Backstage 20
-
Upload
link-design -
Category
Documents
-
view
221 -
download
0
description
Transcript of Backstage 20
APRIL 2013
Opi
nie
bla
d O
ver
berO
epsO
nd
erw
ijs
en e
du
ca
tie
BAck
stA
ge#20
BAckstAgemAgAzIne.nL
De vloeibare arbeiDsmarkt ZelfreDZaamheiD is het creDo
europees mboWat kan neDerlanD leren van finlanD en ZWitserlanD?
Wie stuurt: de markt of de overheid?
De sLImste oRDenIng In het mBo
rick steur‘scholen moeten hun éigen ambities formuleren’
12 BeteR toezIcht zonDeR extRA RegeLs
Hoofdinspecteur Rick Steur is voorstander van onderwijs-instellingen meer verantwoordelijkheid geven.
4 De sLImste oRDenIng In het mBoEen betere borging van publieke belangen is gebaat bij de juiste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie. Wat betekent dit voor het
middelbaar beroepsonderwijs?
20 euRoPees BeRoePsonDeRWIjs
Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen?
Colofon
Back Stage is het tweemaandelijks opinieblad van de MBO Raad. De MBO Raad is de brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.derde jaargang, nummer 20, april 2013Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding en met toestemming van de redactie.redactie: Twan Stemkens (hoofdredacteur), Nathalie van Dijk (eindredacteur), Dagmar de Kruif-Pot (redacteur) en Marije Hulsbosch (adviseur).aan dit nummer werkten mee: Berber Bijma, Somajeh Ghaeminia, Gerry Hurkmans, Seb Jarnot, Corien Lambregtse, Quinten Manuel, Guus Mater, Pieter Matthijssen, Luuk Obbink, Sander Peters, Sander van der Ploeg, Jeroen Poortvliet, Ed van Rijswijk, Arjen Schmitz, Annette van Soest, Nout Steenkamp Elmer Veerhoff en José Vorstenbosch.
concept en vormgeving: Link Design, Amsterdam.drukwerk: Senefelder Misset, Doetinchem.coverfoto: Boyer / HHabonnementen en adreswijzigingen: [email protected]. Back Stage wordt gericht toegezonden. Betaalde abonnementen kosten 30 euro per jaar, incl. BTW en verzendkosten. Opzeggen abonnement: schriftelijk, uiterlijk 1 augustus 2013.redactie-adres: Houttuinlaan 6, 3447 GM Woerden
tel. 0348 - 75 35 00 [email protected] www.backstagemagazine.nl
issn: 2211-2308
BACK STAGE
28 De vLoeIBARe ARBeIDsmARkt
Wie denkt tot zijn pensioen hetzelfde beroep uit te oefenen, kan wel eens bedrogen uitkomen op een vloeibare arbeidsmarkt.
rubrieken
9 ColumnJan van Zijl: ‘Het bedrijfsleven vraagt, het
onderwijs draait een blik vol arbeidskrachten
open. De realiteit is helaas een stuk grilliger.’
10 mboóHtJEsCijfers over het beroepsonderwijs in Europa laten
zien dat het nederlandse mbo het prima doet.
15 ColumnQuinten manuel: ‘laat minderjarige mbo’ers
meetellen en geef ze ook recht op een
studenten-ov!’
16 En Wat DoEt HiJ Zoal?Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt
gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge
ondernemer en docent Danny mekić waarschuwt
voor de ‘Google-school’.
18 in bEElDtwaalf studenten van RoC menso alting gingen
de hele dag de pot op voor een goed doel.
24 ColumniCt-docent Elmer Veerhoff pleit voor een
verandering in beroepshouding bij docenten.
25 ministER VooR 1 DaGals fnV-voorzitter ton Heerts onderwijsminister
is, wil hij onderwijs en werk nadrukkelijk met
elkaar verbinden.
26 ViJf VRaGEn aan…trendwatcher adjiedj bakas voorziet een
nieuwe Gouden Eeuw. mits we de boel
omgooien.
35 PittiGE taalfilosoof teun Dekker: ‘Politiek is een manier
geworden om je zin te krijgen en niet om
collectief naar problemen te kijken.’
8 uitblinkERRIchARD gRootjAns gAAt De stRIjD AAn met De ALLeRBeste CAD-tekenaars ter wereld.
32 uItvInDIngen
Verbrande tongen behoren definitief tot het verleden met de Unicup.
BAck stAge
2 / 3
BAck stAge
“De economische groei staat onder druk. We
moeten onze concurrentiekracht verbeteren.
Daarbij moeten we ook kijken naar semipublieke
sectoren als zorg en onderwijs. (…) De opgave
is om de kwaliteit te verbeteren, de innovatie te
bevorderen, beschikbare middelen doelmatiger
te besteden en het vertrouwen van burgers in
instituties te vergroten.”
Was getekend: Chris Buijink, secretaris-generaal
van het ministerie van Economische Zaken.
Buijink publiceerde begin januari in het vakblad
Economisch Statistische Berichten een tamelijk
alarmerend artikel over de prestaties van de
semipublieke sector. Conclusie: er gaat veel mis.
Heel veel. Maar: de topambtenaar van EZ schetst
ook een oplossing. Hij verwacht veel van ‘effectieve
sturing’. Wat is dat, effectieve sturing? Wie stuurt:
de overheid of de markt? Beide, schrijft Buijink,
want: “Een betere borging van publieke belangen
is niet gebaat bij een ideologische keuze tussen
markt en overheid. Per sector moeten we de
juiste mix (cursivering, red.) vinden van
democratische controle en marktdruk.”
oRDenIngVrij vertaald pleit Buijink hier voor een evenwicht
tussen marktwerking en overheidsingrijpen in
de semipublieke sector. Wat betekent dit voor
het middelbaar beroepsonderwijs? Meer specifiek:
welke mix, of welke ordening, is de beste voor-
waarde voor goede prestaties? “Om die vraag te
beantwoorden, moet je eerst weten wat goede
prestaties zijn”, stelt Frank Kalshoven, econoom,
columnist van de Volkskrant en directeur
van De Argumentenfabriek. “Ik denk dat goed
onderwijs leidt tot een succesvolle loopbaan
voor de student. Wat is dan succes? Voldoende
inkomen, baanzekerheid en werkplezier,
allemaal eenheden die goed te meten zijn.”
De volgende vraag is of de huidige ordening
daartoe leidt, vervolgt Kalshoven. “Daar kan
ik een helder antwoord op geven: nee. Er is de
laatste twintig jaar veel misgegaan in het mbo.
Neem de schaalvergroting: die moest leiden
tot meer doelmatigheid en efficiency. Is niet
gebeurd. Integendeel, zou ik zelfs zeggen.
Over de ontwikkeling naar meer autonomie
en marktwerking heeft de overheid niet of
nauwelijks nagedacht, zo lijkt het. Want een
zogenoemde onbetwistbare markt, zonder
toetredingsmogelijkheden voor buitenstaanders
en dus zonder echte concurrentie, is gedoemd
tot falen. Tot slot is het toezicht slecht vorm-
gegeven: de Inspectie van het Onderwijs zou
onafhankelijk van het ministerie moeten zijn.
En minder geduld moeten hebben met scholen
met zwakke opleidingen.”
stuck In the mIDDLeEen vernietigend oordeel, dus. Maar: hoe moet
het dan wel? Daarover kan Kalshoven kort
zijn: “Er zijn twee opties. Of je zet in op staats-
onderwijs. Alle docenten zijn rijksambtenaar
en de overheid bepaalt wie, waar en wanneer
naar school gaat en wat jonge mensen leren.
Daar zitten nadelen aan, maar het is te
verdedigen. Het is in elk geval een heldere
De jaren ’80 en ’90: tijd van deregulering, verzelfstandigde overheidsdiensten en geloof in de efficiency van de markt. Na de eeuwwisseling volgde de ‘restauratie’: strengere regels vanuit de overheid, controle, toezicht en een hoge lastendruk. Wat is nu eigenlijk de beste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie in het mbo? Of moeten we kiezen?
WIe stuurt: De mARkt of De oveRheID?
Tekst Sander Peters Illustratie Link Design, Amsterdam
Over de slimste ordening in het middelbaar beroepsonderwijs
'Een markt zonder echte concurrentie is gedoemd tot falen'
Frank Kalshoven
BACK STAGE
4 / 5
WIe stuuRt: De mARkt of De oveRheID?veRvoLg
keuze. De andere optie is scholen echte
autonomie geven. Die vrijheid moet dan leiden
tot beter onderwijs tegen een scherpe prijs, en
dus tot een efficiënte besteding van publieke
middelen. Wat je in elk geval niet moet doen, is
halverwege blijven hangen, zoals nu. We zijn
stuck in the middle.”
Een mooie analyse van Kalshoven, vindt John
van de Langenberg, bestuursvoorzitter van het
ROC Horizon College in de kop van Noord-
Holland. “We zitten inderdaad in het midden
tussen twee uitersten, maar is dat erg? Ik denk
van niet.” Ja, Van de Langenberg is fel tegen
privatisering. Of zoals hij het noemt: “de uitlevering
van het onderwijs aan de commercie”. Maar nee,
een schoolbestuurder is meer dan alleen een
uitvoerder van overheidsoekazes. “Als ervaren
bestuurder in de semipublieke sector vraag ik
autonomie. Ik wil het vertrouwen krijgen dat ik
goede resultaten kan boeken. En die resultaten
zijn verdomd eenvoudig te meten. Als een groot
deel van de studenten met een diploma naar
buiten wandelt, als werkgevers tevreden zijn
over onze afgestudeerden, als medewerkers
zich gewaardeerd voelen, en als de balans aan
het einde van het jaar positief is, doe ik het
goed. Laten we het niet ingewikkelder maken
dan het is.”
DAnsmARIekesVan de Langenberg is sinds 2001 in het mbo
actief. Hij maakte nog net het staartje mee
van de ‘jaren-negentig-tijdgeest’. “Wanneer de
politiek een bepaald dossier niet onder controle
had, werd het over de schutting gegooid. Zbo’s
(zelfstandige bestuursorganen, red.) werden op
afstand geplaatst, de markt op, hupsakee. Dat
ging zo met het spoor, met de energiemarkt en
ja, ook met het middelbaar beroepsonderwijs.”
Het gevolg van dit vrijheidsdenken, vervolgt
Van de Langenberg, is een groei van het aantal
‘rare uitglijders’ in het mbo. “Mbo-instellingen
die meer bezig waren met commercie – pret-
studies voor de bühne, waarbij 1.000 dans-
mariekes werden opgeleid, risicovol beleggen,
noem maar op – dan met de kwaliteit van het
onderwijs. Dan ben je een heel magere organisatie.
Of bestuurders die voortijdige uitval eigenlijk
niet eens erg vonden, omdat dan alleen de betere
studenten over bleven. Maar ook de misstanden
bij Amarantis: het komt allemaal voort uit
de ontwikkelingen vanaf midden jaren ’90.”
En zoals dat gaat, na de vrijheid volgt de
knoet. De harde hand. “De regelreflex”, noemt
de Horizon-topman het. “Toen vanaf 2004-2005
van alle kanten de kritiek losbarstte op het mbo
– deels zeker terecht – sloeg de paniek toe. De
overheid probeerde vervolgens verwoed de
controle weer terug te krijgen. We zitten daarom
momenteel in een restauratieve periode. Met
name de vorige minister, Van Bijsterveldt, sloeg
hierin echt door. Wetten, plannen, regeltjes,
plichten, circulaires, extra toezicht, allemaal
om meer invloed te krijgen op het reilen en
zeilen. We werden er knettergek van. Altijd
maar dat vingertje. Heel voorzichtig durf ik
te hopen dat de huidige minister ons weer
het vertrouwen schenkt.”
BetutteLenDOok Van de Langenbergs collega-bestuurder
Jos Leenhouts (ROC Mondriaan) is te spreken
over minister Bussemaker. Met de wijze waarop
ze heeft gereageerd op het onderzoeksrapport
van de Algemene Rekenkamer over de lasten-
druk in het mbo, heeft ze het respect van
Leenhouts gewonnen. “Wat we allemaal niet
klaar moeten hebben liggen aan gegevens, het
is onvoorstelbaar. En zo betuttelend. Ik ben als
bestuurder ontzettend pragmatisch ingesteld:
waar gaat het om? Goed onderwijs. Kundige
docenten. En een verantwoorde besteding
van de publieke middelen. Meer niet.”
Leenhouts, ooit begonnen als docente
aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs,
was als onderwijsbestuurder én rijksambtenaar
nauw betrokken bij de grootschalige veranderingen
in het mbo in de jaren ’90. “Er is veel verkeerd
gegaan, zeker, maar we moeten niet de fout
maken om alles op één hoop te gooien. Schaal-
vergroting, deregulering, marktwerking, verzelf-
standiging: het was niet allemaal dom of verkeerd.
Het gaat erom dat we snappen waarom die
keuzes gemaakt werden. En uit welke situatie
we kwamen. Daarom ben ik het totaal oneens
met Kalshovens analyse. In de afgelopen twintig
'Goed onderwijs is een publieke
verantwoordelijkheid'
Jos Leenhouts
BAck stAge
jaar hebben we van een totaal versnipperd
geheel van scholingsvoorzieningen één
geheel gemaakt: het roc. Een uiterst complex
proces, waarbij vele belangen een rol
speelden, maar dat ons land uiteindelijk
veel heeft opgeleverd: een relatief lage
jeugdwerkloosheid en binnen de EU
het laagste percentage voortijdige
school verlaters en laaggeletterden.”
tWeeDeLIngNeemt allemaal niet weg dat de hang naar
privatisering veel negatieve gevolgen heeft
gehad. “De verkleining van de overheid,
het ongebreideld geloof in de heilzame
werking van de markt – dit Thatcherism
heeft de zbo’s op grote afstand geplaatst
van de politiek. Te grote afstand. De tijd is
gekomen om terug te gaan naar een meer
publieke aansturing. Let wel: daarmee
bedoel ik niet dat we terug in de schoot
van de overheid moeten of dat we betutte-
lende regeltjes moeten omarmen. Nee,
ik ben een warm voorstander van de
civil society. Goed onderwijs is een
publieke verantwoordelijkheid. Een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van
overheid, bestuurders én van burgers.”
Wat Leenhouts ook wil benadrukken,
is dat de doelgroep van het mbo – veelal
jongeren die op grond van de Cito-toets
via negatieve selectie op het vmbo en
vervolgens het mbo terecht zijn gekomen
– een speciale aanpak vraagt. “We leven
steeds meer in een kennisklasse samen-
leving. De tweedeling wordt almaar groter.
Juist door de democratisering van het
onderwijs gaan cognitief sterke kinderen
– ook die van de huishoudster en de bouw-
vakker – massaal naar havo of vwo. De
mbo-student vormt daardoor een steeds
kwetsbaardere doelgroep. En verdient
daarom compassie, geen concurrentie.”
nAmIng AnD shAmIngTijdens het interview zegt Leenhouts
meerdere keren dat ze de overheid
om meer vertrouwen zou willen vragen.
Vertrouwen in haar professionaliteit,
opgebouwd tijdens haar ruim dertig
jaar durende onderwijsloopbaan. Van
de Langenberg spreekt in dit verband
over een overheid die het ruime kader
schetst, waarbinnen zelfstandige
stichtingen met de nodige autonomie
opereren. “Ik pleit geenszins voor een
‘bestuurlijk vacuüm’. Maar we zijn écht
autonoom of niet! Natuurlijk moeten de
prestaties transparant zijn en getoetst
worden, maar dat doet mijn raad van
toezicht ook al. Waarom dubbelop?”
Waar het toezicht misstanden blootlegt,
daar moet fors ingegrepen worden, vindt
ook Van de Langenberg. “De semipublieke
sector is uniek, en zeker geen private
sector. Ongeveer 95 procent van onze
middelen is geld van het Rijk. Dat budget
is bestemd voor maar één ding: kwalitatief
goed onderwijs. Daar ben ik heel traditioneel
in, en steeds meer van mijn collega’s ook.
Wie belastinggeld slecht besteedt, over
de balk smijt of er anderszins een potje
van maakt, moet maar met de billen bloot.
Naming and shaming is een probaat middel,
ook om de rotte appels te scheiden van
de grote meerderheid die zijn zaakjes
wel op orde heeft.”
Verbinding verbroken
In oktober 2012 presenteerde de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van senator Roel Kuiper
(CU) het rapport ‘Verbinding verbroken’. Kuiper c.s. hebben onderzocht hoe de privatisering en verzelfstandig-
ing van overheidsorganisaties destijds (jaren ’80 en ’90) tot stand is gekomen en hoe de maatregelen hebben
uitgepakt in de samenleving. “De eerste golf aan verzelfstandigingen vond plaats zonder duidelijke visie”,
aldus Kuiper. “Naast een geloof in de efficiency van de markt, moesten de overheidsuitgaven beperkt worden.”
Grootste pijnpunt is volgens Kuiper dat het ontstaan van de zbo’s niet heeft geleid tot een kleinere, goedko-
pere overheid, maar wel tot een meer complexe dienstverlening. “Bovendien gaat de verzelfstandiging vaak
ten koste van het verantwoordings toezicht.” Vanaf 2000 is een nieuwe fase ingegaan, waarbij de vraag wat nu
eigenlijk het publiek belang is, centraler komt te staan. In deze fase zitten we nu nog, aldus de onderzoekscommissie.
U vindt het rapport op www.eerstekamer.nl/kamerstukdossier/verbinding_verbroken_onderzoek.
BACK STAGE
6 / 7
uitblinker
Richard grootjans (17), tweedejaars student Werktuigbouwkunde aan de opleiding techniek en Design van het scalda college in vlissingen, is een kei in cAD-tekenen. In maart 2012 won hij het nederlands kampioenschap, een half jaar later volgde de europese titel. Begin juli gaat het zeeuwse talent tijdens de Worldskills in Leipzig de strijd aan met de allerbeste jonge cAD-tekenaars ter wereld.
Tekst Pieter Matthijssen Foto Gerry Hurkmans
“Tijdens mijn vmbo-stage bij VSS Machinebouw – vier jaar
geleden – begon ik op de tekenkamer. Er ging een wereld voor
me open. Hier ontwikkelden ze de machines die uiteindelijk
de fabriek uitrolden, hier werd de basis gelegd van iets heel
concreets. Spectaculair was mijn bijdrage nog niet, maar het feit
dat ik erbij was en af en toe mocht helpen, vond ik heel gaaf.
De stage was mijn eerste kennismaking met CAD-tekenen,
Computed Aided Design. Ofwel, ontwerpen met hulp van de
computer, in 3D. Vanaf het eerste moment ben ik CAD-fan,
omdat het tekenen en techniek perfect combineert; precies
wat ik wil. Met CAD kun je producten perfect vormgeven, maar
ook de meest ingewikkelde sterkteberekeningen maken. De
CAD-software ontwikkelt zich in rap tempo. Het programma
denkt met je mee en genereert fantastische filmpjes en simulaties.
Het CAD-tekenen zat meteen in mijn vingers. Ik handel snel, heb
de technische kennis, zie het eindplaatje zo voor me. Je zou me
een natuurtalent kunnen noemen. Mede daarom ben ik mee gaan
doen aan wedstrijden. Met succes. Tijdens de Vakkanjerwedstrijden
in Ahoy werd ik Nederlands kampioen. Ook de EuroSkills in
Spa-Francorchamps won ik. Waarom? Ik was de snelste, had mijn
opdrachten in één keer supergoed gedaan. Toen ik hoorde dat we
een bosbouwmachine moesten ontwerpen, wist ik: ‘Die is van mij!’
Landbouwmachines tekenen vind ik het mooiste dat er is.
Meedoen aan wedstrijden betekent keihard trainen. Zeker met
de WorldSkills in aantocht. Momenteel oefen ik zo’n drie keer
per week, meestal oude WorldSkills-opdrachten. De komende
tijd voer ik stap voor stap het aantal trainingen op om het
gewenste niveau te bereiken. In totaal doen er 25 landen mee,
met deelnemers uit Europa, de VS, Azië en Zuid-Amerika. Vooral
de Brazilianen zijn goed. Zij hebben drie jaar achter elkaar gewonnen.
Ik maak kans op goud, maar moet wel in topvorm zijn.
Vanaf het eerste moment krijg ik alle steun vanuit mijn opleiding.
Maria van der Vliet bijvoorbeeld, mijn docent Werktuigbouwkunde,
zet zich enorm voor me in. Ze geeft me technische tips, handige
adviezen. Ook helpt ze me tijdens de voorbereiding met opdrachten
en ondersteunt ze me bij de wedstrijden. Verder wordt er niet
moeilijk gedaan als ik een keer extra wil trainen of een paar
uurtjes vrij wil. De opleiding geeft me alle ruimte. Uiteindelijk
is mijn succes ook hún succes.”
‘je zou me een natuurtalent kunnen noemen’
BACK STAGE
kAmeR eIst herstel vAn ResPect vooR De LeRAARFoto Ed van Rijswijk
‘scholen moeten strenger kunnen optreden tegen leerlingen die zich misdragen,
zonder dat hun ouders direct protesteren.’ Zo kopte het aD op 11 februari. ‘ouders
moeten de leraren ondersteunen, in plaats van hun gezag te onder mijnen. er is
een mentaliteitsverandering nodig.’
De kamerleden reageren daarmee op een oproep van de middelbare scholen en
vakbonden over het tanende gezag van docenten. herkenbaar? nee, voor mij als
docent ict aan het nova college zeker niet. studenten benaderen ons over het
algemeen respectvol. Wel valt mij op dat de student is veranderd. De basishouding
die veel studenten hebben, is: docenten willen wat en wij willen niets.
studenten brengen, als ze bij ons op school beginnen, een vrachtwagen vol
ervaringen met zich mee. elke student heeft wel een verhaal over leerkrachten
op andere scholen. Docenten die lange tijd ziek zijn, lessen niet voorbereiden,
toetsen niet of slecht nakijken, te laat komen en zorgen voor ophokuren en
verkeerde roosters. kortom, docenten die zich niet houden aan de geldende
afspraken. Dan is het toch niet zo gek dat studenten het vertrouwen in de
docent verliezen?
ik stop veel energie in mijn studenten, zodat zij dit vertrouwen weer terugkrijgen.
Door zelf respect te geven, krijgen we uiteindelijk ook weer respect. De basis
houding van elke docent moet zijn dat hij er voor de student is. De docent
moet boven de lesstof staan. hij moet kundig zijn en een aanspreekpunt
voor zijn studenten.
‘slechte’ klassen bestaan niet, wel slechte docenten. De overheid moet zorgen
voor een verandering in de beroepshouding bij docenten. De docent moet
samen met de student werken aan zijn ontwikkeling en hij moet proberen
om in zijn belevingswereld te kruipen. Dat zijn wezenlijke veranderingen.
met straffen win je niet meer respect. Docenten die proberen met straffen en
maat regelen zaken voor elkaar te krijgen, veroorzaken vaak een kloof tot de
belevingswereld van de student. te vaak heb ik dat gezien. Docenten moeten
in gesprek blijven met studenten, zodat zij hen beter gaan begrijpen. natuurlijk
moeten er daarnaast ook regels op scholen zijn, zodat gebouwen heel blijven.
Den haag heeft gelijk: het is tijd voor een mentaliteitsverandering in de scholen.
De politici kunnen het respect voor docenten echter niet afdwingen. Wij moeten
zelf veranderen. Docenten, geef studenten positieve energie en zorg dat je hun
respect verdient!
Elmer VeerhoffDocent nova college haarlem
cOlumn
BAck stAge
8 / 9
Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)
Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6
2008 2010
Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)
Oostenrijk
Finland
Frankrijk
Duitsland
Hongarije
Italië
NEDERLAND
Spanje
Zweden
Zwitserland
Slagingspercentage mbo-niveau 2-4
0
10
20
30
40
50
60
0
5
10
15
20
25
0
20
40
60
80
100
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
57,5
38,7
30,3
56,252,4
30,933,5 31,2
38,9
5,7
76
94
65
47
17
60
85
43 44
74
6,811,5
2,98,8 9,4 7,0 8,0
10,76,2
14,2
10,4
11,1
14,016,7
11,612,0
16,318,9
19,2
23,0
5,17,2
16,823,7
8,710
,3 9,6
9,7
9,9
12,6
het nederlandse onderwijs presteert in europees
perspectief ruim bovengemiddeld. volgens de
recente eumededeling ‘een andere kijk op
onderwijs’ behoort ons land tot de europese top 4
met een world classstelsel voor het beroeps
onderwijs. het nederlandse mbo onderscheidt
zich door uitstekende slagingspercentages en de
bijzondere combinatie van beroepsopleidend leren
en beroepsbegeleidend leren (op p. 2123). ook wat
betreft de aansluiting van het nederlandse onderwijs
op de arbeidsmarkt zit het meer dan goed, zo blijkt
uit de lage jeugdwerkloosheidscijfers. Wel is de
jeugdwerkloosheid in twee jaar tijd met zo'n 7%
toegenomen (zie de tabel linksonder). een stijgende
trend die zich ook in andere europese landen
laat zien.
het mBo In euRoPA
Bron: OECD, Education at a glance 2012
mBoóhtjesWIst u DAt?
Volg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo
BACK STAGE
Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)
Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6
2008 2010
Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)
Oostenrijk
Finland
Frankrijk
Duitsland
Hongarije
Italië
NEDERLAND
Spanje
Zweden
Zwitserland
Slagingspercentage mbo-niveau 2-4
0
10
20
30
40
50
60
0
5
10
15
20
25
0
20
40
60
80
100
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi
57,5
38,7
30,3
56,252,4
30,933,5 31,2
38,9
5,7
76
94
65
47
17
60
85
43 44
74
6,811,5
2,98,8 9,4 7,0 8,0
10,76,2
14,2
10,4
11,1
14,016,7
11,612,0
16,318,9
19,2
23,0
5,17,2
16,823,7
8,710
,3 9,6
9,7
9,9
12,6
DAt DAn WeeR welVolg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo
gouden tijden, zwarte bladzijden
tweedejaars studenten ruimtelijke vormgeving & presentatie van het Grafisch lyceum rotterdam hebben kunstzinnige werken gemaakt van afgeschreven boeken. dit in het kader van de 78e boekenweek die plaatsvond van zaterdag 16 t/m zondag 24 maart 2013. de centrale bibliotheek in rotterdam daagde de creatieve studenten uit om met de afgeschreven boeken aan de slag te gaan, binnen het thema ‘Gouden tijden, Zwarte bladzijden’.
De studenten hebben zelf ruimtelijke objecten uitgekozen of
gemaakt. Deze hebben zij bekleed met boeken en onderdelen van
boeken, zoals bladzijden en kaften, waardoor het originele object
soms niet meer te zien is. Of het nu gaat om een jurk, een stoel of
een piano: het eindresultaat weerspiegelt volgens de studenten
in alle gevallen een artistiek verhaal.
tilburgs geluk op nummer 13
in tilburg is het startschot gegeven voor het project ‘Geluk op 13’. Het project is een samenwerking van rOc tilburg, universiteit van tilburg, de regionale omroep en de kranten. tachtig roc-studenten van de opleiding sociaal-maatschappelijke dienstverlening gaan de straat op om tilburgers met het huisnummer 13 in hun deuropening fotograferen. de studenten bezoeken alle 1138 tilburgse straten, van villawijk tot volksbuurt.
symBoLIseeR je geLuksmoment”Hoe gelukkig iemand is, kun je niet altijd van zijn gezicht
aflezen”, vertelt initiatiefneemster Willemien van Heugten.
“Daarom hebben we een vragenlijst opgesteld. We vragen de
mensen ook hun geluksmoment uit te beelden.” Zeshonderd
foto’s worden uitvergroot. Die worden op bouwhekken
opgehangen, zodat er een nieuwe straat ontstaat: Straat 13.
Meer informatie: Willemien van Heugten (rOC Tilburg), [email protected]
Wat zijn de onderwijstrends voor 2013?
Youngworks heeft de onderwijstrends voor 2013 voorspeld. in 2013 staan ‘zelf keuzes maken’, ‘inspraak hebben’ en het gebruik van ict hoog in het vaandel.
1. ICT-toepassingen (‘devices’) in de klas.
2. Flip je klas: studenten maken zelf keuzes in hun leerproces
en docenten filmen hun lessen.
3. Focus op de 21st century skills: accent op vaardigheden
waarmee jonge mensen leren omgaan met de kansen
die onze kenniseconomie en samenleving bieden.
4. Internet University: steeds meer jongeren leren via internet
bepaalde vaardigheden.
5. PartYcipatie: scholen benutten steeds meer de mondigheid
en creativiteit van jongeren.
6. De leraar professionaliseert: docenten gaan zelf op zoek naar
werk dat hen inspireert en vinden elkaar in online netwerken.
7. Elke school een eigen gezicht.
8. Gamification in de klas.
9. Motiveren door verbinden: motivatie als ingrediënt voor het
ontwikkelen van talent.
10. Meer aandacht voor jongens voor de klas.
bron en meer informatie: www.youngworks.nl
Foto
Gra
fisc
h Ly
ceum
Rot
terd
am
Foto
Jer
oen
Neu
s, S
tich
ting
Ver
halis
BACK STAGE
10 / 11
‘schoLen moetenhun éigen AmBItIesfoRmuLeRen’
Rick Steur: hoofdinspecteur BVE
BACK STAGE
Het zijn roerige tijden voor de Inspectie
van het Onderwijs. Na Amarantis, dat ten
onder ging aan falend bestuur en toezicht,
moet het anders. Beter. De inspectie moet
sneller ingrijpen als een instelling dreigt
te ontsporen. Op meer regels en meer
controle zit echter niemand te wachten.
Ook minister Bussemaker niet. Met haar
‘ontregeling’ van het onderwijs gaat ze
lijnrecht in tegen het beleid van oud-
minister Van Bijsterveldt. Onlangs liet
ze de urennorm al los.
Hoe is het om telkens een ander bewinds-
persoon te moeten dienen, met andere
opvattingen over de invulling van het
toezicht? Rick Steur (58) laat glimlachend
een stilte vallen. “Afwisselend.” Hij kiest
zijn woorden zorgvuldig, denkt na. “Wat
betreft de uren norm heb ik informeel
tegenover het departement ook wel eens
gezegd dat dit in mijn ogen niet de manier
was waarop we toezicht moeten willen
houden. Ik ben er voorstander van
in stel lingen meer verantwoordelijkheid
te geven.”
De inspectie heeft steken laten vallen bij het toezicht op Amarantis. Welke lessen trekt u daaruit?“Bij Amarantis hebben we te laat onze
zorgen over de kwaliteit van het onderwijs
en de financiën bij elkaar opgeteld. We
hadden eerder een conclusie moeten
formuleren. Dat reken ik mezelf ook aan.
Ik heb geleerd dat wij onszelf eerder de
vraag moeten stellen of een bestuur
‘in control’ is.”
Wat moet er veranderen om dat in de toekomst te verbeteren?“We willen dat onze mensen die toezicht
houden op financiën veel nauwer gaan
samenwerken met collega’s die toezicht
houden op onderwijskwaliteit. Daarvoor
creëren we multidisciplinaire teams. Zo
komen we eerder tot een totaalbeeld
van een school.”
het ministerie wil ook dat u een meer anticiperende rol aanneemt. hoe gaat u dat doen?“Het financiële toezicht hebben we de
afgelopen jaren erg laten bepalen door
analyse van de jaarrekeningen. Toezicht
achteraf dus. Als er zorgen ontstonden
over de liquiditeit en solvabiliteit, trokken
we bij instellingen aan de bel. Maar er zijn
ook data die we eigenlijk al in huis hebben
om te voorspéllen hoe de bekostiging van
een instelling zich gaat ontwikkelen.
Studenteninschrijvingen bijvoorbeeld zijn
een goede indicator voor de inkomsten-
stroom over twee jaar, via de rijksbijdrage.
Zien we daarin grote fluctuaties en hebben
we al zorgen over de financiële gezondheid
van een instelling, dan treden we in
overleg. We gaan dus meer anticiperen.
Dat deden we vroeger nooit.”
u moet ook gaan optreden tegen slecht bestuur.“Ik ben erg blij met die ontwikkeling. Het
is niet iets wat wij gewoon waren te doen.
Intern zijn we al met een groot project
bezig om het toezicht op het bestuurlijk
handelen aan onze normale toezichts-
praktijk te verbinden. Als we uit kranten-
berichten of van klokkenluiders signalen
krijgen dat het moreel kompas binnen een
instelling niet deugt, zullen we dat waar
nodig aan de kaak stellen.”
u bedoelt zonnekoningengedrag?“Dat is de meest extreme vorm. Kern is
echter dat we een onderzoek instellen als
we twijfelen of de instelling en het bestuur
de zorgplicht voor goed onderwijs waar -
maken. Verder willen we de raad van
toezicht veel eerder spreken dan tot nu
toe. Als wij het idee hebben dat het bestuur
moeite heeft de doelstellingen te realiseren,
vragen wij de toezichthouders naar hun
visie daarop en hun eigen rol daarin. Nog
even voor de duidelijkheid. Het is dus niet
zo dat we vanaf volgend jaar alle besturen
gaan aflopen om te zien of ze zich netjes
gedragen. Nee. Wij blijven in eerste instantie
monitoren of studenten en leerlingen
voldoende kansen krijgen om veel te leren.
Pas op het moment dat we daar haperingen
in zien, gaan we op onderzoek uit.”
Dit zijn allemaal extra taken. kunt u dit als organisatie aan? of heeft u extra mensen nodig?“Ehm… U merkt dat ik stil word. Ik heb
dat nog niet helemaal doordacht. Maar
we moeten onze ogen als inspectie niet
sluiten voor de taakstellingen waar
het kabinet-Rutte II en heel Nederland,
economisch voor staan. Die hebben
consequenties voor de rijksoverheid
en dus ook voor de Inspectie van
het Onderwijs.”
Beter toezicht zonder extra regels. Dat is de taak waarvoor de Inspectie van het Onderwijs zich onder onderwijsminister Jet Bussemaker ziet gesteld. Wat is de visie van hoofdinspecteur Rick Steur op die veranderende rol van de inspectie?
Tekst Annette van Soest Foto Seb Jarnot – Unit CMA
BACK STAGE
12 / 13
u wil wel meer mensen, maar ja, de bezuinigingen…“Ja. Wij moeten als overheidsorgaan meer
voor minder neerzetten. Wij zijn onze
werkwijze op een veel breder terrein
aan het heroverwegen. Denk ook aan
de invoering van de nieuwe inspectie-
categorie voor ‘excellente scholen’ in het
primair en voortgezet onderwijs. Een hele
toer, maar het is een opdracht uit het
regeerakkoord die ik met liefde omarm.
U stelt een heel terechte vraag. Kán dat
dan wel voor hetzelfde? Nee, dat kan
niet voor hetzelfde. Dat betekent dat
je of meer geld nodig hebt, of dat je je
werkzaamheden anders organiseert.”
hoe gaat u dat oplossen?“In het voortgezet onderwijs doen we
momenteel een proef die we te zijner tijd
ook in het mbo zouden kunnen uitvoeren.
Bij inspectiewerk huren we mensen in uit
het onderwijsveld zelf. Nu zijn dat nog
vooral teamleiders, maar we willen ook
ervaren docenten en mensen uit het
middenmanagement laten deelnemen.”
Dat kost toch ook geld?“Maar veel minder. Zo’n toegevoegd
inspecteur doet bovendien veel ervaring
op over kijken naar kwaliteit. Hij werkt
aan zijn referentiekader, omdat hij op
andere scholen rondloopt en neemt dat
ook weer mee terug naar de eigen school.
Daarnaast worden we als inspectie
flexibeler en kunnen we in een aantal
opzichten ons werk beter doen.”
In welk opzicht?“Ook in het voortgezet onderwijs zijn wij
een heel compacte inspectie. We dekken
heel Nederland af met zo’n veertig
mensen. Rijst het vermoeden dat een
school een probleem heeft met exacte
vakken, omdat de examenresultaten
achterblijven, dan hebben wij niet altijd
binnen onze club van veertig de deskundig-
heid op dat terrein. Met deze werkwijze
kun je specifieke deskundig heden inhuren.”
u zei al: er moet meer voor minder worden gedaan. ervaart u een toenemende druk?Lachend: “U zou mijn agenda eens moeten
zien. Nee. Ik ervaar wel de druk dat het
spannend is om, met de middelen die
we hebben, alle opdrachten waar we voor
staan uit te voeren.”
Bent u wel eens bang dat dat niet lukt?“Tot nu toe niet. Sinds 2007 hebben
we ons budget al met meer dan twintig
procent gereduceerd. Die bezuiniging
hebben we weten te realiseren, omdat
we ook toen het toezicht op een andere
manier zijn gaan inrichten. Risicogericht.
Dat betekent dat we niet meer altijd overal
komen en dat we onze energie vooral
besteden aan de instellingen waar we
grote risico’s zien.”
u werkt al vijfendertig jaar in het onderwijs. heeft u daar baat bij in uw huidige rol als toezichthouder?“Jazeker. Elke baan was de beste voor-
bereiding op mijn volgende baan. Ik weet
dat het geen sinecure is om van dag tot
‘schoLen moeten hun éIgen AmBItIes foRmuLeRen’veRvoLg
'Wat niet goed is, is niet goed genoeg'
cuRRIcuLum vItAe
geboren: 28 juli 1955, Bussum
studie: Bedrijfseconomie en Organisatiekunde aan de Universiteit
van Amsterdam
Werk: Lerarenopleider en begeleider van aanstaande leraren voor het
mbo en voortgezet onderwijs in Leeuwarden en Groningen, inspecteur
voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs, voorzitter college
van bestuur CVO Zuid-West Frylân, hoofdinspecteur voortgezet onderwijs,
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs bij de
Inspectie van het Onderwijs
dag goed onderwijs aan te bieden. Dat het
weerbarstig kan zijn, niet mechanisch als
een geoliede machine neer te zetten is.
Daar oog voor hebben, als inspectie, vind
ik erg belangrijk.
Tegelijkertijd blijf ik me wel uitspreken
vanuit mijn eigen onafhankelijke positie.
Wat niet goed genoeg is, is niet goed
genoeg.”
Wat is nu niet goed genoeg?“Veel opleidingen zitten in een
bandbreedte van gemiddelde kwaliteit.
Wij willen vanuit het toezicht een rol
spelen om excellente opleidingen – want
die zijn er ook – zichtbaar te maken en
tot voorbeeld te stellen.”
hoe verhouden interne kwaliteitszorg en extern toezicht zich tot elkaar?“In de verhouding tussen een onderwijs-
organisatie en de inspectie lijkt het wel
eens of scholen hun verantwoordelijkheid
voor kwaliteit uitleveren aan ons. Dat
moeten ze niet doen. Dat moeten ze ook
niet willen.” Hij slaat met zijn hand op
tafel. “Je moet het toezichtkader van de
Inspectie van het Onderwijs niet over-
nemen als uitgangspunt van je kwaliteits-
zorgsysteem. Onderwijsinstellingen
moeten hun éigen ambities formuleren.
Als ze die waarmaken, moeten ze er
vervolgens op vertrouwen dat ze dan
ook aan ónze eisen voldoen.”
BACK STAGE
BLIk arbeidskrachtenFoto Ed van Rijswijk
Doe uw ogen dicht en denk aan een grote kast. met plaats voor veel blikken,
vol arbeidskrachten. het blik techneuten staat voor het grijpen op ooghoogte,
naast het blik verpleegkundigen. het blik ambachtslieden zetten we apart.
het blik kinderopvang hebben we niet meer nodig, net als dat met artiesten.
Die blikken we om naar de techniek.
het bedrijfsleven vraagt, het onderwijs draait een blik open. De realiteit is
helaas een stuk grilliger. De arbeidsmarkt van vandaag sluit lang niet altijd aan op
wat ze gisteren van het onderwijs vroeg. neem de kinderopvang. tot voor kort
booming business, maar door onder meer overheidskeuzes in korte tijd volledig
ingestort. Je zal in de hoogtijdagen maar voor een opleiding in deze sector
hebben gekozen en nog op school zitten: dag kans op werk! meteen omscholen
naar de techniek, zegt een deel van de politiek dan, dáár is een groot tekort.
maar we leven niet in een maatschappij die voor jongeren beslist wat ze later
moeten worden. Dat beslissen ze zelf. Daarnaast: een kinderopvangtalent is
niet automatisch een parel voor de techniek.
natuurlijk kan betere voorlichting en wat zachte dwang helpen bij het maken
van de juiste keuze. en dat is niet per se een keuze voor de sector met de grootste
tekorten. het mbo is en blijft volop in beweging om jongeren zo goed mogelijk
te laten kiezen. met aandacht voor hun (onzichtbare) talenten en passies én
de behoefte van de arbeidsmarkt. Zo ‘scholen’ we onszelf op dit moment ‘om’
naar brede opleidingen, daar vraagt het bedrijfsleven om. specialiseren kunnen
jongeren dan later, als ze aan het werk zijn. met het school exprogramma
kunnen we de komende twee jaar jongeren helpen voor wie werkloosheid dreigt
door de slechte arbeidsmarkt. We laten deze jongeren op een hoger mboniveau
doorstuderen. of in een andere richting waar meer vraag naar is, mits dat ook
bij die jongere past.
Daarbij kijken we nadrukkelijk naar de arbeidsmarkt van morgen (korte termijn)
én overmorgen (lange termijn). een voorbeeld: de bouw. nu een sector in puin,
straks weer volop werk. Dat vraagt nú om actie van met name het bedrijfsleven,
hoe tegennatuurlijk dat vanwege de conjunctuur ook is. Zorg dus voor voldoende
leerplaatsen voor jongeren die zonder niet aan hun opleiding kunnen beginnen.
Zodat we straks, als de bouw weer aan de slag moet, voldoende jongeren
hebben opgeleid die met passie voor hun vak gemotiveerd aan de slag willen
en gaan. en dan hoeft de bouw geen moord en brand te schreeuwen dat het
onderwijs niet kan leveren waar de arbeidsmarkt om vraagt. omdat het blikje
bouw nog leeg is.
Jan van Zijlvoorzitter mbo raad
cOlumn
BAck stAge
14 / 15
‘mIjn stuDenten zIjn oveRAL WeLkom, ook oP Facebook’
ma Di
InteRnet en technoLogIe “Al jaren worstelen grote
organisaties met internet: ze moeten er iets mee, maar
hoe? Ik gaf hen jarenlang advies en kreeg als dank een
fles wijn of een boekenbon. Tot ik anderhalf jaar geleden
NewTeam oprichtte. We zijn geen traditioneel consultancy-
bureau dat een strategie bedenkt en het voor de klant
uitvoert. NewTeam zegt: juist de organisatie zelf moet
het gaan doen en wij kijken mee. Vandaag spreek ik
medewerkers van de Dienst Informatisering van de
Tweede Kamer, verantwoordelijk voor de informatie-
voorziening van Kamerleden. Samen met hen verken ik
de toekomst met de huidige stand van de technologie.”
onDeRWIjs In 2020 “Hoe kunnen we het onderwijs
digitaliseren? Hierover leid ik een debat georganiseerd
door de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit
van Amsterdam. We kijken vooruit: wat is de stand van
het onderwijs in 2020? Technologie biedt de oplossing
voor maatwerk in het onderwijs, en dat is nodig. ICT kan
de vertaalslag maken van docent naar individu. Als dit
niet vanuit het onderwijsveld komt – dat vol expertise en
kennis zit – dan gebeurt het vanuit ‘Silicon Valley’. Kruipen
studenten straks na schooltijd achter de ‘Google-school’,
veel leuker maar wél gesponsord door commerciële
bedrijven. Willen we dat?”
en wat dOet Hij ZOal?
De week van Danny Mekić, ondernemer, docent, spreker en technologie-expert
Tekst Somajeh Ghaeminia Foto Jeroen Poortvliet
Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge, succesvolle ondernemer en docent Danny Mekic (26) waarschuwt voor de ‘Google-school’. ’Veel leuker dan de gewone lessen op school, maar wél gesponsord door commerciële bedrijven. Terwijl de expertise zich in de scholen bevindt.’
BACK STAGE
Do
Wo
sPReken “Regelmatig spreek ik op bijeenkomsten over
ondernemerschap, onderwijs en technologie. Met mijn
sprekersmanagers praat ik over mijn ambities. Ik fotografeer
graag en neem vaak mijn camera mee naar klanten om hun
werkplekken vast te leggen. Wellicht kan ik een lezing
combineren met een expositie. Met het spreken probeer
ik verbindingen te leggen, vaak van het bedrijfsleven naar
het onderwijsveld. Dat is zowel voor mijn klanten als voor
studenten en docenten interessant. Ik vind spreken erg
leuk, maar het moet wel in balans blijven. Soms stel ik een
rustperiode in. Om te verdiepen of gedachten uit te werken.”
socIAL meDIA In De kLAs “Een leraar wilde
zijn huiswerk op Facebook zetten, maar zijn
studenten protesteerden. Mijn antwoord:
juist doen! Facebook is het middelpunt van
de wereld van jongeren. Daar moet school een
vast onderdeel van zijn, of ze het leuk vinden
of niet. Het onderwijs moet jongeren bedienen.
Daarvoor moeten we traditionele definities
los laten. Een les mag nu zo heten, als een
docent fysiek aanwezig is. Terwijl digitaal
contact in het bedrijfsleven heel normaal is.
Mijn studenten zijn welkom op de plek waar
zij het liefst contact willen, dus ook op Facebook.
Om die reden deel ik mijn privéleven liever op
de analoge manier.”
PIAnosPeLen “Iedere dag kruip ik thuis achter mijn
piano. Ik laat dan alles los en ontspan. Soms ga ik naar
andere locaties, zoals de Universiteit van Amsterdam,
om te spelen. Iedere piano is anders, dat maakt het
spannend en onvoorspelbaar. Als ik ga spelen, sluit ik
me af van mijn omgeving. Het is dan geweldig om na
afloop te merken dat er mensen om me heen staan,
die me aanspreken en bedanken. Ik ben heel kritisch,
ik doe niets waar ik niet goed in ben. Dat vertel ik ook
vaak aan mijn studenten: ‘Als je een keuze wilt maken,
leer dan eerst de opties kennen.’ Op een tentamen
krijg je de opties in multiple choice. In het echte leven
moet je de verschillende mogelijkheden zelf zoeken.”
Vr
BACK STAGE
16 / 17
De heLe DAg De pot oP vooR een goeD DoeLTekst Nathalie van Dijk Foto ROC Menso Alting
Twaalf studenten van ROC Menso Alting gingen
in januari op de Grote Markt in Groningen
letterlijk de pot op om geld op te halen voor
ontwikkelingswerk in Zuid-Afrika.
Met de wc-potactie, die dertien uur duurde,
wilden ze duidelijk maken dat sanitaire
voorzieningen niet overal vanzelfsprekend
zijn. Aan de wc-potactie was een sponsoractie
gekoppeld en het winkelende publiek kon geld
doneren voor het goede doel. De studenten
haalden 3.500 euro op met deze actie.
Van maart tot en met mei bezoeken de twaalf
studenten Zuid-Afrika. Daar leveren ze een
bijdrage aan ontwikkelings projecten van
stichting C-A-N. Deze stichting zet zich in
voor de verbetering van de hygiëne
in ontwikkelingslanden.
in beeld
BACK STAGE
BAck stAge
18 / 19
BAck stAge
Een hoogleraar die vol trots vertelt over de
beroepsopleiding die zijn zoon volgt. Niks geks
aan in Zwitserland, zegt David Bohmert. Hij is
directeur van Swisscore, een Zwitserse netwerk-
organisatie in Brussel. Swisscore houdt zich
bezig met allerlei onderwerpen, maar juist voor
het beroepsonderwijs is de laatste tijd opvallend
veel aandacht van andere Europese landen, zegt
Bohmert. Hij schrijft dat toe aan het succes van
het Zwitserse beroepsonderwijs. “Vakmanschap
staat in Zwitserland in hoog aanzien; vier op de
vijf jongeren gaan naar het beroepsonderwijs.
De jeugdwerkloosheid is erg laag. En bij de
WorldSkills, de wereldwijde vakwedstrijden,
is er eigenlijk maar één Europees land dat mee
kan doen: Zwitserland.”
Eenzelfde voorbeeldfunctie als Zwitserland
heeft ook Finland, hoewel het beroepsonderwijs
daar totaal anders in elkaar steekt. Terwijl in
Finland het bedrijfsleven op afstand staat van
het onderwijs, heeft het in Zwitserland de dikste
vinger in de pap. Niet de overheid, maar het
bedrijfs leven heeft in Zwitserland het laatste
woord over het curriculum van het beroeps-
onderwijs. Blijkbaar zijn er meerdere wegen
die naar Rome leiden. Wat zijn de Finse en de
Zwitserse succes factoren en kan Nederland
daar iets mee?
kAmPIoenenNederland doet het al heel goed en dat vergeten
we maar al te vaak. Met die opmerking begint
bijna ieder gesprek over dit onderwerp. “Wij
hebben bijna wekelijks buitenlandse delegaties
op de stoep die iets van óns willen leren”, zegt
Peter van IJsselmuiden, coördinator internationaal
beleid op het gebied van beroepsonderwijs en
volwasseneneductie bij het ministerie van
Onderwijs. “Volgens de recente EU-mededeling
Rethinking education – in het Nederlands vertaald
als ‘Een andere kijk op onderwijs’ – behoort ons
land tot de Europese top 4 met een world class -
stelsel voor het beroepsonderwijs. Als je uitwisselt
met andere landen, is het dus al gauw zo dat
Nederland meer komt brengen dan halen.”
“We zijn allemaal kampioenen”, zegt Marc van der
Meer, directeur van het landelijk expertise-
centrum beroepsonderwijs, doelend op met name
Zwitserland, Finland, Denemarken, Duitsland en
Nederland. “De stelsels voor beroeps onderwijs
zijn in die landen niet hetzelfde, maar leiden
wel allemaal tot relatief goede resultaten.”
Kampioenen kunnen onderling best iets van
elkaar leren. Neem de doorstroommogelijkheden
tussen het algemeen vormende onderwijs en
het beroepsonderwijs in Zwitserland, zegt
Bohmert. “In Zwitserland kun je op ieder
moment van algemeen naar beroepsonderwijs
overstappen en andersom. En het beroeps-
onderwijs gaat door tot het academische niveau.
De doorlatendheid van het systeem draagt bij
aan de gelijk waardigheid. In Nederland zijn er
tegenwoordig minder brugmogelijkheden dan
vroeger, dat is jammer.”
Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen? Inspiratie opdoen kan zeker, zeggen zes betrokkenen, maar in zwijm vallen voor het onderwijs stelsel van een ander land heeft weinig zin. ‘Losse onderdelen zijn niet zomaar te kopiëren.’
‘We zIjn allemaal kAmPIoenen’
Tekst Berber Bijma Illustratie Link Design, Amsterdam
Wat kan Nederland leren van Finland en Zwitserland?
'In Zwitserland begint de waardering voor 'doen' al in het primair onderwijs'
David Bohmert
BACK STAGE
20 / 21
We zIjn ALLemAAL kAmPIoenenveRvoLg
Ook de sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland
ziet hij als een succesfactor. Bedrijven weten tenslotte
zelf het beste wat ze nodig hebben aan toekomstige
werknemers. “De overheid en de onderwijsinstellingen
zelf gaan over de algemene vaardigheden van studenten,
maar het bedrijfsleven bepaalt via beroepsverenigingen
met welke praktische vaardigheden studenten van
school komen. Alle partijen ervaren het systeem als
economisch voordelig.”
Ab van der Touw, bestuursvoorzitter van Siemens
Nederland, beaamt dat. Siemens heeft als werkgever
ervaring in verscheidene landen. “Het duale leer-
werkstelsel in Zwitserland en Oostenrijk bevordert een
kwalitatief betere match tussen scholing en arbeids markt.
Bovendien is de afstemming tussen bedrijfsleven en
onderwijs regionaal heel professioneel geregeld, net
als overigens in Finland en Oostenrijk.”
gRAtIs stAgIAIResVan IJsselmuiden van het ministerie van Onderwijs ziet
ook die sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland,
maar hij ziet Nederland dat nog niet in die mate over -
nemen. “De Zwitsers wijzen in dat verband wel eens
op hun ervaring met CEO’s van multinationals. Die
komen soms uit landen waar bedrijven stagiair(e)s niet
of nauwelijks betalen en moeten dan echt overtuigd
worden van de Zwitserse aanpak. Een cultuur of een
traditie verander je niet zomaar.”
Van der Meer van het landelijk expertisecentrum
beroeps onderwijs prijst de rol van het Zwitserse bedrijfs-
leven ná de initiële beroepsopleiding. “Zwitserland heeft
een heel stelsel van post-secundair onderwijs, waar het
bedrijfsleven sterk bij betrokken is. In ons land is de
leerlijn van mbo naar hbo naar de universiteit veel
minder ver ontwikkeld. In zo’n model van skills beyond
school kan Zwitserland als inspiratie dienen.”
In zowel Zwitserland als Finland is verder het imago
van het beroepsonderwijs uitstekend. Dat kenmerk zou
Nederland natuurlijk graag willen overnemen, maar dat
is een zaak van de lange adem. “Heel Europa lijkt meer
en meer gericht op academisering”, zegt Bohmert. “In
Zwitserland begint de waardering voor ‘doen’ naast
‘denken’ al in het primaire onderwijs. Brood bakken
op school of meehelpen op een boerderij zijn heel
gewone activiteiten.”
DooRLoPenDe LeeRLIjnenOok in Finland is de beeldvorming van vakmanschap
positief, merkt René van Schalkwijk, lid van het college
van bestuur van ROC Horizon College in Alkmaar en
omstreken. “De kwaliteit van het Nederlandse en Finse
beroepsonderwijs is ongeveer hetzelfde, maar de
appreciatie van beroepsonderwijs is bij de Finnen groter
dan bij ons.” Van Schalkwijk denkt dat goede doorlopende
leerlijnen, met net als in Zwitserland soepele overstap-
mogelijkheden tussen algemeen en beroepsonderwijs,
daaraan bijdragen. “De Finnen hebben nergens een
doodlopende weg. Je kunt via het beroepsonderwijs
naar het algemeen vormende hoger onderwijs. En als dat
niet lukt, dan heb je tenminste een vak geleerd en heb je
prima beroepskansen. Bij ons is het ook wel mogelijk
de koninklijke weg te volgen – vmbo-mbo-hbo-wo – maar
dan moet je tegenwoordig wel de nodige hindernissen
nemen. Voor de pre-master, die nodig is om van het hbo
naar de universiteit te kunnen, moet je bijvoorbeeld
betalen. Dat is een belemmering waar ik het nut niet
van inzie.”
Een ander sterk punt van het Finse onderwijs is dat niet
controle maar vertrouwen het uitgangspunt is, zegt Van
Schalkwijk. De Inspectie van het Onderwijs is zo goed als
afgeschaft. Controle is er nog wel, maar dan niet integraal
zoals in Nederland. Wie bij een steekproef de eigen
doelen niet blijkt te halen, kan op weinig genade
rekenen. “De Finnen zijn niet echt van het gedogen, zoals
wij. Als een onderwijsinstelling het niet goed doet, zijn
de consequenties stevig.” De combinatie van vrijheid en
verantwoordelijkheid blijkt in de praktijk goed uit te
pakken. Van Schalkwijk: “De Finnen en de Zwitsers
slagen er beter dan Nederland in om van iemand die
voor een dubbeltje geboren is, een kwartje te maken.”
Het Finse onderwijsstelsel is onderdeel van een samen-
hangend groter geheel, benadrukt Van der Meer van het
landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs. “Wat wij
van de Finnen kunnen leren – naast bijvoorbeeld het
belang van goed geschoolde docenten – is dat goed
onderwijs een zaak van de lange adem is. Finland heeft
25 jaar lang zwaar geïnvesteerd in de eigen economie,
in brede zin. Onderwijs en innovatie maken deel uit
van een samenhangend pakket van publiek-private
samenwerking en kwaliteitsverhoging.”
hoLLAnD’s got tALentJack Biskop, voormalig Tweede Kamerlid voor het CDA,
laat zich ook inspireren door het Finse voorbeeld. “Hun
cultuur van lesgeven zou ik wel willen overnemen. Teach
less, learn more, zoals Pasi Sahlberg het in zijn boek Finnish
lessons omschrijft. In Nederland willen we het aantal
lesuren steeds maar verhogen, in Finland is meer nadruk
BACK STAGE
op de verantwoordelijkheid en de positie van de
leraar. Die is de sleutel tot goed onderwijs. Er zijn
ook in ons land goede vaklieden die graag hun
kennis overdragen. Sommigen zijn niet bevoegd,
maar uiterst bekwaam. Moeten we ons dan druk
maken om een papiertje waarop staat dat hun
pedagogische bevoegdheden in orde zijn? Ik
denk dat je daar in het beroepsonderwijs wat
soepeler mee zou kunnen omgaan dan in het
algemeen vormende onderwijs.” Van der Touw
is dat met hem eens: “De Inspectie van het
Onderwijs moet de eisen voor lesbevoegdheid
van docenten en gastdocenten uit het bedrijfs-
leven niet onnodig hoog maken en formaliseren.”
Biskop ziet wel mogelijkheden om de Nederlandse
waardering voor vakmanschap naar ‘Finse hoogte’
te brengen. “Een Holland’s Got Talent met een
broodbakker of een loodgieter zou toch prachtig
zijn? We moeten vakidolen als Floris van
Bommel (schoenmaker, red.) creëren.”
oostenRIjkWaar Nederland vooral goed in is, benadrukken
de verschillende gesprekspartners, is de
combinatie van beroepsopleidend leren en
beroepsbegeleidend leren (bol/bbl). Oostenrijk
kent datzelfde systeem, zegt Van IJsselmuiden
van het ministerie. “Bol en bbl zijn communi-
cerende vaten waarmee je conjuncturele
klappen kunt opvangen. Als het goed gaat
met de economie, zijn er veel stageplaatsen
en is beroepsbegeleidend leren aantrekkelijk.
Als het economisch minder gaat, is beroeps-
opleidend leren een prima alternatief. Zo nodig
houd je studenten dan ook nog wat langer op
school om een hoger niveau te bereiken. Het
Oostenrijkse stelsel voor beroepsonderwijs lijkt
met twee leerwegen op het Nederlandse, maar
kent daarnaast regionale onderwijsautoriteiten.
'We moeten vakidolen als Floris
van Bommel creëren'
Jack Biskop
Je zou daar in Nederland over kunnen nadenken,
maar in het algemeen geldt dat we voorzichtig
moeten zijn met grote stelselwijzigingen.”
Wat Nederland zeker van Oostenrijk kan leren,
zegt Siemens-voorman Van der Touw, is de
uitgebreide aandacht die het beroepsonderwijs
in groep 7 en 8 van de basisschool krijgt.
“Oostenrijkse leerlingen krijgen op die leeftijd
intensieve voorlichting, met name over beroepen
met grote werkgelegenheid, zoals de techniek.
Zo’n soort bijsluiter, aan het einde van de basis-
school, over kans op langdurig werk zou ik in
Nederland ook wel willen zien.”
De goede relatie tussen beroepsonderwijs en
bedrijfsleven, onder meer via de kenniscentra
beroepsonderwijs bedrijfsleven – waarop
momenteel overigens sterk wordt bezuinigd
– is een andere veelgenoemde kwaliteit van
Nederland. Van der Touw heeft op dat punt
overigens nog wel wensen: “Nederland kent
genoeg voorbeelden van professionele samen-
werking tussen regionaal bedrijfsleven en
onderwijs, maar vanuit een not invented here-
syndroom verzuimen we best practices van de
ene regio naar de andere te halen. Het wiel
wordt overal opnieuw uitgevonden.”
BACK STAGE
22 / 23
Minderjarige mBo’eRsFoto Ed van Rijswijk
in de welbekende studentenstad groningen sta ik bij de halte van mijn school
te wachten op de bus. eenmaal in de bus check ik in met mijn studentenov,
om bij thuiskomst weer uit te checken. kosten: 0 euro en 0 cent.
Datzelfde ritje was twee jaar geleden tot mijn grote verbazing niet gratis.
De regel is namelijk dat je in het mbo pas recht hebt op studiefinanciering en
het bijbehorende reisrecht als je 18 jaar of ouder bent. minderjarige collega
studenten die hoger onderwijs volgen kennen dit onbegrijpelijke gedoe niet,
want zij hebben wel recht op een studentenov. prima, ik had toch een
brommer. en als die het niet meer deed, ging ik wel met de fiets.
De verontwaardiging begon pas echt de kop op te steken, toen mijn stage
begon. De vier kilometer reisafstand van school naar huis werd opeens meer
dan verdriedubbeld. gelukkig kon ik leunen op mijn ouders, die een ov
maandabonnement kochten. kosten: 74 euro per maand. Dat tarief maal vijf
(aantal maanden stage) is 370 euro. erg veel geld, als je het thuis niet breed
hebt. De kosten rezen pas echt de pan uit, toen ik voor mijn ziekenhuisstage met
de trein 35 kilometer moest reizen. het ziekenhuis bood in dit geval wel, mits er
plek was, een kamer in de omgeving aan of een (gedeeltelijke) reis kosten
vergoeding. gelukkig duurde die stage maar twee maanden en kreeg ik toen
mijn studentenov.
als ik er nog eens goed over nadenk, kan ik geen enkele goede reden bedenken
waarom dit voor minderjarige mbo’ers zo geregeld is. een vaag argument dat
mboinstellingen lokaal meer verspreid zijn dan hogescholen, vind ik een
drogreden. puur alleen al omdat het mbo een praktijk gerichte insteek heeft
en studenten stages volgen bij bedrijven waar ze vaak een flinke afstand voor
moeten overbruggen. op de website van de rijksoverheid vind ik de officiële
verklaring waarom minderjarige studenten die hoger onderwijs volgen, wel
recht hebben op studie financiering plus ovkaart. Zij ontvangen dan namelijk
geen kinder bijslag meer. maar hoeveel minderjarige hbo’ers zullen er in de
praktijk zijn? ik blijf het maar vaag vinden, dat meten met twee maten.
We gaan een zware tijd tegemoet. financieel gaat het niet al te best in het land en
de vergrijzing neemt toe. Juist nu moet de politiek mboopleidingen toegankelijker
maken. een logische stap zou dan zijn om de vergoeding voor het openbaar vervoer
gelijk te trekken met het hbo en wo. laat minderjarige mbo’ers ook meetellen en
trek de onbegrijpelijke scheve lijnen tussen het hoger onderwijs en het mbo recht!
Quinten Manuelstudent verpleegkunde noorderpoort groningen
cOlumn
BAck stAge
"Het liefst zou ik een opleiding binnenstappen
om te gaan praten met studenten en docenten.
Vervolgens bezoeken we gezamenlijk bedrijven
in de buurt om onderwijs en werk met elkaar
te verbinden. Het gesprek aangaan met elkaar:
wat kan een student bereiken met wat hij heeft
geleerd in een bedrijf en welke kennis en
vaardigheden vraagt dat bedrijf? Pas na deze
bezoeken lees ik de stukken die je als minister
nu eenmaal moet doorwerken, zelfs als het
maar voor één dag is."
"Ik zal niet het huidige onderwijsstelsel radicaal
veranderen. Voor mijn gevoel zit het Nederlandse
onderwijs best aardig in elkaar. Al heb ik mijn
twijfels over de massale opleidingsfabrieken.
Zo lang de student geen nummer is en er goede
communicatie met de leraren plaatsvindt, ga ik
ermee akkoord. Belangrijk is dat het onderwijs
leerlingen en studenten een toekomst perspectief
biedt. Een voorbeeld: mijn zoon wil het liefst
een sportopleiding gaan volgen. Drie weken
geleden kregen we tijdens een ouderavond te
horen dat er op de arbeidsmarkt momenteel een
overschot is aan mensen die het CIOS hebben
gedaan of die een opleiding Sport en Bewegen
hebben gevolgd. De kans bestaat dat je straks
niet aan de bak komt. Dan doet mijn zoon er
dus verstandig aan een alternatief te kiezen."
"Je weet dat er in de komende jaren veel banen
in de techniek vrijkomen. Het is goed als de
minister van Sociale Zaken met kracht over-
Ton Heerts, voorzitter FNV in Beweging:
‘Als ik Jet ben, ZOU Ik ONdeR-WIjS eN WeRk NAdRUkkeLIjk meT eLkAAR VeRBINdeN’
brengt dat daar de banen voor jonge werknemers
liggen. Als die vacatures worden ingevuld door
mensen uit China of India, terwijl de Nederlandse
kandidaten in de bijstand zitten, hebben we
gefaald. Benadruk daarom vooral dat techniek
niet moeilijk is, maar een doevak. Er zijn zat
jongeren die dat aanspreekt."
"Docenten zijn de motoren van het onderwijs-
systeem. Voor hen wil ik de nullijn loslaten. Ik
erger me eraan dat de stroom oudere docenten
wordt opgevolgd door jonge collega’s met flex -
contracten. Arbeidsovereenkomsten waarmee
ze het studiejaar kunnen afmaken en vervolgens
voor drie maanden in een uitkering verdwijnen.
Dat is onfatsoenlijk. Je moet leerkrachten met
zo'n grote verantwoordelijkheid meer zekerheid
bieden. Een vaste aanstelling motiveert om in
het onderwijs te blijven."
"De verbinding van onderwijs en werk vind ik
essentieel. Van het bedrijfsleven verwacht ik
daarom voldoende stageplekken. Als de huidige
jongeren niet doorstromen naar een baan, dreigt
een generatie verloren te gaan. Dan dreigt ook
criminaliteit de kop op te steken. Werkgevers
moeten dat goed beseffen. Het doet me denken
aan een uitspraak die ik laatst hoorde, toen ik
bij mijn voetbalclub langs de lijn stond. ‘Als je
het niet uit de boeken haalt, moet je het maar uit
een plantje halen’, werd er gezegd. Een toekomst
in de wietteelt lijkt me niet de goede weg."
ton Heerts, voorzitter van Fnv in beweging, zal in één dag niet het hele onderwijs overhoop gooien. wel wil Heerts onderwijs en werk duidelijker met elkaar verbinden om jongeren een beter toekomstperspectief te geven. daarnaast mogen docenten van Heerts, zelf opgeleid bij de koninklijke marechaussee, ook best wat meer verdienen.
Tekst Guus Mater Foto Nout Steenkamp
minister vOOr 1 daG
'Docenten zijn de motoren van het
onderwijssysteem'
BACK STAGE
24 / 25
vijF vraGen aan…
Aan:
ADjIeDj BAkAs, trendwatcher
onderwerp: Hij heeft zijn beroep gemaakt van naar de toekomst kijken. En heel vaak krijgt hij
gelijk. In één van zijn laatste boeken ‘De staat van Morgen’ voorziet trendwatcher
Adjiedj Bakas een nieuwe Gouden Eeuw. Míts we de boel omgooien. ‘Het mbo
moet per direct ophouden met alle administratieve studierichtingen. Leer jongeren
een ambacht.’
Tekst Corien Lambregtse Foto Nout Steenkamp
BACK STAGE
“Ach, ik ben al bijna vijftig. Ik heb veel dingen die
nu gebeuren, al eerder zien gebeuren. Dalende
en stijgende huizenprijzen, jeugdwerkloosheid en
arbeidsschaarste, het gaat met golven. Het is goed dat
we nu weer met onze beide benen op de grond komen
te staan. De crisis haalt de lucht uit de bubbels, het
wordt tijd voor een algehele reset. En bedenk wel: het
is hier nog een stuk beter dan in Zuid-Europa waar
de jeugdwerkloosheid boven de vijftig procent ligt.
Onze jongeren zijn verwend.”
“helaas niet, maar dat geldt ook voor het hbo en
de universiteit. Studenten worden opgeleid tot
onzinberoepen die straks niet meer bestaan, omdat
robots en computers het leeuwendeel van al het
administratieve werk overnemen. Aan de andere
kant krijgen we een enorm tekort aan vaklieden
als loodgieters, goudsmeden, schoenmakers en
reparateurs. Een loodgieter verdient straks meer dan
een manager. Het mbo moet per direct ophouden met
alle administratieve studierichtingen en studenten
gaan opleiden in vakken waar wel behoefte aan is.”
“het heeft geen zin om jongeren op te leiden
voor werkloosheid. Maar dat betekent wel dat
zowel ouders als kinderen hun beeld van de arbeids-
markt moeten bijstellen. Er is steeds minder werk
voor hbo’ers en academici, we hebben steeds minder
managers nodig. Ik voorzie dat mensen tussen de
twintig en vijftig jaar de komende jaren massaal
moeten worden omgeschoold voor één van die vakken
waarin een enorm tekort aan menskracht dreigt.
Op dit moment is de pijn van de crisis nog niet groot
genoeg en hebben mensen liever een uitkering dan dat
ze weer naar school gaan. Maar dat gaat veranderen.
Niemand vindt het leuk om zich thuis kapot te
vervelen. Mensen willen iets nuttigs doen met hun
leven en zullen dan wel voor omscholing kiezen.”
“De wal zal het schip keren. Het wordt tijd dat de
arbeiders weer trots door de straten marcheren.
Ik voorzie een herwaardering van het ambacht.
Misschien moeten roc’s wel weer ambachtsscholen
gaan heten. Als iemand denkt dat hij niet geschikt is
voor zo’n technische opleiding? Tsja, ik denk dat het
meer met de status van die beroepen te maken heeft
dan met talent. De meeste mensen hebben meer
praktisch talent dan ze denken. Maar door onze
opvoeding worden we geconditioneerd om andere
beroepen te kiezen.”
“veel administratieve beroepen verdwijnen,
maar er komen andere voor in de plaats. Dat
is normaal: negentig procent van de banen die wij nu
kennen, bestond in 1900 niet. Er komen tienduizenden
banen bij op het gebied van internetveiligheid, web
winkels en logistiek. En ook in de biobased economy,
want straks maken we plastics van plantjes en
bacteriën die bij de boer groeien.
De jongeren van tegenwoordig zijn ontzettend verwend.
Ze kiezen een studie die hen leuk lijkt, zonder te kijken
of er later een baan in zit. Of ze dan niet hun hart
moeten volgen? Zeker, maar er moet wel een markt
voor zijn. Iedereen wil profvoetballer worden, maar
dat zit er ook niet voor iedereen in. In Amerika moeten
studenten hun studie zelf betalen. Dat kost hen tussen
de 50.000 en 100.000 dollar. Daar denken studenten
veel harder na of ze die schuld met een baan kunnen
terugverdienen. Mijn advies? Jongens, kijk naar de
arbeidsmarkt! Er is geen vraag naar pretstudies.
Kies voor een studie die een baan oplevert.”
vraag 4: mboinstellingen willen niet langer roc’s heten, omdat die naam een negatieve lading heeft. hoe kijkt u tegen het imago van het mbo aan?
vraag 1: een nieuwe gouden eeuw… hoe komt u zo optimistisch?
vraag 5: hoe kunnen mbostudenten zich voorbereiden op de arbeidsmarkt van morgen?
vraag 2: is het mbo in nederland op een goede manier met de toekomst bezig?
vraag 3: Denkt u dat het onderwijsstelsel van het mbo de komende jaren zal veranderen?
BACK STAGE
26 / 27
het gouDen hoRLoge Is passé
Arbeidsmarkt verandert
Tekst Sander van der Ploeg Foto Paul van Riel / HH
BACK STAGE
Het is misschien een harde conclusie, maar toch. Uw vakkennis is hoogstwaarschijnlijk achter-haald. Maar u bent niet de enige. Zelfs de kennis van pas afgestudeerden heeft al afgedaan. Overdreven? Het is maar hoe je het bekijkt. Werk verandert in een hoog tempo. De eisen van vandaag gelden niet meer voor morgen. Sectoren vervagen, beroepen verdwijnen. Welkom op de vloeibare arbeidsmarkt.
Dit is althans hoe de Pools-Britse socioloog en filosoof
Zygmunt Bauman de moderne, Westerse arbeidsmarkt ziet.
Deze wordt niet langer bepaald door een eenduidige baan
voor het leven. Grenzen tussen vakdisciplines, functies en
sectoren zijn ‘vloeibaar’ geworden en nemen steeds nieuwe
vormen aan. Gevolg: verregaande flexibiliteit. De bakker van
vandaag kan best wel eens de verpleger van morgen zijn, als
de arbeidsmarkt daarom vraagt.
Zo’n twintig jaar geleden kon je rustig veronderstellen dat
een mbo-student zijn tijdens de opleiding opgedane
vaardigheden verzilverde op de arbeidsmarkt. Een goed
opgeleide metaalbewerker bijvoorbeeld kon gedurende zijn
loopbaan eens promotie maken, maar dat was het dan ook
wel. Aan het einde van de rit maakte hij aanspraak op zijn
zorgvuldig opgebouwde pensioenpot van de metaalsector.
De weg was uitgestippeld.
Als Bauman gelijk heeft, dan is aan deze zekerheid een einde
gekomen. Dat heeft logischerwijs grote gevolgen. Vooral voor
het beroepsonderwijs. Want wat heb je aan je specifieke
vakkennis als je mogelijk later geheel iets anders moet gaan
doen als je sector geen werk meer biedt? Als je vaardigheden
niet meer aansluiten bij je huidige functie door de voortschrij-
dende techniek? Is het onderwijs wel in staat studenten
te wapenen tegen deze onzekerheden? Of is de vloeibare
arbeidsmarkt een hype die de ‘stugge’ werknemer of het
‘rigide’ onderwijs tot meer flexibiliteit moet aanzetten?
veRsmeLtIngDe vloeibare arbeidsmarkt is geen toekomstmuziek, het is
een feit. Dat is althans de stellige mening van Jurriën Koops,
directeur Sociale Zaken van de Algemene Bond voor Uitzend-
ondernemingen (ABU). Steeds meer sectoren vinden elkaar,
tot versmelting aan toe, zo stelt hij vast. Want als we eerlijk
zijn, hoeveel fundamentele verschillen zijn er nu nog tussen
bijvoorbeeld de thuiszorg en de schoonmaak?
Goed, misschien een gemakkelijk gegeven voorbeeld. Maar
Koops is overtuigd van zijn gelijk. “Neem Intermediair, het
BACK STAGE
28 / 29
het gouDen hoRLoge Is PAsséveRvoLg
vacatureblad voor hoogopgeleiden. Daarin staan
de vacatures gerangschikt onder 28 sectoren.
Geloof me, de meeste academici realiseren
zich niet eens dat ze in een bepaalde sector
werkzaam zijn. Die grenzen zijn voor hen al
lang vervaagd.”
Dat vooral hoogopgeleiden vaker over de
schutting van hun vakgebied kijken, vindt
Koops een goede ontwikkeling. “Werk moet
leuk zijn en een uitdaging bieden, vooral voor
jongere werknemers. Als zij aanvoelen dat zij
zich op een bepaalde plek niet verder kunnen
ontwikkelen en geen nieuwe dingen kunnen
doen, dan haken ze af. De moderne werknemer
is de regisseur van zijn eigen loopbaan. Een
vloeibare arbeidsmarkt biedt daar alle ruimte
voor, zoals het hoort. Studenten moeten zich
daar als aankomend professionals bewust
van zijn.”
Dat klinkt plausibel, maar betekent dat ook dat
de moderne werknemer, al dan niet gedwongen
door economische omstandigheden gemakkelijk
naar een totaal andere sector overstapt? Koops:
“Onderzoek van het UWV toont aan dat 48
procent van de succesvol bemiddelde werk-
zoekenden dat inderdaad doet. Zeker in deze
tijden is van werk naar werk het Leitmotiv. Je
moet daarbij niet in hokjes denken. Liever die
onzekerheid dan de zekerheid van de WW, toch?”
Christoph Meng, senior onderzoeker van het
Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt
(ROA) van de Universiteit Maastricht, heeft
zijn twijfels bij de lezing van Koops. Want
overstappen naar een totaal andere sector of
ander vakgebied, doe je niet zomaar. “Als je dat
doet, dan begin je door je gebrek aan kennis en
ervaring meteen onderaan de ladder”, verklaart
Meng. “Los daarvan vraag ik mij af wat Koops
hiermee bedoelt. Als een medisch secretaresse
haar baan verliest, kan ze haar basisvaardig-
heden ook toepassen bij een technisch bedrijf.
In theorie stapt ze over naar een andere sector,
maar haar dagelijkse werkzaamheden blijven in
grote lijnen hetzelfde. Overstappers gaan alleen
naar aanpalende sectoren.”
‘focus oP vAkkennIs’Zo bezien maakt Meng zich niet al te veel
zorgen over de consequenties van de vloeibare
arbeidsmarkt voor het mbo. Behoefte aan goed
opgeleide vakmensen blijft altijd bestaan. Je zou
hoogstens meer aandacht kunnen besteden aan
de generieke, analytische vaardigheden van
mbo-studenten, zodat zij zich sneller kunnen
aanpassen aan nieuwe werkzaamheden. “Maar
de focus moet altijd liggen op vakkennis”,
waarschuwt Meng. “Het mbo moet niet breder
worden dan het al is.”
Ook Dennis Wiersma, voorzitter van jongeren-
vakbond FNV Jong, zet zijn vraagtekens bij de
werkbaarheid en het nut van een vloeibare
arbeidsmarkt. Wat daarbij niet helpt, is dat de
overheid volgens Wiersma behoorlijk diffuus
is over dit verschijnsel. “Het ministerie van
Onderwijs hecht veel waarde aan Focus op
Vakmanschap en het topsectorenbeleid. Een
vloeibare arbeidsmarkt veronderstelt het
tegenovergestelde. Hoe kan dat?”
Wiersma concludeert dan ook dat de vloeibare
arbeidsmarkt vooral voordelen heeft voor
academici, met een brede opleiding. “Ik heb zelf
Sociologie gestudeerd, een breedtestudie waar je
in de praktijk bar weinig mee kan. Toch ben ik
nu voorzitter van een vakbond. Maar waar moet
de mbo-student die alleen niveau 1 of 2 heeft
naar uitwijken als hij geen baan vindt of
werkloos raakt?”
Het is volgens Wiersma voor 'kosmopolitisch
ingestelde, Randstedelijke academici' een stuk
gemakkelijker zich aan te passen aan de
voort durend veranderende eisen van de
arbeidsmarkt. Doordat ze abstracter kunnen
denken, ligt een breder palet aan carrière-
mogelijk heden voor hen open dat ze ook graag
wíllen verkennen.
gRote veRLIezeRs“De grote verliezers zijn de zogenaamde
structuurzoekers”, vervolgt Wiersma.
“Onderzoeksbureau Motivaction omschrijft
ze als laagopgeleide, negen-tot-vijf-werkers
die sterk hechten aan zekerheid. Een vloeibare
arbeidsmarkt ontneemt hen structuur en
duidelijkheid. Het mbo moet hen bijstaan
met steun, sturing en voorlichting, samen
met het bedrijfsleven. Dan hebben ook zij
een eerlijke kans.”
Het bedrijfsleven heeft inderdaad een sturende
rol voor het beroepsonderwijs en wil die
'De grootste verliezers zijn
de zogenaamde structuurzoekers'
Dennis Wiersma
Foto
Mar
cel v
an d
en B
ergh
/ H
H
BACK STAGE
verantwoordelijkheid ook graag op zich nemen,
stelt Gertrud van Erp, secretaris onderwijs bij
werk gevers organisatie VNO-NCW. “Ik merk niet
zoveel van een vloeibare arbeidsmarkt”, zegt zij.
“Maar als deze inderdaad fundamenteel
verandert, moeten het bedrijfsleven en het
onderwijs daar samen op inspringen.”
Vooral de werkgevers houden volgens Van Erp
de vinger aan de pols, want trends op de
arbeids markt signaleren, is in principe niet de
taak van het onderwijs. Wel verandert sociaal-
economisch gezien de maatschappij in een veel
hoger tempo dan pakweg dertig jaar geleden.
Modernisering moet je niet willen tegenhouden,
vindt Van Erp, “maar het is onzinnig te denken
dat het beroepsonderwijs deze transities iedere
keer maar kan bijhouden. Als wij als werkgevers
duidelijk aangeven waar wij behoefte aan
hebben, dan kan het beroepsonderwijs zich
richten op haar kerntaak: goede vakmensen
afleveren op wie wij zitten te wachten.” Ook
werkenden met een mbo-achtergrond hoeven
volgens Van Erp niet meteen wakker te liggen
van een vloeibare arbeidsmarkt. Tenminste, als
zij maar een ‘economisch courante’ opleiding
hebben gevolgd en ook op de werkplek
investeren in zichzelf. “Dat vakkennis binnen
no time achterhaald is, vind ik echt onzin”, aldus
Van Erp. “Zolang je maar de ontwikkelingen in je
vak bijhoudt. Werkgevers moeten hun personeel
die kans bieden en dat gebeurt al.”
Goed, als onderwijs en bedrijfsleven elkaar
stevig blijven omarmen en werknemers zich
blijven ontwikkelen op de werkvloer, biedt de
arbeidsmarkt dan enige structuur en zekerheid?
“Intrinsiek is bijna iedere werknemer of student
daarnaar op zoek”, concludeert Jurriën Koops
van de ABU. “Toch is het een illusie. De
zekerheden van vandaag zijn morgen
verdwenen. Het gouden horloge als beloning
voor een jarenlang dienstverband is passé.
Vertrouw niet op de schijnzekerheid van je
contract, maar op je vaardigheden, open geest
en zelfredzaamheid. Dan komt het goed.”
'De zekerheden van vandaag zijn
morgen verdwenen'
Jurriën Koops
Foto
Pet
er H
ilz /
HH
BACK STAGE
30 / 31
uitvindinGen
InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetTekst Luuk Obbink Foto Ed van Rijswijk
Buiten is het koud, maar binnen staat er een
dampende mok warme chocolademelk op je te
wachten. Gulzig neem je een slok…om vervolgens
je tong te verbranden. Studenten van het SintLucas
in Eindhoven ontwikkelden de Unicup, die bij hitte
van kleur verschiet. Verbrande tongen behoren
nu definitief tot het verleden.
“We hadden acht maanden de tijd om een bedrijf
op te zetten, een product te bedenken, te ontwikkelen
en te produceren. Dat is gelukt: op de open dag in
januari konden we de Unicup presenteren, een rode
mok die transparant wordt als je er warme vloeistof
in giet”, vertelt Yannick de Bekker (21), manager van
het studentbedrijf. “We hebben de mok zelf ontworpen,
maar het meest bijzondere is de productietechniek:
de mok komt uit een 3D- printer. We willen hiermee
vooral een statement maken: kijk toch eens wat er
tegenwoordig allemaal mogelijk is met deze techniek.”
Naam: yannick de BekkerOpleiding: sintLucas te eindhovenProduct: De unicup
NIEUW!!!
BACK STAGE
De mok laat vooral zien wat er technisch mogelijk is. of de vinding ook commercieel interessant
is, moet de tijd leren. De productietijd van één mok is nu nog dertien uur, maar moet volgens
het studentbedrijf nog fors terug te brengen zijn. Dan gaat de mok € 14,95 kosten.
De unicup is vooral handig voor kinderen, om te voorkomen dat ze
hun mond branden. “oorspronkelijk was het idee om een transparante
mok te maken, die rood wordt bij warmte. Dat spreekt nog meer aan,
maar een kunststof met die eigenschappen bleek nog niet te bestaan."
In de 3D-printer wordt de mok laagje voor laagje
opgebouwd, met een biobased draad als basis-
materiaal. De mok kan van kleur veranderen,
doordat een thermochrome stof aan het materiaal
is toegevoegd. De Unicup is vaatwasserbestendig.
BACK STAGE
32 / 33
6,5
fons neger, oud-docent faculteit Industrieel
ontwerpen van de tu Delft en eigenaar van
Buro Industriële vormgeving
“Het idee is heel interessant, maar niet
nieuw, want er bestaan al mokken die
onder invloed van warmte van kleur
veranderen. Verder vind ik de
hoofdvorm niet erg sterk. Het doet me
eerlijk gezegd meer denken aan een
bloempot dan aan een drinkbeker. Daar
staat tegenover dat de structuur op de
buitenzijde best aardig is.”
jan verschoor, chief technical officer bij 3Delft, adviesbureau
gespecialiseerd in 3D-printen
“Met 3D-printtechniek is inderdaad heel veel mogelijk, maar
3D-printen is tijdrovend en duur. Zo’n mok produceren kun je veel
efficiënter doen met bijvoorbeeld spuitgieten. Bovendien is een
van kleur veranderende mok niet nieuw. Wel vind ik het altijd een
elegante oplossing om een materiaaleigenschap te benutten
om een informerende functie aan het product toe te voegen.”
DE jUry…
DE coNclUsIE
6,5De productiemethode van de unicup is beslist
innovatief, maar niet geschikt om de mok op
de markt te brengen. bovendien is het product
niet echt nieuw. De uitvinders zijn er wel in
geslaagd de bijzondere 3Dprint techniek
weer eens onder de aandacht te
brengen.
76
Marieke van den Brink, moeder van Naomi (2,5)
en Brenda (6 maanden)
“Best handig voor kinderen dat de mok
van plastic is, maar is hij niet te breed om
goed vast te houden? Zou het niet beter
zijn om er een oor aan te maken? Het is
goed als kinderen hiermee leren wanneer
ze iets kunnen drinken of niet, maar als
ouder moet je altijd blijven opletten. Want
zo’n waarschuwing is leuk, maar als de
kinderen straks denken dat alle mokken zo
werken, zijn we natuurlijk verder van huis.”
uitvindinGen
InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetveRvoLg
BACK STAGE
Pittige tAAL vAn… teun DekkeRTekst José Vorstenbosch Foto Arjen Schmitz
Waarom dit onderzoek?"in de filosofie worden argumenten op een precieze
en gestructureerde manier benaderd. Die manier van
argumenteren wilde ik vertalen naar de politiek. als
casestudy heb ik gekozen voor het debat over
top inkomens. in die discussie worden veel
argumenten gebruikt die vanzelfsprekend lijken. Dit
internationaal vergelijkend onderzoek laat zien dat het
onder de oppervlakte vaak veel complexer ligt. Dat maakt het
moeilijk om argumenten op hun waarde te schatten.”
Welke argumenten zijn volgens u steekhoudend?“het gaat mij er niet om vast te stellen wat je moet vinden,
maar om te verhelderen. onder de vraag wat een goed bestuurder
is, liggen drie fundamentele vragen. Wanneer kun je zeggen dat
twee banen in verschillende sectoren vergelijkbaar zijn? is een
goed bestuurder iemand die heel slim is of iemand die het hart
op de juiste plaats heeft? en tot slot, wat drijft mensen: geld of
bijdragen aan een hoger doel? als je die vragen kunt beantwoorden,
kan ik vertellen welke argumenten wel of niet overtuigend zijn.”
kunnen onze vertegenwoordigers zo slecht argumenteren?“politiek is een manier geworden om je zin te krijgen en niet om
collectief naar problemen te kijken. strategisch is het beter om
jezelf terug te trekken in een waas van nevelen dan om je argumenten
helder uiteen te zetten. met dit onderzoek hoop ik de politiek een
spiegel voor te houden. Jullie zeggen dit, maar wat bedoelen jullie
precies en wat zijn daarvan de consequenties? als je keuzes kunt
uitleggen, creëer je vertrouwen.”
Past dit wel bij de huidige tijdgeest?“in de politiek en media gaat het om soundbites. twitter heeft
140 karakters! Ja sorry, daar kan het niet in. ik zou willen dat mensen
af en toe een stap terug zetten om te kijken wat er achter bepaalde
uitspraken zit. Door na te denken over waarom je iets vindt en wat
daarvoor de argumenten zijn, stel je jezelf open om verrast te worden.”
uw onderzoek plaatst de discussie over beloning in een nieuw daglicht. Al enthousiaste reacties van topbestuurders ontvangen?“nee. het is natuurlijk een buitengewoon gevoelig onderwerp. maar
ik heb wel gesproken met kamerleden en ambtenaren. Zij worden
geconfronteerd met emotionele en abstracte vragen uit de samenleving,
die ze vervolgens moeten vertalen naar standpunten en beleid. met
name ambtenaren hebben behoefte aan iemand die zegt: dit is wat
er leeft, hoe kunnen we dat begrijpen?”
Ligt hier ook een taak voor het onderwijs?“mijn studenten hebben vaak allerlei meningen. als docent vraag ik
ze op te schrijven wat hun argumenten zijn en waar ze die op baseren.
Zo komen ze erachter waarom ze iets vinden, maar het gebeurt ook
dat ze hun mening bijstellen. Dan gaan bij mij de kerkklokken luiden!
voor het beroepsonderwijs geldt evengoed dat je mensen moet leren
hun eigen standpunten en argumenten duidelijk te communiceren.
een professional moet immers weloverwogen keuzes kunnen maken
en die kunnen uitleggen.”
Filosoof Teun Dekker (University College Maastricht) heeft kritiek op de manier van argumenteren in de politiek. Samen met veertien assistenten analyseerde hij documenten uit zeventien landen over de beloning van publieke top bestuurders. Uit de analyse blijkt dat de argumenten in het beloningsdebat vaak gebaseerd zijn op veronderstellingen.
pittiGe taal
'In de politiek en media gaat het
om soundbites'
34 / 35
BAck stAge
“Wie bang is dat studenten
mislukken door de lat voortaan
hoger te leggen, weet in elk geval
zeker dat er nooit iemand echt
zal slagen.”
volkskrant.nlcolumnist arjan Dasselaar doet een oproep
aan studenten om boven de middelmaat uit te stijgen.
“ook bestaat het gevaar dat het
laatste schooljaar helemaal in het
teken gaat staan van oefenexamens
en dat de leerlingen 'gedresseerde
toetsapen' worden.”
Door de aanscherping van de exameneisen in het
vo ligt onderwijsverschraling op de loer, waarschuwt
Dick te boekhorst, rector koning Willem ll college
[brabants Dagblad].
“De individuele ontwikkeling
als doelstelling van het onderwijs
staat onder druk. (…) Wel voeden
we steeds meer prinsjes en
prinsessen op.”
volgens niek rennenberg, docent bij het
Wellantcollege, begint goed onderwijs met
investeringen en luisteren naar gepassioneerde
onderwijsmensen. [eindhovens Dagblad].
“Allemachtig zeg. negen ton
gemeenschapsgeld uitgeven,
omdat mensen 'Rok' zeggen in
plaats van er oo cee.”
conrad berghoef, docent nederlands roc friese poort,
slaat steil achterover van de negen ton die het summa
college betaald heeft voor een nieuwe huisstijl en een
andere naam op de gevel [twitter].
“Rekenen en spellen hebben we
met elkaar enorm laten verslonzen.
je kunt dit de docenten niet aan-
rekenen: wij hebben ze zo opgeleid.”
volgens politiek commentator martin sommer wil
minister bussemaker “met zo'n wijbak” maar één
ding zeggen: er zijn geen verantwoordelijken
[volkskrant].
“een huis koop je ook niet op basis
van een brochure.”
piet van ierland, directeur marketing en communicatie
bij fontys, vindt dat toekomstige studenten bij het
maken van hun studiekeuze verder mogen kijken
dan hun neus lang is [besturenraad.nl].
“je kunt beter aan schilders-
patronen vragen wat de leerlingen
aan competenties nodig hebben dan
aan mensen van het departement.”
De overheid zit het mbo te dicht op de huid, vindt
bestuurskundig hoogleraar roel in ’t veld [profiel].
"een kind van acht heeft na vier jaar
onderwijs als twaalfjarige nog geen
economische waarde."
in de doorrekeningen van het cpb moet elke
geïnvesteerde euro in het onderwijs binnen vier jaar
geld opleveren. Dat leidt tot kortetermijndenken,
waarschuwt hans clevers, voorzitter knaW [nu.nl].
"net als bij het bed van Procrustes proberen we onze kinderen
bij te schaven, zodat ze passen in het onderwijssysteem.
terwijl technologie het mogelijk maakt dit om te draaien."
klassikaal onderwijs is niet voor iedereen een goede manier om te leren, vindt eurocommissaris neelie kroes [financieel Dagblad].