Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

26
Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 1 Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen A.1.1 Ontwikkelingen in de samenleving De samenleving verandert voortdurend en van iedereen wordt daarom een goed ontwikkeld aanpassingsvermogen gevraagd. Aanpassen is geen eenvoudige opgave en vraagt om een houding gericht op een leven lang leren. Stenden wil studenten opleiden die goed functioneren in de snel veranderende en complexe maatschappij van de 21ste eeuw. Dit betekent dat afgestudeerden moeten beschikken over een brede beroepsbekwaamheid en zelf een bijdrage moeten kunnen leveren aan hun verdere competentieontwikkeling. De breed toepasbare competenties zijn belangrijk voor alle studenten, gezien de snelle ontwikkelingen binnen beroepen en het voortdurend ontstaan van nieuwe beroepen op de arbeidsmarkt. A.1.2 Ontwikkelingen in het werkveld De Nederlandse hogescholen leiden sinds jaar en dag engineers op die in binnen- en buitenland veelal in een industriële omgeving komen te werken. Door de continue ontwikkelingen in zowel beroepspraktijk, technologie en wetenschap ontwikkelt het kennisdomein voor hoger technisch opgeleiden zich razendsnel. Vanuit de economische positie van Nederland en een analyse van de arbeidsmarkt heeft de Nederlandse overheid een agenda opgesteld voor kennis en innovatie via het topsectorenbeleid. Daarin zijn negen sectoren benoemd waarin bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs samen het verschil moeten gaan, zowel nationaal als internationaal. Deze sectoren zijn: Water, AgroFood, Life Sciences, Chemie, High Tech Systemen & Materialen, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. In al deze sectoren spelen engineers met verschillende specialisaties een belangrijke rol. Voor alle sectoren en hun grensgebieden geldt dat er multidisciplinair gewerkt wordt, in een combinatie van onderzoeken en toepassen, denken en doen. Dit vraagt mensen met competenties zoals samenwerken met andere (niet technische) disciplines, creatief vermogen, fantasie & innovativiteit en een attitude van nieuwsgierigheid en exploreren. De meeste werkgevers in de technologie en industrie werken samen met buitenlandse partners, leveranciers en/of afnemers. Een internationale oriëntatie is dus essentieel. A.1.3 Ontwikkelingen in het beroep werktuigbouwkundig ingenieur De voortdurende verhoging van het welvaartsniveau is te danken aan de dynamische technologische ontwikkelingen. Onophoudelijk worden nieuwe producten en productieprocessen ontwikkeld en verbeterd. Ondernemingen worden geconfronteerd met een omgeving die steeds complexer en minder voorspelbaar wordt. Behalve efficiëntie, kwaliteit en flexibiliteit is er nog een aanvullende eis op ondernemingen afgekomen: innovativiteit, ofwel het vermogen om in een hoog tempo nieuwe producten te ontwikkelen en produceren. De werktuigbouwkundig ingenieur speelt hierin een centrale rol en onderscheidt zich van andere ingenieurs door zijn overkoepelende multidisciplinaire visie op en interesse in de techniek en de bedrijfsprocessen als geheel, waardoor hij in de technologische ontwikkelingen vaak de voortrekkersrol op zich neemt. Als intermediair tussen opdrachtgevers, leveranciers, gebruikers en collega’s is hij een sleutelfiguur die ervoor zorgt dat technische projecten succesvol zijn. Naast zijn brede kijk op ontwikkelingen is hij ook technisch voldoende onderlegd om goed gefundeerde beslissingen te nemen. Een werktuigbouwkundig ingenieur is zich ervan bewust dat hij niet alles weet, maar is wel in staat om zich de benodigde kennis voor het goed uit kunnen voeren van een innovatieproject snel eigen te maken. Binnen een projectteam is hij er steeds op gericht technische vraagstukken tot een oplossing te brengen. Vertrouwend op zijn basiskennis en zijn vermogen te verdiepen, te verbreden en te combineren treedt hij steeds het onbekende tegemoet. Samen met de anderen in zijn projectteam werkt hij duidelijk oplossingsgericht aan de technische vraagstukken die voorliggen.

Transcript of Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Page 1: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 1

Bijlage A Competenties en curriculum

A.1 Ontwikkelingen

A.1.1 Ontwikkelingen in de samenleving

De samenleving verandert voortdurend en van iedereen wordt daarom een goed ontwikkeld aanpassingsvermogen gevraagd. Aanpassen is geen eenvoudige opgave en vraagt om een houding gericht op een leven lang leren. Stenden wil studenten opleiden die goed functioneren in de snel veranderende en complexe maatschappij van de 21ste eeuw. Dit betekent dat afgestudeerden moeten beschikken over een brede beroepsbekwaamheid en zelf een bijdrage moeten kunnen leveren aan hun verdere competentieontwikkeling. De breed toepasbare competenties zijn belangrijk voor alle studenten, gezien de snelle ontwikkelingen binnen beroepen en het voortdurend ontstaan van nieuwe beroepen op de arbeidsmarkt.

A.1.2 Ontwikkelingen in het werkveld

De Nederlandse hogescholen leiden sinds jaar en dag engineers op die in binnen- en buitenland veelal in een industriële omgeving komen te werken. Door de continue ontwikkelingen in zowel beroepspraktijk, technologie en wetenschap ontwikkelt het kennisdomein voor hoger technisch opgeleiden zich razendsnel. Vanuit de economische positie van Nederland en een analyse van de arbeidsmarkt heeft de Nederlandse overheid een agenda opgesteld voor kennis en innovatie via het topsectorenbeleid. Daarin zijn negen sectoren benoemd waarin bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs samen het verschil moeten gaan, zowel nationaal als internationaal. Deze sectoren zijn: Water, AgroFood, Life Sciences, Chemie, High Tech Systemen & Materialen, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. In al deze sectoren spelen engineers met verschillende specialisaties een belangrijke rol. Voor alle sectoren en hun grensgebieden geldt dat er multidisciplinair gewerkt wordt, in een combinatie van onderzoeken en toepassen, denken en doen. Dit vraagt mensen met competenties zoals samenwerken met andere (niet technische) disciplines, creatief vermogen, fantasie & innovativiteit en een attitude van nieuwsgierigheid en exploreren. De meeste werkgevers in de technologie en industrie werken samen met buitenlandse partners, leveranciers en/of afnemers. Een internationale oriëntatie is dus essentieel.

A.1.3 Ontwikkelingen in het beroep werktuigbouwkundig ingenieur

De voortdurende verhoging van het welvaartsniveau is te danken aan de dynamische technologische ontwikkelingen. Onophoudelijk worden nieuwe producten en productieprocessen ontwikkeld en verbeterd. Ondernemingen worden geconfronteerd met een omgeving die steeds complexer en minder voorspelbaar wordt. Behalve efficiëntie, kwaliteit en flexibiliteit is er nog een aanvullende eis op ondernemingen afgekomen: innovativiteit, ofwel het vermogen om in een hoog tempo nieuwe producten te ontwikkelen en produceren. De werktuigbouwkundig ingenieur speelt hierin een centrale rol en onderscheidt zich van andere ingenieurs door zijn overkoepelende multidisciplinaire visie op en interesse in de techniek en de bedrijfsprocessen als geheel, waardoor hij in de technologische ontwikkelingen vaak de voortrekkersrol op zich neemt. Als intermediair tussen opdrachtgevers, leveranciers, gebruikers en collega’s is hij een sleutelfiguur die ervoor zorgt dat technische projecten succesvol zijn. Naast zijn brede kijk op ontwikkelingen is hij ook technisch voldoende onderlegd om goed gefundeerde beslissingen te nemen. Een werktuigbouwkundig ingenieur is zich ervan bewust dat hij niet alles weet, maar is wel in staat om zich de benodigde kennis voor het goed uit kunnen voeren van een innovatieproject snel eigen te maken. Binnen een projectteam is hij er steeds op gericht technische vraagstukken tot een oplossing te brengen. Vertrouwend op zijn basiskennis en zijn vermogen te verdiepen, te verbreden en te combineren treedt hij steeds het onbekende tegemoet. Samen met de anderen in zijn projectteam werkt hij duidelijk oplossingsgericht aan de technische vraagstukken die voorliggen.

Page 2: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 2

A.2 Landelijk vastgestelde competenties

A.2.1 Inleiding

De opleiding werktuigbouwkunde valt in het domein HBO Engineering. In 2012 heeft het domein HBO Engineering haar ‘competentiegerichte profielbeschrijving Bachelor of Engineering’ uitgegeven. In dit hoofdstuk worden de domeincompetenties benoemd en toegelicht.

A.2.2 Domeincompetenties Bachelor of Engineering

Het profiel van het domein Engineering omvat acht domeincompetenties:

1. Onderzoeken 2. Analyseren 3. Ontwerpen 4. Realiseren 5. Beheren 6. Managen 7. Adviseren 8. Professionaliseren

A.2.3 Definities van domeincompetenties

In deze paragraaf is voor elke competentie aangegeven welke betekenis dit heeft voor het type werkzaamheden van een engineer en welke gedragskenmerken hierbij horen. 1. Onderzoeken De engineer heeft een kritisch onderzoekende houding en maakt gebruik van geschikte methoden en technieken m.b.t. het vergaren en beoordelen van informatie, om toegepast onderzoek uit te kunnen voeren. Deze methoden kunnen zijn: literatuuronderzoek, het ontwerp en de uitvoering van experimenten, de interpretatie van data en computer simulaties. Hiervoor worden databanken, standaarden en (veiligheids)normen geraadpleegd. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. de doelstellingen van een gewenst onderzoek vanuit de vraagstelling opstellen; b. zelfstandig (wetenschappelijke) literatuur en eigen / andere informatiebronnen selecteren en

verkrijgen om zich verder in de vraagstelling te verdiepen, daarbij de betrouwbaarheid van de verschillende informatiebronnen kunnen valideren;

c. de resultaten samenvatten, structureren en interpreteren en conclusies trekken in relatie tot de onderzoeksvraag;

d. resultaten te rapporteren volgens de in het werkveld geldende standaard; e. op basis van de verkregen resultaten de gekozen aanpak kritisch evalueren en aanbevelingen te doen

voor vervolgonderzoek. 2. Analyseren Het analyseren van een engineeringvraagstuk omvat de identificatie van het probleem of klantbehoefte, de afweging van mogelijke ontwerpstrategieën / oplossingsrichtingen en het eenduidig in kaart brengen van de eisen /doelstellingen / randvoorwaarden. Hierbij wordt een scala aan methoden gebruikt, waaronder wiskundige analyses, computermodellen, simulaties en experimenten. Randvoorwaarden op het gebied van o.a. (bedrijfs)

Page 3: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 3

economie & commercie, mens & maatschappij, gezondheid, veiligheid, milieu & duurzaamheid worden hierbij meegenomen. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. selecteren van relevante aspecten met betrekking tot de vraagstelling; b. aangeven wat de mogelijke invloed is op bedrijfseconomische, maatschappelijke en tot het vakgebied

gerelateerde aspecten; c. formuleren van een heldere probleemstelling, doelstelling en opdracht aan de hand van de wensen

van de klant; d. opstellen van een programma van (technische & niettechnische) eisen en dit vast kunnen leggen; e. modelleren van een bestaand product, proces of dienst. 3. Ontwerpen Het realiseren van een engineeringontwerp en hierbij kunnen samenwerken met engineers en niet-engineers. Het te realiseren ontwerp kan voor een apparaat, een proces of een methode zijn en kan meer omvatten dan alleen het technisch ontwerp, waarbij de engineer een gevoel heeft voor de impact van zijn ontwerp op de maatschappelijke omgeving, gezondheid, veiligheid, milieu, duurzaamheid (bijv. cradle-to-cradle) en commerciële afwegingen. De engineer maakt bij het opstellen van zijn ontwerp gebruik van zijn kennis van ontwerpmethodieken en weet deze toe te passen. Het te realiseren ontwerp is gebaseerd op het programma van eisen en vormt een volledige en correcte implementatie van alle opgestelde eisen. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. in staat zijn om vanuit de opgestelde eisen een conceptoplossing (architectuur) te bedenken en te

kiezen; b. maken van gedetailleerde ontwerpen aan de hand van de gekozen conceptoplossing (architectuur); c. rekening kunnen houden met de maakbaarheid en testbaarheid van het ontwerp; d. het verifiëren van het ontwerp aan de hand van het programma van eisen; e. selecteren van de juiste ontwerphulpmiddelen f. opstellen van de documentatie ten behoeve van het product, dienst of proces. 4. Realiseren Het realiseren en opleveren van een product of dienst of de implementatie van een proces dat aan de gestelde eisen voldoet. De engineer ontwikkelt hiervoor praktische vaardigheden om engineeringproblemen op te lossen en voert hiervoor onderzoeken en testen uit. Deze vaardigheden omvatten kennis van het gebruik en de beperkingen van materialen, computer simulatie modellen, engineeringprocessen, apparatuur, praktische vaardigheden, technische literatuur en informatiebronnen. De bachelor is ook in staat om de (veelal niet-technische) gevolgen te overzien van zijn werkzaamheden, bijv. op het gebied van ethiek, maatschappelijke omgeving en duurzaamheid. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. passend gebruik maken van materialen, processen, methoden, normen en standaarden; b. assembleren van componenten tot een integraal product, dienst of proces; c. verifiëren en valideren van het product, dienst of proces t.o.v. de gestelde eisen; d. documenteren van het realisatieproces. 5. Beheren Het optimaal laten functioneren van een product, dienst of proces in zijn toepassingscontext of werkomgeving, rekening houdend met aspecten op het gebied van veiligheid, milieu, technische en economische levensduur. De engineer laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. invoeren, testen, integreren en inbedrijfstellen van een nieuw product, dienst of proces;

Page 4: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 4

b. een bijdrage leveren aan beheersystemen en/of onderhoudsplannen, zowel correctief (monitoren, signaleren en optimaliseren) als preventief (anticiperen);

c. de performance van een product, dienst of proces kunnen toetsen aan kwaliteitscriteria; d. terugkoppeling kunnen verzorgen n.a.v. gewijzigde omstandigheden en/of performance van een

product, dienst of proces. 6. Managen De engineer geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of het project waar hij leiding aan geeft. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. opzetten van een (deel)project: kwantificeren van tijd en geld, afwegen en kwantificeren van risico’s,

opzetten van projectdocumentatie en het organiseren van resources (mensen & middelen); b. monitoren en bijsturen van activiteiten in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie; c. taak- en procesgericht communiceren; d. begeleiden van medewerkers, stimuleren van samenwerking en kunnen delegeren; e. communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of

multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.

7. Adviseren De engineer geeft goed onderbouwde adviezen over het ontwerpen, verbeteren of toepassen van producten, processen en methoden en brengt renderende transacties tot stand met goederen of diensten. Hij laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. zich inleven in de positie van de (interne of externe) klant; b. verhelderen van de behoefte van de opdrachtgever; c. in overleg met relevante partijen de klantbehoefte vertalen naar technisch & economisch haalbare

oplossingen; d. kunnen onderbouwen van een advies en de klant hiervan overtuigen; e. relaties met klanten op een adequate wijze onderhouden. 8. Professionaliseren Het zich eigen maken en bijhouden van vaardigheden die benodigd zijn om de engineeringcompetenties effectief uit te kunnen voeren. Deze vaardigheden kunnen ook in breder verband van toepassing zijn. Dit omvat onder meer het hebben van een internationale oriëntatie en het kunnen plaatsen van de nieuwste ontwikkelingen, bijvoorbeeld in relatie tot maatschappelijke normen, waarden en ethische dilemma’s. De engineer laat dit zien m.b.v. de volgende gedragskenmerken: a. op zelfstandige wijze een leerdoel en een leerstrategie bepalen en uitvoeren en het resultaat

terugkoppelen naar het leerdoel; b. zich flexibel opstellen in uiteenlopende beroepssituaties; c. bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken en een besluit nemen, rekening

houdend met geaccepteerde normen en waarden; d. op constructieve wijze feedback kunnen geven en ontvangen, zowel op gedrag als inhoud; e. kunnen reflecteren op eigen handelen, denken en resultaten; f. kunnen gebruiken van diverse communicatievormen en -middelen om effectief te kunnen

communiceren in het Nederlands en Engels.

Page 5: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 5

A.3 Curriculum opleiding werktuigbouwkunde

A.3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de Stenden Hogeschool in Emmen haar beroepsprofiel voor werktuigbouwkundig ingenieurs definieert. IN dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt hoe het curriculum in fasen is onderverdeeld en hoe het curriculum is onderverdeeld in (clusters van) bouwstenen en leerlijnen. De BoKS van de opleiding wordt uitgewerkt.

A.3.2 Beroepsprofiel opleiding werktuigbouwkunde

De opleiding werktuigbouwkunde aan de Stenden Hogeschool in Emmen leidt haar studenten op tot innovatieve ontwerpers en ontwikkelaars van duurzame, technische producten, systemen en productieprocessen.

- Het begrip innovatief appelleert aan het vernieuwende en scheppende aspect van de werktuigbouwkundig ingenieur.

- De ontwerper vertaalt in een technisch ontwerp de functionele eisen die vanuit een behoefte gesteld zijn tot een concrete vorm.

- De ontwikkelaar realiseert vanuit het technisch ontwerp producten die in een behoefte voorzien.

- Het begrip duurzaam* appelleert aan het integreren van duurzame eisen in de ontwerpfase en het doen van toegepast onderzoek naar de toepassing van duurzame materialen.

- Het begrip techniek appelleert aan het door mensen gemaakte, in een industriële context. - Het begrip product appelleert aan de materialisatie van een technisch ontwerp. - Het begrip systeem appelleert aan een samenhangend geheel van onderdelen (frame,

besturing, krachtbron en aandrijving). - Het begrip productieproces appelleert aan het voortbrenginsgproces.

* duurzame ontwikkeling: het voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder die van de toekomstige generaties te kort te doen.

A.3.3 Werkveld voor werktuigbouwkundig ingenieurs

De Stenden Hogeschool hanteert de volgende indeling om te komen tot een illustratie van de arbeidsmarkt (werkveld) voor haar afgestudeerde werktuigbouwkundig ingenieurs: per werkgebied worden één of meerdere illustraties van functies & beroepen beschreven. Er is een kolom met bedrijven uit het werkgebied waar onze studenten afstuderen aan toegevoegd.

Werkveldillustraties werktuigbouwkundig ingenieur

Nr Werkgebied specificatie functies & beroepen bedrijven uit het werkgebied

01 Procesindustrie: chemie, olie en gas

Productiebedrijven

Technische dienstverlening

Ingenieursbureaus

Proces Engineer

Projectleider

Maintenance Engineer

Quality Engineer

NAM/Shell (Assen, productielocaties in Noord Nederland)

Coil Services Emmen

Balance Point Control Emmen

DSM Emmen

Teijin Aramid Emmen

EMMTEC Emmen

02 Productie en Industriele Design Engineer Philips Drachten

Page 6: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 6

fabricage productiebedrijven

Kunststofverwerkende industrie

Fijnmechanische industrie

Apparatenbouw

Ingenieursbureaus

Process Engineer

Quality Engineer

Bedrijfsleider

Werkvoorbereider

Projectleider

Creacon Emmen

Spark Holland Emmen

Landes Emmen

VDL Wientjes Emmen

Fokker Aerostructures Hoogeveen

Schoeller Arca Hardenberg

Wavin Hardenberg

03 OEMs en Machinebouw

OEMs (= Original Equipment Manufacturers)

Machinebouw (system integrators)

Ingenieursbureaus

Systeemontwerper

Constructeur

Design Engineer

Process Engineer

Quality Engineer

Maintenance Engineer

Projectleider

Manter Emmen

Stevens Engineering

Philips Drachten

Irmato Drachten

Case New Holland Brugge (B)

Agrifac Steenwijk

Honeywell Emmen

04 Design & Engineering specialisten

Ontwerp- en ingenieursbureaus

Productontwerper

Design Engineer

Process Engineer

Quality Engineer

Constructeur

Productontwikkelaar

Projectleider

Pezy Groningen

Stevens Engineering Emmen

Wavin I&T Dedemsvaart

Bertrandt GmbH Tappenbeck (D)

05 Onderzoek R&D (in-company en extern)

onderzoeksinstellingen

Onderzoeker

Projectleider

PRE Emmen

API Emmen

Teijin Aramid Emmen

Wavin I&T Dedemsvaart

06 Technische ondersteuning / (commerciële) dienstverlening

In-company ondersteunende diensten

commerciële dienstverlening

importeurs van equipment

Technisch inkoper

Technisch verkoper

Productspecialist

Technisch adviseur

Projectleider

Nuon-Emmtec-Emmen

Arburg Nederland

07 Maintenance Technische dienst

Onderhouds-management

Maintenance Engineer

Projectleider

Maintenance manager

Stork maintenance

Imtech Services

Nuon-Emmtec Emmen

Tabel 1: werkveldillustraties

De afgestudeerde werktuigbouwer is startbekwaam. Dat wil zeggen dat hij beschikt over de competenties om zijn werk als startende ingenieur uit te kunnen voeren. Hij kan op termijn doorgroeien naar senior- en managementsfuncties. Een deel van de afgestudeerden wordt later directeur of eigenaar van een bedrijf.

Page 7: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 7

A.3.4 Relatie beroepsprofiel werktuigbouwkundig ingenieur en domeincompetenties

Het beroepsprofiel van de werktuigbouwkundig ingenieur is sterk verweven met het voortbrengingsproces in de industriële sector. Het voortbrengingsproces kan schematisch weergegeven worden in de zogeheten Product Life Cycle. Deze cyclus beschrijft de fasen die een product doorloopt. In onderstaande tabel is de relatie tussen de Product Life Cycle, beroepscompetenties en de domeincompetenties weergegeven. In het beroepsprofiel zijn geen competenties gerelateerd aan de fase Abraak/Hergebruik. De beroepscompetenties die horen bij het beroepsprofiel overlappen in werkelijkheid verschillende fasen van de Product Life Cycle. Vandaar dat de start- en eindpunten van deze competenties niet volkomen synchroon lopen met de fasen van de Product Life Cycle.

Product Life Cycle

Onderzoek ->

Ontwerp ->

Productie ->

Gebruik ->

Afbraak/Hergebruik

beroepscompetenties

Onderzoeken van eisen en wensen Assembleren of produceren van het product

In bedrijf nemen van het product

Afbreken van installaties

Onderzoeken van behoeften markt Diensten verlenen bij gebruik van het product

Hergebruiken van materialen

Ontwerpen en ontwikkelen van het product of proces

Onderhouden van installaties

Onderzoeken van toepassingen materialen

Onderzoeken van productiemethode

Optimaliseren van productie

Onderzoeken (duurzame) materialen

domeincompetenties

onderzoeken

analyseren

ontwerpen (producten)

ontwerpen (systemen)

realiseren (producten)

realiseren (systemen)

beheren

adviseren

managen (projecten)

managen (organisatie)

professionaliseren Tabel 2: relatie beroepsprofiel en domeincompetenties

De kleuren in deze tabel komen overeen met de kleuren van de clusters van bouwstenen waarmee de opleiding werktuigbouwkunde is opgebouwd. Meer hierover vindt u in hoofdstuk A.3.5. De handelingen die horen bij de competenties ontwerpen, realiseren en beheren zijn deels afgeleid van de beroepscompetenties. Vandaar dat de start- en eindpunten van deze competenties ook niet synchroon lopen met de fasen van de Product Life Cycle.

Page 8: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 8

A.3.5 Opbouw curriculum van de opleiding werktuigbouwkunde

A.3.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt hoe het doorlopen van de opleiding leidt tot het behalen van de vereiste eindkwalificaties. Er wordt aangegeven hoe het curriculum in fasen is onderverdeeld en hoe het curriculum is onderverdeeld in (clusters van) bouwstenen en leerlijnen. De BoKS van de opleiding wordt uitgewerkt. Uiteindelijk maakt een competentiematrix inzichtelijk hoe de opbouw van de kwalificaties gedurende het curriculum is opgebouwd.

A.3.5.2 Opbouw curriculum in fasen

De opleiding Werktuigbouwkunde kent een opbouw met een major- en minorfase. Daarnaast wordt een fasering in een propedeutische- en een hoofdfase gebruikt. In iedere fase worden bouwstenen aangeboden. De studielast voor de gehele opleiding bedraagt 240 EC’s (European Credits). Eén EC komt overeen met een studiebelasting van 28 uur. Eén schooljaar heeft een waarde van 60 EC’s (= 1.680 uur). Ieder jaar is opgebouwd uit vier perioden. Iedere periode kan de student vijftien credits behalen. De student heeft een totale studiebelasting van 40 uur per week. Na het doorlopen van het eerste studiejaar dient de student een totaal van 51 EC’s te hebben behaald om door te mogen naar het tweede studiejaar. De student krijgt van de examencommissie een bindend studieadvies. Meer informatie over het bindend studieadvies is opgenomen in de OER (Onderwijs- en Examenreglement) van de opleiding werktuigbouwkunde.

propedeutische fase

studiejaar periode 1 periode 2 periode 3 periode 4

1 bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec)

hoofdfase

studiejaar periode 1 periode 2 periode 3 periode 4

2 bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec)

3 bouwstenen (15 ec) bouwstenen (15 ec) beroepsoriënterende stage (30 ec)

4 minor 1 (15 ec) minor 2 (15 ec) afstuderen (30 ec)

tabel 3: opbouw opleiding in propedeutische- en hoofdfase

De opleiding Werktuigbouwkunde kent een major- en een minorfase.

studiejaar periode 1 periode 2 periode 3 periode 4

1 bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

2 bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

3 bouwstenen (15 ec) major

bouwstenen (15 ec) major

beroepsoriënterende stage (30 ec) major

4 minor 1 (15 ec) minor

minor 2 (15 ec) minor

afstuderen (30 ec) major

tabel 4: opbouw opleiding in major- en minorfase

Majorfase

De majorfase van elke opleiding bestaat uit basisjaren (twee-en-half jaar, 150 EC) plus het verplichte praktijkjaar van de opleiding (stage 30 EC / afstuderen 30 EC). Hiermee heeft de major een omvang van 210 EC. In de Majorfase van de opleiding worden studenten opgeleid tot op uitstroomniveau.

Kenmerkend voor de basisjaren is dat de ontwikkeling binnen plaatsvindt. Studenten blijven in meer dan één opzicht binnen de opleiding. De te ontwikkelen beroepscompetenties worden binnen de muren van de eigen opleiding ontwikkeld. Het onderwijsaanbod is opleidingsspecifiek. Daarnaast impliceert binnen ook fysiek

Page 9: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 9

binnen de opleiding, de praktijk wordt naar binnen gehaald. Uiteraard worden de studenten intensief in contact met de praktijk gebracht. Projectopdrachten zijn gebaseerd op authentieke beroepssituaties, de studenten leveren reële beroepsproducten op.

Het praktijkjaar werkt de student aan praktijkopdrachten bij bedrijven, buiten de muren van de hogeschool. De student bepaalt zelf een gewenst ontwikkelingsgebied en heeft zelf de verantwoordelijkheid voor het vinden van een geschikte stage- of afstudeeropdracht bij een bedrijf. Vanzelfsprekend kan deze opdracht alleen plaatsvinden binnen de grenzen die door het beroeps- en competentieprofiel van de opleiding worden bepaald. Deze grenzen worden bewaakt door de stage- en afstudeercoördinator namens de curriculumcommissie.

Minorfase

In de minorfase kunnen studenten zich verbreden en verdiepen door het volgen van specifieke minoren. De minor heeft een omvang van 30 EC en bestaat uit twee blokken van 15 EC elk.

Bij de minoren is er een onderscheid tussen verbredende, verdiepende en open minoren. De opleiding Werktuigbouwkunde biedt twee verdiepende en één verbredende minor aan. Verbredende minoren zijn breed van opzet. Zij draaien deels om competenties die niet letterlijk staan genoemd in het beroepsprofiel van de opleiding. Verdiepende minoren draaien om competenties die wel letterlijk in het beroepsprofiel van de opleiding zijn genoemd: ze brengen deze competenties op een hoger niveau waardoor de student met een hoger profiel kan afstuderen. De opleiding werktuigbouwkunde biedt de volgende minoren aan:

1. Engineering (verdiepend) 2. Productontwikkeling en ondernemerschap (verbredend) 3. Kunststoftechnologie (verdiepend)

Een beschrijving van de aangeboden minoren is opgenomen in de OER. Een beschrijving van de inhoud van de minoren is tevens opgenomen in bijlage C. Studenten die een minor kiezen uit de OER hoeven geen aanvraag via de examencommissie in te dienen.

Open minoren zijn minoren die niet in de OER van de opleiding zijn opgenomen. Studenten zijn vrij om open minoren te volgen bij universiteiten (pre-masters o.a. in Twente en Groningen) en andere hogescholen. Als voorwaarde geldt dat deze minoren op de website van www.KiesOpMaat.nl zijn te vinden. De student dient daartoe een aanvraag voor te bereiden. In deze aanvraag is opgenomen:

- aanbieder (instantie, opleiding, locatie), - naam minor, - motivatie student, - beschrijving van de opbouw van de minor, - te behalen leerdoelen en competenties, - beoordelingsmodel (normen, scoring rubrics), - literatuur, - voorkennis, - op te leveren beroepsproducten (verslag, producten a/b/c.., onderzoek, presentatie..), - planning / urenverantwoording,

De student moet tevens een aanvraagformulier voor minoren ophalen bij IStudy en invullen. De student levert de aanvraag + het ingevulde formulier in bij de minorcoördinator. Deze beoordeelt of de minor een duidelijke relatie heeft met de eindcompetenties van de opleiding (OER, H5 Art. 9 lid 2). Als de coördinator toetstemming heeft verleent levert de student de aanvraag + het ingevulde formulier in bij de examencommissie. Na het doorlopen van de minor moet de student aan de examencommissie kunnen aantonen de doelstellingen te hebben behaald middels het overleggen van een gewaarborgde beoordeling.

Mogelijkheden voor verbreding en verdieping zijn:

een door de hogeschool aangeboden verbredende minor, vastgelegd in de OER

een door de opleiding aangeboden verdiepende minor, vastgelegd in de OER

een door de opleiding aangeboden open minor. Het kan voorkomen dat een minor wordt aangeboden die niet vastgelegd is in de OER.

Page 10: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 10

een door de Hochschule Osnabrück aangeboden studie. Er is een formele overeenkomst tussen de beide hogescholen. Deze studie gevolgd door een afstudeeropdracht in Duitsland levert naast het Nederlandse getuigschrift ook het Duitse getuigschrift van de Bacheloropleidingen. Dit traject wordt ook wel Doppeldiplomiering genoemd. Dit traject is niet vastgelegd in de OER.

Keuze uit het aanbod van domeingerelateerde open minoren van Universiteiten en hogescholen in Nederland.

A.3.5.3 Specialisaties

De opleiding Werktuigbouwkunde kent geen afstudeerspecialisaties. De eindkwalificaties voor de afstudeeropdrachten zijn wisselend omdat de de aard van de gekozen opdracht en de context waarbinnen de competenties worden getraind en getoetst specifiek zijn voor iedere afstudeeropdracht. Als een student zowel zijn 3e jaars project (6 EC), stage- (30 EC), afstudeeropdracht (30 EC) én een minor (30 EC) binnen één beroepscontext kiest is er sprake van een specialisatie van 96 EC.

A.3.5.4 Bouwstenen

Stenden Hogeschool heeft de strategische keuze gemaakt om al haar opleidingen op te bouwen met behulp van (deels gemeenschappelijke) bouwstenen

1. Een studiejaar is opgedeeld in onderwijsperioden van 9 weken.

Binnen een onderwijsperiode worden verschillende bouwstenen.

Er bestaan vier soorten bouwstenen2:

1. Generieke bouwstenen. 2. Domeingerelateerde bouwstenen. 3. Opleidingsspecifieke bouwstenen. 4. Integratieve bouwstenen(project). Een integratieve bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen staat de competentieontwikkeling centraal aan de hand van het periodethema. Deze bouwstenen vormen de basis van een onderwijsperiode en zijn in die periode leidend, de overige bouwstenen zijn ondersteunend. Een opleidingsspecifieke bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangereikt die kenmerkend zijn voor die specifieke opleiding. Een domeingerelateerde bouwsteen wordt aangeboden in een aantal verwante opleidingen. Deze opleidingen kunnen afkomstig zijn uit hetzelfde domein of uit verschillende domeinen. In deze bouwstenen worden opleidingsoverstijgende sets van kennis en vaardigheden aangeboden. Een generieke bouwsteen wordt aangeboden in alle opleidingen van Stenden hogeschool. In deze bouwstenen worden sets van kennis en vaardigheden aangeboden die voortkomen uit de Dublin Descriptoren en de generieke Hbo-kernkwalificaties.

Er zijn vier clusters van generieke bouwstenen

3:

1. Studievaardigheden, algemene vaardigheden en studieloopbaan-begeleiding Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Leervaardigheden’ ten grondslag. 2. Mondelinge en schriftelijke communicatie Aan deze bouwstenen ligt de Dublin Descriptor ‘Communicatie’ ten grondslag. 3. Onderzoeksvaardigheden en rekenen

Aan deze bouwstenen liggen de Dublin Descriptoren ‘Kennis en inzicht’, ‘Toepassen kennis en inzicht’ en ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag.

4. Creativiteit en conceptueel denken

1 Uitgangspunten en operationalisering Bouwstenen, 2009. 2 Referentiekader Bouwstenen, 2009. 3 generieke bouwstenen startdocument, 2009.

Page 11: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 11

Aan deze bouwsteen ligt de Dublin Descriptor ‘Oordeelsvorming’ ten grondslag. Een domeingerelateerde bouwsteen wordt aangeboden in een aantal verwante opleidingen. Deze opleidingen kunnen afkomstig zijn uit hetzelfde domein of uit verschillende domeinen. Ook hier wordt de bouwsteen geschikt gemaakt voor opname in het eigen curriculum door deze te koppelen aan een kenmerkende beroepssituatie, het centrale thema. Het domein Techniek binnen de hogeschool, bestaande uit de vijf opleidingen Werktuigbouwkunde, Chemie, Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, Technische Informatica en Informatica, heeft een achttal domeingerelateerde bouwstenen opgesteld. Werktuigbouwkunde heeft vijf domeingerelateerde bouwstenen opgenomen in het curriculum. Een opleidingsspecifieke bouwsteen is uniek voor de eigen opleiding. In deze bouwstenen worden kennis en vaardigheden aangereikt die kenmerkend zijn voor die specifieke opleiding.

A.3.5.5 Opbouw Curriculum in bouwstenen

Binnen het opleidingsprogramma van de opleiding werktuigbouwkunde zijn bouwstenen geclusterd naar inhoud. Bouwstenen zijn de onderwijseenheden waarmee de Stenden Hogeschool werkt. In onderstaande tabel is de relatie weergegeven tussen de clusters van bouwstenen en de onderverdeling van typen bouwstenen uit hoofdstuk 1.8, deel 1.

type opleidingsspecifiek domeinspecifiek generiek integratief

cluster ontwerpen en

ontwikkelen

fundamen-tele

werktuig- bouwkunde

Quality engineering

geregelde systemen

wiskunde Bedrijfs-kunde

generieke bouwstenen

projecten / minoren /

stage / afstuderen

Tabel 5: Clusters van bouwstenen

In onderstaand curriculumoverzicht is de opbouw van de bouwstenen over het hele curriculum van de opleiding werktuigbouwkunde voor het schooljaar 2013-2014 weergegeven. Iedere bouwsteen heeft een waarde van 3 EC’s of veelvouden hiervan. 1e jaar

1.1 1.2 1.3 1.4

Studieloopbaan-begeleiding 1A

Mondelinge Communicatie 1

Schriftelijke Communicatie 1

Studieloopbaan-begeleiding 1B

Wiskunde 1

Wiskunde 2 Geregelde systemen 1 Quality Engineering 1

CAD/CAM/CAE 1

Materiaalkunde 1 CAD/CAM/CAE 2 Constructieleer 1

Methodisch ontwerpen 1

Statica 1 Statica 2 Dynamica 1

Windrichtingsmeter 1 Windrichtingsmeter 2 Project W1: Methodisch ontwerpen

15EC 15EC 15EC 15EC

2

e jaar

2.1 2.2 2.3 2.4

Engels I Schriftelijke Communicatie 2

Project W2: onderzoek en innovatie

Wiskunde 3

Materiaalkunde 2 Quality Engineering 2 Quality Engineering 3

Stromingsleer 1

Stromingsleer 2 Warmteleer 1 Warmteleer 2

Page 12: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 12

Duurzame productontwikkeling en

Ontwerpen 1

Duurzame productontwikkeling en

Ontwerpen 2

Duurzame productontwikkeling en Ontwerpen 3

Studieloopbaan-begeleiding 2

Sterkteleer 1 Sterkteleer 2 Geregelde systemen 2

15EC 15EC 15EC 15EC

3

e jaar

3.1 3.2 3.3 3.4

Project W3 Project W3 Stage

Management en Organisatie 1

Constructieleer 2 Sterkteleer 3

Quality Engineering 4 Quality Engineering 5

Geregelde systemen 3 Geregelde systemen 4

15 EC 15 EC 30 EC

4

e jaar

4.1 4.2 4.3 4.4

Minor 1

Minor 2 Afstuderen

15 EC 15 EC 30 EC Tabel 6: opbouw curriculum werktuigbouwkunde in bouwstenen

A.3.5.6 Body of Knowledge and Skills (BoKS)

In onderstaande tabel is een algemene omschrijving van de clusters opgenomen. De verzameling van al deze beschrijvingen vormt de Body of Knowledge & Skills (BoKS) van de opleiding werktuigbouwkunde. De BoKS is de groepering van kennis en vaardigheden die in een specifieke opleiding worden gedoceerd. Deze kennis en vaardigheden dienen studenten zich eigen te maken om competent te worden in het beroep. In bijlage X is een verzameling van beschrijvingen van alle bouwstenen opgenomen. Hierin wordt de BOkS verder uitgewerkt. In het schooljaar 2013-2014 zal voor de opleidingen werktuigbouwkunde landelijk een BoKS worden vastgesteld. Tot die tijd hanteert de opleiding werktuigbouwkunde van Stenden haar eigen BoKS.

cluster Omschrijving

Ontwerpen en ontwikkelen

Het moderne bedrijfsleven is steeds meer georiënteerd op duurzame producten vanuit een verantwoordelijkheid voor de toekomst. In de bouwstenen in dit cluster worden competenties getoetst die te maken hebben met duurzame productontwikkeling en ontwerpen. Het aspect duurzaamheid krijgt aandacht, omdat rekening gehouden wordt met het spaarzaam gebruik van materialen, met een milieuvriendelijk productieproces en met een product dat energiezuinig is in gebruik en dat recyclebaar is: DPO&O1: Hoe een product wordt ontwikkeld qua activiteiten in de fasen in het productontwikkelingsproces wordt geoefend aan de hand van een opdracht. DPO&O2: Het duurzame ontwerpen wordt geoefend aan de hand van actiepunten waarop inhoudelijk gelet moet worden bij het ontwerp van voorgaand product. Bij het gebruik van duurzame gebruiksgoederen is de toepassing van kunststoffen niet meer weg te denken. Om rekening te kunnen houden met het spaarzaam gebruik van materialen worden ontwerpmethoden en de bijbehorende berekeningsmethoden voor kunststof producten toegepast. DPO&O3: In deze bouwsteen binnen dit cluster wordt ook een product gerealiseerd met behulp van de meest gebruikte productiemethode voor kunststoffen spuitgieten. Hiervoor wordt het spuitgietproces

Page 13: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 13

gesimuleerd en een matrijs voor een spuitgietmachine ontworpen. DPO&O4: De student verdiept zich in de milieu-impact. Hierbij maakt hij gebruik van het programma Simapro om een Levenscyclus analyse (LCA) te maken en de milieu-effecten van dit product door te rekenen in de levenscyclus van een product: productie, gebruik en afdanking. Dit helpt hem bij het duurzaam ontwerpen van producten.

Fundamentele werktuigbouw-kunde

Om een apparaat of installatie werktuigbouwkundig te kunnen ontwikkelen, ontwerpen en onderhouden heeft de student kennis & inzicht nodig uit bouwstenen, die het fundament leggen voor dit inzicht en deze kennis. De clustering, die voor de hand ligt omdat de inhoud van de bouwstenen met elkaar te maken heeft, bevat de volgende bouwstenen: Materiaalkunde: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in het verband tussen de samenstelling en structuur van materialen aan de ene kant en hun eigenschappen aan de andere kant. Belangrijke materialen, die toegepast worden in werktuigbouwkundige constructies, zijn metalen en kunststoffen. Dynamica: Hiermee is kennis& inzicht te verkrijgen in de gevolgen van krachten voor de beweging van voorwerpen. Het laatst genoemde onderscheidt dit vak van statica. In apparaten en installaties bewegen veel onderdelen. Statica: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in het evenwicht van constructies, die onderhevig zijn aan krachten. Zo mag een constructie onder zijn eigen gewicht en de te verwachten belasting niet bezwijken, verschuiven of kantelen. Sterkteleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in de voorwaarden, waaraan stilstaande en bewegende constructies moeten voldoen om niet te bezwijken, de gewenste stijfheid te hebben en voldoende duurzaam te zijn. Constructieleer: Met behulp van berekeningen is kennis & inzicht te verkrijgen in de stijfheid en sterkte van constructies. Warmteleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in de werking en inrichting van de apparaten en installaties waarin gewenste energieomzettingen worden gerealiseerd. Mechanische energie wordt meestal verkregen door transformatie van thermische energie en wordt voor allerlei doeleinden toegepast. Stromingsleer: Hiermee is kennis & inzicht te verkrijgen in verscheidene technische stromingsverschijnselen. Bij de omzetting van de ene energievorm in de andere, speelt heel vaak de stroming van één of meerdere vloeibare of gasvormige stoffen een grote rol.

Quality engineering

De cluster Quality Engineering wordt aandacht besteed aan kansrekenen, statistiek, procesbeheersing,

kwaliteitsmanagementssytemen, bedrijfszekerheid en Lean Six Sigma.

On-line Quality Engineering : procesbeheersing gebaseerd op SPC: Statistical Proces Control. Theorie

(toegepaste kansrekening en statistiek) en praktijk (het produceren van producten met een

spuitgietproces en bewerken van meetgegevens). In de uitwerking worden uitschieters gedetecteerd,

verdelingen gekarakteriseerd (normaal en niet-normaal) , regelkaarten gemaakt, Cp en Cpk waarden

berekend, tussen-holte verschillen getest m.b.v. statistische verschiltoetsen voor varianties en

gemiddelden. Later wordt e.e.a. geplaatst in de context van Lean Six Sigma (LSS).

Kwaliteitsmanagement: De basiskenmerken van een kwaliteitsmanagementsysteem worden bestudeerd,

t/m de opbouw van ISO 9000 en van ISO-TS 16949. De filosofie achter Six Sigma en Lean Six Sigma wordt

behandeld en geplaatst in het kader van het streven naar Continuous Improvement en Innovatie.

Elementen uit de LSS-toolbox worden behandeld: reductie van variatie, werken in projecten, pull en

perfectie, Value Stream Mapping, 6S, SMED, kanban, SPC, Design- en process-FMEA, Validatie van

meetsystemen (Gage R&R), DoE (Design of Experiments), Robuust optimaliseren. Voor

levensduurproblemen wordt de theorie van faalgedrag behandeld t/m modellering middels Weibull-

verdelingen. Minitab software wordt gebruikt voor de uitvoering van opdrachten

Page 14: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 14

Geregelde Systemen

In Geregelde Systemen 1 maakt de student kennis met industriële automatisering. Hij maakt kennis met verschillende componenten van automatisering: hydrauliek, pneumatiek, elektrische systemen, besturing en sensoren. In een practicum doet de student ervaring op met het simuleren en besturen van een aantal eenvoudige geregelde systemen. In Geregelde Systemen 2 worden elementaire begrippen uit de kinematica verdiept (de theorie waarmee bewegingen beschreven kunnen worden) en dynamica (wetten van Newton, krachtenleer, impulswet) aan de orde. In Geregelde Systemen 3 worden elementaire begrippen uit de meet en regeltechniek behandeld. In Geregelde Systemen 4 gaat de student aan de slag met populaire industriële hardware componenten. Hij brengt een servo besturing in regeling. Hij bouwt een proof of principle (POP). Hij maakt een temperatuur simulatie. Hij maakt real time aansturing. Hij maakt een POP opstelling met hardware en brengt deze met LabView in regeling.

Wiskunde In Wiskunde 1 wordt een gedeelte van de HAVO wiskunde B herhaald om zodoende een voldoende basisniveau te garanderen van de wiskundige kennis en vaardigheden, die voor de beroepspraktijk zijn vereist. In Wiskunde 2 maakt de student kennis met het opstellen van wiskundige modellen van technische processen. Aan de hand van concrete voorbeelden zal een aantal wiskundige begrippen worden behandeld. De kennis en vaardigheden met betrekking tot de onderwerpen exponentiële functies, logaritmen en differentiëren worden herhaald en uitgebreid. Daarbij worden twee nieuwe onderwerpen geïntroduceerd: differentiaalvergelijkingen en integreren. Bovendien maakt de student kennis met het computerprogramma MathCad, waarmee wiskundige berekeningen eenvoudig kunnen worden uitgevoerd. In de bouwsteen Wiskunde 3 maakt de student nader kennis met het opstellen en gebruiken van wiskundige technieken. De kennis en vaardigheden met betrekking tot de onderwerpen (partieel) differentiëren en integreren wordt herhaald en uitgebreid. Nieuwe onderwerpen als differentiaalvergelijkingen en complexe getallen worden geïntroduceerd.

Bedrijfskunde In Management en Organisatie 1 gaat het om het functioneren van organisaties en de wijze waarop deze worden aangestuurd, kortweg organisatie en management. Management en Organisatie 2 geeft een verdieping op een aantal onderwerpen, daarnaast worden een aantal nieuwe onderwerpen behandeld. Nieuwe onderwerpen zijn: Strategisch Management en Samenwerking tussen organisatie (strategische allianties, joint ventures, fusie e.d.) De verdieping zal betrekking hebben op management, besluitvorming, besturing, structurering en organisatie ontwikkeling.

Generieke Bouwstenen

In de generieke bouwstenen SLB worden de studievaardigheden Studeren op HBO niveau betekend meer eigen regie in handen nemen: ‘Je bent zelf verantwoordelijk voor je studie. Je leert ontdekken wie je bent, en wat je na je afstuderen in huis moeten hebben om een goede professional te kunnen zijn. In het onderdeel studieloopbaanbegeleiding maak je een begin met het kijken naar je zelf, naar je competenties en naar het zogenaamde beroeps- en opleidingsprofiel. Om je eigen ontwikkelingsproces goed vast te leggen en te kunnen volgen, maak je een portfolio en een pop, dat, net als jij je gehele studieloopbaan blijft ontwikkelen.’ De bouwsteen SLB2 is gebaseerd op het centrale thema: “werk maken van jezelf”. ‘Je gaat zelfstandig aan de slag met een aantal competenties. Deze kunnen door jouw opleiding voorgeschreven worden en in sommige gevallen heb je daar in meer of mindere mate een bepaalde keuzevrijheid in. Werk maken van jezelf is in principe nooit klaar en ook tijdens jouw actieve loopbaan blijf je jezelf ontwikkelen. Daarom is de structuur van SLB2 gebaseerd op de zogenaamde kwaliteitscyclus, ook wel Deming Circle genoemd. In de bouwsteen Mondelinge Communicatie 1 wordt ingegaan op effectief mondeling presenteren. Daarbij staan drie zaken centraal: het doel, het publiek en de hulpmiddelen. Tevens moet je als Hbo’er effectief kunnen vergaderen. In deze bouwsteen leer je de spelregels, de voorbereiding, hoe je een vergadering leidt en hoe je een zo actief mogelijke bijdrage kan leveren.

Page 15: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 15

In de bouwsteen Schriftelijke Communicatie 1 wordt aandacht besteed aan rapporten schrijven, goed citeren (plagiaat voorkomen), samenvatten en argumenteren. Je leert jezelf gepast schriftelijk uit te drukken en je gebruikt hiervoor IT faciliteiten. Je maakt complexe informatie schriftelijk duidelijk en je stuurt de juiste boodschap naar de juiste doelgroep via het juiste kanaal. In Schriftelijke Communicatie 2 richt de student zich op het schrijven van een literatuurverslag. Een literatuurverslag is een onderdeel van diverse onderzoeksrapporten die je tijdens je opleiding zult schrijven. Verslagen, bouwsteenopdrachten en je scriptie bevatten allen een soort van literatuuronderzoek. In de bouwsteen Engels I leer je Engels zowel schriftelijk als mondeling toepassen in het vakgebied.

Leerbedrijf (projecten / minoren / stage / afstuderen)

Het leerbedrijf van de opleiding werktuigbouwkunde begeleidt studenten bij het uitvoeren van integratieve bouwstenen: projecten, minoren, een stage en afstuderen.

Tabel 7: BOkS opleiding Werktuigbouwkunde

A.3.5.7 Opbouw curriculum in leerlijnen

Leerlijnen bepalen de onderwijskundige-/didactische vormgeving van het onderwijs. De leerlijnen in kwestie zijn vastgesteld op basis van de eerder geformuleerde omschrijving van het begrip ‘competentie’ en de componenten daarvan. Om er zeker van te zijn dat alle samenstellende delen van de competenties worden getraind en getoetst, is het met name in de eerste fase van de opleiding noodzakelijk deze administratief in aparte leerlijnen op te nemen. Er worden vijf verschillende leerlijnen onderscheiden: de vakinhoudelijke -, de integrale -, de vaardigheden-, de conceptuele - en de reflectieve leerlijn. De vakinhoudelijke leerlijn zorgt voor verticale en horizontale afstemming binnen het curriculum. In de integrale leerlijn werken studenten aan beroepsproducten in authentieke situaties. De conceptuele en de vaardigheden-leerlijn zijn ondersteunend aan de integrale leerlijn en zullen naarmate de studie vordert opgaan in de integrale leerlijn. De inhoudelijke leerlijn Deze inhoudelijke lijn is opleidingsspecifiek, hij legt het fundament onder het curriculum en verschaft de studenten zoveel mogelijk inzicht in de latere beroepspraktijk. De keuze omtrent de inhoudelijke lijn in het curriculum wordt bepaald door een analyse te maken van de beroepspraktijk en deze zo realistisch mogelijk in het curriculum te brengen. De rode draad zorgt voor de verticale en horizontale afstemming binnen het curriculum. Dit betekent dat de rode draad zorgt voor een logische opvolging van de te ontwikkelen competenties, voor afdekking van alle competenties, voor een logische opvolging van rollen en contexten, ook wat betreft toename in complexiteit en voor een goede aansluiting tussen de verschillende onderdelen. De integrale leerlijn Binnen de integrale leerlijn worden de studenten in authentieke, complexe situaties gebracht, om de gewenste beroepsvaardigheden/competenties te verwerven. Studenten maken op een gestructureerde manier beroepsproducten. De mate van structurering en complexiteit van de opdrachten in de tijd verloopt volgens een tegengesteld patroon. Anders uitgedrukt: ondersteuning door middel van sturende opdrachten en intensiteit van de begeleiding verdwijnt meer en meer naar de achtergrond naarmate de studie vordert en de complexiteit toe neemt. De opdrachten voor de studenten zijn in de propedeuse gestructureerd en richtinggevend voor de te volgen aanpak. Vanaf de hoofdfase worden opdrachten steeds minder gestructureerd aangeboden. Uiteindelijk wordt studenten in een gegeven context een probleem aangeboden, waarbij de te volgen methodiek tot en met het uitbrengen van een advies door de studenten geïnitieerd moet worden. Er is sprake van een toenemende mate van complexiteit. De opleiding werktuigbouwkunde geeft haar integratieve leerlijn vorm in integratieve bouwstenen. De bouwstenen worden projectmatig uitgevoerd binnen haar leerbedrijf. De opleiding doceert projectmatig onderwijs volgens de methodische aanpak van Grit (2009). Specifiek voor het onderwijs is de relatie tussen

Page 16: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 16

projectmatig werken en het ontwikkelproces.

Figuur 1: relatie projectmatig werken en methodisch ontwerpen

De vaardigheden-leerlijn De vaardigheden-leerlijn beslaat zowel de training en toetsing van vaardigheden als het reflecteren op vaardigheden. In deze leerlijn ontvangen studenten opdrachten om (zo zelfstandig mogelijk) vaardigheden te verwerven (vooral oefenen) die nodig zijn voor een of meer competenties. Het gaat om vaardigheden die deels apart van de competenties geleerd en geoefend worden, maar die wel van begin af aan in verband met die competenties worden aangebracht. Zo wordt binnen de integratieve onderwijseenheden –waarin de competenties centraal staan- tegelijk ook algemene vaardigheden als ‘voorzitten’ en ’samenwerken’ getraind en geëvalueerd. Training van vaardigheden vindt dus ook voor een belangrijk deel plaats in de integrale lijn. Naarmate de opleiding vordert zal afzonderlijke en gerichte training van vaardigheden verdwijnen en zal de student in staat moeten zijn integraal te handelen en daarop te reflecteren (de vaardigheden- en integrale lijn gaan in elkaar op). De conceptuele leerlijn Deze leerlijn heeft betrekking op het separaat aanbrengen van kennis. Het betreft hier kennis die de studenten leert als een professional te redeneren: ‘separaat’ is dus iets anders dan ‘strikt gescheiden’. De aan te brengen kennis wordt weliswaar in een aparte onderwijssetting aangebracht, maar is zoveel mogelijk gerelateerd aan de contexten in de integrale leerlijn. De reflectieve leerlijn Het studiesucces van een student is niet alleen afhankelijk van de inrichting en kwaliteit van het onderwijs, daarnaast zijn de eigenschappen van de student zelf van belang. De reflectieve leerlijn heeft dan ook als doel aandacht te besteden aan leerstijlen, houding, vaardigheden en studeerproblemen. Hoofddoel is bovendien zelfsturing (gevoed door zelfreflectie en reflectie op eigen competenties) te bevorderen. De opbouw van de opleiding werktuigbouwkunde kan ook weergegeven worden door het plaatsen van bouwstenen in leerlijnen. Op basis van deze clustering zijn verschillende leerlijnen samengesteld:

leerlijnen

vakinhoudelijke leerlijn

Ontwerpen & ontwikkelen

fundamentele werktuig- bouwkunde

Quality Engineering

Geregelde systemen

bedrijfskunde

integrale leerlijn (toepassen)

Projecten / Minoren

conceptuele leerlijn (kennis)

Ontwerpen & ontwikkelen

fundamentele werktuig- bouwkunde

Quality Engineering

geregelde systemen

Genenriek cluster

wiskunde bedrijfskunde

vaardigheden leerlijn

Ontwerpen & ontwikkelen

fundamentele werktuig- bouwkunde

Quality Engineering

geregelde systemen

Genenriek cluster

wiskunde

reflectieve leerlijn

Genenriek cluster

Projecten / Minoren

tabel 8: leerlijnen opleiding werktuigbouwkunde

Initiatieffase Definitiefase Procesontwerp

Business Case Plan van aanpak Deelprojecten

Vooronderzoek Probleemdefinitie Werkwijzebepaling

Productidee Programma van eisenBeoordelingsmatrix

Keuzediagram

Vormgeving

Ontwerptekening

Proefmodel/Prototype

Voorbereidingsfase Realisatiefase Implementatiefase

Beschrijving

productieproces

Productiewijze

Eisen onderdelen/

testprocedure

Productie

eindresultaatInvoering product

Nazorg/Onderhoud

Instandhouding

IDEE OPDRACHT WAT

HOE PRODUCT

PREPROJECT P R O J E C T POSTPROJECT

PREPROJECT P R O J E C T POSTPROJECT

Page 17: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 17

A.3 (Internationale) kwalificaties

A.3.1 Inleiding

Er zijn twee belangrijke standaarden waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen:

1. Dublin-descriptoren 2. De HBO-standaard

Eén van de eisen die door de overheid wordt gesteld aan de accreditatie, is dat het niveau van de HBO-opleidingen aansluit bij het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de bachelor.

7 De Dublin-

descriptoren beschrijven het internationaal geaccepteerde niveau van de bachelor. Het nationale niveau van de bachelor wordt beschreven in de HBO-standaard. De opleiding werktuigbouwbouwkunde hanteert de Dublin-descriptoren en de HBO-standaard als referentiekader om te voldoen aan het internationaal en nationaal geaccepteerde niveau van de Bachelor of Engineering.

7 www.hbo-raad.nl/opleidingsprofielen : procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelor-opleidingen hogescholen

(vastgesteld door de Algemene Vergadering van de HBO-raad op 15-10-2010).

A.3.2 Dublin-descriptoren

De Dublin-descriptoren komen voort uit de Europese afspraken die gemaakt zijn om het niveau van opleidingen met elkaar te kunnen vergelijken. In onderstaande tabel zijn de descriptoren beschreven waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen:

Dublin-descriptor beschrijving

Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.

Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.

Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.

Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.

Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.

Tabel 9: Dublin-descriptoren

A.3.3 HBO standaard

In 2010 heeft de HBO-raad de HBO-standaard vastgesteld. Deze standaard beschrijft een aantal generieke kernkwalificaties waaraan de beginnende beroepsbeoefenaar op HBO-niveau dient te voldoen.

HBO-standaard beschrijving

Een gedegen theoretische basis

Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instroom is kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een

Page 18: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 18

vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. Maar daarnaast gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. Het gaat hierbij om de noodzaak dat studenten over de theoretische bagage beschikken die hen de basis biedt om kritisch en creatief naar hun eigen vakgebied te kunnen kijken. Deze kennisbasis is daarmee onlosmakelijk verbonden met het hbo-bachelorniveau.

Het onderzoekend vermogen

Bij professionele bachelors gaat het niet alleen om het vertalen van aangeleerde kennis van hoog niveau naar een praktijksituatie. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie.

Professioneel vakmanschap Vakmanschap is onlosmakelijk verbonden met de opleidingen die hogescholen verzorgen. De professionele bacheloropleiding is voor velen de hoogste vorm van beroepsonderwijs die zij volgen. Dat betekent dat onze bacheloropleidingen moeten zorgen dat studenten de kennis en vaardigheden aanleren die specifiek zijn voor de rol van de professional in een werkveld. Een goede verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Docenten met actuele praktijkervaring en het inzetten van gastdocenten geven hiervoor de juiste context. De stages bieden studenten de confrontatie tussen de opgedane kennis en oefeningen met de realiteit van de eigenlijke beroepspraktijk. Ook het hebben van een internationale oriëntatie maakt onderdeel uit van het vakmanschap, evenals het beschikken over een ondernemende houding.

Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie

HBO-bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroepsbeoefenaren die relaties moeten leggen met maatschappelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die - in de ware betekenis van het woord - academische vorming hebben genoten. Het wordt steeds belangrijker professionals voor de zorg op te leiden die kritisch kunnen reflecteren op de waardigheid van het leven, economen op te leiden die zichzelf vragen stellen over de relatie tussen winstmaximalisatie op de korte termijn en het vertrouwen in het economisch stelsel op de langere termijn en ingenieurs voor te bereiden op een werkzaam leven waar aandacht voor duurzaamheid meer centraal komt te staan. Het gaat om het bewustzijn van de betekenis van aangeleerde kennis en vaardigheden in hun maatschappelijke context. Van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan de hand van morele waarden.

Tabel 10: HBO-standaard

A.3.4 De relatie tussen de Dublin-descriptoren en de domeincompetenties

De competenties voor het Domein Engineering zijn als volgt gerelateerd aan de Dublin-descriptoren:

Dublin-descriptoren

domeincompetenties

Ken

nis

en

inzi

cht

Toep

assi

ng

ken

nis

en in

zich

t

Oo

rdee

lsvo

rmin

g

Co

mm

un

icat

ie

Leer

vaar

dig

hed

en

1. onderzoeken x a b c, d, e e

2. analyseren x x a, b c, d

3. ontwerpen x x a, e f

4. realiseren x a, b c d

5. beheren x x c c

6. managen x a b c, d, e

7. adviseren x d c a, b, d, e

Page 19: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 19

8. professionaliseren x x a, b, c d, f x Tabel 11: relatie Dublin-descriptoren en domeincompetenties

Een ‘x’ houdt in dat alle gedragskenmerken van de betreffende domeincompetentie bijdragen aan de invulling van de Dublin-descriptor. Een letter (bijvoorbeeld ‘a’) geeft aan dat het specifieke gedragskenmerk van die domeincompetentie bijdraagt aan invulling van de Dublin-descriptor.

A.3.5 De relatie tussen de Hbo-standaard en de domeincompetenties

De competenties voor het domein Engineering zijn als volgt gerelateerd aan de Hbo-standaard:

HBO-standaard

domeincompetenties

Ged

ege

n

theo

reti

sch

e b

asis

On

der

zoek

end

verm

oge

n

Pro

fess

ion

eel

vakm

ansc

hap

Ber

oep

seth

iek

en

maa

tsch

app

elijk

e

ori

ënta

tie

1. onderzoeken x a

2. analyseren x x x b

3. ontwerpen x x x

4. realiseren x x

5. beheren x c, d x

6. managen x x

7. adviseren x a, b, c, d c a, b, d, e

8. professionaliseren x x c, d, e Tabel 12: relatie HBO-standaard en domeincompetenties

Een ‘x’ houdt in dat alle gedragskenmerken van de betreffende domeincompetentie bijdragen aan de invulling van de Dublin-descriptor. Een letter (bijvoorbeeld ‘a’) geeft aan dat het specifieke gedragskenmerk van die domeincompetentie bijdraagt aan invulling van de Dublin-descriptor.

A.3.6 Relatie Dublin-descriptoren, HBO-standaard en de domeincompetenties

De opleiding heeft de domeincompetenties op de volgende wijze gekoppeld aan de Dublin-descriptoren en de HBO-standaard:

Dublin-descriptoren HBO-standaard competenties

Kennis en inzicht Gedegen theoretische basis

Onderzoekend vermogen

Professioneel vakmanschap

Onderzoeken

Analyseren

Ontwerpen

Realiseren

Beheren

Managen

Adviseren

Professionaliseren

Toepassing kennis en inzicht

Gedegen theoretische basis

Professioneel vakmanschap

Onderzoeken: doel vaststellen

Analyseren

Ontwerpen

Realiseren: normen, assembleren

Beheren

Managen: opzetten (deel-)project

Adviseren: advies onderbouwen

Professionaliseren

Page 20: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 20

Oordeelsvorming Gedegen theoretische basis

Onderzoekend vermogen

Professioneel vakmanschap

Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie

Onderzoeken: onderzoek opzetten en uitvoeren

Analyseren: bepalen hoofd- en bijzaken, resultaten kunnen interpreteren

Ontwerpen: oplossingsroute, gebruik hulpmiddelen

Realiseren: product of proces verifiëren

Beheren: verifiëren performance

Managen: sturen werkzaamheden

Adviseren: behoeften verduidelijken

Professionaliseren: zelfstandig leerstrategie bepalen, flexibele houden, verantwoorde keuzes maken

Communicatie Professioneel vakmanschap Onderzoeken: resultaten structureren en conclusies trekken, rapporteren, aanbevelingen doen

Analyseren: formuleren probleemstelling, opstellen programma van eisen

Ontwerpen: technisch dossier

Realiseren: technisch dossier

Beheren: terugkoppeling

Managen: taakgericht communiceren, begeleiden en samenwerken (intern, multi-disciplinair, international)

Adviseren: inleven klant, behoeft klant verhelderen, advies onderbouwen, relaties opbouwen en onderhouden

Professionaliseren: constructief, communieren in Nederlands en Engels

Leervaardigheden Gedegen theoretische basis

Onderzoekend vermogen

Professioneel vakmanschap

Onderzoeken: aanbevelingen doen

Professionaliseren

Tabel 13: relaties Dublin-descriptoren, HBO-standaard en domeincompetenties

Page 21: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 21

A.4 Fasedoelstellingen

A.4.1 inleiding

In dit hoofdstuk worden competenties gekoppeld aan niveaus. Tevens zijn fasedoelstellingen opgenomen: per fase van de opleiding worden de niveaus van de te behalen competenties weergegeven.

A.4.2 Definities niveau’s

In het HBO onderwijs wordt gewerkt met een niveauaanduiding. Naast het eindniveau van een pas afgestudeerde bachelor (niveau III), zijn er nog een aantal lagere niveaus geformuleerd, namelijk 0, I en II, waarvan niveau 0 het pre-hboniveau is (ook wel instroomniveau genoemd, niveau I overstijgt het eindniveau van een mbo-opleiding

5). In tabel 14 worden deze niveaus nader toegelicht.

De volgende factoren zijn van invloed op deze niveaus: a. Omvang en complexiteit van de taak b. Complexiteit van de professionele situatie c. Mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Opleidingen kunnen door middel van de indeling in competentieniveaus een keuze maken voor bepaalde accenten in het opleidingsprofiel. Een sterk op productontwerp gerichte opleiding zal er waarschijnlijk voor kiezen om de hbo-bachelor op te leiden voor niveau III voor de competenties ‘Analyseren’ en ‘Ontwerpen’. Zo kan een landelijk overleg per opleiding ook overwegen om een domeincompetentie(zoals bijv. ‘Onderzoeken’) een hoger minimumniveau af te spreken.

definitie van competentieniveaus

niveau

0 Instroomniveau (havo-5 / mbo-4 eindniveau)

I Aard van de taak: eenvoudig, gestructureerd, past bekende methoden direct toe volgens vaststaande normen Aard van de context: bekend; eenvoudig, monodisciplinair Mate van zelfstandigheid: sturende begeleiding

II Aard van de taak: complex, gestructureerd, past bekende methoden aan wisselende situaties aan Aard van de context: bekend; complex, monodisciplinair, in de praktijk onder begeleiding Mate van zelfstandigheid: Begeleiding indien nodig

III Aard van de taak: complex, ongestructureerd, verbetert methoden en past normen aan de situaties aan Aard van de context: onbekend; complex, multidisciplinair in de praktijk Mate van zelfstandigheid: zelfstandig

Tabel 14: definitie van competentieniveaus HBO

Als richtlijn geldt dat voor het bereiken van een niveau minimaal twee van de drie factoren dat niveau moeten hebben, bijv. de ‘aard van de taak’ en de ‘mate van zelfstandigheid’.

A.4.3 Eindniveau Bachelor of Engineering

In de profielbeschrijving van het domein Engineering is vastgesteld dat de som van de acht competentieniveaus minimaal 18 dient te zijn. Daarnaast is bepaald dat een domeincompetentie niet weggelaten kan worden (minimum is niveau I).

Page 22: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 22

A.4.4 Fasedoelstellingen propedeutische fase (major)

De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de propedeutische fase: na het afronden van de propedeutische fase heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van acht behaald.

propedeutische fase (major)

Clu

ste

rs b

ou

wst

en

en

O

ntw

erp

& O

ntw

ikke

ling

Fu

nd

ame

nte

le w

erk

tuig

bo

uw

kun

de

Q

ual

ity

Engi

ne

eri

ng

G

ere

geld

e S

yste

me

n

W

isku

nd

e

P

roje

cte

n

G

en

eri

eke

bo

uw

ste

ne

n

B

ed

rijf

sku

nd

e

Be

haa

ld n

ive

au

Domeincompetenties

onderzoeken I I I I

analyseren I I I I I I I

ontwerpen I I I I

realiseren I I I I

beheren I I I I

adviseren I I

managen ! I I I I I I

professionaliseren I I I I I I I I

totaal 8

Tabel 15: fasedoelstellingen propedeutische fase

Page 23: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 23

A.4.5 Fasedoelstellingen hoofdfase: basisjaren (major)

De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de basisjaren: na het afronden van de basisjaren heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van vijftien behaald.

Hoofdfase: basisjaren (major)

Clu

ste

rs b

ou

wst

en

en

O

ntw

erp

& O

ntw

ikke

ling

Fu

nd

ame

nte

le w

erk

tuig

bo

uw

kun

de

Q

ual

ity

Engi

ne

eri

ng

G

ere

geld

e S

yste

me

n

W

isku

nd

e

P

roje

cte

n

G

en

eri

eke

bo

uw

ste

ne

n

B

ed

rijf

sku

nd

e

Be

haa

ld n

ive

au

Domeincompetenties

onderzoeken I I II II

analyseren II II II II II II I II

ontwerpen II II I I II II

realiseren II II II II

beheren I II I I I II

adviseren I I I I

managen !I II II II II II II II

professionaliseren II II II II I II II II II

totaal 15

Tabel 16: fasedoelstellingen basisjaren hoofdfase

Page 24: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 24

A.46 Fasedoelstellingen hoofdfase: stage (major)

De stage heeft een oriënterend karakter. De student maakt kennis met het werkveld en voert beroepsspecifieke werkzaamheden uit in een bedrijfsmatige context. Bovendien voert de student een toegepast onderzoek uit gerelateerd aan de bedrijfsmatige context (veiligheid, arbo, ontwerp- en ontwikkelstrategie e.d.). De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de stage: na het afronden van de stage heeft de student over de acht domeincompetenties een niveauscore van minimaal twaalf behaald. De te behalen scores voor de competenties onderzoeken, managen en professionaliseren zijn vastgesteld op niveau 2. De te behalen scores voor de overige competenties liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Voordat de student aan de stage begint kan en inschatting gemaakt worden van de fasedoelstellingen. De student zou in de praktijk zelfs tot een niveau 3 kunnen komen als er extensief gewerkt wordt aan één deelcompetentie.

Hoofdfase: stage (major)

Be

haa

ld n

ive

au

Domeincompetenties

onderzoeken II

analyseren *

ontwerpen *

realiseren *

beheren *

adviseren *

managen II

professionaliseren II

totaal > 12

* niveau afhankelijk van de aard van de werkzaamheden

Tabel 17: fasedoelstellingen stage

Page 25: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A V1.0 25

A.4.7 Fasedoelstellingen hoofdfase: minoren (minor)

Een minor geeft de student de mogelijkheid eigen kleur en smaak aan het onderwijsprogramma te geven. De student kan kiezen uit verdiepende, verbredende en open minoren. Als een student er voor kiest om een verdiepende minor te doen brengt hij zijn competenties op een hoger niveau waardoor hij met een hoger profiel kan afstuderen. De student kan binnen de opleiding werktuigbouwkunde de volgende minoren volgen:

1. Engineering: Machinebouw of Solar Boat (verdiepend), 2. Kunststoftechniek (verdiepend), 3. Productontwikkeling en ondernemerschap (verbredend).

De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende fasedoelstellingen voor de minoren:

Hoofdfase: minoren (minor)

En

gin

ee

rin

g

Pro

du

cto

ntw

ikke

ling

en

on

de

rnem

ers

chap

Ku

nst

sto

fte

chn

olo

gie

Domeincompetenties

onderzoeken II II III

analyseren III II II

ontwerpen II II II

realiseren II II II

beheren II I

adviseren II II II

managen II II II

professionaliseren II II II

totaal 17 14 16

* niveau afhankelijk van de aard van de werkzaamheden

Tabel 18: fasedoelstellingen minoren hoofdfase

Page 26: Bijlage A Competenties en curriculum A.1 Ontwikkelingen

Stenden University OER 2013-2014 opleiding werktuigbouwkunde bijlage A 26

A.4.8 Fasedoelstellingen hoofdfase: afstuderen (major)

Na afronding van de afstudeeropdracht zal de student voldoen aan de eisen van het eindniveau van de opleiding. Dit kan hij aantonen door een portfolio te overleggen met behaalde competenties in de basisjaren, stage, minor en te behalen competenties tijdens het afstuderen. Het niveau van de competenties van de afstudeeropdracht moet aan een vereiste verdeling voldoen en in totaal op minimaal 17 uitkomen. Het eindniveau van de competenties van de opleiding moet aan een vereiste verdeling voldoen en in totaal op minimaal 18 uitkomen. De te behalen scores voor de competenties onderzoeken, managen en professionaliseren liggen vast. De te behalen scores voor de competenties analyseren, ontwerpen, realiseren, beheren en adviseren liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de aard van de opdracht en het portfolio. De doelstellingen van de afstudeeropdracht zijn in lijn met de omschrijving niveau bachelor van de NVAO (Dublin Descriptoren). De doelstelling van de afstudeeropdracht luidt: De afstudeeropdracht stelt de student in de gelegenheid aan te tonen dat hij voldoet aan het eindniveau van de opleiding werktuigbouwkunde en kan functioneren op het beginniveau van een Hbo-bachelor.

De opleiding werktuigbouwkunde kent de volgende doelstellingen voor afstuderen en eindniveau:

Hoofdfase: afstuderen (major)

afs

tud

ee

rop

dra

cht

Ein

dn

ive

au o

ple

idin

g

Domeincompetenties

onderzoeken II II

analyseren * III

ontwerpen * II-III

realiseren * II-III

beheren * II-III

adviseren * II-III

managen II II

professionaliseren III III

totaal ≥17 ≥18

* niveau afhankelijk van de aard van de afstudeeropdracht

Tabel 19: fasedoelstellingen afstuderen