beoordelingskader SiriusTop-programma

14
Bijlage behorend bij artikel 9 van de Subsidieregeling Sirius programma Beoordelingskader Voor aanvragen in het kader van het Sirius Programma

description

beoordelingskader SiriusTop-programma

Transcript of beoordelingskader SiriusTop-programma

Bijlage behorend bij artikel 9 van de Subsidieregeling Sirius programma

Beoordelingskader

Voor aanvragen in het kader van het Sirius Programma

2

Vooraf Dit beoordelingskader hoort bij de subsidieregeling van het Sirius Programma1. Met het Sirius Programma beoogt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kennis en inzicht te verkrijgen in de wijze waarop in het hoger onderwijs de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau kunnen worden gebracht. Tevens wil het ministerie de belemmeringen identificeren die daarvoor in de huidige situatie bestaan. Met deze regeling wordt aan universiteiten en hogescholen die zich inspannen om meer excellentie te bereiken in het hoger onderwijs een tegemoetkoming verstrekt. Het Sirius Programma richt zich op de volledige breedte van het hoger onderwijs. In het kader van dit programma kunnen bekostigde instellingen voor hoger onderwijs alleen of gezamenlijk een aanvraag indienen om meer te halen uit hun beste studenten. Deze aanvragen zijn instellingsbreed en kunnen bestaan uit een palet van maatregelen die de instelling(en) wil(len) inzetten om dit doel te bereiken. Aanvragers geven daarbij zelf aan wat zij onder excellente studenten verstaan en op welke aspecten zij hen willen laten excelleren. Voor de uitvoering van dit Programma heeft het Ministerie van OCW gezocht naar een organisatie die de minister snel, deskundig en adequaat kan adviseren over de aanvragen. Die organisatie moet ook zorg kunnen dragen voor begeleiding van de instellingen, nadat zij eenmaal subsidie hebben ontvangen. Deze werkwijze sluit goed aan bij de werkwijze van de Stichting Platform Bèta Techniek, die daarom als buitenboordmotor van dit Programma zal fungeren. De Stichting Platform Bèta en Techniek vindt het van groot belang dat het Sirius Programma aansluit bij de excellentieagenda’s van de instellingen van hoger onderwijs. Daarom heeft de Stichting ter voorbereiding op dit programmakader vier interactieve sessies gehouden met experts en bestuurders uit het hoger onderwijsveld (zie bijlage). Hoofdlijn beoordelingskader De aanvragen van hoger onderwijsinstellingen in het kader van het Sirius Programma worden beoordeeld op grond van het beoordelingskader. Het beoordelingskader bestaat uit twee hoofdelementen: 1. Een individuele beoordeling van de aanvragen. Hierbij gaat het om de beoordeling van de ambities

van de instellingen en de prestaties die zij willen neerzetten. Daarbij wordt getoetst in hoeverre de instellingen kansrijk zijn in het behalen van deze resultaten.

2. De leerfunctie van het Programma als geheel: de aanvragen dienen bij te dragen aan het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau gebracht kunnen worden in het hoger onderwijs.

In het beoordelingskader worden beide elementen met elkaar verbonden. In stap 1 worden de individuele aanvragen beoordeeld en geprioriteerd. In stap 2 wordt geanalyseerd hoe deze beoordeling uitwerkt naar de leerfunctie van het Programma als geheel. Dit kan eventueel leiden tot verschuiving in de prioritering. Deze twee stappen leiden samen tot een ranking van de voorstellen. Deze ranking wordt als advies voorgelegd aan de Minister van OCW voor besluitvorming over toekenning van subsidie.

1 De naam Sirius Programma is gekozen omdat het verwijst naar de helderste ster aan de hemel (na de zon). Het Platform hoopt dat in het kader van dit programma de instellingen in staat zullen zijn om hun beste studenten als heldere sterren te laten stralen.

3

Innovatiestrategie De Stichting Platform Bèta Techniek zal voor het Sirius Programma als een ‘buitenboordmotor’ functioneren: de minister adviseren over ingediende aanvragen, expertise inzetten, intervisie bieden en terugkoppelingen geven. De Stichting heeft de afgelopen jaren ervaring opgedaan met programma’s in het hoger onderwijs en hanteert daarbij een aantal uitgangspunten, die hieronder vertaald zijn naar het Sirius Programma: • Resultaatgericht innoveren Instellingen voor hoger onderwijs geven zelf vorm aan hun eigen excellentieprogramma’s en bepalen hun eigen ambities en te realiseren prestaties op dit terrein. Zij doen dit binnen het huidige wettelijk kader maar houden rekening met ruimte die de WHW nu nog niet biedt, maar waar een toekomstig experimenteerartikel mogelijk wel ruimte voor kan bieden2.

De Stichting Platform Bèta en Techniek ondersteunt dit proces door: o De instellingen met gehonoreerde aanvragen te ondersteunen in hun ambities. Deze worden in

prestatiegerichte subsidiebeschikkingen vastgelegd. De te behalen prestaties staan daarin centraal. De door instellingen gekozen werkwijzen en innovaties zullen steeds beoordeeld worden op gerealiseerde prestaties en effecten.

• Open innovatie

De Stichting Platform Bèta en Techniek hanteert het concept van ‘open innovatie’. Dit betekent dat de Stichting ervan overtuigd is dat niet alle goede ideeën per definitie uit de koker van één hogeschool of universiteit hoeven te komen. Daarnaast hoeven niet alle goede ideeën noodzakelijk binnen de eigen instelling verder ontwikkeld te worden. Samenwerking met en leren van andere instellingen binnen de eigen sector, binnen het hoger onderwijs, met andere onderwijsinstellingen in de keten (het voortgezet onderwijs of onderzoeksinstellingen) of met het afnemende veld is een wezenlijk aspect van innovatie. De Stichting Platform Bèta en Techniek ondersteunt dit proces door: o De instellingen behulpzaam te zijn bij de uitwerking van hun aanvragen. o De voortgang van de uitvoering van de aanvragen binnen de instellingen kritisch te volgen. De

Stichting zorgt voor een jaarlijkse cyclus van monitoring en auditing. Deze is er enerzijds op gericht om de instellingen te ondersteunen in hun leerproces en ze te stimuleren het beste uit zichzelf te halen. De kennis en ervaringen die uit dit proces voortkomen zijn interessant voor zowel de individuele instelling als voor het Programma als geheel. Anderzijds houdt de Stichting zo ook de vinger aan de pols bij de beoordeling of de instelling op koers ligt om de toegezegde prestaties waar te maken. Er wordt een onafhankelijke expertcommissie samengesteld met inzet van (internationale) deskundigen die elk van de deelnemende instellingen jaarlijks monitort en voorziet van adviezen.

o Netwerken te vormen waarbinnen het opbouwen, uitwisselen en verspreiden van kennis en expertise op het gebied van excellentie centraal staat. Het Sirius Programma zal ervoor zorg dragen dat de kennis en expertise binnen dit netwerk verder gebracht wordt en toepasbaar wordt voor alle instellingen in het hoger onderwijs.

o Jaarlijks te rapporteren aan de instellingen en de minister over de voortgang van de afzonderlijke instellingen en het Programma als geheel op basis van de auditrapporten van de onafhankelijke experts.

2 De Commissie 'Ruim baan voor talent' heeft geadviseerd de mogelijkheden voor selectie van studenten te verruimen en te blijven experimenteren met collegegeldverhoging. De minister komt in mei met een beleidsreactie op het advies.

4

Proces: tenderstelling, nominatie en selectie a. Zoals in de subsidieregeling Sirius Programma is vermeld, kunnen aanvragen tot 15 mei 2008

worden ingediend bij de Stichting Platform Bèta Techniek. Er is, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, maar één aanvraagronde voor de bachelorfase.

b. Instellingen dienen een aanvraag in op hoofdlijnen. Deze aanvraag voldoet aan de technische vereisten (paragraaf 4) en gaat in op de genoemde criteria (paragraaf 5).

c. Alle aanvragers krijgen de gelegenheid om hun aanvraag in mei/juni 2008 mondeling toe te lichten aan de Stichting Platform Bèta en Techniek.

d. De aanvragen worden beoordeeld op de hierna vermelde technische vereisten en de criteria uit het beoordelingskader door de Stichting Platform Bèta Techniek. De Stichting laat zich bij deze beoordeling bijstaan door een team van onafhankelijke en gezaghebbende experts.

e. De beoordeling mondt uit in een ranking van aanvragen. In deze ranking zal de Stichting drie categorieën onderscheiden, te weten: 1) zeer veelbelovend 2) veelbelovend 3) onvoldoende In samenspraak met de expertcommissie bepaalt de Stichting waar de grenzen voor de onderverdeling in deze categorieën zullen worden getrokken en dus welke plaats in de ranking voldoende is om de categorie zeer veelbelovend of veelbelovend terecht te komen. Deze ranking is uiterlijk 30 juni 2008 gereed en wordt met een onderbouwing (ten aanzien van volgorde en getrokken grenzen) met de instellingen gecommuniceerd.

Zeer veelbelovende aanvragen De indieners van deze aanvragen worden uitgenodigd om hun aanvragen verder uit te werken, in de periode van 30 juni tot 30 september 2008. Hierbij kan een beroep gedaan worden op de Stichting Platform Bèta en Techniek en op het team van experts. Uitgewerkte aanvragen worden opnieuw beoordeeld, uitmondend in een definitieve ranking van de zeer veelbelovende aanvragen. Uiterlijk 31 oktober 2008 neemt de minister een definitieve beslissing over de subsidietoekenning op basis van een advies van de Stichting. Dit advies omvat een aanbeveling met welke aanvragen gestart kan worden en welke aanvragen nog niet zo ver zijn (deze worden daarmee verplaatst naar de categorie ‘veelbelovend’).

Veelbelovende aanvragen De indieners van deze aanvragen krijgen bijna een jaar de tijd om hun plannen verder uit te bouwen. Zij kunnen in deze periode bijvoorbeeld werken aan een positief ‘ track record’ op het gebied van excellentiebevordering en verbreding en/of verdieping van hun ambities en beoogde prestaties. Ook deze instellingen kunnen daarbij een beroep doen op de genoemde experts. Vóór 15 mei 2009 dienen deze instellingen hun uitgewerkte aanvragen in bij de Stichting Platform Bèta en Techniek. Uiterlijk op 30 juni stuurt de Stichting haar advies naar de minister die vervolgens voor 31 juli 2009 beslist over de subsidieverlening.

Onvoldoende aanvragen De indieners van deze aanvragen zullen op de hoogte gesteld worden van de afwijzing van hun aanvraag.

f. De voortgang van toegekende aanvragen wordt jaarlijks gemonitord en geaudit door een

onafhankelijke expertcommissie. Deze commissie bestaat uit de al eerder genoemde experts. g. Na twee jaar wordt er een midtermreview gehouden, gericht op de realiseerbaarheid van de

beoogde prestaties. Op basis van de monitoring en auditing van de voorgaande twee jaar zal de

5

Stichting Platform Bèta en Techniek een advies voor de minister opstellen over voortzetting van de subsidies.

Technische vereisten Het uitgangspunt van het Programma is dat hogescholen en universiteiten zelf vorm geven aan hun eigen excellentieprogramma’s. Zij formuleren daartoe: • Hun ambitie. De instelling3 formuleert beknopt (circa 2 A4) een instellingsvisie gericht op het

streven om “de beste studenten op een voor hen zo hoog mogelijk niveau te brengen”. Hierbij wordt ook aangegeven hoe dit past binnen het eigen profiel van de instelling . De instelling beschrijft welke concreet/ meetbaar geformuleerde prestaties zij (extra) wil waarmaken in het kader van deze regeling: zowel kwantitatief (het aantal studenten waarvoor zij in dit kader activiteiten willen ontplooien) als kwalitatief (het niveau waarop zij deze studenten tenminste willen brengen). Tevens wordt kort aangegeven hoe de aanvrager dit wil bereiken en hoe de ambities met betrekking tot excellentie ingebed worden in het overige instellingsbeleid. Expliciete definities van wat de instelling verstaat onder ‘excellentie’ en een ‘excellente student’ mogen hierbij niet ontbreken.

• Een beknopt activiteitenplan (maximaal 15 pagina’s, inclusief bijlagen) waarin de instelling de aanvraag onderbouwt, rekeninghoudend met de hieronder beschreven criteria. Daarbij komen minimaal de volgende aspecten aan de orde: de ambitie, de haalbaarheid, de integraliteit, de vraaggerichtheid en de verantwoording.

• Een kostenraming en een onderbouwing van de opbouw van de cofinanciering. Een instelling kan op verschillende manieren voldoen aan de cofinancieringseis. Deze eis houdt in dat een instelling 50% van het ingediende project zelf dient te financieren. Een instelling is vrij om te kiezen hoe zij hier invulling aan wil geven. Zo kan een instelling de inzet van personeel dan wel huisvesting als cofinanciering gebruiken. Tot slot kan een instelling besluiten om met andere partijen een samenwerking aan te gaan zodat aan de eis kan worden voldaan (publiek-private samenwerking). Het betreft hier slechts voorbeelden; andere manieren zijn ook mogelijk mits maar duidelijk wordt dat er sprake is van cofinanciering.

Wettelijke mogelijkheden mbt selectie en collegegeldverhoging De aanvrager kan aangeven of hij gebruik wil maken van ruimere wettelijke mogelijkheden met betrekking tot selectie van studenten en collegegeldverhoging, die de WHW nu nog niet biedt, maar waar een toekomstig experimenteerartikel mogelijk wel ruimte voor kan bieden. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder selectie en collegegeldverhoging zullen kunnen plaatsvinden worden bepaald op grond van de evaluatie van de experimenten 'Ruim baan voor talent' (het rapport 'Wegen voor Talent'). De minister komt in mei 2008 met zijn beleidsreactie op 'Wegen voor Talent'. De aanvrager die gebruik wil maken van ruimere mogelijkheden formuleert daartoe: • In geval van selectie: óf, en zo ja waarom, selectie aan de poort voor de desbetreffende opleiding

de voorkeur heeft boven selectie na de poort; óf de opleiding een specifiek profiel heeft en zo ja wat de relatie is tussen de selectiecriteria en het specifieke profiel; wat de selectiecriteria zijn en of ze ook getoetst worden in het kader van het centraal schriftelijk;4

• In geval van collegegeldverhoging: wat de relatie is tussen de collegegeldverhoging en hetgeen extra aangeboden wordt door de opleiding.

3 Waar gesproken wordt over ‘instelling’ kan ook ‘instellingen’ gelezen worden, voor die instellingen die gezamenlijk een aanvraag indienen. 4 In 'Wegen voor Talent' geeft de Commissie 'Ruim baan voor talent' aan dat in het huidige Nederlandse onderwijslandschap

selectie na de poort meestal een betere optie is dan selectie aan de poort. Selectie aan de poort met het oog op matching is vooral zinvol bij opleidingen met een specifiek profiel en dan alleen als het gaat om selectiecriteria die niet al getoetst worden in het kader van het centraal schriftelijk examen.

6

In de beoordeling van de aanvraag gaat de Stichting Platform Bèta en Techniek uit van de mogelijke ruimere mogelijkheden. Mocht het parlement geen goedkeuring geven aan meer ruimte voor selectie en collegegeldverhoging dan kan de aanvrager het project voorlopig voortzetten zonder toepassing van selectie en/of collegegeldverhoging. De midtermreview is het moment waarbij de beslissing wordt genomen of het project kan worden voortgezet, of bijgesteld dan wel stopgezet moet worden, omdat de instelling de voorgestelde prestaties niet zal kunnen behalen, wellicht als gevolg van het niet kunnen toepassen van selectie en/of collegegeldverhoging. Het beoordelingskader De voorstellen worden beoordeeld in twee stappen. Stap 1: individuele beoordeling en prioritering In deze paragraaf worden de criteria weergegeven waarop de individuele aanvragen beoordeeld en geprioriteerd worden . Bij elk criterium wordt aangeven wat er in minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen (vereisten), wat het gewicht is (punten) en waarop de prioritering van de aanvragen zal plaatsvinden (scoring).

Criterium Toelichting Punten

Ambitie: Robuust-heid & Prestatie

Robuustheid Vereiste • De aanvraag omvat een concrete omschrijving van de wijze waarop

tenminste de beste 5% van de studenten van de betrokken instelling5 in het excellentieprogramma betrokken worden.

• Beschreven wordt wat de impact van het programma is op de rest van de instelling.

• Tevens wordt aangegeven hoe dit programma duurzaam wordt verankerd in de instelling.

Scoring • Op de mate van robuustheid (welk % van de studenten wordt betrokken) • Op de mate van impact op de rest van de instelling • Op de mate van duurzaamheid (meerjarige inzet van de instelling die ook

na de looptijd van het programma doorgang vindt) Prestatie Vereiste Een omschrijving van de meetbare prestaties die in de looptijd van het programma bereikt zullen worden. Deze prestaties zijn ambitieus (het programma draagt bij aan aantoonbaar hogere of nieuwe prestaties). Scoring Op de toegevoegde waarde van de ambities (mate van hoger en/of nieuw) 40

Haalbaar-heid

Vereiste Een uitwerking van de realiseerbaarheid van het programma in de instelling. Hierbij wordt gekeken naar de relatie tussen de ambities en de kans dat die ambities waargemaakt kunnen worden, onder meer blijkend uit eerdere prestaties op het gebied van excellentie of andere terreinen. Scoring Op de mate waarin de geformuleerde ambities realiseerbaar zijn

30

5 Zie voetnoot 2.

7

Integraliteit

Vereiste • De aanvraag geeft invulling aan de drieslag ‘input, throughput en output’

die in samenhang wordt gepresenteerd. o Input: Aangegeven wordt hoe (de ontwikkeling van) een onderbouwde

methode voor scouting en selectie van excellente studenten wordt aangepakt.

o Throughput: Aangegeven wordt welke verschillende excellentiebevorderende instrumenten ingezet worden.

o Output: Aangegeven wordt op welke (nog te ontwikkelen) wijze de opbrengsten van het programma gemeten worden.

• Beschreven wordt welke samenwerkingsverbanden in het kader van de doorlopende leerlijn en scouting van excellente studenten met toeleverend onderwijs en/ of vervolgonderwijs of tussen instellingen plaats zullen vinden.

Scoring Op de mate van integraliteit van de aanvraag.

10

Vraag-gerichtheid

Vereiste • Uit de aanvraag blijkt dat de behoeften van excellente studenten (mede)

sturend zijn voor de aard en aanpak van de activiteiten. • Tevens wordt aangegeven hoe het afnemende werkveld en/of

vervolgopleidingen betrokken zijn bij de ontwikkeling van het programma en/of het belang van de aanvraag onderschrijven.

Scoring Op de mate van vraaggerichtheid en de onderbouwing van de hierin gemaakte keuzes. 10

Verant-woording

Vereiste In het voorstel worden de (onafhankelijk vast te stellen) indicatoren benoemd waarop de instelling zich verantwoordt over de voortgang van het programma. Daarbij worden tenminste drie van de volgende indicatoren gekozen: o Studieprestaties van de betrokken studenten o In- door- en uitstroomcijfers van de betrokken studenten o Peer reviews op (examen)producten o Oordelen van de excellente studenten o Oordelen van het afnemende veld en/of het vervolgonderwijs Scoring Op de mate van onderbouwing en uitwerking van de gekozen verantwoordingsindicatoren 10

totaal 100 Bonus Er kunnen bonuspunten verdiend worden door invulling te geven aan de volgende aspecten. Deze bonuspunten worden opgeteld bij de behaalde punten in het basis beoordelingskader en kunnen ervoor zorgen dat een voorstel een hogere plaats in de ranking krijgt.

Innovativiteit Scoring De mate waarin de realisering van de aanvraag grenzen verlegt binnen de instelling of binnen de gangbare aanpak. 5

Aansluiting bij maatschappelijke thema’s

Scoring De mate waarin de aanvraag aansluit bij centrale thema’s in het ‘bestaande’ innovatiebeleid (prioriteiten Innovatieplatform, agenda 5

8

Rinnooy Kan, innovatiebeleid van onderzoeksinstellingen en/of research van bedrijven)

Complexiteit /samenwerking

Scoring Op de mate waarin naar ‘verrassende combinaties’ of (complexe) samenwerking wordt gezocht met andere partijen 5

Stap 2: Leerfunctie In het kader van de leerfunctie van het Sirius Programma zijn innovativiteit en diversiteit belangrijk. Excellentie heeft vele aspecten en kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. In de beoordeling zal daarom rekening gehouden worden met een goede spreiding van verschillende soorten initiatieven, die divergeren qua; Soort ingezette instrumenten Zowel voor input (scouting en selectie), throughput

(excellentiebevorderende instrumenten) als output (resultaatsmeting).

Samenwerkingsverbanden Bijvoorbeeld met het voortgezet onderwijs, het MBO, het bedrijfsleven, buitenlandse instellingen en vervolgopleidingen en/of het werkveld.

Domeinen/disciplines Bijvoorbeeld een evenwichtige verdeling van de impact van het Programma op alfa/bèta/gamma studenten, of de verschillende croho-domeinen (met aandacht voor multidisciplinairiteit en verdieping binnen de domeinen/discipline)

Type instelling Bijvoorbeeld hbo/wo Deze spreiding kan ertoe leiden dat in de ranking een, op zichzelf voldoende beoordeelde aanvraag, niet of beperkter wordt gehonoreerd ten gunste van een andere aanvraag. Deze afwegingen zullen altijd beargumenteerd worden toegelicht.

9

Toelichting en voorbeelden Vooraf De Stichting Platform Bèta Techniek voert in opdracht van de Minister van OCW het Programma Excellentie in het hoger onderwijs uit: het Sirius Programma. Dit Programma staat op de schouders van de resultaten van de experimenten in het kader van “Ruim baan voor talent”. Inzichten uit de evaluatie van deze experimenten zijn verwerkt in dit programma en worden ook in de toelichting gebruikt. Daarnaast beoogt het Programma nader aan te sluiten bij de huidige ontwikkelingen op het gebied van excellentie in de instellingen voor hoger onderwijs. Het Platform heeft daartoe een tweetal expertsessies en een tweetal bestuurlijke sessies met vertegenwoordigers uit het hoger onderwijs georganiseerd. Deze sessies hebben tal van inhoudelijke ideeën en bruikbare suggesties opgeleverd, die zijn verwerkt in dit beoordelingskader. Wij geven u deze ideeën en suggesties graag ter toelichting mee, geclusterd volgens de in het beoordelingskader opgenomen criteria. Proces a) Indienen De aanvragen moeten door het bestuur van de instelling(en) schriftelijk in viervoud ingediend worden voor 15 mei 2008. Het adres is: Stichting Platform Bèta Techniek Het Sirius Programma T.a.v. drs. M. M. Vermeulen Postbus 556 2501 CN Den Haag b) Aanvraag Omdat het gaat om instellingsbrede aanvragen kan er maximaal 1 aanvraag per instelling worden ingediend. c) Toelichting geven Verzoek aan de aanvragers is om reeds in de aanvraag aan te geven wie de aanvraag zal toelichten in mei/juni 2008 (inclusief contactgegevens). d) Experts De Stichting Platform Bèta en Techniek laat zich bij de beoordeling van de aanvragen en de indeling in de drie categorieën bijstaan door een team van experts. De experts zijn vervolgens beschikbaar om de instellingen, desgewenst, te ondersteunen bij het nader uitwerken van hun (zeer) veelbelovende aanvragen. Vervolgens zullen zij worden ingezet om de jaarlijkse audit bij de instelling af te nemen. Het expertteam wordt op dit moment samengesteld. Vaste kern van dit team wordt gevormd door enkele onafhankelijke personen van naam en faam, die herkend worden als gezaghebbend. De namen van deze personen worden zo spoedig mogelijk bekend gemaakt op www.siriusprogramma.nl. Daarnaast wordt een poule van onafhankelijke deskundigen samengesteld. Deze deskundigen kunnen ingezet worden bij de beoordeling van de aanvragen en de ondersteuning en auditing van instellingen op basis van hun specifieke expertise. Bijvoorbeeld ten aanzien van bepaalde vakgebieden (monosectorale instellingen), ervaringen met excellentietrajecten (bijvoorbeeld uit Ruim Baan voor Talent) of op het gebied van innovatie in het hoger onderwijs. In deze poule zullen ook deskundigen van de NVAO plaatsnemen, die ingeschakeld kunnen worden wanneer bijvoorbeeld aangegeven wordt dat de aanvrager een bijzonder kenmerk met betrekking tot excellentie (‘bijzondere kwaliteit’) wil verwerven.

10

Het beoordelingskader Het beoordelingskader bestaat uit vijf criteria: 1 Ambitie De aanvragen starten met een heldere omschrijving van de ambitie die de instelling heeft in het kader van het Sirius Programma. In dit kader dient de instelling aandacht te besteden aan twee elementen: a. Robuustheid In de evaluatie van de projecten in het kader van “Ruim baan voor talent” heeft de Commissie Sminia “vraagtekens gezet bij het streven van sommige instellingen om slechts een groep van twintig tot dertig studenten genereus te voorzien van het beste onderwijs. Dit heeft nut voor die kleine groep studenten, maar het is onduidelijk wat de effecten hiervan zijn op de rest van de populatie. Om uitstraling te kunnen hebben op de kwaliteit van het onderwijs in den brede, niet alleen op het gebied van onderwijsinnovatie maar ook ten behoeve van een stimulerende werking van honours studenten binnen de reguliere opleidingen zou een honours programma zich tenminste op de beste 10% van de populatie moeten richten”6 . Om te bevorderen dat er binnen de instellingen een cultuur van excellentie en diversiteit ontstaat, is het de bedoeling dat een aanvraag robuust is: er moet massa gemaakt worden, zodat het excellentiebeleid zichtbaar is en impact heeft op de gehele instelling. Binnen het Sirius Programma is daarom vastgesteld dat minimaal 5% van de beste studenten uit de populatie van de betrokken instelling(en) bereikt moeten worden. Tevens moet worden aangegeven wat de impact zal zijn op de rest van de instelling. Alleen bij hoge uitzondering kunnen aanvragers, wanneer zij daar valide en goed onderbouwde redenen voor hebben (bijvoorbeeld om aan te kunnen sluiten bij prioriteiten in het overheidsbeleid), zich richten op een helder afgebakend gedeelte van de studentenpopulatie. Tijdens de inputsessies is door de instellingen aangegeven dat het in te zetten beleid duurzaam moet zijn: er moet sprake zijn van een langdurige inzet, waar ‘uithoudingsvermogen uit spreekt’. Een beschrijving van de vormgeving hiervan is als vereiste in het beoordelingskader opgenomen. b. Prestatie In de aanvraag wordt concreet geformuleerd wat de instelling bereikt wil hebben aan het eind van het Programma. Het gaat om meetbare prestaties, nieuw of extra ten opzichte van de ‘reguliere’ situatie. Hiervoor dienen kwalitatieve èn kwantitatieve indicatoren aangegeven te worden. Voorbeelden van kwantitatieve indicatoren:

o Een x percentage van de studenten haalt een significant hoger eindniveau in de scriptie of andere bachelorexamenproducten (blijkend uit bijv. (internationale) peer reviews of cijfers).

o Een x aantal opleidingen heeft een (internationaal) bijzonder kenmerk met betrekking tot excellentie (‘bijzondere kwaliteit’) met betrekking tot excellentie.

o De studentoordelen over (het niveau van) de opleiding of opleidingsonderdelen zijn x/significant hoger.

o De studieprestaties van de deelnemende studenten gaan significant omhoog. o Het oordeel van het afnemend veld is significant hoger (kan ook blijken uit baanzoekduur en

startsalarissen) o x % van de deelnemende studenten scoort in de top 10% hoogste score van de GRE test of

een andere internationale skills test. o x% van de studenten doet meerdere studies tegelijkertijd of behaalt extra studiepunten. o Een x aantal studenten stroomt door naar (internationale) topmasters. o De instelling scoort minimaal plaats x in een bepaalde internationale benchmark. o De instelling sleept bepaalde prijzen in de wacht.

6 Evaluatie van de Commissie Sminia in het kader van Ruim Baan voor Talent, 25 mei 2007, pag. 14

11

Voorbeelden van kwalitatieve indicatoren: o Gedurende het hele leertraject wordt een potfolio opgebouwd inclusief zelfreflecties. o Er zijn ruime mogelijkheden voor extracurriculaire bezigheden van studenten(betrokkenheid

samenleving). o Ondernemerszin wordt aantoonbaar gestimuleerd. o De excellente studenten volgen topstages bij gerenommeerde bedrijven of

(onderzoeks)instituten. o Er is een fysieke leeromgeving of een community van studenten en docenten die bijdraagt aan

excellentie o Er is een systeem dat matching (van excellente) studenten bevordert: opleidingen/programma’s

hebben een helder beeld van wat ze van studenten verwachten en de (excellente) studenten hebben een beeld van de eigen talenten/passies en toekomstplannen.

o Er is personeelsbeleid waarin elementen zijn opgenomen die goede beoordelingen van docenten op het gebied van onderwijs waarderen.

2 Haalbaarheid Uiteindelijk gaat het erom dat een aanvrager zijn ambities ook waar kan maken. Daarom wordt er gekeken naar de haalbaarheid van deze ambities. In de sessies zijn de volgende indicatoren genoemd om de haalbaarheid van de ambities te beoordelen:

o past performance/track record op het terrein van excellentie of een ander relevant terrein o aantoonbare excellentie van het ingezette docententeam o het hebben van een bestaande infrastructuur voor excellentie o externe oordelen/keurmerken van bovengemiddelde kwaliteit o verbinding met toponderzoek (zowel academisch als beroepsgericht) o kwaliteitszorg die aantoonbaar excellentiebevorderend is o staf/studentratio o ervaring met het selecteren van studenten

3 Integraliteit Een aanvraag moet zich richten op de drieslag van input, throughput en output en de samenhang hiertussen. - Bij de input (instroom: scouting en selectie) is door betrokkenen van de hogescholen en

universiteiten het volgende ingebracht: o Zorg voor een onderbouwde en valide selectieprocedure voor excellente studenten of een

concreet plan om daartoe te komen. Hierbij zijn kwantitatieve instrumenten genoemd (cijfers), maar ook kwalitatieve (motivatiebrieven, assessmentuitslagen, portfolio’s).

o Het gaat vaak om persoonlijkheidskenmerken van studenten. Daarbij is niet alleen intelligentie en cognitie van belang. Het gaat ook om aspecten als motivatie, gedrevenheid, creativiteit, maatschappelijke betrokkenheid en praktische vaardigheden die samenhangen met latere beroepsuitoefening. Tevens is genoemd dat excellentie van studenten zich ook kan uiten in (extra) activiteiten die de student onderneemt binnen en buiten de studie. Instellingen bepalen zelf hun ambitieniveau en verantwoordingsindicatoren en daarmee ook wat zij verstaan onder een excellente student.

o Werk samen met de relevante opleidingen die potentieel excellente studenten kunnen toeleveren (HAVO, MBO, VWO).

- Bij througput (excellentiebevorderende maatregelen) zijn tal van instrumenten en indicatoren

ingebracht. De meeste hebben betrekking hebben op de inhoud: o Honoursprogramma’s o Student-assistentschappen

12

o Bedrijfsstages op topniveau o Extra curriculair aanbod o Programma’s met ruimte voor extra diepgang (monodisciplinair) o Programma’s met extra breedte (multidisciplinair) Daarnaast zijn verschillende instrumenten naar voren gebracht die te maken hebben met de randvoorwaarden waarbinnen programma’s worden ingebed: o Specifieke programma’s, waarin communities van studenten en docenten worden gevormd,

met veel contacturen en een hoge staf/studentratio o De begeleiding/coaching van excellente studenten o Personeelsbeleid dat excellentie bevordert: topdocenten, het uitwisselen van (gast)docenten

met het buitenland of met het beroepenveld, bijscholing. De omgang met lectoren en kenniskringen.

o Optimale faciliteiten: ICT, gebouwen, etc. o Een beloningsstructuur die excellentie bevordert (bonussen, prijzen, beurzen, etc)

- Output Het resultaat van de inspanningen is dat excellente studenten op een hoog niveau uitstromen. Naar de beste vervolgopleidingen (ook internationaal), naar de beste banen, waar ze positieve impact hebben op de samenleving. In de sessies is aangegeven dat het erom gaat heldere doelstellingen te formuleren en daarmee samenhangend instrumenten in te zetten zodat resultaten ook getoetst kunnen worden. De indicatoren waaraan gedacht kan worden zijn nader uitgewerkt onder de kopjes ‘prestatie’ en ‘verantwoording’.

4 Vraaggerichtheid Belangrijk is dat de excellentieprogramma’s aansluiten bij de behoeftes die er bestaan onder excellente studenten. Een goede afstemming met het afnemende werkveld en/of vervolgonderwijs zorgt voor een vergroot rendement op de ingezette veranderingen, waar zowel de instellingen, als de afnemers, als de studenten zelf baat bij hebben. In de sessies zijn hiervoor verschillende suggesties gedaan:

o laat excellente studenten de voortgang monitoren. o laat excellente studenten in het HBO bijdragen aan de oplossing van complexe vraagstukken in

de beroepspraktijk. o laat ruimte in het programma en zorg voor goede begeleiding, zodat een excellente student

zijn/haar eigen studieweg kan volgen. 5 Verantwoording Verantwoording vindt plaats op de kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren die de aanvrager zelf aandraagt en die sporen met de beoogde prestaties van de instelling. Uitgangspunt is dat de verantwoording zo min mogelijk (extra) beheerslast met zich meebrengt voor de instellingen. Met bestuurders van hogescholen en universiteiten is nagegaan welke indicatoren het meest geschikt zijn om de vergroting van excellentie zichtbaar te maken èn praktisch goed uitvoerbaar zijn.

13

Hieruit kwamen de volgende indicatoren naar voren: o studieprestaties van de betrokken studenten o in- door- en uitstroomgegevens van de betrokken studenten o peer reviews van eindproducten (scripties, producten, examens) o oordelen van excellente studenten o oordelen van afnemende veld/ het vervolgonderwijs o publicaties/presentaties van studenten o Spin-offs, bijvoorbeeld gestarte ondernemingen o Hogere startsalarissen, baanzoekduur o kenmerken programma’s (NVAO) o doorstroom naar excellente vervolgopleidingen o studiesnelheid o ECTS in het buitenland, in de beroepspraktijk of onderzoek o prijzen

In het kader van de verantwoording wordt van de instellingen gevraagd dat zij tenminste drie van de bovenste vijf indicatoren beargumenteerd kiezen en uitwerken. Vanzelfsprekend is dit geen uitputtende lijst met indicatoren en staat het de instelling vrij om de gekozen drie aan te vullen met eigen kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. Voor vragen en meer informatie over het Sirius Programma: www.siriusprogramma.nl Marjolijn Vermeulen Tel 070-3119706 [email protected]

14

Overzicht van instellingen die hebben deelgenomen aan de inputsessies op 21, 22, 30 en 31 januari 2008 Avans Hogeschool Codarts, Hogeschool voor de Kunsten De Haagse Hogeschool Hogeschool Edith Stein Erasmus Universiteit Rotterdam Fontys Hogescholen Gerrit Rietveld Academie Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Leiden Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool voor Beeldende Kunsten Muziek en Dans Hogeschool Zuyd Marnix Academie NHTV Internationale hogeschool Breda Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Radboud Universiteit Nijmegen Rijksuniversiteit Groningen Saxion Hogescholen Technische Universiteit Eindhoven Technische Universiteit Delft Universiteit Leiden Universiteit Maastricht Universiteit Twente Universiteit Utrecht Universiteit van Amsterdam Universiteit van Tilburg Vrije Universiteit Wageningen Universiteit & Research Centre Windesheim ISO LSVb

’s-Gravenhage, maart 2008 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dr. Ronald H. A. Plasterk