BULLETIN APROA decembre 2010 1Président / Voorzitter : Els Malyster e-mail : [email protected]...

B U L L E T I N20104 ème trimestre / 4ste trimester

ASSOCIATION PROFESSIONNELLE DE CONSERVATEURS-RESTAURATEURS D’ŒUVRES D’ART ASBLBEROEPSVERENIGING VOOR CONSERVATORS-RESTAURATEURS VAN KUNSTVOORWERPEN VZW

BULLETIN APROA decembre 2010_1 22/12/10 15:00 PageC1

Maalbeekweg 15, unité 13B-1930 Zaventem


Président / Voorzitter :

Els Malystere-mail : [email protected]

Vice-président / Vice-voorzitter :

Pierre Massone-mail : [email protected]

Nederlandstalige secretaris :

Sarah De SmedtWesterstraat 30, bus 6, Sint-NiklaasTel/fax : 03/296.39.60e-mail : [email protected]

Secrétariat francophone :

Etienne CostaRue des Cottages 93, 1180 Uccleltel./ fax 02 534.38.65email : [email protected]

Trésorier / Penningmeester :

Barbara de Jonge-mail : [email protected]

Vice-trésorier / Vice-penningmeester :

François Cartone-mail : [email protected]

Bernard Delm/ee-mail : [email protected] Buylee-mail : [email protected] de Winiwartere-mail : [email protected] Damiane-mail : [email protected] Fontainee-mail : [email protected] Post8e-mail : [email protected] van Gompene-mail : [email protected]

Rédaction / Redactie

Marie Postec16 rue Van Hammée 1030 Bruxellestél 0476 47 42 12e-mail: [email protected]

Administration / Administratie

Hilde WeissenbornJulius en Maurits Sabbestraat, 488000 Bruggetél: 0496 51 57 13e-mail: [email protected]

Imprimerie / Drukkerij

Avenue Ariane25 avenue Ariane 1200 Bruxellestél. 02 775 31 20

Prochains Bulletins / Volgende Bulletins

N°1 - 2011 : mars - maart

Textes un mois avant publication au format Word.doc (disquettes ou e-mail) / Teksten één maand vóór publicatie, (diskettes in Word of e-mail)

1

CONSEIL D’ADMINISTRATIONRAAD VAN BESTUUR

Le contenu des textes publiés n’engage que la responsabilité de l’auteur / De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerd artikels berust uitsluitend bij de auteurs

BULLETIN APROA decembre 2010_1 22/12/10 15:00 Page1

WOORD VAN DE VOORZITTER

MOT DU PRÉSIDENT

Els Malyster

NIEUWS UIT DE RAAD VAN BESTUUR

QUOI DE NEUF AU CONSEIL D’ADMINISTRATION ?

Etienne Costa, Marjan Buyle

RESTAURATION DES STUCS DU MUSÉE PROVINCIAL DES ARTS ANCIENS DU NAMUROIS

RESTAURATIE VAN HET STUC VAN HET PROVINCIAAL MUSEUM VOOR OUDE KUNSTEN UIT HET NAAMSE

ELVIRA IOZZI

LAPISLAZULI : EXTRACTION DE L’OUTREMER UNE EXPÉRIMENTATION EXCITANTE

MARIE POSTEC

EXPOSITIONS

TENTOONSTELLINGEN

LIVRES

BOEKEN

2

Le contenu des textes publiés n’engage que la responsabilité de l’auteur / De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerd artikels berust uitsluitend bij de auteurs

3

5

6

12

15

16


Chers collègues,

L’année tire déjà à sa fin. Cette année « entre deux colloques » fût plutôt calme pour notre association bienque Marjan Buyle et un groupe de travail soient déjà enpleine préparation du colloque 2011, mais aussi parce quela progression dans la procédure de la reconnaissance denotre titre professionnel est en suspend du fait de la longue période d’affaires courantes dans l’attente d’unnouveau gouvernement.

Mais cela ne nous a pas empêchés de continuer à mieuxfaire connaître notre profession aux instances et organisations impliquées dans notre domaine de travail,par une large diffusion de notre Bulletin et de la liste desmembres. D’ailleurs, bientôt le Bulletin sera intégralementlisible sur notre website.

Le website va bientôt être « relifté » et deviendra plus convivial. Les problèmes d’accessibilité du site seront solutionnés. Donc, à partir de 2011, rendez-vous tous surnotre nouveau site : http://www.aproa-brk.org. Si vousavez des remarques ou propositions concernant le website, vous pouvez envoyer un mail via le site, ou à [email protected].

L’année prochaine se présente en tous cas comme animéeet fascinante. D’abord il y a notre Assemblée Générale ,dans la salle habituelle « De Spiegelzaal » au « Markten »,le 14 mars. A l’aube des vingt ans d’existence de notre association, il nous paraît intéressant de réfléchir et de discuter sur l’avenir de notre association. Nous comptonssur votre participation nombreuse et active à ce débat trèsimportant pour l’avenir de l’APROA. Plus tard dans l’année,notre colloque suivra , les 17 et 18 novembre, avec commesujet :“ Restaurer l’invisible”.

Comme point final, nous voudrions, comme chaque année,faire un appel aux candidatures pour le CA. On se répètepeut-être mais c’est une réalité : la relève de la garde esturgente. On espère que les “anciens” continueront encoreun certain temps, mais la succession doit se faire et pourcelle-ci, nous comptons sur vous. Merci déjà à tous ceuxqui aident « en coulisse » l’association.

On vous souhaite de bonnes fêtes de fin d’année et déjàun millésime 2011 fantastique !!!

Beste collega’s,

Het jaar loopt alweer op zijn einde. Het was eerder eenkalm jaar voor onze beroepsvereniging want een jaarzijnde tussen twee colloquia in (alhoewel : Marjan Buyle eneen werkgroep zijn reeds volop bezig achter de schermenmet de voorbereiding voor 2011) maar ook omdat enigevooruitgang in de procedure tot bescherming van onzeberoepstitel op zich laat wachten; meegesleept in het zogvan een uitblijvende vorming van een regering.

Maar dit belette ons uiteraard niet om ons beroep en vereniging verder kenbaar te maken bij alle betrokken organisaties en instanties binnen ons werkveld via ons Bulletin en de ledenlijsten. Trouwens, binnenkort zal hetBulletin integraal te lezen zijn op onze website.

Deze laatste zit binnenkort in een nieuw kleedje en wordtgebruiksvriendelijker. Er waren enkele problemen met detoegankelijkheid van de site , maar dit euvel zal nu verholpen worden door de site te updaten. Dus vanaf 2011met z’n allen surfen naar http://www.aproa-brk.org. Indienu opmerkingen of voorstellen heeft betreffende de website dan kan u de informatie doormailen via de site ofnaar [email protected].

Volgend jaar dient zich alvast druk en boeiend aan . Vooreerst is er onze Algemene Vergadering die opnieuwdoorgaat in de oude vertrouwde de Spiegelzaal van deMarkten, op maandag 14 maart . Op de vooravond van het20-jarig bestaan van onze vereniging achtten we het interessant om tijdens deze bijeenkomst, onze verenigingeens door te lichten en de weg uit te stippelen die we willen volgen binnen ons beroep en vereniging. We hopenop veel volk en op een levendig debat over de toekomstvan onze vereniging ! Later op het jaar volgt op 17 en 18 november ons colloquiummet het onderwerp “Het onzichtbare restaureren”.

Als laatste willen we zoals elk jaar opnieuw een oproepdoen aan elk lid om zich kandidaat te stellen voor de Raadvan Bestuur. We vallen misschien in herhaling maar het iswel een realiteit : de aflossing van de wacht is dringend.We hopen dat de “anciens” het nog een poosje willen uithouden, maar opvolging is nodig en daarbij rekenenwe op jullie , met extra energie, nieuwe voorstellen, frisseideeën. Elke inzet hoe klein ook is welkom. Waarbij dankaan iedereen die reeds achter de schermen meewerkt.

We wensen iedereen mooie eindejaarsfeesten en alvasteen fantastisch 2011 toe !!

3

WOORD VAN DE VOORZITTERMOT DU PRÉSIDENT

ELS MALYSTER

De ALGEMENE VERGADERING zal doorgaan op MAANDAG 14 MAART in de Markten aan de OudeGraanmarkt in de Spiegelzaal.

L’ ASSEMBLÉE GÉNÉRALE aura lieu le LUNDI 14 MARS au « Markten » sur le Vieux Marché aux grains àBruxelles, dans la salle des miroirs.


4

De Raad van Bestuur onderzocht de dossiers van denieuwe kandidaten voor lidmaatschap aan onze vereniging. Dit jaar mochten we drie kandidaten verwelkomen.Het is misschien handig om nog even te herinneren aande procedure.De kandidaturen worden door de Raad van Bestuur indrie fasen onderzocht.Eerst wordt nagegaan of het dossier van de kandidaatvolledig is, met andere woorden of de gevraagde administratieve documenten aanwezig zijn, maar ookof de behandelingsdossiers de kwaliteit van de persoonlijke praktijkervaring van de kandidaat weerspiegelen.In een tweede fase worden de behandelingsdossiersonderzocht. Deze worden eerst samen bekeken en worden dan doorgegeven aan de bestuursleden metdezelfde specialisatie, die zich meer ten gronde over devoorgestelde restauraties kunnen buigen.In een derde fase worden de kandidaten met hun peters/meters uitgenodigd op een bestuursvergaderingvoor een kennismaking en om hen enkele vragen testellen.Daarna wordt door de raad gestemd over de aanvaarding van de kandidaat.De laatste stap is de stemming over de toetreding doorde Algemene Vergadering. De leden van de verenigingkunnen de dossiers van de kandidaten op de vergadering zelf inkijken. Een peter of meter stelt hetcurriculum van de kandidaat en zijn argumenten om dekandidatuur te steunen voor.

De RvB vervolgt het dossier over de aanvraag tot bescherming van de beroepstitel. De administratieve afhandeling van dit dossier wordt momenteel vertraagddoor de politieke situatie. We blijven er echter aan doorwerken en vermenigvuldigen onze contacten envergaderingen.

De toekomst van de vereniging werd ook besproken inde RvB. Het is wellicht niet nutteloos om een globalebalans op te maken van onze activiteiten en doel-stellingen en tegelijkertijd nieuwe uitdagingen voor detoekomst te zoeken. Deze vraag zal ook ter sprakekomen tijdens de volgende algemene vergadering, die zal doorgaan op maandag 14 maart2011 en waar we u zeer talrijk hopen te ontmoeten.

Le CA s’est penché dernièrement sur les nouvelles candidatures pour adhésion à notre association. Nous avons eu le plaisir d’accueillir trois nouvelles candidatures cette année.Il n’est peut-être pas inutile de rappeler la procédure.Les candidatures sont examinées en trois phases par le CA.Premièrement nous vérifions que le dossier du candidatest complet, à savoir qu’il comprend les documents administratifs demandés mais aussi que les dossiers detraitement sont à même de refléter la qualité de la pratique personnelle du candidat. Un vote a lieu ensuiteafin de déterminer si le candidat peut poursuivre la procédure sur base de son dossier global. Deuxièmement, nous examinons les dossiers de traitement proprement dits. Ces dossiers sont examinésen commun et circulent ensuite entre les personnes demême spécialité au sein du CA. Ces derniers se pencheront plus à fond sur les cas traités. Troisièmement, nous invitons les candidats et leurs parrains à une réunion en commun où nous avons leplaisir de faire connaissance et de poser quelques questions au futur membre.Nous votons alors l’acceptation du candidat par le CA. La dernière phase consiste en un vote d’acceptation parl’assemblée générale. Les membres de l’association peuvent consulter les dossiers de traitement le soir decette assemblée générale. Un parrain du candidat présente son parcours et les raisons de son soutien àcette candidature.

Le CA continue à suivre notre dossier de requête en protection de titre. Le parcours officiel de ce dossier estau ralenti pour le moment étant donné la situation politique du moment. Nous continuons à y travaillerpourtant beaucoup et à multiplier les contacts et lesréunions.

L’avenir de notre association a été abordé égalementpar le CA. Il n’est sans doute pas inutile de faire un bilanglobal de nos actions et de nos buts tout en recherchantde nouvelles perspectives pour l’avenir. Cette questionsera abordée lors de notre prochaine assemblée générale, qui aura lieu le lundi 14 mars 2011 et où nousespérons vous voir très nombreux.

NIEUWS UIT DE RAAD VAN BESTUURQUOI DE NEUF AU CONSEIL D’ADMINISTRATION ?

MARJAN BUYLE, ETIENNE COSTA


Eén van de redenen van onze bezorgdheid is de lageinvesteringsgraad van onze leden in de werking van

onze vereniging. In de RvB zetelen leden die daar al heellang actief zijn (7,12 tot 19 jaar). Een regelmatige vernieuwing die de continuïteit van de werking waarborgt, is absoluut noodzakelijk. Hier zou ieder vanjullie over moeten nadenken.

De RvB volgt met interesse de activiteiten van de kleinewerkgroep voor het volgende colloquium. Het programma wordt langzaam maar zeker gevuld met interessante lezingen. Er wordt nog contact opgenomen met enkele mogelijke sprekers. Het programma belooft bijzonder boeiend en gevarieerd te worden en alle specialisaties komen aan bod.

De leden van de RvB wensen u een prachtig jaareindeen heel mooie feesten.

Une raison d’inquiétude provient toujours du peu d’investissement des membres dans la gestion de l’association. Nous sommes nombreux au sein du CA àêtre présents depuis des années (7, 12, voire 19 années).Une relève régulière assurant une continuité de la gestion est absolument nécessaire. Cette situation doitêtre considérée par chacun d’entre vous.

Le CA suit avec intérêt les activités du petit groupe detravail pour le colloque. Le programme se constituepetit à petit d'interventions intéressantes. Les derniersintervenants sont contactés en ce moment. Le programme s'annonce déjà très passionant et divers, ettoutes les spécialités seront représentées.

Les membres du CA vous souhaitent une excellente find’année et de très bonnes fêtes.

5


Connu actuellement sous le nom du «Muséedes Arts Anciens et du Namurois », l’ancien hôtel parti-culier Gaiffier d’Hestroy de Tamison est un immeublebâti au milieu du XVIII siècle dans la rue principale deNamur en plein centre ville, au 24 rue de Fer. C’est ladernière propriétaire, Madame Paul d’Haese, qui en fitdon à la Province de Namur par testament en 1948.

Cet hôtel est devenu en 1964 un Musée ras-semblant les œuvres d’art du Moyen Age et de la Re-naissance de la Société archéologique de Namur.Aujourd’hui il abrite le fabuleux trésor d’Hugo d’Oi-gnies.

Quelques documents conservés dans les ar-chives du musée nous donnent quelques renseigne-ments disparates1. En les consultant, nous découvronsque le projet de ce long mur aveugle en façade faillitavorter car il était en contradiction avec les règlementscommunaux. Les échevins voulaient la démolition dumur qui fut finalement maintenu.

Le mur de clôture del’hôtel, construit en 1768, estérigé de façon symétrique depart et d’autre d’une largeporte cochère et décoré de car-touches en stuc aux décorsd’une grande qualité. La pater-nité de ces stucs revient auxstucateurs Baptiste Jonquoy etJoseph Hustin ayant déjà tra-vaillé à l’hôtel de Groesbeeck-de Croix (1751-52).

La partie qui nous in-téresse est le mur de clôture del’hôtel d’une longueur de 27,50mètres sur 8,10 mètres de haut.

Côté rue le mur com-porte un portail central percéen son centre d’une large portecochère de style Louis XV. Il estsurmonté d’un fronton triangu-laire en pierre sculptée soutenu par quatre pilastres enpierre (calcaire mosan). De chaque côté de la porte setrouvent trois cartouches sculptés de style régence na-murois séparés par des pilastres à refend en pierre (cal-caire mosan) qui font penser à de grandes fenêtres. Les

Thans gekend onder de naam «Museum vooroude kunsten en van de streek van Namen», is het voor-malig hôtel Gaiffier d’Hestroy de Tamison een gebouwuit het midden van de 18de eeuw in de hoofdstraat vanNamen in volle stadscentrum, 24 rue de Fer. De laatsteeigenares mevrouw Paul d’Haese schonk het aan deprovincie van Namen per testament in 1948.

Het hôtel werd museum in 1964, met werkenvan de middeleeuwen en de renaissance uit de collec-tie van de archeologische vereniging van Namen. Thansherbergt het ook de fabuleuze schat van Hugo d’Oig-nies.

Enkele documenten bewaard in de museu-marchieven geven disparate inlichtingen. Tijdens de lec-tuur ervan bleek dat een project voor een lange blindemuur op de voorgevel niet werd uitgevoerd omdat hetin strijd was met de gemeentelijke reglementen. Deschepenen wilden de afbraak van de muur, maar hijwerd uiteindelijk toch niet gesloopt.

De afsluitingsmuurvan het hôtel, gebouwd in1768, is symmetrisch opgetrok-ken aan weerskanten van eenbrede koetspoort en versierdmet cartouches in stucwerkmet versieringen van hogekwaliteit. Ze werden uitgevoerddoor de stukadoors BaptisteJonquoy en Joseph Hustin, dievoordien al gewerkt haddenaan het hôtel de Groesbeeck-deCroix (1751-1752). Het gedeeltedat ons hier interesseert is deafsluitingsmuur van het hôtelmet een lengte van 27,50 m op8,10 m hoogte.

Langs de straatkantbestaat de muur uit een cen-trale ingang met in het midden

een brede koetspoort in Lodewijk XV-stijl. Bovenaaneen driehoekig fronton in steen ondersteund door vierpilasters in maaslandse kalksteen, die doen denken aangrote vensters. De middelste cartouches zijn smal en er-boven staat een buste in hoogreliëf met de voorstelling

6

RESTAURATION DES STUCS DU MUSÉE DES ARTS ANCIENS ET DU NAMUROISRESTAURATIE VAN HET STUC VAN HET MUSEUM VOOR OUDE KUNSTEN EN

VAN DE STREEK VAN NAMEN

ELVIRA IOZZI

Ill. 1 : schémas des façades, côté cour et côté rue (archives A.E.N.tome cinquante-neuvième 1979)

Ill.1: schema van de gevels, kant binnenkoer en straatkant


van een man en een vrouw. De vier grote cartoucheszijn omringd met moulures en versierd met florale mo-tieven, rocailles en voluten. De decoratie is zeer gevari-eerd. De kwaliteit van uitvoering is uitzonderlijk.

Langs de kant van de binnenkoer is de gevelopgevat als een halve cirkel, doorbroken met drie tra-veeën vensters aan weerskanten van de inkom en om-lijst met twee koetspoorten. De verschillende traveeënzijn samengesteld uit 20 cartouches in stucwerk, metmoulures en kleine rocailles en plantaardige motieven.Boven de drie koetspoorten zijn drie profielen in me-daillons aangebracht.

Spijtig genoeg was deze muur, die in goedetoestand was tot in de 20ste eeuw, in een dergelijke staatvan verval dat de bewaring van het stucwerk in gevaarkwam. Het is dankzij de inzet van Jacques Toussaint, deconservator van het museum, dat een eerste studie uit-gevoerd werd door C. Cession met het oog op het sa-menstellen van een lastenboek.

Ondanks het voortschrijdend verval van hetstucwerk, zou de behandeling ervan pas opstarten inapril 2009. Deze werd toevertrouwd aan de firma Bajarts.a. De fase van restauratie beloofde ingewikkeld te wor-den. Hiervoor was een interdisciplinair team nodig. Eentijdelijke vereniging werd opgericht met diverse res-taurateurs en vakmensen, bestaande uit Pascal Mulpas,Matthieu Vander Hoeden en ondergetekende. In deloop van de werken werd de ploeg uitgebreid met tal-rijke stagiairs uit Belgische en Poolse opleidingen.

Veel onbekenden werden bestudeerd alvorensde werken aan te vatten. De ge-bruikte stucwerktechniek is uniekvoor België. De materie is samenge-steld uit luchthardende kalk, zand,vergruisde baksteen, dierlijke harenen vulkaanslakken. Voor zover onsbekend is deze samenstelling nooitgebruikt voor ander buitenstuc-werk.

Tijdens de loop van hunbestaan werd het stucwerk meer-maals behandeld. Daarom was hetbedekt met een vette mastiek enverschillende malen geschilderd inolieverf. Deze superpositie van delagen vormde een dikke huid, waar-door de eigenlijke bewaringstoe-stand van het stuc niet meerzichtbaar was.

cartouches centraux sont étroits et surmontés d’unbuste en haut relief représentant un homme et unefemme. Les quatre grands cartouches sont entourés demoulures et décorés de motifs floraux, de rocailles et devolutes ; les décors sont très variés. Leur finesse et leurqualité sont exceptionnelles.

Côté cours, la façade a été conçue en demi-cer-cle, percé de trois travées de fenêtres de part et d’autrede l’entrée et encadré de deux portes cochères.

Les différentes travées sont composées de 20cartouches en stuc composés de moulures avec despetites rocailles et des motifs végétaux. Au-dessus desportes cochères se trouvent trois profils en médaillon.

Malheureusement, ce mur bien conservéjusqu’au XXème siècle, était dans un tel processus dedégradation qu’il mettait en danger la survie de cesstucs. C’est grâce à l’engagement de Monsieur Tous-saint, conservateur du Musée, qu’une première étudefut réalisée en 2001 par Madame C. Cession, en vued’établir un cahier des charges.

Malgré l’état de dégradation fort avancée desstucs, le chantier de conservation et de restauration nedébutera qu’en avril 2009 et fut confié à l’entreprise Ba-jart s.a. La phase de conservation-restauration s’avéraitdélicate et le travail complexe. Cela nécessitait une ap-proche pluridisciplinaire. Une association momentanéeentre différents restaurateurs et artisans fut mise aupoint ; elle concernait les disciplines de restauration depeinture murale et de sculpture. Pascal Mulpas, restau-rateur de support, Matthieu Vander Hoeden, artisansculpteur et moi-même, restauratrice de peinture, avonsmené à bien la conservation et larestauration de cet ensemble ex-ceptionnel. Tout au long du chan-tier, nous avons agrandi l’équipe parla présence de nombreux stagiairesen restauration venant de diffé-rentes écoles belges et polonaises.

Beaucoup d’inconnues fu-rent mises en exergue avant decommencer ce travail de conserva-tion sur un support unique en Bel-gique. En effet, cette technique dustuc, matière composée de chauxaérienne, de sable, de briques pi-lées, de poils d’animaux et de sco-ries, n’a pas été utilisée pour desréalisations extérieures réperto-riées.

7

Ill. 2 : décor avant dégagement (© auteur)Ill. 2 : de decoratie voor de vrijlegging


De eerste tests, uitgevoerd in 2001, wezen uitdat de behandelingsvoorstellen die vroeger gedaanwerden, niet geschikt waren voor onze streken, hoewelvaak gebruikt in de restauratie van muurschilderingen.Deze gaven geen waarborg voor het voortbestaan vande stucs. De fixeringen met caseaat hielden al lang nietmeer stand. De integraties met kalkmortel waren ver-poederd. Nieuwe voorstellen tot behandeling lekennoodzakelijk. Op die manier werden ethylsilicaat (voorhet verharden van het stuc) en bindmiddelen op basisvan hydraulische kalk (voor de consolidatie) gebruikt.

De vrijlegging vereiste ook een groot aantaltests. Het verwijderen van de eerste olieachtige lagenwerd zorgvuldig uitgevoerd met spatels, beitels en scal-pels. De overschilderingen werden week gemaakt meteen ‘leister’ met warme lucht. De vlakke delen, waarvande originele plamuur goed bewaard was, werden zon-der veel moeilijkheden vrijgelegd, maar het werkduurde langer en was delicater voor de reliëfs omdatdeze zwaar ingepapt waren. Voor dit deel van het werkwas grote voorzichtigheid vereist om het stucwerk niette beschadigen met het gereedschap. Omdat het nietmogelijk was om alle overschilderingen weg te halenuit de holtes, werd het vrijleggen aangevuld met eenchemische décapant op basis van dichloromethaan (60à 85 %) en methanol (3 à 6%). Deze pasta werd aange-bracht met de borstel en na enkele minuten gereinigdmet kalkwater om het verschijnen van zouten te ver-hinderen.

Een periode van 9 maanden was nodig om hetgeheel van het stucwerk vrij te leggen en om de origi-nele grijsblauwe kleur terug te vinden. Tijdens de fasevan het vrijleggen merkten we op dat bepaalde floralemotieven restanten van polychromie vertoonden uit

Au cours du temps, les décors ont fait l’objet denombreuses campagnes de restauration, c’est ainsi quele stuc était enduit d’un mastic gras et avait été repeintà de multiples reprises à l’aide de peinture à l’huile.Cette superposition de couches formait une épaissepeau ne permettant pas de voir l’état réel de dégrada-tion des stucs.

Les premiers essais, datant de 2001, nous ontpermis de réaliser que les propositions de traitementfaites à l’époque étaient inadaptées à nos régions, bienque régulièrement utilisées en restauration de peinturesmurales. Celles-ci ne permettraient pas la pérennité desstucs, les fixages au caséate ne tenaient plus depuislongtemps, les intégrations réalisées à l’aide d’un mor-tier à la chaux étaient devenues pulvérulentes. De nou-velles propositions de traitement nous ont sembléesnécessaires. C’est ainsi que des produits comme le sili-cate d’éthyle (pour le durcissement du stuc) et des liantsà base de chaux hydraulique (pour la consolidation) ontété utilisés.

Le travail de dégagement a, lui aussi, fait l’ob-jet de nombreux essais. Le dégagement des premièrescouches picturales huileuses s’est effectué avec pru-dence à l’aide de spatules, gouges et scalpels. Nousavons ramolli les surpeints avec un « leister » à airchaud. Les aplats, dont l’enduit original est bienconservé, ont été dégagés sans trop de difficulté maisle travail s’avéra plus long et délicat dans les reliefs carceux-ci comportaient des empâtements importants.Pour cette partie du travail, il s’agissait d’être très pru-dent afin de ne pas abîmer le stuc avec les outils. N’ar-rivant pas à extraire de manière parfaite les couches desurpeints dans les parties creuses, nous avons complétéle dégagement à l’aide d’un décapant chimique à basede dichlorométhane (60% à 85%) et de méthanol (3% à6%). La pâte appliquée au pinceau était rincée aprèsplusieurs minutes à l’aide d’eau calcaire afin d’éviter laréapparition de sels.

8

Ill. 3 : Essai de dégagement mécanique (© auteur)Ill. 3: test voor mechanische vrijlegging

Ill. 4 : Dégagement au leister (© auteur)Ill 4: vrijlegging met de ‘leister’


Une période de 9 mois fut nécessaire pour dé-gager l’ensemble des stucs et pour retrouver sa couleurgris-bleue d’origine. Durant la phase de dégagement,nous avons observé dans certains motifs floraux la pré-sence de résidus de polychromie correspondant à dif-férentes époques (comme constaté lors de l’étude de C.Cession). Malgré tout le soin apporté à cette tâche, desrésidus de couleur restaient dans les cavités des par-ties du stuc érodé. Nous aurions pu arrêter là notre in-tervention, mais pour permettre une excellenteaccroche des matériaux que nous allions appliquer surle stuc, nous avons opté pour une finition optimale.Pour ce faire nous avons complété notre dégagementpar un dégagement ponctuel avec un « vibrograf »équipé d’une pointe diamantée de petit calibre pourpouvoir déloger ces résidus persistants sans endom-mager le matériau originel.

Alors que le décor de chaque cartouche sem-blait unique avant cette opération, il révéla un carac-tère symétrique d’un pan de mur à l’autre. Cela nouspermit une reconstitution plus précise de certains élé-ments manquants.

Le dégagement a également révélé la présenced’anciens bouchages et de reconstitutions de reliefs réa-lisés dans des matériaux de natures différentes (chauxde teintes différentes, plâtre, béton, mastics huileux, si-licone, morceau de bois) selon l’époque des interven-tions. Après discussion et en accord avec l’architecte,nous avons dégagé ceux-ci car ces intégrations étaientpeu harmonieuses d’un point de vue esthétique.

Le stuc original était maintenu par des clousmétalliques forgés et de grandeur différente. Les clousmis à nu se sont oxydés et la dilatation provoquée parla rouille a fait éclater les extrémités des reliefs provo-quant des fissures et des décollements des décors. Pourarrêter ce phénomène de dégradation, nous avons ex-trait les clous visibles, après en avoir dégagé le stuc

verschillende periodes (zoals opgemerkt tijdens de stu-die van C. Cession). Ondanks alle zorg bleven er residu’svan kleuren achter in de holtes van geërodeerd stuc-werk. We hadden onze interventie daar kunnen stop-pen, maar om een betere hechting van de materialen,die we op het stuc zouden aanbrengen, te verzekerenhebben we geopteerd voor een optimale afwerking.Hiervoor hebben we plaatselijk vrijgelegd met een ‘vi-brograaf’, waarop een diamantpunt van klein kaliber ge-monteerd was om de laatste restanten te verwijderenzonder de originele materie te beschadigen.

Hoewel de decoratie van elke cartouche onsuniek leek vóór de behandeling, bleek er een symme-trie te zijn van de muurpanden. Dit liet toe om eennauwkeurigere reconstructie van ontbrekende delen tekunnen utvoeren.

Het vrijleggen toonde ook de aanwezigheidvan oude vullingen en van reeconstitutie van reliëfs inandere materialen (kalk in diverse kleuren, pleister,beton, olieachtige masteiken, siliconen, hout), volgensde periode van interventie. Na discussie en akkoord vande architect hebben we deze ook verwijderd omdat deintegraties weinig esthetisch waren.

Het origineel stuc is vastgehecht met smeed-ijzeren nagels van verschillende grootte. Ze bleken ge-oxideerd te zijn en hun uitzetting door roest had deuiteinden van de reliëfs doen afspringen met barstenen loslaten van het decor tot gevolg. Om dit degrada-tiefenomeen te stoppen hebben we de zichtbare nagelsverwijderd. We hebben ze vervangen door epoxyharsmet een vulling (aerosile). Deze nieuwe techniek werdons gesuggereerd door het onderzoekscentrum S.R.S.Benelux s.a. (firma gespecialiseerd voor de bouw), waar-

9

Ill. 6 : Motif complété (© auteur)Ill. 6: Vervolledigd motief

Ill. 5 : Motif disparu (© auteur)Ill. 5: Verdwenen motief


qui les entourait. Nous les avons remplacé par un gou-geon composé d’une résine époxy additionnée d’unecharge (aerosile). Cette technique novatrice nous a étésuggérée par le centre de recherche S.R.S Benelux s.a.(société de produits spécialisés pour la construction)avec qui nous avons collaboré tout au long du traite-ment.

Les infiltrations d’eau par les fissures ont fini parprovoquer, durant ces longues années de non entretiendes stucs, l’apparition de sels en surface et entre lesépaisseurs de stuc,créant ainsi des ou-vertures de plus enplus nombreusesdans le stuc et unedégradation de plusen plus importantedes motifs sculptés al-lant jusqu’à la dispari-tion de certains.Avant de dégager etde stabiliser ces par-ties fortement dégra-dées, nous avons dûredonner une consis-tance au stuc complè-tement pulvérulent.Pour ce faire, nousavons appliqué du si-licate d’éthyle délica-tement, à l’aide d’unpinceau. Cette opération avait pour objectif de conso-lider les parties de stuc avant de les dégager de leurscouches de surpeints huileux. Ce travail de consolida-tion a été répété plusieurs fois.

Des nombreux décollements ont été observésentre la brique et le stuc. Pour combler le vide entre lescouches, nous avons procédé à des injections de coulieà base de chaux hydraulique naturelle à faible teneur ensels hydrosolubles, le B FLUID-XB, produit de la gammeUnilit.

Après humidification à l’eau déminéralisée etalcool éthylique (50/50) mélangé à quelques gouttesd’un tensioactif (Agepon à 0,2%), nous avons consolidéles zones instables en injectant, à l’aide de seringues, lecoulis à base de chaux hydraulique dans les fissures exis-tantes et des petits trous forés. Cette opération a été ré-pétée plusieurs fois, après un temps de séchage deplusieurs jours entre les injections.

Après un an de dégagement et de consolida-tion, nous avons pu commencer la reconstitution dustuc et des éléments du décor. Pour cette partie du tra-vail, nous avons classé les éléments en deux catégories,selon qu’il s’agissait des plats et des moulures, ou des

mee we tijdens de hele duur van de behandeling heb-ben samengewerkt.

De waterinfiltraties door de barsten hebbenuiteindelijk, gedurende deze lange jaren van gebrek aanonderhoud, geleid tot het verschijnen van zouten aande oppervlakte en in de dikte van het stuc, waardoor ertal van openingen kwamen en een vergevorderde de-gradatie van de gesculpteerde motieven tot en met hunvolledige verdwijning. Alvorens de gedegradeerde

delen vrij te leggenen te stabiliseren,moest het verpoe-derde stucwerk eerstverhard worden.Hiervoor werd ethyl-silicaat gebruikt, aan-gebracht met deborstel. Deze behan-deling had tot doelde stucwerkdelen teconsolideren alvo-rens de olieachtigeoverschilderingen teverwijderen. Dezebehandeijg moestenkele keren her-haald worden.

De hechtingtussen de baksteen

en het stuc was op veel plaatsen problematisch. Omdeze holtes te vullen werden werd een coulis van na-tuurlijk hydraulische kalk met laag gehalte aan water-oplosbare zouten gebruikt, de B FLUID-XB, een produktvan het gamma Unilit.

Na bevochtingen met gedeminieraliseerdwater en ethylalcohol (50/50), vermengd met enkele druppels tensioactief (Agepon 0,2 %),werden onstabiele zones geïnjecteerd met injectiespuiten, in de barsten en indaarvoor gemaakte gaten. Deze behandeling werd meerderekeren herhaald, na een droogtijd van verschillendedagen tussen de injecties.

Na een jaar van vrijleggen en consolideren, konbegonnen worden met de reconstitutie van het stuc envan de decorelementen. Voor dit gedeelte van de be-handeling werden de elementen geklasseerd in tweecategorieën, al naargelang het ging om vlakke delen enmoulures, of decoratief sculpteerwerk. Het modellerenvan de hoogreliëfs werd toevertrouwd aan vakmensenoner toezicht van de vereniging en van het architecte-natelier T. Lanotte. Gezien de dikte van de te integrerendelen werd het modelleren in diverse etappes uitge-voerd. We gebruikten mortels uit het Unilit 65 gamma

10

Ill. 7 : stuc pulvérulent, application de silicate d’éthyle avant dégagement (© auteur)Ill. 7: verpoederd stucwerk, aanbrengen van ethylsilicaat vóór het vrijleggen


11

éléments ornementaux des sculptures. A cet effet, lapartie modelage des hauts reliefs à été confiée à des ar-tisans sculpteurs sous le regard de l’association et del’atelier d’architecte T. Lanotte. Vue l’épaisseur des par-ties à réintégrer, le modelage s’est déroulé en plusieursétapes. Nous avons utilisé des mortiers de la gammeUnilit 65 (td 13 siskal), c’est-à-dire des mortiers prêts àemploi et composés de chaux hydraulique naturellepure comme liant. Ils avaient des granulométries dif-férentes (4,0mm pour Unilit 65 N en première couche ;1,4 mm pour l’Unilit 65 M en deuxième couche et F0.8mm Unilit F en finition).

Pour que notre intégration soit dans la couleurla plus proche du stuc (gris-bleu) nous avons ajouté aumortier de couleur beige claire des pigments minéraux.

Avant l’application du mortier, les parties à in-tégrer ont été humidifiées à l’aide d’eau claire. Untemps de séchage de +/_ 24 heures fut respecté entreles différentes couches de mortiers.

Aujourd’hui, la restauration des stucs de la courintérieure est en voie d’achèvement. Le travail sur la fa-çade avant est momentanément arrêté, à cause desconditions climatiques, ne permettant plus de pouvoirutiliser les matériaux à base de chaux. Les étapes de dé-gagement et de conservation sont abouties et cette fa-çade n’attend plus que la reconstituions formelle dudécor.

1 voir archives A.E.N. fond Gaiffier, n°10 ; J . Toussaint,Hôtel de maître à Namur, du style Louis XIV au premier Em-pire, Guide de poche du Musée des Arts anciens du Na-murois (n°2), 2001

(td 13 siskal), m.a.w. gebruiksklare mortels samenge-steld uit natuurlijk hydraulische kalk als bindmiddel. Zehadden diverse granulometrieën (4;0 mm voor Unilit 65N als eerste laag; 1,4 mm voor Unilit 65M als tweedelaag en 0,8 mm Unilit F voor de afwerkingslaag.

Om de integratie in de originele kleur van hetstucwerk (grijsblauw) te bekomen, hebben we aan demortels minerale pigmenten toegevoegd. Vóór het aan-brengen van de mortel werden de te integreren ge-deeltes bevochtigd met helder water. Een droogtijd vanongeveer 24 u werd in acht genomen tussen de ver-schillende lagen van de mortels.

De restauratie van het stucwerk van de bin-nenkoer is thans in de fase van afwerking. Omwille vande klimatologische omstandigheden is het werk aan degevel tijdelijk stopgezet, omdat materialen op kalkba-sis nu niet kunnen gebruikt worden. De etappes vanvrijleggen en conservatie zijn beëindigd en de gevelwacht nu nog slechts op de vormreconstructies van dedecoratie.

(vertaling Marjan Buyle)


« Le bleu outremer est une couleur noble, belle,vraiment parfaite, plus que toutes les autres ; elle surpassece que l’on pourrait en dire. »

(Cennino Cennini, Il libro del Arte, début XVème siècle)

Dans le cadre du cours sur les matériaux an-ciens et les techniques picturales donné aux étudiantsde 1ère bachelier en Conservation-restauration àl’E.N.S.A.V. de la Cambre, nous avons lancé une expé-rience cette année : l’extraction du bleu outremer à par-tir du lapis-lazuli !

Nous nous sommes procurés plusieurs petitespierres1 de lapis-lazuli (Ill. 1) en provenance d’Afghanis-tan, pays qui abrite le gisement le plus connu depuis leMoyen-Age, dans la province du Badakshan plus préci-sément. Les gisements du Chili fournissent une pierreplus pâle. On en trouve également en Russie, dans la ré-gion du lac Baïkal et en Sibérie. D’autres pays en four-nissent aujourd’hui en quantité moindre : l’Angola , laBirmanie, le Pakistan, les Etats-Unis (Colorado et Cali-fornie) et le Canada.

Le lapis-lazuli est une roche métamorphique,contenant des silicates du groupe des feldspathoïdes. Ilest constitué principalement de lazurite (25 à 40 %) - àne pas confondre avec l’azurite - puis de calcite(blanche), de sodalite (bleue) et de pyrite (jaune). A l’étatnaturel, il présente un bleu profond, pailleté ou veinéd’un blanc légèrement doré. Les Anciens prenaient cesveinules pour de l’or (il s’agit en fait de pyrite de fer), cequi augmentait le prestige et le prix de la pierre.

Le nom dériverait du latin lapis, qui signifiepierre, et du perse lazuli, lazur ou azure qui signifie bleu2.Le lapis-lazuli est surtout connu comme pierre orne-mentale semi-précieuse, opaque, de couleur bleue. Sonutilisation est très ancienne, remontant à plus de 5 000ans. De cette pierre, on extrait le pigment outremer parun procédé assez laborieux. Connu en Europe sous lenom d’azzurum ultramarinum, « bleu d’au-delà desmers », ce pigment fut très prisé.

La provenance lointaine de la pierre et le modecomplexe d’extraction de l’outremer expliquent le coûtimportant de ce pigment. Une lettre de Dürer du débutdu XVIème siècle nous apprend qu’il s’en procure à An-vers à un prix qui est 100 fois plus élevé que celui de laterre de Cassel qu’il achète en même temps3. Au-jourd’hui encore, la firme Kremer vend la meilleure qua-lité à 201,11 euros les 10 grammes4.

La séparation de l’outremer fut une découvertecapitale, longtemps située vers le XIIème-XIIIème siècleen Occident. Néanmoins, le pigment a été identifié surun manuscrit de l’abbaye saint-Germain d’Auxerre del’an mille, et des manuscrits de l’abbaye de Fécamp despremières années du XIème siècle5.

Le lapis-lazuli simplement broyé, qui procuraitun bleu-gris pâle du fait de la présence dans la pierre departicules incolores, est alors abandonné pour l’outre-mer raffiné, bien plus colorant. L’élément recherché dulapis-lazuli utilisé comme pigment est la lazurite quidonne cette couleur bleue inégalable. Les textes du XI-Vème siècle sur cette extraction sont nombreux. Un desplus connus et des plus détaillés est celui de CenninoCennini6, vers 1400. La première mention de cette mé-thode apparaitrait toutefois en Europe dans le Liber Cla-ritas. Traduit en latin probablement au 13ème siècle, cetraité serait l’ouvrage d’un alchimiste arabe nomméJabir, ou Geber, actif au 8ème siècle à Bagdad7. Les re-cettes de séparation de la partie colorée de la rochemettent toutes en jeu l’hydrophilie marquée de la lazu-

12

LAPISLAZULI : EXTRACTION DE L’OUTREMERUNE EXPERIMENTATION EXCITANTE

MARIE POSTEC

Ill. 1 – Début du broyage des pierres de lapis-lazuli en provenance d’Af-ghanistan (© auteur)


13

rite par rapport à la lipophilie des autres substances dela gangue, ce qui permet à ces dernières d’être retenuespar des graisses, des huiles et des résines. L’eau libèrealors la lazurite de cette pâte par malaxage.

La première opération a consisté à broyer lespierres de façon à obtenir une poudre fine. Pour cela,nous avons utilisé un mortier en bronze (Ill. 2), commele conseille Cennini Cennini, et un tamis de 0,23 mm.Nous avons ensuite mélangé cette poudre à un masticgras qui devra retenir préférentiellement les particulesincolores de la pierre. A cette fin, nous avons utilisé larecette suivante8 inspirée de celle de Cennino Cennini :20 parts de poudre de pierre pour 8 parts de colophane,4 parts de cire d’abeille blanche, 5 parts d’huile de lin et3 parts d’essence de térébenthine (Ill. 3).

Le minéral broyé est mêlé à chaud (Ill. 3) à cemélange gras et les petits pains formés (Ill. 4) sont pla-cés dans de l’eau (Ill. 5). Après 15 jours d’attente, lespains sont malaxés, l’outremer passe alors dans le li-quide et dépose. Nous avons testé différents types debains et il apparaît que l’extraction fonctionne beau-coup mieux dans un milieu basique9 (à env. pH 10), cequi rend aussi le malaxage plus aisée car le pain devientnettement moins collant aux doigts.

Ill. 2 – Broyage des pierres de lapis-lazuli dans un mortier en bronze (©Jean-Albert Glatigny)

Ill. 5 – Les pains sont déposés dans de l’eau froide pendant 15 jours (© C. Balteau)

Ill. 4 –Mélange ayant la consistance d’un pâte (© auteur)

Ill. 3 – Mélange de la pierre en poudre dans le mélange de cire, résine,huile, essence de térébenthine (© auteur)


L’outremer qui se dégage en premier est lemeilleur, puis au fur et à mesure, il devient de plus enplus pauvre ; pour finir, on obtient les cendres d’outre-mer… cette différenciation est cependant assez diffi-cile à mettre en pratique et demande probablementune certaine expérience. L’outremer que nous avons ob-tenu, observé au microscope, montre des particulesd’intensités différentes, certaines d’un bleu très profond,d’autre plus transparentes. L’ensemble montre cepen-dant un très beau bleu outremer.

La mise en pratique des recettes anciennes nenécessite pas toujours un matériel sophistiqué. Outre leplaisir de réaliser une recette qui donne de bons résul-tats, l’expérimentation est la voie idéale pour saisir lesspécificités techniques d’un pigment. En l’occurrence,dans le cas de l’outremer naturel, cette recette permetde mieux comprendre le meilleur comportement de cepigment dans un liant aqueux plutôt que huileux, dumoins quand il est utilisé pur.

14

Littérature :

- Bucklow, Spike, « Processes and pigment recipes: natural ul-tramarine », in Zeitschrift für Kunsttechnologie und Kon-servierung 20, no. 2 (2006), pp. 269-277

- Cennino Cennini, Le livre de l’art, chapitre LXII, Berger-Le-vrault, Paris 1995, p. 128-135.

- Kargère, Lucretia, « The use of lapis lazuli as a pigment in Me-dieval Europe », in Met objectives 4, no. 2 (2003 Spring),pp. 5-7.

http://www.metmuseum.org/works_of_art/objects_conser-vation/spring_2003/lapis.asp?printFlag=1(13/12/2010)

- Kirby, J. ; Nash, S., Cannon, J. ; Trade in Artists’ Materials –Markets and commerce in Europe to 1700, ArchetypePublications, London, 2010.

- Kurella, Annette and Strauss, Irmgard, « Lapislazuli undnatürliches Ultramarin », in Maltechnik restauro 89, no.1 (1983), pp. 34-54.

- F. Perego, Dictionnaire des matériaux du peintre, Belin, Paris,2005, p. 445- 448.

1 Achetées sur http://www.gems-plus.com2 l’origine du nom reste cependant problématique, voir U.

Plahter, « The Trade in Painters’ Material in Norway in theMidle Ages. Part 2 : Materials, Techniques and trade fromthe Twelfth Century to the Mid-Fourteenth Century », inKirby, J. ; Nash, S., Cannon, J. ; Trade in Artists’ Materials –Markets and commerce in Europe to 1700, Archetype Pub-lications, London, p. 65-66.

3 « Methods and materials of Northern European painting inthe National Gallery, 1400-1550 », in The National GalleryTechnical Bulletin, Volume 18, Number 1, 1997 , pp. 6-55, p.34.

4 Lapis lazuli purissime - http://www.kremer-pigmente.de5 F. Perego, Dictionnaire des matériaux du peintre, Belin,

Paris, 2005, P. 446.6 Cennino Cennini, Le livre de l’art, chapitre LXII,

Berger-Levrault, Paris 1995, p. 128-135.7 Kargère, Lucretia, « The use of lapis lazuli as a pigment in

Medieval Europe », in Met objectives 4, no. 2 (2003Spring), pp. 6.

8 F. Perego, Dictionnaire des matériaux du peintre, Belin, Paris,2005, p. 448.

9 Nous avons introduit de l’ammoniaque dans l’eau. On peutaussi employer une solution d’hydroxyde de potassium oude sodium, ou mieux encore, essayer de fabriquer la po-tasse des anciens à partir de cendres de bois.

Ill. 6 – Extraction de la lazurite (© C. Balteau)


DIALOOG MET HET ONZICHTBARE. DE KUNSTTIJDENS HET ONTSTAAN VAN EUROPA

Tot 16 januari 2011 loopt er in het provinciaal museumvoor oude kunsten van Namen, rue de Fer 24, een uitzonderlijke tentoonstelling. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18u. Tel. 081 776754. Info: www.museedesartsanciens.be

De tentoonstelling kadert in het Belgische voorzitter-schap van de Europese Unie en toont werken van de 8ste

tot de 17de eeuw uit het bezit van de franstalige ge-meenschap van België. Er is voor elk wat wils: kostbareminiaturen, edelsmeedwerk, metaal, hout, ivoor, albast,paneelschilderingen.

Het eerste deel is gewijd aan de kunst tijdens het ont-staan van Europa: de religieuze middeleeuwen en deopkomst van de identiteiten. In het tweede gedeelteworden werken in chronologische volgorde getoond.Ze werden gekozen voor hun zeldzaamheid, hun tech-nisch vakmanschap en vooral omwille van hun schoon-heid en kostbaarheid.

De tentoonstelling gaat gepaard met de publicatie vaneen wetenschappelijke catalogus in de reeks monogra-fieën van het museum. Deze tentoonstelling knooptzeer goed aan bij het thema van ons volgend collo-quium op 17 en 18 november 2011, waarvan het themanu juist «Het onzichtbare restaureren» is.

Marjan Buyle

15

DIALOGUE AVEC L’INVISIBLE. L’ART AUX SOURCESDE L’EUROPE

Une exposition exceptionnelle a lieu jusqu’au 16 janvier2011 au Musée provincial des arts anciens du Namurois, rue de Fer 24 à Namur. Ouvert du mardi audimanche de 10h à 18 heures. Tél. 081 776754.Infos: www.museedesartsanciens.be

L’exposition a été organisée dans le cadre de la prési-dence belge de l’union européenne et montre des oeu-vres d’art du 8ème au 17ème siècle qui appartiennent àla communauté française. Il y en a pour tous les goûts:des miniatures précieuses, de l’orfèvrerie, du métal, dubois, de l’ivoire, de l’albâtre, des peintures sur panneau.

La première partie est consacrée à l’art aux sources del’Europe: le Moyen Age religieux et l’éveil des identités.Dans la deuxième partie, le visiteur pourra admirer desoeuvres choisies, tant pour leur originalité que pour leurmaîtrise technique, sans oublier leur beauté particulièreet leur préciosité.

L’exposition s’accompagne d’un catalogue scientifiquesous la direction du conservateur J. Toussaint. Il est parudans la collection Monographies du Musée provincialdes arts anciens du Namurois n° 46. Cette exposition serattache singulièrement bien au thème de notre pro-chain colloque du 17 et 18 novembre 2011, qui auracomme sujet «Restaurer l’invisible».

TENTOONSTELLINGENEXPOSITIONS

Ill. 1- Miniature avec le buisson ardent dans l’évangéliaire d’Averbodedu 12ème siècle (©Bibliothèque de l’université de Liège) / Miniatuur metdhet brandend braambos uit het Evangeliarium van Averbode uit deverzameling van de Luikse universiteitsbibliotheek

Ill. 2- Jean de Liège (attrib.), tête de gisant deBonne de France / Toegeschreven aan Jean deLiège, hoofd van de gisante Bonne de France(© museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)


16

TENTOONSTELLINGENEXPOSITIONS

VAN EYCK TOT DÜRER

29.10.2010 > 30.01.2011-Groeningemuseum, Dijver 12, 8000 Brugge-Open: 09:30 > 18:00

De Vlaamse Primitieven zorgden in de 15de eeuw voor een artistieke revolutie in Centraal-Europa. Talentrijke schildersals Jan van Eyck, met een geniaal oog voor detail, vernieuwden de schilderkunst op technisch vlak. Hun invloed ver-spreidde zich razendsnel en inspireerde tal van kunstenaars, onder wie Albrecht Dürer – schilder, tekenaar en etser.

Van Eyck en Dürer zijn grootmeesters uit de periode 1420-1530. Een toonaangevende tentoonstelling brengt werkvan hen en andere tijdgenoten samen. Schilderijen en andere kunstvormen tonen de interactie tussen de VlaamsePrimitieven en de kunst uit Centraal-Europa. Er zijn topwerken uit belangrijke Europese en Amerikaanse collecties tezien. Een van dé culturele belevenissen van 2010.

Met meesterwerken van Jan Baegert, Dieric Bouts, Hans Burgkmair the Elder, Robert Campin, Gerard David, AlbrechtDürer, Jost Haller, Hans Holbein the Elder, Johan Koerbecke, Stephan Lochner, Quentin Massys, Conrat Meit, Hans Mem-ling, Joachim Patinir, Hans Pleydenwurff, Tilmann Riemenschneider, Martin Schongauer, Veit Stoss, Hugo van der Goes,Rogier van der Weyden, Jan van Eyck, Israhel van Meckenem, Michael Wolgemut, ...

Collectif, L’Annonciation du Caravage. La restauration d’un chef-d’œuvre du musée desbeaux-arts de Nancy, Kubik éditions, 2010, 95 p., 19,90 €.

Les tableaux du Caravage sont plutôt rares dans les collections françaises. L’An-nonciation est l’un des chefs-d’œuvre du musée des beaux-arts de Nancy. Sa ré-cente restauration est relatée dans un livre et fait l’objet d’une exposition aumusée de Nancy (du 29/10/2010 au 03/01/2011).Un ange descend du ciel en un éclair, le visage caché. Dans son mouvementtendu, accusé par le drapé agité de son linge blanc, il domine une Vierge Marieplus soumise que surprise. La lumière, fondée sur des contrastes violents, sesubstitue à l’anatomie pour rendre compte du volume et de la densité ducorps. Le bras de l’ange dirigé vers la Vierge, la main qui se relève, l’indextendu vers le mobilier modeste de la chambre : voici le moment capital oùMarie accepte le mystère divin qui s’accomplit en elle. Cet art du raccourci,conforme aux prescriptions d’une époque qui préfère le réalisme desimages sacrées aux allégories obscures, est prodigué par le plus révolu-tionnaire des créateurs artistiques en ce tout début du XVIIe siècle : Mi-chelangelo Merisi da Caravaggio.Commandé du vivant du Caravage par Henri II, duc de Lorraine, le

chef-d’oeuvre n’a jamais quitté Nancy depuis sa réalisation, en 1608. Trans-posé au XIXe siècle sur une nouvelle toile, ce tableau fragile, de 2,05 m sur 1,85 m, a bé-

néficié - dès les années 1960, puis en 2009 et 2010 à l’occasion de l’exposition aux Scuderie delQuirinale célébrant le 400e anniversaire de la mort du Caravage - de campagnes de restauration exception-

nelles, menées conjointement par les équipes pluridisciplinaires de l’Istituto Superiore per la Conservazione ed il Res-tauro de Rome et du Centre de recherche et de restauration des musées de France.

LIVRES

BOEKEN


Hilde WeissenbornJulius en Maurits Sabbestraat, 488000 BruggeTel.: 0496 51 57 13E-mail: [email protected]

1 AN (SOIT 4 NUMÉROS)(frais d’envois inclus)Belgique et U.E = € 25Etudiant = € 15Etranger (frais bancaires à charge del’abonné) = € 35

1 JAAR (4 NUMMERS)(verzendingskosten inbegrepen)België en E.U. = € 25Studenten = € 15Buitenland (bankkosten ten laste van deabonnee) = € 35

1 NUMÉRO

(frais d’envois inclus)Belgique et U.E = € 7Etranger (frais bancaires à charge de l’abonné) = € 9

1 NUMMER

(verzendingskosten inbegrepen)België en E.U. = € 7Buitenland (bankkosten ten laste van de abonnee) = € 9

BANK / BANQUE : 068-2083185-40

Paiement par virement au compte 068-2083185-40, en n’oubliant pas de mentionner votre nom, adresse et objet de la commande.

Betaling door overschrijving op rek.nr.068-2083185-40, met vermelding vannaam, adres, besteld(e) nummer(s).

www.aproa-brk.orgwww.brk-aproa.org

A B O N N E M E N T S

ABONNEMENTEN

S ecretariat francophone: 93 rue des Cottages - 1180 UccleTe l . / F a x : 0 2 5 3 4 3 8 6 5E-mail: [email protected]

Nederlandstalig secretariaat :Sarah De SmedtWesterstraat 30, bus 6, Sint-NiklaasTel/fax : 03/296.39.60e-mail : [email protected]

EDIT

EUR

RESP

ON

SABL

E/ V

ERA

NTW

OO

RDEL

IJKE

UIT

GEV

ER: M

arie

Pos

tec

Rue

Van

Ham

mée

16

1030

Bru

xelle

s Te

l. : +

32

(0) 4

76 4

74 2

12

E-m

ail :

reda

ctio

n_re

dact

ie@

yaho

o.co

mB

AP

RO

AK

Maatschappelijke zetelS i è g e s o c i a lC o u d e n b e r g 7 0

1 0 0 0 B r u xe l l e s / B r u s s e l


BULLETIN APROA decembre 2010 1Président / Voorzitter : Els Malyster e-mail : [email protected]...

Documents

Transcript of BULLETIN APROA decembre 2010 1Président / Voorzitter : Els Malyster e-mail : [email protected]...