bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

7
Naam: _________________________ Klasnummer:____________________ De Egyptenaren. Egypte is een groot land in het noorden van Afrika. Het was vroeger een heel belangrijk land. 5000 jaar geleden konden zij al huizen bouwen. Ze konden al lezen en schrijven, ze hadden steden en maakten mooie dingen. Dat hadden we in ons land allemaal nog niet! De Nijl Door Egypte stroomt een hele lange rivier. Die rivier heet De Nijl. Eén keer per jaar, in augustus, stroomde deze rivier over. Al het land eromheen kwam onder water te staan. De grond langs de rivier vruchtbaar was geworden. De mensen konden daar voedsel op verbouwen. Vooral gerst, druiven, dadelpalmen, maar ook vlasplanten voor het weven van linnen voor kleren, en papyrusplanten voor papier en boten. Maar langs De Nijl groeide niet alleen voedsel. Ook de dieren graasden daar. Je zag er vooral geiten en koeien. Het vee werd ook gebruikt om het land mee te bewerken. Wij doen dat nu met tractors. Veel mensen wilden bij de Nijl wonen. Zo ontstonden er langzaam dorpen en steden. En dat was heel bijzonder in die tijd! Eten en drinken Niet alle mensen waren even rijk. Daardoor konden niet alle mensen hetzelfde eten. De arme mensen aten en dronken vooral brood, bier, groente en vis. De rijkere mensen aten vruchten en vlees en dronken vooral wijn. Al het eten was zoet. School Sommige jongens gingen naar school. De school was in de tempel. Het duurde 10 jaar. Je kon gratis naar school. Toch gingen niet veel kinderen er naar toe. Ouders wilden liever dat hun kind ging werken. Ze moesten dan helpen op het land of in het huis. Er gingen maar weinig meisjes naar school. Het was voor hen belangrijker dat ze later voor het gezin zorgde, dan dat ze konden schrijven en lezen. Farao De Farao was de belangrijkste persoon in Egypte. Hij was de baas, een soort koning. Als een farao stierf, werd iemand anders in zijn familie koning. Zo'n familie noemen we een dynastie. 1

Transcript of bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

Page 1: bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

Naam: _________________________

Klasnummer:____________________

De Egyptenaren.

Egypte is een groot land in het noorden van Afrika. Het was vroeger een heel belangrijk land. 5000 jaar geleden konden zij al huizen bouwen. Ze konden al lezen en schrijven, ze hadden steden en maakten mooie dingen. Dat hadden we in ons land allemaal nog niet!

De NijlDoor Egypte stroomt een hele lange rivier. Die rivier heet De Nijl. Eén keer per jaar, in augustus, stroomde deze rivier over. Al het land eromheen kwam onder water te staan. De grond langs de rivier vruchtbaar was geworden. De mensen konden daar voedsel op verbouwen. Vooral gerst, druiven, dadelpalmen, maar ook vlasplanten voor het weven van linnen voor kleren, en papyrusplanten voor papier en boten. Maar langs De Nijl groeide niet alleen voedsel. Ook de dieren graasden daar. Je zag er vooral geiten en koeien. Het vee werd ook gebruikt om het land mee te bewerken. Wij doen dat nu met tractors.Veel mensen wilden bij de Nijl wonen. Zo ontstonden er langzaam dorpen en steden. En dat was heel bijzonder in die tijd!

Eten en drinkenNiet alle mensen waren even rijk. Daardoor konden niet alle mensen hetzelfde eten. De arme mensen aten en dronken vooral brood, bier, groente en vis. De rijkere mensen aten vruchten en vlees en dronken vooral wijn. Al het eten was zoet.

School Sommige jongens gingen naar school. De school was in de tempel. Het duurde 10 jaar. Je kon gratis naar school. Toch gingen niet veel kinderen er naar toe. Ouders wilden liever dat hun kind ging werken. Ze moesten dan helpen op het land of in het huis. Er gingen maar weinig meisjes naar school. Het was voor hen belangrijker dat ze later voor het gezin zorgde, dan dat ze konden schrijven en lezen.

FaraoDe Farao was de belangrijkste persoon in Egypte. Hij was de baas, een soort koning. Als een farao stierf, werd iemand anders in zijn familie koning. Zo'n familie noemen we een dynastie. Wanneer uit de ene familie geen Farao meer is, dan kiezen ze een andere familie. De Egyptenaren dachten dat de farao door de goden gestuurd was om hen te helpen. Dat betekende dat de farao half mens en half goddelijk was. Na zijn dood zou de farao in het rijk van de goden verder leven, maar dan moest zijn lichaam na de dood goed bewaard blijven. Ze gingen het lichaam mummificeren.De meeste mensen werkten voor de Farao. De mensen moesten ook belasting

betalen, net als nu in Nederland. Alle mensen moesten dan de helft van de oogst aan de Farao geven. Dit werd bewaard in grote schuren. Als de oogst volgend jaar mislukte, hadden de mensen toch nog genoeg eten. Dat konden ze kopen van de Farao.

1

Page 2: bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

Mummificeren Als een farao was overleden, haalden de mensen de hersenen en andere delen van het lichaam eruit. Daarna bedekten ze het lichaam met een zoutachtig wit poeder. Zo bleef de farao dagenlang liggen, tot zijn lichaam uitgedroogd was. Daarna werd het lichaam gewassen en werd de farao in een soort verband gewikkeld. De farao kreeg daarna nog een masker op zijn hoofd. Tenslotte werd hij in zijn versierde doodskist gelegd. Naast zijn graf lagen allerlei kostbare voorwerpen en sieraden, want de farao zou die wel eens nodig kunnen hebben na zijn dood. De gewone mensen werden ook gemummificeerd. Maar ze werden niet zo mooi versierd als de Farao. Het volk kreeg ook voorwerpen mee wanneer ze begraven werden. De mensen geloofden dat een overledene verder zou leven in het dodenrijk. De voorwerpen die hij meekreeg kon hij gebruiken tijdens de reis daar naar toe en wanneer hij daar is.Sommige goden leken op dieren. Deze dieren waren voor de Egyptenaren heilig. Katten, krokodillen en koeien bijvoorbeeld. Zij werden ook gemummificeerd.

PiramidenPiramiden zijn grote driehoekige gebouwen. Ze zijn gemaakt van grote stenen. Zonder cement werden de stenen zo goed tegen elkaar gezet, dat sommige piramiden er nu nog staan. Ze staan er al bijna 5000 jaar. In Egypte kun je nog ongeveer 80 piramiden zien.Maar waar zijn de piramides voor gebouwd? Voor de Farao's. Een piramide is eigenlijk een groot graf. De Farao werd hier begraven. Elke Farao kreeg zijn eigen piramide. Vaak werd bij zijn geboorte al begonnen met het bouwen. Veel slaven zorgden ervoor dat de piramide stevig stond. Na ongeveer twintig jaar was hij klaar. Er was een heel groot gangenstelsel met allemaal geheime kamers. Dat was zo gedaan, zodat dieven en rovers de kostbare voorwerpen niet konden vinden. Zonder een gids kom je er niet meer uit.De piramide is vanbinnen helemaal versierd. Er staan allemaal tekeningen. Ze helpen de Farao in het godenrijk. Deze tekeningen zijn eigenlijk teksten.

HiërogliefenDe tekeningen in de piramides zijn hiërogliefen. Dat betekent 'heilige inkrassingen'. Het is de taal van de goden. Voor elk woord was er een tekening. Maar er kwamen steeds meer woorden bij. Daarom hebben de Egyptenaren later voor elke klank een tekening bedacht. Er zijn in totaal ongeveer 700 tekeningen. Het is moeilijk om een tekst te vertalen. In het Egyptisch schreven ze alleen de medeklinkers. De klinkers moesten ze er zelf bij bedenken en uitspreken. Je moest dus goed nadenken wat er stond. Het duurde daarom ook lang voordat wij de hiërogliefen begrepen. In 1800

vond een man een steen met Egyptische tekens. Daarbij stond hetzelfde in het Grieks. Omdat de man Grieks kon lezen, kon hij de tekst ontcijferen.

2

Page 3: bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

Vragen over Egypte

1. In welk werelddeel ligt Egypte?

___________________________________________________________________

2. Een beroemde Griekse schrijver heeft ooit eens gezegd: "Egypte is een geschenk van de Nijl." Leg uit wat hij bedoelt met die zin.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

3. Waarom ontstonden in het oude Egypte de eerste steden vlakbij de Nijl?

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

4. Hoe heet de baas in Egypte?

___________________________________________________________________

5. Wie volgde die baas op wanneer hij dood ging?

___________________________________________________________________

6. Nummer de prenten in de goede volgorde en beschrijf kort wat ze aan het doen zijn.

3

Page 4: bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

Prent 1:___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

Prent 2:___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

Prent 3:___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

7. Noem drie producten die de Egyptenaren verbouwden

1. __________________________________________________________________

2. __________________________________________________________________

3. __________________________________________________________________

8. Wat aten en dronken de meeste mensen in Egypte?___________________________________________________________________

9. Waarom gingen veel Egyptische kinderen niet naar school?___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

10. Waarom bouwden de Egyptenaren piramides?___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

4

Page 5: bijlage bij les gs 20mei-werkblad Egypte

11. Weet jij misschien hoe deze grote leeuw heet?__________________________________________________________

12. Waarom werden gewone mensen niet in een piramide begraven? Wat vind jij daarvan en waarom vind je dat? ___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

13. Hoe noem je de piramidesoort die je hier ziet? _____________________________________________________________

14. Schrijf met zelfbedachte tekeningen je naam (hiërogliefen).

5