Betekenis en lexicale relaties - Universiteit van Amsterdam

24
Algemene Taalwetenschap Hogeschool van Amsterdam Josefien Sweep

Transcript of Betekenis en lexicale relaties - Universiteit van Amsterdam

Algemene Taalwetenschap

Hogeschool van Amsterdam

Josefien Sweep

Betekenis (H.11)

• wat is betekenis?

» taal – denken – werkelijkheid

Driehoek van betekenis

Ogden/Richards 1923

taal

denken

werkelijkheid

[concept]

[vorm/woord] [Ding/Referent]

signifiant

signifié

„APPEL‟/‟APPLE‟/‟POMME‟

=

Woordbetekenis & zinsbetekenis

Het kleine meisje sloeg de gast met de knuppel

= x = y

verschillende betekenissen:

• x sloeg y en deed dat met een knuppel

• y had een knuppel en werd geslagen door x

deze betekenissen keer twee, want…:

• y = iemand die op bezoek is

• y = een of andere kerel

Principe van Compositionaliteit

betekenis van het geheel

wordt bepaald door betekenis van delen

en hoe zij in verband staan

H. 11: woorden en betekenis

wat is een woord?

• schrijfwijze

• klankvorm

• syntaxis

• betekenis

gedrag ipv definitie

• geen „woordgedrag‟

• medeklinkers + klinkers

• gecombineerd gebruikt

• zelfstandige betekenis

grensgeval = clitic

woordbetekenis

• arbitrair

(m.u.v. onomatopeeën = klanknabootsingen)

• conventie (natuurlijk ontstane afspraak)

• gebarentaal kan ook „iconisch‟ zijn

(maar gebarentaal is veel meer dan alleen

„nagemaakte‟ gebaren!)

inhoudswoorden & functiewoorden

vgl. 6.7: blz. 112-114

• lexicale woorden

hoofdbetekenis (inhoud)

= open klasse [is uit te breiden & te „ontlenen‟]

telegramstijl (krant & kindertaal)

• grammaticale woorden

verfijning / relaties tussen woorden (functie)

= gesloten klasse [komen geen nieuwe bij]

Lexicon

= woordenschat: verzameling woorden in

een taal

• beschreven in een woordenboek, maar

natuurlijk ook iets abstracts

Woord-betekenissen; woorden-betekenis

• soms heeft één woord meerdere betekenissen

= polysemie („vele betekenissen‟)

vb. T&T = milieu

school (1. instelling 2. gebouw 3. mensen 4. lestijd)

muis (1. dier 2. computerapparaatje)

• soms lijkt iets één woord, maar zijn het er twee

= homonymie („gelijkklinkend‟)

vb. T&T = deur

portier (de / het)

[vgl. de man bekeek de vrouw met de verrekijker

= structurele homonymie]

H.11 Opgave 4 blz. 202

Lexicale relaties:

• synoniem

(partieel synoniem)

• antoniem

• „hogere en lagere begrippen‟:

hyponiem (hogere begrip = hyperoniem)

Opgaven H. 11

• opdracht 7, blz. 203

Volgende week

• bestuderen T&T H.12 en H.13

• opgaven 1 en 2 van H.12

en 1, 2 en 4 van 13

Van

Dale

Beeld

wo

ord

en

bo

ek

ANW: “het woordenboek van de toekomst”

demoversie op: http://anw.inl.nl/search

• Algemeen Nederlands Woordenboek

• uitgegeven door INL te Leiden (Instituut Nederlandse Lexicologie)

• digitaal woordenboek hedendaags Nederlands (zonder papieren tegenhanger)

• veel meer informatie: mogelijke combinaties & encyclopedische woordkennis

Traditioneel woordenboek (WNT):

Sem

an

tisch

e k

en

merk

en

‘voertu

ig’

Voorbeelden tijd

hij loopt naar huis

hij liep naar huis

hij zal afruimen

hij was naar huis gelopen

• R = S & EL = S

• R = S & EL < S

• R = S & EL > S

• R = E1 (< S) & EL < E1

S

E1

tempus = grammaticale categorie

Zin (35) & zin (36) [blz. 174]

S

Eb

Theo ging naar bed nadat hij de tafel afgeruimd had

S

Theo zal naar bed g. nadat hij de tafel afgeruimd zal h.

Ea

Eb Ea

Ra

Ra = Rb

= Rb