BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15...

21
besluitkenmerk 2016030640 1 van 21 BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT Omgevingsvergunning voor de verandering en bouw van opslagtanks Datum besluit : 8 maart 2016 Datum aanvraag : 15 juli 2015 Naam aanvrager : Indaver Compost B.V. GEGEVENS LOCATIE Naam inrichting/locatie : Indaver Compost B.V. Adres : De Schans 41 ALPHEN AAN DEN RIJN Ons kenmerk : 2015330398 OLO-nummer : 1765195

Transcript of BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15...

Page 1: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 1 van 21

BESLUITWET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Omgevingsvergunning voor de verandering en bouw van opslagtanks

Datum besluit : 8 maart 2016

Datum aanvraag : 15 juli 2015

Naam aanvrager : Indaver Compost B.V.

GEGEVENS LOCATIE

Naam inrichting/locatie : Indaver Compost B.V.

Adres : De Schans 41 ALPHEN AAN DEN RIJN

Ons kenmerk : 2015330398

OLO-nummer : 1765195

Page 2: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 2 van 21

Inhoud

I Aanleiding................................................................................................................................................3

II Besluit......................................................................................................................................................3

III Motivering................................................................................................................................................5

Page 3: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 3 van 21

I AanleidingDe Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) draagt bij aan een veilige, duurzame en gezonde

leefomgeving. Dit doen we door milieutaken in de hele regio en bouw- en woningtoezichttaken in een

deel ervan uit te voeren in opdracht van de aangesloten gemeenten en de provincie Zuid-Holland.

Namens de provincie Zuid-Holland controleert de ODMH of vergunningvoorschriften en wet- en

regelgeving op een van bovengenoemde beleidsterreinen worden nageleefd.

Eén van die taken is te zorgen dat bedrijven een adequate omgevingsvergunning hebben. In het

kader hiervan hebben wij op 15 juli 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen

van Indaver Compost B.V.(hierna Indaver). Het betreft de plaatsing van een tweetal opslagtanks voor

de opslag van vloeibare organische afvalstoffen. De aanvraag gaat over De Schans 41 te Alphen aan

den Rijn.

Indaver vraagt toestemming voor het volgende:

1. Het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

2. Het veranderen een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wabo.

II BesluitWij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel

2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

I de omgevingsvergunning met voorschriften te verlenen voor de volgende activiteiten:

- bouwen, artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;

- milieu, artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo;

Het betreft het oprichten en in gebruik nemen van twee verticaal te plaatsen tanks voor de

opslag van vloeibare afvalstoffen.

II dat de volgende delen van de aanvraag, voor zover niet in strijd met onderhavige vergunning,

onderdeel uit maken van deze vergunning:

- Het aanvraagformulier omgevingsvergunning met de activiteit Bouwen en

Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015.

De volgende delen van de aanvraag maken deel uit van de vergunning:

• Gewichts- en wapeningsberekening fundering 2 opslagtanks d.d. 22 mei 2015 met

documentnummerVIC-GVA-CIV-CAL-040-2015-0001(B7)

• Situatietekening opslagtanks, d.d. xx/05/2015, kenmerk VIC-GVA-DNG-040-2025-

0001 (B6)

• Tekening bovenaanzicht opslagtanks RCA 40 en RCA 50, d.d. xx/05/2015 met

kenmerk PIP-DNG-040-2025-0002 (B4)

• Vorm fundering, d.d. 22-5-2015, plannummer DWG-040-2015-0003 (B10)

• Palenplan, d.d. 22-5-2015, plannummer DWG-040-2015-0002 (B9)

« Situatietekening opslagtanks RCA 40 en RCA 50, d.d. 22-5-2015, plannummer VICVGA-

PIP-DNG-040-2015-0001 (B3)

• Wapening fundering, d.d. 22-5-2015, plannummer DWG-040-2015-0004. (Bil)

• Wapening fundering, d.d. 22-5-2015, plannummer DWG-040-2015-0005. (B12)

• GVA-project, totale lay-out rev 35, d.d. 17-6-2015. (B13)

Page 4: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 4 van 21

• Voor- en rechteraanzicht opslagtanks RCA 40 en RCA 50, d.d. 21/5/2015,

plannummer VIC-GVA-PIP-DNG-040-2025-0003. (B5)

• Funderingsadvies Project aan De Schans 41 en 43 te Alphen aan den Rijn, d.d. 22 april

2015, kenmerk S15.116-F1/AJJ. (B8)

Bijlage 1, Milieuneutrale onderbouwing.

• Rapportage Bodemrisicoinventarisatie NRB, locatie De Schans 41, d.d. 21 april 2015.

Aanvulling van de aanvraag op 2 september 2015:

• Tabel overzicht vergunningen en meldingen.

• Bijlage 15 aanvullende informatie.

• Tekening bestaande situatie, d.d. 20/5/2014. nummer IND-GVA-LAY-DWG-0QQ-QQQ5.

III aan deze vergunning de voorschriften te verbinden die zijn opgenomen in dit besluit.

Verzonden op: 10 maart 2016

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

namens dezen,

Omgevingsdienst Midden-Holland,

Hoofd Afdeling Bedrijven

Ing. H.W. Spruit

Dit document is digitaal vastgesteld. Er staat daarom geen handtekening onder.

Een afschrift is verzonden aan:

- de indieners van de zienswijzen.

- Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.

Beroep

Als u het niet eens bent met dit besluit, dan kunt u binnen zes weken na het ter inzage leggen van dit

besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de Rechtbank Den Haag, sector Bestuursrecht,

Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. Het beroepschrift moet door u worden ondertekend en bevat ten

minste uw naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit en de motivering van het

beroep. Zo mogelijk stuurt u een kopie van dit besluit mee.

U kunt ook digitaal beroep instellen. Ga hiervoor naar http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht.

Het indienen van beroep betekent overigens niet dat het besluit niet geldt.

Page 5: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 5 van 21

Voorlopige voorziening

Als u een spoedeisend belang heeft, kunt u de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag,

Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, vragen een voorlopige voorziening te treffen. U kunt alleen een

verzoek om een voorlopige voorziening indienen als u ook beroep heeft ingesteld.

Het verzoek om voorlopige voorziening moet door u worden ondertekend en bevat ten minste uw

naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van dit besluit en de motivering van uw verzoek. Zo

mogelijk stuurt u een kopie van dit besluit en van het beroepschrift mee.

Aan de behandeling van een beroep en een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten

verbonden.

III Motivering De volgende inhoudelijke overwegingen maken deel uit van het besluit:

3.1 De aanvraag

Op 15 juli 2015 hebben wij een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning. Dit is op basis

van de Wabo. De aanvraag is afkomstig van Indaver Compost B.V. en heeft betrekking op De Schans

41 te Alphen aan den Rijn, kadastraal bekend gemeente Alphen aan den Rijn, sectie B, nummer

8223.

3.2 Projectbeschrijving

Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: de plaatsing van twee

bovengrondse opslagtanks voor de opslag van vloeibare composteerbare afvalstoffen. Een

uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning.

Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo

omschreven activiteiten:

- het (ver)bouwen van een bouwwerk.

- het veranderen of veranderen van de werking van de inrichting.

Ten opzichte van de eerder vergunde situatie worden twee tanks geplaatst voor de opslag van

vloeibare composteerbare afvalstoffen.

Toestemmingsstelsels

Verder moeten wij beoordelen of een aantal toestemmingsstelsels wordt aangehaakt. Of

daadwerkelijk moet worden aangehaakt, volgt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. Er

zijn geen stelsels aangehaakt.

Bestemmingsplan

De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor de beheersverordening De Schans/De Vork is

vastgesteld. Het project past binnen de geldende beheersverordening.

Gelet hierop kan de omgevingsvergunning op deze grond worden verleend.

3.3 Huidige vergunningssituatie

Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande omgevingsvergunningen onderdeel milieu en/of

ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd:

Page 6: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 6 van 21

Soort vergunning Datum Kenmerk Onderwerp

Omgevingsvergunning (revisie)

4 februari 2004

DGWM/2004/1843 Composteerinrichting

Omgevingsvergunning, (verandering)

7 april 2005 DGWM/2005/5418 Vervanging dieseltank, rechtsreeks op de composteringshopen brengen van het door derden ontvangen organisch belast afvalwater en uitbreiding van de inrichting met een wasplaats

Waterwetvergunning 7 juni 2005 05.10583/V30289

Maatwerkbesluit lozingen Activiteitenbesluit

28 oktober 2009

09.34594/M.04401 Voorschriften voor het afvalwater van de wasplaats.

Omgevingsvergunning, (verandering)

13 januari 2011

PZH-2011-244013027

Vergunning voor het vergisten van organische afvalstromen en het verwerken van biogas tot aardgas en vloeibaar CO2 De jaardoorzet wordt vastgesteld op 75.000 ton GFT.

Omgevingsvergunning (milieuneutraal)

6 november 2012

V2012/320 Vergunning voor het actualiseren van de vergistingsinstallatie en het wijzigen van de opwaardeereenheid.

Omgevingsvergunning (milieuneutraal)

27 maart 2014

20140031158 Vergunning voor het plaatsen van twee transformatorstations ten behoeve van de vergistings- en biogas-opwaarderingseenheid.

Omgevingsvergunning (verandering)

23 september 2014

2014009575 Vergunning voor het veranderen van het AV-beleid en de bijbehorende AO/IC.

Omgevingsvergunning (verandering)

13 januari 2015

2014012301 Vergunning voor het plaatsen van een afblaasleiding bij de fakkelinstallatie

3.4 De omgeving

De inrichting ligt op een industrieterrein.

De dichtstbij gelegen woning ligt op een afstand van 90 meter. Op ongeveer 5 km afstand van de

inrichting ligt het Natura 2000-gebied 'Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein', dat als

habitatgebied is aangewezen.

De omgeving van de inrichting is een sterk verstedelijkt gebied.

Er zijn met betrekking tot de locatie en de omgeving van de locatie in de toekomst geen significante

wijzigingen te verwachten.

3.5 Bevoegd gezag

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo

juncto artikel. 3.3 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De activiteiten van de inrichting zijn

genoemd in de volgende categorieën uit bijlage 1, onderdeel C van het Bor:

categorie 28.1.b inrichtingen voor het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen.

categorie 28.4.c sub 1 Inrichtingen voor het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch

of chemisch omzetten, agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of

chemisch scheiden, mengen, verdichten of thermisch behandelen - anders

dan verbranden - van van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke

afvalstoffen of bed rijfsafvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan

van 15.000.000 kg per jaar of meer.

Daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. Door het verwerken van

meer dan 75 ton organisch afval per dag valt de inrichting onder categorie 5.3.b van de Richtlijn

Page 7: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 7 van 21

Industriële emissies (hierna RIE).

3.6 Beoordeling van de aanvraag

In artikel 2.8 van de Wabo, in paragraaf 4.2 van het Besluit omgevingsrecht en in de Ministeriële

regeling omgevingsrecht (Mor) is aangegeven welke informatie noodzakelijk is voor het in

behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Aan de hand van de Mor

hebben wij de aanvraag getoetst.

Bij de beoordeling van de aanvraag is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is per

brief van 21 augustus hierop in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. We

hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 2 september 2015. Hierdoor is de wettelijke

procedure verlengd met 12 dagen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag inclusief de latere aanvulling

daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op

de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook compleet en in behandeling genomen.

3.7 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen

Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in

paragraaf 3.3 van de Wabo. De ontwerpbeschikking heeft van 12 november 2015 tot en met

23 december 2015 ter inzage gelegen.

Ingekomen zienswijzen en adviezen

Naar aanleiding van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking zijn zienswijzen ingediend.

Wij hebben de aanvrager in de gelegenheid gesteld schriftelijk op deze zienswijzen te reageren. Ook

Indaver heeft zienswijzen ingediend.

Op 25 januari 2016 hebben wij van de aanvrager een reactie ontvangen op de binnengekomen

zienswijzen. Wij hebben de reacties betrokken bij de behandeling van de zienswijzen.

Er zijn zienswijzen ingediend door de onderstaande drie reclamanten.

Reclamant 1. (Indaver)

De zienswijzen kunnen als volgt worden samengevat.

Onze reactie op de ingebrachte zienswijzen hebben we na iedere zienswijze cursief weergegeven.

1.

Voorschrift 1.1.1

Dit voorschrift is overbodig. De voorschriften vanuit de huidige vigerende vergunningen blijven

onverminderd van kracht. De voorgenomen wijziging heeft hier geen invloed op.

Indaver verzoekt om dit voorschrift te verwijderen in het definitieve besluit.

De voorschriften uit de vigerende vergunningen blijven onverminderd van kracht. Wij hebben

voorschrift 1.1.1 verwijderd uit het definitieve besluit.

2.

De voorschriften 1.2.4, 1.2.5, 1.2.6, 1.2.7 en 1.2.8 mogen niet worden opgenomen omdat

a. deze rechtstreeks zijn overgenomen uit hoofdstuk 4 van de Activiteitenregeling. Deze voorschriften

zijn niet van toepassing op type C bedrijven.

b.een motivering ontbreekt waarom deze maatregelen nodig zijn in het kader van het milieu danwel

wordt aangetoond dat deze maatregelen BBT zijn.

Page 8: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 8 van 21

c. hoofdstuk 2 rechtstreeks werkend is voor IPPC bedrijven. Bij de vergunningsaanvraag is een

volledige NRB-bodemrisicoinventarisatie toegevoegd. Daarbij zijn de combinaties van voorzieningen

en maatregelen gedefinieerd welke noodzakelijk zijn om een verwaarloosbaar bodemrisico te

realiseren voor de beoogde activiteit.

Indaver verzoekt de specifieke voorschriften omtrent bodemaspecten te verwijderen of als er toch

bodemvoorschriften moeten worden opgenomen de van toepassing zijnde artikelen uit hoofdstuk 2

van het Activiteitenbesluit op te nemen als maatwerk.

Ook de tekst op pagina 11 van de ontwerpvergunning ten aanzien van de voorschriften uit artikel 4.18

van de Activiteitenregeling kan worden verwijderd.

Reactie zienswijzen:

Naar aanleiding van zienswijze 2 hebben wij ons besluit herzien.

Hoofdstuk 2 van het Activiteitenbesluit is rechtstreeks werkend en de voorschriften hoeven daarom

niet in deze vergunning te worden opgenomen.

Wij menen dat de combinaties van voorzieningen en maatregelen volgens de bij de aanvraag

gevoegde rapportage Bodemrisicoinventarisatie NRB, locatie De Schans 41, d.d. 21 april 2015.

voldoende zijn en BBT zijn voor de gehele installatie en activiteit.

Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij de voorschriften 1.2.4 t/m 1.2.8 uit de

ontwerpvergunning verwijderd en de tekst op pagina 11 van de ontwerpvergunning ten aanzien van

de voorschriften uit artikel 4.18 van de Activiteitenregeling verwijderd.

3.

De tweede alinea op pagina 6 van de ontwerpvergunning ten aanzien van geur kan komen te

vervallen. De bouw van de opslagtanks is geurneutraal en heeft geen invloed op dit aspect.

Naar aanleiding van deze zienswijze hebben wij deze alinea verwijderd.

Reclamant 2. (twee inwoners van de woonwijk Kerk en Zanen)

De zienswijzen kunnen als volgt worden samengevat.

Onze reactie op de ingebrachte zienswijzen hebben wij na iedere zienswijze cursief weergegeven.

4.

Het is de ODWH genoegzaam bekend dat de inwoners van de woonwijk Kerk en Zanen in Alphen

aan den Rijn - en anderen, volgens de Facebook-wijkpagina - overlast hebben van de stank ("geur"

volgens ODWH), die (volgens ODWH) door Indaver wordt geproduceerd.

Dit bedrijf ligt op een steenworp afstand van de hoek van de woonwijk. Wanneer de wind uit de

zuidoost hoek waait, hetgeen vaker in de zomer gebeurt, wordt de wijk bestookt met een - zoals deze

inwoners dat ervaren - vuilniswagenstank.

Deze zienswijze heeft betrekking op algemene overlast van het bedrijf die niet specifiek is gekoppeld

aan de voorgenomen verandering. Het melden van geuroverlast, veroorzaakt door de huidige

bedrijfsvoering van het bedrijf, kan via telefoonnummer 0888 333 555 worden gedaan. Deze

Page 9: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 9 van 21

meldingen worden in het kader van handhaving in behandeling genomen. Dergelijke meldingen

kunnen niet worden behandeld in het kader van deze vergunningaanvraag.

5.

De aanvraag kent een vraag over een m.e.r.-beoordelingsplicht voor o.a. afvalverwerkingsbedrijven.

Reclamant vraagt zich af of die plicht ook hier geldt.

Voor de voorgenomen verandering geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht.

In de ontwerpbeschikking hebben wij getoetst of er een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.

Wij zijn van mening dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect kan worden

uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Er is daarom geen aanleiding om een MER uit te voeren. Het gebruik van de afvalstromen is in dit

geval niet van invloed op onze conclusie.

6.

Reclamanten vragen zich af of er lucht uit de tank komt en zo ja hoeveel en of dat een relevante

omvang betreft.

Uit de tanks wordt een kleine hoeveelheid lucht afgezogen. Dit betreft vooral lucht die uit de tank komt

wanneer deze wordt gevuld. De lucht wordt afgezogen naar de composteringshal en kan niet vrijelijk

de hal uitstromen. De hal wordt op onderdruk gehouden en de deuren en ramen dienen, uitgezonderd

doorlating van mensen en materieel, gesloten te blijven. De afgezogen lucht uit de composteringshal

wordt behandeld in zogenaamde biofilters.

In de vigerende vergunning van 4 februari 2004 is hierover het volgende opgenomen:

“De ruimte waarin de composterings- en bewerkingsactiviteiten plaatsvinden wordt door middel van

een afzuigsysteem op onderdruk gehouden en alle afgassen (deels ruimteventilatielucht en deels

proceslucht) worden bevochtigd en ontstoft in een tweetal parallel geschakelde wassers…… de

afgassen van de gaswassers worden naar in totaal acht biofilters gevoerd, waar ontgeuring

plaatsvindt.”

7.

Het valt reclamant op dat de aanvraag als naam van de inrichting "Bio Power Alphen" aangeeft en niet

"Indaver Compost BV". Reclamant is van mening dat de aanvraag door een rechtspersoon moet

worden gedaan. De vraag is of Bio Power Alphen een rechtspersoon is. Reclamant is van mening dat

dit onduidelijk is.

Bio Power Alphen is de (werk)-naam van de inrichting maar niet de juridische rechtspersoon. De

statutaire naam is Indaver Compost B.V., welke in casu ook als vergunninghouder is aangemerkt in

deze procedure.

8.

Reclamant is, zolang niet duidelijk is wat de schade is door stank die dit bedrijf veroorzaakt, van

mening dat er geen uitbreiding mag plaatsvinden.

Deze zienswijze heeft betrekking op overlast die niet specifiek is gekoppeld aan de voorgenomen

verandering. Zie hiervoor ook onze reactie op zienswijze nummer 4.

Met betrekking tot de vraag in hoeverre de vrijkomende gassen al dan niet schadelijk zijn voor

omwonenden het volgende. Daarover is een brief verzonden met de datum 21 januari 2016.

Page 10: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 10 van 21

Uitgaande van de aanvraag hebben wij beoordeeld of de aangevraagde activiteiten samen met de al

vergunde activiteiten tot een aanvaardbaar hinderniveau leidt. Dit is volgens ons het geval.

Reclamant 3. (twee inwoners uit de woonwijken Kerk en Zanen en Beerendrecht)

De zienswijzen kunnen als volgt worden samengevat.

Onze reactie op de ingebrachte zienswijzen hebben wij na iedere zienswijze cursief weergegeven.

9.

De woonwijken Kerk en Zanen, Beerendrecht en Gouwsluis hebben afwisselend last van

stankoverlast, dit afhankelijk van de windrichting en ook van de temperatuur.

Volgens een mededeling van de omgevingsdienst loopt er sinds 1 augustus 2015 een onderzoek naar

de geuremissies. Omtrent de opdracht, het verloop van het onderzoek en de eventuele resultaten is

hierover niets bekend.

Deze zienswijze heeft betrekking op overlast die niet specifiek is gekoppeld aan de voorgenomen

verandering. Zie hiervoor ook onze reactie op zienswijze nummer 4.

10.

Reclamant wijst erop dat bij de overwegingen milieu punt 4.1.2 onder 1 ten onrechte wordt

gesteld dat er geen vergroting van de capaciteit plaats vindt. Dit lijkt onjuist omdat er 5000 m3

vloeibare reststoffen worden aangevoerd.

Voor de aanvoer en verwerking van de vloeibare organische afvalstoffen is al eerder vergunning verleend. Het betreft dus geen toename van de vergunde aanvoercapaciteit.

11.

Bij het hoofdstuk luchtkwaliteit 4.4 ad 4.4.3 wordt ten onrechte gesteld dat het aspect geur

buiten beschouwing kan blijven.

Bij het aanvoerpunt wordt een lekbak geplaatst en tankput geïnstalleerd. Bij elke lading die gelost

wordt zal er sprake zijn van restanten die uit de aanvoerslang komen, mogelijk dat er ook

schoongespoeld moet worden. Ook bij regelmatige lediging zal deze bak tankput stank veroorzaken.

Reclamant stelt voor om van de lekbak, tankput een gesloten systeem te maken.

In de aanvraag is aangegeven dat de losslang kan worden gedraind in een put binnen de tankput.

Deze put kan worden leeggepompt in een opslagtank. Aangezien de tanks circa vijf maal per week

gevuld zullen worden gaat het om beperkte hoeveelheden die in de tankput terecht kunnen komen.

Als de tankput regelmatig wordt leeggepompt is deze maatregel voldoende om geurhinder,

veroorzaakt door restanten uit de aanvoerslang, te voorkomen.

Naar aanleiding van onder andere deze zienswijze hebben wij de tekst van paragraaf 4.4.3.

aangepast.

12.

Het continu afzuigen van de tanks voorkomt overdruk. De door het ventilatiesysteem van de

composteringshal extra afgevoerde sterk vervuilde lucht moet gezuiverd worden door het biofilter dat

nu reeds de zuivering niet aan kan.

Page 11: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 11 van 21

Reclamant stelt voor om te bepalen wat de kwaliteitseisen zijn die aan de lucht gesteld moeten

worden en vervolgens te beoordelen wat de gevolgen zijn van het afzuigen van de tanks voor het

gehele ventilatiesysteem en de zuivering van de lucht door de biofilters in het bijzonder.

Uit het geuronderzoek van Indaver van 29 april 2010, kenmerk DLT10A4, valt af te leiden dat door de

biofilters per uur 93.180 m3 lucht wordt gereinigd. Het is onwaarschijnlijk dat als gevolg van het

afzuigen van de nieuwe tanks meer dan 100 tot 150 m3

lucht per uur extra door de biofilters zal

stromen. Zelfs al zou dit sterk vervuilde lucht betreffen, zoals in de zienswijze wordt gesteld, is invloed

op de totale geuremissie van het bedrijf verwaarloosbaar.

13.

De reststoffen uit de vergister worden afgevoerd naar de composteringshal. Reclamant vraagt zich af

welke veranderingen er optreden in de reststoffen en of dat gevolgen heeft voor de geurbelasting van

de installatie.

Zie voor de reactie op deze zienswijze onze reactie op zienswijze nummer 12.

14.

Reclamant vindt dat alsnog paragraaf 4.1.2 Mer en paragraaf 4.4.3 geur op de relevantie voor dit

project moet worden beoordeeld.

Zie voor de reactie op deze zienswijze eveneens onze reactie op zienswijze nummer 5.

Naar aanleiding van onder andere deze zienswijze hebben wij de tekst van paragraaf 4.4.3.

aangepast.

15.

Reclamant vindt dat eerst aan de hand van de resultaten van het lopende onderzoek bepaald moet

worden welke aanpassingen aan de bestaande installatie, waaronder het biofilter, nu reeds

noodzakelijk zijn.

Er is geen wettelijke grond om de vergunningaanvraag voor de plaatsing van twee opslagtanks nog

niet in behandeling te nemen met als reden dat de resultaten van lopende onderzoeken in het kader

van de huidige vergunde bedrijfssituatie moeten worden afgewacht. Uitgaande van de aanvraag

beoordelen wij of de aangevraagde activiteiten samen met de al vergunde activiteiten tot een

aanvaardbaar hinderniveau leidt. Dit is volgens ons het geval.

16.

Reclamant vindt dat onderzocht moet worden wat de gevolgen van de aanpassing van het proces op

de geurbelasting voor de omgeving zijn.

Zie ook onze reactie op zienswijze nummer 15.

3.8 Samenhang met overige wet- en regelgeving

3.8.1. Coördinatie met de Waterwet

Afvalwater afkomstig van de inrichting wordt geloosd op de gemeentelijke riolering. Voor een deel

van deze afvalwaterstromen zijn de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer

(Activiteitenbesluit) rechtstreeks werkend. Voor een deel zijn voorschriften in de (vigerende)

omgevingsvergunning opgenomen. Er is daarom geen sprake van afstemming van de

Page 12: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 12 van 21

omgevingsvergunning en een vergunning op grond van de Waterwet.

3.8.2. Overige verplichtingen

Naast de verplichtingen uit deze vergunning geldt een aantal verplichtingen op grond van andere

regels (niet uitputtend):

- ten aanzien van de ongewone voorvallen binnen de inrichting en de naar aanleiding

daarvanuit te voeren maatregelen is hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer (Wm) van

toepassing.

- het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot brandveiligheid, brandpreventie en

brandbestrijding van bouwwerken.

- het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

4 Overwegingen milieu

4.1 Inleiding

De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1

aanhef en onder e van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het toetsingskader voor het

onderdeel milieu. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.

Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij:

- de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder a van de Wabo betrokken;

- met de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder b van de Wabo rekening gehouden;

- de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder c van de Wabo in acht genomen.

In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die

onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen)

zijn.

4.1.1. Activiteitenbesluit

In het Activiteitenbesluit zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden,

algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de

omgevingsvergunning worden opgenomen.

In bijlage I, onderdelen B en C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een

vergunningplicht geldt. Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen

uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het

Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet

in de vergunning mogen worden opgenomen.

De inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, wordt aangemerkt als een type C inrichting.

Binnen Indaver Compost B.V. vinden de volgende activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer

van het Activiteitenbesluit:

Algemene regels

- Afdeling 2.4 Bodem

- Afdeling 2.3. Lucht en geur

Afvalwaterbeheer

- § 3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende

voorziening;

Installaties

Page 13: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 13 van 21

- § 3.2.1 Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie;

Activiteiten met voer- of vaartuigen

- § 3.3.1 Afleveren van vloeibare brandstof en gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen

voor het wegverkeer of afleveren van vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen;

Opslaan van stoffen of het vullen van gasflessen

- § 3.4.9 Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank;

Voor het overige is in het Activiteitenbesluit per hoofdstuk dan wel afdeling aangegeven of deze op

een type C inrichting van toepassing is. Dit betekent dat ook hoofdstuk 1, afdeling 2.1 tot en met 2.4,

2.10 en 2.11 en de overgangsbepalingen uit hoofdstuk 6 van het Activiteitenbesluit van toepassing

kunnen zijn.

Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan voor bepaalde in het Activiteitenbesluit genoemde activiteiten aanvullende

maatwerkvoorschriften vaststellen voor zover die mogelijkheid in het Activiteitenbesluit is aangegeven.

Er worden in dit geval geen aanvullende maatwerkvoorschriften vastgesteld voor de aangevraagde

activiteiten.

4.1.2. Milieueffectrapport

Ingevolge de Wm en het Besluit milieu-effectrapportage (hierna het Besluit) moet voor bepaalde

activiteiten een m.e.r. worden opgesteld. Hiermee wordt bereikt dat er voldoende milieu-informatie

beschikbaar is, voordat milieurelevante besluiten (zoals een omgevingsvergunning voor milieu)

genomen kunnen worden die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Zo kan

mogelijke schade aan het milieu worden voorkomen of zoveel mogelijk beperkt.

In de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage is aangegeven:

- voor welke activiteiten het opstellen van een m.e.r. verplicht is en

- voor welke activiteiten beoordeeld moet worden of het opstellen van een m.e.r. noodzakelijk is

(m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten).

Ook als de drempelwaarden zoals genoemd in de bijlage bij het Besluit niet worden overschreden,

moet op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen C-255/08

voorts acht worden geslagen op andere factoren als bedoeld in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG,

die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een milieueffectrapportage. Bij deze criteria moet

gekeken worden naar:

1) de kenmerken van het project,

2) de plaats van het project,

3) de kenmerken van het potentiële effect.

De aanvraag betreft een inrichting waar activiteiten plaatsvinden die genoemd zijn in onderdeel D

onder categorie 18.1 van het Besluit Milieueffectrapportage.

1) De kenmerken van het project

De aanvraag betreft de plaatsing van twee tanks. Er is geen sprake van een vergroting van de

capaciteit of een ander proces dan waarvoor eerder al vergunning is verleend.

Gelet hierop besluiten wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het project kan worden

uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

2) De plaats van het project

Page 14: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 14 van 21

Het bedrijf is gelegen in op een bedrijventerrein. In de nabijheid van dit bedrijventerrein zijn geen

gebieden met bijzondere natuurwaarden of bijzondere landschappen gesitueerd. Invloed van het

bedrijf op bijzondere gebieden is daardoor niet aannemelijk.

Gelet hierop besluiten wij dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten

dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

3) De kenmerken van het potentiële effect

Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project is in samenhang met de criteria van de

kenmerken van het project en de plaats van het project in het bijzonder in overweging genomen het

bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het

grensoverschrijdende karakter van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect,

de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.

De plaatsing van twee tanks voor de opslag van vloeibaar organisch afval heeft geen invloed buiten

de inrichting.

Gelet hierop besluiten wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect kan

worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Conclusie

Nu uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan

hebben, is er geen aanleiding om een MER uit te voeren.

4.2 Algemene overwegingen Best beschikbare technieken (BBT)

Algemeen

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de

vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de

inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel

mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan

uitgegaan dat in de Inrichting ten minste de voor de inrichting In aanmerking komende BBT worden

toegepast.

Vanaf januari 2013 moet bij het bepalen van BBT rekening worden gehouden met BBT-conclusies en

bij ministeriele regeling aangewezen informatiedocumenten over BBT.

BBT-conclusies is een document met de conclusies over beste beschikbare technieken, vastgesteld

overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid van de Richtlijn industriële emissies (definitie in

artikel 1.1 eerste lid van het Bor).

BBT-conclusies worden door de Europese commissie vastgesteld en bekendgemaakt in het

Publicatieblad van de Europese Unie (een uitvoeringsbesluit van de Europese commissie dat gericht

is tot de lidstaten). Zij worden daarom niet meer apart worden aangewezen in de Mor.

Richtlijn industriële emissies (RIE)

Vanaf 1 januari 2013 is de RIE in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn

2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de

richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC

installatie. Binnen de inrichting waar deze beschikking betrekking op heeft, bevinden zich één of

Page 15: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 15 van 21

meer IPPC-installaties. Het gaat hier om:

- Categorie 5.3.b (het verwerken van meer dan 75 ton organisch afval per dag).

Voor een verdere beschouwing van de BBT, verwijzen wij naar de afzonderlijke toetsing aan de

relevante milieucompartimenten.

Conclusies BBT

De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de BBT

ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie,

externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen

naar de desbetreffende paragraaf.

4.3 AfvalwaterDoor de nieuwe activiteit ontstaat geen nieuwe afvalwaterstroom.

4.4 Luchtkwaliteit, Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) en geur

4.4.1. Luchtkwaliteit

In de aanvraag wordt geen melding gedaan van enige vorm van emissie of immissie die invloed heeft

op de luchtkwaliteit. In verband hiermee is toetsing aan de luchtkwaliteitsgrenswaarden niet aan de

orde.

4.4.2. NeR

In de aanvraag wordt geen melding gedaan van enige vorm van emissie of immissie waarop de NeR

van toepassing kan zijn. In verband hiermee is de NeR dan ook niet in beschouwing genomen.

Inmiddels is de NeR geïntegreerd in het Activiteitenbesluit.

4.4.3. Geur

Sinds 1 januari 2016 valt het aspect geur volledig onder de werking van het Activiteitenbesluit.

Het Activiteitenbesluit stelt dat indien bij een activiteit emissies naar de lucht plaatsvinden, daarbij

geurhinder bij geurgevoelige objecten wordt voorkomen, danwel voor zover dat niet mogelijk is wordt

de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt. Het bevoegd gezag kan, indien het redelijk

vermoeden bestaat dat de geurhinder niet tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt, een

geuronderzoek op laten stellen en/of maatwerkvoorschriften opleggen.

Bestaande voorschriften uit de vigerende vergunning van Indaver zijn op grond van het

Activiteitenbesluit op 1 januari 2016 van rechtswege al omgezet in maatwerkvoorschriften.

Gelet op de aangevraagde activiteit is het niet aannemelijk dat hierdoor geurhinder optreedt die een

significante toename van de al eerder vergunde geuremissie zal geven. Wij achten het daarom niet

noodzakelijk om een geuronderzoek te eisen of over te gaan tot het opleggen van

maatwerkvoorschriften.

4.5 Bodem

4.5.1. Bodembeschermingsbeleid

De bodembedreigende activiteiten bestaan uit opslag van organische vloeibare afvalstromen in twee

bovengrondse tanks met een inhoud van 100 m3. De tanks zijn van glasvezelversterkt kunststof en

staan los van de bodem opgesteld. In de Nederlandse richtlijn bodembescherming wordt gemeld dat

hiervoor geen specifieke combinatie van voorzieningen en maatregelen (CVM) geldt.

Page 16: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 16 van 21

Voor de appendages en het vullen van de tank gelden op grond van de NRB wel specifieke CVM.

Voor deze aspecten heeft de aanvrager aangegeven dat wordt gekozen voor een CVM waarmee een

verwaarloosbaar bodemrisico wordt bereikt.

4.6 Afval

De inname en verwerking van de vloeibare organische afvalstoffen, die worden opgeslagen in de

tanks is al eerder vergunning verleend.

4.7 Geluid en trillingen

Er wordt in de toekomst niet meer afval aangevoerd naar de inrichting. De geluidbelasting zal

daardoor dan ook niet toenemen.

4.8 Conclusie

Wij concluderen dat de nadelige gevolgen van de inrichting voor het milieu, krachtens artikel 2.14 van

de Wabo, kunnen worden voorkomen, c.q. in voldoende mate beperkt door het stellen van de bij deze

beschikking behorende voorschriften en onder de condities zoals vermeld in deze beschikking.

5 Overwegingen het (ver)bouwen van een bouwwerk.

5.1 Inleiding

De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1,

eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten.

Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.

5.2 Toetsing

Toets Bouwbesluit 2012

Het project omvat het geheel oprichten van een bouwwerk en is getoetst aan de voorschriften van

het Bouwbesluit 2012 behorende bij de gebruiksfuncties:

- Bouwwerk geen gebouw zijnde.

Het is aannemelijk dat het project voldoet aan de relevante voorschriften van het Bouwbesluit 2012.

Bouwverordening

De activiteit voldoet aan de bouwverordening van de gemeente Alphen aan de Rijn.

Gelet hierop kan de omgevingsvergunning op deze grond worden verleend.

Planologische toets

De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor een beheersverordening "De Schans en De Vonk" is

vastgesteld. De aangevraagde activiteit is hiermee niet in strijd. Gelet hierop kan de

omgevingsvergunning op deze grond worden verleend.

Welstand toets

Het project is niet getoetst aan de redelijke eisen van de welstand, omdat de gemeente Alphen aan

den Rijn voor dit gebied heeft bepaald dat er geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.

5.3 Conclusie

Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien

van deze werkzaamheden geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.

Page 17: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 17 van 21

In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.

BEGRIPPENLIJST

Activiteitenbesluit

Activiteitenbesluit milieubeheer.

Afvalstoffenlijst

Afvalstoffenlijst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst.

A&V-beleid en AO/IC

Acceptatie- en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) en administratieve organisatie en interne

controlesysteem (AO/IC) zoals aangegeven in het Landelijk Afvalbeheer Plan 2009-2021.

BBT

Beste beschikbare technieken

Bedrijventerrein

Cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in een

bestemmingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd

industrieterrein.

Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander

besluit.

Bodembedreigende activiteit

Bedrijfsmatige activiteit die gepaard gaat met het gebruik, de productie of de emissie van een

bodembedreigende stof.

Bodembedreigende stof

Stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in bijlage 2 van deel 3 van de NRB, en stoffen of

mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van

stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen.

Bodembeschermende maatregel

Op de gebezigde stoffen en gebruikte bodembeschermende voorziening toegesneden

beheermaatregel gericht op reparatie, schoonmaak, onderhoud, actie bij incidenten, bedrijfsinterne

controle, inspectie of toezicht, ter voorkoming van immissies in de bodem of herstel van de effecten

van zulke immissies op de bodemkwaliteit, waarvan de uitvoering is gewaarborgd.

Bodembeschermende voorziening

Een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige

fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem.

Bor

Besluit omgevingsrecht

Page 18: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 18 van 21

Bovengronds

Geheel boven de bodem gelegen.

Bovengrondse opslagtank

Opslagtank niet zijnde een ondergrondse opslagtank en niet zijnde een ladingtank van een

bunkerstation.

Composteren

Omzetten van groenafval en hulpstoffen in een product dat geheel of grotendeels bestaat uit een of

meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot

een zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze

verbindingen plaatsvindt.

CVM

Combinatie van maatregelen en voorzieningen (om te komen tot een verwaarloosbaar bodemrisico).

Gesloten proces

Een proces of bewerking, als bedoeld in de NRB, waarbij de gebruikte stoffen bij normale

bedrijfsvoering binnen de procesomhulling blijven en de desbetreffende installaties niet geopend

hoeven te worden,

IPPC-installatie

Integrated Pollution Prevention and Control, geïntegreerde preventie en bestrijding van

verontreiniging, een installatie die in de RIE is aangewezen.

LAP

Landelijk afvalbeheerplan van 24 december 2009

MOR

Regeling omgevingsrecht.

NeR

Nederlandse emissie richtlijn

NRB

Door Agentschap NL uitgegeven Nederlandse Richtlijn Bodembescherming.

Verwaarloosbaar bodemrisico

Een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede afstemming van voorzieningen en

maatregelen het ontstaan of de toename van verontreiniging van de bodem gemeten tussen het nulen

eindsituatieonderzoek, bedoeld in artikel 2.11, eerste en derde lid, zo veel mogelijk wordt

voorkomen en waarbij herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk is.

Vloeistofdichte vloer of verharding

Vloer of verharding direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof

belaste zijde van die vloer of verharding kan komen.

Vloeistofkerende voorziening

Lekbak, tankput, vloer, verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening die vrijgekomen

Page 19: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 19 van 21

stoffen keert zolang als nodig is om met de daarop afgestemde bodembeschermende maatregelen te

voorkomen dat deze stoffen in de bodem kunnen geraken.

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wm

Wet milieubeheer.

Woning

Gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het

bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening,

of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo van het bestemmingsplan of de

beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van

laatstgenoemde wet.

Voor zover een DIN-, NVN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm of richtlijn,

waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van gebouwen,

constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum waarop deze vergunning van

kracht is geworden, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven

aanvullingen of correctiebladen, dan wel voorzover het op voornoemde datum reeds bestaande

gebouwen, constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm of richtlijn die bij de aanleg en/of

installatie van die gebouwen, constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het

voorschrift anders is bepaald.

Adressen

NVN-, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-normen zijn te verkrijgen bij het NEN, Vlinderweg 6 te Delft,

Postbus 5059, 2600 GB te Delft, tel. 015-2690391. (www.nen.nl)

INFOMIL Informatiecentrum milieuvergunningen

Postbus 93144, 2509 AC Den Haag

Fax: 088-6029023

e-mail: info(S)infomil.nl.

Stichting Bouwresearch, Postbus 1819, 3000 BV ROTTERDAM, - telefoon 010- 4117276/4123528,

Telefax 010-4130175.

BRL Richtlijnen (mbt bodembeheer) zijn te downloaden op de website van www.sikb.nl

1. Voorschriften milieu

De volgende voorschriften zijn van toepassing:

1.1 Algemeen

1.1.1. (verwijderd)

Page 20: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 20 van 21

1.2 Opslagtanks voor vloeibare organische afvalstoffen

1.2.1. De opslagtanks moeten duurzaam vloeistofdicht zijn, bestand tegen de opgeslagen stoffen

en voorzien van een ontluchtingsleiding waarvan de uittredende lucht uitmondt in de

composthal.

1.2.2. De ontluchtingsleidingen moeten zodanig zijn gedimensioneerd dat geen drukopbouw kan

plaatsvinden in de tanks.

1.2.3. De opslagtanks moeten beschermd zijn tegen aanrijding.

1.2.4. (verwijderd)

1.2.5. (verwijderd)

1.2.6. (verwijderd)

1.2.7. (verwijderd)

1.2.8. (verwijderd)

2. Voorschriften het (ver)bouwen van een bouwwerk.

De volgende voorschriften zijn van toepassing:

2.1 Voorschriften

2.1.1. Constructieve voorschriften

Minimaal drie weken voor aanvang van de werkzaamheden van de desbetreffende

onderdelen, dienen de volgende verder uitgewerkte constructieberekeningen en tekeningen

te worden ingediend:

- Controle berekening van de ankers. Ankers M20x260 dienen gecontroleerd te worden op

trek (28,7kN) en afschuiving (4,5kN).

- Een bouwkundige uitwerking van het ankerzadel.

- Nadere gegevens omtrent de fundatie van de naastgelegen bebouwing; Er moet worden

aangetoond dat het heiwerk geen invloed heeft op deze fundatie.

Overige voorschriften

2.1.2. De start van de werkzaamheden moeten gemeld worden bij de afdeling Bouw- en

woningtoezicht van de Omgevingsdienst Midden-Holland. Dit kan door toezending van een

emailbericht naar [email protected] o.v.v.: start werkzaamheden, locatie + vermelding

omgevingsvergunning Indaver Alphen aan den Rijn, oprichten van een bouwwerk.

Zaaknummer: 2015330398

2.1.3. De afronding van de werkzaamheden moeten gemeld worden bij de afdeling Bouw- en

woningtoezicht van de Omgevingsdienst Midden-Holland. Dit kan door toezending van een

Page 21: BESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT ... · Verandering (milieu) kenmerk 1765195 d.d. 15 juli 2015. De volgende delen van de aanvraagmaken deel uit van de vergunning: •

besluitkenmerk 2016030640 21 van 21

emailbericht naar [email protected] o.v.v.: afronding werkzaamheden, locatie + vermelding

omgevingsvergunning Indaver Alphen aan den Rijn, oprichten van een bouwwerk.

Zaaknummer: 2015330398

2.1.4. Ten minste twee werkdag van te voren dient de afdeling BWT van de ODMH in kennis te

worden gesteld van het storten van beton. De melding moet worden gericht aan de

de afdeling BWT van de ODMH per e-mail via [email protected] , onder vermelding van

omgevingsvergunning Indaver Alphen aan den Rijn, oprichten van een bouwwerk.

Zaaknummer: 2015330398

2.1.5. Aanwezigheid bescheiden (artikel 1.23 Bouwbesluit 2012)

Tijdens het bouwen zijn, voor zover van toepassing., de volgende bescheiden of een afschrift

daarvan op het terrein aanwezig:

a vergunning voor het bouwen;

b veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7;

c afschrift van een besluit ingevolge artikel 13,13a, of 14 van de Woningwet, dan wel een

besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom, en

d overige voor het bouwen van belang zijnde vergunningen en documenten met nadere

voorwaarden en ontheffingen.

2.1.6. Het uitzetten van de bebouwingsgrenzen (artikel 1.24 Bouwbesluit 2012)

Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor vergunning is verleend wordt, onverminderd

de voorwaarden bij de vergunning, niet begonnen voordat voor zover nodig door of namens

het bevoegd gezag:

a. de rooilijnen of bebouwingsgrenzen op het bouwterrein zijn uitgezet, en;

b het straatpeil is uitgezet.