Bachelorscriptie

46
Mannelijkheid en Vrouwelijkheid?! Een onderzoek naar de betekenis van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid onder transgenders. Naam: Nandi Rowan Schrama Studentnummer: 5872707 Studie: Algemene Sociale Wetenschappen Begeleider: Drs. K. Roukens Datum van inleveren: 31 mei 2011

Transcript of Bachelorscriptie

Mannelijkheid en Vrouwelijkheid?!

Een onderzoek naar de betekenis van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid onder

transgenders.

Naam: Nandi Rowan Schrama

Studentnummer: 5872707

Studie: Algemene Sociale Wetenschappen

Begeleider: Drs. K. Roukens

Datum van inleveren: 31 mei 2011

1

Samenvatting

Dit onderzoek is uitgegaan van de vraag wat is mannelijkheid en wat is vrouwelijkheid.

Wanneer men deze vraag wilt pogen te beantwoorden is er geen enkele doelgroep geschikter

om de informatie van te vergaren dan transgenders. Deze mensen spelen met de concepten

van mannelijkheid en vrouwelijkheid en doorbreken in zekere zin de stereotyperingen die

berusten op mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Door middel van gesprekken met acht transgenders is getracht te achterhalen wat zij

onder mannelijkheid en vrouwelijkheid verstaan. De respondenten hebben allen hun

levensverhaal verteld en aan de hand daarvan konden een aantal dingen worden

geconcludeerd.

Een van de belangrijkste conclusies die getrokken kon worden is dat er een verschil

bestaat tussen uiterlijke- en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Vervolgens kwam uit

de gesprekken naar voren van uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen

valt in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag.

De uiteindelijke conclusies die getrokken konden worden zijn dat qua lichamelijke

kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Mannelijkheid wordt

gedefinieerd aan de hand van vrouwelijkheid. Wanneer iemand geen borsten en heupen heeft

is deze persoon een man. Qua gedrag is mannelijkheid de standaard. Er werd door de

respondenten veelvuldig gesproken over typisch mannengedrag, maar typisch vrouwengedrag

kon niet worden gedefinieerd. Alles wat afweek van het typische mannengedrag kon mogelijk

bestempeld worden als typisch vrouwengedrag. Met betrekking tot innerlijke mannelijkheid

en vrouwelijkheid spraken alle respondenten over een bepaald gevoel, een uitstraling die

iemand heeft wat men mannelijk of vrouwelijk maakt, wat dit precies is kon niemand zeggen.

De resultaten moeten met een zekere nuance bekeken worden. Er is met acht totaal

verschillende mensen gesproken en er kan dan ook niet gegeneraliseerd worden naar de totale

Nederlandse samenleving. Toch zijn de conclusies weldegelijk gebaseerd op feitelijke

overeenkomsten. Op heel veel gebieden waren de respondenten het met elkaar eens. Dus met

enige zekerheid kan er toch gesteld worden dat er wel enig verschil bestaat tussen mannen en

vrouwen.

2

Inhoudsopgave

1. Voorwoord ............................................................................................................................. 3

2. Inleiding ................................................................................................................................. 4

3. Probleemstelling ..................................................................................................................... 6

3.1 Deelvragen ........................................................................................................................ 6

4. Relevantie ............................................................................................................................... 7

5. Theoretisch kader ................................................................................................................... 8

6. Methode van onderzoek ....................................................................................................... 13

6.1 Disciplines ...................................................................................................................... 13

6.2 Onderzoeksstrategie ........................................................................................................ 13

6.3 Operationalisering .......................................................................................................... 14

6.4 Populatie ......................................................................................................................... 15

6.5 Ethische kwesties ............................................................................................................ 15

7. Resultaten ............................................................................................................................. 16

7.1 Wie en wat zijn transgenders? ........................................................................................ 16

7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? ............ 24

7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? ............... 31

8. Conclusie .............................................................................................................................. 38

9. Discussie ............................................................................................................................... 42

10. Literatuurlijst ...................................................................................................................... 44

3

1. Voorwoord

Deze scriptie is ontzettend leerzaam geweest. Het opzetten van je eigen onderzoek, het

verzamelen van de gegevens, de analyse en uiteindelijk het daadwerkelijke schrijven is een

fantastische ervaring geweest. Natuurlijk ben ik tegen dingen aangelopen. Een van deze

dingen is hoe krijg je de informatie die je wilt horen? Hoe zorg je ervoor dat je zonder het

gesprek al teveel te sturen toch de belangrijke informatie krijgt? Hieruit blijkt, oefening baart

kunst, met het gesprek wordt je beter. En wat waren de gesprekken leuk. Ik heb onwijs

genoten van alle gesprekken, elk gesprek was anders en toch even mooi, interessant,

ontroerend, aangrijpend, grappig en leuk. Het is een ervaring geweest die mij heeft voorbereid

op het echte onderzoek, op het echte leven, op ondernemen, hard werken, doorvragen et

cetera. Ik heb er van genoten.

Natuurlijk wil ik iedereen bedanken die mij heeft gesteund, gemotiveerd en heeft geholpen dit

jaar, maar er zijn een aantal mensen die ik in het specifiek wil bedanken. Allereerst wil ik alle

acht mijn respondenten bedanken: Marina, Folkert, Josef, Merlijn, Jaimee, Alex, Efa en

Xavier, bedankt voor jullie eerlijkheid en openheid. Zonder jullie had mijn hele scriptie nooit

bestaan en had ik nooit de ervaring opgedaan die ik heb opgedaan. Vervolgens wil ik Kitty

Roukens bedanken zij heeft mij ontzettend goed heeft geholpen tijdens het gehele proces. Ze

is er altijd voor me geweest, als ik iets nodig had dan regelde ze dat, maar nooit heeft ze me

iets voorgezegd, ze heeft me alles zelf laten doen, zelf laten nadenken, wat niet alleen heeft

geleid tot een mooie scriptie, maar ook tot een verdere ontwikkeling van mijn eigen

denkvermogen, dus Kitty: bedankt! Als laatste wil ik mijn moeder, Madelon Schrama,

bedanken voor het meelezen en het commentaar geven op mijn scriptie.

4

2. Inleiding

“Nu ik vrouw ben, ben ik heel erg veranderd. Ik ben veel zachter geworden, gevoeliger. Als

man liet ik veel dingen niet toe. Niet dat je als man niet mag huilen, maar ik vond dat ik dat

niet kon maken. Nu ik me niet meer hoef te verzetten, laat ik me veel makkelijker gaan. Het

leven is nu zo veel meer ontspannen, ik vind het een genot. Het is heerlijk om zonder angst

vrouw te kunnen zijn. Ik wil ook nooit meer terug, echt nooit meer” (Paulien, 57 in Libelle

nr.1, 2009).

“Ik geniet enorm van alle dingen die ik als man niet kon doen en nu wel volop doe.

Zoals winkelen. Nu ik eindelijk mag shoppen, vind ik het zo leuk. Ik zit ook op naailes. Als

klein jongetje hielp ik mijn moeder bij het maken van kleding, maar op een gegeven moment

kon dat niet meer. Mijn zusjes namen die taak over en ik moest jongensdingen gaan doen”

(Paulien, 57 in Libelle nr.1, 2009).

“Wil je zo graag een vrouw lijken, blijk je een karikatuur te zijn. Ik ben niet

ongelukkig als man, ik kan in pak voor de spiegel staan en denken; zo, wat een mooie kerel

staat daar. Maar ik kan ook als Monica voor diezelfde spiegel staan en denken had ik maar

borsten“ (Monica, 32 in Grazia nr.17, 2009).

Uitspraken als deze laten je nadenken over de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid. Wanneer ben je een man, wanneer ben je een vrouw? Wat bepaalt

mannelijkheid en vrouwelijkheid? Maakt het geslachtsdeel dat je tot een bepaalde sekse

behoort, zijn het meer uiterlijke kenmerken als kleding en haardracht of zijn het de dingen die

je doet, zoals shoppen en naaien en je gedrag die je tot man of vrouw maken? Bij transgenders

komen de innerlijke gevoelens niet overeen met de biologische kenmerken, wat veelal

resulteert in het spelen met de verschillende sekses. Transgenders trekken de definities van

mannelijkheid en vrouwelijkheid in twijfel en zijn daarom zeer interessant als

onderzoeksgroep om de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid te onderzoeken.

Omdat transgenders, in mijn opinie, aan de ene kant de stereotypen van mannelijkheid

en vrouwelijkheid bevestigen, maar er aan de aan de andere kant ook doorheen breken zijn zij

een interessante onderzoeksgroep. Deze mensen spelen met de stereotype definities van

mannelijkheid en vrouwelijkheid. Transgenderisme is een vandaag de dag nog slecht

begrepen verschijnsel en daarom is het hoofddoel van dit onderzoek ook het aan het woord

laten van transgenders zodat deze zelf kunnen zeggen wie zij zijn, wat zij voelen en wat

volgens hen de concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid betekenen.

5

Allereerst zullen de theorieën waarop dit onderzoek is gebaseerd gepresenteerd

worden. Daarna zullen de methoden van onderzoek behandeld worden. Vervolgens zal

duidelijk gemaakt worden wie en wat transgenders precies zijn waarna de resultaten uit de

gesprekken behandeld zullen worden. Als laatste zal getracht worden een zo helder mogelijke

conclusie te formuleren, zal worden teruggeblikt op het onderzoek en zullen verdere

aanbevelingen gedaan worden.

6

3. Probleemstelling

De boven gestelde vragen zetten je aan het denken. Wat is nu eigenlijk mannelijkheid en wat

is nu eigenlijk vrouwelijkheid? Daarom is mijn hoofdvraag dan ook: ‘Wat zijn de

opvattingen van Nederlandse transgenders over de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid?’.

Wat ik met deze hoofdvraag wil onderzoeken is ten eerste hoe transgenders kijken naar de

concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid en ten tweede wat transgenders doen met de

concepten, dus of ze zich iets van deze begrippen aantrekken, of ze deze op zichzelf

betrekken, opnieuw definiëren, et cetera. Ik beperk me tot Nederlandse transgenders, omdat

definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid kunnen variëren tussen culturen.

3.1 Deelvragen

Wie en wat zijn transgenders?

- Meer over transgenderisme in Nederland. Mogelijke oorzaken voor het ontstaan van

transgenderisme, belangenorganisaties, groeperingen, et cetera.

Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?

- Wat zijn de meningen over deze begrippen.

Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?

- Hoe komen deze begrippen tot uiting hun dagelijks leven.

7

4. Relevantie

Transgenders zijn voor velen nog een soort grijze vlek in de samenleving. Men weet veelal

niet exact wie of wat transgenders zijn en wat deze mensen precies bezighoudt. In mijn opinie

(en met mij meerderen) is het van belang dat deze groep mensen zichtbaarder wordt in de

samenleving. Daarbij voelen veel transgenders zich niet begrepen door de samenleving

waarin ze leven. Door middel van dit onderzoek kan er meer duidelijkheid gecreëerd worden

over transgenders in het algemeen en over hun gedachtegangen, wat mogelijk kan leiden tot

meer begrip voor deze nu nog erg onzichtbare en vaak niet begrepen groep.

Toch komen transgenders steeds meer in de media. Er zou gesteld kunnen worden dat

ze dus wel zichtbaar zijn, of in elk geval steeds zichtbaarder worden. Het probleem hierbij is

dat ze veelal op één bepaalde manier in de media naar voren komen, veelal als een karikatuur.

Dit is jammer omdat er zo een eenzijdig beeld over transgenders ontstaat dat op de meeste

transgenders niet van toepassing is. Mensen krijgen zo een vertekend beeld. Dus ook in dit

opzicht zou ik met behulp van dit onderzoek kunnen bijdragen aan een reële zichtbaarheid

van transgenders in onze samenleving.

8

5. Theoretisch kader

Het uitgangspunt van mijn onderzoek ligt bij Judith Butler (1999). Butler stelt dat men gender

doet, het is een performativiteit. Daarbij slaat zij een nieuw pad in door te stellen dat gender

en seksualiteit niet aan elkaar verbonden zijn. Seksualiteit is iets natuurlijks, gender

daarentegen is historisch en cultureel geconstrueerd. Ze gaat hierin zelfs zo ver dat ze stelt dat

gender een regulerend mechanisme is dat deel uitmaakt van ons denken en spreken en zo

geseksualiseerde lichamen en connotaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid onderscheidt

en vastlegt. Ze beweert hier niet dat mannen en vrouwen geen lichamen hebben, evenmin

beweert ze niet dat deze verschillen enkel cultuurproducten zijn. Wat ze hier bevraagt zijn de

voorwaarden waaronder dergelijke sekseverschillen in de sociale orde tot karakteristieken van

sekse worden. Oftewel, wat zijn de normatieve praktijken die maken dat biologische

verschillen niet neutraal zijn?

De normen gaan als het ware vooraf aan het subject, deze circuleren in de cultuur.

Individuen krijgen gender door culturele normen met betrekking tot mannelijkheid en

vrouwelijkheid aan te halen en te herhalen. Deze continue herhaling zorgt ervoor dat normen

worden ingesteld en (her)bevestigd, en dus als norm worden geproduceerd en gereproduceerd.

Dit is het proces van performativiteit waar Butler (1999) op duidt wanneer zij over gender

spreekt. Haar favoriete voorbeeld hiervan heeft betrekking op travestie. Ze stelt dat travestie

de notie van een ware genderidentiteit en de gedachte dat gender iets innerlijks zou zijn dat tot

uiting komt ter discussie stelt. Bij travestie stemmen de uiterlijke verschijning en de

lichamelijke sekse niet overeen. Travestie vormt enerzijds een parodie op gender, maar toont

anderzijds wat gender feitelijk inhoudt; het laat zien dat alle verschijningsvormen van gender,

dus ook man- en vrouw-zijn, in feite performances zijn (Halsema, 2000).

Transgenders kiezen voor het andere geslacht, zijn niet tevreden met hun eigen

biologische geslacht, voelen zich hier niet in thuis of willen sekse en geslacht overstijgen door

zowel als man als als vrouw door het leven te gaan. Je zou hier nu de vraag kunnen stellen

hoe het kan dat transgenders als het andere geslacht door het leven willen gaan? Ze willen

zichzelf blijkbaar een andere habitus aanmeten, een andere gender, een andere sociale

constructie. Dit is opvallend aangezien de habitus voelt als iets van jou. Transgenders ervaren

hun geslacht als verkeerd, voelen zich geboren in het verkeerde lichaam en dus met de

verkeerde habitus. Ze trachten door middel van allerlei gedragingen hun habitus te

veranderen. Hoe kan het dat iets wat je in de loop van je leven ontwikkelt niet voelt als iets

9

eigens? Onder andere door deze vragen speelt ook Pierre Bourdieu (1984) een grote rol

binnen dit onderzoek.

Zoals hierboven al even aangegeven is habitus de mentale structuur die mensen in de

loop van hun leven ontwikkelen onder andere door invloed van de sociale omgeving waarin

zij zich bevinden. Deze sociale omgeving is zeer belangrijk bij Bourdieu (1984). Hij spreekt

zelf veelal over een sociale ruimte met daarbinnen verschillende velden. Binnen deze velden

streven mensen naar maximale accumulatie van kapitaal dat binnen dat veld specifiek is. Ieder

veld kent zijn eigen distributie van kapitaal en regels, alle velden zijn dus autonoom. De vraag

die hier dan rijst is of transgenders zich binnen een ander veld bevinden dan mensen zonder

genderdysforie. Komt deze twijfel over de eigen habitus voort uit het specifieke genderveld

waarbinnen transgenders zich bevinden?

Men ontwikkelt bepaald gedrag aan de hand van de habitus die men heeft

geïnternaliseerd. Dit gedrag komt bij transgenders veelal niet overeen met de attitude die ze er

op nahouden. Maar ook de attitude komt veelal voort uit de habitus van een individu. Er is dus

sprake van een dubbele beïnvloeding door habitus, zowel gedrag als attitude worden veelal

hierdoor veroorzaakt. Vandaar dat ook de relatie tussen attitude en gedrag een belangrijke rol

speelt in dit onderzoek.

Attitude en gedrag worden veelal gezien als begrippen die met elkaar samenhangen.

Hier zijn twee goede redenen voor. Aan de ene kant beïnvloedt gedrag iemands attitude.

Attitudes worden geconstrueerd door middel van cognitieve, affectieve en gedragsmatige

informatie. Aan de andere kant beïnvloeden attitudes ook gedrag. Attitudes hebben invloed op

hoe men naar objecten kijkt en dus ook op hoe mensen zich tegenover deze objecten gedragen

(Smith & Mackie, 2007). Allereerst zal de eerste relatie nader besproken worden en

vervolgens zal de tweede relatie aan bod komen.

Er zijn meerdere theorieën ontwikkeld met betrekking tot beïnvloeding van attitudes

door middel van gedragingen. Eén van deze theorieën is de zelf-perceptie theorie. Deze

theorie stelt dat men zijn/haar attitudes ontwikkelt naar aanleiding van de observatie van de

eigen gevoelens en gedachten jegens dit object/subject (Bem in Smith & Mackie, 2007).

Een volgende theorie omtrent dit onderwerp is de cognitieve dissonantie theorie van

Festinger. Deze theorie stelt dat wanneer individuen beseffen dat hun vrij gekozen

handelingen belangrijke attitudes schenden dit een onaangename spanning veroorzaakt. Dit

kan een individu motiveren om zijn/haar attitudes te veranderen zodat deze consistent zijn met

het vertoonde gedrag. Velen hebben in navolging van Festinger onderzoek gedaan naar

cognitieve dissonantie en zijn tot de conclusie gekomen dat er vier stappen doorlopen moeten

10

worden wil er dissonantie en attitudeverandering optreden. De eerste stap is dat het individu

het gedrag moet ervaren als inconsistent. De tweede stap is dat hij of zij persoonlijke

verantwoordelijkheid moet nemen voor de actie. Vervolgens moet het individu een

oncomfortabele psychologische spanning ervaren. Als laatste moet het individu deze spanning

koppelen aan de inconsistentie tussen het gedrag en de attitude. Volgens de navolgers van

Festinger treedt er dan cognitieve dissonantie op en dus attitude verandering. Dit komt veelal

voor bij moeilijk te nemen beslissingen of wanneer men alles op alles zet om een doel te

behalen (Smith & Mackie, 2007).

Wat nu als laatste nog belangrijk is voor het onderzoek is de socialisatie van mensen.

Hoe ontwikkelt men nu zijn of haar habitus, hoe komt men tot zijn of haar construction of

meaning, hoe bepaalt men zijn of haar gender? Anja Meulenbelt (1984) heeft de socialisatie

tot mannen en vrouwen geanalyseerd aan de hand van drie niveaus. Ze heeft gekeken naar de

biologie; is anatomie lotsbestemming? Ze heeft gekeken naar geslachtsrollen, naar hoe

hebben wij geleerd ons als mannen en vrouwen te gedragen. Als laatste heeft ze gekeken naar

de psycho-analyse; wat is er met ons gebeurd doordat onze moeder een vrouw was?

Met betrekking tot de biologie heeft Meulenbelt (1984) geconcludeerd dat er geen

afdoende verklaring is om te stellen dat de biologie effect heeft op onze wording tot mannen

en vrouwen. Allereerst stelt ze dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen,

maar dat deze niet los gezien kunnen worden van de invloed van de omgeving. Ze spreekt hier

over het multiplier effect; bestaande verschillen worden door socialisatie uitvergroot, de

omgeving werkt vervolgens weer in op de fysieke feiten. Ten tweede stelt zij dat dezelfde

biologische feiten onder verschillende maatschappelijke omstandigheden iets anders kunnen

betekenen. Bijvoorbeeld dat men vroeger gespierd moest zijn om een goede jager te zijn,

maar dat men tegenwoordig ook vanuit vliegtuigen kan jagen en dat spierkracht nu in belang

heeft afgedaan. Ten derde is geen van de aantoonbare verschillen afdoende om de bestaande

arbeidsdeling en machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen te verklaren.

Met betrekking tot geslachtsrollen stelt zij dat er vele dingen in het leven van invloed

zijn op socialisatie, onder andere ouders, media en school. Daarbij spelen heteroseksualiteit en

jongerensubculturen ook een grote rol. Maar stelt ze, individuele socialisatieprocessen tonen

zoveel variatie dat deze nauwelijks met regels te verklaren zijn. Oftewel, individuen onderling

verschillen van elkaar. Meulenbelt (1984) stelt dat een rol niet alleen is wat we hebben, maar

dat wat we zijn geworden wat we hebben geleerd. We zijn dus geen rol, maar een individu dat

heeft geleerd.

11

Wat Meulenbelt (1984) concludeert na haar analyse van de psycho-analyse is dat

persoonlijkheidsstructuren sterk samenhangen met cultuur. De manier waarop moederschap,

vaderschap en de manier waarop verhouding tussen de seksen is geregeld is zeer bepalend

voor de ontwikkeling van het individu.

Meulenbelt (1984) onderschrijft dus dat wat Butler en Bourdieu ook al stelden,

omgeving is van invloed op de ontwikkeling van het individu en dus op de ontwikkeling van

de habitus, de construction of meaning en de ontwikkeling van gender.

De concepten die centraal staan in dit onderzoek zijn: habitus, socialisatie, genderdysforie/

transgenderisme, transgenders en de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze zullen

als volgt gebruikt worden binnen dit onderzoek:

- Genderdysforie/transgenderisme: Genderdysforie komt voort uit het onbehagen over

iemands biologische geslacht. Dit gaat veelal samen met de wens om ook het andere

geslacht te willen zijn. Er zijn hiervan verschillende gradaties. Dit kan lopen van

travestie tot transseksualiteit, oftewel een werkelijke geslachtsverandering ondergaan.

Genderdysforie is iets dat op elke leeftijd voor kan komen (www.vumc.nl).

- Transgenders: Onder transgenders versta ik alle mensen binnen het hele spectrum van

de verschillende uitingsvormen van travestie tot aan transseksualiteit. Ik houd deze

definitie aan omdat dit de definitie is die de transgender vereniging van Nederland

(LKG T&T) aanhoudt (www.transgendernederland.nl).

- Mannelijkheid & vrouwelijkheid: Een geldige definitie van deze concepten bestaat in

mijn opinie niet. De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn sociale

constructies, gecreëerd door de samenleving waarin men leeft en daarmee dus ten

zeerste afhankelijk van cultuur. De gedachtegang die ik wil aanhouden komt van

Butler. Zij stelt dat sekse wordt gebruikt als aanduiding van het biologische verschil

en dat gender, en dus mannelijkheid en vrouwelijkheid, als het historisch en cultureel

voortgebrachte en dus geconstrueerde verschil tussen de geslachten (Halsema, 2000).

- Habitus: De samenleving bestaat uit verschillende, elkaar overlappende, velden

waarbinnen men zijn of haar habitus ontwikkelt. Dit is een manier van waarnemen,

denken en handelen waarmee men zich kan handhaven in het veld waarbinnen men

zich bevindt. Het voelt als iets compleet eigens, maar is in feite sociaal geconstrueerd.

De habitus wordt ontwikkeld in de loop van het leven onder invloed van de omgeving

waarbinnen men zich begeeft (Wallace & Wolf, 2006).

12

- Socialisatie: Socialisatie is het proces waarbij individuen normen, waarden en andere

cultuurkenmerken aangeleerd krijgen. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust en is

iets waar men niet aan kan ontkomen. Tijdens dit proces worden de eigenschappen

van de desbetreffende cultuur eigen gemaakt en zullen in het vervolg ook als

vanzelfsprekend worden ervaren (Meulenbelt, 1984). Er zou gesteld kunnen worden

dat het proces van socialisering vooraf gaat aan de habitus. Dat men door middel van

socialisatie een eigen habitus ontwikkeld. De twee concepten zijn dus erg aan elkaar

verwant.

13

6. Methode van onderzoek

In dit hoofdstuk zal aan bod komen hoe het onderzoek interdisciplinair wordt gemaakt, welke

onderzoeksstrategieën er toegepast zullen worden, de populatie, welke concepten er

gehanteerd worden en met welke ethische kwesties er rekening gehouden dient te worden.

6.1 Disciplines

- Genderstudies: transgenderisme en concepten als mannelijkheid en vrouwelijkheid

staan centraal in het vakgebied van genderstudies.

- Sociale psychologie: hoe worden mensen gesocialiseerd? Hoe ontwikkelen mensen

zich tot een bepaald individu? En belangrijk daarbij is hoe men aan bepaalde attitudes

komt. Hoe ontwikkelen mensen hun attitudes ten opzichte van objecten/subjecten?

- Sociologie: in hoeverre creëert of beïnvloedt de samenleving de concepten van

mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hoe bepalen samenlevingsverbanden de concepten

van mannelijkheid en vrouwelijkheid?

6.2 Onderzoeksstrategie

Het uit te voeren onderzoek zal kwalitatief zijn en op microniveau worden uitgevoerd.

Kwalitatief, omdat er gebruikt wordt gemaakt van de biografische methode en micro omdat

heel specifiek naar individuen wordt gekeken.

Ik zal mijn informatie vergaren aan de hand van de biografische methode. Bij deze

methode vraag je mensen naar hun levensverhaal. Belangrijk hierbij wel is dat het verhaal dat

ze vertellen relevant is voor mijn onderzoek. Ik zal zo nu en dan dus een specifieke vraag

moeten stellen om zo de meest relevante informatie te verkrijgen. Men gebruikt de

biografische methode wanneer men overtuigd is van het feit dat het handelen van mensen

voor een groot deel bepaald is door vroegere ervaringen, door zijn of haar levensgeschiedenis.

Om erachter te komen hoe iets werkelijk in elkaar zit moet men naar de (levens)verhalen van

de respondenten luisteren (www.velon.nl). Daarnaast geeft de biografische methode inzicht in

de waarde die de gebeurtenissen en ervaringen voor de respondenten hebben. Door

herinneringen op te halen en om te zetten in een verhaal geeft de respondent de ervaringen en

gebeurtenissen betekenis (www.coachplatform.eu). Onder andere om deze redenen is de

biografische methode uitermate geschikt voor het onderzoek dat ik zal doen.

Idealiter zal ik zowel transgenders interviewen die een operatie hebben ondergaan, die

de operatie nog moeten ondergaan en transgenders die er bewust voor kiezen deze niet te

14

ondergaan. Natuurlijk probeer ik zowel mannelijke als vrouwelijke transgenders te spreken

om zo alle mogelijke groepen aan het woord te hebben gehad.

De hoeveelheid respondenten is afhankelijk van de hoeveelheid mensen ik bereid vind

om mee te werken aan mijn onderzoek. Ik hoop op tenminste 12 respondenten, dus 2 van elke

groep (2 mannelijke transgenders die al geopereerd zijn, 2 mannelijke transgenders die er

bewust voor kiezen zich niet te laten opereren, et cetera).

6.3 Operationalisering

De thema’s die in de gesprekken behandeld zullen worden zullen onder andere zijn:

- Transgenderisme in het algemeen

- De concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid

- Socialisatie en hun bijbehorende levensverhaal

- Algemene kenmerken als leeftijd, familie, et cetera

- Problemen (zowel problemen met zichzelf als met de buitenwereld)

Ik heb deze thema’s gekozen omdat deze het belangrijkst zijn om tot een antwoord op mijn

hoofdvraag te komen. Ik zal voornamelijk de respondenten zelf aan het woord laten, maar

wanneer deze thema’s niet aangesneden worden zal ik er zelf over beginnen. Ik verwacht een

spanning tussen hun attitude en hun gedrag met betrekking tot de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid en daarom wil ik eerst graag een algemene opvatting over transgenders horen

en vervolgens specifieker ingaan op mannelijkheid en vrouwelijkheid. Wanneer dit

vervolgens op de respondent zelf betrokken wordt verwacht ik een verschil. Ik denk dat de

algemene mening afwijkt van de individuele mening en daarom wil ik beide thema’s

behandelen. Daarbij denk ik dat identiteit goed naar voren komt in probleemsituaties en

daarom lijkt het mij relevant om ook deze te bespreken met de respondenten.

Hierboven beschreven is het meer specifieke deel van de gesprekken. Het overgrote

deel van de gesprekken zal bestaan uit het vertellen van hun levensverhaal, hoe zijn ze

geworden wie ze nu zijn. Wie hebben daar een belangrijke rol in gespeeld? Wat heeft daar

invloed op uitgeoefend? Daarbij is het belangrijk dat ik van alle respondenten

achtergrondinformatie heb als gezinssamenstelling, afkomst, milieu waarin men is opgegroeid

et cetera, omdat dit misschien wel van invloed kan zijn op de percepties die de respondenten

hebben op de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid.

15

6.4 Populatie

Zoals ik al eerder heb aangekaart wil ik transgenders spreken van beide geslachten en zowel

transgenders die geopereerd zijn, dit nog moeten ondergaan en transgenders die bewust geen

operatie ondergaan. Ik tracht deze mensen te werven door middel van de sneeuwbalmethode.

Ik hoop dat wanneer ik een aantal transgenders heb gevonden zij mij door kunnen verwijzen

naar andere transgenders. Daarbij zal ik contact opnemen met belangenorganisaties, winkels

gespecialiseerd in transgenders, tijdschriften en zal ik berichten plaatsen op sociale netwerken

als hyves en facebook.

6.5 Ethische kwesties

Met welke ethische kwesties dien ik rekening te houden? Wat in mijn opinie heel belangrijk

is, is dat ik voorzichtig te werk ga. Transgenders voelen zich vaak onbegrepen door de

samenleving en ik moet dus bescheiden overkomen, niet pretenderen alles te over hen te

weten. Daarbij wil ik zeer persoonlijke dingen van de mensen weten en moet ik dat dus

voorzichtig benaderen, hen niet te direct bevragen, maar ze eerst zelf hun verhaal laten

vertellen. Daarbij moet ik uitkijken voor stereotyperingen.

16

7. Resultaten

7.1 Wie en wat zijn transgenders?

In deze deelvraag zal besproken worden wie en wat transgenders zijn, welke mogelijke

verklaringen er bestaan voor hun genderdysforie, hoe het traject naar de operatie eruit ziet en

hoe de operatie verloopt voor zowel mannen als vrouwen. Kortom, alles wat noodzakelijk is

te weten voordat er wordt overgegaan op de resultaten die uit de interviews naar voren zijn

gekomen. Aan het einde van deze deelvraag zullen ook alvast de respondenten worden

voorgesteld.

7.1.1 Transgenders in het algemeen

Zoals in de operationalisering van de concepten al is aangegeven versta ik onder transgenders

alle mensen binnen het hele spectrum van de verschillende uitingsvormen van travestie tot

aan transseksualiteit. Een travestiet is iemand die zich bij tijd en wijle voordoet als iemand

van het andere geslacht. Voorheen kwam travestie meer bij vrouwen dan bij mannen voor

omdat vrouwen verkleed als man veelal meer konden bereiken in hun leven dan wanneer ze

als vrouw door het leven gingen. Tegenwoordig is travestie veel populairder onder mannen.

Voor travestie zijn verschillende motieven te onderscheiden. Het verkleden als de

andere sekse kan gericht zijn op seksuele opwinding of seksueel fetisjisme. Anderen voelen

zich lid van de andere sekse, dan wordt travestie veelal gebruikt als voorportaal voor

transseksualiteit. Met name in niet-westerse kringen komt travestie voor als uiting van

homoseksualiteit. Men verwisselt de eigen sekserol met die van de heteroseksuele partner van

het andere geslacht dan waar men zelf toebehoort en op valt (www.travestie.org).

Travestieten kunnen onderverdeeld worden in vier verschillende categorieën. De

eerste zijn mensen die zich in huiselijke kring verkleden zonder dat iemand anders hiervan op

de hoogte is. Dit zijn veelal de mensen die later overgaan op transseksualiteit. De tweede

categorie zijn mensen die zich ook in het openbaar uiten als travestiet. Deze groep mensen is

vaak zeer uitbundig gekleed. De derde groep is iets dat tegenwoordig nauwelijks meer

voorkomt, namelijk het al eerder beschreven fenomeen van vrouwen die als man door het

leven gaan om meer te kunnen bereiken in hun leven omdat ze in hun ambities belemmerd

worden door hun vrouw-zijn. De vierde en laatste categorie is die van showtravestieten in

theater en film. Dit is veelal een vrijplaats voor travestieten omdat ze hier een ‘rol’ spelen en

dus niet persoonlijk beoordeeld of veroordeeld worden op hun vertoning (www.travestie.org).

17

Transseksualiteit, in tegenstelling tot travestie, is de overtuiging te behoren tot het andere

geslacht dan het biologische geslacht. In Nederland geldt dit voor 1 op de 10.000 mannen en 1

op de 30.000 vrouwen (Wong & De Visser, 2010). Deze mensen voelen zich niet thuis in de

geslachtsrol die behoort bij hun uiterlijke kenmerken. Deze mensen kunnen absoluut niet

leven met het idee dat zij biologisch gezien van het ene geslacht zijn terwijl zij zich mentaal

het andere geslacht voelen. Om deze reden gaan veel van deze mensen dan ook over naar het

andere geslacht. Transseksuele mensen moeten een langdurig traject van psychologisch

onderzoek ondergaan waarna over gegaan kan worden tot medisch ingrijpen

(www.lkgtent.nl). Op dit psychologisch en medisch traject zal later meer ingegaan worden.

7.1.2 Verklaringen

Jarenlang is er onderzoek verricht naar de hersenen van transgenders. Is er iets te vinden in de

hersenen wat duidt op genderdysforie?

Vanaf de bevruchting staat het vast, twee X-chromosomen en het wordt een meisje,

een X- en een Y-chromosoom en het wordt een jongen. Het Y-chromosoom van de jongen zet

een proces in gang waardoor het mannelijk hormoon testosteron wordt gevormd. Tussen de

zesde en twaalfde week van de zwangerschap ontwikkelen de geslachtsorganen zich in

mannelijke of vrouwelijke richting, afhankelijk van de aanwezigheid van testosteron. Iets dat

niet zichtbaar is tijdens een echo, noch bij de geboorte, is dat tijdens het tweede gedeelte van

de zwangerschap de hersenen zich in mannelijke of vrouwelijke richting ontwikkelen. Dit

gebeurt omdat de jongen een piek van testosteron produceert en het meisje niet. In deze

periode wordt de genderidentiteit vastgelegd in onze hersenen. Als er een testosteron piek

optreedt voelt het kind zich een jongen, zo niet dan voelt het kind zich later een meisje. Het

resultaat van deze vroege programmering blijkt pas jaren later uit het spelgedrag van kinderen

en op het moment dat kinderen gaan beseffen dat de wereld uit jongens en meisjes bestaat

(Wong & De Visser, 2010).

In de jaren 1960-1980 dacht men dat een kind als een onbeschreven blad ter wereld

kwam en dat het gedrag van kinderen door de maatschappij in mannelijke of vrouwelijke

richting werd gestuurd. Alles lijkt er nu op te wijzen dat genderproblemen al voor de geboorte

ontstaan. Over de oorzaken is nog weinig bekend. Er zijn kleine veranderingen gevonden in

genen die betrokken zijn bij de werking van hormonen op de hersenontwikkeling en die de

kans op genderidentiteitsproblemen vergroten. Maar ook abnormale hormoonspiegels van het

kind in de baarmoeder en geneesmiddelen die de moeder tijdens de zwangerschap neemt en

18

die de afbraak van geslachtshormonen verstoren kunnen de kans op transseksualiteit vergroten

(Wong & De Visser, 2010) (Swaab, 2010).

De Bed Nucleus van de Stria Terminalis is een kleine hersenstructuur welke betrokken

is bij vele aspecten van het seksuele gedrag. In

afbeelding 1 wordt de Stria Terminalis aangegeven met

het oranje streepje. Het centrale deel van deze kern is

bij mannen tweemaal zo groot als bij vrouwen en bevat

bovendien tweemaal zoveel neuronen. Bij

transvrouwen (van man naar vrouw) wordt steeds weer

een vrouwelijke kern gevonden en bij transmannen

(van vrouw naar man), al moet gezegd worden dat hier

maar één respondent gebruikt is, is een mannelijke kern

gevonden. Hierdoor kan worden uitgesloten dat de

omkering van het geslachtsverschil bij transseksuelen

veroorzaakt wordt door veranderende hormoonspiegels

in de volwassenheid. De omkering moet dus tijdens de

ontwikkeling zijn ontstaan (Swaab, 2010).

De benadering van Swaab (2010) wordt door velen met open armen ontvangen. Toch klinken

er ook uit verschillende hoeken tegengeluiden. Eén van de critici is Anne Lawrence (2007)

(Swaabs bevindingen zijn niet nieuw en daarom dus ook al eerder bekritiseerd). Zij stelt dat

de hersentheorie nooit een vruchtbare theorie is geweest en dat deze tegenwoordig compleet

irrelevant is voor het verklaren van seksuele differentiaties. Hiervoor haalt zij Cooke et al.

(1999) aan die toentertijd al hebben aangetoond dat bij dieren veranderingen in androgene

niveaus tijdens de volwassenheid veranderingen teweeg kunnen brengen in het volume van de

seksuele dimorfische hersenkernen. Ditzelfde zou kunnen gelden voor volwassen

transseksuelen.

Bevindingen suggereren dat de behandeling van transvrouwen (man naar vrouw) met

oestrogeen en antiandrogeen het mannelijk brein verkleint naar vrouwelijke proporties en dat

omgekeerd de behandeling van transmannen (vrouw naar man) met androgeen het

vrouwelijke brein vergroot tot de omvang van het mannelijke brein. Hierop voortbouwend

stelt Lawrence (2007) dat de 6 transvrouwen en de transman die Swaab (2010) in zijn

onderzoek aanhaalt als argument voor het feit dat transvrouwen een vrouwelijke brein hebben

en transmannen een mannelijke brein niets betekent. Alle zeven hadden voor het

19

hersenonderzoek al jaren hormoonbehandelingen erop zitten en dus is de kans zeer groot dat

het brein veranderd was naar aanleiding van deze hormonen.

Ook ouderfactoren worden als verklaring voor genderdysforie aangedragen. Afwezigheid van

de vader, extreme nabijheid van de moeder of de wens van ouders voor een kind van een

bepaald geslacht werden geacht invloed uit te oefenen op de seksuele ontwikkeling van het

kind. Vele hypotheses zijn getest, maar er is hier geen empirische ondersteuning voor

gevonden (Zucker & Bradley, 1995).

Studies naar volwassen transseksuelen hebben aangetoond dat verschillen bestaan in

de opvoeding van transkinderen en die van ‘gewone’ kinderen. Transvrouwen karakteriseren

hun ouders als minder warm, emotioneel, meer afwijzend en zeer controlerend. Transmannen

beschrijven beide ouders als minder warm en emotioneel en meer afwijzend Bij de

transmannen werden alleen de moeders beschreven als overmatig controlerend. Beide groepen

zijn vergeleken met een controlegroep en deze beschreven hun ouders significant anders dan

de transseksuelen (Cohen-Kettenis en Arrindell, 1990).

Het is lastig iets over de oorzaken van transseksualiteit te zeggen. De hersentheorie klinkt

aannemelijk, maar wordt toch op verschillende punten ontkracht. Andere oorzaken als

ouderfactoren en opvoeding lijken ook het een en ander te verklaren maar veel empirische

bewijzen zijn hier nog niet voor gevonden. Voor nu blijft het gevoel van het individu zelf de

meest belangrijke indicator voor transseksualiteit.

7.1.3 Het traject

Het traject naar de andere sekse verschilt per leeftijd, de route die kinderen afleggen is een

andere dan die volwassenen afleggen. Dit omdat er bij kinderen puberteitsremmers

toegediend kunnen worden waardoor de biologische kenmerken van het geslacht van origine

niet tot ontwikkeling komen. Omdat in dit onderzoek met volwassenen gewerkt wordt zal dit

traject uitvoerig besproken worden waarna ook het traject van de jongere transgenders kort

behandeld zal worden.

Het traject bestaat simpel gezegd uit drie onderdelen. De eerste fase wordt ook wel de

diagnostische fase genoemd. In deze fase wordt vastgesteld of iemand echt transseksueel is.

Alle mogelijke andere verklaringen moeten worden uitgesloten. Andere verklaringen kunnen

zijn; travestie (men wil dan wel graag als het andere geslacht door het leven, maar voelt geen

aversie tegen zijn of haar biologische geslacht), homoseksualiteit, fetisjisme,

20

identiteitsstoornissen als schizofrenie en andere psychologische stoornissen. In deze fase

wordt gekeken naar welke geslachtsrol iemand zichzelf heeft aangemeten en vanaf wanneer,

of er sprake was van systematisch verkleden, wat de seksuele oriëntatie is, hoe het lichaam

wordt beleefd en wat de verwachtingen zijn van de behandeling. Omdat de ingreep

emotioneel heel zwaar is voor de persoon in kwestie wordt er ook gekeken naar het sociale

systeem dat de persoon om zich heen heeft. Het is een voorwaarde dat het individu een

stabiele omgeving heeft om op terug te vallen. Als laatste wordt ook gekeken naar genetische

afwijkingen. Wanneer er bij het team van onderzoekers of bij de persoon zelf nog enige

twijfel heerst wordt er niet met de behandeling doorgegaan en moet de persoon in kwestie

eerst voor zichzelf uitzoeken wat hij/zij werkelijk wil en kan dan vijf jaar later nogmaals

terugkomen. Indien alle testen wel positief zijn en als iedereen er vertrouwen in heeft wordt er

doorgegaan met de volgende fase (www.seksuele-problemen.nl).

Zodra de diagnose is gesteld wordt er van de persoon in kwestie verwacht, als dit nog

niet het geval was, dat hij/zij permanent als het andere geslacht door het leven gaat. Deze fase

wordt ook wel de real-life-test genoemd, omdat de personen hier in werkelijkheid gaan

ervaren hoe het is om dag en nacht als de andere sekse door het leven te gaan. In deze fase

start ook de hormoonbehandeling. Hiermee worden de uiterlijke kenmerken van het andere

geslacht langzaam aan ontwikkeld. Bij transvrouwen hebben de hormonen de volgende

ontwikkelingen tot gevolg; lichte borstvorming, aanzet tot bredere heupen en billen en kans

op depressieve gevoelens. De hormonen hebben niet tot nauwelijks effect op de haargroei. Bij

transmannen gebeurt het volgende: meer haargroei, zwaardere stem, acne, gewichtstoename

en de clitoris en de schaamlippen gaan groeien waar later een micropenis gecreëerd kan

worden (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl).

De laatste fase is de operatieve fase. Voordat men uiteindelijk geopereerd kan worden

naar het gewenste geslacht moet men op een lange wachtlijst, minstens een jaar, voor het

eerste consult met de plastisch chirurg. Hierna zal de langverwachte operatie plaatsvinden.

Bij transvrouwen bestaat de operatie uit drie delen. De teelbal en de zwellichamen

worden verwijderd, dit wordt zeer secuur gedaan want het is van belang dat de eikel en de

zenuwen gespaard blijven zodat deze omgevormd kunnen worden tot clitoris. De huid van de

penis en een deel van de balzak worden naar binnen gevouwen in de holte tussen de anus en

de urineblaas. Schaamlippen worden gemaakt van de overgebleven huid van de balzak. Veelal

worden in een volgende operatie de kleine en de grote schaamlippen bij gewerkt. Een

compleet ander deel van de operatie is het verleggen en innaaien van de urinebuis. Bij

mannen is deze buis zo’n 20 centimeter lang terwijl deze bij vrouwen tussen de 2,5 tot 4

21

centimeter ligt. Na genezing van de wonden (welke natuurlijk ontstaan bij het operatief

creëren van een vagina) moet de holte geregeld worden openhouden en worden opgerekt. Dit

gebeurt veelal met een vibrator. Hierna is geslachtsgemeenschap weer gewoon mogelijk en

kan men ook een orgasme realiseren omdat de zenuwen gespaard zijn gebleven. Ook worden

tijdens de operatie de borsten vergroot omdat de hormonen de borsten wel deels vergroten,

maar veelal niet genoeg (Wong & De Visser, 2010) (www.seksuele-problemen.nl).

Bij transmannen bestaat de operatie in eerste instantie uit het verwijderen van borsten,

baarmoeder en eierstokken. De testosteron die in de fase hiervoor veelvuldig is toegediend

heeft de clitoris doen groeien en dit wordt het uitgangspunt van de penis. Er kan gekozen

worden voor een micropenis, deze wordt vanuit de clitoris gemaakt en is veelal 3 centimeter

lang. De clitoris wordt van zo ver mogelijk opgerekt. Van de binnenste schaamlippen worden

de plasbuis gemaakt en van de buitenste schaamlippen het scrotum. Er kan ook desgewenst

een penis op lengte worden gecreëerd, een ingreep genaamd falloplastiek. Dit is een zeer

gecompliceerde operatie die een gehele dag duurt. Er zijn verschillende technieken. Een

eerste is dat een stuk huid met vet, bloedvaten en zenuwen uit de onderarm wordt gehaald en

wordt opgerold. De binnenste rol dient als verlening van de urinebuis (deze is bij vrouwen

minstens 5 keer zo klein als bij mannen), daaromheen komt een huidflap met onderliggend

vet. Een van de zenuwen uit de onderarm wordt aangesloten op de zenuw uit de clitoris. Een

andere techniek die voor minder littekens zorgt is een falloplastiek uit het bovenbeen waarbij

huid met bloedvaten wordt verplaatst naar de genitale regio. Hierbij kan alleen geen plasbuis

gemaakt worden en wordt daardoor minder vaak geprefereerd. Een derde en laatste

mogelijkheid is een combinatie van beide technieken waarbij de plasbuis uit de onderarm

wordt gehaald en de schacht uit het bovenbeen. Het voordeel van deze methode is dat er

veelal geen huidtransplantaten nodig zijn. Tijdens een latere operatie kan in de penis die met

de falloplastiek is gevormd een erectieprothese worden aangebracht die met een pompje in het

scrotum handmatig kan worden bediend (Wong & De Visser, 2010). Wanneer de operatie is

voltooid kan men ook zijn of haar papieren officieel laten veranderen en kan men voortaan als

het andere geslacht door het leven gaan.

Nu de nodige informatie over transgenders in het algemeen bekend is kan er worden

overgegaan op de respondenten. In onderstaand stuk zullen de acht respondenten een voor

een kort worden voorgesteld. De eerste vier respondenten zijn de transvrouwen die ik heb

gesproken, oftewel de man naar vrouw transgenders. De tweede vier respondenten zijn de

22

transmannen waarmee ik gesprekken heb gehad. Vanzelfsprekend zijn dit dus de vrouw naar

man transgenders.

7.1.4 Even voorstellen..

Een korte introductie van de respondenten waarna wordt overgegaan op het beantwoorden

van de laatste twee deelvragen.

Transvrouwen

1. Naam: Marina

Leeftijd: 18 jaar

Woonsituatie: woonachtig bij haar vriend en zijn vader

Werk: momenteel werkeloos, maar hard op zoek

Situatie: op de wachtlijst voor het VUmc, nog geen hormonen

2. Naam: Jaimee

Leeftijd: 28 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad

3. Naam: Alex

Leeftijd: 32 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: borstoperatie gehad en heeft geslachtsoperatie gepland staan

4. Naam: Efa

Leeftijd: 54 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: borstoperatie, geslachtsoperatie en gezichtsoperatie gehad

23

Transmannen

5. Naam: Folkert (schuilnaam)

Leeftijd: 36 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: twee jaar aan de hormonen, heeft al de borstoperatie en de buikoperatie

gehad. Op de geslachtsoperatie heeft hij nog geen zicht.

6. Naam: Josef (schuilnaam)

Leeftijd: 26 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, in een studentenhuis

Werk: heeft een baan en studeert nog

Situatie: twee jaar aan de hormonen

7. Naam: Merlijn

Leeftijd: 25 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: 9 maanden aan de hormonen en heeft borstoperatie en buikoperatie

(eierstokken en baarmoeder laten verwijderen) gepland staan

8. Naam: Xavier

Leeftijd: 35 jaar

Woonsituatie: woont op zichzelf, alleen

Werk: heeft een baan

Situatie: Borstoperatie en geslachtsoperatie gehad

24

7.2 Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?

In deze deelvraag zullen de eerste resultaten met betrekking tot de gesprekken geanalyseerd

en besproken worden. Het gaat hierin voornamelijk, zoals de deelvraag al aangeeft, over de

meningen van de respondenten ten opzichte van de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid. Allereerst zal besproken worden waar op gelet is tijdens het analyseren van

de gesprekken waarna de daadwerkelijke resultaten aan bod zullen komen.

7.2.1 Analyse van de gesprekken

Bij de analyses is voor het beantwoorden van deze deelvraag voornamelijk gelet op wat men

vindt van mannelijkheid en vrouwelijkheid, welke meningen de respondenten er op na

houden, et cetera. Hier is veel interessante informatie uit naar voren gekomen. Wat heel

duidelijk was is dat de meningen, opvattingen enzovoort van de respondenten ten opzichte

van de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid te verdelen zijn in uiterlijke mannelijkheid

en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat deze scheiding zo

duidelijk naar voren kwam zal deze ook in het beantwoorden van de deelvraag aangehouden

worden.

7.2.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid

Wanneer er wordt gesproken over uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt er

gedoeld op lichamelijke kenmerken, maar ook op uiterlijk vertoon, op kleding en de manier

waarop je jezelf presenteert. Het gaat over meningen over hoe je mannelijkheid en

vrouwelijkheid aan de buitenkant kunt uitdragen, in gedrag en uiterlijk.

De uiterlijke kenmerken zijn op te delen in verschillende categorieën. Deze

categorieën zijn lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon in de trant van kleding, make-up en

kapsels en gedragingen. Belangrijk is te weten dat deze categorieën niet van te voren zijn

bedacht, maar uit de gesprekken naar voren zijn gekomen.

7.2.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken

Om te beginnen een aantal citaten van de transvrouwen. Alex zei: “Ik heb het geluk dat ik

omdat ik Aziatisch ben, ik heel smal ben. Ik heb geen forse handen, heb geen zware stem, heb

schoenmaat 41, ben slank. Dat is voor mij een voordeel”. Ook Marina ziet weinig nadelen

aan haar oorspronkelijke lichaam: “Ik heb dus heel veel vrouwelijke hormonen van mezelf dus

daarom heb ik niet veel mannelijks, alleen mijn penis dan”. Efa daarentegen zegt het

volgende: “Kijk ik ben niet een van de kleinsten, ik heb grote handen, grote voeten. Ja daar

25

krijg je soms vragen naar”. Ook Jaimee zag de negatieve kanten van haar uiterlijk: “Je zag

gewoon heel duidelijk dat ik een jongen was, adamsappel, ik ben hartstikke lang, ruim 1.90

meter. Ik had grote voeten, een vierkant gezicht en een postuur wat dit alles alleen nog maar

verergerd”.

Aan de hand van deze citaten zou je kunnen stellen dat vrouwelijkheid staat voor niet

al te groot, slank, smal en gevormd. Oftewel, mannen zijn lang, fors, breed, groot en vierkant.

Dit idee over mannelijkheid en vrouwelijkheid kan onderbouwd worden met een aantal

citaten van de transmannen. Deze hebben namelijk soortgelijke beelden van mannelijkheid en

vrouwelijkheid. Josef stelde tijdens ons gesprek: “Ik heb mijn bouw in dat opzicht wel heel

erg mee gehad. Want ik ben gewoon vrij dun, ik heb dus ook niet veel heupen. Het enige is dat

ik mijn groei niet heb mee gehad”. Xavier stelde dat zijn ex-vriendin meerdere malen heeft

gezegd dat hij toch wel een heel lelijk wijf was geweest. En daarbij stelde hij: “Ja mijn

borsten zijn het eerste wat ik heb laten doen, joejoe super fijn dat die weg zijn”. Folkert had

een negatieve associatie met zijn lichaam: “Ik bleef wel moeite met mijn lichaam houden, met

mijn borsten voornamelijk omdat dat heel zichtbaar is. Dat ziet de buitenkant en dan word je

ook gedefinieerd als vrouw”. En ook Merlijn zag zijn borsten als het meest negatieve aan zijn

lichaam: “Die borsten zijn voor mij echt vrouwelijkheid numero uno en ik ben ook echt heel

blij dat die operatie als eerste komt”.

Uiterlijke kenmerken als borsten en heupen zijn de boosdoeners, deze maken je tot

vrouw. De transvrouwen bevestigen dit. Efa vertelde dat ze al borstvorming van zichzelf had

en dat ze daarom al vrouwelijker oogde dan de andere mannen in haar omgeving. Jaimee stelt:

“Mijn collega’s hebben hele mooie rondingen en ik heb die niet en daar baal ik van. Ik vind

rondingen als heupen echt het toppunt van vrouwelijkheid”. Ook Marina droomt van mooie

borsten: “Ik ben nu dood ongelukkig, dit komt echt omdat ik nu geen borsten heb”. Alex die

in principe met haar lichaam tevreden is vertelt dat ze haar borsten als eerste heeft gedaan, iets

waar ze nu heel erg blij mee is.

Aan de hand van het bovengenoemde kan voorzichtig gesteld worden dat

mannelijkheid en vrouwelijkheid qua lichamelijke kenmerken voor de meeste mensen

hetzelfde inhoudt. Vrouwen zijn slank, smal, gevormd, hebben borsten en zijn niet al te groot.

Mannen daarentegen hebben geen rondingen, zijn groot, breed en hebben grote handen en

voeten. Dit is slechts een enkele kant van de benadering, een volgende is uiterlijk vertoon in

de vorm van kleding, make-up en kapsels.

26

7.2.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon

Naast lichamelijke kenmerken zijn uiterlijke kenmerken als kleding, make-up en kapsels

manieren om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe denken de respondenten

daar over? Alex stelt dat kleding mensen mannelijk of vrouwelijk kan maken: “Vrouwelijke

kleding, denk dan aan jurken, hakken en make-up”. Daarnaast stelt ze: “Kort haar is al heel

snel mannelijk en breed lopen ook”. Josef vertelde dat hij vroeger van zijn moeder nooit zijn

haar korter mocht knippen dan zijn kaaklijn: “Op een gegeven moment ging ik met mijn vader

naar de kapper en het maakte hem allemaal niet zoveel uit, hij was met zijn eigen dingen

bezig. Toen kwam ik terug met een stekeltjes kapsel en ineens sprak iedereen me op straat aan

als jongen, kort haar wordt nu eenmaal met jongens geassocieerd”. Xavier probeert altijd zo

gender verantwoord mogelijk na te denken, toch betrapt hij zichzelf zo nu en dan op hokjes

denken: “Ik zou nooit een jurk aan doen, no fucking way. Ik heb daar absoluut geen affiniteit

bij. Ik voel me geen vrouw, vind een jurk niet leuk. Ik vind een jurk leuk bij een vrouw en daar

moet het bij blijven”. Ook Folkert heeft een bepaald beeld van wat hij graag draagt en wat

niet: “En toen kwam op een gegeven moment een vriendin van me eten en toen dacht ik, ik ga

me heel netjes aankleden. En netjes voor mij was een overhemd en stropdas, dat had ik al heel

lang niet meer gedaan. Maar ik wilde echt mezelf zijn. En dat was voor mij mezelf zijn, dat ik

aan kon trekken wat ik wilde. Toen kwam ze hier en keek ze heel raar. Toen dacht ik ja, het

klopt ook wel dat ze raar kijkt want wat ze ziet klopt ook eigenlijk niet”. Merlijn vertelde dat

hij toen hij eindexamen had gedaan ging stappen en zich stond op te maken en dacht bij

zichzelf: “Wat ben ik in godsnaam aan het doen?”.

Hieruit blijkt dat vrouwelijkheid al snel met jurken en make-up wordt geassocieerd en

dan mannelijkheid vooral naar voren komt in kort geknipte kapsels en het dragen van

overhemden en stropdassen. Toch benadrukken de respondenten ook dat dit niet voor alle

mannen en vrouwen geldt. Alex stelt namelijk: “Niet elke vrouw is een barbiepop. Sommige

vrouwen lopen meer op hakken dan andere, en anderen dragen weer meer make-up dan

andere vrouwen”. Efa is van mening dat vrouwelijkheid niet per se zit in korte rokjes, hakken

en een dikke laag make-up op je hoofd. Ook Jaimee stelt dat uiterlijk vertoon niet per se hoeft

bij te dragen aan je mannelijkheid of vrouwelijkheid: “Laatst wilde een vrouw, ook een

transgender, vrienden met me worden op facebook en ik zag haar foto en dacht je bent

absoluut niet minder vrouw dan ik, maar waar jij mee bezig bent kan ik gewoon niet. Voor mij

is dat gewoon een man in een jurk, en dat is heel lullig gezegd”.

Mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt tot op bepaalde hoogte zeker met bepaalde

uiterlijke kenmerken geassocieerd. Vrouwen dragen nu eenmaal jurken en make-up, mannen

27

doen dit niet. Wanneer ze dit wel doen worden ze al snel als travestiet bestempeld en niet als

vrouw. Toch zit mannelijkheid en vrouwelijkheid niet alleen maar in uiterlijk vertoon, er is

meer voor nodig dan alleen een leuk kapsel, wel of geen make-up en gepaste kleding.

7.2.2.3 Categorie 3: gedrag

De laatste categorie waaruit uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid bestaat is gedrag. Het

gaat hier niet om gedragingen van de respondenten zelf, maar om gedragingen die door de

respondenten worden bestempeld als mannelijk of vrouwelijk.

Bestaat er zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag? Merlijn stelt dat

mannen en vrouwen zich echt anders gedragen: “Ik ben er dus ook echt van overtuigd dat

mannen en vrouwen anders zijn”. Folkert vertelt dat hij op een bepaald moment op een school

zat met alleen meisjes, hij vertoonde naar zijn eigen zeggen daar typisch jongens gedrag: “In

dit typische mannengedrag was ik heel alleen, want ik zat natuurlijk altijd tussen de meiden”.

Alex is van mening dat het in de kinderjaren veelal altijd hetzelfde is: “Je voelt je

aangetrokken tot jongens speelgoed of tot meisjes speelgoed”. Ook Josef ziet hierin een trend

in de maatschappij: “Ik had het er laatst ook met iemand over, meisjes worden eigenlijk toch

altijd voorbereid om een familie te stichten,in de zin van, hier is een barbiepop ga er maar

mee spelen. Bij jongens wordt dat echt niet gedaan, zo van, hier is een keuken, ga leren hoe je

voor je familie moet koken”.

Blijkbaar is er dus wel ergens een scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag,

maar zoals Josef hierboven stelt wordt dat zo nu en dan ook opgelegd door de maatschappij.

Ook de andere respondenten erkennen dit. Merlijn vertelde dat hij laatst ontzettend schrok van

een spin op zijn werk: “Een vrouwelijke collega zegt tegen me dat gaat ten koste van je

reputatie hè. Dan merk je wel dat mensen andere dingen gaan verwachten. Als je een stoere

man bent, pak je die spin gewoon op en zet je hem buiten neer. Dat zijn wel dingen die ik

merk”. Marina vertelde dat ze vroeger dingen deed die blijkbaar niet normaal waren om te

doen als jongen. En ook Jaimee heeft dat ervaren; het gedrag dat zij vertoonde werd blijkbaar

niet gewenst door de maatschappij. Folkert merkt heel sterk dat er verschillende

verwachtingspatronen in de samenleving bestaan voor mannen en vrouwen: “Er zijn heel veel

ongeschreven regels voor mannelijk gedrag. Van mannen wordt door de gehele samenleving

veel meer kennis verwacht van een heleboel dingen. Algemene kennis moet breed zijn, je moet

handig zijn. Vrouwen hoeven dat allemaal niet”. Ook Josef erkent dit: “Soms kom je echt

dingen tegen waarvan mensen dan zeggen/denken ja, maar dat hoort een man te weten. En

28

helemaal als je transgender bent, er is bijvoorbeeld voetbal op TV en je zegt dat je dat niet

gaat kijken dat mensen dan zeggen, maar een echte man zou dat wel kijken”.

Mannen en vrouwen vertonen volgens de respondenten over het algemeen wel

verschillend gedrag, maar wat belangrijk hierbij is, is dat ze ook erkennen dat er in de

maatschappij hele scherpe gedrags- en verwachtingspatronen zijn voor mannen en vrouwen.

Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Qua lichamelijke

kenmerken kan er wel degelijk gesproken worden van verschillen in mannelijkheid en

vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon als kleding, make-up en kapsels spelen tot op zeker

hoogte een rol bij het creëren van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Toch is uiterlijk vertoon

alleen niet genoeg. De respondenten stellen dat er meer nodig is om van iemand een vrouw te

maken dan alleen een jurk. Met betrekking tot gedragingen zijn er ook duidelijke verschillen

te zien in mannelijk en vrouwelijk gedrag. Wel vragen de respondenten zich af of dit gedrag

altijd en alleen maar uit de mensen zelf voort komt of dat dit vanuit de maatschappij van

mannen en vrouwen wordt verwacht.

7.2.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid

Mannelijkheid en vrouwelijkheid kwamen in de gesprekken niet alleen naar voren als iets wat

men aan de buitenkant kan zien, maar ook als iets wat in mensen zit, een gevoel. In deze

paragraaf gaat het er niet om hoe mannelijk of vrouwelijk de respondenten zich voelen, maar

om hun ideeën over deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Alle respondenten hebben het idee dat vrouwelijkheid en mannelijkheid van binnen zit, dat

het een gevoel is, maar wat dat gevoel precies is, is lastig te zeggen. Alex stelt: “Je geslacht

zit tussen je oren en niet op je borst of tussen je benen”. Merlijn sluit zich hier volledig bij

aan wanneer hij stelt: “Ik weet voor mezelf dat mijn mannelijkheid niet in mijn penis zit”. Ook

Josef beaamt dit: “Als transgender heb je gewoon heel sterk een gevoel van mannelijkheid of

vrouwelijkheid, wat het precies is weet ik ook niet, je voelt het gewoon”. Marina is hier ook

heel stellig in: “Ik hou er niet van als mensen zeggen je hebt een penis dus je bent een man,

oftewel ze kijken niet naar de rest. Mannelijkheid zit van binnen en ik heb dat totaal niet”.

Ook Xavier heeft eigenlijk geen idee wat nu eigenlijk mannelijkheid en vrouwelijkheid is, hij

zegt: “Ik riep op mijn derde al dat ik een jongetje was terwijl ik toen het verschil tussen

jongens en meisjes niet wist en dat weet ik nu eigenlijk nog steeds niet”. Jaimee vertelt over

een ontmoeting die zij ooit heeft gehad: “Ik heb iemand ontmoet en die was lichamelijk gezien

29

nog volledig een man, maar diegene was zo vrouwelijk, die straalde zoveel vrouwelijke

energie uit. Ik heb deze persoon ook altijd vrouwelijk aangesproken en altijd gezien en

behandeld als vrouw”. Zij concludeert daar dan ook uit: “Ik denk dat het toch heel erg om je

energie gaat, wat je uitstraalt, je manier van denken”.

Mannelijkheid of vrouwelijkheid is dus een gevoel, iets wat men met zich meedraagt

en niet zozeer iets lichamelijks. Zoals al eerder gesteld is het lastig vast te stellen wat dit

gevoel precies is. Folkert heeft toch wel een idee over hoe het mannelijke en vrouwelijke

gevoel van elkaar verschilt: “Vrouwen hebben veel sterker een gevoel van intuïtie en

mensenkennis, mannen heb dit niet. Nu ik man ben, ben ik dit gevoel ook volledig kwijt. Ik

moet nu mijn ratio gaan gebruiken, maar deze is bij mij nog nauwelijks ontwikkeld”.

Ondanks dat alle respondenten beamen dat er sprake is van uiterlijke mannelijkheid en

vrouwelijkheid zijn ze het er over eens dat dit zeker moet worden aangevuld met innerlijke

mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is een

soort gevoel, een energie, maar verder is het lastig om dit precies te duiden.

Hoe kijken transgenders naar de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid? Dat is de vraag

waar het in dit hoofdstuk om draaide. Er kan gesteld worden dat de concepten mannelijkheid

en vrouwelijkheid door transgenders in twee categorieën opgedeeld worden, namelijk

uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid.

Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid kan vervolgens weer worden opgedeeld in drie

verschillende categorieën; lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Na analyse

van deze verschillende categorieën kwam naar voren dat er wel degelijk een verschil is in

lichamelijke kenmerken tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn over het algemeen kleiner

van stuk, smaller, hebben heupen en borsten. Mannen daarentegen behoren groot te zijn,

breed, recht en hebben grote handen en voeten. Toch is dit niet de enige indicatie die er is

voor mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ook uiterlijk vertoon speelt hierbij een rol. Hieruit

kwam naar voren dat vrouwen zich opmaken, jurken dragen en lang haar hebben. Mannen

hebben kort haar, lopen breed en dragen broeken en overhemden. Ook qua gedrag werd er een

aantal verschillen genoemd. Er is een verschil tussen jongens en meisjes speelgoed en ook

tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag. Toch zijn de respondenten niet helemaal zeker van dit

gedrag, er heerst een grote neiging naar het idee van maatschappelijke verwachtingspatronen

die mannelijk en vrouwelijk gedrag bepalen. Ook met betrekking tot uiterlijk vertoon waren

er hier en daar de benodigde twijfels. Wanneer een typische man, lees groot en breed, een jurk

30

aantrekt blijft deze persoon nog altijd een man. Mannelijkheid en vrouwelijkheid heeft dus

met meer te maken dan met uiterlijke kenmerken. Daarom is er ook nog de categorie

innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hieruit kwam naar voren dat het gevoel dat men

van binnen heeft eigenlijk meer bepalend is voor mannelijkheid en vrouwelijkheid dan het

plaatje aan de buitenkant. Wat dit gevoel nu precies is, is moeilijk te zeggen. Wat tot nu toe

gesteld kan worden is dat het bij mannelijkheid en vrouwelijkheid toch gaat om het totaal

plaatje, om zowel het innerlijke gevoel als het uiterlijke beeld. Om Josef nogmaals aan te

halen: “Transgenders weten het gewoon”.

31

7.3 Wat doen transgenders met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?

In deze deelvraag gaat het, in tegenstelling tot de vorige deelvraag, om de betekenis die

transgenders geven aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid in hun eigen leven.

Hoe spelen deze concepten een rol in hun dagelijks leven? Allereerst zal worden besproken

waarop is gelet tijdens de analyse van de gesprekken waarna zal worden overgegaan tot het

bespreken van de resultaten.

7.3.1 Analyse van de gesprekken

Bij het analyseren van de gesprekken voor deze deelvraag is voornamelijk gelet op

gedragingen en betekenissen in het leven. Hoe bepalen de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid het leven van de respondenten. Wat vertellen de respondenten over hun leven

als man of als vrouw. Hoe gedragen de respondenten zich als man of als vrouw. Hoe worden

deze concepten naar buiten gebracht, et cetera. Ook hier is weer sprake van een duidelijke

scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en

vrouwelijkheid.

7.3.2 Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid

Net als in de voorgaande deelvraag zal uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden

verdeeld in lichamelijke kenmerken, uiterlijk vertoon en gedrag. Het grote verschil met de

vorige deelvraag is dat het hier niet gaat over meningen over lichamelijke kenmerken,

uiterlijk vertoon en gedrag, maar over daadwerkelijk(e) lichamelijke kenmerken, uiterlijk

vertoon en gedrag.

7.3.2.1 Categorie 1: lichamelijke kenmerken

In deze paragraaf wordt behandeld wat de respondenten doen met hun lichamelijke

kenmerken, laten zij ze voor wat het is, of willen zij toch graag één of meerdere operaties. Om

te beginnen een aantal citaten. Efa vertelt; “Ik heb borsten laten implanteren en een

geslachtsoperatie ondergaan. Daarnaast heb ik ook nog een gezichtsoperatie laten doen. Ik

ben echt op zoek gegaan naar een arts die het verfijnt. Dus niet een die mijn gezicht verandert

maar een die mijn gezicht verfijnt. Die de harde trekken eruit haalt en deze zacht maakt. Ze

hebben mijn voorhoofd wat naar achteren gezet. Mannen hebben echt zo’n hoog voorhoofd.

Hij heeft bepaalde lijnen in mijn gezicht gezet. Mijn neus is ietsjes versmald. En de

wenkbrauw ribbel is wat verkleind”. Ook Jaimee heeft een borstoperatie, geslachtsoperatie en

een gezichtsoperatie ondergaan; “In 2005 heb ik mijn neus laten opereren en in 2006 heb ik

32

mijn neus nogmaals laten opereren en mijn adamsappel weg laten halen in België. In 2007

ben ik naar Thailand gegaan, heb ik mijn kaak laten opereren en mijn kin. Mijn kaak heb ik

kleiner laten maken, want door de puberteit was die groot geworden en mijn kin is versmald

en verkort. Mannen hebben een browrib, een wenkbrauw ribbel, die hebben ze afgeschaafd en

vlak gemaakt. Ik heb mijn wenkbrauwen laten liften en mijn haarlijn naar voren gehaald, de

mannelijke haarlijn ligt namelijk iets verder naar achter. En ik heb borstimplantaten laten

zetten. Als laatste heb ik mijn volledige geslachtsoperatie ondergaan in 2008”. Marina vertelt

dat ze nog op de wachtlijst staan bij het VUmc, maar haar wens is duidelijk; “Ik wil de totale

operatie, ik wil gewoon volledig vrouw zijn”.

Niet iedereen ondergaat zoveel operaties. Alex vertelt dat ze borsten heeft laten

implanteren en dat ze nog wacht op haar geslachtsoperatie. Meer dan dat vind ze absoluut niet

nodig. Folkert vertelt; “Ik heb mijn baarmoeder, eierstokken en borsten laten verwijderen, ik

mis nu alleen nog een penis, maar op die operatie heb ik nog geen zicht”. Merlijn heeft nog

geen enkele operatie ondergaan, maar heeft deze al wel gepland staan; “De borstoperatie heb

ik voor juni gepland, ik kan echt niet wachten! En twee maanden later heb ik de buikoperatie.

Op de penisoperatie heb ik nog geen zicht”. Xavier vertelt dat hij achttien jaar geleden al is

geopereerd; “Ik heb toen mijn borsten als eerste laten verwijderen, dat was echt fantastisch.

Vervolgens heb ik ook mijn baarmoeder en eierstokken laten verwijderen. Ik heb nog wel wat

meer operaties gehad, maar dat kwam door fouten in eerdere operaties, niet omdat ik meer

aan mijn lichaam wilde veranderen”.

Wat duidelijk naar voren komt is dat eigenlijk iedereen zijn/haar lichaam laat

opereren. Alleen Josef heeft zich hier niet duidelijk over uitgesproken. Hij stelt wel; “Ik vind

het echt belachelijk dat de overheid kan bepalen dat je je moet laten steriliseren om je

geslacht aan te kunnen passen op je papieren, wat een pisregel”. Toch kan uit het

bovengenoemde wel gesteld worden dat iedereen, op Josef na, het belangrijk vindt om zijn of

haar lichaam aan te passen aan het gevoel dat men van binnen heeft. Ook komt hier weer naar

voren dat het onderdeel borsten de meest belangrijke operatie is. De transmannen zijn heel

gelukkig met het verwijderen van de borsten waar de transvrouwen juist heel gelukkig zijn

met hun implantaten.

7.3.2.2 Categorie 2: uiterlijk vertoon

Zoals al eerder gesteld is uiterlijk vertoon in de zin van kleding, make-up en kapsels een

manier om je mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te dragen. Hoe dragen de respondenten hun

mannelijkheid of vrouwelijkheid uit naar buiten? Om te beginnen weer een aantal citaten. Efa

33

vertelt dat het bij haar al is begonnen als heel klein kind; “Toen liep ik altijd al in jurkjes, dit

mocht overigens alleen thuis, naar school moest ik gewoon als jongetje”. Ook Josef vertelt

dat het bij hem al op jonge leeftijd begon; “Toen ik een jaar of vier was heb ik tegen mijn

ouders gezegd dat er geen speldjes meer in mijn haar zouden gaan en dat ik geen jurkjes meer

zou aantrekken”. Ook Merlijn herinnert zich van alles uit zijn kinderjaren; “Op een gegeven

moment hadden we van mijn tante een zak met kleding meegekregen en ik was het met mijn

moeder aan het passen en ik had iets aan wat heel leuk was, lekker beetje sportief en ik dacht

heel leuk. En mijn moeder zei; nee, veel te jongensachtig”. Xavier vertelt over zijn commune;

“Ik moest een jurk aan en vond het echt verschrikkelijk. We waren nog geen twee minuten

thuis en ik liep alweer in mijn trainingspak”. Ook Marina verkleedde zich al op jonge leeftijd;

“Ik verkleedde me vaak, ik deed dan een pyjama op mijn hoofd zodat ik lang haar had en ik

droeg dan hakken van mijn moeder en make-up van mijn zus”.

Bijna alle respondenten hebben herinneringen uit hun jeugdjaren waarin zij zich al

kleedden als de andere sekse. Dit heeft zich voortgezet in de latere jaren. Alex stelt; “Ik ging

me steeds meer als vrouw kleden, hakken, haar verven, met tas en make-up. Ik heb nu ook

lekker veel kleding, tassen, schoenen en make-up”. Ook Efa is op een gegeven moment aan

het winkelen geslagen; “Ja ik was helemaal losgekomen, ik ben met een vriendin gaat

shoppen; make-up, bh’s, kleding en meer van zulke dingen”. Merlijn vertelde dat toen hij op

de middelbare school kwam, hij zich steeds vrouwelijker ging gedragen; “De eerste twee jaar

had ik altijd kort haar et cetera, maar op een gegeven moment krijg je groepjes op school, je

weet hoe dat gaat. Meisjes worden populair. Jongens worden interessant voor meisjes en ik

ben daar maar een beetje in meegegaan want ik wilde ook niet buiten de boot vallen. Dus ik

heb toen een periode gehad dat ik me ontzettend vrouwelijk heb gedragen. Galajurken en

weet ik veel wat, dat soort dingen deed ik uiteindelijk wel allemaal. Op een gegeven moment

zei iemand tegen mij moet jij je niet gaan opmaken? En als diegene dat niet had gezegd had ik

dat, denk ik, nooit gedaan, maar dat kwam er dus ook nog bij”. Ook Josef heeft een periode

gehad waarin hij zich heeft overgegeven aan zijn vrouwelijkheid; “Ik ben op een gegeven

moment heel hard mijn best gaan doen om er maar bij te gaan passen. Haar laten groeien,

meisjesachtige kleding gaan kopen. Op de middelbare school ben ik gewoon zo door gegaan,

ik heb mezelf al die tijd heel erg aangepast”.

Bijna alle respondenten vertellen dat zij een periode hebben gehad dat ze zich heel erg

hebben overgegeven aan hun biologische geslacht om erbij te horen. Toch houdt dit niet lang

stand, hun gevoel klopt niet met hoe ze zichzelf aan de rest van de wereld tonen. Op een

bepaald moment gaan ze toch allemaal hun gevoel achterna. Josef vertelt dat hij, toen hij naar

34

de universiteit ging, een nieuwe start heeft gemaakt en zich langzaam aan steeds mannelijker

is gaan kleden, zijn haar korter heeft geknipt en op een gegeven moment echt als man is gaan

leven. Voor Jaimee heeft het wel een tijd geduurd voordat ze echt als vrouw door het leven

kon gaan. Toen de operaties waren voltooid voelde ze zich vrouwelijk genoeg om voortaan

ook daadwerkelijk als vrouw door het leven te gaan. Ze vertelt; “Toen heb ik mijn haar ook

anders laten knippen, vrouwelijker. Ik heb toen nieuwe kleding gekocht, oude dingen

weggegooid en ik ben toen make-up gaan dragen”.

Toch hebben een aantal van de respondenten sommige dingen altijd al gehad, of juist

nooit gedaan. Folkert; “Ik heb nog nooit lang haar gehad, ik heb altijd mijn haar kort

gehad”. Ook Xavier heeft nog nooit zijn haar lang gehad. En Merlijn vertelt; “Ik heb nooit

rokjes gehad enzovoort. Heb altijd een broek aangehad maar wel shirtjes met diep decolleté”.

Er kan wel gesteld worden dat het heel lastig is/was voor de respondenten om zich qua

uiterlijk goed te vertonen. Zij hebben allen behoorlijk geworsteld met; wat is nu gepast, wat

kan wel en wat kan niet. Wel kan gesteld worden dat er toch bepaalde vrouwelijke dingen

worden genoemd, als jurken, rokjes, make-up en lange haren. Ook wordt er een aantal

mannelijke uiterlijke kenmerken genoemd. Dit zijn voornamelijk kort haar en spijkerbroeken.

7.3.2.3 Categorie 3: gedrag

De laatste categorie waarin uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid onder te verdelen is, is

gedrag. Het gaat in deze categorie om de gedragingen van de respondenten zelf en niet zozeer

om hun meningen over bepaalde gedragingen.

Vertonen de respondenten zoiets als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk gedrag?

Josef vertelt over zijn uitwisseling naar Japan; “Daar kende niemand me en kon ik opnieuw

beginnen. Ik heb dat ook gedaan, heb daar als man geleefd, heb daar als mannelijke acteur in

een film gespeeld. Heb in een jongensband gezeten”. Xavier; “Ik speelde vroeger alleen maar

met jongetjes, meisjes vond ik gewoon niet zo interessant”. Merlijn stelt dat hij in zijn jeugd

altijd al heel jongensachtig is geweest; “Was altijd van het stoere, voetballen, knikkeren met

de jongens en ik had een zwaard en een schild en ging dan als klein riddertje de tuin door”.

Folkert vertelde dat hij op een school zat waar jongens en meisjes apart les hadden, hij voelde

zich dan ook heel alleen in dat wat hij zijn typisch mannengedrag noemt; “Ik ging altijd de

meisjes plagen en trok aan hun bh-bandjes”.

De vier transmannen die ik heb gesproken spreken alle vier over typisch

mannengedrag. Blijkbaar bestaat er dus verschillend gedrag voor mannen en vrouwen. Wat

vinden de transvrouwen hiervan? Efa vertelde dat ze voor haar transitie zaaddonor is geweest

35

en op een bepaald moment dus vader werd; “Ik was toen helemaal in de war, nu ben ik vader,

maar eigenlijk voel ik me vrouw. Ik heb toen al mijn vrouw-zijn aan de kant gezet”. Alex; “Ik

speelde vroeger altijd met barbies en was heel slecht in voetballen, ik kon altijd veel beter

dansen”. Ook Jaimee vertelt dat ze vroeger altijd te vinden was in de poppenhoek en dat ze

van haar ouders op atletiek moest terwijl ze veel liever op turnen ging. Marina stelt; “Ik ben

altijd al heel vrouwelijk geweest, heb gewoon niet veel mannelijks in me”.

Er wordt niet zo duidelijk over typisch vrouwengedrag gesproken als dat er over

typisch mannengedrag wordt gesproken. Hoe uit dit typische mannengedrag zich? Josef

vertelt dat hij nog wel eens wordt aangesproken met mevrouw; “Dan willen mensen langs me

in de supermarkt of zo en dan zeggen ze mevrouw, pardon. En dan draai ik me om en zeg ik

met mijn aller-diepste stem, zei u nou mevrouw tegen mij?”. Folkert vertelt dat hij voorheen

wel een periode heeft gehad dat hij zich heel bewust als man neer probeerde te zetten, maar

dat hij dat nu niet meer doet; “Ik ging dan heel breed lopen, hard en grof over seks praten en

meer van zulke dingen”. Toch ziet hij een duidelijke verandering in zijn eigen gedrag; “Als

vrouw was ik heel netjes en dat ben ik nog steeds wel, maar ik heb ook dagen dat ik rommelig

ben. Op een gegeven moment werd ik wakker en zag ik kleren op de grond en ik werd in

paniek wakker, ik dacht huh kleren op de grond, heb ik dat gedaan? Als vrouw was dat echt

onmogelijk”. Merlijn vertelt dat hij zo nu en dan graag de mannelijke rol aanneemt, maar niet

omdat hij daar een bepaalde druk toe voelt; “Als ik op stap ga met een vrouw dan houd ik wel

altijd netjes de deur open en schuif ik haar stoel aan, dat vind ik gewoon leuk om te doen”.

Wel ziet hij toch een bepaald soort mannelijk gedrag; “Wat wel zo is, is dat ik concurrentie ga

zoeken bij mannen. Dat is heel geinig. Mensen gaan jou nu ook als man zien en gaan je in de

gaten houden. Ik kan door de gang lopen op mijn werk en zie freelance collega’s en ik merk

dat je dan stoerder gaat doen, je krijgt echt van dat alfa mannetjes gedrag. De oerman in

jezelf komt dan naar boven”.

Blijkbaar is typisch mannengedrag veel beter te duiden dan typisch vrouwengedrag.

Typisch mannengedrag bestaat onder andere uit het praten met een diepe stem, breed en

zelfverzekerd lopen, rommelig zijn, galant zijn in de richting van vrouwen en concurrentie

zoeken met/bij andere mannen.

Uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid, is er nu een verschil? Wederom is duidelijk dat er

qua lichamelijkheid wel een groot en duidelijk verschil is tussen mannen en vrouwen.

Vrouwen hebben borsten en een vagina, mannen hebben een penis. In relatie tot uiterlijk

vertoon is er qua kapsels een duidelijke scheiding te zien, kort haar wordt geassocieerd met

36

mannen en lang haar met vrouwen. Vrouwen maken zich op, mannen doen dit niet. Vrouwen

dragen jurken, mannen doen dit niet. Qua gedrag is er toch ook een verschil te zien tussen

mannen en vrouwen. Er is redelijk duidelijk te zien wat typisch mannengedrag is, het is

minder duidelijk wat nu typisch vrouwengedrag is. Mannen praten met een lage stem, lopen

breed, zoeken concurrentie bij elkaar, zijn rommelig et cetera, vrouwen doen of zijn dit niet.

Wat vrouwen dan wel precies doen is niet helemaal duidelijk.

7.3.3 Innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid

Deze paragraaf gaat over de vraag of de respondenten zich mannelijk of vrouwelijk voelen.

Of ze dit überhaupt voelen en hoe ze dit dan voelen. Alex vertelt dat ze niet goed kan zeggen

wat mannelijkheid is en wat vrouwelijkheid is, maar ze stelt; “Ik voel mezelf wel een

vrouwelijk persoon, in mijn denken en bewegen, zo voel ik me het prettigst”. Ook Efa weet

niet precies hoe ze het moet duiden maar één ding weet ze zeker; “Ik ben altijd al vrouw

geweest, alleen in een verkeerd lichaam”. Ook Marina beaamt dat ze toch echt vrouwelijk is;

“Mannelijkheid zit in mensen en dat heb ik helemaal niet, in mij zit alleen vrouwelijkheid”.

Jaimee stelt; “Mannelijkheid of vrouwelijkheid zit in je of het zit niet in je en in mij zit

absoluut geen mannelijkheid”.

De transvrouwen voelen zich duidelijk vrouwelijk, wat dit dan precies is, is niet geheel

duidelijk, maar dat er een bepaald gevoel in de richting van vrouwelijkheid bestaat is zeker.

De transmannen ervaren ongeveer hetzelfde. Xavier vertelde dat hij altijd al riep dat hij een

jongetje was, al vanaf zijn derde jaar; “Op die leeftijd weet je nog helemaal niet wat

mannelijkheid en vrouwelijkheid is, het enige wat je weet is het gevoel dat je hebt”. Ook Josef

beaamt dit; “Op jonge leeftijd identificeerde ik mezelf altijd met de mannelijke personages uit

de strips die ik las of de films die ik keek”. Folkert vertelde dat hij als vrouw altijd meerdere

dingen tegelijk kon, maar dat hij die gave nu helemaal kwijt is; “Er zit toch iets in mensen dat

mannelijkheid en vrouwelijkheid bepaalt”. Merlijn is heel duidelijk in het

mannelijkheid/vrouwelijkheid denken; “Ik ben van mening dat mannelijkheid of

vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit. Daarom denk ik ook dat bij transgenders de enige

optie is het lijf aan de geest aanpassen. Je kunt je innerlijke gevoel niet aanpassen aan je

uiterlijke kenmerken”.

Ondanks dat alle respondenten uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid uitdragen, beamen

zij alle acht dat er meer is dan dat. Er is een gevoel van binnen dat je vertelt of je mannelijk of

vrouwelijk bent. Het is een gevoel waar je niet om heen kunt, iets dat zo sterk is dat je doet

37

twijfelen aan je biologische geslacht. Wat dit gevoel precies is kunnen ze niet omschrijven.

Maar één ding is zeker, ze voelen het allemaal.

38

8. Conclusie

De leidraad van dit werk is: ‘Wat zijn de opvattingen van Nederlandse transgenders over

de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid?’. Wat zijn nu de opvattingen van de acht

respondenten met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid?

Om te beginnen is er voor het onderzoek begon een scheiding gemaakt tussen attitude

en gedrag. Aan de ene kant gaat het om wat de respondenten vinden van de concepten

mannelijkheid en vrouwelijkheid. Aan de andere kant gaat het om het gedrag, dus om wat

doen de respondenten met de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid. Tijdens de analyses

van de gesprekken kwam een andere scheiding ook heel duidelijk naar voren, namelijk de

scheiding tussen uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en

vrouwelijkheid. Vervolgens kon uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid worden

onderverdeeld in drie verschillende categorieën, namelijk: lichamelijke kenmerken, uiterlijk

vertoon en gedrag.

Er zijn een aantal contradicties gevonden tussen attitude en gedrag. Aan de ene kant

beamen alle respondenten dat mannelijkheid en vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, aan

de andere kant laten alle respondenten, op Josef na, heel duidelijk merken dat een operatie

heel belangrijk voor ze is. Blijkbaar is innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid niet

voldoende. Wat hier mogelijk mee te maken heeft zijn de verwachtingen die de maatschappij

van mannen en vrouwen heeft.

Met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn er twee essentiële

dingen gevonden. Ten eerste kwam heel duidelijk naar voren dat met betrekking tot

lichamelijke kenmerken en uiterlijk vertoon vrouwelijkheid de standaard is. Vrouwen hebben

borsten, mannen niet. Vrouwen hebben heupen, mannen niet. Vrouwen dragen make-up,

mannen niet. Vrouwen dragen rokken en jurken, mannen niet. Het ontbreken van deze

kenmerken maakt iemand een man. De respondenten benadrukten dit allemaal ook heel

duidelijk. Allen, op Josef na, hebben/willen ofwel hun borsten laten verwijderen, of

hebben/willen borstimplantaten. Wat geconcludeerd kan worden is dat uiterlijke

mannelijkheid gedefinieerd wordt aan de hand van uiterlijke vrouwelijkheid. Ten tweede

kwam met betrekking tot uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid heel duidelijk naar voren

dat er zoiets bestaat als typisch mannengedrag. Vrouwengedrag wordt hier tegen afgezet, geen

van de respondenten kan duidelijk stellen wat typisch vrouwengedrag precies inhoudt, het

enige dat duidelijk is, is dat het het tegenovergestelde is van typisch mannengedrag. De

respondenten spraken veeleer over typisch mannengedrag in de zin van breed en

39

zelfverzekerd lopen, met een lage stem spreken, galant zijn richting vrouwen, rommelig zijn

en concurrentie zoeken met/bij andere mannen.

Bij innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid is er minder duidelijk sprake van een

verschil tussen mannen en vrouwen. Alle respondenten beamen dat mannelijkheid en

vrouwelijkheid iets is dat in mensen zit, een gevoel, een bepaalde energie die men uitstraalt.

Wat dit verder precies is, is voor geen van de respondenten echt duidelijk. Er wordt gesteld

dat mensen met een mannelijk uiterlijk toch een vrouwelijke uitstraling kunnen hebben en

vice versa. Het is een gevoel dat zo sterk is dat het men doet twijfelen aan zijn biologische

geslacht, het is iets waar men niet omheen kan of zoals Merlijn stelt: “Voor mij is de enige

optie mijn geslacht aan te passen aan mijn geest, andersom is absoluut niet mogelijk”.

Het belangrijkste volgens de respondenten is de combinatie van uiterlijke

mannelijkheid en vrouwelijkheid en innerlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat om

het totaalplaatje, om hoe mensen zich voelen, om wat ze uitstralen, maar ook om hoe ze eruit

zien. Het gaat om de combinatie van uiterlijk en innerlijk. Om lichamelijke kenmerken,

uiterlijk vertoon, gedrag en gevoel samen. Als al deze dingen voor de persoon in kwestie op

één lijn zitten kan men stellen, dit is een man of dit is een vrouw.

Hoe kunnen deze uitkomsten gekoppeld worden aan de theoretische uitgangspunten?

Hoeveel blijft er van de theorieën die in eerste instantie werden aangehaald overeind? De

theorieën van Judith Butler (1999) vormden het uitgangspunt van dit onderzoek. Een deel van

haar theorieën blijft overeind, een deel wordt onderuit gehaald. Butler stelt dat gender en

seksualiteit twee losse dingen zijn, dat deze niet per se bij elkaar horen. De respondenten

stellen aan de ene kant dat dit klopt. Veeleer zijn ze van mening dat iemand met een

mannelijk uiterlijk toch heel vrouwelijk kan zijn en vice versa. Het gaat hier om de uitstraling

die men heeft en niet zozeer om de fysieke kenmerken. Hier worden gender en seksualiteit

dus los van elkaar gezien. Aan de andere kant stellen de respondenten ook dat het gaat om het

totaalplaatje, om innerlijke en uiterlijke mannelijkheid en vrouwelijkheid samen, oftewel om

de combinatie van gender en seksualiteit.

Pierre Bourdieu (1984) stelde toentertijd dat de sociale omgeving van groot belang is

voor de ontwikkeling van de habitus. De vraag die toen rees was of transgenders zich in een

ander sociaal veld bevonden dan mensen zonder genderdysforie, dit omdat transgenders

twijfelen aan hun habitus en mensen zonder genderdysforie niet. Naar aanleiding van de

gesprekken met de respondenten kan gesteld worden dat dit niet het geval is. Transgenders

twijfelen niet zozeer aan hun habitus, maar meer aan hun uiterlijke kenmerken. In hun habitus

zijn ze behoorlijk zeker van wat en wie ze zijn, net zoals mensen zonder genderdysforie.

40

In hoeverre is de socialisatie theorie van Anja Meulenbelt (1984) van toepassing op de

transgenders? Met betrekking tot lichamelijke kenmerken stelt zij dat er geen afdoende

verklaring is voor het idee dat de biologie een bepalend effect heeft op onze wording tot

mannen en vrouwen. Dit komt overeen met wat transgenders ervaren. Ze worden geboren in

het ene geslacht, maar voelen zich het andere geslacht. Biologische kenmerken zijn niet van

invloed op de wording tot man of vrouw. Met betrekking tot geslachtsrollen stelt Meulenbelt

dat er veel dingen in het leven van invloed zijn op de socialisatie, onder andere ouders, media

en school. De respondenten stellen dat het gevoel dat ze hebben, namelijk het behoren tot het

andere geslacht, er altijd al is geweest. Maar ze ervaren duidelijk dat dit gevoel eigenlijk niet

gewenst wordt door de samenleving. Er is een duidelijk beeld van wat mannen zijn, wat

vrouwen zijn en men wordt geacht zich daaraan aan te passen. Als laatste analyseert

Meulenbelt de psycho-analyse. Hieruit concludeert ze dat persoonlijkheidsstructuren sterk

samenhangen met cultuur. Dit is iets waar in dit onderzoek wel vanuit is gegaan, daarom is er

alleen met Nederlandse transgenders gesproken. Verder kan hier niets over geconcludeerd

worden.

Alle drie de theoretici onderschrijven het belang van omgeving. Ook de respondenten

ervaren het belang van de omgeving. Toch stellen ze dat ze hoe dan ook over willen/wilden

gaan tot het andere geslacht, wat de omgeving hier ook van dacht. De theorieën waar in eerste

instantie vanuit werd gegaan zijn grotendeels van toepassing op de gevonden resultaten.

In de Nederlandse samenleving is er steeds meer sprake van emancipatie van vrouwen.

Vrouwen werken zich omhoog en proberen op hetzelfde niveau te komen als de mannen.

Hieruit blijkt dat mannen de standaard zijn, dit kwam ook duidelijk uit de resultaten naar

voren. Iets als typisch vrouwengedrag was niet duidelijk te definiëren, typisch mannengedrag

daarentegen wel. Mannen worden veeleer als het actieve geslacht gezien, daar waar de

vrouwen als passief worden bestempeld. Ook dit wordt door de resultaten bevestigd wanneer

gesteld wordt dat iets als mannengedrag wel gedefinieerd kan worden en iets als typisch

vrouwengedrag niet.

De scheiding tussen de actieve man en de passieve vrouw komt nog op een andere

manier aan de orde. Uit de resultaten bleek dat mannelijkheid wordt gedefinieerd aan de hand

van vrouwelijkheid. Vrouwelijkheid is het uitgangspunt met betrekking tot uiterlijk vertoon.

Oftewel, vrouwen zijn om naar te kijken, maar ondernemen zelf geen actie. Mannen

daarentegen ondernemen wel actie, zijn actief en daarom bestaat er wel zoiets als typisch

mannengedrag en niet zoiets als typisch vrouwengedrag.

41

Om terug te grijpen op de transgenders, deze mensen zijn allen actief. Deze mensen

vechten voor dat waar ze voor willen staan. Zowel de mannen als de vrouwen ondernemen

actief actie om te worden wat ze willen worden. Transgenders zijn in dat opzicht werkelijk

een voorbeeld voor de rest van de samenleving. Ondanks dat iedereen iets anders van ze

verwacht, doen ze toch dat wat ze het liefste willen. Als dat geen levenskracht is…

42

9. Discussie

In de resultaten is meerdere malen gesproken over maatschappelijke verwachtingspatronen

met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid. Omdat de focus van dit onderzoek met

name lag op de betekenis die transgenders aan de concepten mannelijkheid en vrouwelijkheid

geven is deze kwestie grotendeels buiten beschouwing gelaten. Toch is het zeer interessant en

ook bijzonder relevant om te onderzoek of en hoe maatschappelijke verwachtingspatronen

inwerken op de betekenis die mensen geven aan de concepten mannelijkheid en

vrouwelijkheid. De kans is aanwezig dat ik, omdat ik de maatschappelijke

verwachtingspatronen buiten beschouwing heb gelaten, niet een geheel reëel beeld van de

betekenis van mannelijkheid en vrouwelijkheid neer heb kunnen zetten. Toch denk ik dat het

beeld dat ik geschetst heb aardig klopt, dit omdat de respondenten ook niet altijd duidelijk

konden zeggen hoe en wat de maatschappij van mannen en vrouwen verwacht. Niettemin, een

interessant onderwerp voor verder onderzoek.

Iets dat veelvuldig in de gesprekken met de respondenten naar voren is gekomen is

porno. Het stereotype dat bestaat: vrouwen houden niet van porno, mannen houden wel van

porno werd in de gesprekken aardig bevestigd. Voornamelijk de transmannen spraken

hierover. Ze stelden dat ze voorheen, dus als vrouw, eigenlijk walgden van porno en ook

absoluut niet begrepen waarom mensen daar überhaupt naar wilden kijken. Nu ze mannelijke

hormonen slikken is deze mening compleet veranderd. De transmannen hebben ineens veel

meer behoefte aan seksuele contacten, denken veel meer aan seks en hebben een veel grotere

behoefte om porno te kijken. De transmannen zelf stellen dat ze eigenlijk geen idee hebben

waar de drang naar seks en porno ineens vandaan komt, maar beamen allen dit gevoel.

Interessant is om uit te zoeken hoe mensen voor hun transitie tegenover porno staan en hoe

mensen na hun transitie tegenover porno staan. Waar komt het verschil vandaan? Zijn het de

mannelijke hormonen die deze seksuele driften aanwakkeren of spelen hier ook andere zaken

als verwachtingspatronen, stereotyperingen en peer pressure een rol?

In de methode is geschreven dat er werd gestreefd naar twaalf respondenten, dit

streven is niet gehaald. Wel heb zijn er evenveel mannen als vrouwen gesproken. Bij de

vrouwen zijn er twee helemaal klaar met de operaties, bij de mannen een. Er is een man en

een vrouw die beide nog alle operaties moeten ondergaan. Er was een vrouw die nog op de

geslachtsoperatie wacht en een man die nog op de geslachtsoperatie wacht. Bij de mannen

was er een respondent die niet duidelijk was over zijn operatie. De mannen en de vrouwen

zijn in dit opzicht dus niet compleet vergelijkbaar, daar ze niet allemaal hetzelfde hebben

43

ondergaan. Wel staat vast dat op één na, alle respondenten de operatie van groot belang

vinden voor hun transitie. Iets dat van betekenis kan zijn voor het VuMc is dat de

respondenten graag meer vrijheid hebben in de keuze van de operaties. De richtlijnen van het

VuMc worden vaak als te beperkt ervaren, geef de transgenders de ruimte om te kiezen wat ze

willen. Vaak hebben ze namelijk een heel duidelijk beeld van wat ze wel en niet willen en

veel van deze wensen zijn niet haalbaar binnen de richtlijnen van het VuMc.

De leeftijd bij de mannen viel tussen de 25 en de 36 jaar en bij de vrouwen tussen de

18 en de 54 jaar. De twee groepen zijn ook hier niet identiek aan elkaar en daarom niet geheel

vergelijkbaar. In het onderzoek is dan ook niet getracht te vergelijken. Er is gepoogd weer te

geven hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid wordt gedefinieerd door de verschillende

respondenten en dat streven is aardig gelukt.

Het is belangrijk te vermelden dat dit onderzoek gebaseerd is op informatie van acht

respondenten en dat daarom de resultaten niet generaliseerbaar zijn naar de rest van de

populatie. Daarbij is er gesproken met acht totaal verschillende personen die elk compleet

anders in het leven staan. Allen ondergaan hetzelfde proces, maar daar houdt de vergelijking

eigenlijk ook op. De ene doorloopt het proces in een jaar, waar de andere er meer dan tien jaar

over doet. De een is heel zeker, de ander heel onzeker. Er zijn acht totaal verschillende

verhalen gehoord en er is getracht de vergelijkingen te vinden en te bespreken. Dit wil niet

zeggen dat er helemaal niets geconcludeerd kan worden. De bovengeschreven conclusie is

weldegelijk gebaseerd op feitelijke overeenkomsten.

44

10. Literatuurlijst

Boeken

Bourdieu, P. (1984). Distinction. A social critique of the jugdement of

taste.Cambridge: Harverd University Press.

Butler, J. (1999). Gender Trouble. New York: Routledge.

Meulenbelt, A. (1984). De schillen van de ui. Socialisatie: hoe zijn we vrouwen en

mannen geworden? Amsterdam: Feministische Uitgeverij Sara

Shilling, C. (1993). The body and Social Theory. Londen: Sage Publications.

Smith, E.R. & Mackie, D.M. (2007). Social Psychology (3rd ed.). Hove & New York:

Psychology Press.

Stones, R. (2007). Key Sociological Thinkers (2nd ed.). New York: Palgrave

Macmillan.

Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Amsterdam:

Uitgeverij Contact.

Wallace, R.A. & Wolf, A. (2006). Contemporary sociological theory: expanding the

classical tradition (6th ed.). New Jersey: Pearson, Prentice Hall.

Wong, S. & Visser, E., van. (2010). Genderkinderen: geboren in het verkeerde

lichaam. Zwolle: Uitgeverij d’jonghe Hond

Artikelen

Cooke, B. M., Tabibnia, G., & Breedlove, S. M. (1999). A brain sexual dimorphism

controlled by adult circulating androgens. Proceedings of the National Academy of

Sciences of the United States of America, 96, 7538-7540.

Halsema, A. (2000). Judith Butler: turbulentie op het gebied van gender en

seksualiteit’, in: Gender Turbulentie. Amsterdam: Boom/Parrèsia, p.7-28.

Lawrence, A. (2007). A Critique of the Brain-Sex Theory of Transsexualism.

Cohen-Kettenis, P.T. & W. Arrindell (1990). Perceived parental rearing style, parental

divorce and transseksualism: a controlled study. Psychological Medicine, 20: 613-620

Zucker K.J. & S.J. Bradley (1995). Gender identity disorder and psychosexual

problems in children and adolescents. Guilford Press, New York.

45

Tijdschriften

Libelle: nr.1; 2009

Grazia: nr.17; 2009

Internet

http://www.transgendernederland.nl/modules/wiwimod/index.php?page=Organisatiest

ructuur

http://www.vumc.nl/afdelingen/zorgcentrum-voor-gender/Genderdysforie/

http://www.travestie.org/html/index.php?bestand=informatief#transgenderisme

http://www.lkgtent.nl/

http://en.wikipedia.org/wiki/Stria_terminalis

http://www.seksuele-problemen.nl/transseksualiteit.htm

http://www.velon.nl/kennisbank/241/onderzoeken_vanuit_een_biografisch_perspectie

f_gebruikmakend_van_de_biografische_methode

http://www.coachplatform.eu/index.php?id=46