‘Scenario’s voor gas in Nederland tot 2050’ - TNO...– Komt er een second life voor bestaande...
Transcript of ‘Scenario’s voor gas in Nederland tot 2050’ - TNO...– Komt er een second life voor bestaande...
www.ecn.nl
Achtergronddocument:
Scenario’s voor gas
in Nederland tot 2050
In opdracht van:
30 maart 2016 ECN-L--16-025
Agenda
1. Achtergrond slide 3
2. Drijvende krachten achter scenario’s slide 15
3. Beschrijving van scenario’s slide 27
4. Uitwerking van scenario’s slide 36
5. Ondersteunend materiaal slide 75
6. Bronnen slide 88
2
1. Achtergrond
Achtergrond
Tot voor kort was het voor ‘Nederland gasland’ tamelijk eenvoudig de richting van de gasmarktontwikkelingen en het Nederlands gasbeleid te voorspellen. Een aantal recente gebeurtenissen maakt nu dat gas minder vanzelfsprekend lijkt en de richting waarin het Nederlands gassysteem zicht begeeft onduidelijker:
• De aardbevingsproblematiek rond het Groningenveld heeft o.m. een grote impact op de gasbalans van Nederland: – Waar halen wij straks ons gas vandaan als er minder uit Groningen mag worden geproduceerd?
– Kunnen (nieuwe) kleine velden voor voldoende compensatie zorgen, moet de oplossing in het buitenland worden gezocht (Rusland, LNG), en tegen welke prijs?
• Gas wordt door sommigen gezien als ideale transitiebrandstof, maar ondertussen verkeren gasgestookte centrales in zwaar weer en beleeft kolen een opleving;
• De rol van gas als ‘vanzelfsprekende’ energiedrager in Nederland gasland staat in veel scenario’s ter discussie ten gunste van elektriciteit en (rest)warmte;
• Er is onzekerheid over de rol die gasinfrastructuur nog speelt in de (nabije) toekomst: – De gasvraag lijkt af te gaan nemen, de behoefte aan piekvermogen ook?
– Komt er een second life voor bestaande gasinfrastructuur via alternatieve gasvormige energiedragers (waterstof) of CO2 (CCS)?
– Worden investeringen in infrastructuur nog wel terugverdiend, en wie betaalt de rekening?
De toegenomen onduidelijkheid op dit thema maken dat het voor Eneco en Stedin momenteel erg uitdagend is om een robuuste gasstrategie te ontwikkelen. Er is een sterke behoefte aan fact finding en duiding van huidige en te verwachte ontwikkelingen. Wat zijn nu de belangrijkste, waarschijnlijke richtingen waarin de Nederlandse gasmarkt en het gasbeleid zich zal bewegen, en wat zijn daarvan de consequenties, en voor wie.
4
Doel
Het primaire doel in dit project was om een concrete bijdrage te leveren aan de strategievorming van Eneco & Stedin op het gasdossier middels het uitvoeren van de volgende activiteiten:
• De feiten op een rij zetten rond de huidige gasmarktsituatie en verwachte ontwikkelingen, zowel aan aanbod- als vraagkant;
• Het ontwikkelen van overkoepelende scenario's en storylines voor gas in Nederland tot 2050;
• Het waar gewenst verder uitdiepen en / of kwantificeren van specifieke onderdelen in de storylines.
5
Brede definitie ‘gas’
• Gas als brandstof én als energiedrager
• ‘Gas’ als verzamelnaam voor: – Aardgas: fossiel methaan
– Hernieuwbaar methaan: uit biomassa of andere hernieuwbare bronnen
– Groen gas of biomethaan: methaan uit biomassa (via vergisting of vergassing)
– Power-to-gas: methaan of waterstof uit (hernieuwbare) elektriciteit
– Synthetisch aardgas (SNG): methaan geproduceerd uit CO en waterstof
– Bio-SNG: SNG uit vergasssing van biomassa
– Biogas: methaan uit vergisting van biomassa
– Waterstof
– LNG
• Daar waar we een specifieke vorm van gas bedoelen, gebruiken we de relevante term
6
Referentiekader voor rol gas in 2050
• Doelstelling 2050: 80-95% CO2 emissiereductie t.o.v. 1990
• Welke potentiele ruimte geeft dat voor aardgas?
CO2 budget voor 22 mld m3
CO2 budget voor 6 mld m3
Aanname: er vindt geen uitstoot plaats door andere fossiele bronnen (olie, kolen)
Biomassa i.c.m. CCS verruimt eventueel CO2 budget ruimte
7
• Doelstelling 2050: 80-95% CO2 emissiereductie t.o.v. 1990
• Welke potentiele ruimte geeft dat voor aardgas?
Referentiekader voor rol gas in 2050
CO2 budget voor 15 mld m3
Geen CO2 budget
Aanname: Maximale CO2-eq
reductie in transport in 2050
is -60%
Gasvraag 42 mld m3
Gasvraag 40 mld m3
8
Referentiekader voor rol gas in 2050
1. Aardgas in combinatie met CCS:
– Wint aardgas+CCS concurrentie met kolen+CCS?
– Max. beschikbare CO2-opslag capaciteit?
– Capture CO2 < 100%
– Alleen optie voor grootschalige toepassing?
2. Hernieuwbaar methaan: – Biogas potentieel Nederland
beperkt
– Perspectief Bio-SNG nog onzeker
– Importkansen nog onzeker
– Power-to-gas route: tot methaan of tot waterstof?
3. Waterstof: – Biogas potentieel
Nederland beperkt
– Waterstofproductie uit aardgas met CCS?
– Power-to-gas route: tot methaan of tot waterstof?
• 3 opties voor inzet gas zónder gebruik van CO2 budget
9
Methodologie Scenario-analyse: definities en toepassingen
• Definitie
– Ontwerp en gebruik van alternatieve beelden van toekomstige energiesystemen gebaseerd op een analyse van drijvende krachten en belangrijkste onzekerheden
• Toepassingen – Communicatiemiddel bij visievorming
– Identificeren robuuste acties om gewenste doelen te bereiken
– Stimuleren voorzorgsmaatregelen om ongewenste gevolgen te vermijden
10
Methodologie Wat kun je met scenario’s?
• Handelingsperspectief: nadenken over de toekomst kan de toekomst veranderen door – Toekomstige ontwikkelingen in een positieve richting te sturen
(“shaping strategies”)
– Negatieve gevolgen van toekomstige ontwikkelingen te vermijden (“hedging strategies”)
• Consistente analyse: plausibele en coherente toekomstbeelden – Fundamentele onzekerheden overzichtelijk op een rij
– Complexe oorzaak-gevolgrelaties in beeld
11
Methodologie Maar…
• Scenario-analyse moet gezien worden als een pragmatisch management instrument – Theoretische grondslagen zijn zwak en gefragmenteerd
– Het is geen geaccepteerde academische discipline, maar gebaseerd op creatief vakmanschap
• Het proces van scenario’s maken is net zo belangrijk als de uitkomsten – Systematisch denken over de toekomst
– Achterliggende redeneerlijnen uitwisselen
12
Boom van drijvende krachten
Olieprijs-
crisis
‘Parijs’s
laagt
Alternatief
scenario 1 Alternatief
scenario 2
Trend
scenario
Matrix van drijvende krachten
Economische
groei leidend
Milieukwaliteit
leidend
Technologische
doorbraken
Scenario 2
Scenario 3 Scenario 4
Scenario 1
Technologische
stilstand
Nadruk op eindcondities
Drijvende krachten leiden tot geleidelijke polariteit
Nadruk op begincondities
Drijvende krachten leiden tot plotselinge vertakking
Methodologie Twee basismethodieken voor scenariobouw
• Toepassing van ‘Matrix van drijvende krachten’-aanpak
13
Projectproces Tijdlijn, milestones & werkzaamheden
Oplevering
Eind feb
1e Werksessie Eneco & Stedin
15/12
2e Werksessie Eneco & Stedin
14/1
Doorzaagsessie ECN
Eind jan Eind okt
Verkennen & voorbereiden
Vertalen naar scenario’s + fact finding/ factchecking
Brainstorming, prioritering, structurering
Bediscussiëring van scenario’s,
mindmapping van consequenties
Vertalen naar storylines, implicaties +
onderbouwing
Concept storylines +
onderbouwing
Deliverables: Paper / achtergrond-
materiaal / Presentatie
Revisie, selectieve verdieping / kwantificering,
verdere onderbouwing
‘Vertalen naar handelingsper-
spectief’
14
2. Drijvende krachten
achter scenario’s
Overwegingen bij onze keuze (1)
• Beleidsonzekerheid is sowieso een belangrijkste factor – Maar onder welke label kan dit worden geschaard? Daarover kan worden getwist!
• “De burger” of maatschappelijke component is belangrijk – Maar als primaire as in scenariokwadrant niet waarschijnlijk
– Eerder ‘indirecte’ link met drivers op assen van scenariokwadrant
• Technologische ontwikkeling komt er sowieso: – Maar in welke vorm: ontwikkeling in vooral conventioneel of onconventionele opties?
– En is deze technologie ontwikkeling gunstig voor gas of niet? Niet eenduidig: denk aan CCS, P2G…
– En snelheid van de ontwikkeling is een belangrijke onzekere factor (consistentie en omvang van onderzoeks- en innovatiebeleid)
16
Overwegingen bij onze keuze (2)
• In hoeverre is het wenselijk c.q. logisch dat ”gasmarkt specifieke” factoren je initiële scenario reikwijdte bepalen (door deze op de as te plaatsen)? – Het initieel te centraal stellen / te belangrijk maken van gas in het bepalen van de
scenario-ruimte leidt waarschijnlijk tot zekere tunnelvisie, omdat het dan lastiger is om in de invulling weer terug te grijpen naar de macro-ontwikkelingen als economische groei en overall klimaatambities.
– Hoe loopt b.v. de causaliteit van “ruim marktaanbod van gas” vis-a-vis ambitieuze klimaatdoelstellingen?
– Logischer lijkt het om belangrijke, onzekere gas-events te verwerken in de verhaallijnen i.p.v. deze als drijvende krachten voor scenario’s te identificeren
• Op de ontwikkeling van de energieprijzen is geen peil te trekken – Als primaire as in scenariokwadrant niet waarschijnlijk; mogelijk een indirecte link met
drijvende krachten op assen van scenariokwadrant
– Per saldo: voorlopig wereldwijd voldoende voorhanden tegen een acceptabele prijs 17
Overwegingen bij onze keuze
• Ondanks vele onzekerheden vind in Europa en daarbuiten toch transitie plaats van niet duurzame inzet van fossiele bronnen naar een duurzame energiehuishouding die (op z’n minst) in belangrijke mate gebaseerd zal zijn op gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Dit als gevolg van: – Breed gedeelde noodzaak tot beperking van klimaatverandering en het doorvoeren
van drastische emissiereductie
– Geopolitieke redenen en belang van energievoorzieningszekerheid: in Europa raken eigen fossiele bronnen op en volledige afhankelijk van energie van elders is minder wenselijk
– Een heroriëntatie van het begrip welvaart met meer aandacht voor welzijn (kwaliteit van leven en leefomgeving) naast ‘harde’ economie
• Wat resteert is onzekerheid over de snelheid en vormgeving van de transitie. Dit zijn in essentie de assen die de toekomstscenario’s opspannen. 18
Drijvende kracht #1: Welke actor heeft meeste invloed op/regie bij vormgeving energietransitie?
• De vormgeving van de transitie wordt bepaald door de vraag wie de dominante actor is die de transitie drijft/vormt geeft. De uitersten op deze “as” worden gevormd door “de burger” enerzijds en de “nationale overheid” anderzijds: – Dominantie van “de burger” past in een beeld van gebrekkige Europese en
internationale samenwerking. De ruimte voor nationale overheden voor een alleingang op het gebied van klimaatbeleid is hierbij beperkt (bv. industrie en transport). Bij gebrek aan initiatief en regie kiezen burgers en decentrale overheden voor een eigen aanpak. De nationale overheid acteert reactief en faciliteert de veranderingen die van onderop worden gestuurd (bottom-up).
– Bij dominantie van de nationale overheid is sprake van voortgaande Europese integratie van markten en energiebeleid. Voorts weten overheden te komen tot effectieve internationale samenwerking waardoor onzekerheden over werken aan klimaatdoelstellingen in relatie tot nationale belangen (bv. concurrentiepositie) geminimaliseerd worden. De overheid neemt de maatschappij op sleeptouw bij de energietransitie (top-down).
19
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
Welke actor heeft meeste invloed op/regie bij de vormgeving van de energietransitie?
Drijvende kracht #1: Welke actor heeft meeste invloed op/regie bij vormgeving energietransitie?
20
• Gebrekkige EU samenwerking, en het lukt (inter)nationale overheden niet om de realisatie van klimaatdoelstellingen te organiseren
• Nationale overheid neemt weinig initiatief uit angst voor negatieve economische impact van een alleingang
• Burgers en lokale/decentrale overheden geven eigen invulling aan verduurzaming van hun omgeving (bv. energie-coöperaties)
• Initiatief op lokaal/regionaal niveau; de nationale overheid is reactief en faciliteert
• Effectieve EU en internationale samenwerking die patstellingen doorbreken en het mogelijk maken om klimaatdoelen te realiseren
• De nationale overheid heeft de regie, en zorgt voor kaders en harmonisatie van acties m.b.t. de energietransitie op nationaal vlak.
• Vanuit de nationale overheid zijn er effectieve en efficiënte prikkels om te komen tot systeemverandering
• De nationale overheid neemt de maatschappij op sleeptouw, en burgers, bedrijfsleven en overige overheden reageren op prikkels (zijn reactief)
Drijvende kracht #1: Welke actor heeft meeste invloed op/regie bij vormgeving energietransitie?
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
Bottom-up (lokaal
initiatief)
21
• De mate waarin en manier waarop overheden, bedrijfsleven en burgers bereid zijn om te investeren in de energietransitie is van belang voor het tempo van de transitie. Ligt de nadruk van ons economisch handelen op korte termijn financieel resultaat, of is er ook aandacht voor lange termijn investeringen in verduurzaming met meer risico. – Investeringsbereidheid en focus hangen af van de mate van vertrouwen in de
economie. Dit hangt niet zozeer samen met een hoge economische groei, maar meer met stabiliteit (stabiele economische ontwikkeling) en zekerheden voor de toekomst (consistente prikkels, stabiel en gunstig fiscaal klimaat, etc.).
– Stabiliteit en zekerheid binnen de welvaartscontext die we kennen in Europa, en zeker in NW-Europa laat meer ruimte toe voor investeringen in onderzoek, innovatie en verduurzaming met een wat langere termijn horizon: “winst voor de wereld en later”.
– Een gebrek aan stabiliteit en zekerheid leidt tot een oriëntatie op behoud van wat we hebben, behoud van het bekende, en een nadruk op financiële resultaten: “winst voor hier en nu”.
Drijvende kracht #2: Waar ligt onze waarde-oriëntatie? (hier & nu vs. later)
22
Wat is de dominante oriëntatie in ons economisch handelen? Ligt de nadruk op maximaal financieel resultaat op korte termijn, of op investeren in de toekomst met oog voor welzijn, klimaat en milieu
(duurzaamheid) en rendement op langere termijn?
Winst voor hier en nu
Winst voor de wereld en later
Drijvende kracht #2: Waar ligt onze waarde-oriëntatie? (hier & nu vs. later)
23
• Bij investeringen voor “winst voor de wereld en later” past het beeld van een stabiele samenleving waarin zaken goed geregeld zijn, en onzekerheden niet groot zijn. Er is vertrouwen in de toekomst en bereidheid om in de toekomst te investeren, met iets meer risico en tegen een relatief lage discontovoet
• Er is relatief veel aandacht voor niet harde financiële factoren (welzijn, milieu, klimaat, etc.), en verduurzaming heeft een relatief hoge prioriteit
Drijvende kracht #2: Waar ligt onze waarde-oriëntatie? (hier & nu vs. later)
Winst voor de wereld en later
Winst voor hier en nu
• “Winst voor hier en nu” past bij een instabiele samenleving waarin (een) continu (gevoel van) crises heerst (incidenten, hoofdpijndossier etc.). Veel tijd en middelen gaan zitten in problemen die spelen op de korte termijn.
• Er is veel onrust. Continue hervormingen leiden tot onzekerheid en weinig vertrouwen in de toekomst. Men zoekt naar zekerheid en mijdt risico’s.
• Investeringsbereidheid is beperkt en er worden relatief hoge rendementseisen gehanteerd. Verduurzaming alleen indien op korte termijn rendabel.
24
Scenario's Korte karakterisering
Wens voor duurzaamheid & autonomie. Decentrale initiatieven. Afstemming
en samenwerking nationaal niet optimaal
Er is draagvlak voor verduurzaming en er is goede samenwerking &
afstemming. De nationale overheid neemt regie.
Focus op korte termijn economie, ruimte en wil
om echt meer te doen en in samenwerking met
anderen ontbreekt
(Inter)nationale overheden zijn drivers achter verduurzaming,
maar beperkt draagvlak verduurzaming en zorgen om
economie vertragen
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
25
Scenario's
“Burger gedreven
verduurzaming”
“Wil van consument is
wet”
“Overheid gedreven
verduurzaming”
“Overheid als manager”
Winst voor hier en nu
Winst voor de wereld en later
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
26
3. Beschrijving van scenario's
Deze sectie geeft een algemene invulling van de in de vorige sectie gedefinieerde scenario's. Een invulling op specifiekere aspecten volgt in sectie 4.
Algemene invulling
In deze sectie wordt een invulling van de scenario's gegeven voor de volgende dimensies:
A. Energie
B. Duurzaamheid (nationaal)
C. Energiebeleid (idem)
D. Gasbeleid (idem)
E. Transparantie
F. Rol van burger
G. Industrie (als gebruiker)
Begin
28
•Er is effectieve centrale overheid die zich sterk maakt voor verduurzaming energie in stimulerend internationaal kader •Brede verduurzaming in alle sectoren,
met grotere nadruk op centrale, grootschalige opties zoals offshore wind. •Uit faseren kolen en beperking van de rol
van aardgas.
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
•Verduurzaming energie: decentraal (“vele kleintjes”), ook organisatorisch (b.v. energiecoöperaties) •Verduurzaming vooral in de gebouwde
omgeving (“energie leverende wijken”), en mogelijk het MKB. • Industrie en transport zijn lastiger
bottom-up te verduurzamen.
• Fundamentele energiesysteem veranderingen liggen moeilijk, burger is tegen. Prioriteit is niet energie, maar eigen zorg & pensioen •Prijsbewuste consument, ook op
energiegebied •Aardgas is niet onbetwist, maar blijft
zolang het betaalbaar is
• Sterke overheid maakt zich druk om BBP en rol energie daarin; nadruk lage prijzen • Inzet op Gasrotonde en maximale inzet
binnenlandse bronnen, geopolitiek beinvloedt de internationale gasmarkt • Internationale onderhandelingen vanuit
korte termijn eigenbelang; wel ruimte voor korte termijn rendabele opties (WoL, wat biogas, ..)
Bottom-up (lokaal initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
A. Invulling energie
Begin Sectie
29
B. Invulling duurzaamheid
Overheid zet kaders en stuurt actief en effectief richting
duurzaamheid. Deze kaders zorgen dat burgers en bedrijven
verduurzamen.
De overheid implementeert duurzaamheidsmaatregelen die op
korte termijn geld opleveren. Terughoudendheid in
verduurzamen industrie vanwege concurrentiepositie.
Duurzaamheid is geen prioriteit voor de burger en de overheid is niet in staat
om veranderingen te organiseren
Duurzaamheidsissues worden voortvarend aangepakt door
initiatieven en druk van burgers. Ook bedrijven ervaren druk van burger / consument en willen license to produce zekerstellen Bottom-up,
initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
30
- Alle ballen op ETS (hernieuwbaar & besparingen)
- EPC systematiek voor bestaande bouw (dwz volledige harmonisatie)
- Coherent uitgerolde smart grid concepten (o.m. tbv netstabiliteit)
- Minder ruimte voor diversiteit, maatwerk, indiv. Keuzes in marktregulering
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
- Salderings- en postcoderegeling zijn succes, vertaling naar gas wordt bedacht
- Centraal leveringszekerheid beleid minder belangrijk, decentraal zorgt voor robuustheid
- Overheid creëert ruimte voor maatwerk door decentrale actoren (incl. DSOs)
- ETS is op sterven na dood
- Conservatieve marktregulering - Beleid (duurzaam / besparingen) is weinig
effectief, alleen waar mensen winst zien komt men tot actie
- Stekker uit ETS - Overheid accepteert gegeven dat
wantrouwen bij consument leidt tot hang naar zelfstandigheid / onafhankelijkheid decentraal (bv eigen batterijen, micro-WKK)
- ETS moddert door - Beleid richt zich op marktimperfecties, niet
op duurzame (want dure) systeemveranderingen
- Fragmentatie van beleid, doelstellingen zijn weinig ambitieus.
- Alleen noodzakelijke veranderingen in marktregulering (bv tbv netstabiliteit)
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
C. Invulling energiebeleid
Begin Sectie
31
D. Invulling gasbeleid
Gasstrategie wordt afgebouwd en deels omgezet in een waterstof / flexibiliteitsstrategie. Overheid organiseert versnelde afschrijving van gasinfrastructuur en geeft juiste prikkels voor 2nd life van gas assets. Productie
Groningen wordt snel, sterk afgebouwd. Voorzieningszekerheid van resterende gasbehoefte is geen issue voor goede internationale markt met lage
gasprijs
Nederland handhaaft gasrotondestrategie. Gas blijft belangrijk in NW-Europa. Importinfra wordt uitgebreid om nog beter aangesloten te zijn op goed werkende
internationale markt. Nederland blijft belangrijke speler als flex leverancier middels LNG / opslag assets.
Gasbaten nemen af, maar aandeel gas in BBP blijft relatief hoog. Opslag van CO2 levert exra economische
impuls
Gas blijft belangrijk in Nederland maar de mate waarin aan een belangrijke
internationale positie kan worden verdient is klein vanwege illiquide wereldmarkt met
sterke politisering. Eigen bronnen worden maximaal benut (kleine velden, Groningen,
schaliegas).
Op basis van decentrale behoefte / wens wordt maximaal ingezet op groen gas.
Voorzieningszekerheid is een belangrijk issue. Importafhankelijkheid wordt sterk
gereduceerd. Gasvraag wordt waar mogelijk gereduceerd / ontmoedigd. Bottom-up,
initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
32
Overheid dwingt transparantie af, i.v.m. zowel duurzaamheid als voorzieningszekerheid. Stimuleert in tussenfase wellicht bio/groen gas, maar in 2050 eerder SNG / H2 Overheid hanteert breed duurzaamheidskader bij onderhandelingen internationaal
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Consument wil alles weten, en maakt duidelijke keuze op basis van duurzaamheid (gasetikettering). Stimuleert groen gas (lokaal geproduceerd, kleinschalig bio-gas)
Het liefst goedkoop en uit betrouwbare bron (b.v. niet uit Rusland…)? Gevoel van veiligheid speelt belangrijke rol in wens t.a.v. oorsprong gas Relatief veel fluctuatie / variatie in gasaanbod
Overheid is met name geïnteresseerd in economische aspect in onderhandelingen
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
E. Invulling transparantie
Begin Sectie
33
F. Invulling rol van burger
(pro)actieve burgers, breed draagvlak voor verduurzaming, zowel op
centraal als decentraal niveau. Streven naar duurzaamheid belangrijker
geacht dan keuzevrijheid: overheid krijgt fiat om optimale oplossingen te
implementeren
Passieve burger, binnen afgesproken (centrale) doelstellingen staat
betaalbaarheid van energiesysteem voorop. Derhalve begrip en draagvlak voor grootschalige opties als CCS en
kernenergie.
Burger heeft slechts beperkt motivatie om te veranderen: houdt vooral
introductie van grootschalige verduurzamingsopties op lokaal
niveau tegen. Vraagrespons komt niet van de grond. Weinig draagvlak voor
implementatie van duurzame (de)centrale opties. Focus op kosten.
Actieve burger, prosumer, keuzevrijheid is belangrijk goed, streven naar
autonomie, groot draagvlak voor technologieën die duurzaamheid en /of
zelfredzaamheid bevorderen (zon PV, vraagrespons, decentrale opslag), geen draagvlak voor grootschalige ‘beperkt
duurzame’ opties (CCS, kern) Bottom-up, initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
34
Sterke internationale kaders zorgen voor ‘behoud’ industrie en sterke beweging naar besparing, verduurzaming, etc. (vluchten kan niet meer! Leakage bestaat niet meer)
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Industrie moet zich bewijzen t.o.v. kritische burger / consument: die dwingt veranderingen af Bankstel kopen? Ik print er wel een thuis. Verandering van industriestructuur, van traditioneel naar nieuwere segmenten Nieuwe business-modellen (b.v. ‘Winkeltjes’)
Industrie kwetsbaar: burger twijfelt of bedrijfsbelang ook haar eigen belang is (vb: energiebelasting grootverbruikers) Milieu kritische consument bestaat niet in dit beeld. (denkt zich dit niet te kunnen veroorloven). Industrievlucht als dreigement
Industrie vindt gewillig oor bij de overheid, en overheid weet economische belangen om te zetten in beleid Burger noch consument zijn erg kritisch
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
G. Invulling industrie (als gebruikers)
Begin Sectie
35
4. Uitwerking van scenario's
Daar waar de vorige sectie een algemene invulling werd gegeven aan de scenario's, wordt in deze sectie een verdere invulling gegeven op specifieke aspecten van het energiesysteem.
Begin
Leeswijzer
In deze sectie wordt een scala aan gas- of energiesysteem specifieke aspecten uitgewerkt voor de vier scenario’s. Hierbij wordt waar mogelijk ook getracht een kwantitatieve invulling te geven.
Per aspect worden de volgende drie onderdelen behandeld: • Wat zijn de relevante trends op dit moment?
• Wat zijn de (grootste) onzekerheden?
• Hoe ziet de invulling van de scenario’s er uit?
De volgende aspecten komen aan bod: A. Gasvraag
B. Gasaanbod
C. Gasprijs: niveau & volatiliteit
D. Infrastructuur: distributie & transmissie
E. Flexibiliteitsopties energiesysteem
F. Commodityprijzen
Begin Sectie
37
A. Gasvraag
Robuuste ontwikkelingen
1. Toenemende besparingen in gasvraag (m.n. gebouwde omgeving)
2. Toenemende substitutie van gas met alternatieven (gebouwde omgeving, industrie)
3. Gematigde groei in industrie over langere periode; hoge groeicijfers lijken tot verleden te behoren
4. Laag verduurzamingstempo (industrie)
5. Druk op emissiereductie en toename van alternatieve brandstoffen in transport biedt (beperkt) kansen voor gas (scheepvaart, in HDV in transitiefase)
GO = gebouwde omgeving, I = industrie, T = transport, HDV = heavy duty vehicles
Begin Sectie
38
A. Gasvraag
Onzekerheden:
• Besparingstempo (m.n. in gebouwde omgeving)
• Mate en tempo van substitutie van gas naar alternatieve opties (gebouwde omgeving, industrie) en van alternatieven naar gas (transport)
• Invloed van marktprijzen (gas, elektriciteit, CO2, biomassa) op bovenstaande ontwikkelingen
Begin Sectie
39
A. Gasvraag Gebouwde omgeving
Hoog besparingstempo. Optimale mix van warmteopties (hybride,
elektrisch, warmtenetten)
Beleidsprikkels t.a.v. besparingen zijn op orde, maar focus op korte termijn /
kosten maakt dat tempo niet optimaal is. Substitutie van gas naar
alternatieven is beperkt
Besparingstempo is erg laag, mate van substitutie naar elektriciteit of warmtenetten ook. Gas blijft dominant. Wel aandacht voor
decentrale opties waarmee partijen van het net af kunnen.
Redelijk hoog besparingstempo, maar door gebrek aan (beleids-) coördinatie niet
optimaal. Relatief grote mate van elektrificatie (en te weinig hybride opties),
onder meer vanwege af willen van importafhankelijkheid. Bottom-up,
initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
40
A. Gasvraag Gebouwde omgeving
Sterke mate van energiebesparing en elektrificatie van warmtevraag
Lagere gasvraag door energiebesparende maatregelen, maar
gas blijft behoorlijke voorkeur genieten
Beperkte substitutie weg van gas, energiebesparende maatregelen in beperkte mate uitgevoerd vanwege
focus op kosten
Energiebesparende maatregelen blijven achter, en gas blijft de default
voor warmtevraag
Begin Sectie
41
A. Gasvraag Elektriciteitssector
Robuuste ontwikkelingen:
1. Besparingen reduceren elektriciteitsvraag
2. Toenemende elektrificatie van finale energievraag
3. Gasvermogen (centraal + WKK) heeft het momenteel moeilijk vanwege gas-kolenprijs verhouding in combinatie met CO2 prijs
4. Toenemende penetratie van intermitterend duurzaam vermogen in het systeem
Onzekerheden
• Tempo van energiebesparingen
• Mate van elektrificatie en consequenties voor behoefte aan flexibiliteit
• Tempo van penetratie duurzaam
• ‘Economics’ van gas vs. kolen (i.c.m. CCS), b.v. type / mate van beleidsinterventie t.a.v. kolen
• Rol biomassa op middellange tot lange termijn
Begin Sectie
42
A. Gasvraag Elektriciteitssector
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
- Redelijk hoog besparingstempo in combinatie met verdergaande elektrificatie
- Relatief grote rol voor decentrale opties
- Grootschalige, controversiële opties komen niet van de grond (CCS, kern)
- Relatief meer netwerk uitbreiding decentraal dan centraal
- Realisatie hoog besparingstempo - Grote mate van elektrificatie van
(resterende) energievraag (P2X) - Grote rol voor zon & wind (met name
grootschalig) - Optimale coördinatie van
netwerkuitbreidingen - Uitwisseling met buitenland teneinde
comparatieve voordelen te benutten - Sterk afnemende rol voor gas
- Laag besparingstempo
- Beperkte mate van elektrificatie - Toenemende rol voor wind en
zon PV - Kolen en gas blijven sterk in de
productiemix - Zeer beperkte uitbreiding van
internationale verbindingen
- Beperkt besparingstempo gecombineerd met beperkte elektrificatie van energievraag
- Inzet van grootschalig wind, decentraal blijft wind en zon PV achter door gebrek aan draagvlak
- Grootschalige inzet van gas / kolen i.c.m. CCS
- Sterke internationale verbindingen, veel uitwisseling
P2X
Begin Sectie
43
A. Gasvraag Elektriciteitssector
Grote penetratie intermitterend duurzaam duwen gasvolumevraag
sterk naar beneden, terwijl back up door andere opties wordt geleverd.
Met name decentraal gas houdt langer stand
Gas+CCS is nadrukkelijke optie die door overheidsregie wordt
georganiseerd
Gas en kolen blijven relatief sterke positie hebben in de productiemix, relatief veel draaiuren en dus hoge
vraag
Begin Sectie
44
A. Gasvraag Industrie
Hoog verduurzamingstempo door combinatie van biomassa (m.n in transitiefase), implementatie van P2X (substitutie), technologische
doorbraken (b.v. electro-synthese)
Sturing overheid vooral gericht op het voorkómen
van verlies aan concurrentiekracht.
Gas is en blijft de default energiedrager. Zeer beperkte
mate van substitutie / elektrificatie. WKK neemt
belangrijke positie in. Late / beperkte toepassing van CCS
Particulier aandeelhouders-activisme en disruptieve
nieuwkomers zorgen voor veranderingen in de structuur
van de industrie. Daardoor ook enige vermindering gasvraag. Bottom-up,
initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
45
A. Gasvraag Industrie
Door innovaties lagere gasvraag in combinatie met substitutie van aardgas
naar bio-methaan / waterstof
Onder druk van consumenten voert industrie ook veranderingen door die
leiden tot besparing en substitutie
Industrie wordt relatief afgeschermd van stringente doelen ter bescherming van
concurrentiepositie
Gas blijft de default optie in industrie, slechts mondjesmaat vinden er
veranderingen plaats
Begin Sectie
46
A. Gasvraag Transport
Door sterke centrale regie en groot draagvlak voor veranderingen wordt voortvarend een infrastructuur
gerealiseerd voor elektriciteit en waterstof als alternatieve brandstoffen. Bewustzijn bij consument leidt tot lager
energieverbruik en relatief hogere besparingen. Transitie vindt relatief snel plaats, waarbij traditionele brandstoffen relatief snel worden vervangen en gas slechts beperkt rol
speelt. De productie van duurzame brandstoffen vindt met name grootschalig, centraal plaats.
Energietransitie in transport is redelijk succesvol dankzij sterke regie
(bijv.m.b.t. uitrol en organisatie). In de transitiefase speelt gas een relatief
belangrijke rol vanwege kostenaspect.
In het verduurzamen van transportvraag lukt het niet om door te pakken. Traditionele brandstoffen worden slechts moeizaam
gesubstitueerd, waarbij switch naar gas (LNG, CNG) maximaal haalbare lijkt en een
behoorlijke vaart maakt.
Consument is drijvende kracht achter substitutie naar elektriciteit. Voor switch naar
waterstof ontbreekt voldoende regie / beleidsafstemming. Decentrale, eigen
brandstofproductie, georganiseerd in wijken, gemeentes, regio’s. In transitiefase speelt gas
een beperkte rol. Bottom-up, initiatief burger
Top-down, initiatief overheid
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Begin Sectie
47
A. Gasvraag Transport
Inzet waterstof in mobiliteit en in beperkte mate als SNG in GO
In beperkte mate bio-LNG / waterstof. Aardgas (LNG) heeft
beperkte rol in transitiefase
Aardgas als transitiebrandstof
Aardgas in vorm van LNG / CNG krijgt voet aan de grond en
speelt behoorlijke rol
Begin Sectie
48
A. Gasvraag Totaalbeeld
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
- Dalende gasvraag in GO, mede door relatief grote mate van elektrificatie Bovengemiddelde aandacht voor decentrale opslag
- Vermindering gasvraag in industrie door particulier aandeelhouders-activisme en disruptieve nieuwkomers (veranderingen in de structuur van de industrie)
- Beperkte rol gas in transitiefase in transport - Ondanks relatief veel decentraal blijft aardgas
nog lang een back-up in systeem
- Sterk dalende gasvraag door sterke mate van energiebesparingen in GO, optimale mix van opties in warmtevoorziening met rol voor hybride opties
- Dalende gasvraag in industrie door verduurzamingstempo (P2X, biomassa)
- Gas speelt zeer beperkte rol in transport door voortvarende transitie naar vervoer op elektriciteit & waterstof
- Aardgas speelt kleine rol in flexibiliteitsbehoefte door opties als P2X, vraagrespons, energieopslag
- Gasvraag in GO neemt slechts gestaag af omdat besparingstempo relatief laag is, zelfde geldt voor elektrificatie.
- Gas blijft de default in industrie waardoor gasvraag daar nog lang op niveau blijft. Beperkte substitutie / elektrificatie
- Gasvraag in transport relatief hoog omdat duurzame(re) alternatieven nauwelijks van de grond komen
- Gas is de belangrijkste bron van flexibiliteit op de elektriciteitsmarkt
- Gasvraag in GO neemt enigszins af door besparingen, en door beperkte substitutie
- Gas blijft de default in industrie, overheid is vooral gericht op beschermen concurrentiepositie van industrie
- Gasvraag in transport neemt toe en speelt behoorlijk grote rol in transitiefase
- In elektriciteitssector blijft gas een rol spelen, en daarbij niet alleen als back-up
Begin Sectie
49
A. Gasvraag Totaal Nederland
• 2050 bandbreedte van vraag naar gas lijkt relatief beperkt
• Onderliggende trends / invulling zijn verschillend (aardgas vs. bio-methaan)
Begin Sectie
50
Hoe verhoud gasvraag in 2050
zich t.o.v. CO2-budget?
Gasvraag 2050 16 11 8 8
w.v. CO2-vrij gas 0 1 5 6
w.v. aardgas 16 10 3 2
% van CO2-budget (- 80%) (22 mld m3)
72% 45% 14% 9%
% van CO2-budget (-95%) (6 mld m3)
106% 67% 20% 13%
• Gasvraag in 2050 in miljard m3 per jaar
51
A. Gasvraag Vraag uit buitenland (export)
Afbouw van gasvraag in exportlanden leidt tot lagere vraag naar NL gas
onder lopende contracten
Afname export volgt afname gasvraag in buitenland
Relatief gorte vraag naar (NL) gas. Gasexport speelt rol in diversificatie
Europees en blijft iets langer doorgaan.
Nederlands gas is relatief belangrijk voor buitenland (waar ombouw ook
achterblijft), dus NL contracten worden vol benut
Begin Sectie
52
B. Gasaanbod Conventioneel aardgas
Robuuste ontwikkelingen:
1. Einde van eigen reserves komen in zicht, nationale productie neemt af
2. Verdere neerwaartse druk op productie vanwege discussie Groningen
3. Nederland schuift op van een netto-export naar een netto-importpositie
Onzekerheden:
• Tempo van reductie in nationale jaarlijkse gasproductie?
• Gaan we beschikbare reserves überhaupt wel allemaal in productie nemen?
• Resterende wereld gasreserves zijn omvangrijk, maar zijn deze ook beschikbaar? (onconventioneel, Iran)
• Wat wordt mix van eigen productie en gasimport komende decennia?
• Uit welke specifieke landen gaan we gas importeren?
Begin Sectie
53
B. Gasaanbod In brede zin
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief nationale overheid) - Beperkte reductie
Groningenproductie - Maximale inzet van kleine
velden - Schaliegas kan mits burger
& gemeenschap delen in winst
- Noch productie bio-methaan, noch waterstof
- Groningenproductie sterk gereduceerd
- Geen uitbreiding van kleine velden productie
- Diversificatie van import, maar vooral uit betrouwbare landen
- Geen schaliegas - Productie bio-methaan
(vergisting) en beperkt waterstof
- Tamelijk sterke reductie Groningenproductie
- Continuering kleine velden productie
- Relatief veel gasimport, met zeer brede diversificatie
- Beperkt gasaanbod uit vergisting
- Groningenproductieniveau op min. noodzakelijk voor leveringszekerheid
- Resterende gasbehoefte invullen met import uit betrouwbare landen
- Geen schaliegas - Productie bio-methaan
(vergassing) en waterstof (centraal & decentraal)
Begin Sectie
54
B. Gasaanbod Groningen
Minder gasproductie nodig voor eigen vraag en grotere focus op bredere
belangen / waarden regio Groningen
Groninger gasproductie wordt sterk gereduceerd om veiligheids-,
leefbaarheidsredenen.
Overheid reduceert Groningen enigszins, maar eigen ‘goedkoop’ gas
blijft belangrijk voor industrie en gasbaten nodig voor financiën
Om in eigen gas(hoge) gasvraag te voorzien en niet afhankelijk te zijn is eigen productie cruciaal. Reservoir
wordt uiteindelijk 100% benut.
Begin Sectie
55
B. Gasaanbod Kleine velden
Kleine veldenproductie wordt op lager niveau gehandhaafd
Kleine velden productie wordt gecontinueerd volgens huidig
beleid
Intensivering van kleine velden beleid
Kleine velden productie wordt gecontinueerd volgens huidig
beleid
Begin Sectie
56
B. Gasaanbod Schaliegas
Door lagere gasvraag en lage gasprijs is ‘duur’ schaliegas geen
optie
Geen maatschappelijk draagvlak voor schaliegas, vraag naar gas is
ook relatief laag
Geen (duur) schaliegas. Beschikbaarheid op
wereldniveau redelijk groot is.
Eigen gasproductie is relatief veel waard door hoge gasvraag
en gepolitiseerd aanbod internationaal
Begin Sectie
57
B. Gasaanbod Biogas en groen gas
Robuuste ontwikkelingen
1. Potentieel van biogas uit vergisting vrij beperkt, ~enkele bcm
2. Hoofdleveranciers agrarische sector, VGI en A/RWZI’s
3. ‘Baseload’ productie; weinig spreiding over het jaar
Onzekerheden
• Doorbraak groen gas uit vergassing?
• Hoeveel biogas naar gas?
• Europese handel in biogas, Rusland als leverancier?
Begin Sectie
58
B. Gasaanbod Biogas en groen gas
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief nationale overheid) Door de hoge kosten van vergisting en
vergassing blijven beide opties beperkt. Daar waar biogas wordt geproduceerd, bijvoorbeeld bij A/RWZI’s wordt het meestal omgezet in elektriciteit, ook voor eigen gebruik. Biogas stelt het net dan ook nauwelijks voor uitdagingen. Internationale samenwerking rond groen gas is er niet.
Door de hoge kosten komt vergassing niet van de grond. Vergisting groeit wel, vooral omdat het een essentiële techniek in zuivering van afvalwater en opwerking van mest. De toepassing van biogas (groen gas, elektriciteit) is redelijk in balans. De Europese gashandel floreert, ook met Rusland, maar groen gas speelt daarin nauwelijks een rol.
Hoewel de resterende gasvraag beperkt is wordt om deze te vergroenen ook ingezet op groen gas uit grootschalige vergassing. Vergroening van het gasnet is ook de belangrijkste toepassing omdat de e-sector al op andere manier wordt vergroend. Deze ontwikkeling wordt breed Europees ingezet door alle landen waarin decentraal gasgebruik een rol speelt, met ook Rusland als leverancier.
De kracht van decentrale initiatieven leidt tot sterke inzet op decentraal groen gas uit vergisting, maar grootschalige vergassing komt niet van de grond. Omdat op decentraal niveau invoeding in het gasnet niet altijd mogelijk is wordt een aanzienlijk deel van het biogas omgezet in elektriciteit. Van Europese harmonisatie in regelgeving en beleid is slechts beperkt sprake.
Begin Sectie
59
B. Gasaanbod Waterstof
Robuuste ontwikkelingen 1. Dalende prijzen brandstofcellen met uitzicht op productiekosten voor auto’s
vergelijkbaar met HEVs. Samen met batterijen optie voor brede elektrificatie van het wegverkeer
2. Noodzaak voor verduurzaming/decarbonisatie van de industrie: vervanging inzet aardgas voor waterstof door elektrolyse heeft potentie
3. Toenemende behoefte aan flexibiliteit en buffering van energie uit RES; waterstof en SNG enige opties voor grootschalige GWh-TWh opslag
Onzekerheden • Opties en kosten duurzaam waterstof, o.a. kostenontwikkeling elektrolyse
• Ontwikkeling CO2 normering personenauto’s voldoende stringent?
• Business case waterstoftankinfrastructuur
• Behoefte, opties en kosten van grootschalige waterstofopslag
• Bruikbaarheid van huidige aardgasinfra voor buffering en transport waterstof
Begin Sectie
60
B. Gasaanbod Waterstof
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief nationale overheid) - Hier niet te veel vernieuwing; vooral focus op
efficiency/energiebesparing en kostenreductie - Veelal behoud van bestaande voorzieningen; dit
biedt geen/weinig ruimte voor waterstof. - Wel van alles wat want ook nu gebeurd er het
e.e.a., maar meer karakter van demonstratie, proeftuinen, pilots dan daadkrachtige implementatie; implementatie alleen wanneer op korte termijn rendabel/korte terugverdientijd
- Verduurzaming/decarbonisatie van de waterstofvraag in de industrie vnl. via CCS (bulk) en eventueel groen gas.
- Waterstof in mobiliteit breekt niet door. Een beetje waterstof kan niet uit. Focus op elektrisch en vooral plug-in hybride met biobrandstoffen
- Flexibel gas, uitwisseling via interconnectie en centrale vraagrespons (industrie) voldoende voor leveren flexibiliteit
- Brede inzet van waterstof in transport en mobiliteit voor realisatie nul-emissie transport
- Inzet zon en wind nemen grote vlucht met behoefte aan grootschalige opslag/vastleggen van energie uit deze bronnen via waterstof
- Verduurzaming/decarbonisatie van waterstofvraag in de industrie via Power-to-Hydrogen (elektrolyse), maar ook CCS
- Verduurzaming GO via decentrale stations (op basis van (RES) SNG)
- P2X (X=H2) zowel decentraal (wijk-/regiocentrale i.c.m. tankstations) als centraal
- Zon neemt grote vlucht maar wind minder. Vooral elektrisch rijden wat aansluit bij eigen productie met PV. Brandstofcel-elektrisch/waterstof vooral in vloten voor goederenvervoer (bestel- tot vrachtauto’s).
- Verduurzaming waterstof via elektrolyse vooral in specialty chemie, niet in bulk (eerder groen gas)
- P2X (X= H2) vooral decentraal; behoefte aan flexibiliteit en centrale opslag onvoldoende voor overwegen waterstofoptie.
Begin Sectie
61
B. Gasaanbod Biomethaan
Grote rol voor waterstof en aanbod uit grootschalige
vergassing
Aanbod uit waterstof en biogas
Enig gasaanbod uit vergisting
Geen rol voor waterstof, nog voor biogas
Begin Sectie
62
B. Gasaanbod Totaal Nederland (exclusief import)
• Robuuste, dalende trend: afnemende aardgasproductie wordt (bijlange na) niet gecompenseerd door (soms) toenemende biomethaan productie
Begin Sectie
63
B. Gasaanbod Import
Lagere gasvraag in binnen- en buitenland zorgt voor relatief lage importafhankelijkheid
Combinatie van sterk lagere gasvraag in Nederland en buitenland en ontwikkeling van duurzame alternatieven zorgen voor
lage importbehoefte
Combinatie hoge gasvraag & continuerende gasexporten. Op termijn lagere gasvraag die zorgt voor minder
import
Gasvraag blijft relatief hoog, gasexportverplichtingen gaan door, maar
Groningenproductie op korte termijn verlaagt toch importbehoefte.
Begin Sectie
64
B. Gasaanbod Import: pijp vs. LNG
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief nationale overheid)
Snellere uitputting van
bronnen dicthbij, meer LNG (o.m. VS)
Diversificatie van bronnen, waarbij LNG
relatief grote rol speelt
Onder regie van overheid slaagt
NL in diversificatie in (LNG) bronnen
Diversificatie van bronnen,
waarbij ook LNG een rol speelt
Begin Sectie
65
C. Gasprijs Niveau
Sterke push naar verduurzaming leidt tot lage vraag naar gas en blijvende lage prijs.
Relatief veel gasreserves blijven in de grond.
Sterk afnemende gasvraag leidt tot relatief laag gasprijs pad, terwijl in
transitiefase gas nog tamelijk prominent is en als back-up fungeert.
Er blijft nog een redelijke grote vraag naar gas (NL en wereld), maar goedwerkende
internationale markt houdt het gasprijsniveau nog enigszins in toom.
Verduurzaming komt niet van de grond, gas blijft de default optie, waardoor
gasvraag hoog blijft en prijzen blijven stijgen met in productie nemen van meer
en duurdere reserves.
Begin Sectie
66
C. Gasprijs Volatiliteit
Weinig prijsfluctuaties en enkel met geringe omvang, voorzieningszekerheid
en beschikbaarheid van gas zijn geen issue
Redelijke mate van prijsvolatiliteit. Nederland importeert relatief meer gas en de internationale markt werkt niet
optimaal, actief diversificatiebeleid
Redelijk grote mate van prijsvolatiliteit door korte termijn focus en instabiele wereld. Wordt enigszins beperkt door
succesvol reageren van overheid,
Grote mate van prijsvolatiliteit door sterk gepolitiseerde wereldgasmarkt waar ook de overheid niet kan zorgen voor enige
stabiliteit. ++
+
0
-
Illustratie van volatiliteit
Begin Sectie
67
D. Gasinfrastructuur
Robuuste ontwikkelingen:
1. Brede expansie van aardgasinfrastructuur zeer onwaarschijnlijk
2. Bredere toekomstige eisen t.a.v. gaskwaliteit
3. Afnemende benuttingsgraad van gasinfrastructuur op distributieniveau
Onzekerheden:
• Tempo waarin benuttingsgraad van gasinfrastructuur op distributieniveau afneemt
• Mate van benutting aardgasinfrastructuur voor alternatieve gasvormige energiedragers – Wat is technisch en economisch gezien mogelijk?
• Eventuele gerichte, specifieke uitbouw van aardgasinfrastructuur (b.v. 2e LNG terminal)
Begin Sectie
68
Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
D. Gasinfrastructuur
Minder gebruikers, ongecoördineerde exit strategie, 8-bar net voor CNG?
Veel minder gebruikers, gecoördineerde exit strategie
Nauwelijks minder gebruikers, zelfs extra aansluitingen (nieuwbouw)
Continuering van gebruik transportnet, relatief lagere transportvolumes
Transportinfrastructuur als back up, toename transport van waterstof groen gas
Iets minder gebruikers, geen gecontroleerde of ongecontroleerde afbouw
Continuering gasrotonde strategie, extra LNG terminal
LNG
H2 SNG
Continuering van gebruik transportnet
CNG
Begin Sectie
69
E. Flexibiliteit in het energiesysteem
Robuuste ontwikkelingen:
1. Toenemende penetratie van intermitterend duurzaam leidt tot toenemende behoefte aan flexibiliteit in het elektriciteitssysteem
2. Continuering van seizoens-afhankelijke warmtevraag die in toenemende mate duurzaam zal moeten worden ingevuld
Onzekerheden
• Zijn alle beschikbare flexibiliteitsopties ook te organiseren en te implementeren?
• Tempo van technologische ontwikkeling in scala aan flexibiliteitsopties
• Hoe verhouden zich de ontwikkelingen in het realiseren van flexibiliteitsopties op centraal en decentraal niveau?
Begin Sectie
70
E. Flexibiliteit in het energiesysteem Flexibiliteitsopties
Robuuste ontwikkeling:
• Het aanbodpotentieel van flexibiliteitsopties is (in beginsel) voldoende groot voor het beantwoorden van de vraag naar flexibiliteit
Aanbod
Vraag Netwerken Opslag
Operationele systemen
Begin Sectie
71
E. Flexibiliteit in het energiesysteem Flexibiliteitsopties
Onzekerheden:
• Snelheid van technologieontwikkeling en kosten reductie van concurrerende opties
• Mate waarin opties georganiseerd kunnen worden – Is er voldoende draagvlak? Geeft marktontwerp voldoende prikkels?
• Autonome ontwikkeling van flexibiliteitsopties t.b.v. van andere doelen dan betaalbare energietransitie – Bijvoorbeeld: wens voor importafhankelijkheid of zelfvoorzienendheid
– Wat voor een enkele actor ‘optimaal’ is, is niet per se ‘optimaal’ voor maatschappij in geheel
Begin Sectie
72
E. Flexibiliteit in het energiesysteem Winst voor wereld en later
Winst voor hier en nu
Bottom-up (lokaal
initiatief)
Top-down (initiatief bij
nationale overheid)
- Maximale benutting van
vraagresponspotentieel - Inzet van decentrale
flexibiliteit en opslagopties (EV, batterijen)
- Grote flexibiliteitsbehoefte - P2X speelt een grote rol - Optimale benutting
comparatieve voordelen internationaal
- Operationele systemen gemaximaliseerd
- Back up in vorm van groen gas
- Behoefte aan flexibiliteit blijft relatief beperkt, relatief vaak toepassing van afschakelen wind & zon PV
- Flexibel gas is belangrijkste flexibiliteitsbron (w.o. WKK)
- Flexibiliteitsbehoefte vooral op centraal niveau groot
- Flexibiliteitsopties daarom ook vooral centraal: flexibel gas-back-up i.c.m. uitwisseling met buitenland
P2X
Begin Sectie
73
F. Commodityprijzen Olie & kolen
Olieprijs Kolenprijs
(Aard)gasprijs CO2 prijs
Begin Sectie
74
5. Ondersteunend materiaal
Begin
Energiesysteem Nederland Energiestromen in 2015 (in PJ)
• Zowel import als export van gas door open NL gasmarkt (TTF)
• NL is een netto exporteur van aardgas
• Huishoudens, industrie en centrales grootste consumenten van gas
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015 76
Energiesysteem Nederland Energiestromen in 2030 (in PJ)
• NL netto importeur van gas door sterke afname gas winning
• Aandeel gas in energiemix neemt met ongeveer een kwart af
• Gasvraag bij gebouwde omgeving neemt sterkst af; bij landbouw, industrie en transport stabieler
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015 77
Gas in elektriciteitssector Historische ontwikkeling
• Capaciteit gascentrales vanaf 2009 sterk uitgebreid door toekomstverwachtingen van gas als flexibele transitietechnologie naar duurzame toekomst
• Ondersteund door relatief hoge kolen- en CO2 prijs en de prijsverwachtingen toentertijd
• M.n. door schaliegasontwikkelingen in VS, economische crisis, en kernramp Japan steeg gasprijs terwijl kolenprijs en CO2 prijs daalde
• Dit resulteerde in ongunstige marktomstandigheden voor gas eenheden
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
78
Gas in elektriciteitssector Referentieraming (2030)
• Situatie gas verslechterd (13’-17’):
1) Kolenprijs daalt verder en CO2 prijs blijft laag
2) Overcapaciteit in NL door toename import uit DE, nieuwe koleneenheden en stagnerende vraag: gaseenheden verder uit markt ‘gedrukt’
• Door slechte marktomstandigheden gascapaciteit ontmanteld of geconserveerd (‘in mottenballen gezet’)
• Verbeterde marktomstandigheden vanaf 2018 door stijging kolenprijs en afname overcapaciteit
• Na 2025 gascapaciteit onder druk door sterke toename RES in NL en omliggende landen
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
79
Gasvraag huishoudens Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
• 93% van de huishoudens verwarmt momenteel het huis met aardgas
• Gasvraag bij huishoudens daalt door:
- Energiebesparende maatregelen (bijv. isolatie)
- Toenemend aandeel woningen aangesloten op warmtenetten/ warmtepompen waardoor aandeel huishoudens dat verwarmt op gas daalt tot 85-87% in 2030
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
80
Gasvraag dienstensector Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
Gasvraag in dienstensector daalt door:
- Nieuwbouw wordt energiezuiniger en er worden energiebesparende maatregelen genomen (bijv. oude ketels vervangen door energiezuinige HR-ketels)
- Meer elektrische warmtepompen toegepast
- Dalende warmtevraag door opwarmen klimaat
- Gebouwvoorraad neemt nauwelijks toe
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
81
Gasprijs Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
• 08’-10’: sterke daling gasprijs door economische crisis
• 10’-13’: stijging gasprijs door aantrekkende economie en daarmee stijgende vraag
• 13’-17’: Daling door lage gasvraag (zachte winters); voldoende productie gas (schaliegas productie VS); lagere gasvraag in China dan verwacht
• 17’-30’: stijgende gasprijs door toenemende import afhankelijkheid op EU niveau (grote onzekerheid)
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
82
Gasbaten Historische ontwikkeling en referentieraming (2030)
• Gasbaten fluctueren door volumes en gasprijzen; dip tussen 2015 en 2020 m.n. door lage gasprijzen
• Doordat in referentiescenario Groningse gasveld vanaf 2025 leeg raakt; sterke daling gasbaten
• In laag productiescenario blijven baten op peil door verschuiving productie korte/middellange termijn naar langere termijn
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
83
Gasvraag en gasaanbod Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
• Omslag van netto exporteur naar import waarschijnlijk tussen 2025-2030
• Omslagpunt afhankelijk van max. productie per jaar: wanneer huidige productie meer wordt ingeperkt is er meer gas beschikbaar op langere termijn. Wanneer gasvoorraad geheel wordt benut vindt omslagpunt later plaats
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
84
Commodityprijzen olie & kolen Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
85
Commodityprijzen olie & kolen Historische ontwikkeling & referentieraming (2030)
Bron: ECN / PBL (2015) Nationale Energie Verkenning 2015
86
Methanisation: 2H2 + “C” = CH4
(Natural) Gas grid
Energy Storage 2012, Luxembourg, 29 Feb – 1 March 2012
Electricity grid
Elec
tric
ity
pro
du
ctio
n: C
CG
T
(Natural) Gas grid
Admixing of H2: “Greening of gas”
H2 as fuel for Fuel Cell
Electric Vehicles
H2 as chemical feedstock for
industry
Fuel Cell systems, Engines, CCGT:
Re-electrification
Electrolysis water: Power-to-Gas (P2G)
HYDROGEN storage, transport and distribution
Power-to-gas (P2G) Het brede concept
H2 for high temperature
heat in industry
H2 via (local) grid(s) for heat in
houses and buildings
87
6. Bronnen
Geraadpleegde bronnen
• ECN / PBL (2015) Referentieraming
• TNO (2015) Delfstoffen en aardwarmte in Nederland 2014
• ECN / DNV GL (2014) P2G systeemstudie
• ECN / CE Delft / TNO (2015) Brandstofmix in transport
• Routekaart hernieuwbaar gas (2014)
• CBS Statline
• IEA (2015) National Gas Information
• IEA (2015) World Energy Outlook 2015
• GTS Gasbalans 2014
• NEA (2016) Publicatie standaard emissiefactor aardgas
• De Joode (2015) Rol gas in energietransitie, Tijdschrift Politieke Economie
• Diverse onderzoeken overheid i.k.v. ‘Groningen’ dossier
• [Nog aan te vullen] 89