Bijlage bij E 2011 – 2868 - acm.nl · de Informatiecode is een eerste stap in die richting gezet...

22
Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits- en Gaswet, zaaknummer 103767 Algemene vragen over het evaluatiekader (hoofdstuk 2) Vraag 1: Welke twee kernbegrippen verdienen wat u betreft de meeste aandacht bij deze wetsevaluatie, en om welke reden? De NMa verzoekt om in uw antwoord duidelijk een voorkeur aan te geven indien deze kernbegrippen in de praktijk een tegengestelde uitwerking hebben. Ons inziens verdienen de meeste aandacht: deregulering/ruimte voor marktwerking, administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingskosten. Energie-Nederland constateert een (toenemen de) wens vanuit de Europese Unie, het ministerie en het parlement om de geliberaliseerde markt te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de prijs(vangnet)regulering, toename aan consumentenbeschermingsbepalingen en verscherpt toezicht, (indirecte) beïnvloeding van de brandstofmix, de kostenverdeling van congestiemanagement en het modelcontract. Dit soort interventies kunnen onverwachte en/of niet te beheersen commerciële risico’s tot gevolg hebben en beïnvloeden het functioneren van de markt in negatieve zin. Daarnaast vergen ze veelal ook aanpassingen van de IT-systemen, hetgeen een grote druk legt op de bedrijfsvoering van de bedrijven. Wij zijn van mening dat de geliberaliseerde energiemarkt beter functioneert met een helder ex -post toezicht dan een veelheid aan (gedetailleerde)regels waarmee getracht wordt de markt ex-ante te sturen. De toenemende regulering gaat namelijk steeds meer ten koste van de marktwerking. Er dient een betere balans gevonden te worden tussen consumentenbescherming en marktwerking en in dat opzicht pleiten wij voor deregulering. Administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten zijn voor ons praktisch identieke begrippen aangezien deze beide leiden tot hogere administratieve lasten. Zie ook ons antwoord bij vraag 3. Vraag 2: Welke twee onderwerpen, zoals genoemd in randnummer 16, verdienen wat u betreft de meeste aandacht bij deze wetsevaluatie, en om welke reden? 1. De totstandkoming van de Codes (inclusief tariefreguleringssysteem) vergt ten gevolge van de hoge doorlooptijden bij de NMa erg veel tijd hetgeen leidt tot onduidelijkheid bij marktpartijen. Het komt herhaaldelijk voor dat bepaalde codewijzigingsvoorstellen die door het Gebruikersplatform (GEN) behandeld zijn om onbekende redenen niet door de NMa vastgesteld worden. Een veelvoorkomend probleem is dan ook dat bepaalde codewijzigingsvoorstellen naast wijzigingen van de bestaande codeteksten, ook wijzigingen op nog niet door de NMa vastgestelde voorstellen (een opeenstapeling van wijzigingen op wijzigingen) bevatten. Een ander probleem is dat niet (altijd) duidelijk is wat er gebeurt met het door marktpartijen in het GEN gegeven commentaar. Afgesproken is dat het commentaar wordt opgenomen in een matrix waarin per onderdeel door de gezamenlijke netbeheerders gemotiveerd wordt aangegeven of dit wel of niet tot aanpassingen in het voorstel heeft geleid. Deze commentarenmatrix ontbreekt veelal.

Transcript of Bijlage bij E 2011 – 2868 - acm.nl · de Informatiecode is een eerste stap in die richting gezet...

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits- en Gaswet, zaaknummer 103767 Algemene vragen over het evaluatiekader (hoofdstuk 2) Vraag 1: Welke twee kernbegrippen verdienen wat u betreft de meeste aandacht bij deze wetsevaluatie, en om welke reden? De NMa verzoekt om in uw antwoord duidelijk een voorkeur aan te geven indien deze kernbegrippen in de praktijk een tegengestelde uitwerking hebben. Ons inziens verdienen de meeste aandacht: deregulering/ruimte voor marktwerking, administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingskosten.

Energie-Nederland constateert een (toenemen de) wens vanuit de Europese Unie, het ministerie en het parlement om de geliberaliseerde markt te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de prijs(vangnet)regulering, toename aan consumentenbeschermingsbepalingen en verscherpt toezicht, (indirecte) beïnvloeding van de brandstofmix, de kostenverdeling van congestiemanagement en het modelcontract. Dit soort interventies kunnen onverwachte en/of niet te beheersen commerciële risico’s tot gevolg hebben en beïnvloeden het functioneren van de markt in negatieve zin. Daarnaast vergen ze veelal ook aanpassingen van de IT-systemen, hetgeen een grote druk legt op de bedrijfsvoering van de bedrijven.

Wij zijn van mening dat de geliberaliseerde energiemarkt beter functioneert met een helder ex -post toezicht dan een veelheid aan (gedetailleerde)regels waarmee getracht wordt de markt ex-ante te sturen. De toenemende regulering gaat namelijk steeds meer ten koste van de marktwerking. Er dient een betere balans gevonden te worden tussen consumentenbescherming en marktwerking en in dat opzicht pleiten wij voor deregulering.

Administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten zijn voor ons praktisch identieke begrippen aangezien deze beide leiden tot hogere administratieve lasten. Zie ook ons antwoord bij vraag 3.

Vraag 2: Welke twee onderwerpen, zoals genoemd in randnummer 16, verdienen wat u betreft de meeste aandacht bij deze wetsevaluatie, en om welke reden? 1. De totstandkoming van de Codes (inclusief tariefreguleringssysteem) vergt ten gevolge van de hoge doorlooptijden bij de NMa erg veel tijd hetgeen leidt tot onduidelijkheid bij marktpartijen.

• Het komt herhaaldelijk voor dat bepaalde codewijzigingsvoorstellen die door het Gebruikersplatform (GEN) behandeld zijn om onbekende redenen niet door de NMa vastgesteld worden. Een veelvoorkomend probleem is dan ook dat bepaalde codewijzigingsvoorstellen naast wijzigingen van de bestaande codeteksten, ook wijzigingen op nog niet door de NMa vastgestelde voorstellen (een opeenstapeling van wijzigingen op wijzigingen) bevatten.

• Een ander probleem is dat niet (altijd) duidelijk is wat er gebeurt met het door marktpartijen in het GEN gegeven commentaar. Afgesproken is dat het commentaar wordt opgenomen in een matrix waarin per onderdeel door de gezamenlijke netbeheerders gemotiveerd wordt aangegeven of dit wel of niet tot aanpassingen in het voorstel heeft geleid. Deze commentarenmatrix ontbreekt veelal.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 2 van 22

Hierdoor bestaat onduidelijkheid bij de overige marktpartijen of zij genoodzaakt zullen worden bezwaar of wellicht beroep aan te tekenen tegen de uiteindelijk vastgestelde codetekst met de daarbij horende langdurige onzekerheid wat de uitkomst daarvan zal zijn.

• Codewijzigingsvoorstellen kunnen alleen door de gezamenlijke netbeheerders (of uitsluitend ingeval van de Informatiecode door NEDU) worden ingediend. De inbreng van overige marktpartijen is daarbij beperkt tot het GEN en de juridische procedure bij de NMa. De veranderingen in de markt (o.a. leveranciersmodel, slimme meters, decentrale opwekking, etc.) en in de regelgeving leggen steeds meer verantwoordelijkheden bij de marktpartijen. Om die reden achten wij het noodzakelijk de overige marktpartijen een grotere rol te geven bij het tot stand komen van (nieuwe) codes. Met de Informatiecode is een eerste stap in die richting gezet. Energie-Nederland dringt er daarom op aan dat de marktpartijen initiatiefrecht wordt gegeven bij nationale codes. Dit kan leiden tot dejuridisering en verlaging van de uitvoeringslasten door snellere implementatie. Bovendien zal dit leiden tot vermindering van het aantal juridische procedures tussen de overheid en marktpartijen.

• Het derde pakket bevat vele voorschriften met betrekking tot de totstandkoming van Europese codes. Ook in consultatie van marktpartijen is voorzien. Anders echter dan het geval is bij de Nederlandse codes ontbreekt een geformaliseerd overlegplatform. Energie-Nederland acht het wenselijk dat de NMa en EL&I marktpartijen ook over voorgenomen Europese codes zullen consulteren.

2. Sectorspecifieke regels: met het oog op de samenvoeging van de Consumentenautoriteit, OPTA en NMa dient een heroverweging plaats te vinden of de consumentenbeschermingsbepalingen zoals deze nu zijn opgenomen in de Elektriciteits- en Gaswet en onderliggende regelgeving hierin juist zijn belegd. Immers de Consumentenautoriteit heeft een breder spectrum dan slechts de energiesector in haar portefeuille en dient principieel op basis van wetgeving op grond waarvan zij specifiek bevoegd is toezicht te houden. De huidige structuur waarbij zowel de Energiekamer als de Consumentenautoriteit een bevoegdheid hebben ten aanzien van consumentenbescherming is wat ons betreft onjuist. Een juiste verdeling van bevoegdheden conform de structuur zoals neergelegd in Europese regelgeving zou zijn dat de Energiekamer zich meer richt op haar primaire taak om de marktwerking te bevorderen.Dat betekent dat de Energiekamer zich meer richt op de processen van vergunninghouders, waarin de eisen van de Elektriciteits- en Gaswet en onderliggende regelgeving dienen te zijn geborgd, in plaats van toezicht te houden op de inhoud. Ervan uitgaande dat de processen voldoen, zou de Consumentenautoriteit, althans de daarvoor nieuw op te richten Kamer als onderdeel van het ZBO NMa, vanuit de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot consumentenbescherming slechts bij structurele klachten tot nader onderzoek/handhaving hoeven over te gaan. Dit faciliteert tevens een meer efficiënte wijze van toezicht conform de doelstelling van deze evaluatie. Zie ook het antwoord bij vraag 5 en vraag 35.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 3 van 22

Vraag 3: Welke drie concrete bepalingen in wet- en regelgeving zorgen voor de hoogste administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten voor uw organisatie? • Artikel 95m Elektriciteitswet en artikel 52b Gaswet. Het toezicht op deze bepalingen is, zoals

beschreven onder vraag 2, ons inziens geen specifieke taak van de NMa maar van de Consumentenautoriteit. De hoeveelheid aan onderliggende regelgeving1, de toezichttrajecten van de Energiekamer alsmede de discussies over de wetsinterpretatie van de betreffende artikelen leiden tot een grote administratielast en hoge kosten. Daarnaast wordt door deze bepaling de concurrentieruimte tussen vergunninghouders beperkt. Leveranciers hebben nog nauwelijks de mogelijkheid om zich te onderscheiden van anderen. Ook de keuzevrijheid van de consumenten wordt hierdoor beperkt. Hij kan niet kiezen voor een product met een hogere prijs, waarbij een hoger serviceniveau wordt geleverd of voor een product met een lagere prijs met een lager serviceniveau. In feite verkopen alle leveranciers eenheidsworst.

• Dit laatste geldt tevens voor artikel 95b Elektriciteitswet en artikel 44 Gaswet op basis waarvan de

NMa toezicht houdt op de leveringstarieven en voorwaarden. Wij zijn van mening dat er ernstige juridische bezwaren bestaan tegen de wijze waarop de NMa toezicht houdt op de leveringstarieven. Met name vanwege het ontbreken van een kader of fundament voor de discretionaire ruimte van de NMa voor het bepalen van de redelijkheid van de tarieven (en dit geldt ook voor het bepalen van de redelijkheid van de voorwaarden) is de bestaande wijze van prijsregulering niet transparant. Een overheidsingrijpen als dit dient minimaal gemotiveerd te worden. Dit is immers een van de grondbeginselen van onze rechtsstaat en is overigens ook vereist op grond van de Europese Elektriciteits- en Gasrichtlijnen. De termijnen die de NMa hanteert bij het toezicht op leveringstarieven zijn extreem lang. Het is inmiddels standaardpraktijk dat een leveringstarief nog niet is “goedgekeurd” door de N Ma op het moment dat het door de leverancier al wel wordt toegepast.

• De bepalingen van artikel 95 lid k en l van de Elektriciteitswet (stroometiket) leiden tot aanzienlijke

nalevingskosten.

Vraag 4: Welke drie concrete toezichtsactiviteiten van de NMa zorgen voor de hoogste administratieve lasten voor uw organisatie? Zie het antwoord bij vraag 3.

In het kader van een effectief toezicht is voorts van belang de tijd tussen start en afronding van een onderzoek van de NMa zo kort mogelijk te houden. Bedrijven kunnen dan hun processen naar aanleiding

1 De “Richtsnoeren NMa Informatieverstrekking” bijvoorbeeld regelt tot in detail per saleskanaal welke informatie bij de verschillende processtappen in het contracteringsproces verstrekt moet worden aan de consument. Veel van deze informatie is voor de consument niet van toegevoegde waarde voor zijn beslissing om gas of elektriciteit te contracteren. Per saleskanaal worden verschillende eisen gesteld aan de informatieverstrekking wat vervolgens onduidelijkheid bij de consument en hoge nalevingskosten bij de leverancier met zich meebrengt.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 4 van 22

van audits snel en adequaat bijsturen. Het is in het belang van het functioneren van de sector dat de bedrijven sneller en duidelijker dan nu terugkoppeling krijgen, temeer omdat bedrijven niet de beschikking krijgen over de ingediende klachten naar aanleiding waarvan een onderzoek wordt gestart.

Vraag 5: Welke concrete knelpunten ervaart u, die niet gedekt worden door de genoemde kernbegrippen en evaluatieonderwerpen? Welke concrete oplossingen ziet u hiervoor? • Toezicht op naleving van implementatie Europese regelgeving.

De implementatie van Europese regelgeving neemt in toenemende mate een belangrijkere plaats in op het gebied van marktontwikkeling. Het zwaartepunt is zich aan het verplaatsen van nationale naar Europese regelgeving, waarbij het aan de overheid is om implementatie en toezicht adequaat en efficiënt in te richten. Ook de rol van de NMa in het toezicht op de naleving van Europese regelgeving (bijvoorbeeld in het kader van marktontwerp, CBIT of transparantieregelgeving) is van toenemend belang geworden. De Nederlandse energiemarkt is gebaat bij een geharmoniseerde en vlotte implementatie; het is aan de NMa om dit te waarborgen en hier effectief op toe te zien. Enkele nadere voorbeelden: - Sinds 1 januari 2008 zijn de landelijke netbeheerders in Europa verplicht2 om handel van

grenscapaciteit op de dag van productie (cross border intraday trading: CBIT) te faciliteren. De systemen die handel mogelijk moeten maken verschillen vaak teveel van elkaar om efficiënte import en export mogelijk te maken. Zo hebben we alleen al in Nederland op de Belgische grens een ander systeem dan op de Duitse grens, terwijl er tussen Noorwegen en Nederland via de NorNed-kabel nog niet eens intraday-handel plaats kan vinden. Het heeft overigens enkele jaren geduurd voordat TenneT voldeed aan de eis om CBIT te faciliteren.3 Harmonisatie met het buitenland, in dit geval voor het systeem van CBIT, biedt hiervoor een oplossing. Hierdoor verbetert de marktwerking wat positieve effecten voor afnemers en handelaren zal hebben.

- De dreiging van regelgeving die de werking van de internationale groothandelsmarkt verstoort creëert grote onzekerheid. Dit heeft impact op investeringsbeslissingen. Bij het maken van beleid dienen ook de omstandigheden in omringende landen in ogenschouw te worden genomen, om de markt optimaal te laten functioneren. Wat bijvoorbeeld het LUP betreft, moet de randvoorwaarde zijn: een level playing field in Europa qua kostenverdeling voor elektriciteitstransport. Dit komt de marktwerking ten goede.

• De kring van verbruikers die beschermd wordt ingeval van faillissement van een leverancier dient bij

gas en bij elektriciteit zoveel mogelijk samen te vallen. Daarom heeft Energie-Nederland in haar bezwaar op ‘codewijziging balanceringsregime en nieuw marktmodel gas’ (zaaknummer 102669_3/9,

2 REGULATION (EC) No. 1228/2003. Conditions for access to the network for cross-border exchanges in electricity. 3 Wij verwijzen tevens naar het handhavingsverzoek van EnergieNed (kenmerk E2009-2582 d.d. 29 oktober 2009).

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 5 van 22

d.d. 1 april met kenmerk E 2011-2815) het voorstel gedaan om de genoemde capaciteit in artikel 3.3.5.1 van de Transportvoorwaarden gas – LNB te vervangen door 500 m3 (n;35,17) per uur in plaats van 50.000 m3 (n;35,17) per uur. Hiermee wordt recht gedaan aan de doelstelling van de regeling namelijk het beschermen van consumenten en de kleinere zakelijke verbruikers en wordt tevens aangesloten bij de grens die geldt voor elektriciteit.

• Ingevolge het Besluit Leveringszekerheid Gaswet levert GTS gas aan kleinverbruikers in zoverre het

verbruik veroorzaakt wordt door een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van min 9 graden Celsius of lager. GTS moet in dit kader voorzieningen treffen om aan de gasbehoefte te kunnen voldoen tot een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van min 17 graden Celsius, een situatie die statistisch slechts eens per 50 jaar optreedt. De Europese Richtlijn schrijft een leveringsnorm voor die uitgaat van een situatie die statistisch slechts eens per 20 jaar voorkomt. De vraag die opkomt is: is Nederland te streng of de EU niet streng genoeg? Relevant is om te vernemen wat de kosten en baten van deze regeling zijn. De NMa heeft in een brief van 25 januari 2011 over de ‘Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets inzake wijziging Gaswet in verband met uitvoering leveringszekerheid’ (kenmerk 103649/3.B1089) een soortgelijke vraag gesteld aan het ministerie van EL&I. Energie-Nederland dringt er op aan dat een kosten/baten -studie op korte termijn wordt uitgevoerd en dat marktpartijen daarbij worden geconsulteerd. Naast de leveringsnorm zelf zou ook de rolverdeling tussen leveranciers en programmaverantwoordelijken alsmede de kostentransparantie onderdeel moeten zijn van de studie.

• Toezicht op contracten/afspraken en kruissubsidie tussen gereguleerde entiteiten en commerciële

entiteiten binnen TSO en DSO moederbedrijven. Het toezicht op dergelijke contracten staat niet expliciet beschreven in de wet en heeft, naar het ons voorkomt, momenteel geen prioriteit bij de NMa. Daarnaast bestaat onduidelijkheid in hoeverre commerciële activiteiten van deze netwerkbedrijven gefinancierd worden vanuit gereguleerde niet-commerciële activiteiten, waarmee het gelijke speelveld op de markt zou worden verstoord. Voorbeelden zijn:

o binnen TenneT (contracten tussen TenneT TSO en BritNed); o binnen Gasunie (contracten tussen GTS en Gasunie Zuidwending); o decentrale opwek en biogasproductie door regionale netwerkbedrijven; o rol van regionale netbeheerders bij nieuwe (commerciële) activiteiten zoals smart energy en

laadpunt/-diensten voor elektrisch vervoer • Er lijkt een ontwikkeling gaande, zowel Europees als nationaal, om de uitvoering van publieke

doelen, die invloed hebben op de relatie leverancier/klant 'op te dragen' aan de netbeheerders , omdat deze meer als een verlengde arm van de overheid kunnen worden beschouwd en de kosten ook eenvoudiger kunnen worden doorgeleid naar burgers, terwijl zij daarmee op een terrein kunnen komen dat niet tot de taken van de netbeheerders beho ort. Destijds is zeer weloverwogen ingevoerd dat er onafhankelijke netbeheerders moesten komen die, geheel

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 6 van 22

onafhankelijk van de productie en levering van energie en exclusief, zorgdragen voor het beheer van netten en transport/distributie van gas en elektriciteit in Nederland (een wettelijk verklaarde monopolistische publieke taak). Dit om de energiemarkt te ondersteunen (en niet te verstoren) en om de kosten voor de consument zo laag mogelijk te houden. Kennelijk borgen de Elektriciteits- en Gaswet onvoldoende dat de netbeheerders zich uitsluitend met deze activiteiten bezighouden en geen andere kostenveroorzakende en risicovolle activiteiten in binnen- en buitenland ondernemen. Wij vinden dit een belangrijk aandachtspunt voor de overheid gezien de grote ontwikkelingen die op de energiesector afkomen, zoals de smart grids en het elektrisch vervoer.

• Rol toezichthouders

Naar onze mening dienen toezichthouders op de markt zich te beperken tot hun wettelijke taken. e NMa heeft, ingegeven door Europese regelgeving, als primaire wettelijke taak de marktwerking in de energiesector te bevorderen (artikel 5 lid 2 E-wet). Vanuit die taak dient de NMa zich bezig te houden met (dienstverlenings- en wervings) processen (randvoorwaarden voor toetreders, leveringszekerheid e.d.) en kan zij beoordelen of deze de consument adequaat beschermen. De NMa zou ons inziens meer toezicht moeten houden op het proces in plaats van de uitkomst.

De consumentenbescherming is in Nederland specifiek belegd bij een daartoe opgerichte entiteit, de Consumentenautoriteit. De Consumentenautoriteit dient te acteren bij structurele klachten die erop wijzen dat de consumentenbescherming in het geding is en dient te handelen vanuit de optiek van de perceptie van de consument. De vervaging van de rollen van de toezichthouders blijkt uit toezicht en handhaving door de NMa met als voornaamste parameter de perceptie van de consument volgend uit artikel 95m Elektriciteitswet en artikel 52b Gaswet en gelijktijdige procedures ten aanzien van dezelfde gedraging door de Consumentenautoriteit. De focus van de toezichthouders is vaak breder dan hun wettelijke taak tot toezicht op processen en eventuele incidenten, waarbij zij zich ook steeds meer richten op wat de leverancier op de markt aanbiedt en tegen welke condities (de uitkomst van de processen). Dit gaat ten koste van de heterogeniteit van de markt, wat concurrentie en marktwerking belemmert.

Daarbij dient strikter te worden vastgehouden aan de voorwaarden voor overheidsingrijpen. Ingrijpen door een toezichthouder in de markt kan marktverstorende effecten hebben en is daarom aan strikte voorwaarden gebonden. Dit is onder meer verwoord en bevestigd door het Europese Hof van Justitie4, de Europese Commissie en ERGEG. De voorwaarden waaraan overheidsingrijpen dient te voldoen zijn: gerechtvaardigd zijn wegens het algemeen economisch belang, het evenredigheidsbeginsel in acht nemend, duidelijk gedefinieerd, transparant, niet discriminerend en controleerbaar zijn en gelijke toegang voor energiebedrijven tot nationale verbruikers garanderen. Wij zijn van mening dat deze overwegingen nadrukkelijker dan voorheen betrokken moeten worden om een goede balans tussen marktwerking en consumentenbescherming te bewerkstelligen.

4 EG, 20 april 2010, Zaak C-265/08

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 7 van 22

De door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangekondigde plannen tot het samenvoegen van verschillende toezichthouders kan mogelijk een platform bieden waarin bovengenoemde aandachtspunten zouden kunnen worden meegenomen. In een brief aan de Kamer (d.d. 7 juli jl.) heeft de minister aangegeven het belang van de consument centraal te stellen door alle consumententaken bij één directie te beleggen. Voor de marktpartijen kan dit mede als positief effect hebben dat het toezicht op de consumentenbescherming daarmee eenduidiger wordt.

Samenhangend met het voorgaande willen wij het belang benadrukken van de onafhankelijke positie van de NMa bij het toezicht houden op en verder vormgeven van de energiemarkt. Zie verder ons antwoord bij vraag 12. Voorts wijzen wij erop dat de samenwerking tussen NMa en de AFM, die beide verantwoordelijk zijn voor een deel van het toezicht op de energiehandelsmarkt, verbeterd moet worden, mede met het oog op toekomstige energiehandelsmarktregulering en financiële regelgeving, zoals REMIT en EMIR, en de herziening van MAD en MiFID, die ook de energiehandelsmarkt zal betreffen.

• Het gebruik in de energieregelgeving van de begrippen (energie )consument en kleinverbruiker, die

niet per definitie elkaars synoniem zijn, leidt tot onduidelijkheid en verbreedt vergaand het bereik van consumentenbescherming. Onder het begrip kleinverbruiker vallen naast huishoudens ook bedrijven, terwijl het begrip consument zich beperkt tot de huishoudens, oftewel de niet-zakelijke afnemers. Deze brede definitie heeft tot gevolg dat veel regelgeving als belastend en beperkend wordt ervaren en ten koste gaat van gezonde concurrentie en dus marktwerking. Met name het koppelen van de consumentenbeschermingsbepalingen van artikel 95m van de Elektriciteitwet aan de doelgroep van art 95a (kleinverbruikers) is bezwarend. In dat opzicht, en ook met het oog op de toekomstige Europese codes, pleiten wij voor definiëring zoals ook gebruikelijk is in Europese regelgeving en belastingwetgeving door ‘consument’ en ‘zakelijke afnemer’ als uitgangspunt te nemen.

Vragen over codes (hoofdstuk 3); de NMa verzoekt netbeheerders en betrokken representatieve organisaties nadrukkelijk om deze vragen te beantwoorden. Vraag 6: Welke knelpunten ervaart u bij de doorlooptijd en/of de complexiteit van het totstandkomingsproces van codes? Wat is in uw ogen de oorzaak hiervan? Welke concrete oplossingen ziet u voor de door u gepercipieerde knelpunten? Zie ook ons antwoord bij vraag 2 over de lange doorlooptijd en het lange tijd in ongewisse verkeren omtrent de status en de uitkomst van het proces. Wij zijn van mening dat er een taak ligt voor de NMa hierover tijdens het proces meer duidelijkheid te geven en het interne proces te bekorten.

Als knelpunt bij de huidige wijze waarop in Nederland de codes tot stand komen ervaren wij met name het ontbreken van het initiatiefrecht voor andere partijen dan de gezamenlijke netbeheerders om voorstellen te doen en slechts een beperkte inspraak te hebben op door de netbeheerders opgestelde voorstellen, waarna de uitkomst moet worden afgewacht. De kennis en kunde van de netbeheerders, in de beginperiode van de liberalisering noodzakelijk bij het vormgeven van de codes, zijn niet langer een

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 8 van 22

waarborg voor een robuuste regeling in de codes. Integendeel, steeds vaker betreffen wijzigingsvoorstellen niet zozeer of veel minder dan voorheen het technische karakter van de infrastructuur, maar dient een rechtvaardige oplossing gevonden te worden voor de belangen van netgebruikers en niet zelden spelen de belangen van de netbeheerder zelf een rol. De netbeheerder is ons inziens niet geëquipeerd tot het op objectieve wijze afwegen van de belangen van (commerciële) marktpartijen en niet zelden blijken de naar voren gebrachte commentaren niet begrepen of blijkt hieraan niet het juiste gewicht toegekend. Pas bij het instellen van bezwaar- en/of beroepsprocedures kunnen marktpartijen hun stem laten horen. Eén voorbeeld van bovengeschetste problematiek betreft de groothandelsmarkt voor gas. Binnen het huidige marktmodel gas zijn bedrijven als programmaverantwoordelijke en leverancier een klant van GTS; de regionale netbeheerders hebben geen belang bij de tarieven en voorwaarden van de landelijke netbeheerder gas (GTS). Deze situatie is anders dan bij elektriciteit, waar de regionale netbeheerders “klant” zijn van TenneT. Bij elektriciteit zijn klant en leverancier van transportdiensten gelijkwaardig in de opstelling van de Codes; bij gas is dit niet het geval. Ook netgebruikers en leveranciers zouden tenminste een met redenen omkleed verzoek in moeten kunnen dienen voor wijziging van de codes. Dit verzoek kan rechtstreeks bij de gezamenlijke netbeheerders worden ingediend, of eerst naar de NMa verstuurd worden zodat zij het verzoek kan beoordelen en indien gewenst kan indienen. Dit kan mogelijk gemaakt worden door aan artikel 12c, lid 1 van de Gaswet en artikel 32 lid 1 van de Elektriciteitswet toe te voegen dat (representatieve organisaties van) netgebruikers ook voorstellen kunnen doen tot wijziging van de tariefstructuren en voorwaarden. De verzoeker dient in het verdere proces aangesloten te blijven.

Vraag 7: Op welke wijze kunnen de administratieve lasten verminderd worden, met behoud van zorgvuldige besluitvorming? En, welke mogelijkheden ziet u daarbij om één of meerdere procedurestappen (inspraak bij gezamenlijke netbeheerders, inspraak bij NMa, bezwaar, beroep) af te schaffen, omdat deze stappen wat u betreft minder relevant of overbodig zijn? Het afschaffen van procedurestappen lijkt ons niet de juiste manier om administratieve lasten te verminderen. Immers, als de bezwaarfase wordt overgeslagen, moet de Algemene Uniforme Voorbereidingsprocedure worden gevolgd, met evenveel stappen. Inspraak en zorgvuldige besluitvorming zijn van groot belang om te zorgen dat de Codes een evenwichtige afspiegeling zijn van de belangen van netbeheerders en netgebruikers. Wel zou de NMa ervoor zorg kunnen dragen dat de motivering van (wijzigings)voorstellen wordt verbeterd, de behandeling van in het GEN ingebracht commentaar wordt verbeterd, er minder gedetailleerde regels komen en codewijzigingen sneller worden beoordeeld, zodat voorkomen wordt dat codewijzigingsvoorstellen zich opstapelen.

Vraag 8: Welke aspecten van de codes lenen zich om vastgelegd te worden in algemeen verbindende voorschriften (waartegen geen bezwaar en beroep openstaat), zodat sneller duidelijk is welke verplichtingen gelden? Er zijn ons inziens geen aspecten van de codes die zich lenen om vastgelegd te worden in algemeen bindende voorschriften. Wij geven de voorkeur aan aanpassing van het huidige proces waarin een zorgvuldige besluitvorming en afweging van belangen beter dan nu geborgd is.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 9 van 22

Vraag 9: Wat vindt u van de inhoud en flexibiliteit van de wettelijke toetsingscriteria van artikel 12f, van de Gaswet en artikel 36, van de E-wet?

Die zijn goed.5

Vraag 10: Welke knelpunten ten aanzien van de eenduidigheid en toegankelijkheid van de codes ervaart u bij de werking van codes in de praktijk? En, in welke mate beslaan de codes de juiste onderwerpen in de juiste mate van detail? Gascodes:

• Wij constateren een discrepantie tussen Gaswet en Gascodes met betrekking tot de reikwijdte van het PV-schap. In ons bezwaar op ‘codewijziging balanceringsregime en nieuw marktmodel gas’ (zaaknummer 102669_3/9 , d.d. 1 april met kenmerk E 2011-2815) hebben we dit uitvoerig uiteengezet. Een discrepantie tussen codes en wetgeving zou zich niet voor mogen doen. Hierop dient strikter getoetst te worden.

• Het bouwwerk van gascodes bestaat uit te veel verschillende codes, te weten

- Tarievencode - Transportvoorwaarden LNB, - Aansluit- en transportvoorwaarden RNB, - Aansluitvoorwaarden LNB, - Meetvoorwaarden LNB, - Meetvoorwaarden RNB, - Netkoppelingsvoorwaarden LNB, - Allocatievoorwaarden gas

Deze veelheid aan verschillende codes leidt tot onduidelijkheid, maar ook tot inhoudelijke problemen. Bijvoorbeeld het hierboven genoemde punt, het PV-schap gas dat zowel in de transportvoorwaarden LNB als transportvoorwaarden RNB thuishoort, is alleen opgenomen in transportvoorwaarden LNB.

5 Wel voorzien wij problemen ontstaan uit artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet dat 1 april jl. in werking is getreden. Uit de Parlementaire Geschiedenis blijkt de bedoeling van deze bepaling te zijn te voorkomen dat door de aansluitplicht van gasnetbeheerders de exploitatie van bestaande of toekomstige wamtenetten onrendabel wordt. Daartoe dienen in een door de gasnetbeheerders voor te stellen gebiedsindeling de gebieden te worden opgenomen waarin een warmtenet ligt of komt te liggen. De gasaansluitplicht geldt dan in die gebieden niet. Wij maken ons zorgen over de positie van (toekomstige) warmtenetten die niet (nog niet) in de gebiedsindeling zijn opgenomen. Graag zoeken wij samen met het Ministerie en de NMa naar een werkbare oplossing.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 10 van 22

Wij stellen het volgend codestelsel voor gas voor (naar analogie van het model dat bij elektriciteit wordt gehanteerd):

- Tarievencode gas (voor LNB en RNB). - Netcode gas (aansluit- en transportvoorwaarden RNB, transportvoorwaarden LNB +

netkoppelingsvoorwaarden, waarvan deel overhevelen naar systeemcode). - Meetcode gas (Meetvoorwaarden LNB, RNB + allocatievoorwaarden gas). - Systeemcode gas: zaken die handhaven systeembalans betreffen (bijv. zaken mbt

balanceringsregime, PV-schap, relevante internationale afspraken. Tevens adviseren wij de NMa om de gezamenlijke netbeheerders de opdracht te geven om een codewijziging voor te bereiden waarmee gekomen wordt tot een volledige ontkoppeling van de drie energiediensten (programmaverantwoordelijkheid, transport en levering). Daarmee zou een zuiver transportmodel gerealiseerd worden.

• GTS hanteert naast de Gascode Transmission Service Conditions (TSC) om nadere voorwaarden tussen GTS en programmaverantwoordelijke bilateraal te regelen. Deze TSC dient volledig in lijn met de Gascode te zijn. Daarnaast zijn wij van mening dat publiekrechtelijke aspecten in de Gascode geregeld dienen te worden. Privaatrechtelijke aspecten kunnen in de TSC geregeld worden. Momenteel onderzoekt Energie-Nederland of de TSC hieraan voldoet.

AMvB’s/MR’s EL&I:

Recente AMvB’s en MR’s van EL&I zijn ons inziens te operationeel van karakter in plaats van kaderstellend. Er worden naar onze mening teveel en te gedetailleerd zaken in geregeld die in de (technische of informatie) codes thuishoren. Goede voorbeeld en hiervan zijn de AMvB en MR die in het kader van congestiemanagement door EL&I zijn opgesteld. Wij adviseren om vanuit de overheid scherper te zijn op wat in AMvB’s /MR’s geregeld kan en moet worden en wat in Codes. Het voordeel van opnemen in de codes daarenboven is dat marktpartijen met hun kennis en kunde kunnen bijdragen aan adequate regels.

Vraag 11: In welke mate is de verschuiving van codes naar Europees niveau voor u een reden om te streven naar wijziging of vereenvoudiging van het Nederlandse codeproces en/of naar een meer of minder gedetailleerde inhoud van de nationale codes? Aangezien de Europese codes zich voornamelijk richten tot grensoverschrijdende onderwerpen, zullen de Nederlandse codes ook van belang blijven. Steeds zal bezien moeten worden of er zich een dubbeling of een strijdigheid van de Nederlandse met de Europese Codes voordoet en of op grond van de uitkomst daarvan de nationale codes moeten worden aangepast. Wij vinden het belangrijk dat er voldoende nationale ruimte blijft bestaan om efficiënt met specifieke nationale/regionale aspecten/omgevingsfactoren om te kunnen gaan.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 11 van 22

Lokale problemen hoeven niet in detail in de codes te worden beschreven. Als de netbeheerder over deze zaken op lokaal niveau niet tot overeenstemming kan komen met de netgebruikers kan het betreffende onderwerp alsnog in de codes worden opgenomen. Op die manier kunnen de codes simpel en overzichtelijk blijven.

Vragen over tariefregulering (hoofdstuk 4); de NMa verzoekt netbeheerders en betrokken representatieve organisaties nadrukkelijk om deze vragen te beantwoorden. Vraag 12: Welke knelpunten ervaart u bij het huidige tariefreguleringssysteem? Wat is in uw ogen de oorzaak hiervan? Welke oplossingen ziet u voor de door u gepercipieerde knelpunten? • Onafhankelijk kunnen opereren van de NMa.

Ministeries trachten de NMa te sturen op het beleidsterrein waarop de NMa verantwoordelijk is. Een sprekend voorbeeld hiervan is de tariefregulering landelijke netbeheerder gas6. De vaststelling van de methode van de transporttarieven van de LNB blijkt een lastig probleem. Het gaat om zeer grote hoeveelheden publieke middelen. Dit brengt met zich mee dat ook de Rijksoverheid zich betrokken voelt bij dit onderwerp. De toezichthouder moet in gevallen als deze, maar ook op andere terreinen, volstrekt onafhankelijk haar taak kunnen uitoefenen. Een (deel van de) oplossing verwachten wij vanuit regulering vanuit de EU, met name van de bepalingen7 van het derde pakket waarin maatregelen ter borging van de onafhankelijkheid van de toezichthouder zijn voorgeschreven.

• Een ander punt is het verschil tussen de wijze waarop de transportkosten van de LNB worden

doorberekend aan de eindklant. Voor elektriciteit worden deze via de regionale netbeheerder in rekening gebracht en zijn volledig gereguleerd. Voor gas zijn de transportkosten van de LNB gereguleerd tot het moment waarop ze berekend worden aan de programmaverantwoordelijke. Doorberekening van de programmaverantwoordelijke richting leverancier en verder richting de eindklant is niet gereguleerd. Dit creëert kruissubisidie tussen klanten en is niet transparant. Het is aan een consument niet uit te leggen waarom er een verschil bestaat in de doorbelasting van de netkosten van de TSO voor gas en voor elektriciteit. Wij willen voorstellen om voor gas hetzelfde model te gebruiken als voor elektriciteit (“doorcascaderen” van netwerkkosten van de LNB via de RNB).

6 Uitspraak van het CBb van 29 juni 2010, LJN: BM9470: “Het College is van oordeel dat de Minister met de vastlegging van de concrete parameters van de kapitaallasten van GTS, inbreuk heeft gemaakt op de zelfstandige en onafhankelijke oordeelsvorming die verweerder – als het aangewezen zelfstandig bestuursorgaan met de vereiste specifieke deskundigheid – ingevolge artikel 82, tweede en vierde lid, van de Gaswet bij de vaststelling van het methodebesluit en de doelmatigheidskorting voor GTS toekomt. ” 7 Artikel 35 van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 39 van Richtlijn 2009/73/EG

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 12 van 22

Vraag 13: Welke toegevoegde waarde heeft het verplichte overleg met de gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties ingevolge de wetten, naast de zorgvuldigheidseisen voor besluitvorming zoals neergelegd in de Awb?

Het verplicht overleg binnen het GEN is zeker van toegevoegde waarde voor marktpartijen. Het is een formeel overlegmoment waar netbeheerders en marktpartijen de impact van codevoorstellen voor ieder der partijen bespreken. Om de werking van dit overleg te verbeteren zou het initiatiefrecht om voorstellen te doen ook aan (representatieve organisaties van) netgebruikersgegeven moeten worden. Zie ook ons antwoord op vraag 6.

Vraag 14: Welke mogelijkheden ziet u om te komen tot minder besluitmomenten in de huidige besluitenreeks (methode, x-factor, tarieven), gegeven de doelstelling van een efficiënt netbeheer? En, wat is hierbij de relatie met de discussie over reguleringsstabiliteit versus de duur van de reguleringsperiode? Reguleringsperioden zouden ons inziens langer mogen zijn, waarbij de toezichthouder de bevoegdheid heeft om kleine aanpassingen in de tarifering door te voeren, zonder de gehele procedure te hoeven doorlopen.

Vraag 15: Welke mogelijkheden ziet u om de transparantie van tariefbesluiten en de tariefstructuur te verbeteren? Het betreft hier onder meer het aantal tariefdragers, tariefcategorieën en nacalculaties (al dan niet naar aanleiding van rechterlijke uitspraken). Voor transparantie is vooral belangrijk dat niet direct transportgerelateerde posten, zoals bijvoorbeeld systeemdiensten, zo duidelijk mogelijk worden gespecificeerd door de TSO, dat wil zeggen hoeveel kosten zijn precies gemaakt voor welke activiteiten. Dit i s nog grotendeels onduidelijk zowel voor elektriciteit als voor gas. Voor de doorberekening van netwerkkosten bepleiten we een beperking van het aantal tariefdragers. Marktpartijen leveren verschillende diensten aan TenneT en GTS. De verrekening en compensatie voor deze diensten is in sommige gevallen intransparant en inefficiënt en levert (controle) lasten voor marktpartijen op. Met name de verrekening van congestiemanagement (de zogenaamde afrekening reservevermogen overige doeleinden) is heel moeilijk te valideren. Aangezien de verwachting is dat TenneT veel vaker dit soort vermogen gaat afroepen, moet dit proces sterk worden verduidelijkt. Immers, als netbeheerders een duidelijk gespecificeerd overzicht van deze diensten aanbieden, wordt veel onnodig controlewerk voorkomen.

Vraag 16: Welke mogelijkheden ziet u om de databehoefte terug te dringen die bij de huidige praktijk van regulering bestaat, dan wel de gevoelde administratieve lasten hierbij te verminderen? Vraag 17: Wat vindt u van de effectiviteit van de huidige q-factoren, gegeven de doelstelling om de kwaliteit te bevorderen?

De huidige wet geeft de NMa geen bevoegdheid om een kwaliteitsterm (q-factor) in de tariefregulering op te nemen voor de TSO GTS (voor regionale netbeheerders is die bevoegdheid er wel). Kwaliteitsregulering betreft vier aspecten: transportzekerheid, veiligheid, productkwaliteit en kwaliteit van dienstverlening. Gezien de recente discussies rondom de gaskwaliteit zou de productkwaliteit van

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 13 van 22

gas ook zeker in de kwaliteitsregulering betrokken moeten worden. Hierbij hoort ook: een duidelijke verantwoordelijkheid opnemen in de gaswet voor GTS ten aanzien van de gassamenstelling (zowel voor H-gas als G-gas) en daarbij de mogelijkheid voor de NMa om ook voor de landelijke netbeheerder een q-factor te definiëren (waarbij criteria ten aanzien van productkwaliteit gas zoals bandbreedte Wobbe -index, variatie -snelheid Wobbe-index, PE-getal, variatie-snelheid in PE-getal, e.d. worden opgenomen).

Vraag 18: Welke mogelijkheden ziet u om procedures in bezwaar en beroep te verminderen, dan wel de doorlooptijden hierbij te verkorten? Geen. Tariefbesluiten van de NMa zijn essentiële reguleringsbesluiten. Een zorgvuldige procedure en rechtsbescherming staan hierbij voorop.

Algemene vragen over toezicht (paragraaf 5.1) Vraag 19: Wat is uw algemene mening over de balans tussen de intensiteit van regels en toezicht enerzijds en de zwaarte van sancties anderzijds?

Vooral de vergunninghouders ervaren bij de levering aan kleinverbruikers een intensief toezicht. Wij zijn van mening dat op dit moment geen balans is tussen de intensiteit van regels en toezicht en de zwaarte van de sancties. Naar onze mening is er sprake van een volwassen consumentenmarkt en kan het toezicht conform het kabinetsbeleid overgaan naar een stelsel dat gebaseerd is op high trust met hoge sancties.

Vragen over eisen aan leveranciers (paragraaf 5.2); de NMa verzoekt leveranciers en betrokken representatieve organisaties nadrukkelijk om deze vragen te beantwoorden. Consultatievragen over het vergunningstelsel Vraag 20: Wat vindt u van de wijze waarop het in Nederland ingevoerde vergunningstelsel voor energieleveranciers bijdraagt aan het vanuit Europese richtlijnen voortvloeiende recht op universele dienstverlening? Hieruit voortvloeiend: In welke mate draagt het vergunningenstelsel naar uw mening bij aan de bescherming van de rechten van kleinverbruikers? Het huidige vergunningenstelsel draagt bij aan de bescherming van consumenten omdat het de Energiekamer een instrument geeft om te toetsen of een (potentiële) vergunninghouder “capabel” genoeg is en dat ook blijft (ten behoeve van een betrouwbare energievoorziening). Het vergunningstelsel lijkt echter geen meerwaarde te hebben voor zakelijke kleinverbruikers en het huidige stelsel wijkt steeds meer af van andere (Europese) regelgeving die voornamelijk ziet op consumentenbescherming. Energie-Nederland adviseert daarom de vergunningsplicht te beperken tot het leveren van elektriciteit en gas aan consumenten (huishoudelijke verbruikers). Zie ook ons antwoord bij vraag 5.

Vraag 21: In welke mate acht u een vergunningstelsel van belang op de Nederlandse geliberaliseerde markt? Het vergunningstelsel legt de markt een norm op ten aanzien van stabiliteit, kwaliteit, betrouwbaarheid, waarmee misstanden met toe- en uittreders op de geliberaliseerde markt worden voorkomen. Het vergunningstelsel is vooral nuttig in verband met de leveringszekerheid voor consumenten (supplier of

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 14 van 22

last resort regeling) en geeft de NMa een instrument om te toetsen of die leveranciers naar behoren diensten leveren. Daarnaast is het positief dat de leveranciers aan consumenten bekend zijn door publicatie op de website van de NMa.

Vraag 23: Welke knelpunten ervaart u of heeft u ervaren bij de (inhoudelijke) wettelijke eisen waaraan wordt getoetst en de procedure bij het aanvragen van een vergunning? Welke oplossingen ziet u voor de mogelijk door u ervaren knelpunten, gegeven het doel van consumentenbescherming en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid?

Geen opmerkingen.

Consultatievragen over verplichtingen van vergunninghouders Vraag 24: Welke knelpunten ervaart u bij de verplichtingen ten aanzien van redelijke tarieven en redelijke voorwaarden, alsmede met het toezicht op de naleving van deze verplichtingen? Welke oplossingen ziet u voor de door u ervaren knelpunten, gegeven het doel om consumenten te beschermen en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid? Wij vinden dat de huidige methodiek (prijsregulering) onvoldoende aansluit op de huidige competitieve marktsituatie waar het switchen van de ene naar een andere leverancier een eenvoudige handeling is geworden. Prijsregulering staat naar onze mening haaks op het behouden en verder uitbreiden van een competitieve markt, waarop voldoende alternatieve aanbiedingen voorhanden zijn. Energie-Nederland heeft bezwaar tegen (i) het toepassen van tariefregulering bij de huidige marktomstandigheden en (ii) de wijze waarop de toetsing van de gehanteerde tarieven plaatsvindt.

Voor de Energiekamer is een tarief redelijk als dit gebaseerd is op de onderliggende (inkoop)kosten en een redelijke bruto-marge. Hierin is de filosofie van tariefregulering terug te vinden zoals die gebruikelijk is bij markten waarop geen of onvoldoende concurrentie is. In een vrije markt is een dergelijke kostenbenadering niet passend. Producten en bijbehorende tarieven worden door de sector ontwikkeld op basis van de vraag uit de markt. Bij de ontwikkeling wordt rekening gehouden met de marktrisico’s, concurrentiesituatie en bedrijfsfilosofie. Zo ontstaat er een geprofileerde markt met een groot scala aan producten. Belangrijk bij product-/prijsontwikkeling is dat energieleveranciers op dit moment tot lang na de introductie moeten wachten op het oordeel van de Energiekamer over de redelijkheid van de aangeleverde tarieven. Dit werkt marktverstorend. Daarnaast is onduidelijk op basis van welke criteria en op welke wijze er wordt getoetst. De bij Energie-Nederland aangesloten bedrijven constateren dat het technisch controlemodel ook tot uitkomsten leidt, die er op duiden dat de daarin gehanteerde criteria niet meer stroken met de huidige marktontwikkelingen.

Zowel het aanleveren van de noodzakelijke informatie voor tariefregulering als het toetsingsproces leiden tot forse administratielasten bij zowel de bedrijven als de NMa. Daarbij komt dat geen enkele leverancier in het publieke domein als ‘te duur’ te boek wenst te staan. Het is om die reden dat er sinds de invoering van het toezicht nimmer een maximumtariefbesluit is genomen door de Energiekamer. Geen enkele leverancier riskeert de mogelijk ernstige schade aan zijn reputatie als gevolg van de publicatie van een maximumtariefbesluit.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 15 van 22

De grondslag voor de regeling dat “bij een nieuwe en onzekere start van marktwerking veel burgers bij hun oude leverancier zullen blijven”8 heeft in de huidige concurrerende markt geen kracht van gelding meer. Als de Energiekamer van mening is dat op de energiemarkt de concurrentie ondermaats is, dan staan haar op grond van het commune mededingingsrecht voldoende middelen ter beschikking om in de markt in te grijpen. Daarvoor dient ook het mededingingsrecht. Prijsregulering behoort hier niet bij. Wanneer de p rijsregulering aan de juiste criteria (nut en noodzaak) en de voorwaarden voor rechtmatig overheidsingrijpen9 wordt getoetst, zal blijken dat in de bestaande competitieve markt geen plaats meer is voor de huidige invulling van artikel 95b van de Elektrici teitswet en artikel 44 van de Gaswet.

Voor toezicht op redelijke voorwaarden door de NMa geldt dat het Burgerlijk Wetboek voorziet in een ruime bescherming voor consumenten. Het kader van dat beschermingsregime is transparant (rechten en plichten zijn duidelijk omschreven) en wordt daarnaast geborgd door toezicht van de Consumentenautoriteit. Ook het dwingendrechtelijk karakter van veel van dergelijke regelgeving vergroot de effectieve bescherming . Daar komt nog bij dat de door de branche gehanteerde al gemene voorwaarden in SER-verband in overleg met de Consumentenbond zijn opgesteld en de branche zich aan een gedragscode heeft gecommitteerd die in acht genomen dient te worden bij het benaderen en contracteren van consumenten. Wanneer het gaat om begrijpelijke voorwaarden zonder ‘kleine lettertjes” is Energie- Nederland van mening dat ook hier geen moeite wordt gespaard om, in overleg met de NMa, aan de wens van de klant tegemoet te komen. Ons inziens kan het huidige ex-ante toezicht worden vervangen door ex-post toezicht.

Vraag 25: Welke manieren ziet u om, gegeven het doel dat tarieven redelijk zijn, de vangnetregulering zodanig aan te passen dat sprake is van minder lasten voor bedrijven en overheid? Om de hierboven bij vraag 24 genoemde redenen is aanpassing van de vangnetregulering onzes inziens niet primair aan de orde. De NMa zou effectiever en proactief toezicht kunnen houden door helder in parameters uit te werken waarop marktwerking en een goed functionerende markt beoordeeld worden. Zo wordt duidelijk wanneer de markt voldoende functioneert en welke rol leveranciers en de NMa hebben om de markt verder te ontwikkelen.

Voorts willen wij graag het gesprek met de NMa aangaan langs de hiervoor bij de vragen 3 en 24 genoemde reactie.

8 Argument dat Crone naar voren bracht bij de bespreking van zijn amendement (27 250, nr. 30), Handelingen TK 15 november 2000, 27250, nr. 23. 9 Zie onderdeel ‘Rol toezichthouders’ in het antwoord op vraag 5

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 16 van 22

Vraag 26: Welke knelpunten ervaart u bij de huidige SLR-regeling? Welke oplossingen ziet u voor de door u ervaren knelpunten, gegeven de wens om een noodleverancier aan te kunnen wijzen en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid? De huidige regeling is eerlijk naar de sector toe (naar rato onderbrengen bij andere leveranciers). Een knelpunt betreft de snelheid waarmee alles geregeld moet worden op het moment dat klanten verdeeld worden onder leveranciers.

Vraag 27: Welke knelpunten ervaart u bij de verplichtingen die gelden ten aanzien van het (sluiten van een) contract, het verstrekken van transparante informatie over tarieven en voorwaarden en het melden van tarief- en contractwijzigingen, alsmede met het toezicht op de naleving van deze verplichtingen?Welke oplossingen ziet u voor de door u ervaren knelpunten, gegeven het doel om consumenten te beschermen en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid? We verwijzen hierbij naar onze antwoorden op vragen 2, 3 en 5.

Uit de Monitor Consumentenmarkt 2010 blijkt dat de consument energie een moeilijk product vindt vanwege de vele componenten van de tarieven en de verscheidenheid aan (niet altijd goed vergelijkbare) producten. Driekwart van de consumenten heeft in meer of mindere mate moeite met het vergelijken van energiebedrijven. Deels is dit het gevolg van regulering op dit gebied, waardoor de overheid zelf bijdraagt aan de complexiteit op de nota (o.a. via de energiebelasting, de gasregiotoeslag en het verplicht weergeven van de ‘calorische waarde’ van gas). In het verleden is nog te vaak uitgegaan van het adagium “meer informatie leidt tot een grotere transparantie (begrijpelijkheid)”. De praktijk lijkt de vanzelfsprekendheid hiervan echter te weerspreken. De huidige gedetailleerde informatieverplichtingen hebben een averechts effect. Zij verstoren de marktwerking, doordat de consument door de bomen het bos niet meer ziet. Wij achten het niet wenselijk deze complexiteit te bestrijden met verdere regulering en (meer) informatieverschaffing. De wijze waarop marktpartijen naar de klant communiceren is juist iets waarmee marktpartijen zich kunnen onderscheiden en dus dient hiertoe voldoende vrijheid gelaten te worden10.

Ten aanzien van het toezicht op de naleving van de verplichtingen zijn wij van mening dat de toezichthouder zijn toezichtstaken ruim interpreteert door bijvoorbeeld ook toezicht te houden op activiteiten in het commerciële domein, zoals prijsvergelijkingssites, discussie over additionaliteit van groene stroom en de inkleding van overeenkomsten . Wij vinden dat de toezichthouder zich niet op dat commerciële vlak dient te begeven. De contractsvrijheid wordt hiermee ook onnodig belemmerd.

Bij de opstelling van wet- en regelgeving zou naar onze mening beter getoetst kunnen worden in hoeverre de regelgeving vanuit consumentenbelang relevant en wenselijk is. Daarbij dient tevens zorgvuldig gekeken te worden naar de regelgeving die reeds (specifiek) voor consumenten voorhanden is.

10 Belangrijk is ook dat de regels met de marktontwikkelingen meegaan en eenduidig zijn. De wet schrijft bijvoorbeeld veel papieren communicatie met de klant voor. Klanten handelen hun zaken echter steeds vaker liever alleen online af. Hieraan kan door de leveranciers niet worden tegemoetgekomen.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 17 van 22

Vraag 28: Welke knelpunten ervaart u bij de verplichtingen ten aanzien van het verplicht aanbieden van een onbepaalde tijd contract, de opzegtermijn van 30 dagen en de redelijke opzegvergoeding, alsmede met het toezicht op de naleving van deze verplichtingen?Welke oplossingen ziet u voor de mogelijk door u erva ren knelpunten, gegeven het doel om consumenten te beschermen en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid? Het verplicht aanbieden van een onbepaalde tijd contract vormt op zichzelf geen knelpunt. Wel kan worden afgevraagd of dit in de huidige markt nog noodzakelijk en wenselijk is. Dit zeker nu iedere overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand beëindigd kan worden. Bovendien zal de consument in de regel altijd een keuze maken voor een specifiek product.

De interpretati e van de “redelijkheid” van de hoogte van de opzegvergoeding neergelegd in de Richtsnoeren alsmede de bepalingen betreffende terugvordering van incentives daarin hebben een nadelig effect op de marktwerking, omdat het energieleveranciers weerhoudt van het ontwikkelen van nieuwe aantrekkelijke commerciële concepten. De schade die energieleveranciers ten gevolge van voortijdige beëindiging lijden wordt nu al niet altijd gedekt door de in de Richtsnoeren opgenomen maximale opzegvergoeding. Wij zijn van mening dat contracten gerespecteerd dienen te worden. Regulering van de opzegvergoeding moet plaatsvinden op basis van redelijkheid in relatie tot de daadwerkelijk geleden schade door leverancier 11. Wij verzoeken de NMa dan ook haar visie te geven over de hierboven geschetste huidige problematiek en de Richtsnoeren indien nodig conform deze visie aan te passen. Naar onze mening kan nu er een voldoende concurrerende markt is met ex-post toezicht op de redelijkheid van tarieven en voorwaarden worden volstaan.

Vraag 29: Welke knelpunten ervaart u bij de wijze waarop in Nederland invulling is gegeven aan de verplichting tot het verstrekken van informatie over de herkomst van elektriciteit (de brandstofmix) en de daarbij behorende milieukwaliteit? Welke oplossingen ziet u voor de mogelijk door u ervaren knelpunten, gegeven de Europeesrechtelijke verplichting en de wens voor lagere lasten voor bedrijven en overheid?

Doordat in Nederland verschillende berekeningsmethoden worden gebruikt, ontstaat een onjuist beeld over de bijdrage n van bedrijven op het gebied van duurzame elektriciteitsproductie. Een oplossing zou gevonden kunnen worden in het opstellen van een eenduidige berekeningswijze in een beleidsregel van de NMa na afstemming en overleg met marktpartijen en de andere toezichthouders in Europa.

De brandstofmix wordt veelal door consumenten gelezen als een productiemix, terwijl het een leveringsmix betreft. Het doet daarmee onvoldoende recht aan de inspanningen en investeringen die energieconcerns doen ter verduurzaming van de energievoorziening. Nadere onderzoeken naar de verwachting van de consument kunnen een basis zijn te komen tot een duidelijker stroometiket.

De groepsmixen van verschillende concerns zijn niet goed vergelijkbaar, aangezien de ‘groep’ beperkt gedefinieerd is. Aansluiten bij artikel 2:24b BW vergroot de vergelijkbaarheid. Alsdan behoren tot de

11 Volgens de toelichting op de wettelijke bepaling dient de opzegvergoeding de kosten van de leverancier ten gevolge van het voortijdig beëindigen te dekken.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 18 van 22

groep de vennootschappen die conform het jaarrekeningenrecht worden meegenomen ten behoeve van de geconsolideerde jaarrekening.

In het verlengde van dit vraagstuk wordt ook aandacht gevraagd voor de garantie van oorsprong (GvO). De betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van hernieuwbare elektriciteit wordt gewaarborgd door middel van GvO’s (artikel 95k uit de Elektriciteitswet) en in dat opzicht is hernieuwbare elektriciteit een bij wet gedefinieerd product. Hoewel voor groen gas, een brandstofmix publicatie niet verplicht en gewenst is, is er wel behoefte aan het bij wet definiëren van dit product en certificering door één onafhankelijke instantie, zoals CertiQ bij elektriciteit. Ook biogas, dat niet wordt ingevoed maar wel “grijs”gas vervangt, moet als groen gas worden bestempeld. Hiermee wordt de betrouwbaarheid van en het publieke vertrouwen in groen gas vergroot.

Vragen over eisen aan overige organisaties (paragraaf 5.4); de NMa verzoekt leveranciers, productie - en handelsbedrijven, alsmede betrokken representatieve organisaties nadrukkelijk om deze vragen te beantwoorden. Vraag 32: Welke drie eisen aan overige organisaties ervaart u als meest hinderlijk, en om welke redenen? De NMa ontvangt van u graag een zo concreet mogelijk overzicht, inclusief een motivatie van uw mening. • Regels die de internationale marktwerking beperken - 400 MW importcap voor elektriciteit: artikel 31a van de Elektriciteitswet is een hinderlijke, kostbare

en onnodige bepaling die verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkten in de weg staat. Energie-Nederland ziet het daarom als een gunstige ontwikkeling dat de 400 MW import cap naar verwachting met de implementatie van he t derde pakket uit de Elektriciteitswet zal verdwijnen.

- Primaire reserve: op basis van de codes moeten marktpartijen deze gratis leveren. In de ons omringende landen worden producenten hiervoor betaald; hierdoor ondervinden Nederlandse producenten concurrentienadeel en kan de dienst primaire reserve niet als internationaal product ontwikkeld worden. De Europese richtlijn 2009/72/EC bepaalt in artikel 15 lid 6 het volgende: “Transmissiesysteembeheerders kopen, wanneer zij deze functie vervullen, de e nergie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures”. In de Elektriciteitswet (artikel 16 lid 2 sub d) is aangegeven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de functie heeft om “een passend niveau van voorzieningen te treffen en te handhaven, waaronder het aanhouden van voldoende productiereservecapaciteit, in verband met de leveringszekerheid op de korte en de lange termijn”. Er staat echter niet aangegeven dat deze capaciteit volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures moet worden ingekocht. In het voorstel ter implementatie van het derde pakket ontbreekt een bepaling om dit punt aan te passen aan de richtlijn.

- Regulatorisch ingrijpen bestaande rechten : Marktpartijen zijn in het verleden bepaalde verplichtingen aangegaan op basis waarvan zij weer andere contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Van overheidswege worden bepaalde maatregelen genomen die grote gevolgen hebben

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 19 van 22

met betrekking tot deze verplichtingen. Overheidsingrijpen en het veranderen van de spelregels tijdens het spel leidt tot frustraties en risico’s voor marktpartijen. Een voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld het kwijtraken van grenscapaciteit voor gas wanneer één dag voor de dag van levering blijkt dat deze grenscapaciteit niet nodig lijkt. In de dag kan dit echter nog wel nodig zijn, maar de marktpartij heeft niet meer het recht om er zonder meer gebruik van te maken (UIOLI). Een ander voorbeeld is de “sunset clause” in de Europese Framework Guideline voor capacity allocation management (CAM). Deze schrijft voor dat bestaande capaciteitsrechten op grenspunten over 5 jaar komen te vervallen en vanaf dat moment alleen nog gebundelde capaciteitsrechten beschikbaar worden gesteld aan de markt. Contractpartijen binnen de Europese Unie moeten hierdoor langjarige contracten heronderhandelen. Contractpartijen binnen de Europese Unie worden hierdoor benadeeld ten opzichte van de tegenpartij van buiten de Europese Unie (contractschade).

• Aanleveren van transparantiedata

Vooropgesteld dat het aanleveren van transparantiedata van groot belang is voor het goed functioneren van de elektriciteitsmarkt, kan gesteld worden dat deze processen efficiënter kunnen worden ingericht. Momenteel leveren marktpartijen via verschillende kanalen dezelfde data aan TenneT aan. Enerzijds worden er, ondermeer op basis van de transparantie-eisen in het derde pakket, via de website van TenneT (en in de toekomst ENTSO-E) data beschikbaar gesteld aan de markt (beschikbaarheid van centrales etc.), anderzijds moeten vrijwel dezelfde data (maar in een ander format) in het kader van de netveiligheid aan TSO’s worden aangeleverd. In de verschillende landen van de EU worden min of meer dezelfde data gevraagd in een ander format die moeten worden aangeleverd door middel van verschillende datatransmissieprotocollen. Dit is voor internationaal opererende bedrijven een extra kostenpost. Ook hier geldt dat harmonisering van regelgeving gewenst wordt.

• Eisen met betrekking tot de planning van de transportdienst Voor de planning van de transportdienst, stellen landelijke en regionale netbeheerders verschillende eisen aan marktpartijen. Deze eisen zouden binnen Nederland geharmoniseerd kunnen worden. In sommige gevallen moeten marktpartijen vraagvoorspellingen aanleveren, die netbeheerders niet gebruiken en waarvoor ze zelf veel accuratere voorspellingen kunnen opstellen. We stellen voor dat leveranciers alleen voor klanten met een vermogen van meer dan 50MW een voorspelling aanleveren.

Vraag 33: Welke mogelijkheden ziet u bij de door u als hinderlijk gepercipieerde eisen om de doelen, die ten grondslag liggen aan deze eisen, te bereiken met minder lasten voor bedrijven en overheid (deregulering) en met minder besluitmomenten (dejuridisering)?

Ad randnummer 49, sub c, Planning van de transportdienst (invoering van ex-post nomineren) : In Nederland moeten marktpartijen uiterlijk 1 uur voor gate -closure hun nominaties insturen naar TenneT.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 20 van 22

Als de nominaties niet in orde zijn volgt er een lange en complexe administratieve procedure die grotendeels ongedaan gemaakt zou kunnen worden door ex-post nominaties mogelijk te maken. Ex-post nomineren stelt marktpartijen in staat om na gate-closure nominatiefouten te herstellen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om ‘near real time’ nog transacties uit te voeren, wat de flexibiliteit ten goede komt. In Duitsland en België bijvoorbeeld zijn ex-post nominaties al langere tijd mogelijk. TenneT heeft al geruime tijd geleden aangegeven dat ze de mogelijkheid tot ex-post nomineren ook in Nederland zullen invoeren, maar dit is, ondanks herhaaldelijk aandringen van marktpartijen, nog niet gebeurd. De NMa zou meer druk op dit proces kunnen zetten.

Het mogelijk maken van ex-post nomineren zal het voor markpartijen eveneens aantrekkelijker maken om intraday te handelen, omdat ze hun nominatie (wat slechts een administratieve handeling is) ook na gate-closure kunnen aanpassen. Het is daarbij wel van belang dat hiervoor geen aparte set van nominatieberichten wordt ingevoerd (geen single-sided nominaties), maar dat de mogelijkheid tot het ex-post nomineren in lijn wordt gebracht met het normale nominatieberichtenverkeer.

Ad randnummer 49 sub f: Artikel 31a is overbodig: het dient in de huidige Noordwest Europese markt geen doel meer. Schrappen van artikel 31a leidt tot verminderen van de lasten bij bedrijven en overheid. (zie ook ons antwoord bij vraag 32)

Ad randnummer 49 sub g: De verantwoordelijkheid voor een doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord energiegebruik berust primair bij de afnemer zelf. Het huidige artikel 68 legt deze verplichting bij de leveranciers en producenten. Het schrappen van het deel van artikel 68 dat hierop ziet leidt tot vermindering van de lasten bij bedrijven en overheid.

Uiteraard kan de verplichting in artikel 68 voor een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze van produceren wel bij de producenten blijven.

Aanleveren van transparantiedata: TSO’s zouden in toenemende mate moeten samenwerken en transparantie-eisen op elkaar afstemmen. Marktpartijen zouden gebaat zijn met het hanteren van één standaard voor het berichtenverkeer (datatransmissieprotocol). Dit zou het voor kleine partijen makkelijker maken om de stap naar het buitenland te zetten.

Aanleveren van Codata gegevens: In het kader van de Codata onderzoeken vraagt de NMa tweemaal per jaar de meetgegevens van alle opwekeenheden van marktpartijen op om na te kunnen gaan of er sprake is geweest van marktmisbruik. Voor gas is er jaarlijks een Codata verzoek. Veel van de informatie is beschikbaar in de systemen van TenneT en GTS. Het zoveel mogelijk direct opvragen van deze informatie bij Tenne T en GTS zou de administratieve lasten voor marktpartijen kunnen verlagen.

Wij begrijpen dat eisen gesteld moeten worden aan een technisch complex systeem waaraan vele verschillende gebruikers zijn gekoppeld niet alleen om het in technische zin te laten functioneren, maar ook in economisch-financiële zin. Bij ex-ante bepalingen die worden ingegeven door een vrees voor misbruik van een bepaalde machtspositie willen we ervoor pleiten hiervoor ex-post toezicht voor in de plaats te stellen.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 21 van 22

Algemene vragen over sectorspecifieke en generiek regels (hoofdstuk 6) Vraag 34: Bent u van mening dat de opsomming hierboven van generieke regelgeving volledig is? Zo nee, welke wet- en regelgeving ontbreekt volgens u? De Telecommunicatiewet, de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Wet op het Consumentenkrediet ontbreken. Genoemd zou ook kunnen worden de Nederlandse Reclame Code.

Vraag 35: Welke concrete doublures in sectorspecifieke en generieke regels en/of welke ongerechtvaardigde afwijkingen in sectorspecifieke regels ten opzichte van generieke regels ervaart u? De NMa ontvangt graag een zo concreet mogelijk overzicht met bestaande regelgeving, evenals uw motivering waarom u de eventuele afwijkingen ongerechtvaardigd vindt. Op dit moment kennen de Elektriciteits- en Gaswet, en met name de lagere energieregelgeving zeer gedetailleerde, bepalingen ter bescherming van consumenten naast analoge bepalingen in generieke wetten voor consumentenbescherming. Voor leveringszekerheid zou dat zo moeten blijven, want dat is uniek aan elektriciteit en gas. Andere zaken zoals contractering, facturering, contracttermijnen en voorwaarden zijn echter zo algemeen en productonafhankelijk dat ze niet in de specifieke energiewetten thuishoren.

Ook bij de nieuwe afsluitregeling kan de vraag worden gesteld of de bescherming van de consument niet te ver is doorgeschoten. Het niet kunnen opschorten van de leveringsverplichting (afsluiten) leidt tot grote schade aan de zijde van de leverancier. Betaling vindt in de regel in het geheel niet meer plaats en succesvolle uitwinning van openstaande vorderingen blijkt achteraf veelal vruchteloos. De echt kwetsbare consument dient uiteraard te worden beschermd. Toezicht op leveringszekerheid dient hier ook op te zien. De regeling moet echter niet zo ver gaan dat misbruik door notoire wanbetalers in de hand wordt gewerkt.

De grenzen tussen consumentenbeleid en energiewetgeving vervagen. In principe dient consumentenbeleid niet in hoofdzaak in energiewetgeving geregeld te worden, maar in andere wetgeving zoals het Burgerlijk Wetboek. Specifieke e nergiewetgeving leent zich niet goed voor consumentenbescherming, omdat in de energiewetgeving geen onderscheid wordt gemaakt tussen consument en zakelijke afnemers, maar deze wetgeving differentieert tussen kleinverbruikers en grootverbruikers (zie ook het antwoord op vraag 5). Bescherming van consumenten valt nu ook onder het toezicht van de Consumentenautoriteit, waarmee adequate bescherming is geborgd. In ogenschouw dient ook te worden genomen dat de consument tegenwoordig zelf goed voor zijn belangen kan opkomen en vooral, dat hij niet gebonden is aan zijn energieleverancier, hij kan eenvoudig naar een andere leverancier switchen.

Met name de toepasselijkheid van de artikelen 6:236 en 237 BW op zakelijke verbruikers werkt verstorend in de bedrijfsvoering en de relatie/contracten met zakelijke verbruikers die beschikken over kleinverbruikersaansluitingen, doch geenszins te vergelijken zijn met consumenten en niet dezelfde bescherming behoeven als consumenten. De huidige ‘multi-site’-regeling komt hieraan slechts ten dele tegemoet.

Bijlage bij E 2011 – 2868 Reactie Energie-Nederland Evaluatie Elektriciteits - en Gaswet, zaaknummer 103767 Pagina 22 van 22

Wat betreft doublures vragen wij onder andere aandacht voor de bepalingen met betrekking tot consumentenbescherming, die zowel in het Burgerlijk Wetboek voorkomen alsook in de energiewetgeving. Energie-Nederland adviseert om dergelijke bepalingen in de Elektriciteits- en Gaswet te schrappen. Hiermee wordt voldaan aan de doelstellingen van deregulering en vermindering van de toezichtlasten en administratieve lasten bij bedrijven en overheid.

Algemene vragen over wettelijke termijnen van taken (hoofdstuk 7) Vraag 36: Welke drie aan de Minister of aan de Raad toegekende wettelijke termijnen in de E-wet en de Gaswet leiden voor uw organisatie tot de hoogste administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten? Welke concrete werkzaamheden veroorzaken deze lasten? In tijden zoals nu dat de energiemarkt en al haar bijbehorende facetten snel veranderen is een jaarlijkse opvolging meer opportuun dan eens in de vier jaar zoals genoemd bij randnummer 56 onder d. Dit zorgt er namelijk voor dat jaarlijks de balans tussen kosten en baten beter geschat worden. Het aanleveren van de gewenste informatie is een inhoudelijk lastige exercitie en erg tijdrovend.

Reeds genoemd zijn onze bezwaren met betrekking tot (het ontbreken van) de termijnen rondom de Informatieverplichting met betrekking tot de kleinverbruikersprijzen.

Vraag 37: Welke aan de Minister of aan de Raad toegekende wettelijke termijnen zijn wat u betreft niet doelmatig, en dienen volgens u niet of minder frequent worden uitgevoerd? De NMa ontvangt graag een concreet overzicht, inclusief een motivatie van uw mening.

vraag 36/37:

Weliswaar zijn de onder randnummer 56 vermelde verplichtingen niet direct verplichtingen voor marktpartijen, maar ons inziens dient het voorbeeld genoemd onder randnummer 56.c geen doel (meer) , omdat alle capaciteit (impliciet of expliciet) geveild wordt waardoor de capaciteit optimaal wordt gebruikt.

Op basis van de invoering van het derde pakket en de energiehandelsmarktregulering (REMIT) en financiële regelgeving (EMIR) en de herziening van MAD en MiFID zal het aantal rapportages naar verwachting gaan toenemen. Wenselijk is om de rapportages dusdanig op elkaar af te stemmen dat informatie maar één keer hoeft te worden verstrekt.