De klimopbij (Colletes hederae) is de Westerschelde over. - Bzzz 28: 48-50.

Colletes hederae, vrouwtje op klimop in Westkapelle. Foto Albert de Wilde

Page 25: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

69

LiteratuurLiteratuurLiteratuurLiteratuur

AcuBieb 2008AcuBieb 2008AcuBieb 2008AcuBieb 2008 Theo Peeters Hieronder 'n overzicht van de Nederlandse aculeatenliteratuur uit 2008 die ik onder ogen kreeg en van enkele buitenlandse publicaties die eveneens aspekten van onze aculeatenfauna behandelen. Opmerkelijk in het jaar 2008 was o.a. het verschijnen van de Zeeuwse atlas van bijen en wespen, de vernieuwde determinatietabel tot de Nederlandse spinnendoders en een Ecology-artikel over pollenonderzoek aan Nederlandse hommels van David Kleijn & Ivo Raemakers. Ter gelegenheid van haar jubileum publiceerde EIS een prettig leesbaar boekje over kleine beestjes met daarin ook diverse bijdragen over wespen en bijen. Als nieuw voor de Nederlandse aculeatenfauna werden in 2008 gemeld: Andrena spinigera, Sphex funerarius en Passaloecus pictus. In de buitenlandse literatuur verscheen o.a. een nieuwe indeling van de subgenera van het genus Bombus (zie elders in dit nummer), een determinatietabel voor Coelioxys in Engeland en las ik een mooi overzichtsartikel van Remko Leijs & Katja Hogendoorn over de evolutie van paringsgedrag en morfologie in het genus Xylocopa. Publicaties met een * bevatten een determinatietabel of belangrijke onderscheidingskenmerken tussen soorten. Dank aan Jan Smit voor enkele aanvullingen. Literatuur Nederland Anonymus, 2008. Wespen en hun bestrijding. - Dierplagen 11 (1): 12-13.

Anonymus, 2008. Maxforce R Quantum, de nieuwe siroop tegen verschillende mierensoorten. - Dierplagen 11 (2): 10-11.

Anonymus, 2008. Biologische informatie over vier wespensoorten. - Dierplagen 11 (2): 19.

Anonymus, 2008. De Argentijnse mier. Linepithema humile. - Dierplagen 11 (3): 21-23.

Anonymus, 2008. Raten van uitgezwermde bijen vernield. - Natuuronderzoek 18 (1): 11.

Anonymus, 2008. [Twee mannetjes gewone langhoornbij langs de Mokweg bij Den Hoorn in mei 2007]. - Staatsbosbeheer - Texel, Infobulletin 2008 - 3: 1.

Anonymus, 2008. Wespen, mieren en bijen (Hymenoptera): 25. In: T. Peeters & R. Vereijken (eds.), Verslag 777-

soortendag, 8-9 september 2007. - Uitgave KNNV-afdeling Tilburg, 49 p.

Blommers, L.H.M., 2008. Pemphredon austriaca (Hymenoptera: Crabronidae) and various other insect species as inhabitants of deserted galls. - Entomologische Berichten 68 (5): 170-174.

Boer, P., 2008. Het inventariseren en monitoren van mieren (Hymenoptera: Formicidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 28: 17-34.

Boer, P. & B. Vierbergen, 2008. Exotic ants in The Netherlands (Hymenoptera: Formicidae). - Entomologische Berichten 68 (4): 121-129.

Breugel, P. van, 2008. Tronkenbij is trouw aan geboortegrond. - Bijenhouden 2 (11): 8-9.

Breugel, P. van, 2008. Pluimvoetbijen in de berm. - Bijenhouden 2 (12): 10-11.

Breugel, P. van, 2008. Sachembijen: lange tongen, diepe bloemen. - Bijenhouden 2 (3): 8-9.

Breugel, P. van, 2008. IJverige metselaars. - Bijenhouden 2 (5): 8-9.

Breugel, P. van, 2008. Wolbijen zijn katoenplukkers. - Bijenhouden 2 (7-8): 8-9.

Breugel, P. van, 2008. Behangers in een bijenhotel: 34-36. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Brink, T., 2008. Opgeruimd staat netjes. Boommier houdt ook van huiselijk hout. - Dierplagen 11 (2): 22-23.

Brink, T., 2008. De vasthoudendheid van de hommelwasmot. - Dierplagen 11 (4): 18.

Brooks, M., 2008. Proeven in de praktijk. KAD door Bayer aangezocht om werkzaamheid Maxforce Quantum te testen. - Dierplagen 11 (2): 12.

Calle, L. & C. Jacobusse (red.), 2008. Bijen en wespen in Zeeland. - Fauna Zeelandica 4, Het Zeeuws Landschap, Wilhelminadorp, 191 p. [zie ook boekbespreking in Bzzz 28]

Duurland, J., 2008. Deskundig determineren: toegewijd precisiewerk. Een interview met Ton Brink, biotechnicus KAD. - Dierplagen 11 (2): 14-17.

Elshout, P., 2008. Een vreemde eend in de kast. - Bijenhouden 2 (1): 8-9.

Gravendeel, B., 2008. Fossiele bestuiver dateert orchideeenfamilie. - Entomologische Berichten 68 (2): 42-44.

Hoffmann, F. & M.M. Kwak, 2008. Het belang van biodiversiteit voor bestuiving. - Landschap 25 (3): 129-131.

Kleijn, D. & I. Raemakers, 2008. A retrospective analysis of pollen host plant use by stable and declining bumble bee species. - Ecology 89 (7): 1811-1823.

Kraker, C. de, 2008. Grevelingenverslag 2007. - Ecologisch Adviesbureau Sandvicensis, 65 p.

Kraker, K. de, 2008. Het raadsel van Ooltgensplaat. - Sterna 53 (2): 56-59.

Langeveld, S., 2008. Nesten van de Rode bosmier in AWD. - Natuuronderzoek 18 (2): 8-9.

Loonstra, A.J., M. Reemer, F. van der Meer & J. Smit, 2008. OBN-inventarisaties van bijen in Buurserzand, Kampina, Sprengenberg, Velhorst en Witte Veen. - Stichting EIS-Nederland, rapportnr. EIS2008-10, 40 p.

* Nieuwenhuijsen, H., 2008. De spinnendoders van Nederland (Hymenoptera: Pompilidae). -

Page 26: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

70

Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland 74 p. [zie ook boekbespreking in Bzzz 29]

Nieuwenhuijsen, H., 2008. Een vuurspin op zolder: 44-45. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Nieuwenhuijsen, H., 2008. Spinnendoders (Pompilidae). - Nieuwsbrief EIS-Nederland 46: 6-7.

Noordijk, J., K.V. Sykora & A.P. Schaffers, 2008. The conservation value of sandy highway verges for arthropods - implications for management. - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 75-93.

Noordijk, J., P. Boer, H. Wijnhoven, J. Smits & I. Raemakers, 2008. De staafmier Ponera coarctata in Nederland (Hymenoptera: Formicidae). - Entomologische Berichten 68 (3): 78-82.

Noordijk, J., R. Morssinkhof, P. Boer. A.P. Schaffers, T. Heijerman & K.V. Sykora, 2008. How ants find each other; temporal and spatial patterns in nuptial flights. - Insectes Sociaux 55: 266-273.

Paalhaar, J., W.J. Boot, J.J.M. van der Steen & J.N.M. Calis, 2008. In-hive pollen transfer between bees enhances cross-pollination of plants. - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 53-58.

Peeters, H., 2008. Hoeveel hommels zijn er nog?: 37-39. In: Beesten in het nieuws. - KNNV-Uitgeverij, 111 p.

Peeters, H., 2008. Rode bosmieren geniale krachtpatsers: 49-51. In: Beesten in het nieuws. - KNNV-Uitgeverij, 111 p.

Peeters, H., 2008. Echte tuinvrienden: 73-75. In: Beesten in het nieuws. - KNNV-Uitgeverij, 111 p.

Peeters, T., 2008. Trottoirbijen: 38-39. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Raemakers, I., 2008. De graafwesp Passaloecus pictus nieuw voor Nederland (Hymenoptera: Crabronidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 29: 21-26.

Reemer, M., 2008. Stadsreus steekt hoofd in wespennest: 48-49. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Reemer, M., 2008. Boekbespreking: Bijen en wespen in Zeeland. Fauna Zeelandica deel 4. - Nieuwsbrief EIS-Nederland 47: 11-12.

Reemer, M., P. de Boer, F. van der Meer, T. Peeters & J. Smit, 2008. OBN-inventarisaties van bijen, graafwespen en sprinkhanen in terreinen van Natuurmonumenten. - Stichting EIS-Nederland, rapportnr. EIS2008-01, 59 p.

Reemer, M., R. Beringen & W. van der Slikke, 2008. De Knautiabij: kroon op de beemdkroon. Beheeradviezen voor bloemrijke graslanden in het heuvelland. - Stichting EIS-Nederland, rapportnr. EIS2008-09, 50 p.

Schaffers, A.P., I.P. Raemakers, K.V. Sykora & C.J.F. ter Braak, 2008. Arthropod assemblages are best predicted by plant species composition. - Ecology 89 (3): 782-794.

Smit, J., 2008. Wesp op je bord: 20-21. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Smit, J., 2008. Uitgerangeerd. 20 jaar onderzoek naar bijen en wespen op het emplacement van Westervoort. - Prive-uitgave, 41 p. [zie ook bespreking in Bzzz 28]

Smit, J., L. Blommers, H. Nieuwenhuijsen, P. Megens, E. van der Spek & G. Vierbergen, 2008. Hymenoptera Aculeata - bijen, wespen, mieren: 141-142. In: B. Drost & J.G.M. Cuppen, Entomofauna van Zuid-Limburg. Verslag van de 162e zomerbijeenkomst te Mechelen. - Entomologische Berichten 68 (4): 130-153.

Smit, J. & P. Megens, 2008. De wespen Microdynerus exilis en Chrysis gracillima, kleine zeldzaamheden, maar nog niet verdwenen (Hymenoptera: Vespidae, Chrysididae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 28: 63-68.

Smit, J.T., 2008. Waaiertjes in je lijf: 24-26. In: Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. - Jubileumuitgave EIS-Nederland, 90 p.

Smit, J.T., 2008. Waaiervleugeligen (Strepsiptera). - Nieuwsbrief EIS-Nederland 46: 5-6.

Spek, E, van der, 2008. Ongewervelden en natuurbeheer: 31-35. In: Verslag symposium Duin- en kwelderbeheer. - Staatsbosbeheer.

Steen, J.J.M. van der, 2008. Infection and transmission of Nosema bombi in Bombus terrestris colonies and its effect on hibernation, mating and colony founding. / Apidologie 39± 273/282.

Thissen, T., 2008. Een gesprek met Romee van der Zee. "Semper avanti". - Bijenhouden 2 (11): 10-11.

Wesseling, M., 2008. Veldkijker. - KNNV Uitgeverij, 127 p. Wolda, P., 2008. Lamon voert grootschalig bestrijding uit met Maxforce Quantum. - Dierplagen 11 (2): 13.

Zee, R, van der, 2008. Nosema ceranae op Terschelling. - Bijenhouden 2 (1): 6-8.

Zee, R. van der, 2008. Monitor Bijensterfte deel 1. Uitwintering en regionale spreiding. - Bijenhouden 2 (9): 12-13.

Zee, R. van der, 2008. Monitor Bijensterfte deel 2. Varroabestrijding in relatie tot bijensterfte. - Bijenhouden 2 (10): 3-4.

Zeegers, T. & J.T. Smit, 2008. In memoriam Bob van Aartsen (15 mei 1920 - 1 juli 2007). - Entomologische Berichten 68 (3): 98-105.

Zwart, F., 2008. Voortschrijdend inzicht: reactie, beheer en biodiversiteit: 7-9. In: Verslag symposium Duin- en kwelderbeheer. - Staatsbosbeheer.

Literatuur buitenland Alanen, E.-L., 2008. Habitats and food plants of bumblebee queens in an agricultural landscape. - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 59-65.

Almeida, E.A.B., 2008. Colletidae nesting biology (Hymenoptera: Apoidea). - Apidologie 39 (1): 16-29.

* Amiet, F., 2008. Fauna Helvetica 23, Vespoidea 1. - Schweizerische Entomologische Gesellschaft, 86 p.

Andrietti, F., M. Casiraghi, A. Martinoli, C. Polidori & C. Montresor, 2008. Nesting habits of two spider wasps: Anoplius infuscatus and Episyron sp. (Hymenoptera: Pompilidae), with a review of the literature. - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.): 44 (1): 93-111.

Archer, M.E., 2008. The wasps and bees (Hymenoptera: Aculeata) of the sand dunes of Bamburgh, Northumbria and Sandscale Haws, Cumbria. - Entomologist's Monthly Magazine 144: 131-144.

Archer, M.E., 2008. Dispersal of my aculeate solitary wasp (Hym.) collection. - Entomologist's Monthly Magazine 144: 145.

Page 27: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

71

Archer, M.E., 2008. Taxonomy, distribution and nesting biology of the species of the genus Paravespula or the Vespula vulgaris species group (Hymenoptera: Vespidae). - Entomologist's Monthly Magazine 144: 5-29.

Barbier, Y. & J. Devalez, 2008. Sphex funerarius Gussakovsky nouveau pour la Belgique (Hymenoptera, Sphecidae). - Osmia 2: 5-6.

Beekman, M. & B.P. Oldroyd, 2008. When workers disunite: intraspecific parasitism by eusocial bees. - Annual Review of Entomology 53: 19-37.

Bergström, L.G.W., 2008. Chemical communication by behaviour-guiding olfactory signals. - Chemical Communications 34: 3959-3979.

Blank, S.M. (ed.), 2008. Beiträge der Hymenopterologen-Tagung in Stuttgart (3.-5.10.2008). - Uitgegeven door Schwenninger, H., L. Krogmann & V. Mauss, Stuttgart, 41 p.

Blösch, M., 2008. Zum Blütenbesuch der zweizelligen Sandbiene Andrena lagopus Latreille, 1809 (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 27: 3-5.

Bogusch, P., 2008. Passaloecus monilicornis (Hymenoptera: Crabronidae) nesting in an artificial nest. - BembiX 26: 3-7.

Bologna, M.A., M. Oliverio, M. Pitzalis & P. Mariottini, 2008. Phylogeny and evolutionary history of the blister beetles (Coleoptera, Meloidae). - Molecular Phylogenetics and Evolution 48: 679-693.

Boot, W.J., J.N.M. Calis & M.H. Allsopp, 2008. Selection for reproductive workers in the Cape honeybee population, Apis mellifera capensis, leads to social parasitism in bee colonies from the savanna. - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 41-52.

Brosi, B.J., G.C. Daily, T.M. Shih, F. Oviedo & G. Duran, 2008. The effect of forest fragmentation on bee communities in tropical countryside. - Journal of Applied Ecology 45: 773-783.

Bruschini, C., R. Cervo, I. Protti & S. Turillazzi, 2008. Caste differences in venom volatiles and their effect on alarm behaviour in the paper wasp Polistes dominulus (Christ). - Journal of Experimental Biology 211: 2442-2449.

Burger, F. & M. Kuhlmann, 2008. Erstnachweis der Bienenart Colletes mlokossewiczi Radoszkowski, 1891 für Deutschland (Hymenoptera, Apoidea, Colletidae). - Entomologische Nachrichten und Berichte 52: 115-117.

Carreck, N.L., 2008. Are honey bees (Apis mellifera L.) native to the British Isles? - Journal of Apicultural Research and Bee World 47 (4): 318-322.

Carvell, C., P. Rothery, R.F. Pywell & M.S. Heard, 2008. Effects of resource availability and social parasite invasion on field colonies of Bombus terrestris. - Ecological Entomology 33: 321-327.

Coelho, J.R. & C.W. Holliday, 2008. The effect of hind-tibial spurs on digging rate in female eastern cicada killers. - Ecological Entomology 33: 403-407.

Cölln, K. & A. Jakubzik, 2008. Die Grabwespe Oxybelus mucronatus (Fabricius, 1793), ein Neufund für Rheinland-Pfalz. - BembiX 26: 8-10.

Cölln, K. & A. Jakubzik, 2008. Zu Vorkommen und Lebensweise der Schenkelbienen (Macropis spp.) und ihres Futterparasiten, der Schmuckbiene Epeoloides coecutiens. - Dendrocopos 35: 51-58.

Devalez, J. & N.J. Vereecken, 2008. Nouvelles donnees sur la presence de Colletes marginatus Smith (Hymenoptera, Colletidae) sur le littoral belge. - Osmia 2: 3-4.

* Diestelhorst, O. & K. Lunau, 2008. Beitrag zur Klärung des Artstatus von Nomada goodeniana (Kirby, 1802) und Nomada succincta Panzer, 1798 (Hymenoptera, Apidae). - Entomologie heute 20: 165-171.

Dukas, R., 2008. Mortality rates of honey bees in the wild. - Insectes Sociaux 55: 252-255.

Eban-Rothschild, A.D. & G. Bloch, 2008. Differences in the sleep architecture of forager and young honeybees (Apis mellifera). - Journal of Experimental Biology 211: 2408-2416.

* Ebmer, A.W., 2008. Die westpalaarktischen Arten der Gattung Dufourea Lepeletier 1841 (Insecta: Hymenoptera: Apoidea: Halictidae: Rophitinae). Fünfter Nachtrag. - Linzer biol. Beitr. 40 (1): 581-625.

Esser, J., 2008. Erstnachweis der Wespenbiene Nomada stoeckherti Pittioni, 1951 (Hymenoptera: Apidae) in Deutschland. - BembiX 26: 11.

Flügel, H.-J., 2008. Erster Nachweis der Goldwespe Chrysis iris Christ, 1791 in Hessen nach 1900 (Hymenoptera: Chrysididae). - BembiX 27: 5-9.

Flügel, H.-J., 2008. Erster Nachweis der Feldwespe Polistes nimpha (Christ, 791) im Schwalm-Eder-Kreis (Hymenoptera: Aculeata, Vespidae). - Entomologische Zeitschrift 118 (4): 179-182.

Frampton, M., S. Droege, T. Conrad, S. Prager & M.H. Richards, 2008. Evaluation of specimen preservatives for DNA analyses of bees. - Journal of Hymenoptera Research 17 (2): 195-200.

Frommer, U., 2008. Nachweis der Eufeu-Seidenbiene Colletes hederae Schmidt & Westrich, 1993 für Nordrhein-Westfalen (Hymenoptera, Apidae). - BembiX 27: 10-13.

Frommer, U., 2008. Grundlagen der Ausbreitung und aktuellen nordlichen verbreitung der Efeu-Seidenbiene Colletes hederae Schmidt & Westrich, 1993 in Deutschland (Hymenoptera: Apidae). - Mitt. internat. entomol. Ver. 33 (1/2): 59-74.

Gardner, K.E., T.S. Seeley & N.W. Calderone, 2008. Do honeybees have two discrete dances to advertise food sources? - Animal Behaviour 75: 1291-1300.

Goulson, D., G.C. Lye & B. Darvill, 2008. Decline and conservation of bumble bees. - Annu. Rev. Entomol. 53: 191-208.

Gurel, F., A. Gosterit & O. Eren, 2008. Life-cycle and foraging patterns of native Bombus terrestris (L.) (Hymenoptera, Apidae) in the Mediterranean region. - Insectes Sociaux 55: 123-128.

Harvey, P., 2008. Andrena nigrospina Thomson, 1872 in Essex. - BWARS Newsletter, Autumn 2008: 21-23.

Higes, M., R. Martin-Hernandez, C. Botias, E.G. Bailon, A.V. Gonzalez-Porto, L. Barrios, M. Jesus del Nozal, J.L. Bernal, J.J. Jimenez, P.G. Palencia & A. Meana, 2008. How natural indection by Nosema ceranae causes honeybee colony collapse. - Environmental Microbiology 10 (10): 2659-2669.

Hines, H.M., 2008. Historical biogeography, divergence times, and diversification patterns of bumble bees (Hymenoptera: Apidae: Bombus). - Systematic Biology 57 (1): 58-75.

Page 28: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

72

Hocking, G.B. & S.A. Corbet, 2008. A honeybee guest in a nest of Megachile willughbiella Kirby (Hym., Apidae). - Entomologist's Monthly Magazine 144: 1-3.

Holzschuh, A., I. Steffan-Dewenter & T. Tscharntke, 2008. Agricultural landscapes with organic crops support higher pollinator diversity. - Oikos 117: 354-361.

Hopwood, J.L., 2008. The contribution of roadside grassland restorations to native bee conservation. - Biological Conservation 141: 2632-2640.

Hughes, D.P., N.E. Pierce & J.J. Boomsma, 2008. Social insect symbionts: evolution in homeostatic fortresses. - Trends in Ecology and Evolution 23 (12): 672-677.

Hughes, W.O.H., B.P. Oldroyd, M. Beekman & F.L.W. Ratnieks, 2008. Ancestral monogamy shows kin selection is key to the evolution of eusociality. - Science 320: 1213-1216.

Jakubzik, A., J. Cungs & K. Cölln, 2008. Die Grabwespe Ectemnius fossorius (Linnaeus, 1758) und die Wildbiene Megachile nigriventris Schenck, 1870, zwei Neufunde für Luxembourg von überregionaler Bedeutung. - BembiX 27: 13-16.

Jeanson, R., R.M.Clark, C.T. Holbrook, S.M. Bertram, J.H. Fewell & P.F. Kukuk, 2008. Division of labour and socially induced changes in response thresholds in associations of solitary halictine bees. - Animal Behaviour 76: 593-602.

Johnson, B.R., 2008. Within-nest temporal polyethism in the honey bee. - Behav. Ecol. Sociobiol. 62: 777-784.

Klein, B.A., K.M. Olzsowy, A. Klein, K.M. Saunders & T.D. Seeley, 2008. Caste-dependent sleep of worker honey bees. - Journal of Experimental Biology 211: 3028-3040.

Krauss, K., H. Scharpenberg, R.M. Crewe, F. Glahn, H. Foth & R.F.A. Moritz, 2008. The role of the queen mandibular gland pheromone in honeybees (Apis mellifera): honest signal or suppressive agent? - Behav. Ecol. Sociobiol. 62: 1523-1531.

Kremen, C., G.C. Daily, A.-M. Klein & D. Scofield, 2008. Inadequate assessment of the ecosystem service rationale for conservation: a reply to Ghazoul. - Conservation Biololgy 22 (3): 795-798.

Lange, L., 2008. Bombus semenoviellus in Norddeutschland und andere Hummelarten des Kreises Steinburg (Schleswig-Holstein). - BembiX 27: 16-20.

Larkin, L.L., J.L. Neff & B.B. Simpson, 2008. The evolution of a pollen diet: host choice and diet breadth of Andrena bees (Hymenoptera: Andrenidae). - Apidologie 39 (1): 133-145.

Larsson, M. & M. Franzen, 2008. Estimating the population size of specialised solitary bees. - Ecological Entomology 33: 232-238.

Leadbeater, E. & L. Chittka, 2008. Social transmission of nectar-robbing behaviour in bumble-bees. - Proceedings of the Royal Society B 275: 1669-1674.

Le Conte, Y. & A. Hefetz, 2008. Primer pheromones in social hymenoptera. - Annual Review of Entomology 53: 523-542.

Leijs, R. & K. Hoogendoorn, 2008. Correlated evolution of mating behaviour and morphology in large carpenter bees (Xylocopa). - Apidologie 39 (1): 119-132.

Lewis, K.C., 2008. Observations of the bee Andrena fulva (Andrenidae) the tawny mining bee. - Bulletin Amateur Entomologists' Society 67: 187-188.

Lewis, L.A. & S.S. Schneider, 2008. "Migration dances" in swarming colonies of the honey bee, Apis mellifera. - Apidologie 39: 354-361.

Lohrmann, V., M. Ohl, C. Bleidorn & L. Podsiadlowski, 2008. Phylogenie der ''Sphecidae" (Hymenoptera: Apoidea) basierend auf molekularen Daten. - Mitt. Dtsch. Ges. allg. angew. Ent. 16: 99-102.

* Madsen, H.B. & I. Calabuig, 2008. Kommenteret checkliste over Danmarks bier - Del 1: Colletidae (Hymenoptera, Apoidea). - Ent. Meddr. 76: 145-163.

Mahe, G., 2008. Observations en Loire-Atlantique (France) de Stenoria analis (Schaum) (Coleoptera, Meloidae), cleptoparasite de Colletes hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera, Colletidae). - Osmia 2: 11-15.

* Mei, M. & J.-H. Stuke, 2008. Remarks on Zodion nigritarsis (Strobl, 1902) and other European species of Zodion Latreille, 1796, with a revised key (Diptera, Conopidae). - Tijdschrift voor Entomologie 151: 3-10.

Michez, D., 2008. Monographic revision of the melittid bees (Hymenoptera, Apoidea, Melittidae sensu lato). - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 31-39.

Michez, D., S. Patiny, P. Rasmont, K. Timmermann & N.J. Vereecken, 2008. Phylogeny and host-plant evolution in Melittidae s.l. (Hymenoptera: Apoidea). - Apidologie 39: 146-162.

Moron, D., H. Szentgyorgyi, M. Wantuch, W. Celary, C. Westphal, J. Settele & M. Woyciechowski, 2008. Diversity of wild bees in wet meadows: implications for conservation. - Wetlands 28 (4): 975-983.

Müller, A. & M. Kuhlmann, 2008. Pollen hosts of western palaearctic bees of the genus Colletes (Hymenoptera: Colletidae): the Asteraceae paradox. - Biologcal Journal of the Linnean Society 95: 719-733.

Murray, T.E., U. Fitzpatrick, M.J.F. Brown & R.J. Paxton, 2008. Cryptic species diversity in a widespread bumble bee complex revealed using mitochondrial DNA RFLPs. - Conservation Genetics 9: 653-666.

Oldroyd, B.P. & J.H. Fewell, 2008. Large fitness benefits from polyandry in the honey bee, Apis mellifera. - Trends in Ecology and Evolution 23 (2): 59-60.

Neff, J.L., 2008. Components of nest provisioning behavior in solitary bees (Hymenoptera: Apoidea). - Apidologie 39 (1): 30-45.

Osborne, J.L., A.P. Martin, N.L. Carreck, J.L. Swain, M.E. Knight, D. Goulson, R.J. Hale & R.A. Sanderson, 2008. Bumblebee flight distances in relation to the forage landscape. - Journal of Animal Ecology 77: 406-415.

Passino, K.M., T.D. Seeley & P.K. Visscher, 2008. Swarm cognition in honey bees. - Behav. Ecol. Sociobiol. 62: 401-414.

Patiny, S., D. Michez & B.N. Danforth, 2008. Phylogenetic relationships and host-plant evolution within the basal clade of Halictidae (Hymenoptera, Apoidea). - Cladistics 24: 255-269.

Patricio, G.B. & E.G. Gomig, 2008. Habitat heterogenity and pollinators: bees in fragmented landscapes (Hymenoptera: Apidae). - Sociobiology 52 (3): 605-618.

Perrichot, V., S. Lacau, D. Neraudeau & A. Nel, 2008. Fossil evidence for the early ant evolution. - Naturwissenschaften 95: 85-90.

Pilgrim, E.M., C.D. von Dohlen & J.P. Pitts, 2008. Molecular phylogenetics of Vespoidea indicate paraphyly

Page 29: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

73

of the superfamily and novel relationships of its component families and subfamilies. - Zoologica Scripta 37 (5): 539-560.

Plant, J. & A. Dubitzky, 2008. Relaxing bee specimens: a quick and easy method. - Entomol. Austiaca 15: 41-44.

Plateaux-Quenu, C., 2008. Subsociality in halictine bees. - Insectes Sociaux, 55(4): 335-346.

Pohl, H. & R.G. Beutel, 2008. The evolution of Strepsiptera (Hexapoda). - Zoology 111: 318-338.

Praz, C.J., A. Müller, B.N. Danforth, T.L. Griswold, A. Widmer & S. Dorn, 2008. Phylogeny and biogeography of bees of the tribe Osmiini (Hymenoptera: Megachilidae). - Molecular Phylogenetics and Evolution 49: 185-197.

Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008. Host recognition in a pollen-specialist bee: evidence for a genetic basis. - Apidologie 39 (5): 547-557.

Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008. Specialized bees fail to develop on non-host pollen: do plants chemically protect their pollen? - Ecology 89 (3): 795-804.

Rangel, J. & T.D. Seeley, 2008. The signals initiating the mass exodus of a honeybee swarm from its nest. - Animal Behaviour 76: 1943-1952.

Rasmont, P., A. Coppee, D. Michez & T. De Meulemeester, 2008. An overview of the Bombus terrestris (L. 1758) subspecies (Hymenoptera: Apidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.) 44 (1): 243-250.

Reder, G. & D. Doczkal, 2008. Neue Fundstellen von Miscophus eatoni Saunders in der Oberrheinischen Tiefebene (Hymenoptera: Crabronidae). - BembiX 27: 21-24.

Reder, G. & E. Bettag, 2008. Neue Erkenntnisse zur Nistplatzwahl der Orientalischen Mörtelwespe Sceliphron curvatum (Hymenoptera: Sphecidae). - BembiX 26: 21-22.

Rivera-Marchand, B., T. Giray & E. Guzmán-Novoa, 2008. The cost of defence in social insects: insights from the honey bee. - Entomologia Experimentalis et Applicata 129: 1-10.

* Rowson, R. & M. Pavett, 2008. A visual guide for the identification of British Coelioxys bees. - Privately published, Cardiff, 7 p.

Rozen, J.G. Jr., 2008. Biology and immature stages of the bee Nomioides patruelis (Halictidae: Halictinae: Nomioidini) and of its cleptoparasite, Chiasmognathus pashupati (Apidae: Nomadinae: Ammobatini), with a preliminary phylogeny of the Halictidae based on mature larvae (Apoidea). - American Museum Novitates 3604: 1-23.

Rozen, J.G. Jr. & H.T. Özbek, 2008. Immatures of rophitine bees, with notes on their nesting biology (Hymenoptera: Apoidea: Halictidae). - American Museum Novitates 3609: 1-35.

Rundlöf, M., H. Nilsson & H.G. Smith, 2008. Interacting effects of farming practice and landscape context on bumble bees. - Biological Conservation 141: 417-426.

Savard, J., D. Tautz, S. Richards, G.M. Weinstock, R.A. Gibbs, J.H. Werren, H. Tettelin & M.J. Lercher, 2008. Phylogenomic analysis reveals bees and wasps (Hymenoptera) at the base of the radiation of holometbolous insects. - Genome Research 16: 1334-1338.

Saxton, S.M., 2008. Observations on the plasticity of mate finding behaviour in the bee Colletes succinctus (Linnaeus) (Hymenoptera: Apoidea). - Entomologist's Monthly Magazine 144: 229-241.

Schmidt, K., 2008. Oryttus concinnus (Rossi, 1790) in Deutschland. Neu- oder Wiederfund? (Hymenoptera: Crabronidae). - BembiX 27: 24-29.

Schneider, D., 2008. Beobachtungen zur Paralyse von Beutetieren durch Grab- und Wegwespen. - BembiX 27: 30-31.

Sedivy, C., C.J. Praz, A. Müller, A. Widmer & S. Dorn, 2008. Patterns of host-plant choice in bees of the genus Chelostoma: the constraint hypothesis of host-range evolution in bees. - Evolution 62 (10): 2487-2507.

Seeley, T.D. & P.K. Visscher, 2008. Sensory coding of nest-site value in honeybee swarms. - The Journal of Experimental Biology 211: 3691-3697.

Shreeves, G. & J. Field, 2008. Parental care and sexual size dimorphism in wasps and bees. - Behav. Ecol. Sociobiol. 62: 843-852.

Souza, L. de & M.J. de O. Campos, 2008. Composition and diversity of bees (Hymenoptera) attracted by Moericke traps in an agricultural area in Rio Claro state of Sao Paulo, Brasil. - Iheringia Ser. Zool. 98 (2): 236-243.

Sramkova, A. & M. Ayasse, 2008. Psithyrus females do possess wax glands. - Insectes Sociaux 55(4): 404-406.

Steffan-Dewenter, I. & S. Schiele, 2008. Do resources or natural enemies drive bee population dynamics in fragmented habitats? - Ecology 89 (5): 1375-1387.

Stöckl, H., 2008. Feldwespen überwintern in Vogelnistkästen. - BembiX 27: 39-40.

Stuke, J.-H. & D.K. Clements, 2008. Revision of the Myopa testacea species-group in the palaearctic region (Diptera: Conopidae). - Zootaxa 1713: 1-26.

Taki, H., B.F. Viana, P.G. Kevan, F.O. Silva & M. Buck, 2008. Does forest loss affect the communities of trap-nesting wasps (Hymenoptera: Aculeata) in forests? Landscape vs. local habitat conditions. - Journal of Insect Conservation 12 (1): 15-21.

Tautz, J., 2008. Was Bienen über Blüten wissen. - Entomologie heute 20: 27-43.

Theunert, R., 2008. Zur Verbreitung der Keulenwespen in Nordwestdeutschland (Hymenoptera: Sapygidae). - Beitr. Naturk. Nieders. 61: 11-15.

Theunert, R., 2008. Aufbau, Pflege und Auswertung von Funddatenbanken über Stechimmen (Hymenoptera). - BembiX 26: 25-46.

Theunert, R., 2008. Eumenes coronatus (Panzer, 1799) - nun auch in Niedersachsen. - BembiX 27: 41.

Theunert, R., 2008. Weibchen von Lasioglossum subfulvicorne (Bluthgen, 1934) (Hymenoptera: Apidae) "rauben" Nektar aus Fingerhutbluten. - Ent. Nachr. Ber. 52: 70-71.

Theunert, R., 2008. Atlas zur Verbreitung der Grabwespen (Hym.: Sphecidae s.l.) in Niedersachsen und Bremen (1978-2007). - Ökologieconsult-Schr. 6: 98 p.

Theunert, R. & P. Sprick, 2008. Nysson hrubanti Balthasar, 1972 erstmals in Nordwestdeutschland nachgewiesen (Hymenoptera: Sphecidae s.l.). - BembiX 26: 22-24.

Tormos, J., C. Polidori, J.D. Asis & S.F. Gayubo, 2008. Description of mature larvae of Allodynerus rossii (Lepeletier), Ancistrocerus auctus (Fabricius), Euodynerus dantici (Rossi) and Symmorphus murarius (Linnaeus) (Hymenoptera, Vespidae). - Zootaxa 1946: 42-54.

Ungricht, S., A. Müller & S. Dorn, 2008. A taxonomic catalogue of the palaearctic bees of the tribe Osmiini (Hymenoptera: Apoidea: Megachilidae). - zootaxa 1865, pp 253.

Page 30: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

74

Vannini, L., A. Carapelli, F. Frati & L. Beani, 2008. Non-sibling parasites (Strepsiptera) develop together in the same paper wasp. - Parasitology 135: 705-713.

Vereecken, N.J., 2008. Pollinator-mediated selection, reproductive isolation and floral evolution in Ophrys orchids. - Proceedings of the Netherlands Entomological Society Meeting 19: 9-21.

Vereecken, N.J. & F.P. Schiestl, 2008. The evolution of imperfect floral mimicry. - PNAS 105 (21): 7484-7488.

Warrant, E., 2008. Seeing in the dark: vision and visual behaviour in nocturnal bees and wasps. - Journal of Experimental Biology 211: 1737-1746.

Westphal, C., et al., 2008. Measuring bee biodiversity in different European habitats and biographical regions. - Ecological Monographs 78 (4): 653-671.

Westrich, P., 2008. Zur Uberflutungstoleranz von Hymenoptera in Gallen von Lipara lucens (Diptera: Chloropidae). - Eucera 1: 1-16.

Westrich, P., 2008. Flexibles Pollensammelverhalten der ansonsten streng oligolektischen Seidenbiene Colletes hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera: Apidae). - Eucera 2: 17-29.

Westrich, P., U. Frommer, K. Mandery, H. Riemann, H. Ruhnke, C. Saure & J. Voith, 2008. Rote Liste der Bienen Deutschlands (Hymenoptera, Apidae) (4. Fassung, Dezember 2007). - Eucera 1: 33-87.

Whitfield, J.B. & K.M. Kjer, 2008. Ancient rapid radiations of insects: challenges for phylogenetic analysis. - Annu. Rev. Entomol. 53: 449-472.

Williams, P.H., 2008. Do the parasite Psithyrus resemble their host bumblebees in colour pattern? - Apidologie 39: 637-649.

* Williams, P.H., S.A. Cameron, H.M. Hines, B. Cederberg & P. Rasmont, 2008. A simplified subgeneric classification of the bumblebees (genus Bombus). - Apidologie 39: 46-74.

Wilms, J. & T. Eltz, 2008. Foraging scent marks of bumblebees: footprint cues rather than pheromone signals. - Naturwissenschaften 95: 149-153.

Wilson, J.S., T. Griswold & O.J. Messinger, 2008. Sampling bee communities (Hymenoptera: Apiformes) in a desert landscape: are pan traps sufficient? - Journal of the Kansas Entomological Society 81 (3): 288-300.

Winfree, R., 2008. Pollinator-dependent crops: an increasingly risky business. - Current Biology 18 (20): 968-969.

Winfree, R., N.M. Williams, H. Gaines, J.S. Ascher & C. Kremen, 2008. Wild bee pollinators provide the majority of crop visitation across land-use gradients in New Jersey and Pennsylvania, USA. - Journal of Applied Ecology 45: 793-802.

Wolf, S. & R.F.A. Moritz, 2008. Foraging distance in Bombus terrestris L. (Hymenoptera: Apidae). - Apidologie 39: 419-427.

Boekbespreking: Boekbespreking: Boekbespreking: Boekbespreking:

Bumblebees: their Bumblebees: their Bumblebees: their Bumblebees: their

behaviour and ecologybehaviour and ecologybehaviour and ecologybehaviour and ecology Theo Peeters Goulson, D., 2003. Bumblebees: their behaviour and ecology. - Oxford University Press, 235 p. ISBN: 0-19-852607-5. Niet meer nieuw verkrijgbaar. Na ‘The Humble-bee’ (Sladen 1912) en ‘Bumblebees’ (Free & Butler 1958 en Alford 1975) verscheen er in 2003 in Engeland een 4e en in 2006 nog een 5e boek over ‘Bumblebees’ van Ted Benton (zie Nieuwsbrief nr. 26: 82). Wat een traditie! Het vierde hommelboek, geschreven door Dave Goulson, heb ik meermaals geraadpleegd tijdens het schrijven van de genustekst over Bombus voor de bijenatlas. Hieronder een korte bespreking. Helaas is het boek niet meer in de winkel te koop, maar voor de echte liefhebber: in 2010 verschijnt een nieuwe, uitgebreidere versie met als titel ´Bumblebees, their behaviour, ecology and conservation´. Goulson´s boek moet ’t niet hebben van de plaatjes. Alleen enkele simpele tekeningen en een 16-tal kleurenfoto’s in het midden van het boek vormen de illustraties. Neen, het sterke van dit boek zijn de compacte tekstbrokken, soms met tabellen en diagrammen, over vele onderzoeken aan hommels die in 15 thematische hoofdstukken bij elkaar zijn gebracht. Eigenlijk komt alle relevante ecologische informatie die ik kan bedenken over hommels aan bod. Alleen, er ontbreekt iets over hommelsterfte onder lindebomen! En voor de goede orde, een determinatietabel en een hoofdstuk over het verzamelen van hommels ontbreken, maar daar duidt de titel ook niet op, daarvoor zijn andere boeken. Neen, dit is een modern boek over sociale organisatie en conflicten, het vinden van een partner, vijanden, voedselplekken, -menu’s en -keuzes, over actieradius, communicatie, concurrentie, en over hommels als bestuivers en hun bedreigingen in een globaliserende wereld. Of zoals Bernd Heinrich (2003) in zijn bespreking van dit boek zegt... ‘hommels zijn steeds meer model gaan staan voor dierstudies over voedselgedrag, co-evolutie, fysiologische mechanismen van thermoregulatie, sociale biologie, leergedrag en niche-theorie’. Meer hoef ik eigenlijk niet te vertellen... Het boek besluit met een enorme literatuurlijst van meer dan 50 pagina’s en een register.

Page 31: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

75

Om van te smullen voor diegene die zonder al te veel televisie, ik bedoel zonder plaatjes, kan blijven lezen. Het boek is niet voor de leek, maar bestemd voor de liefhebber in hart en nieren!

Boekbespreking: Boekbespreking: Boekbespreking: Boekbespreking:

Field guide to the Field guide to the Field guide to the Field guide to the

Bumblebees of Great Bumblebees of Great Bumblebees of Great Bumblebees of Great

Britain & IrelandBritain & IrelandBritain & IrelandBritain & Ireland Theo Peeters Edwards, M. & M. Jenner, 2005. Field guide to the Bumblebees of Great Britain & Ireland. - Ocelli, 106 p. ISBN: 0-9549713-0-2. Nieuw: 10 Engelse ponden. Het boekje, of beter gezegd deze veldgids, bestaat grofweg uit een zevental hoofdstukken. De inleiding behandelt wat hommels zijn, vertelt hoe de gids kan worden gebruikt en geeft een verantwoording voor de veldgids zoals hij is. De auteurs gebruiken bijvoorbeeld alleen wetenschappelijke namen en

verwijzen voor de Engelse namen naar een tabel achterin het boekje. De gids wil vooral een hulp zijn om hommels in het veld gemakkelijker te identificeren. Het hoofdstuk over de levenswijzen van hommels behandelt de levencyclus van een sociale hommel en die van een koekoekshommel en enkele andere parasieten en predatoren van hommels. Kort wordt de status van de hommels in Engeland geschetst; de helft van de sociale hommels is ernstig bedreigd en er wordt een vergelijking getrokken met de achteruitgang van patrijs, kerkuil, veldleuwerik, grauwe gors, geelgors in hetzelfde tijdperk. Een situatie vergelijkbaar met die in ons land! Daarna volgen nog paragrafen over voedsel en foerageergedrag en enkele opmerkingen over beschermingsmaatregelen. Het determineren van hommels wordt voorafgegaan door een verhaal over hommel ‘mimics en look-alikes’, meestal vliegen. Daarna volgen een paragraaf over het seksen van hommels en wordt het onderscheid tussen sociale en koekoekshommels uitgelegd. Vervolgens wordt de ‘snelle determinatiekaart’ toegelicht en volgt een toelichting op de verschillende symbolen die bij het soortenoverzicht worden gebruikt. De snelle identificatie kaart van 2 bladzijden geeft kleurpatronen van het hommellichaam en opmerkingen over duidelijke structurele kenmerken. Het grootste deel van de gids beslaat het soortenoverzicht dat duidelijke foto’s en kleurcodes toont van beide seksen van alle 22 tegenwoordig nog aan te treffen soorten. Bombus lucorum wordt gezien als één soort en is nog niet verder opgedeeld in B. magnus en B. cryptarum. In Engeland komen B. norvegicus en B. veteranus niet voor, daarentegen hebben ze daar wel Bombus monticola die in ons land ontbreekt. Bombus pomorum en merkwaardig genoeg ook Bombus subterraneus zijn niet opgenomen, omdat ze uit Engeland zijn verdwenen. Behalve de foto’s wordt per soort met behulp van illustraties een overzicht gegeven van de verspreiding vanaf 1990 in Engeland en Ierland in 100 x 100 km-hokken, de vliegtijd van beide seksen, de kopvorm (vooraanzicht) van de vrouwtjes en de habitatvoorkeur(en) van de soort. Tevens geven de auteurs per soort nog bruikbare opmerkingen over identificatie, variabiliteit, verwante soorten, verspreiding en biologie. De habitats zijn verdeeld in 5 iconen die staan voor: 1. bos, struikgewas en tuinen, 2. bergen en veenlandschappen, 3. agrarische gebieden, 4. (laagland)heiden en 5. bloemrijke graslanden. Hommels die in Engeland voorkomen in één habitat zijn bijvoorbeeld Bombus monticola (bergen en veenlandschappen), B. hypnorum (bos, struikgewas en tuinen) en B. distinguendus, B. humilis, B. sylvarum plus B. ruderatus (bloemrijke graslanden). Na de soortbesprekingen volgt nog een hoofdstukje over hommels en tuinen. Want tuinen in stedelijke gebieden herbergen tegenwoordig een grotere hommelrijkdom dan menig stukje platteland! Je kunt je

Page 32: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

76

eigen tuin gemakkelijk aantrekkelijk(er) maken voor hommels door de aanplant van bepaalde tuinplanten en wilde bloemen (soorten worden opgesomd in 2 tabellen) en (aanmerkelijk moeilijker) het aanbieden van nestgelegenheid. Voor de lezer die zich verder wil verdiepen in hommels wordt een aantal bladzijden gewijd aan het prepareren van hommels en wordt met behulp van foto’s een mooi overzicht gegeven van alle mannelijke geslachtsorganen. Het boekje eindigt met enige literatuur om verder te lezen, nuttige adressen en een tabel met Engelse namen, voorzien van kritische commentaren, voor de hommelsoorten. Kortom: een degelijk hommelboekje in zakformaat, handig om mee te nemen tijdens wandelingen.

WebsiteWebsiteWebsiteWebsite Op de nieuwe website van Andreas Müller vindt je een overzicht van de palearctische Osmiini. http://blogs.ethz.ch/osmiini/

Het genus Het genus Het genus Het genus HylaeusHylaeusHylaeusHylaeus in in in in

NederlandNederlandNederlandNederland Menno Reemer Op het bureau van EIS ligt een stapeltje van Arie Koster’s ‘Het genus Hylaeus in Nederland’ uit 1986 (Zoologische Bijdragen 36). De leden van de sectie die hier graag een exemplaar van willen hebben, kunnen dit kenbaar maken door een mailtje met de adresgegevens te sturen naar: [email protected] Of een briefje per post aan: EIS-Nederland, Postbus 9517, 2300 RA Leiden.

GedichtGedichtGedichtGedicht

VespulaVespulaVespulaVespula Geelzwart zacht zwevend zoekt de wesp met kleine schokjes langs de plant omhoog, omlaag, opzij stil zoemend Vespula vulgaris verlangt vlees Gif, gif hier daar en nog eens voor de blinde bij. Haar poten spartelen Ach gut. Dode eristalis tenax verliest kop, achterstuk, vleugels Ja, ja kleinen, ik kom met het malse middenstuk Aad van Diemen september 2009

Page 33: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

77

OproepenOproepenOproepenOproepen

Oproep penningmeesterOproep penningmeesterOproep penningmeesterOproep penningmeester Beste mensen, zoals gewoonlijk in dit najaarsnummer de oproep om je contributie voor de sectie Hymenoptera van € 10,- voor 2010 te voldoen. Graag voor 1 januari 2010, op girorekening 6435909 t.n.v. H. Nieuwenhuijsen, Frans Halsstraat 10, 1816 CN Alkmaar. Onder vermelding van ‘contributie sectie Hymenoptera + jaar (of jaren)’. In het voorjaarsnummer is de ledenlijst verschenen met de stand van de betaling van het lidmaatschaps-geld over dit jaar. Wie alsnog niet betaalde voor 1 juni werd geschrapt als lid en ontvangt dit nummer niet.

Oproep gegevens Oproep gegevens Oproep gegevens Oproep gegevens

excursie Belgiëexcursie Belgiëexcursie Belgiëexcursie België De voorjaarsexcursie van de sectie op 23 mei 2009 werd georganiseerd door enkele Belgische collega’s en ging naar enkele bloemrijke gebieden in België. Het weer was prachtig, de opkomst was goed en de gebieden lagen er mooi bij. Om een verslag van deze excursie te kunnen maken bij deze de vraag om de waarnemingen en vangsten, inclusief aanvullende ecologische gegevens, op te sturen naar de redactie. Per e-mail: [email protected], of per post (Voermanstraat 14, 6921 NP, Duiven). In het volgende nummer van Bzzz zal er dan een verslag van verschijnen.

Oproep gegevens Oproep gegevens Oproep gegevens Oproep gegevens

excursie Schoorlexcursie Schoorlexcursie Schoorlexcursie Schoorl De najaarsexcursie van de sectie op 15 augustus 2009 werd georganiseerd door onze sectie. Ondanks het bewolkte weer hebben we toch aardig gevangen. Om een verslag van deze excursie te kunnen maken bij deze de vraag om de waarnemingen en vangsten, inclusief aanvullende ecologische gegevens, op te sturen naar de redactie. Per e-mail: [email protected], of per post (Voermanstraat 14, 6921 NP, Duiven). In het volgende nummer van Bzzz zal er dan een verslag van verschijnen.

Oproep ‘Leuke Oproep ‘Leuke Oproep ‘Leuke Oproep ‘Leuke

waarnemingen in 2009’waarnemingen in 2009’waarnemingen in 2009’waarnemingen in 2009’ Zoals gewoonlijk zal in het volgende nummer van Bzzz, nr. 31, weer de traditionele rubriek "Leuke waarnemingen" van het afgelopen jaar komen. Met daarin een overzicht van vangsten en waarnemingen, die het vermelden waard zijn. Willen jullie voor deze rubriek de leuke, interessante en verrassende vangsten en waarnemingen van het afgelopen seizoen (2009) opsturen naar de redactie. Vóór de kopijdatum (1 maart 2010) Adres: Voermanstraat 14, 6921 NP, Duiven, of per e-mail: [email protected]

Page 34: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

78

MededelingenMededelingenMededelingenMededelingen

Studiedag Studiedag Studiedag Studiedag BombusBombusBombusBombus Onder leiding van Mervyn Roos & Theo Peeters Op zaterdag 23 januari 2010 wordt weer de jaarlijkse studiedag van de sectie Hymenoptera in Amsterdam gehouden. Deze keer richten we ons op hommels en koekoekshommels, die tegenwoordig allen tot het genus Bombus worden gerekend. Wij zijn erg benieuwd of jullie ook andere soorten dan de algemene stadstuinsoorten in jullie collectie hebben staan danwel of er onder jullie akkerhommels, steenhommels of weidehommels nog leuke soorten te voorschijn komen! ’s Ochtens zal Theo een inleiding geven over de systematiek, de verspreiding, biologie en oecologie van het genus Bombus. Daarna zullen we de meest bruikbare morfologische kenmerken van de soorten in ons land nalopen en vervolgens kan iedereen zelf aan de slag met het meegenomen materiaal. Ter vergelijking zal een referentie-collectie ter beschikking staan en fungeren Mervyn en Theo plus andere ‘specialisten’ als vraagbaak. We beloven hier nog niet of we jullie ook zullen inleiden in het determineren van de soorten van het subgenus Bombus nl. Bombus terrestris, B. lucorum, B. magnus en B. cryptarum. Maar wellicht worden aan deze morfologisch moeilijk te onderscheiden soorten wel enige woorden besteed. Datum en tijd Zaterdag 23 januari 2010, 10.30 - 16.00 uur. Noteer alvast in je agenda! Plaats Zoölogisch Museum afd. Entomologie, Plantage Middenlaan 64, Amsterdam. Bereikbaarheid Openbaar vervoer: vanaf het Centraal Station neem je tramlijn 9, uitstappen bij Plantage Badlaan, dat is één halte voorbij de halte voor Artis.

over de volgende brug en je bent in de Plantage Middenlaan. Na ca. 150 m ligt links het museum; tegenover de stenen dinosauriërs van Artis. De ingang van het museum bestaat uit een grote houten boog met allemaal ramen en in het midden een deur. Hier aanbellen. De auto’s kunnen worden geparkeerd op de Mauritskade, daarvoor eerst even melden bij het museum voor de sleutel. Meenemen Indien mogelijk binoculair plus verlichting. Er is ter plekke een beperkt aantal binocs aanwezig, maar je werkt meestal toch het prettigst met je eigen spullen. Dieren om te determineren of die je wilt laten controleren, omdat je er zelf niet goed uit komt. Eigen lunch. Voor koffie en thee wordt gezorgd. Literatuur Amiet, F., 1996. Hymenoptera, Apidae. 1. Allgemeiner Teil, Gattungsschlüssel, die Gattungen Apis, Bombus und Psithyrus. - Insecta Helvetica, Fauna 12, 98 p.

Aangevuld met Benton, T., 2006. Bumblebees, the natural history & identification of the species found in Brittain. - London, Collins, xi + 580 p.

Blom, J. van der, 1989, 1996. De hommels van Nederland. - Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, gewijzigde druk: 1-45.

Mauss, V., 1987. Bestimmungsschlüssel für die Hummeln der BRD. - DJN, Hamburg: 1-50.

Per auto: Ringweg Amsterdam (A10), afslag S113 (Diemen, Watergraafsmeer), Middenweg op gaan, richting centrum, helemaal uitrijden tot de rotonde, daar linksaf. Meteen rechts over de brug, rechtdoor

Page 35: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

79

Veranderingen in de Veranderingen in de Veranderingen in de Veranderingen in de

ledenlijstledenlijstledenlijstledenlijst Per 1 november 2009, aantal leden 69. Nieuw Kor Kramer Rembrandtlaan 5 1741 KJ Schagen [email protected] F.A.P.J. van den Munckhof Voordeldonk 17 5721 HK Asten [email protected] Eddy Willems Korte Meirenstraat 3 2390 Malle, België [email protected] Adreswijziging Sandra Dobbelaar Walstraat 7 4531 ED Terneuzen [email protected]

Nieuw emailadres Theo Peeters: [email protected]

Emailadressen De volgende leden woden verzocht hun nieuwe emailadressen door te geven: A. Neve A. v. d. Berg M. J. Courbois R. Brouwer

KopijKopijKopijKopij----sluitingsdatum voor nummer sluitingsdatum voor nummer sluitingsdatum voor nummer sluitingsdatum voor nummer 31313131::::

1 maart 201 maart 201 maart 201 maart 2010101010

Bestuur sectie Hymenoptera Voorzitter Jan Smit Voermanstraat 14 6921 NP Duiven 0316-284793 [email protected] Penningmeester Hans Nieuwenhuijsen Frans Halsstraat 10 1816 CN Alkmaar 072-5113975 Giro: 6435909 [email protected] Secretaris Erik van der Spek Wilhelminalaan 67 1781 AM Den Burg 0222-318027 [email protected]

Page 36: Bzzz 30

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. 30, november 2009

80

Inhoud Bzzz Inhoud Bzzz Inhoud Bzzz Inhoud Bzzz 30303030 blz. Redactioneel .............................................................................................................................................................................. 46 Artikelen..................................................................................................................................................................................... 47

Wespen en bijen op vliegbasis Gilze-Rijen in 2006-2008 ............................................................................................. 47 De driedoornige metselbij (Hoplitis tridentata) maakt een sprong naar het noorden ................................................. 49 Na de klimopbij nu ook de oliekever Stenoria analis in Nederland............................................................................... 51 Andrena barbilabris, een mogelijke gastheer van de blaaskopvlieg Myopa tessellatipennis.............................................. 53 De mijnen en de stuifmeelkeus van de vrouwtjes van de rosse metselbij (O. rufa Linnaeus 1758) in de Egmonder Hout in Alkmaar.............................................................................................................................................. 54 Nederland hommelland? .................................................................................................................................................... 56 Herintroductie van Bombus subterraneus in Engeland ...................................................................................................... 64

Tabellen...................................................................................................................................................................................... 65 Determinatietabel voor de bijen van het genus Colletes in Nederland......................................................................... 65

Literatuur ................................................................................................................................................................................... 69 AcuBieb 2008....................................................................................................................................................................... 69 Boekbespreking: Bumblebees: their behaviour and ecology ........................................................................................ 74 Boekbespreking: Field guide to the Bumblebees of Great Britain & Ireland............................................................ 75 Website.................................................................................................................................................................................. 76 Het genus Hylaeus in Nederland........................................................................................................................................ 76

Gedicht....................................................................................................................................................................................... 76 Vespula.................................................................................................................................................................................. 76

Oproepen................................................................................................................................................................................... 77 Oproep penningmeester..................................................................................................................................................... 77 Oproep gegevens excursie België...................................................................................................................................... 77 Oproep gegevens excursie Schoorl................................................................................................................................... 77 Oproep ‘Leuke waarnemingen in 2009’........................................................................................................................... 77

Mededelingen ............................................................................................................................................................................ 78 Studiedag Bombus ................................................................................................................................................................. 78 Veranderingen in de ledenlijst ........................................................................................................................................... 79 Kopij-sluitingsdatum voor nummer 31............................................................................................................................ 79