Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756...

122
New Babylon Bezuidenhoutseweg 57 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 www.pelsrijcken.nl Alle werkzaamheden worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht met de naamloze vennootschap Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V. gevestigd te Den Haag en ingeschreven in het Handelsregister onder nr. 27283716. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie rechtbank Den Haag onder nr. 19/2015. Daarin is een aansprakelijkheidsbeperking opgenomen. De algemene voorwaarden worden op verzoek toegezonden of zijn te raadplegen op www.pelsrijcken.nl. Kwaliteitsrekening notariaat 21.30.13.495 Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Kneuterdijk 22 2514 EN DEN HAAG onze ref. HB/FM/11002492 H.J.M. Besselink advocaat t +31 (0)70 515 38 92 f +31 (0)70 515 30 95 [email protected] uw ref. 201600614/1/R2, 201600617/1/R2, 201600618/1/R2, 201600620/1/R2, 201600622/1/R2 en 201600630/1/R2 inzake GS van Noord-Brabant / Stichting Werkgroep Behoud de Peel 17 januari 2019 Hoogedelgestreng college, In deze zaken – waarin op 14 februari a.s. een tweede zitting zal plaatsvinden – heeft u in de tussenuitspraak van 17 mei 2017 geoordeeld dat een nadere onderbouwing nodig is van enkele keuzes, gegevens en aannames die ten grondslag liggen aan het PAS en de daarbij behorende passende beoordeling. Eerder heb ik u bij brief van 4 juli 2018 voorzien van nadere informatie op deze punten. In die brief stond dat nog niet op alle punten volledige zekerheid kon worden gegeven. De huidige brief voorziet in nadere informatie op deze punten, vooruitlopend op de zitting. 1 Keuzes, gegevens en aannames over de depositiedaling In juli 2018 heb ik u voorzien van een briefrapport van het RIVM ‘Ontwikkelingen in de stikstofdepositie’. Daarbij heb ik aangegeven dat er vervolgonderzoek zou plaatsvinden ten aanzien van het ontstaan van het trendverschil tussen de berekende en gemeten concentraties. Inmiddels is daarover een rapport beschikbaar: ‘Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016’ van het RIVM (bijlage 1). Verder heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Natuur en

Transcript of Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756...

Page 1: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

New Babylon

Bezuidenhoutseweg 57

2594 AC Den Haag

Postbus 11756

2502 AT Den Haag

telefoon +31 (0)70 515 30 00

www.pelsrijcken.nl

Alle werkzaamheden worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht met de naamloze vennootschap Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

N.V. gevestigd te Den Haag en ingeschreven in het Handelsregister onder nr. 27283716. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van

toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie rechtbank Den Haag onder nr. 19/2015. Daarin is een aansprakelijkheidsbeperking opgenomen. De

algemene voorwaarden worden op verzoek toegezonden of zijn te raadplegen op www.pelsrijcken.nl. Kwaliteitsrekening notariaat 21.30.13.495

Bezorgen

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Kneuterdijk 22

2514 EN DEN HAAG

onze ref. HB/FM/11002492 H.J.M. Besselink

advocaat

t +31 (0)70 515 38 92

f +31 (0)70 515 30 95

[email protected]

uw ref. 201600614/1/R2, 201600617/1/R2,

201600618/1/R2, 201600620/1/R2,

201600622/1/R2 en 201600630/1/R2

inzake GS van Noord-Brabant / Stichting Werkgroep

Behoud de Peel

17 januari 2019

Hoogedelgestreng college,

In deze zaken – waarin op 14 februari a.s. een tweede zitting zal plaatsvinden – heeft

u in de tussenuitspraak van 17 mei 2017 geoordeeld dat een nadere onderbouwing

nodig is van enkele keuzes, gegevens en aannames die ten grondslag liggen aan het

PAS en de daarbij behorende passende beoordeling.

Eerder heb ik u bij brief van 4 juli 2018 voorzien van nadere informatie op deze

punten. In die brief stond dat nog niet op alle punten volledige zekerheid kon worden

gegeven. De huidige brief voorziet in nadere informatie op deze punten, vooruitlopend

op de zitting.

1 Keuzes, gegevens en aannames over de depositiedaling

In juli 2018 heb ik u voorzien van een briefrapport van het RIVM ‘Ontwikkelingen in de

stikstofdepositie’. Daarbij heb ik aangegeven dat er vervolgonderzoek zou plaatsvinden

ten aanzien van het ontstaan van het trendverschil tussen de berekende en gemeten

concentraties.

Inmiddels is daarover een rapport beschikbaar: ‘Ontwikkelingen in emissies en

concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016’ van het RIVM

(bijlage 1). Verder heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Natuur en

Page 2: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

datum 17 januari 2019

onze ref. HB/FM/11002492

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen

2/6

Voedselkwaliteit de Commissie Deskundigen Meststoffenwet met het RIVM onderzoek

gedaan naar de onzekerheden in respectievelijk de ammoniakemissies uit de landbouw

en de ammoniakconcentraties in de atmosfeer voor de genoemde periode. De

resultaten daarvan zijn neergelegd in een analyse die op 3 december jl. aan het

ministerie is aangeboden (bijlage 2).

Het RIVM concludeert in zijn rapportage dat circa drie kwart van het verschil tussen de

vastgestelde emissies en de hogere ammoniakconcentraties in de lucht kan worden

verklaard door veranderingen in de atmosferische en chemische omstandigheden.

Vooral de dalende zwavel- en stikstofoxideconcentraties, waar ammoniak verbindingen

mee kan aangaan (secundair fijnstof), leiden ertoe dat er minder ammoniak uit de

lucht verdwijnt. Het resterende verschil kan worden verklaard door aan te nemen dat

de emissiedaling in de periode 2005-2016 minder groot is geweest dan tot nu toe is

aangenomen. Het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) laat

zien dat er inderdaad aanwijzingen zijn dat emissies mogelijk minder snel zijn gedaald.

De CDM adviseert om nader onderzoek uit te voeren naar de oorzaken hiervan. De

minister van LNV heeft deze aanbeveling overgenomen.

Hoewel er dus aanleiding is voor de veronderstelling dat niet alleen de

ammoniakconcentratie, maar ook de ammoniakemissies minder zijn afgenomen dan

werd aangenomen, heeft dat voor de onderbouwing van het Programma Aanpak

Stikstof geen relevante gevolgen. De berekende emissiedalingen en daarmee de

berekende depositiereductie, wordt immers in AERIUS Monitor gekalibreerd aan de

hand van daadwerkelijk gemeten ammoniakconcentraties. Onderschattingen van

emissies ten opzichte van de werkelijke emissies worden dus gecorrigeerd. Deze

gecorrigeerde cijfers over berekende daling van stikstofdepositie vormen de basis voor

de beantwoording van de vraag of het verantwoord is om depositieruimte ter

beschikking te stellen.

Overigens is het van belang om te benadrukken dat er geen enkele aanleiding is om te

veronderstellen dat de deposities waarvan AERIUS Monitor uitgaat een onderschatting

zijn van de werkelijke deposities. Eerder integendeel. De notitie die wordt overgelegd

als bijlage 3 laat zien dat in AERIUS meer depositie passend is beoordeeld, dan op

basis van het 2,5% groeiscenario verwacht mag worden.

2 Besluit gebruik meststoffen

Het zogenaamde ‘sleepvoetverbod’ is, overeenkomstig mijn eerdere aankondiging in

de brief van 4 juli 2018, per 1 januari 2019 in werking getreden.

Zie de wijziging van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen, Stcrt. 2018,

70 808.

Zoals in de brief van 4 juli 2018 reeds is aangegeven, wordt in plaats van de sleepvoet

al langer gebruik gemaakt van alternatieve methoden, waaronder het verdunnen van

mest met water. Ook heb ik in de brief van 4 juli 2018 aangegeven dat daarmee ook

nog meer reductie kan worden bereikt dan aanvankelijk werd aangenomen. De iets

vertraagde invoering van het sleepvoetverbod hoeft daarom niet te leiden tot

Page 3: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

datum 17 januari 2019

onze ref. HB/FM/11002492

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen

3/6

aanpassing van de aannames zoals die bij de totstandkoming van het PAS zijn

gehanteerd. De aannames zijn zelfs aan de voorzichtige kant.

3 Voer- en managementmaatregelen

In de brief van 4 juli 2018 is reeds onderbouwd dat ten aanzien van de in het PAS

opgenomen bronmaatregelen rekening is gehouden met dusdanige buffers dat de

passende beoordeling in zoverre voldoet aan de vereiste zekerheid dat de natuurlijke

kenmerken niet worden aangetast. In aanvulling daarop wordt nog op het navolgende

gewezen.

Monitoring bronmaatregelen

De huidige monitoringssystematiek wordt met medewerking van het bedrijfsleven

aangescherpt en uitgebreid. Hierbij wordt ook de monitoring van de maatregelen uit

de Overeenkomst Generieke Maatregelen verder versterkt zodat de gerealiseerde

emissiereductie op de drie sporen (bemesting, huisvesting en voer- en

managementmaatregelen) goed inzichtelijk wordt. Bestuurlijk zijn daarover op

14 januari 2019 de volgende concrete acties afgesproken die op korte termijn

resultaten zullen opleveren:

• Onderzoek naar bemestingsmethoden met differentiatie naar toegepaste

techniek, regio, grondsoort, etc.

Hiermee kan de informatie uit de landbouwtelling worden aangevuld, waardoor

de bemestingsemissie nauwkeuriger bepaald kan worden.

• Gevoeligheidsanalyse op de NEMA-data (Nationaal Emissiemodel voor

Ammoniak) ten behoeve van het inzichtelijk maken van de effecten van voer-

en managementmaatregelen, huisvestingsmaatregelen en

bemestingsmaatregelen.

Dit betreft een nog experimentele analysemethode welke nog nader uitgewerkt

en gereviewd dient te worden. Eerste indruk is dat de analyse goed gebruikt

kan worden om de afzonderlijke effecten van maatregelen in beeld te brengen.

• Verbetering databestanden.

Sommige data voor de NEMA-berekeningen worden ontleend aan de

landbouwtelling. De kwaliteit van deze data kan verbeteren door integraal

gebruik te maken van databestanden die op andere wijzen gegenereerd

worden. Een voorbeeld hiervan is de koppeling van de gegevens uit de

landbouwtelling met de, in verband met diergezondheid wettelijk verplichte

Identificatie- en Registratiegegevens van landbouwhuisdieren.

Aanvullende bronmaatregelen

Daarnaast zijn met de landbouwsector afspraken gemaakt over het op korte termijn

gezamenlijk uitwerken van een pakket van aanvullende bronmaatregelen. Bestuurlijk

is op 14 januari 2019 met de landbouwsector afgesproken dat in augustus 2019 een

Page 4: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

datum 17 januari 2019

onze ref. HB/FM/11002492

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen

4/6

pakket wordt opgeleverd met uitgewerkte maatregelen die zullen worden ingezet op

het moment dat extra reductie van stikstofemissie nodig is. Op basis van de resultaten

uit de concept-NEMA-monitoringsrapportage die in augustus 2019 wordt opgeleverd,

en op basis van de inzet van de sector op de gemaakte afspraken, wordt besloten tot

eventuele bijsturing in de vorm van het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de

berekende emissiedaling die wordt toegeschreven aan de voer- en

managementmaatregelen, de inzet van extra bronmaatregelen, of het beperken van

de uitgifte van ontwikkelingsruimte.

Er zijn al maatregelen geïnventariseerd in het kader van de totstandkoming van het

reservepakket.

Daarnaast zal de ‘warme varkenssanering’, zoals opgenomen in het Regeerakkoord,

leiden tot verdere emissiereductie. In dit kader worden enerzijds varkensrechten

opgekocht en komt anderzijds geld beschikbaar voor innovatie in de varkenssector.

4 Drempelwaarde

Met betrekking tot deposities onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jr. is bij de

brief van 4 juli 2018 reeds een analyse van het RIVM gevoegd waarin een actualisatie

is gegeven van de indicatieve berekeningen van projecten die leiden tot hooguit een

depositiebijdrage onder die drempelwaarde, en dan meer in het bijzonder de projecten

die op alle hexagonen een bijdrage onder de 0,05 mol/ha/jr. hebben.

Deze projecten zijn binnen het PAS onderdeel van de berekende totale depositie, net

als de kleine deposities van minder dan 0,05 mol/ha/jr. die vergunning- en

meldingsplichtige projecten veroorzaken op verder weg gelegen hexagonen (en

waarvoor geen ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld).

Elke individuele depositiebijdrage van minder dan 0,05 mol/ha/jr. is in absolute zin

verwaarloosbaar klein. De cumulatie van veel van deze kleine bijdragen van minder

dan 0,05 mol/ha/jr. is echter niet verwaarloosbaar en daarom maakt deze ook deel uit

van de berekende totale stikstofbelasting in Natura 2000-gebieden en de passende

beoordeling van het PAS.

De verspreiding van dit soort kleine bijdragen vindt plaats op een grote afstand van

een emissiebron. De cumulatieve bijdragen van minder dan 0,05 mol/ha/jr. bestaan

uit de som van heel veel kleine bijdragen, vanuit heel veel emissiebronnen, verdeeld

over het hele land. Daardoor gedragen de bijdragen van 0,05 mol/ha/jr. zich als een

soort ‘deken’ die zich uitspreidt over het land en bestaat uit al deze kleine bijdragen.

Deze bijdragen zijn niet direct te relateren aan een individuele emissiebron, en de

verdeling van deze ‘deken’ wijzigt niet significant door verandering in de individuele

bronnen. Er komen bronnen bij, en er verdwijnen bronnen, en emissies uit deze

bronnen veranderen ook.

Omdat individuele bijdragen van minder dan 0,05 mol/ha/jr. verwaarloosbaar klein

zijn, en de cumulatie van deze individuele bijdrage ongevoelig zijn voor wijzigingen in

bronnen, worden deze bijdragen niet meegenomen in de afboeking van de maximaal

Page 5: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

datum 17 januari 2019

onze ref. HB/FM/11002492

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen

5/6

vergunde depositieruimte. Het doel van toestemmingverlening is het sturen op een

reguleerbare bijdrage.

De ‘deken’ met daarin alle bijdragen van minder dan 0,05 mol/ha/jr. is in het PAS

verdisconteerd als onderdeel van de totaal passend beoordeelde depositie (en

groeit/krimpt ook mee als onderdeel daarvan). Het gaat daarbij om zowel bijdragen

van activiteiten die overal onder de drempelwaarde blijven, alsook om bijdragen

kleiner dan 0,05 mol/ha/jr. van vergunning- en meldingsplichtige activiteiten. Dit zijn

activiteiten die een vergunning/melding nodig hebben omdat er ergens op een

hexagoon een bijdrage is groter dan 0,05 mol/ha/jr., maar die tevens op verder weg

gelegen hexagonen bijdragen onder de 0,05 mol/ha/jr. veroorzaken.

Al deze bijdragen onder de 0,05 mol/ha/jr. maken deel uit van de totale depositie, en

omdat in het PAS is uitgegaan van hogere emissies dan de emissies horend bij het

hoge economisch groeiscenario van 2,5% is de ‘deken’ van kleine bijdragen

verdisconteerd binnen de totale depositie die passend beoordeeld is in het kader van

het PAS.

5 Onbenutte emissieruimte in bestaande vergunningen

In de brief van 4 juli jl. is reeds melding gemaakt van een onderzoek van Wageningen

University & Research en Pouderoyen Compagnons om inzicht te verschaffen in de

hoeveelheid onbenutte emissieruimte in pre-PAS-vergunningen en de hoeveelheid

onbenutte emissieruimte waarvoor extern is gesaldeerd.

Dat onderzoek is inmiddels beschikbaar, en wordt hierbij als bijlage 4 overgelegd.

Op basis van een representatieve steekproef wordt daarbij tot de conclusie gekomen

dat het theoretisch effect van het opvullen van de volledige latente ruimte in de vóór

het PAS verleende natuurbeschermingsvergunningen voor stalemissies van

veehouderijen binnen de 10 km-zone van de Peelvenen fors is in relatie tot de

geprognosticeerde afname van de stikstofdepositie door aanvullende

landbouwmaatregelen die onderdeel zijn van het PAS en de geraamde

ontwikkelbehoefte tot 2030. Het betreft hier circa 15-18% van de stalemissies en 5 à

6% van de depositie ten gevolge van die stalemissies. Die omvang is fors maar is wel

vergelijkbaar met de latente ruimte binnen milieuvergunningen en meldingen: vertaald

in economische omvang circa 25 tot 30%.

Met andere woorden, er is een substantiële latente ruimte, maar deze ruimte is al

jaren een stabiel gegeven. Het is niet aannemelijk dat die latente ruimte in Nbw-

vergunningen alsnog voor een belangrijk deel wordt opgevuld. Het is dan ook niet

reëel om in het PAS uit te gaan van de volledig gebruikte ruimte in alle

natuurvergunningen.

Het opvullen van pre-PAS-vergunningen en het toedelen van ontwikkelingsruimte zijn

immers beide een invulling van de door het CBS/BBL/WUR geprognosticeerde groei

van de sector.

Datzelfde geldt voor het extern salderen, dat een variant is van het opvullen van

latente ruimte in bestaande vergunningen. De daadwerkelijke groei zal naar

verwachting niet groter zijn dan de geprognosticeerde groei, omdat er beperkingen

Page 6: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

datum 17 januari 2019 onze ref. HB/FM/ll002492

6/6

gelden, zoals dier- en fosfaatrechten, eisen en kosten met betrekking tot mestverwerking, milieuregelgeving en financiële en economische belemmeringen. Als de groei van de sector al wordt ingevuld via het opvullen van pre-PAS­ vergunningen, zal naar verwachting geen of minder groei plaatsvinden door bedrijven die ontwikkelingsruimte hebben gekregen op grond van het PAS, omdat die PAS­ vergunningen ook weer onbenutte ruimte kennen. Indien in een incidenteel geval door opvulling van onbenutte ruimte toch lokaal boven de geraamde groei wordt uitgekomen, zal dit zichtbaar worden via de monitoring van het PAS en zal daarop bijsturing plaatsvinden door het beperken van de toe te delen ontwikkelingsruimte of door het treffen van aanvullende bron- en/of herstel maatregelen.

6 Slot

Op basis van de in de brief van 4 juli 2018 en in deze brief verschafte informatie is, naar het oordeel van verweerders de conclusie gerechtvaardigd dat de aan het Programma Aanpak Stikstof ten grondslag liggende passende beoordeling, de vereiste zekerheid biedt dat de natuurlijke kenmerken van Natura 2000 niet worden aangetast. Daarbij zij erop gewezen dat de PAS-partners medio 2018 al de beslissing hadden genomen om de voor de tweede helft van het eerste tijdvak van het PAS beschikbare 40% van de ontwikkelingsruimte voor segment 2 vooralsnog niet ter beschikking te stellen. Ook de resterende berekende ruimte die vrijkomt door stoppende landbouwbedrijven zal vooralsnog niet worden vrijgegeven. Zoals hiervoor is aangeven wordt daarnaast ingezet op aanvullende bronmaatregelen. Bij de eerste periodieke herziening van het PAS - die op z'n vroegst begin 2020 is voorzien - zal op basis van de meest actuele informatie van dat moment een besluit worden genomen over het alsnog beschikbaar stellen van de 40% of een deel daarvan.

Op de zitting van 14 februari a.s. zal ik graag namens verweerders een en ander toelichten.

Een afschrift van deze brief zend ik aan de gemachtigden van appellanten.

Hoogachtend, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V.

Pels Rijeken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen

Page 7: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

bijlage 1

Page 8: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op
Page 9: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op
Page 10: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak inNederland tussen 2005 en 2016

RIVM Rapport 2018-0163

Page 11: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 2 van 50

Colofon

© RIVM 2018Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave.

DOI 10.21945/RIVM-2018-0163

R.J. Wichink Kruit (auteur), RIVMR. Hoogerbrugge (auteur), RIVMF.J. Sauter (auteur), RIVMW.J. de Vries (auteur), RIVMW.A.J. van Pul (auteur), RIVM

E.M. den Hoedt (redactie), RIVM

Contact:Roy Wichink Kruit Centrum MilieukwaliteitAfdeling Data Milieu en Omgeving [email protected]

Dit onderzoek werd verricht in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in het kader vanM/360011/Actieplan Ammoniak

Dit is een uitgave van:Rijksinstituut voor Volksgezondheiden MilieuPostbus 1 | 3720 BA BilthovenNederlandwww.rivm.nl

Page 12: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 3 van 50

Publiekssamenvatting

Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016

Ammoniak heeft effecten op het milieu en de volksgezondheid. Daarom meet het RIVM de concentraties van ammoniak in de lucht. Daarnaast stelt het RIVM vast hoeveel ammoniak elk jaar in Nederland door de industrie, de landbouw, het verkeer en dergelijke wordt uitgestoten (emissie). Voor de meeste luchtvervuilende stoffen zijn de ontwikkelingen van de concentraties in de lucht en de emissies met elkaar in lijn.

Sinds 2005 worden echter hogere ammoniakconcentraties in de lucht gemeten, maar zijn de vastgestelde emissies lager. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat driekwart van dit verschil kan worden verklaard door veranderingen in de atmosferische en chemische processen.

Door beleidsmaatregelen is de chemische samenstelling van de lucht veranderd. Er worden steeds minder zwavel- en stikstofdioxiden uitgestoten, waardoor de lucht schoner wordt. Deze gassen kunnen met ammoniak fijnstof vormen. Als er minder gassen in de lucht zijn wordt er minder fijnstof gevormd. Er blijft dan meer ammoniak in de lucht aanwezig. Dit verklaart de hogere concentratie van ammoniak in de lucht voor ongeveer 40 procent.

Een ander gevolg van de schonere lucht is dat er minder verzurende stoffen in de lucht aanwezig zijn. Hierdoor worden de bodem en de vegetatie minder zuur, met als gevolg dat er minder ammoniak kan neerslaan. Dit verklaart ongeveer 20 procent van de hogere concentratie van ammoniak. De weersomstandigheden, in combinatie met een aantal andere factoren, verklaren ook nog eens 15 procent.

De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft in een recent advies aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een aantal factoren aangegeven waardoor de emissies tussen 2005 en 2016 mogelijk minder zijn gedaald dan tot nu toe werd aangenomen. Een voorbeeld hiervan is de verminderde werking van combi-luchtwassers. Het RIVM heeft uitgerekend dat met deze factoren het resterende deel van het verschil te verklaren valt.

Kernwoorden: ammoniak, emissies, concentratie, luchtvervuiling

Page 13: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 4 van 50

Page 14: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 5 van 50

Synopsis

Developments in emissions and concentrations of ammonia in the Netherlands between 2005 and 2016

Ammonia has a deleterious effect on the environment and public health which is why the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) regularly measures the concentrations of ammonia in the air. RIVM also determines how much ammonia is emitted in the Netherlands each year by industry, agriculture, traffic, and other sources. For most air pollutants, the development of concentrations in the air and the rates of emission correspond.

Since 2005, however, higher ammonia concentrations have been measured in the air, despite registered emissions decreasing. Research completed by RIVM shows that three-quarters of this difference can be explained by changes in atmospheric and chemical processes.

The chemical composition of the air has changed in response to policy measures. Less sulphur and nitrogen oxide is being emitted, which makes the air cleaner. But these gases can form particulate matter with ammonia and, if less particulate matter is formed, more ammonia remains in the air. This explains about 40 percent of the increased concentration of ammonia in the air.

Another consequence of the cleaner air is that it now contains fewer acidifying substances. This makes the soil and the vegetation less acidic, with the result that less ammonia can be deposited. This explains about 20 percent of the difference; weather conditions, combined with a number of other factors, explain another 15 percent.

In a recent recommendation to the Minister of Agriculture, Nature and Food Quality (LNV), the Scientific Committee of the Manure Act (CDM) put forward a number of factors that might have caused emissions to decrease between 2005 and 2016 at a lower rate than previously assumed. One example of these is the reduced effect of combi-air scrubbers. RIVM has calculated that the remaining part of the difference can be explained by these factors.

Keywords: ammonia, emissions, concentration, air pollutants

Page 15: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 6 van 50

Page 16: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 7 van 50

Inhoudsopgave

Samenvatting — 9

1 Inleiding — 11

2 Processen die de ammoniakconcentratie in de lucht beïnvloeden — 15

3 Rapportage van emissies — 17

4 Het meten van ammoniakconcentraties — 19

5 Gemeten en berekende ammoniakconcentraties — 21

6 Onzekerheden in de ammoniakemissies — 27

7 Geografische verschillen — 29

8 Onderbouwing van de statistische significantie — 31

9 Conclusies — 33

10 Literatuur — 35

Bijlage 1: Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) — 38

Bijlage 2: NH3 als beste indicator voor de NH3-emissies — 39

Bijlage 3: Atmosferische chemie – secundaire inorganische aerosolformatie in OPS — 40

Bijlage 4: Including the effect of co-deposition in modeling the surface-atmosphere exchange of ammonia — 43

Bijlage 5: Overzicht van bijdrages aan verklaring verschil door het OPS-model — 47

Bijlage 6: Het verloop van de verschillen tussen berekende en gemeten ammoniakconcentraties in de tijd — 48

Bijlage 7: Berekening van de p-waarde — 49

Bijlage 8: Gebruikte afkortingen — 50

Page 17: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 8 van 50

Page 18: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 9 van 50

Samenvatting

Ammoniak speelt een belangrijke rol bij diverse milieuvraagstukken. Zo is ammoniak één van de componenten die betrokken is bij de vorming van fijnstof in de lucht. Fijnstof is schadelijk voor de volksgezondheid. Ammoniak heeft ook invloed op de water- en bodemkwaliteit doordat het vanuit de lucht naar het oppervlak wordt getransporteerd (natte en droge depositie). Verhoogde stikstofdepositie draagt bij aan verzuring, vermesting en een afname van de biodiversiteit. Er zijn in 1992 in Rio de Janeiro wereldwijde afspraken gemaakt om het verlies van biodiversiteit tegen te gaan, het biodiversiteitsverdrag. In Europa is een netwerk van natuurgebieden aangewezen, Natura 2000, die beschermd moeten worden op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is het beleid waarmee Nederland het hoofd biedt aan de problematiek rond stikstof en Natura 2000.

Concentraties en emissies van ammoniak lopen uiteenDe ammoniakconcentratie in de lucht wordt gemeten om te volgen welk effect maatregelen hebben gehad, die zijn genomen om de schadelijke effecten van ammoniak terug te dringen. Hiervoor zijn twee meetnetten beschikbaar: het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Daarnaast wordt elk jaar vastgesteld op basis van registraties hoeveel ammoniak er in Nederland wordt uitgestoten (ammoniakemissie). Ditwordt gerapporteerd door de Emissieregistratie (ER), de gerapporteerde ammoniakemissie.Als de metingen van de ammoniakconcentraties en de gerapporteerde emissies naast elkaar worden gezet, dan is te zien dat deze vanaf 2005 uiteen lopen. De concentraties vertonen een stijgende lijn, terwijl de emissies een dalende lijn vertonen. In deze studie is dit nader onderzocht.

Atmosferische en chemische processenDe concentratie van ammoniak in de lucht is een resultante van diverseatmosferische en chemische processen. Uiteraard zijn de emissies en de verspreiding vanaf de emissiebron zeer belangrijk. Daarnaast vinden er in de lucht atmosferische en chemische processen met ammoniak plaats. Ammoniak kan met andere stoffen reageren en fijnstof vormen. Het is dan niet meer als ammoniak in de lucht aanwezig en leidt dus tot lagere ammoniakconcentraties. Daarnaast kan ammoniak neerslaan op het aardoppervlak en op gewassen. Dit kan in een droge en natte vorm (respectievelijk droge en natte depositie).

OPS-modelVanwege de processen in de atmosfeer, kunnen de jaarlijks vastgestelde gerapporteerde ammoniakemissies niet zomaar vergeleken worden met de gemeten ammoniakconcentraties. De emissies moeten worden omgerekend naar concentraties. Het RIVM heeft hiervoor het OPS-modelontwikkeld. Dit model wordt jaarlijks bijgewerkt met de nieuwste wetenschappelijke inzichten en is recentelijk onderworpen aan een

Page 19: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 10 van 50

internationale review. In dit model zijn de belangrijkste atmosferische en chemische processen opgenomen. Vervolgens kan met het OPS-model worden nagegaan wat de invloed van die processen is op de berekende concentraties. Met andere woorden, welke factoren spelen een rol en in welke mate.

Atmosferische en chemische processen verklaren driekwartUit de berekeningen met het OPS-model zijn drie belangrijke factoren naar voren gekomen: de chemische samenstelling van de lucht, de invloed van andere stoffen op de depositie en de weersomstandigheden.

Als eerste blijkt dat de chemische samenstelling van de lucht in de afgelopen jaren is veranderd en daarmee de omzetting van ammoniak naar de fijnstof. Er worden steeds minder zwavel- en stikstofdioxiden uitgestoten en daardoor wordt de lucht schoner. Deze gassen kunnen met ammoniak fijnstof vormen. Als er minder fijnstof wordt gevormd, dan blijft er meer ammoniak in de lucht aanwezig. Dit verklaart de toegenomen concentratie ten opzichte van de verminderde uitstoot van ammoniak in de lucht voor ongeveer 40 procent. Een ander gevolg van de schonere lucht is dat er minder verzurende stoffen in de lucht aanwezig zijn. Hierdoor worden de bodem en de vegetatie minder zuur, met als gevolg dat er minder ammoniak kan neerslaan. Dit verklaart ongeveer 20 procent van het verschil. Veranderende weersomstandigheden en overige factoren, waaronder veranderingen in verspreiding van emissies vanuit stallen en bij aanwenden van mest, verklaren nog eens ongeveer 15 procent. Bij elkaar kunnen de atmosferische en chemische processen in het OPS-model ongeveer driekwart van het verschil verklaren.

De Commissie Deskundigen Meststoffenwet heeft in een recent advies een aantal factoren aangegeven (o.a. verminderde werking combi-luchtwassers) waardoor de emissies tussen 2005 en 2016 mogelijk minder sterk zijn gedaald. Het resterende verschil van een kwart kan worden verklaard door aan te nemen dat de emissiedaling in de periode 2005-2016 minder is geweest dan tot nu toe is aangenomen.

Met het OPS-model is ook gekeken of er binnen Nederland nog geografische verschillen zijn. Deze zijn er vrijwel niet, alleen aan de kust is er een behoorlijk verschil tussen de trends in de gemeten en berekende ammoniakconcentraties.

Page 20: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 11 van 50

1 Inleiding

Ammoniak speelt een belangrijke rol bij milieuvraagstukken. Zo kan het fijnstof vormen in de lucht door te reageren met zwavel- en stikstofoxiden. Fijnstof in de lucht kan schadelijke effecten op de volksgezondheid hebben.

Ammoniak heeft ook invloed op de water- en bodemkwaliteit doordat het vanuit de lucht op de aarde en op gewassen kan neerslaan (depositie). Dit kan in een natte vorm, bijvoorbeeld als het regent (natte depositie) of in een droge vorm (droge depositie). Ammoniak is een belangrijke bron van stikstofdepositie; de chemische samenstelling van ammoniak is NH3 (een stikstofatoom met 3 waterstofatomen). De andere belangrijke bron wordt gevormd door stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2), samen NOx geheten, afkomstig van verkeer en industrie.

Verhoogde stikstofdepositie draagt bij aan verzuring en vermesting. Bij verzuring worden de omstandigheden in de bodem zuurder. Bij vermesting worden er meer voedingsstoffen aan de bodem toegevoegd. Beide processen kunnen leiden tot een afname van de biodiversiteit. Er zijn in 1992 in Rio de Janeiro wereldwijde afspraken gemaakt om het verlies van biodiversiteit tegen te gaan, het biodiversiteitsverdrag. In Europa is een netwerk van natuurgebieden aangewezen, Natura 2000,die beschermd moeten worden op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is het beleid waarmee Nederland het hoofd biedt aan de problematiek rond stikstof en Natura 2000. In Nederland en in Europa wordt al enkele decennia beleid gevoerd om de negatieve effecten van stikstof op onze leefomgeving terug te dringen. Dit wordt vooral gedaan door maatregelen te nemen die voorkomen dat stikstof in de lucht terecht komt. Enerzijds zijn er maatregelen genomen om de NOx-emissies van de industrie en het verkeer terug te dringen. Anderzijds zijn er maatregelen genomen om de NH3-emissies van de landbouw terug te dringen.

Om de ammoniakproblematiek in beeld te brengen en te kunnen volgen zijn er twee meetnetten ingericht, het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Het LML meet op een groot aantal plekken in Nederland de luchtconcentratiesvan veel verschillende stoffen waaronder NOx en NH3. Daarnaast meet het MAN sinds 2005 in een groot aantal Natura 2000-gebieden de NH3-concentraties (zie Bijlage 1 voor verdere informatie over het LML en hetMAN). Deze metingen worden aangeleverd aan het Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Het CLO presenteert het tijdsverloop van deze metingen samen met de de gerapporteerde (vastgestelde) emissies die de Emissieregistratie (ER) aanlevert. Naast ammoniak doet het CLO dit ook voor andere stoffen waaronder stikstofoxiden, zwaveloxiden, en fijnstof.

Voor de meeste stoffen in het CLO zijn de ontwikkelingen van de gerapporteerde emissies in lijn met de ontwikkelingen in de gemeten

Page 21: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 12 van 50

luchtconcentraties (zie bijvoorbeeld Figuur 1 voor NOx). Dit geldt echter niet voor ammoniak (zie Figuur 2).

Figuur 1. Verloop van de genormaliseerde gemeten NOx-concentratie en de gerapporteerde NOx-emissie van stedelijk verkeer in Nederland tussen 2005-2015 (http://www.clo.nl/indicatoren/nl0081-relatie-ontwikkelingen-emissies-en-luchtkwaliteit).

Figuur 2. Verloop van de genormaliseerde gemeten NH3-concentratie en degerapporteerde NH3-emissie in Nederland tussen 2005-2016(http://www.clo.nl/indicatoren/nl0081-relatie-ontwikkelingen-emissies-en-luchtkwaliteit).

De vraag dient zich aan hoe het komt dat de ontwikkeling in de tijd van de gerapporteerde emissies van ammoniak niet overeenkomt met de ontwikkeling in de concentratiemetingen.

Page 22: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 13 van 50

In 2017 heeft het RIVM al onderzocht waar het verschil tussen de trends in gerapporteerde ammoniakemissies en gemeten ammoniak-concentraties tussen 1990 en 2014 vandaan komt1. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de chemische omstandigheden van de atmosfeer en de weersomstandigheden een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van de ammoniakconcentraties.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft het RIVM vervolgens gevraagd om de concentraties over de periode 2005-2014 nader te onderzoeken en te duiden. Voor de huidige studie is de onderzochte tijdsperiode uitgebreid met twee jaren, van 2005-2016. Ook is er naar een groter aantal meetlocaties gekeken (35 in plaats van 8).

Daarnaast heeft LNV de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM)gevraagd om een analyse uit te voeren naar de werkelijkeammoniakemissies in de periode 2005-2016. De uitkomsten van deze analyse zijn verwerkt bij de duiding van de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties.

1 Wichink Kruit et al., 2017

Page 23: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 14 van 50

Page 24: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 15 van 50

2 Processen die de ammoniakconcentratie in de lucht beïnvloeden

Voordat er verder wordt ingegaan op de verschillen in ontwikkelingen van concentraties en emissies, is het belangrijk te begrijpen welkeprocessen de stikstofconcentratie (zowel van stikstofoxiden als ammoniak) in de lucht beïnvloeden. Dit is een complex geheel waarbij veel factoren een rol spelen. Figuur 3 geeft een overzicht van de belangrijkste atmosferische processen. Grofweg zijn dit er vier: emissies, verspreiding, atmosferische chemie en depositie. Gezien de vraagstelling van dit rapport gaan we vooral in op de ammoniakconcentratie in de lucht.

EmissiesTen eerste zijn het de emissies zelf, die invloed hebben op de stikstofconcentratie. Immers, zonder emissies komt er geen stikstof in de atmosfeer. Deze emissies hebben verschillende bronnen. NOx wordenvooral door het verkeer en de industrie uitgestoten, terwijl NH3 vooral vanuit de landbouw komt.De belangrijkste emissiebronnen van NH3 zijn de stallen waarin de dieren gehuisvest zijn en het land waarover mest uit de stallen verspreid wordt (mestaanwending). Beide routes veroorzaken ieder ruim 40% van de totale Nederlandse ammoniakemissie uit de landbouw2.

Figuur 3. Schematisch overzicht van emissie, verspreiding, chemie en depositie van reactief stikstof.

2 Er is een verschil in de bijdragen van de verschillende soorten emissie aan de concentratie in de lucht: stalemissies dragen per geëmitteerde hoeveelheid ammoniak meer bij aan de concentraties in de lucht dan aanwendingsemissies. Dit komt doordat aanwendingsemissies doorgaans overdag plaatsvinden onder weersomstandigheden waarbij veel atmosferische menging en transport mogelijk is. Hierdoor wordt de geëmitteerde ammoniak meer verspreid en is de invloed op de concentraties kleiner dan bij stalemissies die het gehele jaar door plaatsvinden.

Page 25: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 16 van 50

VerspreidingEenmaal in de atmosfeer worden de stikstofgassen verdund en door de wind over een groot gebied verspreid. Hoe de uitstoot zich verspreidt, hangt af van het type bron, de weersomstandigheden en de omgeving.

Atmosferische chemieAmmoniak kan met andere stoffen reageren en fijnstof vormen. Het is dan niet meer als ammoniak in de lucht aanwezig. Fijnstof kan grotere afstanden afleggen dan ammoniak.

DepositieZowel gassen als fijnstof kunnen op hun reis door de lucht neerslaan opgewassen en op het aardoppervlak (depositie). Dit kan als gevolg van turbulente wervelingen in de atmosfeer (droge depositie) en als gevolg van neerslag (natte depositie). De droge depositie wordt beïnvloed door de weersomstandigheden en door de chemische samenstelling van het aardoppervlak en van het bladoppervlak van gewassen. Hoe zuurder het oppervlak hoe makkelijker de ammoniak neerslaat. De natte depositie wordt beïnvloed door de neerslagintensiteit en –hoeveelheid. Ammoniak lost relatief goed op in water en komt daardoor makkelijk met regen naar beneden.

OPS-modelOm de effecten van al deze atmosferische en chemische processen te kunnen berekenen heeft het RIVM het OPS-model (Operationeel Prioritaire Stoffen-model) ontwikkeld. Dit model wordt sinds 1989 gebruikt om de relatie tussen de uitstoot van stoffen in Europa enerzijds en de concentratie of depositie van die stoffen anderzijds op Nederlandse schaal te bepalen. Het model wordt elk jaar bijgewerkt metde nieuwste wetenschappelijke inzichten en is recentelijk onderworpen aan een internationale review3.Het OPS-model wordt in deze studie gebruikt om de gerapporteerde emissies om te rekenen naar berekende concentraties. Zoals hierboven toegelicht beïnvloeden veel factoren de ammoniakconcentratie in de lucht waardoor deze niet gelijk kan worden gesteld aan de ammoniakemissie. Om de gemeten waarden (groene lijn in Figuur 2) te kunnen vergelijken met de gerapporteerde emissies (blauwe lijn in Figuur 2) moeten de emissies worden omgerekend naar concentraties.Vervolgens kan dan nader worden gekeken naar het verschil tussen beide lijnen.

3 Sutton et al., 2015

Page 26: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 17 van 50

3 Rapportage van emissies

De totale emissie van ammoniak naar de lucht in Nederland wordt niet gemeten. Dat is niet mogelijk. Met behulp van het model ontwikkeld door de werkgroep National Emission Model Agriculture (NEMA)4 van de CDM wordt de emissie uit de landbouw jaarlijks geraamd. Dit gebeurt op basis van een groot aantal databestanden waaronder de Gecombineerde Opgave en verschillende andere landelijke registraties. De NEMA geeft dit door aan de Emissieregistratie (ER): de gerapporteerde ammoniakemissie.De Emissieregistratie voegt hier de gerapporteerde ammoniakemissies van de overige sectoren, waaronder industrie en verkeer, aan toe en rapporteert de totale Nederlandse ammoniakemissie. Voor de periode 2005-2016 staan de gerapporteerde totale Nederlandse ammoniakemissies weergegeven in Figuur 4. N.B. Dit zijn absolute hoeveelheden in tegenstelling tot dezelfde blauwe lijn in Figuur 2, waar de hoeveelheden geïndexeerd zijn naar 2005.

Figuur 4. Totale Nederlandse ammoniakemissie tussen 2005 en 2016 (bron: www.emissieregistratie.nl) uit de emissiereeks 1990-2016.

Er is een daling in de totale ammoniakemissie tot en met 2013 waarna een lichte stijging optreedt. Figuur 4 geeft het samengaan weer van twee ontwikkelingen: een dalende en een stijgende waarbij de dalende ontwikkeling tot 2013 bepalend was en de stijgende vanaf 2013.

Factoren die meespelen bij de daling van de ammoniakemissie zijn:Meer emissiearme varkens-, kippen- en melkveestallen. Deze zorgen sinds 2009 voor een afname van de ammoniakemissie.Meer export van mest naar het buitenland.

4 Deze werkgroep bestaat uit emissiedeskundigen van verschillende instituten: WUR, RIVM, CBS en PBL.

Page 27: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 18 van 50

Meer toepassing van injectie van mest in de bodem in plaats van onderwerken van mest op bouwland. Mestinjecties zorgen voor een lagere ammoniakuitstoot.

Factoren die voor een stijging zorgen zijn:Hogere stikstofgehaltes in mest door hogere eiwitgehaltes in hetrantsoen van melkvee om de melkproductie te verhogen. Meer melkvee omdat boeren na 2013 zijn gaan voorsorteren op het afschaffen van het melkquotum in 2015.

Page 28: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 19 van 50

4 Het meten van ammoniakconcentraties

In Nederland zijn er twee meetnetten om ammoniakconcentraties te meten: het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden. Het LML bestaat sinds 1993 en meet verspreid over het land elk uur de ammoniakconcentratie. Aanvankelijk waren er acht meetpunten; sinds 2014 zes. Het MAN bestaat sinds 2005 en meet de maandelijkse gemiddelde ammoniakconcentraties in een groot aantal Natura 2000-gebieden (zie Bijlage 1).In deze studie zijn in totaal 27 Natura 2000-gebieden plus de acht LML-stations meegenomen. Dit maakt in totaal 35 meetlocaties (zie Figuur 5).

Figuur 5. Locatie van de 8 LML stations en de 27 MAN gebieden die zijn gebruikt in deze studie.

Op de twee LML stations (Huijbergen en Eibergen) waar sinds 2014 de uurlijkse metingen gestopt zijn, wordt sindsdien met de meetmethode uit het MAN op maandbasis doorgemeten.

Voor de berekening van de gemiddelde trend op alle meetlocaties, worden de jaargemiddelde metingen van elke locatie gedeeld door het langjarig gemiddelde van die locatie. Dit heet normalisatie.

Page 29: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 20 van 50

Figuur 6 laat het gemiddelde, de mediaan5 en de spreiding zien van de 35 genormaliseerde tijdreeksen. Om de emissies en concentraties in één grafiek te kunnen weergeven wordt het gemiddelde van de genormaliseerde concentraties nog geïndexeerd op 2005 (zoals in Figuur 2).De figuur laat zien dat er nauwelijks een verschil is tussen de trend van het gemiddelde (blauwe lijn) en de trend van de mediaan (rode lijn).

De ammoniakconcentratie in de lucht is een van de componenten die momenteel gemeten worden (zie Bijlage 1). Van alle componenten blijkt de ammoniakconcentratie het meest geschikt om met de Nederlandse ammoniakemissies te vergelijken. De ammoniakconcentratie is namelijk voor een groot deel afkomstig van Nederlandse ammoniakemissies en in mindere mate van buitenlandse emissies (zie Bijlage 2).

Figuur 6. Genormaliseerde tijdreeksen van de 35 meetlocaties waar ammoniak wordt gemeten tussen 2005 en 2016. Weergegeven zijn de mediaan (rode lijn),het gemiddelde (blauwe lijn), de range waartussen 25% en 75% van de waarden zit (blauwe rechthoeken); de range van alle datapunten die niet als uitbijters worden beschouwd (zwart gestreepte lijnen); de uitbijters (+)

5 Mediaan: die waarde in een reeks metingen waarbij de helft van de metingen eronder zit en de andere helft erboven

Page 30: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 21 van 50

5 Gemeten en berekende ammoniakconcentraties

Een eerdere studie van het RIVM6 uit 2017 wees uit dat de chemische omstandigheden van de atmosfeer en de weersomstandigheden een belangrijke invloed hebben op de de ammoniakconcentratie in de atmosfeer.De hoeveelheid zwavel- en stikstofdioxide in de lucht bepaalt bijvoorbeeld hoeveel ammoniak kan worden gebonden in de vorm van fijnstof. Als de concentraties zwavel- en stikstofdioxide dalen, dan kan er minder ammoniak worden gebonden. Dit betekent dat als de ammoniakemissie gelijk blijft de ammoniakconcentratie hoger wordt.Dit effect van een veranderende chemische samenstelling van de atmosfeer op de ammoniakconcentraties in de lucht is ook in andere Europese landen waargenomen7 en speelt wereldwijd een rol bij de waargenomen ammoniakconcentraties in de lucht8.

Figuur 7 toont drie verschillende lijnen: de ontwikkeling van de gerapporteerde ammoniakemissies (blauwe lijn), de daaruit berekende ammoniakconcentraties met het OPS-model (paarse lijn), en de gemeten ammoniakconcentraties (groene lijn).

Figuur 7. Ontwikkeling in de tijd van de gemeten ammoniakconcentraties (groene lijn), de berekende ammoniakconcentraties (paarse lijn), en de totale Nederlandse gerapporteerde ammoniakemissie (blauwe lijn). De stippellijnen zijn de lineaire trendlijnen door de data.

6 Wichink Kruit et al., 20177 bijvoorbeeld Horvath et al., 2009; Tang et al., 20188 Warner et al., 2017

Page 31: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 22 van 50

Voor de berekende en gemeten ammoniakconcentraties zijn de 35 meetlocaties als uitgangspunt genomen. Per locatie zijn de concentraties genormaliseerd en vervolgens over alle locaties gemiddeld. De gemiddelde tijdreeksen die dit opleverde zijn geïndexeerd op 2005, dat wil zeggen dat alle veranderingen in de tijdreeks worden weergegeven ten opzichte van de situatie in 2005 (2005 = 100; zie ook Hoofdstuk 4).

Het doel was te onderzoeken in hoeverre de tijdreeks van de berekende ammoniakconcentraties (paarse lijn) de tijdreeks van de gemeten concentraties (groene lijn) zo goed mogelijk kan benaderen. Idealiter vallen beide lijnen samen, want dan verklaren alle factoren die meegenomen worden in het OPS-model het verschil tussen de ontwikkelingen in de emissies en de gemeten concentraties. De berekende concentraties komen immers tot stand door de emissies doorte rekenen met het OPS-model. De voor deze studie belangrijkste meegenomen factoren zijn: de chemische samenstelling van de atmosfeer, co-depositie, en de weersomstandigheden. Deze worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt.

Zoals uit Figuur 7 blijkt, vallen de groene en paarse lijn niet samen. Dit betekent dat er buiten het OPS-model nog andere factoren een rol spelen in de verklaring van het verschil.In de hieronder volgende paragrafen wordt echter eerst ingegaan op de factoren binnen het OPS-model. Deze verklaren ongeveer driekwart van het verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties.De tijdreeksen in Figuur 7 vormen geen rechte lijn. Om de verschillen beter zichtbaar te maken is voor elke lijn de trend bepaald. Deze lineaire trendlijnen zijn de stippellijnen.

Invloed van de chemische samenstelling van de atmosfeerIn de atmosfeer vinden veel chemische processen plaats. Zo kan de chemische samenstelling van de atmosfeer ervoor zorgen dat ammoniak ‘verdwijnt’ als fijnstof. Maar er zijn meer chemische processen. Een uitgebreide beschrijving daarvan is te vinden in Bijlage 3.

Om te zien hoe groot het effect is van de veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer tussen 2005 en 2016, is de hele reeks met het model op twee manieren doorgerekend. Een keer met de jaarlijkse chemische omzettingssnelheden (paarse lijn in Figuur 7 en Figuur 8) en een keer met de chemische omzettingssnelheden van het jaar 2005 als uitgangspunt (de rode lijn in Figuur 8). Hiermee kan de invloed van de veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer zichtbaar gemaakt worden.

De rode lijn ligt beduidend lager dan de paarse lijn. Het verschil hiertussen is ongeveer 40% van het verschil tussen de blauwe en de groene lijn, het verschil dat verklaard moet worden. De veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer ten opzichte van 2005 verklaart hiermee ongeveer 40% van het verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties.

Page 32: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 23 van 50

Figuur 8. Effect van een veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer op de ammoniakconcentratie in de lucht. Weergegeven zijn de gemeten waarden (groene lijn), de gerapporteerde emissies (blauwe lijn), de berekende ammoniakconcentraties op basis van jaarlijkse chemische omzettingssnelheden (paarse lijn), en de berekende ammoniakconcentraties op basis van dechemische omstandigheden van 2005 (rode lijn); de stippellijnen zijn de lineaire trends.

Invloed van co-depositieDe chemische samenstelling van de atmosfeer heeft ook invloed op de depositie van ammoniak. Als er meer zwavel- en stikstofdioxide in de atmosfeer aanwezig is, is het oppervlak van gewassen en het aardoppervlak waarop ammoniak neerslaat zuurder. Ammoniak kan zich aan zure oppervlakken gemakkelijker hechten. Het proces waarbij meerdere stoffen tegelijkertijd op hetzelfde oppervlak neerslaan (deponeren) en daarmee elkaars depositie beïnvloeden heet co-depositie9.Ook hier geldt dat wanneer de zwavel- en stikstofdioxideconcentraties afnemen, dit proces minder gemakkelijk plaats zal vinden. Ammoniak blijft dan langer in de atmosfeer achter waarmee de ammoniakconcentratie toeneemt.

Om te zien hoe groot het effect is van de veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer op de ammoniakdepositie - en daarmee op de ammoniakconcentraties - zijn de gerapporteerde emissies omgerekend tot concentraties zowel zonder het meenemen van co-depositie als met co-depositie. In Figuur 9 zijn dit respectievelijk de gele en paarse lijn.

9 Het co-depositieproces is nog niet in de operationele OPS versie 4.5.2 geïmplementeerd en is speciaal voor dit onderzoek in OPS versie 4.5.2 ingebouwd. Een beschrijving van het proces en de modelvergelijkingen is te vinden in Bijlage 4: .

Page 33: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 24 van 50

De gele lijn ligt onder de paarse lijn. Dit betekent dat ook het co-depositieproces een bijdrage levert aan de verklaring van het verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties. Deze bijdrage is ongeveer 20%.

Figuur 9. Effect van co-depositie op de ammoniakconcentratie in de lucht.Weergegeven zijn de gemeten waarden (groene lijn), de gerapporteerde emissies (blauwe lijn), de berekende ammoniakconcentraties met co-depositie (paarse lijn), en de berekende ammoniakconcentraties zonder co-depositie (gele lijn); de stippellijnen zijn de bijbehorende lineaire trends.

Invloed van veranderende weersomstandighedenOok van het weer weten we dat het een belangrijke invloed heeft op de ammoniakconcentraties in de atmosfeer. Van jaar tot jaar kunnen de temperatuur en de neerslaghoeveelheden verschillen. Een nat en koud jaar zal in het algemeen resulteren in lagere concentraties, terwijl een warm en droog jaar tot hogere concentraties leidt. Dit komt voor een belangrijk deel doordat er bij warm, droog weer meer ammoniak uit de mest kan verdampen. Maar ook de windsnelheid en de weersomstandigheden tijdens het moment van mesttoediening zijn van invloed op de ammoniakemissie.

Doordat natte, koele jaren en droge, warme jaren elkaar geregeld afwisselen, is er bij een lange tijdreeks geen groot effect van het weer op de trend in de ammoniakconcentraties te verwachten. Om het effect van veranderende weersomstandigheden te bepalen, is de hele reeks ook met het langjarig weersgemiddelde van de periode 2005 tot en met 2014 doorgerekend10. Dit is de oranje lijn in Figuur 10.

10 Er is hier gekozen om de langjarige gemiddelde meteorologie van 2005-2014 te gebruiken in plaats van de langjarig gemiddelde meteorologie van het vorige 10-jaars tijdvak 1995-2004, omdat de periode 2005-2014beter aansluit bij de onderzochte periode.

Page 34: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 25 van 50

De oranje lijn met het langjarig weersgemiddelde laat een vrij vlakke lijn zien in vergelijking tot de paarse lijn, die berekend is op basis van de jaarlijkse weersomstandigheden. Dit betekent dat veranderende weersomstandigheden een zeer kleine bijdrage leveren aan de verklaring van het verschil in trends, namelijk ongeveer 5%.

Overige factoren in het model, waaronder veranderingen in verspreidingvan emissies vanuit stallen en bij aanwenden van mest, verklaren nog eens ongeveer 10% van het verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties.

Figuur 10. Effect van het weer op de ammoniakconcentratie in de lucht.Weergegeven zijn de gemeten waarden (groene lijn), de gerapporteerde emissies (blauwe lijn), de berekende ammoniakconcentraties met jaarlijkse weersomstandigheden (paarse lijn), en de berekende ammoniakconcentraties met het langjarige weersgemiddelde 2005-2014 (oranje lijn); de stippellijnen zijn de bijbehorende lineaire trends.

SamenvattingSamenvattend, blijkt de chemische samenstelling van de atmosfeer voor ongeveer 40% het verschil tussen de trend van de gerapporteerde emissies en de trend van de gemeten concentraties te verklaren. Co-depositie blijkt ook een rol te spelen. Het verklaart ongeveer 20%van het verschil. Het meenemen van veranderende weersomstandigheden verklaart nog eens 5%. Overige factoren in het OPS-model verklaren 10% van het verschil.Bij elkaar kan het omrekenen van de gerapporteerde emissies via het OPS-model naar berekende concentraties zo’n driekwart van het verschil verklaren11.

11 In Bijlage 5: Overzicht van bijdrages aan verklaring verschil door het OPS-model is een overzichtstabel van de trends in de gerapporteerde emissies, gemeten concentraties en de gemodelleerde concentraties te vinden.

Page 35: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 26 van 50

Page 36: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 27 van 50

6 Onzekerheden in de ammoniakemissies

De vraag is of het resterende verschil van ongeveer een kwart (ongeveer 0,7% concentratiestijging per jaar) verklaard kan worden door onzekerheden in de ammoniakemissies zelf.

De werkgroep NEMA van de CDM heeft een analyse uitgevoerd naar factoren die er mogelijk toe hebben geleid dat de werkelijke ammoniakemissies in de periode 2005-2016 niet of minder sterk zijn gedaald dan de gerapporteerde ammoniakemissies12. Er is hierbij geen volledige en systematische onzekerheidsanalyse uitgevoerd van alle relevante factoren in de NEMA-methodiek.

De werkgroep heeft drie factoren geïdentificeerd die de laatste jaren zijn veranderd, die relatief onzeker zijn en die een rol zouden kunnen spelen bij de verklaring van het overige verschil tussen het verloop van gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties. Deze drie factoren zijn:i) de emissiereductie door emissiearme stallen ii) de afzet van mest buiten de Nederlandse landbouwiii) de toepassing van emissiearme mesttoedieningstechnieken.

Berekeningen met het model NEMA laten zien dat er amper sprake is van een daling van de ammoniakemissies in de periode 2005-2016. De NEMA heeft vervolgens bekeken wat de effecten zijn voor de gerapporteerde emissies als wordt aangenomen dat de ammoniakemissie uit emissiearme stallen hoger is, dat er meer mest buiten de landbouw wordt afgezet en dat de mest minder emissiearm wordt toegediend dan verwacht. Hierbij zijn aannames gemaakt die nog wel nader getoetst dienen te worden.

Om het effect van deze drie factoren op de trend van de ammoniakconcentraties te bepalen, zijn de emissies opnieuw berekend waarbij de hierboven genoemde factoren zijn meegenomen. Vervolgens zijn deze emissies met het OPS-model omgerekend tot berekende concentraties (de paarse lijn in Figuur 11). Deze paarse lijn nadert de groene lijn (gemeten concentraties) een stuk beter dan de blauwe lijn (gerapporteerde emissies) en verklaart ongeveer een kwart van het verschil tussen de trends. Bovenstaande aannames van de NEMA zouden daarom het resterende kwart van het verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties kunnen verklaren.

12 Commissie Deskundigen Meststoffenwet, 2018

Page 37: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 28 van 50

Figuur 11. Effect van aangepaste ammoniakemissies uit NEMA op de ammoniakconcentratie in de lucht. Weergegeven zijn de gemeten waarden (groene lijn), de berekende emissies op basis van de NEMA-analyse (blauwe lijn), en de berekende concentraties op basis van de NEMA-analyse (paarse lijn); de stippellijnen zijn de bijbehorende lineaire trends.

Page 38: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 29 van 50

7 Geografische verschillen

De analyses in de voorgaande hoofdstukken zijn gericht op Nederland als geheel. Regionale verschillen zijn echter niet uit te sluiten. Figuur 12laat zien dat er inderdaad regionale verschillen zijn. Per meetlocatie is bepaald of de gemeten ammoniakconcentratie of de berekende ammoniakconcentratie sneller daalt13. De blauwe kleur geeft aan dat de berekende concentratie meer daalt (of minder stijgt) dan de gemetenconcentratie. Bij de rode kleur stijgt de berekende concentratie meer (of daalt minder) dan de gemeten concentratie.De linkerfiguur laat het verschil zien als uitgegaan wordt van de gerapporteerde emissies (het verschil tussen de groene en de paarse lijn in Figuur 7). De rechterfiguur laat het verschil zien op basis van de berekeningen met de emissies van de NEMA-analyse (het verschil tussen de groene en de paarse lijn in de Figuur 11).

Figuur 12. Geografische variatie in de verschillen tussen de trend van degemeten en de trend van de berekende ammoniakconcentraties in Nederland tussen 2005 en 2016 (in % per jaar). De getallen zijn de stationsnummers van de meetlocaties. Links: met de gerapporteerde emissies. Rechts: met emissies op basis van de NEMA-analyse.

In de linkerfiguur is te zien dat de berekende concentraties met de gerapporteerde emissies in het oosten van Nederland minder stijgen dan de metingen. De rechterfiguur laat zien dat de berekende concentraties met de emissies van de NEMA-analyse ongeveer even snel toenemen als de metingen; het verschil ligt dichter rond de nul.Maar vooral aan de kust vinden we een aantal meetlocaties waar de berekende concentraties meer stijgen dan de metingen. Hiervoor is geen

13 Het kaartbeeld komt tot stand door de meetlocaties ruimtelijk te interpoleren door gebruik te maken van de ‘kriging’ methodiek, waarbij rekening wordt gehouden met de ruimtelijke variantie tussen de verschillende meetlocaties.

Page 39: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 30 van 50

duidelijke verklaring. In de rest van het land vallen de verschillen in trends vaak binnen de standaard onzekerheidsmarge van ± 1%14.

14 De standaard onzekerheden in de trendverschillen op individuele meetlocaties zijn met gemiddeld ± 1% per jaar groter dan de onzekerheid in het gemiddelde trendverschil over alle meetlocaties van ± 0,5% per jaar (zie Bijlage 7).

Page 40: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 31 van 50

8 Onderbouwing van de statistische significantie

In Figuur 13 zijn de verschillen tussen de trend van de gemeten concentraties en die van de twee belangrijkste modelberekeningen15 in één figuur uitgezet.Het gaat hierbij om de verschillen tussen de groene lijnen (metingen) en de paarse lijnen uit Figuur 7 (berekende concentraties op basis van de gerapporteerde emissies) en Figuur 11 (berekende concentraties op basis van de NEMA-analyse).De verschillen in trends zijn voor elke meetlocatie afzonderlijk bepaald,waarna alle verschilwaarden zijn gemiddeld. De spreiding, het gemiddelde en de mediaan van de afzonderlijke analyses zijn te vinden in Bijlage 6.

Figuur 13. Ontwikkeling in de tijd van het verschil in trends tussen de gemeten ammoniakconcentratie en de berekende ammoniakconcentratie. Weergegeven zijn het verschil tussen gemeten waarden en de berekende concentraties op basis van de gerapporteerde emissies (paarse lijn) en het verschil tussen gemeten waarden en berekende concentraties op basis van de NEMA-analyse (rode lijn); de stippellijnen zijn de bijbehorende lineaire trends.

De lineaire trendlijn van de rode lijn loopt vrijwel vlak. Er lijkt dus bij de berekende concentraties op basis van de NEMA-analyse geen verschilmeer te zijn met de metingen. In de modelberekeningen met de gerapporteerde emissies (paarse lijn) lijkt er nog wel een verschil met de metingen te zijn.

Om objectief aan te kunnen geven of een verschil in trends al dan niet waarschijnlijk is, heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change

15 Berekend met OPS v4.5.2 (inclusief effecten van de chemische processen, co-depositie en de weersomstandigheden).

Page 41: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 32 van 50

(IPCC) richtlijnen opgesteld. Hierbij wordt de mate waarin de helling van de trendlijn afwijkt van 0 op significantie getoetst16. Dit wordt gedaan met de p-waarde: de kans dat de berekende trend niet waar blijkt te zijn. Hierbij gaat de IPCC uit van de volgende criteria:

Omschrijving ToetsingscriteriumTrend zeer waarschijnlijk ,1Trend waarschijnlijkTrend ongeveer net zo waarschijnlijk als niet

0,33 ,66

Trend onwaarschijnlijk 0, ,90Trend zeer onwaarschijnlijk p > 0,90

De tweezijdige p-waarden17 van de uitgerekende trends is 0,20 voor de berekening met de gerapporteerde emissies en 0,71 voor de berekening met emissies op basis van de NEMA-analyse. Dit betekent volgens de IPCC-normen dat in het eerste geval er een waarschijnlijk verschil is tussen de trends van de gemeten en van de berekende ammoniakconcentratie, terwijl met de aangepaste ammoniakemissies de trend in het verschil tussen de metingen onwaarschijnlijk is.

16 Mastrandrea et al, 2010 en 201117 zie ook Bijlage 7: Berekening van de p-waarde

Page 42: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 33 van 50

9 Conclusies

In de voorgaande hoofdstukken zijn verschillende factoren onderzocht die ervoor zorgen dat de gemeten ammoniakconcentratie een stijging laat zien terwijl de de gerapporteerde (vastgestelde) ammoniakemissiesdalen. Hiervoor is gekeken naar de chemische samenstelling van de atmosfeer, co-depositie, de weersomstandigheden en andere factoren in het OPS-model.

Zoals uit hoofdstuk 5 blijkt, verklaren alle factoren bij elkaar ongeveerdriekwart van het verschil tussen de dalende trend van de gerapporteerde emissies en de licht stijgende lijn van de gemeten ammoniakconcentraties (zie respectievelijk de blauwe en groene lijn in Figuur 7). De paarse lijn in Figuur 7 geeft dat weer. Deze paarse lijn is tot stand gekomen door de gerapporteerde emissies om te rekenen via het OPS-model naar berekende ammoniakconcentraties. Hierbij zijn alle factoren die een rol spelen meegenomen.Van deze factoren heeft de veranderde chemische samenstelling van de atmosfeer de grootste invloed, namelijk ca. 40%. Co-depositie verklaart ca. 20%, veranderende weersomstandigheden en overige factoren (o.a. veranderingen in de verspreiding van emissies vanuit stallen en bij aanwenden van mest) nog ca. 15%.

Het overige deel kan verklaard worden door een aantal factoren (o.a. verminderde werking combi-luchtwassers) die er mogelijk voor gezorgd hebben dat de emissiedaling in de periode 2005-2016 minder groot is geweest dan tot nu toe is aangenomen. Dit blijkt uit het CDM-advies op basis van een analyse met NEMA.

Aanbevelingen op grond van het bovenstaande:1. Gezien de invloed van atmosferische processen op de

concentratie van ammoniak dient bij het gebruik van de concentratie als indicator voor het volgen van de ontwikkeling in de ammoniakemissies rekening te worden gehouden met deze processen. Het verdient aanbeveling om de indicator zoals gebruikt in het Compendium voor de Leefomgeving aan te passen om dit inzichtelijker te maken.

2. Aanvullend onderzoek is nodig om geografische verschillen in de trends van de berekende en de gemeten concentraties te kunnen duiden.

Page 43: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 34 van 50

Page 44: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 35 van 50

10 Literatuur

Ansari, A., S.N. Pandis, 1998. Response of inorganic particulate matter concentrations to precursor concentrations, Environmental Science and Technology 32, 2706-2714.

Bobbink, R., M. Hornung, J.G.M. Roelofs, 1998. The effects of air-borne nitrogen pollutants on species diversity in natural and semi-natural European vegetation. Journal of Ecology 86, 717-738.

Buijsman, E., J.M.M. Aben, B.G. Van Elzakker, M.G. Mennen, 1998. An automatic atmospheric ammonia network in the Netherlands. Set-up and results. Atmospheric Environment 32(3), 317-324,http://dx.doi.org/10.1016/S1352-2310(97)00233-1

CLO indicator 0081, 2018. https://www.clo.nl/indicatoren/nl0081-relatie-ontwikkelingen-emissies-en-luchtkwaliteit

Commissie Deskundigen Meststoffenwet, 2018. Advies ‘‘analyse onzekerheden in ammoniakemissies”, 3 december 2018.

Erisman, J.W., A. Bleeker, A. Hensen, A. Vermeulen, 2008. Agricultural air quality in Europe and the future perspectives. Atmospheric Environment 42, 3209-3217.

Haan, B.J. de, J. Kros, R. Bobbink,. J.A. van Jaarsveld, W. de Vries, H. Noordijk, 2008. Ammoniak in Nederland. PBL rapport 500125003. 64 pp. http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/500125003.pdf

Hoffmann, M.R., J.G. Calvert, 1985. Chemical transformation modules for Eulerian acid deposition models. Volume II. The aqueous-phase chemistry. US EPA/600/S3-85/036. https://nepis.epa.gov/Exe/ZyPDF.cgi/2000TMIU.PDF?Dockey=2000TMIU.PDF

Horvath, L., H. Fagerli, M.A. Sutton, 2009. Long-term record (1981-2005) of ammonia and ammonium concentrations at K-Puszta Hungary and the effect of sulphur dioxide emission change on measured and modelled concentrations. In: Sutton, M., S. Reis, S.M.H. Baker (Eds.), Atmospheric Ammonia. Springer Science, Dordrecht, pp. 181-186. http://dx.doi.org/10.1007/978-1-4020-9121-6_12

IPCC, 2007. Climate Change 2007: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Editors: S. Solomon, D. Qin, M. Manning, Z. Chen, M. Marquis, K.B. Averyt, M. Tignor and H.L. Miller. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 996 pp.

Jacob, D.J., 1999. Introduction to atmospheric chemistry. Princeton University Press, Princeton, New Jersey. 266 pp.

Page 45: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 36 van 50

Lolkema, D.E., H. Noordijk, A.P. Stolk, R. Hoogerbrugge, M.C. van Zanten, and W.A.J. van Pul, 2015. The Measuring Ammonia in Nature (MAN) network in the Netherlands. Biogeosciences 12, 5133–5142.https://www.biogeosciences.net/12/5133/2015/

Manders-Groot, A., M. Schaap, C. Hendriks, R. Kranenburg, R. Wichink Kruit, W. de Vries, J. Aben, F. Sauter, E. van der Swaluw, A. van Pul, 2015. Sensitivity of NH3 and NH4

+ concentrations and deposition toemission changes of NH3, SOx and NOx as modelled with LOTOS-EUROS and OPS. TNO report 2015 R11080. 77 pp.

Mastrandrea, M.D., C.B. Field, T.F. Stocker, O. Edenhofer, K.L. Ebi, D.J. Frame, H. Held, E. Kriegler, K.J. Mach, P.R. Matschoss, G.-K. Plattner, G.W. Yohe, F.W. Zwiers, 2010. Guidance Note for Lead Authors of the IPCC Fifth Assessment Report on Consistent Treatment of Uncertainties. Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).https://www.ipcc.ch/pdf/supporting-material/uncertainty-guidance-note.pdf

Mastrandrea, M.D. et al., 2011. The IPCC AR5 guidance note on consistent treatment of uncertainties: a common approach across the working groups. Climatic Change, 108(4), 675-691, http://dx.doi.org/10.1007/s10584-011-0178-6

Nemitz, E., Milford, C., Sutton, M.A., 2001. A two-layer canopy compensation point model for describing bi-directional biosphere-atmosphere exchange of ammonia. Quarterly Journal of the Royal Meteorological Society 127, 815-833.

Ruijter, J.F. de, Van Pul, W.A.J., Van Jaarsveld, J.A., Buijsman, E., 2006. Zuur- en stikstofdepositie in Nederland in de periode 1981–2002. MNP report 500037005. Bilthoven, the Netherlands. 69 pp.

Sauter, F., M. van Zanten, E. van der Swaluw, J. Aben, F. de Leeuw, H. van Jaarsveld, 2018. The OPS-model. Description of OPS 4.5.2. https://www.rivm.nl/media/ops/v4.5.2/OPS-model-v4.5.2.pdf

Seinfeld, J.H., S.N. Pandis, 1998. Atmospheric chemistry and physics: From air pollution to climate change, John Wiley & Sons, Inc., New York, USA.

Simpson, D., Fagerli, H., Jonson, J.E., Tsyro, S., Wind, P., Tuovinen J.-P., 2003. Transboundary Acidification, Eutrophication and Ground Level Ozone in Europe. Unified EMEP Model Description. EMEP Status Report 1/2003 Part 1, EMEP/ MSC-W Report. Norwegian Meteorological Institute, Oslo, Norway, 74 pp.

Sutton, M.A., Fowler, D., 1993. A model for inferring bidirectional fluxes of ammonia over plant canopies. In: Proceedings of the WMO Conference on the Measurement and Modelling of Atmospheric Composition Changes Including Pollution Transport. WMO/GAW-91WMO Geneva, pp. 179-182.

Page 46: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 37 van 50

Sutton, M. U. Dragosits, C. Geels, S. Gyldenkærne, T. Misselbrook, W. Bussink, 2015. Review on the scientific underpinning of calculation of ammonia emission and deposition in the Netherlands. Report by M. Sutton, Centre for Ecology & Hydrology to Ministery of Economic Affairs, The Hague, 3 August, 2015.

Tang, Y.S., C.F. Braban, U. Dragosits, A.J. Dore, I. Simmons, N. van Dijk, J. Poskitt, G. Dos Santos Pereira, P.O. Keenan, C. Conolly, K.Vincent, R.I. Smith, M.R. Heal, M.A. Sutton, 2018. Drivers for spatial, temporal and long-term trends in atmospheric ammonia and ammonium in the UK. Atmospheric Chemistry and Physics, 18, 705–733. https://doi.org/10.5194/acp-18-705-2018

Velders, G.J.M., J.M.M. Aben, G.P. Geilenkirchen, H.A. den Hollander, L. Nguyen, E. van der Swaluw, W.J. de Vries, R.J. Wichink Kruit, 2018. Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2018. Rapport 2018-0104, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.https://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2018/Juli/Grootschalige_concentratie_en_depositiekaarten_Nederland_Rapportage_2018

Warner, J.X., R.R. Dickerson, Z. Wei, L.L. Strow, Y. Wang, Q. Liang, 2017. Increased atmospheric ammonia over the world’s major agricultural areas detected from space. Geophysical Research Letters 44, 2875–2884. https://doi.org/10.1002/2016GL072305

Wichink Kruit, R.J., Van Pul, W.A.J., Sauter, F.J., Van den Broek, M., Nemitz, E., Sutton, M.A., Krol, M., Holtslag, A.A.M., 2010. Modeling the surface-atmosphere exchange of ammonia. Atmospheric Environment 44, 945-957. https://doi.org/10.1016/j.atmosenv.2009.11.049

Wichink Kruit, R.J., J. Aben, W. de Vries, F. Sauter, E. van der Swaluw,M.C. van Zanten, W.A.J. van Pul, 2017. Modelling trends in ammonia in the Netherlands over the period 1990-2014. Atmospheric Environment 154, 20-30. http://dx.doi.org/10.1016/j.atmosenv.2017.01.031

Wyers, G.P., R.P. Otjes, J. Slanina, 1993. A continuous-flow denuder for the measurement of ambient concentrations and surface-exchange fluxes of ammonia. Atmospheric Environment 27a, 2085-2090. https://doi.org/10.1016/0960-1686(93)90280-C

Zanten, M. van, R.J. Wichink Kruit, R. Hoogerbrugge, E. van derSwaluw, W.A.J. van Pul, 2017. Trends in ammonia measurements in theNetherlands over the period 1993-2014. Atmospheric Environment 148, 352-360. http://dx.doi.org/10.1016/j.atmosenv.2016.11.007

Page 47: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 38 van 50

Bijlage 1: Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN)

Het RIVM meet binnen het LML verschillende vormen van ammoniak: ammoniakconcentratie in de lucht, ammonium(aerosol)concentratie in de lucht (fijnstof) en de natte NHx depositie. De ammoniakconcentratie in de lucht wordt sinds 1993 op acht locaties en vanaf 2014 op zes locaties elk uur met geavanceerde meetapparatuur gemeten. De LML-stations bevinden zich in zowel hoog als laag belaste gebieden verspreid over heel Nederland18. Het meten van uurlijkse ammoniakconcentraties gebeurt met de AMOR19 en vanaf 2016 met de miniDOAS20. Daarnaast worden er sinds 2005 in een groot aantal Natura 2000-gebieden maandelijkse ammoniakconcentratiemetingen uitgevoerd. Dit wordt het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) genoemd21. Deze maandelijkse concentratiemetingen gebeuren met passieve samplers van de firma Gradko, die met behulp van de kwalitatief betere uurlijkse concentratiemetingen op de LML-meetstations worden gekalibreerd. Het aantal gebieden waarin gemeten wordt is in de loop der jaren flink gegroeid van 22 gebieden in 2005 tot 82 gebieden in 2017.Zowel de LML- als de MAN-metingen worden gebruikt als validatie voor berekeningen met het OPS-model22 die in het kader van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland worden uitgevoerd (GCN/GDN)23. Hierbij wordt er rekening gehouden met de representativiteit van de meting. Wekerom en Vredepeel worden tegenwoordig niet meer voor de modelvalidatie gebruikt omdat ze te lokaal belast zijn (dichtbij bronnen) en deze metingen alleen voor validatiedoeleinden geschikt zijn als hiervoor wordt gecorrigeerd. In het verleden werd deze correctie toegepast, maar sinds het beschikbaar komen van de MAN metingen zijn er voldoende metingen om Wekerom en Vredepeel niet meer voor dit doeleinde te hoeven gebruiken.Alle LML- en MAN-metingen die een langere tijdserie omvatten worden ook gebruikt om het verloop van de ammoniakconcentratie in de tijd te volgen (CLO indicator 0081, 2018). Op die manier kan de effectiviteit van het ammoniakbeleid (vooral gericht op de reductie van ammoniakemissies) geëvalueerd worden24. Voor het landelijke beeld van de ontwikkelingen van de ammoniakconcentratie in de tijd worden alleen meetlocaties in Natura 2000-gebieden gebruikt die sinds 2005 of 2006 actief zijn en dus een langere tijdserie omvatten.Op de twee LML stations (Huijbergen en Eibergen) waar sinds 2014 de uurlijkse metingen gestopt zijn, wordt met de meetmethode uit het MANop maandbasis doorgemeten om de concentratieontwikkelingen in de tijd op deze locaties te kunnen blijven volgen.

18 Buijsman et al., 199819 Wyers et al., 199320 Volten et al., 201221 Lolkema et al., 201522 Sauter et al., 201823 Velders et al., 201824 Van Zanten et al, 2017

Page 48: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 39 van 50

Bijlage 2: NH3 als beste indicator voor de NH3-emissies25

Van de ammoniak en ammoniumcomponenten die gemeten worden is de ammoniakconcentratie in de lucht de meest geschikte om de effecten van ammoniakbeleid in Nederland te volgen. Om dit te illustreren zijn modelberekeningen met OPS gemaakt om te laten zien wat de bijdragen van Nederlandse en buitenlandse bronnen is op de gemeten concentraties van ammoniak en ammonium (Figuur 1). Onderstaande figuur laat de relatieve bijdrage van Nederlandse en buitenlandseammoniakemissies zien aan de ammoniak- en ammoniumconcentratie en de natte depositie van ammoniak op de LML-stations. Ammoniakconcentraties in de lucht worden voor het overgrote deel (>85%) veroorzaakt door emissies in Nederland zelf. Andere indicatoren zoals de concentraties van ammoniumaerosolen in de lucht (NH4

+) en natte depositie van ammoniak worden voor een aanzienlijk kleiner deel bepaald door de in Nederland uitgestoten ammoniak, in de recentere jaren rond de 55% en 60% respectievelijk. Deze componenten zijn minder direct gerelateerd aan de ammoniakemissies omdat ze door chemische omzetting worden gevormd en/of over een langere afstand worden getransporteerd voordat ze deponeren.

Figuur 1: Relatieve bijdrage van Nederlandse en buitenlandse NH3-emissies aan de NH3-concentratie, de ammonium(NH4

+)-concentratie in aerosol en de natte depositie van NHx.

25 Uit: Wichink Kruit et al., 2017

Page 49: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 40 van 50

Bijlage 3: Atmosferische chemie – secundaire inorganische aerosolformatie in OPS

Vorming van secundair inorganisch aerosol (fijnstof) Secundair inorganisch aerosol bestaat uit ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat. Het wordt gevormd door reacties van ammoniak met zwavel- en salpeterzuur. Ammoniak wordt rechtstreeks naar de lucht uitgestoten, maar zwavel- en salpeterzuur moeten eerst in de lucht worden gevormd uit zwavel- en stikstofoxides. We zullen hieronder kort beschrijven hoe deze chemische reacties in de lucht plaatsvinden26.

Vorming van zwavelzuurZwavelzuur wordt gevormd door oxidatie van zwaveldioxide (SO2). Zwaveldioxide komt vrij bij verbranding van zwavelhoudende brandstoffen in b.v. kolengestookte elektriciteitscentrales, scheepvaart, cementindustrie, smelterijen, industriële ketels, verbranding van biomassa en olieraffinaderijen.In de gasfase kan zwaveldioxide worden omgezet in zwavelzuurgas (H2SO4) door te reageren met hydroxylradicalen (OH), zuurstof (O2) en waterdamp (H2O):SO2 + OH + O2 + H2O H2SO4 + HO2

Zwavelzuur heeft een zeer lage dampdruk en condenseert gemakkelijk op bestaande deeltjes of nucleatiekernen om een zwavelzuurdruppeltje te vormen. De gasfaseconversie van zwaveldioxide naar zwavelzuur vertoont een variatie over de dag en over het seizoen. Verder is de formatie afhankelijk van de breedtegraad door de beschikbaarheid van hydroxylradicalen, die worden gevormd door fotochemie en dus afhankelijk is van de intensiteit van de zonne-energie, waterdamp en ozon.Zwaveldioxide kan ook eenvoudig oplossen in wolk- of mistdruppeltjes. Dit is een veel snellere weg dan de gasfaseformatie en domineert als er veel wolken zijn. Het opgeloste zwaveldioxide in de druppel wordt geoxideerd tot zwavelzuur door ozon (O3) of waterstofperoxide (H2O2)(Hoffmann en Calvert, 1985):SO2 + O3 + H2O H2SO4 + O2

SO2 + H2O2 H2SO4

Vorming van salpeterzuurSalpeterzuur wordt gevormd uit stikstofoxiden (NOx). Stikstofoxiden komen vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Samen met vluchtige organische stoffen (VOS) spelen de stikstofoxiden een belangrijke rol bij de fotochemische ozonformatie. NO en NO2 zijn slecht oplosbaar in water en deponeren niet gemakkelijk op het oppervlak (droog of nat). Dat maakt dat de vorming van salpeterzuur een belangrijk verwijderingsproces is van NOx uit de lucht.Er zijn twee belangrijke manieren waarop salpeterzuur kan worden gevormd in de lucht. Een gedurende de dag en een gedurende de nacht.

26 Seinfeld en Pandis, 1998

Page 50: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 41 van 50

Overdag reageert NO2 met het hydroxylradicalen (OH):NO2 + OH HNO3

De snelheid van deze reactie is afhankelijk van de oxidatie niveaus en de lichtintensiteit, omdat de vorming van OH afhankelijk is van de fotolyse van ozon.‘s Nachts wordt NO2 via N2O5 omgezet in salpeterzuur:NO2 + O3 NO3 + O2

NO3 + NO2 N2O5N2O5 + H2O 2 HNO3

Dit proces treedt overdag niet op omdat het NO3 radicaal door fotolyse (zonlicht) direct weer uiteenvalt:NO3 + h NO + O2

NO3 + h NO2 + OVerder valt ook N2O5 door fotolyse en thermische decompositie weer uiteen: N2O5 + h NO2 + NO3

N2O5 (+ M) NO2 + NO3 (+ M)Overdag kan een deel van het salpeterzuur weer door fotolyse worden omgezet in NOx. Deze reactie is echter zo traag, dat het meeste salpeterzuur wordt omgezet in fijnstof of door droge en natte depositie uit de lucht wordt verwijderd.

Vorming van ammoniumzoutenZwavelzuur condenseert op bestaande deeltjes of nucleatiekernen bij hoge relatieve vochtigheden. Als er voldoende ammoniak in de lucht aanwezig is, dan wordt het zwavelzuur geneutraliseerd tot ammoniumsulfaat:H2SO4 + NH3 (NH4)HSO4

H2SO4 + 2NH3 (NH4)2SO4

Salpeterzuur in de lucht reageert met ammoniak tot ammoniumnitraat:HNO3 + NH3 NH4NO3Ammoniumnitraat in oplossing is in evenwicht met de componenten in de gasfase. Onder normale atmosferische condities komen aerosolen meestal in vloeibare druppeltjes voor en bestaan dan ook vaak uit meerdere componenten zoals ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat.De hoeveelheid salpeterzuur en ammoniak die kunnen oplossen in hoog geconcentreerde oplossingen is complex en sterk afhankelijk van de samenstelling, de relatieve vochtigheid en temperatuur (Ansari en Pandis, 1998). Zo zal salpeterzuur nauwelijks oplossen in een geconcentreerde oplossing met zwavelzuur. Alleen als ammoniak het zwavelzuur al geneutraliseerd heeft kan salpeterzuur ook oplossen in het aerosol.

Beschrijving in OPSMet het OPS-model27 kunnen geen ingewikkelde chemische reactieschema’s worden doorgerekend. Daarom worden de chemische omzettingssnelheden van ammoniak naar ammonium berekend met vereenvoudigde beschrijvingen die zijn afgeleid van complexere modellen. Deze vereenvoudigde beschrijvingen gaan uit van

27 Sauter et al., 2018

Page 51: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 42 van 50

concentraties en verhoudingen van de precursor gassen (ammoniak, zwaveldioxide en stikstofdioxide). De omzettingssnelheid van ammoniak naar ammonium, kNH3 [in %/uur], wordt in OPS wordt met de volgende vergelijking berekend:

kNH3 = max(1, 0.8 + 2.4 C1 + 18.9 C2 + 5.4 (C2)4 - 0.51 (C2)6 )

waarin:- C1 is de ratio van de achtergrond concentraties [NO2]/[NH3] (ppb/ppb) en - C2 is de ratio van de achtergrond concentraties [SO2]/[NH3] (ppb/ppb)

Page 52: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 43 van 50

Bijlage 4: Co-depositie

To be submitted to Atmospheric EnvironmentIncluding the effect of co-deposition in modeling the surface-atmosphere exchange of ammoniaR.J. Wichink Kruit1,2, M. Schaap1, F. Sauter2, W.J. de Vries2, M.C. van Zanten2, W.A.J. van Pul2

1 National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), P.O. Box 1, 3720 BA Bilthoven, The Netherlands2 TNO, Department of Environment, Health and Safety, P.O. Box 80015, 3508 TA Utrecht, The Netherlands

AbstractThis technical note describes the adaptation of the model described by Wichink Kruit et al. (2010) to co-deposition of NH3 and SO2.

Keyword: ammonia, dry deposition, co-deposition

In Wichink Kruit et al. (2010), new parameterizations for the exchange of ammonia between the surface and the atmosphere are proposed. The authors mention that they did not include the effect of SO2/NH3 co-deposition in their parameterization as the co-deposition effect seemed to appear on longer time scales than the duration of the measurement campaign. In other words, the SO2 concentration was not found to affect the ammonia exchange fluxes on the timescales in the measurement campaign. However, for historical datasets it is desirable to include the effect of co-deposition in this parameterization. This is illustrated by the evolution of the molar SO2/NH3 ratio in time from 1982 till 2002 in the Netherlands in Figure 1 (data from De Ruijter et al., 2006).

Figure 1: Evolution of the molar SO2/NH3 ratio in time from 1982 till 2002 in the Netherlands (blue line; data from De Ruijter et al., 2006) and the molar SO2/NH3 ratio during the measurement campaign of Wichink Kruit et al. (2010) (red dot).

0

0.1

0.2

0.3

0.4

0.5

0.6

0.7

1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010year

mol

ar S

O2/N

H3 r

atio

Page 53: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 44 van 50

The only authors that show a relationship between the external leaf surface resistance and the molar [SO2]/[NH3] ratio were Nemitz et al. (2001). Their relationship is also used in the EMEP Unified Model (Simpson et al., 2003). The external leaf surface resistance of Nemitz et al. (2001) can be interpreted as an effective external leaf surface resistance (Rw,eff), which includes the effect of co-deposition. In this technical note, we included the data point that results from the study ofWichink Kruit et al. (2010) and recalculated the log-linear regression (Figure 2). The log-linear regression through the data points from Nemitz et al. (2001) is found to be consistent with the parameterization derived by Simpson et al. (2003). The log-linear regression is only slightly modified by the new data point from the study of Wichink Kruit et al. (2010).

Figure 2: Compilation of the effective external leaf surface resistance (Rw,eff) at relative humidity RH=95% and temperature T=10oC, from Nemitz et al. (2001) as a function of the molar ratio of the mean SO2 and NH3 air concentrations (small blue dots). The data point resulting from the parameterization proposed by Wichink Kruit et al. (2010) is included (large black dot). The lines represent the linear regression through the data of Nemitz (blue dashed line) and including the data point of Wichink Kruit et al. (2010) (black solid line) respectively.

In the parameterizations of Wichink Kruit et al. (2010), a compensation point is introduced for the external leaf surface. This compensation point

0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 110

0

101

102

SN

Rw

,eff

(RH

=95%

, T=1

0o C)

[s m

-1]

Nemitz et al. (2001)

best fit Nemitz et al. (2001) Rw ,eff=exp(-2.54* SN+3.84) (~ 10(-1.1099*SN

+1.6769))

data point Wichink Kruit et al. (2010)best fit including data point Wichink Kruit et al. (2010) Rw ,eff=exp(-2.74* SN+3.97)

Page 54: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 45 van 50

acts in combination with the external leaf surface resistance of Sutton and Fowler (1993), which is assumed to account for the wetness of the leaves only. In the parameterization of Wichink Kruit et al. (2010), the effect of co-deposition should therefore be included in the compensation point for the external leaf surface instead of in the external leaf surface resistance. To convert the obtained relationship from Figure 2 (including the data point obtained from Wichink Kruit et al., 2010) in a relationship between the external leaf surface compensation point and the long-term molar [SO2]/[NH3] ratio, we first normalize the obtained relationship for our pollution climate.

effwSN1SNw RfR ,, )( (1)

where Rw,SN is the formulation for Rw,eff that accounts for SO2/NH3 co-deposition, f1( SN) is the normalization factor, in which SN is the molar [SO2]/[NH3] ratio, and Rw,eff is the effective external leaf surface resistance. The multiplication factor is equal to one for the pollution climate where the parameterization for Rw,eff is derived for. The long-term SO2 and NH3 concentrations for the measurement site in the study of Wichink Kruit et al. (2010) were 2.4 and 7.6 μg m-3, respectively. This results in a molar [SO2]/[NH3] ratio of 0.08 for this measurement site. The effective external leaf surface resistance, Rw,eff, in the study of Wichink Kruit et al. (2010) can be calculated from:

wa

awwaeffw

RRR , (2)

where a is the air concentration, w is the external leaf surface compensation point, Ra is the atmospheric resistance and Rw is the external leaf surface resistance according to Sutton and Fowler (1993).By combining equation 1 and 2, a description of the external leaf surface compensation point that accounts for SO2/NH3 co-deposition, is obtained:

aw,SN

ww,SNaSNw RR

)R(R, (3)

Equation 3 is divided by the temperature dependency of the Henry and dissociation equilibrium (see Eq. 9 of Wichink Kruit et al., 2010) to obtain a relationship for w,SN:

1

s

4

s

15

SNwSNw 15273T10041

15273T10752

..exp

..

,, (4)

Dividing equation 4 by w gives us the multiplication factor F( SN) that accounts for the dependency of w on SN:

wSNSNw F )(, (5)

Figure 0.3 shows the multiplication factor F( SN) as a function of SN. The multiplication factor is approximately linear with SN, especially in

Page 55: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 46 van 50

the lower range of SN values that are generally observed in the Netherlands (see Figure 1). Therefore, we derived a simplified linearrelationship between F( SN) and SN:

SNSN 321101830F ..).( (6a)0830F SN ).( (6b)

By combining this relationship with equation 5 and the original parameterization for w (equation 10 of Wichink Kruit et al., 2010), it is possible to reconstruct historical time series and to account for different pollution climates, which makes the parameterization more generally applicable.

Figure 3: Multiplication factor F( SN) as a function of the molar ratio of the mean SO2 and NH3 air concentrations, SN (black solid line). The simplified multiplication factor (Eq. 6) is represented by the red dashed line.

0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 10

0.2

0.4

0.6

0.8

1

1.2

SN

F(SN

)

F( SN)

simplified F( SN)

Page 56: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 47 van 50

Bijlage 5: Overzicht van bijdrages aan verklaring verschil door het OPS-model

In Tabel 1 zijn de trends in de gerapporteerde emissies, de gemeten concentraties en de gemodelleerde concentraties samengevat. De processen in het OPS-model verklaren samen dus ongeveer driekwart van het verschil tussen de trends in de gemeten ammoniakconcentraties en de gerapporteerde ammoniakemissies (2,2% van het totale verschil van 2,9%).

Tabel 1. Overzicht van de trends in de gerapporteerde emissies, gemeten concentraties en de gemodelleerde concentraties

trend bijdrage aan verklaring verschil

gerapporteerde emissies -2,0% per jaar -gemeten concentraties +0,9% per jaar -gemodelleerde concentraties met OPS v4.5.2 (incl. effecten van chemie, co-depositie en meteorologie)

+0,2% per jaar 2,2% per jaar

chemie 1,2% per jaarco-depositie 0,5% per jaarweersomstandigheden 0,2% per jaaroverige modelprocessen (waaronder verspreiding)

0,3% per jaar

Page 57: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 48 van 50

Bijlage 6: Het verloop van de verschillen tussen berekende en gemeten ammoniakconcentraties in de tijd

Onderstaande figuren laten de spreiding zien in het verschil in trends tussen gemeten en gemodelleerde ammoniakconcentraties op de 35 meetlocaties tussen 2005 en 2016.

Figure 4: Spreiding in het verschil tussen gemeten en gemodelleerde ammoniakconcentraties op de 35 meetlocaties tussen 2005 en 2016.Weergegeven zijn de mediaan (rode lijn), het gemiddelde (blauwe lijn), de range waartussen 25% en 75% van de waarden zit (blauwe rechthoeken); de range van alle datapunten die niet als uitbijters worden beschouwd (zwart gestreepte lijnen); de uitbijters (+)

Page 58: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 49 van 50

Bijlage 7: Berekening van de p-waarde

Bij het berekenen van de p-waarden is er naast de random onzekerheid die volgt uit de regressieanalyse ook een schatting gemaakt van de onzekerheden in de onderdelen in de modellering en in de metingen die de trend zouden kunnen beïnvloeden. Bij de modellering is het duidelijk dat vooral de chemische omzetting en de depositie op het (blad-)oppervlak een effect hebben op de trend in de berekende concentraties. Bij de concentratiemetingen hebben zich in de onderzochte periode nauwelijks methodewijzigingen voorgedaan, waardoor er hierdoor geen extra onzekerheid in het verschil in trends te verwachten is.De standaarddeviatie waarmee de onzekerheid in het verschil in de trends wordt beschreven kan daarom worden berekend met de volgende vergelijking:= + + .

De standaard onzekerheid van chemie en co-depositie op de trend is afgeleid aan de hand van een studie van Manders-Groot et al. (2015). Hierin is de gevoeligheid voor deze processen onderzocht met het LOTOS-EUROS-model en vergeleken met het OPS-model28. De standaard onzekerheid in de trend door de chemie is ingeschat op ongeveer 10%, terwijl de modelberekening met veranderende chemie en vaste chemische omzetting een effect van 1,2% per jaar29 heeft. Daarmee is = 0,12% per jaar.De standaard onzekerheid in de trend door co-depositie is ingeschat op ongeveer 30% terwijl de modelberekening met en zonder co-depositie een effect laten zien van 0,5% per jaar30, waarmee de = 0,15%per jaar wordt.De random onzekerheid in de uitgerekende trend in het verschil is 0,47% per jaar (op basis van lineaire regressie door de punten). Dit maakt dat de totale onzekerheid in het verschil in trends uitkomt op = 0,50% per jaar (1 standaarddeviatie).

28 In de studie van Manders-Groot et al. (2015) zijn gevoeligheidsruns gedaan met het LOTOS-EUROS model en het OPS model waarbij een ‘historisch’ emissiescenario is doorgerekend en vergeleken met modelruns voor het jaar 2009. De verschillen in de gevoeligheden voor de processen in de verschillende modellen geeft een inschatting van de onzekerheid in de trend door deze processen. Voor de chemie wordt een verschillende gevoeligheid van de modellen gevonden van 2%. Het totale effect van de chemie op de ammoniakconcentratie in beide modellen tussen ‘historisch’ emissiescenario en 2009 is ongeveer 20%. Dat maakt dat de onzekerheid in de trend door de chemie zo’n 10% bedraagt. Voor de co-depositie wordt een verschillende gevoeligheid van de modellen gevonden van zo’n 4% terwijl het totale effect van co-depositie op de concentratie in de modellen zo’n 15% bedraagt. Dit maakt dat de onzekerheid in de trend door het co-depositie proces zo’n 30% bedraagt en dus een stuk groter is dan de onzekerheid in de chemie.29 zie Bijlage 5: Overzicht van bijdrages aan verklaring verschil door het OPS-model30 zie Bijlage 5: Overzicht van bijdrages aan verklaring verschil door het OPS-model

Page 59: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVM Rapport 2018-0163

Pagina 50 van 50

Bijlage 8: Gebruikte afkortingen

CDM Commissie Deskundigen MeststoffenwetCLO Compendium voor de LeefomgevingER EmissieregistratieIPCC Intergovernmental Panel on Climate ChangeLNV Ministerie van Landbouw, Natuur en VoedselkwaliteitNEC National Emission CeilingsNEMA National Emission Model for AgricultureNH3 AmmoniakNOx StikstofoxidenOPS Operationeel Prioritaire Stoffen-modelPAS Programma Aanpak StikstofSO2 Zwaveldioxide

Page 60: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op
Page 61: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RIVMDe zorg voor morgen begint vandaag

Page 62: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

bijlage 2

Page 63: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

WOT Natuur & Milieu

DATUM

3 december 2018 ONDERWERP

CDM-advies ‘‘analyse onzekerheden in ammoniakemissies’’ ONS KENMERK

1837350/WOTN&M/JE POSTADRES

Postbus 47 6700 AA Wageningen BEZOEKADRES

Wageningen Campus Gebouw 101 / Bodenummer 554 Droevendaalsesteeg 3 6708 PB Wageningen INTERNET

www.wur.nl/wotnatuurenmilieu KVK NUMMER

09098104 CONTACTPERSOON

J.W. Eimers TELEFOON

0317-485471 E-MAIL

[email protected]

Wageningen University & Research is

specialised in the domain of healthy

food and living environment.

Postbus 47 | 6700 AA Wageningen

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Agro en Natuurkennis (ANK) t.a.v. de Directeur de heer ir. M.A.A.M. Berkelmans Postbus 20401 2500 EK Den Haag

Geachte heer Berkelmans, Op uw verzoek hebben de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) en het RIVM de onzekerheden in respectievelijk de ammoniakemissies uit de landbouw en de ammoniakconcentraties in de atmosfeer voor de periode 2005-2016 onderzocht. De analyse van de onzekerheden in de ammoniakemissies is uitgevoerd door de CDM-werkgroep NEMA, waarin vertegenwoordigers van diverse onderzoeksinstellingen zijn vertegenwoordigd. Het onderzoek is gericht geweest op de gebruikte data. De methode (het model) is geen onderwerp van discussie geweest; deze volgt het EMEP/EEA Air pollutant emission inventory guidebook. De CDM-werkgroep heeft drie emissiebronnen geïdentificeerd, waarvoor de gebruikte data relatief onzeker zijn: i) emissiearme stallen, ii) afzet van mest buiten de Nederlands landbouw, en iii) emissiearme mesttoediening. Indien wordt aangenomen dat de ammoniakemissie uit emissiearme stallen hoger is, er minder mest wordt geëxporteerd en dus meer in Nederland wordt toegediend, en dat de mest minder emissiearm wordt toegediend, dan volgens de huidige berekeningen, dan zijn de totale ammoniakemissies hoger en is er geen duidelijke daling geweest in ammoniakemissies. De CDM beveelt aan om de onzekerheden in de gebruikte data voor de berekening van de ammoniakemissies door empirisch onderzoek zoveel mogelijk weg te nemen. Ook de onzekerheden in de ammoniakconcentraties in de atmosfeer, zoals vastgesteld door RIVM, dienen door gericht onderzoek zoveel mogelijk weggenomen te worden. Eerder heeft de Cie Sutton (3 augustus 2015; ‘Review on the scientific underpinning of calculation of ammonia emission and deposition in the Netherlands’) vergelijkbare aanbevelingen gedaan. In navolging van de constatering “The Panel noted that there had been a much weaker level of integration, synthesis and uncertainty analysis than they had expected”, beveelt de CDM aan om de aansturing van het onderzoek naar ammoniakemissies en ammoniakconcentraties meer te integreren.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend,

Prof. dr. Oene Oenema cc. drs. R. Feringa, directeur van Directie Natuur en Biodiversiteit (N&B),

ministerie van LNV. ir. M.J.C. de Bode, ministerie van LNV, directie ANK ir. S.J.M. Breukel, ministerie van LNV, directie N&B dr.ir. G.L. Velthof (secretaris CDM)

Page 64: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

Analyse van de ammoniakemissie uit de landbouw in de periode 2005-2016 Werkgroep NEMA van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) 26-11-2018 De werkgroep NEMA bestaat uit C. van Bruggen (CBS), C.M. Groenestein (Wageningen Livestock Research), J.F.M. Huijsmans (Wageningen Plant Research), J.W.H. van der Kolk (Wageningen Environmental Research), L.A. Lagerwerf (RIVM), H.H. Luesink (Wageningen Economic Research), S.M. van der Sluis (PBL), G.L. Velthof (Wageningen Environmental Research) en J. Vonk (RIVM)

Page 65: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

2

Inhoud

Samenvatting 3

1. Inleiding 4

2. Trends in ammoniakemissies en -concentraties 5

3. Analyse van trends in ammoniakemissie 8

4. Aanbevelingen 10 Bijlage 1. Adviesvraag van het ministerie van LNV aan de CDM 13 Bijlage 2. Ammoniakemissie uit stallen 14 Bijlage 3. Mestafzet buiten de Nederlandse landbouw 18 Bijlage 4. Ammoniakemissie bij mesttoediening 20 Bijlage 5. Combinatie van oorzaken 24 Bijlage 6. Vraagstelling mesttoediening 25

Page 66: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

3

Samenvatting De landbouw is de belangrijkste bron van emissie (uitstoot) van ammoniak (NH3). Ammoniak draagt bij aan vermesting van natuurgebieden en verzuring van de bodem en draagt bij aan de vorming van fijnstof. Nederland moet jaarlijks de ammoniakemissie rapporteren aan de Europese Commissie en aan de Verenigde Naties (UNECE) om te toetsen of voldaan wordt aan respectievelijk de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings Directive; nationale emissieplafonds) en het Gothenburgprotocol. De ammoniakemissie wordt berekend met het model NEMA (National Emission Model Agriculture) op basis van internationaal voorgeschreven richtlijnen. De emissies van ammoniak uit de landbouw, zoals berekend met het model NEMA, en de concentratie van ammoniak in de lucht, zoals gemeten in meetnetten van het RIVM, vertonen in de periode 2007 - 2013 een verschil in verloop; de berekende emissies dalen, terwijl de gemeten concentraties stabiel blijven. In de periode 2005-2007 en de periode na 2013 is er zowel bij emissies als concentraties geen sprake van een duidelijke verandering. Het ministerie van LNV heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd om samen met het RIVM de verschillen in trends van emissies en concentraties te onderzoeken. De CDM-werkgroep NEMA heeft een analyse uitgevoerd naar uitgangspunten die er mogelijk toe geleid hebben dat de werkelijke ammoniakemissies niet of minder sterk zijn gedaald in de periode 2007 – 2013 dan de berekende emissies bij de uitgangspunten die in NEMA worden gehanteerd. De werkgroep heeft drie uitgangspunten in de emissieberekening geïdentificeerd die in de laatste jaren zijn veranderd, die relatief onzeker zijn en die een rol zouden kunnen spelen bij verklaring van de verschillen tussen de trends in emissie en concentraties: i) de emissiereductie door emissiearme stallen, ii) de afzet van mest buiten de Nederlands landbouw en iii) de toepassing emissiearme mesttoedieningstechnieken. Indien wordt aangenomen dat de ammoniakemissie uit emissiearme stallen hoger is, er meer mest wordt toegediend en dat de mest minder emissiearm wordt toegediend dan volgens de uitgangspunten in NEMA dan is er amper meer sprake is van een daling in de berekende de ammoniakemissies in de periode 2007-2013. De CDM-werkgroep NEMA beveelt aan om nader onderzoek uit te voeren naar de berekening van stikstofverliezen uit stallen op basis van stikstof- en fosfaatgehalten in mest (wordt in 2019 uitgevoerd). Op basis van deze studie zouden dan meer metingen naar gasvormige stikstofemissies moeten worden uitgevoerd om de plausibiliteit van emissiefactoren te controleren of de emissiefactoren bij te stellen. Ook is het gewenst nauwkeuriger informatie over implementatiegraden van mesttoedieningstechnieken en aard van toegediende mest te verzamelen. Verder wordt aanbevolen om ook andere factoren die mogelijk een rol spelen bij de verschillen in trends te beschouwen, zoals de ligging en representativiteit van de meetpunten in de ammoniakmeetnetten in relatie tot bronnen van ammoniakemissie. Het RIVM gebruikt de resultaten van dit CDM-advies in een analyse van het verloop van ammoniakconcentratie. Hierbij wordt ook onderzocht wat het effect is van veranderingen van de chemische omstandigheden van de atmosfeer op de ontwikkeling van de ammoniakconcentratie.

Page 67: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

4

1. Inleiding De landbouw is de belangrijkste bron van emissies (uitstoot) van ammoniak (NH3). Ammoniak draagt bij aan vermesting van natuurgebieden en verzuring van de bodem. Nederland moet jaarlijks de ammoniakemissies rapporteren aan de Europese Commissie en aan de Verenigde Naties (UNECE) om te toetsen of voldaan wordt aan respectievelijk de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings Directive; nationale emissieplafonds) en het Gothenburgprotocol. De ammoniakemissies worden berekend op basis van internationaal voorgeschreven richtlijnen. Deze staan beschreven in de EMEP/EEA Air pollutant emission inventory guidebook1. De werkgroep NEMA (National Emission Model for Agriculture) van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in 2009 een rekenmethodiek ontwikkeld waarmee de ammoniakemissies uit landbouw op nationale schaal kan worden berekend (Velthof et al., 2009; Velthof et al., 2012; Vonk et al., 2018). Emissieregistratie (ER) rapporteert de met NEMA berekende emissies aan de Europese Commissie en UNECE. De emissie van ammoniak uit de landbouw, zoals berekend door NEMA, en de concentratie van ammoniak in de lucht, zoals gemeten door het RIVM, vertonen vanaf 2005 afwijkende trends. Dit betreft met name de periode 2007-2013. De CDM heeft hierover in 2014 in het advies “Trends in ammoniakconcentraties en –emissies; een quick scan” aangegeven dat er verschillende mogelijke oorzaken zijn voor deze verschillen2. Het gaat hierbij onder andere om de ligging van de meetpunten in de meetnetten van RIVM, het niet corrigeren van de berekende emissies voor weerseffecten en een mogelijke onderschatting van emissies uit stallen en mestaanwending. Ook andere oorzaken, zoals een langere verblijftijd van ammoniak in de lucht door minder verontreinigende stoffen, kunnen hierbij een rol spelen. Naar aanleiding van deze quick scan heeft in 2015 een internationale review plaatsgevonden3. In de internationale review werd geconcludeerd dat de methode van emissieberekening gedegen is. Verschillende onderdelen van het model NEMA zijn op basis van de aanbevelingen uit deze review aangepast, zoals de emissiefactoren voor beweiding en ureumkunstmest, alsmede de berekening van uitscheiding van urine (TAN) door landbouwhuisdieren. Met deze aanpassingen in de emissieberekening is een deel van het verschil in trends tussen berekende emissie en gemeten concentratie verklaard. Beleidsmatig is het gewenst meer inzicht te hebben in de mogelijke oorzaken van het nog resterende verschil in trends tussen de berekende emissies en gemeten concentraties. Het ministerie van LNV heeft de CDM gevraagd om samen met het RIVM opnieuw een analyse uit te voeren om het verschil in verloop van gemeten concentraties van ammoniak in de lucht en de berekende emissies van ammoniak uit de landbouw te onderzoeken. De CDM heeft de werkgroep NEMA gevraagd een analyse uit te voeren om na te gaan of er uitgangspunten in de emissieberekening zijn die een rol kunnen spelen bij de afwijkende trends tussen gemeten concentraties en berekende emissies. RIVM gebruikt de resultaten van dit CDM-advies in een analyse van het verloop van ammoniakconcentratie (Wichink Kruit, ea.). Daarnaast heeft RIVM onderzocht wat het effect is van veranderingen van de chemische omstandigheden van de atmosfeer op de ontwikkeling van de ammoniakconcentratie (Wichink Kruit, ea.).

1 https://www.eea.europa.eu/publications/emep-eea-guidebook-2016 2 https://www.wur.nl/upload_mm/f/e/c/4fbff5d9-9646-4fb3-bff4-486528e5c1eb_Quick%20scan%20Ammoniakconcentraties%20en%20emissies.pdf 3 http://edepot.wur.nl/357694

Page 68: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

5

2. Trends in ammoniakemissies en -concentraties Berekening van ammoniakemissies In NEMA worden de ammoniakemissies uit de volgende bronnen berekend conform het EMEP/EEA Air pollutant emission inventory guidebook (Figuur 1): • Stallen • Mestopslagen • Aanwending van mest • Beweiding • Toediening van kunstmest, zuiveringsslib en compost • Gewasresten en afrijping van gewassen In de berekening wordt voor elke bron de hoeveelheid stikstof of ammoniakale stikstof (TAN) vermenigvuldigd met een emissiefactor voor ammoniak, waarbij de ammoniakemissie wordt uitgedrukt in procent van de hoeveelheden ammoniakale stikstof of TAN. Voor de berekening van de hoeveelheid stikstof en ammoniakale stikstof in de verschillende ammoniakbronnen wordt gebruikt gemaakt van gegevens uit de Landbouwtelling (bv. dieraantallen, stalsystemen, mesttoedieningstechnieken) en andere informatiebronnen, zoals de stikstofuitscheiding op basis van WUM-berekeningen (CBS/WUM) en het kunstmestgebruik uit de kunstmeststatistiek van Wageningen Economic Research. De emissiefactoren voor stallen, mestopslagen, mestaanwending en beweiding zijn afgeleid uit de resultaten van metingen van ammoniakemissies uit deze bronnen in Nederland. De emissiefactoren van de andere bronnen zijn afgeleid uit de internationale literatuur. De methode van berekening van ammoniakemissies is gepubliceerd in een wetenschappelijk artikel en diverse rapporten (Velthof et al., 2009; Velthof et al., 2012; Vonk et al., 2018). De resultaten van de jaarlijkse berekening van ammoniakemissie en de gehanteerde uitgangspunten worden jaarlijks gerapporteerd. Alle rapporten en publicaties over NEMA en de resultaten van de jaarlijkse berekening zijn beschikbaar op de website van de CDM: https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Commissie-van-Deskundigen-Meststoffenwet-CDM/Documenten/Gasvormige-emissies-NEMA.htm Trends in emissies en concentraties De met NEMA berekende totale ammoniakemissie uit Nederlandse landbouw is in de periode 2005-2013 gedaald van 140,8 miljoen kg naar 110,8 miljoen kg NH3 en daarna weer gestegen tot 116,8 miljoen kg in 2016 (Tabel 1). De onzekerheid van de berekende ammoniakemissies is 25% voor de totale ammoniakemissie uit landbouw, en binnen de landbouw bedraagt deze 20% voor stallen en mestopslagen, 37% voor mestaanwending, 37% voor kunstmest, en 57% voor beweiding (Wever et al., 2018). De onzekerheid is hierbij de bandbreedte waarbinnen de berekende emissies met 95% waarschijnlijkheid liggen (95%-betrouwbaarheidsinterval). Dit betekent dat de ammoniakemissie met 95% zekerheid ligt tussen de -25% en +25% van de berekende waarde. Stallen en mesttoediening zijn de twee grootste bronnen van ammoniak. Ruim 80% van het verschil in berekende emissie tussen 2005 en 2016 komt voor rekening van stalemissies en emissies bij mesttoediening.

Page 69: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

6

Figuur 1. Schematische weergave van de stikstofstromen en overige gasvormige stikstofverliezen (N2O, NOx en N2) die in de NEMA-berekening van ammoniak worden beschouwd. De gekleurde boxen geven stikstofbronnen weer; pijlen geven stikstofstromen weer en de ‘wolkjes’ met ammoniak geven weer waar de ammoniakemissies plaatsvinden. Nb. in NEMA worden ook N2O en NOx berekend uit landbouwgronden, maar deze berekening heeft geen effect op de berekende ammoniakemissie. Tabel 1. Berekende ammoniakemissies (miljoen kg NH3) uit de zes bronnen, onderscheiden binnen de Nederlandse landbouw in de periode 2005-2016; de onzekerheid in de berekende totale emissie bedraagt 25%.

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Totaal 140,8 143,8 140,3 126,8 124,5 121,2 117,2 111,8 110,8 114,7 115,5 116,8

Stal 63,0 63,4 64,1 66,1 66,2 62,8 58,5 55,1 51,0 52,9 53,2 52,9

Opslag 3,1 2,9 3,1 2,9 3,0 3,1 3,0 3,0 3,1 3,2 3,4 3,4

Beweiding 3,1 2,9 2,7 2,8 2,4 2,5 2,1 1,9 2,0 2,0 1,9 1,8

Toediening mest 53,4 54,6 54,1 40,0 39,1 39,3 40,1 37,5 39,6 41,1 40,2 41,4

Kunstmest 13,4 15,2 11,7 10,3 9,1 8,7 9,0 9,8 10,5 10,8 12,5 12,8

Overige bronnen* 4,7 4,9 4,7 4,7 4,7 4,8 4,6 4,4 4,6 4,6 4,3 4,5

Bron: Van Bruggen et al. (2018) • Zuiveringsslib, compost, gewasresten en afrijping gewassen

In Figuur 2 worden de trends in de berekende ammoniakemissies (resultaten berekend met NEMA uit Tabel 1) en de gemeten ammoniakconcentraties weergegeven. Bij de concentraties gaat het om de 27 punten uit het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) en 8 punten uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). De berekende emissies geven een dalende trend weer in de periode 2007 – 2013, terwijl de gemeten concentraties in deze periode min of meer stabiel blijven. In de periode 2005-2007 en de periode na 2013 is er zowel bij emissies als concentraties geen sprake van een duidelijke verandering. In de periode 2007 – 2013 neemt de berekende emissie het sterkst af voor stallen. Er is in het kader van dit advies geen statistische analyse uitgevoerd in hoeverre de

Page 70: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

7

trends significant afwijken. Hiervoor wordt verwezen naar de trendanalyse door RIVM (Wichink Kruit et al., 2018).

Figuur 2. Trends in ammoniakconcentraties in de atmosfeer en in berekende ammoniakemissies 2005 – 2016/2017 (bron: CLO 008112, 2017).

Page 71: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

8

3. Analyse van mogelijke onzekerheden in de ammoniakemissies Aanpak In dit advies wordt nagegaan of er uitgangspunten in de emissieberekening zijn die een invloed kunnen hebben op het verschil in trend van emissies en concentraties. De werkgroep NEMA heeft een analyse uitgevoerd naar uitgangspunten in de berekeningen die er mogelijk toe geleid hebben dat de werkelijk ammoniakemissie niet of minder sterk is gedaald in de periode 2007 – 2013 dan de berekende emissie bij de uitgangspunten die NEMA op dit moment hanteert. RIVM onderzoekt daarnaast of er ook factoren zijn in de meetnetten van concentraties die van invloed zijn (Wichink Kruit et al., 2018). De werkgroep heeft op basis van expert judgement drie uitgangspunten geïdentificeerd in de berekening met NEMA (Van Bruggen et al., 2018) die in de laatste jaren zijn veranderd, relatief onzeker zijn en een rol zouden kunnen spelen bij de verklaring van de verschillen tussen het verloop van emissies en concentraties, namelijk i) de emissiereductie door emissiearme stallen, ii) de afzet van mest buiten de Nederlands landbouw en iii) de toepassing van emissiearme mesttoedieningstechnieken. Er is in dit advies dus geen volledig en systematische onzekerheidsanalyse uitgevoerd van alle relevante uitgangspunten in de NEMA-methodiek. Emissiearme stallen Het aandeel emissiearme stallen is de laatste jaren toegenomen (Bijlage 2). Daarmee nemen de berekende ammoniakemissies af. In de periode 2007 - 2013 neemt de berekende emissie sterk af voor stallen (Tabel 1). Er zijn drie indicaties dat de met emissiearme stallen beoogde emissiereductie in de praktijk niet wordt gehaald. Ten eerste, in een recente studie is geconcludeerd dat het rendement van combiwassers lager is dan het rendement waarop de emissiefactor in de Regeling Ammoniak en Veehouderij (Rav) is gebaseerd (Melse et al., 2018). Ten tweede is bij de actualisering van de ammoniakemissiefactoren voor pluimveestallen vastgesteld dat de huidige emissiefactoren voor de volièresystemen niet meer representatief zijn voor de huidige praktijk (Ellen et al., 2017). De resultaten van de emissiemetingen in volièresystemen gaven aan dat de huidige emissiefactoren te laag ingeschat lijken te zijn, maar dat er momenteel nog onvoldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn om een advies te geven voor nieuwe emissiefactoren. Ten derde komen de berekende verhoudingen tussen stikstof en fosfaat in de mest bij afvoer van het landbouwbedrijf niet overeen met de gemeten verhoudingen (Bijlage 2). Indien de emissies van emissiearme stallen hoger zouden zijn dan nu wordt aangenomen, dan heeft dit een afvlakkend effect op de dalende trend van de emissie. Berekeningen met verschillende aannames laten inderdaad zien dat de trend van ammoniakemissie inderdaad minder daalt indien wordt verondersteld dat de reductie in ammoniakemissie lager is (Bijlage 2). Mestafzet buiten de Nederlandse landbouw Door de aanscherping van gebruiksnormen voor dierlijke mest, stikstof en fosfaat is de afzet buiten de landbouw die geregistreerd wordt met vervoersbewijzen dierlijke mest in de loop der jaren toegenomen (Bijlage 3). Er zijn indicaties dat er minder mest buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet door mestverwerking en –export dan met de vervoerbewijzen dierlijke mest wordt geregistreerd (De Koeijer et al, 2018). In de Versterkte Handhavingsstrategie Mest van het ministerie

Page 72: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

9

van LNV wordt aangegeven dat er fraude plaats vindt bij mestexport4. De mestverwerking en –export zijn de laatste jaren toegenomen. Als er minder mest wordt verwerkt en geëxporteerd, en dus meer mest wordt toegediend aan Nederlandse bodems dan wordt aangenomen, dan leidt dit tot een hogere ammoniakemissie en afvlakking van de dalende trend. Een berekening laat zien dat het effect beperkt is (Bijlage 3). Emissiearme mesttoediening De ammoniakemissie bij mesttoediening is sterk afgenomen in 2008 (Tabel 1). Er zijn indicaties dat het werkresultaat van mesttoediening in de praktijk minder emissiearm is dan op basis van data en informatie uit de Landbouwtelling wordt berekend (Bijlage 4). Dit zou ook specifiek een effect kunnen hebben op de emissie na 2007, omdat in 2008 het onderwerken van mest in twee werkgangen werd verboden. Resultaten van een berekening laten zien dat de ammoniakemissie hoger is en de daling in het jaar 2008 minder groot is indien wordt verondersteld dat mest met minder emissiearme technieken wordt toegediend dan volgens de Landbouwtelling (Bijlage 4). Combinatie van uitgangspunten De berekende totale ammoniakemissie wordt hoger en er is amper meer sprake van een daling van de emissie in de periode 2007-2013 bij een combinatie van de hierboven veronderstelde veranderingen in uitgangspunten over emissiearme stallen, mestafzet buiten de landbouw en mesttoediening (Bijlage 5).

4 https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/carola-schouten/documenten/rapporten/2018/09/28/versterkte-handhavingsstrategie-mest

Page 73: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

10

4. Aanbevelingen Er zijn drie uitgangspunten geïdentificeerd die in de laatste jaren zijn veranderd en die een rol zouden kunnen spelen bij de verklaring van de verschillen in het verloop tussen berekende ammoniakemissie en gemeten concentraties: i) emissiearme stallen zijn minder emissiearm dan aangenomen, ii) de afzet van mest buiten de Nederlandse landbouw is minder groot dan aangenomen en iii) emissiearme mesttoediening is minder emissiearm dan aangenomen. Berekeningen met het model NEMA laten zien dat er bij deze veronderstelling amper meer sprake is van een daling van de ammoniakemissies in de periode 2007-2013 en dat de totale ammoniakemissie in Nederland hoger is dan tot nu toe is berekend. Om de uitgangspunten in NEMA te kunnen verbeteren, wordt aanbevolen om: • De studie naar berekening van stikstofverliezen uit stallen op basis van stikstof/fosfaat-

verhouding in mest en in de uitscheiding (Bijlage 2) ook uit te voeren voor andere jaren zodat robuustere uitspraken gedaan kunnen worden over niet verklaarde verliezen (deze analyse zal in 2019 plaatsvinden). Op basis hiervan kan worden geïdentificeerd bij welke stalsystemen er meer stikstofverliezen uit stallen lijken op te treden dan op basis van emissiefactoren wordt berekend. In deze stalsystemen zouden dan meer metingen naar gasvormige stikstofemissies moeten worden uitgevoerd om de plausibiliteit van emissiefactoren te controleren of de emissiefactoren bij te stellen. Hierbij moet ook worden beschouwd dat de hoeveelheid mest die in stallen wordt geproduceerd gerelateerd is aan het beweidingssysteem. Beweiding leidt tot een lagere emissie dan productie en opslag van mest in stallen.

• Gegevens over mestfraude verzamelen die meegenomen kunnen worden in de emissieberekening. Er is recentelijk een handhavingsstrategie ontwikkeld om de mestfraude te beperken5. In deze strategie is ook opgenomen dat wordt gestreefd daar digitale verantwoording en monitoring bij mestaanwending.

• Een betere inventarisatie van mesttoedieningstechieken in de praktijk te ontwikkelen dan via de huidige Landbouwtelling, met daarbij ook de hoeveelheden uitgereden mest en de aard van de mest verdeeld over het uitrijseizoen en de grondsoort.

Ook andere factoren die mogelijk een rol spelen bij de verschillen in trends van berekende emissies en berekende concentratie zouden nader moeten worden bestudeerd en met name de ligging en representativiteit van de meetpunten in de ammoniakmeetnetten en het effect van (lokale) emissiebronnen op de trends in concentraties in deze meetpunten. Een vraag die hierbij gesteld kan worden is in hoeverre de ligging van de meetpunten in de meetnetten voldoende representatief is om de trend van de totale emissie in Nederland te weerspiegelen?

5 https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/carola-schouten/documenten/rapporten/2018/09/28/versterkte-handhavingsstrategie-mest

Page 74: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

11

Literatuur Bruggen, C. van, A. Bannink, C.M. Groenestein, J.F.M. Huijsmans, H.H. Luesink, S.M. van der Sluis, G.L. Velthof & J. Vonk (2018). Emissies naar lucht uit de landbouw in 2016. Berekeningen met het model NEMA. Wageningen, WOT Natuur & Milieu, WOt technical report 119. CBS (2019) I). Interne notitie over de mate waarin stikstofverliezen op basis van het verschil in stikstof-fosfaatverhouding bij excretie en bij mestafvoer verklaard worden door berekende stikstofverliezen met NEMA, uitgesplitst naar staltype. Rapport In voorbereiding. Ellen, H.H., C.M. Groenestein & N.W.M. Ogink (2017). Actualisering ammoniak emissiefactoren pluimvee; Advies voor aanpassing van ammoniak emissiefactoren van pluimvee in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Wageningen Livestock Research, Rapport 1015. Grinsven, van H., en A. Bleeker (2017) Evaluatie Meststoffenwet 2016: Syntheserapport Planbureau voor de Leefomgeving PBL. Den Haag, 2017. PBL-publicatienummer: 2258 Huijsmans, J. & B. Verwijs (2008). Beoordeling mesttoediening in de praktijk. Wageningen : Plant Research International, Rapport 219 Koeijer, T.J. de, C.C. de Lauwere, H.H. Luesink en H. Prins (2018) Handelsverkeer in de mestmarkt: opties voor interventies. Wageningen, Wageningen Economic Research, Rapport 2018-057. 54 blz. Melse, R.W., G.M. Nijeboer & N.W.M. Ogink (2018). Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen; Deel 2: Steekproef rendement luchtwassers in de praktijk. Wageningen Livestock Research, Rapport 1082. Oenema, O., G.L. Velthof, N. Verdoes, P.W.G. Groot Koerkamp, G.J. Monteny, A. Bannink, H.G. van der Meer & K.W. van der Hoek (2000). Forfaitaire waarden voor gasvormige stikstofverliezen uit stallen en mestopslagen. Rapport 107, Alterra, Wageningen. Velthof, G.L., C. van Bruggen, C.M. Groenestein, B.J. de Haan, M.W. Hoogeveen & J.F.M. Huijsmans (2009). Methodiek voor berekening van ammoniakemissie uit de landbouw in Nederland. WOt-rapport 70. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Wageningen. Velthof, G.L., C. van Bruggen, C.M. Groenestein, B.J. de Haan, M.W. Hoogeveen & J.F.M. Huijsmans (2012). A model for inventory of ammonia emissions from agriculture in the Netherlands. Atmospheric Environment 46:248-255. Vonk, J., S.M. van der Sluis, A. Bannink, C. van Bruggen, C.M. Groenestein, J.F.M. Huijsmans, J.W.H. van der Kolk, L.A. Lagerwerf, H.H. Luesink, S.V. Oude Voshaar & G.L. Velthof (2018). Methodology for estimating emissions from agriculture in the Netherlands – update 2018. Calculations of CH4, NH3, N2O, NOx, PM10, PM2.5 and CO2 with the National Emission Model for Agriculture (NEMA). WOt-technical report 115. The Statutory Research Tasks Unit for Nature and the Environment, Wageningen. Wever, D., P.W.H.G. Coenen, R. Dröge, G.P. Geilenkirchen, M. ’t Hoen, B.A. Jimmink, W.W.R. Koch, A.J. Leekstra, R.A.B. te Molder, C.J. Peek, S.M. van der Sluis, W.L.M. Smeets & J. Vonk (2018). Informative Inventory Report 2018. Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2016. RIVM Report 2018-0013. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

Page 75: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

12

Wichink Kruit, R. ea. (2018), Duiding verschillen tussen concentratie- en emissietrends van ammoniak, RIVM-rapport in voorbereiding.

Page 76: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

13

Bijlage 1. Adviesvraag van het ministerie van LNV aan de CDM Aan Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) t.a.v. secretaris dr. ir. G. Velthof Wageningen Environmental Research Postbus 47 6700 AA Wageningen Datum: 7 juli 2018 Betreft Verzoek analyse van emissietrends ammoniak Geachte leden van de CDM, De emissie van ammoniak vanuit de landbouw, zoals berekend door NEMA, en de concentratie van ammoniak in de lucht, zoals gemeten door het RIVM, vertonen de laatste jaren – vanaf 2005 - een licht afwijkend beeld. Hoewel bij beide bepalingen de grootste zorgvuldigheid wordt toegepast en nieuwste inzichten en informatie worden gebruikt, is dit verschil tot op heden onverklaarbaar. De oorzaken van de verschillen kunnen diverse achtergronden hebben, zoals voor de lucht de effecten van minder verontreinigende stoffen waardoor de verblijftijd van ammoniak in de lucht is toegenomen. Ook bij de emissie vanuit de landbouw kunnen er oorzaken zijn die tot afwijkingen leiden van de tot nu toe bekende emissies en emissiefactoren. Beleidsmatig is het gewenst meer inzicht te hebben in de mogelijke oorzaken van dit verschil. Verzoek voor analyse en doel ervan: Wij verzoeken u voor de Minister van LNV om samen met het RIVM een trendanalyse uit te voeren om het verschil in gemeten concentraties van ammoniak in de lucht en de berekende emissie van ammoniak uit de landbouw te duiden. Over de datum waarop de resultaten worden uitgebracht aan LNV in 2018, vindt nadere afstemming plaats. Richt uw uit te brengen advies aan:

• de directeur van Directie Agrokennis (DAK), dhr. ir. M.A.A.M. Berkelmans en • de directeur van Directie Natuur en Biodiversiteit, dhr. drs. R. Feringa.

Voor inhoudelijke informatie over dit verzoek kunt u contact opnemen met dhr. ir. S.J.M. (Stefan) Breukel, [email protected] Met vriendelijke groet, Leo Oprel ([email protected]) Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Agro- en Natuurkennis Postbus 20401 2500 EK ’s-GRAVENHAGE

Page 77: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14

Bijlage 2. Ammoniakemissie uit stallen De totale ammoniakemissie in Nederland wordt sterk bepaald door de ammoniakale stikstof (TAN) in de mest. Dit is stikstof in de vorm van ammonium of ammoniak die voor het grootste deel afkomstig is uit urine en urinezuur. Figuur B1 laat de totale TAN-productie in Nederland zien in de periode 2005 – 2016. De TAN-uitscheiding nam iets af in de periode 2005-2012, met name bij rundvee. Daarna nam de TAN-uitscheiding weer toe door de groei van de melkveestapel in aanloop naar de afschaffing van het melkquotum in 2015.

Figuur B1. Mestproductie in Nederland, uitgedrukt in ammoniakale stikstof (TAN) (Bron: NEMA). Tabel B1 laat zien dat bij alle diercategorieën, het aandeel emissiearme huisvesting flink is toegenomen in de periode 2005-2016. De vraag naar gebruikte stalsystemen in de Landbouwtelling is in de periode 2005-2012 regelmatig gesteld in de Landbouwtelling (2005, 2006 2008, 2010, 2012). Vanaf 2015 komen zeer gedetailleerde gegevens over huisvesting beschikbaar via de Gecombineerde Opgave. De resultaten hiervan liggen in lijn met eerdere inventarisaties via de Landbouwtelling. Tabel B1. Aandeel emissiearme huisvesting voor de belangrijkste diercategorieën (%)2

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Melkkoeien 8 8 5 5 5 5 10 10 10 10 19 21

Zeugen en biggen 36 36 38 38 38 45 54 57 69 71 75 75

Vlees- en opfokvarkens 29 29 33 33 33 44 52 55 69 71 73 78

Opfokhennen 65 65 80 80 80 80 86 86 90 90 81 82

Leghennen 67 67 83 83 83 87 88 88 94 94 96 96

Ouderdieren van vleeskuikens-opfok 0 0 0 0 0 0 15 16 16 16 43 52

Ouderdieren van vleeskuikens 26 26 23 23 23 31 52 52 52 52 85 87

Vleeskuikens 9 9 18 18 18 36 67 67 82 82 87 88

Bron: Van Bruggen et al. (2018) 2Bij vrouwelijk jongvee, vleeskalveren en kalkoenen komt ook een aandeel emissiearm voor; het betreft kleine sectoren. Deze zijn niet in

deze tabel opgenomen.

0

50

100

150

200

250

300

350

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

TAN-excretie door landbouwhuisdieren in mln kg N

Rundvee Varkens Pluimvee Overig

Page 78: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

15

Het CBS heeft berekeningen uitgevoerd naar het verschil in stikstof-fosfaatverhouding bij uitscheiding in de stal en stikstof-fosfaatverhouding bij mestafvoer van landbouwbedrijven in relatie tot berekende stikstofverliezen in de vorm van ammoniak en overige stikstofverbindingen (N2, N2O en NOx) met de emissiefactoren uit NEMA (CBS, 2019). Hierbij zijn gegevens over mestafvoer op vervoersbewijzen dierlijke mest van 2015 gekoppeld aan de gegevens over aanwezige staltypen. Door de mesttransporten te koppelen aan gegevens over het type huisvesting is onderzocht of er een verband is tussen het staltype en de mate waarin het verschil in stikstof-fosfaatverhouding verklaard wordt door de berekende stikstofverliezen op basis van NEMA-emissiefactoren. In Figuur B2 zijn de resultaten van deze studie voor de meest voorkomende staltypen samengevat. Uit deze Figuur blijkt dat het verschil in stikstof-fosfaatverhouding bij uitscheiding en bij mestafvoer voor reguliere huisvesting met het gangbare mesttype (drijfmest bij rundvee en varkens en vaste mest bij legkippen) vrij goed verklaard wordt uit de met NEMA berekende stikstofverliezen. Er zijn verschillende factoren die ten grondslag kunnen liggen aan het niet-verklaarde verschil in stikstofverlies tussen de berekening op basis van stikstof/fosfaatverhoudingen in mest en de berekening op basis van emissiefactoren voor ammoniak en overige stikstofverbindingen (zie ook Groenestein et al., 2015b): • Emissiefactoren voor ammoniak in de stal zijn te laag; • Emissiefactoren voor overige gasvormige stikstofverliezen in de stal zijn te laag; • Emissiefactoren voor stikstofverlies bij mestopslag buiten zijn te laag; • Er treden stikstofverliezen op tijdens handelingen met mest zoals mestverwerking en mixen van

mest die niet worden meegenomen in de emissieberekeningen met NEMA; • Mestmonsters geven geen goed beeld van het gemiddelde stikstof- en/of fosfaatgehalte van de

mest; • De berekende uitscheidingsfactoren voor stikstof en fosfaat op nationaal niveau wijken af van de

praktijk. Deze factoren geven aan dat naast stikstofverlies ook andere factoren een rol kunnen spelen bij verklaring van het verschillen in berekend stikstofverlies met NEMA en berekende op basis van stikstof/fosfaatverhoudingen. Er wordt in deze notitie van uitgegaan dat verschillen worden veroorzaakt door verschillen in stikstofverlies (ammoniak en overige stikstofverbindingen). Begin 2019 wordt nader geëvalueerd in hoeverre de methodiek die CBS heeft toegepast gebruikt kan worden voor bepaling van totale stikstofverliezen uit stallen en mestopslagen. De niet-verklaarde verschillen zijn het grootst bij systemen met vaste mesten en bij emissiearme huisvesting zoals bijvoorbeeld volièrehuisvesting (Figuur B2); dit laatste komt overeen met de bevindingen van Ellen et al. (2017). In Figuur B3 is het resultaat weergegeven van de tijdreeks van ammoniakemissies bij twee aannames met betrekking tot ammoniakemissies uit stallen: 1. De emissie van ammoniak uit stallen met drijfmest is aangepast op basis van de resultaten

weergegeven in Figuur B2. De overige stikstofverliezen voor vaste pluimveemest zijn verhoogd van 0,7 procent naar 14 procent van de stikstofexcretie (op basis van de verschillen tussen de 2006 en 1996 IPCC Guidelines en de gehanteerde methodiek volgens Oenema et al., 2000) en de rest van het verschil weergegeven in Figuur B2 is toegerekend aan ammoniak. Voor overige vaste mestsoorten zijn de overige stikstofverliezen eveneens verhoogd naar 14 procent, maar zijn de stalverliezen van ammoniak ongewijzigd;

2. De huidige emissiefactoren voor emissiearme stallen zijn vervangen door emissiefactoren voor overige stallen; de emissiearme stallen leiden in dit scenario niet tot verlaging van de ammoniakemissie (dit is een worst case scenario).

Page 79: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

16

Figuur B3 laat zien dat de ammoniakemissie hoger ligt en de trend minder sterk daalt bij bovengenoemde aannames in de berekeningen.

1) Het schijnbaar stikstofverlies dat niet verklaard wordt door de som van de emissies van ammoniak en overige

stikstofverbindingen (N2, N2O en NOx) en de afvoer van stikstof via spuiwater. Voor de afvoer via spuiwater is gerekend met het rendement van de luchtwasser.

Figuur B2. Mate waarin het verschil in stikstof-fosfaatverhouding bij excretie in de stal en bij

mestafvoer verklaard wordt door de berekende emissies van ammoniak en overige stikstofverbindingen (in procent) met NEMA, voor verschillende combinaties van diercategorie-huisvesting.

Page 80: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

17

Figuur B3. Ammoniakemissie met aangepaste ammoniakemissies voor huisvesting (miljoen kg NH3).

0.0

20.0

40.0

60.0

80.0

100.0

120.0

140.0

160.0

180.0

200.0

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Ammoniakemissie in mln kg NH3

Aangepaste stalemissies Geen effect emissiearme stallen

NEMA met onzekerheidsmarge 25%

Page 81: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

18

Bijlage 3. Mestafzet buiten de Nederlandse landbouw De afzet van mest buiten de Nederlandse landbouw door mestverwerking heeft effect op de hoeveelheid mest die aan de Nederlandse bodem wordt toegediend en daardoor op ammoniakemissie bij mesttoediening. Mestverwerking omvat zowel export als mestverwerking (verbranding van pluimveemest en aerobe zuivering van kalvergier). De export naar het buitenland wordt afgeleid van de vervoersbewijzen dierlijke mest (VDM), aangevuld met gegevens over export van mestkorrels waarvoor geen vervoersbewijs hoeft te worden opgemaakt. Door de aanscherping van gebruiksnormen voor dierlijke mest, stikstof en fosfaat is de afzet buiten de landbouw die geregistreerd wordt met vervoersbewijzen dierlijke mest in de loop der jaren toegenomen. Een deel van de toename van mestverwerking vanaf 2008 komt voor rekening van mestverbranding (Tabel B2). In 2008 kwam de verbrandingsinstallatie BMC Moerdijk gereed en vanaf 2009/2010 draait deze op volle capaciteit. Tabel B2 laat zien dat op basis van de stikstof- en fosfaatgebruiksnormen berekende hoeveelheid stikstof toegediend aan de Nederlandse bodem in de periode 2005-2012 niet veel is veranderd. Na 2012 neemt de hoeveelheid toegediende stikstof toe met ruim 10% door de groei van de melkveestapel. Tabel B2. Toegediende stikstof (N) aan Nederlandse bodems na aftrek van mestverwerking (miljoen kg N). 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

N in opgeslagen mest 329 326 340 345 350 356 357 347 357 368 381 394

N-export buitenland 29 24 36 42 39 37 35 36 37 41 48 51

N-verbranding en

KGZ*) 5 2 1 9 15 20 19 21 22 21 21 20

N-toegediend 288 293 296 288 289 293 297 284 292 301 306 316

* Kalvergierzuivering

** inclusief mestafzet bij particulieren en natuurterreinen

Bron: Van Bruggen et al. (2018)

In de NEMA-tijdreeks is de afvoer van stikstof en fosfaat in dikke en dunne fracties van gescheiden runder- en varkensmest gebaseerd op de tonnen afgevoerde mest op vervoersbewijzen en de samenstelling van gescheiden mest uit praktijkonderzoek (Van Bruggen et al. 2018). Niet uitgesloten is dat in de export naar het buitenland een overschatting kan zitten door mogelijke mestfraude (De Koeijer et al, 2018). De druk om te frauderen met mestafzet is door de strakkere bemestingsnormen en een groter mestoverschot in de afgelopen jaren toegenomen. In een berekening is het effect op ammoniakemissie berekend, indien wordt aangenomen dat er 25 procent minder mest wordt geëxporteerd en dat deze mest is toegediend aan landbouwgronden in Nederland. De resultaten van voorbeeldberekening in Figuur B4 laten zien dat de trend in ammoniakemissie iets minder daalt bij deze aanname; het effect is echter beperkt.

Page 82: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

19

Figuur B4. Ammoniakemissie bij 25% lagere mestexport (miljoen kg NH3). De niet-geëxporteerde mest wordt aan landbouwgronden in Nederland toegediend.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Ammoniakemissie in mln kg NH3

25% lagere export NEMA met onzekerheidsmarge 25%

Page 83: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

20

Bijlage 4. Ammoniakemissie bij mesttoediening De verdeling over de verschillende toedieningstechnieken komt uit de Landbouwtelling. In de Landbouwtelling wordt de vraag naar gebruikte toedieningstechnieken voor mest in principe één keer per vijf jaar gesteld. Bij wijzigingen in de regelgeving rond mesttoediening kan de vraag naar gebruikte technieken vaker worden gesteld. De wijze waarop wordt gevraagd naar gebruikte technieken is niet elke keer hetzelfde geweest. In de Gecombineerde Opgave van 2016 is voor het laatst gevraagd naar mesttoediening (zie Bijlage 6). Om praktische redenen en om de administratieve lastendruk te beperken wordt in de Landbouwtelling niet gevraagd naar absolute hoeveelheden mest, stikstof of fosfaat, maar naar een procentuele verdeling van de hoeveelheid mest over de gebruikte technieken. Bij de uitwerking van de resultaten van de Landbouwtelling door het CBS wordt het areaal grasland of bouwland als wegingsfactor toegepast. Dit resulteert in een onzekerheid in de berekening van de aandelen mesttoedieningstechnieken op grasland en bouwland op basis van de Landbouwtelling. Andere factoren die bijdragen aan de onzekerheid zijn: • In het verleden is gevraagd naar gebruikte technieken (b.v. zodebemesting) in plaats van naar

werkresultaat (b.v. direct in de grond gebracht). Het werkresultaat is bepalend voor de emissie. Wel is het de vraag in hoeverre de aanpassing in vraagstelling in de Landbouwtelling naar werkresultaat in plaats van toedieningstechniek heeft geleid tot een verbetering van de respons;

• De vraag wordt gesteld aan de boer, terwijl de mest vaak door iemand anders, bijvoorbeeld een loonwerker, is uitgereden. De vraag wordt gesteld over toepassing van de techniek in het voorgaande bemestingsjaar. Het is de vraag of het werkresultaat van de mest die een jaar eerder is toegediend dan nog helder voor ogen staat;

• Interpretatie van termen als “injectie”. In de praktijk worden verschillende vormen van emissiearme toediening “injectie” genoemd, zoals bij zodebemesting, sleufkouter en bouwlandinjectie. De ammoniakemissie kan sterk verschillen tussen de technieken (bv. bouwlandinjectie heeft een emissie van 2% van TAN en zodenbemesting op bouwland van 24%;). De aandelen injectie met een bouwlandinjecteur of zodenbemesting bij grasland (de technieken met de laagste emissie) kunnen hierdoor overschat zijn. Dit speelt mogelijk ook een rol bij het verbod op het onderwerken van mest in twee werkgangen in 2008;

• Mogelijk is soms sleepvoet ingevuld terwijl sleufkouter werd bedoeld; • De vraag naar het gebruik van sleepslangen als mesttoediening (bedoeld werd toediening via

sleepslangetjes, vergelijkbaar met de sleepvoet) in eerdere landbouwtellingen is waarschijnlijk door een deel van de respondenten verkeerd geïnterpreteerd. Ook het aandeel mestaanvoer via een sleepslang naar de bemester (slangaanvoersysteem) is in dat geval onder sleepslangen ingevuld. De bemester kan bijvoorbeeld een zodebemester zijn, terwijl de mest met een sleepslang naar de bemester wordt gepompt;

• Er mag niet gevraagd worden naar verboden vormen van mesttoediening. Ook dit kan de respons enigszins beïnvloeden hoewel het niet logisch is dat een verboden techniek/werkresultaat wordt ingevuld.

In Tabel B3 zijn de uitkomsten van mesttoedieningstechnieken in de Landbouwtelling vergeleken met de beoordeling van mesttoediening in de praktijk (Huijsmans en Verwijs, 2008). Bij grasland is in de inventarisatie van Huijsmans en Verwijs (2008) vaker sprake van bovengronds toedienen, in stroken op en tussen het gras of in ondiepe sleuven en minder vaak van toediening in sleuven in de grond, in vergelijking tot de Landbouwtelling. Toediening in sleuven in de grond (zodenbemester) komt in Huijsmans en Verwijs (2008) op klei en veen veel minder vaak voor dan in de Landbouwtelling (Tabel B4). Bij bouwland is in de Landbouwtelling mestinjectie met een bouwlandinjecteur onderscheiden van het onderwerken in één werkgang. In Huijsmans en Verwijs (2008) was dit niet mogelijk, omdat de techniek waarmee de mest in de grond is gebracht niet

Page 84: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

21

bekend is (Tabel B5). In Huijsmans en Verwijs (2008) komen werkresultaten voor op bouwland die eigenlijk verboden zijn zoals het onderwerken in twee werkgangen en het toedienen in stroken op de grond of in ondiepe sleuven. Uit de tabellen blijkt dat bij de beoordeling van de mesttoediening in de praktijk minder emissiearm wordt gewerkt dan volgens de opgave in de Landbouwtelling. Tabel B3. Implementatiegraden van werkresultaten in 2008 volgens Huijsmans en Verwijs (2008) en de Landbouwtelling van 2015 in % Huijsmans en Verwijs Landbouwtelling

oorspronkelijk Bewerkt3 2010 20151) 2016

Grasland

Bovengronds, breedwerpig verspreiden 5 6 1 1 1

Sleepvoeten en sleepslangen 21 21 252) 14 13

Sleufkouter 27 38 13 24 22

Zodenbemester 47 35 61 62 64

Bouwland

Bovengronds - - 0 0 0

Onderwerken in één werkgangen nb nb 4 6 5

Onderwerken in twee werkgangen 5 5 nb nb nb

Sleepvoeten en sleepslangen 1 3 7 nb nb

Sleufkouter 7 9 9 nb nb

Zodenbemester 20 24 9 14 9

Injectie met bouwlandinjecteur nb nb 71 80 86

Injectie + Onderwerken in één werkgang 66 59 nb nb nb 1) Toegepast in NEMA van 2008-2014. 2) Dit cijfer bestaat voor de helft uit “sleepslangenbemester”. Het is hierbij niet duidelijk of dit om bemesting met sleepslangetjes gaat of om aanvoer van mest door middel van sleepslangen naar een bemester. In het laatste geval is het niet bekend om wat voor bemester het gaat. 3) gecorrigeerd voor het aantal waarnemingen per provincie met toepassing van een weging van de resultaten op basis van arealen. Figuur B5 geeft de trend in emissie weer bij de toepassing van de bewerkte resultaten van Huijsmans en Verwijs vanaf 2008. Het aandeel “in de grond” voor bouwland is in één scenario volledig toegerekend aan injectie en in een ander scenario volledig aan direct onderwerken. Over de periode van vóór 2008 is geen informatie beschikbaar over werkresultaten in de praktijk. De drie trendlijnen geven daarom tot 2008 hetzelfde beeld en lopen na 2008 uit elkaar. De resultaten van de analyse laten zien dat de ammoniakemissie hoger is en daling in het jaar 2008 (het jaar waarin de verplichting tot direct onderwerken is ingegaan) minder groot is indien uitgegaan wordt van minder emissiearme mesttoedieningstechnieken, conform de inventarisatie van Huijsmans en Verwijs (2008).

Page 85: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

22

Tabel B4. Grasland: aandelen van werkresultaten bij mesttoediening naar grondsoort volgens Huijsmans en Verwijs (2008) en de Landbouwtelling van 2015 (%)

Bovengronds Stroken op en tussen het gras

Sleuven gedeeltelijk in de grond

Sleuven in de grond

Totaal

[1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2]

Klei 1 3 21 47 45 37 33 13 100 100

Veen 2 11 43 68 37 18 19 3 100 100

Zand/löss 1 4 1 5 6 24 93 65 100 100

Totaal 1 5 14 21 24 27 62 47 100 100

[1] Landbouwtelling 2015.

[2] Huijsmans en Verwijs (2008).

N.B. De uitsplitsing naar grondsoort heeft bij bedrijven in de Landbouwtelling alleen betrekking op bedrijven met één grondsoort.

Tabel B5. Bouwland: aandelen van werkresultaten bij mesttoediening naar grondsoort volgens Huijsmans en Verwijs (2008) en de Landbouwtelling van 2015 (%)

Bovengronds Stroken op de grond

Sleuven ged. in de grond

Sleuven in de grond

Injectie met

bouwland-injecteur

In één werkgang

in de grond1)

Totaal

[1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2] [1] [2]

Klei 1 7 nb 2 nb 12 34 21 56 nb 9 58 100 100

Veen 0 13 nb 0 nb 0 9 0 74 nb 16 88 100 100

Zand/löss 0 4 nb 1 nb 6 5 20 91 nb 3 68 100 100

Totaal 0 5 nb 1 nb 7 14 20 80 nb 5 66 100 100 1) In de Landbouwtelling is dit de techniek waarbij de mest op de grond wordt gebracht en in dezelfde werkgang wordt ondergewerkt. In

Huijsmans en Verwijs valt hier zowel injectie als onderwerken in één werkgang onder.

[1] Landbouwtelling 2015.

[2] Huijsmans en Verwijs (2008).

N.B. De uitsplitsing naar grondsoort heeft bij bedrijven in de Landbouwtelling alleen betrekking op bedrijven met één grondsoort.

Page 86: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

23

Figuur B5. Ammoniakemissie met aangepaste implementatiegraden van werkresultaten (miljoen kg NH3). In de analyse is uitgegaan van de implementatiegraden op grasland en bouwland uit Huijsmans en Verwijs (2008) waarbij voor bouwland is uitgaan dat het aandeel “in de grond” in één scenario volledig is toegerekend aan injectie en één keer volledig aan inwerken. Over de periode vóór 2008 is geen informatie beschikbaar over werkresultaten in de praktijk.

0.0

20.0

40.0

60.0

80.0

100.0

120.0

140.0

160.0

180.0

200.0

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Ammoniakemissie in mln kg NH3

Huijsmans en Verwijs "in de grond" = onderwerkenHuijsmans en Verwijs "in de grond" = injectieNEMA met onzekerheidsmarge 25%

Page 87: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

24

Bijlage 5. Combinatie van oorzaken In Figuur B6 zijn de resultaten weergegeven van een berekening van de trend in emissie bij een combinatie van uitgangspunten in de berekening van emissies. Er zijn hierbij de volgende aannames gemaakt: • Het verschil in stikstof-fosfaatverhouding bij uitscheiding en bij mestafvoer van het bedrijf dat

niet wordt verklaard door de berekende emissies is, afhankelijk van de mestsoort, beschouwd als verlies aan ammoniak of gedeeltelijk als verlies aan overige stikstofverbindingen (N2O, NO en N2). Bij drijfmest is het niet-verklaarde verschil beschouwd als ammoniakemissie uit stal en buitenopslag. Bij pluimveemest en bij vaste mest van overige diersoorten is het verschil deels beschouwd als ammoniakemissie in stal en buitenopslag en deels aan emissies van overige stikstofverbindingen;

• Verlaging van de afzet buiten de landbouw door export en overige mestverwerking (verbranding, kalvergierzuivering) met 25 procent;

• Aanpassing van de implementatiegraden van werkresultaten bij mesttoediening. Het aandeel “in de grond” bij bouwland in 2008 is hierbij evenredig verdeeld over injectie en onderwerken in één werkgang.

De resultaten laten zien dat bij de drie bovengenoemde aannames i) de totale ammoniakemissie veel hoger wordt dan wordt berekend met NEMA en ii) er amper/geen sprake meer is van een daling van de ammoniakemissie in de periode vanaf 2007.

Figuur B6. Ammoniakemissie met aannames voor emissiearme huisvesting, export en mestverwerking (verbranding/kalvergierzuivering) en mesttoediening (miljoen kg NH3).

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Ammoniakemissie in mln kg NH3

Alternatieve berekening NEMA met onzekerheidsmarge 25%

Page 88: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

25

Bijlage 6. Vraagstelling mesttoediening

Page 89: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

26

Page 90: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

bijlage 3

Page 91: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14 december 2018 1

Vergelijking depositietrend AERIUS Monitor met depositietrend GDN kaarten

Resultaten verkenning mogelijke overschatting depositiebijdragen AERIUS Monitor Inleiding

In de resultaten van AERIUS Monitor is in de toekomstige trend ook de ontwikkelingsruimte

meegenomen. De omvang van de ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten is, mede om juridische

redenen, groter dan de meest waarschijnlijke depositiebijdrage van deze projecten. De verwachting is

daarom dat de verwachte toekomstige totale depositie in AERIUS Monitor overwegend hoger zullen zijn

dan de meest waarschijnlijke depositie.

Door IenW en RIVM is een verkenning uitgevoerd met als doel om meer inzicht te krijgen in de verschillen

tussen de depositietrend die AERIUS Monitor berekent en de meest waarschijnlijke depositietrend.

Als referentie voor deze verkenning is uitgegaan van de zogenoemde Grootschalige Depositiekaarten

Nederland op (GDN kaarten) die jaarlijks door RIVM worden opgesteld en gepubliceerd1:

De GDN kaarten geven op een schaalniveau van 1x1 km de deposities voor het achterliggende en

toekomstige kalenderjaren. De GDN kaarten gaan uit van totale emissies en de ruimtelijke verdeling

uit het project Emissieregistratie (historische jaren) en van emissieramingen van het Planbureau voor

de Leefomgeving (PBL).

De landelijke emissietotalen voor de toekomstjaren waarvan wordt uitgegaan in de GDN kaarten gaan

uit van de ramingen van het PBL voor het scenario ‘beleid bovenraming’, waarin is uitgegaan van een

economische groei van 2,5% per jaar. Deze landelijke emissietotalen zijn lager dan de emissietotalen

waarvan wordt uitgegaan in AERIUS Monitor, omdat in AERIUS rekening is gehouden met emissies

voor prioritaire projecten die, mede om juridische redenen, groter zijn dan de meest waarschijnlijke

emissies van deze projecten.

De ruimtelijke verdeling van de emissies en deposities in AERIUS Monitor kan worden beschouwd als

een betere inschatting dan de ruimtelijke verdeling in de GDN kaarten. De reden hiervoor is dat in

AERIUS Monitor voor toekomstjaren is uitgegaan van verfijnde gegevens voor de ruimtelijke verdeling

van emissies, en de daadwerkelijke plannen voor projecten. In Monitor zijn bijvoorbeeld nieuwe

wegtracés meegenomen, terwijl in de GDN kaarten de toekomstige verkeersemissies aan het

bestaande wegennet worden toebedeeld.

De GDN kaarten kunnen alleen voor wat betreft de totale emissies worden beschouwd als meer

waarschijnlijk dan AERIUS Monitor en dient daarmee alleen op landelijk niveau als geschikte referentie.

De ruimtelijke verdeling van emissies, en daarmee de verdeling van depositie, is beter gerepresenteerd in

AERIUS Monitor.

De verkenning richt zich daarom alleen op de verschillen tussen AERIUS Monitor en GDN op landelijk

niveau, waarbij is gekeken naar:

- de verschillen in totale emissies

- de verschillen in totale gemiddelde deposities in PAS gebieden.

Deze notitie beschrijft de uitgangspunten en resultaten van deze verkenning.

1 https://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GCN_GDN_kaarten/Depositiekaarten

Page 92: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14 december 2018 2

Uitgangspunten verkenning

De resultaten van AERIUS Monitor geven depositiewaarden op hexagonen (hectares), en de GDN

kaarten op kilometervakken. In de verkenning is de GDN waarde voor het kilometervak vergeleken

met de waarde van het hexagoon dat samenvalt met het middelpunt van het kilometervak. De

inschatting is dat een vergelijking op basis van alleen het hexagoon op het middelpunt voldoende

representatief is in relatie tot het doel van de verkenning. Argument daarvoor is dat de berekening

voor de GDN kaart ook wordt gedaan voor het middelpunt van het km vak en dat deze waarde

vervolgens van toepassing wordt verklaard op het volledige km vak2.

De vergelijking van de depositiewaarden wordt uitgevoerd voor die km vakken waarvoor het

middelpunt gelegen is binnen PAS gebieden. Enkele kleine gebieden kunnen net buiten dit criterium

vallen. In totaal zijn 4.735 kilometervakken in de vergelijking betrokken.

Het huidige PAS is gebaseerd op AERIUS Monitor 2016L en voor de vergelijking is daarom uitgegaan

van de emissies en deposities in AERIUS Monitor 2016L. Deze emissies en deposities zijn vergeleken

met de GDN kaarten die in 2017 en 2018 zijn gepubliceerd. De emissies die in AERIUS Monitor 2016L

zijn meegenomen zijn (grotendeels) in lijn met de inzichten die zijn verwerkt in de GDN kaarten die in

2017 zijn gepubliceerd.

De vergelijking voor de totale emissies (NOX, NH3) en deposities is uitgevoerd voor de jaren 2020 en 2030.

Resultaten verkenning

In onderstaande figuren zijn de totale emissies in AERIUS Monitor 2016 vergeleken met de totale emissies

NOX en NH3 waarvan is uitgegaan in de GDN kaarten van maart 2017 en 2018. Het betreft de emissies van

binnenlandse bronnen.

Figuur 1 NOX emissies binnenlandse bronnen (kton)

2 Uitzondering vormen situaties met bronnen nabij het rekenpunt. In dergelijke situaties wordt in GDN kaarten gerekend

met subreceptoren. Het gemiddelde is vervolgens de waarde voor het km vak. Inschatting is dat voor km vakken met het middelpunt in natuurgebieden in beginsel niet of nauwelijks is gerekend voor subreceptoren.

0

50

100

150

200

250

300

350

400

2020 2030

AERIUS Monitor 2016L

GDN kaart - 2017

GDN kaart - 2018

Page 93: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14 december 2018 3

Figuur 2 NH3 emissies binnenlandse bronnen (kton)

Uit de vergelijking van de emissies blijkt dat de NOX emissies voor binnenlandse bronnen in AERIUS

Monitor 2016L hoger zijn. Het verschil met de NOX emissies waarvan is uitgegaan in de beschouwde GDN

kaarten is ongeveer 30% (2020) en 50% (2030). Voor NH3 zijn de verschillen kleiner, maar ook hiervoor

liggen de emissies in AERIUS Monitor 2016L hoger. In onderstaande tabel zijn de absolute en relatieve

verschillen aangegeven.

Tabel 1 Verschillen landelijke emissies binnenlandse bronnen (Monitor 2016L ten opzichte van GDN) in kton/jaar

AERIUS Monitor 2016L - GDN 2017 AERIUS Monitor 2016L - GDN 2018

NOX 2020 89 31% 95 34%

2030 107 47% 114 52%

NH3 2020 5 4% 8 7%

2030 4 3% 6 5%

De resultaten van de vergelijking van de landelijk gemiddelde deposities voor de beschouwde

kilometervakken zijn weergegeven in onderstaande figuur.

Figuur 3 Vergelijking landelijk gemiddelde deposities (mol/ha/jaar)

Uit de vergelijking van de deposities volgt dat AERIUS Monitor 2016L gemiddeld hogere deposities laat

zien in 2020 en 2030 dan de GDN kaarten. In onderstaande tabel zijn de absolute en relatieve verschillen

aangegeven.

0

20

40

60

80

100

120

140

2020 2030

AERIUS Monitor 2016L

GDN kaart - 2017

GDN kaart - 2018

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

2020 2030

AERIUS Monitor 2016L

GDN kaart - 2017

GDN kaart - 2018

Page 94: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14 december 2018 4

Tabel 2 Verschillen landelijk gemiddelde deposities (Monitor 2016L ten opzichte van GDN) in mol/ha/jaar

AERIUS Monitor 2016L - GDN 2017 AERIUS Monitor 2016L - GDN 2018

2020 78 6% 40 3%

2030 154 15% 109 10%

In de berekende deposities zijn ook de emissies van buitenlandse bronnen meegenomen. De totale

emissies van buitenlandse bronnen in AERIUS Monitor 2016L en de GDN 2017/2018 komen overeen.

Opvallend is dat de gemiddelde deposities voor de beschouwde kilometervakken in GDN2018 hoger zijn

dan in GDN2017, terwijl de totale emissies NOX en NH3 in GDN2018 lager zijn dan in GDN2017. De

verklaring hiervoor is niet nader onderzocht, maar kan bijvoorbeeld liggen aan wijzigingen in de

ruimtelijke verdeling van de emissies of de kalibratie van de berekende deposities aan metingen.

Conclusies

AERIUS Monitor 2016L rekent in 2020 en 2030 met hogere emissies NOX en NH3 dan verwacht in het

2,5% economische groei scenario van het PBL zoals gehanteerd in de GDN kaarten.

AERIUS Monitor berekent landelijk gemiddeld een hogere depositiebijdrage op PAS gebieden dan

GDN. De gemiddelde overschatting in 2020 bedraagt 78 mol/ha/jaar (GCN2017) en 40 mol/ha/jaar

(GCN2018).

Omdat AERIUS Monitor 2016L rekent met hogere emissies, maar met een betere ruimtelijke verdeling

van de toekomstige emissies (dan de GDN kaarten) is aannemelijk dat AERIUS Monitor de berekende

depositiebijdragen op lokaal niveau niet onderschat. Of, en in hoeverre er sprake is van een

overschatting zal per locatie kunnen variëren.

Page 95: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

bijlage 4

Page 96: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

Inventarisatie onbenutte emissieruimte in vergunningen van veehouderijen rondom de Peelvenen

Beschrijving werkwijze en resultaten onderzoek Bij12

Page 97: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

RAPPORTAGE

Inventarisatie onbenutte emissieruimte in vergunningen van veehouderijen

rondom de Peelvenen

BIJ12

Inhoud : Beschrijving werkwijze en resultaten onderzoek

Projectnummer : 290-004

Profitmanagernummer : P183042

Opdrachtgever : BIJ12

Opsteller : Henk Ullenbroeck

Status : Definitief

Datum : 29 november 2018

Page 98: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

INHOUD BLZ

1. INLEIDING............................................................................................................. 1

2. METHODE VAN ONDERZOEK ............................................................................ 3

2.1. Focus op veehouderij en onderzoeksgebied ........................................................... 3

2.2. Vergelijking vergunde dieren en emissies met opgaven veebezetting ................... 5

2.3. Inventarisatie Nbw vergunningen en verdieping via een steekproef ....................... 5

3. RESULTATEN ONDERZOEK .............................................................................. 9

3.1. Latente ruimte en ontwikkeling ammoniakemissie milieuvergunningen.................. 9

3.2. Latente ruimte in de geïnventariseerde Nbw vergunningen .................................. 16

3.3. Omvang onbenutte emissieruimte in relatie tot depositieruimte ........................... 19

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES ................................................................. 21

Page 99: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op
Page 100: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

1

1. INLEIDING

Dit rapport

In dit rapport zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen dat is uitgevoerd in

opdracht van de gezamenlijke PAS-partners. Het betreft een onderzoek naar de

onbenutte emissieruimte in Natuurbeschermingswet vergunningen van veehouderijen in

de omgeving van de Peelvenen, verleend voor de inwerkingtreding van de PAS. Het

onderzoek is uitgevoerd door Pouderoyen Compagnons en Wageningen University &

Research. Opdrachtgever voor het onderzoek is BIJ12, een gezamenlijke

uitvoeringsorganisatie voor provincies. Het onderzoek is begeleid door

vertegenwoordigers van de provincies Noord-Brabant en Limburg, de ministeries van

LNV en I&W, het IPO en het RIVM.

Aanleiding van het onderzoek

Op 17 mei 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een

tussenuitspraak over vergunningen die zijn verleend in het kader van het Programma

Aanpak Stikstof een aantal vragen gesteld. Een van deze vragen naar een betere

onderbouwing betreft de onbenutte emissieruimte in bestaande vergunningen. De

Afdeling heeft geoordeeld dat niet inzichtelijk is of binnen de depositie ruimte voor

autonome ontwikkelingen voldoende ruimte aanwezig is om eventueel hoger uitvallende

stikstofdepositie ten gevolge van het opvullen van onbenutte ruimte in bestaande Nbw-

vergunningen op te vangen.

Een tweede vraag heeft betrekking op zogenoemde externe saldering. Daarbij worden

rechten op het houden van dieren, waarmee een bepaalde ammoniakemissie

samenhangt, van de ene veehouderij overgedragen aan een andere veehouderij. Dit was

mogelijk in de periode voor inwerkingtreding van de PAS. Naar het oordeel van de

Afdeling is niet inzichtelijk gemaakt of, en, zo ja, op welke wijze in het PAS rekening is

gehouden met deze mogelijke toename en of deze toename kan worden opgevangen

binnen de beschikbare depositieruimte voor autonome ontwikkelingen. Door toepassing

van extern salderen met een bedrijf dat in 2014 feitelijk geen stikstofdepositie meer

veroorzaakte kan er volgens de Afdeling een toename plaatsvinden van stikstofdepositie

ten opzichte van de depositie in het referentiejaar. De onderbouwing van de gevolgen

van de mogelijkheden die het overgangsrecht biedt voor externe saldering is volgens de

Afdeling nog onvoldoende inzichtelijk gemaakt.

Page 101: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

2

Onderzoeksvragen

De PAS-partners hebben gevraagd een inventariserend onderzoek uit te voeren, dat er

op is gericht om de aannames in het PAS te toetsen aan de hoeveelheid onbenutte

ruimte in vergunningen. Het betreft:

De emissieruimte in vóór de inwerkingtreding van het PAS verleende Nbw-

vergunningen, op het moment van inwerkingtreding van het PAS en de benutting

van die emissieruimte daarna.

de omvang van de emissieruimte in vergunningen waarvoor extern is gesaldeerd.

Het inzicht in de omvang en het verloop van de onbenutte emissieruimte in Nbw-

vergunningen richt zich op de vergunningen van veehouderijen die een belangrijk effect

kunnen hebben op de stikstofdepositie in de natuurgebieden waar de appalanten hun

zienswijze hebben aangevoerd: de Peelvenen. Dat is het gebied bestaande uit de

Natura2000-gebieden de Groote Peel en de Deurnsche Peel & Mariapeel.

Page 102: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

3

2. METHODE VAN ONDERZOEK

2.1. Focus op veehouderij en onderzoeksgebied

In het onderzoek is onderzoek gedaan naar de onbenutte emissieruimte in Nbw-

vergunningen van veehouderijen in de omgeving van de Peelvenen. Dit vanwege de

relatieve hoge bijdrage van de veehouderij in de emissie en depositie van stikstof op de

Peelvenen, de aard van de aangevoerde argumenten door de appalanten en de

weerleggingen door verweerder, de tussenuitspraak van de Afdeling en de herkomst van

de depositieruimte uit de PAS.

Het onderzoek richt zich op de veehouderijen in een zone van 10 km rondom de

Peelvenen (de Natura2000-gebieden de Groote Peel en de Deurnsche Peel &

Mariapeel). Binnen dat onderzoeksgebied zijn kilometerzones onderscheiden (0-1 km,

1-2 km, 2-3 km, 3-4 km, 4-5 km en 5-10 km). Dit om na te gaan of er relevante

verschillen zijn in de latente ruimte en ontwikkelingen daarin tussen veehouderijen die

dichtbij de Natura2000 gebieden zijn gelegen en veehouderijen die op grotere afstand

zijn gelegen.

Binnen het onderzoeksgebied (de 10 km zone) zijn circa 2500 veehouderijen gelegen.

Het betreft locaties met een milieuvergunningen of melding voor het houden van vee,

zoals geregistreerd in het Bestand veehouderij bedrijven (BVB bestand) van de

provincies Noord-Brabant en Limburg, peildatum voorjaar 2018.

Door in het onderzoeksgebied gegevens over het aantal dierplaatsen en stalsystemen uit

de Nbw-vergunningen te inventariseren en die gegevens te vergelijken met de opgave

van de feitelijke veebezetting, is een beeld geschetst van de omvang van de latente

ruimte, uitgedrukt in vergunde ammoniakemissie voor uitbreidingen in het kader van de

Natuurbeschermingswet.

De gegevens over de vergunde dierplaatsen uit de Nbw-vergunning van veehouderijen

zijn vergeleken met gegevens over deze veehouderijen uit de Landbouwtellingen

(jaarlijkse opgave van dieraantallen op 1 april), de Opgave Huisvesting (waarin

veehouders per stal en per diergroep een opgave gedaan van staltype en het gemiddeld

aantal dieren), de gegevens uit de I&R registratie en gegevens uit de provinciale BVB-

bestanden (milieuvergunningen en –melding).

Om e.e.a. goed te kunnen vergelijken zijn gegevens over stalsystemen en vergunde

emissies gecorrigeerd op basis van de lijst met stalsystemen en emissiefactoren uit de

Regeling ammoniak en veehouderij (Rav voorjaar 2018). Dieren (vergund en opgave)

zijn vertaald naar economische omvang om het verschil voor verschillende typen

veehouderijen uit te kunnen drukken in een uniforme eenheid.

Page 103: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

4

Figuur 1 Onderzoeksgebied en kilometerzones

Page 104: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

5

2.2. Vergelijking vergunde dieren en emissies met opgaven veebezetting

Door gegevens uit de Nbw-vergunningen en intrekkingen t.b.v. externe salderingen uit de

pre-PAS periode te koppelen aan de opgave van het aantal dieren uit de

landbouwtellingen uit het referentiejaar voor de PAS (2014) en de meest recente

beschikbare opgave (2016), is voor een groep vergunningen veehouderijen een

inschatting gemaakt van de latente ruimte (verschil tussen vergund Nbw en werkelijk

Landbouwtelling) in 2014 en in 2016.

Daarnaast is ook een vergelijking gemaakt met de opgaven van de dieraantallen uit de

milieuvergunningen / meldingen per type veehouderij (zoals melkrundvee, varkens,

pluimvee) en de landbouwtellingen. Dit door voor een grote groep veehouderijen binnen

de 10 km zone (ruim 2500 locaties) de latente ruimte in milieuvergunningen te

vergelijken met de latente ruimte uit de steekproef (150 locaties, Nbw-vergunningen en

milieuvergunningen). Dit om te beoordelen of er belangrijke afwijkingen tussen deze

percentages zijn.

2.3. Inventarisatie Nbw vergunningen en verdieping via een steekproef

In een gebied van 10 km rondom de Peelvenen (Groote Peel en Deurnsche en

Mariapeel) zijn gegevens over verleende Nbw-vergunningen van veehouderijen

geïnventariseerd, verleend relatief kort voor de inwerkingtreding van het PAS (in 2015).

Er is geen dekkend databestand bij provincies of omgevingsdiensten beschikbaar waarin

onderliggende gegevens zijn ingevoerd over besluiten over verleende Nbw-vergunningen

van veehouderijen, zoals uitgangssituatie en verleende situatie m.b.t. aantal dieren,

stalsystemen, emissie van ammoniak of depositie. De informatie is opgeslagen/verwoord

in afzonderlijke beschikkingen (besluiten) met gegevens over de verleende Nbw-

vergunning. Via de Omgevingsdienst Brabant-Noord en de provincie Limburg zijn deze

besluiten inclusief zogenaamde verklaringen van geen bedenkingen ter beschikking

gesteld. De Brabantse besluiten zijn via internet te raadplegen. Voor Limburg geldt dat

niet voor de oudere besluiten. Deze zijn door de provincie Limburg ter beschikking

gesteld.

De kerngegevens (uit de zaaksystemen) over besluiten (“vergunde rechten natuur”),

gelegen in de gemeenten binnen het onderzoeksgebied zijn gekoppeld aan de locatie

van de veehouderijen. Door Pouderoyen Compagnons zijn de locaties en kerngegevens

van de Nbw-besluiten gekoppeld aan de gegevens uit de provinciale bestanden met

gegevens over de vergunde dierplaatsen en stalsystemen uit milieuvergunningen en -

meldingen (BVB1-gegevens, “vergunde rechten milieu”). Daarnaast is er voor het

onderzoeksgebied een koppeling gemaakt tussen de locaties uit het BVB-bestand

(vergunde rechten milieu) en de locaties in het GIAB-bestand (opgaven veebezetting

door de veehouders).

1 BVB staat voor bestand veehouderijbedrijven, zie o.a. website van BIJ12 en de website van de provincie

Noord-Brabant

Page 105: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

6

Het resultaat van deze koppeling van gegevensbestanden is in de onderstaande kaart

weergegeven. Deze kaart is ook in de bijlage van dit rapport opgenomen. De feller

gekleurde stippen geven de locaties uit het BVB-bestand weer waar er in de provinciale

zaaksystemen een Nbw-vergunning is opgenomen en is gekoppeld aan het BVB-

bestand. De stippen op de achtergrond geven BVB-locaties weer waar er geen koppeling

is gevonden met gegevens uit de zaaksystemen met de Nbw-vergunningen.

Figuur 2 Koppeling Nbw-besluiten aan BVB-locaties en locaties GIAB (zie ook de kaart in de

bijlage)

Page 106: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

7

De locaties waar de BVB-gegevens konden worden gekoppeld aan de GIAB-gegevens

uit 2014 en 2016, zijn apart aangeduid. De niet gekoppelde locaties (koppeling BVB en

GIAB) zijn voor een belangrijk deel zijn locaties met enkele schapen of andere

hobbydieren. Als een bedrijf is gestopt, staat hij niet meer in GIAB. Als er op een locatie

met een milieuvergunning of –melding geen dieren meer worden gehouden, maar wel

sprake van een Nbw-vergunning, kan er ook sprake zijn van latente ruimte. Vaak is die

latente ruimte in Nbw-vergunningen in praktische zin moeilijk op te vullen omdat die

locaties niet zonder meer opnieuw “opgestart” kunnen worden. Bijvoorbeeld omdat de

stallen niet voldoen aan de emissie-eisen uit het Besluit emissiearme huisvesting of de

Verordening natuurbescherming van de provincie.

Daarnaast is een oorzaak voor het niet kunnen koppelen van BVB-gegevens aan GIAB-

gegevens verschillen in aanduiding van de locaties (adressen en coördinaten). Er zijn

diverse locaties met verschillende postcode huisnummer in BVB en GIAB, bv. door de

huisnummertoevoeging, of doordat de nummers aangrenzend zijn.

Binnen de groep van locaties waar er zowel gegevens beschikbaar zijn over een

verleende Nbw-vergunning, kort voor de inwerkingtreding van de PAS, gegevens uit de

milieuvergunning of –melding (BVB-bestand) en GIAB-gegevens, is een aselecte

steekproef genomen. In eerste instantie voor 40 locaties, gelijkelijk verdeeld over

Limburg en Noord-Brabant. De onderzoeksresultaten op basis van die eerste groep van

40 locaties zijn met de leden van de begeleidingsgroep besproken op 6 juni 2018.

Daarna is de steekproef van 40 dossiers uitgebreid tot 150 locaties. De resultaten

daarvan zijn besproken op 9 oktober 2018.

De verschillen in methodiek tussen de beoordeling van aanvragen voor het PAS en

beoordeling van aanvragen onder het PAS, maken het niet mogelijk om gegevens over

emissies en emissieruimte op locatieniveau eenduidig te koppelen aan de prognoses van

depositieruimte per N2000-(deel)gebied. In dit onderzoek is daarom in gegaan op de

verhouding tussen de omvang van de onbenutte emissieruimte in relatie tot de

geprognotiseerde depositieruimte voor de Peelvenen. Dit in relatie tot de eerdere

ontwikkeling van de veestapel en de emissie van ammoniak uit stallen van veehouderijen

in het studiegebied en de verwachte ontwikkeling van de ammoniakemissie uit stallen

van veehouderijen in het studiegebied.

Page 107: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

8

Page 108: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

9

3. RESULTATEN ONDERZOEK

3.1. Latente ruimte en ontwikkeling ammoniakemissie milieuvergunningen

Aantal en spreiding veehouderijen

Binnen de groep van ruim 2500 veehouderijen gelegen binnen een afstand van 10

kilometer van de Peelvenen, opgenomen in de provinciale BVB-bestanden, is er voor

ongeveer 40% van de locaties een Nbw-vergunning gevonden in de provinciale

zaaksystemen. Het aandeel Nbw-vergunningen is bij de kleinere locaties het laagst. 2

Samen is de vergunde ammoniakemissie van de groep locaties met een koppeling met

een Nbw vergunning goed voor ongeveer 60% van de vergunde ammoniakemissie.

Grotere veehouderijen hebben relatief vaker een Nbw-vergunning dan de kleinere

bedrijven (locaties)

Limburg en

Noord-Brabant,

onderzoeksgebied

10 km zone

Aantal

locaties

(BVB)

% locaties NH3 emissie

(x 1000

kg/jaar)

% emissie

Nbw vergunning 1035 41% 3800 59%

Geen Nbw

vergunning

1495 59% 2688 41%

Totaal 2530 100% 6489 100%

Tabel 1: Aantal locaties en vergunde ammoniakemissie veehouderijen in onderzoeksgebied, met

en zonder koppeling aan Nbw-vergunning

In onderstaande tabel is de ruimtelijke spreiding van de locaties (BVB-bestand) binnen

de kilometerzones weergegeven. Hieruit volgt dat het aantal locaties vrij gelijkmatig

verdeeld zijn over de kilometerzones, met uitzondering van een lager aandeel van

locaties in de 0 – 1 km zone in Limburg en een iets hoger aantal in de 0 – 3 km zone in

Noord-Brabant.

Afstand zone Noord-Brabant Limburg Totaal

0 – 1 km 12% 5% 8%

1 – 2 km 12% 10% 11%

2 – 3 km 14% 11% 13%

3 – 4 km 9% 12% 11%

4 – 5 km 9% 11% 10%

5 – 10 km 44% 52% 48%

Totaal 100% 100% 100%

Tabel 2: Verdeling aantal locaties over de afstand zones om de onderzochte Natura 2000

gebieden in Noord-Brabant en Limburg

2 Niet alle veehouderijen hebben een Nbw-vergunning/Wnb-vergunning nodig. Bijvoorbeeld omdat er geen

wijzigingen zijn opgetreden sinds het aanwijzen van Natura-2000-gebieden (“bestaand gebruik”). Een deel van

de bedrijven heeft na inwerkingtreding van het PAS nog een vergunning aan gevraagd, maar die vallen buiten

dit onderzoek. Ook zijn er veehouderijen met een oude vergunning van voor 2005.

Page 109: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

10

Latente ruimte in milieuvergunningen en - meldingen

In onderstaande grafiek is op basis van gegevens uit de landbouwtellingen (CBS,

gegevens per gemeente) en de BVB gegevens (vergunde dierplaatsen in

milieuvergunningen en meldingen Activiteitenbesluit) de latente in beeld gebracht in

milieuvergunningen en –meldingen van veehouderijen in de omgeving van de

Peelvenen. Dit is gedaan om voor de gemeenten binnen de 10 kilometer-zone (met

minimaal 10 veehouderijen) de ontwikkeling van het aantal vergunde dierplaatsen te

vergelijken met de opgaven uit de CBS meitellingen. Het bezettingspercentage

(=procentuele benutting van het aantal vergunde dierplaatsen) is berekend door het

aantal dieren c.q. aantal dierplaatsen te vertalen in ammoniakemissie. 3

In onderstaande grafieken is de ontwikkeling van het bezettingspercentage weergegeven

in de periode 2014-2017, in 12 gemeenten: Asten, Boxmeer, Deurne, Gemert-Bakel,

Sint-Anthonis, Someren, Horst aan de Maas, Leudal, Nederweert, Peel en Maas, Venray

en Weert. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de 6 Brabantse gemeenten en de 6

Limburgse gemeenten.

De latente ruimte in de milieuvergunningen c.q. meldingen was voor de 12 gemeenten in

het onderzoeksgebied in 2015 (inwerkingtreding van het PAS) gemiddeld circa 32%.

Rekening houdend met de leegstand die is verdisconteerd in de emissiefactoren (5 tot

10%)4, is de latente ruimte v.w.b. de vergunde ammoniakemissie (in milieuvergunningen)

circa 25%. Dit percentage ligt in dezelfde orde van grootte als het percentage voor heel

Noord-Brabant zoals dat is opgenomen in het MER voor de Structuurvisie Ruimtelijke

Ordening van Noord-Brabant 2014 (25%) 5en het percentage voor alle gemeenten in

Noord- en Midden Limburg uit onderzoek uit 2018 in opdracht van de provincie Limburg

(25-30%)6

3 In een vergunning is het aantal dierplaatsen opgenomen, terwijl de landbouwtelling een telling is van

gemiddelde aanwezige dieren 4 De Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) bevat emissiefactoren (per dierplaats) waarin een percentage

leegstand is verdisconteerd. Bij een normale bedrijfsvoering is er altijd wel een bepaalde onderbezetting van

het totaal aantal dierplaatsen. In de Rav-factoren is uitgegaan van 5 á 10%. Dat betekent dat een verschil

tussen de opgave uit de landbouwtelling en het aantal vergunde dierplaatsen van 32% in de praktijk betekent

dat de latente ruimte ligt tussen de 22% en 27% 5 MER ten behoeve van herziening van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Noord-Brabant 2014,

Arcadis (2013) 6 Monitoring manifest duurzame veehouderij, provincie Limburg, Pouderoyen Compagnons, 2018

Page 110: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

11

Figuur 3 Ontwikkeling emissie van ammoniak (BVB en CBS) in de gemeenten binnen het

onderzoeksgebied, inclusief ontwikkeling latente ruimte in de vergunde ammoniakemissie

(exclusief correctie voor leegstand in de emissiefactoren) .

Uit een studie van ARCADIS in opdracht van Natuur en Milieu uit 2013 blijkt dat de

latente ruimte in milieuvergunningen en meldingen ook in andere gebieden in Nederland

aanzienlijk is c.q. was.7 Zie ook figuur 4.

Er zijn verschillende kengetallen waarmee de ontwikkeling van de omvang van het

aantal dieren kan worden weergeven. Zo geven veehouderijbedrijven via de

landbouwtelling jaarlijks aan hoeveel dieren ze houden. Voor het houden van varkens

en pluimvee zijn productierechten nodig en voor melkvee fosfaatrechten.

Een veehouderij heeft een vergunning of moet een melding doen van het aantal

dierplaatsen. Deze geven een indicatie van de potentiële omvang van de varkens- en

pluimveestapel. Vergund wil niet zeggen dat de veehouder ook alle ruimte voor het

houden van vee al heeft gerealiseerd. De productierechten en vergunde dierplaatsen

worden meestal niet volledig benut. Dat hangt onder meer af van de voerkosten en de

prijzen van de dieren.

7 Onderzoek uitbreidingsruimte veehouderij i.o.v. Stichting Natuur en Milieu, Arcadis,2013

Page 111: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

12

Andere oorzaken zijn het tijdsverschil tussen een verleende vergunning en realiseren

en vullen van de stal, de tijd tussen het feitelijk stoppen of krimpen van een

veehouderij en het (gedeeltelijk) intrekken van vergunning en de productie in het

kader van dierwelzijnsconcepten (bv. Beter leven ster) met een lagere bezetting dan

vergund.

De jaarlijkse CBS-cijfers van het aantal gehouden dieren kunnen dan ook lager

uitkomen dan de dierrechten en de vergunde dierplaatsen.. De latente ruimte (het

verschil tussen het aantal vergunde dierplaatsen met de opgave in de CBS gegevens)

is het grootst voor melkrundvee en is kleiner voor varkens- en pluimvee.

Rekening houdend met de leegstand die is verdisconteerd in de emissiefactoren uit de

Regeling ammoniak en veehouderij (5 tot 10%), is de latente ruimte v.w.b. de

ammoniakemissie in milieuvergunningen en –meldingen van veehouderijen in het

studiegebied circa 25%. Dit percentage ligt in dezelfde orde van grootte als de

gevonden latente ruimte in milieuvergunningen en –meldingen van veehouderijen in

de periode tussen 2010 en 2013, in Noord-Brabant, Limburg en andere provincies en

gemeenten in Nederland. Een dergelijke omvang van de latente ruimte in

milieuvergunningen en –meldingen van veehouderijen blijkt al jaren een stabiel

gegeven te zijn.

Page 112: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

13

Figuur 4 Onderzoek naar benutting vergunde dierplaatsen in milieuvergunningen en –meldingen, in

verschillende gemeenten en provincies. Exclusief correctie voor leegstand die is verdisconteerd in

de emissiefactoren (5 tot 10%). Onderzoek in opdracht van Stichting Natuur en Milieu, Arcadis,

2013

Page 113: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

14

Ontwikkeling vergunde ammoniakemissie milieuvergunningen

In de afgelopen zes jaar (2012-2018) is het aantal veehouderijen (locaties opgenomen in

de BVB-bestanden) binnen het onderzoeksgebied (de 10 kilometer zone) gedaald met

8%, is vergunde ammoniakemissie uit stallen van de veehouderijen gedaald met 15% en

is de economische omvang van de vergunde veebezetting toegenomen met 4%. Zie

onderstaand figuur.

Figuur 5 Ontwikkeling aantal locaties, vergunde emissie van ammoniak (NH3) en economische

omvang vergunde dierplaatsen (in Nge) in het onderzoeksgebied, op basis van BVB bestanden

provincies Noord-Brabant en Limburg, tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2018

Er is in de afgelopen jaar sprake geweest van krimp van het aantal veehouderijen,

schaalvergroting bij de blijvende veehouderijen, een toename van de veestapel (vooral in

de periode 2012-2015) en een afname van de vergunde ammoniakemissie door het

meer emissiearm huisvesten van het vee (nieuwbouw van stallen en aanpassing van

stalsystemen).

De hiervoor geschetste daling van de vergunde ammoniakemissie uit stallen van

veehouderijen in het studiegebied (de 10 km zone rondom de Peelvenen) past bij de

ontwikkeling van de vergunde emissie van ammoniak uit stallen van veehouderijen

kencijfers voor de provincie Noord-Brabant als geheel en de regio Noord- en Midden

Limburg

De vergunde emissie van ammoniak uit stallen van veehouderijen in Noord-Brabant

(milieuvergunningen) is tussen 2010 en 2018 gedaald met circa 22% Waarvan een

afname van 16% tussen 2010 en 2015 en 6 % tussen 2015 en 2018 (vergunde

emissie in 2010 = 100%). Bron: BVB Noord-Brabant, bewerking Pouderoyen

Compagnons.

Page 114: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

15

De vergunde ammoniakemissie uit stallen in Noord- en Midden Limburg is tussen

2010 en 2018 gedaald met circa 13%. Waarvan 9% tussen 2010 en 2015 en 4%

tussen 2015 en 2018 (vergunde emissie in 2010 = 100%). (bron: BVB Limburg,

Monitoring Manifest Duurzame Veehouderij Limburg, Pouderoyen Compagnons,

2018)

De ammoniakemissie uit stallen van veehouderijen in het studiegebied zal in de

komende jaren verder af nemen. Voor ongeveer een kwart van de locaties van

veehouderijen geldt dat de emissie op bedrijfsniveau, zoals geregistreerd in de

provinciale BVB-bestanden, hoger is dan het emissieplafond op grond van de emissie-

eisen uit het Besluit emissiearme huisvesting. Dit zijn deelnemers aan de

stoppersregeling (gedoogregeling tot 1 januari 2020), locaties die voldoen aan de

uitzonderingen die genoemd zijn in dat Besluit of vergunningen van veehouderijen die

niet meer benut worden. Deelnemers aan de stoppersregeling moeten via

maatregelen als het houden van minder dieren binnen hun bedrijfsplafond blijven en

voor 1 januari 2020 hun stallen aangepast hebben of stoppen met het houden van

vee.

Voor ruim driekwart van de veehouderijen in het studiegebied geldt dat er op die

locaties een opgave is m.b.t. de modernisering van stallen om aan de ammoniakeisen

te voldoen uit de provinciale verordeningen. In Noord-Brabant zijn dat de eisen uit de

Verordening natuurbescherming en in Limburg de eisen die opgenomen zijn in de

Omgevingsverordening. Uit onderzoek van Connecting Agri&Food en Pouderoyen

Compagnons uit 2017 (in opdracht van de provincie Noord-Brabant) en 2018 (in

opdracht van de provincie Limburg) blijkt dat door deze provinciale eisen de

ammoniakemissie in de komende jaren veel sterker zal dalen dan op basis van de

ammoniak eisen uit het Besluit emissiearme huisvesting.

De in 2017 geactualiseerde Verordening natuurbescherming van Noord-Brabant moet

leiden, uitgaande van de vergunde dierplaatsen in 2016, tot een daling van 48% van

de vergunde ammoniakemissie uit stallen van Brabantse veehouderijen (uiterlijk in

2028).

De eisen uit huidige Omgevingsverordening van Limburg leiden, uitgaande van de

vergunde dierplaatsen in 2018, tot een reductie van de 39% van de ammoniakemissie

uit stallen van Limburgse veehouderijen (uiterlijk in 2030). De provincie Limburg

bereidt een aanscherping van de Omgevingsverordening voor. Uitgaande van een

conceptversie die in oktober 2018 is besproken in Provinciale Staten leidt dat tot een

reductie van de ammoniakemissie tot ongeveer 48%. Een deel van de extra

emissiereductie (48% in plaats van 39%) zal volgens de voorgenomen aanscherping

na 2030 worden gerealiseerd.

Page 115: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

16

3.2. Latente ruimte in de geïnventariseerde Nbw vergunningen

De latente ruimte (het verschil tussen aantal dieren vergund Nbw 2015 en opgave

landbouwtelling in 2014 is binnen de geïnventariseerde steekproef van 150 dossiers

gemiddeld 28%, uitgedrukt in het verschil in economische omvang tussen het vergund

aantal dieren (Nbw vergunning) en de opgave uit de landbouwtelling. In 2016 was de

gemiddelde latente ruimte voor de groep van 150 locaties gemiddeld 24%. Uitgedrukt in

de emissie van ammoniak was de latente ruimte in 2014 binnen de steekproef van 150

locaties gemiddeld 36% en in 2016 gemiddeld 28% (exclusief correctie voor leegstand in

de ammoniakemissie factoren).

Benutting

dierplaatsen/vergunde

ammoniakemissie

Nbw vergunning

steekproef

Economische omvang

dieren/dierplaatsen

Ammoniakemissie

2014 2016 2014 2016

Limburg 72% 76% 61% 73%

Noord-Brabant 72% 76% 67% 72%

Totaal 72% 76% 64% 72%

Latente ruimte 28% 24% 36% 28%

Tabel 3: Benutting vergunde dierplaatsen en vergunde emissie van ammoniak in Nbw-

vergunningen, steekproef 150 dossiers, vergelijking Nbw vergunning met opgave veehouders

(landbouwtelling)

De omvang van de gevonden latente ruimte in deze groep van 150 Nbw vergunningen

ligt dichtbij de omvang van de latente ruimte zoals die is berekend op basis van het

verschil tussen de vergunde dierplaatsen en ammoniakemissie in milieuvergunningen en

–meldingen en de opgave uit de landbouwtellingen in het onderzoeksgebied: 32%

exclusief verrekening van de leegstand die is verdisconteerd in de emissiefactoren uit de

Regeling ammoniak en veehouderij (5 tot 10%) en circa 25% inclusief het meenemen

van deze functionele leegstand.

.

Nader inzoomen op de steekproef: welk type ontwikkeling is aangevraagd en vergund?

Binnen de steekproef van 150 Nbw-vergunningen zijn er 90 waar de Nbw-vergunning

betrekking heeft op een toename van de economische omvang van de veestapel. Bij 51

van de 150 Nbw-vergunningen was er sprake van een toename van de vergunde

ammoniakemissie. Bij 99 van de 150 Nbw-vergunningen (66%) is er geen sprake van

een toename van de vergunde ammoniakemissie. Voor een relatief grote groep geldt dat

de net voor de inwerkingtreding van het PAS aangevraagde situatie geen uitbreiding

betreft maar legalisering van de situatie die er al was of eerder is vergund / gemeld via

de milieuvergunning of -melding.

Page 116: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

17

Economische omvang Nbw-vergunning 2015 ten

opzichte van vergunde situatie daarvoor

afname gelijk toename totaal %

Wijziging

NH3

emissie

afname 5 8 21 34 23%

gelijk 0 46 19 65 43%

toename 1 0 50 51 34%

totaal 6 54 90 150 100%

% 4% 36% 60% 100%

Tabel 4: Vergelijking vergunning Nbwet 2015 met vergunde situatie Wet natuurbescherming

daarvoor: welk type ontwikkeling is aangevraagd en vergund?

Nader inzoomen op de steekproef: wat was de impact van de externe salderingen?

Bij het extern salderen met een bedrijf dat in 2014 feitelijk geen stikstofdepositie meer

veroorzaakte (de “saldogever”), kan er uit een toename bij de bedrijven die een

vergunning hebben verkregen (de “saldonemers”) sprake zijn van een feitelijke toename

van de stikstofdepositie ten opzichte van de depositie in het referentiejaar. Daarom is

hierna nader ingegaan op de omvang van de ammoniakemissie uit de externe

salderingen uit de steekproef van 150 dossiers.

Van de 150 geïnventariseerde dossiers uit de steekproef zijn er 44 met een toename van

de depositie die gepaard ging met de noodzaak voor extern salderen. Het gaat daarbij in

totaal om een toename van 2% van de vergunde emissie van alle 150 bedrijven als

totaal, dus zonder het meenemen van de afname van de emissie bij de “saldogevers”.

Binnen de groep van 44 dossiers waarbij er sprake is geweest van een toename van de

depositie die extern is gesaldeerd (dus de “saldonemers”), betreft het circa 9% van de

vergunde ammoniakemissie.

Een groot deel van de saldogevers bij die externe salderingen zijn geen onderdeel van

de steekproef van 150 dossiers. Het is daarom niet mogelijk gebleken om nader in te

gaan op de vraag in hoeverre er bij deze saldogevers onbenutte ruimte zat in de

vergunningen die zijn ingezet om extern te salderen. Bij 100% onbenutte ruimte van de

saldogevers (dus volledig “lege” vergunningen van de saldogevers) is de maximale

impact van extern salderen 2% van de vergunde ammoniakemissie binnen de groep van

150 onderzochte dossiers. Bij 25% onbenutte ruimte bij de saldogevers betreft het 0,5%

van de vergunde ammoniakemissie binnen de groep van 150 onderzochte dossiers.

De impact van onbenutte ruimte binnen de groep van saldogevers is dus relatief klein ten

opzichte van de impact van het opvullen van de latente ruimte binnen de verleende Nbw-

vergunningen.

Page 117: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

18

Nader inzoomen op de steekproef: wat was de feitelijke ontwikkeling?

Waar bij de NB-wet vergunningen bij 90 van de 150 locaties sprake is van een

vergunning voor een toename van het aantal dieren, is er in de periode 2014-2016 bij 38

van de 150 locaties (25%) sprake geweest van een toename van 20% of meer van het

aantal dieren volgens de opgave uit de landbouwtellingen. Binnen die groep van 150

locaties was er bij 27 (18%) locaties sprake van een toename van 20% of meer van de

ammoniakemissie.

Uit de opgaven van de veehouders blijkt dat voor de meeste locaties de omvang van de

veestapel en de ammoniakemissie ongeveer gelijk is gebleven. Op veel locaties was de

aangevraagde en verleende uitbreiding die is aangevraagd voor de inwerkingtreding van

het PAS in 2016 nog niet gerealiseerd.

Economische omvang 2016 ten opzichte van 2014

Landbouwtellingen

afname

20% of

meer

gelijk

of

beperkte

toe- en

afname

toename

20% of

meer

totaal %

Wijziging

NH3

emissie

afname

20% of

meer

3 16 7 26 17%

(nagenoeg)

gelijk

6 74 17 97 65%

toename

20% of

meer

3 10 14 27 18%

totaal 12 100 38 150 100%

% 8% 67% 25% 100%

Tabel 5: Vergelijking opgave landbouwtelling van steekproeflocaties in 2014 en 2016: welke type

ontwikkeling is gerealiseerd?

Page 118: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

19

3.3. Omvang onbenutte emissieruimte in relatie tot depositieruimte

De aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is het oordeel van de Afdeling dat het

onvoldoende duidelijk is of er binnen de depositieruimte voor autonome ontwikkelingen

voldoende ruimte aanwezig is om eventuele hoger uitvallende stikstofdeposities ten

gevolge van het opvullen van onbenutte emissieruimte op te vangen.

Uitgaande van

de in dit onderzoek en ook andere onderzoeken geconstateerde onbenutte

emissieruimte van 25 à 30%;

in combinatie met het onderzoeksresultaat dat binnen het onderzoeksgebied 40%

van de locaties gekoppeld kon worden met een Nbw vergunning, samen goed voor

60% van de vergunde emissie van ammoniak. Dan vertegenwoordigt 25% onbenutte emissieruimte 15-18% van de totale vergunde

emissie uit stallen van veehouderijen in het onderzoeksgebied. Gezien de vrij

gelijkmatige ruimtelijke verdeling van de emissies binnen de verschillende

kilometerzones, betreft het dan ook circa 15%-18% van de depositie van stikstof t.g.v. de

emissie van stikstof uit de stallen van veehouderijen.

Het aandeel stalemissies in de totale depositie op de Groote Peel en de Deurnsche Peel

& Mariapeel is ongeveer 35% (bron: AERIUS, cijfers 2020). Uitgaande van een latente

ruimte van 25-30% in Nbw-vergunningen en 60% van de locaties met een Nbw-

vergunning, betreft de latente ruimte dan circa 5 a 6 % van de totale berekende depositie

op deze Natura2000-gebieden.

Door het PAS daalt de gemiddelde stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden op basis

van vaststaand Europees bronbeleid en de aanvullende landelijke en provinciale

landbouwmaatregelen gemiddeld 10% in 18 jaar. Dit is een versnelde daling ten opzichte

van de autonome ontwikkeling (zonder aanvullende PAS-bronmaatregelen), waarbij de

gemiddelde stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden naar verwachting daalt met 8% in

18 jaar (bron: planMER PAS 2015-2021, Ministeries van EZ en I&M, januari 2015).

In het PAS is voor de Groote Peel en de Deurnsche Peel & Mariapeel uitgegaan van een

afname van de stalemissies van 9% tussen 2014 en 2020. De geprognotiseerde

ontwikkelbehoefte tot 2030 als percentage van de stalemissies 2014 is voor de Groote

Peel en de Deurnsche Peel & Mariapeel circa 11% - 12% (bron: AERIUS M16L)

Het theoretisch effect door het opvullen van de volledige latente ruimte in voor de PAS-

verleende Nbw-vergunningen voor stalemissies van veehouderijen binnen de 10 km

zone van de Peelvenen (circa 15-18% van de stalemissies, 5 a 6% van de depositie

t.g.v. stalemissies) is fors in relatie tot de geprognotiseerde afname van de

stikstofdepositie door de aanvullende landbouwmaatregelen die onderdeel zijn van het

PAS en de geraamde ontwikkelbehoefte tot 2030.

Page 119: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

20

De provincies Noord-Brabant en Limburg stellen via provinciale verordeningen eisen

aan de ammoniakemissie van nieuwe stallen die qua emissiereductie verder gaan dan

de vereisten uit het Besluit emissiearme huisvesting. Uiterlijk in 2028 (Noord-Brabant)

of 2030 (Limburg) dient een veehouderij als geheel gemiddeld te voldoen aan de

vereisten uit deze verordening. In Noord-Brabant moeten veehouderijen met oude

stallen eerder voldoen. Gedeputeerde Staten van Limburg overwegen ook een

aanscherping van de Omgevingsverordening voor oude stallen. De aanscherping van

de Verordening natuurbescherming in Noord-Brabant en de mogelijke aanscherping

van de Omgevingsverordening van Limburg zullen leiden tot een grotere buffer om

effecten van het opvullen van onbenutte emissieruimte op te vangen binnen de

depositieruimte die ontstaat door het meer emissiearm huisvesten van vee.

In theorie kan de latente ruimte benut worden, zonder vergunningaanvraag. De praktijk

leert anders. De latente ruimte in de steekproef van 150 Nbw-vergunningen ligt in

dezelfde orde van grootte als de latente ruimte in milieuvergunningen en –meldingen van

de 2500 veehouderijen in het onderzoeksgebied en veehouderijen elders in de

provincies Noord-Brabant en Limburg. De latente ruimte in milieuvergunningen en –

meldingen van veehouderijen is al jaren een vrijwel stabiel gegeven. Er zijn ook andere

“stoppen” op de bedrijfsontwikkeling zoals dier- en fosfaatrechten, eisen en kosten m.b.t.

mestverwerking, milieuregelgeving en financiële en economische belemmeringen.

Page 120: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

21

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

De PAS-partners hebben gevraagd een inventariserend onderzoek uit te voeren, dat er

op is gericht om inzicht te krijgen in de hoeveelheid onbenutte ruimte in vergunningen.

Het betreft de emissieruimte in vóór de inwerkingtreding van het PAS verleende Nbw-

vergunningen, op het moment van inwerkingtreding van het PAS en de benutting van

die emissieruimte daarna. En een inschatting van de omvang van de emissieruimte in

vergunningen waarvoor extern is gesaldeerd. Het inventariserend onderzoek is gericht

op de onbenutte emissieruimte van veehouderijen in een zone van 10 kilometer rondom

de Peelvenen. Dat is het gebied bestaande uit de Natura2000-gebieden de Groote Peel

en de Deurnsche Peel & Mariapeel. Binnen het onderzoeksgebied zijn circa 2500

veehouderijen gelegen.

De gegevens over de vergunde dierplaatsen uit een steekproef van 150 Nbw-

vergunningen van veehouderijen zijn vergeleken met gegevens over deze veehouderijen

uit de Landbouwtellingen (jaarlijkse opgave van dieraantallen op 1 april), de Opgave

Huisvesting (waarin veehouders per stal en per diergroep een opgave hebben gedaan

van staltype en het gemiddeld aantal dieren), de gegevens uit de I&R registratie en

gegevens uit de provinciale BVB-bestanden (milieuvergunningen en –melding).

In de afgelopen zes jaar is het aantal veehouderijen in het studiegebied gedaald met 8%,

is de vergunde ammoniakemissie (in milieuvergunningen) uit stallen van de

veehouderijen gedaald met 15% en is de economische omvang van de vergunde

veebezetting toegenomen met 4%. Op basis van de landbouwmaatregelen uit het PAS

en vooral de provinciale eisen m.b.t. de ammoniakemissie van veehouderijen, wordt voor

de periode tot 2030 een sterke afname van de emissie- en depositie uit stallen van

veehouderijen in het studiegebied verwacht.

Circa 40% van de locaties van veehouderijen in het onderzoeksgebied konden

gekoppeld worden aan een Nbw-vergunning (opgenomen in provinciale zaaksystemen).

Samen zijn deze veehouderijen goed voor 60% van de vergunde NH3 emissie van de

veehouderijen in het onderzoeksgebied.

De latente ruimte in de vergunde rechten van vergunningen op grond van de Wet

natuurbescherming (steekproef van 150) is vergelijkbaar met de vaker gevonden latente

ruimte binnen de milieuvergunningen en –meldingen: vertaald in economische omvang

circa 25 tot 30%. Hef effect van onbenutte emissieruimte in vergunningen die als

saldogever zijn gebruikt bij externe salderingen voorafgaande aan de inwerkingtreding

van de PAS, is klein (maximaal 2% binnen het totaal van 150 bedrijven) ten opzichte van

de impact van het opvullen van de latente ruimte binnen de verleende Nbw-

vergunningen.

Het theoretisch effect door het opvullen van de volledige latente ruimte in voor de PAS-

verleende Nbw-vergunningen voor stalemissies van veehouderijen binnen de 10 km

zone van de Peelvenen (circa 15-18% van de stalemissies, 5 a 6% van de depositie

t.g.v. stalemissies) is fors in relatie tot de geprognotiseerde afname van de

stikstofdepositie door de aanvullende landbouwmaatregelen die onderdeel zijn van de

PAS en de geraamde ontwikkelbehoefte tot 2030.

Page 121: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

22

Deze theoretische ruimte is tussen 2014-2016 in het onderzochte gebied nauwelijks

opgevuld. Per saldo is er tussen 2014 en 2017 in het onderzoeksgebied op basis van de

BVB-bestanden en de opgaven in de landbouwtellingen sprake geweest van een afname

van de emissie van ammoniak bij een ongeveer gelijke tot lichte toename van de

omvang van de veestapel.

De latente ruimte in milieuvergunningen en –meldingen van veehouderijen is al jaren een

vrijwel stabiel gegeven. Er zijn ook andere factoren , zoals dier- en fosfaatrechten, eisen

en kosten m.b.t. mestverwerking, milieuregelgeving en financiële en economische

belemmeringen, die een toename van het aantal gehouden dieren remmen. Het is

daarom niet aannemelijk dat de latente ruimte in Nbw-vergunningen voor een belangrijk

deel wordt opgevuld.

Page 122: Bezorgen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van ...€¦ · 2594 AC Den Haag Postbus 11756 2502 AT Den Haag telefoon +31 (0)70 515 30 00 Alle werkzaamheden worden verricht op

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

kkk

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

kk

k

k

k

k

kkk

kk

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

kk

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k k

k

k

kkk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k k

k

k

k

k

kk k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kkk

k

k

k

k

k k

k

k

kkk

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kkk

kkk

k

k

k

k

k

kk

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk k

kk

k

k

k

kk

kk

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

kk

kkk

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k k

k

k

kk

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

k

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!( !(

!(

!(!(

!(

!(!(

!( !(!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!( !(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

Beek

Donk

Weert

Asten

Horst

Bakel

Aarle

Haelen

Reuver

Helden

Baarlo

Meijel

Deurne

Venray

Gemert

Swalmen

Someren

Helmond

Wanssum

Maasbree

Overloon

Panningen

Brouwhuis

Heythuysen

Nederweert

Rijpelberg

Mierlo-Hout

Hub

Laak Neer

Laar Eind

Hout

Donk

Bong

Dijk

Goor

Haag

Well

Logt

Hoek

Keent

Maxet

Heide

Ospel Broek

Zelen

Heide

Maris

Rooth

Steeg

Ommel

Heide

Oirlo

Smakt

Aijen

Moesel

Nunhem

Rijkel

RoggelLeuken SchoorRoeven

Beesel

HulsenNijken

Boeket

Kessel

Egchel

Hugten

Everlo

BoomenLierop

Hersel

Veulen

SchoorHoeven

Rixtel

Leunen

Meerlo

Mortel

Bemmer

Leuken

Handel

Mildert

Hanssum

Ophoven

Beringe

Vosberg

HeitrakHeusden

LeenselSevenum

Liessel

America

Meterik

BenthemTienray

Elshout

Heikant

Merselo Oostrum

De Rips

Heikant

Heikant

Buggenum

De HorckAltweert

Leveroij

Boshoven

Hushoven

Brumhold

Heibloem

Sluis 13

Schafelt

Dubbroek

Grashoek

Neerkant

Tongerlo

De Vorst

Heimolen Hegelsom

VreewijkBekelaar Vlierden

Schadijk

Walsberg

Molenhof

Milheeze

Zandhoek

Endepoel

Boerdonk

MaasheesHolthees

Berkhoek

Zandhoek

Kinkhoven

Kesseleik

Strateris

Ospeldijk

Laagheide

Spiesberg

Overakker

Beersdonk

Melderslo

CastenrayOverbroek

Molenhoek

BoshuizenKleindorpBroekkant

Vredepeel

Geysteren

Papenbeek

Doonheide

Elsendorp

Den Bosch

Arendnest

Bussereind

KaumeshoekSimonshoek Soeterbeek

Helenaveen

HeierhoeveEvertsoord

Kronenberg

Ulfterhoek

Breemortel

Ysselsteyn

Schutsboom

Wolfsbosch

Westerbeek

Peelstraat

Meerlebroek

Klaarstraat

Horickheide

Baarloseweg

Koningslust

Korte Heide

Lange Heide

Voordeldonk

Achterbroek

Klein-Oirlo

Bosserstraat

In de Hoeven

Someren-Eind

Winkelstraat

Griendtsveen

Eikelenbosch

Laagriebroek

Roggelse Dijk

Someren-Heide

Groote Hoeven

Kleine Hoeven

Groot Bruggen

Bosscherheide

Vierlingsbeek Bergsche Heide

Veld-Oostenrijk

Nederweerterdijk

Nieuw- en Winnerstraat

veehouderij (Nbwet vergunningen, BVB typering)

melk-/ ov. rundvee

varkens

pluimvee

gemengd

geiten

overig

paarden

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

vleeskalveren

nertsen

!(

!(

schapen!(

Legenda

<100 Nge

>= 100 Nge

!(

!(

Veehouderij met Nbwet vergunningnaar type en omvang BVB 2018

P183042

31 mei 2018

opdrachtgever:

schaal:

0 1 2 3 40,5

Kilometers

uitvoering:

Analyse latente ruimte PAS vergunningen

BIJ12

Peelgebieden

met koppeling GIAB 2014-2016k