Bijlage 8 Visie op waterongevallen - Zeelandveilig MiB/1... · De provincie Zeeland promoot het...

46
Bijlage 8 Visie op waterongevallen

Transcript of Bijlage 8 Visie op waterongevallen - Zeelandveilig MiB/1... · De provincie Zeeland promoot het...

Bijlage 8

Visie op waterongevallen

Visie op waterongevallen 2

Visie op waterongevallen In opdracht van VRZ opgesteld door

Visie op waterongevallen 3

Inhoud Doel en opdracht ..................................................................................................................................... 5

Doel ................................................................................................................................................. 5

Opdracht .......................................................................................................................................... 5

Ondernomen stappen ..................................................................................................................... 6

Opbouw rapportage ................................................................................................................................ 7

Afbakening .............................................................................................................................................. 8

Begrippen ........................................................................................................................................ 8

Afbakening opdracht ....................................................................................................................... 9

Waterongevallenbestrijding .................................................................................................................. 10

Inleiding ......................................................................................................................................... 10

Operationeel verantwoordelijk voor de SAR-taak ........................................................................ 10

VRZ en waterongevallenbestrijding anno 2013 .................................................................................... 11

Inleiding ......................................................................................................................................... 11

Samenstelling ploegen .................................................................................................................. 11

Opkomsttijden ............................................................................................................................... 14

Materialen en voertuigen .............................................................................................................. 15

Kosten duikteam ........................................................................................................................... 16

Boten ............................................................................................................................................. 18

Risicogebieden in Zeeland en daadwerkelijke waterongevallen .......................................................... 19

Risicogebieden............................................................................................................................... 19

Daadwerkelijke incidenten ............................................................................................................ 20

Conclusie ....................................................................................................................................... 23

Analyse huidige situatie ........................................................................................................................ 25

Risico’s ........................................................................................................................................... 25

Wijze van redden ........................................................................................................................... 26

Opkomsttijd versus gouden uur .................................................................................................... 26

Paraatheid en toekomstbestendigheid ......................................................................................... 28

Kosten ............................................................................................................................................ 29

Conclusies bestaande situatie ....................................................................................................... 29

Landelijke ontwikkelingen ..................................................................................................................... 31

Standpunt partners ............................................................................................................................... 33

Inleiding ......................................................................................................................................... 33

Kustwacht ...................................................................................................................................... 33

Visie op waterongevallen 4

Marine ........................................................................................................................................... 34

Visie vanuit vakinhoudelijk perspectief ................................................................................................. 35

Inleiding ......................................................................................................................................... 35

Samenvatting en conclusie ............................................................................................................ 35

Visie voor de komende jaren ......................................................................................................... 35

Acties op korte termijn .................................................................................................................. 37

Ontwikkelen bestuurlijke visie .............................................................................................................. 38

Inleiding ......................................................................................................................................... 38

reductie inspanning op waterongevallen ...................................................................................... 38

Afwegingen .................................................................................................................................... 40

Bijlagen .................................................................................................................................................. 41

Bijlage 1: kosten reddingsduiken - kengetallen ............................................................................. 42

Bijlage 2: beschikbaarheid - profielen ........................................................................................... 46

Visie op waterongevallen 5

DOEL EN OPDRACHT

DOEL

De provincie Zeeland promoot het gebied als dé watersportregio van Nederland. Jaarlijks komen er vele miljoenen dagjesmensen en toeristen naar de regio die willen genieten van zon, strand en watersporten. Op de binnenwateren en buitengaats vinden er daarnaast vele vaarbewegingen plaats met kleine bootjes en plezierjachten, maar ook de beroepsvaart richting Antwerpen heeft een grote impact. Dagtoeristen en watersport brengen echter ook risico’s met zich mee. Risico’s waarop de veiligheidsregio in bepaalde mate voorbereid moet zijn. In bepaalde mate, want incidenten zijn niet altijd te voorkomen en de mate waarin dan nog hulpverlenend opgetreden kan worden mag in de afweging van de mate van voorbereiding een plek krijgen. Waar de discussie snel zou kunnen stranden in de vraag: “duikteams, doen of niet?” gaat de vraagstelling in deze visieontwikkeling een stuk verder. Voorbereid zijn op waterongevallen betekent meer dan een discussie over nut en noodzaak van een duikteam. Dat betekent ook dat er op een professionele en operationele manier kijken naar de oppervlakteredding, en eventueel naar ‘brandweerhulpboten’ die bij een redding kunnen assisteren. Maar ook wordt er professioneel en objectief gekeken naar de mogelijkheden die samenwerking met andere partners biedt in deze. Daarnaast is er een duidelijke relatie met het project Deltawateren waarin onderzoek is gedaan naar het verbeteren van de incidentenvoorkoming, -beperking en bestrijding op de Zeeuwse Deltawateren. Het doel van deze studie is daarom te komen tot een visie op de organisatie van waterongevallenbestrijding in Zeeland vanuit de verantwoordelijkheden van de Veiligheidsregio Zeeland en in afstemming met partners.

OPDRACHT

De vraag aan Falck AVD is om op basis van gesprekken met potentieel betrokkenen (provincie, KNRM, defensie-marinekazerne, kustwacht, Rijkswaterstaat, veiligheidsregio, watersportorganisaties in de provincie) een complete visie te formuleren op basis waarvan de veiligheidsregio, in aanvulling op voorzieningen die anderen kunnen bieden, de taak waterongevallenbestrijding in Zeeland kan invullen. De opdrachtformulering is op basis van deze opdracht gesplitst in de volgende vragen: Wat zijn de risicogebieden in Zeeland wat betreft waterongevallen; Wat waren de daadwerkelijke waterongevallen in de afgelopen jaren; Welke antwoorden zijn passend op de risico’s in het gebied. Deze ‘antwoorden’ kunnen bestaan

uit oplossingen geleverd door de brandweer en oplossingen geleverd door partners of een combinatie van brandweer en partners;

Wat verwachten de partners van de brandweer; Wat is een passend systeem voor Zeeland; Wat betekenen de oplossingen voor de VRZ(per post en financieel voor de regio).

Visie op waterongevallen 6

ONDERNOMEN STAPPEN

Bij de uitvoering van de opdracht en de opstelling van deze rapportage is aansluiting gezocht bij het door de VNG en het Veiligheidsberaad opgestelde ‘ Bestuurlijk afwegingskader brandweerduiken’1. In dit afwegingskader wordt voorgesteld om op basis van een ‘foto van de huidige situatie’ en het duidelijk definiëren van probleemgebieden te komen tot een bestuurlijke afweging: hoe kan de bestrijding van waterongevallen vorm gegeven worden. De rode lijn in het onderzoek om te komen tot een visie op de waterongevallenbestrijding wordt gevormd door de volgende stappen: 1. Vastleggen uitgangspunten en begrippen;

2. Analyse daadwerkelijke incidenten in Zeeland: aard, aantal en locatie;

3. Inventarisatie risicogebieden:

a. Waar kunnen zich waterongevallen voordoen in de gebieden waarvoor de brandweer operationeel bevoegd is en welke ongevallen zijn daar het meest waarschijnlijk;

b. Wat is de aard van het gebied (diepte, oppervlak, wel/geen stromingen etc); c. Wie is operationeel bevoegd in de gebieden grenzend aan de ‘brandweergebieden’

4. Een beschrijving van de huidige 4 duikploegen;

5. Gesprek belangrijkste partner: Kustwacht;

6. Afstemmen uitkomsten van stap 1 tot en met 4 met klankbordgroep duikers: klopt het beeld dat ontstaat uit deze stappen met hun inschattingen;

7. Mogelijke antwoorden van de brandweer op de gedefinieerde risico’s. In principe zijn de volgende antwoorden mogelijk:

a. Geen speciale actie nodig, inzet standaard eenheid (TS) volstaat, grijpredding is een passend antwoord;

b. Speciale actie nodig door brandweer: oppervlakteredding, duiken, …; c. Speciale actie nodig, brandweer ‘koopt’ deze in bij een partner.

Daarnaast zijn de stappen als genoemd in de offerte (stap 2 ‘landelijke ontwikkelingen’, stap 3 ‘afstemming met risicobeheersing’) uitgevoerd.

1 Veiligheidsberaad en Vereniging Nederlandse Gemeenten, mei 2011

Visie op waterongevallen 7

OPBOUW RAPPORTAGE

Om te komen tot een visie op het optreden bij waterongevallen is allereerst een duidelijke afbakening van de opdracht geformuleerd. Deze afbakening is beschreven in hoofdstuk 3. Vervolgens is in hoofdstuk 4 beschreven welke partijen en betrokken zijn bij waterongevallen en wat de verantwoordelijkheid bij deze ongevallen is van de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ). Op dit moment heeft de VRZ een organisatie operationeel die in actie komt bij waterongevallen. Deze organisatie wordt beschreven in hoofdstuk 5: welke ploegen zijn er, wat zijn de kosten van de organisatie en welke opkomsttijden worden gerealiseerd. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of er een organisatie nodig is om waterongevallen te bestrijden is geïnventariseerd wat de risicogebieden in Zeeland zijn en hoe vaak er daadwerkelijk waterongevallen gebeuren. Dit alles is beschreven in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt een analyse van de huidige situatie opgesteld: de conclusies op basis van de gegevens in de hoofdstukken 5, 6 en 7. In Nederland heeft de bestrijding van waterongevallen in de afgelopen jaren een stevige ontwikkeling doorgemaakt. Deze ontwikkelingen zijn op hoofdlijnen beschreven in hoofdstuk 8. De VRZ werkt bij de bestrijding van waterongevallen samen met de Kustwacht. Mogelijk zijn er andere samenwerkingsverbanden denkbaar. In hoofdstuk 9 wordt hier nader op ingegaan. In hoofdstuk 10 wordt op basis van de voorgaande hoofdstukken een visie op de bestrijding van waterongevallen in Zeeland geformuleerd. Deze visie is opgesteld vanuit het vakinhoudelijke perspectief. De in hoofdstuk 10 geformuleerde vakinhoudelijke visie wordt in hoofdstuk 11 uitgebreid met enkele alternatieven. Deze alternatieven zijn steeds ingegeven vanuit de opgelegde taakstelling aan de VRZ. Op basis van deze alternatieven en de benoemde consequenties van deze alternatieven kan het bestuur van de VRZ komen tot een bestuurlijke visie voor de komende jaren.

Visie op waterongevallen 8

AFBAKENING

BEGRIPPEN

In deze studie wordt een aantal begrippen gehanteerd. In dit hoofdstuk worden deze begrippen nader verklaard en wordt met behulp van deze begrippen vervolgens aangegeven hoe deze opdracht is afgebakend (in geografisch opzicht en vanuit taken).

Waterongeval2 Een ongeval waarbij mensen onbedoeld in een open waterlichaam terecht komen.

Waterongevallenbestrijding Het redden van mensen die onbedoeld in een open waterlichaam terecht zijn gekomen.

Search and Rescue (SAR)3 De zorg voor de opsporing en redding van in nood verkerende mensen en dieren op en onder water in de periode dat er nog overlevingskansen zijn.

Type redding4 Grijpredding Slachtoffer is aan de oppervlakte, uit te voeren door een basis brandweereenheid (TS), maximaal 15 meter uit de kant, maximaal 1,5 meter diep water. Oppervlakteredding Slachtoffer is aan de oppervlakte, uit te voeren door een basiseenheid, speciaal uitgerust team of duikteam, maximaal 200 meter uit de kant, speciaal materieel (drijflijn, redbord), opleiding: reddend zwemmen. Bij inzet van de basiseenheden of specialisten is er altijd als back-up een duikteam. Reguliere reddingsduik Slachtoffer onder water, uit te voeren door duikteam, maximaal 9 meter diep, max 0,5m/sec stroming, geen golven, scuba-uitrusting, duikcertificaat. Complexe reddingsduik Slachtoffer onder water, uit te voeren door duikteam, maximaal 15 meter diep, max 1,5knopen (oftewel 0,77m/sec) stroming, geen hoge golven, uitrusting ter discussie, opleiding ter discussie. Verlengde reddingsduik zoektocht direct na de verdwijning (binnen het gouden uur) als de verlengde reddingsduik op verzoek van de GHOR omwille van nabestaanden. Bergingsduik Ten behoeve van het sociaal maatschappelijk belang kan de brandweer overgaan tot een bergingsduik ter assistentie van de politie. Dit wordt alleen op verzoek gedaan en niet op initiatief van de brandweer. Deze taak kan uitgevoerd worden om vaarwegen vrij te maken of voor het bergen van gevaarlijke goederen. Dit wordt gezien als een plustaak. De duikers beschikken dan over dezelfde competenties als politieduikers.

2 Bron: waterongevallenbeheersing brandweer, visie 2010-2014, NVBR, blz 9 3 Bron: handboek incidentbestrijding op het water, project Waterrand, april 2009, blz 193 4 Bron: waterongevallenbeheersing brandweer, visie 2010-2014, NVBR, blz 22-23

Visie op waterongevallen 9

Vanuit VRZ wordt voor deze taak aangesloten bij de (nog te implementeren) ‘Werkinstructie werken onder overdruk brandweer’. Onderdeel hiervan is onder andere dat brandweerduikers niet duiken naar vuurwapens en explosieven.

Figuur 1 Soorten duiken (bron NVBR)

AFBAKENING OPDRACHT

Deze opdracht concentreert zich op de bestrijding van waterongevallen (als gedefinieerd in de vorige paragaaf) in de gebieden waar de brandweer operationeel bevoegd is. De visie wordt ontwikkeld voor deze taak en toegepast op de betreffende gebieden in Zeeland. De visie gaat dus over het redden van mensen die onbedoeld in het water zijn geraakt en dan specifiek in alle wateren binnendijks inclusief de havens. Vaak wordt de term ‘SAR’ gebruikt. Strikt genomen is deze op basis van de definities in de vorige paragraaf niet juist: het belangrijke verschil tussen ‘waterongevallenbestrijding’ en SAR ligt in het al dan niet redden van dieren. In deze rapportage wordt het redden van dieren niet meegenomen. Tijdens de studie kan blijken dat de brandweer in andere gebieden van Zeeland (waar de brandweer niet operationeel bevoegd is) of voor partners een belangrijke partij is. Dit zal waar van toepassing vermeld worden en waar nodig meegenomen worden in de ontwikkeling van de visie. Eventuele inzet van duikteams uit België bij incidenten in Zeeuws-Vlaanderen worden buiten beschouwing gelaten. Ook worden bij analyses de inzetten van Zeeuwse duikploegen buiten Zeeland niet meegenomen.

Visie op waterongevallen 10

WATERONGEVALLENBESTRIJDING

INLEIDING

In dit hoofdstuk is beschreven welke partijen betrokken zijn bij waterongevallenbestrijding en wie waar bevoegd is. Deze beschrijving is gebaseerd op en identiek aan de verdeling als gehanteerd in het project Deltawateren. Vanwege eenduidigheid wordt voor deze visie op waterongevallenbestrijding aangesloten bij de verdeling als gekozen in Deltawateren.

OPERATIONEEL VERANTWOORDELIJK VOOR DE SAR-TAAK5

Er zijn 2 partijen operationeel verantwoordelijk in de wateren in en rond Zeeland: de Kustwacht en de brandweer.

Kustwacht: Ruime binnenwateren. Voor Zeeland zijn dit: Westerschelde; Veerse Meer; Oosterschelde; Grevelingenmeer; Volkerak-Zoommeer; Kust (tussen laagwaterlijn en waterbeheergrens, 1 km).

De Kustwacht heeft de uitvoering van deze taak belegd bij de KNRM.

Brandweer: De brandweer is operationeel verantwoordelijk voor de SAR-taak in de volgende delen van Zeeland: Alle wateren binnen de dijken; Alle kanalen en vaarten; Havens.

Voor details over deze afbakening wordt verwezen naar de rapportages in het kader van het project ‘Deltawateren’.

5 Bron: Deltawateren, blz 20-21-22

Visie op waterongevallen 11

VRZ EN WATERONGEVALLENBESTRIJDING ANNO 2013

INLEIDING

In Zeeland zijn binnen het duikteam van VRZ momenteel 4 duikploegen actief: de ploegen zijn gestationeerd in Goes, Stadsgewest, Terneuzen en Tholen. In dit hoofdstuk worden deze 4 ploegen beschreven aan de hand van de volgende aspecten: Samenstelling ploegen; Opkomsttijden; Materialen en voertuigen; Kosten;

Naast de duikploegen bezit de brandweer nog een aantal boten die ingezet kunnen worden bij waterongevallen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt hier aandacht aan geschonken.

SAMENSTELLING PLOEGEN

Algemeen

Binnen het duiken wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies: Duiker; Duikploegleider; Assistent duikploeg.

Een duikploeg bestaat in ieder geval uit 2 duikers, een duikploegleider en een assistent duikploeg. Een persoon opgeleid als duiker kan ook als assistent duikploeg optreden. Een persoon die alleen opgeleid is als assistent duikploeg kan geen andere functie bekleden. Enkele medewerkers zijn opgeleid als duiker en als duikploegleider. In de volgende paragrafen zal per locatie besproken worden hoeveel medewerkers opgeleid zijn per functie, wat de leeftijdsopbouw is en wat de beschikbaarheid is van de medewerkers. De beschikbaarheid is bepaald aan de hand van beschikbaarheidsprofielen. Deze methodiek wordt ook gebruikt bij berekeningen voor het dekkingsplan. In de bijlagen worden deze profielen nader toegelicht. Er is steeds voor twee tijdvakken aangegeven wat de verwachte beschikbaarheid is per functie: tijdens kantooruren (BIK) en buiten kantooruren (BUK). Deze beschikbaarheid is uitgedrukt in percentages. Eén functieplaats komt overeen met 100%. Voor twee functieplaatsen is dus een berekende beschikbaarheid van 200% nodig. Ligt het berekende percentage onder de 100% dan is de kans dat de betreffende functie ingevuld kan worden bij een alarm klein. Een aantal medewerkers is momenteel in opleiding. Daar waar dit van toepassing is, is dit duidelijk aangegeven.

Goes

De duikers van de ploeg Goes zijn allen vrijwilliger.

GOES Opleidingen

Totaal Waarvan

Tot 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar Ouder dan 50

jaar

Duikploegleider 1 1

Duikploegleider en duiker

2 1 1

Duiker 6 1 1 4

Assistent duikploeg

Beschikbaarheid

Visie op waterongevallen 12

Goes Beschikbaarheid

BIK BUK

Duikploegleider 50% 50%

Duikploegleider en duiker 50% 130%

Duiker 190% 230%

Assistent duikploeg - -

Op basis van bovenstaande gegevens is de verwachting dat overdag: De duikploegleider niet gegarandeerd is; Er 1 duiker beschikbaar is; Er geen duikassistent aanwezig is.

Op basis van bovenstaande gegevens is de verwachting dat buiten kantooruren: De duikploegleider gegarandeerd is Er 2 duikers beschikbaar zijn Er geen duikassistent aanwezig is.

Stadsgewest

De ploeg van het Stadsgewest bestaat uit beroepsmedewerkers en vrijwilligers. Tijdens de kantooruren (BIK) is de bezetting van de duikploeg gegarandeerd door de beroeps. De ploeg rukt uit vanaf de Stromenweg. Buiten kantooruren geldt hier het principe van vrije instroom.

Opleidingen Totaal Waarvan

Tot 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar Ouder dan 50

jaar

Duikploegleider

Duikploegleider en duiker

4 2 2

Duiker 9 4 3 2

Assistent duikploeg 2 2

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid BIK BUK

Duikploegleider

Gegarandeerd aanwezig

Duikploegleider en duiker 320%

Duiker 610%

Assistent duikploeg 50%

Op basis van de bovenstaande gegevens is de verwachting dat overdag: De duikploegleider gegarandeerd is; Er 2 duikers beschikbaar is; De duikassistent gegarandeerd is.

Op basis van bovenstaande gegevens is de verwachting dat buiten kantooruren: De duikploegleider gegarandeerd is; Er meer dan 2 duikers beschikbaar zijn; Daarmee is ook de functie duikassistent gegarandeerd.

Visie op waterongevallen 13

Terneuzen

De duikers van de ploeg Terneuzen zijn allen vrijwilliger.

Opleidingen Totaal Waarvan

Tot 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar Ouder dan 50

jaar

Duikploegleider

Duikploegleider en duiker

4 3 1

Duiker *) 2 1 1

Assistent duikploeg 7 3 3 1

*) de medewerkers die op het moment van opstellen (november 2013) in opleiding zijn (duiker of assistent duikploeg) zijn in dit overzicht niet opgenomen.

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid BIK BUK

Duikploegleider

Duikploegleider en duiker 120% 320%

Duiker 160%

Assistent duikploeg 270% 470%

Op basis van de bovenstaande gegevens is de verwachting dat overdag: De duikploegleider niet gegarandeerd is of de functie van duiker niet gegarandeerd is; De duikassistent gegarandeerd is.

Op basis van bovenstaande gegevens is de verwachting dat buiten kantooruren: De duikploegleider gegarandeerd is; Er meer dan 2 duikers beschikbaar zijn; De duikassistent gegarandeerd is.

Momenteel is een aantal medewerkers in opleiding voor brandweerduiker. Als deze medewerkers de opleiding hebben afgerond zal de beschikbaarheid overdag voor de duikfunctie verbeteren: er zullen dan gemiddeld 2 duikers beschikbaar zijn.

Tholen

De duikers van de ploeg Tholen zijn allen vrijwilliger. Niet alle leden zijn brandweerman.

Opleidingen Totaal Waarvan

Tot 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar Ouder dan 50

jaar

Duikploegleider 3 2 1

Duikploegleider en duiker

2 1 1

Duiker 7 1 2 3 1

Assistent duikploeg 5 1 4

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid BIK BUK

Visie op waterongevallen 14

Duikploegleider 170% 210%

Duikploegleider en duiker 80% 160%

Duiker 330% 370%

Assistent duikploeg 290% 290%

Op basis van de bovenstaande gegevens is de verwachting dat overdag: De duikploegleider gegarandeerd is; Er meer dan 2 duikers beschikbaar zijn; De duikassistent gegarandeerd is.

Op basis van bovenstaande gegevens is de verwachting dat buiten kantooruren: De duikploegleider gegarandeerd is; Er meer dan 2 duikers beschikbaar zijn; De duikassistent gegarandeerd is.

OPKOMSTTIJDEN

De opkomsttijden zijn opgebouwd uit de volgende elementen: Verwerkingstijd van de alarmcentrale: de tijd die de alarmcentrale nodig heeft om een melding

te verwerken tot een alarmering van de juiste eenheden.

Uitruktijd: de tijd die nodig is om na ontvangst van de melding voldoende en juist gekwalificeerde mensen naar de kazerne te laten komen. In de context van dit rapport is dit dus de tijd die nodig is om 1 duikploegleider, 2 duikers en 1 duikassistent op de kazerne te laten komen.

Rijtijd: de tijd die nodig is om vanuit de kazerne de incidentlocatie te bereiken.

In het besluit veiligheidsregio’s is geen normatieve opkomsttijd vastgelegd voor waterongevallen. Op basis van uitruktijden is een inschatting gemaakt van de opkomsttijd van een duikploeg in Zeeland. Deze inschatting is gemaakt op basis van de volgende uitruktijden (zie Tabel 1):

Ploeg Locatie Gehanteerde

uitruktijd Werkelijke uitruktijd

*)

Goes Kazerne Oranjeweg 5:00 9:11

Stadsgewest Stromenweg BIK (overdag) 5:00 3:30

Stromenweg BUK (avond-nacht-weekend)

-

Terneuzen Koegorsstraat 10:00 13:09

Tholen Kazerne Tholen, Grindweg 5:00 6:19

*) gemiddelde tijd gerealiseerd in 2013 Tabel 1: uitruktijden

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de werkelijke uitruktijden in 2013 hoger lagen dan de gehanteerde tijden, uitgezonderd de door de duikploeg van het Stadsgewest gerealiseerde tijd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het aantal meetpunten in 2013 beperkt is en dat de fluctuaties binnen de meetpunten aanzienlijk is. Deze verschillen hebben slechts een beperkte invloed op de uiteindelijke uitkomsten als onderstaand weergegeven. In de volgende kaart is middels een kleurcodering aangegeven wat de verwachte opkomsttijd in een gebied is op basis van de gehanteerde uitruktijden: zie kaart 1.

Visie op waterongevallen 15

kaart 1: Opkomsttijd vanuit huidige locaties

Op basis van bovenstaande kaart blijkt dat: Op Schouwen-Duiveland een duikploeg tussen de 30 en 50 minuten na een melding ter plaatse

is;

Een duikploeg op Tholen en Sint Philipsland binnen 30 minuten na de melding ter plaatse is;

Op Walcheren en de Bevelanden een duikploeg binnen 30 minuten ter plaatse zal zijn na een melding en in grote gebieden binnen 20 minuten;

In grote delen van Zeeuws-Vlaanderen een duikploeg tussen de 30 en 50 minuten nodig heeft om ter plaatse te komen. Aan de westzijde van Zeeuws-Vlaanderen zal deze tijd oplopen tot maximaal 60 minuten. Alleen rond Terneuzen en tot aan Hulst ligt de opkomsttijd onder de 30 minuten.

MATERIALEN EN VOERTUIGEN

Een duikteam dient te beschikken over passende voertuigen en uitrusting. Op basis van een eerder gehouden inventarisatie blijkt dat de ploegen over een adequate uitrusting beschikken. Uitgezonderd

Visie op waterongevallen 16

de duikploeg van het Stadsgewest: deze ploeg heeft geen boot. Momenteel maakt men in de wintermaanden gebruik van een boot van de strandwachten. Bij continuering van de duiktaak zal voor deze ploeg een boot beschikbaar moeten komen. Op andere punten zijn momenteel geen meerkosten of inhaalinvesteringen te verwachten.

KOSTEN DUIKTEAM

Algemeen

Momenteel is er geen accuraat inzicht te krijgen in de kosten die toe te wijzen zijn aan het duikteam van VRZ en daarmee aan de taak waterongevallenbestrijding. Over het materieel van de duikploegen is enige informatie beschikbaar. Om toch een inzicht te krijgen in de kosten van de duiktaak is op basis van kengetallen en informatie van andere regio’s een inschatting van de kosten per duikploeg gemaakt. In de bijlagen zijn de gehanteerde kengetallen voor een duikploeg / -team opgenomen. Hierbij is het uitgangspunt dat de kosten voor een grijpredding in de reguliere bepakking van de tankautospuit is verwerkt en ook in de reguliere budgetten voor de basisbrandweerzorg. Om de kosten te kunnen bepalen is uitgegaan van een normatieve bezetting. Daar waar in de praktijk de bezetting lager is, is de normbezetting gehanteerd: 4 assistenten duikploeg, 8 duikers en 4 duikploegleiders. Daar waar de bezetting hoger is, is deze hogere bezetting gehanteerd. De in deze paragraaf berekende kosten zijn gemiddelde kosten per jaar, uitgaande van een bepaald gelijkmatig verloop van duikers en duikassistenten. Bij een continuering van de duiktaak zullen de kosten in de eerste jaren mogelijk hoger zijn omdat er voor enkele ploegen een opleidingsachterstand is.

Goes

Voor de inschatting van de kosten, samenhangend met de duikploeg Goes is uitgegaan van een team dat kan beschikken over 4 assistenten duikploeg, 8 duikers en 4 duikploegleiders. Dit komt overeen met de huidige bezetting, uitgezonderd de duikploegleider (Goes beschikt momenteel over 3 duikploegleiders) en de duikploegassistenten (worden nu uit de duikfuncties betrokken).

Tabel 2: inschatting kosten duikploeg Goes

Stadsgewest

Voor de inschatting van de kosten, samenhangend met de duikploeg Stadsgewest is uitgegaan van een team dat kan beschikken over 4 assistenten duikploeg, 13 duikers en 4 duikploegleiders. Dit komt overeen met de huidige bezetting, uitgezonderd de assistent duikploeg: Stadsgewest beschikt momenteel over 2 assistenten duikploeg. Een inhaalslag is hier niet nodig: er zijn voldoende duikers om ook gelijktijdig de assistentfunctie in te vullen. Voor de vergoedingen is steeds uitgegaan van de vergoedingen die uitbetaald worden aan vrijwilligers. In de praktijk kan er een verschil zijn tussen beroeps en vrijwilliger.

Ploeg GOES

Kosten

per jaar

Opleiden 9.467€

Materieel en materiaal 19.213€

Vergoedingen 25.431€

Overig 15.250€

totaal 69.360€

Visie op waterongevallen 17

Tabel 3: inschatting kosten duikploeg Stadsgewest

Terneuzen

Voor de inschatting van de kosten, samenhangend met de duikploeg Terneuzen is uitgegaan van een team dat kan beschikken over 4 assistenten duikploeg, 8 duikers en 4 duikploegleiders. Dit komt niet overeen met de huidige bezetting: Terneuzen beschikt momenteel slechts over 6 duikers.

Tabel 4: inschatting kosten duikploeg Terneuzen

Tholen

Voor de inschatting van de kosten, samenhangend met de duikploeg Tholen is uitgegaan van een team dat kan beschikken over 5 assistenten duikploeg, 9 duikers en 5 duikploegleiders. Dit komt overeen met de huidige bezetting.

Tabel 5 inschatting kosten duikploeg Tholen

Ploeg STADSGEWEST

Kosten

per jaar

Opleiden 13.267€

Materieel en materiaal 21.433€

Vergoedingen 28.274€

Overig 17.125€

totaal 80.099€

Ploeg TERNEUZEN

Kosten

per jaar

Opleiden 9.467€

Materieel en materiaal 19.213€

Vergoedingen 25.431€

Overig 15.250€

totaal 69.360€

Ploeg THOLEN

Kosten

per jaar

Opleiden 11.073€

Materieel en materiaal 20.706€

Vergoedingen 28.424€

Overig 15.625€

totaal 75.828€

Visie op waterongevallen 18

Samenvattend

In onderstaande tabel zijn de ingeschatte kosten, samenhangend met het duiken, samengevat. Op niveau van de VRZ zijn aan deze kosten nog toegevoegd de kosten samenhangend met beleid en coördinatie.

Tabel 6: inschatting kosten per jaar voor het duikteam VRZ

BOTEN

Verspreid over de regio is een aantal boten gestationeerd op brandweerkazernes (met namen in Zeeuws Vlaanderen en op Tholen). Deze boten variëren in afmetingen, inzetmogelijkheden, staat van onderhoud en vaarsnelheden. De boten worden niet standaard gealarmeerd bij een waterongeval. De boot van de duikploeg van het Stadsgewest is aan vervanging toe. Deze ploeg moet nu dus functioneren zonder eigen boot. De boot van Terneuzen dient ter plaatse gebracht te worden door een Haakarmvoetuig. Dit vraagt dus extra bemanning bij een uitruk. Mogelijk kan hier een andere oplossing voor gevonden worden.

Ploeg GOES STADSGEWEST TERNEUZEN THOLEN VRZ

Kosten

per jaar

Kosten

per jaar

Kosten

per jaar

Kosten

per jaar

totaal

per jaar

Opleiden 9.467€ 13.267€ 9.467€ 11.073€ 43.273€

Materieel en materiaal 19.213€ 21.433€ 19.213€ 20.706€ 80.564€

Vergoedingen 25.431€ 28.274€ 25.431€ 28.424€ 107.559€

Overig 15.250€ 17.125€ 15.250€ 15.625€ 63.250€

subtotaal 69.360€ 80.099€ 69.360€ 75.828€ 294.647€

Beleidsondersteuning 50.000€

totaal 344.647€

Visie op waterongevallen 19

RISICOGEBIEDEN IN ZEELAND EN DAADWERKELIJKE WATERONGEVALLEN

RISICOGEBIEDEN

Als risicogebieden worden aangemerkt die gebieden waar de kans op waterongevallen reëel aanwezig is. Dit zijn vooral gebieden waar mensen recreëren, waar scheepvaart is en daar waar er verkeer langs waterpartijen is. Er is een verhoogde kans in die gebieden waar een combinatie van beroepsvaart en pleziervaart (recreatie) plaats vindt. Deze algemene criteria zijn niet eenvoudig op Zeeland toe te passen: er is in Zeeland veel oppervlaktewater. Op basis van de bovengenoemde generieke criteria is de inventarisatie te uitgebreid. Daarom is op basis van de beschikbare duikkaarten/bereikbaarheidskaarten van de duikploegen een inventarisatie opgesteld van de risicogebieden in Zeeland. Hierbij is nadrukkelijk uitgegaan van de veronderstelling dat van alle risicolocaties ook een bereikbaarheidskaart aanwezig is. Uitgaande de gesprekken met ploegleiders van de duikploegen lijkt deze veronderstelling juist. De risicolocaties zijn verdeeld in de volgende categorieën: havens, sluizen, kanalen, duiklocaties en overig. Deze laatste categorie omvat voornamelijk recreatiegebieden. Niet alle risicogebieden vallen formeel onder de operationele verantwoordelijkheid van de brandweer. Omdat de brandweer toch in deze gebieden duikt, zijn van deze gebieden door de brandweer ook kaarten gemaakt en in de inventarisatie vermeld. In de volgende tabel zijn de risicogebieden genoemd.

Gebied Aard Omschrijving

Schouwen Duiveland

Havens 6 Verspreid langs Grevelingen

Verspreid langs Oosterschelde

Duiklocaties Verspreid langs Grevelingen

Verspreid langs Oosterschelde

Sluizencomplex 1 Grevelingensluis bij Bruinisse

Overig Recreatiegebied Serooskerke en krekengebied Ouwerkerk

Tholen – Sint Philipsland

Havens 5 Verspreid langs kustlijn

Duiklocaties Verspreid langs Oosterschelde

Kanaal 1 Schelde-Rijn kanaal

Overig Natuurgebieden, Veste (Tholen),

Noord Beveland Havens 6 Verspreid langs Oosterschelde en Veerse Meer

Duiklocaties Verspreid langs Oosterschelde

Walcheren

Havens 6 Langs Veerse Meer, Middelburg, Vlissingen, havengebied Vlissingen Oost

Kanaal 1 Kanaal door Walcheren

Sluizen Vlissingen

Overig Recreatiegebieden langs Veerse Meer

Bevelanden

Havens 11 Verspreid langs Westerschelde, Oosterschelde, Goes

Kanaal 3 Schelde-Rijn kanaal, Spuikanaal, Kanaal door Zuid Beveland

Sluizencomplex 5 Kreekrak, Hansweert, Wemeldinge, Sas, Katse Veer

Duiklocaties Verspreid langs Oosterschelde

Overig Groot aantal recreatiegebieden, welen en plassen, oesterputten

Zeeuws Vlaanderen

Havens 8 Langs Westerschelde

Sluizencomplex 1

Kanaal 2 Uitwateringskanaal en Kanaal Gent-Terneuzen

Visie op waterongevallen 20

Gebied Aard Omschrijving

Overig Aantal recreatiegebieden en kreken

Tabel 7: risicolocaties per gebied

DAADWERKELIJKE INCIDENTEN

In de vorige paragraaf is beschreven wat de risicogebieden zijn in Zeeland wat betreft waterongevallen. In deze paragraaf wordt op basis van de daadwerkelijke uitrukken beschreven hoe vaak waterongevallen voorkomen in Zeeland en waar de ongevallen gebeurd zijn. De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op een gegevensbestand afkomstig van de GMK Zeeland. Dit bestand bevat alle alarmeringen van duikteams in de periode van januari 2008 tot en met augustus 2013. De lijst bevat 178 meldingen. Van deze meldingen hadden er 16 een lage prioriteit en 162 een hoge prioriteit. Deze laatste categorie is nader uitgewerkt. In de onderstaande analyse zijn inzetten bij waterongevallen buiten de regio niet meegenomen. Met name de duikploeg Tholen is ook buiten regio Zeeland ingezet (in regio Midden- en West Brabant). Veel van de meldingen blijken, na analyse, geen waterongeval te zijn of geen inzet van een duikteam te vragen. Zo is er in een aantal gevallen sprake van een voertuig in een sloot en staat er in de sloot slechts enkele centimeters water. Ook is in een aantal gevallen het slachtoffer gered door omstanders.

Visie op waterongevallen 21

Uit de analyse ontstaat het volgende beeld: Prio1 meldingen duikteams

Prio-1 meldingen duikteams 2008-2013

Totaal Locatie

Gracht Kanaal Haven Oosterschelde/

Grevelingen Anders

Geen waterongeval 1

44

Geen persoon aangetroffen / loos2

37

Redding door brandweer

Grijpredding 5 2 1 1 1

Oppervlakteredding 9 1 2 1 2 3

Duik 10 9 1

Redding door anderen dan brandweer

Zelfstandig 19 2 4 4 5 4

Door omstanders 29 3 5 6 3 10

Door andere hulpdiensten

5 1 1 1 2

Niet gered 3 4

8 22 14 11 20

162

1: Ter plaatse is gebleken dat er geen persoon te water is geraakt (bijvoorbeeld een geparkeerde auto te water geraakt) en dat het incident niet past in de definitie van waterongeval. 2: Er is gezocht naar een persoon. Tijdens zoeken bleek melding loos. 3: Er is ter plaatse gezocht naar een vermiste persoon. Deze is niet aangetroffen; melding is ook niet ingetrokken.

Tabel 8: aantal waterongevallen met een uitruk van het duikteam

De meldingen uit de categorieën ‘redding door brandweer’ en ‘redding door anderen dan brandweer’ zijn geplot op een kaart:

Visie op waterongevallen 22

Kaart 2: locatie waterongevallen, naar type redding

De daadwerkelijke waterongevallen gebeuren vooral langs de kanalen Gent-Terneuzen, het kanaal door Walcheren, het kanaal door Zuid-Beveland of de aangrenzende havens, en rondom de haven van Goes / het havenkanaal richting Goes. Op Schouwen-Duiveland (waar geen duikploeg is gevestigd) zijn meer waterongevallen geweest in de meetperiode) dan op Tholen (waar wel een duikploeg is gestationeerd). De duikploegen van het Stadsgewest, Goes en Terneuzen liggen bij of nabij concentraties van waterongevallen. Uit de registratie van de waterongevallen is geen verband gevonden tussen het aantal ongevallen en het toeristenseizoen. In de vakantiemaanden juli en augustus is er geen merkbare stijging van het aantal ongevallen. In de meetperiode waren de meeste ongevallen in de maand januari: zie Tabel 9. Op zaterdagen en zondagen lijken er wel iets meer waterongevallen te gebeuren. Ook is in de middaguren (tussen 12:00 en 16:00 uur) de kans op waterongevallen het grootst.

Visie op waterongevallen 23

Tabel 9: waterongevallen naar tijdstip van optreden6

CONCLUSIE

Op basis van de voorgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat de risicogebieden geconcentreerd zijn rondom de gemeenten Goes, Middelburg, Terneuzen, Vlissingen, de kanalen Gent-Terneuzen, Kanaal door Walcheren, Kanaal door Zuid-Beveland en de daar aan verbonden havens. In deze gebieden treden ook de meeste waterongevallen op. Aan de risicogebieden is toegevoegd het Schelde-Rijnkanaal: in dit gebied gebeuren niet veel daadwerkelijke ongevallen maar gezien de aard van het gebied en de ongevalsfrequentie in vergelijkbare gebieden is dit een logische toevoeging. Op de volgende kaart (Kaart 3) zijn risicogebieden gemarkeerd met gele lijnen. Er liggen verspreid in met name de Bevelanden en het midden van Zeeuws Vlaanderen een aantal kreken of welen. In deze gebieden gebeuren weinig tot geen ongevallen. Verspreid over Schouwen-Duiveland vinden relatief veel ongevallen plaats. Een belangrijk deel hiervan valt buiten het gebied waarin de brandweer operationeel verantwoordelijk is. Het aantal geregistreerde daadwerkelijke waterongevallen in de afgelopen vijfenhalf jaar ligt op 81. Hierbij zijn de meldingen waarbij geen personen zijn aangetroffen buiten beschouwing gelaten. Gemiddeld vinden er in Zeeland jaarlijks dus circa 15 daadwerkelijke waterongevallen plaats waarvoor de brandweer wordt gealarmeerd (meer dan één ongeval per maand). Het aantal alarmeringen van duikploegen ligt een factor twee hoger (zie ook Tabel 8). Geadviseerd wordt om de processen in de GMK dusdanig vorm te geven of aan te passen dat het aantal onnodige alarmeringen van duikploegen zo klein mogelijk wordt. Inzetten van duikploegen buiten de regio zijn in bovenstaande analyse buiten beschouwing gelaten.

6 Bij de analyse op maandniveau is 2013 niet meegenomen: er zijn gegevens van een compleet jaar beschikbaar.

maand aantal dag vd week aantal tijdstip aantal

januari 19 14% maandag 22 14% 0 tot 4 uur 11 7%

februari 10 7% dinsdag 18 11% 4-8 7 4%

maart 6 4% woensdag 21 13% 8-12 36 22%

april 10 7% donderdag 26 16% 12-16 44 27%

mei 13 9% vrijdag 16 10% 16-20 34 21%

juni 12 9% zaterdag 29 18% 20-24 30 19%

juli 9 6% zondag 30 19% 162

augustus 16 11% 162 100%

september 6 4%

oktober 15 11%

november 9 6%

december 15 11%

140 100%

waterongeval len verdeeld naar ti jdstip

Visie op waterongevallen 24

Kaart 3: risicogebieden

Visie op waterongevallen 25

ANALYSE HUIDIGE SITUATIE

RISICO’S

In Kaart 4 zijn de risicolocaties, de locaties van de waterongevallen van de afgelopen 5,5 jaar en de locaties van de duikploegen afgebeeld.

Kaart 4: locaties ongevallen, risico's en duikploegen

Uit de registratie blijkt dat in havens en kanalen de meeste waterongevallen hebben plaatsgevonden (zie ook Tabel 8): 48% van het aantal waterongevallen waarbij een redding is uitgevoerd. De uitruklocaties van de duikploegen liggen in gebieden waar of van waar uit de ongevalslocaties snel bereikt kunnen worden. Een uitzondering hier op vormt Schouwen-Duiveland. Hier treden twee keer meer ongevallen op dan op Tholen. Toch is er op Schouwen-Duiveland geen duikploeg en op Tholen wel. Een deel van de ongevallen op Schouwen-Duiveland vindt plaats in wateren waar de brandweer niet operationeel verantwoordelijk voor is (Oosterschelde, Grevelingenmeer en Grevelingen).

Visie op waterongevallen 26

Als het aantal ongevallen gecorrigeerd wordt voor gebieden waarvoor de brandweer niet operationeel verantwoordelijk is dan verhoudt het aantal ongevallen op Schouwen-Duiveland zich ongeveer tot het aantal op Tholen.

WIJZE VAN REDDEN

In de meetperiode zijn 77 daadwerkelijke reddingen uitgevoerd na een waterongeval. Een beperkt deel hiervan is door de brandweer gedaan en daarvan is weer een beperkt deel door de duikploegen uitgevoerd: zie Tabel 10 (en ook in het vorige hoofdstuk Tabel 8).

Prio-1 meldingen duikteams 2008-2013

Totaal

Redding door brandweer

Grijpredding 5 6%

31% Oppervlakteredding 9 12%

Duik 10 13%

Redding door anderen dan brandweer

Zelfstandig 19 25%

69% Door omstanders 29 38%

Door andere hulpdiensten 5 6%

77 100%

Tabel 10: aantal reddingen naar uitvoerenden

Uit bovenstaande blijkt dat omstanders een belangrijke rol vervullen bij het redden van mensen uit het water. De locaties waar de duikers van de brandweer het meest redden zijn de kanalen, grachten en havens.

OPKOMSTTIJD VERSUS GOUDEN UUR

Er is geen wettelijk vastgelegde opkomsttijd voor duikteams. Wel wordt algemeen 15 minuten aangehouden als richtwaarde7. Deze opkomsttijd biedt nog enige kans op levensredding. Dit is gebaseerd op in wat in de geneeskundige hulpverlening het ‘gouden uur’ wordt genoemd: er is nog enige kans op overleven als iemand binnen het uur na te water te zijn geraakt, uit het water wordt gehaald. In een studie8 uitgevoerd in opdracht van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) is aangegeven dat deze grens van 1 uur mogelijk veel te optimistisch is. Volgens in deze studie aangehaalde onderzoeken ligt de grens eerder in de buurt van 30 minuten.

7 Waterongevallen beheersing brandweer 2010-2014, NVBR, blz 15, 16, 22 8 Effectiviteit van waterongevallenbestrijding binnen veiligheidsregio Utrecht, vanuit medisch oogpunt, K.G.

Laban en P.A. Goos

Visie op waterongevallen 27

Figuur 2: het 'gouden uur' in relatie tot opkomsttijd

In paragraaf 0 is aangegeven wat de opkomsttijd van de duikploegen is en wat het bereik van de ploegen is (zie ook kaart 1 in die paragraaf). In de praktijk blijkt dat de tijdsopbouw van een duikinzet als volgt is: Aangenomen wordt dat er tussen het ongeval en de melding bij de meldkamer mogelijk 5 a 10

minuten kan zitten; Circa 5 minuten na aankomst van de duikploeg op de incidentlocatie is een duiker in het water; De maximale duiktijd is 30 minuten. Vervolgens kan een andere duiker in het water; de vraag is

of er dan nog een zinvolle redding kan plaatsvinden; In dit schema resteert er voor de opkomsttijd circa 15 a 20 minuten.

Uitgaande van de bovengenoemde richtwaarde voor de opkomsttijd van circa 15 tot 20 minuten, is het bereik van de duikploeg Terneuzen op dit moment klein: de ploeg heeft een uitruktijd van circa 10 minuten. Het bereik van de andere ploegen is groter. In Kaart 5 is aangegeven binnen welke opkomsttijden de gebieden bereikt worden. Als het bereik van de ploegen vergeleken wordt met de risicogebieden dan worden de belangrijke delen van de risicogebieden gedekt, uitgezonderd een deel van het Schelde-Rijnkanaal, een deel van het kanaal Gent-Terneuzen en een deel van het havengebied Vlissingen-Oost.

Visie op waterongevallen 28

Kaart 5: opkomsttijd versus risicogebieden

De gehanteerde uitruktijden voor Goes en Terneuzen wijken significant af van de in werkelijkheid gerealiseerde uitruktijden. De in de berekeningen gehanteerde tijden worden beschouwd als haalbaar en daarmee realistisch. Bij een besluit de duikploegen te continueren zal op terugdringen van deze uitruktijden doelbewust gestuurd moeten worden.

PARAATHEID EN TOEKOMSTBESTENDIGHEID

Bij een analyse over de paraatheid van de huidige ploegen hoort in aanmerking genomen te worden dat er in de afgelopen periode een stop was op het aannemen en opleiden van duikers in afwachting van een besluit op voorliggende visie. De duikploegen geven aan dat er sollicitanten voor de duikfuncties zijn en dat een groei van het aantal duikers geen probleem zou zijn. Los van bovenstaande constatering is de huidige situatie op het gebied van paraatheid tijdens kantooruren voor 2 (Goes en Terneuzen) van de 4 ploegen zorgwekkend. Buiten kantooruren kunnen alle ploegen alle benodigde functies leveren al is de basis soms smal.

Visie op waterongevallen 29

De gemiddelde leeftijd van de duikploegen ligt rond de 40 jaar. In alle korpsen zijn leden die ouder zijn dan 50 jaar. Gezien de beperkte beschikbaarheid is het tijdig anticiperen op het vertrek van deze medewerkers noodzakelijk.

KOSTEN

Het rendement bepalen van duikteams (de kosten in relatie tot de geredde mensenlevens) is moreel lastige discussie. Hierbij komt immers het begrip ‘waarde van een mensenleven’ onherroepelijk ter sprake. Om deze discussie richtinggevend te kunnen voeren heeft de NVBR in het document ‘Waterongevallenbeheersing brandweer, visie 2010-2014’ van de NVBR een voorbeeldberekening opgenomen. Op basis van deze berekening kan de doelmatigheid van de waterongevallenbestrijding mede bepaald worden. Als maatgevend bedrag is in deze berekening 2,2 miljoen euro gehanteerd per gered mensenleven9. De kosten voor het duikteam van VRZ worden geschat op circa € 345.000 per jaar (zie hoofdstuk 0).10 Op basis van de registratie van het aantal waterongevallen in de afgelopen vijfenhalf jaar kan de volgende afweging gemaakt worden: Als de kosten voor het duikteam verdeeld worden over het aantal reddingen door de duikers zou iedere redding circa € 192.000 kosten.

Prio-1 meldingen duikteams 2008-2013 Totaal

Per jaar Kosten per redding per jaar

Redding door brandweer

Grijpredding 5 0,9

Oppervlakteredding 9 1,6

Duik 10 1,8 € 192.000

Tabel 11: aantal reddingen versus kosten

In bovenstaande cijfers is niet verwerkt of de geredde persoon het ongeval ook daadwerkelijk heeft overleefd. Uit de registratie valt beperkt af te leiden of de reddingen ook echt succesvol waren. Vermoedelijk zijn in de meetperiode 1 tot 2 personen daadwerkelijk levend uit het water gehaald door een duikploeg. Uitgaande van 1 persoon in 5 jaar zijn de kosten per gered persoon 5 maal € 345.000,00: € 1.725.000,00. Dit valt binnen de door de NVBR genoemde norm.

CONCLUSIES BESTAANDE SITUATIE

De meeste duikongevallen in Zeeland vinden plaats bij havens en kanalen. Deze kunnen dan ook als de belangrijkste risicolocaties beschouwd worden. De duikploegen zijn in de omgeving hiervan gepositioneerd. Van de reddingen bij waterongevallen wordt een belangrijk deel uitgevoerd door anderen dan de brandweer. Van de ongevallen in kanalen wordt wel een belangrijk deel door de brandweer uitgevoerd. De meeste kanalen en havens kunnen door de duikploegen binnen de geadviseerde 15 tot 20 minuten bereikt worden, uitgezonderd een deel van het kanaal Gent-Terneuzen en een deel van het

9 Waterongevallen beheersing brandweer 2010-2014, NVBR, blz 24 10

In de kosten zijn ook eventuele kosten voor revalidatie, verpleging en verzorging van de drenkeling na een

redding niet meegenomen. Strikt genomen zouden deze ook meegenomen dienen te worden in de discussie over het rendement van de duiktaak.

Visie op waterongevallen 30

Schelde-Rijn kanaal. De uitruktijden van de duikploegen Terneuzen en Goes dienen wel korter te worden. De paraatheid tijdens kantooruren is niet gegarandeerd in Goes en Terneuzen. Aanvulling van de bestaande ploegen is noodzakelijk om tijdens kantooruren die paraatheid op niveau te krijgen. Buiten kantooruren zijn de ploegen paraat al is de basis smal. Ook hier is uitbreiding nodig om de paraatheid te verbeteren. De kosten voor het duiken zijn per jaar circa € 345.000. Indien dit uitgedrukt wordt in maatschappelijk rendement zijn de kosten lager dan de opbrengst. Iedere duikploeg heeft een boot nodig en deze moet gelijktijdig met de duikploeg ter plaatse komen. Idealiter wordt de boot door de duikploeg meegenomen. De in Goes en Tholen gebruikte typen voldoen voor de duikploegen. De boot van het Stadsgewest moet vervangen worden. De boot als gestationeerd in Terneuzen mag geredeneerd vanuit de duiktaak kleiner. Geadviseerd wordt iedere ploeg te laten beschikken over een eigen boot die samen met het team ter plaatse kan komen. Voor alle andere boten die bij brandweerposten gestationeerd zijn geldt dat vanuit deze visie er geen noodzaak is om de boten te handhaven. Mogelijk is er vanuit andere taken wel een noodzaak. Bij handhaving van de boten is het vanzelfsprekend wel nodig dat de volgende zaken op orde zijn en blijven: Voldoen aan wet- en regelgeving (vaarbewijzen); Technische staat van de boten moet in orde zijn (onderhoud); De medewerkers moeten opgeleid zijn en regelmatig oefenen met de boot.

Visie op waterongevallen 31

LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN

In heel Nederland wordt en is al uitgebreid gediscussieerd over het nut en de noodzaak van de duiktaak bij de brandweer. Deze discussie is ingegeven door de volgende zaken: Dodelijke ongevallen met brandweerduikers en de daar aan gekoppelde discussie rond de

veiligheid van het brandweerduiken

De afgelopen jaren hebben zich in Nederland enkele noodlottige ongevallen voorgedaan met brandweerduikers. Dit zijn de duikongevallen in Terneuzen (2008), Urk (2007) en Utrecht (2001). Daarnaast kent bijna ieder brandweerduikteam verhalen over (eigen) bijna-ongevallen.

Steeds strenger eisen op het gebied van duiken met daar uit voortkomende hoge(re) kosten van de duikteams

De NVBR en Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) hebben naar aanleiding van bovenstaande (bijna) duikongevallen en de zorg omtrent de veiligheid van de brandweerduikers een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid van het brandweerduiken. Dit onderzoek heeft geleid tot het rapport “Veiligheid brandweerduiken beschouwd”11. Het doel van deze systeembeschouwing was om herhaling van duikongevallen zoveel als mogelijk te voorkomen. In het rapport zijn 38 urgente maatregelen benoemd die ieder brandweerkorps met een duikteam op orde dient te hebben.

Beperkt aantal geredde levens. In de discussies wordt vaak gewezen op het rendement van de duiktaak: het aantal mensen dat (levend) uit het water wordt gehaald door duikploegen versus de kosten voor het in stand houden van de ploegen.

De strategische reis ‘de brandweer over morgen’. De ‘brandweer over morgen’ is een visie op het veranderingsproces dat de brandweer tot 2040 te wachten staat. Hierin wordt onder andere de nadruk gelegd op de voorkant van de veiligheidsketen (risicobeheersing) en de wijze van risicobenadering. Toegepast op de duiktaak: kan door pro-actieve en preventieve maatregelen het aantal waterongevallen teruggebracht worden.

Deze ontwikkelingen hebben geleid tot het ontwerpen van de landelijke visie voor het brandweerduiken door de NVBR: waterongevallen beheersing brandweer, visie 2010 – 2014. Deze visie kan gezien worden als een nadere uitwerking van Brandweer over Morgen voor het deelgebied waterongevallen voor een periode van 4 jaar. De inzet van de brandweer bij waterongevallen is te verdelen in 3 categorieën: 1. Grijpredding: deze taak kan door iedere standaard eenheid van de brandweer (TS-6) uitgevoerd

worden;

2. Oppervlakteredding: door de standaard eenheid uit te rusten met extra materiaal en de medewerkers aanvullende trainingen te geven, kan een oppervlakteredding uit te voeren zijn;

3. Reddingsduik: uit te voeren door opgeleide brandweerduikers.

Zie ook hoofdstuk 0 voor een definitie van bovenstaande begrippen. De veiligheidsregio’s hebben op basis van bovenstaande discussies en gedefinieerde soorten redding, gekozen voor het aanpassen van de duiktaak. De volgende varianten zijn de afgelopen periode ontwikkeld: Niet meer duiken bij de brandweer. In geval van een waterongeval wordt een beroep gedaan op

omliggende regio’s of andere instanties / particulieren;

11

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, oktober 2008.

Figuur 3: typen redding

Visie op waterongevallen 32

Met een beperkter aantal duikploegen verder gaan;

Combinatie van een beperkt aantal duikploegen met enkele oppervlaktereddingsteams. Op deze wijze verwacht men een meer op maat van de risico’s gerichte aanpak van waterongevallen te hebben en een kostenreductie te bereiken.

Naast een focus op het aantal benodigde duikploegen en de taak van de ploegen is er ook een focus op veiligheid. Daar waar men besluit de duiktaak uit te blijven voeren, wordt deze ook dusdanig ingericht dat de taak conform de wet- en regelgeving uitgevoerd kan worden. Ten behoeve van deze rapportage is bij veiligheidsregio’s met een vergelijkbaar geacht risicobeeld geïnventariseerd hoe de redding bij waterongevallen georganiseerd is. In Tabel 12 is per regio vermeld hoeveel duikploegen en oppervlaktereddingsteams er momenteel zijn.

Regio Aantal

duikploegen Aantal teams

oppervlakteredding Opmerkingen

Amsterdam Amstelland 3 -

Fryslan 2 10

Noord-Holland Noord 3 -

Rotterdam-Rijnmond 3 8 Zijn opgericht daar waar de duikploeg niet binnen 15 minuten arriveert.

Zuid-Holland Zuid 1 2, groeit naar 6

Zeeland 4

Tabel 12: organisatie redding bij waterongevallen in andere regio's

Bovengenoemde aantallen duikploegen blijven naar verwachting in de komende jaren gelijk: er zijn geen plannen om het aantal ploegen terug te brengen. In Zuid-Holland Zuid worden de teams oppervlakteredding niet ingezet in kanalen, sluizencomplexen en havens. In Rotterdam-Rijnmond worden de teams oppervlakteredding wel ingezet in deze typen waterlichamen. De teams hebben hiervoor een aanvullende training gehad zodat zij ook kunnen optreden in stromend water. De regio’s denken zeer verschillend over de toegevoegde waarde en de inzetbaarheid van oppervlakteredteams. De belangrijkste reden om deze teams in te zetten is de lange(re) opkomsttijd van duikploegen. Daar staat tegenover dat de teams niet in alle soorten wateren worden ingezet. Ook zijn er bezwaren vanuit oogpunt van veiligheid: Gevreesd wordt dat de redders verder gaan dan eigenlijk verantwoord is; Gezondheidsrisico’s: gevaar op besmetting via het water (o.a. blauwalg); Vooral vertrouwen op de zwemvaardigheid van de redders zonder een adequate backup.

Over het aantal inzetten van de teams oppervlakteredding zijn bij bovengenoemde korpsen geen gegevens bekend.

Visie op waterongevallen 33

STANDPUNT PARTNERS

INLEIDING

In de waterrijke provincie Zeeland is de veiligheidsregio één van de partijen die een operationele verantwoordelijkheid hebben bij waterongevallen. De Kustwacht is een andere belangrijke partij. Bij het opstellen van de visie kwam ook ter sprake of de marine een rol kan spelen bij waterongevallen. In dit hoofdstuk is daarom voor deze twee partijen aangegeven of en hoe er samenwerking met het duikteam van VRZ kan ontstaan.

KUSTWACHT

De Kustwacht is operationeel verantwoordelijk in de volgende wateren in Zeeland (zie ook hoofdstuk 0): Westerschelde; Veerse Meer; Oosterschelde; Grevelingenmeer; Volkerak-Zoommeer; Kust (tussen laagwaterlijn en waterbeheergrens, 1 km).

Deze wateren grenzen aan de gebieden waarvoor de brandweer operationeel bevoegd is. De Kustwacht heeft in Zeeland geen eigen operationele teams. De uitvoering van de SAR-taken heeft de Kustwacht belegd bij de KNRM. De brandweer voert regelmatig op verzoek van / in opdracht van de Kustwacht zoekacties uit met duikploegen in met name de Oosterschelde. De mogelijke locatie van een drenkeling of vermiste duiker is dan gemarkeerd. De brandweerduikers zoeken onder water naar vermiste(n). De Kustwacht heeft geen eigen duikers of andere duikteams die met een vergelijkbare opkomsttijd van de brandweer ingezet kunnen worden. Vanuit de Kustwacht zijn er geen eisen aan de opkomsttijd van de brandweer. In de eerste fase van hun inzet wordt er gezocht aan de oppervlakte. Op dat moment is (door de vaarbewegingen) duiken nog niet mogelijk. De huidige opkomsttijden van de brandweerduikers zijn passend. De Kustwacht verwacht van de brandweer bij een inzet dat een ploeg zelfstandig kan opereren: zoals de huidige ploegen functioneren. De Kustwacht kan/zal een duikplatform leveren. Indien de Veiligheidsregio Zeeland besluit de duiktaak van de brandweer te stoppen of het aantal ploegen terug te brengen, is er voor de Kustwacht geen alternatief beschikbaar. De Kustwacht verwacht niet zelf een team op te richten of de duiktaak bij anderen in te kopen: de kosten zijn hoog in verhouding tot de inzetfrequentie in het gebied waarvoor de Kustwacht verantwoordelijk is en de effectiviteit is beperkt.

Visie op waterongevallen 34

MARINE

Bij aanvang van het opstellen van deze visie is gesteld dat de komst van de mariniers naar Vlissingen mogelijk kan leiden tot samenwerking op het gebied van waterongevallen. Vanuit deze perceptie is contact gezocht met de marine om te bezien of er samenwerking mogelijk is en hoe deze vormgegeven kan worden. Uit contacten met de marine is het volgende standpunt naar voren gekomen:

De Defensie Duikgroep (DDG) heeft alleen in de regio Noord-Holland Noord een rol in de reddende duik taak van de brandweer vanwege de gunstige aanrijtijden. Alle andere taken van de DDG zijn nationaal georiënteerd. Er wordt niet overwogen om de DDG mee te verhuizen naar Vlissingen. Mariniers kennen alleen tactische duikers die gebruikt worden voor speciale operaties. Die zullen zeker niet worden aangeboden om een brandweerrol te vervullen.

Er is dus geen mogelijkheid om voor spoedeisende duikinzetten een beroep te doen op of een samenwerkingsverband aan te gaan met de marine.

Visie op waterongevallen 35

VISIE VANUIT VAKINHOUDELIJK PERSPECTIEF

INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt op basis van de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken een visie geformuleerd voor de bestrijding van waterongevallen in Zeeland. Deze visie is opgesteld vanuit vakinhoudelijk perspectief. Het bestuur van VRZ zal op basis van dit vakinhoudelijke perspectief een bestuurlijke visie moeten maken. Om dit proces te ondersteunen zal in hoofdstuk 0een aantal varianten geschetst worden en zal een afwegingenkader gegeven worden.

SAMENVATTING EN CONCLUSIE

Op basis van de voorgaande hoofdstukken zijn de voorlopige conclusies: Kanalen en havens zijn belangrijkste risicogebieden en hier gebeuren de meeste ongevallen; De duikploegen zijn gestationeerd in de omgeving van de belangrijkste risicolocaties; De meeste risicogebieden kunnen binnen de 15 tot 20 minuten bereikt worden. Hierdoor is het

redden van mensen binnen het ‘gouden uur’ mogelijk; In 50% van het aantal alarmeringen van de duikploegen is er geen sprake van een waterongeval; Twee ploegen zijn nu onvoldoende paraat (Goes en Terneuzen); De duikploegen van Goes en Terneuzen moeten de uitruktijd verkorten om een zinvolle redding

mogelijk te maken; De kosten van het duiken zijn lager dan de kosten die aan een mensenleven te koppelen zijn

(maatschappelijk rendement); Kustwacht en marine kunnen geen alternatief bieden voor redding bij waterongevallen.

VISIE VOOR DE KOMENDE JAREN

Voor het bestrijden van waterongevallen wordt voorgesteld in de komende periode in te zetten op twee pijlers: 1. Terugbrengen van het aantal ongevallen en het verkleinen van de kans op waterongevallen door

een specifiek beleid te ontwikkelen op het gebied van pro-actie en preventie;

2. Continueren van het huidige niveau van dienstverlening (en toekomstbestendig maken) door het handhaven van de bestaande duikploegen.

Oppervlakteredding als vervanging van duikploegen of als aanvulling op de duikploegen is geen optie voor Zeeland: De risicogebieden lenen er zich niet voor; Veiligheidsrisico’s: besmet water, oppervlakteredders gaan bij een redding mogelijk verder dan

eigenlijk kan / verantwoord is; Inspanning op oefenen en materieel blijft (wel minder dan duiken maar toch substantieel); Deze optie kan nooit zonder duikteam gezien worden.

Pijler 1: Risicobeheersing

Geadviseerd wordt om een beleid om waterongevallen zoveel als mogelijk te voorkomen te ontwikkelen, ongeacht welke optie in de komende jaren wordt geïmplementeerd in Zeeland. Op basis van een risico-inventarisatie van waterongevallen (wat zijn de risicogebieden, waar treden de meeste ongevallen op en wat is de oorzaak van die ongevallen) kunnen maatregelen en acties gedefinieerd worden om het aantal ongevallen te verminderen.

Visie op waterongevallen 36

Voorbeelden van maatregelen die genomen kunnen worden zijn het aanbrengen van afscheidingen tussen wegen en watergangen, middels voorlichting (doelgroep gericht) mensen wijzen op de gevaren en mogelijkheden om risico’s te beperken. Een ander soort maatregelen is het treffen van voorzieningen die de redding kunnen versnellen. Dit valt uiteen in 2 categorieën: Voorzieningen voor de duikploegen: bijvoorbeeld om snel te water te kunnen gaan;

Voorzieningen voor burgers. Uit de analyse van het aantal waterongevallen in hoofdstuk 0, Tabel 8, blijkt dat een aanzienlijk deel van de reddingen door omstanders uitgevoerd wordt. Door instructie, materialen op of nabij ongevalslocaties kan de kans op succes van deze reddingen vergroot worden en kan de veiligheid van deze redders verbeterd worden.

Naast bovenstaande maatregelen is het ook effectief als de brandweer wordt betrokken door de gemeenten bij RO vraagstukken en het aspect waterongevallen meegenomen wordt in de ontwerpfase. Deze diverse adviseurs van de brandweer dienen dan wel bewust te zijn van dit aspect. Regionaal wordt het beleid vastgesteld, dit wordt grotendeels lokaal uitgevoerd. Daarnaast kunnen er regionaal een aantal initiatieven worden opgepakt.

Pijler 2: continuering huidige duiktaak

Op basis van het risicobeeld en de daadwerkelijke duikinzetten is continuering en verdere optimalisering van de bestaande duikploegen het best passende antwoord op waterongevallen. De duikploegen zijn verspreid over de regio gestationeerd in of in de nabijheid van de risicolocaties. De ploegen kunnen binnen de over het algemeen als zinvol ervaren opkomsttijd ter plaatse zijn. Gezien de aard van de waterlichamen is duiken de meest geschikte optie om mensen uit het water te kunnen halen. Wel zullen de volgende acties ondernomen moeten worden om de huidige werking van de ploegen te optimaliseren en daarmee de ploegen op langere termijn inzetbaar te houden: Werven en opleiden van nieuwe leden; Uitruktijd van de ploegen van Terneuzen en Goes naar beneden brengen.

Uit gesprekken met vertegenwoordigers van de duikploegen is naar voren gekomen dat deze acties als zeer haalbaar beschouwd worden. Bovenstaand voorstel is voor de komende jaren vanuit vakinhoudelijk oogpunt een goede constructie. Belangrijk hierbij is dat het huidige kostenniveau aanvaardbaar is. Blijkt in de komende jaren dat het kostenniveau hard stijgt omdat ploegen niet of onvoldoende paraat kunnen zijn met vrijwilligers, dan zal op een gegeven moment een andere afweging gemaakt kunnen worden.

Visie op waterongevallen 37

ACTIES OP KORTE TERMIJN

Om de duiktaak te optimaliseren zijn op korte termijn de volgende maatregelen te nemen: Terugbrengen van het aantal onnodige alarmeringen van duikploegen door aangepaste

procedures in de GMK; Uitruktijd verkorten van duikploeg Goes en Terneuzen; Paraatheid verbeteren: de kans op het opkomen van een complete duikploeg bij een alarm

significant vergroten.

Visie op waterongevallen 38

ONTWIKKELEN BESTUURLIJKE VISIE

INLEIDING

In het voorgaande hoofdstuk is gesteld dat, uitgaande van het risicobeeld en de daadwerkelijk opgetreden waterongevallen, de huidige duikploegen een passend antwoord zijn voor het optreden bij waterongevallen. Redenerend vanuit de taakstelling die veiligheidsregio opgelegd heeft gekregen, wordt in deze visie ook aangegeven wat mogelijke opties zijn om een bijdrage te leveren aan deze taakstelling, inclusief de consequenties voor de dekking in de regio. In dit hoofdstuk zijn 3 scenario’s uitgewerkt. Afgesloten wordt met een afwegingenkader. Op basis hiervan kan het bestuur besluiten welke ontwikkelrichting zij voorstaat.

REDUCTIE INSPANNING OP WATERONGEVALLEN

Bij het ontwikkelen van de scenario’s is als uitgangspunt gehanteerd dat de taakuitvoering en de voorbereiding op de taakuitvoering op een passend niveau gedimensioneerd zijn. Er zijn 3 scenario’s uitgewerkt. In iedere optie wordt een duikploeg gesloten. De ‘kaasschaaf-methode’ (kijken welke kosten te vermijden zijn met instandhouding van de ploegen) is geen optie. Deze methode past niet bij het risicovolle karakter van de duiktaak. De basis van de uitgewerkte scenario’s wordt gevormd door het vanuit kostenoogpunt (risico versus kosten) duikploeg(en) stoppen. De in hoofdstuk 0 genoemde pijler 1 (Risicobeheersing) blijft in alle opties ook nodig. De volgende scenario’s zijn uitgewerkt: 1. Stoppen met duikploeg Goes; 2. Stoppen met de duikploegen Stadsgewest en Tholen; 3. Stoppen met duikploeg Tholen.

Per optie worden de kosten geschetst en de opkomsttijden. In al deze scenario’s blijft dus de ploeg Terneuzen in stand: de andere teams hebben een te lange opkomsttijd in het risicogebied Zeeuws Vlaanderen.

Duikploeg Goes stopt

In deze optie wordt het verzorgingsgebied van de duikploeg Goes verdeeld over de duikploegen van Stadsgewest en Tholen. De opkomsttijd wordt rondom Goes verdubbeld (van maximaal 20 minuten naar maximaal 40 minuten). De kans op een redding binnen het ‘gouden uur’ is klein. De opkomsttijd op Schouwen Duiveland wordt over het algemeen 50 minuten.

Kosten per jaar

Kosten 4 duikploegen € 344.647,00

Kosten duiktaak bij sluiten Goes

€ 275.287,00

Besparing op jaarbasis € 69.360,00

Duikploegen Stadsgewest en Tholen stoppen

Figuur 4: zonder duikploeg Goes

Visie op waterongevallen 39

In deze optie wordt verzorgingsgebied van de ploegen Stadsgewest en Tholen overgenomen door de ploeg Goes. De opkomsttijden in de risicogebieden rondom Middelburg en Vlissingen nemen overwegend toe met 10 minuten. De kans op een redding binnen het ‘gouden uur’ in dit gebied is klein. De opkomsttijden op Tholen worden overwegend 50 minuten. De kans op een redding binnen het ‘gouden uur’ op Tholen is zeer klein in deze optie.

Duikploeg Tholen stopt

In deze optie wordt het verzorgingsgebied van de duikploeg Tholen overgenomen door de duikploeg Goes. De opkomsttijden op Tholen worden overwegend 50 minuten. De kans op een redding binnen het ‘gouden uur’ op Tholen is zeer klein in deze optie.

Kosten per jaar

Kosten 4 duikploegen € 344.647,00

Kosten duiktaak bij sluiten Tholen

€ 275.287,00

Besparing op jaarbasis € 69.360,00

Vergelijking alternatieven

Van de 3 benoemde alternatieven draagt alternatief 2 het meest bij aan de taakstelling. De consequenties voor de opkomsttijd zijn voor alternatief 3 beperkt: de opkomsttijden voor het eiland Tholen worden hoog, maar door het lage aantal waterongevallen zal het effect in de praktijk beperkt zijn.

Kosten per jaar

Kosten 4 duikploegen € 344.647,00

Kosten duiktaak bij sluiten Stadsgewest en Tholen

€ 138.720,00

Besparing op jaarbasis € 205.927,00

Figuur 5: zonder duikploegen Stadsgewest en Tholen

Figuur 6: zonder duikploeg Tholen

Visie op waterongevallen 40

AFWEGINGEN

Voorliggend rapport geeft inzicht in de wijze waarop de brandweer de bestrijding op waterongevallen momenteel heeft georganiseerd. Er is een inschatting gemaakt van de kosten hiervoor. De duiktaak kan met beperkte inspanningen op een verantwoord niveau gebracht worden. Ook wordt beschreven in welke gebieden in Zeeland waterongevallen voorkomen en voor kunnen komen. De duikploegen zijn in (de nabij van) deze gebieden gestationeerd. Vanuit de vakinhoud is een voorstel gedaan voor de komende jaren. Op basis van dit voorstel is een aantal alternatieven beschreven vanuit de veronderstelling dat er voor de duiktaak ook een taakstelling voor de komende jaren zal gelden. Bij ieder voorstel is aangegeven wat de consequenties voor de opkomsttijd zijn en wat de bijdrage aan de taakstelling zal zijn. De VNG heeft een ‘bestuurlijk afwegingskader brandweerduiken’ gepubliceerd. De VNG adviseert een aantal zaken te inventariseren en op basis van de verzamelde informatie een beslissing te nemen over de toekomst van het duiken. Alle elementen die de VNG nodig acht voor een zorgvuldige besluitvorming zijn in voorliggende rapportage verwerkt, uitgezonderd een inventarisatie over het verwachtingspatroon van de burgers aangaande redding bij een waterongeval. De centrale vraag in de besluitvorming over voorliggende rapportage zal zijn hoe de kosten voor het in stand houden van de 4 duikploegen zich verhouden tot de financiële mogelijkheden van VRZ.

Visie op waterongevallen 41

BIJLAGEN

Onderwerp

1 Kosten reddingsduiken: kengetallen

2 Beschikbaarheid: profielen

Visie op waterongevallen 42

BIJLAGE 1: KOSTEN REDDINGSDUIKEN - KENGETALLEN

Kosten

[p. Pers.

/ per stuk]

Aantal

[personen

/stuks]

Afschrijving

/ Functietijd

Kosten

totaal

Kosten

per jaar

Chauffeur (assistent) Brandweerchauffeur

(opm. niet exclusief voor

duiken)

€ 1.150 4 15 € 4.600 € 307

Assistent (chauffeur) -

module 002

€ 1.300 4 10 € 5.200 € 520

Brandweerduiker Brandweerduiker -

module 002 (theorie)

€ 1.600 8 10 € 12.800 € 1.280

Brandweerduiker -

module 003 (praktijk I -

binnenwater / duiktoren)

€ 3.000 8 10 € 24.000 € 2.400

Brandweerduiker -

module 004 (praktijk II -

buitenwater)

€ 3.000 8 10 € 24.000 € 2.400

Duikploegleider Duikploegleider -

module 016

€ 2.400 4 10 € 9.600 € 960

Specialisatie

brandweerduiker -

module 009

€ 4.000 4 10 € 16.000 € 1.600

€ 96.200 € 9.467 Subtotaal opleiden

Kosten reddingsduiken

Opleiden

Visie op waterongevallen 43

Kosten

[p. Pers.

/ per stuk]

Aantal

[personen

/stuks]

Afschrijving

/ Functietijd

Kosten

totaal

Kosten

per jaar

Voertuigen Waterongevallenvoertui

g inclusief inrichting

exclusief materieel

€ 90.000 1 10 € 90.000 € 9.000

Duikkleding Pakken en kleding 1.800€ 8 6 14.400€ 2.400€

Droogpak € 1.500 8 6 € 12.000 € 2.000

Onderkleding € 300 8 6 € 2.400 € 400

Oppervlakteredvest € 450 4 6 € 1.800 € 300

Persoonlijke

beschermingsmiddelen

€ 2.910 4 / 8 6 € 12.700 € 2.117

Duiktoestel Backpack inclusief

bandenstel

€ 1.500 4 6 € 6.000 € 1.000

Ademluchtcilinder € 600 8 6 € 4.800 € 800

Restdrukwaarschuwing

sinrichting

€ 200 4 6 € 800 € 133

Ademhalingsautomaat € 400 4 6 € 1.600 € 267

Seinlijn, drijvend € 1.100 4 6 € 4.400 € 733

Eerstehulpuitrusting EHBO-koffer en

zuurstofkoffer

€ 1.000 1 6 € 1.000 € 167

Boot Lichte boot met

buitenboordmotor met

trailer

€ 30.000 1 15 € 30.000 € 2.000

Overig materieel boot € 1.775 1 6 € 1.775 € 296

€ 169.275 € 19.213 Subtotaal materiaal en materieel

Kosten reddingsduiken

Materieel en materiaal

Visie op waterongevallen 44

Kosten

[p. Pers.

/ per stuk]

Aantal

[personen

/stuks]

Afschrijving

/ Functietijd

Kosten

totaal

Kosten

per jaar

Oefenen en uren

keuring

Gemiddelde kosten

(hbrw)

Minimaal 300 minuten

(20 oefenmomenten a ±

30 min. per oefening in

totaal 2 uur)

€ 12,92 16 1 € 8.269 € 8.269

Realistisch oefenen

(minimaal 2 x per jaar)

incl kosten huur locatie

€ 12,92 16 1 € 2.327 € 2.327

Opleiden Gemiddeld twee

opleidingen per jaar ±

100 uur

€ 12,92 2 1 € 2.584 € 2.584

Psychologische keuring

/ assessment

€ 500,00 2 1 € 1.000 € 1.000

Uitrukken Gemiddelde kosten

(manschap B)

Gemiddeld 25 uitrukken

per jaar a 2 uur

€ 24,19 4 1 € 4.838 € 4.838

Overleg (2 x per jaar 2

uur)

€ 12,92 16 1 € 413 € 413

€ 19.431 € 19.431

Vergoedingen

Subtotaal vergoedingen

Kosten reddingsduiken

Visie op waterongevallen 45

Kosten

[p. Pers.

/ per stuk]

Aantal

[personen

/stuks]

Afschrijving

/ Functietijd

Kosten

totaal

Kosten

per jaar

Stalling Stalling materieel (35m²

x € 95,-)

- 1 € 3.325 € 3.325

Onderhoud en

verzekeringen

Onderhoud en

verzekeringen

- 1 € 3.800 € 3.800

Keuren Keuring materieel - 1 € 3.000 € 3.000

Keuring duikers € 375 8 1 € 3.000 € 3.000

Software Software (licentie) 1 1 € 500 € 500

RI&E Risico inventarisatie en

evaluatie duiken

€ 6.500 1 4 € 6.500 € 1.625

€ 20.125 € 15.250

Beleidsondersteunin

g

Ondersteuning

(jaarlijkse vergoeding

per fte)

€ 50.000 0,4 1 € 20.000 € 20.000

€ 305.031 € 63.360

€ 325.031 € 83.360

Totaal excl. beleid

Totaal incl. beleid

Subtotaal overig

Beleid

Totaal

Overig

Kosten reddingsduiken

Visie op waterongevallen 46

BIJLAGE 2: BESCHIKBAARHEID - PROFIELEN

Profiel Omschrijving profiel

Avond/nacht 18.00 tot 07.00 uur en weekend vrijdag 18.00

uur tot maandag 07.00 uur BIK (binnen kantoortijd)

Werkdag 07.00 tot 18.00 uur

BUK (Buiten kantoortijd)

1 Dag en nacht/avond/weekend beschikbaar voor brandweer

80% 80%

2 Nacht/avond/weekend beschikbaar voor brandweer

80% 0%

3 Dag (gedeeltelijk) en avond/nacht/weekend beschikbaar voor brandweer

80% 40%

4 Ploegendienst, beschikbaar vanaf woonadres

50% 50%

5 Alleen overdag beschikbaar 0% 80%

Profiel 1 De persoon is zowel in de dagsituatie als in de nacht-, avond- en weekendsituatie beschikbaar voor de brandweer. Dit kan een kantoorfunctie, thuiswerker, huisvrouw et cetera zijn die in ieder geval toestemming van de werkgever heeft.

Profiel 2 De persoon is alleen in de nacht-, avond- en weekendsituatie beschikbaar voor de brandweer. Dit kan als oorzaak hebben dat de werkgever voor overdag géén toestemming geeft of dat de persoon te ver van de kazerne werkt en daardoor niet meegenomen hoeft te worden in de berekening. De persoon is dus 0% beschikbaar. In de nacht- en weekendsituatie is de persoon 80% beschikbaar.

Profiel 3 De persoon is zowel in de dagsituatie als in de nacht-, avond- en weekendsituatie beschikbaar voor de brandweer, echter met een beperking in de dagsituatie. Dit kan als oorzaak hebben dat de persoon zich op wisselende afstanden van de kazerne bevindt. Denk hierbij aan aannemers, vrachtwagenchauffeurs, vertegenwoordigers en dergelijke. De persoon is in de dagsituatie voor 40% beschikbaar.

Profiel 4 De persoon werkt in ploegendiensten. In zowel de dag- als nacht, avond- en weekendsituatie is de persoon voor 50% beschikbaar.

Profiel 5 De persoon is alleen beschikbaar voor de brandweer in de dagsituatie en is voor 80% beschikbaar.