Bachelorpaperdeputtersjvopenbaar 12982192668353-phpapp02
-
Upload
sara-jane-deputter -
Category
Documents
-
view
662 -
download
2
description
Transcript of Bachelorpaperdeputtersjvopenbaar 12982192668353-phpapp02
Sara Jane Deputter
Rolnummer: 91763
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte
Vakgroep Communicatiewetenschappen
Werkcollege Strategische Bedrijfscommunicatie
en Marketing
Schakeljaar Master Communicatiewetenschappen
Prof. Jo Pierson
LinkedIn voor babyboomers:
professioneel visitekaartje of een
open deur naar privacygegevens?
Thema: Generatie-specifieke perceptie van en omgang met privacy op sociale
netwerksites
Academiejaar 2009 - 2010 Scritiebegeleider: Prof. Jo Pierson
Begeleidende assistente: Eva Vanhengel
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 2
Dankwoord
September 2008, ik neem de beslissing om mijn fulltime job te combineren met een
opleiding communicatiewetenschappen aan de VUB. Ik wist dat het zwaar zou worden
en daarom besloot ik om mijn programma op te delen. Bijgevolg werd mijn
bachelorpaper uitgesteld tot juni 2010. Van uitstel kwam echter geen afstel en in
september 2009 zette ik met enige onzekerheid de eerste stappen in de wereld van de
bachelorpaper.
Het was met vallen en opstaan dat ik mij door de verschillende fases van de
bachelorpaper heen worstelde. Niet enkel de nieuwe termen, het vele opzoekwerk, de
interviews… eisten veel van mijn energie, maar vooral de combinatie studie - werk
was een bijkomende hindernis. Wekenlang bestond mijn levensritme uit 4 fases:
slapen, werken, eten, VUB. Het kan dan ook zeer cynisch klinken wanneer ik zeg dat
mijn onderzoek naar de privacy op de sociale netwerksites heel mijn sociaal leven op
een laag pitje heeft geplaatst. Ik wil in dit voorwoord dan ook alle mensen bedanken
die mij in deze periode gesteund hebben, door hun hulp, door hun lieve woorden, door
mee te willen werken aan mijn onderzoek, maar nog het meest van al door er gewoon
voor mij te zijn wanneer ik het nodig had.
Bedankt respondenten voor jullie tijd en het jullie te willen aanpassen aan mijn drukke
agenda, bedankt professoren van de VUB die begrip hadden voor mijn situatie en me
suggesties gaven waar ik ze het meest nodig had, speciale dank aan Professor Pierson
om mij te begeleiden bij deze bachelorpaper en voor het geven van al de goede tips,
bedankt collega‟s om mij te vervangen wanneer ik er niet was, mij te steunen
wanneer ik de moed even liet zakken en begrip te tonen voor een soms moeilijke
agenda, bedankt familie voor jullie onvoorwaardelijke steun en bedankt voor het
vertrouwen dat jullie in mij bleven hebben, bedankt vrienden om feestjes uit te stellen
tot ik weer wat meer tijd had en bedankt om mij op te peppen wanneer ik het moeilijk
had, bedankt liefje om onze toekomstplannen even te willen uitstellen, al mijn
humeurwisselingen te doorstaan en me moed in te spreken wanneer ik het even niet
meer zag zitten.
Bedankt iedereen om er te zijn wanneer ik het moeilijk had, maar vooral bedankt om
mee met mij mijn droom waar te maken: het behalen van een universitaire diploma…
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 3
Inhoudsopgave
Abstract ------------------------------------------------------------------ 9
Inleiding -----------------------------------------------------------------10
Deel 1 Social computing en privacy ----------------------------------16
1. Social computing ------------------------------------------------------------- 16
2. Web 2.0 ----------------------------------------------------------------------- 16
3. Netwerken -------------------------------------------------------------------- 17
3.1. De waarde van netwerken ------------------------------------------------------ 17
3.2. Succesvol netwerken ------------------------------------------------------------ 18
3.2.1. Netwerk attitude ------------------------------------------------------18
3.2.2. De gouden driehoek van netwerken ---------------------------------18
3.2.3. De echte kracht van het netwerk zit in de tweede graad -----------19
3.2.4. Kwaliteit en diversiteit zijn beide belangrijk -------------------------19
3.2.5. Know, Like en Trust factor --------------------------------------------19
4. Sociale netwerksites---------------------------------------------------------- 20
4.1. Definitie van sociale netwerksites ---------------------------------------------- 20
4.2. Het ontstaan van sociale netwerksites ----------------------------------------- 21
4.3. Het succes van sociale netwerken ---------------------------------------------- 22
4.4. De gevaren ---------------------------------------------------------------------- 22
4.5. Karakteristieken van sociale netwerksites ------------------------------------- 24
4.6. Verschillende sociale netwerksites --------------------------------------------- 25
4.7. Professionele sociale netwerksites --------------------------------------------- 26
5. LinkedIn ---------------------------------------------------------------------- 27
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 4
5.1. Ontstaan ------------------------------------------------------------------------- 27
5.2. Definitie -------------------------------------------------------------------------- 28
5.3. Gebruikers ----------------------------------------------------------------------- 28
5.4. Mogelijkheden ------------------------------------------------------------------- 29
5.4.1. Voordelen LinkedIn ---------------------------------------------------30
6. Privacy ------------------------------------------------------------------------ 30
6.1. Definitie van privacy ------------------------------------------------------------ 30
6.1.1. Zoeken naar een spel in een hooiberg -------------------------------30
6.1.2. Privacydimensies ------------------------------------------------------31
6.2. Definitie van privacy in de informatiesamenleving ---------------------------- 33
6.3. Privacy in gevaar? --------------------------------------------------------------- 34
6.4. Privacybescherming ------------------------------------------------------------- 36
6.4.1. De noodzaak-----------------------------------------------------------36
6.4.2. De maatregelen -------------------------------------------------------36
6.5. De consument over privacy op sociale netwerksites -------------------------- 38
7. LinkedIn en privacy ---------------------------------------------------------- 39
8. Besluit ------------------------------------------------------------------------- 40
Deel 2 Empirisch luik: de perceptie van de babyboomers op het
concept privacy bij sociale netwerksites (LinkedIn) ---------------42
1. De probleemstelling en de onderzoeksvragen ------------------------------ 42
2. Methodologie van het onderzoek -------------------------------------------- 43
2.1. Bestaand onderzoek naar privacy ---------------------------------------------- 43
2.2. Kwantitatief onderzoek versus kwalitatief onderzoek ------------------------- 44
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 5
2.3. Kwalitatief onderzoek ----------------------------------------------------------- 44
3. Eigen onderzoek -------------------------------------------------------------- 45
3.1. Uitgangspunten ----------------------------------------------------------------- 45
3.2. Onderzoeksfasen ---------------------------------------------------------------- 46
3.2.1. Grounded Theory ------------------------------------------------------46
3.2.2. Literatuuronderzoek ---------------------------------------------------46
3.2.3. Kiezen van een methode ---------------------------------------------46
3.2.3.1. Diepte-interview ---------------------------------------------------------- 46
3.2.3.2. Topiclijst ------------------------------------------------------------------- 46
3.2.4. Keuze van de respondenten ------------------------------------------47
3.2.4.1. Babyboomgeneratie ------------------------------------------------------- 48
3.2.4.2. Generatie babyboomers en het internet --------------------------------- 48
3.2.5. Analyse ----------------------------------------------------------------48
3.2.5.1. Transcriptie ---------------------------------------------------------------- 48
3.2.5.2. Open codering ------------------------------------------------------------- 49
3.2.5.3. Axiale codering ------------------------------------------------------------ 49
3.2.6. Selectieve codering ---------------------------------------------------49
3.3. Valkuilen ------------------------------------------------------------------------- 49
3.3.1. Objectiviteit -----------------------------------------------------------49
3.3.2. Betrouwbaarheid ------------------------------------------------------50
3.3.2.1. Validiteit ------------------------------------------------------------------- 50
3.3.2.2. Andere struikelblokken --------------------------------------------------- 51
4. Resultaten van de interviews ------------------------------------------------ 51
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 6
4.1. Babyboomgeneratie en het internet -------------------------------------------- 51
4.1.1. kennismaking ----------------------------------------------------------51
4.1.2. Gebruik ----------------------------------------------------------------52
4.2. Visie op netwerken -------------------------------------------------------------- 52
4.2.1. Het belang van netwerken --------------------------------------------52
4.2.2. Voordelen van netwerken ---------------------------------------------53
4.2.3. Netwerken doorheen de tijd ------------------------------------------53
4.2.3.1. Vroeger en nu ------------------------------------------------------------- 53
4.2.3.2. Offline en online: twee afzonderlijke werelden? ------------------------- 54
4.2.3.3. Netwerken met een missie ----------------------------------------------- 54
4.2.4. Sociale netwerksites --------------------------------------------------55
4.3. De babyboomer als LinkedIn-gebruiker ---------------------------------------- 56
4.3.1. Kennismaking ---------------------------------------------------------56
4.3.2. Met vallen en opstaan-------------------------------------------------57
4.3.3. Populaire zakelijke netwerksite ---------------------------------------57
4.3.3.1. Contacten ----------------------------------------------------------------- 58
4.3.3.2. Kennis delen en krijgen --------------------------------------------------- 58
4.3.3.3. LinkedIn als HRM-tool ---------------------------------------------------- 59
4.3.4. Voor verbetering vatbaar ---------------------------------------------59
4.3.5. Een onmisbare tool? --------------------------------------------------60
4.4. De privacybeleving van de babyboomgeneratie ------------------------------- 61
4.4.1. Een definitie -----------------------------------------------------------61
4.4.2. Houding t.o.v. privacy ------------------------------------------------61
4.4.2.1. Vertrouwen is belangrijk -------------------------------------------------- 61
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 7
4.4.2.2. Privacy evolueert… -------------------------------------------------------- 62
4.4.2.2.1. In de tijd -----------------------------------------------------------62
4.4.2.2.2. Volgens generatie -------------------------------------------------63
4.5. Is de generatie babyboomers zich bewust van de privacyrisico‟s op sociale
netwerksites? ------------------------------------------------------------------- 63
4.5.1. Wanneer wordt privacy geschonden op sociale netwerksites? ------64
4.5.2. Risico‟s online en offline ----------------------------------------------64
4.5.3. Privacyrisico op sociale netwerksites ---------------------------------65
4.5.3.1. LinkedIn ------------------------------------------------------------------- 65
4.5.3.2. Andere --------------------------------------------------------------------- 65
Enkele fenomenen ------------------------------------------------------------------65
4.5.3.3. Zichtbaarheid van een foto voor mensen die niet in het eigen
netwerk zitten ------------------------------------------------------------ 65
4.5.3.4. Derden plaatsen foto‟s of berichten op het profiel ---------------------- 67
4.5.3.5. Gegevens worden gebruikt door derden --------------------------------- 67
4.5.3.6. De digitale voetafdruk ---------------------------------------------------- 68
4.5.3.7. Valse profielen ------------------------------------------------------------ 68
4.6. Bewust van de privacyrisico‟s -------------------------------------------------- 68
4.7. Privacywaarborg ----------------------------------------------------------------- 69
4.7.1. Verantwoordelijk ------------------------------------------------------69
4.7.2. Middelen ---------------------------------------------------------------71
4.7.2.1. Policy ---------------------------------------------------------------------- 71
4.7.3. LinkedIn ---------------------------------------------------------------72
5. Besluit deel 2 ----------------------------------------------------------------- 72
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 8
Algemene conclusie ----------------------------------------------------76
5.1. Verder onderzoek --------------------------------------------------------------- 79
Bibliografie --------------------------------------------------------------80
Overzicht tabellen en figuren -----------------------------------------85
Bijlagen -------------------------------- Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 9
Abstract
Facebook, Twitter, LinkedIn,… één voor één zijn het sites geworden die een vaste
plaats kregen in onze maatschappij. Gebruikers creëren zelf de inhoud van hun profiel.
Elke minuut kunnen „vrienden‟ of contacten op de hoogte worden gehouden van hun
bezigheden via zogenaamde statusupdates. Heel wat onderzoek is gevoerd naar
privacyrisico‟s van deze hype. De nadruk van deze onderzoeken ligt steeds op de
mogelijke privacybedreigingen. Maar toch gooien mensen meer en meer van hun
privéleven te grabbel op het internet. Dit onderzoek gaat na of babyboomers op
LinkedIn zich bewust zijn van de gevaren en hoe ze privacy percipiëren. Een grondige
literatuurstudie ging dit onderzoek vooraf, gevolgd door tien interviews bij actieve
babyboomers op LinkedIn. Hieruit blijkt dat de gevaren op LinkedIn beperkt zijn
omdat het gericht is op het bedrijfsleven. Babyboomers zijn zich bewust van de
privacy issues, maar vragen zich af of de nadelen wel opwegen tegen de voordelen.
Trefwoorden: sociale netwerken, social media, privacy, LinkedIn, babyboomers
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 10
Inleiding
Drie, twee, één,… wie niet weg is, is gezien! Internet heeft veel zaken mogelijk
gemaakt, maar verstoppertje spelen lukt niet. Facebook, Twitter, Netlog,
LinkedIn,… indien u bij het horen van deze woorden verwonderd het voorhoofd
fronst, dan moet u de afgelopen jaren op een andere planeet geleefd hebben. De
wereld wordt geleid door een nieuwe generatie webgebruikers. Meer en meer
wordt er gebruik gemaakt van web 2.0 diensten, waarbij het uitwisselen, delen,
creëren en communiceren van informatie centraal staat (Kool, 2008). Wat startte
als een hype is op korte tijd uitgegroeid tot een vaste waarde in het sociale digitale
leven van vele internetgebruikers.
Ondanks de ontegensprekelijke voordelen die er aan sociale netwerksites
verbonden zijn, lijkt het er toch op dat de privacy van de gebruiker niet helemaal
veilig is. Zo verdween een koppel uit Nieuw-Zeeland nadat de bank per ongeluk
twee miljoen euro op hun rekening had overgeschreven. Het koppel bleef
spoorloos, tot de zus van de vrouw op haar Facebookpagina schreef dat ze het
koppel was achterna gevlogen en dat ze bij aankomst genoten had van een glas
Tsingtao (bekend Chinees bier). De zus dacht dat haar pagina enkel zichtbaar was
voor vrienden, maar Interpol keek mee. Dit verhaal is slechts één van de tien
verhalen uit het artikel „Tien opvallende Facebook/Twitter-verhalen van 2009‟ van
de Standaard1.
Adverteerders en privébedrijven maken meer en meer gebruik van web 2.0
technologieën om consumenten met de juiste informatie, op het juiste ogenblik en
op de juiste plaats te bereiken. We kunnen ons de vraag stellen of de overheid en
de publieke sector hier geen inhaalbeweging moeten maken? Kan web 2.0
technologie de kloof tussen burger en overheid verkleinen? Voor hier een antwoord
kan opgeven worden, moet worden stilgestaan bij een ander belangrijk concept:
privacy. Privacybeleving speelt een belangrijke rol in de manier waarop de burger
sociale netwerksites gebruikt. In 1998 merkte Gutwirth al op: “Duizelingwekkend
is het aantal handelingen van een individu dat tegenwoordig één of ander digitaal
spoor achterlaat en bijgevolg ook op één of andere wijze retraceerbaar is. De
1 http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF02122009_033&word=facebook
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 11
massieve verwerking van persoonsgegevens dreigt ons geheel transparant en
controleerbaar te maken” (Gutwirth, 1998, p. 16).
Sociale netwerksites worden gebruikt om te communiceren met anderen. Dit gaat
van oude bekenden, naar collega‟s en vrienden tot zelfs mensen die men helemaal
niet kent. Bovendien bieden heel wat netwerksites de mogelijkheid om zich aan te
sluiten bij bepaalde groepen waar men mensen kan vinden die dezelfde interesses
delen. Op de meest populaire sociale netwerksites kunnen ook nog spelletjes
gespeeld worden. Zo werd Farmville, een boerderijspelletje op Facebook, in een
half jaar tijd wereldwijd de meest gespeelde onlinegame. Mensen raken verslaafd
aan aardbeien oogsten en vragen de buren op hun virtuele boerderij te passen als
ze met vakantie gaan2.
Maar het stimuleren van deze interactie tussen mensen brengt ook andere
gevolgen met zich mee. Mensen geven meer en meer privégegevens vrij die een
heleboel informatie opleveren en die daarenboven door heel de wereld bekeken
kunnen worden. Zo worden netwerksites tegenwoordig heel vaak gebruikt door
personeelsverantwoordelijken die hun sollicitanten screenen. De sociale
netwerksites zorgen er dus voor dat het veel gemakkelijker wordt om informatie
op het internet te delen, maar dit kan ook gevolgen hebben voor de
privacybeleving van internetgebruikers.
In heel wat onderzoek legt men de nadruk op de mogelijke privacybedreigingen.
Derden hebben toegang tot de persoonlijke informatie van een persoon die ze niet
kennen. Deze derde zou de informatie op een andere manier kunnen gebruiken,
waardoor de persoon in kwestie een slachtoffer wordt van de inbreuk op de
privacy. Meer en meer privacycommissies en wetgevingen duiken op, maar
tegelijkertijd gooien mensen meer en meer hun privéleven te grabbel op het
internet. De vraag rijst dan ook of de gebruikers de opkomst van sociale
netwerksites zien als een gevaar of kijken ze meer naar de voordelen die het
biedt? De gebruikers van sociale netwerksites staan in dit onderzoek centraal,
meer specifiek de generatie babyboomers op LinkedIn.
Het onderzoek stelt een aantal vragen voorop die de problematiek van sociale
netwerksites en privacy kaderen vanuit het standpunt van de gebruiker en dus
2 http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=VF2N553L&word=farmville
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 12
meer bepaald van de babyboomgeneratie. Zes onderzoeksvragen staan centraal en
elke onderzoeksvraag is opgedeeld in een aantal subvragen. Een uitgebreid verslag
hiervan is terug te vinden in het tweede deel van dit onderzoek.
Hoe gedraagt een babyboomer zich op het internet?
o Hoe leerde de generatie babyboomers omgaan met
internet?
o Waarvoor gebruikt de generatie babyboomers het
internet?
Hoe reflecteert de babyboomgeneratie over netwerken: welke rol spelen
netwerken voor de generatie babyboomers?
o Hoe belangrijk is netwerken?
o Netwerken vroeger en nu: waar zitten voor de generatie
babyboomers de verschillen?
o Is er een onderscheid tussen een online en een offline
netwerk?
Welke kennis heeft de generatie babyboomers over LinkedIn?
o Hoe is men lid geworden?
o Waarom is men lid geworden?
o Hoe heeft men het leren gebruiken?
o Waarvoor gebruikt men LinkedIn?
o Wat zijn de voor- en nadelen?
Hoe beleven babyboomers hun privacy?
o Hoe definiëren ze privacy, welke waarden zijn belangrijk?
o Hoe beschermt de generatie babyboomers zijn eigen
privacy?
o Privacy vroeger en nu: is er een verschil?
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 13
o Privacy bij LinkedIn en andere sociale netwerksites: is er
een verschil?
o In hoeverre houden babyboomers zich bezig met
privacyissues op LinkedIn?
Zijn babyboomers zich bewust van de privacyrisico‟s bij sociale
netwerksites?
o Waar is het risico tot schending van de privacy het
grootst: offline of online?
o Wat zijn de mogelijke risico‟s op LinkedIn?
o Hoe staan babyboomers tegenover een aantal fenomenen
bij sociale netwerksites?
Wie is er verantwoordelijk voor het waarborgen van de privacy op
sociale netwerksites?
o In hoeverre waarborgt LinkedIn de privacy van de
generatie babyboomers?
o Wie is er verantwoordelijk voor het waarborgen van de
privacy op LinkedIn?
o Wat willen babyboomers zelf met betrekking tot het
waarborgen van de privacy op LinkedIn?
o Wat is het belang van een privacypolicy voor de generatie
babyboomers?
Aan de hand van deze onderzoekvragen wordt getracht een antwoord te bieden
op de probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat: “LinkedIn voor
babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar privacygegevens?”
Het onderzoek achterhaalt hoe de babyboomers privacy beleven op LinkedIn. In
tweede instantie probeert het na te gaan hoe ze deze concepten invullen. Zijn
babyboomers ongerust over hun privacy en zo ja, waaraan ligt dit? In het
onderzoek staat de gebruiker centraal, aangezien de meeste studies niet gericht
zijn op de beleving van de gebruiker, maar heel vaak ingaan op de gevaren.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 14
Voorbeelden hiervan zijn de studies van Solove et al. (2006), Lusoli & Miltgen
(2009) en Barnes (2006).
Dit onderzoek is op een kwalitatieve manier uitgevoerd, meer bepaald aan de hand
van tien diepte-interviews van babyboomers op LinkedIn.
Omdat er tal van sociale netwerksites bestaan en miljoenen gebruikers kunnen
bevraagd worden, richt het onderzoek zich specifiek op de generatie babyboomers
(1946-1964) die gebruik maakt van LinkedIn. Uit een studie van PEW (Madden et
al, 2007) blijkt dat tieners meer profielbeperkingen inbouwen dan volwassen.
Heeft deze generatie babyboomers minder voorkennis over internet en alles wat
hier verband mee houdt? Dit is een vraag die mee centraal staat in het onderzoek.
Uit een onderzoek van Insites Consulting in 2008 blijkt dat drie op de tien
Belgische 50-plussers (374.000) tot minstens 1 sociaal netwerk behoren. Bij de
professionele netwerksites staat LinkedIn op de eerste plaats. Deze gegevens
werden prijsgegeven in een persbericht van Insites Consulting (23 april 2009).
Bovendien zegt Steven Van Belleghem van Insites Consulting: “We zien een
duidelijk stijgende trend onder de 50-plussers om meer gebruik te maken van
sociale netwerken om met hun vrienden en familie te communiceren en contact te
onderhouden.” De babyboomgeneratie en haar perceptie op het concept privacy
staan centraal in het onderzoek.
Dat dit onderzoek maatschappelijk relevant is, staat niet meer ter discussie. Het
aspect privacy ondergaat een evolutie door sociale netwerksites die meer en meer
gebruikt worden als publiek forum, maar in welke mate is de consument zich
bewust van zijn blootstelling aan de buitenwereld? Er is al heel wat
wetenschappelijk onderzoek verricht naar privacybeleving en de consument. In dit
onderzoek wordt getracht na te gaan hoe dit voorgaande wetenschappelijk
onderzoek gekoppeld kan worden aan de nieuwe web 2.0 technologieën.
In deze laatste paragraaf wordt kort de structuur van deze bachelorpaper uiteen
gezet.
In het eerste deel van deze paper worden de begrippen sociale netwerksites en
privacy gekaderd. Dit literatuuronderzoek staat stil bij de theoretische en
empirische inzichten die er reeds bestaan rond sociale netwerksites en privacy. Het
eerste hoofdstuk geeft ondermeer een definitie van social computing. In hoofdstuk
twee komt kort web 2.0 aan bod en het onderscheid met social computing. In het
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 15
derde hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het belang van netwerken.
Hoofdstuk vier gaat specifiek over de sociale netwerksites. Het ontstaan, het
succes en de ruime keuze aan sociale netwerksites worden besproken. Het vijfde
hoofdstuk gaat dieper in op de netwerksite Linkedin: wat is het en wat zijn de
mogelijkheden. Het zesde hoofdstuk richt zijn pijlers op het concept privacy. Hoe
kan privacy gedefinieerd worden, hoe moeten we privacy percipiëren in de
informatiesamenleving en hoe kan de privacy beschermd worden? Ten slotte wordt
er dieper ingegaan op privacy bij LinkedIn. Op deze manier levert deel één de
nodige stof om de onderzoeksvragen en subvragen op te stellen.
Het tweede deel van deze paper bestaat uit het empirische onderzoek. In het
eerste hoofdstuk worden probleemstelling en de bijhorende onderzoeksvragen die
centraal staan in deze paper verduidelijkt. In hoofdstuk twee wordt de keuze voor
de gehanteerde methode verhelderd. De voor- en nadelen van het kwalitatieve
onderzoek worden hier afgewogen ten opzichte van het kwantitatieve onderzoek.
Bovendien geeft het hoofdstuk ook het verloop van de verschillende
onderzoeksfases weer. Hierop aansluitend wordt er bij hoofdstuk drie stilgestaan
bij het gevoerde onderzoek. In hoofdstuk vier worden de resultaten van de
interviews opgesomd aan de hand van de analyse van de interviews. Ten slotte
volgt een algemeen besluit en wordt er gekeken naar mogelijk verder onderzoek in
de toekomst.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 16
Deel 1 Social computing en privacy
1. Social computing
Social computing is een relatief nieuw begrip, maar wordt inmiddels gezien als een
sterk communicatiewapen. Zowel aanhangers als critici van Barack Obama wezen zijn
succes toe aan social computing. Het direct of indirect interacteren met andere
mensen via de computer heet Social Computing (Burlage, 2010). Binnen een social
computing omgeving staat het sociale aspect van delen en creëren van kennis en
informatie centraal. Volgens een onderzoek van Forrester (2006) verschijnt er een
nieuwe sociale structuur waarin de technologie kracht legt in communities en niet in
instituten. Met deze evolutie verwijst Forrester naar „social computing‟.
2. Web 2.0
O‟Reilly introduceerde voor het eerst het begrip web 2.0 tijdens een conferentie in
Silicon Valley. Hij stelt echter zelf dat er nog heel wat discussie is over de betekenis
van de term. “There‟s still a huge amount of disagreement about just what Web 2.0
means, with some people decrying it as a meaningless marketing buzzword, and
others accepting it as the new conventional wisdom.” (O‟Reilly, 2005)
De discussie over het concept web 2.0 is ontstaan na de zogenaamde internetzeepbel
van 2001. Heel wat internetbedrijven gingen toen failliet. Volgens O‟Reilly (2005)
behoren deze bubbles tot de gewone cyclus die alle technologische omwentelingen
moeten trotseren. O‟Reilly definieert web 2.0 aan de hand van een schema.
Belangrijkste elementen in dit schema zijn:
het web is een platform want websites bestaan niet gewoon naast
mekaar, maar ze zijn onderling met elkaar verbonden,
de gebruiker beheert en beheerst volledig zijn eigen data, de gebruiker
staat centraal.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 17
Figuur 1:Schema van web 2.0 ontstaan tijdens een braistormssessie van O‟Reilly Media
Bron: http://www.oreillynet.com/lpt/a/6228
Maar waar ligt het verschil tussen social computing en web 2.0? Volgens Huijboom et
al. (2009) gaat web 2.0 om specifieke technologieën (blog, podcast, wikis,..) die
eenvoudig over te nemen zijn door de gebruiker. Social computing gaat over de
nieuwe relaties en machtige structuren die hieruit ontstaan. Social computing is met
andere woorden ontstaan uit de web 2.0 technologieën.
3. Netwerken
Netwerken wordt steeds belangrijker. We kennen allemaal veel mensen en het is een
feit dat al deze contacten op een dag wel eens te pas kunnen komen. (De Gier, 2007,
p 10-30). Volgens Fisher (2005) werken netwerken zoals een brainstormsessie: de
kracht van velen is groter dan de kracht van één. (Fisher, 2005, p 16-20)
3.1. De waarde van netwerken
Mensen zijn continu op zoek naar contact, ze willen ergens bijhoren en deel uitmaken
van iets. Net daarom zijn netwerken zo belangrijk. Door te netwerken ontstaat een
gevoel van respect. (Fisher, 2005, p 19-25) Netwerken helpt onder meer bij:
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 18
het toegang hebben tot informatie en ideeën,
het creëren van bondgenoten, zowel op zakelijk als persoonlijk vlak,
iets van uzelf te geven voor anderen,
het onderhouden van relaties,
het vinden van een nieuwe baan,
het opdoen van kennis en dit te delen met anderen,
…
Dit zijn enkele punten die zowel Fisher (2005, p. 19) als Vermeiren (2009 p. 13-14)
opsommen als de grote voordelen van netwerken.
3.2. Succesvol netwerken
Om succesvol te netwerken moeten volgens Vermeiren (2008, p. 29-104) een aantal
fundamentele principes gevolgd worden. Hieronder volgt een korte opsomming van
deze 5 principes.
3.2.1. Netwerk attitude
Netwerkhouding wordt gedefinieerd als „informatie delen op een reactieve en
proactieve manier zonder daar onmiddellijk iets voor terug te verwachten‟. Belangrijk
hierbij is dat netwerken gebeurt op lange termijn en dat er moet geïnvesteerd worden
door twee of meerdere spelers. (Vermeiren, 2009, p. 15)
3.2.2. De gouden driehoek van netwerken
Onder deze gouden driehoek verstaat Vermeiren (2008):
geven of delen: door te geven en te delen verbetert uw relatie met
anderen,
vragen: bij netwerken is anderen om hulp vragen van cruciaal belang.
Belangrijk hierbij is dat er aandacht besteed wordt aan de manier
waarop een vraag wordt gesteld (de vraag moet specifiek, maar indirect
zijn. Bv. “met wie zou ik volgens u contact moeten opnemen om…”),
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 19
bedanken: bedank mensen uit het netwerk, ook al hebben ze niet
kunnen helpen.
Figuur 2: De gouden driehoek van netwerken
Bron: Vermeiren, J. (2008). Let‟s connect. Morgan James: New York
3.2.3. De echte kracht van het netwerk zit in de tweede
graad
De echte kracht van een netwerk zit niet in wie u kent, maar in wij zij kennen
(Vermeiren, 2008). Door dit principe toe te passen, wordt de tijd genomen om elkaar
beter te leren kennen.
3.2.4. Kwaliteit en diversiteit zijn beide belangrijk
Niet de graad of de functie van een persoon in het netwerk, maar wel de manier
waarop een persoon doelen beter en sneller doet bereiken, bepaalt de kwaliteit van de
contacten. Er moet ook diversiteit in het netwerk aanwezig zijn. Hoe meer
verschillende „soorten‟ contacten, hoe groter het aantal kansen om voor elk doel de
juiste persoon te vinden. De mensen in de tweede graad zijn dan ook zeer belangrijk.
3.2.5. Know, Like en Trust factor
“Al met al, doen mensen zaken met en verwijzen ze zaken door naar mensen die ze
kennen, mogen en vertrouwen” (Vermeiren, 2008, p.25). Hiermee verwijst Vermeiren
(2008) naar netwerkexpert Bob Burg (boek:Endless Referals, 2006).
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 20
In de praktijk beschrijft Jan Vermeiren (2008) dit als volgt:
factor van het kennen: wat weten mensen over iemand. Om deze factor
te verhogen, moet het profiel volledig zijn
ingevuld,
factor van het mogen: behulpzaam en niet opdringerig zijn,
factor van het vertrouwen: mensen in het netwerk moeten elkaar
vertrouwen.
4. Sociale netwerksites
Van Dijck & Nieborg (2009) halen aan dat sociale netwerksites gecreëerd zijn van uit
het idee van de Wikinomics en We-think: de inhoud wordt gecreëerd door een grote
(anonieme) groep, die hun eigen informatieve, expressieve en communicatiebehoeften
definiëren. Het is op deze manier dat de idee van massacreatie ontstaan is.
Sociale netwerksites veranderen het internetgedrag van mensen. Uit het rapport
„Global Faces and Networked Places‟ van het marktonderzoekbureau Nielsen Online
blijkt dat ongeveer 10 procent van de totale internettijd besteed wordt aan webblogs,
community‟s en netwerken. E-mail komt slechts op een vijfde plaats, na community‟s,
netwerken en webblogs.
4.1. Definitie van sociale netwerksites
Diepgaand onderzoek naar het online sociaal netwerk kent zijn begin rond 2005.
Danah Boyd is één van de eerste onderzoekers die in „Social Network Sites: Definition,
History, and Scholarship‟ een eerste definitie en historie geeft van het sociale netwerk.
Voor Boyd en Ellison (2007) zijn sociale netwerksites een dienst op het internet die
individuen toelaat om een openbaar of semi-openbaar profiel op te bouwen binnen een
begrensd systeem.
Stewart (2008) geeft volgende definitie van sociaal netwerken:
“Social networking involves maintaining a set of personal relationships. Rather than
just applying to close friends, family and colleagues, there is a strong element of
'staying in touch' with past acquaintances and expanding our personal social network.
This includes new people we meet through our everyday activities, or deliberate
searching for those with common interests and friends. The degree we do this
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 21
depends on our personality, the stage we are at in our lives, and our particular social
circumstances. The use of online systems can make all of these activities much easier
to do.”
Het HRMWitboek gebruikt volgende definitie:
Social media is de verzamelnaam voor internettoepassingen die het mogelijk maken
om allerlei soorten „content‟ (zoals informatie, films,foto‟s, muziek, podcasts) met
anderen te delen. Dit gebeurt op een eenvoudige en gebruiksvriendelijke wijze,
waarbij het „fun‟-gehalte in het algemeen nooit ver weg is. Behalve dan bij de social
media die vooral of uitsluitend voor professionele doeleinden worden gebruikt (zoals
LinkedIn). Hun opzet en aangeboden functionaliteiten zijn een heel stuk serieuzer tot
zelfs helemaal vrij van enig entertainmentaspect.
In alle definities wordt er naar sociaal netwerk verwezen als zijnde een
communicatiesysteem, waarin iedereen zijn eigen profiel aanmaakt en op deze manier
in verbinding staat met vrienden. Sociale netwerksites richten zich op online interactie
en communicatie. (Gross & Acquisti, 2005). Volgens Gross & Acquisti is één van de
belangrijkste mogelijkheden het tonen van een profiel: een representatie van de
gebruiker en zijn of haar contacten, met de intentie om in contact te komen met
anderen (Netlog), een nieuwe baan te vinden (LinkedIn) en aanbevelingen te doen of
te ontvangen. (Gross & Acquisti, 2005, p.1).
4.2. Het ontstaan van sociale netwerksites
Volgens bovenstaande definitie is het eerste sociale netwerk ontstaan in 1997. Op
SixDegrees.com konden gebruikers hun profiel aanmaken, hun vrienden oplijstten en
vanaf 1998 kon je ook door deze vriendenlijst surfen. (Boyd & Ellison, 2007, p.3)
SixDegrees promootte zichzelf als een website om je met andere in verbinding te
stellen en met hen te communiceren, maar toch was hun succes niet van lange duur.
In 2000 werd de dienst afgeschaft. De gebruikers gaven als belangrijkste reden op dat
er weinig te doen viel eens al de vrienden waren toegevoegd.
Een nieuwe golf van sociale netwerksites ontstond wanneer Ryze.com werd gelanceerd
in 2001. Het was ondermeer tijdens deze golf dat ook LinkedIn werd opgericht. (Boyd
& Ellison, p. 1-5)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 22
4.3. Het succes van sociale netwerken
De populariteit van sociale netwerksites blijft groeien. Dit blijkt uit een onderzoek van
Insites Consulting. Ruim 2,2 miljoen Belgen behoren tot minstens één sociaal netwerk.
Vier miljoen Belgen, dit is 69% van de internetpopulatie- surfen wel eens op sociale
sites. Wereldwijd maakt 72% van de internetgebruikers deel uit van minstens één
sociaal netwerk, wat neerkomt op 940 miljoen gebruikers wereldwijd (figuur 3). Dit
alles blijkt uit een globale studie onder 2800 internetgebruikers in 14 landen die in
december 2009-januari 2010 werd uitgevoerd door Insites Consulting. (Van
Belleghem, 2010)
Dit succes heeft volgens Stewart (2008) enkele redenen:
zichzelf uitdrukken: identiteit wordt gecreëerd en prestige neemt toe,
deel uitmaken van een community en daardoor betekenis geven aan het
bestaan,
Stewart haalt deze aan als de twee belangrijkste voor tieners.
Andere redenen zijn:
vergemakkelijken van interactie: op een goedkope en vlugge manier
kan men communiceren met mensen op een andere plaats en tijdstip,
gedeelde informatie vinden van andere mensen: vergemakkelijkt
verkoop, samenwerking, aanwerving en het zoeken naar een job.
4.4. De gevaren
Het is niet allemaal zo rooskleuring: op sociale netwerksites worden vaak
persoonsgegevens verzameld, die daarna worden verwerkt. Deze gegevens worden
gebruikt om inzicht te krijgen in kenmerken en (koop)gewoonten van het doelpubliek.
De consumenten zijn dus geen anonieme massa meer, maar ze worden persoonlijk
identificeerbaar. (Walrave, 2002)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 23
Figuur 3: Aantal sociaal netwerkgebruikers per land
Bron: Van Belleghem (2010) – Insites Consulting
Ook Nieborg en Van Dijck (2009) verwijzen naar deze verborgen agenda van
marketeers. Zij benadrukken dat de consumenten kritisch moeten blijven, de
marketeers proberen de nieuwe sociale media aan te bieden als zijnde het middel
waarmee de consument nu een stem krijgt tot spreken, maar de auteurs verwijzen
hier net als Walrave (2002) naar het feit dat persoonsgegevens op deze manier
kunnen verkregen worden en dat niets voor niets is.
Volgens een studie van Insites Consulting (Van Belleghem, 2010) is de consument op
zijn hoede, zo heeft slechts 28 procent van de gebruikers van Facebook vertrouwen in
het bedrijf. Opvallend is wel dat er meer vertrouwen is in de professionele
netwerksites, meer dan 40% van de ondervraagden vertrouwt LinkedIn.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 24
Figuur 4: Vertrouwen in sociale netwerksites
Bron: Van Belleghem (2010) – Insites Consulting
4.5. Karakteristieken van sociale netwerksites
Er bestaan heel wat verschillende netwerksites, maar alle sociale netwerksites
beschikken over een aantal karakteristieken. Deze worden onder meer opgesomd door
Cachia (2008).
Tabel 1: karakteristieken van sociale netwerksites
Bron: Cachia (2006), Social Computing: study on the use and impact of online social networking
Kenmerk Beschrijving
Voorstelling Op elke sociale netwerksite moet men beginnen met
de aanmaak van een „eigen profiel‟: een
gepersonaliseerde pagina die gemaakt wordt door de
gebruiker en waarin hij zichzelf voorstelt door zichzelf
te beschrijven, foto‟s, muziek en video‟s toe te voegen,
enz.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 25
Uitbreiden van data De meeste sociale netwerken laten het toe om de
netwerken van contacten te bekijken en er doorheen
te gaan. Sommige sociale netwerken laten het zelfs
toe om de relatie met andere leden te beschrijven.
Nieuwe manieren om
gemeenschappen te vormen
Sociale netwerksites bieden nieuwe manieren aan om
mensen met elkaar in contact te stellen. Gebruikers
kunnen door middel van verschillende digitale
voorwerpen met elkaar communiceren (tags, visual
shelf,…).
Bottom-up activiteiten Sociale netwerksites verlenen het ideale platform zodat
gebruikers gelijke waarden en interesses kunnen delen
op een effectieve en goedkope manier.
Gemakkelijk in gebruik Iedereen met basisvaardigheden op het internet kan
een eigen profiel opmaken en onderhouden.
Reorganisatie van het internet Sociale netwerksites laten nieuwe manieren toe om toe
te treden tot het internet: mensen hun persoonlijke
leefwereld (profielen, blogs, mijn foto‟s,…).
4.6. Verschillende sociale netwerksites
Facebook, Netlog, Twitter, Hyves, Xing, Plaxo, LinkedIn,… Er bestaan wereldwijd heel
wat verschillende soorten netwerksites. De verschillen zitten ondermeer in:
de identificatie van personen: pseudoniem, enkel de voornaam,… (Gross
& Acquisti, 2005),
wie kan gegevens bekijken? (vrienden, anderen,…) (Gross & Acquisti,
2005),
het doel van de netwerksite (Cachia, 2008):
o mensen met elkaar in verbinding stellen (My Space),
o delen van video‟s (YouTube),
o delen van foto‟s (Flickr),
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 26
o exclusieve gemeenschappen (a Small World),
o …
4.7. Professionele sociale netwerksites
Netwerksites kunnen dus verschillen in hun doel. LinkedIn, Xing en Plaxo zijn
netwerksites die opgericht zijn met het oog op het creëren en onderhouden van
professionele contacten. Op de website compete.com kan een vergelijking gemaakt
worden van deze 3 sociale netwerksites (aantal unieke bezoekers). Figuur vijf toont
hier het resultaat van. LinkedIn is de professionele sociale netwerksite met het meest
aantal unieke bezoekers.
Figuur 5: Vergelijking LinkedIn, Xing en Plaxo
Bron: Compete.com3
LinkedIn is de grootste zakelijke online netwerksite wereldwijd en bovendien zeer snel
groeiend. In 2008 groeide LinkedIn van 19 miljoen gebruikers naar 33 miljoen. In
januari 2009 stonden er 34 miljoen gebruikers op de teller (Vermeiren, 2009). Op een
3 geraadpleegd op 30 april 2010 op het World Wide Web:
http://www.compete.com/m/graph_to_image/linkedin-com-xing-com-plaxo-com/uv/1y/big/
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 27
seminarie van Kortom over Netwerken en samenwerken op 27 april 2010 in
Antwerpen, melde Bert Verdonck (Networkingcoach) dat er momenteel 65 miljoen
gebruikers zijn (Verdonck, powerpointpresentatie, 2010, 27 april). Dit is ook te zien op
figuur 6.
Figuur 6: Vergelijking aantal gebruikers 2009-2010
Bron: O‟Dell, J. (2010)4
5. LinkedIn
5.1. Ontstaan
Reid Hoffman, Allen Blue, Jean-Luc Vaillant, Eric Ly en Konstantin Guericke nodigden
op 5 mei 2003 ongeveer 350 van hun belangrijkste contacten uit om lid te worden van
LinkedIn. De professionele netwerksite ging hierbij officieel van start. LinkedIn kende
4http://m.mashable.com/1806/show/43424bf2a0333fd8d20cb58e2b76240a&t=49b431d2932a8c7919c8e5a
a08c586e2
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 28
een schitterende start en sloot het einde van diezelfde maand mei af met 4500 leden
in het netwerk.
5.2. Definitie
“An interconnected network of experienced professionals from around the world,
representing 170 industries and 200 countries. You can find, be introduced to, and
collaborate with qualified professionals that you need to work with to accomplish your
goals.” Dit is de definitie die terug te vinden is op de website van LinkedIn
(http://press.linkedin.com). Het is een zakelijk georiënteerde website en heeft als
hoofddoel de gebruikers in contact te stellen met andere mensen en eventuele
loopbaanmogelijkheden. Gebruikers kunnen in contact blijven met oude of nieuwe
collega‟s en contactpersonen terugvinden. (Sørensen, 2009)
LinkedIn is voor Vermeiren (2009) een netwerkplatform waarop relaties opgestart en
onderhouden worden. Kort samengevat is LinkedIn de manier om nieuw werk te
vinden, door onder meer gebruik te maken van het eigen persoonlijk netwerk en door
in contact te komen met mensen uit het vakgebied. Er zijn veel facetten die LinkedIn
bijzonder waardevol maken voor werkzoekenden. Toch blijkt uit onderzoek dat
gemiddeld 80% van de LinkedIn-gebruikers niet weet wat er allemaal kan, of ze
benutten de mogelijkheden slecht. (Vincent & Valkenburg, 2009)
5.3. Gebruikers
In een eerste grootschalig onderzoek dat werd uitgevoerd naar LinkedIn gebruikers
werden 2000 respondenten bevraagd, waarvan 50% uit Amerika. Het onderzoek,
gerealiseerd door LinkedIn in samenwerking met Anderson Analytics en SPSS, vond
plaats in november 2008.
60% van de gebruikers van LinkedIn beschikt over een hoog inkomen. LinkedInleden
die over beslissingsbevoegdheden beschikken, zijn ook actiever in het netwerken. Er is
een sterke correlatie tussen persoonlijk inkomen, professioneel succes en het gebruik
van LinkedIn. De meeste LinkedIngebruikers staan in netwerk met mensen die ze
kennen, zelfs al is dit enkel door telefonisch contact.
Naar aanleiding van het onderzoek werd ook een onderscheid gemaakt tussen vier
categorieën van LinkedIngebruikers:
Savvy Networkers of de early adopters,
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 29
Senior Executives: zij zien de zakelijke voordelen van een social network
in,
Late adopters: zij maken nu pas kennis met social networking,
Exploring options: zijn actief in het zoeken naar of aanbieden van een
job.
Figuur 7: De categoriën van LinkedIngebruikers
Bron: Snyder, B. (2008, 10 november). Finally found out who LinkedIn users are. Advertising Age, 12-13
De Standaard Online5 publiceerde enkele cijfers van Digimedia. Hieruit blijkt dat de
grote meerderheid van de gebruikers (83%) mannen zijn, terwijl de gemiddelde
leeftijd op 35 jaar ligt. (Volgens Vermeir, 2009, is dit 41 jaar). Van de ondervraagden
zegt 23% meer dan 15 minuten per dag te besteden aan zijn sociaal netwerk. Bij 6%
is dat meer dan een uur. Drie kwart van de respondenten gaat actief op zoek naar
nieuwe contacten.
5.4. Mogelijkheden
LinkedIn is een professionele netwerksite en bestaat dan ook voornamelijk uit
zakelijke netwerken. Gebruikers kunnen groepen vormen, bedrijven opzoeken, enz.
5 http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF11082008_112
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 30
(Chen & Williams, 2009). De netwerksite bestaat uit twee delen: „private membership‟
is voor iedereen. Voor „business, business plus and pro membership moet je een
toeslag betalen. (Sørensen, 2009)
De netwerksite is gebaseerd op het concept van „verbindingen‟. Een gebruiker bouwt
een eigen netwerk op, maar komt ook in contact komen met relaties van zijn directe
contacten (tweede graad connecties), enz. Van elk contact kan gedefinieerd welke
relatie bestaat: collega‟s, vrienden,… (Chen & Willimans, 2009)
5.4.1. Voordelen LinkedIn
Net zoals alle andere netwerksites heeft LinkedIn tot doel mensen met elkaar in
verbinding te stellen. Maar wat is dan de sterkte van LinkedIn? Volgens Jan Vermeiren
(2009) zit dit in het feit dat LinkedIn voor de gebruiker de juiste mensen vindt en de
connecties die men met hen heeft. LinkedIn toont immers de tweedegraads en de
derdegraads netwerken en de paden er naartoe. “Veel mensen maken de „fout‟ dat ze
alleen naar hun eigen netwerk kijken als ze iemand zoeken die hen kan helpen. Op die
manier beperken ze zichzelf enorm.” (Vermeiren, 2009, p. 29)
Bovendien is een extra voordeel dat de gebruikers op LinkedIn steeds het eigen profiel
aanpassen. Wanneer iemand van functie verandert, is het contact niet verloren.
(Vermeiren, 2009, p.30-31)
6. Privacy
6.1. Definitie van privacy
Eén van de eerste verwijzingen naar privacy is terug te vinden bij Warren en Brandeis.
In 1980 definieerden zij privacy als: “a right to be alone” (Geciteerd in Moons en De
Backer, 2009, p.26-53).
De massieve verwerking van persoonsgegevens dreigt ons geheel transparant en
controleerbaar te maken.” (Gutwirth, 1998, p. 16). Hij verklaart ook dat privacy geen
eenduidige betekenis heeft. Privacy is geen natuurlijk gegeven of een deel van de
werkelijkheid. (Gutwirth, 1998, p25).
6.1.1. Zoeken naar een spel in een hooiberg
Door culturele, geografische en tijdsgebonden factoren is een definitie voor privacy
niet eenvoudig. Daarenboven is er een verschuiving zichtbaar in wat men onder privé
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 31
en privacy verstaat. Zo verklaart Weyns (1998) dat wat in de negentiende eeuw
vanzelfsprekend leek, niet langer de realiteit is. Privé was privé en publiek was
publiek. In de 19de eeuw werd het privéleven niet openbaar gemaakt met anderen
(Boyd, 2007). Iedereen die op een sociale netwerksite een profiel heeft, of zelfs
iedereen die al eens een sociale netwerksite bezocht heeft, weet dat deze definitie
moet herbekeken worden.
Jennings & Fena (2000) verwijzen ook naar de behoefte aan een nieuwe definitie. Zo
halen zij aan dat een tweetal generaties geleden het kopiëren van informatie enkel
mogelijk was met „kalkpapier‟. De opkomst van nieuwe technologieën heeft het
kopiëren en dus ook misbruiken van privégegevens veel gemakkelijker gemaakt.
(Jennings, C. & Fena, L., 2000)
Fischer-Hübner (1998, p. 429-436) bevestigt dat een internationale harmonisatie van
een privacydefinitie moeilijk is. Doordat het zo moeilijk is om een definitie van privacy
te geven, is het formuleren van een internationale wet bijna een verloren zaak.
Het feit dat het zo moeilijk is om een definitie te vinden, bewijst, volgens Solove,
Rotenberg, Schwartz (2006, p.35 -39), de waarde die aan het begrip privacy moet
geschonken worden. De discussie over de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer is zeer vaak emotioneel geladen aldus Walrave (1999, p. 163-173) in
„Privacy gescand: direct marketing en de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer‟.
6.1.2. Privacydimensies
Paine, Reips, Stieger, Joinson & Buchanan (2007, 526-536) halen vier dimensies van
privacy aan. Deze vier dimensies werden door Burgoon et al. (1989) verwoord als “the
ability to control and limit physical, interactional (social), psychological and
informational access to the self or one‟s groep” (Paine et al., 2007, p. 526). Ook
Walrave (1999, p. 163-172) verwijst naar deze vier dimensies:
Fysische privacy: het recht om vrij te zijn van ongewenste toegang tot
de „body buffer zone‟ van een individu of een groep,
Sociale privacy: mate waarin er controle is over de sociale contacten die
onderhouden worden,
Psychologische privacy: mogelijkheid van een individu om zijn
persoonlijke identiteit te ontwikkelen, ideeën
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 32
en ervaringen te verwerken en dit zonder
tussenkomst van anderen. Het betreft de
mogelijkheid om te beslissen met wie
gevoelens, motieven of meningen gedeeld
worden,
Informationele privacy: het recht om te beslissen hoe, wanneer en op
welk niveau persoonlijke informatie wordt
weergegeven.
Fisher-Hübner citeert dan weer drie dimensies op basis van Rosenberg (1992) en
Holvast (1993):
Territoriale (ruimtelijke) privacy: door het beschermen van de fysieke
omgeving van een persoon,
Individuele privacy: door de persoon te beschermen tegen ondermeer
informatie die een persoon moreel kan raken,
Informationele privacy: door te controleren of en hoe persoonlijke
informatie kan verzameld, opgeslagen,
verwerkt of selectief verspreid worden.
De eerste dimensie komt overeen met de fysieke dimensie. Walrave (1999) verwijst
hiermee naar de mogelijkheid die de consument heeft om zichzelf af te schermen
tegen bepaalde vormen van directe communicatie en de kans die de consument krijgt
om aan een bedrijf mee te geven welke communicatie welkom is.
De dimensie van de individuele privacy valt samen met de sociale dimensie van
Burgoon et al (1989). Dit houdt ondermeer het beschermen van het persoonlijke leven
tegen anderen in.
In de informatiesamenleving gaat de meeste aandacht uit naar de dimensie van de
informationele privacy. Het gaat hier om de bescherming van persoonsgegevens.
Walrave (1999, p. 173) citeert Holvast (1989, p. 4) die informationele privacy
definieert als het recht dat aan de burger verleend wordt om zelf te beslissen aan wie
hij of zij persoonsgegevens vrijgeeft en voor welke doelstelling.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 33
6.2. Definitie van privacy in de informatiesamenleving
Zoals aangehaald in punt 6.1 is een definitie van privacy geven niet eenvoudig. Moons
en De Backer (2009, p. 26-33) geven in het artikel „Facebook en privacy‟ een beperkt
overzicht:
Tabel 2: Definties van privacy
Bron: Moons, J. & De Backer,C.(2009). Facebook en privacy. Informatie, 2009, 26-33
Definitie privacy Referentie
Privacy is a broad, all-encompassing concept that envelops a
whole host of human concerns about various forms of intrusive
behavior, including wiretapping, surreptitious physical
surveillance, and mail interception. Individuals claims a right of
privacy for an enormously wide range of issues from the right to
practice contraception or have an abortion to the right to keep
bank records confidential.
Flaherty (1989)
Privacy is the interest that individuals have in sustaining a
„personal space‟, free from interference by other people and
organizations.
Clarke (1997)
Privacy is the claim of individuals (…) to determine for
themselves when, how, and to what extent information about
them is communicated to others.
Westin (1970)
Privacy is the subjective condition people experience when they
have power to control information about themselves.
Harper (2004)
Privacy is a state of affairs or condition having to do with the
amount of personal information about individuals that is known
to others.
Harper (2004)
Privacy is an interaction, in which the information rights of
different parties collide. The issue is of control over information
flow by parties collide. The issue is of control over information
flow by parties that have different preferences over „information
permeability‟.
Noam (1997)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 34
Privacy is a continuous, dialectic process that people negotiate
intuitively in the course of their everyday lives.
Altman (1975)
Op basis van deze definities trachten Moons en De Backer (2009) een nieuwe definitie
van privacy te geven die past in onze huidige samenleving:
“Privacy is een persoonlijke status waarbij een gebruiker zelf de volledige controle
heeft over de verspreiding van persoonlijke informatie naar, en het specifieke gebruik
van informatie door, derde partijen.”
6.3. Privacy in gevaar?
Waar we ook gaan en wat we ook doen, we laten een spoor van informatie na. Tal
van nieuwe technologische ontwikkelingen, maar ook de internationalisering en
virtualisering van het dataverkeer, vormen voor de privacybescherming een grote
uitdaging (Nouwt geciteerd in Walrave, 1999, p. 175).
Fisher-Hübner (1998, p.420-441) haalt enkele belangrijke bedreigingen voor de
privacy in een wereldwijde netwerksamenleving aan:
1. privacybedreiging op toepassingsniveau: voor bepaalde applicaties zijn veel
persoonlijke data noodzakelijk (bv. Online banking),
2. privacybedreigingen op communicatieniveau: er wordt wereldwijd
gecommuniceerd. Gebruikers laten hierdoor sporen achter, waardoor
consumentenprofielen aangemaakt worden,
Op communicatieniveau somt Fischer-Hübner (1998) twee andere gevaren op:
cookies en „Open Profiling Standard (OPS)‟. Walrave (2002) definieert cookies
als informatiepakketjes die automatisch verstuurd worden door de computer
van de gebruiker en die op de harde schijf van de computer geplaatst worden
op het moment dat de gebruiker de website bezoekt. Cookies worden gebruikt
om te achterhalen welke pagina‟s een gebruiker bezocht heeft. Ze gaan het
handelen van de gebruiker na, zonder dat hij het zelf weet. „Open Profiling
Standard‟ laat toe dat internetdiensten kunnen gepersonaliseerd worden. De
gebruiker heeft de keuze om deze informatie al dan niet op te slaan in het
profiel, maar toch kan OPS een gevaar vormen voor de privacy. Dit gebeurt
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 35
vooral wanneer een gebruiker gedwongen wordt om informatie te geven.
(Fischer-Hübner, 1998, p.420-427)
Volgens Walrave (2002) zijn er twee manieren om data over individuen te
verzamelen:
1. Expliciete manier: hier geeft een bezoeker bewust en vrijwillig informatie vrij
en daardoor heeft hij een zekere controle, maar Walrave
benadrukt terecht dat om deze controle te kunnen
uitoefenen, de internetgebruiker volledig geïnformeerd moet
worden over de gebruiksdoeleinden van zijn
persoonsgegevens.
2. Impliciete manier: er worden gegevens verzameld, zonder dat de
internetgebruiker het opmerkt.
De wereld wordt geleid door een nieuwe generatie webgebruikers, de consument is
niet enkel alleen maar consument, maar ook een contentleverancier en bedrijven
spelen hier meer en meer op in (Van Dijck & Nieborg, 2009, p. 855-866). Op sociale
netwerksites en bij de sociale media in het algemeen creëren de gebruikers zelf de
inhoud waarop anderen kunnen reageren door commentaar te geven, aan te vullen,
etc. De dynamiek en de interactie met elkaar staan centraal bij sociale netwerksites.
(HRMWitboek 2010).
Van Dijck en Nieborg (2009) wijzen echter ook op de gevaren. Voor bedrijven zijn de
data en de metadata die aangeleverd wordt immers van grotere waarde dan de inhoud
zelf. Zo stellen ze: “Google is niet bezig met het leveren van inhoud, maar leidt wel
commercieel belangrijke data af om deze dan te linken aanbedrijven die gerichte
advertenties of marketing willen voeren.” Deze data leveren immers belangrijke
informatie op voor marketeers. Het idee van „co-creatie‟ en „wij-denken‟ moet volgens
hen dan ook met een kritisch oog bekeken worden.
Lang niet iedereen staat stil bij deze privacygevaren die ook op sociale netwerksites
een rol spelen. Volgens Cachia (2008) bestaan er twee soorten mensen: zij die er alles
aan doen om zoveel mogelijk informatie af te schermen en zij die maar al te graag
hun privacy opofferen voor de voordelen die ze verwachten te hebben bij sociale
netwerksites.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 36
6.4. Privacybescherming
6.4.1. De noodzaak
Door de opkomst van het internet en sociale netwerksites moeten er meer
privacymaatregelen komen, bevestigt Fisher-Hübner (1998,420-441) die er de nadruk
op leggen dat er meer publieke aandacht moet gecreëerd worden. Gebruikers en
consumenten hebben informatie en opleiding nodig over hun rechten, over de waarde
van persoonlijke data en over de privacygevaren en de mogelijkheden van
zelfbescherming. Sololove, Rotenberg en Schwartz (2006) bekrachtigen dit en
verwijzen naar zelfregulatie als de beste oplossing voor privacybescherming. Het is
flexibeler en gevoeliger aan een specifieke individuele context, maar dan moeten
gebruikers en aanbieders een opleiding krijgen over rechten en technieken betreffende
privacybescherming.
6.4.2. De maatregelen
Cate (1998) haalt ondermeer „encryption software‟ aan. Dit is een nieuwe
informatietechnologie die de privacy van een gebruiker op een computer moet
beschermen. In de Verenigde Staten wordt deze software gezien als een munitie tegen
privacyinbreuk (Cate, 1998, p. 13-30).
Volgens Walrave (1999, p. 190-211) is er een drievoudige bescherming van de
persoonlijke levenssfeer op het internet:
1. technologische bescherming van privacy: Privacy Enhancing Technologies
(P.E.T). Door middel van authenticiteit, toegangscodes of biometrische
gegevens kunnen gegevens afgeschermd en beveiligd worden. Ook encryptie
valt onder deze bescherming. Encryptie is een technologische versleuteling of
codering van elektronische berichten. De inhoud van een boodschap wordt
onleesbaar voor hen die geen toegang mogen hebben tot de boodschap,
2. zelfdiscipline van organisatie ter bescherming van de privacy: Walrave (1999)
verwijst naar een deontologische code waarin een aantal gedragsregels
geformuleerd worden die aangepast zijn aan de activiteiten van de sector. De
privacypolicy van Facebook, LinkedIn,… is hier een voorbeeld van,
Maar een policy is geen heilig middel. Zo kwamen Moons en De Backer (2009,
p. 26-33) tot verontrustende resultaten bij het screenen van de privacypolicy
van Facebook:
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 37
de gebruiker moet zelf toestemming geven om informatie te
verspreiden, maar is zich vaak niet bewust van de gevolgen,
de privacypolicy kan geen antwoord bieden op valse profielen of
haatcampagnes,
de standaardinstellingen houden geen rekening met de privacypolicy.
Naast deze policy zijn er ook nog andere mogelijkheden voor een organisatie om
zelfdiscipline uit te voeren. Zo kan een bedrijf:
de mogelijkheid bieden aan de consument om aan te duiden dat hij in
de toekomst helemaal geen aanbiedingen meer wilt ontvangen en hier
dan ook rekening mee houden,
zich aansluiten bij een nationale of internationale koepelorganisatie en
de „Robinsonlijsten6‟ die er beheerd worden, respecteren.
gebruik maken van een opting-in systeem: een consument moet
alvorens in een directmarketingsysteem te participeren uitdrukkelijk
toestemming geven aan een bedrijf. (Walrave, 2002)
gebruik maken van een opting-out systeem: bedrijven mogen
persoonsgegevens voor direct marketing gebruiken zolang de
consument zich hier niet tegen verzet. (Walrave, 2002)
Deze beveiligingsmaatregelen bieden dan wel een oplossing tegen marketeers die
privé- informatie ongevraagd gebruiken, maar natuurlijk kunnen individuen nog steeds
ongemerkt gebruik maken van de informatie die wordt achtergelaten op het internet,
om bijvoorbeeld een valse identiteit aan te maken. Is hier dan niets aan te doen? Het
derde punt is dan ook niet te onderschatten:
3. Privacybescherming door de consument zelf: de consument zelf kan bewaker
zijn van zijn informationele privacy, op voorwaarde dat hij voldoende
geïnformeerd is.
6 Elektronisch bestand waarin namen en andere gegevens worden opgenomen van individuen die de wens
uitdrukken om geen direct mail meer te ontvangen
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 38
Los van deze drievoudige bescherming, verwijst Walrave (2009, p. 246-312) ook naar
de wettelijke privacybeschermingsmaatregelen. Hieronder verstaat hij ondermeer:
Belgische privacywet,
privacycommissie,
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens,
Europese richtlijnen betreffende privacybescherming.
Barnes (2006) bevestigt de drie niveaus van Walrave, maar geeft ze een andere
benaming: sociale oplossingen, technische oplossingen en wettelijke oplossingen.
Barnes (2006) haalt met zijn sociale oplossing aan dat de burger moet „opgevoed‟
worden in zijn omgang met privacy (door ouders, school,…) zodat ze zelf de nodige
maatregelen kunnen nemen.
6.5. De consument over privacy op sociale netwerksites
Het PEW Research Center voerde tussen november en december 2006 een onderzoek
uit bij 2373 volwassenen (18 en ouder). Uit dit onderzoek blijkt dat 47% zich bewust
is van zijn digitale voetafdruk. Dit is een stijging ten opzichte van vijf jaar geleden
toen dit slechts 22% bedroeg. Het onderzoek toont aan dat 60% van de
internetgebruikers niet bezorgd is over de hoeveelheid informatie die over hen
beschikbaar is op het internet. Heel opmerkelijk is dat jongeren meer conservatieve
keuzes maken wanneer het aankomt op het zichtbaar maken van informatie. 59% van
de jongeren toont de beschikbare informatie enkel aan vrienden, bij de volwassen is
dit maar 38%. (Madden et al., 2007)
Tussen december 2006 en februari 2007 voerde het Online Computer Library Center
(OCLC) een onderzoek uit bij 6554 respondenten. Het onderzoek was beschikbaar in
verschillende landen: Canada, Frankrijk, Duitsland, Japan, het Verenigd Koninkrijk en
de Verenigde Staten. Uit dit onderzoek bleek dat 50plussers vlugger het gevoel
hebben dat hun persoonlijke informatie niet voldoende beschermd wordt in
vergelijking met jongeren. Slechts 15% vindt sociale netwerksites extreem tot zeer
privé. Opvallend ook hier ligt het aantal bij de jongeren lager. 71 % van de
respondenten vindt het ook belangrijk om te kunnen bepalen wie hun persoonlijke
informatie kan raadplegen. Toch duidt maar 45% het ook effectief aan op hun eigen
profiel.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 39
7. LinkedIn en privacy
Profielen op LinkedIn zijn afgeschermd voor bezoekers die zelf niet over een profiel
beschikken op LinkedIn (Sørensen, 2009 en Vincent & Valkenburg, 2009). De
gebruiker kan zelf bepalen tot welk niveau wijzigingen zichtbaar zijn voor andere
gebruikers van het netwerk. Het niveau kan verschillen: enkel mijn connecties, het
hele netwerk of iedereen. Het is echter niet mogelijk om wijzigingen niet te tonen.
LinkedIn gebruikers worden aangemoedigd om zoveel mogelijk relevante persoonlijke
informatie in te vullen. Een scorebalans toont aan voor hoeveel % gebruikers
geïnformeerd worden (Vincent & Valkenburg, 2009). Volgens Vermeiren (2009)
kunnen zakelijke connecties slechts gemaakt worden, indien al de gegevens ingevuld
zijn.
Sørensen (2009) geeft aan dat LinkedIn een sterke privacypolicy heeft opgesteld.
LinkedIn spoort zijn gebruikers aan om voorzichtig om te gaan met hun privacy en die
van hun relaties binnen hun netwerk. Toch werd reeds vastgesteld dat
LinkedIngebruikers onvrijwillig spamberichten versturen naar hun netwerk.
Er bestaan bij LinkedIn privacyinstellingen, maar het is niet altijd even duidelijk wat er
gebeurt als de instellingen aanpast worden. Vermeiren (2009) geeft een opsomming:
Partner Sites: deze optie staat standaard aangevinkt en zorgt er voor
dat wanneer een partnersite van LinkedIn bezocht wordt, de site aan het
profiel wordt aangepast,
Research Survey: ook deze optie staat standaard aangevinkt. Hierdoor
kan Online Market Research Studies de gebruiker vragen deel te nemen
aan studies die in relatie staan met zijn expertise,
Connection Browse: standaard kunnen mensen uit het eerste
graadnetwerk connecties bekijken. Deze optie kan uitgeschakeld
worden,
Profile Views: de gebruiker kan kiezen wat anderen zien wanneer ze zijn
profiel bezoeken (naam en titel,…),
Viewing Profile Photos: de gebruiker kan bepalen wiens foto hij te zien
krijgt,
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 40
Profile and Status Updates: LinkedInleden bepalen of hun connecties
een bericht krijgen wanneer hun status aanpast wordt?
Volgens Sørensen (2009) heeft LinkedIn wel een grote „vertrouwenswaarde‟. Hij
denkt dat dit komt omdat LinkedIn de focus legt op het professionele.
8. Besluit
In dit onderzoek worden een aantal begrippen uit de literatuur overgenomen en op
basis hiervan werd de probleemstelling geformuleerd. Wat nu volgt is een kort
overzicht van de belangrijkste elementen die een rol zullen spelen bij de interpretatie
van het tweede luik.
55% van de tieners bouwt profielbeperkingen in, tegenover 22% bij de volwassenen
(Madden et al.,2007). Er bestaat echter bij de 50plussers een duidelijke stijgende
trend om meer gebruik te maken van sociale netwerken om met hun vrienden en
familie te communiceren en contact te onderhouden. Heeft deze generatie
babyboomers voldoende voorkennis over internet en alles wat hiermee verband
houdt? Weten zij welke gegevens ze vrijgeven op sociale netwerksites en dan vooral
aan wie?
Privacy is een begrip dat moeilijk te definiëren valt. Dit komt door de veranderingen in
de samenleving, door cultuurverschillen, door verschillende dimensies, enz. Moons &
De Backer (2009) geven een nieuwe definitie voor privacy in de huidige
informatiesamenleving:
“Privacy is een persoonlijke status waarbij een gebruiker zelf de volledige controle
heeft over de verspreiding van persoonlijke informatie naar, en het specifieke gebruik
van informatie door, derde partijen.”
Deze definitie kan zeker toegepast worden op een informatiesamenleving waar
iedereen zelf bepaalt of hij al dan niet een profiel aanmaakt op een sociale
netwerksite. Deze definitie staat dan ook centraal in dit onderzoek. Toch kan er een
vraagteken geplaatst worden bij het idee van een „volledige controle‟. Sociale
netwerksites kunnen de burger de indruk geven dat ze hun privacy beschermen, maar
indien ze niet voldoende op de hoogte zijn van hoe dit moet of indien ze de
privacypolicy niet goed hebben begrepen, wordt de burger/consument dan geen rad
voor de ogen gedraaid?
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 41
Er moeten privacymaatregelen genomen worden. Digitale sporen worden gevolgd,
opgeslagen en verwerkt voor ondermeer direct marketingdoeleinden. De
technologische evolutie brengt privacyrisico‟s met zich mee, maar tegelijkertijd biedt
het ook mogelijkheden om de privacy af te schermen. Alleen is niet altijd duidelijk hoe
dit dan kan gebeuren.
Hoe staat de babyboomgeneratie zelf t.o.v. van de concepten privacy, vertrouwen en
controle? Liggen zij er eigenlijk wel wakker van? En indien ja, waaraan ligt dit en kan
hier iets aan gedaan worden? Ondermeer op deze vragen tracht het empirische luik
een antwoord te bieden.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 42
Deel 2 Empirisch luik: de perceptie van de
babyboomers op het concept privacy bij sociale
netwerksites (LinkedIn)
1. De probleemstelling en de onderzoeksvragen
“LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens?” is de probleemstelling die centraal staat in dit onderzoek. Deze
vraag is de basis om inzicht te krijgen in de perceptie van de babyboomgeneratie op
het concept privacy. Hoe beleven babyboomers privacy op sociale netwerksites en
meer bepaald op LinkedIn? Hoe vullen ze het concept privacy in, zijn babyboomers
ongerust over hun privacy en zo ja, waaraan ligt dit? De beleving van de gebruiker
staat bij dit onderzoek centraal.
Een antwoord op deze probleemstelling is er gekomen door verschillende
onderzoeksvragen centraal te plaatsen, die aan de hand van topics werden bepaald.
Eerst en vooral werd nagegaan hoe babyboomers het internet gebruiken. „Hoe
gedraagt een babyboomer zich op het internet?‟ Via enkele bijvragen peilt het
onderzoek naar hoe de babyboomgeneratie omgaat met het internet, hoeveel uur ze
spenderen en wat de meest bezochte websites zijn.
Bij de tweede onderzoeksvraag wordt stilgestaan bij hoe babyboomers reflecteren
over netwerken. Wat is netwerken voor een babyboomer en hoe belangrijk is het
opbouwen van een netwerk. Zijn er verschillen in netwerken voor het tijdperk van de
sociale netwerksites en erna? Wat met de online en offline netwerken?
Het hoofdstuk: „welke kennis heeft de generatie babyboomers over LinkedIn‟ gaat
dieper in op het hoe en waarom een babyboomer lid is geworden LinkedIn. Hebben ze
opleidingen gevolgd om het te leren gebruiken, of gebeurde dit eerder door vallen en
opstaan? Er zal ook gekeken worden naar hoe LinkedIn door de babyboomer gebruikt
wordt. Dit levert een aantal voor- en nadelen op die gekoppeld worden aan de
zakelijke sociale netwerksite.
Privacy speelt een belangrijke rol bij het gebruik van sociale netwerksites. „Hoe
beleven babyboomers hun privacy?‟ Welke waarden vinden ze belangrijk wanneer om
een definitie van privacy gevraagd werd? Babyboomers hebben veel nieuwe
technologieën zien ontstaan, heeft dit hun perceptie op het concept privacy
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 43
veranderd? Verder bouwend op het vorige hoofdstuk staan we even stil bij de privacy
op LinkedIn, liggen babyboomers er wakker van?
Vervolgens ligt de nadruk op privacyrisico‟s. „Zijn babyboomers zich bewust van de
privacyrisico‟s bij sociale netwerksites?‟ Met deze vraag trachten we te achterhalen
welke mogelijke risico‟s er volgens babyboomers bestaan op sociale netwerksites.
Loopt hun privacy bij LinkedIn gevaar?
Wanneer er gesproken wordt over risico‟s moet er gesproken worden over mogelijke
maatregelen om de privacy te waarborgen. Maar „wie is er verantwoordelijk voor het
waarborgen van de privacy op sociale netwerksites?‟ Met deze laatste
onderzoeksvraag wordt gepeild naar wat babyboomers verwachten met betrekking tot
het waarborgen van de privacy op LinkedIn. Kennen ze privacypolicy en vinden ze dit
belangrijk?
In het laatste hoofdstuk wordt getracht een algemeen besluit te formuleren, er wordt
een antwoord geformuleerd op de probleemstelling: “LinkedIn voor babyboomers:
professioneel visitekaartje of een open deur naar privacygegevens?” Maar vooraleer
we overgaan naar de resultaten, volgt er een korte voorstelling van LinkedIn en wordt
er even stilgestaan bij de aanpak van het onderzoek.
2. Methodologie van het onderzoek
In de wetenschap bestaan er een aantal wetenschapsfilosofische paradigma‟s. Enkele
belangrijke paradigma‟s worden tegenover elkaar geplaatst: kritische versus
administratieve, empirie versus anti-empirie, objectief versus subjectief, social
sciences versus humanities, positivisme versus reflexieve methodologie en
kwantitatief versus kwalitatief. Maar wat is nu de beste methode om onderzoek te
voeren? Via dit hoofdstuk wordt binnengetreden in de arena waar de strijd tussen het
kwantitatieve en het kwalitatieve paradigma wordt uitgevochten.
2.1. Bestaand onderzoek naar privacy
Dit hoofdstuk verwijst naar twee onderzoekers die de impact van sociale netwerken /
internet op privacy onderzochten (zie deel 1).
Cachia (2008) gebruikt in haar onderzoek naar het gebruik en de impact van online
sociale netwerken een combinatie van deskresearch en interviews met enkele experts
in de materie. Walrave (1999) geeft via zijn onderzoek een aanzet tot de verklaring
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 44
van bepaalde ervaringen en attitudes in het domein van de direct
marketingcommunicatie via het internet. In het onderzoek werd gekozen voor face-to-
face diepte-interviews omdat de onderzoekers kwalitatieve gegevens wilden
verzamelen die eventuele kwantitatieve data zouden kunnen duiden en kaderen.
2.2. Kwantitatief onderzoek versus kwalitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek streeft ernaar om een theorie uit te werken en op basis
hiervan een zo algemeen mogelijke hypothese te formuleren. Om deze hypothese te
testen, maakt men gebruik van zo representatief mogelijke cijfers (Delnooz, 1996, p.
34-35). In het kwantitatieve onderzoek wordt gebruik gemaakt van literatuur en
vooraf gekozen theorie om hypothese af te leiden. Deze hypotheses worden getest
door middel van een onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande en
gestandaardiseerde meetinstrumenten. Getallen en statistische criteria worden
gebruikt om te berekenen of de resultaten de hypotheses bevestigen of verwerpen. De
Laet, Offermans en Toye (2004) zien kwantitatief onderzoek dan ook grootschalig van
aanpak, waarbij men door middel van cijfermateriaal de hypotheses uit het
vooronderzoek wil bevestigen.
Volgens Delnooz (1996, p. 34-35) gaat kwalitatief onderzoek ervan uit dat niet alle
mensen te beschrijven zijn op basis van één uitgangspunt. Menselijk gedrag krijgt een
centrale plaats en er wordt gekeken naar de specifieke context van dit gedrag. Boeije
(2005) vult dit verder aan en stelt dat kwalitatief onderzoek gebruik maakt van de
literatuur om een probleemstelling te formuleren die in het onderzoek als richtsnoer
zal fungeren. Het doel van de onderzoeker is om te begrijpen wat er zich afspeelt.
Over het algemeen worden dan ook geen grote aantallen onderzoekseenheden in het
onderzoek betrokken. Kwalitatief onderzoek werkt niet met cijfers, maar met teksten
uit bijvoorbeeld interviews of observaties.
2.3. Kwalitatief onderzoek
Binnen kwalitatief onderzoek zijn een heleboel onderzoekstechnieken terug te vinden.
Op basis van Morse (1994) haalt Mortelmans (2007) vier grondvormen van kwalitatief
onderzoek aan:
1. kwalitatieve survey: meest gebruikte methode die gebruik maakt van diepte-
interviews of focusgroepen,
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 45
2. etnografische studie: beschrijft culturen of groepen van binnen uit en doet vaak
beroep op participerende observatie,
3. casestudy: richt zich op één enkele situatie,
4. kwalitatieve inhoudsanalyse: secundaire analyse van bronnenmateriaal, een
variant binnen de kwalitatieve inhoudsanalyse
is de discoursanalyse.
3. Eigen onderzoek
3.1. Uitgangspunten
Heel wat onderzoek naar effecten van (sociale) media gebeurt via kwalitatieve
onderzoeksmethoden. Onderzoekers willen van hun respondenten te weten komen
hoe ze staan t.o.v. sociale netwerken, in welke mate sociale netwerksites hun leven
beïnvloeden, enz. In dit onderzoek wordt nagaan of de concepten, privacy, vertrouwen
en veiligheid op LinkedIn, feiten, illusies of achterhaalde feiten zijn. Om op dit
probleem een antwoord te zoeken staat er één onderzoeksvraag centraal:
“Geven babyboomers op LinkedIn een andere invulling aan het concept privacy, en zo
ja, hoe doen ze dit?”
Er werd gekozen voor een kwalitatieve benadering van het onderzoek. Net zoals
Walrave (1999) en Cachia (2008) wordt getracht meer te weten te komen over de
attitudes ten opzichte van privacy bij babyboomers op LinkedIn. Om de validiteit en
betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen wordt rekening gehouden met de
resultaten van andere onderzoeken die in deel 1 besproken werden. De graad van
betrouwbaarheid en validiteit neemt immers toe, naar mate de betrouwbaarheid en de
validiteit van het meetinstrument in eerder onderzoek al eens werd aangetoond.
Het is heel belangrijk in het onderzoek om te definiëren wat er verstaan wordt onder
sociale netwerksites en privacy. Vooral de definitie rond privacy ligt in de literatuur
zeer gevoelig.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 46
3.2. Onderzoeksfasen
3.2.1. Grounded Theory
Het onderzoek baseert zich op de Grounded Theory of de gefundeerde-theorie-
benadering. Deze werd oorspronkelijk door Galser en Strauss ontwikkeld. (Baarda et
al., 2009) De Grounded Theory is een perfecte mix van uitgebreide aandacht voor de
theorieconstructie, gecombineerd met een grote gevoeligheid voor de procedurele
kant van het onderzoek, aldus Mortelmans (2007).
3.2.2. Literatuuronderzoek
Deze eerste stap is noodzakelijk om een idee te hebben over de theoretische en
empirische inzichten die er reeds bestaan rond sociale netwerksites en privacy. De
bronnen uit deel één vormen dan ook een basis voor dit tweede deel.
3.2.3. Kiezen van een methode
3.2.3.1. Diepte-interview
Binnen het kwalitatieve veld bestaan vele onderzoeksmethoden. Het onderzoek richt
zich op kleine groepen van mensen of op individuen (babyboomers op LinkedIn) en
daarom werd gekozen om tien diepte-interviews af te nemen. Via deze methode
kunnen onderliggende attitudes en motivaties van de respondenten aan de
oppervlakte gebracht worden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p. 94). Volgens
Baarda et al. (2009) wordt een interview gebruikt om erachter te komen wat mensen
weten, denken, voelen en willen betreffende bepaalde onderwerpen. Een diepte-
interview laat toe om een onderzoeksonderwerp nauwkeurig uit te diepen. Bij een
diepte-interview kan doorgevraagd worden naar achterliggende motivaties en
percepties van de respondenten. Hierdoor komen ook persoonlijke en emotionele
aspecten aan bod.
3.2.3.2. Topiclijst
Tijdens de diepte-interviews werd gebruik gemaakt van een topiclijst. Mortelmans
(2007) beschrijft een topiclijst als: “De topiclijst is de meest eenvoudige en ook de
kortste vorm van vragenlijst. Het is een lijst van onderwerpen die de interviewer in de
loop van het interview aan bod te laten komen.” (Mortelmans, 2007, p. 217-218)
Voor het opstellen van de topiclijst werd vertrokken vanuit de literatuurstudie. Wat
wilden we bijkomstig weten? De topiclijst gaat van algemene onderwerpen (internet in
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 47
het algemeen) naar meer specifieke elementen voor het onderzoek (waarborgen van
de privacy).( zie bijlage 1). Dankzij de topiclijst vond er een natuurlijke conversatie
plaats met de respondenten (Mortelmans, 2007). Tijdens het interview werd niet altijd
de volgorde van de topics gerespecteerd, zodat telkens kon ingespeeld worden op de
elementen die in het gesprek vermeld werden. Alle topics kwamen wel aan bod.
3.2.4. Keuze van de respondenten
Voor het verzamelen van de respondenten werd gebruikt gemaakt van de
sneeuwbalmethode of Snowball sampling (Baarda et al., 2009, p. 160). Het eigen
netwerk vormt de basis van het onderzoek.
Voor de keuze van de respondenten waren er twee belangrijke vereisten. De
respondent moest:
geboren zijn tussen 1946 en 1964 (babyboomgeneratie),
een actief profiel hebben op LinkedIn. (Minstens 1 keer per maand zijn
profiel raadplegen)
Aanvankelijk was het ook de bedoeling om een onderscheid te maken tussen
opleidingsniveau en geslacht. Het criteria geslacht bleek na verder literatuurstudie en
bij het bepalen van de probleemstelling echter niet relevant. Er wordt immers niet
onderzocht of er een verschil is tussen mannen en vrouwen. Bovendien is LinkedIn
een mannenwereld. Een onderzoek van het Rekruteringsbedrijf „Fill the Gap‟ heeft een
onderzoek uitgevoerd bij meer dan 2000 Belgische gebruikers van LinkedIn. Hieruit is
gebleken dat 83% mannelijk is. (Digimedia, 2008)7
Op het criteria opleidingsniveau is teruggekomen aangezien het vinden van
laaggeschoolden op LinkedIn een zeer moeilijke opdracht is. Dit tonen meerdere
studies aan (ondermeer ook terug te vinden in het HRMWitboek, p. 10).
Er werd op toegezien dat de respondenten niet allemaal een communicatieachtergrond
hadden, om vertekening van het onderzoek te vermijden. Aangezien de onderzoeker
zelf in de communicatiesector werkt en gebruik heeft gemaakt van de
7 Digimedia (2008), studie: het gebruik van sociale netwerken in België. Geraadpleegd op 15 april 2010 op
het World Wide Web: http://www.digimedia.be/nl/article.php?id_act=4268
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 48
sneeuwbalmethode diende met dit criterium rekening gehouden te worden. In tabel 3
volgt een kort overzicht van de geïnterviewde respondenten.
3.2.4.1. Babyboomgeneratie
De babyboomgeneratie is geboren in de naoorlogse periode van 1946 tot en met
1964. Ze zijn opgegroeid in een periode van culturele revolutie, een voorspoedige
economie, verstedelijking, industrialisatie, en immigratie. Zij hebben de opkomst van
nieuwe technologieën zoals de computer en het internet volop meegemaakt.
(Bontekoning, 2007). Deze generatie is momenteel de grootste. Niet enkel in omvang,
maar ook in macht, welvaart en dominantie in cultuur (Nyren, 2005). Kenmerkend
voor de babyboomers is dat ze graag blijven bijleren. Ze beginnen vaak nog op latere
leeftijd aan een studie, ze zoeken iets wat ze vroeger al hadden willen doen en waar
ze nu eindelijk de tijd voor hebben. Bovendien delen ze ook graag hun opgedane
kennis met jongere generaties.
3.2.4.2. Generatie babyboomers en het internet
Lee (2009) vergeleek het gebruik van internet door babyboomers in 2000 met 2008.
Het gebruik van het internet is gestegen en dit is ook zo bij de babyboomgeneratie. In
2000 waren er 40% die internet gebruikten, in 2008 is dit bijna verdubbel tot 74%.
Haar onderzoek toont ook dat babyboomers in 2000 het internet hoofdzakelijk
gebruikten voor zaken beschikbaar van op hun eigen computer. Zaken werden
opgeslagen op de harde schijf, bestanden gedeeld via diskettes, etc. Minder dan 10%
maakte gebruik van de zogenaamde „cloud‟ (ruimte buiten de eigen pc: servers,
opslagruimte,…). In 2008 steeg dit naar 47%.
3.2.5. Analyse
Het doel van de analyse bestaat erin de betekenisgeving van mensen te achterhalen
en inzicht te verwerven in de sociale processen (Mortelmans, 2009, p. 24).
3.2.5.1. Transcriptie
De tien interviews werden opgenomen met een digitale dictafoon en vervolgens
overgebracht op de harde schijf van de computer. Om het analyseren vlotter te laten
verlopen, werden de interviews volledig uitgetypt. Dit gebeurde zo veel mogelijk
letterlijk, dit om eigen interpretatie te vermijden (Baarda et al., 2009, p. 303).
Grammaticale fouten, stopwoorden en onvolledige zinnen werden letterlijk
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 49
overgenomen in de transcriptie. Indien de respondent een lange pauze nodig had om
een vraag te beantwoorden, wordt dit aangeduid met (…).
3.2.5.2. Open codering
Bij de fase van het open coderen worden gegevens opgedeeld in kleinere gehelen.
Stukken tekst krijgen in deze fase een label (Mortelmans, 2009, p. 356). Alle tekst die
niet relevant was voor het onderzoek werd geschrapt. Fragmenten over een bepaald
onderwerp kregen vervolgens een „label‟ of „code‟ toegewezen, dit gebeurde door
trefwoorden in de kantlijn te noteren en door te werken met kleuren8.
3.2.5.3. Axiale codering
Bij het open coderen ontstaat een uitgebreide set van codes, het verbinden van al
deze codes tot één geheel wordt axiaal coderen genoemd (Mortelmans, 2009, p. 356).
De labels uit de eerste codeerfase werden geordend, dit gaf de mogelijkheid om labels
te wijzigen, toe te voegen of te verwijderen waar nodig. De labels die aan fragmenten
werden gekoppeld werden in een hiërarchische boomstructuur9 geplaatst die
overzichtelijk de behandelde thema‟s weergeeft.
3.2.6. Selectieve codering
In deze laatste stap worden concepten met elkaar verbonden. Op basis hiervan wordt
een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen (Mortelmans, 2009, p. 356). Er
worden verbanden gelegd tussen de verschillende categorieën. De waarnemingen in
het onderzoek worden verklaard.
3.3. Valkuilen
3.3.1. Objectiviteit
Heel het onderzoek moet op een objectieve manier gevoerd worden. Maso & Smaling
(1999) zeggen echter dat: “…, men zal nooit voor de volle honderd procent objectief
kunnen zijn.” (Maso, I. & Smaling, A.,1999, p. 66) Een onderzoeker moet er naar
streven om zo objectief mogelijk te oordelen. Openheid en transparantie spelen hierbij
8 Er werd een uitgewerkt interview met labels toegevoegd in bijlage 3. De rest van de interviews met labels
kunnen opgevraagd worden.
9 Bijlage 2
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 50
een belangrijke rol (Maso,I. & Smaling,A., 1999, p. 65). Het volledige interview werd
dan ook integraal uitgetypt.
3.3.2. Betrouwbaarheid
In welke mate is het menselijk gedrag, houding, opinie of voorkeurspatroon veranderd
door de toename van sociale netwerksites? Deze vraag staat centraal in onderzoek
naar het effect van sociale netwerksites op de consument en zijn visie op privacy. Hier
stuiten De Laet, Offermans & Toye (2004) op een eerste probleem. Zij stellen immers
dat het vaststellen van de betrouwbaarheid van fysische meetinstrumenten vrij
eenvoudig is, maar wanneer het gaat over menselijke gedragingen, attitudes,… is die
opdracht niet gemakkelijk. Baarda en De Goede (2006) bevestigen dat het stellen van
losse vragen het moeilijker maakt om de betrouwbaarheid vast te stellen. Volgens
critici zou kwalitatief onderzoek niet betrouwbaar en niet valide zijn, aldus Verhoeven
(2004). Volgens haar hangt het kritiekpunt van betrouwbaarheid samen met de
herhaalbaarheid van het onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek wordt immers voor een
open benadering gekozen. Er is volgens Verhoeven (2004) dan ook geen afgebakende
setting voor het onderzoek die bij herhaling dezelfde resultaten geeft. De
herhaalbaarheid van het onderzoek staat volgens critici dus onder druk. Maso &
Smaling (1998) stellen dat een feitelijk herhaling van het onderzoek niet mogelijk is,
daar de onderzochte situatie verandert. Dit kan mogelijk worden gemaakt door
uitgebreide rapportage van de oorspronkelijke uitvoering van het onderzoek.
Betrouwbaarheid betreft de notie dat een onderzoek dezelfde resultaten oplevert
wanneer het onder dezelfde omstandigheden opnieuw wordt uitgevoerd. Deze
veronderstelling is volgens Wasserman & Faust (1994) echter niet van toepassing op
sociale netwerken, aangezien sociale fenomenen niet verondersteld worden als zijnde
constant in de tijd. Wasserman & Faust (1994) beweren dan ook dat de test-hertest
als meetinstrument gebruiken om de betrouwbaarheid van de effecten van sociale
netwerken na te gaan, problematisch is.
3.3.2.1. Validiteit
Verhoeven (2004) verwijst naar kritiek die bestaat op de begripsvaliditeit van
kwalitatief onderzoek. De respondent kan antwoorden geven die maatschappelijk
verantwoord zijn, of de respondent kan een begrip anders invullen dan de
onderzoeker. Dit geeft een vertekening van het onderzoek. Verhoeven (2004)
verwerpt deze kritiek, er wordt bij kwalitatief onderzoek op een andere manier
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 51
rekening gehouden met de criteria voor validiteit. Er wordt niet gekeken of een
onderzoek statistisch generaliseerbaar is, maar eerder in hoeverre een onderzoek
inhoudelijk generaliseerbaar is.
3.3.2.2. Andere struikelblokken
Mortelmans (2007) deelt de valkuilen op in twee groepen: valstrikken die verbonden
zijn aan de vragen die de interviewer stelt en valstrikken die verbonden zijn aan de
interactie tijdens het interview. Hij heeft het ondermeer over: dichotome vragen, niet-
neutrale vragen, lage motivatie van de respondent, afwijken, vaagheid en
onduidelijkheid,… Met al deze valkuilen werd rekening gehouden bij het uitvoeren van
het onderzoek. Waar nodig werd de respondent om bijkomende uitleg gevraagd.
Onderzoek naar de impact van sociale netwerksites op het concept privacy is in de
moderne samenleving zeker noodzakelijk, veel wordt verondersteld, weinig is
bewezen. Tijdens het onderzoek is dan ook rekening gehouden met de kritische
inzichten die er bestaan rond meetinstrumenten. Betrouwbaarheid en validiteit van het
onderzoek zijn, zoals bij elk ander onderzoek, zeer belangrijk. Anders is al het werk
immers voor niets geweest.
4. Resultaten van de interviews
4.1. Babyboomgeneratie en het internet
4.1.1. kennismaking
De generatie babyboomers heeft de introductie van het internet meegemaakt. Ze
komen uit het tijdperk dat de mogelijkheden van communicatie veel beperkter waren.
De babyboomgeneratie heeft de geboorte van veel communicatiemiddelen van de
afgelopen decennia ten volle meegemaakt.
“Toen ik jong was, was de mogelijkheid van communicatie niet echt om naar huis te
schrijven. Ik was 18 jaar toen ze bij ons een telefoon kochten, 18 jaar toen wij de
eerste tv hadden… wij komen wat dat betreft uit de Middeleeuwen en dat is niet lang
geleden hé.” (DI_4)
De respondenten leerden het internet voornamelijk kennen via het werk. Toch werd
internet algauw op het privévlak onmisbaar.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 52
“Ik had het op het werk en ik gebruikte het op het werk. Maar dan heb ik op een
gegeven moment gedacht het is eigenlijk geen doen meer van thuis geen mail te
hebben” (DI_6)
Ze hebben het internet leren gebruiken via een combinatie van opleiding, zelfstudie en
het uitwisselen van ervaringen met anderen. Kenmerkend voor babyboomers is dat ze
graag bijleren (Nyren, 2005) en dit doen ze dan op eigen initiatief:
“Al doende leert men!” (DI_2)
“Zelfstudie… met vallen en opstaan”(DI_5)
“…,geen opleiding gevolgd. Met een browser werken, spreekt voor zich hoe het werk”
(DI_9)
4.1.2. Gebruik
De respondenten hebben het internet leren kennen begin jaren 90. Ondertussen is het
een deel van hun leven geworden. Ze maken dagelijks gebruik van het internet “4 à 5
uur per dag” (DI_1 & DI_10), “meermaals per dag” (DI_6), “de hele dag door”
(DI_3)“.
Het internet wordt zowel voor werk als privédoeleinden gebruikt. De respondenten
gebruiken het hoofdzakelijk voor “opzoekingen” (DI_1,2,3,4,5 & 6) en het gebruik van
e-mail (DI_3,8 & 9). Ook online bankieren en sociale netwerken worden vernoemd.
Wanneer gevraagd wordt naar de meest bezochte websites zijn websites die een
verband hebben met hun job, nieuwsredacties en de sociale netwerksites Facebook en
LinkedIn steeds terugkerende antwoorden.
4.2. Visie op netwerken
4.2.1. Het belang van netwerken
Dat netwerken in onze samenleving belangrijk is, spreekt geen enkele respondent
tegen. Voor de respondenten is netwerken belangrijk voor hun professionele
ontwikkeling.
“Netwerken is mijn leven geworden. Netwerken is belangrijk voor het opbouwen van
klanten, voor het vinden van een nieuwe job, leveranciers en connecties. (…) Het is
dat wat de wereld doet ronddraaien.” (DI_2)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 53
“Ik zou het veel vaker moeten doen! …er zijn mensen die veel minder werk verzetten
en toch de mooie kansen krijgen, dan heb ik gezegd dat het gedaan zou zijn en dat ik
zelf mijn netwerk zou ontwikkelen en dat er mensen zijn die mij kennen.” (DI_6)
4.2.2. Voordelen van netwerken
Volgens de literatuur zijn netwerken zo belangrijk omdat mensen continu opzoek zijn
naar contact. Zowel Fischer (2005) als Vermeiren (2009) sommen onderhouden van
relaties, vinden van een nieuwe baan, opdoen van kennis,… op als enkele voordelen
van het opbouwen van een netwerk. Deze voordelen zien we ook terug bij de
respondenten. Wanneer de respondenten gevraagd wordt, waarom ze netwerken
gebruiken, dan worden vooral het leggen van contacten en het delen van kennis
opgesomd. Bij het delen van kennis ligt de nadruk vooral op het feit dat iedereen over
bepaalde kennis bezit en dat het heel belangrijk is om deze kennis met elkaar te
delen. Dit komt immers iedereen ten goede.
“…,via mijn netwerk probeer ik nieuwe zaken te leren kennen. Het heeft geen zin het
warm water uit te vinden.” (DI_1)
“Het is leuk om van een collega van een ander bedrijf te horen dat hij hetzelfde
product gebruikt en dat hij tevreden is.” (DI_8)
4.2.3. Netwerken doorheen de tijd
4.2.3.1. Vroeger en nu
Met de komst van het internet zijn er nieuwe vormen van netwerken ontstaan:
communities, sociale netwerksites, blogs,… Voor het internet gebeurde dit op
seminaries, opleidingen, samenkomsten, recepties, informele gelegenheden, enz. De
offline contacten gebeuren vaak georganiseerd. De komst van het internet heeft het
netwerken voor de respondenten voornamelijk makkelijker gemaakt.
“…, het verloopt nu sneller. (…) Vroeger zag je wel eens iemand op een vergadering
en je belt die daarna op, dan is die stap toch groter dan nu.”(DI_3)
“Euhm, vroeger was dat allemaal iets moeilijker, euhm, dan telefoons, en dan kwam
je bij iemand terecht en dan hing het een beetje van zijn goodwill af of dat u die u info
wou verstrekken of niet, dan geraakte men snel verder of niet.” (DI_9)
Internet maakt het gemakkelijker, het gaat vlugger,… maar het heeft voor de
respondenten toch ook een belangrijk nadeel: het gebrek aan fysieke contacten.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 54
“Meestal ga ik op zoek naar oude contacten of oude kennissen en zoek ik dus niet echt
intensief naar nieuwe mensen. Dit doe ik liever door mensen aan te spreken die ik al
ken en via hen in contact met iemand komen.” (DI_1)
“Maar als je kijkt naar salesactiviteiten, euhm, vroeger was het meer persoon tot
persoon, communicatie, vertrouwen, nu zit je veel met webplatforms waar je dan euh,
maar tegen een virtueel iets moet gaan praten om offerte in te dienen en dergelijke.
Wat toch wel minder interessant is,…” (DI_9)
4.2.3.2. Offline en online: twee afzonderlijke
werelden?
Internet zorgt ervoor dat het leggen van contacten vlotter verloopt, maar heeft het
offline netwerken niet verdrongen. “Zo heb je LinkedIn recommandations. Het is een
digitalisering van zaken die vroeger ook reeds bestonden” (DI_3). Voor de
respondenten zijn het offline en online netwerk twee zaken die naast elkaar bestaan
en elkaar aanvullen.
“…het online en offline bestaan naast elkaar. Zeker in België. Wie kent wie is hier nog
altijd zeer belangrijk.” (DI_2)
“…je leert dan natuurlijk nieuwe mensen kennen die niet in uw online netwerk zitten
en ja laat ons zeggen, die zijn dan heel snel, één à twee dagen en dan zijn die weer
toegevoegd tot het online netwerk.” (DI_9)
4.2.3.3. Netwerken met een missie
Om succesvol te netwerken moeten volgens Vermeiren (2009) een aantal principes
gevolgd worden. Dit merken ook de respondenten van het onderzoek.
“Offline netwerk ik veel meer. Online ben ik niet lid van veel netwerken, maar mijn
contacten zijn daar toch veel minder intensief.” (DI_1)
“Als je gaat netwerken, moet je altijd een doelstelling hebben. Zonder doel heeft
netwerken geen zin. Netwerken om te netwerken bestaat niet. Nu ja, het bestaat wel,
maar het heeft gewoon geen zin.” (DI_2)
“…want een netwerk is contacten leggen, maar je moet dat ook onderhouden hé. Je
moet regelmatig mensen terugzien, contact opnemen.” (DI_10)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 55
Bovendien valt het ook op dat de respondenten die hun netwerk op een sociale
netwerksite onderhouden, door bv. regelmatig hun profiel aan te passen, een bericht
online te plaatsen, te discussiëren in groepen,… veel meer contacten hebben en ook
veel meer het belang inzien van het onderhouden van een online profiel.
4.2.4. Sociale netwerksites
De respondenten zijn naast LinkedIn lid van 1 of 2 andere sociale netwerksites. De
populaire netwerksites Facebook en Plaxo worden door de tien respondenten
genoemd. Ze maken echter niet van elke netwerksite even intensief gebruik. Dit heeft
te maken met het doel van de website, maar ook met het aantal contacten die ze op
de website kennen.
“Ik ben lid van Facebook. (…) Ik maak het meest gebruik van LinkedIn, het is
professioneler en minder gericht op het privéleven.” (DI_1)
“Xing, Videamo, Plaxo,… hebben al deze netwerken nog een reden tot bestaan?
(…)LinkedIn is vanuit de business meegetrokken, ze stonden op dezelfde hoogte als
Plaxo, maar LinkedIn heeft het voordeel gehad dat het een platform is geworden voor
de recruteerders.” (DI_2)
“…hoe heet dat ander,…Xing geloof ik? (…) Maar eigenlijk hou ik daar mijn profiel niet
zo grondig bij, omdat ik daar maar één rechtstreeks contact heb.” (DI_6)
Sociale netwerksites zijn een succes, dat ontkent ook de generatie babyboomers niet.
Het succes ligt volgens hen in de voordelen die ze eruit kunnen halen.
“Heel vaak bleef het dan ook maar bij een éénmalig contact. Contacten blijven nu
langer bewaard dankzij het digitale netwerk.” (DI_1)
“Eén van mijn contacten woont in California, ik heb die mens nog nooit gezien. Vorige
week heb ik hem voor het eerst gezien. Op die manier creëer je dan opnieuw een
contact en als ik nu een vraag heb voor hem, gaat dat een stuk makkelijker.” (DI_2)
“… we dachten dit eerst fysiek te doen, maar aangezien het tegenwoordig zo moeilijk
is om iemand op een bepaald ogenblik op een bepaalde plaats samen te brengen, (…)
als we het niet fysiek kunnen organiseren, is het dan niet veel makkelijker om dit via
het internet te doen? En dan via het zakelijke netwerk van LinkedIn zijn we daar in
december mee gestart.” (DI_5)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 56
Net zoals bij netwerken in het algemeen, hebben ook de sociale netwerksites enkele
nadelen. De respondenten halen het “niet bewust zijn van de gevaren” aan als het
grootste nadeel, “Mensen zijn zich niet bewust van het feit dat die informatie publiek
is. Je kunt wel je gegevens afschermen, maar er zijn methodes om informatie terug te
vinden.” (DI_2), aldus een respondent. Bovendien worden sociale netwerksites ook
meer en meer ingezet om mensen te screenen wanneer ze gaan solliciteren bij een
bedrijf. Dit heeft natuurlijk gevolgen. “Uit ervaring weten we dat een aantal werkgever
zaken opzoeken op het internet en dat een aantal van die mensen d‟office geweerd
worden en zelf niet aan een eerste gesprek komen door hun gewerk op dat soort
sites.” (DI_4)
Een ander nadeel dat de respondenten aanhalen is het continu blijven voortbestaan
van een profiel, ook wanneer deze persoon reeds overleden is.
“Ook in mijn netwerk zitten twee personen die vorig jaar overleden zijn. Je kunt
LinkedIn wel contacteren, maar je moet familie zijn en je moet het bewijs kunnen
leveren dat die persoon gestorven is. Maar natuurlijk denken familieleden hier niet
aan.” (DI_2)
“Twee jaar geleden heb ik een studievriend teruggevonden, ik heb die toegevoegd en
een maand of twee later is die verongelukt, euh en een paar maanden later krijg je
dan een herinnering „Pedro verjaart‟. Dat is dan een beetje bitter. (…)Op den duur zit
LinkedIn vol dode mensen. Niemand heeft erover nagedacht, iedereen is bezig met
dat aansluiten en abonnementen en op het afsluiten wordt niet gelet (…).” (DI_3)
4.3. De babyboomer als LinkedIn-gebruiker
4.3.1. Kennismaking
Alle respondenten zijn regelmatige gebruikers van LinkedIn, gaande van dagelijks tot
maandelijks. Hier valt ook op dat het aantal contacten dat de respondent heeft, mee
zal bepalen hoe vaak hij zijn profiel gebruikt. Hoe meer contacten, hoe hoger de
frequentie van het gebruik. De meeste correspondenten hebben LinkedIn leren kennen
via vrienden of kennissen uit het offline netwerk.
“Eigenlijk op één uitnodiging van één van de mensen van Felink.” (DI_6)
“Via één van de personen van het offline netwerk die zegt: hé dat is nogal interessant
om te gaan netwerken en je kan daar ook heel gemakkelijk hé, contacten vinden die
voor de business interessant zijn.” (DI_9)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 57
Enkele anderen hebben het dan weer leren kennen via opleiding: “Via
outsourscement. Als je boven een bepaalde leeftijd bent ik denk 45, dan moet het
werk je voorstellen om, zij moeten een firma aanspreken, die gaan dan opleiding
geven en je begeleiden naar ander werk. Ze gaan je leren effectief te solliciteren (…)
Op één van die sessies heeft de lesgever gezegd dat er ook nog andere manieren zijn
om te solliciteren, zoals LinkedIn.” (DI_7). Het boek „Hoe LinkedIn nu echt gebruiken‟
van Jan Vermeiren (2009) wordt regelmatig genoemd. “…via een uiteenzetting van Jan
Vermeiren op die beurs voor opleidingsverantwoordelijken eind november.” aldus een
respondent (DI_5).
Een babyboomer leert heel graag bij (Nyren, 2005), het is dit kenmerk dat ervoor
zorgt dat de babyboomgeneratie ook daadwerkelijk ingaat op de
vriendschapsverzoeken die ze krijgen van hun kennissen. Nieuwsgierigheid, curiositeit,
eens willen zien wat het is,… het zijn antwoorden die standaard terugkomen. Toch
wijst een respondent erop dat het niet altijd een goed idee is om zomaar uitnodigingen
van eender wie te aanvaarden.
“Plotseling kreeg ik een uitnodiging van iemand om aan te sluiten op haar netwerk en
ik antwoordde van mja als jij dat wil (…). En ik kreeg een mailtje terug van, ja wat is
dat? Nu zij was uitgenodigd door iemand anders, wist absoluut niet wat LinkedIn was
en dan krijg je zo‟n lijst van personen die je misschien kent. Zonder te weten wat ze
deed, heeft ze mijn naam aangevinkt en uitgenodigd voor haar netwerk. Ik zeg ja, je
doet er geen kwaad mee, je kunt mij altijd uit je netwerk uitsmijten als je niet wilt,
maar pas daar toch mee.” (DI_6)
4.3.2. Met vallen en opstaan
Nadat de respondenten een profiel hadden aangemaakt, moesten ze de nieuwe tool
natuurlijk ook nog gebruiken. Ze keken bij anderen om te zien wat de verschillende
mogelijkheden waren en gingen op die manier zelf aan de slag om alles uit te
proberen, al gaat dit soms gepaard met de nodige verrassingen.
“Ik ben gaan snuisteren van hoe werkt dat en ik heb in het begin veel gevloekt omdat
dat ding niet opsloeg wat ik dacht dat het ging opslaan (lacht).” (DI_6)
4.3.3. Populaire zakelijke netwerksite
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 58
Er zijn vele sociale netwerksites, maar wat is nu net het succes van LinkedIn? Zoals
reeds in punt 5.2.4 aangehaald zit het succes in het voordeel dat de gebruiker er voor
zichzelf kan uithalen. En LinkedIn biedt voor de respondenten heel wat voordelen.
4.3.3.1. Contacten
LinkedIn is voor de respondenten een makkelijke tool om hun contacten te
onderhouden. Ze vergelijken het met oude fichebakken en zien het als een
elektronische adressenlijstenboekje dat automatisch geüpdate wordt.
“Het gemak aan contacten leggen, het terugvinden van mensen op basis van functies
en bedrijven en het gebruik van referentietools is voor mij het grootste voordeel. Het
is een database waar alle mensen die je kent instaan en die is overal beschikbaar.
Vroeger zaten die in een adresboekje, maar dit is makkelijker.” (DI_2)
“Maar euh, via LinkedIn is het makkelijker om hen te volgen en wel contacten mee te
houden. Eigenlijk is dat een fichebakje hé.” (DI_3)
Dankzij LinkedIn heeft de respondent dus steeds een up-to-date informatie over de
contactgegevens van zijn netwerk. Dit is echter niet het enige voordeel. Ook het
kunnen opvolgen van contacten is voor de respondenten belangrijk.
“In een klassiek adresboek, ik ken veel mensen die op een personeelsdienst werken,
wat is het nadeel van mensen die op een personeelsdienst werken heb ik gemerkt, dat
ze nogal vlugger dan de meeste andere mensen van werk veranderen en na een paar
jaar ben je ze kwijt. (…) Nu als die op LinkedIn zitten, kun je die blijven volgen hé.”
(DI_4)
“Goh, je hebt de, laat ons maar zeggen, altijd op zeer korte termijn als mensen
switchen van functie, van bedrijf, heb je heel snel die info, waar dat vroeger toch wel
eens een tijdje kon duren. (…) Je mag ook geen informatie van je vorige werknemer
meegeven, en ja dat doe je ook niet, maar laat ons zeggen via je LinkedIn account
ben je die niet kwijt hé.” (DI_9)
4.3.3.2. Kennis delen en krijgen
LinkedIn biedt de mogelijkheid om een aantal groepen te creëren. De tien
respondenten waren bij min vier, maximum 46 groepen aangesloten. Ze sluiten zich
vooral bij deze groepen aan, wanneer het groepen zijn die “behoren tot het
vakgebied” (DI_7). Door lid te worden van deze groepen, willen ze kennis opdoen of
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 59
kennis delen met anderen. Het voordeel van de groepen is dat je één vraag
onmiddellijk aan een grote groep kwijt kan, dit maakt de kans op een reëel antwoord
groter. Het belang van hun contacten zit vaak ook de tweede graad. Zo is het dankzij
LinkedIn mogelijk om te kijken wat vrienden van doen en dit biedt zekere
mogelijkheden. Bovendien heb je en ben je een goede referentie.
“Ik heb via LinkedIn op de één of andere manier proberen erachter te komen van hoe
los je dat op? (…) En zo heb ik ingenieur tegengekomen die zo‟n opleiding kan geven.”
(DI_4)
“Aangezien ik als contactpersoon dien een beetje als referentie voor de mensen die
dan achter mij staan. Als ze dan via mij aan iemand komen die eigenlijk helemaal niet
zuiver op de graad is, dat zou ik toch wel minder leuk vinden.” (DI_6)
4.3.3.3. LinkedIn als HRM-tool
LinkedIn wordt door de respondenten gezien als een online CV. Ze zien het dan ook
als een makkelijke manier om werk te zoeken of toekomstige werknemers te
screenen. Weinig van mijn respondenten waren op zoek naar een nieuwe job, maar
toch werd het aspect aangehaald. Indien een respondent toch op zoek was naar een
job, verliep dit tot nu toe wel zonder al te veel succes.
“Bijvoorbeeld om te solliciteren is dat perfect hé. Ik kan dingen op mijn profiel zetten,
ik kan anderen in mijn profiel laten schrijven, je kun je cv door een stuk door anderen
laten schrijven, wat de geloofwaardigheid van die dingen ten goede komt.” (DI_3)
“…dat er ook mogelijkheden via LinkedIn bestonden en eigenlijk was dat tot nu toe
niet echt succesvol”, aldus een respondent (DI_7).
De respondenten koppelen het hebben van een profiel ook aan „een zekere betekenis‟
hebben in de bedrijfswereld. Een goed ingevuld profiel hebben op LinkedIn zegt iets
over wie je bent en wat je waard bent.
“Men ziet dus bv. ook als je op LinkedIn zit, dan gaat men al denken dat je hoger
geschoold bent en dat je ergens op de sociale ladder staat, terwijl eigenlijk ja uit het
gewone solliciteren helpt dat niet. Zoals het bij Facebook negatief helpt, kan het bij
LinkedIn positief zijn als je gaat solliciteren en je zegt dat… aah verdorie het is iemand
die op LinkedIn zit. Dus op die manier is het een ereteken, een lintje.” (DI_7)
4.3.4. Voor verbetering vatbaar
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 60
Wanneer ik de respondenten vroeg om nadelen van LinkedIn werd het stil. Enkele
kwamen zelf na wat doorvragen tot de vaststelling dat LinkedIn dat: “ik zie eigenlijk
niet veel nadelen, ik zie… eigenlijk alleen maar voordelen.” (DI_9)
Bij sommigen komt er na wat nadenken en wat zuchten dan toch een antwoord. De
gebruikte taal (Engels) en het beperkt aantal extra mogelijkheden worden als
mogelijke „nadelen‟ van LinkedIn opgesomd.
“Via het GSM-verkeer is het niet echt userfriendly. Het succes van Facebook is dat er
veel applicaties zijn. (…) Bij Plaxo stuurde ik iedereen met zijn verjaardag een
elektronische verjaardagskaart. Mocht LinkedIn die mogelijkheid bieden, zou dat
schitterend zijn, want mijn meeste contacten zitten in LinkedIn (DI_2)
“Mogelijke nadelen (…). Ik vind het vrij beperkt omdat je in gespreksgroepen enkel
met teksten kan werken en dus geen documenten kan uitdelen.” (DI_5)
“(…) Dat de site nog altijd vrij Amerikaans is. Wat ik bijvoorbeeld leuk vindt op
LinkedIn is dat van Amazone, welke boeken ben jij aan het lezen. Maar je kan alleen
Engelse, Amerikaanse boeken selecteren…dat zou ik graag zien dat daar de
Nederlandstalige markt ook vertegenwoordigd is op die plug-in.” (DI_8)
Opvallend hierbij is dat bij de nadelen van LinkedIn geen enkele respondenten
privacyproblemen naar boven brengt.
4.3.5. Een onmisbare tool?
LinkedIn biedt voor de respondenten heel wat voordelen,… maar is LinkedIn
onmisbaar voor de respondenten? Het antwoord is neen. Ofwel wordt er terug
gewerkt als vroeger, met offline contacten, met een adresboekje, ofwel zal er wel een
nieuwe technologie ter vervanging komen.
“Vandaag zit dat in LinkedIn, de kans is reëel dat dat binnen twee jaar in een andere
tool zit. Het is niet onvervangbaar, maar zijn dienst wel.” (DI_2)
“Ja, vroeger ging dat ook… Als je zegt: ik ga niet deelnemen aan dat platform, euh, ja
dan je contacten doen het wel allemaal. Dus in dat opzicht is het anders dan vroeger.
Die mensen rekenen op LinkedIn om hun relaties te onderhouden en als je daar dan
niet aan deelneemt (…) dan val je toch wel een beetje uit de boot.” (DI_3)
Al zijn de vele contacten op LinkedIn toch wel zeer waardevol voor de respondenten:
“Echt noodzakelijk niet. Natuurlijk moest het morgen weg zijn, zou ik wel zorgen dat ik
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 61
een goede export heb van mijn contacten en dan zou ik toch die namenlijst bijhouden
zodat je weet wie in je netwerk zit. Je zou gewoon opnieuw meer businesskaartjes
verzamelen. Die belanden nu in een grote doos, eens de contacten op mijn LinkedIn
profiel zijn aangesloten. ” antwoordde respondent DI_8 zeer overtuigend op de vraag.
Na de vraag of de respondenten zich nog een professioneel netwerk kunnen
voorstellen, volgde de vraag of de respondenten voor LinkedIn zouden betalen.
Ondanks het feit dat de respondenten op de vorige vraag nogal vlug het antwoord
klaar hadden, is deze financiële kwestie bij de respondenten een punt om bij stil te
staan. Na een glimlach en een zucht kwam dan de volgende reactie: “Oh, dat is een
stoute vraag…” (DI_3). De babyboomers gebruiken LinkedIn voor professionele
doeleinden en dit si vast te stellen uit hun antwoord: “als mijn werkgever dat
belangrijk vindt, zal hij dat betalen”.
De respondenten die het meest gebruik maken van Linkedin, die het grootste aantal
contacten hebben en lid zijn van de meeste groepen zouden zelf betalen nog
overwegen, al hangt alles van de prijs. Ze hebben hier 20 tot 200€ op jaarbasis voor
over.
4.4. De privacybeleving van de babyboomgeneratie
4.4.1. Een definitie
Er werd aan de respondenten gevraagd om een definitie te geven van privacy. Het
stellen van de vraag liet hen vooral eens stilstaan bij de betekenis “(...) wat is voor
mij privacy (…) daar heb ik nu nog nooit over nagedacht.” (DI_4) Heel belangrijk voor
de respondenten is het zelf kunnen bepalen over wat vrijgegeven wordt en wat niet.
Zelf beslissen, persoonlijk, mijn toestemming, controle… zijn de termen die genoemd
worden. De meeste respondenten antwoorden iets zoals:
“Ja euh… wat is privacy. Privacy is je persoonlijke wereld die je, laat ons zeggen niet
aan de buitenwereld wil kenbaar maken. Niet altijd om je bezig bent met illegale
zaken, maar eigenlijk gewoon omdat men er geen zaken mee heeft. … Over privacy
beslis je zelf.” (DI_7)
4.4.2. Houding t.o.v. privacy
4.4.2.1. Vertrouwen is belangrijk
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 62
Privacy hangt voor de respondenten samen met vertrouwen. De invulling van privacy
verandert naarmate dat ze vertrouwen hebben in iemand en naarmate dat ze iemand
al langer kennen. Ook de omgeving (werk-privé) speelt een belangrijke rol.
“Dat is wat trapsgewijs. Ik ontmoet u voor de eerste keer, dus u staat nog onderaan
de trap. Er zijn mensen die ik al twintig jaar ken, ja die weten al meer van mij. Het
hangt ook af van de omgeving. Mensen die ik al twintig jaar ken in werkomgeving,
zullen in een lagere trap staan dan mensen die ik twee jaar ken, maar privé.” (DI_3)
“Ik heb ook een Facebook-pagina, maar daar zitten alleen maar mijn kinderen en
vrienden van mijn kinderen op, of mensen van de sportvereniging. Mensen van het
werk die me uitnodigingen om lid te worden, die weiger ik gewoon en leg ik gewoon
uit van op LinkedIn ben ik, ik ken u enkel van het werk, dus hoort het daar thuis.”
(DI_8)
4.4.2.2. Privacy evolueert…
4.4.2.2.1. In de tijd
Is het concept privacy veranderd volgens de respondenten? Ze merken alvast op dat
er nu toch anders wordt omgegaan met privacy in vergelijking met vroeger. De
respondenten wijzen dit toe aan het toenemende aantal informatie dat beschikbaar
gesteld wordt (“Vroeger waren er weinig gegevens beschikbaar en nu is informatie
gewoon meer toegankelijk”. DI_1). Hierdoor gaat de inhoud van de term privacy voor
de respondenten een stukje verder. Er is meer informatie toegankelijk, dus willen ze
zelf meer kunnen controleren. Het beter gestructureerd zijn van de informatie heeft
invloed op de privacy.
“Ja… vroeger was er niet echt een gestructureerde manier om je privacy vast te
leggen. Het was wat organischer. Sommige mensen wisten veel over u, maar dat zat
zo niet in een database. Terwijl je nu toch in een aantal fichebakken zit. Ik kan u
toegang geven tot mijn profiel en dat weet je op een gestructureerde manier veel over
mij.” (DI_3)
De respondenten wijzen erop dat er vroeger ook informatie verzameld werd, maar dat
mensen er nu gewoon meer bij stilstaan omdat het elektronisch gebeurd.
“Als mijn kinderen geboren werden, mijn zoon is nu 14, dan had je de roze en blauwe
doos in het moederhuis. Je moest een formulier invullen … Ondertussen had je wel dat
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 63
formulier ingevuld met al je gegevens, heel je levensloop kon dus gevolgd worden.”
(DI_3)
4.4.2.2.2. Volgens generatie
Privacy evolueert volgens de respondenten niet alleen in de tijd, maar ook volgens
generatie. Hier valt het op dat de „ouderlijke‟ gevoelens van de respondenten naar
boven komt en ze verwijzen dan ook vaak naar hoe hun eigen kinderen (of kinderen
van) met privacy omgaan.
“Zo heeft een collega een dochter van 24 die heel wat foto‟s van haar studententijd
gepost heeft en op interviews komt dit vaak naar voor. Dat vind ik logisch, maar zij
niet.” (DI_2)
Het begrip privacy wordt anders ingevuld naargelang de generatie waartoe iemand
behoort. Aan de basis hiervan liggen de nieuwe technologieën en het gebrek aan
ervaring.
“Elke generatie wordt wel een stuk beïnvloed door de tijd waarin ze leven, de
mogelijkheden die er zijn. Alé dus … dat kan niet anders dan dat mensen die erna
komen een andere kijk hebben, alleen al door de mogelijkheden die er zijn.” (DI_4)
“Mensen moet leren mee omgaan en mensen met meer levenservaring zouden die
waarschijnlijk voor een stuk moeten overdragen aan de jongeren die met al die
nieuwe technologieën experimenteren.” (DI_6)
De respondenten vrezen bovendien dat „schending van de privacy‟ te pas en te onpas
wordt gebruikt. In bepaalde gevallen moet het kunnen dat er inbreuk wordt gepleegd
op de privacy, hiermee verwijzen ze vooral naar de veiligheid van de burger.
“Privacy is een moeilijke lijn om te trekken. Wat wel, wat niet en het is afhankelijk van
de context. Wanneer het gaat om gerechtelijke onderzoeken, zou de privacy veel
makkelijker moeten opgeheven worden.” (DI_1)
“Politie mag nergens aankomen wegens privacy, maar iedereen zet alles online en dan
is het geen privacy meer.” (DI_5)
4.5. Is de generatie babyboomers zich bewust van de
privacyrisico’s op sociale netwerksites?
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 64
4.5.1. Wanneer wordt privacy geschonden op sociale
netwerksites?
Wat verstaan babyboomers nu precies onder „schending van de privacy op sociale
netwerksites?‟ En toen werd het stil aan de overkant. De respondenten hadden geen
pasklaar antwoord klaar. Toch liggen de antwoorden allemaal in dezelfde lijn. De
geïnterviewden grijpen terug naar het belang van controle, net zoals bij de definitie
van privacy is dit de doorslaggevende factor.
“(…) Privacy wordt geschonden wanneer gegevens van een persoon gebruikt worden
op een andere manier dan hij het bedoeld heeft, of waarvan die persoon zich bewust
is of ingestemd heeft.” (DI_3)
“(…) Privacy schenden is als je informatie over andere mensen begint op te zetten,
zolang je daar zelf dingen gaat opzetten, als ik daar van mij een naaktfoto wil
opzetten, mja ik zou dat bijzonder lomp vinden want het is zelf niet esthetisch (lacht),
maar dat is dan mijn zaak. Maar moest ik een naaktfoto maken van mijn buurvrouw
die ligt te zonnen en ik maak door de haag een foto en ik zet die op een netwerksite
dat vind ik dan wel een inbreuk op de privacy.” (DI_6)
4.5.2. Risico’s online en offline
Privacy evolueert in de tijd en is afhankelijk van de omgeving, dat is al gebleken uit
punt 5.4, maar waar is het risico tot schending van de privacy nu het grootst offline of
online? Nog zo‟n doordenker voor de generatie babyboomers. Het is een moeilijke
vraag om te beantwoorden omdat ze beseffen dat zowel online als offline er risico‟s
bestaan. De antwoorden liggen dan ook verdeeld. Een aantal respondenten vinden de
privacyrisico‟s online duidelijk groter. Dit vooral omdat “het een groter bereik heeft”
(DI_1) of “de verspreiding gemakkelijker is en minder zichtbaar.” (DI_3)
Het valt op dat respondenten die zeggen dat het gevaar offline groter is, dit net
aanhalen omdat ze het gevoel hebben dat je er online misschien nog controle over
hebt. Toch wordt dit in vraag gesteld.
“(…) ooh (…) Ik denk dat offline ook zodanig veel kan mislopen met privacy, iedereen
kan dingen doorgeven, daar worden dan geruchten van gemaakt en dat heb je
volgens mij nog veel minder in de hand dan het internet. Bij het internet, denk ik, heb
je nog een aantal mogelijkheden, hoe beperkt misschien ook, om op te sporen waar
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 65
iets ontstaan is en daar proberen tussen te komen. Terwijl offline, als zo‟n gerucht
vertrokken is…” (DI_5)
4.5.3. Privacyrisico op sociale netwerksites
4.5.3.1. LinkedIn
Geen enkele respondent heeft tot nu toe een probleem gehad met de schending van
zijn privacy op LinkedIn. Dit komt volgens hen vooral doordat LinkedIn een
professionele netwerksite is, waar je enkel met professionele zaken bezig bent en
waar bovendien ook geen ruimte of mogelijkheden bestaan om bijvoorbeeld
persoonlijke foto‟s te plaatsen. “Je bent bij LinkedIn veel meer met je imago bezig.”
(DI_3). Deze professionaliteit vind je ook bij de groepen terug, aldus de
respondenten. “ … het is een professionele discussie met argumenten en
tegenargumenten. Euh… ik denkt dat je daar niet snel groepen zult hebben zoals bij
Facebook: mijn moeder kan alleen maar OK sms‟en of zo iets.” (DI_8). Bovendien zijn
het allemaal contacten die je kent, of zijn het mensen die in contact staan met
mensen die ze kennen: “Net omdat LinkedIn de indruk geeft van vooral op
professionele contacten gericht te zijn. En het netwerk, of de netwerken waar ik deel
van uitmaak op LinkedIn, zijn toch allemaal praktische netwerken van mensen die ik
ken als collega‟s, zelfs al ken ik ze niet persoonlijk. (DI_6)
4.5.3.2. Andere
Bij andere sociale netwerksites schatten ze het risico groter in. Zeker Facebook gaat
regelmatig over de tongen.
“… bij Facebook zit je natuurlijk ook met die foto mogelijkheden en dat heb je niet
altijd zelf in de hand, de anderen spelen daar ook mee een rol in.” (DI_5)
“Facebook is eigenlijk meer een vrijetijds, ja, vriendenclubje, maar iedereen heeft
daar precies toegang toe tot pagina‟s van iedereen. En ik heb de indruk dat daar meer
mensen zitten die dat euh, dat het makkelijker mensen aantrekt die informatie, die ze
vinden, verkeerd gaan gebruiken. …ze ontspannen zich en ze denken er niet bij na dat
ze zich ontspannen terwijl heel de wereld meekijkt bij wijze van spreken.” (DI_6)
Enkele fenomenen
4.5.3.3. Zichtbaarheid van een foto voor mensen die
niet in het eigen netwerk zitten
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 66
Hier moet niet over nagedacht worden, het is geen problemen, want “(…) ja kijk die
foto is daar gezet om gezien te worden, dus…” (DI_6) “Wanneer ik op straat loop, heb
ik ook geen zak over mijn hoofd.” (DI_1 & 3) Wat de respondenten ook hier weer
aanhalen is dat ze wel hun toestemming moeten geven(door ervoor te kiezen een foto
online te plaatsen of door “toestemming te geven.” (DI_4, 8 & 10)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 67
4.5.3.4. Derden plaatsen foto’s of berichten op het
profiel
Dit onderwerp ligt gevoeliger dan de eerst vraag. Ook hier vinden de respondenten dat
ze moeten kunnen beslissen wat op hun profiel geplaatst wordt en wat niet. Aan
positieve boodschappen, storen de respondenten zich minder.
“(…) vermits mijn profiel enkel zichtbaar is voor mensen in mijn contactenlijst, zou ik
er niet zo zwaar aan tillen. Als het echt storende informatie is, zou ik die informatie
verwijderen en wel eens met die persoon praten.” (DI_3)
“Als iemand daar iets opzet dat langs geen kanten klopt of lasterlijk is, dan denk ik
toch wel dat ik zou reageren. Als daar iemand opzet deze dame heeft mij zo geweldig
goed geholpen… ja dat vind ik niet erg. (lacht) (DI_6)
De respondenten maken wel een onderscheid tussen een foto van hen als individu of
een foto van hen op een openbare plaats.
“Wanneer ik op een conferentie ben en ze nemen daar een foto van mij, dat zou ik
niet erg vinden. Iedereen mag weten dat ik op die conferentie was. Als ze van mij een
foto zouden nemen in de sauna en die zonder mijn toestemming op de website van de
sauna plaatsen, daar zou ik niet zo blij mee zijn. Niet iedereen hoeft te weten dat ik in
de sauna was en hoe ik er dan bijliep…” (DI_1)
Bovendien maken de respondenten een onderscheid tussen bepaalden zaken:
de bedoeling van de foto: “… als men de bedoeling heeft om mij te
schaden of belachelijk te maken, dat is voor mij essentieel.” (DI_9)
het al dan niet „getagd‟ worden:”je wordt dus beter wel getagd, dan
weet je dat een foto gepubliceerd is” (DI_3) en “…als je tagt ben je
searchable” (DI_9)
4.5.3.5. Gegevens worden gebruikt door derden
Bij deze vraag werd in het onderzoek een onderscheid gemaakt tussen HR-bedrijven
en marketingbedrijven die gebruik maken van de gegevens die een respondent online
plaatst. Opvallend hier is dat het eigen voordeel van de respondent een rol speelt. Het
is minder storend dat HR-bedrijven deze gegevens gebruiken want “als je naar
LinkedIn gaat, weet je dat dat één van de gevolgen kan zijn.” (DI_5) en “… het is in
mijn eigen voordeel. Bij het tweede in het voordeel van de marketeer.” (DI_6)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 68
4.5.3.6. De digitale voetafdruk
Geen enkele respondent keek raar op bij deze vraag. De meeste antwoorden dan ook
“(…) zolang met die digitale voetafdruk misbruik niet evident is, heb ik er geen
problemen mee.” (DI_8) en “…ge kunt daar ook moeilijk iets aan doen” (DI_10).
Bovendien merken de respondenten op dat dit ook wel voordelen heeft want “we zijn
allemaal blij als we op een website komen die, waar ge de taal kunt kiezen, ja dat ge
niet telkens opnieuw de taal moet kiezen. Dus hij houdt dat ergens bij of hij houdt een
cookie bij welke taal dat je gekozen heb. (DI_9)
4.5.3.7. Valse profielen
“Shoot the basterd” (DI_1, 2, 10) of hier kwam het bij velen toch op neer. Dit is iets
wat volgens de generatie babyboomers echt niet kan. Op de vraag wat ze er aan
zouden doen, nemen de meeste zelf initiatief en zullen ze proberen de persoon zelf te
contacteren. Indien dat niet lukt, wordt er naar de websiteprovider gegaan of worden
er zelf juridische stappen ondernomen. Enkele vermelden hier ook Jan Vermeiren van
het boek „Hoe LinkedIn nu echt gebruiken‟ als contactpersoon.
Het is de taak van de gebruiker om frauduleuze of onjuiste zaken in verband met hun
profiel te vermelden.
“ik doe dat, maar er zijn veel mensen die zien dat het foute informatie is, die zeggen,
alé dat is nu toch echt schandalig dat daar staat, maar die eigenlijk niets melden…”
(DI_6)
“… het is alsof je op straat struikelt over een put, zodanig dat een ander ook valt.
Neen als je een beetje burgerzin hebt, dan ga je dat aan de gemeente zeggen om te
vermijden dat andere zich pijn doen. Het is dus een vorm van sociaal zijn, ook op het
internet. (DI_7)
4.6. Bewust van de privacyrisico’s
De generatie babyboomers is zich bewust over de privacyrisico‟s die er heersen, al
gaan ze er “zeker niet van wakker liggen” (DI_8). Ze beseffen wel allemaal dat het
verwijderen van je profiel op LinkedIn niet voldoende is om je gegevens van het net te
halen. Bij het stellen van de vraag zeiden alle respondenten dat gegevens nog altijd
wel ergens zouden blijven hangen.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 69
“(lacht) Een beruchte vraag! Neen. De informatie is zo verspreid en verbreed dat je er
niet vanaf geraakt. Je kunt je profiel deleten, maar alles wat in de zoekmachines zit,
ga je nog jaren meedragen.” (DI_2)
Niet iedereen is zich bewust van de privacyrisico‟s, dat beseffen ook de babyboomers,
dit komt “omdat mensen misschien niet voldoende inzicht hebben of erover nadenken
euh, waar die gegevens eigenlijk allemaal naartoe kunnen omdat ze dat gewoon
losweg gebruiken.” (DI_9)
Bovendien merkt de babyboomgeneratie ook op dat er inderdaad privacyrisico‟s
bestaan op het internet, maar “of de nadelen hiervan opwegen tegen de voordelen,
dat moet jezelf uitmaken hé.”(DI_4)
4.7. Privacywaarborg
Bij het idee van privacywaarborg vragen de respondenten zich af of de privacy wel kan
gewaarborgd worden. Zo vragen ze zich luidop af of “sociale netwerksites je geen
zand in je ogen strooien door te zeggen dat je je privacy kan beschermen, terwijl als
je wat zoekfuncties doet, dit helemaal niet zo blijkt te zijn.” (DI_2) en “Ik denk dat het
niet waarborgen is. Als je weet hoe criminele met internet bezig zijn.” (DI_5).
Bovendien beseffen ze dat hoeveel je ook je privacy tracht af te schermen, er altijd
gevaren zullen blijven bestaan.
“Het feit dat je je netwerkkabel in je pc steekt, zet je je deur open. En wat doe je dan,
je zet je deur open en je zet daar van alle dingen tussen zodat er niemand binnen kan
komen die we niet vragen. Maar uiteindelijk de deur blijft open staan, er zijn altijd
mensen die daar net over kunnen en die systemen kunnen bedenken of omzeilen, dan
mag je nog ne goeie firewall installeren, je deur blijft openstaan. Je moet er altijd van
uit gaan dat er altijd mensen zijn die slimmer zijn hé. (DI_4)
4.7.1. Verantwoordelijk
De babyboomgeneratie neemt zijn verantwoordelijkheid op, ze vinden zij dat het
vooral de persoon zelf is die verantwoordelijk is voor het beschermen van zijn privacy.
“In de eerste plaats de persoon zelf, de persoon moet zelf goed opletten met wat hij
vrijgeeft.” (DI_1)
“Maar het is en blijft het individu zelf die verantwoordelijk is voor zijn eigen privacy.
Als je je deur niet sluit, komen ze ook binnen hé? Als individu moet je jezelf
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 70
beschermen, dat is de belangrijkste stap. Als je dat niet doet, ben je verkeerd bezig.”
(DI_2)
“…, en dan is het voor de rest ieder voor zich, of dat hij daar een les gaat uit trekken
of aandacht gaat aan besteden.” (DI_9)
De overheid en de websiteprovider hebben ook een belangrijke taak. De rol van de
overheid is belangrijk voor “het bewustmakingsproces” (DI_2) , niet enkel bij de
generatie babyboomers, ook en vooral bij de jongeren. Deze zijn immers opgegroeid
met het internet, maar “in een school, in een vrijetijdssfeer. Op het moment dat ze in
een werksfeer terecht komen, moeten ze beseffen dat ze dat niet kunnen volhouden.”
(DI_8)
De overheid krijgt twee belangrijke taken toegekend volgens de babyboomgeneratie:
ze moeten:
enerzijds sensibiliseren.
“In de studie, opleidingen, in het vak informatica bijvoorbeeld eens dat onderscheid
toelichten van, en inderdaad eens zeggen van Facebook wat zijn de verschillen, hoe
ver ga je, … Het bewustmakingsproces moet in het onderwijs ingeschakeld worden.”
(DI_8)
“…vanuit de scholen, eh, de scholen daar wordt toch tijd en aandacht besteed aan
euh, informatica. Wel misschien moeten ze dat daar is ter sprake brengen en
aantonen met een paar voorbeelden waarom.”(DI_9)
anderzijds moet de overheid “via wetgeving een kader scheppen waarbij
beheerders zich aan een aantal regels moeten houden, maar dan
internationaal.” maar dit is niet zo evident aangezien het internet geen
grenzen heeft. Nog steeds volgens dezelfde respondent bevestigd dit:
“maar de impact van de privacycommissie op Facebook bijvoorbeeld is
nihil…, maar omdat die dingen zo internationaal zijn, ze eigenlijk weinig
aan handhaving kunnen doen.” (DI_3)
“De leverancier moet de nodige tools wel aanbieden”(DI_2). Het is de taak van de
provider om de gebruiker beter te informeren, anders kan de gebruikers onmogelijk
op de hoogte zijn.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 71
“Je bent zelf verantwoordelijk voor de dingen die je zelf doet. En ik hou niet van Big
Brother situaties, maar er moet toch een behoorlijke bescherming zijn om te
verhinderen dat andere mensen je informatie verkeerd gaan gebruiken.” (DI_6)
“Als je zelf geen deskundige bent, kun je daar zelf moeilijk over oordelen”. (DI_7)
“Je bepaalt ergens zelf van, kijk, tot zover wil ik gaan en niet verder. Nu is dat ook
zo, maar door de technologie die er achter zit, die je natuurlijk moet gebruiken om het
netwerk te laten functioneren, die technologie heeft veel meer macht.”(DI_9)
4.7.2. Middelen
“Welke middelen zijn erom je privacy te beschermen?” Voor de respondenten is de
mogelijkheid tot het wijzigen van de instellingen belangrijk. De respondenten uiten
zich positief over de standaardinstellingen van LinkedIn. Enkele zaken zoals
geboortedatum of privégegevens (worden afgeschermd), maar de andere zaken staan
open voor de rest van de netwerksite want de LinkedIn gebruiker wil nieuwe contacten
leggen.
“Contactgegevens kun je afsluiten, cv kun je afsluiten… ik denk dat je zelfs bijna alles
kan afsluiten. Maar je wilt natuurlijk ook af en toe gevonden worden.” (DI_3)
4.7.2.1. Policy
Een ander middel dat de provider aanreikt is de privacy policy. Alle respondenten
beseffen dat elke provider een beleid moet opstellen, maar ze hebben zo hun twijfels
bij het nut van de privacy. Ofwel hebben ze de policy gewoon niet gelezen ofwel werd
de policy niet begrepen.
“…ik ben ook geen jurist. Dus ik acht mijzelf niet in staat om een zinvolle lezing te
doen van die voorwaarden of policy.” (DI_3)
Bovendien is de privacypolicy van LinkedIn volledig opgesteld in het Engels. Dit
verhoogt de drempel nog meer.
Toch is de policy een belangrijke zaak voor de respondenten. Het is gewoon een
kwestie van de zaken begrijpbaar maken voor de gebruiker: “ik vind dat er bij het
aanmaken van een profiel een kleine procedure mag bijzijn waarbij je delen van je
privacy al dan niet kunt vrijgeven met een eenvoudige uitleg bij.” (DI_3)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 72
4.7.3. LinkedIn
Voor de respondenten wordt hun privacy op LinkedIn gewaarborgd. De link wordt
gelegd naar het doel van LinkedIn: het is een professionele netwerksite. Dit merken ze
ook aan de leden: “ik neem aan dat het veilig is, dat ga je dan weer afwegen op wie
het gebruikt.” (DI_7). Ook de gegevens die worden vrij gegeven op LinkedIn spelen
een rol. Ze beschouwen de gegevens van LinkedIn niet als zijnde „privé‟ : “het cv
behoort niet tot het domein van de privacy” (DI_7)
Bovendien “zijn er voldoende mogelijkheden om je privacy te regelen en al dan niet
open te zetten.” Toch moet je steeds kritisch blijven, zegt nog steeds dezelfde
respondent: “wat er achter de schermen gebeurt, weet ik niet en dan zou ik eigenlijk
de kleine lettertjes moeten doorgronden en dat heb ik natuurlijk niet gedaan.” (DI_3)
De respondenten vinden het belangrijk om zelf te kunnen kiezen wat ze aan wie laten
zien. De mogelijkheid tot het veranderen van de privacyinstellingen spelen hier een
belangrijke rol. Blijkbaar telt hier voor de respondenten ook één gouden regel: “Al
mijn gegevens op LinkedIn staan open. Ik post niets dat mijn moeder, vader, vrouw,
schoonmoeder,.. niet mogen weten.” (DI_1,2,8) “… ik denk dat dat de beste regel is
en ik denk dat het dat is wat jongeren nog te weinig beseffen.” (DI_8)
5. Besluit deel 2
De generatie babyboom maakte kennis met het internet via het werk. Dagelijks
spenderen de babyboomers verschillende uren op het internet. Ze bezoeken dan
vooral sites om bepaalde opzoekingen te doen of om online te bankieren. Ook de
sociale netwerksites en nieuwsredacties worden genoemd als meest bezochte website.
Babyboomers leren graag bij (Nyren, 2005) en dat bevestigd ook het onderzoek. Het
internet wordt immers voornamelijk gebruikt om kennis op te doen.
Netwerken is belangrijk, ook voor de babyboomers. Zij gebruiken hun netwerken
hoofdzakelijk voor de professionele ontwikkeling. Via de netwerken kunnen de
babyboomers nieuwe kennis verzamelen en eigen kennis delen met anderen. De
komst van het internet deed nieuwe vormen van netwerken ontstaan die ervoor
gezorgd hebben dat het netwerken veel vlotter verloopt. Maar toch heeft het internet
de offline netwerken zeker niet vervangen. Ze vullen elkaar aan en bestaan naast
elkaar. De respondenten benadrukken ook het belang van het onderhouden van een
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 73
netwerk, niet enkel online,maar ook offline. Hiermee bevestigen ze wat ook in de
literatuur beschreven staat.
De hype van de sociale netwerksites zijn niet aan de babyboomgeneratie voorbij
gegaan. Naast LinkedIn zijn de respondenten ook nog lid van één of twee andere
sociale netwerksite. Toch wordt niet alle profielen even goed onderhouden. Dit heeft
alles te maken met het doel van de sociale netwerksites en het aantal contacten dat
de respondenten hebben op een website. Een professionele netwerksite heeft meer
succes en een netwerksite waar ze amper connecties hebben, wordt eigenlijk niet veel
gebruikt.
Sociale netwerksites hebben het gemakkelijker gemaakt om contacten te onderhouden
en ze maken de wereld weer een beetje kleiner. Bovendien bevestigen de
respondenten dat LinkedIn meer en meer gebruikt wordt voor bedrijfsdoeleinden,
bijvoorbeeld voor het screenen van respondenten. De professionele doelgroep van
LinkedIn is een belangrijke factor om het succes van LinkedIn te verklaren.
Hoewel deze sites heel wat voordelen bieden, zijn de respondenten zich bewust van de
nadelen, zo stellen ze zich grote vragen bij de gevaren en dit komt vooral doordat ze
beseffen dat lang niet iedereen zich bewust is van wat hij of zij doet op het internet.
Daarenboven stellen de respondenten zich ernstige vragen bij wat er met een profiel
gebeurt indien er een gebruiker komt te overlijden. Hier wordt volgens hen te weinig
aandacht aan besteed.
De babyboomgeneratie is in contact gekomen met LinkedIn via een uitnodiging van
een kennis of vriend. Ze gaan soms ook op zoek naar extra informatie voor het
gebruik van LinkedIn en het valt hierbij op dat het boek van Jan Vermeieren hier een
vaak genoemd hulpmiddel is. Gedurende het onderzoek valt het op dat heel wat
respondenten de tips uit het boek volgen in hun dagelijks gebruik met LinkedIn.
LinkedIn wordt gezien als een digitalisering van hun oude adresboek. Het maakt het
makkelijker om up-to-date informatie te hebben van contacten. Het voordeel van
LinkedIn is dat ze ook te rade kunnen gaan bij vrienden van vrienden. Deze stap is nu
minder groot geworden. LinkedIn wordt ook gezien als een online CV. Dit wordt van
twee zijden bekeken: om werk te zoeken of om toekomstige werknemers te screenen.
Ondanks het feit dat LinkedIn als HR-tool vermeld wordt, heeft nog geen enkele
respondenten tot nu toe via LinkedIn een andere job gevonden en/of gezocht heeft.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 74
Maar het hebben van een profiel op LinkedIn zegt iets over wie je bent en wat je
waard bent. Het wordt aanschouwd als het hebben van een soort „lintje‟.
Het vinden van nadelen van LinkedIn is moeilijker. Toch deden de respondenten
enkele aanbevelingen. Zo mag de tool wat userfriendly worden, bijvoorbeeld voor het
gebruik van de tool via de GSM. Ook de Engelstalige achtergrond van de website zorgt
voor wat ergernissen.
LinkedIn maakt het makkelijker, ze maken er veel gebruik van, maar het is zeker niet
onmisbaar. Wel geloven de respondenten dat er een andere tool in de plaats zal
komen en dat het basisidee van LinkedIn zeer belangrijk is. Ze hechten veel waarde
aan de contacten die aangesloten zijn bij hun profiel en mocht LinkedIn verdwijnen,
zouden ze toch eerst een export maken, uit angst anders contacten te verliezen. Voor
LinkedIn betalen is hen dan ook een stap te ver. Ze gebruiken het hoofdzakelijk voor
professionele doeleinden, dus indien hun werkgever het belangrijk vindt, moet die er
maar voor betalen. Er zijn respondenten die er wel geld voor over hebben. Dit zijn dan
ook de respondenten die er het meest gebruik van maken en de meeste contacten
hebben. Zij hebben er 20 tot 200 € op jaar basis voor over.
Een definitie geven van privacy is ook voor de babyboomers moeilijk. Bij het stellen
van de vraag, beseffen de respondenten dat ze eigenlijk nog nooit over de vraag
hebben nagedacht. Het aspect controle is echter zeer belangrijk. De respondenten
willen zelf kunnen beslissen over wat beschikbaar wordt gesteld en wat niet. Ook
vertrouwen is belangrijk wanneer het op privacy aan komt. Zo verandert de invulling
van privacy naarmate dat ze vertrouwen hebben in iemand. Deze persoon krijgt dan
meer toegang tot de “privé” van een respondent. Het onderscheid tussen werk en
privé is voor de babyboomers van groot belang.
Privacy is een concept dat evolueert. Het evolueert in de tijd. Zo is er nu natuurlijk
meer informatie beschikbaar, maar de informatie is ook meer gestructureerd. Dit heeft
voor de respondenten een invloed op de privacy. Mensen staan volgens de
babyboomers meer stil bij privacy omdat het nu elektronisch gebeurd. Privacy
evolueert ook volgens generaties. Elke generatie leeft in een andere cultuur en dit
heeft gevolgen voor de perceptie op privacy. Ook het gebrek aan ervaring speelt
volgens de babyboomgeneratie een rol. Door hun ervaring met de opkomst van het
internet zien de respondenten zich als „bevoorrechte getuigen‟.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 75
In bepaalde gevallen tolereren de babyboomers dan ook dat er een inbreuk wordt
gepleegd op de privacy. Dit moet volgens de babyboomers kunnen wanneer dit de
veiligheid van de burger ten goede komt.
Er bestaan heel wat risico‟s en daar zijn de babyboomers zich van bewust. Privacy
wordt dan ook geschonden wanneer een babyboomer zijn controle op de zaken
verliest. Of het risico nu groter is online of offline? Daar komt niet echt een duidelijk
antwoord op. Enkelen zien een groter risico online wegens het grotere bereik, voor
andere is het risico groter offline omdat je daar helemaal geen controle hebt over
zaken die over je gezegd worden. Toch zijn ze kritisch, want online kun je ook alleen
maar denken dat je veilig bent.
Het privacyrisico op LinkedIn is echter laag voor de babyboomgeneratie. Het is een
professionele netwerksite met alleen maar mensen met goede bedoelingen, want
iedereen werk er aan zijn of haar imago. Bovendien biedt LinkedIn ook niet de
middelen om „te veel‟ toegang te geven tot je eigen privacy. Zo kun je bijvoorbeeld
geen foto‟s plaatsen. Aangezien ze op LinkedIn weinig gevaren zien voor de schending
van hun privacy, passen de respondenten weinig aan in de instellingen van LinkedIn.
Alles staat open voor iedereen. Het is een professionele netwerksites, met
professionele mensen en als je wilt gevonden worden, dan moet je je kenbaar maken.
Het is de gebruiker zelf die verantwoordelijk is voor het beschermen van zijn privacy.
Dat is de eindconclusie van de babyboomers. Natuurlijk moet de website provider dan
wel de nodige hulpmiddelen bieden en het is de taak van de overheid om mensen te
sensibiliseren en vooral van hen bewust te maken over de gevaren van de privacy.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 76
Algemene conclusie
Dat privacy een belangrijk, doch een gevaarlijk onderwerp is, werd duidelijk in dit
onderzoek. Er zijn maar liefst drie doden gevallen. “Shoot the bastards” was het
antwoord wanneer we aan babyboomers vroegen wat ze ervan vinden als iemand een
profiel maakt in hun naam. En toch is het de realiteit…
Het onderzoek eindigt met waar het allemaal begon: “LinkedIn voor babyboomers:
professioneel visitekaartje of een open deur naar privacygegevens?”
Zowel uit de literatuur als uit het kwalitatieve onderzoek is gebleken dat het vinden
van een goede definitie van privacy niet eenvoudig is. Voor babyboomers spelen heel
wat factoren een rol: emotie, de situatie, de omgeving,… Bovendien gaat privacy
gepaard met vertrouwen. Hoe meer vertrouwen, hoe groter de kans op toegang tot de
privacy. Centraal bij privacy staat controle. Dit komt vooral door de opkomst van de
sociale netwerksites. Deze hebben als voordeel dat de gebruiker zelf informatie over
zijn persoon beschikbaar kan stellen, maar dan moet gebruiker ook zelf kunnen
beslissen over wat hij vrijgeeft, aan wie hij dit vrijgeeft en wanneer hij dit vrij geeft.
Het hebben van controle is een zeer belangrijke factor. De informationele
privacydimensie van Walrave (1999) en Fisher-Hübner (1993) staan hier centraal.
Volgens babyboomers verdwijnt privacy niet, maar verandert de invulling wel. Er was
volgens Weyns (1999) en Boyd (2007) al eens een verschuiving in de privacy door de
opkomst van het internet en ook de intrede van de sociale netwerksites zal hier een
impact op hebben, aldus de babyboomers.
De hype van sociale netwerksites zijn niet aan de babyboomers voorbij gegaan. Ook
zij maken deel uit van één tot meerdere netwerksites. LinkedIn wordt het meest
gebruikt door de generatie babyboom en dit komt vooral door het professionele
karakter. Babyboomers hebben vertrouwen in de leden van LinkedIn en dit uit zich in
hun privé-instellingen. De enige gegevens die worden afgeschermd zijn de „echte
privégegevens‟ zoals: verjaardagen en het persoonlijk adres en telefoonnummer. Al de
rest is zichtbaar voor het hele netwerk, want LinkedIn dient nu net om in contact te
(blijven) staan met professionele betrekkingen. Het grote vertrouwen in LinkedIn
zorgt ervoor dat babyboomers LinkedIn ook vaker zullen gebruiken als online sociale
netwerksite. Dit gegeven verwijst naar de „Know, Like en Trust factor‟ van Burg
(2005) geciteerd door Vermeiren (2008).
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 77
Het plaatsen van een profielfoto is voor de babyboomers geen probleem. Op straat
loop je ook niet met een zak over je hoofd en een profiel met een foto maakt het
allemaal veel persoonlijker. Dit maakt het gebrek aan „real face-to-face‟ contacten wat
goed.
Netwerken is belangrijk. De online en offline netwerken vullen elkaar hier aan.
Opvallend hierbij is wel dat contacten in het online netwerk er gekomen zijn na een
eerste ontmoeting offline of via een reeds gekend contact, het zogenaamde
tweedegraads contact. Dit maakt LinkedIn uiterst interessant, het biedt immers de
mogelijkheid om te gaan kijken welke mensen in het netwerk zitten van eerstegraads
contacten en bovendien kan net die eerste graad ervoor zorgen dat er contacten
gelegd worden. Hiermee benadrukken ze net als Vermeiren (2009) het belang van de
tweede graad bij LinkedIn. Sociale netwerksites maken het netwerken dus
eenvoudiger, het gaat sneller en het verlaagt vaak de drempel.
De babyboomer ziet LinkedIn als een digitaal adresboek. De businesskaartjes zijn
passé en het virtueel profiel maakt zijn opmars. De generatie babyboom heeft
LinkedIn, net zoals het internet, met vallen en opstaan leren gebruiken, maar hierdoor
hebben ze ervaring opgedaan. Ervaring die hun sterker maakt, want hierdoor kunnen
ze kritischer naar de zaken kijken. Dit is voor babyboomers immers de reden waarom
mensen zich niet altijd bewust zijn van de risico‟s: ze hebben geen ervaring of wegens
gebrek aan kennis van de nieuwe technologische middelen. Jongeren zijn wel
opgegroeid met het internet, maar in een heel andere context, namelijk voor
vrijetijdsdoeleinden. Wanneer je op de werkvloer terecht komt, moet een heel andere
mentaliteit worden ingenomen, aldus de generatie babyboom. Babyboomers zien hier
een win-win situatie tussen zichzelf en de jongeren generatie. De babyboomgeneratie
heeft de ervaring en de jongeren hebben meer kennis van de nieuwste ontwikkelingen
op de digitale markt.
LinkedIn wordt vooral gebruikt om kennis te delen (via de groepen), professionele
relaties te onderhouden, het vinden van een nieuwe baan of het screenen van
sollicitanten. Dit zijn punten die ook worden opgesomd door Fisher (2005, p.19) als
enkele belangrijke waarden van netwerken. De voordelen van online en offline
netwerken zijn vergelijkbaar. Bovendien bevestigen babyboomers hier twee zaken uit
de gouden driehoek van netwerken (Vermeiren, 2008): het geven en delen van
informatie is belangrijk, maar zelf informatie vragen moet ook kunnen in een online
sociaal netwerk.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 78
De respondenten zijn zich maar al te goed bewust van de risico‟s die er leven op het
digitale netwerk. Zo springen ze zeer voorzichtig om met het delen van privé-
informatie en foto‟s. Ze maken ook een strikt onderscheid tussen privé en werk. De
babyboomgeneratie is opportunistisch wanneer het op de schending van de privacy
aankomt. Wanneer het in hun voordeel speelt, kan het hun plots allemaal niet veel
meer schelen. Maar ze relativeren ook de toename van schending van de privacy.
Volgens de generatie babyboom wordt er nu gewoon meer over nagedacht omdat er
meer informatie beschikbaar wordt gesteld en deze informatie ook door meer mensen
consulteerbaar is. Maar schending van de privacy is er altijd geweest. Vroeger werden
er ook gegevens verzameld en bankkaarten nagemaakt, maar alleen is dit nu allemaal
gedigitaliseerd.
Over wie de privacy moet waarborgen zijn de babyboomers het allemaal eens: de
gebruiker zelf. De gebruiker heeft zelf de controle en moet die controle dan ook
gebruiken om zijn gegevens te beschermen. Dit kan wel alleen maar als de gebruiker
weet waarmee hij bezig en wat de gevaren zijn. Hiermee snoeren babyboomers de
critici van Wikinomics en We-think, die door Van Dijck en Nieborg (2009) worden
aangehaald, de mond. De gebruikers zijn geen anonieme massa en ze kunnen zelf hun
verantwoordelijkheid nemen. Hiervoor moeten ze wel de nodige middelen krijgen. Hier
ligt een belangrijke taak bij de overheid en de website provider. De overheid moet
zorgen voor meer bewustmaking, dit kan ondermeer door opleiding. De website
provider moet de nodige tools aanbieden. Zo moet het mogelijk zijn om de privacy
instellingen aan te passen zodat de gebruiker zelf kan kiezen welke gegevens hij laat
zien aan wie. Ook een goede privacy policy is belangrijk voor de babyboomer, al moet
die dan wel begrijpbaar worden opgesteld. Een korte begrijpelijke tekst bij de
aanmaak van het profiel is voor de babyboomers reeds voldoende.
Dat privacy op sociale netwerksites alsmaar meer een issue wordt, daar is geen
discussie meer over mogelijk. Elke dag verschijnt er wel een nieuw bericht over
privacyproblemen bij een sociale netwerksite. Opvallend hierbij is wel dat het gaat om
de populaire netwerksites waar gebruikers zelf meer privégegevens vrijgeven. Door
het voeren van dit onderzoek werd het privacy onderwerp bij „professionele
netwerksites‟ ook eens belicht. Babyboomers beseffen dat ook op LinkedIn hun
gegevens door derden kunnen gebruikt worden, maar ze maken hier wel de kritische
bedenking bij “ wat gaan ze ermee kunnen doen?” Op LinkedIn worden immers alleen
gegevens vrij gegeven die zonder al te veel zoekwerk ook elders terug te vinden zijn.
Een carrièreloopbaan of de voorbije studies zijn geen „top secret‟ gegevens voor de
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 79
babyboomers en dit mag gerust geweten zijn door de hele wereld. Privacy blijft voor
de generatie babyboom dus belangrijk en vooral het aspect van het „controle‟ hebben
over de zaken. Ook security is in dat opzicht belangrijk, die security wordt
aangeboden door de provider, namelijk LinkedIn. Het betreft hier de tools die het
mogelijk maken de privacy af te schermen. Ondanks het feit dat LinkedIn als
betrouwbaar wordt aanschouwd, leggen de babyboomers toch ook de nadruk op het
feit dat een gebruiker zich bewust moet blijven van alle mogelijke gevaren.
Het is echter aan de gebruiker zelf om na te gaan of de vele voordelen op wegen
tegen de nadelen…
5.1. Verder onderzoek
Het geleverde onderzoek levert nuttige inzichten op in het onderzoek naar
privacyperceptie bij sociale netwerksites, vooral omdat het kijkt naar het kleinere
broertje van de populaire sociale netwerksites. Het onderzoek heeft aangetoond dat
babyboomers op LinkedIn niet wakker liggen van hun privacy, vooral omdat ze
vertrouwen hebben in deze professionele netwerksite. Toch zijn ze zich bewust van de
gevaren en ze roepen dan ook op tot meer bewustmaking.
Dit onderzoek is dan ook een aanvulling op reeds eerdere studies die reeds uitgevoerd
zijn op sociale netwerksites, al werd er hier wel uitgegaan van het standpunt van de
gebruiker. Ligt hij er echt wakker van?
Meer onderzoek is noodzakelijk indien gekeken wil worden naar hoe LinkedIn betere
tools zou kunnen aanbieden voor zijn gebruikers en indien men wilt achterhalen hoe
die bewustmaking het best gebeurt.
De babyboomgeneratie verwijst hier ook naar het verschil met de jongeren. Hier kan
in bijkomend onderzoek worden op verder gebouwd om te kijken of de leeftijd
inderdaad een belangrijke factor is in de perceptie op privacy.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 80
Bibliografie
Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., Teunissen, J. (2009). Basisboek Kwalitatief
Onderzoek.Groningen: Wolters Noordhoff
Barnes, S. (2006, september). A privacy paradox: social networking in the United
States. First Monday, 11, 9.
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag:
Boom uitgevers.
Bontekoning, A.C. (2007). Generaties in organisaties: een onderzoek en de effecten
daarvan op de ontwikkeling van organisaties. Universiteit van Tilburg: Tilburg.
Boyd D. & Ellison N. (2007). Social network sites: definition, history and scholarship.
Journal of Computer Mediated Communication, 13 (1), artikel 11.
Burlage, D. (2010). Sharepoint 2010 op Managementniveau. Danny Burlage: pre-
release.
Cachia, R. (2008). Social computing: study on the use and impact of online social
networking. Luxemburg: Office for official publications of the European Communities.
Cate, F. (1997). Privacy in the information age. Washington: Library of congress
cataloging-in-publication data.
Charron et al. (2006). How Networks erode institutional power, and what to do about
it. Forrester research. Geraadpleegd op 15 april 2010 op het World Wide Web:
http://www.forrester.com/rb/Research/social_computing/q/id/38772/t/2
Chen, S. & Williams, M.A. (2009) Privacy in social networks: a comparative study.
Paper gepresenteerd voor de Pacific Asia Conference on Information Systems.
De Gier, G. (2007). Netwerken doe je zo! Netwerk Pers: Zwolle
De Laet, M., Offermans, P. & Toye, P. (2004). Marktonderzoek. Antwerpen: De Boeck.
Delnooz, P. (1996). Onderzoekspraktijken. Amsterdam: Boom
De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2006). Marktonderzoek: methoden en
toepassingen. Amsterdam: Pearson Education Benelux.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 81
Digimedia (2008), studie: het gebruik van sociale netwerken in België. Geraadpleegd
op 15 april 2010 op het World Wide Web:
http://www.digimedia.be/nl/article.php?id_act=4268
Fischer, D. (2005). Professional Networking for Dummies. Wiley Publishing:
Indianapolis,Indiana
Fischer-Hübner, S. (1998). Privacy and security at risk in the global information
society. Information, Communication & Society, 1:4, 420-441.
Gutwirth, S. (1998) Privacyvrijheid! De vrijheid om zichzelf te zijn. Den Haag:
Rathenau Instituut.
Gross, R. & Acquisti, A. (2005). Information revelation and privacy in online social
networks. New York: ACM.
Huijboom et al. (2009). Public Services 2.0: The impact of social computing on public
services. Office for official publications of the European communities: Luxembourg.
Jennings, C. & Fena, L. (2000) The hundredth window: protecting your privacy and
security in the age of the internet. Free Press: New York
Kool, L. & Frissen, V. (2008). Rethinking privacy in online environments. Paper
gepresenteerd voor ITS Conference, Rome.
Lee, R. (2009). Babyboomers in the digital age. Geraadpleegd op 20 april 2010 op het
World Wide Web: http://www.slideshare.net/PewInternet/baby-boomers-in-the-
digital-age?type=powerpoint
Lusoli, W., Miltgen, C. (2009). Young people and emerging digital services. An
exploratory survey on motivations, perceptions and acceptance of risks. Luxemburg:
Office for official publication of the European Communities.
Madden et al. (2007, 16 december). Digital footprints: online identity management
and search in the age of transparency. Washington: PEW Internet and American Life
Project.
Maso, I. & Smaling, A (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam:
uitgeverij Boom.
Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 82
Moons, J. & De Backer, C. (2009). Facebook en privacy. Informatie, 2009, 26-33.
Nielsen Online (2009, maart). Global faces and networked places: a Nielsen report on
social networking‟s new global footprint. Geraadpleegd op 5 oktober 2009 op het
World Wide Web: http://blog.nielsen.com/nielsenwire/wp-
content/uploads/2009/03/nielsen_globalfaces_mar09.pdf.
Nyren, C. (2005). Advertising to baby boomers. Paramount Market Publishing: New
York.
OCLC (2007). Sharing, privacy and trust in our networked world. Ohio: OCLC online
computer library center, Inc.
O‟Reilly, T. (2005, 30 september). What is Web 2.0. Design Patterns and Business
Models for the next generation of software. Geraadpleegd op 15 november 2009 op
het World Wide Web:
http://www.oreilly.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-web-20.html.
Paine, C. et al. (2007). Internet users‟ perceptions of „privacy concerns‟ and „privacy
actions‟ (elektronische versie). International journal of human-computerstudies, 65,
526-536
Solove, J. , Rotenberg, M. , Schwartz, P.M. (2006). Privacy, information and
technology. New York: Aspen Publishers, Inc.
Sørensen, L. (2009). User managed trust in Social Networking – comparing Facebook,
MySpace and LinkedIn. Kopenhagen: Center for communication, media and
information technology: Aalborg University.
Snyder, B. (2008, 10 november). Finally found out who LinkedIn users are.
Advertising Age, 12-13. Geraadpleegd op 25 april 2010 op het World Wide Web:
http://www.andersonanalytics.com/uploads/AdAge20081110.pdf
Van Belleghem, S. (2009). Meer dan 370 000 Belgische 50-plussers actief op sociale
netwerken. Persbericht van InSites Consulting verspreid op 23 april 2009.
Van Belleghem, S. (2010). Social media around the World. Geraadpleegd op 30 april
2010 op het World Wide Web: http://www.slideshare.net/stevenvanbelleghem/social-
networks-around-the-world-2010 (Insites Consulting)
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 83
Van Dijck, J. & Nieborg, D., 2009, Wikinomics and its discontents: a critical analysis of
Web 2.0 business manifestos. Sage Publication: London
Vincent, A. & Valkenburg, J. (2009). Solliciteren via LinkedIn. Utrecht: Spectrum.
Vermeiren, J. (2008). Let‟s connect! Pearson Education Benelux: Amsterdam.
Vermeiren, J. (2009). Hoe LinkedIn nu echt gebruiken? Pages: Gent.
Walrave, M. (1999). Privacy gescand? Direct marketing en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer. Leuven: Universitaire Pers Leuven.
Walrave, M. (2002). Privacy op het internet: reëel of virtueel? Een onderzoek naar
bescherming van de persoonlijke levenssfeer in Belgische commerciële websites.
Tijdschrift voor sociologie, 23, 3-4.
Wasserman, S. & Faust, K. (1994). Social network analysis: methods and applications.
Cambridge: Cambridge University Press.
Weyns, W. (1998). Grensschermutselingen, een sociologische verkenning van de
grens tussen privé en publiek domein. Tijdschrift van de Sociologie, 3, 1
Andere bronnen
Ernst, (M.), januari 2010, HRMWitboek. BizInfo: Gent
LinkedIn (2008). About us. Geraadpleegd op 5 oktober 2009 op het World Wide Web:
http://press.linkedin.com/ .
.
LinkedIn (2008). Company history. Geraadpleegd op 5 oktober 2009 op het World
Wide Web: http://press.linkedin.com/history.
O‟Dell, J. (2010, 19 april.) Facebook now commands 42% of social media traffic.
Geraadpleegd op 29 april 2010 op het World Wide Web:
http://m.mashable.com/1806/show/43424bf2a0333fd8d20cb58e2b76240a&t=49b431
d2932a8c7919c8e5aa08c586e2.
De Standaard Online (2008, 11 augustus). LinkedIn rijmt op Facebook en Plaxo.
Geraadpleegd op 3 december 2009 op het World Wide Web:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF11082008_112 .
De Standaard Online (2009, 2 december.) Tien opvallende Facebook/Twitter-verhalen
van 2009. Geraadpleegd op 3 december 2009 op het World Wide Web:
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 84
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF02122009_033&word=face
book.
De Standaard Online (2010, 6 maart.) Verslaafd aan de virtuele boerenstiel.
Geraadpleegd op 6 maart 2010 op het World Wide Web:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=VF2N553L&word=farmville
Stewart, J. (2008). An introduction to online social networking systems. Geraadpleegd
op 15 november 2009 op het World Wide Web:
https://www.wiki.ed.ac.uk/display/IandS/An+Introduction+to+online+Social+Network
ing+Systems.
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 85
Overzicht tabellen en figuren
Tabellen
Tabel 1 Karakteristieken van sociale netwerksites p. 24
Tabel 2 Definities van privacy p. 33
Tabel 3 Overzicht van de respondenten P. 46
Figuren
Figuur 1 Schema van web 2.0 ontstaan tijdens een
brainstormsessie van O‟Reilly Media
p. 17
Figuur 2 De gouden driehoek van netwerken p. 19
Figuur 3 Aantal sociale netwerkgebruikers per land p. 23
Figuur 4 Vertrouwen in sociale netwerksites p. 24
Figuur 5 Vergelijking LinkedIn, Xing en Plaxo p. 26
Figuur 6 Vergelijking aantal gebruikers 2009-2010 p. 27
Figuur 7 De categorieën van LinkedIngebruikers p. 29
LinkedIn voor babyboomers: professioneel visitekaartje of een open deur naar
privacygegevens? 86