BLOK 2 - viavanin.be

38
BLOK 2

Transcript of BLOK 2 - viavanin.be

BLOK 2

4444

INSTAPLESBLOK 2

Hoeveel ogen tel je? Vul in.

Het dubbel van 2 is . Het dubbel van 3 is .

+ =

Het dubbel van 5 is . Het dubbel van 0 is .

+ =

Het dubbel van 1 is . Het dubbel van 4 is .

+ =

Wat staat er onder de vlekken? Vul in.

5 + = 10

0 + = 10

3 + = 10

6 + = 10

2 + = 10

1 + = 10

8 + = 10

9 + = 10

4 + = 10

7 + = 10

Verdeel in de helft. Kleur en vul aan.

De helft van 8 is .8

De helft van 6 is .6

De helft van 0 is .0

De helft van 10 is .10

De helft van 2 is .2

De helft van 4 is .4

1

2

3

45

Vul de splitsingen aan.

7

2 5 4

3

2

10

6 5 3

4

4

6

5 0 5

2

1

8

6 3 6

7

6

Noteer de som of het verschil.

18 − 8 =

15 + 3 =

10 + 6 =

12 − 10 =

4 + 10 =

20 − 2 =

6 + 14 =

9 − 7 =

15 − 2 =

10 − 6 =

1 + 10 =

13 + 0 =

Welke lijnen werden met een lat getekend? Kleur ze groen.

Wat staat er onder de vlekken? Vul in.

16 − = 10

11 − = 10

19 − = 10

13 − = 10

10 − = 10

12 − = 10

18 − = 10

15 − = 10

17 − = 10

14 − = 10

4

5

6

7

46

Aftrekken tot 20 zonder brugLES 13

Noteer het verschil.

15 − 10 =

17 − 10 =

11 − 10 =

20 − 10 =

16 − 10 =

13 − 10 =

18 − 10 =

12 − 10 =

19 − 10 =

14 − 10 =

Dit kun je ook. Los op.

16 − 13 =

19 − 15 =

17 − 14 =

18 − 12 =

14 − 13 =

15 − 11 =

Los op.

a Eerst het kleintje, dan de grote.

8 − 1 =

18 − 1 =

18 − 11 =

6 − 4 =

16 − 4 =

16 − 14 =

5 − 2 =

15 − 2 =

15 − 12 =

9 − 5 =

19 − 5 =

19 − 15 =

4 − 3 =

14 − 3 =

14 − 13 =

7 − 6 =

17 − 6 =

17 − 16 =

1

2

3

Eerst het kleintje!

47

BLOK 2

b Nu de grote meteen uit het hoofd!

19 − 11 =

17 − 13 =

13 − 12 =

15 − 13 =

18 − 16 =

15 − 11 =

16 − 12 =

19 − 15 =

11 − 11 =

14 − 12 =

17 − 14 =

19 − 17 =

Los op. Breng de vis weer naar de zee. De vis zwemt van 0 tot 10.

10 – 9 =

10 – 0 =

10 – 10 =

10 – 9 =

10 – 8 =

10 – 6 =

10 – 7 =

10 – 6 =

10 – 5 =

10 – 3 =

10 – 4 =

10 – 2 =

10 – 1 =

10 – 2 =

10 – 3 =

Noteer het verschil.

a 20 − 17 =

20 − 15 =

b Uit het hoofd?

20 − 13 =

20 − 19 =

20 − 14 =

20 − 12 =

20 − 16 =

20 − 11 =

20 − 18 =

4

5

48

Alles door elkaar. Reken uit.

Je mag stapjes schrijven.

20 − 10 =

19 − 5 =

7 − 6 =

20 − 13 =

20 − 11 =

14 − 14 =

17 − 10 =

16 − 1 =

20 − 3 =

18 − 12 =

15 − 5 =

10 − 4 =

17 − 11 =

13 − 2 =

18 − 15 =

20 − 8 =

Lees en los op.

a In de koelkast staan 20 eitjes.Papa bakt er 12.Hoeveel eitjes blijven over?

Bewerking:

Er blijven eitjes over.

b Er zitten 15 mensen op de bus. Aan de eerste halte stappen er 13 uit. Hoeveel mensen zitten er dan nog op de bus?

Bewerking:

Er zitten nog mensen op de bus.

6

7

49

BLOK 2BLOK 2

Een lengte meten met lichaamsmatenLES 14

Kies een lichaamsmaat voor elke meetopdracht van oefening 2.

Noteer het nummer in het grote rondje bij elke meetopdracht.Meet je verder met een kleinere lichaamsmaat? Noteer dat nummer in het kleine rondje.

de voet de onderarm

de breedte van je vinger de handspan

de stap de vuist

de hand

1

50

Schat eerst, meet en vergelijk je schatting met het meetresultaat.

a b

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

c d Waar (W) of niet waar (NW)? Kruis aan.

W NW

Een giraf en een muis meten de klas met stapjes. De giraf moet meer stapjes zetten.

Met je hand kun je nauwkeuriger meten dan met je arm.

Een voet is een goede maateenheid, want alle voeten zijn even groot.

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

2

51

BLOK 2

Optellen tot 20 met brugLES 15

Even opfrissen. Vul aan tot 10.

Vul de splitsingen aan.

8

2

7

6

5

3

2

1

9

4

6

3

4

3

3

1

6

5

8

4

7

2

9

1

1

2

3 +

2 +

8 +

6 +

9 +

1 +

7 +

4 +

5 +

52

Reken uit. Noteer de som.

a 9 + 7 =

b 7 + 8 =

c Uit het hoofd?

7 + 6 =

5 + 8 =

6 + 5 =

2 + 9 =

7 + 5 =

9 + 9 =

6 + 7 =

8 + 9 =

4 + 9 =

8 + 6 =

6 + 9 =

3 + 9 =

5 + 6 = 4 + 8 =

8 + 3 = 9 + 3 =

Alles door elkaar. Los op.

Je mag stapjes noteren als je dat nodig vindt. Schrijf hier enkel de som.

6 + 2 =

10 + 10 =

15 + 3 =

9 + 10 =

8 + 11 =

10 + 4 =

8 + 5 =

0 + 17 =

13 + 7 =

3 + 17 =

5 + 9 =

14 + 1 =

4 + 7 =

2 + 16 =

17 + 0 =

5 + 10 =

6 + 6 =

11 + 9 =

10 + 1 =

9 + 5 =

1 + 10 =

5 + 5 =

8 + 8 =

4 + 13 =

3

4

53

BLOK 2

Reken uit. Noteer de som.

a 9 + 7 =

b 7 + 8 =

c Uit het hoofd?

7 + 6 =

5 + 8 =

6 + 5 =

2 + 9 =

7 + 5 =

9 + 9 =

6 + 7 =

8 + 9 =

4 + 9 =

8 + 6 =

6 + 9 =

3 + 9 =

5 + 6 = 4 + 8 =

8 + 3 = 9 + 3 =

Alles door elkaar. Los op.

Je mag stapjes noteren als je dat nodig vindt. Schrijf hier enkel de som.

6 + 2 =

10 + 10 =

15 + 3 =

9 + 10 =

8 + 11 =

10 + 4 =

8 + 5 =

0 + 17 =

13 + 7 =

3 + 17 =

5 + 9 =

14 + 1 =

4 + 7 =

2 + 16 =

17 + 0 =

5 + 10 =

6 + 6 =

11 + 9 =

10 + 1 =

9 + 5 =

1 + 10 =

5 + 5 =

8 + 8 =

4 + 13 =

3

4

Lees en los op.

a Om 7 uur werd ik wakker.Vier uur later vertrok ik naar oma. Hoe laat was het toen?

Bewerking:

Toen was het uur.

b Op het dak zitten 4 duiven en 8 mussen.Hoeveel vogels zijn dat samen?

Bewerking:

Dat zijn samen vogels.

c Kaat en haar broer hebben elk 7 strips.Hoeveel strips zijn dat samen?

Bewerking:

Dat zijn samen strips.

d Van mama kreeg ik 7 euro. Van moeke kreeg ik 4 euro meer.Hoeveel euro is dat samen?

Bewerking:

Dat is samen euro.

Welk getal staat onder de vlek? Vul het aan.

5 + = 11

+ 7 = 15

+ 4 = 13

3 + = 20

10 + = 19

+ 16 = 16

+ 7 = 13

6 + = 18

5

6

54

Aftrekken tot 20 met brugLES 16

Even opfrissen. Trek af tot 10.

= 16 −

= 11 −

= 19 −

= 14 −

= 12 −

= 15 −

= 18 −

= 17 −

= 13 −

Reken uit. Noteer het verschil.

a 14 − 7 =

b 13 − 8 =

12 − 9 =

18 − 9 =

15 − 6 =

11 − 5 =

14 − 6 =

12 − 4 =

16 − 8 =

11 − 9 =

1

2

55

BLOK 2

c Uit het hoofd?

17 − 9 =

13 − 4 =

14 − 8 =

15 − 9 =

16 − 7 =

11 − 3 =

17 − 8 =

12 − 7 =

13 − 9 =

11 − 6 =

15 − 8 =

11 − 9 =

Alles door elkaar. Los op.

Je mag stapjes noteren als je dat nodig vindt. Schrijf hier enkel het verschil.

8 − 5 =

16 − 4 =

14 − 6 =

20 − 10 =

10 − 7 =

16 − 10 =

20 − 6 =

13 − 5 =

20 − 3 =

11 − 8 =

15 − 11 =

20 − 18 =

17 − 13 =

20 − 11 =

18 − 10 =

13 − 6 =

9 − 9 =

18 − 3 =

10 − 2 =

15 − 7 =

10 − 10 =

6 − 1 =

12 − 5 =

20 − 4 =

3

56

Lees en los op.

a Er zitten 12 mensen op de tram.Bij de halte stappen 7 mensen uit.Hoeveel mensen blijven zitten?

Bewerking:

Er blijven mensen zitten.

b Cas is 11 jaar.Sinds zijn 7 jaar speelt hij trompet.Hoeveel jaar speelt Cas al trompet?

Bewerking:

Cas speelt al jaar trompet.

c Papa betaalt 10 euro voor 20 wafels.Hij eet er 7 op.Hoeveel wafels blijven er over?

Bewerking:

Er blijven wafels over.

d Nouri heeft 20 euro. Hij koopt een strip voor 4 euro en een boek voor 7 euro. Hoeveel euro houdt hij over?

Bewerking:

Nouri houdt euro over.

Welke getallen staan onder de vlekken? Vul ze aan.

12 − = 7

− 3 = 8

16 − = 12

− 10 = 1

− 4 = 10

20 − = 13

− 5 = 6

17 − = 11

4

5

57

BLOK 2BLOK 2

Inhouden vergelijken, ordenen en metenLES 17

Dit zijn onze afspraken. Iedereen akkoord?

Hoeveel kan erin?

a Met welke maateenheid meet je? Kies slim! Noteer het cijfer in het rondje bij elke meetopdracht.

de fles het glas de lepel

✓ ✓

Handtekening groepsleden:

We werken fijn samen.Iedereen mag aan de beurt.We werken netjes, zonder morsen.We verspillen geen water.

1

58

b Schat, meet en vergelijk.

a b

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

Probeer uit en omkring met de juiste kleur. Doe vooraf een gokje.

• Kan er meer dan één glas in? Omkring dan met groen.

• Kan er precies één glas in? Omkring dan met geel.

• Kan er minder dan één glas in? Omkring dan met blauw.

2

59

BLOK 2

Rangschik van veel naar weinig.

• Vraag de flessen bij je juf of meester.

• Bedenk een manier om de inhoud te vergelijken.

• Schrijf de nummers op de juiste plek.

fles nummer > fles nummer > fles nummer > fles nummer

Maak zelf een maatbeker.

Vraag een lege fles en een glas aan je juf of meester.

1 2 3

Vul het glas en giet de inhoud in de fles.

Duid met een streepje aan tot waar het water komt.

Vul het glas nog een keer. Giet de inhoud bij

in de fles.

4 5

Zet opnieuw een streepje. Ga zo voort tot de fles vol is.

3

4

60

Punten, lijnen en hoeken herkennen en benoemenLES 18

Welk spoor maakten deze skiërs? Kruis aan.

� recht

� gebogen

� gebroken

� recht

� gebogen

� gebroken

� recht

� gebogen

� gebroken

� recht

� gebogen

� gebroken

� recht

� gebogen

� gebroken

Vul in. Kies uit: punt, rechte of lijnstuk. Benoem ook met letters.

Dit is een . Dit is een .

Dit is een .

1

2

Een punt krijgt een ‘grote’ letter als naam.

61

BLOK 2

Doe wat gevraagd wordt.

Je bent een beroemde schilder! Zet je naam in een hoek

van dit doek.

Dit is bladzijde 13. Schrijf dat in de hoek onderaan

rechts van dit boek.

Teken rozijntjes in elke hoek

van deze koek.

Om te onthouden! Vul de juiste namen in.

3

4

62

Maak zelf een kunstwerk.

• Teken gebogen of kromme lijnen met blauw.

• Teken rechte lijnen met groen.

• Teken gebroken lijnen met rood.

Rechte en gebroken lijnen teken ik met een lat.

5

63

BLOK 2

Evenwijdige, snijdende en loodrecht snijdende lijnen herkennenLES 19

Om te onthouden! Overtrek de sporen in een kleurtje.

evenwijdig snijdend loodrecht (snijdend)

Bekijk de lijnen goed en kruis juist aan.

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

1

2

64

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

� evenwijdig

� snijdend

� loodrecht snijdend

65

BLOK 2

Optellen en aftrekken tot 20 met brugLES 20

Even opwarmen. Los op.

Noteer de stapjes als je dat nodig vindt.

16 − 10 =

0 + 10 =

20 − 5 =

8 + 2 =

12 − 11 =

4 + 13 =

20 − 10 =

16 + 4 =

9 − 9 =

10 + 10 =

20 − 12 =

2 + 15 =

6 + 10 =

10 + 8 =

12 + 6 =

10 − 8 =

4 + 5 =

10 − 10 =

1 + 14 =

20 − 17 =

20 − 1 =

Tel op. Noteer de som.

a 6 + 5 =

b 7 + 6 =

c Uit het hoofd?

9 + 2 =

5 + 8 =

7 + 9 =

8 + 7 =

9 + 5 =

6 + 8 =

2 + 9 =

4 + 8 =

3 + 9 =

9 + 7 = 8 + 4 =

1

2

66

Trek af. Noteer het verschil.

a 13 − 6 =

b 14 − 7 =

15 − 8 =

12 − 3 =

11 − 7 = 18 − 9 =

c Uit het hoofd?

16 − 7 =

12 − 8 =

14 − 5 =

13 − 7 =

11 − 2 =

16 − 9 =

17 − 8 =

Lukt het al?

Door elkaar. Los op.

a 13 − 4 =

5 + 7 =

14 − 6 =

3 + 8 =

17 − 9 =

b 7 + 5 =

11 − 8 =

12 − 5 =

9 + 4 =

15 − 7 =

c 7 + = 14

11 − = 9

+ 9 = 13

− 8 = 8

9 + = 18

14 − = 6

+ 6 = 11

− 4 = 9

3

4

67

BLOK 2

Lees en los op.

Je mag stapjes noteren als je dat nodig vindt.

a In mijn kom soep zaten 15 balletjes.Ik heb er al 6 op. Hoeveel balletjes heb ik dan nog?

Bewerking:

Ik heb nog balletjes.

b In onze ploeg spelen 14 voetballers.9 daarvan zijn meisjes.Hoeveel jongens voetballen mee?

Bewerking:

Er voetballen jongens mee.

c In de vakantie ging Bo 7 dagen met haar papa op reis en 8 dagen met haar mama.Hoeveel dagen ging Bo op reis?

Bewerking:

Bo ging dagen op reis.

d Mijn boek telt 20 bladzijden.Eerst lees ik 7 blaadjes, dan nog 5.Hoeveel blaadjes moet ik nog lezen?

Bewerking:

Ik moet nog blaadjes lezen.

e Boer Jasper heeft 11 kippen.3 kippen zijn ontsnapt!Hoeveel moet hij er vangen?

Bewerking:

Hij moet kippen vangen.

5

68

Het dubbel en de helft nemen Eerlijk verdelenLES 21

Teken het dubbel ernaast. Vul in.

JJJJJ

Het dubbel van 5 is . Het dubbel van 6 is .

JJJJJJJJ

Het dubbel van 8 is . Het dubbel van 4 is .

Kleur de helft blauw.

De helft van 8 is . De helft van 12 is .

De helft van 20 is . De helft van 10 is .

1

2

69

BLOK 2

Neem het dubbel. Vul in.

Het dubbel van 3 is .

3 + 3 =

Het dubbel van 9 is .

+ =

Het dubbel van 7 is .

+ =

Het dubbel van 0 is .

+ =

Het dubbel van 2 is .

+ =

Het dubbel van 4 is .

+ =

Het dubbel van 10 is .

+ =

Het dubbel van 5 is .

+ =

Het dubbel van 6 is .

+ =

Het dubbel van 8 is .

+ =

Het dubbel van 1 is .

+ =

Schrijf het dubbel onder elke pijl.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

3

4

70

Vul in.

Kijk bij de vorige oefening als je dat nodig vindt.

a 12 is het dubbel van .

De helft van 12 is .

16 is het dubbel van .

De helft van 16 is .

8 is het dubbel van .

De helft van 8 is .

18 is het dubbel van .

De helft van 18 is .

b is de helft van 2.

is het dubbel van 10.

is de helft van 10.

is het dubbel van 0.

is de helft van 14.

is het dubbel van 3.

Kleur en vul in.

Kan de juf of meester de kindjes in de klas in 2 gelijke groepen verdelen?

• Ja? Kleur dan het bordje groen.

Dit zijn of getallen.

• Nee? Kleur dan het bordje rood.

Dit zijn of getallen.

3

9

11

16

5

1512

13

4

20

10

818

0

1

6

14

197217

5

6

71

Wat heb ik geleerd in blok 2?LES 22 − HERHALING

Getallenkennis

Ik kan: lesnr.

herhalingnr.

de helft en het dubbel nemen tot 20. 21 1, 2

even en oneven getallen tot 20 herkennen. 21 3

Bewerkingen

Ik kan:lesnr.

herhalingnr.

optellen en aftrekken tot 20. 13, 15, 16, 20 4, 5

stipoefeningen tot 10 oplossen. 15, 16 6

eenvoudige vraagstukken oplossen. 13, 15, 16, 20 7

Meten en metend rekenen

Ik kan:lesnr.

herhalingnr.

een lengte schatten en meten met een lichaamsmaat. 14 8

van eenvoudige uitspraken over inhoud of lengte aangeven of ze waar of niet waar zijn.

14, 17 9

Meetkunde

Ik kan:lesnr.

herhalingnr.

rechte, gebogen en gebroken lijnen herkennen en benoemen. 18 10

een punt, een lijnstuk en een rechte herkennen en benoemen. 18 11

hoeken aanduiden en de delen ervan benoemen. 18 12

evenwijdige en (loodrecht) snijdende lijnen herkennen en benoemen.

19 13

Ik doe mee mijn best om boef Pikkolor te verslaan. Ik houd me aan de afspraken bij het meten van een inhoud. Ik durf vragen stellen wanneer ik iets niet zo goed begrijp

72

Teken het dubbel ernaast of kleur de helft. Vul dan in.

a

Het dubbel van 8 is . Het dubbel van 4 is .

b

De helft van 20 is . De helft van 12 is .

Neem het dubbel of de helft. Vul in.

Het dubbel van 10 is .

Het dubbel van 0 is .

Verdubbel 7. Je krijgt .

Verdubbel 6. Je krijgt .

De helft van 6 is .

De helft van 10 is .

Halveer 14. Je krijgt .

Halveer 12. Je krijgt .

Kleur de even getallen groen, de oneven getallen rood.

18

11

7

19

10

15

6

16

143

1

2

3

73

Noteer de som of het verschil.

a 10 + 8 =

16 + 4 =

13 + 6 =

5 + 10 =

2 + 11 =

10 + 10 =

b 20 − 3 =

18 − 7 =

20 − 5 =

16 − 6 =

19 − 4 =

20 − 13 = 18 − 12 =

16 − 15 = 20 − 17 =

Los op. Je mag tussenstapjes noteren.

a 6 + 7 = 9 + 3 = 4 + 8 =

8 + 5 = 7 + 9 = 8 + 8 =

b 12 − 3 = 15 − 8 = 14 − 7 =

16 − 9 = 11 − 6 = 13 − 5 =

Vul het getal in dat ontbreekt.

a 5 + = 10

+ 2 = 6

3 + = 8

+ 4 = 7

1 + = 10

b 9 − = 9

− 3 = 4

8 − = 7

− 2 = 3

10 − = 2

4

5

6

74

Lees en los op.

a In mijn spaarpot zit 20 euro.Jordan heeft 12 euro minder.Hoeveel euro heeft Jordan?

Bewerking:

Jordan heeft euro.

b Lore is 7 jaar.Haar broer is 6 jaar ouder.Hoe oud is de broer van Lore?

Bewerking:

De broer van Lore is jaar.

c Op de taart staan 11 kaarsjes.Ik blaas er 4 uit. Hoeveel kaarsjes blijven er branden?

Bewerking:

Er blijven kaarsjes branden.

d Er zitten nog 5 ijsjes in de vriezer.Papa zet er een pak van 6 ijsjes bij.Hoeveel ijsjes zitten er nu in?

Bewerking:

Er zitten nu ijsjes in de vriezer.

7

75

Schat, meet en vergelijk je schatting met het meetresultaat.

Kies een gepaste maateenheid. Schrijf het nummer in het grote rondje.

de hoogte van je boekentas

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

de breedte van je bank

Ik schat:

Ik meet:

Mijn schatting was:

goed.

bijna goed.

niet goed.

Meet verder met een kleinere maateenheid, als dat kan.Schrijf dat nummer in het kleine rondje.

8

de voet de hand de handspan de lengte vanje vinger

de breedte vanje duim

76

Waar of niet waar? Kleur het bolletje groen of rood.

Met een lepel kun je nauwkeuriger meten dan met

een emmer.

Een duim is een goede maateenheid, want alle duimen zijn

even groot.

Ik schep een emmer leeg. Daarvoor heb ik

meer bekers nodig dan lepels.

Welke lijnen zie je hier? Kruis aan.

rechte lijn

gebogen lijn

gebroken lijn

rechte lijn

gebogen lijn

gebroken lijn

rechte lijn

gebogen lijn

gebroken lijn

rechte lijn

gebogen lijn

gebroken lijn

Vul in. Kies uit: punt, rechte, lijnstuk. Geef ze ook een naam.

Dit is een . Dit is een . Dit is een .

9

10

11

77

Vul het juiste nummer in en teken wat gevraagd wordt.

a

2

1

3

een hoek

het hoekpunt

de benen

b Teken een kussen op een hoek van het bed.

Welke lijnen herken je? Kruis aan wat het beste past.

evenwijdige lijnen

snijdende lijnen

loodrecht snijdende lijnen

evenwijdige lijnen

snijdende lijnen

loodrecht snijdende lijnen

evenwijdige lijnen

snijdende lijnen

loodrecht snijdende lijnen

12

13

78

Vul in.

+ 7 5 − 12 7 −

4 16 11 2

13 20 18 15

Hoe oud is elke superheld?

Anna Eno Isa Otto Ulke

jaar jaar jaar jaar jaar

Anna is half zo oud als Isa.

Ulke is dubbel zo oud als Otto.

Eno is half zo oud als Isa en Ulke samen.

Otto is twee jaar jonger dan Isa.

Volgend jaar wordt Isa negen jaar.

1

2

79

Vul de lege hokjes van het toverrooster in met +, − of = zodat alles klopt.

5 9 14

6 18 12

11 9 2

Probeer rechts zelf een toverrooster te maken.

Vul het rekenverhaal bij deze prentjes aan. Los dan op.

a Er zijn diamanten.

Boef Pikkolor steelt er .

Hoeveel diamanten blijven er over?

Bewerking:

Er blijven diamanten over.

b Siham speelt een spel.

Ze gooit en met de dobbelstenen.

Hoeveel stapjes mag ze vooruit?

Bewerking:

Siham mag stapjes vooruit.

3

4

80

c Bedenk bij deze illustratie nu zelf een rekenverhaal.Los dan ook de bewerking op en schrijf er zelf een antwoordzin bij.

Bewerking:

Antwoord:

Zoveel foutjes! Verbeter de rekentoets van boef Pikkolor.

Streep de foutjes door en schrijf er het juiste antwoord naast.Bereken dan hoeveel punten Pikkolor haalt.

OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT 20

Toets van:

5 + 6 =

12 − 8 =

7 + 13 =

17 − 11 =

8 + 9 =

20 − 8 =

6 + 10 =

11 − 4 =

7 + 7 =

20 − 11 =

5

Pikkolor

11

5

10

6

18

18

16

19

14

11 / 10

Knap zo!

Oefenen hoor!