Beperken en Bestrijden Van Bginnende Brand en Ontruiming
-
Upload
leovandenbos8895 -
Category
Documents
-
view
3.115 -
download
1
Transcript of Beperken en Bestrijden Van Bginnende Brand en Ontruiming
BEPERKEN EN BESTRIJDEN
InleidingHet kan gebeuren dat in het bedrijf waar u werkt, brand ontstaat. Als bedrijfs-
hulpverlener moet u dan handelen.
Om dat goed te kunnen doen is het nodig te weten hoe u een beginnende brand
kunt blussen. Maar u moet ook enig inzicht hebben in de ontwikkeling van de brand.
Zo moet u kunnen zien of een brand al een poos bezig is.AI is het alleen maar om de
brandweer goede informatie te kunnen geven.Over wat u als bedrijfshulpverlener moet doen, hoe u te werk moet gaan en ook
over wat u vooral niet moet doen, gaat het in dit hoofdstuk.
drie factoren nodig
voor brand
I. De branddriehoekEr zijn drie factoren nodig om brand te krijgen. Die factoren zijn:
.een brandbare stof
.voldoende zuurstof
.een temperatuur hoog genoeg voor ontbranding.
Dat klinkt ingewikkeld, maar het is eenvoudig.
Denk aan een prop papier (de brandbare stof). Een brandende lucifer erbij zorgt
ervoor dat het papier zo heet wordt dat het in brand vliegt (ontbrandingstempera-
tuur), en dat gaat alleen maar als er zuurstof in de lucht zit. Papier, brandende lucifer
en zuurstof: drie factoren.
De drie factoren worden wel in een driehoek getekend: de branddriehoek (zie
afbeelding 3.1).
de brand-
driehoek
NIBHV HOOFDSTUK 3-"
blussen door weghalen
één element
Wanneer u één van de drie factoren uit de branddriehoek weghaalt. gaat de brand
uit. En dat is dan meteen het principe van een brand blussen..Door water op de brandende prop papier te gieten. koelt de zaak af (tempera-
tuur verlagen tot onder de ontbrandingstemperatuur) en dooft het brandje.
.Door er een schep zand op te gooien. sluit u het af van de lucht (wegnemen
zuurstof) en dooft het ook..Als de prop papier opgebrand is en de omgeving is veel minder brandbaar (bij-
voorbeeld een stalen prullenbak met kap). gaat het brandje ook uit (brandbare
stof raakt op).Het gaat er bij het blussen dus altijd om één van de drie elementen weg te nemen.
Het wegnemen van de ontbrandingstemperatuur (koelen) wordt het meest gedaan.
Koelen gebeurt meestal door water. Blussen met water is in veel gevallen het een-
voudigst en meest doeltreffend.
brand
2. Brand en brandstadiaNiet elk vuur is brand. Niet elke brand is groot, met veel vuur en rook. Brand is iets
wat één of meer van de volgende elementen bevat:
.het is ongewenst
.het veroorzaakt schade of gevaar
.het kan zich ongehinderd uitbreiden.
Een voorbeeldU steekt een ludfer aan. De kop breekt (ongewenst). De gloeiende kop valt in de papierbak(schade). In uw bedrijf ontbrekende kennis ende blusmiddelen om het nog kleine brandje teblussen (ongehinderd uitbreiden). Uw bedrijf brandt af.Ongetv-Jijfeld kunt u minder dramatische voorbeelden bedenken.
Brand betekent niet altijd dat u vlammen ziet. Brand kan ook gloeien (zoals houts-
kool op de barbecue). Brand kan ook smeulen (denk aan vloerbedekking).Vlammen,gloeien en smeulen zijn verschillende stadia of fasen van een brand. En die fasen
zeggen iets over de ontwikkeling ervan.
vlammen: begin-
stadium brand
2./ VlammenVlammen betekenen het begin van een brand. In een ruimte vol vlammen is de
brand nog niet zo lang aan de gang: er is voldoende zuurstof in de ruimte. Vlammen
verbruiken echter zuurstof en zorgen meteen voor een enorme hitte.Als de zuurstof
op is, doven de vlammen. Het stadium van vlammen duurt ongeveer tien tot vijftien
minuten; dit is afhankelijk van meerdere factoren.Iedereen die wel eens een brand in een gebouw heeft gezien, weet dat er veel langerdan een kwartier vlammen te zien zijn. Dat komt omdat de vlammen van de ene
ruimte naar de andere 'lopen'. Een brand kan zich namelijk uitbreiden, als de drie
elementen van de branddriehoek maar aanwezig zijn:
.brandbare stof is bijna overal
.de ontbrandingstemperatuur is door het beginnende brandje al bereikt, en
.zuurstof is er altijd wel.Er zijn dus steeds nieuwe stukken die in brand vliegen.
/'
BEPERKEN EN BESTRIJDEN NIBHV/'
2.2 GloeienNa het vlammenstadium van een brand komt vaak een gloeistadium voor. De beide
stadia gaan in elkaar over en bestaan vaak naast elkaar.Als brandbare vaste stoffen
heet zijn, gloeien ze. Doet u een deur open, dan komt er zuurstof bij en laaien de
vlammen onmiddellijk op. Een gloeibrand is dus minstens zo gevaarlijk als een
vlammenbrand.
gloei brand
smeulen: weinig zuurstof
2.3 SmeulenEen brand kan ook smeulen. Er is dan te weinig zuurstof om hem te laten oplaaien en
vlammen te krijgen. Hij is nog niet echt ontwikkeld; het verbrandingsproces gaat heel
langzaam. Een smeulbrand gaat vaak gepaard met veel rook. Maar net als met gloeien
is het openen van een deur of een raam vaak al genoeg om de zaak binnen een paar
tellen in lichterlaaie te hebben.
Een sigaret of zelfs maar een nagloeiende peuk in een diepe plooi van een bank kan zorgendat het binnenwerk ervan gaat smeulen. Nietsvernloedend doet u een uur later een deur openen de kamer staat 'ineens' in brand.
Bekend zijn ook duin-, veen- en heidebranden. Onder de grond (nauwelijks zuurstof) smeultde brand en wandelt door. Via een konijnenhol komt hij in contact met zuurstof en de vlam-men komen daar boven de grond uit
goede inschattingvan de situatie
3. BlussenBlussen is het eerste waar u aan denkt als er brand is. Maar neem daarbij geen risi-
co's die uw leven en dat van anderen in gevaar brengen. Ga weloverwogen te werk.
Als bedrijfshulpverlener is uw belangrijkste taak bij brand dat u de situatie goed
inschat. Een bedrijfshulpverlener moet beginnende brandjes kunnen blussen en
kunnen beoordelen wanneer de brandweer in actie moet komen.
Als er ergens op een bureau een asbak in brand staat, zult u als bedrijfshulpverlener
niet in actie hoeven te komen. Iedereen kan bedenken dat een glas water voldoende
is. Maar met een prullenbak is het al wat anders.
3./ Wat u moet doen en vooral/atenSta, voordat u gaat blussen, eerst stil bij wat u vooral wel en niet moet doen.
Bij blussen is het belangrijk dat u: eerst kijkt, dan denkt en dan pas handelt. Zo kunt u
veel fouten voorkomen.blussen: kijken,
denken,doen
Hebt u met een klein brandje te maken zonder gevaar van uitbreiding, dan kunt u
het zelf wel af. Bedenk daarbij wel dat u geen deskundige bent en altijd moet
controleren of het brandje echt wel uit is.Bestaat er wel gevaar voor uitbreiding, dan moet u alarmeren (zie hoofdstuk 2).Beoordeel of u alvast met blussen kunt beginnen óf dat u nergens aan moet
komen en ervoor moet zorgen dat anderen in veiligheid worden gebracht (daar-
over meer in hoofdstuk 4).Voordat u gaat blussen, moet u weten wat er brandt.
Niet alle brandbare stoffen kunnen met water geblust worden! U moet bijvoor-beeld nooit een waterstraal in een brandende vetpan richten (het vet gaat dan
bruisen en er ontstaat een enorme steekvlam), of eens even flink in een bran-dende meterkast spuiten (dan loopt u het risico onder stroom te komen staan).
HOOFDSTUK 3
brand in dekeuken
ramen en deurengesloten houden
Verder moet het u als bedrijfshulpverlener duidelijk zijn wat u vooral moet láten. In
de praktijk betekent dat vooral het volgende.
.Gebruik nooit de lift.
.Zorg ervoor dat de brand zich niet kan uitbreiden. Houd ramen en deuren dicht,zodat u zo min mogelijk lucht in de ruimte brengt. Hoe meer zuurstof (lucht dus),
hoe meer de brand wordt aangewakkerd. Waarschuw ook anderen dat zij deurenen ramen dichtlaten als u de brandweer aan het bellen bent. Anderen weten vaak
niet dat het belangrijk is dat er geen verse lucht bij een brand kan komen.
.Ziet u rook onder een deur uitkomen, houd deze dan dicht. Wanneer er namelijk
rook onder de deur doorkomt, kunt u er zeker van zijn dat de ruimte erachter
vol met rook zit.
In een ziekenhuis zag een verpleegster eens rook onder een deur. Die voelde warm enmeteen belde ze de brandweer. Ze wist toen nog niet dat de verdieping eronder, opslag-ruimte voor bedden, matrassen en dergelijke, helemaal brandde. Door het simpele feit datze de deur dichthield, redde de verpleegster waarschijnlijk het leven van een aantalpatiënten. Die konden nu tijdig geëvacueerd worden. Had ze de deur geopend, dan hadde afdeling binnen een paar seconden helemaal onder de rook gestaan, had de brand zichsneller uitgebreid en was het de vraag of de ernstig zieke mensen snel genoeg de beganegrond hadden kunnen bereiken.
BEPERKEN EN BESTRIJDEN
controleren van een
deur
3.2 Deuren openen (of juist niet)
Wanneer u brand kunt verwachten in een ruimte achter een gesloten deur, moet u
die deur niet zomaar openen. Een deur kan vaak een aanwijzing geven over de
situatie erachter, zeker als het een metalen deur is. Een warm deuroppervlak geeft
aan dat de temperatuur aan de andere kant hoog is. Hetzelfde geldt voor een meta-
len deurknop of -klink. Controleer een deur op de volgende manier:
.houd uw vlakke hand (bij voorkeur de rug van uw hand) dicht bij de deur.Houd wel enige afstand tot de deur; in verband met de warmte moet u uw hand
niet direct op de deur leggen..als de deur niet warm aanvoelt, leg dan de rug van uw hand op de klink.
Wanneer u warmte voelt, ga er dan van uit dat er brand is.
controlerenvan een
decur
Als er brand is (de deur en/of deurklink is heet). moet u als bedrijfshulpverlener
uitbreiding voorkomen. Wat moet u dan doen?
I. De deur dicht laten
2. Uw omgeving waarschuwen.
3. De meldkamer alarmeren.4. Een brandslanghaspel of blustoestel pakken.
s. Samen met een collega teruggaan naar de deur.
Wanneer u geen warmte aan de deur of klink voelt (of na de melding van brand
terugkomt met een blustoestel), opent u voorzichtig de deur. Bij het openen van een
deur kan er namelijk een steekvlam ontstaan die door de deurspleet aan de boven-kant naar buiten komt.Als u zich op de juiste manier verdekt en gebukt heeft opge-
steld, is er weinig risico op verwonding (doordat de eventuele steekvlam bovenlangs
en niet in uw richting vrijkomt). Het openen van een deur doet u op de volgende
manier.
openen van een deur
Kijk eerst waar de scharnieren zitten.
Zitten die aan uw kant, dan draait de deur dus naar u toe. Kniel dan aan de kant
van de scharnieren achter de deur (afbeelding 3.4A). In verband met de overdruk
die er in de ruimte achter de deur kan zijn, houdt u de deur tegen met uw voet.
Wanneer de scharnieren aan de andere kant zitten, betekent dit dat de deur van
u af draait. In dat geval neemt u gehurkt plaats naast de deur aan de kant van de
klink (afbeelding 3.4B).Vervolgens opent u de deur een stukje, maar houdt de klink vast.
openen vaneen deur
Na het openen van de deur zijn er verschillende mogelijkheden.
I. Als u ziet dat de ruimte achter de deur vol rook staat en brandt, roep dan of er
nog iemand binnen is, sluit de deur en ontruim de omgeving.
2. Ziet u geen brand maar wel een ruimte vol rook, roep dan of er nog iemand
binnen is. Ga niet zelf naar binnen en sluit de deur zo snel mogelijk.3. Wanneer er geen zichtbare brand is of een begin van brand en weinig rook, dan
kunt u een bluspoging doen. Wees daarbij bedacht op gloei- en smeulbrand. Zorg
ervoor dat u rookverspreiding voorkomt.
vrijkomen van
koolmonoxide en
andere giftige stoffen
3.3 Gevaren bij een bluspogingBluspogingen kunnen gevaarlijk zijn. Wees daarop voorbereid.
.Bij een brand ontstaat altijd koolmonoxide (kolendamp), maar het meeste ont-
staat bij het begin van brand. Dit is heel verraderlijk. Koolmonoxide is onzicht-
baar, reukloos en smaakloos en u kunt er snel en langdurig schade door oplopen..Waar vuur is, is rook. In rook zijn allerlei giftige stoffen die voor problemen met
uw ademhaling kunnen zorgen.
.Bij vuur hoort warmte. Als een vuur al wat langer brandt, kan die warmte zich
bovenin ophopen. U zult bij hoge ruimten in eerste instantie niet zo veel merken
van deze warmte en rook. Maar pas op, de brand kan zich door die warmte
bovenin plotseling uitbreiden en dan gaat het heel snel.
.De meeste hand-brandblusapparaten zullen leeg zijn na een spuitduur die ligttussen del6 en l7~seconden (afhankelijk van het soort blusapparaat en de in-
houd), ervan uitgaande dat er stootsgewijs geblust wordt. Als de blussing dan nog
niet is gelukt, moet u de ruimte zo snel mogelijk verlaten.Als u echter een bluspoging doet met een brandslanghaspel, moet u niet langer in
de ruimte blijven dan verantwoord is.
/'
BEPERKEN EN BESTRIJDEN NIBHV/'
direct inzetbaar
4. BlustoestellenKleine blustoestellen zijn speciaal bestemd voor het begin van brand. Hiermee moet
u als bedrijfshulpverlener kunnen omgaan. Onder kleine blustoestellen worden
begrepen brandslanghaspels en draagbare blustoestellen.
Draagbare blustoestellen komt u overal tegen, zowel in auto's als in gebouwen.
Waarschijnlijk ook in het bedrijf waar u werkt. De toestellen moeten duidelijk
zichtbaar worden opgehangen, bij voorkeur in of bij vluchtwegen. Ze moeten direct
inzetbaar zijn.
Bij veranderingen in het bedrijf moet de plaats opnieuw worden bezien. Als meerdere
verdiepingen of hallen hetzelfde zijn ingedeeld, is het goed als de blustoestellen
steeds op dezelfde plaatsen hangen. Ook is het aan te raden om brandslanghaspel,
brandmelder, blustoestel en andere hulpmiddelen steeds bij elkaar te houden.
diverse
hulpmiddelenbij elkaar
begin van brand De term 'begin van brand' is moeilijk te omschrijven. Als vuistregel kunt u aanhouden
dat de brand zich nog bevindt op de plaats waar hij is ontstaan.
Als voorbeeld:
Een brandende kopieermachine die nog niet het plafond in brand heeft gezet.
Water is nog steeds de meest gebruikte blusstof. Voor een piepklein brandje kan een
glas water uit de kraan soms genoeg zijn. Als u meer water nodig heeft. kunt u een
brandslanghaspel gebruiken. Maar op sommige plaatsen of bij sommige branden is
water niet de meest geschikte blusstof. Voor die gelegenheden zijn er blusdekens en
blusstoffen in zogenaamde draagbare blustoestellen.
4./ Brands/anghaspe/In het bedrijf waar u werkt hangen misschien vaste brandslanghaspels aan de muur.
Dat zijn ronde rode schijven met een slang eraan. U kunt de slang beetpakken en
ermee lopen. De haspel rolt dan vanzelf uit. De slang is twintig tot dertig meter lang,
dat hangt van de dikte af.Als u met behulp van een brandslanghaspel wilt blussen, moet u wel eerst controle-
ren of er water uitkomt. Daarvoor draait u eerst de hoofdafsluiter in de waterleiding
(boven of onder de haspel) volledig open (linksom). Daarna rolt u hem zo'n twee
meter af en opent u het afsluitertje op de straalpijp volledig gedurende I seconde.
controle op water
/
NIBHV HOOFDSTUK 3/
blussen met water
Als er water uitkomt, dan kunt u de brandslanghaspel verder uitlopen in de richting
van de brand.Met een brandslanghaspel kunt u proberen vanaf een afstand een brandje te blussen
of te proberen -in afwachting van de komst van de brandweer -uitbreiding te
voorkomen. Het maximale bereik van een brandslanghaspel is circa 5 meter, u kunt
dus op maximaal 5 meter afstand van de brand gaan staan. Tijdens het blussen moet u
zorgen dat u laag blijft en geen, of in elk geval zo weinig mogelijk rook binnen krijgt.
Richt de blusstraal altijd op de onderkant van de vlammen.
Tegenwoordig worden op de begane grond in kleine bedrijven en kantoren ook wel
mini-haspels geplaatst. Ze zijn kleiner en hebben meestal een knijpafsluiter. Ze mogen
niet dienen als vervanging van de brandslanghaspel.
mini-haspels
4.2 BlusdekensBlusdekens zijn gemaakt van slecht brandbare en onbrandbare stoffen. Ze zijn er in
verschillende afmetingen en worden opgeborgen in speciale houders. Blusdekenssluiten het vuur af van de lucht. Ze zijn oorspronkelijk bedoeld om mensen in te
wikkelen die in brand zijn geraakt. U komt ze veel tegen in werkplaatsen en laborato-
ria. Blusdekens zijn prima geschikt om een brandje snel af te dekken of in te pakken.
Denk maar eens aan een monitor of tv.
vuur afsluiten van
de lucht
4.3 Draagbare blustoeste//enDraagbare blustoestellen zijn rode cilinders, die meestal voorzien zijn van een korteslang. Ze kunnen gevuld zijn met water, poeder, kooldioxide of schuim en zijn zo
gemaakt dat ze makkelijk door één persoon bediend kunnen worden. De gebruiks-
aanwijzing staat altijd kort en duidelijk op de buitenkant, evenals de pictogrammen
die aangeven voor welke soort brand het blustoestel geschikt is. Ze zijn alleen
geschikt voor gebruik bij het begin van een brand.
verschillende blusstoffen
Er bestaan verschillende soorten draagbare blustoestellen:
.poederblussers
.COl-blussers
.(sproei- )schuimblussers.
soorten draagbareblustoestellen
draagbareblus-
toestellen
/
BEPERKEN EN BESTRIJDEN NIBHV/
poederblussers
Poederblussers komen het meeste voor in de industrie. Ze hebben een groot blus-
vermogen en zijn er in verschillende typen voor verschillende soorten branden. Hoe
ze in werking gesteld moeten worden staat erop. Bij alle blussers moet eerst de
borgpen worden verwijderd. Daarna kunt u van enkele meters afstand poeder in de
vlammen spuiten. Het poeder breekt als het ware de vlammen af. Het is niet gevaar-
lijk voor de gebruiker en geleidt geen elektriciteit. U moet er wel rekening mee
houden dat het poeder krachtig uit de blusser komt en u het zicht op de brand
ontneemt.Doordat het poeder heel fijn is, zal het ver in het gebouw terug te vinden zijn en veel
gevolgschade veroorzaken. Machines en computers moeten direct door speciale
bedrijven worden schoongemaakt.
CO2-blussers CO2-blussers (koolzuursneeuwblussers) vindt u vooral op plaatsen waar andere
blusmiddelen óf onnodig veel schade geven óf gevaar voor de gebruiker opleveren.Het CO2 verdrijft de zuurstof in de omgeving van het vuur en daardoor doven de
vlammen. Het is uitstekend geschikt bij brand in apparaten die onder electrischespanning staan. Dat maakt het bijvoorbeeld een goed blusmiddel in (bedrijfs-)keukens.
CO2 is niet geschikt bij brand waar al een gloeistadium is bereikt. Bij hout zal dat snel
het geval zijn.
De cilinders van CO2-blussers zijn vrij zwaar, daarom is de inhoud vaak niet meer
dan zes kilo. Opvallend aan deze blusapparaten is de grote bluskoker. Door de hoge
druk in de blusser is het koolzuurgaS;Y;'"Q,~r.Als het uit de bluskoker komt, gaat
deze direct over in gas en bevriest. Het is net een mistwolk met een beetje sneeuw.De temperatuur wordt wel 800 C onder nul.
Kom nooit aan de bluskoker en spuit het nooit op iemand. In kleine en lage gesloten
ruimten kan er gevaar optreden voor de gebruiker, omdat de hoeveelheid zuurstof te
gering wordt vanwege verdringing door de CO2.
CO 2 -blusser
Sproeischuimblussers zijn gevuld met water waaraan een schuimvormend middel istoegevoegd dat het water als het ware dunner maakt. Het dringt daardoor snel inbrandende vaste stoffen zoals papier, hout en textiel en blust heel goed. Omdat hettoegevoegde middel op brandbare vloeistoffen drijft, is het ook bruikbaar bij vloei-stofbranden. Het middel is niet slecht voor het milieu. Doordat water en schuim alsdruppeltjes uit het spuitmondje komen, bestaat er geen gevaar voor elektrocutie vande blusser.
sproeischuimblussers
/'
NIBHV HOOFDSTUK 3/'
brandklassen
4.4 Gebruik van de juiste blusstofOp draagbare blustoestellen wordt altijd aangegeven voor welk soort branden de
blusstof die in het toestel zit, geschikt is. Dit gebeurt met pictogrammen (zie afbeel-
ding 3.8). Er wordt onderscheid gemaakt in blusstoffen die geschikt zijn voor:
.klasse A-branden: branden van vaste stoffen die onder gloedvorming verbranden
(bijvoorbeeld hout, papier, textiel).klasse B-branden: branden van vloeistoffen en bij temperatuurverhoging vloeibaar
wordende stoffen (bijvoorbeeld olie, alcohol, benzine, kunststoffen, vet, teer).klasse C-branden: branden van gassen (bijvoorbeeld aardgas, LPG, butagas)
.klasse D-branden: branden van metalen (bijvoorbeeld aluminium, magnesium,
natrium).In het bedrijf waar u werkt is de keuze van de blusmiddelen afhankelijk van de op die
plek geldende risico's. Deze risico's zijn bepaald door middel van een Risico-inventa-
risatie en -evaluatie. Voordat u gaat blussen, is het echter verstandig te controleren of
u het juiste blusmiddel gebruikt.
4.5 Droge blusleidingDroge blusleidingen komen voor in hoge en grote bedrijfscomplexen. U kunt ze als
bedrijfshulpverlener meestal niet zelf gebruiken, maar u moet weten waar ze zijn en
hoe ze werken.
De droge blusleiding is een stalen pijp in, aan of onder een gebouw of terrein. Op
elke verdieping of op bepaalde afstanden zitten afsluiters met een aftappunt. Ergensop een plaats waar de brandweer dicht bij het gebouw kan komen zit een aansluit-punt. In dit aansluitpunt sluit de brandweer haar slangen aan en kan dan snel op elke
plaats in het gebouw water krijgen. Op die manier hoeven er geen slangen door
trappenhuizen gelegd te worden. Zo kan de doorgang vrijgehouden worden en kan
er heel snel gewerkt worden.
aansluitpunt voor
brandweerslangen
5. ElektriciteitskastenElektriciteitskasten zijn een hoofdstuk apart. Ze zijn er in elk bedrijf. Brand in zo'nkast mag nooit worden geblust met water, omdat water electriciteit geleidt. U komtdus onder stroom te staan! Een koolzuursneeuw- of poederblusser is voor dit doelgeschikt. Het is in dit geval echter beter om de deskundige (de brandweer) te alar-meren. Op een elektriciteitskast moet altijd een pictogram zijn aangebracht, waaruitblijkt, dat blussen met water gevaarlijk is. Dit pictogram houdt een waarschuwing invoor de brandweer en de bedrijfshulpverlener.
elektriciteit niet met
water blussen!
pictogramop
e/ektriciteits-kast
6. Gevaarlijke stoffen
In elk bedrijf komen wel gevaarlijke stoffen voor en soms maken ze zelfs deel uit van
het werk. Pas ermee op. bewaar op de werkplek niet meer van die producten dan
wat u op een halve dag nodig heeft. Meng nooit stoffen als u niet weet wat voor
reactie dat geeft.
gevaars-etikètten
~.:
R- en $-zinnen Aan de gevaarsetiketten en de R- en S-zinnen op de verpakkingen kunt u zien met
wat voor stoffen u te maken heeft (zie afbeelding 3.10).R-zinnen zeggen iets over het risico. S-zinnen zeggen iets over veiligheid en opslag.
Als er in uw bedrijf gevaarlijke stoffen aanwezig zijn waarbij op de verpakking R- en
S-zinnen vermeld staan, zorg dan dat er een lijst met daarop de verklaringen van R-
en S-zinnen op een zichtbare plek hangt.
Waarschuw bij een ongeval met gevaarlijke stoffen altijd deskundigen (de brandweer).
Licht de hulpverleningsdiensten zo volledig mogelijk in als er wat met gevaarlijkestoffen in uw bedrijf is gebeurd. Neem zo mogelijk een etiket of veiligheidsinformatie-
blad van de betreffende stof mee.
rNIBHV HOOFDSTUK 3r
SamenvattingHet kan gebeuren dat er brand ontstaat in het bedrijf waar u werkt.Als bedrijfs-
hulpverlener moet u weten hoe te handelen bij een beginnende brand.
Er zijn drie elementen nodig om brand te krijgen: een brandbare stof, zuurstof en een
ontbrandingstemperatuur. Deze drie elementen worden wel in een driehoek gete-kend: de branddriehoek. Bij blussen gaat het erom één van die drie elementen weg te
nemen.
Er zijn verschillende stadia van een brand.0 Vlammen betekenen het begin van een brand. Is de zuurstof op, dan doven de
vlammen. Maar de brand kan zich uitbreiden, mits de drie factoren er zijn.0 Hete brandbare stoffen blijven gloeien. Als er verse zuurstof wordt toegevoerd,
laaien de vlammen onmiddellijk op.0 Een brand kan ook smeulen. Er is dan te weinig zuurstof om vlammen te krijgen.
Maar net als met gloeien is de toevoer van zuurstof voldoende om de zaak volop
te laten vlammen.
Een belangrijk aspect van uw taak als bedrijfshulpverlener is de inschatting van de
situatie. Een bedrijfshulpverlener moet beginnende brandjes kunnen blussen en ook
kunnen beoordelen wanneer de brandweer gealarmeerd moet worden. Als bedrijfs-
hulpverlener weet u dat het erg belangrijk is dat er geen verse zuurstof bij een brandkan komen. Houd ramen en deuren dicht, ook als u de brandweer aan het bellen
bent. Zorg dat anderen naar u luisteren en doen en laten wat u aangeeft.
Bij het vermoeden van een brand achter een deur is het erg belangrijk de ruimte
achter de gesloten deur te controleren: voelt de deur/klink warm aan, ga er dan
vanuit dat er brand is. Houd de deur gesloten.
Wanneer u geen warmte voelt en u wilt de ruimte inspecteren, zorg dan dat u de
deur op de juiste manier opent en in ieder geval rookverspreiding voorkomt.
Bluspogingen kunnen gevaarlijk zijn vanwege de giftige stoffen die vrijkomen. Verlaatdaarom na een bluspoging zo snel mogelijk de ruimte.
Bij een bluspoging kunt u verschillende blustoestellen en blusstoffen gebruiken:
.brandslanghaspel
.blusdekens
.draagbare blustoestellen:
.poederblussers
.COl-blussers
.(sproei- )schuimblussers.Elke blusstof heeft zijn eigen toepassing en is geschikt voor één of meer brandklassen
(klasse A, B, C of D).
Wanneer elektriciteitskasten of gevaarlijke stoffen bij brand zijn betrokken, moet u
zeker deskundigen (de brandweer) waarschuwen.
De gevaarsetiketten en R- en S-zinnen op de verpakking van gevaarlijke stoffen geven
informatie over de risico's en de gevaren waarmee rekening gehouden moet worden.
VragenBij elke vraag staat één juist antwoord. Kies het antwoord dat volgens u juist is.
Hoeveel factoren zijn nodig om brand te krijgen?
a. Ib. 2c. 3
2. Wat moet een bedrijfshulpverlener weten voordat hij een brand gaat blussen?
a. Hoe hoog de temperatuur is.
b. Hoe lang het al brandt.
c. Wat er brandt.
3. Waarom moeten ramen en deuren zo veel mogelijk gesloten blijven bij eenbrand?a. Om te voorkomen dat er verse zuurstof toetreedt.b. Om de hitte zo veel mogelijk in het brandende vertrek te houden.
c. Om te zorgen dat het betreffende vertrek zo snel mogelijk leeggebrand is.
4. Wat voor soort stoffen zitten altijd in rook?
a. Bijtende stoffen.b. Giftige stoffen.
c. Oxiderende stoffen.
5. Welke blusser is het meest geschikt voor het blussen van elektrische apparaten?
a. Een CO2-blusser.
b. Een poederblusser.
c. Een brandslanghaspel.
HOOFDSTUK 3
"ONTRUIMING NIBHV"
InleidingStel dat in het bedrijf waar u werkt brand uitbreekt."Wegwezen;' denkt iedereen en
stormt zijn kamer uit, snelt de trappen af of propt zich met andere vluchtende
mensen in een lift, en probeert zo snel mogelijk het gebouw uit te zijn. Ziet u het
voor u? Vallende mensen, anderen die over hen heen lopen. Paniek, kortom. Om deze
reacties te voorkomen, is het van belang dat er een ontruimingsplan is. Daarin staat
precies wat er moet gebeuren om het gebouw snel te ontruimen en dan natuurlijkliefst zonder paniek. U heeft als bedrijfshulpverlener een belangrijke taak bij de
ontruiming. U bent degene die de mensen begeleidt. Het hangt dus van u en uw
mede-bedrijfshulpverleners af of zo'n ontruiming soepel verloopt.Om een ontruiming te begeleiden en te controleren of niemand is achtergebleven,
moet u inzicht hebben in de werking van een ontruimingsplan. Ook moet u weten
wat in zo'n geval van u wordt verwacht.
Daarover gaat het in dit hoofdstuk.
ontruimingsplan: hoe te
handelen bij ontruiming
I. OntruimingsplanEen ontruimingsplan is een plan waarin stap voor stap staat hoe men moet handelen
wanneer het gebouw ontruimd moet worden. Maar ook de voorbereidingen vooráf
staan er in. Panden waarin veel mensen werken zijn verplicht om zo'n plan te hebben.
Onder andere ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen en warenhuizen beschikken over
een ontruimingsplan.
/./ Redenen om te ontruimenEr is een aantal redenen op te noemen om een gebouw te ontruimen. Bijvoorbeeld
brand, een explosie, wateroverlast, een ongeval met gevaarlijke stoffen, een bommel-
ding.Allemaal situaties waarin de mensen in het gebouw in gevaar kunnen komen.Een ontruiming wordt meestal uit voorzorg gedaan, dus voor het te laat is. Voor de
bedrijfshulpverlener, die zo'n ontruiming begeleidt, is dat weleens moeilijk. Hij krijgt
kritiek als: "Wat een kouwe drukte" en "Flauwekul". Mensen zien vaak de noodzaak
van de ontruiming niet en willen liever het werk afmaken waar ze nou net zo lekker
mee bezig waren. Dit geldt vooral voor de oefeningen die minstens één keer per jaar
gehouden moeten worden. Die oefeningen zijn nodig om het plan, de werknemers ende bedrijfshulpverleners te kunnen toetsen.Een ontruiming is in de meeste gevallen 'voor alle zekerheid'. De werkgever is verant-
woordelijk voor de veiligheid van de werknemers. Bestaat er kans op gevaar, dan
moet de werkgever dus het zekere voor het onzekere nemen en de zaak laten
ontruimen. Hij kan dat zelf doen, of hiervoor iemand aanwijzen, bijvoorbeeld het
hoofd BHV: De bedrijfshulpverleners zorgen dan dat de ontruiming goed verloopt ...
zonder paniek.
/
NIBHV HOOFDSTUK 4
1.2 Inhoud van een ontru;m;ngsplan
De volgende punten zijn in de meeste ontruimingsplannen vastgelegd:
.wie opdracht geeft voor een ontruiming
.hoe de begeleiders (van elk blok of verdieping) gewaarschuwd worden
.wie controleert of iedereen de werkplek heeft verlaten
.wie registreert of iedereen aanwezig is op de verzamelplek
.hoe de ontruiming per etage geregeld is
.wie eventueel met een bepaalde taak op de werkplek achterblijft
.waar de mensen van elke etage zich verzamelen
.hoe er voor de eigendommen van deze mensen gezorgd wordt.
1.3 PictogrammenIn ontruimingsplannen zijn plattegronden opgenomen van het bedrijf. Op die platte-
gronden staan verschillende pictogrammen van plaatsen en apparaten die een rol
kunnen spelen bij een ontruiming. Groene pijlen geven bijvoorbeeld de vluchtroutes
aan.Door het gebruik van pictogrammen begrijpt iedereen heel snel wat de bedoeling is.
Pictogrammen zijn plaatjes. U kent ze wel. In hotelkamers hangen ze vaak: plaatjes
waarop staat wat je moet doen bij brand. Een pictogram is eigenlijk een soort strip.
Bij het 'lezen' daarvan is er eigenlijk geen vergissing mogelijk.
pictogrammen =
plaatjes
voorbeeldvan het
gebruik van
picto-
grammenop een
noodkaart
/
ONTRUIMING NIBHV
grote lijnen bijeen ontruiming
2. ProceduresElk bedrijf moet vaste procedures hebben om een ontruiming goed te laten verlopen
Hoewel deze procedures per bedrijf kunnen verschillen, staan de grote lijnen vast.
Deze grote lijnen zijn de volgende:
.na het alarm gaat de leider van de ontruiming naar een vaste plek
.degenen die de evacuatie van de verdiepingen moeten leiden, komen ook naar
die plek en krijgen daar verdere instructie
Bijvoorbeeld informatie over welke etages eerst ontruimd moeten worden en
over de reden voor de ontruiming.
.de ontruiming start per verdieping, onder leiding van daarvoor aangewezen
bedrijfshulpverlener(s).de ontruimde etages worden gecontroleerd op achterblijvers.
begeleiding van
de ontruiming
3. Rol bedrijfshulpverlener bij ontruimenDe rol van de bedrijfshulpverlener bij de ontruiming is niet zo simpel.
.Hij moet ervoor zorgen dat de mensen die werken in het deel dat hem is toege-
wezen, rustig hun werkplek verlaten en op een verzamelplek worden geregis-
treerd..Hij moet ook (laten) controleren of niemand op de werkplek is achtergebleven.
.Verder is het zijn taak erop te letten dat de vluchtroutes permanent veilig en
zonder obstakels zijn.De bedrijfshulpverlener heeft echter niet de algehele leiding bij het ontruimen van
een gebouw. Per bedrijf is vastgelegd wie dat doet. De uiteindelijke verantwoordelijk-heid hiervoor ligt bij de werkgever.
verplichte jaarlijkse
ontruimingsoefening
4. OefenenEen ontruimingsplan kan een heel mooi plan zijn, maar als het in de praktijk niet
werkt, is het nutteloos. Daarom moeten ontruimingsplannen geoefend worden. Het is
verplicht elk jaar een ontruimingsoefening te houden.
Omdat in veel bedrijven regelmatig verbouwd wordt en er voortdurend mensen
vertrekken en weer nieuwe bijkomen, is het belangrijk het ontruimingsplan regelma-
tig te controleren. Zo kan geconstateerd worden of er veranderingen nodig zijn.
5. GevarenPaniek is het grootste gevaar bij het ontruimen van een gebouw. Zodra mensen in
paniek raken, gaat iedereen door elkaar hollen en luistert niemand naar degene die
de leiding heeft. Wanneer de bedrijfshulpverlener precies weet wat hem te doen
staat om de zaak rustig te ontruimen en weet dat er geen obstakels zoals afgeslotendeuren of te gladde vloeren zijn, zal hij de zaak met meer rust aanpakken. Dat zal zijn
uitwerking niet missen. Een goede voorbereiding is dus nodig.
paniek proberen te
voorkomen
vluchtroutes naar
een verzamelpunt
6. VluchtroutesVluchtroutes maken een vast onderdeel uit van een ontruimingsplan. Deze zijn
vastgesteld om ervoor te zorgen dat de ontruiming rustig kan verlopen.
Alleen langs de aangegeven vluchtroute verlaat men het gebouw. De bedrijfs-
hulpverlener kent die routes natuurlijk precies en zorgt ervoor dat iedereen die
route ook neemt. Bovendien begeleidt hij de mensen naar een verzamelpunt. waar
wordt gecontroleerd of iedereen er iooerdaad is.Bij grotere gebouwen zijn er verschillende routes. Dit is om te voorkomen dat te
veel mensen door dezelfde gangen en over dezelfde trappen moeten. De bedrijfs-
hulpverlener moet dus de route van 'zijn' etage of blok precies kennen.
vluchtroutes
In veel bedrijven bestaan aanduidingen van de vluchtroutes. Een vluchtroute moetaltijd vrij zijn. Er mogen nooit spullen in staan, zelfs niet tijdelijk.
De deuren in een vluchtroute heten vluchtdeuren. De vluchtdeur naar buiten heetook wel nooduitgang. Er staat een aanduiding op van een vluchtdeur (pictogram).
Vluchtdeuren mogen alleen gebruikt worden als nooduitgang, dus niet om het ge-
bouw zomaar te verlaten. Ze mogen nooit geblokkeerd worden door er bijvoorbeeld
dozen of stoelen voor te zetten.
vluchtdeur =
nooduitgang
Panieksluitingen komen in vluchtdeuren en ook wel in andere deuren naar buiten
voor. Een deur met een panieksluiting kan aan de buitenkant niet geopend worden.Aan de binnenkant wel, zonder sleutel. Op borsthoogte zit een horizontale stang
over de volle breedte van de deur. Door die naar beneden te duwen gaat de deur
open.
panieksluiting
voorkomen van
rookverspreiding
zelfsluitende deuren
In grote gebouwen met veel gangen zitten zelfsluitende klap- of tochtdeuren. Deze
hebben veelal een brand- en/of rookwerende functie. Ze zijn er niet in de eerste
plaats om tocht tegen te gaan, maar om gesloten te blijven. Zo wordt voorkomen dat
rook bij brand zich makkelijk kan verspreiden. Het is dus belangrijk dat die deuren
weer gesloten worden. Soms staan ze altijd open en zijn ze zelfs vastgezet. Dat isgevaarlijk en de bedrijfshulpverlener heeft dan ook de taak ervoor te zorgen dat die
zelfsluitende deuren altijd gesloten zijn. Vooral in scholen en verpleeg- of ziekenhui-
zen kom je vaak open tochtdeuren tegen.Er zijn ook deuren die opengehouden worden door bijvoorbeeld een magneet en
dichtgaan bij een brandmelding. Als dit geen deuren van trappenhuizen zijn mag dit,
maar de werking moet wel regelmatig worden getest. Ook mag dan de sluittijd niet
te lang zijn: binnen een paar tellen moet de deur gesloten zijn.
/
ONTRUIMING NIBHV/
verlichting bijstroomuitval
7. NoodverlichtingOm ontruimingen in geval van netspanningsonderbreking soepeler te laten verlopen
is er onder andere noodverlichting.
Noodverlichting gaat automatisch branden als de stroom uitvalt. Het doel is om toch
een redelijke oriëntatie te hebben als de normale verlichting niet meer werkt. Hier-
door kunnen paniek en ongevallen worden voorkomen en blijft een veilige ontrui-
ming mogelijk.
Noodverlichting is te verdelen in vier groepen:
.algemene noodverlichting
.transparantverlichting
.treden- of hellingverlichting
.nacht(nood)verlichting..,.r'
Algemene noodverlichting dient om overal in het bedrijf waar mensen werken en
verblijven bij stroomuitval de weg naar buiten te kunnen vinden.algemene
noodverlichting
Transparantverlichting dient om de vluchtroute, de uitgangen en de nooduitgangen
aan te geven. Deze verlichting moet altijd branden, zolang er mensen binnen zijn.
De achtergrondkleur van transparantverlichting is altijd groen en de tekst of de
afbeeldingen op de transparanten is altijd wit. Transparantverlichting moet altijd
direct in het zicht hangen en het pictogram of de tekst moet goed leesbaar zijn. In
bijvoorbeeld grote bedrijven, winkels of parkeergarages moet de tekst dubbel zo
groot zijn.
transparantverlichting
Î'~
l'
",.,;
transparant -
verlichting
J
~
i Bij het uitvallen van de normale verlichting in het bedrijf moeten trappen en hellingen
toch verlicht blijven, zeker als deze deel uitmaken van een vluchtroute. In een bio-
scoop bent u treden- of hellingverlichting vast wel eens tegengekomen.treden- of helling-
verlichting
nacht(nood)verlichting
!J
Nacht(nood)verlichting dient om van zonsondergang tot zonsopgang de looproutes
in het bedrijf te verlichten als de normale verlichting is uitgedaan. Vooral voor con-
trole-ronden van bewakingspersoneel is het een nuttige verlichting. Maar ook voor
de veiligheid, denk maar eens aan een nooduitgang die uitkomt op een stalen nood-
trap buiten tegen de gevel.
Nacht(nood)verlichting wordt niet altijd door de brandweer vereist.
/
NIBHV HOOFDSTUK 4/
deurvergrendelings-
voorzieningen
8. DeurvergrendelingenOm te voorkomen dat personen onbevoegd gebruik maken van (nood)uitgangen
worden soms deurvergrendelingsvoorzieningen aangebracht. Deze deurver-
grendelingssystemen hebben een negatieve invloed op de ontvluchting. Bovendien
heeft het gebruik van deurvergrendelingsvoorzieningen ook een negatieve invloed op
het repressief optreden van de brandweer, omdat de betreffende deuren vanaf debuitenzijde moeilijk te openen zijn. In verband met het belang voor de ontvluchting is
het noodzakelijk de aanleg van deurvergrendelingssystemen vooraf met de plaatse-
lijke brandweer te bespreken en hiervoor goedkeuring te vragen.
9. Rook- en warmte-afvoerinstallatiesRook- en warmte-afvoerinstallaties komen in een aantal bedrijven voor. Ze zorgenervoor dat rook en warmte via het dak worden afgevoerd, waardoor er altijd eenrookvrije laag bij de vloer zal blijven.
10. LiftenIn gebouwen met meerdere verdiepingen zijn meestal liften aanwezig. Behalve dat er
veel soorten, merken en afmetingen zijn, kunnen we ze ook onderverdelen in goede-
ren-, personen- en brandweerliften.
Om allerlei redenen mogen liften tijdens brand in een gebouw niet worden gebruikt.
Er is één uitzondering: de brandweerlift.
brandweerlift De brandweerlift kan door een eenvoudige handeling ter beschikking van de brand-weer komen. Deze lift is bij brand uitsluitend beschikbaar voor de brandweer. En
zelfs zij zal bij gebruik de nodige veiligheidsmaatregelen treffen. Door het gebruik van
de lift kan de brandweer sneller materiaal naar bedreigde plaatsen brengen of slacht-
offers redden en afvoeren. De brandweerlift is dus alleen bedoeld voor de brand-
weer en niet voor de bedrijfshulpverlener.
Verder heeft de lift op de hoofdstopplaats (meestal op de begane grond) een schake-laar die in brandweerstand zorgt dat:.de lift naar die plaats komt.vanaf dat moment alleen maar vanuit de lift zelf bediend kan worden.Het sleutelcontact zit zo'n twee meter boven de vloer.
11. Brandweeringang
Bij een brandmelding kan het voorkomen dat er niemand meer in het bedrijf is. Om
nu de brandweer snel toe te laten en braakschade te voorkomen, hebben veel
bedrijven een brandweerkluisje. Dit is een voorziening aan de buitenzijde van hetbedrijf waar de brandweer de sleutel van heeft. In het kluisje zit een sleutel van het
bedrijf.Als de brandweer het kluisje opent, gaat er vaak een inbraakalarm af op een
meldkamer van de politie of bij een bewakingsdienst.
/
ONTRUIMING NIBHV/
SamenvattingIn een ontruimingsplan staat beschreven wat er moet gebeuren om een gebouw snel
te ontruimen, bijvoorbeeld in geval van brand, explosie, wateroverlast, een ongeval
met gevaarlijke stoffen en dergelijke.
De bedrijfshulpverlener moet een ontruiming begeleiden. Hij moet ervoor zorgendat de mensen in (een deel van) het bedrijf rustig en zonder paniek hun werkplek
verlaten en op een verzamelplek worden geregistreerd.
Het is verplicht om één keer per jaar een ontruimingsoefening te houden.
In een ontruimingsplan zijn plattegronden opgenomen. Daarop staan pictogrammen
van plaatsen en apparaten die een rol kunnen spelen bij een ontruiming.
11
..
In het ontruimingsplan staat een aantal voorzieningen die van belang zijn bij ontrui-
ming en hulpverlening.
.Vluchtroutes.
Om ervoor te zorgen dat iedereen niet kriskras door elkaar rent bij ontruiming
zijn vluchtroutes vastgesteld. De bedrijfshulpverlener kent de vluchtroutes enzorgt ervoor dat personen die route nemen om het gebouw te verlaten.
.Vluchtdeuren.
De deuren in een vluchtroute heten vluchtdeuren. Ze mogen nooit geblokkeerd
zijn.
.Panieksluitingen.Panieksluitingen komen voor in vluchtdeuren en in deuren naar buiten. Ze kunnen
zonder sleutel geopend worden door de horizontale stang naar beneden te duwen.
.Zelfsluitende deuren.
Deze deuren voorkomen dat bij brand rook verspreid wordt. Het is belangrijk
dat deze deuren steeds gesloten worden.
.Noodverlichting.Noodverlichting gaat automatisch branden als de stroom uitvalt. Hierdoorworden paniek en ongevallen voorkomen en blijft een veilige ontruiming mogelijk.
Noodverlichting is in vier groepen te verdelen:
.algemene noodverlichting
.transparantverlichting
.treden- of hellingverlichting
.nacht(nood)verlichting..Rook -en warmteafvoerinstallaties.
Deze zorgen ervoor dat rook en warmte bij brand via het dak worden afgevoerd,
zodat de vloer rookvrij blijft.
.Deurvergrendelingen.Deurvergrendelingen worden aangebracht om te voorkomen dat personenonbevoegd gebruik maken van (nood)uitgangen. Ze hebben een negatieve invloed
op het repressief optreden van de brandweer, omdat ze vanaf de buitenzijde niet
gemakkelijk te openen zijn.
.Liften.Tijdens brand mogen liften in een gebouw niet worden gebruikt. Soms heeft een
gebouw brandweerliften.ln dat geval is er voor de brandweer (en niet voor de
bedrijfshulpverlener) een uitzondering gemaakt voor het vervoer van slachtoffers
en/of materiaal voor de brandbestrijding.
.Brandweeringang.De brandweer heeft de sleutel van een kluisje waarin de sleutel van het bedrijf
ligt. Op deze manier kan de brandweer zich bij brand snel toegang verschaffen.
/
NJBHV HOOFDSTUK 4
VragenBij elke vraag staat één juist antwoord. Kies het antwoord dat volgens u juist is.
Wat staat onder andere aangegeven in een ontruimingsplan?
a. Hoe te handelen bij een ontruiming.
b. Hoe lang een ontruiming mag duren.c. Wanneer een gebouw ontruimd moet worden.
2.
Welke kleur hebben de pijlen op een plattegrond die vluchtroutes aangeven?
3 Wie heeft de algehele leiding bij een ontruiming?
a. De bedrijfshulpverlener.b. De chef van de afdeling die als eerste ontruimd wordt.
c. De daartoe door de directie aangewezen persoon.
4. Wanneer gaat noodverlichting automatisch branden?a. Als er brandalarm is.b. Als de portier of conciërge dit inschakelt.c. Als de stroom uitvalt.
5.
Wie mag bij brand gebruikmaken van een brandweerlift?
a. De bedrijfshulpverlener.
b. De brandweer.
c. Een gewonde.
a. ~Iauw.b. Groen.
c. Rood.