Bloemen uit Brabant - Grondwatercollectief€¦ · uit de masterclass weer voorbij, zonder dat...
Transcript of Bloemen uit Brabant - Grondwatercollectief€¦ · uit de masterclass weer voorbij, zonder dat...
Bloemen uit Brabant Terugkomdag Masterclass Gebiedsgericht Grondwaterbeheer
8 december 2015 Samengesteld door Albert Cath
In samenspraak met:
Jan Frank Mars
Remco de Boer
Peter Ramakers
Henk Puylaert
“Scheidt niet dwingend dat wat natuurlijk verbonden is;
verbindt niet dwingend dat wat natuurlijk gescheiden is”
Edgar Morin
Januari 2016
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
2
Bloemen uit Brabant Terugkomdag Masterclass Gebiedsgericht Grondwaterbeheer 8 december 2015
Inhoud
VOORWOORD .............................................................................................................................. 3
LEESWIJZER ..................................................................................................................................... 4
2. INLEIDINGEN ............................................................................................................................ 5
2.1 DE GEMEENTE DONGEN REVISITED: GGB ALS KOEVOET IN HET OPENBREKEN VAN STAGNATIE ......................... 5
2.2 STRONG .................................................................................................................................. 8
3. THEMATIEKEN ..................................................................................................................... 11
3.1 HET VERHAAL OVER HET ONDERSCHEID TUSSEN BRON EN PLUIM ........................................................... 11
3.2 HET VERHAAL OVER MONITORING. ................................................................................................ 16
3.3 HET VERHAAL OVER GEBIEDSAFBAKENING TUSSEN WATERKWALITEIT EN –KWANTITEIT EN AFKOOP. .............. 19
3.4 HET VERHAAL OVER DE JURIDISCHE MOGELIJKHEDEN VAN SANERINGSPLAN OF GEBIEDSPLAN BIJ GGB ............ 24
3.5 HET VERHAAL OVER DE ORGANISATIE VAN GGB ................................................................................ 28
4. NETWERKVORMING: GGB COMMUNITY OF PRACTICE .......................................................... 36
4.1 OP WEG NAAR EEN GGB COMMUNITY OF PRACTICE?! ....................................................................... 37
4.2 EEN BESCHOUWING VAN ALBERT CATH. HOE VORM EN ONTWIKKEL JE EEN COP?...................................... 40
4.2.1 HET BELANG VAN VERHALEN NIET UIT HET OOG VERLIEZEN ............................................................. 40
4.2.2 BRENG DE SPREEKWOORDELIJKE OLIFANT IN DE KAMER IN DIALOOG. ................................................ 41
4.2.3 HET WERKEN VANUIT HET CONCRETE, KLEINE, LOKALE EN DE INBEDDING IN HET ALLEDAAGSE WERK. ........ 41
4.2.4 ZOVEEL ALS NODIG BLOEMEN EN SFEREN DAARBINNEN BIJEEN BRENGEN ........................................... 42
4.2.5 KIEKEN WAT ’T WÖDT ........................................................................................................... 42
4.2.6 TEN SLOTTE ....................................................................................................................... 43
BIJLAGE: DEELNEMERS TERUGKOMDAG ...................................................................................... 44
MASTERCLASS BLOEMEN UIT BRABANT OP 8 DECEMBER 2015 .................................................... 44
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
3
Voorwoord Terugkijkend en -luisterend naar de terugkomdag van de masterclass BuB komen een zestal thema’s
met een zekere hardnekkigheid steeds weer bovendrijven. Dat betekent dat de deelnemers daar
belang aan hechten. Deze thema’s vormden dan ook de rode draad door het verhaal van de
terugkomdag, die uiteindelijk vooral vooruit keek naar het verder verstevigen en optuigen van
Gebiedsgericht Grondwaterbeheer in al haar verscheidenheid en meervoudigheid. Ik zal ze kort
inleiden, benoemen en van wat bespiegelingen voorzien. Een eerste conclusie kan zonder meer al
getrokken worden: als je GGb in je vingers hebt, kun je omgaan met complexe vraagstukken, en
daarmee veel betekenen voor andere, verwante sectoren, zoals oppervlakte waterbeheer en
ruimtelijke ordening. Dat betekent ook dat je als GGb-er wat meer uit je schulp mag kruipen. Een
eerste belangrijk stap daartoe is gezet aan het einde van de dag door de eerste schetsen en
contouren van GGb netwerkvorming, of om het ouderwetser te zeggen: de eerste stappen naar een
GGb Community of Practice (CoP). Het narratieve verslag van de Masterclass Bloemen uit Brabant
kan geraadpleegd worden op de volgende website: http://www.grondwatercollectief.nl/wp-
content/uploads/2015/05/Bloemen-uit-Brabant-verslag.pdf. Op de terugkomdag kwamen veel issues
uit de masterclass weer voorbij, zonder dat gesteld kan worden dat het een herhaling van zetten
was. In tegendeel, veel thema’s uit de masterclass werden verder uitgediept, en daardoor van
nieuwe inzichten en perspectieven voorzien.
Ook in de terugkomdag van de masterclass Bloemen uit Brabant (BuB) stond het procesmatige
centraal naast de nodige inhoud. Dat betekent volgens mij het volgende. Als je leeft in een te
vastgevroren idee van de relatie tussen de werkelijkheid zoals die zou moeten zijn en fraai op papier
oogt en het ervaren van de werkelijkheid zoals die is, dan ontsluit je de praktische werkelijkheid niet,
die wordt dan juist afgesloten. De directe ervaring van de praktijk dient leidend te zijn voor de
theoretische, conceptuele kaders. Juist door het op de achtergrond plaatsen van deze interpretatieve
kaders ontstaat vergrote aandacht voor de praktijk. Door de praktijk als vertrekpunt te nemen,
ontstaat weer ruimte voor vakmanschap en verschillende handelingsperspectieven waar de
specifieke lokale situaties en gebeurtenissen om vragen.
Een andere rode draad in de terugkomdag BuB was wederom dat het steeds gaat om uit die
concepten en modellen te treden, zonder ze op te geven. Het conflict tussen generieke regels,
normen en kaders en specifieke omstandigheden op spanning te houden. Dit conflict leidt vaak tot
wat ik de efficiency paradox noem. Generieke regels zijn bedoeld om zo efficiënt mogelijk te werken,
terwijl de praktijk regelmatig toont dat generieke regels zo gaan knellen in de specifieke, lokale
omstandigheden, dat het efficiency ideaal contraproductief wordt. Beiden doen niet zozeer een
appèl op het uitsluitend zichtbare, of uitsluitend intellectuele. Ze geven ook intuïtie en schranderheid
een plek. Ze vragen alle twee om actief met het werk in de praktijk te verkeren en die praktijk toe te
eigenen en soms zelfs te heroveren. Er zit dus altijd een element van onbepaaldheid en
incompleetheid in, ook in Gebiedsgericht grondwaterbeheer (GGb). Generieke regels – one size fits
all – marginaliseren over het algemeen de mogelijkheden van de vakman en –vrouw om hun
(ervarings)kennis in te brengen in de specifieke context van hun werk. Dat wordt ook wel ‘deskilling’
genoemd, het ontnemen van de praktijk van het vak dat iemand uitoefent en de spanning die dat
oproept. Het gesprek dat de praktische werkelijkheid aangaat met een persoon of een groep en de
band die dat schept komt dan onder druk te staan.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
4
In de terugkomdag van de masterclass is er opnieuw gemeanderd tussen twee denklijnen. Enerzijds
de inhoudelijke, verdiepende denklijn over het wat van GGb en anderzijds een procesmatige,
verbredende denklijn waar de hoe vraag op de voorgrond staat. Wat betekent GGb nu in de
weerbarstige, grillige en complexe praktijk? Deze hoe vraag stond tijdens de terugkomdag zeer
centraal zo blijkt.
Leeswijzer Dit narratieve verslag van de masterclass BuB volgt een redenatie en logica die voortkomt uit het
inhoudelijke proces en opzet van de terugkomdag zelf. Hieronder sta ik kort even stil bij de
verschillende hoofdstukken.
In hoofdstuk 2 worden twee inleidingen die in het middagdeel werden gehouden kort samengevat.
In de eerste plaats wordt verslag gedaan door Gijsbert Schuur van de voortgang in de casuïstiek in
Dongen. Vervolgens gaat Douwe Jonkers in op de voortgang en planning van de structuurvisie
ondergrond die belegd is in het programma STRONG.
In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de uitwerking van de zes thematieken die door de deelnemers in
twee gesprekronden in verschillende groepen zijn besproken. In de eerste plaats komt het
onderscheid tussen Bron en Pluim aan de orde. Daarna wordt in het verlengde daarvan de heikele
kwestie het Monitoren van beide hoedanigheden uitgediept. In de derde en vierde plaats wordt een
andere grenskwestie behandeld, de Gebiedsafbakening tussen kwaliteit en kwantiteit van het
ondergrondse systeem en in samenhang daarmee de problematiek van de Afkoop. Ten slotte wordt
ingegaan op de Organisatie van GGb de Juridische (on)mogelijkheden van het sanerings- en
gebiedsplan. Uiteraard is bij al deze thematieken ook gesproken over de (handelings)perspectieven
in relatie tot GGb. Ook kan vastgesteld worden dat deze thematieken niet los van elkaar gezien
kunnen worden maar doorwerking hebben op elkaar.
In hoofdstuk 4 worden de verwachtingen en vragen van de deelnemers inhoudelijk geclusterd rond
de behoefte tot netwerkvorming. Kortom is er behoefte aan het vormen en ontwikkelen van een
Community of Practice (CoP). Belangrijke vragen daarbij zijn: Wat is dan die CoP, hoe gaan we deze
vormgeven en welke acties dienen dan ondernomen te worden, en de allerbelangrijkste vraag is dan
uiteindelijk: wie pakt het op en stopt er energie in? Een belangrijke gegeven hierbij is de brug tussen
concept / intentie en actie zo snel mogelijk overbruggen en dit doen vanuit een ervaren interesse en
belang.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
5
2. Inleidingen De terugkomdag werd gevoed met twee inleidingen. In het eerste verhaal werden door Gijsbert
Schuur, adviseur Bodem en ondergrond van de Antea Group, de het vervolg en implicaties van de
Casus Dongen verder uitgediept. Aansluitend is door Douwe Jonkers, plaatsvervangend
programmamanager Bodem en Ondergrond van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een
toelichting gegeven op de Rijksstructuurvisie Ondergrond, dat onder de vlag ‘STRONG’ vaart.
2.1 De gemeente Dongen Revisited: GGb als koevoet in het openbreken van stagnatie Deze casus betreft GGb in een kleine gemeente1. Een kenmerk van GGb is dat het ruimte biedt om
een groot aantal verschillende en soms ook verassende partijen te betrekken. Aanleidingen voor het
omarmen van GGb waren op hoofdlijn de volgende. In het centrum zijn verschillende historische
grondwaterverontreinigingen aanwezig. En juist op die plek wil de gemeente ruimtelijk gaan
ontwikkelen. In eerste instantie wordt daarbij om de verontreinigde delen heen gebouwd maar dat is
niet wenselijk. Dit leidde tot stagnatie. Ook infrastructurele ingrepen zoals riolering dienen
aangepakt te worden, er is een probleem met wateroverlast. Tenslotte is één van de vlekken
aangemerkt als spoedlocatie, die bij de provincie op de lijst staat. GGb biedt een effectief middel dat
ingezet kan worden.
GGb is geen verplichting, je kunt ook kiezen voor een traditionele aanpak (gevalsaanpak). Het gaat erom dat vergunningverleners en handhavers de WBB toepassen. Het alternatief GGb ten opzichte van de gevalsgerichte aanpak wordt daardoor aantrekkelijker.
1 Zie de presentatiesheets
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
6
Dan neemt het voordeel van de initiatiefnemers immers toe. De wortel lonkt des te meer, naarmate
er met de stok harder geslagen kan worden. Er wordt ten slotte nog verwezen naar twee links waar
boeiende achtergrondinformatie staat2.
Bieden van een helder kader.
De gebiedsgerichte aanpak is gekoppeld aan een maatregelenplan waarin de belangrijkste factoren
en actoren meegenomen zijn. In het onderstaande plaatje zijn de belangrijkste factoren samengevat.
Een dergelijk plan kent ook de nodige organisatorische aspecten. Van groot belang is dat er een
Gebiedsbeheerder met een helder kader als de spreekwoordelijke spin in het web fungeert. Deze is
de schakel tussen initiatiefnemers, provincie (BG Wbb) en het waterschap (BG Wtw),
verantwoordelijk voor monitoring en behandelt meldingen voor activiteiten in het grondwater.
Rondkrijgen van de financiering.
De kosten omvatten monitoring, het faalscenario en de apparaatskosten. Zevenenvijftig procent van
de kosten van het gebiedsbeheer betaalt de provincie. Maar ook financiering door derden is
belangrijk: Zo staat een bijdrageregeling voor initiatiefnemers van projecten met tijdelijke
grondwaterbemaling of infiltratie van hemelwater en een afkoopregeling voor schuldig eigenaren op
de voorgrond.
Het Belang van een zorgvuldige procedure.
In 2015 is de volgende getrapte vaststellingsprocedure doorlopen:
13-10-2014: ontwerpbesluit door college B&W.
22-12-2014 t/m 12-2-2015: terinzagelegging.
Publicatie via de reguliere media
Alleen enkele direct betrokkenen persoonlijk geïnformeerd (kritische bewoner,
wijkraad, woningbouwvereniging)
2 Links: Organisatie en financiering GGb (UP)
Slimme regie op de ondergrond (COB)
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
7
3-3-2015: definitief besluit door college B&W.
5-3-2015 t/m 16-4-2015: terinzagelegging.
Geen mogelijkheid voor bezwaar of beroep, wel voor toelichting
Bezwaar en beroep kan pas na instemming van GS worden ingediend
25-6-2015: instemmingsbesluit Gedeputeerde Staten.
26-6-2015 t/m 7-8-2015: terinzagelegging.
Persoonlijk geïnformeerd: waterschap, GGD, Brabant Water, woningbouwstichting,
provincie, gemeente, kritische bewoner
Bezwaar en beroep mogelijk op besluit GS en besluit college B&W
Door deze zorgvuldige procedure zijn er tijdens de gehele looptijd geen bezwaren ingediend, wat
veel tijd en geld heeft bespaard.
Webapplicatie voor grondwateronttrekkingen.
Ook is een eerste webapplicatie gemaakt die wordt toegelicht. Belangrijke elementen zijn de
volgende:
Laagdrempelig voor initiatiefnemers;
Web GIS-portal;
Eventuele financiële bijdrage wordt direct berekend en getoond;
Samenvatting met kerngegevens voor gebiedsbeheerder en OMWB;
De applicatie slaat alle meldingen op waardoor de gebiedsbeheerder meer overzicht
verschaft wordt;
De applicatie kan ook voor monitoring worden gebruikt.
Deze webapplicatie leidt tot de nodige vragen en opmerkingen uit de zaal. In de eerste plaats heeft
men behoefte aan een nauwkeurige specificatie van de berekening van de financiële bijdrage en
daarnaast vraagt men zich af of de applicatie ook alternatieven moet tonen voor de berekening.
Hierdoor wordt het een instrument dat niet alleen handig is voor de gebiedsbeheerder maar ook
voor de gebruiker. Kortom het zou een goede zaak zijn als de applicatie transparanter wordt.
Daarnaast kan het ook niet een vervanger zijn van het gesprek, omdat je anders de verschillende
partijen meer op afstand zet van elkaar in plaats van het omgekeerde.
Beschouwing Albert Cath: De gemeente Dongen is een kleine gemeente en dat verhoogt de
flexibiliteit. Daarnaast is het politiek beleid om zo transparant mogelijk te zijn naar haar burgers (zie
ook het verhaal in paragraaf 3.5 over de organisatie van GGb). Dat uit zich onder andere in het
ontwikkelen van de webapplicatie. En het betrekken van andere steunzenders als de burger sceptisch
reageert op het grondwaterbeleid. Bovendien is het een gegeven dat in kleine gemeentes de burgers
sneller en gemakkelijker toegang zoeken en vinden tot de autoriteiten. Het scheppen van heldere
kaders, zoals het maatregelenplan is daar mede een resultante van. Uit deze casus – en ook andere
casuïstiek – blijkt hoe divers en specifiek GGb is en dat het ook verbonden is aan andere
beleidsdossiers en actoren. Elke locatie is weer anders en kent ook andere bewoners die weer
verschillend reageren. Het belang om daar goed op in te spelen staat, zo blijkt, voorop in Dongen.
Waarbij uitstekende kennis van het gebied en haar bewoners cruciaal is. Maar ook het rekening
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
8
houden en anticiperen op vroegere gebeurtenissen, het historische proces (denk aan de WKO
problematiek en gevoeligheid) is daarbij van belang. Dat valt allemaal onder de noemer omgaan met
complexiteit.
2.2 STRONG Het STRONG3 programma zet in op een verbreed gebiedsgericht grondwaterbeheer. De
Rijksstructuurvisie Ondergrond (‘STRONG’) heeft als speerpunten vooral het dieper grondwater
(Nationale grondwaterreserves - NGR: grondwater voor drinkwatervoorziening en industriewater
voor menselijke consumptie en aanvullende Strategische voorwaarden - ASV). Daarnaast richt het
zich op de actuele discussie over Mijnbouwactiviteiten, zoals olie, gas, schaliegas, geothermie,
zoutwinning, opslag in lege velden en zoutcavernes. Het programma kent een aantal aspecten.
Verbreed grondwaterbeheer (UP Bodemconvenant4), kabels en leidingen, de bodem voor landbouw
en natuur (Bodem Bewust Boeren), Bodemenergie (sWKO5), Ondergronds bouwen, de
zoetwatervoorziening en Archeologie.
Zes bouwstenen.
De (Rijks)Structuurvisie Ondergrond kent een zestal bouwstenen voor nationale omgevingsvisie
(2018). De eerste twee bouwstenen zijn procesmatig, waarbij een duidelijke
verantwoordelijkheidsverdeling wordt nagestreefd op de volgende terreinen:
• Bouwblok 1: verantwoordelijkheden en samenwerking.
• Bouwblok 2: GGB in lijn met de Omgevingswet (en KRW).
Inhoudelijke bouwstenen zijn de volgende:
• Bouwblok 3: maatschappelijke opgaven en gebiedsafbakening.
• Bouwblok 4: functiegerichte normen.
• Bouwblok 5: tool box / instrumenten.
Ten slotte dient ook de praktijk getoond te worden ter inspiratie van GGB. Hierbij staat
communicatie en kennisoverdracht via Bouwblok 6, het tonen van goede voorbeelden centraal.
Niet onnodig op slot zetten.
STRONG biedt ook een kader voor vergunningverlening in de mijnbouw met als doel ruimtelijke
sturing te bewerkstellingen. Hierbij wordt veiligheid, milieu en de afweging tussen functies beoogd.
Er wordt benadrukt dat dit alles gepaard dient te gaan met een terughoudende opstelling: Nederland
moet niet onnodig op slot gezet worden, zo wordt ruimte gelaten voor toekomstige nieuwe inzichten
en (technische) ontwikkelingen. Tegelijkertijd zal er bewust omgegaan worden met veiligheid en
risico’s, een balans gezocht worden tussen beschermen en benutten zodat onnodige vervuiling
voorkomen wordt door middel van een risicobenadering. Deze discussie kent de volgende
3 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/inhoud/ruimtelijke-ordening-
ondergrond/
4 http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bodemconvenant/
5 http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bodemenergie/
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
9
speerpunten: zoeken naar functiecombinaties: wanneer en onder welke voorwaarden zijn
functiecombinaties mogelijk? Belangrijke elementen in deze discussie zijn: Geothermie in relatie tot
grondwater voor drink- en industriewater en WKO in relatie tot grondwater. Belangrijke vragen
daarbij zijn: Welke beschermingsmaatregelen zijn nodig (NGR en ASV)? Hoe houdt de Structuurvisie
rekening met aanwijzing van ASV door provincies? Wat doen we met schaliegas?
De Structuurvisie kent de volgende planning: In december 2015 wordt de uitkomst planMER en
MKBA in de vorm van ‘kansen en knelpunten’ thematisch en gebiedsgericht gepubliceerd met een
agenda voor gesprekken met decentrale overheden en maatschappelijke organisaties, die in de
periode december t/m februari 2016 plaats gaan vinden. Hierbij wordt gezocht naar
oplossingsrichtingen en het afstemmen met decentrale plannen en ambities. In maart 2016 wordt
dan het ambtelijk ontwerp Structuurvisie Ondergrond opgesteld dat in juni verzonden wordt naar de
Tweede Kamer, samen met planMER en de MKBA.
Decentraal waar het kan, centraal waar het moet.
De Omgevingswet heeft een belangrijk motto: decentraal doen wat kan, alleen centraal wat moet.
Daarbij dienen het Rijk, de provincies en gemeenten ieder voor zich een omgevingsvisie opstellen,
die uiteindelijk gedeeld wordt.
Dit vraagt om een samenhangende visie op grondwater, waarbij behoud en verbetering van kwaliteit
voorop staat naast het verkrijgen van Balans in kwantiteit: wateroverlast/opslag, onttrekkingen,
peilbeheer zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Ook het verbinden van ondergrond met
bovengrond (3D) dat onder andere tot uiting komt in de verbinding tussen het eerste watervoerend
pakket en het dieper gelegen grondwater. Daar wordt dan ook het zeer actuele klimaatverandering
debat aan toegevoegd: toekomst robuust en klimaatbestendig GGb (4D).
Het belang van verbinding met de praktijk.
Een belangrijk element in het verhaal van Douwe Jonkers is dat hij nadrukkelijk de verbinding met de
praktijk zoekt. De centrale vraag daarbij, ook in de discussie met de zaal, is niet zozeer hoe je de
papieren werkelijkheid met de praktijk verbindt, maar waar je vertrekt. De deelnemers waren daar,
als praktijkmensen, zeer duidelijk over: je redeneert vanuit de praktijk naar de papieren
werkelijkheid toe. De praktijk dient zich weer te tonen in
de papieren tijgers en modellen! De kern van het gesprek
ging over de papieren werkelijkheid en over hoe de
wereld werkelijk is. De spanning gaat over hoe in de
beleidsvoorbereiding bij het Rijk aangekeken wordt tegen
de uitvoeringspraktijk op lokaal niveau van GGB. De
praktijkmensen roepen Den Haag op vooral kaders te
stellen die de praktijk verder helpen. De ontwikkeling van
de Omgevingswet heeft ook die intentie, met als doel de
traditionele tegenstelling tussen Rijk (papieren
werkelijkheid) en gemeente/provincie praktijk te
overbruggen. Uiteindelijk vindt GGb plaats in de
praktische werkelijkheid zo werd gesteld. Er werd ook
ingebracht dat in de ambtelijke wereld de nadruk ligt op om het op papier goed geregeld te krijgen.
Het vereist dapperheid om daarvan af te wijken.
Douwe Jonkers vervolgt: Dit uit zich onder andere in Gebiedsdossiers drinkwaterwinningen, andere
gebiedsarrangementen, zoals ‘feitendossiers’ industrie en Green Deals. In het kader van de
verbreding van het bodembeleid (UP, STRONG), het Milieukader voor stedelijk grondwaterbeheer
De praktijkmensen roepen Den
Haag op vooral kaders te stellen
die de praktijk verder helpen. De
ontwikkeling van de Omgevingswet
heeft ook die intentie, met als doel
de traditionele tegenstelling tussen
Rijk (papieren werkelijkheid) en
gemeente/provincie praktijk te
overbruggen.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
10
kan vanuit maatschappelijke opgaven de functies in het stedelijk gebied beter en gebiedsgericht te
gepland en beheerd worden. Dit uit zich dan in een goede afstemming tussen partijen, met een
duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling, heldere en stimulerende procesregels, een heldere
verwoording van en discussie over deelbelangen (Rijksbelangen in relatie tot lokale belangen).
Inhoudelijk gaat het dan om een goede benutting van de ondergrondse en bovengrondse ruimte, het
benutten van kansen (ecosysteemdiensten, natuurlijk kapitaal), goed Inzicht in het functioneren van
de ondergrond (watersysteembenadering) en het voorkomen van overbodige ruimteclaims of
beperkingen. Communicatie en kennisoverdracht is dan een centrale voorwaarde, zoals ook tot
uitdrukking komt in het BuB netwerk, waarbij nadrukkelijk de casuïstiek centraal gesteld wordt door
middel van goede voorbeelden en uitrol daarvan via koploperbedrijven naar het peloton van GGb6.
Beschouwing Albert Cath: Grote, brede, tekentafel-achtige vergezichten hebben een grote zuigkracht
en bieden veel ruimte om de 'momenten van de moeite' te ontwijken door te vluchten in dat
waardoor die zuigkracht wordt veroorzaakt: de schoonheid van de inperkende denkconcepten en
metaforen, de verleiding van de integrale oplossing voor van alles en de valkuil van het idee dat voor
weinig geld één oplossing voor complexe vraagstukken voor het oprapen ligt. In de papieren
werkelijkheid oogt alles fraai, maar papier is ook geduldig. Het voordeel van het kleine, lokale en
concrete is dat je door de zure appel heen moet bijten. Omdat je moet komen tot concrete
oplossingen. Dat vergroot ook de mogelijkheden om een complex project uit te voeren binnen het
alledaagse werk. Daarmee wordt tevens vermeden dat de opgave als iets aparts wordt gezien, los
van het alledaagse. In een werkplaatsachtig GGb proces wordt dan ook niet gesproken over het werk,
maar middenin en vanuit het werk. Werk dat toch al gedaan moest worden. Het volgende plaatje
vangt dit in een beeld:
Kortom, niet alleen samenhang in visie (papier) maar ook in uitvoering is cruciaal. De kloof die nog
vaak ervaren wordt in de praktijk tussen goede bedoelingen en deze te verbinden met de praktische
werkelijkheid is daarbij een vertrekpunt. Er zijn immers geen redenen om te twijfelen aan de
intenties van de verschillende actoren en de mogelijkheden die de omgevingswet en GGb daarvoor
bieden. De omgevingswet en GGb zijn juist in het leven geroepen om de kloof te dichten en een
veranderingsproces op gang te brengen. De concretisering van doelen (omgevingswaarden) en de
uitwerking in (sectorale) plannen, programma’s worden dan idealiter gevoed door de
6 Zie sheets presentatie Douwe Jonkers
De papieren
werkelijkheid(ingewikkeld)
De ervarenwerkelijkheid
(complex)
De spanning die je m oet opzoeken alsvakmensen
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
11
praktijkervaringen van de ‘front line’ vakmensen. En daarbij dient zowel samenhang als afstemming
gezocht te worden met Provincie en Waterschap, burgers en bedrijven en overige maatschappelijke
stakeholders.
3. Thematieken In dit hoofdstuk worden de gekozen zes thematieken van de terugkomdag narratief uitgewerkt. De
deelnemers hebben aan het begin van de workshop hun vragen op de zes flipovers, die ieder een
thema representeerde, geplakt. Deze zes thema’s zijn in twee gespreksrondes van een uur verder
uitgewerkt aan de hand van de ingebrachte vragen en ideeën onder leiding van een gespreksleider.
Dat betekent dat elke deelnemer aan twee thema’s heeft gewerkt. De groepen vormden zich op
basis van persoonlijke belangstelling voor het thema. Hieronder wordt de ingebrachte kennis en
dialoog die ontstond verwoordt en hier en daar van een beschouwing voorzien van de samensteller
van dit verslag.
3.1 Het verhaal over het onderscheid tussen Bron en Pluim Er liepen en aantal verhaallijnen door de dialoog over het onderscheid tussen bron en pluim. De
terugkerende roep om heldere definities botsten regelmatig op praktische bezwaren. Ook in dit
thema werd de paradox tussen het generieke van regels, protocollen en modellen en de specifieke
omstandigheden van de lokale praktijk regelmatig zichtbaar. Het spanningsveld tussen rationeel,
regel gestuurd beheer en adaptief, flexibel principe gestuurd beheer deed zich voelen.
Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Wat is het onderscheid tussen bron en pluim?
Zijn er definities nodig van (het onderscheid tussen) bron en pluim en hoe concreet moeten
die zijn?
Leg je het onderscheid tussen bron en pluim normatief vast of is er ook speelruimte?
Waar eindigt de bron en begint de pluim?
Maak je het onderscheid tussen bron en pluim op basis van concentraties, grond of
verzadiging?
Hoe ga je om met onbereikbare bronnen?
De vragen vormden de aanleiding voor een boeiende dialoog over het thema van de begrenzing en
grensoverschrijding tussen bron en pluim. Het blijkt telkens weer dat de vragen vooral een aanleiding
zijn om de GGb thematiek te bespreken in al haar veelvoud en -koppigheid.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
12
Aan de hand van bovenstaande schets van Ingrid Riegman, werkzaam bij de omgevingsdienst Veluwe
IJssel, m.b.t. een casus uit Apeldoorn wordt de eerste aanzet gegeven tot een discussie over het
onderscheid tussen bron en pluim. In de gemeente
Apeldoorn is in de plannenmakerij sprake van
maatwerk per locatie in de context van een groter
gebied. Dat hangt mede af van de functie van de
grond en wat er op komt te staan. En daarnaast
speelt de limitering van de budgetten ook een
belangrijke rol. Er zijn twee voorwaarden voor
gebiedsbeheer: in de eerste plaats mogen er geen
humane risico’s zijn en tweede moet je zoveel
mogelijk vracht verwijderen. Dit dient te gebeuren
binnen de maatschappelijke mogelijkheden die je
hebt en het beschikbare budget. Het is ons gebleken
dat de kennis vooral bij marktpartijen zit. Met deze
partijen wordt dan ook een diepgravende technisch
inhoudelijke discussie gevoerd. De vraag is steeds weer: wanneer is de locatie, in het licht van
humane risico’s, goed gesaneerd. De bijkomende eis is dat je kosteneffectief en functiegericht ook de
ondergrond moet betrekken. Dat gaat over naleving en de hoeveelheid vracht die je betrekt in je
plan. En, hoe ga je in de loop van de tijd monitoren? Bij gebiedsgericht beheer hoef je deze issues
niet meer expliciet aan te tonen omdat het binnen het brede gebiedsgerichte beheer van heel
Apeldoorn valt. Doordat men in het verleden zeer precieze eisen stelde, werd het beheer steeds
kostbaarder en uiteindelijk niet financierbaar. Een gevolg daarvan is dat je er bijvoorbeeld kavels van
woningbouw uitgeeft waarbij er geen kelders gebouwd kunnen worden en dat is ondoenlijk. GGb
heeft dus als voordeel dat je haalbare projecten kunt opstarten. De provincie toetst of er humane
risico’s zijn bij de herinrichting van een locatie. Concreet: de eigenaar staat aan de lat om de bron zo
aan te pakken dat de locatie geschikt is voor de nieuwe functie.
Vraag: wat accepteren we vanuit GGb beleid en wat is het toetsingskader daar? Voor het hele gebied
hebben we een monitoringssysteem en een grondwatermodel. Op de locatie waar het water gaat
opkwellen, slaan we peilbuizen. Je moet dus een specifieke locatie in de brede context zien van het
gehele gebied en de grondwaterstromen aldaar.
Doordat men in het verleden zeer
precieze eisen stelde, werd het beheer
steeds kostbaarder en uiteindelijk niet
financierbaar. Een gevolg daarvan is dat
je er bijvoorbeeld kavels van
woningbouw uitgeeft waarbij er geen
kelders gebouwd kunnen worden en
dat is ondoenlijk. GGb heeft dus als
voordeel dat je haalbare projecten kunt
opstarten.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
13
Opmerking: als vergunningsverlener heb ik een dubbelperspectief. Enerzijds moet ik het GGb plan
toetsen en anderzijds moet ik als toezichthouder bij een bronverwijdering me afvragen wat nu de
definitie is van een bron.
Omgevingsdienst: Ons vertrekpunt is dat humane risico’s niet mogen optreden door overschrijding
van de interventiewaarden. Je stelt per locatie de grenswaarde vast. Dit is in het besproken geval
vijfeneenhalve meter onder het maaiveld. Je definieert de diepte van je bron afhankelijk van de
humane risico’s.
Vraag: wat gebeurt er nu als er geen humane risico’s zijn maar wel een forse overschrijding van de
interventiewaarde? De interventiewaarde is immers zeer veilig maar waar ligt de grens nu?
Omgevingsdienst: Dat hangt erg af van het kader waarin je het plaatst. En dat kader is meestal je
beheerplan.
Vraag: als je uitgangspunt bronverwijdering is, dan wordt het weer anders. Creëer je op deze manier
geen rechtsongelijkheid?
Iemand anders: met de GGb aanpak kun je steeds
variëren tussen noodzaak en risico. En daarmee
vermijd je rechtsongelijkheid.
In de discussie komt naar voren dat de specificiteit
van de locatie zeer bepalend is voor het
toetsingskader en de maatregelen. Geen locatie is
echt vergelijkbaar en generaliseerbaar. Zo heb je
naast onbereikbare bronnen ook nog onbekende
bronnen.
Omgevingsdienst: het enige wat je kunt doen is monitoren, waarbij goede systeemkennis
onontbeerlijk is.
Opmerking: maar in de wet staat dat je onderscheid moet maken tussen bron en pluim. Daar loop ik
vanuit de vergunningsverleningskant steeds weer tegenaan. Het kostenplaatje wordt ook bepaald
door de inzet van adviesbureaus en juristen. Dus hoe preciezer je het wilt hebben, hoe meer kosten
dit met zich meebrengt. Het is een complexe zaak. Die mede afhankelijk is van de kapstok waaraan je
het ophangt.
Omgevingsdienst: je hebt bij spoedlocaties ook nog het verschil tussen humane en
verspreidingsspoed. De vraag daarbij voor ons is steeds: onder welke voorwaarden nemen we het
van je over? En die overname kan dus ook partieel zijn. Dit deel wel, dat deel niet.
De steeds weer terugkerende vraag in de discussie is: wat benoem je nu als bron en wat niet.
Omgevingsdienst: het onderscheid tussen bron en pluim is voor ons heel lastig om generiek te
formuleren, zeker in een getal of definitie. Wat we vaak doen, is in de techniek duiken om daar de
zekerheid te vinden. Het probleem is dat je in een beheerplan voor een gehele gemeente niet het
onderscheid kan vastleggen tussen bron en pluim. Onze kapstok dat de beheerder gaat over humane
risico’s en vrachtverwijdering is daar een onderdeel van. En je bent bezig met het faciliteren van
maatschappelijke ontwikkelingen, bovendien zoeken we zoveel mogelijk combinaties (bijvoorbeeld
WKO, herstructurering van beken e.d.). enerzijds wordt dit ondersteunt door monitoring en
anderzijds moet je soms maatregelen nemen.
Het probleem is dat je in een
beheerplan voor een gehele gemeente
niet het onderscheid kan vastleggen
tussen bron en pluim. Onze kapstok dat
de beheerder gaat over humane risico’s
en vrachtverwijdering is daar een
onderdeel van. En je bent bezig met het
faciliteren van maatschappelijke
ontwikkelingen (…)
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
14
Rijksoverheid: ik beluister in deze discussie dat gebiedsplannen leiden tot een rolverschuiving. Je
maakt nu een plan op hoofdlijn, met een aantal voorwaarden, en dan kijk je steeds weer naar het
specifieke geval in het geheel.
Omgevingsdienst: ik zie een ander verschil. Wij van de omgevingsdienst willen juist dat er aan de
voorkant van het proces getoetst wordt en daarna mag de gebiedsbeheerder bepalen wat er
gebeurt. Terwijl de gemeente steeds weer tijdens de rit per geval toetst. En dat doen wij niet.
Andere Omgevingsdienst: bij ons is de schaalgrootte zo groot dat je het aan de voorkant niet kunt
regelen.
Omgevingsdienst: de wet schrijft voor dat je een onderscheid maakt tussen bron en pluim. Dat is
waar de hele discussie bij ons om gaat. En we willen af van al die verschillende definities van
bronnen. Dat leidt telkens weer tot discussie. Wat hier ook speelt, is dat we derden voor risico’s
willen beschermen. Daarom willen we precies weten waar we mee instemmen met betrekking tot
het beheer zodat we het kunnen monitoren en toetsen.
Andere omgevingsdienst: je hebt dus een heel spectrum. De ene gemeente definieert het heel
precies en aan de andere kant zijn er gemeentes die veel open laten. Het monitoringsplan en
uitvoering is dus een heel belangrijk borgingsinstrument.
Omgevingsdienst: het gaat er bij ons vooral om dat je expliciet maakt waar je op dat spectrum zit.
Ook als je niets definieert.
Rijksoverheid: maar stel nu dat het onderscheid tussen bron en pluim eigenlijk niet te maken valt.
Omgevingsdienst: uiteindelijk gaat het vooral om het beheer van het water en maakt de functie,
moestuin of flatgebouw, mij niet zoveel uit. Als we weten dat de bronaanpak goed is gedaan dan
kunnen we coulanter zijn met het monitoren. Kortom: ga je de motor begrenzen (de bron
verwijderen) of ga je snelheidscontroles uitvoeren (monitoren)? Als we weten hoe de motor is
begrensd dan kunnen we ook de monitoring beoordelen, want het zijn communicerende vaten. Kort
samengevat: als je geen onderscheid maakt tussen bron en pluim dan heeft dat tot gevolg dat je een
uitgebreide zekerstelling eist m.b.t. het monitoren en de borging van het werkproces
(snelheidscontrole). Als je anderzijds vooraf een scherp uitgewerkt technisch omschreven ontwerp
maakt (snelheidsbegrenzer) en dit eenduidig toetst dan kan je lichter monitoren.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
15
Rijksoverheid: kun je uiteindelijk alleen snelheidscontroles uitvoeren? Wat Ingrid zegt, is dat ze voor
het hele gebied een kapstok ophangt maar dat ze per locatie heel specifiek kijkt naar wat daar nodig
is.
Omgevingsdienst: maar dan ga je daarvoor weer terug naar de provincie en dat is een stap die wij
niet wenselijk vinden. We hebben de duidelijkheid ook nodig omdat het handhaafbaar moet zijn voor
ons.
Andere omgevingsdienst: we hebben een welomschreven werkwijze en dat hele pakket, bijvoorbeeld
bij een overdracht van een pluim, gaat naar de
provincie toe. En die toetsen dat vooraf. En die
toetsing bepaalt of het opgenomen wordt in het
GGb. Deze toetsing gaat op basis van een uitgebreide
modelberekening.
Omgevingsdienst: in feite gaat hier dus de provincie
in zijn oude rol zitten van oppertoetser. Het enige
wat wij toetsen is de bronaanpak.
Les:
Je moet flexibele definities hanteren van bron en
pluim, waarbij je het of in het midden laat of juist
heel scherp omschrijft of helemaal niet. Maak
expliciete keuzes en die moeten beargumenteerd
zijn. Beide hebben voor- en nadelen afhankelijk van
de praktische situatie. In beide gevallen moet je er
wel duidelijk over zijn en besef hebben van de consequenties onder andere voor je monitoring.
Hierbij zijn door de deelnemers twee begrippen geïntroduceerd t.a.v. van bron-pluim onderscheid:
de motorbegrenzer en de snelheidscontrole. Het maakt, samenvattend niet zozeer uit of je
inhoudelijk een scherp onderscheid maakt tussen bron en pluim. Geef vooral het werkproces goed
aan, kortom hoe je ermee omgaat.
Beschouwing Albert Cath: Het is dus steeds een kwestie van het op spanning zetten van de paradox
tussen specifiek en generiek die het gesprek over de knip tussen Bron en Pluim doordesemt.
Op spanning zetten
Generiek
Specifiek
Paradox
Kortom: ga je de motor begrenzen (de
bron verwijderen) of ga je
snelheidscontroles uitvoeren
(monitoren)? Als we weten hoe de
motor is begrensd dan kunnen we ook
de monitoring beoordelen, want het
zijn communicerende vaten. Kort
samengevat: als je geen onderscheid
maakt tussen bron en pluim dan heeft
dat tot gevolg dat je een uitgebreide
zekerstelling eist m.b.t. het monitoren
en de borging van het werkproces
(snelheidscontrole).
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
16
Schematische weergave van de paradox.
In de huidige situatie staat het generieke op de voorgrond en is het specifieke van de praktijk meer
naar de achtergrond geschoven. Dat zijn over het algemeen de kenmerken van rationeel
waterbeheer met haar top-down cyclus van bepalen via vertalen naar uitvoeren. Een cyclus die valt
onder de noemer van positioneel werken en gekenmerkt wordt door een sterke mate van
eenrichtingsverkeer. Je zou ook het specifieke van de praktijk op de voorgrond kunnen zetten en het
generieke meer naar de achtergrond kunnen schuiven, maar dat heeft als mogelijk bezwaar dat de
samenhang in het systeem vervaagt, de coherentie in beleid verdwijnt en er afgewenteld gaat
worden. Ook kunnen er 'koninkrijkjes' ontstaan waar de lokale beheerder los van het beleid een
eigen koers uitzet. Kortom, de evenwichtskunst tussen generiek en specifiek is het spanningsveld
waarbinnen het waterbeheer zich afspeelt. De dans tussen generiek en specifiek toont zich als een
paradox: een schijnbare tegenstelling. Het is geen kwestie van 'of … of' maar van 'en … en'. De twee
begrippen zetten elkaar op spanning. Het goed kunnen omgaan met deze spanning kenmerkt
adaptief beheer als tegenwicht van rationeel beheer.
3.2 Het verhaal over Monitoring. Dit thema was een vervolg op de thematiek over het onderscheid tussen bron en pluim en werd
besproken door min of meer dezelfde groep onder leiding van Jan Frank Mars, werkzaam bij RWS
Leefomgeving/Bodem+. Dat verklankte op fraaie wijze de samenhang tussen deze thematieken.
Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Hoe bouw je de monitoring op?
Hoeveel peilbuizen zijn in één gebied nodig?
Hoe bepaal je dat je monitoring representatief is voor de praktische werkelijkheid zowel in
de breedte als de diepte? Hoe baken je af?
Wordt de monitoring in kwetsbare gebieden opgezet of juist in de bufferzone?
Wat zijn kwetsbare objecten en hoe bescherm je deze?
Zin er al meetmethoden waarbij de vrachtbepaling van de verontreiniging gemeten kan
worden?
Hoe meet je de uitstroom (flux) van de gesaneerde bron?
Jan Frank opende het gesprek met een korte samenvatting van het voorafgaande: bij een specifieke
definitie van de knip tussen bron en pluim kun je dat over het algemeen gemakkelijk toetsen, maar
als je de definitie van het onderscheid algemeen maakt dan heeft dat tot gevolg dat je veel strenger
moet monitoren.
Provincie: we hebben een gesprek gehad met de landsadvocaat over hoe je bij GGb het een en ander
contractueel vastlegt. En we constateerden dat daar veel haken en ogen aan zitten. Het
kernprobleem wordt hierbij gevormd door het onderscheid tussen bron en pluim en de daaraan
gekoppelde monitoring. Dit is zeer actueel voor ons.
Omgevingsdienst: het betrekken van een fluxbepaling in relatie tot GGb ligt vaak moeilijk. Vooral op
het punt van het betrekken van die bepaling op de definitie van de bron. In die discussie gaat het
vooral om de duidelijkheid van het werkproces. De wet vraagt immers om een duidelijk onderscheid
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
17
te maken tussen bron en pluim. Maar als je daar geen onderscheid tussen maakt en maatregelen
neemt, dan kan het ook.
Provincie: de landsadvocaat geeft aan dat dit in de toekomst de nodige problemen kan geven.
Waterbedrijf: maar je bent toch als gebiedsbeheerder verantwoordelijk voor zowel bron als pluim?
Als dat duidelijk is dan heb je de discussie niet over het onderscheid tussen bron en pluim.
Omgevingsdienst: het gaat mij erom dat je daar duidelijk over bent, duidelijkheid verschaft over hoe
en wat je beheert. En hoe je dit gaat bepalen als je
uitgaat van maatwerk.
Waterbedrijf: dat hangt er ook vanaf hoeveel vracht
je hebt weggehaald. Als die grotendeels weg is, heb
je ook een minimale nalevering. Iedereen gaat er
maar vanuit dat de bronaanpak effectief is, maar het
is ook soms zoeken naar een spelt in een hooiberg.
De kans dat er iets achterblijft waar je geen weet van
hebt, is aanzienlijk.
Rijksoverheid: het heeft ook te maken met waar je
zit in het gebied, op hoeveel afstand van het kwetsbare gebied je bent.
Omgevingsdienst: je hebt twee soorten monitoring: je bekijkt de systeemgrens, en/of je kijkt naar de
risico’s. Je kunt een model gebruiken en vervolgens toets je via je peilbuizen of het model werkt.
Provincie: ja, maar als je met de bedrijven rond de tafel zit, gaat het heel anders. Die zeggen vaak dat
ze de afgelopen jaren doodgegooid zijn met modellen en dat die niet overeenstemmen met de
praktische werkelijkheid. Die is immers steeds weer anders. We zijn toen op de rand van de pluim
gaan monitoren en we hebben het systeemgebied gedefinieerd. Een bijkomend voordeel was, in dit
geval, dat we de hele geschiedenis van dit gebied en de verontreiniging goed kenden.
Waterbedrijf: maar in een groter of onbekender gebied speelt steeds weer de vraag of het grid van
peilbuizen dat je neerzet dicht genoeg is. Waarbij vooral de dieptebepaling van de pluim in relatie tot
de zaklaag belangrijk is, anders stroomt het onder je model weg.
Opmerking: we hebben ook steeds discussies over de waarde die je moet hechten aan modellen. Van
belang is dat het model interactief is en daarmee lerend vermogen toont. Het model wordt dus ook
gevoed vanuit een expert oordeel. Want je weet dat in een model de nodige zaken gemist worden.
Waterbedrijf: je moet een bepaalde basis hebben, een model, waar je verwachtingen en
veronderstellingen toetst. Daar richt je het
systeem op in. En dan moet je het lerend
vermogen gebruiken om het model verder te
ontwikkelen. Je moet dus een zekere
robuustheid ontwikkelen. En geef ook je
onzekerheden in het model aan.
Opmerking: de oude manier van fluxbepaling
werkt in de praktijk vaak averechts. De eerste
vraag bij fluxbepaling is: wat wil je ermee bereiken? En volgens mij is dat dat je wilt bepalen dat je
niet een te grote belasting krijgt in je nazorg deel. Ga je het helemaal vastleggen of is je uitgangspunt
In die discussie gaat het vooral om de
duidelijkheid van het werkproces. De
wet vraagt immers om een duidelijk
onderscheid te maken tussen bron en
pluim. Maar als je daar geen
onderscheid tussen maakt en
maatregelen neemt, dan kan het ook.
(…) als je met de bedrijven rond de tafel
zit, gaat het heel anders. Die zeggen vaak
dat ze de afgelopen jaren doodgegooid
zijn met modellen en dat die niet
overeenstemmen met de praktische
werkelijkheid.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
18
dat als je weet wat je weghaalt je goed kunt inschatten wat de nalevering is. Want wat is de zin van al
dat meten en weten als je niet weet wat je naar aanleiding daarvan kunt of wilt doen. Kortom, wat is
je risico als je bijvoorbeeld in plaats van 70% slechts 65% van de bron hebt weggehaald.
Provincie: je bent steeds met je methodiek op zoek naar het in stand houden van je plan. Daarbij wil
je vooral weten, door te meten, of je faalscenario in beeld komt. Daarom leg je een bepaalde waarde
op een bepaalde flux vast zodat je kunt toetsen waar je staat. Ik ben het er overigens mee eens dat je
liever meer ruimte hebt dan dat alles is dichtgetimmerd. Daarbij komt dat je graag optrekt met de
omgevingsdiensten die echter helaas organisatorisch steeds meer op afstand zijn komen te staan. En
dan raak je kennis en informatie kwijt. Door die afstand raak je de ‘fine tuning’ kwijt die juist zo
cruciaal is in het hele GGb proces. Het Bloemen uit Brabant project is ook ontstaan uit een
hernieuwde behoefte gezamenlijk kennis te ontwikkelen en vooral te delen.
Rijksoverheid: in Utrecht wordt er ook veel gedaan met het monitoren van flux. Daar worden nieuwe
sensoren gebruikt die flux rechtstreeks meten. Eerst hebben ze de ring van de vervuiling vastgesteld
en daarna de gebiedsgrens. Je wilt immers weten
hoe snel stroomt wat welke kant op. En je kijkt naar
het afbraakpotentieel van een kubieke meter
ondergrond. Als je dat allemaal weet, kun je de flux
bepalen van wat er doorheen gaat en weet je wat er
afgebroken wordt onderweg. En dan kan je
voorspellen wat je gebiedsgrens gaat worden. Die
berekeningen kloppen vrij redelijk. Echter de variatie
is zeer groot. Je kunt op macroniveau redelijk goed
bepalen welke kant de stroom op gaat, maar op
lokaal niveau varieert dit sterk.
Waterbedrijf: een andere vraag is: wat is nu voldoende monitoring? Ook dat verschilt erg per
situatie. Het probleem is dat we steeds weer gevangen zitten in een valse waarheid. Je hebt duidelijk
witte of zwarte gebieden. Maar de problemen ontstaan, zeker bij kwetsbare objecten, bij de grijze
gebieden. Bij de WBB is dit ten aanzien van kwetsbare objecten allemaal zeer onduidelijk. Als je het
hebt over uitdampen, dan maakt het veel uit of je houten dan wel betonnen vloeren hebt in je huis.
Provincie: GGb geeft veel ruimte aan het bevoegde gezag om kwetsbare objecten te definiëren.
Opmerking: in Tilburg hebben ze de waterschappen en andere partijen erbij betrokken om te
bepalen, naar aanleiding van de verwachte stromingsrichtingen, welke objecten beschermd moeten
worden.
Waterbedrijf: dat heeft ook te maken met de ruimhartige afstemmingscultuur in Brabant. De B5 is
daar een voorbeeld van. Ze hebben een beleidsrol, vanuit bevoegd gezag, in de afstemming en
kennis uitwisseling. Ze hebben elkaar de verplichting opgelegd om ook de kleinere gemeentes mee te
nemen in die afstemming. Je moet je steeds afvragen, als je iets wil, wat dan anderen moeten
regelen en je afvragen of het wel kan wat je wilt. En dan zie je ook veel verschil tussen de
verschillende situaties en mogelijkheden. In Tilburg hebben we gekeken hoe je de peilbuizen ook
kunt gebruiken voor andere informatie over de stad. Bijvoorbeeld wat voor informatie kan de
waterclub daaruit betrekken over stroming, waterstanden en dergelijke. Dan kunnen ze hun
modellen daarmee voeden.
Daarbij komt dat je graag optrekt met de
omgevingsdiensten die echter helaas
organisatorisch steeds meer op afstand
zijn komen te staan. En dan raak je
kennis en informatie kwijt. Door die
afstand raak je de ‘fine tuning’ kwijt die
juist zo cruciaal is in het hele GGb
proces.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
19
Opmerking: het is mij opgevallen dat een gerenommeerd adviesbureau gebruikmaakt van
geohydrologische modellen van vijftien jaar geleden. Het blijkt dat als je de nieuwe
monitoringsgegevens zou gebruiken er een ander beeld ontstaat. Maar in hun database staan alleen
de oude gegevens.
Provincie: dat betekent dat je veel meer de samenwerking moet opzoeken. Maar dat wordt mede
bepaald door de tijd en het type mens. Op een gegeven moment is de kruiwagen met onderwerpen
vol. En dan kan er even niets meer bij zonder dat iets
anders er vanaf valt.
Waterbedrijf: kennis van zaken van de materie is
hierbij ook cruciaal. Vooral ook kennis van de locatie.
Dat kan ook evenveel beperkingen opleveren als die
vakkennis ontbreekt.
Provincie: je moet ook de ruimte hebben om elkaar
te blijven opzoeken, en zo die kennis te delen en
verder te ontwikkelen. Maar de tijd hiervoor nemen wordt steeds meer beperkt. De druk om meters
te maken is immers erg hoog.
Lessen:
1. Monitoring is afhankelijk van de schaalgrootte en de complexiteit. Monitoring is per definitie
maatwerk. Er zijn risico’s en beperkingen, maar het kan ook leiden tot kansen en nieuwe
mogelijkheden.
2. Nut en noodzaak van modeleren en het leervermogen (het terugkoppelen van veldmetingen
en observaties naar het model) is cruciaal. Dit wordt: ‘Slim Meten’ genoemd. Maar ook de
kosten van een model ten opzicht van de baten van het model. Kortom wat levert het me op.
Wanneer stop je met het analyseren en zaken in kaart brengen en trechteren, en ga je over
tot actie, daar leer je ook veel van. En daarbij speelt materie en locatie kennis die beslagen
ligt in een vakmens een belangrijke rol.
3. Je moet de verschillende meetnetten koppelen en de gegevens ook beschikbaar stellen voor
andere doeleinden en -groepen.
4. Het delen en laten stromen van kennis tussen de verschillende groeperingen in het beheer is
cruciaal.
3.3 Het verhaal over Gebiedsafbakening tussen waterkwaliteit en –
kwantiteit en Afkoop. Dit thema was een vervolg op de thematiek over het organiseren van GGb en werd besproken door
min of meer dezelfde groep als het thema Organisatie (zie verder) onder leiding van Maaike
Paulissen, werkzaam bij de gemeente Tilburg. Dat verklankte op fraaie wijze de samenhang tussen de
thematieken.
Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Is er wel voldoende systeemkennis? Hoe gaat je grondwater stromen, waar gaat het kwellen,
waar zit de infiltratie, hoe zit het biologische systeem in elkaar? Het gaat ook over
grondwatermodellen, de 3D tool en dergelijke.
Hoe vindt verticale afbakening plaats tussen kwaliteit en kwantiteit?
Het is mij opgevallen dat een
gerenommeerd adviesbureau
gebruikmaakt van geohydrologische
modellen van vijftien jaar geleden. Het
blijkt dat als je de nieuwe
monitoringsgegevens zou gebruiken er
een ander beeld ontstaat.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
20
Zijn koppelingen tussen kwaliteit en kwantiteit mogelijk? Zie casus Apeldoorn.
Hoe weeg je belangen af tussen kwaliteit en kwantiteit? Een voorbeeld daarvan is de
afweging tussen drinkwater en energie (WKO).
Hoe integreer je een WKO in een gebiedsplan?
Moet er een apart GGb komen voor zware metalen?
Hoe bepaal je een prijs voor afkoop?
Hoe ga je om met staatsteun dan wel het vervuiler betaald principe?
Gemeente: dit thema gaat over het stromen van water. Als het water vervuild is dan valt het onder
de WBB en is het ons probleem. Maar waar het naartoe stroomt, daar hebben we weinig over te
zeggen. Dit is één aspect van de afbakening. De drie waterschappen zetten in op een gezamenlijk
grondwatermodel in Brabant. Ook zie je dat de bovengrond meer betrokken wordt op de
ondergrond. Vanuit de provincie loopt een pilot over de 3D tool. Er worden op dit moment veel
modellen ontwikkeld. In het stedelijk gebied kijk je vooral naar de humane risico’s. In Tilburg zijn we
rond de tafel gaan zitten met de twee actieve waterschappen en het drinkwaterbedrijf om een
gezamenlijke visie op te stellen. We kunnen immers al deze problemen niet zelf oplossen. Ik kwam
erachter dat elke partij dacht dat het water anders stroomde. Dat is onwerkbaar en vervolgens
hebben we alle geohydrologen van de betrokken organisaties bij elkaar gezet. Uiteindelijk is samen
met een adviesbureau een gezamenlijk model vastgesteld dat door alle partijen is onderschreven.
Opmerking: wat mij opvalt, is inderdaad dat iedereen met iets bezig is onafhankelijk van elkaar. Dan
wordt je erg afhankelijk van met wie je spreekt bij bijvoorbeeld een waterschap en ook met welke
partij je spreekt. Ook wij hebben uiteindelijk consensus gekregen op het voorgestelde model. Je
moet uiteindelijk koersen op iemand die precies weet hoe het model in elkaar zit en dat ook kan
vertalen naar de praktijk.
Gemeente: de verticale afbakening is afhankelijk van de bodemopbouw. In Tilburg hebben we één
grote zandbak. Daar zit een afsluitende kleilaag op die ongeveer 55 m diep zit. Dit is voor ons de
natuurlijke ondergrens van ons werkveld. Tot daar
mag de vervuiling zich verspreiden. Je moet je
daarbij steeds afvragen of je die kleilaag wilt
doorboren om na te gaan waar de verontreiniging
zit. Je loopt namelijk altijd het risico dat deze dan
gaat doorsijpelen. Op basis van allerlei aannames en
metingen stel je vast of de verontreiniging er zit of
niet. Deze afbakening wordt ook bepaald door
financiële begrenzingen. Daarnaast hebben we ook
een hoge duurzame energie ambitie waarbij we steeds moeten afwegen of we de beschermende
laag doorboren of niet om WKO’s en bodemlussen aan te leggen. Dat zijn steeds weer moeilijke
afwegingen.
Opmerking: wij regelen die beperkingen via het bestemmingsplan. Het heeft dus ook te maken met
hoe je je gebied afbakent. Je loopt er ook tegenaan dat je kwalitatieve problemen op een andere plek
zitten dan je kwantitatieve problemen.
Gemeente: in Utrecht is het probleem van fluctuerende grondwaterstand van invloed op de
monumentale panden. De biowasmachine veroorzaakt dat je grondwatervoorraad zoveel mogelijk in
beweging wordt gebracht. Je loopt dan het risico dat je daar op enig moment last van krijgt.
Wat mij opvalt, is inderdaad dat
iedereen met iets bezig is onafhankelijk
van elkaar. Dan wordt je erg afhankelijk
van met wie je spreekt bij bijvoorbeeld
een waterschap en ook met welke partij
je spreekt.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
21
Omgevingsdienst: in Eindhoven hebben we te maken met het staken van grote onttrekkingen door
Philips en Campina waardoor je grondwater erg stijgt.
Gemeente: wat je ziet is dat je in het landelijke gebied veel data kunt verkrijgen waardoor je vrij
nauwkeurig weet wat er gebeurt. In het stedelijke gebied is dat veel complexer. Daar vinden veel
meer onttrekkingen plaats waar je niets vanaf weet.
Opmerking: ik zie ook dat de kwaliteit en kwantiteit in verschillende plannen zit die vaak niet zonder
meer in elkaar geschoven kunnen worden. Ook zijn kwaliteit en kwantiteit belegd in verschillende
organisatieonderdelen. Dat betekent dat je dan de samenwerking moet bevorderen en dat ligt niet
altijd voor de hand. De verschillende organisatieonderdelen moeten wel het nut van samenwerking
inzien.
Gemeente: in Tilburg zitten ze in hetzelfde team en dat werkt erg goed. Bijvoorbeeld bij een
rioleringsplan. In dat plan komen zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten terug.
Opmerking: volgens mij moet die samenwerking wel intensiever zijn dan het louter aanleveren van
jouw paragraaf in een plan. Anders leeft het niet echt.
Andere opmerking: bij ons is die intensiteit geborgd
door maandelijks alle disciplines bij elkaar te zetten.
Dan wordt de integratie goed doorgesproken.
Omgevingsdienst: Campina zat in Eindhoven vlakbij
het Eindhovense kanaal. Zij onttrokken veel water
om de melk mee te verdunnen. Je hebt dan twee
soorten water: voor productie en voor het koelen. Het koelwater ging het kanaal in. Het Eindhovense
kanaal is eigenlijk een dode tak, maar had hierdoor een zeer hoge waterkwaliteit. Dat kwam ook
doordat je het kalkrijke water omhoog haalt. Dat koppelde fraai de kwaliteit en kwantiteit. En als
bijvangst werd het natte voeten probleem beheersbaar. Helaas is Campina vertrokken en moeten we
kijken hoe we de wegvallende onttrekking op gaan lossen. Je moet immers zowel de daardoor
ontstane wateroverlast tegengaan, als de waterkwaliteit van het kanaal in stand houden.
Gemeente: er is nog iets anders. Kwantiteit heeft veel budget en die voelen daardoor vaak minder
urgentie om samen te werken. Zij hebben het voordeel van een heffing en daar kunnen ze alles mee
doen. Wij hebben een schaarste aan geld en daarom moeten we vaak meeliften op lopende
initiatieven. Dat betekent dat je zeer alert en inventief moet zijn.
Opmerking: ik merk ook dat zomaar verhogen van de heffingen politiek gevoelig ligt. De
kwantiteitsmensen zijn dus ook bevreesd dat je van
hun geld gaat mee snoepen.
Gemeente: hoe weeg je belangen af tussen
duurzame energie en grondwater? Dat hangt deels
af van de locatie van de bodemlussen en WKO’s in
het gebied en van de doelstellingen op het gebied
van duurzame energie. Het hangt dus af van veel
verschillende factoren en de lokale omstandigheden. En soms weegt kwaliteit/milieu zwaarder dan
energie. Hoe dan ook, als je veel WKO’s en bodemlussen wilt maken, betekent dat een intensief
gebruik van de bovengrond.
Ook zijn kwaliteit en kwantiteit belegd in
verschillende organisatieonderdelen. Dat
betekent dat je dan de samenwerking
moet bevorderen en dat ligt niet altijd
voor de hand.
Kwantiteit heeft veel budget en die
voelen daardoor vaak minder urgentie
om samen te werken. Zij hebben het
voordeel van een heffing en daar kunnen
ze alles mee doen.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
22
Gemeente: in Utrecht speelt het verhaal van de kleilaag waar de WKO’s doorheen gaan ook. De
provincie ziet daar veel brood in om het tweede watervoerende pakket vrij te geven voor WKO. De
gemeente heeft daar twijfels over. Aan de ene kant wil je als stad CO2 neutraal worden, en dan
WKO’s stimuleren die ook weer positief uitpakken op de biowasmachine. En dan kun je zelfs denken
dat het niet zo erg is als het drinkwater wat meer vervuild raakt want dan kan je dat weer zuiveren.
In ieder geval realiseer je dan je klimaatdoelstelling. De andere kant van het verhaal is, dat als je het
tweede watervoerende pakket vrijgeeft, dat dit niet stimuleert om ook bovengronds allerlei energie
maatregelen te treffen. Want ook in het eerste watervoerende pakket zitten nog vele mogelijkheden.
Het gaat er met andere woorden om hoe je de urgentie zowel ondergronds als bovengronds gaande
houdt. Een bijkomende factor is dat er nog veel kennisonzekerheid en verschil van mening tussen de
experts te bespeuren valt. De afweging is steeds: wat levert het op als milieuwinst, wat zijn de
alternatieven bovengronds, en wat zijn de risico’s ondergronds en wie dekken die risico’s af.
Omgevingsdienst: het is ook zo dat je vergunningen afgeeft zonder dat je over alle relevante kennis
beschikt. En dan zou de vergunning verstrekker ook die risico’s moeten afdekken, zelfs als deze daar
minder greep op heeft. Dat is een nieuw fenomeen.
Omgevingsdienst: in Eindhoven-Noord wordt een
grote hoeveelheid gesloten WKO’s geïnstalleerd bij
gewone rijtjeshuizen. Dat gebied is sterk in
ontwikkeling. En daar wordt regelmatig tot
honderdvijftig meter diep geboord. En daar kun je
niets tegen doen. Je kunt je voorstellen dat daar de
nodige onbekende risico’s aan vast zitten.
Gemeente: in Tilburg zien we dat ook. Maar we
zetten daar telkens wel handhaving op. Dat zijn de
regels bij ons. Dat zijn keuzes die je kunt maken,
maar ze leveren wel extra kosten op en een heel arsenaal aan toezicht. Daarnaast heb je de
mogelijkheid om via bestemmingsplan, of door het instellen van boringvrije zones, greep te houden.
Gemeente: hoe bepaal je de prijs van een afkoop? In Tilburg hebben we daar een rekenmodel voor.
Dat is aangesloten op het model van Bosatex7. Dat is in feite niets anders dan een spreadsheat. Het
sluit goed aan bij de traditionele manier van het berekenen van de afkoop waar je in feite alleen kijkt
naar de kosten van monitoring.
Omgevingsdienst: wij werken ook met een rekenmodel maar dat vlakt uit bij grote projecten. Bij
grote vlekken zit je al snel op het maximale bedrag.
Gemeente: je kunt ook combinaties maken met andere geldpotjes. Zo kan er in een wijk ook
verloedering spelen of men wil juist iets met duurzame energie. Door die verschillende doelstellingen
te combineren vergroot je je financiële mogelijkheden.
7 Stichting Bodemsanering Textielbranche.
Een bijkomende factor is dat er nog veel
kennisonzekerheid en verschil van
mening tussen de experts te bespeuren
valt. De afweging is steeds: wat levert
het op als milieuwinst, wat zijn de
alternatieven bovengronds, en wat zijn
de risico’s ondergronds en wie dekken
die risico’s af.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
23
Omgevingsdienst: de afkoopsom is maar een klein deel van het hele complexe spel dat wordt
gespeeld en waarbij vele partijen zijn betrokken. Het hangt dus ook samen met je overall strategie.
Daarnaast hangt het ook erg af van de specifieke locatie die het betreft. Bovendien heb je ook te
maken met mee– en tegenvallende situaties. Een bijkomende factor is dat de afgekochte partij vaak
precies wil weten wat je met het geld gaat doen. Daarbij speelt ook dat je het geld regelmatig op een
andere locatie besteedt omdat dit effectiever is en
dat wordt niet altijd begrepen. Je moet je altijd
inleven in wat de omstandigheden van een bedrijf
zijn. Vragen die daarbij rijzen zijn: wat is de waarde
van de grond voor hen en wat willen ze ermee? Een
andere belangrijke vraag is, of ze voor de afkoop geld
hebben gereserveerd via de belastingen en dat geeft
meestal ook de nodige speelruimte. Dat geparkeerde
geld kan dan de trigger zijn om in te stappen omdat
je er anders toch niets mee kunt.
Gemeente: boven een bedrag van 200.000 euro
moet er getoetst worden of de afkoop niet opgevat
kan worden als een vorm van staatsteun. Dat geldt vooral voor bedrijven die landelijk opereren en
dus met verschillende gemeentes hebben te maken. Je moet ook alert zijn voor het feit dat door
sanering er een waardevermeerdering kan optreden van de grond. Dat geldt overigens niet voor
dieper grondwater.
Lessen:
1. Organiseer kennis aan tafel en kom tot dezelfde basiskennis en deel die.
2. Koppel kwaliteit en kwantiteit niet alleen op papier maar zoek elkaar op in de praktijk in een
zo’n vroeg mogelijk stadium.
3. Ambities bepalen de afweging waarbij prioriteit en integraliteit leidend zijn.
4. Bij afkoop moet je de kennis die beslagen ligt bij de koplopers delen. Belangrijke aspecten
daarbij zijn: staatsteun, tips en tricks, het bedrag en onderhandelingsvaardigheden. Afkoop is
vooral maatwerk. En het is van groot belang – zie ook netwerkvorming – om met elkaar
ervaring en kennis te gaan delen (casuïstiek).
Beschouwing Albert Cath: Het blijkt dat afkoop niet zo eenvoudig is als het simpel toepassen van een
generiek rekenmodel. Ook afkoop is maatwerk waarbij de afkoop zelf slechts een onderdeel is van
een complex samenspel. Het is immers steeds weer anders in de praktijk. De deelnemers
onderschrijven dat het een goed idee is om de vele verschillende ervaringen over afkoop en de
afbakening/koppeling tussen kwaliteit en kwantiteit te gaan delen in een netwerk. Daarbij kan dan
ook een dynamisch document ontstaan waarin ‘tips en tricks’ bij afkoop en de koppeling tussen
kwaliteit en kwantiteit worden opgenomen. Zo creëer je een gemeenschappelijke kennisbasis over
de verschillende werkprocessen.
Een bijkomende factor is dat de
afgekochte partij vaak precies wil weten
wat je met het geld gaat doen. Daarbij
speelt ook dat je het geld regelmatig op
een andere locatie besteedt omdat dit
effectiever is en dat wordt niet altijd
begrepen. Je moet je altijd inleven in
wat de omstandigheden van een bedrijf
zijn.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
24
3.4 Het verhaal over de Juridische mogelijkheden van Saneringsplan of
Gebiedsplan bij GGb Marcel Herms, juridisch adviseur bij de gemeente Utrecht, leidde het gesprek. Hij is vanaf het begin
betrokken bij de zogeheten biowasmachine en daarnaast bij het gebiedsgerichte beleid van de
gemeente Utrecht. Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens
nalopen.
Kun je een eigenaar van een verontreiniging, zonder spoed, als gebiedsbeheerder verplichten
maatregelen te nemen?
Hoe motiveer / dwing je deelname aan een ernstig, niet spoedeisende geval, af bij een ieder?
Hoe ga je om je met een probleemeigenaar die niet mee wil doen en aansprakelijk stelt?
Hoe is het eigenaarschap geregeld?
Hoe ga je om met stabiele eindsituaties binnen je gebied?
Wat moet ik nog doen / melden na de vaststelling en goedkeuring van een plan?
Hoe kan een Green Deal een rol spelen in / voor een gebiedsplan?
Hoe koppel je verschillende wetgevers (WBB & Ruimtelijke Ordening)?
Het gesprek wordt geopend door een vertegenwoordiger van de omgevingsdienst, een dienst die
ruim vertegenwoordigd was in deze workshop. De discussie werd in het eerste deel van de workshop
gedomineerd door de eerste vier vragen. Deze hadden als centraal thema hoe je eigenaren van
grond kunt overreden dan wel dwingen mee te doen aan GGb. Een gesprek waarin het spanningsveld
tussen generiek en specifiek weer boven kwam drijven. En het blijkt dat in een juridische context er
veel gesproken wordt over wat GGb nu eigenlijk is.
De antwoorden blijken enerzijds aanvullend te zijn
maar ook paradoxaal en in ieder geval meervoudig.
Dat verwijst direct naar de complexiteit van GGb.
Omgevingsdienst: je hebt pluimen die in allerlei
openbare lichamen zitten, maar er is geen sprake
van spoed. De eigenaren hebben geen verplichting
zolang ze niets met die grond doen. Als de gemeente
iets wil met grond dan moeten ze kosten maken. De vraag is dan: hoe krijg je de passieve eigenaren
mee in je acties?
Gemeente: als ze zelf iets willen, bijvoorbeeld een WKO, waardoor er verspreidingsgevaar dreigt, dan
raken ze wel gemotiveerd. En je hebt ook meer mogelijkheden als het dieper zit dan vijf meter.
Omgevingsdienst: het probleem bij een passieve eigenaar, iemand die niets meer doet met zijn
grond, is dat ze gaan dwarsliggen als jij als gebiedsbeheerder van alles toestaat in het gebied. Dat
betekent vaak dat je de stabiele eindsituatie gaat beïnvloeden. En je de betrokkenen mogelijkerwijs
in de problemen brengt. Als je gaat onttrekken, waardoor de eindsituatie van de passieve eigenaar
instabiel wordt, dan rijst de vraag wie nu de probleemhebber is. Je moet soms accepteren dat je
klusjes oppakt, ook voor anderen, die niet meebetalen. Je hebt straks drie petten op. In de eerste
plaats ben je gebiedsbeheerder, je bent vaak ook bevoegd gezag en je hebt te maken met een
probleemeigenaar die mogelijkerwijs last van je heeft. Je krijgt dan te maken met een paradox. De
eigenaar moet een stabiele eindsituatie nastreven, maar dat lukt nooit, omdat jij aan de pluim staat
te trekken.
Als je gaat onttrekken, waardoor de
eindsituatie van de passieve eigenaar
instabiel wordt, dan rijst de vraag wie nu
de probleemhebber is. Je moet soms
accepteren dat je klusjes oppakt, ook
voor anderen, die niet meebetalen.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
25
Gemeente: het grootste bezwaar van meebetalende eigenaren is vaak dat er ‘free-riders’ zijn die
mee profiteren. Het is een groot probleem om ze in kaart te krijgen, te weten wie het zijn.
Omgevingsdienst: je loopt met GGb, omdat het vele verschillende locaties omvat, tegen allerlei
tegenstrijdigheden en dilemma’s aan. Ook als je het helemaal juridisch hebt dichtgetimmerd. De
praktijk blijkt steeds weer erg weerbarstig te zijn. Je hebt eigenlijk alleen een stok om mee te slaan
bij spoedeisende gevallen. Als je een kleine verontreiniging hebt die niet dieper dan 10 meter zit, dan
biedt GGb veel minder perspectief.
Gemeente: mijn ervaring is wel dat partijen op zich best wel mee willen doen. Zeker als je iets te
bieden hebt, al was het alleen maar dat ze van een hoop (toekomstig) gedoe af zijn.
Omgevingsdienst: je moet van te voren je businesscase heel goed voor elkaar hebben. Grote partijen
hebben nu eenmaal meer macht waar je rekening mee moet houden.
Gemeente: de vraag is steeds weer: wat vraag je nu voor je afkoop? Er is wel geopperd om een
rekenmodel te maken met een bedrag per kubieke meter. Het is echter zeer ingewikkeld en het
hangt ook sterk af van een specifieke situatie in de locatie.
Omgevingsdienst: het probleem met die
rekenmodellen is dat ze erg generiek zijn en zich
baseren op gemiddeldes. Daar heb je niet zoveel aan
bij een specifieke, kleine, locatie. Als je als gemeente
aan zet bent dan heb je veel meer ruimte om GGb op
te starten. Dat maakt het allemaal een stuk
eenvoudiger en gemakkelijker. De oude, historische,
grote verontreinigingen zijn meestal sowieso al het
probleem van de gebiedsbeheerder. Eigenlijk zit men over het algemeen toch vooral een beetje op
de lijn: als het niet spoedeisend is, gaat het meestal niet door.
Gemeente: het is zeer belangrijk in het begin van een GGb proces te investeren in de relatie met de
betrokken partijen. Als je enthousiast zelf aan de gang gaat, zoals wij hebben gedaan met de
biowasmachine, en pas later de betrokkenen benadert, dan weten ze ook wel dat je toch doorgaat,
ook zonder hun financiële bijdrage. En er spelen altijd, zeker bij grote partijen, politieke issues. Je
komt elkaar ook in ander verband tegen en wil de relatie goed houden.
Omgevingsdienst: je kunt die politieke issues wel enigszins vermijden door meer in de luwte, de
schaduw, te opereren en er niet teveel ruchtbaarheid aan te geven. Maar dat was natuurlijk bij jullie
in Utrecht, ook gezien de aandacht in de media, niet mogelijk.
Omgevingsdienst: ik denk niet dat er hapklare oplossingen zijn. Het is ook van groot belang om een
soort centrale kennisbank te ontwikkelen, waarin vooral de verschillende casuïstiek wordt
vastgelegd. En je zet dan niet de hele businesscase op het internet, maar laat de mogelijke
oplossingsrichtingen zien. En je kunt er ook jurisprudentie tonen. Een voorbeeld: wat blijft er nog
overeind van de gebiedsplannen als de omgevingswet van kracht wordt? Hoe ga je om met de
overgangsregeling van WBB naar omgevingswet. Dat geldt dan vooral voor alle beschikte plannen. En
je zult minder met de WBB stok kunnen slaan is mijn inschatting. GGb is vooral ingesteld op
spoedlocaties. Je komt met GGb ook steeds meer in een beheerspoor. Wat ik altijd maar vergelijk
met het onderhouden van een brug. Het wordt dan wellicht meer een bestemmingsplan waarin staat
wat je wel en niet kunt in je gebied. Er is wel eens geopperd om de risico’s te verzekeren. De reden
daarvoor is dat risico’s maar in beperkte mate te bepalen zijn.
Je loopt met GGb, omdat het vele
verschillende locaties omvat, tegen
allerlei tegenstrijdigheden en dilemma’s
aan. Ook als je het helemaal juridisch
hebt dichtgetimmerd. De praktijk blijkt
steeds weer erg weerbarstig te zijn.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
26
Gemeente: zover ik weet bestaat deze verzekeringsoptie niet voor GGb. Het lijkt mij zeker
interessant voor zaken die nog niet afgekocht zijn.
Omgevingsdienst: eigenlijk gaat het er bij GGb steeds om wat je wilt beschermen en gaat het bij
risico vooral om wat er gebeurt als de pluim buiten je gebied komt.
Gemeente: de risico’s waar wij in Utrecht mee te maken hebben, zijn als de pluim in het tweede
watervoerende pakket komt. Het komt er uiteindelijk ook op neer dat je grootste kwetsbaarheid zit
in het moment dat de vervuiling in het drinkwater
komt.
Omgevingsdienst: drinkwater- en natuurgebieden
zijn inderdaad de kwetsbare objecten waar je
huiverig voor bent. Soms zitten er ook natuurlijke
barrières tussen het vervuilde water en de
kwetsbare objecten. Deze natuurlijke breuklijnen
zorgen ervoor dat het vervuilde water omhoog
komt. Bedrijven die bijvoorbeeld frisdrank maken,
zijn daarnaast ook nog bang voor eventuele imago
schade die kan optreden.
Gemeente: het is ook het verhaal van kans versus risico. Als de kans klein is, kan het gevolg nog
steeds erg groot zijn.
Omgevingsdienst: er speelt ook nog iets anders. Je kunt een pot geld reserveren voor deze risico’s en
deze laten groeien maar als die kleine kans met dat grote gevolg optreedt, ben je meestal veel meer
kwijt. Dan helpt die opgebouwde pot met geld ook niet echt. Waar die pot met geld wel helpt, is bij
proceswater. Dan kan je met dat geld een extra zuiveringsstap inbouwen die veel bijdraagt aan het
beheer. Je kunt dus het nodige bereiken met dit soort trendomkeringen.
Omgevingsdienst: de vraag over eigenaarschap gaat meer over hoe je het GGb proces, met elkaar en
vooral met de betrokken partijen, inricht. Een belangrijke rode draad daarbij is: hoe blijf je bij de les
met zijn allen? Ik merk regelmatig dat het GGb proces in de tijd verwatert.
Omgevingsdienst: in het Eindhovense Strijpproject hebben we georganiseerd dat alle partijen
minstens een keer paar jaar bij elkaar komen om de lopende zaken door te nemen. Dat is belangrijk
omdat het in de praktijk altijd anders loopt dan in het plan. Ik moet er wel bij zeggen dat we maar
met vijf partijen te maken hebben. Als dat er veel meer zijn, dan wordt het lastig.
Gemeente: het gaat uiteindelijk om behoorlijk bestuur. En de privaatrechtelijke afspraken. Bij GGb
ontbreekt het nu eenmaal aan handhavingsmogelijkheden. Je kunt de uitvoering van het plan niet
afdwingen. Zo is bijvoorbeeld het aantonen van het belang een ingewikkelde aangelegenheid. Het
maakt inderdaad ook veel uit hoeveel contractpartijen er zijn. Als je te maken hebt met een gering
aantal partijen kun je nog een beroep doen op hun verantwoordelijkheid. Maar bij de
biowasmachine is zoveel door elkaar gegooid dat het een onontwarbare knoop is. Dan is schade heel
moeilijk aan te tonen.
Het probleem met die rekenmodellen is
dat ze erg generiek zijn en zich baseren
op gemiddeldes. Daar heb je niet zoveel
aan bij een specifieke, kleine, locatie.
Als je als gemeente aan zet bent dan
heb je veel meer ruimte om GGb op te
starten. Dat maakt het allemaal een
stuk eenvoudiger en gemakkelijker.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
27
Omgevingsdienst: GGb is in mijn ogen vooral een stedelijke kwestie en daarmee inderdaad ook een
kwestie van behoorlijk bestuur. Het eigenaarschap speelt dan ook een rol. Vaak zitten er veel
bureaucratische schijven tussen het concrete probleem en de plek waar de beslissingen worden
genomen. Die afstand is vaak zeer groot. Daarom zijn die regelmatige overlegstructuren zo van
belang. Dan blijft GGb leven.
Gemeente: het gebiedsplan kun je niet handhaven maar een bestemmingsplan ondergrond kan dat
wellicht beter. En zo koppel je de verschillende wetgeving. Maar realiseer je dat dat niet vanzelf gaat.
Je kunt, vergelijkbaar met boven de grond,
bepaalde ondergrondse gebieden aanwijzen
voor verschillende functies. En dan zijn ze
daarmee ook beschermd. Dan kun je
gemakkelijker handhaven als er handelingen
gebeuren in de ondergrond die in strijd zijn met
het bestemmingplan.
Omgevingsdienst: een 3D bestemmingsplan
komt nog maar moeilijk van de grond. 3D is het
betrekken van boven de grond met onder de
grond. Een voorbeeld kun je vinden in de
archeologie. Dan geef je een dubbele
bestemming. Uiteindelijk gaat het meer over communicatie dan over recht bij het koppelen van
wetgeving.
Omgevingsdienst: als je een artikel 28 melding krijgt, moet je daarop reageren met een termijn van 5
weken, terwijl het louter een administratieve handeling is die voor het plan verder geen betekenis
heeft. Dit bureaucratische principe levert echter wel de nodige vertraging in de uitvoering op. Daar
moeten we iets mee want ik ervaar dit als behoorlijk zinloos.
Lessen:
Ten aanzien van niet spoedeisende gevallen:
1. Leren van elkaar m.b.t. afwegingen die je maakt, creëren dat je een netwerk opbouwt met
een centrale kennisbank over casuïstiek.
2. Verzekeringen/ risicodekking zijn een belangrijk nieuw thema.
3. Het grote belang van de sociale / humane component.
Algemeen:
1. Met betrekking tot het eigenaarschap (van een ieder) dien je regelmatig af te stemmen en
betrokkenheid te tonen, zodat de zaak levend(ig) wordt gehouden voor iedereen.
Netwerkvorming helpt hier zeker. (Zie bijvoorbeeld de casus Apeldoorn en Eindhoven.)
2. Er zijn in algemene zin weinig juridische beperkingen, vooral op het gebied van handhaving,
en er is dus veel speelruimte, gebruik die binnen de specificiteit van het geval.
GGb is in mijn ogen vooral een
stedelijke kwestie en daarmee
inderdaad ook een kwestie van
behoorlijk bestuur. Het eigenaarschap
speelt dan ook een rol. Vaak zitten er
veel bureaucratische schijven tussen
het concrete probleem en de plek waar
de beslissingen worden genomen. Die
afstand is vaak zeer groot. Daarom zijn
die regelmatige overlegstructuren zo
van belang. Dan blijft GGb leven.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
28
Beschouwing Albert Cath: in het narratieve verslag van de Masterclass BuB wordt in hoofdstuk 7
‘Help! Ik zit in een proces! uitgebreid gesproken over de hierboven verder uitgediepte issues bij het
GGb proces. De volgende aanbevelingen werden indertijd door mij opgetekend. ‘Veel opgaves
vragen om een andere, specifieke benadering, anders wordt het moeilijk zo niet onmogelijk deze te
realiseren. Dan blijft het stagneren. Een belangrijk principe van een andere benadering is dat je laat
zien dat GGb meerwaarde brengt, voor derden én voor de eigen opgaven. Dat betekent dat je je
inleeft in betrokken sleutelspelers die immers een positie en daarbij horende invloed en netwerk
hebben. Daarom begin je met een ‘open’ inventarisatie van ambities en belangen van al die actoren
met inachtneming van je eigen belang en positie. Leg daarbij de gezamenlijke en je eigen opgave en
knelpunten open op tafel. Begin niet met het eigen grote verhaal, maar nodig uit tot het vertellen
van de verhalen van de anderen. Dan krijg je ook inzicht in, en begrip voor, de verschillende culturen
van de spelers, ook en juist binnen de eigen organisatie. En trek erop uit, ga op de fiets kijken bij het
project. Dan ontstaat er dialoog, die vaak aan de vergadertafel maar moeizaam op gang komt.
Vakmensen zijn vaak bang dat hun trotse vak ondergedompeld raakt in de integrale aanpak en
proces denken dat inhoud niet respecteert. Waak daarover, neem ze niet hun praktijk af. Ken de
‘mens’ achter het proces, motiveer en (zo nodig) manipuleer; maar wees in- en meevoelend jegens
Coproducenten, je wint het niet met (alleen) ratio. Dit heeft consequenties voor het ontwerp en
beheer van het GGb procesverloop, via het principe van uitvoerend ontwerp. Dat betekent zoveel
als: loop over de brug die je samen bouwt. En als uitsmijter: blijf vasthoudend maar laat los wanneer
dat nodig is, neem dan een stapje terug, waarbij je zoekt naar ‘wat kan’, en niet persé naar wat ‘de
regels’ voorschrijven of een machtspositie kan afdwingen.’
3.5 Het verhaal over de organisatie van GGb De belangrijke vraag over de organisatie van GGb, en hoe organiseer je het GGb proces, loopt als een
rode draad door alle hierboven besproken thematieken. Vandaar dat ik deze nu aan het einde
presenteer. ‘Een belangrijke rode draad die door de masterclass Bloemen uit Brabant is geregen,
betreft het doorbreken van stagnatie in GGb processen. Het in beweging krijgen van het proces, het
doorbreken van vanzelfsprekende modellen, aanpakken en patronen die hun werking hebben
verloren. Kortom het problematiseren van het alledaagse, de daar achterliggende denkmodellen en
werkwijzen. Het openbreken van deze vanzelfsprekendheden, het inslaan van andere wegen, het
aangaan van systeem innovaties vereist dapperheid, schranderheid en het vertrouwen op de in de
praktijk opgedane ervaringskennis. Dit zijn belangrijke kenmerken van vakmannen en -vrouwen. En
wat zij in feite doen, is het aangaan van complexe vraagstukken, daar vertroosting in vinden, dit in de
wetenschap dat dit om een gedurfd ander handelingsrepertoire vraagt. En dat betekent ook dat je
over de moed beschikt om op een van wijsheid getuigende manier, bij tijd en wijle, tegen de stroom
in durft te roeien’ schreef ik in het narratieve rapport over de masterclass. Ook in deze sessie bleek
dat dit geen woord teveel was.
Aan het begin van de sessie, geleid door Astrid Egberts-Huijbregts werkzaam bij de gemeente
Dongen, over de organisatie van GGb zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Hoe komt GGb in de omgevingswet? Als programma? Hoe organiseer je GGb als WBB /
AMVB komen te vervallen?
Hoe communiceer je wat naar belanghebbenden? Hoe creëer je draagvlak als betrokkenen
niet enthousiast zijn en de noodzaak van GGb op korte termijn niet inzien?
Hoe kan je combinatieprojecten (als businesscase) beoordeeld krijgen waarbij
maatschappelijke waarden meer op de voorgrond staan dan louter geld?
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
29
Hoe krijg je geld uit de markt? Hoe geef je externe factoren een goede plek in Publiek-Private
samenwerking bij de onderhandelingen over waterdiensten?
Hoe kun je GGb verder uitbreiden naar het landelijke gebied?
Hoe krijg je het belang van GGb goed scherp bij je MT en bestuur, zowel bij de
omgevingsdienst als de gemeente?
Wat is de ervaring met de rolverdeling tussen de omgevingsdiensten en de gemeente rond
GGb beheerstaken?
GGb zit niet expliciet in de omgevingswet, de provincie gaat een ‘position paper’ schrijven, met een
pleidooi om GGb in de omgevingswet op te nemen. Als je nog casuïstiek wil laten vallen onder de
WBB dan dien je ze op tijd beschikt te hebben. Daar staat tegenover dat de omgevingswet, gezien
het open karakter daarvan, meer mogelijkheden en kansen lijkt te bieden voor GGb. in de komende
tijd zal blijken hoe het precies uitwerkt. In ieder geval worden beleidsvisies, die aansluiten op de
uitvoering, en zich vertalen in GGb, steeds belangrijker. Het is ook van groot belang om de
ontwikkelingen met betrekking tot de omgevingswet te blijven volgen en te delen in het BuB netwerk
(zie laatste hoofdstuk). Peter Ramakers en Ron Nap willen dit graag faciliteren, zo bleek.
Omgevingsdienst: er wordt in navolging van Green Deals nu ook grondwater Blue Deals gemaakt.
Opmerking: je kan in dit verband ook bepleiten dat drinkwaterbedrijven een grotere rol gaan spelen
in GGb, gezien hun kennis van grondwater.
Gemeente: je ziet dat nu ook opkomen in de landelijke gebieden waar de drinkwaterbedrijven en
waterschappen steeds meer inbreng hebben.
Gemeente: ik combineer de vraag: hoe communiceer je met belanghebbenden, met de vraag hoe je
draagvlak creëert als betrokkenen niet enthousiast zijn.
Laat ik iets zeggen over hoe we dat in Dongen heb gedaan. In Dongen hebben we de GGD
ingeschakeld om met de bewoners te communiceren. Zo was er iemand die de bewoners
mobiliseerde om onze plannen ter discussie te stellen. Het was iemand die zich sterk verzette tegen
onze plannen. Daar zijn we zeer intensief mee in
gesprek gegaan. Het bleek dat er bij hem veel oud
zeer zat ten opzichte van de gemeente en de
provincie over verontreinigingen in zijn omgeving.
We hebben ook een informatieavond georganiseerd.
Daarnaast hebben we in dit specifieke gebied ruim
300 brieven rondgestuurd, naast de gebruikelijke
informatiekrant en de website. Uiteindelijk
verschenen er circa 30 mensen op de
informatieavond, inclusief deze man met zijn bezwaren en wat getrouwen. Het gesprek ging vooral
over de risico’s en daarom was het goed om ook de GGD erbij te hebben. Dat was belangrijk omdat
wij niet meer vertrouwd werden en de GGD wel. We hebben ook extra binnenmetingen laten doen in
bepaalde huizen. De GGD heeft daar een risicobeoordeling op losgelaten. De man die zo sceptisch
was, begon toen langzaam maar zeker bij te draaien. Als de GGD het verhaal vertelt dan was dat een
stuk geloofwaardiger in zijn ogen. Mensen in het gebied die grondwater onttrekken, is ook nog een
gratis grondwateranalyse aangeboden. Uiteindelijk heeft zich voor die analyse één persoon gemeld.
Welbeschouwd doe je je gebied veel aan met al deze activiteiten. We hebben ook met de politiek
afgesproken dat we het hele proces zeer open en transparant zouden benaderen. Er waren geen
Zo had ik eens een project in een straat
waar iemand woont die een notoire
klaagster is. Mijn gebiedscoördinator
kende haar goed. We hebben haar zeer
open benadert en dat hielp enorm. Dit
alles wijst op het belang de zeer
verschillende gebieden goed te kennen.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
30
geheimen en als we iets niet wisten dan hebben we dat ook verteld. Wat ook prettig was, is dat de
GGD het heel belangrijk vond en het zeer serieus nam. Ze hebben ons ook goed geadviseerd op tal
van terreinen. Uiteindelijk is alles zonder problemen door de gemeenteraad geloodst. Je moet je
bedenken dat we al die activiteiten, binnenruimtemetingen, grondwateranalyses, formeel niet
hoefden te doen. De grote winst is dat de bewoners gerustgesteld worden.
Opmerking: ook ik merk dat het in elke wijk steeds weer anders is. Zo maakt het veel uit of je te
maken hebt met een villawijk of een rijtjeshuizenwijk. Dan speelt het grote belang van het hebben
van een gebiedscoördinator. Deze weten heel goed wat er speelt in een bepaalde wijk. Zo had ik
eens een project in een straat waar iemand woont die een notoire klaagster is. Mijn
gebiedscoördinator kende haar goed. We hebben haar zeer open benadert en dat hielp enorm. Dit
alles wijst op het belang de zeer verschillende gebieden goed te kennen. Dat gaat soms zover dat we
bij iemand ook aan de keukentafel gaan zitten als die
veel last heeft van onze activiteiten. Bijvoorbeeld
omdat de tuin van zo iemand negen weken open ligt.
Door zo te handelen heb ik in al die tijd dat het
project liep niet één telefoontje gehad.
Gemeente: in Tilburg beperken we het tot een
publicatie. We sturen geen brieven. De acties lopen
door de procedure, de stukken liggen ter inzage en
we informeren de waterschappen, het drinkwaterbedrijf en de omgevingsdienst. En dan wacht ik
rustig de bezwaren wel af.
Opmerking: het werkt in een kleine gemeente ook anders dan in een grote gemeente. In een kleine
gemeente weten de burgers de gemeenteraadsleden en wethouders zeer gemakkelijk te vinden. En
onze raadsleden en wethouders hechten er veel waarde aan dat je open communiceert met de
burgers. Dat heeft ook veel te maken met de politieke cultuur bij ons. Hier speelt ook het motto:
voorkomen is beter (en goedkoper) dan genezen.
Gemeente: ik denk dat ‘mediation’ steeds belangrijker wordt in de huidige samenleving en tijdsgeest.
Je haalt zo veel koude uit de lucht.
Omgevingsdienst: er kunnen in een wijk verschillende zaken tegelijkertijd aan de orde zijn. Naast
grondwater spelen er vaak ook ruimtelijke ordening kwesties en klimaatdoelstellingen. In een wijk
kunnen andere zaken dan grondwater een veel belangrijkere rol spelen die de burger meer
aanspreekt. Dan is het wijs om daarbij aan te haken. De vraag is steeds: wat spreekt de burger
werkelijk aan en speel daar dan op in8.
8 Govert Geldof zei hier het volgende over tijdens de masterclass BuB: “Als we in de praktijk aan de
slag willen met elkaar”, stak hij van wal, “dan komen we paradoxen tegen, schijnbare
tegenstellingen. En die kun je niet in een rekensommetje oplossen. Uit de hierboven gepresenteerde
verhalen haal ik er twee uit. De eerste is: maak het enerzijds zo simpel en anderzijds zo complex
mogelijk. Als je het simpel maakt dan wordt het beheersbaar. Maar daarmee verspeel je de
mogelijkheid om aansluiting te krijgen met vraagstukken die urgent zijn. Als je bijvoorbeeld in een
wijk vraagt aan de bewoners wat vindt je van het waterbeheer hier, dan zijn ze niet geïnteresseerd.
Maar als je vervolgens kijkt naar wat er wel bij die mensen leeft, dan is dat wel urgent voor ze. Ik ben
in het verleden betrokken bij een specifiek geval geweest waar die urgentie het sluipverkeer was in
een wijk in een stad. Ik kwam voor een waterbeheer probleem. Je moet dan een relatie leggen
In een wijk kunnen andere zaken dan
grondwater een veel belangrijkere rol
spelen die de burger meer aanspreekt.
Dan is het wijs om daarbij aan te haken.
De vraag is steeds: wat spreekt de burger
werkelijk aan en speel daar dan op in.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
31
Gemeente: in Dongen hebben we het gescheiden gehouden. Communicatie is een vast punt dat in
alle projecten steeds weer terug komt, ook bij projecten die niets met de ondergrond te maken
hebben.
Omgevingsdienst: je hebt nu een relatief nieuw thema dat vaart onder de vlag van gezonde wijk.
Daar kun je vanuit de bodem goed op inhaken. Dat spreekt mensen vaak meer aan dan een simpele
verontreiniging. Zo voorkom je dat ons werk te veel een ‘stand alone’ karakter heeft en daarmee erg
sectoraal blijft.
Gemeente: we nemen dit allemaal mee in ons omgevingsbeleidsplan. Je moet er namelijk op blijven
hameren dat er zoiets als GGb is en dat dit ook bekend wordt in je eigen organisatie. Dat bereik je
onder andere door het GGb verhaal in zoveel mogelijke beleidsvisies op te nemen.
Opmerking: dat geldt vooral voor de ruimtelijke ordenaars en de afdeling openbare werken. Die
hebben de neiging om heel gemakkelijk de grond in te gaan zonder eerst met ons te overleggen. En
dan zijn ze soms erg verbaasd dat ze opeens in een vlek terecht zijn gekomen, met als gevolg dat ze
veel extra kosten moeten maken.
Gemeente: als mij zoiets gebeurt, leg ik meteen het project stil. Als je dat een paar keer doet dan
leren ze heel snel om van tevoren bij je langs te komen.
Omgevingsdienst: het is belangrijk dat we leren om ook op te trekken met andere afdelingen. Zo is
het leerzaam om met de rioleurs in contact te staan. GGb is in die zin een soort netwerkorganisator.
Opmerking: het is vaak heel moeilijk om het tussen de oren te krijgen bij openbare werken om ook
iets met waterkwaliteit te doen. Het blijft nog zeer
lastig om kwaliteit en kwantiteit te combineren. Het
kan verstandig zijn om mee te liften met de huidige
golf van aandacht voor de klimaat adaptieve stad.
Een andere kwestie is dat je gevoelig moet blijven
voor de politieke cultuur en hun externe adviseurs.
Zo heb ik meegemaakt dat een externe adviseur nog
steeds erg sectoraal dacht en daar de wethouder in
meenam. Terwijl je met GGb juist combinaties wil
leggen en dat blijkt dan een heikele zaak te zijn.
Provincie: als ik dit zo beluister, blijkt me weer hoe belangrijk organisatie is en hoe afhankelijk je bent
van de verschillende types mensen.
tussen waterbeheer en sluipverkeer. En die hebben we gelegd via Wadi’s (bufferings- en
infiltratievoorziening die ook gevuld is met hemelwater) die we inzetten als een omgekeerde
verkeersdrempel. En zo werd het probleem waar geen enkele interesse voor was opgelost door het
urgente probleem ook aan te pakken. Als je andere vakgebieden betrekt, maak je het complexer. En
er speelt altijd veel meer dan alleen grondwater. Het aanhechten aan een vraagstuk van andere
vraagstukken betekent ook de komst van andere en nieuwe actoren. Dat maakt het complex. En dat
moet je tegelijkertijd weer zo simpel mogelijk houden. Hou deze simplex/complex paradox dus in
stand.”
Dat geldt vooral voor de ruimtelijke
ordenaars en de afdeling openbare
werken. Die hebben de neiging om heel
gemakkelijk de grond in te gaan zonder
eerst met ons te overleggen. En dan zijn
ze soms erg verbaasd dat ze opeens in
een vlek terecht zijn gekomen, met als
gevolg dat ze veel extra kosten moeten
maken.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
32
Gemeente: we stappen over naar een ander onderwerp. De vraag is: hoe krijg je geld uit de markt?
Ik heb zelf te maken gehad met een spoedeisende locatie binnen ons gebied. In ons geval hebben we
de provincie aangesproken dus in een zekere zin waren zij in dit geval de markt. Bij de private sector
bleek in dit geval niets meer te halen.
Provincie: we moeten eerst maar eens vaststellen wat we eigenlijk bedoelen met markt.
Gemeente: gaat het bij markt over afkoop, of dat je een bepaalde maatschappelijke dienst gaat
leveren?
Provincie: laat ik in dit verband iets vertellen over GGb in Veghel9. Daar waren drie betrokken
eigenaren van een bedrijf. Wij hebben van te voren uitgerekend hoeveel GGb zou moeten kosten. De
bedrijven vinden het van groot belang dat de gemeente het gebiedsbeheer gaat doen. Wij faciliteren
in financiële en procesmatige zin de contractvorming. We hebben ook het GGb plan gefinancierd.
Aan dat plan hebben de afzonderlijke bedrijven, en hun adviseurs, veel bijgedragen. Uiteindelijk is er
een afkoopsom vastgesteld waar ze 235.000 euro aan bijdragen. Zoals gezegd, stonden de bedrijven
erop dat de gemeente het beheer zou doen. De gemeente heeft op haar beurt toen gevraagd wat ze
daar dan voor over zouden hebben. En zo is er nog een bedrag van 65.000 euro extra bij gekomen.
Opmerking: je hebt in deze casus wel het voordeel dat de veroorzakers nog in het gebied zitten. Bij
ons is het probleem dat we zitten met een pluim waarvan de bron al is gesaneerd en we worden ook
wel eens geconfronteerd met een oude vervuiling waarvoor je de huidige eigenaar niet meer
aansprakelijk kan stellen of er niet meer op aan kunt spreken. En dan moet je als overheid toch
andermans vlekken opruimen.
Omgevingsdienst: er zal altijd ongelijkheid ontstaan daar waar je de partij nog kunt aanwijzen of dat
je met een vangnet geval zit. In het laatste geval kun je alleen nog iets doen door bepaalde diensten
te leveren. We zijn nu bezig met Bouwfonds Nederland om fondsontwikkeling voor GGb op te
starten. Vaak lopen de kosten vooruit op de baat. Zo een fonds geeft je dan de ruimte om een
investering te doen over een periode van 30 jaar. Als je dan uiteindelijk zover bent dat je kunt
afkopen en/of waterdiensten kunt leveren, komt het geld langzaam weer terug. Het Bouwfonds
9 Zie hoofdstuk 5 van het narratieve verslag van de Masterclass BuB: ‘Veghelse dialogen: verhalen
over de ‘diepte’ en ‘breedte’ van het GGB vak’.
Het procesverloop in Veghel verliep als volgt: de eerste verkenning wordt door de provincie gedaan.
Aansluitend worden de private partijen, gemeente en waterbedrijf benaderd. Daarna wordt een
gezamenlijke verkenning gedaan, om kennis te maken met GGb, en een serie 1 op 1 gesprekken
gevoerd waarbij de posities, ambities en emoties en dergelijke worden geïnventariseerd. Het proces
verloop kan gekenschetst worden door een actieve, toegankelijke opstelling via werksessies, waarbij
doelen, belangen en opgaven worden besproken. Het gaat over denken, praten, schetsen en op deze
wijze het vertrouwen te winnen. Er worden geen verslagen gemaakt, het is een open proces en men
is vrij om in of uit te stappen, het gaat er immers om samen verder te gaan en te komen. Kortom,
samenwerken ontstaat en wordt niet afgedwongen. Dit werkt goed want alle partijen vinden zich in
de startnotitie en alle partijen leveren adviseurs, en werken aan een gezamenlijk ‘gebiedsplan’. Het is
vrij uniek dat meerdere opdrachtgevers, met verschillende budgetten en (eigen) adviseurs, toch tot
één plan komen met respect voor ieders verschillende aanvliegroute en scope.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
33
Nederland is van circa 390 gemeenten en alle provincies. Dat is een beetje analoog aan de
energiewereld waar je duurzaamheidsfondsen hebt voor bijvoorbeeld zonnepanelen en
woningisolatie. Dat zou je dus ook kunnen doen voor grondwater Blue Deals. Zo koppel je de
businesscase aan allerlei maatschappelijke doelen. En daarmee kun je ander geld aanboren. Als je
dus op inventieve wijze een koppeling maakt tussen de ondergrond en de bovengrond ontstaat er
meer speelruimte. Het heeft ook te maken met het feit dat de bovengrond nu eenmaal meer
zichtbaar is. Oppervlakte water is een belangrijk en zichtbaar onderdeel van de gehele infrastructuur.
Dat blijkt ook uit het gegeven dat Blue Deals vaak in de bovenwereld worden gestart en dan moet je
alert zijn om zo snel mogelijk ook de ondergrond erbij te betrekken.
Provincie: nog een mogelijkheid is om aan te sluiten bij GGb Europa. Wij hebben een drietal
pilotslocaties aangemeld voor Interreg A, een Europese subsidieregeling. Dan moet je daar Europese
partners bij zoeken voor de kennisuitwisseling. Kennis delen is het eerste deel van Interreg A. Dit
dient uit te monden in plannen van aanpak voor de locaties. Wij hebben drie locaties uit Brabant
ingebracht. Het tweede deel bestaat uit een aanvraag bij Interreg B. Daar kun je de
duurzaamheidsmaatregel die voortkomt uit het eerste deel gefinancierd krijgen uit Europa. Zo kun je
bijvoorbeeld een WKO installatie in één van je pilot locaties financieren vanuit Europa. Wij denken
dat onze aanvraag een goede kans maakt. Wat ik met dit verhaal vooral wil aangeven is dat pionieren
tot verrassende mogelijkheden kan leiden.
Omgevingsdienst: als je kijkt naar de
personeelssamenstelling moet je dit soort kennis
over fondsen en Europa wel in huis hebben.
Provincie: dat is juist. Het is een grote puzzel, maar
we hebben het voordeel een expert op dit gebied in
huis te hebben. Die heeft, via een aantal Europese
projecten, veel ervaring met deze problematiek en
hij weet ook precies waar hij moet zijn en hoe de
hazen lopen. Je moet je daarbij bedenken dat de
GGb problematiek overal speelt in Europa.
Opmerking: het besef dat grondwater steeds
schaarser wordt, begint zo langzamerhand ook
steeds meer door te dringen. Dat betekent dat de
waarde van vooral zoet grondwater steeds verder
toeneemt.
Gemeente: dat is een mooi bruggetje naar de volgende vraag over de uitbreiding van GGb naar het
landelijke gebied.
Provincie: we hebben in Brabant een bestuurlijke groep rond GGb gevormd. Het ministerie van I en
M, de waterschappen, de burgermeesters van GGb gemeenten en Brabant Water zitten daar in. De
conclusie na een bijeenkomst op 2 maart 2015 was dat we vooral met GGb in Brabant door moesten
gaan. Het waterschap AA en Maas heeft toen een pleidooi gehouden om het instrument GGb vorm
te geven in het landelijk gebied. GGb kan bijvoorbeeld goed gebuikt worden als je op een andere
manier aan de gang gaat met het beekherstel. Die andere manier is vooral een kwalitatieve
benadering van eutrofieringstoffen zoals fosfaat en nitraat die voortkomen uit mest. Dit vindt plaats
in de context van de Kaderrichtlijn Water. Dat legt ook meteen de verbinding met ons provinciaal
milieu– en waterplan. Zo zijn we op zoek gegaan naar een aantal pilotprojecten.
Dat is een beetje analoog aan de
energiewereld waar je
duurzaamheidsfondsen hebt voor
bijvoorbeeld zonnepanelen en
woningisolatie. Dat zou je dus ook
kunnen doen voor grondwater Blue
Deals. Zo koppel je de businesscase aan
allerlei maatschappelijke doelen. En
daarmee kun je ander geld aanboren.
Als je dus op inventieve wijze een
koppeling maakt tussen de ondergrond
en de bovengrond ontstaat er meer
speelruimte.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
34
Gemeente: zou je dat niet ook verder kunnen uitbreiden naar bijvoorbeeld antibiotica in het water
en kwantitatief waterbeheer?
Provincie: ja, maar pilots werken nu eenmaal volgens het ritme dat je klein begint en dan langzaam
verder opschaalt. Je moet nooit de kerstboom meteen te vol hangen met ballen, anders valt hij om.
Gemeente: bij natte natuurparels wordt veel gesleuteld aan het watersysteem. Dat betreft zowel het
grondwater als het oppervlakte water. Je wilt enerzijds kwantitatieve stromen terug hebben en
anderzijds wil je geen gebiedsvreemd water in het systeem krijgen die allerlei ongewenste stoffen
bevatten. De vraag is dan of je het breder kunt maken dan het inrichtingsplan van het gebied. En dan
kan GGb een interessant instrument zijn.
Provincie: Brabant Water is steeds meer bezig om in het kader van pachtgronden, Brabant kent er
circa 3000, om gecombineerde eisen te stellen. Als je als boer land wilt pachten dan moet je er voor
zorgen dat er duurzame teelt op komt te staan. Dat biedt veel bescherming voor het grondwater. Dat
soort combinaties krijgen steeds meer vorm.
Omgevingsdienst: een belangrijke vraag voor mij is: wie binnen de waterschappen hebben
daadwerkelijk belangstelling voor dit soort thema’s? Ik merk zelf dat er op dit gebied bij de
waterschappen grote verschillen zitten en dat geldt ook voor het organisatorische niveau van
mensen die betrokkenheid tonen.
Provincie: wij willen praktijkgericht aan de gang gaan om van daaruit input te geven aan de meer
conceptuele plannenmakers. Maar het is inderdaad
prettig dat we bij een waterschap in Brabant een
dijkgraaf hebben die het verzoek bij ons heeft
neergelegd.
Omgevingsdienst: ik merk ook dat als het bij
waterschappen aankomt om concrete uitvoerende
afspraken te gaan maken, dat ze dan de neiging
hebben om een beetje terug te deinzen. Het is erg
belangrijk hoe je in het sociale netwerk opereert.
Gemeente: dat brengt ons bij de volgende vraag: hoe krijg je het belang van GGb goed scherp bij MT
en je bestuur?
Provincie: deze kwestie is een van de redenen dat Rijkswaterstaat en Brabant rond de tafel zijn gaan
zitten om BuB op te starten. De bedoeling was gericht op het verkrijgen van een breder draagvlak
door het delen van kennis. Ook dat zijn langzame processen. Ik ben hier in 2012 mee begonnen en je
ziet dat het nu pas bij menigeen gaat leven.
Opmerking: ik heb GGb in de begroting en de structuurvisie laten opnemen en daar komt niet veel
commentaar op maar het is zo wel geborgd. Als je het verankert in andere beleidsstukken dan kun je
in ieder geval verder.
Gemeente: het is belangrijk dat we nu de voorbeelden hebben want dat helpt enorm.
Omgevingsdienst: vanuit de ervaring die we nu hebben, en dat heeft ook te maken met de
taakverschuiving van gemeente naar omgevingsdienst, merk ik wel dat je GGb tussen haakjes hebt
staan. In die zin is dat misschien wel goed geborgd zo, maar ik merk ook dat het kan gebeuren dat die
haakjes weer van tafel worden geveegd. Door die verschuiving van taken van de gemeente naar de
Als je als boer land wilt pachten dan
moet je er voor zorgen dat er duurzame
teelt op komt te staan. Dat biedt veel
bescherming voor het grondwater. Dat
soort combinaties krijgen steeds meer
vorm.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
35
omgevingsdienst, waarbij ook veel kennis werd verschoven, moesten we weer aan de bak om de
urgentie van GGb naar voren te halen bij de gemeente. Je moet dus steeds weer je boodschap
recyclen om het voor het voetlicht te houden.
Gemeente: als er een project komt in Tilburg met een verontreiniging, dan ontstaat de urgentie
vanzelf wel.
Omgevingsdienst: soms struikel je ook over een accountant die het dossier niet zo goed kent en dan
niet weet hoe je het moet uitleggen aan het college van burgermeester en wethouders. GGb komt op
een zeker moment in de uitvoerende fase. En dan ligt het meer bij de omgevingsdienst. Als je in de
uitvoering net de afkoop hebt geregeld, en je hebt een monitoringsnetwerk ingericht, dan gaat het
via de trechter naar de accountant en die brengt het weer naar het college. En dan loopt het wel
eens stroef in de uitleg van de maatregel. En ook de omgevingsdiensten moeten nog wennen aan
hun uitvoerende rol. Het is nu nog vooral een toetsende en adviserende club.
Provincie: de organisatievorm van het proces kan inderdaad een struikelblok zijn.
Gemeente: maar het ligt ook weer per gemeente erg anders. Dus het zou ook kunnen dat er bij
Apeldoorn sprake is van een specifieke en unieke
situatie. Je moet inderdaad steeds goed uitkijken dat
je niet gemangeld wordt door de verschillende
diensten.
Omgevingsdienst: het is enerzijds balanceren tussen
de rol van mediator en de expertise die je nog hebt
en aan de andere kant zoveel mogelijk
doorzettingsmacht en initiatief te behouden. Een
belangrijke conclusie die ik zou willen trekken, is dat
het zeer aankomt op de juiste persoon op de juiste
plaats en het opereren in een kennis delend netwerk. Je moet een bepaald DNA delen en ook soms
geluk hebben.
Opmerking: bij ons zijn door reorganisaties milieu– en ruimtelijke ordening mensen bij ons op de
kamer komen te zitten. Via deze integratie loopt het proces veel beter. Dus alleen al een andere
positie in het gebouw zet zoden aan de dijk. Daardoor gaat kennis meer stromen.
Lessen:
1. Het soort en type mensen op de juiste plaats in de organisatie is cruciaal voor GGb. Waarbij
het aankomt op samenwerking, inventiviteit en durf.
2. Het creëren van draagvlak: per problematiek de juiste partijen bij elkaar halen. Open en
duidelijk communiceren naar alle betrokkenen inclusief burgers. Hierbij loont het soms om
meer te doen dan strikt noodzakelijk, waarbij het betrekken van steunzenders
aanbevelingswaardig is.
3. Toekomst van de omgevingswet biedt meer ruimte voor GGb, waarbij speciale aandacht voor
GGb aangekaart dient te worden in de wet; het verdient aanbeveling om financiën te
reserveren in een GGb reservepot.
Beschouwing Albert Cath: Tegen deze achtergrond kwam in de masterclass en ook de terugkomdag
een belangrijk thema steeds weer terug, dat samengevat kan worden als omgaan met complexe
Door die verschuiving van taken van de
gemeente naar de omgevingsdienst,
waarbij ook veel kennis werd
verschoven, moesten we weer aan de
bak om de urgentie van GGb naar voren
te halen bij de gemeente. Je moet dus
steeds weer je boodschap recyclen om
het voor het voetlicht te houden.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
36
vraagstukken. Omgaan met complexiteit draait de gangbare benadering van problemen om. Uitgaan
van de praktijk en niet het model over die praktijk en haar lineaire plancycli waarmee doorgaans
complexere problemen worden aangepakt via de lineaire waterval.
Een ander thema dat in de masterclass en ook de terugkomdag steeds om de aandacht vroeg, was het paradoxale en soms ook wel tegenstrijdige karakter van de praktische werkelijkheid, waarbij een fraaie bos bloemen aan paradoxen zijn geschikt. Een belangrijke paradox roteerde rond het spanningsveld van Generieke regels en principes en het Specifieke karakter van spelende lokale en concrete problematiek. In essentie komt dit neer op een cruciaal verschil in handelingsrepertoire
tussen getemde en ongetemde vraagstukken. Getemde problemen zijn goed analyseerbaar – er is veel kennis voorhanden - en top-down op te lossen omdat er weinig onenigheid is over de oplossingsrichting; ongetemde problemen zijn slecht analyseerbaar – er is veel kennisonzekerheid –en er is ook sprake van weinig consensus over de oplossingsrichting. Dit soort vraagstukken dienen dus vanuit de praktijk en haar specifieke context benaderd te worden, vanuit het handelen. Dat betekent dat getemde problemen en ongetemde problemen een wezenlijk ander wereldbeeld, verhaal en aanpak hebben.
Het handelingsperspectief van getemde problemen is dan ook per definitie alleen ingesteld op eerste
orde leren (optimaliseren binnen bestaande vanzelfsprekendheden en stabiele context). Tweede
orde leren (systeem innovatie) waarbij de specifieke, lokale dynamische context cruciaal is, is het
handelingsperspectief bij ongetemde, complexe vraagtukken. Hierbij speelt de paradox tussen
generiek en specifiek een belangrijke rol en komt een nieuwe handelingsruimte tussen Generiek
(macro) en Specifiek (micro) in het vizier. De lineaire waterval komt goed van pas bij getemde
vraagstukken, maar mist haar werking, en wordt zelfs contraproductief bij ongetemde vraagstukken.
Sterker nog, een lineaire aanpak van ongetemde vraagstukken met een handelingsrepertoire dat
goed werkt bij getemde vraagstukken, produceert vele paradoxen in plaats van dat ze deze
hanteerbaar maakt, dan wel reduceert.
4. Netwerkvorming: GGb Community of Practice Een Community of Practice (CoP) is een belangrijk begrip in de management en organisatie literatuur
en praktijk. Een CoP is een sociaal leersysteem dat zich ontwikkeld als mensen met een gezamenlijke
interesse (en belang) in een probleem (GGb) gaan samenwerken en ideeën uitwisselen om
oplossingen te vinden voor de problematiek. Zo worden allianties en clusters gesmeed op landelijk,
regionaal en lokaal niveau. En wordt de isolatie van de eigen praktijk, organisatorische afdelingen en
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
37
activiteiten doorbroken en kan kennis weer gaan stromen, ook buiten de eigen organisatie grenzen.
CoP’s bevorderen ook prototyping, het via ‘trial and error’ experimenteren met nieuwe praktijken en
wijzen van doen. CoP’s zijn van betekenis omdat ze de gezamenlijkheid van de onderneming (GGb)
onderstrepen (professionalisering), de ontwikkeling van een gezamenlijk repertoire schragen, en zich
niet beperken tot wel omschreven formele, interne en externe organisationele grenzen. CoP’s
kunnen een belangrijke aanvulling beiden op de eigen praktijksituatie waar je te maken hebt met
formele regels. CoP wordt dan vooral gezien als een flexibele en adaptieve schaduworganisatie, voor
al te knellende formele bureaucratische eisen die veelal ook top-down worden opgelegd. Een
voorwaarde tot het welslagen van dit soort netwerkachtige verbanden is dat er wel, zeker in het
begin, een ‘community organizer’ is die voorkomt dat het een en ander sneuvelt in goede
bedoelingen en de waan van de dag. Een gevaar van CoP’s is overigens dat ze ook weer op hun beurt
in zichzelf gekeerd raken en dat ‘groupthink’, homogeniteit en blindheid haar deel wordt. Kortom,
dat de CoP in dezelfde valkuil trapt die ze nu juist tegen wil gaan en daarmee de gegijzelde wordt van
haar eigen ontwikkelingsgeschiedenis, en transformeert in een nieuw koninkrijkje.
4.1 Op weg naar een GGb Community of Practice?! De deelnemers zijn gevraagd om in tweetallen twee suggesties voor netwerkvorming in te brengen.
Vervolgens zijn deze in groepen, naar eigen voorkeur uitgediept en uiteindelijk plenair
teruggekoppeld. De volgende issues zijn door de deelnemers ingebracht en kort toegelicht. De issues
zijn geconstrueerd rond drie (eigenlijk vier) vragen. De inhoudelijke Wat vraag, die ook de intentie
omschrijft, de actiegerichte Hoe vraag, wat ga je doen om de intentie te realiseren en de belangrijke
Wie vraag, welke mensen gaan de Wat en Hoe vraag transformeren in tastbare resultaten. Ook de
Waarom vraag meandert door deze vragen, hoewel geconstateerd kan worden dat de deelnemers
niet twijfelen aan het belang van het inrichten van een GGb community of practice. Het blijkt dat
naast praktische zaken de beantwoording van de vragen vooral inhoudelijk, sociaal en procesmatig
zijn. Er leeft een grote behoefte onder vakmensen om elkaar met enige regelmaat te treffen, buiten
de waan van de dag van het alledaagse werk, om kennis in te brengen en te delen en zo weer te
laten stromen ter versterking van het GGb verhaal.
Laat ik nog een verhaal dat in het narratief van de masterclass BuB door mij is verwoord in
herinnering roepen omdat het mijn inziens een beeld dat in de terugkomdag van de masterclass
weer komt bovendrijven, bevestigd. Dit beeld is gestoeld op een bevinding van een groep actie-
onderzoekers10 in de waterwereld waar ik deel vanuit maak. Ik meen dat dit ook zonder meer geldt
voor de bodemwereld. “In veel sectoren in de maatschappij groeien mensen en hun werkveld,
mensen en hun collegae, mensen en hun bazen en bestuurders, mensen en hun ondergeschikten en
mensen en hun werkomgeving (stakeholders) steeds verder uit elkaar. De Sferenproblematiek wordt
gevoed aan de ene kant door de steeds verdergaande splitsing van 'kennis' en de mens die deze
kennis heeft en aan de andere kant de schaalvergroting. Daardoor is er ook sprake van het
uiteendrijven van de Siamese tweeling doeltreffendheid (het goede doen in relatie tot de context) en
doelmatigheid (steeds hetzelfde doen los van de context). Onder druk van actuele opvattingen over
kennismanagement is jarenlang gestreefd naar het losmaken van kennis van degene die die kennis
heeft, ook al is deze opgebouwd door jaren van ervaring. Daarmee is ook een ontkoppeling van
specifieke omstandigheid en kennis bewerkstelligd. Dit is te lang ontkend. Mensen, ongeacht hun
kennis, naar heel andere gebieden laten rouleren en daarmee naar heel ander werk, is daarvan een
10 Dit zijn Albert Cath, Govert Geldof, Gijsbert van der Heijden en Roel Valkman.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
38
voorbeeld. Maar ook bijvoorbeeld het beleid om mensen niet langer dan een paar jaar op een functie
te handhaven, of om te pogen de kennis van mensen te distilleren om deze vervolgens op te slaan in
één of ander expertsysteem. De combinatie van dit soort ingrepen met de schaalvergroting van
organisaties in deze sector, waardoor mensen per definitie op grotere afstand van elkaar komen te
zitten, heeft geleid tot wat wij de Sferenproblematiek zijn gaan noemen.
Schematische weergave van de vijf Sferen en de Schaduw.
Het probleem dat we aantroffen is dat diverse vormen van ervaringskennis uit elkaar aan het groeien
zijn en gescheiden van elkaar raken in eigen Sferen. Mensen gaan daardoor steeds minder elkanders
taal verstaan. Een Sfeer is een samenhangende groep van mensen, waarden en denkwijzen. De
bestudeerde organisaties toonden vijf (hoofd)Sferen:
De Politiek-Bestuurlijke Sfeer, bestaande uit, de (dagelijks) bestuurders van een waterschap.
De Modellerende Sfeer, bestaande uit de ingenieurs, ecologen, hydrologen, en andere
specialisten, die als (hoog opgeleide) modelleurs, meters en weters de organisatie voeden
met een heel specifiek soort wetenschappelijk en technologisch gegronde kennis.
De Management & Controle Sfeer, bestaande uit de managers en controllers die, sinds een
jaar of dertig, langzaam maar zeker de organisaties in de sector naar hun hand hebben gezet
en daarmee een heel specifieke opvatting over organiseren en leidinggeven centraal hebben
gesteld.
De Sfeer van de Praktijk: mannen en enkele vrouwen die vooral in een bepaald gebied
verworteld zijn en hun kennis vooral ontlenen aan jarenlange ervaring met zo'n gebied of
vak.
De nog jonge Sfeer van de Verbinders, voornamelijk bestaande uit mensen die, bijvoorbeeld
als beleidsmedewerker of communicatiefunctionaris de gaten dicht proberen te lopen nu
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
39
communicatie (ook met de buitenwereld), verbinding, organisatieleren, gezamenlijkheid en
identiteit door het uiteendrijven van de Sferen steeds moeilijker realiseerbaar zijn. In de figuur met de vijf Sferen is ook een Schaduw getekend. We zien namelijk dat de
waterorganisaties veerkracht hebben en een zeker 'zelforganiserend' vermogen. Problemen
die ontstaan door het buitenspel zetten van ervaringskennis worden nog aangepakt doordat
mensen elkaar in een soort van Schaduw onder of om de organisatie heen, uit het zicht van
formele autoriteiten en managers, weten te vinden. Daar in die Schaduw is veel gemopper
en geklaag maar waagt men ook dingen die eigenlijk formeel niet kunnen of mogen. Ze doen
dat vaak vanuit de overtuiging dat de specifieke en soms urgente situatie daarom vraagt, en
het gezonde verstand een ander handelen aangeeft.
Uiteraard liggen de grenzen tussen deze Sferen niet precies vast, maar wel dat men binnen iedere
Sfeer een voor die Sfeer gezamenlijke en vertrouwde manier van kijken naar het beheer aantreft die
voor de andere Sferen steeds minder vanzelfsprekend is. Een gevolg daarvan is dat ervaringen,
kennis en vakmanschap steeds moeilijker heen en weer stromen en gedeeld worden. We
constateerden een dubbele beweging: enerzijds dat deze Sferen steeds minder met elkaar in contact
staan en kennis en ervaring uitwisselen en anderzijds dat de Sferen in zichzelf opgesloten raken.
De volgende issues zijn door de deelnemers ingebracht rond de drie vragen, op de terugkomdag.
De Wat vraag:
Behoefte aan praktische (real life) uitwisselingen in de GGb CoP. Hierbij staan intervisie en
reflectie voorop. Ook bezoek aan een locatie waar een bepaalde problematiek speelt is
cruciaal (veldbezoek).
Het opzetten van een ‘Smoelenboek’ en kennis- en kennissenbank. Hierbij dient dan ook een
sociale kaart gemaakt te worden van sociale en kenniskwaliteiten die niet direct verbonden
zijn aan het vakgebied.
Het betrekken van andere stakeholders zoals waterschappen, omgevingsdiensten,
waterproducenten, de verschillende overheden, bedrijfsleven, kritische burgers en
kennisinstellingen en mogelijke andere sectoren (energie, ruimtelijke ordening). Het gaat dan
om het ontwikkelen van transdisciplinaire kennis.
Reflecteren over nieuwe GGb mogelijkheden (b.v. Blue Energy).
Het gaat vooral om bij elkaar in de keuken te kijken.
Het gaat niet alleen om goede voorbeelden maar ook om waar het fout liep. Van missers leer
immers veel meer.
Aanbieden van kennis aan startende GGb ’s, ook door het aanbieden van kennis aan
specifieke vragen die daar spelen.
Reflectie aanbieden over spelende problematiek en terugblikken op een specifiek GGb
proces dat is afgerond.
De Hoe vraag:
Drie keer per jaar een GGb CoP dag op locatie, waarbij ook vaardigheden (competenties) op
de agenda staan.
Casuïstiek staat centraal in de GGb CoP.
Een plek verkrijgen op de grondwater collectief website en het maken en verspreiden van
een profiel en interesse kaart.
De deelnemers aan de GGb CoP zijn mede verantwoordelijk voor het uitdragen van de GGb
CoP.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
40
De Wie vraag:
Allen betrokken GGb-ers.
Bodem+ is de ideale Community Organizer.
Als je de dialogen in Hoofdstuk 3, waar de zes thematieken worden besproken, leest en op je in laat
werken komt regelmatig de behoefte boven drijven naar netwerkvorming en uitwisseling. Het samen
staan we sterk gevoel, maar ook het opvullen van kennislacunes. Ook staat in hoofdstuk 3 ruim
voldoende inhoud als aangrijpingspunt om de GGb CoP van voedsel en zuurstof te voorzien. De vraag
die dan rest: wie pakt de handschoen op? Want vanzelf gaat het niet, er zal een klein maar fijne club
moeten zijn die het organiseert, anders blijft het een doodgeboren kind. Hieronder geef ik een vijftal
procesvoorwaarden weer, die voortkomen uit jarenlang praktijkonderzoek naar het weer laten
stromen van kennis en ervaring in organisaties en tussen organisaties. Het is ons gebleken dat deze
voorwaarden, die we werkplaatsachtig werken zijn gaan noemen vruchten afwerpt.
4.2 Een beschouwing van Albert Cath. Hoe vorm en ontwikkel je een
CoP? GGb, hoe doe je dat nu in de praktijk was een dominant thema tijdens de masterclass en de
terugkomdag. Er zijn vijf, onderling samenhangende, algemene lessen te trekken die te maken
hebben met de feitelijke inrichting en uitvoering van het GGb proces en daar bijhorende CoP. Er zijn
meer lessen en lesjes, maar deze vijf wil ik in dit verband benadrukken. Het zijn procesvoorwaarden
voor het omgaan met complexe vraagstukken, zoals bij GGb, maar ook voor vele andere
vraagstukken. En ze doen recht aan het stromen van kennis en ervaring. Deze kennisstroom bleek
een belangrijke rode draad door de terugkomdag en werd in alle thematieken naar voren gehaald.
Hoe kun je effectief samenwerken door te leren van elkaar met respect voor eenieders perspectief,
positie en belang in het GGb verhaal? Uiteraard zijn deze procescondities geen wetmatigheden zoals
de wetten van Newton. Maar zij bieden wel een samenhangend kader om werkplaatsachtig werken,
als mogelijkheid om complexe vraagtukken tegemoet te treden, te bevorderen en gaande te houden.
4.2.1 Het belang van verhalen niet uit het oog verliezen Zodra je het hebt over ervaringskennis en het daaraan verbonden vakmanschap, dan kun je niet om
verhalen heen. Ervaringskennis wordt als het ware gedragen door de verhalen die verteld en/of
'voorgeleefd' worden. In de verhalen zit het lokale, de specifieke omstandigheid en het (inter-
)persoonlijke van ervaringskennis. Een verhaal is een samenstelsel van verschillende levende
verhalen vanuit de verschillende perspectieven, posities en Sferen van de betrokken deelnemers.
Vanuit de verschillende perspectieven en posities van de deelnemers wordt de complexe
problematiek in beeld gebracht van het voorliggende vraagstuk. Het onderscheid tussen dialoog
(over de orde en wanorde van GGb) en discussie is dan van groot belang. Een dialoog is uitwisseling
met respect en nieuwsgierigheid naar het perspectief van de ander, en de bereidheid om van positie
en beeld te veranderen. Dat wordt 'transactioneel werken' genoemd. In een discussie gaat het veel
meer om de posities en het verstevigen daarvan door middel van argumenten, redenaties en macht.
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
41
Dat wordt 'positioneel werken' genoemd. Een discussie is een onderhandeling over de werkelijkheid
van een vraagstuk, waarbij de een de ander tracht te overtuigen van zijn gelijk. In een dialoog is meer
oog en oor voor zwakke signalen, nieuwe onverwachte invalshoeken en ontwikkelingen die nog niet
opgemerkt worden door de radars van het dominante beeld over grond- en waterbeheer. Hierdoor
worden vanzelfsprekendheden opengebroken. In discussie gaat het juist om wie wint, de sterkste is.
In de dialoog stroomt de ervaringskennis en komen beelden in beweging, juist omdat er geen
overheersende opinies, overtuigingen, heilige huisjes en onwrikbare stellingen worden betrokken,
maar ervaringen en verhalen worden verteld, beluisterd, overdacht en gedeeld. Mijn ervaring is dat
het domineren van discussie over dialoog funest is voor iedere vorm van (sociale) innovatie en
aanpassingsvermogen. Een verhalende werkwijze bevordert een houding van dialoog, terwijl een
houding van dialoog op haar beurt een verhalende werkwijze bevordert. De inzet is steeds om door
de bevordering van dialoog en verhalen een cultuur gericht op de uitwisseling van ervaringskennis te
bevorderen die een voorwaarde is voor werkplaatsachtig werken. Dat is in feite niets anders dan de
overgang van 'positioneel werken' naar 'transactioneel' werken te bevorderen.
4.2.2 Breng de spreekwoordelijke olifant in de kamer in dialoog. Als een GGb proces eenmaal op stoom is en er sprake is van echte dialoog, dan is het onvermijdelijk
dat er op een gegeven moment 'een moment van de moeite’ of stagnatie wordt ervaren. De
verschillende verhalen zijn in eerste aanleg verteld, de beelden van de natuurlijke, technologische,
sociale, juridische, bestuurlijk-organisatorische en politieke werkelijkheid zijn verrijkt en verdiept en
de groep komt vast te zitten in een ogenschijnlijk onoplosbaar dilemma. Dit heeft te maken met
grondhouding. Elk (sociaal) innovatieproces komt vroeg of laat onvermijdelijk uit op momenten waar
het vast zit, waarop de dilemma’s over elkaar heen tuimelen en het tegenstrijdige karakter van de
complexe situatie zich ineens overduidelijk toont. Dit is de moeilijkste fase, en de meeste groepen in
en tussen organisaties tonen dan de neiging om dat ‘moment van de moeite’ uit de weg te willen
gaan. De hele opzet van werkplaatsachtig werken is gericht om daar niet aan toe te geven. In
vruchtbare GGb processen worden momenten van de moeite juist opgezocht en helemaal
doorgeploegd. Pas dan ontstaat er beweging. Vaak is er wel een wil om eruit te komen, maar zijn er
ruim voldoende redenen aan te dragen waarom het niet gaat lukken. Je zoekt deze 'momenten van
de moeite' bewust op, en loopt net weg voor de olifant in de kamer.
4.2.3 Het werken vanuit het concrete, kleine, lokale en de inbedding in
het alledaagse werk. Het voordeel van het kleine, lokale en concrete is dat je door de zure appel heen moet bijten. Omdat
je moet komen tot concrete oplossingen. Dat vergroot ook de mogelijkheden om een complex
project uit te voeren binnen het alledaagse werk. Daarmee wordt tevens vermeden dat de opgave als
iets aparts wordt gezien, los van het alledaagse. In een werkplaatsachtig GGb proces wordt dan ook
niet gesproken over het werk, maar middenin en vanuit het werk. Werk dat toch al gedaan moest
worden. Bij werkplaatsachtig werken hoeft over de wat langere termijn bezien geen extra tijd vrij
gemaakt te worden omdat de gekozen oplossingen slimmer zijn en beter verankerd, dan oplossingen
die vooral op papier er fraai uitzien. Het is de kunst om enerzijds kleine, lokale en concrete projecten
te kiezen die én een pittig zure appel zijn waar ervaringskennis hard nodig is en goed kan gaan
stromen én die anderzijds een goed voorbeeld zijn van een grotere, generieke problematiek. Dit in de
wetenschap dat als je dit ene concrete project tot een goed, innovatief, einde brengt, je ook het
daaraan verbonden grotere vraagstuk meer in de vingers krijgt. Dan wordt het een echt leerproces,
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
42
dat via netwerkvorming de opgedane kennis verder laat stromen. Door de deelnemers van de
terugkomdag van De Masterclass BuB is daar een goede eerste stap gezet.
4.2.4 Zoveel als nodig Bloemen en Sferen daarbinnen bijeen brengen Er is, zo veronderstel ik, in de grond- en waterwereld nog voldoende ervaringskennis aanwezig, maar
deze zit opgesloten in de verschillende partijen en binnen de verschillende Sferen van de partijen. In
een GGb proces doorbreken we dit en halen we verschillende Bloemen en hun Sferen bij elkaar en
doen er alles aan om de ervaringskennis onderling weer te laten stromen.
Het is niet altijd even gemakkelijk om mee te doen aan een GGb proces. Vooral het betrekken van
bedrijven en (groepen) burgers en ngo’s is vaak lastig, maar dat geldt ook voor de verschillende
publieke organisaties. Daarvoor zijn diverse redenen. Allereerst een hele praktische: tijd en
capaciteit. Maar als het mogelijk is de relevante partijen te betrekken met de juiste mensen aan
boord (praktijk-beleid-politiek-bestuur-techniek) dan heeft dat een belangrijke betekenis in het
hernieuwd verbinden van de tekentafel en keukentafel. Het blijken ervaringen te zijn die naar meer
smaken, zeker bij een complexe problematiek.
4.2.5 Kieken wat ’t wödt Deze laatste les heeft te maken met de grondhouding die mensen aannemen ten opzichte van de
complexiteit van een vraagstuk, onzekerheid over de kennis met betrekking tot het vraagstuk en een
mate van onenigheid over de probleemstelling van het vraagstuk11. Je kunt niet alles van tevoren
11 ‘Kieken wat ’t wödt’: deze Twentse levenshouding verwijst naar een niet afwijzende, maar wel een
afwachtende houding ten opzichte van nieuwigheden. Zie Marlous Blankensteijn, 2011: pagina 79. Bij Koninklijke TenCate omschrijft men het als volgt: ‘In Twente bestaat een gevleugelde uitdrukking die heel goed de volksaard beschrijft: ‘kieken wat 't wödt'. Het betekent zoveel als: we zullen eens zien. Men kijkt enerzijds de kat uit de boom, maar is anderzijds toch ook niet te beroerd om iets het voordeel van de twijfel te geven. Het is natuurlijk altijd gevaarlijk om een organisatie te reduceren tot een karikatuur van een bepaalde
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
43
weten, plannen, controleren en beheersen. Er doen zich in een GGb proces altijd plotsklapse,
schijnbaar tegenstrijdige gebeurtenissen voor en die hoeven niet altijd ongunstig uit pakken.
Complexe vraagstukken kenmerken zich immers door wonderen en onaangename verassingen die
zich aandienen tijdens het proces. Door continu met elkaar in dialoog te blijven kun je veel
onzekerheid aan. En in plaats van deze onzekerheid weg te drukken en te reduceren kun je zo de
concrete rijkdom die erin verstopt zit, en die zich in de tijd zal manifesteren, gaan benutten.
Het is in de grond- en waterwereld een diep ingesleten gewoonte om eerst een plan te maken,
daarna dit uit te voeren en vervolgens hoeft het alleen maar onderhouden en gemonitord te worden.
Alsof de wereld dan stilstaat. Alles wat complex is, de natuur, de samenleving, de organisatie, de
mensen zelf, blijft zich redelijk onvoorspelbaar gedragen. Onderhoud en beheer gaan dus over
meebewegen, en soms voorop gaan. De kern van de 'Kieken wat ut wödt' is dat we accepteren dat
we niet alles binnen het plan kunnen oplossen, maar een slim plan wel kan helpen om een stevig
kader te bieden voor oplossingen. Hetzelfde geldt voor goed beleid, bestuur, management,
wetenschap, technologie en alles waarin de mens in een beweging van nadenkendheid en bewustzijn
een stapje naar achteren neemt, als een schilder van zijn schilderij.
4.2.6 Ten Slotte Deze vijf punten - en vele andere – zijn geen dwangbuis. Het zijn wel bouwstenen, belangrijke procescondities en richtingwijzers met betrekking tot werkplaatsachtig werken die in mijn ogen cruciaal is voor netwerkvorming. Elk vraagstuk is immers anders, kent eigen omstandigheden, gebeurtenissen, specifieke opgaven en telkens verschillende mensen uit de verschillende bloemen. Meer van hetzelfde is dan vaak de dood in de pot. "Eigenlijk is het heel simpel en zouden we elk project zo moeten doen," stelde eens iemand. "Maar het gebeurt niet. We maken geen tijd voor elkaar," zei hij er ook bij. Iedereen heeft wel eens ervaringen met situaties die sterke gelijkenis hadden met voornoemde aspecten van werkplaatsachtig werken. Kortom, het is heel menselijk allemaal, die werkplaatsen, niet echt bijzonder en het ligt binnen handbereik. De ingewikkeldheid even laten voor wat die is, en de rijkdom van de complexiteit van de praktijk aanboren en inbrengen in de actie. Werkplaatsachtig werken in een GGb CoP ondersteunt dit en biedt ook een richtsnoer daarvoor. Volgens mij is het zinvol om daarbij een onderscheid te maken in
(1) werkplaatsachtig werken in de dagelijkse praktijk van een specifieke GGB (Dongen, Veghel, et cetera) en (2) werken in een CoP die inbreng uit een diversiteit van praktijken kent. De genoemde vijf punten hebben in elk geval betrekking op werkplaatsachtig werken in de dagelijkse praktijk. Ik denk dat een aantal van deze punten ook opgaat voor een CoP, maar dat er dan steeds goed gekeken moet worden naar de bestaansreden en doelstellingen van de CoP en de dynamiek daarvan. Meer niet, maar ook niet minder.
volksaard, maar iets van deze houding moet toch wel in de genen van TenCate zitten. Het is namelijk precies de manier waarop het bedrijf met innovatie om gaat: een kritische, maar toch ook open en onderzoekende houding.’
Nar
rati
ef T
eru
gko
md
ag B
uB
44
Bijlage: Deelnemers Terugkomdag
Masterclass Bloemen uit Brabant op 8 december 2015
NAAM ORGANISATIE EMAIL
William Vlamings Omgevingsdienst ZO Brabant [email protected]
Jeroen Kemper RUD Utrecht [email protected]
Ronald Cornelisse Omgevingsdienst MW Brabant [email protected]
Remco de Boer RWS Leefomgeving / Bodem+ [email protected]
Peter Ramakers Provincie Noord-Brabant [email protected]
Raymond Sonneveldt Omgevingsdienst MW Brabant [email protected]
Maaike Paulissen Gemeente Tilburg [email protected]
Jan Frank Mars RWS Leefomgeving / Bodem+ [email protected]
Ingrid Riegman Omgevingsdienst Veluwe IJssel [email protected]
Timo van der Heijden Gemeente Veghel [email protected]
Esther van Alphen Omgevingsdienst MW Brabant [email protected]
Arjan de Vries Brabant Water [email protected]
Martin Zeeman Omgevingsdienst MW Brabant [email protected]
Astrid Egberts-Huijbregts Gemeente Dongen [email protected]
Pieter Jansen Omgevingsdienst MW Brabant [email protected]
Marcel Herms Gemeente Utrecht [email protected]
Nathalie van der Pluijm Gemeente Oss [email protected]
Han de Rijk Omgevingsdienst regio Utrecht [email protected]
Esther Raats Gemeente Waalwijk [email protected]
Ron Nap Omgevingsdienst Veluwe IJssel [email protected]
Paul van Straaten Provincie Utrecht [email protected]
Albert Cath Narratio Kennis & Advies [email protected]
Henk Puylaert H2Ruimte [email protected]
Gijsbert Schuur Antea Group [email protected]
Douwe Jonkers Ministerie van IenM [email protected]
Yvonne Verweij RWS Leefomgeving / Bodem+ [email protected]